Jurisprudentie op het gebied van de ruimtelijke ordening, het ... - StAB
Jurisprudentie op het gebied van de ruimtelijke ordening, het ... - StAB
Jurisprudentie op het gebied van de ruimtelijke ordening, het ... - StAB
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Jurispru<strong>de</strong>ntie</strong><br />
<strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>gebied</strong><br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
<strong>ruimtelijke</strong> or<strong>de</strong>ning,<br />
<strong>het</strong> milieubeheer<br />
en water<br />
2003<br />
Boom Juridische uitgevers
Nieuwsbrief <strong>StAB</strong><br />
<strong>Jurispru<strong>de</strong>ntie</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>gebied</strong> <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> <strong>ruimtelijke</strong> or<strong>de</strong>ning, <strong>het</strong> milieubeheer en water<br />
Inhoud algemeen<br />
14 Milieu<br />
55 Milieu kort<br />
64 Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />
88 Planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />
98 Doorl<strong>op</strong>end register<br />
Het doorl<strong>op</strong>end register tevens met<br />
verwijzing naar Nieuwsbrief <strong>StAB</strong> 2000,<br />
2001 en 2002.<br />
Nieuwsbrief <strong>StAB</strong><br />
<strong>Jurispru<strong>de</strong>ntie</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>gebied</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>ruimtelijke</strong><br />
or<strong>de</strong>ning, <strong>het</strong> milieubeheer en water. Een uitgave <strong>van</strong><br />
Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor<br />
Milieu en Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning.<br />
In 2003 zal Nieuwsbrief <strong>StAB</strong> verschijnen in <strong>de</strong><br />
maan<strong>de</strong>n maart, juni, september en <strong>de</strong>cember.<br />
Samenstellers<br />
Milieuwetgeving:<br />
Mr. H.P. Nijhoff (070) 315 01 44<br />
Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning en scha<strong>de</strong>vergoeding:<br />
Mevrouw mr. drs. M. Braakensiek (070) 315 01 80<br />
Uitgever<br />
Boom Juridische uitgevers<br />
Koninginnegracht 135<br />
Postbus 85576<br />
2508 CG Den Haag<br />
tel. (070) 330 70 33<br />
fax (070) 330 70 30<br />
e-mail info@bju.nl<br />
website www.bju.nl<br />
Abonnementen<br />
Nieuwsbrief <strong>StAB</strong> verschijnt 4 keer per jaar en kost<br />
€ 79,- per jaar (inclusief BTW en verzendkosten).<br />
Prijs per los exemplaar € 20,-.<br />
Abonnementen kunnen <strong>op</strong> elk gewenst tijdstip ingaan.<br />
Het abonnement kan alleen schriftelijk tot uiterlijk<br />
1 <strong>de</strong>cember <strong>van</strong> <strong>het</strong> l<strong>op</strong>en<strong>de</strong> abonnementsjaar wor<strong>de</strong>n<br />
<strong>op</strong>gezegd. Bij niet-tijdige <strong>op</strong>zegging wordt <strong>het</strong><br />
abonnement automatisch voor een jaar verlengd.<br />
Voor abonnementen wen<strong>de</strong> men zich tot<br />
Boom distributiecentrum, Postbus 400, 7940 AK Meppel,<br />
tel. (0522) 24 00 66, fax (0522) 25 38 64,<br />
e-mail bdc@bdc.boom.nl.<br />
ISSN 1567-7605
Inhoud<br />
Milieu<br />
14 03-41<br />
ABRS 26 maart 2003, nr. 200202895/1<br />
inzake art. 18.12 Wm en art. 5.1.3 Vuurwerkbesluit<br />
(Gilze en Rijen).<br />
Door inwerkingtreding Vuurwerkbesluit na <strong>het</strong><br />
primaire besluit was <strong>het</strong> college <strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong><br />
staten bevoegd om <strong>op</strong> <strong>het</strong> bezwaarschrift<br />
te beslissen.<br />
15 03-42<br />
ABRS 2 april 2003, nr. 200201680/1 inzake<br />
art. 12 Natuurbeschermingswet<br />
(Staatssecretaris LNV).<br />
Bij <strong>het</strong> bepalen <strong>van</strong> <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> rechten kunnen<br />
<strong>op</strong>gekochte rechten wor<strong>de</strong>n betrokken,<br />
ook al zijn <strong>de</strong>ze rechten verworven na <strong>de</strong><br />
datum <strong>van</strong> aanwijzing <strong>van</strong> <strong>het</strong> natuurmonument.<br />
18 03-43<br />
ABRS 2 april 2003, nr. 200202109/1 inzake<br />
art. 125 Gmw en art. 3:2, 3:4 en<br />
7:12 Awb (Ne<strong>de</strong>rweert).<br />
Alleen on<strong>de</strong>r bijzon<strong>de</strong>re omstandighe<strong>de</strong>n mag<br />
wor<strong>de</strong>n afgezien <strong>van</strong> <strong>op</strong>tre<strong>de</strong>n tegen een illegaal<br />
gevestig<strong>de</strong> woning. In casu doen die omstandighe<strong>de</strong>n<br />
zich niet voor.<br />
20 03-44<br />
ABRS 2 april 2003, nr. 200206426/1 inzake<br />
art. 8.23 Wm (Haarlem).<br />
In <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wm kunnen an<strong>de</strong>re (ver<strong>de</strong>rgaan<strong>de</strong>)<br />
eisen wor<strong>de</strong>n gesteld ten aanzien<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> saneren <strong>van</strong> bo<strong>de</strong>mverontreiniging dan<br />
in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wbb.<br />
21 03-45<br />
Vz. ABRS 2 april 2003, nr. 200300526/1<br />
inzake art. 1.1 Wm, cat. 2.1 on<strong>de</strong>r a Ivb en<br />
art. 5:32 Awb (Ze<strong>de</strong>rik).<br />
Bestelwagen en aanhanger met gasflessen die<br />
<strong>op</strong> bepaal<strong>de</strong> tij<strong>de</strong>n in een loods wor<strong>de</strong>n geparkeerd,<br />
vormen een inrichting in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
Wm.<br />
23 03-46<br />
ABRS 9 april 2003, nr. 200202764/1 inzake<br />
art. 12 Nbw, art. 6 EG-richtlijn 92/43<br />
(Habitatrichtlijn) en art. 4 EG-richtlijn<br />
79/409 (Vogelrichtlijn) (Staatssecretaris<br />
LNV).<br />
Richtlijnconforme interpretatie <strong>van</strong> artikel 12<br />
Natuurbeschermingswet. Geen strijd met artikel<br />
6 lid <strong>van</strong> <strong>de</strong> Habitatrichtlijn.<br />
26 03-47<br />
ABRS 9 april 2003, nr. 200205219/1 inzake<br />
art. 5:32 Awb en art. 5 en 7 Besluit<br />
horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen<br />
milieubeheer (Noordwijk).<br />
Geluidsvoorschriften voormalige vergunning<br />
gel<strong>de</strong>n niet meer als na<strong>de</strong>re eis in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> Besluit. Verweer<strong>de</strong>r heeft onvoldoen<strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rzocht of <strong>de</strong> geluidsgrenswaar<strong>de</strong>n in <strong>het</strong><br />
Besluit wor<strong>de</strong>n overtre<strong>de</strong>n.<br />
28 03-48<br />
ABRS 16 april 2003, nr. 200202984/1 inzake<br />
paragrafen 3.5.2 t/m 3.5.5 Awb<br />
(Ameland).<br />
In dit geval re<strong>de</strong>n aanwezig om een nieuw ontwerp-besluit<br />
<strong>op</strong> te stellen en ter inzage te leggen<br />
bij <strong>het</strong> <strong>op</strong>nieuw in <strong>de</strong> zaak voorzien.<br />
30 03-49<br />
Vz. ABRS 22 april 2003, nr. 200301465/2<br />
inzake art. 8.10 en 8.11 Wm (Coevor<strong>de</strong>n).<br />
In dit geval zijn voldoen<strong>de</strong> maatregelen en<br />
voorzieningen getroffen om geluidshin<strong>de</strong>r <strong>van</strong><br />
sirenes <strong>van</strong> uitrukken<strong>de</strong> brandweer- en ziekenauto’s<br />
te beperken.<br />
32 03-50<br />
ABRS 23 april 2003, nr. 200201921/2 inzake<br />
art. 5:32 Awb en art. 1 lid 3 Wvo<br />
(Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en<br />
Vecht).<br />
Van een buitensteiger afstromend regenwater<br />
is lozing in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wvo.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Inhoud<br />
3<br />
33 03-51<br />
ABRS 23 april 2003, nr. 200202654/1 inzake<br />
art. 8.11 lid 3 Wm (Dirksland).<br />
De voorgeschreven voorzieningen zijn gebruikelijk<br />
in <strong>de</strong> branche waartoe <strong>de</strong> inrichting behoort.<br />
Alara-beginsel biedt geen ruimte voor afweging<br />
tussen milieu en zuiver individuele<br />
bedrijfseconomische belangen.<br />
35 03-52<br />
ABRS 23 april 2003, nr. 200204095/1 inzake<br />
art. 1 en 7 Wvo en art. 3 lid 4 EGrichtlijn<br />
76/464 (Zuiveringsschap Hollandse<br />
Eilan<strong>de</strong>n en Waar<strong>de</strong>n).<br />
Kwaliteitseisen <strong>op</strong>pervlaktewater moeten voldoen<br />
aan landbouwdoelein<strong>de</strong>n. Door rechtstreekse<br />
werking EG-richtlijn 76/464 mag lozingsvergunning<br />
slechts voor een beperkte<br />
duur wor<strong>de</strong>n verleend.<br />
37 03-53<br />
Vz. ABRS 13 mei 2003, nr. 200302388/2<br />
inzake art. 5:32 Awb, art. 1.2 lid 6 Wm en<br />
art. 5.21 PMV Limburg (Heel).<br />
On<strong>de</strong>r <strong>op</strong>richten <strong>van</strong> een inrichting wordt verstaan<br />
juridisch <strong>op</strong>richten en niet feitelijk <strong>op</strong>richten.<br />
Artikel 5.21 PMV Limburg is niet onverbin<strong>de</strong>nd.<br />
39 03-54<br />
ABRS 14 mei 2003, nr. 200203938/1 inzake<br />
art. 8.2 Wm, categorie 28.4 Ivb en<br />
art. 1 EG-richtlijn 75/442 (Buren).<br />
Ambtshalve toetsing of verweer<strong>de</strong>r bevoegd<br />
was tot <strong>het</strong> nemen <strong>van</strong> <strong>het</strong> besluit. Omdat<br />
sprake is <strong>van</strong> verwij<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> afvalstoffen in<br />
hoeveelhe<strong>de</strong>n die <strong>de</strong> drempelwaar<strong>de</strong> <strong>van</strong> 50<br />
m 3 overstijgen, is niet verweer<strong>de</strong>r maar <strong>het</strong><br />
college <strong>van</strong> GS bevoegd gezag. Daar kan <strong>de</strong><br />
brief <strong>van</strong> <strong>de</strong> Staatssecretaris <strong>van</strong> VROM <strong>van</strong><br />
4/2/2003 niet aan afdoen.<br />
42 03-55<br />
ABRS 21 mei 2003, nr. 200204771/1 inzake<br />
art. 5:32 Awb, art. 1 EG-richtlijn<br />
98/24 en voorschriften 2.3.1 en 1.6.13<br />
Besluit bouw- en houtbedrijven milieubeheer<br />
(Rotterdam).<br />
Voorschriften <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit hoef<strong>de</strong>n niet te<br />
wor<strong>de</strong>n genotificeerd bij <strong>de</strong> Eur<strong>op</strong>ese Commissie<br />
nu <strong>het</strong> niet gaat om technische voorschriften<br />
in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>de</strong> EG-richtlijn. Dwangsom<br />
ten <strong>de</strong>le in strijd met beginsel ne bis in i<strong>de</strong>m.<br />
44 03-56<br />
ABRS 6 juni 2003, nr. 200302973/1 inzake<br />
art. 8.19 lid 2 Wm (GS Noord-Brabant).<br />
Melding terecht ten <strong>de</strong>le geweigerd nu <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring<br />
leidt tot an<strong>de</strong>re na<strong>de</strong>lige gevolgen<br />
voor <strong>het</strong> milieu dan <strong>de</strong>stijds vergund.<br />
45 03-57<br />
Vz. ABRS 10 juni 2003, nr. 200303039/1<br />
inzake art. 5:32 Awb, art. 8.2 en 18.2 Wm<br />
en categorie 28.4 Ivb (Zelhem).<br />
Verweer<strong>de</strong>r was niet bevoegd tot <strong>het</strong> treffen<br />
<strong>van</strong> handhavingsmaatregelen nu door <strong>de</strong> feitelijke<br />
situatie in <strong>de</strong> inrichting (overschrijding<br />
drempelwaar<strong>de</strong> 50 m 3 voor verwij<strong>de</strong>ring afvalstoffen)<br />
<strong>het</strong> college <strong>van</strong> GS bevoegd gezag is<br />
gewor<strong>de</strong>n.<br />
48 03-58<br />
ABRS 11 juni 2003, nr. 200202046/1 inzake<br />
art. 8.19 lid 2 en art 10.4 Wm (GS<br />
Limburg).<br />
Melding terecht niet geaccepteerd nu sprake is<br />
<strong>van</strong> grotere na<strong>de</strong>lige gevolgen voor <strong>het</strong> milieu<br />
ten <strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> <strong>de</strong> vergun<strong>de</strong> situatie.<br />
51 03-59<br />
ABRS 11 juni 2003, nr. 200202054/1 inzake<br />
art. 8.19 lid 2 Wm (GS Limburg).<br />
Melding terecht niet geaccepteerd nu sprake is<br />
<strong>van</strong> grotere na<strong>de</strong>lige gevolgen voor <strong>het</strong> milieu<br />
ten <strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> <strong>de</strong> vergun<strong>de</strong> situatie.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
4<br />
Inhoud<br />
53 03-60<br />
ABRS 18 juni 2003, nr. 200201955/1 inzake<br />
art. 8.19 lid 2 Wm (Sittard-Geleen).<br />
Melding terecht geaccepteerd. Me<strong>de</strong> gelet <strong>op</strong><br />
<strong>de</strong> wetsgeschie<strong>de</strong>nis kan <strong>de</strong> gemel<strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring<br />
tevens een uitbreiding <strong>van</strong> <strong>de</strong> bedrijfstij<strong>de</strong>n<br />
impliceren.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Inhoud<br />
5<br />
Milieu kort<br />
55 K21<br />
ABRS 26 maart 2003, nr. 200204697/2<br />
inzake art. 2 Besluit tankstations milieubeheer<br />
(Wassenaar).<br />
Uit Nota <strong>van</strong> Toelichting Besluit tankstations<br />
milieubeheer blijkt dat slechts voor die on<strong>de</strong>rwerpen<br />
waarin bijlage I <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit niet<br />
voorziet, voorschriften aan <strong>de</strong> vergunning kunnen<br />
wor<strong>de</strong>n verbon<strong>de</strong>n.<br />
55 K22<br />
ABRS 2 april 2003, nr. 200203842/1 inzake<br />
art. 8.10 en 8.11 Wet milieubeheer<br />
(Ensche<strong>de</strong>).<br />
Beroep tegen consi<strong>de</strong>rans heeft geen betrekking<br />
<strong>op</strong> rechtmatigheid besluit.<br />
55 K23<br />
ABRS 9 april 2003, nr.200204871/1 inzake<br />
art. 7.2 Wet milieubeheer (Echt-Susteren).<br />
Bij <strong>de</strong> beantwoording <strong>van</strong> <strong>de</strong> vraag of sprake is<br />
<strong>van</strong> Mer-plicht moet wor<strong>de</strong>n gekeken naar <strong>de</strong><br />
nominale capaciteit <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting.<br />
55 K24<br />
ABRS 9 april 2003, nr. 200205602/1 inzake<br />
art. 8.10 en 8.11 Wet milieubeheer<br />
(Veldhoven).<br />
Piekgeluidsniveau <strong>van</strong> 63 dB(A) in nachtperio<strong>de</strong><br />
is in dit geval re<strong>de</strong>lijk.<br />
56 K25<br />
ABRS 15 april 2003, nr. 200203570/2 inzake<br />
art. 8.28 e.v. Wet milieubeheer (GS<br />
Gel<strong>de</strong>rland).<br />
Coördinatiebepalingen tussen Wm en Wvo niet<br />
in acht genomen.<br />
56 K26<br />
ABRS 16 april 2003, nr. 200204464/1 inzake<br />
art. 44 Wbb (GS Drenthe).<br />
Bevel om sanering af te ron<strong>de</strong>n moet wor<strong>de</strong>n<br />
gericht aan <strong>de</strong>gene die <strong>de</strong> sanering uitvoert.<br />
56 K27<br />
ABRS 16 april 2003, nr. 200204711/1 inzake<br />
art. 4:5 Algemene wet bestuursrecht<br />
(Cuijk).<br />
Ontheffing kan niet wor<strong>de</strong>n geweigerd wegens<br />
een ontoereiken<strong>de</strong> aanvraag.<br />
56 K28<br />
ABRS 23 april 2003, nr. 200205583/1 inzake<br />
art. 8.18 Wm (Reusel).<br />
Wie stelt dat vergunning <strong>van</strong> rechtswege is vervallen,<br />
dient een begin <strong>van</strong> bewijs te leveren.<br />
57 K29<br />
ABRS 29 april 2003, nr. 200205354/1 inzake<br />
art. 20.6 Wm (Ne<strong>de</strong>rweert).<br />
Beroepschrift is nagenoeg woor<strong>de</strong>lijke herhaling<br />
<strong>van</strong> be<strong>de</strong>nkingen.<br />
57 K30<br />
ABRS 7 mei 2003, nr. 200201354/1 inzake<br />
art. 8.10 en 8.11 Wm (Deurne).<br />
Kantoorgebouw wordt min<strong>de</strong>r beschermd<br />
tegen stankhin<strong>de</strong>r dan woningen.<br />
57 K31<br />
ABRS 7 mei 2003, nr. 200204865/1 inzake<br />
art. 8.1 en 8.4 Wm (GS Zuid-Holland).<br />
Conversie <strong>van</strong> revisievergunning in een <strong>op</strong>richtingsvergunning.<br />
57 K32<br />
ABRS 7 mei 2003, nr. 200205008/1 inzake<br />
voorschrift 1.1.1 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Bijlage <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
Besluit <strong>op</strong>slag- en transportbedrijven<br />
milieubeheer (Zun<strong>de</strong>rt).<br />
Uitleg <strong>van</strong> begrip ‘laad- en losactiviteiten’.<br />
58 K33<br />
ABRS 7 mei 2003, nr. 200205731/1 inzake<br />
art. 8.10 en 8.11 Wm (Nunspeet).<br />
Bestuurlijk afwegingsproces om tot hogere<br />
grenswaar<strong>de</strong>n te komen, is niet mogelijk zon<strong>de</strong>r<br />
<strong>het</strong> referentieniveau <strong>van</strong> <strong>het</strong> omgevingsgeluid<br />
te kennen.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
6<br />
Inhoud<br />
58 K34<br />
ABRS 14 mei 2003, nr. 200202336/1 inzake<br />
art. 8.7 lid 3 Wm en art. 7 lid 2,<br />
on<strong>de</strong>r b Inrichtingen- en vergunningenbesluit<br />
milieubeheer (GS Zuid-Holland).<br />
B&W <strong>van</strong> naburige gemeente behoeven niet te<br />
wor<strong>de</strong>n betrokken bij een vergunningaanvraag<br />
indien <strong>de</strong>ze geen milieugevolgen heeft binnen<br />
<strong>de</strong> inrichting.<br />
59 K35<br />
ABRS 14 mei 2003, nr. 200202993/1 inzake<br />
art. 12 Natuurbeschermingswet en<br />
art. 6 lid 2 EG-richtlijn 92/43 (Habitatrichtlijn)<br />
(Staatssecretaris LNV).<br />
Richtlijnconforme interpretatie artikel 12 Natuurbeschermingswet.<br />
Vergunning voor <strong>op</strong>vissen<br />
mosselzaad in Wad<strong>de</strong>nzee terecht geweigerd.<br />
59 K36<br />
ABRS 21 mei 2003, nr. 200205490/1 inzake<br />
art. 8.19 lid 2 Wet milieubeheer<br />
(Ameland).<br />
Verplaatsing <strong>van</strong> schapen binnen <strong>de</strong> inrichting<br />
ten onrechte gemeld.<br />
59 K37<br />
ABRS 21 mei 2003, nr. 200206322/1 inzake<br />
art. 20.6 lid 2 on<strong>de</strong>r d Wet milieubeheer<br />
en art. 1:2 Algemene wet bestuursrecht<br />
(Staatssecretaris V&W).<br />
Appellanten kunnen niet als belanghebben<strong>de</strong>n<br />
wor<strong>de</strong>n aangemerkt zodat ze niet-ont<strong>van</strong>kelijk<br />
zijn.<br />
59 K38<br />
ABRS 28 mei 2003, nr. 200101998/1 inzake<br />
art. 5 lid 1 Besluit <strong>op</strong>slag- en transportbedrijven<br />
milieubeheer (Rid<strong>de</strong>rkerk).<br />
Beleidsvrijheid bij stellen <strong>van</strong> na<strong>de</strong>re eisen <strong>op</strong><br />
grond <strong>van</strong> AMvB ex artikel 8.40 Wet milieubeheer.<br />
60 K39<br />
ABRS 28 mei 2003, nr. 200105195/1 inzake<br />
art. 1.1 lid 1 Wet milieubeheer (GS<br />
Zeeland).<br />
Brandbare stoffen (Solvenol) die vrijkomen bij<br />
<strong>de</strong> productie <strong>van</strong> plakmid<strong>de</strong>len zijn beoog<strong>de</strong><br />
producten en mitsdien geen afvalstoffen.<br />
60 K40<br />
Vz. ABRS 2 juni 2003, nr. 200206887/2<br />
inzake art. 8.11 Wet milieubeheer en art.<br />
5:32 Algemene wet bestuursrecht (Delft).<br />
Voorschrift dusdanig geredigeerd dat <strong>het</strong> als<br />
rechtsonzeker moet wor<strong>de</strong>n aangemerkt.<br />
60 K41<br />
ABRS 4 juni 2003, nr. 200205507/1 inzake<br />
art. 7:11 Algemene wet bestuursrecht<br />
(Dirksland).<br />
Naar aanleiding <strong>van</strong> heroverwegingsprocedure<br />
te nemen besluit kan niet afhankelijk wor<strong>de</strong>n<br />
gesteld <strong>van</strong> <strong>de</strong> uitkomst <strong>van</strong> na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek.<br />
61 K42<br />
Vz. ABRS 10 juni 2003, nr. 200302902/1<br />
inzake art. 5:32 Algemene wet bestuursrecht,<br />
art. 1.1 lid 1 en 10.2 lid 1 Wet milieubeheer<br />
en art. 2 lid 3 Besluit stortverbod<br />
buiten inrichtingen (GS Zuid-Holland).<br />
Gebruik <strong>van</strong> reststoffen buiten inrichtingsverband;<br />
omdat <strong>de</strong> reststoffen afvalstoffen zijn,<br />
was verweer<strong>de</strong>r bevoegd tot <strong>het</strong> <strong>op</strong>leggen <strong>van</strong><br />
een last on<strong>de</strong>r dwangsom.<br />
61 K43<br />
ABRS 11 juni 2003, nr. 200204930/1 inzake<br />
art. 8.10 en 8.11 Wet milieubeheer<br />
(E<strong>de</strong>).<br />
Het referentieniveau <strong>van</strong> <strong>het</strong> omgevingsgeluid<br />
wordt bepaald door <strong>het</strong> cumulatieve geluidsniveau<br />
<strong>van</strong> alle bronnen in <strong>de</strong> omgeving <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
inrichting vast te stellen.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Inhoud<br />
7<br />
62 K44<br />
ABRS 18 juni 2003, nr. 200101389/2 inzake<br />
art. 8.19 lid 2 Wet milieubeheer<br />
(Heer<strong>de</strong>).<br />
Acceptatie melding on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong> dat<br />
akoestisch on<strong>de</strong>rzoek aantoont dat aan <strong>de</strong> geluidsnormering<br />
kan wor<strong>de</strong>n voldaan, is niet<br />
mogelijk.<br />
63 K46<br />
ABRS 18 juni 2003, nr. 200206281/1 inzake<br />
art. 8.1 en 8.4 Wet milieubeheer<br />
(Nunspeet).<br />
Door verlenen <strong>van</strong> an<strong>de</strong>re dan aangevraag<strong>de</strong><br />
vergunning is <strong>de</strong> grondslag <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanvraag<br />
verlaten.<br />
62 K45<br />
ABRS 18 juni 2003, nr. 200201118/1 inzake<br />
art. 1.1 lid 4 Wet milieubeheer (Delfzijl).<br />
Door ontbreken <strong>van</strong> zeggenschap en an<strong>de</strong>re organisatorische<br />
bindingen is geen sprake <strong>van</strong><br />
één inrichting in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
8<br />
Inhoud<br />
Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />
64 03-61<br />
ABRS 26 juni 2002, nr. 200100717/1<br />
Loenen/bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein<br />
Angstelka<strong>de</strong>’<br />
In <strong>de</strong> Staat <strong>van</strong> Bedrijfsactiviteiten wordt uitgegaan<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> VNG-brochure 1992, terwijl<br />
VNG-brochure 1999 al verschenen was.<br />
Voorts is <strong>de</strong> in <strong>het</strong> plan aangehou<strong>de</strong>n afstand<br />
kleiner dan <strong>de</strong> aan te hou<strong>de</strong>n afstand uit <strong>de</strong><br />
VNG-brochure 1992 zon<strong>de</strong>r dat dit behoorlijk<br />
is gemotiveerd. Dat een beoor<strong>de</strong>ling in <strong>het</strong><br />
ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer nodig is, vormt<br />
<strong>op</strong> zichzelf in elk geval geen voldoen<strong>de</strong> motivering.<br />
65 03-62<br />
ABRS 8 januari 2003, nr. 200000945/1<br />
Veghel/bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein<br />
Doornhoek’<br />
Artikel 15 WRO voorziet niet in <strong>de</strong> mogelijkheid<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> toekennen <strong>van</strong> een vrijstellingsbevoegdheid<br />
aan <strong>de</strong> gemeenteraad.<br />
Door <strong>het</strong> enkele k<strong>op</strong>pelen <strong>van</strong> <strong>het</strong> verlenen <strong>van</strong><br />
vrijstelling aan <strong>de</strong> mogelijkheid tot <strong>het</strong> verlenen<br />
<strong>van</strong> een milieuvergunning is <strong>de</strong> bevoegdheid<br />
onvoldoen<strong>de</strong> objectief begrensd.<br />
Nu in dit geval geen wettelijke plicht bestaat<br />
tot zonering <strong>van</strong> <strong>het</strong> bedrijventerrein, staat <strong>het</strong><br />
<strong>de</strong> gemeenteraad vrij een onverplichte zonering<br />
privaatrechtelijk te regelen.<br />
Geen wettelijke verplichting om <strong>de</strong> milieueffecten<br />
<strong>van</strong> een bedrijventerrein <strong>op</strong> dieren <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
agrarische bedrijven in <strong>de</strong> omgeving te on<strong>de</strong>rzoeken.<br />
67 03-63<br />
ABRS 19 februari 2003, nr. 200103151/1<br />
Aalsmeer/bestemmingsplan ‘Nieuw Oostein<strong>de</strong>’<br />
In <strong>het</strong> bestemmingsplan is <strong>de</strong> toepasselijkheid<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> overgangsrecht beperkt tot <strong>de</strong> persoon<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> gebruiker <strong>op</strong> <strong>de</strong> peildatum. Deze beperking<br />
geldt voor <strong>het</strong> gehele plan<strong>gebied</strong> en voor<br />
alle vormen <strong>van</strong> gebruik waar<strong>op</strong> <strong>het</strong> overgangsrecht<br />
<strong>van</strong> toepassing is. Voor een <strong>de</strong>rgelijke beperking<br />
betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> reikwijdte <strong>van</strong> <strong>het</strong> overgangsrecht<br />
dienen evenwel re<strong>de</strong>nen te bestaan<br />
die zijn toegespitst <strong>op</strong> <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> geval. De gemeenteraad heeft <strong>de</strong> algemene<br />
toepassing <strong>van</strong> <strong>het</strong> persoonsgebon<strong>de</strong>n overgangsrecht<br />
echter niet na<strong>de</strong>r gemotiveerd.<br />
69 03-64<br />
ABRS 5 maart 2003, nr. 200200686/1<br />
Velsen/bestemmingsplan ‘Velserend’<br />
Aan <strong>het</strong> in <strong>de</strong> plantoelichting genoem<strong>de</strong> rapport<br />
was <strong>het</strong> vermoe<strong>de</strong>n te ontlenen dat in <strong>het</strong><br />
plan<strong>gebied</strong> bescherm<strong>de</strong> diersoorten voorkomen.<br />
Overige rapporten sloten <strong>de</strong> aanwezigheid<br />
<strong>van</strong> on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re <strong>de</strong> zandhagedis niet uit.<br />
Zon<strong>de</strong>r na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek kon<strong>de</strong>n <strong>de</strong> gevolgen<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> plan niet wor<strong>de</strong>n vastgesteld en kon<br />
niet wor<strong>de</strong>n bezien of <strong>het</strong> voorkomen <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
diersoorten aan verwezenlijking <strong>van</strong> <strong>het</strong> plan in<br />
<strong>de</strong> weg stond.<br />
70 03-65<br />
ABRS 2 april 2003, nr. 200202163/1<br />
Capelle aan <strong>de</strong>n IJssel/bestemmingsplan<br />
‘’s-Gravenland 2001’<br />
Woningen <strong>op</strong> gron<strong>de</strong>n in een globaal bestemmingsplan<br />
wer<strong>de</strong>n gerealiseerd <strong>op</strong> basis <strong>van</strong><br />
binnenplanse vrijstellingen. Deze vrijstellingen<br />
kunnen niet wor<strong>de</strong>n beschouwd als uitwerkingsplannen<br />
als bedoeld in artikel 11 <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
WRO. Het college <strong>van</strong> B&W had in beginsel<br />
ook na <strong>het</strong> verlenen <strong>van</strong> <strong>de</strong> vrijstellingen nog<br />
<strong>de</strong> plicht uitwerkingsplannen vast te stellen.<br />
De vrijstellingen doen dan ook niet af aan <strong>de</strong><br />
maximale (bouw)mogelijkhe<strong>de</strong>n die <strong>het</strong> globale<br />
bestemmingsplan biedt.<br />
Een collectieve vrijstelling voor een dak<strong>op</strong>bouw<br />
ingevolge artikel 19 WRO, ter voorkoming <strong>van</strong><br />
een rommelig beeld in <strong>de</strong> wijk, kan niet garan<strong>de</strong>ren<br />
dat alle bewoners daadwerkelijk zullen<br />
overgaan tot <strong>de</strong> verwezenlijking <strong>van</strong> een dak<strong>op</strong>bouw.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Inhoud<br />
9<br />
72 03-66<br />
ABRS 9 april 2003, nr. 200202390/1<br />
Provincie Utrecht/Actualisering Streekplan<br />
Utrecht<br />
Streekplanactualisering. Geen wettelijke bepaling<br />
die <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling in eerste en enige aanleg<br />
als bevoeg<strong>de</strong> rechter aanwijst. Rechtbank<br />
in principe <strong>de</strong> bevoeg<strong>de</strong> rechter.<br />
Tegen besluiten inzake een streekplan is geen<br />
beroep mogelijk <strong>van</strong>wege <strong>de</strong> plaatsing <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />
negatieve lijst ex artikel 8:5 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Awb, met<br />
uitzon<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> een concrete beleidsbeslissing.<br />
Verweer<strong>de</strong>r heeft geen on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
actualisering aangemerkt als concrete beleidsbeslissing.<br />
De WRO biedt buiten <strong>de</strong> in artikel<br />
4a gebo<strong>de</strong>n mogelijkhe<strong>de</strong>n geen an<strong>de</strong>re mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
tot herziening, uitwerking of afwijking<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> in een vastgesteld streekplan <strong>op</strong>genomen<br />
provinciale <strong>ruimtelijke</strong> beleid. Gelet<br />
hier<strong>op</strong> kan <strong>de</strong> primaire beslissing niet wor<strong>de</strong>n<br />
aangemerkt als een eigenstandig besluit in <strong>de</strong><br />
zin <strong>van</strong> artikel 1:3 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Awb, aangezien dit<br />
een onaanvaardbare doorkruising <strong>van</strong> <strong>het</strong> wettelijke<br />
systeem met zich mee zou brengen.<br />
Uit <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> volgt dat <strong>de</strong> primaire beslissing<br />
<strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r niet voor beroep vatbaar<br />
is. Mogelijkheid terzake <strong>van</strong> <strong>de</strong> primaire<br />
beslissing <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r een vor<strong>de</strong>ring bij <strong>de</strong><br />
burgerlijke rechter in te stellen.<br />
74 03-67<br />
ABRS 23 april 2003, nr. 200200160/1<br />
Provincie Overijssel/‘Partiële herziening <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> Streekplan Overijssel 2000+ (locatiekeuze<br />
Regionaal Bedrijventerrein Twente)’<br />
In <strong>het</strong> MER hebben bij <strong>de</strong> beantwoording <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> vraag welke alternatieven voor <strong>de</strong> voorgenomen<br />
activiteit re<strong>de</strong>lijkerwijs in beschouwing<br />
dienen te wor<strong>de</strong>n genomen, slechts beleidsmatige<br />
overwegingen een rol gespeeld. Verweer<strong>de</strong>rs<br />
zijn bij hun besluitvorming door <strong>de</strong> gevolg<strong>de</strong><br />
selectiemetho<strong>de</strong> voorbijgegaan aan <strong>de</strong><br />
reële waar<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> locatie Almelo-Noord als<br />
alternatief, terwijl <strong>de</strong>ze waar<strong>de</strong>, gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />
gestel<strong>de</strong> in <strong>het</strong> toetsingsadvies <strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie<br />
mer, geacht moet wor<strong>de</strong>n bekend te zijn<br />
bij verweer<strong>de</strong>rs.<br />
75 03-68<br />
ABRS 23 april 2003, nr. 200200416/1<br />
Vianen/bestemmingsplan ‘Lan<strong>de</strong>lijk Gebied<br />
Vianen’<br />
B&W hebben <strong>het</strong> college <strong>van</strong> GS verzocht toepassing<br />
te geven aan artikel 11, zeven<strong>de</strong> lid,<br />
WRO, zodat gemeentelijke besluiten tot wijziging<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> bestemmingsplan geen goedkeuring<br />
<strong>van</strong> GS behoeven. Verweer<strong>de</strong>r heeft ten<br />
onrechte <strong>het</strong> gemeentelijke belang bij dat verzoek<br />
niet betrokken in zijn besluit omtrent<br />
goedkeuring.<br />
76 03-69<br />
ABRS 23 april 2003, nr. 200204328/1<br />
Amsterdam (thans stads<strong>de</strong>el Amsterdam-<br />
Centrum)/bestemmingsplan ‘Jordaan 1999,<br />
eerste herziening’<br />
De in <strong>het</strong> bestemmingsplan <strong>op</strong>genomen saneringsregeling<br />
voor aan- en bijgebouwen heeft<br />
ook betrekking <strong>op</strong> een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> een gemeentelijk<br />
monument. Op zichzelf bezien hoeft dat<br />
niet tot problemen te lei<strong>de</strong>n, omdat bei<strong>de</strong> betrokken<br />
wetten (<strong>de</strong> WRO en <strong>de</strong> Monumentenwet)<br />
<strong>op</strong> verschillen<strong>de</strong> motieven berusten. In<br />
casu kan evenwel een conflict ontstaan tussen<br />
<strong>de</strong> in <strong>de</strong> voorschriften <strong>op</strong>genomen verplichting<br />
om in geval <strong>van</strong> slo<strong>op</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> hoofdbebouwing<br />
tevens <strong>de</strong> bebouwing <strong>op</strong> gron<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> bestemming<br />
‘Tuinen en erven’ te sl<strong>op</strong>en, en <strong>het</strong> in<br />
<strong>de</strong> gemeentelijke monumentenveror<strong>de</strong>ning <strong>op</strong>genomen<br />
verbod om een als gemeentelijk monument<br />
aangewezen pand zon<strong>de</strong>r vergunning<br />
te sl<strong>op</strong>en. Verweer<strong>de</strong>r heeft hiermee onvoldoen<strong>de</strong><br />
rekening gehou<strong>de</strong>n en zich ten onrechte<br />
<strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt gesteld dat in <strong>de</strong> aanwijzing<br />
als gemeentelijk monument geen<br />
belemmering is gelegen om een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
pand zon<strong>de</strong>r meer on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> bovengenoem<strong>de</strong><br />
saneringsregeling te brengen.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
10<br />
Inhoud<br />
78 03-70<br />
ABRS 23 april 2003, nr. 200204855/1<br />
Drimmelen/bestemmingsplan ‘Buiten<strong>gebied</strong><br />
Drimmelen, partiële herziening Wil<strong>de</strong>straat<br />
13 te Wagenberg’<br />
Het bestemmingsplan voorziet in een kin<strong>de</strong>rdagverblijf<br />
in <strong>het</strong> buiten<strong>gebied</strong>. Deze functie is<br />
in strijd met <strong>het</strong> (nieuwe) streekplanbeleid. GS<br />
onthiel<strong>de</strong>n toch ten onrechte goedkeuring. Gezien<br />
<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling<br />
namelijk dat GS in re<strong>de</strong>lijkheid niet <strong>het</strong> standpunt<br />
hebben kunnen innemen dat geen termen<br />
beston<strong>de</strong>n om met toepassing <strong>van</strong> <strong>het</strong> overgangsbeleid<br />
met <strong>het</strong> plan in te stemmen.<br />
80 03-71<br />
ABRS 23 april 2003, nr. 200206292/1<br />
Har<strong>de</strong>rwijk/bouwvergunning voor recreatiebungalows<br />
Aangezien <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n zijn bestemd voor <strong>de</strong> exploitatie<br />
<strong>van</strong> recreatiebedrijven, moet sprake<br />
zijn <strong>van</strong> een bedrijfsmatige exploitatie <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
recreatieterrein met <strong>de</strong> daar<strong>op</strong> te realiseren recreatiewoonverblijven.<br />
Het enkele gegeven dat<br />
<strong>het</strong> bestemmingsplan toelaat dat <strong>de</strong> recreatiewoonverblijven<br />
als ‘twee<strong>de</strong> woning’ wor<strong>de</strong>n gebruikt,<br />
maakt dit niet an<strong>de</strong>rs. De voorgeschreven<br />
bedrijfsmatige exploitatie heeft tot gevolg<br />
dat geen bouwvergunning verleend kan wor<strong>de</strong>n<br />
voor recreatiewoningen die afzon<strong>de</strong>rlijk verkocht<br />
wor<strong>de</strong>n aan en bewoond zullen wor<strong>de</strong>n<br />
door particulieren.<br />
81 03-72<br />
EHRM 6 mei 2003, Kleyn e.a.–Staat<br />
Er is door appellanten niets aangedragen waarin<br />
aanleiding wordt gevon<strong>de</strong>n om aan <strong>de</strong> onafhankelijkheid<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State en zijn<br />
le<strong>de</strong>n te twijfelen. Ook is er geen indicatie in<br />
dit geval dat <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State subjectief niet<br />
onpartijdig was (m.b.t. <strong>de</strong> le<strong>de</strong>n). On<strong>de</strong>r omstandighe<strong>de</strong>n<br />
kan wel sprake zijn <strong>van</strong> objectieve<br />
partijdigheid (m.b.t. <strong>het</strong> instituut). Het Hof<br />
geeft in dit verband aan niet zo veel vertrouwen<br />
te hebben in <strong>de</strong> genomen interne maatregelen<br />
bij <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State als <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
regering. In dit specifieke geval oor<strong>de</strong>elt <strong>het</strong><br />
Hof dat <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State ook objectief onpartijdig<br />
is.<br />
83 03-73<br />
ABRS 7 mei 2003, nr. 200203014/1<br />
Ensche<strong>de</strong>/bestemmingsplan ‘Herziening 8<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> bestemmingsplan Buiten<strong>gebied</strong><br />
1996’<br />
Fax met be<strong>de</strong>nkingen is na 24.00 uur <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
laatste dag <strong>van</strong> <strong>de</strong> terinzageleggingstermijn ont<strong>van</strong>gen.<br />
De be<strong>de</strong>nkingen zijn dus buiten <strong>de</strong> wettelijke<br />
termijn ingediend. De Af<strong>de</strong>ling acht echter<br />
<strong>de</strong> stelling <strong>van</strong> appellant geloofwaardig dat<br />
hij kort vóór <strong>het</strong> verstrijken <strong>van</strong> <strong>de</strong> termijn driemaal<br />
heeft gepoogd om zijn be<strong>de</strong>nkingen per<br />
faxbericht bij verweer<strong>de</strong>r in te dienen. Appellant<br />
heeft bij zijn vier<strong>de</strong> poging, na <strong>het</strong> verstrijken<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> termijn, een an<strong>de</strong>r faxnummer <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r<br />
gebruikt en <strong>de</strong>ze poging slaag<strong>de</strong> direct.<br />
Hieraan kan <strong>het</strong> vermoe<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n ontleend<br />
dat <strong>het</strong> niet slagen <strong>van</strong> <strong>de</strong> eerste drie pogingen<br />
<strong>van</strong> appellant vóór <strong>het</strong> verstrijken <strong>van</strong> <strong>de</strong> termijn<br />
is te wijten aan een gebrek <strong>van</strong> <strong>het</strong> ont<strong>van</strong>gen<strong>de</strong><br />
faxapparaat <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r. De termijnoverschrijding<br />
is daardoor verschoonbaar.<br />
84 03-74<br />
ABRS 7 mei 2003, nr. 200206948/1<br />
Minister <strong>van</strong> Verkeer en Waterstaat/onttrekking<br />
toe- en afritten aan <strong>het</strong> <strong>op</strong>enbaar verkeer<br />
Het tracébesluit voorziet niet in <strong>de</strong> <strong>op</strong>heffing <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke toe- en afritten. In <strong>de</strong> toelichting<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> tracébesluit wordt weliswaar gesproken<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>op</strong>heffing <strong>van</strong> <strong>de</strong> gehele afslag, doch <strong>de</strong><br />
toelichting maakt geen <strong>de</strong>el uit <strong>van</strong> <strong>het</strong> tracébesluit.<br />
Nu vaststaat dat <strong>het</strong> onttrekken <strong>van</strong> <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke<br />
toe- en afritten niet is gebaseerd <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />
tracébesluit maar uitsluitend <strong>op</strong> motieven <strong>van</strong><br />
<strong>op</strong>enbaar belang, is wat betreft dit on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> besluit ten onrechte toepassing gegeven<br />
aan artikel 20 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Tracéwet.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Inhoud<br />
11<br />
85 03-75<br />
ABRS 21 mei 2003, nr. 200203756/1<br />
Eemnes/weigering bouwvergunning<br />
Bouwvergunning aangevraagd <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> bestemmingsplan<br />
waar<strong>van</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
planvoorschriften niet wer<strong>de</strong>n goedgekeurd.<br />
Het is niet geoorloofd om <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> beweegre<strong>de</strong>nen<br />
die tot <strong>de</strong> onthouding <strong>van</strong> goedkeuring<br />
hebben geleid, in <strong>de</strong> planvoorschriften<br />
bepalingen ‘in te lezen’ die niet <strong>op</strong> <strong>de</strong> door <strong>de</strong><br />
wet voorziene wijze rechtskracht hebben verkregen.<br />
Dit betekent dat, wanneer uit <strong>de</strong> plankaart,<br />
<strong>het</strong> renvooi en <strong>de</strong> overgebleven planvoorschriften<br />
met voldoen<strong>de</strong> stelligheid een<br />
bepaal<strong>de</strong> bouwmogelijkheid kan wor<strong>de</strong>n afgeleid,<br />
een vergunning om overeenkomstig die<br />
mogelijkheid te bouwen niet kan wor<strong>de</strong>n geweigerd<br />
met een beroep <strong>op</strong> na<strong>de</strong>re vereisten in<br />
niet goedkeur<strong>de</strong> planvoorschriften.<br />
86 03-76<br />
ABRS 11 juni 2003, nr. 200200315/1<br />
Zun<strong>de</strong>rt/bestemmingsplan ‘Oekelsbos’<br />
Voor <strong>het</strong> volgen <strong>van</strong> een afwijkingsprocedure<br />
kan aanleiding bestaan indien in een concreet<br />
aangegeven geval sprake is <strong>van</strong> feiten en omstandighe<strong>de</strong>n<br />
die een afwijking <strong>van</strong> <strong>het</strong> streekplan<br />
kunnen rechtvaardigen. Vaststaat dat GS<br />
dit niet hebben on<strong>de</strong>rzocht. Het standpunt dat<br />
<strong>de</strong> termijn waarbinnen een besluit omtrent<br />
goedkeuring dien<strong>de</strong> te wor<strong>de</strong>n genomen geen<br />
ruimte meer bood voor <strong>het</strong> volgen <strong>van</strong> een afwijkingsprocedure,<br />
miskent dat GS gehou<strong>de</strong>n<br />
zijn <strong>het</strong> besluitvormingsproces zodanig in te<br />
richten dat een besluit met <strong>de</strong> vereiste zorgvuldigheid<br />
wordt voorbereid.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
12<br />
Inhoud<br />
Planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />
88 03-77<br />
ABRS 16 april 2003, nr. 200203621/1<br />
Ensche<strong>de</strong>/verzoek om planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />
Perceel dat voorheen een bedrijfsbestemming<br />
had, heeft on<strong>de</strong>r <strong>het</strong> nieuwe regime een agrarische<br />
bestemming. Het ligt ingevolge <strong>het</strong> Structuurschema<br />
Militaire Terreinen binnen <strong>de</strong> veiligheidszones<br />
<strong>van</strong> een munitiecomplex. Daaruit<br />
volgt dat <strong>op</strong> een ge<strong>de</strong>elte <strong>van</strong> <strong>het</strong> perceel geen<br />
bebouwing is toegestaan. Voorts ligt <strong>het</strong> perceel<br />
volgens <strong>het</strong> streekplan binnen een als<br />
‘zone lan<strong>de</strong>lijk <strong>gebied</strong> I’ aangeduid <strong>gebied</strong>.<br />
Gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> lan<strong>de</strong>lijke structuur <strong>van</strong> <strong>de</strong> omgeving<br />
en <strong>op</strong> <strong>het</strong> aan <strong>de</strong> gemeente ter uitvoering<br />
staan<strong>de</strong> rijks- en provinciaal planologisch beleid<br />
lag <strong>het</strong> in <strong>de</strong> lijn <strong>de</strong>r verwachting dat <strong>de</strong> vigeren<strong>de</strong><br />
bestemming ‘Bedrijven, klasse B’ niet<br />
kon blijven voortbestaan.<br />
Ver<strong>de</strong>r heeft appellant in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> <strong>van</strong> aanko<strong>op</strong><br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> betreffen<strong>de</strong> perceel tot aan <strong>het</strong><br />
ontstaan <strong>van</strong> <strong>de</strong> voorbereidingsbescherming,<br />
geen concrete pogingen on<strong>de</strong>rnomen om <strong>de</strong><br />
bestaan<strong>de</strong> bouwmogelijkhe<strong>de</strong>n daadwerkelijk<br />
te realiseren. In dit specifieke geval is <strong>van</strong>wege<br />
<strong>de</strong> ook ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanko<strong>op</strong> al <strong>op</strong> han<strong>de</strong>n<br />
zijn<strong>de</strong> ontwikkelingen een termijn <strong>van</strong> an<strong>de</strong>rhalf<br />
jaar na aanko<strong>op</strong> niet te kort om te kunnen<br />
conclu<strong>de</strong>ren dat sprake is <strong>van</strong> risicoaanvaarding.<br />
Het indienen <strong>van</strong> een sc<strong>het</strong>stekening is niet te<br />
beschouwen als een concrete poging tot <strong>het</strong> realiseren<br />
<strong>van</strong> bouwmogelijkhe<strong>de</strong>n.<br />
90 03-78<br />
ABRS 23 april 2003, nr. 200202768/1<br />
Den Haag/verzoek om planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />
Gebruikmaking <strong>van</strong> <strong>de</strong> in <strong>het</strong> Uitbreidingsplan<br />
<strong>op</strong>genomen afwijkingsbevoegdheid die een uitbreiding<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> bebouwing mogelijk maakte,<br />
behoort tot <strong>de</strong> maximale invulling <strong>van</strong> <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong><br />
planologische regime. Op grond <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> Uitbreidingsplan had<strong>de</strong>n ook supermarkten<br />
<strong>van</strong> aanzienlijke om<strong>van</strong>g in <strong>de</strong> nabijheid <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> buurtsupermarkt <strong>van</strong> appellant zich kunnen<br />
vestigen. Appellant had dan ook reeds <strong>op</strong><br />
grond <strong>van</strong> <strong>het</strong> vigeren<strong>de</strong> plan rekening te hou<strong>de</strong>n<br />
met toenemen<strong>de</strong> concurrentie.<br />
91 03-79<br />
HR 2 mei 2003, nr. C02/209HR<br />
Nunspeet/planscha<strong>de</strong>vergoedingskostenverhaalsovereenkomst<br />
De wet voorziet niet in <strong>de</strong> mogelijkheid <strong>van</strong><br />
verhaal <strong>van</strong> <strong>de</strong> kosten die voor <strong>de</strong> gemeente<br />
verbon<strong>de</strong>n zijn aan <strong>de</strong>ze wettelijke verplichting<br />
tot vergoeding <strong>van</strong> planscha<strong>de</strong>. Het Hof heeft<br />
met juistheid overwogen dat <strong>het</strong> ontbreken <strong>van</strong><br />
rechtsbescherming voor <strong>de</strong> particulier die een<br />
overeenkomst als in casu bedoeld met <strong>de</strong> gemeente<br />
sluit, zich verzet tegen aanvaarding<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> geldigheid <strong>van</strong> een beding als dit. De<br />
bezwaren tegen <strong>het</strong> aanvaar<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> geldigheid<br />
<strong>van</strong> een beding als <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige zijn<br />
<strong>van</strong> dien aard dat zij zich ook verzetten tegen<br />
<strong>het</strong> maken <strong>van</strong> een uitzon<strong>de</strong>ring voor gevallen<br />
waarin een herziening in overwegen<strong>de</strong> mate<br />
een particulier belang dient en <strong>het</strong> <strong>op</strong> zichzelf<br />
re<strong>de</strong>lijk zou kunnen zijn dat <strong>de</strong> planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />
uitein<strong>de</strong>lijk – geheel of ten <strong>de</strong>le – voor<br />
rekening <strong>van</strong> die particulier(en) komt of voor<br />
gevallen waarin partijen tevoren <strong>het</strong> verhaalsbedrag<br />
tot een maximum beperken.<br />
93 03-80<br />
ABRS 7 mei 2003, nr. 200204200/1<br />
Provincie Noord-Holland/verzoek om vergoeding<br />
<strong>van</strong> scha<strong>de</strong> door goedkeuringsbesluit<br />
Aangezien in <strong>het</strong> bestemmingsplan <strong>het</strong> permanent<br />
omzetten <strong>van</strong> grasland in bollengrond was<br />
verbo<strong>de</strong>n, kan niet wor<strong>de</strong>n gesteld dat <strong>de</strong><br />
scha<strong>de</strong> <strong>het</strong> (directe) gevolg is <strong>van</strong> <strong>de</strong> weigering<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> aanlegvergunning voor <strong>het</strong> permanent<br />
omzetten, ook al is later aan dit verbod goedkeuring<br />
onthou<strong>de</strong>n.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Inhoud<br />
13<br />
94 03-81<br />
ABRS 21 mei 2003, nr. 200203665/1<br />
Haarlem/verzoek om planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />
In artikel 18, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet voorl<strong>op</strong>ige<br />
regeling inzake <strong>het</strong> Nationale Plan en <strong>de</strong><br />
Streekplannen is bepaald dat, voorzover een<br />
plan <strong>van</strong> uitbreiding met <strong>het</strong> streekplan in<br />
strijd is, dit vervalt met ingang <strong>van</strong> <strong>de</strong> dag<br />
waar<strong>op</strong> <strong>het</strong> streekplan <strong>van</strong> kracht wordt. Ingevolge<br />
<strong>het</strong> streekplan was <strong>het</strong> terrein bestemd<br />
tot ‘agrarisch bedrijf c.a. (art. II)’. De bestemming<br />
‘wegen, water en nieuwe <strong>op</strong>en bebouwing<br />
en nieuwe gesloten bebouwing’ <strong>van</strong> een<br />
ge<strong>de</strong>elte <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein was daarmee in strijd,<br />
zodat met betrekking tot dat perceelsge<strong>de</strong>elte<br />
geen bestemmingsplan meer <strong>van</strong> kracht was.<br />
Het ou<strong>de</strong> planologische regime wordt voor die<br />
gron<strong>de</strong>n gevormd door <strong>de</strong> toentertijd gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />
gemeentelijke bouwveror<strong>de</strong>ning. On<strong>de</strong>r <strong>het</strong><br />
ou<strong>de</strong> planologische regime was geen sprake<br />
<strong>van</strong> een voldoen<strong>de</strong> dui<strong>de</strong>lijk en kenbaar planologisch<br />
beleid, <strong>op</strong> grond waar<strong>van</strong> on<strong>de</strong>r meer<br />
vrijstelling voor bouwen met overschrijding <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> achtergevelrooilijn zou kunnen wor<strong>de</strong>n verleend.<br />
Op <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein<br />
waren dan ook geen reële bebouwingsmogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
aanwezig.<br />
Passieve risicoaanvaarding.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
14<br />
Milieu<br />
Milieu<br />
03-41<br />
ABRS 26 maart 2003, nr. 200202895/1 (Gilze en<br />
Rijen)<br />
Bij besluit <strong>van</strong> 8 november 2001 heeft <strong>het</strong> college<br />
<strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> Gilze en Rijen<br />
(verweer<strong>de</strong>r) krachtens artikel 18.12 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet<br />
milieubeheer <strong>de</strong> bij besluit <strong>van</strong> 23 augustus 1994<br />
aan ‘Hamels B.V’ verleen<strong>de</strong> milieuvergunning voor<br />
<strong>de</strong> <strong>op</strong>slag <strong>van</strong> maximaal 15.000 kg vuurwerk <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> klasse 1.4s en 1.4g terstond ingetrokken. Tevens<br />
heeft verweer<strong>de</strong>r besloten met toepassing <strong>van</strong> artikel<br />
125 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Gemeentewet terstond bestuursdwang<br />
toe te passen indien blijkt dat binnen <strong>de</strong> inrichting<br />
zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> vereiste vergunning vuurwerk<br />
wordt <strong>op</strong>geslagen.<br />
Bij besluit <strong>van</strong> 9 april 2002 heeft verweer<strong>de</strong>r<br />
<strong>het</strong> hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.<br />
Casus<br />
Bij besluit <strong>van</strong> 8 november 2001 gaat <strong>het</strong> college<br />
<strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs over tot intrekking<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> milieuvergunning voor <strong>de</strong> <strong>op</strong>slag <strong>van</strong><br />
maximaal 15.000 kg vuurwerk; tevens wordt bestuursdwang<br />
toegepast. Bij besluit <strong>van</strong> 9 april<br />
2002 wordt <strong>het</strong> bezwaar <strong>van</strong> appellanten ongegrond<br />
verklaard. Door appellanten is aangevoerd<br />
dat verweer<strong>de</strong>r sinds <strong>het</strong> in werking tre<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
Vuurwerkbesluit <strong>op</strong> 1 maart 2002 niet meer <strong>het</strong><br />
bevoegd gezag is ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting.<br />
Rechtsvraag<br />
Was verweer<strong>de</strong>r bevoegd tot <strong>het</strong> nemen <strong>van</strong> dit besluit?<br />
Uitspraak<br />
Door <strong>het</strong> in werking tre<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>het</strong> Vuurwerkbesluit<br />
is <strong>het</strong> college <strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten sinds<br />
1 maart 2002 <strong>het</strong> bevoegd gezag ten aanzien <strong>van</strong><br />
inrichtingen waar meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk<br />
wordt <strong>op</strong>geslagen. Door <strong>het</strong> ontbreken<br />
<strong>van</strong> overgangsrecht was verweer<strong>de</strong>r <strong>op</strong> 9 april<br />
2002 niet (meer) bevoegd om een beslissing te<br />
nemen <strong>op</strong> <strong>het</strong> bezwaarschrift <strong>van</strong> appellanten.<br />
Volgt vernietiging <strong>van</strong> <strong>het</strong> besluit waarbij verweer<strong>de</strong>r<br />
wordt gesommeerd om alsnog <strong>het</strong> bezwaarschrift<br />
door te zen<strong>de</strong>n naar ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten.<br />
Wet milieubeheer, artikel 18.12<br />
Vuurwerkbesluit, artikel 5.1.3<br />
Overwegingen<br />
Appellanten hebben aangevoerd dat <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />
besluit voor vernietiging in aanmerking komt omdat<br />
verweer<strong>de</strong>r als gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong> inwerkingtreding <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> ‘Besluit hou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> nieuwe regels met betrekking<br />
tot consumenten- en professioneel vuurwerk’ (hierna:<br />
<strong>het</strong> Vuurwerkbesluit) <strong>op</strong> 9 april 2002 niet meer<br />
<strong>het</strong> ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting bevoeg<strong>de</strong> gezag<br />
was.<br />
Op 1 maart 2002 is <strong>het</strong> Vuurwerkbesluit (Stb.<br />
2002, 33) in werking getre<strong>de</strong>n. Artikel 5.1.3,<br />
on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el E, aanhef en on<strong>de</strong>r 3, <strong>van</strong> <strong>het</strong> Vuurwerkbesluit<br />
bepaalt dat in bijlage I, behoren<strong>de</strong> bij <strong>het</strong> Inrichtingen-<br />
en vergunningenbesluit milieubeheer<br />
(hierna: <strong>het</strong> Ivb), categorie 3 on<strong>de</strong>r meer wordt gewijzigd<br />
door na on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 3.4 een nieuw on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el<br />
3.5 toe te voegen. Ingevolge dat on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 3.5,<br />
aanhef en on<strong>de</strong>r a, is <strong>het</strong> college <strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong><br />
staten <strong>het</strong> bevoegd gezag ten aanzien <strong>van</strong> inrichtingen,<br />
behoren<strong>de</strong> tot <strong>de</strong>ze categorie, voorzover <strong>het</strong> inrichtingen<br />
betreft waar meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk<br />
in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>het</strong> Vuurwerkbesluit<br />
wordt <strong>op</strong>geslagen of consumentenvuurwerk wordt<br />
bewerkt in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>het</strong> Vuurwerkbesluit.<br />
Uit voornoem<strong>de</strong> wijziging <strong>van</strong> <strong>het</strong> Ivb en <strong>de</strong> in <strong>de</strong><br />
vergunning <strong>van</strong> 23 augustus 1994 toegestane <strong>op</strong>slag<br />
<strong>van</strong> maximaal 15.000 kg consumentenvuurwerk<br />
volgt, dat <strong>het</strong> college <strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten<br />
<strong>van</strong> Noord-Brabant met ingang <strong>van</strong> 1 maart 2002<br />
<strong>het</strong> bevoegd gezag is gewor<strong>de</strong>n ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rhavige inrichting. Bij gebreke <strong>van</strong> overgangsrecht<br />
dat ziet <strong>op</strong> situaties als in on<strong>de</strong>rhavig geding<br />
aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> volgt hieruit dat, gelijk ook door verweer<strong>de</strong>r<br />
ter zitting is erkend, <strong>het</strong> college <strong>van</strong> burgemeester<br />
en wethou<strong>de</strong>rs <strong>op</strong> 9 april 2002 niet bevoegd<br />
was <strong>de</strong> beslissing <strong>op</strong> bezwaar te nemen.<br />
Het beroep is gegrond en <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />
dient te wor<strong>de</strong>n vernietigd.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
03-42<br />
ABRS 2 april 2003, nr. 200201680/1 (Staatssecretaris<br />
LNV)<br />
Casus<br />
Vergunning ingevolge <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet<br />
(Nbw) voor een <strong>op</strong> korte afstand <strong>van</strong> een natuurmonument<br />
gelegen agrarisch bedrijf. Uitein<strong>de</strong>lijk<br />
is vergunning verleend voor een ammoniak<strong>de</strong>positie<br />
<strong>van</strong> maximaal 8787,4 mol/ha/j. Appellante<br />
stelt dat bij <strong>de</strong> berekening <strong>van</strong> <strong>de</strong> ammoniak<strong>de</strong>positie<br />
die kan wor<strong>de</strong>n toegestaan geen rekening<br />
dient te wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> <strong>van</strong> een an<strong>de</strong>r<br />
bedrijf verworven ammoniakrechten.<br />
Rechtsvraag<br />
Kunnen <strong>op</strong>gekochte ammoniakrechten bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling<br />
wor<strong>de</strong>n betrokken, ook als <strong>de</strong>ze rechten<br />
zijn verworven ná <strong>de</strong> datum <strong>van</strong> aanwijzing <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> natuurmonument?<br />
Uitspraak<br />
Bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> een vergunningaanvraag <strong>op</strong><br />
grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> Nbw dient <strong>de</strong> feitelijke <strong>de</strong>positie ten<br />
tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanwijzing <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> <strong>gebied</strong><br />
tot natuurmonument als uitgangspunt te wor<strong>de</strong>n<br />
genomen (zie o.a. Nieuwsbrief <strong>StAB</strong> 03-07).<br />
Verweer<strong>de</strong>r is in <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit uitgegaan<br />
<strong>van</strong> een totale ammoniak<strong>de</strong>positie <strong>van</strong> 8787,4<br />
mol/ha/j ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanwijzing <strong>van</strong> <strong>het</strong> natuurmonument,<br />
waarbij hij rekening heeft gehou<strong>de</strong>n<br />
met <strong>de</strong> <strong>de</strong>positie <strong>van</strong> een an<strong>de</strong>r bedrijf, gelegen<br />
<strong>op</strong> 40 meter <strong>van</strong> <strong>het</strong> natuurmonument<br />
waar<strong>van</strong> vergunninghou<strong>de</strong>r <strong>de</strong> ammoniakrechten<br />
heeft verworven (<strong>op</strong>gekocht). Verweer<strong>de</strong>r heeft<br />
daarbij meegewogen dat door <strong>de</strong> verwerving <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong>ze rechten een an<strong>de</strong>r bedrijf zijn scha<strong>de</strong>lijke activiteiten<br />
<strong>op</strong> <strong>het</strong>zelf<strong>de</strong> natuurmonument (ge<strong>de</strong>eltelijk)<br />
staakt. De Af<strong>de</strong>ling is <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat verweer<strong>de</strong>r<br />
in dit geval in re<strong>de</strong>lijkheid <strong>de</strong> ná <strong>de</strong> datum<br />
<strong>van</strong> aanwijzing <strong>van</strong> <strong>het</strong> natuurmonument door vergunninghou<strong>de</strong>r<br />
<strong>op</strong>gekochte ammoniakrechten in<br />
<strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling kon betrekken, nu <strong>de</strong>ze zelfstandig<br />
verworven rechten als gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong> overname bij<br />
<strong>het</strong> an<strong>de</strong>re bedrijf zijn komen te vervallen.<br />
Natuurbeschermingswet, artikel 12<br />
Milieu<br />
15<br />
Bij besluit <strong>van</strong> 21 augustus 2000 heeft <strong>de</strong> Staatssecretaris<br />
<strong>van</strong> LNV (verweer<strong>de</strong>r) een vergunning ingevolge<br />
artikel 12 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet<br />
verleend.<br />
Bij besluit <strong>van</strong> 11 februari 2002 heeft verweer<strong>de</strong>r<br />
<strong>het</strong> hiertegen door appellante gemaakte bezwaar<br />
ongegrond verklaard.<br />
Tegen dit besluit heeft appellante beroep ingesteld.<br />
Bij besluit <strong>van</strong> 13 juni 2002 heeft verweer<strong>de</strong>r<br />
zijn besluit <strong>van</strong> 11 februari 2002 gewijzigd en <strong>het</strong><br />
bezwaar ge<strong>de</strong>eltelijk gegrond verklaard.<br />
Overwegingen<br />
In artikel 7, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet<br />
is bepaald dat <strong>de</strong> Minister <strong>van</strong> Landbouw, Natuurbeheer<br />
en Visserij een natuurmonument kan<br />
aanwijzen als beschermd natuurmonument.<br />
Ingevolge artikel 12, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet<br />
is <strong>het</strong> verbo<strong>de</strong>n zon<strong>de</strong>r vergunning<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Minister <strong>van</strong> Landbouw, Natuurbeheer<br />
en Visserij of in strijd met bij zodanige vergunning<br />
gestel<strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n han<strong>de</strong>lingen te verrichten, te<br />
doen verrichten of te gedogen, die scha<strong>de</strong>lijk zijn<br />
voor <strong>het</strong> natuurschoon of voor <strong>de</strong> natuurwetenschappelijke<br />
betekenis <strong>van</strong> een beschermd natuurmonument<br />
of die een beschermd natuurmonument<br />
ontsieren.<br />
Ingevolge <strong>het</strong> twee<strong>de</strong> lid <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze bepaling wor<strong>de</strong>n<br />
als scha<strong>de</strong>lijk voor <strong>het</strong> natuurschoon of voor <strong>de</strong><br />
natuurwetenschappelijke betekenis <strong>van</strong> een beschermd<br />
natuurmonument in ie<strong>de</strong>r geval aangemerkt<br />
han<strong>de</strong>lingen, die <strong>de</strong> in <strong>de</strong> beschikking tot<br />
aanwijzing genoem<strong>de</strong> wezenlijke kenmerken <strong>van</strong><br />
een beschermd natuurmonument aantasten.<br />
E. exploiteert een vleesvarkensbedrijf. Dit veehou<strong>de</strong>rijbedrijf<br />
ligt <strong>op</strong> korte afstand <strong>van</strong> ‘Het Bod<strong>de</strong>nbroek’,<br />
een natuur<strong>gebied</strong> met een <strong>op</strong>pervlakte<br />
<strong>van</strong> 4,8 hectare. Dit <strong>gebied</strong> is, als on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> natuurmonument ‘Hei<strong>de</strong>terreinen <strong>op</strong> Twickel’,<br />
bij besluit <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r <strong>van</strong> 5 februari 1991 aangewezen<br />
als beschermd natuurmonument als bedoeld<br />
in artikel 7 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet.<br />
Volgens vaste jurispru<strong>de</strong>ntie <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling ziet<br />
<strong>het</strong> verbod in artikel 12 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet<br />
niet alleen <strong>op</strong> han<strong>de</strong>lingen die wor<strong>de</strong>n<br />
verricht of gedoogd binnen <strong>het</strong> als beschermd of<br />
staatsnatuurmonument aangewezen <strong>gebied</strong>, maar<br />
ook <strong>op</strong> han<strong>de</strong>lingen die daar buiten plaatsvin<strong>de</strong>n<br />
(externe werking). Niet in geschil is dat voor <strong>het</strong><br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
16 Milieu<br />
veehou<strong>de</strong>rijbedrijf <strong>van</strong> E. <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze externe<br />
werking een vergunning als bedoeld in artikel 12<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet is vereist.<br />
Bij <strong>het</strong> primaire besluit heeft verweer<strong>de</strong>r een<br />
vergunning verleend voor een maximale ammoniak<strong>de</strong>positie<br />
<strong>van</strong> 10.414 mol potentieel zuur per hectare<br />
per jaar (mol/ha/j). Bij <strong>de</strong> beslissing <strong>op</strong> <strong>het</strong> bezwaarschrift<br />
<strong>van</strong> 11 februari 2002 heeft verweer<strong>de</strong>r<br />
<strong>de</strong> bezwaren <strong>van</strong> appellante tegen <strong>het</strong> primaire besluit<br />
ongegrond verklaard. Bij <strong>het</strong> besluit <strong>van</strong> 13<br />
juni 2002 heeft verweer<strong>de</strong>r <strong>het</strong> bezwaar ge<strong>de</strong>eltelijk<br />
gegrond verklaard, <strong>het</strong> besluit <strong>van</strong> 11 februari<br />
2002 ingetrokken voorzover een maximale <strong>de</strong>positie<br />
<strong>van</strong> 10.414 mol/ha/j is toegestaan en <strong>de</strong> vergunning<br />
verleend voor maximaal 8787,4 mol/ha/j.<br />
Het beroep <strong>van</strong> appellante tegen <strong>het</strong> besluit <strong>van</strong><br />
11 februari 2002 wordt ingevolge artikel 6:19, eerste<br />
lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene wet bestuursrecht geacht<br />
me<strong>de</strong> te zijn gericht tegen <strong>het</strong> besluit <strong>van</strong> 13 juni<br />
2002.<br />
Appellante heeft in beroep gesteld dat verweer<strong>de</strong>r<br />
in <strong>het</strong> primaire besluit een onjuiste afstand tussen<br />
<strong>de</strong> dichtstbij gelegen ventilator <strong>van</strong> <strong>het</strong> bedrijf<br />
en <strong>het</strong> natuurmonument heeft aangehou<strong>de</strong>n, zodat<br />
min<strong>de</strong>r ammoniak<strong>de</strong>positie wordt veroorzaakt <strong>op</strong><br />
<strong>het</strong> natuurmonument dan <strong>de</strong> 10.414 mol/ha/j die<br />
verweer<strong>de</strong>r stelt, namelijk 7267,4 mol/ha/j. Appellante<br />
acht echter ook <strong>de</strong>ze lagere <strong>de</strong>positie niet vergunbaar<br />
<strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet.<br />
Zij wijst er voorts <strong>op</strong> dat verweer<strong>de</strong>r <strong>de</strong> emissierechten<br />
ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanwijzing door een onjuiste<br />
omrekening te hoog heeft vastgesteld. Ook<br />
stelt zij zich <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt dat <strong>de</strong> door E. <strong>van</strong><br />
een an<strong>de</strong>r bedrijf verworven ammoniakrechten niet<br />
in <strong>de</strong> berekening mochten wor<strong>de</strong>n meegenomen. Zij<br />
is <strong>van</strong> mening dat, nu <strong>de</strong> grenswaar<strong>de</strong> <strong>van</strong> 600<br />
mol/ha/j in hoge mate wordt overschre<strong>de</strong>n, verweer<strong>de</strong>r<br />
had moeten voorschrijven dat <strong>de</strong> <strong>de</strong>positie<br />
wordt teruggebracht bene<strong>de</strong>n <strong>het</strong> niveau <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>op</strong><br />
grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> Hin<strong>de</strong>rwet verleen<strong>de</strong> vergunning uit<br />
1989.<br />
Verweer<strong>de</strong>r heeft gesteld dat hij bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling<br />
<strong>van</strong> aanvragen om een vergunning <strong>op</strong> grond <strong>van</strong><br />
artikel 12 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet voor <strong>het</strong><br />
exploiteren <strong>van</strong> veehou<strong>de</strong>rijen in <strong>de</strong> nabijheid <strong>van</strong><br />
natuurmonumenten <strong>het</strong> volgen<strong>de</strong> beleidska<strong>de</strong>r toepast.<br />
In beginsel mag <strong>de</strong> toegestane ammoniak<strong>de</strong>positie<br />
niet meer bedragen dan <strong>de</strong> natuurlijke achtergrond<strong>de</strong>positie.<br />
Hiervoor wordt aangesloten bij <strong>de</strong><br />
Interimwet ammoniak en veehou<strong>de</strong>rij (Interimwet).<br />
In artikel 4 <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze wet is voor <strong>de</strong> <strong>de</strong>positie een<br />
grenswaar<strong>de</strong> gesteld <strong>van</strong> 15 mol/ha/jaar, behou<strong>de</strong>ns<br />
<strong>de</strong> in <strong>de</strong> artikelen 5 tot en met 9 bedoel<strong>de</strong><br />
(overgangs)situaties.<br />
Tot <strong>het</strong> moment dat vergunningverlening <strong>op</strong><br />
grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet kan wor<strong>de</strong>n<br />
gebaseerd <strong>op</strong> een na<strong>de</strong>re invulling <strong>van</strong> <strong>het</strong> vereiste<br />
bijzon<strong>de</strong>re beschermingsniveau wordt <strong>het</strong> stand<br />
still-beginsel gehanteerd. De beslissen<strong>de</strong> datum is<br />
daarbij die <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanwijzing <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong><br />
<strong>gebied</strong> als beschermd natuurmonument. Uitgangspunt<br />
voor <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> vergunningaanvraag<br />
is: geen toename <strong>van</strong> <strong>de</strong> individuele<br />
<strong>de</strong>positie <strong>van</strong> een veehou<strong>de</strong>rij. Aan bestaan<strong>de</strong> bedrijven<br />
waarvoor een milieuvergunning is verleend,<br />
zal in beginsel ook een vergunning krachtens <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet<br />
kunnen wor<strong>de</strong>n verleend.<br />
In een aantal gevallen zal een individuele beoor<strong>de</strong>ling<br />
plaats moeten blijven vin<strong>de</strong>n om invulling te<br />
kunnen geven aan <strong>het</strong> bijzon<strong>de</strong>re beschermingsniveau<br />
voor <strong>de</strong> aangewezen <strong>gebied</strong>en. Hiervoor is<br />
aanleiding indien <strong>de</strong> door <strong>het</strong> bedrijf veroorzaakte<br />
ammoniak<strong>de</strong>positie groter is dan 600 mol/ha/jaar.<br />
Deze waar<strong>de</strong> sluit aan bij <strong>de</strong> in <strong>het</strong> Twee<strong>de</strong> Nationaal<br />
Milieubeleidsplan (NMP-2, p. 108) aangegeven<br />
richtwaar<strong>de</strong> voor ammoniak<strong>de</strong>positie in <strong>het</strong> jaar<br />
2010.<br />
De beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> vergunningaanvraag <strong>op</strong><br />
grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet zal dan<br />
plaatsvin<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> hand <strong>van</strong> <strong>de</strong> ter plaatse aanwezige<br />
achtergrond<strong>de</strong>positie, <strong>de</strong> hoogte <strong>van</strong> <strong>de</strong> individuele<br />
<strong>de</strong>positie <strong>van</strong> <strong>het</strong> bedrijf en <strong>de</strong> aanwezige en<br />
te beschermen natuurwetenschappelijke waar<strong>de</strong>n<br />
in <strong>het</strong> aangewezen <strong>gebied</strong>. Deze beoor<strong>de</strong>ling kan<br />
ertoe lei<strong>de</strong>n dat in bepaal<strong>de</strong> gevallen <strong>de</strong> vergunning<br />
krachtens <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet niet wordt<br />
verleend, dan wel on<strong>de</strong>r na<strong>de</strong>r te bepalen voorwaar<strong>de</strong>n<br />
wordt verleend.<br />
De Af<strong>de</strong>ling acht dit beleid niet onre<strong>de</strong>lijk.<br />
Blijkens <strong>de</strong> stukken, waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong> (twee<strong>de</strong>) beslissing<br />
<strong>op</strong> bezwaar <strong>van</strong> 13 juni 2002, is verweer<strong>de</strong>r<br />
<strong>van</strong> mening dat, <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> gegevens die hem in<br />
<strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> beroepsfase zijn gebleken, voor <strong>de</strong><br />
berekening <strong>van</strong> <strong>de</strong> ammoniak<strong>de</strong>positie ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> aanwijzing <strong>van</strong> <strong>het</strong> natuurmonument niet moest<br />
wor<strong>de</strong>n uitgegaan <strong>van</strong> een afstand <strong>van</strong> 46, maar<br />
<strong>van</strong> 70 meter tussen <strong>de</strong> bedrijfsgebouwen <strong>van</strong> E. en<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Milieu<br />
17<br />
<strong>het</strong> natuurmonument. Verweer<strong>de</strong>r heeft reeds in <strong>de</strong><br />
(eerste) beslissing <strong>op</strong> bezwaar <strong>van</strong> 11 februari<br />
2002 <strong>de</strong> door hem in <strong>het</strong> primaire besluit gehanteer<strong>de</strong><br />
ammoniakemissie (naar boven) bijgesteld,<br />
als gevolg <strong>van</strong> een gewijzig<strong>de</strong> berekening. Bij die<br />
gewijzig<strong>de</strong> berekening wordt <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> nieuwe<br />
wetenschappelijke inzichten voor varkens met een<br />
stal<strong>op</strong>pervlak <strong>van</strong> meer dan 0,8 m 2 een emissiefactor<br />
toegepast <strong>van</strong> 3,5, terwijl aan<strong>van</strong>kelijk een algemene<br />
emissiefactor <strong>van</strong> 2,5 gold. Verweer<strong>de</strong>r komt<br />
<strong>op</strong> <strong>de</strong>ze manier in <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit tot een ammoniakemissie<br />
<strong>van</strong> 4374,2 kg NH 3 en een <strong>de</strong>positie<br />
<strong>van</strong> 6211,4 mol/ha/j ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> aanwijzing<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> natuurmonument. Rekening hou<strong>de</strong>nd met<br />
<strong>de</strong> <strong>de</strong>positie <strong>van</strong> een an<strong>de</strong>r bedrijf, gelegen <strong>op</strong> 40<br />
meter <strong>van</strong> ‘Het Bod<strong>de</strong>nbroek’, waar<strong>van</strong> E. ammoniakrechten<br />
heeft verworven met een om<strong>van</strong>g <strong>van</strong><br />
800 kg NH 3 (2576 mol/ha/j), is verweer<strong>de</strong>r uitgegaan<br />
<strong>van</strong> een totale ammoniak<strong>de</strong>positie <strong>van</strong><br />
8787,4 mol/ha/j ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanwijzing <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
natuurmonument.<br />
De ammoniak<strong>de</strong>positie die verweer<strong>de</strong>r heeft vergund<br />
in <strong>het</strong> primaire besluit en <strong>de</strong> (eerste) beslissing<br />
<strong>op</strong> bezwaar <strong>van</strong> 11 februari 2002 bedroeg<br />
10.414 mol/ha/j. Gegeven zijn beleid, dat strekt tot<br />
niet toenemen <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>positie <strong>op</strong> <strong>het</strong> natuurmonument<br />
na <strong>het</strong> moment <strong>van</strong> aanwijzen, heeft verweer<strong>de</strong>r<br />
dat onjuist en ongewenst geacht. Hij heeft <strong>de</strong>rhalve<br />
bij <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit <strong>het</strong> bezwaar <strong>van</strong><br />
appellante alsnog ge<strong>de</strong>eltelijk gegrond verklaard en<br />
<strong>de</strong> vergunning gewijzigd in die zin dat zij geldt voor<br />
een ammoniak<strong>de</strong>positie <strong>van</strong> maximaal 8787,4<br />
mol/ha/j.<br />
Voorts blijkt uit <strong>de</strong> stukken dat verweer<strong>de</strong>r bij zijn<br />
beslissingen <strong>de</strong> ter plaatse aanwezige achtergrond<strong>de</strong>positie,<br />
<strong>de</strong> hoogte <strong>van</strong> <strong>de</strong> individuele <strong>de</strong>positie en<br />
<strong>de</strong> aanwezige en te beschermen natuurwetenschappelijke<br />
waar<strong>de</strong>n in <strong>het</strong> aangewezen <strong>gebied</strong> in zijn<br />
afweging heeft betrokken. Hij heeft tevens in aanmerking<br />
genomen dat <strong>het</strong> veehou<strong>de</strong>rijbedrijf <strong>van</strong> E.<br />
sinds 1989 in bedrijf is <strong>op</strong> <strong>de</strong> huidige locatie en dat<br />
<strong>het</strong> uitvoeren <strong>van</strong> interne maatregelen en <strong>het</strong> voeren<br />
<strong>van</strong> een intensief beheer in <strong>het</strong> beschermd natuurmonument<br />
in <strong>de</strong> afgel<strong>op</strong>en jaren in positieve zin<br />
– ondanks <strong>de</strong> aanwezigheid <strong>van</strong> <strong>het</strong> bedrijf <strong>van</strong> E. –<br />
heeft bijgedragen aan <strong>de</strong> natuurwetenschappelijke<br />
waar<strong>de</strong>n in ‘Het Bod<strong>de</strong>nbroek’.<br />
De Af<strong>de</strong>ling is gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> vorengaan<strong>de</strong> <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el<br />
dat verweer<strong>de</strong>r, bij afweging <strong>van</strong> alle belangen<br />
en in aanmerking genomen dat <strong>de</strong> vergun<strong>de</strong> hoeveelheid<br />
ammoniak<strong>de</strong>positie voor <strong>het</strong> bedrijf <strong>van</strong> E.<br />
reeds een beperking inhoudt, in re<strong>de</strong>lijkheid tot<br />
<strong>de</strong>ze beslissing heeft kunnen komen. Daarbij neemt<br />
<strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling in aanmerking dat, gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> stukken<br />
en <strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ter zitting, niet aannemelijk is<br />
gewor<strong>de</strong>n dat aan <strong>de</strong> feiten en berekeningswijze die<br />
verweer<strong>de</strong>r bij zijn bepaling <strong>van</strong> <strong>de</strong> ammoniakemissie<br />
ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanwijzing <strong>van</strong> <strong>het</strong> natuurmonument<br />
heeft gehanteerd dusdanige gebreken kleven,<br />
dat hij zijn besluit daar<strong>op</strong> niet had mogen baseren.<br />
Bij haar oor<strong>de</strong>el betrekt <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling voorts <strong>het</strong><br />
na<strong>de</strong>re betoog <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r ter zitting, dat hij<br />
zich bereid toont om tegemoet te komen aan <strong>de</strong> belangen<br />
<strong>van</strong> bestaan<strong>de</strong> bedrijven door bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling<br />
in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet<br />
ook rekening te hou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> <strong>de</strong>positie behoren<strong>de</strong><br />
bij <strong>de</strong> door <strong>de</strong>ze bedrijven zelfstandig verworven<br />
ammoniakrechten, waarbij hij meeweegt dat juist<br />
door <strong>de</strong> verwerving <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze rechten een an<strong>de</strong>r bedrijf<br />
zijn scha<strong>de</strong>lijke activiteiten <strong>op</strong> <strong>het</strong>zelf<strong>de</strong> natuurmonument<br />
(ge<strong>de</strong>eltelijk) staakt. Dit standpunt<br />
acht <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling in beginsel niet onre<strong>de</strong>lijk. Zij is <strong>van</strong><br />
oor<strong>de</strong>el dat verweer<strong>de</strong>r in dit geval in re<strong>de</strong>lijkheid <strong>de</strong><br />
na <strong>de</strong> datum <strong>van</strong> aanwijzing <strong>van</strong> <strong>het</strong> natuurmonument<br />
door E. <strong>van</strong> een an<strong>de</strong>r bedrijf <strong>op</strong>gekochte ammoniakrechten<br />
in <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling kon betrekken<br />
zoals hij heeft gedaan, nu <strong>de</strong>ze zelfstandig verworven<br />
rechten als gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong> overname bij <strong>het</strong> an<strong>de</strong>re<br />
bedrijf zijn komen te vervallen.<br />
Me<strong>de</strong> gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> hiervoor in overweging 2.5<br />
genoem<strong>de</strong> beleid acht <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling in dit geval voorts<br />
<strong>de</strong> toepassing <strong>van</strong> <strong>de</strong> vaste han<strong>de</strong>lwijze <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r<br />
in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> vergunningen <strong>op</strong> grond<br />
<strong>van</strong> artikel 12 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet,<br />
zoals die ook blijkt uit <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit, om uit<br />
te gaan <strong>van</strong> <strong>het</strong> totaal <strong>van</strong> ammoniakemissie en dat<br />
om te rekenen naar <strong>de</strong>positie <strong>op</strong> <strong>het</strong> beschermd natuurmonument,<br />
en die voor <strong>het</strong> gehele monument te<br />
rekenen, niet onre<strong>de</strong>lijk.<br />
Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> is <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling <strong>van</strong><br />
oor<strong>de</strong>el dat verweer<strong>de</strong>r in re<strong>de</strong>lijkheid tot zijn besluit<br />
heeft kunnen komen. In <strong>het</strong>geen appellante<br />
heeft aangevoerd ziet <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling geen aanleiding<br />
voor <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el dat <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit is voorbereid<br />
of genomen in strijd met een geschreven of ongeschreven<br />
rechtsregel, dan wel enig algemeen<br />
rechtsbeginsel.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
18 Milieu<br />
NB: Evenzo ABRS nr. 200201679/1 <strong>van</strong> 2 april<br />
2003. Bij <strong>de</strong>ze uitspraak overweegt <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bovendien<br />
dat <strong>het</strong> niet uitmaakt dat <strong>de</strong> ná <strong>de</strong> aanwijzing<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> natuurmonument <strong>van</strong> een an<strong>de</strong>r bedrijf<br />
verworven rechten niet waren ge<strong>de</strong>kt door een vergunning<br />
dan wel <strong>de</strong> vergunning waaraan <strong>de</strong>ze rechten<br />
waren ontleend, was ingetrokken.<br />
03-43<br />
ABRS 2 april 2003, nr. 200202109/1 (Ne<strong>de</strong>rweert)<br />
Casus<br />
Burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> Ne<strong>de</strong>rweert hebben<br />
afwijzend beschikt <strong>op</strong> <strong>het</strong> verzoek om handhavend<br />
<strong>op</strong> te tre<strong>de</strong>n tegen een in strijd met <strong>het</strong> bestemmingsplan<br />
gevestig<strong>de</strong> woning. Het belang <strong>van</strong><br />
verzoekster bestaat daaruit dat zij door <strong>de</strong> illegale<br />
woning wordt belemmerd in <strong>de</strong> uitbreidingsmogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
<strong>van</strong> haar agrarisch bedrijf. Het tegen dit<br />
(primaire) besluit ingedien<strong>de</strong> bezwaarschrift is ongegrond<br />
verklaard (secundaire besluit) en <strong>het</strong> beroep<br />
bij <strong>de</strong> Rechtbank Roermond heeft geleid tot<br />
vernietiging <strong>van</strong> <strong>het</strong> (secundaire) besluit. Vervolgens<br />
hebben <strong>de</strong> gemeente Ne<strong>de</strong>rweert en <strong>de</strong> bewoner<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> illegale woning hoger beroep ingesteld<br />
tegen <strong>de</strong> uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Rechtbank<br />
Roermond en heeft <strong>de</strong> gemeente tevens <strong>het</strong> bezwaar<br />
tegen <strong>de</strong> afwijzing <strong>van</strong> <strong>het</strong> handhavingsverzoek<br />
<strong>op</strong>nieuw ongegrond verklaard.<br />
Rechtsvraag<br />
In hoeverre bestaat er ruimte voor <strong>de</strong> gemeente om<br />
een verzoek als <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige af te wijzen?<br />
Uitspraak<br />
De Af<strong>de</strong>ling overweegt dat alleen on<strong>de</strong>r bijzon<strong>de</strong>re<br />
omstandighe<strong>de</strong>n mag wor<strong>de</strong>n afgezien <strong>van</strong> <strong>op</strong>tre<strong>de</strong>n<br />
tegen een illegale situatie. De gemeente beroept<br />
zich <strong>op</strong> een vaste bestuurspraktijk dat niet<br />
wordt <strong>op</strong>getre<strong>de</strong>n tegen <strong>de</strong> bewoning door an<strong>de</strong>ren<br />
dan agrariërs <strong>van</strong> agrarische bedrijfswoningen (en<br />
evenmin tegen rusten<strong>de</strong> agrariërs). Voorts stelt zij<br />
dat in 1998 een bouwvergunning is verleend voor<br />
een garage <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> perceel en verzoekster<br />
evenzeer door (nog) twee an<strong>de</strong>re woningen<br />
in haar uitbreidingsmogelijkhe<strong>de</strong>n wordt beperkt.<br />
Indien <strong>de</strong> bewoner wordt gedwongen om <strong>de</strong><br />
bewoning te staken, zal hij aanzienlijke scha<strong>de</strong> lij<strong>de</strong>n.<br />
De Af<strong>de</strong>ling is met <strong>de</strong> Rechtbank <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el<br />
dat in <strong>de</strong> gestel<strong>de</strong> feiten en omstandighe<strong>de</strong>n geen<br />
grond kan wor<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n voor <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el dat<br />
sprake is <strong>van</strong> een bijzon<strong>de</strong>r geval.<br />
Gemeentewet, artikel 125<br />
Algemene wet bestuursrecht, artikelen 3:2, 3:4<br />
en 7:12<br />
Bij besluit <strong>van</strong> 28 februari 2001 heeft <strong>het</strong> college<br />
<strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> Ne<strong>de</strong>rweert<br />
(hierna: <strong>het</strong> college) een verzoek <strong>van</strong> Turkey Farm<br />
Ospel B.V. (hierna: Turkey Farm) om handhavend<br />
<strong>op</strong> te tre<strong>de</strong>n tegen <strong>de</strong> bewoning door on<strong>de</strong>r meer<br />
appellant sub 2 (hierna: R.) <strong>van</strong> <strong>de</strong> woning <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />
perceel (...) te Ospel (hierna: <strong>de</strong> woning, on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>nlijk<br />
<strong>het</strong> perceel) afgewezen. Bij besluit <strong>van</strong><br />
7 augustus 2001 heeft <strong>het</strong> college <strong>het</strong> daartegen<br />
door Turkey Farm gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.<br />
Bij uitspraak <strong>van</strong> 5 maart 2002 heeft <strong>de</strong> rechtbank<br />
te Roermond (hierna: <strong>de</strong> rechtbank), voorzover<br />
thans <strong>van</strong> belang, <strong>het</strong> daartegen door Turkey<br />
Farm ingestel<strong>de</strong> beroep gegrond verklaard en dit besluit<br />
vernietigd. Tegen <strong>de</strong>ze uitspraak hebben <strong>het</strong><br />
college, on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>nlijk R. hoger beroep ingesteld.<br />
Bij besluit <strong>van</strong> 21 mei 2002 heeft <strong>het</strong> college<br />
<strong>het</strong> door Turkey Farm gemaakte bezwaar tegen <strong>het</strong><br />
besluit <strong>van</strong> 28 februari 2001 <strong>op</strong>nieuw ongegrond<br />
verklaard. Tegen dit besluit heeft Turkey Farm beroep<br />
ingesteld bij <strong>de</strong> rechtbank. De rechtbank heeft<br />
<strong>het</strong> beroepschrift en <strong>de</strong> overige stukken die daar<strong>op</strong><br />
betrekking hebben doorgezon<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling.<br />
Overwegingen<br />
Niet in geschil is dat <strong>de</strong> bewoning <strong>van</strong> <strong>de</strong> woning<br />
door on<strong>de</strong>r meer R. in strijd is met <strong>het</strong> bestemmingsplan<br />
en dat <strong>het</strong> college hiertegen handhavend<br />
kon <strong>op</strong>tre<strong>de</strong>n.<br />
Indien door een belanghebben<strong>de</strong> wordt verzocht<br />
om tegen een illegale situatie, als hier aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>,<br />
<strong>op</strong> te tre<strong>de</strong>n, mag daar alleen on<strong>de</strong>r bijzon<strong>de</strong>re omstandighe<strong>de</strong>n<br />
<strong>van</strong> wor<strong>de</strong>n afgezien.<br />
Het college heeft aan zijn weigering ten grondslag<br />
gelegd dat <strong>het</strong> in <strong>de</strong> gemeente Ne<strong>de</strong>rweert se-<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Milieu<br />
19<br />
<strong>de</strong>rt vele jaren vaste bestuurspraktijk is dat niet<br />
wordt <strong>op</strong>getre<strong>de</strong>n tegen <strong>de</strong> bewoning door an<strong>de</strong>ren<br />
dan agrariërs <strong>van</strong> agrarische bedrijfswoningen en<br />
bovendien in 1998 aan R. vergunning is verleend<br />
voor <strong>de</strong> bouw <strong>van</strong> een garage <strong>op</strong> <strong>het</strong> perceel. Voorts<br />
heeft <strong>het</strong> college in aanmerking genomen dat Turkey<br />
Farm, die <strong>op</strong> een naburig perceel een agrarische<br />
on<strong>de</strong>rneming drijft, niet uitsluitend door <strong>de</strong> woning<br />
<strong>van</strong> R. in haar uitbreidingsmogelijkhe<strong>de</strong>n wordt beperkt,<br />
maar evenzeer door twee an<strong>de</strong>re burgerwoningen,<br />
waaron<strong>de</strong>r één <strong>op</strong> <strong>het</strong> eigen perceel, en bovendien<br />
een aanvraag om een vergunning krachtens<br />
<strong>de</strong> Wet milieubeheer voor een uitbreiding <strong>van</strong> <strong>de</strong> activiteiten<br />
heeft ingetrokken. R. daarentegen zal aanzienlijke<br />
scha<strong>de</strong> lij<strong>de</strong>n, indien hij wordt gedwongen<br />
<strong>de</strong> bewoning <strong>van</strong> <strong>de</strong> woning te staken, aldus <strong>het</strong><br />
college.<br />
De rechtbank heeft dat besluit in strijd geoor<strong>de</strong>eld<br />
met <strong>de</strong> artikelen 3:2, 3:4, eerste lid, en 7:12,<br />
eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene wet bestuursrecht.<br />
R. heeft <strong>het</strong> pand in 1996 gekocht. An<strong>de</strong>rs dan<br />
<strong>het</strong> college en R. betogen, is door <strong>de</strong> enkele verlening<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> bouwvergunning in 1998 bij laatstgenoem<strong>de</strong><br />
niet <strong>het</strong> te honoreren vertrouwen gewekt<br />
dat tegen <strong>de</strong> bewoning niet zou wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong>getre<strong>de</strong>n.<br />
Uit dit feit mocht R. slechts <strong>op</strong>maken dat <strong>de</strong> bouw<br />
<strong>van</strong> een garage <strong>op</strong> <strong>het</strong> perceel was toegestaan.<br />
Voorzover daaraan te honoreren vertrouwen kon<br />
wor<strong>de</strong>n ontleend, beperkt dat zich tot <strong>het</strong> gebruik<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> garage. Het door appellanten gestel<strong>de</strong> vertrouwen<br />
dat tegen <strong>de</strong> bewoning niet zou wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong>getre<strong>de</strong>n<br />
kan evenmin <strong>het</strong> gevolg zijn <strong>van</strong> voormel<strong>de</strong><br />
met <strong>de</strong> bin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> planologische regels strijdige<br />
vaste bestuurspraktijk. Daar komt bij, dat ten tij<strong>de</strong><br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> verzoek om handhaving sprake was <strong>van</strong> een<br />
zeer recent in werking getre<strong>de</strong>n bestemmingsplan,<br />
waarbij <strong>de</strong> voordien <strong>op</strong> <strong>het</strong> perceel rusten<strong>de</strong> agrarische<br />
bestemming was gehandhaafd, hoewel R. er<br />
ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> vaststelling <strong>van</strong> <strong>het</strong> plan reeds<br />
woon<strong>de</strong>. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen<br />
dat in <strong>de</strong> door <strong>het</strong> college gestel<strong>de</strong> feiten en<br />
omstandighe<strong>de</strong>n geen grond kan wor<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n<br />
voor <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el dat sprake is <strong>van</strong> een bijzon<strong>de</strong>r<br />
geval, als hiervoor bedoeld. De door <strong>het</strong> college gestel<strong>de</strong><br />
door R. te lij<strong>de</strong>n scha<strong>de</strong> leidt niet tot een<br />
an<strong>de</strong>r oor<strong>de</strong>el. Dat Turkey Farm, ook als dit pand<br />
niet meer in gebruik zal zijn als burgerwoning, naar<br />
<strong>het</strong> college stelt, niet zou mogen uitbrei<strong>de</strong>n, komt,<br />
gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> vorenoverwogene, niet <strong>de</strong> betekenis<br />
toe, die <strong>het</strong> college daaraan gehecht wil zien.<br />
De hoger beroepen zijn ongegrond. De aangevallen<br />
uitspraak dient te wor<strong>de</strong>n bevestigd.<br />
Het besluit <strong>van</strong> 21 mei 2002 moet wor<strong>de</strong>n aangemerkt<br />
als een besluit, als bedoeld in artikel 6:18<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene wet bestuursrecht, zodat <strong>het</strong> door<br />
<strong>het</strong> college ingestel<strong>de</strong> hoger beroep ingevolge artikel<br />
6:19, eerste lid, gelezen in verbinding met artikel<br />
6:24, <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze wet moet wor<strong>de</strong>n geacht me<strong>de</strong><br />
tegen dit besluit te zijn gericht.<br />
Het college heeft bij dit besluit <strong>op</strong>nieuw geweigerd<br />
om handhavend <strong>op</strong> te tre<strong>de</strong>n. Het is daarbij<br />
na<strong>de</strong>r ingegaan <strong>op</strong> <strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen voor <strong>de</strong> vaste bestuurspraktijk.<br />
Deze zijn gelegen in – kort gezegd –<br />
<strong>de</strong> wens <strong>van</strong> <strong>het</strong> gemeentebestuur om rusten<strong>de</strong><br />
agrariërs in hun woning te kunnen laten en <strong>de</strong><br />
schaalvergroting in <strong>de</strong> landbouw, die ertoe heeft geleid<br />
dat in geval <strong>van</strong> verko<strong>op</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> bedrijfsgron<strong>de</strong>n<br />
en <strong>op</strong>stallen, <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> bedrijfswoningen vaak<br />
niet meer nodig zijn voor <strong>de</strong> bedrijfsvoering. Deze<br />
bestuurspraktijk betekent niet dat sprake is <strong>van</strong> een<br />
bijzon<strong>de</strong>r geval, als hiervoor bedoeld, reeds omdat<br />
die praktijk indruist, zowel tegen <strong>het</strong> bestemmingsplan,<br />
zoals dat voor 1999 gold, als tegen <strong>het</strong> plan<br />
dat sindsdien geldt. Aan <strong>de</strong> betekenis <strong>van</strong> <strong>de</strong> bestemmingsplanprocedure<br />
zou afbreuk wor<strong>de</strong>n gedaan<br />
door in een geval als <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige een bijzon<strong>de</strong>r<br />
geval aan te nemen. Hetgeen hiervoor on<strong>de</strong>r<br />
2.5 is overwogen over eventueel door <strong>de</strong>ze praktijk<br />
bij R. gewekt vertrouwen, geldt voorts onverkort,<br />
zodat ook hierin geen grond kan wor<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n<br />
voor <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el dat <strong>het</strong> college terecht een bijzon<strong>de</strong>r<br />
geval heeft aangenomen. Dit betekent ook dat<br />
<strong>de</strong> vraag, welk belang Turkey Farm in verband met<br />
haar uitbreidingsmogelijkhe<strong>de</strong>n heeft bij handhaving<br />
en of dit <strong>op</strong>weegt tegen <strong>de</strong> door <strong>de</strong> R. gestel<strong>de</strong><br />
scha<strong>de</strong>, ten onrechte bij <strong>de</strong> besluitvorming is betrokken.<br />
De conclusie is dat aan <strong>het</strong> besluit <strong>van</strong> 21 mei<br />
2002 <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> gebreken kleven als aan dat <strong>van</strong> 7<br />
augustus 2001. De beroepen tegen dit besluit zijn<br />
gegrond, zodat <strong>het</strong> dient te wor<strong>de</strong>n vernietigd.<br />
Met bevestiging <strong>van</strong> <strong>de</strong> uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechtbank<br />
te Roermond wordt <strong>het</strong> beroep tegen <strong>het</strong> besluit<br />
<strong>van</strong> 21 mei 2002 gegrond verklaard en dit besluit<br />
vernietigd.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
20 Milieu<br />
03-44<br />
ABRS 2 april 2003, nr. 200206426/1 (Haarlem)<br />
Casus<br />
Ambtshalve toevoegen <strong>van</strong> nieuwe voorschriften<br />
aan <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> revisievergunning. Appellante<br />
heeft bezwaren tegen een voorschrift dat haar verplicht<br />
om (eventuele) bo<strong>de</strong>mverontreiniging die<br />
ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> eindsituatie-on<strong>de</strong>rzoek wordt ont<strong>de</strong>kt,<br />
terug te brengen tot <strong>het</strong> niveau ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> nulsituatie-on<strong>de</strong>rzoek. Zij acht <strong>de</strong> verlang<strong>de</strong><br />
maatregelen onre<strong>de</strong>lijk voorzover <strong>de</strong>ze ver<strong>de</strong>r<br />
strekken dan <strong>de</strong> eis tot <strong>het</strong> terugbrengen <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
verontreiniging tot <strong>de</strong> binnen <strong>de</strong> in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> Wet bo<strong>de</strong>mbescherming (Wbb) voorgeschreven<br />
interventiewaar<strong>de</strong>n.<br />
Rechtsvraag<br />
Kunnen in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wm an<strong>de</strong>re eisen wor<strong>de</strong>n<br />
gesteld dan in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wbb?<br />
Uitspraak<br />
De Af<strong>de</strong>ling stelt vast dat in <strong>de</strong> inrichting wordt gewerkt<br />
met stoffen die bo<strong>de</strong>mverontreiniging kunnen<br />
veroorzaken. Zij stelt bovendien vast dat <strong>de</strong><br />
Wbb en <strong>de</strong> Wm elk hun eigen toetsingska<strong>de</strong>r bevatten<br />
en dat aan <strong>het</strong> toetsingska<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wbb<br />
geen argumenten kunnen wor<strong>de</strong>n ontleend als <strong>het</strong><br />
gaat om toepassing <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wm. Het door appellante<br />
aangevoer<strong>de</strong> heeft betrekking <strong>op</strong> <strong>de</strong> Wbb.<br />
Verweer<strong>de</strong>r heeft zich in re<strong>de</strong>lijkheid <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt<br />
kunnen stellen dat <strong>het</strong> treffen <strong>van</strong> maatregelen<br />
om <strong>de</strong> eventueel aan te treffen bo<strong>de</strong>mverontreiniging<br />
terug te brengen tot <strong>het</strong> niveau ten tij<strong>de</strong><br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> in 1992 uitgevoer<strong>de</strong> nulsituatie-on<strong>de</strong>rzoek<br />
noodzakelijk is in <strong>het</strong> belang <strong>van</strong> <strong>de</strong> bescherming<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> milieu.<br />
Wet milieubeheer, artikel 8.23<br />
Bij besluit <strong>van</strong> 21 oktober 2002 heeft <strong>het</strong> college<br />
<strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> Haarlem (verweer<strong>de</strong>r)<br />
krachtens artikel 8.23 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer<br />
<strong>de</strong> aan appellante <strong>op</strong> 26 juni 1996 verleen<strong>de</strong><br />
revisievergunning voor <strong>het</strong> vervaardigen en vere<strong>de</strong>len<br />
<strong>van</strong> flexibele verpakkingsmid<strong>de</strong>len ambtshalve<br />
gewijzigd.<br />
Overwegingen<br />
Bij besluit <strong>van</strong> 26 juni 1996 heeft verweer<strong>de</strong>r<br />
krachtens <strong>de</strong> Wet milieubeheer aan appellante een<br />
revisievergunning on<strong>de</strong>r voorschriften verleend voor<br />
een verpakkingsmid<strong>de</strong>lenbedrijf. Bij <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />
besluit heeft verweer<strong>de</strong>r ambtshalve met toepassing<br />
<strong>van</strong> artikel 8.23 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer aan <strong>de</strong>ze<br />
vergunning een vijftal nieuwe voorschriften verbon<strong>de</strong>n.<br />
Verweer<strong>de</strong>r heeft bij <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit aan<br />
<strong>de</strong> revisievergunning <strong>van</strong> 26 juni 1996 on<strong>de</strong>r meer<br />
voorschrift 5 verbon<strong>de</strong>n, dat als volgt luidt:<br />
‘Indien uit <strong>de</strong> resultaten <strong>van</strong> <strong>het</strong> eindsituatie-bo<strong>de</strong>mon<strong>de</strong>rzoek<br />
blijkt dat er een toename is <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
concentraties aan verontreinigen<strong>de</strong> stoffen, dan<br />
moeten in overleg met <strong>het</strong> bevoegd gezag maatregelen<br />
wor<strong>de</strong>n genomen om <strong>de</strong> verontreiniging<br />
terug te brengen tot <strong>het</strong> niveau ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
nulsituatie-on<strong>de</strong>rzoek.’<br />
Appellante is <strong>van</strong> mening dat verweer<strong>de</strong>r ten onrechte<br />
voorschrift 5 aan <strong>de</strong> revisievergunning <strong>van</strong><br />
26 juni 1996 heeft verbon<strong>de</strong>n, nu <strong>de</strong> afgel<strong>op</strong>en<br />
jaren herhaal<strong>de</strong>lijk bo<strong>de</strong>mon<strong>de</strong>rzoek is verricht en<br />
<strong>van</strong> vervuilingtoename dan wel risico <strong>op</strong> verspreiding<br />
niet is gebleken. Voorts acht appellante <strong>de</strong><br />
maatregelen die <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> dit voorschrift dienen<br />
te wor<strong>de</strong>n getroffen om <strong>de</strong> verontreiniging terug te<br />
brengen tot <strong>het</strong> niveau ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> in 1992 uitgevoer<strong>de</strong><br />
nulsituatie-on<strong>de</strong>rzoek onre<strong>de</strong>lijk. Haars<br />
inziens kan wor<strong>de</strong>n volstaan met <strong>het</strong> terugbrengen<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> verontreiniging tot binnen <strong>de</strong> in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet bo<strong>de</strong>mbescherming voorgeschreven<br />
interventiewaar<strong>de</strong>n. Ter zitting heeft appellante<br />
hieraan toegevoegd dat verweer<strong>de</strong>r haars inziens<br />
<strong>van</strong> handhaving <strong>van</strong> voorschrift 5 dient af te zien indien<br />
<strong>de</strong> k<strong>op</strong>er <strong>van</strong> haar terrein bereid is <strong>het</strong> risico<br />
voor vervuiling en <strong>de</strong> kosten <strong>van</strong> sanering <strong>van</strong> eventueel<br />
aan te treffen bo<strong>de</strong>mverontreiniging tot <strong>het</strong> niveau<br />
ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> nulsituatie-on<strong>de</strong>rzoek <strong>op</strong> zich<br />
te nemen.<br />
Verweer<strong>de</strong>r stelt dat <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet bo<strong>de</strong>mbescherming<br />
kan wor<strong>de</strong>n bepaald dat verontreiniging<br />
wordt teruggebracht tot <strong>de</strong> in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> die wet<br />
voorgeschreven interventiewaar<strong>de</strong>n in gevallen <strong>van</strong><br />
reeds bestaan<strong>de</strong> vervuiling waarvoor <strong>de</strong> eigenaar<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> perceel niet aansprakelijk kan wor<strong>de</strong>n gesteld.<br />
Daar<strong>van</strong> is hier geen sprake, aldus verweer<strong>de</strong>r.<br />
In <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer dient te<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Milieu<br />
21<br />
wor<strong>de</strong>n gekeken naar <strong>de</strong> toename <strong>van</strong> vervuiling <strong>op</strong><br />
een perceel door <strong>de</strong> aldaar gevoer<strong>de</strong> bedrijfsactiviteiten.<br />
De Af<strong>de</strong>ling stelt vast dat uit <strong>de</strong> revisievergunning<br />
<strong>van</strong> 26 juni 1996 blijkt dat in <strong>de</strong> inrichting<br />
on<strong>de</strong>r meer wordt gewerkt met inkten, <strong>op</strong>losmid<strong>de</strong>len,<br />
olie en harsen. Deze stoffen kunnen lei<strong>de</strong>n tot<br />
bo<strong>de</strong>mverontreiniging. De Af<strong>de</strong>ling stelt voorts vast<br />
dat <strong>de</strong> Wet bo<strong>de</strong>mbescherming en <strong>de</strong> Wet milieubeheer<br />
elk hun eigen toetsingska<strong>de</strong>r bevatten; aan <strong>het</strong><br />
toetsingska<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet bo<strong>de</strong>mbescherming kunnen<br />
daarom geen argumenten wor<strong>de</strong>n ontleend als<br />
<strong>het</strong> gaat om <strong>de</strong> toepassing <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer.<br />
Wat appellante heeft aangevoerd, heeft betrekking<br />
<strong>op</strong> <strong>de</strong> Wet bo<strong>de</strong>mbescherming. Derhalve ziet <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling<br />
geen aanleiding voor <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el dat verweer<strong>de</strong>r<br />
zich niet in re<strong>de</strong>lijkheid <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt<br />
heeft kunnen stellen dat <strong>het</strong> treffen <strong>van</strong> maatregelen<br />
om <strong>de</strong> eventueel aan te treffen bo<strong>de</strong>mverontreiniging<br />
terug te brengen tot <strong>het</strong> niveau ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> in 1992 uitgevoer<strong>de</strong> nulsituatie-on<strong>de</strong>rzoek<br />
noodzakelijk is in <strong>het</strong> belang <strong>van</strong> <strong>de</strong> bescherming<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> milieu.<br />
De Af<strong>de</strong>ling merkt nog <strong>op</strong> dat verweer<strong>de</strong>r zich ter<br />
zitting bereid heeft verklaard <strong>op</strong> verzoek <strong>van</strong> appellante<br />
na<strong>de</strong>r te bezien of <strong>de</strong> uit voorschrift 5 mogelijk<br />
voortvloeien<strong>de</strong> verplichting om <strong>op</strong>getre<strong>de</strong>n bo<strong>de</strong>mverontreiniging<br />
terug te brengen tot <strong>de</strong> nulsituatie<br />
eventueel kan wor<strong>de</strong>n overgenomen door een <strong>op</strong>volgen<strong>de</strong><br />
vergunninghou<strong>de</strong>r, voorzover <strong>het</strong> gaat om immobiele<br />
verontreinigingen waar<strong>van</strong> <strong>de</strong> sanering zon<strong>de</strong>r<br />
veel bezwaar kan wor<strong>de</strong>n uitgesteld.<br />
Het beroep is ongegrond.<br />
03-45<br />
Vz. ABRS 2 april 2003, nr. 200300526/1 (Ze<strong>de</strong>rik)<br />
Casus<br />
Last on<strong>de</strong>r dwangsom wegens <strong>het</strong> niet voldoen aan<br />
voorschrift 1.6.2 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Bijlage behoren<strong>de</strong> bij <strong>het</strong><br />
Besluit <strong>op</strong>slag- en transportbedrijven milieubeheer<br />
(<strong>het</strong> Besluit). Verzoeker om schorsing en verweer<strong>de</strong>r<br />
verschillen <strong>van</strong> mening over <strong>de</strong> vraag of parkeren<br />
<strong>van</strong> een bestelwagen en aanhanger met gasflessen<br />
in een loods valt on<strong>de</strong>r <strong>het</strong> Besluit. Daarbij stelt<br />
verzoeker dat dit parkeren niet kan wor<strong>de</strong>n beschouwd<br />
als <strong>het</strong> <strong>op</strong>slaan <strong>van</strong> gassen als bedoeld in<br />
bijlage I, categorie 2.1, on<strong>de</strong>r a <strong>van</strong> <strong>het</strong> Inrichtingen-<br />
en vergunningenbesluit milieubeheer (Ivb).<br />
Rechtsvraag<br />
Is hier sprake <strong>van</strong> een inrichting die valt on<strong>de</strong>r <strong>het</strong><br />
Besluit?<br />
Uitspraak<br />
De Voorzitter overweegt dat door<strong>de</strong>weeks geduren<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong> avon<strong>de</strong>n en nachten en in <strong>het</strong> weekend geduren<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong> gehele dag in <strong>de</strong> loods een bestelwagen<br />
en aanhanger waar<strong>op</strong> zich volle en lege<br />
gasflessen bevin<strong>de</strong>n, wor<strong>de</strong>n geparkeerd. Omdat<br />
sprake is <strong>van</strong> een bedrijfsmatig on<strong>de</strong>rnomen bedrijvigheid<br />
die binnen een zekere begrenzing<br />
pleegt te wor<strong>de</strong>n verricht, moet wor<strong>de</strong>n gesproken<br />
<strong>van</strong> een inrichting in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wm. Tevens<br />
moet <strong>het</strong> stallen <strong>van</strong> <strong>de</strong> wagen en aanhanger met<br />
gasflessen wor<strong>de</strong>n aangemerkt als ‘<strong>op</strong>slag’ in <strong>de</strong><br />
zin <strong>van</strong> <strong>het</strong> Ivb; mitsdien is <strong>het</strong> Besluit <strong>van</strong> toepassing.<br />
Nu niet wordt voldaan aan <strong>de</strong> voorschriften<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit waren verweer<strong>de</strong>rs bevoegd tot <strong>het</strong><br />
<strong>op</strong>leggen <strong>van</strong> <strong>de</strong> last on<strong>de</strong>r dwangsom.<br />
Wet milieubeheer, artikel 1.1 lid 1<br />
Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer,<br />
bijlage I, categorie 2.1, on<strong>de</strong>r a<br />
Algemene wet bestuursrecht, artikel 5:32<br />
Bij besluit <strong>van</strong> 20 <strong>de</strong>cember 2002 heeft <strong>het</strong> college<br />
<strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> Ze<strong>de</strong>rik (verweer<strong>de</strong>r)<br />
aan verzoeker met betrekking tot zijn inrichting<br />
te Leerbroek een last on<strong>de</strong>r dwangsom als<br />
bedoeld in artikel 5:32, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene<br />
wet bestuursrecht <strong>op</strong>gelegd. De dwangsom is vastgesteld<br />
<strong>op</strong> € 2.000,00 per week dat niet wordt voldaan<br />
aan voorschrift 1.6.2 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Bijlage behoren<strong>de</strong><br />
bij <strong>het</strong> Besluit <strong>op</strong>slag- en transportbedrijven<br />
milieubeheer (hierna te noemen: <strong>het</strong> Besluit). Het<br />
maximum waarboven geen dwangsom meer wordt<br />
verbeurd is vastgesteld <strong>op</strong> € 10.000,00. De begunstigingstermijn<br />
bedraagt 6 weken.<br />
Overwegingen<br />
Verzoeker bestrijdt <strong>de</strong> stelling <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r dat<br />
zijn inrichting valt on<strong>de</strong>r categorie 2.1, on<strong>de</strong>r a, <strong>van</strong><br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
22 Milieu<br />
bijlage I <strong>van</strong> <strong>het</strong> Inrichtingen- en vergunningenbesluit<br />
milieubeheer (hierna te noemen: <strong>het</strong> Ivb), aangezien<br />
<strong>het</strong> parkeren <strong>van</strong> een bestelwagen en aanhanger<br />
met gasflessen volgens hem niet kan wor<strong>de</strong>n<br />
beschouwd als <strong>het</strong> <strong>op</strong>slaan <strong>van</strong> gassen. Het Besluit<br />
is volgens hem niet <strong>van</strong> toepassing, zodat verweer<strong>de</strong>r<br />
niet bevoegd was om <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit te<br />
nemen.<br />
Ingevolge artikel 8.1, eerste lid, aanhef en on<strong>de</strong>r<br />
a en c, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer is <strong>het</strong> verbo<strong>de</strong>n<br />
zon<strong>de</strong>r daartoe verleen<strong>de</strong> vergunning een inrichting<br />
<strong>op</strong> te richten en in werking te hebben. In <strong>het</strong> twee<strong>de</strong><br />
lid <strong>van</strong> dit artikel is bepaald dat <strong>het</strong> verbod niet<br />
geldt met betrekking tot inrichtingen, behoren<strong>de</strong> tot<br />
een categorie die bij een algemene maatregel <strong>van</strong><br />
bestuur krachtens artikel 8.40, eerste lid, is aangewezen,<br />
behou<strong>de</strong>ns in gevallen waarin, krachtens <strong>de</strong><br />
twee<strong>de</strong> volzin <strong>van</strong> dat lid, <strong>de</strong> bij die maatregel gestel<strong>de</strong><br />
regels niet gel<strong>de</strong>n voor een zodanige inrichting.<br />
Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer<br />
wordt on<strong>de</strong>r <strong>het</strong> begrip ‘inrichting’ in<br />
<strong>de</strong>ze wet en <strong>de</strong> daar<strong>op</strong> berusten<strong>de</strong> bepalingen verstaan<br />
elke door <strong>de</strong> mens bedrijfsmatig of in een om<strong>van</strong>g<br />
alsof zij bedrijfsmatig was, on<strong>de</strong>rnomen bedrijvigheid<br />
die binnen een zekere begrenzing pleegt<br />
te wor<strong>de</strong>n verricht.<br />
Ingevolge artikel 1.1, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet<br />
milieubeheer wor<strong>de</strong>n bij algemene maatregel <strong>van</strong><br />
bestuur categorieën inrichtingen aangewezen die<br />
na<strong>de</strong>lige gevolgen voor <strong>het</strong> milieu kunnen veroorzaken.<br />
Het vier<strong>de</strong> lid <strong>van</strong> dit artikel bepaalt – voorzover<br />
hier <strong>van</strong> belang – dat in <strong>het</strong> vervolg <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze<br />
wet en <strong>de</strong> daar<strong>op</strong> berusten<strong>de</strong> bepalingen on<strong>de</strong>r inrichting<br />
wordt verstaan een inrichting, behoren<strong>de</strong><br />
tot een categorie die krachtens <strong>het</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid is aangewezen.<br />
Aan <strong>het</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid is uitvoering gegeven bij<br />
<strong>het</strong> Ivb.<br />
Op grond <strong>van</strong> artikel 2.1, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>het</strong> Ivb,<br />
in samenhang met Bijlage I, categorie 2.1, on<strong>de</strong>r a,<br />
voorzover hier <strong>van</strong> belang, is een vergunning ingevolge<br />
<strong>de</strong> Wet milieubeheer vereist voor een inrichting<br />
voor <strong>het</strong> <strong>op</strong>slaan <strong>van</strong> gassen of gasmengsels, al<br />
of niet in samengeperste tot vloeistof verdichte of<br />
on<strong>de</strong>r druk in vloeistof <strong>op</strong>geloste toestand.<br />
Ingevolge artikel 2, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit,<br />
voorzover hier <strong>van</strong> belang, is dit Besluit <strong>van</strong> toepassing<br />
<strong>op</strong> een inrichting die uitsluitend of in hoofdzaak<br />
is bestemd voor <strong>het</strong> <strong>op</strong>slaan <strong>van</strong> goe<strong>de</strong>ren of<br />
producten. Het Besluit is een algemene maatregel<br />
<strong>van</strong> bestuur krachtens genoemd artikel 8.40, eerste<br />
lid.<br />
Gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> stukken en <strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ter zitting<br />
stelt <strong>de</strong> Voorzitter vast dat door<strong>de</strong>weeks geduren<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong> avon<strong>de</strong>n en nachten en in <strong>het</strong> weekend geduren<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong> gehele dag in <strong>de</strong> loods <strong>op</strong> <strong>het</strong> perceel<br />
aan (...), een bestelwagen en aanhanger waar<strong>op</strong><br />
zich volle en lege gasflessen bevin<strong>de</strong>n, wor<strong>de</strong>n geparkeerd.<br />
Het parkeren <strong>van</strong> <strong>de</strong> bestelwagen en aanhanger<br />
met gasflessen is een bedrijfsmatig on<strong>de</strong>rnomen<br />
bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing<br />
pleegt te wor<strong>de</strong>n verricht, zodat gesproken moet<br />
wor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> een inrichting in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> artikel 1.1,<br />
eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer.<br />
De Voorzitter overweegt dat – in weerwil <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
betoog <strong>van</strong> verzoeker – <strong>het</strong> stallen <strong>van</strong> <strong>de</strong> bestelwagen<br />
en aanhanger met gasflessen moet wor<strong>de</strong>n aangemerkt<br />
als ‘<strong>op</strong>slag’ in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> categorie 2.1,<br />
on<strong>de</strong>r a, <strong>van</strong> <strong>het</strong> Ivb. In dit verband acht <strong>de</strong> Voorzitter<br />
rele<strong>van</strong>t dat <strong>de</strong> bestelwagen en aanhanger met<br />
gasflessen elke avond en nacht en geduren<strong>de</strong> <strong>het</strong><br />
weekend in <strong>de</strong> loods wor<strong>de</strong>n gestald en dat <strong>de</strong>ze altijd<br />
bela<strong>de</strong>n zijn met gasflessen die zijn gevuld met<br />
pr<strong>op</strong>aan of butaan, of leeg en ongereinigd zijn.<br />
De Voorzitter stelt vast dat verweer<strong>de</strong>r zich terecht<br />
<strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt heeft gesteld dat categorie<br />
2.1, on<strong>de</strong>r a, <strong>van</strong> <strong>het</strong> Ivb <strong>van</strong> toepassing is en dat<br />
gelet <strong>op</strong> artikel 2, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit ook dit<br />
Besluit <strong>op</strong> <strong>de</strong> inrichting <strong>van</strong> toepassing is.<br />
In voorschrift 1.6.2 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Bijlage behoren<strong>de</strong> bij<br />
<strong>het</strong> Besluit wor<strong>de</strong>n eisen gesteld aan <strong>de</strong> <strong>op</strong>slag <strong>van</strong><br />
gasflessen. De <strong>op</strong>slagplaats moet, kort samengevat,<br />
zijn uitgevoerd overeenkomstig <strong>de</strong> eisen voor gevaarlijke<br />
stoffen die hiervoor zijn gesteld in richtlijn<br />
CPR 15-1.<br />
De Voorzitter is, an<strong>de</strong>rs dan verzoeker, <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el<br />
dat dit voorschrift ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige<br />
inrichting geldt. Uit <strong>de</strong> stukken en <strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />
ter zitting is gebleken dat voorschrift 1.6.2<br />
ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> nemen <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />
werd overtre<strong>de</strong>n, zodat verweer<strong>de</strong>r bevoegd was tot<br />
<strong>het</strong> <strong>op</strong>leggen <strong>van</strong> een last on<strong>de</strong>r dwangsom.<br />
Verzoeker stelt dat verweer<strong>de</strong>r niet in re<strong>de</strong>lijkheid<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze bevoegdheid gebruik heeft kunnen<br />
maken. Verzoeker voert daartoe aan dat <strong>het</strong> voor<br />
hem niet mogelijk is <strong>de</strong> loods in overeenstemming<br />
te brengen met <strong>de</strong> eisen gesteld in <strong>de</strong> richtlijn CPR<br />
15-1. Hij betoogt dat dit zeer hoge kosten met zich<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Milieu<br />
23<br />
brengt en dat <strong>het</strong> onzeker is of hij toestemming <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> verhuur<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> loods krijgt om <strong>de</strong> loods te<br />
verbouwen. Tevens merkt hij <strong>op</strong> nog geen locatie te<br />
hebben gevon<strong>de</strong>n waar <strong>de</strong> veiligheid beter gewaarborgd<br />
is dan in <strong>de</strong> huidige <strong>op</strong>slagplaats. In dit verband<br />
wijst verzoeker <strong>op</strong> <strong>de</strong> brief <strong>van</strong> 4 april 2001<br />
waarin <strong>de</strong> brandweercommandant <strong>van</strong> Ze<strong>de</strong>rik zorgen<br />
omtrent <strong>de</strong> gas<strong>op</strong>slag in <strong>de</strong> inrichting <strong>van</strong> verzoeker<br />
wegneemt. Voorts stelt hij dat <strong>de</strong> gestel<strong>de</strong><br />
begunstigingstermijn te kort is, nu <strong>het</strong> verkrijgen<br />
<strong>van</strong> een bouwvergunning een voorwaar<strong>de</strong> is om aan<br />
voorschrift 1.6.2 te kunnen voldoen.<br />
Verweer<strong>de</strong>r stelt zich <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt dat <strong>de</strong> huidige<br />
wijze <strong>van</strong> <strong>op</strong>slag een gevaarlijke situatie voor <strong>de</strong><br />
directe omgeving <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting en <strong>de</strong> hulpverlenen<strong>de</strong><br />
instanties <strong>op</strong>levert, omdat <strong>de</strong> voertuigen in<br />
een uit hout <strong>op</strong>getrokken loods wor<strong>de</strong>n geparkeerd<br />
en gasflessen een bijzon<strong>de</strong>r risico vormen in bijvoorbeeld<br />
<strong>het</strong> geval <strong>van</strong> brand. Ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
gestel<strong>de</strong> begunstigingstermijn heeft verweer<strong>de</strong>r <strong>op</strong>gemerkt<br />
dat <strong>het</strong> verkrijgen <strong>van</strong> <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> bouwvergunning<br />
weliswaar meer dan zes weken duurt,<br />
maar dat <strong>de</strong> <strong>op</strong>slag in afwachting <strong>van</strong> <strong>de</strong> realisatie<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> voorzieningen el<strong>de</strong>rs kan plaatsvin<strong>de</strong>n.<br />
De Voorzitter overweegt dat verweer<strong>de</strong>r in <strong>het</strong><br />
bestre<strong>de</strong>n besluit onvoldoen<strong>de</strong> blijk geeft <strong>de</strong> door<br />
verzoeker genoem<strong>de</strong> aspecten te hebben meegewogen.<br />
Niet is gebleken dat verweer<strong>de</strong>r zorgvuldig<br />
heeft on<strong>de</strong>rzocht of <strong>het</strong> brandrisico zodanig groot is<br />
dat in re<strong>de</strong>lijkheid <strong>van</strong> verzoeker kan wor<strong>de</strong>n gevergd<br />
dat <strong>de</strong> inrichting voldoet aan <strong>het</strong> gestel<strong>de</strong> in<br />
voorschrift 1.6.2. Het bestre<strong>de</strong>n besluit is in zoverre<br />
in strijd met <strong>de</strong> artikelen 3:2 en 3:46 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene<br />
wet bestuursrecht.<br />
03-46<br />
ABRS 9 april 2003, nr. 200202764/1 (Staatssecretaris<br />
LNV)<br />
Casus<br />
Vergunning ingevolge <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet<br />
(Nbw) voor <strong>het</strong> uitbrei<strong>de</strong>n <strong>van</strong> een kassencomplex<br />
in <strong>de</strong> nabijheid <strong>van</strong> een (staats)natuurmonument<br />
(Deurnse Peel). Eer<strong>de</strong>r is door <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling uitgesproken<br />
dat sprake is <strong>van</strong> vergunningplicht <strong>op</strong><br />
grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> Nbw omdat <strong>de</strong> uitbreiding gevolgen<br />
heeft voor <strong>de</strong> grondwaterstand. Appellante stelt<br />
dat ten onrechte is verzuimd om te toetsen aan <strong>de</strong><br />
Habitat – en <strong>de</strong> Vogelrichtlijn. Voorts blijft volgens<br />
haar onzekerheid bestaan over <strong>het</strong> blijvend goed<br />
functioneren <strong>van</strong> <strong>de</strong> infiltratievoorziening en acht<br />
zij vergunningplicht aanwezig met betrekking tot<br />
<strong>de</strong> ontsieren<strong>de</strong> werking <strong>van</strong> <strong>de</strong> kassen.<br />
Rechtsvraag<br />
In hoeverre is getoetst aan <strong>de</strong> Habitat- en Vogelrichtlijn<br />
en in welke mate is verstoring <strong>van</strong> <strong>de</strong> waterhuishouding<br />
dan wel ontsieren<strong>de</strong> werking <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> kassen te duchten?<br />
Uitspraak<br />
De Af<strong>de</strong>ling stelt vast dat <strong>de</strong> ‘Deurnse Peel’ is aangewezen<br />
als speciale beschermingszone in <strong>de</strong> zin<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Vogelrichtlijn en <strong>het</strong> <strong>gebied</strong> binnen <strong>de</strong> reikwijdte<br />
<strong>van</strong> artikel 6, lid 2, 3 en 4 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Habitatrichtlijn<br />
valt. De Nbw noch enige an<strong>de</strong>re regelgeving<br />
bevatten regels ter implementatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> in<br />
artikel 6 lid 2 Habitatrichtlijn <strong>op</strong>genomen verplichtingen.<br />
De Af<strong>de</strong>ling is echter <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat artikel<br />
12 Nbw richtlijnconform kan wor<strong>de</strong>n geïnterpreteerd,<br />
zodat <strong>het</strong> in <strong>de</strong>ze bepaling vervatte<br />
verbod me<strong>de</strong> betrekking heeft <strong>op</strong> han<strong>de</strong>lingen die<br />
tot een verslechtering <strong>van</strong> <strong>de</strong> kwaliteit <strong>van</strong> een habitat<br />
of tot een verstoring voor <strong>de</strong> soorten kunnen<br />
lei<strong>de</strong>n als bedoeld in artikel 6 lid 2 Habitatrichtlijn.<br />
In aanmerking genomen <strong>de</strong> aard <strong>van</strong> <strong>de</strong> infiltratievoorziening<br />
en <strong>de</strong> mogelijkheid voor monitoring<br />
en controle biedt <strong>de</strong>ze voorziening voldoen<strong>de</strong><br />
waarborgen om verslechtering <strong>van</strong> <strong>de</strong> grondwatersituatie<br />
in <strong>het</strong> natuurmonument te voorkomen.<br />
Door <strong>de</strong> hoogte <strong>van</strong> <strong>de</strong> kassen en door <strong>het</strong> ontbreken<br />
<strong>van</strong> assimilatiebelichting is <strong>van</strong> ontsiering<br />
geen sprake. Alhoewel dit aspect leidt tot vergunningplicht<br />
kon <strong>de</strong> vergunning om <strong>de</strong>ze re<strong>de</strong>n niet<br />
wor<strong>de</strong>n geweigerd. Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong> bestaat<br />
er geen strijd met artikel 6 lid 2 Habitatrichtlijn.<br />
Door <strong>de</strong> afwezigheid <strong>van</strong> storen<strong>de</strong> factoren<br />
met een significant effect bestaat evenmin strijd<br />
met artikel 6 lid 3 Habitatrichtlijn. Gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />
samenhang met <strong>het</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid is artikel 6 lid 4 ook<br />
niet <strong>van</strong> toepassing.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
24 Milieu<br />
Natuurbeschermingswet, artikel 12<br />
EG-richtlijn 92/43 (Habitatrichtlijn), artikel 6<br />
lid 2 en lid 3<br />
EG-richtlijn 79/409 (Vogelrichtlijn), artikel 4<br />
Op 22 november 2001 is krachtens artikel 13, vier<strong>de</strong><br />
lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet <strong>van</strong> rechtswege<br />
een vergunning <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> artikel 12 <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> Natuurbeschermingswet verleend aan <strong>de</strong> maatschap<br />
‘D.’.<br />
Bij besluit <strong>van</strong> 12 april 2002 heeft <strong>de</strong> Staatssecretaris<br />
<strong>van</strong> LNV (verweer<strong>de</strong>r) <strong>het</strong> hiertegen door appellante<br />
gemaakte bezwaar gegrond verklaard, <strong>het</strong><br />
besluit <strong>van</strong> 22 november 2001 herroepen en een<br />
vergunning on<strong>de</strong>r voorwaar<strong>de</strong> verleend.<br />
Overwegingen<br />
Ingevolge artikel 12, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet<br />
is <strong>het</strong> verbo<strong>de</strong>n zon<strong>de</strong>r vergunning<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Minister <strong>van</strong> Landbouw, Natuurbeheer en<br />
Visserij of in strijd met bij zodanige vergunning gestel<strong>de</strong><br />
voorwaar<strong>de</strong>n han<strong>de</strong>lingen te verrichten, te<br />
doen verrichten of te gedogen, die scha<strong>de</strong>lijk zijn<br />
voor <strong>het</strong> natuurschoon of voor <strong>de</strong> natuurwetenschappelijke<br />
betekenis <strong>van</strong> een beschermd natuurmonument<br />
of die een beschermd natuurmonument<br />
ontsieren.<br />
Ingevolge <strong>het</strong> twee<strong>de</strong> lid <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze bepaling wor<strong>de</strong>n<br />
als scha<strong>de</strong>lijk voor <strong>het</strong> natuurschoon of voor <strong>de</strong><br />
natuurwetenschappelijke betekenis <strong>van</strong> een beschermd<br />
natuurmonument in ie<strong>de</strong>r geval aangemerkt<br />
han<strong>de</strong>lingen, die <strong>de</strong> in <strong>de</strong> beschikking tot<br />
aanwijzing genoem<strong>de</strong> wezenlijke kenmerken <strong>van</strong><br />
een beschermd natuurmonument aantasten.<br />
Volgens vaste jurispru<strong>de</strong>ntie is dit artikel ook<br />
<strong>van</strong> toepassing <strong>op</strong> staatsnatuurmonumenten.<br />
Zoals <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling heeft overwogen in on<strong>de</strong>r meer<br />
haar uitspraak <strong>van</strong> 19 juni 2000, nr. E01.99.0148<br />
(AB 2000, 445), strekt <strong>de</strong> vergunningplicht zich<br />
ook uit tot han<strong>de</strong>lingen die buiten <strong>het</strong> natuurmonument<br />
plaatsvin<strong>de</strong>n en scha<strong>de</strong>lijk of ontsierend zijn<br />
voor <strong>het</strong> natuurmonument (<strong>de</strong> zoge<strong>het</strong>en externe<br />
werking).<br />
De aanvraag om een vergunning <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
Natuurbeschermingswet heeft betrekking <strong>op</strong> uitbreiding<br />
<strong>van</strong> zijn bedrijf met een kas met een <strong>op</strong>pervlakte<br />
<strong>van</strong> 6336 m 2 (fase 1) die in 1996 is gebouwd<br />
en een nieuw te bouwen kas met een<br />
<strong>op</strong>pervlakte <strong>van</strong> 5940 m 2 (fase 2), nabij <strong>het</strong> natuur<strong>gebied</strong><br />
<strong>de</strong> ‘Deurnse Peel’.<br />
Bij besluiten <strong>van</strong> 11 <strong>de</strong>cember 1980 en 8 mei<br />
1981 heeft verweer<strong>de</strong>r <strong>het</strong> natuur<strong>gebied</strong> <strong>de</strong> ‘Deurnse<br />
Peel’ aangewezen als beschermd natuurmonument,<br />
respectievelijk staatsnatuurmonument. Het<br />
natuur<strong>gebied</strong> beslaat een <strong>op</strong>pervlakte <strong>van</strong> ongeveer<br />
1500 hectare.<br />
Bij uitspraak <strong>van</strong> 14 <strong>de</strong>cember 2000, nr.<br />
199900203/1, heeft <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling geoor<strong>de</strong>eld dat,<br />
gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> gestel<strong>de</strong> in <strong>de</strong> toelichting behoren<strong>de</strong> bij<br />
<strong>het</strong> aanwijzingsbesluit <strong>van</strong> 11 <strong>de</strong>cember 1980,<br />
reeds omdat uitbreiding <strong>van</strong> <strong>het</strong> kassencomplex blijkens<br />
<strong>het</strong> advies <strong>van</strong> <strong>het</strong> DLO-Staring Centrum <strong>van</strong><br />
10 maart 1999 enige veran<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>de</strong> grondwaterstand<br />
met zich brengt, sprake is <strong>van</strong> een vergunningplicht<br />
<strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet.<br />
Verweer<strong>de</strong>r heeft vervolgens in <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />
een vergunning verleend on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong><br />
dat <strong>de</strong> hydrologische effecten <strong>op</strong> <strong>het</strong> natuurmonument<br />
wor<strong>de</strong>n gecompenseerd door een infiltratievoorziening.<br />
Appellante voert aan dat verweer<strong>de</strong>r ten onrechte<br />
<strong>het</strong> besluit heeft genomen. Zij stelt dat <strong>de</strong> aanvraag<br />
niet is getoetst aan richtlijn nr. 92/43/EEG<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> <strong>de</strong> Eur<strong>op</strong>ese Gemeenschappen <strong>van</strong><br />
21 mei 1992 inzake <strong>de</strong> instandhouding <strong>van</strong> <strong>de</strong> natuurlijke<br />
habitats en <strong>de</strong> wil<strong>de</strong> flora en fauna (hierna:<br />
<strong>de</strong> Habitatrichtlijn) en richtlijn 79/409/EEG <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
Raad <strong>van</strong> <strong>de</strong> Eur<strong>op</strong>ese Gemeenschappen <strong>van</strong> 2 april<br />
1979 inzake <strong>het</strong> behoud <strong>van</strong> <strong>de</strong> vogelstand (hierna:<br />
<strong>de</strong> Vogelrichtlijn). Zij wijst voorts <strong>op</strong> <strong>het</strong> bestaan<br />
<strong>van</strong> een reëel alternatief voor <strong>de</strong> locatie <strong>van</strong> <strong>het</strong> bedrijf.<br />
Tegen <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong> bij <strong>de</strong> vergunning heeft<br />
zij bezwaar omdat, zoals zij stelt, <strong>het</strong> probleem<br />
nooit geheel wordt weggenomen en er altijd onzekerhe<strong>de</strong>n<br />
blijven bestaan over <strong>het</strong> blijvend goed<br />
functioneren <strong>van</strong> <strong>de</strong> infiltratievoorziening. Met betrekking<br />
tot <strong>de</strong> ontsieren<strong>de</strong> werking <strong>van</strong> <strong>de</strong> kassen<br />
stelt zij dat verweer<strong>de</strong>r ten onrechte geen vergunningplicht<br />
aanwezig acht.<br />
Verweer<strong>de</strong>r heeft zich <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt gesteld<br />
dat hij on<strong>de</strong>r afweging <strong>van</strong> alle belangen in re<strong>de</strong>lijkheid<br />
<strong>de</strong> vergunning on<strong>de</strong>r voorwaar<strong>de</strong> kon verlenen.<br />
Hij wijst er <strong>op</strong> dat artikel 12 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet<br />
richtlijnconform kan wor<strong>de</strong>n geïnterpreteerd<br />
en stelt dat ook overigens <strong>van</strong> strijd met <strong>de</strong><br />
richtlijnen geen sprake is.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Milieu<br />
25<br />
Met betrekking tot <strong>de</strong> beroepsgrond over ontsieren<strong>de</strong><br />
werking <strong>van</strong> <strong>de</strong> kassen <strong>op</strong> <strong>het</strong> natuurmonument<br />
heeft verweer<strong>de</strong>r aangevoerd dat er slechts ruimte<br />
is voor <strong>de</strong> aanname dat wijziging <strong>van</strong> <strong>het</strong> landschap<br />
buiten een natuurmonument kan wor<strong>de</strong>n aangemerkt<br />
als ontsierend als bedoeld in artikel 12, eerste<br />
lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet, indien dit<br />
volgt uit <strong>de</strong> aanwijzing en toelichting <strong>van</strong> dat natuurmonument.<br />
In artikel 6, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Habitatrichtlijn is<br />
bepaald dat <strong>de</strong> Lid-Staten passen<strong>de</strong> maatregelen<br />
treffen om ervoor te zorgen dat <strong>de</strong> kwaliteit <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
natuurlijke habitats <strong>van</strong> soorten in <strong>de</strong> speciale beschermingszones<br />
niet verslechtert en er geen storen<strong>de</strong><br />
factoren <strong>op</strong>tre<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong> soorten waarvoor<br />
<strong>de</strong> zones zijn aangewezen voorzover die factoren,<br />
gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> doelstellingen <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze richtlijn, een<br />
significant effect zou<strong>de</strong>n kunnen hebben.<br />
Ingevolge artikel 6, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze richtlijn,<br />
voorzover hier <strong>van</strong> belang, wordt voor elk plan of<br />
project dat niet direct verband houdt met of nodig is<br />
voor <strong>het</strong> beheer <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>gebied</strong>, maar afzon<strong>de</strong>rlijk of<br />
in combinatie met an<strong>de</strong>re plannen of projecten significante<br />
gevolgen kan hebben voor zo’n <strong>gebied</strong>, een<br />
passen<strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling gemaakt <strong>van</strong> <strong>de</strong> gevolgen<br />
voor <strong>het</strong> <strong>gebied</strong>, rekening hou<strong>de</strong>nd met <strong>de</strong> instandhoudingsdoelstellingen<br />
<strong>van</strong> dat <strong>gebied</strong>. Gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />
conclusies <strong>van</strong> <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> gevolgen voor<br />
<strong>het</strong> <strong>gebied</strong> en on<strong>de</strong>r voorbehoud <strong>van</strong> <strong>het</strong> bepaal<strong>de</strong><br />
in lid 4, geven <strong>de</strong> bevoeg<strong>de</strong> nationale instanties<br />
slechts toestemming voor dat plan of project nadat<br />
zij <strong>de</strong> zekerheid hebben verkregen dat <strong>het</strong> <strong>de</strong> natuurlijke<br />
kenmerken <strong>van</strong> <strong>het</strong> betrokken <strong>gebied</strong> niet<br />
zal aantasten.<br />
Ingevolge artikel 6, vier<strong>de</strong> lid, voorzover hier <strong>van</strong><br />
belang, neemt <strong>de</strong> Lid-Staat, indien een plan of project,<br />
ondanks negatieve conclusies <strong>van</strong> <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> gevolgen voor <strong>het</strong> <strong>gebied</strong>, bij ontstentenis<br />
<strong>van</strong> alternatieve <strong>op</strong>lossingen, om dwingen<strong>de</strong><br />
re<strong>de</strong>nen <strong>van</strong> groot <strong>op</strong>enbaar belang, met inbegrip<br />
<strong>van</strong> re<strong>de</strong>nen <strong>van</strong> sociale of economische aard, toch<br />
moet wor<strong>de</strong>n gerealiseerd, alle nodige compenseren<strong>de</strong><br />
maatregelen om te waarborgen dat <strong>de</strong> algehele<br />
samenhang <strong>van</strong> Natura 2000 bewaard blijft.<br />
Ingevolge artikel 7 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Habitatrichtlijn komen<br />
<strong>de</strong> uit artikel 6, twee<strong>de</strong>, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> en vier<strong>de</strong> lid voortvloeien<strong>de</strong><br />
verplichtingen in <strong>de</strong> plaats <strong>van</strong> <strong>de</strong> verplichtingen<br />
die voortvloeien uit artikel 4, vier<strong>de</strong> lid,<br />
eerste zin, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Vogelrichtlijn, voor wat betreft <strong>de</strong><br />
speciale beschermingszones die overeenkomstig artikel<br />
4, eerste lid, <strong>van</strong> die richtlijn zijn aangewezen<br />
of bij analogie overeenkomstig artikel 4, twee<strong>de</strong> lid,<br />
<strong>van</strong> die richtlijn, zijn erkend, zulks <strong>van</strong>af <strong>de</strong> datum<br />
<strong>van</strong> toepassing <strong>van</strong> on<strong>de</strong>rhavige richtlijn of erkenning<br />
door een Lid-Staat overeenkomstig <strong>de</strong> Vogelrichtlijn,<br />
indien <strong>de</strong>ze datum later valt.<br />
Het natuurmonument <strong>de</strong> ‘Deurnse Peel’ is bij besluit<br />
<strong>van</strong> 12 mei 1992, Stcrt. 1992, 94, aangewezen<br />
als speciale beschermingszone in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> artikel<br />
4, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Vogelrichtlijn. Gelet <strong>op</strong><br />
overweging 2.4 valt <strong>het</strong> <strong>gebied</strong> <strong>de</strong>rhalve binnen <strong>de</strong><br />
reikwijdte <strong>van</strong> artikel 6, twee<strong>de</strong> en <strong>de</strong>r<strong>de</strong> en vier<strong>de</strong><br />
lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Habitatrichtlijn.<br />
De Natuurbeschermingswet bevat geen regels<br />
die uitdrukkelijk zijn bedoeld als implementatie <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> in artikel 6, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Habitatrichtlijn<br />
<strong>op</strong>genomen verplichtingen. Niet gebleken is dat <strong>op</strong><br />
<strong>het</strong> natuurmonument an<strong>de</strong>rszins algemeen verbin<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />
voorschriften <strong>van</strong> toepassing zijn die bedoeld<br />
zijn als implementatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> verplichtingen die<br />
voortvloeien uit artikel 6, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Habitatrichtlijn.<br />
De Af<strong>de</strong>ling is echter <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat artikel 12<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet hier richtlijnconform<br />
kan wor<strong>de</strong>n geïnterpreteerd, zodat hier <strong>het</strong> uit <strong>de</strong><br />
aanwijzing als natuurmonument voortvloeien<strong>de</strong><br />
richtlijnconform geïnterpreteer<strong>de</strong> rechtsregiem geldt.<br />
Dit betekent dat <strong>het</strong> in dit artikel vervatte verbod<br />
om, behou<strong>de</strong>ns vergunning, een han<strong>de</strong>ling te verrichten<br />
die scha<strong>de</strong>lijk is voor <strong>de</strong> natuurwaar<strong>de</strong>n<br />
waarvoor <strong>het</strong> <strong>gebied</strong> is aangewezen, me<strong>de</strong> betrekking<br />
heeft <strong>op</strong> han<strong>de</strong>lingen die tot een verslechtering<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> kwaliteit <strong>van</strong> een habitat of tot een verstoring<br />
voor <strong>de</strong> soorten kunnen lei<strong>de</strong>n als bedoeld in<br />
artikel 6, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Habitatrichtlijn (Af<strong>de</strong>ling<br />
bestuursrechtspraak, 22 februari 2001, nr.<br />
200001521/1, AB 2001, 280).<br />
Blijkens <strong>de</strong> stukken en <strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ter zitting<br />
wordt niet betwist dat <strong>de</strong> in <strong>de</strong> vergunningvoorwaar<strong>de</strong><br />
voorgeschreven infiltratievoorziening <strong>de</strong><br />
(zeer geringe) scha<strong>de</strong>lijke invloed <strong>van</strong> <strong>de</strong> kassen <strong>op</strong><br />
<strong>het</strong> grondwaterpeil <strong>van</strong> <strong>het</strong> natuurmonument geheel<br />
of nagenoeg geheel kan compenseren. Verweer<strong>de</strong>r<br />
heeft als na<strong>de</strong>re voorwaar<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r meer in <strong>de</strong> vergunning<br />
<strong>op</strong>genomen dat <strong>de</strong> infiltratievoorziening<br />
dient te zijn verwezenlijkt voordat fase 2 <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
26 Milieu<br />
aanvraag in gebruik kan wor<strong>de</strong>n gesteld. Ook is <strong>op</strong>genomen<br />
dat <strong>de</strong> infiltratievoorziening zodanig dient<br />
te zijn dat daarbij rekening wordt gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong><br />
mogelijkheid voor monitoring en controle, en dat <strong>op</strong><br />
basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> monitoring jaarlijks aan ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong><br />
staten <strong>van</strong> Noord-Brabant dient te wor<strong>de</strong>n gerapporteerd.<br />
De Af<strong>de</strong>ling is gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong><br />
<strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat verweer<strong>de</strong>r zich in re<strong>de</strong>lijkheid <strong>op</strong><br />
<strong>het</strong> standpunt kon stellen dat <strong>de</strong> infiltratievoorziening,<br />
zoals <strong>op</strong>genomen in <strong>de</strong> vergunningvoorwaar<strong>de</strong>,<br />
voldoen<strong>de</strong> waarborgen biedt om ervoor te<br />
zorgen dat geen zodanige verstoring <strong>van</strong> <strong>de</strong> waterhuishouding<br />
<strong>op</strong>treedt dat <strong>de</strong> grondwatersituatie <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> natuurmonument zal verslechteren.<br />
Voorts gaat <strong>het</strong> in <strong>de</strong> aanvraag om kassen, die<br />
niet zodanig hoog zijn dat <strong>de</strong>ze, kijkend <strong>van</strong>uit <strong>het</strong><br />
natuurmonument, an<strong>de</strong>rs dan <strong>van</strong>af <strong>de</strong> rand zichtbaar<br />
(zullen) zijn. Er zal geen gebruik wor<strong>de</strong>n gemaakt<br />
<strong>van</strong> assimilatiebelichting.<br />
De Af<strong>de</strong>ling <strong>de</strong>elt niet <strong>het</strong> standpunt <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r<br />
dat ten aanzien <strong>van</strong> <strong>het</strong> aspect <strong>van</strong> <strong>de</strong> ontsieren<strong>de</strong><br />
werking in dit geval geen vergunningplicht<br />
kan bestaan. Nu ter zitting aannemelijk is gewor<strong>de</strong>n<br />
dat <strong>van</strong> ontsiering geen sprake is, ziet <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling<br />
echter geen aanleiding voor <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el dat <strong>de</strong> vergunning<br />
om <strong>de</strong>ze re<strong>de</strong>n moest wor<strong>de</strong>n geweigerd.<br />
Overigens zal blijkens <strong>de</strong> stukken <strong>het</strong> zicht <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />
kassen wor<strong>de</strong>n beperkt aangezien <strong>de</strong> maatschap<br />
‘D.’ zich bereid heeft verklaard om aan <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong><br />
inheemse beplanting te realiseren, passend bij <strong>de</strong><br />
natuurlijke omgeving, met een hoogte die gelijk is<br />
aan <strong>de</strong> nok <strong>van</strong> <strong>de</strong> kas.<br />
Ook overigens acht <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling niet aannemelijk<br />
gewor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> uitbreiding <strong>van</strong> <strong>het</strong> bedrijf <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
maatschap D. tot een verslechtering <strong>van</strong> <strong>de</strong> kwaliteit<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> natuurmonument of tot een verstoring<br />
met een significant effect kan lei<strong>de</strong>n. Verweer<strong>de</strong>r<br />
behoef<strong>de</strong> <strong>de</strong> omstandigheid dat, zoals appellante<br />
stelt, voor <strong>het</strong> bedrijf een reëel alternatief bestaat,<br />
dan ook niet in zijn afwegingen te betrekken.<br />
Gelet <strong>op</strong> al <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> bestaat geen grond<br />
voor <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el dat door <strong>de</strong> kassen <strong>de</strong> kwaliteit <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> beschermd natuurmonument verslechtert of dat<br />
er storen<strong>de</strong> factoren <strong>op</strong>tre<strong>de</strong>n met een significant<br />
effect. Verweer<strong>de</strong>r heeft <strong>de</strong>rhalve in artikel 12 <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> Natuurbeschermingswet terecht geen aanleiding<br />
gezien om <strong>de</strong> vergunning te weigeren en heeft,<br />
me<strong>de</strong> gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> bedrijfsbelangen <strong>van</strong> <strong>de</strong> maatschap<br />
D., in re<strong>de</strong>lijkheid tot zijn besluit kunnen<br />
komen. Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong> is <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling<br />
voorts <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat er evenmin strijd bestaat met<br />
artikel 6, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Habitatrichtlijn. Ook als<br />
wordt aangenomen dat dit artikelon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el rechtstreeks<br />
werkt, betekent <strong>de</strong> afwezigheid <strong>van</strong> storen<strong>de</strong><br />
factoren met een significant effect dat dit lid niet<br />
<strong>van</strong> toepassing is te achten. Artikel 6, vier<strong>de</strong> lid,<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Habitatrichtlijn is, gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> samenhang<br />
met <strong>het</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, evenmin <strong>van</strong> toepassing.<br />
Het beroep is <strong>de</strong>rhalve ongegrond.<br />
03-47<br />
ABRS 9 april 2002, nr. 200205219/1 (Noordwijk)<br />
Casus<br />
Besluit d.d. 27 oktober 2000 tot afwijzing <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
verzoek om handhavingsmid<strong>de</strong>len toe te passen<br />
met betrekking tot een camping. Het tegen dit besluit<br />
ingedien<strong>de</strong> bezwaarschrift is bij <strong>het</strong> (thans<br />
bestre<strong>de</strong>n) besluit <strong>van</strong> 5 juni 2002 ongegrond verklaard.<br />
Appellant stelt (on<strong>de</strong>r meer) geluidshin<strong>de</strong>r<br />
te on<strong>de</strong>rvin<strong>de</strong>n. Voor <strong>de</strong> inrichting is in 1993 een<br />
milieuvergunning verleend. Op <strong>de</strong> inrichting is<br />
echter sinds 1 oktober 1998 <strong>het</strong> Besluit horeca-,<br />
sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer (<strong>het</strong><br />
Besluit) <strong>van</strong> toepassing. Verweer<strong>de</strong>r heeft in <strong>het</strong><br />
bestre<strong>de</strong>n besluit overwogen dat <strong>de</strong> in <strong>de</strong> vergunning<br />
<strong>van</strong> 1993 <strong>op</strong>genomen geluidsvoorschriften<br />
thans nog gel<strong>de</strong>n als na<strong>de</strong>re eis ingevolge <strong>het</strong> Besluit.<br />
Voorts zou uit diverse controles zijn gebleken<br />
dat geen sprake is <strong>van</strong> overlast als gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
camping met kantine.<br />
Rechtsvragen<br />
Gel<strong>de</strong>n <strong>de</strong> vergunningsvoorschriften nog steeds als<br />
na<strong>de</strong>re eis? Heeft verweer<strong>de</strong>r zijn besluit <strong>op</strong> <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>lijk<br />
on<strong>de</strong>rzoek gebaseerd?<br />
Uitspraak<br />
De Af<strong>de</strong>ling overweegt dat door <strong>het</strong> <strong>van</strong> toepassing<br />
wor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit <strong>op</strong> 1 oktober 1998 <strong>de</strong> in<br />
1993 verleen<strong>de</strong> vergunning <strong>van</strong> rechtswege is vervallen.<br />
De geluidsvoorschriften <strong>van</strong> <strong>de</strong> vergunning<br />
zijn evenwel <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> artikel 7 <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Milieu<br />
27<br />
als na<strong>de</strong>re eis blijven gel<strong>de</strong>n tot 1 oktober 2001.<br />
Nu verweer<strong>de</strong>r <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit <strong>van</strong> 5 juni<br />
2002 heeft gebaseerd <strong>op</strong> <strong>de</strong> in <strong>de</strong> vergunning <strong>van</strong><br />
1993 <strong>op</strong>genomen geluidsvoorschriften, heeft hij<br />
<strong>het</strong> besluit <strong>op</strong> dit punt on<strong>de</strong>ug<strong>de</strong>lijk gemotiveerd.<br />
De controles waar<strong>op</strong> verweer<strong>de</strong>r zich baseert, dateren<br />
uit 1999 en 2000. Van recente controles is<br />
niet gebleken. Voorts is niet gebleken dat geluidsmetingen<br />
zijn verricht om te kunnen vaststellen of<br />
aan <strong>de</strong> gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> geluidsvoorschriften kan wor<strong>de</strong>n<br />
voldaan. De enkele waarnemingen <strong>van</strong> <strong>de</strong> controleurs<br />
zijn onvoldoen<strong>de</strong> om te kunnen vaststellen of<br />
<strong>de</strong> geluidsvoorschriften al dan niet wor<strong>de</strong>n overtre<strong>de</strong>n.<br />
Volgt vernietiging <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit.<br />
Algemene wet bestuursrecht, artikel 5:32<br />
Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer,<br />
artikelen 5 en 7<br />
Bij besluit <strong>van</strong> 27 oktober 2000 heeft <strong>het</strong> college<br />
<strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> Noordwijk<br />
(verweer<strong>de</strong>r) een verzoek <strong>van</strong> appellant om toepassing<br />
<strong>van</strong> bestuurlijke handhavingsmid<strong>de</strong>len met betrekking<br />
tot <strong>de</strong> camping (...) afgewezen.<br />
Bij besluit <strong>van</strong> 5 juni 2002 heeft verweer<strong>de</strong>r <strong>het</strong><br />
hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.<br />
Overwegingen<br />
Aan <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige geding ligt ten grondslag <strong>het</strong><br />
verzoek <strong>van</strong> appellant <strong>van</strong> 11 september 2000 om<br />
handhavend <strong>op</strong> te tre<strong>de</strong>n ten aanzien <strong>van</strong> voornoem<strong>de</strong><br />
camping met kantine. Appellant stelt dat<br />
<strong>het</strong> in werking zijn <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting onaanvaardbare<br />
overlast, zoals geluidhin<strong>de</strong>r, parkeeroverlast en<br />
overlast <strong>van</strong> verkeersbewegingen <strong>op</strong>, <strong>van</strong> en naar <strong>de</strong><br />
inrichting, tot gevolg heeft. Daarbij heeft hij gewezen<br />
<strong>op</strong> <strong>de</strong> in zijn ogen tekortschieten<strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling<br />
door verweer<strong>de</strong>r ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> vraag of <strong>de</strong> inrichting<br />
kan voldoen aan <strong>de</strong> voorschriften <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer<br />
(hierna: <strong>het</strong> Besluit).<br />
Voorzover appellant in zijn beroepschrift heeft<br />
aangevoerd dat verweer<strong>de</strong>r ten onrechte geen na<strong>de</strong>re<br />
eisen in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit heeft <strong>op</strong>gelegd,<br />
overweegt <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling dat <strong>het</strong> verzoek om handhaving<br />
<strong>van</strong> appellant <strong>van</strong> 11 september 2000 geen<br />
betrekking heeft <strong>op</strong> <strong>het</strong> stellen <strong>van</strong> na<strong>de</strong>re eisen<br />
noch an<strong>de</strong>rszins is gebleken <strong>van</strong> een verzoek daartoe.<br />
Aangezien <strong>het</strong> <strong>op</strong>leggen <strong>van</strong> na<strong>de</strong>re eisen geen<br />
on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el uitmaakt <strong>van</strong> <strong>het</strong> verzoek, blijft dit aspect<br />
bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit buiten<br />
beschouwing.<br />
Aan <strong>de</strong> afwijzing <strong>van</strong> <strong>het</strong> verzoek om handhavend<br />
<strong>op</strong> te tre<strong>de</strong>n heeft verweer<strong>de</strong>r <strong>de</strong> overweging<br />
ten grondslag gelegd dat uit diverse controles <strong>van</strong><br />
zowel politieagenten als toezichthou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> ambtenaren<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente is gebleken dat geen sprake<br />
is <strong>van</strong> overlast als gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong> camping en <strong>de</strong><br />
daarbij behoren<strong>de</strong> kantine. Verweer<strong>de</strong>r acht zich<br />
<strong>de</strong>rhalve niet bevoegd handhavend <strong>op</strong> te tre<strong>de</strong>n.<br />
Ingevolge artikel 18.14 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer<br />
kan een ie<strong>de</strong>r een orgaan dat bevoegd is ter uitvoering<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> bij of krachtens een betrokken wet bepaal<strong>de</strong><br />
bestuursdwang uit te oefenen, een dwangsom<br />
vast te stellen of een vergunning of ontheffing<br />
in te trekken, verzoeken daartoe over te gaan.<br />
Ingevolge artikel 125, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Gemeentewet<br />
is <strong>het</strong> gemeentebestuur bevoegd tot toepassing<br />
<strong>van</strong> bestuursdwang.<br />
Krachtens artikel 5:32, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene<br />
wet bestuursrecht kan een bestuursorgaan<br />
dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in<br />
plaats daar<strong>van</strong> aan <strong>de</strong> overtre<strong>de</strong>r een last on<strong>de</strong>r<br />
dwangsom <strong>op</strong>leggen.<br />
Op 1 oktober 1998 is <strong>het</strong> Besluit in werking getre<strong>de</strong>n.<br />
Het Besluit is een algemene maatregel <strong>van</strong><br />
bestuur krachtens artikel 8.40, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
Wet milieubeheer.<br />
Niet in geschil is dat <strong>het</strong> Besluit <strong>op</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige<br />
inrichting <strong>van</strong> toepassing is. Dit betekent dat<br />
met ingang <strong>van</strong> 1 oktober 1998 <strong>de</strong> voor <strong>de</strong> inrichting<br />
<strong>op</strong> 4 maart 1993 krachtens <strong>de</strong> Hin<strong>de</strong>rwet verleen<strong>de</strong><br />
<strong>op</strong>richtingsvergunning <strong>van</strong> rechtswege is<br />
vervallen.<br />
Verweer<strong>de</strong>r heeft echter aan <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />
ten grondslag gelegd <strong>de</strong> overweging dat <strong>de</strong> in <strong>de</strong> vergunning<br />
<strong>van</strong> 1993 <strong>op</strong>genomen voorschriften thans<br />
nog gel<strong>de</strong>n als na<strong>de</strong>re eis ingevolge <strong>het</strong> Besluit.<br />
In artikel 7, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit is evenwel<br />
bepaald dat voor een inrichting die <strong>op</strong> <strong>het</strong> tijdstip<br />
<strong>van</strong> inwerkingtreding <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit reeds was <strong>op</strong>gericht<br />
en waarvoor onmid<strong>de</strong>llijk daaraan voorafgaand<br />
een vergunning gold, <strong>de</strong> voorschriften <strong>van</strong> die<br />
vergunning blijven gel<strong>de</strong>n als na<strong>de</strong>re eis, bedoeld in<br />
artikel 5, behou<strong>de</strong>ns eer<strong>de</strong>re wijziging of intrekking<br />
<strong>van</strong> die voorschriften, geduren<strong>de</strong> drie jaar na <strong>het</strong><br />
tijdstip <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>van</strong> toepassing wor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit<br />
<strong>op</strong> die inrichting mits <strong>het</strong> voorschrift betrek-<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
28 Milieu<br />
king heeft <strong>op</strong> een on<strong>de</strong>rwerp dat is genoemd in artikel<br />
5, eerste lid. In <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige geschil is met<br />
name aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> <strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting te duchten<br />
geluidhin<strong>de</strong>r. Aan <strong>de</strong> vergunning uit 1993 waren<br />
voorschriften verbon<strong>de</strong>n met betrekking tot geluid.<br />
Geluid is een on<strong>de</strong>rwerp dat is genoemd in artikel<br />
5, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit.<br />
Aangezien <strong>de</strong> hiervoor genoem<strong>de</strong> termijn <strong>van</strong><br />
drie jaar <strong>op</strong> 1 oktober 2001 is verstreken, komt,<br />
gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> bepaal<strong>de</strong> in artikel 7, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
Besluit, aan <strong>de</strong> geluidvoorschriften uit <strong>de</strong> vergunning<br />
<strong>van</strong> 1993 thans geen betekenis meer toe.<br />
Nu verweer<strong>de</strong>r zich in <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />
heeft gebaseerd <strong>op</strong> <strong>de</strong> in <strong>de</strong> vergunning <strong>van</strong> 1993<br />
<strong>op</strong>genomen (geluid)voorschriften, heeft hij <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />
besluit <strong>op</strong> dit punt on<strong>de</strong>ug<strong>de</strong>lijk gemotiveerd.<br />
Het bestre<strong>de</strong>n besluit is in zoverre in strijd<br />
met artikel 7:12, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene wet<br />
bestuursrecht.<br />
Verweer<strong>de</strong>r heeft ter zitting erkend dat <strong>de</strong> voorschriften<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit en <strong>de</strong>rhalve niet <strong>de</strong> (geluid)voorschriften<br />
uit <strong>de</strong> vergunning <strong>van</strong> 1993 ten<br />
grondslag dien<strong>de</strong>n te wor<strong>de</strong>n gelegd aan <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />
besluit. Ter na<strong>de</strong>re motivering <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />
besluit heeft verweer<strong>de</strong>r echter gesteld dat, nu<br />
er – ook recent – geen overlast als gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting<br />
is geconstateerd, hij, ook bij toetsing aan<br />
<strong>de</strong> (geluid)voorschriften <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit, niet bevoegd<br />
is handhavend <strong>op</strong> te tre<strong>de</strong>n. De Af<strong>de</strong>ling<br />
overweegt hierover als volgt.<br />
Blijkens <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit en <strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />
ter zitting hebben politieagenten en ambtenaren <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> gemeente meer<strong>de</strong>re controles uitgevoerd om vast<br />
te stellen of sprake is <strong>van</strong> overlast. De controles<br />
waar<strong>op</strong> verweer<strong>de</strong>r zich baseert dateren blijkens <strong>de</strong><br />
stukken uit <strong>de</strong> zomerperio<strong>de</strong>s <strong>van</strong> <strong>de</strong> jaren 1999 en<br />
2000. Van recente controles is echter niet gebleken.<br />
Ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> bezwaren omtrent geluid overweegt<br />
<strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling dat voorts niet is gebleken dat tij<strong>de</strong>ns<br />
voornoem<strong>de</strong> controles geluidmetingen zijn verricht<br />
om te kunnen vaststellen of aan <strong>de</strong> gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />
geluidvoorschriften kan wor<strong>de</strong>n voldaan. De enkele<br />
waarnemingen <strong>van</strong> <strong>de</strong> controleurs, zon<strong>de</strong>r dat <strong>de</strong>ze<br />
wor<strong>de</strong>n gestaafd door geluidmetingen, zijn echter<br />
onvoldoen<strong>de</strong> om zon<strong>de</strong>r meer te kunnen vaststellen<br />
of geluidvoorschriften al dan niet wor<strong>de</strong>n overtre<strong>de</strong>n.<br />
Op grond <strong>van</strong> <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong> is <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling <strong>van</strong><br />
oor<strong>de</strong>el dat <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit is genomen in<br />
strijd met artikel 3:2 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene wet bestuursrecht<br />
dat vereist dat <strong>het</strong> bestuursorgaan bij<br />
<strong>de</strong> voorbereiding <strong>van</strong> een besluit <strong>de</strong> nodige kennis<br />
omtrent <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te feiten vergaart. Ver<strong>de</strong>r moet <strong>de</strong><br />
in <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit neergeleg<strong>de</strong> motivering niet<br />
<strong>de</strong>ug<strong>de</strong>lijk wor<strong>de</strong>n geacht, zodat <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />
tevens is genomen in strijd met artikel 7:12<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene wet bestuursrecht.<br />
Het beroep is gegrond. Het bestre<strong>de</strong>n besluit dient<br />
te wor<strong>de</strong>n vernietigd.<br />
03-48<br />
ABRS 16 april 2003, nr. 200202984/1 (Ameland)<br />
Casus<br />
Oprichtingsvergunning krachtens <strong>de</strong> Wet milieubeheer<br />
voor een schapenhou<strong>de</strong>rij. Een eer<strong>de</strong>r voor<br />
<strong>de</strong>ze inrichting verleen<strong>de</strong> <strong>op</strong>richtingsvergunning is<br />
door <strong>de</strong> Voorzitter <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling <strong>op</strong> 4 oktober<br />
2001 vernietigd. Thans is beschikt <strong>op</strong> <strong>de</strong> oorspronkelijke<br />
aanvraag zon<strong>de</strong>r eerst een nieuw ontwerp-besluit<br />
te nemen. Door appellant wordt aangevoerd<br />
dat verweer<strong>de</strong>r voorafgaand aan <strong>het</strong><br />
nemen <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit ten onrechte<br />
geen nieuw ontwerp-besluit heeft genomen.<br />
Rechtsvraag<br />
Is er sprake <strong>van</strong> een formeel gebrek?<br />
Uitspraak<br />
De Af<strong>de</strong>ling overweegt dat in geval <strong>van</strong> vernietiging<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> bestuursrechter <strong>het</strong> <strong>het</strong> bevoegd gezag<br />
in beginsel vrijstaat om bij <strong>het</strong> <strong>op</strong>nieuw in <strong>de</strong> zaak<br />
voorzien terug te vallen <strong>op</strong> <strong>de</strong> procedure die aan<br />
<strong>het</strong> vernietig<strong>de</strong> besluit ten grondslag lag dan wel<br />
<strong>de</strong>ze procedure <strong>op</strong>nieuw te voeren, tenzij zich bijzon<strong>de</strong>re<br />
omstandighe<strong>de</strong>n voordoen waarin <strong>het</strong> niet<br />
passend moet wor<strong>de</strong>n geoor<strong>de</strong>eld om terug te vallen<br />
<strong>op</strong> <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>re procedure en niet <strong>op</strong>nieuw een<br />
ontwerp-besluit <strong>op</strong> te stellen en ter inzage te leggen.<br />
In dit geval was er re<strong>de</strong>n aanwezig om een<br />
nieuw ontwerp-besluit <strong>op</strong> te stellen en ter inzage<br />
te leggen omdat een geheel an<strong>de</strong>re aanpak is toegepast<br />
ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> vraag naar <strong>de</strong> aanvaardbaarheid<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> te duchten stankhin<strong>de</strong>r.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Milieu<br />
29<br />
Algemene wet bestuursrecht, paragrafen 3.5.2<br />
tot en met 3.5.5<br />
Bij besluit <strong>van</strong> 16 april 2002 heeft <strong>het</strong> college <strong>van</strong><br />
burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> Ameland (verweer<strong>de</strong>r)<br />
krachtens <strong>de</strong> Wet milieubeheer vergunning<br />
verleend voor <strong>het</strong> <strong>op</strong>richten en in werking hebben<br />
<strong>van</strong> een schapenhou<strong>de</strong>rij.<br />
Overwegingen<br />
Appellant sub 3 heeft als bezwaar <strong>van</strong> formele aard<br />
aangevoerd dat verweer<strong>de</strong>r voorafgaan<strong>de</strong> aan <strong>het</strong><br />
nemen <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit ten onrechte geen<br />
nieuw ontwerp-besluit heeft genomen. In dit verband<br />
heeft hij er on<strong>de</strong>r meer <strong>op</strong> gewezen dat verweer<strong>de</strong>r<br />
aan <strong>het</strong> thans bestre<strong>de</strong>n besluit als nieuw<br />
element ten grondslag heeft gelegd een in <strong>op</strong>dracht<br />
<strong>van</strong> hem uitgevoerd geuron<strong>de</strong>rzoek en <strong>het</strong> naar aanleiding<br />
daar<strong>van</strong> <strong>op</strong>gestel<strong>de</strong> rapport <strong>van</strong> Witteveen +<br />
Bos ‘Emissie-on<strong>de</strong>rzoek schapenschuren’ <strong>van</strong> 27<br />
maart 2002.<br />
Verweer<strong>de</strong>r heeft zich <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt gesteld dat<br />
hij mocht terugvallen <strong>op</strong> <strong>de</strong> aan <strong>het</strong> door <strong>de</strong> Voorzitter<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling vernietig<strong>de</strong> besluit ten grondslag<br />
liggen<strong>de</strong> procedure, omdat hij bij <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />
slechts een aanvullen<strong>de</strong> motivering heeft gegeven<br />
<strong>op</strong> <strong>het</strong> vernietig<strong>de</strong> besluit.<br />
In <strong>het</strong> geval <strong>van</strong> vernietiging <strong>van</strong> een besluit door<br />
<strong>de</strong> bestuursrechter, staat <strong>het</strong> <strong>het</strong> bevoegd gezag in<br />
beginsel vrij om bij <strong>het</strong> <strong>op</strong>nieuw in <strong>de</strong> zaak voorzien<br />
terug te vallen <strong>op</strong> <strong>de</strong> procedure die aan <strong>het</strong> vernietig<strong>de</strong><br />
besluit ten grondslag lag, dan wel ingevolge<br />
artikel 8.6 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer in samenhang<br />
met artikel 3:14 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene wet bestuursrecht<br />
toepassing te geven aan <strong>de</strong> paragrafen 3.5.2<br />
tot en met 3.5.5 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene wet bestuursrecht.<br />
Er kunnen zich echter omstandighe<strong>de</strong>n voordoen<br />
waarin <strong>het</strong> uit een oogpunt <strong>van</strong> zorgvuldige<br />
voorbereiding <strong>van</strong> een besluit, me<strong>de</strong> gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />
aard en <strong>de</strong> ernst <strong>van</strong> <strong>de</strong> gebreken die tot vernietiging<br />
hebben geleid en <strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> in die eerste<br />
procedure, niet passend moet wor<strong>de</strong>n geoor<strong>de</strong>eld<br />
indien <strong>het</strong> bevoegd gezag ermee volstaat terug te<br />
vallen <strong>op</strong> <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>re procedure, en niet een nieuw<br />
ontwerp-besluit <strong>op</strong>stelt en ter inzage legt.<br />
In <strong>het</strong> ontwerp-besluit <strong>van</strong> 30 januari 2001 en<br />
<strong>het</strong> besluit <strong>van</strong> 17 april 2001 dat door <strong>de</strong> Voorzitter<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling is vernietigd, heeft verweer<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting te duchten stankhin<strong>de</strong>r beoor<strong>de</strong>eld<br />
<strong>op</strong> basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> Richtlijn veehou<strong>de</strong>rij en stankhin<strong>de</strong>r<br />
1996 (hierna: <strong>de</strong> Richtlijn). Na te hebben geconclu<strong>de</strong>erd<br />
dat niet kan wor<strong>de</strong>n voldaan aan <strong>de</strong><br />
daarin genoem<strong>de</strong> minimumafstand tot <strong>de</strong> dichtst bij<br />
gelegen te beschermen woning <strong>van</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n, heeft<br />
verweer<strong>de</strong>r zich <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt gesteld dat afwijking<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> bedoel<strong>de</strong> afstand in dit geval gerechtvaardigd<br />
is. Hiertoe heeft verweer<strong>de</strong>r gewezen <strong>op</strong><br />
<strong>de</strong> gemeentelijke beleidsnotitie bouwmogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
voor <strong>de</strong>eltijdboeren in <strong>het</strong> buiten<strong>gebied</strong> <strong>van</strong> september<br />
1997, <strong>de</strong> korte perio<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> schapen in <strong>de</strong> inrichting<br />
zijn en <strong>het</strong> gegeven dat <strong>het</strong> recreatief gebruik<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> dichtst bij gelegen woning slechts<br />
wordt gedoogd.<br />
In <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit heeft verweer<strong>de</strong>r zich<br />
echter, an<strong>de</strong>rs dan <strong>de</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> grondslag in<br />
<strong>het</strong> ontwerp-besluit en <strong>het</strong> vernietig<strong>de</strong> besluit, voor<br />
<strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting te duchten<br />
stankhin<strong>de</strong>r gebaseerd <strong>op</strong> <strong>het</strong> voornoem<strong>de</strong> rapport<br />
<strong>van</strong> 27 maart 2002. Het aan dit rapport ten grondslag<br />
liggen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoek is verricht bij twee reeds<br />
bestaan<strong>de</strong> schapenschuren <strong>op</strong> Ameland. Als on<strong>de</strong>rzoeksmetho<strong>de</strong><br />
zijn emissiemetingen met verspreidingsberekeningen<br />
uitgevoerd met een hedonische<br />
schaal. Het rapport betekent een geheel an<strong>de</strong>re<br />
aanpak <strong>van</strong> <strong>de</strong> vraag naar <strong>de</strong> aanvaardbaarheid <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting te duchten stankhin<strong>de</strong>r, welke<br />
in <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>re procedure niet aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> is geweest.<br />
Door zich <strong>op</strong> dit rapport te baseren heeft verweer<strong>de</strong>r<br />
dan ook feitelijk een nieuwe invulling gegeven<br />
aan <strong>de</strong> aan hem bij <strong>de</strong> toepassing <strong>van</strong> artikel 8.10<br />
en 8.11 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer toekomen<strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>lingsvrijheid.<br />
De zorgvuldigheid waarmee een<br />
besluit dient te wor<strong>de</strong>n voorbereid, brengt in dit<br />
geval mee dat appellant in <strong>de</strong> gelegenheid had moeten<br />
wor<strong>de</strong>n gesteld om kennis te nemen <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
rapport en <strong>de</strong> wijze waar<strong>op</strong> verweer<strong>de</strong>r gezien dit<br />
rapport voornemens was om terzake <strong>op</strong>nieuw in <strong>de</strong><br />
zaak te voorzien en daar<strong>op</strong> te reageren respectievelijk<br />
met verweer<strong>de</strong>r <strong>van</strong> gedachten te wisselen. Nu<br />
verweer<strong>de</strong>r <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit heeft genomen<br />
zon<strong>de</strong>r een nieuw ontwerp-besluit <strong>op</strong> te stellen en<br />
ter inzage te leggen, is dit besluit genomen in strijd<br />
met <strong>het</strong> algemene rechtsbeginsel dat een besluit<br />
zorgvuldig dient te wor<strong>de</strong>n voorbereid.<br />
Volgt vernietiging <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
30 Milieu<br />
03-49<br />
Vz. ABRS 22 april 2003, nr. 200301465/2 (Coevor<strong>de</strong>n)<br />
Casus<br />
Vergunning krachtens <strong>de</strong> Wm voor een brandweerkazerne<br />
en ambulancepost. Verzoeker om schorsing<br />
klaagt over geluidshin<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> sirenes bij <strong>het</strong> uitrukken <strong>van</strong> brandweer- en ziekenauto’s.<br />
Eer<strong>de</strong>r heeft <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling een voor <strong>de</strong>ze<br />
inrichting afgegeven vergunning vernietigd omdat<br />
onvoldoen<strong>de</strong> inzicht bestond in <strong>de</strong> geluidsemissie<br />
<strong>van</strong> aan <strong>de</strong> inrichting toe te rekenen verkeersbewegingen<br />
<strong>op</strong> <strong>de</strong> <strong>op</strong>enbare weg bij <strong>het</strong> in werking zijn<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> geluidssignalering. Tevens was onvoldoen<strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rzocht welke maatregelen mogelijk waren<br />
om <strong>de</strong>ze geluidshin<strong>de</strong>r te beperken. Verweer<strong>de</strong>r<br />
heeft – gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> feit dat in <strong>de</strong>ze bijzon<strong>de</strong>re gevallen<br />
<strong>het</strong> algemeen belang in geding is – <strong>het</strong> gebruiken<br />
<strong>van</strong> geluidssignalen tij<strong>de</strong>ns ongevallen en<br />
brandbestrijding uitgezon<strong>de</strong>rd <strong>van</strong> <strong>de</strong> in <strong>de</strong> vergunning<br />
<strong>op</strong>genomen piekgeluidgrenswaar<strong>de</strong>n.<br />
Rechtsvraag<br />
Zijn voldoen<strong>de</strong> maatregelen en voorzieningen getroffen<br />
om <strong>de</strong>ze vorm <strong>van</strong> geluidsoverlast te beperken?<br />
Uitspraak<br />
De Voorzitter overweegt dat <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling in haar<br />
eer<strong>de</strong>re uitspraak heeft bepaald dat in een vergunning<br />
voorschriften kunnen wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong>genomen ter<br />
beperking <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze vorm <strong>van</strong> geluidshin<strong>de</strong>r of dat<br />
ter zake technische of organisatorische maatregelen<br />
zou<strong>de</strong>n kunnen wor<strong>de</strong>n getroffen. Naar aanleiding<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze uitspraak heeft vergunninghoudster<br />
na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek laten verrichten. Uit dit on<strong>de</strong>rzoek<br />
is gebleken dat <strong>op</strong> <strong>de</strong>, voor <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
sirene, rele<strong>van</strong>te wegvakken in <strong>de</strong> directe omgeving<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting in <strong>de</strong> representatieve bedrijfssituatie<br />
geen sirenes in bedrijf hoeven te zijn<br />
wanneer <strong>de</strong> wegvakken vrij zijn <strong>van</strong> <strong>het</strong> overige<br />
verkeer. Om dit te kunnen realiseren dienen verkeersregelinstallaties<br />
ter plaatse <strong>van</strong> <strong>de</strong> uitrit en<br />
<strong>op</strong> <strong>de</strong> kruising te wor<strong>de</strong>n geplaatst, dient <strong>de</strong> verkeersregelinstallatie<br />
<strong>op</strong> <strong>de</strong> kruising <strong>op</strong> afstand bedienbaar<br />
te wor<strong>de</strong>n gemaakt en zullen werkafspraken<br />
over <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> <strong>de</strong> geluidssignalering<br />
schriftelijk moeten wor<strong>de</strong>n vastgelegd. In <strong>het</strong><br />
on<strong>de</strong>rhavige geval wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> voorzieningen met<br />
instemming <strong>van</strong> <strong>de</strong> wegbeheer<strong>de</strong>rs en <strong>het</strong> bevoegd<br />
gezag toegepast. Tevens zijn <strong>de</strong> bedoel<strong>de</strong> werkafspraken<br />
tot stand gekomen. Volgt afwijzing <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
schorsingsverzoek.<br />
Wet milieubeheer, artikelen 8.10 en 8.11<br />
Bij besluit <strong>van</strong> 11 februari 2003 heeft <strong>het</strong> college<br />
<strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> Coevor<strong>de</strong>n<br />
(verweer<strong>de</strong>r) krachtens <strong>de</strong> Wet milieubeheer aan <strong>de</strong><br />
gemeente Coevor<strong>de</strong>n een vergunning verleend voor<br />
<strong>het</strong> <strong>op</strong>richten en in werking hebben <strong>van</strong> een brandweerkazerne<br />
en ambulancepost met oefenruimte.<br />
Overwegingen<br />
De inrichting zal wor<strong>de</strong>n gerealiseerd in <strong>het</strong> buiten<strong>gebied</strong><br />
aan <strong>de</strong> rand <strong>van</strong> <strong>de</strong> bebouw<strong>de</strong> kom <strong>van</strong><br />
Coevor<strong>de</strong>n. Op ongeveer 75 meter <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting<br />
staat <strong>de</strong> dichtstbijzijn<strong>de</strong> woning <strong>van</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n. Voor<br />
<strong>de</strong> inrichting is reeds eer<strong>de</strong>r bij besluit <strong>van</strong> 24 september<br />
2001 krachtens <strong>de</strong> Wet milieubeheer vergunning<br />
verleend. De Af<strong>de</strong>ling heeft dit besluit, naar<br />
aanleiding <strong>van</strong> <strong>het</strong> hiertegen door verzoeker ingestel<strong>de</strong><br />
beroep, bij haar uitspraak <strong>van</strong> 5 juni 2002,<br />
nummer 200105359/1, vernietigd.<br />
De Af<strong>de</strong>ling heeft in <strong>de</strong>ze uitspraak – kort weergegeven<br />
en voorzover hier <strong>van</strong> belang – geoor<strong>de</strong>eld<br />
dat bij verweer<strong>de</strong>r ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> nemen <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
besluit <strong>van</strong> 24 september 2001 onvoldoen<strong>de</strong> inzicht<br />
bestond in <strong>de</strong> <strong>op</strong>tre<strong>de</strong>n<strong>de</strong> gelui<strong>de</strong>missie <strong>van</strong><br />
aan <strong>de</strong> inrichting toe te rekenen verkeersbewegingen<br />
<strong>op</strong> <strong>de</strong> <strong>op</strong>enbare weg bij <strong>het</strong> in werking zijn <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> geluidsignalering. Ver<strong>de</strong>r oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling<br />
dat verweer<strong>de</strong>r, alvorens <strong>het</strong> besluit te nemen, onvoldoen<strong>de</strong><br />
kennis had vergaard omtrent <strong>de</strong> vraag of<br />
er an<strong>de</strong>re maatregelen mogelijk waren om <strong>de</strong> geluidhin<strong>de</strong>r<br />
<strong>van</strong>wege <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> sirenes voor<br />
omwonen<strong>de</strong>n zoveel mogelijk te beperken, dan die<br />
welke in <strong>het</strong> besluit <strong>van</strong> 24 september 2001 waren<br />
genoemd, waaron<strong>de</strong>r knipperlichten. Nu bovendien<br />
<strong>de</strong> interne werkafspraken tussen <strong>de</strong> brandweer en<br />
<strong>de</strong> ambulancedienst over <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> sirenes<br />
niet schriftelijk waren vastgelegd, dan wel <strong>de</strong> plicht<br />
tot <strong>het</strong> maken <strong>van</strong> <strong>de</strong>rgelijke afspraken niet in <strong>de</strong><br />
vergunning was <strong>op</strong>genomen, kwam <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling tot<br />
<strong>de</strong> conclusie, me<strong>de</strong> in aanmerking genomen <strong>het</strong> niet<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Milieu<br />
31<br />
geringe aantal vervoersbewegingen met een spoe<strong>de</strong>isend<br />
karakter geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> nachtperio<strong>de</strong>, dat<br />
verweer<strong>de</strong>r zich niet in re<strong>de</strong>lijkheid <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt<br />
heeft kunnen stellen dat <strong>de</strong> aan <strong>de</strong> vergunning<br />
verbon<strong>de</strong>n voorschriften <strong>de</strong> na<strong>de</strong>lige gevolgen voor<br />
<strong>het</strong> milieu in voldoen<strong>de</strong> mate beperken. Bij <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />
besluit heeft verweer<strong>de</strong>r, met inachtneming<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling, <strong>op</strong>nieuw <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />
aanvraag beslist en voor <strong>de</strong> inrichting vergunning<br />
verleend.<br />
Verzoeker stelt – kort samengevat – dat met<br />
name in verband met geluidhin<strong>de</strong>r als gevolg <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> sirenes bij <strong>het</strong> uitrukken <strong>van</strong> brandweer-<br />
en ziekenauto’s onverwijl<strong>de</strong> spoed vereist dat,<br />
in afwachting <strong>van</strong> <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>het</strong> geding in<br />
<strong>de</strong> bo<strong>de</strong>mprocedure, <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit bij wijze<br />
<strong>van</strong> voorl<strong>op</strong>ige voorziening wordt geschorst. Naar<br />
zijn mening bie<strong>de</strong>n <strong>de</strong> te treffen maatregelen <strong>van</strong><br />
bouwkundige en procedurele aard onvoldoen<strong>de</strong><br />
waarborg dat geluidoverlast <strong>van</strong>wege <strong>de</strong> sirenes<br />
wordt voorkomen.<br />
Verweer<strong>de</strong>r heeft in <strong>de</strong> aan <strong>de</strong> vergunning verbon<strong>de</strong>n<br />
voorschriften D1 en D2 grenswaar<strong>de</strong>n voor <strong>het</strong><br />
langtijdgemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>lingsniveau respectievelijk<br />
<strong>het</strong> piekgeluidniveau neergelegd. In voorschrift<br />
D2 heeft hij daarnaast bepaald dat <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebruiken<br />
<strong>van</strong> geluidssignalen tij<strong>de</strong>ns ongevallen en<br />
brandbestrijding met een spoe<strong>de</strong>isend karakter <strong>de</strong><br />
piekgeluidgrenswaar<strong>de</strong>n niet <strong>van</strong> toepassing zijn.<br />
Daarbij heeft hij paragraaf 3.2 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Handreiking<br />
industrielawaai en vergunningverlening, voorzover<br />
daarin is bepaald dat in bijzon<strong>de</strong>re gevallen waarin<br />
sprake is <strong>van</strong> <strong>het</strong> algemeen belang <strong>de</strong> maximale geluidniveaus<br />
niet aan voorschriften wor<strong>de</strong>n verbon<strong>de</strong>n,<br />
en <strong>de</strong> brief <strong>van</strong> <strong>de</strong> Minister <strong>van</strong> Volkshuisvesting,<br />
Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning en Milieubeheer <strong>van</strong><br />
15 maart 2001 ‘Aanvulling <strong>op</strong> <strong>de</strong> Handreiking betreffen<strong>de</strong><br />
inherente maximale geluidniveaus bij ongevallen-<br />
en brandbestrijding’ tot uitgangspunt genomen.<br />
De Af<strong>de</strong>ling heeft in haar uitspraak <strong>van</strong> 5 juni<br />
2002, nummer 200105359/1, geoor<strong>de</strong>eld dat,<br />
hoewel in evengenoemd toetsingska<strong>de</strong>r geen aanbevelingen<br />
wor<strong>de</strong>n gedaan met betrekking tot <strong>de</strong> gelui<strong>de</strong>missies<br />
ten gevolge <strong>van</strong> aan <strong>de</strong> inrichting toe te<br />
rekenen verkeersbewegingen, dit niet betekent dat<br />
in een vergunning geheel geen voorschriften kunnen<br />
wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong>genomen ter beperking <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze geluidhin<strong>de</strong>r<br />
of dat ten aanzien hier<strong>van</strong> geen technische<br />
of organisatorische maatregelen zou<strong>de</strong>n behoeven<br />
te wor<strong>de</strong>n genomen die <strong>de</strong> geluidhin<strong>de</strong>r ten gevolge<br />
<strong>van</strong> voornoem<strong>de</strong> gelui<strong>de</strong>missies zoveel mogelijk beperken.<br />
Vergunninghoudster heeft naar aanleiding <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong>ze uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling, in overleg met <strong>de</strong><br />
wegbeheer<strong>de</strong>r en <strong>het</strong> bevoegd gezag, na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek<br />
laten verrichten naar <strong>de</strong> effecten <strong>van</strong> <strong>de</strong> piekgeluidniveaus<br />
<strong>van</strong>wege <strong>de</strong> sirenes <strong>op</strong> <strong>de</strong> directe omgeving,<br />
en hoe <strong>de</strong>ze geluidniveaus zoveel mogelijk<br />
kunnen wor<strong>de</strong>n beperkt door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong> <strong>het</strong> treffen<br />
<strong>van</strong> maatregelen. De resultaten <strong>van</strong> dit door Cauberg-Huygen<br />
Raadgeven<strong>de</strong> Ingenieurs B.V. uitgevoer<strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rzoek zijn neergelegd in een rapport <strong>van</strong><br />
15 oktober 2002.<br />
In dit rapport is vermeld dat uit <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoek is<br />
gebleken dat <strong>op</strong> <strong>de</strong>, voor <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> <strong>de</strong> sirene,<br />
rele<strong>van</strong>te wegvakken in <strong>de</strong> directe omgeving <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
inrichting in <strong>de</strong> representatieve bedrijfssituatie geen<br />
sirenes in bedrijf hoeven te zijn wanneer <strong>de</strong> wegvakken<br />
vrij zijn <strong>van</strong> <strong>het</strong> overige verkeer. Om dit te bereiken<br />
moeten volgens <strong>het</strong> geluidrapport <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />
voorzieningen wor<strong>de</strong>n getroffen: <strong>de</strong> plaatsing <strong>van</strong><br />
een verkeersregelinstallatie ter plaatse <strong>van</strong> <strong>de</strong> uitrit<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> kazerne, <strong>het</strong> <strong>op</strong> afstand bedienbaar maken<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> verkeersregelinstallatie <strong>op</strong> <strong>de</strong> kruising Hulsvoor<strong>de</strong>rdijk/Gouverneur<br />
Hofste<strong>de</strong>laan/Daler Allee en<br />
<strong>het</strong> schriftelijk vastleggen <strong>van</strong> werkafspraken over<br />
<strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> geluidsignalering binnen <strong>de</strong> brandweer<br />
en <strong>de</strong> ambulancedienst. De Voorzitter ziet in<br />
<strong>het</strong>geen verzoeker heeft aangevoerd geen aanleiding<br />
om te oor<strong>de</strong>len dat <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksresultaten in<br />
zoverre onjuist of onvolledig zijn. Daarbij merkt <strong>de</strong><br />
Voorzitter <strong>op</strong> dat <strong>de</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> voorzieningen<br />
reeds wer<strong>de</strong>n voorgesteld in <strong>het</strong> <strong>de</strong>skundigenbericht<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Stichting Advisering Bestuursrechtspraak<br />
voor Milieu en Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning <strong>van</strong> 14 februari<br />
2002, dat in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> beroepsprocedure in<br />
<strong>de</strong> zaak 200105359/1 is uitgebracht.<br />
De Voorzitter overweegt ver<strong>de</strong>r dat <strong>de</strong> noodzakelijke<br />
technische voorzieningen – zo blijkt uit <strong>het</strong> geluidrapport<br />
– met instemming <strong>van</strong> <strong>de</strong> wegbeheer<strong>de</strong>rs<br />
en <strong>het</strong> bevoegd gezag (besluit <strong>van</strong> 22 oktober<br />
2002) wor<strong>de</strong>n toegepast. Daarnaast zijn <strong>op</strong> 13 augustus<br />
2002 (schriftelijke) werkafspraken binnen<br />
<strong>de</strong> brandweer gemaakt over <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> geluidsignalen<br />
bij een uitruk, waaraan <strong>de</strong> Regionale Ambulance<br />
Voorziening zich blijkens haar brief <strong>van</strong> 21<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
32 Milieu<br />
augustus 2002 zal conformeren. De werkafspraken<br />
hou<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r meer in dat <strong>op</strong> <strong>het</strong> wegvak Hulsvoor<strong>de</strong>rdijk<br />
(kazerne-verkeerslichten Gouverneur Hofste<strong>de</strong>laan)<br />
en <strong>de</strong> <strong>op</strong>rit naar <strong>de</strong> rondweg (kazerne-aansluiting<br />
met <strong>de</strong> N382) in <strong>de</strong> uitruksituatie geen<br />
geluidsignalen wor<strong>de</strong>n gebruikt. Voorts is bij <strong>de</strong><br />
aanvraag een tekening gevoegd waar<strong>op</strong> gearceerd is<br />
aangegeven <strong>op</strong> welke wegvakken in <strong>de</strong> representatieve<br />
bedrijfssituatie geen gebruik <strong>van</strong> <strong>de</strong> sirene<br />
plaatsvindt. De dichtstbijgelegen woningen <strong>van</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n,<br />
waaron<strong>de</strong>r die <strong>van</strong> verzoeker, vallen binnen <strong>de</strong><br />
invloedssfeer <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze wegvakken.<br />
Nu verweer<strong>de</strong>r in <strong>het</strong> dictum <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />
besluit heeft bepaald dat <strong>de</strong> aanvraag met bijbehoren<strong>de</strong><br />
stukken en tekeningen, waartoe ook <strong>het</strong> geluidrapport<br />
<strong>van</strong> 15 oktober 2002 en <strong>de</strong> werkafspraken<br />
<strong>van</strong> augustus 2002 behoren, on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el<br />
uitmaken <strong>van</strong> <strong>de</strong> vergunning, betekent dit dat bij<br />
<strong>het</strong> in werking zijn <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting hier<strong>van</strong> niet<br />
mag wor<strong>de</strong>n afgeweken.<br />
Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong> en in aanmerking genomen<br />
<strong>het</strong> door verweer<strong>de</strong>r gehanteer<strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>lingska<strong>de</strong>r<br />
ziet <strong>de</strong> Voorzitter geen aanleiding om te oor<strong>de</strong>len<br />
dat verweer<strong>de</strong>r niet in re<strong>de</strong>lijkheid heeft<br />
kunnen stellen dat <strong>de</strong> aan <strong>de</strong> vergunning verbon<strong>de</strong>n<br />
voorschriften en <strong>de</strong> voorgeschreven voorzieningen<br />
ter beperking <strong>van</strong> <strong>het</strong> aan <strong>de</strong> inrichting toe te rekenen<br />
sirenegeluid een toereikend beschermingsniveau<br />
bie<strong>de</strong>n. Er bestaat dan ook geen grond om in<br />
afwachting <strong>van</strong> <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>het</strong> geding in <strong>de</strong><br />
bo<strong>de</strong>mprocedure in verband met geluidhin<strong>de</strong>r <strong>van</strong>wege<br />
sirenes een voorl<strong>op</strong>ige voorziening te treffen.<br />
03-50<br />
ABRS 23 april 2003, nr. 200201921/2 (Hoogheemraadschap<br />
Amstel, Gooi en Vecht)<br />
Casus<br />
Last on<strong>de</strong>r dwangsom wegens <strong>het</strong> zon<strong>de</strong>r vergunning<br />
krachtens <strong>de</strong> Wvo lozen <strong>van</strong> scha<strong>de</strong>lijke stoffen<br />
in <strong>op</strong>pervlaktewater.<br />
Rechtsvraag<br />
Is sprake <strong>van</strong> een lozing in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wvo?<br />
Uitspraak<br />
De Af<strong>de</strong>ling stelt vast dat <strong>de</strong> buitensteiger <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
inrichting bestaat uit boven <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater<br />
aangebrachte dak<strong>de</strong>len <strong>van</strong> gewolmaniseerd hout<br />
waarlangs regenwater afstroomt naar <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater.<br />
Daarbij vindt volgens on<strong>de</strong>rzoek uitloging<br />
plaats <strong>van</strong> een niet bepaald geringe hoeveelheid<br />
chroom en k<strong>op</strong>er dat in <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater<br />
terechtkomt. Deze stoffen wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> Eur<strong>op</strong>ese<br />
richtlijn 76/464/EEG aangemerkt als scha<strong>de</strong>lijk<br />
voor <strong>de</strong> kwaliteit <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater. Gelet<br />
hier<strong>op</strong> is sprake <strong>van</strong> een lozing in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
Wvo en waren verweer<strong>de</strong>rs bevoegd tot <strong>het</strong> treffen<br />
<strong>van</strong> bestuurlijke handhavingsmaatregelen.<br />
Algemene wet bestuursrecht, artikel 5:32<br />
Wet verontreiniging <strong>op</strong>pervlaktewateren, artikel 1<br />
lid 3<br />
Bij besluit <strong>van</strong> 28 februari 2001 hebben <strong>de</strong> dijkgraaf<br />
en hoogheemra<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>het</strong> Hoogheemraadschap<br />
<strong>van</strong> Amstel, Gooi en Vecht (verweer<strong>de</strong>rs) appellante<br />
een last on<strong>de</strong>r dwangsom als bedoeld in<br />
artikel 5:32 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene wet bestuursrecht <strong>op</strong>gelegd<br />
<strong>van</strong>wege <strong>het</strong> zon<strong>de</strong>r vergunning krachtens <strong>de</strong><br />
Wet verontreiniging <strong>op</strong>pervlaktewateren lozen <strong>van</strong><br />
scha<strong>de</strong>lijke stoffen in <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
Loosdrechtse Plassen.<br />
Bij besluit <strong>van</strong> 6 maart 2002 hebben verweer<strong>de</strong>rs<br />
<strong>het</strong> hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond<br />
verklaard.<br />
Overwegingen<br />
Bij <strong>het</strong> primaire besluit hebben verweer<strong>de</strong>rs appellante<br />
een last on<strong>de</strong>r dwangsom <strong>op</strong>gelegd, strekken<strong>de</strong><br />
tot naleving <strong>van</strong> artikel 1, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet<br />
verontreiniging <strong>op</strong>pervlaktewateren (hierna: Wvo)<br />
in samenhang met artikel 4, eerste lid, aanhef en<br />
on<strong>de</strong>r b, <strong>van</strong> <strong>het</strong> ‘Uitvoeringsbesluit artikel 1, <strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
lid, Wet verontreiniging <strong>op</strong>pervlaktewateren’ (hierna:<br />
<strong>het</strong> Uitvoeringsbesluit). De <strong>op</strong>geleg<strong>de</strong> dwangsom<br />
bedraagt € 2.268,90 per maand dat <strong>de</strong> overtreding<br />
blijft voortbestaan, met een maximum <strong>van</strong><br />
€ 9.075,60.<br />
Ingevolge artikel 1, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wvo kan bij<br />
algemene maatregel <strong>van</strong> bestuur wor<strong>de</strong>n bepaald dat<br />
<strong>het</strong> is verbo<strong>de</strong>n om zon<strong>de</strong>r vergunning <strong>de</strong> in <strong>het</strong> eerste<br />
lid bedoel<strong>de</strong> stoffen <strong>op</strong> an<strong>de</strong>re wijze dan met behulp<br />
<strong>van</strong> een werk in <strong>op</strong>pervlaktewateren te brengen.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Milieu<br />
33<br />
Ingevolge artikel 4, eerste lid, aanhef en on<strong>de</strong>r b,<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> Uitvoeringsbesluit is <strong>het</strong> onvermin<strong>de</strong>rd artikel<br />
3 verbo<strong>de</strong>n zon<strong>de</strong>r vergunning afvalstoffen, verontreinigen<strong>de</strong><br />
of scha<strong>de</strong>lijke stoffen <strong>op</strong> een an<strong>de</strong>re<br />
wijze dan met behulp <strong>van</strong> een werk in enig <strong>op</strong>pervlaktewater<br />
te brengen, on<strong>de</strong>r meer door <strong>de</strong>ze te<br />
doen of laten afvloeien.<br />
Tussen partijen is in geschil of ten gevolge <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> buitensteiger <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting een lozing als bedoeld<br />
in <strong>de</strong> Wvo plaatsvindt.<br />
Appellante betoogt dat geen sprake is <strong>van</strong> een lozing<br />
in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wvo. Zij voert in dit verband<br />
aan dat verweer<strong>de</strong>rs onvoldoen<strong>de</strong> aannemelijk hebben<br />
gemaakt dat <strong>het</strong> met <strong>de</strong> <strong>de</strong>k<strong>de</strong>len in contact gekomen<br />
regenwater als een afvalstof dan wel verontreinigen<strong>de</strong><br />
of scha<strong>de</strong>lijke stof moet wor<strong>de</strong>n<br />
aangemerkt. Ver<strong>de</strong>r wijst zij er<strong>op</strong> dat slechts een<br />
minimale hoeveelheid <strong>van</strong> dit regenwater in <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater<br />
terechtkomt en dat verweer<strong>de</strong>rs onvoldoen<strong>de</strong><br />
hebben on<strong>de</strong>rzocht wat <strong>het</strong> effect hier<strong>van</strong><br />
is <strong>op</strong> <strong>de</strong> kwaliteit <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater.<br />
Verweer<strong>de</strong>rs stellen zich <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt dat<br />
als gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>k<strong>de</strong>len <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting<br />
chroom en k<strong>op</strong>er in <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater wor<strong>de</strong>n<br />
gebracht. Dit is volgens hen een lozing, waarvoor<br />
een vergunning krachtens <strong>de</strong> Wvo is vereist.<br />
De buitensteiger <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting bestaat uit<br />
boven <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater aangebrachte <strong>de</strong>k<strong>de</strong>len<br />
<strong>van</strong> gewolmaniseerd hout. Door <strong>het</strong> Hoogheemraadschap<br />
<strong>van</strong> Rijnland is on<strong>de</strong>rzoek verricht naar<br />
<strong>de</strong> uitloging <strong>van</strong> arseen, k<strong>op</strong>er en chroom uit met<br />
<strong>het</strong> impregneermid<strong>de</strong>l CCA (type C) behan<strong>de</strong>ld vurenhout<br />
in stilstaand <strong>op</strong>pervlaktewater. De resultaten<br />
<strong>van</strong> dit on<strong>de</strong>rzoek zijn neergelegd in een rapport<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> Hoogheemraadschap <strong>van</strong> Rijnland <strong>van</strong> november<br />
1994. Verweer<strong>de</strong>rs hebben dit rapport aan<br />
<strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit ten grondslag gelegd.<br />
Appellante stelt dat <strong>het</strong> door <strong>het</strong> Hoogheemraadschap<br />
<strong>van</strong> Rijnland on<strong>de</strong>rzochte materiaal niet<br />
vergelijkbaar is met <strong>het</strong> hout <strong>van</strong> <strong>de</strong> buitensteiger<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige inrichting. Zij meent dat verweer<strong>de</strong>rs<br />
dit rapport om die re<strong>de</strong>n niet hebben kunnen<br />
hanteren. Op grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> stukken en <strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />
ter zitting stelt <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling vast dat in <strong>het</strong><br />
on<strong>de</strong>rzoeksrapport sprake is <strong>van</strong> met arseen, k<strong>op</strong>er<br />
en chroom behan<strong>de</strong>ld hout. Het door <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige<br />
inrichting gebruikte hout is uitsluitend behan<strong>de</strong>ld<br />
met k<strong>op</strong>er en chroom. De stof arseen heeft<br />
echter een bin<strong>de</strong>nd effect <strong>op</strong> stoffen, waardoor <strong>de</strong><br />
uitloging <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze stoffen alleen maar min<strong>de</strong>r snel<br />
plaatsvindt in vergelijking met <strong>het</strong> geval dat sprake<br />
is <strong>van</strong> niet met arseen behan<strong>de</strong>ld hout. Gelet hier<strong>op</strong><br />
ziet <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling dan ook niet in dat verweer<strong>de</strong>rs <strong>het</strong><br />
rapport <strong>van</strong> <strong>het</strong> Hoogheemraadschap <strong>van</strong> Rijnland<br />
niet aan hun besluit ten grondslag hebben kunnen<br />
leggen.<br />
Vastgesteld moet wor<strong>de</strong>n dat <strong>van</strong> <strong>het</strong> hout <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
buitensteiger <strong>van</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige inrichting regenwater<br />
afstroomt, dat in <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater terechtkomt.<br />
Uit tabel 9 <strong>van</strong> <strong>het</strong> rapport <strong>van</strong> <strong>het</strong> Hoogheemraadschap<br />
<strong>van</strong> Rijnland moet wor<strong>de</strong>n afgeleid<br />
dat hierdoor uitloging <strong>van</strong> een niet geringe hoeveelheid<br />
chroom en k<strong>op</strong>er naar <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater<br />
plaatsvindt. In <strong>de</strong> bijlage behoren<strong>de</strong> bij <strong>de</strong> Eur<strong>op</strong>ese<br />
richtlijn 76/464/EEG zijn stoffen genoemd die scha<strong>de</strong>lijk<br />
zijn voor <strong>de</strong> kwaliteit <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater.<br />
Deze stoffen zijn overgenomen in <strong>de</strong> lan<strong>de</strong>lijke<br />
nota Waterhuishouding en <strong>het</strong> Indicatief Meerjarenprogramma<br />
Water. K<strong>op</strong>er en chroom wor<strong>de</strong>n vermeld<br />
<strong>op</strong> lijst II <strong>van</strong> <strong>de</strong> voornoem<strong>de</strong> bijlage.<br />
Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> vorenoverwogene komt <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling<br />
tot <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el dat verweer<strong>de</strong>rs <strong>op</strong> goe<strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n<br />
hebben geconclu<strong>de</strong>erd dat sprake is <strong>van</strong> een lozing<br />
in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wvo en dat appellante in strijd han<strong>de</strong>lt<br />
met artikel 1, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze wet in samenhang<br />
met artikel 4, eerste lid, aanhef en on<strong>de</strong>r b,<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> Uitvoeringsbesluit. Verweer<strong>de</strong>rs zijn <strong>op</strong><br />
zichzelf dan ook bevoegd tot <strong>het</strong> treffen <strong>van</strong> bestuurlijke<br />
handhavingsmaatregelen.<br />
Deze beroepsgrond faalt.<br />
NB: Evenzo Vz. ABRS nr. 200302162/1 <strong>van</strong> 29<br />
april 2003 met betrekking tot een vlon<strong>de</strong>r.<br />
03-51<br />
ABRS 23 april 2003, nr. 200202654/1 (Dirksland)<br />
Casus<br />
Revisievergunning krachtens <strong>de</strong> Wm voor een banketbedrijf.<br />
Appellante-vergunninghoudster heeft<br />
bezwaren tegen <strong>de</strong> gestel<strong>de</strong> geluidsgrenswaar<strong>de</strong>n<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
34 Milieu<br />
en acht <strong>de</strong> voorzieningen om daar aan te kunnen<br />
voldoen onnodig bezwarend.<br />
Rechtsvraag<br />
Kunnen <strong>de</strong> voorzieningen re<strong>de</strong>lijkerwijs wor<strong>de</strong>n<br />
verlangd?<br />
Uitspraak<br />
Verweer<strong>de</strong>r heeft bij <strong>het</strong> <strong>op</strong>stellen <strong>van</strong> <strong>de</strong> geluidsgrenswaar<strong>de</strong>n<br />
<strong>de</strong> Handreiking industrielawaai en<br />
vergunningverlening toegepast <strong>op</strong> zodanige wijze<br />
dat hij aansluiting heeft gezocht bij <strong>het</strong> referentieniveau<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> omgevingsgeluid. De Af<strong>de</strong>ling acht<br />
dit niet in strijd met <strong>het</strong> recht. De voorgeschreven<br />
voorzieningen zijn nodig om aan <strong>de</strong> geluidsgrenswaar<strong>de</strong>n<br />
te kunnen voldoen. Het is niet aannemelijk<br />
gewor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong>ze voorzieningen ongebruikelijk<br />
zijn in <strong>de</strong> branche waartoe <strong>het</strong> bedrijf behoort<br />
dan wel re<strong>de</strong>lijkerwijs niet <strong>van</strong> vergunninghoudster<br />
kunnen wor<strong>de</strong>n gevergd. Daarbij is <strong>van</strong> belang<br />
dat <strong>het</strong> alara-beginsel <strong>van</strong> artikel 8.11 lid 3 Wm<br />
geen ruimte biedt voor een afweging tussen <strong>het</strong><br />
belang <strong>van</strong> <strong>de</strong> bescherming <strong>van</strong> <strong>het</strong> milieu enerzijds<br />
en <strong>het</strong> zuiver individuele bedrijfseconomische<br />
belang <strong>van</strong> vergunninghoudster an<strong>de</strong>rzijds. Bij afweging<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> economische belangen mag slechts<br />
wor<strong>de</strong>n betrokken wat in <strong>het</strong> algemeen kan wor<strong>de</strong>n<br />
gevergd <strong>van</strong> een inrichting behorend tot <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige<br />
branche.<br />
Wet milieubeheer, artikel 8.11 lid 3<br />
Bij besluit <strong>van</strong> 18 maart 2002 heeft <strong>het</strong> college <strong>van</strong><br />
burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> Dirksland (verweer<strong>de</strong>r)<br />
krachtens <strong>de</strong> Wet milieubeheer aan appellante<br />
een revisievergunning als geregeld in artikel<br />
8.4, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze wet verleend voor een inrichting<br />
bestemd voor <strong>de</strong> productie <strong>van</strong> room, minigebak,<br />
taarten en <strong>de</strong>sserts.<br />
Overwegingen<br />
Appellante stelt dat verweer<strong>de</strong>r bij <strong>het</strong> <strong>op</strong>stellen <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> geluidgrenswaar<strong>de</strong>n voor <strong>het</strong> langtijdgemid<strong>de</strong>ld<br />
beoor<strong>de</strong>lingsniveau ten onrechte is uitgegaan <strong>van</strong><br />
een etmaalwaar<strong>de</strong> <strong>van</strong> 47 dB(A) in plaats <strong>van</strong> 50<br />
dB(A). Verweer<strong>de</strong>r heeft zich daartoe ten onrechte<br />
gebaseerd <strong>op</strong> <strong>het</strong> referentieniveau in plaats <strong>van</strong> een<br />
bestuurlijke afweging te maken, aldus appellante.<br />
Daarbij betoogt appellante dat in dit geval had moeten<br />
wor<strong>de</strong>n aangesloten bij <strong>het</strong> Besluit <strong>de</strong>tailhan<strong>de</strong>l<br />
en ambachtsbedrijven milieubeheer (hierna: <strong>het</strong><br />
Besluit). Zij voert aan dat een etmaalwaar<strong>de</strong> <strong>van</strong> 50<br />
dB(A) geen na<strong>de</strong>lige invloed heeft <strong>op</strong> <strong>het</strong> binnenniveau<br />
<strong>van</strong> omliggen<strong>de</strong> woningen en dat <strong>de</strong>ze waar<strong>de</strong><br />
wordt gerechtvaardigd door <strong>het</strong> akoestisch rapport.<br />
Tenslotte stelt zij dat <strong>de</strong> voorzieningen die nodig<br />
zijn om aan <strong>de</strong> voorgeschreven grenswaar<strong>de</strong>n te<br />
kunnen voldoen onnodig bezwarend zijn. Volgens<br />
appellante heeft verweer<strong>de</strong>r in dit verband geen rekening<br />
gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> stand <strong>de</strong>r techniek in <strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> branche en <strong>het</strong> feit dat eer<strong>de</strong>r al<br />
kostbare voorzieningen zijn aangebracht.<br />
Ter voorkoming dan wel beperking <strong>van</strong> geluidhin<strong>de</strong>r<br />
hebben verweer<strong>de</strong>rs <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> voorschriften<br />
aan <strong>de</strong> vergunning verbon<strong>de</strong>n.<br />
In voorschrift 7.1.1 is on<strong>de</strong>r meer bepaald dat<br />
<strong>het</strong> langtijdgemid<strong>de</strong>ld beoor<strong>de</strong>lingsniveau (LAr,Lt)<br />
veroorzaakt door <strong>de</strong> in <strong>de</strong> inrichting aanwezige toestellen<br />
en installaties en door <strong>de</strong> in <strong>de</strong> inrichting<br />
verrichte werkzaamhe<strong>de</strong>n of activiteiten in <strong>de</strong> representatieve<br />
bedrijfssituatie, ter plaatse <strong>van</strong> <strong>de</strong> woning<br />
Molendijk 32 niet meer mag bedragen dan 46<br />
dB(A) in <strong>de</strong> dagperio<strong>de</strong>, 38 dB(A) in <strong>de</strong> avondperio<strong>de</strong><br />
en 37 dB(A) in <strong>de</strong> nachtperio<strong>de</strong>.<br />
In voorschrift 7.1.4 is bepaald dat binnen 6<br />
maan<strong>de</strong>n na <strong>het</strong> in werking tre<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> vergunning<br />
<strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> akoestische voorzieningen, zoals<br />
vermeld in <strong>het</strong> akoestische rapport FS/CJ/F 15304-<br />
4-RA <strong>van</strong> Peutz & Associes d.d. 10 juli 2001, bladzij<strong>de</strong><br />
25, 27 en 28 getroffen moeten zijn:<br />
– plaatsing <strong>van</strong> geluidschermen met een hoogte<br />
<strong>van</strong> 2 meter langs <strong>de</strong> zuid- en westrand <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
dak boven <strong>de</strong> compressorruimten (schermen<br />
aansluitend <strong>op</strong> naastliggend vrieshuis). Hierbij<br />
dient tevens <strong>de</strong> zuidgevel <strong>van</strong> <strong>het</strong> vrieshuis tot<br />
een hoogte <strong>van</strong> circa 3 meter boven <strong>het</strong> dak<strong>op</strong>pervlak<br />
te wor<strong>de</strong>n voorzien <strong>van</strong> geluidabsorberend<br />
materiaal; reductie <strong>van</strong> minimaal 5 dB(A);<br />
– <strong>de</strong> ver<strong>van</strong>ging <strong>van</strong> <strong>de</strong> con<strong>de</strong>nsor <strong>van</strong> <strong>de</strong> koelcontainer<br />
door een low noise con<strong>de</strong>nsor; reductie<br />
<strong>van</strong> minimaal 10 dB(A);<br />
– <strong>de</strong> ver<strong>van</strong>ging <strong>van</strong> <strong>de</strong> koeltoren naast <strong>de</strong> koelcontainer<br />
door een low noise dry cooler; reductie<br />
<strong>van</strong> minimaal 10 dB(A). Deze reductie kan ook<br />
bereikt wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> plaatsing <strong>van</strong> een uit geluidisoleren<strong>de</strong><br />
panelen <strong>op</strong>gebouw<strong>de</strong> akoestische<br />
‘hoed’, die over <strong>de</strong> ventilatoren <strong>van</strong> <strong>de</strong> huidige<br />
koeltoren wordt geplaatst;<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Milieu<br />
35<br />
– <strong>de</strong> ver<strong>van</strong>ging <strong>van</strong> <strong>de</strong> con<strong>de</strong>nsor naast <strong>de</strong> koelcontainer<br />
door low noise con<strong>de</strong>nsors; reductie<br />
<strong>van</strong> minimaal 10 dB(A);<br />
– <strong>de</strong> ver<strong>van</strong>ging <strong>van</strong> <strong>de</strong> con<strong>de</strong>nsors expeditie door<br />
een low noise con<strong>de</strong>nsor; reductie <strong>van</strong> minimaal<br />
10 dB(A);<br />
– een geluidisoleren<strong>de</strong> omkasting; met geluidge<strong>de</strong>mpte<br />
ventilatie<strong>op</strong>eningen bij <strong>de</strong> schoorsteenventilator;<br />
reductie <strong>van</strong> minimaal 10 dB(A);<br />
– plaatsing <strong>van</strong> een coulissen<strong>de</strong>mper <strong>op</strong> <strong>de</strong> uitblaassectie<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> luchtbehan<strong>de</strong>lingskast; reductie<br />
<strong>van</strong> minimaal 10 dB(A);<br />
– <strong>het</strong> richten <strong>van</strong> <strong>de</strong> ventilatie<strong>op</strong>eningen <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
productieruimte in noor<strong>de</strong>lijke richting; reductie<br />
<strong>van</strong> minimaal 3 dB(A). Deze reductie kan eveneens<br />
bereikt wor<strong>de</strong>n door <strong>het</strong> uitschakelen <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong>ze ventilatievoorziening geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> nachtperio<strong>de</strong>.<br />
Blijkens <strong>de</strong> stukken hebben verweer<strong>de</strong>rs bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> geluidbelasting <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting<br />
<strong>de</strong> Handreiking industrielawaai en vergunningverlening<br />
(hierna: <strong>de</strong> Handreiking) gehanteerd. Verweer<strong>de</strong>rs<br />
hebben overeenkomstig <strong>het</strong> gestel<strong>de</strong> in <strong>de</strong><br />
Handreiking <strong>de</strong> in hoofdstuk 4 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Handreiking<br />
aanbevolen beoor<strong>de</strong>lingswijze tot uitgangspunt genomen.<br />
Deze beoor<strong>de</strong>lingswijze komt overeen met<br />
die <strong>van</strong> <strong>de</strong> circulaire Industrielawaai.<br />
In <strong>de</strong> Handreiking zijn voor verschillen<strong>de</strong> omgevingscategorieën<br />
streefwaar<strong>de</strong>n <strong>op</strong>genomen. Overschrijding<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze streefwaar<strong>de</strong>n is voor bestaan<strong>de</strong><br />
inrichtingen mogelijk tot <strong>het</strong> referentieniveau <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> omgevingsgeluid. Overschrijding <strong>van</strong> <strong>het</strong> referentieniveau<br />
tot een maximum etmaalwaar<strong>de</strong> <strong>van</strong><br />
55 dB(A) kan in sommige gevallen toelaatbaar wor<strong>de</strong>n<br />
geacht <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> een bestuurlijk afwegingsproces<br />
waarbij <strong>de</strong> geluidbestrijdingskosten een belangrijke<br />
rol dienen te spelen. Wanneer <strong>het</strong><br />
bestaan<strong>de</strong> niveau <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting hoger is dan 55<br />
dB(A) etmaalwaar<strong>de</strong> geldt als maximum <strong>de</strong> laatste<br />
waar<strong>de</strong> of <strong>het</strong> referentieniveau.<br />
Verweer<strong>de</strong>r heeft <strong>de</strong> Handreiking aldus toegepast<br />
dat hij voor <strong>de</strong> bepaling <strong>van</strong> <strong>de</strong> geluidgrenswaar<strong>de</strong>n<br />
aansluiting heeft gezocht bij <strong>het</strong> referentieniveau.<br />
Daartoe acht hij met name <strong>van</strong> belang dat<br />
er <strong>op</strong> geringe afstand woningen <strong>van</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n zijn gelegen<br />
waarvoor naar <strong>de</strong> <strong>op</strong>vatting <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r<br />
<strong>het</strong> referentieniveau als maatstaf moet dienen. Ver<strong>de</strong>r<br />
komt volgens verweer<strong>de</strong>r geen <strong>van</strong> <strong>de</strong> in <strong>de</strong><br />
Handreiking gegeven omgevingscategorieën overeen<br />
met <strong>de</strong> omgeving waarin <strong>de</strong> inrichting is gelegen.<br />
Verweer<strong>de</strong>r zag hierin re<strong>de</strong>n te on<strong>de</strong>rzoeken<br />
wat <strong>het</strong> referentieniveau <strong>van</strong> <strong>het</strong> omgevingsgeluid is<br />
en dit bij <strong>de</strong> beslissing <strong>op</strong> <strong>de</strong> aanvraag te betrekken.<br />
Deze beoor<strong>de</strong>lingswijze is niet in strijd met <strong>het</strong><br />
recht. Het betoog <strong>van</strong> appellante dat verweer<strong>de</strong>r<br />
aansluiting had moeten zoeken bij <strong>de</strong> geluidgrenswaar<strong>de</strong>n<br />
uit <strong>het</strong> Besluit treft dan ook geen doel. Ver<strong>de</strong>r<br />
kan niet geoor<strong>de</strong>eld wor<strong>de</strong>n dat verweer<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />
Handreiking <strong>op</strong> <strong>de</strong>ze wijze onjuist heeft toegepast.<br />
Het beroep is in zoverre ongegrond.<br />
Niet in geschil is dat <strong>de</strong> voorzieningen die zijn<br />
voorgeschreven in voorschrift 7.1.4 nodig zijn om<br />
te kunnen voldoen aan <strong>de</strong> grenswaar<strong>de</strong>n zoals die<br />
zijn <strong>op</strong>genomen in voorschrift 7.1.1. Niet aannemelijk<br />
is gewor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong>ze maatregelen ongebruikelijk<br />
zijn in <strong>de</strong> branche waartoe <strong>het</strong> bedrijf behoort.<br />
Ver<strong>de</strong>r is niet gebleken dat <strong>de</strong>ze maatregelen in<br />
on<strong>de</strong>rhavig geval, gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> daarmee te behalen geluidreductie,<br />
re<strong>de</strong>lijkerwijs niet <strong>van</strong> vergunninghoudster<br />
kunnen wor<strong>de</strong>n gevergd. Daarbij is <strong>van</strong> belang<br />
dat artikel 8.11, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer,<br />
me<strong>de</strong> in aanmerking genomen <strong>de</strong> totstandkomingsgeschie<strong>de</strong>nis<br />
daar<strong>van</strong>, geen ruimte biedt voor een<br />
afweging tussen <strong>het</strong> belang <strong>van</strong> <strong>de</strong> bescherming <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> milieu enerzijds en <strong>het</strong> zuiver individuele bedrijfseconomische<br />
belang <strong>van</strong> vergunninghoudster<br />
an<strong>de</strong>rzijds. Bij <strong>de</strong> afweging <strong>van</strong> economische belangen<br />
mag slechts wor<strong>de</strong>n betrokken wat in <strong>het</strong> algemeen<br />
kan wor<strong>de</strong>n gevergd <strong>van</strong> een inrichting behorend<br />
tot <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige branche. De beroepsgrond<br />
faalt ook in zoverre.<br />
Het beroep is <strong>de</strong>rhalve ongegrond.<br />
03-52<br />
ABRS 23 april 2003, nr. 200204095/1 (Zuiveringsschap<br />
Hollandse Eilan<strong>de</strong>n en Waar<strong>de</strong>n)<br />
Casus<br />
Vergunning krachtens <strong>de</strong> Wvo voor <strong>het</strong> <strong>van</strong>uit <strong>het</strong><br />
gemeentelijk rioleringsstelsel lozen in <strong>het</strong> <strong>op</strong>ervlaktewater<br />
<strong>van</strong> afvalwater, met hemelwater verdund<br />
afvalwater en hemelwater. Appellant stelt<br />
dat verweer<strong>de</strong>r er onvoldoen<strong>de</strong> rekening mee heeft<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
36 Milieu<br />
gehou<strong>de</strong>n dat <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater ten behoeve<br />
<strong>van</strong> landbouwdoelein<strong>de</strong>n, zoals drinkwater voor<br />
vee en besproeiing <strong>van</strong> landbouwgron<strong>de</strong>n voldoen<strong>de</strong><br />
zuiver dient te zijn. Hij vindt dat verweer<strong>de</strong>r onvoldoen<strong>de</strong><br />
heeft on<strong>de</strong>rzocht of <strong>de</strong> lozing gezondheidsproblemen<br />
bij vee veroorzaakt.<br />
Rechtsvragen<br />
1. Aan welke kwaliteitseisen dient <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater<br />
te voldoen?<br />
2. Dient <strong>de</strong> vergunning te wor<strong>de</strong>n verleend voor<br />
een bepaal<strong>de</strong> termijn?<br />
Uitspraak<br />
De Af<strong>de</strong>ling overweegt dat <strong>op</strong>pervlaktewater on<strong>de</strong>r<br />
meer moet voldoen aan <strong>de</strong> eis dat dit water in <strong>het</strong><br />
algemeen ook voor landbouwdoelein<strong>de</strong>n voldoen<strong>de</strong><br />
zuiver moet zijn, on<strong>de</strong>r meer om als drinkwater<br />
voor vee te dienen. Aan wateren waaraan vee<br />
wordt gedrenkt, wor<strong>de</strong>n geen ver<strong>de</strong>rgaan<strong>de</strong> kwaliteitseisen<br />
gesteld dan aan wateren met een an<strong>de</strong>re<br />
functie. In <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige geval bestaat geen<br />
aanleiding voor <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el dat verweer<strong>de</strong>r bij zijn<br />
besluit onvoldoen<strong>de</strong> rekening heeft gehou<strong>de</strong>n met<br />
<strong>de</strong> omstandigheid dat <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater door<br />
vee wordt gedronken. De vergunning heeft me<strong>de</strong><br />
betrekking <strong>op</strong> <strong>de</strong> mogelijke lozing <strong>van</strong> stoffen als<br />
bedoeld in lijst I <strong>van</strong> <strong>de</strong> bijlage <strong>van</strong> EG-richtlijn<br />
76/464. Ingevolge <strong>de</strong>ze richtlijn, die in <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige<br />
geval rechtstreekse werking heeft, mag een<br />
vergunning voor <strong>de</strong> lozing <strong>van</strong> <strong>de</strong>rgelijke stoffen,<br />
ook indien <strong>het</strong> gaat om geringe hoeveelhe<strong>de</strong>n,<br />
slechts voor een beperkte duur wor<strong>de</strong>n verleend.<br />
Aangezien <strong>de</strong> geldigheidsduur <strong>van</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige<br />
vergunning niet is beperkt, is in zoverre in strijd<br />
met <strong>de</strong> richtlijn gehan<strong>de</strong>ld. Volgt in zoverre vernietiging<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit.<br />
Wet verontreiniging <strong>op</strong>pervlaktewateren, artikelen<br />
1 en 7<br />
EG-richtlijn 76/464, artikel 3 lid 4<br />
Bij besluit <strong>van</strong> 11 juni 2002 heeft <strong>het</strong> dagelijks bestuur<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> Zuiveringsschap Hollandse Eilan<strong>de</strong>n<br />
en Waar<strong>de</strong>n (verweer<strong>de</strong>r) on<strong>de</strong>r meer aan <strong>het</strong> college<br />
<strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> Leerdam<br />
een vergunning krachtens <strong>de</strong> Wet verontreiniging<br />
<strong>op</strong>pervlaktewateren verleend voor <strong>het</strong> <strong>van</strong>uit <strong>het</strong> gemeentelijk<br />
rioleringsstelsel lozen in <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater<br />
<strong>van</strong> afvalwater, met hemelwater verdund afvalwater<br />
en hemelwater.<br />
Overwegingen<br />
Appellant is <strong>van</strong> mening dat verweer<strong>de</strong>r <strong>de</strong> vergunning,<br />
gezien <strong>de</strong> mogelijk na<strong>de</strong>lige gevolgen voor <strong>de</strong><br />
kwaliteit <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater, niet had mogen<br />
verlenen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verweer<strong>de</strong>r<br />
met zijn besluit onvoldoen<strong>de</strong> rekening ermee<br />
heeft gehou<strong>de</strong>n dat <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater ten behoeve<br />
<strong>van</strong> landbouwdoelein<strong>de</strong>n, zoals drinkwater<br />
voor vee en besproeiing <strong>van</strong> landbouwgron<strong>de</strong>n, voldoen<strong>de</strong><br />
zuiver dient te zijn. Volgens hem heeft verweer<strong>de</strong>r<br />
onvoldoen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzocht of sprake is <strong>van</strong><br />
zodanige omstandighe<strong>de</strong>n dat <strong>het</strong> lozen <strong>van</strong>uit overstorten<br />
<strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater gezondheidsproblemen<br />
bij vee veroorzaakt. Hij wijst er<strong>op</strong> dat indien<br />
overstorten zijn gelegen nabij k<strong>op</strong>ein<strong>de</strong>n <strong>van</strong> sloten,<br />
waar ondiep water in staat, sprake kan zijn <strong>van</strong> een<br />
permanent slechte waterkwaliteit.<br />
De Af<strong>de</strong>ling heeft in haar uitspraak <strong>van</strong> 1 september<br />
1998, nr. E03.98.1364 (MR 1999/72),<br />
overwogen dat <strong>op</strong>pervlaktewater on<strong>de</strong>r meer moet<br />
voldoen aan <strong>de</strong> eis dat dit water in <strong>het</strong> algemeen<br />
ook voor landbouwdoelein<strong>de</strong>n voldoen<strong>de</strong> zuiver<br />
moet zijn, on<strong>de</strong>r meer om als drinkwater voor <strong>het</strong><br />
vee te dienen. Aan wateren waaraan vee wordt gedrenkt,<br />
wor<strong>de</strong>n geen ver<strong>de</strong>rgaan<strong>de</strong> kwaliteitseisen<br />
gesteld dan aan wateren met een an<strong>de</strong>re functie.<br />
Er bestaat in <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige geval geen aanleiding<br />
voor <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el dat verweer<strong>de</strong>r bij zijn besluit<br />
onvoldoen<strong>de</strong> rekening heeft gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> omstandigheid<br />
dat <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater door vee<br />
wordt gedronken.<br />
Uit <strong>de</strong> stukken komt naar voren dat <strong>de</strong> gemeenteraad<br />
<strong>van</strong> Leerdam een gemeentelijk rioleringsplan<br />
als bedoeld in artikel 4.22 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer<br />
heeft vastgesteld. Het Basisrioleringsplan Gemeente<br />
Leerdam is <strong>op</strong>gesteld volgens <strong>de</strong> methodiek <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> door <strong>de</strong> Commissie Integraal Waterbeheer <strong>op</strong>gestel<strong>de</strong><br />
rapport Knelpuntencriteria riooloverstorten.<br />
Verweer<strong>de</strong>r heeft dit plan beoor<strong>de</strong>eld. On<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el<br />
hier<strong>van</strong> is <strong>de</strong> inventarisatie <strong>van</strong> knelpunten bij riooloverstorten.<br />
In <strong>de</strong> gemeente Leerdam zijn geen<br />
overstorten aanwezig die volgens <strong>de</strong> CIW-metho<strong>de</strong><br />
risico’s voor <strong>de</strong> diergezondheid met zich brengen,<br />
zo staat in <strong>het</strong> Basisrioleringsplan Gemeente Leerdam.<br />
Het door appellant bedoel<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoek heeft<br />
<strong>de</strong>rhalve reeds plaatsgevon<strong>de</strong>n in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Milieu<br />
37<br />
beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>het</strong> gemeentelijke rioleringsplan.<br />
De Af<strong>de</strong>ling ziet geen aankn<strong>op</strong>ingspunten voor <strong>het</strong><br />
oor<strong>de</strong>el dat verweer<strong>de</strong>r bij <strong>het</strong> verlenen <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rhavige lozingsvergunning niet er<strong>van</strong> heeft<br />
mogen uitgaan dat in <strong>de</strong> gemeente Leerdam geen risicovolle<br />
overstorten in <strong>de</strong> door appellant bedoel<strong>de</strong><br />
zin aanwezig zijn.<br />
Gezien <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong>, bestaat in <strong>het</strong>geen appellant<br />
heeft aangevoerd geen grond voor <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el<br />
dat verweer<strong>de</strong>r zich niet in re<strong>de</strong>lijkheid <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />
standpunt heeft kunnen stellen dat <strong>de</strong> aan <strong>de</strong> vergunning<br />
verbon<strong>de</strong>n voorschriften voldoen<strong>de</strong> bescherming<br />
bie<strong>de</strong>n tegen verontreiniging <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater<br />
door <strong>de</strong> vergun<strong>de</strong> lozingen.<br />
Uit <strong>de</strong> stukken en <strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ter zitting is<br />
gebleken dat <strong>de</strong> bij <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit verleen<strong>de</strong><br />
vergunning me<strong>de</strong> betrekking heeft <strong>op</strong> <strong>de</strong> mogelijke<br />
lozing <strong>van</strong> stoffen als bedoeld in lijst I <strong>van</strong> <strong>de</strong> bijlage<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Richtlijn 76/464/EEG. Ingevolge artikel 3,<br />
vier<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze richtlijn die in <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige<br />
geval rechtstreekse werking heeft, mag een vergunning<br />
voor <strong>de</strong> lozing <strong>van</strong> <strong>de</strong>rgelijke stoffen, ook indien<br />
<strong>het</strong> gaat om geringe hoeveelhe<strong>de</strong>n, slechts<br />
voor een beperkte duur wor<strong>de</strong>n verleend. Aangezien<br />
<strong>de</strong> geldigheidsduur <strong>van</strong> <strong>de</strong> bij <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />
verleen<strong>de</strong> vergunning niet is beperkt, is in zoverre in<br />
strijd met <strong>de</strong> richtlijn gehan<strong>de</strong>ld. Hieruit volgt dat<br />
<strong>het</strong> besluit moet wor<strong>de</strong>n vernietigd voorzover daarbij<br />
<strong>de</strong> vergunning niet voor een beperkte duur is verleend.<br />
Het beroep is gegrond, in verband waarmee <strong>het</strong><br />
bestre<strong>de</strong>n besluit wordt vernietigd. Verweer<strong>de</strong>r<br />
dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze uitspraak. Daartoe zal <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling een termijn<br />
stellen.<br />
Casus<br />
Last on<strong>de</strong>r dwangsom wegens <strong>het</strong> zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> vereiste<br />
milieuvergunning inzamelen en overslaan <strong>van</strong><br />
ou<strong>de</strong> metalen en schroot. De dwangsom is gebaseerd<br />
<strong>op</strong> artikel 5:21 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Provinciale Milieuveror<strong>de</strong>ning<br />
Limburg (PMV) dat bepaalt dat <strong>het</strong> is verbo<strong>de</strong>n<br />
om in waterwin<strong>gebied</strong>en een inrichting <strong>op</strong><br />
te richten. Verzoeker om schorsing <strong>van</strong> <strong>het</strong> besluit<br />
meent dat geen sprake is <strong>van</strong> ‘<strong>op</strong>richten’ <strong>van</strong> een<br />
inrichting nu <strong>de</strong> inrichting al geruime tijd in werking<br />
is en in 1991 een hin<strong>de</strong>rwetvergunning is verleend.<br />
Bovendien is artikel 5:21 volgens hem onverbin<strong>de</strong>nd,<br />
omdat <strong>de</strong>ze bepaling veel ver<strong>de</strong>r<br />
strekt dan <strong>het</strong> bepaal<strong>de</strong> in artikel 8.46 Wm <strong>op</strong><br />
welk artikel verweer<strong>de</strong>r zijn standpunt baseert dat<br />
<strong>de</strong> huidige bedrijfsactiviteiten niet legaliseerbaar<br />
zijn.<br />
Rechtsvragen<br />
1. Hoe dient <strong>het</strong> ‘<strong>op</strong>richten’ <strong>van</strong> een inrichting te<br />
wor<strong>de</strong>n verstaan?<br />
2. Is artikel 5:21 PMV onverbin<strong>de</strong>nd?<br />
Uitspraak<br />
Vaststaat dat verzoeker zijn bedrijfsactiviteiten<br />
reeds geruime tijd zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> vereiste vergunning<br />
ingevolge <strong>de</strong> Wm uitoefent in een <strong>gebied</strong> dat is<br />
aangewezen als waterwin<strong>gebied</strong>. De hem in 1988<br />
verleen<strong>de</strong> hin<strong>de</strong>rwetvergunning is in 1991 vernietigd<br />
en se<strong>de</strong>rtdien is geen nieuwe milieuvergunning<br />
verleend. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> term ‘<strong>op</strong>richten’ in artikel<br />
5:21 PMV moet wor<strong>de</strong>n verstaan <strong>het</strong> juridisch <strong>op</strong>richten<br />
<strong>van</strong> een inrichting als bedoeld in artikel<br />
8.1 Wm en niet <strong>het</strong> feitelijk <strong>op</strong>richten hier<strong>van</strong>.<br />
Derhalve gaat <strong>het</strong> in <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige geval om een<br />
<strong>op</strong>richtingssituatie waar<strong>op</strong> artikel 5:21 PMV <strong>van</strong><br />
toepassing is. Voorzover verzoeker betoogt dat artikel<br />
5:21 PMV onverbin<strong>de</strong>nd is, overweegt <strong>de</strong><br />
Voorzitter dat, gelet <strong>op</strong> artikel 1.2, lid 6, aanhef en<br />
on<strong>de</strong>r b <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wm, dat betoog geen steun vindt in<br />
<strong>het</strong> recht.<br />
03-53<br />
Vz. ABRS 13 mei 2003, nr. 200302388/2 (Heel)<br />
Algemene wet bestuursrecht, artikel 5:32<br />
Wet milieubeheer, artikelen 1.2 lid 6 en 8.1<br />
Provinciale Milieuveror<strong>de</strong>ning Limburg, artikel<br />
5.21<br />
Bij besluit <strong>van</strong> 31 oktober 2002 heeft <strong>het</strong> college<br />
<strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> Heel (verweer<strong>de</strong>r)<br />
aan verzoeker een last on<strong>de</strong>r dwangsom als bedoeld<br />
in artikel 5:32, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene<br />
wet bestuursrecht <strong>op</strong>gelegd wegens <strong>het</strong> zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />
vereiste milieuvergunning inzamelen en overslaan<br />
<strong>van</strong> ou<strong>de</strong> metalen en schroot. De dwangsom is vastgesteld<br />
<strong>op</strong> € 200,00 per dag dat, met ingang <strong>van</strong> 2<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
38 Milieu<br />
mei 2003, geconstateerd wordt dat <strong>de</strong> aanwezige<br />
containers, <strong>de</strong> gasfles, <strong>de</strong> <strong>op</strong> <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m aanwezige<br />
ho<strong>op</strong> puin en <strong>de</strong> losse h<strong>op</strong>en oud ijzer en schroot<br />
niet zijn verwij<strong>de</strong>rd en afgevoerd naar een daartoe<br />
erkend verwerkingsbedrijf, en <strong>de</strong> loskraan niet is verwij<strong>de</strong>rd,<br />
tot een maximum <strong>van</strong> € 12.000,00.<br />
Bij besluit <strong>van</strong> 9 april 2003 heeft verweer<strong>de</strong>r<br />
<strong>het</strong> hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.<br />
Overwegingen<br />
Ingevolge artikel 125, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Gemeentewet<br />
is <strong>het</strong> gemeentebestuur bevoegd tot toepassing<br />
<strong>van</strong> bestuursdwang.<br />
Ingevolge artikel 5:32, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene<br />
wet bestuursrecht kan een bestuursorgaan<br />
dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in<br />
plaats daar<strong>van</strong> aan <strong>de</strong> overtre<strong>de</strong>r een last on<strong>de</strong>r<br />
dwangsom <strong>op</strong>leggen.<br />
Ingevolge artikel 5:32, vijf<strong>de</strong> lid, wordt in <strong>de</strong> beschikking<br />
die strekt tot <strong>het</strong> ongedaan maken <strong>van</strong><br />
een overtreding of <strong>het</strong> voorkomen <strong>van</strong> ver<strong>de</strong>re overtreding,<br />
een termijn gesteld geduren<strong>de</strong> welke <strong>de</strong><br />
overtre<strong>de</strong>r <strong>de</strong> last kan uitvoeren zon<strong>de</strong>r dat een<br />
dwangsom wordt verbeurd.<br />
Ingevolge artikel 8.10, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet<br />
milieubeheer, voorzover hier <strong>van</strong> belang, wordt <strong>de</strong><br />
vergunning in ie<strong>de</strong>r geval geweigerd indien door verlening<br />
daar<strong>van</strong> strijd zou ontstaan met regels als<br />
bedoeld in artikel 8.9.<br />
Ingevolge artikel 8.9 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer,<br />
voorzover hier <strong>van</strong> belang, draagt <strong>het</strong> bevoegd<br />
gezag er bij <strong>de</strong> beslissing <strong>op</strong> <strong>de</strong> aanvraag zorg voor<br />
dat er geen strijd ontstaat met regels die met betrekking<br />
tot <strong>de</strong> inrichting gel<strong>de</strong>n, gesteld bij of<br />
krachtens <strong>de</strong>ze wet.<br />
Ingevolge artikel 1.2, zes<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer<br />
kan <strong>de</strong> provinciale milieuveror<strong>de</strong>ning<br />
slechts, voorzover dit uit een oogpunt <strong>van</strong> doelmatige<br />
regelgeving bijzon<strong>de</strong>r aangewezen is, regels bevatten<br />
die rechtstreeks betrekking hebben <strong>op</strong> bij die<br />
regels aangewezen categorieën <strong>van</strong> inrichtingen,<br />
voorzover:<br />
a. ten aanzien <strong>van</strong> die inrichtingen <strong>het</strong> in artikel<br />
8.1, eerste lid, gestel<strong>de</strong> verbod niet geldt, en die<br />
regels noodzakelijk zijn ter bescherming <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
kwaliteit <strong>van</strong> <strong>het</strong> grondwater met <strong>het</strong> oog <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />
waterwinning in bij <strong>de</strong> veror<strong>de</strong>ning aangewezen<br />
<strong>gebied</strong>en, of<br />
b. <strong>het</strong> regels betreft, inhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> een verbod tot <strong>het</strong><br />
<strong>op</strong>richten of in werking hebben <strong>van</strong> <strong>de</strong>rgelijke inrichtingen<br />
in <strong>gebied</strong>en als bedoeld on<strong>de</strong>r a, dan<br />
wel tot <strong>het</strong> <strong>op</strong> een bij die veror<strong>de</strong>ning aan te<br />
geven wijze veran<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> <strong>de</strong>rgelijke inrichtingen<br />
in die <strong>gebied</strong>en, of <strong>het</strong> veran<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
werking daar<strong>van</strong>.<br />
In artikel 5.21, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> provinciale milieuveror<strong>de</strong>ning<br />
Limburg (hierna: <strong>de</strong> PMV) is bepaald<br />
dat <strong>het</strong> is verbo<strong>de</strong>n in waterwin<strong>gebied</strong>en een inrichting<br />
<strong>op</strong> te richten.<br />
Verzoeker betoogt dat verweer<strong>de</strong>r ten onrechte<br />
heeft bepaald dat <strong>het</strong> verbod als vervat in artikel<br />
5:21, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> PMV <strong>op</strong> <strong>de</strong> inrichting <strong>van</strong><br />
toepassing is. Volgens verzoeker is geen sprake <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> <strong>op</strong>richten <strong>van</strong> een inrichting als bedoeld in dit<br />
artikellid, omdat <strong>de</strong> inrichting al geruime tijd in<br />
werking is en er in 1991 een Hin<strong>de</strong>rwetvergunning<br />
is verleend. Bovendien is artikel 5:21, eerste lid,<br />
volgens verzoeker onverbin<strong>de</strong>nd, omdat <strong>het</strong> veel<br />
ver<strong>de</strong>r gaat dan <strong>het</strong> bepaal<strong>de</strong> in artikel 8:46 <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
Wet milieubeheer, <strong>op</strong> welk artikel verweer<strong>de</strong>r, in<br />
samenhang met an<strong>de</strong>re artikelen <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze wet, zijn<br />
standpunt baseert dat <strong>de</strong> huidige bedrijfsactiviteiten<br />
niet legaliseerbaar zijn.<br />
Verzoeker betoogt ver<strong>de</strong>r dat verweer<strong>de</strong>r, alvorens<br />
tot handhaving over te gaan, een inspanningsverplichting<br />
tot <strong>het</strong> verkrijgen c.q. verlenen <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
benodig<strong>de</strong> vergunningen voor <strong>de</strong> verplaatsing <strong>van</strong><br />
zijn bedrijf had dienen na te leven, welke verplichting<br />
volgens verzoeker volgt uit een met hem gesloten<br />
privaatrechtelijke overeenkomst. Voorts voert hij<br />
aan dat <strong>van</strong> handhaving dient te wor<strong>de</strong>n afgezien,<br />
omdat verweer<strong>de</strong>r <strong>de</strong> feitelijke situatie al <strong>de</strong>cennia<br />
lang gedoogt. Me<strong>de</strong> gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> feit dat <strong>de</strong> huidige<br />
situatie zo lang is gedoogd, is <strong>de</strong> sanctie volgens<br />
verzoeker dispr<strong>op</strong>ortioneel. Hij merkt in dit verband<br />
<strong>op</strong> dat on<strong>de</strong>rzocht noch gebleken is dat <strong>van</strong>wege <strong>de</strong><br />
activiteiten <strong>van</strong> verzoeker gevaar bestaat voor <strong>de</strong><br />
grondwaterwinning. De huidige bedrijfsactiviteiten<br />
zijn volgens hem dan ook legaliseerbaar. Bovendien<br />
is <strong>de</strong> begunstigingstermijn volgens verzoeker te<br />
kort. Hij betoogt dat hij in <strong>de</strong> gelegenheid moet<br />
wor<strong>de</strong>n gesteld om, <strong>op</strong> initiatief <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r<br />
zoals overeengekomen, el<strong>de</strong>rs een bedrijf te beginnen.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Milieu<br />
39<br />
Niet in geschil is dat verzoeker ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
nemen <strong>van</strong> <strong>het</strong> besluit <strong>van</strong> 31 oktober 2002 reeds<br />
geduren<strong>de</strong> vele jaren zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> vereiste vergunning<br />
in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> artikel 8.1, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer<br />
zijn bedrijfsactiviteiten uitoefen<strong>de</strong>, zodat<br />
verweer<strong>de</strong>r bevoegd was tot <strong>het</strong> <strong>op</strong>leggen <strong>van</strong> een<br />
last on<strong>de</strong>r dwangsom. Voorts staat vast dat verzoeker<br />
zijn bedrijfsactiviteiten uitoefent in een <strong>gebied</strong><br />
dat is aangewezen als waterwin<strong>gebied</strong> als bedoeld<br />
in artikel 5.19 <strong>van</strong> <strong>de</strong> PMV en waarin sinds november<br />
2001 daadwerkelijk drinkwater wordt gewonnen.<br />
Voorzover verzoeker betoogt dat artikel 5.21,<br />
eerste lid, onverbin<strong>de</strong>nd is, overweegt <strong>de</strong> Voorzitter<br />
dat, gelet <strong>op</strong> artikel 1.2, zes<strong>de</strong> lid, aanhef en on<strong>de</strong>r<br />
b, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer, dat betoog geen steun<br />
vindt in <strong>het</strong> recht. De Voorzitter is voorts <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el<br />
dat on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> in artikel 5.21 <strong>van</strong> <strong>de</strong> PMV gebezig<strong>de</strong><br />
term ‘<strong>op</strong>richten’ moet wor<strong>de</strong>n verstaan <strong>het</strong> juridisch<br />
<strong>op</strong>richten <strong>van</strong> een inrichting als bedoeld in<br />
artikel 8.1, eerste lid, on<strong>de</strong>r a, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer<br />
en niet <strong>het</strong> feitelijk <strong>op</strong>richten hier<strong>van</strong>. Hij<br />
baseert zich hierbij <strong>op</strong> <strong>de</strong> verwijzing naar artikel 8.1<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer in <strong>de</strong> paragraaf <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
PMV waarin artikel 5.21 is <strong>op</strong>genomen en <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />
toelichting <strong>op</strong> dit artikel, waarin is gesteld dat een<br />
nieuwe vestiging <strong>van</strong> inrichtingen in waterwin<strong>gebied</strong>en<br />
niet is toegelaten, <strong>het</strong>geen ook geldt voor inrichtingen<br />
waarvoor burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs<br />
een vergunning <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer<br />
zou<strong>de</strong>n moeten afgeven. De Voorzitter stelt vast dat<br />
verzoeker niet beschikt over een rechtsgeldige vergunning<br />
krachtens <strong>de</strong> Wet milieubeheer, nu <strong>de</strong> aan<br />
hem <strong>op</strong> 21 november 1988 verleen<strong>de</strong> Hin<strong>de</strong>rwetvergunning<br />
<strong>op</strong> 21 mei 1991 is vernietigd en hierna<br />
geen nieuwe milieuvergunning is verleend. Derhalve<br />
gaat <strong>het</strong> in <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige geval om een <strong>op</strong>richtingssituatie,<br />
en is artikel 5.21, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
PMV <strong>van</strong> toepassing. Verweer<strong>de</strong>r heeft naar <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Voorzitter daarom terecht geconclu<strong>de</strong>erd<br />
dat <strong>de</strong> huidige bedrijfsactiviteiten ter plaatse<br />
niet gelegaliseerd kunnen wor<strong>de</strong>n, gelet <strong>op</strong> artikel<br />
8.10, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer in<br />
samenhang met <strong>de</strong> artikelen 8.9 en 1.2, zes<strong>de</strong> lid,<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze wet en artikel 5.21, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
PMV.<br />
Het is <strong>de</strong> Voorzitter niet aannemelijk gewor<strong>de</strong>n<br />
dat <strong>de</strong> bedrijfsverplaatsing waar<strong>op</strong> <strong>de</strong> tussen verweer<strong>de</strong>r<br />
en verzoeker gesloten privaatrechtelijke<br />
overeenkomst ziet doorgang zal kunnen vin<strong>de</strong>n ten<br />
gevolge <strong>van</strong> <strong>de</strong> door <strong>de</strong> inrichting veroorzaakte geluidhin<strong>de</strong>r.<br />
Gelet hier<strong>op</strong> kan niet wor<strong>de</strong>n geoor<strong>de</strong>eld<br />
dat verweer<strong>de</strong>r <strong>van</strong>wege <strong>de</strong>ze overeenkomst niet in<br />
re<strong>de</strong>lijkheid <strong>van</strong> zijn bevoegdheid tot handhavend<br />
<strong>op</strong>tre<strong>de</strong>n gebruik had mogen maken. Voorzover verzoeker<br />
betoogt dat verweer<strong>de</strong>r niet handhavend had<br />
mogen <strong>op</strong>tre<strong>de</strong>n, omdat <strong>de</strong> huidige situatie al jarenlang<br />
wordt gedoogd, overweegt <strong>de</strong> Voorzitter dat<br />
niet is gebleken <strong>van</strong> een in rechte te honoreren <strong>op</strong>gewekt<br />
vertrouwen dat niet zou wor<strong>de</strong>n gehandhaafd.<br />
Bovendien geldt als vereiste voor gedogen<br />
on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re dat er voldoen<strong>de</strong> grond is om te verwachten<br />
dat <strong>de</strong> illegale situatie <strong>op</strong> korte termijn zal<br />
wor<strong>de</strong>n beëindigd. Daarvoor zijn onvoldoen<strong>de</strong> aankn<strong>op</strong>ingspunten<br />
gebleken. Gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> stukken en<br />
<strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ter zitting is <strong>de</strong> Voorzitter voorts<br />
aannemelijk gewor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> waterwinning in <strong>het</strong><br />
<strong>gebied</strong> waarin <strong>de</strong> inrichting is gelegen in gevaar<br />
komt, nu <strong>het</strong> bedrijfsge<strong>de</strong>elte <strong>van</strong> verzoeker niet is<br />
voorzien <strong>van</strong> bo<strong>de</strong>mbeschermen<strong>de</strong> voorzieningen,<br />
waardoor bo<strong>de</strong>mverontreiniging door olie en an<strong>de</strong>re<br />
stoffen mogelijk is. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze omstandighe<strong>de</strong>n<br />
ziet <strong>de</strong> Voorzitter geen grond voor <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el dat<br />
verweer<strong>de</strong>r niet in re<strong>de</strong>lijkheid gebruik heeft kunnen<br />
maken <strong>van</strong> zijn bevoegdheid om een last on<strong>de</strong>r<br />
dwangsom <strong>op</strong> te leggen.<br />
Wat betreft <strong>het</strong> betoog <strong>van</strong> verzoeker dat <strong>de</strong> begunstigingstermijn<br />
te kort is, overweegt <strong>de</strong> Voorzitter<br />
dat verweer<strong>de</strong>r zich in re<strong>de</strong>lijkheid <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt<br />
heeft kunnen stellen dat <strong>de</strong> gestel<strong>de</strong> termijn<br />
voldoen<strong>de</strong> is om <strong>de</strong> overtreding ongedaan te maken.<br />
De Voorzitter ziet hierin <strong>de</strong>rhalve geen aanleiding<br />
tot <strong>het</strong> treffen <strong>van</strong> een voorl<strong>op</strong>ige voorziening.<br />
Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> ziet <strong>de</strong> Voorzitter aanleiding<br />
<strong>het</strong> verzoek om <strong>het</strong> treffen <strong>van</strong> een voorl<strong>op</strong>ige<br />
voorziening af te wijzen.<br />
03-54<br />
ABRS 14 mei 2003, nr. 200203938/1 (Buren)<br />
Casus<br />
Revisievergunning krachtens <strong>de</strong> Wm voor een varkenshou<strong>de</strong>rij<br />
ge<strong>de</strong>eltelijk verleend en ge<strong>de</strong>eltelijk<br />
geweigerd.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
40 Milieu<br />
Rechtsvraag<br />
Was verweer<strong>de</strong>r (college <strong>van</strong> B&W <strong>van</strong> Buren) bevoegd<br />
om <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit te nemen?<br />
Uitspraak<br />
De vraag of verweer<strong>de</strong>r bevoegd was <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />
besluit te nemen is een aspect dat <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling<br />
ambtshalve bij haar beoor<strong>de</strong>ling moet betrekken.<br />
In <strong>de</strong> inrichting wor<strong>de</strong>n bijproducten als kaaswei,<br />
bierborstel en bietenpulp <strong>op</strong>geslagen in hoeveelhe<strong>de</strong>n<br />
<strong>van</strong> meer dan 50 m3. Deze bijproducten die<br />
<strong>van</strong> buiten <strong>de</strong> inrichting afkomstig zijn, zijn residuen<br />
<strong>van</strong> productieprocessen in <strong>de</strong> voedingsmid<strong>de</strong>lenindustrie<br />
en vallen als zodanig on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> lijst<br />
<strong>van</strong> afvalstoffen die wor<strong>de</strong>n genoemd in <strong>de</strong> bijlage<br />
<strong>van</strong> EG-richtlijn 75/442 (<strong>de</strong> Richtlijn). Niet is gebleken<br />
dat is beoogd <strong>de</strong>ze bijproducten te produceren<br />
als veevoe<strong>de</strong>r. Mitsdien staat vast dat <strong>de</strong> leveranciers<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze bijproducten zich hier<strong>van</strong><br />
ontdoen of moeten ontdoen in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>de</strong> Richtlijn<br />
en <strong>de</strong>ze producten <strong>de</strong>rhalve zijn aan te merken<br />
als afvalstof. Omdat meer dan 50 m3 afvalstoffen<br />
in <strong>de</strong> inrichting wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong>geslagen en vervolgens<br />
wor<strong>de</strong>n gemengd en thermisch wor<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld,<br />
is niet verweer<strong>de</strong>r maar ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten bevoegd<br />
om <strong>op</strong> <strong>de</strong> vergunningaanvraag te beschikken.<br />
Verweer<strong>de</strong>r en vergunninghou<strong>de</strong>r hebben met<br />
verwijzing naar <strong>de</strong> brief <strong>van</strong> <strong>de</strong> Staatssecretaris<br />
<strong>van</strong> VROM <strong>van</strong> 4 februari 2003 betoogd dat <strong>de</strong> inrichting<br />
in hoofdzaak een veehou<strong>de</strong>rij betreft zodat<br />
verweer<strong>de</strong>r beschikkingsbevoegd is. Gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />
tekst en <strong>de</strong> toelichting <strong>van</strong> <strong>het</strong> Ivb is <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling<br />
<strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat <strong>het</strong> mogelijk is dat <strong>op</strong> een inrichting<br />
meer dan één categorie-omschrijving <strong>van</strong> toepassing<br />
is. Wanneer dat <strong>het</strong> geval is en één <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
categorie-omschrijvingen ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten aanwijst<br />
als bevoegd gezag, gaat blijkens <strong>de</strong> toelichting<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> Ivb die aanwijzing voor. Het standpunt<br />
vervat in <strong>de</strong> brief <strong>van</strong> <strong>de</strong> Staatssecretaris kan daar<br />
niet aan afdoen.<br />
Wet milieubeheer, artikel 8.2<br />
Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer<br />
(Ivb), bijlage I, categorie 28.4<br />
EG-richtlijn 75/442, artikel 1, on<strong>de</strong>r a en on<strong>de</strong>r c<br />
Brief Staatssecretaris VROM <strong>van</strong> 4 februari<br />
2003 kenmerk SAS/2003003494<br />
Bij besluit <strong>van</strong> 11 juni 2002 heeft <strong>het</strong> college <strong>van</strong><br />
burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> Buren (verweer<strong>de</strong>r)<br />
krachtens <strong>de</strong> Wet milieubeheer aan appellante<br />
sub 1 een revisievergunning als geregeld in artikel<br />
8.4, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze wet ge<strong>de</strong>eltelijk verleend<br />
en ge<strong>de</strong>eltelijk geweigerd voor een varkenshou<strong>de</strong>rij.<br />
Overwegingen<br />
De vraag of verweer<strong>de</strong>r bevoegd was <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />
besluit te nemen heeft betrekking <strong>op</strong> een aspect dat<br />
<strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling ambtshalve bij haar beoor<strong>de</strong>ling moet<br />
betrekken. De Af<strong>de</strong>ling zal <strong>de</strong>rhalve in <strong>de</strong> eerste<br />
plaats <strong>op</strong> <strong>de</strong>ze vraag ingaan.<br />
Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer<br />
zijn burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
gemeente waarin <strong>de</strong> inrichting geheel of in hoofdzaak<br />
zal zijn of is gelegen, bevoegd te beslissen <strong>op</strong><br />
<strong>de</strong> aanvraag om een vergunning, behou<strong>de</strong>ns in gevallen<br />
als bedoeld in <strong>het</strong> twee<strong>de</strong>, <strong>het</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> en <strong>het</strong><br />
vier<strong>de</strong> lid.<br />
Ingevolge artikel 8.2, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer,<br />
voorzover hier <strong>van</strong> belang, kan bij algemene<br />
maatregel <strong>van</strong> bestuur wor<strong>de</strong>n bepaald dat<br />
ten aanzien <strong>van</strong> daarbij aangewezen categorieën<br />
<strong>van</strong> inrichtingen ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten <strong>van</strong> <strong>de</strong> provincie<br />
waarin <strong>de</strong> inrichting geheel of in hoofdzaak zal<br />
zijn of is gelegen, of Onze Minister bevoegd zijn te<br />
beslissen <strong>op</strong> <strong>de</strong> aanvraag om een vergunning.<br />
Ingevolge artikel 3.1 <strong>van</strong> <strong>het</strong> Inrichtingen- en<br />
vergunningenbesluit milieubeheer (hierna te noemen:<br />
<strong>het</strong> Besluit) zijn ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
provincie waarin <strong>de</strong> inrichting geheel of in hoofdzaak<br />
zal zijn of is gelegen, bevoegd te beslissen <strong>op</strong><br />
<strong>de</strong> aanvraag om een vergunning ten aanzien <strong>van</strong> inrichtingen<br />
die behoren tot een categorie die daartoe<br />
in bijlage I is aangewezen.<br />
Categorie 8.1 <strong>van</strong> bijlage I behoren<strong>de</strong> bij <strong>het</strong> Besluit<br />
betreft – voorzover hier <strong>van</strong> belang – inrichtingen<br />
voor: a. <strong>het</strong> kweken, fokken, mesten, hou<strong>de</strong>n,<br />
verhan<strong>de</strong>len, verla<strong>de</strong>n of wegen <strong>van</strong> dieren.<br />
Ingevolge categorie 28.4, zoals <strong>op</strong>genomen in<br />
bijlage I behoren<strong>de</strong> bij <strong>het</strong> Besluit, zijn ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong><br />
staten <strong>het</strong> bevoegd gezag ten aanzien <strong>van</strong> inrichtingen,<br />
behoren<strong>de</strong> tot <strong>de</strong>ze categorie, voorzover <strong>het</strong><br />
betreft inrichtingen voor on<strong>de</strong>r meer: on<strong>de</strong>r a, sub<br />
6 o : <strong>het</strong> <strong>op</strong>slaan <strong>van</strong> an<strong>de</strong>re dan <strong>de</strong> on<strong>de</strong>r 1 o tot en<br />
met 5 o genoem<strong>de</strong> <strong>van</strong> buiten <strong>de</strong> inrichting afkomstige<br />
afvalstoffen met een capaciteit ten aanzien daar<strong>van</strong><br />
<strong>van</strong> 50 m 3 of meer, en on<strong>de</strong>r c, sub 1 o , voorzo-<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Milieu<br />
41<br />
ver hier <strong>van</strong> belang: <strong>het</strong> mengen, verdichten of thermisch<br />
behan<strong>de</strong>len – an<strong>de</strong>rs dan verbran<strong>de</strong>n – <strong>van</strong><br />
<strong>van</strong> buiten <strong>de</strong> inrichting afkomstige huishou<strong>de</strong>lijke<br />
afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen.<br />
In artikel 1, on<strong>de</strong>r a, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Richtlijn 75/<br />
442/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 91/156/EEG,<br />
(hierna te noemen: <strong>de</strong> Richtlijn) wordt ‘afvalstof’<br />
ge<strong>de</strong>finieerd als: ‘Elke stof of elk voorwerp behoren<strong>de</strong><br />
tot <strong>de</strong> in bijlage I genoem<strong>de</strong> categorieën waar<strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> hou<strong>de</strong>r zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen<br />
of zich moet ontdoen’.<br />
In artikel 1, on<strong>de</strong>r c, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Richtlijn wordt hou<strong>de</strong>r<br />
na<strong>de</strong>r omschreven als: ‘De producent <strong>van</strong> <strong>de</strong> afvalstoffen<br />
of <strong>de</strong> natuurlijke of rechtspersoon die <strong>de</strong><br />
afvalstoffen in bezit heeft’.<br />
In bijlage I, on<strong>de</strong>r Q8, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Richtlijn is als categorie<br />
afvalstof vermeld: bij industriële procédés<br />
ontstane residuen (bijvoorbeeld slakken, distillatieresiduen<br />
enz.).<br />
Het Hof <strong>van</strong> Justitie <strong>van</strong> <strong>de</strong> Eur<strong>op</strong>ese Gemeenschappen<br />
heeft in zijn arrest <strong>van</strong> 18 <strong>de</strong>cember<br />
1997 in <strong>de</strong> zaak C-129/96 (Inter-Environnement<br />
Wallonie) geoor<strong>de</strong>eld dat <strong>het</strong> toepassings<strong>gebied</strong> <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> begrip afvalstof afhangt <strong>van</strong> <strong>de</strong> betekenis <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
term ‘zich ontdoen <strong>van</strong>’.<br />
Het Hof <strong>van</strong> Justitie <strong>van</strong> <strong>de</strong> Eur<strong>op</strong>ese Gemeenschappen<br />
heeft in zijn arrest <strong>van</strong> 15 juni 2000, in<br />
<strong>de</strong> gevoeg<strong>de</strong> zaken C-418/97 en C-419/97 (AB<br />
2000, 311), on<strong>de</strong>r meer voor recht verklaard dat<br />
<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n dat een als brandstof gebruikte<br />
stof <strong>het</strong> residu is <strong>van</strong> een productieproces <strong>van</strong> een<br />
an<strong>de</strong>re stof en dat die stof voor geen enkel an<strong>de</strong>r gebruik<br />
dan verwij<strong>de</strong>ring in aanmerking kan komen,<br />
als aanwijzingen kunnen wor<strong>de</strong>n beschouwd voor<br />
een han<strong>de</strong>ling, een voornemen of een verplichting<br />
om zich <strong>van</strong> die stof te ontdoen in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> artikel<br />
1, on<strong>de</strong>r a, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Richtlijn. Of in<strong>de</strong>rdaad sprake is<br />
<strong>van</strong> een afvalstof in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>de</strong> Richtlijn moet<br />
evenwel wor<strong>de</strong>n beoor<strong>de</strong>eld met inachtneming <strong>van</strong><br />
alle omstandighe<strong>de</strong>n, waarbij rekening moet wor<strong>de</strong>n<br />
gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> doelstelling <strong>van</strong> die richtlijn<br />
en ervoor moet wor<strong>de</strong>n gewaakt, dat afbreuk wordt<br />
gedaan aan <strong>de</strong> doeltreffendheid daar<strong>van</strong>.<br />
Uit <strong>de</strong> tekening die behoort bij <strong>de</strong> vergunningaanvraag<br />
die ten grondslag heeft gelegen aan <strong>het</strong><br />
bestre<strong>de</strong>n besluit blijkt dat on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re een brijvoerkeuken<br />
en 20 voerbunkers <strong>van</strong> elk 70 m 3 voor<br />
bijproducten zijn aangevraagd. In <strong>de</strong> voerbunkers<br />
wordt on<strong>de</strong>r meer kaaswei en bierbostel <strong>op</strong>geslagen.<br />
Uit <strong>de</strong> aanvraag blijkt ver<strong>de</strong>r dat een <strong>op</strong>slag<br />
voor 375 m 3 bietenpulp is aangevraagd. Ter zitting<br />
is gebleken dat <strong>de</strong>ze bijproducten <strong>van</strong> buiten <strong>de</strong> inrichting<br />
afkomstig zijn.<br />
De hiervoor genoem<strong>de</strong> bijproducten zijn residuen<br />
<strong>van</strong> productieprocessen in <strong>de</strong> voedingsmid<strong>de</strong>lenindustrie<br />
en vallen als zodanig on<strong>de</strong>r categorie Q8<br />
<strong>van</strong> bijlage I <strong>van</strong> <strong>de</strong> Richtlijn. Niet is gebleken dat is<br />
beoogd <strong>de</strong>ze bijproducten te produceren als veevoe<strong>de</strong>r.<br />
De Af<strong>de</strong>ling is <strong>de</strong>rhalve <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat <strong>de</strong> leveranciers<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze bijproducten zich <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze producten<br />
ontdoen of moeten ontdoen, in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong><br />
artikel 1, on<strong>de</strong>r a, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Richtlijn en dat <strong>de</strong> bijproducten<br />
daarom zijn aan te merken als een afvalstof.<br />
Vaststaat <strong>de</strong>rhalve dat vergunning is aangevraagd<br />
voor een inrichting die over <strong>de</strong> capaciteit beschikt<br />
om meer dan 50 m 3 <strong>van</strong> buiten <strong>de</strong> inrichting<br />
afkomstige afvalstoffen, welke niet genoemd zijn in<br />
categorie 28.4, on<strong>de</strong>r a, sub 1 tot en met 5, <strong>op</strong> te<br />
slaan en vervolgens te mengen en thermisch te behan<strong>de</strong>len.<br />
De categorieën 28.7 of 28.8 <strong>van</strong> bijlage I<br />
behoren<strong>de</strong> bij <strong>het</strong> Besluit, waarin een uitzon<strong>de</strong>ring<br />
is gemaakt <strong>op</strong> on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re categorie 28.4, on<strong>de</strong>r<br />
a, sub 6, zijn niet <strong>van</strong> toepassing.<br />
Verweer<strong>de</strong>r en appellante sub 1 hebben ter zitting<br />
betoogd dat <strong>de</strong> inrichting, nu <strong>de</strong>ze in hoofdzaak<br />
een veehou<strong>de</strong>rij betreft, slechts valt on<strong>de</strong>r categorie<br />
8.1 <strong>van</strong> bijlage I behoren<strong>de</strong> bij <strong>het</strong> Besluit en niet<br />
on<strong>de</strong>r categorie 28.4 <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze bijlage, zodat verweer<strong>de</strong>r<br />
ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze inrichting <strong>het</strong> bevoegd<br />
gezag is. Zij hebben ter on<strong>de</strong>rbouwing <strong>van</strong><br />
hun standpunt verwezen naar <strong>de</strong> brief <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
Staatssecretaris <strong>van</strong> Volkshuisvesting, Ruimtelijke<br />
Or<strong>de</strong>ning en Milieubeheer <strong>van</strong> 4 februari 2003,<br />
kenmerk SAS/2003003494 (Stcrt. 2003, 31).<br />
De Af<strong>de</strong>ling is echter, gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> tekst <strong>van</strong> en <strong>de</strong><br />
toelichting <strong>op</strong> <strong>het</strong> Besluit, <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat <strong>het</strong> mogelijk<br />
is dat <strong>op</strong> een inrichting meer dan één categorie-omschrijving<br />
<strong>van</strong> toepassing is. Wanneer dat <strong>het</strong><br />
geval is en één <strong>van</strong> <strong>de</strong> categorie-omschrijvingen ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong><br />
staten aanwijst als bevoegd gezag, gaat<br />
blijkens <strong>de</strong> toelichting die aanwijzing voor. Het<br />
standpunt vervat in <strong>de</strong> brief <strong>van</strong> <strong>de</strong> Staatssecretaris<br />
kan daar niet aan afdoen.<br />
Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> vorenoverwogene is <strong>op</strong> <strong>de</strong> inrichting<br />
naast categorie 8.1 ook categorie 28.4 <strong>van</strong> bijlage I<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit <strong>van</strong> toepassing. Nu in categorie<br />
28.4 <strong>het</strong> college <strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten is aangewezen<br />
als bevoegd gezag in plaats <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r,<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
42 Milieu<br />
is <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit genomen in strijd met artikel<br />
8.2, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer in<br />
samenhang met artikel 3.1 en bijlage I <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit.<br />
een last on<strong>de</strong>r dwangsom <strong>op</strong>gelegd ten aanzien<br />
<strong>van</strong> eenzelf<strong>de</strong> overtreding, <strong>het</strong>geen in strijd is met<br />
<strong>het</strong> ne bis in i<strong>de</strong>m-beginsel. Volgt in zoverre vernietiging<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit.<br />
De beroepen zijn gegrond. Het bestre<strong>de</strong>n besluit<br />
dient in zijn geheel te wor<strong>de</strong>n vernietigd.<br />
03-55<br />
ABRS 21 mei 2003, nr. 200204771/1 (Rotterdam)<br />
Casus<br />
Last on<strong>de</strong>r dwangsom wegens overtreding <strong>van</strong> enkele<br />
voorschriften <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit bouw- en houtbedrijven<br />
milieubeheer (<strong>het</strong> Besluit). Met verwijzing<br />
naar <strong>het</strong> Securitel-arrest <strong>van</strong> <strong>het</strong> Hof <strong>van</strong><br />
Justitie EG betoogt appellante dat <strong>de</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong><br />
voorschriften <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit onverbin<strong>de</strong>nd zijn,<br />
omdat sprake is <strong>van</strong> ‘technische voorschriften’ die<br />
ten onrechte niet zijn gemeld aan <strong>de</strong> Eur<strong>op</strong>ese<br />
Commissie. Voorts zou <strong>de</strong> dwangsom in strijd zijn<br />
met <strong>het</strong> zogenoem<strong>de</strong> ‘ne bis in i<strong>de</strong>m’-beginsel.<br />
Rechtsvraag<br />
Is sprake <strong>van</strong> strijd met Securitel dan wel ne bis in<br />
i<strong>de</strong>m?<br />
Uitspraak<br />
De Af<strong>de</strong>ling is <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat <strong>de</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong><br />
voorschriften <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit niet hoef<strong>de</strong>n te wor<strong>de</strong>n<br />
genotificeerd, aangezien <strong>de</strong>ze voorschriften<br />
niet zijn aan te merken als technische voorschriften<br />
in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> EG-richtlijn 98/34. In <strong>de</strong> voorschriften<br />
zijn een ‘technische specificatie’ ter omschrijving<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> vereiste kenmerken <strong>van</strong> een<br />
product noch productiemetho<strong>de</strong>n en -procédés<br />
voor <strong>de</strong> in <strong>de</strong> Richtlijn genoem<strong>de</strong> producten <strong>op</strong>genomen.<br />
Evenmin kunnen <strong>de</strong> voorschriften wor<strong>de</strong>n<br />
beschouwd als ‘an<strong>de</strong>re eisen’ in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
Richtlijn. Bij <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit zijn twee lasten<br />
on<strong>de</strong>r dwangsom <strong>op</strong>gelegd voor twee afzon<strong>de</strong>rlijke<br />
voorschriften die (alleen) voor wat betreft <strong>de</strong> gestel<strong>de</strong><br />
afstan<strong>de</strong>is met elkaar overeenstemmen.<br />
Verweer<strong>de</strong>r heeft in zoverre <strong>de</strong>rhalve tweemaal<br />
Algemene wet bestuursrecht, artikel 5:32<br />
Besluit bouw- en houtbedrijvenmilieubeheer,<br />
voorschriften 2.3.1 en 1.6.13<br />
EG-richtlijn 98/34, artikel 1, lid 9<br />
Bij besluit <strong>van</strong> 5 maart 2001 heeft <strong>het</strong> college <strong>van</strong><br />
burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> Rotterdam (verweer<strong>de</strong>r)<br />
aan appellante een last on<strong>de</strong>r dwangsom<br />
<strong>op</strong>gelegd als bedoeld in artikel 5:32 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene<br />
wet bestuursrecht <strong>van</strong>wege overtreding <strong>van</strong> voorschrift<br />
2.3.1, aanhef en on<strong>de</strong>r b, <strong>van</strong> <strong>de</strong> bijlage bij<br />
<strong>het</strong> Besluit bouw- en houtbedrijven milieubeheer.<br />
De dwangsom is vastgesteld <strong>op</strong> € 1.000,00 per<br />
keer dat geconstateerd wordt dat bovengenoemd<br />
voorschrift wordt overtre<strong>de</strong>n. Het maximum waarboven<br />
geen dwangsom meer wordt verbeurd is vastgesteld<br />
<strong>op</strong> € 10.000,00. Voor <strong>de</strong> last on<strong>de</strong>r dwangsom<br />
geldt een begunstigingstermijn <strong>van</strong> twee<br />
dagen.<br />
Bij besluit <strong>van</strong> 23 november 2001 heeft verweer<strong>de</strong>r<br />
aan appellante een last on<strong>de</strong>r dwangsom<br />
<strong>op</strong>gelegd als bedoeld in artikel 5:32 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene<br />
wet bestuursrecht <strong>van</strong>wege overtreding <strong>van</strong> voorschrift<br />
1.6.13 <strong>van</strong> <strong>de</strong> bijlage bij <strong>het</strong> Besluit bouwen<br />
houtbedrijven milieubeheer. De dwangsom is<br />
vastgesteld <strong>op</strong> € 15.882,31 per keer dat geconstateerd<br />
wordt dat bovengenoemd voorschrift wordt<br />
overtre<strong>de</strong>n. Het maximum waarboven geen dwangsom<br />
meer wordt verbeurd is vastgesteld <strong>op</strong><br />
€ 158.823,08. Voor <strong>de</strong> last on<strong>de</strong>r dwangsom geldt<br />
een begunstigingstermijn <strong>van</strong> zes maan<strong>de</strong>n.<br />
Bij besluit <strong>van</strong> 16 juli 2002 heeft verweer<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />
hiertegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.<br />
Overwegingen<br />
De hiervoor genoem<strong>de</strong> lasten on<strong>de</strong>r dwangsom en<br />
<strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit hebben betrekking <strong>op</strong> een inrichting<br />
ten behoeve <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>op</strong>slag en reparaties<br />
<strong>van</strong> pallets en hout. Deze inrichting valt on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />
werkingssfeer <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit bouw- en houtbedrijven<br />
milieubeheer (hierna: <strong>het</strong> Besluit). Ingevolge<br />
voorschrift 2.3.1, aanhef en on<strong>de</strong>r b, <strong>van</strong> <strong>de</strong> bijlage<br />
bij <strong>het</strong> Besluit vindt <strong>de</strong> <strong>op</strong>slag <strong>van</strong> hout zodanig<br />
plaats dat <strong>de</strong> afstand <strong>van</strong> <strong>de</strong> houtstapel tot <strong>de</strong> erf-<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Milieu<br />
43<br />
grens ten minste 7,5 m bedraagt. Ingevolge voorschrift<br />
1.6.13 <strong>van</strong> <strong>de</strong> bijlage bij <strong>het</strong> Besluit bedraagt<br />
<strong>de</strong> vuurbelasting <strong>van</strong> ruimten waar goe<strong>de</strong>ren<br />
of stoffen zijn <strong>op</strong>geslagen, niet meer dan <strong>het</strong> equivalent<br />
<strong>van</strong> 60 kg vurenhout per m 2 . Een brand in<br />
een inrichting veroorzaakt <strong>op</strong> <strong>de</strong> erfgrens geen grotere<br />
stralingsbelasting dan 15 kW per m 2 . Bij <strong>op</strong>slag<br />
<strong>op</strong> een <strong>op</strong>en terrein bedraagt <strong>de</strong> vrije ruimte<br />
tussen <strong>op</strong>slag en erfgrens ten minste 7,5 m. Er is<br />
een toevoercapaciteit aanwezig voor bluswater <strong>van</strong><br />
ten minste 90 m 3 per uur. De bluswatervoorziening<br />
wordt in overleg met <strong>de</strong> brandweer bepaald. Op verzoek<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> bevoegd gezag toont <strong>de</strong>gene die <strong>de</strong> inrichting<br />
drijft aan, dat zodanige brandpreventieve<br />
voorzieningen zijn getroffen dat aan <strong>de</strong> eerste volzin<br />
wordt voldaan.<br />
Appellante stelt dat <strong>de</strong> voorschriften 2.3.1, aanhef<br />
en on<strong>de</strong>r b, en 1.6.13 ten onrechte niet zijn gemeld<br />
aan <strong>de</strong> Eur<strong>op</strong>ese Commissie, zoals voorgeschreven<br />
in Richtlijn 98/34 (hierna: <strong>de</strong> Richtlijn),<br />
en om die re<strong>de</strong>n onverbin<strong>de</strong>nd zijn, gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> Securitel-arrest<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> Hof <strong>van</strong> Justitie <strong>van</strong> <strong>de</strong> Eur<strong>op</strong>ese<br />
Gemeenschappen <strong>van</strong> 30 april 1996 (AB<br />
1998, 47). Zij betoogt dat melding verplicht is, nu<br />
sprake is <strong>van</strong> ‘technische voorschriften’ als bedoeld<br />
in artikel 1, negen<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Richtlijn.<br />
Ingevolge <strong>de</strong>ze bepaling is een ‘technisch voorschrift’<br />
een technische specificatie of an<strong>de</strong>re eis,<br />
met inbegrip <strong>van</strong> <strong>de</strong> er<strong>op</strong> toepasselijke bestuursrechtelijke<br />
bepalingen die <strong>de</strong> jure of <strong>de</strong> facto moeten<br />
wor<strong>de</strong>n nageleefd voor <strong>de</strong> verhan<strong>de</strong>ling of <strong>het</strong><br />
gebruik in een lidstaat of in een groot <strong>de</strong>el <strong>van</strong> die<br />
lidstaat, alsme<strong>de</strong> <strong>de</strong> wettelijke en bestuursrechtelijke<br />
bepalingen, behou<strong>de</strong>ns die bedoeld in artikel<br />
10, <strong>van</strong> <strong>de</strong> lidstaten waarbij <strong>de</strong> vervaardiging, <strong>de</strong><br />
invoer, <strong>de</strong> verhan<strong>de</strong>ling of <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> een product<br />
wordt verbo<strong>de</strong>n.<br />
Ingevolge artikel 1, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Richtlijn<br />
is een ‘technische specificatie’ een specificatie die<br />
voorkomt in een document ter omschrijving <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
vereiste kenmerken <strong>van</strong> een product, zoals kwaliteitsniveau,<br />
prestaties, veiligheid of afmetingen,<br />
met inbegrip <strong>van</strong> <strong>de</strong> voor <strong>het</strong> product gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />
voorschriften inzake verko<strong>op</strong>benaming, terminologie,<br />
symbolen, beproeving en beproevingsmetho<strong>de</strong>n,<br />
verpakking, <strong>het</strong> merken of etiketteren, en <strong>de</strong><br />
overeenstemmingsbeoor<strong>de</strong>lingsprocedure.<br />
On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> term ‘technische specificatie’ zijn ook<br />
begrepen <strong>de</strong> productiemetho<strong>de</strong>n en -procédés voor<br />
<strong>de</strong> landbouwproducten uit hoof<strong>de</strong> <strong>van</strong> artikel 38, lid<br />
1, <strong>van</strong> <strong>het</strong> Verdrag tot <strong>op</strong>richting <strong>van</strong> <strong>de</strong> Eur<strong>op</strong>ese<br />
Gemeenschap, voor <strong>de</strong> producten bestemd voor<br />
menselijke voeding, voor diervoeding en voor <strong>de</strong> geneesmid<strong>de</strong>len<br />
als omschreven in artikel 1 <strong>van</strong><br />
Richtlijn 65/65/EEG (7), alsme<strong>de</strong> <strong>de</strong> productiemetho<strong>de</strong>n<br />
en -procédés voor <strong>de</strong> overige producten,<br />
wanneer die gevolgen hebben voor <strong>de</strong> kenmerken<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze producten.<br />
Ingevolge artikel 1, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Richtlijn is<br />
een ‘an<strong>de</strong>re eis’ een eis die, zon<strong>de</strong>r een technische<br />
specificatie te zijn, ter bescherming <strong>van</strong> met name <strong>de</strong><br />
consument of <strong>het</strong> milieu wordt <strong>op</strong>gelegd en betrekking<br />
heeft <strong>op</strong> <strong>de</strong> levenscyclus <strong>van</strong> <strong>het</strong> product nadat<br />
<strong>het</strong> in <strong>de</strong> han<strong>de</strong>l is gebracht, zoals voorwaar<strong>de</strong>n voor<br />
gebruik, recycling, hergebruik of verwij<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
product, wanneer <strong>de</strong>ze voorwaar<strong>de</strong>n <strong>op</strong> significante<br />
wijze <strong>de</strong> samenstelling, <strong>de</strong> aard of <strong>de</strong> verhan<strong>de</strong>ling<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> product kunnen beïnvloe<strong>de</strong>n.<br />
De Af<strong>de</strong>ling is <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat <strong>de</strong> voorschriften<br />
2.3.1, aanhef en on<strong>de</strong>r b, en 1.6.13 niet hoef<strong>de</strong>n<br />
te wor<strong>de</strong>n genotificeerd. Deze voorschriften zijn niet<br />
aan te merken als technische voorschriften als bedoeld<br />
in <strong>de</strong> Richtlijn, nu in <strong>de</strong>ze voorschriften een<br />
‘technische specificatie’ ter omschrijving <strong>van</strong> <strong>de</strong> vereiste<br />
kenmerken <strong>van</strong> een product noch productiemetho<strong>de</strong>n<br />
en -procédés voor <strong>de</strong> in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> alinea,<br />
<strong>van</strong> artikel 1, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Richtlijn, genoem<strong>de</strong><br />
producten, zijn <strong>op</strong>genomen. De voorschriften 2.3.1<br />
en 1.6.13 kunnen evenmin wor<strong>de</strong>n beschouwd als<br />
‘an<strong>de</strong>re eisen’ in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>de</strong> Richtlijn nu <strong>de</strong>ze<br />
geen betrekking hebben <strong>op</strong> <strong>de</strong> levenscyclus <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
product nadat <strong>het</strong> in <strong>de</strong> han<strong>de</strong>l is gebracht. In geen<br />
<strong>van</strong> bei<strong>de</strong> voorschriften wor<strong>de</strong>n eisen aan <strong>het</strong> in <strong>de</strong><br />
inrichting aanwezige hout als zodanig gesteld. Gelet<br />
<strong>op</strong> <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> ziet <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling in zoverre dan<br />
ook geen aanleiding voor <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el dat <strong>de</strong> voorschriften<br />
niet door verweer<strong>de</strong>r mochten wor<strong>de</strong>n gehandhaafd.<br />
Appellante voert aan dat <strong>de</strong> <strong>op</strong>legging <strong>van</strong> <strong>de</strong> last<br />
on<strong>de</strong>r dwangsom wegens overtreding <strong>van</strong> voorschrift<br />
1.6.13 in strijd is met <strong>het</strong> zogenoem<strong>de</strong> ‘ne<br />
bis in i<strong>de</strong>m’-beginsel. Bij besluit <strong>van</strong> 5 maart 2001<br />
is haar reeds een last <strong>op</strong>gelegd met betrekking tot<br />
overtreding <strong>van</strong> <strong>de</strong> afstandseis <strong>op</strong>genomen in voorschrift<br />
2.3.1, aanhef en on<strong>de</strong>r b. Zij wijst er<strong>op</strong> dat<br />
een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> voorschrift 1.6.13 een herhaling is<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
44 Milieu<br />
<strong>van</strong> voorschrift 2.3.1, aanhef en on<strong>de</strong>r b. Volgens<br />
haar hebben bei<strong>de</strong> lasten betrekking <strong>op</strong> <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />
overtreding.<br />
Verweer<strong>de</strong>r brengt daar tegenin dat <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige<br />
last en die <strong>van</strong> 5 maart 2001 elk zien <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />
naleving <strong>van</strong> een afzon<strong>de</strong>rlijk voorschrift, te weten<br />
respectievelijk <strong>de</strong> naleving <strong>van</strong> een norm voor stralingsbelasting<br />
bij brand, <strong>op</strong>genomen in voorschrift<br />
1.6.13, en een afstandseis bij <strong>de</strong> <strong>op</strong>slag <strong>van</strong> <strong>de</strong> pallets,<br />
<strong>op</strong>genomen in voorschrift 2.3.1, en dat <strong>de</strong><br />
eisen in <strong>de</strong> afzon<strong>de</strong>rlijke lasten afzon<strong>de</strong>rlijk moeten<br />
wor<strong>de</strong>n nageleefd. De bij besluit <strong>van</strong> 23 november<br />
2001 <strong>op</strong>geleg<strong>de</strong> last on<strong>de</strong>r dwangsom heeft geen<br />
betrekking <strong>op</strong> overtreding <strong>van</strong> <strong>de</strong> in dat voorschrift<br />
genoem<strong>de</strong> afstandseis, aldus heeft verweer<strong>de</strong>r betoogd.<br />
De Af<strong>de</strong>ling constateert dat <strong>de</strong> bij <strong>het</strong> besluit <strong>van</strong><br />
23 november 2001 <strong>op</strong>geleg<strong>de</strong> last on<strong>de</strong>r dwangsom<br />
ook betrekking heeft <strong>op</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> volzin <strong>van</strong> artikel<br />
1.6.13. Verweer<strong>de</strong>r heeft in zoverre <strong>de</strong>rhalve<br />
tweemaal een last on<strong>de</strong>r dwangsom <strong>op</strong>gelegd ten<br />
aanzien <strong>van</strong> eenzelf<strong>de</strong> overtreding, te weten <strong>de</strong> vereiste<br />
afstand tussen <strong>de</strong> <strong>op</strong>slag en <strong>de</strong> erfgrens. Dit<br />
betekent dat als <strong>de</strong> hout<strong>op</strong>slag <strong>op</strong> min<strong>de</strong>r dan 7,5<br />
meter <strong>van</strong>af <strong>de</strong> erfgrens plaatsvindt, tweemaal een<br />
dwangsom wordt verbeurd.<br />
Uit <strong>de</strong> stukken en <strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ter zitting<br />
blijkt dat verweer<strong>de</strong>r heeft beoogd om slechts handhavend<br />
<strong>op</strong> te tre<strong>de</strong>n ten aanzien <strong>van</strong> overtreding<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> in voorschrift 1.6.13 voorgeschreven stralingsbelasting<br />
en niet ten aanzien <strong>van</strong> overtreding<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> volzin <strong>van</strong> dit voorschrift met betrekking<br />
tot <strong>de</strong> afstandseis. Dit laat echter onverlet dat<br />
<strong>de</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> last on<strong>de</strong>r dwangsom ziet <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />
gehele voorschrift. Appellante moet <strong>de</strong>rhalve onverkort<br />
aan <strong>het</strong> gestel<strong>de</strong> in voorschrift 1.6.13 voldoen.<br />
Nu verweer<strong>de</strong>r <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> heeft miskend,<br />
is <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />
in zoverre in strijd met artikel 3:2 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene<br />
wet bestuursrecht onzorgvuldig is voorbereid.<br />
Het beroep is gegrond. Het bestre<strong>de</strong>n besluit<br />
dient te wor<strong>de</strong>n vernietigd voorzover daarbij <strong>de</strong> <strong>op</strong><br />
23 november 2001 <strong>op</strong>geleg<strong>de</strong> last on<strong>de</strong>r dwangsom<br />
met betrekking tot <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> volzin <strong>van</strong> voorschrift<br />
1.6.13 is gehandhaafd. Het primaire besluit<br />
<strong>van</strong> 23 november 2001 moet <strong>op</strong> <strong>de</strong> hierna te mel<strong>de</strong>n<br />
wijze wor<strong>de</strong>n herroepen.<br />
03-56<br />
ABRS 6 juni 2003, nr. 200302973/1 (GS Noord-<br />
Brabant)<br />
Casus<br />
Melding <strong>de</strong>els geaccepteerd. De melding is niet geaccepteerd,<br />
voorzover die betrekking heeft <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />
aansluiting <strong>op</strong> <strong>het</strong> gemeenteriool. Verweer<strong>de</strong>r is<br />
<strong>van</strong> mening dat in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wm-vergunning<br />
eerst voorschriften moeten wor<strong>de</strong>n gesteld<br />
met betrekking tot (on<strong>de</strong>r meer) <strong>de</strong> doelmatige<br />
werking <strong>van</strong> <strong>het</strong> gemeenteriool. Thans ontbreken<br />
<strong>de</strong>ze voorschriften nog in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> vergunning.<br />
Rechtsvraag<br />
Heeft verweer<strong>de</strong>r <strong>de</strong> melding om <strong>de</strong>ze re<strong>de</strong>n niet<br />
kunnen accepteren?<br />
Uitspraak<br />
In <strong>de</strong> inrichting werd niet eer<strong>de</strong>r <strong>op</strong> <strong>het</strong> gemeenteriool<br />
geloosd en daarvoor is ook nimmer een vergunning<br />
verleend. Aan <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> vergunning<br />
zijn dan ook geen voorschriften met betrekking tot<br />
dit on<strong>de</strong>rwerp verbon<strong>de</strong>n. Gelet hier<strong>op</strong> leidt <strong>de</strong> gemel<strong>de</strong><br />
veran<strong>de</strong>ring tot an<strong>de</strong>re na<strong>de</strong>lige gevolgen<br />
voor <strong>het</strong> milieu dan die <strong>de</strong> inrichting ingevolge <strong>de</strong><br />
vergunning en <strong>de</strong> daaraan verbon<strong>de</strong>n beperkingen<br />
en voorschriften mag veroorzaken. De melding is<br />
voor dit <strong>de</strong>el terecht geweigerd.<br />
Wet milieubeheer, artikel 8.19 lid 2<br />
Bij besluit <strong>van</strong> 8 april 2003 heeft <strong>het</strong> college <strong>van</strong><br />
ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten <strong>van</strong> Noord-Brabant (verweer<strong>de</strong>r)<br />
een melding als bedoeld in artikel 8.19, twee<strong>de</strong><br />
lid, on<strong>de</strong>r c, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer, afkomstig<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> besloten vennootschap ‘Offshore Ruijtenberg<br />
BV’ en betrekking hebbend <strong>op</strong> haar inrichting bestemd<br />
tot reparatie en nieuwbouw <strong>van</strong> vaartuigen<br />
groter dan 25 meter <strong>op</strong> <strong>de</strong> meeste punten geaccepteerd.<br />
Overwegingen<br />
Bij <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit heeft verweer<strong>de</strong>r <strong>de</strong> melding<br />
<strong>van</strong> 6 <strong>de</strong>cember 2002 geaccepteerd, voorzover<br />
die betrekking heeft <strong>op</strong> <strong>de</strong> ver<strong>van</strong>ging <strong>van</strong> huis-<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Milieu<br />
45<br />
brandolietanks door kleinere dubbelwandige tanks,<br />
<strong>de</strong> plaatsing <strong>van</strong> een <strong>op</strong>slagkluis voor verfafval, <strong>het</strong><br />
gebruik <strong>van</strong> gebouw 1a voor diverse milieuneutrale<br />
doelein<strong>de</strong>n, zoals kleedruimte, <strong>op</strong>slag <strong>van</strong> papier,<br />
archiefruimte en <strong>de</strong>rgelijke, <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> gebouw<br />
15 als kantoorruimte, <strong>het</strong> we<strong>de</strong>rom in gebruik<br />
nemen <strong>van</strong> <strong>de</strong> langshelling en <strong>de</strong> plaatsing <strong>van</strong> een<br />
batterij acetyleencilin<strong>de</strong>rs. De melding is niet geaccepteerd,<br />
voorzover die betrekking heeft <strong>op</strong> <strong>de</strong> aansluiting<br />
<strong>op</strong> <strong>het</strong> gemeenteriool.<br />
Ingevolge artikel 8.19, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet<br />
milieubeheer geldt een voor een inrichting verleen<strong>de</strong><br />
vergunning tevens voor veran<strong>de</strong>ringen <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting<br />
of <strong>van</strong> <strong>de</strong> werking daar<strong>van</strong> die niet in overeenstemming<br />
zijn met <strong>de</strong> voor <strong>de</strong> inrichting<br />
verleen<strong>de</strong> vergunning of <strong>de</strong> daaraan verbon<strong>de</strong>n beperkingen<br />
en voorschriften, maar die niet lei<strong>de</strong>n tot<br />
an<strong>de</strong>re of grotere na<strong>de</strong>lige gevolgen voor <strong>het</strong> milieu<br />
dan die <strong>de</strong> inrichting ingevolge <strong>de</strong> vergunning en <strong>de</strong><br />
daaraan verbon<strong>de</strong>n beperkingen en voorschriften<br />
mag veroorzaken, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong> dat:<br />
a. <strong>de</strong>ze veran<strong>de</strong>ringen niet lei<strong>de</strong>n tot een an<strong>de</strong>re inrichting<br />
dan waarvoor vergunning is verleend;<br />
b. <strong>het</strong> voornemen tot <strong>het</strong> uitvoeren <strong>van</strong> <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring<br />
door <strong>de</strong> vergunninghou<strong>de</strong>r schriftelijk overeenkomstig<br />
<strong>de</strong> krachtens <strong>het</strong> zeven<strong>de</strong> lid, on<strong>de</strong>r a, gestel<strong>de</strong><br />
regels aan <strong>het</strong> bevoegd gezag is gemeld, en<br />
c. <strong>het</strong> bevoegd gezag aan <strong>de</strong> vergunninghou<strong>de</strong>r<br />
schriftelijk heeft verklaard dat <strong>de</strong> voorgenomen veran<strong>de</strong>ring<br />
voldoet aan <strong>de</strong> aanhef en on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el a en<br />
<strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring naar zijn oor<strong>de</strong>el geen aanleiding<br />
geeft tot toepassing <strong>van</strong> <strong>de</strong> artikelen 8.22, 8.23 of<br />
8.25.<br />
De Voorzitter overweegt dat <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n in <strong>het</strong> verzoekschrift<br />
die betrekking hebben <strong>op</strong> handhaving<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> vigeren<strong>de</strong> vergunning niet aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> kunnen<br />
komen in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige procedure,<br />
nu <strong>de</strong>ze geen betrekking hebben <strong>op</strong> <strong>de</strong> rechtmatigheid<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit, waarbij een<br />
melding krachtens artikel 8.19, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
Wet milieubeheer is geaccepteerd.<br />
Verzoekers hebben gesteld dat verweer<strong>de</strong>r naar<br />
hun oor<strong>de</strong>el ten onrechte geen <strong>de</strong>finitief besluit<br />
heeft genomen over <strong>de</strong> aansluiting <strong>op</strong> <strong>het</strong> gemeentelijk<br />
riool.<br />
Verweer<strong>de</strong>r heeft <strong>de</strong> melding niet geaccepteerd<br />
voorzover <strong>het</strong> <strong>de</strong> aansluiting <strong>op</strong> <strong>het</strong> gemeentelijk<br />
riool betreft. Volgens hem dienen, nu <strong>het</strong> om een<br />
niet krachtens <strong>de</strong> Wet verontreiniging <strong>op</strong>pervlaktewateren<br />
vergunningplichtige lozing gaat en <strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> milieuvergunning geen voorschriften<br />
over <strong>de</strong>rgelijke lozingen bevat, eerst voorschriften<br />
aan <strong>de</strong> milieuvergunning te wor<strong>de</strong>n verbon<strong>de</strong>n met<br />
betrekking tot <strong>de</strong> doelmatige werking <strong>van</strong> <strong>het</strong> gemeentelijk<br />
riool, <strong>het</strong> verwij<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> slib uit dit<br />
riool, <strong>de</strong> doelmatige werking <strong>van</strong> <strong>de</strong> rioolwaterzuiveringsinstallatie<br />
en <strong>de</strong> kwaliteit <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater<br />
waar<strong>op</strong> <strong>de</strong>ze rioolwaterzuiveringsinstallatie<br />
haar effluent loost. Aangezien <strong>de</strong>rgelijke voorschriften<br />
nog niet aan <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> vergunning zijn<br />
<strong>op</strong>genomen, kan volgens verweer<strong>de</strong>r <strong>de</strong> melding ten<br />
aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> aansluiting <strong>op</strong> <strong>het</strong> gemeenteriool<br />
niet wor<strong>de</strong>n geaccepteerd.<br />
De Voorzitter overweegt dat uit <strong>de</strong> stukken blijkt<br />
dat in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige inrichting eer<strong>de</strong>r niet <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />
gemeentelijk riool werd geloosd en dat dit ook niet<br />
vergund was. Aan <strong>de</strong> milieuvergunning <strong>van</strong> 1995<br />
zijn gelet hier<strong>op</strong> dan ook geen voorschriften met betrekking<br />
tot dit on<strong>de</strong>rwerp verbon<strong>de</strong>n. Gelet hier<strong>op</strong><br />
leidt <strong>de</strong> gemel<strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring – aansluiting <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />
gemeentelijk riool – tot an<strong>de</strong>re na<strong>de</strong>lige gevolgen<br />
voor <strong>het</strong> milieu dan die <strong>de</strong> inrichting ingevolge <strong>de</strong><br />
vergunning en <strong>de</strong> daaraan verbon<strong>de</strong>n beperkingen<br />
en voorschriften mag veroorzaken. Gelet hier<strong>op</strong><br />
heeft verweer<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze veran<strong>de</strong>ring naar <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Voorzitter terecht niet geaccepteerd.<br />
03-57<br />
Vz. ABRS 10 juni 2003, nr. 200303039/1 (Zelhem)<br />
Casus<br />
Last on<strong>de</strong>r dwangsom wegens <strong>het</strong> <strong>op</strong>slaan <strong>van</strong><br />
groenafval in strijd met <strong>de</strong> Wm en <strong>het</strong> Besluit inrichtingen<br />
motorvoertuigen milieubeheer (<strong>het</strong> Besluit).<br />
Verzoekster om schorsing stelt dat in geval<br />
<strong>van</strong> <strong>op</strong>slag <strong>van</strong> meer <strong>de</strong>n 50 m 3 <strong>van</strong> buiten <strong>de</strong> inrichting<br />
afkomstige afvalstoffen niet verweer<strong>de</strong>r,<br />
maar <strong>het</strong> college <strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten <strong>van</strong><br />
Gel<strong>de</strong>rland bevoegd is tot <strong>het</strong> toepassen <strong>van</strong> bestuurlijke<br />
handhavingsmid<strong>de</strong>len.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
46 Milieu<br />
Rechtsvraag<br />
Was verweer<strong>de</strong>r bevoegd tot <strong>het</strong> toepassen <strong>van</strong><br />
handhavingsmaatregelen?<br />
Uitspraak<br />
De hoofdactiviteit <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting bestaat uit <strong>het</strong><br />
stallen, reinigen en repareren <strong>van</strong> motorvoertuigen<br />
en landbouwwerktuigen. Daarnaast wor<strong>de</strong>n partijen<br />
grond en groenafval <strong>op</strong>geslagen. De Voorzitter<br />
gaat er vooralsnog <strong>van</strong> uit dat <strong>de</strong> inrichting valt<br />
on<strong>de</strong>r <strong>het</strong> Besluit. Voor een <strong>de</strong>rgelijke inrichting is<br />
<strong>het</strong> college <strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>het</strong><br />
bevoegd gezag, tenzij binnen <strong>de</strong> inrichting activiteiten<br />
wor<strong>de</strong>n verricht die vallen on<strong>de</strong>r een categorie<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> Ivb waarvoor <strong>het</strong> college <strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong><br />
staten is aangewezen als bevoegd gezag.<br />
Dat laatste is <strong>het</strong> geval nu voldoen<strong>de</strong> aannemelijk<br />
is gemaakt dat binnen <strong>de</strong> inrichting meer dan 50<br />
m 3 <strong>van</strong> buiten <strong>de</strong> inrichting afvalstoffen wor<strong>de</strong>n<br />
<strong>op</strong>geslagen. Dat brengt mee dat niet verweer<strong>de</strong>r<br />
maar ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten als bevoegd gezag zijn<br />
aangewezen tot <strong>het</strong> toepassen <strong>van</strong> handhavingsmid<strong>de</strong>len.<br />
Volgt schorsing <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit.<br />
Algemene wet bestuursrecht, artikel 5:32<br />
Wet milieubeheer, artikelen 8.2 en 18.2<br />
Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer<br />
(Ivb), bijlage I, categorie 28.4, aanhef en<br />
on<strong>de</strong>r a, 6 0<br />
Bij besluit <strong>van</strong> 1 april 2003 heeft <strong>het</strong> college <strong>van</strong><br />
burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> Zelhem (verweer<strong>de</strong>r)<br />
aan verzoekster krachtens artikel 5:32 <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
Algemene wet bestuursrecht een last on<strong>de</strong>r dwangsom<br />
<strong>op</strong>gelegd. De dwangsom is vastgesteld <strong>op</strong><br />
€ 2.000,00 per keer, met een maximum <strong>van</strong><br />
€ 10.000,00, dat wordt geconstateerd dat groenafval<br />
wordt <strong>op</strong>geslagen in strijd met <strong>de</strong> Wet milieubeheer<br />
en <strong>het</strong> Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen<br />
milieubeheer in <strong>het</strong> door verzoekster geëxploiteer<strong>de</strong><br />
loonwerkersbedrijf.<br />
Overwegingen<br />
Verweer<strong>de</strong>r heeft tij<strong>de</strong>ns diverse controlebezoeken<br />
geconstateerd dat meer dan 50 m 3 groenafval, afkomstig<br />
<strong>van</strong> buiten <strong>de</strong> inrichting, aanwezig is <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />
bedrijfsterrein. Naar <strong>de</strong> mening <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r valt<br />
<strong>de</strong>ze activiteit buiten <strong>de</strong> toegestane activiteiten <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer<br />
en is categorie 28.4, aanhef en on<strong>de</strong>r a,<br />
6 0 , <strong>van</strong> Bijlage I bij <strong>het</strong> Inrichtingen- en vergunningenbesluit<br />
milieubeheer (hierna: Ivb) <strong>van</strong> toepassing.<br />
Nu <strong>de</strong> inrichting niet in werking is conform <strong>het</strong><br />
Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer<br />
en <strong>de</strong> Wet milieubeheer, heeft verweer<strong>de</strong>r verzoekster<br />
een last on<strong>de</strong>r dwangsom <strong>op</strong>gelegd. Blijkens<br />
<strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit wordt geen dwangsom<br />
verbeurd indien <strong>de</strong> overtreding binnen zes weken na<br />
<strong>de</strong> dagtekening <strong>van</strong> <strong>het</strong> dwangsombesluit is beëindigd.<br />
Verzoekster bestrijdt dat in haar inrichting meer<br />
dan 50 m 3 groenafval wordt <strong>op</strong>geslagen. Naar haar<br />
mening gaat <strong>het</strong> om een kleinere hoeveelheid, die in<br />
haar inrichting wordt ingenomen ten behoeve <strong>van</strong><br />
doorvoer en overslag binnen drie weken. Gelet <strong>op</strong><br />
<strong>het</strong> tij<strong>de</strong>lijke karakter <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze activiteit kan volgens<br />
haar niet wor<strong>de</strong>n gesproken <strong>van</strong> <strong>op</strong>slag in <strong>de</strong><br />
zin <strong>van</strong> <strong>de</strong> categorieën 28.1, aanhef en on<strong>de</strong>r a, en<br />
28.4, aanhef en on<strong>de</strong>r a, <strong>van</strong> Bijlage I bij <strong>het</strong> Ivb.<br />
Zo al moet wor<strong>de</strong>n aangenomen dat in <strong>de</strong> inrichting<br />
<strong>op</strong>slag plaatsvindt <strong>van</strong> meer dan 50 m 3 <strong>van</strong> buiten<br />
<strong>de</strong> inrichting afkomstige afvalstoffen, stelt verzoekster<br />
dat niet verweer<strong>de</strong>r, maar <strong>het</strong> college <strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong><br />
staten <strong>van</strong> Gel<strong>de</strong>rland bevoegd is tot <strong>het</strong><br />
toepassen <strong>van</strong> bestuurlijke handhavingsmid<strong>de</strong>len.<br />
Ingevolge artikel 18.2, eerste lid, aanhef en<br />
on<strong>de</strong>r a, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer heeft <strong>het</strong> bestuursorgaan<br />
dat bevoegd is een vergunning krachtens<br />
artikel 8.1 voor een inrichting te verlenen, dan<br />
wel ingevolge artikel 8.41, twee<strong>de</strong> lid, on<strong>de</strong>r a, <strong>het</strong><br />
orgaan is waaraan <strong>de</strong> melding wordt gericht, tot<br />
taak zorg te dragen voor <strong>de</strong> bestuursrechtelijke<br />
handhaving <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> betrokken wetten<br />
voor <strong>de</strong>gene die <strong>de</strong> inrichting drijft, gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />
voorschriften.<br />
Ingevolge artikel 8.41, eerste lid wordt bij algemene<br />
maatregel <strong>van</strong> bestuur krachtens artikel 8.40<br />
<strong>de</strong> verplichting <strong>op</strong>gelegd tot <strong>het</strong> mel<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>op</strong>richten<br />
of <strong>het</strong> veran<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> een inrichting waar<strong>op</strong><br />
<strong>de</strong> maatregel betrekking heeft, dan wel <strong>van</strong> <strong>het</strong> veran<strong>de</strong>ren<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> werking daar<strong>van</strong>. Ingevolge <strong>het</strong><br />
twee<strong>de</strong> lid, aanhef en on<strong>de</strong>r a, wordt bij <strong>de</strong> maatregel<br />
aangegeven <strong>het</strong> bestuursorgaan waaraan <strong>de</strong><br />
melding wordt gericht.<br />
Het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen<br />
milieubeheer (hierna: <strong>het</strong> Besluit) is een algemene<br />
maatregel <strong>van</strong> bestuur krachtens artikel 8.40 <strong>van</strong><br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Milieu<br />
47<br />
<strong>de</strong> Wet milieubeheer. Ingevolge artikel 1, aanhef en<br />
on<strong>de</strong>r a, <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit wordt on<strong>de</strong>r bevoegd gezag<br />
verstaan: <strong>het</strong> bestuursorgaan dat bevoegd zou zijn<br />
vergunning krachtens artikel 8.1 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer<br />
te verlenen voor een inrichting als bedoeld in<br />
artikel 2. Ingevolge artikel 2, eerste lid, is <strong>het</strong> Besluit<br />
<strong>van</strong> toepassing <strong>op</strong> inrichtingen die uitsluitend<br />
of in hoofdzaak bestemd zijn voor <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n,<br />
repareren, behan<strong>de</strong>len <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>op</strong>pervlakte, keuren,<br />
reinigen <strong>van</strong> carrosserie en bekleding, verhan<strong>de</strong>len,<br />
verhuren, stallen of proefdraaien <strong>van</strong> motorvoertuigen,<br />
cara<strong>van</strong>s, landbouwwerktuigen, aanhangwagens<br />
of <strong>op</strong>leggers.<br />
Ingevolge artikel 6, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit<br />
meldt <strong>de</strong>gene die een inrichting <strong>op</strong>richt dit ten minste<br />
vier weken voor <strong>de</strong> <strong>op</strong>richting aan <strong>het</strong> bevoegd<br />
gezag.<br />
Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer<br />
zijn burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
gemeente waarin <strong>de</strong> inrichting geheel of in hoofdzaak<br />
zal zijn of is gelegen, bevoegd te beslissen <strong>op</strong><br />
<strong>de</strong> aanvraag om een vergunning, behou<strong>de</strong>ns in gevallen<br />
als bedoeld in <strong>het</strong> twee<strong>de</strong>, <strong>het</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> en <strong>het</strong><br />
vier<strong>de</strong> lid. Ingevolge <strong>het</strong> twee<strong>de</strong> lid kan bij algemene<br />
maatregel <strong>van</strong> bestuur wor<strong>de</strong>n bepaald dat ten<br />
aanzien <strong>van</strong> daarbij aangewezen categorieën <strong>van</strong> inrichtingen<br />
ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten <strong>van</strong> <strong>de</strong> provincie<br />
waarin <strong>de</strong> inrichting geheel of in hoofdzaak zal zijn<br />
of is gelegen, of Onze Minister bevoegd zijn te beslissen<br />
<strong>op</strong> <strong>de</strong> aanvraag om een vergunning. Bij <strong>het</strong><br />
Ivb is aan <strong>de</strong>ze bepaling uitvoering gegeven.<br />
Blijkens <strong>de</strong> stukken bestaat <strong>de</strong> hoofdactiviteit<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting uit <strong>het</strong> stallen, reinigen, repareren<br />
<strong>van</strong> motorvoertuigen, aanhangwagens en landbouwwerktuigen.<br />
Ver<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> inrichting<br />
partijen grond, groen/snoeiafval, takken, boomstobben,<br />
turf, teelaar<strong>de</strong>, compost en <strong>de</strong>rgelijke ingenomen,<br />
zo nodig geschei<strong>de</strong>n en <strong>op</strong>gebulkt, totdat afvoer<br />
mogelijk is. Deze partijen komen – zo is uit <strong>de</strong><br />
stukken en <strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ter zitting gebleken –<br />
<strong>de</strong>els vrij bij door verzoekster uitgevoer<strong>de</strong> loonwerkzaamhe<strong>de</strong>n<br />
el<strong>de</strong>rs, en zijn <strong>de</strong>els afkomstig <strong>van</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n<br />
(on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re hoveniersbedrijven).<br />
Hoewel kan wor<strong>de</strong>n betwijfeld dat <strong>de</strong>ze nevenactiviteiten<br />
<strong>van</strong> verzoekster – gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> stukken en<br />
<strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ter zitting, waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong> getoon<strong>de</strong><br />
foto’s en <strong>de</strong> overgeleg<strong>de</strong> advertentie <strong>van</strong> <strong>het</strong> bedrijf<br />
in <strong>de</strong> plaatselijke krant – niet een zodanige om<strong>van</strong>g<br />
hebben dat <strong>de</strong>ze, als afzon<strong>de</strong>rlijke activiteiten beschouwd,<br />
zou<strong>de</strong>n hebben te gel<strong>de</strong>n als inrichting in<br />
<strong>de</strong> zin <strong>van</strong> artikel 1.1, eerste en vier<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
Wet milieubeheer, gaat <strong>de</strong> Voorzitter er in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige<br />
procedure <strong>van</strong> uit – nu partijen hier blijkens<br />
<strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ter zitting niet <strong>van</strong> mening over verschillen<br />
– dat sprake is <strong>van</strong> een inrichting als bedoeld<br />
in artikel 2, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit en dat,<br />
gelet hier<strong>op</strong>, <strong>het</strong> Besluit <strong>op</strong> <strong>de</strong> inrichting <strong>van</strong> toepassing<br />
is.<br />
Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> bepaal<strong>de</strong> in <strong>de</strong> artikelen 8.2, eerste<br />
lid, en 18.2, eerste lid, aanhef en on<strong>de</strong>r a, <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
Wet milieubeheer, alsme<strong>de</strong> artikel 1, aanhef en<br />
on<strong>de</strong>r a, en artikel 6, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit,<br />
moet on<strong>de</strong>r bevoegd gezag dat tot taak heeft zorg te<br />
dragen voor <strong>de</strong> bestuursrechtelijke handhaving wor<strong>de</strong>n<br />
verstaan <strong>het</strong> bestuursorgaan dat bevoegd is of<br />
zou zijn om een milieuvergunning te verlenen. De<br />
Voorzitter overweegt dat in eerste instantie voor een<br />
inrichting waar<strong>op</strong> <strong>het</strong> Besluit betrekking heeft <strong>het</strong><br />
college <strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente<br />
waarin <strong>de</strong>ze inrichting is gelegen <strong>het</strong> bevoegd<br />
gezag is, tenzij binnen <strong>de</strong> inrichting activiteiten<br />
wor<strong>de</strong>n verricht die vallen on<strong>de</strong>r een <strong>van</strong> <strong>de</strong> in<br />
<strong>het</strong> Ivb genoem<strong>de</strong> categorieën waarvoor <strong>het</strong> college<br />
<strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten is aangewezen als <strong>het</strong> bevoegd<br />
gezag.<br />
Blijkens <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit heeft verweer<strong>de</strong>r<br />
aan <strong>de</strong> last on<strong>de</strong>r dwangsom on<strong>de</strong>r meer categorie<br />
28.4, aanhef en on<strong>de</strong>r a, 6 o , <strong>van</strong> Bijlage I bij <strong>het</strong><br />
Ivb ten grondslag gelegd. In <strong>de</strong>ze categorie zijn ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong><br />
staten aangewezen als bevoegd gezag<br />
ten aanzien <strong>van</strong> inrichtingen, behoren<strong>de</strong> tot <strong>de</strong>ze<br />
categorie, voorzover <strong>het</strong> betreft inrichtingen voor<br />
<strong>het</strong> <strong>op</strong>slaan <strong>van</strong> an<strong>de</strong>re dan <strong>de</strong> on<strong>de</strong>r 1 o tot en met<br />
5 o genoem<strong>de</strong> <strong>van</strong> buiten <strong>de</strong> inrichting afkomstige<br />
afvalstoffen met een capaciteit ten aanzien daar<strong>van</strong><br />
<strong>van</strong> 50 m 3 of meer. Voorzover verzoekster stelt dat<br />
<strong>de</strong>ze categorie niet <strong>op</strong> haar inrichting <strong>van</strong> toepassing<br />
is, <strong>de</strong>elt <strong>de</strong> Voorzitter <strong>de</strong>ze stelling niet. Naar<br />
zijn oor<strong>de</strong>el valt niet in te zien dat <strong>het</strong> verblijf <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> ingenomen afvalstoffen in <strong>de</strong> inrichting <strong>van</strong><br />
slechts zo korte duur is dat <strong>van</strong> <strong>het</strong> ‘<strong>op</strong>slaan’ in <strong>de</strong><br />
zin <strong>van</strong> <strong>de</strong> categorieën 28.1, aanhef en on<strong>de</strong>r a, en<br />
28.4, aanhef en on<strong>de</strong>r a, <strong>van</strong> Bijlage I bij <strong>het</strong> Ivb<br />
geen sprake is. Voorts acht <strong>de</strong> Voorzitter, daargelaten<br />
<strong>de</strong> juistheid <strong>van</strong> <strong>de</strong> stelling <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r dat<br />
geconstateerd is dat <strong>op</strong> <strong>het</strong> terrein <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting<br />
ongeveer 432 m 3 groenmateriaal aanwezig is, <strong>op</strong><br />
basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> stukken en <strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ter zitting<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
48 Milieu<br />
voldoen<strong>de</strong> aannemelijk dat binnen <strong>de</strong> inrichting<br />
meer dan 50 m 3 <strong>van</strong> buiten <strong>de</strong> inrichting afkomstige<br />
afvalstoffen wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong>geslagen.<br />
Nu er <strong>van</strong> moet wor<strong>de</strong>n uitgegaan dat <strong>de</strong> inrichting<br />
on<strong>de</strong>r categorie 28.4, aanhef en on<strong>de</strong>r a, 6 o ,<br />
<strong>van</strong> Bijlage I bij <strong>het</strong> Ivb valt, overweegt <strong>de</strong> Voorzitter<br />
dat <strong>de</strong>ze categorie in samenhang met <strong>het</strong> bepaal<strong>de</strong><br />
in <strong>de</strong> artikelen 8.2, eerste lid en 18.2, eerste lid,<br />
aanhef en on<strong>de</strong>r a, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer, alsme<strong>de</strong><br />
artikel 1, aanhef en on<strong>de</strong>r a, en artikel 6, eerste<br />
lid, <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit, met zich brengen dat <strong>het</strong> college<br />
<strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten is aangewezen als <strong>het</strong><br />
bevoegd gezag tot <strong>het</strong> toepassen <strong>van</strong> bestuurlijke<br />
handhavingsmid<strong>de</strong>len, en niet verweer<strong>de</strong>r. Verweer<strong>de</strong>r<br />
kon zijn bevoegdheid tot handhaving dan ook<br />
niet daar<strong>op</strong> baseren. Volgt schorsing <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />
besluit.<br />
NB: Evenzo ABRS <strong>van</strong> 18 juni 2003, nr.<br />
200303039 ten aanzien <strong>van</strong> een preventieve last<br />
on<strong>de</strong>r dwangsom. Deze uitspraken illustreren dat <strong>de</strong><br />
feitelijke situatie bepalend is voor <strong>de</strong> (in <strong>de</strong> praktijk<br />
vaak voorkomen<strong>de</strong>) vraag welk bestuursorgaan bevoegd<br />
is om tot handhaving over te gaan. Ook als<br />
<strong>het</strong> college <strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs in eerste<br />
instantie bevoegd is om <strong>op</strong> te tre<strong>de</strong>n (bijvoorbeeld<br />
bij overtreding <strong>van</strong> <strong>de</strong> voorschriften <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
vergunning of <strong>van</strong> <strong>de</strong> AMvB ex artikel 8.40 Wm),<br />
dient dit <strong>de</strong> handhaving aan <strong>het</strong> college <strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong><br />
staten over te laten, indien feitelijk in <strong>de</strong><br />
inrichting een situatie is ontstaan dat – naast <strong>de</strong><br />
oorspronkelijke activiteiten – tevens activiteiten<br />
wor<strong>de</strong>n verricht, waarvoor <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>het</strong> Inrichtingen-<br />
en vergunningenbesluit milieubeheer (Ivb)<br />
<strong>het</strong> college <strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten als bevoegd<br />
gezag is aangewezen. Daaraan doet niet af dat – in<br />
weerwil <strong>van</strong> <strong>de</strong> brief <strong>van</strong> <strong>de</strong> Staatssecretaris <strong>van</strong><br />
VROM <strong>van</strong> 4 februari 2003 (zie hiervoor Nieuwsbrief<br />
03-54) – wellicht an<strong>de</strong>re activiteiten, dan die<br />
<strong>op</strong> grond waar<strong>van</strong> <strong>het</strong> college <strong>van</strong> GS als bevoegd<br />
gezag wordt aangewezen, als hoofdzaak <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting<br />
dienen te wor<strong>de</strong>n aangemerkt.<br />
03-58<br />
ABRS 11 juni 2003, nr. 200202046/1 (GS Limburg)<br />
Casus<br />
Melding inzake <strong>de</strong> aanleg <strong>van</strong> een ban<strong>de</strong>nmuur <strong>op</strong><br />
<strong>het</strong> terrein <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting niet geaccepteerd.<br />
Appellante stelt dat <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur niet vergunning-<br />
dan wel meldingsplichtig is omdat <strong>de</strong> <strong>op</strong>slag<br />
<strong>van</strong> ban<strong>de</strong>n reeds in 1998 is vergund.<br />
Rechtsvraag<br />
Is <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur vergunning- of meldingsplichtig?<br />
Uitspraak<br />
De Af<strong>de</strong>ling overweegt dat <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur is bedoeld<br />
ter afscheiding en beveiliging <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting, zodat kan wor<strong>de</strong>n aangenomen<br />
dat niet is beoogd <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur slechts tij<strong>de</strong>lijk<br />
te plaatsen. Bij <strong>de</strong> vergunning <strong>van</strong> 1998 is slechts<br />
vergunning verleend voor <strong>het</strong> tij<strong>de</strong>lijk <strong>op</strong>slaan <strong>van</strong><br />
ban<strong>de</strong>n. Gelet hier<strong>op</strong> kan niet wor<strong>de</strong>n geoor<strong>de</strong>eld<br />
dat <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur een veran<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting<br />
betreft die in overeenstemming is met <strong>de</strong> vergunning.<br />
Bijgevolg treft <strong>het</strong> betoog <strong>van</strong> appellante<br />
dat <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur niet vergunning- of meldingsplichtig<br />
is geen doel. Voorts zijn er voldoen<strong>de</strong> aanwijzingen<br />
om te oor<strong>de</strong>len dat <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>n die zijn<br />
verwerkt in <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur dienen te wor<strong>de</strong>n aangemerkt<br />
als afvalstoffen. On<strong>de</strong>r ‘gevolgen voor <strong>het</strong><br />
milieu’ als bedoeld in artikel 8.19, twee<strong>de</strong> lid Wm<br />
dient tevens te wor<strong>de</strong>n verstaan <strong>de</strong> gevolgen die<br />
verband hou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> doelmatige verwij<strong>de</strong>ring<br />
<strong>van</strong> afvalstoffen. Er is <strong>de</strong>rhalve sprake <strong>van</strong> grotere<br />
na<strong>de</strong>lige gevolgen voor <strong>het</strong> milieu in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong>ze bepaling, indien <strong>de</strong> gemel<strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring leidt<br />
tot een min<strong>de</strong>r doelmatige verwij<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> afvalstoffen<br />
dan <strong>de</strong> (werking <strong>van</strong> <strong>de</strong>) inrichting zoals<br />
<strong>de</strong>ze is vergund. In <strong>de</strong> vergun<strong>de</strong> bedrijfssituatie<br />
wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>n verwij<strong>de</strong>rd door <strong>de</strong>ze <strong>het</strong>zij af<br />
te voeren naar ban<strong>de</strong>nverwerkers e.d. <strong>het</strong>zij te<br />
hergebruiken binnen <strong>de</strong> inrichting of te verk<strong>op</strong>en.<br />
Volgens <strong>de</strong> melding wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>n verwij<strong>de</strong>rd<br />
door <strong>het</strong> <strong>op</strong> <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m brengen er<strong>van</strong> in <strong>de</strong> vorm<br />
<strong>van</strong> een ban<strong>de</strong>nmuur. Gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> voorkeurvolgor<strong>de</strong><br />
<strong>van</strong> afvalverwij<strong>de</strong>ring in artikel 10.1, eerste lid<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Milieu<br />
49<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Wm (thans artikel 10.4 Wm) is <strong>de</strong> gemel<strong>de</strong><br />
verwij<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> afvalstoffen min<strong>de</strong>r doelmatig<br />
dan <strong>de</strong> vergun<strong>de</strong> wijze <strong>van</strong> verwij<strong>de</strong>ring. Volgt ongegrond<br />
verklaring <strong>van</strong> <strong>het</strong> beroep.<br />
Wet milieubeheer, artikelen 8.19 lid 2 en 10.4<br />
Bij besluit <strong>van</strong> 30 oktober 2001 heeft <strong>het</strong> college<br />
<strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten <strong>van</strong> Limburg (verweer<strong>de</strong>r)<br />
<strong>de</strong> door appellante <strong>op</strong> 24 augustus 2001 gedane<br />
melding als bedoeld in artikel 8.19, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> Wet milieubeheer, inzake <strong>de</strong> aanleg <strong>van</strong> een ban<strong>de</strong>nmuur<br />
<strong>op</strong> <strong>het</strong> terrein <strong>van</strong> haar inrichting niet geaccepteerd.<br />
Bij besluit <strong>van</strong> 5 maart 2002 heeft verweer<strong>de</strong>r<br />
<strong>het</strong> hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.<br />
Overwegingen<br />
Appellante stelt dat <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur niet vergunning-<br />
dan wel meldingsplichtig is, omdat bij besluit<br />
<strong>van</strong> 16 juni 1998, waarbij aan appellante een revisievergunning<br />
is verleend, <strong>de</strong> <strong>op</strong>slag <strong>van</strong> ban<strong>de</strong>n<br />
reeds is vergund.<br />
Ingevolge artikel 8.1, eerste lid, aanhef en on<strong>de</strong>r<br />
b, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer is <strong>het</strong> verbo<strong>de</strong>n zon<strong>de</strong>r<br />
daartoe verleen<strong>de</strong> vergunning een inrichting te veran<strong>de</strong>ren<br />
of <strong>de</strong> werking daar<strong>van</strong> te veran<strong>de</strong>ren. In<br />
<strong>het</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid <strong>van</strong> dit artikel is bepaald dat <strong>het</strong> verbod<br />
bedoeld in <strong>het</strong> eerste lid, on<strong>de</strong>r b, niet geldt<br />
met betrekking tot veran<strong>de</strong>ringen <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting<br />
of <strong>van</strong> <strong>de</strong> werking daar<strong>van</strong> die in overeenstemming<br />
zijn met <strong>de</strong> voor <strong>de</strong> inrichting verleen<strong>de</strong> vergunning<br />
en <strong>de</strong> daaraan verbon<strong>de</strong>n beperkingen en voorschriften.<br />
Bij voornoemd besluit <strong>van</strong> 16 juni 1998 heeft<br />
verweer<strong>de</strong>r aan appellante krachtens <strong>de</strong> Wet milieubeheer<br />
een revisievergunning verleend voor een inrichting<br />
voor on<strong>de</strong>r meer <strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>len <strong>van</strong> twee<strong>de</strong>hands<br />
vrachtwagens, bedrijfsvoertuigen en<br />
grondverzetmachines. Blijkens <strong>de</strong> aanvraag, die<br />
<strong>de</strong>el uitmaakt <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze vergunning, valt hieron<strong>de</strong>r<br />
<strong>het</strong> repareren <strong>van</strong> gebruikte voertuigen ten behoeve<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> verko<strong>op</strong>, waarbij regelmatig een nieuw<br />
exemplaar wordt gefabriceerd <strong>van</strong> verschillen<strong>de</strong> ongeschikte<br />
voertuigen. In <strong>de</strong> inrichting wor<strong>de</strong>n blijkens<br />
voornoem<strong>de</strong> aanvraag ver<strong>de</strong>r autowrakken geaccepteerd<br />
die aldaar wor<strong>de</strong>n ontdaan <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
verko<strong>op</strong>bare on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len, alsme<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re <strong>van</strong><br />
ban<strong>de</strong>n; <strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> autowrakken verwij<strong>de</strong>r<strong>de</strong> ban<strong>de</strong>n<br />
die geschikt zijn voor hergebruik wor<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>lijk<br />
<strong>op</strong>geslagen alvorens te wor<strong>de</strong>n verkocht dan wel<br />
gebruikt voor reparatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong>hands voertuigen.<br />
De versleten ban<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n volgens voornoem<strong>de</strong><br />
aanvraag tij<strong>de</strong>lijk <strong>op</strong>geslagen en meestal<br />
afgegeven aan ban<strong>de</strong>nhan<strong>de</strong>laren of aan schroothan<strong>de</strong>laren<br />
en voor een <strong>de</strong>el afgegeven aan een<br />
ban<strong>de</strong>nverwerker.<br />
De melding <strong>van</strong> 24 augustus 2001 betreft <strong>het</strong><br />
toepassen <strong>van</strong> gebruikte vrachtwagenban<strong>de</strong>n in een<br />
‘ban<strong>de</strong>nmuur’ ter afscheiding en beveiliging <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
terrein <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting. De Af<strong>de</strong>ling leidt hieruit af<br />
dat niet is beoogd <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur slechts tij<strong>de</strong>lijk<br />
te plaatsen. Bij meerbedoeld besluit <strong>van</strong> 16 juni<br />
1998 is alleen vergunning verleend voor <strong>het</strong> tij<strong>de</strong>lijk<br />
<strong>op</strong>slaan <strong>van</strong> ban<strong>de</strong>n. Gelet hier<strong>op</strong> kan niet wor<strong>de</strong>n<br />
geoor<strong>de</strong>eld dat <strong>het</strong> plaatsen <strong>van</strong> ban<strong>de</strong>n in een ban<strong>de</strong>nmuur<br />
een veran<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting betreft<br />
die in overeenstemming is met <strong>de</strong> vergunning, zodat<br />
<strong>het</strong> betoog <strong>van</strong> appellante dat <strong>het</strong> plaatsen <strong>van</strong> ban<strong>de</strong>n<br />
in een ban<strong>de</strong>nmuur niet meldings- dan wel vergunningplichtig<br />
is, geen doel treft.<br />
De beroepsgrond faalt.<br />
Blijkens <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit stelt verweer<strong>de</strong>r zich<br />
<strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt dat <strong>de</strong> door appellante gedane<br />
melding niet kan wor<strong>de</strong>n geaccepteerd, omdat <strong>de</strong> te<br />
gebruiken ban<strong>de</strong>n (met velgen) afvalstoffen zijn en<br />
<strong>de</strong>ze bij verwerking in een ban<strong>de</strong>nmuur <strong>op</strong> min<strong>de</strong>r<br />
doelmatige wijze wor<strong>de</strong>n verwij<strong>de</strong>rd dan vergund,<br />
alsme<strong>de</strong> omdat in verband met <strong>de</strong> gemel<strong>de</strong> wijziging<br />
voorschriften aan <strong>de</strong> vergunning zou<strong>de</strong>n moeten<br />
wor<strong>de</strong>n verbon<strong>de</strong>n.<br />
Ingevolge artikel 8.19, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet<br />
milieubeheer geldt een voor een inrichting verleen<strong>de</strong><br />
vergunning tevens voor veran<strong>de</strong>ringen <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting<br />
of <strong>van</strong> <strong>de</strong> werking daar<strong>van</strong> die niet in overeenstemming<br />
zijn met <strong>de</strong> voor <strong>de</strong> inrichting<br />
verleen<strong>de</strong> vergunning of <strong>de</strong> daaraan verbon<strong>de</strong>n beperkingen<br />
en voorschriften, maar die niet lei<strong>de</strong>n tot<br />
an<strong>de</strong>re of grotere na<strong>de</strong>lige gevolgen voor <strong>het</strong> milieu<br />
dan die <strong>de</strong> inrichting ingevolge <strong>de</strong> vergunning en <strong>de</strong><br />
daaraan verbon<strong>de</strong>n beperkingen en voorschriften<br />
mag veroorzaken, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong> dat:<br />
a. <strong>de</strong>ze veran<strong>de</strong>ringen niet lei<strong>de</strong>n tot een an<strong>de</strong>re inrichting<br />
dan waarvoor vergunning is verleend;<br />
b. <strong>het</strong> voornemen tot <strong>het</strong> uitvoeren <strong>van</strong> <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>-<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
50 Milieu<br />
ring door <strong>de</strong> vergunninghou<strong>de</strong>r schriftelijk overeenkomstig<br />
<strong>de</strong> krachtens <strong>het</strong> zeven<strong>de</strong> lid, on<strong>de</strong>r<br />
a, gestel<strong>de</strong> regels aan <strong>het</strong> bevoegd gezag is gemeld,<br />
en<br />
c. <strong>het</strong> bevoegd gezag aan <strong>de</strong> vergunninghou<strong>de</strong>r<br />
schriftelijk heeft verklaard dat <strong>de</strong> voorgenomen<br />
veran<strong>de</strong>ring voldoet aan <strong>de</strong> aanhef en on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el<br />
a en <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring naar zijn oor<strong>de</strong>el geen aanleiding<br />
geeft tot toepassing <strong>van</strong> <strong>de</strong> artikelen<br />
8.22, 8.23 of 8.25 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer.<br />
Appellante bestrijdt dat <strong>de</strong> in <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur gebruikte<br />
ban<strong>de</strong>n dienen te wor<strong>de</strong>n aangemerkt als afvalstoffen,<br />
omdat <strong>de</strong>ze ban<strong>de</strong>n vrijkomen binnen <strong>de</strong><br />
inrichting. In dit verband betoogt zij voorts dat <strong>de</strong><br />
ban<strong>de</strong>n weer dienen als on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el voor an<strong>de</strong>re<br />
voertuigen en dus wor<strong>de</strong>n hergebruikt. Ver<strong>de</strong>r stelt<br />
appellante dat <strong>het</strong> verslag <strong>van</strong> <strong>de</strong> hoorzitting voor<br />
<strong>de</strong> commissie een onjuiste weergave bevat <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ter zitting, aangezien zij nooit heeft gesteld<br />
dat <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>n die in <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur zijn verwerkt<br />
niet meer wor<strong>de</strong>n gebruikt.<br />
Verweer<strong>de</strong>r stelt zich <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt dat <strong>de</strong> te<br />
gebruiken ban<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur voornamelijk<br />
bestaan uit versleten ban<strong>de</strong>n, die niet zon<strong>de</strong>r<br />
na<strong>de</strong>re bewerking kunnen wor<strong>de</strong>n gebruikt en gezien<br />
<strong>de</strong> verankering in <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur ook niet<br />
meer zullen wor<strong>de</strong>n gebruikt overeenkomstig <strong>de</strong><br />
oorspronkelijke bestemming en <strong>de</strong>rhalve moeten<br />
wor<strong>de</strong>n aangemerkt als afvalstoffen.<br />
De term afvalstoffen in <strong>de</strong> Wet milieubeheer<br />
moet wor<strong>de</strong>n uitgelegd in <strong>het</strong> licht <strong>van</strong> richtlijn<br />
75/442/EEG, zoals gewijzigd door richtlijn 91/<br />
156/EEG (hierna: <strong>de</strong> richtlijn). Ingevolge artikel 1,<br />
aanhef en on<strong>de</strong>r a, <strong>van</strong> <strong>de</strong> richtlijn wordt on<strong>de</strong>r afvalstof<br />
verstaan: elke stof of elk voorwerp behoren<strong>de</strong><br />
tot <strong>de</strong> in bijlage 1 genoem<strong>de</strong> categorieën waar<strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> hou<strong>de</strong>r zich ontdoet, voornemens is zich te<br />
ontdoen of zich moet ontdoen.<br />
Het Hof <strong>van</strong> Justitie <strong>van</strong> <strong>de</strong> Eur<strong>op</strong>ese Gemeenschappen<br />
(hierna: <strong>het</strong> Hof) heeft in zijn arrest <strong>van</strong><br />
18 <strong>de</strong>cember 1997 in <strong>de</strong> zaak C-129/96 (Inter-Environnement<br />
Wallonie) geoor<strong>de</strong>eld dat <strong>het</strong> toepassings<strong>gebied</strong><br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> begrip afvalstof afhangt <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
betekenis <strong>van</strong> <strong>de</strong> term ‘zich ontdoen <strong>van</strong>’.<br />
Het Hof heeft voorts in zijn arrest <strong>van</strong> 15 juni<br />
2000 in <strong>de</strong> gevoeg<strong>de</strong> zaken C-418/97 en C-419/97<br />
(AB 2000, 311) on<strong>de</strong>r meer voor recht verklaard<br />
dat <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n dat een als brandstof gebruikte<br />
stof <strong>het</strong> residu is <strong>van</strong> een productieproces<br />
<strong>van</strong> een an<strong>de</strong>re stof, dat die stof voor geen enkel<br />
an<strong>de</strong>r gebruik dan verwij<strong>de</strong>ring in aanmerking kan<br />
komen, dat <strong>de</strong> stof zich qua samenstelling niet leent<br />
voor <strong>het</strong> gebruik dat er<strong>van</strong> wordt gemaakt of dat<br />
voor dat gebruik bijzon<strong>de</strong>re voorzorgsmaatregelen<br />
voor <strong>het</strong> milieu moeten wor<strong>de</strong>n getroffen, als aanwijzingen<br />
kunnen wor<strong>de</strong>n beschouwd voor een han<strong>de</strong>ling,<br />
een voornemen of een verplichting om zich<br />
<strong>van</strong> die stof te ontdoen in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> artikel 1, on<strong>de</strong>r<br />
a, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Richtlijn. Hierbij vormt <strong>de</strong> wetenschap dat<br />
een stof een productieresidu is, dat wil zeggen een<br />
product dat niet als zodanig voor later gebruik was<br />
beoogd, een belangrijke aanwijzing. Of in<strong>de</strong>rdaad<br />
sprake is <strong>van</strong> een afvalstof in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>de</strong> Richtlijn<br />
moet evenwel wor<strong>de</strong>n beoor<strong>de</strong>eld met inachtneming<br />
<strong>van</strong> alle omstandighe<strong>de</strong>n, waarbij rekening<br />
moet wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> doelstelling <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
Richtlijn terwijl ervoor moet wor<strong>de</strong>n gewaakt, dat<br />
geen afbreuk wordt gedaan aan <strong>de</strong> doeltreffendheid<br />
daar<strong>van</strong>.<br />
Op grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> stukken en <strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ter<br />
zitting stelt <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling vast dat ongeveer 5% <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> ban<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur in <strong>het</strong> geheel niet<br />
meer als band kan wor<strong>de</strong>n gebruikt. Daarnaast bestaat<br />
<strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur voor een <strong>de</strong>el uit gebruikte<br />
ban<strong>de</strong>n, die niet meer aan <strong>de</strong> nationale keurings- en<br />
kwaliteitseisen voldoen en niet dan na een ingrijpen<strong>de</strong><br />
behan<strong>de</strong>ling weer voor hun oorspronkelijke<br />
doel zou<strong>de</strong>n kunnen wor<strong>de</strong>n gebruikt. De wijze <strong>van</strong><br />
toepassing <strong>van</strong> <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>n is voorts zodanig dat <strong>de</strong><br />
ban<strong>de</strong>n in <strong>het</strong> algemeen niet meer overeenkomstig<br />
hun oorspronkelijke bestemming zullen wor<strong>de</strong>n gebruikt,<br />
nu <strong>de</strong> stapels ban<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> muur aan elkaar<br />
zijn vastgemaakt met een ijzeren kabel die <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />
velgen <strong>van</strong> <strong>de</strong> bovenste ban<strong>de</strong>n is gelast, en nu <strong>de</strong><br />
voor hergebruik beoog<strong>de</strong> ban<strong>de</strong>n in elk geval <strong>de</strong>el<br />
blijven uitmaken <strong>van</strong> <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur indien daarnaar<br />
geen vraag is. Ver<strong>de</strong>r is <strong>het</strong> niet onaannemelijk<br />
dat voor <strong>de</strong>ze wijze <strong>van</strong> toepassing <strong>van</strong> <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>n<br />
bijzon<strong>de</strong>re voorzorgsmaatregelen voor <strong>het</strong> milieu<br />
moeten wor<strong>de</strong>n getroffen. Ter zitting heeft appellante<br />
meege<strong>de</strong>eld dat on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur asfalt en<br />
plastic ligt ter bescherming <strong>van</strong> <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m. Deze<br />
aanwijzingen vormen voldoen<strong>de</strong> grondslag voor <strong>het</strong><br />
oor<strong>de</strong>el dat <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>n die zijn verwerkt in <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur<br />
dienen te wor<strong>de</strong>n aangemerkt als afvalstoffen.<br />
De omstandigheid dat een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> toegepaste<br />
ban<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> muur mogelijkerwijs zon<strong>de</strong>r<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Milieu<br />
51<br />
enige bewerking nog wel voor <strong>het</strong> oorspronkelijke<br />
doel kan wor<strong>de</strong>n gebruikt, doet aan <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong><br />
niet af, te min<strong>de</strong>r nu <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>n ongesorteerd zijn<br />
toegepast in <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur. Voorts is <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling<br />
niet gebleken <strong>van</strong> feiten of omstandighe<strong>de</strong>n die<br />
moeten lei<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong> conclusie dat <strong>de</strong> toegepaste<br />
ban<strong>de</strong>n niet kunnen wor<strong>de</strong>n aangemerkt als afvalstoffen.<br />
Het betoog <strong>van</strong> appellante dat zij tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />
hoorzitting niet zou hebben gesteld dat <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>n<br />
in <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur niet meer wor<strong>de</strong>n gebruikt,<br />
maakt <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong> niet an<strong>de</strong>rs. De <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong><br />
beroepsgrond faalt.<br />
Appellante voert ver<strong>de</strong>r aan dat <strong>de</strong> gemel<strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring<br />
niet leidt tot an<strong>de</strong>re of grotere na<strong>de</strong>lige gevolgen<br />
voor <strong>het</strong> milieu, omdat <strong>het</strong> toepassen <strong>van</strong><br />
ban<strong>de</strong>n in een ban<strong>de</strong>nmuur kan wor<strong>de</strong>n gezien als<br />
een doelmatige verwij<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> afvalstoffen. Voorts<br />
betoogt zij dat <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit on<strong>de</strong>ug<strong>de</strong>lijk is<br />
gemotiveerd, nu er daarin <strong>van</strong> wordt uitgegaan dat<br />
<strong>het</strong> nodig is maatregelen of voorzieningen met betrekking<br />
tot <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur voor te schrijven ter bescherming<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> milieu en dat reeds daarom <strong>de</strong><br />
melding niet zou kunnen wor<strong>de</strong>n geaccepteerd. Ook<br />
stelt appellante dat verweer<strong>de</strong>r <strong>op</strong> bladzij<strong>de</strong> 2 <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> verslag <strong>van</strong> <strong>de</strong> hoorzitting voor <strong>de</strong> commissie<br />
zijn stelling dat <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur niet acceptabel is,<br />
niet heeft gemotiveerd.<br />
Het bepaal<strong>de</strong> in artikel 8.19, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
Wet milieubeheer brengt mee dat on<strong>de</strong>r meer moet<br />
wor<strong>de</strong>n beoor<strong>de</strong>eld of een veran<strong>de</strong>ring an<strong>de</strong>re of<br />
grotere gevolgen heeft voor <strong>het</strong> milieu dan die <strong>de</strong> inrichting<br />
ingevolge <strong>de</strong> vergunning en <strong>de</strong> daaraan verbon<strong>de</strong>n<br />
beperkingen en voorschriften mag veroorzaken.<br />
Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> bepaal<strong>de</strong> in artikel 1.1, twee<strong>de</strong><br />
lid, aanhef en on<strong>de</strong>r a, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer,<br />
zoals dat <strong>de</strong>stijds luid<strong>de</strong>, wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r gevolgen<br />
voor <strong>het</strong> milieu tevens <strong>de</strong> gevolgen verstaan die verband<br />
hou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> doelmatige verwij<strong>de</strong>ring <strong>van</strong><br />
afvalstoffen. Voor een aspect als <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige<br />
geldt <strong>de</strong> (werking <strong>van</strong> <strong>de</strong>) inrichting, zoals <strong>de</strong>ze is<br />
vergund, als uitgangspunt voor <strong>de</strong> bepaling <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
ingevolge <strong>de</strong> vergunning toegestane milieugevolgen<br />
(Memorie <strong>van</strong> Toelichting <strong>op</strong> wijziging <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet<br />
milieubeheer (meldingenstelsel) TK 1998-1999,<br />
26 552, nr. 3, p. 23). Er is <strong>de</strong>rhalve sprake <strong>van</strong><br />
grotere na<strong>de</strong>lige gevolgen voor <strong>het</strong> milieu in <strong>de</strong> zin<br />
<strong>van</strong> voormeld artikel 8.19, twee<strong>de</strong> lid, indien <strong>de</strong> gemel<strong>de</strong><br />
veran<strong>de</strong>ring leidt tot een min<strong>de</strong>r doelmatige<br />
verwij<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> afvalstoffen dan <strong>de</strong> (werking <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong>) inrichting, zoals <strong>de</strong>ze is vergund.<br />
Zoals blijkt uit <strong>de</strong> aanvraag om <strong>de</strong> vergunning<br />
<strong>van</strong> 16 juni 1998, die <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze vergunning <strong>de</strong>el uitmaakt,<br />
houdt <strong>de</strong> vergun<strong>de</strong> representatieve bedrijfssituatie<br />
in dat versleten ban<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n afgevoerd<br />
naar een ban<strong>de</strong>nverwerker, schroothan<strong>de</strong>laren of<br />
ban<strong>de</strong>nhan<strong>de</strong>laren, en dat niet versleten ban<strong>de</strong>n<br />
wor<strong>de</strong>n hergebruikt binnen <strong>de</strong> inrichting of verkocht.<br />
Volgens <strong>de</strong> melding wor<strong>de</strong>n afvalstoffen verwij<strong>de</strong>rd<br />
door <strong>het</strong> <strong>op</strong> <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m brengen er<strong>van</strong> in <strong>de</strong><br />
vorm <strong>van</strong> een ban<strong>de</strong>nmuur. Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> bepaal<strong>de</strong><br />
in artikel 1.1, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer in<br />
samenhang met artikel 10.1, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet<br />
milieubeheer, zoals <strong>de</strong>ze bepalingen <strong>de</strong>stijds luid<strong>de</strong>n,<br />
dient verwij<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> afvalstoffen door <strong>het</strong> <strong>op</strong><br />
<strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m brengen er<strong>van</strong> te wor<strong>de</strong>n aangemerkt als<br />
min<strong>de</strong>r doelmatige wijze <strong>van</strong> verwij<strong>de</strong>ring dan <strong>de</strong><br />
vergun<strong>de</strong> wijze <strong>van</strong> verwij<strong>de</strong>ring. De gemel<strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring<br />
leidt <strong>de</strong>rhalve tot grotere na<strong>de</strong>lige gevolgen<br />
voor <strong>het</strong> milieu dan <strong>de</strong> inrichting zoals vergund mag<br />
veroorzaken. Gelet hier<strong>op</strong> heeft verweer<strong>de</strong>r <strong>de</strong> melding<br />
<strong>van</strong> appellante <strong>van</strong> 24 augustus 2001 terecht<br />
niet geaccepteerd. Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> bovenstaan<strong>de</strong> is <strong>het</strong><br />
beroep ongegrond.<br />
03-59<br />
ABRS 11 juni 2003, nr. 200202054/1 (GS Limburg)<br />
Casus<br />
Melding wat betreft <strong>het</strong> verplaatsen <strong>van</strong> een dieseltank<br />
en <strong>de</strong> <strong>op</strong>slag <strong>van</strong> goe<strong>de</strong>ren <strong>op</strong> <strong>het</strong> terrein<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting niet geaccepteerd.<br />
Rechtsvraag<br />
Is <strong>de</strong> melding al dan niet terecht niet geaccepteerd?<br />
Uitspraak<br />
In <strong>de</strong> melding is niet aangegeven dat voor <strong>de</strong>ze activiteiten<br />
bo<strong>de</strong>mbeschermen<strong>de</strong> maatregelen of<br />
voorzieningen zullen wor<strong>de</strong>n getroffen die krachtens<br />
<strong>de</strong> voorschriften <strong>van</strong> <strong>de</strong> gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> vergunning<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
52 Milieu<br />
moeten wor<strong>de</strong>n getroffen <strong>op</strong> die ge<strong>de</strong>elten <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
terrein waar<strong>op</strong> milieubedreigen<strong>de</strong> activiteiten<br />
plaatsvin<strong>de</strong>n. Hierdoor zou appellante, in afwijking<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze voorschriften, niet gehou<strong>de</strong>n zijn voor<br />
<strong>de</strong>ze activiteiten bo<strong>de</strong>mbeschermen<strong>de</strong> maatregelen<br />
te treffen. Mitsdien lei<strong>de</strong>n <strong>de</strong> gemel<strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ringen<br />
tot grotere na<strong>de</strong>lige gevolgen voor <strong>het</strong> milieu<br />
dan <strong>de</strong> inrichting ingevolge <strong>de</strong> vergunning mag veroorzaken.<br />
De melding is terecht geweigerd.<br />
Wet milieubeheer, artikel 8.19 lid 2<br />
Bij besluit <strong>van</strong> 6 november 2001 heeft verweer<strong>de</strong>r<br />
<strong>de</strong> door appellante <strong>op</strong> 28 augustus 2001 gedane<br />
melding als bedoeld in artikel 8.19, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> Wet milieubeheer niet geaccepteerd, wat betreft<br />
<strong>het</strong> verplaatsen <strong>van</strong> <strong>de</strong> dieseltank en <strong>de</strong> <strong>op</strong>slag <strong>van</strong><br />
goe<strong>de</strong>ren <strong>op</strong> <strong>het</strong> achterterrein <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting <strong>van</strong><br />
appellante.<br />
Bij besluit <strong>van</strong> 5 maart 2002 heeft verweer<strong>de</strong>r<br />
<strong>het</strong> hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.<br />
Tegen dit besluit heeft appellante beroep ingesteld.<br />
Overwegingen<br />
Ingevolge artikel 8.19, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer<br />
geldt een voor een inrichting verleen<strong>de</strong><br />
vergunning tevens voor veran<strong>de</strong>ringen <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting<br />
of <strong>van</strong> <strong>de</strong> werking daar<strong>van</strong> die niet in overeenstemming<br />
zijn met <strong>de</strong> voor <strong>de</strong> inrichting verleen<strong>de</strong><br />
vergunning of <strong>de</strong> daaraan verbon<strong>de</strong>n beperkingen en<br />
voorschriften, maar die niet lei<strong>de</strong>n tot an<strong>de</strong>re of grotere<br />
na<strong>de</strong>lige gevolgen voor <strong>het</strong> milieu dan die <strong>de</strong><br />
inrichting ingevolge <strong>de</strong> vergunning en <strong>de</strong> daaraan<br />
verbon<strong>de</strong>n beperkingen en voorschriften mag veroorzaken,<br />
on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong> dat:<br />
a. <strong>de</strong>ze veran<strong>de</strong>ringen niet lei<strong>de</strong>n tot een an<strong>de</strong>re inrichting<br />
dan waarvoor vergunning is verleend;<br />
b. <strong>het</strong> voornemen tot <strong>het</strong> uitvoeren <strong>van</strong> <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring<br />
door <strong>de</strong> vergunninghou<strong>de</strong>r schriftelijk overeenkomstig<br />
<strong>de</strong> krachtens <strong>het</strong> zeven<strong>de</strong> lid, on<strong>de</strong>r<br />
a, gestel<strong>de</strong> regels aan <strong>het</strong> bevoegd gezag is gemeld,<br />
en<br />
c. <strong>het</strong> bevoegd gezag aan <strong>de</strong> vergunninghou<strong>de</strong>r<br />
schriftelijk heeft verklaard dat <strong>de</strong> voorgenomen<br />
veran<strong>de</strong>ring voldoet aan <strong>de</strong> aanhef en on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el<br />
a en <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring naar zijn oor<strong>de</strong>el geen aanleiding<br />
geeft tot toepassing <strong>van</strong> <strong>de</strong> artikelen<br />
8.22, 8.23 of 8.25 <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze wet.<br />
Appellante stelt dat in <strong>de</strong> aanvulling <strong>op</strong> <strong>de</strong> melding<br />
<strong>op</strong> afdoen<strong>de</strong> wijze is aangegeven welke goe<strong>de</strong>ren <strong>op</strong><br />
<strong>het</strong> achterterrein <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong>geslagen<br />
en dat verweer<strong>de</strong>r <strong>de</strong>rhalve ten onrechte <strong>de</strong><br />
melding niet heeft geaccepteerd. Ver<strong>de</strong>r voert appellante<br />
aan dat <strong>de</strong> melding ten onrechte niet is geaccepteerd<br />
voor <strong>het</strong> verplaatsen <strong>van</strong> <strong>de</strong> dieseltank.<br />
Haars inziens is <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit dan ook onzorgvuldig<br />
voorbereid, ontbeert <strong>het</strong> een <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>lijke<br />
motivering en had verweer<strong>de</strong>r bij afweging <strong>van</strong> alle<br />
belangen niet in re<strong>de</strong>lijkheid tot <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />
kunnen komen.<br />
Verweer<strong>de</strong>r stelt zich <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt dat <strong>de</strong> melding<br />
meebrengt dat <strong>op</strong> <strong>het</strong> achterterrein <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting<br />
me<strong>de</strong> milieugevaarlijke stoffen kunnen wor<strong>de</strong>n<br />
<strong>op</strong>geslagen, waarvoor na<strong>de</strong>re voorschriften aan<br />
<strong>de</strong> vergunning moeten wor<strong>de</strong>n verbon<strong>de</strong>n. De dieseltank<br />
is nimmer vergund, zodat hiervoor aan <strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> vergunning geen voorschriften zijn<br />
verbon<strong>de</strong>n. Nu aan een melding geen voorschriften<br />
kunnen wor<strong>de</strong>n verbon<strong>de</strong>n is <strong>de</strong> melding volgens<br />
verweer<strong>de</strong>r terecht niet geaccepteerd.<br />
Gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> brief <strong>van</strong> 21 september 2001, waarbij<br />
appellante aan verweer<strong>de</strong>r aanvullen<strong>de</strong> informatie<br />
met betrekking tot <strong>de</strong> melding heeft verstrekt,<br />
kunnen – <strong>het</strong>geen ter zitting is bevestigd – volgens<br />
<strong>de</strong> melding me<strong>de</strong> milieugevaarlijke of bo<strong>de</strong>mbedreigen<strong>de</strong><br />
stoffen in vrachtwagens dan wel <strong>op</strong>leggers<br />
wor<strong>de</strong>n overgeslagen <strong>op</strong> <strong>het</strong> achterterrein <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting.<br />
Noch voor <strong>het</strong> overslaan <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze goe<strong>de</strong>ren<br />
noch voor <strong>het</strong> verplaatsen <strong>van</strong> <strong>de</strong> dieseltank is<br />
in <strong>de</strong> melding dan wel <strong>de</strong> aanvulling hier<strong>op</strong> aangegeven<br />
dat <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>mbeschermen<strong>de</strong> maatregelen zullen<br />
wor<strong>de</strong>n getroffen die ingevolge <strong>de</strong> voorschriften<br />
die zijn verbon<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> vergunning <strong>van</strong> 16 juni<br />
1998 moeten wor<strong>de</strong>n getroffen <strong>op</strong> terreinge<strong>de</strong>elten<br />
waar<strong>op</strong> activiteiten plaatsvin<strong>de</strong>n die risico voor milieuverontreiniging<br />
<strong>op</strong>leveren. Hierdoor zou appellante,<br />
in afwijking <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze voorschriften, niet<br />
gehou<strong>de</strong>n zijn voor <strong>de</strong>ze activiteiten bo<strong>de</strong>mbeschermen<strong>de</strong><br />
maatregelen te treffen. Naar <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling lei<strong>de</strong>n <strong>de</strong> gemel<strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ringen dan<br />
ook tot grotere na<strong>de</strong>lige gevolgen voor <strong>het</strong> milieu<br />
dan <strong>de</strong> inrichting ingevolge <strong>de</strong> vergunning en <strong>de</strong><br />
daaraan verbon<strong>de</strong>n beperkingen en voorschriften<br />
mag veroorzaken. Ook overigens is niet aannemelijk<br />
gewor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> gemel<strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ringen geen rele<strong>van</strong>te<br />
na<strong>de</strong>lige gevolgen hebben voor <strong>het</strong> milieu an-<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Milieu<br />
53<br />
<strong>de</strong>rs of meer dan die welke wor<strong>de</strong>n veroorzaakt door<br />
<strong>de</strong> (werking <strong>van</strong> <strong>de</strong>) inrichting, zoals <strong>de</strong>ze is vergund.<br />
Gelet hier<strong>op</strong> heeft verweer<strong>de</strong>r <strong>de</strong> melding inzake<br />
<strong>het</strong> verplaatsen <strong>van</strong> <strong>de</strong> dieseltank en <strong>het</strong> <strong>op</strong>slaan<br />
<strong>van</strong> goe<strong>de</strong>ren <strong>op</strong> <strong>het</strong> achterterrein terecht niet<br />
geaccepteerd. De <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> beroepsgrond treft<br />
geen doel.<br />
Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> bovenstaan<strong>de</strong> is <strong>het</strong> beroep ongegrond.<br />
03-60<br />
ABRS 18 juni 2003, nr. 200201955/1 (Sittard-<br />
Geleen)<br />
Casus<br />
Melding <strong>van</strong> uitbreiding <strong>van</strong> bedrijfstij<strong>de</strong>n geaccepteerd.<br />
Door appellanten is aangevoerd dat <strong>de</strong><br />
uitbreiding <strong>van</strong> <strong>de</strong> werktij<strong>de</strong>n niet met een melding<br />
kan wor<strong>de</strong>n afgedaan, omdat hoe dan ook <strong>de</strong> na<strong>de</strong>lige<br />
gevolgen voor <strong>het</strong> milieu zullen toenemen ten<br />
<strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> <strong>de</strong> vergun<strong>de</strong> situatie. De vergunning<br />
is immers verleend on<strong>de</strong>r beperking <strong>van</strong> <strong>de</strong> daarin<br />
<strong>op</strong>genomen bedrijfstij<strong>de</strong>n en door <strong>de</strong> uitbreiding<br />
daar<strong>van</strong> vindt gelui<strong>de</strong>missie plaats <strong>op</strong> tij<strong>de</strong>n waar<br />
<strong>de</strong>ze voorheen ontbrak. De omstandigheid dat <strong>de</strong><br />
emissie binnen <strong>de</strong> geluidsnormen <strong>van</strong> <strong>de</strong> vergunning<br />
blijft, is volgens appellanten in zoverre dan<br />
ook niet rele<strong>van</strong>t.<br />
Rechtsvraag<br />
Leidt <strong>de</strong> uitbreiding tot grotere na<strong>de</strong>lige gevolgen<br />
voor <strong>het</strong> milieu?<br />
Uitspraak<br />
Naar <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling berust <strong>het</strong> betoog,<br />
dat er <strong>op</strong> neer komt dat een uitbreiding <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> bedrijfstij<strong>de</strong>n niet kan wor<strong>de</strong>n gemeld omdat <strong>de</strong><br />
uitbreiding in strijd is met <strong>de</strong> aan <strong>de</strong> vergunning<br />
verbon<strong>de</strong>n beperkingen ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> bedrijfstij<strong>de</strong>n,<br />
<strong>op</strong> een onjuiste <strong>op</strong>vatting over artikel<br />
8.19, twee<strong>de</strong> lid <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wm. De meldingsregeling<br />
heeft immers betrekking <strong>op</strong> veran<strong>de</strong>ringen <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
(werking <strong>van</strong> <strong>de</strong>) inrichting die niet in overeenstemming<br />
zijn met <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> vergunning en<br />
<strong>de</strong> daaraan verbon<strong>de</strong>n voorschriften en beperkingen.<br />
Me<strong>de</strong> gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> wetsgeschie<strong>de</strong>nis kan die<br />
veran<strong>de</strong>ring, zoals in dit geval, ook een uitbreiding<br />
<strong>van</strong> activiteiten ten <strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong><br />
vergunning inhou<strong>de</strong>n.<br />
Wet milieubeheer, artikel 8.19 lid 2<br />
Bij besluit <strong>van</strong> 27 september 2001 heeft <strong>het</strong> college<br />
<strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> Sittard-Geleen<br />
(verweer<strong>de</strong>r) <strong>de</strong> door Vixia B.V. ingedien<strong>de</strong><br />
melding, als bedoeld in artikel 8.19, twee<strong>de</strong> lid,<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer, <strong>van</strong> <strong>de</strong> uitbreiding <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
bedrijfstij<strong>de</strong>n <strong>van</strong> haar inrichting geaccepteerd. Bij<br />
besluit <strong>van</strong> 19 februari 2002 heeft verweer<strong>de</strong>r <strong>het</strong><br />
hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.<br />
Tegen dit besluit hebben appellanten beroep ingesteld.<br />
Overwegingen<br />
Ingevolge artikel 8.19, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer<br />
geldt een voor een inrichting verleen<strong>de</strong><br />
vergunning tevens voor veran<strong>de</strong>ringen <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
inrichting of <strong>van</strong> <strong>de</strong> werking daar<strong>van</strong> die niet in<br />
overeenstemming zijn met <strong>de</strong> voor <strong>de</strong> inrichting verleen<strong>de</strong><br />
vergunning of <strong>de</strong> daaraan verbon<strong>de</strong>n beperkingen<br />
en voorschriften, maar die niet lei<strong>de</strong>n tot an<strong>de</strong>re<br />
of grotere na<strong>de</strong>lige gevolgen voor <strong>het</strong> milieu<br />
dan die <strong>de</strong> inrichting ingevolge <strong>de</strong> vergunning en <strong>de</strong><br />
daaraan verbon<strong>de</strong>n beperkingen en voorschriften<br />
mag veroorzaken, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong> dat:<br />
a. <strong>de</strong>ze veran<strong>de</strong>ringen niet lei<strong>de</strong>n tot een an<strong>de</strong>re inrichting<br />
dan waarvoor vergunning is verleend;<br />
b. <strong>het</strong> voornemen tot <strong>het</strong> uitvoeren <strong>van</strong> <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring<br />
door <strong>de</strong> vergunninghou<strong>de</strong>r schriftelijk overeenkomstig<br />
<strong>de</strong> krachtens <strong>het</strong> zeven<strong>de</strong> lid, on<strong>de</strong>r<br />
a, gestel<strong>de</strong> regels aan <strong>het</strong> bevoegd gezag is gemeld,<br />
en<br />
c. <strong>het</strong> bevoegd gezag aan <strong>de</strong> vergunninghou<strong>de</strong>r<br />
schriftelijk heeft verklaard dat <strong>de</strong> voorgenomen<br />
veran<strong>de</strong>ring voldoet aan <strong>de</strong> aanhef en on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el<br />
a en <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring naar zijn oor<strong>de</strong>el geen aanleiding<br />
geeft tot toepassing <strong>van</strong> <strong>de</strong> artikelen<br />
8.22, 8.23 of 8.25.<br />
De melding <strong>van</strong> Vixia B.V. ziet <strong>op</strong> <strong>de</strong> wijziging <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> bedrijfstij<strong>de</strong>n <strong>van</strong> haar inrichting. Blijkens <strong>de</strong> bij<br />
besluit <strong>van</strong> 21 juni 1999 verleen<strong>de</strong> vergunning<br />
waren <strong>de</strong> reguliere werktij<strong>de</strong>n <strong>van</strong> 08.00 uur tot<br />
16.30 uur en werd er door ongeveer 20 me<strong>de</strong>wer-<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
54 Milieu<br />
kers inci<strong>de</strong>nteel gewerkt tot 21.00 uur en <strong>op</strong> zaterdagmorgen.<br />
De melding, zoals <strong>de</strong>ze bij <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />
besluit is geaccepteerd, houdt in dat <strong>de</strong> werktijd<br />
<strong>op</strong> maandag tot en met vrijdag voor 80<br />
me<strong>de</strong>werkers <strong>van</strong> <strong>de</strong> unit ‘hout’ aan<strong>van</strong>gt <strong>op</strong> 7.30<br />
uur en voor 20 me<strong>de</strong>werkers <strong>van</strong> <strong>de</strong> unit ‘hout’ eindigt<br />
<strong>op</strong> 22.30 uur.<br />
Volgens verweer<strong>de</strong>r heeft <strong>de</strong> uitbreiding <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
werktij<strong>de</strong>n geen an<strong>de</strong>re of grotere na<strong>de</strong>lige gevolgen<br />
dan die ingevolge <strong>de</strong> gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> vergunning <strong>van</strong> 21<br />
juni 1999 zijn toegestaan. Hij baseert zich daarbij<br />
<strong>op</strong> <strong>het</strong> geluidrapport <strong>van</strong> Caubergh-Huygen <strong>van</strong> 2<br />
juli 2001, dat is <strong>op</strong>gesteld in <strong>op</strong>dracht <strong>van</strong> Vixia<br />
B.V. en <strong>de</strong>el uitmaakt <strong>van</strong> <strong>de</strong> melding. In dit rapport<br />
is geconclu<strong>de</strong>erd dat <strong>de</strong> gevraag<strong>de</strong> uitbreiding <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> werktij<strong>de</strong>n niet leidt tot overschrijding <strong>van</strong> <strong>de</strong> geluidsgrenswaar<strong>de</strong>n<br />
die in <strong>de</strong> gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> vergunning<br />
zijn <strong>op</strong>genomen, indien een <strong>van</strong> <strong>de</strong> ventilatoren<br />
wordt omkast. Gebleken is dat <strong>de</strong>ze voorziening is<br />
aangebracht. Ver<strong>de</strong>r wordt in <strong>het</strong> rapport geconclu<strong>de</strong>erd<br />
dat <strong>het</strong> geluid <strong>van</strong> <strong>het</strong> verkeer <strong>van</strong> en naar <strong>de</strong><br />
inrichting dat aan <strong>het</strong> in werking zijn <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting<br />
kan wor<strong>de</strong>n toegerekend, <strong>de</strong> voorkeursgrenswaar<strong>de</strong><br />
<strong>van</strong> 50 dB(A) etmaalwaar<strong>de</strong> uit <strong>de</strong> ministeriële<br />
circulaire <strong>van</strong> 29 februari 1996 met betrekking<br />
tot indirecte hin<strong>de</strong>r niet overschrijdt.<br />
Appellanten hebben als inhou<strong>de</strong>lijk bezwaar<br />
allereerst aangevoerd dat <strong>de</strong> uitbreiding <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
werktij<strong>de</strong>n niet met een melding kan wor<strong>de</strong>n afgedaan<br />
omdat hoe dan ook <strong>de</strong> na<strong>de</strong>lige gevolgen voor<br />
<strong>het</strong> milieu zullen toenemen ten <strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> <strong>het</strong>geen<br />
<strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> vergunning is toegestaan.<br />
Immers, die vergunning is verleend on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />
beperking <strong>van</strong> <strong>de</strong> daarin <strong>op</strong>genomen bedrijfstij<strong>de</strong>n<br />
en door <strong>de</strong> uitbreiding daar<strong>van</strong> vindt gelui<strong>de</strong>missie<br />
plaats <strong>op</strong> tij<strong>de</strong>n waar <strong>de</strong>ze voorheen ontbrak. De<br />
omstandigheid dat die emissie eventueel binnen <strong>de</strong><br />
geluidnormen <strong>van</strong> <strong>de</strong> vergunning blijft is volgens appelanten<br />
in zoverre dan ook niet rele<strong>van</strong>t.<br />
Naar <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling berust dit betoog,<br />
dat er <strong>op</strong> neer komt dat een uitbreiding <strong>van</strong><br />
bedrijfstij<strong>de</strong>n niet kan wor<strong>de</strong>n gemeld omdat <strong>de</strong> uitbreiding<br />
in strijd is met <strong>de</strong> aan <strong>de</strong> vergunning verbon<strong>de</strong>n<br />
beperkingen ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> bedrijfstij<strong>de</strong>n,<br />
<strong>op</strong> een onjuiste <strong>op</strong>vatting over artikel 8.19,<br />
twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer. De in dat artikellid<br />
neergeleg<strong>de</strong> meldingsregeling heeft immers<br />
betrekking <strong>op</strong> veran<strong>de</strong>ringen <strong>van</strong> <strong>de</strong> (werking <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong>) inrichting die niet in overeenstemming zijn met<br />
<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> vergunning en <strong>de</strong> daaraan verbon<strong>de</strong>n<br />
voorschriften en beperkingen. Me<strong>de</strong> gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />
wetsgeschie<strong>de</strong>nis kan die veran<strong>de</strong>ring, zoals in dit<br />
geval, ook een uitbreiding <strong>van</strong> activiteiten ten <strong>op</strong>zichte<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> vergunning inhou<strong>de</strong>n.<br />
Het beroep is in zoverre ongegrond.<br />
NB: De argumentatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling neemt mijns<br />
inziens niet weg dat <strong>de</strong> melding leidt tot een situatie<br />
met grotere na<strong>de</strong>lige gevolgen voor <strong>het</strong> milieu dan<br />
in <strong>de</strong> vergun<strong>de</strong> situatie. Zoals appellanten terecht<br />
stellen, ontstaan door <strong>de</strong> acceptatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> melding<br />
emissies en immissies <strong>op</strong> tijdstippen waar<strong>op</strong> in <strong>de</strong><br />
vergun<strong>de</strong> situatie sprake was <strong>van</strong> een nulemissie<br />
(en -immissie). Ook mag wor<strong>de</strong>n veron<strong>de</strong>rsteld dat<br />
omwonen<strong>de</strong>n <strong>de</strong> stap tussen een nulemissie en een<br />
vergun<strong>de</strong> emissie als veel groter (hin<strong>de</strong>rlijker) ervaren<br />
dan <strong>de</strong> stap tussen een reeds bestaan<strong>de</strong> emissie<br />
en <strong>de</strong> <strong>op</strong>vulling <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze bestaan<strong>de</strong> emissie tot <strong>de</strong><br />
vergun<strong>de</strong> normen. De meldingsregeling ziet (met<br />
name) <strong>op</strong> laatstgenoem<strong>de</strong> situatie.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Korte samenvatting <strong>van</strong> Milieu overige kortMilieu kort uitspraken 55<br />
K21<br />
ABRS 26 maart 2003, nr. 200204697/2 (Wassenaar)<br />
K23<br />
ABRS 9 april 2003, nr. 200204871/1 (Echt-<br />
Susteren)<br />
Besluit tankstations milieubeheer, artikel 2<br />
Uit Nota <strong>van</strong> Toelichting Besluit tankstations milieubeheer<br />
blijkt dat slechts voor die on<strong>de</strong>rwerpen<br />
waarin bijlage I <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit niet voorziet, voorschriften<br />
aan <strong>de</strong> vergunning kunnen wor<strong>de</strong>n verbon<strong>de</strong>n.<br />
Oprichtingsvergunning krachtens <strong>de</strong> Wm voor een<br />
tankstation. Appellanten zijn bevreesd voor <strong>de</strong> risico’s<br />
die zijn verbon<strong>de</strong>n aan <strong>het</strong> vullen <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
brandstofreservoirs door tankwagens. De Af<strong>de</strong>ling<br />
overweegt dat <strong>de</strong> inrichting moet voldoen aan <strong>de</strong><br />
voorschriften <strong>van</strong> bijlage I <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit. Uit <strong>de</strong><br />
Nota <strong>van</strong> Toelichting bij <strong>het</strong> Besluit valt <strong>op</strong> te<br />
maken dat slechts voor die on<strong>de</strong>rwerpen waarin bijlage<br />
I <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit niet voorziet, voorschriften<br />
aan <strong>de</strong> vergunning kunnen wor<strong>de</strong>n verbon<strong>de</strong>n.<br />
Hieruit conclu<strong>de</strong>ert <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling dat wat <strong>de</strong>ze on<strong>de</strong>rwerpen<br />
betreft <strong>het</strong> Besluit als uitputtend moet wor<strong>de</strong>n<br />
aangemerkt.<br />
K22<br />
ABRS 2 april 2003, nr. 200203842/1 (Ensche<strong>de</strong>)<br />
Wet milieubeheer, artikel 8.10 en 8.11<br />
Wet milieubeheer, artikel 7.2<br />
Bij <strong>de</strong> beantwoording <strong>van</strong> <strong>de</strong> vraag of sprake is <strong>van</strong><br />
Mer-plicht moet wor<strong>de</strong>n gekeken naar <strong>de</strong> nominale<br />
capaciteit <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting.<br />
Oprichtingsvergunning krachtens <strong>de</strong> Wm voor een<br />
varkenshou<strong>de</strong>rij. Appellanten betogen dat ten onrechte<br />
geen milieu-effectrapportage (Mer) is <strong>op</strong>gesteld.<br />
Door verweer<strong>de</strong>r is gesteld dat bij <strong>het</strong> beantwoor<strong>de</strong>n<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> vraag of <strong>de</strong> drempelwaar<strong>de</strong> <strong>van</strong><br />
900 zeugen (on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el C14 <strong>van</strong> bijlage Mer-besluit)<br />
wordt overschre<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> in <strong>de</strong> inrichting aanwezige<br />
<strong>op</strong>fokzeugen niet behoeven te wor<strong>de</strong>n meegerekend<br />
omdat <strong>de</strong> emissiefactor <strong>van</strong> <strong>op</strong>fokzeugen<br />
in een niet-Groen Labelstal lager is dan <strong>de</strong> emissiefactor<br />
<strong>van</strong> volwassen zeugen. Met verwijzing naar<br />
<strong>de</strong> Nota <strong>van</strong> Toelichting bij <strong>het</strong> Besluit-Mer waaruit<br />
blijkt dat <strong>de</strong> nominale capaciteit <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting<br />
en niet <strong>de</strong> emissiefactor <strong>van</strong> <strong>de</strong> dieren bepalend is<br />
voor <strong>de</strong> drempelwaar<strong>de</strong>, conclu<strong>de</strong>ert <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling<br />
dat door <strong>de</strong> aanwezigheid <strong>van</strong> meer dan 900 zeugen<br />
in <strong>de</strong> inrichting sprake is <strong>van</strong> Mer-plicht.<br />
K24<br />
ABRS 9 april 2003, nr. 200205602/1 (Veldhoven)<br />
Beroep tegen consi<strong>de</strong>rans heeft geen betrekking<br />
<strong>op</strong> rechtmatigheid besluit.<br />
Revisievergunning voor o.a. een groothan<strong>de</strong>l in gassen.<br />
Het beroep <strong>van</strong> appellanten is on<strong>de</strong>r meer gericht<br />
tegen diverse overwegingen <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r.<br />
Aangezien <strong>het</strong> hier gaat om gron<strong>de</strong>n die zich richten<br />
tegen <strong>de</strong> consi<strong>de</strong>rans en niet tegen <strong>het</strong> dictum<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit en <strong>de</strong> daaraan verbon<strong>de</strong>n<br />
voorschriften en dientengevolge geen betrekking<br />
hebben <strong>op</strong> <strong>de</strong> rechtmatigheid <strong>van</strong> <strong>de</strong> ter beoor<strong>de</strong>ling<br />
staan<strong>de</strong> vergunning, kunnen <strong>de</strong>ze gron<strong>de</strong>n niet<br />
lei<strong>de</strong>n tot vernietiging <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit.<br />
Wet milieubeheer, artikelen 8.10 en 8.11<br />
Piekgeluidsniveau <strong>van</strong> 63 dB(A) in nachtperio<strong>de</strong> is<br />
in dit geval re<strong>de</strong>lijk.<br />
Na<strong>de</strong>re eisen <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> Besluit <strong>op</strong>slag- en transportbedrijven<br />
milieubeheer (<strong>het</strong> Besluit). Appellant<br />
is beducht voor <strong>de</strong> piekgeluidgrenswaar<strong>de</strong> (L max ) <strong>op</strong><br />
<strong>de</strong> gevel <strong>van</strong> zijn woning <strong>van</strong> 63 dB(A) in <strong>de</strong> nachtelijke<br />
perio<strong>de</strong>. Daarmee wordt <strong>de</strong> maximaal toelaatbare<br />
waar<strong>de</strong> in <strong>het</strong> Besluit met 3 dB overschre<strong>de</strong>n.<br />
De Af<strong>de</strong>ling overweegt dat om aan <strong>de</strong> grenswaar<strong>de</strong><br />
<strong>van</strong> 60 dB(A) te kunnen voldoen ofwel een verbod<br />
<strong>op</strong> vrachtwagenbewegingen in <strong>de</strong> nachtperio<strong>de</strong><br />
ofwel een scherm <strong>van</strong> 4,5 meter hoogte is vereist.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
56<br />
Milieu kort<br />
Omdat met een grenswaar<strong>de</strong> <strong>van</strong> 63 dB(A) <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />
gevel <strong>van</strong> woningen een binnenniveau voor piekgeluid<br />
<strong>van</strong> 45 dB(A) wordt gewaarborgd, is <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling<br />
met <strong>de</strong> gemeente <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat sprake is <strong>van</strong><br />
een afdoend beschermingsniveau en voor verstoring<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> nachtrust niet hoeft te wor<strong>de</strong>n gevreesd.<br />
K25<br />
ABRS 15 april 2003, nr. 200203570/2 (GS Gel<strong>de</strong>rland)<br />
grond te zijn en niet verantwoor<strong>de</strong>lijk te zijn voor <strong>de</strong><br />
verontreiniging. De Af<strong>de</strong>ling overweegt dat een<br />
bevel als bedoeld in artikel 44 Wbb gericht dient te<br />
wor<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong>geen die <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m saneert. Dit hoeft<br />
niet noodzakelijkerwijs <strong>de</strong> eigenaar <strong>van</strong> <strong>de</strong> betrokken<br />
grond of <strong>de</strong> veroorzaker <strong>van</strong> <strong>de</strong> verontreiniging<br />
te zijn.<br />
K27<br />
ABRS 16 april 2003, nr. 200204711/1 (Cuijk)<br />
Wet milieubeheer, artikel 8.28 e.v.<br />
Coördinatiebepalingen tussen Wm en Wvo niet in<br />
acht genomen.<br />
Revisievergunning krachtens <strong>de</strong> Wm voor een papierfabriek.<br />
Appellanten voeren aan dat <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />
besluit ten onrechte niet is gecoördineerd met<br />
<strong>de</strong> voor <strong>de</strong> bedrijfsactiviteiten benodig<strong>de</strong> vergunning<br />
krachtens <strong>de</strong> Wvo. De Af<strong>de</strong>ling stelt vast dat<br />
binnen <strong>de</strong> inrichting sprake is <strong>van</strong> lozingen waarvoor<br />
een vergunning ingevolge <strong>de</strong> Wvo is vereist.<br />
Hierbij is niet <strong>van</strong> belang dat <strong>de</strong>ze lozingen in beginsel<br />
slechts enkele malen per jaar en uitsluitend<br />
in noodgevallen plaatsvin<strong>de</strong>n. Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong><br />
is sprake <strong>van</strong> strijd met artikel 8.30, twee<strong>de</strong><br />
lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wm, nu <strong>de</strong> aanvraag voor <strong>de</strong> Wmvergunning<br />
in behan<strong>de</strong>ling is genomen terwijl niet<br />
binnen zes weken na indiening <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze aanvraag<br />
een aanvraag om vergunning krachtens <strong>de</strong> Wvo is<br />
ingediend.<br />
Algemene wet bestuursrecht, artikel 4:5<br />
Ontheffing kan niet wor<strong>de</strong>n geweigerd wegens een<br />
ontoereiken<strong>de</strong> aanvraag.<br />
Weigering ontheffing te verlenen <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> artikel<br />
25 Lozingenbesluit bo<strong>de</strong>mbescherming voor <strong>het</strong><br />
lozen <strong>van</strong> spoelwater <strong>van</strong> <strong>de</strong> champignonteelt. Verweer<strong>de</strong>r<br />
heeft <strong>de</strong> gevraag<strong>de</strong> ontheffing geweigerd<br />
omdat <strong>de</strong> aanvraag onvolledig is. De Af<strong>de</strong>ling is <strong>van</strong><br />
oor<strong>de</strong>el dat <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> in <strong>de</strong> aanvraag vermel<strong>de</strong><br />
gegevens niet dan wel onvoldoen<strong>de</strong> kan wor<strong>de</strong>n<br />
vastgesteld of <strong>de</strong> in <strong>het</strong> spoelwater aanwezige overige<br />
stoffen er aan in <strong>de</strong> weg staan om ontheffing<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> verbod zoals bedoeld in artikel 25 <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
Lozingenbesluit te verlenen. Mitsdien had verweer<strong>de</strong>r<br />
met toepassing <strong>van</strong> artikel 4:5 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene<br />
wet bestuursrecht appellant in <strong>de</strong> gelegenheid<br />
moeten stellen om <strong>de</strong> aanvraag aan te vullen. Nu<br />
verweer<strong>de</strong>r dit heeft nagelaten en evenmin <strong>op</strong> an<strong>de</strong>re<br />
wijze <strong>de</strong> noodzakelijke informatie heeft verkregen,<br />
is <strong>het</strong> besluit onzorgvuldig voorbereid.<br />
K26<br />
ABRS 16 april 2003, nr. 200204464/1 (GS Drenthe)<br />
Wet bo<strong>de</strong>mbescherming, artikel 44<br />
Bevel om sanering af te ron<strong>de</strong>n moet wor<strong>de</strong>n gericht<br />
aan <strong>de</strong>gene die <strong>de</strong> sanering uitvoert.<br />
Bevel om sanering <strong>van</strong> bo<strong>de</strong>m af te ron<strong>de</strong>n. Appellante<br />
voert aan geen eigenaar <strong>van</strong> <strong>de</strong> verontreinig<strong>de</strong><br />
K28<br />
ABRS 23 april 2003, nr. 200205583/1 (Reusel)<br />
Wet milieubeheer, artikel 8.18<br />
Wie stelt dat vergunning <strong>van</strong> rechtswege is vervallen,<br />
dient een begin <strong>van</strong> bewijs te leveren.<br />
Revisievergunning krachtens <strong>de</strong> Wm voor een veehou<strong>de</strong>rij.<br />
Appellante voert aan dat <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong><br />
vergunningen <strong>de</strong>els zijn komen te vervallen omdat<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Milieu kort<br />
57<br />
<strong>de</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> inrichtingen <strong>de</strong>stijds niet geheel<br />
zijn <strong>op</strong>gericht en <strong>de</strong> inrichtingen se<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> verlening<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> vergunningen niet altijd in<br />
werking zijn geweest. De Af<strong>de</strong>ling overweegt dat<br />
<strong>het</strong> in beginsel <strong>op</strong> <strong>de</strong> weg <strong>van</strong> appellanten ligt om<br />
feiten en omstandighe<strong>de</strong>n aan te voeren die althans<br />
een begin <strong>van</strong> bewijs <strong>op</strong>leveren voor <strong>de</strong> juistheid<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> stelling dat <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> vergunningen<br />
zijn vervallen. Appellanten hebben hun stelling niet<br />
aannemelijk kunnen maken.<br />
standpunt heeft kunnen innemen dat <strong>de</strong>ze min<strong>de</strong>r<br />
bescherming behoeven tegen geurhin<strong>de</strong>r dan woningen.<br />
K31<br />
ABRS 7 mei 2003, nr. 200204865/1 (GS Zuid-<br />
Holland)<br />
K29<br />
ABRS 29 april 2003, nr. 200205354/1 (Ne<strong>de</strong>rweert)<br />
Wet milieubeheer, artikel 20.6<br />
Beroepschrift is nagenoeg woor<strong>de</strong>lijke herhaling<br />
<strong>van</strong> be<strong>de</strong>nkingen.<br />
Revisievergunning voor veehou<strong>de</strong>rij. Appellant<br />
heeft zich in <strong>het</strong> beroepschrift beperkt tot een nagenoeg<br />
woor<strong>de</strong>lijke herhaling <strong>van</strong> <strong>de</strong> tegen <strong>het</strong> ontwerp<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> besluit ingebrachte be<strong>de</strong>nkingen. In<br />
<strong>de</strong> consi<strong>de</strong>rans <strong>van</strong> <strong>het</strong> besluit is verweer<strong>de</strong>r ingegaan<br />
<strong>op</strong> <strong>de</strong> door appellant ingebrachte be<strong>de</strong>nkingen.<br />
Appellant heeft in <strong>het</strong> beroepschrift geen re<strong>de</strong>nen<br />
aangevoerd waarom <strong>de</strong> weerlegging <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> be<strong>de</strong>nkingen in <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />
onjuist zou zijn. Ook voor <strong>het</strong> overige is niet<br />
gebleken dat die weerlegging <strong>van</strong> <strong>de</strong> be<strong>de</strong>nkingen<br />
onjuist zou zijn. Het beroep is ongegrond.<br />
K30<br />
ABRS 7 mei 2003, nr. 200201354/1 (Deurne)<br />
Wet milieubeheer, artikelen 8.10 en 8.11<br />
Kantoorgebouw wordt min<strong>de</strong>r beschermd tegen<br />
stankhin<strong>de</strong>r dan woningen.<br />
Oprichtingsvergunning krachtens <strong>de</strong> Wm voor een<br />
uien- en groentenverwerkingsbedrijf. Wat betreft <strong>de</strong><br />
bescherming <strong>van</strong> <strong>de</strong> kantoorgebouwen overweegt<br />
<strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling dat verweer<strong>de</strong>r in re<strong>de</strong>lijkheid <strong>het</strong><br />
Wet milieubeheer, artikelen 8.1 en 8.4<br />
Conversie <strong>van</strong> revisievergunning in een <strong>op</strong>richtingsvergunning.<br />
Revisievergunning voor een loon- en aannemersbedrijf.<br />
Ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit was <strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> vergunning geëxpireerd. Nu <strong>de</strong> inrichting<br />
ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit zon<strong>de</strong>r<br />
vergunning in werking was, had verweer<strong>de</strong>r in<br />
plaats <strong>van</strong> een revisievergunning een <strong>op</strong>richtingsvergunning<br />
moeten verlenen. Vast staat echter dat<br />
verweer<strong>de</strong>r bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanvraag voor<br />
<strong>de</strong> revisievergunning geen rekening heeft gehou<strong>de</strong>n<br />
met <strong>de</strong> rechten die vergunninghoudster aan een<br />
eer<strong>de</strong>r verleen<strong>de</strong> vergunning zou kunnen ontlenen,<br />
doch <strong>de</strong> aanvraag heeft getoetst als ware <strong>het</strong> een<br />
<strong>op</strong>richtingsvergunning. Gelet hier<strong>op</strong> kan <strong>de</strong> bij <strong>het</strong><br />
bestre<strong>de</strong>n besluit verleen<strong>de</strong> revisievergunning als<br />
een <strong>op</strong>richtingsvergunning wor<strong>de</strong>n beschouwd.<br />
K32<br />
ABRS 7 mei 2003, nr. 200205008/1 (Zun<strong>de</strong>rt)<br />
Besluit <strong>op</strong>slag- en transportbedrijven milieubeheer,<br />
voorschrift 1.1.1 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Bijlage<br />
Uitleg <strong>van</strong> begrip ‘laad- en losactiviteiten’.<br />
Afwijzing <strong>van</strong> verzoek om handhavingsmaatregelen<br />
te treffen. Appellant klaagt over geluidsoverlast <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> storten <strong>van</strong> materialen in containers. Verweer<strong>de</strong>r<br />
heeft dit geluid aangemerkt als een losactiviteit<br />
waar<strong>op</strong> ingevolge voorschrift 1.1.1, aanhef en<br />
on<strong>de</strong>r b <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit <strong>op</strong>slag- en transportbedrijven<br />
<strong>de</strong> piekgeluidgrenswaar<strong>de</strong>n niet <strong>van</strong> toepassing<br />
zijn. De Af<strong>de</strong>ling overweegt dat on<strong>de</strong>r <strong>het</strong> begrip<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
58<br />
Milieu kort<br />
‘laad- en losactiviteiten’ on<strong>de</strong>r meer moet wor<strong>de</strong>n<br />
gebracht <strong>het</strong> aan- en afrij<strong>de</strong>n <strong>van</strong> vrachtwagens al<br />
dan niet met gebruik <strong>van</strong> veiligheidssignalering, <strong>het</strong><br />
wachten <strong>van</strong> vrachtwagens in <strong>de</strong> straat, <strong>het</strong> la<strong>de</strong>n<br />
en lossen <strong>van</strong> vrachtwagens, <strong>het</strong> aan- en afrij<strong>de</strong>n<br />
<strong>van</strong> personenwagens en <strong>het</strong> slaan <strong>van</strong> aut<strong>op</strong>ortieren.<br />
On<strong>de</strong>r <strong>het</strong> begrip la<strong>de</strong>n en lossen valt echter<br />
niet <strong>het</strong> <strong>op</strong>- en overslaan <strong>van</strong> goe<strong>de</strong>ren in een container<br />
binnen <strong>de</strong> inrichting voordat <strong>de</strong> in een container<br />
gestorte goe<strong>de</strong>ren per vrachtwagen wor<strong>de</strong>n<br />
afgevoerd.<br />
K33<br />
ABRS 7 mei 2003, nr. 200205731/1 (Nunspeet)<br />
Wet milieubeheer, artikelen 8.10 en 8.11<br />
Bestuurlijk afwegingsproces om tot hogere grenswaar<strong>de</strong>n<br />
te komen, is niet mogelijk zon<strong>de</strong>r <strong>het</strong> referentieniveau<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> omgevingsgeluid te kennen.<br />
Revisievergunning krachtens <strong>de</strong> Wm voor een veehou<strong>de</strong>rijbedrijf.<br />
In <strong>de</strong> vergunning is een geluidsgrenswaar<strong>de</strong><br />
<strong>op</strong>genomen (45 dB(A) etmaalwaar<strong>de</strong>)<br />
die <strong>de</strong> in <strong>de</strong> (<strong>van</strong> toepassing zijn<strong>de</strong>) circulaire Industrielawaai<br />
genoem<strong>de</strong> richtwaar<strong>de</strong> voor <strong>het</strong> hier<br />
<strong>van</strong> toepassing zijn<strong>de</strong> type (lan<strong>de</strong>lijke) omgeving<br />
(40 dB(A) etmaalwaar<strong>de</strong>) overschrijdt. Op grond<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> circulaire dient in eerste instantie te wor<strong>de</strong>n<br />
getoetst aan <strong>de</strong> daarin <strong>op</strong>genomen richtwaar<strong>de</strong>n.<br />
Overschrijding <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze richtwaar<strong>de</strong>n is mogelijk tot<br />
<strong>het</strong> referentieniveau <strong>van</strong> <strong>het</strong> omgevingsgeluid. Overschrijding<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> referentieniveau tot een maximum<br />
etmaalwaar<strong>de</strong> <strong>van</strong> 55 dB(A) (voor bestaan<strong>de</strong><br />
inrichtingen) kan in sommige gevallen toelaatbaar<br />
wor<strong>de</strong>n geacht <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> een bestuurlijk afwegingsproces,<br />
waarbij <strong>de</strong> geluidsbestrijdingskosten<br />
een belangrijke rol dienen te spelen. De hier in geding<br />
zijn<strong>de</strong> overschrijding is niet gebaseerd <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />
referentieniveau <strong>van</strong> <strong>het</strong> ter plaatse heersen<strong>de</strong> omgevingsgeluid.<br />
Verweer<strong>de</strong>r heeft gesteld dat <strong>de</strong><br />
overschrijding is gebaseerd <strong>op</strong> <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> rechten<br />
<strong>van</strong> vergunninghou<strong>de</strong>r. De Af<strong>de</strong>ling overweegt<br />
dienaangaan<strong>de</strong> dat – nog daargelaten dat <strong>het</strong> gelet<br />
<strong>op</strong> <strong>de</strong> thans vergun<strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ringen twijfelachtig is<br />
of <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r vergun<strong>de</strong> activiteiten <strong>de</strong> thans vergun<strong>de</strong><br />
geluidsgrenswaar<strong>de</strong>n <strong>de</strong>kken – volgens <strong>het</strong> stelsel<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> circulaire Industrielawaai bepaling <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> referentieniveau <strong>van</strong> <strong>het</strong> ter plaatse heersen<strong>de</strong><br />
omgevingsgeluid nodig is om <strong>de</strong> streefwaar<strong>de</strong>n te<br />
mogen overschrij<strong>de</strong>n. Het beroep <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r<br />
<strong>op</strong> bestaan<strong>de</strong> rechten kan evenmin wor<strong>de</strong>n gezien<br />
als een on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestuurlijke afwegingsproces,<br />
omdat dit immers alleen mogelijk is na bepaling<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> referentieniveau. Nu verweer<strong>de</strong>r<br />
heeft nagelaten <strong>het</strong> referentieniveau te bepalen,<br />
heeft hij in strijd gehan<strong>de</strong>ld met <strong>het</strong> door hem gekozen<br />
uitgangspunt.<br />
K34<br />
ABRS 14 mei 2003, nr. 200202336/1 (GS Zuid-<br />
Holland)<br />
Wet milieubeheer, artikel 8.7 lid 3<br />
Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer,<br />
artikel 7 lid 2, on<strong>de</strong>r b<br />
B&W <strong>van</strong> naburige gemeente behoeven niet te<br />
wor<strong>de</strong>n betrokken bij een vergunningaanvraag indien<br />
<strong>de</strong>ze geen milieugevolgen heeft binnen <strong>de</strong> inrichting.<br />
Veran<strong>de</strong>ringsvergunning krachtens <strong>de</strong> Wm voor een<br />
<strong>op</strong>- en overslagbedrijf. Volgens appellanten heeft<br />
verweer<strong>de</strong>r ten onrechte verzuimd om <strong>het</strong> college<br />
<strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> Schiplui<strong>de</strong>n<br />
te betrekken bij <strong>de</strong> totstandkoming <strong>van</strong> <strong>de</strong> vergunningaanvraag.<br />
De Af<strong>de</strong>ling overweegt dat <strong>de</strong> afstand<br />
tussen <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige inrichting en <strong>de</strong> grens<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente Schiplui<strong>de</strong>n net groter is dan 200<br />
meter. De woningen <strong>van</strong> appellanten zijn dicht bij<br />
die gemeentegrens gelegen. Uit <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />
blijkt dat <strong>het</strong> beschermingsniveau dat ten<br />
grondslag ligt aan <strong>de</strong> vigeren<strong>de</strong> <strong>op</strong>richtingsvergunning<br />
en <strong>de</strong> daaraan verbon<strong>de</strong>n voorschriften eveneens<br />
<strong>van</strong> toepassing is <strong>op</strong> <strong>de</strong> thans vergun<strong>de</strong> wijzigingen<br />
binnen <strong>de</strong> inrichting. Gelet hier<strong>op</strong> bestaat<br />
geen aanleiding voor <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el dat verweer<strong>de</strong>r<br />
zich niet in re<strong>de</strong>lijkheid <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt heeft<br />
kunnen stellen dat <strong>de</strong> invloed <strong>van</strong> <strong>de</strong> milieubelasting<br />
als gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong> betrokken wijziging zich<br />
niet <strong>op</strong> een afstand <strong>van</strong> meer dan 200 meter zal<br />
doen gevoelen.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Milieu kort<br />
59<br />
K35<br />
ABRS 14 mei 2003, nr. 200202993/1 (Staatssecretaris<br />
LNV)<br />
Verplaatsing <strong>van</strong> schapen binnen <strong>de</strong> inrichting ten<br />
onrechte gemeld.<br />
Acceptatie <strong>van</strong> melding omtrent uitbreiding <strong>van</strong> een<br />
bestaan<strong>de</strong> veestalling en <strong>het</strong> veran<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> een<br />
schapenschuur. Appellanten menen dat <strong>de</strong> melding<br />
ten onrechte is geaccepteerd. Door <strong>de</strong> melding<br />
vindt een verplaatsing <strong>van</strong> <strong>de</strong> schapen binnen <strong>de</strong><br />
inrichting plaats <strong>van</strong> <strong>de</strong> werktuigenberging naar <strong>de</strong><br />
uit te brei<strong>de</strong>n veestalling. Hierdoor neemt <strong>de</strong> afstand<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> stalruimte voor <strong>de</strong>ze dieren tot woningen<br />
af. Gelet hier<strong>op</strong> leidt <strong>de</strong> melding wat betreft<br />
stankhin<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> schapen tot grotere na<strong>de</strong>lige gevolgen<br />
voor <strong>het</strong> milieu. De omstandigheid dat <strong>de</strong><br />
schapen een groot ge<strong>de</strong>elte <strong>van</strong> <strong>het</strong> jaar niet in<br />
<strong>de</strong>ze stal verblijven, maar vrij <strong>op</strong> <strong>het</strong> terrein <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
inrichting verblijven, doet aan <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong> niet<br />
af. Het beroep is gegrond.<br />
Natuurbeschermingswet, artikel 12<br />
EG-richtlijn 92/43 (Habitatrichtlijn), artikel 6<br />
lid 2<br />
Richtlijnconforme interpretatie artikel 12 Natuurbeschermingswet.<br />
Vergunning voor <strong>op</strong>vissen mosselzaad<br />
in Wad<strong>de</strong>nzee terecht geweigerd.<br />
Weigering vergunning ingevolge <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet<br />
(Nbw) voor <strong>het</strong> <strong>op</strong>vissen <strong>van</strong> 50.000 ton<br />
mosselzaad in <strong>de</strong> Wad<strong>de</strong>nzee. Wad<strong>de</strong>nzee<strong>gebied</strong> is<br />
speciale beschermingszone als bedoeld in <strong>de</strong> Habitatrichtlijn.<br />
Omdat <strong>de</strong> Nbw noch an<strong>de</strong>re regelgeving<br />
regels bevat die bedoeld zijn ter implementatie <strong>van</strong><br />
artikel 6, twee<strong>de</strong> lid <strong>van</strong> <strong>de</strong> Habitatrichtlijn kan artikel<br />
12 Nbw in zoverre richtlijnconform wor<strong>de</strong>n<br />
uitgelegd. Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> PKB<br />
Wad<strong>de</strong>nzee gevoer<strong>de</strong> beleid <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r waarin<br />
on<strong>de</strong>r meer <strong>het</strong> voorzorgsbeginsel een belangrijke<br />
rol speelt en <strong>het</strong> belang <strong>van</strong> stabiele mosselbanken<br />
voor <strong>de</strong> voedselvoorziening <strong>van</strong> vogels, heeft verweer<strong>de</strong>r<br />
in re<strong>de</strong>lijkheid <strong>de</strong> gevraag<strong>de</strong> vergunning<br />
kunnen weigeren.<br />
K37<br />
ABRS 21 mei 2003, nr. 200206322/1 (Staatssecretaris<br />
V&W)<br />
Wet milieubeheer, artikel 20.6 lid 2 on<strong>de</strong>r d<br />
Algemene wet bestuursrecht, artikel 1:2<br />
Appellanten kunnen niet als belanghebben<strong>de</strong>n<br />
wor<strong>de</strong>n aangemerkt zodat ze niet-ont<strong>van</strong>kelijk<br />
zijn.<br />
Vergunning krachtens <strong>de</strong> Wvo voor <strong>het</strong> lozen <strong>van</strong><br />
afvalwater <strong>op</strong> <strong>het</strong> Noordzeekanaal. Alle appellanten<br />
wonen <strong>op</strong> een aanzienlijke afstand <strong>van</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige<br />
inrichting. Gelet hier<strong>op</strong> kan <strong>het</strong> belang <strong>van</strong><br />
geen <strong>de</strong>r appellanten wor<strong>de</strong>n geacht rechtstreeks te<br />
zijn betrokken bij <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit. Zij kunnen<br />
<strong>de</strong>rhalve niet wor<strong>de</strong>n aangemerkt als belanghebben<strong>de</strong>n.<br />
Volgt niet-ont<strong>van</strong>kelijk verklaring <strong>van</strong> appellanten<br />
in hun beroep.<br />
K36<br />
ABRS 21 mei 2003, nr. 200205490/1 (Ameland)<br />
K38<br />
ABRS 28 mei 2003, nr. 200101998/1 (Rid<strong>de</strong>rkerk)<br />
Wet milieubeheer, artikel 8.19 lid 2<br />
Besluit <strong>op</strong>slag- en transportbedrijven milieubeheer,<br />
artikel 5 lid 1<br />
Beleidsvrijheid bij stellen <strong>van</strong> na<strong>de</strong>re eisen <strong>op</strong><br />
grond <strong>van</strong> AMvB ex artikel 8.40 Wet milieubeheer.<br />
Besluit tot <strong>het</strong> stellen <strong>van</strong> na<strong>de</strong>re eisen. De Af<strong>de</strong>ling<br />
overweegt dat bij <strong>de</strong> beantwoording <strong>van</strong> <strong>de</strong> vraag of<br />
gebruik wordt gemaakt <strong>van</strong> <strong>de</strong> bevoegdheid om na<strong>de</strong>re<br />
eisen te stellen als bedoeld in artikel 5, eerste<br />
lid <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit <strong>op</strong>slag- en transportbedrijven<br />
milieubeheer, <strong>het</strong> bevoegd gezag beleidsvrijheid<br />
toekomt. An<strong>de</strong>rs dan bij vergunningverlening kan<br />
<strong>het</strong> bevoegd gezag daarbij alle betrokken belangen<br />
afwegen.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
60<br />
Milieu kort<br />
K39<br />
ABRS 28 mei 2003, nr. 200105195/1 (GS Zeeland)<br />
Wet milieubeheer, artikel 1.1 lid 1<br />
Brandbare stoffen (Solvenol) die vrijkomen bij <strong>de</strong><br />
productie <strong>van</strong> plakmid<strong>de</strong>len zijn beoog<strong>de</strong> producten<br />
en mitsdien geen afvalstoffen.<br />
Last on<strong>de</strong>r dwangsom wegens <strong>het</strong> verbran<strong>de</strong>n <strong>van</strong><br />
gevaarlijke afvalstoffen in strijd met <strong>de</strong> Regeling<br />
verbran<strong>de</strong>n gevaarlijke afvalstoffen. Appellante en<br />
verweer<strong>de</strong>r verschillen <strong>van</strong> mening over <strong>de</strong> vraag of<br />
sprake is <strong>van</strong> afvalstoffen. In <strong>de</strong> inrichting wor<strong>de</strong>n<br />
plakmid<strong>de</strong>len geproduceerd. Tij<strong>de</strong>ns <strong>het</strong> productieproces<br />
wor<strong>de</strong>n brandbare stoffen (Sovenol) afgeschei<strong>de</strong>n<br />
door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong> diverse <strong>de</strong>stillatieprocessen.<br />
Gebleken is dat <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> soorten<br />
Solvenol beoogd geproduceer<strong>de</strong> brandbare stoffen<br />
zijn. Sovenol is dan ook geen productieresidu. Nu<br />
<strong>de</strong> stoffen beoog<strong>de</strong> producten zijn, is evenmin sprake<br />
<strong>van</strong> afvalstoffen. Het gebruik <strong>van</strong> een stof als<br />
brandstof is weliswaar een gangbare metho<strong>de</strong> <strong>van</strong><br />
nuttige toepassing maar uit die overweging kan niet<br />
voortvloeien dat stoffen enkel wegens <strong>de</strong> beoog<strong>de</strong><br />
bestemming daar<strong>van</strong> als afvalstof moeten wor<strong>de</strong>n<br />
aangemerkt. Evenmin kan in dit geval doorslaggeven<strong>de</strong><br />
betekenis wor<strong>de</strong>n toegekend aan <strong>de</strong> omstandigheid<br />
dat voor <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> Solvenol als<br />
brandstof bijzon<strong>de</strong>re voorzorgsmaatregelen moeten<br />
wor<strong>de</strong>n getroffen.<br />
K40<br />
Vz. ABRS 2 juni 2003, nr. 200206887/2 (Delft)<br />
Wet milieubeheer, artikel 8.11<br />
Algemene wet bestuursrecht, artikel 5:32<br />
moet zijn’. De Voorzitter overweegt dat in <strong>het</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong><br />
voorschrift noch in enig an<strong>de</strong>r voorschrift<br />
is ge<strong>de</strong>finieerd wat on<strong>de</strong>r <strong>het</strong> begrip<br />
‘aanvaardbaar niveau <strong>van</strong> brandveiligheid’ dient te<br />
wor<strong>de</strong>n verstaan. Dit begrip leent zich voor invulling<br />
naar voortschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> inzichten waardoor niet<br />
dui<strong>de</strong>lijk is welke maatregelen verzoeker moet treffen<br />
om aan <strong>het</strong> voorschrift te voldoen. Mitsdien is<br />
<strong>het</strong> voorschrift rechtsonzeker. Volgt schorsing <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> dwangsombesluit.<br />
K41<br />
ABRS 4 juni 2003, nr. 200205507/1 (Dirksland)<br />
Algemene wet bestuursrecht, artikel 7:11<br />
Naar aanleiding <strong>van</strong> heroverwegingsprocedure te<br />
nemen besluit kan niet afhankelijk wor<strong>de</strong>n gesteld<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> uitkomst <strong>van</strong> na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek.<br />
Afwijzing om een last on<strong>de</strong>r dwangsom <strong>op</strong> te leggen.<br />
Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar wordt<br />
gegrond verklaard. Verweer<strong>de</strong>r heeft <strong>de</strong> gegrondverklaring<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> bezwaar niet gepaard doen gaan<br />
met een na<strong>de</strong>r, voor beroep bij <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling vatbaar<br />
inhou<strong>de</strong>lijk besluit. Verweer<strong>de</strong>r heeft te kennen gegeven<br />
dat hij dit nieuwe besluit eerst neemt nadat<br />
in overleg met omwonen<strong>de</strong>n nieuwe geluidsmetingen<br />
zijn verricht. De Af<strong>de</strong>ling is <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat verweer<strong>de</strong>r<br />
heeft gehan<strong>de</strong>ld in strijd met <strong>de</strong> Algemene<br />
wet bestuursrecht, met name met <strong>het</strong>geen in artikel<br />
7:11 is bepaald aangaan<strong>de</strong> <strong>de</strong> bezwaarschriftprocedure.<br />
Door in <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit te volstaan<br />
met gegrondverklaring <strong>van</strong> <strong>het</strong> bezwaarschrift, terwijl<br />
<strong>het</strong> nemen <strong>van</strong> een nieuw besluit afhankelijk<br />
wordt gesteld <strong>van</strong> een na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek, geeft verweer<strong>de</strong>r<br />
er blijk <strong>van</strong> dat een volledige heroverweging<br />
nog niet heeft plaatsgevon<strong>de</strong>n.<br />
Voorschrift dusdanig geredigeerd dat <strong>het</strong> als<br />
rechtsonzeker moet wor<strong>de</strong>n aangemerkt.<br />
Last on<strong>de</strong>r dwangsom wegens overtreding <strong>van</strong> vergunningvoorschrift.<br />
In <strong>het</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> voorschrift<br />
is gesteld dat ‘binnen <strong>de</strong> inrichting een aanvaardbaar<br />
niveau <strong>van</strong> brandveiligheid aanwezig<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Milieu kort<br />
61<br />
K42<br />
Vz. ABRS 10 juni 2003, nr. 200302902/1 (GS<br />
Zuid-Holland)<br />
Algemene wet bestuursrecht, artikel 5:32<br />
Wet milieubeheer, artikel 1.1 lid 1 en artikel<br />
10.2 lid 1<br />
Besluit stortverbod buiten inrichtingen, artikel 2<br />
lid 3<br />
Gebruik <strong>van</strong> reststoffen buiten inrichtingsverband;<br />
omdat <strong>de</strong> reststoffen afvalstoffen zijn, was verweer<strong>de</strong>r<br />
bevoegd tot <strong>het</strong> <strong>op</strong>leggen <strong>van</strong> een last<br />
on<strong>de</strong>r dwangsom.<br />
Last on<strong>de</strong>r dwangsom wegens <strong>het</strong> storten <strong>van</strong> afvalstoffen<br />
in een sloot. Op grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> aan appellant<br />
verleen<strong>de</strong> ontheffing <strong>van</strong> <strong>de</strong> Veror<strong>de</strong>ning Bescherming<br />
Landschap en Natuur Zuid-Holland mag<br />
<strong>het</strong> <strong>de</strong>mpingsmateriaal uitsluitend bestaan uit<br />
boomschors en onversnipperd snoeihout, ontdaan<br />
<strong>van</strong> afvalstoffen zoals geïmpregneerd of geverfd<br />
hout, papier, plastic, metalen, puin e.d. Verweer<strong>de</strong>r<br />
heeft aangevoerd dat <strong>het</strong> <strong>de</strong>mpen <strong>van</strong> <strong>de</strong> sloot is<br />
uitgevoerd met bruin blad en takjes, waarin<br />
plastics, kunststofmaterialen en sporen <strong>van</strong> puin en<br />
bakstenen zijn aangetroffen. Het materiaal bestond<br />
uit restproducten <strong>van</strong> kwekerijen en was <strong>de</strong>els aan<br />
<strong>het</strong> composteren. Omdat <strong>het</strong> materiaal niet bedoeld<br />
en geschikt is voor <strong>het</strong> <strong>de</strong>mpen <strong>van</strong> sloten is volgens<br />
verweer<strong>de</strong>r sprake <strong>van</strong> afvalstoffen. Verzoeker<br />
om schorsing meent dat <strong>de</strong> gebruikte houtachtige<br />
materialen als primaire grondstoffen voor sloot<strong>de</strong>mpingen<br />
moeten wor<strong>de</strong>n aangemerkt. Deze materialen<br />
zijn <strong>de</strong>rhalve naar maatschappelijke <strong>op</strong>vattingen<br />
geen afvalstoffen. Voorts is niet gebleken dat<br />
bijzon<strong>de</strong>re voorzorgsmaatregelen ter bescherming<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> milieu had<strong>de</strong>n moeten wor<strong>de</strong>n getroffen.<br />
De Af<strong>de</strong>ling overweegt dat houtachtig materiaal <strong>op</strong><br />
of in <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m is gebracht dat <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
ontheffing niet is toegestaan. Dit materiaal is afkomstig<br />
<strong>van</strong> een recyclingsbedrijf die <strong>het</strong> materiaal<br />
heeft betrokken <strong>van</strong> diverse aanbie<strong>de</strong>rs. Niet is gebleken<br />
dat <strong>de</strong> aanbie<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> <strong>het</strong> materiaal hebben<br />
beoogd <strong>de</strong> stoffen die zij hebben afgegeven aan <strong>het</strong><br />
<strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> recyclingsbedrijf, te produceren met<br />
<strong>het</strong> oog <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebruik ten behoeve <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>de</strong>mpen<br />
<strong>van</strong> een sloot dan wel an<strong>de</strong>r gebruik. Deze stoffen<br />
zijn daarom restproducten. Voorts is aannemelijk<br />
gewor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> toegepaste materialen verontreinigingen<br />
bevatten en moeten <strong>de</strong> stoffen naar <strong>het</strong><br />
oor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> Voorzitter naar maatschappelijke<br />
<strong>op</strong>vattingen wor<strong>de</strong>n beschouwd als afvalstoffen.<br />
Mitsdien hebben <strong>de</strong> aanbie<strong>de</strong>rs zich <strong>van</strong> <strong>de</strong> stoffen<br />
ontdaan en zijn <strong>de</strong>ze aan te merken als afvalstoffen.<br />
Niet is gebleken dat verzoeker han<strong>de</strong>lingen<br />
heeft verricht waardoor aan <strong>de</strong> stoffen <strong>de</strong> kwalificatie<br />
afvalstof is komen te ontvallen. Derhalve was<br />
verweer<strong>de</strong>r bevoegd tot <strong>het</strong> <strong>op</strong>leggen <strong>van</strong> <strong>de</strong> last<br />
on<strong>de</strong>r dwangsom.<br />
K43<br />
ABRS 11 juni 2003, nr. 200204930/1 (E<strong>de</strong>)<br />
Wet milieubeheer, artikelen 8.10 en 8.11<br />
Het referentieniveau <strong>van</strong> <strong>het</strong> omgevingsgeluid<br />
wordt bepaald door <strong>het</strong> cumulatieve geluidsniveau<br />
<strong>van</strong> alle bronnen in <strong>de</strong> omgeving <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting<br />
vast te stellen.<br />
Revisievergunning krachtens <strong>de</strong> Wm voor een houtverwerkend<br />
bedrijf. Verweer<strong>de</strong>r heeft bij <strong>het</strong> bepalen<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> referentieniveau <strong>van</strong> <strong>het</strong> omgevingsgeluid<br />
<strong>de</strong> bijdrage <strong>van</strong> <strong>het</strong> in <strong>de</strong> directe omgeving <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige inrichting gevestig<strong>de</strong> bedrijf buiten<br />
beschouwing gelaten. De Af<strong>de</strong>ling overweegt dat <strong>op</strong><br />
grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> Handreiking industrielawaai en vergunningverlening<br />
bij <strong>de</strong> bepaling <strong>van</strong> <strong>het</strong> referentieniveau<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> omgevingsgeluid in beginsel alle<br />
aanwezige geluidsbronnen moeten wor<strong>de</strong>n betrokken.<br />
Verweer<strong>de</strong>r heeft ter zitting niet dui<strong>de</strong>lijk kunnen<br />
maken waarom hij <strong>het</strong> nabij <strong>de</strong> inrichting gelegen<br />
bedrijf bij <strong>het</strong> bepalen <strong>van</strong> <strong>het</strong> referentieniveau<br />
buiten beschouwing heeft gelaten. Volgt vernietiging<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> geluidsvoorschriften <strong>van</strong> <strong>de</strong> vergunning.<br />
NB: Hoewel dit in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige uitspraak niet<br />
zo dui<strong>de</strong>lijk tot uiting komt, wordt bij <strong>het</strong> bepalen<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> referentieniveau <strong>van</strong> <strong>het</strong> omgevingsgeluid <strong>de</strong><br />
geluidsbijdrage <strong>van</strong> <strong>de</strong> te beoor<strong>de</strong>len bron (<strong>de</strong> inrichting<br />
zelf) buiten beschouwing gelaten, <strong>het</strong>geen<br />
voortvloeit uit <strong>de</strong> toepassing <strong>van</strong> <strong>het</strong> standstillbeginsel.<br />
Dit wordt bevestigd door <strong>de</strong> hiernavolgen<strong>de</strong><br />
passage uit <strong>de</strong> Handreiking industrielawaai en<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
62<br />
Milieu kort<br />
vergunningverlening (pagina 3): ‘Het omgevingsgeluid<br />
is <strong>het</strong> totaal <strong>van</strong> gelui<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> akoestische<br />
situatie ter plaatse bepaalt, echter met uitzon<strong>de</strong>ring<br />
<strong>van</strong> een eventueel reeds aanwezige bron<br />
waarover wordt geklaagd, of waarin men uit an<strong>de</strong>re<br />
hoof<strong>de</strong> speciale interesse heeft, ongeacht of<br />
<strong>de</strong>ze bron al dan niet omgevingseigen is.’ Met <strong>de</strong><br />
woor<strong>de</strong>n ‘geluidsbron waarover wordt geklaagd’ cq<br />
‘<strong>de</strong> geluidsbron waarin men uit an<strong>de</strong>re hoof<strong>de</strong> interesse<br />
heeft’ wordt gedoeld <strong>op</strong> <strong>het</strong> ter beoor<strong>de</strong>ling<br />
staan<strong>de</strong> bedrijf. Ook lezing <strong>van</strong> <strong>de</strong> Handleiding<br />
meten en rekenen industrielawaai IL-HR-15-01<br />
(pagina 8) leidt tot <strong>de</strong> conclusie dat <strong>het</strong> te beoor<strong>de</strong>len<br />
bedrijf buiten beschouwing moet wor<strong>de</strong>n gelaten<br />
bij <strong>het</strong> vaststellen <strong>van</strong> <strong>het</strong> referentieniveau <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> omgevingsgeluid. Het buiten beschouwing laten<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> ter beoor<strong>de</strong>ling staan<strong>de</strong> bedrijf bij <strong>de</strong> bepaling<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> referentieniveau vloeit voort uit <strong>de</strong> toepassing<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> standstill-beginsel. Het niet hanteren<br />
<strong>van</strong> dit beginsel zou lei<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong> (meestal)<br />
ongewenste situatie dat bij vestiging <strong>van</strong> elk nieuw<br />
bedrijf <strong>het</strong> referentieniveau <strong>van</strong> <strong>het</strong> omgevingsgeluid<br />
zou toenemen, <strong>het</strong>geen <strong>op</strong> <strong>de</strong>n duur leidt tot<br />
een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat.<br />
Wim Drost.<br />
K44<br />
ABRS 18 juni 2003, nr. 200101389/2 (Heer<strong>de</strong>)<br />
Wet milieubeheer, artikel 8.19 lid 2<br />
Acceptatie melding on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong> dat<br />
akoestisch on<strong>de</strong>rzoek aantoont dat aan <strong>de</strong> geluidsnormering<br />
kan wor<strong>de</strong>n voldaan, is niet mogelijk.<br />
Acceptatie melding voor <strong>de</strong> plaatsing <strong>van</strong> twee silo’s<br />
<strong>van</strong> 12 meter hoogte met bijbehoren<strong>de</strong> installaties.<br />
Appellanten zijn beducht voor stank- en geluidshin<strong>de</strong>r.<br />
Met betrekking tot stankhin<strong>de</strong>r overweegt <strong>de</strong><br />
Af<strong>de</strong>ling dat <strong>de</strong> silo’s dagelijks wor<strong>de</strong>n bevoorraad<br />
door een bulkwagen die daarvoor pal langs <strong>de</strong> betrokken<br />
woning moet wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong>gesteld. De uitlaatgassen<br />
<strong>van</strong> die bulkwagen veroorzaken stankhin<strong>de</strong>r<br />
en mogelijk scha<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> gezondheid. In <strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> vergunning zijn geen normen of<br />
grenswaar<strong>de</strong>n <strong>op</strong>genomen ter beperking <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze<br />
milieugevolgen (een zorgplichtbepaling geldt niet<br />
als zodanig). Mitsdien is ten <strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> <strong>de</strong> vergun<strong>de</strong><br />
situatie sprake <strong>van</strong> een toename <strong>van</strong> emissie<br />
<strong>van</strong> geur- en scha<strong>de</strong>lijke stoffen. Met betrekking tot<br />
geluidshin<strong>de</strong>r stelt verweer<strong>de</strong>r dat <strong>het</strong> bij <strong>de</strong> melding<br />
behoren<strong>de</strong> akoestisch rapport aantoont dat<br />
door <strong>het</strong> treffen <strong>van</strong> aanvullen<strong>de</strong> maatregelen <strong>de</strong><br />
geluidsgrenswaar<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> vergunning<br />
niet wor<strong>de</strong>n overschre<strong>de</strong>n. Verweer<strong>de</strong>r heeft<br />
daarom <strong>de</strong> melding geaccepteerd on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong><br />
‘dat binnen een termijn <strong>van</strong> 1 maand nadat<br />
<strong>de</strong> uitbreiding daadwerkelijk is gerealiseerd,<br />
mid<strong>de</strong>ls een akoestisch <strong>op</strong>leveringsrapport wordt<br />
aangetoond dat <strong>de</strong> aangebrachte voorzieningen<br />
daadwerkelijk <strong>het</strong> gewenste effect sorteren en <strong>de</strong>rhalve<br />
<strong>de</strong> inrichting ook na uitbreiding aan <strong>de</strong> in <strong>de</strong><br />
vergunning voorgeschreven normeringen blijft voldoen’.<br />
De Af<strong>de</strong>ling is <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat <strong>het</strong> accepteren<br />
<strong>van</strong> een melding on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong> dat nadien<br />
door <strong>de</strong> indiener <strong>van</strong> <strong>de</strong> melding wordt<br />
aangetoond dat wordt voldaan aan <strong>de</strong> in <strong>de</strong> vergunning<br />
voorgeschreven normering zich niet verdraagt<br />
met artikel 8.19 lid 2 Wm. Daarnaast leidt <strong>het</strong> accepteren<br />
<strong>van</strong> een <strong>de</strong>rgelijke voorwaar<strong>de</strong> tot rechtsonzekerheid,<br />
omdat bij <strong>het</strong> niet voldoen aan <strong>de</strong><br />
voorwaar<strong>de</strong> niet dui<strong>de</strong>lijk is wat <strong>de</strong> rechtsgevolgen<br />
zijn <strong>van</strong> <strong>het</strong> besluit tot acceptatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> melding.<br />
K45<br />
ABRS 18 juni 2003, nr. 200201118/1 (Delfzijl)<br />
Wet milieubeheer, artikel 1.1 lid 4<br />
Door ontbreken <strong>van</strong> zeggenschap en an<strong>de</strong>re organisatorische<br />
bindingen is geen sprake <strong>van</strong> één inrichting<br />
in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer.<br />
Oprichtingsvergunning krachtens <strong>de</strong> Wm voor een<br />
windturbinepark dat bestaat uit 34 windturbines.<br />
Appellanten voeren aan dat 4 <strong>van</strong> <strong>de</strong> 34 windturbines<br />
geen bindingen hebben met <strong>de</strong> overige windturbines<br />
en daarom geen <strong>de</strong>el uitmaken <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rhavige inrichting. Verweer<strong>de</strong>r meent dat een<br />
eventuele inbreuk <strong>op</strong> eigendomsverhoudingen geen<br />
re<strong>de</strong>n kan zijn om te veron<strong>de</strong>rstellen dat <strong>de</strong> windturbines<br />
niet tot <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> inrichting behoren. De Af<strong>de</strong>ling<br />
overweegt dat voor <strong>het</strong> antwoord <strong>op</strong> <strong>de</strong> vraag<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Milieu kort<br />
63<br />
of zich één inrichting voordoet in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wm<br />
<strong>de</strong> feitelijke situatie bepalend is en niet of <strong>de</strong> activiteiten<br />
al dan niet wor<strong>de</strong>n verricht door verschillen<strong>de</strong><br />
rechtspersonen. Uit <strong>de</strong> stukken blijkt dat appellante<br />
sub 2 feitelijk <strong>de</strong> zeggenschap heeft over 4<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> 34 windturbines en <strong>de</strong>ze zeggenschap niet<br />
<strong>op</strong> enigerlei wijze <strong>de</strong>elt met of heeft toebe<strong>de</strong>eld aan<br />
vergunninghoudster. Ook overigens zijn geen organisatorische<br />
bindingen aanwezig. Volgt vernietiging<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit.<br />
K46<br />
ABRS 18 juni 2003, nr. 200206281/1 (Nunspeet)<br />
Wet milieubeheer, artikelen 8.1 en 8.4<br />
Door verlenen <strong>van</strong> an<strong>de</strong>re dan aangevraag<strong>de</strong> vergunning<br />
is <strong>de</strong> grondslag <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanvraag verlaten.<br />
Revisievergunning voor een ambachtelijke slagerij.<br />
Appellant-vergunninghou<strong>de</strong>r betoogt dat verweer<strong>de</strong>r<br />
ten onrechte een revisievergunning heeft verleend<br />
in plaats <strong>van</strong> een veran<strong>de</strong>ringsvergunning. De<br />
Af<strong>de</strong>ling overweegt dat vaststaat dat <strong>de</strong> aanvraag<br />
ziet <strong>op</strong> een veran<strong>de</strong>ringsvergunning. Door een revisievergunning<br />
te verlenen, terwijl een veran<strong>de</strong>ringsvergunning<br />
is aangevraagd, heeft verweer<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />
grondslag <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanvraag verlaten en gehan<strong>de</strong>ld<br />
in strijd met <strong>het</strong> systeem <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
64<br />
Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />
03-61<br />
Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 26 juni 2002, nr.<br />
200100717/1, inzake <strong>het</strong> bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein<br />
Angstelka<strong>de</strong>’ <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente Loenen.<br />
In <strong>de</strong> gemeentelijke Staat <strong>van</strong> Bedrijfsactiviteiten<br />
wordt uitgegaan <strong>van</strong> <strong>de</strong> VNG-brochure 1992,<br />
terwijl al bijna een jaar voor tervisielegging <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
ontwerpplan <strong>de</strong> VNG-brochure 1999, waarin nieuwe<br />
ervaringsgegevens zijn verwerkt, verschenen<br />
was. De VNG-brochure 1992 gaat uit <strong>van</strong> <strong>de</strong> SBI<br />
1974, terwijl <strong>de</strong> Staat <strong>van</strong> Bedrijfsactiviteiten <strong>de</strong><br />
SBI 1993 hanteert. Voorts is <strong>de</strong> in <strong>het</strong> plan aangehou<strong>de</strong>n<br />
afstand kleiner dan <strong>de</strong> aan te hou<strong>de</strong>n afstand<br />
uit <strong>de</strong> VNG-brochure 1992 zon<strong>de</strong>r dat dit<br />
behoorlijk is gemotiveerd. Dat een beoor<strong>de</strong>ling in<br />
<strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer nodig is, vormt<br />
<strong>op</strong> zichzelf in elk geval geen voldoen<strong>de</strong> motivering.<br />
Algemene wet bestuursrecht, artikel 3:46<br />
2.4.2. In <strong>de</strong> plantoelichting wordt vermeld dat categorie<br />
3.1 bedrijven gelet <strong>op</strong> hun aard en invloed <strong>op</strong><br />
<strong>de</strong> omgeving wor<strong>de</strong>n toegelaten in <strong>de</strong> directe omgeving<br />
<strong>van</strong> woningen, echter over <strong>het</strong> algemeen geschei<strong>de</strong>n<br />
door een groenstrook of een weg en voorzien<br />
<strong>van</strong> een eigen autoverbinding met hoofd- en of<br />
verbindingswegen. Bedrijven en bedrijfsactiviteiten<br />
uit <strong>de</strong> categorie 3.2 wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong> circa 100 meter <strong>van</strong><br />
woningen toegelaten. Deze bedrijven dienen geschei<strong>de</strong>n<br />
te zijn <strong>van</strong> gevoelige functies door an<strong>de</strong>re<br />
of min<strong>de</strong>r gevoelige functies. Gezien <strong>de</strong> ontsluitingsstructuur<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> bedrijventerrein zijn bedrijfsactiviteiten<br />
uit <strong>de</strong> categorie 3.2 toelaatbaar in <strong>de</strong><br />
hal <strong>van</strong> Conmedra (<strong>het</strong> staalconstructiebedrijf) die<br />
zich niet direct naast <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij (<strong>de</strong> woning <strong>van</strong><br />
A.) bevindt.<br />
In bijlage 1 <strong>van</strong> <strong>de</strong> plantoelichting wordt vermeld<br />
dat als belangrijkste bron bij <strong>het</strong> <strong>op</strong>stellen <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> staat <strong>van</strong> bedrijfsactiviteiten heeft gediend <strong>de</strong><br />
lijst <strong>van</strong> bedrijfstypen uit <strong>de</strong> brochure Bedrijven en<br />
milieuzonering <strong>van</strong> <strong>de</strong> Vereniging <strong>van</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
Gemeenten <strong>van</strong> 1992 (hierna: <strong>de</strong> VNG-brochure<br />
1992). Voorts blijkt uit <strong>de</strong>ze bijlage dat <strong>de</strong> staat <strong>van</strong><br />
bedrijfsactiviteiten afwijkt <strong>van</strong> <strong>de</strong> evengenoem<strong>de</strong><br />
lijst <strong>van</strong> bedrijfstypen, in die zin dat <strong>de</strong>ze is verfijnd<br />
<strong>op</strong> basis <strong>van</strong> an<strong>de</strong>re bronnen en praktijkervaringen.<br />
Zo is categorie 3 on<strong>de</strong>rver<strong>de</strong>eld in twee subcategorieën.<br />
Het verschil tussen <strong>de</strong>ze subcategorieën is<br />
gebaseerd <strong>op</strong> <strong>de</strong> gehanteer<strong>de</strong> afstan<strong>de</strong>n binnen categorie<br />
3 in <strong>de</strong> VNG-brochure 1992: <strong>de</strong> maatgeven<strong>de</strong><br />
minimaal aan te hou<strong>de</strong>n afstand <strong>van</strong> 30 of 50<br />
meter is categorie 3.1 gewor<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> maatgeven<strong>de</strong><br />
minimaal aan te hou<strong>de</strong>n afstand <strong>van</strong> 100 meter<br />
is categorie 3.2 gewor<strong>de</strong>n. Voorts gaat <strong>de</strong> staat <strong>van</strong><br />
bedrijfsactiviteiten uit <strong>van</strong> <strong>de</strong> Standaard bedrijfsin<strong>de</strong>ling<br />
1993, terwijl <strong>de</strong> VNG-brochure 1992 uitgaat<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Standaard bedrijfsin<strong>de</strong>ling 1974.<br />
2.4.3. Uit <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong> blijkt in <strong>de</strong> eerste plaats<br />
dat voorbij is gegaan aan <strong>de</strong> in januari 1999 – <strong>de</strong>rhalve<br />
bijna een jaar vóór <strong>de</strong> tervisielegging <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
ontwerp <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestemmingsplan – verschenen<br />
nieuwe uitgave <strong>van</strong> <strong>de</strong> VNG-brochure, waarin veran<strong>de</strong>ringen<br />
in <strong>het</strong> beleid en ervaringsgegevens verwerkt<br />
zijn.<br />
In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> plaats blijkt dat ingevolge <strong>de</strong> daaraan<br />
toegeken<strong>de</strong> bestemming in <strong>de</strong> hiervoor genoem<strong>de</strong><br />
bedrijfsgebouwen activiteiten zijn toegestaan<br />
waarvoor <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> VNG-brochure<br />
1992 in beginsel een grotere <strong>ruimtelijke</strong> scheiding<br />
wenselijk moet wor<strong>de</strong>n geacht dan thans tussen <strong>de</strong><br />
loodsen en <strong>de</strong> woning <strong>van</strong> A. aanwezig is. Deze afwijking<br />
is onvoldoen<strong>de</strong> gemotiveerd. Weliswaar is<br />
sprake <strong>van</strong> bestaan<strong>de</strong> bedrijfsbebouwing waarin bedrijfsactiviteiten<br />
wor<strong>de</strong>n uitgeoefend, doch <strong>de</strong> bestemmingsregeling<br />
is niet <strong>op</strong> die activiteiten toegespitst.<br />
Het argument <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>rs dat voor elk<br />
bedrijf dat zich vestigt nog een beoor<strong>de</strong>ling in <strong>het</strong><br />
ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer nodig is, waardoor<br />
<strong>het</strong> altijd mogelijk is aanvullen<strong>de</strong> maatregelen te<br />
nemen, gericht <strong>op</strong> <strong>de</strong>ze specifieke situatie, is naar<br />
<strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling <strong>op</strong> zichzelf onvoldoen<strong>de</strong><br />
om <strong>de</strong> in <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige plan aangehou<strong>de</strong>n afstand<br />
aanvaardbaar te achten. Immers, <strong>de</strong> door verweer<strong>de</strong>rs<br />
te verrichten toetsing in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> een<br />
goedkeuringsprocedure dient een bre<strong>de</strong> planologische<br />
afweging te omvatten, waarbij aspecten <strong>van</strong><br />
milieuhygiëne me<strong>de</strong> een rol spelen.<br />
Evenmin kan als motivering dienen dat ingevolge<br />
<strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong> bestemmingsplan in <strong>het</strong> gehele<br />
plan<strong>gebied</strong> activiteiten voor houtbewerkingsbedrijven<br />
waren toegestaan, welke vergelijkbaar zijn met<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />
65<br />
bedrijven uit categorie 4.1 <strong>van</strong> <strong>de</strong> staat <strong>van</strong> bedrijfsactiviteiten,<br />
nu <strong>de</strong>ze activiteiten ter plaatse al<br />
geruime tijd niet meer wor<strong>de</strong>n uitgeoefend.<br />
Gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> geringe afstand tussen <strong>de</strong> loodsen<br />
en <strong>de</strong> woning <strong>van</strong> A. ligt een maatbestemming voor<br />
<strong>de</strong> loodsen in <strong>de</strong> re<strong>de</strong>.<br />
2.7.1. Appellanten (A) e.a. voeren aan dat verweer<strong>de</strong>rs<br />
ten onrechte goedkeuring hebben verleend aan<br />
<strong>de</strong> plan<strong>de</strong>len met een bedrijfsbestemming, omdat<br />
<strong>de</strong> geplan<strong>de</strong> bedrijvigheid voor diverse vormen <strong>van</strong><br />
onaanvaardbare hin<strong>de</strong>r zal zorgen en <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoek<br />
hiernaar onvolledig zou zijn geweest.<br />
2.4.4. Het bestre<strong>de</strong>n besluit berust gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />
hiervoor overwogene in zoverre niet <strong>op</strong> een <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>lijke<br />
motivering. Hieruit volgt dat <strong>de</strong> beroepen <strong>op</strong> dit<br />
punt gegrond zijn en dat <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />
wegens strijd met artikel 3:46 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene wet<br />
bestuursrecht dient te wor<strong>de</strong>n vernietigd voorzover<br />
verweer<strong>de</strong>rs daarbij goedkeuring hebben verleend<br />
aan <strong>het</strong> plan<strong>de</strong>el met <strong>de</strong> bestemming ‘Bedrijfsdoelein<strong>de</strong>n’<br />
betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> loodsen in <strong>het</strong> zuidwestelijke<br />
<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> plan<strong>gebied</strong>.<br />
03-62<br />
Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 8 januari 2003, nr.<br />
200000945/1, inzake <strong>het</strong> bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein<br />
Doornhoek’ <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente Veghel.<br />
Artikel 15 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning<br />
voorziet niet in <strong>de</strong> mogelijkheid <strong>van</strong> <strong>het</strong> toekennen<br />
<strong>van</strong> een vrijstellingsbevoegdheid aan <strong>de</strong><br />
gemeenteraad.<br />
Door <strong>het</strong> enkele k<strong>op</strong>pelen <strong>van</strong> <strong>het</strong> verlenen <strong>van</strong><br />
vrijstelling aan <strong>de</strong> mogelijkheid tot <strong>het</strong> verlenen<br />
<strong>van</strong> een milieuvergunning is <strong>de</strong> bevoegdheid, daargelaten<br />
of een <strong>de</strong>rgelijke k<strong>op</strong>peling in een bestemmingsplan<br />
kan wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong>genomen, onvoldoen<strong>de</strong><br />
objectief begrensd.<br />
Nu in dit geval geen wettelijke plicht bestaat<br />
tot zonering <strong>van</strong> <strong>het</strong> bedrijventerrein, staat <strong>het</strong> <strong>de</strong><br />
gemeenteraad vrij een onverplichte zonering privaatrechtelijk<br />
te regelen.<br />
Er bestaat geen wettelijke verplichting om <strong>de</strong><br />
milieueffecten <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanleg <strong>van</strong> een bedrijventerrein<br />
<strong>op</strong> dieren <strong>van</strong> <strong>de</strong> agrarische bedrijven in <strong>de</strong><br />
omgeving <strong>van</strong> <strong>het</strong> plan<strong>gebied</strong> te on<strong>de</strong>rzoeken.<br />
2.7.2. De Af<strong>de</strong>ling merkt allereerst <strong>op</strong> dat <strong>de</strong> bezwaren<br />
inzake <strong>de</strong> onvolledigheid <strong>van</strong> <strong>het</strong> MER wat betreft<br />
<strong>de</strong> cumulatie <strong>van</strong> emissies en mogelijke lichthin<strong>de</strong>r,<br />
feitelijke grondslag missen. Uit <strong>het</strong> MER en<br />
<strong>de</strong> aanvulling <strong>op</strong> <strong>het</strong> MER blijkt genoegzaam dat<br />
<strong>de</strong>ze aspecten in <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoek zijn betrokken.<br />
Voorts is <strong>de</strong> Commissie m.e.r. blijkens haar toetsingsadvies<br />
<strong>van</strong> mening dat in <strong>het</strong> MER en <strong>de</strong> aanvulling<br />
daar<strong>op</strong> <strong>de</strong> essentiële informatie aanwezig is<br />
om <strong>het</strong> milieubelang een volwaardige plaats te kunnen<br />
geven in <strong>de</strong> besluitvorming.<br />
Overigens ziet <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling in <strong>het</strong>geen appellanten<br />
ten aanzien <strong>van</strong> mogelijke lichthin<strong>de</strong>r aanvoeren<br />
geen re<strong>de</strong>n voor <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el dat verweer<strong>de</strong>rs bij hun<br />
afweging <strong>van</strong> belangen aan dit aspect te weinig gewicht<br />
hebben toegekend.<br />
2.7.3. Ten aanzien <strong>van</strong> <strong>het</strong> bezwaar dat bij <strong>de</strong> vaststelling<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> plan geen gebruik had mogen wor<strong>de</strong>n<br />
gemaakt <strong>van</strong> <strong>de</strong> brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Vereniging <strong>van</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
Gemeenten uit 1992, omdat in januari 1999 een<br />
nieuwere versie <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze brochure was verschenen,<br />
hebben verweer<strong>de</strong>rs overwogen dit niet problematisch<br />
te achten. Zij hebben daartoe meegewogen<br />
dat <strong>de</strong> planvorming in een vergevor<strong>de</strong>rd stadium<br />
verkeer<strong>de</strong>, dat <strong>de</strong> essentie <strong>van</strong> milieuzonering niet<br />
is veran<strong>de</strong>rd en dat <strong>het</strong> gemeentebestuur in <strong>het</strong> plan<br />
een wijzigingsbevoegdheid heeft <strong>op</strong>genomen om te<br />
kunnen inspelen <strong>op</strong> actuele ontwikkelingen <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />
<strong>gebied</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> milieuhygiëne.<br />
2.7.3.1. De Af<strong>de</strong>ling ziet in <strong>het</strong>geen appellanten<br />
hebben aangevoerd geen re<strong>de</strong>n <strong>het</strong> standpunt <strong>van</strong><br />
verweer<strong>de</strong>rs onjuist te achten. Zij neemt daarbij in<br />
aanmerking dat <strong>de</strong> VNG-brochure slechts een hulpmid<strong>de</strong>l<br />
is bij <strong>de</strong> voorbereiding <strong>van</strong> een bestemmingsplan<br />
en <strong>de</strong> daarin aangegeven afstan<strong>de</strong>n<br />
slechts een indicatief karakter hebben.<br />
Algemene wet bestuursrecht, artikel 10:27<br />
Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning, artikel 15<br />
2.7.4. Ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> toelaatbaarheid <strong>van</strong> bedrijven<br />
uit milieucategorie 5 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Staat <strong>van</strong> Be-<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
66<br />
Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />
drijfsactiviteiten, hebben verweer<strong>de</strong>rs overwogen<br />
dat uit <strong>de</strong> nota ‘Op Maat’ geen verplichting voortvloeit<br />
tot <strong>het</strong> <strong>op</strong>nemen <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze categorie, maar dat<br />
zij dit, gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> regionale <strong>op</strong><strong>van</strong>gtaak <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente,<br />
gerechtvaardigd achten. Met betrekking tot<br />
<strong>de</strong> afstan<strong>de</strong>n tot een aantal woningen hebben verweer<strong>de</strong>rs<br />
geconstateerd dat <strong>de</strong>ze afstan<strong>de</strong>n geringer<br />
zijn dan <strong>de</strong> afstan<strong>de</strong>n die in <strong>de</strong> VNG-brochure als<br />
richtlijn wor<strong>de</strong>n vermeld. Zij achten <strong>de</strong>ze afwijking<br />
echter aanvaardbaar, omdat <strong>het</strong> een aantal solitaire<br />
woningen in <strong>het</strong> buiten<strong>gebied</strong> betreft en <strong>de</strong> vestiging<br />
<strong>van</strong> categorie 5-bedrijven alleen mogelijk is na<br />
toepassing <strong>van</strong> flexibiliteitsbepalingen, waarbij ook<br />
<strong>de</strong> aanvaardbaarheid gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> aanwezigheid <strong>van</strong><br />
woningen wordt meegewogen.<br />
2.7.4.1. Volgens artikel 7.9 <strong>van</strong> <strong>de</strong> voorschriften,<br />
voorzover thans <strong>van</strong> belang, kan <strong>de</strong> gemeenteraad<br />
vrijstelling verlenen voor <strong>de</strong> vestiging <strong>van</strong> bedrijven<br />
uit milieucategorie 5 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Staat <strong>van</strong> Bedrijfsactiviteiten<br />
<strong>op</strong> gron<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> bestemming ‘Bedrijfsdoelein<strong>de</strong>n<br />
klasse 3 -B3-’. Het verlenen <strong>van</strong> vrijstelling<br />
is pas mogelijk indien vast staat dat voor <strong>het</strong><br />
betreffen<strong>de</strong> bedrijf een milieuvergunning verleend<br />
kan wor<strong>de</strong>n.<br />
Ingevolge artikel 15 <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO, voorzover<br />
thans <strong>van</strong> belang, kan bij een bestemmingsplan<br />
wor<strong>de</strong>n bepaald, dat burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs<br />
met inachtneming <strong>van</strong> <strong>de</strong> in <strong>het</strong> plan vervatte regelen<br />
bevoegd zijn <strong>van</strong> bij <strong>het</strong> plan aan te geven voorschriften<br />
vrijstelling te verlenen.<br />
Dit artikel kent niet <strong>de</strong> mogelijkheid <strong>van</strong> <strong>het</strong> toekennen<br />
<strong>van</strong> een vrijstellingsbevoegdheid aan <strong>de</strong> gemeenteraad.<br />
Ter zitting hebben verweer<strong>de</strong>rs dit erkend.<br />
Voorts dient een vrijstellingsbepaling uit een<br />
oogpunt <strong>van</strong> rechtszekerheid een voldoen<strong>de</strong> objectieve<br />
begrenzing te kennen. Nu in dit geval <strong>de</strong> bevoegdheid<br />
tot <strong>het</strong> verlenen <strong>van</strong> vrijstelling enkel is<br />
gek<strong>op</strong>peld aan <strong>de</strong> mogelijkheid tot <strong>het</strong> verlenen <strong>van</strong><br />
een milieuvergunning, is <strong>het</strong> voorschrift, daargelaten<br />
<strong>de</strong> vraag of een <strong>de</strong>rgelijke k<strong>op</strong>peling in een bestemmingsplan<br />
kan wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong>genomen, onvoldoen<strong>de</strong><br />
objectief begrensd. Het voorschrift is<br />
<strong>de</strong>rhalve <strong>op</strong> bei<strong>de</strong> punten in strijd met artikel 15<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO, zodat verweer<strong>de</strong>rs reeds hierom aan<br />
dit voorschrift goedkeuring had<strong>de</strong>n dienen te onthou<strong>de</strong>n.<br />
Voorts merkt <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> toelaatbaarheid<br />
<strong>van</strong> bedrijven uit milieucategorie 5 <strong>het</strong><br />
volgen<strong>de</strong> <strong>op</strong>.<br />
De VNG-brochure noemt voor bedrijven uit categorie<br />
5 als indicatieve afstandsmaat afstan<strong>de</strong>n tussen<br />
<strong>de</strong> 500 en 1000 meter tussen <strong>de</strong>rgelijke bedrijven<br />
en een rustige woonwijk. Uit <strong>de</strong> stukken blijkt dat<br />
ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> woningen in <strong>de</strong> nabije omgeving<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze gron<strong>de</strong>n uitgegaan kan wor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />
afstan<strong>de</strong>n: ongeveer 300 meter tot woonwijk<br />
De Leest, ongeveer 800 meter tot <strong>de</strong> kern Zijtaart<br />
en afstan<strong>de</strong>n tussen <strong>de</strong> 150 en 200 meter tot een<br />
aantal woningen in <strong>het</strong> buiten<strong>gebied</strong>. In <strong>de</strong> plantoelichting<br />
wordt ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> aangehou<strong>de</strong>n afstan<strong>de</strong>n<br />
<strong>op</strong>gemerkt dat ten <strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> <strong>de</strong> woonwijk<br />
De Leest <strong>de</strong> indicatieve afstan<strong>de</strong>n in acht<br />
wor<strong>de</strong>n genomen. Ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> categorie 5-<br />
bedrijven stelt <strong>de</strong> toelichting dat bij toepassing <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> vrijstellingsmogelijkheid een bre<strong>de</strong> en zorgvuldige<br />
<strong>ruimtelijke</strong> afweging zal plaatsvin<strong>de</strong>n. Hiermee<br />
wordt naar <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling onvoldoen<strong>de</strong><br />
gemotiveerd waarom <strong>de</strong>ze aanzienlijke afwijkingen<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> VNG-brochure – ook al is <strong>de</strong>ze indicatief –<br />
<strong>van</strong>uit planologisch oogpunt aanvaardbaar zijn. Ook<br />
<strong>het</strong> door verweer<strong>de</strong>rs ingenomen standpunt, zoals<br />
in overweging 2.7.4 weergegeven, acht <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling<br />
onvoldoen<strong>de</strong>. Hierbij neemt zij me<strong>de</strong> in aanmerking<br />
dat <strong>het</strong> provinciaal beleid, blijkens <strong>de</strong> nota ‘Op<br />
Maat’, on<strong>de</strong>r gemeng<strong>de</strong> bedrijventerreinen verstaat<br />
‘terreinen, bestemd voor verschillen<strong>de</strong> vormen <strong>van</strong><br />
lokale of regionale bedrijvigheid in <strong>de</strong> milieucategorieën<br />
2 t/m 4’.<br />
Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> is <strong>het</strong> plan <strong>op</strong> dit punt<br />
in strijd met artikel 15 <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO. Door <strong>het</strong> plan<br />
niettemin in zoverre goed te keuren hebben verweer<strong>de</strong>rs<br />
gehan<strong>de</strong>ld in strijd met artikel 15 <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
WRO in samenhang met artikel 10:27 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene<br />
wet bestuursrecht.<br />
De beroepen <strong>van</strong> (A) en an<strong>de</strong>ren zijn <strong>op</strong> dit punt<br />
gegrond, zodat <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit in zoverre<br />
dient te wor<strong>de</strong>n vernietigd.<br />
2.7.4.2. Uit <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong> volgt voorts dat er<br />
rechtens maar één te nemen besluit mogelijk is,<br />
zodat <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling aanleiding ziet om goedkeuring te<br />
onthou<strong>de</strong>n aan artikel 7.9 <strong>van</strong> <strong>de</strong> voorschriften bij<br />
<strong>het</strong> plan.<br />
(...)<br />
2.7.6. Ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> gevrees<strong>de</strong> overlast als<br />
gevolg <strong>van</strong> geluid- en geuremissies en <strong>de</strong> cumulatie<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze soorten hin<strong>de</strong>r hebben verweer<strong>de</strong>rs over-<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />
67<br />
wogen dat <strong>de</strong> gemeenteraad aan <strong>de</strong>ze aspecten voldoen<strong>de</strong><br />
aandacht heeft besteed. Verweer<strong>de</strong>rs zijn<br />
<strong>van</strong> mening dat <strong>het</strong> woon- en leefklimaat in <strong>de</strong> omgeving<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> bedrijventerrein niet onaanvaardbaar<br />
zal verslechteren.<br />
2.7.6.1. Uit <strong>de</strong> stukken, waaron<strong>de</strong>r in <strong>het</strong> bijzon<strong>de</strong>r<br />
<strong>het</strong> MER en <strong>de</strong> aanvulling hier<strong>op</strong>, blijkt dat ten aanzien<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> milieueffecten <strong>van</strong> <strong>het</strong> bedrijventerrein<br />
aandacht is gegeven aan <strong>de</strong> aspecten geur en geluid.<br />
Hierbij is een relatie gelegd met <strong>de</strong> indicatieve<br />
afstan<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> VNG-brochure, omdat bij <strong>de</strong> bepaling<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze afstan<strong>de</strong>n eveneens is gelet <strong>op</strong> geuren<br />
geluidsaspecten. Omdat <strong>het</strong> een te ontwikkelen<br />
terrein betreft en nog niet bekend is welke bedrijven<br />
zich hier zullen vestigen, is noodzakelijkerwijs gewerkt<br />
met een aantal aannames.<br />
Ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> cumulatie <strong>van</strong> verschillen<strong>de</strong><br />
geuremissies overweegt <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling dat hiervoor<br />
geen algemeen aanvaar<strong>de</strong> methodieken zijn ontwikkeld.<br />
Dat <strong>de</strong> gemeenteraad dit aspect bij <strong>de</strong> gronduitgifte<br />
en <strong>de</strong> vergunningverlening ver<strong>de</strong>r in zijn beoor<strong>de</strong>ling<br />
zal betrekken, hebben verweer<strong>de</strong>rs dan<br />
ook niet onjuist behoeven te achten.<br />
Voorzover appellanten overigens bezwaren hebben<br />
tegen <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re regeling <strong>van</strong> <strong>de</strong> milieuaspecten,<br />
in <strong>het</strong> bijzon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> toegestane geluidsbelasting<br />
<strong>van</strong>wege afzon<strong>de</strong>rlijke bedrijven, bij <strong>de</strong> gronduitgifte<br />
en <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> milieuvergunningen,<br />
merkt <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling <strong>op</strong> dat <strong>de</strong> wettelijke regelingen<br />
zich hier niet tegen verzetten. Nu in dit geval geen<br />
wettelijke plicht bestaat tot zonering <strong>van</strong> <strong>het</strong> bedrijventerrein,<br />
staat <strong>het</strong> <strong>de</strong> gemeenteraad vrij een onverplichte<br />
zonering privaatrechtelijk te regelen.<br />
Met betrekking tot <strong>de</strong> bezwaren <strong>van</strong> appellanten<br />
dat geen rekening zou zijn gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> door<br />
H.M.E. Mie<strong>de</strong>ma <strong>op</strong>gestel<strong>de</strong> publicatie ‘Geluid,<br />
geur en milieukwaliteit’, blijkt uit <strong>de</strong> stukken dat bij<br />
<strong>het</strong> <strong>op</strong>stellen <strong>van</strong> <strong>het</strong> MER en <strong>de</strong> aanvulling hier<strong>op</strong><br />
aan <strong>de</strong>ze publicatie en <strong>de</strong> hierin ontwikkel<strong>de</strong> Milieu<br />
Kwaliteit Maat aandacht is gegeven.<br />
Gelet <strong>op</strong> al <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong>, alsme<strong>de</strong> <strong>de</strong> uitkomsten<br />
in <strong>het</strong> MER en <strong>de</strong> aanvulling hier<strong>op</strong>, hebben<br />
verweer<strong>de</strong>rs naar <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling in re<strong>de</strong>lijkheid<br />
<strong>het</strong> standpunt in kunnen nemen dat een<br />
onaanvaardbare verslechtering <strong>van</strong> <strong>het</strong> woon- en<br />
leefklimaat niet valt te verwachten.<br />
2.7.7. Ten aanzien <strong>van</strong> <strong>het</strong> bezwaar <strong>van</strong> <strong>de</strong> maatschap<br />
(B) dat <strong>de</strong> milieueffecten <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanleg <strong>van</strong><br />
een bedrijventerrein <strong>op</strong> dieren <strong>van</strong> <strong>de</strong> agrarische bedrijven<br />
in <strong>de</strong> omgeving <strong>van</strong> <strong>het</strong> plan<strong>gebied</strong> had<strong>de</strong>n<br />
moeten wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rzocht, merkt <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling met<br />
verweer<strong>de</strong>rs <strong>op</strong> dat geen wettelijke verplichting<br />
dienaangaan<strong>de</strong> bestaat. Appellante heeft voorts niet<br />
aannemelijk gemaakt dat mogelijke negatieve effecten<br />
voor <strong>de</strong> dieren gevolgen heeft voor zijn bedrijfsvoering.<br />
Noot: In <strong>de</strong> voorgaan<strong>de</strong> twee uitspraken is in bei<strong>de</strong><br />
gevallen sprake <strong>van</strong> <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> <strong>de</strong> VNG-brochure<br />
1992, terwijl <strong>de</strong> nieuwere brochure uit 1999<br />
beschikbaar was. Bij <strong>het</strong> bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein<br />
Angstelka<strong>de</strong>’ <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente Loenen<br />
oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>de</strong> ABRS dat dit in samenhang met <strong>de</strong> in<br />
<strong>het</strong> plan aangehou<strong>de</strong>n afwijken<strong>de</strong> afstan<strong>de</strong>n zon<strong>de</strong>r<br />
dat <strong>de</strong>ze voldoen<strong>de</strong> gemotiveerd waren, leidt tot<br />
strijd met artikel 3:46 Awb. Bij <strong>het</strong> bestemmingsplan<br />
‘Bedrijventerrein Doornhoek’ <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente<br />
Veghel oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling dat verweer<strong>de</strong>rs terecht<br />
<strong>van</strong> mening waren dat dit niet problematisch<br />
was. Ze overweegt hierbij dat <strong>de</strong> brochure slechts<br />
een hulpmid<strong>de</strong>l is bij <strong>de</strong> voorbereiding. Deze vlieger<br />
gaat gezien <strong>de</strong> overwegingen bij Loenen en <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re<br />
overwegingen bij Veghel ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
aangehou<strong>de</strong>n afstan<strong>de</strong>n niet altijd <strong>op</strong>! Van belang<br />
zal zijn geweest dat verweer<strong>de</strong>rs bij Veghel re<strong>de</strong>nen<br />
aanvoer<strong>de</strong>n voor hun standpunt. De <strong>op</strong>genomen uitspraken<br />
bevestigen daarom weer dat <strong>de</strong> wijze waar<strong>op</strong><br />
<strong>de</strong> VNG-brochure(s) wordt(en) toegepast erg<br />
mag verschillen, mits een en an<strong>de</strong>r <strong>van</strong> voldoen<strong>de</strong><br />
motivering is voorzien.<br />
03-63<br />
Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 19 februari 2003, nr.<br />
200103151/1, inzake <strong>het</strong> bestemmingsplan<br />
‘Nieuw Oostein<strong>de</strong>’ <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente Aalsmeer.<br />
In <strong>het</strong> bestemmingsplan is <strong>de</strong> toepasselijkheid<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> overgangsrecht beperkt tot <strong>de</strong> persoon <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> gebruiker <strong>op</strong> <strong>de</strong> peildatum. Deze beperking<br />
geldt voor <strong>het</strong> gehele plan<strong>gebied</strong> en voor alle vormen<br />
<strong>van</strong> gebruik waar<strong>op</strong> <strong>het</strong> overgangsrecht <strong>van</strong><br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
68<br />
Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />
toepassing is. Voor een <strong>de</strong>rgelijke beperking betreffen<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong> reikwijdte <strong>van</strong> <strong>het</strong> overgangsrecht dienen<br />
evenwel re<strong>de</strong>nen te bestaan die zijn toegespitst<br />
<strong>op</strong> <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>het</strong> geval. De<br />
gemeenteraad heeft <strong>de</strong> algemene toepassing <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> persoonsgebon<strong>de</strong>n overgangsrecht echter niet<br />
na<strong>de</strong>r gemotiveerd.<br />
Algemene wet bestuursrecht, artikel 3:46<br />
2.8.2. Ingevolge artikel 21, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> planvoorschriften<br />
mag <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> gron<strong>de</strong>n en<br />
bouwwerken dat bestond ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>van</strong><br />
kracht wor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> dit plan en dat afwijkt <strong>van</strong> dit<br />
plan, wor<strong>de</strong>n voortgezet of gewijzigd in een gebruik<br />
dat min<strong>de</strong>r strijdig is met <strong>het</strong> plan.<br />
Ingevolge artikel 21, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> planvoorschriften<br />
is <strong>het</strong> eerste lid niet <strong>van</strong> toepassing <strong>op</strong><br />
<strong>het</strong> gebruik dat reeds in strijd was met <strong>het</strong> voorheen<br />
gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> plan, daaron<strong>de</strong>r begrepen <strong>de</strong> overgangsbepaling.<br />
De Af<strong>de</strong>ling <strong>de</strong>elt <strong>het</strong> standpunt <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>rs<br />
dat artikel 21, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> planvoorschriften<br />
niet een ongebruikelijke bepaling is. Naar <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling is niet gebleken <strong>van</strong> feiten of<br />
omstandighe<strong>de</strong>n <strong>op</strong> basis waar<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze bepaling in<br />
dit geval niettemin niet in <strong>de</strong> planvoorschriften kon<br />
wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong>genomen.<br />
Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> hebben verweer<strong>de</strong>rs<br />
zich in re<strong>de</strong>lijkheid <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt kunnen stellen<br />
dat <strong>het</strong> plan in zoverre niet in strijd is met een<br />
goe<strong>de</strong> <strong>ruimtelijke</strong> or<strong>de</strong>ning.<br />
Het beroep <strong>van</strong> appellanten sub 3 is in zoverre ongegrond.<br />
Appellanten sub 3 hebben tenslotte aangevoerd<br />
dat verweer<strong>de</strong>rs ten onrechte goedkeuring hebben<br />
verleend aan artikel 21, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> planvoorschriften.<br />
Verweer<strong>de</strong>rs stellen zich in navolging <strong>van</strong> <strong>het</strong> gemeentebestuur<br />
<strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt dat artikel 21,<br />
<strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> planvoorschriften geen blijk geeft<br />
<strong>van</strong> een ongebruikelijke wijze <strong>van</strong> bestemmen.<br />
Ingevolge artikel 21, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> planvoorschriften<br />
wordt on<strong>de</strong>r bestaand gebruik als bedoeld<br />
in <strong>het</strong> eerste lid uitsluitend verstaan <strong>het</strong> gebruik<br />
door <strong>de</strong> rechthebben<strong>de</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> in lid 1 bedoel<strong>de</strong> tijdstip.<br />
Voortgezet gebruik door een rechts<strong>op</strong>volger<br />
wordt niet als bestaand gebruik aangemerkt.<br />
De Af<strong>de</strong>ling stelt vast dat in artikel 21, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid,<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> planvoorschriften zogenoemd persoonsgebon<strong>de</strong>n<br />
overgangsrecht is <strong>op</strong>genomen.<br />
Naar <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling is <strong>het</strong> <strong>op</strong>nemen<br />
<strong>van</strong> persoonsgebon<strong>de</strong>n overgangsrecht niet in alle<br />
omstandighe<strong>de</strong>n ongeoorloofd.<br />
Voor een <strong>de</strong>rgelijke beperking betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />
reikwijdte <strong>van</strong> <strong>het</strong> overgangsrecht dienen evenwel<br />
re<strong>de</strong>nen te bestaan die zijn toegespitst <strong>op</strong> <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> geval.<br />
Overwegingen die daarbij een rol kunnen spelen,<br />
kunnen verband hou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> aard <strong>van</strong> <strong>het</strong> gebruik<br />
dat <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>het</strong> overgangsrecht mag<br />
wor<strong>de</strong>n gemaakt, met <strong>de</strong> omstandigheid dat een bepaal<strong>de</strong><br />
vorm <strong>van</strong> gebruik in <strong>het</strong> verle<strong>de</strong>n <strong>op</strong> illegale<br />
wijze is ontstaan en met <strong>de</strong> vraag welk na<strong>de</strong>el <strong>de</strong><br />
beperking <strong>van</strong> <strong>het</strong> overgangsrecht voor <strong>de</strong> gebruiker<br />
met zich brengt. Dit leidt ertoe dat een beperking<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> overgangsrecht tot <strong>de</strong> persoon <strong>van</strong> <strong>de</strong> gebruiker<br />
<strong>op</strong> <strong>de</strong> peildatum niet zon<strong>de</strong>r meer kan gel<strong>de</strong>n<br />
voor alle vormen <strong>van</strong> gebruik waar<strong>op</strong> <strong>het</strong> overgangsrecht<br />
<strong>van</strong> toepassing is, maar dat hierbij<br />
on<strong>de</strong>rscheid moet wor<strong>de</strong>n gemaakt tussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong><br />
vormen <strong>van</strong> gebruik.<br />
In dit geval geldt <strong>het</strong> in artikel 21, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> planvoorschriften <strong>op</strong>genomen persoonsgebon<strong>de</strong>n<br />
overgangsrecht voor <strong>het</strong> gehele plan<strong>gebied</strong>, zon<strong>de</strong>r<br />
dat hierbij on<strong>de</strong>rscheid is gemaakt tussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong><br />
vormen <strong>van</strong> gebruik. De gemeenteraad<br />
heeft <strong>de</strong>ze algemene toepassing <strong>van</strong> <strong>het</strong> persoonsgebon<strong>de</strong>n<br />
overgangsrecht niet na<strong>de</strong>r gemotiveerd.<br />
Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> had <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>rs<br />
mogen wor<strong>de</strong>n verwacht dat zij <strong>het</strong> plan <strong>op</strong> dit<br />
on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el niet zou<strong>de</strong>n goedkeuren zon<strong>de</strong>r alsnog te<br />
motiveren waarom <strong>de</strong> beperking <strong>van</strong> <strong>het</strong> overgangsrecht<br />
in dit geval gerechtvaardigd was.<br />
Uit <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> volgt dat <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />
in zoverre niet berust <strong>op</strong> een <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>lijke motivering.<br />
Het beroep <strong>van</strong> appellanten sub 3 is in zoverre<br />
gegrond, zodat <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit <strong>op</strong> dit<br />
on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el wegens strijd met artikel 3:46 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene<br />
wet bestuursrecht dient te wor<strong>de</strong>n vernietigd.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
03-64<br />
Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 5 maart 2003, nr.<br />
200200686/1, inzake <strong>het</strong> bestemmingsplan ‘Velserend’<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente Velsen.<br />
Aan <strong>het</strong> in <strong>de</strong> plantoelichting genoem<strong>de</strong> rapport<br />
was <strong>het</strong> vermoe<strong>de</strong>n te ontlenen dat in <strong>het</strong> plan<strong>gebied</strong><br />
bescherm<strong>de</strong> diersoorten voorkomen. Overige<br />
rapporten sloten <strong>de</strong> aanwezigheid <strong>van</strong> on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re<br />
<strong>de</strong> zandhagedis niet uit. Zon<strong>de</strong>r na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek<br />
kon<strong>de</strong>n <strong>de</strong> gevolgen <strong>van</strong> <strong>het</strong> plan niet wor<strong>de</strong>n<br />
vastgesteld en kon niet wor<strong>de</strong>n bezien of <strong>het</strong> voorkomen<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> diersoorten aan verwezenlijking <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> plan in <strong>de</strong> weg stond.<br />
Habitatrichtlijn, artikel 4, lid 1<br />
2.1. Het plan heeft betrekking <strong>op</strong> <strong>het</strong> terrein <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> voormalige natuurbad Velserend in <strong>het</strong> zui<strong>de</strong>n<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente Velsen. Het plan maakt <strong>de</strong> bouw<br />
<strong>van</strong> 9 vrijstaan<strong>de</strong> villa’s (en 1 additionele villa met<br />
toepassing <strong>van</strong> een wijzigingsbevoegdheid) mogelijk<br />
en een on<strong>de</strong>rgrondse parkeergarage voor gebruikers<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> – en uit te brei<strong>de</strong>n – sauna ‘Rid<strong>de</strong>ro<strong>de</strong>’.<br />
Bij hun besluit hebben verweer<strong>de</strong>rs goedkeuring<br />
onthou<strong>de</strong>n aan dit plan.<br />
Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />
69<br />
2.4. Het plan<strong>gebied</strong> ligt in <strong>de</strong> directe omgeving <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> <strong>gebied</strong> ‘Kennemerduinen en Amsterdamse Waterleidingduinen’,<br />
dat staat vermeld <strong>op</strong> <strong>de</strong> door <strong>de</strong><br />
Ne<strong>de</strong>rlandse regering <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> artikel 4, eerste<br />
lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Habitatrichtlijn aan <strong>de</strong> Commissie toegezon<strong>de</strong>n<br />
lijst <strong>van</strong> Habitat<strong>gebied</strong>en.<br />
Voorts staat in <strong>de</strong> plantoelichting dat bij <strong>de</strong> voorbereiding<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> plan gegevens zijn <strong>op</strong>gevraagd bij<br />
<strong>de</strong> Stichting RAVON en <strong>de</strong> Stichting Floristisch<br />
On<strong>de</strong>rzoek Ne<strong>de</strong>rland (FLORON) omtrent <strong>het</strong> voorkomen<br />
<strong>van</strong> bescherm<strong>de</strong> dier- en plantensoorten<br />
binnen <strong>het</strong> plan<strong>gebied</strong>. Hieruit blijkt dat in <strong>het</strong> zogenoem<strong>de</strong><br />
kilometerhok waartoe <strong>het</strong> plan<strong>gebied</strong> behoort<br />
een aantal te beschermen diersoorten, waaron<strong>de</strong>r<br />
<strong>de</strong> zandhagedis, is waargenomen. Voorts<br />
wordt vermeld dat, hoewel <strong>van</strong> <strong>de</strong> meeste waarnemingen<br />
niet bekend is of <strong>de</strong>ze net binnen of net buiten<br />
<strong>het</strong> plan<strong>gebied</strong> zijn gedaan, <strong>het</strong> voorkomen <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> meeste soorten binnen <strong>het</strong> bestemmingsplan<strong>gebied</strong><br />
gelet <strong>op</strong> hun mobiliteit aannemelijk is. Deze<br />
gegevens zijn blijkens <strong>de</strong> stukken gebaseerd <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />
in <strong>op</strong>dracht <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeenteraad uitgebrachte rapport<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> Ingenieursbureau Overlaat <strong>van</strong> 20<br />
maart 2001, waarin tevens wordt geadviseerd <strong>op</strong><br />
korte termijn een ontheffing <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet<br />
aan te vragen.<br />
Na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>het</strong> voorkomen <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
zandhagedis, welke soort is vermeld <strong>op</strong> bijlage IV<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Habitatrichtlijn (dier- en plantensoorten <strong>van</strong><br />
communautair belang die strikt moeten wor<strong>de</strong>n beschermd)<br />
en an<strong>de</strong>re bescherm<strong>de</strong> diersoorten in <strong>het</strong><br />
plan<strong>gebied</strong>, <strong>de</strong> geschiktheid <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>gebied</strong> voor<br />
<strong>de</strong>ze soorten en <strong>de</strong> gevolgen <strong>van</strong> <strong>de</strong> ontwikkelingen<br />
voor <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> <strong>van</strong> dit <strong>gebied</strong> en <strong>het</strong> naastgelegen<br />
Habitatrichtlijn<strong>gebied</strong> is niet uitgevoerd. De gemeenteraad<br />
heeft blijkens <strong>de</strong> stukken <strong>het</strong> standpunt<br />
ingenomen dat zeer onwaarschijnlijk is dat <strong>de</strong> zandhagedis<br />
in <strong>het</strong> plan<strong>gebied</strong> voorkomt, gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />
huidige inrichting en <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein in<br />
combinatie met <strong>de</strong> verstoringgevoelige aard <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
zandhagedis. Voorts acht hij een negatieve invloed<br />
<strong>op</strong> <strong>het</strong> naastgelegen Habitatrichtlijn<strong>gebied</strong> niet aannemelijk<br />
omdat ten <strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> <strong>de</strong> huidige mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
binnen <strong>het</strong> plan<strong>gebied</strong> <strong>het</strong> plan voorziet in<br />
een meer extensief gebruik. Om <strong>de</strong>ze re<strong>de</strong>nen is<br />
na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek achterwege gebleven.<br />
2.4.1. De Af<strong>de</strong>ling is <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat verweer<strong>de</strong>rs<br />
aan <strong>de</strong> gegevens <strong>van</strong> <strong>het</strong> rapport <strong>van</strong> Ingenieursbureau<br />
Overlaat, vermeld in <strong>de</strong> plantoelichting, <strong>het</strong><br />
vermoe<strong>de</strong>n hebben kunnen ontlenen dat <strong>de</strong> daarin<br />
vermel<strong>de</strong> bescherm<strong>de</strong> diersoorten in <strong>het</strong> plan<strong>gebied</strong><br />
voorkomen. De stelling <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeenteraad dat<br />
niet aannemelijk is dat <strong>de</strong> zandhagedis zich in <strong>het</strong><br />
plan<strong>gebied</strong> bevindt is in tegenspraak met <strong>de</strong> conclusies<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> door <strong>de</strong> raad gebruikte rapport. Ook uit<br />
<strong>het</strong> in <strong>op</strong>dracht <strong>van</strong> Bouwmaatschappij Buitenhuis<br />
B.V. na <strong>de</strong> vaststelling <strong>van</strong> <strong>het</strong> plan <strong>op</strong>gestel<strong>de</strong><br />
rapport <strong>van</strong> <strong>het</strong> Bureau Natuurbalans <strong>van</strong> 14 november<br />
2001 volgt niet <strong>de</strong> afwezigheid <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
zandhagedis in <strong>het</strong> plan<strong>gebied</strong>, aangezien volgens<br />
dit rapport een inventarisatie hier<strong>van</strong> niet mogelijk<br />
was omdat <strong>het</strong> terrein is bezocht <strong>op</strong> <strong>het</strong> moment<br />
dat <strong>de</strong>ze diersoort in winterslaap is. Evenmin bevat<br />
dit rapport, dat beperkt <strong>van</strong> <strong>op</strong>zet is, een eenduidige<br />
conclusie omtrent <strong>de</strong> geschiktheid <strong>van</strong> <strong>het</strong> plan<strong>gebied</strong><br />
voor <strong>de</strong> zandhagedis. Wat betreft <strong>het</strong> in <strong>op</strong>dracht<br />
<strong>van</strong> Tarpol Real Estate door <strong>het</strong> Ecologisch<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
70<br />
Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />
Adviesbureau Mul<strong>de</strong>r <strong>op</strong>gestel<strong>de</strong> rapport ‘Habitaton<strong>de</strong>rzoek<br />
Zandhagedis Velserendlaan 2, Santpoort-Zuid’<br />
overweegt <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling dat dit rapport is<br />
vervaardigd eind 2002, <strong>de</strong>rhalve na <strong>het</strong> nemen <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit, zodat verweer<strong>de</strong>rs hiermee<br />
geen rekening hebben kunnen hou<strong>de</strong>n. Overigens<br />
heeft ook in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> dit rapport geen inventarisatie<br />
plaatsgevon<strong>de</strong>n <strong>van</strong>wege <strong>de</strong> winterslaap <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> diersoort.<br />
Omtrent <strong>het</strong> voorkomen <strong>van</strong> <strong>de</strong> overige in <strong>de</strong><br />
plantoelichting vermel<strong>de</strong> diersoorten, waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />
bruine kikker, welke soort is vermeld in bijlage V<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Habitatrichtlijn (dier- en plantensoorten <strong>van</strong><br />
communautair belang waarvoor <strong>het</strong> onttrekken aan<br />
<strong>de</strong> natuur en <strong>de</strong> exploitatie aan beheersmaatregelen<br />
kunnen wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rworpen), zijn voorts geen enkele<br />
na<strong>de</strong>re gegevens bekend die <strong>de</strong> aanname uit<br />
<strong>het</strong> rapport <strong>van</strong> <strong>het</strong> Ingenieursbureau Overlaat<br />
weerleggen.<br />
Zon<strong>de</strong>r na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek kon<strong>de</strong>n <strong>de</strong> gevolgen <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> plan, ook wat betreft <strong>het</strong> nabijgelegen Habitatrichtlijn<strong>gebied</strong>,<br />
niet wor<strong>de</strong>n vastgesteld en kon niet<br />
wor<strong>de</strong>n bezien welke gevolgen – me<strong>de</strong> rekening<br />
hou<strong>de</strong>nd met <strong>de</strong> voorschriften <strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet<br />
– aan <strong>de</strong> eventuele aanwezigheid<br />
<strong>van</strong> bedoel<strong>de</strong> soorten voor <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
verwezenlijking <strong>van</strong> <strong>het</strong> plan ter plaatse moeten<br />
wor<strong>de</strong>n verbon<strong>de</strong>n.<br />
Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong> hebben verweer<strong>de</strong>rs<br />
<strong>de</strong>rhalve <strong>het</strong> standpunt kunnen innemen dat <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />
hiervoor omschreven punten on<strong>de</strong>rzoeksgegevens<br />
bekend had<strong>de</strong>n moeten zijn alvorens <strong>het</strong> plan werd<br />
vastgesteld.<br />
Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 2 april 2003, nr.<br />
200202163/1, inzake <strong>het</strong> bestemmingsplan<br />
‘’s-Gravenland 2001’ <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente Capelle<br />
aan <strong>de</strong>n IJssel.<br />
De woningen <strong>op</strong> gron<strong>de</strong>n die <strong>op</strong>genomen waren<br />
in een globaal bestemmingsplan wer<strong>de</strong>n gerealiseerd<br />
<strong>op</strong> basis <strong>van</strong> binnenplanse vrijstellingen.<br />
Deze vrijstellingen kunnen, an<strong>de</strong>rs dan <strong>het</strong> gemeentebestuur<br />
en verweer<strong>de</strong>r kennelijk veron<strong>de</strong>rstellen,<br />
niet wor<strong>de</strong>n beschouwd als uitwerkingsplannen<br />
als bedoeld in artikel 11 <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO. Het<br />
college <strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs had in<br />
beginsel ook na <strong>het</strong> verlenen <strong>van</strong> <strong>de</strong> vrijstellingen<br />
nog <strong>de</strong> plicht uitwerkingsplannen vast te stellen.<br />
De vrijstellingen doen dan ook niet af aan <strong>de</strong> maximale<br />
(bouw)mogelijkhe<strong>de</strong>n die <strong>het</strong> globale bestemmingsplan<br />
biedt.<br />
Een collectieve vrijstelling voor een dak<strong>op</strong>bouw<br />
ingevolge artikel 19 <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO, ter voorkoming<br />
<strong>van</strong> een rommelig beeld in <strong>de</strong> wijk, kan niet garan<strong>de</strong>ren<br />
dat alle bewoners daadwerkelijk zullen overgaan<br />
tot <strong>de</strong> verwezenlijking <strong>van</strong> een dak<strong>op</strong>bouw.<br />
Algemene wet bestuursrecht, artikel 3:46<br />
Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning, artikelen 11 en<br />
49<br />
2.1. Het bestemmingsplan biedt <strong>de</strong> planologische<br />
en juridische regeling voor <strong>de</strong> woonwijk Capelle-<br />
’s-Gravenland. Met <strong>het</strong> plan wordt beoogd <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong><br />
ste<strong>de</strong>nbouwkundige en <strong>ruimtelijke</strong> structuur<br />
te handhaven en te beschermen.<br />
2.3. Appellant stelt in beroep dat verweer<strong>de</strong>r ten<br />
onrechte goedkeuring heeft verleend aan twee plan<strong>de</strong>len<br />
met <strong>de</strong> bestemming ‘Woondoelein<strong>de</strong>n (W)’,<br />
betreffen<strong>de</strong> 44 reeds gebouw<strong>de</strong> woningen, waaron<strong>de</strong>r<br />
<strong>de</strong> zijne, aan <strong>de</strong> (A)straat, bestaan<strong>de</strong> uit twee<br />
bouwlagen. Hij kan zich er niet mee verenigen dat<br />
<strong>het</strong> plan niet voorziet in <strong>de</strong> mogelijkheid dak<strong>op</strong>bouwen<br />
te verwezenlijken <strong>op</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> bouwlaag <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong>ze woningen.<br />
03-65<br />
2.4. Verweer<strong>de</strong>r heeft geen re<strong>de</strong>n gezien <strong>de</strong>ze<br />
on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len <strong>van</strong> <strong>het</strong> plan in strijd met een goe<strong>de</strong><br />
<strong>ruimtelijke</strong> or<strong>de</strong>ning te achten en heeft <strong>de</strong>ze plan<strong>de</strong>len<br />
goedgekeurd. Hij stelt zich <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt dat<br />
appellant miskent dat <strong>het</strong> vorige plan ook slechts<br />
twee bouwlagen mogelijk maakte. Voorts sluit verweer<strong>de</strong>r<br />
zich aan bij <strong>het</strong> standpunt <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeenteraad<br />
dat <strong>het</strong> toestaan <strong>van</strong> dak<strong>op</strong>bouwen ertoe zou<br />
kunnen lei<strong>de</strong>n dat bewoners <strong>van</strong> <strong>de</strong> aangrenzen<strong>de</strong><br />
(B)straat verzoeken om vergoeding <strong>van</strong> planscha<strong>de</strong>,<br />
waardoor <strong>de</strong> financiële uitvoerbaarheid <strong>van</strong> <strong>het</strong> plan<br />
in geding zou kunnen komen. Tenslotte heeft verweer<strong>de</strong>r<br />
in aanmerking genomen dat een ongewenst<br />
rommelig beeld in <strong>de</strong> wijk ontstaat, indien individuele<br />
dak<strong>op</strong>bouwen wor<strong>de</strong>n verwezenlijkt. Aangezien<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />
71<br />
een bestemmingsplan <strong>de</strong> bouw <strong>van</strong> individuele dak<strong>op</strong>bouwen<br />
niet kan voorkomen, zou<strong>de</strong>n, om dit rommelige<br />
beeld te voorkomen, alle bewoners <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
(A)straat gezamenlijk een aanvraag voor een dak<strong>op</strong>bouw<br />
ingevolge artikel 19 <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO moeten indienen,<br />
aldus verweer<strong>de</strong>r.<br />
2.5. Niet in geding is dat <strong>het</strong> plan ter plaatse <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
44 woningen aan <strong>de</strong> (A)straat dak<strong>op</strong>bouwen <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />
twee<strong>de</strong> bouwlaag niet mogelijk maakt.<br />
2.5.1. On<strong>de</strong>r <strong>het</strong> vorige bestemmingsplan ‘’s-Gravenland’<br />
gold ter plaatse <strong>van</strong> <strong>de</strong> woningen aan <strong>de</strong><br />
(A)straat <strong>de</strong> uit te werken bestemming ‘Woondoelein<strong>de</strong>n<br />
3 -UW 3-’. Ingevolge artikel 5, twee<strong>de</strong> lid,<br />
on<strong>de</strong>r a, 2 e , <strong>van</strong> <strong>de</strong> voorschriften <strong>van</strong> dat bestemmingsplan,<br />
voorzover thans <strong>van</strong> belang, bedroeg <strong>het</strong><br />
maximale aantal bouwlagen voor een woning in<br />
<strong>de</strong>ze straat drie.<br />
Ingevolge artikel 12, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> voorschriften<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> bestemmingsplan ‘’s-Gravenland’<br />
gold, kort gezegd, een bouwverbod, zolang nog<br />
geen uitwerkingsplan <strong>van</strong> kracht was. Ingevolge <strong>het</strong><br />
<strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze bepaling mocht <strong>het</strong> bouwen<br />
overeenkomstig een vastgestel<strong>de</strong> doch nog niet <strong>van</strong><br />
kracht zijn<strong>de</strong> uitwerking of een in voorbereiding<br />
zijn<strong>de</strong> uitwerking slechts plaatsvin<strong>de</strong>n nadat hiervoor<br />
door burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs een verklaring<br />
<strong>van</strong> geen bezwaar <strong>van</strong> <strong>het</strong> college <strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong><br />
staten was verkregen. Blijkens <strong>de</strong> stukken<br />
zijn <strong>de</strong> woningen aan <strong>de</strong> (A)straat gebouwd met toepassing<br />
<strong>van</strong> artikel 12, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, voornoemd.<br />
Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> stelt <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling vast<br />
dat <strong>het</strong> vorige plan ter plaatse <strong>van</strong> <strong>de</strong> (A)straat drie<br />
bouwlagen mogelijk maakte. De omstandigheid dat<br />
nog een uitwerkingsplan dien<strong>de</strong> te wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong>gesteld,<br />
waarbij ook <strong>van</strong> min<strong>de</strong>r bouwlagen kon wor<strong>de</strong>n uitgegaan,<br />
maakt dit niet an<strong>de</strong>rs. Ook <strong>de</strong> omstandigheid<br />
dat <strong>de</strong> woningen zijn verwezenlijkt met toepassing<br />
<strong>van</strong> artikel 12, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, voornoemd, en feitelijk bestaan<br />
uit twee bouwlagen doet hieraan niet af.<br />
Het standpunt <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r, dat appellant<br />
heeft miskend dat ook <strong>het</strong> vorige plan slechts twee<br />
bouwlagen mogelijk maakte, is <strong>de</strong>rhalve onjuist.<br />
2.5.2. Ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> stelling <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r,<br />
dat verwezenlijking <strong>van</strong> dak<strong>op</strong>bouwen kan lei<strong>de</strong>n<br />
tot planscha<strong>de</strong> die vergoed moet wor<strong>de</strong>n, overweegt<br />
<strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling als volgt.<br />
Voor <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> eventuele verzoeken om<br />
scha<strong>de</strong>vergoeding <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> artikel 49 <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
WRO zal moeten wor<strong>de</strong>n bezien of sprake is <strong>van</strong><br />
een wijziging <strong>van</strong> <strong>het</strong> planologische regime die ertoe<br />
leidt dat omwonen<strong>de</strong>n in een na<strong>de</strong>liger positie<br />
komen te verkeren waardoor zij scha<strong>de</strong> lij<strong>de</strong>n of zullen<br />
lij<strong>de</strong>n. Hiertoe dienen <strong>de</strong> beweer<strong>de</strong>lijk scha<strong>de</strong>veroorzaken<strong>de</strong><br />
planologische maatregelen te wor<strong>de</strong>n<br />
vergeleken met <strong>het</strong> voordien gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />
planologische regime. Daarbij is niet <strong>de</strong> feitelijke situatie<br />
<strong>van</strong> belang, doch <strong>het</strong>geen <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
voordien gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> regime maximaal kon wor<strong>de</strong>n gerealiseerd,<br />
ongeacht <strong>de</strong> vraag of verwezenlijking<br />
daadwerkelijk heeft plaatsgevon<strong>de</strong>n.<br />
Zoals hiervoor reeds is overwogen, zijn <strong>de</strong> woningen<br />
in <strong>de</strong> (A)straat verwezenlijkt na verlening<br />
<strong>van</strong> vrijstellingen <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> artikel 12, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid,<br />
voornoemd. Deze vrijstellingen kunnen, an<strong>de</strong>rs dan<br />
<strong>het</strong> gemeentebestuur en verweer<strong>de</strong>r kennelijk veron<strong>de</strong>rstellen,<br />
niet wor<strong>de</strong>n beschouwd als uitwerkingsplannen<br />
als bedoeld in artikel 11 <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO.<br />
Het planologische regime dat gold voor <strong>de</strong> inwerkingtreding<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige plan werd <strong>de</strong>rhalve<br />
gevormd door <strong>het</strong> globale bestemmingsplan<br />
‘’s-Gravenland’. Nu <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> dat bestemmingsplan<br />
drie bouwlagen waren toegestaan, zou <strong>de</strong> mogelijkheid<br />
<strong>van</strong> een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> bouwlaag in <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige<br />
plan niet lei<strong>de</strong>n tot een planologische<br />
verslechtering.<br />
Dat in <strong>het</strong> plan<strong>gebied</strong> een bouwverbod gold,<br />
omdat geen uitwerkingsplannen <strong>van</strong> kracht waren,<br />
doet hieraan niet af. Het college <strong>van</strong> burgemeester<br />
en wethou<strong>de</strong>rs had in beginsel ook na <strong>het</strong> verlenen<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> vrijstellingen <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> artikel 12, <strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
lid, voornoemd, immers nog <strong>de</strong> plicht uitwerkingsplannen<br />
vast te stellen.<br />
De stelling <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r dat bewoners <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
(B)straat als gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong> mogelijkheid tot verwezenlijking<br />
<strong>van</strong> dak<strong>op</strong>bouwen <strong>op</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> bouwlaag<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> woningen aan <strong>de</strong> (A)straat aanspraak<br />
zou<strong>de</strong>n kunnen maken <strong>op</strong> vergoeding <strong>van</strong> planscha<strong>de</strong><br />
als bedoeld in artikel 49 <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO is <strong>de</strong>rhalve<br />
onjuist.<br />
2.5.3. Ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> stelling <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r<br />
dat een rommelig beeld in <strong>de</strong> wijk door <strong>de</strong> verwezenlijking<br />
<strong>van</strong> individuele dak<strong>op</strong>bouwen kan wor<strong>de</strong>n<br />
voorkomen, indien alle bewoners <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
(A)straat gezamenlijk een aanvraag voor een dak<strong>op</strong>-<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
72<br />
Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />
bouw ingevolge artikel 19 <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO indienen,<br />
overweegt <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling dat zodanige collectieve vrijstelling<br />
evenmin als een bestemmingsplan kan garan<strong>de</strong>ren<br />
dat alle bewoners <strong>van</strong> <strong>de</strong> (A)straat daadwerkelijk<br />
zullen overgaan tot <strong>de</strong> verwezenlijking <strong>van</strong><br />
een dak<strong>op</strong>bouw. Dit standpunt <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r is<br />
eveneens onjuist.<br />
2.5.4. Uit <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> volgt dat verweer<strong>de</strong>r<br />
niet <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>lijk heeft gemotiveerd waarom <strong>het</strong> bestemmingsplan<br />
niet <strong>de</strong> mogelijkheid biedt voor dak<strong>op</strong>bouwen<br />
<strong>op</strong> <strong>de</strong> woningen aan <strong>de</strong> (A)straat. Het<br />
beroep is gegrond, zodat <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />
wegens strijd met artikel 3:46 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene wet<br />
bestuursrecht dient te wor<strong>de</strong>n vernietigd.<br />
03-66<br />
Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 9 april 2003, nr.<br />
200202390/1, inzake een actualisering <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
Streekplan Utrecht, <strong>van</strong> <strong>de</strong> provincie Utrecht.<br />
Streekplanactualisering. Er is geen wettelijke<br />
bepaling die <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling in eerste en enige aanleg<br />
als bevoeg<strong>de</strong> rechter aanwijst om te beslissen <strong>op</strong><br />
<strong>het</strong> beroep, zodat <strong>de</strong> rechtbank in principe <strong>de</strong> bevoeg<strong>de</strong><br />
rechter is.<br />
Tegen besluiten inzake een streekplan is geen<br />
beroep mogelijk <strong>van</strong>wege <strong>de</strong> plaatsing <strong>op</strong> <strong>de</strong> negatieve<br />
lijst ex artikel 8:5 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Awb, met uitzon<strong>de</strong>ring<br />
<strong>van</strong> een concrete beleidsbeslissing. De Af<strong>de</strong>ling<br />
overweegt dat, welk soort streekplanbeslissing<br />
<strong>de</strong> actualisering ook betreft, noch <strong>de</strong> primaire beslissing,<br />
noch een on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el daar<strong>van</strong> door verweer<strong>de</strong>r<br />
is aangemerkt als concrete beleidsbeslissing.<br />
De WRO biedt buiten <strong>de</strong> in artikel 4a<br />
gebo<strong>de</strong>n mogelijkhe<strong>de</strong>n geen an<strong>de</strong>re mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
tot herziening, uitwerking of afwijking <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
in een vastgesteld streekplan <strong>op</strong>genomen provinciale<br />
<strong>ruimtelijke</strong> beleid. Gelet hier<strong>op</strong> kan <strong>de</strong> primaire<br />
beslissing niet wor<strong>de</strong>n aangemerkt als een eigenstandig<br />
besluit in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> artikel 1:3 <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
Awb, aangezien dit een onaanvaardbare doorkruising<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> wettelijke systeem met zich mee zou<br />
brengen.<br />
Uit <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> volgt dat <strong>de</strong> primaire beslissing<br />
<strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r niet voor beroep vatbaar is.<br />
De Af<strong>de</strong>ling wijst appellante <strong>op</strong> <strong>de</strong> mogelijkheid<br />
terzake <strong>van</strong> <strong>de</strong> primaire beslissing <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r<br />
een vor<strong>de</strong>ring bij <strong>de</strong> burgerlijke rechter in te stellen.<br />
Algemene wet bestuursrecht, artikelen 1:3;<br />
6:15; 7:1; 8:1; 8:5 en 8:71<br />
Besluit <strong>op</strong> <strong>de</strong> <strong>ruimtelijke</strong> or<strong>de</strong>ning 1985, artikel<br />
7, lid 3<br />
Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning, artikelen 1; 4a,<br />
lid 1 en 10; 54, lid 2, aanhef en on<strong>de</strong>r a en 56,<br />
lid 1<br />
1. Procesverlo<strong>op</strong><br />
Bij beslissing <strong>van</strong> 22 mei 2001 heeft verweer<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />
in <strong>het</strong> Streekplan Utrecht <strong>op</strong>genomen bebouwingscontour<br />
rond <strong>de</strong> kern Hollandsche Rading geactualiseerd.<br />
(...)<br />
2. Overwegingen<br />
2.1. De Af<strong>de</strong>ling dient <strong>de</strong> vraag te beantwoor<strong>de</strong>n of<br />
zij in eerste en enige aanleg bevoegd is te beslissen<br />
<strong>op</strong> <strong>het</strong> beroep. Indien <strong>de</strong> wet geen bepaling kent die<br />
<strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling in eerste en enige aanleg als bevoeg<strong>de</strong><br />
rechter aanwijst, volgt uit artikel 8:1 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene<br />
wet bestuursrecht (hierna: Awb) dat <strong>de</strong> rechtbank<br />
<strong>de</strong> bevoeg<strong>de</strong> rechter is.<br />
2.2. Er is geen wettelijke bepaling die <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling in<br />
eerste en enige aanleg als bevoeg<strong>de</strong> rechter aanwijst<br />
om te beslissen <strong>op</strong> <strong>het</strong> beroep, zodat, gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong>geen<br />
on<strong>de</strong>r 2.1 is overwogen, <strong>de</strong> rechtbank <strong>de</strong> bevoeg<strong>de</strong><br />
rechter is. In dit verband is <strong>van</strong> belang dat<br />
volgens vaste jurispru<strong>de</strong>ntie <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling (uitspraak<br />
<strong>van</strong> 17 augustus 1995, nr. H01.95.0109,<br />
Bouwrecht 1995, p. 846) een beslissing <strong>op</strong> bezwaar<br />
als zodanig een besluit is waartegen beroep<br />
bij <strong>de</strong> bestuursrechter kan wor<strong>de</strong>n ingesteld, daargelaten<br />
of tegen <strong>de</strong> primaire beslissing beroep <strong>op</strong>enstaat.<br />
In <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> een <strong>de</strong>rgelijk beroep tegen<br />
een beslissing <strong>op</strong> bezwaar staat in <strong>de</strong> eerste plaats<br />
ter beoor<strong>de</strong>ling of <strong>het</strong> betrokken bestuursorgaan bij<br />
<strong>het</strong> nemen <strong>van</strong> <strong>de</strong> beslissing <strong>op</strong> bezwaar tot een<br />
juist oor<strong>de</strong>el over <strong>de</strong> ont<strong>van</strong>kelijkheid <strong>van</strong> <strong>de</strong> be-<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />
73<br />
zwaren is gekomen. In dat verband speelt een rol of<br />
<strong>de</strong> primaire beslissing voor beroep vatbaar was.<br />
2.3. De Af<strong>de</strong>ling ziet echter <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> hiernavolgen<strong>de</strong><br />
overwegingen aanleiding <strong>het</strong> beroep zelf<br />
finaal af te doen.<br />
2.4. In <strong>het</strong> Streekplan Utrecht 1994 (hierna: <strong>het</strong><br />
streekplan) zijn rond kernen bebouwingscontouren<br />
getrokken als indicatie <strong>van</strong> <strong>het</strong> beleid dat daar<br />
slechts verste<strong>de</strong>lijking binnen <strong>de</strong> contour kan<br />
plaatsvin<strong>de</strong>n. Bij <strong>de</strong> primaire beslissing heeft verweer<strong>de</strong>r<br />
<strong>de</strong> in <strong>het</strong> streekplan rond <strong>de</strong> kern Hollandsche<br />
Rading getrokken bebouwingscontour, in zijn<br />
eigen bewoording, ‘geactualiseerd’. Uit <strong>de</strong> stukken<br />
en <strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ter zitting blijkt dat verweer<strong>de</strong>r<br />
daarmee beoogt één of meer percelen gelegen tussen<br />
<strong>de</strong> (A)weg 134 en <strong>de</strong> (A)weg 144 binnen <strong>de</strong> bebouwingscontour<br />
te brengen, en één of meer percelen<br />
gelegen tussen <strong>de</strong> (B) en <strong>de</strong> (A)weg buiten <strong>de</strong><br />
bebouwingscontour te brengen, zodat <strong>op</strong> <strong>de</strong>ze<br />
on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n <strong>gebied</strong>en een an<strong>de</strong>r provinciaal beleid<br />
<strong>van</strong> toepassing wordt.<br />
2.5. Ingevolge artikel 4a, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet <strong>op</strong><br />
<strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning (hierna: WRO), voorzover<br />
hier <strong>van</strong> belang, kunnen provinciale staten voor één<br />
of meer ge<strong>de</strong>elten of voor <strong>het</strong> gehele <strong>gebied</strong> <strong>de</strong>r provincie<br />
een streekplan vaststellen, waarin <strong>de</strong> toekomstige<br />
ontwikkeling <strong>van</strong> <strong>het</strong> in <strong>het</strong> streekplan begrepen<br />
<strong>gebied</strong> in hoofdlijnen wordt aangegeven,<br />
alsme<strong>de</strong> een vastgesteld streekplan herzien.<br />
Ingevolge artikel 4a, tien<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO<br />
wordt bij een streekplan bepaald in hoeverre <strong>het</strong><br />
college <strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten volgens bij <strong>het</strong><br />
plan te geven regelen <strong>het</strong> plan moet uitwerken en<br />
binnen bij <strong>het</strong> plan te bepalen grenzen <strong>van</strong> <strong>het</strong> plan<br />
mag afwijken. De uitwerking of afwijking kan geen<br />
concrete beleidsbeslissing inhou<strong>de</strong>n.<br />
Ingevolge artikel 54, twee<strong>de</strong> lid, aanhef en<br />
on<strong>de</strong>r a, voorzover hier <strong>van</strong> belang, gelezen in<br />
samenhang met artikel 56, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO<br />
kan door een ie<strong>de</strong>r beroep bij <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State wor<strong>de</strong>n ingesteld<br />
tegen een concrete beleidsbeslissing, een herziening<br />
of een intrekking daar<strong>van</strong>, <strong>op</strong>genomen in<br />
een streekplan.<br />
Ingevolge artikel 1 <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO wordt on<strong>de</strong>r een<br />
concrete beleidsbeslissing verstaan een als zodanig<br />
door <strong>het</strong> bestuursorgaan aangegeven besluit in een<br />
planologische kernbeslissing, een streekplan of een<br />
regionaal structuurplan.<br />
Ingevolge artikel 7, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit <strong>op</strong><br />
<strong>de</strong> <strong>ruimtelijke</strong> or<strong>de</strong>ning 1985 wordt in een streekplan<br />
een concrete beleidsbeslissing als zodanig in<br />
<strong>de</strong> tekst of <strong>op</strong> <strong>de</strong> kaart benoemd en herkenbaar aangegeven.<br />
Geheel artikel 4a <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO, met uitzon<strong>de</strong>ring<br />
<strong>van</strong> een concrete beleidsbeslissing, is <strong>op</strong> <strong>de</strong> bij artikel<br />
8:5 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Awb behoren<strong>de</strong>, zogenoem<strong>de</strong> negatieve<br />
lijst geplaatst, waaruit volgt dat besluiten inzake<br />
een streekplan in zoverre <strong>van</strong> <strong>de</strong> mogelijkheid<br />
tot <strong>het</strong> instellen <strong>van</strong> beroep zijn uitgesloten.<br />
2.6. In <strong>het</strong> voorliggen<strong>de</strong> geval is noch <strong>de</strong> in artikel<br />
4a <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO voorgeschreven procedure voor herziening<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> streekplan, noch <strong>de</strong> in <strong>het</strong> streekplan<br />
voorgeschreven procedure voor uitwerking of<br />
afwijking <strong>van</strong> <strong>het</strong> streekplan <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> artikel<br />
4a, tien<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO, in acht genomen. De<br />
Af<strong>de</strong>ling overweegt dat, welk soort streekplanbeslissing<br />
<strong>het</strong> hier ook betreft, noch <strong>de</strong> primaire beslissing,<br />
noch een on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el daar<strong>van</strong> door verweer<strong>de</strong>r<br />
is aangemerkt als concrete beleidsbeslissing, nog<br />
daargelaten dat verweer<strong>de</strong>r onbevoegd is om een<br />
besluit vast te stellen en dat als concrete beleidsbeslissing<br />
in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> artikel 1 <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO aan te<br />
merken.<br />
De Af<strong>de</strong>ling overweegt voorts dat <strong>de</strong> WRO buiten<br />
<strong>de</strong> in artikel 4a gebo<strong>de</strong>n mogelijkhe<strong>de</strong>n tot herziening,<br />
uitwerking of afwijking <strong>van</strong> een vastgesteld<br />
streekplan, geen an<strong>de</strong>re mogelijkhe<strong>de</strong>n biedt tot<br />
herziening, uitwerking of afwijking <strong>van</strong> <strong>het</strong> in een<br />
vastgesteld streekplan <strong>op</strong>genomen provinciale <strong>ruimtelijke</strong><br />
beleid. Gelet hier<strong>op</strong> kan appellante niet wor<strong>de</strong>n<br />
gevolgd in haar betoog dat <strong>de</strong> primaire beslissing<br />
moet wor<strong>de</strong>n aangemerkt als een eigenstandig<br />
besluit in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> artikel 1:3 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Awb, aangezien<br />
dit een onaanvaardbare doorkruising <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
hiervoor uiteengezette wettelijke systeem met zich<br />
mee zou brengen.<br />
2.7. Uit <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> volgt dat <strong>de</strong> primaire beslissing<br />
<strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r niet voor beroep vatbaar is,<br />
zodat daartegen geen bezwaar als bedoeld in artikel<br />
7:1 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Awb kon wor<strong>de</strong>n gemaakt. Gelet<br />
hier<strong>op</strong> heeft verweer<strong>de</strong>r <strong>het</strong> door appellante tegen<br />
<strong>de</strong> primaire beslissing gemaakte bezwaar bij <strong>het</strong> be-<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
74<br />
Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />
stre<strong>de</strong>n besluit terecht niet-ont<strong>van</strong>kelijk verklaard.<br />
Daarmee is <strong>het</strong> beroep ongegrond. Dit betekent dat<br />
na doorzending <strong>van</strong> <strong>het</strong> beroepschrift aan <strong>de</strong> rechtbank,<br />
<strong>de</strong>ze niet tot een an<strong>de</strong>r oor<strong>de</strong>el kan komen<br />
dan <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling. Aangezien <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bovendien<br />
bevoegd is <strong>op</strong> <strong>het</strong> hoger beroep te beslissen, indien<br />
appellante tegen <strong>de</strong> uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechtbank<br />
hoger beroep zou instellen, ziet zij om re<strong>de</strong>nen <strong>van</strong><br />
proceseconomie af <strong>van</strong> doorzending <strong>van</strong> <strong>het</strong> beroepschrift<br />
<strong>op</strong> grond <strong>van</strong> artikel 6:15 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Awb.<br />
De Af<strong>de</strong>ling wijst appellante ingevolge artikel<br />
8:71 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Awb <strong>op</strong> <strong>de</strong> mogelijkheid terzake <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
primaire beslissing <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r een vor<strong>de</strong>ring bij<br />
<strong>de</strong> burgerlijke rechter in te stellen.<br />
03-67<br />
Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 23 april 2003, nr.<br />
200200160/1, inzake <strong>de</strong> ‘Partiële herziening <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> Streekplan Overijssel 2000+ (locatiekeuze Regionaal<br />
Bedrijventerrein Twente)’ <strong>van</strong> <strong>de</strong> provincie<br />
Overijssel.<br />
In <strong>het</strong> MER hebben bij <strong>de</strong> beantwoording <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> vraag welke alternatieven voor <strong>de</strong> voorgenomen<br />
activiteit re<strong>de</strong>lijkerwijs in beschouwing dienen te<br />
wor<strong>de</strong>n genomen, slechts beleidsmatige overwegingen<br />
een rol gespeeld. Verweer<strong>de</strong>rs zijn bij hun<br />
besluitvorming door <strong>de</strong> gevolg<strong>de</strong> selectiemetho<strong>de</strong><br />
voorbijgegaan aan <strong>de</strong> reële waar<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> locatie<br />
Almelo-Noord als alternatief, terwijl <strong>de</strong>ze waar<strong>de</strong>,<br />
gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> gestel<strong>de</strong> in <strong>het</strong> toetsingsadvies <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
Commissie mer, geacht moet wor<strong>de</strong>n bekend te<br />
zijn bij verweer<strong>de</strong>rs.<br />
Algemene wet bestuursrecht, artikel 3:2<br />
Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning, artikelen 1 en<br />
4a, lid 10<br />
2.1.3. De voorliggen<strong>de</strong> partiële herziening heeft betrekking<br />
<strong>op</strong>:<br />
1. <strong>de</strong> aanwijzing <strong>van</strong> een <strong>gebied</strong> ten zui<strong>de</strong>n <strong>van</strong> Almelo<br />
(<strong>de</strong> locatie Almelo-Zuid) voor <strong>de</strong> vestiging <strong>van</strong><br />
een regionaal bedrijventerrein (ver<strong>de</strong>r te noemen:<br />
RBT);<br />
2. <strong>het</strong> aandui<strong>de</strong>n <strong>van</strong> een <strong>gebied</strong> ten noordwesten<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> bedrijvenpark Twente en ten noor<strong>de</strong>n <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> N36 als ‘grote werklocatie tot 2010’;<br />
3. <strong>het</strong> aandui<strong>de</strong>n <strong>van</strong> een <strong>gebied</strong> ten oosten <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> bedrijventerrein Twentepoort als ‘zoeklocatie<br />
voor grote werklocatie’.<br />
De on<strong>de</strong>r 1. genoem<strong>de</strong> aanwijzing is in <strong>de</strong> tekst <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> partiële herziening aangemerkt als concrete beleidsbeslissing<br />
in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> artikel 1, in samenhang<br />
met artikel 4a <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO.<br />
2.3. Appellanten (...) stellen dat verweer<strong>de</strong>rs ten<br />
onrechte <strong>de</strong> partiële herziening hebben vastgesteld,<br />
omdat <strong>de</strong>ze vaststelling berust <strong>op</strong> een Milieu-effect<br />
Rapport (ver<strong>de</strong>r te noemen: MER) waarin alternatieve<br />
locaties onvoldoen<strong>de</strong> zijn on<strong>de</strong>rzocht dan wel afgewogen.<br />
Zij voeren aan dat <strong>de</strong> locatie Almelo-Zuid<br />
ten onrechte is aangemerkt als <strong>het</strong> meest milieuvrien<strong>de</strong>lijke<br />
alternatief en dat <strong>de</strong> locatie Almelo-<br />
Noord <strong>op</strong> oneigenlijke gron<strong>de</strong>n reeds eer<strong>de</strong>r in <strong>de</strong><br />
procedure is afgevallen. De milieu-effecten <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
vestiging <strong>van</strong> een RBT <strong>op</strong> <strong>de</strong> locatie Almelo-Noord<br />
zijn aanzienlijk geringer volgens appellanten.<br />
2.3.1. De locatie Almelo-Zuid is volgens verweer<strong>de</strong>rs<br />
in vergelijking met <strong>de</strong> alternatieven die in <strong>het</strong><br />
MER zijn on<strong>de</strong>rzocht <strong>het</strong> meest milieuvrien<strong>de</strong>lijke<br />
alternatief. Zij bestrij<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> locatie Almelo-Zuid<br />
<strong>van</strong> begin af aan <strong>de</strong> voorkeur heeft gehad. De locatie<br />
Almelo-Noord is afgevallen omdat dit <strong>gebied</strong><br />
min<strong>de</strong>r centraal ligt, geen directe snelwegverbinding<br />
mogelijk is en er voor dit <strong>gebied</strong> reeds plannen<br />
voor woningbouw en werkgelegenheid bestaan,<br />
aldus verweer<strong>de</strong>rs.<br />
2.3.2. Uit <strong>het</strong> MER blijkt dat <strong>het</strong> selecteren <strong>van</strong><br />
zoek<strong>gebied</strong>en heeft plaatsgevon<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> hand <strong>van</strong><br />
een <strong>op</strong> beleidsmatige criteria berusten<strong>de</strong> selectie,<br />
welke selectie vervolgens is verfijnd aan <strong>de</strong> hand <strong>van</strong><br />
een aantal meer specifieke criteria. De eerste selectie<br />
omvatte zeven zoek<strong>gebied</strong>en, waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong> door<br />
appellanten bedoel<strong>de</strong> locatie Almelo-Noord.<br />
Bij <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> selectie werd door <strong>de</strong> initiatiefnemer<br />
bijzon<strong>de</strong>r gewicht toegekend aan <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> drie<br />
criteria:<br />
– ligging zo dicht mogelijk bij <strong>de</strong> hoofdtransportassen<br />
weg en spoor;<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />
75<br />
– zo centraal mogelijk binnen <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>nband;<br />
– voldoen<strong>de</strong> ruimte voor een terrein <strong>van</strong> ongeveer<br />
185 hectare bruto.<br />
Het aan<strong>van</strong>kelijke zoek<strong>gebied</strong> Almelo-Noord viel bij<br />
<strong>de</strong>ze twee<strong>de</strong> selectie af omdat, zo wordt in <strong>het</strong> MER<br />
gesteld, een directe snelwegverbinding ontbreekt,<br />
er <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>het</strong> streekplan en <strong>het</strong> structuurplan<br />
al <strong>ruimtelijke</strong> claims <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>gebied</strong> liggen en dit<br />
zoek<strong>gebied</strong> verhoudingsgewijs <strong>de</strong>centraal ligt ten<br />
<strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re Twentse ste<strong>de</strong>n. Van <strong>de</strong><br />
aan<strong>van</strong>kelijke zeven zoek<strong>gebied</strong>en bleven er na <strong>de</strong><br />
twee<strong>de</strong> selectie nog twee over die in <strong>het</strong> MER zijn<br />
betrokken.<br />
De Commissie voor <strong>de</strong> milieu-effectrapportage<br />
(ver<strong>de</strong>r te noemen: <strong>de</strong> Commissie) komt in haar<br />
toetsingsadvies tot <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el dat <strong>de</strong> essentiële informatie<br />
aanwezig is in <strong>het</strong> MER en <strong>de</strong> aanvullen<strong>de</strong><br />
informatie. Daarbij geeft <strong>de</strong> Commissie evenwel aan<br />
een aantal belangrijke <strong>op</strong>merkingen te hebben over<br />
<strong>de</strong> wijze waar<strong>op</strong> een inperking is gemaakt in <strong>de</strong><br />
zoek<strong>gebied</strong>en die in <strong>het</strong> MER na<strong>de</strong>r zijn on<strong>de</strong>rzocht.<br />
Zij merkt in dat verband <strong>op</strong> dat in bei<strong>de</strong> fasen <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> selectie <strong>van</strong> zoek<strong>gebied</strong>en slechts beleidsmatige<br />
criteria bepalend zijn geweest en milieuargumenten<br />
nauwelijks een rol hebben gespeeld. Bovendien<br />
ware <strong>het</strong> volgens haar, gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> vele inspraakreacties<br />
met betrekking tot <strong>de</strong> realiteitswaar<strong>de</strong> <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> alternatief Almelo-Noord, beter geweest <strong>de</strong> locatie<br />
Almelo-Noord in <strong>het</strong> MER te on<strong>de</strong>rzoeken,<br />
zodat <strong>het</strong> afvallen <strong>van</strong> dit alternatief in <strong>het</strong> MER beargumenteerd<br />
zou kunnen wor<strong>de</strong>n. In dit verband<br />
wijst <strong>de</strong> Commissie er<strong>op</strong> dat <strong>de</strong> locatie Almelo-<br />
Noord in <strong>het</strong> in 1995 <strong>op</strong>gestel<strong>de</strong> MER voor <strong>het</strong><br />
stadsgewest Twente inzake <strong>de</strong> vestiging <strong>van</strong> een bedrijfsterrein<br />
in <strong>de</strong> regio, niet min<strong>de</strong>r geschikt en <strong>op</strong><br />
bepaal<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len zelfs geschikter wordt geacht<br />
dan <strong>de</strong> locatie Almelo-Zuid. Bovendien gel<strong>de</strong>n <strong>de</strong> in<br />
<strong>het</strong> MER genoem<strong>de</strong> na<strong>de</strong>len <strong>van</strong> <strong>de</strong> afgevallen locaties<br />
volgens haar ten <strong>de</strong>le ook voor <strong>de</strong> wel in <strong>het</strong><br />
MER betrokken locaties. De Commissie wijst er ten<br />
slotte <strong>op</strong> dat in <strong>de</strong> voorliggen<strong>de</strong> partiële herziening<br />
<strong>de</strong> locatie Almelo-Noord, hoewel afgevallen in <strong>het</strong><br />
selectieproces <strong>van</strong> zoek<strong>gebied</strong>en voor <strong>de</strong> vestiging<br />
<strong>van</strong> een RBT, wel aangewezen wordt als ‘grote<br />
werklocatie tot 2010’.<br />
Uit <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> volgt dat in <strong>het</strong> MER bij <strong>de</strong><br />
beantwoording <strong>van</strong> <strong>de</strong> vraag welke alternatieven<br />
voor <strong>de</strong> voorgenomen activiteit re<strong>de</strong>lijkerwijs in beschouwing<br />
dienen te wor<strong>de</strong>n genomen, slechts beleidsmatige<br />
overwegingen een rol hebben gespeeld.<br />
Verweer<strong>de</strong>rs zijn bij hun besluitvorming door <strong>de</strong> gevolg<strong>de</strong><br />
selectiemetho<strong>de</strong> voorbijgegaan aan <strong>de</strong> reële<br />
waar<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> locatie Almelo-Noord als alternatief,<br />
terwijl <strong>de</strong>ze waar<strong>de</strong>, gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> gestel<strong>de</strong> in <strong>het</strong><br />
toetsingsadvies <strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie, geacht moet<br />
wor<strong>de</strong>n bekend te zijn bij verweer<strong>de</strong>rs. Gelet hier<strong>op</strong><br />
is <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />
onvoldoen<strong>de</strong> zorgvuldig is voorbereid, nu dit niet<br />
berust <strong>op</strong> <strong>de</strong> nodige kennis omtrent <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te feiten<br />
en <strong>de</strong> af te wegen belangen. Het bestre<strong>de</strong>n besluit<br />
is, voorzover <strong>het</strong> <strong>de</strong> daarin vervatte locatiekeuze<br />
voor een RBT betreft, in zoverre dan ook<br />
genomen in strijd met <strong>het</strong> bepaal<strong>de</strong> in artikel 3:2<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene wet bestuursrecht (...).<br />
03-68<br />
Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 23 april 2003, nr.<br />
200200416/1, inzake <strong>het</strong> bestemmingsplan ‘Lan<strong>de</strong>lijk<br />
Gebied Vianen’ <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente Vianen.<br />
Burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs hebben <strong>het</strong> college<br />
<strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten verzocht toepassing te<br />
geven aan artikel 11, zeven<strong>de</strong> lid, WRO, zodat gemeentelijke<br />
besluiten tot wijziging <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestemmingsplan<br />
geen goedkeuring <strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong><br />
staten behoeven. Verweer<strong>de</strong>r heeft ten onrechte<br />
<strong>het</strong> gemeentelijke belang bij dat verzoek niet betrokken<br />
in zijn besluit omtrent goedkeuring.<br />
Algemene wet bestuursrecht, artikel 3:2<br />
Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning, artikel 11, lid 7<br />
2.5. Appellanten sub 4 (burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs<br />
<strong>van</strong> Vianen, red.) stellen dat ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten<br />
<strong>van</strong> Zuid-Holland bij <strong>het</strong> besluit omtrent goedkeuring<br />
ten onrechte geen toepassing hebben<br />
gegeven aan artikel 11, zeven<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet <strong>op</strong><br />
<strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning, ondanks een daartoe<br />
strekkend verzoek.<br />
2.5.1. Ingevolge artikel 11, zeven<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet<br />
<strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning voorzover hier <strong>van</strong> belang,<br />
behoeven in afwijking <strong>van</strong> <strong>het</strong> twee<strong>de</strong> lid <strong>de</strong><br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
76<br />
Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />
besluiten <strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs of, in<br />
voorkomend geval <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeenteraad tot wijziging<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> bestemmingsplan geen goedkeuring<br />
<strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten, voorzover <strong>de</strong>ze in hun besluit<br />
tot goedkeuring <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestemmingsplan<br />
zulks hebben omschreven en tegen die wijziging<br />
niet <strong>van</strong> zienswijzen is gebleken.<br />
2.5.2. De beslissing <strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten <strong>van</strong><br />
Zuid-Holland over <strong>het</strong> al dan niet toepassing geven<br />
aan artikel 11, zeven<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke<br />
Or<strong>de</strong>ning maakt <strong>de</strong>el uit <strong>van</strong> <strong>de</strong> beslissing<br />
omtrent goedkeuring <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestemmingsplan en<br />
kan in verband hiermee in <strong>de</strong>ze procedure aan <strong>de</strong><br />
or<strong>de</strong> komen.<br />
Ter zitting hebben verweer<strong>de</strong>rs erkend dat <strong>het</strong><br />
gemeentelijk belang, dat gediend is met een beslissing<br />
<strong>op</strong> <strong>het</strong> genoem<strong>de</strong> verzoek, en <strong>de</strong> in dat ka<strong>de</strong>r<br />
rele<strong>van</strong>te feiten ten onrechte niet door ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong><br />
staten <strong>van</strong> Zuid-Holland bij <strong>de</strong> voorbereiding <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit zijn betrokken. Het beroep<br />
<strong>van</strong> appellanten sub 4 is in zoverre gegrond en <strong>het</strong><br />
bestre<strong>de</strong>n besluit, voorzover daarin geen beslissing<br />
is genomen <strong>op</strong> <strong>het</strong> verzoek <strong>van</strong> appellanten sub 4<br />
om toepassing te geven aan artikel 11, zeven<strong>de</strong> lid,<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning, dient in zoverre<br />
wegens strijd met artikel 3:2 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene<br />
wet bestuursrecht te wor<strong>de</strong>n vernietigd.<br />
Verweer<strong>de</strong>rs dienen alsnog een beslissing te<br />
nemen <strong>op</strong> <strong>het</strong> verzoek <strong>van</strong> appellanten sub 4 toepassing<br />
te geven aan artikel 11, zeven<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning.<br />
03-69<br />
Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 23 april 2003, nr.<br />
200204328/1, inzake <strong>het</strong> bestemmingsplan ‘Jordaan<br />
1999, eerste herziening’ <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente<br />
Amsterdam (thans stads<strong>de</strong>el Amsterdam-Centrum).<br />
De in <strong>het</strong> bestemmingsplan <strong>op</strong>genomen saneringsregeling<br />
voor aan- en bijgebouwen heeft ook<br />
betrekking <strong>op</strong> een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> een gemeentelijk monument.<br />
Op zichzelf bezien hoeft dat niet tot problemen<br />
te lei<strong>de</strong>n, omdat bei<strong>de</strong> betrokken wetten<br />
(<strong>de</strong> WRO en <strong>de</strong> Monumentenwet) <strong>op</strong> verschillen<strong>de</strong><br />
motieven berusten en een geheel an<strong>de</strong>re doelstelling<br />
hebben. In <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige geval kan evenwel<br />
een conflict ontstaan tussen <strong>de</strong> in <strong>de</strong> voorschriften<br />
<strong>op</strong>genomen verplichting om in geval <strong>van</strong> slo<strong>op</strong> <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> hoofdbebouwing tevens <strong>de</strong> bebouwing <strong>op</strong> gron<strong>de</strong>n<br />
met <strong>de</strong> bestemming ‘Tuinen en erven’ te<br />
sl<strong>op</strong>en, en <strong>het</strong> in <strong>de</strong> gemeentelijke monumentenveror<strong>de</strong>ning<br />
<strong>op</strong>genomen verbod om een als gemeentelijk<br />
monument aangewezen pand zon<strong>de</strong>r<br />
vergunning te sl<strong>op</strong>en. De Af<strong>de</strong>ling is <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el<br />
dat verweer<strong>de</strong>r hiermee onvoldoen<strong>de</strong> rekening<br />
heeft gehou<strong>de</strong>n en zich ten onrechte <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt<br />
heeft gesteld dat in <strong>de</strong> aanwijzing als gemeentelijk<br />
monument geen belemmering is gelegen<br />
om een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> pand zon<strong>de</strong>r meer on<strong>de</strong>r<br />
<strong>de</strong> bovengenoem<strong>de</strong> saneringsregeling te brengen.<br />
Algemene wet bestuursrecht, artikel 10:27<br />
Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning, artikel 28, lid 2<br />
2.1. Het plan<strong>gebied</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze eerste herziening <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> bestemmingsplan ‘Jordaan 1999’ wordt begrensd<br />
door <strong>de</strong> Leidsegracht, <strong>de</strong> Singelgracht, <strong>de</strong><br />
Brouwersgracht en <strong>de</strong> Prinsengracht. Het plan is<br />
<strong>op</strong>gesteld om te voldoen aan <strong>het</strong> besluit <strong>van</strong> <strong>het</strong> college<br />
<strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten <strong>van</strong> 20 juni 2000, nr.<br />
1999-29537, waarbij goedkeuring is onthou<strong>de</strong>n<br />
aan <strong>de</strong> plan<strong>de</strong>len met <strong>de</strong> bestemming ‘Tuinen en<br />
erven’ en <strong>het</strong> daarbij behoren<strong>de</strong> artikel 5 <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
planvoorschriften. De herziening voorziet on<strong>de</strong>r<br />
meer in een regeling voor <strong>de</strong> bebouwing en <strong>het</strong> gebruik<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> tot ‘Tuinen en erven’ bestem<strong>de</strong> binnenterreinen<br />
in <strong>de</strong> Jordaan.<br />
2.3. Appellanten hebben aangevoerd dat verweer<strong>de</strong>r<br />
ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan <strong>de</strong><br />
bestemming ‘Tuinen en erven’ voor een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
perceel (A). Appellanten wijzen er<strong>op</strong> dat aan <strong>het</strong><br />
pand (A) twee bestemmingen zijn toegekend: ‘Gemeng<strong>de</strong><br />
doelein<strong>de</strong>n’ en ‘Tuinen en erven’. Zij vin<strong>de</strong>n<br />
<strong>het</strong> bezwaarlijk dat <strong>het</strong> <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> pand met <strong>de</strong><br />
bestemming ‘Tuinen en erven’ is wegbestemd. De<br />
mogelijke verplichte slo<strong>op</strong> <strong>van</strong> dat <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
pand in <strong>de</strong> toekomst achten zij in strijd met <strong>de</strong><br />
rechtszekerheid. In dat verband wijzen appellanten<br />
er<strong>op</strong> dat <strong>het</strong> pand is aangewezen als gemeentelijk<br />
monument.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />
77<br />
2.4. De gemeenteraad heeft aan een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
perceel (A) <strong>de</strong> bestemming ‘Tuinen en erven’, met<br />
<strong>de</strong> aanduiding ‘te handhaven bebouwing ingeval<br />
<strong>van</strong> restauratie/verbetering’ toegekend. De gemeenteraad<br />
heeft overwogen dat <strong>de</strong> als zodanig aangedui<strong>de</strong><br />
bebouwing mag wor<strong>de</strong>n gehandhaafd en geheel<br />
mag wor<strong>de</strong>n vernieuwd. Alleen wanneer wordt<br />
overgegaan tot slo<strong>op</strong>/nieuwbouw <strong>van</strong> <strong>de</strong> hoofdbebouwing<br />
mag <strong>de</strong> als zodanig aangedui<strong>de</strong> bebouwing<br />
niet wor<strong>de</strong>n gehandhaafd.<br />
2.5. Verweer<strong>de</strong>r heeft geen re<strong>de</strong>n gezien <strong>het</strong> plan in<br />
strijd met een goe<strong>de</strong> <strong>ruimtelijke</strong> or<strong>de</strong>ning of <strong>het</strong><br />
recht te achten en heeft <strong>het</strong> plan goedgekeurd.<br />
Hierbij heeft verweer<strong>de</strong>r overwogen dat met <strong>de</strong> herziening<br />
een dui<strong>de</strong>lijk beeld is verkregen <strong>van</strong> <strong>de</strong> bebouwing<br />
<strong>op</strong> <strong>de</strong> binnenterreinen en dat kan wor<strong>de</strong>n<br />
ingestemd met <strong>de</strong> gekozen regeling.<br />
2.6. De bestemming ‘Tuinen en erven’ is toegekend<br />
aan <strong>de</strong> binnenterreinen behoren<strong>de</strong> bij hoofdbebouwing<br />
die <strong>op</strong> gron<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> bestemmingen ‘Gemeng<strong>de</strong><br />
doelein<strong>de</strong>n’ of ‘Maatschappelijke doelein<strong>de</strong>n’<br />
is gesitueerd. Volgens <strong>de</strong> plantoelichting zijn<br />
veel binnenterreinen bebouwd. Doel <strong>van</strong> <strong>de</strong> in dit<br />
plan <strong>op</strong>genomen regeling is om <strong>op</strong> termijn te komen<br />
tot een <strong>op</strong>schoning <strong>van</strong> <strong>de</strong> binnenterreinen. Daartoe<br />
is in artikel 5, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, on<strong>de</strong>r a en b, bepaald dat<br />
gebouwen <strong>op</strong> <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> bestemming ‘Tuinen<br />
en erven’ uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse<br />
waar <strong>op</strong> <strong>de</strong> plankaart <strong>de</strong> aanduiding ‘te handhaven<br />
bebouwing in geval <strong>van</strong> restauratie/verbetering’<br />
voorkomt en dat in geval <strong>van</strong> nieuwbouw <strong>van</strong> <strong>de</strong> bebouwing<br />
<strong>op</strong> <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n bestemd tot ‘Gemeng<strong>de</strong><br />
doelein<strong>de</strong>n’ <strong>de</strong> bebouwing <strong>op</strong> <strong>de</strong> bestemming ‘Tuinen<br />
en erven’ niet mag wor<strong>de</strong>n gehandhaafd. Eenzelf<strong>de</strong><br />
regeling is neergelegd in <strong>de</strong> beschrijving in<br />
hoofdlijnen in artikel 5, twee<strong>de</strong> lid, on<strong>de</strong>r ‘bebouwing<br />
binnenterreinen’.<br />
Ten aanzien <strong>van</strong> <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> <strong>de</strong> gebouwen <strong>op</strong><br />
gron<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> bestemming ‘Tuinen en erven’ geldt<br />
ingevolge artikel 5, achtste lid, dat <strong>de</strong>ze mogen<br />
wor<strong>de</strong>n gebruikt ten dienste <strong>van</strong> een <strong>van</strong> <strong>de</strong> toegestane<br />
functies <strong>op</strong> <strong>de</strong> tot ‘Gemeng<strong>de</strong> doelein<strong>de</strong>n’ bestem<strong>de</strong><br />
gron<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>het</strong>zelf<strong>de</strong> bouwperceel.<br />
2.7. De Af<strong>de</strong>ling acht <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> beleid en<br />
<strong>het</strong> hierbij door <strong>de</strong> gemeenteraad en verweer<strong>de</strong>r ingenomen<br />
standpunt, dat <strong>de</strong> voorliggen<strong>de</strong> regeling<br />
enerzijds recht doet aan <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> situatie en<br />
an<strong>de</strong>rzijds perspectief biedt om toe te werken naar<br />
een nieuwe gewenste ste<strong>de</strong>nbouwkundige situatie,<br />
niet onre<strong>de</strong>lijk. Ingevolge <strong>de</strong>ze regeling mag slechts<br />
in <strong>het</strong> geval <strong>van</strong> slo<strong>op</strong> en nieuwbouw <strong>van</strong> <strong>de</strong> hoofdbebouwing<br />
<strong>de</strong> bebouwing <strong>op</strong> <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> bestemming<br />
‘Tuinen en erven’ <strong>op</strong> <strong>het</strong>zelf<strong>de</strong> bouwperceel<br />
niet wor<strong>de</strong>n gehandhaafd. In alle an<strong>de</strong>re<br />
gevallen mag <strong>de</strong> bebouwing wor<strong>de</strong>n gehandhaafd<br />
en vernieuwd. Verweer<strong>de</strong>r heeft zich dan ook terecht<br />
<strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt gesteld dat <strong>het</strong> bestaan<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> pand (A) <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>het</strong> plan mag<br />
wor<strong>de</strong>n gehandhaafd en dat <strong>het</strong> gebruik daar<strong>van</strong> tevens<br />
positief is bestemd. De Af<strong>de</strong>ling ziet <strong>de</strong>rhalve<br />
geen grond voor <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el, dat <strong>de</strong> voorliggen<strong>de</strong> regeling<br />
in strijd is met <strong>de</strong> rechtszekerheid.<br />
2.8. Op grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> stukken en <strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />
ter zitting is echter vast komen te staan dat <strong>het</strong><br />
pand (A) is aangewezen als gemeentelijk monument.<br />
Op zichzelf bezien hoeft dat niet tot problemen<br />
te lei<strong>de</strong>n omdat bei<strong>de</strong> betrokken wetten (<strong>de</strong><br />
WRO en <strong>de</strong> Monumentenwet) <strong>op</strong> verschillen<strong>de</strong> motieven<br />
berusten en een geheel an<strong>de</strong>re doelstelling<br />
hebben. In <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige geval kan evenwel een<br />
conflict ontstaan tussen <strong>de</strong> in <strong>de</strong> voorschriften <strong>op</strong>genomen<br />
verplichting om in geval <strong>van</strong> slo<strong>op</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
hoofdbebouwing tevens <strong>de</strong> bebouwing <strong>op</strong> <strong>de</strong> bestemming<br />
‘Tuinen en erven’ te sl<strong>op</strong>en, en <strong>het</strong> in <strong>de</strong><br />
gemeentelijke monumentenveror<strong>de</strong>ning <strong>op</strong>genomen<br />
verbod om een als gemeentelijk monument aangewezen<br />
pand zon<strong>de</strong>r vergunning te sl<strong>op</strong>en.<br />
De Af<strong>de</strong>ling is <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat verweer<strong>de</strong>r hiermee<br />
onvoldoen<strong>de</strong> rekening heeft gehou<strong>de</strong>n en zich<br />
ten onrechte <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt heeft gesteld dat in<br />
<strong>de</strong> aanwijzing als gemeentelijk monument geen belemmering<br />
is gelegen om een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> pand<br />
zon<strong>de</strong>r meer on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> bovengenoem<strong>de</strong> saneringsregeling<br />
te brengen.<br />
Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> heeft verweer<strong>de</strong>r zich<br />
niet in re<strong>de</strong>lijkheid <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt kunnen stellen<br />
dat <strong>het</strong> plan<strong>de</strong>el met <strong>de</strong> bestemming ‘Tuinen en<br />
erven’ voor <strong>de</strong> aanbouw <strong>van</strong> <strong>het</strong> pand (A), niet in<br />
strijd is met een goe<strong>de</strong> <strong>ruimtelijke</strong> or<strong>de</strong>ning. Hieruit<br />
volgt dat verweer<strong>de</strong>r, door <strong>het</strong> plan goed te keuren,<br />
heeft gehan<strong>de</strong>ld in strijd met artikel 28, twee<strong>de</strong> lid,<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning in samenhang<br />
met artikel 10:27 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene wet be-<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
78<br />
Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />
stuursrecht. Het beroep is in zoverre gegrond, zodat<br />
<strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit voorzover daarbij goedkeuring<br />
is verleend aan voornoemd plan<strong>de</strong>el dient te wor<strong>de</strong>n<br />
vernietigd.<br />
Uit <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> volgt dat er rechtens maar één<br />
te nemen besluit mogelijk is, zodat <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling aanleiding<br />
ziet om goedkeuring te onthou<strong>de</strong>n aan <strong>het</strong><br />
plan<strong>de</strong>el met <strong>de</strong> bestemming ‘Tuinen en erven’ voor<br />
<strong>de</strong> aanbouw <strong>van</strong> <strong>het</strong> pand (A).<br />
03-70<br />
Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 23 april 2003, nr.<br />
200204855/1, inzake <strong>het</strong> bestemmingsplan ‘Buiten<strong>gebied</strong><br />
Drimmelen, partiële herziening Wil<strong>de</strong>straat<br />
13 te Wagenberg’ <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente Drimmelen.<br />
Het bestemmingsplan voorziet in een kin<strong>de</strong>rdagverblijf<br />
in <strong>het</strong> buiten<strong>gebied</strong>. Deze functie is in<br />
strijd met <strong>het</strong> (nieuwe) streekplanbeleid. Ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong><br />
staten onthiel<strong>de</strong>n toch ten onrechte goedkeuring.<br />
Gezien <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />
Af<strong>de</strong>ling namelijk dat ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten in re<strong>de</strong>lijkheid<br />
niet <strong>het</strong> standpunt hebben kunnen innemen<br />
dat geen termen beston<strong>de</strong>n om met toepassing<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> overgangsbeleid met <strong>het</strong> plan in te<br />
stemmen.<br />
Algemene wet bestuursrecht, artikel 8:72, lid 4<br />
en artikel 10:27<br />
Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning, artikel 28, lid 2<br />
2.1. Met <strong>het</strong> plan wordt beoogd <strong>de</strong> vestiging <strong>van</strong><br />
een kin<strong>de</strong>rdagverblijf in een voormalige varkensstal<br />
aan <strong>de</strong> Wil<strong>de</strong>straat 13 in Wagenberg mogelijk te<br />
maken. Verweer<strong>de</strong>r heeft goedkeuring aan <strong>het</strong> plan<br />
onthou<strong>de</strong>n.<br />
2.3. Verweer<strong>de</strong>r stelt zich <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt dat <strong>het</strong><br />
plan in strijd is met <strong>de</strong> in <strong>het</strong> streekplan ‘Brabant in<br />
Balans’ (ver<strong>de</strong>r: <strong>het</strong> streekplan) neergeleg<strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n<br />
voor verruim<strong>de</strong> gebruiksmogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>van</strong><br />
vrijkomen<strong>de</strong> agrarische bedrijfslocaties. Hij acht in<br />
dit verband onvoldoen<strong>de</strong> aangetoond dat agrarisch<br />
hergebruik in <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige gebouw niet meer<br />
mogelijk is. Voorts stelt hij dat onvoldoen<strong>de</strong> inzichtelijk<br />
is gemaakt wat <strong>de</strong> effecten zijn <strong>van</strong> <strong>het</strong> kin<strong>de</strong>rdagverblijf<br />
<strong>op</strong> <strong>de</strong> bedrijvigheid in <strong>de</strong> omgeving en<br />
omgekeerd of voor <strong>het</strong> kin<strong>de</strong>rdagverblijf een goed<br />
verblijfsklimaat is te garan<strong>de</strong>ren. Tevens is geen inzicht<br />
verschaft in <strong>de</strong> toekomstige ontwikkelingen en<br />
zal <strong>de</strong> exploitatie teveel mobiliteit genereren. Ver<strong>de</strong>r<br />
stelt hij zich <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt dat ook <strong>het</strong> in <strong>het</strong><br />
streekplan neergeleg<strong>de</strong> overgangsbeleid hem er niet<br />
toe verplicht <strong>het</strong> plan goed te keuren.<br />
Hij acht geen bijzon<strong>de</strong>re omstandighe<strong>de</strong>n aanwezig<br />
<strong>op</strong> grond waar<strong>van</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> streekplan zou moeten<br />
wor<strong>de</strong>n afgeweken.<br />
2.4. Appellanten stellen zich <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt dat<br />
verweer<strong>de</strong>r ten onrechte goedkeuring aan <strong>het</strong> plan<br />
heeft onthou<strong>de</strong>n. Zij voeren aan dat <strong>het</strong> besluit is<br />
genomen in strijd met <strong>het</strong> gelijkheidsbeginsel en onzorgvuldig<br />
tot stand is gekomen. Ver<strong>de</strong>r hebben zij<br />
aangevoerd dat <strong>het</strong> perceel in een <strong>gebied</strong> ligt dat<br />
nauwelijks meer als agrarisch buiten<strong>gebied</strong> is aan<br />
te merken. Tevens stellen zij dat zij mochten verwachten<br />
dat verweer<strong>de</strong>r <strong>het</strong> plan zou goedkeuren<br />
aangezien <strong>de</strong> provinciale planologische commissie<br />
(ver<strong>de</strong>r: ppc) bij <strong>de</strong> voorbereiding <strong>van</strong> <strong>het</strong> plan een<br />
positief advies heeft gegeven. Deze laatste omstandigheid<br />
brengt, aldus appellant sub 2 ook met zich<br />
mee dat <strong>het</strong> overgangsbeleid <strong>van</strong> <strong>het</strong> streekplan<br />
aanspraak <strong>op</strong> goedkeuring <strong>van</strong> <strong>het</strong> plan gaf.<br />
Appellante sub 1 voert daarnaast nog aan dat <strong>het</strong><br />
plan aan <strong>het</strong> ou<strong>de</strong> streekplan had moeten wor<strong>de</strong>n<br />
getoetst. Voorts stelt zij dat agrarische bedrijvigheid<br />
in <strong>de</strong> omgeving niet belemmerd zal wor<strong>de</strong>n en dat<br />
een agrarische functie voor <strong>het</strong> gebouw niet meer<br />
mogelijk is.<br />
2.5. Het aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> zijn<strong>de</strong> bestemmingsplan is<br />
vastgesteld en goedgekeurd nadat genoemd streekplan<br />
‘Brabant in Balans’ door provinciale staten is<br />
vastgesteld <strong>op</strong> 22 februari 2002 en in werking is<br />
getre<strong>de</strong>n <strong>op</strong> 15 maart 2002. Het karakter <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
toetsing <strong>van</strong> een bestemmingsplan door <strong>het</strong> college<br />
<strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten brengt in beginsel met zich<br />
mee dat alle feiten en omstandighe<strong>de</strong>n die zich tot<br />
aan <strong>het</strong> nemen <strong>van</strong> <strong>het</strong> besluit hebben voorgedaan<br />
in aanmerking moeten wor<strong>de</strong>n genomen. Niet is ge-<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />
79<br />
bleken <strong>van</strong> bijzon<strong>de</strong>re omstandighe<strong>de</strong>n <strong>op</strong> grond<br />
waar<strong>van</strong> dit uitgangspunt losgelaten had moeten<br />
wor<strong>de</strong>n. Gelet hier<strong>op</strong> is <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat<br />
verweer<strong>de</strong>r <strong>het</strong> bestemmingsplan terecht heeft getoetst<br />
aan dit streekplan.<br />
In <strong>het</strong> streekplan is als uitgangspunt <strong>van</strong> beleid<br />
vastgelegd dat ter bescherming <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>op</strong>enheid in<br />
<strong>het</strong> <strong>gebied</strong> geen ver<strong>de</strong>re verstening mag plaatsvin<strong>de</strong>n.<br />
Op basis hier<strong>van</strong> is <strong>het</strong> beleid <strong>op</strong>genomen dat<br />
<strong>de</strong> vestiging <strong>van</strong> niet aan <strong>het</strong> buiten<strong>gebied</strong> gebon<strong>de</strong>n<br />
bedrijvigheid in principe daaruit wordt geweerd,<br />
tenein<strong>de</strong> tevens in <strong>de</strong> behoefte aan locaties<br />
voor hervestiging <strong>van</strong> agrarische bedrijven te kunnen<br />
blijven voorzien. De Af<strong>de</strong>ling acht dit beleid in<br />
zijn algemeenheid niet onre<strong>de</strong>lijk. On<strong>de</strong>r voorwaar<strong>de</strong>n<br />
kunnen vrijkomen<strong>de</strong> agrarische bedrijfslocaties<br />
waar<strong>van</strong> <strong>de</strong> agrarische bestemming niet kan<br />
wor<strong>de</strong>n gehandhaafd, wor<strong>de</strong>n gebruikt voor an<strong>de</strong>re<br />
functies. Voorwaar<strong>de</strong>n zijn on<strong>de</strong>r meer dat <strong>de</strong> bedrijvigheid<br />
moet passen in <strong>de</strong> omgeving, kleinschalig<br />
moet zijn en niet publieksgericht. Ook dit uitzon<strong>de</strong>ringsbeleid<br />
acht <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling niet onre<strong>de</strong>lijk.<br />
Gezien <strong>de</strong> uit <strong>de</strong> stukken en <strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ter zitting<br />
gebleken feitelijke inrichting <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>gebied</strong><br />
waar <strong>het</strong> betrokken perceel ligt, heeft verweer<strong>de</strong>r<br />
<strong>het</strong> standpunt kunnen innemen dat dit als buiten<strong>gebied</strong><br />
valt aan te merken. Aan dit oor<strong>de</strong>el draagt bij<br />
dat in <strong>het</strong> vorige bestemmingsplan aan dit perceel<br />
<strong>de</strong> bestemming ‘Open agrarisch <strong>gebied</strong>’ met <strong>de</strong> aanduiding<br />
‘agrarisch bouwblok’ was gegeven en dat<br />
<strong>het</strong> <strong>gebied</strong> volgens <strong>het</strong> streekplan behoort tot <strong>de</strong><br />
agrarische hoofdstructuur. In <strong>het</strong>geen appellanten<br />
naar voren hebben gebracht ziet <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling geen<br />
aanleiding om tot een an<strong>de</strong>r oor<strong>de</strong>el te komen. Verweer<strong>de</strong>r<br />
heeft dan ook terecht <strong>het</strong> hiervoor vermel<strong>de</strong><br />
beleid <strong>van</strong> toepassing geacht.<br />
De Af<strong>de</strong>ling is <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat verweer<strong>de</strong>r er<strong>van</strong> uit<br />
heeft kunnen gaan dat agrarisch gebruik <strong>van</strong> <strong>het</strong> gebouw<br />
mogelijk is. De Af<strong>de</strong>ling is ver<strong>de</strong>r met verweer<strong>de</strong>r<br />
<strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat hier sprake is <strong>van</strong> een publieksgerichte<br />
activiteit en dat onvoldoen<strong>de</strong><br />
inzichtelijk is gemaakt in hoeverre <strong>de</strong> beoog<strong>de</strong> activiteit<br />
past in <strong>de</strong> omgeving en blijvend gericht is <strong>op</strong><br />
kleinschaligheid.<br />
De Af<strong>de</strong>ling is dan ook <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat verweer<strong>de</strong>r<br />
terecht <strong>het</strong> standpunt heeft ingenomen dat <strong>het</strong> plan<br />
in strijd is met <strong>het</strong> genoem<strong>de</strong> streekplanbeleid.<br />
2.6. Ten aanzien <strong>van</strong> <strong>het</strong> bezwaar dat verweer<strong>de</strong>r<br />
<strong>het</strong> plan <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>het</strong> overgangsbeleid had<br />
moeten goedkeuren overweegt <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling als volgt.<br />
Volgens <strong>het</strong> overgangsbeleid <strong>van</strong> hoofdstuk 7 <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> streekplan, voorzover hier <strong>van</strong> belang, kunnen<br />
ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten me<strong>de</strong>werking verlenen aan<br />
plannen die strijdig zijn met <strong>het</strong> beleid <strong>van</strong> dit<br />
streekplan, maar waarover <strong>de</strong> ppc voor <strong>de</strong> inwerkingtreding<br />
<strong>van</strong> dit streekplan een positief advies<br />
heeft uitgebracht in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>het</strong> vooroverleg,<br />
mits er se<strong>de</strong>rt <strong>het</strong> uitbrengen <strong>van</strong> dat advies niet<br />
meer dan een jaar is verstreken. Niet in geding is<br />
dat in dit geval voldaan wordt aan <strong>de</strong>ze voorwaar<strong>de</strong>n<br />
<strong>van</strong> dit overgangsbeleid.<br />
Verweer<strong>de</strong>r heeft zich <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt gesteld dat<br />
<strong>het</strong> overgangsbeleid hem er niet toe verplicht om<br />
me<strong>de</strong>werking aan <strong>het</strong> plan te verlenen omdat <strong>het</strong><br />
beleid zo is geformuleerd dat hij een afweging kan<br />
maken. Hij stelt dat hij in dit geval geen goedkeuring<br />
<strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>het</strong> overgangsbeleid verleend<br />
heeft omdat <strong>het</strong> plan ook in strijd was met <strong>het</strong> hiervoor<br />
gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> streekplan. Dienaangaan<strong>de</strong> overweegt<br />
<strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling als volgt.<br />
Verweer<strong>de</strong>r heeft <strong>op</strong> 15 februari 2000, nummer<br />
666131, een besluit tot aanwijzing <strong>van</strong> categorieën<br />
<strong>van</strong> gevallen als bedoeld in artikel 19, twee<strong>de</strong> lid,<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO genomen. Dit besluit is bij brief <strong>van</strong> 29<br />
februari 2000, nummer 666131/666136, aan <strong>de</strong><br />
gemeentebesturen bekendgemaakt. Het in <strong>het</strong> besluit<br />
kenbaar gemaakte beleid luidt dat een positief<br />
advies <strong>van</strong> <strong>de</strong> ppc, on<strong>de</strong>r een aantal voorwaar<strong>de</strong>n,<br />
een directe mogelijkheid aan <strong>het</strong> college <strong>van</strong> burgemeester<br />
en wethou<strong>de</strong>rs geeft om vrijstelling <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
bestemmingsplan te verlenen, zon<strong>de</strong>r voorafgaan<strong>de</strong><br />
verklaring <strong>van</strong> geen bezwaar <strong>van</strong> <strong>het</strong> college <strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong><br />
staten.<br />
Niet in geding is dat aan appellante sub 1 <strong>op</strong> grond<br />
<strong>van</strong> dit besluit zon<strong>de</strong>r verklaring <strong>van</strong> geen bezwaar<br />
<strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r vrijstelling voor een kin<strong>de</strong>rdagverblijf<br />
als bij dit plan voorzien had kunnen wor<strong>de</strong>n verleend.<br />
Mitsdien heeft verweer<strong>de</strong>r <strong>de</strong> vrijheid gegeven<br />
om een <strong>de</strong>rgelijk kin<strong>de</strong>rdagverblijf te realiseren.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
80<br />
Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />
On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze omstandighe<strong>de</strong>n is <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el<br />
dat verweer<strong>de</strong>r niet in re<strong>de</strong>lijkheid <strong>het</strong> standpunt<br />
heeft kunnen innemen dat geen termen<br />
beston<strong>de</strong>n om met toepassing <strong>van</strong> <strong>het</strong> overgangsbeleid<br />
met <strong>het</strong> plan in te stemmen. Gelet hier<strong>op</strong> heeft<br />
hij <strong>het</strong> plan niet in strijd met een goe<strong>de</strong> <strong>ruimtelijke</strong><br />
or<strong>de</strong>ning kunnen achten. Door niettemin om <strong>de</strong>ze<br />
re<strong>de</strong>n goedkeuring aan <strong>het</strong> plan te onthou<strong>de</strong>n heeft<br />
verweer<strong>de</strong>r gehan<strong>de</strong>ld in strijd met artikel 28, twee<strong>de</strong><br />
lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning in<br />
samenhang met artikel 10:27 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene wet<br />
bestuursrecht. De beroepen zijn gegrond, zodat <strong>het</strong><br />
bestre<strong>de</strong>n besluit dient te wor<strong>de</strong>n vernietigd.<br />
In <strong>de</strong> gegeven omstandighe<strong>de</strong>n ziet <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling aanleiding<br />
om met toepassing <strong>van</strong> artikel 8:72, vier<strong>de</strong><br />
lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene wet bestuursrecht goedkeuring<br />
te verlenen aan <strong>het</strong> plan.<br />
03-71<br />
Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 23 april 2003, nr.<br />
200206292/1, inzake een bouwvergunning voor<br />
recreatiebungalows, gemeente Har<strong>de</strong>rwijk.<br />
Aangezien <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n zijn bestemd voor <strong>de</strong> exploitatie<br />
<strong>van</strong> recreatiebedrijven, moet sprake zijn<br />
<strong>van</strong> een bedrijfsmatige exploitatie <strong>van</strong> <strong>het</strong> recreatieterrein<br />
met <strong>de</strong> daar<strong>op</strong> te realiseren recreatiewoonverblijven.<br />
Het enkele gegeven dat <strong>het</strong><br />
bestemmingsplan toelaat dat <strong>de</strong> recreatiewoonverblijven<br />
als ‘twee<strong>de</strong> woning’ wor<strong>de</strong>n gebruikt,<br />
maakt dit niet an<strong>de</strong>rs. De voorgeschreven bedrijfsmatige<br />
exploitatie heeft tot gevolg dat geen bouwvergunning<br />
verleend kan wor<strong>de</strong>n voor recreatiewoningen<br />
die afzon<strong>de</strong>rlijk verkocht wor<strong>de</strong>n aan en<br />
bewoond zullen wor<strong>de</strong>n door particulieren.<br />
Woningwet, artikel 44<br />
2.1. Op <strong>het</strong> perceel rust ingevolge <strong>het</strong> ter plaatse<br />
gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> bestemmingsplan ‘Buiten<strong>gebied</strong> II-1975’,<br />
<strong>de</strong> bestemming ‘Kampeercentrum’. Ingevolge artikel<br />
15, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> bij <strong>het</strong> bestemmingsplan behoren<strong>de</strong><br />
voorschriften, voorzover hier <strong>van</strong> belang,<br />
zijn <strong>de</strong> <strong>op</strong> <strong>de</strong> kaart voor dit doel aangewezen gron<strong>de</strong>n<br />
bestemd voor <strong>de</strong> exploitatie <strong>van</strong> recreatiebedrijven,<br />
waar personen, die hun vaste verblijfplaats el<strong>de</strong>rs<br />
hebben, recreatief verblijf kunnen hou<strong>de</strong>n in:<br />
a. recreatiewoonverblijven;<br />
b. mobiele kampeermid<strong>de</strong>len.<br />
Ingevolge <strong>het</strong> twee<strong>de</strong> lid <strong>van</strong> dit artikel mogen <strong>op</strong> of<br />
in <strong>de</strong> in <strong>het</strong> eerste lid bedoel<strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n uitsluitend<br />
bouwwerken ten dienste <strong>van</strong> <strong>de</strong> in dat lid omschreven<br />
bestemming wor<strong>de</strong>n gebouwd, zoals:<br />
– recreatiewoonverblijven; (...).<br />
Ingevolge artikel 1, on<strong>de</strong>r q, <strong>van</strong> <strong>de</strong> planvoorschriften<br />
dient on<strong>de</strong>r een recreatiewoonverblijf, voorzover<br />
hier <strong>van</strong> belang, te wor<strong>de</strong>n verstaan: een gebouw,<br />
bestemd om uitsluitend door een gezin of een daarmee<br />
gelijk te stellen groep <strong>van</strong> personen, dat/die<br />
zijn hoofdverblijf el<strong>de</strong>rs heeft, geduren<strong>de</strong> een ge<strong>de</strong>elte<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> jaar, overwegend <strong>het</strong> zomerseizoen,<br />
te wor<strong>de</strong>n bewoond.<br />
Ingevolge artikel 24, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> planvoorschriften<br />
is <strong>het</strong> onvermin<strong>de</strong>rd <strong>het</strong> bepaal<strong>de</strong> in <strong>de</strong><br />
Veror<strong>de</strong>ning <strong>op</strong> <strong>de</strong> ontgrondingen in Gel<strong>de</strong>rland, <strong>de</strong><br />
Veror<strong>de</strong>ning tegen landschapsontsiering Gel<strong>de</strong>rland<br />
en <strong>de</strong> Cara<strong>van</strong>-, ligschepen- en tentenveror<strong>de</strong>ning<br />
Gel<strong>de</strong>rland 1972 verbo<strong>de</strong>n gron<strong>de</strong>n en <strong>op</strong>stallen te<br />
gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken<br />
<strong>op</strong> een wijze of tot een doel, strijdig met <strong>de</strong> in <strong>het</strong><br />
plan aan <strong>de</strong> grond gegeven bestemming.<br />
2.2. Met <strong>de</strong> rechtbank stelt <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling vast dat nu<br />
in artikel 15, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> planvoorschriften<br />
uitdrukkelijk is bepaald dat <strong>de</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n<br />
zijn bestemd voor <strong>de</strong> exploitatie <strong>van</strong> recreatiebedrijven<br />
<strong>het</strong> college zich terecht <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt<br />
heeft gesteld dat sprake moet zijn <strong>van</strong> een bedrijfsmatige<br />
exploitatie <strong>van</strong> <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige recreatieterrein<br />
Vakantiecentrum (A) met <strong>de</strong> daar<strong>op</strong> te realiseren<br />
recreatiewoonverblijven. Het enkele gegeven<br />
dat <strong>het</strong> bestemmingsplan toelaat dat <strong>de</strong> recreatiewoonverblijven<br />
als ‘twee<strong>de</strong> woning’ wor<strong>de</strong>n gebruikt,<br />
maakt dit niet an<strong>de</strong>rs. Dat gebruik kan immers<br />
bestaan naast een bedrijfsmatige exploitatie<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> woningen en doet niet af aan <strong>het</strong> blijkens <strong>de</strong><br />
voorschriften gestel<strong>de</strong> vereiste <strong>van</strong> bedrijfsmatige<br />
exploitatie. Hetgeen appellante ver<strong>de</strong>r in hoger beroep<br />
heeft aangevoerd, biedt geen aankn<strong>op</strong>ingspunt<br />
voor een an<strong>de</strong>r oor<strong>de</strong>el.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />
81<br />
2.3. Bij toetsing <strong>van</strong> een bouwplan aan een bestemmingsplan<br />
moet niet slechts wor<strong>de</strong>n bezien of<br />
<strong>het</strong> bouwwerk overeenkomstig <strong>de</strong> bestemming kan<br />
wor<strong>de</strong>n gebruikt, doch me<strong>de</strong> moet wor<strong>de</strong>n beoor<strong>de</strong>eld<br />
of <strong>het</strong> bouwwerk ook met <strong>het</strong> oog <strong>op</strong> zodanig<br />
gebruik wordt <strong>op</strong>gericht. Er is sprake <strong>van</strong> strijd met<br />
<strong>de</strong> bestemming, indien re<strong>de</strong>lijkerwijs valt aan te<br />
nemen dat <strong>het</strong> bouwwerk uitsluitend of me<strong>de</strong> zal<br />
wor<strong>de</strong>n gebruikt voor an<strong>de</strong>re doelein<strong>de</strong>n dan die<br />
waarin <strong>de</strong> bestemming voorziet.<br />
2.4. Uit <strong>de</strong> stukken en <strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ter zitting is<br />
gebleken dat <strong>de</strong> individuele kavels waar<strong>op</strong> <strong>het</strong><br />
bouwplan betrekking heeft, na vergunningverlening<br />
wor<strong>de</strong>n verkocht. Uit <strong>de</strong> in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> bouwaanvraagprocedure<br />
overgeleg<strong>de</strong> ko<strong>op</strong>overeenkomst,<br />
leveringsakte en service-overeenkomst valt <strong>op</strong> te<br />
maken dat <strong>de</strong> toekomstige eigenaren <strong>van</strong> <strong>de</strong> kavels<br />
vrij zijn om hun eigendom bijvoorbeeld als ‘twee<strong>de</strong><br />
woning’ te gebruiken, zon<strong>de</strong>r dat nog inkomsten<br />
wor<strong>de</strong>n gegenereerd uit <strong>de</strong> exploitatie <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong><br />
recreatiewoonverblijf, nu aan <strong>de</strong> toekomstige<br />
eigenaars geen (rechtens afdwingbare)<br />
verplichting wordt <strong>op</strong>gelegd om <strong>het</strong> recreatiewoonverblijf<br />
ook voor bedrijfsmatige verhuur ter beschikking<br />
te stellen. In dit verband is nog <strong>van</strong> belang dat<br />
<strong>de</strong> service-overeenkomst slechts voorziet in een vergoeding<br />
voor <strong>het</strong> beheer <strong>van</strong> <strong>het</strong> recreatiepark met<br />
<strong>de</strong> daar<strong>op</strong> aanwezige voorzieningen en <strong>de</strong>rhalve<br />
geen betrekking heeft <strong>op</strong> <strong>de</strong> exploitatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> recreatiewoonverblijven<br />
als zodanig. Aanwijzingen<br />
dat <strong>de</strong> k<strong>op</strong>ers <strong>de</strong> kavels in een <strong>van</strong> betekenis zijn<strong>de</strong><br />
mate als recreatieverblijf zullen exploiteren, heeft<br />
<strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling niet gevon<strong>de</strong>n.<br />
2.5. De rechtbank is gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> bovenstaan<strong>de</strong> tot<br />
<strong>het</strong> juiste oor<strong>de</strong>el gekomen dat <strong>het</strong> college bij <strong>de</strong> beslissing<br />
<strong>op</strong> bezwaar terecht heeft beslist, dat <strong>het</strong><br />
bouwplan in strijd is met <strong>de</strong> ingevolge <strong>het</strong> bestemmingsplan<br />
‘Buiten<strong>gebied</strong> II-1975’ aan <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n<br />
gegeven bestemming. Dat <strong>van</strong> strijdigheid met <strong>de</strong><br />
voorschriften <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestemmingsplan geen sprake<br />
zou zijn, omdat <strong>het</strong> bouwplan slechts <strong>van</strong> on<strong>de</strong>rgeschikte<br />
betekenis zou moeten wor<strong>de</strong>n geacht, is onjuist.<br />
Artikel 44 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Woningwet brengt immers<br />
mee, dat een bouwvergunning bij strijd met <strong>het</strong> bestemmingsplan<br />
moet wor<strong>de</strong>n geweigerd. Daarbij is<br />
niet <strong>van</strong> belang of die strijdigheid <strong>van</strong> on<strong>de</strong>rgeschikte<br />
betekenis zou zijn.<br />
2.6. Het bestemmingsplan kent geen rele<strong>van</strong>te vrijstellingsbevoegdheid.<br />
Uit <strong>de</strong> stukken is gebleken<br />
dat <strong>het</strong> college niet bereid is mee te werken aan <strong>het</strong><br />
verlenen <strong>van</strong> vrijstelling krachtens artikel 19 <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning. Nu <strong>de</strong> strijdigheid<br />
met <strong>het</strong> bestemmingsplan niet kon wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong>geheven,<br />
kon <strong>het</strong> college <strong>de</strong> gevraag<strong>de</strong> bouwvergunning,<br />
gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> bepaal<strong>de</strong> in artikel 44 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Woningwet,<br />
dan ook slechts weigeren. De rechtbank heeft<br />
dit met juistheid overwogen. Voorzover is betoogd<br />
dat <strong>het</strong> college eer<strong>de</strong>r wel vergunning heeft verleend<br />
voor <strong>de</strong> bouw <strong>van</strong> 20 recreatiebungalows in een<br />
vergelijkbare situatie, leidt dat, wat daar<strong>van</strong> ook zij,<br />
niet tot een an<strong>de</strong>r oor<strong>de</strong>el. Het gelijkheidsbeginsel,<br />
noch <strong>de</strong> overige algemene beginselen <strong>van</strong> behoorlijk<br />
bestuur waar appellanten een beroep <strong>op</strong> hebben gedaan,<br />
strekken zover dat <strong>op</strong> grond daar<strong>van</strong> in strijd<br />
met <strong>de</strong> wet een bouwvergunning zou moeten wor<strong>de</strong>n<br />
verleend. Reeds daarom treft dat beroep geen<br />
doel.<br />
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen<br />
uitspraak dient te wor<strong>de</strong>n bevestigd.<br />
03-72<br />
Uitspraak <strong>van</strong> <strong>het</strong> Eur<strong>op</strong>ese Hof voor <strong>de</strong> Rechten<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Mens <strong>van</strong> 6 mei 2003, Kleyn e.a.–Staat.<br />
Er is door appellanten niets aangedragen waarin<br />
aanleiding wordt gevon<strong>de</strong>n om aan <strong>de</strong> onafhankelijkheid<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State en zijn le<strong>de</strong>n te<br />
twijfelen. Ook is er geen indicatie in dit geval dat<br />
<strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State subjectief niet onpartijdig was<br />
(m.b.t. <strong>de</strong> le<strong>de</strong>n). On<strong>de</strong>r omstandighe<strong>de</strong>n kan wel<br />
sprake zijn <strong>van</strong> objectieve partijdigheid (m.b.t. <strong>het</strong><br />
instituut). Het Hof geeft in dit verband aan niet zo<br />
veel vertrouwen te hebben in <strong>de</strong> genomen interne<br />
maatregelen bij <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State als <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
regering. In dit specifieke geval oor<strong>de</strong>elt <strong>het</strong><br />
Hof echter dat <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State ook objectief onpartijdig<br />
is.<br />
EVRM, artikel 6, lid 1<br />
Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State, artikel 15<br />
Algemene wet bestuursrecht, artikel 8:15<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
82<br />
Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />
165. The applicants submitted that, in the light of<br />
the Court’s judgments in the cases of Procola v.<br />
Luxembourg (28 September 1985, Series A<br />
no. 326) and McGonnell v. the United Kingdom<br />
(no. 28488/95, ECHR 2000-II), the Administrative<br />
Jurisdiction Division cannot be regar<strong>de</strong>d as an in<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nt<br />
and impartial tribunal within the meaning<br />
of Article 6 § 1 of the Convention. In Procola v.<br />
Luxembourg, the Court indicated that, by reason of<br />
the combination of different functions within the<br />
Luxembourg Council of State, this ‘institution’s<br />
structural impartiality’ could be put in doubt. The<br />
applicants further submitted that the perception of<br />
appellants had to be regar<strong>de</strong>d as <strong>de</strong>cisive where it<br />
concerned a tribunal’s objective impartiality. Any<br />
doubts by appellants – based on reasonable and objectively<br />
justified grounds – as to the impartiality of<br />
a tribunal had to be dispelled.<br />
190. As is well established in the Court’s case-law,<br />
in or<strong>de</strong>r to establish w<strong>het</strong>her a tribunal can be consi<strong>de</strong>red<br />
‘in<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nt’ for the purposes of Article 6<br />
§ 1, regard must be had, inter alia, to the manner<br />
of appointment of its members and their term of office,<br />
the existence of safeguards against outsi<strong>de</strong><br />
pressures and the question w<strong>het</strong>her it presents an<br />
appearance of in<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nce.<br />
191. As to the question of ‘impartiality’ for the purposes<br />
of Article 6 § 1, there are two aspects to this<br />
requirement. First, the tribunal must be subjectively<br />
free of personal prejudice or bias. Secondly, it must<br />
also be impartial from an objective viewpoint, that<br />
is, it must offer sufficient guarantees to exclu<strong>de</strong> any<br />
legitimate doubt in this respect. (...)<br />
193. Although the notion of the separation of powers<br />
between the political organs of government<br />
and the judiciary has assumed growing importance<br />
in the Court’s case-law (see Stafford v. the United<br />
Kingdom [GC], no. 46295/99, § 78, ECHR 2002-<br />
IV), neither Article 6 nor any other provision of the<br />
Convention requires States to comply with any theoretical<br />
constitutional concepts regarding the permissible<br />
limits of the powers’ interaction. The<br />
question is always w<strong>het</strong>her, in a given case, the requirements<br />
of the Convention are met. The present<br />
case does not, therefore, require the application of<br />
any particular doctrine of constitutional law to the<br />
position of the Netherlands Council of State. The<br />
Court is faced solely with the question w<strong>het</strong>her, in<br />
the circumstances of the case, the Administrative<br />
Jurisdiction Division had the requisite ‘appearance’<br />
of in<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nce, or the requisite ‘objective’ impartiality.<br />
(...)<br />
195. Having regard to the manner and conditions of<br />
appointment of the Netherlands Council of State’s<br />
members and their terms of office, and in the absence<br />
of any indication of a lack of sufficient and<br />
a<strong>de</strong>quate safeguards against possible extraneous<br />
pressure, the Court has found nothing in the applicant’s<br />
submissions that could substantiate their<br />
concerns as to the in<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nce of the Council of<br />
State and its members, the more so as this particular<br />
issue was not addressed in the challenge proceedings<br />
brought by Mr and Mrs Raymakers.<br />
Neither is there any indication in the present<br />
case that any member of the bench of the Administrative<br />
Jurisdiction Division was subjectively prejudiced<br />
or biased when hearing the applicants’ appeals<br />
against the Routing Decision. In particular, it<br />
has not been alleged by the applicants that the participation<br />
of the Presi<strong>de</strong>nt of the bench in the advisory<br />
<strong>op</strong>inion on the Transport Infrastructure Planning<br />
Bill gave rise to actual bias on his part.<br />
196. Nevertheless, as illustrated in the above-cited<br />
Procola v. Luxembourg case, the consecutive exercise<br />
of advisory and judicial functions within one<br />
body may, in certain circumstances, raise an issue<br />
un<strong>de</strong>r Article 6 § 1 of the Convention as regards the<br />
impartiality of the body seen from the objective<br />
viewpoint. In this context the Court reiterates that it<br />
is crucial for tribunals to inspire trust and confi<strong>de</strong>nce<br />
(see § 191 above).<br />
197. The respon<strong>de</strong>nt Government has brought to<br />
the Court’s attention the internal measures taken by<br />
the Council of State with a view to giving effect to<br />
the Procola judgment in the Netherlands (see<br />
§§ 142-145 above). According to the <strong>de</strong>scription of<br />
these measures which is to be found in the Annual<br />
Report of 2000 of the Council of State, the composition<br />
of the bench will only be scrutinised if doubts<br />
are expressed by a party; the criterion then applied<br />
is that if the appeal goes to a matter explicitly addressed<br />
in a previous advisory <strong>op</strong>inion, the compo-<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />
83<br />
sition will be changed so as to exclu<strong>de</strong> any judges<br />
who participated in that <strong>op</strong>inion.<br />
has been no violation of Article 6 § 1 of the Convention.<br />
198. The Court is not as confi<strong>de</strong>nt as the Government<br />
were in their statement during the parliamentary<br />
budgetary discussions in 2000 that these arrangements<br />
are such as to ensure that in all appeals<br />
coming before it the Administrative Jurisdiction Division<br />
constitutes an ‘impartial tribunal’ for the purposes<br />
of Article 6 § 1 of the Convention. It is not,<br />
however, the task of the Court to rule in the abstract<br />
on the compatibility of the Netherlands system in<br />
this respect with the Convention. The issue before<br />
the Court is w<strong>het</strong>her, as regards the appeals<br />
brought by the present applicants, it was compatible<br />
with the requirement of the ‘objective’ impartiality<br />
of a tribunal un<strong>de</strong>r Article 6 § 1 that the Council<br />
of State’s institutional structure had allowed certain<br />
of its Ordinary Councillors to exercise both advisory<br />
and judicial functions.<br />
199. In the present case the Plenary Council of<br />
State advised on the Transport Infrastructure Planning<br />
Bill (Tracéwet, red.), which laid down draft<br />
procedural rules for the <strong>de</strong>cision-making process for<br />
the supra-regional planning of new major transport<br />
infrastructure. The applicants’ appeals, however,<br />
were directed against the Routing Decision, which<br />
is a <strong>de</strong>cision taken on the basis of the procedure<br />
provi<strong>de</strong>d for in the Transport Infrastructure Planning<br />
Act. Earlier appeals against the Outline Planning<br />
Decision are not at issue as they were based on a<br />
different legal framework.<br />
200. The Court is of the <strong>op</strong>inion that, unlike the situation<br />
examined by it in the above-cited cases of<br />
Procola v. Luxembourg and McGonnell v. the United<br />
Kingdom, the advisory <strong>op</strong>inions given on the<br />
Transport Infrastructure Planning Bill and the subsequent<br />
proceedings on the appeals brought against<br />
the Routing Decision cannot be regar<strong>de</strong>d as involving<br />
‘the same case’ or ‘the same <strong>de</strong>cision’.<br />
202. In these circumstances, the Court is of the<br />
<strong>op</strong>inion that the applicants’ fears as to a lack of in<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nce<br />
and impartiality of the Administrative<br />
Jurisdiction Division, due to the composition of the<br />
bench that heard their appeals, cannot be regar<strong>de</strong>d<br />
as being objectively justified. Consequently, there<br />
Noot: Het hof oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> niet unaniem. Er zijn twee<br />
afwijken<strong>de</strong> (‘dissenting’) meningen en één concurreren<strong>de</strong><br />
(‘concurring’) mening.<br />
03-73<br />
Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 7 mei 2003, nr.<br />
200203014/1, inzake <strong>het</strong> bestemmingsplan ‘Herziening<br />
8 <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestemmingsplan Buiten<strong>gebied</strong><br />
1996’ <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente Ensche<strong>de</strong>.<br />
De fax met be<strong>de</strong>nkingen <strong>van</strong> appellant is na<br />
24.00 uur <strong>van</strong> <strong>de</strong> laatste dag <strong>van</strong> <strong>de</strong> terinzageleggingstermijn<br />
ont<strong>van</strong>gen. De be<strong>de</strong>nkingen zijn dus<br />
buiten <strong>de</strong> wettelijke termijn ingediend. De Af<strong>de</strong>ling<br />
acht echter <strong>de</strong> stelling <strong>van</strong> appellant geloofwaardig<br />
dat hij kort vóór <strong>het</strong> verstrijken <strong>van</strong> <strong>de</strong> termijn<br />
driemaal heeft gepoogd om zijn be<strong>de</strong>nkingen per<br />
faxbericht bij verweer<strong>de</strong>r in te dienen. Voorts blijkt<br />
uit <strong>de</strong> stukken dat appellant bij zijn vier<strong>de</strong> poging,<br />
na <strong>het</strong> verstrijken <strong>van</strong> <strong>de</strong> termijn, een an<strong>de</strong>r faxnummer<br />
<strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r heeft gebruikt en dat <strong>de</strong>ze<br />
poging direct slaag<strong>de</strong>. Hieraan kan <strong>het</strong> vermoe<strong>de</strong>n<br />
wor<strong>de</strong>n ontleend dat <strong>het</strong> niet slagen <strong>van</strong> <strong>de</strong> eerste<br />
drie pogingen <strong>van</strong> appellant vóór <strong>het</strong> verstrijken<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> termijn is te wijten aan een gebrek <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
ont<strong>van</strong>gen<strong>de</strong> faxapparaat <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r. De termijnoverschrijding<br />
is daardoor verschoonbaar.<br />
Algemene wet bestuursrecht, artikel 3:2<br />
Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning, artikelen 26 en<br />
27, lid 1<br />
2.5. Appellant voert aan dat verweer<strong>de</strong>r ten onrechte<br />
goedkeuring aan <strong>het</strong> plan heeft verleend, aangezien<br />
volgens hem bij <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit zijn<br />
tegen <strong>het</strong> plan ingebrachte be<strong>de</strong>nkingen ten onrechte<br />
buiten beschouwing zijn gelaten. Hij stelt primair<br />
dat zijn be<strong>de</strong>nkingen binnen <strong>de</strong> daarvoor gestel<strong>de</strong><br />
termijn zijn ingediend en subsidiair dat een eventuele<br />
overschrijding <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze termijn verschoonbaar<br />
moet wor<strong>de</strong>n geacht.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
84<br />
Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />
2.5.2.1. Ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> primaire stelling <strong>van</strong><br />
appellant, overweegt <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling als volgt. Uit <strong>de</strong><br />
stukken blijkt dat <strong>het</strong> plan na vaststelling door <strong>de</strong><br />
gemeenteraad <strong>op</strong> 22 mei 2001, in overeenstemming<br />
met <strong>het</strong> bepaal<strong>de</strong> in artikel 26 <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO,<br />
met ingang <strong>van</strong> 15 juni 2001 voor <strong>de</strong> duur <strong>van</strong> vier<br />
weken ter inzage heeft gelegen. Op grond <strong>van</strong> artikel<br />
27, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO kunnen geduren<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>ze termijn <strong>van</strong> vier weken be<strong>de</strong>nkingen bij verweer<strong>de</strong>r<br />
wor<strong>de</strong>n ingebracht. De termijn voor <strong>het</strong> indienen<br />
<strong>van</strong> be<strong>de</strong>nkingen tegen <strong>het</strong> plan eindig<strong>de</strong><br />
dus <strong>op</strong> 12 juli 2001. Blijkens <strong>de</strong> stukken is <strong>het</strong> faxapparaat<br />
<strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r <strong>op</strong> 13 juli 2001 om<br />
00.01 uur begonnen met ont<strong>van</strong>gen <strong>van</strong> <strong>de</strong> be<strong>de</strong>nkingen<br />
<strong>van</strong> appellant, zodat <strong>het</strong> standpunt <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r<br />
dat <strong>de</strong> be<strong>de</strong>nkingen <strong>van</strong> appellant buiten<br />
<strong>de</strong> wettelijke termijn zijn ingediend juist is. Gelet<br />
hier<strong>op</strong> dient <strong>de</strong> primaire stelling <strong>van</strong> appellant te<br />
wor<strong>de</strong>n verworpen.<br />
2.5.2.2. Ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> subsidiaire stelling <strong>van</strong><br />
appellant, overweegt <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling als volgt. Appellant<br />
heeft bij zijn beroepschrift zowel een afschrift<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> zogenoem<strong>de</strong> ‘journaal’ <strong>van</strong> <strong>het</strong> faxapparaat<br />
<strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r, als een afschrift <strong>van</strong> een zogenoemd<br />
‘file reserve report’ <strong>van</strong> zijn eigen faxapparaat<br />
overgelegd. Gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong>ze stukken, afzon<strong>de</strong>rlijk<br />
en in samenhang bezien, acht <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling <strong>de</strong> stelling<br />
<strong>van</strong> appellant geloofwaardig dat hij kort vóór<br />
<strong>het</strong> verstrijken <strong>van</strong> <strong>de</strong> termijn driemaal heeft gepoogd<br />
om zijn be<strong>de</strong>nkingen per faxbericht bij verweer<strong>de</strong>r<br />
in te dienen. Voorts blijkt uit <strong>de</strong> stukken dat<br />
appellant bij zijn vier<strong>de</strong> poging, na <strong>het</strong> verstrijken<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> termijn, een an<strong>de</strong>r faxnummer <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r<br />
heeft gebruikt en dat <strong>de</strong>ze poging direct slaag<strong>de</strong>.<br />
Hieraan kan <strong>het</strong> vermoe<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n ontleend<br />
dat <strong>het</strong> niet slagen <strong>van</strong> <strong>de</strong> eerste drie pogingen <strong>van</strong><br />
appellant vóór <strong>het</strong> verstrijken <strong>van</strong> <strong>de</strong> termijn is te<br />
wijten aan een gebrek <strong>van</strong> <strong>het</strong> ont<strong>van</strong>gen<strong>de</strong> faxapparaat<br />
<strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r.<br />
Dit vermoe<strong>de</strong>n is door verweer<strong>de</strong>r noch in <strong>de</strong> stukken,<br />
noch ter zitting weerlegd. De enkele verklaring<br />
<strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r dat <strong>het</strong> niet slagen <strong>van</strong> <strong>de</strong> eerste<br />
drie pogingen <strong>van</strong> appellant niet is te wijten aan zijn<br />
faxapparaat is in dit verband onvoldoen<strong>de</strong>, nu <strong>de</strong>ze<br />
verklaring niet na<strong>de</strong>r is on<strong>de</strong>rbouwd of inzichtelijk<br />
gemaakt met gegevens uit technisch on<strong>de</strong>rzoek.<br />
Voorts is in dit verband <strong>van</strong> belang dat <strong>het</strong> bovenbedoel<strong>de</strong><br />
journaal <strong>van</strong> <strong>het</strong> faxapparaat <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r<br />
door hem <strong>op</strong> zodanige wijze is geschoond dat <strong>op</strong><br />
basis daar<strong>van</strong> niet <strong>de</strong> juistheid <strong>van</strong> <strong>de</strong> verklaring<br />
<strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r kan wor<strong>de</strong>n vastgesteld.<br />
Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> is <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el<br />
dat <strong>het</strong> er voor gehou<strong>de</strong>n moet wor<strong>de</strong>n dat <strong>het</strong><br />
aan <strong>de</strong> zij<strong>de</strong> <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r heeft gelegen dat <strong>de</strong><br />
be<strong>de</strong>nkingen niet tijdig kon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n ingediend.<br />
On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze omstandigheid heeft verweer<strong>de</strong>r zich<br />
ten onrechte <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt gesteld dat er geen<br />
aanleiding bestond <strong>de</strong> termijnoverschrijding <strong>van</strong> appellant<br />
verschoonbaar te achten. Verweer<strong>de</strong>r heeft<br />
dan ook ten onrechte <strong>de</strong> be<strong>de</strong>nkingen <strong>van</strong> appellant<br />
buiten beschouwing gelaten. Het beroep is gegrond<br />
en <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit dient te wor<strong>de</strong>n vernietigd<br />
wegens strijd met <strong>het</strong> bepaal<strong>de</strong> in artikel 3:2 <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
Algemene wet bestuursrecht.<br />
03-74<br />
Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 7 mei 2003, nr.<br />
200206948/1, inzake een onttrekking <strong>van</strong> toe- en<br />
afritten aan <strong>het</strong> <strong>op</strong>enbaar verkeer door <strong>de</strong> Minister<br />
<strong>van</strong> Verkeer en Waterstaat.<br />
Het tracébesluit, dat gevormd wordt door <strong>de</strong><br />
bepalingen en <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong> kaarten, voorziet<br />
niet in <strong>de</strong> <strong>op</strong>heffing <strong>van</strong> <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke toe- en afritten<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> A15 bij Meteren. In <strong>de</strong> toelichting <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> tracébesluit wordt weliswaar gesproken <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
<strong>op</strong>heffing <strong>van</strong> <strong>de</strong> gehele afslag, doch <strong>de</strong> toelichting<br />
maakt geen <strong>de</strong>el uit <strong>van</strong> <strong>het</strong> tracébesluit. Nu vaststaat<br />
dat <strong>het</strong> onttrekken <strong>van</strong> <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke toe- en<br />
afritten niet is gebaseerd <strong>op</strong> <strong>het</strong> tracébesluit maar<br />
uitsluitend <strong>op</strong> motieven <strong>van</strong> <strong>op</strong>enbaar belang, is<br />
wat betreft dit on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> besluit ten onrechte<br />
toepassing gegeven aan artikel 20 <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
Tracéwet.<br />
Tracéwet, artikel 20<br />
2.1. Het bestre<strong>de</strong>n besluit is voorbereid overeenkomstig<br />
<strong>het</strong> bepaal<strong>de</strong> in artikel 20 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Tracéwet.<br />
Ingevolge <strong>het</strong> twee<strong>de</strong> lid <strong>van</strong> dit artikel bevor<strong>de</strong>rt<br />
<strong>de</strong> Minister <strong>van</strong> Verkeer en Waterstaat een gecoördi-<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
neer<strong>de</strong> voorbereiding <strong>van</strong> <strong>de</strong> besluiten <strong>op</strong> aanvragen<br />
om vergunningen en <strong>van</strong> <strong>de</strong> overige ambtshalve te<br />
nemen besluiten met <strong>het</strong> oog <strong>op</strong> <strong>de</strong> uitvoering <strong>van</strong><br />
een tracébesluit.<br />
2.2. Verweerster heeft <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit genomen<br />
met <strong>het</strong> oog <strong>op</strong> <strong>de</strong> uitvoering <strong>van</strong> <strong>het</strong> Tracébesluit<br />
Betuweroute 1996 (ver<strong>de</strong>r: <strong>het</strong> tracébesluit).<br />
Bij <strong>het</strong> besluit heeft verweerster besloten vier toeen<br />
afritten <strong>van</strong> <strong>de</strong> Rijksweg A15 te Meteren aan <strong>het</strong><br />
<strong>op</strong>enbaar verkeer te onttrekken.<br />
2.3. Appellanten kunnen zich niet met <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />
besluit verenigen voorzover daarbij <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke<br />
toe- en afritten <strong>van</strong> <strong>de</strong> A15 te Meteren wor<strong>de</strong>n<br />
onttrokken aan <strong>het</strong> <strong>op</strong>enbaar verkeer. Zij voeren aan<br />
dat <strong>het</strong> tracébesluit niet voorziet in <strong>de</strong>ze mogelijkheid.<br />
2.4. Verweerster stelt zich in <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />
<strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt dat <strong>de</strong> onttrekking <strong>van</strong> <strong>de</strong> toe- en<br />
afritten <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>het</strong> tracébesluit noodzakelijk<br />
is. In haar verweerschrift betoogt zij echter dat <strong>de</strong><br />
onttrekking <strong>van</strong> <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke toe- en afritten is gebaseerd<br />
<strong>op</strong> motieven <strong>van</strong> <strong>op</strong>enbaar belang.<br />
2.5. De Af<strong>de</strong>ling stelt vast dat <strong>het</strong> besluit voor<br />
zowel <strong>de</strong> onttrekking <strong>van</strong> <strong>de</strong> noor<strong>de</strong>lijke als <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke<br />
toe- en afritten <strong>van</strong> <strong>de</strong> A15 bij Meteren gebaseerd<br />
is <strong>op</strong> <strong>het</strong> tracébesluit.<br />
Het tracébesluit, dat gevormd wordt door <strong>de</strong> bepalingen<br />
en <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong> kaarten, voorziet echter<br />
niet in <strong>de</strong> <strong>op</strong>heffing <strong>van</strong> <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke toe- en afritten<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> A15 bij Meteren. In <strong>de</strong> toelichting <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> tracébesluit wordt weliswaar gesproken <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
<strong>op</strong>heffing <strong>van</strong> <strong>de</strong> gehele afslag, doch <strong>de</strong> toelichting<br />
maakt geen <strong>de</strong>el uit <strong>van</strong> <strong>het</strong> tracébesluit.<br />
Nu vaststaat dat <strong>het</strong> onttrekken <strong>van</strong> <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke<br />
toe- en afritten niet is gebaseerd <strong>op</strong> <strong>het</strong> tracébesluit<br />
maar uitsluitend <strong>op</strong> motieven <strong>van</strong> <strong>op</strong>enbaar belang,<br />
is wat betreft dit on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> besluit ten onrechte<br />
toepassing gegeven aan artikel 20 <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
Tracéwet.<br />
Het beroep is gegrond, zodat <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />
wat betreft <strong>het</strong> onttrekken aan <strong>het</strong> <strong>op</strong>enbaar<br />
verkeer <strong>van</strong> <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke toe- en afritten <strong>van</strong> <strong>de</strong> A15<br />
te Meteren dient te wor<strong>de</strong>n vernietigd wegens strijd<br />
met artikel 20 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Tracéwet.<br />
Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />
03-75<br />
Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 21 mei 2003, nr.<br />
200203756/1, inzake <strong>de</strong> weigering <strong>van</strong> een bouwvergunning,<br />
gemeente Eemnes.<br />
Bouwvergunning aangevraagd <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> bestemmingsplan<br />
waar<strong>van</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len <strong>van</strong> <strong>de</strong> planvoorschriften<br />
niet wer<strong>de</strong>n goedgekeurd. Het is niet<br />
geoorloofd om <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> beweegre<strong>de</strong>nen die<br />
tot <strong>de</strong> onthouding <strong>van</strong> goedkeuring hebben geleid,<br />
in <strong>de</strong> planvoorschriften bepalingen ‘in te lezen’ die<br />
niet <strong>op</strong> <strong>de</strong> door <strong>de</strong> wet voorziene wijze rechtskracht<br />
hebben verkregen. Dit betekent dat, wanneer<br />
uit <strong>de</strong> plankaart, <strong>het</strong> renvooi en <strong>de</strong> overgebleven<br />
planvoorschriften met voldoen<strong>de</strong> stelligheid<br />
een bepaal<strong>de</strong> bouwmogelijkheid kan wor<strong>de</strong>n afgeleid,<br />
een vergunning om overeenkomstig die mogelijkheid<br />
te bouwen niet kan wor<strong>de</strong>n geweigerd met<br />
een beroep <strong>op</strong> na<strong>de</strong>re vereisten in niet goedkeur<strong>de</strong><br />
planvoorschriften.<br />
Woningwet, artikelen 44 en 52<br />
85<br />
2.1. Het hoger beroep is gericht tegen <strong>de</strong> overweging<br />
in <strong>de</strong> aangevallen uitspraak dat appellant zich<br />
in <strong>het</strong> besluit <strong>van</strong> 6 februari 2002 ten onrechte <strong>op</strong><br />
<strong>het</strong> standpunt heeft gesteld dat <strong>het</strong> bouwplan niet<br />
in overeenstemming is met <strong>het</strong> bestemmingsplan.<br />
2.2. Ingevolge <strong>het</strong> ter plaatse gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> bestemmingsplan<br />
‘Lan<strong>de</strong>lijk Gebied’ rust <strong>op</strong> <strong>het</strong> perceel <strong>de</strong><br />
bestemming ‘Recreatieve doelein<strong>de</strong>n’. Ingevolge artikel<br />
16, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> planvoorschriften zijn <strong>de</strong><br />
<strong>op</strong> <strong>de</strong> kaart voor recreatieve doelein<strong>de</strong>n bestem<strong>de</strong><br />
gron<strong>de</strong>n bestemd voor jachthaven met pleziervaartuigen,<br />
dienstwoning, dienstgebouwen en recreatiewoningen<br />
met <strong>de</strong> daarbij behoren<strong>de</strong> bijgebouwen,<br />
an<strong>de</strong>re bouwwerken, toegangen, parkeerplaatsen,<br />
pa<strong>de</strong>n en groenvoorzieningen. Ingevolge <strong>het</strong> twee<strong>de</strong><br />
lid zijn <strong>op</strong> <strong>de</strong> in <strong>het</strong> eerste lid bedoel<strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n<br />
on<strong>de</strong>r meer toegelaten een jachthaven met ten<br />
hoogste 250 ligplaatsen, recreatiewoningen, gebouwen<br />
ten dienste <strong>van</strong> <strong>de</strong> jachthaven, zoals een clubhuis,<br />
een gebouw voor sanitaire voorzieningen, een<br />
kantoor en een werkplaats alsme<strong>de</strong> één dienstwoning.<br />
Ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten <strong>van</strong> Utrecht hebben in<br />
hun besluit <strong>van</strong> 23 januari 1996 goedkeuring ont-<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
86<br />
Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />
hou<strong>de</strong>n aan on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el c, on<strong>de</strong>r 1, <strong>van</strong> <strong>het</strong> twee<strong>de</strong><br />
lid <strong>van</strong> artikel 16 <strong>van</strong> <strong>de</strong> planvoorschriften, waarin<br />
was bepaald dat <strong>de</strong> <strong>op</strong>pervlakte <strong>van</strong> <strong>de</strong> dienstgebouwen<br />
ten hoogste 5% <strong>van</strong> <strong>de</strong> met <strong>de</strong>ze bestemming<br />
aangewezen gron<strong>de</strong>n mag bedragen.<br />
2.3. An<strong>de</strong>rs dan appellant betoogt, heeft <strong>de</strong> rechtbank<br />
terecht overwogen dat, indien aan <strong>de</strong> planvoorschriften<br />
ge<strong>de</strong>eltelijk goedkeuring is onthou<strong>de</strong>n,<br />
<strong>de</strong> toetsing aan die voorschriften uitsluitend<br />
betrekking kan en mag hebben <strong>op</strong> <strong>het</strong> wel goedgekeur<strong>de</strong><br />
ge<strong>de</strong>elte daar<strong>van</strong>. Het is niet geoorloofd om<br />
<strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> beweegre<strong>de</strong>nen die tot <strong>de</strong> onthouding<br />
<strong>van</strong> goedkeuring hebben geleid, in <strong>de</strong> planvoorschriften<br />
bepalingen ‘in te lezen’ die niet <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />
door <strong>de</strong> wet voorziene wijze rechtskracht hebben<br />
verkregen. Dit betekent dat, wanneer uit <strong>de</strong> plankaart,<br />
<strong>het</strong> renvooi en <strong>de</strong> overgebleven planvoorschriften<br />
met voldoen<strong>de</strong> stelligheid een bepaal<strong>de</strong><br />
bouwmogelijkheid kan wor<strong>de</strong>n afgeleid, een vergunning<br />
om overeenkomstig die mogelijkheid te bouwen<br />
niet kan wor<strong>de</strong>n geweigerd met een beroep <strong>op</strong><br />
na<strong>de</strong>re vereisten in niet goedkeur<strong>de</strong> planvoorschriften.<br />
De Af<strong>de</strong>ling verwijst naar haar uitspraak <strong>van</strong><br />
24 oktober 1996 in zaak nr. H01.96.0370 (...). De<br />
rechtbank is <strong>de</strong>rhalve terecht tot <strong>de</strong> slotsom gekomen<br />
dat in dit geval <strong>het</strong> bebouwings<strong>op</strong>pervlak niet<br />
is gelimiteerd tot 5% <strong>van</strong> <strong>de</strong> met <strong>de</strong> bestemming<br />
‘Recreatieve doelein<strong>de</strong>n’ aangewezen gron<strong>de</strong>n en<br />
dat <strong>het</strong> bouwplan dus niet in strijd is met <strong>het</strong> gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />
bestemmingsplan.<br />
volgen <strong>van</strong> een afwijkingsprocedure, miskent dat<br />
GS gehou<strong>de</strong>n zijn <strong>het</strong> besluitvormingsproces zodanig<br />
in te richten dat een besluit met <strong>de</strong> vereiste<br />
zorgvuldigheid wordt voorbereid.<br />
Algemene wet bestuursrecht, artikel 3:2<br />
Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning, artikel 4a, lid 10<br />
2.1. Het bestemmingsplan heeft betrekking <strong>op</strong> een<br />
terrein <strong>van</strong> ongeveer 15 ha, <strong>het</strong> Oekelsbos, dat ligt<br />
tussen <strong>de</strong> Breedschotsestraat en <strong>het</strong> riviertje <strong>de</strong> Aa<br />
of Weerijs en grenst aan <strong>de</strong> zuidkant <strong>van</strong> camping<br />
‘’t Oekeltje’. Met <strong>het</strong> plan is beoogd een planologische<br />
regeling te geven voor <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> <strong>de</strong> in<br />
<strong>het</strong> <strong>gebied</strong> aanwezige woningen.<br />
2.3. Verweer<strong>de</strong>r heeft <strong>het</strong> plan in strijd geacht met<br />
<strong>het</strong> streekplan. Hij stelt dat <strong>het</strong> plan nieuwe burgerwoningen<br />
toestaat alsme<strong>de</strong> intensivering <strong>van</strong> functies,<br />
uitbreiding <strong>van</strong> bebouwing en verbreding <strong>van</strong><br />
wegen mogelijk maakt binnen <strong>de</strong> provinciale Groene<br />
Hoofdstructuur, waarvoor een streekplanafwijkingsprocedure<br />
dient te wor<strong>de</strong>n gevolgd. In <strong>het</strong><br />
mid<strong>de</strong>n latend of daartoe aanleiding bestaat stelt<br />
verweer<strong>de</strong>r in <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit vast dat gelet<br />
<strong>op</strong> <strong>de</strong> termijn waarbinnen <strong>het</strong> besluit omtrent goedkeuring<br />
bekend moet zijn gemaakt, <strong>de</strong> tijd voor <strong>het</strong><br />
volgen <strong>van</strong> een streekplanafwijkingsprocedure ontbreekt.<br />
Omdat verweer<strong>de</strong>r slechts kleine ge<strong>de</strong>elten<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> plan aanvaardbaar acht onthoudt hij goedkeuring<br />
aan <strong>het</strong> gehele plan.<br />
03-76<br />
Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 11 juni 2003, nr.<br />
200200315/1, inzake <strong>het</strong> bestemmingsplan ‘Oekelsbos’<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente Zun<strong>de</strong>rt.<br />
Voor <strong>het</strong> volgen <strong>van</strong> een afwijkingsprocedure<br />
kan aanleiding bestaan indien in een concreet aangegeven<br />
geval sprake is <strong>van</strong> feiten en omstandighe<strong>de</strong>n<br />
die een afwijking <strong>van</strong> <strong>het</strong> streekplan kunnen<br />
rechtvaardigen. Vaststaat dat GS dit niet hebben<br />
on<strong>de</strong>rzocht. Het standpunt dat <strong>de</strong> termijn waarbinnen<br />
een besluit omtrent goedkeuring dien<strong>de</strong> te<br />
wor<strong>de</strong>n genomen geen ruimte meer bood voor <strong>het</strong><br />
2.4. Appellanten stellen dat verweer<strong>de</strong>r ten onrechte<br />
goedkeuring aan <strong>het</strong> plan heeft onthou<strong>de</strong>n. Zij<br />
voeren on<strong>de</strong>r meer aan dat <strong>de</strong> onthouding <strong>van</strong> goedkeuring<br />
in strijd is met <strong>het</strong> vertrouwensbeginsel en<br />
dat verweer<strong>de</strong>r zich ten onrechte <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt<br />
stelt dat een streekplanafwijkingsprocedure dient te<br />
wor<strong>de</strong>n gevolgd.<br />
2.5. Uit <strong>de</strong> stukken kan wor<strong>de</strong>n afgeleid dat <strong>het</strong><br />
plan<strong>gebied</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el vormt <strong>van</strong> <strong>het</strong> buiten<strong>gebied</strong>.<br />
Het provinciaal ruimtelijk beleid vermeld in <strong>het</strong><br />
Streekplan Noord-Brabant <strong>van</strong> 17 juli 1992 (hierna<br />
te noemen: <strong>het</strong> streekplan) is er <strong>op</strong> gericht <strong>het</strong> toevoegen<br />
<strong>van</strong> nieuwe burgerwoningen aan <strong>het</strong> buiten<strong>gebied</strong><br />
tegen te gaan. De Af<strong>de</strong>ling acht dit beleid in<br />
<strong>het</strong> algemeen niet onre<strong>de</strong>lijk. Het plan maakt in afwijking<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> voorheen gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> plan gebruik <strong>van</strong><br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />
87<br />
recreatiewoningen als burgerwoning mogelijk, <strong>het</strong>geen<br />
in strijd is met dit streekplanbeleid.<br />
(...) Verweer<strong>de</strong>r heeft zich (...) terecht <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />
standpunt gesteld dat een afwijkingsprocedure<br />
dient te wor<strong>de</strong>n gevolgd om goedkeuring aan <strong>het</strong><br />
plan te kunnen verlenen.<br />
2.6. De Af<strong>de</strong>ling overweegt dat voor <strong>het</strong> volgen <strong>van</strong><br />
een afwijkingsprocedure aanleiding kan bestaan indien<br />
in een concreet aangegeven geval sprake is <strong>van</strong><br />
feiten en omstandighe<strong>de</strong>n die een afwijking <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
streekplan kunnen rechtvaardigen. Vaststaat dat<br />
verweer<strong>de</strong>r dit niet heeft on<strong>de</strong>rzocht. Het standpunt<br />
<strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r dat <strong>de</strong> termijn waarbinnen een besluit<br />
omtrent goedkeuring dien<strong>de</strong> te wor<strong>de</strong>n genomen<br />
geen ruimte meer bood voor <strong>het</strong> volgen <strong>van</strong><br />
een afwijkingsprocedure, miskent dat hij gehou<strong>de</strong>n<br />
is <strong>het</strong> besluitvormingsproces zodanig in te richten<br />
dat een besluit met <strong>de</strong> vereiste zorgvuldigheid wordt<br />
voorbereid. Dit klemt te meer nu blijkens <strong>de</strong> stukken<br />
bij <strong>de</strong> totstandkoming <strong>van</strong> <strong>het</strong> plan veelvuldig overleg<br />
heeft plaatsgevon<strong>de</strong>n met verweer<strong>de</strong>r en hij <strong>de</strong>rhalve<br />
tijdig had kunnen anticiperen <strong>op</strong> <strong>de</strong> vraag of<br />
afwijking <strong>van</strong> <strong>het</strong> streekplan gerechtvaardigd is.<br />
Uit <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> volgt dat <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />
is genomen in strijd met <strong>de</strong> bij <strong>het</strong> voorberei<strong>de</strong>n<br />
<strong>van</strong> een besluit te betrachten zorgvuldigheid.<br />
De beroepen zijn gegrond, zodat <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />
wegens strijd met artikel 3:2 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene<br />
wet bestuursrecht dient te wor<strong>de</strong>n vernietigd.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
88 Planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />
03-77<br />
Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 16 april 2003, nr.<br />
200203621/1, inzake een verzoek om<br />
planscha<strong>de</strong>vergoeding, gemeente Ensche<strong>de</strong>.<br />
Perceel dat voorheen een bedrijfsbestemming<br />
had, heeft on<strong>de</strong>r <strong>het</strong> nieuwe regime een<br />
agrarische bestemming. Het ligt ingevolge <strong>de</strong><br />
planologische kernbeslissing Structuurschema<br />
Militaire Terreinen binnen <strong>de</strong> veiligheidszones <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> munitiecomplex <strong>van</strong> <strong>de</strong> vliegbasis Twenthe.<br />
Daaruit volgt dat <strong>op</strong> een ge<strong>de</strong>elte <strong>van</strong> <strong>het</strong> perceel<br />
geen bebouwing is toegestaan. Voorts ligt <strong>het</strong><br />
perceel volgens <strong>het</strong> streekplan binnen een als<br />
‘zone lan<strong>de</strong>lijk <strong>gebied</strong> I’ aangeduid <strong>gebied</strong>. Gelet<br />
<strong>op</strong> <strong>de</strong> lan<strong>de</strong>lijke structuur <strong>van</strong> <strong>de</strong> omgeving en <strong>op</strong><br />
<strong>het</strong> aan <strong>de</strong> gemeente ter uitvoering staan<strong>de</strong> rijksen<br />
provinciaal planologisch beleid lag <strong>het</strong> in <strong>de</strong><br />
lijn <strong>de</strong>r verwachting dat <strong>de</strong> vigeren<strong>de</strong> bestemming<br />
‘Bedrijven, klasse B’ niet kon blijven voortbestaan.<br />
Ver<strong>de</strong>r heeft appellant in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> <strong>van</strong><br />
aanko<strong>op</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> betreffen<strong>de</strong> perceel tot aan <strong>het</strong><br />
ontstaan <strong>van</strong> <strong>de</strong> voorbereidingsbescherming, geen<br />
concrete pogingen on<strong>de</strong>rnomen om <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong><br />
bouwmogelijkhe<strong>de</strong>n daadwerkelijk te realiseren. In<br />
dit specifieke geval is <strong>van</strong>wege <strong>de</strong> ook ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> aanko<strong>op</strong> al <strong>op</strong> han<strong>de</strong>n zijn<strong>de</strong> ontwikkelingen<br />
een termijn <strong>van</strong> an<strong>de</strong>rhalf jaar na aanko<strong>op</strong> niet te<br />
kort om te kunnen conclu<strong>de</strong>ren dat sprake is <strong>van</strong><br />
risicoaanvaarding.<br />
Het indienen <strong>van</strong> een sc<strong>het</strong>stekening is niet te<br />
beschouwen als een concrete poging tot <strong>het</strong><br />
realiseren <strong>van</strong> bouwmogelijkhe<strong>de</strong>n.<br />
Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning, artikel 49<br />
2.1. Op 23 april 1992 is (A) door aanko<strong>op</strong> eigenaar<br />
gewor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> (...) <strong>het</strong> perceel (B). (A) heeft dat<br />
perceel gekocht met <strong>de</strong> bedoeling <strong>het</strong> als bedrijfsterrein<br />
te ontwikkelen.<br />
2.1.1. Ingevolge <strong>het</strong> bestemmingsplan ‘Buiten<strong>gebied</strong>’<br />
rustte <strong>op</strong> <strong>het</strong> perceel <strong>de</strong> bestemming ‘Bedrijven,<br />
klasse B’. Het perceel was als zodanig bestemd<br />
voor <strong>de</strong> <strong>op</strong>richting <strong>van</strong> gebouwen ten dienste <strong>van</strong><br />
kleinindustriële doelein<strong>de</strong>n, zoals werkplaatsen en<br />
laboratoria, met een goothoogte <strong>van</strong> maximaal 5 m<br />
en een bebouwingspercentage <strong>van</strong> maximaal 10%.<br />
Per bedrijf waren één dienstwoning <strong>van</strong> maximaal<br />
450 m 3 met een goothoogte <strong>van</strong> maximaal 6 m, bijgebouwen<br />
tot maximaal 30 m 2 met een goothoogte<br />
<strong>van</strong> maximaal 3 m, alsme<strong>de</strong> een carport <strong>van</strong> maximaal<br />
18 m 2 , toegestaan.<br />
2.1.2. Het partiële bestemmingsplan ‘Herziening<br />
121’ is <strong>op</strong> 20 februari 1995 door appellant vastgesteld<br />
en <strong>op</strong> 27 september 1995 door <strong>het</strong> college<br />
<strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten <strong>van</strong> Overijssel goedgekeurd.<br />
Op 11 april 1997 is dit bestemmingsplan in<br />
rechte onaantastbaar gewor<strong>de</strong>n. Op grond <strong>van</strong> dit<br />
plan heeft <strong>het</strong> perceel <strong>de</strong> bestemming ‘Agrarische<br />
doelein<strong>de</strong>n, klasse A’ en is <strong>de</strong> mogelijkheid tot <strong>het</strong><br />
<strong>op</strong>richten <strong>van</strong> gebouwen <strong>op</strong> <strong>het</strong> perceel vervallen.<br />
Het partiële bestemmingsplan ‘Herziening 121’<br />
is <strong>op</strong>genomen in <strong>het</strong> integrale bestemmingsplan<br />
‘Buiten<strong>gebied</strong> 1996’, vastgesteld door appellant bij<br />
besluit <strong>van</strong> 8 september 1997 en goedgekeurd door<br />
<strong>het</strong> college <strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten <strong>van</strong> Overijssel<br />
bij besluit <strong>van</strong> 7 april 1998, waarna <strong>het</strong> in rechte<br />
onaantastbaar is gewor<strong>de</strong>n. Het perceel is in <strong>het</strong> bestemmingsplan<br />
‘Buiten<strong>gebied</strong> 1996’ bestemd tot<br />
‘Agrarisch <strong>gebied</strong>’ (zon<strong>de</strong>r bebouwing).<br />
2.2. Niet in geschil is dat (A) door <strong>de</strong> bestemmingswijziging<br />
in een planologisch na<strong>de</strong>liger situatie is<br />
komen te verkeren waardoor hij scha<strong>de</strong> lijdt.<br />
2.3. Partijen verschillen <strong>van</strong> mening over <strong>de</strong> vraag<br />
of <strong>de</strong> scha<strong>de</strong> re<strong>de</strong>lijkerwijs geheel ten laste <strong>van</strong> (A)<br />
behoort te blijven.<br />
2.4. An<strong>de</strong>rs dan <strong>de</strong> rechtbank, is <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling <strong>van</strong><br />
oor<strong>de</strong>el dat appellant zich terecht, in overeenstemming<br />
met <strong>de</strong> terzake door <strong>de</strong> scha<strong>de</strong>beoor<strong>de</strong>lingscommissie<br />
aan hem uitgebrachte adviezen <strong>van</strong><br />
27 september 1999 en 9 januari 2001, <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />
standpunt heeft gesteld dat <strong>de</strong> scha<strong>de</strong> als gevolg<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> vervallen <strong>van</strong> <strong>de</strong> bouwmogelijkhe<strong>de</strong>n re<strong>de</strong>lijkerwijs<br />
geheel ten laste <strong>van</strong> (A) behoort te blijven.<br />
2.4.1. Het perceel maakt <strong>de</strong>el uit <strong>van</strong> een <strong>gebied</strong><br />
dat – blijkens <strong>de</strong> <strong>op</strong> 15 oktober 1985 na instemming<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> en Eerste Kamer in werking ge-<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />
89<br />
tre<strong>de</strong>n planologische kernbeslissing Structuurschema<br />
Militaire Terreinen – behoort tot <strong>de</strong> veiligheidszones<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> munitiecomplex <strong>van</strong> <strong>de</strong> vliegbasis<br />
Twenthe. Daaruit volgt dat <strong>op</strong> een ge<strong>de</strong>elte <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
perceel geen bebouwing is toegestaan.<br />
Voorts is blijkens <strong>de</strong> kaart behoren<strong>de</strong> bij <strong>het</strong>,<br />
door provinciale staten <strong>van</strong> Overijssel bij besluit <strong>van</strong><br />
12 <strong>de</strong>cember 1990 vastgestel<strong>de</strong>, streekplan Twente<br />
<strong>het</strong> perceel gelegen binnen een als ‘zone lan<strong>de</strong>lijk<br />
<strong>gebied</strong> I’ aangeduid <strong>gebied</strong>. Zoals <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling heeft<br />
vastgesteld in <strong>de</strong> uitspraak <strong>van</strong> 11 april 1997 in<br />
zaak nr. E01.95.0550, betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> goedkeuring<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> voor (A) scha<strong>de</strong>veroorzaken<strong>de</strong> bestemmingsplan,<br />
ligt, ingevolge <strong>het</strong> streekplan in <strong>de</strong>ze<br />
zone <strong>het</strong> hoofdaccent <strong>op</strong> agrarische ontwikkeling,<br />
<strong>het</strong>geen inhoudt dat <strong>de</strong> ontwikkeling <strong>van</strong> <strong>de</strong> landbouw<br />
wordt gestimuleerd en dat nieuwvestiging <strong>van</strong><br />
agrarische bedrijven mogelijk is. Ten aanzien <strong>van</strong><br />
niet-agrarische bedrijven is in <strong>het</strong> streekplan als beleidsuitgangspunt<br />
<strong>op</strong>genomen dat nieuwe bebouwing<br />
en grondgebruiksvormen die niet functioneel<br />
aan <strong>het</strong> lan<strong>de</strong>lijk <strong>gebied</strong> zijn gebon<strong>de</strong>n, daarin niet<br />
toelaatbaar zijn en dat uitbreiding <strong>van</strong> niet-functioneel<br />
aan <strong>het</strong> lan<strong>de</strong>lijk <strong>gebied</strong> gebon<strong>de</strong>n gebruiksvormen<br />
dient te wor<strong>de</strong>n tegengegaan.<br />
Gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> lan<strong>de</strong>lijke structuur <strong>van</strong> <strong>de</strong> omgeving<br />
en <strong>op</strong> <strong>het</strong> aan <strong>de</strong> gemeente ter uitvoering staan<strong>de</strong><br />
rijks- en provinciaal planologisch beleid lag <strong>het</strong> in<br />
<strong>de</strong> lijn <strong>de</strong>r verwachting dat <strong>de</strong> vigeren<strong>de</strong> bestemming<br />
‘Bedrijven, klasse B’ niet kon blijven voortbestaan.<br />
Dit was (A) ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanko<strong>op</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
perceel <strong>op</strong> 23 april 1992 bekend, althans had hem<br />
bekend kunnen zijn.<br />
In <strong>het</strong> <strong>van</strong> 2 september 1992 tot en met 30 oktober<br />
1992 in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> inspraakprocedure<br />
ter inzage geleg<strong>de</strong> voorontwerp <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestemmingsplan<br />
‘Buiten<strong>gebied</strong> 1996’, is melding gemaakt<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> ingevolge <strong>de</strong> genoem<strong>de</strong> planologische<br />
kernbeslissing in <strong>het</strong> bestemmingsplan <strong>op</strong> te<br />
nemen bouwverbod.<br />
Bij besluit <strong>van</strong> 20 september 1993 heeft appellant<br />
voor <strong>het</strong> perceel een voorbereidingsbesluit vastgesteld,<br />
dat <strong>op</strong> 1 oktober 1993 in werking is getre<strong>de</strong>n<br />
voor <strong>de</strong> duur <strong>van</strong> een jaar. Op 23 september<br />
1994 is <strong>het</strong> ontwerp-bestemmingsplan ‘Herziening<br />
121’ ter inzage gelegd. Vervolgens is <strong>de</strong> bestemming<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> perceel, als hiervoor overwogen, gewijzigd.<br />
Vastgesteld wordt dat (A) in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> <strong>van</strong> aanko<strong>op</strong><br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> betreffen<strong>de</strong> perceel tot aan <strong>het</strong> ontstaan<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> voorbereidingsbescherming, waardoor<br />
eventuele bouwaanvragen moesten wor<strong>de</strong>n aangehou<strong>de</strong>n,<br />
geen concrete pogingen heeft on<strong>de</strong>rnomen<br />
om <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> bouwmogelijkhe<strong>de</strong>n daadwerkelijk<br />
te realiseren; ook niet na <strong>de</strong> terinzagelegging<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> voorontwerp, <strong>op</strong> basis waar<strong>van</strong> een na<strong>de</strong>lige<br />
planologische wijziging voor hem eens te meer<br />
voorzienbaar was. Het door (A) bij brief <strong>van</strong> 17 september<br />
1993 ingedien<strong>de</strong> verzoek om ‘me<strong>de</strong>werking<br />
voor bouwvergunning’ <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> een sc<strong>het</strong>stekening<br />
<strong>op</strong> A3-formaat, kan niet als een voldoen<strong>de</strong><br />
concrete poging wor<strong>de</strong>n beschouwd. Dientengevolge<br />
heeft hij <strong>het</strong> risico genomen dat <strong>de</strong> toentertijd<br />
bestaan<strong>de</strong> bouwmogelijkhe<strong>de</strong>n zou<strong>de</strong>n komen te<br />
vervallen.<br />
Bezien <strong>van</strong>uit <strong>de</strong> positie <strong>van</strong> een re<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>nken<strong>de</strong><br />
en han<strong>de</strong>len<strong>de</strong> eigenaar, is <strong>de</strong> termijn geduren<strong>de</strong><br />
welke (A) gebruik had kunnen maken <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
bouwmogelijkhe<strong>de</strong>n, an<strong>de</strong>rs dan <strong>de</strong> rechtbank heeft<br />
overwogen, in dit specifieke geval <strong>van</strong>wege <strong>de</strong> ook<br />
ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanko<strong>op</strong> al <strong>op</strong> han<strong>de</strong>n zijn<strong>de</strong> ontwikkelingen<br />
niet te kort om te kunnen conclu<strong>de</strong>ren<br />
dat sprake is <strong>van</strong> risicoaanvaarding. Niet valt in te<br />
zien dat niet binnen an<strong>de</strong>rhalf jaar na aanko<strong>op</strong> een<br />
concrete poging had kunnen wor<strong>de</strong>n gedaan om <strong>de</strong><br />
bestaan<strong>de</strong> bouwmogelijkhe<strong>de</strong>n te realiseren. Daaraan<br />
stond <strong>de</strong> uit <strong>de</strong> Beschikking Superheffing 1993<br />
voortvloeien<strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>, waar<strong>op</strong> (A) heeft gewezen,<br />
dat, voor behoud <strong>van</strong> <strong>het</strong> quotum, <strong>het</strong> perceel<br />
geduren<strong>de</strong> een jaar na aanko<strong>op</strong> nog voor <strong>de</strong> eigen<br />
melkveehou<strong>de</strong>rij in gebruik moest blijven, niet in <strong>de</strong><br />
weg. Een bouwvergunning had kunnen wor<strong>de</strong>n aangevraagd,<br />
zon<strong>de</strong>r dat daar<strong>van</strong> direct na verlening<br />
gebruik behoef<strong>de</strong> te wor<strong>de</strong>n gemaakt.<br />
Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong> kan <strong>het</strong> betoog <strong>van</strong> (A)<br />
dat hij <strong>van</strong>wege <strong>de</strong> door hem verkregen informatie<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> zij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente geen na<strong>de</strong>lige planwijziging<br />
behoef<strong>de</strong> te verwachten, niet slagen. Van<br />
in dit <strong>op</strong>zicht rechtens te honoreren uitlatingen <strong>van</strong><br />
gemeentezij<strong>de</strong> is niet gebleken.<br />
2.4.2. Het vorenoverwogene leidt tot <strong>de</strong> conclusie<br />
dat <strong>de</strong> rechtbank ten onrechte <strong>het</strong> beroep <strong>van</strong> (A)<br />
gegrond heeft verklaard en <strong>de</strong> beslissing <strong>op</strong> bezwaar<br />
heeft vernietigd.<br />
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen<br />
uitspraak dient te wor<strong>de</strong>n vernietigd. Doen<strong>de</strong> <strong>het</strong>-<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
90<br />
Planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />
geen <strong>de</strong> rechtbank zou behoren te doen, zal <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling<br />
<strong>het</strong> bij <strong>de</strong> rechtbank ingestel<strong>de</strong> beroep alsnog<br />
ongegrond verklaren.<br />
03-78<br />
Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 23 april 2003, nr.<br />
200202768/1, inzake een verzoek om<br />
planscha<strong>de</strong>vergoeding, gemeente Den Haag.<br />
Gebruikmaking <strong>van</strong> <strong>de</strong> in <strong>het</strong> Uitbreidingsplan<br />
<strong>op</strong>genomen afwijkingsbevoegdheid die een<br />
uitbreiding <strong>van</strong> <strong>de</strong> bebouwing mogelijk maakte,<br />
behoort tot <strong>de</strong> maximale invulling <strong>van</strong> <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong><br />
planologische regime. Op grond <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
Uitbreidingsplan had<strong>de</strong>n zich ook supermarkten<br />
<strong>van</strong> aanzienlijke om<strong>van</strong>g in <strong>de</strong> nabijheid <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
buurtsupermarkt <strong>van</strong> appellant kunnen vestigen.<br />
Appellant had dan ook reeds <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
vigeren<strong>de</strong> plan rekening te hou<strong>de</strong>n met<br />
toenemen<strong>de</strong> concurrentie.<br />
Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning, artikel 49<br />
2.2. Appellant heeft verzocht om vergoeding <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
scha<strong>de</strong> die hij stelt te lij<strong>de</strong>n ten gevolge <strong>van</strong> <strong>het</strong> in<br />
rechte onaantastbaar gewor<strong>de</strong>n besluit tot verlening<br />
<strong>van</strong> vrijstelling ex artikel 19 <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO, ten behoeve<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> bouw <strong>van</strong> een supermarkt met een<br />
vloer<strong>op</strong>pervlak <strong>van</strong> circa 1.000 m 2 <strong>op</strong> een perceel<br />
tussen <strong>de</strong> Betje Wolffstraat en <strong>de</strong> Sara Burgerhartweg<br />
te Den Haag.<br />
Appellant meent dat <strong>de</strong> bouw <strong>van</strong> <strong>de</strong> supermarkt<br />
heeft geleid tot een omzetverlies en sluiting <strong>van</strong> zijn<br />
– se<strong>de</strong>rt 9 september 1985 gevestig<strong>de</strong> – buurtsupermarkt<br />
in <strong>de</strong> Betje Wolffstraat, waardoor hij scha<strong>de</strong><br />
lijdt.<br />
2.3. De raad heeft <strong>de</strong> SAOZ verzocht een advies uit<br />
te brengen over <strong>het</strong> planscha<strong>de</strong>verzoek. Blijkens <strong>de</strong><br />
terzake uitgebrachte adviezen <strong>van</strong> september 1999<br />
en 25 april 2000 is <strong>de</strong> SAOZ <strong>van</strong> mening dat appellant<br />
ten gevolge <strong>van</strong> <strong>de</strong> vrijstelling ex artikel 19 <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> WRO niet in een planologisch na<strong>de</strong>liger positie is<br />
komen te verkeren waaruit voor hem scha<strong>de</strong> voortvloeit.<br />
De SAOZ heeft daartoe overwogen dat <strong>het</strong><br />
‘Uitbreidingsplan Moerwijk’, dat in 1953 onherroepelijk<br />
is gewor<strong>de</strong>n, winkels toestaat <strong>op</strong> <strong>de</strong> begane<br />
grond <strong>van</strong> een groot aantal in <strong>de</strong> nabijheid <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
pand waarin <strong>de</strong> buurtsupermarkt <strong>van</strong> appellant was<br />
gevestigd, gelegen pan<strong>de</strong>n. Samenvoeging <strong>van</strong> winkeleenhe<strong>de</strong>n<br />
is in <strong>het</strong> ‘Uitbreidingsplan Moerwijk’<br />
niet uitgesloten, zodat zich <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> dat plan<br />
ook supermarkten <strong>van</strong> aanzienlijke om<strong>van</strong>g in <strong>de</strong><br />
nabijheid <strong>van</strong> <strong>de</strong> buurtsupermarkt <strong>van</strong> appellant<br />
had<strong>de</strong>n kunnen vestigen. Bovendien is <strong>het</strong> college<br />
<strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> artikel<br />
15, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Veror<strong>de</strong>ning behoren<strong>de</strong> bij<br />
<strong>het</strong> ‘Uitbreidingsplan Moerwijk’ (hierna: Veror<strong>de</strong>ning)<br />
– voorzover hier <strong>van</strong> belang – bevoegd voor<br />
terreinen, welke in eigendom aan <strong>de</strong> gemeente Den<br />
Haag toebehoren, na voorafgaan<strong>de</strong> toestemming<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> college <strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten <strong>van</strong> Zuid-<br />
Holland, ter tegemoetkoming aan bij <strong>de</strong> uitwerking<br />
en uitvoering <strong>van</strong> <strong>het</strong> plan na<strong>de</strong>r blijken<strong>de</strong> behoeften<br />
aan winkels, af te wijken of afwijking toe te<br />
staan <strong>van</strong> bestemmingen. Appellant had dan ook<br />
reeds <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>het</strong> vigeren<strong>de</strong> plan rekening te<br />
hou<strong>de</strong>n met toenemen<strong>de</strong> concurrentie. Derhalve<br />
kan niet gesteld wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> door appellant gestel<strong>de</strong><br />
scha<strong>de</strong> niet had kunnen <strong>op</strong>tre<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />
werking <strong>van</strong> <strong>het</strong> ‘Uitbreidingsplan Moerwijk’.<br />
2.4. De rechtbank heeft overwogen dat <strong>de</strong> raad terecht<br />
<strong>op</strong> basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> adviezen <strong>van</strong> <strong>de</strong> SAOZ heeft<br />
geconclu<strong>de</strong>erd dat appellant niet in een planologisch<br />
na<strong>de</strong>liger situatie is gekomen, nu in <strong>de</strong> omgeving<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> buurtsupermarkt <strong>van</strong> appellant veel<br />
pan<strong>de</strong>n met een winkelbestemming <strong>op</strong> <strong>de</strong> begane<br />
grond zijn, en samenvoeging <strong>van</strong> die kleine winkels<br />
tot een grote supermarkt planologisch niet onmogelijk<br />
is.<br />
2.5. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd<br />
dat <strong>de</strong> rechtbank ten onrechte heeft geoor<strong>de</strong>eld dat<br />
<strong>de</strong> raad <strong>de</strong> adviezen <strong>van</strong> <strong>de</strong> SAOZ aan <strong>de</strong> beslissing<br />
<strong>op</strong> bezwaar ten grondslag heeft kunnen leggen. Volgens<br />
appellant zijn <strong>de</strong> adviezen <strong>van</strong> <strong>de</strong> SAOZ gebaseerd<br />
<strong>op</strong> twee onjuiste conclusies, namelijk dat <strong>het</strong><br />
samenvoegen <strong>van</strong> winkels mogelijk is zon<strong>de</strong>r gebruik<br />
te maken <strong>van</strong> <strong>de</strong> afwijkingsmogelijkheid <strong>van</strong><br />
artikel 15, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Veror<strong>de</strong>ning, en dat in<br />
<strong>de</strong> planologische vergelijking rekening mag wor<strong>de</strong>n<br />
gehou<strong>de</strong>n met een volledig gebruik <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze afwijkingsmogelijkheid.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />
91<br />
2.5.1. De grond waar<strong>op</strong> <strong>de</strong> supermarkt is <strong>op</strong>gericht<br />
heeft in <strong>het</strong> ‘Uitbreidingsplan Moerwijk’ <strong>de</strong> bestemmingen<br />
‘Openbare en bijzon<strong>de</strong>re gebouwen’ met<br />
een bebouwingspercentage <strong>van</strong> 50 en ‘Plantsoen’,<br />
ten aanzien waar<strong>van</strong> is bepaald dat <strong>het</strong> college <strong>van</strong><br />
burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs kan toestaan dat <strong>de</strong>ze<br />
grond geheel of ge<strong>de</strong>eltelijk wordt gebruikt voor vergroting<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> aangrenzen<strong>de</strong> terrein met <strong>de</strong> bestemming<br />
‘Openbare en bijzon<strong>de</strong>re gebouwen’. De<br />
grond is eigendom <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente Den Haag.<br />
Gelet hier<strong>op</strong> kon <strong>het</strong> college <strong>van</strong> burgemeester en<br />
wethou<strong>de</strong>rs <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> artikel 15, eerste lid, <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> Veror<strong>de</strong>ning, na voorafgaan<strong>de</strong> toestemming <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> college <strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten <strong>van</strong> Zuid-Holland,<br />
afwijking toestaan <strong>van</strong> <strong>de</strong> daar<strong>op</strong> rusten<strong>de</strong> bestemmingen<br />
‘Openbare en bijzon<strong>de</strong>re gebouwen’ en<br />
‘Plantsoen’, ten behoeve <strong>van</strong> <strong>de</strong> bouw <strong>van</strong> een<br />
supermarkt. Niet wordt ingezien dat een gebruik<br />
<strong>van</strong> artikel 15, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Veror<strong>de</strong>ning voor<br />
winkeldoelein<strong>de</strong>n niet zou behoren tot <strong>de</strong> maximale<br />
mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>het</strong> ‘Uitbreidingsplan Moerwijk’.<br />
De raad kon artikel 15, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Veror<strong>de</strong>ning<br />
in dit geval in <strong>de</strong> planologische vergelijking betrekken.<br />
Gelet hier<strong>op</strong> kan wor<strong>de</strong>n daargelaten of <strong>het</strong><br />
oor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechtbank dat ingevolge <strong>het</strong> ‘Uitbreidingsplan<br />
Moerwijk’ <strong>het</strong> samenvoegen <strong>van</strong> bestaan<strong>de</strong><br />
winkeleenhe<strong>de</strong>n tot een grote supermarkt is toegestaan,<br />
juist is, en wordt geoor<strong>de</strong>eld dat <strong>de</strong> planologische<br />
situatie voor appellant niet in na<strong>de</strong>lige zin<br />
is gewijzigd.<br />
2.6. De conclusie is dat <strong>de</strong> raad terecht heeft geoor<strong>de</strong>eld<br />
dat appellant door <strong>het</strong> vrijstellingsbesluit niet<br />
in een planologisch na<strong>de</strong>liger positie is komen te<br />
verkeren. De rechtbank is tot <strong>het</strong> juiste oor<strong>de</strong>el gekomen.<br />
03-79<br />
Arrest <strong>van</strong> <strong>de</strong> Hoge Raad <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n <strong>van</strong> 2<br />
mei 2003, nr. C02/209HR, inzake een planscha<strong>de</strong>vergoedingskostenverhaalsovereenkomst,<br />
gemeente Nunspeet.<br />
De wet voorziet niet in <strong>de</strong> mogelijkheid <strong>van</strong><br />
verhaal <strong>van</strong> <strong>de</strong> kosten die voor <strong>de</strong> gemeente<br />
verbon<strong>de</strong>n zijn aan <strong>de</strong>ze wettelijke verplichting tot<br />
vergoeding <strong>van</strong> planscha<strong>de</strong>. Gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />
beperkingen die zijn verbon<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> in <strong>de</strong> wet<br />
voorziene verhaalsmogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>gebied</strong><br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>ruimtelijke</strong> or<strong>de</strong>ning en <strong>de</strong> mate waarin <strong>de</strong><br />
belangen <strong>van</strong> <strong>de</strong> burger in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> die<br />
regelingen wor<strong>de</strong>n beschermd, heeft <strong>het</strong> Hof met<br />
juistheid overwogen dat <strong>het</strong> ontbreken <strong>van</strong><br />
rechtsbescherming voor <strong>de</strong> particulier die een<br />
overeenkomst als in casu bedoeld met <strong>de</strong><br />
gemeente sluit, zich verzet tegen aanvaarding <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> geldigheid <strong>van</strong> een beding als dit. De omstandigheid<br />
dat <strong>de</strong> gemeente gehou<strong>de</strong>n is bij een<br />
overeenkomst als <strong>de</strong>ze haar we<strong>de</strong>rpartij zoveel<br />
mogelijk te betrekken in <strong>de</strong> vaststelling <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
planscha<strong>de</strong>vergoeding en diens belang zoveel<br />
mogelijk te behartigen, is in dit verband <strong>van</strong><br />
onvoldoen<strong>de</strong> gewicht. De bezwaren tegen <strong>het</strong><br />
aanvaar<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> geldigheid <strong>van</strong> een beding als<br />
<strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige zijn <strong>van</strong> dien aard dat zij zich ook<br />
verzetten tegen <strong>het</strong> maken <strong>van</strong> een uitzon<strong>de</strong>ring<br />
voor gevallen waarin een herziening in overwegen<strong>de</strong><br />
mate een particulier belang dient en <strong>het</strong><br />
<strong>op</strong> zichzelf re<strong>de</strong>lijk zou kunnen zijn dat <strong>de</strong><br />
planscha<strong>de</strong>vergoeding uitein<strong>de</strong>lijk – geheel of ten<br />
<strong>de</strong>le – voor rekening <strong>van</strong> die particulier(en) komt<br />
of voor gevallen waarin partijen tevoren <strong>het</strong><br />
verhaalsbedrag tot een maximum beperken, on<strong>de</strong>r<br />
meer omdat elke wettelijke maatstaf ontbreekt ter<br />
bepaling <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />
dat door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong> <strong>de</strong> overeenkomst<br />
ten laste <strong>van</strong> <strong>de</strong> particulier zou mogen wor<strong>de</strong>n<br />
gebracht.<br />
Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning, artikelen 42 en<br />
49<br />
3.1. In cassatie gaat <strong>het</strong>, kort gezegd, om <strong>de</strong> vraag<br />
of een overeenkomst waarbij een gemeente aan een<br />
particulier me<strong>de</strong>werking toezegt aan herziening of<br />
vrijstelling <strong>van</strong> een bestemmingsplan tegenover<br />
diens toezegging <strong>de</strong> eventueel daaruit voortvloeien<strong>de</strong><br />
planscha<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n voor zijn rekening te<br />
nemen, geldig is.<br />
3.6.1. Bij een besluit tot vaststelling of herziening<br />
<strong>van</strong> een bestemmingsplan dient voor <strong>de</strong> gemeenteraad<br />
<strong>het</strong> – algemene – belang <strong>van</strong> een goe<strong>de</strong> <strong>ruimtelijke</strong><br />
or<strong>de</strong>ning <strong>het</strong> criterium te zijn voor <strong>het</strong> al dan<br />
niet nemen <strong>van</strong> <strong>het</strong> besluit en aangenomen moet<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
92<br />
Planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />
wor<strong>de</strong>n dat <strong>het</strong>zelf<strong>de</strong> geldt voor een besluit tot <strong>het</strong><br />
verlenen <strong>van</strong> vrijstelling <strong>van</strong> een bestemmingsplan<br />
(<strong>de</strong>ze besluiten zullen hierna ook gezamenlijk wor<strong>de</strong>n<br />
aangeduid als (een besluit tot) herziening).<br />
Weliswaar dient <strong>de</strong> gemeente in dat ka<strong>de</strong>r <strong>de</strong> met<br />
<strong>het</strong> besluit gemoei<strong>de</strong> belangen <strong>van</strong> particulieren in<br />
haar belangenafweging te betrekken en kan zich <strong>de</strong><br />
situatie voordoen dat een voorgenomen herziening<br />
in overwegen<strong>de</strong> mate <strong>het</strong> belang dient <strong>van</strong> een of<br />
meer particulieren <strong>van</strong> wie <strong>het</strong> initiatief om tot herziening<br />
te komen is uitgegaan, maar ook in dat<br />
geval mag <strong>de</strong> gemeente slechts tot herziening besluiten<br />
als <strong>het</strong> algemene belang <strong>van</strong> een goe<strong>de</strong><br />
<strong>ruimtelijke</strong> or<strong>de</strong>ning daarmee gediend is, welk belang<br />
<strong>de</strong> gemeente in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> uitoefening<br />
<strong>van</strong> haar publieke taak dient te behartigen.<br />
3.6.2. Bij een beding als <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige gaat <strong>het</strong><br />
om scha<strong>de</strong> die een belanghebben<strong>de</strong> lijdt tengevolge<br />
<strong>van</strong> een door <strong>de</strong> gemeente in <strong>de</strong> uitoefening <strong>van</strong><br />
haar publieke taak <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>gebied</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>ruimtelijke</strong><br />
or<strong>de</strong>ning genomen besluit tot herziening, voorzover<br />
<strong>de</strong>ze scha<strong>de</strong> ingevolge art. 49 WRO voor rekening<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente komt. De wet voorziet niet in <strong>de</strong><br />
mogelijkheid <strong>van</strong> verhaal <strong>van</strong> <strong>de</strong> kosten die voor <strong>de</strong><br />
gemeente verbon<strong>de</strong>n zijn aan <strong>de</strong>ze wettelijke verplichting<br />
tot vergoeding <strong>van</strong> planscha<strong>de</strong>. Bij aanvaarding<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> geldigheid <strong>van</strong> een <strong>de</strong>rgelijk beding<br />
zou <strong>de</strong> gemeente die kosten echter door <strong>het</strong> bedingen<br />
<strong>van</strong> een tegenprestatie in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> een privaatrechtelijke<br />
overeenkomst ten laste kunnen<br />
brengen <strong>van</strong> particulieren die (in <strong>het</strong> bijzon<strong>de</strong>r)<br />
voor<strong>de</strong>el hebben <strong>van</strong> <strong>het</strong> herzieningsbesluit.<br />
3.6.3. Voorzover <strong>de</strong> wet wel voorziet in verhaal <strong>van</strong><br />
kosten die voortvloeien uit <strong>de</strong> uitoefening <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeentelijke<br />
taak <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>gebied</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>ruimtelijke</strong><br />
or<strong>de</strong>ning, zijn aan die verhaalsmogelijkhe<strong>de</strong>n beperkingen<br />
verbon<strong>de</strong>n. Zo brengt <strong>de</strong> strekking <strong>van</strong><br />
art. 42 WRO – verhoging <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechtszekerheid<br />
voor gron<strong>de</strong>igenaren – mee dat <strong>de</strong> gemeente, indien<br />
zij een financiële bijdrage tot verhaal <strong>van</strong> exploitatiekosten<br />
bedingt, haar uit die overeenkomst voortvloeien<strong>de</strong><br />
aanspraken niet gel<strong>de</strong>nd kan maken als<br />
<strong>de</strong> bepalingen <strong>van</strong> <strong>de</strong> toepasselijke exploitatieveror<strong>de</strong>ning<br />
niet in acht zijn genomen (HR 16 februari<br />
1996, nr. 15933, NJ 1996, 608, HR 17 november<br />
2000, nr. C98/374, NJ 2001, 580 en HR 13 april<br />
2001, nr. C99/161, NJ 2001, 581). Afgezien <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> mogelijkheid tot verhaal door verdiscontering in<br />
<strong>de</strong> gronduitgifteprijs in gevallen waarin <strong>de</strong> gemeente<br />
eigenaar <strong>van</strong> <strong>de</strong> grond is, voorziet <strong>de</strong> wet daarnaast<br />
slechts in <strong>de</strong> mogelijkheid tot verhaal <strong>van</strong> exploitatiekosten<br />
<strong>op</strong> particulieren door <strong>het</strong> heffen <strong>van</strong><br />
baatbelasting, terwijl (sommige) plankosten door<br />
<strong>het</strong> heffen <strong>van</strong> leges kunnen wor<strong>de</strong>n verhaald. Met<br />
betrekking tot die heffingen staat voor <strong>de</strong> burger <strong>de</strong><br />
mogelijkheid <strong>van</strong> bezwaar en eventueel beroep <strong>op</strong><br />
<strong>de</strong> belastingrechter <strong>op</strong>en.<br />
3.6.4. Gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> in 3.6.3 vermel<strong>de</strong> beperkingen<br />
die zijn verbon<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> in <strong>de</strong> wet voorziene verhaalsmogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
<strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>gebied</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>ruimtelijke</strong><br />
or<strong>de</strong>ning en <strong>de</strong> mate waarin <strong>de</strong> belangen <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> burger in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> die regelingen wor<strong>de</strong>n<br />
beschermd, heeft <strong>het</strong> Hof met juistheid overwogen<br />
dat <strong>het</strong> ontbreken <strong>van</strong> rechtsbescherming voor <strong>de</strong><br />
particulier die een overeenkomst als bedoeld in<br />
3.6.2 met <strong>de</strong> gemeente sluit, zich verzet tegen aanvaarding<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> geldigheid <strong>van</strong> een beding als dit.<br />
De omstandigheid dat <strong>de</strong> gemeente, zoals on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el<br />
2.e <strong>op</strong> zichzelf terecht betoogt, gehou<strong>de</strong>n is bij<br />
een overeenkomst als <strong>de</strong>ze haar we<strong>de</strong>rpartij zoveel<br />
mogelijk te betrekken in <strong>de</strong> vaststelling <strong>van</strong> <strong>de</strong> planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />
en diens belang zoveel mogelijk<br />
te behartigen, is in dit verband <strong>van</strong> onvoldoen<strong>de</strong> gewicht.<br />
Die omstandigheid brengt immers geenszins<br />
mee dat <strong>de</strong> rechtspositie <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze particulier gelijkwaardig<br />
is aan die <strong>van</strong> iemand die bij <strong>de</strong> vaststelling<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> vergoeding door <strong>de</strong> gemeenteraad en bij een<br />
eventueel daar<strong>op</strong> volgen<strong>de</strong> bestuursrechtelijke procedure<br />
rechtstreeks betrokken is. Dat na<strong>de</strong>el doet<br />
onmiskenbaar tekort aan <strong>de</strong> voor een particulier in<br />
een situatie als <strong>de</strong>ze gewenste rechtsbescherming.<br />
Daarbij is <strong>van</strong> belang dat, zoals <strong>het</strong> Hof heeft overwogen,<br />
<strong>de</strong> particulier met bouwplannen is aangewezen<br />
<strong>op</strong> <strong>de</strong> me<strong>de</strong>werking <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente. De in<br />
on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 2.d genoem<strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> burger<br />
om zich in bepaal<strong>de</strong> gevallen door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong><br />
bestuurs- of civielrechtelijke procedures ertegen te<br />
verzetten dat een gemeente als voorwaar<strong>de</strong> voor<br />
haar me<strong>de</strong>werking aan een besluit tot herziening <strong>de</strong><br />
aanvaarding <strong>van</strong> een beding als <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige<br />
stelt, zijn niet voldoen<strong>de</strong> om <strong>het</strong> argument te ontzenuwen<br />
dat <strong>de</strong> particulier met bouwplannen in die<br />
zin in een afhankelijke positie verkeert dat hij praktisch<br />
gesproken is aangewezen <strong>op</strong> me<strong>de</strong>werking <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> gemeente.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />
93<br />
3.6.5. De hiervoor uiteengezette bezwaren tegen<br />
<strong>het</strong> aanvaar<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> geldigheid <strong>van</strong> een beding<br />
als <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige zijn <strong>van</strong> dien aard dat zij zich<br />
ook verzetten tegen <strong>het</strong> maken <strong>van</strong> een uitzon<strong>de</strong>ring<br />
voor gevallen waarin een herziening in overwegen<strong>de</strong><br />
mate een particulier belang dient en <strong>het</strong> <strong>op</strong> zichzelf<br />
re<strong>de</strong>lijk zou kunnen zijn dat <strong>de</strong> planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />
uitein<strong>de</strong>lijk – geheel of ten <strong>de</strong>le – voor rekening<br />
<strong>van</strong> die particulier(en) komt of voor gevallen waarin<br />
partijen tevoren <strong>het</strong> verhaalsbedrag tot een maximum<br />
beperken, on<strong>de</strong>r meer omdat elke wettelijke<br />
maatstaf ontbreekt ter bepaling <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
planscha<strong>de</strong>vergoeding dat door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong> <strong>de</strong> overeenkomst<br />
ten laste <strong>van</strong> <strong>de</strong> particulier zou mogen<br />
wor<strong>de</strong>n gebracht. Alleen een wettelijke regeling,<br />
waarbij <strong>de</strong> nodige grenzen zou<strong>de</strong>n kunnen wor<strong>de</strong>n<br />
gesteld, zou in die bezwaren kunnen voorzien. Blijkens<br />
<strong>de</strong> ook door <strong>het</strong> Hof vermel<strong>de</strong> Nota Grondbeleid<br />
<strong>van</strong> 2001 (Kamerstukken II 2000/01, 27 581,<br />
nr. 2) bestaan plannen voor een zodanige regeling,<br />
maar een ontwerp daarvoor is (nog) niet ingediend.<br />
3.6.6. Op <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> stuit <strong>het</strong> mid<strong>de</strong>l in al<br />
zijn on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len af.<br />
4. Beslissing<br />
De Hoge Raad:<br />
verwerpt <strong>het</strong> beroep.<br />
Noot: Het arrest <strong>van</strong> <strong>het</strong> Hof Arnhem is <strong>op</strong>genomen<br />
in Nieuwsbrief <strong>StAB</strong> 2002/4, nr. 02-120.<br />
omzetten, ook al is later aan dit verbod<br />
goedkeuring onthou<strong>de</strong>n.<br />
Algemene wet bestuursrecht, artikel 7:12<br />
Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning, artikel 49<br />
2.1. Appellante vraagt verweer<strong>de</strong>r om scha<strong>de</strong>vergoeding<br />
omdat zij scha<strong>de</strong> heeft gele<strong>de</strong>n door <strong>de</strong><br />
goedkeuring <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestemmingsplan ‘Buiten<strong>gebied</strong><br />
1989, twee<strong>de</strong> herziening’, voorzover daarbij<br />
zijn goedgekeurd <strong>de</strong> in dit plan voor haar gron<strong>de</strong>n<br />
<strong>op</strong>genomen beperkingen inzake <strong>het</strong> omzetten en/of<br />
scheuren <strong>van</strong> graslan<strong>de</strong>n voor permanente bollenteelt.<br />
Verweer<strong>de</strong>r heeft <strong>het</strong> verzoek om scha<strong>de</strong>vergoeding<br />
afgewezen, <strong>het</strong>geen hij in bezwaar heeft gehandhaafd.<br />
2.2. De gemeenteraad <strong>van</strong> Zijpe heeft <strong>op</strong> 25 maart<br />
1997 <strong>het</strong> bestemmingsplan ‘Buiten<strong>gebied</strong> 1989,<br />
twee<strong>de</strong> herziening’ vastgesteld. In dit plan is aan <strong>de</strong><br />
gron<strong>de</strong>n <strong>van</strong> appellante <strong>de</strong> bestemming ‘Agrarische<br />
productie<strong>gebied</strong>en IIa’ toegekend. Ingevolge <strong>de</strong><br />
planvoorschriften is <strong>op</strong> gron<strong>de</strong>n met <strong>de</strong>ze bestemming<br />
<strong>het</strong> permanent omzetten in bollengrond verbo<strong>de</strong>n<br />
en is voor <strong>het</strong> scheuren <strong>van</strong> grasland een aanlegvergunning<br />
vereist. Verweer<strong>de</strong>r heeft bij besluit<br />
<strong>van</strong> 28 oktober 1997 beslist omtrent <strong>de</strong> goedkeuring<br />
<strong>van</strong> dit plan en, voorzover thans <strong>van</strong> belang,<br />
on<strong>de</strong>r ongegrondverklaring <strong>van</strong> <strong>de</strong> be<strong>de</strong>nkingen <strong>van</strong><br />
appellante goedkeuring verleend aan dit plan<strong>de</strong>el.<br />
03-80<br />
Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 7 mei 2003, nr.<br />
200204200/1, inzake een verzoek om vergoeding<br />
<strong>van</strong> scha<strong>de</strong> als gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong> onrechtmatige<br />
goedkeuring <strong>van</strong> een bestemmingsplan; provincie<br />
Noord-Holland.<br />
Aangezien in <strong>het</strong> bestemmingsplan <strong>het</strong><br />
permanent omzetten <strong>van</strong> grasland in bollengrond<br />
was verbo<strong>de</strong>n, kan niet wor<strong>de</strong>n gesteld dat <strong>de</strong><br />
scha<strong>de</strong> <strong>het</strong> (directe) gevolg is <strong>van</strong> <strong>de</strong> weigering<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> aanlegvergunning voor <strong>het</strong> permanent<br />
De Af<strong>de</strong>ling heeft bij uitspraak <strong>van</strong> 29 november<br />
1999, nr. E01.97.0647, <strong>de</strong> goedkeuring <strong>op</strong> dit<br />
punt vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> Algemene wet bestuursrecht en artikel 4a, achtste<br />
lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning. De<br />
Af<strong>de</strong>ling heeft hiertoe overwogen dat <strong>de</strong> goedkeuring<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> plan<strong>de</strong>el niet strookt met <strong>het</strong> streekplan<br />
Noord-Holland-Noord, aangezien <strong>het</strong> plan<strong>de</strong>el<br />
in dit streekplan is aangeduid als bollenconcentratie<strong>gebied</strong><br />
waarbinnen belemmeringen in agrarische<br />
bestemmingen voor <strong>de</strong> permanente bollenteelt,<br />
zoals <strong>het</strong> uitsluiten of <strong>van</strong> een aanlegvergunning afhankelijk<br />
maken <strong>van</strong> diepere grondbewerkingen als<br />
omspuiten, bezan<strong>de</strong>n en omzetten <strong>van</strong> grond, zijn<br />
uitgesloten.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
94<br />
Planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />
In zijn besluit <strong>van</strong> 9 mei 2000, kenmerk 2000-<br />
13524, heeft verweer<strong>de</strong>r <strong>op</strong>nieuw omtrent <strong>de</strong> goedkeuring<br />
<strong>van</strong> dit plan<strong>de</strong>el beslist en heeft hij on<strong>de</strong>r<br />
verwijzing naar <strong>de</strong> uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> 29<br />
november 1999 alsnog goedkeuring hieraan onthou<strong>de</strong>n.<br />
2.3. Niet in geschil is dat <strong>het</strong> goedkeuringsbesluit<br />
<strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r <strong>van</strong> 28 oktober 1997 onrechtmatig<br />
is en dat <strong>de</strong>ze onrechtmatigheid verweer<strong>de</strong>r moet<br />
wor<strong>de</strong>n toegerekend. Gelet hier<strong>op</strong> komt scha<strong>de</strong> die<br />
appellante als gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong> goedkeuring <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
bestemmingsplan heeft gele<strong>de</strong>n in beginsel voor<br />
vergoeding in aanmerking.<br />
Verweer<strong>de</strong>r heeft aan <strong>de</strong> afwijzing <strong>van</strong> <strong>het</strong> verzoek<br />
tot scha<strong>de</strong>vergoeding primair ten grondslag gelegd<br />
dat <strong>de</strong> gele<strong>de</strong>n scha<strong>de</strong> niet aan <strong>het</strong> goedkeuringsbesluit<br />
kan wor<strong>de</strong>n toegerekend. Hij heeft hiertoe<br />
overwogen dat <strong>de</strong> scha<strong>de</strong> <strong>het</strong> directe gevolg is <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> weigering <strong>van</strong> <strong>de</strong> door appellante aangevraag<strong>de</strong><br />
aanlegvergunning.<br />
2.3.1. Bij besluit <strong>van</strong> 8 april 1997 heeft <strong>het</strong> college<br />
<strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> Zijpe <strong>het</strong> verzoek<br />
<strong>van</strong> appellante om een aanlegvergunning voor<br />
<strong>het</strong> scheuren en fresen <strong>van</strong> grasland ten behoeve<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> lelieteelt geweigerd. Bij besluit <strong>van</strong> 17 februari<br />
1998 heeft <strong>het</strong> college <strong>van</strong> burgemeester en<br />
wethou<strong>de</strong>rs <strong>het</strong> daartegen gemaakte bezwaar ongegrond<br />
verklaard. Bij uitspraak <strong>van</strong> 28 januari 1999<br />
heeft <strong>de</strong> arrondissementsrechtbank Alkmaar (hierna:<br />
<strong>de</strong> rechtbank), voorzover <strong>van</strong> belang, <strong>het</strong> door<br />
appellante daartegen ingestel<strong>de</strong> beroep gegrond<br />
verklaard, <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing <strong>op</strong> bezwaar vernietigd<br />
en bepaald dat <strong>het</strong> college <strong>van</strong> burgemeester<br />
en wethou<strong>de</strong>rs een nieuwe beslissing <strong>op</strong><br />
bezwaar moest nemen met inachtneming <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
bepaal<strong>de</strong> in <strong>de</strong> uitspraak. Bij besluit <strong>van</strong> 11 mei<br />
1999 heeft <strong>het</strong> college <strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs<br />
<strong>het</strong> bezwaar we<strong>de</strong>rom ongegrond verklaard.<br />
Bij uitspraak <strong>van</strong> 28 september 1999 heeft<br />
<strong>de</strong> rechtbank, voorzover <strong>van</strong> belang, <strong>het</strong> door appellante<br />
daartegen ingestel<strong>de</strong> beroep gegrond verklaard,<br />
<strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing <strong>op</strong> bezwaar vernietigd<br />
en bepaald dat <strong>het</strong> college <strong>van</strong> burgemeester en<br />
wethou<strong>de</strong>rs een nieuwe beslissing <strong>op</strong> bezwaar<br />
moest nemen met inachtneming <strong>van</strong> <strong>het</strong> bepaal<strong>de</strong><br />
in <strong>de</strong> uitspraak.<br />
Bij uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> 22 februari 2001,<br />
nr. 199903095/1, is <strong>het</strong> daartegen door <strong>het</strong> college<br />
<strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs ingestel<strong>de</strong> hoger<br />
beroep gegrond verklaard. Bij <strong>de</strong>ze uitspraak heeft<br />
<strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling vastgesteld dat <strong>de</strong> aanvraag om een<br />
aanlegvergunning ziet <strong>op</strong> <strong>het</strong> blijvend omzetten <strong>van</strong><br />
grasland in bollengrond. De Af<strong>de</strong>ling heeft voorts,<br />
voorzover <strong>van</strong> belang, overwogen dat <strong>het</strong> college<br />
<strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>de</strong> aanvraag terecht<br />
heeft getoetst aan <strong>het</strong> bestemmingsplan ‘Buiten<strong>gebied</strong><br />
1989, twee<strong>de</strong> herziening’ en dat hij in<br />
<strong>het</strong> in dit bestemmingsplan <strong>op</strong>genomen absolute<br />
verbod voor <strong>het</strong> blijvend omzetten <strong>van</strong> grasland in<br />
bollengrond, gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> bepaal<strong>de</strong> in artikel 44,<br />
eerste lid, on<strong>de</strong>r a, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke<br />
Or<strong>de</strong>ning, terecht aanleiding heeft gezien om in zijn<br />
besluit <strong>van</strong> 11 mei 1999 <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>re weigering <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> aanlegvergunning te handhaven.<br />
2.3.2. De Af<strong>de</strong>ling stelt vast dat haar uitspraak <strong>van</strong><br />
22 februari 2001 impliceert dat <strong>het</strong> bestemmingsplan,<br />
waar dit een verbod bevatte voor <strong>het</strong> permanent<br />
omzetten <strong>van</strong> grasland in bollengrond, <strong>het</strong> college<br />
<strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>de</strong>stijds geen<br />
ruimte bood voor <strong>het</strong> verlenen <strong>van</strong> <strong>de</strong> gevraag<strong>de</strong><br />
aanlegvergunning.<br />
Gelet hier<strong>op</strong> kan <strong>de</strong> scha<strong>de</strong> die appellante stelt te<br />
hebben gele<strong>de</strong>n niet wor<strong>de</strong>n geacht <strong>het</strong> directe gevolg<br />
te zijn <strong>van</strong> <strong>de</strong> weigering <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanlegvergunning.<br />
Uit <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong> volgt dat <strong>de</strong> motivering die verweer<strong>de</strong>r<br />
primair aan <strong>de</strong> afwijzing <strong>van</strong> <strong>het</strong> verzoek<br />
tot scha<strong>de</strong>vergoeding ten grondslag heeft gelegd<br />
<strong>de</strong>ze afwijzing niet kan dragen.<br />
03-81<br />
Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 21 mei 2003, nr.<br />
200203665/1, inzake een verzoek om<br />
planscha<strong>de</strong>vergoeding, gemeente Haarlem.<br />
In artikel 18, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet voorl<strong>op</strong>ige<br />
regeling inzake <strong>het</strong> Nationale Plan en <strong>de</strong> Streekplannen<br />
is bepaald dat, voorzover een plan <strong>van</strong><br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />
95<br />
uitbreiding met <strong>het</strong> streekplan in strijd is, dit<br />
vervalt met ingang <strong>van</strong> <strong>de</strong> dag waar<strong>op</strong> <strong>het</strong><br />
streekplan <strong>van</strong> kracht wordt. Ingevolge <strong>het</strong><br />
streekplan ‘Zuid-Kennemerland’, dat is<br />
goedgekeurd bij Koninklijk Besluit <strong>van</strong> 14 juni<br />
1962, was <strong>het</strong> terrein bestemd tot ‘agrarisch<br />
bedrijf c.a. (art. II)’. De bestemming ‘wegen,<br />
water en nieuwe <strong>op</strong>en bebouwing en nieuwe<br />
gesloten bebouwing’ <strong>van</strong> een ge<strong>de</strong>elte <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
terrein was daarmee in strijd, zodat met<br />
betrekking tot dat perceelsge<strong>de</strong>elte geen<br />
bestemmingsplan meer <strong>van</strong> kracht was. Het ou<strong>de</strong><br />
planologische regime wordt voor die gron<strong>de</strong>n<br />
gevormd door <strong>de</strong> toentertijd gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> gemeentelijke<br />
bouwveror<strong>de</strong>ning. On<strong>de</strong>r <strong>het</strong> ou<strong>de</strong> planologische<br />
regime was geen sprake <strong>van</strong> een voldoen<strong>de</strong><br />
dui<strong>de</strong>lijk en kenbaar planologisch beleid,<br />
<strong>op</strong> grond waar<strong>van</strong> on<strong>de</strong>r meer vrijstelling voor<br />
bouwen met overschrijding <strong>van</strong> <strong>de</strong> achtergevelrooilijn<br />
zou kunnen wor<strong>de</strong>n verleend. Op <strong>het</strong><br />
on<strong>de</strong>rhavige <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein waren dan ook<br />
geen reële bebouwingsmogelijkhe<strong>de</strong>n aanwezig.<br />
Passieve risicoaanvaarding.<br />
Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning, artikel 49<br />
2.4. Appellante, se<strong>de</strong>rt 25 augustus 1988 eigenaar<br />
<strong>van</strong> een stuk grond ter grootte <strong>van</strong> 1.20.85 ha nabij<br />
(A) te Haarlem, heeft verzocht om vergoeding <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
scha<strong>de</strong> die zij stelt te lij<strong>de</strong>n ten gevolge <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestemmingsplan<br />
‘Omgeving Zijlweg, partiële herziening<br />
nr. 3’. Volgens appellante bedraagt <strong>de</strong><br />
scha<strong>de</strong> die zij lijdt primair ƒ 2.505.256,00<br />
€ 1.136.835,61) <strong>van</strong>wege <strong>het</strong> niet meer kunnen<br />
<strong>op</strong>richten <strong>van</strong> een kantorencomplex, waarvoor zij<br />
een bouwaanvraag had ingediend, dan wel subsidiair<br />
ƒ 3.360.615,00 (€ 1.524.980,60) <strong>van</strong>wege<br />
<strong>het</strong> niet meer kunnen realiseren <strong>van</strong> woningen <strong>op</strong><br />
<strong>het</strong> terrein.<br />
2.5. Blijkens <strong>de</strong> stukken waren ter plaatse <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
terrein <strong>van</strong> appellante <strong>het</strong> uitbreidingsplan ‘Haarlem<br />
Zuid-West’, goedgekeurd door ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong><br />
staten <strong>van</strong> Noord-Holland (hierna: ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong><br />
staten) bij besluit <strong>van</strong> 25 september 1929, alsme<strong>de</strong><br />
wijziging nr. 7 <strong>van</strong> dit plan, goedgekeurd bij besluit<br />
<strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten <strong>van</strong> 20 oktober<br />
1937, <strong>van</strong> kracht. Ingevolge dit plan, inclusief wijziging,<br />
had <strong>het</strong> terrein <strong>de</strong> bestemming ‘wegen,<br />
water en nieuwe <strong>op</strong>en bebouwing en nieuwe gesloten<br />
bebouwing’.<br />
Op 15 augustus 1951 is <strong>het</strong> aangepaste uitbreidingsplan<br />
‘Omgeving Zijlweg’ ge<strong>de</strong>eltelijk door ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong><br />
staten goedgekeurd. Ingevolge dit plan<br />
is <strong>het</strong> zuidoostelijke ge<strong>de</strong>elte <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein bestemd<br />
tot ‘bloembollen-, warmoezeniers-, en hoveniersbedrijven’.<br />
Ingevolge artikel 6 <strong>van</strong> <strong>de</strong> voorschriften<br />
behoren<strong>de</strong> bij dit plan mag <strong>op</strong> <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n<br />
met <strong>de</strong>ze bestemming niet wor<strong>de</strong>n gebouwd. Krachtens<br />
<strong>de</strong> in 1974 goedgekeur<strong>de</strong> aanvullen<strong>de</strong> gebruiksvoorschriften<br />
is gebruik in strijd met <strong>de</strong> bestemming<br />
verbo<strong>de</strong>n.<br />
Aan <strong>de</strong> bestemmingen <strong>van</strong> <strong>het</strong> resteren<strong>de</strong> ge<strong>de</strong>elte<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> perceel werd door ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten<br />
goedkeuring onthou<strong>de</strong>n, zodat <strong>op</strong> dat ge<strong>de</strong>elte<br />
<strong>de</strong> bestemming ingevolge <strong>het</strong> gewijzig<strong>de</strong> uitbreidingsplan<br />
‘Haarlem Zuid-West’ <strong>van</strong> kracht bleef.<br />
Ingevolge <strong>het</strong> streekplan ‘Zuid-Kennemerland’,<br />
dat is goedgekeurd bij Koninklijk Besluit <strong>van</strong> 14 juni<br />
1962, was <strong>het</strong> terrein bestemd tot ‘agrarisch bedrijf<br />
c.a. (art. II)’. In artikel 18, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet<br />
voorl<strong>op</strong>ige regeling inzake <strong>het</strong> Nationale Plan en <strong>de</strong><br />
Streekplannen is bepaald dat, voorzover een plan <strong>van</strong><br />
uitbreiding met <strong>het</strong> streekplan in strijd is, dit vervalt<br />
met ingang <strong>van</strong> <strong>de</strong> dag waar<strong>op</strong> <strong>het</strong> streekplan <strong>van</strong><br />
kracht wordt. Ten gevolge <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze bepaling is <strong>de</strong> bestemming<br />
‘wegen, water en nieuwe <strong>op</strong>en bebouwing<br />
en nieuwe gesloten bebouwing’, die <strong>op</strong> <strong>het</strong> resteren<strong>de</strong><br />
ge<strong>de</strong>elte <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein was blijven rusten, vervallen,<br />
zodat met betrekking tot dat perceelsge<strong>de</strong>elte<br />
geen bestemmingsplan meer <strong>van</strong> kracht was.<br />
2.5.1. Op 5 juni 1991 heeft <strong>de</strong> raad <strong>het</strong> bestemmingsplan<br />
‘Omgeving Zijlweg, partiële herziening<br />
nr. 3’ vastgesteld. Bij besluit <strong>van</strong> 14 januari 1992<br />
hebben ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten dit bestemmingsplan<br />
ge<strong>de</strong>eltelijk goedgekeurd.<br />
Bij Koninklijk Besluit <strong>van</strong> 23 juli 1993 is goedkeuring<br />
onthou<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> bestemming ‘garagebedrijf’<br />
ter plaatse <strong>van</strong> <strong>het</strong> noor<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
terrein. Voorts is goedkeuring onthou<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> bestemming<br />
‘agrarische doelein<strong>de</strong>n (A)’ met betrekking<br />
tot een strook grond met een diepte <strong>van</strong> circa<br />
25 m direct ten zui<strong>de</strong>n <strong>van</strong> dat noor<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el.<br />
De bestemming ‘agrarische doelein<strong>de</strong>n (A)’ <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> achter die strook grond gelegen zui<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein is bij laatstgenoemd Koninklijk Besluit<br />
onherroepelijk gewor<strong>de</strong>n. Het zui<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
96<br />
Planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein is als zodanig bestemd voor <strong>de</strong> uitoefening<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> grondgebon<strong>de</strong>n agrarisch bedrijf,<br />
waarbij gebouwen niet zijn toegelaten.<br />
2.5.2. Uit <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> volgt dat <strong>het</strong> <strong>op</strong> 23 juli<br />
1993 onherroepelijk gewor<strong>de</strong>n ge<strong>de</strong>elte <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestemmingsplan<br />
‘Omgeving Zijlweg, partiële herziening<br />
nr. 3’, dat <strong>van</strong> toepassing is <strong>op</strong> <strong>het</strong> zui<strong>de</strong>lijke<br />
en zuidoostelijke <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> perceel, dient te wor<strong>de</strong>n<br />
vergeleken met <strong>het</strong> ou<strong>de</strong> planologische regime,<br />
bestaan<strong>de</strong> uit <strong>de</strong> toentertijd gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> gemeentelijke<br />
bouwveror<strong>de</strong>ning voor <strong>het</strong> zui<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>el en <strong>het</strong> uitbreidingsplan<br />
‘Omgeving Zijlweg’, inclusief <strong>de</strong> in<br />
1974 goedgekeur<strong>de</strong> aanvullen<strong>de</strong> voorschriften,<br />
voor <strong>het</strong> zuidoostelijke <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige<br />
perceel. Het noor<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el, ten aanzien waar<strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> planologisch regime niet is gewijzigd, valt buiten<br />
<strong>de</strong> vereiste planvergelijking.<br />
2.7. Het geschil spitst zich toe <strong>op</strong> <strong>de</strong> vraag of sprake<br />
is <strong>van</strong> voor vergoeding in aanmerking komen<strong>de</strong><br />
planscha<strong>de</strong> ten aanzien <strong>van</strong> <strong>het</strong> zui<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> terrein.<br />
Appellante betoogt dat <strong>de</strong> rechtbank ten onrechte<br />
heeft geoor<strong>de</strong>eld dat <strong>de</strong> raad zich terecht <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />
standpunt heeft gesteld dat <strong>op</strong> <strong>het</strong> zui<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein geen reële bebouwingsmogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
aanwezig waren en dat zij <strong>de</strong>rhalve geen scha<strong>de</strong><br />
heeft gele<strong>de</strong>n ten gevolge <strong>van</strong> een verlies <strong>van</strong> bebouwingsmogelijkhe<strong>de</strong>n.<br />
2.7.1. Voor <strong>het</strong> zui<strong>de</strong>lijke – geheel achter <strong>de</strong> achtergevelrooilijn<br />
gelegen – ge<strong>de</strong>elte <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein gold<br />
alleen <strong>de</strong> voormalige gemeentelijke bouwveror<strong>de</strong>ning.<br />
Ingevolge artikel 2.5.12 <strong>van</strong> <strong>de</strong> toenmalige<br />
bouwveror<strong>de</strong>ning, voorzover hier <strong>van</strong> belang, is <strong>het</strong><br />
verbo<strong>de</strong>n te bouwen met overschrijding <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
achtergevelrooilijn. Ingevolge artikel 2.5.14 <strong>van</strong> die<br />
bouwveror<strong>de</strong>ning, voorzover hier <strong>van</strong> belang, kan<br />
<strong>van</strong> dat verbod vrijstelling wor<strong>de</strong>n verleend.<br />
De voormalige Af<strong>de</strong>ling rechtspraak heeft meermalen<br />
ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong>rgelijke bepalingen – overeenkomen<strong>de</strong><br />
met artikelen 46 en 48 <strong>van</strong> <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>lbouwveror<strong>de</strong>ning<br />
1965 en <strong>de</strong> groten<strong>de</strong>els daar<strong>van</strong><br />
afgelei<strong>de</strong> artikelen 2.5.12 en 2.5.14 <strong>van</strong> <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>lbouwveror<strong>de</strong>ning<br />
1992 – overwogen (bijvoorbeeld<br />
in <strong>de</strong> uitspraak <strong>van</strong> 7 augustus 1978, nr. A-3.0611<br />
BR 1978/757), dat <strong>de</strong> bewoordingen er<strong>van</strong> niet<br />
dwingen tot <strong>de</strong> uitleg dat <strong>van</strong> overschrijding <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
achtergevelrooilijn niet zou kunnen wor<strong>de</strong>n gesproken,<br />
indien <strong>het</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> gebouw geheel achter<br />
<strong>de</strong> achtergevelrooilijn is gelegen. Een <strong>de</strong>rgelijke<br />
uitleg zou ook niet in overeenstemming zijn met <strong>de</strong><br />
strekking <strong>van</strong> <strong>de</strong> rooilijnbepalingen in <strong>de</strong> Woningwet.<br />
Er bestaat geen aanleiding daarover thans an<strong>de</strong>rs<br />
te oor<strong>de</strong>len.<br />
Voorts kunnen bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> vraag of<br />
al dan niet vrijstelling dient te wor<strong>de</strong>n verleend, zoals<br />
<strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling, bijvoorbeeld in <strong>de</strong> uitspraak <strong>van</strong><br />
13 augustus 1998 in zaak nr. H01.96.1220<br />
(AB 1999, 162), eer<strong>de</strong>r heeft overwogen, alle belangen<br />
in <strong>de</strong> overwegingen wor<strong>de</strong>n betrokken, die door<br />
<strong>het</strong> verlenen <strong>van</strong> vrijstelling zou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n gediend<br />
of geschaad. Daartoe behoort ook <strong>het</strong> belang dat<br />
ermee is gediend dat geen bouwwerken wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong>gericht<br />
die niet passen in <strong>de</strong> door <strong>de</strong> gemeente meest<br />
wenselijk geachte planologische conceptie voor <strong>het</strong><br />
betrokken <strong>gebied</strong>. Ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> indiening <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
aanvraag om bouwvergunning moet dan wel sprake<br />
zijn <strong>van</strong> een dui<strong>de</strong>lijk en kenbaar planologisch beleid.<br />
2.7.2. Voor <strong>het</strong> betrokken <strong>gebied</strong>, waar<strong>van</strong> <strong>het</strong> perceel<br />
<strong>van</strong> appellante <strong>de</strong>el uitmaakt, zijn se<strong>de</strong>rt 1982<br />
voorbereidingsbesluiten genomen tenein<strong>de</strong> ongewenste<br />
ontwikkelingen tegen te gaan. In <strong>het</strong> in<br />
1982 genomen voorbereidingsbesluit wordt met<br />
een mogelijke woonbestemming rekening gehou<strong>de</strong>n,<br />
maar in <strong>de</strong> daar<strong>op</strong> volgen<strong>de</strong> voorbereidingsbesluiten<br />
ontbreekt een verwijzing daarnaar.<br />
Op 23 oktober 1985 is door <strong>de</strong> raad <strong>de</strong> Nota uitbreidings<strong>gebied</strong>en<br />
in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>het</strong> structuurplan<br />
Haarlem (hierna: <strong>de</strong> Nota uitbreidings<strong>gebied</strong>en)<br />
behan<strong>de</strong>ld. Daarin werd <strong>de</strong> raad een aantal<br />
nieuwe mogelijke woningbouwlocaties ter keuze<br />
voorgelegd. De keuze <strong>van</strong> <strong>de</strong> raad zou als uitgangspunt<br />
dienen bij <strong>de</strong> <strong>op</strong>stelling <strong>van</strong> een <strong>de</strong>finitief ontwerp-structuurplan,<br />
waarin <strong>de</strong> toekomstige <strong>ruimtelijke</strong><br />
ontwikkeling integraal zou wor<strong>de</strong>n beschreven<br />
en naast woningbouw ook an<strong>de</strong>re aspecten als<br />
on<strong>de</strong>r meer recreatie, economische ontwikkeling,<br />
verkeer en vervoer aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> zou<strong>de</strong>n komen. De<br />
keuze <strong>van</strong> <strong>de</strong> raad zou ook bepalend zijn voor <strong>de</strong><br />
ontwikkeling <strong>van</strong> bestemmingsplannen voor <strong>de</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong><br />
<strong>gebied</strong>en. De raad heeft gekozen voor<br />
ongeveer 240 woningen in <strong>het</strong> betrokken <strong>gebied</strong>.<br />
Uit <strong>de</strong> voorbereidingsbesluiten en <strong>het</strong> besluit <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
raad blijkt echter niet precies welke toekomstige<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />
97<br />
ontwikkeling <strong>op</strong> <strong>het</strong> perceel <strong>van</strong> appellante werd beoogd.<br />
Ver<strong>de</strong>r is in <strong>de</strong> Nota uitbreidings<strong>gebied</strong>en een<br />
eventuele woonbestemming <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein expliciet<br />
afhankelijk gesteld <strong>van</strong> na<strong>de</strong>re besluitvorming,<br />
waaron<strong>de</strong>r een te ontwikkelen bestemmingsplan. In<br />
<strong>het</strong> in 1987 vastgestel<strong>de</strong> en goedgekeur<strong>de</strong> Streekplan<br />
‘Noordzeekanaal<strong>gebied</strong>’ is <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige terrein<br />
aangewezen voor een toekomstige woonfunctie.<br />
Op 25 januari 1990 is <strong>het</strong> voorontwerp <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
bestemmingsplan ‘Omgeving Zijlweg, partiële herziening<br />
nr. 3’ ter inzage gelegd. In dit voorontwerp<br />
is geen expliciete keuze gemaakt voor een kantoorof<br />
woonbestemming <strong>van</strong> (<strong>het</strong> zui<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el <strong>van</strong>)<br />
<strong>het</strong> terrein.<br />
Op 21 maart <strong>van</strong> dat jaar werd een referendum<br />
aangekondigd over <strong>het</strong> bebouwen <strong>van</strong> on<strong>de</strong>r meer<br />
<strong>het</strong> Brouwersvaart<strong>gebied</strong>, waaron<strong>de</strong>r <strong>het</strong> zui<strong>de</strong>lijke<br />
<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein valt. Vervolgens heeft appellante<br />
<strong>op</strong> 2 oktober 1990 voor <strong>het</strong> <strong>op</strong>richten <strong>van</strong> vier<br />
kantoortorens <strong>op</strong> <strong>het</strong> zui<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein<br />
een bouwaanvraag ingediend. Tegen <strong>het</strong> bouwplan<br />
hebben omwonen<strong>de</strong>n echter bezwaren ingediend en<br />
<strong>het</strong> is door <strong>de</strong> toen bestaan<strong>de</strong> schoonheidscommissie<br />
afgekeurd.<br />
De raad heeft <strong>op</strong> 5 juni 1991 besloten <strong>de</strong> uitslag<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> referendum <strong>van</strong> 6 maart 1991 te volgen en<br />
inzake <strong>het</strong> Brouwersvaart<strong>gebied</strong> te kiezen voor een<br />
agrarische bestemming. Het bouwplan is toen niet<br />
ver<strong>de</strong>r ontwikkeld.<br />
2.7.3 Het vorenoverwogene in ogenschouw genomen<br />
kan niet wor<strong>de</strong>n staan<strong>de</strong> gehou<strong>de</strong>n dat on<strong>de</strong>r<br />
<strong>het</strong> ou<strong>de</strong> planologische regime, in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> een<br />
te maken belangenafweging, sprake was <strong>van</strong> een<br />
voldoen<strong>de</strong> dui<strong>de</strong>lijk en kenbaar planologisch beleid<br />
met betrekking tot <strong>het</strong> zui<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein,<br />
<strong>op</strong> grond waar<strong>van</strong> on<strong>de</strong>r meer vrijstelling voor<br />
bouwen met overschrijding <strong>van</strong> <strong>de</strong> achtergevelrooilijn<br />
zou kunnen wor<strong>de</strong>n verleend.<br />
De rechtbank heeft dan ook met juistheid overwogen<br />
dat er <strong>op</strong> <strong>het</strong> zui<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein<br />
geen reële bebouwingsmogelijkhe<strong>de</strong>n aanwezig<br />
waren. Gelet hier<strong>op</strong> is appellante ten gevolge <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> bestemmingsplan ‘Omgeving Zijlweg, partiële<br />
herziening nr. 3’, voorzover daarbij is bepaald dat<br />
<strong>op</strong> gron<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> bestemming ‘agrarische doelein<strong>de</strong>n<br />
(A)’ geen gebouwen zijn toegestaan, niet in een<br />
planologisch na<strong>de</strong>liger situatie gekomen. De conclusie<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> rechtbank dat appellante geen scha<strong>de</strong><br />
heeft gele<strong>de</strong>n ten gevolge <strong>van</strong> een verlies <strong>van</strong> bebouwingsmogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
<strong>op</strong> <strong>het</strong> zui<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> terrein, is juist.<br />
2.8. Appellante betoogt voorts dat <strong>de</strong> rechtbank ten<br />
onrechte tot <strong>de</strong> conclusie is gekomen dat ten aanzien<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> verlies <strong>van</strong> <strong>de</strong> gebruiksmogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
sprake is geweest <strong>van</strong> actieve en passieve risicoaanvaarding.<br />
2.8.1. Voor <strong>het</strong> ge<strong>de</strong>elte <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein waar voorheen<br />
uitsluitend <strong>de</strong> bouwveror<strong>de</strong>ning gold, waren<br />
<strong>de</strong> gebruiksmogelijkhe<strong>de</strong>n (zon<strong>de</strong>r bebouwing) niet<br />
beperkt. Met <strong>het</strong> bestemmingsplan ‘Omgeving Zijlweg,<br />
partiële herziening nr. 3’ is <strong>het</strong> gebruik beperkt,<br />
in die zin dat <strong>het</strong> moet vallen binnen <strong>de</strong> bestemming<br />
‘agrarische doelein<strong>de</strong>n (A)’. De rechtbank<br />
heeft terecht geoor<strong>de</strong>eld dat, doordat er een beperking<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> gebruiksmogelijkhe<strong>de</strong>n in <strong>het</strong> nieuwe<br />
planologische regime is <strong>op</strong>genomen, sprake is <strong>van</strong><br />
een na<strong>de</strong>liger positie.<br />
2.8.2. Naar <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling lag <strong>het</strong> <strong>op</strong><br />
<strong>het</strong> moment <strong>van</strong> aanko<strong>op</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein niet in <strong>de</strong><br />
lijn <strong>de</strong>r verwachting dat <strong>de</strong> gebruiksmogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> zui<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein zou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n<br />
beperkt. Het oor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechtbank dat <strong>de</strong><br />
scha<strong>de</strong> ten gevolge <strong>van</strong> <strong>de</strong> beperking <strong>van</strong> <strong>de</strong> gebruiksmogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
voor rekening <strong>van</strong> appellante<br />
komt, omdat <strong>het</strong> toekomstig planologisch regime<br />
ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanko<strong>op</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> grond <strong>de</strong>rmate onzeker<br />
was dat sprake zou zijn <strong>van</strong> actieve risicoaanvaarding,<br />
wordt niet on<strong>de</strong>rschreven.<br />
Wel on<strong>de</strong>rschrijft <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling <strong>de</strong> overweging <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> rechtbank dat appellante kan wor<strong>de</strong>n aangerekend<br />
nadien geen stappen te hebben on<strong>de</strong>rnomen<br />
om <strong>de</strong> gebruiksmogelijkhe<strong>de</strong>n, die er vóór <strong>de</strong> inwerkingtreding<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> bestemmingsplan ‘Omgeving<br />
Zijlweg, partiële herziening nr. 3’ waren, te benutten.<br />
Dit mocht, bezien <strong>van</strong>uit <strong>de</strong> positie <strong>van</strong> een re<strong>de</strong>lijk<br />
<strong>de</strong>nken<strong>de</strong> en han<strong>de</strong>len<strong>de</strong> eigenaar, gelet <strong>op</strong><br />
<strong>de</strong> onzekere planologische situatie en met name gegeven<br />
<strong>de</strong> ontwikkelingen in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1988-1991,<br />
wel wor<strong>de</strong>n verwacht. Dientengevolge heeft zij <strong>het</strong><br />
risico aanvaard dat <strong>de</strong> gebruiksmogelijkhe<strong>de</strong>n zou<strong>de</strong>n<br />
wor<strong>de</strong>n beperkt. Gelet hier<strong>op</strong> is <strong>het</strong> standpunt<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> raad dat <strong>de</strong> scha<strong>de</strong> die <strong>het</strong> gevolg is <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong>ze passieve <strong>op</strong>stelling voor haar rekening dient te<br />
blijven, juist.<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
98 Doorl<strong>op</strong>end trefwoor<strong>de</strong>nregister 2000-2003<br />
aanduiding 01-82<br />
aanhoudingsplicht 00-57<br />
aanlegvergunning 00-24, 25, 62, 97, 105, 01-88,<br />
92, 124, 02-89, 03-33<br />
aanplakking K37(3/2001)<br />
aanscherping<br />
aanvraag 00-07, 01-04, K4(2/2001), K29,<br />
K57(3/2001), 01-110, 02-54, 58, K3(2/2003),<br />
K4, K27(3/2003), K46<br />
aanvraag herleven K29(2/2001)<br />
aanvulling aanvraag 01-04, K57(3/2001), 01-110,<br />
02-58, K3(2/2003), K27(3/2003)<br />
aanwijzing 01-37, 83, 02-35, 03-24, 42<br />
aard <strong>van</strong> <strong>de</strong> bebouwing<br />
advies 02-74<br />
advies, afwijken <strong>van</strong> 01-144<br />
adviesbureau 00-48<br />
adviescommissie 00-110<br />
afbakening wetgeving K33(2/2001), 00-117,<br />
K99(1/2001)<br />
afgraving 02-91, K87(1/2003)<br />
afstandsgrafiek 02-49<br />
afstandsmeting K25(2/2001)<br />
afstandsnorm K43(3/2000), 00-100, 01-14,<br />
K42(3/2000), 02-16, K32(3/2002), K34(3/2003)<br />
aftrek 01-75, 02-116<br />
afvalpreventie<br />
afvalstof K49(4/2000), K56(4/2000), 00-116,<br />
01-08, 09, 11, 30, 31, 32, K38(3/2001),<br />
K92(1/2002), 02-59, K37(3/2002),<br />
K39(3/2002), K59(4/2002), 03-09, 10, 54, 57,<br />
58, K39(3/2003), K42<br />
afvalverwij<strong>de</strong>ring K56(4/2000), K70(4/2000),<br />
00-116, 01-08, 09, 11, K39(3/2002), 03-54, 57,<br />
58<br />
afvalwater 01-10, 02-130, 136, 03-52<br />
afweging 00-01, 18, K7(2/2000), 02-115<br />
afwegingska<strong>de</strong>r 01-17, 82<br />
afwijken <strong>van</strong> bestemmingsplan 02-112<br />
afwijken <strong>van</strong> rijksbeleid<br />
afwijken <strong>van</strong> streekplanbeleid 01-46, 61, 03-76<br />
afwijken <strong>van</strong> structuurplan 01-118<br />
afwijkingsbevoegdheid 00-23, 100, 108<br />
agrarisch bedrijf 01-15<br />
agrarisch bedrijf, structuur 02-140<br />
agrarisch hulp- en nevenbedrijf 01-61<br />
akoestisch on<strong>de</strong>rzoek K34(3/2000), 00-60, 127,<br />
K46(3/2001), 01-98<br />
akoestisch rapport K34(3/2000), 01-04,<br />
K46(3/2001)<br />
alara K40(3/2000), 00-86, 117, K34(2/2001),<br />
01-72, K70(4/2002), 02-138, 03-51<br />
algemeen belang 02-96, 03-49<br />
algemeen verbin<strong>de</strong>nd voorschrift 03-33<br />
algemene maatregel <strong>van</strong> bestuur<br />
algemene titel, verkrijging on<strong>de</strong>r 01-138<br />
alternatief K19(2/2001), 01-18<br />
alternatieve veebezetting<br />
ambtshalve (beoor<strong>de</strong>ling) 00-07, K41(3/2001),<br />
K28(3/2002), 02-137, 03-54<br />
ammoniak<strong>de</strong>positie K8(2/2000), K39(3/2000),<br />
K41, K2(2/2001), 01-76, 79, 02-10, 51, 03-01,<br />
07, 42<br />
ammoniakemissie K8(2/2000), K41(3/2000),<br />
K52(4/2000), K92(1/2001), K2(2/2001), 02-02,<br />
03-01, 07, 42<br />
ammoniak en planten K92(1/2001), K8(2/2001)<br />
ammoniakrechten K21(2/2000), 00-46,<br />
K50(4/2000), K52, 03-01, 07, 42<br />
ammoniakreductie K39(3/2000), 02-02, 01-86<br />
ammoniakreductieplan K39(3/2000), K14(2/2001)<br />
ammoniakscha<strong>de</strong> K8(2/2001), K32(3/2002),<br />
03-01, 07, 42<br />
an<strong>de</strong>rszins verzekerd 00-39<br />
antenne 01-50<br />
anticipatie 02-16, 147<br />
assimilatieverlichting 02-29, 03-46<br />
autowasserette<br />
autowrakken<br />
bagatelscha<strong>de</strong><br />
bebouw<strong>de</strong> kom<br />
bebouwingscontour 00-100, 02-71<br />
bebouwingsgrens<br />
bebouwingspercentage 03-32<br />
bebouwingsplan 01-64<br />
be<strong>de</strong>nkingen K28(2/2000), 01-33, K51(3/2001)<br />
bedrijfsduurcorrectie 00-52<br />
bedrijfseconomisch belang 00-55, 01-01, 02-138,<br />
03-51<br />
bedrijfsgrootte 02-140<br />
bedrijfsinterne milieuzorg 00-86, 01-06, 104,<br />
02-126<br />
bedrijfsmatig 00-04, 05, 42, 83, K79(4/2001),<br />
01-101, 02-08, K1(2/2002), K11(2/2003), 03-45<br />
bedrijfsmilieuplan 00-86, 01-01<br />
bedrijfspand K43(3/2001)<br />
bedrijfstakstudie 01-39<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Doorl<strong>op</strong>end trefwoor<strong>de</strong>nregister 2000-2003<br />
99<br />
bedrijfsverzamelgebouw 01-77, K10(2/2003)<br />
bedrijfsvoortzetting 02-82<br />
bedrijfswoning 01-47, 03-43<br />
bedrijventerrein 00-103, 01-87, 03-61, 62<br />
bedrijvigheid 00-79<br />
BEES K27(2/2000), K13(2/2003)<br />
begrenzing buiten<strong>gebied</strong><br />
begrenzing GHS 02-114<br />
begrenzing inrichting K47(3/2000)<br />
begrip inrichting 00-16, 42, 43, 51, K47(3/2000),<br />
00-79, 81, 83, 89, K74(4/2000), K84(1/2001),<br />
K93, K96, K28(2/2001), K42(3/2001), 01-77,<br />
K60(4/2001), K77, K85(1/2002), K86, K93,<br />
02-01, 08, K1(2/2002), K17, K21, 02-47, 94,<br />
97, K65(4/2002), K77(1/2003), K79(1/2003),<br />
03-04, K10(2/2003), 03-45, K45(3/2003)<br />
begunstigingstermijn K2(2/2000), K13(2/2001),<br />
K43(3/2002)<br />
behoud exploitatierechten 02-123, 124<br />
bekendmaking 00-11, 15, K60(4/2000),<br />
K21(2/2001), 01-41, K37(3/2001),<br />
K80(4/2001), 02-63, 67, 73, 105, 139,<br />
K34(3/2003)<br />
bekendmaking beleid 03-23<br />
bekrachtiging 00-95<br />
belang K83(1/2001), K97, K75(4/2001), 02-05,<br />
03-16<br />
belangenafweging 00-18, K7(2/2000), 00-55,<br />
01-12, 72, 02-31, 134, 03-16, K38(3/2003)<br />
belangen scha<strong>de</strong>n 02-151, 03-16<br />
belangenverstrengeling<br />
belanghebben<strong>de</strong> 00-54, 70, 71, 85, 01-29,<br />
K61(4/2001), K66, 02-05, 12, 105, K37(3/2003)<br />
belangrijke wijziging 02-02, 11, 135<br />
beleid 00-14, K37(3/2000), 00-99, K22(2/2001),<br />
02-118, 03-01, 07, 13, 23, 54<br />
Beleidslijn ruimte voor <strong>de</strong> rivier 00-66<br />
beleidsvrijheid K22(2/2001), 02-50, 56,<br />
K38(3/2003)<br />
beoor<strong>de</strong>lingshoogte K87(1/2001)<br />
beoor<strong>de</strong>lingsmetho<strong>de</strong> 03-13<br />
beoor<strong>de</strong>lingsvrijheid 00-04, 17, 55, K22(2/2001),<br />
02-16, K15(2/2002), 02-50, 56, K38(3/2003)<br />
bepaalbaarheid 02-86, K87(1/2003)<br />
beregeningsinstallatie K28(2/2001)<br />
berekening ammoniak<strong>de</strong>positie<br />
beroep in eerste en enige aanleg 01-118<br />
beroepstermijn 02-102<br />
beschermingsobject 00-54, 55, K42(3/2000),<br />
K57(4/2002), 03-06, K30(3/2003)<br />
beschermingszone 01-73, K70(4/2001), K78,<br />
01-114, 02-05, 07, 134<br />
beschrijving in hoofdlijnen 02-32<br />
beslistermijn 00-67, K29(2/2001), 01-46, 02-63<br />
besluit 00-07, 22, 27, 29, 30, 33, K32(3/2000),<br />
00-77, K89(1/2001), K26(2/2001), 01-67,<br />
K88(1/2002), K6(2/2002), 02-35, K29(3/2002),<br />
K30, 02-61, 63, K 49(4/2002), K62(4/2002)<br />
Besluit risico zware ongevallen (BRZO) K73(4/2002)<br />
besmettingsgevaar K68(4/2000), K20(2/2001),<br />
K13(2/2002)<br />
bestaan<strong>de</strong> rechten 00-06, K8(2/2000), K21,<br />
K46(3/2000), 00-120, K34(2/2001), 01-42,<br />
01-108, K19(2/2002), K20, 03-01, 07, 42<br />
bestaand gebruik 01-95, 99<br />
bestaan<strong>de</strong> toestand milieu K55(4/2000)<br />
best beschikbare technieken 01-101, 02-02, 11,<br />
14, 135<br />
best bestaan<strong>de</strong> technieken K19(2/2000), 00-77,<br />
117, 02-138<br />
bestemming, te beschermen 01-124<br />
bestemmingsplan 00-57, K58(4/2000), K78,<br />
K82(1/2001), K52(3/2001), K53, K83(1/2003),<br />
03-43<br />
bestemmingsregeling<br />
bestemmingswijziging 00-57<br />
bestrijdingsmid<strong>de</strong>len 02-30, 48<br />
bestrijdingsmid<strong>de</strong>lenwet 00-117<br />
best uitvoerbare technieken 02-48<br />
bestuurlijke afweging K54(3/2001), K27(3/2002),<br />
K69(4/2002), K33(3/2003)<br />
bestuurscommissie<br />
bestuursdwang 00-18, K7(2/2000), 00-116,<br />
01-08, K4(2/2001), K10, K32,02-48, 55, 59, 98,<br />
100, K62(4/2002), 03-41<br />
bestuursorgaan 00-84, K29(2/2001), 02-99<br />
bestuurspraktijk 00-114, K76(4/2000), 03-43<br />
betrokken minister K29(2/2001)<br />
betrouwbaarheid 00-118, K68(4/2001), 02-99<br />
bevoegd K86(1/2001), 01-07, 30, 31, 32,<br />
K41(3/2001), K37(3/2002), K51(4/2002),<br />
03-02, 09, 41, 54, 57<br />
bevoegd gezag K15(2/2000), 00-56, K29(3/2000),<br />
K30, K51(4/2000), 01- 07, K29(2/2001), 01-30,<br />
31, 32, K41(3/2001), 01-105, 106,<br />
K37(3/2002), K51(4/2002), 03-04, 05, 09,<br />
K4(2/2003), 03-41, 54, 57<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
100<br />
Doorl<strong>op</strong>end trefwoor<strong>de</strong>nregister 2000-2003<br />
bevoegdheid rechter K86(1/2001), 01-36, 03-20,<br />
28<br />
bewerken 00-81<br />
bewijs(last) K28(3/2003)<br />
bezwaar K83(1/2001), 01-33, 116, K94(1/2002),<br />
K97, K16(2/2002), 02-146, 03-41, K41(3/2003)<br />
bezwaarschrift 01-04, K12(2/2001), 01-116,<br />
K16(2/2002), 03-41, K41(3/2003)<br />
biggen<br />
bijzon<strong>de</strong>r beschermingsniveau 01-10, K62(4/2001),<br />
02-09<br />
bijzon<strong>de</strong>re bedrijfsomstandighe<strong>de</strong>n K44(3/2000),<br />
K2(2/2001), K44(3/2001), K62(4/2001),<br />
02-138, K75(1/2003), 03-05<br />
bijzon<strong>de</strong>re gevoeligheid 00-10, K68(4/2000),<br />
K20(2/2001), K72<br />
bijzon<strong>de</strong>re omstandigheid K72(4/2000),<br />
K2(2/2001), K44(3/2001), 01-72, K62(4/2001),<br />
02-09, 49, K34(3/2002), K52(4/2002),<br />
K75(1/2003), 03-05, 43, 48<br />
biosco<strong>op</strong> 01-48, K16(2/2003)<br />
bo<strong>de</strong>mcultuur 02-140<br />
bo<strong>de</strong>mgesteldheid 00-31, K65(4/2000), 02-15<br />
bo<strong>de</strong>mon<strong>de</strong>rzoek 00-31, 53, K66(4/2000), 02-17,<br />
03-44<br />
bo<strong>de</strong>msanering 00-02, 53, K65(4/2000), 01-05,<br />
K26(2/2001), 01-67, K82(4/2001),<br />
K11(2/2002), K12(2/2003), 03-44, K26(3/2003)<br />
bo<strong>de</strong>mverontreiniging 00-31, 53, K38(2/2000),<br />
K65(4/2000), 01-05, K26(2/2001, K82(4/2001),<br />
01-67, K11(2/2002), 02-138, K12(2/2003),<br />
03-44<br />
booggeluid<br />
bouwbesluit K82(1/2003)<br />
bouwblok 02-141, 146<br />
bouwhoogte 01-53<br />
bouwmogelijkhe<strong>de</strong>n 00-35, 01-66, 129, 03-29<br />
bouwperceel 01-66, 129, 02-17, 18, 21<br />
bouwstoffenbesluit K15<br />
bouwvergunning 01-121, 02-89, 03-18, 29, 43,<br />
75<br />
bouwvergunningplichtig 01-50, 68<br />
bouwveror<strong>de</strong>ning 00-75, 111, 01-43<br />
bouwvlak 01-49<br />
bouwvoorschriften 02-14<br />
bouwwerk 02-112<br />
bouwwerkzaamhe<strong>de</strong>n K4(2/2000)<br />
branchebepalingen 00-126, 01-60<br />
brandbare vloeistoffen 02-109<br />
brandstoffenverko<strong>op</strong>punt 00-126<br />
brandweren<strong>de</strong> voorzieningen K82(1/2003)<br />
bref 02-135, K40(3/2003)<br />
brochure Veehou<strong>de</strong>rij en Hin<strong>de</strong>rwet 00-10,<br />
K25(2/2000), K42(3/2000), 00-129, 01-90,<br />
K38(3/2002), 02-70<br />
broedvogels 02-92, 134<br />
bufferbeleid 01-86, 02-17<br />
bufferzone 01-94, 124, 02-30<br />
buitenland 00-77, K7(2/2002)<br />
bun<strong>de</strong>lingsbesluit 02-118<br />
burgerlijke rechten 03-28<br />
burgerwoning 00-91, 01-47<br />
calamiteitenbepaling 02-151<br />
capaciteit 00-78, K35(2/2001)<br />
carillon 02-01<br />
causaliteit 00-38, 72, K10(2/2001), 01-113, 141,<br />
02-54, 83<br />
certificering<br />
circulaire indirecte geluidshin<strong>de</strong>r K18(2/2001)<br />
circulaire industrielawaai K44(3/2000)<br />
circulaire Natte Grindwinningen K54(3/2001),<br />
K1(2/2003)<br />
circulaire scha<strong>de</strong>vergoeding 01-03<br />
circulaire schietlawaai 00-17, 03-13<br />
compensatie 00-39, K43(3/2000), 01-25<br />
concentratiebeleid<br />
concrete beleidsbeslissing 00-27, 01-51, 03-25,<br />
26, 31<br />
concurrentie<br />
conflicteren<strong>de</strong> regelgeving 03-69<br />
consi<strong>de</strong>rans K17(2/2000), 03-17, K22(3/2003)<br />
constructie inrichting K67(4/2002)<br />
containers 00-81<br />
continuïteit 00-78, K68(4/2001)<br />
continuïteitsbeginsel 00-92<br />
controle K46(3/2001), K84(1/2002), K94,<br />
K42(3/2002), K63(4/2002), 03-47<br />
convenant 00-25, 118, K81(1/2001),<br />
K54(4/2002)<br />
converteren 01-33, K31(3/2003)<br />
coördinatie K69(4/2000), K25(3/2003)<br />
coördinatie Wvo K69(4/2000), K25(3/2003)<br />
cpr-richtlijn 00-13, K87(1/2003)<br />
cumulatie (geluid)<br />
cumulatie (scha<strong>de</strong>) 01-28<br />
cumulatie(stank) K26(2/2000), K25(2/2001)<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Doorl<strong>op</strong>end trefwoor<strong>de</strong>nregister 2000-2003<br />
101<br />
<strong>de</strong>finities K87(1/2002), 01-105, 106<br />
<strong>de</strong>legeren 00-56, K51(4/2000)<br />
<strong>de</strong>lfstoffenwinning 00-123<br />
<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n 00-86, K61(4/2000), 02-101, 151<br />
<strong>de</strong>skundigenbijstand 01-02, K24(2/2001), 02-90<br />
<strong>de</strong>skundigenverslag 00-28, 41, 98, 137, 01-134<br />
<strong>de</strong>tailhan<strong>de</strong>l 00-126<br />
dictum K17(2/2000), K22(3/2003)<br />
dienstregeling K9(2/2002), K20(2/2003)<br />
dienstwoning 00-131<br />
diersoort 01-59, 03-64<br />
dijkversterkingsplan<br />
directe werking 01-123<br />
distributie-planologisch on<strong>de</strong>rzoek<br />
doelein<strong>de</strong>nomschrijving 02-141, 142<br />
doelmatigheid 00-78, K100(1/2001),<br />
K33(2/2001), K68(4/2001), 01-105,<br />
K15(2/2002), 03-58<br />
doelvoorschriften K63(4/2002), 02-126<br />
doorkruising rijksbeleid 00-123, 01-39, 02-118<br />
doorwerking 00-20, 21, 108, 124<br />
dosis-effectrelatie 01-39<br />
dwangsom 00-03, 08, K1(2/2000), K2, 00-42,<br />
51, K82(1/2001), K98, 00-137, 01-10,<br />
K4(2/2001), K13, K30, 01-105, 106, 02-03, 04,<br />
K16(2/2002), K18, 02-43, 53, K45(3/2002),<br />
02-100, K49(4/2002), K50(4/2002),<br />
K56(4/2002), 03-02, 03,17, K6(2/2003), K9,<br />
03-45, 50, 53, 55<br />
dwangsom aan bevoegd gezag K98(1/2001)<br />
dwarsprofiel 00-101<br />
ecologische waar<strong>de</strong>n 01-40, K70(4/2001), K78,<br />
01-114, 02-09<br />
economische draagkracht K95(1/2001), 02-138<br />
eerste ruimtelijk plan 02-35, 108, 154<br />
effectuering K62(4/2002)<br />
eigendomsrecht 00-116, 03-16<br />
eindon<strong>de</strong>rzoek K66(4/2000), 03-44<br />
emissie 02-104, K17(2/2003)<br />
emissie-arm<br />
emissie-eisen K17(2/2003)<br />
emissiefactor K2(2/2001)<br />
emissieplafond K13(2/2003)<br />
emissiepunt 00-21, K58(4/2001)<br />
emissierechten K8(2/2000), K46(3/2000)<br />
emissiewaar<strong>de</strong>n 00-118, K13(2/2003)<br />
energiebesparingsmaatregelen K90(1/2002)<br />
energiebesparingsplan<br />
energieregistratie K11(2/2000)<br />
energieverbruik K11(2/2000), K90(1/2002)<br />
erfafscheiding 02-62<br />
erfdienstbaarheid<br />
etmaalin<strong>de</strong>ling K64(4/2000)<br />
eur<strong>op</strong>ese richtlijnen 01-123<br />
evenement 01-72, K17(2/2002)<br />
ex nunc-toetsing 00-99, K52(3/2001), 01-86, 91<br />
externe veiligheid K53(4/2000), 01-37<br />
externe werking 00-76, 02-05, 15, 03-46<br />
faillissement K68(4/2002)<br />
fair play-beginsel 03-03<br />
fasering 01-131<br />
feitelijke situatie 03-39, 40<br />
fictieve weigering 02-85<br />
financiële omstandighe<strong>de</strong>n K95(1/2001), 01-01,<br />
02-138, K19(2/2003)<br />
financiële zekerheid K71(4/2002), K81(1/2003)<br />
folklore 00-17, 02-138<br />
fonds luvo 02-50<br />
formeel gebrek K29(3/2000), K33(3/2000), K48,<br />
K21(2/2001), K23, K31, 01-41, K80(4/2001),<br />
K2(2/2002), 02-139, 03-09, 12, 48<br />
fruitbomen K28(2/2001)<br />
functieveran<strong>de</strong>ring K57(4/2000), K63(4/2001)<br />
gaswinning 02-65<br />
gebruiksmogelijkhe<strong>de</strong>n 01-23, 119, 137, 02-42<br />
gedachtewisseling<br />
gedogen 00-03, K17(2/2000), 01-21,<br />
K30(3/2002), K44(3/2002)<br />
gegron<strong>de</strong> vrees 00-118, K68(4/2001), 02-99<br />
geheimhouding K48(3/2001)<br />
geluidgevoelige ruimte 02-144, 03-06<br />
geluidgrenswaar<strong>de</strong>n K10(2/2000), K13, 00-47,<br />
K44(3/2000), 00-103, 104, K34(2/2001),<br />
01-70, 72, K14(2/2002), 02-25, 133,<br />
K75(1/2003)<br />
geluidsbegrenzer 01-71<br />
geluidscontour 01-83<br />
geluidsgevoelig object 03-06<br />
geluidhin<strong>de</strong>r 02-106, 116, 144<br />
geluidsnorm 03-13, 60, K33(3/2003)<br />
geluidsnormen Rijksweg K82(1/2001), 02-133<br />
geluidsoverlast K44(3/2000), 01-07, K9(2/2001),<br />
03-13<br />
geluidsproductie 02-116<br />
geluidsrapport 00-47<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
102<br />
Doorl<strong>op</strong>end trefwoor<strong>de</strong>nregister 2000-2003<br />
geluidsruimte K34(2/2001), 01-70, 03-60<br />
geluidsscherm<br />
geluidswal 00-01<br />
geluidszone 00-114, K52(3/2001), 01-83, 02-06,<br />
106, K64(4/2002), 03-05, 24, K15(2/2003)<br />
gemachtig<strong>de</strong><br />
gemeentelijke herin<strong>de</strong>ling 02-69<br />
genetisch K3(2/2000), 00-82<br />
gerechtvaardig<strong>de</strong> verwachting 02-80<br />
geurarme stallen K46(3/2000)<br />
geurbeleid K37(3/2000), 01-39<br />
geurbelevingson<strong>de</strong>rzoek 00-04, 01-39<br />
geureenheid K76(3/2001)<br />
geuremissie K62(4/2000), K14(2/2003)<br />
geurgevoelig object 01-90, K38(3/2002),<br />
K30(3/2003)<br />
geurhin<strong>de</strong>r 02-115, K30(3/2003)<br />
geurnormen K37(2/2000), K101(1/2001), 01-39,<br />
K65(4/2001), K69, K88(1/2003), K14(2/2003)<br />
geuron<strong>de</strong>rzoek K37(2/2000), K62(4/2000), 01-39,<br />
K65(4/2001), K69<br />
geval <strong>van</strong> bo<strong>de</strong>mverontreiniging 01-67,<br />
K82(4/2001)<br />
gevalsgrenzen 00-02, 01-67<br />
gevelisolatie<br />
gevelreflectie 00-52, K71(4/2000), K7(2/2001)<br />
gewasbeschermingsmid<strong>de</strong>len 02-104<br />
glastuinbouw 02-153<br />
goedkeuring(sbesluit) 00-77, 93, K26(2/2001),<br />
01-104, K47(3/2002), 02-63, 64, 66, 67, 03-22<br />
goedkeuring <strong>van</strong> rechtswege 01-120<br />
golfbaan 00-66<br />
grensoverschrij<strong>de</strong>nd K23(2/2001), K7(2/2002)<br />
grijze lijst stoffen 02-48<br />
groene hoofdstructuur<br />
groen label-stal 02-02, 11, 14, 03-07<br />
grondgebon<strong>de</strong>n 01-59<br />
grondslag aanvraag 00-12, K6(2/2000), K18,<br />
00-86, 88, K6(2/2001), 01-33, K12(2/2002),<br />
02-54, K25(3/2002), K66(4/2002),<br />
K72(4/2002), K19(2/2003), K46(3/2003)<br />
grondstof K11(2/2000), 00-88, K49(4/2000),<br />
01-08, 09, 11<br />
grondwateronttrekking K44(3/2001), 03-46<br />
grondwet 02-45<br />
GS-besluit<br />
habitatrichtlijn 00-62, 01-73, K78(4/2001),<br />
01-114, 02-07, 09, 44, 46, 94, K55(4/2002),<br />
K61(4/2002), 03-07,16, 46, 64, K35(3/2003)<br />
hamster 01-17<br />
handhaafbaar 00-86, 01-01, K68(4/2001)<br />
handhaving 00-18, K7(2/2000), 00-82,<br />
K17(2/2001), 01-21, 71, 84, 94, 02-01, K3,<br />
02-47, K34(3/2002), K51(4/2002), 03-04, 43,<br />
47, 57<br />
handhavingsverle<strong>de</strong>n 00-18, K68(4/2001), 02-99<br />
Handleiding meten en rekenen industrielawaai<br />
K87(1/2001), K88<br />
handreiking industrielawaai K7(2/2001), 01-115,<br />
K27(3/2002)<br />
heersend verkeersbeeld<br />
helik<strong>op</strong>terplatform 01-07, 02-96<br />
hergebruik K70(4/2000), 01-08, 09<br />
herhaald en ingelast 01-33, K51(3/2001)<br />
herhuisvesting<br />
hernieuwd schorsingsverzoek<br />
heroverweging besluit 01-04, K12(2/2001),<br />
01-140, K16(2/2002), 03-15, K41(3/2003)<br />
herstel gebrek K33(3/2000), 00-125, 01-04<br />
herstel verzuimen 02-28<br />
hersteltermijn 01-04<br />
herstelvariant 00-122, K11(2/2002), K2(2/2003)<br />
herziene nota stankbeleid<br />
herzieningsplicht 00-69, 91, 105, 03-24<br />
historische verontreiniging K65(4/2000)<br />
hogere grenswaar<strong>de</strong>n 00-60, 85, K51(4/2000),<br />
00-103, 127, 01-18, 75, 02-06, 03-05,<br />
K2(2/2003), K15<br />
hoogbouweffectrapportage 01-16<br />
hoorzitting 00-132, 01-65<br />
horen 00-19, 25, 28, 01-65<br />
huisbrandolie 00-42, 89<br />
huishou<strong>de</strong>lijk afval(water) 00-81, 01-10<br />
IBC-variant 00-122, K11(2/2002), K12(2/2003)<br />
indirecte hin<strong>de</strong>r K31(3/2000), K53(4/2000),<br />
K18(2/2001), K45(3/2001), K73, 02-101, 03-49<br />
industrieterrein (gezoneerd) 00-57, 02-06, 106,<br />
117, K15(2/2003)<br />
ingrijpen<strong>de</strong> wijziging 02-107<br />
inkomensscha<strong>de</strong> 00-36, 135, 02-90<br />
inpassing 01-132<br />
inrichting 00-16, 42, 43, 51, K47(3/2000),<br />
00-79, 83, 89, K74(4/2000), 00-116,<br />
K84(1/2001), K28(2/2001), K42(3/2001),<br />
01-77, K60(4/2001), K77, K85(1/2002), K86,<br />
K93, 02-01, 04, 08, K1(2/2002), K17, K21, K22,<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Doorl<strong>op</strong>end trefwoor<strong>de</strong>nregister 2000-2003<br />
103<br />
K24, 02-47, K43(3/2002), 02-94, 97,<br />
K65(4/2002), K77(1/2003), K79(1/2003),<br />
03-04, K10(2/2003), 03-45, K45(3/2003)<br />
inspanningsverplichting 00-45, 50, 01-01<br />
inspraak 00-19, 28, 32, 01-52, 93, K34(3/2003)<br />
instandhoudingstermijn 02-112, 141<br />
instructieregeling<br />
intensieve veehou<strong>de</strong>rij 01-59<br />
intentie, <strong>ruimtelijke</strong> 02-107<br />
intentieverklaring 01-01<br />
interimbeleid 01-122<br />
interpretatiebevoegdheid 00-109<br />
intrekking goedkeurings- of ver<strong>van</strong>gingsbesluit 03-22<br />
intrekking vergunning 00-18, K46(3/2000), K48,<br />
K52(4/2000), K73(4/2001), 01-107, 109, K75,<br />
02-60, 136, 03-41<br />
intrekking voorschrift<br />
intrekking zienswijze 02-68<br />
inwerkingtreding 01-68, K10(2/2002), 02-60, 89,<br />
102, 03-19<br />
IPPC-richtlijn 01-79, 02-02, 11, 14, K28(3/2002),<br />
02-135<br />
jaarvrachten 00-86, K13(2/2003)<br />
justification<br />
Ka<strong>de</strong>rrichtlijn water 00-117<br />
kampeerterrein<br />
kantoren K8(2/2000), K43(3/2001), K30(3/2003)<br />
kapitalisatiefactor 00-36<br />
kassen 00-59, 02-29, 03-46<br />
kennelijk ongegrond 00-34<br />
kennelijk onre<strong>de</strong>lijk K1(2/2000)<br />
kennisgeving 00-11, 77, K60(4/2000),<br />
K21(2/2001), K31, 01-41, 02-12, K2(2/2002),<br />
02-33, 59, 139<br />
kerk K42(3/2000), 02-01<br />
keur 00-105<br />
keurstroken<br />
klacht 01-93<br />
klooster 01-58<br />
koel<strong>de</strong>ksysteem 00-121<br />
kokkels 00-87<br />
ko<strong>op</strong>/ruilovereenkomst 00-39<br />
kosten <strong>de</strong>skundige bijstand 00-37, 115, 135,<br />
K24(2/2001)<br />
kosten taxatierapport<br />
kostenverhaal 00-51, 115, 01-36, 02-120<br />
kostenverschil 00-122<br />
kou<strong>de</strong> sanering<br />
kwekerijen 02-104<br />
kwiklozing 00-118<br />
la<strong>de</strong>n en lossen K95(1/2002), K32(3/2003)<br />
lage tonen<br />
landschappelijke waar<strong>de</strong>n 01-80<br />
leef<strong>gebied</strong> 03-21<br />
legalisatiebeleid 00-14<br />
legalisering 00-14, 111, K17(2/2001), 02-84,<br />
03-02<br />
leges 02-155<br />
lichtuitstraling 02-29<br />
limburgs schieten 00-17<br />
lozing K19(2/2000), 00-86, 117, 118, 121,<br />
01-10, K19(2/2001), K36(3/2001), 01-76,<br />
K96(1/2002), 02-43, 48, 51, 98, 130, 136,<br />
03-50, 52, K27(3/2003)<br />
lozingsalternatief K19(2/2001), 02-133<br />
lozingsvoorschriften K33(2/2001), 02-133<br />
luchtvaarthin<strong>de</strong>r K83(1/2002)<br />
luchtvaartterrein 01-07, 37, K36(3/2001), K55,<br />
01-83, K83(1/2002), 03-24<br />
maatregelen in bijzon<strong>de</strong>re omstandighe<strong>de</strong>n 01-36<br />
maatschappelijke <strong>op</strong>vattingen K49(4/2000), 01-11<br />
maatschappelijk risico 02-93<br />
machtigingsgebrek<br />
machtspositie 01-111<br />
mainport-doelstelling 01-37<br />
mandatering 00-67, K12(2/2001)<br />
Manto<strong>van</strong>elli-arrest 00-28<br />
Marktmechanisme 00-78<br />
Materiaalkeuze 00-108<br />
maximale invulling 00-35, 03-39, 40<br />
me<strong>de</strong>werking <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n 00-82, 02-101<br />
medische beperkingen K60(4/2002)<br />
meerjarenplan gevaarlijke afvalstoffen K33(2/2001)<br />
meet- en rekenvoorschrift K64(4/2002)<br />
meethoogte K87(1/2001)<br />
meetverplichting K46(3/2001), K84(4/2001),<br />
K42(3/2002)<br />
meetvoorschriften 02-142<br />
meitellingen K50(4/2000)<br />
melding 00-44, K38(3/2000), K32(2/2001),<br />
01-74, 78, K67(4/2001), K43, 02-03, 12,<br />
K4(2/2002), K5, K18, K23, 02-57, 95,<br />
K58(4/2002), 02-131, 03-15, 56, 58, 59, 60,<br />
K36(3/2003), K44<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
104<br />
Doorl<strong>op</strong>end trefwoor<strong>de</strong>nregister 2000-2003<br />
meldingsplicht K38(3/2000), K32(2/2001), 02-03<br />
menselijk stemgeluid 01-38<br />
mestbassins<br />
mestdrooginstallatie<br />
mest<strong>op</strong>slag 00-24<br />
mestvarkeneenheid K76(4/2001)<br />
milieu-audit<br />
milieu-beleidsplan 00-30<br />
milieubeschermings<strong>gebied</strong> 00-47, 01-10<br />
milieu-effectrapport 02-108, 02-127, 128, 154,<br />
03-11, 67, K23(3/2003)<br />
milieu-effectrapportage K9(2/2000), K47(3/2000),<br />
K61(4/2000), 00-120, 133, 134, 01-35, 48, 57,<br />
K93(1/2002), 02-09, 20, 35, 127, 128, 154,<br />
03-11, K23(3/2003)<br />
milieu-effectbeoor<strong>de</strong>ling 00-120, 01-81, 97,<br />
02-09, 127, 128, 154, 03-11<br />
milieugevolgen 01-37<br />
milieujaarprogramma 00-86, 01-104<br />
milieujaarrapport 01-106<br />
milieuprestatieniveau 01-104<br />
milieutechnische inzichten K91(1/2002),<br />
02-16(2/2002), K48(3/2002), K64(4/2002),<br />
K66(4/2002)<br />
milieuvergunning 01-130, 132<br />
milieuverslaglegging 01-106, 03-17<br />
milieuzonering<br />
milieuzorgprogramma 00-119, 01-06, 104<br />
milieuzorgsysteem 00-86, 119, 01-104, 02-126<br />
militair oefenterrein 00-113, K85(1/2002), 03-04<br />
mobiele telefonie 02-147<br />
mobiliteit K31(3/2000), K73(4/2000)<br />
molenbioto<strong>op</strong> 02-27<br />
mon<strong>op</strong>oliepositie 01-111<br />
mon<strong>de</strong>linge gedachtewisseling<br />
motivering 02-66, 146, 03-36<br />
motivering, kenbare 02-103<br />
motivering, na<strong>de</strong>re 02-77<br />
motiveringsbeginsel 00-137, 01-22, 03-26<br />
nabijheid K47(3/2000), K93(1/2001),<br />
K42(3/2001), K21(2/2002)<br />
na<strong>de</strong>elcompensatie 00-138, 02-93<br />
na<strong>de</strong>re eis 00-86, 01-38, K40(3/2001), 01-71,<br />
82, 03-47<br />
naleving voorschriften 00-82, K84(1/2002), K94<br />
natuurbeschermingswet 01-17, K47(3/2001),<br />
01-85, 02-05, 10, 15, 44, 46, K55(4/2002),<br />
K61(4/2002), 02-134, 03-01, 07, 42, 46<br />
natuur<strong>gebied</strong> 02-92, 108, K55(4/2002), 02-134,<br />
03-14, 42, 46<br />
natuurmonument 01-85, 02-05, 15, K55(4/2002),<br />
K61(4/2002), 02-134, 03-01, 07, 14, 42, 46<br />
natuurverschijnsel 02-50<br />
natuurwetenschappelijke waar<strong>de</strong>n 00-76, 01-40,<br />
K70(4/2001), 01-114, 02-05, 09, 10, 15, 92,<br />
K55(4/2002), 02-134, 03-01, 07, 14, 42, 46<br />
ne bis in i<strong>de</strong>m 00-08, K9(2/2003), 03-55<br />
Ne<strong>de</strong>rlandse grootte eenheid 01-15<br />
negatieve lijst 01-84, 03-25<br />
NeR K37(3/2000), 01-39, K49(3/2001),<br />
K17(2/2003)<br />
Nertsen K14(2/2000)<br />
neventak glastuinbouw<br />
neventak intensieve veehou<strong>de</strong>rij<br />
niet-ont<strong>van</strong>kelijkverklaring K28(2/2000), 01-04,<br />
K48(3/2001), 01-44, 45, 02-12, 56,<br />
K28(3/2002), K29(3/2003)<br />
nieuw besluit 02-63<br />
nieuw plan 02-107<br />
nieuwvestiging 01-86<br />
Nimby-procedure 02-110<br />
norm K19(2/2002), K13(2/2003)<br />
notificatieplicht 00-116, 03-55<br />
nulsituatie-on<strong>de</strong>rzoek<br />
nuttige toepassing K49(4/2000), K70, 01-08, 09,<br />
K39(3/2003)<br />
oeverscha<strong>de</strong> K67(4/2000), K79(1/2001)<br />
omgevingsplan 00-30<br />
omrekeningsfactor K23(2/2000), K2(2/2001),<br />
K64(4/2001)<br />
omwonen<strong>de</strong>n<br />
omzetten vergunning 01-33, K31(3/2003)<br />
onafhankelijk 03-72<br />
onbevoegd K5(2/2000), 00-56, K29(3/2000),<br />
01-30, K41(3/2002), 03-41, 54, 57<br />
on<strong>de</strong>rgeschikte kantoorfunctie<br />
on<strong>de</strong>rtekening, afwisselen<strong>de</strong> 01-45<br />
on<strong>de</strong>rzoek, schriftelijke weerslag 02-103<br />
on<strong>de</strong>rzoeksplicht K24(2/2000), 00-31,<br />
K46(3/2000), K62(4/2000), 01-19,<br />
K44(3/2001), 01-69, K65(4/2001), 02-41, 94,<br />
114, 129, 135, 148, 03-47<br />
ongewoon voorval 00-80, 02-03<br />
onherroepelijk 01-68, 02-64, 88, 03-34<br />
onmid<strong>de</strong>llijke nabijheid K93(1/2001), K42(3/2001,<br />
K86(1/2002), K21(2/2002), K79(1/2003)<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Doorl<strong>op</strong>end trefwoor<strong>de</strong>nregister 2000-2003<br />
105<br />
onpartijdig 02-157, 03-28, 72<br />
onrechtmatig 01-02, 02-90<br />
onrendabele exploitatie<br />
ontgronding K63(4/2000), 02-61, 91,<br />
K54(4/2002)<br />
ontgrondingenwet K58(4/2000), 01-34, 35, K63,<br />
02-91, K54(4/2002)<br />
ontheffing 00-121, 01-72, 91, 02-138,<br />
K75(1/2003), K27(3/2003)<br />
onthouding <strong>van</strong> goedkeuring 02-66<br />
ontoelaatbare hin<strong>de</strong>r K46(3/2000), K74(4/2000),<br />
01-42, 107<br />
ontsluiting<br />
onttrekkingsproef 00-02<br />
ont<strong>van</strong>kelijk bezwaar K94(1/2001), 03-14<br />
ont<strong>van</strong>kelijkheid 00-11, 15, K28(2/2000), 00-24,<br />
26, K33(3/2000), 00-63, 67, 69, 95, 107, 112,<br />
01-104, K68(4/2001), 02-51, 56, 03-11, 14,<br />
K29(3/2003)<br />
ontwerp-besluit K48(3/2000), K80(1/2001),<br />
K57(3/2001), K81(4/2001), K2(2/2002), 02-56,<br />
03-09, 48<br />
onverbin<strong>de</strong>nd K100(1/2001), 01-10, 03-53, 55<br />
onzorgvuldige besluitvorming<br />
<strong>op</strong>enbare weg K18(2/2001), 03-49, 74<br />
<strong>op</strong>heffingsvergunning 03-27<br />
<strong>op</strong>pervlaktewater K15(2/2001), K19, 01-76,<br />
01-113, K36(3/2000), 02-136, 03-52<br />
<strong>op</strong>richten K4(2/2000), K3(2/2001), K56(3/2001),<br />
02-128, 03-53<br />
<strong>op</strong>richtingsvergunning K3(2/2001), K56(3/2001),<br />
K22(2/2002)<br />
<strong>op</strong>schorten<strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong> 02-60<br />
<strong>op</strong>schorten<strong>de</strong> werking 02-102<br />
<strong>op</strong>slag 02-47, 03-45<br />
<strong>op</strong>slagtanks K77(4/2001)<br />
overcapaciteit 00-78, 01-111<br />
overdragen bevoegdhe<strong>de</strong>n 00-56, 103<br />
overgangsrecht 01-21, 25, K66(4/2002),<br />
02-137, 152, 03-30, 41, 47<br />
overheidstaak 02-120<br />
overleg 00-94, 128, 02-119<br />
overwegingen (besluit) K85(1/2001)<br />
paar<strong>de</strong>nfokkerij 01-15<br />
paar<strong>de</strong>nhou<strong>de</strong>rij 01-15<br />
papegaaien K34(3/2000)<br />
parapluvergunning<br />
Parcom afspraken 00-118<br />
parkeergarage K27(2/2001)<br />
parkeernorm 01-16<br />
parkeeroverlast K27(2/2001), K4(2/2002)<br />
partiële herziening 03-30<br />
partijdigheid 00-48, 136, 138<br />
peildatum overgangsrecht 01-135, 02-152, 03-30<br />
peildatum planscha<strong>de</strong> 03-34<br />
permanente bewoning recreatiewoningen 01-21,<br />
135, 03-30<br />
persoonsgebon<strong>de</strong>n<br />
persoonsgebon<strong>de</strong>n overgangsrecht 03-63<br />
piekgeluidgrenswaar<strong>de</strong>n K44(3/2000),<br />
K84(1/2001), K14(2/2002), K24(3/2003)<br />
PKB 02-118, K35(3/2003)<br />
plankaart 00-130<br />
planologisch voor<strong>de</strong>el 03-35, 37<br />
planologische kernbeslissing 00-87, 01-35, 37, 94,<br />
02-15, 145, K35(3/2003)<br />
planologische me<strong>de</strong>werking 01-18, 02-113<br />
planologisch oor<strong>de</strong>el 03-35, 37<br />
planologische status 00-55<br />
planologische verslechtering 02-37, 03-35<br />
planperio<strong>de</strong> 01-89, 02-22, 36<br />
planscha<strong>de</strong>basis 00-38, 111, 01-28, 03-80<br />
planscha<strong>de</strong>kosten 02-120<br />
planscha<strong>de</strong>vergoedingskostenverhaalsovereenkomst<br />
02-120, 03-79<br />
plantoelichting 02-19, 148<br />
planvergelijking 00-75, 111, 01-142, 02-40,<br />
03-78, 81<br />
planvoorschriften 00-106, 108, 01-23,<br />
K53(3/2001), 01-100, 02-141<br />
positieve bestemming 01-21<br />
postzegelplan 01-121<br />
prejudiciële vraag K49(4/2000), 01-09, K70,<br />
02-44, K61(4/2002)<br />
preventie<br />
preventieve bestuursdwang 00-18, 03-02,<br />
K6(2/2003)<br />
primaat<br />
primaire beslissing 02-85<br />
privaatrechtelijke afspraken K91(1/2001), 01-54<br />
privé- en familieleven K83(4/2001)<br />
procedure K48(3/2000), K80(1/2001), 01-37, 46,<br />
K81(4/2001), 03-09, 12, 48, K34(3/2003)<br />
procesbelang K5(2/2000), K85(1/2001), 02-53,<br />
131<br />
proceskostenvergoeding 00-47, K45(3/2000),<br />
00-85, 115, 01-02, 02-53<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
106<br />
Doorl<strong>op</strong>end trefwoor<strong>de</strong>nregister 2000-2003<br />
processueel belang 01-20, 27, 02-53, 131<br />
producten 00-88, K31(3/2002), 03-10<br />
productiemetho<strong>de</strong> 02-140<br />
productieprocessen 00-88, 03-10<br />
proefboringen 00-76, K47(3/2001), 02-05, 15<br />
pro forma be<strong>de</strong>nkingen<br />
pro forma beroep<br />
pro forma zienswijze 01-44<br />
profijtbeginsel 02-120<br />
pr<strong>op</strong>aan<strong>op</strong>slag 00-16<br />
protocol 00-82<br />
provinciaal beleid 01-86, 02-75, 147, 03-23<br />
provinciale milieuveror<strong>de</strong>ning 00-47, 01-10<br />
publicatie-eisen 00-26, 69, 70, 77, 107, 125,<br />
01-13, K80(4/2001), 02-12, K2(2/2002), 02-33,<br />
111<br />
publiekrechtelijke grondslag 02-120<br />
raadsbesluit 01-125<br />
raamvergunning 00-45<br />
raffina<strong>de</strong>rij K27(2/2000)<br />
rangeersporen<br />
rechtsbescherming 03-26, 31<br />
rechtsbijstand 02-53<br />
rechtsgeldige vergunning 02-105<br />
rechtsgevolgen K25(2/2000), 00-46, K29(3/2000),<br />
K43, K89(1/2001), 03-17<br />
rechtskracht 03-34<br />
rechtsmid<strong>de</strong>l K83(1/2002)<br />
rechtsongelijkheid 03-32<br />
rechtsoor<strong>de</strong>el 02-34<br />
rechtstreekse bouwmogelijkheid 00-110<br />
rechtstreekse werking 00-90, K74(4/2001), K78,<br />
01-125, 02-07, 44, 130, 135, 03-14<br />
rechtsvoorganger 02-122<br />
rechtszekerheidsbeginsel K22(2/2000),00-45, 86,<br />
130, K50(3/2001), K71(4/2001), 02-32,<br />
02-126, K78(1/2003), K87(1/2003),<br />
K14(2/2003), K40(3/2003)<br />
reconstructie 00-60<br />
recreatie 02-70<br />
recreatief me<strong>de</strong>gebruik 02-108<br />
recreatieterrein 00-16<br />
recreatiewoning 00-104, 01-101, 135, 03-30, 71<br />
rectificatie K88(1/2002)<br />
recycling K70(4/2000), 01-08, 09<br />
re<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>nkend en han<strong>de</strong>lend k<strong>op</strong>er<br />
referendum 02-143<br />
referentiemeting<br />
referentieniveau K10(2/2000), K34(2/2001),<br />
K40(3/2001), 01-70, K13, K70(4/2002),<br />
K33(3/2003), K43<br />
reformatio in peius K5(2/2001), 01-116,<br />
K89(1/2003)<br />
regeringsbeleid<br />
regionaal <strong>op</strong>enbaar lichaam 02-69<br />
regionaal structuurplan 00-27, 01-56, 02-69<br />
rente 00-71, 135, 01-143<br />
representatieve bedrijfssituatie 03-05<br />
restrictief beleid<br />
revisievergunning K22(2/2001), K39(3/2001),<br />
K56, K22(2/2002)<br />
richtlijn 00-113, K37(3/2000), 00-134, 02-129,<br />
130<br />
richtlijnconform 02-44, 130, 135, 03-46,<br />
K35(3/2003)<br />
Richtlijn SBR 02-129<br />
richtlijn Veehou<strong>de</strong>rij en stankhin<strong>de</strong>r 00-14,<br />
K14(2/2000) K25, K63(4/2001), K64,<br />
K91(1/2002), 02-49, K38(3/2002)<br />
rijkswaterstaatwerk 03-27<br />
riolering K6(2/2002)<br />
risico-aanvaarding 01-24, 25, 02-39, 03-77, 81<br />
ruimte voor ruimte 03-23<br />
ruimtelijk beleid 02-118, 02-145, 150<br />
ruimtelijk motief 02-147<br />
ruimtelijk rele<strong>van</strong>t 00-24, 01-101, 02-29, 75, 76<br />
<strong>ruimtelijke</strong> intentie 02-107<br />
ruwvoe<strong>de</strong>rgewassen 02-149<br />
sal<strong>de</strong>ringsplicht 00-46<br />
saldometho<strong>de</strong> K43(3/2000), K14(2/2001), 01-79,<br />
02-60<br />
saneringsplan 00-02, 53, 122, 01-05,<br />
K26(2/2001), 01-67, 02-06, K11(2/2002),<br />
K2(2/2003), K26(3/2003)<br />
saneringsplicht K26(3/2003)<br />
saneringsurgentie 01-05, 67, K11(2/2002)<br />
scha<strong>de</strong>basis 01-141, 02-90, K81(1/2003)<br />
scha<strong>de</strong>beoor<strong>de</strong>lingscommissie 00-34, 136, 137,<br />
138, 01-27, 02-157<br />
scha<strong>de</strong>besluit 00-115, 01-02, 03, K10(2/2001),<br />
01-112, 113, 02-90, 93<br />
scha<strong>de</strong>vergoeding 00-46, 47, K45(3/2000),<br />
00-62, 112, 115, 01-02, 03, K10(2/2001), K27,<br />
K29, 01-112, 113, 02-38, 50, 53, 54, 02-90,<br />
93, K81(1/2003), 03-34, K5(2/2003)<br />
schaduwscha<strong>de</strong> 00-138, 02-125<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Doorl<strong>op</strong>end trefwoor<strong>de</strong>nregister 2000-2003<br />
107<br />
schending WRO<br />
schepen 02-59<br />
schietterrein 03-13<br />
schijn <strong>van</strong> partijdigheid 00-48, 136, 138<br />
Schiphol 01-37<br />
schorsen<strong>de</strong> werking 00-87, K61(4/2002)<br />
schorsing 03-18<br />
schorsing <strong>op</strong>heffen 00-87, K61(4/2002)<br />
schuurkassen 02-153<br />
significante gevolgen 01-73, 79, 81, K59(4/2001),<br />
K78, 01-114, 02- 02, 05, 07, 11, 14, 44, 02-46,<br />
K55(4/2002), K61(4/2002), 03-14, 46<br />
sirenegeluid K9(2/2001), 03-49<br />
soepele beoor<strong>de</strong>ling K62(4/2001)<br />
soorten bescherming 03-21<br />
speciale beschermingszone 01-85, 114, 02-05, 07,<br />
134, 03-01, 07, 14, 16, 42, 46<br />
splitsing inrichting<br />
spoorweglawaai K9(2/2002), K40(3/2002),<br />
K19(2/2003), K20<br />
spreiding 00-78<br />
Staat <strong>van</strong> bedrijfsactiviteiten 03-61<br />
stacara<strong>van</strong><br />
stadsproject 02-154<br />
stadsvernieuwingsplan 03-20<br />
stagnatiescha<strong>de</strong> 02-90<br />
stand <strong>de</strong>r techniek 01-69, 75, 02-48<br />
standstill-beginsel 00-77, K44(3/2001), 03-01, 07,<br />
K43(3/2003)<br />
stankcirkel 00-129, 01-49, 02-70<br />
stankgevoelige bebouwing 00-129, K43(3/2001),<br />
K57(4/2002)<br />
stankhin<strong>de</strong>r K46(3/2000), 00-74, K101(1/2001),<br />
00-129, 01-42, K45(3/2001), 01-69<br />
ste<strong>de</strong>nbouwkundig concept<br />
steenfabrieken (voormalige)<br />
stilte<strong>gebied</strong> 00-47, K5(2/2003)<br />
stofverspreiding K49, 02-50<br />
storten 02-127<br />
straffactor 00-114<br />
strafrechtelijke handhaving K9(2/2003)<br />
streefnorm 00-50, K33(3/2003)<br />
streekplan 00-22, 23, 29, 30, 33, 92, 95, 100,<br />
109, 123, 124, 131, 01-46, 89, 122, 02-62, 79,<br />
03-23, 66, 70<br />
streekplanherziening 01-122, 131, 136, 02-20,<br />
03-67<br />
streekplanuitwerking 00-33, 96, 02-108, 03-11<br />
strijdig gebruik 01-137<br />
structuur agrarisch bedrijf 02-140<br />
structuurbeleid 02-140<br />
structuurplan 00-26, 01-118, 02-69<br />
Structuurschema Groene Ruimte 02-145, 150<br />
Structuurschema Verkeer en Vervoer<br />
struisvogels 00-10<br />
systeem <strong>van</strong> <strong>de</strong> wet 02-102<br />
taxatie (metho<strong>de</strong>) 00-73, 74<br />
teelton<strong>de</strong>rsteunen<strong>de</strong> voorzieningen 02-141<br />
teelton<strong>de</strong>rsteuning 00-105<br />
ter inzage leggen K48(3/2000), 01-120, 128,<br />
03-12, K7(2/2003), 03-48<br />
terinzagelegging plan 00-107, 01-120, 02-111<br />
termijn 00-40, 01-04, 55, 02-56, 03-52<br />
termijnbepalingen 02-143<br />
termijnoverschrijding 00-107, 01-04, 46, 55,<br />
02-56, 111, 03-73<br />
terpostbezorging<br />
terreinafscheiding 02-62<br />
terstond <strong>van</strong> kracht<br />
terugverdientijd<br />
terugwerken<strong>de</strong> kracht 01-117, 03-18<br />
tienjarenprogramma afvalstoffen<br />
tij<strong>de</strong>lijk 00-43, 01-63, 95, K65(4/2001), 02-49,<br />
112, 127, 130, 141, 03-08<br />
tij<strong>de</strong>lijke vergunning K65(4/2001), 02-49,<br />
K33(3/2002), 02-92, 94, 130, 03-08<br />
tippelzone 00-43, K96(1/2001)<br />
toe<strong>de</strong>ling met gesloten beurzen 02-121<br />
toekomstige invulling 03-38<br />
toekomstige ontwikkelingen K16(2/2000),<br />
K78(4/2000), K90(1/2001), 02-06,<br />
K27(3/2002), K69(4/2002), K2(2/2003)<br />
toetsing 00-93, 105, 01-12<br />
toetsingska<strong>de</strong>r 01-88, 121, 02-62, 137, 03-18, 44<br />
toezegging 00-99<br />
toezending besluit 02-105<br />
toezichthou<strong>de</strong>nd orgaan 02-152<br />
tonaal geluid 00-114<br />
tracébesluit 00-20, 21, 108, 01-18, 128, 02-113,<br />
03-74<br />
tracékeuze weg 01-18, 02-31<br />
transportleiding 02-109<br />
transportmid<strong>de</strong>l K74(4/2000)<br />
traumahelik<strong>op</strong>ter 01-107, 02-96<br />
trillinghin<strong>de</strong>r 01-115, 02-129<br />
tuin K11(2/2001)<br />
twee<strong>de</strong> woning 01-21<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
108<br />
Doorl<strong>op</strong>end trefwoor<strong>de</strong>nregister 2000-2003<br />
uitbrei<strong>de</strong>n verzoek 00-111<br />
uitbreidingsmogelijkheid<br />
uitputten<strong>de</strong> regeling 02-106, 123, K21(3/2003)<br />
uitreiking 02-105<br />
uitrij<strong>de</strong>n mest K45(3/2001)<br />
uitstel 01-65<br />
uitvoerbaarheid 00-31, 02-17, 22, 02-65, 148<br />
uitvoerverbod afvalstoffen<br />
uitwerkingsplan 00-32, 61, 64, 102, 01-12, 22,<br />
64, 96, 97, 117, 120, 126, 141, 03-38, 65<br />
uitwerkingsregels 01-12<br />
uitzicht 00-01<br />
una via-beginsel 00-08<br />
vakantiewoning 00-54<br />
<strong>van</strong> wezenlijk belang zijn<strong>de</strong> beslissing/beleidsuitspraak<br />
varkensbesluit K20(2/2000)<br />
veebestand<br />
veerpont K74(4/2000)<br />
veevoerleverancier K50(4/2000)<br />
veiligheid 02-77<br />
veiligheidsrisico 01-14<br />
veiligheidszone 02-109<br />
veran<strong>de</strong>ringen K39(3/2001)<br />
veran<strong>de</strong>ringsvergunning K16(2/2001),<br />
K39(3/2001), K18(2/2003)<br />
verbin<strong>de</strong>ndheid 02-48<br />
verbrandingsmotor 00-43<br />
verdrag K74(4/2001), 02-150<br />
vergaring informatie door gemeente/GS<br />
vergunning aan meer<strong>de</strong>re personen<br />
vergunning <strong>op</strong> hoofdlijnen 00-86, 119, 01-104, 02-<br />
126<br />
vergunningsaanvraag K4(2/2001), K29,<br />
K46(3/2003)<br />
vergunningplicht 00-113, 116, K102(1/2001),<br />
01-79, 02-15, 47, 52, K36(3/2002), 02-97, 136,<br />
K85(1/2003), 03-04, 46<br />
verkapte weigering K6(2/2000), K20(2/2002)<br />
verkeersbeeld K64(4/2000)<br />
verkeersbewegingen K18(2/2001), 03-49,<br />
K24(3/2003)<br />
verkeers<strong>op</strong>st<strong>op</strong>pingen<br />
verkeersveiligheid K55(3/2001)<br />
verkennend bo<strong>de</strong>mon<strong>de</strong>rzoek<br />
verklaring K88(1/2003)<br />
verklaring geen bezwaar GS<br />
verklaring <strong>van</strong> geen be<strong>de</strong>nkingen 01-105<br />
verlening vrijstelling<br />
vermogensscha<strong>de</strong> 00-135<br />
vernietiging 02-152<br />
verrekening 02-37, 03-35<br />
verruim<strong>de</strong> reikwijdte 00-88<br />
verschoonbaar 00-15, 02-111<br />
verste<strong>de</strong>lijking 02-145<br />
verste<strong>de</strong>lijkingscontour 02-71<br />
vertrouwelijke behan<strong>de</strong>ling stukken<br />
vertrouwensbeginsel 02-04, 80<br />
vervaltermijn K59(4/2000), 02-13, 132<br />
vervallen bouwmogelijkhe<strong>de</strong>n 01-124<br />
vervallen <strong>van</strong> rechten K35(3/2000), K59(4/2000),<br />
01-68, K60(4/2001), 01-108, 109,<br />
K89(1/2002), 02-13, 132, 137, K76(1/2003)<br />
vervallen vergunning K21(2/2000), K35(3/2000),<br />
K59(4/2000), 01-68, K60(4/2001), 01-108,<br />
K89(1/2002), 02-13, K35(3/2002), 02-135,<br />
137, K76(1/2003), 03-47, K28(3/2003)<br />
ver<strong>van</strong>gingsbesluit 01-94, 02-118, 145, 03-22<br />
vervoer gevaarlijke stoffen K53(4/2000)<br />
vervoersplan K16(2/2203)<br />
verwachting 03-38<br />
verweerschrift K4(2/2000)<br />
verwoesten 01-109, K8(2/2002)<br />
verwij<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> afvalstoffen K56(4/2000), 01-108,<br />
09, 11, K70<br />
verwij<strong>de</strong>ringsstructuur 00-78<br />
verzorgingsstructuur<br />
verzuimen, herstel <strong>van</strong> 02-28<br />
vestigingsregeling 02-140<br />
visuele hin<strong>de</strong>r 00-01, 74, 01-16, 02-15, 03-46<br />
vloeistofdicht K94(1/2002)<br />
VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering 01-130,<br />
03-61, 62<br />
VROM-circulaire 02-109<br />
vogel<strong>gebied</strong> K55(4/2000), 01-40, 73, 81, 114,<br />
02-05, 07, 46, 92<br />
vogelrichtlijn 00-62, 01-40, 73, 81, K59(4/2001),<br />
K70, K78, 01-114, 02-07, 44, 46, 03-14, 46,<br />
K35(3/2003)<br />
vogels hou<strong>de</strong>n<br />
volksgezondheid 02-147<br />
volwaardig agr. bedrijf 01-15<br />
voorbereidingsbesluit 00-24, 97, 01-84, 02-73, 122,<br />
03-33, 36<br />
voorbereidingsprocedure 02-36<br />
voor<strong>de</strong>elsverrekening 03-35<br />
voorgenomen besluit 02-119<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Doorl<strong>op</strong>end trefwoor<strong>de</strong>nregister 2000-2003<br />
109<br />
voorkeursvolgor<strong>de</strong><br />
voorl<strong>op</strong>ige voorziening 00-97<br />
vooroverleg 00-68<br />
voorschriften 00-13, K22(2/2000), K16(2/2001),<br />
K39(3/2001), K50, K71(4/2001), K75,<br />
K26(3/2002), K46, 03-55, K40(3/2003)<br />
voorschriften veran<strong>de</strong>ringsvergunning K16(2/2001),<br />
K39(3/2001)<br />
voorschriften wijzigen K39(3/2001), 01-69<br />
voor verzuring gevoelig <strong>gebied</strong> K54(4/2000)<br />
voorwaar<strong>de</strong>n vergunning 03-29<br />
voorzienbaarheid 00-120, 135, 01-26, 138, 02-<br />
39, 82, 86, 121, 122, 124, 03-36<br />
voorzienbare ontwikkelingen 00-120, 03-36<br />
voorzieningen K32(3/2000), 03-51<br />
voorzorgsbeginsel 00-49, 50, 77, 87,<br />
K49(4/2000), 00-118, 01-34, 35, 02-15, 02-65,<br />
K35(3/2003)<br />
vormverzuim 00-32, K29(3/2000), K21(2/2001),<br />
K23, K31, K41(3/2001), K80(4/2001),<br />
K2(2/2002), 03-09, 12, 48<br />
vreem<strong>de</strong> taal 00-09<br />
vrij beroep aan huis<br />
vrijstelling 00-65, 106, 110, 01-57, 62, 142, 02-81,<br />
112, 03-29, 30, 62, 65<br />
vuurwapens 00-113<br />
vuurwerk K77(4/2000), K72(4/2001), 02-16,<br />
K48(3/2002), K8(2/2003), 03-41<br />
waar<strong>de</strong>bepalingsmetho<strong>de</strong> 02-38<br />
waar<strong>de</strong>vermin<strong>de</strong>ring 01-25, 02-38<br />
wad<strong>de</strong>nzee 00-76, 77, 87, 01-34, 35,<br />
K47(3/2001), 02-07, 15, 65, K55(4/2002),<br />
K61(4/2002), K35(3/2003)<br />
warmdraaien K36(3/2001)<br />
waterbo<strong>de</strong>m<br />
waterschap 02-27<br />
waterverbruik K11(2/2000)<br />
We<strong>de</strong>r<strong>op</strong>bouwwet 00-111, 02-156<br />
wegverkeerslawaai K53(3/2001), 02-116, 150<br />
weigering K25(2/2000), 01-02, 03, 02-60, 85,<br />
02-90, 99, K72(4/2002), 03-30<br />
weiland K84(1/2001), K60(4/2001)<br />
werk K74(4/2002), 02-127<br />
werktij<strong>de</strong>n 00-06, 03-60<br />
wet milieugevaarlijke stoffen 00-117<br />
wetsafbakening 00-117, K99(1/2001),<br />
K33(2/2001)<br />
wettelijke voorschriften 01-120<br />
wijze <strong>van</strong> meten 00-65<br />
wijziging aanvraag K57(3/2001), 01-110, 02-58,<br />
K3(2/2003)<br />
wijzigingsbevoegdheid 00-58, 64, 106, 110,<br />
02-78, 86, 03-68<br />
wijzigingsplan 00-68, 01-93, 97, 133, 02-102,<br />
117<br />
windhin<strong>de</strong>r<br />
windmolen 00-62, K102(1/2001), 02-04,<br />
K45(3/2003)<br />
winplaats 02-61<br />
woningbouwcijfers 00-99<br />
woningbouwproject 02-154<br />
woonboot K12(2/2000), 00-55, K97(1/2001),<br />
K8(2/2003)<br />
woon- en leefklimaat 00-59, 100, 104, 01-90,<br />
02-77, 115<br />
woonwagenstandplaatsen<br />
wraking K1(2/2001)<br />
zakelijk recht 03-39<br />
zakelijke inhoud 00-26, 02-33<br />
zandwinning 02-110<br />
zeggenschap K91(1/2001), 01-77, 02-58,<br />
K10(2/2003), K45(3/2003)<br />
zelfstandig scha<strong>de</strong>besluit 02-84<br />
zelfverzorging/zelfvoorziening K70(4/2000)<br />
zendinstallatie 01-50, 80<br />
zettingsscha<strong>de</strong> K63(4/2000)<br />
zich ontdoen <strong>van</strong> K49(4/2000), 01-08, 09, 11, 30,<br />
31, K92(1/2002), 02-59<br />
zienswijze 02-23, 03-26, 31<br />
zienswijze, intrekking 02-68<br />
ZOAB 02-150<br />
zonebesluit 00-38<br />
zonegrenswaar<strong>de</strong> K52(4/2002), K15(2/2003)<br />
zone <strong>van</strong> rechtswege K15(2/2003)<br />
zonering 00-57, 103, 114, 01-83, 02-106, 117,<br />
K15(2/2003)<br />
zorgplichtbepaling 00-90, K94(1/2002)<br />
zorgvuldige voorbereiding 01-05, K6(2/2001),<br />
03-36<br />
zuiver scha<strong>de</strong>besluit 02-125<br />
zwaarwegend maatschappelijk belang<br />
zwarte-lijststof 00-49, 77, 118<br />
zwavelgehalte 01-01<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
110<br />
Doorl<strong>op</strong>end artikelgewijs register 2000-2003<br />
Afvalstoffenveror<strong>de</strong>ning Den Bosch<br />
artikelen 2 en 29 K100(1/2001)<br />
Algemene wet bestuursrecht<br />
artikel 1:1 00-84<br />
artikel 1:2 00-54, 85, K61(4/2001), K66, 02-05<br />
K37(3/2003)<br />
artikel 1:3 00-22, 27, 33, K32 (2/2000), 00-77,<br />
84, 96, K89 (1/2001), 00-124, K26(2/2001), 01-<br />
51, 67, K88(1/2002), K6(2/2002), 02-31, 34,<br />
35, K29(3/2002), K30, 02-61, 105, 108,<br />
K49(4/2002), K62(4/2002), 03-11, 66<br />
artikel 1:3 lid 4 00-07<br />
artikel 1:5 02-34<br />
artikel 2:1<br />
artikel 2:4<br />
artikel 3:2 00-48, 86, 118, 119, 137, 01-05,<br />
K6(2/2001), 01-40, 01-49, 95, 113, 02-05, 22,<br />
31, 02-80, 114, 126, 129, 135, 151, 157,<br />
03-26, 27, 36, K4(2/2003), K17, 03-43, 67, 68,<br />
73, 76<br />
artikel 3:4 00-03, K7(2/2000), 03-43<br />
artikel 3:11<br />
artikel 3:12 00-26, 01-13, 02-33<br />
artikel 3:14 K80(1/2001)<br />
artikel 3:18 01-04<br />
artikel 3:19 00-11, K48(3/2000), 00-77,<br />
K21(2/2001), 01-41, K81(4/2001), K2(2/2002)<br />
artikel 3:21 K81(4/2001), 03-21, K7(2/2003)<br />
artikel 3:24<br />
artikel 3:25<br />
artikel 3:27<br />
artikel 3:28 K29(2/2001)<br />
artikel 3:40 02-73, 120<br />
artikel 3:41 02-12, 73, 105<br />
artikel 3:42 K80(4/2001), 01-28<br />
artikel 3:45 K60(4/2000)<br />
artikel 3:46 K44(3/2000), 00-120, 01-01, 54, 63,<br />
87, 90, 113, 115, 02-09, 17, 71, 109, 141,<br />
145, 146, 03-01, 24, 27, 61, 63, 65<br />
artikel 3:47 01-87<br />
artikel 3:50 01-144<br />
artikel 4:5 00-09, 01-04, K57(3/2001),<br />
K27(3/2003)<br />
artikel 4:6 02-125<br />
artikel 4:16 00-118<br />
artikel 4:81 03-23<br />
artikel 5:21 00-18, K7(2/2000), 00-51, 01-36,<br />
02-98, 100, K68(4/2002), K80(1/2003)<br />
artikel 5:24 K13(2/2001), K17, 01-36, 02-55<br />
artikel 5:25 01-36<br />
artikel 5:32 00-03, 08, K1(2/2000), K2, 00-113,<br />
K82(1/2001), 01-10, K4(2/2001), K17, K30,<br />
K53(3/2001), 01-105, 116, K94(1/2002),<br />
02-04, K18 (2/2002), K34(3/2002), K45,<br />
020-100, K50(4/2002), K86(1/2003),<br />
K89(1/2003), 03-02, 03, 17, K6(2/2003), K9,<br />
03-45, 47, 50, 53, 55, 57, K42(3/2003)<br />
artikel 5:34 K2(2/2000)<br />
artikel 6:2 00-67, 01-46, 140, 03-25<br />
artikel 6:3 K61(4/2000)<br />
artikel 6:5 K48(3/2001)<br />
artikel 6:6 K33(3/2000), K48(3/2001), 02-28<br />
artikel 6:7<br />
artikel 6:11<br />
artikel 6:13<br />
artikel 6:15 00-22, 02-34, 03-20, 66<br />
artikel 6:17 02-67<br />
artikel 6:18 02-41<br />
artikel 6:19 02-41, 03-22<br />
artikel 6:20 01-140, 02-85<br />
artikel 6:22 00-32, K29(3/2000), K21(2/2001),<br />
K31<br />
artikel 7:1 02-34, 85, 102, 03-66<br />
artikel 7:2 01-65, 03-33<br />
artikel 7:9<br />
artikel 7:11 00-137, 01-04, K12(2/2001),<br />
01-116, K16(2/2002), 03-15, K41(3/2003)<br />
artikel 7:12 00-137, 01-58, 03-29, 36, 03-43, 80<br />
artikel 7:13<br />
artikel 8:1 03-20, 66<br />
artikel 8:2 03-33<br />
artikel 8:5 01-84, 03-66<br />
artikel 8:6 03-20<br />
artikel 8:15 K1(2/2001), 03-72<br />
artikel 8:26 00-115<br />
artikel 8:32<br />
artikel 8:42 K5(2/2000)<br />
artikel 8:47 00-28, 41, 98, 137, 01-134<br />
artikel 8:54<br />
artikel 8:55<br />
artikel 8:69<br />
artikel 8:71 03-66<br />
artikel 8:72 00-67, 137, 01-121<br />
artikel 8:72 lid 3 K25(2/2000), K29(3/2000), K43,<br />
K62(4/2000)<br />
artikel 8:72 lid 4 K29(2/2001), 01-33, 02-24,<br />
K14(2/2003), 03-70<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Doorl<strong>op</strong>end artikelgewijs register 2000-2003<br />
111<br />
artikel 8:72 lid 5 01-46, 02-36<br />
artikel 8:72 lid 7 K98(1/2001), K56(4/2002)<br />
artikel 8:73 00-46, K45(3/2000), 01-02,<br />
K10(2/2001), 02-53, 90<br />
artikel 8:75 00-47, 115, K24(2/2001), 02-53<br />
artikel 8:81<br />
artikel 8:86 01-37<br />
artikel 8:88 01-44, 02-28<br />
artikel 10:15 01-105<br />
artikel 10:27 00-93, 01-62, 99, 117, 119, 122,<br />
124, 02-19, 23, 26, 27, 32, 66, 77, 78, 113,<br />
117, 144, 148, 154, 03-62, 69, 70<br />
artikel 10:29 02-77<br />
artikel 10:30 00-94, 128, 02-119<br />
artikel 10:31 00-67, 01-20, 03-22<br />
Besluit akkerbouwbedrijven milieubeheer<br />
artikel 1 02-52<br />
Besluit bescherm<strong>de</strong> inheemse dier- en plantensoorten<br />
artikel 1 03-21<br />
Besluit bouw- en houtbedrijven milieubeheer<br />
artikel 2 K36(3/2002)<br />
bijlage 03-55<br />
Besluit <strong>de</strong>tailhan<strong>de</strong>l ambachtsbedrijven<br />
artikel 3 K53(4/2002)<br />
bijlage K95(1/2002)<br />
Besluit geluidhin<strong>de</strong>r spoorwegen<br />
artikel 1 K9(2/2002), K20(2/2003)<br />
artikel 21<br />
Besluit genetisch gemod. organismen Wms<br />
artikel 1 K3(2/2000)<br />
artikel 23 K3(2/2000), 00-82<br />
Besluit herstelinrichtingen motorvoertuigen<br />
artikel 2 K84(1/2003)<br />
Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen<br />
artikel 5 01-38, K40(3/2001), 01-71, 03-47<br />
artikel 6 K18(2/2002)<br />
artikel 7 03-47<br />
Besluit luchtemissies afvalverbranding<br />
voorschrift 1 K17(2/2003)<br />
Besluit milieu-effectrapportage 1994<br />
On<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el A, bijlage 00-123<br />
On<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el C, bijlage K93(1/2002), 02-108, 127,<br />
128<br />
On<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el D 03-11<br />
artikel 2 00-133, 01-48, 02-35, 108, 154<br />
artikel 9 00-133<br />
Besluit <strong>op</strong>slag - en transportbedrijven milieubeheer<br />
artikel 2 K27(2/2001)<br />
artikel 3 K27(2/2001)<br />
artikel 5 K38(3/2003)<br />
bijlage K32(3/2003)<br />
Besluit <strong>op</strong>slaan in on<strong>de</strong>rgrondse tanks<br />
artikel 1 00-42, 89<br />
artikel 13 lid 4 00-42, 89<br />
artikelen 18 en 19<br />
Besluit <strong>op</strong> <strong>de</strong> <strong>ruimtelijke</strong> or<strong>de</strong>ning 1985<br />
artikel 2<br />
artikel 7 03-25, 66<br />
artikel 9 00-31, 01-19, 02-17, 148<br />
artikel 12 02-148<br />
artikel 13 00-61<br />
artikel 15 00-101<br />
artikel 19 02-112<br />
Besluit melkrundveehou<strong>de</strong>rijen milieubeheer<br />
artikel 1 K21(2/2000), 01-49<br />
Besluit tankstations milieubeheer<br />
artikel 2 K21(3/2003)<br />
artikel 8 K71(4/2002)<br />
Besluit tuinbouwbedrijven met be<strong>de</strong>kte teelt<br />
milieubeheer<br />
algemeen 00-59<br />
Besluit verplicht bo<strong>de</strong>mon<strong>de</strong>rzoek bedrijfsterreinen<br />
artikel 4<br />
Bouwstoffenbesluit bo<strong>de</strong>m- en <strong>op</strong>pervlaktewaterbescherming<br />
artikel 1 K74(4/2002)<br />
artikel 22 K74(4/2002)<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
112<br />
Doorl<strong>op</strong>end artikelgewijs register 2000-2003<br />
Burgerlijk Wetboek<br />
artikel 6:162<br />
EG-richtlijn 75/442<br />
artikel 1 K49(4/2000), K70, 01-08, 09, 11, 30,<br />
31, 32, K38(3/2001), K41, K92(1/2002),<br />
K37(3/2002), K39, 03-54<br />
artikel 3 K70(4/2000)<br />
artikel 5 01-09<br />
artikel 7 01-09<br />
artikel 11 K39<br />
EG-richtlijn 76/464<br />
artikel 1 lid 2 00-43<br />
artikel 2 00-77, 118<br />
artikel 3 03-52<br />
artikel 7 01-76, 02-48, 51<br />
EG-richtlijn 79/409 (Vogelrichtlijn)<br />
artikel 4 01-73, 85, K59(4/2001), K70, K78,<br />
01-114, 02-05, 07, 46, 03-14, 16, 46<br />
EG-richtlijn 80/836<br />
artikel 6<br />
EG-richtlijn 83/189<br />
artikel 1 lid 9 00-116, K46(3/2002)<br />
EG-richtlijn 85/337<br />
artikel 2 en 4 01-81<br />
artikel 5 00-134<br />
EG-richtlijn 92/43 (Habitatrichtlijn)<br />
artikelen 2, 3-16 01-17, 73, 85, K74(4/2001),<br />
K78<br />
artikel 4 03-64<br />
artikelen 6 en 7 01-114, 02-07, 44, 46, 94,<br />
K55(4/2002), K61(4/2002), 03-07, 14, 16, 31,<br />
46, K35(3/2003)<br />
artikel 12 03-21<br />
EG-richtlijn 96/61<br />
artikel 1 01-79, 02-02, 14<br />
artikelen 2, 3, 9 en 12 02-02, 11, 14, 135<br />
EG-Verdrag<br />
artikel 10 01-73<br />
artikelen 29 en 30 K70(4/2000)<br />
artikelen 34 en 36<br />
artikelen 82 en 86 01-111<br />
artikel 90<br />
artikel 189<br />
artikel 130T<br />
EG-Veror<strong>de</strong>ning 259/93 (Evoa)<br />
artikel 1 01-32, 02-59<br />
artikel 2 01-08, 32, 02-59<br />
artikel 4 K70(4/2000), 01-09<br />
artikel 7 01-09, 32<br />
artikel 26 01-08, 02-59<br />
Eur<strong>op</strong>ees Handvest inzake lokale Autonomie<br />
artikel 4 01-125<br />
Eur<strong>op</strong>ees Verdrag Rechten v/d Mens<br />
artikel 1 00-116, 01-135, 03-16<br />
artikel 6 02-103, 03-28, 72<br />
artikel 8 00-90, K83(1/2002), 02-45<br />
artikel 13 K83(1/2002)<br />
Gemeentewet<br />
artikel 125 K82(1/2001), K53(3/2001), 03-43<br />
artikel 164 00-95<br />
artikel 229 02-155<br />
artikel 242 02-155<br />
Grondwaterwet<br />
artikel 14 K44(3/2001)<br />
Grondwet<br />
artikel 21 00-90, 02-45<br />
Hin<strong>de</strong>rwet<br />
artikel 27<br />
Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wm<br />
artikel 5.1 K34(3/2000), 01-04<br />
artikel 5.6<br />
artikel 5.10 01-04<br />
artikelen 5.16 en 5.18<br />
artikel 7.1 K23(2/2001)<br />
artikel 7.2 K34(3/2003)<br />
bijlage I, categorie 1.1 on<strong>de</strong>r b 00-43, K96(1/2001)<br />
bijlage I, categorie 1.2 on<strong>de</strong>r a 00-43<br />
bijlage I, categorie 2.1 on<strong>de</strong>r a 03-45<br />
bijlage I, categorie 3-5 02-47<br />
bijlage I, categorie 5.1<br />
bijlage I, categorie 11.1<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Doorl<strong>op</strong>end artikelgewijs register 2000-2003<br />
113<br />
bijlage I, categorie 11.3 K35(2/2001)<br />
bijlage I, categorie 13.1 02-47<br />
bijlage I, categorie 14.1 en 14.2<br />
bijlage I, categorie 17 00-113, 03-04<br />
bijlage I, categorie 18 K17(2/2002)<br />
bijlage I, categorie 19 02-01, 03-05<br />
bijlage I, categorie 28.1 00-81<br />
bijlage I, categorie 28.3 on<strong>de</strong>r c 00-116<br />
bijlage I, categorie 28.4 01-11, 30, K41(3/2001),<br />
K4(2/2003), 03-54, 57<br />
Instructieregeling lozingsvoorschriften<br />
artikel 2<br />
Interimwet ammoniak en veehou<strong>de</strong>rij<br />
artikel 1 K40(3/2000), K2(2/2001)<br />
artikel 2 K8(2/2000)<br />
artikel 3<br />
artikel 5 K8(2/2000), K41(3/2000)<br />
artikel 7 K39(3/2000)<br />
artikel 8 lid 4 K14(2/2001)<br />
Internationaal verdrag inzake economische,<br />
sociale en culturele rechten<br />
artikel 11 01-135<br />
Kernergiewet<br />
artikelen 15 en 15a K29(2/2001)<br />
artikel 29 K29(2/2001)<br />
artikel 30 K29(2/2001)<br />
Lozingenbesluit Wbb<br />
artikel 11 01-10<br />
artikel 24a 00-121<br />
Lozingenbesluit Wvo<br />
artikel 2 02-48<br />
artikel 3<br />
artikel 14 02-48<br />
Luchtvaartbesluit<br />
artikel 6, 7 en 8 01-07<br />
Luchtvaartwet<br />
artikel 14 01-07<br />
artikel 24 00-138<br />
artikel 25 01-83<br />
artikel 25a<br />
artikel 26 03-24<br />
artikel 27 00-138, 01-37<br />
artikel 30 03-24<br />
artikel 31 02-147<br />
artikel 72 K41(3/2002)<br />
artikel 76 01-07<br />
Natuurbeschermingswet<br />
artikel 12 00-76, 87, K47(3/2001), 01-133,<br />
02-05, 10, 15, 21, 02-44, 46, K29(3/2002),<br />
02-65, 93, K55(4/2002), K61(4/2002), 02-134,<br />
03-01, 07, 42, 46, K35(3/2003)<br />
artikel 18 02-93<br />
artikel 21 00-87<br />
artikel 22 03-21<br />
artikel 24 01-17<br />
artikel 25 01-17, 91, 03-21<br />
artikel 27 03-16<br />
Ontgrondingenwet<br />
artikel 3 01-34, 35, 02-91, K87(1/2003)<br />
artikel 10 K58(4/2000), K63, K54 (4/2002)<br />
Provinciale Milieuveror<strong>de</strong>ning Limburg<br />
artikel 5.21 03-53<br />
Provinciale Milieuveror<strong>de</strong>ning Noord Brabant<br />
artikel 4.3.1.1 K100(4/2000)<br />
Provinciewet<br />
artikel 74<br />
artikel 102<br />
artikel 107 00-56, K51(4/2000), 01-105<br />
artikel 118 01-10<br />
artikel 122 00-18<br />
artikel 127<br />
artikel 166<br />
Regeling aftrek bij berekening en meting <strong>van</strong><br />
geluidbelasting <strong>van</strong>wege een weg<br />
artikel 1 02-116<br />
Regeling na<strong>de</strong>elcompensatie Rijkswaterstaat<br />
artikel 10 00-138<br />
artikel 23 00-138<br />
Telecommunicatiewet<br />
artikel 3.6 lid 2 K99(1/2001)<br />
artikel 3.11 02-147<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
114<br />
Doorl<strong>op</strong>end artikelgewijs register 2000-2003<br />
Tracéwet<br />
artikel 7 01-128<br />
artikel 13 01-18<br />
artikel 15 01-18<br />
artikel 16 01-128<br />
artikel 17 01-18<br />
artikel 19 00-20, 21, 108<br />
artikel 20 03-74<br />
artikel 24 02-113<br />
artikel 25 00-20, 21<br />
Uitvoeringsbesluit Reken- en Meetvoorschrift<br />
Verkeerslawaai<br />
artikel 8 00-127, 01-98<br />
Uitvoeringsbesluit Wvo<br />
artikel 2 lid 2 00-117<br />
artikel 4 01-36<br />
Uitvoeringsregeling Uav<br />
artikel 2 K54(4/2000)<br />
artikel 3 K81(1/2001)<br />
artikel 4<br />
bijlage 4<br />
Universele verklaring <strong>van</strong> <strong>de</strong> Rechten v/d Mens<br />
artikel 25 01-135<br />
Verdrag <strong>van</strong> Bern<br />
artikel 4 02-150<br />
artikel 7 03-21<br />
Vuurwerkbesluit<br />
artikel 1.1.1 K8(2/2003)<br />
artikel 5.1.3 03-41<br />
Waterschapswet<br />
artikel 16l 01-36<br />
Wet afvalwater<br />
artikel IV lid 2 K86(1/2001)<br />
Wet ammoniak en veehou<strong>de</strong>rij<br />
artikel 10 02-137<br />
Wet bo<strong>de</strong>mbescherming<br />
artikel 1 01-67, K82(4/2001)<br />
artikel 13 K94(1/2002), 02-55, 100<br />
artikel 28 01-05<br />
artikel 29 K38(3/2000), 01-05<br />
artikel 37 K38(3/2000), 01-05<br />
artikel 38 00-53, 122 , K11(2/2002),<br />
K12(2/2003)<br />
artikel 39 00-02, 53, 122, K11(2/2002),<br />
K12(2/2003)<br />
artikel 40 01-05<br />
artikel 44 K26(3/2003)<br />
artikel 53<br />
Wet gemeenschappelijke regelingen<br />
artikelen 8 en 10 01-106<br />
Wet geluidhin<strong>de</strong>r<br />
artikel 1 00-54, 02-150<br />
artikel 41, 42 00-57, 02-106, 03-05<br />
artikel 47 00-103, K15(2/2003)<br />
artikel 53 00-57, 114, K52(4/2002)<br />
artikel 59 K15(2/2003)<br />
artikel 61 00-117<br />
artikelen 71 en 72 02-06, K2(2/2003)<br />
artikel 72 lid 2 K2(2/2003)<br />
artikel 74 00-104, 01-98<br />
artikel 76 00-60, 02-25<br />
artikel 77 00-60, K53(3/2001)<br />
artikel 82 00-104<br />
artikel 90 00-85<br />
artikel 99 00-60<br />
artikel 100 00-127<br />
artikel 100a 00-60, 127, 01-75<br />
artikel 102 02-150<br />
artikel 103 01-75, 02-116<br />
artikel 111 00-127<br />
artikel 157<br />
Wet milieubeheer<br />
artikel 1.1 lid 1 00-04, 05, 42, 43, 51, 78, 79, 81,<br />
83, 89, K74(4/2000), 00-116, K84(1/2001),<br />
K91, K93, K96, K102, K45(3/2001), 01-77,<br />
K68(4/2001), K77, K79, K85(1/2002), K86, K87,<br />
K92, 02-01, 08, K1(2/2002), K21, K24, 02-47,<br />
K43(3/2002), 02-94, 97, 99, K59(4/2002),<br />
K65(4/2002), K77(1/2003), K79, K85, 03-04,<br />
K10(2/2003), K11, 03-45, K39(3/2003), K42<br />
artikel 1.1 lid 2 K11(2/2000), K31(3/2000),<br />
00-88, K28(2/2001)<br />
artikel 1.1 lid 3 en 4 00-05, 16, 42, 43, 51,<br />
K47(3/2000), 00-81, 89, 116, K42(3/2001),<br />
01-77, K60(4/2001), K77, K93(1/2002), 02-01,<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Doorl<strong>op</strong>end artikelgewijs register 2000-2003<br />
115<br />
08, K24(2/2002), K10(2/2003), K11,<br />
K45(3/2003)<br />
artikel 1.1 lid 5<br />
artikel 1.1a<br />
artikel 1.2 00-47, 01-10, 03-53<br />
artikel 4.22 K6<br />
artikel 7.1 00-134<br />
artikel 7.2 01-57, 97, 01-48, 02-35, 108, 127,<br />
128, 154, K23(3/2003)<br />
artikel 7.4, 7.8b e.v. K61(4/2000), 01-97, 03-11<br />
artikel 7.5 02-20, 35<br />
artikel 7.6<br />
artikel 7.8b 02-09, 03-11<br />
artikel 7.10 K9(2/2000)<br />
artikelen 7.12-7.16 02-20<br />
artikel 7.27 01-97, 02-127, 128<br />
artikel 7.28 02-127, 128<br />
artikel 8.1 00-16, K4(2/2000), 00-79,<br />
K3(2/2001), K16, 01-33, K39(3/2001), K56,<br />
02-04, 14, K3(2/2002), K7, K12, K17, K22,<br />
K34(3/2002)<br />
artikel 8.1 lid 3 02-57, K6(2/2003)<br />
artikel 8.2 K15(2/2000), 00-56, K30(3/2000),<br />
K35(2/2001), K41(3/2001), 03-04, 54, 57<br />
artikel 8.3<br />
artikel 8.4 00-06, 120, K3(2/2001), K16, K22,<br />
01-33, 42, K39(3/2001), K56, K64(4/2001),<br />
K19(2/2002), K22, 02-56, K48(3/2002)<br />
artikel 8.5<br />
artikel 8.6 K80(1/2001)<br />
artikel 8.7 K23(2/2001), 03-12, K34(3/2003)<br />
artikel 8.8 K16(2/2000), K55(4/2000), K76, K78,<br />
00-119, K90(1/2001), K52(3/2001),<br />
K90(1/2002), K27(3/2002), K52(4/2002),<br />
K69(4/2002), K75(1/2003), 03-05<br />
artikel 8.9 K20(2/2000), 02-58<br />
artikelen 8.10 en 8.11 K69(4/2002), K72(4/2002),<br />
K73(4/2002)<br />
artikel 8.11 lid 3 00-13, 17, K10(2/2000), K13,<br />
K18, K19, K22, K24, K40(3/2000), 00-86, 117,<br />
K83(1/2001), K87, K95, K101, 01-70,<br />
K69(4/2001), K75, K15(2/2002), K19,<br />
K26(3/2002), K47(3/2002), K64(4/2002),<br />
K66(4/2002), K67(4/2002), K70(4/2002),<br />
02-138, 03-10, 13, K14(2/2003), K16, 03-51<br />
artikel 8.11 lid 4 K13(2/2003)<br />
artikel 8.12 00-50, K46(3/2001), K42(3/2002),<br />
K63(4/2002)<br />
artikel 8.13 K31(3/2000), 01-06, K84(1/2002)<br />
artikel 8.16 K66(4/2000)<br />
artikel 8.17 K65(4/2001), 02-49, K33(3/2002),<br />
02-94, 130, 03-08<br />
artikel 8.18 K35(3/2000), K59(4/2000), 01-68,<br />
K60(4/2001), 01-108, 02-13, K35(3/2002),<br />
02-132, K76(1/2003), K28(3/2003)<br />
artikel 8.19 00-44, K43(3/2000), K32(2/2001),<br />
01-74, 78, K67(4/2001), 02-12, K4(2/2002),<br />
K5, K23, 02-57, 95, K58(4/2002), 02-131,<br />
03-15, 56, 58, 59, 60, K36(3/2003), K44<br />
artikel 8.20<br />
artikel 8.22, 8.23 K46(3/2000), 01-07,<br />
K36(3/2001), 01-69, K25(3/2002), 03-44<br />
artikel 8.24 K12(2/2002)<br />
artikel 8.25 00-06, K46(3/2000), K52(4/2000),<br />
01-42, 107, 109, K31(3/2002)<br />
artikel 8.26 K21(2/2000), K10(2/2002)<br />
artikel 8.28 00-10, K25(3/2003)<br />
artikel 8.30 K25(3/2003)<br />
artikel 8.36 K56(4/2000), K33(2/2001)<br />
artikel 8.40 01-71, K84(1/2003)<br />
artikel 8.41<br />
artikel 8.73<br />
artikel 10.1<br />
artikel 10.2 01-31, K38(3/2001), K43(3/2002)<br />
artikel 10.4 03-58<br />
artikel 10.10 K60(4/2002)<br />
artikel 10.26<br />
artikel 10.30 K1(2/2000)<br />
artikel 12.1 01-06<br />
artikel 12.4 01-06<br />
artikel 13.1 K37(3/2001)<br />
artikel 13.4 00-11, K31(2/2001), 01-41,<br />
K37(3/2001), K1(2/2002), 02-139<br />
artikel 13.5<br />
artikel 13.7 00-57<br />
artikel 13.10<br />
artikel 15.20 00-112, 01-03, 02-54, K5(2/2003)<br />
artikel 15.25 02-50<br />
artikel 17.1 en 17.2 00-80, 02-03<br />
artikel 18.2 00-08, K3(2/2002), K51(4/2002),<br />
03-57<br />
artikel 18.8 00-51<br />
artikel 18.9 00-03, 08<br />
artikel 18:12 00-18, 03-41<br />
artikel 18.14 01-112<br />
artikel 19.3<br />
artikel 20.1 00-77, K86(1/2001)<br />
artikel 20.3 K10(2/2002), 02-60<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
116<br />
Doorl<strong>op</strong>end artikelgewijs register 2000-2003<br />
artikel 20.6 00-15, K28(2/2000), K94(1/2001),<br />
K51(3/2001), K28(3/2002), 03-14,<br />
K29(3/2003), K37<br />
artikel 20.8 K17(2/2000), 01-68, 02-89,<br />
K83(1/2003)<br />
artikel 20.13 00-77<br />
artikel 22.1 00-50, 01-07, K33<br />
Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State<br />
artikel 15 03-72<br />
artikel 26 03-28<br />
Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning<br />
artikel 1 03-25, 67<br />
artikel 2<br />
artikel 2a 02-145<br />
artikel 2b 01-37<br />
artikel 4<br />
artikel 4a 00-22, 23, 29, 30, 33, 96, 109, 123,<br />
124, 01-46, 61, 86, 102, 02-61, 108, 03-11,<br />
26, 31, 67, 76<br />
artikel 5 01-89<br />
artikel 6 01-136<br />
artikel 6a 00-19, 28, 32<br />
artikel 7 00-26, 01-118<br />
artikel 9<br />
artikel 10 00-62, 108, 110, 126, 129, 131,<br />
01-14, 15, 16, 21, 23, 60, 101, 131, 132,<br />
02-25, 29, 30, 75, 76, 140, 147, 03-65, 68<br />
artikel 11 00-32, 58, 61, 62, 64, 68, 92, 102,<br />
128, 01-12, 22, 62, 82, 93, 96, 101, 117, 120,<br />
126, 02-78, 86, 102, 117, 03-65, 68<br />
artikel 13<br />
artikel 14 00-24, 25, 105, 01-92, 124, 02-62,<br />
03-33<br />
artikel 15 00-62, 64, 65, 106, 01-82, 03-30, 62<br />
artikel 17 02-112<br />
artikel 19 01-84, 03-29<br />
artikel 21 00-24, 97, 01-84, 03-33<br />
artikel 23 00-28, 107, 01-45, 02-23, 33, 36,<br />
02-68, 102, 111, 03-31<br />
artikel 24 00-96, 124, 03-26, 31<br />
artikel 25 00-100, K73(4/2001), 02-107<br />
artikel 26 00-125, 02-33, 03-73<br />
artikel 27 00-25, 59, 69, 132, 01-13, 45, 03-31,<br />
73<br />
artikel 28 00-24, 26, 59, 62, 63, 67, 93, 97, 99,<br />
130, 01-20, 45, 46, 55, 62, 99, 119, 121, 122,<br />
124, 130, 132, 02-18, 19, 23, 27, 63, 64, 66,<br />
70, 77, 102, 104, 115, 141, 144, 145, 147,<br />
149, 154, 03-18, 20, 27, 34, 69, 70<br />
artikel 29 01-94, 02-118, 145, 153, 03-22<br />
artikel 30 00-91, 105<br />
artikel 33 01-131, 02-22, 36, 02-65<br />
artikel 36c 01-51<br />
artikel 36e 00-27, 02-35<br />
artikel 36l 01-56, 02-69<br />
artikel 36m 02-69<br />
artikel 36n 02-69<br />
artikel 37 00-35, 01-18, 83, 02-69, 113, 03-24<br />
artikel 38, 03-24<br />
artikel 40 02-110<br />
artikel 40b<br />
artikel 41 02-110<br />
artikel 42 03-79<br />
artikel 44 01-88, 03-25<br />
artikel 49 01-64, 66, 102, 103, 138, 139, 140,<br />
141, 142, 143, 144, 02-37-41, 81-88,<br />
120-125, 155, 157, 03-34-40, 65, 77-81<br />
artikel 54 03-25, 28, 31<br />
artikel 56 02-36, 03-25<br />
artikel 56b 02-102<br />
hoofdstuk IXA 03-20<br />
Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> stads- en dorpsvernieuwing<br />
artikel 31 03-20<br />
Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> waterkering<br />
artikel 18<br />
artikel 22<br />
Wet tot wijziging <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO<br />
artikel VI<br />
Wet verontreiniging <strong>op</strong>pervlaktewateren<br />
artikel 1 00-49, K36(3/2000), 00-118,<br />
K15(2/2001), K19, 01-36, 76, K96(1/2002),<br />
02-43, 48, 51, 98, 136, 03-52<br />
artikel 1 lid 3 00-117, 03-50<br />
artikel 1 lid 5<br />
artikel 2a 02-48<br />
artikel 7 00-118, K19(2/2001), 03-52<br />
artikel 16 K69(4/2000)<br />
artikel 25 K96(1/2002)<br />
Wet 5p<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Doorl<strong>op</strong>end artikelgewijs register 2000-2003<br />
117<br />
Woningwet<br />
artikel 8 01-43<br />
artikel 9 01-43<br />
artikel 40<br />
artikel 43 01-50,02-61<br />
artikel 44 01-121, 123, 02-24, 03-71, 75<br />
artikel 45 02-112<br />
artikel 50<br />
artikel 52 03-75<br />
NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003
Milieuwetgeving in discussie!<br />
Duurzame<br />
milieuwetgeving<br />
Auteur<br />
G.A. Biezeveld<br />
Prijs € 49,–<br />
inclusief BTW,<br />
exclusief verzend- en<br />
administratiekosten,<br />
ook verkrijgbaar via <strong>de</strong> boekhan<strong>de</strong>l<br />
ISBN 90-5454-240-3<br />
Met meer dan twintig wetten kent Ne<strong>de</strong>rland een<br />
zeer uitgebrei<strong>de</strong> milieuwetgeving. Volgens <strong>de</strong><br />
auteur wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> wetgeving en <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong><br />
bestuurlijke organisatie echter als ingewikkeld,<br />
onoverzichtelijk en versnipperd ervaren.<br />
Uitvoering en handhaving schieten tekort en on<strong>de</strong>rnemingen<br />
klagen over <strong>de</strong> administratieve lasten.<br />
Bovendien zijn <strong>het</strong> stelsel <strong>van</strong> milieuwetten en <strong>de</strong><br />
overheidsorganisatie onvoldoen<strong>de</strong> berekend <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />
noodzaak <strong>van</strong> ketenbeheer (stoffen, producten,<br />
afvalstoffen), <strong>de</strong> toenemen<strong>de</strong> rol <strong>van</strong> <strong>het</strong> Eur<strong>op</strong>ese<br />
milieurecht en <strong>het</strong> streven naar duurzame<br />
ontwikkeling.<br />
Dit boek levert een bijdrage aan <strong>de</strong> gedachtevorming<br />
over <strong>het</strong> <strong>op</strong>nieuw vormgeven <strong>van</strong> <strong>de</strong> milieuwetgeving<br />
en <strong>de</strong> bestuurlijke organisatie. Aan <strong>de</strong><br />
hand <strong>van</strong> <strong>de</strong> ontstaansgeschie<strong>de</strong>nis en structuur<br />
wordt verklaard waarom <strong>het</strong> stelsel <strong>van</strong> milieuwetten<br />
onvoldoen<strong>de</strong> doeltreffend, uitvoerbaar en handhaafbaar<br />
is. Tevens wordt gesc<strong>het</strong>st hoe <strong>de</strong> milieuwetgeving<br />
en <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong> overheidsorganisatie<br />
kunnen wor<strong>de</strong>n verbeterd, in <strong>het</strong> belang <strong>van</strong> een<br />
duurzame bescherming <strong>van</strong> mens en milieu.<br />
Bestel nu!<br />
Bel onze klantenservice (0522) 23 75 55 of mail naar info@bju.nl<br />
Boom Juridische uitgevers<br />
Postbus 85576 2508 CG Den Haag tel. (070) 330 70 33 fax (070) 330 70 30<br />
e-mail info@bju.nl website: www.bju.nl<br />
061-s