02.09.2015 Views

Jurisprudentie op het gebied van de ruimtelijke ordening, het ... - StAB

Jurisprudentie op het gebied van de ruimtelijke ordening, het ... - StAB

Jurisprudentie op het gebied van de ruimtelijke ordening, het ... - StAB

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Jurispru<strong>de</strong>ntie</strong><br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>gebied</strong><br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

<strong>ruimtelijke</strong> or<strong>de</strong>ning,<br />

<strong>het</strong> milieubeheer<br />

en water<br />

2003<br />

Boom Juridische uitgevers


Nieuwsbrief <strong>StAB</strong><br />

<strong>Jurispru<strong>de</strong>ntie</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>gebied</strong> <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> <strong>ruimtelijke</strong> or<strong>de</strong>ning, <strong>het</strong> milieubeheer en water<br />

Inhoud algemeen<br />

14 Milieu<br />

55 Milieu kort<br />

64 Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />

88 Planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />

98 Doorl<strong>op</strong>end register<br />

Het doorl<strong>op</strong>end register tevens met<br />

verwijzing naar Nieuwsbrief <strong>StAB</strong> 2000,<br />

2001 en 2002.<br />

Nieuwsbrief <strong>StAB</strong><br />

<strong>Jurispru<strong>de</strong>ntie</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>gebied</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>ruimtelijke</strong><br />

or<strong>de</strong>ning, <strong>het</strong> milieubeheer en water. Een uitgave <strong>van</strong><br />

Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor<br />

Milieu en Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning.<br />

In 2003 zal Nieuwsbrief <strong>StAB</strong> verschijnen in <strong>de</strong><br />

maan<strong>de</strong>n maart, juni, september en <strong>de</strong>cember.<br />

Samenstellers<br />

Milieuwetgeving:<br />

Mr. H.P. Nijhoff (070) 315 01 44<br />

Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning en scha<strong>de</strong>vergoeding:<br />

Mevrouw mr. drs. M. Braakensiek (070) 315 01 80<br />

Uitgever<br />

Boom Juridische uitgevers<br />

Koninginnegracht 135<br />

Postbus 85576<br />

2508 CG Den Haag<br />

tel. (070) 330 70 33<br />

fax (070) 330 70 30<br />

e-mail info@bju.nl<br />

website www.bju.nl<br />

Abonnementen<br />

Nieuwsbrief <strong>StAB</strong> verschijnt 4 keer per jaar en kost<br />

€ 79,- per jaar (inclusief BTW en verzendkosten).<br />

Prijs per los exemplaar € 20,-.<br />

Abonnementen kunnen <strong>op</strong> elk gewenst tijdstip ingaan.<br />

Het abonnement kan alleen schriftelijk tot uiterlijk<br />

1 <strong>de</strong>cember <strong>van</strong> <strong>het</strong> l<strong>op</strong>en<strong>de</strong> abonnementsjaar wor<strong>de</strong>n<br />

<strong>op</strong>gezegd. Bij niet-tijdige <strong>op</strong>zegging wordt <strong>het</strong><br />

abonnement automatisch voor een jaar verlengd.<br />

Voor abonnementen wen<strong>de</strong> men zich tot<br />

Boom distributiecentrum, Postbus 400, 7940 AK Meppel,<br />

tel. (0522) 24 00 66, fax (0522) 25 38 64,<br />

e-mail bdc@bdc.boom.nl.<br />

ISSN 1567-7605


Inhoud<br />

Milieu<br />

14 03-41<br />

ABRS 26 maart 2003, nr. 200202895/1<br />

inzake art. 18.12 Wm en art. 5.1.3 Vuurwerkbesluit<br />

(Gilze en Rijen).<br />

Door inwerkingtreding Vuurwerkbesluit na <strong>het</strong><br />

primaire besluit was <strong>het</strong> college <strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong><br />

staten bevoegd om <strong>op</strong> <strong>het</strong> bezwaarschrift<br />

te beslissen.<br />

15 03-42<br />

ABRS 2 april 2003, nr. 200201680/1 inzake<br />

art. 12 Natuurbeschermingswet<br />

(Staatssecretaris LNV).<br />

Bij <strong>het</strong> bepalen <strong>van</strong> <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> rechten kunnen<br />

<strong>op</strong>gekochte rechten wor<strong>de</strong>n betrokken,<br />

ook al zijn <strong>de</strong>ze rechten verworven na <strong>de</strong><br />

datum <strong>van</strong> aanwijzing <strong>van</strong> <strong>het</strong> natuurmonument.<br />

18 03-43<br />

ABRS 2 april 2003, nr. 200202109/1 inzake<br />

art. 125 Gmw en art. 3:2, 3:4 en<br />

7:12 Awb (Ne<strong>de</strong>rweert).<br />

Alleen on<strong>de</strong>r bijzon<strong>de</strong>re omstandighe<strong>de</strong>n mag<br />

wor<strong>de</strong>n afgezien <strong>van</strong> <strong>op</strong>tre<strong>de</strong>n tegen een illegaal<br />

gevestig<strong>de</strong> woning. In casu doen die omstandighe<strong>de</strong>n<br />

zich niet voor.<br />

20 03-44<br />

ABRS 2 april 2003, nr. 200206426/1 inzake<br />

art. 8.23 Wm (Haarlem).<br />

In <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wm kunnen an<strong>de</strong>re (ver<strong>de</strong>rgaan<strong>de</strong>)<br />

eisen wor<strong>de</strong>n gesteld ten aanzien<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> saneren <strong>van</strong> bo<strong>de</strong>mverontreiniging dan<br />

in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wbb.<br />

21 03-45<br />

Vz. ABRS 2 april 2003, nr. 200300526/1<br />

inzake art. 1.1 Wm, cat. 2.1 on<strong>de</strong>r a Ivb en<br />

art. 5:32 Awb (Ze<strong>de</strong>rik).<br />

Bestelwagen en aanhanger met gasflessen die<br />

<strong>op</strong> bepaal<strong>de</strong> tij<strong>de</strong>n in een loods wor<strong>de</strong>n geparkeerd,<br />

vormen een inrichting in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Wm.<br />

23 03-46<br />

ABRS 9 april 2003, nr. 200202764/1 inzake<br />

art. 12 Nbw, art. 6 EG-richtlijn 92/43<br />

(Habitatrichtlijn) en art. 4 EG-richtlijn<br />

79/409 (Vogelrichtlijn) (Staatssecretaris<br />

LNV).<br />

Richtlijnconforme interpretatie <strong>van</strong> artikel 12<br />

Natuurbeschermingswet. Geen strijd met artikel<br />

6 lid <strong>van</strong> <strong>de</strong> Habitatrichtlijn.<br />

26 03-47<br />

ABRS 9 april 2003, nr. 200205219/1 inzake<br />

art. 5:32 Awb en art. 5 en 7 Besluit<br />

horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen<br />

milieubeheer (Noordwijk).<br />

Geluidsvoorschriften voormalige vergunning<br />

gel<strong>de</strong>n niet meer als na<strong>de</strong>re eis in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> Besluit. Verweer<strong>de</strong>r heeft onvoldoen<strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rzocht of <strong>de</strong> geluidsgrenswaar<strong>de</strong>n in <strong>het</strong><br />

Besluit wor<strong>de</strong>n overtre<strong>de</strong>n.<br />

28 03-48<br />

ABRS 16 april 2003, nr. 200202984/1 inzake<br />

paragrafen 3.5.2 t/m 3.5.5 Awb<br />

(Ameland).<br />

In dit geval re<strong>de</strong>n aanwezig om een nieuw ontwerp-besluit<br />

<strong>op</strong> te stellen en ter inzage te leggen<br />

bij <strong>het</strong> <strong>op</strong>nieuw in <strong>de</strong> zaak voorzien.<br />

30 03-49<br />

Vz. ABRS 22 april 2003, nr. 200301465/2<br />

inzake art. 8.10 en 8.11 Wm (Coevor<strong>de</strong>n).<br />

In dit geval zijn voldoen<strong>de</strong> maatregelen en<br />

voorzieningen getroffen om geluidshin<strong>de</strong>r <strong>van</strong><br />

sirenes <strong>van</strong> uitrukken<strong>de</strong> brandweer- en ziekenauto’s<br />

te beperken.<br />

32 03-50<br />

ABRS 23 april 2003, nr. 200201921/2 inzake<br />

art. 5:32 Awb en art. 1 lid 3 Wvo<br />

(Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en<br />

Vecht).<br />

Van een buitensteiger afstromend regenwater<br />

is lozing in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wvo.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Inhoud<br />

3<br />

33 03-51<br />

ABRS 23 april 2003, nr. 200202654/1 inzake<br />

art. 8.11 lid 3 Wm (Dirksland).<br />

De voorgeschreven voorzieningen zijn gebruikelijk<br />

in <strong>de</strong> branche waartoe <strong>de</strong> inrichting behoort.<br />

Alara-beginsel biedt geen ruimte voor afweging<br />

tussen milieu en zuiver individuele<br />

bedrijfseconomische belangen.<br />

35 03-52<br />

ABRS 23 april 2003, nr. 200204095/1 inzake<br />

art. 1 en 7 Wvo en art. 3 lid 4 EGrichtlijn<br />

76/464 (Zuiveringsschap Hollandse<br />

Eilan<strong>de</strong>n en Waar<strong>de</strong>n).<br />

Kwaliteitseisen <strong>op</strong>pervlaktewater moeten voldoen<br />

aan landbouwdoelein<strong>de</strong>n. Door rechtstreekse<br />

werking EG-richtlijn 76/464 mag lozingsvergunning<br />

slechts voor een beperkte<br />

duur wor<strong>de</strong>n verleend.<br />

37 03-53<br />

Vz. ABRS 13 mei 2003, nr. 200302388/2<br />

inzake art. 5:32 Awb, art. 1.2 lid 6 Wm en<br />

art. 5.21 PMV Limburg (Heel).<br />

On<strong>de</strong>r <strong>op</strong>richten <strong>van</strong> een inrichting wordt verstaan<br />

juridisch <strong>op</strong>richten en niet feitelijk <strong>op</strong>richten.<br />

Artikel 5.21 PMV Limburg is niet onverbin<strong>de</strong>nd.<br />

39 03-54<br />

ABRS 14 mei 2003, nr. 200203938/1 inzake<br />

art. 8.2 Wm, categorie 28.4 Ivb en<br />

art. 1 EG-richtlijn 75/442 (Buren).<br />

Ambtshalve toetsing of verweer<strong>de</strong>r bevoegd<br />

was tot <strong>het</strong> nemen <strong>van</strong> <strong>het</strong> besluit. Omdat<br />

sprake is <strong>van</strong> verwij<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> afvalstoffen in<br />

hoeveelhe<strong>de</strong>n die <strong>de</strong> drempelwaar<strong>de</strong> <strong>van</strong> 50<br />

m 3 overstijgen, is niet verweer<strong>de</strong>r maar <strong>het</strong><br />

college <strong>van</strong> GS bevoegd gezag. Daar kan <strong>de</strong><br />

brief <strong>van</strong> <strong>de</strong> Staatssecretaris <strong>van</strong> VROM <strong>van</strong><br />

4/2/2003 niet aan afdoen.<br />

42 03-55<br />

ABRS 21 mei 2003, nr. 200204771/1 inzake<br />

art. 5:32 Awb, art. 1 EG-richtlijn<br />

98/24 en voorschriften 2.3.1 en 1.6.13<br />

Besluit bouw- en houtbedrijven milieubeheer<br />

(Rotterdam).<br />

Voorschriften <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit hoef<strong>de</strong>n niet te<br />

wor<strong>de</strong>n genotificeerd bij <strong>de</strong> Eur<strong>op</strong>ese Commissie<br />

nu <strong>het</strong> niet gaat om technische voorschriften<br />

in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>de</strong> EG-richtlijn. Dwangsom<br />

ten <strong>de</strong>le in strijd met beginsel ne bis in i<strong>de</strong>m.<br />

44 03-56<br />

ABRS 6 juni 2003, nr. 200302973/1 inzake<br />

art. 8.19 lid 2 Wm (GS Noord-Brabant).<br />

Melding terecht ten <strong>de</strong>le geweigerd nu <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring<br />

leidt tot an<strong>de</strong>re na<strong>de</strong>lige gevolgen<br />

voor <strong>het</strong> milieu dan <strong>de</strong>stijds vergund.<br />

45 03-57<br />

Vz. ABRS 10 juni 2003, nr. 200303039/1<br />

inzake art. 5:32 Awb, art. 8.2 en 18.2 Wm<br />

en categorie 28.4 Ivb (Zelhem).<br />

Verweer<strong>de</strong>r was niet bevoegd tot <strong>het</strong> treffen<br />

<strong>van</strong> handhavingsmaatregelen nu door <strong>de</strong> feitelijke<br />

situatie in <strong>de</strong> inrichting (overschrijding<br />

drempelwaar<strong>de</strong> 50 m 3 voor verwij<strong>de</strong>ring afvalstoffen)<br />

<strong>het</strong> college <strong>van</strong> GS bevoegd gezag is<br />

gewor<strong>de</strong>n.<br />

48 03-58<br />

ABRS 11 juni 2003, nr. 200202046/1 inzake<br />

art. 8.19 lid 2 en art 10.4 Wm (GS<br />

Limburg).<br />

Melding terecht niet geaccepteerd nu sprake is<br />

<strong>van</strong> grotere na<strong>de</strong>lige gevolgen voor <strong>het</strong> milieu<br />

ten <strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> <strong>de</strong> vergun<strong>de</strong> situatie.<br />

51 03-59<br />

ABRS 11 juni 2003, nr. 200202054/1 inzake<br />

art. 8.19 lid 2 Wm (GS Limburg).<br />

Melding terecht niet geaccepteerd nu sprake is<br />

<strong>van</strong> grotere na<strong>de</strong>lige gevolgen voor <strong>het</strong> milieu<br />

ten <strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> <strong>de</strong> vergun<strong>de</strong> situatie.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


4<br />

Inhoud<br />

53 03-60<br />

ABRS 18 juni 2003, nr. 200201955/1 inzake<br />

art. 8.19 lid 2 Wm (Sittard-Geleen).<br />

Melding terecht geaccepteerd. Me<strong>de</strong> gelet <strong>op</strong><br />

<strong>de</strong> wetsgeschie<strong>de</strong>nis kan <strong>de</strong> gemel<strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring<br />

tevens een uitbreiding <strong>van</strong> <strong>de</strong> bedrijfstij<strong>de</strong>n<br />

impliceren.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Inhoud<br />

5<br />

Milieu kort<br />

55 K21<br />

ABRS 26 maart 2003, nr. 200204697/2<br />

inzake art. 2 Besluit tankstations milieubeheer<br />

(Wassenaar).<br />

Uit Nota <strong>van</strong> Toelichting Besluit tankstations<br />

milieubeheer blijkt dat slechts voor die on<strong>de</strong>rwerpen<br />

waarin bijlage I <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit niet<br />

voorziet, voorschriften aan <strong>de</strong> vergunning kunnen<br />

wor<strong>de</strong>n verbon<strong>de</strong>n.<br />

55 K22<br />

ABRS 2 april 2003, nr. 200203842/1 inzake<br />

art. 8.10 en 8.11 Wet milieubeheer<br />

(Ensche<strong>de</strong>).<br />

Beroep tegen consi<strong>de</strong>rans heeft geen betrekking<br />

<strong>op</strong> rechtmatigheid besluit.<br />

55 K23<br />

ABRS 9 april 2003, nr.200204871/1 inzake<br />

art. 7.2 Wet milieubeheer (Echt-Susteren).<br />

Bij <strong>de</strong> beantwoording <strong>van</strong> <strong>de</strong> vraag of sprake is<br />

<strong>van</strong> Mer-plicht moet wor<strong>de</strong>n gekeken naar <strong>de</strong><br />

nominale capaciteit <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting.<br />

55 K24<br />

ABRS 9 april 2003, nr. 200205602/1 inzake<br />

art. 8.10 en 8.11 Wet milieubeheer<br />

(Veldhoven).<br />

Piekgeluidsniveau <strong>van</strong> 63 dB(A) in nachtperio<strong>de</strong><br />

is in dit geval re<strong>de</strong>lijk.<br />

56 K25<br />

ABRS 15 april 2003, nr. 200203570/2 inzake<br />

art. 8.28 e.v. Wet milieubeheer (GS<br />

Gel<strong>de</strong>rland).<br />

Coördinatiebepalingen tussen Wm en Wvo niet<br />

in acht genomen.<br />

56 K26<br />

ABRS 16 april 2003, nr. 200204464/1 inzake<br />

art. 44 Wbb (GS Drenthe).<br />

Bevel om sanering af te ron<strong>de</strong>n moet wor<strong>de</strong>n<br />

gericht aan <strong>de</strong>gene die <strong>de</strong> sanering uitvoert.<br />

56 K27<br />

ABRS 16 april 2003, nr. 200204711/1 inzake<br />

art. 4:5 Algemene wet bestuursrecht<br />

(Cuijk).<br />

Ontheffing kan niet wor<strong>de</strong>n geweigerd wegens<br />

een ontoereiken<strong>de</strong> aanvraag.<br />

56 K28<br />

ABRS 23 april 2003, nr. 200205583/1 inzake<br />

art. 8.18 Wm (Reusel).<br />

Wie stelt dat vergunning <strong>van</strong> rechtswege is vervallen,<br />

dient een begin <strong>van</strong> bewijs te leveren.<br />

57 K29<br />

ABRS 29 april 2003, nr. 200205354/1 inzake<br />

art. 20.6 Wm (Ne<strong>de</strong>rweert).<br />

Beroepschrift is nagenoeg woor<strong>de</strong>lijke herhaling<br />

<strong>van</strong> be<strong>de</strong>nkingen.<br />

57 K30<br />

ABRS 7 mei 2003, nr. 200201354/1 inzake<br />

art. 8.10 en 8.11 Wm (Deurne).<br />

Kantoorgebouw wordt min<strong>de</strong>r beschermd<br />

tegen stankhin<strong>de</strong>r dan woningen.<br />

57 K31<br />

ABRS 7 mei 2003, nr. 200204865/1 inzake<br />

art. 8.1 en 8.4 Wm (GS Zuid-Holland).<br />

Conversie <strong>van</strong> revisievergunning in een <strong>op</strong>richtingsvergunning.<br />

57 K32<br />

ABRS 7 mei 2003, nr. 200205008/1 inzake<br />

voorschrift 1.1.1 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Bijlage <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

Besluit <strong>op</strong>slag- en transportbedrijven<br />

milieubeheer (Zun<strong>de</strong>rt).<br />

Uitleg <strong>van</strong> begrip ‘laad- en losactiviteiten’.<br />

58 K33<br />

ABRS 7 mei 2003, nr. 200205731/1 inzake<br />

art. 8.10 en 8.11 Wm (Nunspeet).<br />

Bestuurlijk afwegingsproces om tot hogere<br />

grenswaar<strong>de</strong>n te komen, is niet mogelijk zon<strong>de</strong>r<br />

<strong>het</strong> referentieniveau <strong>van</strong> <strong>het</strong> omgevingsgeluid<br />

te kennen.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


6<br />

Inhoud<br />

58 K34<br />

ABRS 14 mei 2003, nr. 200202336/1 inzake<br />

art. 8.7 lid 3 Wm en art. 7 lid 2,<br />

on<strong>de</strong>r b Inrichtingen- en vergunningenbesluit<br />

milieubeheer (GS Zuid-Holland).<br />

B&W <strong>van</strong> naburige gemeente behoeven niet te<br />

wor<strong>de</strong>n betrokken bij een vergunningaanvraag<br />

indien <strong>de</strong>ze geen milieugevolgen heeft binnen<br />

<strong>de</strong> inrichting.<br />

59 K35<br />

ABRS 14 mei 2003, nr. 200202993/1 inzake<br />

art. 12 Natuurbeschermingswet en<br />

art. 6 lid 2 EG-richtlijn 92/43 (Habitatrichtlijn)<br />

(Staatssecretaris LNV).<br />

Richtlijnconforme interpretatie artikel 12 Natuurbeschermingswet.<br />

Vergunning voor <strong>op</strong>vissen<br />

mosselzaad in Wad<strong>de</strong>nzee terecht geweigerd.<br />

59 K36<br />

ABRS 21 mei 2003, nr. 200205490/1 inzake<br />

art. 8.19 lid 2 Wet milieubeheer<br />

(Ameland).<br />

Verplaatsing <strong>van</strong> schapen binnen <strong>de</strong> inrichting<br />

ten onrechte gemeld.<br />

59 K37<br />

ABRS 21 mei 2003, nr. 200206322/1 inzake<br />

art. 20.6 lid 2 on<strong>de</strong>r d Wet milieubeheer<br />

en art. 1:2 Algemene wet bestuursrecht<br />

(Staatssecretaris V&W).<br />

Appellanten kunnen niet als belanghebben<strong>de</strong>n<br />

wor<strong>de</strong>n aangemerkt zodat ze niet-ont<strong>van</strong>kelijk<br />

zijn.<br />

59 K38<br />

ABRS 28 mei 2003, nr. 200101998/1 inzake<br />

art. 5 lid 1 Besluit <strong>op</strong>slag- en transportbedrijven<br />

milieubeheer (Rid<strong>de</strong>rkerk).<br />

Beleidsvrijheid bij stellen <strong>van</strong> na<strong>de</strong>re eisen <strong>op</strong><br />

grond <strong>van</strong> AMvB ex artikel 8.40 Wet milieubeheer.<br />

60 K39<br />

ABRS 28 mei 2003, nr. 200105195/1 inzake<br />

art. 1.1 lid 1 Wet milieubeheer (GS<br />

Zeeland).<br />

Brandbare stoffen (Solvenol) die vrijkomen bij<br />

<strong>de</strong> productie <strong>van</strong> plakmid<strong>de</strong>len zijn beoog<strong>de</strong><br />

producten en mitsdien geen afvalstoffen.<br />

60 K40<br />

Vz. ABRS 2 juni 2003, nr. 200206887/2<br />

inzake art. 8.11 Wet milieubeheer en art.<br />

5:32 Algemene wet bestuursrecht (Delft).<br />

Voorschrift dusdanig geredigeerd dat <strong>het</strong> als<br />

rechtsonzeker moet wor<strong>de</strong>n aangemerkt.<br />

60 K41<br />

ABRS 4 juni 2003, nr. 200205507/1 inzake<br />

art. 7:11 Algemene wet bestuursrecht<br />

(Dirksland).<br />

Naar aanleiding <strong>van</strong> heroverwegingsprocedure<br />

te nemen besluit kan niet afhankelijk wor<strong>de</strong>n<br />

gesteld <strong>van</strong> <strong>de</strong> uitkomst <strong>van</strong> na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek.<br />

61 K42<br />

Vz. ABRS 10 juni 2003, nr. 200302902/1<br />

inzake art. 5:32 Algemene wet bestuursrecht,<br />

art. 1.1 lid 1 en 10.2 lid 1 Wet milieubeheer<br />

en art. 2 lid 3 Besluit stortverbod<br />

buiten inrichtingen (GS Zuid-Holland).<br />

Gebruik <strong>van</strong> reststoffen buiten inrichtingsverband;<br />

omdat <strong>de</strong> reststoffen afvalstoffen zijn,<br />

was verweer<strong>de</strong>r bevoegd tot <strong>het</strong> <strong>op</strong>leggen <strong>van</strong><br />

een last on<strong>de</strong>r dwangsom.<br />

61 K43<br />

ABRS 11 juni 2003, nr. 200204930/1 inzake<br />

art. 8.10 en 8.11 Wet milieubeheer<br />

(E<strong>de</strong>).<br />

Het referentieniveau <strong>van</strong> <strong>het</strong> omgevingsgeluid<br />

wordt bepaald door <strong>het</strong> cumulatieve geluidsniveau<br />

<strong>van</strong> alle bronnen in <strong>de</strong> omgeving <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

inrichting vast te stellen.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Inhoud<br />

7<br />

62 K44<br />

ABRS 18 juni 2003, nr. 200101389/2 inzake<br />

art. 8.19 lid 2 Wet milieubeheer<br />

(Heer<strong>de</strong>).<br />

Acceptatie melding on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong> dat<br />

akoestisch on<strong>de</strong>rzoek aantoont dat aan <strong>de</strong> geluidsnormering<br />

kan wor<strong>de</strong>n voldaan, is niet<br />

mogelijk.<br />

63 K46<br />

ABRS 18 juni 2003, nr. 200206281/1 inzake<br />

art. 8.1 en 8.4 Wet milieubeheer<br />

(Nunspeet).<br />

Door verlenen <strong>van</strong> an<strong>de</strong>re dan aangevraag<strong>de</strong><br />

vergunning is <strong>de</strong> grondslag <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanvraag<br />

verlaten.<br />

62 K45<br />

ABRS 18 juni 2003, nr. 200201118/1 inzake<br />

art. 1.1 lid 4 Wet milieubeheer (Delfzijl).<br />

Door ontbreken <strong>van</strong> zeggenschap en an<strong>de</strong>re organisatorische<br />

bindingen is geen sprake <strong>van</strong><br />

één inrichting in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


8<br />

Inhoud<br />

Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />

64 03-61<br />

ABRS 26 juni 2002, nr. 200100717/1<br />

Loenen/bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein<br />

Angstelka<strong>de</strong>’<br />

In <strong>de</strong> Staat <strong>van</strong> Bedrijfsactiviteiten wordt uitgegaan<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> VNG-brochure 1992, terwijl<br />

VNG-brochure 1999 al verschenen was.<br />

Voorts is <strong>de</strong> in <strong>het</strong> plan aangehou<strong>de</strong>n afstand<br />

kleiner dan <strong>de</strong> aan te hou<strong>de</strong>n afstand uit <strong>de</strong><br />

VNG-brochure 1992 zon<strong>de</strong>r dat dit behoorlijk<br />

is gemotiveerd. Dat een beoor<strong>de</strong>ling in <strong>het</strong><br />

ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer nodig is, vormt<br />

<strong>op</strong> zichzelf in elk geval geen voldoen<strong>de</strong> motivering.<br />

65 03-62<br />

ABRS 8 januari 2003, nr. 200000945/1<br />

Veghel/bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein<br />

Doornhoek’<br />

Artikel 15 WRO voorziet niet in <strong>de</strong> mogelijkheid<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> toekennen <strong>van</strong> een vrijstellingsbevoegdheid<br />

aan <strong>de</strong> gemeenteraad.<br />

Door <strong>het</strong> enkele k<strong>op</strong>pelen <strong>van</strong> <strong>het</strong> verlenen <strong>van</strong><br />

vrijstelling aan <strong>de</strong> mogelijkheid tot <strong>het</strong> verlenen<br />

<strong>van</strong> een milieuvergunning is <strong>de</strong> bevoegdheid<br />

onvoldoen<strong>de</strong> objectief begrensd.<br />

Nu in dit geval geen wettelijke plicht bestaat<br />

tot zonering <strong>van</strong> <strong>het</strong> bedrijventerrein, staat <strong>het</strong><br />

<strong>de</strong> gemeenteraad vrij een onverplichte zonering<br />

privaatrechtelijk te regelen.<br />

Geen wettelijke verplichting om <strong>de</strong> milieueffecten<br />

<strong>van</strong> een bedrijventerrein <strong>op</strong> dieren <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

agrarische bedrijven in <strong>de</strong> omgeving te on<strong>de</strong>rzoeken.<br />

67 03-63<br />

ABRS 19 februari 2003, nr. 200103151/1<br />

Aalsmeer/bestemmingsplan ‘Nieuw Oostein<strong>de</strong>’<br />

In <strong>het</strong> bestemmingsplan is <strong>de</strong> toepasselijkheid<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> overgangsrecht beperkt tot <strong>de</strong> persoon<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> gebruiker <strong>op</strong> <strong>de</strong> peildatum. Deze beperking<br />

geldt voor <strong>het</strong> gehele plan<strong>gebied</strong> en voor<br />

alle vormen <strong>van</strong> gebruik waar<strong>op</strong> <strong>het</strong> overgangsrecht<br />

<strong>van</strong> toepassing is. Voor een <strong>de</strong>rgelijke beperking<br />

betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> reikwijdte <strong>van</strong> <strong>het</strong> overgangsrecht<br />

dienen evenwel re<strong>de</strong>nen te bestaan<br />

die zijn toegespitst <strong>op</strong> <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> geval. De gemeenteraad heeft <strong>de</strong> algemene<br />

toepassing <strong>van</strong> <strong>het</strong> persoonsgebon<strong>de</strong>n overgangsrecht<br />

echter niet na<strong>de</strong>r gemotiveerd.<br />

69 03-64<br />

ABRS 5 maart 2003, nr. 200200686/1<br />

Velsen/bestemmingsplan ‘Velserend’<br />

Aan <strong>het</strong> in <strong>de</strong> plantoelichting genoem<strong>de</strong> rapport<br />

was <strong>het</strong> vermoe<strong>de</strong>n te ontlenen dat in <strong>het</strong><br />

plan<strong>gebied</strong> bescherm<strong>de</strong> diersoorten voorkomen.<br />

Overige rapporten sloten <strong>de</strong> aanwezigheid<br />

<strong>van</strong> on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re <strong>de</strong> zandhagedis niet uit.<br />

Zon<strong>de</strong>r na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek kon<strong>de</strong>n <strong>de</strong> gevolgen<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> plan niet wor<strong>de</strong>n vastgesteld en kon<br />

niet wor<strong>de</strong>n bezien of <strong>het</strong> voorkomen <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

diersoorten aan verwezenlijking <strong>van</strong> <strong>het</strong> plan in<br />

<strong>de</strong> weg stond.<br />

70 03-65<br />

ABRS 2 april 2003, nr. 200202163/1<br />

Capelle aan <strong>de</strong>n IJssel/bestemmingsplan<br />

‘’s-Gravenland 2001’<br />

Woningen <strong>op</strong> gron<strong>de</strong>n in een globaal bestemmingsplan<br />

wer<strong>de</strong>n gerealiseerd <strong>op</strong> basis <strong>van</strong><br />

binnenplanse vrijstellingen. Deze vrijstellingen<br />

kunnen niet wor<strong>de</strong>n beschouwd als uitwerkingsplannen<br />

als bedoeld in artikel 11 <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

WRO. Het college <strong>van</strong> B&W had in beginsel<br />

ook na <strong>het</strong> verlenen <strong>van</strong> <strong>de</strong> vrijstellingen nog<br />

<strong>de</strong> plicht uitwerkingsplannen vast te stellen.<br />

De vrijstellingen doen dan ook niet af aan <strong>de</strong><br />

maximale (bouw)mogelijkhe<strong>de</strong>n die <strong>het</strong> globale<br />

bestemmingsplan biedt.<br />

Een collectieve vrijstelling voor een dak<strong>op</strong>bouw<br />

ingevolge artikel 19 WRO, ter voorkoming <strong>van</strong><br />

een rommelig beeld in <strong>de</strong> wijk, kan niet garan<strong>de</strong>ren<br />

dat alle bewoners daadwerkelijk zullen<br />

overgaan tot <strong>de</strong> verwezenlijking <strong>van</strong> een dak<strong>op</strong>bouw.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Inhoud<br />

9<br />

72 03-66<br />

ABRS 9 april 2003, nr. 200202390/1<br />

Provincie Utrecht/Actualisering Streekplan<br />

Utrecht<br />

Streekplanactualisering. Geen wettelijke bepaling<br />

die <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling in eerste en enige aanleg<br />

als bevoeg<strong>de</strong> rechter aanwijst. Rechtbank<br />

in principe <strong>de</strong> bevoeg<strong>de</strong> rechter.<br />

Tegen besluiten inzake een streekplan is geen<br />

beroep mogelijk <strong>van</strong>wege <strong>de</strong> plaatsing <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />

negatieve lijst ex artikel 8:5 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Awb, met<br />

uitzon<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> een concrete beleidsbeslissing.<br />

Verweer<strong>de</strong>r heeft geen on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

actualisering aangemerkt als concrete beleidsbeslissing.<br />

De WRO biedt buiten <strong>de</strong> in artikel<br />

4a gebo<strong>de</strong>n mogelijkhe<strong>de</strong>n geen an<strong>de</strong>re mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

tot herziening, uitwerking of afwijking<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> in een vastgesteld streekplan <strong>op</strong>genomen<br />

provinciale <strong>ruimtelijke</strong> beleid. Gelet<br />

hier<strong>op</strong> kan <strong>de</strong> primaire beslissing niet wor<strong>de</strong>n<br />

aangemerkt als een eigenstandig besluit in <strong>de</strong><br />

zin <strong>van</strong> artikel 1:3 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Awb, aangezien dit<br />

een onaanvaardbare doorkruising <strong>van</strong> <strong>het</strong> wettelijke<br />

systeem met zich mee zou brengen.<br />

Uit <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> volgt dat <strong>de</strong> primaire beslissing<br />

<strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r niet voor beroep vatbaar<br />

is. Mogelijkheid terzake <strong>van</strong> <strong>de</strong> primaire<br />

beslissing <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r een vor<strong>de</strong>ring bij <strong>de</strong><br />

burgerlijke rechter in te stellen.<br />

74 03-67<br />

ABRS 23 april 2003, nr. 200200160/1<br />

Provincie Overijssel/‘Partiële herziening <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> Streekplan Overijssel 2000+ (locatiekeuze<br />

Regionaal Bedrijventerrein Twente)’<br />

In <strong>het</strong> MER hebben bij <strong>de</strong> beantwoording <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> vraag welke alternatieven voor <strong>de</strong> voorgenomen<br />

activiteit re<strong>de</strong>lijkerwijs in beschouwing<br />

dienen te wor<strong>de</strong>n genomen, slechts beleidsmatige<br />

overwegingen een rol gespeeld. Verweer<strong>de</strong>rs<br />

zijn bij hun besluitvorming door <strong>de</strong> gevolg<strong>de</strong><br />

selectiemetho<strong>de</strong> voorbijgegaan aan <strong>de</strong><br />

reële waar<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> locatie Almelo-Noord als<br />

alternatief, terwijl <strong>de</strong>ze waar<strong>de</strong>, gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

gestel<strong>de</strong> in <strong>het</strong> toetsingsadvies <strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie<br />

mer, geacht moet wor<strong>de</strong>n bekend te zijn<br />

bij verweer<strong>de</strong>rs.<br />

75 03-68<br />

ABRS 23 april 2003, nr. 200200416/1<br />

Vianen/bestemmingsplan ‘Lan<strong>de</strong>lijk Gebied<br />

Vianen’<br />

B&W hebben <strong>het</strong> college <strong>van</strong> GS verzocht toepassing<br />

te geven aan artikel 11, zeven<strong>de</strong> lid,<br />

WRO, zodat gemeentelijke besluiten tot wijziging<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> bestemmingsplan geen goedkeuring<br />

<strong>van</strong> GS behoeven. Verweer<strong>de</strong>r heeft ten<br />

onrechte <strong>het</strong> gemeentelijke belang bij dat verzoek<br />

niet betrokken in zijn besluit omtrent<br />

goedkeuring.<br />

76 03-69<br />

ABRS 23 april 2003, nr. 200204328/1<br />

Amsterdam (thans stads<strong>de</strong>el Amsterdam-<br />

Centrum)/bestemmingsplan ‘Jordaan 1999,<br />

eerste herziening’<br />

De in <strong>het</strong> bestemmingsplan <strong>op</strong>genomen saneringsregeling<br />

voor aan- en bijgebouwen heeft<br />

ook betrekking <strong>op</strong> een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> een gemeentelijk<br />

monument. Op zichzelf bezien hoeft dat<br />

niet tot problemen te lei<strong>de</strong>n, omdat bei<strong>de</strong> betrokken<br />

wetten (<strong>de</strong> WRO en <strong>de</strong> Monumentenwet)<br />

<strong>op</strong> verschillen<strong>de</strong> motieven berusten. In<br />

casu kan evenwel een conflict ontstaan tussen<br />

<strong>de</strong> in <strong>de</strong> voorschriften <strong>op</strong>genomen verplichting<br />

om in geval <strong>van</strong> slo<strong>op</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> hoofdbebouwing<br />

tevens <strong>de</strong> bebouwing <strong>op</strong> gron<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> bestemming<br />

‘Tuinen en erven’ te sl<strong>op</strong>en, en <strong>het</strong> in<br />

<strong>de</strong> gemeentelijke monumentenveror<strong>de</strong>ning <strong>op</strong>genomen<br />

verbod om een als gemeentelijk monument<br />

aangewezen pand zon<strong>de</strong>r vergunning<br />

te sl<strong>op</strong>en. Verweer<strong>de</strong>r heeft hiermee onvoldoen<strong>de</strong><br />

rekening gehou<strong>de</strong>n en zich ten onrechte<br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt gesteld dat in <strong>de</strong> aanwijzing<br />

als gemeentelijk monument geen<br />

belemmering is gelegen om een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

pand zon<strong>de</strong>r meer on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> bovengenoem<strong>de</strong><br />

saneringsregeling te brengen.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


10<br />

Inhoud<br />

78 03-70<br />

ABRS 23 april 2003, nr. 200204855/1<br />

Drimmelen/bestemmingsplan ‘Buiten<strong>gebied</strong><br />

Drimmelen, partiële herziening Wil<strong>de</strong>straat<br />

13 te Wagenberg’<br />

Het bestemmingsplan voorziet in een kin<strong>de</strong>rdagverblijf<br />

in <strong>het</strong> buiten<strong>gebied</strong>. Deze functie is<br />

in strijd met <strong>het</strong> (nieuwe) streekplanbeleid. GS<br />

onthiel<strong>de</strong>n toch ten onrechte goedkeuring. Gezien<br />

<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling<br />

namelijk dat GS in re<strong>de</strong>lijkheid niet <strong>het</strong> standpunt<br />

hebben kunnen innemen dat geen termen<br />

beston<strong>de</strong>n om met toepassing <strong>van</strong> <strong>het</strong> overgangsbeleid<br />

met <strong>het</strong> plan in te stemmen.<br />

80 03-71<br />

ABRS 23 april 2003, nr. 200206292/1<br />

Har<strong>de</strong>rwijk/bouwvergunning voor recreatiebungalows<br />

Aangezien <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n zijn bestemd voor <strong>de</strong> exploitatie<br />

<strong>van</strong> recreatiebedrijven, moet sprake<br />

zijn <strong>van</strong> een bedrijfsmatige exploitatie <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

recreatieterrein met <strong>de</strong> daar<strong>op</strong> te realiseren recreatiewoonverblijven.<br />

Het enkele gegeven dat<br />

<strong>het</strong> bestemmingsplan toelaat dat <strong>de</strong> recreatiewoonverblijven<br />

als ‘twee<strong>de</strong> woning’ wor<strong>de</strong>n gebruikt,<br />

maakt dit niet an<strong>de</strong>rs. De voorgeschreven<br />

bedrijfsmatige exploitatie heeft tot gevolg<br />

dat geen bouwvergunning verleend kan wor<strong>de</strong>n<br />

voor recreatiewoningen die afzon<strong>de</strong>rlijk verkocht<br />

wor<strong>de</strong>n aan en bewoond zullen wor<strong>de</strong>n<br />

door particulieren.<br />

81 03-72<br />

EHRM 6 mei 2003, Kleyn e.a.–Staat<br />

Er is door appellanten niets aangedragen waarin<br />

aanleiding wordt gevon<strong>de</strong>n om aan <strong>de</strong> onafhankelijkheid<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State en zijn<br />

le<strong>de</strong>n te twijfelen. Ook is er geen indicatie in<br />

dit geval dat <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State subjectief niet<br />

onpartijdig was (m.b.t. <strong>de</strong> le<strong>de</strong>n). On<strong>de</strong>r omstandighe<strong>de</strong>n<br />

kan wel sprake zijn <strong>van</strong> objectieve<br />

partijdigheid (m.b.t. <strong>het</strong> instituut). Het Hof<br />

geeft in dit verband aan niet zo veel vertrouwen<br />

te hebben in <strong>de</strong> genomen interne maatregelen<br />

bij <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State als <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

regering. In dit specifieke geval oor<strong>de</strong>elt <strong>het</strong><br />

Hof dat <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State ook objectief onpartijdig<br />

is.<br />

83 03-73<br />

ABRS 7 mei 2003, nr. 200203014/1<br />

Ensche<strong>de</strong>/bestemmingsplan ‘Herziening 8<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> bestemmingsplan Buiten<strong>gebied</strong><br />

1996’<br />

Fax met be<strong>de</strong>nkingen is na 24.00 uur <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

laatste dag <strong>van</strong> <strong>de</strong> terinzageleggingstermijn ont<strong>van</strong>gen.<br />

De be<strong>de</strong>nkingen zijn dus buiten <strong>de</strong> wettelijke<br />

termijn ingediend. De Af<strong>de</strong>ling acht echter<br />

<strong>de</strong> stelling <strong>van</strong> appellant geloofwaardig dat<br />

hij kort vóór <strong>het</strong> verstrijken <strong>van</strong> <strong>de</strong> termijn driemaal<br />

heeft gepoogd om zijn be<strong>de</strong>nkingen per<br />

faxbericht bij verweer<strong>de</strong>r in te dienen. Appellant<br />

heeft bij zijn vier<strong>de</strong> poging, na <strong>het</strong> verstrijken<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> termijn, een an<strong>de</strong>r faxnummer <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r<br />

gebruikt en <strong>de</strong>ze poging slaag<strong>de</strong> direct.<br />

Hieraan kan <strong>het</strong> vermoe<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n ontleend<br />

dat <strong>het</strong> niet slagen <strong>van</strong> <strong>de</strong> eerste drie pogingen<br />

<strong>van</strong> appellant vóór <strong>het</strong> verstrijken <strong>van</strong> <strong>de</strong> termijn<br />

is te wijten aan een gebrek <strong>van</strong> <strong>het</strong> ont<strong>van</strong>gen<strong>de</strong><br />

faxapparaat <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r. De termijnoverschrijding<br />

is daardoor verschoonbaar.<br />

84 03-74<br />

ABRS 7 mei 2003, nr. 200206948/1<br />

Minister <strong>van</strong> Verkeer en Waterstaat/onttrekking<br />

toe- en afritten aan <strong>het</strong> <strong>op</strong>enbaar verkeer<br />

Het tracébesluit voorziet niet in <strong>de</strong> <strong>op</strong>heffing <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke toe- en afritten. In <strong>de</strong> toelichting<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> tracébesluit wordt weliswaar gesproken<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>op</strong>heffing <strong>van</strong> <strong>de</strong> gehele afslag, doch <strong>de</strong><br />

toelichting maakt geen <strong>de</strong>el uit <strong>van</strong> <strong>het</strong> tracébesluit.<br />

Nu vaststaat dat <strong>het</strong> onttrekken <strong>van</strong> <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke<br />

toe- en afritten niet is gebaseerd <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

tracébesluit maar uitsluitend <strong>op</strong> motieven <strong>van</strong><br />

<strong>op</strong>enbaar belang, is wat betreft dit on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> besluit ten onrechte toepassing gegeven<br />

aan artikel 20 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Tracéwet.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Inhoud<br />

11<br />

85 03-75<br />

ABRS 21 mei 2003, nr. 200203756/1<br />

Eemnes/weigering bouwvergunning<br />

Bouwvergunning aangevraagd <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> bestemmingsplan<br />

waar<strong>van</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

planvoorschriften niet wer<strong>de</strong>n goedgekeurd.<br />

Het is niet geoorloofd om <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> beweegre<strong>de</strong>nen<br />

die tot <strong>de</strong> onthouding <strong>van</strong> goedkeuring<br />

hebben geleid, in <strong>de</strong> planvoorschriften<br />

bepalingen ‘in te lezen’ die niet <strong>op</strong> <strong>de</strong> door <strong>de</strong><br />

wet voorziene wijze rechtskracht hebben verkregen.<br />

Dit betekent dat, wanneer uit <strong>de</strong> plankaart,<br />

<strong>het</strong> renvooi en <strong>de</strong> overgebleven planvoorschriften<br />

met voldoen<strong>de</strong> stelligheid een<br />

bepaal<strong>de</strong> bouwmogelijkheid kan wor<strong>de</strong>n afgeleid,<br />

een vergunning om overeenkomstig die<br />

mogelijkheid te bouwen niet kan wor<strong>de</strong>n geweigerd<br />

met een beroep <strong>op</strong> na<strong>de</strong>re vereisten in<br />

niet goedkeur<strong>de</strong> planvoorschriften.<br />

86 03-76<br />

ABRS 11 juni 2003, nr. 200200315/1<br />

Zun<strong>de</strong>rt/bestemmingsplan ‘Oekelsbos’<br />

Voor <strong>het</strong> volgen <strong>van</strong> een afwijkingsprocedure<br />

kan aanleiding bestaan indien in een concreet<br />

aangegeven geval sprake is <strong>van</strong> feiten en omstandighe<strong>de</strong>n<br />

die een afwijking <strong>van</strong> <strong>het</strong> streekplan<br />

kunnen rechtvaardigen. Vaststaat dat GS<br />

dit niet hebben on<strong>de</strong>rzocht. Het standpunt dat<br />

<strong>de</strong> termijn waarbinnen een besluit omtrent<br />

goedkeuring dien<strong>de</strong> te wor<strong>de</strong>n genomen geen<br />

ruimte meer bood voor <strong>het</strong> volgen <strong>van</strong> een afwijkingsprocedure,<br />

miskent dat GS gehou<strong>de</strong>n<br />

zijn <strong>het</strong> besluitvormingsproces zodanig in te<br />

richten dat een besluit met <strong>de</strong> vereiste zorgvuldigheid<br />

wordt voorbereid.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


12<br />

Inhoud<br />

Planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />

88 03-77<br />

ABRS 16 april 2003, nr. 200203621/1<br />

Ensche<strong>de</strong>/verzoek om planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />

Perceel dat voorheen een bedrijfsbestemming<br />

had, heeft on<strong>de</strong>r <strong>het</strong> nieuwe regime een agrarische<br />

bestemming. Het ligt ingevolge <strong>het</strong> Structuurschema<br />

Militaire Terreinen binnen <strong>de</strong> veiligheidszones<br />

<strong>van</strong> een munitiecomplex. Daaruit<br />

volgt dat <strong>op</strong> een ge<strong>de</strong>elte <strong>van</strong> <strong>het</strong> perceel geen<br />

bebouwing is toegestaan. Voorts ligt <strong>het</strong> perceel<br />

volgens <strong>het</strong> streekplan binnen een als<br />

‘zone lan<strong>de</strong>lijk <strong>gebied</strong> I’ aangeduid <strong>gebied</strong>.<br />

Gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> lan<strong>de</strong>lijke structuur <strong>van</strong> <strong>de</strong> omgeving<br />

en <strong>op</strong> <strong>het</strong> aan <strong>de</strong> gemeente ter uitvoering<br />

staan<strong>de</strong> rijks- en provinciaal planologisch beleid<br />

lag <strong>het</strong> in <strong>de</strong> lijn <strong>de</strong>r verwachting dat <strong>de</strong> vigeren<strong>de</strong><br />

bestemming ‘Bedrijven, klasse B’ niet<br />

kon blijven voortbestaan.<br />

Ver<strong>de</strong>r heeft appellant in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> <strong>van</strong> aanko<strong>op</strong><br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> betreffen<strong>de</strong> perceel tot aan <strong>het</strong><br />

ontstaan <strong>van</strong> <strong>de</strong> voorbereidingsbescherming,<br />

geen concrete pogingen on<strong>de</strong>rnomen om <strong>de</strong><br />

bestaan<strong>de</strong> bouwmogelijkhe<strong>de</strong>n daadwerkelijk<br />

te realiseren. In dit specifieke geval is <strong>van</strong>wege<br />

<strong>de</strong> ook ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanko<strong>op</strong> al <strong>op</strong> han<strong>de</strong>n<br />

zijn<strong>de</strong> ontwikkelingen een termijn <strong>van</strong> an<strong>de</strong>rhalf<br />

jaar na aanko<strong>op</strong> niet te kort om te kunnen<br />

conclu<strong>de</strong>ren dat sprake is <strong>van</strong> risicoaanvaarding.<br />

Het indienen <strong>van</strong> een sc<strong>het</strong>stekening is niet te<br />

beschouwen als een concrete poging tot <strong>het</strong> realiseren<br />

<strong>van</strong> bouwmogelijkhe<strong>de</strong>n.<br />

90 03-78<br />

ABRS 23 april 2003, nr. 200202768/1<br />

Den Haag/verzoek om planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />

Gebruikmaking <strong>van</strong> <strong>de</strong> in <strong>het</strong> Uitbreidingsplan<br />

<strong>op</strong>genomen afwijkingsbevoegdheid die een uitbreiding<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> bebouwing mogelijk maakte,<br />

behoort tot <strong>de</strong> maximale invulling <strong>van</strong> <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong><br />

planologische regime. Op grond <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> Uitbreidingsplan had<strong>de</strong>n ook supermarkten<br />

<strong>van</strong> aanzienlijke om<strong>van</strong>g in <strong>de</strong> nabijheid <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> buurtsupermarkt <strong>van</strong> appellant zich kunnen<br />

vestigen. Appellant had dan ook reeds <strong>op</strong><br />

grond <strong>van</strong> <strong>het</strong> vigeren<strong>de</strong> plan rekening te hou<strong>de</strong>n<br />

met toenemen<strong>de</strong> concurrentie.<br />

91 03-79<br />

HR 2 mei 2003, nr. C02/209HR<br />

Nunspeet/planscha<strong>de</strong>vergoedingskostenverhaalsovereenkomst<br />

De wet voorziet niet in <strong>de</strong> mogelijkheid <strong>van</strong><br />

verhaal <strong>van</strong> <strong>de</strong> kosten die voor <strong>de</strong> gemeente<br />

verbon<strong>de</strong>n zijn aan <strong>de</strong>ze wettelijke verplichting<br />

tot vergoeding <strong>van</strong> planscha<strong>de</strong>. Het Hof heeft<br />

met juistheid overwogen dat <strong>het</strong> ontbreken <strong>van</strong><br />

rechtsbescherming voor <strong>de</strong> particulier die een<br />

overeenkomst als in casu bedoeld met <strong>de</strong> gemeente<br />

sluit, zich verzet tegen aanvaarding<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> geldigheid <strong>van</strong> een beding als dit. De<br />

bezwaren tegen <strong>het</strong> aanvaar<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> geldigheid<br />

<strong>van</strong> een beding als <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige zijn<br />

<strong>van</strong> dien aard dat zij zich ook verzetten tegen<br />

<strong>het</strong> maken <strong>van</strong> een uitzon<strong>de</strong>ring voor gevallen<br />

waarin een herziening in overwegen<strong>de</strong> mate<br />

een particulier belang dient en <strong>het</strong> <strong>op</strong> zichzelf<br />

re<strong>de</strong>lijk zou kunnen zijn dat <strong>de</strong> planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />

uitein<strong>de</strong>lijk – geheel of ten <strong>de</strong>le – voor<br />

rekening <strong>van</strong> die particulier(en) komt of voor<br />

gevallen waarin partijen tevoren <strong>het</strong> verhaalsbedrag<br />

tot een maximum beperken.<br />

93 03-80<br />

ABRS 7 mei 2003, nr. 200204200/1<br />

Provincie Noord-Holland/verzoek om vergoeding<br />

<strong>van</strong> scha<strong>de</strong> door goedkeuringsbesluit<br />

Aangezien in <strong>het</strong> bestemmingsplan <strong>het</strong> permanent<br />

omzetten <strong>van</strong> grasland in bollengrond was<br />

verbo<strong>de</strong>n, kan niet wor<strong>de</strong>n gesteld dat <strong>de</strong><br />

scha<strong>de</strong> <strong>het</strong> (directe) gevolg is <strong>van</strong> <strong>de</strong> weigering<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> aanlegvergunning voor <strong>het</strong> permanent<br />

omzetten, ook al is later aan dit verbod goedkeuring<br />

onthou<strong>de</strong>n.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Inhoud<br />

13<br />

94 03-81<br />

ABRS 21 mei 2003, nr. 200203665/1<br />

Haarlem/verzoek om planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />

In artikel 18, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet voorl<strong>op</strong>ige<br />

regeling inzake <strong>het</strong> Nationale Plan en <strong>de</strong><br />

Streekplannen is bepaald dat, voorzover een<br />

plan <strong>van</strong> uitbreiding met <strong>het</strong> streekplan in<br />

strijd is, dit vervalt met ingang <strong>van</strong> <strong>de</strong> dag<br />

waar<strong>op</strong> <strong>het</strong> streekplan <strong>van</strong> kracht wordt. Ingevolge<br />

<strong>het</strong> streekplan was <strong>het</strong> terrein bestemd<br />

tot ‘agrarisch bedrijf c.a. (art. II)’. De bestemming<br />

‘wegen, water en nieuwe <strong>op</strong>en bebouwing<br />

en nieuwe gesloten bebouwing’ <strong>van</strong> een<br />

ge<strong>de</strong>elte <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein was daarmee in strijd,<br />

zodat met betrekking tot dat perceelsge<strong>de</strong>elte<br />

geen bestemmingsplan meer <strong>van</strong> kracht was.<br />

Het ou<strong>de</strong> planologische regime wordt voor die<br />

gron<strong>de</strong>n gevormd door <strong>de</strong> toentertijd gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />

gemeentelijke bouwveror<strong>de</strong>ning. On<strong>de</strong>r <strong>het</strong><br />

ou<strong>de</strong> planologische regime was geen sprake<br />

<strong>van</strong> een voldoen<strong>de</strong> dui<strong>de</strong>lijk en kenbaar planologisch<br />

beleid, <strong>op</strong> grond waar<strong>van</strong> on<strong>de</strong>r meer<br />

vrijstelling voor bouwen met overschrijding <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> achtergevelrooilijn zou kunnen wor<strong>de</strong>n verleend.<br />

Op <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein<br />

waren dan ook geen reële bebouwingsmogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

aanwezig.<br />

Passieve risicoaanvaarding.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


14<br />

Milieu<br />

Milieu<br />

03-41<br />

ABRS 26 maart 2003, nr. 200202895/1 (Gilze en<br />

Rijen)<br />

Bij besluit <strong>van</strong> 8 november 2001 heeft <strong>het</strong> college<br />

<strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> Gilze en Rijen<br />

(verweer<strong>de</strong>r) krachtens artikel 18.12 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet<br />

milieubeheer <strong>de</strong> bij besluit <strong>van</strong> 23 augustus 1994<br />

aan ‘Hamels B.V’ verleen<strong>de</strong> milieuvergunning voor<br />

<strong>de</strong> <strong>op</strong>slag <strong>van</strong> maximaal 15.000 kg vuurwerk <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> klasse 1.4s en 1.4g terstond ingetrokken. Tevens<br />

heeft verweer<strong>de</strong>r besloten met toepassing <strong>van</strong> artikel<br />

125 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Gemeentewet terstond bestuursdwang<br />

toe te passen indien blijkt dat binnen <strong>de</strong> inrichting<br />

zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> vereiste vergunning vuurwerk<br />

wordt <strong>op</strong>geslagen.<br />

Bij besluit <strong>van</strong> 9 april 2002 heeft verweer<strong>de</strong>r<br />

<strong>het</strong> hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.<br />

Casus<br />

Bij besluit <strong>van</strong> 8 november 2001 gaat <strong>het</strong> college<br />

<strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs over tot intrekking<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> milieuvergunning voor <strong>de</strong> <strong>op</strong>slag <strong>van</strong><br />

maximaal 15.000 kg vuurwerk; tevens wordt bestuursdwang<br />

toegepast. Bij besluit <strong>van</strong> 9 april<br />

2002 wordt <strong>het</strong> bezwaar <strong>van</strong> appellanten ongegrond<br />

verklaard. Door appellanten is aangevoerd<br />

dat verweer<strong>de</strong>r sinds <strong>het</strong> in werking tre<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

Vuurwerkbesluit <strong>op</strong> 1 maart 2002 niet meer <strong>het</strong><br />

bevoegd gezag is ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting.<br />

Rechtsvraag<br />

Was verweer<strong>de</strong>r bevoegd tot <strong>het</strong> nemen <strong>van</strong> dit besluit?<br />

Uitspraak<br />

Door <strong>het</strong> in werking tre<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>het</strong> Vuurwerkbesluit<br />

is <strong>het</strong> college <strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten sinds<br />

1 maart 2002 <strong>het</strong> bevoegd gezag ten aanzien <strong>van</strong><br />

inrichtingen waar meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk<br />

wordt <strong>op</strong>geslagen. Door <strong>het</strong> ontbreken<br />

<strong>van</strong> overgangsrecht was verweer<strong>de</strong>r <strong>op</strong> 9 april<br />

2002 niet (meer) bevoegd om een beslissing te<br />

nemen <strong>op</strong> <strong>het</strong> bezwaarschrift <strong>van</strong> appellanten.<br />

Volgt vernietiging <strong>van</strong> <strong>het</strong> besluit waarbij verweer<strong>de</strong>r<br />

wordt gesommeerd om alsnog <strong>het</strong> bezwaarschrift<br />

door te zen<strong>de</strong>n naar ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten.<br />

Wet milieubeheer, artikel 18.12<br />

Vuurwerkbesluit, artikel 5.1.3<br />

Overwegingen<br />

Appellanten hebben aangevoerd dat <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />

besluit voor vernietiging in aanmerking komt omdat<br />

verweer<strong>de</strong>r als gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong> inwerkingtreding <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> ‘Besluit hou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> nieuwe regels met betrekking<br />

tot consumenten- en professioneel vuurwerk’ (hierna:<br />

<strong>het</strong> Vuurwerkbesluit) <strong>op</strong> 9 april 2002 niet meer<br />

<strong>het</strong> ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting bevoeg<strong>de</strong> gezag<br />

was.<br />

Op 1 maart 2002 is <strong>het</strong> Vuurwerkbesluit (Stb.<br />

2002, 33) in werking getre<strong>de</strong>n. Artikel 5.1.3,<br />

on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el E, aanhef en on<strong>de</strong>r 3, <strong>van</strong> <strong>het</strong> Vuurwerkbesluit<br />

bepaalt dat in bijlage I, behoren<strong>de</strong> bij <strong>het</strong> Inrichtingen-<br />

en vergunningenbesluit milieubeheer<br />

(hierna: <strong>het</strong> Ivb), categorie 3 on<strong>de</strong>r meer wordt gewijzigd<br />

door na on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 3.4 een nieuw on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el<br />

3.5 toe te voegen. Ingevolge dat on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 3.5,<br />

aanhef en on<strong>de</strong>r a, is <strong>het</strong> college <strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong><br />

staten <strong>het</strong> bevoegd gezag ten aanzien <strong>van</strong> inrichtingen,<br />

behoren<strong>de</strong> tot <strong>de</strong>ze categorie, voorzover <strong>het</strong> inrichtingen<br />

betreft waar meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk<br />

in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>het</strong> Vuurwerkbesluit<br />

wordt <strong>op</strong>geslagen of consumentenvuurwerk wordt<br />

bewerkt in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>het</strong> Vuurwerkbesluit.<br />

Uit voornoem<strong>de</strong> wijziging <strong>van</strong> <strong>het</strong> Ivb en <strong>de</strong> in <strong>de</strong><br />

vergunning <strong>van</strong> 23 augustus 1994 toegestane <strong>op</strong>slag<br />

<strong>van</strong> maximaal 15.000 kg consumentenvuurwerk<br />

volgt, dat <strong>het</strong> college <strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten<br />

<strong>van</strong> Noord-Brabant met ingang <strong>van</strong> 1 maart 2002<br />

<strong>het</strong> bevoegd gezag is gewor<strong>de</strong>n ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rhavige inrichting. Bij gebreke <strong>van</strong> overgangsrecht<br />

dat ziet <strong>op</strong> situaties als in on<strong>de</strong>rhavig geding<br />

aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> volgt hieruit dat, gelijk ook door verweer<strong>de</strong>r<br />

ter zitting is erkend, <strong>het</strong> college <strong>van</strong> burgemeester<br />

en wethou<strong>de</strong>rs <strong>op</strong> 9 april 2002 niet bevoegd<br />

was <strong>de</strong> beslissing <strong>op</strong> bezwaar te nemen.<br />

Het beroep is gegrond en <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />

dient te wor<strong>de</strong>n vernietigd.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


03-42<br />

ABRS 2 april 2003, nr. 200201680/1 (Staatssecretaris<br />

LNV)<br />

Casus<br />

Vergunning ingevolge <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet<br />

(Nbw) voor een <strong>op</strong> korte afstand <strong>van</strong> een natuurmonument<br />

gelegen agrarisch bedrijf. Uitein<strong>de</strong>lijk<br />

is vergunning verleend voor een ammoniak<strong>de</strong>positie<br />

<strong>van</strong> maximaal 8787,4 mol/ha/j. Appellante<br />

stelt dat bij <strong>de</strong> berekening <strong>van</strong> <strong>de</strong> ammoniak<strong>de</strong>positie<br />

die kan wor<strong>de</strong>n toegestaan geen rekening<br />

dient te wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> <strong>van</strong> een an<strong>de</strong>r<br />

bedrijf verworven ammoniakrechten.<br />

Rechtsvraag<br />

Kunnen <strong>op</strong>gekochte ammoniakrechten bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling<br />

wor<strong>de</strong>n betrokken, ook als <strong>de</strong>ze rechten<br />

zijn verworven ná <strong>de</strong> datum <strong>van</strong> aanwijzing <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> natuurmonument?<br />

Uitspraak<br />

Bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> een vergunningaanvraag <strong>op</strong><br />

grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> Nbw dient <strong>de</strong> feitelijke <strong>de</strong>positie ten<br />

tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanwijzing <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> <strong>gebied</strong><br />

tot natuurmonument als uitgangspunt te wor<strong>de</strong>n<br />

genomen (zie o.a. Nieuwsbrief <strong>StAB</strong> 03-07).<br />

Verweer<strong>de</strong>r is in <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit uitgegaan<br />

<strong>van</strong> een totale ammoniak<strong>de</strong>positie <strong>van</strong> 8787,4<br />

mol/ha/j ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanwijzing <strong>van</strong> <strong>het</strong> natuurmonument,<br />

waarbij hij rekening heeft gehou<strong>de</strong>n<br />

met <strong>de</strong> <strong>de</strong>positie <strong>van</strong> een an<strong>de</strong>r bedrijf, gelegen<br />

<strong>op</strong> 40 meter <strong>van</strong> <strong>het</strong> natuurmonument<br />

waar<strong>van</strong> vergunninghou<strong>de</strong>r <strong>de</strong> ammoniakrechten<br />

heeft verworven (<strong>op</strong>gekocht). Verweer<strong>de</strong>r heeft<br />

daarbij meegewogen dat door <strong>de</strong> verwerving <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong>ze rechten een an<strong>de</strong>r bedrijf zijn scha<strong>de</strong>lijke activiteiten<br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong>zelf<strong>de</strong> natuurmonument (ge<strong>de</strong>eltelijk)<br />

staakt. De Af<strong>de</strong>ling is <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat verweer<strong>de</strong>r<br />

in dit geval in re<strong>de</strong>lijkheid <strong>de</strong> ná <strong>de</strong> datum<br />

<strong>van</strong> aanwijzing <strong>van</strong> <strong>het</strong> natuurmonument door vergunninghou<strong>de</strong>r<br />

<strong>op</strong>gekochte ammoniakrechten in<br />

<strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling kon betrekken, nu <strong>de</strong>ze zelfstandig<br />

verworven rechten als gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong> overname bij<br />

<strong>het</strong> an<strong>de</strong>re bedrijf zijn komen te vervallen.<br />

Natuurbeschermingswet, artikel 12<br />

Milieu<br />

15<br />

Bij besluit <strong>van</strong> 21 augustus 2000 heeft <strong>de</strong> Staatssecretaris<br />

<strong>van</strong> LNV (verweer<strong>de</strong>r) een vergunning ingevolge<br />

artikel 12 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet<br />

verleend.<br />

Bij besluit <strong>van</strong> 11 februari 2002 heeft verweer<strong>de</strong>r<br />

<strong>het</strong> hiertegen door appellante gemaakte bezwaar<br />

ongegrond verklaard.<br />

Tegen dit besluit heeft appellante beroep ingesteld.<br />

Bij besluit <strong>van</strong> 13 juni 2002 heeft verweer<strong>de</strong>r<br />

zijn besluit <strong>van</strong> 11 februari 2002 gewijzigd en <strong>het</strong><br />

bezwaar ge<strong>de</strong>eltelijk gegrond verklaard.<br />

Overwegingen<br />

In artikel 7, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet<br />

is bepaald dat <strong>de</strong> Minister <strong>van</strong> Landbouw, Natuurbeheer<br />

en Visserij een natuurmonument kan<br />

aanwijzen als beschermd natuurmonument.<br />

Ingevolge artikel 12, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet<br />

is <strong>het</strong> verbo<strong>de</strong>n zon<strong>de</strong>r vergunning<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Minister <strong>van</strong> Landbouw, Natuurbeheer<br />

en Visserij of in strijd met bij zodanige vergunning<br />

gestel<strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n han<strong>de</strong>lingen te verrichten, te<br />

doen verrichten of te gedogen, die scha<strong>de</strong>lijk zijn<br />

voor <strong>het</strong> natuurschoon of voor <strong>de</strong> natuurwetenschappelijke<br />

betekenis <strong>van</strong> een beschermd natuurmonument<br />

of die een beschermd natuurmonument<br />

ontsieren.<br />

Ingevolge <strong>het</strong> twee<strong>de</strong> lid <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze bepaling wor<strong>de</strong>n<br />

als scha<strong>de</strong>lijk voor <strong>het</strong> natuurschoon of voor <strong>de</strong><br />

natuurwetenschappelijke betekenis <strong>van</strong> een beschermd<br />

natuurmonument in ie<strong>de</strong>r geval aangemerkt<br />

han<strong>de</strong>lingen, die <strong>de</strong> in <strong>de</strong> beschikking tot<br />

aanwijzing genoem<strong>de</strong> wezenlijke kenmerken <strong>van</strong><br />

een beschermd natuurmonument aantasten.<br />

E. exploiteert een vleesvarkensbedrijf. Dit veehou<strong>de</strong>rijbedrijf<br />

ligt <strong>op</strong> korte afstand <strong>van</strong> ‘Het Bod<strong>de</strong>nbroek’,<br />

een natuur<strong>gebied</strong> met een <strong>op</strong>pervlakte<br />

<strong>van</strong> 4,8 hectare. Dit <strong>gebied</strong> is, als on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> natuurmonument ‘Hei<strong>de</strong>terreinen <strong>op</strong> Twickel’,<br />

bij besluit <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r <strong>van</strong> 5 februari 1991 aangewezen<br />

als beschermd natuurmonument als bedoeld<br />

in artikel 7 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet.<br />

Volgens vaste jurispru<strong>de</strong>ntie <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling ziet<br />

<strong>het</strong> verbod in artikel 12 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet<br />

niet alleen <strong>op</strong> han<strong>de</strong>lingen die wor<strong>de</strong>n<br />

verricht of gedoogd binnen <strong>het</strong> als beschermd of<br />

staatsnatuurmonument aangewezen <strong>gebied</strong>, maar<br />

ook <strong>op</strong> han<strong>de</strong>lingen die daar buiten plaatsvin<strong>de</strong>n<br />

(externe werking). Niet in geschil is dat voor <strong>het</strong><br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


16 Milieu<br />

veehou<strong>de</strong>rijbedrijf <strong>van</strong> E. <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze externe<br />

werking een vergunning als bedoeld in artikel 12<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet is vereist.<br />

Bij <strong>het</strong> primaire besluit heeft verweer<strong>de</strong>r een<br />

vergunning verleend voor een maximale ammoniak<strong>de</strong>positie<br />

<strong>van</strong> 10.414 mol potentieel zuur per hectare<br />

per jaar (mol/ha/j). Bij <strong>de</strong> beslissing <strong>op</strong> <strong>het</strong> bezwaarschrift<br />

<strong>van</strong> 11 februari 2002 heeft verweer<strong>de</strong>r<br />

<strong>de</strong> bezwaren <strong>van</strong> appellante tegen <strong>het</strong> primaire besluit<br />

ongegrond verklaard. Bij <strong>het</strong> besluit <strong>van</strong> 13<br />

juni 2002 heeft verweer<strong>de</strong>r <strong>het</strong> bezwaar ge<strong>de</strong>eltelijk<br />

gegrond verklaard, <strong>het</strong> besluit <strong>van</strong> 11 februari<br />

2002 ingetrokken voorzover een maximale <strong>de</strong>positie<br />

<strong>van</strong> 10.414 mol/ha/j is toegestaan en <strong>de</strong> vergunning<br />

verleend voor maximaal 8787,4 mol/ha/j.<br />

Het beroep <strong>van</strong> appellante tegen <strong>het</strong> besluit <strong>van</strong><br />

11 februari 2002 wordt ingevolge artikel 6:19, eerste<br />

lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene wet bestuursrecht geacht<br />

me<strong>de</strong> te zijn gericht tegen <strong>het</strong> besluit <strong>van</strong> 13 juni<br />

2002.<br />

Appellante heeft in beroep gesteld dat verweer<strong>de</strong>r<br />

in <strong>het</strong> primaire besluit een onjuiste afstand tussen<br />

<strong>de</strong> dichtstbij gelegen ventilator <strong>van</strong> <strong>het</strong> bedrijf<br />

en <strong>het</strong> natuurmonument heeft aangehou<strong>de</strong>n, zodat<br />

min<strong>de</strong>r ammoniak<strong>de</strong>positie wordt veroorzaakt <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> natuurmonument dan <strong>de</strong> 10.414 mol/ha/j die<br />

verweer<strong>de</strong>r stelt, namelijk 7267,4 mol/ha/j. Appellante<br />

acht echter ook <strong>de</strong>ze lagere <strong>de</strong>positie niet vergunbaar<br />

<strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet.<br />

Zij wijst er voorts <strong>op</strong> dat verweer<strong>de</strong>r <strong>de</strong> emissierechten<br />

ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanwijzing door een onjuiste<br />

omrekening te hoog heeft vastgesteld. Ook<br />

stelt zij zich <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt dat <strong>de</strong> door E. <strong>van</strong><br />

een an<strong>de</strong>r bedrijf verworven ammoniakrechten niet<br />

in <strong>de</strong> berekening mochten wor<strong>de</strong>n meegenomen. Zij<br />

is <strong>van</strong> mening dat, nu <strong>de</strong> grenswaar<strong>de</strong> <strong>van</strong> 600<br />

mol/ha/j in hoge mate wordt overschre<strong>de</strong>n, verweer<strong>de</strong>r<br />

had moeten voorschrijven dat <strong>de</strong> <strong>de</strong>positie<br />

wordt teruggebracht bene<strong>de</strong>n <strong>het</strong> niveau <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>op</strong><br />

grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> Hin<strong>de</strong>rwet verleen<strong>de</strong> vergunning uit<br />

1989.<br />

Verweer<strong>de</strong>r heeft gesteld dat hij bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling<br />

<strong>van</strong> aanvragen om een vergunning <strong>op</strong> grond <strong>van</strong><br />

artikel 12 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet voor <strong>het</strong><br />

exploiteren <strong>van</strong> veehou<strong>de</strong>rijen in <strong>de</strong> nabijheid <strong>van</strong><br />

natuurmonumenten <strong>het</strong> volgen<strong>de</strong> beleidska<strong>de</strong>r toepast.<br />

In beginsel mag <strong>de</strong> toegestane ammoniak<strong>de</strong>positie<br />

niet meer bedragen dan <strong>de</strong> natuurlijke achtergrond<strong>de</strong>positie.<br />

Hiervoor wordt aangesloten bij <strong>de</strong><br />

Interimwet ammoniak en veehou<strong>de</strong>rij (Interimwet).<br />

In artikel 4 <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze wet is voor <strong>de</strong> <strong>de</strong>positie een<br />

grenswaar<strong>de</strong> gesteld <strong>van</strong> 15 mol/ha/jaar, behou<strong>de</strong>ns<br />

<strong>de</strong> in <strong>de</strong> artikelen 5 tot en met 9 bedoel<strong>de</strong><br />

(overgangs)situaties.<br />

Tot <strong>het</strong> moment dat vergunningverlening <strong>op</strong><br />

grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet kan wor<strong>de</strong>n<br />

gebaseerd <strong>op</strong> een na<strong>de</strong>re invulling <strong>van</strong> <strong>het</strong> vereiste<br />

bijzon<strong>de</strong>re beschermingsniveau wordt <strong>het</strong> stand<br />

still-beginsel gehanteerd. De beslissen<strong>de</strong> datum is<br />

daarbij die <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanwijzing <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong><br />

<strong>gebied</strong> als beschermd natuurmonument. Uitgangspunt<br />

voor <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> vergunningaanvraag<br />

is: geen toename <strong>van</strong> <strong>de</strong> individuele<br />

<strong>de</strong>positie <strong>van</strong> een veehou<strong>de</strong>rij. Aan bestaan<strong>de</strong> bedrijven<br />

waarvoor een milieuvergunning is verleend,<br />

zal in beginsel ook een vergunning krachtens <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet<br />

kunnen wor<strong>de</strong>n verleend.<br />

In een aantal gevallen zal een individuele beoor<strong>de</strong>ling<br />

plaats moeten blijven vin<strong>de</strong>n om invulling te<br />

kunnen geven aan <strong>het</strong> bijzon<strong>de</strong>re beschermingsniveau<br />

voor <strong>de</strong> aangewezen <strong>gebied</strong>en. Hiervoor is<br />

aanleiding indien <strong>de</strong> door <strong>het</strong> bedrijf veroorzaakte<br />

ammoniak<strong>de</strong>positie groter is dan 600 mol/ha/jaar.<br />

Deze waar<strong>de</strong> sluit aan bij <strong>de</strong> in <strong>het</strong> Twee<strong>de</strong> Nationaal<br />

Milieubeleidsplan (NMP-2, p. 108) aangegeven<br />

richtwaar<strong>de</strong> voor ammoniak<strong>de</strong>positie in <strong>het</strong> jaar<br />

2010.<br />

De beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> vergunningaanvraag <strong>op</strong><br />

grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet zal dan<br />

plaatsvin<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> hand <strong>van</strong> <strong>de</strong> ter plaatse aanwezige<br />

achtergrond<strong>de</strong>positie, <strong>de</strong> hoogte <strong>van</strong> <strong>de</strong> individuele<br />

<strong>de</strong>positie <strong>van</strong> <strong>het</strong> bedrijf en <strong>de</strong> aanwezige en<br />

te beschermen natuurwetenschappelijke waar<strong>de</strong>n<br />

in <strong>het</strong> aangewezen <strong>gebied</strong>. Deze beoor<strong>de</strong>ling kan<br />

ertoe lei<strong>de</strong>n dat in bepaal<strong>de</strong> gevallen <strong>de</strong> vergunning<br />

krachtens <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet niet wordt<br />

verleend, dan wel on<strong>de</strong>r na<strong>de</strong>r te bepalen voorwaar<strong>de</strong>n<br />

wordt verleend.<br />

De Af<strong>de</strong>ling acht dit beleid niet onre<strong>de</strong>lijk.<br />

Blijkens <strong>de</strong> stukken, waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong> (twee<strong>de</strong>) beslissing<br />

<strong>op</strong> bezwaar <strong>van</strong> 13 juni 2002, is verweer<strong>de</strong>r<br />

<strong>van</strong> mening dat, <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> gegevens die hem in<br />

<strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> beroepsfase zijn gebleken, voor <strong>de</strong><br />

berekening <strong>van</strong> <strong>de</strong> ammoniak<strong>de</strong>positie ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> aanwijzing <strong>van</strong> <strong>het</strong> natuurmonument niet moest<br />

wor<strong>de</strong>n uitgegaan <strong>van</strong> een afstand <strong>van</strong> 46, maar<br />

<strong>van</strong> 70 meter tussen <strong>de</strong> bedrijfsgebouwen <strong>van</strong> E. en<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Milieu<br />

17<br />

<strong>het</strong> natuurmonument. Verweer<strong>de</strong>r heeft reeds in <strong>de</strong><br />

(eerste) beslissing <strong>op</strong> bezwaar <strong>van</strong> 11 februari<br />

2002 <strong>de</strong> door hem in <strong>het</strong> primaire besluit gehanteer<strong>de</strong><br />

ammoniakemissie (naar boven) bijgesteld,<br />

als gevolg <strong>van</strong> een gewijzig<strong>de</strong> berekening. Bij die<br />

gewijzig<strong>de</strong> berekening wordt <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> nieuwe<br />

wetenschappelijke inzichten voor varkens met een<br />

stal<strong>op</strong>pervlak <strong>van</strong> meer dan 0,8 m 2 een emissiefactor<br />

toegepast <strong>van</strong> 3,5, terwijl aan<strong>van</strong>kelijk een algemene<br />

emissiefactor <strong>van</strong> 2,5 gold. Verweer<strong>de</strong>r komt<br />

<strong>op</strong> <strong>de</strong>ze manier in <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit tot een ammoniakemissie<br />

<strong>van</strong> 4374,2 kg NH 3 en een <strong>de</strong>positie<br />

<strong>van</strong> 6211,4 mol/ha/j ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> aanwijzing<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> natuurmonument. Rekening hou<strong>de</strong>nd met<br />

<strong>de</strong> <strong>de</strong>positie <strong>van</strong> een an<strong>de</strong>r bedrijf, gelegen <strong>op</strong> 40<br />

meter <strong>van</strong> ‘Het Bod<strong>de</strong>nbroek’, waar<strong>van</strong> E. ammoniakrechten<br />

heeft verworven met een om<strong>van</strong>g <strong>van</strong><br />

800 kg NH 3 (2576 mol/ha/j), is verweer<strong>de</strong>r uitgegaan<br />

<strong>van</strong> een totale ammoniak<strong>de</strong>positie <strong>van</strong><br />

8787,4 mol/ha/j ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanwijzing <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

natuurmonument.<br />

De ammoniak<strong>de</strong>positie die verweer<strong>de</strong>r heeft vergund<br />

in <strong>het</strong> primaire besluit en <strong>de</strong> (eerste) beslissing<br />

<strong>op</strong> bezwaar <strong>van</strong> 11 februari 2002 bedroeg<br />

10.414 mol/ha/j. Gegeven zijn beleid, dat strekt tot<br />

niet toenemen <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>positie <strong>op</strong> <strong>het</strong> natuurmonument<br />

na <strong>het</strong> moment <strong>van</strong> aanwijzen, heeft verweer<strong>de</strong>r<br />

dat onjuist en ongewenst geacht. Hij heeft <strong>de</strong>rhalve<br />

bij <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit <strong>het</strong> bezwaar <strong>van</strong><br />

appellante alsnog ge<strong>de</strong>eltelijk gegrond verklaard en<br />

<strong>de</strong> vergunning gewijzigd in die zin dat zij geldt voor<br />

een ammoniak<strong>de</strong>positie <strong>van</strong> maximaal 8787,4<br />

mol/ha/j.<br />

Voorts blijkt uit <strong>de</strong> stukken dat verweer<strong>de</strong>r bij zijn<br />

beslissingen <strong>de</strong> ter plaatse aanwezige achtergrond<strong>de</strong>positie,<br />

<strong>de</strong> hoogte <strong>van</strong> <strong>de</strong> individuele <strong>de</strong>positie en<br />

<strong>de</strong> aanwezige en te beschermen natuurwetenschappelijke<br />

waar<strong>de</strong>n in <strong>het</strong> aangewezen <strong>gebied</strong> in zijn<br />

afweging heeft betrokken. Hij heeft tevens in aanmerking<br />

genomen dat <strong>het</strong> veehou<strong>de</strong>rijbedrijf <strong>van</strong> E.<br />

sinds 1989 in bedrijf is <strong>op</strong> <strong>de</strong> huidige locatie en dat<br />

<strong>het</strong> uitvoeren <strong>van</strong> interne maatregelen en <strong>het</strong> voeren<br />

<strong>van</strong> een intensief beheer in <strong>het</strong> beschermd natuurmonument<br />

in <strong>de</strong> afgel<strong>op</strong>en jaren in positieve zin<br />

– ondanks <strong>de</strong> aanwezigheid <strong>van</strong> <strong>het</strong> bedrijf <strong>van</strong> E. –<br />

heeft bijgedragen aan <strong>de</strong> natuurwetenschappelijke<br />

waar<strong>de</strong>n in ‘Het Bod<strong>de</strong>nbroek’.<br />

De Af<strong>de</strong>ling is gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> vorengaan<strong>de</strong> <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el<br />

dat verweer<strong>de</strong>r, bij afweging <strong>van</strong> alle belangen<br />

en in aanmerking genomen dat <strong>de</strong> vergun<strong>de</strong> hoeveelheid<br />

ammoniak<strong>de</strong>positie voor <strong>het</strong> bedrijf <strong>van</strong> E.<br />

reeds een beperking inhoudt, in re<strong>de</strong>lijkheid tot<br />

<strong>de</strong>ze beslissing heeft kunnen komen. Daarbij neemt<br />

<strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling in aanmerking dat, gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> stukken<br />

en <strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ter zitting, niet aannemelijk is<br />

gewor<strong>de</strong>n dat aan <strong>de</strong> feiten en berekeningswijze die<br />

verweer<strong>de</strong>r bij zijn bepaling <strong>van</strong> <strong>de</strong> ammoniakemissie<br />

ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanwijzing <strong>van</strong> <strong>het</strong> natuurmonument<br />

heeft gehanteerd dusdanige gebreken kleven,<br />

dat hij zijn besluit daar<strong>op</strong> niet had mogen baseren.<br />

Bij haar oor<strong>de</strong>el betrekt <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling voorts <strong>het</strong><br />

na<strong>de</strong>re betoog <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r ter zitting, dat hij<br />

zich bereid toont om tegemoet te komen aan <strong>de</strong> belangen<br />

<strong>van</strong> bestaan<strong>de</strong> bedrijven door bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling<br />

in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet<br />

ook rekening te hou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> <strong>de</strong>positie behoren<strong>de</strong><br />

bij <strong>de</strong> door <strong>de</strong>ze bedrijven zelfstandig verworven<br />

ammoniakrechten, waarbij hij meeweegt dat juist<br />

door <strong>de</strong> verwerving <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze rechten een an<strong>de</strong>r bedrijf<br />

zijn scha<strong>de</strong>lijke activiteiten <strong>op</strong> <strong>het</strong>zelf<strong>de</strong> natuurmonument<br />

(ge<strong>de</strong>eltelijk) staakt. Dit standpunt<br />

acht <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling in beginsel niet onre<strong>de</strong>lijk. Zij is <strong>van</strong><br />

oor<strong>de</strong>el dat verweer<strong>de</strong>r in dit geval in re<strong>de</strong>lijkheid <strong>de</strong><br />

na <strong>de</strong> datum <strong>van</strong> aanwijzing <strong>van</strong> <strong>het</strong> natuurmonument<br />

door E. <strong>van</strong> een an<strong>de</strong>r bedrijf <strong>op</strong>gekochte ammoniakrechten<br />

in <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling kon betrekken<br />

zoals hij heeft gedaan, nu <strong>de</strong>ze zelfstandig verworven<br />

rechten als gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong> overname bij <strong>het</strong> an<strong>de</strong>re<br />

bedrijf zijn komen te vervallen.<br />

Me<strong>de</strong> gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> hiervoor in overweging 2.5<br />

genoem<strong>de</strong> beleid acht <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling in dit geval voorts<br />

<strong>de</strong> toepassing <strong>van</strong> <strong>de</strong> vaste han<strong>de</strong>lwijze <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r<br />

in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> vergunningen <strong>op</strong> grond<br />

<strong>van</strong> artikel 12 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet,<br />

zoals die ook blijkt uit <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit, om uit<br />

te gaan <strong>van</strong> <strong>het</strong> totaal <strong>van</strong> ammoniakemissie en dat<br />

om te rekenen naar <strong>de</strong>positie <strong>op</strong> <strong>het</strong> beschermd natuurmonument,<br />

en die voor <strong>het</strong> gehele monument te<br />

rekenen, niet onre<strong>de</strong>lijk.<br />

Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> is <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling <strong>van</strong><br />

oor<strong>de</strong>el dat verweer<strong>de</strong>r in re<strong>de</strong>lijkheid tot zijn besluit<br />

heeft kunnen komen. In <strong>het</strong>geen appellante<br />

heeft aangevoerd ziet <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling geen aanleiding<br />

voor <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el dat <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit is voorbereid<br />

of genomen in strijd met een geschreven of ongeschreven<br />

rechtsregel, dan wel enig algemeen<br />

rechtsbeginsel.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


18 Milieu<br />

NB: Evenzo ABRS nr. 200201679/1 <strong>van</strong> 2 april<br />

2003. Bij <strong>de</strong>ze uitspraak overweegt <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bovendien<br />

dat <strong>het</strong> niet uitmaakt dat <strong>de</strong> ná <strong>de</strong> aanwijzing<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> natuurmonument <strong>van</strong> een an<strong>de</strong>r bedrijf<br />

verworven rechten niet waren ge<strong>de</strong>kt door een vergunning<br />

dan wel <strong>de</strong> vergunning waaraan <strong>de</strong>ze rechten<br />

waren ontleend, was ingetrokken.<br />

03-43<br />

ABRS 2 april 2003, nr. 200202109/1 (Ne<strong>de</strong>rweert)<br />

Casus<br />

Burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> Ne<strong>de</strong>rweert hebben<br />

afwijzend beschikt <strong>op</strong> <strong>het</strong> verzoek om handhavend<br />

<strong>op</strong> te tre<strong>de</strong>n tegen een in strijd met <strong>het</strong> bestemmingsplan<br />

gevestig<strong>de</strong> woning. Het belang <strong>van</strong><br />

verzoekster bestaat daaruit dat zij door <strong>de</strong> illegale<br />

woning wordt belemmerd in <strong>de</strong> uitbreidingsmogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

<strong>van</strong> haar agrarisch bedrijf. Het tegen dit<br />

(primaire) besluit ingedien<strong>de</strong> bezwaarschrift is ongegrond<br />

verklaard (secundaire besluit) en <strong>het</strong> beroep<br />

bij <strong>de</strong> Rechtbank Roermond heeft geleid tot<br />

vernietiging <strong>van</strong> <strong>het</strong> (secundaire) besluit. Vervolgens<br />

hebben <strong>de</strong> gemeente Ne<strong>de</strong>rweert en <strong>de</strong> bewoner<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> illegale woning hoger beroep ingesteld<br />

tegen <strong>de</strong> uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Rechtbank<br />

Roermond en heeft <strong>de</strong> gemeente tevens <strong>het</strong> bezwaar<br />

tegen <strong>de</strong> afwijzing <strong>van</strong> <strong>het</strong> handhavingsverzoek<br />

<strong>op</strong>nieuw ongegrond verklaard.<br />

Rechtsvraag<br />

In hoeverre bestaat er ruimte voor <strong>de</strong> gemeente om<br />

een verzoek als <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige af te wijzen?<br />

Uitspraak<br />

De Af<strong>de</strong>ling overweegt dat alleen on<strong>de</strong>r bijzon<strong>de</strong>re<br />

omstandighe<strong>de</strong>n mag wor<strong>de</strong>n afgezien <strong>van</strong> <strong>op</strong>tre<strong>de</strong>n<br />

tegen een illegale situatie. De gemeente beroept<br />

zich <strong>op</strong> een vaste bestuurspraktijk dat niet<br />

wordt <strong>op</strong>getre<strong>de</strong>n tegen <strong>de</strong> bewoning door an<strong>de</strong>ren<br />

dan agrariërs <strong>van</strong> agrarische bedrijfswoningen (en<br />

evenmin tegen rusten<strong>de</strong> agrariërs). Voorts stelt zij<br />

dat in 1998 een bouwvergunning is verleend voor<br />

een garage <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> perceel en verzoekster<br />

evenzeer door (nog) twee an<strong>de</strong>re woningen<br />

in haar uitbreidingsmogelijkhe<strong>de</strong>n wordt beperkt.<br />

Indien <strong>de</strong> bewoner wordt gedwongen om <strong>de</strong><br />

bewoning te staken, zal hij aanzienlijke scha<strong>de</strong> lij<strong>de</strong>n.<br />

De Af<strong>de</strong>ling is met <strong>de</strong> Rechtbank <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el<br />

dat in <strong>de</strong> gestel<strong>de</strong> feiten en omstandighe<strong>de</strong>n geen<br />

grond kan wor<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n voor <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el dat<br />

sprake is <strong>van</strong> een bijzon<strong>de</strong>r geval.<br />

Gemeentewet, artikel 125<br />

Algemene wet bestuursrecht, artikelen 3:2, 3:4<br />

en 7:12<br />

Bij besluit <strong>van</strong> 28 februari 2001 heeft <strong>het</strong> college<br />

<strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> Ne<strong>de</strong>rweert<br />

(hierna: <strong>het</strong> college) een verzoek <strong>van</strong> Turkey Farm<br />

Ospel B.V. (hierna: Turkey Farm) om handhavend<br />

<strong>op</strong> te tre<strong>de</strong>n tegen <strong>de</strong> bewoning door on<strong>de</strong>r meer<br />

appellant sub 2 (hierna: R.) <strong>van</strong> <strong>de</strong> woning <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

perceel (...) te Ospel (hierna: <strong>de</strong> woning, on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>nlijk<br />

<strong>het</strong> perceel) afgewezen. Bij besluit <strong>van</strong><br />

7 augustus 2001 heeft <strong>het</strong> college <strong>het</strong> daartegen<br />

door Turkey Farm gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.<br />

Bij uitspraak <strong>van</strong> 5 maart 2002 heeft <strong>de</strong> rechtbank<br />

te Roermond (hierna: <strong>de</strong> rechtbank), voorzover<br />

thans <strong>van</strong> belang, <strong>het</strong> daartegen door Turkey<br />

Farm ingestel<strong>de</strong> beroep gegrond verklaard en dit besluit<br />

vernietigd. Tegen <strong>de</strong>ze uitspraak hebben <strong>het</strong><br />

college, on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>nlijk R. hoger beroep ingesteld.<br />

Bij besluit <strong>van</strong> 21 mei 2002 heeft <strong>het</strong> college<br />

<strong>het</strong> door Turkey Farm gemaakte bezwaar tegen <strong>het</strong><br />

besluit <strong>van</strong> 28 februari 2001 <strong>op</strong>nieuw ongegrond<br />

verklaard. Tegen dit besluit heeft Turkey Farm beroep<br />

ingesteld bij <strong>de</strong> rechtbank. De rechtbank heeft<br />

<strong>het</strong> beroepschrift en <strong>de</strong> overige stukken die daar<strong>op</strong><br />

betrekking hebben doorgezon<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling.<br />

Overwegingen<br />

Niet in geschil is dat <strong>de</strong> bewoning <strong>van</strong> <strong>de</strong> woning<br />

door on<strong>de</strong>r meer R. in strijd is met <strong>het</strong> bestemmingsplan<br />

en dat <strong>het</strong> college hiertegen handhavend<br />

kon <strong>op</strong>tre<strong>de</strong>n.<br />

Indien door een belanghebben<strong>de</strong> wordt verzocht<br />

om tegen een illegale situatie, als hier aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>,<br />

<strong>op</strong> te tre<strong>de</strong>n, mag daar alleen on<strong>de</strong>r bijzon<strong>de</strong>re omstandighe<strong>de</strong>n<br />

<strong>van</strong> wor<strong>de</strong>n afgezien.<br />

Het college heeft aan zijn weigering ten grondslag<br />

gelegd dat <strong>het</strong> in <strong>de</strong> gemeente Ne<strong>de</strong>rweert se-<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Milieu<br />

19<br />

<strong>de</strong>rt vele jaren vaste bestuurspraktijk is dat niet<br />

wordt <strong>op</strong>getre<strong>de</strong>n tegen <strong>de</strong> bewoning door an<strong>de</strong>ren<br />

dan agrariërs <strong>van</strong> agrarische bedrijfswoningen en<br />

bovendien in 1998 aan R. vergunning is verleend<br />

voor <strong>de</strong> bouw <strong>van</strong> een garage <strong>op</strong> <strong>het</strong> perceel. Voorts<br />

heeft <strong>het</strong> college in aanmerking genomen dat Turkey<br />

Farm, die <strong>op</strong> een naburig perceel een agrarische<br />

on<strong>de</strong>rneming drijft, niet uitsluitend door <strong>de</strong> woning<br />

<strong>van</strong> R. in haar uitbreidingsmogelijkhe<strong>de</strong>n wordt beperkt,<br />

maar evenzeer door twee an<strong>de</strong>re burgerwoningen,<br />

waaron<strong>de</strong>r één <strong>op</strong> <strong>het</strong> eigen perceel, en bovendien<br />

een aanvraag om een vergunning krachtens<br />

<strong>de</strong> Wet milieubeheer voor een uitbreiding <strong>van</strong> <strong>de</strong> activiteiten<br />

heeft ingetrokken. R. daarentegen zal aanzienlijke<br />

scha<strong>de</strong> lij<strong>de</strong>n, indien hij wordt gedwongen<br />

<strong>de</strong> bewoning <strong>van</strong> <strong>de</strong> woning te staken, aldus <strong>het</strong><br />

college.<br />

De rechtbank heeft dat besluit in strijd geoor<strong>de</strong>eld<br />

met <strong>de</strong> artikelen 3:2, 3:4, eerste lid, en 7:12,<br />

eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene wet bestuursrecht.<br />

R. heeft <strong>het</strong> pand in 1996 gekocht. An<strong>de</strong>rs dan<br />

<strong>het</strong> college en R. betogen, is door <strong>de</strong> enkele verlening<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> bouwvergunning in 1998 bij laatstgenoem<strong>de</strong><br />

niet <strong>het</strong> te honoreren vertrouwen gewekt<br />

dat tegen <strong>de</strong> bewoning niet zou wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong>getre<strong>de</strong>n.<br />

Uit dit feit mocht R. slechts <strong>op</strong>maken dat <strong>de</strong> bouw<br />

<strong>van</strong> een garage <strong>op</strong> <strong>het</strong> perceel was toegestaan.<br />

Voorzover daaraan te honoreren vertrouwen kon<br />

wor<strong>de</strong>n ontleend, beperkt dat zich tot <strong>het</strong> gebruik<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> garage. Het door appellanten gestel<strong>de</strong> vertrouwen<br />

dat tegen <strong>de</strong> bewoning niet zou wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong>getre<strong>de</strong>n<br />

kan evenmin <strong>het</strong> gevolg zijn <strong>van</strong> voormel<strong>de</strong><br />

met <strong>de</strong> bin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> planologische regels strijdige<br />

vaste bestuurspraktijk. Daar komt bij, dat ten tij<strong>de</strong><br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> verzoek om handhaving sprake was <strong>van</strong> een<br />

zeer recent in werking getre<strong>de</strong>n bestemmingsplan,<br />

waarbij <strong>de</strong> voordien <strong>op</strong> <strong>het</strong> perceel rusten<strong>de</strong> agrarische<br />

bestemming was gehandhaafd, hoewel R. er<br />

ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> vaststelling <strong>van</strong> <strong>het</strong> plan reeds<br />

woon<strong>de</strong>. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen<br />

dat in <strong>de</strong> door <strong>het</strong> college gestel<strong>de</strong> feiten en<br />

omstandighe<strong>de</strong>n geen grond kan wor<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n<br />

voor <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el dat sprake is <strong>van</strong> een bijzon<strong>de</strong>r<br />

geval, als hiervoor bedoeld. De door <strong>het</strong> college gestel<strong>de</strong><br />

door R. te lij<strong>de</strong>n scha<strong>de</strong> leidt niet tot een<br />

an<strong>de</strong>r oor<strong>de</strong>el. Dat Turkey Farm, ook als dit pand<br />

niet meer in gebruik zal zijn als burgerwoning, naar<br />

<strong>het</strong> college stelt, niet zou mogen uitbrei<strong>de</strong>n, komt,<br />

gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> vorenoverwogene, niet <strong>de</strong> betekenis<br />

toe, die <strong>het</strong> college daaraan gehecht wil zien.<br />

De hoger beroepen zijn ongegrond. De aangevallen<br />

uitspraak dient te wor<strong>de</strong>n bevestigd.<br />

Het besluit <strong>van</strong> 21 mei 2002 moet wor<strong>de</strong>n aangemerkt<br />

als een besluit, als bedoeld in artikel 6:18<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene wet bestuursrecht, zodat <strong>het</strong> door<br />

<strong>het</strong> college ingestel<strong>de</strong> hoger beroep ingevolge artikel<br />

6:19, eerste lid, gelezen in verbinding met artikel<br />

6:24, <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze wet moet wor<strong>de</strong>n geacht me<strong>de</strong><br />

tegen dit besluit te zijn gericht.<br />

Het college heeft bij dit besluit <strong>op</strong>nieuw geweigerd<br />

om handhavend <strong>op</strong> te tre<strong>de</strong>n. Het is daarbij<br />

na<strong>de</strong>r ingegaan <strong>op</strong> <strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen voor <strong>de</strong> vaste bestuurspraktijk.<br />

Deze zijn gelegen in – kort gezegd –<br />

<strong>de</strong> wens <strong>van</strong> <strong>het</strong> gemeentebestuur om rusten<strong>de</strong><br />

agrariërs in hun woning te kunnen laten en <strong>de</strong><br />

schaalvergroting in <strong>de</strong> landbouw, die ertoe heeft geleid<br />

dat in geval <strong>van</strong> verko<strong>op</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> bedrijfsgron<strong>de</strong>n<br />

en <strong>op</strong>stallen, <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> bedrijfswoningen vaak<br />

niet meer nodig zijn voor <strong>de</strong> bedrijfsvoering. Deze<br />

bestuurspraktijk betekent niet dat sprake is <strong>van</strong> een<br />

bijzon<strong>de</strong>r geval, als hiervoor bedoeld, reeds omdat<br />

die praktijk indruist, zowel tegen <strong>het</strong> bestemmingsplan,<br />

zoals dat voor 1999 gold, als tegen <strong>het</strong> plan<br />

dat sindsdien geldt. Aan <strong>de</strong> betekenis <strong>van</strong> <strong>de</strong> bestemmingsplanprocedure<br />

zou afbreuk wor<strong>de</strong>n gedaan<br />

door in een geval als <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige een bijzon<strong>de</strong>r<br />

geval aan te nemen. Hetgeen hiervoor on<strong>de</strong>r<br />

2.5 is overwogen over eventueel door <strong>de</strong>ze praktijk<br />

bij R. gewekt vertrouwen, geldt voorts onverkort,<br />

zodat ook hierin geen grond kan wor<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n<br />

voor <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el dat <strong>het</strong> college terecht een bijzon<strong>de</strong>r<br />

geval heeft aangenomen. Dit betekent ook dat<br />

<strong>de</strong> vraag, welk belang Turkey Farm in verband met<br />

haar uitbreidingsmogelijkhe<strong>de</strong>n heeft bij handhaving<br />

en of dit <strong>op</strong>weegt tegen <strong>de</strong> door <strong>de</strong> R. gestel<strong>de</strong><br />

scha<strong>de</strong>, ten onrechte bij <strong>de</strong> besluitvorming is betrokken.<br />

De conclusie is dat aan <strong>het</strong> besluit <strong>van</strong> 21 mei<br />

2002 <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> gebreken kleven als aan dat <strong>van</strong> 7<br />

augustus 2001. De beroepen tegen dit besluit zijn<br />

gegrond, zodat <strong>het</strong> dient te wor<strong>de</strong>n vernietigd.<br />

Met bevestiging <strong>van</strong> <strong>de</strong> uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechtbank<br />

te Roermond wordt <strong>het</strong> beroep tegen <strong>het</strong> besluit<br />

<strong>van</strong> 21 mei 2002 gegrond verklaard en dit besluit<br />

vernietigd.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


20 Milieu<br />

03-44<br />

ABRS 2 april 2003, nr. 200206426/1 (Haarlem)<br />

Casus<br />

Ambtshalve toevoegen <strong>van</strong> nieuwe voorschriften<br />

aan <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> revisievergunning. Appellante<br />

heeft bezwaren tegen een voorschrift dat haar verplicht<br />

om (eventuele) bo<strong>de</strong>mverontreiniging die<br />

ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> eindsituatie-on<strong>de</strong>rzoek wordt ont<strong>de</strong>kt,<br />

terug te brengen tot <strong>het</strong> niveau ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> nulsituatie-on<strong>de</strong>rzoek. Zij acht <strong>de</strong> verlang<strong>de</strong><br />

maatregelen onre<strong>de</strong>lijk voorzover <strong>de</strong>ze ver<strong>de</strong>r<br />

strekken dan <strong>de</strong> eis tot <strong>het</strong> terugbrengen <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

verontreiniging tot <strong>de</strong> binnen <strong>de</strong> in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> Wet bo<strong>de</strong>mbescherming (Wbb) voorgeschreven<br />

interventiewaar<strong>de</strong>n.<br />

Rechtsvraag<br />

Kunnen in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wm an<strong>de</strong>re eisen wor<strong>de</strong>n<br />

gesteld dan in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wbb?<br />

Uitspraak<br />

De Af<strong>de</strong>ling stelt vast dat in <strong>de</strong> inrichting wordt gewerkt<br />

met stoffen die bo<strong>de</strong>mverontreiniging kunnen<br />

veroorzaken. Zij stelt bovendien vast dat <strong>de</strong><br />

Wbb en <strong>de</strong> Wm elk hun eigen toetsingska<strong>de</strong>r bevatten<br />

en dat aan <strong>het</strong> toetsingska<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wbb<br />

geen argumenten kunnen wor<strong>de</strong>n ontleend als <strong>het</strong><br />

gaat om toepassing <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wm. Het door appellante<br />

aangevoer<strong>de</strong> heeft betrekking <strong>op</strong> <strong>de</strong> Wbb.<br />

Verweer<strong>de</strong>r heeft zich in re<strong>de</strong>lijkheid <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt<br />

kunnen stellen dat <strong>het</strong> treffen <strong>van</strong> maatregelen<br />

om <strong>de</strong> eventueel aan te treffen bo<strong>de</strong>mverontreiniging<br />

terug te brengen tot <strong>het</strong> niveau ten tij<strong>de</strong><br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> in 1992 uitgevoer<strong>de</strong> nulsituatie-on<strong>de</strong>rzoek<br />

noodzakelijk is in <strong>het</strong> belang <strong>van</strong> <strong>de</strong> bescherming<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> milieu.<br />

Wet milieubeheer, artikel 8.23<br />

Bij besluit <strong>van</strong> 21 oktober 2002 heeft <strong>het</strong> college<br />

<strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> Haarlem (verweer<strong>de</strong>r)<br />

krachtens artikel 8.23 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer<br />

<strong>de</strong> aan appellante <strong>op</strong> 26 juni 1996 verleen<strong>de</strong><br />

revisievergunning voor <strong>het</strong> vervaardigen en vere<strong>de</strong>len<br />

<strong>van</strong> flexibele verpakkingsmid<strong>de</strong>len ambtshalve<br />

gewijzigd.<br />

Overwegingen<br />

Bij besluit <strong>van</strong> 26 juni 1996 heeft verweer<strong>de</strong>r<br />

krachtens <strong>de</strong> Wet milieubeheer aan appellante een<br />

revisievergunning on<strong>de</strong>r voorschriften verleend voor<br />

een verpakkingsmid<strong>de</strong>lenbedrijf. Bij <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />

besluit heeft verweer<strong>de</strong>r ambtshalve met toepassing<br />

<strong>van</strong> artikel 8.23 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer aan <strong>de</strong>ze<br />

vergunning een vijftal nieuwe voorschriften verbon<strong>de</strong>n.<br />

Verweer<strong>de</strong>r heeft bij <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit aan<br />

<strong>de</strong> revisievergunning <strong>van</strong> 26 juni 1996 on<strong>de</strong>r meer<br />

voorschrift 5 verbon<strong>de</strong>n, dat als volgt luidt:<br />

‘Indien uit <strong>de</strong> resultaten <strong>van</strong> <strong>het</strong> eindsituatie-bo<strong>de</strong>mon<strong>de</strong>rzoek<br />

blijkt dat er een toename is <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

concentraties aan verontreinigen<strong>de</strong> stoffen, dan<br />

moeten in overleg met <strong>het</strong> bevoegd gezag maatregelen<br />

wor<strong>de</strong>n genomen om <strong>de</strong> verontreiniging<br />

terug te brengen tot <strong>het</strong> niveau ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

nulsituatie-on<strong>de</strong>rzoek.’<br />

Appellante is <strong>van</strong> mening dat verweer<strong>de</strong>r ten onrechte<br />

voorschrift 5 aan <strong>de</strong> revisievergunning <strong>van</strong><br />

26 juni 1996 heeft verbon<strong>de</strong>n, nu <strong>de</strong> afgel<strong>op</strong>en<br />

jaren herhaal<strong>de</strong>lijk bo<strong>de</strong>mon<strong>de</strong>rzoek is verricht en<br />

<strong>van</strong> vervuilingtoename dan wel risico <strong>op</strong> verspreiding<br />

niet is gebleken. Voorts acht appellante <strong>de</strong><br />

maatregelen die <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> dit voorschrift dienen<br />

te wor<strong>de</strong>n getroffen om <strong>de</strong> verontreiniging terug te<br />

brengen tot <strong>het</strong> niveau ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> in 1992 uitgevoer<strong>de</strong><br />

nulsituatie-on<strong>de</strong>rzoek onre<strong>de</strong>lijk. Haars<br />

inziens kan wor<strong>de</strong>n volstaan met <strong>het</strong> terugbrengen<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> verontreiniging tot binnen <strong>de</strong> in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet bo<strong>de</strong>mbescherming voorgeschreven<br />

interventiewaar<strong>de</strong>n. Ter zitting heeft appellante<br />

hieraan toegevoegd dat verweer<strong>de</strong>r haars inziens<br />

<strong>van</strong> handhaving <strong>van</strong> voorschrift 5 dient af te zien indien<br />

<strong>de</strong> k<strong>op</strong>er <strong>van</strong> haar terrein bereid is <strong>het</strong> risico<br />

voor vervuiling en <strong>de</strong> kosten <strong>van</strong> sanering <strong>van</strong> eventueel<br />

aan te treffen bo<strong>de</strong>mverontreiniging tot <strong>het</strong> niveau<br />

ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> nulsituatie-on<strong>de</strong>rzoek <strong>op</strong> zich<br />

te nemen.<br />

Verweer<strong>de</strong>r stelt dat <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet bo<strong>de</strong>mbescherming<br />

kan wor<strong>de</strong>n bepaald dat verontreiniging<br />

wordt teruggebracht tot <strong>de</strong> in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> die wet<br />

voorgeschreven interventiewaar<strong>de</strong>n in gevallen <strong>van</strong><br />

reeds bestaan<strong>de</strong> vervuiling waarvoor <strong>de</strong> eigenaar<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> perceel niet aansprakelijk kan wor<strong>de</strong>n gesteld.<br />

Daar<strong>van</strong> is hier geen sprake, aldus verweer<strong>de</strong>r.<br />

In <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer dient te<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Milieu<br />

21<br />

wor<strong>de</strong>n gekeken naar <strong>de</strong> toename <strong>van</strong> vervuiling <strong>op</strong><br />

een perceel door <strong>de</strong> aldaar gevoer<strong>de</strong> bedrijfsactiviteiten.<br />

De Af<strong>de</strong>ling stelt vast dat uit <strong>de</strong> revisievergunning<br />

<strong>van</strong> 26 juni 1996 blijkt dat in <strong>de</strong> inrichting<br />

on<strong>de</strong>r meer wordt gewerkt met inkten, <strong>op</strong>losmid<strong>de</strong>len,<br />

olie en harsen. Deze stoffen kunnen lei<strong>de</strong>n tot<br />

bo<strong>de</strong>mverontreiniging. De Af<strong>de</strong>ling stelt voorts vast<br />

dat <strong>de</strong> Wet bo<strong>de</strong>mbescherming en <strong>de</strong> Wet milieubeheer<br />

elk hun eigen toetsingska<strong>de</strong>r bevatten; aan <strong>het</strong><br />

toetsingska<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet bo<strong>de</strong>mbescherming kunnen<br />

daarom geen argumenten wor<strong>de</strong>n ontleend als<br />

<strong>het</strong> gaat om <strong>de</strong> toepassing <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer.<br />

Wat appellante heeft aangevoerd, heeft betrekking<br />

<strong>op</strong> <strong>de</strong> Wet bo<strong>de</strong>mbescherming. Derhalve ziet <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling<br />

geen aanleiding voor <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el dat verweer<strong>de</strong>r<br />

zich niet in re<strong>de</strong>lijkheid <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt<br />

heeft kunnen stellen dat <strong>het</strong> treffen <strong>van</strong> maatregelen<br />

om <strong>de</strong> eventueel aan te treffen bo<strong>de</strong>mverontreiniging<br />

terug te brengen tot <strong>het</strong> niveau ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> in 1992 uitgevoer<strong>de</strong> nulsituatie-on<strong>de</strong>rzoek<br />

noodzakelijk is in <strong>het</strong> belang <strong>van</strong> <strong>de</strong> bescherming<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> milieu.<br />

De Af<strong>de</strong>ling merkt nog <strong>op</strong> dat verweer<strong>de</strong>r zich ter<br />

zitting bereid heeft verklaard <strong>op</strong> verzoek <strong>van</strong> appellante<br />

na<strong>de</strong>r te bezien of <strong>de</strong> uit voorschrift 5 mogelijk<br />

voortvloeien<strong>de</strong> verplichting om <strong>op</strong>getre<strong>de</strong>n bo<strong>de</strong>mverontreiniging<br />

terug te brengen tot <strong>de</strong> nulsituatie<br />

eventueel kan wor<strong>de</strong>n overgenomen door een <strong>op</strong>volgen<strong>de</strong><br />

vergunninghou<strong>de</strong>r, voorzover <strong>het</strong> gaat om immobiele<br />

verontreinigingen waar<strong>van</strong> <strong>de</strong> sanering zon<strong>de</strong>r<br />

veel bezwaar kan wor<strong>de</strong>n uitgesteld.<br />

Het beroep is ongegrond.<br />

03-45<br />

Vz. ABRS 2 april 2003, nr. 200300526/1 (Ze<strong>de</strong>rik)<br />

Casus<br />

Last on<strong>de</strong>r dwangsom wegens <strong>het</strong> niet voldoen aan<br />

voorschrift 1.6.2 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Bijlage behoren<strong>de</strong> bij <strong>het</strong><br />

Besluit <strong>op</strong>slag- en transportbedrijven milieubeheer<br />

(<strong>het</strong> Besluit). Verzoeker om schorsing en verweer<strong>de</strong>r<br />

verschillen <strong>van</strong> mening over <strong>de</strong> vraag of parkeren<br />

<strong>van</strong> een bestelwagen en aanhanger met gasflessen<br />

in een loods valt on<strong>de</strong>r <strong>het</strong> Besluit. Daarbij stelt<br />

verzoeker dat dit parkeren niet kan wor<strong>de</strong>n beschouwd<br />

als <strong>het</strong> <strong>op</strong>slaan <strong>van</strong> gassen als bedoeld in<br />

bijlage I, categorie 2.1, on<strong>de</strong>r a <strong>van</strong> <strong>het</strong> Inrichtingen-<br />

en vergunningenbesluit milieubeheer (Ivb).<br />

Rechtsvraag<br />

Is hier sprake <strong>van</strong> een inrichting die valt on<strong>de</strong>r <strong>het</strong><br />

Besluit?<br />

Uitspraak<br />

De Voorzitter overweegt dat door<strong>de</strong>weeks geduren<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> avon<strong>de</strong>n en nachten en in <strong>het</strong> weekend geduren<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> gehele dag in <strong>de</strong> loods een bestelwagen<br />

en aanhanger waar<strong>op</strong> zich volle en lege<br />

gasflessen bevin<strong>de</strong>n, wor<strong>de</strong>n geparkeerd. Omdat<br />

sprake is <strong>van</strong> een bedrijfsmatig on<strong>de</strong>rnomen bedrijvigheid<br />

die binnen een zekere begrenzing<br />

pleegt te wor<strong>de</strong>n verricht, moet wor<strong>de</strong>n gesproken<br />

<strong>van</strong> een inrichting in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wm. Tevens<br />

moet <strong>het</strong> stallen <strong>van</strong> <strong>de</strong> wagen en aanhanger met<br />

gasflessen wor<strong>de</strong>n aangemerkt als ‘<strong>op</strong>slag’ in <strong>de</strong><br />

zin <strong>van</strong> <strong>het</strong> Ivb; mitsdien is <strong>het</strong> Besluit <strong>van</strong> toepassing.<br />

Nu niet wordt voldaan aan <strong>de</strong> voorschriften<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit waren verweer<strong>de</strong>rs bevoegd tot <strong>het</strong><br />

<strong>op</strong>leggen <strong>van</strong> <strong>de</strong> last on<strong>de</strong>r dwangsom.<br />

Wet milieubeheer, artikel 1.1 lid 1<br />

Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer,<br />

bijlage I, categorie 2.1, on<strong>de</strong>r a<br />

Algemene wet bestuursrecht, artikel 5:32<br />

Bij besluit <strong>van</strong> 20 <strong>de</strong>cember 2002 heeft <strong>het</strong> college<br />

<strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> Ze<strong>de</strong>rik (verweer<strong>de</strong>r)<br />

aan verzoeker met betrekking tot zijn inrichting<br />

te Leerbroek een last on<strong>de</strong>r dwangsom als<br />

bedoeld in artikel 5:32, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene<br />

wet bestuursrecht <strong>op</strong>gelegd. De dwangsom is vastgesteld<br />

<strong>op</strong> € 2.000,00 per week dat niet wordt voldaan<br />

aan voorschrift 1.6.2 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Bijlage behoren<strong>de</strong><br />

bij <strong>het</strong> Besluit <strong>op</strong>slag- en transportbedrijven<br />

milieubeheer (hierna te noemen: <strong>het</strong> Besluit). Het<br />

maximum waarboven geen dwangsom meer wordt<br />

verbeurd is vastgesteld <strong>op</strong> € 10.000,00. De begunstigingstermijn<br />

bedraagt 6 weken.<br />

Overwegingen<br />

Verzoeker bestrijdt <strong>de</strong> stelling <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r dat<br />

zijn inrichting valt on<strong>de</strong>r categorie 2.1, on<strong>de</strong>r a, <strong>van</strong><br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


22 Milieu<br />

bijlage I <strong>van</strong> <strong>het</strong> Inrichtingen- en vergunningenbesluit<br />

milieubeheer (hierna te noemen: <strong>het</strong> Ivb), aangezien<br />

<strong>het</strong> parkeren <strong>van</strong> een bestelwagen en aanhanger<br />

met gasflessen volgens hem niet kan wor<strong>de</strong>n<br />

beschouwd als <strong>het</strong> <strong>op</strong>slaan <strong>van</strong> gassen. Het Besluit<br />

is volgens hem niet <strong>van</strong> toepassing, zodat verweer<strong>de</strong>r<br />

niet bevoegd was om <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit te<br />

nemen.<br />

Ingevolge artikel 8.1, eerste lid, aanhef en on<strong>de</strong>r<br />

a en c, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer is <strong>het</strong> verbo<strong>de</strong>n<br />

zon<strong>de</strong>r daartoe verleen<strong>de</strong> vergunning een inrichting<br />

<strong>op</strong> te richten en in werking te hebben. In <strong>het</strong> twee<strong>de</strong><br />

lid <strong>van</strong> dit artikel is bepaald dat <strong>het</strong> verbod niet<br />

geldt met betrekking tot inrichtingen, behoren<strong>de</strong> tot<br />

een categorie die bij een algemene maatregel <strong>van</strong><br />

bestuur krachtens artikel 8.40, eerste lid, is aangewezen,<br />

behou<strong>de</strong>ns in gevallen waarin, krachtens <strong>de</strong><br />

twee<strong>de</strong> volzin <strong>van</strong> dat lid, <strong>de</strong> bij die maatregel gestel<strong>de</strong><br />

regels niet gel<strong>de</strong>n voor een zodanige inrichting.<br />

Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer<br />

wordt on<strong>de</strong>r <strong>het</strong> begrip ‘inrichting’ in<br />

<strong>de</strong>ze wet en <strong>de</strong> daar<strong>op</strong> berusten<strong>de</strong> bepalingen verstaan<br />

elke door <strong>de</strong> mens bedrijfsmatig of in een om<strong>van</strong>g<br />

alsof zij bedrijfsmatig was, on<strong>de</strong>rnomen bedrijvigheid<br />

die binnen een zekere begrenzing pleegt<br />

te wor<strong>de</strong>n verricht.<br />

Ingevolge artikel 1.1, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet<br />

milieubeheer wor<strong>de</strong>n bij algemene maatregel <strong>van</strong><br />

bestuur categorieën inrichtingen aangewezen die<br />

na<strong>de</strong>lige gevolgen voor <strong>het</strong> milieu kunnen veroorzaken.<br />

Het vier<strong>de</strong> lid <strong>van</strong> dit artikel bepaalt – voorzover<br />

hier <strong>van</strong> belang – dat in <strong>het</strong> vervolg <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze<br />

wet en <strong>de</strong> daar<strong>op</strong> berusten<strong>de</strong> bepalingen on<strong>de</strong>r inrichting<br />

wordt verstaan een inrichting, behoren<strong>de</strong><br />

tot een categorie die krachtens <strong>het</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid is aangewezen.<br />

Aan <strong>het</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid is uitvoering gegeven bij<br />

<strong>het</strong> Ivb.<br />

Op grond <strong>van</strong> artikel 2.1, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>het</strong> Ivb,<br />

in samenhang met Bijlage I, categorie 2.1, on<strong>de</strong>r a,<br />

voorzover hier <strong>van</strong> belang, is een vergunning ingevolge<br />

<strong>de</strong> Wet milieubeheer vereist voor een inrichting<br />

voor <strong>het</strong> <strong>op</strong>slaan <strong>van</strong> gassen of gasmengsels, al<br />

of niet in samengeperste tot vloeistof verdichte of<br />

on<strong>de</strong>r druk in vloeistof <strong>op</strong>geloste toestand.<br />

Ingevolge artikel 2, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit,<br />

voorzover hier <strong>van</strong> belang, is dit Besluit <strong>van</strong> toepassing<br />

<strong>op</strong> een inrichting die uitsluitend of in hoofdzaak<br />

is bestemd voor <strong>het</strong> <strong>op</strong>slaan <strong>van</strong> goe<strong>de</strong>ren of<br />

producten. Het Besluit is een algemene maatregel<br />

<strong>van</strong> bestuur krachtens genoemd artikel 8.40, eerste<br />

lid.<br />

Gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> stukken en <strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ter zitting<br />

stelt <strong>de</strong> Voorzitter vast dat door<strong>de</strong>weeks geduren<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> avon<strong>de</strong>n en nachten en in <strong>het</strong> weekend geduren<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> gehele dag in <strong>de</strong> loods <strong>op</strong> <strong>het</strong> perceel<br />

aan (...), een bestelwagen en aanhanger waar<strong>op</strong><br />

zich volle en lege gasflessen bevin<strong>de</strong>n, wor<strong>de</strong>n geparkeerd.<br />

Het parkeren <strong>van</strong> <strong>de</strong> bestelwagen en aanhanger<br />

met gasflessen is een bedrijfsmatig on<strong>de</strong>rnomen<br />

bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing<br />

pleegt te wor<strong>de</strong>n verricht, zodat gesproken moet<br />

wor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> een inrichting in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> artikel 1.1,<br />

eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer.<br />

De Voorzitter overweegt dat – in weerwil <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

betoog <strong>van</strong> verzoeker – <strong>het</strong> stallen <strong>van</strong> <strong>de</strong> bestelwagen<br />

en aanhanger met gasflessen moet wor<strong>de</strong>n aangemerkt<br />

als ‘<strong>op</strong>slag’ in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> categorie 2.1,<br />

on<strong>de</strong>r a, <strong>van</strong> <strong>het</strong> Ivb. In dit verband acht <strong>de</strong> Voorzitter<br />

rele<strong>van</strong>t dat <strong>de</strong> bestelwagen en aanhanger met<br />

gasflessen elke avond en nacht en geduren<strong>de</strong> <strong>het</strong><br />

weekend in <strong>de</strong> loods wor<strong>de</strong>n gestald en dat <strong>de</strong>ze altijd<br />

bela<strong>de</strong>n zijn met gasflessen die zijn gevuld met<br />

pr<strong>op</strong>aan of butaan, of leeg en ongereinigd zijn.<br />

De Voorzitter stelt vast dat verweer<strong>de</strong>r zich terecht<br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt heeft gesteld dat categorie<br />

2.1, on<strong>de</strong>r a, <strong>van</strong> <strong>het</strong> Ivb <strong>van</strong> toepassing is en dat<br />

gelet <strong>op</strong> artikel 2, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit ook dit<br />

Besluit <strong>op</strong> <strong>de</strong> inrichting <strong>van</strong> toepassing is.<br />

In voorschrift 1.6.2 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Bijlage behoren<strong>de</strong> bij<br />

<strong>het</strong> Besluit wor<strong>de</strong>n eisen gesteld aan <strong>de</strong> <strong>op</strong>slag <strong>van</strong><br />

gasflessen. De <strong>op</strong>slagplaats moet, kort samengevat,<br />

zijn uitgevoerd overeenkomstig <strong>de</strong> eisen voor gevaarlijke<br />

stoffen die hiervoor zijn gesteld in richtlijn<br />

CPR 15-1.<br />

De Voorzitter is, an<strong>de</strong>rs dan verzoeker, <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el<br />

dat dit voorschrift ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige<br />

inrichting geldt. Uit <strong>de</strong> stukken en <strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />

ter zitting is gebleken dat voorschrift 1.6.2<br />

ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> nemen <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />

werd overtre<strong>de</strong>n, zodat verweer<strong>de</strong>r bevoegd was tot<br />

<strong>het</strong> <strong>op</strong>leggen <strong>van</strong> een last on<strong>de</strong>r dwangsom.<br />

Verzoeker stelt dat verweer<strong>de</strong>r niet in re<strong>de</strong>lijkheid<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze bevoegdheid gebruik heeft kunnen<br />

maken. Verzoeker voert daartoe aan dat <strong>het</strong> voor<br />

hem niet mogelijk is <strong>de</strong> loods in overeenstemming<br />

te brengen met <strong>de</strong> eisen gesteld in <strong>de</strong> richtlijn CPR<br />

15-1. Hij betoogt dat dit zeer hoge kosten met zich<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Milieu<br />

23<br />

brengt en dat <strong>het</strong> onzeker is of hij toestemming <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> verhuur<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> loods krijgt om <strong>de</strong> loods te<br />

verbouwen. Tevens merkt hij <strong>op</strong> nog geen locatie te<br />

hebben gevon<strong>de</strong>n waar <strong>de</strong> veiligheid beter gewaarborgd<br />

is dan in <strong>de</strong> huidige <strong>op</strong>slagplaats. In dit verband<br />

wijst verzoeker <strong>op</strong> <strong>de</strong> brief <strong>van</strong> 4 april 2001<br />

waarin <strong>de</strong> brandweercommandant <strong>van</strong> Ze<strong>de</strong>rik zorgen<br />

omtrent <strong>de</strong> gas<strong>op</strong>slag in <strong>de</strong> inrichting <strong>van</strong> verzoeker<br />

wegneemt. Voorts stelt hij dat <strong>de</strong> gestel<strong>de</strong><br />

begunstigingstermijn te kort is, nu <strong>het</strong> verkrijgen<br />

<strong>van</strong> een bouwvergunning een voorwaar<strong>de</strong> is om aan<br />

voorschrift 1.6.2 te kunnen voldoen.<br />

Verweer<strong>de</strong>r stelt zich <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt dat <strong>de</strong> huidige<br />

wijze <strong>van</strong> <strong>op</strong>slag een gevaarlijke situatie voor <strong>de</strong><br />

directe omgeving <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting en <strong>de</strong> hulpverlenen<strong>de</strong><br />

instanties <strong>op</strong>levert, omdat <strong>de</strong> voertuigen in<br />

een uit hout <strong>op</strong>getrokken loods wor<strong>de</strong>n geparkeerd<br />

en gasflessen een bijzon<strong>de</strong>r risico vormen in bijvoorbeeld<br />

<strong>het</strong> geval <strong>van</strong> brand. Ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

gestel<strong>de</strong> begunstigingstermijn heeft verweer<strong>de</strong>r <strong>op</strong>gemerkt<br />

dat <strong>het</strong> verkrijgen <strong>van</strong> <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> bouwvergunning<br />

weliswaar meer dan zes weken duurt,<br />

maar dat <strong>de</strong> <strong>op</strong>slag in afwachting <strong>van</strong> <strong>de</strong> realisatie<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> voorzieningen el<strong>de</strong>rs kan plaatsvin<strong>de</strong>n.<br />

De Voorzitter overweegt dat verweer<strong>de</strong>r in <strong>het</strong><br />

bestre<strong>de</strong>n besluit onvoldoen<strong>de</strong> blijk geeft <strong>de</strong> door<br />

verzoeker genoem<strong>de</strong> aspecten te hebben meegewogen.<br />

Niet is gebleken dat verweer<strong>de</strong>r zorgvuldig<br />

heeft on<strong>de</strong>rzocht of <strong>het</strong> brandrisico zodanig groot is<br />

dat in re<strong>de</strong>lijkheid <strong>van</strong> verzoeker kan wor<strong>de</strong>n gevergd<br />

dat <strong>de</strong> inrichting voldoet aan <strong>het</strong> gestel<strong>de</strong> in<br />

voorschrift 1.6.2. Het bestre<strong>de</strong>n besluit is in zoverre<br />

in strijd met <strong>de</strong> artikelen 3:2 en 3:46 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene<br />

wet bestuursrecht.<br />

03-46<br />

ABRS 9 april 2003, nr. 200202764/1 (Staatssecretaris<br />

LNV)<br />

Casus<br />

Vergunning ingevolge <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet<br />

(Nbw) voor <strong>het</strong> uitbrei<strong>de</strong>n <strong>van</strong> een kassencomplex<br />

in <strong>de</strong> nabijheid <strong>van</strong> een (staats)natuurmonument<br />

(Deurnse Peel). Eer<strong>de</strong>r is door <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling uitgesproken<br />

dat sprake is <strong>van</strong> vergunningplicht <strong>op</strong><br />

grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> Nbw omdat <strong>de</strong> uitbreiding gevolgen<br />

heeft voor <strong>de</strong> grondwaterstand. Appellante stelt<br />

dat ten onrechte is verzuimd om te toetsen aan <strong>de</strong><br />

Habitat – en <strong>de</strong> Vogelrichtlijn. Voorts blijft volgens<br />

haar onzekerheid bestaan over <strong>het</strong> blijvend goed<br />

functioneren <strong>van</strong> <strong>de</strong> infiltratievoorziening en acht<br />

zij vergunningplicht aanwezig met betrekking tot<br />

<strong>de</strong> ontsieren<strong>de</strong> werking <strong>van</strong> <strong>de</strong> kassen.<br />

Rechtsvraag<br />

In hoeverre is getoetst aan <strong>de</strong> Habitat- en Vogelrichtlijn<br />

en in welke mate is verstoring <strong>van</strong> <strong>de</strong> waterhuishouding<br />

dan wel ontsieren<strong>de</strong> werking <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> kassen te duchten?<br />

Uitspraak<br />

De Af<strong>de</strong>ling stelt vast dat <strong>de</strong> ‘Deurnse Peel’ is aangewezen<br />

als speciale beschermingszone in <strong>de</strong> zin<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Vogelrichtlijn en <strong>het</strong> <strong>gebied</strong> binnen <strong>de</strong> reikwijdte<br />

<strong>van</strong> artikel 6, lid 2, 3 en 4 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Habitatrichtlijn<br />

valt. De Nbw noch enige an<strong>de</strong>re regelgeving<br />

bevatten regels ter implementatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> in<br />

artikel 6 lid 2 Habitatrichtlijn <strong>op</strong>genomen verplichtingen.<br />

De Af<strong>de</strong>ling is echter <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat artikel<br />

12 Nbw richtlijnconform kan wor<strong>de</strong>n geïnterpreteerd,<br />

zodat <strong>het</strong> in <strong>de</strong>ze bepaling vervatte<br />

verbod me<strong>de</strong> betrekking heeft <strong>op</strong> han<strong>de</strong>lingen die<br />

tot een verslechtering <strong>van</strong> <strong>de</strong> kwaliteit <strong>van</strong> een habitat<br />

of tot een verstoring voor <strong>de</strong> soorten kunnen<br />

lei<strong>de</strong>n als bedoeld in artikel 6 lid 2 Habitatrichtlijn.<br />

In aanmerking genomen <strong>de</strong> aard <strong>van</strong> <strong>de</strong> infiltratievoorziening<br />

en <strong>de</strong> mogelijkheid voor monitoring<br />

en controle biedt <strong>de</strong>ze voorziening voldoen<strong>de</strong><br />

waarborgen om verslechtering <strong>van</strong> <strong>de</strong> grondwatersituatie<br />

in <strong>het</strong> natuurmonument te voorkomen.<br />

Door <strong>de</strong> hoogte <strong>van</strong> <strong>de</strong> kassen en door <strong>het</strong> ontbreken<br />

<strong>van</strong> assimilatiebelichting is <strong>van</strong> ontsiering<br />

geen sprake. Alhoewel dit aspect leidt tot vergunningplicht<br />

kon <strong>de</strong> vergunning om <strong>de</strong>ze re<strong>de</strong>n niet<br />

wor<strong>de</strong>n geweigerd. Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong> bestaat<br />

er geen strijd met artikel 6 lid 2 Habitatrichtlijn.<br />

Door <strong>de</strong> afwezigheid <strong>van</strong> storen<strong>de</strong> factoren<br />

met een significant effect bestaat evenmin strijd<br />

met artikel 6 lid 3 Habitatrichtlijn. Gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />

samenhang met <strong>het</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid is artikel 6 lid 4 ook<br />

niet <strong>van</strong> toepassing.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


24 Milieu<br />

Natuurbeschermingswet, artikel 12<br />

EG-richtlijn 92/43 (Habitatrichtlijn), artikel 6<br />

lid 2 en lid 3<br />

EG-richtlijn 79/409 (Vogelrichtlijn), artikel 4<br />

Op 22 november 2001 is krachtens artikel 13, vier<strong>de</strong><br />

lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet <strong>van</strong> rechtswege<br />

een vergunning <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> artikel 12 <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> Natuurbeschermingswet verleend aan <strong>de</strong> maatschap<br />

‘D.’.<br />

Bij besluit <strong>van</strong> 12 april 2002 heeft <strong>de</strong> Staatssecretaris<br />

<strong>van</strong> LNV (verweer<strong>de</strong>r) <strong>het</strong> hiertegen door appellante<br />

gemaakte bezwaar gegrond verklaard, <strong>het</strong><br />

besluit <strong>van</strong> 22 november 2001 herroepen en een<br />

vergunning on<strong>de</strong>r voorwaar<strong>de</strong> verleend.<br />

Overwegingen<br />

Ingevolge artikel 12, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet<br />

is <strong>het</strong> verbo<strong>de</strong>n zon<strong>de</strong>r vergunning<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Minister <strong>van</strong> Landbouw, Natuurbeheer en<br />

Visserij of in strijd met bij zodanige vergunning gestel<strong>de</strong><br />

voorwaar<strong>de</strong>n han<strong>de</strong>lingen te verrichten, te<br />

doen verrichten of te gedogen, die scha<strong>de</strong>lijk zijn<br />

voor <strong>het</strong> natuurschoon of voor <strong>de</strong> natuurwetenschappelijke<br />

betekenis <strong>van</strong> een beschermd natuurmonument<br />

of die een beschermd natuurmonument<br />

ontsieren.<br />

Ingevolge <strong>het</strong> twee<strong>de</strong> lid <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze bepaling wor<strong>de</strong>n<br />

als scha<strong>de</strong>lijk voor <strong>het</strong> natuurschoon of voor <strong>de</strong><br />

natuurwetenschappelijke betekenis <strong>van</strong> een beschermd<br />

natuurmonument in ie<strong>de</strong>r geval aangemerkt<br />

han<strong>de</strong>lingen, die <strong>de</strong> in <strong>de</strong> beschikking tot<br />

aanwijzing genoem<strong>de</strong> wezenlijke kenmerken <strong>van</strong><br />

een beschermd natuurmonument aantasten.<br />

Volgens vaste jurispru<strong>de</strong>ntie is dit artikel ook<br />

<strong>van</strong> toepassing <strong>op</strong> staatsnatuurmonumenten.<br />

Zoals <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling heeft overwogen in on<strong>de</strong>r meer<br />

haar uitspraak <strong>van</strong> 19 juni 2000, nr. E01.99.0148<br />

(AB 2000, 445), strekt <strong>de</strong> vergunningplicht zich<br />

ook uit tot han<strong>de</strong>lingen die buiten <strong>het</strong> natuurmonument<br />

plaatsvin<strong>de</strong>n en scha<strong>de</strong>lijk of ontsierend zijn<br />

voor <strong>het</strong> natuurmonument (<strong>de</strong> zoge<strong>het</strong>en externe<br />

werking).<br />

De aanvraag om een vergunning <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Natuurbeschermingswet heeft betrekking <strong>op</strong> uitbreiding<br />

<strong>van</strong> zijn bedrijf met een kas met een <strong>op</strong>pervlakte<br />

<strong>van</strong> 6336 m 2 (fase 1) die in 1996 is gebouwd<br />

en een nieuw te bouwen kas met een<br />

<strong>op</strong>pervlakte <strong>van</strong> 5940 m 2 (fase 2), nabij <strong>het</strong> natuur<strong>gebied</strong><br />

<strong>de</strong> ‘Deurnse Peel’.<br />

Bij besluiten <strong>van</strong> 11 <strong>de</strong>cember 1980 en 8 mei<br />

1981 heeft verweer<strong>de</strong>r <strong>het</strong> natuur<strong>gebied</strong> <strong>de</strong> ‘Deurnse<br />

Peel’ aangewezen als beschermd natuurmonument,<br />

respectievelijk staatsnatuurmonument. Het<br />

natuur<strong>gebied</strong> beslaat een <strong>op</strong>pervlakte <strong>van</strong> ongeveer<br />

1500 hectare.<br />

Bij uitspraak <strong>van</strong> 14 <strong>de</strong>cember 2000, nr.<br />

199900203/1, heeft <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling geoor<strong>de</strong>eld dat,<br />

gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> gestel<strong>de</strong> in <strong>de</strong> toelichting behoren<strong>de</strong> bij<br />

<strong>het</strong> aanwijzingsbesluit <strong>van</strong> 11 <strong>de</strong>cember 1980,<br />

reeds omdat uitbreiding <strong>van</strong> <strong>het</strong> kassencomplex blijkens<br />

<strong>het</strong> advies <strong>van</strong> <strong>het</strong> DLO-Staring Centrum <strong>van</strong><br />

10 maart 1999 enige veran<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>de</strong> grondwaterstand<br />

met zich brengt, sprake is <strong>van</strong> een vergunningplicht<br />

<strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet.<br />

Verweer<strong>de</strong>r heeft vervolgens in <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />

een vergunning verleend on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong><br />

dat <strong>de</strong> hydrologische effecten <strong>op</strong> <strong>het</strong> natuurmonument<br />

wor<strong>de</strong>n gecompenseerd door een infiltratievoorziening.<br />

Appellante voert aan dat verweer<strong>de</strong>r ten onrechte<br />

<strong>het</strong> besluit heeft genomen. Zij stelt dat <strong>de</strong> aanvraag<br />

niet is getoetst aan richtlijn nr. 92/43/EEG<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> <strong>de</strong> Eur<strong>op</strong>ese Gemeenschappen <strong>van</strong><br />

21 mei 1992 inzake <strong>de</strong> instandhouding <strong>van</strong> <strong>de</strong> natuurlijke<br />

habitats en <strong>de</strong> wil<strong>de</strong> flora en fauna (hierna:<br />

<strong>de</strong> Habitatrichtlijn) en richtlijn 79/409/EEG <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Raad <strong>van</strong> <strong>de</strong> Eur<strong>op</strong>ese Gemeenschappen <strong>van</strong> 2 april<br />

1979 inzake <strong>het</strong> behoud <strong>van</strong> <strong>de</strong> vogelstand (hierna:<br />

<strong>de</strong> Vogelrichtlijn). Zij wijst voorts <strong>op</strong> <strong>het</strong> bestaan<br />

<strong>van</strong> een reëel alternatief voor <strong>de</strong> locatie <strong>van</strong> <strong>het</strong> bedrijf.<br />

Tegen <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong> bij <strong>de</strong> vergunning heeft<br />

zij bezwaar omdat, zoals zij stelt, <strong>het</strong> probleem<br />

nooit geheel wordt weggenomen en er altijd onzekerhe<strong>de</strong>n<br />

blijven bestaan over <strong>het</strong> blijvend goed<br />

functioneren <strong>van</strong> <strong>de</strong> infiltratievoorziening. Met betrekking<br />

tot <strong>de</strong> ontsieren<strong>de</strong> werking <strong>van</strong> <strong>de</strong> kassen<br />

stelt zij dat verweer<strong>de</strong>r ten onrechte geen vergunningplicht<br />

aanwezig acht.<br />

Verweer<strong>de</strong>r heeft zich <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt gesteld<br />

dat hij on<strong>de</strong>r afweging <strong>van</strong> alle belangen in re<strong>de</strong>lijkheid<br />

<strong>de</strong> vergunning on<strong>de</strong>r voorwaar<strong>de</strong> kon verlenen.<br />

Hij wijst er <strong>op</strong> dat artikel 12 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet<br />

richtlijnconform kan wor<strong>de</strong>n geïnterpreteerd<br />

en stelt dat ook overigens <strong>van</strong> strijd met <strong>de</strong><br />

richtlijnen geen sprake is.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Milieu<br />

25<br />

Met betrekking tot <strong>de</strong> beroepsgrond over ontsieren<strong>de</strong><br />

werking <strong>van</strong> <strong>de</strong> kassen <strong>op</strong> <strong>het</strong> natuurmonument<br />

heeft verweer<strong>de</strong>r aangevoerd dat er slechts ruimte<br />

is voor <strong>de</strong> aanname dat wijziging <strong>van</strong> <strong>het</strong> landschap<br />

buiten een natuurmonument kan wor<strong>de</strong>n aangemerkt<br />

als ontsierend als bedoeld in artikel 12, eerste<br />

lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet, indien dit<br />

volgt uit <strong>de</strong> aanwijzing en toelichting <strong>van</strong> dat natuurmonument.<br />

In artikel 6, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Habitatrichtlijn is<br />

bepaald dat <strong>de</strong> Lid-Staten passen<strong>de</strong> maatregelen<br />

treffen om ervoor te zorgen dat <strong>de</strong> kwaliteit <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

natuurlijke habitats <strong>van</strong> soorten in <strong>de</strong> speciale beschermingszones<br />

niet verslechtert en er geen storen<strong>de</strong><br />

factoren <strong>op</strong>tre<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong> soorten waarvoor<br />

<strong>de</strong> zones zijn aangewezen voorzover die factoren,<br />

gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> doelstellingen <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze richtlijn, een<br />

significant effect zou<strong>de</strong>n kunnen hebben.<br />

Ingevolge artikel 6, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze richtlijn,<br />

voorzover hier <strong>van</strong> belang, wordt voor elk plan of<br />

project dat niet direct verband houdt met of nodig is<br />

voor <strong>het</strong> beheer <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>gebied</strong>, maar afzon<strong>de</strong>rlijk of<br />

in combinatie met an<strong>de</strong>re plannen of projecten significante<br />

gevolgen kan hebben voor zo’n <strong>gebied</strong>, een<br />

passen<strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling gemaakt <strong>van</strong> <strong>de</strong> gevolgen<br />

voor <strong>het</strong> <strong>gebied</strong>, rekening hou<strong>de</strong>nd met <strong>de</strong> instandhoudingsdoelstellingen<br />

<strong>van</strong> dat <strong>gebied</strong>. Gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />

conclusies <strong>van</strong> <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> gevolgen voor<br />

<strong>het</strong> <strong>gebied</strong> en on<strong>de</strong>r voorbehoud <strong>van</strong> <strong>het</strong> bepaal<strong>de</strong><br />

in lid 4, geven <strong>de</strong> bevoeg<strong>de</strong> nationale instanties<br />

slechts toestemming voor dat plan of project nadat<br />

zij <strong>de</strong> zekerheid hebben verkregen dat <strong>het</strong> <strong>de</strong> natuurlijke<br />

kenmerken <strong>van</strong> <strong>het</strong> betrokken <strong>gebied</strong> niet<br />

zal aantasten.<br />

Ingevolge artikel 6, vier<strong>de</strong> lid, voorzover hier <strong>van</strong><br />

belang, neemt <strong>de</strong> Lid-Staat, indien een plan of project,<br />

ondanks negatieve conclusies <strong>van</strong> <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> gevolgen voor <strong>het</strong> <strong>gebied</strong>, bij ontstentenis<br />

<strong>van</strong> alternatieve <strong>op</strong>lossingen, om dwingen<strong>de</strong><br />

re<strong>de</strong>nen <strong>van</strong> groot <strong>op</strong>enbaar belang, met inbegrip<br />

<strong>van</strong> re<strong>de</strong>nen <strong>van</strong> sociale of economische aard, toch<br />

moet wor<strong>de</strong>n gerealiseerd, alle nodige compenseren<strong>de</strong><br />

maatregelen om te waarborgen dat <strong>de</strong> algehele<br />

samenhang <strong>van</strong> Natura 2000 bewaard blijft.<br />

Ingevolge artikel 7 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Habitatrichtlijn komen<br />

<strong>de</strong> uit artikel 6, twee<strong>de</strong>, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> en vier<strong>de</strong> lid voortvloeien<strong>de</strong><br />

verplichtingen in <strong>de</strong> plaats <strong>van</strong> <strong>de</strong> verplichtingen<br />

die voortvloeien uit artikel 4, vier<strong>de</strong> lid,<br />

eerste zin, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Vogelrichtlijn, voor wat betreft <strong>de</strong><br />

speciale beschermingszones die overeenkomstig artikel<br />

4, eerste lid, <strong>van</strong> die richtlijn zijn aangewezen<br />

of bij analogie overeenkomstig artikel 4, twee<strong>de</strong> lid,<br />

<strong>van</strong> die richtlijn, zijn erkend, zulks <strong>van</strong>af <strong>de</strong> datum<br />

<strong>van</strong> toepassing <strong>van</strong> on<strong>de</strong>rhavige richtlijn of erkenning<br />

door een Lid-Staat overeenkomstig <strong>de</strong> Vogelrichtlijn,<br />

indien <strong>de</strong>ze datum later valt.<br />

Het natuurmonument <strong>de</strong> ‘Deurnse Peel’ is bij besluit<br />

<strong>van</strong> 12 mei 1992, Stcrt. 1992, 94, aangewezen<br />

als speciale beschermingszone in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> artikel<br />

4, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Vogelrichtlijn. Gelet <strong>op</strong><br />

overweging 2.4 valt <strong>het</strong> <strong>gebied</strong> <strong>de</strong>rhalve binnen <strong>de</strong><br />

reikwijdte <strong>van</strong> artikel 6, twee<strong>de</strong> en <strong>de</strong>r<strong>de</strong> en vier<strong>de</strong><br />

lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Habitatrichtlijn.<br />

De Natuurbeschermingswet bevat geen regels<br />

die uitdrukkelijk zijn bedoeld als implementatie <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> in artikel 6, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Habitatrichtlijn<br />

<strong>op</strong>genomen verplichtingen. Niet gebleken is dat <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> natuurmonument an<strong>de</strong>rszins algemeen verbin<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />

voorschriften <strong>van</strong> toepassing zijn die bedoeld<br />

zijn als implementatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> verplichtingen die<br />

voortvloeien uit artikel 6, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Habitatrichtlijn.<br />

De Af<strong>de</strong>ling is echter <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat artikel 12<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet hier richtlijnconform<br />

kan wor<strong>de</strong>n geïnterpreteerd, zodat hier <strong>het</strong> uit <strong>de</strong><br />

aanwijzing als natuurmonument voortvloeien<strong>de</strong><br />

richtlijnconform geïnterpreteer<strong>de</strong> rechtsregiem geldt.<br />

Dit betekent dat <strong>het</strong> in dit artikel vervatte verbod<br />

om, behou<strong>de</strong>ns vergunning, een han<strong>de</strong>ling te verrichten<br />

die scha<strong>de</strong>lijk is voor <strong>de</strong> natuurwaar<strong>de</strong>n<br />

waarvoor <strong>het</strong> <strong>gebied</strong> is aangewezen, me<strong>de</strong> betrekking<br />

heeft <strong>op</strong> han<strong>de</strong>lingen die tot een verslechtering<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> kwaliteit <strong>van</strong> een habitat of tot een verstoring<br />

voor <strong>de</strong> soorten kunnen lei<strong>de</strong>n als bedoeld in<br />

artikel 6, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Habitatrichtlijn (Af<strong>de</strong>ling<br />

bestuursrechtspraak, 22 februari 2001, nr.<br />

200001521/1, AB 2001, 280).<br />

Blijkens <strong>de</strong> stukken en <strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ter zitting<br />

wordt niet betwist dat <strong>de</strong> in <strong>de</strong> vergunningvoorwaar<strong>de</strong><br />

voorgeschreven infiltratievoorziening <strong>de</strong><br />

(zeer geringe) scha<strong>de</strong>lijke invloed <strong>van</strong> <strong>de</strong> kassen <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> grondwaterpeil <strong>van</strong> <strong>het</strong> natuurmonument geheel<br />

of nagenoeg geheel kan compenseren. Verweer<strong>de</strong>r<br />

heeft als na<strong>de</strong>re voorwaar<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r meer in <strong>de</strong> vergunning<br />

<strong>op</strong>genomen dat <strong>de</strong> infiltratievoorziening<br />

dient te zijn verwezenlijkt voordat fase 2 <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


26 Milieu<br />

aanvraag in gebruik kan wor<strong>de</strong>n gesteld. Ook is <strong>op</strong>genomen<br />

dat <strong>de</strong> infiltratievoorziening zodanig dient<br />

te zijn dat daarbij rekening wordt gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong><br />

mogelijkheid voor monitoring en controle, en dat <strong>op</strong><br />

basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> monitoring jaarlijks aan ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong><br />

staten <strong>van</strong> Noord-Brabant dient te wor<strong>de</strong>n gerapporteerd.<br />

De Af<strong>de</strong>ling is gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong><br />

<strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat verweer<strong>de</strong>r zich in re<strong>de</strong>lijkheid <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> standpunt kon stellen dat <strong>de</strong> infiltratievoorziening,<br />

zoals <strong>op</strong>genomen in <strong>de</strong> vergunningvoorwaar<strong>de</strong>,<br />

voldoen<strong>de</strong> waarborgen biedt om ervoor te<br />

zorgen dat geen zodanige verstoring <strong>van</strong> <strong>de</strong> waterhuishouding<br />

<strong>op</strong>treedt dat <strong>de</strong> grondwatersituatie <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> natuurmonument zal verslechteren.<br />

Voorts gaat <strong>het</strong> in <strong>de</strong> aanvraag om kassen, die<br />

niet zodanig hoog zijn dat <strong>de</strong>ze, kijkend <strong>van</strong>uit <strong>het</strong><br />

natuurmonument, an<strong>de</strong>rs dan <strong>van</strong>af <strong>de</strong> rand zichtbaar<br />

(zullen) zijn. Er zal geen gebruik wor<strong>de</strong>n gemaakt<br />

<strong>van</strong> assimilatiebelichting.<br />

De Af<strong>de</strong>ling <strong>de</strong>elt niet <strong>het</strong> standpunt <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r<br />

dat ten aanzien <strong>van</strong> <strong>het</strong> aspect <strong>van</strong> <strong>de</strong> ontsieren<strong>de</strong><br />

werking in dit geval geen vergunningplicht<br />

kan bestaan. Nu ter zitting aannemelijk is gewor<strong>de</strong>n<br />

dat <strong>van</strong> ontsiering geen sprake is, ziet <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling<br />

echter geen aanleiding voor <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el dat <strong>de</strong> vergunning<br />

om <strong>de</strong>ze re<strong>de</strong>n moest wor<strong>de</strong>n geweigerd.<br />

Overigens zal blijkens <strong>de</strong> stukken <strong>het</strong> zicht <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />

kassen wor<strong>de</strong>n beperkt aangezien <strong>de</strong> maatschap<br />

‘D.’ zich bereid heeft verklaard om aan <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong><br />

inheemse beplanting te realiseren, passend bij <strong>de</strong><br />

natuurlijke omgeving, met een hoogte die gelijk is<br />

aan <strong>de</strong> nok <strong>van</strong> <strong>de</strong> kas.<br />

Ook overigens acht <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling niet aannemelijk<br />

gewor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> uitbreiding <strong>van</strong> <strong>het</strong> bedrijf <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

maatschap D. tot een verslechtering <strong>van</strong> <strong>de</strong> kwaliteit<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> natuurmonument of tot een verstoring<br />

met een significant effect kan lei<strong>de</strong>n. Verweer<strong>de</strong>r<br />

behoef<strong>de</strong> <strong>de</strong> omstandigheid dat, zoals appellante<br />

stelt, voor <strong>het</strong> bedrijf een reëel alternatief bestaat,<br />

dan ook niet in zijn afwegingen te betrekken.<br />

Gelet <strong>op</strong> al <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> bestaat geen grond<br />

voor <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el dat door <strong>de</strong> kassen <strong>de</strong> kwaliteit <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> beschermd natuurmonument verslechtert of dat<br />

er storen<strong>de</strong> factoren <strong>op</strong>tre<strong>de</strong>n met een significant<br />

effect. Verweer<strong>de</strong>r heeft <strong>de</strong>rhalve in artikel 12 <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> Natuurbeschermingswet terecht geen aanleiding<br />

gezien om <strong>de</strong> vergunning te weigeren en heeft,<br />

me<strong>de</strong> gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> bedrijfsbelangen <strong>van</strong> <strong>de</strong> maatschap<br />

D., in re<strong>de</strong>lijkheid tot zijn besluit kunnen<br />

komen. Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong> is <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling<br />

voorts <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat er evenmin strijd bestaat met<br />

artikel 6, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Habitatrichtlijn. Ook als<br />

wordt aangenomen dat dit artikelon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el rechtstreeks<br />

werkt, betekent <strong>de</strong> afwezigheid <strong>van</strong> storen<strong>de</strong><br />

factoren met een significant effect dat dit lid niet<br />

<strong>van</strong> toepassing is te achten. Artikel 6, vier<strong>de</strong> lid,<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Habitatrichtlijn is, gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> samenhang<br />

met <strong>het</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, evenmin <strong>van</strong> toepassing.<br />

Het beroep is <strong>de</strong>rhalve ongegrond.<br />

03-47<br />

ABRS 9 april 2002, nr. 200205219/1 (Noordwijk)<br />

Casus<br />

Besluit d.d. 27 oktober 2000 tot afwijzing <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

verzoek om handhavingsmid<strong>de</strong>len toe te passen<br />

met betrekking tot een camping. Het tegen dit besluit<br />

ingedien<strong>de</strong> bezwaarschrift is bij <strong>het</strong> (thans<br />

bestre<strong>de</strong>n) besluit <strong>van</strong> 5 juni 2002 ongegrond verklaard.<br />

Appellant stelt (on<strong>de</strong>r meer) geluidshin<strong>de</strong>r<br />

te on<strong>de</strong>rvin<strong>de</strong>n. Voor <strong>de</strong> inrichting is in 1993 een<br />

milieuvergunning verleend. Op <strong>de</strong> inrichting is<br />

echter sinds 1 oktober 1998 <strong>het</strong> Besluit horeca-,<br />

sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer (<strong>het</strong><br />

Besluit) <strong>van</strong> toepassing. Verweer<strong>de</strong>r heeft in <strong>het</strong><br />

bestre<strong>de</strong>n besluit overwogen dat <strong>de</strong> in <strong>de</strong> vergunning<br />

<strong>van</strong> 1993 <strong>op</strong>genomen geluidsvoorschriften<br />

thans nog gel<strong>de</strong>n als na<strong>de</strong>re eis ingevolge <strong>het</strong> Besluit.<br />

Voorts zou uit diverse controles zijn gebleken<br />

dat geen sprake is <strong>van</strong> overlast als gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

camping met kantine.<br />

Rechtsvragen<br />

Gel<strong>de</strong>n <strong>de</strong> vergunningsvoorschriften nog steeds als<br />

na<strong>de</strong>re eis? Heeft verweer<strong>de</strong>r zijn besluit <strong>op</strong> <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>lijk<br />

on<strong>de</strong>rzoek gebaseerd?<br />

Uitspraak<br />

De Af<strong>de</strong>ling overweegt dat door <strong>het</strong> <strong>van</strong> toepassing<br />

wor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit <strong>op</strong> 1 oktober 1998 <strong>de</strong> in<br />

1993 verleen<strong>de</strong> vergunning <strong>van</strong> rechtswege is vervallen.<br />

De geluidsvoorschriften <strong>van</strong> <strong>de</strong> vergunning<br />

zijn evenwel <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> artikel 7 <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Milieu<br />

27<br />

als na<strong>de</strong>re eis blijven gel<strong>de</strong>n tot 1 oktober 2001.<br />

Nu verweer<strong>de</strong>r <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit <strong>van</strong> 5 juni<br />

2002 heeft gebaseerd <strong>op</strong> <strong>de</strong> in <strong>de</strong> vergunning <strong>van</strong><br />

1993 <strong>op</strong>genomen geluidsvoorschriften, heeft hij<br />

<strong>het</strong> besluit <strong>op</strong> dit punt on<strong>de</strong>ug<strong>de</strong>lijk gemotiveerd.<br />

De controles waar<strong>op</strong> verweer<strong>de</strong>r zich baseert, dateren<br />

uit 1999 en 2000. Van recente controles is<br />

niet gebleken. Voorts is niet gebleken dat geluidsmetingen<br />

zijn verricht om te kunnen vaststellen of<br />

aan <strong>de</strong> gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> geluidsvoorschriften kan wor<strong>de</strong>n<br />

voldaan. De enkele waarnemingen <strong>van</strong> <strong>de</strong> controleurs<br />

zijn onvoldoen<strong>de</strong> om te kunnen vaststellen of<br />

<strong>de</strong> geluidsvoorschriften al dan niet wor<strong>de</strong>n overtre<strong>de</strong>n.<br />

Volgt vernietiging <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit.<br />

Algemene wet bestuursrecht, artikel 5:32<br />

Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer,<br />

artikelen 5 en 7<br />

Bij besluit <strong>van</strong> 27 oktober 2000 heeft <strong>het</strong> college<br />

<strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> Noordwijk<br />

(verweer<strong>de</strong>r) een verzoek <strong>van</strong> appellant om toepassing<br />

<strong>van</strong> bestuurlijke handhavingsmid<strong>de</strong>len met betrekking<br />

tot <strong>de</strong> camping (...) afgewezen.<br />

Bij besluit <strong>van</strong> 5 juni 2002 heeft verweer<strong>de</strong>r <strong>het</strong><br />

hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.<br />

Overwegingen<br />

Aan <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige geding ligt ten grondslag <strong>het</strong><br />

verzoek <strong>van</strong> appellant <strong>van</strong> 11 september 2000 om<br />

handhavend <strong>op</strong> te tre<strong>de</strong>n ten aanzien <strong>van</strong> voornoem<strong>de</strong><br />

camping met kantine. Appellant stelt dat<br />

<strong>het</strong> in werking zijn <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting onaanvaardbare<br />

overlast, zoals geluidhin<strong>de</strong>r, parkeeroverlast en<br />

overlast <strong>van</strong> verkeersbewegingen <strong>op</strong>, <strong>van</strong> en naar <strong>de</strong><br />

inrichting, tot gevolg heeft. Daarbij heeft hij gewezen<br />

<strong>op</strong> <strong>de</strong> in zijn ogen tekortschieten<strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling<br />

door verweer<strong>de</strong>r ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> vraag of <strong>de</strong> inrichting<br />

kan voldoen aan <strong>de</strong> voorschriften <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer<br />

(hierna: <strong>het</strong> Besluit).<br />

Voorzover appellant in zijn beroepschrift heeft<br />

aangevoerd dat verweer<strong>de</strong>r ten onrechte geen na<strong>de</strong>re<br />

eisen in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit heeft <strong>op</strong>gelegd,<br />

overweegt <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling dat <strong>het</strong> verzoek om handhaving<br />

<strong>van</strong> appellant <strong>van</strong> 11 september 2000 geen<br />

betrekking heeft <strong>op</strong> <strong>het</strong> stellen <strong>van</strong> na<strong>de</strong>re eisen<br />

noch an<strong>de</strong>rszins is gebleken <strong>van</strong> een verzoek daartoe.<br />

Aangezien <strong>het</strong> <strong>op</strong>leggen <strong>van</strong> na<strong>de</strong>re eisen geen<br />

on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el uitmaakt <strong>van</strong> <strong>het</strong> verzoek, blijft dit aspect<br />

bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit buiten<br />

beschouwing.<br />

Aan <strong>de</strong> afwijzing <strong>van</strong> <strong>het</strong> verzoek om handhavend<br />

<strong>op</strong> te tre<strong>de</strong>n heeft verweer<strong>de</strong>r <strong>de</strong> overweging<br />

ten grondslag gelegd dat uit diverse controles <strong>van</strong><br />

zowel politieagenten als toezichthou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> ambtenaren<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente is gebleken dat geen sprake<br />

is <strong>van</strong> overlast als gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong> camping en <strong>de</strong><br />

daarbij behoren<strong>de</strong> kantine. Verweer<strong>de</strong>r acht zich<br />

<strong>de</strong>rhalve niet bevoegd handhavend <strong>op</strong> te tre<strong>de</strong>n.<br />

Ingevolge artikel 18.14 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer<br />

kan een ie<strong>de</strong>r een orgaan dat bevoegd is ter uitvoering<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> bij of krachtens een betrokken wet bepaal<strong>de</strong><br />

bestuursdwang uit te oefenen, een dwangsom<br />

vast te stellen of een vergunning of ontheffing<br />

in te trekken, verzoeken daartoe over te gaan.<br />

Ingevolge artikel 125, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Gemeentewet<br />

is <strong>het</strong> gemeentebestuur bevoegd tot toepassing<br />

<strong>van</strong> bestuursdwang.<br />

Krachtens artikel 5:32, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene<br />

wet bestuursrecht kan een bestuursorgaan<br />

dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in<br />

plaats daar<strong>van</strong> aan <strong>de</strong> overtre<strong>de</strong>r een last on<strong>de</strong>r<br />

dwangsom <strong>op</strong>leggen.<br />

Op 1 oktober 1998 is <strong>het</strong> Besluit in werking getre<strong>de</strong>n.<br />

Het Besluit is een algemene maatregel <strong>van</strong><br />

bestuur krachtens artikel 8.40, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Wet milieubeheer.<br />

Niet in geschil is dat <strong>het</strong> Besluit <strong>op</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige<br />

inrichting <strong>van</strong> toepassing is. Dit betekent dat<br />

met ingang <strong>van</strong> 1 oktober 1998 <strong>de</strong> voor <strong>de</strong> inrichting<br />

<strong>op</strong> 4 maart 1993 krachtens <strong>de</strong> Hin<strong>de</strong>rwet verleen<strong>de</strong><br />

<strong>op</strong>richtingsvergunning <strong>van</strong> rechtswege is<br />

vervallen.<br />

Verweer<strong>de</strong>r heeft echter aan <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />

ten grondslag gelegd <strong>de</strong> overweging dat <strong>de</strong> in <strong>de</strong> vergunning<br />

<strong>van</strong> 1993 <strong>op</strong>genomen voorschriften thans<br />

nog gel<strong>de</strong>n als na<strong>de</strong>re eis ingevolge <strong>het</strong> Besluit.<br />

In artikel 7, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit is evenwel<br />

bepaald dat voor een inrichting die <strong>op</strong> <strong>het</strong> tijdstip<br />

<strong>van</strong> inwerkingtreding <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit reeds was <strong>op</strong>gericht<br />

en waarvoor onmid<strong>de</strong>llijk daaraan voorafgaand<br />

een vergunning gold, <strong>de</strong> voorschriften <strong>van</strong> die<br />

vergunning blijven gel<strong>de</strong>n als na<strong>de</strong>re eis, bedoeld in<br />

artikel 5, behou<strong>de</strong>ns eer<strong>de</strong>re wijziging of intrekking<br />

<strong>van</strong> die voorschriften, geduren<strong>de</strong> drie jaar na <strong>het</strong><br />

tijdstip <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>van</strong> toepassing wor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit<br />

<strong>op</strong> die inrichting mits <strong>het</strong> voorschrift betrek-<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


28 Milieu<br />

king heeft <strong>op</strong> een on<strong>de</strong>rwerp dat is genoemd in artikel<br />

5, eerste lid. In <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige geschil is met<br />

name aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> <strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting te duchten<br />

geluidhin<strong>de</strong>r. Aan <strong>de</strong> vergunning uit 1993 waren<br />

voorschriften verbon<strong>de</strong>n met betrekking tot geluid.<br />

Geluid is een on<strong>de</strong>rwerp dat is genoemd in artikel<br />

5, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit.<br />

Aangezien <strong>de</strong> hiervoor genoem<strong>de</strong> termijn <strong>van</strong><br />

drie jaar <strong>op</strong> 1 oktober 2001 is verstreken, komt,<br />

gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> bepaal<strong>de</strong> in artikel 7, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

Besluit, aan <strong>de</strong> geluidvoorschriften uit <strong>de</strong> vergunning<br />

<strong>van</strong> 1993 thans geen betekenis meer toe.<br />

Nu verweer<strong>de</strong>r zich in <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />

heeft gebaseerd <strong>op</strong> <strong>de</strong> in <strong>de</strong> vergunning <strong>van</strong> 1993<br />

<strong>op</strong>genomen (geluid)voorschriften, heeft hij <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />

besluit <strong>op</strong> dit punt on<strong>de</strong>ug<strong>de</strong>lijk gemotiveerd.<br />

Het bestre<strong>de</strong>n besluit is in zoverre in strijd<br />

met artikel 7:12, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene wet<br />

bestuursrecht.<br />

Verweer<strong>de</strong>r heeft ter zitting erkend dat <strong>de</strong> voorschriften<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit en <strong>de</strong>rhalve niet <strong>de</strong> (geluid)voorschriften<br />

uit <strong>de</strong> vergunning <strong>van</strong> 1993 ten<br />

grondslag dien<strong>de</strong>n te wor<strong>de</strong>n gelegd aan <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />

besluit. Ter na<strong>de</strong>re motivering <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />

besluit heeft verweer<strong>de</strong>r echter gesteld dat, nu<br />

er – ook recent – geen overlast als gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting<br />

is geconstateerd, hij, ook bij toetsing aan<br />

<strong>de</strong> (geluid)voorschriften <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit, niet bevoegd<br />

is handhavend <strong>op</strong> te tre<strong>de</strong>n. De Af<strong>de</strong>ling<br />

overweegt hierover als volgt.<br />

Blijkens <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit en <strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />

ter zitting hebben politieagenten en ambtenaren <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> gemeente meer<strong>de</strong>re controles uitgevoerd om vast<br />

te stellen of sprake is <strong>van</strong> overlast. De controles<br />

waar<strong>op</strong> verweer<strong>de</strong>r zich baseert dateren blijkens <strong>de</strong><br />

stukken uit <strong>de</strong> zomerperio<strong>de</strong>s <strong>van</strong> <strong>de</strong> jaren 1999 en<br />

2000. Van recente controles is echter niet gebleken.<br />

Ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> bezwaren omtrent geluid overweegt<br />

<strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling dat voorts niet is gebleken dat tij<strong>de</strong>ns<br />

voornoem<strong>de</strong> controles geluidmetingen zijn verricht<br />

om te kunnen vaststellen of aan <strong>de</strong> gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />

geluidvoorschriften kan wor<strong>de</strong>n voldaan. De enkele<br />

waarnemingen <strong>van</strong> <strong>de</strong> controleurs, zon<strong>de</strong>r dat <strong>de</strong>ze<br />

wor<strong>de</strong>n gestaafd door geluidmetingen, zijn echter<br />

onvoldoen<strong>de</strong> om zon<strong>de</strong>r meer te kunnen vaststellen<br />

of geluidvoorschriften al dan niet wor<strong>de</strong>n overtre<strong>de</strong>n.<br />

Op grond <strong>van</strong> <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong> is <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling <strong>van</strong><br />

oor<strong>de</strong>el dat <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit is genomen in<br />

strijd met artikel 3:2 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene wet bestuursrecht<br />

dat vereist dat <strong>het</strong> bestuursorgaan bij<br />

<strong>de</strong> voorbereiding <strong>van</strong> een besluit <strong>de</strong> nodige kennis<br />

omtrent <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te feiten vergaart. Ver<strong>de</strong>r moet <strong>de</strong><br />

in <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit neergeleg<strong>de</strong> motivering niet<br />

<strong>de</strong>ug<strong>de</strong>lijk wor<strong>de</strong>n geacht, zodat <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />

tevens is genomen in strijd met artikel 7:12<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene wet bestuursrecht.<br />

Het beroep is gegrond. Het bestre<strong>de</strong>n besluit dient<br />

te wor<strong>de</strong>n vernietigd.<br />

03-48<br />

ABRS 16 april 2003, nr. 200202984/1 (Ameland)<br />

Casus<br />

Oprichtingsvergunning krachtens <strong>de</strong> Wet milieubeheer<br />

voor een schapenhou<strong>de</strong>rij. Een eer<strong>de</strong>r voor<br />

<strong>de</strong>ze inrichting verleen<strong>de</strong> <strong>op</strong>richtingsvergunning is<br />

door <strong>de</strong> Voorzitter <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling <strong>op</strong> 4 oktober<br />

2001 vernietigd. Thans is beschikt <strong>op</strong> <strong>de</strong> oorspronkelijke<br />

aanvraag zon<strong>de</strong>r eerst een nieuw ontwerp-besluit<br />

te nemen. Door appellant wordt aangevoerd<br />

dat verweer<strong>de</strong>r voorafgaand aan <strong>het</strong><br />

nemen <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit ten onrechte<br />

geen nieuw ontwerp-besluit heeft genomen.<br />

Rechtsvraag<br />

Is er sprake <strong>van</strong> een formeel gebrek?<br />

Uitspraak<br />

De Af<strong>de</strong>ling overweegt dat in geval <strong>van</strong> vernietiging<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> bestuursrechter <strong>het</strong> <strong>het</strong> bevoegd gezag<br />

in beginsel vrijstaat om bij <strong>het</strong> <strong>op</strong>nieuw in <strong>de</strong> zaak<br />

voorzien terug te vallen <strong>op</strong> <strong>de</strong> procedure die aan<br />

<strong>het</strong> vernietig<strong>de</strong> besluit ten grondslag lag dan wel<br />

<strong>de</strong>ze procedure <strong>op</strong>nieuw te voeren, tenzij zich bijzon<strong>de</strong>re<br />

omstandighe<strong>de</strong>n voordoen waarin <strong>het</strong> niet<br />

passend moet wor<strong>de</strong>n geoor<strong>de</strong>eld om terug te vallen<br />

<strong>op</strong> <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>re procedure en niet <strong>op</strong>nieuw een<br />

ontwerp-besluit <strong>op</strong> te stellen en ter inzage te leggen.<br />

In dit geval was er re<strong>de</strong>n aanwezig om een<br />

nieuw ontwerp-besluit <strong>op</strong> te stellen en ter inzage<br />

te leggen omdat een geheel an<strong>de</strong>re aanpak is toegepast<br />

ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> vraag naar <strong>de</strong> aanvaardbaarheid<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> te duchten stankhin<strong>de</strong>r.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Milieu<br />

29<br />

Algemene wet bestuursrecht, paragrafen 3.5.2<br />

tot en met 3.5.5<br />

Bij besluit <strong>van</strong> 16 april 2002 heeft <strong>het</strong> college <strong>van</strong><br />

burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> Ameland (verweer<strong>de</strong>r)<br />

krachtens <strong>de</strong> Wet milieubeheer vergunning<br />

verleend voor <strong>het</strong> <strong>op</strong>richten en in werking hebben<br />

<strong>van</strong> een schapenhou<strong>de</strong>rij.<br />

Overwegingen<br />

Appellant sub 3 heeft als bezwaar <strong>van</strong> formele aard<br />

aangevoerd dat verweer<strong>de</strong>r voorafgaan<strong>de</strong> aan <strong>het</strong><br />

nemen <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit ten onrechte geen<br />

nieuw ontwerp-besluit heeft genomen. In dit verband<br />

heeft hij er on<strong>de</strong>r meer <strong>op</strong> gewezen dat verweer<strong>de</strong>r<br />

aan <strong>het</strong> thans bestre<strong>de</strong>n besluit als nieuw<br />

element ten grondslag heeft gelegd een in <strong>op</strong>dracht<br />

<strong>van</strong> hem uitgevoerd geuron<strong>de</strong>rzoek en <strong>het</strong> naar aanleiding<br />

daar<strong>van</strong> <strong>op</strong>gestel<strong>de</strong> rapport <strong>van</strong> Witteveen +<br />

Bos ‘Emissie-on<strong>de</strong>rzoek schapenschuren’ <strong>van</strong> 27<br />

maart 2002.<br />

Verweer<strong>de</strong>r heeft zich <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt gesteld dat<br />

hij mocht terugvallen <strong>op</strong> <strong>de</strong> aan <strong>het</strong> door <strong>de</strong> Voorzitter<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling vernietig<strong>de</strong> besluit ten grondslag<br />

liggen<strong>de</strong> procedure, omdat hij bij <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />

slechts een aanvullen<strong>de</strong> motivering heeft gegeven<br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> vernietig<strong>de</strong> besluit.<br />

In <strong>het</strong> geval <strong>van</strong> vernietiging <strong>van</strong> een besluit door<br />

<strong>de</strong> bestuursrechter, staat <strong>het</strong> <strong>het</strong> bevoegd gezag in<br />

beginsel vrij om bij <strong>het</strong> <strong>op</strong>nieuw in <strong>de</strong> zaak voorzien<br />

terug te vallen <strong>op</strong> <strong>de</strong> procedure die aan <strong>het</strong> vernietig<strong>de</strong><br />

besluit ten grondslag lag, dan wel ingevolge<br />

artikel 8.6 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer in samenhang<br />

met artikel 3:14 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene wet bestuursrecht<br />

toepassing te geven aan <strong>de</strong> paragrafen 3.5.2<br />

tot en met 3.5.5 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene wet bestuursrecht.<br />

Er kunnen zich echter omstandighe<strong>de</strong>n voordoen<br />

waarin <strong>het</strong> uit een oogpunt <strong>van</strong> zorgvuldige<br />

voorbereiding <strong>van</strong> een besluit, me<strong>de</strong> gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />

aard en <strong>de</strong> ernst <strong>van</strong> <strong>de</strong> gebreken die tot vernietiging<br />

hebben geleid en <strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> in die eerste<br />

procedure, niet passend moet wor<strong>de</strong>n geoor<strong>de</strong>eld<br />

indien <strong>het</strong> bevoegd gezag ermee volstaat terug te<br />

vallen <strong>op</strong> <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>re procedure, en niet een nieuw<br />

ontwerp-besluit <strong>op</strong>stelt en ter inzage legt.<br />

In <strong>het</strong> ontwerp-besluit <strong>van</strong> 30 januari 2001 en<br />

<strong>het</strong> besluit <strong>van</strong> 17 april 2001 dat door <strong>de</strong> Voorzitter<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling is vernietigd, heeft verweer<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting te duchten stankhin<strong>de</strong>r beoor<strong>de</strong>eld<br />

<strong>op</strong> basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> Richtlijn veehou<strong>de</strong>rij en stankhin<strong>de</strong>r<br />

1996 (hierna: <strong>de</strong> Richtlijn). Na te hebben geconclu<strong>de</strong>erd<br />

dat niet kan wor<strong>de</strong>n voldaan aan <strong>de</strong><br />

daarin genoem<strong>de</strong> minimumafstand tot <strong>de</strong> dichtst bij<br />

gelegen te beschermen woning <strong>van</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n, heeft<br />

verweer<strong>de</strong>r zich <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt gesteld dat afwijking<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> bedoel<strong>de</strong> afstand in dit geval gerechtvaardigd<br />

is. Hiertoe heeft verweer<strong>de</strong>r gewezen <strong>op</strong><br />

<strong>de</strong> gemeentelijke beleidsnotitie bouwmogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

voor <strong>de</strong>eltijdboeren in <strong>het</strong> buiten<strong>gebied</strong> <strong>van</strong> september<br />

1997, <strong>de</strong> korte perio<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> schapen in <strong>de</strong> inrichting<br />

zijn en <strong>het</strong> gegeven dat <strong>het</strong> recreatief gebruik<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> dichtst bij gelegen woning slechts<br />

wordt gedoogd.<br />

In <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit heeft verweer<strong>de</strong>r zich<br />

echter, an<strong>de</strong>rs dan <strong>de</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> grondslag in<br />

<strong>het</strong> ontwerp-besluit en <strong>het</strong> vernietig<strong>de</strong> besluit, voor<br />

<strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting te duchten<br />

stankhin<strong>de</strong>r gebaseerd <strong>op</strong> <strong>het</strong> voornoem<strong>de</strong> rapport<br />

<strong>van</strong> 27 maart 2002. Het aan dit rapport ten grondslag<br />

liggen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoek is verricht bij twee reeds<br />

bestaan<strong>de</strong> schapenschuren <strong>op</strong> Ameland. Als on<strong>de</strong>rzoeksmetho<strong>de</strong><br />

zijn emissiemetingen met verspreidingsberekeningen<br />

uitgevoerd met een hedonische<br />

schaal. Het rapport betekent een geheel an<strong>de</strong>re<br />

aanpak <strong>van</strong> <strong>de</strong> vraag naar <strong>de</strong> aanvaardbaarheid <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting te duchten stankhin<strong>de</strong>r, welke<br />

in <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>re procedure niet aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> is geweest.<br />

Door zich <strong>op</strong> dit rapport te baseren heeft verweer<strong>de</strong>r<br />

dan ook feitelijk een nieuwe invulling gegeven<br />

aan <strong>de</strong> aan hem bij <strong>de</strong> toepassing <strong>van</strong> artikel 8.10<br />

en 8.11 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer toekomen<strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>lingsvrijheid.<br />

De zorgvuldigheid waarmee een<br />

besluit dient te wor<strong>de</strong>n voorbereid, brengt in dit<br />

geval mee dat appellant in <strong>de</strong> gelegenheid had moeten<br />

wor<strong>de</strong>n gesteld om kennis te nemen <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

rapport en <strong>de</strong> wijze waar<strong>op</strong> verweer<strong>de</strong>r gezien dit<br />

rapport voornemens was om terzake <strong>op</strong>nieuw in <strong>de</strong><br />

zaak te voorzien en daar<strong>op</strong> te reageren respectievelijk<br />

met verweer<strong>de</strong>r <strong>van</strong> gedachten te wisselen. Nu<br />

verweer<strong>de</strong>r <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit heeft genomen<br />

zon<strong>de</strong>r een nieuw ontwerp-besluit <strong>op</strong> te stellen en<br />

ter inzage te leggen, is dit besluit genomen in strijd<br />

met <strong>het</strong> algemene rechtsbeginsel dat een besluit<br />

zorgvuldig dient te wor<strong>de</strong>n voorbereid.<br />

Volgt vernietiging <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


30 Milieu<br />

03-49<br />

Vz. ABRS 22 april 2003, nr. 200301465/2 (Coevor<strong>de</strong>n)<br />

Casus<br />

Vergunning krachtens <strong>de</strong> Wm voor een brandweerkazerne<br />

en ambulancepost. Verzoeker om schorsing<br />

klaagt over geluidshin<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> sirenes bij <strong>het</strong> uitrukken <strong>van</strong> brandweer- en ziekenauto’s.<br />

Eer<strong>de</strong>r heeft <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling een voor <strong>de</strong>ze<br />

inrichting afgegeven vergunning vernietigd omdat<br />

onvoldoen<strong>de</strong> inzicht bestond in <strong>de</strong> geluidsemissie<br />

<strong>van</strong> aan <strong>de</strong> inrichting toe te rekenen verkeersbewegingen<br />

<strong>op</strong> <strong>de</strong> <strong>op</strong>enbare weg bij <strong>het</strong> in werking zijn<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> geluidssignalering. Tevens was onvoldoen<strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rzocht welke maatregelen mogelijk waren<br />

om <strong>de</strong>ze geluidshin<strong>de</strong>r te beperken. Verweer<strong>de</strong>r<br />

heeft – gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> feit dat in <strong>de</strong>ze bijzon<strong>de</strong>re gevallen<br />

<strong>het</strong> algemeen belang in geding is – <strong>het</strong> gebruiken<br />

<strong>van</strong> geluidssignalen tij<strong>de</strong>ns ongevallen en<br />

brandbestrijding uitgezon<strong>de</strong>rd <strong>van</strong> <strong>de</strong> in <strong>de</strong> vergunning<br />

<strong>op</strong>genomen piekgeluidgrenswaar<strong>de</strong>n.<br />

Rechtsvraag<br />

Zijn voldoen<strong>de</strong> maatregelen en voorzieningen getroffen<br />

om <strong>de</strong>ze vorm <strong>van</strong> geluidsoverlast te beperken?<br />

Uitspraak<br />

De Voorzitter overweegt dat <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling in haar<br />

eer<strong>de</strong>re uitspraak heeft bepaald dat in een vergunning<br />

voorschriften kunnen wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong>genomen ter<br />

beperking <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze vorm <strong>van</strong> geluidshin<strong>de</strong>r of dat<br />

ter zake technische of organisatorische maatregelen<br />

zou<strong>de</strong>n kunnen wor<strong>de</strong>n getroffen. Naar aanleiding<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze uitspraak heeft vergunninghoudster<br />

na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek laten verrichten. Uit dit on<strong>de</strong>rzoek<br />

is gebleken dat <strong>op</strong> <strong>de</strong>, voor <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

sirene, rele<strong>van</strong>te wegvakken in <strong>de</strong> directe omgeving<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting in <strong>de</strong> representatieve bedrijfssituatie<br />

geen sirenes in bedrijf hoeven te zijn<br />

wanneer <strong>de</strong> wegvakken vrij zijn <strong>van</strong> <strong>het</strong> overige<br />

verkeer. Om dit te kunnen realiseren dienen verkeersregelinstallaties<br />

ter plaatse <strong>van</strong> <strong>de</strong> uitrit en<br />

<strong>op</strong> <strong>de</strong> kruising te wor<strong>de</strong>n geplaatst, dient <strong>de</strong> verkeersregelinstallatie<br />

<strong>op</strong> <strong>de</strong> kruising <strong>op</strong> afstand bedienbaar<br />

te wor<strong>de</strong>n gemaakt en zullen werkafspraken<br />

over <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> <strong>de</strong> geluidssignalering<br />

schriftelijk moeten wor<strong>de</strong>n vastgelegd. In <strong>het</strong><br />

on<strong>de</strong>rhavige geval wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> voorzieningen met<br />

instemming <strong>van</strong> <strong>de</strong> wegbeheer<strong>de</strong>rs en <strong>het</strong> bevoegd<br />

gezag toegepast. Tevens zijn <strong>de</strong> bedoel<strong>de</strong> werkafspraken<br />

tot stand gekomen. Volgt afwijzing <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

schorsingsverzoek.<br />

Wet milieubeheer, artikelen 8.10 en 8.11<br />

Bij besluit <strong>van</strong> 11 februari 2003 heeft <strong>het</strong> college<br />

<strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> Coevor<strong>de</strong>n<br />

(verweer<strong>de</strong>r) krachtens <strong>de</strong> Wet milieubeheer aan <strong>de</strong><br />

gemeente Coevor<strong>de</strong>n een vergunning verleend voor<br />

<strong>het</strong> <strong>op</strong>richten en in werking hebben <strong>van</strong> een brandweerkazerne<br />

en ambulancepost met oefenruimte.<br />

Overwegingen<br />

De inrichting zal wor<strong>de</strong>n gerealiseerd in <strong>het</strong> buiten<strong>gebied</strong><br />

aan <strong>de</strong> rand <strong>van</strong> <strong>de</strong> bebouw<strong>de</strong> kom <strong>van</strong><br />

Coevor<strong>de</strong>n. Op ongeveer 75 meter <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting<br />

staat <strong>de</strong> dichtstbijzijn<strong>de</strong> woning <strong>van</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n. Voor<br />

<strong>de</strong> inrichting is reeds eer<strong>de</strong>r bij besluit <strong>van</strong> 24 september<br />

2001 krachtens <strong>de</strong> Wet milieubeheer vergunning<br />

verleend. De Af<strong>de</strong>ling heeft dit besluit, naar<br />

aanleiding <strong>van</strong> <strong>het</strong> hiertegen door verzoeker ingestel<strong>de</strong><br />

beroep, bij haar uitspraak <strong>van</strong> 5 juni 2002,<br />

nummer 200105359/1, vernietigd.<br />

De Af<strong>de</strong>ling heeft in <strong>de</strong>ze uitspraak – kort weergegeven<br />

en voorzover hier <strong>van</strong> belang – geoor<strong>de</strong>eld<br />

dat bij verweer<strong>de</strong>r ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> nemen <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

besluit <strong>van</strong> 24 september 2001 onvoldoen<strong>de</strong> inzicht<br />

bestond in <strong>de</strong> <strong>op</strong>tre<strong>de</strong>n<strong>de</strong> gelui<strong>de</strong>missie <strong>van</strong><br />

aan <strong>de</strong> inrichting toe te rekenen verkeersbewegingen<br />

<strong>op</strong> <strong>de</strong> <strong>op</strong>enbare weg bij <strong>het</strong> in werking zijn <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> geluidsignalering. Ver<strong>de</strong>r oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling<br />

dat verweer<strong>de</strong>r, alvorens <strong>het</strong> besluit te nemen, onvoldoen<strong>de</strong><br />

kennis had vergaard omtrent <strong>de</strong> vraag of<br />

er an<strong>de</strong>re maatregelen mogelijk waren om <strong>de</strong> geluidhin<strong>de</strong>r<br />

<strong>van</strong>wege <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> sirenes voor<br />

omwonen<strong>de</strong>n zoveel mogelijk te beperken, dan die<br />

welke in <strong>het</strong> besluit <strong>van</strong> 24 september 2001 waren<br />

genoemd, waaron<strong>de</strong>r knipperlichten. Nu bovendien<br />

<strong>de</strong> interne werkafspraken tussen <strong>de</strong> brandweer en<br />

<strong>de</strong> ambulancedienst over <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> sirenes<br />

niet schriftelijk waren vastgelegd, dan wel <strong>de</strong> plicht<br />

tot <strong>het</strong> maken <strong>van</strong> <strong>de</strong>rgelijke afspraken niet in <strong>de</strong><br />

vergunning was <strong>op</strong>genomen, kwam <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling tot<br />

<strong>de</strong> conclusie, me<strong>de</strong> in aanmerking genomen <strong>het</strong> niet<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Milieu<br />

31<br />

geringe aantal vervoersbewegingen met een spoe<strong>de</strong>isend<br />

karakter geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> nachtperio<strong>de</strong>, dat<br />

verweer<strong>de</strong>r zich niet in re<strong>de</strong>lijkheid <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt<br />

heeft kunnen stellen dat <strong>de</strong> aan <strong>de</strong> vergunning<br />

verbon<strong>de</strong>n voorschriften <strong>de</strong> na<strong>de</strong>lige gevolgen voor<br />

<strong>het</strong> milieu in voldoen<strong>de</strong> mate beperken. Bij <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />

besluit heeft verweer<strong>de</strong>r, met inachtneming<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling, <strong>op</strong>nieuw <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />

aanvraag beslist en voor <strong>de</strong> inrichting vergunning<br />

verleend.<br />

Verzoeker stelt – kort samengevat – dat met<br />

name in verband met geluidhin<strong>de</strong>r als gevolg <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> sirenes bij <strong>het</strong> uitrukken <strong>van</strong> brandweer-<br />

en ziekenauto’s onverwijl<strong>de</strong> spoed vereist dat,<br />

in afwachting <strong>van</strong> <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>het</strong> geding in<br />

<strong>de</strong> bo<strong>de</strong>mprocedure, <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit bij wijze<br />

<strong>van</strong> voorl<strong>op</strong>ige voorziening wordt geschorst. Naar<br />

zijn mening bie<strong>de</strong>n <strong>de</strong> te treffen maatregelen <strong>van</strong><br />

bouwkundige en procedurele aard onvoldoen<strong>de</strong><br />

waarborg dat geluidoverlast <strong>van</strong>wege <strong>de</strong> sirenes<br />

wordt voorkomen.<br />

Verweer<strong>de</strong>r heeft in <strong>de</strong> aan <strong>de</strong> vergunning verbon<strong>de</strong>n<br />

voorschriften D1 en D2 grenswaar<strong>de</strong>n voor <strong>het</strong><br />

langtijdgemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>lingsniveau respectievelijk<br />

<strong>het</strong> piekgeluidniveau neergelegd. In voorschrift<br />

D2 heeft hij daarnaast bepaald dat <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebruiken<br />

<strong>van</strong> geluidssignalen tij<strong>de</strong>ns ongevallen en<br />

brandbestrijding met een spoe<strong>de</strong>isend karakter <strong>de</strong><br />

piekgeluidgrenswaar<strong>de</strong>n niet <strong>van</strong> toepassing zijn.<br />

Daarbij heeft hij paragraaf 3.2 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Handreiking<br />

industrielawaai en vergunningverlening, voorzover<br />

daarin is bepaald dat in bijzon<strong>de</strong>re gevallen waarin<br />

sprake is <strong>van</strong> <strong>het</strong> algemeen belang <strong>de</strong> maximale geluidniveaus<br />

niet aan voorschriften wor<strong>de</strong>n verbon<strong>de</strong>n,<br />

en <strong>de</strong> brief <strong>van</strong> <strong>de</strong> Minister <strong>van</strong> Volkshuisvesting,<br />

Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning en Milieubeheer <strong>van</strong><br />

15 maart 2001 ‘Aanvulling <strong>op</strong> <strong>de</strong> Handreiking betreffen<strong>de</strong><br />

inherente maximale geluidniveaus bij ongevallen-<br />

en brandbestrijding’ tot uitgangspunt genomen.<br />

De Af<strong>de</strong>ling heeft in haar uitspraak <strong>van</strong> 5 juni<br />

2002, nummer 200105359/1, geoor<strong>de</strong>eld dat,<br />

hoewel in evengenoemd toetsingska<strong>de</strong>r geen aanbevelingen<br />

wor<strong>de</strong>n gedaan met betrekking tot <strong>de</strong> gelui<strong>de</strong>missies<br />

ten gevolge <strong>van</strong> aan <strong>de</strong> inrichting toe te<br />

rekenen verkeersbewegingen, dit niet betekent dat<br />

in een vergunning geheel geen voorschriften kunnen<br />

wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong>genomen ter beperking <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze geluidhin<strong>de</strong>r<br />

of dat ten aanzien hier<strong>van</strong> geen technische<br />

of organisatorische maatregelen zou<strong>de</strong>n behoeven<br />

te wor<strong>de</strong>n genomen die <strong>de</strong> geluidhin<strong>de</strong>r ten gevolge<br />

<strong>van</strong> voornoem<strong>de</strong> gelui<strong>de</strong>missies zoveel mogelijk beperken.<br />

Vergunninghoudster heeft naar aanleiding <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong>ze uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling, in overleg met <strong>de</strong><br />

wegbeheer<strong>de</strong>r en <strong>het</strong> bevoegd gezag, na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek<br />

laten verrichten naar <strong>de</strong> effecten <strong>van</strong> <strong>de</strong> piekgeluidniveaus<br />

<strong>van</strong>wege <strong>de</strong> sirenes <strong>op</strong> <strong>de</strong> directe omgeving,<br />

en hoe <strong>de</strong>ze geluidniveaus zoveel mogelijk<br />

kunnen wor<strong>de</strong>n beperkt door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong> <strong>het</strong> treffen<br />

<strong>van</strong> maatregelen. De resultaten <strong>van</strong> dit door Cauberg-Huygen<br />

Raadgeven<strong>de</strong> Ingenieurs B.V. uitgevoer<strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rzoek zijn neergelegd in een rapport <strong>van</strong><br />

15 oktober 2002.<br />

In dit rapport is vermeld dat uit <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoek is<br />

gebleken dat <strong>op</strong> <strong>de</strong>, voor <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> <strong>de</strong> sirene,<br />

rele<strong>van</strong>te wegvakken in <strong>de</strong> directe omgeving <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

inrichting in <strong>de</strong> representatieve bedrijfssituatie geen<br />

sirenes in bedrijf hoeven te zijn wanneer <strong>de</strong> wegvakken<br />

vrij zijn <strong>van</strong> <strong>het</strong> overige verkeer. Om dit te bereiken<br />

moeten volgens <strong>het</strong> geluidrapport <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />

voorzieningen wor<strong>de</strong>n getroffen: <strong>de</strong> plaatsing <strong>van</strong><br />

een verkeersregelinstallatie ter plaatse <strong>van</strong> <strong>de</strong> uitrit<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> kazerne, <strong>het</strong> <strong>op</strong> afstand bedienbaar maken<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> verkeersregelinstallatie <strong>op</strong> <strong>de</strong> kruising Hulsvoor<strong>de</strong>rdijk/Gouverneur<br />

Hofste<strong>de</strong>laan/Daler Allee en<br />

<strong>het</strong> schriftelijk vastleggen <strong>van</strong> werkafspraken over<br />

<strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> geluidsignalering binnen <strong>de</strong> brandweer<br />

en <strong>de</strong> ambulancedienst. De Voorzitter ziet in<br />

<strong>het</strong>geen verzoeker heeft aangevoerd geen aanleiding<br />

om te oor<strong>de</strong>len dat <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksresultaten in<br />

zoverre onjuist of onvolledig zijn. Daarbij merkt <strong>de</strong><br />

Voorzitter <strong>op</strong> dat <strong>de</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> voorzieningen<br />

reeds wer<strong>de</strong>n voorgesteld in <strong>het</strong> <strong>de</strong>skundigenbericht<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Stichting Advisering Bestuursrechtspraak<br />

voor Milieu en Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning <strong>van</strong> 14 februari<br />

2002, dat in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> beroepsprocedure in<br />

<strong>de</strong> zaak 200105359/1 is uitgebracht.<br />

De Voorzitter overweegt ver<strong>de</strong>r dat <strong>de</strong> noodzakelijke<br />

technische voorzieningen – zo blijkt uit <strong>het</strong> geluidrapport<br />

– met instemming <strong>van</strong> <strong>de</strong> wegbeheer<strong>de</strong>rs<br />

en <strong>het</strong> bevoegd gezag (besluit <strong>van</strong> 22 oktober<br />

2002) wor<strong>de</strong>n toegepast. Daarnaast zijn <strong>op</strong> 13 augustus<br />

2002 (schriftelijke) werkafspraken binnen<br />

<strong>de</strong> brandweer gemaakt over <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> geluidsignalen<br />

bij een uitruk, waaraan <strong>de</strong> Regionale Ambulance<br />

Voorziening zich blijkens haar brief <strong>van</strong> 21<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


32 Milieu<br />

augustus 2002 zal conformeren. De werkafspraken<br />

hou<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r meer in dat <strong>op</strong> <strong>het</strong> wegvak Hulsvoor<strong>de</strong>rdijk<br />

(kazerne-verkeerslichten Gouverneur Hofste<strong>de</strong>laan)<br />

en <strong>de</strong> <strong>op</strong>rit naar <strong>de</strong> rondweg (kazerne-aansluiting<br />

met <strong>de</strong> N382) in <strong>de</strong> uitruksituatie geen<br />

geluidsignalen wor<strong>de</strong>n gebruikt. Voorts is bij <strong>de</strong><br />

aanvraag een tekening gevoegd waar<strong>op</strong> gearceerd is<br />

aangegeven <strong>op</strong> welke wegvakken in <strong>de</strong> representatieve<br />

bedrijfssituatie geen gebruik <strong>van</strong> <strong>de</strong> sirene<br />

plaatsvindt. De dichtstbijgelegen woningen <strong>van</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n,<br />

waaron<strong>de</strong>r die <strong>van</strong> verzoeker, vallen binnen <strong>de</strong><br />

invloedssfeer <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze wegvakken.<br />

Nu verweer<strong>de</strong>r in <strong>het</strong> dictum <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />

besluit heeft bepaald dat <strong>de</strong> aanvraag met bijbehoren<strong>de</strong><br />

stukken en tekeningen, waartoe ook <strong>het</strong> geluidrapport<br />

<strong>van</strong> 15 oktober 2002 en <strong>de</strong> werkafspraken<br />

<strong>van</strong> augustus 2002 behoren, on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el<br />

uitmaken <strong>van</strong> <strong>de</strong> vergunning, betekent dit dat bij<br />

<strong>het</strong> in werking zijn <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting hier<strong>van</strong> niet<br />

mag wor<strong>de</strong>n afgeweken.<br />

Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong> en in aanmerking genomen<br />

<strong>het</strong> door verweer<strong>de</strong>r gehanteer<strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>lingska<strong>de</strong>r<br />

ziet <strong>de</strong> Voorzitter geen aanleiding om te oor<strong>de</strong>len<br />

dat verweer<strong>de</strong>r niet in re<strong>de</strong>lijkheid heeft<br />

kunnen stellen dat <strong>de</strong> aan <strong>de</strong> vergunning verbon<strong>de</strong>n<br />

voorschriften en <strong>de</strong> voorgeschreven voorzieningen<br />

ter beperking <strong>van</strong> <strong>het</strong> aan <strong>de</strong> inrichting toe te rekenen<br />

sirenegeluid een toereikend beschermingsniveau<br />

bie<strong>de</strong>n. Er bestaat dan ook geen grond om in<br />

afwachting <strong>van</strong> <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>het</strong> geding in <strong>de</strong><br />

bo<strong>de</strong>mprocedure in verband met geluidhin<strong>de</strong>r <strong>van</strong>wege<br />

sirenes een voorl<strong>op</strong>ige voorziening te treffen.<br />

03-50<br />

ABRS 23 april 2003, nr. 200201921/2 (Hoogheemraadschap<br />

Amstel, Gooi en Vecht)<br />

Casus<br />

Last on<strong>de</strong>r dwangsom wegens <strong>het</strong> zon<strong>de</strong>r vergunning<br />

krachtens <strong>de</strong> Wvo lozen <strong>van</strong> scha<strong>de</strong>lijke stoffen<br />

in <strong>op</strong>pervlaktewater.<br />

Rechtsvraag<br />

Is sprake <strong>van</strong> een lozing in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wvo?<br />

Uitspraak<br />

De Af<strong>de</strong>ling stelt vast dat <strong>de</strong> buitensteiger <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

inrichting bestaat uit boven <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater<br />

aangebrachte dak<strong>de</strong>len <strong>van</strong> gewolmaniseerd hout<br />

waarlangs regenwater afstroomt naar <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater.<br />

Daarbij vindt volgens on<strong>de</strong>rzoek uitloging<br />

plaats <strong>van</strong> een niet bepaald geringe hoeveelheid<br />

chroom en k<strong>op</strong>er dat in <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater<br />

terechtkomt. Deze stoffen wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> Eur<strong>op</strong>ese<br />

richtlijn 76/464/EEG aangemerkt als scha<strong>de</strong>lijk<br />

voor <strong>de</strong> kwaliteit <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater. Gelet<br />

hier<strong>op</strong> is sprake <strong>van</strong> een lozing in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Wvo en waren verweer<strong>de</strong>rs bevoegd tot <strong>het</strong> treffen<br />

<strong>van</strong> bestuurlijke handhavingsmaatregelen.<br />

Algemene wet bestuursrecht, artikel 5:32<br />

Wet verontreiniging <strong>op</strong>pervlaktewateren, artikel 1<br />

lid 3<br />

Bij besluit <strong>van</strong> 28 februari 2001 hebben <strong>de</strong> dijkgraaf<br />

en hoogheemra<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>het</strong> Hoogheemraadschap<br />

<strong>van</strong> Amstel, Gooi en Vecht (verweer<strong>de</strong>rs) appellante<br />

een last on<strong>de</strong>r dwangsom als bedoeld in<br />

artikel 5:32 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene wet bestuursrecht <strong>op</strong>gelegd<br />

<strong>van</strong>wege <strong>het</strong> zon<strong>de</strong>r vergunning krachtens <strong>de</strong><br />

Wet verontreiniging <strong>op</strong>pervlaktewateren lozen <strong>van</strong><br />

scha<strong>de</strong>lijke stoffen in <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Loosdrechtse Plassen.<br />

Bij besluit <strong>van</strong> 6 maart 2002 hebben verweer<strong>de</strong>rs<br />

<strong>het</strong> hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond<br />

verklaard.<br />

Overwegingen<br />

Bij <strong>het</strong> primaire besluit hebben verweer<strong>de</strong>rs appellante<br />

een last on<strong>de</strong>r dwangsom <strong>op</strong>gelegd, strekken<strong>de</strong><br />

tot naleving <strong>van</strong> artikel 1, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet<br />

verontreiniging <strong>op</strong>pervlaktewateren (hierna: Wvo)<br />

in samenhang met artikel 4, eerste lid, aanhef en<br />

on<strong>de</strong>r b, <strong>van</strong> <strong>het</strong> ‘Uitvoeringsbesluit artikel 1, <strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

lid, Wet verontreiniging <strong>op</strong>pervlaktewateren’ (hierna:<br />

<strong>het</strong> Uitvoeringsbesluit). De <strong>op</strong>geleg<strong>de</strong> dwangsom<br />

bedraagt € 2.268,90 per maand dat <strong>de</strong> overtreding<br />

blijft voortbestaan, met een maximum <strong>van</strong><br />

€ 9.075,60.<br />

Ingevolge artikel 1, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wvo kan bij<br />

algemene maatregel <strong>van</strong> bestuur wor<strong>de</strong>n bepaald dat<br />

<strong>het</strong> is verbo<strong>de</strong>n om zon<strong>de</strong>r vergunning <strong>de</strong> in <strong>het</strong> eerste<br />

lid bedoel<strong>de</strong> stoffen <strong>op</strong> an<strong>de</strong>re wijze dan met behulp<br />

<strong>van</strong> een werk in <strong>op</strong>pervlaktewateren te brengen.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Milieu<br />

33<br />

Ingevolge artikel 4, eerste lid, aanhef en on<strong>de</strong>r b,<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> Uitvoeringsbesluit is <strong>het</strong> onvermin<strong>de</strong>rd artikel<br />

3 verbo<strong>de</strong>n zon<strong>de</strong>r vergunning afvalstoffen, verontreinigen<strong>de</strong><br />

of scha<strong>de</strong>lijke stoffen <strong>op</strong> een an<strong>de</strong>re<br />

wijze dan met behulp <strong>van</strong> een werk in enig <strong>op</strong>pervlaktewater<br />

te brengen, on<strong>de</strong>r meer door <strong>de</strong>ze te<br />

doen of laten afvloeien.<br />

Tussen partijen is in geschil of ten gevolge <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> buitensteiger <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting een lozing als bedoeld<br />

in <strong>de</strong> Wvo plaatsvindt.<br />

Appellante betoogt dat geen sprake is <strong>van</strong> een lozing<br />

in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wvo. Zij voert in dit verband<br />

aan dat verweer<strong>de</strong>rs onvoldoen<strong>de</strong> aannemelijk hebben<br />

gemaakt dat <strong>het</strong> met <strong>de</strong> <strong>de</strong>k<strong>de</strong>len in contact gekomen<br />

regenwater als een afvalstof dan wel verontreinigen<strong>de</strong><br />

of scha<strong>de</strong>lijke stof moet wor<strong>de</strong>n<br />

aangemerkt. Ver<strong>de</strong>r wijst zij er<strong>op</strong> dat slechts een<br />

minimale hoeveelheid <strong>van</strong> dit regenwater in <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater<br />

terechtkomt en dat verweer<strong>de</strong>rs onvoldoen<strong>de</strong><br />

hebben on<strong>de</strong>rzocht wat <strong>het</strong> effect hier<strong>van</strong><br />

is <strong>op</strong> <strong>de</strong> kwaliteit <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater.<br />

Verweer<strong>de</strong>rs stellen zich <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt dat<br />

als gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>k<strong>de</strong>len <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting<br />

chroom en k<strong>op</strong>er in <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater wor<strong>de</strong>n<br />

gebracht. Dit is volgens hen een lozing, waarvoor<br />

een vergunning krachtens <strong>de</strong> Wvo is vereist.<br />

De buitensteiger <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting bestaat uit<br />

boven <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater aangebrachte <strong>de</strong>k<strong>de</strong>len<br />

<strong>van</strong> gewolmaniseerd hout. Door <strong>het</strong> Hoogheemraadschap<br />

<strong>van</strong> Rijnland is on<strong>de</strong>rzoek verricht naar<br />

<strong>de</strong> uitloging <strong>van</strong> arseen, k<strong>op</strong>er en chroom uit met<br />

<strong>het</strong> impregneermid<strong>de</strong>l CCA (type C) behan<strong>de</strong>ld vurenhout<br />

in stilstaand <strong>op</strong>pervlaktewater. De resultaten<br />

<strong>van</strong> dit on<strong>de</strong>rzoek zijn neergelegd in een rapport<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> Hoogheemraadschap <strong>van</strong> Rijnland <strong>van</strong> november<br />

1994. Verweer<strong>de</strong>rs hebben dit rapport aan<br />

<strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit ten grondslag gelegd.<br />

Appellante stelt dat <strong>het</strong> door <strong>het</strong> Hoogheemraadschap<br />

<strong>van</strong> Rijnland on<strong>de</strong>rzochte materiaal niet<br />

vergelijkbaar is met <strong>het</strong> hout <strong>van</strong> <strong>de</strong> buitensteiger<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige inrichting. Zij meent dat verweer<strong>de</strong>rs<br />

dit rapport om die re<strong>de</strong>n niet hebben kunnen<br />

hanteren. Op grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> stukken en <strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />

ter zitting stelt <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling vast dat in <strong>het</strong><br />

on<strong>de</strong>rzoeksrapport sprake is <strong>van</strong> met arseen, k<strong>op</strong>er<br />

en chroom behan<strong>de</strong>ld hout. Het door <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige<br />

inrichting gebruikte hout is uitsluitend behan<strong>de</strong>ld<br />

met k<strong>op</strong>er en chroom. De stof arseen heeft<br />

echter een bin<strong>de</strong>nd effect <strong>op</strong> stoffen, waardoor <strong>de</strong><br />

uitloging <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze stoffen alleen maar min<strong>de</strong>r snel<br />

plaatsvindt in vergelijking met <strong>het</strong> geval dat sprake<br />

is <strong>van</strong> niet met arseen behan<strong>de</strong>ld hout. Gelet hier<strong>op</strong><br />

ziet <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling dan ook niet in dat verweer<strong>de</strong>rs <strong>het</strong><br />

rapport <strong>van</strong> <strong>het</strong> Hoogheemraadschap <strong>van</strong> Rijnland<br />

niet aan hun besluit ten grondslag hebben kunnen<br />

leggen.<br />

Vastgesteld moet wor<strong>de</strong>n dat <strong>van</strong> <strong>het</strong> hout <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

buitensteiger <strong>van</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige inrichting regenwater<br />

afstroomt, dat in <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater terechtkomt.<br />

Uit tabel 9 <strong>van</strong> <strong>het</strong> rapport <strong>van</strong> <strong>het</strong> Hoogheemraadschap<br />

<strong>van</strong> Rijnland moet wor<strong>de</strong>n afgeleid<br />

dat hierdoor uitloging <strong>van</strong> een niet geringe hoeveelheid<br />

chroom en k<strong>op</strong>er naar <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater<br />

plaatsvindt. In <strong>de</strong> bijlage behoren<strong>de</strong> bij <strong>de</strong> Eur<strong>op</strong>ese<br />

richtlijn 76/464/EEG zijn stoffen genoemd die scha<strong>de</strong>lijk<br />

zijn voor <strong>de</strong> kwaliteit <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater.<br />

Deze stoffen zijn overgenomen in <strong>de</strong> lan<strong>de</strong>lijke<br />

nota Waterhuishouding en <strong>het</strong> Indicatief Meerjarenprogramma<br />

Water. K<strong>op</strong>er en chroom wor<strong>de</strong>n vermeld<br />

<strong>op</strong> lijst II <strong>van</strong> <strong>de</strong> voornoem<strong>de</strong> bijlage.<br />

Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> vorenoverwogene komt <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling<br />

tot <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el dat verweer<strong>de</strong>rs <strong>op</strong> goe<strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n<br />

hebben geconclu<strong>de</strong>erd dat sprake is <strong>van</strong> een lozing<br />

in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wvo en dat appellante in strijd han<strong>de</strong>lt<br />

met artikel 1, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze wet in samenhang<br />

met artikel 4, eerste lid, aanhef en on<strong>de</strong>r b,<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> Uitvoeringsbesluit. Verweer<strong>de</strong>rs zijn <strong>op</strong><br />

zichzelf dan ook bevoegd tot <strong>het</strong> treffen <strong>van</strong> bestuurlijke<br />

handhavingsmaatregelen.<br />

Deze beroepsgrond faalt.<br />

NB: Evenzo Vz. ABRS nr. 200302162/1 <strong>van</strong> 29<br />

april 2003 met betrekking tot een vlon<strong>de</strong>r.<br />

03-51<br />

ABRS 23 april 2003, nr. 200202654/1 (Dirksland)<br />

Casus<br />

Revisievergunning krachtens <strong>de</strong> Wm voor een banketbedrijf.<br />

Appellante-vergunninghoudster heeft<br />

bezwaren tegen <strong>de</strong> gestel<strong>de</strong> geluidsgrenswaar<strong>de</strong>n<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


34 Milieu<br />

en acht <strong>de</strong> voorzieningen om daar aan te kunnen<br />

voldoen onnodig bezwarend.<br />

Rechtsvraag<br />

Kunnen <strong>de</strong> voorzieningen re<strong>de</strong>lijkerwijs wor<strong>de</strong>n<br />

verlangd?<br />

Uitspraak<br />

Verweer<strong>de</strong>r heeft bij <strong>het</strong> <strong>op</strong>stellen <strong>van</strong> <strong>de</strong> geluidsgrenswaar<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong> Handreiking industrielawaai en<br />

vergunningverlening toegepast <strong>op</strong> zodanige wijze<br />

dat hij aansluiting heeft gezocht bij <strong>het</strong> referentieniveau<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> omgevingsgeluid. De Af<strong>de</strong>ling acht<br />

dit niet in strijd met <strong>het</strong> recht. De voorgeschreven<br />

voorzieningen zijn nodig om aan <strong>de</strong> geluidsgrenswaar<strong>de</strong>n<br />

te kunnen voldoen. Het is niet aannemelijk<br />

gewor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong>ze voorzieningen ongebruikelijk<br />

zijn in <strong>de</strong> branche waartoe <strong>het</strong> bedrijf behoort<br />

dan wel re<strong>de</strong>lijkerwijs niet <strong>van</strong> vergunninghoudster<br />

kunnen wor<strong>de</strong>n gevergd. Daarbij is <strong>van</strong> belang<br />

dat <strong>het</strong> alara-beginsel <strong>van</strong> artikel 8.11 lid 3 Wm<br />

geen ruimte biedt voor een afweging tussen <strong>het</strong><br />

belang <strong>van</strong> <strong>de</strong> bescherming <strong>van</strong> <strong>het</strong> milieu enerzijds<br />

en <strong>het</strong> zuiver individuele bedrijfseconomische<br />

belang <strong>van</strong> vergunninghoudster an<strong>de</strong>rzijds. Bij afweging<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> economische belangen mag slechts<br />

wor<strong>de</strong>n betrokken wat in <strong>het</strong> algemeen kan wor<strong>de</strong>n<br />

gevergd <strong>van</strong> een inrichting behorend tot <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige<br />

branche.<br />

Wet milieubeheer, artikel 8.11 lid 3<br />

Bij besluit <strong>van</strong> 18 maart 2002 heeft <strong>het</strong> college <strong>van</strong><br />

burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> Dirksland (verweer<strong>de</strong>r)<br />

krachtens <strong>de</strong> Wet milieubeheer aan appellante<br />

een revisievergunning als geregeld in artikel<br />

8.4, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze wet verleend voor een inrichting<br />

bestemd voor <strong>de</strong> productie <strong>van</strong> room, minigebak,<br />

taarten en <strong>de</strong>sserts.<br />

Overwegingen<br />

Appellante stelt dat verweer<strong>de</strong>r bij <strong>het</strong> <strong>op</strong>stellen <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> geluidgrenswaar<strong>de</strong>n voor <strong>het</strong> langtijdgemid<strong>de</strong>ld<br />

beoor<strong>de</strong>lingsniveau ten onrechte is uitgegaan <strong>van</strong><br />

een etmaalwaar<strong>de</strong> <strong>van</strong> 47 dB(A) in plaats <strong>van</strong> 50<br />

dB(A). Verweer<strong>de</strong>r heeft zich daartoe ten onrechte<br />

gebaseerd <strong>op</strong> <strong>het</strong> referentieniveau in plaats <strong>van</strong> een<br />

bestuurlijke afweging te maken, aldus appellante.<br />

Daarbij betoogt appellante dat in dit geval had moeten<br />

wor<strong>de</strong>n aangesloten bij <strong>het</strong> Besluit <strong>de</strong>tailhan<strong>de</strong>l<br />

en ambachtsbedrijven milieubeheer (hierna: <strong>het</strong><br />

Besluit). Zij voert aan dat een etmaalwaar<strong>de</strong> <strong>van</strong> 50<br />

dB(A) geen na<strong>de</strong>lige invloed heeft <strong>op</strong> <strong>het</strong> binnenniveau<br />

<strong>van</strong> omliggen<strong>de</strong> woningen en dat <strong>de</strong>ze waar<strong>de</strong><br />

wordt gerechtvaardigd door <strong>het</strong> akoestisch rapport.<br />

Tenslotte stelt zij dat <strong>de</strong> voorzieningen die nodig<br />

zijn om aan <strong>de</strong> voorgeschreven grenswaar<strong>de</strong>n te<br />

kunnen voldoen onnodig bezwarend zijn. Volgens<br />

appellante heeft verweer<strong>de</strong>r in dit verband geen rekening<br />

gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> stand <strong>de</strong>r techniek in <strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> branche en <strong>het</strong> feit dat eer<strong>de</strong>r al<br />

kostbare voorzieningen zijn aangebracht.<br />

Ter voorkoming dan wel beperking <strong>van</strong> geluidhin<strong>de</strong>r<br />

hebben verweer<strong>de</strong>rs <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> voorschriften<br />

aan <strong>de</strong> vergunning verbon<strong>de</strong>n.<br />

In voorschrift 7.1.1 is on<strong>de</strong>r meer bepaald dat<br />

<strong>het</strong> langtijdgemid<strong>de</strong>ld beoor<strong>de</strong>lingsniveau (LAr,Lt)<br />

veroorzaakt door <strong>de</strong> in <strong>de</strong> inrichting aanwezige toestellen<br />

en installaties en door <strong>de</strong> in <strong>de</strong> inrichting<br />

verrichte werkzaamhe<strong>de</strong>n of activiteiten in <strong>de</strong> representatieve<br />

bedrijfssituatie, ter plaatse <strong>van</strong> <strong>de</strong> woning<br />

Molendijk 32 niet meer mag bedragen dan 46<br />

dB(A) in <strong>de</strong> dagperio<strong>de</strong>, 38 dB(A) in <strong>de</strong> avondperio<strong>de</strong><br />

en 37 dB(A) in <strong>de</strong> nachtperio<strong>de</strong>.<br />

In voorschrift 7.1.4 is bepaald dat binnen 6<br />

maan<strong>de</strong>n na <strong>het</strong> in werking tre<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> vergunning<br />

<strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> akoestische voorzieningen, zoals<br />

vermeld in <strong>het</strong> akoestische rapport FS/CJ/F 15304-<br />

4-RA <strong>van</strong> Peutz & Associes d.d. 10 juli 2001, bladzij<strong>de</strong><br />

25, 27 en 28 getroffen moeten zijn:<br />

– plaatsing <strong>van</strong> geluidschermen met een hoogte<br />

<strong>van</strong> 2 meter langs <strong>de</strong> zuid- en westrand <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

dak boven <strong>de</strong> compressorruimten (schermen<br />

aansluitend <strong>op</strong> naastliggend vrieshuis). Hierbij<br />

dient tevens <strong>de</strong> zuidgevel <strong>van</strong> <strong>het</strong> vrieshuis tot<br />

een hoogte <strong>van</strong> circa 3 meter boven <strong>het</strong> dak<strong>op</strong>pervlak<br />

te wor<strong>de</strong>n voorzien <strong>van</strong> geluidabsorberend<br />

materiaal; reductie <strong>van</strong> minimaal 5 dB(A);<br />

– <strong>de</strong> ver<strong>van</strong>ging <strong>van</strong> <strong>de</strong> con<strong>de</strong>nsor <strong>van</strong> <strong>de</strong> koelcontainer<br />

door een low noise con<strong>de</strong>nsor; reductie<br />

<strong>van</strong> minimaal 10 dB(A);<br />

– <strong>de</strong> ver<strong>van</strong>ging <strong>van</strong> <strong>de</strong> koeltoren naast <strong>de</strong> koelcontainer<br />

door een low noise dry cooler; reductie<br />

<strong>van</strong> minimaal 10 dB(A). Deze reductie kan ook<br />

bereikt wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> plaatsing <strong>van</strong> een uit geluidisoleren<strong>de</strong><br />

panelen <strong>op</strong>gebouw<strong>de</strong> akoestische<br />

‘hoed’, die over <strong>de</strong> ventilatoren <strong>van</strong> <strong>de</strong> huidige<br />

koeltoren wordt geplaatst;<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Milieu<br />

35<br />

– <strong>de</strong> ver<strong>van</strong>ging <strong>van</strong> <strong>de</strong> con<strong>de</strong>nsor naast <strong>de</strong> koelcontainer<br />

door low noise con<strong>de</strong>nsors; reductie<br />

<strong>van</strong> minimaal 10 dB(A);<br />

– <strong>de</strong> ver<strong>van</strong>ging <strong>van</strong> <strong>de</strong> con<strong>de</strong>nsors expeditie door<br />

een low noise con<strong>de</strong>nsor; reductie <strong>van</strong> minimaal<br />

10 dB(A);<br />

– een geluidisoleren<strong>de</strong> omkasting; met geluidge<strong>de</strong>mpte<br />

ventilatie<strong>op</strong>eningen bij <strong>de</strong> schoorsteenventilator;<br />

reductie <strong>van</strong> minimaal 10 dB(A);<br />

– plaatsing <strong>van</strong> een coulissen<strong>de</strong>mper <strong>op</strong> <strong>de</strong> uitblaassectie<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> luchtbehan<strong>de</strong>lingskast; reductie<br />

<strong>van</strong> minimaal 10 dB(A);<br />

– <strong>het</strong> richten <strong>van</strong> <strong>de</strong> ventilatie<strong>op</strong>eningen <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

productieruimte in noor<strong>de</strong>lijke richting; reductie<br />

<strong>van</strong> minimaal 3 dB(A). Deze reductie kan eveneens<br />

bereikt wor<strong>de</strong>n door <strong>het</strong> uitschakelen <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong>ze ventilatievoorziening geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> nachtperio<strong>de</strong>.<br />

Blijkens <strong>de</strong> stukken hebben verweer<strong>de</strong>rs bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> geluidbelasting <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting<br />

<strong>de</strong> Handreiking industrielawaai en vergunningverlening<br />

(hierna: <strong>de</strong> Handreiking) gehanteerd. Verweer<strong>de</strong>rs<br />

hebben overeenkomstig <strong>het</strong> gestel<strong>de</strong> in <strong>de</strong><br />

Handreiking <strong>de</strong> in hoofdstuk 4 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Handreiking<br />

aanbevolen beoor<strong>de</strong>lingswijze tot uitgangspunt genomen.<br />

Deze beoor<strong>de</strong>lingswijze komt overeen met<br />

die <strong>van</strong> <strong>de</strong> circulaire Industrielawaai.<br />

In <strong>de</strong> Handreiking zijn voor verschillen<strong>de</strong> omgevingscategorieën<br />

streefwaar<strong>de</strong>n <strong>op</strong>genomen. Overschrijding<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze streefwaar<strong>de</strong>n is voor bestaan<strong>de</strong><br />

inrichtingen mogelijk tot <strong>het</strong> referentieniveau <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> omgevingsgeluid. Overschrijding <strong>van</strong> <strong>het</strong> referentieniveau<br />

tot een maximum etmaalwaar<strong>de</strong> <strong>van</strong><br />

55 dB(A) kan in sommige gevallen toelaatbaar wor<strong>de</strong>n<br />

geacht <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> een bestuurlijk afwegingsproces<br />

waarbij <strong>de</strong> geluidbestrijdingskosten een belangrijke<br />

rol dienen te spelen. Wanneer <strong>het</strong><br />

bestaan<strong>de</strong> niveau <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting hoger is dan 55<br />

dB(A) etmaalwaar<strong>de</strong> geldt als maximum <strong>de</strong> laatste<br />

waar<strong>de</strong> of <strong>het</strong> referentieniveau.<br />

Verweer<strong>de</strong>r heeft <strong>de</strong> Handreiking aldus toegepast<br />

dat hij voor <strong>de</strong> bepaling <strong>van</strong> <strong>de</strong> geluidgrenswaar<strong>de</strong>n<br />

aansluiting heeft gezocht bij <strong>het</strong> referentieniveau.<br />

Daartoe acht hij met name <strong>van</strong> belang dat<br />

er <strong>op</strong> geringe afstand woningen <strong>van</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n zijn gelegen<br />

waarvoor naar <strong>de</strong> <strong>op</strong>vatting <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r<br />

<strong>het</strong> referentieniveau als maatstaf moet dienen. Ver<strong>de</strong>r<br />

komt volgens verweer<strong>de</strong>r geen <strong>van</strong> <strong>de</strong> in <strong>de</strong><br />

Handreiking gegeven omgevingscategorieën overeen<br />

met <strong>de</strong> omgeving waarin <strong>de</strong> inrichting is gelegen.<br />

Verweer<strong>de</strong>r zag hierin re<strong>de</strong>n te on<strong>de</strong>rzoeken<br />

wat <strong>het</strong> referentieniveau <strong>van</strong> <strong>het</strong> omgevingsgeluid is<br />

en dit bij <strong>de</strong> beslissing <strong>op</strong> <strong>de</strong> aanvraag te betrekken.<br />

Deze beoor<strong>de</strong>lingswijze is niet in strijd met <strong>het</strong><br />

recht. Het betoog <strong>van</strong> appellante dat verweer<strong>de</strong>r<br />

aansluiting had moeten zoeken bij <strong>de</strong> geluidgrenswaar<strong>de</strong>n<br />

uit <strong>het</strong> Besluit treft dan ook geen doel. Ver<strong>de</strong>r<br />

kan niet geoor<strong>de</strong>eld wor<strong>de</strong>n dat verweer<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

Handreiking <strong>op</strong> <strong>de</strong>ze wijze onjuist heeft toegepast.<br />

Het beroep is in zoverre ongegrond.<br />

Niet in geschil is dat <strong>de</strong> voorzieningen die zijn<br />

voorgeschreven in voorschrift 7.1.4 nodig zijn om<br />

te kunnen voldoen aan <strong>de</strong> grenswaar<strong>de</strong>n zoals die<br />

zijn <strong>op</strong>genomen in voorschrift 7.1.1. Niet aannemelijk<br />

is gewor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong>ze maatregelen ongebruikelijk<br />

zijn in <strong>de</strong> branche waartoe <strong>het</strong> bedrijf behoort.<br />

Ver<strong>de</strong>r is niet gebleken dat <strong>de</strong>ze maatregelen in<br />

on<strong>de</strong>rhavig geval, gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> daarmee te behalen geluidreductie,<br />

re<strong>de</strong>lijkerwijs niet <strong>van</strong> vergunninghoudster<br />

kunnen wor<strong>de</strong>n gevergd. Daarbij is <strong>van</strong> belang<br />

dat artikel 8.11, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer,<br />

me<strong>de</strong> in aanmerking genomen <strong>de</strong> totstandkomingsgeschie<strong>de</strong>nis<br />

daar<strong>van</strong>, geen ruimte biedt voor een<br />

afweging tussen <strong>het</strong> belang <strong>van</strong> <strong>de</strong> bescherming <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> milieu enerzijds en <strong>het</strong> zuiver individuele bedrijfseconomische<br />

belang <strong>van</strong> vergunninghoudster<br />

an<strong>de</strong>rzijds. Bij <strong>de</strong> afweging <strong>van</strong> economische belangen<br />

mag slechts wor<strong>de</strong>n betrokken wat in <strong>het</strong> algemeen<br />

kan wor<strong>de</strong>n gevergd <strong>van</strong> een inrichting behorend<br />

tot <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige branche. De beroepsgrond<br />

faalt ook in zoverre.<br />

Het beroep is <strong>de</strong>rhalve ongegrond.<br />

03-52<br />

ABRS 23 april 2003, nr. 200204095/1 (Zuiveringsschap<br />

Hollandse Eilan<strong>de</strong>n en Waar<strong>de</strong>n)<br />

Casus<br />

Vergunning krachtens <strong>de</strong> Wvo voor <strong>het</strong> <strong>van</strong>uit <strong>het</strong><br />

gemeentelijk rioleringsstelsel lozen in <strong>het</strong> <strong>op</strong>ervlaktewater<br />

<strong>van</strong> afvalwater, met hemelwater verdund<br />

afvalwater en hemelwater. Appellant stelt<br />

dat verweer<strong>de</strong>r er onvoldoen<strong>de</strong> rekening mee heeft<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


36 Milieu<br />

gehou<strong>de</strong>n dat <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater ten behoeve<br />

<strong>van</strong> landbouwdoelein<strong>de</strong>n, zoals drinkwater voor<br />

vee en besproeiing <strong>van</strong> landbouwgron<strong>de</strong>n voldoen<strong>de</strong><br />

zuiver dient te zijn. Hij vindt dat verweer<strong>de</strong>r onvoldoen<strong>de</strong><br />

heeft on<strong>de</strong>rzocht of <strong>de</strong> lozing gezondheidsproblemen<br />

bij vee veroorzaakt.<br />

Rechtsvragen<br />

1. Aan welke kwaliteitseisen dient <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater<br />

te voldoen?<br />

2. Dient <strong>de</strong> vergunning te wor<strong>de</strong>n verleend voor<br />

een bepaal<strong>de</strong> termijn?<br />

Uitspraak<br />

De Af<strong>de</strong>ling overweegt dat <strong>op</strong>pervlaktewater on<strong>de</strong>r<br />

meer moet voldoen aan <strong>de</strong> eis dat dit water in <strong>het</strong><br />

algemeen ook voor landbouwdoelein<strong>de</strong>n voldoen<strong>de</strong><br />

zuiver moet zijn, on<strong>de</strong>r meer om als drinkwater<br />

voor vee te dienen. Aan wateren waaraan vee<br />

wordt gedrenkt, wor<strong>de</strong>n geen ver<strong>de</strong>rgaan<strong>de</strong> kwaliteitseisen<br />

gesteld dan aan wateren met een an<strong>de</strong>re<br />

functie. In <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige geval bestaat geen<br />

aanleiding voor <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el dat verweer<strong>de</strong>r bij zijn<br />

besluit onvoldoen<strong>de</strong> rekening heeft gehou<strong>de</strong>n met<br />

<strong>de</strong> omstandigheid dat <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater door<br />

vee wordt gedronken. De vergunning heeft me<strong>de</strong><br />

betrekking <strong>op</strong> <strong>de</strong> mogelijke lozing <strong>van</strong> stoffen als<br />

bedoeld in lijst I <strong>van</strong> <strong>de</strong> bijlage <strong>van</strong> EG-richtlijn<br />

76/464. Ingevolge <strong>de</strong>ze richtlijn, die in <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige<br />

geval rechtstreekse werking heeft, mag een<br />

vergunning voor <strong>de</strong> lozing <strong>van</strong> <strong>de</strong>rgelijke stoffen,<br />

ook indien <strong>het</strong> gaat om geringe hoeveelhe<strong>de</strong>n,<br />

slechts voor een beperkte duur wor<strong>de</strong>n verleend.<br />

Aangezien <strong>de</strong> geldigheidsduur <strong>van</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige<br />

vergunning niet is beperkt, is in zoverre in strijd<br />

met <strong>de</strong> richtlijn gehan<strong>de</strong>ld. Volgt in zoverre vernietiging<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit.<br />

Wet verontreiniging <strong>op</strong>pervlaktewateren, artikelen<br />

1 en 7<br />

EG-richtlijn 76/464, artikel 3 lid 4<br />

Bij besluit <strong>van</strong> 11 juni 2002 heeft <strong>het</strong> dagelijks bestuur<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> Zuiveringsschap Hollandse Eilan<strong>de</strong>n<br />

en Waar<strong>de</strong>n (verweer<strong>de</strong>r) on<strong>de</strong>r meer aan <strong>het</strong> college<br />

<strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> Leerdam<br />

een vergunning krachtens <strong>de</strong> Wet verontreiniging<br />

<strong>op</strong>pervlaktewateren verleend voor <strong>het</strong> <strong>van</strong>uit <strong>het</strong> gemeentelijk<br />

rioleringsstelsel lozen in <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater<br />

<strong>van</strong> afvalwater, met hemelwater verdund afvalwater<br />

en hemelwater.<br />

Overwegingen<br />

Appellant is <strong>van</strong> mening dat verweer<strong>de</strong>r <strong>de</strong> vergunning,<br />

gezien <strong>de</strong> mogelijk na<strong>de</strong>lige gevolgen voor <strong>de</strong><br />

kwaliteit <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater, niet had mogen<br />

verlenen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verweer<strong>de</strong>r<br />

met zijn besluit onvoldoen<strong>de</strong> rekening ermee<br />

heeft gehou<strong>de</strong>n dat <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater ten behoeve<br />

<strong>van</strong> landbouwdoelein<strong>de</strong>n, zoals drinkwater<br />

voor vee en besproeiing <strong>van</strong> landbouwgron<strong>de</strong>n, voldoen<strong>de</strong><br />

zuiver dient te zijn. Volgens hem heeft verweer<strong>de</strong>r<br />

onvoldoen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzocht of sprake is <strong>van</strong><br />

zodanige omstandighe<strong>de</strong>n dat <strong>het</strong> lozen <strong>van</strong>uit overstorten<br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater gezondheidsproblemen<br />

bij vee veroorzaakt. Hij wijst er<strong>op</strong> dat indien<br />

overstorten zijn gelegen nabij k<strong>op</strong>ein<strong>de</strong>n <strong>van</strong> sloten,<br />

waar ondiep water in staat, sprake kan zijn <strong>van</strong> een<br />

permanent slechte waterkwaliteit.<br />

De Af<strong>de</strong>ling heeft in haar uitspraak <strong>van</strong> 1 september<br />

1998, nr. E03.98.1364 (MR 1999/72),<br />

overwogen dat <strong>op</strong>pervlaktewater on<strong>de</strong>r meer moet<br />

voldoen aan <strong>de</strong> eis dat dit water in <strong>het</strong> algemeen<br />

ook voor landbouwdoelein<strong>de</strong>n voldoen<strong>de</strong> zuiver<br />

moet zijn, on<strong>de</strong>r meer om als drinkwater voor <strong>het</strong><br />

vee te dienen. Aan wateren waaraan vee wordt gedrenkt,<br />

wor<strong>de</strong>n geen ver<strong>de</strong>rgaan<strong>de</strong> kwaliteitseisen<br />

gesteld dan aan wateren met een an<strong>de</strong>re functie.<br />

Er bestaat in <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige geval geen aanleiding<br />

voor <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el dat verweer<strong>de</strong>r bij zijn besluit<br />

onvoldoen<strong>de</strong> rekening heeft gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> omstandigheid<br />

dat <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater door vee<br />

wordt gedronken.<br />

Uit <strong>de</strong> stukken komt naar voren dat <strong>de</strong> gemeenteraad<br />

<strong>van</strong> Leerdam een gemeentelijk rioleringsplan<br />

als bedoeld in artikel 4.22 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer<br />

heeft vastgesteld. Het Basisrioleringsplan Gemeente<br />

Leerdam is <strong>op</strong>gesteld volgens <strong>de</strong> methodiek <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> door <strong>de</strong> Commissie Integraal Waterbeheer <strong>op</strong>gestel<strong>de</strong><br />

rapport Knelpuntencriteria riooloverstorten.<br />

Verweer<strong>de</strong>r heeft dit plan beoor<strong>de</strong>eld. On<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el<br />

hier<strong>van</strong> is <strong>de</strong> inventarisatie <strong>van</strong> knelpunten bij riooloverstorten.<br />

In <strong>de</strong> gemeente Leerdam zijn geen<br />

overstorten aanwezig die volgens <strong>de</strong> CIW-metho<strong>de</strong><br />

risico’s voor <strong>de</strong> diergezondheid met zich brengen,<br />

zo staat in <strong>het</strong> Basisrioleringsplan Gemeente Leerdam.<br />

Het door appellant bedoel<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoek heeft<br />

<strong>de</strong>rhalve reeds plaatsgevon<strong>de</strong>n in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Milieu<br />

37<br />

beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>het</strong> gemeentelijke rioleringsplan.<br />

De Af<strong>de</strong>ling ziet geen aankn<strong>op</strong>ingspunten voor <strong>het</strong><br />

oor<strong>de</strong>el dat verweer<strong>de</strong>r bij <strong>het</strong> verlenen <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rhavige lozingsvergunning niet er<strong>van</strong> heeft<br />

mogen uitgaan dat in <strong>de</strong> gemeente Leerdam geen risicovolle<br />

overstorten in <strong>de</strong> door appellant bedoel<strong>de</strong><br />

zin aanwezig zijn.<br />

Gezien <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong>, bestaat in <strong>het</strong>geen appellant<br />

heeft aangevoerd geen grond voor <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el<br />

dat verweer<strong>de</strong>r zich niet in re<strong>de</strong>lijkheid <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

standpunt heeft kunnen stellen dat <strong>de</strong> aan <strong>de</strong> vergunning<br />

verbon<strong>de</strong>n voorschriften voldoen<strong>de</strong> bescherming<br />

bie<strong>de</strong>n tegen verontreiniging <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater<br />

door <strong>de</strong> vergun<strong>de</strong> lozingen.<br />

Uit <strong>de</strong> stukken en <strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ter zitting is<br />

gebleken dat <strong>de</strong> bij <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit verleen<strong>de</strong><br />

vergunning me<strong>de</strong> betrekking heeft <strong>op</strong> <strong>de</strong> mogelijke<br />

lozing <strong>van</strong> stoffen als bedoeld in lijst I <strong>van</strong> <strong>de</strong> bijlage<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Richtlijn 76/464/EEG. Ingevolge artikel 3,<br />

vier<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze richtlijn die in <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige<br />

geval rechtstreekse werking heeft, mag een vergunning<br />

voor <strong>de</strong> lozing <strong>van</strong> <strong>de</strong>rgelijke stoffen, ook indien<br />

<strong>het</strong> gaat om geringe hoeveelhe<strong>de</strong>n, slechts<br />

voor een beperkte duur wor<strong>de</strong>n verleend. Aangezien<br />

<strong>de</strong> geldigheidsduur <strong>van</strong> <strong>de</strong> bij <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />

verleen<strong>de</strong> vergunning niet is beperkt, is in zoverre in<br />

strijd met <strong>de</strong> richtlijn gehan<strong>de</strong>ld. Hieruit volgt dat<br />

<strong>het</strong> besluit moet wor<strong>de</strong>n vernietigd voorzover daarbij<br />

<strong>de</strong> vergunning niet voor een beperkte duur is verleend.<br />

Het beroep is gegrond, in verband waarmee <strong>het</strong><br />

bestre<strong>de</strong>n besluit wordt vernietigd. Verweer<strong>de</strong>r<br />

dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze uitspraak. Daartoe zal <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling een termijn<br />

stellen.<br />

Casus<br />

Last on<strong>de</strong>r dwangsom wegens <strong>het</strong> zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> vereiste<br />

milieuvergunning inzamelen en overslaan <strong>van</strong><br />

ou<strong>de</strong> metalen en schroot. De dwangsom is gebaseerd<br />

<strong>op</strong> artikel 5:21 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Provinciale Milieuveror<strong>de</strong>ning<br />

Limburg (PMV) dat bepaalt dat <strong>het</strong> is verbo<strong>de</strong>n<br />

om in waterwin<strong>gebied</strong>en een inrichting <strong>op</strong><br />

te richten. Verzoeker om schorsing <strong>van</strong> <strong>het</strong> besluit<br />

meent dat geen sprake is <strong>van</strong> ‘<strong>op</strong>richten’ <strong>van</strong> een<br />

inrichting nu <strong>de</strong> inrichting al geruime tijd in werking<br />

is en in 1991 een hin<strong>de</strong>rwetvergunning is verleend.<br />

Bovendien is artikel 5:21 volgens hem onverbin<strong>de</strong>nd,<br />

omdat <strong>de</strong>ze bepaling veel ver<strong>de</strong>r<br />

strekt dan <strong>het</strong> bepaal<strong>de</strong> in artikel 8.46 Wm <strong>op</strong><br />

welk artikel verweer<strong>de</strong>r zijn standpunt baseert dat<br />

<strong>de</strong> huidige bedrijfsactiviteiten niet legaliseerbaar<br />

zijn.<br />

Rechtsvragen<br />

1. Hoe dient <strong>het</strong> ‘<strong>op</strong>richten’ <strong>van</strong> een inrichting te<br />

wor<strong>de</strong>n verstaan?<br />

2. Is artikel 5:21 PMV onverbin<strong>de</strong>nd?<br />

Uitspraak<br />

Vaststaat dat verzoeker zijn bedrijfsactiviteiten<br />

reeds geruime tijd zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> vereiste vergunning<br />

ingevolge <strong>de</strong> Wm uitoefent in een <strong>gebied</strong> dat is<br />

aangewezen als waterwin<strong>gebied</strong>. De hem in 1988<br />

verleen<strong>de</strong> hin<strong>de</strong>rwetvergunning is in 1991 vernietigd<br />

en se<strong>de</strong>rtdien is geen nieuwe milieuvergunning<br />

verleend. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> term ‘<strong>op</strong>richten’ in artikel<br />

5:21 PMV moet wor<strong>de</strong>n verstaan <strong>het</strong> juridisch <strong>op</strong>richten<br />

<strong>van</strong> een inrichting als bedoeld in artikel<br />

8.1 Wm en niet <strong>het</strong> feitelijk <strong>op</strong>richten hier<strong>van</strong>.<br />

Derhalve gaat <strong>het</strong> in <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige geval om een<br />

<strong>op</strong>richtingssituatie waar<strong>op</strong> artikel 5:21 PMV <strong>van</strong><br />

toepassing is. Voorzover verzoeker betoogt dat artikel<br />

5:21 PMV onverbin<strong>de</strong>nd is, overweegt <strong>de</strong><br />

Voorzitter dat, gelet <strong>op</strong> artikel 1.2, lid 6, aanhef en<br />

on<strong>de</strong>r b <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wm, dat betoog geen steun vindt in<br />

<strong>het</strong> recht.<br />

03-53<br />

Vz. ABRS 13 mei 2003, nr. 200302388/2 (Heel)<br />

Algemene wet bestuursrecht, artikel 5:32<br />

Wet milieubeheer, artikelen 1.2 lid 6 en 8.1<br />

Provinciale Milieuveror<strong>de</strong>ning Limburg, artikel<br />

5.21<br />

Bij besluit <strong>van</strong> 31 oktober 2002 heeft <strong>het</strong> college<br />

<strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> Heel (verweer<strong>de</strong>r)<br />

aan verzoeker een last on<strong>de</strong>r dwangsom als bedoeld<br />

in artikel 5:32, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene<br />

wet bestuursrecht <strong>op</strong>gelegd wegens <strong>het</strong> zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

vereiste milieuvergunning inzamelen en overslaan<br />

<strong>van</strong> ou<strong>de</strong> metalen en schroot. De dwangsom is vastgesteld<br />

<strong>op</strong> € 200,00 per dag dat, met ingang <strong>van</strong> 2<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


38 Milieu<br />

mei 2003, geconstateerd wordt dat <strong>de</strong> aanwezige<br />

containers, <strong>de</strong> gasfles, <strong>de</strong> <strong>op</strong> <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m aanwezige<br />

ho<strong>op</strong> puin en <strong>de</strong> losse h<strong>op</strong>en oud ijzer en schroot<br />

niet zijn verwij<strong>de</strong>rd en afgevoerd naar een daartoe<br />

erkend verwerkingsbedrijf, en <strong>de</strong> loskraan niet is verwij<strong>de</strong>rd,<br />

tot een maximum <strong>van</strong> € 12.000,00.<br />

Bij besluit <strong>van</strong> 9 april 2003 heeft verweer<strong>de</strong>r<br />

<strong>het</strong> hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.<br />

Overwegingen<br />

Ingevolge artikel 125, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Gemeentewet<br />

is <strong>het</strong> gemeentebestuur bevoegd tot toepassing<br />

<strong>van</strong> bestuursdwang.<br />

Ingevolge artikel 5:32, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene<br />

wet bestuursrecht kan een bestuursorgaan<br />

dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in<br />

plaats daar<strong>van</strong> aan <strong>de</strong> overtre<strong>de</strong>r een last on<strong>de</strong>r<br />

dwangsom <strong>op</strong>leggen.<br />

Ingevolge artikel 5:32, vijf<strong>de</strong> lid, wordt in <strong>de</strong> beschikking<br />

die strekt tot <strong>het</strong> ongedaan maken <strong>van</strong><br />

een overtreding of <strong>het</strong> voorkomen <strong>van</strong> ver<strong>de</strong>re overtreding,<br />

een termijn gesteld geduren<strong>de</strong> welke <strong>de</strong><br />

overtre<strong>de</strong>r <strong>de</strong> last kan uitvoeren zon<strong>de</strong>r dat een<br />

dwangsom wordt verbeurd.<br />

Ingevolge artikel 8.10, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet<br />

milieubeheer, voorzover hier <strong>van</strong> belang, wordt <strong>de</strong><br />

vergunning in ie<strong>de</strong>r geval geweigerd indien door verlening<br />

daar<strong>van</strong> strijd zou ontstaan met regels als<br />

bedoeld in artikel 8.9.<br />

Ingevolge artikel 8.9 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer,<br />

voorzover hier <strong>van</strong> belang, draagt <strong>het</strong> bevoegd<br />

gezag er bij <strong>de</strong> beslissing <strong>op</strong> <strong>de</strong> aanvraag zorg voor<br />

dat er geen strijd ontstaat met regels die met betrekking<br />

tot <strong>de</strong> inrichting gel<strong>de</strong>n, gesteld bij of<br />

krachtens <strong>de</strong>ze wet.<br />

Ingevolge artikel 1.2, zes<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer<br />

kan <strong>de</strong> provinciale milieuveror<strong>de</strong>ning<br />

slechts, voorzover dit uit een oogpunt <strong>van</strong> doelmatige<br />

regelgeving bijzon<strong>de</strong>r aangewezen is, regels bevatten<br />

die rechtstreeks betrekking hebben <strong>op</strong> bij die<br />

regels aangewezen categorieën <strong>van</strong> inrichtingen,<br />

voorzover:<br />

a. ten aanzien <strong>van</strong> die inrichtingen <strong>het</strong> in artikel<br />

8.1, eerste lid, gestel<strong>de</strong> verbod niet geldt, en die<br />

regels noodzakelijk zijn ter bescherming <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

kwaliteit <strong>van</strong> <strong>het</strong> grondwater met <strong>het</strong> oog <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />

waterwinning in bij <strong>de</strong> veror<strong>de</strong>ning aangewezen<br />

<strong>gebied</strong>en, of<br />

b. <strong>het</strong> regels betreft, inhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> een verbod tot <strong>het</strong><br />

<strong>op</strong>richten of in werking hebben <strong>van</strong> <strong>de</strong>rgelijke inrichtingen<br />

in <strong>gebied</strong>en als bedoeld on<strong>de</strong>r a, dan<br />

wel tot <strong>het</strong> <strong>op</strong> een bij die veror<strong>de</strong>ning aan te<br />

geven wijze veran<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> <strong>de</strong>rgelijke inrichtingen<br />

in die <strong>gebied</strong>en, of <strong>het</strong> veran<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

werking daar<strong>van</strong>.<br />

In artikel 5.21, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> provinciale milieuveror<strong>de</strong>ning<br />

Limburg (hierna: <strong>de</strong> PMV) is bepaald<br />

dat <strong>het</strong> is verbo<strong>de</strong>n in waterwin<strong>gebied</strong>en een inrichting<br />

<strong>op</strong> te richten.<br />

Verzoeker betoogt dat verweer<strong>de</strong>r ten onrechte<br />

heeft bepaald dat <strong>het</strong> verbod als vervat in artikel<br />

5:21, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> PMV <strong>op</strong> <strong>de</strong> inrichting <strong>van</strong><br />

toepassing is. Volgens verzoeker is geen sprake <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> <strong>op</strong>richten <strong>van</strong> een inrichting als bedoeld in dit<br />

artikellid, omdat <strong>de</strong> inrichting al geruime tijd in<br />

werking is en er in 1991 een Hin<strong>de</strong>rwetvergunning<br />

is verleend. Bovendien is artikel 5:21, eerste lid,<br />

volgens verzoeker onverbin<strong>de</strong>nd, omdat <strong>het</strong> veel<br />

ver<strong>de</strong>r gaat dan <strong>het</strong> bepaal<strong>de</strong> in artikel 8:46 <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Wet milieubeheer, <strong>op</strong> welk artikel verweer<strong>de</strong>r, in<br />

samenhang met an<strong>de</strong>re artikelen <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze wet, zijn<br />

standpunt baseert dat <strong>de</strong> huidige bedrijfsactiviteiten<br />

niet legaliseerbaar zijn.<br />

Verzoeker betoogt ver<strong>de</strong>r dat verweer<strong>de</strong>r, alvorens<br />

tot handhaving over te gaan, een inspanningsverplichting<br />

tot <strong>het</strong> verkrijgen c.q. verlenen <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

benodig<strong>de</strong> vergunningen voor <strong>de</strong> verplaatsing <strong>van</strong><br />

zijn bedrijf had dienen na te leven, welke verplichting<br />

volgens verzoeker volgt uit een met hem gesloten<br />

privaatrechtelijke overeenkomst. Voorts voert hij<br />

aan dat <strong>van</strong> handhaving dient te wor<strong>de</strong>n afgezien,<br />

omdat verweer<strong>de</strong>r <strong>de</strong> feitelijke situatie al <strong>de</strong>cennia<br />

lang gedoogt. Me<strong>de</strong> gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> feit dat <strong>de</strong> huidige<br />

situatie zo lang is gedoogd, is <strong>de</strong> sanctie volgens<br />

verzoeker dispr<strong>op</strong>ortioneel. Hij merkt in dit verband<br />

<strong>op</strong> dat on<strong>de</strong>rzocht noch gebleken is dat <strong>van</strong>wege <strong>de</strong><br />

activiteiten <strong>van</strong> verzoeker gevaar bestaat voor <strong>de</strong><br />

grondwaterwinning. De huidige bedrijfsactiviteiten<br />

zijn volgens hem dan ook legaliseerbaar. Bovendien<br />

is <strong>de</strong> begunstigingstermijn volgens verzoeker te<br />

kort. Hij betoogt dat hij in <strong>de</strong> gelegenheid moet<br />

wor<strong>de</strong>n gesteld om, <strong>op</strong> initiatief <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r<br />

zoals overeengekomen, el<strong>de</strong>rs een bedrijf te beginnen.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Milieu<br />

39<br />

Niet in geschil is dat verzoeker ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

nemen <strong>van</strong> <strong>het</strong> besluit <strong>van</strong> 31 oktober 2002 reeds<br />

geduren<strong>de</strong> vele jaren zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> vereiste vergunning<br />

in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> artikel 8.1, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer<br />

zijn bedrijfsactiviteiten uitoefen<strong>de</strong>, zodat<br />

verweer<strong>de</strong>r bevoegd was tot <strong>het</strong> <strong>op</strong>leggen <strong>van</strong> een<br />

last on<strong>de</strong>r dwangsom. Voorts staat vast dat verzoeker<br />

zijn bedrijfsactiviteiten uitoefent in een <strong>gebied</strong><br />

dat is aangewezen als waterwin<strong>gebied</strong> als bedoeld<br />

in artikel 5.19 <strong>van</strong> <strong>de</strong> PMV en waarin sinds november<br />

2001 daadwerkelijk drinkwater wordt gewonnen.<br />

Voorzover verzoeker betoogt dat artikel 5.21,<br />

eerste lid, onverbin<strong>de</strong>nd is, overweegt <strong>de</strong> Voorzitter<br />

dat, gelet <strong>op</strong> artikel 1.2, zes<strong>de</strong> lid, aanhef en on<strong>de</strong>r<br />

b, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer, dat betoog geen steun<br />

vindt in <strong>het</strong> recht. De Voorzitter is voorts <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el<br />

dat on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> in artikel 5.21 <strong>van</strong> <strong>de</strong> PMV gebezig<strong>de</strong><br />

term ‘<strong>op</strong>richten’ moet wor<strong>de</strong>n verstaan <strong>het</strong> juridisch<br />

<strong>op</strong>richten <strong>van</strong> een inrichting als bedoeld in<br />

artikel 8.1, eerste lid, on<strong>de</strong>r a, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer<br />

en niet <strong>het</strong> feitelijk <strong>op</strong>richten hier<strong>van</strong>. Hij<br />

baseert zich hierbij <strong>op</strong> <strong>de</strong> verwijzing naar artikel 8.1<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer in <strong>de</strong> paragraaf <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

PMV waarin artikel 5.21 is <strong>op</strong>genomen en <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />

toelichting <strong>op</strong> dit artikel, waarin is gesteld dat een<br />

nieuwe vestiging <strong>van</strong> inrichtingen in waterwin<strong>gebied</strong>en<br />

niet is toegelaten, <strong>het</strong>geen ook geldt voor inrichtingen<br />

waarvoor burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs<br />

een vergunning <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer<br />

zou<strong>de</strong>n moeten afgeven. De Voorzitter stelt vast dat<br />

verzoeker niet beschikt over een rechtsgeldige vergunning<br />

krachtens <strong>de</strong> Wet milieubeheer, nu <strong>de</strong> aan<br />

hem <strong>op</strong> 21 november 1988 verleen<strong>de</strong> Hin<strong>de</strong>rwetvergunning<br />

<strong>op</strong> 21 mei 1991 is vernietigd en hierna<br />

geen nieuwe milieuvergunning is verleend. Derhalve<br />

gaat <strong>het</strong> in <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige geval om een <strong>op</strong>richtingssituatie,<br />

en is artikel 5.21, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

PMV <strong>van</strong> toepassing. Verweer<strong>de</strong>r heeft naar <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Voorzitter daarom terecht geconclu<strong>de</strong>erd<br />

dat <strong>de</strong> huidige bedrijfsactiviteiten ter plaatse<br />

niet gelegaliseerd kunnen wor<strong>de</strong>n, gelet <strong>op</strong> artikel<br />

8.10, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer in<br />

samenhang met <strong>de</strong> artikelen 8.9 en 1.2, zes<strong>de</strong> lid,<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze wet en artikel 5.21, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

PMV.<br />

Het is <strong>de</strong> Voorzitter niet aannemelijk gewor<strong>de</strong>n<br />

dat <strong>de</strong> bedrijfsverplaatsing waar<strong>op</strong> <strong>de</strong> tussen verweer<strong>de</strong>r<br />

en verzoeker gesloten privaatrechtelijke<br />

overeenkomst ziet doorgang zal kunnen vin<strong>de</strong>n ten<br />

gevolge <strong>van</strong> <strong>de</strong> door <strong>de</strong> inrichting veroorzaakte geluidhin<strong>de</strong>r.<br />

Gelet hier<strong>op</strong> kan niet wor<strong>de</strong>n geoor<strong>de</strong>eld<br />

dat verweer<strong>de</strong>r <strong>van</strong>wege <strong>de</strong>ze overeenkomst niet in<br />

re<strong>de</strong>lijkheid <strong>van</strong> zijn bevoegdheid tot handhavend<br />

<strong>op</strong>tre<strong>de</strong>n gebruik had mogen maken. Voorzover verzoeker<br />

betoogt dat verweer<strong>de</strong>r niet handhavend had<br />

mogen <strong>op</strong>tre<strong>de</strong>n, omdat <strong>de</strong> huidige situatie al jarenlang<br />

wordt gedoogd, overweegt <strong>de</strong> Voorzitter dat<br />

niet is gebleken <strong>van</strong> een in rechte te honoreren <strong>op</strong>gewekt<br />

vertrouwen dat niet zou wor<strong>de</strong>n gehandhaafd.<br />

Bovendien geldt als vereiste voor gedogen<br />

on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re dat er voldoen<strong>de</strong> grond is om te verwachten<br />

dat <strong>de</strong> illegale situatie <strong>op</strong> korte termijn zal<br />

wor<strong>de</strong>n beëindigd. Daarvoor zijn onvoldoen<strong>de</strong> aankn<strong>op</strong>ingspunten<br />

gebleken. Gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> stukken en<br />

<strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ter zitting is <strong>de</strong> Voorzitter voorts<br />

aannemelijk gewor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> waterwinning in <strong>het</strong><br />

<strong>gebied</strong> waarin <strong>de</strong> inrichting is gelegen in gevaar<br />

komt, nu <strong>het</strong> bedrijfsge<strong>de</strong>elte <strong>van</strong> verzoeker niet is<br />

voorzien <strong>van</strong> bo<strong>de</strong>mbeschermen<strong>de</strong> voorzieningen,<br />

waardoor bo<strong>de</strong>mverontreiniging door olie en an<strong>de</strong>re<br />

stoffen mogelijk is. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze omstandighe<strong>de</strong>n<br />

ziet <strong>de</strong> Voorzitter geen grond voor <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el dat<br />

verweer<strong>de</strong>r niet in re<strong>de</strong>lijkheid gebruik heeft kunnen<br />

maken <strong>van</strong> zijn bevoegdheid om een last on<strong>de</strong>r<br />

dwangsom <strong>op</strong> te leggen.<br />

Wat betreft <strong>het</strong> betoog <strong>van</strong> verzoeker dat <strong>de</strong> begunstigingstermijn<br />

te kort is, overweegt <strong>de</strong> Voorzitter<br />

dat verweer<strong>de</strong>r zich in re<strong>de</strong>lijkheid <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt<br />

heeft kunnen stellen dat <strong>de</strong> gestel<strong>de</strong> termijn<br />

voldoen<strong>de</strong> is om <strong>de</strong> overtreding ongedaan te maken.<br />

De Voorzitter ziet hierin <strong>de</strong>rhalve geen aanleiding<br />

tot <strong>het</strong> treffen <strong>van</strong> een voorl<strong>op</strong>ige voorziening.<br />

Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> ziet <strong>de</strong> Voorzitter aanleiding<br />

<strong>het</strong> verzoek om <strong>het</strong> treffen <strong>van</strong> een voorl<strong>op</strong>ige<br />

voorziening af te wijzen.<br />

03-54<br />

ABRS 14 mei 2003, nr. 200203938/1 (Buren)<br />

Casus<br />

Revisievergunning krachtens <strong>de</strong> Wm voor een varkenshou<strong>de</strong>rij<br />

ge<strong>de</strong>eltelijk verleend en ge<strong>de</strong>eltelijk<br />

geweigerd.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


40 Milieu<br />

Rechtsvraag<br />

Was verweer<strong>de</strong>r (college <strong>van</strong> B&W <strong>van</strong> Buren) bevoegd<br />

om <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit te nemen?<br />

Uitspraak<br />

De vraag of verweer<strong>de</strong>r bevoegd was <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />

besluit te nemen is een aspect dat <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling<br />

ambtshalve bij haar beoor<strong>de</strong>ling moet betrekken.<br />

In <strong>de</strong> inrichting wor<strong>de</strong>n bijproducten als kaaswei,<br />

bierborstel en bietenpulp <strong>op</strong>geslagen in hoeveelhe<strong>de</strong>n<br />

<strong>van</strong> meer dan 50 m3. Deze bijproducten die<br />

<strong>van</strong> buiten <strong>de</strong> inrichting afkomstig zijn, zijn residuen<br />

<strong>van</strong> productieprocessen in <strong>de</strong> voedingsmid<strong>de</strong>lenindustrie<br />

en vallen als zodanig on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> lijst<br />

<strong>van</strong> afvalstoffen die wor<strong>de</strong>n genoemd in <strong>de</strong> bijlage<br />

<strong>van</strong> EG-richtlijn 75/442 (<strong>de</strong> Richtlijn). Niet is gebleken<br />

dat is beoogd <strong>de</strong>ze bijproducten te produceren<br />

als veevoe<strong>de</strong>r. Mitsdien staat vast dat <strong>de</strong> leveranciers<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze bijproducten zich hier<strong>van</strong><br />

ontdoen of moeten ontdoen in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>de</strong> Richtlijn<br />

en <strong>de</strong>ze producten <strong>de</strong>rhalve zijn aan te merken<br />

als afvalstof. Omdat meer dan 50 m3 afvalstoffen<br />

in <strong>de</strong> inrichting wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong>geslagen en vervolgens<br />

wor<strong>de</strong>n gemengd en thermisch wor<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld,<br />

is niet verweer<strong>de</strong>r maar ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten bevoegd<br />

om <strong>op</strong> <strong>de</strong> vergunningaanvraag te beschikken.<br />

Verweer<strong>de</strong>r en vergunninghou<strong>de</strong>r hebben met<br />

verwijzing naar <strong>de</strong> brief <strong>van</strong> <strong>de</strong> Staatssecretaris<br />

<strong>van</strong> VROM <strong>van</strong> 4 februari 2003 betoogd dat <strong>de</strong> inrichting<br />

in hoofdzaak een veehou<strong>de</strong>rij betreft zodat<br />

verweer<strong>de</strong>r beschikkingsbevoegd is. Gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />

tekst en <strong>de</strong> toelichting <strong>van</strong> <strong>het</strong> Ivb is <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling<br />

<strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat <strong>het</strong> mogelijk is dat <strong>op</strong> een inrichting<br />

meer dan één categorie-omschrijving <strong>van</strong> toepassing<br />

is. Wanneer dat <strong>het</strong> geval is en één <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

categorie-omschrijvingen ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten aanwijst<br />

als bevoegd gezag, gaat blijkens <strong>de</strong> toelichting<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> Ivb die aanwijzing voor. Het standpunt<br />

vervat in <strong>de</strong> brief <strong>van</strong> <strong>de</strong> Staatssecretaris kan daar<br />

niet aan afdoen.<br />

Wet milieubeheer, artikel 8.2<br />

Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer<br />

(Ivb), bijlage I, categorie 28.4<br />

EG-richtlijn 75/442, artikel 1, on<strong>de</strong>r a en on<strong>de</strong>r c<br />

Brief Staatssecretaris VROM <strong>van</strong> 4 februari<br />

2003 kenmerk SAS/2003003494<br />

Bij besluit <strong>van</strong> 11 juni 2002 heeft <strong>het</strong> college <strong>van</strong><br />

burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> Buren (verweer<strong>de</strong>r)<br />

krachtens <strong>de</strong> Wet milieubeheer aan appellante<br />

sub 1 een revisievergunning als geregeld in artikel<br />

8.4, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze wet ge<strong>de</strong>eltelijk verleend<br />

en ge<strong>de</strong>eltelijk geweigerd voor een varkenshou<strong>de</strong>rij.<br />

Overwegingen<br />

De vraag of verweer<strong>de</strong>r bevoegd was <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />

besluit te nemen heeft betrekking <strong>op</strong> een aspect dat<br />

<strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling ambtshalve bij haar beoor<strong>de</strong>ling moet<br />

betrekken. De Af<strong>de</strong>ling zal <strong>de</strong>rhalve in <strong>de</strong> eerste<br />

plaats <strong>op</strong> <strong>de</strong>ze vraag ingaan.<br />

Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer<br />

zijn burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

gemeente waarin <strong>de</strong> inrichting geheel of in hoofdzaak<br />

zal zijn of is gelegen, bevoegd te beslissen <strong>op</strong><br />

<strong>de</strong> aanvraag om een vergunning, behou<strong>de</strong>ns in gevallen<br />

als bedoeld in <strong>het</strong> twee<strong>de</strong>, <strong>het</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> en <strong>het</strong><br />

vier<strong>de</strong> lid.<br />

Ingevolge artikel 8.2, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer,<br />

voorzover hier <strong>van</strong> belang, kan bij algemene<br />

maatregel <strong>van</strong> bestuur wor<strong>de</strong>n bepaald dat<br />

ten aanzien <strong>van</strong> daarbij aangewezen categorieën<br />

<strong>van</strong> inrichtingen ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten <strong>van</strong> <strong>de</strong> provincie<br />

waarin <strong>de</strong> inrichting geheel of in hoofdzaak zal<br />

zijn of is gelegen, of Onze Minister bevoegd zijn te<br />

beslissen <strong>op</strong> <strong>de</strong> aanvraag om een vergunning.<br />

Ingevolge artikel 3.1 <strong>van</strong> <strong>het</strong> Inrichtingen- en<br />

vergunningenbesluit milieubeheer (hierna te noemen:<br />

<strong>het</strong> Besluit) zijn ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

provincie waarin <strong>de</strong> inrichting geheel of in hoofdzaak<br />

zal zijn of is gelegen, bevoegd te beslissen <strong>op</strong><br />

<strong>de</strong> aanvraag om een vergunning ten aanzien <strong>van</strong> inrichtingen<br />

die behoren tot een categorie die daartoe<br />

in bijlage I is aangewezen.<br />

Categorie 8.1 <strong>van</strong> bijlage I behoren<strong>de</strong> bij <strong>het</strong> Besluit<br />

betreft – voorzover hier <strong>van</strong> belang – inrichtingen<br />

voor: a. <strong>het</strong> kweken, fokken, mesten, hou<strong>de</strong>n,<br />

verhan<strong>de</strong>len, verla<strong>de</strong>n of wegen <strong>van</strong> dieren.<br />

Ingevolge categorie 28.4, zoals <strong>op</strong>genomen in<br />

bijlage I behoren<strong>de</strong> bij <strong>het</strong> Besluit, zijn ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong><br />

staten <strong>het</strong> bevoegd gezag ten aanzien <strong>van</strong> inrichtingen,<br />

behoren<strong>de</strong> tot <strong>de</strong>ze categorie, voorzover <strong>het</strong><br />

betreft inrichtingen voor on<strong>de</strong>r meer: on<strong>de</strong>r a, sub<br />

6 o : <strong>het</strong> <strong>op</strong>slaan <strong>van</strong> an<strong>de</strong>re dan <strong>de</strong> on<strong>de</strong>r 1 o tot en<br />

met 5 o genoem<strong>de</strong> <strong>van</strong> buiten <strong>de</strong> inrichting afkomstige<br />

afvalstoffen met een capaciteit ten aanzien daar<strong>van</strong><br />

<strong>van</strong> 50 m 3 of meer, en on<strong>de</strong>r c, sub 1 o , voorzo-<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Milieu<br />

41<br />

ver hier <strong>van</strong> belang: <strong>het</strong> mengen, verdichten of thermisch<br />

behan<strong>de</strong>len – an<strong>de</strong>rs dan verbran<strong>de</strong>n – <strong>van</strong><br />

<strong>van</strong> buiten <strong>de</strong> inrichting afkomstige huishou<strong>de</strong>lijke<br />

afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen.<br />

In artikel 1, on<strong>de</strong>r a, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Richtlijn 75/<br />

442/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 91/156/EEG,<br />

(hierna te noemen: <strong>de</strong> Richtlijn) wordt ‘afvalstof’<br />

ge<strong>de</strong>finieerd als: ‘Elke stof of elk voorwerp behoren<strong>de</strong><br />

tot <strong>de</strong> in bijlage I genoem<strong>de</strong> categorieën waar<strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> hou<strong>de</strong>r zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen<br />

of zich moet ontdoen’.<br />

In artikel 1, on<strong>de</strong>r c, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Richtlijn wordt hou<strong>de</strong>r<br />

na<strong>de</strong>r omschreven als: ‘De producent <strong>van</strong> <strong>de</strong> afvalstoffen<br />

of <strong>de</strong> natuurlijke of rechtspersoon die <strong>de</strong><br />

afvalstoffen in bezit heeft’.<br />

In bijlage I, on<strong>de</strong>r Q8, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Richtlijn is als categorie<br />

afvalstof vermeld: bij industriële procédés<br />

ontstane residuen (bijvoorbeeld slakken, distillatieresiduen<br />

enz.).<br />

Het Hof <strong>van</strong> Justitie <strong>van</strong> <strong>de</strong> Eur<strong>op</strong>ese Gemeenschappen<br />

heeft in zijn arrest <strong>van</strong> 18 <strong>de</strong>cember<br />

1997 in <strong>de</strong> zaak C-129/96 (Inter-Environnement<br />

Wallonie) geoor<strong>de</strong>eld dat <strong>het</strong> toepassings<strong>gebied</strong> <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> begrip afvalstof afhangt <strong>van</strong> <strong>de</strong> betekenis <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

term ‘zich ontdoen <strong>van</strong>’.<br />

Het Hof <strong>van</strong> Justitie <strong>van</strong> <strong>de</strong> Eur<strong>op</strong>ese Gemeenschappen<br />

heeft in zijn arrest <strong>van</strong> 15 juni 2000, in<br />

<strong>de</strong> gevoeg<strong>de</strong> zaken C-418/97 en C-419/97 (AB<br />

2000, 311), on<strong>de</strong>r meer voor recht verklaard dat<br />

<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n dat een als brandstof gebruikte<br />

stof <strong>het</strong> residu is <strong>van</strong> een productieproces <strong>van</strong> een<br />

an<strong>de</strong>re stof en dat die stof voor geen enkel an<strong>de</strong>r gebruik<br />

dan verwij<strong>de</strong>ring in aanmerking kan komen,<br />

als aanwijzingen kunnen wor<strong>de</strong>n beschouwd voor<br />

een han<strong>de</strong>ling, een voornemen of een verplichting<br />

om zich <strong>van</strong> die stof te ontdoen in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> artikel<br />

1, on<strong>de</strong>r a, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Richtlijn. Of in<strong>de</strong>rdaad sprake is<br />

<strong>van</strong> een afvalstof in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>de</strong> Richtlijn moet<br />

evenwel wor<strong>de</strong>n beoor<strong>de</strong>eld met inachtneming <strong>van</strong><br />

alle omstandighe<strong>de</strong>n, waarbij rekening moet wor<strong>de</strong>n<br />

gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> doelstelling <strong>van</strong> die richtlijn<br />

en ervoor moet wor<strong>de</strong>n gewaakt, dat afbreuk wordt<br />

gedaan aan <strong>de</strong> doeltreffendheid daar<strong>van</strong>.<br />

Uit <strong>de</strong> tekening die behoort bij <strong>de</strong> vergunningaanvraag<br />

die ten grondslag heeft gelegen aan <strong>het</strong><br />

bestre<strong>de</strong>n besluit blijkt dat on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re een brijvoerkeuken<br />

en 20 voerbunkers <strong>van</strong> elk 70 m 3 voor<br />

bijproducten zijn aangevraagd. In <strong>de</strong> voerbunkers<br />

wordt on<strong>de</strong>r meer kaaswei en bierbostel <strong>op</strong>geslagen.<br />

Uit <strong>de</strong> aanvraag blijkt ver<strong>de</strong>r dat een <strong>op</strong>slag<br />

voor 375 m 3 bietenpulp is aangevraagd. Ter zitting<br />

is gebleken dat <strong>de</strong>ze bijproducten <strong>van</strong> buiten <strong>de</strong> inrichting<br />

afkomstig zijn.<br />

De hiervoor genoem<strong>de</strong> bijproducten zijn residuen<br />

<strong>van</strong> productieprocessen in <strong>de</strong> voedingsmid<strong>de</strong>lenindustrie<br />

en vallen als zodanig on<strong>de</strong>r categorie Q8<br />

<strong>van</strong> bijlage I <strong>van</strong> <strong>de</strong> Richtlijn. Niet is gebleken dat is<br />

beoogd <strong>de</strong>ze bijproducten te produceren als veevoe<strong>de</strong>r.<br />

De Af<strong>de</strong>ling is <strong>de</strong>rhalve <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat <strong>de</strong> leveranciers<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze bijproducten zich <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze producten<br />

ontdoen of moeten ontdoen, in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong><br />

artikel 1, on<strong>de</strong>r a, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Richtlijn en dat <strong>de</strong> bijproducten<br />

daarom zijn aan te merken als een afvalstof.<br />

Vaststaat <strong>de</strong>rhalve dat vergunning is aangevraagd<br />

voor een inrichting die over <strong>de</strong> capaciteit beschikt<br />

om meer dan 50 m 3 <strong>van</strong> buiten <strong>de</strong> inrichting<br />

afkomstige afvalstoffen, welke niet genoemd zijn in<br />

categorie 28.4, on<strong>de</strong>r a, sub 1 tot en met 5, <strong>op</strong> te<br />

slaan en vervolgens te mengen en thermisch te behan<strong>de</strong>len.<br />

De categorieën 28.7 of 28.8 <strong>van</strong> bijlage I<br />

behoren<strong>de</strong> bij <strong>het</strong> Besluit, waarin een uitzon<strong>de</strong>ring<br />

is gemaakt <strong>op</strong> on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re categorie 28.4, on<strong>de</strong>r<br />

a, sub 6, zijn niet <strong>van</strong> toepassing.<br />

Verweer<strong>de</strong>r en appellante sub 1 hebben ter zitting<br />

betoogd dat <strong>de</strong> inrichting, nu <strong>de</strong>ze in hoofdzaak<br />

een veehou<strong>de</strong>rij betreft, slechts valt on<strong>de</strong>r categorie<br />

8.1 <strong>van</strong> bijlage I behoren<strong>de</strong> bij <strong>het</strong> Besluit en niet<br />

on<strong>de</strong>r categorie 28.4 <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze bijlage, zodat verweer<strong>de</strong>r<br />

ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze inrichting <strong>het</strong> bevoegd<br />

gezag is. Zij hebben ter on<strong>de</strong>rbouwing <strong>van</strong><br />

hun standpunt verwezen naar <strong>de</strong> brief <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Staatssecretaris <strong>van</strong> Volkshuisvesting, Ruimtelijke<br />

Or<strong>de</strong>ning en Milieubeheer <strong>van</strong> 4 februari 2003,<br />

kenmerk SAS/2003003494 (Stcrt. 2003, 31).<br />

De Af<strong>de</strong>ling is echter, gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> tekst <strong>van</strong> en <strong>de</strong><br />

toelichting <strong>op</strong> <strong>het</strong> Besluit, <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat <strong>het</strong> mogelijk<br />

is dat <strong>op</strong> een inrichting meer dan één categorie-omschrijving<br />

<strong>van</strong> toepassing is. Wanneer dat <strong>het</strong><br />

geval is en één <strong>van</strong> <strong>de</strong> categorie-omschrijvingen ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong><br />

staten aanwijst als bevoegd gezag, gaat<br />

blijkens <strong>de</strong> toelichting die aanwijzing voor. Het<br />

standpunt vervat in <strong>de</strong> brief <strong>van</strong> <strong>de</strong> Staatssecretaris<br />

kan daar niet aan afdoen.<br />

Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> vorenoverwogene is <strong>op</strong> <strong>de</strong> inrichting<br />

naast categorie 8.1 ook categorie 28.4 <strong>van</strong> bijlage I<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit <strong>van</strong> toepassing. Nu in categorie<br />

28.4 <strong>het</strong> college <strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten is aangewezen<br />

als bevoegd gezag in plaats <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r,<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


42 Milieu<br />

is <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit genomen in strijd met artikel<br />

8.2, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer in<br />

samenhang met artikel 3.1 en bijlage I <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit.<br />

een last on<strong>de</strong>r dwangsom <strong>op</strong>gelegd ten aanzien<br />

<strong>van</strong> eenzelf<strong>de</strong> overtreding, <strong>het</strong>geen in strijd is met<br />

<strong>het</strong> ne bis in i<strong>de</strong>m-beginsel. Volgt in zoverre vernietiging<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit.<br />

De beroepen zijn gegrond. Het bestre<strong>de</strong>n besluit<br />

dient in zijn geheel te wor<strong>de</strong>n vernietigd.<br />

03-55<br />

ABRS 21 mei 2003, nr. 200204771/1 (Rotterdam)<br />

Casus<br />

Last on<strong>de</strong>r dwangsom wegens overtreding <strong>van</strong> enkele<br />

voorschriften <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit bouw- en houtbedrijven<br />

milieubeheer (<strong>het</strong> Besluit). Met verwijzing<br />

naar <strong>het</strong> Securitel-arrest <strong>van</strong> <strong>het</strong> Hof <strong>van</strong><br />

Justitie EG betoogt appellante dat <strong>de</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong><br />

voorschriften <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit onverbin<strong>de</strong>nd zijn,<br />

omdat sprake is <strong>van</strong> ‘technische voorschriften’ die<br />

ten onrechte niet zijn gemeld aan <strong>de</strong> Eur<strong>op</strong>ese<br />

Commissie. Voorts zou <strong>de</strong> dwangsom in strijd zijn<br />

met <strong>het</strong> zogenoem<strong>de</strong> ‘ne bis in i<strong>de</strong>m’-beginsel.<br />

Rechtsvraag<br />

Is sprake <strong>van</strong> strijd met Securitel dan wel ne bis in<br />

i<strong>de</strong>m?<br />

Uitspraak<br />

De Af<strong>de</strong>ling is <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat <strong>de</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong><br />

voorschriften <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit niet hoef<strong>de</strong>n te wor<strong>de</strong>n<br />

genotificeerd, aangezien <strong>de</strong>ze voorschriften<br />

niet zijn aan te merken als technische voorschriften<br />

in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> EG-richtlijn 98/34. In <strong>de</strong> voorschriften<br />

zijn een ‘technische specificatie’ ter omschrijving<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> vereiste kenmerken <strong>van</strong> een<br />

product noch productiemetho<strong>de</strong>n en -procédés<br />

voor <strong>de</strong> in <strong>de</strong> Richtlijn genoem<strong>de</strong> producten <strong>op</strong>genomen.<br />

Evenmin kunnen <strong>de</strong> voorschriften wor<strong>de</strong>n<br />

beschouwd als ‘an<strong>de</strong>re eisen’ in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Richtlijn. Bij <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit zijn twee lasten<br />

on<strong>de</strong>r dwangsom <strong>op</strong>gelegd voor twee afzon<strong>de</strong>rlijke<br />

voorschriften die (alleen) voor wat betreft <strong>de</strong> gestel<strong>de</strong><br />

afstan<strong>de</strong>is met elkaar overeenstemmen.<br />

Verweer<strong>de</strong>r heeft in zoverre <strong>de</strong>rhalve tweemaal<br />

Algemene wet bestuursrecht, artikel 5:32<br />

Besluit bouw- en houtbedrijvenmilieubeheer,<br />

voorschriften 2.3.1 en 1.6.13<br />

EG-richtlijn 98/34, artikel 1, lid 9<br />

Bij besluit <strong>van</strong> 5 maart 2001 heeft <strong>het</strong> college <strong>van</strong><br />

burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> Rotterdam (verweer<strong>de</strong>r)<br />

aan appellante een last on<strong>de</strong>r dwangsom<br />

<strong>op</strong>gelegd als bedoeld in artikel 5:32 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene<br />

wet bestuursrecht <strong>van</strong>wege overtreding <strong>van</strong> voorschrift<br />

2.3.1, aanhef en on<strong>de</strong>r b, <strong>van</strong> <strong>de</strong> bijlage bij<br />

<strong>het</strong> Besluit bouw- en houtbedrijven milieubeheer.<br />

De dwangsom is vastgesteld <strong>op</strong> € 1.000,00 per<br />

keer dat geconstateerd wordt dat bovengenoemd<br />

voorschrift wordt overtre<strong>de</strong>n. Het maximum waarboven<br />

geen dwangsom meer wordt verbeurd is vastgesteld<br />

<strong>op</strong> € 10.000,00. Voor <strong>de</strong> last on<strong>de</strong>r dwangsom<br />

geldt een begunstigingstermijn <strong>van</strong> twee<br />

dagen.<br />

Bij besluit <strong>van</strong> 23 november 2001 heeft verweer<strong>de</strong>r<br />

aan appellante een last on<strong>de</strong>r dwangsom<br />

<strong>op</strong>gelegd als bedoeld in artikel 5:32 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene<br />

wet bestuursrecht <strong>van</strong>wege overtreding <strong>van</strong> voorschrift<br />

1.6.13 <strong>van</strong> <strong>de</strong> bijlage bij <strong>het</strong> Besluit bouwen<br />

houtbedrijven milieubeheer. De dwangsom is<br />

vastgesteld <strong>op</strong> € 15.882,31 per keer dat geconstateerd<br />

wordt dat bovengenoemd voorschrift wordt<br />

overtre<strong>de</strong>n. Het maximum waarboven geen dwangsom<br />

meer wordt verbeurd is vastgesteld <strong>op</strong><br />

€ 158.823,08. Voor <strong>de</strong> last on<strong>de</strong>r dwangsom geldt<br />

een begunstigingstermijn <strong>van</strong> zes maan<strong>de</strong>n.<br />

Bij besluit <strong>van</strong> 16 juli 2002 heeft verweer<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

hiertegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.<br />

Overwegingen<br />

De hiervoor genoem<strong>de</strong> lasten on<strong>de</strong>r dwangsom en<br />

<strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit hebben betrekking <strong>op</strong> een inrichting<br />

ten behoeve <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>op</strong>slag en reparaties<br />

<strong>van</strong> pallets en hout. Deze inrichting valt on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

werkingssfeer <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit bouw- en houtbedrijven<br />

milieubeheer (hierna: <strong>het</strong> Besluit). Ingevolge<br />

voorschrift 2.3.1, aanhef en on<strong>de</strong>r b, <strong>van</strong> <strong>de</strong> bijlage<br />

bij <strong>het</strong> Besluit vindt <strong>de</strong> <strong>op</strong>slag <strong>van</strong> hout zodanig<br />

plaats dat <strong>de</strong> afstand <strong>van</strong> <strong>de</strong> houtstapel tot <strong>de</strong> erf-<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Milieu<br />

43<br />

grens ten minste 7,5 m bedraagt. Ingevolge voorschrift<br />

1.6.13 <strong>van</strong> <strong>de</strong> bijlage bij <strong>het</strong> Besluit bedraagt<br />

<strong>de</strong> vuurbelasting <strong>van</strong> ruimten waar goe<strong>de</strong>ren<br />

of stoffen zijn <strong>op</strong>geslagen, niet meer dan <strong>het</strong> equivalent<br />

<strong>van</strong> 60 kg vurenhout per m 2 . Een brand in<br />

een inrichting veroorzaakt <strong>op</strong> <strong>de</strong> erfgrens geen grotere<br />

stralingsbelasting dan 15 kW per m 2 . Bij <strong>op</strong>slag<br />

<strong>op</strong> een <strong>op</strong>en terrein bedraagt <strong>de</strong> vrije ruimte<br />

tussen <strong>op</strong>slag en erfgrens ten minste 7,5 m. Er is<br />

een toevoercapaciteit aanwezig voor bluswater <strong>van</strong><br />

ten minste 90 m 3 per uur. De bluswatervoorziening<br />

wordt in overleg met <strong>de</strong> brandweer bepaald. Op verzoek<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> bevoegd gezag toont <strong>de</strong>gene die <strong>de</strong> inrichting<br />

drijft aan, dat zodanige brandpreventieve<br />

voorzieningen zijn getroffen dat aan <strong>de</strong> eerste volzin<br />

wordt voldaan.<br />

Appellante stelt dat <strong>de</strong> voorschriften 2.3.1, aanhef<br />

en on<strong>de</strong>r b, en 1.6.13 ten onrechte niet zijn gemeld<br />

aan <strong>de</strong> Eur<strong>op</strong>ese Commissie, zoals voorgeschreven<br />

in Richtlijn 98/34 (hierna: <strong>de</strong> Richtlijn),<br />

en om die re<strong>de</strong>n onverbin<strong>de</strong>nd zijn, gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> Securitel-arrest<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> Hof <strong>van</strong> Justitie <strong>van</strong> <strong>de</strong> Eur<strong>op</strong>ese<br />

Gemeenschappen <strong>van</strong> 30 april 1996 (AB<br />

1998, 47). Zij betoogt dat melding verplicht is, nu<br />

sprake is <strong>van</strong> ‘technische voorschriften’ als bedoeld<br />

in artikel 1, negen<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Richtlijn.<br />

Ingevolge <strong>de</strong>ze bepaling is een ‘technisch voorschrift’<br />

een technische specificatie of an<strong>de</strong>re eis,<br />

met inbegrip <strong>van</strong> <strong>de</strong> er<strong>op</strong> toepasselijke bestuursrechtelijke<br />

bepalingen die <strong>de</strong> jure of <strong>de</strong> facto moeten<br />

wor<strong>de</strong>n nageleefd voor <strong>de</strong> verhan<strong>de</strong>ling of <strong>het</strong><br />

gebruik in een lidstaat of in een groot <strong>de</strong>el <strong>van</strong> die<br />

lidstaat, alsme<strong>de</strong> <strong>de</strong> wettelijke en bestuursrechtelijke<br />

bepalingen, behou<strong>de</strong>ns die bedoeld in artikel<br />

10, <strong>van</strong> <strong>de</strong> lidstaten waarbij <strong>de</strong> vervaardiging, <strong>de</strong><br />

invoer, <strong>de</strong> verhan<strong>de</strong>ling of <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> een product<br />

wordt verbo<strong>de</strong>n.<br />

Ingevolge artikel 1, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Richtlijn<br />

is een ‘technische specificatie’ een specificatie die<br />

voorkomt in een document ter omschrijving <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

vereiste kenmerken <strong>van</strong> een product, zoals kwaliteitsniveau,<br />

prestaties, veiligheid of afmetingen,<br />

met inbegrip <strong>van</strong> <strong>de</strong> voor <strong>het</strong> product gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />

voorschriften inzake verko<strong>op</strong>benaming, terminologie,<br />

symbolen, beproeving en beproevingsmetho<strong>de</strong>n,<br />

verpakking, <strong>het</strong> merken of etiketteren, en <strong>de</strong><br />

overeenstemmingsbeoor<strong>de</strong>lingsprocedure.<br />

On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> term ‘technische specificatie’ zijn ook<br />

begrepen <strong>de</strong> productiemetho<strong>de</strong>n en -procédés voor<br />

<strong>de</strong> landbouwproducten uit hoof<strong>de</strong> <strong>van</strong> artikel 38, lid<br />

1, <strong>van</strong> <strong>het</strong> Verdrag tot <strong>op</strong>richting <strong>van</strong> <strong>de</strong> Eur<strong>op</strong>ese<br />

Gemeenschap, voor <strong>de</strong> producten bestemd voor<br />

menselijke voeding, voor diervoeding en voor <strong>de</strong> geneesmid<strong>de</strong>len<br />

als omschreven in artikel 1 <strong>van</strong><br />

Richtlijn 65/65/EEG (7), alsme<strong>de</strong> <strong>de</strong> productiemetho<strong>de</strong>n<br />

en -procédés voor <strong>de</strong> overige producten,<br />

wanneer die gevolgen hebben voor <strong>de</strong> kenmerken<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze producten.<br />

Ingevolge artikel 1, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Richtlijn is<br />

een ‘an<strong>de</strong>re eis’ een eis die, zon<strong>de</strong>r een technische<br />

specificatie te zijn, ter bescherming <strong>van</strong> met name <strong>de</strong><br />

consument of <strong>het</strong> milieu wordt <strong>op</strong>gelegd en betrekking<br />

heeft <strong>op</strong> <strong>de</strong> levenscyclus <strong>van</strong> <strong>het</strong> product nadat<br />

<strong>het</strong> in <strong>de</strong> han<strong>de</strong>l is gebracht, zoals voorwaar<strong>de</strong>n voor<br />

gebruik, recycling, hergebruik of verwij<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

product, wanneer <strong>de</strong>ze voorwaar<strong>de</strong>n <strong>op</strong> significante<br />

wijze <strong>de</strong> samenstelling, <strong>de</strong> aard of <strong>de</strong> verhan<strong>de</strong>ling<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> product kunnen beïnvloe<strong>de</strong>n.<br />

De Af<strong>de</strong>ling is <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat <strong>de</strong> voorschriften<br />

2.3.1, aanhef en on<strong>de</strong>r b, en 1.6.13 niet hoef<strong>de</strong>n<br />

te wor<strong>de</strong>n genotificeerd. Deze voorschriften zijn niet<br />

aan te merken als technische voorschriften als bedoeld<br />

in <strong>de</strong> Richtlijn, nu in <strong>de</strong>ze voorschriften een<br />

‘technische specificatie’ ter omschrijving <strong>van</strong> <strong>de</strong> vereiste<br />

kenmerken <strong>van</strong> een product noch productiemetho<strong>de</strong>n<br />

en -procédés voor <strong>de</strong> in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> alinea,<br />

<strong>van</strong> artikel 1, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Richtlijn, genoem<strong>de</strong><br />

producten, zijn <strong>op</strong>genomen. De voorschriften 2.3.1<br />

en 1.6.13 kunnen evenmin wor<strong>de</strong>n beschouwd als<br />

‘an<strong>de</strong>re eisen’ in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>de</strong> Richtlijn nu <strong>de</strong>ze<br />

geen betrekking hebben <strong>op</strong> <strong>de</strong> levenscyclus <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

product nadat <strong>het</strong> in <strong>de</strong> han<strong>de</strong>l is gebracht. In geen<br />

<strong>van</strong> bei<strong>de</strong> voorschriften wor<strong>de</strong>n eisen aan <strong>het</strong> in <strong>de</strong><br />

inrichting aanwezige hout als zodanig gesteld. Gelet<br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> ziet <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling in zoverre dan<br />

ook geen aanleiding voor <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el dat <strong>de</strong> voorschriften<br />

niet door verweer<strong>de</strong>r mochten wor<strong>de</strong>n gehandhaafd.<br />

Appellante voert aan dat <strong>de</strong> <strong>op</strong>legging <strong>van</strong> <strong>de</strong> last<br />

on<strong>de</strong>r dwangsom wegens overtreding <strong>van</strong> voorschrift<br />

1.6.13 in strijd is met <strong>het</strong> zogenoem<strong>de</strong> ‘ne<br />

bis in i<strong>de</strong>m’-beginsel. Bij besluit <strong>van</strong> 5 maart 2001<br />

is haar reeds een last <strong>op</strong>gelegd met betrekking tot<br />

overtreding <strong>van</strong> <strong>de</strong> afstandseis <strong>op</strong>genomen in voorschrift<br />

2.3.1, aanhef en on<strong>de</strong>r b. Zij wijst er<strong>op</strong> dat<br />

een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> voorschrift 1.6.13 een herhaling is<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


44 Milieu<br />

<strong>van</strong> voorschrift 2.3.1, aanhef en on<strong>de</strong>r b. Volgens<br />

haar hebben bei<strong>de</strong> lasten betrekking <strong>op</strong> <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />

overtreding.<br />

Verweer<strong>de</strong>r brengt daar tegenin dat <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige<br />

last en die <strong>van</strong> 5 maart 2001 elk zien <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />

naleving <strong>van</strong> een afzon<strong>de</strong>rlijk voorschrift, te weten<br />

respectievelijk <strong>de</strong> naleving <strong>van</strong> een norm voor stralingsbelasting<br />

bij brand, <strong>op</strong>genomen in voorschrift<br />

1.6.13, en een afstandseis bij <strong>de</strong> <strong>op</strong>slag <strong>van</strong> <strong>de</strong> pallets,<br />

<strong>op</strong>genomen in voorschrift 2.3.1, en dat <strong>de</strong><br />

eisen in <strong>de</strong> afzon<strong>de</strong>rlijke lasten afzon<strong>de</strong>rlijk moeten<br />

wor<strong>de</strong>n nageleefd. De bij besluit <strong>van</strong> 23 november<br />

2001 <strong>op</strong>geleg<strong>de</strong> last on<strong>de</strong>r dwangsom heeft geen<br />

betrekking <strong>op</strong> overtreding <strong>van</strong> <strong>de</strong> in dat voorschrift<br />

genoem<strong>de</strong> afstandseis, aldus heeft verweer<strong>de</strong>r betoogd.<br />

De Af<strong>de</strong>ling constateert dat <strong>de</strong> bij <strong>het</strong> besluit <strong>van</strong><br />

23 november 2001 <strong>op</strong>geleg<strong>de</strong> last on<strong>de</strong>r dwangsom<br />

ook betrekking heeft <strong>op</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> volzin <strong>van</strong> artikel<br />

1.6.13. Verweer<strong>de</strong>r heeft in zoverre <strong>de</strong>rhalve<br />

tweemaal een last on<strong>de</strong>r dwangsom <strong>op</strong>gelegd ten<br />

aanzien <strong>van</strong> eenzelf<strong>de</strong> overtreding, te weten <strong>de</strong> vereiste<br />

afstand tussen <strong>de</strong> <strong>op</strong>slag en <strong>de</strong> erfgrens. Dit<br />

betekent dat als <strong>de</strong> hout<strong>op</strong>slag <strong>op</strong> min<strong>de</strong>r dan 7,5<br />

meter <strong>van</strong>af <strong>de</strong> erfgrens plaatsvindt, tweemaal een<br />

dwangsom wordt verbeurd.<br />

Uit <strong>de</strong> stukken en <strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ter zitting<br />

blijkt dat verweer<strong>de</strong>r heeft beoogd om slechts handhavend<br />

<strong>op</strong> te tre<strong>de</strong>n ten aanzien <strong>van</strong> overtreding<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> in voorschrift 1.6.13 voorgeschreven stralingsbelasting<br />

en niet ten aanzien <strong>van</strong> overtreding<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> volzin <strong>van</strong> dit voorschrift met betrekking<br />

tot <strong>de</strong> afstandseis. Dit laat echter onverlet dat<br />

<strong>de</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> last on<strong>de</strong>r dwangsom ziet <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

gehele voorschrift. Appellante moet <strong>de</strong>rhalve onverkort<br />

aan <strong>het</strong> gestel<strong>de</strong> in voorschrift 1.6.13 voldoen.<br />

Nu verweer<strong>de</strong>r <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> heeft miskend,<br />

is <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />

in zoverre in strijd met artikel 3:2 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene<br />

wet bestuursrecht onzorgvuldig is voorbereid.<br />

Het beroep is gegrond. Het bestre<strong>de</strong>n besluit<br />

dient te wor<strong>de</strong>n vernietigd voorzover daarbij <strong>de</strong> <strong>op</strong><br />

23 november 2001 <strong>op</strong>geleg<strong>de</strong> last on<strong>de</strong>r dwangsom<br />

met betrekking tot <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> volzin <strong>van</strong> voorschrift<br />

1.6.13 is gehandhaafd. Het primaire besluit<br />

<strong>van</strong> 23 november 2001 moet <strong>op</strong> <strong>de</strong> hierna te mel<strong>de</strong>n<br />

wijze wor<strong>de</strong>n herroepen.<br />

03-56<br />

ABRS 6 juni 2003, nr. 200302973/1 (GS Noord-<br />

Brabant)<br />

Casus<br />

Melding <strong>de</strong>els geaccepteerd. De melding is niet geaccepteerd,<br />

voorzover die betrekking heeft <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />

aansluiting <strong>op</strong> <strong>het</strong> gemeenteriool. Verweer<strong>de</strong>r is<br />

<strong>van</strong> mening dat in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wm-vergunning<br />

eerst voorschriften moeten wor<strong>de</strong>n gesteld<br />

met betrekking tot (on<strong>de</strong>r meer) <strong>de</strong> doelmatige<br />

werking <strong>van</strong> <strong>het</strong> gemeenteriool. Thans ontbreken<br />

<strong>de</strong>ze voorschriften nog in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> vergunning.<br />

Rechtsvraag<br />

Heeft verweer<strong>de</strong>r <strong>de</strong> melding om <strong>de</strong>ze re<strong>de</strong>n niet<br />

kunnen accepteren?<br />

Uitspraak<br />

In <strong>de</strong> inrichting werd niet eer<strong>de</strong>r <strong>op</strong> <strong>het</strong> gemeenteriool<br />

geloosd en daarvoor is ook nimmer een vergunning<br />

verleend. Aan <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> vergunning<br />

zijn dan ook geen voorschriften met betrekking tot<br />

dit on<strong>de</strong>rwerp verbon<strong>de</strong>n. Gelet hier<strong>op</strong> leidt <strong>de</strong> gemel<strong>de</strong><br />

veran<strong>de</strong>ring tot an<strong>de</strong>re na<strong>de</strong>lige gevolgen<br />

voor <strong>het</strong> milieu dan die <strong>de</strong> inrichting ingevolge <strong>de</strong><br />

vergunning en <strong>de</strong> daaraan verbon<strong>de</strong>n beperkingen<br />

en voorschriften mag veroorzaken. De melding is<br />

voor dit <strong>de</strong>el terecht geweigerd.<br />

Wet milieubeheer, artikel 8.19 lid 2<br />

Bij besluit <strong>van</strong> 8 april 2003 heeft <strong>het</strong> college <strong>van</strong><br />

ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten <strong>van</strong> Noord-Brabant (verweer<strong>de</strong>r)<br />

een melding als bedoeld in artikel 8.19, twee<strong>de</strong><br />

lid, on<strong>de</strong>r c, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer, afkomstig<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> besloten vennootschap ‘Offshore Ruijtenberg<br />

BV’ en betrekking hebbend <strong>op</strong> haar inrichting bestemd<br />

tot reparatie en nieuwbouw <strong>van</strong> vaartuigen<br />

groter dan 25 meter <strong>op</strong> <strong>de</strong> meeste punten geaccepteerd.<br />

Overwegingen<br />

Bij <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit heeft verweer<strong>de</strong>r <strong>de</strong> melding<br />

<strong>van</strong> 6 <strong>de</strong>cember 2002 geaccepteerd, voorzover<br />

die betrekking heeft <strong>op</strong> <strong>de</strong> ver<strong>van</strong>ging <strong>van</strong> huis-<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Milieu<br />

45<br />

brandolietanks door kleinere dubbelwandige tanks,<br />

<strong>de</strong> plaatsing <strong>van</strong> een <strong>op</strong>slagkluis voor verfafval, <strong>het</strong><br />

gebruik <strong>van</strong> gebouw 1a voor diverse milieuneutrale<br />

doelein<strong>de</strong>n, zoals kleedruimte, <strong>op</strong>slag <strong>van</strong> papier,<br />

archiefruimte en <strong>de</strong>rgelijke, <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> gebouw<br />

15 als kantoorruimte, <strong>het</strong> we<strong>de</strong>rom in gebruik<br />

nemen <strong>van</strong> <strong>de</strong> langshelling en <strong>de</strong> plaatsing <strong>van</strong> een<br />

batterij acetyleencilin<strong>de</strong>rs. De melding is niet geaccepteerd,<br />

voorzover die betrekking heeft <strong>op</strong> <strong>de</strong> aansluiting<br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> gemeenteriool.<br />

Ingevolge artikel 8.19, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet<br />

milieubeheer geldt een voor een inrichting verleen<strong>de</strong><br />

vergunning tevens voor veran<strong>de</strong>ringen <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting<br />

of <strong>van</strong> <strong>de</strong> werking daar<strong>van</strong> die niet in overeenstemming<br />

zijn met <strong>de</strong> voor <strong>de</strong> inrichting<br />

verleen<strong>de</strong> vergunning of <strong>de</strong> daaraan verbon<strong>de</strong>n beperkingen<br />

en voorschriften, maar die niet lei<strong>de</strong>n tot<br />

an<strong>de</strong>re of grotere na<strong>de</strong>lige gevolgen voor <strong>het</strong> milieu<br />

dan die <strong>de</strong> inrichting ingevolge <strong>de</strong> vergunning en <strong>de</strong><br />

daaraan verbon<strong>de</strong>n beperkingen en voorschriften<br />

mag veroorzaken, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong> dat:<br />

a. <strong>de</strong>ze veran<strong>de</strong>ringen niet lei<strong>de</strong>n tot een an<strong>de</strong>re inrichting<br />

dan waarvoor vergunning is verleend;<br />

b. <strong>het</strong> voornemen tot <strong>het</strong> uitvoeren <strong>van</strong> <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring<br />

door <strong>de</strong> vergunninghou<strong>de</strong>r schriftelijk overeenkomstig<br />

<strong>de</strong> krachtens <strong>het</strong> zeven<strong>de</strong> lid, on<strong>de</strong>r a, gestel<strong>de</strong><br />

regels aan <strong>het</strong> bevoegd gezag is gemeld, en<br />

c. <strong>het</strong> bevoegd gezag aan <strong>de</strong> vergunninghou<strong>de</strong>r<br />

schriftelijk heeft verklaard dat <strong>de</strong> voorgenomen veran<strong>de</strong>ring<br />

voldoet aan <strong>de</strong> aanhef en on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el a en<br />

<strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring naar zijn oor<strong>de</strong>el geen aanleiding<br />

geeft tot toepassing <strong>van</strong> <strong>de</strong> artikelen 8.22, 8.23 of<br />

8.25.<br />

De Voorzitter overweegt dat <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n in <strong>het</strong> verzoekschrift<br />

die betrekking hebben <strong>op</strong> handhaving<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> vigeren<strong>de</strong> vergunning niet aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> kunnen<br />

komen in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige procedure,<br />

nu <strong>de</strong>ze geen betrekking hebben <strong>op</strong> <strong>de</strong> rechtmatigheid<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit, waarbij een<br />

melding krachtens artikel 8.19, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Wet milieubeheer is geaccepteerd.<br />

Verzoekers hebben gesteld dat verweer<strong>de</strong>r naar<br />

hun oor<strong>de</strong>el ten onrechte geen <strong>de</strong>finitief besluit<br />

heeft genomen over <strong>de</strong> aansluiting <strong>op</strong> <strong>het</strong> gemeentelijk<br />

riool.<br />

Verweer<strong>de</strong>r heeft <strong>de</strong> melding niet geaccepteerd<br />

voorzover <strong>het</strong> <strong>de</strong> aansluiting <strong>op</strong> <strong>het</strong> gemeentelijk<br />

riool betreft. Volgens hem dienen, nu <strong>het</strong> om een<br />

niet krachtens <strong>de</strong> Wet verontreiniging <strong>op</strong>pervlaktewateren<br />

vergunningplichtige lozing gaat en <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> milieuvergunning geen voorschriften<br />

over <strong>de</strong>rgelijke lozingen bevat, eerst voorschriften<br />

aan <strong>de</strong> milieuvergunning te wor<strong>de</strong>n verbon<strong>de</strong>n met<br />

betrekking tot <strong>de</strong> doelmatige werking <strong>van</strong> <strong>het</strong> gemeentelijk<br />

riool, <strong>het</strong> verwij<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> slib uit dit<br />

riool, <strong>de</strong> doelmatige werking <strong>van</strong> <strong>de</strong> rioolwaterzuiveringsinstallatie<br />

en <strong>de</strong> kwaliteit <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlaktewater<br />

waar<strong>op</strong> <strong>de</strong>ze rioolwaterzuiveringsinstallatie<br />

haar effluent loost. Aangezien <strong>de</strong>rgelijke voorschriften<br />

nog niet aan <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> vergunning zijn<br />

<strong>op</strong>genomen, kan volgens verweer<strong>de</strong>r <strong>de</strong> melding ten<br />

aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> aansluiting <strong>op</strong> <strong>het</strong> gemeenteriool<br />

niet wor<strong>de</strong>n geaccepteerd.<br />

De Voorzitter overweegt dat uit <strong>de</strong> stukken blijkt<br />

dat in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige inrichting eer<strong>de</strong>r niet <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

gemeentelijk riool werd geloosd en dat dit ook niet<br />

vergund was. Aan <strong>de</strong> milieuvergunning <strong>van</strong> 1995<br />

zijn gelet hier<strong>op</strong> dan ook geen voorschriften met betrekking<br />

tot dit on<strong>de</strong>rwerp verbon<strong>de</strong>n. Gelet hier<strong>op</strong><br />

leidt <strong>de</strong> gemel<strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring – aansluiting <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

gemeentelijk riool – tot an<strong>de</strong>re na<strong>de</strong>lige gevolgen<br />

voor <strong>het</strong> milieu dan die <strong>de</strong> inrichting ingevolge <strong>de</strong><br />

vergunning en <strong>de</strong> daaraan verbon<strong>de</strong>n beperkingen<br />

en voorschriften mag veroorzaken. Gelet hier<strong>op</strong><br />

heeft verweer<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze veran<strong>de</strong>ring naar <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Voorzitter terecht niet geaccepteerd.<br />

03-57<br />

Vz. ABRS 10 juni 2003, nr. 200303039/1 (Zelhem)<br />

Casus<br />

Last on<strong>de</strong>r dwangsom wegens <strong>het</strong> <strong>op</strong>slaan <strong>van</strong><br />

groenafval in strijd met <strong>de</strong> Wm en <strong>het</strong> Besluit inrichtingen<br />

motorvoertuigen milieubeheer (<strong>het</strong> Besluit).<br />

Verzoekster om schorsing stelt dat in geval<br />

<strong>van</strong> <strong>op</strong>slag <strong>van</strong> meer <strong>de</strong>n 50 m 3 <strong>van</strong> buiten <strong>de</strong> inrichting<br />

afkomstige afvalstoffen niet verweer<strong>de</strong>r,<br />

maar <strong>het</strong> college <strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten <strong>van</strong><br />

Gel<strong>de</strong>rland bevoegd is tot <strong>het</strong> toepassen <strong>van</strong> bestuurlijke<br />

handhavingsmid<strong>de</strong>len.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


46 Milieu<br />

Rechtsvraag<br />

Was verweer<strong>de</strong>r bevoegd tot <strong>het</strong> toepassen <strong>van</strong><br />

handhavingsmaatregelen?<br />

Uitspraak<br />

De hoofdactiviteit <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting bestaat uit <strong>het</strong><br />

stallen, reinigen en repareren <strong>van</strong> motorvoertuigen<br />

en landbouwwerktuigen. Daarnaast wor<strong>de</strong>n partijen<br />

grond en groenafval <strong>op</strong>geslagen. De Voorzitter<br />

gaat er vooralsnog <strong>van</strong> uit dat <strong>de</strong> inrichting valt<br />

on<strong>de</strong>r <strong>het</strong> Besluit. Voor een <strong>de</strong>rgelijke inrichting is<br />

<strong>het</strong> college <strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>het</strong><br />

bevoegd gezag, tenzij binnen <strong>de</strong> inrichting activiteiten<br />

wor<strong>de</strong>n verricht die vallen on<strong>de</strong>r een categorie<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> Ivb waarvoor <strong>het</strong> college <strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong><br />

staten is aangewezen als bevoegd gezag.<br />

Dat laatste is <strong>het</strong> geval nu voldoen<strong>de</strong> aannemelijk<br />

is gemaakt dat binnen <strong>de</strong> inrichting meer dan 50<br />

m 3 <strong>van</strong> buiten <strong>de</strong> inrichting afvalstoffen wor<strong>de</strong>n<br />

<strong>op</strong>geslagen. Dat brengt mee dat niet verweer<strong>de</strong>r<br />

maar ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten als bevoegd gezag zijn<br />

aangewezen tot <strong>het</strong> toepassen <strong>van</strong> handhavingsmid<strong>de</strong>len.<br />

Volgt schorsing <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit.<br />

Algemene wet bestuursrecht, artikel 5:32<br />

Wet milieubeheer, artikelen 8.2 en 18.2<br />

Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer<br />

(Ivb), bijlage I, categorie 28.4, aanhef en<br />

on<strong>de</strong>r a, 6 0<br />

Bij besluit <strong>van</strong> 1 april 2003 heeft <strong>het</strong> college <strong>van</strong><br />

burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> Zelhem (verweer<strong>de</strong>r)<br />

aan verzoekster krachtens artikel 5:32 <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Algemene wet bestuursrecht een last on<strong>de</strong>r dwangsom<br />

<strong>op</strong>gelegd. De dwangsom is vastgesteld <strong>op</strong><br />

€ 2.000,00 per keer, met een maximum <strong>van</strong><br />

€ 10.000,00, dat wordt geconstateerd dat groenafval<br />

wordt <strong>op</strong>geslagen in strijd met <strong>de</strong> Wet milieubeheer<br />

en <strong>het</strong> Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen<br />

milieubeheer in <strong>het</strong> door verzoekster geëxploiteer<strong>de</strong><br />

loonwerkersbedrijf.<br />

Overwegingen<br />

Verweer<strong>de</strong>r heeft tij<strong>de</strong>ns diverse controlebezoeken<br />

geconstateerd dat meer dan 50 m 3 groenafval, afkomstig<br />

<strong>van</strong> buiten <strong>de</strong> inrichting, aanwezig is <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

bedrijfsterrein. Naar <strong>de</strong> mening <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r valt<br />

<strong>de</strong>ze activiteit buiten <strong>de</strong> toegestane activiteiten <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer<br />

en is categorie 28.4, aanhef en on<strong>de</strong>r a,<br />

6 0 , <strong>van</strong> Bijlage I bij <strong>het</strong> Inrichtingen- en vergunningenbesluit<br />

milieubeheer (hierna: Ivb) <strong>van</strong> toepassing.<br />

Nu <strong>de</strong> inrichting niet in werking is conform <strong>het</strong><br />

Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer<br />

en <strong>de</strong> Wet milieubeheer, heeft verweer<strong>de</strong>r verzoekster<br />

een last on<strong>de</strong>r dwangsom <strong>op</strong>gelegd. Blijkens<br />

<strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit wordt geen dwangsom<br />

verbeurd indien <strong>de</strong> overtreding binnen zes weken na<br />

<strong>de</strong> dagtekening <strong>van</strong> <strong>het</strong> dwangsombesluit is beëindigd.<br />

Verzoekster bestrijdt dat in haar inrichting meer<br />

dan 50 m 3 groenafval wordt <strong>op</strong>geslagen. Naar haar<br />

mening gaat <strong>het</strong> om een kleinere hoeveelheid, die in<br />

haar inrichting wordt ingenomen ten behoeve <strong>van</strong><br />

doorvoer en overslag binnen drie weken. Gelet <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> tij<strong>de</strong>lijke karakter <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze activiteit kan volgens<br />

haar niet wor<strong>de</strong>n gesproken <strong>van</strong> <strong>op</strong>slag in <strong>de</strong><br />

zin <strong>van</strong> <strong>de</strong> categorieën 28.1, aanhef en on<strong>de</strong>r a, en<br />

28.4, aanhef en on<strong>de</strong>r a, <strong>van</strong> Bijlage I bij <strong>het</strong> Ivb.<br />

Zo al moet wor<strong>de</strong>n aangenomen dat in <strong>de</strong> inrichting<br />

<strong>op</strong>slag plaatsvindt <strong>van</strong> meer dan 50 m 3 <strong>van</strong> buiten<br />

<strong>de</strong> inrichting afkomstige afvalstoffen, stelt verzoekster<br />

dat niet verweer<strong>de</strong>r, maar <strong>het</strong> college <strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong><br />

staten <strong>van</strong> Gel<strong>de</strong>rland bevoegd is tot <strong>het</strong><br />

toepassen <strong>van</strong> bestuurlijke handhavingsmid<strong>de</strong>len.<br />

Ingevolge artikel 18.2, eerste lid, aanhef en<br />

on<strong>de</strong>r a, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer heeft <strong>het</strong> bestuursorgaan<br />

dat bevoegd is een vergunning krachtens<br />

artikel 8.1 voor een inrichting te verlenen, dan<br />

wel ingevolge artikel 8.41, twee<strong>de</strong> lid, on<strong>de</strong>r a, <strong>het</strong><br />

orgaan is waaraan <strong>de</strong> melding wordt gericht, tot<br />

taak zorg te dragen voor <strong>de</strong> bestuursrechtelijke<br />

handhaving <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> betrokken wetten<br />

voor <strong>de</strong>gene die <strong>de</strong> inrichting drijft, gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />

voorschriften.<br />

Ingevolge artikel 8.41, eerste lid wordt bij algemene<br />

maatregel <strong>van</strong> bestuur krachtens artikel 8.40<br />

<strong>de</strong> verplichting <strong>op</strong>gelegd tot <strong>het</strong> mel<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>op</strong>richten<br />

of <strong>het</strong> veran<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> een inrichting waar<strong>op</strong><br />

<strong>de</strong> maatregel betrekking heeft, dan wel <strong>van</strong> <strong>het</strong> veran<strong>de</strong>ren<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> werking daar<strong>van</strong>. Ingevolge <strong>het</strong><br />

twee<strong>de</strong> lid, aanhef en on<strong>de</strong>r a, wordt bij <strong>de</strong> maatregel<br />

aangegeven <strong>het</strong> bestuursorgaan waaraan <strong>de</strong><br />

melding wordt gericht.<br />

Het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen<br />

milieubeheer (hierna: <strong>het</strong> Besluit) is een algemene<br />

maatregel <strong>van</strong> bestuur krachtens artikel 8.40 <strong>van</strong><br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Milieu<br />

47<br />

<strong>de</strong> Wet milieubeheer. Ingevolge artikel 1, aanhef en<br />

on<strong>de</strong>r a, <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit wordt on<strong>de</strong>r bevoegd gezag<br />

verstaan: <strong>het</strong> bestuursorgaan dat bevoegd zou zijn<br />

vergunning krachtens artikel 8.1 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer<br />

te verlenen voor een inrichting als bedoeld in<br />

artikel 2. Ingevolge artikel 2, eerste lid, is <strong>het</strong> Besluit<br />

<strong>van</strong> toepassing <strong>op</strong> inrichtingen die uitsluitend<br />

of in hoofdzaak bestemd zijn voor <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n,<br />

repareren, behan<strong>de</strong>len <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>op</strong>pervlakte, keuren,<br />

reinigen <strong>van</strong> carrosserie en bekleding, verhan<strong>de</strong>len,<br />

verhuren, stallen of proefdraaien <strong>van</strong> motorvoertuigen,<br />

cara<strong>van</strong>s, landbouwwerktuigen, aanhangwagens<br />

of <strong>op</strong>leggers.<br />

Ingevolge artikel 6, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit<br />

meldt <strong>de</strong>gene die een inrichting <strong>op</strong>richt dit ten minste<br />

vier weken voor <strong>de</strong> <strong>op</strong>richting aan <strong>het</strong> bevoegd<br />

gezag.<br />

Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer<br />

zijn burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

gemeente waarin <strong>de</strong> inrichting geheel of in hoofdzaak<br />

zal zijn of is gelegen, bevoegd te beslissen <strong>op</strong><br />

<strong>de</strong> aanvraag om een vergunning, behou<strong>de</strong>ns in gevallen<br />

als bedoeld in <strong>het</strong> twee<strong>de</strong>, <strong>het</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> en <strong>het</strong><br />

vier<strong>de</strong> lid. Ingevolge <strong>het</strong> twee<strong>de</strong> lid kan bij algemene<br />

maatregel <strong>van</strong> bestuur wor<strong>de</strong>n bepaald dat ten<br />

aanzien <strong>van</strong> daarbij aangewezen categorieën <strong>van</strong> inrichtingen<br />

ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten <strong>van</strong> <strong>de</strong> provincie<br />

waarin <strong>de</strong> inrichting geheel of in hoofdzaak zal zijn<br />

of is gelegen, of Onze Minister bevoegd zijn te beslissen<br />

<strong>op</strong> <strong>de</strong> aanvraag om een vergunning. Bij <strong>het</strong><br />

Ivb is aan <strong>de</strong>ze bepaling uitvoering gegeven.<br />

Blijkens <strong>de</strong> stukken bestaat <strong>de</strong> hoofdactiviteit<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting uit <strong>het</strong> stallen, reinigen, repareren<br />

<strong>van</strong> motorvoertuigen, aanhangwagens en landbouwwerktuigen.<br />

Ver<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> inrichting<br />

partijen grond, groen/snoeiafval, takken, boomstobben,<br />

turf, teelaar<strong>de</strong>, compost en <strong>de</strong>rgelijke ingenomen,<br />

zo nodig geschei<strong>de</strong>n en <strong>op</strong>gebulkt, totdat afvoer<br />

mogelijk is. Deze partijen komen – zo is uit <strong>de</strong><br />

stukken en <strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ter zitting gebleken –<br />

<strong>de</strong>els vrij bij door verzoekster uitgevoer<strong>de</strong> loonwerkzaamhe<strong>de</strong>n<br />

el<strong>de</strong>rs, en zijn <strong>de</strong>els afkomstig <strong>van</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n<br />

(on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re hoveniersbedrijven).<br />

Hoewel kan wor<strong>de</strong>n betwijfeld dat <strong>de</strong>ze nevenactiviteiten<br />

<strong>van</strong> verzoekster – gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> stukken en<br />

<strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ter zitting, waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong> getoon<strong>de</strong><br />

foto’s en <strong>de</strong> overgeleg<strong>de</strong> advertentie <strong>van</strong> <strong>het</strong> bedrijf<br />

in <strong>de</strong> plaatselijke krant – niet een zodanige om<strong>van</strong>g<br />

hebben dat <strong>de</strong>ze, als afzon<strong>de</strong>rlijke activiteiten beschouwd,<br />

zou<strong>de</strong>n hebben te gel<strong>de</strong>n als inrichting in<br />

<strong>de</strong> zin <strong>van</strong> artikel 1.1, eerste en vier<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Wet milieubeheer, gaat <strong>de</strong> Voorzitter er in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige<br />

procedure <strong>van</strong> uit – nu partijen hier blijkens<br />

<strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ter zitting niet <strong>van</strong> mening over verschillen<br />

– dat sprake is <strong>van</strong> een inrichting als bedoeld<br />

in artikel 2, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit en dat,<br />

gelet hier<strong>op</strong>, <strong>het</strong> Besluit <strong>op</strong> <strong>de</strong> inrichting <strong>van</strong> toepassing<br />

is.<br />

Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> bepaal<strong>de</strong> in <strong>de</strong> artikelen 8.2, eerste<br />

lid, en 18.2, eerste lid, aanhef en on<strong>de</strong>r a, <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Wet milieubeheer, alsme<strong>de</strong> artikel 1, aanhef en<br />

on<strong>de</strong>r a, en artikel 6, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit,<br />

moet on<strong>de</strong>r bevoegd gezag dat tot taak heeft zorg te<br />

dragen voor <strong>de</strong> bestuursrechtelijke handhaving wor<strong>de</strong>n<br />

verstaan <strong>het</strong> bestuursorgaan dat bevoegd is of<br />

zou zijn om een milieuvergunning te verlenen. De<br />

Voorzitter overweegt dat in eerste instantie voor een<br />

inrichting waar<strong>op</strong> <strong>het</strong> Besluit betrekking heeft <strong>het</strong><br />

college <strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente<br />

waarin <strong>de</strong>ze inrichting is gelegen <strong>het</strong> bevoegd<br />

gezag is, tenzij binnen <strong>de</strong> inrichting activiteiten<br />

wor<strong>de</strong>n verricht die vallen on<strong>de</strong>r een <strong>van</strong> <strong>de</strong> in<br />

<strong>het</strong> Ivb genoem<strong>de</strong> categorieën waarvoor <strong>het</strong> college<br />

<strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten is aangewezen als <strong>het</strong> bevoegd<br />

gezag.<br />

Blijkens <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit heeft verweer<strong>de</strong>r<br />

aan <strong>de</strong> last on<strong>de</strong>r dwangsom on<strong>de</strong>r meer categorie<br />

28.4, aanhef en on<strong>de</strong>r a, 6 o , <strong>van</strong> Bijlage I bij <strong>het</strong><br />

Ivb ten grondslag gelegd. In <strong>de</strong>ze categorie zijn ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong><br />

staten aangewezen als bevoegd gezag<br />

ten aanzien <strong>van</strong> inrichtingen, behoren<strong>de</strong> tot <strong>de</strong>ze<br />

categorie, voorzover <strong>het</strong> betreft inrichtingen voor<br />

<strong>het</strong> <strong>op</strong>slaan <strong>van</strong> an<strong>de</strong>re dan <strong>de</strong> on<strong>de</strong>r 1 o tot en met<br />

5 o genoem<strong>de</strong> <strong>van</strong> buiten <strong>de</strong> inrichting afkomstige<br />

afvalstoffen met een capaciteit ten aanzien daar<strong>van</strong><br />

<strong>van</strong> 50 m 3 of meer. Voorzover verzoekster stelt dat<br />

<strong>de</strong>ze categorie niet <strong>op</strong> haar inrichting <strong>van</strong> toepassing<br />

is, <strong>de</strong>elt <strong>de</strong> Voorzitter <strong>de</strong>ze stelling niet. Naar<br />

zijn oor<strong>de</strong>el valt niet in te zien dat <strong>het</strong> verblijf <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> ingenomen afvalstoffen in <strong>de</strong> inrichting <strong>van</strong><br />

slechts zo korte duur is dat <strong>van</strong> <strong>het</strong> ‘<strong>op</strong>slaan’ in <strong>de</strong><br />

zin <strong>van</strong> <strong>de</strong> categorieën 28.1, aanhef en on<strong>de</strong>r a, en<br />

28.4, aanhef en on<strong>de</strong>r a, <strong>van</strong> Bijlage I bij <strong>het</strong> Ivb<br />

geen sprake is. Voorts acht <strong>de</strong> Voorzitter, daargelaten<br />

<strong>de</strong> juistheid <strong>van</strong> <strong>de</strong> stelling <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r dat<br />

geconstateerd is dat <strong>op</strong> <strong>het</strong> terrein <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting<br />

ongeveer 432 m 3 groenmateriaal aanwezig is, <strong>op</strong><br />

basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> stukken en <strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ter zitting<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


48 Milieu<br />

voldoen<strong>de</strong> aannemelijk dat binnen <strong>de</strong> inrichting<br />

meer dan 50 m 3 <strong>van</strong> buiten <strong>de</strong> inrichting afkomstige<br />

afvalstoffen wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong>geslagen.<br />

Nu er <strong>van</strong> moet wor<strong>de</strong>n uitgegaan dat <strong>de</strong> inrichting<br />

on<strong>de</strong>r categorie 28.4, aanhef en on<strong>de</strong>r a, 6 o ,<br />

<strong>van</strong> Bijlage I bij <strong>het</strong> Ivb valt, overweegt <strong>de</strong> Voorzitter<br />

dat <strong>de</strong>ze categorie in samenhang met <strong>het</strong> bepaal<strong>de</strong><br />

in <strong>de</strong> artikelen 8.2, eerste lid en 18.2, eerste lid,<br />

aanhef en on<strong>de</strong>r a, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer, alsme<strong>de</strong><br />

artikel 1, aanhef en on<strong>de</strong>r a, en artikel 6, eerste<br />

lid, <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit, met zich brengen dat <strong>het</strong> college<br />

<strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten is aangewezen als <strong>het</strong><br />

bevoegd gezag tot <strong>het</strong> toepassen <strong>van</strong> bestuurlijke<br />

handhavingsmid<strong>de</strong>len, en niet verweer<strong>de</strong>r. Verweer<strong>de</strong>r<br />

kon zijn bevoegdheid tot handhaving dan ook<br />

niet daar<strong>op</strong> baseren. Volgt schorsing <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />

besluit.<br />

NB: Evenzo ABRS <strong>van</strong> 18 juni 2003, nr.<br />

200303039 ten aanzien <strong>van</strong> een preventieve last<br />

on<strong>de</strong>r dwangsom. Deze uitspraken illustreren dat <strong>de</strong><br />

feitelijke situatie bepalend is voor <strong>de</strong> (in <strong>de</strong> praktijk<br />

vaak voorkomen<strong>de</strong>) vraag welk bestuursorgaan bevoegd<br />

is om tot handhaving over te gaan. Ook als<br />

<strong>het</strong> college <strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs in eerste<br />

instantie bevoegd is om <strong>op</strong> te tre<strong>de</strong>n (bijvoorbeeld<br />

bij overtreding <strong>van</strong> <strong>de</strong> voorschriften <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

vergunning of <strong>van</strong> <strong>de</strong> AMvB ex artikel 8.40 Wm),<br />

dient dit <strong>de</strong> handhaving aan <strong>het</strong> college <strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong><br />

staten over te laten, indien feitelijk in <strong>de</strong><br />

inrichting een situatie is ontstaan dat – naast <strong>de</strong><br />

oorspronkelijke activiteiten – tevens activiteiten<br />

wor<strong>de</strong>n verricht, waarvoor <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>het</strong> Inrichtingen-<br />

en vergunningenbesluit milieubeheer (Ivb)<br />

<strong>het</strong> college <strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten als bevoegd<br />

gezag is aangewezen. Daaraan doet niet af dat – in<br />

weerwil <strong>van</strong> <strong>de</strong> brief <strong>van</strong> <strong>de</strong> Staatssecretaris <strong>van</strong><br />

VROM <strong>van</strong> 4 februari 2003 (zie hiervoor Nieuwsbrief<br />

03-54) – wellicht an<strong>de</strong>re activiteiten, dan die<br />

<strong>op</strong> grond waar<strong>van</strong> <strong>het</strong> college <strong>van</strong> GS als bevoegd<br />

gezag wordt aangewezen, als hoofdzaak <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting<br />

dienen te wor<strong>de</strong>n aangemerkt.<br />

03-58<br />

ABRS 11 juni 2003, nr. 200202046/1 (GS Limburg)<br />

Casus<br />

Melding inzake <strong>de</strong> aanleg <strong>van</strong> een ban<strong>de</strong>nmuur <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> terrein <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting niet geaccepteerd.<br />

Appellante stelt dat <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur niet vergunning-<br />

dan wel meldingsplichtig is omdat <strong>de</strong> <strong>op</strong>slag<br />

<strong>van</strong> ban<strong>de</strong>n reeds in 1998 is vergund.<br />

Rechtsvraag<br />

Is <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur vergunning- of meldingsplichtig?<br />

Uitspraak<br />

De Af<strong>de</strong>ling overweegt dat <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur is bedoeld<br />

ter afscheiding en beveiliging <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting, zodat kan wor<strong>de</strong>n aangenomen<br />

dat niet is beoogd <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur slechts tij<strong>de</strong>lijk<br />

te plaatsen. Bij <strong>de</strong> vergunning <strong>van</strong> 1998 is slechts<br />

vergunning verleend voor <strong>het</strong> tij<strong>de</strong>lijk <strong>op</strong>slaan <strong>van</strong><br />

ban<strong>de</strong>n. Gelet hier<strong>op</strong> kan niet wor<strong>de</strong>n geoor<strong>de</strong>eld<br />

dat <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur een veran<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting<br />

betreft die in overeenstemming is met <strong>de</strong> vergunning.<br />

Bijgevolg treft <strong>het</strong> betoog <strong>van</strong> appellante<br />

dat <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur niet vergunning- of meldingsplichtig<br />

is geen doel. Voorts zijn er voldoen<strong>de</strong> aanwijzingen<br />

om te oor<strong>de</strong>len dat <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>n die zijn<br />

verwerkt in <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur dienen te wor<strong>de</strong>n aangemerkt<br />

als afvalstoffen. On<strong>de</strong>r ‘gevolgen voor <strong>het</strong><br />

milieu’ als bedoeld in artikel 8.19, twee<strong>de</strong> lid Wm<br />

dient tevens te wor<strong>de</strong>n verstaan <strong>de</strong> gevolgen die<br />

verband hou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> doelmatige verwij<strong>de</strong>ring<br />

<strong>van</strong> afvalstoffen. Er is <strong>de</strong>rhalve sprake <strong>van</strong> grotere<br />

na<strong>de</strong>lige gevolgen voor <strong>het</strong> milieu in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong>ze bepaling, indien <strong>de</strong> gemel<strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring leidt<br />

tot een min<strong>de</strong>r doelmatige verwij<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> afvalstoffen<br />

dan <strong>de</strong> (werking <strong>van</strong> <strong>de</strong>) inrichting zoals<br />

<strong>de</strong>ze is vergund. In <strong>de</strong> vergun<strong>de</strong> bedrijfssituatie<br />

wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>n verwij<strong>de</strong>rd door <strong>de</strong>ze <strong>het</strong>zij af<br />

te voeren naar ban<strong>de</strong>nverwerkers e.d. <strong>het</strong>zij te<br />

hergebruiken binnen <strong>de</strong> inrichting of te verk<strong>op</strong>en.<br />

Volgens <strong>de</strong> melding wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>n verwij<strong>de</strong>rd<br />

door <strong>het</strong> <strong>op</strong> <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m brengen er<strong>van</strong> in <strong>de</strong> vorm<br />

<strong>van</strong> een ban<strong>de</strong>nmuur. Gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> voorkeurvolgor<strong>de</strong><br />

<strong>van</strong> afvalverwij<strong>de</strong>ring in artikel 10.1, eerste lid<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Milieu<br />

49<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Wm (thans artikel 10.4 Wm) is <strong>de</strong> gemel<strong>de</strong><br />

verwij<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> afvalstoffen min<strong>de</strong>r doelmatig<br />

dan <strong>de</strong> vergun<strong>de</strong> wijze <strong>van</strong> verwij<strong>de</strong>ring. Volgt ongegrond<br />

verklaring <strong>van</strong> <strong>het</strong> beroep.<br />

Wet milieubeheer, artikelen 8.19 lid 2 en 10.4<br />

Bij besluit <strong>van</strong> 30 oktober 2001 heeft <strong>het</strong> college<br />

<strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten <strong>van</strong> Limburg (verweer<strong>de</strong>r)<br />

<strong>de</strong> door appellante <strong>op</strong> 24 augustus 2001 gedane<br />

melding als bedoeld in artikel 8.19, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> Wet milieubeheer, inzake <strong>de</strong> aanleg <strong>van</strong> een ban<strong>de</strong>nmuur<br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> terrein <strong>van</strong> haar inrichting niet geaccepteerd.<br />

Bij besluit <strong>van</strong> 5 maart 2002 heeft verweer<strong>de</strong>r<br />

<strong>het</strong> hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.<br />

Overwegingen<br />

Appellante stelt dat <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur niet vergunning-<br />

dan wel meldingsplichtig is, omdat bij besluit<br />

<strong>van</strong> 16 juni 1998, waarbij aan appellante een revisievergunning<br />

is verleend, <strong>de</strong> <strong>op</strong>slag <strong>van</strong> ban<strong>de</strong>n<br />

reeds is vergund.<br />

Ingevolge artikel 8.1, eerste lid, aanhef en on<strong>de</strong>r<br />

b, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer is <strong>het</strong> verbo<strong>de</strong>n zon<strong>de</strong>r<br />

daartoe verleen<strong>de</strong> vergunning een inrichting te veran<strong>de</strong>ren<br />

of <strong>de</strong> werking daar<strong>van</strong> te veran<strong>de</strong>ren. In<br />

<strong>het</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid <strong>van</strong> dit artikel is bepaald dat <strong>het</strong> verbod<br />

bedoeld in <strong>het</strong> eerste lid, on<strong>de</strong>r b, niet geldt<br />

met betrekking tot veran<strong>de</strong>ringen <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting<br />

of <strong>van</strong> <strong>de</strong> werking daar<strong>van</strong> die in overeenstemming<br />

zijn met <strong>de</strong> voor <strong>de</strong> inrichting verleen<strong>de</strong> vergunning<br />

en <strong>de</strong> daaraan verbon<strong>de</strong>n beperkingen en voorschriften.<br />

Bij voornoemd besluit <strong>van</strong> 16 juni 1998 heeft<br />

verweer<strong>de</strong>r aan appellante krachtens <strong>de</strong> Wet milieubeheer<br />

een revisievergunning verleend voor een inrichting<br />

voor on<strong>de</strong>r meer <strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>len <strong>van</strong> twee<strong>de</strong>hands<br />

vrachtwagens, bedrijfsvoertuigen en<br />

grondverzetmachines. Blijkens <strong>de</strong> aanvraag, die<br />

<strong>de</strong>el uitmaakt <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze vergunning, valt hieron<strong>de</strong>r<br />

<strong>het</strong> repareren <strong>van</strong> gebruikte voertuigen ten behoeve<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> verko<strong>op</strong>, waarbij regelmatig een nieuw<br />

exemplaar wordt gefabriceerd <strong>van</strong> verschillen<strong>de</strong> ongeschikte<br />

voertuigen. In <strong>de</strong> inrichting wor<strong>de</strong>n blijkens<br />

voornoem<strong>de</strong> aanvraag ver<strong>de</strong>r autowrakken geaccepteerd<br />

die aldaar wor<strong>de</strong>n ontdaan <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

verko<strong>op</strong>bare on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len, alsme<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re <strong>van</strong><br />

ban<strong>de</strong>n; <strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> autowrakken verwij<strong>de</strong>r<strong>de</strong> ban<strong>de</strong>n<br />

die geschikt zijn voor hergebruik wor<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>lijk<br />

<strong>op</strong>geslagen alvorens te wor<strong>de</strong>n verkocht dan wel<br />

gebruikt voor reparatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong>hands voertuigen.<br />

De versleten ban<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n volgens voornoem<strong>de</strong><br />

aanvraag tij<strong>de</strong>lijk <strong>op</strong>geslagen en meestal<br />

afgegeven aan ban<strong>de</strong>nhan<strong>de</strong>laren of aan schroothan<strong>de</strong>laren<br />

en voor een <strong>de</strong>el afgegeven aan een<br />

ban<strong>de</strong>nverwerker.<br />

De melding <strong>van</strong> 24 augustus 2001 betreft <strong>het</strong><br />

toepassen <strong>van</strong> gebruikte vrachtwagenban<strong>de</strong>n in een<br />

‘ban<strong>de</strong>nmuur’ ter afscheiding en beveiliging <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

terrein <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting. De Af<strong>de</strong>ling leidt hieruit af<br />

dat niet is beoogd <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur slechts tij<strong>de</strong>lijk<br />

te plaatsen. Bij meerbedoeld besluit <strong>van</strong> 16 juni<br />

1998 is alleen vergunning verleend voor <strong>het</strong> tij<strong>de</strong>lijk<br />

<strong>op</strong>slaan <strong>van</strong> ban<strong>de</strong>n. Gelet hier<strong>op</strong> kan niet wor<strong>de</strong>n<br />

geoor<strong>de</strong>eld dat <strong>het</strong> plaatsen <strong>van</strong> ban<strong>de</strong>n in een ban<strong>de</strong>nmuur<br />

een veran<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting betreft<br />

die in overeenstemming is met <strong>de</strong> vergunning, zodat<br />

<strong>het</strong> betoog <strong>van</strong> appellante dat <strong>het</strong> plaatsen <strong>van</strong> ban<strong>de</strong>n<br />

in een ban<strong>de</strong>nmuur niet meldings- dan wel vergunningplichtig<br />

is, geen doel treft.<br />

De beroepsgrond faalt.<br />

Blijkens <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit stelt verweer<strong>de</strong>r zich<br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt dat <strong>de</strong> door appellante gedane<br />

melding niet kan wor<strong>de</strong>n geaccepteerd, omdat <strong>de</strong> te<br />

gebruiken ban<strong>de</strong>n (met velgen) afvalstoffen zijn en<br />

<strong>de</strong>ze bij verwerking in een ban<strong>de</strong>nmuur <strong>op</strong> min<strong>de</strong>r<br />

doelmatige wijze wor<strong>de</strong>n verwij<strong>de</strong>rd dan vergund,<br />

alsme<strong>de</strong> omdat in verband met <strong>de</strong> gemel<strong>de</strong> wijziging<br />

voorschriften aan <strong>de</strong> vergunning zou<strong>de</strong>n moeten<br />

wor<strong>de</strong>n verbon<strong>de</strong>n.<br />

Ingevolge artikel 8.19, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet<br />

milieubeheer geldt een voor een inrichting verleen<strong>de</strong><br />

vergunning tevens voor veran<strong>de</strong>ringen <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting<br />

of <strong>van</strong> <strong>de</strong> werking daar<strong>van</strong> die niet in overeenstemming<br />

zijn met <strong>de</strong> voor <strong>de</strong> inrichting<br />

verleen<strong>de</strong> vergunning of <strong>de</strong> daaraan verbon<strong>de</strong>n beperkingen<br />

en voorschriften, maar die niet lei<strong>de</strong>n tot<br />

an<strong>de</strong>re of grotere na<strong>de</strong>lige gevolgen voor <strong>het</strong> milieu<br />

dan die <strong>de</strong> inrichting ingevolge <strong>de</strong> vergunning en <strong>de</strong><br />

daaraan verbon<strong>de</strong>n beperkingen en voorschriften<br />

mag veroorzaken, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong> dat:<br />

a. <strong>de</strong>ze veran<strong>de</strong>ringen niet lei<strong>de</strong>n tot een an<strong>de</strong>re inrichting<br />

dan waarvoor vergunning is verleend;<br />

b. <strong>het</strong> voornemen tot <strong>het</strong> uitvoeren <strong>van</strong> <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>-<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


50 Milieu<br />

ring door <strong>de</strong> vergunninghou<strong>de</strong>r schriftelijk overeenkomstig<br />

<strong>de</strong> krachtens <strong>het</strong> zeven<strong>de</strong> lid, on<strong>de</strong>r<br />

a, gestel<strong>de</strong> regels aan <strong>het</strong> bevoegd gezag is gemeld,<br />

en<br />

c. <strong>het</strong> bevoegd gezag aan <strong>de</strong> vergunninghou<strong>de</strong>r<br />

schriftelijk heeft verklaard dat <strong>de</strong> voorgenomen<br />

veran<strong>de</strong>ring voldoet aan <strong>de</strong> aanhef en on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el<br />

a en <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring naar zijn oor<strong>de</strong>el geen aanleiding<br />

geeft tot toepassing <strong>van</strong> <strong>de</strong> artikelen<br />

8.22, 8.23 of 8.25 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer.<br />

Appellante bestrijdt dat <strong>de</strong> in <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur gebruikte<br />

ban<strong>de</strong>n dienen te wor<strong>de</strong>n aangemerkt als afvalstoffen,<br />

omdat <strong>de</strong>ze ban<strong>de</strong>n vrijkomen binnen <strong>de</strong><br />

inrichting. In dit verband betoogt zij voorts dat <strong>de</strong><br />

ban<strong>de</strong>n weer dienen als on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el voor an<strong>de</strong>re<br />

voertuigen en dus wor<strong>de</strong>n hergebruikt. Ver<strong>de</strong>r stelt<br />

appellante dat <strong>het</strong> verslag <strong>van</strong> <strong>de</strong> hoorzitting voor<br />

<strong>de</strong> commissie een onjuiste weergave bevat <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ter zitting, aangezien zij nooit heeft gesteld<br />

dat <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>n die in <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur zijn verwerkt<br />

niet meer wor<strong>de</strong>n gebruikt.<br />

Verweer<strong>de</strong>r stelt zich <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt dat <strong>de</strong> te<br />

gebruiken ban<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur voornamelijk<br />

bestaan uit versleten ban<strong>de</strong>n, die niet zon<strong>de</strong>r<br />

na<strong>de</strong>re bewerking kunnen wor<strong>de</strong>n gebruikt en gezien<br />

<strong>de</strong> verankering in <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur ook niet<br />

meer zullen wor<strong>de</strong>n gebruikt overeenkomstig <strong>de</strong><br />

oorspronkelijke bestemming en <strong>de</strong>rhalve moeten<br />

wor<strong>de</strong>n aangemerkt als afvalstoffen.<br />

De term afvalstoffen in <strong>de</strong> Wet milieubeheer<br />

moet wor<strong>de</strong>n uitgelegd in <strong>het</strong> licht <strong>van</strong> richtlijn<br />

75/442/EEG, zoals gewijzigd door richtlijn 91/<br />

156/EEG (hierna: <strong>de</strong> richtlijn). Ingevolge artikel 1,<br />

aanhef en on<strong>de</strong>r a, <strong>van</strong> <strong>de</strong> richtlijn wordt on<strong>de</strong>r afvalstof<br />

verstaan: elke stof of elk voorwerp behoren<strong>de</strong><br />

tot <strong>de</strong> in bijlage 1 genoem<strong>de</strong> categorieën waar<strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> hou<strong>de</strong>r zich ontdoet, voornemens is zich te<br />

ontdoen of zich moet ontdoen.<br />

Het Hof <strong>van</strong> Justitie <strong>van</strong> <strong>de</strong> Eur<strong>op</strong>ese Gemeenschappen<br />

(hierna: <strong>het</strong> Hof) heeft in zijn arrest <strong>van</strong><br />

18 <strong>de</strong>cember 1997 in <strong>de</strong> zaak C-129/96 (Inter-Environnement<br />

Wallonie) geoor<strong>de</strong>eld dat <strong>het</strong> toepassings<strong>gebied</strong><br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> begrip afvalstof afhangt <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

betekenis <strong>van</strong> <strong>de</strong> term ‘zich ontdoen <strong>van</strong>’.<br />

Het Hof heeft voorts in zijn arrest <strong>van</strong> 15 juni<br />

2000 in <strong>de</strong> gevoeg<strong>de</strong> zaken C-418/97 en C-419/97<br />

(AB 2000, 311) on<strong>de</strong>r meer voor recht verklaard<br />

dat <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n dat een als brandstof gebruikte<br />

stof <strong>het</strong> residu is <strong>van</strong> een productieproces<br />

<strong>van</strong> een an<strong>de</strong>re stof, dat die stof voor geen enkel<br />

an<strong>de</strong>r gebruik dan verwij<strong>de</strong>ring in aanmerking kan<br />

komen, dat <strong>de</strong> stof zich qua samenstelling niet leent<br />

voor <strong>het</strong> gebruik dat er<strong>van</strong> wordt gemaakt of dat<br />

voor dat gebruik bijzon<strong>de</strong>re voorzorgsmaatregelen<br />

voor <strong>het</strong> milieu moeten wor<strong>de</strong>n getroffen, als aanwijzingen<br />

kunnen wor<strong>de</strong>n beschouwd voor een han<strong>de</strong>ling,<br />

een voornemen of een verplichting om zich<br />

<strong>van</strong> die stof te ontdoen in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> artikel 1, on<strong>de</strong>r<br />

a, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Richtlijn. Hierbij vormt <strong>de</strong> wetenschap dat<br />

een stof een productieresidu is, dat wil zeggen een<br />

product dat niet als zodanig voor later gebruik was<br />

beoogd, een belangrijke aanwijzing. Of in<strong>de</strong>rdaad<br />

sprake is <strong>van</strong> een afvalstof in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>de</strong> Richtlijn<br />

moet evenwel wor<strong>de</strong>n beoor<strong>de</strong>eld met inachtneming<br />

<strong>van</strong> alle omstandighe<strong>de</strong>n, waarbij rekening<br />

moet wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> doelstelling <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Richtlijn terwijl ervoor moet wor<strong>de</strong>n gewaakt, dat<br />

geen afbreuk wordt gedaan aan <strong>de</strong> doeltreffendheid<br />

daar<strong>van</strong>.<br />

Op grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> stukken en <strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ter<br />

zitting stelt <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling vast dat ongeveer 5% <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> ban<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur in <strong>het</strong> geheel niet<br />

meer als band kan wor<strong>de</strong>n gebruikt. Daarnaast bestaat<br />

<strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur voor een <strong>de</strong>el uit gebruikte<br />

ban<strong>de</strong>n, die niet meer aan <strong>de</strong> nationale keurings- en<br />

kwaliteitseisen voldoen en niet dan na een ingrijpen<strong>de</strong><br />

behan<strong>de</strong>ling weer voor hun oorspronkelijke<br />

doel zou<strong>de</strong>n kunnen wor<strong>de</strong>n gebruikt. De wijze <strong>van</strong><br />

toepassing <strong>van</strong> <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>n is voorts zodanig dat <strong>de</strong><br />

ban<strong>de</strong>n in <strong>het</strong> algemeen niet meer overeenkomstig<br />

hun oorspronkelijke bestemming zullen wor<strong>de</strong>n gebruikt,<br />

nu <strong>de</strong> stapels ban<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> muur aan elkaar<br />

zijn vastgemaakt met een ijzeren kabel die <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />

velgen <strong>van</strong> <strong>de</strong> bovenste ban<strong>de</strong>n is gelast, en nu <strong>de</strong><br />

voor hergebruik beoog<strong>de</strong> ban<strong>de</strong>n in elk geval <strong>de</strong>el<br />

blijven uitmaken <strong>van</strong> <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur indien daarnaar<br />

geen vraag is. Ver<strong>de</strong>r is <strong>het</strong> niet onaannemelijk<br />

dat voor <strong>de</strong>ze wijze <strong>van</strong> toepassing <strong>van</strong> <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>n<br />

bijzon<strong>de</strong>re voorzorgsmaatregelen voor <strong>het</strong> milieu<br />

moeten wor<strong>de</strong>n getroffen. Ter zitting heeft appellante<br />

meege<strong>de</strong>eld dat on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur asfalt en<br />

plastic ligt ter bescherming <strong>van</strong> <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m. Deze<br />

aanwijzingen vormen voldoen<strong>de</strong> grondslag voor <strong>het</strong><br />

oor<strong>de</strong>el dat <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>n die zijn verwerkt in <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur<br />

dienen te wor<strong>de</strong>n aangemerkt als afvalstoffen.<br />

De omstandigheid dat een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> toegepaste<br />

ban<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> muur mogelijkerwijs zon<strong>de</strong>r<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Milieu<br />

51<br />

enige bewerking nog wel voor <strong>het</strong> oorspronkelijke<br />

doel kan wor<strong>de</strong>n gebruikt, doet aan <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong><br />

niet af, te min<strong>de</strong>r nu <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>n ongesorteerd zijn<br />

toegepast in <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur. Voorts is <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling<br />

niet gebleken <strong>van</strong> feiten of omstandighe<strong>de</strong>n die<br />

moeten lei<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong> conclusie dat <strong>de</strong> toegepaste<br />

ban<strong>de</strong>n niet kunnen wor<strong>de</strong>n aangemerkt als afvalstoffen.<br />

Het betoog <strong>van</strong> appellante dat zij tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />

hoorzitting niet zou hebben gesteld dat <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>n<br />

in <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur niet meer wor<strong>de</strong>n gebruikt,<br />

maakt <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong> niet an<strong>de</strong>rs. De <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong><br />

beroepsgrond faalt.<br />

Appellante voert ver<strong>de</strong>r aan dat <strong>de</strong> gemel<strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring<br />

niet leidt tot an<strong>de</strong>re of grotere na<strong>de</strong>lige gevolgen<br />

voor <strong>het</strong> milieu, omdat <strong>het</strong> toepassen <strong>van</strong><br />

ban<strong>de</strong>n in een ban<strong>de</strong>nmuur kan wor<strong>de</strong>n gezien als<br />

een doelmatige verwij<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> afvalstoffen. Voorts<br />

betoogt zij dat <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit on<strong>de</strong>ug<strong>de</strong>lijk is<br />

gemotiveerd, nu er daarin <strong>van</strong> wordt uitgegaan dat<br />

<strong>het</strong> nodig is maatregelen of voorzieningen met betrekking<br />

tot <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur voor te schrijven ter bescherming<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> milieu en dat reeds daarom <strong>de</strong><br />

melding niet zou kunnen wor<strong>de</strong>n geaccepteerd. Ook<br />

stelt appellante dat verweer<strong>de</strong>r <strong>op</strong> bladzij<strong>de</strong> 2 <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> verslag <strong>van</strong> <strong>de</strong> hoorzitting voor <strong>de</strong> commissie<br />

zijn stelling dat <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>nmuur niet acceptabel is,<br />

niet heeft gemotiveerd.<br />

Het bepaal<strong>de</strong> in artikel 8.19, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Wet milieubeheer brengt mee dat on<strong>de</strong>r meer moet<br />

wor<strong>de</strong>n beoor<strong>de</strong>eld of een veran<strong>de</strong>ring an<strong>de</strong>re of<br />

grotere gevolgen heeft voor <strong>het</strong> milieu dan die <strong>de</strong> inrichting<br />

ingevolge <strong>de</strong> vergunning en <strong>de</strong> daaraan verbon<strong>de</strong>n<br />

beperkingen en voorschriften mag veroorzaken.<br />

Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> bepaal<strong>de</strong> in artikel 1.1, twee<strong>de</strong><br />

lid, aanhef en on<strong>de</strong>r a, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer,<br />

zoals dat <strong>de</strong>stijds luid<strong>de</strong>, wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r gevolgen<br />

voor <strong>het</strong> milieu tevens <strong>de</strong> gevolgen verstaan die verband<br />

hou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> doelmatige verwij<strong>de</strong>ring <strong>van</strong><br />

afvalstoffen. Voor een aspect als <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige<br />

geldt <strong>de</strong> (werking <strong>van</strong> <strong>de</strong>) inrichting, zoals <strong>de</strong>ze is<br />

vergund, als uitgangspunt voor <strong>de</strong> bepaling <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

ingevolge <strong>de</strong> vergunning toegestane milieugevolgen<br />

(Memorie <strong>van</strong> Toelichting <strong>op</strong> wijziging <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet<br />

milieubeheer (meldingenstelsel) TK 1998-1999,<br />

26 552, nr. 3, p. 23). Er is <strong>de</strong>rhalve sprake <strong>van</strong><br />

grotere na<strong>de</strong>lige gevolgen voor <strong>het</strong> milieu in <strong>de</strong> zin<br />

<strong>van</strong> voormeld artikel 8.19, twee<strong>de</strong> lid, indien <strong>de</strong> gemel<strong>de</strong><br />

veran<strong>de</strong>ring leidt tot een min<strong>de</strong>r doelmatige<br />

verwij<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> afvalstoffen dan <strong>de</strong> (werking <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong>) inrichting, zoals <strong>de</strong>ze is vergund.<br />

Zoals blijkt uit <strong>de</strong> aanvraag om <strong>de</strong> vergunning<br />

<strong>van</strong> 16 juni 1998, die <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze vergunning <strong>de</strong>el uitmaakt,<br />

houdt <strong>de</strong> vergun<strong>de</strong> representatieve bedrijfssituatie<br />

in dat versleten ban<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n afgevoerd<br />

naar een ban<strong>de</strong>nverwerker, schroothan<strong>de</strong>laren of<br />

ban<strong>de</strong>nhan<strong>de</strong>laren, en dat niet versleten ban<strong>de</strong>n<br />

wor<strong>de</strong>n hergebruikt binnen <strong>de</strong> inrichting of verkocht.<br />

Volgens <strong>de</strong> melding wor<strong>de</strong>n afvalstoffen verwij<strong>de</strong>rd<br />

door <strong>het</strong> <strong>op</strong> <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m brengen er<strong>van</strong> in <strong>de</strong><br />

vorm <strong>van</strong> een ban<strong>de</strong>nmuur. Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> bepaal<strong>de</strong><br />

in artikel 1.1, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer in<br />

samenhang met artikel 10.1, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet<br />

milieubeheer, zoals <strong>de</strong>ze bepalingen <strong>de</strong>stijds luid<strong>de</strong>n,<br />

dient verwij<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> afvalstoffen door <strong>het</strong> <strong>op</strong><br />

<strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m brengen er<strong>van</strong> te wor<strong>de</strong>n aangemerkt als<br />

min<strong>de</strong>r doelmatige wijze <strong>van</strong> verwij<strong>de</strong>ring dan <strong>de</strong><br />

vergun<strong>de</strong> wijze <strong>van</strong> verwij<strong>de</strong>ring. De gemel<strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring<br />

leidt <strong>de</strong>rhalve tot grotere na<strong>de</strong>lige gevolgen<br />

voor <strong>het</strong> milieu dan <strong>de</strong> inrichting zoals vergund mag<br />

veroorzaken. Gelet hier<strong>op</strong> heeft verweer<strong>de</strong>r <strong>de</strong> melding<br />

<strong>van</strong> appellante <strong>van</strong> 24 augustus 2001 terecht<br />

niet geaccepteerd. Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> bovenstaan<strong>de</strong> is <strong>het</strong><br />

beroep ongegrond.<br />

03-59<br />

ABRS 11 juni 2003, nr. 200202054/1 (GS Limburg)<br />

Casus<br />

Melding wat betreft <strong>het</strong> verplaatsen <strong>van</strong> een dieseltank<br />

en <strong>de</strong> <strong>op</strong>slag <strong>van</strong> goe<strong>de</strong>ren <strong>op</strong> <strong>het</strong> terrein<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting niet geaccepteerd.<br />

Rechtsvraag<br />

Is <strong>de</strong> melding al dan niet terecht niet geaccepteerd?<br />

Uitspraak<br />

In <strong>de</strong> melding is niet aangegeven dat voor <strong>de</strong>ze activiteiten<br />

bo<strong>de</strong>mbeschermen<strong>de</strong> maatregelen of<br />

voorzieningen zullen wor<strong>de</strong>n getroffen die krachtens<br />

<strong>de</strong> voorschriften <strong>van</strong> <strong>de</strong> gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> vergunning<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


52 Milieu<br />

moeten wor<strong>de</strong>n getroffen <strong>op</strong> die ge<strong>de</strong>elten <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

terrein waar<strong>op</strong> milieubedreigen<strong>de</strong> activiteiten<br />

plaatsvin<strong>de</strong>n. Hierdoor zou appellante, in afwijking<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze voorschriften, niet gehou<strong>de</strong>n zijn voor<br />

<strong>de</strong>ze activiteiten bo<strong>de</strong>mbeschermen<strong>de</strong> maatregelen<br />

te treffen. Mitsdien lei<strong>de</strong>n <strong>de</strong> gemel<strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ringen<br />

tot grotere na<strong>de</strong>lige gevolgen voor <strong>het</strong> milieu<br />

dan <strong>de</strong> inrichting ingevolge <strong>de</strong> vergunning mag veroorzaken.<br />

De melding is terecht geweigerd.<br />

Wet milieubeheer, artikel 8.19 lid 2<br />

Bij besluit <strong>van</strong> 6 november 2001 heeft verweer<strong>de</strong>r<br />

<strong>de</strong> door appellante <strong>op</strong> 28 augustus 2001 gedane<br />

melding als bedoeld in artikel 8.19, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> Wet milieubeheer niet geaccepteerd, wat betreft<br />

<strong>het</strong> verplaatsen <strong>van</strong> <strong>de</strong> dieseltank en <strong>de</strong> <strong>op</strong>slag <strong>van</strong><br />

goe<strong>de</strong>ren <strong>op</strong> <strong>het</strong> achterterrein <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting <strong>van</strong><br />

appellante.<br />

Bij besluit <strong>van</strong> 5 maart 2002 heeft verweer<strong>de</strong>r<br />

<strong>het</strong> hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.<br />

Tegen dit besluit heeft appellante beroep ingesteld.<br />

Overwegingen<br />

Ingevolge artikel 8.19, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer<br />

geldt een voor een inrichting verleen<strong>de</strong><br />

vergunning tevens voor veran<strong>de</strong>ringen <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting<br />

of <strong>van</strong> <strong>de</strong> werking daar<strong>van</strong> die niet in overeenstemming<br />

zijn met <strong>de</strong> voor <strong>de</strong> inrichting verleen<strong>de</strong><br />

vergunning of <strong>de</strong> daaraan verbon<strong>de</strong>n beperkingen en<br />

voorschriften, maar die niet lei<strong>de</strong>n tot an<strong>de</strong>re of grotere<br />

na<strong>de</strong>lige gevolgen voor <strong>het</strong> milieu dan die <strong>de</strong><br />

inrichting ingevolge <strong>de</strong> vergunning en <strong>de</strong> daaraan<br />

verbon<strong>de</strong>n beperkingen en voorschriften mag veroorzaken,<br />

on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong> dat:<br />

a. <strong>de</strong>ze veran<strong>de</strong>ringen niet lei<strong>de</strong>n tot een an<strong>de</strong>re inrichting<br />

dan waarvoor vergunning is verleend;<br />

b. <strong>het</strong> voornemen tot <strong>het</strong> uitvoeren <strong>van</strong> <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring<br />

door <strong>de</strong> vergunninghou<strong>de</strong>r schriftelijk overeenkomstig<br />

<strong>de</strong> krachtens <strong>het</strong> zeven<strong>de</strong> lid, on<strong>de</strong>r<br />

a, gestel<strong>de</strong> regels aan <strong>het</strong> bevoegd gezag is gemeld,<br />

en<br />

c. <strong>het</strong> bevoegd gezag aan <strong>de</strong> vergunninghou<strong>de</strong>r<br />

schriftelijk heeft verklaard dat <strong>de</strong> voorgenomen<br />

veran<strong>de</strong>ring voldoet aan <strong>de</strong> aanhef en on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el<br />

a en <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring naar zijn oor<strong>de</strong>el geen aanleiding<br />

geeft tot toepassing <strong>van</strong> <strong>de</strong> artikelen<br />

8.22, 8.23 of 8.25 <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze wet.<br />

Appellante stelt dat in <strong>de</strong> aanvulling <strong>op</strong> <strong>de</strong> melding<br />

<strong>op</strong> afdoen<strong>de</strong> wijze is aangegeven welke goe<strong>de</strong>ren <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> achterterrein <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong>geslagen<br />

en dat verweer<strong>de</strong>r <strong>de</strong>rhalve ten onrechte <strong>de</strong><br />

melding niet heeft geaccepteerd. Ver<strong>de</strong>r voert appellante<br />

aan dat <strong>de</strong> melding ten onrechte niet is geaccepteerd<br />

voor <strong>het</strong> verplaatsen <strong>van</strong> <strong>de</strong> dieseltank.<br />

Haars inziens is <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit dan ook onzorgvuldig<br />

voorbereid, ontbeert <strong>het</strong> een <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>lijke<br />

motivering en had verweer<strong>de</strong>r bij afweging <strong>van</strong> alle<br />

belangen niet in re<strong>de</strong>lijkheid tot <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />

kunnen komen.<br />

Verweer<strong>de</strong>r stelt zich <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt dat <strong>de</strong> melding<br />

meebrengt dat <strong>op</strong> <strong>het</strong> achterterrein <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting<br />

me<strong>de</strong> milieugevaarlijke stoffen kunnen wor<strong>de</strong>n<br />

<strong>op</strong>geslagen, waarvoor na<strong>de</strong>re voorschriften aan<br />

<strong>de</strong> vergunning moeten wor<strong>de</strong>n verbon<strong>de</strong>n. De dieseltank<br />

is nimmer vergund, zodat hiervoor aan <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> vergunning geen voorschriften zijn<br />

verbon<strong>de</strong>n. Nu aan een melding geen voorschriften<br />

kunnen wor<strong>de</strong>n verbon<strong>de</strong>n is <strong>de</strong> melding volgens<br />

verweer<strong>de</strong>r terecht niet geaccepteerd.<br />

Gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> brief <strong>van</strong> 21 september 2001, waarbij<br />

appellante aan verweer<strong>de</strong>r aanvullen<strong>de</strong> informatie<br />

met betrekking tot <strong>de</strong> melding heeft verstrekt,<br />

kunnen – <strong>het</strong>geen ter zitting is bevestigd – volgens<br />

<strong>de</strong> melding me<strong>de</strong> milieugevaarlijke of bo<strong>de</strong>mbedreigen<strong>de</strong><br />

stoffen in vrachtwagens dan wel <strong>op</strong>leggers<br />

wor<strong>de</strong>n overgeslagen <strong>op</strong> <strong>het</strong> achterterrein <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting.<br />

Noch voor <strong>het</strong> overslaan <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze goe<strong>de</strong>ren<br />

noch voor <strong>het</strong> verplaatsen <strong>van</strong> <strong>de</strong> dieseltank is<br />

in <strong>de</strong> melding dan wel <strong>de</strong> aanvulling hier<strong>op</strong> aangegeven<br />

dat <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>mbeschermen<strong>de</strong> maatregelen zullen<br />

wor<strong>de</strong>n getroffen die ingevolge <strong>de</strong> voorschriften<br />

die zijn verbon<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> vergunning <strong>van</strong> 16 juni<br />

1998 moeten wor<strong>de</strong>n getroffen <strong>op</strong> terreinge<strong>de</strong>elten<br />

waar<strong>op</strong> activiteiten plaatsvin<strong>de</strong>n die risico voor milieuverontreiniging<br />

<strong>op</strong>leveren. Hierdoor zou appellante,<br />

in afwijking <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze voorschriften, niet<br />

gehou<strong>de</strong>n zijn voor <strong>de</strong>ze activiteiten bo<strong>de</strong>mbeschermen<strong>de</strong><br />

maatregelen te treffen. Naar <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling lei<strong>de</strong>n <strong>de</strong> gemel<strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ringen dan<br />

ook tot grotere na<strong>de</strong>lige gevolgen voor <strong>het</strong> milieu<br />

dan <strong>de</strong> inrichting ingevolge <strong>de</strong> vergunning en <strong>de</strong><br />

daaraan verbon<strong>de</strong>n beperkingen en voorschriften<br />

mag veroorzaken. Ook overigens is niet aannemelijk<br />

gewor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> gemel<strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ringen geen rele<strong>van</strong>te<br />

na<strong>de</strong>lige gevolgen hebben voor <strong>het</strong> milieu an-<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Milieu<br />

53<br />

<strong>de</strong>rs of meer dan die welke wor<strong>de</strong>n veroorzaakt door<br />

<strong>de</strong> (werking <strong>van</strong> <strong>de</strong>) inrichting, zoals <strong>de</strong>ze is vergund.<br />

Gelet hier<strong>op</strong> heeft verweer<strong>de</strong>r <strong>de</strong> melding inzake<br />

<strong>het</strong> verplaatsen <strong>van</strong> <strong>de</strong> dieseltank en <strong>het</strong> <strong>op</strong>slaan<br />

<strong>van</strong> goe<strong>de</strong>ren <strong>op</strong> <strong>het</strong> achterterrein terecht niet<br />

geaccepteerd. De <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> beroepsgrond treft<br />

geen doel.<br />

Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> bovenstaan<strong>de</strong> is <strong>het</strong> beroep ongegrond.<br />

03-60<br />

ABRS 18 juni 2003, nr. 200201955/1 (Sittard-<br />

Geleen)<br />

Casus<br />

Melding <strong>van</strong> uitbreiding <strong>van</strong> bedrijfstij<strong>de</strong>n geaccepteerd.<br />

Door appellanten is aangevoerd dat <strong>de</strong><br />

uitbreiding <strong>van</strong> <strong>de</strong> werktij<strong>de</strong>n niet met een melding<br />

kan wor<strong>de</strong>n afgedaan, omdat hoe dan ook <strong>de</strong> na<strong>de</strong>lige<br />

gevolgen voor <strong>het</strong> milieu zullen toenemen ten<br />

<strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> <strong>de</strong> vergun<strong>de</strong> situatie. De vergunning<br />

is immers verleend on<strong>de</strong>r beperking <strong>van</strong> <strong>de</strong> daarin<br />

<strong>op</strong>genomen bedrijfstij<strong>de</strong>n en door <strong>de</strong> uitbreiding<br />

daar<strong>van</strong> vindt gelui<strong>de</strong>missie plaats <strong>op</strong> tij<strong>de</strong>n waar<br />

<strong>de</strong>ze voorheen ontbrak. De omstandigheid dat <strong>de</strong><br />

emissie binnen <strong>de</strong> geluidsnormen <strong>van</strong> <strong>de</strong> vergunning<br />

blijft, is volgens appellanten in zoverre dan<br />

ook niet rele<strong>van</strong>t.<br />

Rechtsvraag<br />

Leidt <strong>de</strong> uitbreiding tot grotere na<strong>de</strong>lige gevolgen<br />

voor <strong>het</strong> milieu?<br />

Uitspraak<br />

Naar <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling berust <strong>het</strong> betoog,<br />

dat er <strong>op</strong> neer komt dat een uitbreiding <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> bedrijfstij<strong>de</strong>n niet kan wor<strong>de</strong>n gemeld omdat <strong>de</strong><br />

uitbreiding in strijd is met <strong>de</strong> aan <strong>de</strong> vergunning<br />

verbon<strong>de</strong>n beperkingen ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> bedrijfstij<strong>de</strong>n,<br />

<strong>op</strong> een onjuiste <strong>op</strong>vatting over artikel<br />

8.19, twee<strong>de</strong> lid <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wm. De meldingsregeling<br />

heeft immers betrekking <strong>op</strong> veran<strong>de</strong>ringen <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

(werking <strong>van</strong> <strong>de</strong>) inrichting die niet in overeenstemming<br />

zijn met <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> vergunning en<br />

<strong>de</strong> daaraan verbon<strong>de</strong>n voorschriften en beperkingen.<br />

Me<strong>de</strong> gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> wetsgeschie<strong>de</strong>nis kan die<br />

veran<strong>de</strong>ring, zoals in dit geval, ook een uitbreiding<br />

<strong>van</strong> activiteiten ten <strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong><br />

vergunning inhou<strong>de</strong>n.<br />

Wet milieubeheer, artikel 8.19 lid 2<br />

Bij besluit <strong>van</strong> 27 september 2001 heeft <strong>het</strong> college<br />

<strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> Sittard-Geleen<br />

(verweer<strong>de</strong>r) <strong>de</strong> door Vixia B.V. ingedien<strong>de</strong><br />

melding, als bedoeld in artikel 8.19, twee<strong>de</strong> lid,<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer, <strong>van</strong> <strong>de</strong> uitbreiding <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

bedrijfstij<strong>de</strong>n <strong>van</strong> haar inrichting geaccepteerd. Bij<br />

besluit <strong>van</strong> 19 februari 2002 heeft verweer<strong>de</strong>r <strong>het</strong><br />

hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.<br />

Tegen dit besluit hebben appellanten beroep ingesteld.<br />

Overwegingen<br />

Ingevolge artikel 8.19, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer<br />

geldt een voor een inrichting verleen<strong>de</strong><br />

vergunning tevens voor veran<strong>de</strong>ringen <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

inrichting of <strong>van</strong> <strong>de</strong> werking daar<strong>van</strong> die niet in<br />

overeenstemming zijn met <strong>de</strong> voor <strong>de</strong> inrichting verleen<strong>de</strong><br />

vergunning of <strong>de</strong> daaraan verbon<strong>de</strong>n beperkingen<br />

en voorschriften, maar die niet lei<strong>de</strong>n tot an<strong>de</strong>re<br />

of grotere na<strong>de</strong>lige gevolgen voor <strong>het</strong> milieu<br />

dan die <strong>de</strong> inrichting ingevolge <strong>de</strong> vergunning en <strong>de</strong><br />

daaraan verbon<strong>de</strong>n beperkingen en voorschriften<br />

mag veroorzaken, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong> dat:<br />

a. <strong>de</strong>ze veran<strong>de</strong>ringen niet lei<strong>de</strong>n tot een an<strong>de</strong>re inrichting<br />

dan waarvoor vergunning is verleend;<br />

b. <strong>het</strong> voornemen tot <strong>het</strong> uitvoeren <strong>van</strong> <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring<br />

door <strong>de</strong> vergunninghou<strong>de</strong>r schriftelijk overeenkomstig<br />

<strong>de</strong> krachtens <strong>het</strong> zeven<strong>de</strong> lid, on<strong>de</strong>r<br />

a, gestel<strong>de</strong> regels aan <strong>het</strong> bevoegd gezag is gemeld,<br />

en<br />

c. <strong>het</strong> bevoegd gezag aan <strong>de</strong> vergunninghou<strong>de</strong>r<br />

schriftelijk heeft verklaard dat <strong>de</strong> voorgenomen<br />

veran<strong>de</strong>ring voldoet aan <strong>de</strong> aanhef en on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el<br />

a en <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring naar zijn oor<strong>de</strong>el geen aanleiding<br />

geeft tot toepassing <strong>van</strong> <strong>de</strong> artikelen<br />

8.22, 8.23 of 8.25.<br />

De melding <strong>van</strong> Vixia B.V. ziet <strong>op</strong> <strong>de</strong> wijziging <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> bedrijfstij<strong>de</strong>n <strong>van</strong> haar inrichting. Blijkens <strong>de</strong> bij<br />

besluit <strong>van</strong> 21 juni 1999 verleen<strong>de</strong> vergunning<br />

waren <strong>de</strong> reguliere werktij<strong>de</strong>n <strong>van</strong> 08.00 uur tot<br />

16.30 uur en werd er door ongeveer 20 me<strong>de</strong>wer-<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


54 Milieu<br />

kers inci<strong>de</strong>nteel gewerkt tot 21.00 uur en <strong>op</strong> zaterdagmorgen.<br />

De melding, zoals <strong>de</strong>ze bij <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />

besluit is geaccepteerd, houdt in dat <strong>de</strong> werktijd<br />

<strong>op</strong> maandag tot en met vrijdag voor 80<br />

me<strong>de</strong>werkers <strong>van</strong> <strong>de</strong> unit ‘hout’ aan<strong>van</strong>gt <strong>op</strong> 7.30<br />

uur en voor 20 me<strong>de</strong>werkers <strong>van</strong> <strong>de</strong> unit ‘hout’ eindigt<br />

<strong>op</strong> 22.30 uur.<br />

Volgens verweer<strong>de</strong>r heeft <strong>de</strong> uitbreiding <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

werktij<strong>de</strong>n geen an<strong>de</strong>re of grotere na<strong>de</strong>lige gevolgen<br />

dan die ingevolge <strong>de</strong> gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> vergunning <strong>van</strong> 21<br />

juni 1999 zijn toegestaan. Hij baseert zich daarbij<br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> geluidrapport <strong>van</strong> Caubergh-Huygen <strong>van</strong> 2<br />

juli 2001, dat is <strong>op</strong>gesteld in <strong>op</strong>dracht <strong>van</strong> Vixia<br />

B.V. en <strong>de</strong>el uitmaakt <strong>van</strong> <strong>de</strong> melding. In dit rapport<br />

is geconclu<strong>de</strong>erd dat <strong>de</strong> gevraag<strong>de</strong> uitbreiding <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> werktij<strong>de</strong>n niet leidt tot overschrijding <strong>van</strong> <strong>de</strong> geluidsgrenswaar<strong>de</strong>n<br />

die in <strong>de</strong> gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> vergunning<br />

zijn <strong>op</strong>genomen, indien een <strong>van</strong> <strong>de</strong> ventilatoren<br />

wordt omkast. Gebleken is dat <strong>de</strong>ze voorziening is<br />

aangebracht. Ver<strong>de</strong>r wordt in <strong>het</strong> rapport geconclu<strong>de</strong>erd<br />

dat <strong>het</strong> geluid <strong>van</strong> <strong>het</strong> verkeer <strong>van</strong> en naar <strong>de</strong><br />

inrichting dat aan <strong>het</strong> in werking zijn <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting<br />

kan wor<strong>de</strong>n toegerekend, <strong>de</strong> voorkeursgrenswaar<strong>de</strong><br />

<strong>van</strong> 50 dB(A) etmaalwaar<strong>de</strong> uit <strong>de</strong> ministeriële<br />

circulaire <strong>van</strong> 29 februari 1996 met betrekking<br />

tot indirecte hin<strong>de</strong>r niet overschrijdt.<br />

Appellanten hebben als inhou<strong>de</strong>lijk bezwaar<br />

allereerst aangevoerd dat <strong>de</strong> uitbreiding <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

werktij<strong>de</strong>n niet met een melding kan wor<strong>de</strong>n afgedaan<br />

omdat hoe dan ook <strong>de</strong> na<strong>de</strong>lige gevolgen voor<br />

<strong>het</strong> milieu zullen toenemen ten <strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> <strong>het</strong>geen<br />

<strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> vergunning is toegestaan.<br />

Immers, die vergunning is verleend on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

beperking <strong>van</strong> <strong>de</strong> daarin <strong>op</strong>genomen bedrijfstij<strong>de</strong>n<br />

en door <strong>de</strong> uitbreiding daar<strong>van</strong> vindt gelui<strong>de</strong>missie<br />

plaats <strong>op</strong> tij<strong>de</strong>n waar <strong>de</strong>ze voorheen ontbrak. De<br />

omstandigheid dat die emissie eventueel binnen <strong>de</strong><br />

geluidnormen <strong>van</strong> <strong>de</strong> vergunning blijft is volgens appelanten<br />

in zoverre dan ook niet rele<strong>van</strong>t.<br />

Naar <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling berust dit betoog,<br />

dat er <strong>op</strong> neer komt dat een uitbreiding <strong>van</strong><br />

bedrijfstij<strong>de</strong>n niet kan wor<strong>de</strong>n gemeld omdat <strong>de</strong> uitbreiding<br />

in strijd is met <strong>de</strong> aan <strong>de</strong> vergunning verbon<strong>de</strong>n<br />

beperkingen ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> bedrijfstij<strong>de</strong>n,<br />

<strong>op</strong> een onjuiste <strong>op</strong>vatting over artikel 8.19,<br />

twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer. De in dat artikellid<br />

neergeleg<strong>de</strong> meldingsregeling heeft immers<br />

betrekking <strong>op</strong> veran<strong>de</strong>ringen <strong>van</strong> <strong>de</strong> (werking <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong>) inrichting die niet in overeenstemming zijn met<br />

<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> vergunning en <strong>de</strong> daaraan verbon<strong>de</strong>n<br />

voorschriften en beperkingen. Me<strong>de</strong> gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />

wetsgeschie<strong>de</strong>nis kan die veran<strong>de</strong>ring, zoals in dit<br />

geval, ook een uitbreiding <strong>van</strong> activiteiten ten <strong>op</strong>zichte<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> vergunning inhou<strong>de</strong>n.<br />

Het beroep is in zoverre ongegrond.<br />

NB: De argumentatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling neemt mijns<br />

inziens niet weg dat <strong>de</strong> melding leidt tot een situatie<br />

met grotere na<strong>de</strong>lige gevolgen voor <strong>het</strong> milieu dan<br />

in <strong>de</strong> vergun<strong>de</strong> situatie. Zoals appellanten terecht<br />

stellen, ontstaan door <strong>de</strong> acceptatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> melding<br />

emissies en immissies <strong>op</strong> tijdstippen waar<strong>op</strong> in <strong>de</strong><br />

vergun<strong>de</strong> situatie sprake was <strong>van</strong> een nulemissie<br />

(en -immissie). Ook mag wor<strong>de</strong>n veron<strong>de</strong>rsteld dat<br />

omwonen<strong>de</strong>n <strong>de</strong> stap tussen een nulemissie en een<br />

vergun<strong>de</strong> emissie als veel groter (hin<strong>de</strong>rlijker) ervaren<br />

dan <strong>de</strong> stap tussen een reeds bestaan<strong>de</strong> emissie<br />

en <strong>de</strong> <strong>op</strong>vulling <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze bestaan<strong>de</strong> emissie tot <strong>de</strong><br />

vergun<strong>de</strong> normen. De meldingsregeling ziet (met<br />

name) <strong>op</strong> laatstgenoem<strong>de</strong> situatie.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Korte samenvatting <strong>van</strong> Milieu overige kortMilieu kort uitspraken 55<br />

K21<br />

ABRS 26 maart 2003, nr. 200204697/2 (Wassenaar)<br />

K23<br />

ABRS 9 april 2003, nr. 200204871/1 (Echt-<br />

Susteren)<br />

Besluit tankstations milieubeheer, artikel 2<br />

Uit Nota <strong>van</strong> Toelichting Besluit tankstations milieubeheer<br />

blijkt dat slechts voor die on<strong>de</strong>rwerpen<br />

waarin bijlage I <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit niet voorziet, voorschriften<br />

aan <strong>de</strong> vergunning kunnen wor<strong>de</strong>n verbon<strong>de</strong>n.<br />

Oprichtingsvergunning krachtens <strong>de</strong> Wm voor een<br />

tankstation. Appellanten zijn bevreesd voor <strong>de</strong> risico’s<br />

die zijn verbon<strong>de</strong>n aan <strong>het</strong> vullen <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

brandstofreservoirs door tankwagens. De Af<strong>de</strong>ling<br />

overweegt dat <strong>de</strong> inrichting moet voldoen aan <strong>de</strong><br />

voorschriften <strong>van</strong> bijlage I <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit. Uit <strong>de</strong><br />

Nota <strong>van</strong> Toelichting bij <strong>het</strong> Besluit valt <strong>op</strong> te<br />

maken dat slechts voor die on<strong>de</strong>rwerpen waarin bijlage<br />

I <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit niet voorziet, voorschriften<br />

aan <strong>de</strong> vergunning kunnen wor<strong>de</strong>n verbon<strong>de</strong>n.<br />

Hieruit conclu<strong>de</strong>ert <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling dat wat <strong>de</strong>ze on<strong>de</strong>rwerpen<br />

betreft <strong>het</strong> Besluit als uitputtend moet wor<strong>de</strong>n<br />

aangemerkt.<br />

K22<br />

ABRS 2 april 2003, nr. 200203842/1 (Ensche<strong>de</strong>)<br />

Wet milieubeheer, artikel 8.10 en 8.11<br />

Wet milieubeheer, artikel 7.2<br />

Bij <strong>de</strong> beantwoording <strong>van</strong> <strong>de</strong> vraag of sprake is <strong>van</strong><br />

Mer-plicht moet wor<strong>de</strong>n gekeken naar <strong>de</strong> nominale<br />

capaciteit <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting.<br />

Oprichtingsvergunning krachtens <strong>de</strong> Wm voor een<br />

varkenshou<strong>de</strong>rij. Appellanten betogen dat ten onrechte<br />

geen milieu-effectrapportage (Mer) is <strong>op</strong>gesteld.<br />

Door verweer<strong>de</strong>r is gesteld dat bij <strong>het</strong> beantwoor<strong>de</strong>n<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> vraag of <strong>de</strong> drempelwaar<strong>de</strong> <strong>van</strong><br />

900 zeugen (on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el C14 <strong>van</strong> bijlage Mer-besluit)<br />

wordt overschre<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> in <strong>de</strong> inrichting aanwezige<br />

<strong>op</strong>fokzeugen niet behoeven te wor<strong>de</strong>n meegerekend<br />

omdat <strong>de</strong> emissiefactor <strong>van</strong> <strong>op</strong>fokzeugen<br />

in een niet-Groen Labelstal lager is dan <strong>de</strong> emissiefactor<br />

<strong>van</strong> volwassen zeugen. Met verwijzing naar<br />

<strong>de</strong> Nota <strong>van</strong> Toelichting bij <strong>het</strong> Besluit-Mer waaruit<br />

blijkt dat <strong>de</strong> nominale capaciteit <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting<br />

en niet <strong>de</strong> emissiefactor <strong>van</strong> <strong>de</strong> dieren bepalend is<br />

voor <strong>de</strong> drempelwaar<strong>de</strong>, conclu<strong>de</strong>ert <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling<br />

dat door <strong>de</strong> aanwezigheid <strong>van</strong> meer dan 900 zeugen<br />

in <strong>de</strong> inrichting sprake is <strong>van</strong> Mer-plicht.<br />

K24<br />

ABRS 9 april 2003, nr. 200205602/1 (Veldhoven)<br />

Beroep tegen consi<strong>de</strong>rans heeft geen betrekking<br />

<strong>op</strong> rechtmatigheid besluit.<br />

Revisievergunning voor o.a. een groothan<strong>de</strong>l in gassen.<br />

Het beroep <strong>van</strong> appellanten is on<strong>de</strong>r meer gericht<br />

tegen diverse overwegingen <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r.<br />

Aangezien <strong>het</strong> hier gaat om gron<strong>de</strong>n die zich richten<br />

tegen <strong>de</strong> consi<strong>de</strong>rans en niet tegen <strong>het</strong> dictum<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit en <strong>de</strong> daaraan verbon<strong>de</strong>n<br />

voorschriften en dientengevolge geen betrekking<br />

hebben <strong>op</strong> <strong>de</strong> rechtmatigheid <strong>van</strong> <strong>de</strong> ter beoor<strong>de</strong>ling<br />

staan<strong>de</strong> vergunning, kunnen <strong>de</strong>ze gron<strong>de</strong>n niet<br />

lei<strong>de</strong>n tot vernietiging <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit.<br />

Wet milieubeheer, artikelen 8.10 en 8.11<br />

Piekgeluidsniveau <strong>van</strong> 63 dB(A) in nachtperio<strong>de</strong> is<br />

in dit geval re<strong>de</strong>lijk.<br />

Na<strong>de</strong>re eisen <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> Besluit <strong>op</strong>slag- en transportbedrijven<br />

milieubeheer (<strong>het</strong> Besluit). Appellant<br />

is beducht voor <strong>de</strong> piekgeluidgrenswaar<strong>de</strong> (L max ) <strong>op</strong><br />

<strong>de</strong> gevel <strong>van</strong> zijn woning <strong>van</strong> 63 dB(A) in <strong>de</strong> nachtelijke<br />

perio<strong>de</strong>. Daarmee wordt <strong>de</strong> maximaal toelaatbare<br />

waar<strong>de</strong> in <strong>het</strong> Besluit met 3 dB overschre<strong>de</strong>n.<br />

De Af<strong>de</strong>ling overweegt dat om aan <strong>de</strong> grenswaar<strong>de</strong><br />

<strong>van</strong> 60 dB(A) te kunnen voldoen ofwel een verbod<br />

<strong>op</strong> vrachtwagenbewegingen in <strong>de</strong> nachtperio<strong>de</strong><br />

ofwel een scherm <strong>van</strong> 4,5 meter hoogte is vereist.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


56<br />

Milieu kort<br />

Omdat met een grenswaar<strong>de</strong> <strong>van</strong> 63 dB(A) <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />

gevel <strong>van</strong> woningen een binnenniveau voor piekgeluid<br />

<strong>van</strong> 45 dB(A) wordt gewaarborgd, is <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling<br />

met <strong>de</strong> gemeente <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat sprake is <strong>van</strong><br />

een afdoend beschermingsniveau en voor verstoring<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> nachtrust niet hoeft te wor<strong>de</strong>n gevreesd.<br />

K25<br />

ABRS 15 april 2003, nr. 200203570/2 (GS Gel<strong>de</strong>rland)<br />

grond te zijn en niet verantwoor<strong>de</strong>lijk te zijn voor <strong>de</strong><br />

verontreiniging. De Af<strong>de</strong>ling overweegt dat een<br />

bevel als bedoeld in artikel 44 Wbb gericht dient te<br />

wor<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong>geen die <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m saneert. Dit hoeft<br />

niet noodzakelijkerwijs <strong>de</strong> eigenaar <strong>van</strong> <strong>de</strong> betrokken<br />

grond of <strong>de</strong> veroorzaker <strong>van</strong> <strong>de</strong> verontreiniging<br />

te zijn.<br />

K27<br />

ABRS 16 april 2003, nr. 200204711/1 (Cuijk)<br />

Wet milieubeheer, artikel 8.28 e.v.<br />

Coördinatiebepalingen tussen Wm en Wvo niet in<br />

acht genomen.<br />

Revisievergunning krachtens <strong>de</strong> Wm voor een papierfabriek.<br />

Appellanten voeren aan dat <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />

besluit ten onrechte niet is gecoördineerd met<br />

<strong>de</strong> voor <strong>de</strong> bedrijfsactiviteiten benodig<strong>de</strong> vergunning<br />

krachtens <strong>de</strong> Wvo. De Af<strong>de</strong>ling stelt vast dat<br />

binnen <strong>de</strong> inrichting sprake is <strong>van</strong> lozingen waarvoor<br />

een vergunning ingevolge <strong>de</strong> Wvo is vereist.<br />

Hierbij is niet <strong>van</strong> belang dat <strong>de</strong>ze lozingen in beginsel<br />

slechts enkele malen per jaar en uitsluitend<br />

in noodgevallen plaatsvin<strong>de</strong>n. Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong><br />

is sprake <strong>van</strong> strijd met artikel 8.30, twee<strong>de</strong><br />

lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wm, nu <strong>de</strong> aanvraag voor <strong>de</strong> Wmvergunning<br />

in behan<strong>de</strong>ling is genomen terwijl niet<br />

binnen zes weken na indiening <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze aanvraag<br />

een aanvraag om vergunning krachtens <strong>de</strong> Wvo is<br />

ingediend.<br />

Algemene wet bestuursrecht, artikel 4:5<br />

Ontheffing kan niet wor<strong>de</strong>n geweigerd wegens een<br />

ontoereiken<strong>de</strong> aanvraag.<br />

Weigering ontheffing te verlenen <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> artikel<br />

25 Lozingenbesluit bo<strong>de</strong>mbescherming voor <strong>het</strong><br />

lozen <strong>van</strong> spoelwater <strong>van</strong> <strong>de</strong> champignonteelt. Verweer<strong>de</strong>r<br />

heeft <strong>de</strong> gevraag<strong>de</strong> ontheffing geweigerd<br />

omdat <strong>de</strong> aanvraag onvolledig is. De Af<strong>de</strong>ling is <strong>van</strong><br />

oor<strong>de</strong>el dat <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> in <strong>de</strong> aanvraag vermel<strong>de</strong><br />

gegevens niet dan wel onvoldoen<strong>de</strong> kan wor<strong>de</strong>n<br />

vastgesteld of <strong>de</strong> in <strong>het</strong> spoelwater aanwezige overige<br />

stoffen er aan in <strong>de</strong> weg staan om ontheffing<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> verbod zoals bedoeld in artikel 25 <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

Lozingenbesluit te verlenen. Mitsdien had verweer<strong>de</strong>r<br />

met toepassing <strong>van</strong> artikel 4:5 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene<br />

wet bestuursrecht appellant in <strong>de</strong> gelegenheid<br />

moeten stellen om <strong>de</strong> aanvraag aan te vullen. Nu<br />

verweer<strong>de</strong>r dit heeft nagelaten en evenmin <strong>op</strong> an<strong>de</strong>re<br />

wijze <strong>de</strong> noodzakelijke informatie heeft verkregen,<br />

is <strong>het</strong> besluit onzorgvuldig voorbereid.<br />

K26<br />

ABRS 16 april 2003, nr. 200204464/1 (GS Drenthe)<br />

Wet bo<strong>de</strong>mbescherming, artikel 44<br />

Bevel om sanering af te ron<strong>de</strong>n moet wor<strong>de</strong>n gericht<br />

aan <strong>de</strong>gene die <strong>de</strong> sanering uitvoert.<br />

Bevel om sanering <strong>van</strong> bo<strong>de</strong>m af te ron<strong>de</strong>n. Appellante<br />

voert aan geen eigenaar <strong>van</strong> <strong>de</strong> verontreinig<strong>de</strong><br />

K28<br />

ABRS 23 april 2003, nr. 200205583/1 (Reusel)<br />

Wet milieubeheer, artikel 8.18<br />

Wie stelt dat vergunning <strong>van</strong> rechtswege is vervallen,<br />

dient een begin <strong>van</strong> bewijs te leveren.<br />

Revisievergunning krachtens <strong>de</strong> Wm voor een veehou<strong>de</strong>rij.<br />

Appellante voert aan dat <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong><br />

vergunningen <strong>de</strong>els zijn komen te vervallen omdat<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Milieu kort<br />

57<br />

<strong>de</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> inrichtingen <strong>de</strong>stijds niet geheel<br />

zijn <strong>op</strong>gericht en <strong>de</strong> inrichtingen se<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> verlening<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> vergunningen niet altijd in<br />

werking zijn geweest. De Af<strong>de</strong>ling overweegt dat<br />

<strong>het</strong> in beginsel <strong>op</strong> <strong>de</strong> weg <strong>van</strong> appellanten ligt om<br />

feiten en omstandighe<strong>de</strong>n aan te voeren die althans<br />

een begin <strong>van</strong> bewijs <strong>op</strong>leveren voor <strong>de</strong> juistheid<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> stelling dat <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> vergunningen<br />

zijn vervallen. Appellanten hebben hun stelling niet<br />

aannemelijk kunnen maken.<br />

standpunt heeft kunnen innemen dat <strong>de</strong>ze min<strong>de</strong>r<br />

bescherming behoeven tegen geurhin<strong>de</strong>r dan woningen.<br />

K31<br />

ABRS 7 mei 2003, nr. 200204865/1 (GS Zuid-<br />

Holland)<br />

K29<br />

ABRS 29 april 2003, nr. 200205354/1 (Ne<strong>de</strong>rweert)<br />

Wet milieubeheer, artikel 20.6<br />

Beroepschrift is nagenoeg woor<strong>de</strong>lijke herhaling<br />

<strong>van</strong> be<strong>de</strong>nkingen.<br />

Revisievergunning voor veehou<strong>de</strong>rij. Appellant<br />

heeft zich in <strong>het</strong> beroepschrift beperkt tot een nagenoeg<br />

woor<strong>de</strong>lijke herhaling <strong>van</strong> <strong>de</strong> tegen <strong>het</strong> ontwerp<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> besluit ingebrachte be<strong>de</strong>nkingen. In<br />

<strong>de</strong> consi<strong>de</strong>rans <strong>van</strong> <strong>het</strong> besluit is verweer<strong>de</strong>r ingegaan<br />

<strong>op</strong> <strong>de</strong> door appellant ingebrachte be<strong>de</strong>nkingen.<br />

Appellant heeft in <strong>het</strong> beroepschrift geen re<strong>de</strong>nen<br />

aangevoerd waarom <strong>de</strong> weerlegging <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> be<strong>de</strong>nkingen in <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />

onjuist zou zijn. Ook voor <strong>het</strong> overige is niet<br />

gebleken dat die weerlegging <strong>van</strong> <strong>de</strong> be<strong>de</strong>nkingen<br />

onjuist zou zijn. Het beroep is ongegrond.<br />

K30<br />

ABRS 7 mei 2003, nr. 200201354/1 (Deurne)<br />

Wet milieubeheer, artikelen 8.10 en 8.11<br />

Kantoorgebouw wordt min<strong>de</strong>r beschermd tegen<br />

stankhin<strong>de</strong>r dan woningen.<br />

Oprichtingsvergunning krachtens <strong>de</strong> Wm voor een<br />

uien- en groentenverwerkingsbedrijf. Wat betreft <strong>de</strong><br />

bescherming <strong>van</strong> <strong>de</strong> kantoorgebouwen overweegt<br />

<strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling dat verweer<strong>de</strong>r in re<strong>de</strong>lijkheid <strong>het</strong><br />

Wet milieubeheer, artikelen 8.1 en 8.4<br />

Conversie <strong>van</strong> revisievergunning in een <strong>op</strong>richtingsvergunning.<br />

Revisievergunning voor een loon- en aannemersbedrijf.<br />

Ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit was <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> vergunning geëxpireerd. Nu <strong>de</strong> inrichting<br />

ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit zon<strong>de</strong>r<br />

vergunning in werking was, had verweer<strong>de</strong>r in<br />

plaats <strong>van</strong> een revisievergunning een <strong>op</strong>richtingsvergunning<br />

moeten verlenen. Vast staat echter dat<br />

verweer<strong>de</strong>r bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanvraag voor<br />

<strong>de</strong> revisievergunning geen rekening heeft gehou<strong>de</strong>n<br />

met <strong>de</strong> rechten die vergunninghoudster aan een<br />

eer<strong>de</strong>r verleen<strong>de</strong> vergunning zou kunnen ontlenen,<br />

doch <strong>de</strong> aanvraag heeft getoetst als ware <strong>het</strong> een<br />

<strong>op</strong>richtingsvergunning. Gelet hier<strong>op</strong> kan <strong>de</strong> bij <strong>het</strong><br />

bestre<strong>de</strong>n besluit verleen<strong>de</strong> revisievergunning als<br />

een <strong>op</strong>richtingsvergunning wor<strong>de</strong>n beschouwd.<br />

K32<br />

ABRS 7 mei 2003, nr. 200205008/1 (Zun<strong>de</strong>rt)<br />

Besluit <strong>op</strong>slag- en transportbedrijven milieubeheer,<br />

voorschrift 1.1.1 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Bijlage<br />

Uitleg <strong>van</strong> begrip ‘laad- en losactiviteiten’.<br />

Afwijzing <strong>van</strong> verzoek om handhavingsmaatregelen<br />

te treffen. Appellant klaagt over geluidsoverlast <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> storten <strong>van</strong> materialen in containers. Verweer<strong>de</strong>r<br />

heeft dit geluid aangemerkt als een losactiviteit<br />

waar<strong>op</strong> ingevolge voorschrift 1.1.1, aanhef en<br />

on<strong>de</strong>r b <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit <strong>op</strong>slag- en transportbedrijven<br />

<strong>de</strong> piekgeluidgrenswaar<strong>de</strong>n niet <strong>van</strong> toepassing<br />

zijn. De Af<strong>de</strong>ling overweegt dat on<strong>de</strong>r <strong>het</strong> begrip<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


58<br />

Milieu kort<br />

‘laad- en losactiviteiten’ on<strong>de</strong>r meer moet wor<strong>de</strong>n<br />

gebracht <strong>het</strong> aan- en afrij<strong>de</strong>n <strong>van</strong> vrachtwagens al<br />

dan niet met gebruik <strong>van</strong> veiligheidssignalering, <strong>het</strong><br />

wachten <strong>van</strong> vrachtwagens in <strong>de</strong> straat, <strong>het</strong> la<strong>de</strong>n<br />

en lossen <strong>van</strong> vrachtwagens, <strong>het</strong> aan- en afrij<strong>de</strong>n<br />

<strong>van</strong> personenwagens en <strong>het</strong> slaan <strong>van</strong> aut<strong>op</strong>ortieren.<br />

On<strong>de</strong>r <strong>het</strong> begrip la<strong>de</strong>n en lossen valt echter<br />

niet <strong>het</strong> <strong>op</strong>- en overslaan <strong>van</strong> goe<strong>de</strong>ren in een container<br />

binnen <strong>de</strong> inrichting voordat <strong>de</strong> in een container<br />

gestorte goe<strong>de</strong>ren per vrachtwagen wor<strong>de</strong>n<br />

afgevoerd.<br />

K33<br />

ABRS 7 mei 2003, nr. 200205731/1 (Nunspeet)<br />

Wet milieubeheer, artikelen 8.10 en 8.11<br />

Bestuurlijk afwegingsproces om tot hogere grenswaar<strong>de</strong>n<br />

te komen, is niet mogelijk zon<strong>de</strong>r <strong>het</strong> referentieniveau<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> omgevingsgeluid te kennen.<br />

Revisievergunning krachtens <strong>de</strong> Wm voor een veehou<strong>de</strong>rijbedrijf.<br />

In <strong>de</strong> vergunning is een geluidsgrenswaar<strong>de</strong><br />

<strong>op</strong>genomen (45 dB(A) etmaalwaar<strong>de</strong>)<br />

die <strong>de</strong> in <strong>de</strong> (<strong>van</strong> toepassing zijn<strong>de</strong>) circulaire Industrielawaai<br />

genoem<strong>de</strong> richtwaar<strong>de</strong> voor <strong>het</strong> hier<br />

<strong>van</strong> toepassing zijn<strong>de</strong> type (lan<strong>de</strong>lijke) omgeving<br />

(40 dB(A) etmaalwaar<strong>de</strong>) overschrijdt. Op grond<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> circulaire dient in eerste instantie te wor<strong>de</strong>n<br />

getoetst aan <strong>de</strong> daarin <strong>op</strong>genomen richtwaar<strong>de</strong>n.<br />

Overschrijding <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze richtwaar<strong>de</strong>n is mogelijk tot<br />

<strong>het</strong> referentieniveau <strong>van</strong> <strong>het</strong> omgevingsgeluid. Overschrijding<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> referentieniveau tot een maximum<br />

etmaalwaar<strong>de</strong> <strong>van</strong> 55 dB(A) (voor bestaan<strong>de</strong><br />

inrichtingen) kan in sommige gevallen toelaatbaar<br />

wor<strong>de</strong>n geacht <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> een bestuurlijk afwegingsproces,<br />

waarbij <strong>de</strong> geluidsbestrijdingskosten<br />

een belangrijke rol dienen te spelen. De hier in geding<br />

zijn<strong>de</strong> overschrijding is niet gebaseerd <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

referentieniveau <strong>van</strong> <strong>het</strong> ter plaatse heersen<strong>de</strong> omgevingsgeluid.<br />

Verweer<strong>de</strong>r heeft gesteld dat <strong>de</strong><br />

overschrijding is gebaseerd <strong>op</strong> <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> rechten<br />

<strong>van</strong> vergunninghou<strong>de</strong>r. De Af<strong>de</strong>ling overweegt<br />

dienaangaan<strong>de</strong> dat – nog daargelaten dat <strong>het</strong> gelet<br />

<strong>op</strong> <strong>de</strong> thans vergun<strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ringen twijfelachtig is<br />

of <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r vergun<strong>de</strong> activiteiten <strong>de</strong> thans vergun<strong>de</strong><br />

geluidsgrenswaar<strong>de</strong>n <strong>de</strong>kken – volgens <strong>het</strong> stelsel<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> circulaire Industrielawaai bepaling <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> referentieniveau <strong>van</strong> <strong>het</strong> ter plaatse heersen<strong>de</strong><br />

omgevingsgeluid nodig is om <strong>de</strong> streefwaar<strong>de</strong>n te<br />

mogen overschrij<strong>de</strong>n. Het beroep <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r<br />

<strong>op</strong> bestaan<strong>de</strong> rechten kan evenmin wor<strong>de</strong>n gezien<br />

als een on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestuurlijke afwegingsproces,<br />

omdat dit immers alleen mogelijk is na bepaling<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> referentieniveau. Nu verweer<strong>de</strong>r<br />

heeft nagelaten <strong>het</strong> referentieniveau te bepalen,<br />

heeft hij in strijd gehan<strong>de</strong>ld met <strong>het</strong> door hem gekozen<br />

uitgangspunt.<br />

K34<br />

ABRS 14 mei 2003, nr. 200202336/1 (GS Zuid-<br />

Holland)<br />

Wet milieubeheer, artikel 8.7 lid 3<br />

Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer,<br />

artikel 7 lid 2, on<strong>de</strong>r b<br />

B&W <strong>van</strong> naburige gemeente behoeven niet te<br />

wor<strong>de</strong>n betrokken bij een vergunningaanvraag indien<br />

<strong>de</strong>ze geen milieugevolgen heeft binnen <strong>de</strong> inrichting.<br />

Veran<strong>de</strong>ringsvergunning krachtens <strong>de</strong> Wm voor een<br />

<strong>op</strong>- en overslagbedrijf. Volgens appellanten heeft<br />

verweer<strong>de</strong>r ten onrechte verzuimd om <strong>het</strong> college<br />

<strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> Schiplui<strong>de</strong>n<br />

te betrekken bij <strong>de</strong> totstandkoming <strong>van</strong> <strong>de</strong> vergunningaanvraag.<br />

De Af<strong>de</strong>ling overweegt dat <strong>de</strong> afstand<br />

tussen <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige inrichting en <strong>de</strong> grens<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente Schiplui<strong>de</strong>n net groter is dan 200<br />

meter. De woningen <strong>van</strong> appellanten zijn dicht bij<br />

die gemeentegrens gelegen. Uit <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />

blijkt dat <strong>het</strong> beschermingsniveau dat ten<br />

grondslag ligt aan <strong>de</strong> vigeren<strong>de</strong> <strong>op</strong>richtingsvergunning<br />

en <strong>de</strong> daaraan verbon<strong>de</strong>n voorschriften eveneens<br />

<strong>van</strong> toepassing is <strong>op</strong> <strong>de</strong> thans vergun<strong>de</strong> wijzigingen<br />

binnen <strong>de</strong> inrichting. Gelet hier<strong>op</strong> bestaat<br />

geen aanleiding voor <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el dat verweer<strong>de</strong>r<br />

zich niet in re<strong>de</strong>lijkheid <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt heeft<br />

kunnen stellen dat <strong>de</strong> invloed <strong>van</strong> <strong>de</strong> milieubelasting<br />

als gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong> betrokken wijziging zich<br />

niet <strong>op</strong> een afstand <strong>van</strong> meer dan 200 meter zal<br />

doen gevoelen.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Milieu kort<br />

59<br />

K35<br />

ABRS 14 mei 2003, nr. 200202993/1 (Staatssecretaris<br />

LNV)<br />

Verplaatsing <strong>van</strong> schapen binnen <strong>de</strong> inrichting ten<br />

onrechte gemeld.<br />

Acceptatie <strong>van</strong> melding omtrent uitbreiding <strong>van</strong> een<br />

bestaan<strong>de</strong> veestalling en <strong>het</strong> veran<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> een<br />

schapenschuur. Appellanten menen dat <strong>de</strong> melding<br />

ten onrechte is geaccepteerd. Door <strong>de</strong> melding<br />

vindt een verplaatsing <strong>van</strong> <strong>de</strong> schapen binnen <strong>de</strong><br />

inrichting plaats <strong>van</strong> <strong>de</strong> werktuigenberging naar <strong>de</strong><br />

uit te brei<strong>de</strong>n veestalling. Hierdoor neemt <strong>de</strong> afstand<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> stalruimte voor <strong>de</strong>ze dieren tot woningen<br />

af. Gelet hier<strong>op</strong> leidt <strong>de</strong> melding wat betreft<br />

stankhin<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> schapen tot grotere na<strong>de</strong>lige gevolgen<br />

voor <strong>het</strong> milieu. De omstandigheid dat <strong>de</strong><br />

schapen een groot ge<strong>de</strong>elte <strong>van</strong> <strong>het</strong> jaar niet in<br />

<strong>de</strong>ze stal verblijven, maar vrij <strong>op</strong> <strong>het</strong> terrein <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

inrichting verblijven, doet aan <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong> niet<br />

af. Het beroep is gegrond.<br />

Natuurbeschermingswet, artikel 12<br />

EG-richtlijn 92/43 (Habitatrichtlijn), artikel 6<br />

lid 2<br />

Richtlijnconforme interpretatie artikel 12 Natuurbeschermingswet.<br />

Vergunning voor <strong>op</strong>vissen mosselzaad<br />

in Wad<strong>de</strong>nzee terecht geweigerd.<br />

Weigering vergunning ingevolge <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet<br />

(Nbw) voor <strong>het</strong> <strong>op</strong>vissen <strong>van</strong> 50.000 ton<br />

mosselzaad in <strong>de</strong> Wad<strong>de</strong>nzee. Wad<strong>de</strong>nzee<strong>gebied</strong> is<br />

speciale beschermingszone als bedoeld in <strong>de</strong> Habitatrichtlijn.<br />

Omdat <strong>de</strong> Nbw noch an<strong>de</strong>re regelgeving<br />

regels bevat die bedoeld zijn ter implementatie <strong>van</strong><br />

artikel 6, twee<strong>de</strong> lid <strong>van</strong> <strong>de</strong> Habitatrichtlijn kan artikel<br />

12 Nbw in zoverre richtlijnconform wor<strong>de</strong>n<br />

uitgelegd. Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> PKB<br />

Wad<strong>de</strong>nzee gevoer<strong>de</strong> beleid <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r waarin<br />

on<strong>de</strong>r meer <strong>het</strong> voorzorgsbeginsel een belangrijke<br />

rol speelt en <strong>het</strong> belang <strong>van</strong> stabiele mosselbanken<br />

voor <strong>de</strong> voedselvoorziening <strong>van</strong> vogels, heeft verweer<strong>de</strong>r<br />

in re<strong>de</strong>lijkheid <strong>de</strong> gevraag<strong>de</strong> vergunning<br />

kunnen weigeren.<br />

K37<br />

ABRS 21 mei 2003, nr. 200206322/1 (Staatssecretaris<br />

V&W)<br />

Wet milieubeheer, artikel 20.6 lid 2 on<strong>de</strong>r d<br />

Algemene wet bestuursrecht, artikel 1:2<br />

Appellanten kunnen niet als belanghebben<strong>de</strong>n<br />

wor<strong>de</strong>n aangemerkt zodat ze niet-ont<strong>van</strong>kelijk<br />

zijn.<br />

Vergunning krachtens <strong>de</strong> Wvo voor <strong>het</strong> lozen <strong>van</strong><br />

afvalwater <strong>op</strong> <strong>het</strong> Noordzeekanaal. Alle appellanten<br />

wonen <strong>op</strong> een aanzienlijke afstand <strong>van</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige<br />

inrichting. Gelet hier<strong>op</strong> kan <strong>het</strong> belang <strong>van</strong><br />

geen <strong>de</strong>r appellanten wor<strong>de</strong>n geacht rechtstreeks te<br />

zijn betrokken bij <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit. Zij kunnen<br />

<strong>de</strong>rhalve niet wor<strong>de</strong>n aangemerkt als belanghebben<strong>de</strong>n.<br />

Volgt niet-ont<strong>van</strong>kelijk verklaring <strong>van</strong> appellanten<br />

in hun beroep.<br />

K36<br />

ABRS 21 mei 2003, nr. 200205490/1 (Ameland)<br />

K38<br />

ABRS 28 mei 2003, nr. 200101998/1 (Rid<strong>de</strong>rkerk)<br />

Wet milieubeheer, artikel 8.19 lid 2<br />

Besluit <strong>op</strong>slag- en transportbedrijven milieubeheer,<br />

artikel 5 lid 1<br />

Beleidsvrijheid bij stellen <strong>van</strong> na<strong>de</strong>re eisen <strong>op</strong><br />

grond <strong>van</strong> AMvB ex artikel 8.40 Wet milieubeheer.<br />

Besluit tot <strong>het</strong> stellen <strong>van</strong> na<strong>de</strong>re eisen. De Af<strong>de</strong>ling<br />

overweegt dat bij <strong>de</strong> beantwoording <strong>van</strong> <strong>de</strong> vraag of<br />

gebruik wordt gemaakt <strong>van</strong> <strong>de</strong> bevoegdheid om na<strong>de</strong>re<br />

eisen te stellen als bedoeld in artikel 5, eerste<br />

lid <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit <strong>op</strong>slag- en transportbedrijven<br />

milieubeheer, <strong>het</strong> bevoegd gezag beleidsvrijheid<br />

toekomt. An<strong>de</strong>rs dan bij vergunningverlening kan<br />

<strong>het</strong> bevoegd gezag daarbij alle betrokken belangen<br />

afwegen.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


60<br />

Milieu kort<br />

K39<br />

ABRS 28 mei 2003, nr. 200105195/1 (GS Zeeland)<br />

Wet milieubeheer, artikel 1.1 lid 1<br />

Brandbare stoffen (Solvenol) die vrijkomen bij <strong>de</strong><br />

productie <strong>van</strong> plakmid<strong>de</strong>len zijn beoog<strong>de</strong> producten<br />

en mitsdien geen afvalstoffen.<br />

Last on<strong>de</strong>r dwangsom wegens <strong>het</strong> verbran<strong>de</strong>n <strong>van</strong><br />

gevaarlijke afvalstoffen in strijd met <strong>de</strong> Regeling<br />

verbran<strong>de</strong>n gevaarlijke afvalstoffen. Appellante en<br />

verweer<strong>de</strong>r verschillen <strong>van</strong> mening over <strong>de</strong> vraag of<br />

sprake is <strong>van</strong> afvalstoffen. In <strong>de</strong> inrichting wor<strong>de</strong>n<br />

plakmid<strong>de</strong>len geproduceerd. Tij<strong>de</strong>ns <strong>het</strong> productieproces<br />

wor<strong>de</strong>n brandbare stoffen (Sovenol) afgeschei<strong>de</strong>n<br />

door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong> diverse <strong>de</strong>stillatieprocessen.<br />

Gebleken is dat <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> soorten<br />

Solvenol beoogd geproduceer<strong>de</strong> brandbare stoffen<br />

zijn. Sovenol is dan ook geen productieresidu. Nu<br />

<strong>de</strong> stoffen beoog<strong>de</strong> producten zijn, is evenmin sprake<br />

<strong>van</strong> afvalstoffen. Het gebruik <strong>van</strong> een stof als<br />

brandstof is weliswaar een gangbare metho<strong>de</strong> <strong>van</strong><br />

nuttige toepassing maar uit die overweging kan niet<br />

voortvloeien dat stoffen enkel wegens <strong>de</strong> beoog<strong>de</strong><br />

bestemming daar<strong>van</strong> als afvalstof moeten wor<strong>de</strong>n<br />

aangemerkt. Evenmin kan in dit geval doorslaggeven<strong>de</strong><br />

betekenis wor<strong>de</strong>n toegekend aan <strong>de</strong> omstandigheid<br />

dat voor <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> Solvenol als<br />

brandstof bijzon<strong>de</strong>re voorzorgsmaatregelen moeten<br />

wor<strong>de</strong>n getroffen.<br />

K40<br />

Vz. ABRS 2 juni 2003, nr. 200206887/2 (Delft)<br />

Wet milieubeheer, artikel 8.11<br />

Algemene wet bestuursrecht, artikel 5:32<br />

moet zijn’. De Voorzitter overweegt dat in <strong>het</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong><br />

voorschrift noch in enig an<strong>de</strong>r voorschrift<br />

is ge<strong>de</strong>finieerd wat on<strong>de</strong>r <strong>het</strong> begrip<br />

‘aanvaardbaar niveau <strong>van</strong> brandveiligheid’ dient te<br />

wor<strong>de</strong>n verstaan. Dit begrip leent zich voor invulling<br />

naar voortschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> inzichten waardoor niet<br />

dui<strong>de</strong>lijk is welke maatregelen verzoeker moet treffen<br />

om aan <strong>het</strong> voorschrift te voldoen. Mitsdien is<br />

<strong>het</strong> voorschrift rechtsonzeker. Volgt schorsing <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> dwangsombesluit.<br />

K41<br />

ABRS 4 juni 2003, nr. 200205507/1 (Dirksland)<br />

Algemene wet bestuursrecht, artikel 7:11<br />

Naar aanleiding <strong>van</strong> heroverwegingsprocedure te<br />

nemen besluit kan niet afhankelijk wor<strong>de</strong>n gesteld<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> uitkomst <strong>van</strong> na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek.<br />

Afwijzing om een last on<strong>de</strong>r dwangsom <strong>op</strong> te leggen.<br />

Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar wordt<br />

gegrond verklaard. Verweer<strong>de</strong>r heeft <strong>de</strong> gegrondverklaring<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> bezwaar niet gepaard doen gaan<br />

met een na<strong>de</strong>r, voor beroep bij <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling vatbaar<br />

inhou<strong>de</strong>lijk besluit. Verweer<strong>de</strong>r heeft te kennen gegeven<br />

dat hij dit nieuwe besluit eerst neemt nadat<br />

in overleg met omwonen<strong>de</strong>n nieuwe geluidsmetingen<br />

zijn verricht. De Af<strong>de</strong>ling is <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat verweer<strong>de</strong>r<br />

heeft gehan<strong>de</strong>ld in strijd met <strong>de</strong> Algemene<br />

wet bestuursrecht, met name met <strong>het</strong>geen in artikel<br />

7:11 is bepaald aangaan<strong>de</strong> <strong>de</strong> bezwaarschriftprocedure.<br />

Door in <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit te volstaan<br />

met gegrondverklaring <strong>van</strong> <strong>het</strong> bezwaarschrift, terwijl<br />

<strong>het</strong> nemen <strong>van</strong> een nieuw besluit afhankelijk<br />

wordt gesteld <strong>van</strong> een na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek, geeft verweer<strong>de</strong>r<br />

er blijk <strong>van</strong> dat een volledige heroverweging<br />

nog niet heeft plaatsgevon<strong>de</strong>n.<br />

Voorschrift dusdanig geredigeerd dat <strong>het</strong> als<br />

rechtsonzeker moet wor<strong>de</strong>n aangemerkt.<br />

Last on<strong>de</strong>r dwangsom wegens overtreding <strong>van</strong> vergunningvoorschrift.<br />

In <strong>het</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> voorschrift<br />

is gesteld dat ‘binnen <strong>de</strong> inrichting een aanvaardbaar<br />

niveau <strong>van</strong> brandveiligheid aanwezig<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Milieu kort<br />

61<br />

K42<br />

Vz. ABRS 10 juni 2003, nr. 200302902/1 (GS<br />

Zuid-Holland)<br />

Algemene wet bestuursrecht, artikel 5:32<br />

Wet milieubeheer, artikel 1.1 lid 1 en artikel<br />

10.2 lid 1<br />

Besluit stortverbod buiten inrichtingen, artikel 2<br />

lid 3<br />

Gebruik <strong>van</strong> reststoffen buiten inrichtingsverband;<br />

omdat <strong>de</strong> reststoffen afvalstoffen zijn, was verweer<strong>de</strong>r<br />

bevoegd tot <strong>het</strong> <strong>op</strong>leggen <strong>van</strong> een last<br />

on<strong>de</strong>r dwangsom.<br />

Last on<strong>de</strong>r dwangsom wegens <strong>het</strong> storten <strong>van</strong> afvalstoffen<br />

in een sloot. Op grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> aan appellant<br />

verleen<strong>de</strong> ontheffing <strong>van</strong> <strong>de</strong> Veror<strong>de</strong>ning Bescherming<br />

Landschap en Natuur Zuid-Holland mag<br />

<strong>het</strong> <strong>de</strong>mpingsmateriaal uitsluitend bestaan uit<br />

boomschors en onversnipperd snoeihout, ontdaan<br />

<strong>van</strong> afvalstoffen zoals geïmpregneerd of geverfd<br />

hout, papier, plastic, metalen, puin e.d. Verweer<strong>de</strong>r<br />

heeft aangevoerd dat <strong>het</strong> <strong>de</strong>mpen <strong>van</strong> <strong>de</strong> sloot is<br />

uitgevoerd met bruin blad en takjes, waarin<br />

plastics, kunststofmaterialen en sporen <strong>van</strong> puin en<br />

bakstenen zijn aangetroffen. Het materiaal bestond<br />

uit restproducten <strong>van</strong> kwekerijen en was <strong>de</strong>els aan<br />

<strong>het</strong> composteren. Omdat <strong>het</strong> materiaal niet bedoeld<br />

en geschikt is voor <strong>het</strong> <strong>de</strong>mpen <strong>van</strong> sloten is volgens<br />

verweer<strong>de</strong>r sprake <strong>van</strong> afvalstoffen. Verzoeker<br />

om schorsing meent dat <strong>de</strong> gebruikte houtachtige<br />

materialen als primaire grondstoffen voor sloot<strong>de</strong>mpingen<br />

moeten wor<strong>de</strong>n aangemerkt. Deze materialen<br />

zijn <strong>de</strong>rhalve naar maatschappelijke <strong>op</strong>vattingen<br />

geen afvalstoffen. Voorts is niet gebleken dat<br />

bijzon<strong>de</strong>re voorzorgsmaatregelen ter bescherming<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> milieu had<strong>de</strong>n moeten wor<strong>de</strong>n getroffen.<br />

De Af<strong>de</strong>ling overweegt dat houtachtig materiaal <strong>op</strong><br />

of in <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m is gebracht dat <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

ontheffing niet is toegestaan. Dit materiaal is afkomstig<br />

<strong>van</strong> een recyclingsbedrijf die <strong>het</strong> materiaal<br />

heeft betrokken <strong>van</strong> diverse aanbie<strong>de</strong>rs. Niet is gebleken<br />

dat <strong>de</strong> aanbie<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> <strong>het</strong> materiaal hebben<br />

beoogd <strong>de</strong> stoffen die zij hebben afgegeven aan <strong>het</strong><br />

<strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> recyclingsbedrijf, te produceren met<br />

<strong>het</strong> oog <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebruik ten behoeve <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>de</strong>mpen<br />

<strong>van</strong> een sloot dan wel an<strong>de</strong>r gebruik. Deze stoffen<br />

zijn daarom restproducten. Voorts is aannemelijk<br />

gewor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> toegepaste materialen verontreinigingen<br />

bevatten en moeten <strong>de</strong> stoffen naar <strong>het</strong><br />

oor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> Voorzitter naar maatschappelijke<br />

<strong>op</strong>vattingen wor<strong>de</strong>n beschouwd als afvalstoffen.<br />

Mitsdien hebben <strong>de</strong> aanbie<strong>de</strong>rs zich <strong>van</strong> <strong>de</strong> stoffen<br />

ontdaan en zijn <strong>de</strong>ze aan te merken als afvalstoffen.<br />

Niet is gebleken dat verzoeker han<strong>de</strong>lingen<br />

heeft verricht waardoor aan <strong>de</strong> stoffen <strong>de</strong> kwalificatie<br />

afvalstof is komen te ontvallen. Derhalve was<br />

verweer<strong>de</strong>r bevoegd tot <strong>het</strong> <strong>op</strong>leggen <strong>van</strong> <strong>de</strong> last<br />

on<strong>de</strong>r dwangsom.<br />

K43<br />

ABRS 11 juni 2003, nr. 200204930/1 (E<strong>de</strong>)<br />

Wet milieubeheer, artikelen 8.10 en 8.11<br />

Het referentieniveau <strong>van</strong> <strong>het</strong> omgevingsgeluid<br />

wordt bepaald door <strong>het</strong> cumulatieve geluidsniveau<br />

<strong>van</strong> alle bronnen in <strong>de</strong> omgeving <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting<br />

vast te stellen.<br />

Revisievergunning krachtens <strong>de</strong> Wm voor een houtverwerkend<br />

bedrijf. Verweer<strong>de</strong>r heeft bij <strong>het</strong> bepalen<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> referentieniveau <strong>van</strong> <strong>het</strong> omgevingsgeluid<br />

<strong>de</strong> bijdrage <strong>van</strong> <strong>het</strong> in <strong>de</strong> directe omgeving <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige inrichting gevestig<strong>de</strong> bedrijf buiten<br />

beschouwing gelaten. De Af<strong>de</strong>ling overweegt dat <strong>op</strong><br />

grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> Handreiking industrielawaai en vergunningverlening<br />

bij <strong>de</strong> bepaling <strong>van</strong> <strong>het</strong> referentieniveau<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> omgevingsgeluid in beginsel alle<br />

aanwezige geluidsbronnen moeten wor<strong>de</strong>n betrokken.<br />

Verweer<strong>de</strong>r heeft ter zitting niet dui<strong>de</strong>lijk kunnen<br />

maken waarom hij <strong>het</strong> nabij <strong>de</strong> inrichting gelegen<br />

bedrijf bij <strong>het</strong> bepalen <strong>van</strong> <strong>het</strong> referentieniveau<br />

buiten beschouwing heeft gelaten. Volgt vernietiging<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> geluidsvoorschriften <strong>van</strong> <strong>de</strong> vergunning.<br />

NB: Hoewel dit in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige uitspraak niet<br />

zo dui<strong>de</strong>lijk tot uiting komt, wordt bij <strong>het</strong> bepalen<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> referentieniveau <strong>van</strong> <strong>het</strong> omgevingsgeluid <strong>de</strong><br />

geluidsbijdrage <strong>van</strong> <strong>de</strong> te beoor<strong>de</strong>len bron (<strong>de</strong> inrichting<br />

zelf) buiten beschouwing gelaten, <strong>het</strong>geen<br />

voortvloeit uit <strong>de</strong> toepassing <strong>van</strong> <strong>het</strong> standstillbeginsel.<br />

Dit wordt bevestigd door <strong>de</strong> hiernavolgen<strong>de</strong><br />

passage uit <strong>de</strong> Handreiking industrielawaai en<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


62<br />

Milieu kort<br />

vergunningverlening (pagina 3): ‘Het omgevingsgeluid<br />

is <strong>het</strong> totaal <strong>van</strong> gelui<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> akoestische<br />

situatie ter plaatse bepaalt, echter met uitzon<strong>de</strong>ring<br />

<strong>van</strong> een eventueel reeds aanwezige bron<br />

waarover wordt geklaagd, of waarin men uit an<strong>de</strong>re<br />

hoof<strong>de</strong> speciale interesse heeft, ongeacht of<br />

<strong>de</strong>ze bron al dan niet omgevingseigen is.’ Met <strong>de</strong><br />

woor<strong>de</strong>n ‘geluidsbron waarover wordt geklaagd’ cq<br />

‘<strong>de</strong> geluidsbron waarin men uit an<strong>de</strong>re hoof<strong>de</strong> interesse<br />

heeft’ wordt gedoeld <strong>op</strong> <strong>het</strong> ter beoor<strong>de</strong>ling<br />

staan<strong>de</strong> bedrijf. Ook lezing <strong>van</strong> <strong>de</strong> Handleiding<br />

meten en rekenen industrielawaai IL-HR-15-01<br />

(pagina 8) leidt tot <strong>de</strong> conclusie dat <strong>het</strong> te beoor<strong>de</strong>len<br />

bedrijf buiten beschouwing moet wor<strong>de</strong>n gelaten<br />

bij <strong>het</strong> vaststellen <strong>van</strong> <strong>het</strong> referentieniveau <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> omgevingsgeluid. Het buiten beschouwing laten<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> ter beoor<strong>de</strong>ling staan<strong>de</strong> bedrijf bij <strong>de</strong> bepaling<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> referentieniveau vloeit voort uit <strong>de</strong> toepassing<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> standstill-beginsel. Het niet hanteren<br />

<strong>van</strong> dit beginsel zou lei<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong> (meestal)<br />

ongewenste situatie dat bij vestiging <strong>van</strong> elk nieuw<br />

bedrijf <strong>het</strong> referentieniveau <strong>van</strong> <strong>het</strong> omgevingsgeluid<br />

zou toenemen, <strong>het</strong>geen <strong>op</strong> <strong>de</strong>n duur leidt tot<br />

een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat.<br />

Wim Drost.<br />

K44<br />

ABRS 18 juni 2003, nr. 200101389/2 (Heer<strong>de</strong>)<br />

Wet milieubeheer, artikel 8.19 lid 2<br />

Acceptatie melding on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong> dat<br />

akoestisch on<strong>de</strong>rzoek aantoont dat aan <strong>de</strong> geluidsnormering<br />

kan wor<strong>de</strong>n voldaan, is niet mogelijk.<br />

Acceptatie melding voor <strong>de</strong> plaatsing <strong>van</strong> twee silo’s<br />

<strong>van</strong> 12 meter hoogte met bijbehoren<strong>de</strong> installaties.<br />

Appellanten zijn beducht voor stank- en geluidshin<strong>de</strong>r.<br />

Met betrekking tot stankhin<strong>de</strong>r overweegt <strong>de</strong><br />

Af<strong>de</strong>ling dat <strong>de</strong> silo’s dagelijks wor<strong>de</strong>n bevoorraad<br />

door een bulkwagen die daarvoor pal langs <strong>de</strong> betrokken<br />

woning moet wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong>gesteld. De uitlaatgassen<br />

<strong>van</strong> die bulkwagen veroorzaken stankhin<strong>de</strong>r<br />

en mogelijk scha<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> gezondheid. In <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> vergunning zijn geen normen of<br />

grenswaar<strong>de</strong>n <strong>op</strong>genomen ter beperking <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze<br />

milieugevolgen (een zorgplichtbepaling geldt niet<br />

als zodanig). Mitsdien is ten <strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> <strong>de</strong> vergun<strong>de</strong><br />

situatie sprake <strong>van</strong> een toename <strong>van</strong> emissie<br />

<strong>van</strong> geur- en scha<strong>de</strong>lijke stoffen. Met betrekking tot<br />

geluidshin<strong>de</strong>r stelt verweer<strong>de</strong>r dat <strong>het</strong> bij <strong>de</strong> melding<br />

behoren<strong>de</strong> akoestisch rapport aantoont dat<br />

door <strong>het</strong> treffen <strong>van</strong> aanvullen<strong>de</strong> maatregelen <strong>de</strong><br />

geluidsgrenswaar<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> vergunning<br />

niet wor<strong>de</strong>n overschre<strong>de</strong>n. Verweer<strong>de</strong>r heeft<br />

daarom <strong>de</strong> melding geaccepteerd on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong><br />

‘dat binnen een termijn <strong>van</strong> 1 maand nadat<br />

<strong>de</strong> uitbreiding daadwerkelijk is gerealiseerd,<br />

mid<strong>de</strong>ls een akoestisch <strong>op</strong>leveringsrapport wordt<br />

aangetoond dat <strong>de</strong> aangebrachte voorzieningen<br />

daadwerkelijk <strong>het</strong> gewenste effect sorteren en <strong>de</strong>rhalve<br />

<strong>de</strong> inrichting ook na uitbreiding aan <strong>de</strong> in <strong>de</strong><br />

vergunning voorgeschreven normeringen blijft voldoen’.<br />

De Af<strong>de</strong>ling is <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat <strong>het</strong> accepteren<br />

<strong>van</strong> een melding on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong> dat nadien<br />

door <strong>de</strong> indiener <strong>van</strong> <strong>de</strong> melding wordt<br />

aangetoond dat wordt voldaan aan <strong>de</strong> in <strong>de</strong> vergunning<br />

voorgeschreven normering zich niet verdraagt<br />

met artikel 8.19 lid 2 Wm. Daarnaast leidt <strong>het</strong> accepteren<br />

<strong>van</strong> een <strong>de</strong>rgelijke voorwaar<strong>de</strong> tot rechtsonzekerheid,<br />

omdat bij <strong>het</strong> niet voldoen aan <strong>de</strong><br />

voorwaar<strong>de</strong> niet dui<strong>de</strong>lijk is wat <strong>de</strong> rechtsgevolgen<br />

zijn <strong>van</strong> <strong>het</strong> besluit tot acceptatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> melding.<br />

K45<br />

ABRS 18 juni 2003, nr. 200201118/1 (Delfzijl)<br />

Wet milieubeheer, artikel 1.1 lid 4<br />

Door ontbreken <strong>van</strong> zeggenschap en an<strong>de</strong>re organisatorische<br />

bindingen is geen sprake <strong>van</strong> één inrichting<br />

in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer.<br />

Oprichtingsvergunning krachtens <strong>de</strong> Wm voor een<br />

windturbinepark dat bestaat uit 34 windturbines.<br />

Appellanten voeren aan dat 4 <strong>van</strong> <strong>de</strong> 34 windturbines<br />

geen bindingen hebben met <strong>de</strong> overige windturbines<br />

en daarom geen <strong>de</strong>el uitmaken <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rhavige inrichting. Verweer<strong>de</strong>r meent dat een<br />

eventuele inbreuk <strong>op</strong> eigendomsverhoudingen geen<br />

re<strong>de</strong>n kan zijn om te veron<strong>de</strong>rstellen dat <strong>de</strong> windturbines<br />

niet tot <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> inrichting behoren. De Af<strong>de</strong>ling<br />

overweegt dat voor <strong>het</strong> antwoord <strong>op</strong> <strong>de</strong> vraag<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Milieu kort<br />

63<br />

of zich één inrichting voordoet in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wm<br />

<strong>de</strong> feitelijke situatie bepalend is en niet of <strong>de</strong> activiteiten<br />

al dan niet wor<strong>de</strong>n verricht door verschillen<strong>de</strong><br />

rechtspersonen. Uit <strong>de</strong> stukken blijkt dat appellante<br />

sub 2 feitelijk <strong>de</strong> zeggenschap heeft over 4<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> 34 windturbines en <strong>de</strong>ze zeggenschap niet<br />

<strong>op</strong> enigerlei wijze <strong>de</strong>elt met of heeft toebe<strong>de</strong>eld aan<br />

vergunninghoudster. Ook overigens zijn geen organisatorische<br />

bindingen aanwezig. Volgt vernietiging<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit.<br />

K46<br />

ABRS 18 juni 2003, nr. 200206281/1 (Nunspeet)<br />

Wet milieubeheer, artikelen 8.1 en 8.4<br />

Door verlenen <strong>van</strong> an<strong>de</strong>re dan aangevraag<strong>de</strong> vergunning<br />

is <strong>de</strong> grondslag <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanvraag verlaten.<br />

Revisievergunning voor een ambachtelijke slagerij.<br />

Appellant-vergunninghou<strong>de</strong>r betoogt dat verweer<strong>de</strong>r<br />

ten onrechte een revisievergunning heeft verleend<br />

in plaats <strong>van</strong> een veran<strong>de</strong>ringsvergunning. De<br />

Af<strong>de</strong>ling overweegt dat vaststaat dat <strong>de</strong> aanvraag<br />

ziet <strong>op</strong> een veran<strong>de</strong>ringsvergunning. Door een revisievergunning<br />

te verlenen, terwijl een veran<strong>de</strong>ringsvergunning<br />

is aangevraagd, heeft verweer<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

grondslag <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanvraag verlaten en gehan<strong>de</strong>ld<br />

in strijd met <strong>het</strong> systeem <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


64<br />

Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />

03-61<br />

Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 26 juni 2002, nr.<br />

200100717/1, inzake <strong>het</strong> bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein<br />

Angstelka<strong>de</strong>’ <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente Loenen.<br />

In <strong>de</strong> gemeentelijke Staat <strong>van</strong> Bedrijfsactiviteiten<br />

wordt uitgegaan <strong>van</strong> <strong>de</strong> VNG-brochure 1992,<br />

terwijl al bijna een jaar voor tervisielegging <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

ontwerpplan <strong>de</strong> VNG-brochure 1999, waarin nieuwe<br />

ervaringsgegevens zijn verwerkt, verschenen<br />

was. De VNG-brochure 1992 gaat uit <strong>van</strong> <strong>de</strong> SBI<br />

1974, terwijl <strong>de</strong> Staat <strong>van</strong> Bedrijfsactiviteiten <strong>de</strong><br />

SBI 1993 hanteert. Voorts is <strong>de</strong> in <strong>het</strong> plan aangehou<strong>de</strong>n<br />

afstand kleiner dan <strong>de</strong> aan te hou<strong>de</strong>n afstand<br />

uit <strong>de</strong> VNG-brochure 1992 zon<strong>de</strong>r dat dit<br />

behoorlijk is gemotiveerd. Dat een beoor<strong>de</strong>ling in<br />

<strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer nodig is, vormt<br />

<strong>op</strong> zichzelf in elk geval geen voldoen<strong>de</strong> motivering.<br />

Algemene wet bestuursrecht, artikel 3:46<br />

2.4.2. In <strong>de</strong> plantoelichting wordt vermeld dat categorie<br />

3.1 bedrijven gelet <strong>op</strong> hun aard en invloed <strong>op</strong><br />

<strong>de</strong> omgeving wor<strong>de</strong>n toegelaten in <strong>de</strong> directe omgeving<br />

<strong>van</strong> woningen, echter over <strong>het</strong> algemeen geschei<strong>de</strong>n<br />

door een groenstrook of een weg en voorzien<br />

<strong>van</strong> een eigen autoverbinding met hoofd- en of<br />

verbindingswegen. Bedrijven en bedrijfsactiviteiten<br />

uit <strong>de</strong> categorie 3.2 wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong> circa 100 meter <strong>van</strong><br />

woningen toegelaten. Deze bedrijven dienen geschei<strong>de</strong>n<br />

te zijn <strong>van</strong> gevoelige functies door an<strong>de</strong>re<br />

of min<strong>de</strong>r gevoelige functies. Gezien <strong>de</strong> ontsluitingsstructuur<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> bedrijventerrein zijn bedrijfsactiviteiten<br />

uit <strong>de</strong> categorie 3.2 toelaatbaar in <strong>de</strong><br />

hal <strong>van</strong> Conmedra (<strong>het</strong> staalconstructiebedrijf) die<br />

zich niet direct naast <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij (<strong>de</strong> woning <strong>van</strong><br />

A.) bevindt.<br />

In bijlage 1 <strong>van</strong> <strong>de</strong> plantoelichting wordt vermeld<br />

dat als belangrijkste bron bij <strong>het</strong> <strong>op</strong>stellen <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> staat <strong>van</strong> bedrijfsactiviteiten heeft gediend <strong>de</strong><br />

lijst <strong>van</strong> bedrijfstypen uit <strong>de</strong> brochure Bedrijven en<br />

milieuzonering <strong>van</strong> <strong>de</strong> Vereniging <strong>van</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

Gemeenten <strong>van</strong> 1992 (hierna: <strong>de</strong> VNG-brochure<br />

1992). Voorts blijkt uit <strong>de</strong>ze bijlage dat <strong>de</strong> staat <strong>van</strong><br />

bedrijfsactiviteiten afwijkt <strong>van</strong> <strong>de</strong> evengenoem<strong>de</strong><br />

lijst <strong>van</strong> bedrijfstypen, in die zin dat <strong>de</strong>ze is verfijnd<br />

<strong>op</strong> basis <strong>van</strong> an<strong>de</strong>re bronnen en praktijkervaringen.<br />

Zo is categorie 3 on<strong>de</strong>rver<strong>de</strong>eld in twee subcategorieën.<br />

Het verschil tussen <strong>de</strong>ze subcategorieën is<br />

gebaseerd <strong>op</strong> <strong>de</strong> gehanteer<strong>de</strong> afstan<strong>de</strong>n binnen categorie<br />

3 in <strong>de</strong> VNG-brochure 1992: <strong>de</strong> maatgeven<strong>de</strong><br />

minimaal aan te hou<strong>de</strong>n afstand <strong>van</strong> 30 of 50<br />

meter is categorie 3.1 gewor<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> maatgeven<strong>de</strong><br />

minimaal aan te hou<strong>de</strong>n afstand <strong>van</strong> 100 meter<br />

is categorie 3.2 gewor<strong>de</strong>n. Voorts gaat <strong>de</strong> staat <strong>van</strong><br />

bedrijfsactiviteiten uit <strong>van</strong> <strong>de</strong> Standaard bedrijfsin<strong>de</strong>ling<br />

1993, terwijl <strong>de</strong> VNG-brochure 1992 uitgaat<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Standaard bedrijfsin<strong>de</strong>ling 1974.<br />

2.4.3. Uit <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong> blijkt in <strong>de</strong> eerste plaats<br />

dat voorbij is gegaan aan <strong>de</strong> in januari 1999 – <strong>de</strong>rhalve<br />

bijna een jaar vóór <strong>de</strong> tervisielegging <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

ontwerp <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestemmingsplan – verschenen<br />

nieuwe uitgave <strong>van</strong> <strong>de</strong> VNG-brochure, waarin veran<strong>de</strong>ringen<br />

in <strong>het</strong> beleid en ervaringsgegevens verwerkt<br />

zijn.<br />

In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> plaats blijkt dat ingevolge <strong>de</strong> daaraan<br />

toegeken<strong>de</strong> bestemming in <strong>de</strong> hiervoor genoem<strong>de</strong><br />

bedrijfsgebouwen activiteiten zijn toegestaan<br />

waarvoor <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> VNG-brochure<br />

1992 in beginsel een grotere <strong>ruimtelijke</strong> scheiding<br />

wenselijk moet wor<strong>de</strong>n geacht dan thans tussen <strong>de</strong><br />

loodsen en <strong>de</strong> woning <strong>van</strong> A. aanwezig is. Deze afwijking<br />

is onvoldoen<strong>de</strong> gemotiveerd. Weliswaar is<br />

sprake <strong>van</strong> bestaan<strong>de</strong> bedrijfsbebouwing waarin bedrijfsactiviteiten<br />

wor<strong>de</strong>n uitgeoefend, doch <strong>de</strong> bestemmingsregeling<br />

is niet <strong>op</strong> die activiteiten toegespitst.<br />

Het argument <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>rs dat voor elk<br />

bedrijf dat zich vestigt nog een beoor<strong>de</strong>ling in <strong>het</strong><br />

ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet milieubeheer nodig is, waardoor<br />

<strong>het</strong> altijd mogelijk is aanvullen<strong>de</strong> maatregelen te<br />

nemen, gericht <strong>op</strong> <strong>de</strong>ze specifieke situatie, is naar<br />

<strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling <strong>op</strong> zichzelf onvoldoen<strong>de</strong><br />

om <strong>de</strong> in <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige plan aangehou<strong>de</strong>n afstand<br />

aanvaardbaar te achten. Immers, <strong>de</strong> door verweer<strong>de</strong>rs<br />

te verrichten toetsing in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> een<br />

goedkeuringsprocedure dient een bre<strong>de</strong> planologische<br />

afweging te omvatten, waarbij aspecten <strong>van</strong><br />

milieuhygiëne me<strong>de</strong> een rol spelen.<br />

Evenmin kan als motivering dienen dat ingevolge<br />

<strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong> bestemmingsplan in <strong>het</strong> gehele<br />

plan<strong>gebied</strong> activiteiten voor houtbewerkingsbedrijven<br />

waren toegestaan, welke vergelijkbaar zijn met<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />

65<br />

bedrijven uit categorie 4.1 <strong>van</strong> <strong>de</strong> staat <strong>van</strong> bedrijfsactiviteiten,<br />

nu <strong>de</strong>ze activiteiten ter plaatse al<br />

geruime tijd niet meer wor<strong>de</strong>n uitgeoefend.<br />

Gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> geringe afstand tussen <strong>de</strong> loodsen<br />

en <strong>de</strong> woning <strong>van</strong> A. ligt een maatbestemming voor<br />

<strong>de</strong> loodsen in <strong>de</strong> re<strong>de</strong>.<br />

2.7.1. Appellanten (A) e.a. voeren aan dat verweer<strong>de</strong>rs<br />

ten onrechte goedkeuring hebben verleend aan<br />

<strong>de</strong> plan<strong>de</strong>len met een bedrijfsbestemming, omdat<br />

<strong>de</strong> geplan<strong>de</strong> bedrijvigheid voor diverse vormen <strong>van</strong><br />

onaanvaardbare hin<strong>de</strong>r zal zorgen en <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoek<br />

hiernaar onvolledig zou zijn geweest.<br />

2.4.4. Het bestre<strong>de</strong>n besluit berust gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

hiervoor overwogene in zoverre niet <strong>op</strong> een <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>lijke<br />

motivering. Hieruit volgt dat <strong>de</strong> beroepen <strong>op</strong> dit<br />

punt gegrond zijn en dat <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />

wegens strijd met artikel 3:46 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene wet<br />

bestuursrecht dient te wor<strong>de</strong>n vernietigd voorzover<br />

verweer<strong>de</strong>rs daarbij goedkeuring hebben verleend<br />

aan <strong>het</strong> plan<strong>de</strong>el met <strong>de</strong> bestemming ‘Bedrijfsdoelein<strong>de</strong>n’<br />

betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> loodsen in <strong>het</strong> zuidwestelijke<br />

<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> plan<strong>gebied</strong>.<br />

03-62<br />

Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 8 januari 2003, nr.<br />

200000945/1, inzake <strong>het</strong> bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein<br />

Doornhoek’ <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente Veghel.<br />

Artikel 15 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning<br />

voorziet niet in <strong>de</strong> mogelijkheid <strong>van</strong> <strong>het</strong> toekennen<br />

<strong>van</strong> een vrijstellingsbevoegdheid aan <strong>de</strong><br />

gemeenteraad.<br />

Door <strong>het</strong> enkele k<strong>op</strong>pelen <strong>van</strong> <strong>het</strong> verlenen <strong>van</strong><br />

vrijstelling aan <strong>de</strong> mogelijkheid tot <strong>het</strong> verlenen<br />

<strong>van</strong> een milieuvergunning is <strong>de</strong> bevoegdheid, daargelaten<br />

of een <strong>de</strong>rgelijke k<strong>op</strong>peling in een bestemmingsplan<br />

kan wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong>genomen, onvoldoen<strong>de</strong><br />

objectief begrensd.<br />

Nu in dit geval geen wettelijke plicht bestaat<br />

tot zonering <strong>van</strong> <strong>het</strong> bedrijventerrein, staat <strong>het</strong> <strong>de</strong><br />

gemeenteraad vrij een onverplichte zonering privaatrechtelijk<br />

te regelen.<br />

Er bestaat geen wettelijke verplichting om <strong>de</strong><br />

milieueffecten <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanleg <strong>van</strong> een bedrijventerrein<br />

<strong>op</strong> dieren <strong>van</strong> <strong>de</strong> agrarische bedrijven in <strong>de</strong><br />

omgeving <strong>van</strong> <strong>het</strong> plan<strong>gebied</strong> te on<strong>de</strong>rzoeken.<br />

2.7.2. De Af<strong>de</strong>ling merkt allereerst <strong>op</strong> dat <strong>de</strong> bezwaren<br />

inzake <strong>de</strong> onvolledigheid <strong>van</strong> <strong>het</strong> MER wat betreft<br />

<strong>de</strong> cumulatie <strong>van</strong> emissies en mogelijke lichthin<strong>de</strong>r,<br />

feitelijke grondslag missen. Uit <strong>het</strong> MER en<br />

<strong>de</strong> aanvulling <strong>op</strong> <strong>het</strong> MER blijkt genoegzaam dat<br />

<strong>de</strong>ze aspecten in <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoek zijn betrokken.<br />

Voorts is <strong>de</strong> Commissie m.e.r. blijkens haar toetsingsadvies<br />

<strong>van</strong> mening dat in <strong>het</strong> MER en <strong>de</strong> aanvulling<br />

daar<strong>op</strong> <strong>de</strong> essentiële informatie aanwezig is<br />

om <strong>het</strong> milieubelang een volwaardige plaats te kunnen<br />

geven in <strong>de</strong> besluitvorming.<br />

Overigens ziet <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling in <strong>het</strong>geen appellanten<br />

ten aanzien <strong>van</strong> mogelijke lichthin<strong>de</strong>r aanvoeren<br />

geen re<strong>de</strong>n voor <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el dat verweer<strong>de</strong>rs bij hun<br />

afweging <strong>van</strong> belangen aan dit aspect te weinig gewicht<br />

hebben toegekend.<br />

2.7.3. Ten aanzien <strong>van</strong> <strong>het</strong> bezwaar dat bij <strong>de</strong> vaststelling<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> plan geen gebruik had mogen wor<strong>de</strong>n<br />

gemaakt <strong>van</strong> <strong>de</strong> brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Vereniging <strong>van</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

Gemeenten uit 1992, omdat in januari 1999 een<br />

nieuwere versie <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze brochure was verschenen,<br />

hebben verweer<strong>de</strong>rs overwogen dit niet problematisch<br />

te achten. Zij hebben daartoe meegewogen<br />

dat <strong>de</strong> planvorming in een vergevor<strong>de</strong>rd stadium<br />

verkeer<strong>de</strong>, dat <strong>de</strong> essentie <strong>van</strong> milieuzonering niet<br />

is veran<strong>de</strong>rd en dat <strong>het</strong> gemeentebestuur in <strong>het</strong> plan<br />

een wijzigingsbevoegdheid heeft <strong>op</strong>genomen om te<br />

kunnen inspelen <strong>op</strong> actuele ontwikkelingen <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

<strong>gebied</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> milieuhygiëne.<br />

2.7.3.1. De Af<strong>de</strong>ling ziet in <strong>het</strong>geen appellanten<br />

hebben aangevoerd geen re<strong>de</strong>n <strong>het</strong> standpunt <strong>van</strong><br />

verweer<strong>de</strong>rs onjuist te achten. Zij neemt daarbij in<br />

aanmerking dat <strong>de</strong> VNG-brochure slechts een hulpmid<strong>de</strong>l<br />

is bij <strong>de</strong> voorbereiding <strong>van</strong> een bestemmingsplan<br />

en <strong>de</strong> daarin aangegeven afstan<strong>de</strong>n<br />

slechts een indicatief karakter hebben.<br />

Algemene wet bestuursrecht, artikel 10:27<br />

Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning, artikel 15<br />

2.7.4. Ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> toelaatbaarheid <strong>van</strong> bedrijven<br />

uit milieucategorie 5 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Staat <strong>van</strong> Be-<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


66<br />

Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />

drijfsactiviteiten, hebben verweer<strong>de</strong>rs overwogen<br />

dat uit <strong>de</strong> nota ‘Op Maat’ geen verplichting voortvloeit<br />

tot <strong>het</strong> <strong>op</strong>nemen <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze categorie, maar dat<br />

zij dit, gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> regionale <strong>op</strong><strong>van</strong>gtaak <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente,<br />

gerechtvaardigd achten. Met betrekking tot<br />

<strong>de</strong> afstan<strong>de</strong>n tot een aantal woningen hebben verweer<strong>de</strong>rs<br />

geconstateerd dat <strong>de</strong>ze afstan<strong>de</strong>n geringer<br />

zijn dan <strong>de</strong> afstan<strong>de</strong>n die in <strong>de</strong> VNG-brochure als<br />

richtlijn wor<strong>de</strong>n vermeld. Zij achten <strong>de</strong>ze afwijking<br />

echter aanvaardbaar, omdat <strong>het</strong> een aantal solitaire<br />

woningen in <strong>het</strong> buiten<strong>gebied</strong> betreft en <strong>de</strong> vestiging<br />

<strong>van</strong> categorie 5-bedrijven alleen mogelijk is na<br />

toepassing <strong>van</strong> flexibiliteitsbepalingen, waarbij ook<br />

<strong>de</strong> aanvaardbaarheid gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> aanwezigheid <strong>van</strong><br />

woningen wordt meegewogen.<br />

2.7.4.1. Volgens artikel 7.9 <strong>van</strong> <strong>de</strong> voorschriften,<br />

voorzover thans <strong>van</strong> belang, kan <strong>de</strong> gemeenteraad<br />

vrijstelling verlenen voor <strong>de</strong> vestiging <strong>van</strong> bedrijven<br />

uit milieucategorie 5 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Staat <strong>van</strong> Bedrijfsactiviteiten<br />

<strong>op</strong> gron<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> bestemming ‘Bedrijfsdoelein<strong>de</strong>n<br />

klasse 3 -B3-’. Het verlenen <strong>van</strong> vrijstelling<br />

is pas mogelijk indien vast staat dat voor <strong>het</strong><br />

betreffen<strong>de</strong> bedrijf een milieuvergunning verleend<br />

kan wor<strong>de</strong>n.<br />

Ingevolge artikel 15 <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO, voorzover<br />

thans <strong>van</strong> belang, kan bij een bestemmingsplan<br />

wor<strong>de</strong>n bepaald, dat burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs<br />

met inachtneming <strong>van</strong> <strong>de</strong> in <strong>het</strong> plan vervatte regelen<br />

bevoegd zijn <strong>van</strong> bij <strong>het</strong> plan aan te geven voorschriften<br />

vrijstelling te verlenen.<br />

Dit artikel kent niet <strong>de</strong> mogelijkheid <strong>van</strong> <strong>het</strong> toekennen<br />

<strong>van</strong> een vrijstellingsbevoegdheid aan <strong>de</strong> gemeenteraad.<br />

Ter zitting hebben verweer<strong>de</strong>rs dit erkend.<br />

Voorts dient een vrijstellingsbepaling uit een<br />

oogpunt <strong>van</strong> rechtszekerheid een voldoen<strong>de</strong> objectieve<br />

begrenzing te kennen. Nu in dit geval <strong>de</strong> bevoegdheid<br />

tot <strong>het</strong> verlenen <strong>van</strong> vrijstelling enkel is<br />

gek<strong>op</strong>peld aan <strong>de</strong> mogelijkheid tot <strong>het</strong> verlenen <strong>van</strong><br />

een milieuvergunning, is <strong>het</strong> voorschrift, daargelaten<br />

<strong>de</strong> vraag of een <strong>de</strong>rgelijke k<strong>op</strong>peling in een bestemmingsplan<br />

kan wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong>genomen, onvoldoen<strong>de</strong><br />

objectief begrensd. Het voorschrift is<br />

<strong>de</strong>rhalve <strong>op</strong> bei<strong>de</strong> punten in strijd met artikel 15<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO, zodat verweer<strong>de</strong>rs reeds hierom aan<br />

dit voorschrift goedkeuring had<strong>de</strong>n dienen te onthou<strong>de</strong>n.<br />

Voorts merkt <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> toelaatbaarheid<br />

<strong>van</strong> bedrijven uit milieucategorie 5 <strong>het</strong><br />

volgen<strong>de</strong> <strong>op</strong>.<br />

De VNG-brochure noemt voor bedrijven uit categorie<br />

5 als indicatieve afstandsmaat afstan<strong>de</strong>n tussen<br />

<strong>de</strong> 500 en 1000 meter tussen <strong>de</strong>rgelijke bedrijven<br />

en een rustige woonwijk. Uit <strong>de</strong> stukken blijkt dat<br />

ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> woningen in <strong>de</strong> nabije omgeving<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze gron<strong>de</strong>n uitgegaan kan wor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />

afstan<strong>de</strong>n: ongeveer 300 meter tot woonwijk<br />

De Leest, ongeveer 800 meter tot <strong>de</strong> kern Zijtaart<br />

en afstan<strong>de</strong>n tussen <strong>de</strong> 150 en 200 meter tot een<br />

aantal woningen in <strong>het</strong> buiten<strong>gebied</strong>. In <strong>de</strong> plantoelichting<br />

wordt ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> aangehou<strong>de</strong>n afstan<strong>de</strong>n<br />

<strong>op</strong>gemerkt dat ten <strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> <strong>de</strong> woonwijk<br />

De Leest <strong>de</strong> indicatieve afstan<strong>de</strong>n in acht<br />

wor<strong>de</strong>n genomen. Ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> categorie 5-<br />

bedrijven stelt <strong>de</strong> toelichting dat bij toepassing <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> vrijstellingsmogelijkheid een bre<strong>de</strong> en zorgvuldige<br />

<strong>ruimtelijke</strong> afweging zal plaatsvin<strong>de</strong>n. Hiermee<br />

wordt naar <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling onvoldoen<strong>de</strong><br />

gemotiveerd waarom <strong>de</strong>ze aanzienlijke afwijkingen<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> VNG-brochure – ook al is <strong>de</strong>ze indicatief –<br />

<strong>van</strong>uit planologisch oogpunt aanvaardbaar zijn. Ook<br />

<strong>het</strong> door verweer<strong>de</strong>rs ingenomen standpunt, zoals<br />

in overweging 2.7.4 weergegeven, acht <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling<br />

onvoldoen<strong>de</strong>. Hierbij neemt zij me<strong>de</strong> in aanmerking<br />

dat <strong>het</strong> provinciaal beleid, blijkens <strong>de</strong> nota ‘Op<br />

Maat’, on<strong>de</strong>r gemeng<strong>de</strong> bedrijventerreinen verstaat<br />

‘terreinen, bestemd voor verschillen<strong>de</strong> vormen <strong>van</strong><br />

lokale of regionale bedrijvigheid in <strong>de</strong> milieucategorieën<br />

2 t/m 4’.<br />

Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> is <strong>het</strong> plan <strong>op</strong> dit punt<br />

in strijd met artikel 15 <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO. Door <strong>het</strong> plan<br />

niettemin in zoverre goed te keuren hebben verweer<strong>de</strong>rs<br />

gehan<strong>de</strong>ld in strijd met artikel 15 <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

WRO in samenhang met artikel 10:27 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene<br />

wet bestuursrecht.<br />

De beroepen <strong>van</strong> (A) en an<strong>de</strong>ren zijn <strong>op</strong> dit punt<br />

gegrond, zodat <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit in zoverre<br />

dient te wor<strong>de</strong>n vernietigd.<br />

2.7.4.2. Uit <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong> volgt voorts dat er<br />

rechtens maar één te nemen besluit mogelijk is,<br />

zodat <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling aanleiding ziet om goedkeuring te<br />

onthou<strong>de</strong>n aan artikel 7.9 <strong>van</strong> <strong>de</strong> voorschriften bij<br />

<strong>het</strong> plan.<br />

(...)<br />

2.7.6. Ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> gevrees<strong>de</strong> overlast als<br />

gevolg <strong>van</strong> geluid- en geuremissies en <strong>de</strong> cumulatie<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze soorten hin<strong>de</strong>r hebben verweer<strong>de</strong>rs over-<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />

67<br />

wogen dat <strong>de</strong> gemeenteraad aan <strong>de</strong>ze aspecten voldoen<strong>de</strong><br />

aandacht heeft besteed. Verweer<strong>de</strong>rs zijn<br />

<strong>van</strong> mening dat <strong>het</strong> woon- en leefklimaat in <strong>de</strong> omgeving<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> bedrijventerrein niet onaanvaardbaar<br />

zal verslechteren.<br />

2.7.6.1. Uit <strong>de</strong> stukken, waaron<strong>de</strong>r in <strong>het</strong> bijzon<strong>de</strong>r<br />

<strong>het</strong> MER en <strong>de</strong> aanvulling hier<strong>op</strong>, blijkt dat ten aanzien<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> milieueffecten <strong>van</strong> <strong>het</strong> bedrijventerrein<br />

aandacht is gegeven aan <strong>de</strong> aspecten geur en geluid.<br />

Hierbij is een relatie gelegd met <strong>de</strong> indicatieve<br />

afstan<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> VNG-brochure, omdat bij <strong>de</strong> bepaling<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze afstan<strong>de</strong>n eveneens is gelet <strong>op</strong> geuren<br />

geluidsaspecten. Omdat <strong>het</strong> een te ontwikkelen<br />

terrein betreft en nog niet bekend is welke bedrijven<br />

zich hier zullen vestigen, is noodzakelijkerwijs gewerkt<br />

met een aantal aannames.<br />

Ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> cumulatie <strong>van</strong> verschillen<strong>de</strong><br />

geuremissies overweegt <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling dat hiervoor<br />

geen algemeen aanvaar<strong>de</strong> methodieken zijn ontwikkeld.<br />

Dat <strong>de</strong> gemeenteraad dit aspect bij <strong>de</strong> gronduitgifte<br />

en <strong>de</strong> vergunningverlening ver<strong>de</strong>r in zijn beoor<strong>de</strong>ling<br />

zal betrekken, hebben verweer<strong>de</strong>rs dan<br />

ook niet onjuist behoeven te achten.<br />

Voorzover appellanten overigens bezwaren hebben<br />

tegen <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re regeling <strong>van</strong> <strong>de</strong> milieuaspecten,<br />

in <strong>het</strong> bijzon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> toegestane geluidsbelasting<br />

<strong>van</strong>wege afzon<strong>de</strong>rlijke bedrijven, bij <strong>de</strong> gronduitgifte<br />

en <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> milieuvergunningen,<br />

merkt <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling <strong>op</strong> dat <strong>de</strong> wettelijke regelingen<br />

zich hier niet tegen verzetten. Nu in dit geval geen<br />

wettelijke plicht bestaat tot zonering <strong>van</strong> <strong>het</strong> bedrijventerrein,<br />

staat <strong>het</strong> <strong>de</strong> gemeenteraad vrij een onverplichte<br />

zonering privaatrechtelijk te regelen.<br />

Met betrekking tot <strong>de</strong> bezwaren <strong>van</strong> appellanten<br />

dat geen rekening zou zijn gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> door<br />

H.M.E. Mie<strong>de</strong>ma <strong>op</strong>gestel<strong>de</strong> publicatie ‘Geluid,<br />

geur en milieukwaliteit’, blijkt uit <strong>de</strong> stukken dat bij<br />

<strong>het</strong> <strong>op</strong>stellen <strong>van</strong> <strong>het</strong> MER en <strong>de</strong> aanvulling hier<strong>op</strong><br />

aan <strong>de</strong>ze publicatie en <strong>de</strong> hierin ontwikkel<strong>de</strong> Milieu<br />

Kwaliteit Maat aandacht is gegeven.<br />

Gelet <strong>op</strong> al <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong>, alsme<strong>de</strong> <strong>de</strong> uitkomsten<br />

in <strong>het</strong> MER en <strong>de</strong> aanvulling hier<strong>op</strong>, hebben<br />

verweer<strong>de</strong>rs naar <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling in re<strong>de</strong>lijkheid<br />

<strong>het</strong> standpunt in kunnen nemen dat een<br />

onaanvaardbare verslechtering <strong>van</strong> <strong>het</strong> woon- en<br />

leefklimaat niet valt te verwachten.<br />

2.7.7. Ten aanzien <strong>van</strong> <strong>het</strong> bezwaar <strong>van</strong> <strong>de</strong> maatschap<br />

(B) dat <strong>de</strong> milieueffecten <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanleg <strong>van</strong><br />

een bedrijventerrein <strong>op</strong> dieren <strong>van</strong> <strong>de</strong> agrarische bedrijven<br />

in <strong>de</strong> omgeving <strong>van</strong> <strong>het</strong> plan<strong>gebied</strong> had<strong>de</strong>n<br />

moeten wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rzocht, merkt <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling met<br />

verweer<strong>de</strong>rs <strong>op</strong> dat geen wettelijke verplichting<br />

dienaangaan<strong>de</strong> bestaat. Appellante heeft voorts niet<br />

aannemelijk gemaakt dat mogelijke negatieve effecten<br />

voor <strong>de</strong> dieren gevolgen heeft voor zijn bedrijfsvoering.<br />

Noot: In <strong>de</strong> voorgaan<strong>de</strong> twee uitspraken is in bei<strong>de</strong><br />

gevallen sprake <strong>van</strong> <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> <strong>de</strong> VNG-brochure<br />

1992, terwijl <strong>de</strong> nieuwere brochure uit 1999<br />

beschikbaar was. Bij <strong>het</strong> bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein<br />

Angstelka<strong>de</strong>’ <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente Loenen<br />

oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>de</strong> ABRS dat dit in samenhang met <strong>de</strong> in<br />

<strong>het</strong> plan aangehou<strong>de</strong>n afwijken<strong>de</strong> afstan<strong>de</strong>n zon<strong>de</strong>r<br />

dat <strong>de</strong>ze voldoen<strong>de</strong> gemotiveerd waren, leidt tot<br />

strijd met artikel 3:46 Awb. Bij <strong>het</strong> bestemmingsplan<br />

‘Bedrijventerrein Doornhoek’ <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente<br />

Veghel oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling dat verweer<strong>de</strong>rs terecht<br />

<strong>van</strong> mening waren dat dit niet problematisch<br />

was. Ze overweegt hierbij dat <strong>de</strong> brochure slechts<br />

een hulpmid<strong>de</strong>l is bij <strong>de</strong> voorbereiding. Deze vlieger<br />

gaat gezien <strong>de</strong> overwegingen bij Loenen en <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re<br />

overwegingen bij Veghel ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

aangehou<strong>de</strong>n afstan<strong>de</strong>n niet altijd <strong>op</strong>! Van belang<br />

zal zijn geweest dat verweer<strong>de</strong>rs bij Veghel re<strong>de</strong>nen<br />

aanvoer<strong>de</strong>n voor hun standpunt. De <strong>op</strong>genomen uitspraken<br />

bevestigen daarom weer dat <strong>de</strong> wijze waar<strong>op</strong><br />

<strong>de</strong> VNG-brochure(s) wordt(en) toegepast erg<br />

mag verschillen, mits een en an<strong>de</strong>r <strong>van</strong> voldoen<strong>de</strong><br />

motivering is voorzien.<br />

03-63<br />

Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 19 februari 2003, nr.<br />

200103151/1, inzake <strong>het</strong> bestemmingsplan<br />

‘Nieuw Oostein<strong>de</strong>’ <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente Aalsmeer.<br />

In <strong>het</strong> bestemmingsplan is <strong>de</strong> toepasselijkheid<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> overgangsrecht beperkt tot <strong>de</strong> persoon <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> gebruiker <strong>op</strong> <strong>de</strong> peildatum. Deze beperking<br />

geldt voor <strong>het</strong> gehele plan<strong>gebied</strong> en voor alle vormen<br />

<strong>van</strong> gebruik waar<strong>op</strong> <strong>het</strong> overgangsrecht <strong>van</strong><br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


68<br />

Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />

toepassing is. Voor een <strong>de</strong>rgelijke beperking betreffen<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> reikwijdte <strong>van</strong> <strong>het</strong> overgangsrecht dienen<br />

evenwel re<strong>de</strong>nen te bestaan die zijn toegespitst<br />

<strong>op</strong> <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>het</strong> geval. De<br />

gemeenteraad heeft <strong>de</strong> algemene toepassing <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> persoonsgebon<strong>de</strong>n overgangsrecht echter niet<br />

na<strong>de</strong>r gemotiveerd.<br />

Algemene wet bestuursrecht, artikel 3:46<br />

2.8.2. Ingevolge artikel 21, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> planvoorschriften<br />

mag <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> gron<strong>de</strong>n en<br />

bouwwerken dat bestond ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>van</strong><br />

kracht wor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> dit plan en dat afwijkt <strong>van</strong> dit<br />

plan, wor<strong>de</strong>n voortgezet of gewijzigd in een gebruik<br />

dat min<strong>de</strong>r strijdig is met <strong>het</strong> plan.<br />

Ingevolge artikel 21, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> planvoorschriften<br />

is <strong>het</strong> eerste lid niet <strong>van</strong> toepassing <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> gebruik dat reeds in strijd was met <strong>het</strong> voorheen<br />

gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> plan, daaron<strong>de</strong>r begrepen <strong>de</strong> overgangsbepaling.<br />

De Af<strong>de</strong>ling <strong>de</strong>elt <strong>het</strong> standpunt <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>rs<br />

dat artikel 21, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> planvoorschriften<br />

niet een ongebruikelijke bepaling is. Naar <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling is niet gebleken <strong>van</strong> feiten of<br />

omstandighe<strong>de</strong>n <strong>op</strong> basis waar<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze bepaling in<br />

dit geval niettemin niet in <strong>de</strong> planvoorschriften kon<br />

wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong>genomen.<br />

Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> hebben verweer<strong>de</strong>rs<br />

zich in re<strong>de</strong>lijkheid <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt kunnen stellen<br />

dat <strong>het</strong> plan in zoverre niet in strijd is met een<br />

goe<strong>de</strong> <strong>ruimtelijke</strong> or<strong>de</strong>ning.<br />

Het beroep <strong>van</strong> appellanten sub 3 is in zoverre ongegrond.<br />

Appellanten sub 3 hebben tenslotte aangevoerd<br />

dat verweer<strong>de</strong>rs ten onrechte goedkeuring hebben<br />

verleend aan artikel 21, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> planvoorschriften.<br />

Verweer<strong>de</strong>rs stellen zich in navolging <strong>van</strong> <strong>het</strong> gemeentebestuur<br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt dat artikel 21,<br />

<strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> planvoorschriften geen blijk geeft<br />

<strong>van</strong> een ongebruikelijke wijze <strong>van</strong> bestemmen.<br />

Ingevolge artikel 21, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> planvoorschriften<br />

wordt on<strong>de</strong>r bestaand gebruik als bedoeld<br />

in <strong>het</strong> eerste lid uitsluitend verstaan <strong>het</strong> gebruik<br />

door <strong>de</strong> rechthebben<strong>de</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> in lid 1 bedoel<strong>de</strong> tijdstip.<br />

Voortgezet gebruik door een rechts<strong>op</strong>volger<br />

wordt niet als bestaand gebruik aangemerkt.<br />

De Af<strong>de</strong>ling stelt vast dat in artikel 21, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid,<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> planvoorschriften zogenoemd persoonsgebon<strong>de</strong>n<br />

overgangsrecht is <strong>op</strong>genomen.<br />

Naar <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling is <strong>het</strong> <strong>op</strong>nemen<br />

<strong>van</strong> persoonsgebon<strong>de</strong>n overgangsrecht niet in alle<br />

omstandighe<strong>de</strong>n ongeoorloofd.<br />

Voor een <strong>de</strong>rgelijke beperking betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

reikwijdte <strong>van</strong> <strong>het</strong> overgangsrecht dienen evenwel<br />

re<strong>de</strong>nen te bestaan die zijn toegespitst <strong>op</strong> <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> geval.<br />

Overwegingen die daarbij een rol kunnen spelen,<br />

kunnen verband hou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> aard <strong>van</strong> <strong>het</strong> gebruik<br />

dat <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>het</strong> overgangsrecht mag<br />

wor<strong>de</strong>n gemaakt, met <strong>de</strong> omstandigheid dat een bepaal<strong>de</strong><br />

vorm <strong>van</strong> gebruik in <strong>het</strong> verle<strong>de</strong>n <strong>op</strong> illegale<br />

wijze is ontstaan en met <strong>de</strong> vraag welk na<strong>de</strong>el <strong>de</strong><br />

beperking <strong>van</strong> <strong>het</strong> overgangsrecht voor <strong>de</strong> gebruiker<br />

met zich brengt. Dit leidt ertoe dat een beperking<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> overgangsrecht tot <strong>de</strong> persoon <strong>van</strong> <strong>de</strong> gebruiker<br />

<strong>op</strong> <strong>de</strong> peildatum niet zon<strong>de</strong>r meer kan gel<strong>de</strong>n<br />

voor alle vormen <strong>van</strong> gebruik waar<strong>op</strong> <strong>het</strong> overgangsrecht<br />

<strong>van</strong> toepassing is, maar dat hierbij<br />

on<strong>de</strong>rscheid moet wor<strong>de</strong>n gemaakt tussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong><br />

vormen <strong>van</strong> gebruik.<br />

In dit geval geldt <strong>het</strong> in artikel 21, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> planvoorschriften <strong>op</strong>genomen persoonsgebon<strong>de</strong>n<br />

overgangsrecht voor <strong>het</strong> gehele plan<strong>gebied</strong>, zon<strong>de</strong>r<br />

dat hierbij on<strong>de</strong>rscheid is gemaakt tussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong><br />

vormen <strong>van</strong> gebruik. De gemeenteraad<br />

heeft <strong>de</strong>ze algemene toepassing <strong>van</strong> <strong>het</strong> persoonsgebon<strong>de</strong>n<br />

overgangsrecht niet na<strong>de</strong>r gemotiveerd.<br />

Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> had <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>rs<br />

mogen wor<strong>de</strong>n verwacht dat zij <strong>het</strong> plan <strong>op</strong> dit<br />

on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el niet zou<strong>de</strong>n goedkeuren zon<strong>de</strong>r alsnog te<br />

motiveren waarom <strong>de</strong> beperking <strong>van</strong> <strong>het</strong> overgangsrecht<br />

in dit geval gerechtvaardigd was.<br />

Uit <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> volgt dat <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />

in zoverre niet berust <strong>op</strong> een <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>lijke motivering.<br />

Het beroep <strong>van</strong> appellanten sub 3 is in zoverre<br />

gegrond, zodat <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit <strong>op</strong> dit<br />

on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el wegens strijd met artikel 3:46 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene<br />

wet bestuursrecht dient te wor<strong>de</strong>n vernietigd.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


03-64<br />

Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 5 maart 2003, nr.<br />

200200686/1, inzake <strong>het</strong> bestemmingsplan ‘Velserend’<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente Velsen.<br />

Aan <strong>het</strong> in <strong>de</strong> plantoelichting genoem<strong>de</strong> rapport<br />

was <strong>het</strong> vermoe<strong>de</strong>n te ontlenen dat in <strong>het</strong> plan<strong>gebied</strong><br />

bescherm<strong>de</strong> diersoorten voorkomen. Overige<br />

rapporten sloten <strong>de</strong> aanwezigheid <strong>van</strong> on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re<br />

<strong>de</strong> zandhagedis niet uit. Zon<strong>de</strong>r na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek<br />

kon<strong>de</strong>n <strong>de</strong> gevolgen <strong>van</strong> <strong>het</strong> plan niet wor<strong>de</strong>n<br />

vastgesteld en kon niet wor<strong>de</strong>n bezien of <strong>het</strong> voorkomen<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> diersoorten aan verwezenlijking <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> plan in <strong>de</strong> weg stond.<br />

Habitatrichtlijn, artikel 4, lid 1<br />

2.1. Het plan heeft betrekking <strong>op</strong> <strong>het</strong> terrein <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> voormalige natuurbad Velserend in <strong>het</strong> zui<strong>de</strong>n<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente Velsen. Het plan maakt <strong>de</strong> bouw<br />

<strong>van</strong> 9 vrijstaan<strong>de</strong> villa’s (en 1 additionele villa met<br />

toepassing <strong>van</strong> een wijzigingsbevoegdheid) mogelijk<br />

en een on<strong>de</strong>rgrondse parkeergarage voor gebruikers<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> – en uit te brei<strong>de</strong>n – sauna ‘Rid<strong>de</strong>ro<strong>de</strong>’.<br />

Bij hun besluit hebben verweer<strong>de</strong>rs goedkeuring<br />

onthou<strong>de</strong>n aan dit plan.<br />

Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />

69<br />

2.4. Het plan<strong>gebied</strong> ligt in <strong>de</strong> directe omgeving <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> <strong>gebied</strong> ‘Kennemerduinen en Amsterdamse Waterleidingduinen’,<br />

dat staat vermeld <strong>op</strong> <strong>de</strong> door <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlandse regering <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> artikel 4, eerste<br />

lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Habitatrichtlijn aan <strong>de</strong> Commissie toegezon<strong>de</strong>n<br />

lijst <strong>van</strong> Habitat<strong>gebied</strong>en.<br />

Voorts staat in <strong>de</strong> plantoelichting dat bij <strong>de</strong> voorbereiding<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> plan gegevens zijn <strong>op</strong>gevraagd bij<br />

<strong>de</strong> Stichting RAVON en <strong>de</strong> Stichting Floristisch<br />

On<strong>de</strong>rzoek Ne<strong>de</strong>rland (FLORON) omtrent <strong>het</strong> voorkomen<br />

<strong>van</strong> bescherm<strong>de</strong> dier- en plantensoorten<br />

binnen <strong>het</strong> plan<strong>gebied</strong>. Hieruit blijkt dat in <strong>het</strong> zogenoem<strong>de</strong><br />

kilometerhok waartoe <strong>het</strong> plan<strong>gebied</strong> behoort<br />

een aantal te beschermen diersoorten, waaron<strong>de</strong>r<br />

<strong>de</strong> zandhagedis, is waargenomen. Voorts<br />

wordt vermeld dat, hoewel <strong>van</strong> <strong>de</strong> meeste waarnemingen<br />

niet bekend is of <strong>de</strong>ze net binnen of net buiten<br />

<strong>het</strong> plan<strong>gebied</strong> zijn gedaan, <strong>het</strong> voorkomen <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> meeste soorten binnen <strong>het</strong> bestemmingsplan<strong>gebied</strong><br />

gelet <strong>op</strong> hun mobiliteit aannemelijk is. Deze<br />

gegevens zijn blijkens <strong>de</strong> stukken gebaseerd <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

in <strong>op</strong>dracht <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeenteraad uitgebrachte rapport<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> Ingenieursbureau Overlaat <strong>van</strong> 20<br />

maart 2001, waarin tevens wordt geadviseerd <strong>op</strong><br />

korte termijn een ontheffing <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet<br />

aan te vragen.<br />

Na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>het</strong> voorkomen <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

zandhagedis, welke soort is vermeld <strong>op</strong> bijlage IV<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Habitatrichtlijn (dier- en plantensoorten <strong>van</strong><br />

communautair belang die strikt moeten wor<strong>de</strong>n beschermd)<br />

en an<strong>de</strong>re bescherm<strong>de</strong> diersoorten in <strong>het</strong><br />

plan<strong>gebied</strong>, <strong>de</strong> geschiktheid <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>gebied</strong> voor<br />

<strong>de</strong>ze soorten en <strong>de</strong> gevolgen <strong>van</strong> <strong>de</strong> ontwikkelingen<br />

voor <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> <strong>van</strong> dit <strong>gebied</strong> en <strong>het</strong> naastgelegen<br />

Habitatrichtlijn<strong>gebied</strong> is niet uitgevoerd. De gemeenteraad<br />

heeft blijkens <strong>de</strong> stukken <strong>het</strong> standpunt<br />

ingenomen dat zeer onwaarschijnlijk is dat <strong>de</strong> zandhagedis<br />

in <strong>het</strong> plan<strong>gebied</strong> voorkomt, gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />

huidige inrichting en <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein in<br />

combinatie met <strong>de</strong> verstoringgevoelige aard <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

zandhagedis. Voorts acht hij een negatieve invloed<br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> naastgelegen Habitatrichtlijn<strong>gebied</strong> niet aannemelijk<br />

omdat ten <strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> <strong>de</strong> huidige mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

binnen <strong>het</strong> plan<strong>gebied</strong> <strong>het</strong> plan voorziet in<br />

een meer extensief gebruik. Om <strong>de</strong>ze re<strong>de</strong>nen is<br />

na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek achterwege gebleven.<br />

2.4.1. De Af<strong>de</strong>ling is <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat verweer<strong>de</strong>rs<br />

aan <strong>de</strong> gegevens <strong>van</strong> <strong>het</strong> rapport <strong>van</strong> Ingenieursbureau<br />

Overlaat, vermeld in <strong>de</strong> plantoelichting, <strong>het</strong><br />

vermoe<strong>de</strong>n hebben kunnen ontlenen dat <strong>de</strong> daarin<br />

vermel<strong>de</strong> bescherm<strong>de</strong> diersoorten in <strong>het</strong> plan<strong>gebied</strong><br />

voorkomen. De stelling <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeenteraad dat<br />

niet aannemelijk is dat <strong>de</strong> zandhagedis zich in <strong>het</strong><br />

plan<strong>gebied</strong> bevindt is in tegenspraak met <strong>de</strong> conclusies<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> door <strong>de</strong> raad gebruikte rapport. Ook uit<br />

<strong>het</strong> in <strong>op</strong>dracht <strong>van</strong> Bouwmaatschappij Buitenhuis<br />

B.V. na <strong>de</strong> vaststelling <strong>van</strong> <strong>het</strong> plan <strong>op</strong>gestel<strong>de</strong><br />

rapport <strong>van</strong> <strong>het</strong> Bureau Natuurbalans <strong>van</strong> 14 november<br />

2001 volgt niet <strong>de</strong> afwezigheid <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

zandhagedis in <strong>het</strong> plan<strong>gebied</strong>, aangezien volgens<br />

dit rapport een inventarisatie hier<strong>van</strong> niet mogelijk<br />

was omdat <strong>het</strong> terrein is bezocht <strong>op</strong> <strong>het</strong> moment<br />

dat <strong>de</strong>ze diersoort in winterslaap is. Evenmin bevat<br />

dit rapport, dat beperkt <strong>van</strong> <strong>op</strong>zet is, een eenduidige<br />

conclusie omtrent <strong>de</strong> geschiktheid <strong>van</strong> <strong>het</strong> plan<strong>gebied</strong><br />

voor <strong>de</strong> zandhagedis. Wat betreft <strong>het</strong> in <strong>op</strong>dracht<br />

<strong>van</strong> Tarpol Real Estate door <strong>het</strong> Ecologisch<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


70<br />

Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />

Adviesbureau Mul<strong>de</strong>r <strong>op</strong>gestel<strong>de</strong> rapport ‘Habitaton<strong>de</strong>rzoek<br />

Zandhagedis Velserendlaan 2, Santpoort-Zuid’<br />

overweegt <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling dat dit rapport is<br />

vervaardigd eind 2002, <strong>de</strong>rhalve na <strong>het</strong> nemen <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit, zodat verweer<strong>de</strong>rs hiermee<br />

geen rekening hebben kunnen hou<strong>de</strong>n. Overigens<br />

heeft ook in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> dit rapport geen inventarisatie<br />

plaatsgevon<strong>de</strong>n <strong>van</strong>wege <strong>de</strong> winterslaap <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> diersoort.<br />

Omtrent <strong>het</strong> voorkomen <strong>van</strong> <strong>de</strong> overige in <strong>de</strong><br />

plantoelichting vermel<strong>de</strong> diersoorten, waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

bruine kikker, welke soort is vermeld in bijlage V<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Habitatrichtlijn (dier- en plantensoorten <strong>van</strong><br />

communautair belang waarvoor <strong>het</strong> onttrekken aan<br />

<strong>de</strong> natuur en <strong>de</strong> exploitatie aan beheersmaatregelen<br />

kunnen wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rworpen), zijn voorts geen enkele<br />

na<strong>de</strong>re gegevens bekend die <strong>de</strong> aanname uit<br />

<strong>het</strong> rapport <strong>van</strong> <strong>het</strong> Ingenieursbureau Overlaat<br />

weerleggen.<br />

Zon<strong>de</strong>r na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek kon<strong>de</strong>n <strong>de</strong> gevolgen <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> plan, ook wat betreft <strong>het</strong> nabijgelegen Habitatrichtlijn<strong>gebied</strong>,<br />

niet wor<strong>de</strong>n vastgesteld en kon niet<br />

wor<strong>de</strong>n bezien welke gevolgen – me<strong>de</strong> rekening<br />

hou<strong>de</strong>nd met <strong>de</strong> voorschriften <strong>van</strong> <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet<br />

– aan <strong>de</strong> eventuele aanwezigheid<br />

<strong>van</strong> bedoel<strong>de</strong> soorten voor <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

verwezenlijking <strong>van</strong> <strong>het</strong> plan ter plaatse moeten<br />

wor<strong>de</strong>n verbon<strong>de</strong>n.<br />

Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong> hebben verweer<strong>de</strong>rs<br />

<strong>de</strong>rhalve <strong>het</strong> standpunt kunnen innemen dat <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />

hiervoor omschreven punten on<strong>de</strong>rzoeksgegevens<br />

bekend had<strong>de</strong>n moeten zijn alvorens <strong>het</strong> plan werd<br />

vastgesteld.<br />

Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 2 april 2003, nr.<br />

200202163/1, inzake <strong>het</strong> bestemmingsplan<br />

‘’s-Gravenland 2001’ <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente Capelle<br />

aan <strong>de</strong>n IJssel.<br />

De woningen <strong>op</strong> gron<strong>de</strong>n die <strong>op</strong>genomen waren<br />

in een globaal bestemmingsplan wer<strong>de</strong>n gerealiseerd<br />

<strong>op</strong> basis <strong>van</strong> binnenplanse vrijstellingen.<br />

Deze vrijstellingen kunnen, an<strong>de</strong>rs dan <strong>het</strong> gemeentebestuur<br />

en verweer<strong>de</strong>r kennelijk veron<strong>de</strong>rstellen,<br />

niet wor<strong>de</strong>n beschouwd als uitwerkingsplannen<br />

als bedoeld in artikel 11 <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO. Het<br />

college <strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs had in<br />

beginsel ook na <strong>het</strong> verlenen <strong>van</strong> <strong>de</strong> vrijstellingen<br />

nog <strong>de</strong> plicht uitwerkingsplannen vast te stellen.<br />

De vrijstellingen doen dan ook niet af aan <strong>de</strong> maximale<br />

(bouw)mogelijkhe<strong>de</strong>n die <strong>het</strong> globale bestemmingsplan<br />

biedt.<br />

Een collectieve vrijstelling voor een dak<strong>op</strong>bouw<br />

ingevolge artikel 19 <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO, ter voorkoming<br />

<strong>van</strong> een rommelig beeld in <strong>de</strong> wijk, kan niet garan<strong>de</strong>ren<br />

dat alle bewoners daadwerkelijk zullen overgaan<br />

tot <strong>de</strong> verwezenlijking <strong>van</strong> een dak<strong>op</strong>bouw.<br />

Algemene wet bestuursrecht, artikel 3:46<br />

Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning, artikelen 11 en<br />

49<br />

2.1. Het bestemmingsplan biedt <strong>de</strong> planologische<br />

en juridische regeling voor <strong>de</strong> woonwijk Capelle-<br />

’s-Gravenland. Met <strong>het</strong> plan wordt beoogd <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong><br />

ste<strong>de</strong>nbouwkundige en <strong>ruimtelijke</strong> structuur<br />

te handhaven en te beschermen.<br />

2.3. Appellant stelt in beroep dat verweer<strong>de</strong>r ten<br />

onrechte goedkeuring heeft verleend aan twee plan<strong>de</strong>len<br />

met <strong>de</strong> bestemming ‘Woondoelein<strong>de</strong>n (W)’,<br />

betreffen<strong>de</strong> 44 reeds gebouw<strong>de</strong> woningen, waaron<strong>de</strong>r<br />

<strong>de</strong> zijne, aan <strong>de</strong> (A)straat, bestaan<strong>de</strong> uit twee<br />

bouwlagen. Hij kan zich er niet mee verenigen dat<br />

<strong>het</strong> plan niet voorziet in <strong>de</strong> mogelijkheid dak<strong>op</strong>bouwen<br />

te verwezenlijken <strong>op</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> bouwlaag <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong>ze woningen.<br />

03-65<br />

2.4. Verweer<strong>de</strong>r heeft geen re<strong>de</strong>n gezien <strong>de</strong>ze<br />

on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len <strong>van</strong> <strong>het</strong> plan in strijd met een goe<strong>de</strong><br />

<strong>ruimtelijke</strong> or<strong>de</strong>ning te achten en heeft <strong>de</strong>ze plan<strong>de</strong>len<br />

goedgekeurd. Hij stelt zich <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt dat<br />

appellant miskent dat <strong>het</strong> vorige plan ook slechts<br />

twee bouwlagen mogelijk maakte. Voorts sluit verweer<strong>de</strong>r<br />

zich aan bij <strong>het</strong> standpunt <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeenteraad<br />

dat <strong>het</strong> toestaan <strong>van</strong> dak<strong>op</strong>bouwen ertoe zou<br />

kunnen lei<strong>de</strong>n dat bewoners <strong>van</strong> <strong>de</strong> aangrenzen<strong>de</strong><br />

(B)straat verzoeken om vergoeding <strong>van</strong> planscha<strong>de</strong>,<br />

waardoor <strong>de</strong> financiële uitvoerbaarheid <strong>van</strong> <strong>het</strong> plan<br />

in geding zou kunnen komen. Tenslotte heeft verweer<strong>de</strong>r<br />

in aanmerking genomen dat een ongewenst<br />

rommelig beeld in <strong>de</strong> wijk ontstaat, indien individuele<br />

dak<strong>op</strong>bouwen wor<strong>de</strong>n verwezenlijkt. Aangezien<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />

71<br />

een bestemmingsplan <strong>de</strong> bouw <strong>van</strong> individuele dak<strong>op</strong>bouwen<br />

niet kan voorkomen, zou<strong>de</strong>n, om dit rommelige<br />

beeld te voorkomen, alle bewoners <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

(A)straat gezamenlijk een aanvraag voor een dak<strong>op</strong>bouw<br />

ingevolge artikel 19 <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO moeten indienen,<br />

aldus verweer<strong>de</strong>r.<br />

2.5. Niet in geding is dat <strong>het</strong> plan ter plaatse <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

44 woningen aan <strong>de</strong> (A)straat dak<strong>op</strong>bouwen <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />

twee<strong>de</strong> bouwlaag niet mogelijk maakt.<br />

2.5.1. On<strong>de</strong>r <strong>het</strong> vorige bestemmingsplan ‘’s-Gravenland’<br />

gold ter plaatse <strong>van</strong> <strong>de</strong> woningen aan <strong>de</strong><br />

(A)straat <strong>de</strong> uit te werken bestemming ‘Woondoelein<strong>de</strong>n<br />

3 -UW 3-’. Ingevolge artikel 5, twee<strong>de</strong> lid,<br />

on<strong>de</strong>r a, 2 e , <strong>van</strong> <strong>de</strong> voorschriften <strong>van</strong> dat bestemmingsplan,<br />

voorzover thans <strong>van</strong> belang, bedroeg <strong>het</strong><br />

maximale aantal bouwlagen voor een woning in<br />

<strong>de</strong>ze straat drie.<br />

Ingevolge artikel 12, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> voorschriften<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> bestemmingsplan ‘’s-Gravenland’<br />

gold, kort gezegd, een bouwverbod, zolang nog<br />

geen uitwerkingsplan <strong>van</strong> kracht was. Ingevolge <strong>het</strong><br />

<strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze bepaling mocht <strong>het</strong> bouwen<br />

overeenkomstig een vastgestel<strong>de</strong> doch nog niet <strong>van</strong><br />

kracht zijn<strong>de</strong> uitwerking of een in voorbereiding<br />

zijn<strong>de</strong> uitwerking slechts plaatsvin<strong>de</strong>n nadat hiervoor<br />

door burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs een verklaring<br />

<strong>van</strong> geen bezwaar <strong>van</strong> <strong>het</strong> college <strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong><br />

staten was verkregen. Blijkens <strong>de</strong> stukken<br />

zijn <strong>de</strong> woningen aan <strong>de</strong> (A)straat gebouwd met toepassing<br />

<strong>van</strong> artikel 12, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, voornoemd.<br />

Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> stelt <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling vast<br />

dat <strong>het</strong> vorige plan ter plaatse <strong>van</strong> <strong>de</strong> (A)straat drie<br />

bouwlagen mogelijk maakte. De omstandigheid dat<br />

nog een uitwerkingsplan dien<strong>de</strong> te wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong>gesteld,<br />

waarbij ook <strong>van</strong> min<strong>de</strong>r bouwlagen kon wor<strong>de</strong>n uitgegaan,<br />

maakt dit niet an<strong>de</strong>rs. Ook <strong>de</strong> omstandigheid<br />

dat <strong>de</strong> woningen zijn verwezenlijkt met toepassing<br />

<strong>van</strong> artikel 12, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, voornoemd, en feitelijk bestaan<br />

uit twee bouwlagen doet hieraan niet af.<br />

Het standpunt <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r, dat appellant<br />

heeft miskend dat ook <strong>het</strong> vorige plan slechts twee<br />

bouwlagen mogelijk maakte, is <strong>de</strong>rhalve onjuist.<br />

2.5.2. Ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> stelling <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r,<br />

dat verwezenlijking <strong>van</strong> dak<strong>op</strong>bouwen kan lei<strong>de</strong>n<br />

tot planscha<strong>de</strong> die vergoed moet wor<strong>de</strong>n, overweegt<br />

<strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling als volgt.<br />

Voor <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> eventuele verzoeken om<br />

scha<strong>de</strong>vergoeding <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> artikel 49 <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

WRO zal moeten wor<strong>de</strong>n bezien of sprake is <strong>van</strong><br />

een wijziging <strong>van</strong> <strong>het</strong> planologische regime die ertoe<br />

leidt dat omwonen<strong>de</strong>n in een na<strong>de</strong>liger positie<br />

komen te verkeren waardoor zij scha<strong>de</strong> lij<strong>de</strong>n of zullen<br />

lij<strong>de</strong>n. Hiertoe dienen <strong>de</strong> beweer<strong>de</strong>lijk scha<strong>de</strong>veroorzaken<strong>de</strong><br />

planologische maatregelen te wor<strong>de</strong>n<br />

vergeleken met <strong>het</strong> voordien gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />

planologische regime. Daarbij is niet <strong>de</strong> feitelijke situatie<br />

<strong>van</strong> belang, doch <strong>het</strong>geen <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

voordien gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> regime maximaal kon wor<strong>de</strong>n gerealiseerd,<br />

ongeacht <strong>de</strong> vraag of verwezenlijking<br />

daadwerkelijk heeft plaatsgevon<strong>de</strong>n.<br />

Zoals hiervoor reeds is overwogen, zijn <strong>de</strong> woningen<br />

in <strong>de</strong> (A)straat verwezenlijkt na verlening<br />

<strong>van</strong> vrijstellingen <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> artikel 12, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid,<br />

voornoemd. Deze vrijstellingen kunnen, an<strong>de</strong>rs dan<br />

<strong>het</strong> gemeentebestuur en verweer<strong>de</strong>r kennelijk veron<strong>de</strong>rstellen,<br />

niet wor<strong>de</strong>n beschouwd als uitwerkingsplannen<br />

als bedoeld in artikel 11 <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO.<br />

Het planologische regime dat gold voor <strong>de</strong> inwerkingtreding<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige plan werd <strong>de</strong>rhalve<br />

gevormd door <strong>het</strong> globale bestemmingsplan<br />

‘’s-Gravenland’. Nu <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> dat bestemmingsplan<br />

drie bouwlagen waren toegestaan, zou <strong>de</strong> mogelijkheid<br />

<strong>van</strong> een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> bouwlaag in <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige<br />

plan niet lei<strong>de</strong>n tot een planologische<br />

verslechtering.<br />

Dat in <strong>het</strong> plan<strong>gebied</strong> een bouwverbod gold,<br />

omdat geen uitwerkingsplannen <strong>van</strong> kracht waren,<br />

doet hieraan niet af. Het college <strong>van</strong> burgemeester<br />

en wethou<strong>de</strong>rs had in beginsel ook na <strong>het</strong> verlenen<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> vrijstellingen <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> artikel 12, <strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

lid, voornoemd, immers nog <strong>de</strong> plicht uitwerkingsplannen<br />

vast te stellen.<br />

De stelling <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r dat bewoners <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

(B)straat als gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong> mogelijkheid tot verwezenlijking<br />

<strong>van</strong> dak<strong>op</strong>bouwen <strong>op</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> bouwlaag<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> woningen aan <strong>de</strong> (A)straat aanspraak<br />

zou<strong>de</strong>n kunnen maken <strong>op</strong> vergoeding <strong>van</strong> planscha<strong>de</strong><br />

als bedoeld in artikel 49 <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO is <strong>de</strong>rhalve<br />

onjuist.<br />

2.5.3. Ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> stelling <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r<br />

dat een rommelig beeld in <strong>de</strong> wijk door <strong>de</strong> verwezenlijking<br />

<strong>van</strong> individuele dak<strong>op</strong>bouwen kan wor<strong>de</strong>n<br />

voorkomen, indien alle bewoners <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

(A)straat gezamenlijk een aanvraag voor een dak<strong>op</strong>-<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


72<br />

Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />

bouw ingevolge artikel 19 <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO indienen,<br />

overweegt <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling dat zodanige collectieve vrijstelling<br />

evenmin als een bestemmingsplan kan garan<strong>de</strong>ren<br />

dat alle bewoners <strong>van</strong> <strong>de</strong> (A)straat daadwerkelijk<br />

zullen overgaan tot <strong>de</strong> verwezenlijking <strong>van</strong><br />

een dak<strong>op</strong>bouw. Dit standpunt <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r is<br />

eveneens onjuist.<br />

2.5.4. Uit <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> volgt dat verweer<strong>de</strong>r<br />

niet <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>lijk heeft gemotiveerd waarom <strong>het</strong> bestemmingsplan<br />

niet <strong>de</strong> mogelijkheid biedt voor dak<strong>op</strong>bouwen<br />

<strong>op</strong> <strong>de</strong> woningen aan <strong>de</strong> (A)straat. Het<br />

beroep is gegrond, zodat <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />

wegens strijd met artikel 3:46 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene wet<br />

bestuursrecht dient te wor<strong>de</strong>n vernietigd.<br />

03-66<br />

Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 9 april 2003, nr.<br />

200202390/1, inzake een actualisering <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

Streekplan Utrecht, <strong>van</strong> <strong>de</strong> provincie Utrecht.<br />

Streekplanactualisering. Er is geen wettelijke<br />

bepaling die <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling in eerste en enige aanleg<br />

als bevoeg<strong>de</strong> rechter aanwijst om te beslissen <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> beroep, zodat <strong>de</strong> rechtbank in principe <strong>de</strong> bevoeg<strong>de</strong><br />

rechter is.<br />

Tegen besluiten inzake een streekplan is geen<br />

beroep mogelijk <strong>van</strong>wege <strong>de</strong> plaatsing <strong>op</strong> <strong>de</strong> negatieve<br />

lijst ex artikel 8:5 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Awb, met uitzon<strong>de</strong>ring<br />

<strong>van</strong> een concrete beleidsbeslissing. De Af<strong>de</strong>ling<br />

overweegt dat, welk soort streekplanbeslissing<br />

<strong>de</strong> actualisering ook betreft, noch <strong>de</strong> primaire beslissing,<br />

noch een on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el daar<strong>van</strong> door verweer<strong>de</strong>r<br />

is aangemerkt als concrete beleidsbeslissing.<br />

De WRO biedt buiten <strong>de</strong> in artikel 4a<br />

gebo<strong>de</strong>n mogelijkhe<strong>de</strong>n geen an<strong>de</strong>re mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

tot herziening, uitwerking of afwijking <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

in een vastgesteld streekplan <strong>op</strong>genomen provinciale<br />

<strong>ruimtelijke</strong> beleid. Gelet hier<strong>op</strong> kan <strong>de</strong> primaire<br />

beslissing niet wor<strong>de</strong>n aangemerkt als een eigenstandig<br />

besluit in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> artikel 1:3 <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Awb, aangezien dit een onaanvaardbare doorkruising<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> wettelijke systeem met zich mee zou<br />

brengen.<br />

Uit <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> volgt dat <strong>de</strong> primaire beslissing<br />

<strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r niet voor beroep vatbaar is.<br />

De Af<strong>de</strong>ling wijst appellante <strong>op</strong> <strong>de</strong> mogelijkheid<br />

terzake <strong>van</strong> <strong>de</strong> primaire beslissing <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r<br />

een vor<strong>de</strong>ring bij <strong>de</strong> burgerlijke rechter in te stellen.<br />

Algemene wet bestuursrecht, artikelen 1:3;<br />

6:15; 7:1; 8:1; 8:5 en 8:71<br />

Besluit <strong>op</strong> <strong>de</strong> <strong>ruimtelijke</strong> or<strong>de</strong>ning 1985, artikel<br />

7, lid 3<br />

Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning, artikelen 1; 4a,<br />

lid 1 en 10; 54, lid 2, aanhef en on<strong>de</strong>r a en 56,<br />

lid 1<br />

1. Procesverlo<strong>op</strong><br />

Bij beslissing <strong>van</strong> 22 mei 2001 heeft verweer<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

in <strong>het</strong> Streekplan Utrecht <strong>op</strong>genomen bebouwingscontour<br />

rond <strong>de</strong> kern Hollandsche Rading geactualiseerd.<br />

(...)<br />

2. Overwegingen<br />

2.1. De Af<strong>de</strong>ling dient <strong>de</strong> vraag te beantwoor<strong>de</strong>n of<br />

zij in eerste en enige aanleg bevoegd is te beslissen<br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> beroep. Indien <strong>de</strong> wet geen bepaling kent die<br />

<strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling in eerste en enige aanleg als bevoeg<strong>de</strong><br />

rechter aanwijst, volgt uit artikel 8:1 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene<br />

wet bestuursrecht (hierna: Awb) dat <strong>de</strong> rechtbank<br />

<strong>de</strong> bevoeg<strong>de</strong> rechter is.<br />

2.2. Er is geen wettelijke bepaling die <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling in<br />

eerste en enige aanleg als bevoeg<strong>de</strong> rechter aanwijst<br />

om te beslissen <strong>op</strong> <strong>het</strong> beroep, zodat, gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong>geen<br />

on<strong>de</strong>r 2.1 is overwogen, <strong>de</strong> rechtbank <strong>de</strong> bevoeg<strong>de</strong><br />

rechter is. In dit verband is <strong>van</strong> belang dat<br />

volgens vaste jurispru<strong>de</strong>ntie <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling (uitspraak<br />

<strong>van</strong> 17 augustus 1995, nr. H01.95.0109,<br />

Bouwrecht 1995, p. 846) een beslissing <strong>op</strong> bezwaar<br />

als zodanig een besluit is waartegen beroep<br />

bij <strong>de</strong> bestuursrechter kan wor<strong>de</strong>n ingesteld, daargelaten<br />

of tegen <strong>de</strong> primaire beslissing beroep <strong>op</strong>enstaat.<br />

In <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> een <strong>de</strong>rgelijk beroep tegen<br />

een beslissing <strong>op</strong> bezwaar staat in <strong>de</strong> eerste plaats<br />

ter beoor<strong>de</strong>ling of <strong>het</strong> betrokken bestuursorgaan bij<br />

<strong>het</strong> nemen <strong>van</strong> <strong>de</strong> beslissing <strong>op</strong> bezwaar tot een<br />

juist oor<strong>de</strong>el over <strong>de</strong> ont<strong>van</strong>kelijkheid <strong>van</strong> <strong>de</strong> be-<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />

73<br />

zwaren is gekomen. In dat verband speelt een rol of<br />

<strong>de</strong> primaire beslissing voor beroep vatbaar was.<br />

2.3. De Af<strong>de</strong>ling ziet echter <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> hiernavolgen<strong>de</strong><br />

overwegingen aanleiding <strong>het</strong> beroep zelf<br />

finaal af te doen.<br />

2.4. In <strong>het</strong> Streekplan Utrecht 1994 (hierna: <strong>het</strong><br />

streekplan) zijn rond kernen bebouwingscontouren<br />

getrokken als indicatie <strong>van</strong> <strong>het</strong> beleid dat daar<br />

slechts verste<strong>de</strong>lijking binnen <strong>de</strong> contour kan<br />

plaatsvin<strong>de</strong>n. Bij <strong>de</strong> primaire beslissing heeft verweer<strong>de</strong>r<br />

<strong>de</strong> in <strong>het</strong> streekplan rond <strong>de</strong> kern Hollandsche<br />

Rading getrokken bebouwingscontour, in zijn<br />

eigen bewoording, ‘geactualiseerd’. Uit <strong>de</strong> stukken<br />

en <strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ter zitting blijkt dat verweer<strong>de</strong>r<br />

daarmee beoogt één of meer percelen gelegen tussen<br />

<strong>de</strong> (A)weg 134 en <strong>de</strong> (A)weg 144 binnen <strong>de</strong> bebouwingscontour<br />

te brengen, en één of meer percelen<br />

gelegen tussen <strong>de</strong> (B) en <strong>de</strong> (A)weg buiten <strong>de</strong><br />

bebouwingscontour te brengen, zodat <strong>op</strong> <strong>de</strong>ze<br />

on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n <strong>gebied</strong>en een an<strong>de</strong>r provinciaal beleid<br />

<strong>van</strong> toepassing wordt.<br />

2.5. Ingevolge artikel 4a, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet <strong>op</strong><br />

<strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning (hierna: WRO), voorzover<br />

hier <strong>van</strong> belang, kunnen provinciale staten voor één<br />

of meer ge<strong>de</strong>elten of voor <strong>het</strong> gehele <strong>gebied</strong> <strong>de</strong>r provincie<br />

een streekplan vaststellen, waarin <strong>de</strong> toekomstige<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> <strong>het</strong> in <strong>het</strong> streekplan begrepen<br />

<strong>gebied</strong> in hoofdlijnen wordt aangegeven,<br />

alsme<strong>de</strong> een vastgesteld streekplan herzien.<br />

Ingevolge artikel 4a, tien<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO<br />

wordt bij een streekplan bepaald in hoeverre <strong>het</strong><br />

college <strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten volgens bij <strong>het</strong><br />

plan te geven regelen <strong>het</strong> plan moet uitwerken en<br />

binnen bij <strong>het</strong> plan te bepalen grenzen <strong>van</strong> <strong>het</strong> plan<br />

mag afwijken. De uitwerking of afwijking kan geen<br />

concrete beleidsbeslissing inhou<strong>de</strong>n.<br />

Ingevolge artikel 54, twee<strong>de</strong> lid, aanhef en<br />

on<strong>de</strong>r a, voorzover hier <strong>van</strong> belang, gelezen in<br />

samenhang met artikel 56, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO<br />

kan door een ie<strong>de</strong>r beroep bij <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State wor<strong>de</strong>n ingesteld<br />

tegen een concrete beleidsbeslissing, een herziening<br />

of een intrekking daar<strong>van</strong>, <strong>op</strong>genomen in<br />

een streekplan.<br />

Ingevolge artikel 1 <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO wordt on<strong>de</strong>r een<br />

concrete beleidsbeslissing verstaan een als zodanig<br />

door <strong>het</strong> bestuursorgaan aangegeven besluit in een<br />

planologische kernbeslissing, een streekplan of een<br />

regionaal structuurplan.<br />

Ingevolge artikel 7, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit <strong>op</strong><br />

<strong>de</strong> <strong>ruimtelijke</strong> or<strong>de</strong>ning 1985 wordt in een streekplan<br />

een concrete beleidsbeslissing als zodanig in<br />

<strong>de</strong> tekst of <strong>op</strong> <strong>de</strong> kaart benoemd en herkenbaar aangegeven.<br />

Geheel artikel 4a <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO, met uitzon<strong>de</strong>ring<br />

<strong>van</strong> een concrete beleidsbeslissing, is <strong>op</strong> <strong>de</strong> bij artikel<br />

8:5 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Awb behoren<strong>de</strong>, zogenoem<strong>de</strong> negatieve<br />

lijst geplaatst, waaruit volgt dat besluiten inzake<br />

een streekplan in zoverre <strong>van</strong> <strong>de</strong> mogelijkheid<br />

tot <strong>het</strong> instellen <strong>van</strong> beroep zijn uitgesloten.<br />

2.6. In <strong>het</strong> voorliggen<strong>de</strong> geval is noch <strong>de</strong> in artikel<br />

4a <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO voorgeschreven procedure voor herziening<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> streekplan, noch <strong>de</strong> in <strong>het</strong> streekplan<br />

voorgeschreven procedure voor uitwerking of<br />

afwijking <strong>van</strong> <strong>het</strong> streekplan <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> artikel<br />

4a, tien<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO, in acht genomen. De<br />

Af<strong>de</strong>ling overweegt dat, welk soort streekplanbeslissing<br />

<strong>het</strong> hier ook betreft, noch <strong>de</strong> primaire beslissing,<br />

noch een on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el daar<strong>van</strong> door verweer<strong>de</strong>r<br />

is aangemerkt als concrete beleidsbeslissing, nog<br />

daargelaten dat verweer<strong>de</strong>r onbevoegd is om een<br />

besluit vast te stellen en dat als concrete beleidsbeslissing<br />

in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> artikel 1 <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO aan te<br />

merken.<br />

De Af<strong>de</strong>ling overweegt voorts dat <strong>de</strong> WRO buiten<br />

<strong>de</strong> in artikel 4a gebo<strong>de</strong>n mogelijkhe<strong>de</strong>n tot herziening,<br />

uitwerking of afwijking <strong>van</strong> een vastgesteld<br />

streekplan, geen an<strong>de</strong>re mogelijkhe<strong>de</strong>n biedt tot<br />

herziening, uitwerking of afwijking <strong>van</strong> <strong>het</strong> in een<br />

vastgesteld streekplan <strong>op</strong>genomen provinciale <strong>ruimtelijke</strong><br />

beleid. Gelet hier<strong>op</strong> kan appellante niet wor<strong>de</strong>n<br />

gevolgd in haar betoog dat <strong>de</strong> primaire beslissing<br />

moet wor<strong>de</strong>n aangemerkt als een eigenstandig<br />

besluit in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> artikel 1:3 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Awb, aangezien<br />

dit een onaanvaardbare doorkruising <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

hiervoor uiteengezette wettelijke systeem met zich<br />

mee zou brengen.<br />

2.7. Uit <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> volgt dat <strong>de</strong> primaire beslissing<br />

<strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r niet voor beroep vatbaar is,<br />

zodat daartegen geen bezwaar als bedoeld in artikel<br />

7:1 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Awb kon wor<strong>de</strong>n gemaakt. Gelet<br />

hier<strong>op</strong> heeft verweer<strong>de</strong>r <strong>het</strong> door appellante tegen<br />

<strong>de</strong> primaire beslissing gemaakte bezwaar bij <strong>het</strong> be-<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


74<br />

Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />

stre<strong>de</strong>n besluit terecht niet-ont<strong>van</strong>kelijk verklaard.<br />

Daarmee is <strong>het</strong> beroep ongegrond. Dit betekent dat<br />

na doorzending <strong>van</strong> <strong>het</strong> beroepschrift aan <strong>de</strong> rechtbank,<br />

<strong>de</strong>ze niet tot een an<strong>de</strong>r oor<strong>de</strong>el kan komen<br />

dan <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling. Aangezien <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bovendien<br />

bevoegd is <strong>op</strong> <strong>het</strong> hoger beroep te beslissen, indien<br />

appellante tegen <strong>de</strong> uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechtbank<br />

hoger beroep zou instellen, ziet zij om re<strong>de</strong>nen <strong>van</strong><br />

proceseconomie af <strong>van</strong> doorzending <strong>van</strong> <strong>het</strong> beroepschrift<br />

<strong>op</strong> grond <strong>van</strong> artikel 6:15 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Awb.<br />

De Af<strong>de</strong>ling wijst appellante ingevolge artikel<br />

8:71 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Awb <strong>op</strong> <strong>de</strong> mogelijkheid terzake <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

primaire beslissing <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r een vor<strong>de</strong>ring bij<br />

<strong>de</strong> burgerlijke rechter in te stellen.<br />

03-67<br />

Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 23 april 2003, nr.<br />

200200160/1, inzake <strong>de</strong> ‘Partiële herziening <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> Streekplan Overijssel 2000+ (locatiekeuze Regionaal<br />

Bedrijventerrein Twente)’ <strong>van</strong> <strong>de</strong> provincie<br />

Overijssel.<br />

In <strong>het</strong> MER hebben bij <strong>de</strong> beantwoording <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> vraag welke alternatieven voor <strong>de</strong> voorgenomen<br />

activiteit re<strong>de</strong>lijkerwijs in beschouwing dienen te<br />

wor<strong>de</strong>n genomen, slechts beleidsmatige overwegingen<br />

een rol gespeeld. Verweer<strong>de</strong>rs zijn bij hun<br />

besluitvorming door <strong>de</strong> gevolg<strong>de</strong> selectiemetho<strong>de</strong><br />

voorbijgegaan aan <strong>de</strong> reële waar<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> locatie<br />

Almelo-Noord als alternatief, terwijl <strong>de</strong>ze waar<strong>de</strong>,<br />

gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> gestel<strong>de</strong> in <strong>het</strong> toetsingsadvies <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Commissie mer, geacht moet wor<strong>de</strong>n bekend te<br />

zijn bij verweer<strong>de</strong>rs.<br />

Algemene wet bestuursrecht, artikel 3:2<br />

Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning, artikelen 1 en<br />

4a, lid 10<br />

2.1.3. De voorliggen<strong>de</strong> partiële herziening heeft betrekking<br />

<strong>op</strong>:<br />

1. <strong>de</strong> aanwijzing <strong>van</strong> een <strong>gebied</strong> ten zui<strong>de</strong>n <strong>van</strong> Almelo<br />

(<strong>de</strong> locatie Almelo-Zuid) voor <strong>de</strong> vestiging <strong>van</strong><br />

een regionaal bedrijventerrein (ver<strong>de</strong>r te noemen:<br />

RBT);<br />

2. <strong>het</strong> aandui<strong>de</strong>n <strong>van</strong> een <strong>gebied</strong> ten noordwesten<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> bedrijvenpark Twente en ten noor<strong>de</strong>n <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> N36 als ‘grote werklocatie tot 2010’;<br />

3. <strong>het</strong> aandui<strong>de</strong>n <strong>van</strong> een <strong>gebied</strong> ten oosten <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> bedrijventerrein Twentepoort als ‘zoeklocatie<br />

voor grote werklocatie’.<br />

De on<strong>de</strong>r 1. genoem<strong>de</strong> aanwijzing is in <strong>de</strong> tekst <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> partiële herziening aangemerkt als concrete beleidsbeslissing<br />

in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> artikel 1, in samenhang<br />

met artikel 4a <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO.<br />

2.3. Appellanten (...) stellen dat verweer<strong>de</strong>rs ten<br />

onrechte <strong>de</strong> partiële herziening hebben vastgesteld,<br />

omdat <strong>de</strong>ze vaststelling berust <strong>op</strong> een Milieu-effect<br />

Rapport (ver<strong>de</strong>r te noemen: MER) waarin alternatieve<br />

locaties onvoldoen<strong>de</strong> zijn on<strong>de</strong>rzocht dan wel afgewogen.<br />

Zij voeren aan dat <strong>de</strong> locatie Almelo-Zuid<br />

ten onrechte is aangemerkt als <strong>het</strong> meest milieuvrien<strong>de</strong>lijke<br />

alternatief en dat <strong>de</strong> locatie Almelo-<br />

Noord <strong>op</strong> oneigenlijke gron<strong>de</strong>n reeds eer<strong>de</strong>r in <strong>de</strong><br />

procedure is afgevallen. De milieu-effecten <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

vestiging <strong>van</strong> een RBT <strong>op</strong> <strong>de</strong> locatie Almelo-Noord<br />

zijn aanzienlijk geringer volgens appellanten.<br />

2.3.1. De locatie Almelo-Zuid is volgens verweer<strong>de</strong>rs<br />

in vergelijking met <strong>de</strong> alternatieven die in <strong>het</strong><br />

MER zijn on<strong>de</strong>rzocht <strong>het</strong> meest milieuvrien<strong>de</strong>lijke<br />

alternatief. Zij bestrij<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> locatie Almelo-Zuid<br />

<strong>van</strong> begin af aan <strong>de</strong> voorkeur heeft gehad. De locatie<br />

Almelo-Noord is afgevallen omdat dit <strong>gebied</strong><br />

min<strong>de</strong>r centraal ligt, geen directe snelwegverbinding<br />

mogelijk is en er voor dit <strong>gebied</strong> reeds plannen<br />

voor woningbouw en werkgelegenheid bestaan,<br />

aldus verweer<strong>de</strong>rs.<br />

2.3.2. Uit <strong>het</strong> MER blijkt dat <strong>het</strong> selecteren <strong>van</strong><br />

zoek<strong>gebied</strong>en heeft plaatsgevon<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> hand <strong>van</strong><br />

een <strong>op</strong> beleidsmatige criteria berusten<strong>de</strong> selectie,<br />

welke selectie vervolgens is verfijnd aan <strong>de</strong> hand <strong>van</strong><br />

een aantal meer specifieke criteria. De eerste selectie<br />

omvatte zeven zoek<strong>gebied</strong>en, waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong> door<br />

appellanten bedoel<strong>de</strong> locatie Almelo-Noord.<br />

Bij <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> selectie werd door <strong>de</strong> initiatiefnemer<br />

bijzon<strong>de</strong>r gewicht toegekend aan <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> drie<br />

criteria:<br />

– ligging zo dicht mogelijk bij <strong>de</strong> hoofdtransportassen<br />

weg en spoor;<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />

75<br />

– zo centraal mogelijk binnen <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>nband;<br />

– voldoen<strong>de</strong> ruimte voor een terrein <strong>van</strong> ongeveer<br />

185 hectare bruto.<br />

Het aan<strong>van</strong>kelijke zoek<strong>gebied</strong> Almelo-Noord viel bij<br />

<strong>de</strong>ze twee<strong>de</strong> selectie af omdat, zo wordt in <strong>het</strong> MER<br />

gesteld, een directe snelwegverbinding ontbreekt,<br />

er <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>het</strong> streekplan en <strong>het</strong> structuurplan<br />

al <strong>ruimtelijke</strong> claims <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>gebied</strong> liggen en dit<br />

zoek<strong>gebied</strong> verhoudingsgewijs <strong>de</strong>centraal ligt ten<br />

<strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re Twentse ste<strong>de</strong>n. Van <strong>de</strong><br />

aan<strong>van</strong>kelijke zeven zoek<strong>gebied</strong>en bleven er na <strong>de</strong><br />

twee<strong>de</strong> selectie nog twee over die in <strong>het</strong> MER zijn<br />

betrokken.<br />

De Commissie voor <strong>de</strong> milieu-effectrapportage<br />

(ver<strong>de</strong>r te noemen: <strong>de</strong> Commissie) komt in haar<br />

toetsingsadvies tot <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el dat <strong>de</strong> essentiële informatie<br />

aanwezig is in <strong>het</strong> MER en <strong>de</strong> aanvullen<strong>de</strong><br />

informatie. Daarbij geeft <strong>de</strong> Commissie evenwel aan<br />

een aantal belangrijke <strong>op</strong>merkingen te hebben over<br />

<strong>de</strong> wijze waar<strong>op</strong> een inperking is gemaakt in <strong>de</strong><br />

zoek<strong>gebied</strong>en die in <strong>het</strong> MER na<strong>de</strong>r zijn on<strong>de</strong>rzocht.<br />

Zij merkt in dat verband <strong>op</strong> dat in bei<strong>de</strong> fasen <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> selectie <strong>van</strong> zoek<strong>gebied</strong>en slechts beleidsmatige<br />

criteria bepalend zijn geweest en milieuargumenten<br />

nauwelijks een rol hebben gespeeld. Bovendien<br />

ware <strong>het</strong> volgens haar, gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> vele inspraakreacties<br />

met betrekking tot <strong>de</strong> realiteitswaar<strong>de</strong> <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> alternatief Almelo-Noord, beter geweest <strong>de</strong> locatie<br />

Almelo-Noord in <strong>het</strong> MER te on<strong>de</strong>rzoeken,<br />

zodat <strong>het</strong> afvallen <strong>van</strong> dit alternatief in <strong>het</strong> MER beargumenteerd<br />

zou kunnen wor<strong>de</strong>n. In dit verband<br />

wijst <strong>de</strong> Commissie er<strong>op</strong> dat <strong>de</strong> locatie Almelo-<br />

Noord in <strong>het</strong> in 1995 <strong>op</strong>gestel<strong>de</strong> MER voor <strong>het</strong><br />

stadsgewest Twente inzake <strong>de</strong> vestiging <strong>van</strong> een bedrijfsterrein<br />

in <strong>de</strong> regio, niet min<strong>de</strong>r geschikt en <strong>op</strong><br />

bepaal<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len zelfs geschikter wordt geacht<br />

dan <strong>de</strong> locatie Almelo-Zuid. Bovendien gel<strong>de</strong>n <strong>de</strong> in<br />

<strong>het</strong> MER genoem<strong>de</strong> na<strong>de</strong>len <strong>van</strong> <strong>de</strong> afgevallen locaties<br />

volgens haar ten <strong>de</strong>le ook voor <strong>de</strong> wel in <strong>het</strong><br />

MER betrokken locaties. De Commissie wijst er ten<br />

slotte <strong>op</strong> dat in <strong>de</strong> voorliggen<strong>de</strong> partiële herziening<br />

<strong>de</strong> locatie Almelo-Noord, hoewel afgevallen in <strong>het</strong><br />

selectieproces <strong>van</strong> zoek<strong>gebied</strong>en voor <strong>de</strong> vestiging<br />

<strong>van</strong> een RBT, wel aangewezen wordt als ‘grote<br />

werklocatie tot 2010’.<br />

Uit <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> volgt dat in <strong>het</strong> MER bij <strong>de</strong><br />

beantwoording <strong>van</strong> <strong>de</strong> vraag welke alternatieven<br />

voor <strong>de</strong> voorgenomen activiteit re<strong>de</strong>lijkerwijs in beschouwing<br />

dienen te wor<strong>de</strong>n genomen, slechts beleidsmatige<br />

overwegingen een rol hebben gespeeld.<br />

Verweer<strong>de</strong>rs zijn bij hun besluitvorming door <strong>de</strong> gevolg<strong>de</strong><br />

selectiemetho<strong>de</strong> voorbijgegaan aan <strong>de</strong> reële<br />

waar<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> locatie Almelo-Noord als alternatief,<br />

terwijl <strong>de</strong>ze waar<strong>de</strong>, gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> gestel<strong>de</strong> in <strong>het</strong><br />

toetsingsadvies <strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie, geacht moet<br />

wor<strong>de</strong>n bekend te zijn bij verweer<strong>de</strong>rs. Gelet hier<strong>op</strong><br />

is <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />

onvoldoen<strong>de</strong> zorgvuldig is voorbereid, nu dit niet<br />

berust <strong>op</strong> <strong>de</strong> nodige kennis omtrent <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te feiten<br />

en <strong>de</strong> af te wegen belangen. Het bestre<strong>de</strong>n besluit<br />

is, voorzover <strong>het</strong> <strong>de</strong> daarin vervatte locatiekeuze<br />

voor een RBT betreft, in zoverre dan ook<br />

genomen in strijd met <strong>het</strong> bepaal<strong>de</strong> in artikel 3:2<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene wet bestuursrecht (...).<br />

03-68<br />

Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 23 april 2003, nr.<br />

200200416/1, inzake <strong>het</strong> bestemmingsplan ‘Lan<strong>de</strong>lijk<br />

Gebied Vianen’ <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente Vianen.<br />

Burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs hebben <strong>het</strong> college<br />

<strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten verzocht toepassing te<br />

geven aan artikel 11, zeven<strong>de</strong> lid, WRO, zodat gemeentelijke<br />

besluiten tot wijziging <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestemmingsplan<br />

geen goedkeuring <strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong><br />

staten behoeven. Verweer<strong>de</strong>r heeft ten onrechte<br />

<strong>het</strong> gemeentelijke belang bij dat verzoek niet betrokken<br />

in zijn besluit omtrent goedkeuring.<br />

Algemene wet bestuursrecht, artikel 3:2<br />

Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning, artikel 11, lid 7<br />

2.5. Appellanten sub 4 (burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs<br />

<strong>van</strong> Vianen, red.) stellen dat ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten<br />

<strong>van</strong> Zuid-Holland bij <strong>het</strong> besluit omtrent goedkeuring<br />

ten onrechte geen toepassing hebben<br />

gegeven aan artikel 11, zeven<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet <strong>op</strong><br />

<strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning, ondanks een daartoe<br />

strekkend verzoek.<br />

2.5.1. Ingevolge artikel 11, zeven<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet<br />

<strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning voorzover hier <strong>van</strong> belang,<br />

behoeven in afwijking <strong>van</strong> <strong>het</strong> twee<strong>de</strong> lid <strong>de</strong><br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


76<br />

Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />

besluiten <strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs of, in<br />

voorkomend geval <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeenteraad tot wijziging<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> bestemmingsplan geen goedkeuring<br />

<strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten, voorzover <strong>de</strong>ze in hun besluit<br />

tot goedkeuring <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestemmingsplan<br />

zulks hebben omschreven en tegen die wijziging<br />

niet <strong>van</strong> zienswijzen is gebleken.<br />

2.5.2. De beslissing <strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten <strong>van</strong><br />

Zuid-Holland over <strong>het</strong> al dan niet toepassing geven<br />

aan artikel 11, zeven<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke<br />

Or<strong>de</strong>ning maakt <strong>de</strong>el uit <strong>van</strong> <strong>de</strong> beslissing<br />

omtrent goedkeuring <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestemmingsplan en<br />

kan in verband hiermee in <strong>de</strong>ze procedure aan <strong>de</strong><br />

or<strong>de</strong> komen.<br />

Ter zitting hebben verweer<strong>de</strong>rs erkend dat <strong>het</strong><br />

gemeentelijk belang, dat gediend is met een beslissing<br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> genoem<strong>de</strong> verzoek, en <strong>de</strong> in dat ka<strong>de</strong>r<br />

rele<strong>van</strong>te feiten ten onrechte niet door ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong><br />

staten <strong>van</strong> Zuid-Holland bij <strong>de</strong> voorbereiding <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit zijn betrokken. Het beroep<br />

<strong>van</strong> appellanten sub 4 is in zoverre gegrond en <strong>het</strong><br />

bestre<strong>de</strong>n besluit, voorzover daarin geen beslissing<br />

is genomen <strong>op</strong> <strong>het</strong> verzoek <strong>van</strong> appellanten sub 4<br />

om toepassing te geven aan artikel 11, zeven<strong>de</strong> lid,<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning, dient in zoverre<br />

wegens strijd met artikel 3:2 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene<br />

wet bestuursrecht te wor<strong>de</strong>n vernietigd.<br />

Verweer<strong>de</strong>rs dienen alsnog een beslissing te<br />

nemen <strong>op</strong> <strong>het</strong> verzoek <strong>van</strong> appellanten sub 4 toepassing<br />

te geven aan artikel 11, zeven<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning.<br />

03-69<br />

Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 23 april 2003, nr.<br />

200204328/1, inzake <strong>het</strong> bestemmingsplan ‘Jordaan<br />

1999, eerste herziening’ <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente<br />

Amsterdam (thans stads<strong>de</strong>el Amsterdam-Centrum).<br />

De in <strong>het</strong> bestemmingsplan <strong>op</strong>genomen saneringsregeling<br />

voor aan- en bijgebouwen heeft ook<br />

betrekking <strong>op</strong> een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> een gemeentelijk monument.<br />

Op zichzelf bezien hoeft dat niet tot problemen<br />

te lei<strong>de</strong>n, omdat bei<strong>de</strong> betrokken wetten<br />

(<strong>de</strong> WRO en <strong>de</strong> Monumentenwet) <strong>op</strong> verschillen<strong>de</strong><br />

motieven berusten en een geheel an<strong>de</strong>re doelstelling<br />

hebben. In <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige geval kan evenwel<br />

een conflict ontstaan tussen <strong>de</strong> in <strong>de</strong> voorschriften<br />

<strong>op</strong>genomen verplichting om in geval <strong>van</strong> slo<strong>op</strong> <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> hoofdbebouwing tevens <strong>de</strong> bebouwing <strong>op</strong> gron<strong>de</strong>n<br />

met <strong>de</strong> bestemming ‘Tuinen en erven’ te<br />

sl<strong>op</strong>en, en <strong>het</strong> in <strong>de</strong> gemeentelijke monumentenveror<strong>de</strong>ning<br />

<strong>op</strong>genomen verbod om een als gemeentelijk<br />

monument aangewezen pand zon<strong>de</strong>r<br />

vergunning te sl<strong>op</strong>en. De Af<strong>de</strong>ling is <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el<br />

dat verweer<strong>de</strong>r hiermee onvoldoen<strong>de</strong> rekening<br />

heeft gehou<strong>de</strong>n en zich ten onrechte <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt<br />

heeft gesteld dat in <strong>de</strong> aanwijzing als gemeentelijk<br />

monument geen belemmering is gelegen<br />

om een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> pand zon<strong>de</strong>r meer on<strong>de</strong>r<br />

<strong>de</strong> bovengenoem<strong>de</strong> saneringsregeling te brengen.<br />

Algemene wet bestuursrecht, artikel 10:27<br />

Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning, artikel 28, lid 2<br />

2.1. Het plan<strong>gebied</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze eerste herziening <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> bestemmingsplan ‘Jordaan 1999’ wordt begrensd<br />

door <strong>de</strong> Leidsegracht, <strong>de</strong> Singelgracht, <strong>de</strong><br />

Brouwersgracht en <strong>de</strong> Prinsengracht. Het plan is<br />

<strong>op</strong>gesteld om te voldoen aan <strong>het</strong> besluit <strong>van</strong> <strong>het</strong> college<br />

<strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten <strong>van</strong> 20 juni 2000, nr.<br />

1999-29537, waarbij goedkeuring is onthou<strong>de</strong>n<br />

aan <strong>de</strong> plan<strong>de</strong>len met <strong>de</strong> bestemming ‘Tuinen en<br />

erven’ en <strong>het</strong> daarbij behoren<strong>de</strong> artikel 5 <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

planvoorschriften. De herziening voorziet on<strong>de</strong>r<br />

meer in een regeling voor <strong>de</strong> bebouwing en <strong>het</strong> gebruik<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> tot ‘Tuinen en erven’ bestem<strong>de</strong> binnenterreinen<br />

in <strong>de</strong> Jordaan.<br />

2.3. Appellanten hebben aangevoerd dat verweer<strong>de</strong>r<br />

ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan <strong>de</strong><br />

bestemming ‘Tuinen en erven’ voor een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

perceel (A). Appellanten wijzen er<strong>op</strong> dat aan <strong>het</strong><br />

pand (A) twee bestemmingen zijn toegekend: ‘Gemeng<strong>de</strong><br />

doelein<strong>de</strong>n’ en ‘Tuinen en erven’. Zij vin<strong>de</strong>n<br />

<strong>het</strong> bezwaarlijk dat <strong>het</strong> <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> pand met <strong>de</strong><br />

bestemming ‘Tuinen en erven’ is wegbestemd. De<br />

mogelijke verplichte slo<strong>op</strong> <strong>van</strong> dat <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

pand in <strong>de</strong> toekomst achten zij in strijd met <strong>de</strong><br />

rechtszekerheid. In dat verband wijzen appellanten<br />

er<strong>op</strong> dat <strong>het</strong> pand is aangewezen als gemeentelijk<br />

monument.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />

77<br />

2.4. De gemeenteraad heeft aan een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

perceel (A) <strong>de</strong> bestemming ‘Tuinen en erven’, met<br />

<strong>de</strong> aanduiding ‘te handhaven bebouwing ingeval<br />

<strong>van</strong> restauratie/verbetering’ toegekend. De gemeenteraad<br />

heeft overwogen dat <strong>de</strong> als zodanig aangedui<strong>de</strong><br />

bebouwing mag wor<strong>de</strong>n gehandhaafd en geheel<br />

mag wor<strong>de</strong>n vernieuwd. Alleen wanneer wordt<br />

overgegaan tot slo<strong>op</strong>/nieuwbouw <strong>van</strong> <strong>de</strong> hoofdbebouwing<br />

mag <strong>de</strong> als zodanig aangedui<strong>de</strong> bebouwing<br />

niet wor<strong>de</strong>n gehandhaafd.<br />

2.5. Verweer<strong>de</strong>r heeft geen re<strong>de</strong>n gezien <strong>het</strong> plan in<br />

strijd met een goe<strong>de</strong> <strong>ruimtelijke</strong> or<strong>de</strong>ning of <strong>het</strong><br />

recht te achten en heeft <strong>het</strong> plan goedgekeurd.<br />

Hierbij heeft verweer<strong>de</strong>r overwogen dat met <strong>de</strong> herziening<br />

een dui<strong>de</strong>lijk beeld is verkregen <strong>van</strong> <strong>de</strong> bebouwing<br />

<strong>op</strong> <strong>de</strong> binnenterreinen en dat kan wor<strong>de</strong>n<br />

ingestemd met <strong>de</strong> gekozen regeling.<br />

2.6. De bestemming ‘Tuinen en erven’ is toegekend<br />

aan <strong>de</strong> binnenterreinen behoren<strong>de</strong> bij hoofdbebouwing<br />

die <strong>op</strong> gron<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> bestemmingen ‘Gemeng<strong>de</strong><br />

doelein<strong>de</strong>n’ of ‘Maatschappelijke doelein<strong>de</strong>n’<br />

is gesitueerd. Volgens <strong>de</strong> plantoelichting zijn<br />

veel binnenterreinen bebouwd. Doel <strong>van</strong> <strong>de</strong> in dit<br />

plan <strong>op</strong>genomen regeling is om <strong>op</strong> termijn te komen<br />

tot een <strong>op</strong>schoning <strong>van</strong> <strong>de</strong> binnenterreinen. Daartoe<br />

is in artikel 5, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, on<strong>de</strong>r a en b, bepaald dat<br />

gebouwen <strong>op</strong> <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> bestemming ‘Tuinen<br />

en erven’ uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse<br />

waar <strong>op</strong> <strong>de</strong> plankaart <strong>de</strong> aanduiding ‘te handhaven<br />

bebouwing in geval <strong>van</strong> restauratie/verbetering’<br />

voorkomt en dat in geval <strong>van</strong> nieuwbouw <strong>van</strong> <strong>de</strong> bebouwing<br />

<strong>op</strong> <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n bestemd tot ‘Gemeng<strong>de</strong><br />

doelein<strong>de</strong>n’ <strong>de</strong> bebouwing <strong>op</strong> <strong>de</strong> bestemming ‘Tuinen<br />

en erven’ niet mag wor<strong>de</strong>n gehandhaafd. Eenzelf<strong>de</strong><br />

regeling is neergelegd in <strong>de</strong> beschrijving in<br />

hoofdlijnen in artikel 5, twee<strong>de</strong> lid, on<strong>de</strong>r ‘bebouwing<br />

binnenterreinen’.<br />

Ten aanzien <strong>van</strong> <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> <strong>de</strong> gebouwen <strong>op</strong><br />

gron<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> bestemming ‘Tuinen en erven’ geldt<br />

ingevolge artikel 5, achtste lid, dat <strong>de</strong>ze mogen<br />

wor<strong>de</strong>n gebruikt ten dienste <strong>van</strong> een <strong>van</strong> <strong>de</strong> toegestane<br />

functies <strong>op</strong> <strong>de</strong> tot ‘Gemeng<strong>de</strong> doelein<strong>de</strong>n’ bestem<strong>de</strong><br />

gron<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>het</strong>zelf<strong>de</strong> bouwperceel.<br />

2.7. De Af<strong>de</strong>ling acht <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> beleid en<br />

<strong>het</strong> hierbij door <strong>de</strong> gemeenteraad en verweer<strong>de</strong>r ingenomen<br />

standpunt, dat <strong>de</strong> voorliggen<strong>de</strong> regeling<br />

enerzijds recht doet aan <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> situatie en<br />

an<strong>de</strong>rzijds perspectief biedt om toe te werken naar<br />

een nieuwe gewenste ste<strong>de</strong>nbouwkundige situatie,<br />

niet onre<strong>de</strong>lijk. Ingevolge <strong>de</strong>ze regeling mag slechts<br />

in <strong>het</strong> geval <strong>van</strong> slo<strong>op</strong> en nieuwbouw <strong>van</strong> <strong>de</strong> hoofdbebouwing<br />

<strong>de</strong> bebouwing <strong>op</strong> <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> bestemming<br />

‘Tuinen en erven’ <strong>op</strong> <strong>het</strong>zelf<strong>de</strong> bouwperceel<br />

niet wor<strong>de</strong>n gehandhaafd. In alle an<strong>de</strong>re<br />

gevallen mag <strong>de</strong> bebouwing wor<strong>de</strong>n gehandhaafd<br />

en vernieuwd. Verweer<strong>de</strong>r heeft zich dan ook terecht<br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt gesteld dat <strong>het</strong> bestaan<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> pand (A) <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>het</strong> plan mag<br />

wor<strong>de</strong>n gehandhaafd en dat <strong>het</strong> gebruik daar<strong>van</strong> tevens<br />

positief is bestemd. De Af<strong>de</strong>ling ziet <strong>de</strong>rhalve<br />

geen grond voor <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el, dat <strong>de</strong> voorliggen<strong>de</strong> regeling<br />

in strijd is met <strong>de</strong> rechtszekerheid.<br />

2.8. Op grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> stukken en <strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />

ter zitting is echter vast komen te staan dat <strong>het</strong><br />

pand (A) is aangewezen als gemeentelijk monument.<br />

Op zichzelf bezien hoeft dat niet tot problemen<br />

te lei<strong>de</strong>n omdat bei<strong>de</strong> betrokken wetten (<strong>de</strong><br />

WRO en <strong>de</strong> Monumentenwet) <strong>op</strong> verschillen<strong>de</strong> motieven<br />

berusten en een geheel an<strong>de</strong>re doelstelling<br />

hebben. In <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige geval kan evenwel een<br />

conflict ontstaan tussen <strong>de</strong> in <strong>de</strong> voorschriften <strong>op</strong>genomen<br />

verplichting om in geval <strong>van</strong> slo<strong>op</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

hoofdbebouwing tevens <strong>de</strong> bebouwing <strong>op</strong> <strong>de</strong> bestemming<br />

‘Tuinen en erven’ te sl<strong>op</strong>en, en <strong>het</strong> in <strong>de</strong><br />

gemeentelijke monumentenveror<strong>de</strong>ning <strong>op</strong>genomen<br />

verbod om een als gemeentelijk monument aangewezen<br />

pand zon<strong>de</strong>r vergunning te sl<strong>op</strong>en.<br />

De Af<strong>de</strong>ling is <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat verweer<strong>de</strong>r hiermee<br />

onvoldoen<strong>de</strong> rekening heeft gehou<strong>de</strong>n en zich<br />

ten onrechte <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt heeft gesteld dat in<br />

<strong>de</strong> aanwijzing als gemeentelijk monument geen belemmering<br />

is gelegen om een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> pand<br />

zon<strong>de</strong>r meer on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> bovengenoem<strong>de</strong> saneringsregeling<br />

te brengen.<br />

Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> heeft verweer<strong>de</strong>r zich<br />

niet in re<strong>de</strong>lijkheid <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt kunnen stellen<br />

dat <strong>het</strong> plan<strong>de</strong>el met <strong>de</strong> bestemming ‘Tuinen en<br />

erven’ voor <strong>de</strong> aanbouw <strong>van</strong> <strong>het</strong> pand (A), niet in<br />

strijd is met een goe<strong>de</strong> <strong>ruimtelijke</strong> or<strong>de</strong>ning. Hieruit<br />

volgt dat verweer<strong>de</strong>r, door <strong>het</strong> plan goed te keuren,<br />

heeft gehan<strong>de</strong>ld in strijd met artikel 28, twee<strong>de</strong> lid,<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning in samenhang<br />

met artikel 10:27 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene wet be-<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


78<br />

Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />

stuursrecht. Het beroep is in zoverre gegrond, zodat<br />

<strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit voorzover daarbij goedkeuring<br />

is verleend aan voornoemd plan<strong>de</strong>el dient te wor<strong>de</strong>n<br />

vernietigd.<br />

Uit <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> volgt dat er rechtens maar één<br />

te nemen besluit mogelijk is, zodat <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling aanleiding<br />

ziet om goedkeuring te onthou<strong>de</strong>n aan <strong>het</strong><br />

plan<strong>de</strong>el met <strong>de</strong> bestemming ‘Tuinen en erven’ voor<br />

<strong>de</strong> aanbouw <strong>van</strong> <strong>het</strong> pand (A).<br />

03-70<br />

Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 23 april 2003, nr.<br />

200204855/1, inzake <strong>het</strong> bestemmingsplan ‘Buiten<strong>gebied</strong><br />

Drimmelen, partiële herziening Wil<strong>de</strong>straat<br />

13 te Wagenberg’ <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente Drimmelen.<br />

Het bestemmingsplan voorziet in een kin<strong>de</strong>rdagverblijf<br />

in <strong>het</strong> buiten<strong>gebied</strong>. Deze functie is in<br />

strijd met <strong>het</strong> (nieuwe) streekplanbeleid. Ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong><br />

staten onthiel<strong>de</strong>n toch ten onrechte goedkeuring.<br />

Gezien <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

Af<strong>de</strong>ling namelijk dat ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten in re<strong>de</strong>lijkheid<br />

niet <strong>het</strong> standpunt hebben kunnen innemen<br />

dat geen termen beston<strong>de</strong>n om met toepassing<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> overgangsbeleid met <strong>het</strong> plan in te<br />

stemmen.<br />

Algemene wet bestuursrecht, artikel 8:72, lid 4<br />

en artikel 10:27<br />

Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning, artikel 28, lid 2<br />

2.1. Met <strong>het</strong> plan wordt beoogd <strong>de</strong> vestiging <strong>van</strong><br />

een kin<strong>de</strong>rdagverblijf in een voormalige varkensstal<br />

aan <strong>de</strong> Wil<strong>de</strong>straat 13 in Wagenberg mogelijk te<br />

maken. Verweer<strong>de</strong>r heeft goedkeuring aan <strong>het</strong> plan<br />

onthou<strong>de</strong>n.<br />

2.3. Verweer<strong>de</strong>r stelt zich <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt dat <strong>het</strong><br />

plan in strijd is met <strong>de</strong> in <strong>het</strong> streekplan ‘Brabant in<br />

Balans’ (ver<strong>de</strong>r: <strong>het</strong> streekplan) neergeleg<strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n<br />

voor verruim<strong>de</strong> gebruiksmogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>van</strong><br />

vrijkomen<strong>de</strong> agrarische bedrijfslocaties. Hij acht in<br />

dit verband onvoldoen<strong>de</strong> aangetoond dat agrarisch<br />

hergebruik in <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige gebouw niet meer<br />

mogelijk is. Voorts stelt hij dat onvoldoen<strong>de</strong> inzichtelijk<br />

is gemaakt wat <strong>de</strong> effecten zijn <strong>van</strong> <strong>het</strong> kin<strong>de</strong>rdagverblijf<br />

<strong>op</strong> <strong>de</strong> bedrijvigheid in <strong>de</strong> omgeving en<br />

omgekeerd of voor <strong>het</strong> kin<strong>de</strong>rdagverblijf een goed<br />

verblijfsklimaat is te garan<strong>de</strong>ren. Tevens is geen inzicht<br />

verschaft in <strong>de</strong> toekomstige ontwikkelingen en<br />

zal <strong>de</strong> exploitatie teveel mobiliteit genereren. Ver<strong>de</strong>r<br />

stelt hij zich <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt dat ook <strong>het</strong> in <strong>het</strong><br />

streekplan neergeleg<strong>de</strong> overgangsbeleid hem er niet<br />

toe verplicht <strong>het</strong> plan goed te keuren.<br />

Hij acht geen bijzon<strong>de</strong>re omstandighe<strong>de</strong>n aanwezig<br />

<strong>op</strong> grond waar<strong>van</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> streekplan zou moeten<br />

wor<strong>de</strong>n afgeweken.<br />

2.4. Appellanten stellen zich <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt dat<br />

verweer<strong>de</strong>r ten onrechte goedkeuring aan <strong>het</strong> plan<br />

heeft onthou<strong>de</strong>n. Zij voeren aan dat <strong>het</strong> besluit is<br />

genomen in strijd met <strong>het</strong> gelijkheidsbeginsel en onzorgvuldig<br />

tot stand is gekomen. Ver<strong>de</strong>r hebben zij<br />

aangevoerd dat <strong>het</strong> perceel in een <strong>gebied</strong> ligt dat<br />

nauwelijks meer als agrarisch buiten<strong>gebied</strong> is aan<br />

te merken. Tevens stellen zij dat zij mochten verwachten<br />

dat verweer<strong>de</strong>r <strong>het</strong> plan zou goedkeuren<br />

aangezien <strong>de</strong> provinciale planologische commissie<br />

(ver<strong>de</strong>r: ppc) bij <strong>de</strong> voorbereiding <strong>van</strong> <strong>het</strong> plan een<br />

positief advies heeft gegeven. Deze laatste omstandigheid<br />

brengt, aldus appellant sub 2 ook met zich<br />

mee dat <strong>het</strong> overgangsbeleid <strong>van</strong> <strong>het</strong> streekplan<br />

aanspraak <strong>op</strong> goedkeuring <strong>van</strong> <strong>het</strong> plan gaf.<br />

Appellante sub 1 voert daarnaast nog aan dat <strong>het</strong><br />

plan aan <strong>het</strong> ou<strong>de</strong> streekplan had moeten wor<strong>de</strong>n<br />

getoetst. Voorts stelt zij dat agrarische bedrijvigheid<br />

in <strong>de</strong> omgeving niet belemmerd zal wor<strong>de</strong>n en dat<br />

een agrarische functie voor <strong>het</strong> gebouw niet meer<br />

mogelijk is.<br />

2.5. Het aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> zijn<strong>de</strong> bestemmingsplan is<br />

vastgesteld en goedgekeurd nadat genoemd streekplan<br />

‘Brabant in Balans’ door provinciale staten is<br />

vastgesteld <strong>op</strong> 22 februari 2002 en in werking is<br />

getre<strong>de</strong>n <strong>op</strong> 15 maart 2002. Het karakter <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

toetsing <strong>van</strong> een bestemmingsplan door <strong>het</strong> college<br />

<strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten brengt in beginsel met zich<br />

mee dat alle feiten en omstandighe<strong>de</strong>n die zich tot<br />

aan <strong>het</strong> nemen <strong>van</strong> <strong>het</strong> besluit hebben voorgedaan<br />

in aanmerking moeten wor<strong>de</strong>n genomen. Niet is ge-<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />

79<br />

bleken <strong>van</strong> bijzon<strong>de</strong>re omstandighe<strong>de</strong>n <strong>op</strong> grond<br />

waar<strong>van</strong> dit uitgangspunt losgelaten had moeten<br />

wor<strong>de</strong>n. Gelet hier<strong>op</strong> is <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat<br />

verweer<strong>de</strong>r <strong>het</strong> bestemmingsplan terecht heeft getoetst<br />

aan dit streekplan.<br />

In <strong>het</strong> streekplan is als uitgangspunt <strong>van</strong> beleid<br />

vastgelegd dat ter bescherming <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>op</strong>enheid in<br />

<strong>het</strong> <strong>gebied</strong> geen ver<strong>de</strong>re verstening mag plaatsvin<strong>de</strong>n.<br />

Op basis hier<strong>van</strong> is <strong>het</strong> beleid <strong>op</strong>genomen dat<br />

<strong>de</strong> vestiging <strong>van</strong> niet aan <strong>het</strong> buiten<strong>gebied</strong> gebon<strong>de</strong>n<br />

bedrijvigheid in principe daaruit wordt geweerd,<br />

tenein<strong>de</strong> tevens in <strong>de</strong> behoefte aan locaties<br />

voor hervestiging <strong>van</strong> agrarische bedrijven te kunnen<br />

blijven voorzien. De Af<strong>de</strong>ling acht dit beleid in<br />

zijn algemeenheid niet onre<strong>de</strong>lijk. On<strong>de</strong>r voorwaar<strong>de</strong>n<br />

kunnen vrijkomen<strong>de</strong> agrarische bedrijfslocaties<br />

waar<strong>van</strong> <strong>de</strong> agrarische bestemming niet kan<br />

wor<strong>de</strong>n gehandhaafd, wor<strong>de</strong>n gebruikt voor an<strong>de</strong>re<br />

functies. Voorwaar<strong>de</strong>n zijn on<strong>de</strong>r meer dat <strong>de</strong> bedrijvigheid<br />

moet passen in <strong>de</strong> omgeving, kleinschalig<br />

moet zijn en niet publieksgericht. Ook dit uitzon<strong>de</strong>ringsbeleid<br />

acht <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling niet onre<strong>de</strong>lijk.<br />

Gezien <strong>de</strong> uit <strong>de</strong> stukken en <strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ter zitting<br />

gebleken feitelijke inrichting <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>gebied</strong><br />

waar <strong>het</strong> betrokken perceel ligt, heeft verweer<strong>de</strong>r<br />

<strong>het</strong> standpunt kunnen innemen dat dit als buiten<strong>gebied</strong><br />

valt aan te merken. Aan dit oor<strong>de</strong>el draagt bij<br />

dat in <strong>het</strong> vorige bestemmingsplan aan dit perceel<br />

<strong>de</strong> bestemming ‘Open agrarisch <strong>gebied</strong>’ met <strong>de</strong> aanduiding<br />

‘agrarisch bouwblok’ was gegeven en dat<br />

<strong>het</strong> <strong>gebied</strong> volgens <strong>het</strong> streekplan behoort tot <strong>de</strong><br />

agrarische hoofdstructuur. In <strong>het</strong>geen appellanten<br />

naar voren hebben gebracht ziet <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling geen<br />

aanleiding om tot een an<strong>de</strong>r oor<strong>de</strong>el te komen. Verweer<strong>de</strong>r<br />

heeft dan ook terecht <strong>het</strong> hiervoor vermel<strong>de</strong><br />

beleid <strong>van</strong> toepassing geacht.<br />

De Af<strong>de</strong>ling is <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat verweer<strong>de</strong>r er<strong>van</strong> uit<br />

heeft kunnen gaan dat agrarisch gebruik <strong>van</strong> <strong>het</strong> gebouw<br />

mogelijk is. De Af<strong>de</strong>ling is ver<strong>de</strong>r met verweer<strong>de</strong>r<br />

<strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat hier sprake is <strong>van</strong> een publieksgerichte<br />

activiteit en dat onvoldoen<strong>de</strong><br />

inzichtelijk is gemaakt in hoeverre <strong>de</strong> beoog<strong>de</strong> activiteit<br />

past in <strong>de</strong> omgeving en blijvend gericht is <strong>op</strong><br />

kleinschaligheid.<br />

De Af<strong>de</strong>ling is dan ook <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat verweer<strong>de</strong>r<br />

terecht <strong>het</strong> standpunt heeft ingenomen dat <strong>het</strong> plan<br />

in strijd is met <strong>het</strong> genoem<strong>de</strong> streekplanbeleid.<br />

2.6. Ten aanzien <strong>van</strong> <strong>het</strong> bezwaar dat verweer<strong>de</strong>r<br />

<strong>het</strong> plan <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>het</strong> overgangsbeleid had<br />

moeten goedkeuren overweegt <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling als volgt.<br />

Volgens <strong>het</strong> overgangsbeleid <strong>van</strong> hoofdstuk 7 <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> streekplan, voorzover hier <strong>van</strong> belang, kunnen<br />

ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten me<strong>de</strong>werking verlenen aan<br />

plannen die strijdig zijn met <strong>het</strong> beleid <strong>van</strong> dit<br />

streekplan, maar waarover <strong>de</strong> ppc voor <strong>de</strong> inwerkingtreding<br />

<strong>van</strong> dit streekplan een positief advies<br />

heeft uitgebracht in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>het</strong> vooroverleg,<br />

mits er se<strong>de</strong>rt <strong>het</strong> uitbrengen <strong>van</strong> dat advies niet<br />

meer dan een jaar is verstreken. Niet in geding is<br />

dat in dit geval voldaan wordt aan <strong>de</strong>ze voorwaar<strong>de</strong>n<br />

<strong>van</strong> dit overgangsbeleid.<br />

Verweer<strong>de</strong>r heeft zich <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt gesteld dat<br />

<strong>het</strong> overgangsbeleid hem er niet toe verplicht om<br />

me<strong>de</strong>werking aan <strong>het</strong> plan te verlenen omdat <strong>het</strong><br />

beleid zo is geformuleerd dat hij een afweging kan<br />

maken. Hij stelt dat hij in dit geval geen goedkeuring<br />

<strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>het</strong> overgangsbeleid verleend<br />

heeft omdat <strong>het</strong> plan ook in strijd was met <strong>het</strong> hiervoor<br />

gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> streekplan. Dienaangaan<strong>de</strong> overweegt<br />

<strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling als volgt.<br />

Verweer<strong>de</strong>r heeft <strong>op</strong> 15 februari 2000, nummer<br />

666131, een besluit tot aanwijzing <strong>van</strong> categorieën<br />

<strong>van</strong> gevallen als bedoeld in artikel 19, twee<strong>de</strong> lid,<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO genomen. Dit besluit is bij brief <strong>van</strong> 29<br />

februari 2000, nummer 666131/666136, aan <strong>de</strong><br />

gemeentebesturen bekendgemaakt. Het in <strong>het</strong> besluit<br />

kenbaar gemaakte beleid luidt dat een positief<br />

advies <strong>van</strong> <strong>de</strong> ppc, on<strong>de</strong>r een aantal voorwaar<strong>de</strong>n,<br />

een directe mogelijkheid aan <strong>het</strong> college <strong>van</strong> burgemeester<br />

en wethou<strong>de</strong>rs geeft om vrijstelling <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

bestemmingsplan te verlenen, zon<strong>de</strong>r voorafgaan<strong>de</strong><br />

verklaring <strong>van</strong> geen bezwaar <strong>van</strong> <strong>het</strong> college <strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong><br />

staten.<br />

Niet in geding is dat aan appellante sub 1 <strong>op</strong> grond<br />

<strong>van</strong> dit besluit zon<strong>de</strong>r verklaring <strong>van</strong> geen bezwaar<br />

<strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r vrijstelling voor een kin<strong>de</strong>rdagverblijf<br />

als bij dit plan voorzien had kunnen wor<strong>de</strong>n verleend.<br />

Mitsdien heeft verweer<strong>de</strong>r <strong>de</strong> vrijheid gegeven<br />

om een <strong>de</strong>rgelijk kin<strong>de</strong>rdagverblijf te realiseren.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


80<br />

Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />

On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze omstandighe<strong>de</strong>n is <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el<br />

dat verweer<strong>de</strong>r niet in re<strong>de</strong>lijkheid <strong>het</strong> standpunt<br />

heeft kunnen innemen dat geen termen<br />

beston<strong>de</strong>n om met toepassing <strong>van</strong> <strong>het</strong> overgangsbeleid<br />

met <strong>het</strong> plan in te stemmen. Gelet hier<strong>op</strong> heeft<br />

hij <strong>het</strong> plan niet in strijd met een goe<strong>de</strong> <strong>ruimtelijke</strong><br />

or<strong>de</strong>ning kunnen achten. Door niettemin om <strong>de</strong>ze<br />

re<strong>de</strong>n goedkeuring aan <strong>het</strong> plan te onthou<strong>de</strong>n heeft<br />

verweer<strong>de</strong>r gehan<strong>de</strong>ld in strijd met artikel 28, twee<strong>de</strong><br />

lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning in<br />

samenhang met artikel 10:27 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene wet<br />

bestuursrecht. De beroepen zijn gegrond, zodat <strong>het</strong><br />

bestre<strong>de</strong>n besluit dient te wor<strong>de</strong>n vernietigd.<br />

In <strong>de</strong> gegeven omstandighe<strong>de</strong>n ziet <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling aanleiding<br />

om met toepassing <strong>van</strong> artikel 8:72, vier<strong>de</strong><br />

lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene wet bestuursrecht goedkeuring<br />

te verlenen aan <strong>het</strong> plan.<br />

03-71<br />

Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 23 april 2003, nr.<br />

200206292/1, inzake een bouwvergunning voor<br />

recreatiebungalows, gemeente Har<strong>de</strong>rwijk.<br />

Aangezien <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n zijn bestemd voor <strong>de</strong> exploitatie<br />

<strong>van</strong> recreatiebedrijven, moet sprake zijn<br />

<strong>van</strong> een bedrijfsmatige exploitatie <strong>van</strong> <strong>het</strong> recreatieterrein<br />

met <strong>de</strong> daar<strong>op</strong> te realiseren recreatiewoonverblijven.<br />

Het enkele gegeven dat <strong>het</strong><br />

bestemmingsplan toelaat dat <strong>de</strong> recreatiewoonverblijven<br />

als ‘twee<strong>de</strong> woning’ wor<strong>de</strong>n gebruikt,<br />

maakt dit niet an<strong>de</strong>rs. De voorgeschreven bedrijfsmatige<br />

exploitatie heeft tot gevolg dat geen bouwvergunning<br />

verleend kan wor<strong>de</strong>n voor recreatiewoningen<br />

die afzon<strong>de</strong>rlijk verkocht wor<strong>de</strong>n aan en<br />

bewoond zullen wor<strong>de</strong>n door particulieren.<br />

Woningwet, artikel 44<br />

2.1. Op <strong>het</strong> perceel rust ingevolge <strong>het</strong> ter plaatse<br />

gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> bestemmingsplan ‘Buiten<strong>gebied</strong> II-1975’,<br />

<strong>de</strong> bestemming ‘Kampeercentrum’. Ingevolge artikel<br />

15, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> bij <strong>het</strong> bestemmingsplan behoren<strong>de</strong><br />

voorschriften, voorzover hier <strong>van</strong> belang,<br />

zijn <strong>de</strong> <strong>op</strong> <strong>de</strong> kaart voor dit doel aangewezen gron<strong>de</strong>n<br />

bestemd voor <strong>de</strong> exploitatie <strong>van</strong> recreatiebedrijven,<br />

waar personen, die hun vaste verblijfplaats el<strong>de</strong>rs<br />

hebben, recreatief verblijf kunnen hou<strong>de</strong>n in:<br />

a. recreatiewoonverblijven;<br />

b. mobiele kampeermid<strong>de</strong>len.<br />

Ingevolge <strong>het</strong> twee<strong>de</strong> lid <strong>van</strong> dit artikel mogen <strong>op</strong> of<br />

in <strong>de</strong> in <strong>het</strong> eerste lid bedoel<strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n uitsluitend<br />

bouwwerken ten dienste <strong>van</strong> <strong>de</strong> in dat lid omschreven<br />

bestemming wor<strong>de</strong>n gebouwd, zoals:<br />

– recreatiewoonverblijven; (...).<br />

Ingevolge artikel 1, on<strong>de</strong>r q, <strong>van</strong> <strong>de</strong> planvoorschriften<br />

dient on<strong>de</strong>r een recreatiewoonverblijf, voorzover<br />

hier <strong>van</strong> belang, te wor<strong>de</strong>n verstaan: een gebouw,<br />

bestemd om uitsluitend door een gezin of een daarmee<br />

gelijk te stellen groep <strong>van</strong> personen, dat/die<br />

zijn hoofdverblijf el<strong>de</strong>rs heeft, geduren<strong>de</strong> een ge<strong>de</strong>elte<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> jaar, overwegend <strong>het</strong> zomerseizoen,<br />

te wor<strong>de</strong>n bewoond.<br />

Ingevolge artikel 24, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> planvoorschriften<br />

is <strong>het</strong> onvermin<strong>de</strong>rd <strong>het</strong> bepaal<strong>de</strong> in <strong>de</strong><br />

Veror<strong>de</strong>ning <strong>op</strong> <strong>de</strong> ontgrondingen in Gel<strong>de</strong>rland, <strong>de</strong><br />

Veror<strong>de</strong>ning tegen landschapsontsiering Gel<strong>de</strong>rland<br />

en <strong>de</strong> Cara<strong>van</strong>-, ligschepen- en tentenveror<strong>de</strong>ning<br />

Gel<strong>de</strong>rland 1972 verbo<strong>de</strong>n gron<strong>de</strong>n en <strong>op</strong>stallen te<br />

gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken<br />

<strong>op</strong> een wijze of tot een doel, strijdig met <strong>de</strong> in <strong>het</strong><br />

plan aan <strong>de</strong> grond gegeven bestemming.<br />

2.2. Met <strong>de</strong> rechtbank stelt <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling vast dat nu<br />

in artikel 15, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> planvoorschriften<br />

uitdrukkelijk is bepaald dat <strong>de</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n<br />

zijn bestemd voor <strong>de</strong> exploitatie <strong>van</strong> recreatiebedrijven<br />

<strong>het</strong> college zich terecht <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt<br />

heeft gesteld dat sprake moet zijn <strong>van</strong> een bedrijfsmatige<br />

exploitatie <strong>van</strong> <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige recreatieterrein<br />

Vakantiecentrum (A) met <strong>de</strong> daar<strong>op</strong> te realiseren<br />

recreatiewoonverblijven. Het enkele gegeven<br />

dat <strong>het</strong> bestemmingsplan toelaat dat <strong>de</strong> recreatiewoonverblijven<br />

als ‘twee<strong>de</strong> woning’ wor<strong>de</strong>n gebruikt,<br />

maakt dit niet an<strong>de</strong>rs. Dat gebruik kan immers<br />

bestaan naast een bedrijfsmatige exploitatie<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> woningen en doet niet af aan <strong>het</strong> blijkens <strong>de</strong><br />

voorschriften gestel<strong>de</strong> vereiste <strong>van</strong> bedrijfsmatige<br />

exploitatie. Hetgeen appellante ver<strong>de</strong>r in hoger beroep<br />

heeft aangevoerd, biedt geen aankn<strong>op</strong>ingspunt<br />

voor een an<strong>de</strong>r oor<strong>de</strong>el.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />

81<br />

2.3. Bij toetsing <strong>van</strong> een bouwplan aan een bestemmingsplan<br />

moet niet slechts wor<strong>de</strong>n bezien of<br />

<strong>het</strong> bouwwerk overeenkomstig <strong>de</strong> bestemming kan<br />

wor<strong>de</strong>n gebruikt, doch me<strong>de</strong> moet wor<strong>de</strong>n beoor<strong>de</strong>eld<br />

of <strong>het</strong> bouwwerk ook met <strong>het</strong> oog <strong>op</strong> zodanig<br />

gebruik wordt <strong>op</strong>gericht. Er is sprake <strong>van</strong> strijd met<br />

<strong>de</strong> bestemming, indien re<strong>de</strong>lijkerwijs valt aan te<br />

nemen dat <strong>het</strong> bouwwerk uitsluitend of me<strong>de</strong> zal<br />

wor<strong>de</strong>n gebruikt voor an<strong>de</strong>re doelein<strong>de</strong>n dan die<br />

waarin <strong>de</strong> bestemming voorziet.<br />

2.4. Uit <strong>de</strong> stukken en <strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ter zitting is<br />

gebleken dat <strong>de</strong> individuele kavels waar<strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

bouwplan betrekking heeft, na vergunningverlening<br />

wor<strong>de</strong>n verkocht. Uit <strong>de</strong> in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> bouwaanvraagprocedure<br />

overgeleg<strong>de</strong> ko<strong>op</strong>overeenkomst,<br />

leveringsakte en service-overeenkomst valt <strong>op</strong> te<br />

maken dat <strong>de</strong> toekomstige eigenaren <strong>van</strong> <strong>de</strong> kavels<br />

vrij zijn om hun eigendom bijvoorbeeld als ‘twee<strong>de</strong><br />

woning’ te gebruiken, zon<strong>de</strong>r dat nog inkomsten<br />

wor<strong>de</strong>n gegenereerd uit <strong>de</strong> exploitatie <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong><br />

recreatiewoonverblijf, nu aan <strong>de</strong> toekomstige<br />

eigenaars geen (rechtens afdwingbare)<br />

verplichting wordt <strong>op</strong>gelegd om <strong>het</strong> recreatiewoonverblijf<br />

ook voor bedrijfsmatige verhuur ter beschikking<br />

te stellen. In dit verband is nog <strong>van</strong> belang dat<br />

<strong>de</strong> service-overeenkomst slechts voorziet in een vergoeding<br />

voor <strong>het</strong> beheer <strong>van</strong> <strong>het</strong> recreatiepark met<br />

<strong>de</strong> daar<strong>op</strong> aanwezige voorzieningen en <strong>de</strong>rhalve<br />

geen betrekking heeft <strong>op</strong> <strong>de</strong> exploitatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> recreatiewoonverblijven<br />

als zodanig. Aanwijzingen<br />

dat <strong>de</strong> k<strong>op</strong>ers <strong>de</strong> kavels in een <strong>van</strong> betekenis zijn<strong>de</strong><br />

mate als recreatieverblijf zullen exploiteren, heeft<br />

<strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling niet gevon<strong>de</strong>n.<br />

2.5. De rechtbank is gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> bovenstaan<strong>de</strong> tot<br />

<strong>het</strong> juiste oor<strong>de</strong>el gekomen dat <strong>het</strong> college bij <strong>de</strong> beslissing<br />

<strong>op</strong> bezwaar terecht heeft beslist, dat <strong>het</strong><br />

bouwplan in strijd is met <strong>de</strong> ingevolge <strong>het</strong> bestemmingsplan<br />

‘Buiten<strong>gebied</strong> II-1975’ aan <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n<br />

gegeven bestemming. Dat <strong>van</strong> strijdigheid met <strong>de</strong><br />

voorschriften <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestemmingsplan geen sprake<br />

zou zijn, omdat <strong>het</strong> bouwplan slechts <strong>van</strong> on<strong>de</strong>rgeschikte<br />

betekenis zou moeten wor<strong>de</strong>n geacht, is onjuist.<br />

Artikel 44 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Woningwet brengt immers<br />

mee, dat een bouwvergunning bij strijd met <strong>het</strong> bestemmingsplan<br />

moet wor<strong>de</strong>n geweigerd. Daarbij is<br />

niet <strong>van</strong> belang of die strijdigheid <strong>van</strong> on<strong>de</strong>rgeschikte<br />

betekenis zou zijn.<br />

2.6. Het bestemmingsplan kent geen rele<strong>van</strong>te vrijstellingsbevoegdheid.<br />

Uit <strong>de</strong> stukken is gebleken<br />

dat <strong>het</strong> college niet bereid is mee te werken aan <strong>het</strong><br />

verlenen <strong>van</strong> vrijstelling krachtens artikel 19 <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning. Nu <strong>de</strong> strijdigheid<br />

met <strong>het</strong> bestemmingsplan niet kon wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong>geheven,<br />

kon <strong>het</strong> college <strong>de</strong> gevraag<strong>de</strong> bouwvergunning,<br />

gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> bepaal<strong>de</strong> in artikel 44 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Woningwet,<br />

dan ook slechts weigeren. De rechtbank heeft<br />

dit met juistheid overwogen. Voorzover is betoogd<br />

dat <strong>het</strong> college eer<strong>de</strong>r wel vergunning heeft verleend<br />

voor <strong>de</strong> bouw <strong>van</strong> 20 recreatiebungalows in een<br />

vergelijkbare situatie, leidt dat, wat daar<strong>van</strong> ook zij,<br />

niet tot een an<strong>de</strong>r oor<strong>de</strong>el. Het gelijkheidsbeginsel,<br />

noch <strong>de</strong> overige algemene beginselen <strong>van</strong> behoorlijk<br />

bestuur waar appellanten een beroep <strong>op</strong> hebben gedaan,<br />

strekken zover dat <strong>op</strong> grond daar<strong>van</strong> in strijd<br />

met <strong>de</strong> wet een bouwvergunning zou moeten wor<strong>de</strong>n<br />

verleend. Reeds daarom treft dat beroep geen<br />

doel.<br />

2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen<br />

uitspraak dient te wor<strong>de</strong>n bevestigd.<br />

03-72<br />

Uitspraak <strong>van</strong> <strong>het</strong> Eur<strong>op</strong>ese Hof voor <strong>de</strong> Rechten<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Mens <strong>van</strong> 6 mei 2003, Kleyn e.a.–Staat.<br />

Er is door appellanten niets aangedragen waarin<br />

aanleiding wordt gevon<strong>de</strong>n om aan <strong>de</strong> onafhankelijkheid<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State en zijn le<strong>de</strong>n te<br />

twijfelen. Ook is er geen indicatie in dit geval dat<br />

<strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State subjectief niet onpartijdig was<br />

(m.b.t. <strong>de</strong> le<strong>de</strong>n). On<strong>de</strong>r omstandighe<strong>de</strong>n kan wel<br />

sprake zijn <strong>van</strong> objectieve partijdigheid (m.b.t. <strong>het</strong><br />

instituut). Het Hof geeft in dit verband aan niet zo<br />

veel vertrouwen te hebben in <strong>de</strong> genomen interne<br />

maatregelen bij <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State als <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

regering. In dit specifieke geval oor<strong>de</strong>elt <strong>het</strong><br />

Hof echter dat <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State ook objectief onpartijdig<br />

is.<br />

EVRM, artikel 6, lid 1<br />

Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State, artikel 15<br />

Algemene wet bestuursrecht, artikel 8:15<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


82<br />

Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />

165. The applicants submitted that, in the light of<br />

the Court’s judgments in the cases of Procola v.<br />

Luxembourg (28 September 1985, Series A<br />

no. 326) and McGonnell v. the United Kingdom<br />

(no. 28488/95, ECHR 2000-II), the Administrative<br />

Jurisdiction Division cannot be regar<strong>de</strong>d as an in<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nt<br />

and impartial tribunal within the meaning<br />

of Article 6 § 1 of the Convention. In Procola v.<br />

Luxembourg, the Court indicated that, by reason of<br />

the combination of different functions within the<br />

Luxembourg Council of State, this ‘institution’s<br />

structural impartiality’ could be put in doubt. The<br />

applicants further submitted that the perception of<br />

appellants had to be regar<strong>de</strong>d as <strong>de</strong>cisive where it<br />

concerned a tribunal’s objective impartiality. Any<br />

doubts by appellants – based on reasonable and objectively<br />

justified grounds – as to the impartiality of<br />

a tribunal had to be dispelled.<br />

190. As is well established in the Court’s case-law,<br />

in or<strong>de</strong>r to establish w<strong>het</strong>her a tribunal can be consi<strong>de</strong>red<br />

‘in<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nt’ for the purposes of Article 6<br />

§ 1, regard must be had, inter alia, to the manner<br />

of appointment of its members and their term of office,<br />

the existence of safeguards against outsi<strong>de</strong><br />

pressures and the question w<strong>het</strong>her it presents an<br />

appearance of in<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nce.<br />

191. As to the question of ‘impartiality’ for the purposes<br />

of Article 6 § 1, there are two aspects to this<br />

requirement. First, the tribunal must be subjectively<br />

free of personal prejudice or bias. Secondly, it must<br />

also be impartial from an objective viewpoint, that<br />

is, it must offer sufficient guarantees to exclu<strong>de</strong> any<br />

legitimate doubt in this respect. (...)<br />

193. Although the notion of the separation of powers<br />

between the political organs of government<br />

and the judiciary has assumed growing importance<br />

in the Court’s case-law (see Stafford v. the United<br />

Kingdom [GC], no. 46295/99, § 78, ECHR 2002-<br />

IV), neither Article 6 nor any other provision of the<br />

Convention requires States to comply with any theoretical<br />

constitutional concepts regarding the permissible<br />

limits of the powers’ interaction. The<br />

question is always w<strong>het</strong>her, in a given case, the requirements<br />

of the Convention are met. The present<br />

case does not, therefore, require the application of<br />

any particular doctrine of constitutional law to the<br />

position of the Netherlands Council of State. The<br />

Court is faced solely with the question w<strong>het</strong>her, in<br />

the circumstances of the case, the Administrative<br />

Jurisdiction Division had the requisite ‘appearance’<br />

of in<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nce, or the requisite ‘objective’ impartiality.<br />

(...)<br />

195. Having regard to the manner and conditions of<br />

appointment of the Netherlands Council of State’s<br />

members and their terms of office, and in the absence<br />

of any indication of a lack of sufficient and<br />

a<strong>de</strong>quate safeguards against possible extraneous<br />

pressure, the Court has found nothing in the applicant’s<br />

submissions that could substantiate their<br />

concerns as to the in<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nce of the Council of<br />

State and its members, the more so as this particular<br />

issue was not addressed in the challenge proceedings<br />

brought by Mr and Mrs Raymakers.<br />

Neither is there any indication in the present<br />

case that any member of the bench of the Administrative<br />

Jurisdiction Division was subjectively prejudiced<br />

or biased when hearing the applicants’ appeals<br />

against the Routing Decision. In particular, it<br />

has not been alleged by the applicants that the participation<br />

of the Presi<strong>de</strong>nt of the bench in the advisory<br />

<strong>op</strong>inion on the Transport Infrastructure Planning<br />

Bill gave rise to actual bias on his part.<br />

196. Nevertheless, as illustrated in the above-cited<br />

Procola v. Luxembourg case, the consecutive exercise<br />

of advisory and judicial functions within one<br />

body may, in certain circumstances, raise an issue<br />

un<strong>de</strong>r Article 6 § 1 of the Convention as regards the<br />

impartiality of the body seen from the objective<br />

viewpoint. In this context the Court reiterates that it<br />

is crucial for tribunals to inspire trust and confi<strong>de</strong>nce<br />

(see § 191 above).<br />

197. The respon<strong>de</strong>nt Government has brought to<br />

the Court’s attention the internal measures taken by<br />

the Council of State with a view to giving effect to<br />

the Procola judgment in the Netherlands (see<br />

§§ 142-145 above). According to the <strong>de</strong>scription of<br />

these measures which is to be found in the Annual<br />

Report of 2000 of the Council of State, the composition<br />

of the bench will only be scrutinised if doubts<br />

are expressed by a party; the criterion then applied<br />

is that if the appeal goes to a matter explicitly addressed<br />

in a previous advisory <strong>op</strong>inion, the compo-<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />

83<br />

sition will be changed so as to exclu<strong>de</strong> any judges<br />

who participated in that <strong>op</strong>inion.<br />

has been no violation of Article 6 § 1 of the Convention.<br />

198. The Court is not as confi<strong>de</strong>nt as the Government<br />

were in their statement during the parliamentary<br />

budgetary discussions in 2000 that these arrangements<br />

are such as to ensure that in all appeals<br />

coming before it the Administrative Jurisdiction Division<br />

constitutes an ‘impartial tribunal’ for the purposes<br />

of Article 6 § 1 of the Convention. It is not,<br />

however, the task of the Court to rule in the abstract<br />

on the compatibility of the Netherlands system in<br />

this respect with the Convention. The issue before<br />

the Court is w<strong>het</strong>her, as regards the appeals<br />

brought by the present applicants, it was compatible<br />

with the requirement of the ‘objective’ impartiality<br />

of a tribunal un<strong>de</strong>r Article 6 § 1 that the Council<br />

of State’s institutional structure had allowed certain<br />

of its Ordinary Councillors to exercise both advisory<br />

and judicial functions.<br />

199. In the present case the Plenary Council of<br />

State advised on the Transport Infrastructure Planning<br />

Bill (Tracéwet, red.), which laid down draft<br />

procedural rules for the <strong>de</strong>cision-making process for<br />

the supra-regional planning of new major transport<br />

infrastructure. The applicants’ appeals, however,<br />

were directed against the Routing Decision, which<br />

is a <strong>de</strong>cision taken on the basis of the procedure<br />

provi<strong>de</strong>d for in the Transport Infrastructure Planning<br />

Act. Earlier appeals against the Outline Planning<br />

Decision are not at issue as they were based on a<br />

different legal framework.<br />

200. The Court is of the <strong>op</strong>inion that, unlike the situation<br />

examined by it in the above-cited cases of<br />

Procola v. Luxembourg and McGonnell v. the United<br />

Kingdom, the advisory <strong>op</strong>inions given on the<br />

Transport Infrastructure Planning Bill and the subsequent<br />

proceedings on the appeals brought against<br />

the Routing Decision cannot be regar<strong>de</strong>d as involving<br />

‘the same case’ or ‘the same <strong>de</strong>cision’.<br />

202. In these circumstances, the Court is of the<br />

<strong>op</strong>inion that the applicants’ fears as to a lack of in<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nce<br />

and impartiality of the Administrative<br />

Jurisdiction Division, due to the composition of the<br />

bench that heard their appeals, cannot be regar<strong>de</strong>d<br />

as being objectively justified. Consequently, there<br />

Noot: Het hof oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> niet unaniem. Er zijn twee<br />

afwijken<strong>de</strong> (‘dissenting’) meningen en één concurreren<strong>de</strong><br />

(‘concurring’) mening.<br />

03-73<br />

Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 7 mei 2003, nr.<br />

200203014/1, inzake <strong>het</strong> bestemmingsplan ‘Herziening<br />

8 <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestemmingsplan Buiten<strong>gebied</strong><br />

1996’ <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente Ensche<strong>de</strong>.<br />

De fax met be<strong>de</strong>nkingen <strong>van</strong> appellant is na<br />

24.00 uur <strong>van</strong> <strong>de</strong> laatste dag <strong>van</strong> <strong>de</strong> terinzageleggingstermijn<br />

ont<strong>van</strong>gen. De be<strong>de</strong>nkingen zijn dus<br />

buiten <strong>de</strong> wettelijke termijn ingediend. De Af<strong>de</strong>ling<br />

acht echter <strong>de</strong> stelling <strong>van</strong> appellant geloofwaardig<br />

dat hij kort vóór <strong>het</strong> verstrijken <strong>van</strong> <strong>de</strong> termijn<br />

driemaal heeft gepoogd om zijn be<strong>de</strong>nkingen per<br />

faxbericht bij verweer<strong>de</strong>r in te dienen. Voorts blijkt<br />

uit <strong>de</strong> stukken dat appellant bij zijn vier<strong>de</strong> poging,<br />

na <strong>het</strong> verstrijken <strong>van</strong> <strong>de</strong> termijn, een an<strong>de</strong>r faxnummer<br />

<strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r heeft gebruikt en dat <strong>de</strong>ze<br />

poging direct slaag<strong>de</strong>. Hieraan kan <strong>het</strong> vermoe<strong>de</strong>n<br />

wor<strong>de</strong>n ontleend dat <strong>het</strong> niet slagen <strong>van</strong> <strong>de</strong> eerste<br />

drie pogingen <strong>van</strong> appellant vóór <strong>het</strong> verstrijken<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> termijn is te wijten aan een gebrek <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

ont<strong>van</strong>gen<strong>de</strong> faxapparaat <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r. De termijnoverschrijding<br />

is daardoor verschoonbaar.<br />

Algemene wet bestuursrecht, artikel 3:2<br />

Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning, artikelen 26 en<br />

27, lid 1<br />

2.5. Appellant voert aan dat verweer<strong>de</strong>r ten onrechte<br />

goedkeuring aan <strong>het</strong> plan heeft verleend, aangezien<br />

volgens hem bij <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit zijn<br />

tegen <strong>het</strong> plan ingebrachte be<strong>de</strong>nkingen ten onrechte<br />

buiten beschouwing zijn gelaten. Hij stelt primair<br />

dat zijn be<strong>de</strong>nkingen binnen <strong>de</strong> daarvoor gestel<strong>de</strong><br />

termijn zijn ingediend en subsidiair dat een eventuele<br />

overschrijding <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze termijn verschoonbaar<br />

moet wor<strong>de</strong>n geacht.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


84<br />

Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />

2.5.2.1. Ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> primaire stelling <strong>van</strong><br />

appellant, overweegt <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling als volgt. Uit <strong>de</strong><br />

stukken blijkt dat <strong>het</strong> plan na vaststelling door <strong>de</strong><br />

gemeenteraad <strong>op</strong> 22 mei 2001, in overeenstemming<br />

met <strong>het</strong> bepaal<strong>de</strong> in artikel 26 <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO,<br />

met ingang <strong>van</strong> 15 juni 2001 voor <strong>de</strong> duur <strong>van</strong> vier<br />

weken ter inzage heeft gelegen. Op grond <strong>van</strong> artikel<br />

27, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO kunnen geduren<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>ze termijn <strong>van</strong> vier weken be<strong>de</strong>nkingen bij verweer<strong>de</strong>r<br />

wor<strong>de</strong>n ingebracht. De termijn voor <strong>het</strong> indienen<br />

<strong>van</strong> be<strong>de</strong>nkingen tegen <strong>het</strong> plan eindig<strong>de</strong><br />

dus <strong>op</strong> 12 juli 2001. Blijkens <strong>de</strong> stukken is <strong>het</strong> faxapparaat<br />

<strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r <strong>op</strong> 13 juli 2001 om<br />

00.01 uur begonnen met ont<strong>van</strong>gen <strong>van</strong> <strong>de</strong> be<strong>de</strong>nkingen<br />

<strong>van</strong> appellant, zodat <strong>het</strong> standpunt <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r<br />

dat <strong>de</strong> be<strong>de</strong>nkingen <strong>van</strong> appellant buiten<br />

<strong>de</strong> wettelijke termijn zijn ingediend juist is. Gelet<br />

hier<strong>op</strong> dient <strong>de</strong> primaire stelling <strong>van</strong> appellant te<br />

wor<strong>de</strong>n verworpen.<br />

2.5.2.2. Ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> subsidiaire stelling <strong>van</strong><br />

appellant, overweegt <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling als volgt. Appellant<br />

heeft bij zijn beroepschrift zowel een afschrift<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> zogenoem<strong>de</strong> ‘journaal’ <strong>van</strong> <strong>het</strong> faxapparaat<br />

<strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r, als een afschrift <strong>van</strong> een zogenoemd<br />

‘file reserve report’ <strong>van</strong> zijn eigen faxapparaat<br />

overgelegd. Gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong>ze stukken, afzon<strong>de</strong>rlijk<br />

en in samenhang bezien, acht <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling <strong>de</strong> stelling<br />

<strong>van</strong> appellant geloofwaardig dat hij kort vóór<br />

<strong>het</strong> verstrijken <strong>van</strong> <strong>de</strong> termijn driemaal heeft gepoogd<br />

om zijn be<strong>de</strong>nkingen per faxbericht bij verweer<strong>de</strong>r<br />

in te dienen. Voorts blijkt uit <strong>de</strong> stukken dat<br />

appellant bij zijn vier<strong>de</strong> poging, na <strong>het</strong> verstrijken<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> termijn, een an<strong>de</strong>r faxnummer <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r<br />

heeft gebruikt en dat <strong>de</strong>ze poging direct slaag<strong>de</strong>.<br />

Hieraan kan <strong>het</strong> vermoe<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n ontleend<br />

dat <strong>het</strong> niet slagen <strong>van</strong> <strong>de</strong> eerste drie pogingen <strong>van</strong><br />

appellant vóór <strong>het</strong> verstrijken <strong>van</strong> <strong>de</strong> termijn is te<br />

wijten aan een gebrek <strong>van</strong> <strong>het</strong> ont<strong>van</strong>gen<strong>de</strong> faxapparaat<br />

<strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r.<br />

Dit vermoe<strong>de</strong>n is door verweer<strong>de</strong>r noch in <strong>de</strong> stukken,<br />

noch ter zitting weerlegd. De enkele verklaring<br />

<strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r dat <strong>het</strong> niet slagen <strong>van</strong> <strong>de</strong> eerste<br />

drie pogingen <strong>van</strong> appellant niet is te wijten aan zijn<br />

faxapparaat is in dit verband onvoldoen<strong>de</strong>, nu <strong>de</strong>ze<br />

verklaring niet na<strong>de</strong>r is on<strong>de</strong>rbouwd of inzichtelijk<br />

gemaakt met gegevens uit technisch on<strong>de</strong>rzoek.<br />

Voorts is in dit verband <strong>van</strong> belang dat <strong>het</strong> bovenbedoel<strong>de</strong><br />

journaal <strong>van</strong> <strong>het</strong> faxapparaat <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r<br />

door hem <strong>op</strong> zodanige wijze is geschoond dat <strong>op</strong><br />

basis daar<strong>van</strong> niet <strong>de</strong> juistheid <strong>van</strong> <strong>de</strong> verklaring<br />

<strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r kan wor<strong>de</strong>n vastgesteld.<br />

Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> is <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el<br />

dat <strong>het</strong> er voor gehou<strong>de</strong>n moet wor<strong>de</strong>n dat <strong>het</strong><br />

aan <strong>de</strong> zij<strong>de</strong> <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r heeft gelegen dat <strong>de</strong><br />

be<strong>de</strong>nkingen niet tijdig kon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n ingediend.<br />

On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze omstandigheid heeft verweer<strong>de</strong>r zich<br />

ten onrechte <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt gesteld dat er geen<br />

aanleiding bestond <strong>de</strong> termijnoverschrijding <strong>van</strong> appellant<br />

verschoonbaar te achten. Verweer<strong>de</strong>r heeft<br />

dan ook ten onrechte <strong>de</strong> be<strong>de</strong>nkingen <strong>van</strong> appellant<br />

buiten beschouwing gelaten. Het beroep is gegrond<br />

en <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit dient te wor<strong>de</strong>n vernietigd<br />

wegens strijd met <strong>het</strong> bepaal<strong>de</strong> in artikel 3:2 <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Algemene wet bestuursrecht.<br />

03-74<br />

Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 7 mei 2003, nr.<br />

200206948/1, inzake een onttrekking <strong>van</strong> toe- en<br />

afritten aan <strong>het</strong> <strong>op</strong>enbaar verkeer door <strong>de</strong> Minister<br />

<strong>van</strong> Verkeer en Waterstaat.<br />

Het tracébesluit, dat gevormd wordt door <strong>de</strong><br />

bepalingen en <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong> kaarten, voorziet<br />

niet in <strong>de</strong> <strong>op</strong>heffing <strong>van</strong> <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke toe- en afritten<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> A15 bij Meteren. In <strong>de</strong> toelichting <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> tracébesluit wordt weliswaar gesproken <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

<strong>op</strong>heffing <strong>van</strong> <strong>de</strong> gehele afslag, doch <strong>de</strong> toelichting<br />

maakt geen <strong>de</strong>el uit <strong>van</strong> <strong>het</strong> tracébesluit. Nu vaststaat<br />

dat <strong>het</strong> onttrekken <strong>van</strong> <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke toe- en<br />

afritten niet is gebaseerd <strong>op</strong> <strong>het</strong> tracébesluit maar<br />

uitsluitend <strong>op</strong> motieven <strong>van</strong> <strong>op</strong>enbaar belang, is<br />

wat betreft dit on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> besluit ten onrechte<br />

toepassing gegeven aan artikel 20 <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Tracéwet.<br />

Tracéwet, artikel 20<br />

2.1. Het bestre<strong>de</strong>n besluit is voorbereid overeenkomstig<br />

<strong>het</strong> bepaal<strong>de</strong> in artikel 20 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Tracéwet.<br />

Ingevolge <strong>het</strong> twee<strong>de</strong> lid <strong>van</strong> dit artikel bevor<strong>de</strong>rt<br />

<strong>de</strong> Minister <strong>van</strong> Verkeer en Waterstaat een gecoördi-<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


neer<strong>de</strong> voorbereiding <strong>van</strong> <strong>de</strong> besluiten <strong>op</strong> aanvragen<br />

om vergunningen en <strong>van</strong> <strong>de</strong> overige ambtshalve te<br />

nemen besluiten met <strong>het</strong> oog <strong>op</strong> <strong>de</strong> uitvoering <strong>van</strong><br />

een tracébesluit.<br />

2.2. Verweerster heeft <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit genomen<br />

met <strong>het</strong> oog <strong>op</strong> <strong>de</strong> uitvoering <strong>van</strong> <strong>het</strong> Tracébesluit<br />

Betuweroute 1996 (ver<strong>de</strong>r: <strong>het</strong> tracébesluit).<br />

Bij <strong>het</strong> besluit heeft verweerster besloten vier toeen<br />

afritten <strong>van</strong> <strong>de</strong> Rijksweg A15 te Meteren aan <strong>het</strong><br />

<strong>op</strong>enbaar verkeer te onttrekken.<br />

2.3. Appellanten kunnen zich niet met <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />

besluit verenigen voorzover daarbij <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke<br />

toe- en afritten <strong>van</strong> <strong>de</strong> A15 te Meteren wor<strong>de</strong>n<br />

onttrokken aan <strong>het</strong> <strong>op</strong>enbaar verkeer. Zij voeren aan<br />

dat <strong>het</strong> tracébesluit niet voorziet in <strong>de</strong>ze mogelijkheid.<br />

2.4. Verweerster stelt zich in <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt dat <strong>de</strong> onttrekking <strong>van</strong> <strong>de</strong> toe- en<br />

afritten <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>het</strong> tracébesluit noodzakelijk<br />

is. In haar verweerschrift betoogt zij echter dat <strong>de</strong><br />

onttrekking <strong>van</strong> <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke toe- en afritten is gebaseerd<br />

<strong>op</strong> motieven <strong>van</strong> <strong>op</strong>enbaar belang.<br />

2.5. De Af<strong>de</strong>ling stelt vast dat <strong>het</strong> besluit voor<br />

zowel <strong>de</strong> onttrekking <strong>van</strong> <strong>de</strong> noor<strong>de</strong>lijke als <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke<br />

toe- en afritten <strong>van</strong> <strong>de</strong> A15 bij Meteren gebaseerd<br />

is <strong>op</strong> <strong>het</strong> tracébesluit.<br />

Het tracébesluit, dat gevormd wordt door <strong>de</strong> bepalingen<br />

en <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong> kaarten, voorziet echter<br />

niet in <strong>de</strong> <strong>op</strong>heffing <strong>van</strong> <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke toe- en afritten<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> A15 bij Meteren. In <strong>de</strong> toelichting <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> tracébesluit wordt weliswaar gesproken <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

<strong>op</strong>heffing <strong>van</strong> <strong>de</strong> gehele afslag, doch <strong>de</strong> toelichting<br />

maakt geen <strong>de</strong>el uit <strong>van</strong> <strong>het</strong> tracébesluit.<br />

Nu vaststaat dat <strong>het</strong> onttrekken <strong>van</strong> <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke<br />

toe- en afritten niet is gebaseerd <strong>op</strong> <strong>het</strong> tracébesluit<br />

maar uitsluitend <strong>op</strong> motieven <strong>van</strong> <strong>op</strong>enbaar belang,<br />

is wat betreft dit on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> besluit ten onrechte<br />

toepassing gegeven aan artikel 20 <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Tracéwet.<br />

Het beroep is gegrond, zodat <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />

wat betreft <strong>het</strong> onttrekken aan <strong>het</strong> <strong>op</strong>enbaar<br />

verkeer <strong>van</strong> <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke toe- en afritten <strong>van</strong> <strong>de</strong> A15<br />

te Meteren dient te wor<strong>de</strong>n vernietigd wegens strijd<br />

met artikel 20 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Tracéwet.<br />

Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />

03-75<br />

Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 21 mei 2003, nr.<br />

200203756/1, inzake <strong>de</strong> weigering <strong>van</strong> een bouwvergunning,<br />

gemeente Eemnes.<br />

Bouwvergunning aangevraagd <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> bestemmingsplan<br />

waar<strong>van</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len <strong>van</strong> <strong>de</strong> planvoorschriften<br />

niet wer<strong>de</strong>n goedgekeurd. Het is niet<br />

geoorloofd om <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> beweegre<strong>de</strong>nen die<br />

tot <strong>de</strong> onthouding <strong>van</strong> goedkeuring hebben geleid,<br />

in <strong>de</strong> planvoorschriften bepalingen ‘in te lezen’ die<br />

niet <strong>op</strong> <strong>de</strong> door <strong>de</strong> wet voorziene wijze rechtskracht<br />

hebben verkregen. Dit betekent dat, wanneer<br />

uit <strong>de</strong> plankaart, <strong>het</strong> renvooi en <strong>de</strong> overgebleven<br />

planvoorschriften met voldoen<strong>de</strong> stelligheid<br />

een bepaal<strong>de</strong> bouwmogelijkheid kan wor<strong>de</strong>n afgeleid,<br />

een vergunning om overeenkomstig die mogelijkheid<br />

te bouwen niet kan wor<strong>de</strong>n geweigerd met<br />

een beroep <strong>op</strong> na<strong>de</strong>re vereisten in niet goedkeur<strong>de</strong><br />

planvoorschriften.<br />

Woningwet, artikelen 44 en 52<br />

85<br />

2.1. Het hoger beroep is gericht tegen <strong>de</strong> overweging<br />

in <strong>de</strong> aangevallen uitspraak dat appellant zich<br />

in <strong>het</strong> besluit <strong>van</strong> 6 februari 2002 ten onrechte <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> standpunt heeft gesteld dat <strong>het</strong> bouwplan niet<br />

in overeenstemming is met <strong>het</strong> bestemmingsplan.<br />

2.2. Ingevolge <strong>het</strong> ter plaatse gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> bestemmingsplan<br />

‘Lan<strong>de</strong>lijk Gebied’ rust <strong>op</strong> <strong>het</strong> perceel <strong>de</strong><br />

bestemming ‘Recreatieve doelein<strong>de</strong>n’. Ingevolge artikel<br />

16, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> planvoorschriften zijn <strong>de</strong><br />

<strong>op</strong> <strong>de</strong> kaart voor recreatieve doelein<strong>de</strong>n bestem<strong>de</strong><br />

gron<strong>de</strong>n bestemd voor jachthaven met pleziervaartuigen,<br />

dienstwoning, dienstgebouwen en recreatiewoningen<br />

met <strong>de</strong> daarbij behoren<strong>de</strong> bijgebouwen,<br />

an<strong>de</strong>re bouwwerken, toegangen, parkeerplaatsen,<br />

pa<strong>de</strong>n en groenvoorzieningen. Ingevolge <strong>het</strong> twee<strong>de</strong><br />

lid zijn <strong>op</strong> <strong>de</strong> in <strong>het</strong> eerste lid bedoel<strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n<br />

on<strong>de</strong>r meer toegelaten een jachthaven met ten<br />

hoogste 250 ligplaatsen, recreatiewoningen, gebouwen<br />

ten dienste <strong>van</strong> <strong>de</strong> jachthaven, zoals een clubhuis,<br />

een gebouw voor sanitaire voorzieningen, een<br />

kantoor en een werkplaats alsme<strong>de</strong> één dienstwoning.<br />

Ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten <strong>van</strong> Utrecht hebben in<br />

hun besluit <strong>van</strong> 23 januari 1996 goedkeuring ont-<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


86<br />

Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />

hou<strong>de</strong>n aan on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el c, on<strong>de</strong>r 1, <strong>van</strong> <strong>het</strong> twee<strong>de</strong><br />

lid <strong>van</strong> artikel 16 <strong>van</strong> <strong>de</strong> planvoorschriften, waarin<br />

was bepaald dat <strong>de</strong> <strong>op</strong>pervlakte <strong>van</strong> <strong>de</strong> dienstgebouwen<br />

ten hoogste 5% <strong>van</strong> <strong>de</strong> met <strong>de</strong>ze bestemming<br />

aangewezen gron<strong>de</strong>n mag bedragen.<br />

2.3. An<strong>de</strong>rs dan appellant betoogt, heeft <strong>de</strong> rechtbank<br />

terecht overwogen dat, indien aan <strong>de</strong> planvoorschriften<br />

ge<strong>de</strong>eltelijk goedkeuring is onthou<strong>de</strong>n,<br />

<strong>de</strong> toetsing aan die voorschriften uitsluitend<br />

betrekking kan en mag hebben <strong>op</strong> <strong>het</strong> wel goedgekeur<strong>de</strong><br />

ge<strong>de</strong>elte daar<strong>van</strong>. Het is niet geoorloofd om<br />

<strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> beweegre<strong>de</strong>nen die tot <strong>de</strong> onthouding<br />

<strong>van</strong> goedkeuring hebben geleid, in <strong>de</strong> planvoorschriften<br />

bepalingen ‘in te lezen’ die niet <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />

door <strong>de</strong> wet voorziene wijze rechtskracht hebben<br />

verkregen. Dit betekent dat, wanneer uit <strong>de</strong> plankaart,<br />

<strong>het</strong> renvooi en <strong>de</strong> overgebleven planvoorschriften<br />

met voldoen<strong>de</strong> stelligheid een bepaal<strong>de</strong><br />

bouwmogelijkheid kan wor<strong>de</strong>n afgeleid, een vergunning<br />

om overeenkomstig die mogelijkheid te bouwen<br />

niet kan wor<strong>de</strong>n geweigerd met een beroep <strong>op</strong><br />

na<strong>de</strong>re vereisten in niet goedkeur<strong>de</strong> planvoorschriften.<br />

De Af<strong>de</strong>ling verwijst naar haar uitspraak <strong>van</strong><br />

24 oktober 1996 in zaak nr. H01.96.0370 (...). De<br />

rechtbank is <strong>de</strong>rhalve terecht tot <strong>de</strong> slotsom gekomen<br />

dat in dit geval <strong>het</strong> bebouwings<strong>op</strong>pervlak niet<br />

is gelimiteerd tot 5% <strong>van</strong> <strong>de</strong> met <strong>de</strong> bestemming<br />

‘Recreatieve doelein<strong>de</strong>n’ aangewezen gron<strong>de</strong>n en<br />

dat <strong>het</strong> bouwplan dus niet in strijd is met <strong>het</strong> gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />

bestemmingsplan.<br />

volgen <strong>van</strong> een afwijkingsprocedure, miskent dat<br />

GS gehou<strong>de</strong>n zijn <strong>het</strong> besluitvormingsproces zodanig<br />

in te richten dat een besluit met <strong>de</strong> vereiste<br />

zorgvuldigheid wordt voorbereid.<br />

Algemene wet bestuursrecht, artikel 3:2<br />

Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning, artikel 4a, lid 10<br />

2.1. Het bestemmingsplan heeft betrekking <strong>op</strong> een<br />

terrein <strong>van</strong> ongeveer 15 ha, <strong>het</strong> Oekelsbos, dat ligt<br />

tussen <strong>de</strong> Breedschotsestraat en <strong>het</strong> riviertje <strong>de</strong> Aa<br />

of Weerijs en grenst aan <strong>de</strong> zuidkant <strong>van</strong> camping<br />

‘’t Oekeltje’. Met <strong>het</strong> plan is beoogd een planologische<br />

regeling te geven voor <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> <strong>de</strong> in<br />

<strong>het</strong> <strong>gebied</strong> aanwezige woningen.<br />

2.3. Verweer<strong>de</strong>r heeft <strong>het</strong> plan in strijd geacht met<br />

<strong>het</strong> streekplan. Hij stelt dat <strong>het</strong> plan nieuwe burgerwoningen<br />

toestaat alsme<strong>de</strong> intensivering <strong>van</strong> functies,<br />

uitbreiding <strong>van</strong> bebouwing en verbreding <strong>van</strong><br />

wegen mogelijk maakt binnen <strong>de</strong> provinciale Groene<br />

Hoofdstructuur, waarvoor een streekplanafwijkingsprocedure<br />

dient te wor<strong>de</strong>n gevolgd. In <strong>het</strong><br />

mid<strong>de</strong>n latend of daartoe aanleiding bestaat stelt<br />

verweer<strong>de</strong>r in <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit vast dat gelet<br />

<strong>op</strong> <strong>de</strong> termijn waarbinnen <strong>het</strong> besluit omtrent goedkeuring<br />

bekend moet zijn gemaakt, <strong>de</strong> tijd voor <strong>het</strong><br />

volgen <strong>van</strong> een streekplanafwijkingsprocedure ontbreekt.<br />

Omdat verweer<strong>de</strong>r slechts kleine ge<strong>de</strong>elten<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> plan aanvaardbaar acht onthoudt hij goedkeuring<br />

aan <strong>het</strong> gehele plan.<br />

03-76<br />

Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 11 juni 2003, nr.<br />

200200315/1, inzake <strong>het</strong> bestemmingsplan ‘Oekelsbos’<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente Zun<strong>de</strong>rt.<br />

Voor <strong>het</strong> volgen <strong>van</strong> een afwijkingsprocedure<br />

kan aanleiding bestaan indien in een concreet aangegeven<br />

geval sprake is <strong>van</strong> feiten en omstandighe<strong>de</strong>n<br />

die een afwijking <strong>van</strong> <strong>het</strong> streekplan kunnen<br />

rechtvaardigen. Vaststaat dat GS dit niet hebben<br />

on<strong>de</strong>rzocht. Het standpunt dat <strong>de</strong> termijn waarbinnen<br />

een besluit omtrent goedkeuring dien<strong>de</strong> te<br />

wor<strong>de</strong>n genomen geen ruimte meer bood voor <strong>het</strong><br />

2.4. Appellanten stellen dat verweer<strong>de</strong>r ten onrechte<br />

goedkeuring aan <strong>het</strong> plan heeft onthou<strong>de</strong>n. Zij<br />

voeren on<strong>de</strong>r meer aan dat <strong>de</strong> onthouding <strong>van</strong> goedkeuring<br />

in strijd is met <strong>het</strong> vertrouwensbeginsel en<br />

dat verweer<strong>de</strong>r zich ten onrechte <strong>op</strong> <strong>het</strong> standpunt<br />

stelt dat een streekplanafwijkingsprocedure dient te<br />

wor<strong>de</strong>n gevolgd.<br />

2.5. Uit <strong>de</strong> stukken kan wor<strong>de</strong>n afgeleid dat <strong>het</strong><br />

plan<strong>gebied</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el vormt <strong>van</strong> <strong>het</strong> buiten<strong>gebied</strong>.<br />

Het provinciaal ruimtelijk beleid vermeld in <strong>het</strong><br />

Streekplan Noord-Brabant <strong>van</strong> 17 juli 1992 (hierna<br />

te noemen: <strong>het</strong> streekplan) is er <strong>op</strong> gericht <strong>het</strong> toevoegen<br />

<strong>van</strong> nieuwe burgerwoningen aan <strong>het</strong> buiten<strong>gebied</strong><br />

tegen te gaan. De Af<strong>de</strong>ling acht dit beleid in<br />

<strong>het</strong> algemeen niet onre<strong>de</strong>lijk. Het plan maakt in afwijking<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> voorheen gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> plan gebruik <strong>van</strong><br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Ruimtelijke or<strong>de</strong>ning<br />

87<br />

recreatiewoningen als burgerwoning mogelijk, <strong>het</strong>geen<br />

in strijd is met dit streekplanbeleid.<br />

(...) Verweer<strong>de</strong>r heeft zich (...) terecht <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

standpunt gesteld dat een afwijkingsprocedure<br />

dient te wor<strong>de</strong>n gevolgd om goedkeuring aan <strong>het</strong><br />

plan te kunnen verlenen.<br />

2.6. De Af<strong>de</strong>ling overweegt dat voor <strong>het</strong> volgen <strong>van</strong><br />

een afwijkingsprocedure aanleiding kan bestaan indien<br />

in een concreet aangegeven geval sprake is <strong>van</strong><br />

feiten en omstandighe<strong>de</strong>n die een afwijking <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

streekplan kunnen rechtvaardigen. Vaststaat dat<br />

verweer<strong>de</strong>r dit niet heeft on<strong>de</strong>rzocht. Het standpunt<br />

<strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r dat <strong>de</strong> termijn waarbinnen een besluit<br />

omtrent goedkeuring dien<strong>de</strong> te wor<strong>de</strong>n genomen<br />

geen ruimte meer bood voor <strong>het</strong> volgen <strong>van</strong><br />

een afwijkingsprocedure, miskent dat hij gehou<strong>de</strong>n<br />

is <strong>het</strong> besluitvormingsproces zodanig in te richten<br />

dat een besluit met <strong>de</strong> vereiste zorgvuldigheid wordt<br />

voorbereid. Dit klemt te meer nu blijkens <strong>de</strong> stukken<br />

bij <strong>de</strong> totstandkoming <strong>van</strong> <strong>het</strong> plan veelvuldig overleg<br />

heeft plaatsgevon<strong>de</strong>n met verweer<strong>de</strong>r en hij <strong>de</strong>rhalve<br />

tijdig had kunnen anticiperen <strong>op</strong> <strong>de</strong> vraag of<br />

afwijking <strong>van</strong> <strong>het</strong> streekplan gerechtvaardigd is.<br />

Uit <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> volgt dat <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />

is genomen in strijd met <strong>de</strong> bij <strong>het</strong> voorberei<strong>de</strong>n<br />

<strong>van</strong> een besluit te betrachten zorgvuldigheid.<br />

De beroepen zijn gegrond, zodat <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />

wegens strijd met artikel 3:2 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene<br />

wet bestuursrecht dient te wor<strong>de</strong>n vernietigd.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


88 Planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />

03-77<br />

Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 16 april 2003, nr.<br />

200203621/1, inzake een verzoek om<br />

planscha<strong>de</strong>vergoeding, gemeente Ensche<strong>de</strong>.<br />

Perceel dat voorheen een bedrijfsbestemming<br />

had, heeft on<strong>de</strong>r <strong>het</strong> nieuwe regime een<br />

agrarische bestemming. Het ligt ingevolge <strong>de</strong><br />

planologische kernbeslissing Structuurschema<br />

Militaire Terreinen binnen <strong>de</strong> veiligheidszones <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> munitiecomplex <strong>van</strong> <strong>de</strong> vliegbasis Twenthe.<br />

Daaruit volgt dat <strong>op</strong> een ge<strong>de</strong>elte <strong>van</strong> <strong>het</strong> perceel<br />

geen bebouwing is toegestaan. Voorts ligt <strong>het</strong><br />

perceel volgens <strong>het</strong> streekplan binnen een als<br />

‘zone lan<strong>de</strong>lijk <strong>gebied</strong> I’ aangeduid <strong>gebied</strong>. Gelet<br />

<strong>op</strong> <strong>de</strong> lan<strong>de</strong>lijke structuur <strong>van</strong> <strong>de</strong> omgeving en <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> aan <strong>de</strong> gemeente ter uitvoering staan<strong>de</strong> rijksen<br />

provinciaal planologisch beleid lag <strong>het</strong> in <strong>de</strong><br />

lijn <strong>de</strong>r verwachting dat <strong>de</strong> vigeren<strong>de</strong> bestemming<br />

‘Bedrijven, klasse B’ niet kon blijven voortbestaan.<br />

Ver<strong>de</strong>r heeft appellant in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> <strong>van</strong><br />

aanko<strong>op</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> betreffen<strong>de</strong> perceel tot aan <strong>het</strong><br />

ontstaan <strong>van</strong> <strong>de</strong> voorbereidingsbescherming, geen<br />

concrete pogingen on<strong>de</strong>rnomen om <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong><br />

bouwmogelijkhe<strong>de</strong>n daadwerkelijk te realiseren. In<br />

dit specifieke geval is <strong>van</strong>wege <strong>de</strong> ook ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> aanko<strong>op</strong> al <strong>op</strong> han<strong>de</strong>n zijn<strong>de</strong> ontwikkelingen<br />

een termijn <strong>van</strong> an<strong>de</strong>rhalf jaar na aanko<strong>op</strong> niet te<br />

kort om te kunnen conclu<strong>de</strong>ren dat sprake is <strong>van</strong><br />

risicoaanvaarding.<br />

Het indienen <strong>van</strong> een sc<strong>het</strong>stekening is niet te<br />

beschouwen als een concrete poging tot <strong>het</strong><br />

realiseren <strong>van</strong> bouwmogelijkhe<strong>de</strong>n.<br />

Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning, artikel 49<br />

2.1. Op 23 april 1992 is (A) door aanko<strong>op</strong> eigenaar<br />

gewor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> (...) <strong>het</strong> perceel (B). (A) heeft dat<br />

perceel gekocht met <strong>de</strong> bedoeling <strong>het</strong> als bedrijfsterrein<br />

te ontwikkelen.<br />

2.1.1. Ingevolge <strong>het</strong> bestemmingsplan ‘Buiten<strong>gebied</strong>’<br />

rustte <strong>op</strong> <strong>het</strong> perceel <strong>de</strong> bestemming ‘Bedrijven,<br />

klasse B’. Het perceel was als zodanig bestemd<br />

voor <strong>de</strong> <strong>op</strong>richting <strong>van</strong> gebouwen ten dienste <strong>van</strong><br />

kleinindustriële doelein<strong>de</strong>n, zoals werkplaatsen en<br />

laboratoria, met een goothoogte <strong>van</strong> maximaal 5 m<br />

en een bebouwingspercentage <strong>van</strong> maximaal 10%.<br />

Per bedrijf waren één dienstwoning <strong>van</strong> maximaal<br />

450 m 3 met een goothoogte <strong>van</strong> maximaal 6 m, bijgebouwen<br />

tot maximaal 30 m 2 met een goothoogte<br />

<strong>van</strong> maximaal 3 m, alsme<strong>de</strong> een carport <strong>van</strong> maximaal<br />

18 m 2 , toegestaan.<br />

2.1.2. Het partiële bestemmingsplan ‘Herziening<br />

121’ is <strong>op</strong> 20 februari 1995 door appellant vastgesteld<br />

en <strong>op</strong> 27 september 1995 door <strong>het</strong> college<br />

<strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten <strong>van</strong> Overijssel goedgekeurd.<br />

Op 11 april 1997 is dit bestemmingsplan in<br />

rechte onaantastbaar gewor<strong>de</strong>n. Op grond <strong>van</strong> dit<br />

plan heeft <strong>het</strong> perceel <strong>de</strong> bestemming ‘Agrarische<br />

doelein<strong>de</strong>n, klasse A’ en is <strong>de</strong> mogelijkheid tot <strong>het</strong><br />

<strong>op</strong>richten <strong>van</strong> gebouwen <strong>op</strong> <strong>het</strong> perceel vervallen.<br />

Het partiële bestemmingsplan ‘Herziening 121’<br />

is <strong>op</strong>genomen in <strong>het</strong> integrale bestemmingsplan<br />

‘Buiten<strong>gebied</strong> 1996’, vastgesteld door appellant bij<br />

besluit <strong>van</strong> 8 september 1997 en goedgekeurd door<br />

<strong>het</strong> college <strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten <strong>van</strong> Overijssel<br />

bij besluit <strong>van</strong> 7 april 1998, waarna <strong>het</strong> in rechte<br />

onaantastbaar is gewor<strong>de</strong>n. Het perceel is in <strong>het</strong> bestemmingsplan<br />

‘Buiten<strong>gebied</strong> 1996’ bestemd tot<br />

‘Agrarisch <strong>gebied</strong>’ (zon<strong>de</strong>r bebouwing).<br />

2.2. Niet in geschil is dat (A) door <strong>de</strong> bestemmingswijziging<br />

in een planologisch na<strong>de</strong>liger situatie is<br />

komen te verkeren waardoor hij scha<strong>de</strong> lijdt.<br />

2.3. Partijen verschillen <strong>van</strong> mening over <strong>de</strong> vraag<br />

of <strong>de</strong> scha<strong>de</strong> re<strong>de</strong>lijkerwijs geheel ten laste <strong>van</strong> (A)<br />

behoort te blijven.<br />

2.4. An<strong>de</strong>rs dan <strong>de</strong> rechtbank, is <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling <strong>van</strong><br />

oor<strong>de</strong>el dat appellant zich terecht, in overeenstemming<br />

met <strong>de</strong> terzake door <strong>de</strong> scha<strong>de</strong>beoor<strong>de</strong>lingscommissie<br />

aan hem uitgebrachte adviezen <strong>van</strong><br />

27 september 1999 en 9 januari 2001, <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

standpunt heeft gesteld dat <strong>de</strong> scha<strong>de</strong> als gevolg<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> vervallen <strong>van</strong> <strong>de</strong> bouwmogelijkhe<strong>de</strong>n re<strong>de</strong>lijkerwijs<br />

geheel ten laste <strong>van</strong> (A) behoort te blijven.<br />

2.4.1. Het perceel maakt <strong>de</strong>el uit <strong>van</strong> een <strong>gebied</strong><br />

dat – blijkens <strong>de</strong> <strong>op</strong> 15 oktober 1985 na instemming<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> en Eerste Kamer in werking ge-<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />

89<br />

tre<strong>de</strong>n planologische kernbeslissing Structuurschema<br />

Militaire Terreinen – behoort tot <strong>de</strong> veiligheidszones<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> munitiecomplex <strong>van</strong> <strong>de</strong> vliegbasis<br />

Twenthe. Daaruit volgt dat <strong>op</strong> een ge<strong>de</strong>elte <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

perceel geen bebouwing is toegestaan.<br />

Voorts is blijkens <strong>de</strong> kaart behoren<strong>de</strong> bij <strong>het</strong>,<br />

door provinciale staten <strong>van</strong> Overijssel bij besluit <strong>van</strong><br />

12 <strong>de</strong>cember 1990 vastgestel<strong>de</strong>, streekplan Twente<br />

<strong>het</strong> perceel gelegen binnen een als ‘zone lan<strong>de</strong>lijk<br />

<strong>gebied</strong> I’ aangeduid <strong>gebied</strong>. Zoals <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling heeft<br />

vastgesteld in <strong>de</strong> uitspraak <strong>van</strong> 11 april 1997 in<br />

zaak nr. E01.95.0550, betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> goedkeuring<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> voor (A) scha<strong>de</strong>veroorzaken<strong>de</strong> bestemmingsplan,<br />

ligt, ingevolge <strong>het</strong> streekplan in <strong>de</strong>ze<br />

zone <strong>het</strong> hoofdaccent <strong>op</strong> agrarische ontwikkeling,<br />

<strong>het</strong>geen inhoudt dat <strong>de</strong> ontwikkeling <strong>van</strong> <strong>de</strong> landbouw<br />

wordt gestimuleerd en dat nieuwvestiging <strong>van</strong><br />

agrarische bedrijven mogelijk is. Ten aanzien <strong>van</strong><br />

niet-agrarische bedrijven is in <strong>het</strong> streekplan als beleidsuitgangspunt<br />

<strong>op</strong>genomen dat nieuwe bebouwing<br />

en grondgebruiksvormen die niet functioneel<br />

aan <strong>het</strong> lan<strong>de</strong>lijk <strong>gebied</strong> zijn gebon<strong>de</strong>n, daarin niet<br />

toelaatbaar zijn en dat uitbreiding <strong>van</strong> niet-functioneel<br />

aan <strong>het</strong> lan<strong>de</strong>lijk <strong>gebied</strong> gebon<strong>de</strong>n gebruiksvormen<br />

dient te wor<strong>de</strong>n tegengegaan.<br />

Gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> lan<strong>de</strong>lijke structuur <strong>van</strong> <strong>de</strong> omgeving<br />

en <strong>op</strong> <strong>het</strong> aan <strong>de</strong> gemeente ter uitvoering staan<strong>de</strong><br />

rijks- en provinciaal planologisch beleid lag <strong>het</strong> in<br />

<strong>de</strong> lijn <strong>de</strong>r verwachting dat <strong>de</strong> vigeren<strong>de</strong> bestemming<br />

‘Bedrijven, klasse B’ niet kon blijven voortbestaan.<br />

Dit was (A) ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanko<strong>op</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

perceel <strong>op</strong> 23 april 1992 bekend, althans had hem<br />

bekend kunnen zijn.<br />

In <strong>het</strong> <strong>van</strong> 2 september 1992 tot en met 30 oktober<br />

1992 in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> inspraakprocedure<br />

ter inzage geleg<strong>de</strong> voorontwerp <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestemmingsplan<br />

‘Buiten<strong>gebied</strong> 1996’, is melding gemaakt<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> ingevolge <strong>de</strong> genoem<strong>de</strong> planologische<br />

kernbeslissing in <strong>het</strong> bestemmingsplan <strong>op</strong> te<br />

nemen bouwverbod.<br />

Bij besluit <strong>van</strong> 20 september 1993 heeft appellant<br />

voor <strong>het</strong> perceel een voorbereidingsbesluit vastgesteld,<br />

dat <strong>op</strong> 1 oktober 1993 in werking is getre<strong>de</strong>n<br />

voor <strong>de</strong> duur <strong>van</strong> een jaar. Op 23 september<br />

1994 is <strong>het</strong> ontwerp-bestemmingsplan ‘Herziening<br />

121’ ter inzage gelegd. Vervolgens is <strong>de</strong> bestemming<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> perceel, als hiervoor overwogen, gewijzigd.<br />

Vastgesteld wordt dat (A) in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> <strong>van</strong> aanko<strong>op</strong><br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> betreffen<strong>de</strong> perceel tot aan <strong>het</strong> ontstaan<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> voorbereidingsbescherming, waardoor<br />

eventuele bouwaanvragen moesten wor<strong>de</strong>n aangehou<strong>de</strong>n,<br />

geen concrete pogingen heeft on<strong>de</strong>rnomen<br />

om <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> bouwmogelijkhe<strong>de</strong>n daadwerkelijk<br />

te realiseren; ook niet na <strong>de</strong> terinzagelegging<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> voorontwerp, <strong>op</strong> basis waar<strong>van</strong> een na<strong>de</strong>lige<br />

planologische wijziging voor hem eens te meer<br />

voorzienbaar was. Het door (A) bij brief <strong>van</strong> 17 september<br />

1993 ingedien<strong>de</strong> verzoek om ‘me<strong>de</strong>werking<br />

voor bouwvergunning’ <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> een sc<strong>het</strong>stekening<br />

<strong>op</strong> A3-formaat, kan niet als een voldoen<strong>de</strong><br />

concrete poging wor<strong>de</strong>n beschouwd. Dientengevolge<br />

heeft hij <strong>het</strong> risico genomen dat <strong>de</strong> toentertijd<br />

bestaan<strong>de</strong> bouwmogelijkhe<strong>de</strong>n zou<strong>de</strong>n komen te<br />

vervallen.<br />

Bezien <strong>van</strong>uit <strong>de</strong> positie <strong>van</strong> een re<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>nken<strong>de</strong><br />

en han<strong>de</strong>len<strong>de</strong> eigenaar, is <strong>de</strong> termijn geduren<strong>de</strong><br />

welke (A) gebruik had kunnen maken <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

bouwmogelijkhe<strong>de</strong>n, an<strong>de</strong>rs dan <strong>de</strong> rechtbank heeft<br />

overwogen, in dit specifieke geval <strong>van</strong>wege <strong>de</strong> ook<br />

ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanko<strong>op</strong> al <strong>op</strong> han<strong>de</strong>n zijn<strong>de</strong> ontwikkelingen<br />

niet te kort om te kunnen conclu<strong>de</strong>ren<br />

dat sprake is <strong>van</strong> risicoaanvaarding. Niet valt in te<br />

zien dat niet binnen an<strong>de</strong>rhalf jaar na aanko<strong>op</strong> een<br />

concrete poging had kunnen wor<strong>de</strong>n gedaan om <strong>de</strong><br />

bestaan<strong>de</strong> bouwmogelijkhe<strong>de</strong>n te realiseren. Daaraan<br />

stond <strong>de</strong> uit <strong>de</strong> Beschikking Superheffing 1993<br />

voortvloeien<strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>, waar<strong>op</strong> (A) heeft gewezen,<br />

dat, voor behoud <strong>van</strong> <strong>het</strong> quotum, <strong>het</strong> perceel<br />

geduren<strong>de</strong> een jaar na aanko<strong>op</strong> nog voor <strong>de</strong> eigen<br />

melkveehou<strong>de</strong>rij in gebruik moest blijven, niet in <strong>de</strong><br />

weg. Een bouwvergunning had kunnen wor<strong>de</strong>n aangevraagd,<br />

zon<strong>de</strong>r dat daar<strong>van</strong> direct na verlening<br />

gebruik behoef<strong>de</strong> te wor<strong>de</strong>n gemaakt.<br />

Gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong> kan <strong>het</strong> betoog <strong>van</strong> (A)<br />

dat hij <strong>van</strong>wege <strong>de</strong> door hem verkregen informatie<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> zij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente geen na<strong>de</strong>lige planwijziging<br />

behoef<strong>de</strong> te verwachten, niet slagen. Van<br />

in dit <strong>op</strong>zicht rechtens te honoreren uitlatingen <strong>van</strong><br />

gemeentezij<strong>de</strong> is niet gebleken.<br />

2.4.2. Het vorenoverwogene leidt tot <strong>de</strong> conclusie<br />

dat <strong>de</strong> rechtbank ten onrechte <strong>het</strong> beroep <strong>van</strong> (A)<br />

gegrond heeft verklaard en <strong>de</strong> beslissing <strong>op</strong> bezwaar<br />

heeft vernietigd.<br />

2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen<br />

uitspraak dient te wor<strong>de</strong>n vernietigd. Doen<strong>de</strong> <strong>het</strong>-<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


90<br />

Planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />

geen <strong>de</strong> rechtbank zou behoren te doen, zal <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling<br />

<strong>het</strong> bij <strong>de</strong> rechtbank ingestel<strong>de</strong> beroep alsnog<br />

ongegrond verklaren.<br />

03-78<br />

Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 23 april 2003, nr.<br />

200202768/1, inzake een verzoek om<br />

planscha<strong>de</strong>vergoeding, gemeente Den Haag.<br />

Gebruikmaking <strong>van</strong> <strong>de</strong> in <strong>het</strong> Uitbreidingsplan<br />

<strong>op</strong>genomen afwijkingsbevoegdheid die een<br />

uitbreiding <strong>van</strong> <strong>de</strong> bebouwing mogelijk maakte,<br />

behoort tot <strong>de</strong> maximale invulling <strong>van</strong> <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong><br />

planologische regime. Op grond <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

Uitbreidingsplan had<strong>de</strong>n zich ook supermarkten<br />

<strong>van</strong> aanzienlijke om<strong>van</strong>g in <strong>de</strong> nabijheid <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

buurtsupermarkt <strong>van</strong> appellant kunnen vestigen.<br />

Appellant had dan ook reeds <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

vigeren<strong>de</strong> plan rekening te hou<strong>de</strong>n met<br />

toenemen<strong>de</strong> concurrentie.<br />

Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning, artikel 49<br />

2.2. Appellant heeft verzocht om vergoeding <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

scha<strong>de</strong> die hij stelt te lij<strong>de</strong>n ten gevolge <strong>van</strong> <strong>het</strong> in<br />

rechte onaantastbaar gewor<strong>de</strong>n besluit tot verlening<br />

<strong>van</strong> vrijstelling ex artikel 19 <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO, ten behoeve<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> bouw <strong>van</strong> een supermarkt met een<br />

vloer<strong>op</strong>pervlak <strong>van</strong> circa 1.000 m 2 <strong>op</strong> een perceel<br />

tussen <strong>de</strong> Betje Wolffstraat en <strong>de</strong> Sara Burgerhartweg<br />

te Den Haag.<br />

Appellant meent dat <strong>de</strong> bouw <strong>van</strong> <strong>de</strong> supermarkt<br />

heeft geleid tot een omzetverlies en sluiting <strong>van</strong> zijn<br />

– se<strong>de</strong>rt 9 september 1985 gevestig<strong>de</strong> – buurtsupermarkt<br />

in <strong>de</strong> Betje Wolffstraat, waardoor hij scha<strong>de</strong><br />

lijdt.<br />

2.3. De raad heeft <strong>de</strong> SAOZ verzocht een advies uit<br />

te brengen over <strong>het</strong> planscha<strong>de</strong>verzoek. Blijkens <strong>de</strong><br />

terzake uitgebrachte adviezen <strong>van</strong> september 1999<br />

en 25 april 2000 is <strong>de</strong> SAOZ <strong>van</strong> mening dat appellant<br />

ten gevolge <strong>van</strong> <strong>de</strong> vrijstelling ex artikel 19 <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> WRO niet in een planologisch na<strong>de</strong>liger positie is<br />

komen te verkeren waaruit voor hem scha<strong>de</strong> voortvloeit.<br />

De SAOZ heeft daartoe overwogen dat <strong>het</strong><br />

‘Uitbreidingsplan Moerwijk’, dat in 1953 onherroepelijk<br />

is gewor<strong>de</strong>n, winkels toestaat <strong>op</strong> <strong>de</strong> begane<br />

grond <strong>van</strong> een groot aantal in <strong>de</strong> nabijheid <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

pand waarin <strong>de</strong> buurtsupermarkt <strong>van</strong> appellant was<br />

gevestigd, gelegen pan<strong>de</strong>n. Samenvoeging <strong>van</strong> winkeleenhe<strong>de</strong>n<br />

is in <strong>het</strong> ‘Uitbreidingsplan Moerwijk’<br />

niet uitgesloten, zodat zich <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> dat plan<br />

ook supermarkten <strong>van</strong> aanzienlijke om<strong>van</strong>g in <strong>de</strong><br />

nabijheid <strong>van</strong> <strong>de</strong> buurtsupermarkt <strong>van</strong> appellant<br />

had<strong>de</strong>n kunnen vestigen. Bovendien is <strong>het</strong> college<br />

<strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> artikel<br />

15, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Veror<strong>de</strong>ning behoren<strong>de</strong> bij<br />

<strong>het</strong> ‘Uitbreidingsplan Moerwijk’ (hierna: Veror<strong>de</strong>ning)<br />

– voorzover hier <strong>van</strong> belang – bevoegd voor<br />

terreinen, welke in eigendom aan <strong>de</strong> gemeente Den<br />

Haag toebehoren, na voorafgaan<strong>de</strong> toestemming<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> college <strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten <strong>van</strong> Zuid-<br />

Holland, ter tegemoetkoming aan bij <strong>de</strong> uitwerking<br />

en uitvoering <strong>van</strong> <strong>het</strong> plan na<strong>de</strong>r blijken<strong>de</strong> behoeften<br />

aan winkels, af te wijken of afwijking toe te<br />

staan <strong>van</strong> bestemmingen. Appellant had dan ook<br />

reeds <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>het</strong> vigeren<strong>de</strong> plan rekening te<br />

hou<strong>de</strong>n met toenemen<strong>de</strong> concurrentie. Derhalve<br />

kan niet gesteld wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> door appellant gestel<strong>de</strong><br />

scha<strong>de</strong> niet had kunnen <strong>op</strong>tre<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

werking <strong>van</strong> <strong>het</strong> ‘Uitbreidingsplan Moerwijk’.<br />

2.4. De rechtbank heeft overwogen dat <strong>de</strong> raad terecht<br />

<strong>op</strong> basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> adviezen <strong>van</strong> <strong>de</strong> SAOZ heeft<br />

geconclu<strong>de</strong>erd dat appellant niet in een planologisch<br />

na<strong>de</strong>liger situatie is gekomen, nu in <strong>de</strong> omgeving<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> buurtsupermarkt <strong>van</strong> appellant veel<br />

pan<strong>de</strong>n met een winkelbestemming <strong>op</strong> <strong>de</strong> begane<br />

grond zijn, en samenvoeging <strong>van</strong> die kleine winkels<br />

tot een grote supermarkt planologisch niet onmogelijk<br />

is.<br />

2.5. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd<br />

dat <strong>de</strong> rechtbank ten onrechte heeft geoor<strong>de</strong>eld dat<br />

<strong>de</strong> raad <strong>de</strong> adviezen <strong>van</strong> <strong>de</strong> SAOZ aan <strong>de</strong> beslissing<br />

<strong>op</strong> bezwaar ten grondslag heeft kunnen leggen. Volgens<br />

appellant zijn <strong>de</strong> adviezen <strong>van</strong> <strong>de</strong> SAOZ gebaseerd<br />

<strong>op</strong> twee onjuiste conclusies, namelijk dat <strong>het</strong><br />

samenvoegen <strong>van</strong> winkels mogelijk is zon<strong>de</strong>r gebruik<br />

te maken <strong>van</strong> <strong>de</strong> afwijkingsmogelijkheid <strong>van</strong><br />

artikel 15, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Veror<strong>de</strong>ning, en dat in<br />

<strong>de</strong> planologische vergelijking rekening mag wor<strong>de</strong>n<br />

gehou<strong>de</strong>n met een volledig gebruik <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze afwijkingsmogelijkheid.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />

91<br />

2.5.1. De grond waar<strong>op</strong> <strong>de</strong> supermarkt is <strong>op</strong>gericht<br />

heeft in <strong>het</strong> ‘Uitbreidingsplan Moerwijk’ <strong>de</strong> bestemmingen<br />

‘Openbare en bijzon<strong>de</strong>re gebouwen’ met<br />

een bebouwingspercentage <strong>van</strong> 50 en ‘Plantsoen’,<br />

ten aanzien waar<strong>van</strong> is bepaald dat <strong>het</strong> college <strong>van</strong><br />

burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs kan toestaan dat <strong>de</strong>ze<br />

grond geheel of ge<strong>de</strong>eltelijk wordt gebruikt voor vergroting<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> aangrenzen<strong>de</strong> terrein met <strong>de</strong> bestemming<br />

‘Openbare en bijzon<strong>de</strong>re gebouwen’. De<br />

grond is eigendom <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente Den Haag.<br />

Gelet hier<strong>op</strong> kon <strong>het</strong> college <strong>van</strong> burgemeester en<br />

wethou<strong>de</strong>rs <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> artikel 15, eerste lid, <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> Veror<strong>de</strong>ning, na voorafgaan<strong>de</strong> toestemming <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> college <strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten <strong>van</strong> Zuid-Holland,<br />

afwijking toestaan <strong>van</strong> <strong>de</strong> daar<strong>op</strong> rusten<strong>de</strong> bestemmingen<br />

‘Openbare en bijzon<strong>de</strong>re gebouwen’ en<br />

‘Plantsoen’, ten behoeve <strong>van</strong> <strong>de</strong> bouw <strong>van</strong> een<br />

supermarkt. Niet wordt ingezien dat een gebruik<br />

<strong>van</strong> artikel 15, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Veror<strong>de</strong>ning voor<br />

winkeldoelein<strong>de</strong>n niet zou behoren tot <strong>de</strong> maximale<br />

mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>het</strong> ‘Uitbreidingsplan Moerwijk’.<br />

De raad kon artikel 15, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Veror<strong>de</strong>ning<br />

in dit geval in <strong>de</strong> planologische vergelijking betrekken.<br />

Gelet hier<strong>op</strong> kan wor<strong>de</strong>n daargelaten of <strong>het</strong><br />

oor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechtbank dat ingevolge <strong>het</strong> ‘Uitbreidingsplan<br />

Moerwijk’ <strong>het</strong> samenvoegen <strong>van</strong> bestaan<strong>de</strong><br />

winkeleenhe<strong>de</strong>n tot een grote supermarkt is toegestaan,<br />

juist is, en wordt geoor<strong>de</strong>eld dat <strong>de</strong> planologische<br />

situatie voor appellant niet in na<strong>de</strong>lige zin<br />

is gewijzigd.<br />

2.6. De conclusie is dat <strong>de</strong> raad terecht heeft geoor<strong>de</strong>eld<br />

dat appellant door <strong>het</strong> vrijstellingsbesluit niet<br />

in een planologisch na<strong>de</strong>liger positie is komen te<br />

verkeren. De rechtbank is tot <strong>het</strong> juiste oor<strong>de</strong>el gekomen.<br />

03-79<br />

Arrest <strong>van</strong> <strong>de</strong> Hoge Raad <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n <strong>van</strong> 2<br />

mei 2003, nr. C02/209HR, inzake een planscha<strong>de</strong>vergoedingskostenverhaalsovereenkomst,<br />

gemeente Nunspeet.<br />

De wet voorziet niet in <strong>de</strong> mogelijkheid <strong>van</strong><br />

verhaal <strong>van</strong> <strong>de</strong> kosten die voor <strong>de</strong> gemeente<br />

verbon<strong>de</strong>n zijn aan <strong>de</strong>ze wettelijke verplichting tot<br />

vergoeding <strong>van</strong> planscha<strong>de</strong>. Gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />

beperkingen die zijn verbon<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> in <strong>de</strong> wet<br />

voorziene verhaalsmogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>gebied</strong><br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>ruimtelijke</strong> or<strong>de</strong>ning en <strong>de</strong> mate waarin <strong>de</strong><br />

belangen <strong>van</strong> <strong>de</strong> burger in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> die<br />

regelingen wor<strong>de</strong>n beschermd, heeft <strong>het</strong> Hof met<br />

juistheid overwogen dat <strong>het</strong> ontbreken <strong>van</strong><br />

rechtsbescherming voor <strong>de</strong> particulier die een<br />

overeenkomst als in casu bedoeld met <strong>de</strong><br />

gemeente sluit, zich verzet tegen aanvaarding <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> geldigheid <strong>van</strong> een beding als dit. De omstandigheid<br />

dat <strong>de</strong> gemeente gehou<strong>de</strong>n is bij een<br />

overeenkomst als <strong>de</strong>ze haar we<strong>de</strong>rpartij zoveel<br />

mogelijk te betrekken in <strong>de</strong> vaststelling <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

planscha<strong>de</strong>vergoeding en diens belang zoveel<br />

mogelijk te behartigen, is in dit verband <strong>van</strong><br />

onvoldoen<strong>de</strong> gewicht. De bezwaren tegen <strong>het</strong><br />

aanvaar<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> geldigheid <strong>van</strong> een beding als<br />

<strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige zijn <strong>van</strong> dien aard dat zij zich ook<br />

verzetten tegen <strong>het</strong> maken <strong>van</strong> een uitzon<strong>de</strong>ring<br />

voor gevallen waarin een herziening in overwegen<strong>de</strong><br />

mate een particulier belang dient en <strong>het</strong><br />

<strong>op</strong> zichzelf re<strong>de</strong>lijk zou kunnen zijn dat <strong>de</strong><br />

planscha<strong>de</strong>vergoeding uitein<strong>de</strong>lijk – geheel of ten<br />

<strong>de</strong>le – voor rekening <strong>van</strong> die particulier(en) komt<br />

of voor gevallen waarin partijen tevoren <strong>het</strong><br />

verhaalsbedrag tot een maximum beperken, on<strong>de</strong>r<br />

meer omdat elke wettelijke maatstaf ontbreekt ter<br />

bepaling <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />

dat door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong> <strong>de</strong> overeenkomst<br />

ten laste <strong>van</strong> <strong>de</strong> particulier zou mogen wor<strong>de</strong>n<br />

gebracht.<br />

Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning, artikelen 42 en<br />

49<br />

3.1. In cassatie gaat <strong>het</strong>, kort gezegd, om <strong>de</strong> vraag<br />

of een overeenkomst waarbij een gemeente aan een<br />

particulier me<strong>de</strong>werking toezegt aan herziening of<br />

vrijstelling <strong>van</strong> een bestemmingsplan tegenover<br />

diens toezegging <strong>de</strong> eventueel daaruit voortvloeien<strong>de</strong><br />

planscha<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n voor zijn rekening te<br />

nemen, geldig is.<br />

3.6.1. Bij een besluit tot vaststelling of herziening<br />

<strong>van</strong> een bestemmingsplan dient voor <strong>de</strong> gemeenteraad<br />

<strong>het</strong> – algemene – belang <strong>van</strong> een goe<strong>de</strong> <strong>ruimtelijke</strong><br />

or<strong>de</strong>ning <strong>het</strong> criterium te zijn voor <strong>het</strong> al dan<br />

niet nemen <strong>van</strong> <strong>het</strong> besluit en aangenomen moet<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


92<br />

Planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />

wor<strong>de</strong>n dat <strong>het</strong>zelf<strong>de</strong> geldt voor een besluit tot <strong>het</strong><br />

verlenen <strong>van</strong> vrijstelling <strong>van</strong> een bestemmingsplan<br />

(<strong>de</strong>ze besluiten zullen hierna ook gezamenlijk wor<strong>de</strong>n<br />

aangeduid als (een besluit tot) herziening).<br />

Weliswaar dient <strong>de</strong> gemeente in dat ka<strong>de</strong>r <strong>de</strong> met<br />

<strong>het</strong> besluit gemoei<strong>de</strong> belangen <strong>van</strong> particulieren in<br />

haar belangenafweging te betrekken en kan zich <strong>de</strong><br />

situatie voordoen dat een voorgenomen herziening<br />

in overwegen<strong>de</strong> mate <strong>het</strong> belang dient <strong>van</strong> een of<br />

meer particulieren <strong>van</strong> wie <strong>het</strong> initiatief om tot herziening<br />

te komen is uitgegaan, maar ook in dat<br />

geval mag <strong>de</strong> gemeente slechts tot herziening besluiten<br />

als <strong>het</strong> algemene belang <strong>van</strong> een goe<strong>de</strong><br />

<strong>ruimtelijke</strong> or<strong>de</strong>ning daarmee gediend is, welk belang<br />

<strong>de</strong> gemeente in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> uitoefening<br />

<strong>van</strong> haar publieke taak dient te behartigen.<br />

3.6.2. Bij een beding als <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige gaat <strong>het</strong><br />

om scha<strong>de</strong> die een belanghebben<strong>de</strong> lijdt tengevolge<br />

<strong>van</strong> een door <strong>de</strong> gemeente in <strong>de</strong> uitoefening <strong>van</strong><br />

haar publieke taak <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>gebied</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>ruimtelijke</strong><br />

or<strong>de</strong>ning genomen besluit tot herziening, voorzover<br />

<strong>de</strong>ze scha<strong>de</strong> ingevolge art. 49 WRO voor rekening<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente komt. De wet voorziet niet in <strong>de</strong><br />

mogelijkheid <strong>van</strong> verhaal <strong>van</strong> <strong>de</strong> kosten die voor <strong>de</strong><br />

gemeente verbon<strong>de</strong>n zijn aan <strong>de</strong>ze wettelijke verplichting<br />

tot vergoeding <strong>van</strong> planscha<strong>de</strong>. Bij aanvaarding<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> geldigheid <strong>van</strong> een <strong>de</strong>rgelijk beding<br />

zou <strong>de</strong> gemeente die kosten echter door <strong>het</strong> bedingen<br />

<strong>van</strong> een tegenprestatie in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> een privaatrechtelijke<br />

overeenkomst ten laste kunnen<br />

brengen <strong>van</strong> particulieren die (in <strong>het</strong> bijzon<strong>de</strong>r)<br />

voor<strong>de</strong>el hebben <strong>van</strong> <strong>het</strong> herzieningsbesluit.<br />

3.6.3. Voorzover <strong>de</strong> wet wel voorziet in verhaal <strong>van</strong><br />

kosten die voortvloeien uit <strong>de</strong> uitoefening <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeentelijke<br />

taak <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>gebied</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>ruimtelijke</strong><br />

or<strong>de</strong>ning, zijn aan die verhaalsmogelijkhe<strong>de</strong>n beperkingen<br />

verbon<strong>de</strong>n. Zo brengt <strong>de</strong> strekking <strong>van</strong><br />

art. 42 WRO – verhoging <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechtszekerheid<br />

voor gron<strong>de</strong>igenaren – mee dat <strong>de</strong> gemeente, indien<br />

zij een financiële bijdrage tot verhaal <strong>van</strong> exploitatiekosten<br />

bedingt, haar uit die overeenkomst voortvloeien<strong>de</strong><br />

aanspraken niet gel<strong>de</strong>nd kan maken als<br />

<strong>de</strong> bepalingen <strong>van</strong> <strong>de</strong> toepasselijke exploitatieveror<strong>de</strong>ning<br />

niet in acht zijn genomen (HR 16 februari<br />

1996, nr. 15933, NJ 1996, 608, HR 17 november<br />

2000, nr. C98/374, NJ 2001, 580 en HR 13 april<br />

2001, nr. C99/161, NJ 2001, 581). Afgezien <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> mogelijkheid tot verhaal door verdiscontering in<br />

<strong>de</strong> gronduitgifteprijs in gevallen waarin <strong>de</strong> gemeente<br />

eigenaar <strong>van</strong> <strong>de</strong> grond is, voorziet <strong>de</strong> wet daarnaast<br />

slechts in <strong>de</strong> mogelijkheid tot verhaal <strong>van</strong> exploitatiekosten<br />

<strong>op</strong> particulieren door <strong>het</strong> heffen <strong>van</strong><br />

baatbelasting, terwijl (sommige) plankosten door<br />

<strong>het</strong> heffen <strong>van</strong> leges kunnen wor<strong>de</strong>n verhaald. Met<br />

betrekking tot die heffingen staat voor <strong>de</strong> burger <strong>de</strong><br />

mogelijkheid <strong>van</strong> bezwaar en eventueel beroep <strong>op</strong><br />

<strong>de</strong> belastingrechter <strong>op</strong>en.<br />

3.6.4. Gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> in 3.6.3 vermel<strong>de</strong> beperkingen<br />

die zijn verbon<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> in <strong>de</strong> wet voorziene verhaalsmogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>gebied</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>ruimtelijke</strong><br />

or<strong>de</strong>ning en <strong>de</strong> mate waarin <strong>de</strong> belangen <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> burger in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> die regelingen wor<strong>de</strong>n<br />

beschermd, heeft <strong>het</strong> Hof met juistheid overwogen<br />

dat <strong>het</strong> ontbreken <strong>van</strong> rechtsbescherming voor <strong>de</strong><br />

particulier die een overeenkomst als bedoeld in<br />

3.6.2 met <strong>de</strong> gemeente sluit, zich verzet tegen aanvaarding<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> geldigheid <strong>van</strong> een beding als dit.<br />

De omstandigheid dat <strong>de</strong> gemeente, zoals on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el<br />

2.e <strong>op</strong> zichzelf terecht betoogt, gehou<strong>de</strong>n is bij<br />

een overeenkomst als <strong>de</strong>ze haar we<strong>de</strong>rpartij zoveel<br />

mogelijk te betrekken in <strong>de</strong> vaststelling <strong>van</strong> <strong>de</strong> planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />

en diens belang zoveel mogelijk<br />

te behartigen, is in dit verband <strong>van</strong> onvoldoen<strong>de</strong> gewicht.<br />

Die omstandigheid brengt immers geenszins<br />

mee dat <strong>de</strong> rechtspositie <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze particulier gelijkwaardig<br />

is aan die <strong>van</strong> iemand die bij <strong>de</strong> vaststelling<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> vergoeding door <strong>de</strong> gemeenteraad en bij een<br />

eventueel daar<strong>op</strong> volgen<strong>de</strong> bestuursrechtelijke procedure<br />

rechtstreeks betrokken is. Dat na<strong>de</strong>el doet<br />

onmiskenbaar tekort aan <strong>de</strong> voor een particulier in<br />

een situatie als <strong>de</strong>ze gewenste rechtsbescherming.<br />

Daarbij is <strong>van</strong> belang dat, zoals <strong>het</strong> Hof heeft overwogen,<br />

<strong>de</strong> particulier met bouwplannen is aangewezen<br />

<strong>op</strong> <strong>de</strong> me<strong>de</strong>werking <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente. De in<br />

on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 2.d genoem<strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> burger<br />

om zich in bepaal<strong>de</strong> gevallen door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong><br />

bestuurs- of civielrechtelijke procedures ertegen te<br />

verzetten dat een gemeente als voorwaar<strong>de</strong> voor<br />

haar me<strong>de</strong>werking aan een besluit tot herziening <strong>de</strong><br />

aanvaarding <strong>van</strong> een beding als <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige<br />

stelt, zijn niet voldoen<strong>de</strong> om <strong>het</strong> argument te ontzenuwen<br />

dat <strong>de</strong> particulier met bouwplannen in die<br />

zin in een afhankelijke positie verkeert dat hij praktisch<br />

gesproken is aangewezen <strong>op</strong> me<strong>de</strong>werking <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> gemeente.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />

93<br />

3.6.5. De hiervoor uiteengezette bezwaren tegen<br />

<strong>het</strong> aanvaar<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> geldigheid <strong>van</strong> een beding<br />

als <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige zijn <strong>van</strong> dien aard dat zij zich<br />

ook verzetten tegen <strong>het</strong> maken <strong>van</strong> een uitzon<strong>de</strong>ring<br />

voor gevallen waarin een herziening in overwegen<strong>de</strong><br />

mate een particulier belang dient en <strong>het</strong> <strong>op</strong> zichzelf<br />

re<strong>de</strong>lijk zou kunnen zijn dat <strong>de</strong> planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />

uitein<strong>de</strong>lijk – geheel of ten <strong>de</strong>le – voor rekening<br />

<strong>van</strong> die particulier(en) komt of voor gevallen waarin<br />

partijen tevoren <strong>het</strong> verhaalsbedrag tot een maximum<br />

beperken, on<strong>de</strong>r meer omdat elke wettelijke<br />

maatstaf ontbreekt ter bepaling <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

planscha<strong>de</strong>vergoeding dat door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong> <strong>de</strong> overeenkomst<br />

ten laste <strong>van</strong> <strong>de</strong> particulier zou mogen<br />

wor<strong>de</strong>n gebracht. Alleen een wettelijke regeling,<br />

waarbij <strong>de</strong> nodige grenzen zou<strong>de</strong>n kunnen wor<strong>de</strong>n<br />

gesteld, zou in die bezwaren kunnen voorzien. Blijkens<br />

<strong>de</strong> ook door <strong>het</strong> Hof vermel<strong>de</strong> Nota Grondbeleid<br />

<strong>van</strong> 2001 (Kamerstukken II 2000/01, 27 581,<br />

nr. 2) bestaan plannen voor een zodanige regeling,<br />

maar een ontwerp daarvoor is (nog) niet ingediend.<br />

3.6.6. Op <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> stuit <strong>het</strong> mid<strong>de</strong>l in al<br />

zijn on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len af.<br />

4. Beslissing<br />

De Hoge Raad:<br />

verwerpt <strong>het</strong> beroep.<br />

Noot: Het arrest <strong>van</strong> <strong>het</strong> Hof Arnhem is <strong>op</strong>genomen<br />

in Nieuwsbrief <strong>StAB</strong> 2002/4, nr. 02-120.<br />

omzetten, ook al is later aan dit verbod<br />

goedkeuring onthou<strong>de</strong>n.<br />

Algemene wet bestuursrecht, artikel 7:12<br />

Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning, artikel 49<br />

2.1. Appellante vraagt verweer<strong>de</strong>r om scha<strong>de</strong>vergoeding<br />

omdat zij scha<strong>de</strong> heeft gele<strong>de</strong>n door <strong>de</strong><br />

goedkeuring <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestemmingsplan ‘Buiten<strong>gebied</strong><br />

1989, twee<strong>de</strong> herziening’, voorzover daarbij<br />

zijn goedgekeurd <strong>de</strong> in dit plan voor haar gron<strong>de</strong>n<br />

<strong>op</strong>genomen beperkingen inzake <strong>het</strong> omzetten en/of<br />

scheuren <strong>van</strong> graslan<strong>de</strong>n voor permanente bollenteelt.<br />

Verweer<strong>de</strong>r heeft <strong>het</strong> verzoek om scha<strong>de</strong>vergoeding<br />

afgewezen, <strong>het</strong>geen hij in bezwaar heeft gehandhaafd.<br />

2.2. De gemeenteraad <strong>van</strong> Zijpe heeft <strong>op</strong> 25 maart<br />

1997 <strong>het</strong> bestemmingsplan ‘Buiten<strong>gebied</strong> 1989,<br />

twee<strong>de</strong> herziening’ vastgesteld. In dit plan is aan <strong>de</strong><br />

gron<strong>de</strong>n <strong>van</strong> appellante <strong>de</strong> bestemming ‘Agrarische<br />

productie<strong>gebied</strong>en IIa’ toegekend. Ingevolge <strong>de</strong><br />

planvoorschriften is <strong>op</strong> gron<strong>de</strong>n met <strong>de</strong>ze bestemming<br />

<strong>het</strong> permanent omzetten in bollengrond verbo<strong>de</strong>n<br />

en is voor <strong>het</strong> scheuren <strong>van</strong> grasland een aanlegvergunning<br />

vereist. Verweer<strong>de</strong>r heeft bij besluit<br />

<strong>van</strong> 28 oktober 1997 beslist omtrent <strong>de</strong> goedkeuring<br />

<strong>van</strong> dit plan en, voorzover thans <strong>van</strong> belang,<br />

on<strong>de</strong>r ongegrondverklaring <strong>van</strong> <strong>de</strong> be<strong>de</strong>nkingen <strong>van</strong><br />

appellante goedkeuring verleend aan dit plan<strong>de</strong>el.<br />

03-80<br />

Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 7 mei 2003, nr.<br />

200204200/1, inzake een verzoek om vergoeding<br />

<strong>van</strong> scha<strong>de</strong> als gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong> onrechtmatige<br />

goedkeuring <strong>van</strong> een bestemmingsplan; provincie<br />

Noord-Holland.<br />

Aangezien in <strong>het</strong> bestemmingsplan <strong>het</strong><br />

permanent omzetten <strong>van</strong> grasland in bollengrond<br />

was verbo<strong>de</strong>n, kan niet wor<strong>de</strong>n gesteld dat <strong>de</strong><br />

scha<strong>de</strong> <strong>het</strong> (directe) gevolg is <strong>van</strong> <strong>de</strong> weigering<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> aanlegvergunning voor <strong>het</strong> permanent<br />

De Af<strong>de</strong>ling heeft bij uitspraak <strong>van</strong> 29 november<br />

1999, nr. E01.97.0647, <strong>de</strong> goedkeuring <strong>op</strong> dit<br />

punt vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> Algemene wet bestuursrecht en artikel 4a, achtste<br />

lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning. De<br />

Af<strong>de</strong>ling heeft hiertoe overwogen dat <strong>de</strong> goedkeuring<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> plan<strong>de</strong>el niet strookt met <strong>het</strong> streekplan<br />

Noord-Holland-Noord, aangezien <strong>het</strong> plan<strong>de</strong>el<br />

in dit streekplan is aangeduid als bollenconcentratie<strong>gebied</strong><br />

waarbinnen belemmeringen in agrarische<br />

bestemmingen voor <strong>de</strong> permanente bollenteelt,<br />

zoals <strong>het</strong> uitsluiten of <strong>van</strong> een aanlegvergunning afhankelijk<br />

maken <strong>van</strong> diepere grondbewerkingen als<br />

omspuiten, bezan<strong>de</strong>n en omzetten <strong>van</strong> grond, zijn<br />

uitgesloten.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


94<br />

Planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />

In zijn besluit <strong>van</strong> 9 mei 2000, kenmerk 2000-<br />

13524, heeft verweer<strong>de</strong>r <strong>op</strong>nieuw omtrent <strong>de</strong> goedkeuring<br />

<strong>van</strong> dit plan<strong>de</strong>el beslist en heeft hij on<strong>de</strong>r<br />

verwijzing naar <strong>de</strong> uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> 29<br />

november 1999 alsnog goedkeuring hieraan onthou<strong>de</strong>n.<br />

2.3. Niet in geschil is dat <strong>het</strong> goedkeuringsbesluit<br />

<strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r <strong>van</strong> 28 oktober 1997 onrechtmatig<br />

is en dat <strong>de</strong>ze onrechtmatigheid verweer<strong>de</strong>r moet<br />

wor<strong>de</strong>n toegerekend. Gelet hier<strong>op</strong> komt scha<strong>de</strong> die<br />

appellante als gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong> goedkeuring <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

bestemmingsplan heeft gele<strong>de</strong>n in beginsel voor<br />

vergoeding in aanmerking.<br />

Verweer<strong>de</strong>r heeft aan <strong>de</strong> afwijzing <strong>van</strong> <strong>het</strong> verzoek<br />

tot scha<strong>de</strong>vergoeding primair ten grondslag gelegd<br />

dat <strong>de</strong> gele<strong>de</strong>n scha<strong>de</strong> niet aan <strong>het</strong> goedkeuringsbesluit<br />

kan wor<strong>de</strong>n toegerekend. Hij heeft hiertoe<br />

overwogen dat <strong>de</strong> scha<strong>de</strong> <strong>het</strong> directe gevolg is <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> weigering <strong>van</strong> <strong>de</strong> door appellante aangevraag<strong>de</strong><br />

aanlegvergunning.<br />

2.3.1. Bij besluit <strong>van</strong> 8 april 1997 heeft <strong>het</strong> college<br />

<strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> Zijpe <strong>het</strong> verzoek<br />

<strong>van</strong> appellante om een aanlegvergunning voor<br />

<strong>het</strong> scheuren en fresen <strong>van</strong> grasland ten behoeve<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> lelieteelt geweigerd. Bij besluit <strong>van</strong> 17 februari<br />

1998 heeft <strong>het</strong> college <strong>van</strong> burgemeester en<br />

wethou<strong>de</strong>rs <strong>het</strong> daartegen gemaakte bezwaar ongegrond<br />

verklaard. Bij uitspraak <strong>van</strong> 28 januari 1999<br />

heeft <strong>de</strong> arrondissementsrechtbank Alkmaar (hierna:<br />

<strong>de</strong> rechtbank), voorzover <strong>van</strong> belang, <strong>het</strong> door<br />

appellante daartegen ingestel<strong>de</strong> beroep gegrond<br />

verklaard, <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing <strong>op</strong> bezwaar vernietigd<br />

en bepaald dat <strong>het</strong> college <strong>van</strong> burgemeester<br />

en wethou<strong>de</strong>rs een nieuwe beslissing <strong>op</strong><br />

bezwaar moest nemen met inachtneming <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

bepaal<strong>de</strong> in <strong>de</strong> uitspraak. Bij besluit <strong>van</strong> 11 mei<br />

1999 heeft <strong>het</strong> college <strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs<br />

<strong>het</strong> bezwaar we<strong>de</strong>rom ongegrond verklaard.<br />

Bij uitspraak <strong>van</strong> 28 september 1999 heeft<br />

<strong>de</strong> rechtbank, voorzover <strong>van</strong> belang, <strong>het</strong> door appellante<br />

daartegen ingestel<strong>de</strong> beroep gegrond verklaard,<br />

<strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing <strong>op</strong> bezwaar vernietigd<br />

en bepaald dat <strong>het</strong> college <strong>van</strong> burgemeester en<br />

wethou<strong>de</strong>rs een nieuwe beslissing <strong>op</strong> bezwaar<br />

moest nemen met inachtneming <strong>van</strong> <strong>het</strong> bepaal<strong>de</strong><br />

in <strong>de</strong> uitspraak.<br />

Bij uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> 22 februari 2001,<br />

nr. 199903095/1, is <strong>het</strong> daartegen door <strong>het</strong> college<br />

<strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs ingestel<strong>de</strong> hoger<br />

beroep gegrond verklaard. Bij <strong>de</strong>ze uitspraak heeft<br />

<strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling vastgesteld dat <strong>de</strong> aanvraag om een<br />

aanlegvergunning ziet <strong>op</strong> <strong>het</strong> blijvend omzetten <strong>van</strong><br />

grasland in bollengrond. De Af<strong>de</strong>ling heeft voorts,<br />

voorzover <strong>van</strong> belang, overwogen dat <strong>het</strong> college<br />

<strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>de</strong> aanvraag terecht<br />

heeft getoetst aan <strong>het</strong> bestemmingsplan ‘Buiten<strong>gebied</strong><br />

1989, twee<strong>de</strong> herziening’ en dat hij in<br />

<strong>het</strong> in dit bestemmingsplan <strong>op</strong>genomen absolute<br />

verbod voor <strong>het</strong> blijvend omzetten <strong>van</strong> grasland in<br />

bollengrond, gelet <strong>op</strong> <strong>het</strong> bepaal<strong>de</strong> in artikel 44,<br />

eerste lid, on<strong>de</strong>r a, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke<br />

Or<strong>de</strong>ning, terecht aanleiding heeft gezien om in zijn<br />

besluit <strong>van</strong> 11 mei 1999 <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>re weigering <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> aanlegvergunning te handhaven.<br />

2.3.2. De Af<strong>de</strong>ling stelt vast dat haar uitspraak <strong>van</strong><br />

22 februari 2001 impliceert dat <strong>het</strong> bestemmingsplan,<br />

waar dit een verbod bevatte voor <strong>het</strong> permanent<br />

omzetten <strong>van</strong> grasland in bollengrond, <strong>het</strong> college<br />

<strong>van</strong> burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs <strong>de</strong>stijds geen<br />

ruimte bood voor <strong>het</strong> verlenen <strong>van</strong> <strong>de</strong> gevraag<strong>de</strong><br />

aanlegvergunning.<br />

Gelet hier<strong>op</strong> kan <strong>de</strong> scha<strong>de</strong> die appellante stelt te<br />

hebben gele<strong>de</strong>n niet wor<strong>de</strong>n geacht <strong>het</strong> directe gevolg<br />

te zijn <strong>van</strong> <strong>de</strong> weigering <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanlegvergunning.<br />

Uit <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong> volgt dat <strong>de</strong> motivering die verweer<strong>de</strong>r<br />

primair aan <strong>de</strong> afwijzing <strong>van</strong> <strong>het</strong> verzoek<br />

tot scha<strong>de</strong>vergoeding ten grondslag heeft gelegd<br />

<strong>de</strong>ze afwijzing niet kan dragen.<br />

03-81<br />

Uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>van</strong> 21 mei 2003, nr.<br />

200203665/1, inzake een verzoek om<br />

planscha<strong>de</strong>vergoeding, gemeente Haarlem.<br />

In artikel 18, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet voorl<strong>op</strong>ige<br />

regeling inzake <strong>het</strong> Nationale Plan en <strong>de</strong> Streekplannen<br />

is bepaald dat, voorzover een plan <strong>van</strong><br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />

95<br />

uitbreiding met <strong>het</strong> streekplan in strijd is, dit<br />

vervalt met ingang <strong>van</strong> <strong>de</strong> dag waar<strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

streekplan <strong>van</strong> kracht wordt. Ingevolge <strong>het</strong><br />

streekplan ‘Zuid-Kennemerland’, dat is<br />

goedgekeurd bij Koninklijk Besluit <strong>van</strong> 14 juni<br />

1962, was <strong>het</strong> terrein bestemd tot ‘agrarisch<br />

bedrijf c.a. (art. II)’. De bestemming ‘wegen,<br />

water en nieuwe <strong>op</strong>en bebouwing en nieuwe<br />

gesloten bebouwing’ <strong>van</strong> een ge<strong>de</strong>elte <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

terrein was daarmee in strijd, zodat met<br />

betrekking tot dat perceelsge<strong>de</strong>elte geen<br />

bestemmingsplan meer <strong>van</strong> kracht was. Het ou<strong>de</strong><br />

planologische regime wordt voor die gron<strong>de</strong>n<br />

gevormd door <strong>de</strong> toentertijd gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> gemeentelijke<br />

bouwveror<strong>de</strong>ning. On<strong>de</strong>r <strong>het</strong> ou<strong>de</strong> planologische<br />

regime was geen sprake <strong>van</strong> een voldoen<strong>de</strong><br />

dui<strong>de</strong>lijk en kenbaar planologisch beleid,<br />

<strong>op</strong> grond waar<strong>van</strong> on<strong>de</strong>r meer vrijstelling voor<br />

bouwen met overschrijding <strong>van</strong> <strong>de</strong> achtergevelrooilijn<br />

zou kunnen wor<strong>de</strong>n verleend. Op <strong>het</strong><br />

on<strong>de</strong>rhavige <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein waren dan ook<br />

geen reële bebouwingsmogelijkhe<strong>de</strong>n aanwezig.<br />

Passieve risicoaanvaarding.<br />

Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning, artikel 49<br />

2.4. Appellante, se<strong>de</strong>rt 25 augustus 1988 eigenaar<br />

<strong>van</strong> een stuk grond ter grootte <strong>van</strong> 1.20.85 ha nabij<br />

(A) te Haarlem, heeft verzocht om vergoeding <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

scha<strong>de</strong> die zij stelt te lij<strong>de</strong>n ten gevolge <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestemmingsplan<br />

‘Omgeving Zijlweg, partiële herziening<br />

nr. 3’. Volgens appellante bedraagt <strong>de</strong><br />

scha<strong>de</strong> die zij lijdt primair ƒ 2.505.256,00<br />

€ 1.136.835,61) <strong>van</strong>wege <strong>het</strong> niet meer kunnen<br />

<strong>op</strong>richten <strong>van</strong> een kantorencomplex, waarvoor zij<br />

een bouwaanvraag had ingediend, dan wel subsidiair<br />

ƒ 3.360.615,00 (€ 1.524.980,60) <strong>van</strong>wege<br />

<strong>het</strong> niet meer kunnen realiseren <strong>van</strong> woningen <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> terrein.<br />

2.5. Blijkens <strong>de</strong> stukken waren ter plaatse <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

terrein <strong>van</strong> appellante <strong>het</strong> uitbreidingsplan ‘Haarlem<br />

Zuid-West’, goedgekeurd door ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong><br />

staten <strong>van</strong> Noord-Holland (hierna: ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong><br />

staten) bij besluit <strong>van</strong> 25 september 1929, alsme<strong>de</strong><br />

wijziging nr. 7 <strong>van</strong> dit plan, goedgekeurd bij besluit<br />

<strong>van</strong> ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten <strong>van</strong> 20 oktober<br />

1937, <strong>van</strong> kracht. Ingevolge dit plan, inclusief wijziging,<br />

had <strong>het</strong> terrein <strong>de</strong> bestemming ‘wegen,<br />

water en nieuwe <strong>op</strong>en bebouwing en nieuwe gesloten<br />

bebouwing’.<br />

Op 15 augustus 1951 is <strong>het</strong> aangepaste uitbreidingsplan<br />

‘Omgeving Zijlweg’ ge<strong>de</strong>eltelijk door ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong><br />

staten goedgekeurd. Ingevolge dit plan<br />

is <strong>het</strong> zuidoostelijke ge<strong>de</strong>elte <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein bestemd<br />

tot ‘bloembollen-, warmoezeniers-, en hoveniersbedrijven’.<br />

Ingevolge artikel 6 <strong>van</strong> <strong>de</strong> voorschriften<br />

behoren<strong>de</strong> bij dit plan mag <strong>op</strong> <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n<br />

met <strong>de</strong>ze bestemming niet wor<strong>de</strong>n gebouwd. Krachtens<br />

<strong>de</strong> in 1974 goedgekeur<strong>de</strong> aanvullen<strong>de</strong> gebruiksvoorschriften<br />

is gebruik in strijd met <strong>de</strong> bestemming<br />

verbo<strong>de</strong>n.<br />

Aan <strong>de</strong> bestemmingen <strong>van</strong> <strong>het</strong> resteren<strong>de</strong> ge<strong>de</strong>elte<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> perceel werd door ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten<br />

goedkeuring onthou<strong>de</strong>n, zodat <strong>op</strong> dat ge<strong>de</strong>elte<br />

<strong>de</strong> bestemming ingevolge <strong>het</strong> gewijzig<strong>de</strong> uitbreidingsplan<br />

‘Haarlem Zuid-West’ <strong>van</strong> kracht bleef.<br />

Ingevolge <strong>het</strong> streekplan ‘Zuid-Kennemerland’,<br />

dat is goedgekeurd bij Koninklijk Besluit <strong>van</strong> 14 juni<br />

1962, was <strong>het</strong> terrein bestemd tot ‘agrarisch bedrijf<br />

c.a. (art. II)’. In artikel 18, eerste lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet<br />

voorl<strong>op</strong>ige regeling inzake <strong>het</strong> Nationale Plan en <strong>de</strong><br />

Streekplannen is bepaald dat, voorzover een plan <strong>van</strong><br />

uitbreiding met <strong>het</strong> streekplan in strijd is, dit vervalt<br />

met ingang <strong>van</strong> <strong>de</strong> dag waar<strong>op</strong> <strong>het</strong> streekplan <strong>van</strong><br />

kracht wordt. Ten gevolge <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze bepaling is <strong>de</strong> bestemming<br />

‘wegen, water en nieuwe <strong>op</strong>en bebouwing<br />

en nieuwe gesloten bebouwing’, die <strong>op</strong> <strong>het</strong> resteren<strong>de</strong><br />

ge<strong>de</strong>elte <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein was blijven rusten, vervallen,<br />

zodat met betrekking tot dat perceelsge<strong>de</strong>elte<br />

geen bestemmingsplan meer <strong>van</strong> kracht was.<br />

2.5.1. Op 5 juni 1991 heeft <strong>de</strong> raad <strong>het</strong> bestemmingsplan<br />

‘Omgeving Zijlweg, partiële herziening<br />

nr. 3’ vastgesteld. Bij besluit <strong>van</strong> 14 januari 1992<br />

hebben ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> staten dit bestemmingsplan<br />

ge<strong>de</strong>eltelijk goedgekeurd.<br />

Bij Koninklijk Besluit <strong>van</strong> 23 juli 1993 is goedkeuring<br />

onthou<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> bestemming ‘garagebedrijf’<br />

ter plaatse <strong>van</strong> <strong>het</strong> noor<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

terrein. Voorts is goedkeuring onthou<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> bestemming<br />

‘agrarische doelein<strong>de</strong>n (A)’ met betrekking<br />

tot een strook grond met een diepte <strong>van</strong> circa<br />

25 m direct ten zui<strong>de</strong>n <strong>van</strong> dat noor<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el.<br />

De bestemming ‘agrarische doelein<strong>de</strong>n (A)’ <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> achter die strook grond gelegen zui<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein is bij laatstgenoemd Koninklijk Besluit<br />

onherroepelijk gewor<strong>de</strong>n. Het zui<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


96<br />

Planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein is als zodanig bestemd voor <strong>de</strong> uitoefening<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> grondgebon<strong>de</strong>n agrarisch bedrijf,<br />

waarbij gebouwen niet zijn toegelaten.<br />

2.5.2. Uit <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> volgt dat <strong>het</strong> <strong>op</strong> 23 juli<br />

1993 onherroepelijk gewor<strong>de</strong>n ge<strong>de</strong>elte <strong>van</strong> <strong>het</strong> bestemmingsplan<br />

‘Omgeving Zijlweg, partiële herziening<br />

nr. 3’, dat <strong>van</strong> toepassing is <strong>op</strong> <strong>het</strong> zui<strong>de</strong>lijke<br />

en zuidoostelijke <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> perceel, dient te wor<strong>de</strong>n<br />

vergeleken met <strong>het</strong> ou<strong>de</strong> planologische regime,<br />

bestaan<strong>de</strong> uit <strong>de</strong> toentertijd gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> gemeentelijke<br />

bouwveror<strong>de</strong>ning voor <strong>het</strong> zui<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>el en <strong>het</strong> uitbreidingsplan<br />

‘Omgeving Zijlweg’, inclusief <strong>de</strong> in<br />

1974 goedgekeur<strong>de</strong> aanvullen<strong>de</strong> voorschriften,<br />

voor <strong>het</strong> zuidoostelijke <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige<br />

perceel. Het noor<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el, ten aanzien waar<strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> planologisch regime niet is gewijzigd, valt buiten<br />

<strong>de</strong> vereiste planvergelijking.<br />

2.7. Het geschil spitst zich toe <strong>op</strong> <strong>de</strong> vraag of sprake<br />

is <strong>van</strong> voor vergoeding in aanmerking komen<strong>de</strong><br />

planscha<strong>de</strong> ten aanzien <strong>van</strong> <strong>het</strong> zui<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> terrein.<br />

Appellante betoogt dat <strong>de</strong> rechtbank ten onrechte<br />

heeft geoor<strong>de</strong>eld dat <strong>de</strong> raad zich terecht <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

standpunt heeft gesteld dat <strong>op</strong> <strong>het</strong> zui<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein geen reële bebouwingsmogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

aanwezig waren en dat zij <strong>de</strong>rhalve geen scha<strong>de</strong><br />

heeft gele<strong>de</strong>n ten gevolge <strong>van</strong> een verlies <strong>van</strong> bebouwingsmogelijkhe<strong>de</strong>n.<br />

2.7.1. Voor <strong>het</strong> zui<strong>de</strong>lijke – geheel achter <strong>de</strong> achtergevelrooilijn<br />

gelegen – ge<strong>de</strong>elte <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein gold<br />

alleen <strong>de</strong> voormalige gemeentelijke bouwveror<strong>de</strong>ning.<br />

Ingevolge artikel 2.5.12 <strong>van</strong> <strong>de</strong> toenmalige<br />

bouwveror<strong>de</strong>ning, voorzover hier <strong>van</strong> belang, is <strong>het</strong><br />

verbo<strong>de</strong>n te bouwen met overschrijding <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

achtergevelrooilijn. Ingevolge artikel 2.5.14 <strong>van</strong> die<br />

bouwveror<strong>de</strong>ning, voorzover hier <strong>van</strong> belang, kan<br />

<strong>van</strong> dat verbod vrijstelling wor<strong>de</strong>n verleend.<br />

De voormalige Af<strong>de</strong>ling rechtspraak heeft meermalen<br />

ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong>rgelijke bepalingen – overeenkomen<strong>de</strong><br />

met artikelen 46 en 48 <strong>van</strong> <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>lbouwveror<strong>de</strong>ning<br />

1965 en <strong>de</strong> groten<strong>de</strong>els daar<strong>van</strong><br />

afgelei<strong>de</strong> artikelen 2.5.12 en 2.5.14 <strong>van</strong> <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>lbouwveror<strong>de</strong>ning<br />

1992 – overwogen (bijvoorbeeld<br />

in <strong>de</strong> uitspraak <strong>van</strong> 7 augustus 1978, nr. A-3.0611<br />

BR 1978/757), dat <strong>de</strong> bewoordingen er<strong>van</strong> niet<br />

dwingen tot <strong>de</strong> uitleg dat <strong>van</strong> overschrijding <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

achtergevelrooilijn niet zou kunnen wor<strong>de</strong>n gesproken,<br />

indien <strong>het</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> gebouw geheel achter<br />

<strong>de</strong> achtergevelrooilijn is gelegen. Een <strong>de</strong>rgelijke<br />

uitleg zou ook niet in overeenstemming zijn met <strong>de</strong><br />

strekking <strong>van</strong> <strong>de</strong> rooilijnbepalingen in <strong>de</strong> Woningwet.<br />

Er bestaat geen aanleiding daarover thans an<strong>de</strong>rs<br />

te oor<strong>de</strong>len.<br />

Voorts kunnen bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> vraag of<br />

al dan niet vrijstelling dient te wor<strong>de</strong>n verleend, zoals<br />

<strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling, bijvoorbeeld in <strong>de</strong> uitspraak <strong>van</strong><br />

13 augustus 1998 in zaak nr. H01.96.1220<br />

(AB 1999, 162), eer<strong>de</strong>r heeft overwogen, alle belangen<br />

in <strong>de</strong> overwegingen wor<strong>de</strong>n betrokken, die door<br />

<strong>het</strong> verlenen <strong>van</strong> vrijstelling zou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n gediend<br />

of geschaad. Daartoe behoort ook <strong>het</strong> belang dat<br />

ermee is gediend dat geen bouwwerken wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong>gericht<br />

die niet passen in <strong>de</strong> door <strong>de</strong> gemeente meest<br />

wenselijk geachte planologische conceptie voor <strong>het</strong><br />

betrokken <strong>gebied</strong>. Ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> indiening <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

aanvraag om bouwvergunning moet dan wel sprake<br />

zijn <strong>van</strong> een dui<strong>de</strong>lijk en kenbaar planologisch beleid.<br />

2.7.2. Voor <strong>het</strong> betrokken <strong>gebied</strong>, waar<strong>van</strong> <strong>het</strong> perceel<br />

<strong>van</strong> appellante <strong>de</strong>el uitmaakt, zijn se<strong>de</strong>rt 1982<br />

voorbereidingsbesluiten genomen tenein<strong>de</strong> ongewenste<br />

ontwikkelingen tegen te gaan. In <strong>het</strong> in<br />

1982 genomen voorbereidingsbesluit wordt met<br />

een mogelijke woonbestemming rekening gehou<strong>de</strong>n,<br />

maar in <strong>de</strong> daar<strong>op</strong> volgen<strong>de</strong> voorbereidingsbesluiten<br />

ontbreekt een verwijzing daarnaar.<br />

Op 23 oktober 1985 is door <strong>de</strong> raad <strong>de</strong> Nota uitbreidings<strong>gebied</strong>en<br />

in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>het</strong> structuurplan<br />

Haarlem (hierna: <strong>de</strong> Nota uitbreidings<strong>gebied</strong>en)<br />

behan<strong>de</strong>ld. Daarin werd <strong>de</strong> raad een aantal<br />

nieuwe mogelijke woningbouwlocaties ter keuze<br />

voorgelegd. De keuze <strong>van</strong> <strong>de</strong> raad zou als uitgangspunt<br />

dienen bij <strong>de</strong> <strong>op</strong>stelling <strong>van</strong> een <strong>de</strong>finitief ontwerp-structuurplan,<br />

waarin <strong>de</strong> toekomstige <strong>ruimtelijke</strong><br />

ontwikkeling integraal zou wor<strong>de</strong>n beschreven<br />

en naast woningbouw ook an<strong>de</strong>re aspecten als<br />

on<strong>de</strong>r meer recreatie, economische ontwikkeling,<br />

verkeer en vervoer aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> zou<strong>de</strong>n komen. De<br />

keuze <strong>van</strong> <strong>de</strong> raad zou ook bepalend zijn voor <strong>de</strong><br />

ontwikkeling <strong>van</strong> bestemmingsplannen voor <strong>de</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong><br />

<strong>gebied</strong>en. De raad heeft gekozen voor<br />

ongeveer 240 woningen in <strong>het</strong> betrokken <strong>gebied</strong>.<br />

Uit <strong>de</strong> voorbereidingsbesluiten en <strong>het</strong> besluit <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

raad blijkt echter niet precies welke toekomstige<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Planscha<strong>de</strong>vergoeding<br />

97<br />

ontwikkeling <strong>op</strong> <strong>het</strong> perceel <strong>van</strong> appellante werd beoogd.<br />

Ver<strong>de</strong>r is in <strong>de</strong> Nota uitbreidings<strong>gebied</strong>en een<br />

eventuele woonbestemming <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein expliciet<br />

afhankelijk gesteld <strong>van</strong> na<strong>de</strong>re besluitvorming,<br />

waaron<strong>de</strong>r een te ontwikkelen bestemmingsplan. In<br />

<strong>het</strong> in 1987 vastgestel<strong>de</strong> en goedgekeur<strong>de</strong> Streekplan<br />

‘Noordzeekanaal<strong>gebied</strong>’ is <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige terrein<br />

aangewezen voor een toekomstige woonfunctie.<br />

Op 25 januari 1990 is <strong>het</strong> voorontwerp <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

bestemmingsplan ‘Omgeving Zijlweg, partiële herziening<br />

nr. 3’ ter inzage gelegd. In dit voorontwerp<br />

is geen expliciete keuze gemaakt voor een kantoorof<br />

woonbestemming <strong>van</strong> (<strong>het</strong> zui<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el <strong>van</strong>)<br />

<strong>het</strong> terrein.<br />

Op 21 maart <strong>van</strong> dat jaar werd een referendum<br />

aangekondigd over <strong>het</strong> bebouwen <strong>van</strong> on<strong>de</strong>r meer<br />

<strong>het</strong> Brouwersvaart<strong>gebied</strong>, waaron<strong>de</strong>r <strong>het</strong> zui<strong>de</strong>lijke<br />

<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein valt. Vervolgens heeft appellante<br />

<strong>op</strong> 2 oktober 1990 voor <strong>het</strong> <strong>op</strong>richten <strong>van</strong> vier<br />

kantoortorens <strong>op</strong> <strong>het</strong> zui<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein<br />

een bouwaanvraag ingediend. Tegen <strong>het</strong> bouwplan<br />

hebben omwonen<strong>de</strong>n echter bezwaren ingediend en<br />

<strong>het</strong> is door <strong>de</strong> toen bestaan<strong>de</strong> schoonheidscommissie<br />

afgekeurd.<br />

De raad heeft <strong>op</strong> 5 juni 1991 besloten <strong>de</strong> uitslag<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> referendum <strong>van</strong> 6 maart 1991 te volgen en<br />

inzake <strong>het</strong> Brouwersvaart<strong>gebied</strong> te kiezen voor een<br />

agrarische bestemming. Het bouwplan is toen niet<br />

ver<strong>de</strong>r ontwikkeld.<br />

2.7.3 Het vorenoverwogene in ogenschouw genomen<br />

kan niet wor<strong>de</strong>n staan<strong>de</strong> gehou<strong>de</strong>n dat on<strong>de</strong>r<br />

<strong>het</strong> ou<strong>de</strong> planologische regime, in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> een<br />

te maken belangenafweging, sprake was <strong>van</strong> een<br />

voldoen<strong>de</strong> dui<strong>de</strong>lijk en kenbaar planologisch beleid<br />

met betrekking tot <strong>het</strong> zui<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein,<br />

<strong>op</strong> grond waar<strong>van</strong> on<strong>de</strong>r meer vrijstelling voor<br />

bouwen met overschrijding <strong>van</strong> <strong>de</strong> achtergevelrooilijn<br />

zou kunnen wor<strong>de</strong>n verleend.<br />

De rechtbank heeft dan ook met juistheid overwogen<br />

dat er <strong>op</strong> <strong>het</strong> zui<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein<br />

geen reële bebouwingsmogelijkhe<strong>de</strong>n aanwezig<br />

waren. Gelet hier<strong>op</strong> is appellante ten gevolge <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> bestemmingsplan ‘Omgeving Zijlweg, partiële<br />

herziening nr. 3’, voorzover daarbij is bepaald dat<br />

<strong>op</strong> gron<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> bestemming ‘agrarische doelein<strong>de</strong>n<br />

(A)’ geen gebouwen zijn toegestaan, niet in een<br />

planologisch na<strong>de</strong>liger situatie gekomen. De conclusie<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> rechtbank dat appellante geen scha<strong>de</strong><br />

heeft gele<strong>de</strong>n ten gevolge <strong>van</strong> een verlies <strong>van</strong> bebouwingsmogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> zui<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> terrein, is juist.<br />

2.8. Appellante betoogt voorts dat <strong>de</strong> rechtbank ten<br />

onrechte tot <strong>de</strong> conclusie is gekomen dat ten aanzien<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> verlies <strong>van</strong> <strong>de</strong> gebruiksmogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

sprake is geweest <strong>van</strong> actieve en passieve risicoaanvaarding.<br />

2.8.1. Voor <strong>het</strong> ge<strong>de</strong>elte <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein waar voorheen<br />

uitsluitend <strong>de</strong> bouwveror<strong>de</strong>ning gold, waren<br />

<strong>de</strong> gebruiksmogelijkhe<strong>de</strong>n (zon<strong>de</strong>r bebouwing) niet<br />

beperkt. Met <strong>het</strong> bestemmingsplan ‘Omgeving Zijlweg,<br />

partiële herziening nr. 3’ is <strong>het</strong> gebruik beperkt,<br />

in die zin dat <strong>het</strong> moet vallen binnen <strong>de</strong> bestemming<br />

‘agrarische doelein<strong>de</strong>n (A)’. De rechtbank<br />

heeft terecht geoor<strong>de</strong>eld dat, doordat er een beperking<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> gebruiksmogelijkhe<strong>de</strong>n in <strong>het</strong> nieuwe<br />

planologische regime is <strong>op</strong>genomen, sprake is <strong>van</strong><br />

een na<strong>de</strong>liger positie.<br />

2.8.2. Naar <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling lag <strong>het</strong> <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> moment <strong>van</strong> aanko<strong>op</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein niet in <strong>de</strong><br />

lijn <strong>de</strong>r verwachting dat <strong>de</strong> gebruiksmogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> zui<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong> terrein zou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n<br />

beperkt. Het oor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechtbank dat <strong>de</strong><br />

scha<strong>de</strong> ten gevolge <strong>van</strong> <strong>de</strong> beperking <strong>van</strong> <strong>de</strong> gebruiksmogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

voor rekening <strong>van</strong> appellante<br />

komt, omdat <strong>het</strong> toekomstig planologisch regime<br />

ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanko<strong>op</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> grond <strong>de</strong>rmate onzeker<br />

was dat sprake zou zijn <strong>van</strong> actieve risicoaanvaarding,<br />

wordt niet on<strong>de</strong>rschreven.<br />

Wel on<strong>de</strong>rschrijft <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling <strong>de</strong> overweging <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> rechtbank dat appellante kan wor<strong>de</strong>n aangerekend<br />

nadien geen stappen te hebben on<strong>de</strong>rnomen<br />

om <strong>de</strong> gebruiksmogelijkhe<strong>de</strong>n, die er vóór <strong>de</strong> inwerkingtreding<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> bestemmingsplan ‘Omgeving<br />

Zijlweg, partiële herziening nr. 3’ waren, te benutten.<br />

Dit mocht, bezien <strong>van</strong>uit <strong>de</strong> positie <strong>van</strong> een re<strong>de</strong>lijk<br />

<strong>de</strong>nken<strong>de</strong> en han<strong>de</strong>len<strong>de</strong> eigenaar, gelet <strong>op</strong><br />

<strong>de</strong> onzekere planologische situatie en met name gegeven<br />

<strong>de</strong> ontwikkelingen in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1988-1991,<br />

wel wor<strong>de</strong>n verwacht. Dientengevolge heeft zij <strong>het</strong><br />

risico aanvaard dat <strong>de</strong> gebruiksmogelijkhe<strong>de</strong>n zou<strong>de</strong>n<br />

wor<strong>de</strong>n beperkt. Gelet hier<strong>op</strong> is <strong>het</strong> standpunt<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> raad dat <strong>de</strong> scha<strong>de</strong> die <strong>het</strong> gevolg is <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong>ze passieve <strong>op</strong>stelling voor haar rekening dient te<br />

blijven, juist.<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


98 Doorl<strong>op</strong>end trefwoor<strong>de</strong>nregister 2000-2003<br />

aanduiding 01-82<br />

aanhoudingsplicht 00-57<br />

aanlegvergunning 00-24, 25, 62, 97, 105, 01-88,<br />

92, 124, 02-89, 03-33<br />

aanplakking K37(3/2001)<br />

aanscherping<br />

aanvraag 00-07, 01-04, K4(2/2001), K29,<br />

K57(3/2001), 01-110, 02-54, 58, K3(2/2003),<br />

K4, K27(3/2003), K46<br />

aanvraag herleven K29(2/2001)<br />

aanvulling aanvraag 01-04, K57(3/2001), 01-110,<br />

02-58, K3(2/2003), K27(3/2003)<br />

aanwijzing 01-37, 83, 02-35, 03-24, 42<br />

aard <strong>van</strong> <strong>de</strong> bebouwing<br />

advies 02-74<br />

advies, afwijken <strong>van</strong> 01-144<br />

adviesbureau 00-48<br />

adviescommissie 00-110<br />

afbakening wetgeving K33(2/2001), 00-117,<br />

K99(1/2001)<br />

afgraving 02-91, K87(1/2003)<br />

afstandsgrafiek 02-49<br />

afstandsmeting K25(2/2001)<br />

afstandsnorm K43(3/2000), 00-100, 01-14,<br />

K42(3/2000), 02-16, K32(3/2002), K34(3/2003)<br />

aftrek 01-75, 02-116<br />

afvalpreventie<br />

afvalstof K49(4/2000), K56(4/2000), 00-116,<br />

01-08, 09, 11, 30, 31, 32, K38(3/2001),<br />

K92(1/2002), 02-59, K37(3/2002),<br />

K39(3/2002), K59(4/2002), 03-09, 10, 54, 57,<br />

58, K39(3/2003), K42<br />

afvalverwij<strong>de</strong>ring K56(4/2000), K70(4/2000),<br />

00-116, 01-08, 09, 11, K39(3/2002), 03-54, 57,<br />

58<br />

afvalwater 01-10, 02-130, 136, 03-52<br />

afweging 00-01, 18, K7(2/2000), 02-115<br />

afwegingska<strong>de</strong>r 01-17, 82<br />

afwijken <strong>van</strong> bestemmingsplan 02-112<br />

afwijken <strong>van</strong> rijksbeleid<br />

afwijken <strong>van</strong> streekplanbeleid 01-46, 61, 03-76<br />

afwijken <strong>van</strong> structuurplan 01-118<br />

afwijkingsbevoegdheid 00-23, 100, 108<br />

agrarisch bedrijf 01-15<br />

agrarisch bedrijf, structuur 02-140<br />

agrarisch hulp- en nevenbedrijf 01-61<br />

akoestisch on<strong>de</strong>rzoek K34(3/2000), 00-60, 127,<br />

K46(3/2001), 01-98<br />

akoestisch rapport K34(3/2000), 01-04,<br />

K46(3/2001)<br />

alara K40(3/2000), 00-86, 117, K34(2/2001),<br />

01-72, K70(4/2002), 02-138, 03-51<br />

algemeen belang 02-96, 03-49<br />

algemeen verbin<strong>de</strong>nd voorschrift 03-33<br />

algemene maatregel <strong>van</strong> bestuur<br />

algemene titel, verkrijging on<strong>de</strong>r 01-138<br />

alternatief K19(2/2001), 01-18<br />

alternatieve veebezetting<br />

ambtshalve (beoor<strong>de</strong>ling) 00-07, K41(3/2001),<br />

K28(3/2002), 02-137, 03-54<br />

ammoniak<strong>de</strong>positie K8(2/2000), K39(3/2000),<br />

K41, K2(2/2001), 01-76, 79, 02-10, 51, 03-01,<br />

07, 42<br />

ammoniakemissie K8(2/2000), K41(3/2000),<br />

K52(4/2000), K92(1/2001), K2(2/2001), 02-02,<br />

03-01, 07, 42<br />

ammoniak en planten K92(1/2001), K8(2/2001)<br />

ammoniakrechten K21(2/2000), 00-46,<br />

K50(4/2000), K52, 03-01, 07, 42<br />

ammoniakreductie K39(3/2000), 02-02, 01-86<br />

ammoniakreductieplan K39(3/2000), K14(2/2001)<br />

ammoniakscha<strong>de</strong> K8(2/2001), K32(3/2002),<br />

03-01, 07, 42<br />

an<strong>de</strong>rszins verzekerd 00-39<br />

antenne 01-50<br />

anticipatie 02-16, 147<br />

assimilatieverlichting 02-29, 03-46<br />

autowasserette<br />

autowrakken<br />

bagatelscha<strong>de</strong><br />

bebouw<strong>de</strong> kom<br />

bebouwingscontour 00-100, 02-71<br />

bebouwingsgrens<br />

bebouwingspercentage 03-32<br />

bebouwingsplan 01-64<br />

be<strong>de</strong>nkingen K28(2/2000), 01-33, K51(3/2001)<br />

bedrijfsduurcorrectie 00-52<br />

bedrijfseconomisch belang 00-55, 01-01, 02-138,<br />

03-51<br />

bedrijfsgrootte 02-140<br />

bedrijfsinterne milieuzorg 00-86, 01-06, 104,<br />

02-126<br />

bedrijfsmatig 00-04, 05, 42, 83, K79(4/2001),<br />

01-101, 02-08, K1(2/2002), K11(2/2003), 03-45<br />

bedrijfsmilieuplan 00-86, 01-01<br />

bedrijfspand K43(3/2001)<br />

bedrijfstakstudie 01-39<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Doorl<strong>op</strong>end trefwoor<strong>de</strong>nregister 2000-2003<br />

99<br />

bedrijfsverzamelgebouw 01-77, K10(2/2003)<br />

bedrijfsvoortzetting 02-82<br />

bedrijfswoning 01-47, 03-43<br />

bedrijventerrein 00-103, 01-87, 03-61, 62<br />

bedrijvigheid 00-79<br />

BEES K27(2/2000), K13(2/2003)<br />

begrenzing buiten<strong>gebied</strong><br />

begrenzing GHS 02-114<br />

begrenzing inrichting K47(3/2000)<br />

begrip inrichting 00-16, 42, 43, 51, K47(3/2000),<br />

00-79, 81, 83, 89, K74(4/2000), K84(1/2001),<br />

K93, K96, K28(2/2001), K42(3/2001), 01-77,<br />

K60(4/2001), K77, K85(1/2002), K86, K93,<br />

02-01, 08, K1(2/2002), K17, K21, 02-47, 94,<br />

97, K65(4/2002), K77(1/2003), K79(1/2003),<br />

03-04, K10(2/2003), 03-45, K45(3/2003)<br />

begunstigingstermijn K2(2/2000), K13(2/2001),<br />

K43(3/2002)<br />

behoud exploitatierechten 02-123, 124<br />

bekendmaking 00-11, 15, K60(4/2000),<br />

K21(2/2001), 01-41, K37(3/2001),<br />

K80(4/2001), 02-63, 67, 73, 105, 139,<br />

K34(3/2003)<br />

bekendmaking beleid 03-23<br />

bekrachtiging 00-95<br />

belang K83(1/2001), K97, K75(4/2001), 02-05,<br />

03-16<br />

belangenafweging 00-18, K7(2/2000), 00-55,<br />

01-12, 72, 02-31, 134, 03-16, K38(3/2003)<br />

belangen scha<strong>de</strong>n 02-151, 03-16<br />

belangenverstrengeling<br />

belanghebben<strong>de</strong> 00-54, 70, 71, 85, 01-29,<br />

K61(4/2001), K66, 02-05, 12, 105, K37(3/2003)<br />

belangrijke wijziging 02-02, 11, 135<br />

beleid 00-14, K37(3/2000), 00-99, K22(2/2001),<br />

02-118, 03-01, 07, 13, 23, 54<br />

Beleidslijn ruimte voor <strong>de</strong> rivier 00-66<br />

beleidsvrijheid K22(2/2001), 02-50, 56,<br />

K38(3/2003)<br />

beoor<strong>de</strong>lingshoogte K87(1/2001)<br />

beoor<strong>de</strong>lingsmetho<strong>de</strong> 03-13<br />

beoor<strong>de</strong>lingsvrijheid 00-04, 17, 55, K22(2/2001),<br />

02-16, K15(2/2002), 02-50, 56, K38(3/2003)<br />

bepaalbaarheid 02-86, K87(1/2003)<br />

beregeningsinstallatie K28(2/2001)<br />

berekening ammoniak<strong>de</strong>positie<br />

beroep in eerste en enige aanleg 01-118<br />

beroepstermijn 02-102<br />

beschermingsobject 00-54, 55, K42(3/2000),<br />

K57(4/2002), 03-06, K30(3/2003)<br />

beschermingszone 01-73, K70(4/2001), K78,<br />

01-114, 02-05, 07, 134<br />

beschrijving in hoofdlijnen 02-32<br />

beslistermijn 00-67, K29(2/2001), 01-46, 02-63<br />

besluit 00-07, 22, 27, 29, 30, 33, K32(3/2000),<br />

00-77, K89(1/2001), K26(2/2001), 01-67,<br />

K88(1/2002), K6(2/2002), 02-35, K29(3/2002),<br />

K30, 02-61, 63, K 49(4/2002), K62(4/2002)<br />

Besluit risico zware ongevallen (BRZO) K73(4/2002)<br />

besmettingsgevaar K68(4/2000), K20(2/2001),<br />

K13(2/2002)<br />

bestaan<strong>de</strong> rechten 00-06, K8(2/2000), K21,<br />

K46(3/2000), 00-120, K34(2/2001), 01-42,<br />

01-108, K19(2/2002), K20, 03-01, 07, 42<br />

bestaand gebruik 01-95, 99<br />

bestaan<strong>de</strong> toestand milieu K55(4/2000)<br />

best beschikbare technieken 01-101, 02-02, 11,<br />

14, 135<br />

best bestaan<strong>de</strong> technieken K19(2/2000), 00-77,<br />

117, 02-138<br />

bestemming, te beschermen 01-124<br />

bestemmingsplan 00-57, K58(4/2000), K78,<br />

K82(1/2001), K52(3/2001), K53, K83(1/2003),<br />

03-43<br />

bestemmingsregeling<br />

bestemmingswijziging 00-57<br />

bestrijdingsmid<strong>de</strong>len 02-30, 48<br />

bestrijdingsmid<strong>de</strong>lenwet 00-117<br />

best uitvoerbare technieken 02-48<br />

bestuurlijke afweging K54(3/2001), K27(3/2002),<br />

K69(4/2002), K33(3/2003)<br />

bestuurscommissie<br />

bestuursdwang 00-18, K7(2/2000), 00-116,<br />

01-08, K4(2/2001), K10, K32,02-48, 55, 59, 98,<br />

100, K62(4/2002), 03-41<br />

bestuursorgaan 00-84, K29(2/2001), 02-99<br />

bestuurspraktijk 00-114, K76(4/2000), 03-43<br />

betrokken minister K29(2/2001)<br />

betrouwbaarheid 00-118, K68(4/2001), 02-99<br />

bevoegd K86(1/2001), 01-07, 30, 31, 32,<br />

K41(3/2001), K37(3/2002), K51(4/2002),<br />

03-02, 09, 41, 54, 57<br />

bevoegd gezag K15(2/2000), 00-56, K29(3/2000),<br />

K30, K51(4/2000), 01- 07, K29(2/2001), 01-30,<br />

31, 32, K41(3/2001), 01-105, 106,<br />

K37(3/2002), K51(4/2002), 03-04, 05, 09,<br />

K4(2/2003), 03-41, 54, 57<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


100<br />

Doorl<strong>op</strong>end trefwoor<strong>de</strong>nregister 2000-2003<br />

bevoegdheid rechter K86(1/2001), 01-36, 03-20,<br />

28<br />

bewerken 00-81<br />

bewijs(last) K28(3/2003)<br />

bezwaar K83(1/2001), 01-33, 116, K94(1/2002),<br />

K97, K16(2/2002), 02-146, 03-41, K41(3/2003)<br />

bezwaarschrift 01-04, K12(2/2001), 01-116,<br />

K16(2/2002), 03-41, K41(3/2003)<br />

biggen<br />

bijzon<strong>de</strong>r beschermingsniveau 01-10, K62(4/2001),<br />

02-09<br />

bijzon<strong>de</strong>re bedrijfsomstandighe<strong>de</strong>n K44(3/2000),<br />

K2(2/2001), K44(3/2001), K62(4/2001),<br />

02-138, K75(1/2003), 03-05<br />

bijzon<strong>de</strong>re gevoeligheid 00-10, K68(4/2000),<br />

K20(2/2001), K72<br />

bijzon<strong>de</strong>re omstandigheid K72(4/2000),<br />

K2(2/2001), K44(3/2001), 01-72, K62(4/2001),<br />

02-09, 49, K34(3/2002), K52(4/2002),<br />

K75(1/2003), 03-05, 43, 48<br />

biosco<strong>op</strong> 01-48, K16(2/2003)<br />

bo<strong>de</strong>mcultuur 02-140<br />

bo<strong>de</strong>mgesteldheid 00-31, K65(4/2000), 02-15<br />

bo<strong>de</strong>mon<strong>de</strong>rzoek 00-31, 53, K66(4/2000), 02-17,<br />

03-44<br />

bo<strong>de</strong>msanering 00-02, 53, K65(4/2000), 01-05,<br />

K26(2/2001), 01-67, K82(4/2001),<br />

K11(2/2002), K12(2/2003), 03-44, K26(3/2003)<br />

bo<strong>de</strong>mverontreiniging 00-31, 53, K38(2/2000),<br />

K65(4/2000), 01-05, K26(2/2001, K82(4/2001),<br />

01-67, K11(2/2002), 02-138, K12(2/2003),<br />

03-44<br />

booggeluid<br />

bouwbesluit K82(1/2003)<br />

bouwblok 02-141, 146<br />

bouwhoogte 01-53<br />

bouwmogelijkhe<strong>de</strong>n 00-35, 01-66, 129, 03-29<br />

bouwperceel 01-66, 129, 02-17, 18, 21<br />

bouwstoffenbesluit K15<br />

bouwvergunning 01-121, 02-89, 03-18, 29, 43,<br />

75<br />

bouwvergunningplichtig 01-50, 68<br />

bouwveror<strong>de</strong>ning 00-75, 111, 01-43<br />

bouwvlak 01-49<br />

bouwvoorschriften 02-14<br />

bouwwerk 02-112<br />

bouwwerkzaamhe<strong>de</strong>n K4(2/2000)<br />

branchebepalingen 00-126, 01-60<br />

brandbare vloeistoffen 02-109<br />

brandstoffenverko<strong>op</strong>punt 00-126<br />

brandweren<strong>de</strong> voorzieningen K82(1/2003)<br />

bref 02-135, K40(3/2003)<br />

brochure Veehou<strong>de</strong>rij en Hin<strong>de</strong>rwet 00-10,<br />

K25(2/2000), K42(3/2000), 00-129, 01-90,<br />

K38(3/2002), 02-70<br />

broedvogels 02-92, 134<br />

bufferbeleid 01-86, 02-17<br />

bufferzone 01-94, 124, 02-30<br />

buitenland 00-77, K7(2/2002)<br />

bun<strong>de</strong>lingsbesluit 02-118<br />

burgerlijke rechten 03-28<br />

burgerwoning 00-91, 01-47<br />

calamiteitenbepaling 02-151<br />

capaciteit 00-78, K35(2/2001)<br />

carillon 02-01<br />

causaliteit 00-38, 72, K10(2/2001), 01-113, 141,<br />

02-54, 83<br />

certificering<br />

circulaire indirecte geluidshin<strong>de</strong>r K18(2/2001)<br />

circulaire industrielawaai K44(3/2000)<br />

circulaire Natte Grindwinningen K54(3/2001),<br />

K1(2/2003)<br />

circulaire scha<strong>de</strong>vergoeding 01-03<br />

circulaire schietlawaai 00-17, 03-13<br />

compensatie 00-39, K43(3/2000), 01-25<br />

concentratiebeleid<br />

concrete beleidsbeslissing 00-27, 01-51, 03-25,<br />

26, 31<br />

concurrentie<br />

conflicteren<strong>de</strong> regelgeving 03-69<br />

consi<strong>de</strong>rans K17(2/2000), 03-17, K22(3/2003)<br />

constructie inrichting K67(4/2002)<br />

containers 00-81<br />

continuïteit 00-78, K68(4/2001)<br />

continuïteitsbeginsel 00-92<br />

controle K46(3/2001), K84(1/2002), K94,<br />

K42(3/2002), K63(4/2002), 03-47<br />

convenant 00-25, 118, K81(1/2001),<br />

K54(4/2002)<br />

converteren 01-33, K31(3/2003)<br />

coördinatie K69(4/2000), K25(3/2003)<br />

coördinatie Wvo K69(4/2000), K25(3/2003)<br />

cpr-richtlijn 00-13, K87(1/2003)<br />

cumulatie (geluid)<br />

cumulatie (scha<strong>de</strong>) 01-28<br />

cumulatie(stank) K26(2/2000), K25(2/2001)<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Doorl<strong>op</strong>end trefwoor<strong>de</strong>nregister 2000-2003<br />

101<br />

<strong>de</strong>finities K87(1/2002), 01-105, 106<br />

<strong>de</strong>legeren 00-56, K51(4/2000)<br />

<strong>de</strong>lfstoffenwinning 00-123<br />

<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n 00-86, K61(4/2000), 02-101, 151<br />

<strong>de</strong>skundigenbijstand 01-02, K24(2/2001), 02-90<br />

<strong>de</strong>skundigenverslag 00-28, 41, 98, 137, 01-134<br />

<strong>de</strong>tailhan<strong>de</strong>l 00-126<br />

dictum K17(2/2000), K22(3/2003)<br />

dienstregeling K9(2/2002), K20(2/2003)<br />

dienstwoning 00-131<br />

diersoort 01-59, 03-64<br />

dijkversterkingsplan<br />

directe werking 01-123<br />

distributie-planologisch on<strong>de</strong>rzoek<br />

doelein<strong>de</strong>nomschrijving 02-141, 142<br />

doelmatigheid 00-78, K100(1/2001),<br />

K33(2/2001), K68(4/2001), 01-105,<br />

K15(2/2002), 03-58<br />

doelvoorschriften K63(4/2002), 02-126<br />

doorkruising rijksbeleid 00-123, 01-39, 02-118<br />

doorwerking 00-20, 21, 108, 124<br />

dosis-effectrelatie 01-39<br />

dwangsom 00-03, 08, K1(2/2000), K2, 00-42,<br />

51, K82(1/2001), K98, 00-137, 01-10,<br />

K4(2/2001), K13, K30, 01-105, 106, 02-03, 04,<br />

K16(2/2002), K18, 02-43, 53, K45(3/2002),<br />

02-100, K49(4/2002), K50(4/2002),<br />

K56(4/2002), 03-02, 03,17, K6(2/2003), K9,<br />

03-45, 50, 53, 55<br />

dwangsom aan bevoegd gezag K98(1/2001)<br />

dwarsprofiel 00-101<br />

ecologische waar<strong>de</strong>n 01-40, K70(4/2001), K78,<br />

01-114, 02-09<br />

economische draagkracht K95(1/2001), 02-138<br />

eerste ruimtelijk plan 02-35, 108, 154<br />

effectuering K62(4/2002)<br />

eigendomsrecht 00-116, 03-16<br />

eindon<strong>de</strong>rzoek K66(4/2000), 03-44<br />

emissie 02-104, K17(2/2003)<br />

emissie-arm<br />

emissie-eisen K17(2/2003)<br />

emissiefactor K2(2/2001)<br />

emissieplafond K13(2/2003)<br />

emissiepunt 00-21, K58(4/2001)<br />

emissierechten K8(2/2000), K46(3/2000)<br />

emissiewaar<strong>de</strong>n 00-118, K13(2/2003)<br />

energiebesparingsmaatregelen K90(1/2002)<br />

energiebesparingsplan<br />

energieregistratie K11(2/2000)<br />

energieverbruik K11(2/2000), K90(1/2002)<br />

erfafscheiding 02-62<br />

erfdienstbaarheid<br />

etmaalin<strong>de</strong>ling K64(4/2000)<br />

eur<strong>op</strong>ese richtlijnen 01-123<br />

evenement 01-72, K17(2/2002)<br />

ex nunc-toetsing 00-99, K52(3/2001), 01-86, 91<br />

externe veiligheid K53(4/2000), 01-37<br />

externe werking 00-76, 02-05, 15, 03-46<br />

faillissement K68(4/2002)<br />

fair play-beginsel 03-03<br />

fasering 01-131<br />

feitelijke situatie 03-39, 40<br />

fictieve weigering 02-85<br />

financiële omstandighe<strong>de</strong>n K95(1/2001), 01-01,<br />

02-138, K19(2/2003)<br />

financiële zekerheid K71(4/2002), K81(1/2003)<br />

folklore 00-17, 02-138<br />

fonds luvo 02-50<br />

formeel gebrek K29(3/2000), K33(3/2000), K48,<br />

K21(2/2001), K23, K31, 01-41, K80(4/2001),<br />

K2(2/2002), 02-139, 03-09, 12, 48<br />

fruitbomen K28(2/2001)<br />

functieveran<strong>de</strong>ring K57(4/2000), K63(4/2001)<br />

gaswinning 02-65<br />

gebruiksmogelijkhe<strong>de</strong>n 01-23, 119, 137, 02-42<br />

gedachtewisseling<br />

gedogen 00-03, K17(2/2000), 01-21,<br />

K30(3/2002), K44(3/2002)<br />

gegron<strong>de</strong> vrees 00-118, K68(4/2001), 02-99<br />

geheimhouding K48(3/2001)<br />

geluidgevoelige ruimte 02-144, 03-06<br />

geluidgrenswaar<strong>de</strong>n K10(2/2000), K13, 00-47,<br />

K44(3/2000), 00-103, 104, K34(2/2001),<br />

01-70, 72, K14(2/2002), 02-25, 133,<br />

K75(1/2003)<br />

geluidsbegrenzer 01-71<br />

geluidscontour 01-83<br />

geluidsgevoelig object 03-06<br />

geluidhin<strong>de</strong>r 02-106, 116, 144<br />

geluidsnorm 03-13, 60, K33(3/2003)<br />

geluidsnormen Rijksweg K82(1/2001), 02-133<br />

geluidsoverlast K44(3/2000), 01-07, K9(2/2001),<br />

03-13<br />

geluidsproductie 02-116<br />

geluidsrapport 00-47<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


102<br />

Doorl<strong>op</strong>end trefwoor<strong>de</strong>nregister 2000-2003<br />

geluidsruimte K34(2/2001), 01-70, 03-60<br />

geluidsscherm<br />

geluidswal 00-01<br />

geluidszone 00-114, K52(3/2001), 01-83, 02-06,<br />

106, K64(4/2002), 03-05, 24, K15(2/2003)<br />

gemachtig<strong>de</strong><br />

gemeentelijke herin<strong>de</strong>ling 02-69<br />

genetisch K3(2/2000), 00-82<br />

gerechtvaardig<strong>de</strong> verwachting 02-80<br />

geurarme stallen K46(3/2000)<br />

geurbeleid K37(3/2000), 01-39<br />

geurbelevingson<strong>de</strong>rzoek 00-04, 01-39<br />

geureenheid K76(3/2001)<br />

geuremissie K62(4/2000), K14(2/2003)<br />

geurgevoelig object 01-90, K38(3/2002),<br />

K30(3/2003)<br />

geurhin<strong>de</strong>r 02-115, K30(3/2003)<br />

geurnormen K37(2/2000), K101(1/2001), 01-39,<br />

K65(4/2001), K69, K88(1/2003), K14(2/2003)<br />

geuron<strong>de</strong>rzoek K37(2/2000), K62(4/2000), 01-39,<br />

K65(4/2001), K69<br />

geval <strong>van</strong> bo<strong>de</strong>mverontreiniging 01-67,<br />

K82(4/2001)<br />

gevalsgrenzen 00-02, 01-67<br />

gevelisolatie<br />

gevelreflectie 00-52, K71(4/2000), K7(2/2001)<br />

gewasbeschermingsmid<strong>de</strong>len 02-104<br />

glastuinbouw 02-153<br />

goedkeuring(sbesluit) 00-77, 93, K26(2/2001),<br />

01-104, K47(3/2002), 02-63, 64, 66, 67, 03-22<br />

goedkeuring <strong>van</strong> rechtswege 01-120<br />

golfbaan 00-66<br />

grensoverschrij<strong>de</strong>nd K23(2/2001), K7(2/2002)<br />

grijze lijst stoffen 02-48<br />

groene hoofdstructuur<br />

groen label-stal 02-02, 11, 14, 03-07<br />

grondgebon<strong>de</strong>n 01-59<br />

grondslag aanvraag 00-12, K6(2/2000), K18,<br />

00-86, 88, K6(2/2001), 01-33, K12(2/2002),<br />

02-54, K25(3/2002), K66(4/2002),<br />

K72(4/2002), K19(2/2003), K46(3/2003)<br />

grondstof K11(2/2000), 00-88, K49(4/2000),<br />

01-08, 09, 11<br />

grondwateronttrekking K44(3/2001), 03-46<br />

grondwet 02-45<br />

GS-besluit<br />

habitatrichtlijn 00-62, 01-73, K78(4/2001),<br />

01-114, 02-07, 09, 44, 46, 94, K55(4/2002),<br />

K61(4/2002), 03-07,16, 46, 64, K35(3/2003)<br />

hamster 01-17<br />

handhaafbaar 00-86, 01-01, K68(4/2001)<br />

handhaving 00-18, K7(2/2000), 00-82,<br />

K17(2/2001), 01-21, 71, 84, 94, 02-01, K3,<br />

02-47, K34(3/2002), K51(4/2002), 03-04, 43,<br />

47, 57<br />

handhavingsverle<strong>de</strong>n 00-18, K68(4/2001), 02-99<br />

Handleiding meten en rekenen industrielawaai<br />

K87(1/2001), K88<br />

handreiking industrielawaai K7(2/2001), 01-115,<br />

K27(3/2002)<br />

heersend verkeersbeeld<br />

helik<strong>op</strong>terplatform 01-07, 02-96<br />

hergebruik K70(4/2000), 01-08, 09<br />

herhaald en ingelast 01-33, K51(3/2001)<br />

herhuisvesting<br />

hernieuwd schorsingsverzoek<br />

heroverweging besluit 01-04, K12(2/2001),<br />

01-140, K16(2/2002), 03-15, K41(3/2003)<br />

herstel gebrek K33(3/2000), 00-125, 01-04<br />

herstel verzuimen 02-28<br />

hersteltermijn 01-04<br />

herstelvariant 00-122, K11(2/2002), K2(2/2003)<br />

herziene nota stankbeleid<br />

herzieningsplicht 00-69, 91, 105, 03-24<br />

historische verontreiniging K65(4/2000)<br />

hogere grenswaar<strong>de</strong>n 00-60, 85, K51(4/2000),<br />

00-103, 127, 01-18, 75, 02-06, 03-05,<br />

K2(2/2003), K15<br />

hoogbouweffectrapportage 01-16<br />

hoorzitting 00-132, 01-65<br />

horen 00-19, 25, 28, 01-65<br />

huisbrandolie 00-42, 89<br />

huishou<strong>de</strong>lijk afval(water) 00-81, 01-10<br />

IBC-variant 00-122, K11(2/2002), K12(2/2003)<br />

indirecte hin<strong>de</strong>r K31(3/2000), K53(4/2000),<br />

K18(2/2001), K45(3/2001), K73, 02-101, 03-49<br />

industrieterrein (gezoneerd) 00-57, 02-06, 106,<br />

117, K15(2/2003)<br />

ingrijpen<strong>de</strong> wijziging 02-107<br />

inkomensscha<strong>de</strong> 00-36, 135, 02-90<br />

inpassing 01-132<br />

inrichting 00-16, 42, 43, 51, K47(3/2000),<br />

00-79, 83, 89, K74(4/2000), 00-116,<br />

K84(1/2001), K28(2/2001), K42(3/2001),<br />

01-77, K60(4/2001), K77, K85(1/2002), K86,<br />

K93, 02-01, 04, 08, K1(2/2002), K17, K21, K22,<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Doorl<strong>op</strong>end trefwoor<strong>de</strong>nregister 2000-2003<br />

103<br />

K24, 02-47, K43(3/2002), 02-94, 97,<br />

K65(4/2002), K77(1/2003), K79(1/2003),<br />

03-04, K10(2/2003), 03-45, K45(3/2003)<br />

inspanningsverplichting 00-45, 50, 01-01<br />

inspraak 00-19, 28, 32, 01-52, 93, K34(3/2003)<br />

instandhoudingstermijn 02-112, 141<br />

instructieregeling<br />

intensieve veehou<strong>de</strong>rij 01-59<br />

intentie, <strong>ruimtelijke</strong> 02-107<br />

intentieverklaring 01-01<br />

interimbeleid 01-122<br />

interpretatiebevoegdheid 00-109<br />

intrekking goedkeurings- of ver<strong>van</strong>gingsbesluit 03-22<br />

intrekking vergunning 00-18, K46(3/2000), K48,<br />

K52(4/2000), K73(4/2001), 01-107, 109, K75,<br />

02-60, 136, 03-41<br />

intrekking voorschrift<br />

intrekking zienswijze 02-68<br />

inwerkingtreding 01-68, K10(2/2002), 02-60, 89,<br />

102, 03-19<br />

IPPC-richtlijn 01-79, 02-02, 11, 14, K28(3/2002),<br />

02-135<br />

jaarvrachten 00-86, K13(2/2003)<br />

justification<br />

Ka<strong>de</strong>rrichtlijn water 00-117<br />

kampeerterrein<br />

kantoren K8(2/2000), K43(3/2001), K30(3/2003)<br />

kapitalisatiefactor 00-36<br />

kassen 00-59, 02-29, 03-46<br />

kennelijk ongegrond 00-34<br />

kennelijk onre<strong>de</strong>lijk K1(2/2000)<br />

kennisgeving 00-11, 77, K60(4/2000),<br />

K21(2/2001), K31, 01-41, 02-12, K2(2/2002),<br />

02-33, 59, 139<br />

kerk K42(3/2000), 02-01<br />

keur 00-105<br />

keurstroken<br />

klacht 01-93<br />

klooster 01-58<br />

koel<strong>de</strong>ksysteem 00-121<br />

kokkels 00-87<br />

ko<strong>op</strong>/ruilovereenkomst 00-39<br />

kosten <strong>de</strong>skundige bijstand 00-37, 115, 135,<br />

K24(2/2001)<br />

kosten taxatierapport<br />

kostenverhaal 00-51, 115, 01-36, 02-120<br />

kostenverschil 00-122<br />

kou<strong>de</strong> sanering<br />

kwekerijen 02-104<br />

kwiklozing 00-118<br />

la<strong>de</strong>n en lossen K95(1/2002), K32(3/2003)<br />

lage tonen<br />

landschappelijke waar<strong>de</strong>n 01-80<br />

leef<strong>gebied</strong> 03-21<br />

legalisatiebeleid 00-14<br />

legalisering 00-14, 111, K17(2/2001), 02-84,<br />

03-02<br />

leges 02-155<br />

lichtuitstraling 02-29<br />

limburgs schieten 00-17<br />

lozing K19(2/2000), 00-86, 117, 118, 121,<br />

01-10, K19(2/2001), K36(3/2001), 01-76,<br />

K96(1/2002), 02-43, 48, 51, 98, 130, 136,<br />

03-50, 52, K27(3/2003)<br />

lozingsalternatief K19(2/2001), 02-133<br />

lozingsvoorschriften K33(2/2001), 02-133<br />

luchtvaarthin<strong>de</strong>r K83(1/2002)<br />

luchtvaartterrein 01-07, 37, K36(3/2001), K55,<br />

01-83, K83(1/2002), 03-24<br />

maatregelen in bijzon<strong>de</strong>re omstandighe<strong>de</strong>n 01-36<br />

maatschappelijke <strong>op</strong>vattingen K49(4/2000), 01-11<br />

maatschappelijk risico 02-93<br />

machtigingsgebrek<br />

machtspositie 01-111<br />

mainport-doelstelling 01-37<br />

mandatering 00-67, K12(2/2001)<br />

Manto<strong>van</strong>elli-arrest 00-28<br />

Marktmechanisme 00-78<br />

Materiaalkeuze 00-108<br />

maximale invulling 00-35, 03-39, 40<br />

me<strong>de</strong>werking <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n 00-82, 02-101<br />

medische beperkingen K60(4/2002)<br />

meerjarenplan gevaarlijke afvalstoffen K33(2/2001)<br />

meet- en rekenvoorschrift K64(4/2002)<br />

meethoogte K87(1/2001)<br />

meetverplichting K46(3/2001), K84(4/2001),<br />

K42(3/2002)<br />

meetvoorschriften 02-142<br />

meitellingen K50(4/2000)<br />

melding 00-44, K38(3/2000), K32(2/2001),<br />

01-74, 78, K67(4/2001), K43, 02-03, 12,<br />

K4(2/2002), K5, K18, K23, 02-57, 95,<br />

K58(4/2002), 02-131, 03-15, 56, 58, 59, 60,<br />

K36(3/2003), K44<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


104<br />

Doorl<strong>op</strong>end trefwoor<strong>de</strong>nregister 2000-2003<br />

meldingsplicht K38(3/2000), K32(2/2001), 02-03<br />

menselijk stemgeluid 01-38<br />

mestbassins<br />

mestdrooginstallatie<br />

mest<strong>op</strong>slag 00-24<br />

mestvarkeneenheid K76(4/2001)<br />

milieu-audit<br />

milieu-beleidsplan 00-30<br />

milieubeschermings<strong>gebied</strong> 00-47, 01-10<br />

milieu-effectrapport 02-108, 02-127, 128, 154,<br />

03-11, 67, K23(3/2003)<br />

milieu-effectrapportage K9(2/2000), K47(3/2000),<br />

K61(4/2000), 00-120, 133, 134, 01-35, 48, 57,<br />

K93(1/2002), 02-09, 20, 35, 127, 128, 154,<br />

03-11, K23(3/2003)<br />

milieu-effectbeoor<strong>de</strong>ling 00-120, 01-81, 97,<br />

02-09, 127, 128, 154, 03-11<br />

milieugevolgen 01-37<br />

milieujaarprogramma 00-86, 01-104<br />

milieujaarrapport 01-106<br />

milieuprestatieniveau 01-104<br />

milieutechnische inzichten K91(1/2002),<br />

02-16(2/2002), K48(3/2002), K64(4/2002),<br />

K66(4/2002)<br />

milieuvergunning 01-130, 132<br />

milieuverslaglegging 01-106, 03-17<br />

milieuzonering<br />

milieuzorgprogramma 00-119, 01-06, 104<br />

milieuzorgsysteem 00-86, 119, 01-104, 02-126<br />

militair oefenterrein 00-113, K85(1/2002), 03-04<br />

mobiele telefonie 02-147<br />

mobiliteit K31(3/2000), K73(4/2000)<br />

molenbioto<strong>op</strong> 02-27<br />

mon<strong>op</strong>oliepositie 01-111<br />

mon<strong>de</strong>linge gedachtewisseling<br />

motivering 02-66, 146, 03-36<br />

motivering, kenbare 02-103<br />

motivering, na<strong>de</strong>re 02-77<br />

motiveringsbeginsel 00-137, 01-22, 03-26<br />

nabijheid K47(3/2000), K93(1/2001),<br />

K42(3/2001), K21(2/2002)<br />

na<strong>de</strong>elcompensatie 00-138, 02-93<br />

na<strong>de</strong>re eis 00-86, 01-38, K40(3/2001), 01-71,<br />

82, 03-47<br />

naleving voorschriften 00-82, K84(1/2002), K94<br />

natuurbeschermingswet 01-17, K47(3/2001),<br />

01-85, 02-05, 10, 15, 44, 46, K55(4/2002),<br />

K61(4/2002), 02-134, 03-01, 07, 42, 46<br />

natuur<strong>gebied</strong> 02-92, 108, K55(4/2002), 02-134,<br />

03-14, 42, 46<br />

natuurmonument 01-85, 02-05, 15, K55(4/2002),<br />

K61(4/2002), 02-134, 03-01, 07, 14, 42, 46<br />

natuurverschijnsel 02-50<br />

natuurwetenschappelijke waar<strong>de</strong>n 00-76, 01-40,<br />

K70(4/2001), 01-114, 02-05, 09, 10, 15, 92,<br />

K55(4/2002), 02-134, 03-01, 07, 14, 42, 46<br />

ne bis in i<strong>de</strong>m 00-08, K9(2/2003), 03-55<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse grootte eenheid 01-15<br />

negatieve lijst 01-84, 03-25<br />

NeR K37(3/2000), 01-39, K49(3/2001),<br />

K17(2/2003)<br />

Nertsen K14(2/2000)<br />

neventak glastuinbouw<br />

neventak intensieve veehou<strong>de</strong>rij<br />

niet-ont<strong>van</strong>kelijkverklaring K28(2/2000), 01-04,<br />

K48(3/2001), 01-44, 45, 02-12, 56,<br />

K28(3/2002), K29(3/2003)<br />

nieuw besluit 02-63<br />

nieuw plan 02-107<br />

nieuwvestiging 01-86<br />

Nimby-procedure 02-110<br />

norm K19(2/2002), K13(2/2003)<br />

notificatieplicht 00-116, 03-55<br />

nulsituatie-on<strong>de</strong>rzoek<br />

nuttige toepassing K49(4/2000), K70, 01-08, 09,<br />

K39(3/2003)<br />

oeverscha<strong>de</strong> K67(4/2000), K79(1/2001)<br />

omgevingsplan 00-30<br />

omrekeningsfactor K23(2/2000), K2(2/2001),<br />

K64(4/2001)<br />

omwonen<strong>de</strong>n<br />

omzetten vergunning 01-33, K31(3/2003)<br />

onafhankelijk 03-72<br />

onbevoegd K5(2/2000), 00-56, K29(3/2000),<br />

01-30, K41(3/2002), 03-41, 54, 57<br />

on<strong>de</strong>rgeschikte kantoorfunctie<br />

on<strong>de</strong>rtekening, afwisselen<strong>de</strong> 01-45<br />

on<strong>de</strong>rzoek, schriftelijke weerslag 02-103<br />

on<strong>de</strong>rzoeksplicht K24(2/2000), 00-31,<br />

K46(3/2000), K62(4/2000), 01-19,<br />

K44(3/2001), 01-69, K65(4/2001), 02-41, 94,<br />

114, 129, 135, 148, 03-47<br />

ongewoon voorval 00-80, 02-03<br />

onherroepelijk 01-68, 02-64, 88, 03-34<br />

onmid<strong>de</strong>llijke nabijheid K93(1/2001), K42(3/2001,<br />

K86(1/2002), K21(2/2002), K79(1/2003)<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Doorl<strong>op</strong>end trefwoor<strong>de</strong>nregister 2000-2003<br />

105<br />

onpartijdig 02-157, 03-28, 72<br />

onrechtmatig 01-02, 02-90<br />

onrendabele exploitatie<br />

ontgronding K63(4/2000), 02-61, 91,<br />

K54(4/2002)<br />

ontgrondingenwet K58(4/2000), 01-34, 35, K63,<br />

02-91, K54(4/2002)<br />

ontheffing 00-121, 01-72, 91, 02-138,<br />

K75(1/2003), K27(3/2003)<br />

onthouding <strong>van</strong> goedkeuring 02-66<br />

ontoelaatbare hin<strong>de</strong>r K46(3/2000), K74(4/2000),<br />

01-42, 107<br />

ontsluiting<br />

onttrekkingsproef 00-02<br />

ont<strong>van</strong>kelijk bezwaar K94(1/2001), 03-14<br />

ont<strong>van</strong>kelijkheid 00-11, 15, K28(2/2000), 00-24,<br />

26, K33(3/2000), 00-63, 67, 69, 95, 107, 112,<br />

01-104, K68(4/2001), 02-51, 56, 03-11, 14,<br />

K29(3/2003)<br />

ontwerp-besluit K48(3/2000), K80(1/2001),<br />

K57(3/2001), K81(4/2001), K2(2/2002), 02-56,<br />

03-09, 48<br />

onverbin<strong>de</strong>nd K100(1/2001), 01-10, 03-53, 55<br />

onzorgvuldige besluitvorming<br />

<strong>op</strong>enbare weg K18(2/2001), 03-49, 74<br />

<strong>op</strong>heffingsvergunning 03-27<br />

<strong>op</strong>pervlaktewater K15(2/2001), K19, 01-76,<br />

01-113, K36(3/2000), 02-136, 03-52<br />

<strong>op</strong>richten K4(2/2000), K3(2/2001), K56(3/2001),<br />

02-128, 03-53<br />

<strong>op</strong>richtingsvergunning K3(2/2001), K56(3/2001),<br />

K22(2/2002)<br />

<strong>op</strong>schorten<strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong> 02-60<br />

<strong>op</strong>schorten<strong>de</strong> werking 02-102<br />

<strong>op</strong>slag 02-47, 03-45<br />

<strong>op</strong>slagtanks K77(4/2001)<br />

overcapaciteit 00-78, 01-111<br />

overdragen bevoegdhe<strong>de</strong>n 00-56, 103<br />

overgangsrecht 01-21, 25, K66(4/2002),<br />

02-137, 152, 03-30, 41, 47<br />

overheidstaak 02-120<br />

overleg 00-94, 128, 02-119<br />

overwegingen (besluit) K85(1/2001)<br />

paar<strong>de</strong>nfokkerij 01-15<br />

paar<strong>de</strong>nhou<strong>de</strong>rij 01-15<br />

papegaaien K34(3/2000)<br />

parapluvergunning<br />

Parcom afspraken 00-118<br />

parkeergarage K27(2/2001)<br />

parkeernorm 01-16<br />

parkeeroverlast K27(2/2001), K4(2/2002)<br />

partiële herziening 03-30<br />

partijdigheid 00-48, 136, 138<br />

peildatum overgangsrecht 01-135, 02-152, 03-30<br />

peildatum planscha<strong>de</strong> 03-34<br />

permanente bewoning recreatiewoningen 01-21,<br />

135, 03-30<br />

persoonsgebon<strong>de</strong>n<br />

persoonsgebon<strong>de</strong>n overgangsrecht 03-63<br />

piekgeluidgrenswaar<strong>de</strong>n K44(3/2000),<br />

K84(1/2001), K14(2/2002), K24(3/2003)<br />

PKB 02-118, K35(3/2003)<br />

plankaart 00-130<br />

planologisch voor<strong>de</strong>el 03-35, 37<br />

planologische kernbeslissing 00-87, 01-35, 37, 94,<br />

02-15, 145, K35(3/2003)<br />

planologische me<strong>de</strong>werking 01-18, 02-113<br />

planologisch oor<strong>de</strong>el 03-35, 37<br />

planologische status 00-55<br />

planologische verslechtering 02-37, 03-35<br />

planperio<strong>de</strong> 01-89, 02-22, 36<br />

planscha<strong>de</strong>basis 00-38, 111, 01-28, 03-80<br />

planscha<strong>de</strong>kosten 02-120<br />

planscha<strong>de</strong>vergoedingskostenverhaalsovereenkomst<br />

02-120, 03-79<br />

plantoelichting 02-19, 148<br />

planvergelijking 00-75, 111, 01-142, 02-40,<br />

03-78, 81<br />

planvoorschriften 00-106, 108, 01-23,<br />

K53(3/2001), 01-100, 02-141<br />

positieve bestemming 01-21<br />

postzegelplan 01-121<br />

prejudiciële vraag K49(4/2000), 01-09, K70,<br />

02-44, K61(4/2002)<br />

preventie<br />

preventieve bestuursdwang 00-18, 03-02,<br />

K6(2/2003)<br />

primaat<br />

primaire beslissing 02-85<br />

privaatrechtelijke afspraken K91(1/2001), 01-54<br />

privé- en familieleven K83(4/2001)<br />

procedure K48(3/2000), K80(1/2001), 01-37, 46,<br />

K81(4/2001), 03-09, 12, 48, K34(3/2003)<br />

procesbelang K5(2/2000), K85(1/2001), 02-53,<br />

131<br />

proceskostenvergoeding 00-47, K45(3/2000),<br />

00-85, 115, 01-02, 02-53<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


106<br />

Doorl<strong>op</strong>end trefwoor<strong>de</strong>nregister 2000-2003<br />

processueel belang 01-20, 27, 02-53, 131<br />

producten 00-88, K31(3/2002), 03-10<br />

productiemetho<strong>de</strong> 02-140<br />

productieprocessen 00-88, 03-10<br />

proefboringen 00-76, K47(3/2001), 02-05, 15<br />

pro forma be<strong>de</strong>nkingen<br />

pro forma beroep<br />

pro forma zienswijze 01-44<br />

profijtbeginsel 02-120<br />

pr<strong>op</strong>aan<strong>op</strong>slag 00-16<br />

protocol 00-82<br />

provinciaal beleid 01-86, 02-75, 147, 03-23<br />

provinciale milieuveror<strong>de</strong>ning 00-47, 01-10<br />

publicatie-eisen 00-26, 69, 70, 77, 107, 125,<br />

01-13, K80(4/2001), 02-12, K2(2/2002), 02-33,<br />

111<br />

publiekrechtelijke grondslag 02-120<br />

raadsbesluit 01-125<br />

raamvergunning 00-45<br />

raffina<strong>de</strong>rij K27(2/2000)<br />

rangeersporen<br />

rechtsbescherming 03-26, 31<br />

rechtsbijstand 02-53<br />

rechtsgeldige vergunning 02-105<br />

rechtsgevolgen K25(2/2000), 00-46, K29(3/2000),<br />

K43, K89(1/2001), 03-17<br />

rechtskracht 03-34<br />

rechtsmid<strong>de</strong>l K83(1/2002)<br />

rechtsongelijkheid 03-32<br />

rechtsoor<strong>de</strong>el 02-34<br />

rechtstreekse bouwmogelijkheid 00-110<br />

rechtstreekse werking 00-90, K74(4/2001), K78,<br />

01-125, 02-07, 44, 130, 135, 03-14<br />

rechtsvoorganger 02-122<br />

rechtszekerheidsbeginsel K22(2/2000),00-45, 86,<br />

130, K50(3/2001), K71(4/2001), 02-32,<br />

02-126, K78(1/2003), K87(1/2003),<br />

K14(2/2003), K40(3/2003)<br />

reconstructie 00-60<br />

recreatie 02-70<br />

recreatief me<strong>de</strong>gebruik 02-108<br />

recreatieterrein 00-16<br />

recreatiewoning 00-104, 01-101, 135, 03-30, 71<br />

rectificatie K88(1/2002)<br />

recycling K70(4/2000), 01-08, 09<br />

re<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>nkend en han<strong>de</strong>lend k<strong>op</strong>er<br />

referendum 02-143<br />

referentiemeting<br />

referentieniveau K10(2/2000), K34(2/2001),<br />

K40(3/2001), 01-70, K13, K70(4/2002),<br />

K33(3/2003), K43<br />

reformatio in peius K5(2/2001), 01-116,<br />

K89(1/2003)<br />

regeringsbeleid<br />

regionaal <strong>op</strong>enbaar lichaam 02-69<br />

regionaal structuurplan 00-27, 01-56, 02-69<br />

rente 00-71, 135, 01-143<br />

representatieve bedrijfssituatie 03-05<br />

restrictief beleid<br />

revisievergunning K22(2/2001), K39(3/2001),<br />

K56, K22(2/2002)<br />

richtlijn 00-113, K37(3/2000), 00-134, 02-129,<br />

130<br />

richtlijnconform 02-44, 130, 135, 03-46,<br />

K35(3/2003)<br />

Richtlijn SBR 02-129<br />

richtlijn Veehou<strong>de</strong>rij en stankhin<strong>de</strong>r 00-14,<br />

K14(2/2000) K25, K63(4/2001), K64,<br />

K91(1/2002), 02-49, K38(3/2002)<br />

rijkswaterstaatwerk 03-27<br />

riolering K6(2/2002)<br />

risico-aanvaarding 01-24, 25, 02-39, 03-77, 81<br />

ruimte voor ruimte 03-23<br />

ruimtelijk beleid 02-118, 02-145, 150<br />

ruimtelijk motief 02-147<br />

ruimtelijk rele<strong>van</strong>t 00-24, 01-101, 02-29, 75, 76<br />

<strong>ruimtelijke</strong> intentie 02-107<br />

ruwvoe<strong>de</strong>rgewassen 02-149<br />

sal<strong>de</strong>ringsplicht 00-46<br />

saldometho<strong>de</strong> K43(3/2000), K14(2/2001), 01-79,<br />

02-60<br />

saneringsplan 00-02, 53, 122, 01-05,<br />

K26(2/2001), 01-67, 02-06, K11(2/2002),<br />

K2(2/2003), K26(3/2003)<br />

saneringsplicht K26(3/2003)<br />

saneringsurgentie 01-05, 67, K11(2/2002)<br />

scha<strong>de</strong>basis 01-141, 02-90, K81(1/2003)<br />

scha<strong>de</strong>beoor<strong>de</strong>lingscommissie 00-34, 136, 137,<br />

138, 01-27, 02-157<br />

scha<strong>de</strong>besluit 00-115, 01-02, 03, K10(2/2001),<br />

01-112, 113, 02-90, 93<br />

scha<strong>de</strong>vergoeding 00-46, 47, K45(3/2000),<br />

00-62, 112, 115, 01-02, 03, K10(2/2001), K27,<br />

K29, 01-112, 113, 02-38, 50, 53, 54, 02-90,<br />

93, K81(1/2003), 03-34, K5(2/2003)<br />

schaduwscha<strong>de</strong> 00-138, 02-125<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Doorl<strong>op</strong>end trefwoor<strong>de</strong>nregister 2000-2003<br />

107<br />

schending WRO<br />

schepen 02-59<br />

schietterrein 03-13<br />

schijn <strong>van</strong> partijdigheid 00-48, 136, 138<br />

Schiphol 01-37<br />

schorsen<strong>de</strong> werking 00-87, K61(4/2002)<br />

schorsing 03-18<br />

schorsing <strong>op</strong>heffen 00-87, K61(4/2002)<br />

schuurkassen 02-153<br />

significante gevolgen 01-73, 79, 81, K59(4/2001),<br />

K78, 01-114, 02- 02, 05, 07, 11, 14, 44, 02-46,<br />

K55(4/2002), K61(4/2002), 03-14, 46<br />

sirenegeluid K9(2/2001), 03-49<br />

soepele beoor<strong>de</strong>ling K62(4/2001)<br />

soorten bescherming 03-21<br />

speciale beschermingszone 01-85, 114, 02-05, 07,<br />

134, 03-01, 07, 14, 16, 42, 46<br />

splitsing inrichting<br />

spoorweglawaai K9(2/2002), K40(3/2002),<br />

K19(2/2003), K20<br />

spreiding 00-78<br />

Staat <strong>van</strong> bedrijfsactiviteiten 03-61<br />

stacara<strong>van</strong><br />

stadsproject 02-154<br />

stadsvernieuwingsplan 03-20<br />

stagnatiescha<strong>de</strong> 02-90<br />

stand <strong>de</strong>r techniek 01-69, 75, 02-48<br />

standstill-beginsel 00-77, K44(3/2001), 03-01, 07,<br />

K43(3/2003)<br />

stankcirkel 00-129, 01-49, 02-70<br />

stankgevoelige bebouwing 00-129, K43(3/2001),<br />

K57(4/2002)<br />

stankhin<strong>de</strong>r K46(3/2000), 00-74, K101(1/2001),<br />

00-129, 01-42, K45(3/2001), 01-69<br />

ste<strong>de</strong>nbouwkundig concept<br />

steenfabrieken (voormalige)<br />

stilte<strong>gebied</strong> 00-47, K5(2/2003)<br />

stofverspreiding K49, 02-50<br />

storten 02-127<br />

straffactor 00-114<br />

strafrechtelijke handhaving K9(2/2003)<br />

streefnorm 00-50, K33(3/2003)<br />

streekplan 00-22, 23, 29, 30, 33, 92, 95, 100,<br />

109, 123, 124, 131, 01-46, 89, 122, 02-62, 79,<br />

03-23, 66, 70<br />

streekplanherziening 01-122, 131, 136, 02-20,<br />

03-67<br />

streekplanuitwerking 00-33, 96, 02-108, 03-11<br />

strijdig gebruik 01-137<br />

structuur agrarisch bedrijf 02-140<br />

structuurbeleid 02-140<br />

structuurplan 00-26, 01-118, 02-69<br />

Structuurschema Groene Ruimte 02-145, 150<br />

Structuurschema Verkeer en Vervoer<br />

struisvogels 00-10<br />

systeem <strong>van</strong> <strong>de</strong> wet 02-102<br />

taxatie (metho<strong>de</strong>) 00-73, 74<br />

teelton<strong>de</strong>rsteunen<strong>de</strong> voorzieningen 02-141<br />

teelton<strong>de</strong>rsteuning 00-105<br />

ter inzage leggen K48(3/2000), 01-120, 128,<br />

03-12, K7(2/2003), 03-48<br />

terinzagelegging plan 00-107, 01-120, 02-111<br />

termijn 00-40, 01-04, 55, 02-56, 03-52<br />

termijnbepalingen 02-143<br />

termijnoverschrijding 00-107, 01-04, 46, 55,<br />

02-56, 111, 03-73<br />

terpostbezorging<br />

terreinafscheiding 02-62<br />

terstond <strong>van</strong> kracht<br />

terugverdientijd<br />

terugwerken<strong>de</strong> kracht 01-117, 03-18<br />

tienjarenprogramma afvalstoffen<br />

tij<strong>de</strong>lijk 00-43, 01-63, 95, K65(4/2001), 02-49,<br />

112, 127, 130, 141, 03-08<br />

tij<strong>de</strong>lijke vergunning K65(4/2001), 02-49,<br />

K33(3/2002), 02-92, 94, 130, 03-08<br />

tippelzone 00-43, K96(1/2001)<br />

toe<strong>de</strong>ling met gesloten beurzen 02-121<br />

toekomstige invulling 03-38<br />

toekomstige ontwikkelingen K16(2/2000),<br />

K78(4/2000), K90(1/2001), 02-06,<br />

K27(3/2002), K69(4/2002), K2(2/2003)<br />

toetsing 00-93, 105, 01-12<br />

toetsingska<strong>de</strong>r 01-88, 121, 02-62, 137, 03-18, 44<br />

toezegging 00-99<br />

toezending besluit 02-105<br />

toezichthou<strong>de</strong>nd orgaan 02-152<br />

tonaal geluid 00-114<br />

tracébesluit 00-20, 21, 108, 01-18, 128, 02-113,<br />

03-74<br />

tracékeuze weg 01-18, 02-31<br />

transportleiding 02-109<br />

transportmid<strong>de</strong>l K74(4/2000)<br />

traumahelik<strong>op</strong>ter 01-107, 02-96<br />

trillinghin<strong>de</strong>r 01-115, 02-129<br />

tuin K11(2/2001)<br />

twee<strong>de</strong> woning 01-21<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


108<br />

Doorl<strong>op</strong>end trefwoor<strong>de</strong>nregister 2000-2003<br />

uitbrei<strong>de</strong>n verzoek 00-111<br />

uitbreidingsmogelijkheid<br />

uitputten<strong>de</strong> regeling 02-106, 123, K21(3/2003)<br />

uitreiking 02-105<br />

uitrij<strong>de</strong>n mest K45(3/2001)<br />

uitstel 01-65<br />

uitvoerbaarheid 00-31, 02-17, 22, 02-65, 148<br />

uitvoerverbod afvalstoffen<br />

uitwerkingsplan 00-32, 61, 64, 102, 01-12, 22,<br />

64, 96, 97, 117, 120, 126, 141, 03-38, 65<br />

uitwerkingsregels 01-12<br />

uitzicht 00-01<br />

una via-beginsel 00-08<br />

vakantiewoning 00-54<br />

<strong>van</strong> wezenlijk belang zijn<strong>de</strong> beslissing/beleidsuitspraak<br />

varkensbesluit K20(2/2000)<br />

veebestand<br />

veerpont K74(4/2000)<br />

veevoerleverancier K50(4/2000)<br />

veiligheid 02-77<br />

veiligheidsrisico 01-14<br />

veiligheidszone 02-109<br />

veran<strong>de</strong>ringen K39(3/2001)<br />

veran<strong>de</strong>ringsvergunning K16(2/2001),<br />

K39(3/2001), K18(2/2003)<br />

verbin<strong>de</strong>ndheid 02-48<br />

verbrandingsmotor 00-43<br />

verdrag K74(4/2001), 02-150<br />

vergaring informatie door gemeente/GS<br />

vergunning aan meer<strong>de</strong>re personen<br />

vergunning <strong>op</strong> hoofdlijnen 00-86, 119, 01-104, 02-<br />

126<br />

vergunningsaanvraag K4(2/2001), K29,<br />

K46(3/2003)<br />

vergunningplicht 00-113, 116, K102(1/2001),<br />

01-79, 02-15, 47, 52, K36(3/2002), 02-97, 136,<br />

K85(1/2003), 03-04, 46<br />

verkapte weigering K6(2/2000), K20(2/2002)<br />

verkeersbeeld K64(4/2000)<br />

verkeersbewegingen K18(2/2001), 03-49,<br />

K24(3/2003)<br />

verkeers<strong>op</strong>st<strong>op</strong>pingen<br />

verkeersveiligheid K55(3/2001)<br />

verkennend bo<strong>de</strong>mon<strong>de</strong>rzoek<br />

verklaring K88(1/2003)<br />

verklaring geen bezwaar GS<br />

verklaring <strong>van</strong> geen be<strong>de</strong>nkingen 01-105<br />

verlening vrijstelling<br />

vermogensscha<strong>de</strong> 00-135<br />

vernietiging 02-152<br />

verrekening 02-37, 03-35<br />

verruim<strong>de</strong> reikwijdte 00-88<br />

verschoonbaar 00-15, 02-111<br />

verste<strong>de</strong>lijking 02-145<br />

verste<strong>de</strong>lijkingscontour 02-71<br />

vertrouwelijke behan<strong>de</strong>ling stukken<br />

vertrouwensbeginsel 02-04, 80<br />

vervaltermijn K59(4/2000), 02-13, 132<br />

vervallen bouwmogelijkhe<strong>de</strong>n 01-124<br />

vervallen <strong>van</strong> rechten K35(3/2000), K59(4/2000),<br />

01-68, K60(4/2001), 01-108, 109,<br />

K89(1/2002), 02-13, 132, 137, K76(1/2003)<br />

vervallen vergunning K21(2/2000), K35(3/2000),<br />

K59(4/2000), 01-68, K60(4/2001), 01-108,<br />

K89(1/2002), 02-13, K35(3/2002), 02-135,<br />

137, K76(1/2003), 03-47, K28(3/2003)<br />

ver<strong>van</strong>gingsbesluit 01-94, 02-118, 145, 03-22<br />

vervoer gevaarlijke stoffen K53(4/2000)<br />

vervoersplan K16(2/2203)<br />

verwachting 03-38<br />

verweerschrift K4(2/2000)<br />

verwoesten 01-109, K8(2/2002)<br />

verwij<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> afvalstoffen K56(4/2000), 01-108,<br />

09, 11, K70<br />

verwij<strong>de</strong>ringsstructuur 00-78<br />

verzorgingsstructuur<br />

verzuimen, herstel <strong>van</strong> 02-28<br />

vestigingsregeling 02-140<br />

visuele hin<strong>de</strong>r 00-01, 74, 01-16, 02-15, 03-46<br />

vloeistofdicht K94(1/2002)<br />

VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering 01-130,<br />

03-61, 62<br />

VROM-circulaire 02-109<br />

vogel<strong>gebied</strong> K55(4/2000), 01-40, 73, 81, 114,<br />

02-05, 07, 46, 92<br />

vogelrichtlijn 00-62, 01-40, 73, 81, K59(4/2001),<br />

K70, K78, 01-114, 02-07, 44, 46, 03-14, 46,<br />

K35(3/2003)<br />

vogels hou<strong>de</strong>n<br />

volksgezondheid 02-147<br />

volwaardig agr. bedrijf 01-15<br />

voorbereidingsbesluit 00-24, 97, 01-84, 02-73, 122,<br />

03-33, 36<br />

voorbereidingsprocedure 02-36<br />

voor<strong>de</strong>elsverrekening 03-35<br />

voorgenomen besluit 02-119<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Doorl<strong>op</strong>end trefwoor<strong>de</strong>nregister 2000-2003<br />

109<br />

voorkeursvolgor<strong>de</strong><br />

voorl<strong>op</strong>ige voorziening 00-97<br />

vooroverleg 00-68<br />

voorschriften 00-13, K22(2/2000), K16(2/2001),<br />

K39(3/2001), K50, K71(4/2001), K75,<br />

K26(3/2002), K46, 03-55, K40(3/2003)<br />

voorschriften veran<strong>de</strong>ringsvergunning K16(2/2001),<br />

K39(3/2001)<br />

voorschriften wijzigen K39(3/2001), 01-69<br />

voor verzuring gevoelig <strong>gebied</strong> K54(4/2000)<br />

voorwaar<strong>de</strong>n vergunning 03-29<br />

voorzienbaarheid 00-120, 135, 01-26, 138, 02-<br />

39, 82, 86, 121, 122, 124, 03-36<br />

voorzienbare ontwikkelingen 00-120, 03-36<br />

voorzieningen K32(3/2000), 03-51<br />

voorzorgsbeginsel 00-49, 50, 77, 87,<br />

K49(4/2000), 00-118, 01-34, 35, 02-15, 02-65,<br />

K35(3/2003)<br />

vormverzuim 00-32, K29(3/2000), K21(2/2001),<br />

K23, K31, K41(3/2001), K80(4/2001),<br />

K2(2/2002), 03-09, 12, 48<br />

vreem<strong>de</strong> taal 00-09<br />

vrij beroep aan huis<br />

vrijstelling 00-65, 106, 110, 01-57, 62, 142, 02-81,<br />

112, 03-29, 30, 62, 65<br />

vuurwapens 00-113<br />

vuurwerk K77(4/2000), K72(4/2001), 02-16,<br />

K48(3/2002), K8(2/2003), 03-41<br />

waar<strong>de</strong>bepalingsmetho<strong>de</strong> 02-38<br />

waar<strong>de</strong>vermin<strong>de</strong>ring 01-25, 02-38<br />

wad<strong>de</strong>nzee 00-76, 77, 87, 01-34, 35,<br />

K47(3/2001), 02-07, 15, 65, K55(4/2002),<br />

K61(4/2002), K35(3/2003)<br />

warmdraaien K36(3/2001)<br />

waterbo<strong>de</strong>m<br />

waterschap 02-27<br />

waterverbruik K11(2/2000)<br />

We<strong>de</strong>r<strong>op</strong>bouwwet 00-111, 02-156<br />

wegverkeerslawaai K53(3/2001), 02-116, 150<br />

weigering K25(2/2000), 01-02, 03, 02-60, 85,<br />

02-90, 99, K72(4/2002), 03-30<br />

weiland K84(1/2001), K60(4/2001)<br />

werk K74(4/2002), 02-127<br />

werktij<strong>de</strong>n 00-06, 03-60<br />

wet milieugevaarlijke stoffen 00-117<br />

wetsafbakening 00-117, K99(1/2001),<br />

K33(2/2001)<br />

wettelijke voorschriften 01-120<br />

wijze <strong>van</strong> meten 00-65<br />

wijziging aanvraag K57(3/2001), 01-110, 02-58,<br />

K3(2/2003)<br />

wijzigingsbevoegdheid 00-58, 64, 106, 110,<br />

02-78, 86, 03-68<br />

wijzigingsplan 00-68, 01-93, 97, 133, 02-102,<br />

117<br />

windhin<strong>de</strong>r<br />

windmolen 00-62, K102(1/2001), 02-04,<br />

K45(3/2003)<br />

winplaats 02-61<br />

woningbouwcijfers 00-99<br />

woningbouwproject 02-154<br />

woonboot K12(2/2000), 00-55, K97(1/2001),<br />

K8(2/2003)<br />

woon- en leefklimaat 00-59, 100, 104, 01-90,<br />

02-77, 115<br />

woonwagenstandplaatsen<br />

wraking K1(2/2001)<br />

zakelijk recht 03-39<br />

zakelijke inhoud 00-26, 02-33<br />

zandwinning 02-110<br />

zeggenschap K91(1/2001), 01-77, 02-58,<br />

K10(2/2003), K45(3/2003)<br />

zelfstandig scha<strong>de</strong>besluit 02-84<br />

zelfverzorging/zelfvoorziening K70(4/2000)<br />

zendinstallatie 01-50, 80<br />

zettingsscha<strong>de</strong> K63(4/2000)<br />

zich ontdoen <strong>van</strong> K49(4/2000), 01-08, 09, 11, 30,<br />

31, K92(1/2002), 02-59<br />

zienswijze 02-23, 03-26, 31<br />

zienswijze, intrekking 02-68<br />

ZOAB 02-150<br />

zonebesluit 00-38<br />

zonegrenswaar<strong>de</strong> K52(4/2002), K15(2/2003)<br />

zone <strong>van</strong> rechtswege K15(2/2003)<br />

zonering 00-57, 103, 114, 01-83, 02-106, 117,<br />

K15(2/2003)<br />

zorgplichtbepaling 00-90, K94(1/2002)<br />

zorgvuldige voorbereiding 01-05, K6(2/2001),<br />

03-36<br />

zuiver scha<strong>de</strong>besluit 02-125<br />

zwaarwegend maatschappelijk belang<br />

zwarte-lijststof 00-49, 77, 118<br />

zwavelgehalte 01-01<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


110<br />

Doorl<strong>op</strong>end artikelgewijs register 2000-2003<br />

Afvalstoffenveror<strong>de</strong>ning Den Bosch<br />

artikelen 2 en 29 K100(1/2001)<br />

Algemene wet bestuursrecht<br />

artikel 1:1 00-84<br />

artikel 1:2 00-54, 85, K61(4/2001), K66, 02-05<br />

K37(3/2003)<br />

artikel 1:3 00-22, 27, 33, K32 (2/2000), 00-77,<br />

84, 96, K89 (1/2001), 00-124, K26(2/2001), 01-<br />

51, 67, K88(1/2002), K6(2/2002), 02-31, 34,<br />

35, K29(3/2002), K30, 02-61, 105, 108,<br />

K49(4/2002), K62(4/2002), 03-11, 66<br />

artikel 1:3 lid 4 00-07<br />

artikel 1:5 02-34<br />

artikel 2:1<br />

artikel 2:4<br />

artikel 3:2 00-48, 86, 118, 119, 137, 01-05,<br />

K6(2/2001), 01-40, 01-49, 95, 113, 02-05, 22,<br />

31, 02-80, 114, 126, 129, 135, 151, 157,<br />

03-26, 27, 36, K4(2/2003), K17, 03-43, 67, 68,<br />

73, 76<br />

artikel 3:4 00-03, K7(2/2000), 03-43<br />

artikel 3:11<br />

artikel 3:12 00-26, 01-13, 02-33<br />

artikel 3:14 K80(1/2001)<br />

artikel 3:18 01-04<br />

artikel 3:19 00-11, K48(3/2000), 00-77,<br />

K21(2/2001), 01-41, K81(4/2001), K2(2/2002)<br />

artikel 3:21 K81(4/2001), 03-21, K7(2/2003)<br />

artikel 3:24<br />

artikel 3:25<br />

artikel 3:27<br />

artikel 3:28 K29(2/2001)<br />

artikel 3:40 02-73, 120<br />

artikel 3:41 02-12, 73, 105<br />

artikel 3:42 K80(4/2001), 01-28<br />

artikel 3:45 K60(4/2000)<br />

artikel 3:46 K44(3/2000), 00-120, 01-01, 54, 63,<br />

87, 90, 113, 115, 02-09, 17, 71, 109, 141,<br />

145, 146, 03-01, 24, 27, 61, 63, 65<br />

artikel 3:47 01-87<br />

artikel 3:50 01-144<br />

artikel 4:5 00-09, 01-04, K57(3/2001),<br />

K27(3/2003)<br />

artikel 4:6 02-125<br />

artikel 4:16 00-118<br />

artikel 4:81 03-23<br />

artikel 5:21 00-18, K7(2/2000), 00-51, 01-36,<br />

02-98, 100, K68(4/2002), K80(1/2003)<br />

artikel 5:24 K13(2/2001), K17, 01-36, 02-55<br />

artikel 5:25 01-36<br />

artikel 5:32 00-03, 08, K1(2/2000), K2, 00-113,<br />

K82(1/2001), 01-10, K4(2/2001), K17, K30,<br />

K53(3/2001), 01-105, 116, K94(1/2002),<br />

02-04, K18 (2/2002), K34(3/2002), K45,<br />

020-100, K50(4/2002), K86(1/2003),<br />

K89(1/2003), 03-02, 03, 17, K6(2/2003), K9,<br />

03-45, 47, 50, 53, 55, 57, K42(3/2003)<br />

artikel 5:34 K2(2/2000)<br />

artikel 6:2 00-67, 01-46, 140, 03-25<br />

artikel 6:3 K61(4/2000)<br />

artikel 6:5 K48(3/2001)<br />

artikel 6:6 K33(3/2000), K48(3/2001), 02-28<br />

artikel 6:7<br />

artikel 6:11<br />

artikel 6:13<br />

artikel 6:15 00-22, 02-34, 03-20, 66<br />

artikel 6:17 02-67<br />

artikel 6:18 02-41<br />

artikel 6:19 02-41, 03-22<br />

artikel 6:20 01-140, 02-85<br />

artikel 6:22 00-32, K29(3/2000), K21(2/2001),<br />

K31<br />

artikel 7:1 02-34, 85, 102, 03-66<br />

artikel 7:2 01-65, 03-33<br />

artikel 7:9<br />

artikel 7:11 00-137, 01-04, K12(2/2001),<br />

01-116, K16(2/2002), 03-15, K41(3/2003)<br />

artikel 7:12 00-137, 01-58, 03-29, 36, 03-43, 80<br />

artikel 7:13<br />

artikel 8:1 03-20, 66<br />

artikel 8:2 03-33<br />

artikel 8:5 01-84, 03-66<br />

artikel 8:6 03-20<br />

artikel 8:15 K1(2/2001), 03-72<br />

artikel 8:26 00-115<br />

artikel 8:32<br />

artikel 8:42 K5(2/2000)<br />

artikel 8:47 00-28, 41, 98, 137, 01-134<br />

artikel 8:54<br />

artikel 8:55<br />

artikel 8:69<br />

artikel 8:71 03-66<br />

artikel 8:72 00-67, 137, 01-121<br />

artikel 8:72 lid 3 K25(2/2000), K29(3/2000), K43,<br />

K62(4/2000)<br />

artikel 8:72 lid 4 K29(2/2001), 01-33, 02-24,<br />

K14(2/2003), 03-70<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Doorl<strong>op</strong>end artikelgewijs register 2000-2003<br />

111<br />

artikel 8:72 lid 5 01-46, 02-36<br />

artikel 8:72 lid 7 K98(1/2001), K56(4/2002)<br />

artikel 8:73 00-46, K45(3/2000), 01-02,<br />

K10(2/2001), 02-53, 90<br />

artikel 8:75 00-47, 115, K24(2/2001), 02-53<br />

artikel 8:81<br />

artikel 8:86 01-37<br />

artikel 8:88 01-44, 02-28<br />

artikel 10:15 01-105<br />

artikel 10:27 00-93, 01-62, 99, 117, 119, 122,<br />

124, 02-19, 23, 26, 27, 32, 66, 77, 78, 113,<br />

117, 144, 148, 154, 03-62, 69, 70<br />

artikel 10:29 02-77<br />

artikel 10:30 00-94, 128, 02-119<br />

artikel 10:31 00-67, 01-20, 03-22<br />

Besluit akkerbouwbedrijven milieubeheer<br />

artikel 1 02-52<br />

Besluit bescherm<strong>de</strong> inheemse dier- en plantensoorten<br />

artikel 1 03-21<br />

Besluit bouw- en houtbedrijven milieubeheer<br />

artikel 2 K36(3/2002)<br />

bijlage 03-55<br />

Besluit <strong>de</strong>tailhan<strong>de</strong>l ambachtsbedrijven<br />

artikel 3 K53(4/2002)<br />

bijlage K95(1/2002)<br />

Besluit geluidhin<strong>de</strong>r spoorwegen<br />

artikel 1 K9(2/2002), K20(2/2003)<br />

artikel 21<br />

Besluit genetisch gemod. organismen Wms<br />

artikel 1 K3(2/2000)<br />

artikel 23 K3(2/2000), 00-82<br />

Besluit herstelinrichtingen motorvoertuigen<br />

artikel 2 K84(1/2003)<br />

Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen<br />

artikel 5 01-38, K40(3/2001), 01-71, 03-47<br />

artikel 6 K18(2/2002)<br />

artikel 7 03-47<br />

Besluit luchtemissies afvalverbranding<br />

voorschrift 1 K17(2/2003)<br />

Besluit milieu-effectrapportage 1994<br />

On<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el A, bijlage 00-123<br />

On<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el C, bijlage K93(1/2002), 02-108, 127,<br />

128<br />

On<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el D 03-11<br />

artikel 2 00-133, 01-48, 02-35, 108, 154<br />

artikel 9 00-133<br />

Besluit <strong>op</strong>slag - en transportbedrijven milieubeheer<br />

artikel 2 K27(2/2001)<br />

artikel 3 K27(2/2001)<br />

artikel 5 K38(3/2003)<br />

bijlage K32(3/2003)<br />

Besluit <strong>op</strong>slaan in on<strong>de</strong>rgrondse tanks<br />

artikel 1 00-42, 89<br />

artikel 13 lid 4 00-42, 89<br />

artikelen 18 en 19<br />

Besluit <strong>op</strong> <strong>de</strong> <strong>ruimtelijke</strong> or<strong>de</strong>ning 1985<br />

artikel 2<br />

artikel 7 03-25, 66<br />

artikel 9 00-31, 01-19, 02-17, 148<br />

artikel 12 02-148<br />

artikel 13 00-61<br />

artikel 15 00-101<br />

artikel 19 02-112<br />

Besluit melkrundveehou<strong>de</strong>rijen milieubeheer<br />

artikel 1 K21(2/2000), 01-49<br />

Besluit tankstations milieubeheer<br />

artikel 2 K21(3/2003)<br />

artikel 8 K71(4/2002)<br />

Besluit tuinbouwbedrijven met be<strong>de</strong>kte teelt<br />

milieubeheer<br />

algemeen 00-59<br />

Besluit verplicht bo<strong>de</strong>mon<strong>de</strong>rzoek bedrijfsterreinen<br />

artikel 4<br />

Bouwstoffenbesluit bo<strong>de</strong>m- en <strong>op</strong>pervlaktewaterbescherming<br />

artikel 1 K74(4/2002)<br />

artikel 22 K74(4/2002)<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


112<br />

Doorl<strong>op</strong>end artikelgewijs register 2000-2003<br />

Burgerlijk Wetboek<br />

artikel 6:162<br />

EG-richtlijn 75/442<br />

artikel 1 K49(4/2000), K70, 01-08, 09, 11, 30,<br />

31, 32, K38(3/2001), K41, K92(1/2002),<br />

K37(3/2002), K39, 03-54<br />

artikel 3 K70(4/2000)<br />

artikel 5 01-09<br />

artikel 7 01-09<br />

artikel 11 K39<br />

EG-richtlijn 76/464<br />

artikel 1 lid 2 00-43<br />

artikel 2 00-77, 118<br />

artikel 3 03-52<br />

artikel 7 01-76, 02-48, 51<br />

EG-richtlijn 79/409 (Vogelrichtlijn)<br />

artikel 4 01-73, 85, K59(4/2001), K70, K78,<br />

01-114, 02-05, 07, 46, 03-14, 16, 46<br />

EG-richtlijn 80/836<br />

artikel 6<br />

EG-richtlijn 83/189<br />

artikel 1 lid 9 00-116, K46(3/2002)<br />

EG-richtlijn 85/337<br />

artikel 2 en 4 01-81<br />

artikel 5 00-134<br />

EG-richtlijn 92/43 (Habitatrichtlijn)<br />

artikelen 2, 3-16 01-17, 73, 85, K74(4/2001),<br />

K78<br />

artikel 4 03-64<br />

artikelen 6 en 7 01-114, 02-07, 44, 46, 94,<br />

K55(4/2002), K61(4/2002), 03-07, 14, 16, 31,<br />

46, K35(3/2003)<br />

artikel 12 03-21<br />

EG-richtlijn 96/61<br />

artikel 1 01-79, 02-02, 14<br />

artikelen 2, 3, 9 en 12 02-02, 11, 14, 135<br />

EG-Verdrag<br />

artikel 10 01-73<br />

artikelen 29 en 30 K70(4/2000)<br />

artikelen 34 en 36<br />

artikelen 82 en 86 01-111<br />

artikel 90<br />

artikel 189<br />

artikel 130T<br />

EG-Veror<strong>de</strong>ning 259/93 (Evoa)<br />

artikel 1 01-32, 02-59<br />

artikel 2 01-08, 32, 02-59<br />

artikel 4 K70(4/2000), 01-09<br />

artikel 7 01-09, 32<br />

artikel 26 01-08, 02-59<br />

Eur<strong>op</strong>ees Handvest inzake lokale Autonomie<br />

artikel 4 01-125<br />

Eur<strong>op</strong>ees Verdrag Rechten v/d Mens<br />

artikel 1 00-116, 01-135, 03-16<br />

artikel 6 02-103, 03-28, 72<br />

artikel 8 00-90, K83(1/2002), 02-45<br />

artikel 13 K83(1/2002)<br />

Gemeentewet<br />

artikel 125 K82(1/2001), K53(3/2001), 03-43<br />

artikel 164 00-95<br />

artikel 229 02-155<br />

artikel 242 02-155<br />

Grondwaterwet<br />

artikel 14 K44(3/2001)<br />

Grondwet<br />

artikel 21 00-90, 02-45<br />

Hin<strong>de</strong>rwet<br />

artikel 27<br />

Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wm<br />

artikel 5.1 K34(3/2000), 01-04<br />

artikel 5.6<br />

artikel 5.10 01-04<br />

artikelen 5.16 en 5.18<br />

artikel 7.1 K23(2/2001)<br />

artikel 7.2 K34(3/2003)<br />

bijlage I, categorie 1.1 on<strong>de</strong>r b 00-43, K96(1/2001)<br />

bijlage I, categorie 1.2 on<strong>de</strong>r a 00-43<br />

bijlage I, categorie 2.1 on<strong>de</strong>r a 03-45<br />

bijlage I, categorie 3-5 02-47<br />

bijlage I, categorie 5.1<br />

bijlage I, categorie 11.1<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Doorl<strong>op</strong>end artikelgewijs register 2000-2003<br />

113<br />

bijlage I, categorie 11.3 K35(2/2001)<br />

bijlage I, categorie 13.1 02-47<br />

bijlage I, categorie 14.1 en 14.2<br />

bijlage I, categorie 17 00-113, 03-04<br />

bijlage I, categorie 18 K17(2/2002)<br />

bijlage I, categorie 19 02-01, 03-05<br />

bijlage I, categorie 28.1 00-81<br />

bijlage I, categorie 28.3 on<strong>de</strong>r c 00-116<br />

bijlage I, categorie 28.4 01-11, 30, K41(3/2001),<br />

K4(2/2003), 03-54, 57<br />

Instructieregeling lozingsvoorschriften<br />

artikel 2<br />

Interimwet ammoniak en veehou<strong>de</strong>rij<br />

artikel 1 K40(3/2000), K2(2/2001)<br />

artikel 2 K8(2/2000)<br />

artikel 3<br />

artikel 5 K8(2/2000), K41(3/2000)<br />

artikel 7 K39(3/2000)<br />

artikel 8 lid 4 K14(2/2001)<br />

Internationaal verdrag inzake economische,<br />

sociale en culturele rechten<br />

artikel 11 01-135<br />

Kernergiewet<br />

artikelen 15 en 15a K29(2/2001)<br />

artikel 29 K29(2/2001)<br />

artikel 30 K29(2/2001)<br />

Lozingenbesluit Wbb<br />

artikel 11 01-10<br />

artikel 24a 00-121<br />

Lozingenbesluit Wvo<br />

artikel 2 02-48<br />

artikel 3<br />

artikel 14 02-48<br />

Luchtvaartbesluit<br />

artikel 6, 7 en 8 01-07<br />

Luchtvaartwet<br />

artikel 14 01-07<br />

artikel 24 00-138<br />

artikel 25 01-83<br />

artikel 25a<br />

artikel 26 03-24<br />

artikel 27 00-138, 01-37<br />

artikel 30 03-24<br />

artikel 31 02-147<br />

artikel 72 K41(3/2002)<br />

artikel 76 01-07<br />

Natuurbeschermingswet<br />

artikel 12 00-76, 87, K47(3/2001), 01-133,<br />

02-05, 10, 15, 21, 02-44, 46, K29(3/2002),<br />

02-65, 93, K55(4/2002), K61(4/2002), 02-134,<br />

03-01, 07, 42, 46, K35(3/2003)<br />

artikel 18 02-93<br />

artikel 21 00-87<br />

artikel 22 03-21<br />

artikel 24 01-17<br />

artikel 25 01-17, 91, 03-21<br />

artikel 27 03-16<br />

Ontgrondingenwet<br />

artikel 3 01-34, 35, 02-91, K87(1/2003)<br />

artikel 10 K58(4/2000), K63, K54 (4/2002)<br />

Provinciale Milieuveror<strong>de</strong>ning Limburg<br />

artikel 5.21 03-53<br />

Provinciale Milieuveror<strong>de</strong>ning Noord Brabant<br />

artikel 4.3.1.1 K100(4/2000)<br />

Provinciewet<br />

artikel 74<br />

artikel 102<br />

artikel 107 00-56, K51(4/2000), 01-105<br />

artikel 118 01-10<br />

artikel 122 00-18<br />

artikel 127<br />

artikel 166<br />

Regeling aftrek bij berekening en meting <strong>van</strong><br />

geluidbelasting <strong>van</strong>wege een weg<br />

artikel 1 02-116<br />

Regeling na<strong>de</strong>elcompensatie Rijkswaterstaat<br />

artikel 10 00-138<br />

artikel 23 00-138<br />

Telecommunicatiewet<br />

artikel 3.6 lid 2 K99(1/2001)<br />

artikel 3.11 02-147<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


114<br />

Doorl<strong>op</strong>end artikelgewijs register 2000-2003<br />

Tracéwet<br />

artikel 7 01-128<br />

artikel 13 01-18<br />

artikel 15 01-18<br />

artikel 16 01-128<br />

artikel 17 01-18<br />

artikel 19 00-20, 21, 108<br />

artikel 20 03-74<br />

artikel 24 02-113<br />

artikel 25 00-20, 21<br />

Uitvoeringsbesluit Reken- en Meetvoorschrift<br />

Verkeerslawaai<br />

artikel 8 00-127, 01-98<br />

Uitvoeringsbesluit Wvo<br />

artikel 2 lid 2 00-117<br />

artikel 4 01-36<br />

Uitvoeringsregeling Uav<br />

artikel 2 K54(4/2000)<br />

artikel 3 K81(1/2001)<br />

artikel 4<br />

bijlage 4<br />

Universele verklaring <strong>van</strong> <strong>de</strong> Rechten v/d Mens<br />

artikel 25 01-135<br />

Verdrag <strong>van</strong> Bern<br />

artikel 4 02-150<br />

artikel 7 03-21<br />

Vuurwerkbesluit<br />

artikel 1.1.1 K8(2/2003)<br />

artikel 5.1.3 03-41<br />

Waterschapswet<br />

artikel 16l 01-36<br />

Wet afvalwater<br />

artikel IV lid 2 K86(1/2001)<br />

Wet ammoniak en veehou<strong>de</strong>rij<br />

artikel 10 02-137<br />

Wet bo<strong>de</strong>mbescherming<br />

artikel 1 01-67, K82(4/2001)<br />

artikel 13 K94(1/2002), 02-55, 100<br />

artikel 28 01-05<br />

artikel 29 K38(3/2000), 01-05<br />

artikel 37 K38(3/2000), 01-05<br />

artikel 38 00-53, 122 , K11(2/2002),<br />

K12(2/2003)<br />

artikel 39 00-02, 53, 122, K11(2/2002),<br />

K12(2/2003)<br />

artikel 40 01-05<br />

artikel 44 K26(3/2003)<br />

artikel 53<br />

Wet gemeenschappelijke regelingen<br />

artikelen 8 en 10 01-106<br />

Wet geluidhin<strong>de</strong>r<br />

artikel 1 00-54, 02-150<br />

artikel 41, 42 00-57, 02-106, 03-05<br />

artikel 47 00-103, K15(2/2003)<br />

artikel 53 00-57, 114, K52(4/2002)<br />

artikel 59 K15(2/2003)<br />

artikel 61 00-117<br />

artikelen 71 en 72 02-06, K2(2/2003)<br />

artikel 72 lid 2 K2(2/2003)<br />

artikel 74 00-104, 01-98<br />

artikel 76 00-60, 02-25<br />

artikel 77 00-60, K53(3/2001)<br />

artikel 82 00-104<br />

artikel 90 00-85<br />

artikel 99 00-60<br />

artikel 100 00-127<br />

artikel 100a 00-60, 127, 01-75<br />

artikel 102 02-150<br />

artikel 103 01-75, 02-116<br />

artikel 111 00-127<br />

artikel 157<br />

Wet milieubeheer<br />

artikel 1.1 lid 1 00-04, 05, 42, 43, 51, 78, 79, 81,<br />

83, 89, K74(4/2000), 00-116, K84(1/2001),<br />

K91, K93, K96, K102, K45(3/2001), 01-77,<br />

K68(4/2001), K77, K79, K85(1/2002), K86, K87,<br />

K92, 02-01, 08, K1(2/2002), K21, K24, 02-47,<br />

K43(3/2002), 02-94, 97, 99, K59(4/2002),<br />

K65(4/2002), K77(1/2003), K79, K85, 03-04,<br />

K10(2/2003), K11, 03-45, K39(3/2003), K42<br />

artikel 1.1 lid 2 K11(2/2000), K31(3/2000),<br />

00-88, K28(2/2001)<br />

artikel 1.1 lid 3 en 4 00-05, 16, 42, 43, 51,<br />

K47(3/2000), 00-81, 89, 116, K42(3/2001),<br />

01-77, K60(4/2001), K77, K93(1/2002), 02-01,<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Doorl<strong>op</strong>end artikelgewijs register 2000-2003<br />

115<br />

08, K24(2/2002), K10(2/2003), K11,<br />

K45(3/2003)<br />

artikel 1.1 lid 5<br />

artikel 1.1a<br />

artikel 1.2 00-47, 01-10, 03-53<br />

artikel 4.22 K6<br />

artikel 7.1 00-134<br />

artikel 7.2 01-57, 97, 01-48, 02-35, 108, 127,<br />

128, 154, K23(3/2003)<br />

artikel 7.4, 7.8b e.v. K61(4/2000), 01-97, 03-11<br />

artikel 7.5 02-20, 35<br />

artikel 7.6<br />

artikel 7.8b 02-09, 03-11<br />

artikel 7.10 K9(2/2000)<br />

artikelen 7.12-7.16 02-20<br />

artikel 7.27 01-97, 02-127, 128<br />

artikel 7.28 02-127, 128<br />

artikel 8.1 00-16, K4(2/2000), 00-79,<br />

K3(2/2001), K16, 01-33, K39(3/2001), K56,<br />

02-04, 14, K3(2/2002), K7, K12, K17, K22,<br />

K34(3/2002)<br />

artikel 8.1 lid 3 02-57, K6(2/2003)<br />

artikel 8.2 K15(2/2000), 00-56, K30(3/2000),<br />

K35(2/2001), K41(3/2001), 03-04, 54, 57<br />

artikel 8.3<br />

artikel 8.4 00-06, 120, K3(2/2001), K16, K22,<br />

01-33, 42, K39(3/2001), K56, K64(4/2001),<br />

K19(2/2002), K22, 02-56, K48(3/2002)<br />

artikel 8.5<br />

artikel 8.6 K80(1/2001)<br />

artikel 8.7 K23(2/2001), 03-12, K34(3/2003)<br />

artikel 8.8 K16(2/2000), K55(4/2000), K76, K78,<br />

00-119, K90(1/2001), K52(3/2001),<br />

K90(1/2002), K27(3/2002), K52(4/2002),<br />

K69(4/2002), K75(1/2003), 03-05<br />

artikel 8.9 K20(2/2000), 02-58<br />

artikelen 8.10 en 8.11 K69(4/2002), K72(4/2002),<br />

K73(4/2002)<br />

artikel 8.11 lid 3 00-13, 17, K10(2/2000), K13,<br />

K18, K19, K22, K24, K40(3/2000), 00-86, 117,<br />

K83(1/2001), K87, K95, K101, 01-70,<br />

K69(4/2001), K75, K15(2/2002), K19,<br />

K26(3/2002), K47(3/2002), K64(4/2002),<br />

K66(4/2002), K67(4/2002), K70(4/2002),<br />

02-138, 03-10, 13, K14(2/2003), K16, 03-51<br />

artikel 8.11 lid 4 K13(2/2003)<br />

artikel 8.12 00-50, K46(3/2001), K42(3/2002),<br />

K63(4/2002)<br />

artikel 8.13 K31(3/2000), 01-06, K84(1/2002)<br />

artikel 8.16 K66(4/2000)<br />

artikel 8.17 K65(4/2001), 02-49, K33(3/2002),<br />

02-94, 130, 03-08<br />

artikel 8.18 K35(3/2000), K59(4/2000), 01-68,<br />

K60(4/2001), 01-108, 02-13, K35(3/2002),<br />

02-132, K76(1/2003), K28(3/2003)<br />

artikel 8.19 00-44, K43(3/2000), K32(2/2001),<br />

01-74, 78, K67(4/2001), 02-12, K4(2/2002),<br />

K5, K23, 02-57, 95, K58(4/2002), 02-131,<br />

03-15, 56, 58, 59, 60, K36(3/2003), K44<br />

artikel 8.20<br />

artikel 8.22, 8.23 K46(3/2000), 01-07,<br />

K36(3/2001), 01-69, K25(3/2002), 03-44<br />

artikel 8.24 K12(2/2002)<br />

artikel 8.25 00-06, K46(3/2000), K52(4/2000),<br />

01-42, 107, 109, K31(3/2002)<br />

artikel 8.26 K21(2/2000), K10(2/2002)<br />

artikel 8.28 00-10, K25(3/2003)<br />

artikel 8.30 K25(3/2003)<br />

artikel 8.36 K56(4/2000), K33(2/2001)<br />

artikel 8.40 01-71, K84(1/2003)<br />

artikel 8.41<br />

artikel 8.73<br />

artikel 10.1<br />

artikel 10.2 01-31, K38(3/2001), K43(3/2002)<br />

artikel 10.4 03-58<br />

artikel 10.10 K60(4/2002)<br />

artikel 10.26<br />

artikel 10.30 K1(2/2000)<br />

artikel 12.1 01-06<br />

artikel 12.4 01-06<br />

artikel 13.1 K37(3/2001)<br />

artikel 13.4 00-11, K31(2/2001), 01-41,<br />

K37(3/2001), K1(2/2002), 02-139<br />

artikel 13.5<br />

artikel 13.7 00-57<br />

artikel 13.10<br />

artikel 15.20 00-112, 01-03, 02-54, K5(2/2003)<br />

artikel 15.25 02-50<br />

artikel 17.1 en 17.2 00-80, 02-03<br />

artikel 18.2 00-08, K3(2/2002), K51(4/2002),<br />

03-57<br />

artikel 18.8 00-51<br />

artikel 18.9 00-03, 08<br />

artikel 18:12 00-18, 03-41<br />

artikel 18.14 01-112<br />

artikel 19.3<br />

artikel 20.1 00-77, K86(1/2001)<br />

artikel 20.3 K10(2/2002), 02-60<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


116<br />

Doorl<strong>op</strong>end artikelgewijs register 2000-2003<br />

artikel 20.6 00-15, K28(2/2000), K94(1/2001),<br />

K51(3/2001), K28(3/2002), 03-14,<br />

K29(3/2003), K37<br />

artikel 20.8 K17(2/2000), 01-68, 02-89,<br />

K83(1/2003)<br />

artikel 20.13 00-77<br />

artikel 22.1 00-50, 01-07, K33<br />

Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State<br />

artikel 15 03-72<br />

artikel 26 03-28<br />

Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning<br />

artikel 1 03-25, 67<br />

artikel 2<br />

artikel 2a 02-145<br />

artikel 2b 01-37<br />

artikel 4<br />

artikel 4a 00-22, 23, 29, 30, 33, 96, 109, 123,<br />

124, 01-46, 61, 86, 102, 02-61, 108, 03-11,<br />

26, 31, 67, 76<br />

artikel 5 01-89<br />

artikel 6 01-136<br />

artikel 6a 00-19, 28, 32<br />

artikel 7 00-26, 01-118<br />

artikel 9<br />

artikel 10 00-62, 108, 110, 126, 129, 131,<br />

01-14, 15, 16, 21, 23, 60, 101, 131, 132,<br />

02-25, 29, 30, 75, 76, 140, 147, 03-65, 68<br />

artikel 11 00-32, 58, 61, 62, 64, 68, 92, 102,<br />

128, 01-12, 22, 62, 82, 93, 96, 101, 117, 120,<br />

126, 02-78, 86, 102, 117, 03-65, 68<br />

artikel 13<br />

artikel 14 00-24, 25, 105, 01-92, 124, 02-62,<br />

03-33<br />

artikel 15 00-62, 64, 65, 106, 01-82, 03-30, 62<br />

artikel 17 02-112<br />

artikel 19 01-84, 03-29<br />

artikel 21 00-24, 97, 01-84, 03-33<br />

artikel 23 00-28, 107, 01-45, 02-23, 33, 36,<br />

02-68, 102, 111, 03-31<br />

artikel 24 00-96, 124, 03-26, 31<br />

artikel 25 00-100, K73(4/2001), 02-107<br />

artikel 26 00-125, 02-33, 03-73<br />

artikel 27 00-25, 59, 69, 132, 01-13, 45, 03-31,<br />

73<br />

artikel 28 00-24, 26, 59, 62, 63, 67, 93, 97, 99,<br />

130, 01-20, 45, 46, 55, 62, 99, 119, 121, 122,<br />

124, 130, 132, 02-18, 19, 23, 27, 63, 64, 66,<br />

70, 77, 102, 104, 115, 141, 144, 145, 147,<br />

149, 154, 03-18, 20, 27, 34, 69, 70<br />

artikel 29 01-94, 02-118, 145, 153, 03-22<br />

artikel 30 00-91, 105<br />

artikel 33 01-131, 02-22, 36, 02-65<br />

artikel 36c 01-51<br />

artikel 36e 00-27, 02-35<br />

artikel 36l 01-56, 02-69<br />

artikel 36m 02-69<br />

artikel 36n 02-69<br />

artikel 37 00-35, 01-18, 83, 02-69, 113, 03-24<br />

artikel 38, 03-24<br />

artikel 40 02-110<br />

artikel 40b<br />

artikel 41 02-110<br />

artikel 42 03-79<br />

artikel 44 01-88, 03-25<br />

artikel 49 01-64, 66, 102, 103, 138, 139, 140,<br />

141, 142, 143, 144, 02-37-41, 81-88,<br />

120-125, 155, 157, 03-34-40, 65, 77-81<br />

artikel 54 03-25, 28, 31<br />

artikel 56 02-36, 03-25<br />

artikel 56b 02-102<br />

hoofdstuk IXA 03-20<br />

Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> stads- en dorpsvernieuwing<br />

artikel 31 03-20<br />

Wet <strong>op</strong> <strong>de</strong> waterkering<br />

artikel 18<br />

artikel 22<br />

Wet tot wijziging <strong>van</strong> <strong>de</strong> WRO<br />

artikel VI<br />

Wet verontreiniging <strong>op</strong>pervlaktewateren<br />

artikel 1 00-49, K36(3/2000), 00-118,<br />

K15(2/2001), K19, 01-36, 76, K96(1/2002),<br />

02-43, 48, 51, 98, 136, 03-52<br />

artikel 1 lid 3 00-117, 03-50<br />

artikel 1 lid 5<br />

artikel 2a 02-48<br />

artikel 7 00-118, K19(2/2001), 03-52<br />

artikel 16 K69(4/2000)<br />

artikel 25 K96(1/2002)<br />

Wet 5p<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Doorl<strong>op</strong>end artikelgewijs register 2000-2003<br />

117<br />

Woningwet<br />

artikel 8 01-43<br />

artikel 9 01-43<br />

artikel 40<br />

artikel 43 01-50,02-61<br />

artikel 44 01-121, 123, 02-24, 03-71, 75<br />

artikel 45 02-112<br />

artikel 50<br />

artikel 52 03-75<br />

NIEUWSBRIEF <strong>StAB</strong> 3 / 2003


Milieuwetgeving in discussie!<br />

Duurzame<br />

milieuwetgeving<br />

Auteur<br />

G.A. Biezeveld<br />

Prijs € 49,–<br />

inclusief BTW,<br />

exclusief verzend- en<br />

administratiekosten,<br />

ook verkrijgbaar via <strong>de</strong> boekhan<strong>de</strong>l<br />

ISBN 90-5454-240-3<br />

Met meer dan twintig wetten kent Ne<strong>de</strong>rland een<br />

zeer uitgebrei<strong>de</strong> milieuwetgeving. Volgens <strong>de</strong><br />

auteur wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> wetgeving en <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong><br />

bestuurlijke organisatie echter als ingewikkeld,<br />

onoverzichtelijk en versnipperd ervaren.<br />

Uitvoering en handhaving schieten tekort en on<strong>de</strong>rnemingen<br />

klagen over <strong>de</strong> administratieve lasten.<br />

Bovendien zijn <strong>het</strong> stelsel <strong>van</strong> milieuwetten en <strong>de</strong><br />

overheidsorganisatie onvoldoen<strong>de</strong> berekend <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />

noodzaak <strong>van</strong> ketenbeheer (stoffen, producten,<br />

afvalstoffen), <strong>de</strong> toenemen<strong>de</strong> rol <strong>van</strong> <strong>het</strong> Eur<strong>op</strong>ese<br />

milieurecht en <strong>het</strong> streven naar duurzame<br />

ontwikkeling.<br />

Dit boek levert een bijdrage aan <strong>de</strong> gedachtevorming<br />

over <strong>het</strong> <strong>op</strong>nieuw vormgeven <strong>van</strong> <strong>de</strong> milieuwetgeving<br />

en <strong>de</strong> bestuurlijke organisatie. Aan <strong>de</strong><br />

hand <strong>van</strong> <strong>de</strong> ontstaansgeschie<strong>de</strong>nis en structuur<br />

wordt verklaard waarom <strong>het</strong> stelsel <strong>van</strong> milieuwetten<br />

onvoldoen<strong>de</strong> doeltreffend, uitvoerbaar en handhaafbaar<br />

is. Tevens wordt gesc<strong>het</strong>st hoe <strong>de</strong> milieuwetgeving<br />

en <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong> overheidsorganisatie<br />

kunnen wor<strong>de</strong>n verbeterd, in <strong>het</strong> belang <strong>van</strong> een<br />

duurzame bescherming <strong>van</strong> mens en milieu.<br />

Bestel nu!<br />

Bel onze klantenservice (0522) 23 75 55 of mail naar info@bju.nl<br />

Boom Juridische uitgevers<br />

Postbus 85576 2508 CG Den Haag tel. (070) 330 70 33 fax (070) 330 70 30<br />

e-mail info@bju.nl website: www.bju.nl<br />

061-s

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!