SBZ-ABTN-2015-(23-6-2015)
SBZ-ABTN-2015-(23-6-2015)
SBZ-ABTN-2015-(23-6-2015)
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds<br />
Zorgverzekeraars<br />
Actuariële en bedrijfstechnische nota<br />
<strong>2015</strong><br />
Dit is een uitgave van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds<br />
Zorgverzekeraars<br />
Postbus 194<br />
3454 ZK DE MEERN<br />
Definitieve versie<br />
<strong>23</strong> juni <strong>2015</strong>
1 Inleiding<br />
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars (<strong>SBZ</strong>) is een bedrijfstakpensioenfonds als bedoeld in artikel 1 van de<br />
Pensioenwet.<br />
Uit het gestelde in artikel 145 van de Pensioenwet vloeit voort dat een bedrijfstakpensioenfonds een actuariële en<br />
bedrijfstechnische nota dient vast te stellen. De inhoud van deze actuariële en bedrijfstechnische nota dient zodanig te zijn,<br />
dat De Nederlandsche Bank tot een oordeel kan komen over de wijze waarop wordt voldaan aan het bepaalde bij of<br />
krachtens de artikelen 25, 95, 126 tot en met 137 en 143 van de Pensioenwet.<br />
Deze <strong>ABTN</strong> beschrijft de actuariële en bedrijfstechnische werkwijze van het pensioenfonds naar de situatie<br />
per 1 januari <strong>2015</strong>.<br />
In hoofdstuk 2 wordt een korte beschrijving gegeven van de pensioenregelingen.<br />
Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 uiteengezet op welke wijze de omvang van de verplichtingen wordt vastgesteld. In dat<br />
hoofdstuk wordt tevens beschreven op welke wijze de jaarlijkse bijdrage wordt bepaald die nodig is voor de dekking van<br />
deze verplichtingen. Tot slot wordt in dat hoofdstuk ingegaan op de sturingsmiddelen, die <strong>SBZ</strong> ter beschikking staan.<br />
In hoofdstuk 4 wordt het vermogen besproken.<br />
Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 stilgestaan bij het beleggingsbeleid van het pensioenfonds.<br />
Tot slot komt in hoofdstuk 6 de organisatie van het pensioenfonds aan de orde.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 2 | 89
2 Pensioenregeling<br />
2.1 Pensioenregeling<br />
De inhoud van de door <strong>SBZ</strong> uitgevoerde regelingen is vastgelegd in het van toepassing zijnde pensioenreglement.<br />
Deelnemers en gewezen deelnemers kunnen in beginsel aanspraken doen gelden op basis van het pensioenreglement<br />
<strong>SBZ</strong> 2014. Daarnaast kunnen specifieke (gewezen) deelnemersgroepen aanspraak doen gelden op:<br />
• Het pensioenreglement Achmea I (zoals van toepassing was op 31-12-2013 en het daarbij behorende<br />
addendum) en Achmea II (voor werknemers die vóór 1 januari 1950 zijn geboren en vóór 1 januari 2006 in<br />
dienst van de werkgever Achmea Personeel B.V. waren) .<br />
De belangrijkste kenmerken van het pensioenreglement <strong>SBZ</strong> 2014 zijn hieronder opgenomen. Op een aantal punten zijn<br />
door werkgevers keuzes te maken, in totaal worden drie pakketten per <strong>2015</strong> aan werkgevers aangeboden:<br />
A. De pensioenregeling op basis van de CAO voor de Zorgverzekeraars;<br />
B. De pensioenregeling op basis van de CAO voor de Zorgverzekeraars, maar zonder deelname aan de<br />
toeslagreserve;<br />
C. De pensioenregeling op basis van de regeling die per <strong>2015</strong> voor Univé Services wordt uitgevoerd.<br />
:<br />
• Het betreft een middelloonregeling met als standaard pensioenleeftijd 67 jaar.<br />
• Voor de deelnemers is een ouderdomspensioen vanaf 67 jaar, premievrije deelname bij arbeidsongeschiktheid en<br />
een arbeidsongeschiktheidspensioen verzekerd.<br />
• Voor de (eventuele) nabestaanden is partnerpensioen, tijdelijk partnerpensioen (anw-hiaat) en wezenpensioen<br />
verzekerd.<br />
• Het ouderdomspensioen bedraagt voor elk deelnemersjaar 1,875% van de in dat jaar geldende<br />
pensioengrondslag. Voor pakket C geldt een lager opbouwpercentage, zijnde 1,75%.<br />
• Het partnerpensioen bedraagt voor elk deelnemersjaar 70% van het opbouwpercentage van het<br />
ouderdomspensioen. Voor pakket C geldt een lager opbouwpercentage, zijnde 65% van het opbouwpercentage<br />
van het ouderdomspensioen.<br />
• Het pensioengevend salaris is, behalve voor het arbeidsongeschiktheidspensioen, gemaximeerd op € 100.000,--.<br />
• De pensioengrondslag is gelijk aan het (gemaximeerde) vaste jaarsalaris verminderd met een franchise. De<br />
franchise is per 1 januari <strong>2015</strong> vastgesteld op € 13.725,- en wordt jaarlijks per 1 januari aangepast aan de<br />
algemene loonontwikkeling conform de CAO in de bedrijfstak vanaf 2 januari in het daaraan voorafgaande jaar tot<br />
en met genoemde 1 januari, tenzij CAO-partijen anders overeenkomen. Bij de franchise wordt uitgegaan van een<br />
maximaal parttimepercentage van 100%. Voor pakket C geldt een lagere franchise zijnde € 13.334,-.<br />
• Het opgebouwde ouderdoms- en partnerpensioen van de deelnemers in de zin van het reglement <strong>SBZ</strong> 2014<br />
kunnen jaarlijks per 1 januari maximaal worden verhoogd met de algemene prijsontwikkeling zoals deze door het<br />
C.B.S. voor de periode oktober tot oktober voorafgaande aan 1 januari in enig jaar wordt gepubliceerd, indien de<br />
financiële positie van <strong>SBZ</strong> dit toelaat. Hiervoor wordt niet gereserveerd en hiervoor wordt geen premie in rekening<br />
gebracht. Een eventuele verhoging wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld. Voor pakket A geldt dat indien<br />
mogelijk de verhoging wordt aangevuld tot maximaal de algemene loonontwikkeling conform de CAO in de<br />
bedrijfstak vanuit een toeslagreserve.<br />
• Het arbeidsongeschiktheidspensioen bestaat, in geval van arbeidsongeschiktheid, uit een vast percentage van<br />
het salaris als aanvulling op de WIA-uitkering van het UWV. Dit houdt in (naar rato van de mate van<br />
arbeidsongeschiktheid):<br />
o tot de WIA-dagloongrens: 0% en 10%;<br />
o boven de WIA-dagloongrens: 70% en 80% (WGA) / 75% en 85% (IVA);<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 3 | 89
waarbij laatstgenoemde percentages gelden voor het derde tot en met het zesde ziektejaar. Een werkgever heeft<br />
de mogelijkheid te kiezen voor een langere duur van de aanvulling (tot uiterlijk de pensioendatum).<br />
• Voor (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten vindt (gedeeltelijke) premievrije voortzetting van de pensioenopbouw<br />
plaats.<br />
• Het tijdelijk partnerpensioen betreft een aanvulling tot maximaal de ongekorte anw en wordt uitgekeerd tot de<br />
AOW-gerechtigde leeftijd van de partner, voor zover er geen recht op anw bestaat voor de nabestaande of de<br />
anw wordt gekort wegens inkomsten.<br />
• Het wezenpensioen per kind is gelijk 20% van het te bereiken partnerpensioenpensioen. Voor volle wezen wordt<br />
het wezenpensioen verdubbeld.<br />
• Alle ingegane pensioenen alsmede premievrije aanspraken die door <strong>SBZ</strong> zijn toegekend kunnen kunnen jaarlijks<br />
per 1 januari maximaal worden verhoogd met de algemene prijsontwikkeling zoals deze door het C.B.S. voor de<br />
periode oktober tot oktober voorafgaande aan 1 januari in enig jaar wordt gepubliceerd, indien de financiële<br />
positie van <strong>SBZ</strong> dit toelaat. Hiervoor wordt niet gereserveerd en hiervoor wordt geen premie in rekening gebracht.<br />
Een eventuele verhoging wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld.<br />
• De reglementaire bijdrage van de deelnemers in de kosten van de pensioenregeling is vastgelegd in de CAO voor<br />
de betreffende bedrijfstak.<br />
• De pensioenregeling kent diverse flexibele elementen, te weten vervroeging, uitstel, hoog/laag-constructies,<br />
deeltijdpensionering en uitruil partnerpensioen voor extra ouderdomspensioen en uitruil ouderdomspensioen voor<br />
extra partnerpensioen.<br />
• Voor de pensioenrechten die voor (gewezen) deelnemers en gewezen partners voortvloeien uit de vervallen<br />
pensioenreglementen 1988, 2000 en 2006 geldt dat deze opgebouwde pensioenaanspraken (behalve de<br />
prepensioenaanspraken voor actieve deelnemers) per 1 januari 2014 zijn omgezet naar aanspraken in het nieuwe<br />
Pensioenreglement <strong>SBZ</strong> 2014. Per 1 januari <strong>2015</strong> zijn ook de opgebouwde prepensioenaanspraken voor actieve<br />
deelnemers omgezet naar aanspraken in het nieuwe Pensioenreglement <strong>SBZ</strong> 2014.<br />
Voor Cao-gebonden werkgevers is er geen keuze. Zij moeten pakket A afnemen.<br />
Voor niet Cao-gebonden werkgevers is er keuze tussen pakket A, B of C. Het C-pakket is voor één werkgever ontwikkeld,<br />
maar kan ook door andere niet Cao-gebonden werkgevers worden afgenomen.<br />
Het bestuur heeft de mogelijkheid om - in geval van financiële problemen - te besluiten tot vermindering van aanspraken<br />
en rechten en/of tot – in overleg met de bij de CAO betrokken sociale partners – versobering van de pensioenregeling.<br />
2.2 Uitvoeringsovereenkomst<br />
<strong>SBZ</strong> voert de pensioenregeling uit voor de medewerkers van de organisaties die opereren op het terrein van de<br />
zorgverzekering of die daarmee zijn verwant en die zich hebben aangesloten bij <strong>SBZ</strong>. Deelnemers aan de<br />
pensioenregeling zijn de medewerkers (behoudens vakantiewerkers en stagiaires) van de aangesloten organisaties die bij<br />
<strong>SBZ</strong> zijn aangemeld.<br />
De wederzijdse verantwoordelijkheden, bevoegdheden, rechten en (financiële) plichten zijn vastgelegd in een<br />
uitvoeringsovereenkomst die <strong>SBZ</strong> is overeengekomen met de betreffende organisatie.<br />
De uitvoeringsovereenkomst bevat bepalingen die betrekking hebben op de verhouding tussen een aangesloten werkgever<br />
en het pensioenfonds en legt de specifieke afspraken tussen de aangesloten werkgever en <strong>SBZ</strong> vast. Hieronder volgen de<br />
hoofdlijnen, voor zover deze hoofdlijnen niet al elders in deze <strong>ABTN</strong> worden beschreven.<br />
Premievaststelling, premiebetaling en niet nakomen premieverplichtingen<br />
De feitelijke premie die door de aangesloten organisaties jaarlijks verschuldigd is wordt per deelnemer berekend en is in<br />
beginsel gelijk aan de actuariële premie, zijnde de koopsom voor de pensioenopbouw van de actieve deelnemers inclusief<br />
de benodigde opslagen voor kosten, solvabiliteit en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid (coming service). De<br />
feitelijke premie wordt vastgesteld op basis van de in paragraaf 3.4 vermelde actuariële grondslagen.<br />
De voorwaardelijke toeslagen aan deelnemers zijn gebaseerd op de algemene prijsontwikkeling, indien de financiële<br />
positie van <strong>SBZ</strong> dit toelaat. Hiervoor wordt niet gereserveerd en hiervoor wordt geen premie in rekening gebracht. Een<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 4 | 89
eventuele verhoging wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld. Voor pakket A geldt dat indien mogelijk de verhoging<br />
wordt aangevuld tot de algemene loonontwikkeling conform de CAO in de bedrijfstak vanuit de toeslagreserve.<br />
Afhankelijk van de financiële positie van <strong>SBZ</strong> kan er een korting worden verleend op de premie. Deze korting zal alleen<br />
worden verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 129 van de Pensioenwet.<br />
De risicopremie voor het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen en tijdelijk partnerpensioen wordt separaat<br />
vastgesteld. Deze wordt periodiek herijkt op grond van de opgedane ervaringen. Deze premie valt buiten de<br />
premiekortingsregeling.<br />
Als de feitelijke premie hoger is dan voor de bij de CAO betrokken sociale partners acceptabel, kunnen de bij de CAO<br />
betrokken sociale partners de pensioenovereenkomst aanpassen door de hoogte van de op te bouwen aanspraken in de<br />
toekomst naar beneden bij te stellen.<br />
Premieheffing vindt plaats op voorschotbasis; aan de hand van de definitieve loonopgaven van het voorgaande<br />
kalenderjaar wordt de premie voor het lopende jaar geschat. De voorschotpremie kan in vier kwartaaltermijnen worden<br />
betaald. In dat geval is termijnrente verschuldigd.<br />
Na afloop van ieder kwartaal wordt op basis van ontvangen mutaties een nota opgesteld over het voorgaande kwartaal. In<br />
de kwartaalnota wordt over de periode tussen de mutatiedatum en de notadatum een rentevergoeding op grond van de in<br />
de feitelijke premie gehanteerde rekenrente berekend.<br />
Uiterlijk binnen zes maanden na afloop van een kalenderjaar vindt de definitieve afrekening over dat jaar plaats.<br />
Ook voor het overige wordt artikel 26 van de Pensioenwet in acht genomen.<br />
Bij overschrijding van de betalingstermijn kan het pensioenfonds de wettelijke rente en vergoeding van andere kosten<br />
vorderen. Als een werkgever met de betaling in gebreke blijft is het pensioenfonds in het uiterste geval gerechtigd tot<br />
opzegging van de uitvoeringsovereenkomst) . Wanneer <strong>SBZ</strong> van dit recht gebruik maakt informeert <strong>SBZ</strong> tevens schriftelijk<br />
de deelnemers (en de –indien aanwezig- ondernemingsraad) van de werkgever en het verantwoordingsorgaan van het<br />
pensioenfonds.<br />
Als sprake er is van een premieachterstand ter grootte van 5% van de totale door het pensioenfonds te ontvangen<br />
jaarpremie én het pensioenfonds tevens niet beschikt over het minimaal vereist eigen vermogen, als bedoeld in hoofdstuk<br />
4.1 van deze <strong>ABTN</strong>, informeert het pensioenfonds met inachtneming van artikel 28 van de Pensioenwet het<br />
verantwoordingsorgaan en de ondernemingsraad van de ondernemingen die nog premie aan het pensioenfonds<br />
verschuldigd zijn.<br />
Informatie<br />
De werkgever is verplicht alle werknemers die een arbeidsovereenkomst hebben bij het pensioenfonds aan te melden en<br />
de gegevens volledig, juist en tijdig te verstrekken. Een werkgever moet het pensioenfonds inzage verlenen in zijn<br />
administratie voor zover dat noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de pensioenregeling. Voorts moet de werkgever<br />
jaarlijks een accountantsverklaring aanleveren bij de door hem aan <strong>SBZ</strong> opgegeven pensioengevende salarissen.<br />
Indien een werkgever geen of onjuiste gegevens verstrekt voor de voorschotnota of de (tussentijdse/definitieve)<br />
afrekening, is het pensioenfonds bevoegd deze naar beste weten zelf vast te stellen.<br />
De werkgever is aansprakelijk voor schade die <strong>SBZ</strong> lijdt als gevolg van het aanleveren van onvolledige, onjuiste of niet<br />
tijdige informatie door de werkgever.<br />
Het pensioenfonds zorgt ervoor dat de deelnemers over de pensioenregeling worden geïnformeerd overeenkomstig artikel<br />
21 van de Pensioenwet.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 5 | 89
Vermogenstekorten, vermogensoverschotten en winstdeling.<br />
De financiële sturingsmiddelen die <strong>SBZ</strong> hanteert, worden beschreven in hoofdstuk 3.5 van deze <strong>ABTN</strong>.<br />
De werkgever kan geen aanspraak maken op vermogensoverschotten van <strong>SBZ</strong>.<br />
Bij een tekort volgt <strong>SBZ</strong> de daarop betrekking hebbende procedures zoals voorgeschreven in de Pensioenwet. Bij<br />
premiekorting neemt het pensioenfonds artikel 129 van de Pensioenwet in acht. Van de wettelijke mogelijkheid van<br />
terugstorting maakt het pensioenfonds geen gebruik.<br />
Klachten en geschillen<br />
De voor de werkgever geldende klachten- en geschillenprocedure is beschreven in de uitvoeringsovereenkomst.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 6 | 89
3 Financiële opzet<br />
<strong>SBZ</strong> voert de pensioenregeling uit conform het pensioenreglement. De pensioenaanspraken zijn volledig verzekerd in<br />
eigen beheer. <strong>SBZ</strong> heeft geen herverzekeringscontracten gesloten.<br />
3.1 De waarderingsgrondslagen van de beleggingen<br />
Alle beleggingen worden, voor zover mogelijk, gewaardeerd tegen actuele waarde. Bedragen die luiden in buitenlandse<br />
valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de valutakoersen op rapportagedatum.<br />
Mutaties met betrekking tot transacties in vreemde valuta gedurende het jaar worden geboekt tegen de op dat moment<br />
geldende valutakoersen.<br />
3.2 Technische voorzieningen<br />
De technische voorzieningen (TV) wordt post voor post vastgesteld met inachtneming van de actuariële grondslagen zoals<br />
hieronder omschreven. De TV wordt gebaseerd op de tot de balansdatum verkregen aanspraken op pensioen, met<br />
inbegrip van de verhogingen zoals die op grond van het toeslagenbeleid zijn toegekend tot de balansdatum. De TV wordt<br />
in principe zodanig vastgesteld dat zij toereikend is ter dekking van de nominale verplichtingen van <strong>SBZ</strong>. De<br />
toereikendheid van de TV wordt jaarlijks door de certificerend actuaris getoetst.<br />
Bij de waardering van de pensioenaanspraken wordt van de volgende grondslagen uitgegaan:<br />
- interest De op balansdatum geldende door De Nederlandsche Bank gepubliceerde<br />
rentetermijnstructuur.<br />
- sterfte Voor mannen en vrouwen worden de sterftekansen ontleend aan de<br />
Prognosetafel AG2014, gecorrigeerd voor ervaringssterfte op basis van leeftijd met<br />
t/m 65 jaar: 60%<br />
van 65 tot 75 jaar: lineair oplopend van 60% naar 90%<br />
vanaf 75 jaar: 90%.<br />
Voor kinderen worden de sterftekansen verwaarloosd.<br />
- wezenpensioen De voorziening voor wezenpensioen is gelijk aan 2% van de voorziening voor<br />
partnerpensioen. Bij een ingegaan wezenpensioen wordt voor wezen jonger dan 21<br />
jaar aangenomen dat het wezenpensioen voortduurt tot de 21-jarige leeftijd; voor<br />
wezen van 21 jaar of ouder wordt het wezenpensioen jaarlijks tot uiterlijk de 27-jarige<br />
leeftijd verlengd op basis van ontvangen studieverklaringen.<br />
- leeftijdsverschil De leeftijd van de vrouwelijke resp. mannelijke partner van de deelnemer is 3 jaar<br />
lager resp. hoger gesteld dan die van de deelnemer.<br />
- partnerfrequentie Zolang nog geen pensioenuitkering is ingegaan, wordt voor de berekening van de<br />
voorziening voor partnerpensioen elke (gewezen) deelnemer verondersteld een<br />
partner te hebben (onbepaalde partnersysteem met een partnerfrequentie van 100%).<br />
Voor pensioengerechtigden wordt uitgegaan van de werkelijke burgerlijke staat.<br />
- premievrijstelling invaliditeit Voor (gewezen) deelnemers wordt de contante waarde van de toekomstige opbouw<br />
gereserveerd, waarbij rekening wordt gehouden met revalidatie.<br />
- arbeidsongeschiktheidspensioen Reservering van dit pensioen vindt plaats op basis van rentedekking.<br />
- opslag voor toekomstige kosten Voor de dekking van toekomstige kosten wordt de netto voorziening verhoogd met 2%.<br />
De hoogte van deze voorziening is gebaseerd op het voornemen van het bestuur om<br />
de aanspraken over te dragen aan een verzekeraar indien er geen sprake meer is van<br />
nieuwe opbouw,<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 7 | 89
IBNR<br />
Het fonds houdt rekening met een voorziening voor deelnemers die ziek zijn geworden, maar nog niet als zodanig bij het<br />
pensioenfonds zijn aangemeld, omdat ze korter dan twee jaar ziek zijn. De zogenaamde IBNR voorziening.<br />
De IBNR wordt bij de instelling hiervan bepaald op 4,1 miljoen euro. De initiële dotatie van 4,1 miljoen wordt enerzijds<br />
gefinancierd uit de vrijval van het arbeidsongeschiktheidspensioen, als gevolg van het rekening houden bij de reservering<br />
van dit pensioen met revalideringskansen, ter grootte van circa 2 miljoen euro en anderzijds wordt een extra eenmalige<br />
dotatie van circa 2,1 miljoen ten laste van het vrij vermogen.<br />
Aan de voorziening wordt jaarlijks de premie voor premievrijstelling toegevoegd . Uit de IBNR wordt jaarlijks de benodigde<br />
koopsom ter financiering van de schadelast onttrokken. Er wordt jaarlijkse interest aan de IBNR voorziening toegekend. De<br />
IBNR voorziening kan niet negatief zijn.<br />
3.3 De reserves<br />
<strong>SBZ</strong> kent de volgende reserves:<br />
• Reserve beleggingsrisico’s.<br />
• Reserve premie-egalisatie.<br />
• Toeslagreserve als bestemmingsreserve<br />
Reserve beleggingsrisico’s<br />
Het doel van de reserve beleggingsrisico’s is het opvangen van risico’s met betrekking tot de beleggingen. De reserve<br />
beleggingsrisico’s is maximaal gelijk aan het vereist eigen vermogen dat resulteert volgens het standaardmodel van De<br />
Nederlandsche Bank, gebruik makend van de op balansdatum geldende door het Ministerie van Sociale Zaken en<br />
Werkgelegenheid vastgestelde parameters.<br />
Er wordt rekening gehouden met:<br />
• Het renterisico.<br />
• Het aandelen- en vastgoedrisico.<br />
• Het valutarisico.<br />
• Het grondstoffenrisico.<br />
• Het kredietrisico.<br />
• Het verzekeringstechnisch risico.<br />
• Het additioneel risico van actief management in het vermogensbeheer.<br />
Jaarlijks wordt overeenkomstig het standaardmodel van De Nederlandsche Bank een solvabiliteitstoets uitgevoerd om vast<br />
te stellen of de reserve beleggingsrisico’s tot het niveau van het vereist eigen vermogen kan worden aangevuld.<br />
De reserve beleggingsrisico’s kan niet negatief zijn.<br />
Toeslagreserve<br />
De toeslagreserve is bestemd voor toeslagverlening aan actieve deelnemers in pakket A, dit is de pensioenregeling op<br />
basis van de CAO voor de Zorgverzekeraars. De toeslagreserve wordt, indien mogelijk aangewend voor aanvulling van de<br />
toeslagverlening tot maximaal de algemene loonontwikkeling, indien de reguliere toeslagverlening aan betreffende<br />
deelnemers (gefinancierd vanuit beleggingsrendementen) niet volledig kan worden toegekend. De toeslagreserve staat<br />
niet ter vrije bestemming/beschikking van het bestuur van het fonds.<br />
Het verloop van deze reserve is als volgt:<br />
• aan de reserve wordt jaarlijks per 1 januari 2,85% van de loonsom (niet gemaximeerd op € 100.000,--) door<br />
werkgevers die deelnemen aan het fonds toegevoegd;<br />
• aan de reserve wordt jaarlijks per 1 januari een bedrag onttrokken benodigd voor toekenning van een aanvulling<br />
op de toeslagverlening tot maximaal de algemene loonontwikkeling, indien de reguliere toeslagverlening aan<br />
betreffende deelnemers (gefinancierd vanuit beleggingsrendementen) niet volledig kan worden toegekend.;<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 8 | 89
• voor de bepaling van het te onttrekken bedrag wordt uitgegaan van de voor het fonds geldende actuariële<br />
grondslagen waarmee de technische voorziening wordt vastgesteld per 1 januari van dat betreffende jaar;<br />
• over het te onttrekken bedrag wordt een opslag ter grootte van de dekkingsgraad, welk gebaseerd is op de door<br />
DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur, berekend met een minimum gelijk aan de minimaal vereiste<br />
dekkingsgraad en een maximum gelijk aan de dekkingsgraad waarbij volledig (toekomstbestendig) geïndexeerd<br />
kan worden%;<br />
• de bestemmingsreserve kan niet negatief zijn;<br />
• in geval de reserve in een bepaald jaar niet of niet geheel wordt gebruikt voor toeslagverlening, geldt dat deze<br />
resterende reserve niet wordt aangewend voor ‘inhaalindexatie’ ingeval in voorgaande jaren vanuit de<br />
toeslagreserve geen volledige toeslag kon worden bereikt ter hoogte van de loonindex. De reserve blijft in dat<br />
geval in als bestemmingsreserve voor toeslagen en wordt in een volgend jaar, tezamen met de jaarlijkse storting<br />
door werkgevers, aangewend voor toeslagverlening tot maximaal de geldende loonindex in dat jaar;<br />
• ten aanzien van de aan de toeslagreserve toe te kennen rendementen wanneer er een waarde resteert nadat<br />
bedragen uit deze bestemmingsreserve zijn onttrokken:<br />
het toe te kennen procentuele rendement over een boekjaar is gelijk aan het procentuele rendement (vanuit de<br />
fysieke portefeuille zonder eventuele hedges) op het totale vermogen van het fonds over dat boekjaar. Dit<br />
rendement kan zowel positief als negatief uitvallen.<br />
• ten aanzien van de verhouding tussen het vermogen van de toeslagreserve tot het overige vermogen van het<br />
fonds bij bijvoorbeeld kortingen van de opgebouwde pensioenaanspraken en –rechten:<br />
het betreft een bestemmingsreserve die geen onderdeel uitmaakt van het vereist eigen vermogen van het<br />
pensioenfonds in geval van vaststelling van de dekkingsgraad van het pensioenfonds.<br />
3.4 Dekkingsgraad<br />
Door het fonds worden drie soorten dekkingsgraden gedefinieerd: de actuele dekkingsgraad, de beleidsdekkingsgraad en de reële<br />
dekkingsgraad.<br />
Actuele dekkingsgraad<br />
Deze dekkingsgraad is gelijk aan 100% vermeerderd met<br />
• het totale Vereist Eigen Vermogen van het pensioenfonds<br />
• de algemene reserve (kan positief of negatief zijn)<br />
gedeeld door de technische voorziening.<br />
Beleidsdekkingsgraad<br />
De beleidsdekkingsgraad betreft de dekkingsgraad waarop beleidsmaatregelen gebaseerd worden. Deze beleidsdekkingsgraad<br />
wordt berekend als een voortschrijdend gemiddelde van de actuele dekkingsgraden over 12 maanden.<br />
Reële dekkingsgraad<br />
Tevens zal de reële dekkingsgraad vanaf boekjaar <strong>2015</strong> door het fonds vastgesteld worden. Zodra er in nadere regelgeving is<br />
vastgesteld op welke wijze deze dekkingsgraad vastgesteld dient te worden zal in de <strong>ABTN</strong> nader beschreven worden op welke<br />
wijze deze dekkingsgraad vastgesteld zal worden.<br />
3.5 Financiering<br />
<strong>SBZ</strong> kent de volgende definities:<br />
• Feitelijke premie.<br />
• Gedempte kostendekkende premie.<br />
• Kostendekkende premie<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 9 | 89
Feitelijke premie<br />
De feitelijke premie wordt vastgesteld op basis van de volgende actuariële grondslagen:<br />
- interest Het verwacht rendement. Het verwacht rendement is gebaseerd op de beleggingsmix<br />
van het fonds en de bijbehorende rendementen, waarbij de rendementen niet hoger<br />
zijn gesteld dan de maximale rendementen zoals voorgeschreven door de Commissie<br />
Parameters. Daarnaast wordt er een opslag toegepast in verband met<br />
toekomstbestendige toeslagverlening door middel van een toeslagcurve. Deze<br />
toeslagcurve is gebaseerd op de prijsinflatie en kent een ingroeipad voor de eerste vijf<br />
jaar.<br />
Bovenstaande resulteert in een verwachte rendementscurve, die wordt gehanteerd<br />
voor de berekening van de gedempte kostendekkende premie. Voor de vaststelling<br />
van het verwacht rendement voor de periode 2016 tot 2020 is de rentestand in het<br />
vierde kwartaal van <strong>2015</strong> jaar bepalend.<br />
- sterfte Voor mannen en vrouwen worden de sterftekansen ontleend aan de<br />
Prognosetafel AG2014, gecorrigeerd voor ervaringssterfte op basis van leeftijd met<br />
t/m 65 jaar: 60%<br />
van 65 tot 75 jaar: lineair oplopend van 60% naar 90%<br />
vanaf 75 jaar: 90%.<br />
- wezenpensioen De feitelijke premie voor wezenpensioen is gelijk aan 2% van de feitelijke premie voor<br />
partnerpensioen.<br />
- leeftijdsverschil De leeftijd van de vrouwelijke resp. mannelijke partner van de deelnemer is 3 jaar<br />
lager resp. hoger gesteld dan die van de deelnemer.<br />
- partnerfrequentie Elke deelnemer wordt verondersteld een partner te hebben (onbepaalde<br />
partnersysteem met een partnerfrequentie van 100%).<br />
- premievrijstelling invaliditeit Aangenomen is dat de kosten, verbonden aan de in de toekomst te verlenen<br />
vrijstelling van premiebetaling (pvi) wegens arbeidsongeschiktheid, kunnen worden<br />
gedekt door een risicopremie ter grootte van 5,5% van de actuariële premie exclusief<br />
pvi en exclusief AOG premie.<br />
- opslag voor kosten Bij de vaststelling van de feitelijke premie wordt rekening gehouden met een opslag<br />
voor toekomstige uitbetalingskosten van 2%.<br />
De kosten verbonden aan de administratie en het beheer zijn gesteld op 3% van de<br />
bruto feitelijke premie.<br />
- solvabiliteitsopslag Er wordt geen solvabiliteitsopslag gehanteerd zolang de opslag in verband met<br />
toeslagverlening hoger is dan de opslag benodigd voor de vereiste dekkingsgraad<br />
primo boekjaar.<br />
In geval van een crisissituatie kan besloten worden de feitelijke premie tijdelijk te verhogen naar een niveau waarbij de<br />
actuariële inkoop van aanspraken (ten minste) kostendekkend is.<br />
De premie voor het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt een percentage van de relevante loonsom:<br />
In geval van 85% resp. 80% aanvulling<br />
gedurende derde tot en met het zesde<br />
ziektejaar en 75% resp. 70% daarna<br />
In geval van 85%<br />
resp. 80% aanvulling<br />
tot de pensioendatum<br />
van het salaris tot maximum dagloon 0,1% 0,4%<br />
van het salarisdeel boven maximum dagloon 2,0% 2,2%<br />
Voor de toeslagreserve wordt door de werkgever jaarlijks per 1 januari 2,85% van de loonsom (niet gemaximeerd op<br />
€ 100.000,--) betaald.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 10 | 89
Gedempte kostendekkende premie<br />
De gedempte kostendekkende premie onderscheidt zich qua actuariële grondslagen niet van de feitelijke premie, met dien<br />
verstande dat een tijdelijke verhoging van de feitelijke premie niet van toepassing op de gedempte kostendekkende<br />
premie.<br />
Kostendekkende premie<br />
De kostendekkende premie onderscheidt zich qua actuariële grondslagen van de feitelijke premie op het volgende<br />
onderdelen:<br />
- interest De primo boekjaar geldende door De Nederlandsche Bank gepubliceerde<br />
rentetermijnstructuur.<br />
- solvabiliteitsopslag Voor de kostendekkende premie wordt een solvabiliteitsopslag gehanteerd ter grootte<br />
van de opslag benodigd voor de vereiste dekkingsgraad primo boekjaar.<br />
3.6 Sturingsmiddelen<br />
Het fonds heeft ten doel het verlenen van pensioenen aan de deelnemers, de gewezen deelnemers, alsmede aan hun<br />
nagelaten betrekkingen. Daarbij streeft <strong>SBZ</strong> naar een zodanige financiële positie dat:<br />
1 Toeslagen aan deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen deelnemers kunnen worden verleend op basis<br />
van de prijsontwikkeling vanuit de middelen van <strong>SBZ</strong>. Hiervoor wordt echter niet gereserveerd en er wordt voor<br />
deze toeslagen geen premie in rekening gebracht.<br />
2 Aanvulling van toeslagen aan actieve deelnemers in pakket A, dit is de pensioenregeling op basis van de CAO<br />
voor de Zorgverzekeraars, indien mogelijk op basis van de loonontwikkeling verleend vanuit de toeslagreserve.<br />
Het bestuur heeft om dit te bereiken in principe de beschikking over de volgende sturingsmiddelen:<br />
• Het toeslagbeleid.<br />
• Het premiebeleid.<br />
• Het beleggingsbeleid.<br />
• Beleid ten aanzien van kortingen en herstel<br />
Door het toeslag-, premie- en beleggingsbeleid in onderlinge samenhang te beschouwen vindt bewaking plaats van de<br />
solvabiliteit van <strong>SBZ</strong>.<br />
Afhankelijk van de situatie kan het bestuur besluiten af te wijken van de in deze <strong>ABTN</strong> geformuleerde richtlijnen voor beleid<br />
(zowel met betrekking tot toeslag-, premie- als beleggingsbeleid) in die mate waarin dit voor oplossing van de situatie van<br />
crisis respectievelijk reservetekort noodzakelijk wordt geacht. De afwijkingen vinden hun beslag in een financieel crisisplan<br />
(zie bijlage 3) respectievelijk een herstelplan.<br />
Het bestuur beschikt hierbij tevens over de mogelijkheid in overleg met CAO-partijen het niveau van de regeling voor de<br />
toekomst tijdelijk of permanent aan te passen.<br />
Met behulp van ALM-studies zal het beleggings-, toeslagen- en premiebeleid periodiek worden getoetst op basis van in<br />
onderling overleg met de ALM-adviseur vast te stellen grenzen.<br />
Het fonds voert jaarlijks een haalbaarheidstoets uit, waarin de toekomstige verwachte financiële ontwikkeling van het fonds<br />
wordt geanalyseerd. In de haalbaarheidstoets wordt het verwachte pensioenresultaat voor de deelnemers berekend. Ook<br />
wordt er gekeken naar het pensioenresultaat in slecht weer scenario’s.<br />
Resultaten van de ALM-studies kunnen aanleiding vormen de in deze <strong>ABTN</strong> geformuleerde richtlijnen voor beleid (zowel<br />
met betrekking tot beleggings-, premie- als toeslagenbeleid) te herzien.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 11 | 89
Het toeslagbeleid<br />
Het pensioenfonds verleent alleen een toeslag indien de beleidsdekkingsgraad per 1 januari van het boekjaar van het<br />
pensioenfonds zich boven de 110% bevindt. De eventueel uit het vrije vermogen toe te kennen toeslag wordt aan de hand<br />
van indexatieregels onder het FTK bepaald.<br />
Deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen deelnemers<br />
Afhankelijk van de actuele financiële positie van <strong>SBZ</strong> kunnen toeslagen aan deelnemers, pensioengerechtigden en<br />
gewezen deelnemers worden toegekend. Deze toeslagen zijn gerelateerd aan het afgeleide indexcijfer van de<br />
consumentenprijsindex voor alle huishoudens vanaf het basisjaar 2000, berekend door het Centraal Bureau voor de<br />
Statistiek (C.B.S.) op de meest recente tijdsbasis. Daarbij wordt jaarlijks per 1 januari van het betreffende kalenderjaar<br />
uitgegaan van het indexcijfer, zoals dit door het C.B.S. voor de periode oktober tot oktober voorafgaande aan 1 januari in<br />
enig jaar wordt gepubliceerd.<br />
Hiervoor wordt echter niet gereserveerd en er wordt voor deze toeslagen geen premie in rekening gebracht. De<br />
toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. In een haalbaarheidstoets zal bezien worden welke<br />
toeslagambitie in een slecht weer scenario naar verwachting waargemaakt kan worden.<br />
De hoogte van de toeslagen aan deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen deelnemers vergt een jaarlijks<br />
bestuursbesluit.<br />
Het bestuur kan besluiten om extra verhogingen toe te kennen indien de actuele financiële positie van <strong>SBZ</strong> dit toelaat. Het<br />
toeslagbeleid kent geen mogelijkheid van inhaaltoeslag.<br />
Deelnemers<br />
Het toeslagbeleid aan deelnemers die vallen onder pakket A betreft voorwaardelijke toeslag op basis van het verschil<br />
tussen de loonindex en de door het fonds uitgekeerde toeslag op basis van prijsindex. Deze toeslagverlening vindt plaats<br />
uit een gevormde toeslagreserve. De financiering van deze toeslagreserve vindt plaats door een jaarlijkse premie van<br />
2,85% van de loonsom (niet gemaximeerd op € 100.000,--) van de werkgevers die de CAO voor de Zorgverzekeraars<br />
volgen.<br />
Het premiebeleid<br />
In bijlage 1 zijn de richtlijnen voor het premiebeleid uitgewerkt.<br />
De feitelijke premie is gelijk aan de actuariële premie. De feitelijke premie wordt vastgesteld op basis van de in paragraaf<br />
3.5 vermelde actuariële grondslagen.<br />
Het beleggingsbeleid<br />
Door het strategische beleggingsbeleid periodiek te herijken aan de hand van een nieuwe ALM-studie, kan er worden<br />
ingespeeld op wijzigingen in het risicoprofiel van de pensioentoezeggingen en in de risicoperceptie van het bestuur.<br />
In hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op het beleggingsbeleid.<br />
Kortings- en herstelbeleid<br />
Korting van aanspraken en ingegane pensioenen<br />
Uit het herstelplan kan blijken dat er maatregelen benodigd zijn om te zorgen voor een vermogen aan het einde van de<br />
herstelperiode dat voldoet aan de eisen van het vereist eigen vermogen. Zoals in het crisisplan beschreven, is één van de<br />
maatregelen het verlagen van de opgebouwde (en mogelijk al in uitkering zijnde) pensioenaanspraken. Eventuele<br />
kortingen zullen worden uitgesmeerd over een periode van 10 jaar waarbij het bestuur het voorbehoud maakt uit<br />
kostenoverwegingen kleine kortingen in één keer door te voeren.<br />
Het bestuur zal zich bij een eventuele verlagingsmaatregel houden aan de voorschriften van wet- en regelgeving.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 12 | 89
Herstel van verlaagde aanspraken en gemiste toeslagen<br />
Het fonds stelt zich op het standpunt dat het korten van aanspraken en het niet toekennen van toeslagen noodzakelijk<br />
waren om weer een gezonde financiële situatie te krijgen en daarna met een schone lei verder te kunnen. Het fonds heeft<br />
niet de expliciete ambitie dat toekomstige overrendementen worden bestemd voor herstel van gekorte aanspraken op<br />
individueel niveau. Indien de financiële positie van het fonds het toelaat, zijn extra toeslagen op fondsniveau mogelijk die<br />
indirect kunnen zorgen voor herstel van kortingen en/of niet toegekende toeslagen.<br />
3.7 Risicohouding en haalbaarheidstoets<br />
CONCEPT BESCHRIJVING VAN DE RISICOHOUDING<br />
Uitgangspunt is een nominaal pensioen en een reële ambitie conform arbeidsvoorwaardelijke afspraken.<br />
Sociale partners van alle aangesloten organisaties wensen de pensioenen zo veel mogelijk waardevast en<br />
toekomstbestendig te houden. Hiervoor zijn zij bereid risico te nemen in de beleggingen. Zij accepteren dat dit leidt tot een<br />
kans op korten van de aanspraken en rechten. Sociale partners wensen echter wel het risico op een tegenvallend<br />
pensioenresultaat te beperken.<br />
• Bij de huidige dekkingsgraad zou het pensioenresultaat in een mediaan scenario over 60 jaar niet minder mogen<br />
bedragen dan y% (bij een jaarlijkse inflatie van 2%).<br />
• Als het tegenzit (5e percentiel) zou het pensioenresultaat over 60 jaar niet minder mogen bedragen dan y% (bij<br />
een jaarlijkse inflatie van 2%)<br />
• Het maximale risico dat het fonds wil lopen komt tot uitdrukking in een vereist eigen vermogen van niet meer dan<br />
x%;<br />
Sociale partners van alle aangesloten organisaties spreken de wens uit om de premie te dempen om deze zo stabiel<br />
mogelijk te houden.<br />
Voornaamste overwegingen hierbij zijn het lage premiestuur en de verwachting dat verdere verhoging ondermijnend is<br />
voor de bereidheid tot (vrijwillige) deelname aan het fonds.<br />
Uit hoofde van evenwichtigheid is een voor alle verzekerden gelijke toeslagmaatstaf gekozen (prijsinflatie);<br />
Sociale partners verantwoordelijk voor de CAO van de Zorgverzekeraars zijn overeengekomen jaarlijks een extra premie in<br />
te brengen ter financiering van een additionele toeslag voor hun actieve deelnemers tot maximaal de looninflatie. Voor<br />
deze deelnemers wordt, als gevolg van de aanvullende toeslagverlening, een hoger pensioenresultaat verwacht dan het in<br />
het hiervoor aangehaalde pensioenresultaat.<br />
Bij financiële tegenvallers hebben sociale partners de voorkeur voor de volgende volgorde van maatregelen:<br />
1. Wijzigen risicoprofiel<br />
2. Verhogen van de premie<br />
3. Versoberen regeling (lagere opbouw)<br />
Het bestuur werkt deze maatregelen nader uit in het financieel crisisplan<br />
Indien er gekort moet worden, hebben de sociale partners voorkeur voor een zo laag mogelijke korting om de<br />
pensioenuitkeringen van de gepensioneerden niet te veel te laten fluctueren. Derhalve wordt voor korten de maximaal<br />
toegestane spreiding gehanteerd.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 13 | 89
4 Vermogen<br />
<strong>SBZ</strong> onderscheidt een minimaal vereist vermogen, een vereist vermogen en een vrij vermogen.<br />
Per kwartaal wordt overeenkomstig het standaardmodel van De Nederlandsche Bank een solvabiliteitstoets uitgevoerd om<br />
vast te stellen of er sprake is van dekkingstekort, reservetekort of vrij vermogen.<br />
De Nederlandsche Bank wordt onverwijld in kennis gesteld van een situatie van onderdekking of reservetekort.<br />
4.1 Minimaal vereist vermogen<br />
Het minimaal vereist vermogen bedraagt ca. 105% van de technische voorzieningen zoals beschreven in deze <strong>ABTN</strong><br />
onder paragraaf 3.2. Het minimaal vereist vermogen wordt bepaald aan de hand van de wettelijke voorschriften. Indien het<br />
pensioenvermogen lager is dan het minimaal vereist vermogen, bestaat er een situatie van dekkingstekort. Het<br />
pensioenvermogen mag wettelijk niet langer dan 5 jaar achtereen lager zijn dan het minimaal vereist vermogen. In het<br />
financieel crisisplan (bijlage 3) is opgenomen hoe om te gaan met een dergelijke situatie.<br />
4.2 Vereist vermogen<br />
Het vereist vermogen in de evenwichtssituatie is het vermogen dat behoort bij de evenwichtssituatie van <strong>SBZ</strong>. In die<br />
evenwichtssituatie is het wettelijk vereist vermogen zodanig vastgesteld dat met de wettelijk vastgestelde zekerheidsmaat<br />
van 97,5% ten aanzien van de als onvoorwaardelijk aangemerkte onderdelen van de pensioenovereenkomst wordt<br />
voorkomen dat <strong>SBZ</strong> binnen 1 jaar beschikt over minder middelen dan de hoogte van de technische voorzieningen.<br />
Het bestuur van het pensioenfonds streeft ernaar om het pensioenvermogen minimaal gelijk te laten zijn aan het vereist<br />
vermogen. Het vereist vermogen wordt vastgesteld aan de hand van het standaardmodel van De Nederlandsche Bank,<br />
gebruik makend van de op balansdatum geldende door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid<br />
vastgestelde parameters.<br />
Indien het pensioenvermogen lager is dan het vereist vermogen, is er sprake van een reservetekort. In geval van<br />
reservetekort wordt binnen uiterlijk drie maanden na melding een herstelplan voor de oplossing (binnen een termijn van<br />
tien jaar) van de situatie van reservetekort ter instemming aan De Nederlandsche Bank voorgelegd .<br />
Werkwijze vaststelling VEV voor het jaarwerk<br />
- het VEV wordt berekend op basis van zowel de feitelijke portefeuille als op basis van de strategische portefeuille<br />
en een eenduidige beschrijving daarvan in de <strong>ABTN</strong><br />
- de berekening van het VEV wordt door BNP Paribas rechtstreeks geleverd aan de certificerend actuaris, waarbij<br />
Syntrus Achmea over deze levering wordt geïnformeerd; naast de kasstromen op basis van de benchmark<br />
worden ook de kasstromen van de feitelijke portefeuille door BNP Paribas en/of Northern Trust ter beschikking<br />
gesteld aan de certificerend actuaris;<br />
De indiening van de jaarstaten blijft door Syntrus Achmea gebeuren op basis van de input van BNP Paribas en Northern<br />
Trust.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 14 | 89
4.3 Vrij vermogen<br />
De omvang van het vrij vermogen is gelijk aan het aanwezige belegd vermogen na aftrek van de reserve<br />
beleggingsrisico’s, de reserve premie-egalisatie, de toeslagreserve, verminderd met de technische voorzieningen en<br />
verminderd c.q vermeerderd met het saldo van overige vorderingen/activa en overige schulden/passiva. Het niveau van<br />
het vrij vermogen is mede een maatstaf voor het toekennen van toeslagen.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 15 | 89
5 Beleggingsbeleid<br />
In dit hoofdstuk wordt het beleggingsbeleid beschreven. Het beleggingsbeleid bestaat enerzijds uit de strategische<br />
afweging tussen rendement en risico die resulteert in de keuze van de vermogenscategorieën, de omvang van die<br />
categorieën en het beperken van financiële risico’s. Anderzijds bestaat het beleggingsbeleid uit het beheer van het<br />
vermogen binnen iedere vermogenscategorie. Dit vindt plaats binnen richtlijnen die met de uitvoerder zijn afgesproken.<br />
Als bijlage 2 bij deze <strong>ABTN</strong> is de verklaring inzake de beleggingsbeginselen van het pensioenfonds opgenomen.<br />
5.1 Strategisch beleid<br />
De regelgeving van het nFTK maakt de economische risico´s (verbonden aan aandelen, valuta, rente, etc) die<br />
pensioenfondsen lopen expliciet en vertaalt deze naar vereiste reserveposities en dekkingsgraden. Op basis daarvan<br />
overweegt <strong>SBZ</strong> welk risiconiveau het kan of wil accepteren. Binnen dit risiconiveau wordt het beleggingsbeleid vastgesteld<br />
om het rendement op het vermogen te optimaliseren.<br />
Onder het strategisch beleggingsbeleid wordt verstaan de vaststelling van de risico’s die <strong>SBZ</strong> wenst te accepteren, de<br />
jaarlijks vast te stellen normportefeuille, bandbreedtes en de beleggingsrichtlijnen. Het bestuur wordt hierbij geadviseerd<br />
door de beleggingscommissie, de uitvoerend bestuurder(s) en de fiduciair managers, BNP Paribas Investment Partners en<br />
Russell Investments.<br />
In de totstandkoming van het beleggingsbeleid en de monitoring van het vermogensbeheer laat het bestuur van <strong>SBZ</strong> zich<br />
bijstaan door Syntrus Achmea Vermogensbeheer BV.<br />
Het bestuur is verantwoordelijk voor dit strategische belegging- en risicobeleid. Daarmee wordt aansluiting tussen het<br />
beleggingsbeleid, de pensioenverplichtingen en de overige sturingsmiddelen bereikt. De basis hiervoor is de ALM studie<br />
die periodiek door <strong>SBZ</strong> wordt uitgevoerd. Het bestuur wordt hierbij geadviseerd door Towers Watson.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 16 | 89
5.2 Normportefeuille<br />
Voor <strong>2015</strong> is de volgende normportefeuille vastgesteld. Tevens zijn de benchmarks aangegeven.<br />
Portefeuille 1-1-<strong>2015</strong> 1-1-2014 Benchmark<br />
Courante of core portefeuille<br />
Aandelen 22,0% 25,0%<br />
Aandelen wereldwijd 14,0% 16,0% MSCI World (Net Div Reinv)<br />
Aandelen defensief 3,5% 4,0% Russell Global Defensive<br />
Aandelen Emerging Markets Core 3,5% 4,0% Russell Emerging Markets<br />
Aandelen Emerging Markets<br />
Extended<br />
1,0% 1,0% Russell Extended Emerging Markets<br />
Vastrentende waarden 65,5% 63,0%<br />
Euro staatsobligaties 30,0% 25,0% Composite benchmark Citigroup NL/DLD/FR<br />
Global Credits 25,0% 25,0% BarCap Global Aggregate Credit<br />
Hypotheken 5,0% 5,0% Portefeuillerendement<br />
Emerging Markets Debt 3,0% 3,5% JPM EMBI Global / JPM GBI-EM Global<br />
High Yield obligaties 0,0% 2,0% ML Global High Yield / JPM EMBI Global<br />
Leveraged loans 2,5% 2,5% Portefeuillerendement<br />
Portefeuille alternatieve<br />
beleggingen<br />
12,5% 12,0%<br />
Onroerend goed 6,0% 6,0% INREV / ROZ-IPD NL Res / NCREIF /<br />
ANREV / FTSE EPRA NAREIT<br />
Private equity 2,5% 2,5% Absolute return 12%<br />
Infrastructuur 2,0% 2,0% Absolute return 8%<br />
Impact investments 1,0% 0,0% Fondsrendement<br />
Cash 1,0% 1,5% 1 week Euro LIBID<br />
Door toepassing van de dynamische strategie bedraagt in 2014 het gewicht voor aandelen 20% in plaats van 25%. Het<br />
verschil is met derivaten geïmplementeerd (een shortpositie van 5%). In <strong>2015</strong> is deze shortpositie ongedaan gemaakt en<br />
vertaald naar een wijziging van de fysieke beleggingsportefeuille.<br />
5.3 Prudent person regel<br />
Het fonds zorgt ervoor dat het beleggingsbeleid voldoet aan de prudent person regel (artikel 135 Pensioenwet). Deze<br />
verklaring beschrijft voor de relevante onderdelen van de prudent person regel op welke wijze deze zijn ingevuld.<br />
Beleggingen in het belang van aanspraak- en pensioengerechtigden<br />
• Het beleggingsbeleid is vastgesteld door middel van een gedegen onderzoek en sluit aan op de doelstellingen en<br />
beleidsuitgangspunten, waaronder de risicohouding van het fonds. Hierbij is ook aandacht besteed aan de<br />
bandbreedtes en vrijheidsgraden.<br />
• Bij het hiervoor genoemde onderzoek worden, binnen de wet- en regelgeving, realistische en haalbare aannames<br />
gehanteerd en gevoeligheidsanalyses uitgevoerd.<br />
• In het onderzoek naar het beleggingsbeleid is expliciet rekening gehouden met de verplichtingenstructuur,<br />
inclusief het toeslagbeleid.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 17 | 89
• Op basis van dit onderzoek en de besluiten van het bestuur kan geconstateerd worden dat gegeven de<br />
pensioendoelstelling niet meer risico wordt gelopen dan nodig is en dat het bestuur in een bestuursbesluit een<br />
bewuste afweging maakt naar het gekozen risico-rendementprofiel (risicohouding). Dit kan onder andere blijken<br />
uit de periodiek uit te voeren haalbaarheidstoets.<br />
Beleggingen in bijdragende ondernemingen<br />
Het fonds belegt (in principe) niet in bijdragende ondernemingen. Indien dat toch aan de orde komt dan worden daarbij de<br />
volgende uitgangspunten gehanteerd ten aanzien van die belegging:<br />
• In een bijdragende onderneming beperkt tot 5% van de totale beleggingsportefeuille.<br />
• In een (eigen) groep beperkt tot 10% van de totale beleggingsportefeuille.<br />
• Bij beleggingen in een groep bijdragende ondernemingen, wordt rekening gehouden met behoorlijke diversificatie.<br />
Marktwaardering<br />
• De beleggingen zijn gewaardeerd op basis van markwaardering, zoals vastgelegd in het jaarverslag van het fonds<br />
en de actuariële en bedrijfstechnische nota.<br />
• Indien geen marktwaardering mogelijk is (voor bijvoorbeeld illiquide beleggingen), dan dient te zijn aangegeven<br />
welke alternatieve waarderingsmethode is toegepast. Deze waarderingsmethodiek is controleerbaar.<br />
Concentratierisico<br />
• Er is door het bestuur een bewuste keuze gemaakt met betrekking tot de omvang van de contracten met derden<br />
en het tegenpartijrisico en de monitoring daarvan.<br />
• Er is bij het bestuur inzicht op mandaats- of beleggingsfonds- en portefeuilleniveau naar spreiding over landen,<br />
regio’s, bedrijven en ratingcategorieën.<br />
Debiteurenrisico<br />
• De verdeling van de (bedrijfs)obligaties naar diverse ratingklassen binnen het fonds en/of mandaat is bekend, dan<br />
wel opvraagbaar. De strategische positie in credit instrumenten is gebaseerd op gedegen onderzoek, bijvoorbeeld<br />
een studie naar marktwaarderingen/waarderingsmodellen, een risicobudgettering-studie dan wel een<br />
portefeuilleconstructie-studie. De besluitvorming rond dit onderzoek laat zien dat er bewust gekozen is om<br />
eventueel debiteurenrisico te lopen.<br />
• Het bestuur houdt rekening met de risico’s, die verbonden zijn aan het uitlenen van activa.<br />
• Er zijn richtlijnen opgesteld inzake collateral management en deze worden gevolgd.<br />
Herstelsituatie<br />
• Indien sprake is van een herstelplan heeft het fonds het risicoprofiel niet doelbewust vergroot ten opzichte van het<br />
beleid c.q. de strategie vóór het ontstaan van het reservetekort.<br />
Governance<br />
• Het bestuur heeft de opzet en uitvoering van de gemaakte keuzes in het beleggingsbeleid voldoende<br />
beargumenteerd en deze keuzes schriftelijk vastgelegd (besluiten, verslagen, mandaten).<br />
• Het fonds heeft een beleggingsplan, waarin op hoofdlijnen staat beschreven hoe zal worden belegd en welke<br />
vrijheidsgraden daarbij worden gehanteerd.<br />
• Het fonds beschikt over een verklaring inzake de beleggingsbeginselen. Het beleggingsplan is in<br />
overeenstemming met deze verklaring.<br />
• Er is een duidelijk mandaat (beschreven in het beleggingsplan en de daarmee samenhangende verklaring<br />
beleggingsbeginselen), waarin de doelstellingen en beleggingsrestricties (inclusief risicomaatstaven en<br />
bandbreedtes voor rebalancingbeleid en tactisch beleid) staan beschreven.<br />
• De beleggingen over de hoofdcategorieën en subcategorieën zijn conform het beleggingsplan en/of het mandaat.<br />
Het fonds monitort op basis van periodieke rapportages de implementatie van het beleggingsplan en/of mandaat<br />
(inclusief risicomaatstaven).<br />
• De besluitvorming over een eventuele afwijking van het beleggingsplan en/of mandaat komt zorgvuldig tot stand.<br />
Transparantie beleggingsfondsen<br />
• De beleggingsfondsen beschikken eveneens over vastgestelde beleggingsrichtlijnen op basis waarvan de risico’s<br />
in de fondsen worden beheerst.<br />
• De jaarrekening van de beleggingsfondsen is voorzien van een goedkeurende verklaring van een accountant.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 18 | 89
• De rapportages zijn tijdig beschikbaar.<br />
• Het behaalde beleggingsrendement is controleerbaar en het gelopen risico past binnen het beleggingsbeleid.<br />
Afdoende liquiditeit van de portefeuille als geheel<br />
• Het bestuur heeft inzicht in de verwachte liquiditeitsbehoefte, zowel voor wat betreft de pensioenverplichtingen als<br />
voor wat betreft de beleggingsverplichtingen. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de samenhang<br />
tussen de liquiditeit en de verplichtingen van het pensioenfonds en met bijvoorbeeld collaterals, calls en<br />
derivatenposities voor wat betreft de beleggingen.<br />
• Het bestuur houdt rekening met de risico’s die voortvloeien uit een eventuele mismatch tussen benodigde<br />
liquiditeit en aanwezige liquiditeit voor de korte termijn.<br />
• De hoeveelheid beleggingen in illiquide beleggingscategorieën is tot een prudent niveau beperkt.<br />
Beleggingen stroken met aard en duur van de verwachte pensioenuitkeringen<br />
• Bij de vaststelling van het beleggingsbeleid is rekening gehouden met de verwachte kasstromen.<br />
• Het bestuur heeft bewust gekozen voor het gedeeltelijk matchen van de projectie van de nominale kasstromen en<br />
begrijpt de consequenties die dit naar verwachting heeft voor wat betreft de pensioenuitkomsten en de<br />
financiering.<br />
• Bij de vaststelling van de beleggingsmix wordt rekening gehouden met de samenhang tussen de<br />
beleggingsrisico’s en de rijping van het pensioenfonds.<br />
• Het fonds is zich bewust van de bijkomende risico’s die Liability Driven Investments (LDI) met zich meebrengen.<br />
Gereglementeerde markten<br />
• Beleggingen die verhandeld worden op niet-gereglementeerde financiële markten zijn tot een prudent niveau<br />
beperkt.<br />
Financiële derivaten<br />
• Derivatenposities worden alleen aangegaan om het risicoprofiel te verminderen of het portefeuillebeheer te<br />
vergemakkelijken.<br />
• Het risicoprofiel van derivatenposities wordt op adequate wijze geschat en verwerkt in de periodieke rapportages.<br />
Tegenpartijrisico<br />
• Er is een bewuste keuze gemaakt met betrekking tot de omvang van de contracten met derden en het gelopen<br />
tegenpartijrisico, in het geval er niet is gekozen voor de mogelijkheid van centrale clearing.<br />
• Tegenpartijrisico wordt zo mogelijk op basis van algemeen in de financiële wereld geaccepteerde standaard<br />
overeenkomsten en een onderpand (collateral) verkleind.<br />
Behoorlijke diversificatie<br />
• De beleggingen in aandelen en obligaties naar regio of sector dan wel naar bedrijf of land zijn gebaseerd op een<br />
gedegen onderzoek.<br />
• De feitelijke spreiding binnen de portefeuille en binnen beleggingscategorieën, bijvoorbeeld naar land, regio,<br />
sector en kredietwaardigheid, is in voldoende detail bekend dan wel opvraagbaar.<br />
• Het concentratierisico is tot een prudent niveau beperkt.<br />
5.4 Risicobeheersing<br />
Een belangrijk onderdeel van het beleggingsbeleid is het beheersen van beleggingsrisico’s. Dit wordt in de volgende<br />
paragrafen nader toegelicht.<br />
5.4.1. Randvoorwaarden totale portefeuille<br />
Voor beheersing van het relatieve beleggingsrisico wordt de afwijking van de benchmark (de “tracking error”) beperkt. Voor<br />
de aandelenportefeuille is de maximale tracking error vastgesteld op 5. De staatsobligatieportefeuille kent een tracking<br />
error van 0,7, voor overige delen van de vastrentende portefeuille is deze maximaal 2 (met uitzondering van de tracking<br />
error voor emerging market debt; maximaal 3,5). Voor hypotheken en leveraged loans (bankleningen) geldt geen tracking-<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 19 | 89
error; de portefeuille geldt als benchmark. Voor de totale portefeuille is een tracking error-richtlijn afgesproken, waarbij de<br />
verplichtingen als benchmark gelden.<br />
Voor het uitvoeren van het beleggingsbeleid is uit overwegingen van risicobeheer of efficiënt portefeuillemanagement,<br />
binnen vastgestelde voorwaarden, het gebruik van afgeleide instrumenten (derivaten) toegestaan. Het betreft:<br />
• Rente swaps (of langlopende staatsobligaties) voor het afdekken van het renterisico.<br />
• Valutaderivaten voor het afdekken van het vreemde valuta risico.<br />
• Futures zijn toegestaan voor de invulling van het dynamisch beleid.<br />
• Futures en credit default swaps zijn toegestaan voor efficiënte sturing van de vastrentende waarden beleggingen.<br />
• Putopties voor het afdekken van staartrisico’s op aandelen.<br />
Door <strong>SBZ</strong> worden geen effecten uitgeleend.<br />
5.4.2 Randvoorwaarden dynamische asset allocatie<br />
<strong>SBZ</strong> hanteert een dynamische beleggingsstrategie. Dat wil zeggen dat afhankelijk van een daartoe ontwikkeld beslismodel<br />
meer of minder (rente)risico wordt genomen. De hogere of lagere allocatie naar de rendementsportefeuille wordt in principe<br />
gerealiseerd door aan- of verkoop van fysieke beleggingen. Het behoort echter tot de mogelijkheden dit deels met<br />
gebruikmaking van derivaten te realiseren. Het renterisico wordt naast fysieke beleggingen voor een belangrijk deel met<br />
swaps afgedekt.<br />
5.4.3 Randvoorwaarden aandelen<br />
De aandelen van bedrijven zijn onderhevig aan allerlei risico’s, variërend van marktrisico tot faillissementsrisico. De<br />
(onderliggende) vermogensbeheerders trachten deze specifieke risico’s zo goed mogelijk te beheersen. Dit betekent dat<br />
bedrijven waar deze risico’s door verwacht rendement onvoldoende worden gecompenseerd niet in de portefeuille wordt<br />
genomen.<br />
Daarmee zal het resultaat op de portefeuille afwijken van dat van de benchmark. Deze afwijking wordt gemeten als<br />
tracking error en is begrensd op 5%. De beheerder draagt dus zorg voor een zorgvuldige keuze van de beleggingen<br />
binnen deze beperking. Shortposities zijn niet toegestaan.<br />
De aandelenportefeuille wordt mondiaal belegd. De beheerders zijn verantwoordelijk voor een adequate spreiding over de<br />
diverse regio’s.<br />
5.4.4 Randvoorwaarden vastrentende waarden<br />
Voor het beheersen van de risico’s die zijn verbonden aan vastrentende beleggingen staan twee maatstaven centraal. Dit<br />
zijn achtereenvolgens de duration en het kredietwaardigheidsbeleid. Door actief vermogensbeheer op deze punten zal het<br />
resultaat op de portefeuille afwijken van dat van de benchmark. Deze afwijking wordt gemeten als tracking error en is<br />
begrensd op 2%. De beheerder draagt dus zorg voor een zorgvuldige keuze van de beleggingen binnen deze beperking.<br />
Voor de vastrentende beleggingen geldt,dat alleen voor de euro-staatsobligaties geldt, dat deze discretionair worden<br />
beheerd. Voor deze portefeuille geldt een tracking error van slechts 0,7%.<br />
Voor de andere (sub-)categorieën geldt dat deze worden gerealiseerd door participatie in beleggingsfondsen.<br />
Duration<br />
De duration is een getal dat de gewogen gemiddelde looptijd uitdrukt en daarmee een maatstaf is voor de<br />
rentegevoeligheid van de portefeuille. Binnen de euro-staatsobligatie-portefeuille geldt dat de duration maximaal 1 jaar<br />
(plus en min) mag afwijken van de duration van de benchmark. Wanneer verwacht wordt dat de rente gaat dalen, zal een<br />
overwogen durationpositie worden aangehouden. Wanneer een stijging verwacht wordt, wordt een onderwogen positie<br />
aangehouden. Door dit actieve beleid wordt verwacht waarde toe te voegen aan het rendement op de portefeuille.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 20 | 89
De beleggingsfondsen waarin wordt geparticipeerd kennen eveneens duration-restricties. Bij de selectie van de fondsen<br />
wordt hiermee rekening gehouden.<br />
Kredietwaardigheid<br />
Binnen de euro-staatsobligatie-portefeuille wordt alleen belegd in (semi-)overheidspapier, covered bonds met een<br />
minimale AA-rating en supranationale organisaties. De minimale rating bedraagt BBB en de benchmark bestaat uit de<br />
leningen van de kernlanden in de Euroregio en van Nederland.<br />
De portefeuille buiten de euro-staatsobligaties wordt belegd in Nederlandse (woning)hypotheken, credits<br />
(bedrijfsobligaties), Emerging Market Debt (in lokale en harde valuta), leveraged loans (bankleningen) en (tot 1 februari<br />
<strong>2015</strong>) High Yield (vanwege het karakter van de debiteur hoogrentende leningen). Deze portefeuilles worden belegd via<br />
participatie in beleggingsfondsen. Deze beleggingsfondsen kennen op zich richtlijnen ten aanzien van kredietwaardigheid;<br />
bij de selectie van de fondsen wordt hiermee rekening gehouden. De belegging in het Strategic (High) Yield Fund is in<br />
<strong>2015</strong> beëindigd.<br />
Beleggingsuniversum<br />
Er wordt hoofdzakelijk belegd in obligaties die genoteerd zijn aan grote internationale effectenbeurzen.<br />
Via discretionaire mandaten worden rechtstreeks belangen genomen in leningen van overheden, bankinstellingen met<br />
overheidsgarantie (covered bonds) en supranationale organisaties en daarnaast worden indirect belangen genomen in<br />
leningen van wereldwijd gevestigde ondernemingen en in bankleningen (leveraged loans). De beheerders zijn<br />
verantwoordelijk voor een adequate spreiding over de diverse regio’s.<br />
Het High Yield mandaat wordt beheerd via beleggingspools. Dit zelfde geldt voor Emerging Market Debt. Daarbinnen<br />
gelden richtlijnen met betrekking tot duration, valuta, kredietwaardigheid et cetera.<br />
Leveraged loans<br />
Het betreft hier een portefeuille leningen, waarop onderpand/zekerheid is verkregen. De allocatie naar leveraged loans<br />
wordt gerealiseerd via een participatie in een beleggingsfonds. In 2012 is een tweede fonds geselecteerd. De belegging in<br />
het eerste fonds zal worden geliquideerd; deze liquidatie is bijna voltooid.<br />
5.4.5 Randvoorwaarden Alternatieve beleggingen<br />
De verdeling van de allocatie naar alternatieve beleggingen (12,5% van het totale vermogen) luidt:<br />
• Onroerend goed 6,0%<br />
• Private Equity 2,5%<br />
• Infrastructuur 2,0%<br />
• Impact investments 1,0%<br />
• Cash 1,0%.<br />
Onroerend goed<br />
In de jaren 2009, 2010 en 2011 is het directe vastgoed volledig verkocht. In 2009 is gestart met de opbouw van een<br />
indirecte vastgoedportefeuille. Het betreft een discretionair mandaat dat door Russell Investments wordt beheerd. Russell<br />
selecteert de fondsen, waarin <strong>SBZ</strong> participeert. Het accent van deze beleggingen ligt in Europees vastgoed, waarvan<br />
Nederlandse woningen een niet te verwaarlozen onderdeel uit maken. Daarnaast wordt belegd in Amerika en wordt een<br />
kleiner belang opgebouwd in Aziatisch vastgoed. Een belangrijk deel van de portefeuille betreft “core real estate” (verhuurd<br />
vastgoed op goede locaties). Een kleiner deel van de portefeuille wordt belegd in meer opportunistische<br />
beleggingsmogelijkheden. Om de liquiditeit van deze portefeuille te borgen en daarmee de allocatie naar deze categorie te<br />
sturen wordt een beperkt deel belegd in beursgenoteerd vastgoed.<br />
Naast het mandaat van Russell bezit <strong>SBZ</strong> nog een participatie in een kantoorbelegging in Fort Lauderdale (USA). Indien<br />
zich hiertoe goede mogelijkheden voordoen, zal deze belegging worden verkocht. De exit is voorzien in <strong>2015</strong>/2016.<br />
Uit hoofde van de verkoop van het direct vastgoed had <strong>SBZ</strong> een belegging in vastgoedfinanciering. De looptijd van deze<br />
belegging was vijf jaar. De exit uit deze belegging is geëffectueerd in <strong>2015</strong> (einde looptijd van de lening).<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 21 | 89
Private equity<br />
Beleggingen in private equity vinden thans plaats in de private equity fondsen van Pantheon en Partners Group. Deze<br />
fondsen bestrijken de regio’s Europa, Noord-Amerika (USA) en Azië. Het betreft (vooral) fund of fund-beleggingen. <strong>SBZ</strong><br />
krijgt volledig doorzicht in de onderliggende fondsen.<br />
Infrastructuur<br />
Het Infrastructuur mandaat wordt door Pantheon via een fund of fund-belegging beheerd. Daarnaast wordt door Pantheon<br />
voor <strong>SBZ</strong> een speciaal mandaat beheerd, omdat <strong>SBZ</strong> een zwaarder belang in cash genererende infrastructuur wenst, dan<br />
in het betreffende fund of fund aanwezig is. Daarnaast participeert <strong>SBZ</strong> in een fonds van Partners Group.<br />
<strong>SBZ</strong> verkrijgt volledige doorzicht in de onderliggende fondsen.<br />
Impact Investments<br />
Deze categorie wordt aan de portefeuille toegevoegd uit hoofde van de maatschappelijke betrokkenheid van het fonds.<br />
In 2013 is een mission statement geformuleerd met betrekking tot impact beleggen. Deze beleggingen dienen bij te dragen<br />
aan toegang tot of efficiencyverbetering in de gezondheidszorg dan wel bij te dragen aan individuele financiële zekerheid.<br />
In 2014 is aandacht besteed aan de beheervorm voor deze categorie alsmede aan een implementatieplan. In <strong>2015</strong> wordt<br />
een start gemaakt met concrete beleggingen in deze categorie.<br />
Cash<br />
De allocatie naar cash wordt vooral aangehouden om een beroep te kunnen doen op kasmiddelen indien transacties in het<br />
kader van strategische afdekkingen (valuta en rente) of capital calls uit alternatieve beleggingen daartoe noodzaken.<br />
5.4.6 Randvoorwaarden renterisico<br />
Dit risico bestaat doordat beleggingen en verplichtingen niet in dezelfde mate gevoelig zijn voor rentebewegingen. In 2006<br />
is besloten het renterisico over de pensioenverplichtingen te beperken met behulp van een dynamische afdekkingstrategie.<br />
Deze strategie wordt jaarlijks vastgesteld.<br />
De dynamische strategie voorziet op basis van een daartoe ontwikkeld beslismodel in een toename van risico of een<br />
afbouw van risico. In <strong>2015</strong> wordt de rentehedge (mede) afhankelijk van de rentestand (swaprente).<br />
Afhankelijk van de dekkingsgraad kan de afdekking van het renterisico variëren tussen 50% en 70% op basis van<br />
marktrente, waarbij geldt dat de rentehedge (normaliter) niet meer bedraagt dan 100% op basis van de Ultimate Forward<br />
Rate (UFR), die in het toetsingskader van DNB wordt gebruikt. Mede afhankelijk van de 20-jaars swaprente kan de<br />
economische rentehedge variëren tussen 50% en 70%.<br />
De economische afdekking bedraagt minimaal 50% en maximaal 70% (met een maximale afwijking van plus en min 5%-<br />
punt).<br />
De afdekking van het renterisico wordt naast inzet van de fysieke vastrentende portefeuille (staatsobligaties, hypotheken<br />
en credits) gerealiseerd door het aangaan van renteswap-contracten.<br />
5.4.7 Randvoorwaarden valutarisico<br />
Het valutarisico van emerging markets wordt strategisch niet afgedekt. De afdekking van deze valuta is kostbaar en<br />
daarnaast is de veronderstelling, dat deze valuta om reden van de snelle en structurele groei van de betreffende<br />
markten/economieën zullen appreciëren. Voor de volwassen markten geldt, dat het valutarisico voor de belangrijkste<br />
markten grotendeels wordt afgedekt (60-100%). Strategisch beloopt de afdekking 100%; op grond van verwachtingen kan<br />
deze lager zijn doch de afdekking zal minimaal 60% bedragen.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 22 | 89
5.4.8 Randvoorwaarden Maatschappelijk Verantwoord Beleggen<br />
<strong>SBZ</strong> heeft ervoor gekozen om een nadere invulling te geven aan een beleid voor verantwoord beleggen.<br />
Uitsluitingenbeleid<br />
<strong>SBZ</strong> hanteert een uitsluitingenbeleid. Onderdeel van het uitsluitingenbeleid vormt het wettelijk verbod op beleggingen in<br />
producenten van en handelaren in clustermunitie.<br />
Vanaf 1 januari 2013 geldt een wettelijk verbod op het (laten) uitvoeren van transacties, het verstrekken van leningen of<br />
verwerven van niet vrij verhandelbare deelnemingen in bedrijven die betrokken zijn bij de productie, distributie of verkoop<br />
van clustermunitie of cruciale onderdelen daarvan. De handhaving van het verbod heeft plaats vanaf 1 april 2013. Vanaf<br />
die datum wordt een ‘redelijke’ termijn in acht genomen waarbinnen die financiële instrumenten, leningen of niet vrij<br />
verhandelbare deelnemingen van de hand gedaan of beëindigd dienen te zijn.<br />
Eenmaal per jaar wordt, na overleg tussen de AFM, brancheorganisaties en marktpartijen, een indicatieve lijst van<br />
betrokken ondernemingen gepubliceerd en aangepast.<br />
<strong>SBZ</strong> zal erop toezien dat niet belegd wordt in bedrijven op deze lijst. Hiertoe zal de periodieke lijst door <strong>SBZ</strong> gedeeld<br />
worden met haar vermogensbeheerders, vergezeld van het verbod om in de betreffende ondernemingen te beleggen.<br />
Het wettelijk verbod zal overigens niet gelden voor transacties in door derden beheerde beleggingsinstellingen en indices<br />
waarbij de producenten van clustermunitie en of daarbij betrokken ondernemingen, minder dan 5% van de waarde van die<br />
beleggingsinstelling of index vertegenwoordigen.<br />
Er wordt niet belegd in een aantal met naam genoemde ondernemingen; het betreft vooral producenten van controversiële<br />
wapens (waaronder clustermunitie). Daarnaast wordt niet belegd in een aantal met naam genoemde landen. Deze landen<br />
zijn getroffen door internationale (VN, EU en VS) sancties. Het uitsluitingenbeleid wordt in de discretionair beheerde<br />
portefeuilles ten volle toegepast. Daarnaast heeft <strong>SBZ</strong> op grond van de eigen identiteit besloten de tabaksindustrie uit te<br />
sluiten voor belegging.<br />
Door het bestuur is voorts besloten te participeren in een aantal beleggingspools. Het is niet mogelijk het <strong>SBZ</strong>-beleid in<br />
deze pools te effectueren. Daarom heeft het bestuur besloten te accepteren dat een zeer beperkt deel van het vermogen in<br />
deze pools niet voldoet aan het door het fonds gehanteerde uitsluitingenbeleid. De materialiteitsregels ten aanzien van<br />
tabak voor de gepoolde beleggingen laten zich als volgt omschrijven:<br />
• Tabaksbeleggingen bedragen niet meer dan 4% van het vermogen in de betreffende beleggingsfondsen.<br />
• Tabaksbeleggingen bedragen niet meer dan 2% van het totaal vermogen in beleggingsfondsen in de<br />
categorieënaandelen en obligaties.<br />
• Tabaksbeleggingen bedragen niet meer dan 1% van het totaal vermogen in de categorieën aandelen en obligaties.<br />
Indien de blootstelling naar deze beleggingen meer bedraagt dan beschreven, dan besluit het bestuur over de wijze hoe<br />
hiermee wordt omgegaan.<br />
Global Compact en engagement<br />
<strong>SBZ</strong> onderzoekt of het verdere stappen zal nemen in het onderschrijven van de Global Compact van de Verenigde Naties<br />
in verband met het beleggingsbeleid. De Global Compact bestaat uit tien principes die gerelateerd zijn aan<br />
mensenrechten, arbeidsnormen, milieu en anticorruptie. Zij vinden hun oorsprong in internationaal breed geaccepteerde<br />
verdragen zoals de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens en de conventies van de International Labour<br />
Organisation.<br />
<strong>SBZ</strong> heeft met ingang van 2009 ervoor gekozen om zijn invloed als aandeel- en obligatiehouder te gebruiken om<br />
ondernemingen aan te zetten tot gewenst gedrag in lijn met de Global Compact. Dit wordt engagement genoemd.<br />
<strong>SBZ</strong> heeft Robeco als engagement-manager aangesteld.<br />
Corporate governance<br />
Stemmen op aandeelhoudersvergaderingen<br />
<strong>SBZ</strong> is een wereldwijde aandelenbelegger en heeft ervoor gekozen het stemmen op aandeelhoudersvergaderingen over te<br />
dragen aan Robeco. Zo is <strong>SBZ</strong> in staat wereldwijd te stemmen op aandeelhoudersvergaderingen van bedrijven waarin het<br />
belegd. Met het feit dat Robeco ook als voting-agent optreedt, is geborgd dat het stembeleid in overeenstemming is met<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina <strong>23</strong> | 89
het engagement. Robeco houdt rekening met internationaal geaccepteerde corporate governance-codes. Daarnaast houdt<br />
Robeco rekening met de lokale wet- en regelgeving, waaronder regels voor corporate governance.<br />
Op de website van <strong>SBZ</strong> wordt gerapporteerd over het engagement en het stemgedrag.<br />
5.5 Resultaatsevaluatie<br />
Elk kwartaal wordt in een rapportage door de vermogensbeheerder het volgende vastgelegd:<br />
• De ontwikkeling van de dekkingsgraad gedurende het kwartaal.<br />
• Een actuele stand van de waarde van het vermogen en de verplichtingen.<br />
• De omvang van het vereist vermogen.<br />
• De behaalde rendementen in het kwartaal en vanaf de vorige jaarultimo (YtD) per beleggingscategorie, inclusief<br />
de derivatenportefeuilles.<br />
• Een toelichting op het rendement, het gevoerde beleid en de risicometing.<br />
• Een overzicht van de ondernomen acties.<br />
Naast de kwartaalrapportages wordt door de vermogensbeheerder ook op maandbasis een portefeuilleoverzicht en<br />
rendementsoverzicht verstrekt.<br />
Voor de berekening van de behaalde performance zijn de gegevens van de custodian (Northern Trust) leidend. Syntrus<br />
Achmea ziet erop toe dat de door de vermogensbeheerders gerapporteerde performance overeenstemt met de door de<br />
custodian gerapporteerde cijfers.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 24 | 89
6 De organisatie van het<br />
pensioenfonds<br />
6.1 Bestuurlijke organisatie<br />
<strong>SBZ</strong> wordt bestuurd door een bestuur, bestaande uit elf leden:<br />
- Er is één onafhankelijke voorzitter.<br />
- Het aantal uitvoerende bestuurders is vastgesteld op twee onafhankelijke bestuurders.<br />
- Het aantal niet uitvoerende bestuurders bedraagt acht. Van de acht niet uitvoerende bestuurders worden:<br />
o vier leden voorgedragen door Zorgverzekeraars Nederland;<br />
o drie leden voorgedragen door de bij de CAO Zorgverzekeraars betrokken vakorganisaties (FNV, CNV,<br />
De Unie);<br />
o één lid voorgedragen door de vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden in het<br />
verantwoordingsorgaan.<br />
Bij de samenstelling van het bestuur wordt rekening gehouden met de criteria als vastgelegd in het geschiktheidsplan van<br />
<strong>SBZ</strong>. In het geschiktheidsplan zijn de aanwezige en benodigde geschiktheid en competenties van de bestuursleden<br />
vastgelegd alsmede een daaruit voortvloeiend opleidingsplan. Onderdeel van het geschiktheidsplan zijn tevens de<br />
functieprofielen,de toetsingsprocedure voor bestuursleden en het beloningsbeleid.<br />
Het bestuur komt in de regel minimaal zes keer per jaar in vergadering bijeen.<br />
<strong>SBZ</strong> kent een verantwoordingsorgaan, bestaande uit acht leden. De samenstelling is als volgt:<br />
• vier leden namens de deelnemers<br />
• twee gekozen leden namens de pensioengerechtigden;<br />
• twee leden namens werkgevers.<br />
De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan zijn vastgelegd in een reglement<br />
verantwoordingsorgaan.<br />
Bij de samenstelling van het verantwoordingsorgaan wordt rekening gehouden met de criteria als vastgelegd in de<br />
competentievisie van <strong>SBZ</strong>. In de competentievisie zijn de aanwezige en benodigde geschiktheid en competenties van de<br />
leden van het verantwoordingsorgaan vastgelegd.<br />
Ten minste tweemaal per jaar bespreekt (een delegatie van) het bestuur het gevoerde beleid en de resultaten daarvan met<br />
het verantwoordingsorgaan.<br />
Het bestuur heeft een onafhankelijke Commissie van Beroep aangewezen. De taken, verantwoordelijkheden en<br />
bevoegdheden van de Commissie van Beroep zijn vastgelegd in een reglement Commissie van Beroep in aanvulling op<br />
het reglement klachten- en geschillenprocedure van <strong>SBZ</strong>.<br />
Het bestuur heeft de bevoegdheid tot het vaststellen en/of wijzigen van de statuten en daarmee samenhangende<br />
reglementen en het pensioenreglement. Daarmee is het bestuur verantwoordelijk voor het pensioenbeleid, waaronder<br />
begrepen het toeslag-, premie- en beleggingsbeleid.<br />
Het bestuur heeft twee (vaste) bestuurlijke commissies ingesteld:<br />
• Een audit- en compliancecommissie (met name ten behoeve van de monitoring van de pensioenuitvoering en<br />
jaarverslaglegging, compliance en risicobeheersing en intern toezicht).<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 25 | 89
• Een beleggingscommissie (met name ten behoeve van de monitoring van de uitvoering van het beleggingsbeleid<br />
en intern toezicht).<br />
De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bestuurlijke commissies zijn vastgelegd in reglementen. De<br />
algemene taak van deze commissies is het voorbereiden van onderwerpen waar het bestuur een besluit over moet nemen.<br />
De commissies kunnen tijdens de voorbereidingsfase dieper ingaan op de achtergronden en de consequenties van te<br />
nemen beslissingen. De leden van de bestuurlijke commissies worden hierin bijgestaan door deskundigen van de<br />
uitvoerder (zie paragraaf 6.2), het uitvoerend bestuurslid verbonden aan betreffende commissie en eventueel door andere<br />
externe deskundigen.<br />
Naast de vaste commissies kan het bestuur ook ad hoc commissies instellen. Eén daarvan is een crisiscommissie.<br />
Wanneer sprake is van een crisis is vastgelegd in een financieel crisisplan. De wijze waarop ingeval van een crisis wordt<br />
gehandeld is vastgelegd in het reglement crisiscommissie. Tevens kent het fonds een verkiezingscommissie die wordt<br />
belast met de organisatie van de verkiezingen voor pensioengerechtigden in het verantwoordingsorgaan .<br />
Het bestuur beschikt over een compliance charter en compliance program. Ter bevordering van een correct (in het belang<br />
van <strong>SBZ</strong>) gebruik van de bij <strong>SBZ</strong> aanwezige informatie is een gedragscode opgesteld. Deze gedragscode geldt voor<br />
bestuursleden, voor leden van het verantwoordingsorgaan en externe leden van de bestuurlijke commissies.<br />
In het compliance program is vastgelegd dat het integriteitbeleid wordt bijgehouden. Het fonds draagt zorg voor een<br />
systematische analyse van integriteitsrisico’s, stelt aan de hand van die analyse een integriteitsbeleid vast, draagt zorg voor de<br />
uitvoering daarvan en heeft een compliance officer aangesteld. <strong>SBZ</strong> beschikt over een integriteitsbeleid dat is vormgegeven<br />
als een overzichtsdocument waarin de beschikbare (beleids)stukken op het gebied van compliance worden benoemd.<br />
<strong>SBZ</strong> beschikt over een regeling misstanden. De regeling misstanden kent een aantal doelen, te weten:<br />
• Regelen op welke wijze misstanden, waaronder incidenten, worden geconstateerd, gemeld, vastgelegd en<br />
aanleiding zijn voor het nemen van corrigerende maatregelen.<br />
• Elke verbonden persoon van het pensioenfonds de gelegenheid te geven om een misstand al dan niet anoniem te<br />
melden, zodat al het nodige gedaan kan worden in het geval van mogelijke overtredingen van interne of externe<br />
regelgeving of andere misstanden.<br />
De regeling misstanden combineert een incidentenregeling en een klokkenluidersregeling.<br />
Het risicobeleid van <strong>SBZ</strong> is op hoofdlijnen vastgelegd in de verklaring inzake beleggingsbeginselen (zie bijlage 2). De<br />
nadere uitwerking van de diverse risicocategorieën is vastgelegd in een dynamisch risicobeheerraamwerk, dat voortdurend<br />
onderwerp van bespreking is bij de audit- en compliancecommissie.<br />
Het communicatiebeleid ligt vast in het communicatiebeleidsplan. Dit meerjarenplan vormt de basis voor de jaarlijkse<br />
activiteiten op het gebied van pensioencommunicatie, die worden vastgelegd in een communicatiejaarplan.<br />
6.2 Uitbestede taken<br />
Het bestuur heeft de uitvoerende taken aangaande het pensioen- en vermogensbeheer uitbesteed. De taken,<br />
verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn vastgelegd in overeenkomsten die voldoen aan de eisen van de<br />
Pensioenwet en de richtlijnen van de Nederlandsche Bank en van de Autoriteit Financiële Markten.<br />
De pensioen- en vermogensbeheerorganisaties voeren daarnaast in overleg met en met behulp van externe adviseurs het<br />
beleidsvoorbereidende werk uit.<br />
Aan uitbesteding is voor het fonds een aantal risico’s verbonden. In het risicobeleid is aangegeven hoe de risico’s worden<br />
beheerst. Daarnaast heeft het bestuur een uitbestedingsbeleid vastgesteld. <strong>SBZ</strong> beschikt over een uitbestedingsbeleid dat<br />
in overeenstemming is met de “Beleidsregel Uitbesteding” van De Nederlandsche Bank. Het uitbestedingsbeleid omvat<br />
criteria voor uitvoerders en de procedure om vast te stellen of de uitvoerder bij aanvang van of tijdens de dienstverlening<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 26 | 89
aan deze criteria voldoet. Het doel van het uitbestedingsbeleid is dan ook de vaststelling van het beleid met betrekking tot<br />
de beheersing van risico’s die samenhangen met uitbesteding van (delen van) bedrijfsprocessen. Het uitbestedingsbeleid<br />
is opgenomen als bijlage 5 bij deze <strong>ABTN</strong>.<br />
Pensioenbeheer<br />
Het bestuur heeft de uitvoering van het pensioenbeheer uitbesteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer NV (verder:<br />
Syntrus Achmea). Het bestuur heeft daarbij Syntrus Achmea gemandateerd voor de hieraan verbonden werkzaamheden.<br />
Het bestuur heeft onder meer de volgende taken uitbesteed aan Syntrus Achmea:<br />
• Het afsluiten van de uitvoeringsovereenkomsten met werkgevers.<br />
• Het met werkgevers afsluiten van overeenkomsten inzake deelname aan de aanvullende en/of vrijwillige<br />
pensioenregelingen.<br />
• Het invorderen van de relevante pensioenpremie.<br />
• Het vaststellen van de (premievrije) pensioenaanspraken.<br />
• Het vaststellen van de hoogte van de pensioenuitkeringen en het uitbetalen hiervan.<br />
• Het informeren van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden overeenkomstig het bepaalde in de<br />
Pensioenwet. De (gewezen) deelnemers ontvangen jaarlijks een Uniform PensioenOverzicht. De<br />
pensioengerechtigden ontvangen jaarlijks een jaaropgave.<br />
• Het organiseren en voorbereiden van de vergaderingen van de diverse bestuursgremia;<br />
• Het vervaardigen van een concept-jaarverslag, een concept-jaarrekening en de staten voor De Nederlandsche<br />
Bank.<br />
• Het monitoren van het vermogensbeheer.<br />
Vermogensbeheer<br />
Het vermogensbeheer wordt uitgevoerd door externe vermogensbeheerders. BNP Paribas verzorgt de strategische<br />
advisering, is verantwoordelijk voor de uitvoering van de dynamische strategie, verzorgt het risicomanagement en in<br />
verband daarmee de implementatie van instrumenten waarmee risico’s (aandelen, rente en valuta) worden afgedekt.<br />
Russell Investments treedt op als multi-manager en is verantwoordelijk voor de managerselectie en de resultaten daarvan.<br />
Het feitelijk beheer van de beleggingen is opgedragen aan externe beheerders. Deze uitvoerders worden geselecteerd en<br />
gemonitord door Russell Investments. Hierbij voert Russell Investments een gestructureerd manager research proces<br />
waarbij aansluiting op de individuele mandaten en het gewenste risicoprofiel centraal staan.<br />
De fiduciair vermogensbeheerders zijn verantwoordelijk voor het operationele beleggingsbeleid.<br />
De vermogensbeheerders zijn binnen de geformuleerde randvoorwaarden (de beleggingsrichtlijnen) vrij in de wijze van<br />
belegging en herbelegging. Beslissingen die consequenties kunnen hebben voor het strategisch beleggingsbeleid en de<br />
daarvan afgeleide randvoorwaarden worden slechts in overleg met het bestuur genomen.<br />
Om een nadere invulling te geven aan het beleid voor verantwoord beleggen heeft het bestuur Robeco aangesteld als<br />
engagement manager. Ook het stemmen op aandeelhoudersvergaderingen is overgedragen aan Robeco. Doordat Robeco<br />
ook als voting-agent optreedt, is geborgd, dat het stembeleid in overeenstemming is met het engagement.<br />
De vermogensbeheerders zijn verantwoordelijk voor het verzamelen, administreren en rapporteren van gegevens over de<br />
beleggingen aan bestuur en beleggingscommissie. Syntrus Achmea speelt hierin een coördinerende rol.<br />
Voor custody, collateral management, tax reclaim, compliance-monitoring en beleggingsadministratie (inclusief<br />
performancemeting) maakt <strong>SBZ</strong> gebruik van de diensten van Northern Trust.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 27 | 89
6.3 Informatievoorziening aan het bestuur<br />
Het bestuur van het pensioenfonds toetst regelmatig of de wijze waarop de uitbestede bedrijfsprocessen worden<br />
uitgevoerd nog in overeenstemming is met de gemaakte afspraken.<br />
Syntrus Achmea rapporteert daartoe ieder kwartaal over de nakoming van de gemaakte afspraken in de Service Level<br />
Agreements (SLA). Deze SLA-rapportages worden besproken in de audit- en compliancecommissie.<br />
Syntrus Achmea adviseert daarnaast het bestuur over juridische, financiële, actuariële en overige pensioentechnische<br />
zaken en beleggingen. Hierbij worden in ieder geval de relevante ontwikkelingen op pensioengebied gesignaleerd met een<br />
overzicht van de mogelijke consequenties hiervan voor <strong>SBZ</strong>.<br />
De vermogensbeheerders rapporteren daartoe ieder kwartaal over de nakoming van de gemaakte afspraken ten aanzien<br />
van de beleggingen. Deze kwartaalrapportages beleggingen worden besproken in de beleggingscommissie. De<br />
kwartaalrapportage bevat in ieder geval een overzicht van de ontwikkeling van de waarde van de beleggingen en van de<br />
dekkingsgraad en een verklaring van de belangrijkste oorzaken van deze ontwikkelingen.<br />
De rapportage met betrekking tot de uitvoering van de SLA met de vermogensbeheerders wordt (jaarlijks) besproken in de<br />
audit- en compliancecommissie.<br />
6.4 Organogram<br />
De relatie tussen het bestuur en de bij de uitvoering betrokken partijen is in het onderstaande organogram weergegeven.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 28 | 89
Het bestuur heeft PricewaterhouseCoopers als certificerend accountant aangesteld om de jaarrekening, het jaarverslag en<br />
de staten voor De Nederlandsche Bank te controleren. De accountant doet verslag van zijn bevindingen in de vorm van<br />
een accountantsrapport aan het bestuur en stelt jaarlijks een accountantsverklaring op. In het accountantsrapport worden<br />
de bevindingen en de verbeterpunten in de beheersing van de processen gesignaleerd. In de bestuursvergadering, waarin<br />
de jaarstukken worden besproken, is de accountant aanwezig.<br />
Towers Watson is aangesteld als certificerend actuaris. De actuaris doet verslag van zijn bevindingen door middel van een<br />
certificeringsrapport aan het bestuur en stelt jaarlijks een actuariële verklaring op. Hij is aanwezig in de<br />
bestuursvergadering waarin de jaarstukken worden besproken.<br />
Voor de uitvoering van een aantal taken, benoemd in het complianceprogram, alsmede advisering over voor het bestuur<br />
relevante compliancethema’s is Nederlands Compliance Instituut als externe compliance officer aangesteld.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 29 | 89
7 Ondertekening<br />
Het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars heeft deze <strong>ABTN</strong> vastgesteld in de<br />
bestuursvergadering van <strong>23</strong> juni <strong>2015</strong><br />
R.F. van der Feltz- Doude van Troostwijk<br />
Uitvoerend bestuurder<br />
J.B. Koomans<br />
Uitvoerend bestuurder<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 30 | 89
Bijlage 1.<br />
Samenhang vermogen, toeslag- en<br />
premiebeleid<br />
Zolang de beleidsdekkingsgraad lager is dan 110% worden:<br />
• Geen toeslagen verleend aan deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen deelnemers.<br />
• Geen premiekorting verleend aan aangesloten organisaties.<br />
Zodra er sprake is van vrij vermogen (dekkingsgraad boven 110%) wordt deze aangewend voor toeslagen aan (gewezen)<br />
deelnemers en pensioengerechtigden ter grootte van maximaal de prijsindex.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 31 | 89
Bijlage 2.<br />
Verklaring inzake de<br />
beleggingsbeginselen <strong>SBZ</strong> <strong>2015</strong><br />
Deze verklaring beleggingsbeginselen geeft beknopt de uitgangspunten weer van het beleggingsbeleid van de Stichting<br />
Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars. Pensioenfondsen zijn op grond van de Europese Pensioenrichtlijn verplicht<br />
om zo’n verklaring op te stellen. In Nederland is deze richtlijn verwerkt in de Pensioenwet.<br />
Het beleggingsbeleid van een pensioenfonds is, voor zowel de zekerheid als de betaalbaarheid van het pensioen, van<br />
cruciaal belang. Tegen die achtergrond heeft de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars (<strong>SBZ</strong>) deze<br />
verklaring beleggingsbeginselen <strong>2015</strong> opgesteld. Dit document beschrijft de uitgangspunten van het beleggingsbeleid van<br />
<strong>SBZ</strong> ten behoeve van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden in het pensioenfonds. De verklaring is voor<br />
iedereen beschikbaar via onze internetsite www.<strong>SBZ</strong>.nl.<br />
Deze verklaring is vastgesteld door het bestuur van <strong>SBZ</strong> op 16 juni <strong>2015</strong>.<br />
Hoofdstukindeling<br />
De verklaring bevat de volgende hoofdstukken:<br />
1. Organisatie en regeling.<br />
2. Beleggings- en risicobeleid van het pensioenfonds.<br />
3. Uitvoering.
1 : Organisatie en regeling<br />
1.1 Organisatie<br />
Omschrijving van het fonds<br />
<strong>SBZ</strong> is sinds 1961 uitgegroeid van een bescheiden fonds voor de uitvoerders van de ziekenfondswet en/of AWBZ naar een<br />
vrijwillig bedrijfstakpensioenfonds voor de bedrijfstak zorgverzekeraars. De aansluitingsgrond is geregeld in de CAO<br />
Zorgverzekeraars alsmede in de statuten van <strong>SBZ</strong>.<br />
Geen van de aangesloten organisaties is beursgenoteerd en veelal hebben ze geen ‘winstoogmerk’. Al een halve eeuw<br />
staat <strong>SBZ</strong> garant voor aandacht en zorg voor de individuele deelnemers en pensioengerechtigden van deze aangesloten<br />
organisaties.<br />
Daarbij staan de volgende missie, visie en strategie centraal:<br />
Onze missie<br />
Wij voeren de pensioenregeling uit voor werknemers van aangesloten zorgverzekeraars en aanverwante ondernemingen.<br />
Onze visie<br />
Wij willen een goed functionerend en financieel robuust pensioenfonds zijn. De efficiënte uitvoering van onze pensioenregeling<br />
kent een hoog service- en kwaliteitsniveau. Wij streven ernaar om binnen een gelijkblijvend risicokader, de pensioenaanspraken<br />
en pensioenuitkering aan te passen aan de prijsontwikkelingen.<br />
Onze strategie<br />
De aandacht voor pensioen is groot. Het pensioenstelsel gaat veranderen, maar het is nog niet duidelijk hoe de pensioenregeling<br />
er in de toekomst uit gaat zien. Om onze visie te realiseren leggen wij de volgende accenten:<br />
Oog voor werknemers, pensioengerechtigden en werkgevers<br />
Het belang van werknemers, pensioengerechtigden en werkgevers staat centraal. Belangen worden evenwichtig tegen elkaar<br />
afgewogen. We geven werknemers en pensioengerechtigden inzicht in hun eigen pensioen. We informeren tijdig en begrijpelijk<br />
over de veranderingen in de pensioenregeling en we gaan de dialoog aan bij belangrijke besluiten die we moeten nemen.<br />
De pensioengelden worden op een solide wijze beheerd. Bij onze ambitie hoort het nemen van risico’s. Dat doen we op een<br />
verantwoorde wijze. Ons risicoprofiel is op een kostenefficiënte wijze vertaald in de beleggingsportefeuille.<br />
Oog voor onze partners<br />
De samenwerking met onze partners is strak georganiseerd, kostenbewust en gericht op een hoge tevredenheid bij werknemers,<br />
pensioengerechtigden en werkgevers. Onze uitvoerende partners op het gebied van pensioenadministratie,<br />
bestuursondersteuning en de (monitoring op) vermogensbeheer delen onze missie en visie.<br />
Oog voor de toekomst<br />
Wij kijken vooruit en anticiperen op de toekomst. Er is zorg over het dalend aantal deelnemers en het ontstaan van hogere<br />
uitvoeringskosten door te voldoen aan nieuwe wettelijk regels. We onderzoeken verschillende mogelijkheden om onze regeling<br />
toekomstbestendig te houden.<br />
<strong>SBZ</strong> heeft eind 2014 ongeveer 40.000 deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden en een belegd<br />
vermogen van ongeveer € 4,75 miljard.<br />
Doelstelling van het pensioenfonds<br />
De doelstelling van het pensioenfonds is het verlenen van pensioenen. Dit betreft zowel de ingegane rechten als de<br />
aanspraken van actieve en gewezen deelnemers. Het streven van het pensioenfonds daarbij is het waarde- of<br />
welvaartsvast houden van de pensioenen door jaarlijks de pensioenen te verhogen. Echter, dit gebeurt alleen indien en<br />
voor zover de financiële positie van het fonds dit toelaat. Ter voorkoming van misverstanden: er wordt premie betaald voor<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 33 | 89
de toekenning van nominale pensioenen. Voor toeslagverlening aan deelnemers, gewezen deelnemers en<br />
pensioengerechtigden wordt geen premie betaald: deze wordt gefinancierd uit de beleggingsrendementen van het fonds.<br />
Tenslotte ziet het pensioenfonds het als een belangrijk onderdeel van haar identiteit om deze doelstellingen op een<br />
verantwoorde wijze te verwezenlijken met oog voor sociaal-maatschappelijke en omgevingsaspecten.<br />
Wijze van uitvoering<br />
<strong>SBZ</strong> heeft de uitvoering van de pensioenadministratie en de bestuursondersteuning. aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer<br />
(SAPB) opgedragen. Aanvankelijk werd ook de monitoring vermogensbeheer aan SAPB opgedragen. Vanaf oktober 2012<br />
is de monitoring vermogensbeheer overgedragen aan (de afdeling Fiduciair Advies van) Syntrus Achmea<br />
Vermogensbeheer BV<br />
Het fonds maakt voor haar beleggingen sinds 1 juli 2007 zoveel mogelijk gebruik van externe managers. Hiermee wordt de<br />
individuele beleggingsbeslissing aan de manager overgedragen. Voor het beheer van de portefeuilles is een tweetal<br />
coördinerende externe managers geselecteerd, waarvan er één gespecialiseerd is in het selecteren van de beste<br />
managers per beleggingscategorie en regio en één in het adviseren over de strategische allocatie van de portefeuille en de<br />
uitvoering van het risicobeheer (inclusief de executie van overlays op aandelen, rente en valuta).<br />
Kerncijfers <strong>SBZ</strong><br />
In de volgende tabel zijn de kerncijfers uit het jaarverslag van <strong>SBZ</strong> over 2014 weergegeven (bedragen in duizenden<br />
euro’s).<br />
2014 2013 2012 2011 2010<br />
Aantallen<br />
Aangesloten<br />
51 53 57 54 57<br />
organisaties<br />
Deelnemers 12.030 12.421 14.898 16.369 17.102<br />
Gewezen deelnemers 22.018 20.405 17.195 19.389 18.534<br />
Pensioengerechtigden 6.482 6.998 6.580 6.370 6.076<br />
Pensioenregeling<br />
Pensioenvermogen 1 4.768.548 3.808.867 3.819.714 3.319.156 3.062.403<br />
Pensioenverplichtingen 4.092.184 3.339.829 3.4<strong>23</strong>.586 3.134.124 2.650.459<br />
Dekkingsgraad<br />
- volgens FTK-normen 117% 114% 112% 106% 116%<br />
- vereist 112% 114% 112% 113% 119%<br />
Uitkeringen 94.380 92.284 92.470 93.326 88.854<br />
Pensioenpremie 96.430 112.875 117.582 118.084 107.837<br />
Beleggingen<br />
Beleggingen 4.748.254 3.789.566 3.790.018 3.280.698 3.038.427<br />
Rendement 26,0% -0,2% 14,9% 8,1% 14,0%<br />
1 Som van het vrij vermogen, reserves en technische voorzieningen<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 34 | 89
1.2 Bestuur Pensioenfonds<br />
Organisatie<br />
Dit hoofdstuk bevat een toelichting op de organisatie van het pensioenfonds. Een organogram is opgenomen in de <strong>ABTN</strong>.<br />
In de volgende paragrafen wordt ingegaan op de verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden en de<br />
opgenomen maatregelen ter waarborging van de integriteit van de organisatie.<br />
Het bestuur bestaat uit elf leden:<br />
- Er is één onafhankelijke voorzitter.<br />
- Het aantal uitvoerende bestuurders is vastgesteld op twee onafhankelijke bestuurders.<br />
- Het aantal niet uitvoerende bestuurders bedraagt per 1 juli 2014 in ieder geval acht. Van de acht niet uitvoerende<br />
bestuurders worden:<br />
o vier leden voorgedragen door Zorgverzekeraars Nederland;<br />
o drie leden voorgedragen door de bij de CAO Zorgverzekeraars betrokken vakorganisaties (FNV, CNV,<br />
De Unie);<br />
o één lid voorgedragen door de vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden in het<br />
verantwoordingsorgaan.<br />
De beleggingscommissie bestaat uit drie niet uitvoerende leden van het bestuur (waarvan één de voorzitter is), die worden<br />
ondersteund door externe deskundigen, het uitvoerend bestuurslid verbonden aan betreffende commissie en medewerkers<br />
monitoring van Syntrus Achmea Vermogensbeheer.<br />
De leden van de beleggingscommissie worden benoemd door het bestuur. De bijeenkomsten van de beleggingscommissie<br />
worden bijgewoond door de aangewezen bestuursleden, het aangewezen uitvoerende bestuurslid, de vaste adviseur(s) en<br />
de vertegenwoordigers van Syntrus Achmea Vermogensbeheer. Voor de bijeenkomsten kunnen ook andere adviseurs en<br />
de fiduciair managers worden uitgenodigd.<br />
Uiteraard is er bij de advisering, vaststelling en toetsing (van de uitvoering) van het beleggingsbeleid ook een rol<br />
weggelegd voor de audit- en compliancecommissie en het verantwoordingsorgaan.<br />
De stichting kent geen eigen uitvoeringsorganisatie; deze functie is sinds 1 januari 2010 belegd bij Syntrus Achmea<br />
Pensioenbeheer en aan Syntrus Achmea Vermogensbeheer<br />
Verdeling taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden<br />
De taken en bevoegdheden van het bestuur zijn vastgelegd in de statuten van het fonds. Het bestuur waakt over de<br />
inrichting, handhaving en uitvoerbaarheid van de statuten, reglementen en overeenkomsten. Het bestuur draagt<br />
verantwoordelijkheid voor het premie-, toeslagen- en beleggingsbeleid en de uitvoering van de pensioenregeling.<br />
De beleggingcommissie heeft een adviserende bevoegdheid. De taken en bevoegdheden van de beleggingscommissie<br />
zijn vastgelegd in een door het bestuur vastgesteld reglement. De beleggingscommissie adviseert het bestuur inzake het<br />
beleggingsbeleid en de wijze waarop daaraan uitvoering wordt gegeven. De beleggingscommissie is uitsluitend<br />
verantwoordelijk voor haar inhoudelijk advies en niet voor de uitkomsten van het gevoerde beleggingsbeleid.<br />
Voorts is de beleggingscommissie door het bestuur gemandateerd tot het nemen van bepaalde beslissingen aangaande<br />
de uitvoering van door het bestuur vastgesteld beleggingsbeleid.<br />
De medewerkers monitoring van Syntrus Achmea Vermogensbeheer verzorgen de beleidsinitiatie en dagelijkse monitoring<br />
van de LOM (lead overlay manager), de MoM (manager of managers), de engagement manager en de custodian en<br />
coördineren de rapportage aan de beleggingscommissie en het bestuur. Hiertoe wordt Syntrus Achmea Vermogensbeheer<br />
geïnformeerd door de LOM, de MoM, de engagement manager en de custodian.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 35 | 89
De LOM, BNP Paribas Investment Partners, adviseert de beleggingscommissie over de strategische allocatie van de<br />
beleggingsportefeuille en draagt op continue basis zorg voor het risicobeheer, waarbij afdekkingstrategieën gelden ten<br />
aanzien van aandelen, rente en valuta.<br />
De LOM adviseert over de dynamische strategie en implementeert deze.<br />
De MoM, Russell Investments, is verantwoordelijk voor de selectie en aansturing van de onderliggende gespecialiseerde<br />
managers per beleggingscategorie.<br />
De engagement manager, Robeco, ondersteunt <strong>SBZ</strong> bij het vormgeven en uitvoeren van het beleid op het gebied van<br />
verantwoord beleggen (engagement en uitsluitingenbeleid) en voting.<br />
De custodian, Northern Trust, is onder andere belast met de settlement en bewaring van effecten et cetera, collateral<br />
management, tax reclaim, compliance-monitoring, beleggingsadministratie en performance-meting.<br />
Om belangenverstrengeling of tegenstrijdige belangen te voorkomen is zowel door het pensioenfondsbestuur als de<br />
medewerkers van Syntrus Achmea Vermogensbeheer een gedragscode ondertekend, die voldoet aan de daaraan door de<br />
toezichthouders gestelde eisen.<br />
Pensioenregeling<br />
<strong>SBZ</strong> is een niet verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds.<br />
De pensioenregeling <strong>SBZ</strong> <strong>2015</strong> is het gevolg van de pensioenovereenkomst, die de CAO-partijen in de<br />
zorgverzekeringsbranche hebben gesloten. Werkgevers die niet onder de CAO zorgverzekeraars vallen hebben een aantal<br />
afwijkende keuzemogelijkheden. Per <strong>2015</strong> kunnen zij kiezen uit drie pakketten (A, B of C / verwezen wordt naar hoofdstuk<br />
2.1 van de <strong>ABTN</strong>).<br />
De pensioenovereenkomst betreft een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet en komt neer op een<br />
voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling.<br />
De regeling kent diverse flexibiliseringsmogelijkheden.<br />
Onderdeel van de pensioenregeling is een arbeidsongeschiktheidsverzekering.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 36 | 89
2 : Beleggings- en risicobeleid van het pensioenfonds<br />
2.1 Algemeen<br />
Het bestuur van <strong>SBZ</strong> heeft een integraal beleid vastgesteld. Het pensioenbeleid, het toeslagbeleid, het premiebeleid en het<br />
beleggingsbeleid vormen hierbij een samenhangend geheel. In het kader van de sturing wordt het beleggingsbeleid<br />
jaarlijks, in samenhang met de overige financiële sturingselementen, geanalyseerd tegen de achtergrond van verschillende<br />
economische scenario’s. Een belangrijk analyse-instrument hierbij is de Asset Liability Management (ALM) studie, waarbij<br />
de ontwikkeling in de beleggingen en de verplichtingen in hun onderlinge samenhang worden beschouwd. Dit hoofdstuk<br />
beschrijft het beleggingsbeleid van <strong>SBZ</strong> en het daarbij behorende risicobeleid.<br />
Doelstelling beleggingsbeleid<br />
Er wordt een beleid gevoerd dat er op gericht is om binnen beperkte risicogrenzen, waarbij met name rekening wordt<br />
gehouden met het risico van onderdekking, tegen een aanvaardbare premie (laag en stabiel) een situatie te creëren<br />
waarbij enerzijds een bestendig toeslagbeleid kan worden gevoerd en anderzijds een zo hoog mogelijk rendement op het<br />
belegde vermogen wordt behaald. Uitgangspunt hierbij is dat (in de evenwichtssituatie) de kans dat binnen een jaar de<br />
dekkingsgraad minder wordt dan het minimaal vereist vermogen (circa 105%), niet groter zou mogen zijn dan 2,5%.<br />
Aan de hand van een periodieke monitoring van de risicopositie wordt beoordeeld of en in hoeverre de risicoafdekkingen<br />
dienen te worden aangepast. Om op proactieve wijze te kunnen sturen is medio 2007 een gespecialiseerde risicobeheerder<br />
(de LOM) aangesteld die gebruik maakt van verfijnde modellen.<br />
Investment beliefs<br />
Om de doelstelling van het beleggingsbeleid te kunnen realiseren en tevens ‘in control’ te zijn en blijven heeft het bestuur<br />
de volgende investment beliefs geformuleerd:<br />
1. Het beleggingsbeleid dient dienstbaar te zijn aan de realisatie van de doelstellingen van het fonds <strong>SBZ</strong> (concreet:<br />
een goede pensioenregeling tegen een aanvaardbare prijs).<br />
2. Dynamisch allocatiebeleid leidt op de lange termijn tot een beter risicobeheer.<br />
3. Diversificatie is uit risico/rendement-overwegingen lonend, waarbij diversificatie dient als middel en geen doel op<br />
zich is. Inefficiëntie als gevolg van overdiversificatie dient voorkomen te worden (dit heeft betrekking op zowel de<br />
allocatie als managerspreiding).<br />
4. Op zorgvuldige wijze wordt per onderdeel van de beleggingsportefeuille een keuze gemaakt tussen actief en<br />
passief beheer. De efficiëntie (omvang en volwassenheid) van de verschillende markten is hierin een voorname<br />
factor. Actief beheer wordt pas gekozen indien het rendement na kosten naar verwachting tot duidelijk betere<br />
resultaten leidt dan passief beheer. Hierbij dienen ook de beheerkosten en de toegankelijkheid van de markten in<br />
ogenschouw te worden genomen.<br />
5. Een belang in illiquide beleggingen als onroerend goed, private equity en infrastructuur wordt op termijn beloond<br />
met extra rendement (na kosten). Er is weliswaar sprake van een hoger risico waarvoor echter een<br />
illiquiditeitspremie wordt ontvangen (het verwachte rendement stijgt maar per saldo verbetert het<br />
rendement/risico-profiel niet).<br />
6. Goed huisvaderschap ten behoeve van alle betrokkenen (stakeholders) resulteert in een maatschappelijk<br />
verantwoorde manier van beleggen.<br />
7. Op elk van de beleggingsprocessen dient een specialist of combinatie van specialisten ingezet te worden, waarbij<br />
het samenstel van verschillende beleggingsstijlen bijdraagt aan een evenwichtige totaalportefeuille.<br />
Prudent Person<br />
Bij de vaststelling en uitvoering van het beleggnigsbeleid wordt de ‘prudent person-regel’ in acht genomen. Hiervoor<br />
worden verwezen naar hoofdstuk 5.3 van de <strong>ABTN</strong>.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 37 | 89
2.2 Vaststellen beleggingsbeleid<br />
Het bestuur van een pensioenfonds is verantwoordelijk voor het strategische beleggingsbeleid. Onder strategisch<br />
beleggingsbeleid wordt verstaan:<br />
• Het vaststellen van het doel van het beleggingsbeleid.<br />
• Het vaststellen van de investment beliefs.<br />
• Het vaststellen van de strategische beleggingsportefeuille (allocatie en risicobudget) en het risicobeleid met<br />
betrekking tot onder andere aandelen, rente, inflatie en valuta.<br />
• Het vaststellen van de benchmarks en de bandbreedtes in de allocatie.<br />
• Het vaststellen van het beleid op het terrein van verantwoord beleggen.<br />
De beleggingscommissie adviseert het bestuur inzake het beleggingsbeleid en de wijze waarop daaraan uitvoering wordt<br />
gegeven. Binnen het door het bestuur vastgestelde beleidsmatige kader wordt door de beleggingscommissie, ondersteund<br />
door medewerkers monitoring van Syntrus Achmea Vermogensbeheer, uitvoering gegeven aan het beleggingsbeleid. De<br />
hiermee verband houdende werkzaamheden hebben onder meer betrekking op:<br />
• De voorbereiding van de advisering met betrekking tot het te voeren beleggingsbeleid ten behoeve van het<br />
bestuur.<br />
• De aanstelling van de LOM, MoM, engagement manager en custodian.<br />
• Het houden van toezicht op de uitvoering van het vermogensbeheer door externe vermogensbeheerders.<br />
In de organisatie van het vermogensbeheer is een strikte scheiding aangebracht tussen beleidsbepaling, de beheerfunctie<br />
en de bewaarfunctie / registratieve functie.<br />
Schematisch kan het beleggingsproces als volgt worden weergegeven:<br />
Formulering<br />
Strategisch<br />
beleid<br />
Implementeren<br />
Strategisch<br />
beleid<br />
Reporting en<br />
(Compliance)<br />
monitoring<br />
Intern<br />
fonds<br />
Overlay<br />
manager<br />
Custodian<br />
Multimanager<br />
Managers<br />
Managers<br />
Dynamisch<br />
risicobeheer met<br />
derivaten<br />
Administratie<br />
Uitvoeren<br />
transacties<br />
Selectie en<br />
monitoring externe<br />
managers<br />
2.3 Beleggingsrichtlijnen<br />
Elk jaar wordt in het beleggingsplan de normportefeuille vastgelegd. Binnen de kernmarkten aandelen, vastrentende<br />
waarden en alternatives wordt een verdere verdeling gemaakt naar deelmarkten.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 38 | 89
Een belangrijke richtlijn is dat de actuele portefeuille van activa zo veel mogelijk de karakteristieken van de verplichtingen<br />
dient te volgen. Hierbij wordt een ‘tracking error’ gehanteerd. Deze tracking error is met andere maatstaven onderdeel van<br />
het risicobeheerraamwerk. <strong>SBZ</strong> voert een risicobeleid waarbij gebruik wordt gemaakt van rentederivaten,<br />
aandelenderivaten en valutaderivaten. Het risicobeleid heeft als doelstelling om pensioen- en beleggingsrisico’s op<br />
prudente wijze te beperken en te beheersen. Externe vermogensbeheerders hebben beperkt de mogelijkheid om, binnen<br />
de richtlijnen van het mandaat, gebruik te maken van derivaten om een efficiënt beleggingsbeleid te voeren en risico’s te<br />
managen.<br />
De strategische portefeuilleverdeling <strong>2015</strong> is opgenomen in onderstaande tabel.<br />
Portefeuille 1-1-<strong>2015</strong> 1-1-2014 Benchmark<br />
Courante of core portefeuille<br />
Aandelen 22,0% 25,0%<br />
Aandelen wereldwijd 14,0% 16,0% MSCI World (Net Div Reinv)<br />
Aandelen defensief 3,5% 4,0% Russell Global Defensive<br />
Aandelen Emerging Markets Core 3,5% 4,0% Russell Emerging Markets<br />
Aandelen Emerging Markets<br />
Extended<br />
1,0% 1,0% Russell Extended Emerging Markets<br />
Vastrentende waarden 65,5 63,0%<br />
Euro staatsobligaties 30,0% 25,0% Composite benchmark Citigroup NL/DLD/FR<br />
*)<br />
Global Credits 25,0% 25,0% BarCap Global Aggregate Credit<br />
Hypotheken 5,0% 5,0% Portefeuillerendement<br />
Emerging Markets Debt 3,0% 3,5% JPM EMBI Global / JPM GBI-EM Global<br />
High Yield obligaties 0,0% 2,0% ML Global High Yield / JPM EMBI Global **)<br />
Leveraged loans 2,5% 2,5% Portefeuillerendement<br />
Portefeuille alternatieve<br />
beleggingen<br />
12,5% 12,0%<br />
Onroerend goed 6,0% 6,0% INREV / ROZ-IPD NL Res / NCREIF /<br />
ANREV / FTSE EPRA NAREIT ***)<br />
Private equity 2,5% 2,5% Absolute return 12%<br />
Infrastructuur 2,0% 2,0% Absolute return 8%<br />
Impact Investments 1,0% 0,0% Fondsrendement<br />
Cash 1,0% 1,5% 1 week Euro LIBID<br />
Door toepassing van de dynamische strategie bedroeg in 2014 het gewicht voor aandelen 20% in plaats van 25%. Het<br />
verschil werd met derivaten geïmplementeerd (een short positie van 5%). In <strong>2015</strong> is deze shortpositie ongedaan gemaakt<br />
en vertaald naar een wijziging van de fysieke beleggingsportefeuille.<br />
*) Composite BM : Citigroup EGBI Netherlands 45%, Germany 33% en France 22%<br />
**) Composite BM : 70% Merrill Lynch Global High Yield 2% Constrained en 30% JP Morgan EMBI Global.<br />
***) Composite BM : 37,5% INREV Quarterly Index, 12,5% ROZ IPD Dutch Residential Index,<br />
25% NCREIF Fund Index, 15% ANREV All Funds Index en 10% FTSE EPRA NAREIT Global Real Estate Index.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 39 | 89
Dynamische strategie<br />
De dynamische strategie voorziet op basis van een daartoe ontwikkeld beslismodel in een toename van risico of een<br />
afbouw van risico. In <strong>2015</strong> wordt de rentehedge (mede) afhankelijk van de rentestand (swaprente).<br />
Het dynamisch beleid <strong>2015</strong> wordt vormgegeven op basis van een beslismodel voor de mate van afdekking van het<br />
renterisico alsmede voor de allocatie naar de rendementsportefeuille.<br />
Voor de mate van renteafdekking (tussen 50% en 70% op basis van marktrente) wordt gestuurd op een vijftal kwalitatieve<br />
en kwantitatieve beslisfactoren. Deze factoren worden gescoord met groen, oranje of rood indien deze gunstig, neutraal of<br />
ongunstig worden beoordeeld.<br />
Voor de rentehedge worden de volgende beslisfactoren gebruikt:<br />
1. de fair value voor de 20-jaars swap;<br />
2. de steilheid en beweeglijkheid van de rentecurve;<br />
3. het monetair beleid;<br />
4. de rente(ontwikkeling) in de Verenigde Staten;<br />
5. de relative strength indicator; deze indicator zegt iets over de rentestand en wat daarvan verwacht mag worden.<br />
De rentehedge kan veranderd worden als meerdere factoren hier aanleiding toe geven. Een besluit blijft altijd<br />
voorbehouden aan het bestuur op advies van de beleggingscommissie; hierbij worden randvoorwaarden als de stand van<br />
de dekkingsgraad altijd meegewogen.<br />
Voor de allocatie naar de rendementsportefeuille wordt het volgende beslismodel voorgesteld (het bestuur moet hierover<br />
nog een besluit nemen):<br />
1. waardering (zijn aandelen relatief hoog of relatief laag geprijsd);<br />
2. economische outlook (vaststelling van de cyclus in de belangrijkste economieën);<br />
3. liquiditeit en monetair beleid;<br />
4. marktomstandigheden (fusies, overnames en beursgang);<br />
5. relative strength indicator (deze indicator zegt iets van koop- en verkoopmomenten in de aandelenmarkten).<br />
Indien er op grond van de besliscriteria voldoende confictie is dan zal binnen de marges van het toegestaan risico de<br />
allocatie naar aandelen worden vergroot.<br />
In <strong>2015</strong> geldt een economische rentehedge afhankelijk van de rentestand met een minimale omvang van 50% en een<br />
maximale omvang van 70% (met een bandbreedte van plus en min 5%-punt).<br />
De dynamische strategie implementatie geschiedt op basis van de marktrente waardering van de verplichtingen. Gegeven<br />
dat het profiel van de allocatie naar de rendementsportefeuille in het kader van de dynamische strategie niet verandert,<br />
doch de in de dynamische strategie bestaande shortpositie in aandelen in <strong>2015</strong> wordt beëindigd, wordt de fysieke<br />
portefeuille in overeenstemming gebracht met de strategische portefeuille. De dynamische strategie metingen geschieden<br />
met een frequentie van eens per kwartaal.<br />
Het rebalancing beleid luidt als volgt. In principe wordt gerebalanced naar de mid-allocatie indien de allocatie op een<br />
meetmoment buiten de bandbreedte ligt. Indien het vanuit kostenoverwegingen of gegeven andere marktomstandigheden<br />
efficiënter is om te rebalancen naar de buitenkant van de bandbreedte of naar een allocatie tussen de buitenkant en het<br />
midden, zal het te implementeren beleid in samenspraak met de monitoring-functie van <strong>SBZ</strong> (medewerkers werkzaam bij<br />
Syntrus Achmea Vermogensbeheer) worden bepaald, waarbij de beleggingscommissie instemming verleent.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 40 | 89
2.4 Risicobeleid<br />
Risicomanagementvisie<br />
<strong>SBZ</strong> wil op basis van een bedrijfsbrede, uniforme en integrale risicomanagementmethodiek zijn doelstellingen realiseren.<br />
Deze methodiek stelt het fonds in staat om weloverwogen keuzes te maken ten aanzien van het gewenste geheel van<br />
beheersmaatregelen. Deze maatregelen dienen een bijdrage te leveren aan het “in control” zijn van de organisatie om <strong>SBZ</strong><br />
op een effectieve wijze in staat te stellen verantwoording af te leggen aan zijn belanghebbenden.<br />
Door het op structurele wijze en uniform in kaart brengen van de risico’s en van de effectiviteit van de met het oog daarop<br />
getroffen beheersmaatregelen heeft het fonds inzicht in de mate waarin het zijn organisatie beheerst.<br />
Risicobeheermaatregelen<br />
Pensioenfondsbesturen moeten voldoen aan alle wet- en regelgeving en controle hebben over alle risico’s die zich<br />
voordoen. DNB hanteert hiervoor het FIRM-model met een beschrijving van tien risicocategorieën. FIRM staat voor<br />
Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode. De Pensioenwet verplicht het bestuur tot het treffen van maatregelen voor<br />
een integere en beheerste bedrijfsvoering. Vanaf 2014 is het FIRM-risicokader ingebracht in een tool van Syntrus Achmea<br />
Pensioenbeheer; deze tool heet Risicomaat en voorziet in systematische vastlegging van risico’s en beheersmaatregelen.<br />
In 2010 is het risicobeheerraamwerk compleet afgerond en is een start gemaakt met het verder actueel houden van het<br />
raamwerk. In 2011 zijn, als gevolg van de uitbesteding van de pensioenadministratie, de beschrijvingen van de<br />
risicocategorieën herzien. In 2012 zijn de beschrijvingen van de risicocategorieën opnieuw doorlopen en daar waar nodig<br />
aangepast. In 2013 is, bij de inrichting van de risicobeheertool de weging van de diverse deelrisico’s opnieuw vastgesteld<br />
en is een start gemaakt met de herijking van de risico-inschattingen qua waarschijnlijkheid en impact voor alle<br />
deelrisicogebieden, wat in 2014 is voortgezet.<br />
Het risicobeheerraamwerk wordt jaarlijks besproken in de audit- en compliancecommissie, die vervolgens de belangrijkste<br />
binnen het bestuur te bespreken risico’s bepaalt. Ten aanzien van de beheersing van beleggingsrisico’s steunt de audit- en<br />
compliancecommissie op de expertise binnen de beleggingscommissie.<br />
Met betrekking tot het risicomanagement bij de uitvoering van het beleggingsbeleid is een lead overlay manager<br />
aangesteld, die onder andere de portefeuille op continue basis meet aan de verplichtingen van het fonds.<br />
Hierna volgt een beschrijving van de belangrijkste risico’s en van de wijze waarop deze risico’s worden beheerst.<br />
FIRM-risicocategorieën<br />
Rente-/matchingrisico<br />
Het renterisico is het risico als gevolg van het niet gematcht zijn van activa en passiva (inclusief off-balanceposten) dan wel<br />
inkomsten en uitgaven in termen van rentevoet, rentetypische looptijden, basisvaluta, liquiditeit typische looptijden en<br />
gevoeligheid voor ontwikkeling in prijspeil.<br />
Het renterisico is bij het fonds gedeeltelijk, afhankelijk van de dekkingsgraad en/of de rentestand (swaprente), afgedekt.<br />
Het fonds kiest bewust om een gedeelte van het renterisico niet af te dekken om herstelcapaciteit te behouden. Het<br />
valutarisico wordt eveneens gedeeltelijk afgedekt. Het inflatierisico wordt voor een klein deel afgedekt middels het<br />
beleggen in producten, die een natuurlijke inflatiebescherming in zich herbergen (zoals vastgoed en infrastructuur). Het<br />
inflatierisico ligt voor een belangrijk deel bij de aangesloten werkgevers (toeslagfonds ten behoeve van hun deelnemers)<br />
en pensioengerechtigden en gewezen deelnemers via het toeslagbeleid van het fonds.<br />
Marktrisico<br />
Het marktrisico is het risico ten gevolge van het blootstaan aan wijzigingen in marktprijzen van verhandelbare financiële<br />
instrumenten binnen een handelsportefeuille. Voor pensioenfondsen geldt dat het marktrisico alleen betrekking heeft op de<br />
niet-rentedragende activa.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 41 | 89
Het fonds kiest voor spreiding in de beleggingsportefeuille qua risicoprofiel van de achterliggende beleggingen in relatie tot<br />
de verplichtingen van het fonds. Beleggen in risicovollere producten wordt bewust gedaan in de veronderstelling dat daar<br />
een hoger rendement tegenover staat.<br />
Kredietrisico<br />
Het risico dat een tegenpartij contractuele of andere overeengekomen verplichtingen (waaronder verstrekte kredieten,<br />
leningen, vorderingen, ontvangen garanties) niet nakomt al dan niet als gevolg van het aan beperkingen onderhevig zijn<br />
van buitenlandse betalingen.<br />
Sinds de kredietcrisis is deze risicocategorie één van de belangrijkste waarop het fonds geen tot zeer beperkt risico wenst<br />
te lopen. Het fonds let scherp op kredietwaardigheid en liquiditeit.<br />
Verzekeringstechnisch risico<br />
Het risico dat uitkeringen (nu dan wel in de toekomst) niet gefinancierd kunnen worden vanuit premie- en/of<br />
beleggingsinkomsten als gevolg van onjuiste en/of onvolledige (technische) aannames en grondslagen bij de ontwikkeling<br />
en premiestelling van het product.<br />
De belangrijkste risico’s voor het fonds zijn de levensverwachting en arbeidsongeschiktheid. Wanneer ontwikkelingen op<br />
deze gebieden nopen tot aanpassing van de grondslagen zal het fonds hiertoe, gehoord de actuaris, direct overgaan.<br />
Omgevingsrisico<br />
Het omgevingsrisico is het risico als gevolg van buiten de instelling of groep komende veranderingen op het gebied van<br />
concurrentieverhoudingen, belanghebbenden, reputatie en ondernemingsklimaat.<br />
Dit risico is voor het fonds zelf het minst direct te beïnvloeden. Om die reden volgt het fonds ontwikkelingen in de nabije<br />
omgeving van het fonds op de voet.<br />
Operationeel risico<br />
Een operationeel risico is een risico dat samenhangt met ondoelmatige of onvoldoende doeltreffende procesinrichting of<br />
procesuitvoering.<br />
Voor de beheersing van operationele risico’s steunt <strong>SBZ</strong> in belangrijke mate op de beheermaatregelen van de externe<br />
uitvoerders.<br />
Uitbestedingsrisico<br />
Het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden (al dan niet binnen een groep, al dan niet aan de<br />
sponsor) uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden<br />
geschaad.<br />
Het uitbestedingsrisico vormt een zeer belangrijk aandachtsgebied voor het fonds. Zowel het pensioenbeheer als het<br />
vermogensbeheer zijn uitbesteed. Dit risico vormt als het ware de keerzijde van met name het operationeel risico, het ITrisico<br />
en het integriteitsrisico; het fonds laat zich regelmatig infomeren over de wijze waarop de externe uitvoerders deze<br />
risico’s beheersen.<br />
IT-risico<br />
Het risico dat bedrijfsprocessen en informatievoorziening onvoldoende integer, niet continu of onvoldoende beveiligd en<br />
ondersteund worden door IT.<br />
Door de volledige uitbesteding van het pensioen- en vermogensbeheer beschikt het fonds niet over een eigen ITinfrastructuur.<br />
Ten aanzien van de IT-omgeving van de externe uitvoerders steunt het fonds op de beheermaatregelen van<br />
de diverse dienstverleners.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 42 | 89
Integriteitsrisico<br />
Het risico dat de integriteit van de instelling dan wel het financiële stelsel wordt beïnvloed als gevolg van niet integere,<br />
onethische gedragingen van de organisatie, medewerkers dan wel van de leiding in het kader van wet- en regelgeving en<br />
maatschappelijke en door de instelling opgestelde normen.<br />
Integer handelen is binnen het fonds verankerd in de totale compliancestructuur. Alle betrokkenen bij het fonds, zowel<br />
intern als extern, worden geacht te voldoen aan het geheel van interne en externe wet- en regelgeving, dat op het fonds<br />
van toepassing is. Compliance staat op de agenda van iedere vergadering van de audit- en compliancecommissie, het<br />
bestuur en het verantwoordingsorgaan.<br />
Juridisch risico<br />
Het risico samenhangend met (veranderingen in en naleving van) wet- en regelgeving, het mogelijk bedreigd worden van<br />
haar rechtspositie, met inbegrip van de mogelijkheid dat contractuele bepalingen niet afdwingbaar of niet correct<br />
gedocumenteerd zijn.<br />
Het fonds maakt bij de opstelling van alle voor het fonds relevante juridische documenten gebruik van de diensten van<br />
daarin gespecialiseerde partijen.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 43 | 89
3 : Uitvoering<br />
In 2006 is besloten om de structuur van de het beleggingsproces te wijzigen. De structuur is gewijzigd van een intern<br />
beheerde beleggingsportefeuille naar een externe managersstructuur. Deze structuur is per 1 juli 2007 geëffectueerd.<br />
In 2010 is door een extern bureau onderzocht hoe de (vermogens)beheerstructuur past bij de beleidsuitgangspunten van<br />
het bestuur, wet- en regelgeving, aanbevelingen van DNB en de rapporten Frijns en Goudswaard. De uitkomst is, dat de<br />
vermogensbeheerstructuur van <strong>SBZ</strong> goed aansluit bij de investment beliefs en actuele eisen voor governance. Het<br />
vermogensbeheermodel heeft de continue aandacht van het bestuur.<br />
3.1 Beleggingsorganisatie<br />
<strong>SBZ</strong> maakt door deze beslissing voor haar beleggingen zoveel mogelijk gebruik van gespecialiseerde externe beheerders,<br />
die elk verantwoordelijk zijn voor een deel van de beleggingsprocessen (LOM, MoM en engagement manager).<br />
De MoM van <strong>SBZ</strong> selecteert de managers welke vervolgens een zogenaamd mandaat beheren. Het risicokader van het<br />
samenstel van de afzonderlijke mandaten is reeds vastgelegd in de beleggingsmix.<br />
Voorts is de individuele beleggingsbeslissing aan de onderliggende managers overgedragen. Voor het beheer van de<br />
portefeuilles worden externe managers geselecteerd die gespecialiseerd zijn in een bepaalde beleggingscategorie of een<br />
bepaalde regio.<br />
3.2 Rapportage en verantwoording<br />
Maandelijks wordt aan de uitvoerder van het fonds (Syntrus Achmea) inzicht gegeven in de samenstelling van de<br />
portefeuille ten opzichte van de door het bestuur vastgestelde bandbreedten alsmede in het behaalde resultaat.<br />
Eenmaal per kwartaal brengt Syntrus Achmea verslag uit aan de beleggingscommissie en het bestuur over de<br />
belangrijkste wijzigingen in de beleggingsportefeuille en over het behaalde rendement. In het jaarverslag leggen het<br />
bestuur en de beleggingscommissie eenmaal per jaar verantwoording af over het gevoerde beleggingsbeleid.<br />
3.3 Controle en advisering<br />
Custodian<br />
De beleggingscommissie heeft een externe custodian aangesteld die als onafhankelijke partij erop toeziet dat de<br />
beleggingsactiviteiten binnen de (onder andere) door het bestuur vastgestelde richtlijnen plaatsvinden.<br />
Certificerend accountant<br />
Het bestuur heeft een externe accountant belast met de controle van de jaarrekening van het fonds. De accountant<br />
beoordeelt de opzet en de werking van de door het fonds getroffen beheermaatregelen voor zover deze relevant zijn voor<br />
de controle van de jaarrekening. De accountant legt verantwoording af aan het bestuur door middel van een<br />
accountantsverslag en een verklaring bij de jaarrekening.<br />
Certificerend actuaris<br />
Het bestuur heeft een externe certificerend actuaris benoemd die verantwoordelijk is voor de jaarlijkse beoordeling van de<br />
pensioenvoorzieningen van het fonds, de gehanteerde actuariële grondslagen en de kostendekkende premie.<br />
Op basis van deze beoordeling geeft de certificerend actuaris jaarlijks een actuariële verklaring af, inclusief een toelichtend<br />
en verklarend rapport, waarin ook wordt ingegaan op de naleving van het zo te noemen prudent person-beginsel. Als<br />
waarborg voor de onafhankelijkheid verricht de certificerend actuaris geen advieswerkzaamheden ten behoeve van het<br />
fonds.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 44 | 89
Adviserend actuaris<br />
Het bestuur maakt voor advieswerkzaamheden gebruik van Syntrus Achmea. De adviserend actuaris adviseert het bestuur<br />
over actuariële aangelegenheden. Daarnaast adviseert de ALM-adviseur het bestuur bij de interpretatie van het periodieke<br />
ALM onderzoek (als basis voor het beleggingsbeleid).<br />
3.4 Waardering<br />
Alle beleggingen worden, voor zover mogelijk, gewaardeerd tegen actuele waarde. Bedragen die luiden in buitenlandse<br />
valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de valutakoersen op rapportagedatum.<br />
Mutaties met betrekking tot transacties in vreemde valuta gedurende het jaar worden geboekt tegen de op dat moment<br />
geldende valutakoersen.<br />
De waardering van niet-genoteerde beleggingen wordt achteraf via backtesting getoetst aan de voor de betreffende<br />
beleggingen uitgebrachte jaarrekeningen (of waarderingsopgaven). Voor de waarderingsmethode van deze beleggingen is<br />
een valuation manual opgesteld.<br />
3.5 Verantwoord beleggen<br />
Verantwoord beleggen staat hoog op de agenda bij het fonds. Hieraan wordt op vier wijzen vormgegeven:<br />
• Via een programma van actieve dialoog met ondernemingen, het zogenaamde ‘engagement’.<br />
• Door toepassing van een op het engagement aanvullend uitsluitingenbeleid.<br />
• Door te stemmen op aandeelhoudersvergaderingen van bedrijven waarin het fonds via een discretionair beheerde<br />
aandelenportefeuille belegt; het zogenaamde ‘voting’.<br />
• Impact investing.<br />
Sinds 2009 wordt zowel het engagementbeleid als het stembeleid uitgevoerd door Robeco.<br />
Engagement<br />
Aan het verantwoord beleggen wordt vormgegeven door het actief aangaan van een dialoog met ondernemingen waarin<br />
wordt belegd. Op deze wijze wendt de aandeel- of obligatiehouder zijn invloed aan als verschaffer van<br />
ondernemingskapitaal om zo te proberen het bedrijf waarin wordt belegd aan te sporen meer verantwoord te werken. In de<br />
dialoog worden onderwerpen aan de orde gesteld op het gebied van milieu, sociale onderwerpen en<br />
ondernemingsbestuur.<br />
Jaarlijks worden enkele thema’s geselecteerd waarover een dialoog met een selectie van relevante ondernemingen wordt<br />
aangegaan. Robeco sluit zich voor het fonds aan bij internationaal geaccepteerde en erkende codes, zoals het Global<br />
Compact van de Verenigde naties. Wanneer de gewenste gedragsverbetering niet volgt kan de dialoog worden<br />
geïntensiveerd. Wanneer duidelijk wordt dat de onderneming de gewenste gedragsverandering niet doorvoert, kan het<br />
fonds besluiten om het betreffende aandeel of obligatie te verkopen of de onderneming uit te sluiten van haar<br />
beleggingsuniversum. Jaarlijks wordt met ongeveer 50 á 60 ondernemingen een actieve en constructieve dialoog gevoerd.<br />
De doorlooptijd van een dialoog varieert van enkele maanden tot enkele jaren. Vanaf oktober 2012 is het engagement op<br />
bedrijven uitgebreid naar de portefeuille met bedrijfsleningen (credits).<br />
Uitsluitingenbeleid<br />
In 2010 heeft het bestuur besloten het door Robeco gehanteerde uitsluitingenbeleid en de daarbij behorende<br />
uitsluitingenlijst te volgen. De lijst van uitgesloten landen is het resultaat van toepassing van de uitsluitingscriteria zoals<br />
uiteengezet in het uitsluitingenbeleid en komt neer op het van toepassing zijn van internationale sancties. Daarbij is gebruik<br />
gemaakt van de relevante gegevens afkomstig van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, de Europese Unie of de<br />
Verenigde Staten. De lijst van uitgesloten bedrijven is eveneens het resultaat van toepassing van de uitsluitingscriteria,<br />
uiteengezet in het uitsluitingenbeleid. Onderdeel van het uitsluitingenbeleid is het wettelijk verbod op de belegging in<br />
ondernemingen die zich bezig houden met de productie van of handel in clustermunitie. Dit is gebaseerd op extern<br />
onderzoek en door bedrijven zelf geleverde informatie, welke door Robeco wordt beoordeeld. De uitgesloten<br />
ondernemingen zijn vooral actief in de productie van of handel in controversiële wapens (waaronder clustermunitie). Op<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 45 | 89
grond van de eigen identiteit heeft <strong>SBZ</strong> besloten de tabaksindustrie uit te sluiten van belegging. Het beschreven<br />
uitsluitingenbeleid wordt in de discretionair beheerde portefeuilles ten volle toegepast.<br />
Door het bestuur is voorts besloten te participeren in een aantal beleggingspools. Het is niet mogelijk het <strong>SBZ</strong>-beleid in<br />
deze pools te effectueren. Daarom heeft het bestuur besloten te accepteren, dat tot 1% van het totaal belegde vermogen<br />
niet voldoet aan het door <strong>SBZ</strong> gehanteerde uitsluitingenbeleid. Voor tabaksbeleggingen geldt bovendien dat van het totaal<br />
gepoolde belegd vermogen deze grens 2% beloopt en voor het betreffende gepoolde vermogen 4%. Indien de blootstelling<br />
naar deze beleggingen meer bedraagt dan afgesproken, dan besluit het bestuur omtrent hoe te handelen.<br />
Voting<br />
Door actief te stemmen op aandeelhoudersvergaderingen kunnen aandeelhouders de kwaliteit van het<br />
ondernemingsbestuur bevorderen. Het fonds streeft ernaar om het stemrecht uit te oefenen op alle aandelen die het<br />
wereldwijd direct in bezit heeft. Het fonds gelooft dat goed ondernemingsbestuur op de langere termijn ten goede komt aan<br />
de aandeelhouderswaarde. Het stembeleid dat Robeco namens het fonds uitvoert is gebaseerd op internationale principes<br />
van het International Corporate Governance Network (ICGN), welke een breed kader geven waarbinnen ondernemingen<br />
naar lokale maatstaven beoordeeld kunnen worden. Ook de nationale wetgeving en gedragscodes binnen<br />
ondernemingsbestuur (zoals de Code Tabaksblat), geven een nader kader inzake stembeleid. Per jaar wordt bij ongeveer<br />
300 á 350 ondernemingen gestemd op de aandeelhoudersvergadering. Op de website van het fonds is een verslag van<br />
daadwerkelijk uitgebrachte stemmen opgenomen.<br />
Door Robeco, behalve als engagement-manager, ook als voting-agent te benoemen is geborgd, dat stemmen op<br />
aandeelhoudersvergaderingen in lijn met het engagement geschiedt.<br />
Impact investing<br />
In 2013 is een missiestatement voor impact investing vastgesteld. In 2014 zijn de eerste stappen gezet om uitvoering te<br />
geven aan het geformuleerde missiestatement. De feitelijke implementatie start in <strong>2015</strong>.<br />
Het missie statement luidt:<br />
Missie<br />
De impact beleggingen van <strong>SBZ</strong> richten zich op een verbetering van de doelmatigheid en kwaliteit van en/of toegang tot de<br />
gezondheidszorg of financiële zekerheid voor individuen.<br />
Doelstelling<br />
Hoewel deze beleggingen gericht zullen zijn op een maatschappelijk doel en mogelijk afwijkende risico- en<br />
rendementsprofielen zullen kennen, blijft een verantwoord risico/rendementsprofiel dat bijdraagt aan de<br />
pensioendoelstelling van <strong>SBZ</strong> van belang. <strong>SBZ</strong> bewaakt daarom of de rendement- en risicodoelstellingen (voor de langere<br />
termijn) van de overall beleggingsportefeuille aan de uitgangspunten daaromtrent voldoet.<br />
Randvoorwaarden<br />
- Een beperkt deel van het totaal vermogen wordt geïnvesteerd in innovatieve en/of duurzame beleggingen: voor<br />
impact beleggingen is maximaal € 40 miljoen beschikbaar;<br />
- De impact beleggingen kunnen zowel een liquide als illiquide karakter hebben;<br />
- Impact beleggingen worden onderdeel van de portefeuille met alternatieve beleggingen;<br />
- Impact beleggingen moeten passen in de beleggingsstrategie/asset allocatie zoals op basis van de jaarlijkse ALM<br />
wordt vastgesteld;<br />
- Impact beleggingen moeten in overeenstemming zijn met de Investment Beliefs van <strong>SBZ</strong>;<br />
- Implementatie van impact beleggingen vindt plaats via fondsbeleggingen (dus geen directe belangen), waarbij<br />
sprake is van maximaal 5-10 fondsen;<br />
- De allocatie aan één fonds mag niet groter zijn dan 25% van het totaal vermogen van het betreffende fonds;<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 46 | 89
- Er wordt gestreefd naar een zo goed mogelijke spreiding over landen en regio’s.<br />
(Ter toelichting dient het volgende: veel van deze fondsen hebben geen mondiaal karakter maar zijn geënt op<br />
bepaalde landen of regio’s waarbij ontwikkelende landen een belangrijke rol hebben. Een kritische houding ten<br />
aanzien van een goede spreiding over ontwikkelde en niet-ontwikkelde landen is benodigd, maar alle<br />
mogelijkheden worden open gehouden.)<br />
3.6 Kernactiviteiten / Nevenactiviteiten<br />
<strong>SBZ</strong> beperkt zich tot kernactiviteiten en voert geen nevenactiviteiten uit.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 47 | 89
Bijlage 3.<br />
Financieel crisisplan <strong>SBZ</strong> <strong>2015</strong><br />
Hoofdstukindeling<br />
Het financieel crisisplan <strong>SBZ</strong> bevat de volgende hoofdstukken:<br />
1. Inleiding.<br />
2. Uitgangspunten.<br />
3. Inventarisatie crisismaatregelen.<br />
4. Selectie.<br />
5. Prioritering.<br />
6. Afronding.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 48 | 89
1 : Inleiding<br />
Het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars (<strong>SBZ</strong>) beschrijft in dit rapport (de totstandkoming<br />
van) het financieel crisisplan. Dit inleidende hoofdstuk gaat in op de procedure die het bestuur heeft gevolgd om tot een<br />
financieel crisisplan te komen. Voorafgaand wordt opgemerkt dat <strong>SBZ</strong> drie regeling voert te weten pakket A, B en C. Deze<br />
regelingen hebben grote overeenkomsten. Zo verschillen pakket A en B alleen voor wat betreft de binnen pakket A<br />
gevoerde toeslagreserve. Omdat het overgrote deel van de actieve deelnemers onder pakket A of B valt is voor de<br />
uitwerking van dit crisisplan uitgegaan van deze regeling.<br />
1.1 Wat is een financieel crisisplan?<br />
In dit financieel crisisplan legt het bestuur van <strong>SBZ</strong> vast hoe het bestuur handelt als het fonds in een crisissituatie komt.<br />
Het bestuur van <strong>SBZ</strong> is met het plan voorbereid op mindere tijden.<br />
Verschil tussen financieel crisisplan en herstelplan<br />
Een herstelplan is uitsluitend gericht op het weer op peil brengen van de dekkingsgraad. Een financieel crisisplan is,<br />
anders dan een herstelplan, juist niet uitsluitend gericht op het weer op peil brengen van de dekkingsgraad. Een fonds<br />
beschikt bij voorkeur over een financieel crisisplan ook in situaties waarin er geen noodzaak is een herstelplan op te<br />
stellen.<br />
Dit financieel crisisplan geeft aan in welke situaties of bij welke grenswaarden:<br />
• Het bestuur van <strong>SBZ</strong> maatregelen neemt.<br />
• Wat de aard van die maatregelen is.<br />
• Hoe zij concreet en materiële vorm krijgen (besluitvormingsproces en informatieproces).<br />
• Hoe de maatregelen worden uitgevoerd.<br />
Bij het opstellen van het plan heeft het bestuur zeer nadrukkelijk aandacht besteed aan een evenwichtige<br />
belangenafweging van alle betrokkenen voor de situatie dat maatregelen moeten worden genomen.<br />
Negen vragen<br />
In een crisisplan moet het bestuur volgens de beleidsrichtlijnen van De Nederlandsche Bank (DNB) negen vragen<br />
beantwoorden:<br />
1. Wanneer is er sprake van een crisis?<br />
2. Bij welke dekkingsgraad kan <strong>SBZ</strong> er zonder korten niet meer uitkomen?<br />
3. Welke maatregelen staan ter beschikking?<br />
4. Hoe realistisch is de inzet van die maatregelen?<br />
5. Wat is het financiële effect van de maatregelen?<br />
6. Op welke wijze wordt rekening gehouden met evenwichtige belangenafweging?<br />
7. Hoe en wanneer wordt met de belanghebbenden gecommuniceerd in een crisissituatie?<br />
8. Hoe werkt het besluitvormingsproces?<br />
9. Hoe wordt de jaarlijkse toetsing van het crisisplan vormgegeven?<br />
1.2 Gevolgde procedure om te komen tot een financieel crisisplan<br />
Het bestuur van <strong>SBZ</strong> heeft vier stappen gevolgd om tot dit financieel crisisplan te komen:<br />
• Stap 1: Inventarisatie.<br />
• Stap 2: Selectie.<br />
• Stap 3: Prioritering.<br />
• Stap 4: Afronding.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 49 | 89
Stap 1: Inventarisatie<br />
In de eerste stap heeft het bestuur van <strong>SBZ</strong> een uitgebreide inventarisatie uitgevoerd. Aan het einde van deze stap had het<br />
bestuur de volgende informatie:<br />
• Mogelijke definities van crisissituaties.<br />
• Inzicht in de omstandigheden waarin een crisissituatie zich zou kunnen voordoen.<br />
• Analyse van de dekkingsgraad waarbij herstel niet meer mogelijk is zonder te korten.<br />
• Een overzicht van mogelijke crisismaatregelen voor <strong>SBZ</strong>.<br />
• Het financiële effect van mogelijke crisismaatregelen.<br />
• De effecten op de verschillende belanghebbenden van crisismaatregelen.<br />
• De wettelijke eisen waar <strong>SBZ</strong> minimaal aan moet voldoen.<br />
• Een overzicht van de formele besluitvormingsprocessen bij het nemen van crisismaatregelen.<br />
Voorts is door het bestuur de conclusie getrokken dat het verstandig is om ook aandacht te besteden aan crisissituaties die<br />
niet worden ondervangen door dit financieel crisisplan. In dit kader is een reglement crisiscommissie opgesteld.<br />
Stap 2: Selectie<br />
In de tweede stap heeft het bestuur van <strong>SBZ</strong> een selectie gemaakt uit alle mogelijke crisismaatregelen die volgden uit de<br />
eerste stap. Het bestuur heeft in de selectie rekening gehouden met de financiële effectiviteit, evenwichtige<br />
belangenafweging en realistische inzet van de crisismaatregelen.<br />
Stap 3: Prioritering<br />
Het doorlopen van stap 1 en 2 heeft ondermeer geleid tot een lijst van maatregelen die denkbaar en haalbaar zijn om in te<br />
zetten. Vervolgens heeft het bestuur benoemd onder welke voorwaarde een bepaalde maatregel wordt in gezet. Dit<br />
betekent dat vast komt te staan bij welke grenswaarden het bestuur een maatregel neemt. Het ligt voor de hand om inzet<br />
van maatregelen af te laten hangen van ontwikkelingen in de dekkingsgraad van het fonds. Andere criteria zijn uiteraard<br />
ook denkbaar. Men kan bijvoorbeeld anticiperen op verwachte ontwikkelingen in de dekkingsgraad. Tevens kan het<br />
bestuur kiezen om – indien het crisisplan een herstelplan aanvult – maatregelen te relateren aan achterstand op het<br />
herstelpad.<br />
Stap 4: Afronding<br />
Na het doorlopen van stap 1 tot en met 3 heeft het bestuur van <strong>SBZ</strong> het daadwerkelijke plan geformuleerd. Het bestuur<br />
beoogt met het plan inhoud te geven aan de te hanteren ondergrenzen, de te nemen maatregelen en de te volgen<br />
consultatie- informatie- en besluitvormingsprocessen. Het bestuur neemt het financieel crisisplan op in een bijlage van de<br />
<strong>ABTN</strong> van het fonds.<br />
Het crisisplan bevat beleidsvoornemens van het bestuur. Deze voornemens kunnen betrekking hebben op versobering van<br />
de pensioenregeling, korting van aanspraken en pensioenrechten, toeslagen en toeslagbeleid en verhoging van premie.<br />
Consequentie daarvan is dat niet alleen het bestuur van <strong>SBZ</strong> over dit plan moet beslissen, maar ook andere organen van<br />
het pensioenfonds. Het verantwoordingsorgaan van het pensioenfonds heeft adviesrecht ten aanzien van het crisisplan.<br />
Maatregelen zoals verhoging van de premie en versobering van de pensioenregeling zal het bestuur met de sociale<br />
partners bespreken in samenhang met de andere crisismaatregelen.<br />
1.3 Het benoemen van de belangenafweging<br />
Het bestuur van <strong>SBZ</strong> benadrukt dat evenwichtige belangenafweging bij de te nemen crisismaatregelen voorop staat.<br />
Hieraan geeft het bestuur invulling door de lasten van de crisismaatregelen zo evenwichtig mogelijk te verdelen over<br />
deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers. Daarnaast houdt het bestuur rekening in de<br />
verdeling van de lasten tussen jongeren en ouderen én hoge en lage inkomens.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 50 | 89
1.4 Jaarlijkse controle<br />
Ieder jaar zal het bestuur het financieel crisisplan toetsen en eventueel aanpassen aan de hand van de dan geldende<br />
situatie. Toetsing zal tegelijkertijd plaatsvinden met de jaarlijkse actualisatie van de <strong>ABTN</strong>.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 51 | 89
2 : Uitgangspunten<br />
Dit hoofdstuk geeft de uitgangspunten weer van de berekeningen zoals gepresenteerd in de volgende hoofdstukken.<br />
Daarnaast wordt inzicht gegeven in de ontwikkeling van de financiële positie van <strong>SBZ</strong>, de kritische dekkingsgraad en de<br />
definitie van een crisis.<br />
2.1 Aannames<br />
Uitgangspunten voor bepaling van de effectiviteit van een maatregel is de financiële positie eind 2014. De dekkingsgraad<br />
was toen 116,5%. In de prognoses is gerekend met de rentetermijnstructuur (RTS) zoals DNB primo <strong>2015</strong> heeft<br />
gepubliceerd en met de daaruit afgeleide forwardcurves. Voor het rendement hanteert het bestuur de rendementscurve die<br />
gebaseerd is op de maximale parameters zoals door de Commissie parameters is gepubliceerd en de RTS primo <strong>2015</strong><br />
De grondslagen voor de technische voorziening zijn zoals beschreven in hoofdstuk 3 van de <strong>ABTN</strong>. Dit geldt ook voor het<br />
gevoerde beleid voor premiestelling, beleggingen en toeslagen.<br />
De effectiviteit van de maatregelen geeft uiteraard slechts een indicatie. Elke crisis staat op zich en de effectiviteit en<br />
herstelkracht van maatregelen is afhankelijk van de omstandigheden waarin het fonds zich bevindt op het moment van de<br />
crisissituatie.<br />
2.2 Herstelplan<br />
Op dit moment verkeert het fonds niet in een tekort en is er geen herstelplan van kracht. Wel is er een<br />
dekkingsgraadsjabloon opgezet om voorbereid te zijn op een eventuele situatie van tekort. De volgende tabel geeft dit<br />
dekkingsgraadsjabloon per ultimo 2014 weer.<br />
Tabel 02.1 Dekkingsgraadsjabloon<br />
Herstelplan<br />
Δ DG (oorzaken voor mutaties van dekkingsgraad)<br />
Jaar DG primo Premie Uitkering Indexering<br />
Rentetermijnstructuur<br />
Overrendement<br />
Overig DGultimo<br />
Beleids DG<br />
ultimo<br />
M1 M2 M3 M4 M5 M6<br />
% Δ%-punt Δ%-punt Δ%-punt Δ%-punt Δ%-punt Δ%-punt % %<br />
<strong>2015</strong> 116,5% -0,4% 0,4% -0,1% -5,4% 3,7% -0,3% 114,4% 115,5%<br />
2016 114,4% -0,2% 0,3% -0,5% 0,0% 3,7% 0,0% 117,7% 116,1%<br />
2017 117,7% -0,3% 0,4% -0,8% 0,0% 3,8% 0,0% 120,8% 119,3%<br />
2018 120,8% -0,3% 0,5% -1,3% 0,0% 3,8% -0,1% 1<strong>23</strong>,4% 122,1%<br />
2019 1<strong>23</strong>,4% -0,3% 0,6% -1,8% 0,0% 3,8% -0,3% 125,4% 124,4%<br />
2020 125,4% -0,4% 0,7% -2,1% 0,0% 3,7% -0,2% 127,1% 126,3%<br />
2021 127,1% -0,5% 0,7% -2,4% 0,0% 3,6% -0,1% 128,4% 127,8%<br />
2022 128,4% -0,5% 0,8% -2,6% 0,0% 3,5% -0,1% 129,5% 129,0%<br />
20<strong>23</strong> 129,5% -0,5% 0,9% -2,7% 0,0% 3,4% -0,1% 130,5% 130,0%<br />
2024 130,5% -0,5% 0,9% -2,8% 0,0% 3,3% -0,1% 131,3% 130,9%<br />
2025 131,3% -0,5% 1,0% -2,8% 0,0% 3,3% -0,1% 132,2% 131,8%<br />
2026 132,2% -0,6% 1,0% -2,9% 0,0% 3,2% 0,1% 133,0% 132,6%<br />
Uit het sjabloon blijkt dat het fonds voldoende herstelkracht heeft.<br />
In bovenstaande tabel zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:<br />
• M1: Vanaf <strong>2015</strong> wordt de feitelijke premie gebaseerd op de systematiek van verwacht rendement. De feitelijke<br />
premie ligt in alle jaren hoger dan de actuarieel benodigde premie. Het negatieve effect op de dekkingsgraad is<br />
het gevolg van de hoogte van de primo dekkingsgraden (een hogere dekkingsgraad leidt eerder tot een negatief<br />
effect).<br />
• M2: Effect uitkeringen is positief als de dekkingsgraad boven de 100% ligt. Als de dekkingsgraad onder de 100%<br />
ligt is het effect negatief.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 52 | 89
• M3: Toeslagverlening vindt plaats volgens de methode van toekomstbestendige toeslagverlening. Dit betekent dat<br />
toeslagverlening mogelijk is bij een dekkingsgraad hoger dan 110%. Bij een dekkingsgraad tussen de 110% en de<br />
bovengrens behorende bij toekomstbestendige toeslagverlening vindt toeslagverlening naar rato plaats. Bij een<br />
dekkingsgraad boven de bovengrens vindt volledige toeslagverlening plaats.<br />
• M4: De toekomstige rentetermijnstructuur is gebaseerd op de forward-curve. Hierdoor is het effect onder M4 voor<br />
alle jaren per definitie 0. Het effect in het eerste jaar van het herstelplan wordt veroorzaakt door overgang van de<br />
3-maands gemiddelde RTS naar de ongemiddelde RTS primo <strong>2015</strong><br />
• M5: Het veronderstelde jaarlijkse rendement is hoger dan de korte rente. Hierdoor resteert een overrendement<br />
van 3% en 4% in de eerste jaren. Aangezien de 1-jaarsrente door de forward-curve jaarlijks stijgt, neemt M5 af.<br />
• M6: Dit betreft kruiseffecten en is voor alle jaren klein.<br />
In onderstaande grafiek staat de verwachte ontwikkeling van de dekkingsgraad grafisch weergegeven.<br />
Grafiek 02.1 Herstelplan<br />
2.3 Kritische dekkingsgraad<br />
De kritische dekkingsgraad is gedefinieerd als de dekkingsgraad waarbij herstel zonder korten nog net mogelijk is. In het<br />
nieuwe FTK zijn er twee kritische dekkingsgraden te onderscheiden: de dekkingsgraad waarbij herstel tot aan de vereiste<br />
dekkingsgraad binnen 12 jaar zonder korten nog net mogelijk is, en de dekkingsgraad waarbij herstel tot aan de minimale<br />
vereiste dekkingsgraad binnen 5 jaar zonder korten nog net mogelijk is. De kritische dekkingsgraden zijn mede afhankelijk<br />
van de stand van de lange rente, de korte rente en het te verwachten rendement. Het saldo van het verwacht rendement<br />
en de korte rente is het overrendement. De volgende tabellen geven de kritische dekkingsgraden bij verschillende standen<br />
van de verwachte rente en het verwacht rendement.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 53 | 89
Tabel 02.2 Kritische dekkingsgraad (maatstaf vereiste dekkingsgraad)<br />
Verwachte rente<br />
1% 2% 3% 4% 5%<br />
Verwacht overrendement<br />
1% * 104,3% 96,9% 92,1% 88,9%<br />
2% 103,0% 93,3% 87,1% 83,1% 80,6%<br />
3% 91,8% 83,5% 78,3% 75,1% 73,3%<br />
4% 81,9% 74,8% 70,5% 68,0% 66,7%<br />
5% 73,1% 67,1% 63,6% 61,6% 60,8%<br />
* Bij deze combinatie van rente en overrendement is geen herstel mogelijk<br />
Tabel 02.3 Kritische dekkingsgraad (maatstaf minimum vereiste dekkingsgraad)<br />
Verwachte rente<br />
1% 2% 3% 4% 5%<br />
Verwacht overrendement<br />
1% 104,1% 100,2% 97,6% 95,8% 94,5%<br />
2% 99,6% 96,0% 93,5% 91,9% 90,8%<br />
3% 95,3% 91,9% 89,7% 88,2% 87,2%<br />
4% 91,3% 88,1% 86,0% 84,7% 83,8%<br />
5% 87,4% 84,4% 82,5% 81,3% 80,6%<br />
Als zowel de verwachte rente als het overrendement 3% is, kan bij het huidige beleid binnen 12 jaar nog hersteld worden<br />
tot de vereiste dekkingsgraad vanaf een dekkingsgraad van 78,3%, zonder inzet van noodmaatregelen zoals korten. Bij<br />
eenzelfde rente en overrendement kan bij het huidige beleid binnen 5 jaar nog hersteld worden tot de minimum vereiste<br />
dekkingsgraad vanaf een dekkingsgraad van 89,7%.<br />
2.4 Definitie crisis<br />
De doelstelling van <strong>SBZ</strong> is verlenen van pensioenen aan de deelnemers, de gewezen deelnemers en hun nabestaanden.<br />
Als het kan waardevast. Rekening houdend met de verplichtingen kiest het bestuur het beleggingsbeleid dat dienstig is aan<br />
de doelstelling. Belangrijke input hierbij is de ALM studie.<br />
Gezonde economische situatie<br />
In geval van een gezonde economische situatie zal de dekkingsgraad hoger zijn dan het vereiste vermogen. Als dit niet het<br />
geval is, is er veelal voldoende potentieel aanwezig om de dekkingsgraad boven het vereist vermogen te doen uitstijgen. In<br />
deze situatie vindt het bestuur dat er geen sprake is van een crisis.<br />
Als de dekkingsgraad zich neerwaarts ontwikkelt, maar nog ruim boven het vereiste vermogen is, dan ziet het bestuur<br />
geen aanleiding voor “dijkverzwaring”.<br />
Het bestuur van <strong>SBZ</strong> gaat voor de bepaling van het beleid uit van de financiële situatie op basis van<br />
markt(rente)waardering. De meeste crisissituaties zijn echter gerelateerd aan risico’s dat wet- of regelgeving tot<br />
maatregelen moet leiden of dat hersteltermijnen niet meer worden gehaald. Daarom hanteert <strong>SBZ</strong> in dit plan de<br />
beleidsdekkingsgraad om een crisissituatie te definiëren. Uitzondering hierop is dat ook een scherpe daling van de<br />
marktrente dekkingsgraad binnen een korte tijd tot een crisissituatie leidt. Dit leidt immers ook tot een reëel economisch<br />
risico dat om maatregelen kan vragen.<br />
Financiële crisis<br />
Het bestuur onderscheidt de volgende crisissituaties:<br />
a. De UFR dekkingsgraad of de marktrente dekkingsgraad daalt op weekbasis met meer dan 5% of op 4-weekbasis<br />
met meer dan 10%.<br />
b. De marge ten opzichte van het vereist vermogen krimpt tot minder dan 10%.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 54 | 89
c. De beleidsdekkingsgraad raakt onder het niveau van het vereist vermogen.<br />
d. Herstel binnen de termijn van het herstelplan is niet meer mogelijk zonder aanvullende maatregelen.<br />
e. De beleidsdekkingsgraad nadert het minimaal vereist vermogen.<br />
f. De beleidsdekkingsgraad raakt onder het niveau van het minimaal vereist vermogen.<br />
g. De beleidsdekkingsgraad dreigt vijf jaar onder het niveau van het minimaal vereist vermogen te blijven.<br />
Voor een indicatie van de kans op terechtkomen in een crisissituatie (dat wil zeggen dat de beleidsdekkingsgraad zakt tot<br />
onder de kritische dekkingsgraad) én een indicatie van de kans op korten en de hoogte van de korting verwijzen we naar<br />
de meest recente ALM-studie en haalbaarheidstoets.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 55 | 89
3 : Inventarisatie crisismaatregelen<br />
Dit hoofdstuk bevat een inventarisatie die het bestuur van <strong>SBZ</strong> heeft gemaakt van alle mogelijke maatregelen.<br />
3.1 Juridisch kader<br />
Het algemeen juridisch uitgangspunt van het fonds is dat sociale partners invulling geven aan de inhoud van de<br />
pensioenregelingen. Binnen de bestaande pensioenregelingen is het fonds als uitvoerder bevoegd de pensioenregelingen<br />
uit te voeren en maatregelen te nemen die in de huidige pensioenreglementen zijn opgenomen. Het bestuur stelt het<br />
toeslagen- premie- en beleggingsbeleid vast dat passend is bij de pensioenregelingen.<br />
3.2 Beleggingsbeleid aanpassen<br />
In geval van een financiële crisis kan het bestuur het beleggingsbeleid aanpassen. De oorzaken en gevolgen van een<br />
crisis op de beleggingen kunnen op voorhand zeer divers zijn. Daarom volstaat het bestuur in deze paragraaf met een<br />
omschrijving van de te volgen procedures in geval van de onder 2.4 beschreven financiële crisissituaties a, b, c en e:<br />
a. De UFR of marktwaarde dekkingsgraad daalt op weekbasis met meer dan 5% of op 4-weekbasis met meer dan<br />
10%.<br />
b. De marge ten opzichte van het vereist eigen vermogen krimpt tot minder dan 10%.<br />
c. De dekkingsgraad raakt onder het niveau van het vereist vermogen.<br />
e. De dekkingsgraad nadert het minimaal vereist vermogen.<br />
De crisissituatie d is in beginsel geen aanleiding om het beleggingsbeleid aan te passen.<br />
Huidig beleggingsbeleid en portefeuillesamenstelling<br />
<strong>SBZ</strong> voert een beleggingsbeleid waarbij een gediversifieerde portefeuille wordt aangehouden. Belangrijke input voor het<br />
beleggingsbeleid is de ALM-studie. Bij de samenstelling van de portefeuille wordt naast de uitkomsten van de ALM-studie<br />
ook rekening gehouden met de door het bestuur vastgestelde “Investment Beliefs”.<br />
Onderdeel van het beleid is dat strategisch gebruikt wordt gemaakt van valuta-afdekking (circa 70% van de beleggingen in<br />
vreemde valuta) en renteafdekking. De portefeuille kent een rendementsportefeuille en een matchingportefeuille.<br />
Daarnaast is een dynamische strategie actief. In de verklaring beleggingsbeginselen is nader uitgewerkt wat wordt<br />
verstaan onder de dynamische strategie. In de dynamische strategie kan de renteafdekking variëren van 50% tot 70% op<br />
basis van marktrente of economisch risico, waarbij de afdekking (normaliter) niet meer bedraagt dan 100% op basis van de<br />
Ultimate Forward Rate (UFR) zoals deze geldt in het toezichtskader van DNB.<br />
De renteafdekking wordt grotendeels met renteswaps gerealiseerd. De waarde van deze portefeuille mag niet meer<br />
bedragen dan 5% (plus of min) van het beginvermogen in enig boekjaar. De strategische valuta-afdekking en de<br />
swapportefeuille zijn volledig van onderpand voorzien.<br />
De evenwichtssituatie is de situatie waarbij de feitelijke dekkingsgraad gelijk is aan de vereiste dekkingsgraad. Als<br />
randvoorwaarde van het beleggingsbeleid en de portefeuillesamenstelling geldt dat in de evenwichtssituatie de 1-jaars<br />
kans op onderdekking niet groter mag zijn dan 2,5%.<br />
Organisatie<br />
Het bestuur heeft voor de beleidsvoorbereiding en uitvoering van het vermogensbeheer een beleggingscommissie<br />
ingesteld.<br />
Voor de uitvoering van het vermogensbeheer heeft het bestuur gekozen voor een fiduciair model met de volgende<br />
dienstverleners:<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 56 | 89
• BNP Paribas Investment Partners voor strategisch advies en het risicomanagement alsmede uitvoering van de<br />
dynamische strategie.<br />
• Russell Investments als manager der managers.<br />
• Northern Trust (NT) als custodian en onafhankelijke dataleverancier voor administratie, compliance-monitoring en<br />
performancemeting.<br />
• Robeco als engagement manager.<br />
Om de beleggingscommissie en het bestuur te ondersteunen heeft het bestuur aan pensioenuitvoerder Syntrus Achmea<br />
de monitoring van het vermogensbeheer opgedragen.<br />
Vergadercyclus<br />
De beleggingscommissie vergadert standaard zes maal per jaar. Het betreft vier reguliere kwartaalvergaderingen, waarin<br />
alle voorkomende zaken betreffende de beleggingsportefeuille worden besproken en twee extra vergaderingen in<br />
november en januari. In november wordt uitvoerig stilgestaan bij de uitkomsten van de ALM-studie en de voorbereiding van<br />
het beleggingsplan voor het daarop volgende boekjaar. In januari wordt het beleggingsplan besproken. De vergaderingen<br />
worden zo gepland, dat kort daarna het bestuur tot de benodigde besluitvorming kan overgaan.<br />
Periodiciteit beschikbare gegevens<br />
De beleggingsadministratie wordt door NT op kwartaalbasis aan <strong>SBZ</strong> geleverd. De performance wordt maandelijks door<br />
NT berekend en de fiduciair managers rapporteren maandelijks aan <strong>SBZ</strong>. Op kwartaalbasis worden uitgebreide<br />
rapportages verzorgd door BNP Paribas, Russell en Robeco. De kwartaalrapportages worden aan de<br />
beleggingscommissie beschikbaar gesteld en in samengevatte vorm aan het bestuur. De dekkingsgraad wordt wekelijks<br />
berekend, op basis van cijfers die niet ge-audit zijn.<br />
Crisismaatregelen beleggingsbeleid<br />
Als zich een van de hieronder benoemde crises zich voordoet, treedt het reglement crisiscommissie in werking. Dat<br />
betekent dat bij waarneming van een van deze crises door de beleggingscommissie, door de voorzitter van de<br />
beleggingscommissie contact wordt opgenomen met de leden van de crisiscommissie. Door de crisiscommissie wordt het<br />
voltallig bestuur op de hoogte gesteld van het feit dat het reglement crisiscommissie in werking is getreden op grond van<br />
crisissituatie I (een situatie als vastgelegd in het financieel crisisplan van het fonds zoals opgenomen in de geldende<br />
Actuariële en Bedrijfstechnische nota van het fonds).<br />
Omdat het crises betreft die mogelijke maatregelen samenhangend met het beleggingsbeleid tot gevolg hebben, wordt de<br />
beleggingscommissie gevraagd adviezen te formuleren voor het gehele bestuur.<br />
De volgende procedures worden gevolgd als een bepaalde crisis zich voordoet:<br />
a. De UFR-dekkingsgraad of marktrente dekkingsgraad daalt op weekbasis met meer dan 5% of op 4-weekbasis<br />
met meer dan 10% óf;<br />
b. De marge ten opzichte van het vereist eigen vermogen krimpt tot minder dan 10%.<br />
Tussen de beleggingscommissie en Syntrus Achmea wordt besproken of acties buiten het bestaande beleid aan de orde<br />
zijn. Indien dat naar de opvatting van de beleggingscommissie het geval is, dan legt de beleggingscommissie dit namens<br />
de crisiscommissie voor aan het gehele bestuur. Om de commissie hierbij behulpzaam te zijn, worden aan de hand van de<br />
meest recente gevoeligheidsmatrices van de dekkingsgraad en inschatting van de ontwikkeling van de rente en markten<br />
voorstellen voor aanpassing van het beleid geformuleerd. De fiduciair managers en Syntrus Achmea zijn hierbij<br />
behulpzaam.<br />
c. De beleidsdekkingsgraad raakt onder het niveau van het vereist vermogen.<br />
Als de dekkingsgraad onder de vereiste dekkingsgraad raakt, dan geeft dit op grond van het reglement crisiscommissie<br />
aanleiding voor een gezamenlijke vergadering van het bestuur binnen drie weken na ontstaan van deze situatie. Deze<br />
vergadering kan schriftelijk, telefonisch of fysiek plaatsvinden<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 57 | 89
In de aanloop naar deze extra vergadering zullen in samenwerking tussen de beleggingscommissie, de fiduciair managers<br />
en Syntrus Achmea nadere voorstellen worden geformuleerd. Deze voorstellen zullen gegeven de marktomstandigheden<br />
van dat moment zien op de bescherming van de onderkant, ofwel het verminderen van risico’s. Deze voorstellen kunnen<br />
betrekking hebben op:<br />
• De allocatie naar beleggingscategorieën, een verdere verlaging van de allocatie naar aandelen ten gunste van<br />
vastrentende producten.<br />
• Verhoging van de renteafdekking.<br />
• Het aanbrengen van bescherming op de aandelenportefeuille (kopen van putopties op global equity).<br />
• Verruilen van euro-beleggingen voor niet-euro-beleggingen en omgekeerd.<br />
• Vergroting van het aandeel cash.<br />
• Tijdelijk (verder) verlagen van de valutahedge en omgekeerd.<br />
• Verlaging van de waarde (ongerealiseerd resultaat) van openstaande posities op IRS.<br />
• Verlaging van de allocatie naar illiquide beleggingen.<br />
• De keuze van debiteuren et cetera.<br />
De dynamische strategie heeft overigens in zich dat deze weg deels al mechanisch wordt ingezet.<br />
Indien nodig kan de crisiscommissie het bestuur eerder adviseren en vragen om besluitvorming conform het reglement<br />
crisiscommissie.<br />
e. De beleidsdekkingsgraad nadert het minimaal vereist vermogen.<br />
Als de dekkingsgraad de minimaal vereiste dekkingsgraad nadert, dan dient ook het beleggingsrisico vergaand afgebouwd<br />
te zijn, waarbij uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat beleggingsrisico niet kan worden uitgesloten. Overigens zal hierbij ook de<br />
herstelkracht van het fonds in ogenschouw worden genomen. Voor het overige geldt het bepaalde onder c.<br />
Juridisch kader<br />
De beslissingsbevoegdheid inzake het beleggingsbeleid ligt bij het bestuur.<br />
Groepen die door deze maatregel worden geraakt<br />
• Werkgevers.<br />
• Deelnemers.<br />
• Pensioengerechtigden.<br />
• Gewezen deelnemers.<br />
Effectiviteit maatregel op financiële positie<br />
• Afhankelijk van maatregel<br />
3.3 Lagere toeslagverlening<br />
Het bestuur streeft er naar om de opgebouwde pensioenrechten van alle deelnemers jaarlijks aan te passen aan de hand<br />
van de afgeleide CPI-index voor alle huishoudens. Het pensioenfonds verleent alleen een toeslag indien de<br />
beleidsdekkingsgraad per 1 januari van het boekjaar van het pensioenfonds zich boven de 110% bevindt. De eventueel uit<br />
het vrije vermogen toe te kennen toeslag wordt aan de hand van indexatieregels onder het FTK bepaald.<br />
Hiervoor wordt echter niet gereserveerd en er wordt voor deze toeslagen geen premie in rekening gebracht. De<br />
toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. In een haalbaarheidstoets zal bezien worden elke<br />
toeslagambitie in een slecht weer scenario naar verwachting waargemaakt kan worden.<br />
De hoogte van de toeslagen aan deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen deelnemers vergt een jaarlijks<br />
bestuursbesluit.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 58 | 89
In geval van een crisis kan het toeslaginstrument worden benut. Het achterwege laten van toeslagverlening heeft in<br />
potentie een groot positief effect op de ontwikkeling van de financiële positie. Door de restrictie van het toeslagbestendig<br />
indexeren is dit echter alleen van toepassing als de financiële positie gezond is te noemen. Bij een dekkingsgraad onder<br />
110% vindt immers geen toeslagverlening plaats. Het besluit tot het niet verlenen van een toeslag raakt de deelnemers in<br />
hun koopkracht.<br />
Juridisch kader<br />
De beslissingsbevoegdheid inzake toeslagverlening ligt bij het bestuur op grond van:<br />
• Pensioenreglement <strong>SBZ</strong> 2014 (per 1-1-<strong>2015</strong>): artikel 9.<br />
Groepen die door deze maatregel worden geraakt<br />
• Deelnemers<br />
• Pensioengerechtigden.<br />
• Gewezen deelnemers.<br />
Effectiviteit maatregel op financiële positie<br />
• Laag indien er sprake is van een relatief slechte financiële positie.<br />
• Hoog indien er sprake is van een gezonde financiële positie.<br />
De volgende tabel geeft nog inzicht in de koopkracht bij verschillende inflatiepercentages na 15 jaar.<br />
Tabel 03.1 Koopkracht na 15 jaar<br />
Inflatie per jaar 0% 1% 2% 3%<br />
Met jaarlijkse indexatie<br />
AOW na 15 jaar (gehuwden) 9.786 11.361 13.170 15.246<br />
Gemiddeld pensioen na 15 jaar 14.500 16.834 19.515 22.591<br />
Totaal pensioeninkomen 24.286 28.195 32.685 37.836<br />
Zonder jaarlijkse indexatie<br />
AOW na 15 jaar (gehuwden) 9.786 11.361 13.170 15.246<br />
Gemiddeld pensioen na 15 jaar 14.500 14.500 14.500 14.500<br />
Totaal pensioeninkomen 24.286 25.861 27.670 29.746<br />
Resterende koopkracht na 15 jaar 100% 92% 85% 79%<br />
Uitgaande van een ouderdomspensioenuitkering van € 14.500,- en een volledige AOW uitkering voor gehuwden, kan voor<br />
verschillende aannames van de inflatie het totale inkomen na pensionering worden afgelezen in de tabel. Eerst met een<br />
jaarlijkse indexatie volgens de prijsinflatie door <strong>SBZ</strong>, daarna zonder. Bij een inflatie van 2% per jaar zal een “gemiddelde<br />
pensioengerechtigde” 85% van zijn koopkracht behouden als <strong>SBZ</strong> 15 jaar lang niet kan indexeren.<br />
3.4 Premie verhogen<br />
De feitelijke premie en de toeslagkoopsom worden vastgesteld op basis van actuariële grondslagen. De rekenrente is een<br />
curve welke bepaald is op basis van het verwacht rendement - met afslag in verband met de voorwaardelijke<br />
toeslagverlening - en er wordt gebruik gemaakt van fondsspecifieke sterftekansen. De premie voor het<br />
arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt een percentage van de relevante loonsom, afhankelijk van het salaris en de<br />
mate van aanvulling. De premie voor de premievrije voortzetting van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid<br />
bedraagt 5,5% over de actuariële premies.<br />
Door aanpassing van de grondslagen kan de premie worden verhoogd.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 59 | 89
Juridisch kader<br />
Het bestuur heeft beslissingsbevoegdheid en bepaalt de actuariële grondslagen voor de premie en dus de hoogte van de<br />
premie.<br />
Groepen die door deze maatregel kunnen worden geraakt<br />
• Werkgevers.<br />
• Deelnemers.<br />
Effectiviteit maatregel op herstel<br />
• Gemiddeld (zie tabel).<br />
Tabel 03.2 Premieverhoging<br />
Premieverhoging in %-punten 1% 2% 3% 4% 5%<br />
DG effect na 1 jaar 0,1% 0,2% 0,3% 0,3% 0,4%<br />
DG effect na 3 jaar 0,3% 0,5% 0,8% 1,0% 1,2%<br />
DG effect na 5 jaar 0,4% 0,8% 1,1% 1,5% 1,9%<br />
Als de premie wordt verhoogd met 3%-punt, dan is de dekkingsgraad na drie jaar 0,8%-punt hoger.<br />
Het premie-instrument is de enige maatregel waarbij ook werkgevers aan het herstel van het fonds bijdragen (in de vorm<br />
van een premieverhoging). De premie moet wettelijk gezien kostendekkend zijn. Gegeven een evenwichtige<br />
belangenbehartiging moet de premie daarnaast bijdragen aan herstel in geval van een dekkingstekort. Het bestuur maakt<br />
hier onderscheid in een dekkingsgraad-beschermende maatregel (waarbij de premiedekkingsgraad niet lager mag zijn dan<br />
de dekkingsgraad) en een dekkingsgraad-herstellende maatregel.<br />
3.5 Versoberen van de regeling<br />
De regeling kan worden versoberd tijdens een crisisperiode. <strong>SBZ</strong> onderscheidt de volgende mogelijkheden:<br />
• Verlaging opbouwpercentage.<br />
• Verlaging pensioengrondslag door verhoging franchise.<br />
• Verlaging pensioengrondslag door maximering pensioengevend salaris.<br />
• Nabestaandenpensioen op risicobasis.<br />
• Verhoging van de pensioenleeftijd.<br />
Let op: als de regeling versobert, zal de feitelijke premie in beginsel lager worden vastgesteld. De feitelijke premie is<br />
namelijk gelijk aan de actuariële premie met de door het bestuur vastgestelde grondslagen. Er kan hierdoor uiteraard wel<br />
ruimte ontstaan om bijvoorbeeld de herstelopslag hoger vast te stellen. Hierdoor kan de financiële positie verbeteren.<br />
Deze paragraaf beschrijft de mogelijkheden om de regeling te versoberen.<br />
Verlaging opbouwpercentage<br />
Het opbouwpercentage voor ouderdomspensioen bedraagt in <strong>2015</strong> 1,875% van de pensioengrondslag. Het<br />
partnerpensioen bedraagt voor elk deelnemersjaar 70% van het opbouwpercentage van het ouderdomspensioen. Voor<br />
ieder kind bedraagt het wezenpensioen voor elk deelnemersjaar 14% van het opbouwpercentage van het<br />
ouderdomspensioen. In geval van overlijden van de deelnemer voor de standaard pensioendatum geldt dit voor elk<br />
deelnemersjaar dat de deelnemer verkregen zou hebben als de deelnemer tot de standaard pensioendatum deelnemer<br />
had kunnen blijven en de pensioengrondslag was blijven gelden die het laatst voor de deelnemer van kracht was.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 60 | 89
Juridisch kader<br />
De beslissingsbevoegdheid inzake de verlaging van het opbouwpercentage ligt bij sociale partners op grond van:<br />
• Pensioenreglement <strong>SBZ</strong> 2014 (per 1-1-<strong>2015</strong>): artikel 12, lid 2.<br />
Groepen die door deze maatregel worden geraakt<br />
• Deelnemers (relatief, gezien vooral de hogere inkomens aangezien zij na pensionering een groter deel tweede<br />
pijler pensioen hebben naast hun AOW uitkering).<br />
Effectiviteit maatregel op herstel<br />
• Gemiddeld (zie onderstaande tabel).<br />
Tabel 03.4 Verlaging opbouwpercentage bij een gelijkblijvende premie<br />
Verlaging van opbouwpercentage (1,875%) 1,775% 1,675% 1,575% 1,475%<br />
DG effect na 1 jaar 0,1% 0,3% 0,4% 0,6%<br />
DG effect na 3 jaar 0,4% 0,9% 1,3% 1,7%<br />
DG effect na 5 jaar 0,7% 1,3% 2,0% 2,7%<br />
Als het opbouwpercentage wordt verlaagd van 1,875 % naar 1,775% en de totale premie-inkomsten blijven gelijk door<br />
evenredige verhoging van de herstelopslag, dan is de dekkingsgraad na drie jaar circa 0,4%-punt hoger.<br />
Verlaging pensioengrondslag door verhoging franchise<br />
<strong>SBZ</strong> kent een franchise van € 13.725,- (per 1 januari <strong>2015</strong>) in de regeling. Verhoging van de franchise zou de<br />
pensioengrondslag kunnen verlagen waardoor er minder pensioen wordt opgebouwd. Invoering van een hogere franchise<br />
treft de deelnemers met lagere inkomens harder dan de deelnemers met hogere inkomens.<br />
Verhoging van de franchise leidt tot lagere opbouw en daardoor tot een lagere feitelijke premie. De premiebesparing<br />
bedraagt ongeveer 3,6% bij verhoging van de franchise met € 1.000,-<br />
Juridisch kader<br />
De beslissingsbevoegdheid inzake de verlaging van de pensioengrondslag door verhoging van de franchise ligt bij sociale<br />
partners op grond van:<br />
• Pensioenreglement <strong>SBZ</strong> 2014 (per 1-1-<strong>2015</strong>): Artikel 8, lid 1<br />
Groepen die door deze maatregel worden geraakt<br />
• Deelnemers.<br />
Verhoging van de franchise beïnvloedt de solidariteit tussen hoge en lage inkomens. De lagere inkomens worden meer<br />
getroffen dan de hogere inkomens. Dit is te zien in de voorbeelden in de volgende tabel.<br />
Tabel 03.5 Verandering solidariteit door verhogen franchise<br />
Inkomen € 20.000 € 30.000 € 40.000 € 50.000 € 60.000<br />
1,875% opbouw per jaar in euro's<br />
Huidige franchise € 13.725 118 305 493 680 868<br />
Verhoging franchise met € 1.000 99 286 474 661 849<br />
Verhoging franchise met € 2.000 80 268 455 643 830<br />
Relatieve verlaging opbouw<br />
Huidige franchise € 13.725 0% 0% 0% 0% 0%<br />
Verhoging franchise met € 1.000 -16% -6% -4% -3% -2%<br />
Verhoging franchise met € 2.000 -32% -12% -8% -6% -4%<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 61 | 89
Als de franchise wordt verhoogd met € 1.000,- bouwt een deelnemer met een laag salaris van € 20.000,- 16% minder<br />
pensioen op. Daarentegen zal een deelnemer met een relatief hoog salaris van € 60.000,- slechts 2% minder opbouwen.<br />
Effectiviteit maatregel op herstel<br />
• Gemiddeld.<br />
Als er wordt uitgegaan van een in euro´s gelijkblijvende premie, dan is het indirecte effect van verhogen van de franchise in<br />
de volgende tabel af te lezen. Ook staat in de tabel de premiebesparing die gerealiseerd zou zijn door verhoging van de<br />
franchise.<br />
Tabel 03.6 Verhoging franchise bij gelijkblijvende premie<br />
Verhogen van franchise (€ 13.725) € 14.725 € 15.725<br />
DG effect na 1 jaar 0,1% 0,2%<br />
DG effect na 3 jaar 0,3% 0,5%<br />
DG effect na 5 jaar 0,4% 0,7%<br />
Als de franchise verhoogd wordt met € 1.000,- en de premie-inkomsten blijven constant door de evenredige verhoging van<br />
de herstelopslag, dan is de dekkingsgraad na drie jaar 0,3%-punt hoger. Dit geringe effect op de dekkingsgraad houdt<br />
verband met het feit dat het pensioenfonds bij een hogere dekkingsgraad door het toeslagenbeleid weer toeslag gaat<br />
verlenen, waardoor het effect van de verhoging van de franchise teniet wordt gedaan.<br />
Verlaging pensioengrondslag door verlaging maximum pensioengevend salaris<br />
<strong>SBZ</strong> kent in <strong>2015</strong> een maximum pensioengevend salaris van € 100.000. Verlaging van het maximum pensioengevend<br />
salaris treft enkel de deelnemers met een pensioengevend salaris hoger dan het maximum.<br />
Juridisch kader<br />
De beslissingsbevoegdheid inzake de verlaging van de pensioengrondslag door verlaging van het maximum<br />
pensioengevend salaris ligt bij sociale partners, omdat dit een aanpassing van de pensioenovereenkomst betreft.<br />
Groepen die door deze maatregel worden geraakt<br />
• Deelnemers met een pensioengrondslag groter dan het maximum.<br />
Invoering van een maximum beïnvloedt de solidariteit tussen hoge en lage inkomens. Alleen deelnemers met een inkomen<br />
dat hoger is dan het maximum worden getroffen. Dit is te zien in de voorbeelden in de volgende tabel.<br />
Tabel 03.7 Verandering solidariteit door invoering van een maximum salaris<br />
Inkomen € 20.000 € 30.000 € 40.000 € 50.000 € 60.000<br />
1,875% opbouw per jaar in euro's<br />
Huidig maximum op € 100.000 118 305 493 680 868<br />
Maximum op € 50.000 118 305 493 680 680<br />
Maximum op € 40.000 118 305 493 493 493<br />
Relatieve verlaging opbouw<br />
Huidig maximum op € 100.000 0% 0% 0% 0% 0%<br />
Maximum op € 50.000 0% 0% 0% 0% -22%<br />
Maximum op € 40.000 0% 0% 0% -28% -43%<br />
Als er een maximum salaris wordt ingevoerd van € 50.000,- dan heeft een deelnemer met een salaris van € 60.000,- per<br />
jaar 22% minder pensioenopbouw.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 62 | 89
Effectiviteit maatregel op herstel<br />
• Laag<br />
Nabestaandenpensioen op risicobasis<br />
<strong>SBZ</strong> kent een nabestaandenpensioen dat wordt gefinancierd op kapitaalbasis. Dit betekent dat er gespaard wordt voor<br />
nabestaandenpensioen en dat ook gewezen deelnemers en pensioengerechtigden nog recht hebben op het opgebouwde<br />
nabestaandenpensioen. Op pensioneringdatum bestaat het recht om het opgebouwde nabestaandenpensioen om te ruilen<br />
in ouderdomspensioen (en omgekeerd).<br />
Financiering van het nabestaandenpensioen op risicobasis zou een versobering van de regeling betekenen. Alleen<br />
deelnemers hebben dan nog recht op een verzekerd nabestaandenpensioen. Als ze de sector verlaten of met<br />
ouderdomspensioen gaan, is er geen sprake van opgebouwde rechten.<br />
Een nabestaandenpensioen op risicobasis leidt tot een lagere feitelijke premie. De premiebesparing bedraagt circa 3,5%.<br />
Juridisch kader<br />
De beslissingsbevoegdheid inzake een nabestaandenpensioen op risicobasis ligt bij sociale partners op grond van:<br />
• Pensioenreglement <strong>SBZ</strong> 2014 (per 1-1-<strong>2015</strong>): Artikel 22, <strong>23</strong> en 24.<br />
Groepen die door deze maatregel worden geraakt<br />
• Deelnemers.<br />
Effectiviteit maatregel op herstel<br />
• Laag.<br />
Tabel 03.8 Effect van nabestaandenpensioen op risicobasis<br />
NP op risicobasis<br />
DG effect na 1 jaar 0,4%<br />
DG effect na 3 jaar 1,3%<br />
DG effect na 5 jaar 2,0%<br />
Als het nabestaandenpensioen op risicobasis wordt verzekerd en de premie-inkomsten blijven constant door de<br />
evenredige verhoging van de herstelopslag, dan is de dekkingsgraad na drie jaar 1,3%-punt hoger.<br />
Verhoging van de ouderdomspensioenleeftijd<br />
De ouderdomspensioenleeftijd is op dit moment 67 jaar. Door de hogere levensverwachtingen en de betaalbaarheid van<br />
de AOW is in de belastingwetgeving al sprake van een automatische aanpassing van de AOW leeftijd. Als de opgebouwde<br />
aanspraken ongemoeid blijven, zal de pensioenleeftijd langzaam omhoog opschuiven. Het heeft op korte termijn een<br />
gering effect op de financiële positie.<br />
De premiebesparing van 1 jaar langer werken bedraagt naar schatting 5%.<br />
Juridisch kader<br />
De beslissingsbevoegdheid inzake de verhoging van de ouderdomsleeftijd ligt bij sociale partners op grond van:<br />
• Pensioenreglement <strong>SBZ</strong> 2014 (per 1-1-<strong>2015</strong>): Artikel 1, lid 35.<br />
Groepen die door deze maatregel worden geraakt<br />
• Deelnemers.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 63 | 89
Effectiviteit maatregel op herstel<br />
• Gemiddeld.<br />
De effectiviteit kan vergroot worden als de verhoging van de pensioenleeftijd ook geldt voor de al opgebouwde rechten. Er<br />
is dan eigenlijk sprake van het korten van rechten. Gewezen deelnemers worden dan ook geraakt door deze maatregel.<br />
3.6 Uitkeringen en aanspraken korten<br />
Een pensioenfonds kan de uitkeringen en aanspraken uitsluitend korten als het niet mogelijk is om binnen de hersteltermijn<br />
uit een situatie van dekkingstekort te komen en als alle andere maatregelen zijn ingezet om het herstel te bespoedigen.<br />
Het korten van de uitkeringen en aanspraken is dus een uiterste noodmaatregel en kan alleen ingezet worden om het<br />
benodigde herstel te bereiken.<br />
Het is mogelijk om verschillende kortingspercentages te hanteren voor verschillende groepen. Onderscheid kan gemaakt<br />
worden naar pensioensoorten en belanghebbenden. Het is belangrijk om een goede belangenafweging te maken. Hierin<br />
moeten de al genomen maatregelen en hun effect op herstel worden meegenomen. Opgemerkt wordt dat bij differentiatie<br />
van de kortingspercentages de groepen een verschillend deel van de technische voorziening voor hun rekening nemen. De<br />
verdeling van de technische voorziening naar (oud-)deelnemers was per eind december 2014 gelijk aan:<br />
• Deelnemers 34%.<br />
• Gewezen deelnemers 37%.<br />
• Pensioengerechtigden 29%.<br />
Voor een indicatie van de kans op korten en de hoogte van de korting om tijdig uit een dekkingstekort te geraken verwijst<br />
het bestuur naar de meest recente ALM-studie en haalbaarheidstoets.<br />
Juridisch kader<br />
De beslissingsbevoegdheid inzake het korten van uitkeringen en aanspraken ligt bij het bestuur op grond van:<br />
• Pensioenreglement <strong>SBZ</strong> 2014 (per 1-1-<strong>2015</strong>): Artikel 10.<br />
Groepen die door deze maatregel kunnen worden geraakt<br />
• Deelnemers.<br />
• Gewezen deelnemers.<br />
• Pensioengerechtigden.<br />
Effectiviteit maatregel op herstel<br />
• Hoog.<br />
3.7 Samenvatting<br />
De volgende tabel geeft een overzicht van de mogelijke maatregelen. De laatste kolom geeft per maatregel aan waar de<br />
beslissingsbevoegdheid ligt.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 64 | 89
Tabel 03.9 Samenvatting<br />
Maatregel Belangengroepen Effectiviteit op financiële<br />
positie<br />
Beleggingsbeleid aanpassen allen afhankelijk van<br />
aanpassing<br />
Lagere indexatie gewezen deelnemers laag bij ongezonde<br />
financiële positie<br />
gepensioneerden hoog bij gezonde<br />
financiële positie<br />
Beslissingsbevoegdheid<br />
bestuur<br />
bestuur<br />
Premie verhogen werkgevers gemiddeld bestuur<br />
deelnemers<br />
Versoberen regeling<br />
1. verlagen opbouwpercentage deelnemers gemiddeld sociale partners<br />
2. verhogen franchise deelnemers gemiddeld sociale partners<br />
3. verlagen maximum pensioengrondslag deelnemers gemiddeld sociale partners<br />
4. nabestaandenpensioen op risicobasis deelnemers laag sociale partners<br />
5. verhogen pensioenleeftijd deelnemers gemiddeld sociale partners<br />
Korten van uitkeringen en aanspraken<br />
deelnemers<br />
gewezen deelnemers<br />
gepensioneerden<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 65 | 89
4 : Selectie<br />
Dit hoofdstuk geeft de door het bestuur van <strong>SBZ</strong> gemaakte keuze weer uit de mogelijke maatregelen die in de vorige stap<br />
zijn geïnventariseerd.<br />
4.1 Beleggingsbeleid<br />
Het bestuur zal in een crisissituatie het beleggingsbeleid aanpassen als hier aanleiding toe is.<br />
4.2 Lagere toeslagverlening<br />
Conform het nFTK dient het toeslagbeleid toekomstbestendig te zijn. Dit betekent dat toeslagverlening mogelijk is vanaf<br />
beleidsdekkingsgraad 110%. Het bestuur heeft er voor gekozen om het toeslaginstrument in te zetten in crisissituaties. Het<br />
effect van deze maatregel is hoog en kan ingezet worden zonder toestemming van sociale partners. Gewezen deelnemers<br />
kunnen in de toekomst een lagere pensioenuitkering verwachten. Des te jonger deze gewezen deelnemers zijn, des te<br />
meer tijd ze hebben om hier op te anticiperen. Pensioengerechtigden verliezen direct koopkracht.<br />
4.3 Verhoging premie<br />
Het bestuur stelt de premie vast volgens de richtlijnen in de <strong>ABTN</strong>. Het bestuur moet er altijd voor zorgen dat de premie<br />
kostendekkend is. Daarnaast kan het bestuur in een situatie van dekkingstekort kiezen voor een premie die bijdraagt aan<br />
herstel tot het minimaal vereist vermogen. In dat geval is toestemming van sociale partners noodzakelijk. In een<br />
crisissituatie kan het bestuur in overleg met sociale partners de herstelopslag verhogen. De werkgevers en deelnemers<br />
dragen dan ook bij aan herstel door het verhogen van de inkomsten.<br />
4.4 Versobering regeling<br />
In een crisissituatie zal het bestuur sociale partners adviseren om de regeling tijdelijk te versoberen om zo meer ruimte te<br />
creëren voor een hogere herstelopslag op de premie. Het bestuur zal de sociale partners adviseren om dit te doen door het<br />
opbouwpercentage tijdelijk te verlagen. Hierdoor dragen de deelnemers bij aan herstel uit de crisissituatie.<br />
Het bestuur zal sociale partners adviseren om geen gebruik te maken van de verlaging van de pensioengrondslag door<br />
verhoging van de franchise of door verlaging van het maximum pensioengevend salaris, omdat dit de onderlinge solidariteit<br />
tussen hoge en lage inkomens beïnvloedt.<br />
Het bestuur zal sociale partners daarnaast ook adviseren om de pensioenleeftijd niet tijdelijk te verhogen als hier geen<br />
aanleiding toe is in de wet- en regelgeving. De complexiteit van doorvoering in de administratie en communicatie van de<br />
gevolgen van een tijdelijke verhoging van de pensioenleeftijd is naar mening van het bestuur te groot. Dit zal onder meer<br />
leiden tot hogere uitvoeringskosten.<br />
Om dezelfde reden zal het bestuur ook niet aan sociale partners adviseren om het nabestaandenpensioen op risicobasis te<br />
verzekeren. Bovendien is de effectiviteit van deze maatregel laag.<br />
4.5 Korten uitkeringen en aanspraken<br />
Het bestuur heeft besloten dat het korten van uitkeringen en aanspraken als uiterste noodmaatregel wordt ingezet.<br />
Alvorens tot deze crisismaatregel wordt besloten zal het bestuur de hiervoor genoemde maatregelen zoveel mogelijk willen<br />
inzetten. In geval van korting van uitkeringen en aanspraken zal het bestuur bij de hoogte hiervan rekening houden met de<br />
belangen van de gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en deelnemers. Hierbij zal het bestuur ook de bijdrage in<br />
ogenschouw nemen die deelnemers al hebben geleverd in de hoogte van de premie of de versobering van de regeling en<br />
die de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden al hebben geleverd in de vorm van koopkrachtverlies door gemiste<br />
toeslagen.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 66 | 89
De volgende tabel geeft een overzicht van de maatregelen na selectie.<br />
Tabel 04.1 Maatregelen na selectie<br />
Maatregel Belangengroepen Effectiviteit op financiële<br />
positie<br />
Beleggingsbeleid aanpassen allen afhankelijk van<br />
aanpassing<br />
Lagere indexatie gewezen deelnemers laag bij ongezonde<br />
financiële positie<br />
gepensioneerden hoog bij gezonde<br />
financiële positie<br />
Beslissingsbevoegdheid<br />
bestuur<br />
bestuur<br />
Premie verhogen werkgevers gemiddeld bestuur<br />
deelnemers<br />
Versoberen regeling<br />
1. verlagen opbouwpercentage deelnemers gemiddeld sociale partners<br />
2. verhogen franchise deelnemers gemiddeld sociale partners<br />
3. verlagen maximum pensioengrondslag deelnemers gemiddeld sociale partners<br />
4. nabestaandenpensioen op risicobasis deelnemers laag sociale partners<br />
5. verhogen pensioenleeftijd deelnemers gemiddeld sociale partners<br />
Korten van uitkeringen en aanspraken<br />
deelnemers<br />
gewezen deelnemers<br />
gepensioneerden<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 67 | 89
5 : Prioritering<br />
Het bestuur van <strong>SBZ</strong> beschrijft in dit hoofdstuk de prioritering is van de geselecteerde maatregelen. Tevens laat het per<br />
maatregel het effect op het herstelplan zien en het effect van het gehele pakket aan maatregelen.<br />
Het bestuur streeft naar een evenwichtige belangenbehartiging van alle belanghebbenden. Bij de prioritering heeft het<br />
bestuur de volgende uitgangspunten gehanteerd in het kader van deze evenwichtige belangenbehartiging:<br />
• Alle vier groepen belanghebbenden (deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers)<br />
dragen bij aan het herstel.<br />
• De lasten worden zo veel mogelijk gelijk verdeeld over de jongeren en ouderen binnen het fonds.<br />
Het bestuur beseft daarbij dat de inschatting van de bijdragen van de vier groepen (deelnemers, gewezen deelnemers,<br />
pensioengerechtigden en werkgevers) lastig te maken is. Op totaalniveau is dit uiteraard wel te bepalen, op individueel<br />
niveau én in tijdsvolgorde is dit niet altijd goed mogelijk. Desondanks hanteert het bestuur wel het uitgangspunt dat alle vier<br />
groepen belanghebbenden bijdragen aan het herstel.<br />
Wijze van rekening houden met evenwichtige belangenbehartiging<br />
• Alle deelnemers krijgen te maken met het effect van een verslechtering van de financiële positie doordat<br />
toeslagverlening achterwege blijft. Dit beïnvloedt hun koopkracht in de loop van de tijd negatief. Gepensioneerden<br />
merken dit vanwege de ingegane uitkering welke niet geïndexeerd wordt als eerste.<br />
• Uitgaande van evenwichtige belangenafweging moeten werkgevers en actieve deelnemers zorg dragen voor een<br />
kostendekkende premie en kan gekozen worden voor een premie die bijdraagt aan herstel bij dekkingstekort. Een<br />
hogere premie in de vorm van een herstelopslag is daadwerkelijk een bijdrage van werkgevers en actieve<br />
deelnemers. Dit beïnvloedt de koopkracht voor actieve deelnemers negatief en zorgt voor een stijging van de<br />
loonkosten voor de werkgevers.<br />
• Versobering van de regeling raakt alleen actieve deelnemers. Dit beïnvloedt hun pensioenuitkering in de<br />
toekomst. Versobering om de premie kostendekkend te maken of te voldoen aan de eis tot bijdragen aan herstel<br />
is een noodzakelijke maatregel. Een versobering om herstel te bespoedigen wordt gezien als een extra bijdrage<br />
van de actieve deelnemers.<br />
• Als het nodig is om te korten, zal het bestuur alle bovenstaande inspanningen meenemen om tot een zo eerlijk<br />
mogelijke verdeling van de korting van aanspraken en uitkeringen te komen tussen de verschillende<br />
belanghebbenden.<br />
Hieronder worden de scenario’s geschetst waarin het fonds in crisissituatie verkeert.<br />
5.1 De UFR of marktrente dekkingsgraad daalt op weekbasis met meer dan 5% of op 4-weekbasis met meer dan<br />
10%.<br />
Het bestuur zal het beleggingsbeleid aanpassen als hier aanleiding toe is.<br />
5.2 De marge ten opzichte van het vereist vermogen krimpt tot minder dan 10%<br />
Het bestuur zal het beleggingsbeleid aanpassen als hier aanleiding toe is.<br />
5.3 De beleidsdekkingsgraad raakt onder het niveau van het vereist vermogen<br />
Het bestuur zal het beleggingsbeleid aanpassen als hier aanleiding toe is. Daarnaast zal het bestuur een herstelplan<br />
opstellen.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 68 | 89
5.4 Herstel binnen de gestelde termijn is niet meer mogelijk zonder aanvullende maatregelen<br />
Het bestuur zal het beleggingsbeleid aanpassen als hier aanleiding toe is.<br />
Indien de dekkingsgraad lager is dan 110% worden geen toeslagen meer verleend.<br />
Het bestuur zal een tijdelijke verhoging van de herstelopslag overwegen, bijvoorbeeld in de vorm van een premie die<br />
bijdraagt aan herstel.<br />
Indien de herstelopslag niet voldoende hoog kan worden vastgesteld om herstel te halen, zal het bestuur sociale partners<br />
vragen om de regeling tijdelijk te versoberen..<br />
Als herstel dan nog niet gehaald kan worden, zal het bestuur besluiten tot korten van de opgebouwde aanspraken en<br />
uitkeringen. Deze korting kan uitgesmeerd worden over maximaal 12 jaar (12 jaar in <strong>2015</strong>, 11 jaar in 2016, 10 jaar in de<br />
jaren daarna). Het bestuur kan besluiten gedifferentieerd te korten (afhankelijk van de bijdrage die de verschillende<br />
belanghebbenden al hebben gedaan), maar zal in beginsel alle belanghebbenden evenredig korten. De doorgevoerde<br />
korting is in beginsel alleen voor het eerste jaar onvoorwaardelijk. Voor de jaren daarna is de ontwikkeling van de<br />
financiële positie van belang.<br />
5.5 De beleidsdekkingsgraad nadert het minimaal vereist vermogen<br />
Het bestuur zal het beleggingsbeleid aanpassen als hier aanleiding toe is. Indien de dekkingsgraad lager is dan 110%<br />
worden geen toeslagen meer verleend.<br />
5.6 De beleidsdekkingsgraad raakt onder het niveau van het minimaal vereist vermogen<br />
Het bestuur zal het beleggingsbeleid aanpassen als hier aanleiding toe is. Omdat de dekkingsgraad lager is dan 110%<br />
worden geen toeslagen meer verleend..<br />
5.7 a. De beleidsdekkingsgraad dreigt vijf jaar onder het niveau van het minimaal vereist vermogen te blijven.<br />
Het bestuur zal het beleggingsbeleid aanpassen als hier aanleiding toe is. Omdat de dekkingsgraad lager is dan 110%<br />
worden geen toeslagen meer verleend. Het bestuur zal vragen om een tijdelijke verhoging van de herstelopslag. Indien de<br />
herstelopslag niet voldoende hoog kan worden vastgesteld om herstel te halen, zal het bestuur de sociale partners vragen<br />
om de regeling tijdelijk te versoberen. Het bestuur zal sociale partners adviseren om het opbouwpercentage tijdelijk te<br />
verlagen. Als de beleidsdekkingsgraad na vijf jaar als nog niet boven de minimaal vereiste dekkingsgraad uit komt, zal het<br />
bestuur besluiten tot korten van de opgebouwde aanspraken en uitkeringen tot het niveau van de minimaal vereiste<br />
dekkingsgraad. Deze korting kan uitgesmeerd worden over maximaal 12 jaar (12 jaar in <strong>2015</strong>, 11 jaar in 2016, 10 jaar in de<br />
jaren daarna) en is onvoorwaardelijk. Het bestuur kan besluiten gedifferentieerd te korten (afhankelijk van de bijdrage die<br />
de verschillende belanghebbenden al hebben gedaan), maar zal in beginsel alle belanghebbenden evenredig korten.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 69 | 89
6 : Afronding<br />
Dit hoofdstuk geeft antwoord op de negen vragen en is feitelijk “Het financieel crisisplan”.<br />
6.1 Wanneer is er sprake van een crisis?<br />
Het bestuur onderscheidt de volgende crisissituaties:<br />
a. De marktwaarde - of UFR dekkingsgraad daalt op weekbasis met meer dan 5% of op 4-weekbasis met meer dan<br />
10%.<br />
b. De marge ten opzichte van het vereist vermogen krimpt tot minder dan 10%.<br />
c. De beleidsdekkingsgraad raakt onder het niveau van het vereist vermogen.<br />
d. Herstel binnen de gestelde termijn is niet meer mogelijk zonder aanvullende maatregelen.<br />
e. De beleidsdekkingsgraad nadert het minimaal vereist vermogen.<br />
f. De beleidsdekkingsgraad raakt onder het niveau van het minimaal vereist vermogen.<br />
g. De beleidsdekkingsgraad dreigt vijf jaar onder het niveau van het minimaal vereist eigen vermogen te blijven.<br />
6.2 Bij welke dekkingsgraad kan <strong>SBZ</strong> er zonder korten niet meer uitkomen?<br />
De volgende tabel geeft de kritische dekkingsgraden bij verschillende standen van de lange rente en het overrendement.<br />
Tabel 06.1 Kritische dekkingsgraad (maatstaf vereiste dekkingsgraad)<br />
Verwachte rente<br />
1% 2% 3% 4% 5%<br />
Verwacht overrendement<br />
1% * 104,3% 96,9% 92,1% 88,9%<br />
2% 103,0% 93,3% 87,1% 83,1% 80,6%<br />
3% 91,8% 83,5% 78,3% 75,1% 73,3%<br />
4% 81,9% 74,8% 70,5% 68,0% 66,7%<br />
5% 73,1% 67,1% 63,6% 61,6% 60,8%<br />
Tabel 06.2 Kritische dekkingsgraad (maatstaf minimum vereiste dekkingsgraad)<br />
Verwachte rente<br />
1% 2% 3% 4% 5%<br />
Verwacht overrendement<br />
1% 104,1% 100,2% 97,6% 95,8% 94,5%<br />
2% 99,6% 96,0% 93,5% 91,9% 90,8%<br />
3% 95,3% 91,9% 89,7% 88,2% 87,2%<br />
4% 91,3% 88,1% 86,0% 84,7% 83,8%<br />
5% 87,4% 84,4% 82,5% 81,3% 80,6%<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 70 | 89
6.3 Welke maatregelen staan ter beschikking?<br />
De volgende tabel alle mogelijke crisismaatregelen weer. In beginsel zullen de maatregelen tijdelijk worden ingezet.<br />
Tabel 06.2 Beschikbare maatregelen<br />
Maatregel Belangengroepen Effectiviteit op financiële<br />
positie<br />
Beleggingsbeleid aanpassen allen afhankelijk van<br />
aanpassing<br />
Lagere indexatie gewezen deelnemers laag bij ongezonde<br />
financiële positie<br />
gepensioneerden hoog bij gezonde<br />
financiële positie<br />
Beslissingsbevoegdheid<br />
bestuur<br />
bestuur<br />
Premie verhogen werkgevers gemiddeld bestuur<br />
deelnemers<br />
Versoberen regeling<br />
1. verlagen opbouwpercentage deelnemers gemiddeld sociale partners<br />
2. verhogen franchise deelnemers gemiddeld sociale partners<br />
3. verlagen maximum pensioengrondslag deelnemers gemiddeld sociale partners<br />
4. nabestaandenpensioen op risicobasis deelnemers laag sociale partners<br />
5. verhogen pensioenleeftijd deelnemers gemiddeld sociale partners<br />
Korten van uitkeringen en aanspraken<br />
deelnemers<br />
gewezen deelnemers<br />
gepensioneerden<br />
6.4 Hoe realistisch is de inzet van die maatregelen?<br />
Het aanpassen van het beleggingsbeleid is zeer goed mogelijk. Dit geldt ook voor het verlagen van de toeslagen voor<br />
pensioengerechtigden en gewezen deelnemers. Dit is immers staand beleid en volledig de bevoegdheid van het bestuur.<br />
Verhoging van de premie is afhankelijk van de omstandigheden in de branche en het draagvlak voor premieverhoging bij<br />
de sociale partners. Dit geldt eveneens voor het versoberen van de regelingen door middel van verlaging van het<br />
opbouwpercentage.<br />
Het bestuur acht versobering van de regeling door middel van verhogen van de franchise, het verlagen van het maximum<br />
van de pensioengrondslag, het wijzigen van het nabestaandenpensioen op spaarbasis naar risicobasis, of het verhogen<br />
van de pensioenleeftijd op tijdelijke basis niet realistisch, gezien veranderingen in de solidariteit of de complexe gevolgen<br />
voor administratie en communicatie.<br />
Het bestuur heeft tot slot de bevoegdheid om de uitkeringen en aanspraken te korten, en acht dit een realistische<br />
noodmaatregel.<br />
6.5 Wat is het financiële effect van de maatregelen?<br />
Een indicatie van de effecten staat in de tabel met een overzicht van de beschikbare maatregelen. Voor een nadere<br />
indicatie wordt verwezen naar de uitkomsten in hoofdstuk 3. Alle maatregelen en financiële effecten zullen door het bestuur<br />
worden afgewogen in de brede maatschappelijk context op het moment van de crisis.<br />
Het bestuur heeft besloten tot de volgende prioritering:<br />
a. Als de marktwaarde - of UFR dekkingsgraad op weekbasis met meer dan 5% daalt of op 4-weekbasis met meer<br />
dan 10%, dan zal het bestuur het beleggingsbeleid aan passen als hier aanleiding toe is.<br />
b. Als de marge ten opzichte van het vereist vermogen krimpt tot minder dan 10%, dan zal het bestuur het<br />
beleggingsbeleid aanpassen als hier aanleiding toe is.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 71 | 89
c. Als de UFR dekkingsgraad onder het niveau van het vereist eigen vermogen raakt, zal het bestuur het<br />
beleggingsbeleid aanpassen als hier aanleiding toe is. . Indien de dekkingsgraad lager is dan 110% worden geen<br />
toeslagen meer verleend. Daarnaast zal het bestuur een herstelplan opstellen.<br />
d. Als herstel binnen de gestelde termijn niet meer mogelijk is zonder aanvullende maatregelen, zal het bestuur:<br />
• Een tijdelijke verhoging van de herstelopslag doorvoeren.<br />
• Sociale partners vragen om de regeling tijdelijk te versoberen, als de herstelopslag niet voldoende hoog kan<br />
worden vastgesteld om herstel te halen. Het bestuur zal eerst adviseren om de onvoorwaardelijke toeslag<br />
tijdelijk te verlagen. Indien dit niet voldoende is, zal het bestuur de sociale partners adviseren om het<br />
opbouwpercentage tijdelijk te verlagen.<br />
• Besluiten tot korten van de opgebouwde aanspraken en uitkeringen indien herstel als nog niet gehaald kan<br />
worden. Deze korting kan uitgesmeerd worden over maximaal 12 jaar (12 jaar in <strong>2015</strong>, 11 jaar in 2016, 10<br />
jaar in de jaren daarna). Het bestuur kan besluiten gedifferentieerd te korten (afhankelijk van de bijdrage die<br />
de verschillende belanghebbenden al hebben gedaan), maar zal in beginsel alle belanghebbenden evenredig<br />
korten. De doorgevoerde korting is in beginsel alleen voor het eerste jaar onvoorwaardelijk. Voor de jaren<br />
daarna is de ontwikkeling van de financiële positie van belang.<br />
e. Als de beleidsdekkingsgraad het minimaal vereist vermogen nadert, zal het bestuur het beleggingsbeleid verder<br />
aanpassen als hier aanleiding toe is. Omdat de dekkingsgraad lager is dan 110% worden geen toeslagen meer<br />
verleend.<br />
f. Als de beleidsdekkingsgraad onder het niveau van het minimaal vereist vermogen raakt, zal het bestuur:<br />
• Het beleggingsbeleid aanpassen als daar aanleiding toe is.<br />
g. Als herstel tot het niveau van het minimaal vereist vermogen niet binnen vijf jaar mogelijk is zonder aanvullende<br />
maatregelen of korten, zal het bestuur:<br />
• Een tijdelijke verhoging van de herstelopslag doorvoeren.<br />
• De sociale partners vragen om de regeling tijdelijk te versoberen, als de herstelopslag niet voldoende hoog<br />
kan worden vastgesteld om herstel te halen. Het bestuur zal eerst adviseren om de onvoorwaardelijke<br />
toeslag tijdelijk te verlagen. Indien dit niet voldoende is, zal het bestuur de sociale partners adviseren om het<br />
opbouwpercentage tijdelijk te verlagen.<br />
• Na vijf jaar besluiten tot korten van de aanspraken en uitkeringen, indien herstel met voorgaande<br />
maatregelen niet gehaald is. Deze korting kan uitgesmeerd worden over maximaal 12 jaar (12 jaar in <strong>2015</strong>,<br />
11 jaar in 2016, 10 jaar in de jaren daarna) en is onvoorwaardelijk. Het bestuur kan besluiten gedifferentieerd<br />
te korten. Dit besluit is afhankelijk van de bijdrage die de verschillende belanghebbenden al hebben gedaan.<br />
De tabel met kritische dekkingsgraden is afhankelijk van de maatregelen die het bestuur kan nemen.<br />
6.6 Op welke wijze wordt rekening gehouden met evenwichtige belangenafweging?<br />
Het bestuur streeft naar een evenwichtige belangenbehartiging van alle belanghebbenden. Bij de prioritering heeft het<br />
bestuur de volgende uitgangspunten gehanteerd in het kader van deze evenwichtige belangenbehartiging:<br />
• Alle vier groepen belanghebbenden (deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers)<br />
dragen bij aan het herstel.<br />
• De lasten worden zo veel mogelijk gelijk verdeeld over de jongeren en ouderen binnen het fonds.<br />
Het bestuur beseft daarbij dat de inschatting van de bijdragen van de vier groepen (deelnemers, gewezen deelnemers,<br />
pensioengerechtigden en werkgevers) lastig te maken is. Op totaalniveau is dit uiteraard wel te bepalen, op individueel<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 72 | 89
niveau én in tijdsvolgorde is dit niet altijd goed mogelijk. Desondanks hanteert het bestuur wel het uitgangspunt dat alle vier<br />
groepen belanghebbenden bijdragen aan het herstel. Onderstaand zijn de belangrijkste overwegingen gegeven.<br />
• Alle deelnemers krijgen te maken met het effect van een verslechtering van de financiële positie doordat<br />
toeslagverlening achterwege blijft. Dit beïnvloedt hun koopkracht in de loop van de tijd negatief. Gepensioneerden<br />
merken dit vanwege de ingegane uitkering welke niet geïndexeerd wordt als eerste.<br />
• Aanvullend wordt een bijdrage aan werkgevers en deelnemers gevraagd door de premie te verhogen. Dit<br />
beïnvloedt de koopkracht voor deelnemers negatief en zorgt voor een stijging van de loonkosten voor de<br />
werkgevers.<br />
• Daarna zullen de deelnemers bijdragen in de vorm van versobering van de regeling in de vorm van een lagere<br />
pensioenopbouw of een lagere onvoorwaardelijke indexering. Dit beïnvloedt hun pensioenuitkering in de<br />
toekomst.<br />
• Als het nodig is om te korten, zal het bestuur alle bovenstaande inspanningen meenemen om tot een zo eerlijk<br />
mogelijke verdeling van de korting van aanspraken en uitkeringen te komen tussen de verschillende<br />
belanghebbenden. Daarnaast zal het bestuur hierbij in overweging nemen hoe de tekorten zijn ontstaan.<br />
6.7 Hoe en wanneer wordt met de belanghebbende gecommuniceerd in een crisissituatie?<br />
Communicatie in proces bestuurlijk totstandkoming<br />
Het bestuur heeft de voormalige deelnemersraad om advies gevraagd vóór vaststelling van de <strong>ABTN</strong> per 1 januari 2012 en<br />
vóór vaststelling van het financieel crisisplan. De voormalige deelnemersraad heeft het bestuur hierover positief<br />
geadviseerd. Na vaststelling van de <strong>ABTN</strong> en het financieel crisisplan, is het financieel crisisplan opgenomen als bijlage 3<br />
van de <strong>ABTN</strong>.<br />
DNB wordt geïnformeerd over de <strong>ABTN</strong> <strong>2015</strong>, inclusief financieel crisisplan, door deze toe te sturen. Jaarlijks wordt de<br />
geactualiseerde <strong>ABTN</strong> achteraf besproken met het verantwoordingsorgaan.<br />
Communicatie over bestaan en inhoud financieel crisisplan<br />
Over de inhoud van dit financieel crisisplan is op verschillende wijzen gecommuniceerd richting verschillende partijen:<br />
• De meest recente <strong>ABTN</strong> is beschikbaar via de website. Het financieel crisisplan maakt hier onderdeel van uit<br />
(bijlage 3).<br />
• Op de website zal een tekst worden opgenomen met een vereenvoudigde versie van het financieel crisisplan.<br />
Hierin komen vragen aan bod als ‘wat is een financieel crisisplan’, ‘wat is het verschil met een herstelplan’,<br />
‘wanneer is sprake van een crisis’, ‘welke maatregelen kan een pensioenfonds nemen en hoe zien die eruit’, ‘hoe<br />
komt de keuze voor een maatregel tot stand en welke volgorde geldt daarbij’ en ‘hoe blijf ik op de hoogte tijdens<br />
een crisis’.<br />
• De inhoud van het financieel crisisplan heeft het bestuur schriftelijk gedeeld met sociale partners (juni <strong>2015</strong>).<br />
Communicatie in geval van een crisissituatie<br />
Ten aanzien van communicatie in een crisissituatie geldt het volgende:<br />
• Indien communicatie in geval van een crisissituatie gewenst/noodzakelijk is, valt dit onder de reguliere<br />
communicatieactiviteiten zoals opgenomen in het communicatiejaarplan.<br />
• De dekkingsgraad publiceert <strong>SBZ</strong> maandelijks op de website. Indien opportuun, wordt in deze maandelijkse<br />
berichtgeving aandacht besteed aan genomen of te nemen crisismaatregelen. Deze informatie is beschikbaar<br />
voor iedere bezoeker van de website en daarmee voor iedere betrokkene en geïnteresseerde.<br />
Het bestuur kan in een crisissituatie diverse maatregelen treffen. Als hiervoor wordt gekozen wordt over deze<br />
maatregelen als volgt gecommuniceerd:<br />
• Aanpassing van het beleggingsbeleid communiceert het bestuur in beginsel via de website (maandelijks bericht<br />
dekkingsgraad) en zo mogelijk schriftelijk (via de pensioenkrant). Deze informatie is beschikbaar voor iedere<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 73 | 89
ezoeker van de website en daarmee voor iedere betrokkene en geïnteresseerde. Over aanpassingen van het<br />
beleggingsbeleid door het bestuur wordt verantwoording afgelegd aan het verantwoordingsorgaan.<br />
• Als sprake is van verhoging van de premie of versobering van de regeling, zal het bestuur actief en schriftelijk de<br />
deelnemers en werkgevers vooraf informeren. Dergelijke aanpassingen door het bestuur worden (vooraf)<br />
afgestemd met sociale partners.<br />
• In geval van communicatie rondom het korten van aanspraken en uitkeringen zal het bestuur actief en schriftelijk<br />
de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers vooraf informeren, waarbij de wettelijke eisen in<br />
acht worden genomen. In geval van een besluit tot korten van aanspraken en uitkeringen door het bestuur wordt<br />
verantwoording afgelegd aan het verantwoordingsorgaan.<br />
• Met betrekking tot de toeslagenstaffel (indexatie) voor pensioengerechtigden en gewezen deelnemers wordt al<br />
regulier (schriftelijk richting betrokkenen) gecommuniceerd volgens de voorschriften en via de website. Inzake<br />
toeslagverlening wordt verantwoording afgelegd aan het verantwoordingsorgaan.<br />
6.8 Hoe werkt het besluitvormingsproces?<br />
Als er een crisissituatie ontstaat, treedt het reglement crisiscommissie in werking. De commissie informeert binnen 24 uur<br />
na inwerkingtreding van dit reglement het bestuur en de voorzitter van het verantwoordingsorgaan dat het reglement in<br />
werking is getreden.<br />
De crisiscommissie legt standaard na iedere vergadering verantwoording af aan het bestuur. De notulen van de<br />
vergadering worden binnen een week beschikbaar gesteld aan het bestuur en de voorzitter van het<br />
verantwoordingsorgaan. De adviezen- en actielijst van iedere vergadering wordt binnen 24 uur na de vergadering<br />
schriftelijk beschikbaar gesteld aan het bestuur en de voorzitter van het verantwoordingsorgaan.<br />
De commissie adviseert het bestuur over de mogelijk op korte termijn te nemen (nood)maatregelen als beschreven in dit<br />
plan. Het bestuur dient, nadat zij de door de commissie is geadviseerd, uiterlijk binnen 24 uur te besluiten bij volstrekte<br />
meerderheid of zij het advies van de commissie opvolgt. Door het bestuur wordt bepaald op welke wijze op advies van de<br />
commissie genomen besluiten worden doorgeleid naar het verantwoordingsorgaan ter advisering, conform hetgeen is<br />
vastgelegd in de statuten en het reglement van het verantwoordingsorgaan.<br />
Voor verdere details verwijzen wij u graag naar het reglement crisiscommissie.<br />
Versobering van de regeling kan alleen worden besloten door de sociale partners. Het bestuur zal de sociale partners<br />
vragen om besluitvorming en hierover adviseren.<br />
6.9 Hoe wordt de jaarlijkse toetsing van het financieel crisisplan vormgegeven?<br />
Jaarlijks zal het bestuur het financieel crisisplan als bijlage bij de <strong>ABTN</strong> evalueren en zo nodig aanpassen.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 74 | 89
Bijlage 4.<br />
Transparantiedocument<br />
TRANSPARANTIEDOCUMENT<br />
Een beschrijving van hoe Stichting<br />
Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars de<br />
organisatie van het fonds heeft ingericht.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 75 | 89
Voorwoord<br />
In dit document beschrijft het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars (<strong>SBZ</strong>) hoe zij de<br />
organisatie van het fonds heeft ingericht. De formele vastlegging van taken, verantwoordelijkheden en samenstelling van<br />
de organen van het fonds staan in de statuten van het fonds en in de reglementen van de door het bestuur ingestelde<br />
organen.<br />
Dit transparantiedocument is door het bestuur van het fonds vastgesteld in de vergadering van 6 oktober 2014, en is<br />
gepubliceerd op de website van het fonds: www.sbzpensioen.nl.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 76 | 89
Inhoud<br />
Voorwoord 76<br />
1. Algemeen 78<br />
2. De besturing van het pensioenfonds 79<br />
2.1 Bestuur 79<br />
2.2 Commissies 80<br />
2.3 Geschiktheid 80<br />
2.4 Nevenactiviteiten van het pensioenfonds 80<br />
2.5 Verantwoording inzake het beleggingsbeleid 81<br />
2.6 Transparantie, openheid en communicatie 81<br />
2.7 Evaluatie functioneren 81<br />
2.8 Contractpartijen 81<br />
3. Verantwoording 83<br />
3.1 Verantwoordingsorgaan 83<br />
3.2 Bevoegdheid 83<br />
3.3 Werkwijze 83<br />
3.4 Rapportage 83<br />
4. Intern toezicht 84<br />
4.1 Inrichting intern toezicht 84<br />
5. Klachten- en geschillenprocedure 85<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 77 | 89
1. Algemeen<br />
<strong>SBZ</strong> is het pensioenfonds voor de zorgverzekeringssector en daaraan verwante organisaties. <strong>SBZ</strong> is een vrijwillig<br />
bedrijfstakpensioenfonds.<br />
Het pensioenfonds heeft als doel om pensioenen te verlenen aan deelnemers, gewezen deelnemers en nabestaanden.<br />
Dat doet het pensioenfonds door premies te innen en pensioengelden te beleggen en te beheren. Het pensioenfonds werkt<br />
op basis van pensioenreglementen. Het pensioenfonds keert uit bij ouderdom, overlijden en arbeidsongeschiktheid. Ook<br />
zorgt het pensioenfonds voor een goede voorlichting over de pensioenregelingen.<br />
In onderliggend document is vastgelegd hoe het bestuur de besluitvorming, de verantwoording en het intern toezicht heeft<br />
ingericht. Daarbij is gehandeld binnen het kader van de Pensioenwet en de Code Pensioenfondsen.<br />
Organogram<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 78 | 89
2. De besturing van het pensioenfonds<br />
Het bestuur stelt zich bij het uitoefenen van zijn bestuurstaak onafhankelijk op. Bij de vormgeving van het beleid richt het<br />
bestuur zich naar de belangen van de bij het fonds betrokkenen. Dit zijn de deelnemers, gewezen deelnemers,<br />
pensioengerechtigden, werkgevers en overige belanghebbenden. Het bestuur beoogt dat de genoemde groepen zich op<br />
evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Het bestuur zorgt er daarnaast voor dat de bestuursleden te allen<br />
tijde geschikt zijn om <strong>SBZ</strong> adequaat te kunnen besturen.<br />
2.1 Bestuur<br />
Het bestuur van <strong>SBZ</strong> is verantwoordelijk voor de uitvoering van de pensioenregeling. Dit houdt in dat zij verantwoordelijk is<br />
voor alle activiteiten van het fonds, waaronder de administratie, communicatie en het beheer van de pensioengelden.<br />
Aantal<br />
Het bestuur bestaat uit elf leden:<br />
- Er is één onafhankelijke voorzitter.<br />
- Het aantal uitvoerende bestuurders is vastgesteld op twee onafhankelijke bestuurders.<br />
- Het aantal niet uitvoerende bestuurders is per 1 juli 2014 vastgesteld op acht bestuursleden. Van de acht niet<br />
uitvoerende bestuurders worden:<br />
o vier leden voorgedragen door Zorgverzekeraars Nederland;<br />
o drie leden voorgedragen door de bij de CAO Zorgverzekeraars betrokken vakorganisaties (FNV, CNV,<br />
De Unie);<br />
o één lid voorgedragen door de gekozen vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden in het<br />
verantwoordingsorgaan. In afwijking hiervan zijn voor de bestuurszetel namens pensioengerechtigden<br />
begin 2014 eenmalig verkiezingen gehouden l.<br />
Benoeming, schorsing en ontslag van bestuursleden en geschiktheid<br />
Het bestuur heeft in de statuten vastgelegd langs welke procedure bestuursleden kunnen worden benoemd, geschorst of<br />
ontslagen. Bij de voordracht en de benoeming zijn diversiteit in de samenstelling naar leeftijd en geslacht en<br />
complementariteit in geschiktheid belangrijke uitgangspunten. Bestuursleden worden voor de duur van vier jaar benoemd,<br />
tenzij het bestuur anders besluit. De niet uitvoerend bestuurders zijn, op het lid namens pensioengerechtigden na,<br />
benoemd in de termijn die gold op 1 juli 2014. Alle bestuursleden treden af volgens een door het bestuur opgesteld rooster.<br />
De aftredende leden zijn onmiddellijk herbenoembaar voor één termijn van vier jaar. Indien het bestuur van oordeel is dat<br />
zwaarwegende belangen aanwezig zijn, kan het bestuur hiervan afwijken.<br />
Onafhankelijk en integer<br />
De taken en bevoegdheden van het bestuur zijn bepaald in de statuten van het fonds. Het bestuur stelt zich bij het<br />
uitoefenen van haar taak onafhankelijk op en zorgt dat het fonds uitsluitend handelt ten behoeve van al haar<br />
belanghebbenden. Het bestuur inventariseert daartoe jaarlijks de (neven)functies van de bestuurs- en commissieleden.<br />
Hierover wordt gerapporteerd in het jaarverslag van het fonds dat ook op de website wordt geplaatst. Tevens<br />
hebbenbestuursleden en leden van het verantwoordingsorgaan een gedragscode ondertekend. Doel van deze<br />
gedragscode is het geven van regels en richtlijnen voor bestuursleden ter voorkoming van conflicten tussen belangen van<br />
het fonds en de privé-belangen van betrokkenen, alsmede ter voorkoming van het gebruiken van vertrouwelijke informatie<br />
van het fonds voor privé-doeleinden. Het uitgangspunt daarbij is om transparantie te bevorderen en ervoor te zorgen dat<br />
alle betrokkenen, ook voor hun eigen bescherming, duidelijk weten wat wel en wat niet geoorloofd is.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 79 | 89
De gedragscode draagt mede bij tot het integer functioneren van het fonds ten behoeve van al diegenen die bij het fonds<br />
belang hebben en tot het waarborgen van de goede naam en reputatie van het fonds als marktpartij.<br />
2.2 Commissies<br />
Om zijn werkzaamheden optimaal te kunnen uitvoeren heeft het bestuur commissies ingesteld die onder meer tot taak<br />
hebben besluiten die het bestuur moet nemen voor te bereiden. Zij kunnen ook toezien op de uitvoering van door het<br />
bestuur genomen besluiten. Het bestuur kan besluiten dat externe deskundigen deel uit maken van een commissie.<br />
Het bestuur heeft twee (vaste) bestuurlijke commissies ingesteld:<br />
• Een beleggingscommissie (met name ten behoeve van de monitoring van de uitvoering van het<br />
beleggingsbeleid).<br />
• Een audit- en compliancecommissie (met name ten behoeve van de monitoring van de pensioenuitvoering en<br />
jaarverslaglegging, compliance en risicobeheersing).<br />
Naast deze vaste commissies kan het bestuur ook ad hoc commissies instellen. Eén daarvan is een crisiscommissie.<br />
Wanneer sprake is van een crisis is vastgelegd in een financieel crisisplan. De wijze waarop in geval van een crisis wordt<br />
gehandeld is vastgelegd in het reglement crisiscommissie. Tevens kent het fonds een verkiezingscommissie die wordt<br />
belast met de organisatie van de verkiezingen voor pensioengerechtigden in het verantwoordingsorgaan (en in 2014<br />
eenmalig in het bestuur).<br />
Om te komen tot een grotere mate van professionaliteit en efficiency heeft het bestuur voor iedere commissie een<br />
reglement vastgesteld. In die reglementen zijn werkwijze, samenstelling van de commissie, alsmede taken en<br />
bevoegdheden vastgelegd.<br />
2.3 Geschiktheid<br />
Aandachtspunt van het bestuur is het kwalitatief goed functioneren als bestuur. Het bestuur heeft hiertoe een<br />
geschiktheidsplan opgesteld. Dat plan voorziet erin dat het bestuur als collectief en de bestuursleden individueel voldoen<br />
aan de wettelijk gestelde eisen ten aanzien van kennis, vaardigheden en professioneel gedrag (geschiktheid). Bij elke<br />
mutatie in het bestuur gaat het bestuur na of geschiktheid nog voldoende aanwezig is en hoe hierin moet worden voorzien<br />
in geval een vacature is ontstaan. Tenminste éénmaal per jaar gaat het bestuur na of zij als collectief actuele<br />
ontwikkelingen op pensioengebied in voldoende mate volgt. Het bestuur stelt jaarlijks een gezamenlijk opleidingsplan vast.<br />
In dit plan staat op welke onderdelen de bestuursleden hun kennis en vaardigheden op peil willen houden dan wel willen<br />
uitbreiden. Onderdeel van het geschiktheidsplan zijn tevens de functieprofielen en de toetsingsprocedure voor<br />
bestuursleden.<br />
2.4 Nevenactiviteiten van het pensioenfonds<br />
<strong>SBZ</strong> oefent geen nevenactiviteiten uit.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 80 | 89
2.5 Verantwoording inzake het beleggingsbeleid<br />
<strong>SBZ</strong> is zich bewust van de maatschappelijke rol die zij als belegger vervult. Die rol dwingt het pensioenfonds tot grote<br />
zorgvuldigheid in haar handelen. Het pensioenfonds is te allen tijde bereid verantwoording af te leggen over zijn<br />
beleggingsgedrag en de gevolgen die dit heeft voor de samenleving. <strong>SBZ</strong> neemt ook deel aan de jaarlijkse VBDO enquête.<br />
Informatie over het beleggingsbeleid van het fonds is opgenomen in de verklaring inzake beleggingsbeginselen. Op de<br />
website van het fonds zijn documenten te vinden waarmee inzicht wordt gegeven in het beleggingsbeleid van het fonds. Dit<br />
betreft in ieder geval:<br />
- corporate governance en verantwoord beleggen bij <strong>SBZ</strong>;<br />
- verantwoord beleggen in Alternative Investments;<br />
- beleid verantwoord beleggen vermogensbeheerder bij <strong>SBZ</strong> 2014;<br />
- mission statement impact investing;<br />
- de samenvattende Rapportage Engagement Actieve dialoog & uitoefening stemrechten (ieder kwartaal een<br />
update);<br />
- stemverslag (ieder kwartaal een update).<br />
2.6 Transparantie, openheid en communicatie<br />
Het bestuur informeert de aangesloten werkgevers, de deelnemers, de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden<br />
via de website en het jaarverslag over algemene zaken <strong>SBZ</strong> die betreffen. Het gaat hierbij onder meer over ontwikkelingen<br />
in:<br />
• de pensioenregeling;<br />
• het premie-, beleggings- en toeslagenbeleid.<br />
Daarnaast ontvangen (gewezen) deelnemers jaarlijks een uniform pensioenoverzicht.<br />
Geïnteresseerden kunnen het jaarverslag, de statuten en de reglementen van <strong>SBZ</strong> downloaden via de website.<br />
In het jaarverslag is de samenstelling van het bestuur en de commissies opgenomen.<br />
2.7 Evaluatie functioneren<br />
Het bestuur bespreekt jaarlijks zijn eigen functioneren en het functioneren van de door het bestuur ingestelde commissies.<br />
2.8 Contractpartijen<br />
Uitbesteding<br />
Het bestuur heeft er voor gekozen om de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, de beleidsvoorbereiding<br />
hiervoor en de ondersteuning van het bestuur uit te besteden aan de daarin gespecialiseerde uitvoeringsorganisaties:<br />
- Syntrus Achmea voor pensioenuitvoering, bestuursondersteuning en monitoring van het vermogensbeheer;<br />
- BNP Paribas, Russell Investements en Northern Trus voor het vermogensbeheer.<br />
Adviseurs<br />
Het bestuur laat zich bijstaan door een externe adviseur op ALM-terrein (Towers Watson). Tevens maakt het bestuur<br />
gebruik van actuarieel- en juridisch advies van Syntrus Achmea. Tevens wordt het bestuur bij het vormgeven en uitvoeren<br />
van het beleid op het gebied van verantwoord beleggen en voting ondersteund door de engagement manager, Robeco.<br />
Door de beleggingscommissie wordt gebruik gemaakt van een extern adviseur.<br />
Voor de uitvoering van een aantal taken, benoemd in het complianceprogram, alsmede advisering over voor het bestuur<br />
relevante compliancethema’s is het Nederlands Compliance Instituut als externe compliance officer aangesteld.<br />
Het bestuur blijft evenwel te allen tijde eindverantwoordelijk voor alle activiteiten van <strong>SBZ</strong> en houdt dan ook toezicht op zijn<br />
adviseurs.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 81 | 89
Controle en certificering<br />
Het pensioenfonds heeft voor de controle en certificering van de jaarrekening met de volgende partijen een overeenkomst<br />
gesloten:<br />
Certificerend actuaris Towers Watson<br />
Certificerend accountant PriceWaterhousCoopers<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 82 | 89
3. Verantwoording<br />
3.1 Verantwoordingsorgaan<br />
Het bestuur heeft een verantwoordingsorgaan ingesteld, waarin de deelnemers, de pensioengerechtigden en aangesloten<br />
werkgevers zijn vertegenwoordigd. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit acht leden. De samenstelling is als volgt:<br />
• vier leden namens de deelnemers;<br />
• twee leden namens de pensioengerechtigden;<br />
• twee leden namens werkgevers.<br />
De leden namens de deelnemers zijn benoemd door de werknemersorganisaties. De leden namens de werkgever zijn<br />
benoemd door de werkgeversorganisatie. De leden namens pensioengerechtigden zijn door het bestuur benoemd op basis<br />
van de uitslag van de verkiezing door de pensioengerechtigden van het fonds.<br />
De leden zijn benoemd voor een periode van vier jaar.<br />
Het bestuur en het verantwoordingsorgaan komen tenminste twee maal per jaar in vergadering bijeen.<br />
3.2 Bevoegdheid<br />
Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van bestuur. Dit gebeurt onder<br />
andere aan de hand van het jaarverslag, vastgelegde beleidskeuzes voor de toekomst en de bevindingen van het intern<br />
toezicht over het uitgevoerde beleid. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan<br />
zijn vastgelegd in de statuten van het fonds en in het reglement verantwoordingsorgaan.<br />
Het bestuur stelt het verantwoordingsorgaan in de gelegenheid advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit over:<br />
a. het beleid inzake beloningen;<br />
b. de vorm en inrichting van het intern toezicht;<br />
c. het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure;<br />
d. het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid;<br />
e. gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van de stichting of de overname van verplichtingen<br />
door de stichting;<br />
f. liquidatie, fusie of splitsing van de stichting;<br />
g. het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst; en<br />
h. de samenstelling van de feitelijke premie en de hoogte van de premiecomponenten;<br />
i. het omzetten van het pensioenfonds in een andere rechtsvorm, bedoeld in artikel 18 van Boek 2 van het<br />
Burgerlijk Wetboek.<br />
3.3 Werkwijze<br />
Het bestuur en het verantwoordingsorgaan komen ten minste twee maal per kalenderjaar in vergadering bijeen. Tijdens<br />
deze vergaderingen worden zaken besproken waarover het bestuur of het verantwoordingsorgaan overleg wenselijk acht.<br />
3.4 Rapportage<br />
Het verantwoordingsorgaan rapporteert haar bevindingen in het jaarverslag van het fonds.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 83 | 89
4. Intern toezicht<br />
4.1 Inrichting intern toezicht<br />
Het bestuur heeft ervoor gekozen op 1 juli 2014 over te stappen naar op het omgekeerd gemengd model. In het<br />
omgekeerd gemengd model is het intern toezicht geïntegreerd in het bestuur door splitsing in uitvoerende en niet<br />
uitvoerende bestuursleden.<br />
Bij de inrichting van het omgekeerd gemengd model zijn de niet -uitvoerende bestuurders verplicht om een auditcommissie<br />
in de zin van de Pensioenwet in te richten. Omdat bij <strong>SBZ</strong> vanaf 1 juli 2014 voldoende deskundigheid op<br />
bedrijfseconomische aspecten en risicobeheer aanwezig is bij de niet-uitvoerend bestuursleden heeft <strong>SBZ</strong> van DNB, onder<br />
voorwaarden, ontheffing gekregen van het instellen van een auditcommissie. DNB verbindt aan de ontheffing het<br />
voorschrift dat de ontheffing vervalt indien er wijzigingen optreden in de samenstelling van het niet uitvoerend deel van het<br />
bestuur.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 84 | 89
5. Klachten- en geschillenprocedure<br />
Het bestuur van <strong>SBZ</strong> heeft een klachten-en geschillenprocedure opgesteld, op grond waarvan deelnemers en werkgevers<br />
een klacht kunnen indienen of bezwaar kunnen maken tegen een besluit van het bestuur. Deze klachten- en<br />
geschillenprocedure is vastgelegd in het klachten- en geschillenreglement en uitvoeringsovereenkomst van het fonds.<br />
Deelnemers kunnen de klachten- en geschillenprocedure ook downloaden via de website van het fonds.<br />
Het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars heeft de bijlagen bij deze <strong>ABTN</strong> vastgesteld in de<br />
bestuursvergadering van 16 juni <strong>2015</strong>.<br />
R.F. van der Feltz- Doude van Troostwijk<br />
Uitvoerend bestuurder<br />
Uitvoerend bestuurder<br />
J.B. Koomans<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 85 | 89
Bijlage 5.<br />
Uitbestedingsbeleid<br />
Uitbestedingsbeleid<br />
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars<br />
Vastgesteld in de bestuursvergadering van 6 oktober 2014<br />
Versie 2014<br />
Inhoud uitbestedingsbeleid Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars<br />
Uitbestedingsbeleid Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars........................................................... 87<br />
1. Inleiding 87<br />
2. Uitbestedingsbeleid 87<br />
3. Controle uitbestedingsproces 89<br />
4. Inwerkingtreding 89<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 86 | 89
Uitbestedingsbeleid Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars<br />
1. Inleiding<br />
a) Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars (verder: het fonds) heeft (delen van) haar bedrijfsprocessen<br />
uitbesteed aan andere partijen. Onder uitbestede activiteiten verstaat het fonds in ieder geval uitbesteding van de<br />
pensioenuitvoering, uitbesteding van het vermogensbeheer en uitbesteding van alle overige activiteiten waarvan het<br />
bestuur het zinvol acht om onderhavig uitbestedingsbeleid te betrekken.<br />
Aan uitbesteding is voor het fonds een aantal risico’s verbonden. Het bestuur van het fonds heeft daarom beleid<br />
vastgesteld met betrekking tot de beheersing van risico’s die samenhangen met uitbesteding van (delen van)<br />
bedrijfsprocessen. Het bestuur van het fonds is en blijft te allen tijde verantwoordelijk voor de beheersing van het te<br />
voeren beleid, ook voor het gedeelte van de werkzaamheden dat is uitbesteed.<br />
Het uitbestedingsbeleid van het fonds is in overeenstemming met de Pensioenwet (Pw), het Besluit Pw en het Besluit<br />
FTK. Daarnaast is gebruik gemaakt van de “Guidance uitbesteding door pensioenfondsen van De Nederlandsche<br />
Bank (verder: DNB). Voorgenomen nieuwe of gewijzigde uitbestedingen komen volgens dit beleid tot stand;<br />
b) In de uitvoering van haar kernactiviteiten, het administreren, beheren en uitbetalen van de pensioenen en het<br />
vermogensbeheer, staan zowel vertrouwelijkheid als maximale kwaliteit van de dienstverlening voorop. De belangen<br />
van (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en overige belanghebbenden mogen geen gevaar lopen doordat<br />
het fonds delen van haar werkzaamheden heeft uitbesteed aan derden.<br />
Het doel van het uitbestedingsbeleid is het waarborgen van de continuïteit en de constante kwaliteit van de<br />
dienstverlening. Hiermee blijven de reputatie en de integriteit van het fonds gewaarborgd;<br />
c) Het uitbestedingsbeleid is van toepassing op alle naar het oordeel van het bestuur uitbestede bedrijfskritische of<br />
belangrijke activiteiten en processen van het fonds. Het uitbestedingsbeleid is van toepassing op alle bestaande en/of<br />
nieuwe uitbestedingsovereenkomsten gedurende de gehele looptijd van deze overeenkomsten;<br />
2. Uitbestedingsbeleid<br />
a) Uitgangspunten<br />
i) Het bestuur van het fonds blijft eindverantwoordelijk voor de uitbestede activiteiten of processen;<br />
ii)<br />
Het bestuur van het fonds behoudt volledige zeggenschap over de uitbestede activiteiten of processen;<br />
iii)<br />
Het bestuur van het fonds leeft het uitbestedingsbeleid na, zoals dat door het bestuur is opgesteld op basis van<br />
de richtlijnen van DNB;<br />
iv)<br />
Dit beleid voldoet aan van toepassing zijnde wet- en regelgeving;<br />
v) Het bestuur van het fonds selecteert onafhankelijke uitvoerders op basis van kwaliteit, prijs en marktconformiteit;<br />
vi)<br />
Bij de keuze van de uitvoerder wordt rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen van het fonds;<br />
vii) De uitkomst van het selectieproces wordt waar relevant getoetst door een extern adviesbureau;<br />
viii) Het uitbestedingsbeleid wordt intern bij wijziging vooraf en eenmaal in de twee jaar getoetst door de Compliance<br />
Officer van het fonds;<br />
ix)<br />
Het uitbestedingsbeleid wordt elke twee jaar door het bestuur geëvalueerd. Bij de evaluatie zal tevens worden<br />
nagegaan of de uitvoerder nog voldoet aan de oorspronkelijk gestelde eisen, zoals vermeld in artikel 2c;<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 87 | 89
x) Er dienen afspraken te worden gemaakt over de wijze waarop een overeenkomst wordt beëindigd, en over de<br />
wijze waarop wordt gewaarborgd dat het fonds de werkzaamheden na beëindiging van een overeenkomst weer<br />
zelf kan uitvoeren of door een andere derde kan laten uitvoeren;<br />
xi)<br />
Bij het afscheid van een uitvoerder wordt een exitgesprek gevoerd.<br />
b) Uitbestedingsproces<br />
Alvorens activiteiten of processen worden uitbesteed voert het bestuur van het fonds een risicoanalyse uit waarin is<br />
opgenomen:<br />
i) Een beschrijving van de uit te besteden activiteiten of processen;<br />
ii)<br />
De te verwachten impact van uitbesteding van de activiteiten of processen;<br />
iii)<br />
Een kosten-baten analyse van de uitbesteding van die activiteiten of processen;<br />
iv)<br />
Een analyse van de financiële, operationele en reputatiegerelateerde risico’s en de vereiste toezichtmaatregelen;<br />
v) De afspraken over de wijze waarop de uit te besteden activiteiten of processen worden uitgevoerd.<br />
c) Eisen uitvoerder<br />
De uitvoerder die of de uit te besteden activiteit of het proces gaat uitvoeren, voldoet aan de volgende eisen:<br />
i) De uitvoerder is aantoonbaar financieel gezond;<br />
ii)<br />
De uitvoerder beschikt over de vereiste operationele en technische vaardigheden, kwaliteitsnormen, goede naam<br />
en competenties;<br />
iii)<br />
De uitvoerder waarborgt continuïteit van dienstverlening;<br />
iv)<br />
De uitvoerder beschikt over een ISAE 3402 verklaring of een gelijkwaardige certificering of een gelijkwaardige<br />
zekerheid. Deze dient van toepassing te zijn op de uitbestede processen;<br />
v) De uitvoerder beschikt over de benodigde vergunningen;<br />
vi)<br />
De uitvoerder voldoet aan de algemene kwaliteitsnormen geldend voor de specifieke beroepsgroep;<br />
vii) De verplichting voor de uitvoerder om het fonds in staat te stellen blijvend te voldoen aan het bij of krachtens de<br />
Pensioenwet bepaalde;<br />
viii) Op verzoek van de toezichthouder(s) van het fonds worden relevante gegevens ter beschikking gesteld aan deze<br />
toezichthouder(s) en informeert de uitvoerder het bestuur van het fonds hierover;<br />
ix)<br />
De mogelijkheid voor de toezichthouder om onderzoek ter plaatse te doen of te laten doen bij de uitvoerder.<br />
Van alle uitvoerders wordt verlangd dat zij een adequate eigen integriteitregeling of een eigen gedragscode kennen die<br />
voldoet aan de eisen van het fonds en dat zij deze eigen integriteitsregeling of eigen gedragscode opvolgen.<br />
Bij de beoordeling van het beloningsbeleid van de uitvoerders worden de “principes voor beheerst beloningsbeleid”<br />
betrokken. Hierbij geldt het “pas toe of leg uit”-principe.<br />
Ook worden er waarborgen verkregen van de uitvoerende organisatie dat deze maatregelen treft inzake fraudepreventie.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 88 | 89
d) Continuïteit uitbestedingsproces<br />
Naast een zorgvuldige selectie van de uitvoerder die voldoet aan de hiervoor beschreven eisen, dient het<br />
uitbestedingsproces gedurende de periode van uitbesteding te worden gecontroleerd, zodat kwaliteit en continuïteit zijn<br />
gewaarborgd.<br />
Waarborging van het proces vindt plaats door het gelijktijdig met het afsluiten van de uitbestedingsovereenkomst opstellen<br />
van een dienstverleningsovereenkomst met de uitvoerder, waarin specifieke taken, bemensing, op te leveren producten,<br />
kwaliteits- en serviceniveau, tijdsafspraken en boetebedingen zijn beschreven. In deze overeenkomst worden onder<br />
andere, waar mogelijk, onderstaande voorwaarden opgenomen:<br />
i) Vertrouwelijke gegevens, waaronder persoonsgegevens, worden conform wettelijke voorschriften gewaarborgd;<br />
ii)<br />
Informatieverstrekking naar verschillende opdrachtgevers vindt gescheiden plaats;<br />
iii)<br />
Gegevens en bestanden van het fonds worden beveiligd en toegangsrechten en autorisaties worden op adequate<br />
wijze aan betrokken medewerkers verstrekt;<br />
iv)<br />
De inrichting van de systemen is zodanig dat de continuïteit van de dienstverlening niet in gevaar komt en dat bij<br />
onvoorziene omstandigheden een adequaat noodsysteem in werking treedt;<br />
v) Indien de overeenkomst niet nagekomen wordt door één van de partijen treedt een procedure in werking met<br />
betrekking tot de niet-nakoming van de overeenkomst, zoals in het contract of de dienstverleningsovereenkomst<br />
is vastgelegd;<br />
vi)<br />
De omstandigheden, waaronder de overeenkomst beëindigd kan worden en het financieel en<br />
uitvoeringstechnisch waarborgen van die beëindiging.<br />
3. Controle uitbestedingsproces<br />
Het bestuur van het fonds toetst regelmatig of de manier waarop de uitbestede activiteiten of processen worden uitgevoerd<br />
in overeenstemming is met de gemaakte afspraken. Het bestuur van het fonds doet dit door middel van:<br />
a. Het monitoren van de uitvoerders via het laten uitvoeren van periodieke audits bij de uitvoerder of te laten rapporteren<br />
over de stand van zaken met betrekking tot de aanbevolen verbeteringen in de ISAE 3402 verklaring of een daarmee<br />
vergelijkbare verklaring;<br />
b. Maandelijkse en kwartaalrapportages van de uitvoerder, waarin naast de gebruikelijke informatie ook wordt<br />
gerapporteerd over klachten, incidenten en uitzonderingen;<br />
c. Het actuarieel rapport van de certificerend actuaris;<br />
d. Rapportages van de accountant;<br />
e. Periodiek overleg en evaluatie met de uitvoerder over de uitvoering van de (bijgestelde) processen.<br />
Bovengenoemde rapportages en verslagen worden ter toelichting aan en bespreking door het bestuur van het fonds<br />
overgelegd.<br />
4. Inwerkingtreding<br />
Dit uitbestedingsbeleid treedt in werking na goedkeuring door het bestuur op 6 oktober 2014.<br />
<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 89 | 89