27.11.2015 Views

SBZ-ABTN-2015-(23-6-2015)

SBZ-ABTN-2015-(23-6-2015)

SBZ-ABTN-2015-(23-6-2015)

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds<br />

Zorgverzekeraars<br />

Actuariële en bedrijfstechnische nota<br />

<strong>2015</strong><br />

Dit is een uitgave van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds<br />

Zorgverzekeraars<br />

Postbus 194<br />

3454 ZK DE MEERN<br />

Definitieve versie<br />

<strong>23</strong> juni <strong>2015</strong>


1 Inleiding<br />

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars (<strong>SBZ</strong>) is een bedrijfstakpensioenfonds als bedoeld in artikel 1 van de<br />

Pensioenwet.<br />

Uit het gestelde in artikel 145 van de Pensioenwet vloeit voort dat een bedrijfstakpensioenfonds een actuariële en<br />

bedrijfstechnische nota dient vast te stellen. De inhoud van deze actuariële en bedrijfstechnische nota dient zodanig te zijn,<br />

dat De Nederlandsche Bank tot een oordeel kan komen over de wijze waarop wordt voldaan aan het bepaalde bij of<br />

krachtens de artikelen 25, 95, 126 tot en met 137 en 143 van de Pensioenwet.<br />

Deze <strong>ABTN</strong> beschrijft de actuariële en bedrijfstechnische werkwijze van het pensioenfonds naar de situatie<br />

per 1 januari <strong>2015</strong>.<br />

In hoofdstuk 2 wordt een korte beschrijving gegeven van de pensioenregelingen.<br />

Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 uiteengezet op welke wijze de omvang van de verplichtingen wordt vastgesteld. In dat<br />

hoofdstuk wordt tevens beschreven op welke wijze de jaarlijkse bijdrage wordt bepaald die nodig is voor de dekking van<br />

deze verplichtingen. Tot slot wordt in dat hoofdstuk ingegaan op de sturingsmiddelen, die <strong>SBZ</strong> ter beschikking staan.<br />

In hoofdstuk 4 wordt het vermogen besproken.<br />

Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 stilgestaan bij het beleggingsbeleid van het pensioenfonds.<br />

Tot slot komt in hoofdstuk 6 de organisatie van het pensioenfonds aan de orde.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 2 | 89


2 Pensioenregeling<br />

2.1 Pensioenregeling<br />

De inhoud van de door <strong>SBZ</strong> uitgevoerde regelingen is vastgelegd in het van toepassing zijnde pensioenreglement.<br />

Deelnemers en gewezen deelnemers kunnen in beginsel aanspraken doen gelden op basis van het pensioenreglement<br />

<strong>SBZ</strong> 2014. Daarnaast kunnen specifieke (gewezen) deelnemersgroepen aanspraak doen gelden op:<br />

• Het pensioenreglement Achmea I (zoals van toepassing was op 31-12-2013 en het daarbij behorende<br />

addendum) en Achmea II (voor werknemers die vóór 1 januari 1950 zijn geboren en vóór 1 januari 2006 in<br />

dienst van de werkgever Achmea Personeel B.V. waren) .<br />

De belangrijkste kenmerken van het pensioenreglement <strong>SBZ</strong> 2014 zijn hieronder opgenomen. Op een aantal punten zijn<br />

door werkgevers keuzes te maken, in totaal worden drie pakketten per <strong>2015</strong> aan werkgevers aangeboden:<br />

A. De pensioenregeling op basis van de CAO voor de Zorgverzekeraars;<br />

B. De pensioenregeling op basis van de CAO voor de Zorgverzekeraars, maar zonder deelname aan de<br />

toeslagreserve;<br />

C. De pensioenregeling op basis van de regeling die per <strong>2015</strong> voor Univé Services wordt uitgevoerd.<br />

:<br />

• Het betreft een middelloonregeling met als standaard pensioenleeftijd 67 jaar.<br />

• Voor de deelnemers is een ouderdomspensioen vanaf 67 jaar, premievrije deelname bij arbeidsongeschiktheid en<br />

een arbeidsongeschiktheidspensioen verzekerd.<br />

• Voor de (eventuele) nabestaanden is partnerpensioen, tijdelijk partnerpensioen (anw-hiaat) en wezenpensioen<br />

verzekerd.<br />

• Het ouderdomspensioen bedraagt voor elk deelnemersjaar 1,875% van de in dat jaar geldende<br />

pensioengrondslag. Voor pakket C geldt een lager opbouwpercentage, zijnde 1,75%.<br />

• Het partnerpensioen bedraagt voor elk deelnemersjaar 70% van het opbouwpercentage van het<br />

ouderdomspensioen. Voor pakket C geldt een lager opbouwpercentage, zijnde 65% van het opbouwpercentage<br />

van het ouderdomspensioen.<br />

• Het pensioengevend salaris is, behalve voor het arbeidsongeschiktheidspensioen, gemaximeerd op € 100.000,--.<br />

• De pensioengrondslag is gelijk aan het (gemaximeerde) vaste jaarsalaris verminderd met een franchise. De<br />

franchise is per 1 januari <strong>2015</strong> vastgesteld op € 13.725,- en wordt jaarlijks per 1 januari aangepast aan de<br />

algemene loonontwikkeling conform de CAO in de bedrijfstak vanaf 2 januari in het daaraan voorafgaande jaar tot<br />

en met genoemde 1 januari, tenzij CAO-partijen anders overeenkomen. Bij de franchise wordt uitgegaan van een<br />

maximaal parttimepercentage van 100%. Voor pakket C geldt een lagere franchise zijnde € 13.334,-.<br />

• Het opgebouwde ouderdoms- en partnerpensioen van de deelnemers in de zin van het reglement <strong>SBZ</strong> 2014<br />

kunnen jaarlijks per 1 januari maximaal worden verhoogd met de algemene prijsontwikkeling zoals deze door het<br />

C.B.S. voor de periode oktober tot oktober voorafgaande aan 1 januari in enig jaar wordt gepubliceerd, indien de<br />

financiële positie van <strong>SBZ</strong> dit toelaat. Hiervoor wordt niet gereserveerd en hiervoor wordt geen premie in rekening<br />

gebracht. Een eventuele verhoging wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld. Voor pakket A geldt dat indien<br />

mogelijk de verhoging wordt aangevuld tot maximaal de algemene loonontwikkeling conform de CAO in de<br />

bedrijfstak vanuit een toeslagreserve.<br />

• Het arbeidsongeschiktheidspensioen bestaat, in geval van arbeidsongeschiktheid, uit een vast percentage van<br />

het salaris als aanvulling op de WIA-uitkering van het UWV. Dit houdt in (naar rato van de mate van<br />

arbeidsongeschiktheid):<br />

o tot de WIA-dagloongrens: 0% en 10%;<br />

o boven de WIA-dagloongrens: 70% en 80% (WGA) / 75% en 85% (IVA);<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 3 | 89


waarbij laatstgenoemde percentages gelden voor het derde tot en met het zesde ziektejaar. Een werkgever heeft<br />

de mogelijkheid te kiezen voor een langere duur van de aanvulling (tot uiterlijk de pensioendatum).<br />

• Voor (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten vindt (gedeeltelijke) premievrije voortzetting van de pensioenopbouw<br />

plaats.<br />

• Het tijdelijk partnerpensioen betreft een aanvulling tot maximaal de ongekorte anw en wordt uitgekeerd tot de<br />

AOW-gerechtigde leeftijd van de partner, voor zover er geen recht op anw bestaat voor de nabestaande of de<br />

anw wordt gekort wegens inkomsten.<br />

• Het wezenpensioen per kind is gelijk 20% van het te bereiken partnerpensioenpensioen. Voor volle wezen wordt<br />

het wezenpensioen verdubbeld.<br />

• Alle ingegane pensioenen alsmede premievrije aanspraken die door <strong>SBZ</strong> zijn toegekend kunnen kunnen jaarlijks<br />

per 1 januari maximaal worden verhoogd met de algemene prijsontwikkeling zoals deze door het C.B.S. voor de<br />

periode oktober tot oktober voorafgaande aan 1 januari in enig jaar wordt gepubliceerd, indien de financiële<br />

positie van <strong>SBZ</strong> dit toelaat. Hiervoor wordt niet gereserveerd en hiervoor wordt geen premie in rekening gebracht.<br />

Een eventuele verhoging wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld.<br />

• De reglementaire bijdrage van de deelnemers in de kosten van de pensioenregeling is vastgelegd in de CAO voor<br />

de betreffende bedrijfstak.<br />

• De pensioenregeling kent diverse flexibele elementen, te weten vervroeging, uitstel, hoog/laag-constructies,<br />

deeltijdpensionering en uitruil partnerpensioen voor extra ouderdomspensioen en uitruil ouderdomspensioen voor<br />

extra partnerpensioen.<br />

• Voor de pensioenrechten die voor (gewezen) deelnemers en gewezen partners voortvloeien uit de vervallen<br />

pensioenreglementen 1988, 2000 en 2006 geldt dat deze opgebouwde pensioenaanspraken (behalve de<br />

prepensioenaanspraken voor actieve deelnemers) per 1 januari 2014 zijn omgezet naar aanspraken in het nieuwe<br />

Pensioenreglement <strong>SBZ</strong> 2014. Per 1 januari <strong>2015</strong> zijn ook de opgebouwde prepensioenaanspraken voor actieve<br />

deelnemers omgezet naar aanspraken in het nieuwe Pensioenreglement <strong>SBZ</strong> 2014.<br />

Voor Cao-gebonden werkgevers is er geen keuze. Zij moeten pakket A afnemen.<br />

Voor niet Cao-gebonden werkgevers is er keuze tussen pakket A, B of C. Het C-pakket is voor één werkgever ontwikkeld,<br />

maar kan ook door andere niet Cao-gebonden werkgevers worden afgenomen.<br />

Het bestuur heeft de mogelijkheid om - in geval van financiële problemen - te besluiten tot vermindering van aanspraken<br />

en rechten en/of tot – in overleg met de bij de CAO betrokken sociale partners – versobering van de pensioenregeling.<br />

2.2 Uitvoeringsovereenkomst<br />

<strong>SBZ</strong> voert de pensioenregeling uit voor de medewerkers van de organisaties die opereren op het terrein van de<br />

zorgverzekering of die daarmee zijn verwant en die zich hebben aangesloten bij <strong>SBZ</strong>. Deelnemers aan de<br />

pensioenregeling zijn de medewerkers (behoudens vakantiewerkers en stagiaires) van de aangesloten organisaties die bij<br />

<strong>SBZ</strong> zijn aangemeld.<br />

De wederzijdse verantwoordelijkheden, bevoegdheden, rechten en (financiële) plichten zijn vastgelegd in een<br />

uitvoeringsovereenkomst die <strong>SBZ</strong> is overeengekomen met de betreffende organisatie.<br />

De uitvoeringsovereenkomst bevat bepalingen die betrekking hebben op de verhouding tussen een aangesloten werkgever<br />

en het pensioenfonds en legt de specifieke afspraken tussen de aangesloten werkgever en <strong>SBZ</strong> vast. Hieronder volgen de<br />

hoofdlijnen, voor zover deze hoofdlijnen niet al elders in deze <strong>ABTN</strong> worden beschreven.<br />

Premievaststelling, premiebetaling en niet nakomen premieverplichtingen<br />

De feitelijke premie die door de aangesloten organisaties jaarlijks verschuldigd is wordt per deelnemer berekend en is in<br />

beginsel gelijk aan de actuariële premie, zijnde de koopsom voor de pensioenopbouw van de actieve deelnemers inclusief<br />

de benodigde opslagen voor kosten, solvabiliteit en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid (coming service). De<br />

feitelijke premie wordt vastgesteld op basis van de in paragraaf 3.4 vermelde actuariële grondslagen.<br />

De voorwaardelijke toeslagen aan deelnemers zijn gebaseerd op de algemene prijsontwikkeling, indien de financiële<br />

positie van <strong>SBZ</strong> dit toelaat. Hiervoor wordt niet gereserveerd en hiervoor wordt geen premie in rekening gebracht. Een<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 4 | 89


eventuele verhoging wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld. Voor pakket A geldt dat indien mogelijk de verhoging<br />

wordt aangevuld tot de algemene loonontwikkeling conform de CAO in de bedrijfstak vanuit de toeslagreserve.<br />

Afhankelijk van de financiële positie van <strong>SBZ</strong> kan er een korting worden verleend op de premie. Deze korting zal alleen<br />

worden verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 129 van de Pensioenwet.<br />

De risicopremie voor het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen en tijdelijk partnerpensioen wordt separaat<br />

vastgesteld. Deze wordt periodiek herijkt op grond van de opgedane ervaringen. Deze premie valt buiten de<br />

premiekortingsregeling.<br />

Als de feitelijke premie hoger is dan voor de bij de CAO betrokken sociale partners acceptabel, kunnen de bij de CAO<br />

betrokken sociale partners de pensioenovereenkomst aanpassen door de hoogte van de op te bouwen aanspraken in de<br />

toekomst naar beneden bij te stellen.<br />

Premieheffing vindt plaats op voorschotbasis; aan de hand van de definitieve loonopgaven van het voorgaande<br />

kalenderjaar wordt de premie voor het lopende jaar geschat. De voorschotpremie kan in vier kwartaaltermijnen worden<br />

betaald. In dat geval is termijnrente verschuldigd.<br />

Na afloop van ieder kwartaal wordt op basis van ontvangen mutaties een nota opgesteld over het voorgaande kwartaal. In<br />

de kwartaalnota wordt over de periode tussen de mutatiedatum en de notadatum een rentevergoeding op grond van de in<br />

de feitelijke premie gehanteerde rekenrente berekend.<br />

Uiterlijk binnen zes maanden na afloop van een kalenderjaar vindt de definitieve afrekening over dat jaar plaats.<br />

Ook voor het overige wordt artikel 26 van de Pensioenwet in acht genomen.<br />

Bij overschrijding van de betalingstermijn kan het pensioenfonds de wettelijke rente en vergoeding van andere kosten<br />

vorderen. Als een werkgever met de betaling in gebreke blijft is het pensioenfonds in het uiterste geval gerechtigd tot<br />

opzegging van de uitvoeringsovereenkomst) . Wanneer <strong>SBZ</strong> van dit recht gebruik maakt informeert <strong>SBZ</strong> tevens schriftelijk<br />

de deelnemers (en de –indien aanwezig- ondernemingsraad) van de werkgever en het verantwoordingsorgaan van het<br />

pensioenfonds.<br />

Als sprake er is van een premieachterstand ter grootte van 5% van de totale door het pensioenfonds te ontvangen<br />

jaarpremie én het pensioenfonds tevens niet beschikt over het minimaal vereist eigen vermogen, als bedoeld in hoofdstuk<br />

4.1 van deze <strong>ABTN</strong>, informeert het pensioenfonds met inachtneming van artikel 28 van de Pensioenwet het<br />

verantwoordingsorgaan en de ondernemingsraad van de ondernemingen die nog premie aan het pensioenfonds<br />

verschuldigd zijn.<br />

Informatie<br />

De werkgever is verplicht alle werknemers die een arbeidsovereenkomst hebben bij het pensioenfonds aan te melden en<br />

de gegevens volledig, juist en tijdig te verstrekken. Een werkgever moet het pensioenfonds inzage verlenen in zijn<br />

administratie voor zover dat noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de pensioenregeling. Voorts moet de werkgever<br />

jaarlijks een accountantsverklaring aanleveren bij de door hem aan <strong>SBZ</strong> opgegeven pensioengevende salarissen.<br />

Indien een werkgever geen of onjuiste gegevens verstrekt voor de voorschotnota of de (tussentijdse/definitieve)<br />

afrekening, is het pensioenfonds bevoegd deze naar beste weten zelf vast te stellen.<br />

De werkgever is aansprakelijk voor schade die <strong>SBZ</strong> lijdt als gevolg van het aanleveren van onvolledige, onjuiste of niet<br />

tijdige informatie door de werkgever.<br />

Het pensioenfonds zorgt ervoor dat de deelnemers over de pensioenregeling worden geïnformeerd overeenkomstig artikel<br />

21 van de Pensioenwet.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 5 | 89


Vermogenstekorten, vermogensoverschotten en winstdeling.<br />

De financiële sturingsmiddelen die <strong>SBZ</strong> hanteert, worden beschreven in hoofdstuk 3.5 van deze <strong>ABTN</strong>.<br />

De werkgever kan geen aanspraak maken op vermogensoverschotten van <strong>SBZ</strong>.<br />

Bij een tekort volgt <strong>SBZ</strong> de daarop betrekking hebbende procedures zoals voorgeschreven in de Pensioenwet. Bij<br />

premiekorting neemt het pensioenfonds artikel 129 van de Pensioenwet in acht. Van de wettelijke mogelijkheid van<br />

terugstorting maakt het pensioenfonds geen gebruik.<br />

Klachten en geschillen<br />

De voor de werkgever geldende klachten- en geschillenprocedure is beschreven in de uitvoeringsovereenkomst.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 6 | 89


3 Financiële opzet<br />

<strong>SBZ</strong> voert de pensioenregeling uit conform het pensioenreglement. De pensioenaanspraken zijn volledig verzekerd in<br />

eigen beheer. <strong>SBZ</strong> heeft geen herverzekeringscontracten gesloten.<br />

3.1 De waarderingsgrondslagen van de beleggingen<br />

Alle beleggingen worden, voor zover mogelijk, gewaardeerd tegen actuele waarde. Bedragen die luiden in buitenlandse<br />

valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de valutakoersen op rapportagedatum.<br />

Mutaties met betrekking tot transacties in vreemde valuta gedurende het jaar worden geboekt tegen de op dat moment<br />

geldende valutakoersen.<br />

3.2 Technische voorzieningen<br />

De technische voorzieningen (TV) wordt post voor post vastgesteld met inachtneming van de actuariële grondslagen zoals<br />

hieronder omschreven. De TV wordt gebaseerd op de tot de balansdatum verkregen aanspraken op pensioen, met<br />

inbegrip van de verhogingen zoals die op grond van het toeslagenbeleid zijn toegekend tot de balansdatum. De TV wordt<br />

in principe zodanig vastgesteld dat zij toereikend is ter dekking van de nominale verplichtingen van <strong>SBZ</strong>. De<br />

toereikendheid van de TV wordt jaarlijks door de certificerend actuaris getoetst.<br />

Bij de waardering van de pensioenaanspraken wordt van de volgende grondslagen uitgegaan:<br />

- interest De op balansdatum geldende door De Nederlandsche Bank gepubliceerde<br />

rentetermijnstructuur.<br />

- sterfte Voor mannen en vrouwen worden de sterftekansen ontleend aan de<br />

Prognosetafel AG2014, gecorrigeerd voor ervaringssterfte op basis van leeftijd met<br />

t/m 65 jaar: 60%<br />

van 65 tot 75 jaar: lineair oplopend van 60% naar 90%<br />

vanaf 75 jaar: 90%.<br />

Voor kinderen worden de sterftekansen verwaarloosd.<br />

- wezenpensioen De voorziening voor wezenpensioen is gelijk aan 2% van de voorziening voor<br />

partnerpensioen. Bij een ingegaan wezenpensioen wordt voor wezen jonger dan 21<br />

jaar aangenomen dat het wezenpensioen voortduurt tot de 21-jarige leeftijd; voor<br />

wezen van 21 jaar of ouder wordt het wezenpensioen jaarlijks tot uiterlijk de 27-jarige<br />

leeftijd verlengd op basis van ontvangen studieverklaringen.<br />

- leeftijdsverschil De leeftijd van de vrouwelijke resp. mannelijke partner van de deelnemer is 3 jaar<br />

lager resp. hoger gesteld dan die van de deelnemer.<br />

- partnerfrequentie Zolang nog geen pensioenuitkering is ingegaan, wordt voor de berekening van de<br />

voorziening voor partnerpensioen elke (gewezen) deelnemer verondersteld een<br />

partner te hebben (onbepaalde partnersysteem met een partnerfrequentie van 100%).<br />

Voor pensioengerechtigden wordt uitgegaan van de werkelijke burgerlijke staat.<br />

- premievrijstelling invaliditeit Voor (gewezen) deelnemers wordt de contante waarde van de toekomstige opbouw<br />

gereserveerd, waarbij rekening wordt gehouden met revalidatie.<br />

- arbeidsongeschiktheidspensioen Reservering van dit pensioen vindt plaats op basis van rentedekking.<br />

- opslag voor toekomstige kosten Voor de dekking van toekomstige kosten wordt de netto voorziening verhoogd met 2%.<br />

De hoogte van deze voorziening is gebaseerd op het voornemen van het bestuur om<br />

de aanspraken over te dragen aan een verzekeraar indien er geen sprake meer is van<br />

nieuwe opbouw,<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 7 | 89


IBNR<br />

Het fonds houdt rekening met een voorziening voor deelnemers die ziek zijn geworden, maar nog niet als zodanig bij het<br />

pensioenfonds zijn aangemeld, omdat ze korter dan twee jaar ziek zijn. De zogenaamde IBNR voorziening.<br />

De IBNR wordt bij de instelling hiervan bepaald op 4,1 miljoen euro. De initiële dotatie van 4,1 miljoen wordt enerzijds<br />

gefinancierd uit de vrijval van het arbeidsongeschiktheidspensioen, als gevolg van het rekening houden bij de reservering<br />

van dit pensioen met revalideringskansen, ter grootte van circa 2 miljoen euro en anderzijds wordt een extra eenmalige<br />

dotatie van circa 2,1 miljoen ten laste van het vrij vermogen.<br />

Aan de voorziening wordt jaarlijks de premie voor premievrijstelling toegevoegd . Uit de IBNR wordt jaarlijks de benodigde<br />

koopsom ter financiering van de schadelast onttrokken. Er wordt jaarlijkse interest aan de IBNR voorziening toegekend. De<br />

IBNR voorziening kan niet negatief zijn.<br />

3.3 De reserves<br />

<strong>SBZ</strong> kent de volgende reserves:<br />

• Reserve beleggingsrisico’s.<br />

• Reserve premie-egalisatie.<br />

• Toeslagreserve als bestemmingsreserve<br />

Reserve beleggingsrisico’s<br />

Het doel van de reserve beleggingsrisico’s is het opvangen van risico’s met betrekking tot de beleggingen. De reserve<br />

beleggingsrisico’s is maximaal gelijk aan het vereist eigen vermogen dat resulteert volgens het standaardmodel van De<br />

Nederlandsche Bank, gebruik makend van de op balansdatum geldende door het Ministerie van Sociale Zaken en<br />

Werkgelegenheid vastgestelde parameters.<br />

Er wordt rekening gehouden met:<br />

• Het renterisico.<br />

• Het aandelen- en vastgoedrisico.<br />

• Het valutarisico.<br />

• Het grondstoffenrisico.<br />

• Het kredietrisico.<br />

• Het verzekeringstechnisch risico.<br />

• Het additioneel risico van actief management in het vermogensbeheer.<br />

Jaarlijks wordt overeenkomstig het standaardmodel van De Nederlandsche Bank een solvabiliteitstoets uitgevoerd om vast<br />

te stellen of de reserve beleggingsrisico’s tot het niveau van het vereist eigen vermogen kan worden aangevuld.<br />

De reserve beleggingsrisico’s kan niet negatief zijn.<br />

Toeslagreserve<br />

De toeslagreserve is bestemd voor toeslagverlening aan actieve deelnemers in pakket A, dit is de pensioenregeling op<br />

basis van de CAO voor de Zorgverzekeraars. De toeslagreserve wordt, indien mogelijk aangewend voor aanvulling van de<br />

toeslagverlening tot maximaal de algemene loonontwikkeling, indien de reguliere toeslagverlening aan betreffende<br />

deelnemers (gefinancierd vanuit beleggingsrendementen) niet volledig kan worden toegekend. De toeslagreserve staat<br />

niet ter vrije bestemming/beschikking van het bestuur van het fonds.<br />

Het verloop van deze reserve is als volgt:<br />

• aan de reserve wordt jaarlijks per 1 januari 2,85% van de loonsom (niet gemaximeerd op € 100.000,--) door<br />

werkgevers die deelnemen aan het fonds toegevoegd;<br />

• aan de reserve wordt jaarlijks per 1 januari een bedrag onttrokken benodigd voor toekenning van een aanvulling<br />

op de toeslagverlening tot maximaal de algemene loonontwikkeling, indien de reguliere toeslagverlening aan<br />

betreffende deelnemers (gefinancierd vanuit beleggingsrendementen) niet volledig kan worden toegekend.;<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 8 | 89


• voor de bepaling van het te onttrekken bedrag wordt uitgegaan van de voor het fonds geldende actuariële<br />

grondslagen waarmee de technische voorziening wordt vastgesteld per 1 januari van dat betreffende jaar;<br />

• over het te onttrekken bedrag wordt een opslag ter grootte van de dekkingsgraad, welk gebaseerd is op de door<br />

DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur, berekend met een minimum gelijk aan de minimaal vereiste<br />

dekkingsgraad en een maximum gelijk aan de dekkingsgraad waarbij volledig (toekomstbestendig) geïndexeerd<br />

kan worden%;<br />

• de bestemmingsreserve kan niet negatief zijn;<br />

• in geval de reserve in een bepaald jaar niet of niet geheel wordt gebruikt voor toeslagverlening, geldt dat deze<br />

resterende reserve niet wordt aangewend voor ‘inhaalindexatie’ ingeval in voorgaande jaren vanuit de<br />

toeslagreserve geen volledige toeslag kon worden bereikt ter hoogte van de loonindex. De reserve blijft in dat<br />

geval in als bestemmingsreserve voor toeslagen en wordt in een volgend jaar, tezamen met de jaarlijkse storting<br />

door werkgevers, aangewend voor toeslagverlening tot maximaal de geldende loonindex in dat jaar;<br />

• ten aanzien van de aan de toeslagreserve toe te kennen rendementen wanneer er een waarde resteert nadat<br />

bedragen uit deze bestemmingsreserve zijn onttrokken:<br />

het toe te kennen procentuele rendement over een boekjaar is gelijk aan het procentuele rendement (vanuit de<br />

fysieke portefeuille zonder eventuele hedges) op het totale vermogen van het fonds over dat boekjaar. Dit<br />

rendement kan zowel positief als negatief uitvallen.<br />

• ten aanzien van de verhouding tussen het vermogen van de toeslagreserve tot het overige vermogen van het<br />

fonds bij bijvoorbeeld kortingen van de opgebouwde pensioenaanspraken en –rechten:<br />

het betreft een bestemmingsreserve die geen onderdeel uitmaakt van het vereist eigen vermogen van het<br />

pensioenfonds in geval van vaststelling van de dekkingsgraad van het pensioenfonds.<br />

3.4 Dekkingsgraad<br />

Door het fonds worden drie soorten dekkingsgraden gedefinieerd: de actuele dekkingsgraad, de beleidsdekkingsgraad en de reële<br />

dekkingsgraad.<br />

Actuele dekkingsgraad<br />

Deze dekkingsgraad is gelijk aan 100% vermeerderd met<br />

• het totale Vereist Eigen Vermogen van het pensioenfonds<br />

• de algemene reserve (kan positief of negatief zijn)<br />

gedeeld door de technische voorziening.<br />

Beleidsdekkingsgraad<br />

De beleidsdekkingsgraad betreft de dekkingsgraad waarop beleidsmaatregelen gebaseerd worden. Deze beleidsdekkingsgraad<br />

wordt berekend als een voortschrijdend gemiddelde van de actuele dekkingsgraden over 12 maanden.<br />

Reële dekkingsgraad<br />

Tevens zal de reële dekkingsgraad vanaf boekjaar <strong>2015</strong> door het fonds vastgesteld worden. Zodra er in nadere regelgeving is<br />

vastgesteld op welke wijze deze dekkingsgraad vastgesteld dient te worden zal in de <strong>ABTN</strong> nader beschreven worden op welke<br />

wijze deze dekkingsgraad vastgesteld zal worden.<br />

3.5 Financiering<br />

<strong>SBZ</strong> kent de volgende definities:<br />

• Feitelijke premie.<br />

• Gedempte kostendekkende premie.<br />

• Kostendekkende premie<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 9 | 89


Feitelijke premie<br />

De feitelijke premie wordt vastgesteld op basis van de volgende actuariële grondslagen:<br />

- interest Het verwacht rendement. Het verwacht rendement is gebaseerd op de beleggingsmix<br />

van het fonds en de bijbehorende rendementen, waarbij de rendementen niet hoger<br />

zijn gesteld dan de maximale rendementen zoals voorgeschreven door de Commissie<br />

Parameters. Daarnaast wordt er een opslag toegepast in verband met<br />

toekomstbestendige toeslagverlening door middel van een toeslagcurve. Deze<br />

toeslagcurve is gebaseerd op de prijsinflatie en kent een ingroeipad voor de eerste vijf<br />

jaar.<br />

Bovenstaande resulteert in een verwachte rendementscurve, die wordt gehanteerd<br />

voor de berekening van de gedempte kostendekkende premie. Voor de vaststelling<br />

van het verwacht rendement voor de periode 2016 tot 2020 is de rentestand in het<br />

vierde kwartaal van <strong>2015</strong> jaar bepalend.<br />

- sterfte Voor mannen en vrouwen worden de sterftekansen ontleend aan de<br />

Prognosetafel AG2014, gecorrigeerd voor ervaringssterfte op basis van leeftijd met<br />

t/m 65 jaar: 60%<br />

van 65 tot 75 jaar: lineair oplopend van 60% naar 90%<br />

vanaf 75 jaar: 90%.<br />

- wezenpensioen De feitelijke premie voor wezenpensioen is gelijk aan 2% van de feitelijke premie voor<br />

partnerpensioen.<br />

- leeftijdsverschil De leeftijd van de vrouwelijke resp. mannelijke partner van de deelnemer is 3 jaar<br />

lager resp. hoger gesteld dan die van de deelnemer.<br />

- partnerfrequentie Elke deelnemer wordt verondersteld een partner te hebben (onbepaalde<br />

partnersysteem met een partnerfrequentie van 100%).<br />

- premievrijstelling invaliditeit Aangenomen is dat de kosten, verbonden aan de in de toekomst te verlenen<br />

vrijstelling van premiebetaling (pvi) wegens arbeidsongeschiktheid, kunnen worden<br />

gedekt door een risicopremie ter grootte van 5,5% van de actuariële premie exclusief<br />

pvi en exclusief AOG premie.<br />

- opslag voor kosten Bij de vaststelling van de feitelijke premie wordt rekening gehouden met een opslag<br />

voor toekomstige uitbetalingskosten van 2%.<br />

De kosten verbonden aan de administratie en het beheer zijn gesteld op 3% van de<br />

bruto feitelijke premie.<br />

- solvabiliteitsopslag Er wordt geen solvabiliteitsopslag gehanteerd zolang de opslag in verband met<br />

toeslagverlening hoger is dan de opslag benodigd voor de vereiste dekkingsgraad<br />

primo boekjaar.<br />

In geval van een crisissituatie kan besloten worden de feitelijke premie tijdelijk te verhogen naar een niveau waarbij de<br />

actuariële inkoop van aanspraken (ten minste) kostendekkend is.<br />

De premie voor het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt een percentage van de relevante loonsom:<br />

In geval van 85% resp. 80% aanvulling<br />

gedurende derde tot en met het zesde<br />

ziektejaar en 75% resp. 70% daarna<br />

In geval van 85%<br />

resp. 80% aanvulling<br />

tot de pensioendatum<br />

van het salaris tot maximum dagloon 0,1% 0,4%<br />

van het salarisdeel boven maximum dagloon 2,0% 2,2%<br />

Voor de toeslagreserve wordt door de werkgever jaarlijks per 1 januari 2,85% van de loonsom (niet gemaximeerd op<br />

€ 100.000,--) betaald.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 10 | 89


Gedempte kostendekkende premie<br />

De gedempte kostendekkende premie onderscheidt zich qua actuariële grondslagen niet van de feitelijke premie, met dien<br />

verstande dat een tijdelijke verhoging van de feitelijke premie niet van toepassing op de gedempte kostendekkende<br />

premie.<br />

Kostendekkende premie<br />

De kostendekkende premie onderscheidt zich qua actuariële grondslagen van de feitelijke premie op het volgende<br />

onderdelen:<br />

- interest De primo boekjaar geldende door De Nederlandsche Bank gepubliceerde<br />

rentetermijnstructuur.<br />

- solvabiliteitsopslag Voor de kostendekkende premie wordt een solvabiliteitsopslag gehanteerd ter grootte<br />

van de opslag benodigd voor de vereiste dekkingsgraad primo boekjaar.<br />

3.6 Sturingsmiddelen<br />

Het fonds heeft ten doel het verlenen van pensioenen aan de deelnemers, de gewezen deelnemers, alsmede aan hun<br />

nagelaten betrekkingen. Daarbij streeft <strong>SBZ</strong> naar een zodanige financiële positie dat:<br />

1 Toeslagen aan deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen deelnemers kunnen worden verleend op basis<br />

van de prijsontwikkeling vanuit de middelen van <strong>SBZ</strong>. Hiervoor wordt echter niet gereserveerd en er wordt voor<br />

deze toeslagen geen premie in rekening gebracht.<br />

2 Aanvulling van toeslagen aan actieve deelnemers in pakket A, dit is de pensioenregeling op basis van de CAO<br />

voor de Zorgverzekeraars, indien mogelijk op basis van de loonontwikkeling verleend vanuit de toeslagreserve.<br />

Het bestuur heeft om dit te bereiken in principe de beschikking over de volgende sturingsmiddelen:<br />

• Het toeslagbeleid.<br />

• Het premiebeleid.<br />

• Het beleggingsbeleid.<br />

• Beleid ten aanzien van kortingen en herstel<br />

Door het toeslag-, premie- en beleggingsbeleid in onderlinge samenhang te beschouwen vindt bewaking plaats van de<br />

solvabiliteit van <strong>SBZ</strong>.<br />

Afhankelijk van de situatie kan het bestuur besluiten af te wijken van de in deze <strong>ABTN</strong> geformuleerde richtlijnen voor beleid<br />

(zowel met betrekking tot toeslag-, premie- als beleggingsbeleid) in die mate waarin dit voor oplossing van de situatie van<br />

crisis respectievelijk reservetekort noodzakelijk wordt geacht. De afwijkingen vinden hun beslag in een financieel crisisplan<br />

(zie bijlage 3) respectievelijk een herstelplan.<br />

Het bestuur beschikt hierbij tevens over de mogelijkheid in overleg met CAO-partijen het niveau van de regeling voor de<br />

toekomst tijdelijk of permanent aan te passen.<br />

Met behulp van ALM-studies zal het beleggings-, toeslagen- en premiebeleid periodiek worden getoetst op basis van in<br />

onderling overleg met de ALM-adviseur vast te stellen grenzen.<br />

Het fonds voert jaarlijks een haalbaarheidstoets uit, waarin de toekomstige verwachte financiële ontwikkeling van het fonds<br />

wordt geanalyseerd. In de haalbaarheidstoets wordt het verwachte pensioenresultaat voor de deelnemers berekend. Ook<br />

wordt er gekeken naar het pensioenresultaat in slecht weer scenario’s.<br />

Resultaten van de ALM-studies kunnen aanleiding vormen de in deze <strong>ABTN</strong> geformuleerde richtlijnen voor beleid (zowel<br />

met betrekking tot beleggings-, premie- als toeslagenbeleid) te herzien.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 11 | 89


Het toeslagbeleid<br />

Het pensioenfonds verleent alleen een toeslag indien de beleidsdekkingsgraad per 1 januari van het boekjaar van het<br />

pensioenfonds zich boven de 110% bevindt. De eventueel uit het vrije vermogen toe te kennen toeslag wordt aan de hand<br />

van indexatieregels onder het FTK bepaald.<br />

Deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen deelnemers<br />

Afhankelijk van de actuele financiële positie van <strong>SBZ</strong> kunnen toeslagen aan deelnemers, pensioengerechtigden en<br />

gewezen deelnemers worden toegekend. Deze toeslagen zijn gerelateerd aan het afgeleide indexcijfer van de<br />

consumentenprijsindex voor alle huishoudens vanaf het basisjaar 2000, berekend door het Centraal Bureau voor de<br />

Statistiek (C.B.S.) op de meest recente tijdsbasis. Daarbij wordt jaarlijks per 1 januari van het betreffende kalenderjaar<br />

uitgegaan van het indexcijfer, zoals dit door het C.B.S. voor de periode oktober tot oktober voorafgaande aan 1 januari in<br />

enig jaar wordt gepubliceerd.<br />

Hiervoor wordt echter niet gereserveerd en er wordt voor deze toeslagen geen premie in rekening gebracht. De<br />

toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. In een haalbaarheidstoets zal bezien worden welke<br />

toeslagambitie in een slecht weer scenario naar verwachting waargemaakt kan worden.<br />

De hoogte van de toeslagen aan deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen deelnemers vergt een jaarlijks<br />

bestuursbesluit.<br />

Het bestuur kan besluiten om extra verhogingen toe te kennen indien de actuele financiële positie van <strong>SBZ</strong> dit toelaat. Het<br />

toeslagbeleid kent geen mogelijkheid van inhaaltoeslag.<br />

Deelnemers<br />

Het toeslagbeleid aan deelnemers die vallen onder pakket A betreft voorwaardelijke toeslag op basis van het verschil<br />

tussen de loonindex en de door het fonds uitgekeerde toeslag op basis van prijsindex. Deze toeslagverlening vindt plaats<br />

uit een gevormde toeslagreserve. De financiering van deze toeslagreserve vindt plaats door een jaarlijkse premie van<br />

2,85% van de loonsom (niet gemaximeerd op € 100.000,--) van de werkgevers die de CAO voor de Zorgverzekeraars<br />

volgen.<br />

Het premiebeleid<br />

In bijlage 1 zijn de richtlijnen voor het premiebeleid uitgewerkt.<br />

De feitelijke premie is gelijk aan de actuariële premie. De feitelijke premie wordt vastgesteld op basis van de in paragraaf<br />

3.5 vermelde actuariële grondslagen.<br />

Het beleggingsbeleid<br />

Door het strategische beleggingsbeleid periodiek te herijken aan de hand van een nieuwe ALM-studie, kan er worden<br />

ingespeeld op wijzigingen in het risicoprofiel van de pensioentoezeggingen en in de risicoperceptie van het bestuur.<br />

In hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op het beleggingsbeleid.<br />

Kortings- en herstelbeleid<br />

Korting van aanspraken en ingegane pensioenen<br />

Uit het herstelplan kan blijken dat er maatregelen benodigd zijn om te zorgen voor een vermogen aan het einde van de<br />

herstelperiode dat voldoet aan de eisen van het vereist eigen vermogen. Zoals in het crisisplan beschreven, is één van de<br />

maatregelen het verlagen van de opgebouwde (en mogelijk al in uitkering zijnde) pensioenaanspraken. Eventuele<br />

kortingen zullen worden uitgesmeerd over een periode van 10 jaar waarbij het bestuur het voorbehoud maakt uit<br />

kostenoverwegingen kleine kortingen in één keer door te voeren.<br />

Het bestuur zal zich bij een eventuele verlagingsmaatregel houden aan de voorschriften van wet- en regelgeving.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 12 | 89


Herstel van verlaagde aanspraken en gemiste toeslagen<br />

Het fonds stelt zich op het standpunt dat het korten van aanspraken en het niet toekennen van toeslagen noodzakelijk<br />

waren om weer een gezonde financiële situatie te krijgen en daarna met een schone lei verder te kunnen. Het fonds heeft<br />

niet de expliciete ambitie dat toekomstige overrendementen worden bestemd voor herstel van gekorte aanspraken op<br />

individueel niveau. Indien de financiële positie van het fonds het toelaat, zijn extra toeslagen op fondsniveau mogelijk die<br />

indirect kunnen zorgen voor herstel van kortingen en/of niet toegekende toeslagen.<br />

3.7 Risicohouding en haalbaarheidstoets<br />

CONCEPT BESCHRIJVING VAN DE RISICOHOUDING<br />

Uitgangspunt is een nominaal pensioen en een reële ambitie conform arbeidsvoorwaardelijke afspraken.<br />

Sociale partners van alle aangesloten organisaties wensen de pensioenen zo veel mogelijk waardevast en<br />

toekomstbestendig te houden. Hiervoor zijn zij bereid risico te nemen in de beleggingen. Zij accepteren dat dit leidt tot een<br />

kans op korten van de aanspraken en rechten. Sociale partners wensen echter wel het risico op een tegenvallend<br />

pensioenresultaat te beperken.<br />

• Bij de huidige dekkingsgraad zou het pensioenresultaat in een mediaan scenario over 60 jaar niet minder mogen<br />

bedragen dan y% (bij een jaarlijkse inflatie van 2%).<br />

• Als het tegenzit (5e percentiel) zou het pensioenresultaat over 60 jaar niet minder mogen bedragen dan y% (bij<br />

een jaarlijkse inflatie van 2%)<br />

• Het maximale risico dat het fonds wil lopen komt tot uitdrukking in een vereist eigen vermogen van niet meer dan<br />

x%;<br />

Sociale partners van alle aangesloten organisaties spreken de wens uit om de premie te dempen om deze zo stabiel<br />

mogelijk te houden.<br />

Voornaamste overwegingen hierbij zijn het lage premiestuur en de verwachting dat verdere verhoging ondermijnend is<br />

voor de bereidheid tot (vrijwillige) deelname aan het fonds.<br />

Uit hoofde van evenwichtigheid is een voor alle verzekerden gelijke toeslagmaatstaf gekozen (prijsinflatie);<br />

Sociale partners verantwoordelijk voor de CAO van de Zorgverzekeraars zijn overeengekomen jaarlijks een extra premie in<br />

te brengen ter financiering van een additionele toeslag voor hun actieve deelnemers tot maximaal de looninflatie. Voor<br />

deze deelnemers wordt, als gevolg van de aanvullende toeslagverlening, een hoger pensioenresultaat verwacht dan het in<br />

het hiervoor aangehaalde pensioenresultaat.<br />

Bij financiële tegenvallers hebben sociale partners de voorkeur voor de volgende volgorde van maatregelen:<br />

1. Wijzigen risicoprofiel<br />

2. Verhogen van de premie<br />

3. Versoberen regeling (lagere opbouw)<br />

Het bestuur werkt deze maatregelen nader uit in het financieel crisisplan<br />

Indien er gekort moet worden, hebben de sociale partners voorkeur voor een zo laag mogelijke korting om de<br />

pensioenuitkeringen van de gepensioneerden niet te veel te laten fluctueren. Derhalve wordt voor korten de maximaal<br />

toegestane spreiding gehanteerd.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 13 | 89


4 Vermogen<br />

<strong>SBZ</strong> onderscheidt een minimaal vereist vermogen, een vereist vermogen en een vrij vermogen.<br />

Per kwartaal wordt overeenkomstig het standaardmodel van De Nederlandsche Bank een solvabiliteitstoets uitgevoerd om<br />

vast te stellen of er sprake is van dekkingstekort, reservetekort of vrij vermogen.<br />

De Nederlandsche Bank wordt onverwijld in kennis gesteld van een situatie van onderdekking of reservetekort.<br />

4.1 Minimaal vereist vermogen<br />

Het minimaal vereist vermogen bedraagt ca. 105% van de technische voorzieningen zoals beschreven in deze <strong>ABTN</strong><br />

onder paragraaf 3.2. Het minimaal vereist vermogen wordt bepaald aan de hand van de wettelijke voorschriften. Indien het<br />

pensioenvermogen lager is dan het minimaal vereist vermogen, bestaat er een situatie van dekkingstekort. Het<br />

pensioenvermogen mag wettelijk niet langer dan 5 jaar achtereen lager zijn dan het minimaal vereist vermogen. In het<br />

financieel crisisplan (bijlage 3) is opgenomen hoe om te gaan met een dergelijke situatie.<br />

4.2 Vereist vermogen<br />

Het vereist vermogen in de evenwichtssituatie is het vermogen dat behoort bij de evenwichtssituatie van <strong>SBZ</strong>. In die<br />

evenwichtssituatie is het wettelijk vereist vermogen zodanig vastgesteld dat met de wettelijk vastgestelde zekerheidsmaat<br />

van 97,5% ten aanzien van de als onvoorwaardelijk aangemerkte onderdelen van de pensioenovereenkomst wordt<br />

voorkomen dat <strong>SBZ</strong> binnen 1 jaar beschikt over minder middelen dan de hoogte van de technische voorzieningen.<br />

Het bestuur van het pensioenfonds streeft ernaar om het pensioenvermogen minimaal gelijk te laten zijn aan het vereist<br />

vermogen. Het vereist vermogen wordt vastgesteld aan de hand van het standaardmodel van De Nederlandsche Bank,<br />

gebruik makend van de op balansdatum geldende door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid<br />

vastgestelde parameters.<br />

Indien het pensioenvermogen lager is dan het vereist vermogen, is er sprake van een reservetekort. In geval van<br />

reservetekort wordt binnen uiterlijk drie maanden na melding een herstelplan voor de oplossing (binnen een termijn van<br />

tien jaar) van de situatie van reservetekort ter instemming aan De Nederlandsche Bank voorgelegd .<br />

Werkwijze vaststelling VEV voor het jaarwerk<br />

- het VEV wordt berekend op basis van zowel de feitelijke portefeuille als op basis van de strategische portefeuille<br />

en een eenduidige beschrijving daarvan in de <strong>ABTN</strong><br />

- de berekening van het VEV wordt door BNP Paribas rechtstreeks geleverd aan de certificerend actuaris, waarbij<br />

Syntrus Achmea over deze levering wordt geïnformeerd; naast de kasstromen op basis van de benchmark<br />

worden ook de kasstromen van de feitelijke portefeuille door BNP Paribas en/of Northern Trust ter beschikking<br />

gesteld aan de certificerend actuaris;<br />

De indiening van de jaarstaten blijft door Syntrus Achmea gebeuren op basis van de input van BNP Paribas en Northern<br />

Trust.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 14 | 89


4.3 Vrij vermogen<br />

De omvang van het vrij vermogen is gelijk aan het aanwezige belegd vermogen na aftrek van de reserve<br />

beleggingsrisico’s, de reserve premie-egalisatie, de toeslagreserve, verminderd met de technische voorzieningen en<br />

verminderd c.q vermeerderd met het saldo van overige vorderingen/activa en overige schulden/passiva. Het niveau van<br />

het vrij vermogen is mede een maatstaf voor het toekennen van toeslagen.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 15 | 89


5 Beleggingsbeleid<br />

In dit hoofdstuk wordt het beleggingsbeleid beschreven. Het beleggingsbeleid bestaat enerzijds uit de strategische<br />

afweging tussen rendement en risico die resulteert in de keuze van de vermogenscategorieën, de omvang van die<br />

categorieën en het beperken van financiële risico’s. Anderzijds bestaat het beleggingsbeleid uit het beheer van het<br />

vermogen binnen iedere vermogenscategorie. Dit vindt plaats binnen richtlijnen die met de uitvoerder zijn afgesproken.<br />

Als bijlage 2 bij deze <strong>ABTN</strong> is de verklaring inzake de beleggingsbeginselen van het pensioenfonds opgenomen.<br />

5.1 Strategisch beleid<br />

De regelgeving van het nFTK maakt de economische risico´s (verbonden aan aandelen, valuta, rente, etc) die<br />

pensioenfondsen lopen expliciet en vertaalt deze naar vereiste reserveposities en dekkingsgraden. Op basis daarvan<br />

overweegt <strong>SBZ</strong> welk risiconiveau het kan of wil accepteren. Binnen dit risiconiveau wordt het beleggingsbeleid vastgesteld<br />

om het rendement op het vermogen te optimaliseren.<br />

Onder het strategisch beleggingsbeleid wordt verstaan de vaststelling van de risico’s die <strong>SBZ</strong> wenst te accepteren, de<br />

jaarlijks vast te stellen normportefeuille, bandbreedtes en de beleggingsrichtlijnen. Het bestuur wordt hierbij geadviseerd<br />

door de beleggingscommissie, de uitvoerend bestuurder(s) en de fiduciair managers, BNP Paribas Investment Partners en<br />

Russell Investments.<br />

In de totstandkoming van het beleggingsbeleid en de monitoring van het vermogensbeheer laat het bestuur van <strong>SBZ</strong> zich<br />

bijstaan door Syntrus Achmea Vermogensbeheer BV.<br />

Het bestuur is verantwoordelijk voor dit strategische belegging- en risicobeleid. Daarmee wordt aansluiting tussen het<br />

beleggingsbeleid, de pensioenverplichtingen en de overige sturingsmiddelen bereikt. De basis hiervoor is de ALM studie<br />

die periodiek door <strong>SBZ</strong> wordt uitgevoerd. Het bestuur wordt hierbij geadviseerd door Towers Watson.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 16 | 89


5.2 Normportefeuille<br />

Voor <strong>2015</strong> is de volgende normportefeuille vastgesteld. Tevens zijn de benchmarks aangegeven.<br />

Portefeuille 1-1-<strong>2015</strong> 1-1-2014 Benchmark<br />

Courante of core portefeuille<br />

Aandelen 22,0% 25,0%<br />

Aandelen wereldwijd 14,0% 16,0% MSCI World (Net Div Reinv)<br />

Aandelen defensief 3,5% 4,0% Russell Global Defensive<br />

Aandelen Emerging Markets Core 3,5% 4,0% Russell Emerging Markets<br />

Aandelen Emerging Markets<br />

Extended<br />

1,0% 1,0% Russell Extended Emerging Markets<br />

Vastrentende waarden 65,5% 63,0%<br />

Euro staatsobligaties 30,0% 25,0% Composite benchmark Citigroup NL/DLD/FR<br />

Global Credits 25,0% 25,0% BarCap Global Aggregate Credit<br />

Hypotheken 5,0% 5,0% Portefeuillerendement<br />

Emerging Markets Debt 3,0% 3,5% JPM EMBI Global / JPM GBI-EM Global<br />

High Yield obligaties 0,0% 2,0% ML Global High Yield / JPM EMBI Global<br />

Leveraged loans 2,5% 2,5% Portefeuillerendement<br />

Portefeuille alternatieve<br />

beleggingen<br />

12,5% 12,0%<br />

Onroerend goed 6,0% 6,0% INREV / ROZ-IPD NL Res / NCREIF /<br />

ANREV / FTSE EPRA NAREIT<br />

Private equity 2,5% 2,5% Absolute return 12%<br />

Infrastructuur 2,0% 2,0% Absolute return 8%<br />

Impact investments 1,0% 0,0% Fondsrendement<br />

Cash 1,0% 1,5% 1 week Euro LIBID<br />

Door toepassing van de dynamische strategie bedraagt in 2014 het gewicht voor aandelen 20% in plaats van 25%. Het<br />

verschil is met derivaten geïmplementeerd (een shortpositie van 5%). In <strong>2015</strong> is deze shortpositie ongedaan gemaakt en<br />

vertaald naar een wijziging van de fysieke beleggingsportefeuille.<br />

5.3 Prudent person regel<br />

Het fonds zorgt ervoor dat het beleggingsbeleid voldoet aan de prudent person regel (artikel 135 Pensioenwet). Deze<br />

verklaring beschrijft voor de relevante onderdelen van de prudent person regel op welke wijze deze zijn ingevuld.<br />

Beleggingen in het belang van aanspraak- en pensioengerechtigden<br />

• Het beleggingsbeleid is vastgesteld door middel van een gedegen onderzoek en sluit aan op de doelstellingen en<br />

beleidsuitgangspunten, waaronder de risicohouding van het fonds. Hierbij is ook aandacht besteed aan de<br />

bandbreedtes en vrijheidsgraden.<br />

• Bij het hiervoor genoemde onderzoek worden, binnen de wet- en regelgeving, realistische en haalbare aannames<br />

gehanteerd en gevoeligheidsanalyses uitgevoerd.<br />

• In het onderzoek naar het beleggingsbeleid is expliciet rekening gehouden met de verplichtingenstructuur,<br />

inclusief het toeslagbeleid.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 17 | 89


• Op basis van dit onderzoek en de besluiten van het bestuur kan geconstateerd worden dat gegeven de<br />

pensioendoelstelling niet meer risico wordt gelopen dan nodig is en dat het bestuur in een bestuursbesluit een<br />

bewuste afweging maakt naar het gekozen risico-rendementprofiel (risicohouding). Dit kan onder andere blijken<br />

uit de periodiek uit te voeren haalbaarheidstoets.<br />

Beleggingen in bijdragende ondernemingen<br />

Het fonds belegt (in principe) niet in bijdragende ondernemingen. Indien dat toch aan de orde komt dan worden daarbij de<br />

volgende uitgangspunten gehanteerd ten aanzien van die belegging:<br />

• In een bijdragende onderneming beperkt tot 5% van de totale beleggingsportefeuille.<br />

• In een (eigen) groep beperkt tot 10% van de totale beleggingsportefeuille.<br />

• Bij beleggingen in een groep bijdragende ondernemingen, wordt rekening gehouden met behoorlijke diversificatie.<br />

Marktwaardering<br />

• De beleggingen zijn gewaardeerd op basis van markwaardering, zoals vastgelegd in het jaarverslag van het fonds<br />

en de actuariële en bedrijfstechnische nota.<br />

• Indien geen marktwaardering mogelijk is (voor bijvoorbeeld illiquide beleggingen), dan dient te zijn aangegeven<br />

welke alternatieve waarderingsmethode is toegepast. Deze waarderingsmethodiek is controleerbaar.<br />

Concentratierisico<br />

• Er is door het bestuur een bewuste keuze gemaakt met betrekking tot de omvang van de contracten met derden<br />

en het tegenpartijrisico en de monitoring daarvan.<br />

• Er is bij het bestuur inzicht op mandaats- of beleggingsfonds- en portefeuilleniveau naar spreiding over landen,<br />

regio’s, bedrijven en ratingcategorieën.<br />

Debiteurenrisico<br />

• De verdeling van de (bedrijfs)obligaties naar diverse ratingklassen binnen het fonds en/of mandaat is bekend, dan<br />

wel opvraagbaar. De strategische positie in credit instrumenten is gebaseerd op gedegen onderzoek, bijvoorbeeld<br />

een studie naar marktwaarderingen/waarderingsmodellen, een risicobudgettering-studie dan wel een<br />

portefeuilleconstructie-studie. De besluitvorming rond dit onderzoek laat zien dat er bewust gekozen is om<br />

eventueel debiteurenrisico te lopen.<br />

• Het bestuur houdt rekening met de risico’s, die verbonden zijn aan het uitlenen van activa.<br />

• Er zijn richtlijnen opgesteld inzake collateral management en deze worden gevolgd.<br />

Herstelsituatie<br />

• Indien sprake is van een herstelplan heeft het fonds het risicoprofiel niet doelbewust vergroot ten opzichte van het<br />

beleid c.q. de strategie vóór het ontstaan van het reservetekort.<br />

Governance<br />

• Het bestuur heeft de opzet en uitvoering van de gemaakte keuzes in het beleggingsbeleid voldoende<br />

beargumenteerd en deze keuzes schriftelijk vastgelegd (besluiten, verslagen, mandaten).<br />

• Het fonds heeft een beleggingsplan, waarin op hoofdlijnen staat beschreven hoe zal worden belegd en welke<br />

vrijheidsgraden daarbij worden gehanteerd.<br />

• Het fonds beschikt over een verklaring inzake de beleggingsbeginselen. Het beleggingsplan is in<br />

overeenstemming met deze verklaring.<br />

• Er is een duidelijk mandaat (beschreven in het beleggingsplan en de daarmee samenhangende verklaring<br />

beleggingsbeginselen), waarin de doelstellingen en beleggingsrestricties (inclusief risicomaatstaven en<br />

bandbreedtes voor rebalancingbeleid en tactisch beleid) staan beschreven.<br />

• De beleggingen over de hoofdcategorieën en subcategorieën zijn conform het beleggingsplan en/of het mandaat.<br />

Het fonds monitort op basis van periodieke rapportages de implementatie van het beleggingsplan en/of mandaat<br />

(inclusief risicomaatstaven).<br />

• De besluitvorming over een eventuele afwijking van het beleggingsplan en/of mandaat komt zorgvuldig tot stand.<br />

Transparantie beleggingsfondsen<br />

• De beleggingsfondsen beschikken eveneens over vastgestelde beleggingsrichtlijnen op basis waarvan de risico’s<br />

in de fondsen worden beheerst.<br />

• De jaarrekening van de beleggingsfondsen is voorzien van een goedkeurende verklaring van een accountant.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 18 | 89


• De rapportages zijn tijdig beschikbaar.<br />

• Het behaalde beleggingsrendement is controleerbaar en het gelopen risico past binnen het beleggingsbeleid.<br />

Afdoende liquiditeit van de portefeuille als geheel<br />

• Het bestuur heeft inzicht in de verwachte liquiditeitsbehoefte, zowel voor wat betreft de pensioenverplichtingen als<br />

voor wat betreft de beleggingsverplichtingen. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de samenhang<br />

tussen de liquiditeit en de verplichtingen van het pensioenfonds en met bijvoorbeeld collaterals, calls en<br />

derivatenposities voor wat betreft de beleggingen.<br />

• Het bestuur houdt rekening met de risico’s die voortvloeien uit een eventuele mismatch tussen benodigde<br />

liquiditeit en aanwezige liquiditeit voor de korte termijn.<br />

• De hoeveelheid beleggingen in illiquide beleggingscategorieën is tot een prudent niveau beperkt.<br />

Beleggingen stroken met aard en duur van de verwachte pensioenuitkeringen<br />

• Bij de vaststelling van het beleggingsbeleid is rekening gehouden met de verwachte kasstromen.<br />

• Het bestuur heeft bewust gekozen voor het gedeeltelijk matchen van de projectie van de nominale kasstromen en<br />

begrijpt de consequenties die dit naar verwachting heeft voor wat betreft de pensioenuitkomsten en de<br />

financiering.<br />

• Bij de vaststelling van de beleggingsmix wordt rekening gehouden met de samenhang tussen de<br />

beleggingsrisico’s en de rijping van het pensioenfonds.<br />

• Het fonds is zich bewust van de bijkomende risico’s die Liability Driven Investments (LDI) met zich meebrengen.<br />

Gereglementeerde markten<br />

• Beleggingen die verhandeld worden op niet-gereglementeerde financiële markten zijn tot een prudent niveau<br />

beperkt.<br />

Financiële derivaten<br />

• Derivatenposities worden alleen aangegaan om het risicoprofiel te verminderen of het portefeuillebeheer te<br />

vergemakkelijken.<br />

• Het risicoprofiel van derivatenposities wordt op adequate wijze geschat en verwerkt in de periodieke rapportages.<br />

Tegenpartijrisico<br />

• Er is een bewuste keuze gemaakt met betrekking tot de omvang van de contracten met derden en het gelopen<br />

tegenpartijrisico, in het geval er niet is gekozen voor de mogelijkheid van centrale clearing.<br />

• Tegenpartijrisico wordt zo mogelijk op basis van algemeen in de financiële wereld geaccepteerde standaard<br />

overeenkomsten en een onderpand (collateral) verkleind.<br />

Behoorlijke diversificatie<br />

• De beleggingen in aandelen en obligaties naar regio of sector dan wel naar bedrijf of land zijn gebaseerd op een<br />

gedegen onderzoek.<br />

• De feitelijke spreiding binnen de portefeuille en binnen beleggingscategorieën, bijvoorbeeld naar land, regio,<br />

sector en kredietwaardigheid, is in voldoende detail bekend dan wel opvraagbaar.<br />

• Het concentratierisico is tot een prudent niveau beperkt.<br />

5.4 Risicobeheersing<br />

Een belangrijk onderdeel van het beleggingsbeleid is het beheersen van beleggingsrisico’s. Dit wordt in de volgende<br />

paragrafen nader toegelicht.<br />

5.4.1. Randvoorwaarden totale portefeuille<br />

Voor beheersing van het relatieve beleggingsrisico wordt de afwijking van de benchmark (de “tracking error”) beperkt. Voor<br />

de aandelenportefeuille is de maximale tracking error vastgesteld op 5. De staatsobligatieportefeuille kent een tracking<br />

error van 0,7, voor overige delen van de vastrentende portefeuille is deze maximaal 2 (met uitzondering van de tracking<br />

error voor emerging market debt; maximaal 3,5). Voor hypotheken en leveraged loans (bankleningen) geldt geen tracking-<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 19 | 89


error; de portefeuille geldt als benchmark. Voor de totale portefeuille is een tracking error-richtlijn afgesproken, waarbij de<br />

verplichtingen als benchmark gelden.<br />

Voor het uitvoeren van het beleggingsbeleid is uit overwegingen van risicobeheer of efficiënt portefeuillemanagement,<br />

binnen vastgestelde voorwaarden, het gebruik van afgeleide instrumenten (derivaten) toegestaan. Het betreft:<br />

• Rente swaps (of langlopende staatsobligaties) voor het afdekken van het renterisico.<br />

• Valutaderivaten voor het afdekken van het vreemde valuta risico.<br />

• Futures zijn toegestaan voor de invulling van het dynamisch beleid.<br />

• Futures en credit default swaps zijn toegestaan voor efficiënte sturing van de vastrentende waarden beleggingen.<br />

• Putopties voor het afdekken van staartrisico’s op aandelen.<br />

Door <strong>SBZ</strong> worden geen effecten uitgeleend.<br />

5.4.2 Randvoorwaarden dynamische asset allocatie<br />

<strong>SBZ</strong> hanteert een dynamische beleggingsstrategie. Dat wil zeggen dat afhankelijk van een daartoe ontwikkeld beslismodel<br />

meer of minder (rente)risico wordt genomen. De hogere of lagere allocatie naar de rendementsportefeuille wordt in principe<br />

gerealiseerd door aan- of verkoop van fysieke beleggingen. Het behoort echter tot de mogelijkheden dit deels met<br />

gebruikmaking van derivaten te realiseren. Het renterisico wordt naast fysieke beleggingen voor een belangrijk deel met<br />

swaps afgedekt.<br />

5.4.3 Randvoorwaarden aandelen<br />

De aandelen van bedrijven zijn onderhevig aan allerlei risico’s, variërend van marktrisico tot faillissementsrisico. De<br />

(onderliggende) vermogensbeheerders trachten deze specifieke risico’s zo goed mogelijk te beheersen. Dit betekent dat<br />

bedrijven waar deze risico’s door verwacht rendement onvoldoende worden gecompenseerd niet in de portefeuille wordt<br />

genomen.<br />

Daarmee zal het resultaat op de portefeuille afwijken van dat van de benchmark. Deze afwijking wordt gemeten als<br />

tracking error en is begrensd op 5%. De beheerder draagt dus zorg voor een zorgvuldige keuze van de beleggingen<br />

binnen deze beperking. Shortposities zijn niet toegestaan.<br />

De aandelenportefeuille wordt mondiaal belegd. De beheerders zijn verantwoordelijk voor een adequate spreiding over de<br />

diverse regio’s.<br />

5.4.4 Randvoorwaarden vastrentende waarden<br />

Voor het beheersen van de risico’s die zijn verbonden aan vastrentende beleggingen staan twee maatstaven centraal. Dit<br />

zijn achtereenvolgens de duration en het kredietwaardigheidsbeleid. Door actief vermogensbeheer op deze punten zal het<br />

resultaat op de portefeuille afwijken van dat van de benchmark. Deze afwijking wordt gemeten als tracking error en is<br />

begrensd op 2%. De beheerder draagt dus zorg voor een zorgvuldige keuze van de beleggingen binnen deze beperking.<br />

Voor de vastrentende beleggingen geldt,dat alleen voor de euro-staatsobligaties geldt, dat deze discretionair worden<br />

beheerd. Voor deze portefeuille geldt een tracking error van slechts 0,7%.<br />

Voor de andere (sub-)categorieën geldt dat deze worden gerealiseerd door participatie in beleggingsfondsen.<br />

Duration<br />

De duration is een getal dat de gewogen gemiddelde looptijd uitdrukt en daarmee een maatstaf is voor de<br />

rentegevoeligheid van de portefeuille. Binnen de euro-staatsobligatie-portefeuille geldt dat de duration maximaal 1 jaar<br />

(plus en min) mag afwijken van de duration van de benchmark. Wanneer verwacht wordt dat de rente gaat dalen, zal een<br />

overwogen durationpositie worden aangehouden. Wanneer een stijging verwacht wordt, wordt een onderwogen positie<br />

aangehouden. Door dit actieve beleid wordt verwacht waarde toe te voegen aan het rendement op de portefeuille.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 20 | 89


De beleggingsfondsen waarin wordt geparticipeerd kennen eveneens duration-restricties. Bij de selectie van de fondsen<br />

wordt hiermee rekening gehouden.<br />

Kredietwaardigheid<br />

Binnen de euro-staatsobligatie-portefeuille wordt alleen belegd in (semi-)overheidspapier, covered bonds met een<br />

minimale AA-rating en supranationale organisaties. De minimale rating bedraagt BBB en de benchmark bestaat uit de<br />

leningen van de kernlanden in de Euroregio en van Nederland.<br />

De portefeuille buiten de euro-staatsobligaties wordt belegd in Nederlandse (woning)hypotheken, credits<br />

(bedrijfsobligaties), Emerging Market Debt (in lokale en harde valuta), leveraged loans (bankleningen) en (tot 1 februari<br />

<strong>2015</strong>) High Yield (vanwege het karakter van de debiteur hoogrentende leningen). Deze portefeuilles worden belegd via<br />

participatie in beleggingsfondsen. Deze beleggingsfondsen kennen op zich richtlijnen ten aanzien van kredietwaardigheid;<br />

bij de selectie van de fondsen wordt hiermee rekening gehouden. De belegging in het Strategic (High) Yield Fund is in<br />

<strong>2015</strong> beëindigd.<br />

Beleggingsuniversum<br />

Er wordt hoofdzakelijk belegd in obligaties die genoteerd zijn aan grote internationale effectenbeurzen.<br />

Via discretionaire mandaten worden rechtstreeks belangen genomen in leningen van overheden, bankinstellingen met<br />

overheidsgarantie (covered bonds) en supranationale organisaties en daarnaast worden indirect belangen genomen in<br />

leningen van wereldwijd gevestigde ondernemingen en in bankleningen (leveraged loans). De beheerders zijn<br />

verantwoordelijk voor een adequate spreiding over de diverse regio’s.<br />

Het High Yield mandaat wordt beheerd via beleggingspools. Dit zelfde geldt voor Emerging Market Debt. Daarbinnen<br />

gelden richtlijnen met betrekking tot duration, valuta, kredietwaardigheid et cetera.<br />

Leveraged loans<br />

Het betreft hier een portefeuille leningen, waarop onderpand/zekerheid is verkregen. De allocatie naar leveraged loans<br />

wordt gerealiseerd via een participatie in een beleggingsfonds. In 2012 is een tweede fonds geselecteerd. De belegging in<br />

het eerste fonds zal worden geliquideerd; deze liquidatie is bijna voltooid.<br />

5.4.5 Randvoorwaarden Alternatieve beleggingen<br />

De verdeling van de allocatie naar alternatieve beleggingen (12,5% van het totale vermogen) luidt:<br />

• Onroerend goed 6,0%<br />

• Private Equity 2,5%<br />

• Infrastructuur 2,0%<br />

• Impact investments 1,0%<br />

• Cash 1,0%.<br />

Onroerend goed<br />

In de jaren 2009, 2010 en 2011 is het directe vastgoed volledig verkocht. In 2009 is gestart met de opbouw van een<br />

indirecte vastgoedportefeuille. Het betreft een discretionair mandaat dat door Russell Investments wordt beheerd. Russell<br />

selecteert de fondsen, waarin <strong>SBZ</strong> participeert. Het accent van deze beleggingen ligt in Europees vastgoed, waarvan<br />

Nederlandse woningen een niet te verwaarlozen onderdeel uit maken. Daarnaast wordt belegd in Amerika en wordt een<br />

kleiner belang opgebouwd in Aziatisch vastgoed. Een belangrijk deel van de portefeuille betreft “core real estate” (verhuurd<br />

vastgoed op goede locaties). Een kleiner deel van de portefeuille wordt belegd in meer opportunistische<br />

beleggingsmogelijkheden. Om de liquiditeit van deze portefeuille te borgen en daarmee de allocatie naar deze categorie te<br />

sturen wordt een beperkt deel belegd in beursgenoteerd vastgoed.<br />

Naast het mandaat van Russell bezit <strong>SBZ</strong> nog een participatie in een kantoorbelegging in Fort Lauderdale (USA). Indien<br />

zich hiertoe goede mogelijkheden voordoen, zal deze belegging worden verkocht. De exit is voorzien in <strong>2015</strong>/2016.<br />

Uit hoofde van de verkoop van het direct vastgoed had <strong>SBZ</strong> een belegging in vastgoedfinanciering. De looptijd van deze<br />

belegging was vijf jaar. De exit uit deze belegging is geëffectueerd in <strong>2015</strong> (einde looptijd van de lening).<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 21 | 89


Private equity<br />

Beleggingen in private equity vinden thans plaats in de private equity fondsen van Pantheon en Partners Group. Deze<br />

fondsen bestrijken de regio’s Europa, Noord-Amerika (USA) en Azië. Het betreft (vooral) fund of fund-beleggingen. <strong>SBZ</strong><br />

krijgt volledig doorzicht in de onderliggende fondsen.<br />

Infrastructuur<br />

Het Infrastructuur mandaat wordt door Pantheon via een fund of fund-belegging beheerd. Daarnaast wordt door Pantheon<br />

voor <strong>SBZ</strong> een speciaal mandaat beheerd, omdat <strong>SBZ</strong> een zwaarder belang in cash genererende infrastructuur wenst, dan<br />

in het betreffende fund of fund aanwezig is. Daarnaast participeert <strong>SBZ</strong> in een fonds van Partners Group.<br />

<strong>SBZ</strong> verkrijgt volledige doorzicht in de onderliggende fondsen.<br />

Impact Investments<br />

Deze categorie wordt aan de portefeuille toegevoegd uit hoofde van de maatschappelijke betrokkenheid van het fonds.<br />

In 2013 is een mission statement geformuleerd met betrekking tot impact beleggen. Deze beleggingen dienen bij te dragen<br />

aan toegang tot of efficiencyverbetering in de gezondheidszorg dan wel bij te dragen aan individuele financiële zekerheid.<br />

In 2014 is aandacht besteed aan de beheervorm voor deze categorie alsmede aan een implementatieplan. In <strong>2015</strong> wordt<br />

een start gemaakt met concrete beleggingen in deze categorie.<br />

Cash<br />

De allocatie naar cash wordt vooral aangehouden om een beroep te kunnen doen op kasmiddelen indien transacties in het<br />

kader van strategische afdekkingen (valuta en rente) of capital calls uit alternatieve beleggingen daartoe noodzaken.<br />

5.4.6 Randvoorwaarden renterisico<br />

Dit risico bestaat doordat beleggingen en verplichtingen niet in dezelfde mate gevoelig zijn voor rentebewegingen. In 2006<br />

is besloten het renterisico over de pensioenverplichtingen te beperken met behulp van een dynamische afdekkingstrategie.<br />

Deze strategie wordt jaarlijks vastgesteld.<br />

De dynamische strategie voorziet op basis van een daartoe ontwikkeld beslismodel in een toename van risico of een<br />

afbouw van risico. In <strong>2015</strong> wordt de rentehedge (mede) afhankelijk van de rentestand (swaprente).<br />

Afhankelijk van de dekkingsgraad kan de afdekking van het renterisico variëren tussen 50% en 70% op basis van<br />

marktrente, waarbij geldt dat de rentehedge (normaliter) niet meer bedraagt dan 100% op basis van de Ultimate Forward<br />

Rate (UFR), die in het toetsingskader van DNB wordt gebruikt. Mede afhankelijk van de 20-jaars swaprente kan de<br />

economische rentehedge variëren tussen 50% en 70%.<br />

De economische afdekking bedraagt minimaal 50% en maximaal 70% (met een maximale afwijking van plus en min 5%-<br />

punt).<br />

De afdekking van het renterisico wordt naast inzet van de fysieke vastrentende portefeuille (staatsobligaties, hypotheken<br />

en credits) gerealiseerd door het aangaan van renteswap-contracten.<br />

5.4.7 Randvoorwaarden valutarisico<br />

Het valutarisico van emerging markets wordt strategisch niet afgedekt. De afdekking van deze valuta is kostbaar en<br />

daarnaast is de veronderstelling, dat deze valuta om reden van de snelle en structurele groei van de betreffende<br />

markten/economieën zullen appreciëren. Voor de volwassen markten geldt, dat het valutarisico voor de belangrijkste<br />

markten grotendeels wordt afgedekt (60-100%). Strategisch beloopt de afdekking 100%; op grond van verwachtingen kan<br />

deze lager zijn doch de afdekking zal minimaal 60% bedragen.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 22 | 89


5.4.8 Randvoorwaarden Maatschappelijk Verantwoord Beleggen<br />

<strong>SBZ</strong> heeft ervoor gekozen om een nadere invulling te geven aan een beleid voor verantwoord beleggen.<br />

Uitsluitingenbeleid<br />

<strong>SBZ</strong> hanteert een uitsluitingenbeleid. Onderdeel van het uitsluitingenbeleid vormt het wettelijk verbod op beleggingen in<br />

producenten van en handelaren in clustermunitie.<br />

Vanaf 1 januari 2013 geldt een wettelijk verbod op het (laten) uitvoeren van transacties, het verstrekken van leningen of<br />

verwerven van niet vrij verhandelbare deelnemingen in bedrijven die betrokken zijn bij de productie, distributie of verkoop<br />

van clustermunitie of cruciale onderdelen daarvan. De handhaving van het verbod heeft plaats vanaf 1 april 2013. Vanaf<br />

die datum wordt een ‘redelijke’ termijn in acht genomen waarbinnen die financiële instrumenten, leningen of niet vrij<br />

verhandelbare deelnemingen van de hand gedaan of beëindigd dienen te zijn.<br />

Eenmaal per jaar wordt, na overleg tussen de AFM, brancheorganisaties en marktpartijen, een indicatieve lijst van<br />

betrokken ondernemingen gepubliceerd en aangepast.<br />

<strong>SBZ</strong> zal erop toezien dat niet belegd wordt in bedrijven op deze lijst. Hiertoe zal de periodieke lijst door <strong>SBZ</strong> gedeeld<br />

worden met haar vermogensbeheerders, vergezeld van het verbod om in de betreffende ondernemingen te beleggen.<br />

Het wettelijk verbod zal overigens niet gelden voor transacties in door derden beheerde beleggingsinstellingen en indices<br />

waarbij de producenten van clustermunitie en of daarbij betrokken ondernemingen, minder dan 5% van de waarde van die<br />

beleggingsinstelling of index vertegenwoordigen.<br />

Er wordt niet belegd in een aantal met naam genoemde ondernemingen; het betreft vooral producenten van controversiële<br />

wapens (waaronder clustermunitie). Daarnaast wordt niet belegd in een aantal met naam genoemde landen. Deze landen<br />

zijn getroffen door internationale (VN, EU en VS) sancties. Het uitsluitingenbeleid wordt in de discretionair beheerde<br />

portefeuilles ten volle toegepast. Daarnaast heeft <strong>SBZ</strong> op grond van de eigen identiteit besloten de tabaksindustrie uit te<br />

sluiten voor belegging.<br />

Door het bestuur is voorts besloten te participeren in een aantal beleggingspools. Het is niet mogelijk het <strong>SBZ</strong>-beleid in<br />

deze pools te effectueren. Daarom heeft het bestuur besloten te accepteren dat een zeer beperkt deel van het vermogen in<br />

deze pools niet voldoet aan het door het fonds gehanteerde uitsluitingenbeleid. De materialiteitsregels ten aanzien van<br />

tabak voor de gepoolde beleggingen laten zich als volgt omschrijven:<br />

• Tabaksbeleggingen bedragen niet meer dan 4% van het vermogen in de betreffende beleggingsfondsen.<br />

• Tabaksbeleggingen bedragen niet meer dan 2% van het totaal vermogen in beleggingsfondsen in de<br />

categorieënaandelen en obligaties.<br />

• Tabaksbeleggingen bedragen niet meer dan 1% van het totaal vermogen in de categorieën aandelen en obligaties.<br />

Indien de blootstelling naar deze beleggingen meer bedraagt dan beschreven, dan besluit het bestuur over de wijze hoe<br />

hiermee wordt omgegaan.<br />

Global Compact en engagement<br />

<strong>SBZ</strong> onderzoekt of het verdere stappen zal nemen in het onderschrijven van de Global Compact van de Verenigde Naties<br />

in verband met het beleggingsbeleid. De Global Compact bestaat uit tien principes die gerelateerd zijn aan<br />

mensenrechten, arbeidsnormen, milieu en anticorruptie. Zij vinden hun oorsprong in internationaal breed geaccepteerde<br />

verdragen zoals de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens en de conventies van de International Labour<br />

Organisation.<br />

<strong>SBZ</strong> heeft met ingang van 2009 ervoor gekozen om zijn invloed als aandeel- en obligatiehouder te gebruiken om<br />

ondernemingen aan te zetten tot gewenst gedrag in lijn met de Global Compact. Dit wordt engagement genoemd.<br />

<strong>SBZ</strong> heeft Robeco als engagement-manager aangesteld.<br />

Corporate governance<br />

Stemmen op aandeelhoudersvergaderingen<br />

<strong>SBZ</strong> is een wereldwijde aandelenbelegger en heeft ervoor gekozen het stemmen op aandeelhoudersvergaderingen over te<br />

dragen aan Robeco. Zo is <strong>SBZ</strong> in staat wereldwijd te stemmen op aandeelhoudersvergaderingen van bedrijven waarin het<br />

belegd. Met het feit dat Robeco ook als voting-agent optreedt, is geborgd dat het stembeleid in overeenstemming is met<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina <strong>23</strong> | 89


het engagement. Robeco houdt rekening met internationaal geaccepteerde corporate governance-codes. Daarnaast houdt<br />

Robeco rekening met de lokale wet- en regelgeving, waaronder regels voor corporate governance.<br />

Op de website van <strong>SBZ</strong> wordt gerapporteerd over het engagement en het stemgedrag.<br />

5.5 Resultaatsevaluatie<br />

Elk kwartaal wordt in een rapportage door de vermogensbeheerder het volgende vastgelegd:<br />

• De ontwikkeling van de dekkingsgraad gedurende het kwartaal.<br />

• Een actuele stand van de waarde van het vermogen en de verplichtingen.<br />

• De omvang van het vereist vermogen.<br />

• De behaalde rendementen in het kwartaal en vanaf de vorige jaarultimo (YtD) per beleggingscategorie, inclusief<br />

de derivatenportefeuilles.<br />

• Een toelichting op het rendement, het gevoerde beleid en de risicometing.<br />

• Een overzicht van de ondernomen acties.<br />

Naast de kwartaalrapportages wordt door de vermogensbeheerder ook op maandbasis een portefeuilleoverzicht en<br />

rendementsoverzicht verstrekt.<br />

Voor de berekening van de behaalde performance zijn de gegevens van de custodian (Northern Trust) leidend. Syntrus<br />

Achmea ziet erop toe dat de door de vermogensbeheerders gerapporteerde performance overeenstemt met de door de<br />

custodian gerapporteerde cijfers.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 24 | 89


6 De organisatie van het<br />

pensioenfonds<br />

6.1 Bestuurlijke organisatie<br />

<strong>SBZ</strong> wordt bestuurd door een bestuur, bestaande uit elf leden:<br />

- Er is één onafhankelijke voorzitter.<br />

- Het aantal uitvoerende bestuurders is vastgesteld op twee onafhankelijke bestuurders.<br />

- Het aantal niet uitvoerende bestuurders bedraagt acht. Van de acht niet uitvoerende bestuurders worden:<br />

o vier leden voorgedragen door Zorgverzekeraars Nederland;<br />

o drie leden voorgedragen door de bij de CAO Zorgverzekeraars betrokken vakorganisaties (FNV, CNV,<br />

De Unie);<br />

o één lid voorgedragen door de vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden in het<br />

verantwoordingsorgaan.<br />

Bij de samenstelling van het bestuur wordt rekening gehouden met de criteria als vastgelegd in het geschiktheidsplan van<br />

<strong>SBZ</strong>. In het geschiktheidsplan zijn de aanwezige en benodigde geschiktheid en competenties van de bestuursleden<br />

vastgelegd alsmede een daaruit voortvloeiend opleidingsplan. Onderdeel van het geschiktheidsplan zijn tevens de<br />

functieprofielen,de toetsingsprocedure voor bestuursleden en het beloningsbeleid.<br />

Het bestuur komt in de regel minimaal zes keer per jaar in vergadering bijeen.<br />

<strong>SBZ</strong> kent een verantwoordingsorgaan, bestaande uit acht leden. De samenstelling is als volgt:<br />

• vier leden namens de deelnemers<br />

• twee gekozen leden namens de pensioengerechtigden;<br />

• twee leden namens werkgevers.<br />

De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan zijn vastgelegd in een reglement<br />

verantwoordingsorgaan.<br />

Bij de samenstelling van het verantwoordingsorgaan wordt rekening gehouden met de criteria als vastgelegd in de<br />

competentievisie van <strong>SBZ</strong>. In de competentievisie zijn de aanwezige en benodigde geschiktheid en competenties van de<br />

leden van het verantwoordingsorgaan vastgelegd.<br />

Ten minste tweemaal per jaar bespreekt (een delegatie van) het bestuur het gevoerde beleid en de resultaten daarvan met<br />

het verantwoordingsorgaan.<br />

Het bestuur heeft een onafhankelijke Commissie van Beroep aangewezen. De taken, verantwoordelijkheden en<br />

bevoegdheden van de Commissie van Beroep zijn vastgelegd in een reglement Commissie van Beroep in aanvulling op<br />

het reglement klachten- en geschillenprocedure van <strong>SBZ</strong>.<br />

Het bestuur heeft de bevoegdheid tot het vaststellen en/of wijzigen van de statuten en daarmee samenhangende<br />

reglementen en het pensioenreglement. Daarmee is het bestuur verantwoordelijk voor het pensioenbeleid, waaronder<br />

begrepen het toeslag-, premie- en beleggingsbeleid.<br />

Het bestuur heeft twee (vaste) bestuurlijke commissies ingesteld:<br />

• Een audit- en compliancecommissie (met name ten behoeve van de monitoring van de pensioenuitvoering en<br />

jaarverslaglegging, compliance en risicobeheersing en intern toezicht).<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 25 | 89


• Een beleggingscommissie (met name ten behoeve van de monitoring van de uitvoering van het beleggingsbeleid<br />

en intern toezicht).<br />

De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bestuurlijke commissies zijn vastgelegd in reglementen. De<br />

algemene taak van deze commissies is het voorbereiden van onderwerpen waar het bestuur een besluit over moet nemen.<br />

De commissies kunnen tijdens de voorbereidingsfase dieper ingaan op de achtergronden en de consequenties van te<br />

nemen beslissingen. De leden van de bestuurlijke commissies worden hierin bijgestaan door deskundigen van de<br />

uitvoerder (zie paragraaf 6.2), het uitvoerend bestuurslid verbonden aan betreffende commissie en eventueel door andere<br />

externe deskundigen.<br />

Naast de vaste commissies kan het bestuur ook ad hoc commissies instellen. Eén daarvan is een crisiscommissie.<br />

Wanneer sprake is van een crisis is vastgelegd in een financieel crisisplan. De wijze waarop ingeval van een crisis wordt<br />

gehandeld is vastgelegd in het reglement crisiscommissie. Tevens kent het fonds een verkiezingscommissie die wordt<br />

belast met de organisatie van de verkiezingen voor pensioengerechtigden in het verantwoordingsorgaan .<br />

Het bestuur beschikt over een compliance charter en compliance program. Ter bevordering van een correct (in het belang<br />

van <strong>SBZ</strong>) gebruik van de bij <strong>SBZ</strong> aanwezige informatie is een gedragscode opgesteld. Deze gedragscode geldt voor<br />

bestuursleden, voor leden van het verantwoordingsorgaan en externe leden van de bestuurlijke commissies.<br />

In het compliance program is vastgelegd dat het integriteitbeleid wordt bijgehouden. Het fonds draagt zorg voor een<br />

systematische analyse van integriteitsrisico’s, stelt aan de hand van die analyse een integriteitsbeleid vast, draagt zorg voor de<br />

uitvoering daarvan en heeft een compliance officer aangesteld. <strong>SBZ</strong> beschikt over een integriteitsbeleid dat is vormgegeven<br />

als een overzichtsdocument waarin de beschikbare (beleids)stukken op het gebied van compliance worden benoemd.<br />

<strong>SBZ</strong> beschikt over een regeling misstanden. De regeling misstanden kent een aantal doelen, te weten:<br />

• Regelen op welke wijze misstanden, waaronder incidenten, worden geconstateerd, gemeld, vastgelegd en<br />

aanleiding zijn voor het nemen van corrigerende maatregelen.<br />

• Elke verbonden persoon van het pensioenfonds de gelegenheid te geven om een misstand al dan niet anoniem te<br />

melden, zodat al het nodige gedaan kan worden in het geval van mogelijke overtredingen van interne of externe<br />

regelgeving of andere misstanden.<br />

De regeling misstanden combineert een incidentenregeling en een klokkenluidersregeling.<br />

Het risicobeleid van <strong>SBZ</strong> is op hoofdlijnen vastgelegd in de verklaring inzake beleggingsbeginselen (zie bijlage 2). De<br />

nadere uitwerking van de diverse risicocategorieën is vastgelegd in een dynamisch risicobeheerraamwerk, dat voortdurend<br />

onderwerp van bespreking is bij de audit- en compliancecommissie.<br />

Het communicatiebeleid ligt vast in het communicatiebeleidsplan. Dit meerjarenplan vormt de basis voor de jaarlijkse<br />

activiteiten op het gebied van pensioencommunicatie, die worden vastgelegd in een communicatiejaarplan.<br />

6.2 Uitbestede taken<br />

Het bestuur heeft de uitvoerende taken aangaande het pensioen- en vermogensbeheer uitbesteed. De taken,<br />

verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn vastgelegd in overeenkomsten die voldoen aan de eisen van de<br />

Pensioenwet en de richtlijnen van de Nederlandsche Bank en van de Autoriteit Financiële Markten.<br />

De pensioen- en vermogensbeheerorganisaties voeren daarnaast in overleg met en met behulp van externe adviseurs het<br />

beleidsvoorbereidende werk uit.<br />

Aan uitbesteding is voor het fonds een aantal risico’s verbonden. In het risicobeleid is aangegeven hoe de risico’s worden<br />

beheerst. Daarnaast heeft het bestuur een uitbestedingsbeleid vastgesteld. <strong>SBZ</strong> beschikt over een uitbestedingsbeleid dat<br />

in overeenstemming is met de “Beleidsregel Uitbesteding” van De Nederlandsche Bank. Het uitbestedingsbeleid omvat<br />

criteria voor uitvoerders en de procedure om vast te stellen of de uitvoerder bij aanvang van of tijdens de dienstverlening<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 26 | 89


aan deze criteria voldoet. Het doel van het uitbestedingsbeleid is dan ook de vaststelling van het beleid met betrekking tot<br />

de beheersing van risico’s die samenhangen met uitbesteding van (delen van) bedrijfsprocessen. Het uitbestedingsbeleid<br />

is opgenomen als bijlage 5 bij deze <strong>ABTN</strong>.<br />

Pensioenbeheer<br />

Het bestuur heeft de uitvoering van het pensioenbeheer uitbesteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer NV (verder:<br />

Syntrus Achmea). Het bestuur heeft daarbij Syntrus Achmea gemandateerd voor de hieraan verbonden werkzaamheden.<br />

Het bestuur heeft onder meer de volgende taken uitbesteed aan Syntrus Achmea:<br />

• Het afsluiten van de uitvoeringsovereenkomsten met werkgevers.<br />

• Het met werkgevers afsluiten van overeenkomsten inzake deelname aan de aanvullende en/of vrijwillige<br />

pensioenregelingen.<br />

• Het invorderen van de relevante pensioenpremie.<br />

• Het vaststellen van de (premievrije) pensioenaanspraken.<br />

• Het vaststellen van de hoogte van de pensioenuitkeringen en het uitbetalen hiervan.<br />

• Het informeren van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden overeenkomstig het bepaalde in de<br />

Pensioenwet. De (gewezen) deelnemers ontvangen jaarlijks een Uniform PensioenOverzicht. De<br />

pensioengerechtigden ontvangen jaarlijks een jaaropgave.<br />

• Het organiseren en voorbereiden van de vergaderingen van de diverse bestuursgremia;<br />

• Het vervaardigen van een concept-jaarverslag, een concept-jaarrekening en de staten voor De Nederlandsche<br />

Bank.<br />

• Het monitoren van het vermogensbeheer.<br />

Vermogensbeheer<br />

Het vermogensbeheer wordt uitgevoerd door externe vermogensbeheerders. BNP Paribas verzorgt de strategische<br />

advisering, is verantwoordelijk voor de uitvoering van de dynamische strategie, verzorgt het risicomanagement en in<br />

verband daarmee de implementatie van instrumenten waarmee risico’s (aandelen, rente en valuta) worden afgedekt.<br />

Russell Investments treedt op als multi-manager en is verantwoordelijk voor de managerselectie en de resultaten daarvan.<br />

Het feitelijk beheer van de beleggingen is opgedragen aan externe beheerders. Deze uitvoerders worden geselecteerd en<br />

gemonitord door Russell Investments. Hierbij voert Russell Investments een gestructureerd manager research proces<br />

waarbij aansluiting op de individuele mandaten en het gewenste risicoprofiel centraal staan.<br />

De fiduciair vermogensbeheerders zijn verantwoordelijk voor het operationele beleggingsbeleid.<br />

De vermogensbeheerders zijn binnen de geformuleerde randvoorwaarden (de beleggingsrichtlijnen) vrij in de wijze van<br />

belegging en herbelegging. Beslissingen die consequenties kunnen hebben voor het strategisch beleggingsbeleid en de<br />

daarvan afgeleide randvoorwaarden worden slechts in overleg met het bestuur genomen.<br />

Om een nadere invulling te geven aan het beleid voor verantwoord beleggen heeft het bestuur Robeco aangesteld als<br />

engagement manager. Ook het stemmen op aandeelhoudersvergaderingen is overgedragen aan Robeco. Doordat Robeco<br />

ook als voting-agent optreedt, is geborgd, dat het stembeleid in overeenstemming is met het engagement.<br />

De vermogensbeheerders zijn verantwoordelijk voor het verzamelen, administreren en rapporteren van gegevens over de<br />

beleggingen aan bestuur en beleggingscommissie. Syntrus Achmea speelt hierin een coördinerende rol.<br />

Voor custody, collateral management, tax reclaim, compliance-monitoring en beleggingsadministratie (inclusief<br />

performancemeting) maakt <strong>SBZ</strong> gebruik van de diensten van Northern Trust.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 27 | 89


6.3 Informatievoorziening aan het bestuur<br />

Het bestuur van het pensioenfonds toetst regelmatig of de wijze waarop de uitbestede bedrijfsprocessen worden<br />

uitgevoerd nog in overeenstemming is met de gemaakte afspraken.<br />

Syntrus Achmea rapporteert daartoe ieder kwartaal over de nakoming van de gemaakte afspraken in de Service Level<br />

Agreements (SLA). Deze SLA-rapportages worden besproken in de audit- en compliancecommissie.<br />

Syntrus Achmea adviseert daarnaast het bestuur over juridische, financiële, actuariële en overige pensioentechnische<br />

zaken en beleggingen. Hierbij worden in ieder geval de relevante ontwikkelingen op pensioengebied gesignaleerd met een<br />

overzicht van de mogelijke consequenties hiervan voor <strong>SBZ</strong>.<br />

De vermogensbeheerders rapporteren daartoe ieder kwartaal over de nakoming van de gemaakte afspraken ten aanzien<br />

van de beleggingen. Deze kwartaalrapportages beleggingen worden besproken in de beleggingscommissie. De<br />

kwartaalrapportage bevat in ieder geval een overzicht van de ontwikkeling van de waarde van de beleggingen en van de<br />

dekkingsgraad en een verklaring van de belangrijkste oorzaken van deze ontwikkelingen.<br />

De rapportage met betrekking tot de uitvoering van de SLA met de vermogensbeheerders wordt (jaarlijks) besproken in de<br />

audit- en compliancecommissie.<br />

6.4 Organogram<br />

De relatie tussen het bestuur en de bij de uitvoering betrokken partijen is in het onderstaande organogram weergegeven.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 28 | 89


Het bestuur heeft PricewaterhouseCoopers als certificerend accountant aangesteld om de jaarrekening, het jaarverslag en<br />

de staten voor De Nederlandsche Bank te controleren. De accountant doet verslag van zijn bevindingen in de vorm van<br />

een accountantsrapport aan het bestuur en stelt jaarlijks een accountantsverklaring op. In het accountantsrapport worden<br />

de bevindingen en de verbeterpunten in de beheersing van de processen gesignaleerd. In de bestuursvergadering, waarin<br />

de jaarstukken worden besproken, is de accountant aanwezig.<br />

Towers Watson is aangesteld als certificerend actuaris. De actuaris doet verslag van zijn bevindingen door middel van een<br />

certificeringsrapport aan het bestuur en stelt jaarlijks een actuariële verklaring op. Hij is aanwezig in de<br />

bestuursvergadering waarin de jaarstukken worden besproken.<br />

Voor de uitvoering van een aantal taken, benoemd in het complianceprogram, alsmede advisering over voor het bestuur<br />

relevante compliancethema’s is Nederlands Compliance Instituut als externe compliance officer aangesteld.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 29 | 89


7 Ondertekening<br />

Het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars heeft deze <strong>ABTN</strong> vastgesteld in de<br />

bestuursvergadering van <strong>23</strong> juni <strong>2015</strong><br />

R.F. van der Feltz- Doude van Troostwijk<br />

Uitvoerend bestuurder<br />

J.B. Koomans<br />

Uitvoerend bestuurder<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 30 | 89


Bijlage 1.<br />

Samenhang vermogen, toeslag- en<br />

premiebeleid<br />

Zolang de beleidsdekkingsgraad lager is dan 110% worden:<br />

• Geen toeslagen verleend aan deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen deelnemers.<br />

• Geen premiekorting verleend aan aangesloten organisaties.<br />

Zodra er sprake is van vrij vermogen (dekkingsgraad boven 110%) wordt deze aangewend voor toeslagen aan (gewezen)<br />

deelnemers en pensioengerechtigden ter grootte van maximaal de prijsindex.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 31 | 89


Bijlage 2.<br />

Verklaring inzake de<br />

beleggingsbeginselen <strong>SBZ</strong> <strong>2015</strong><br />

Deze verklaring beleggingsbeginselen geeft beknopt de uitgangspunten weer van het beleggingsbeleid van de Stichting<br />

Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars. Pensioenfondsen zijn op grond van de Europese Pensioenrichtlijn verplicht<br />

om zo’n verklaring op te stellen. In Nederland is deze richtlijn verwerkt in de Pensioenwet.<br />

Het beleggingsbeleid van een pensioenfonds is, voor zowel de zekerheid als de betaalbaarheid van het pensioen, van<br />

cruciaal belang. Tegen die achtergrond heeft de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars (<strong>SBZ</strong>) deze<br />

verklaring beleggingsbeginselen <strong>2015</strong> opgesteld. Dit document beschrijft de uitgangspunten van het beleggingsbeleid van<br />

<strong>SBZ</strong> ten behoeve van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden in het pensioenfonds. De verklaring is voor<br />

iedereen beschikbaar via onze internetsite www.<strong>SBZ</strong>.nl.<br />

Deze verklaring is vastgesteld door het bestuur van <strong>SBZ</strong> op 16 juni <strong>2015</strong>.<br />

Hoofdstukindeling<br />

De verklaring bevat de volgende hoofdstukken:<br />

1. Organisatie en regeling.<br />

2. Beleggings- en risicobeleid van het pensioenfonds.<br />

3. Uitvoering.


1 : Organisatie en regeling<br />

1.1 Organisatie<br />

Omschrijving van het fonds<br />

<strong>SBZ</strong> is sinds 1961 uitgegroeid van een bescheiden fonds voor de uitvoerders van de ziekenfondswet en/of AWBZ naar een<br />

vrijwillig bedrijfstakpensioenfonds voor de bedrijfstak zorgverzekeraars. De aansluitingsgrond is geregeld in de CAO<br />

Zorgverzekeraars alsmede in de statuten van <strong>SBZ</strong>.<br />

Geen van de aangesloten organisaties is beursgenoteerd en veelal hebben ze geen ‘winstoogmerk’. Al een halve eeuw<br />

staat <strong>SBZ</strong> garant voor aandacht en zorg voor de individuele deelnemers en pensioengerechtigden van deze aangesloten<br />

organisaties.<br />

Daarbij staan de volgende missie, visie en strategie centraal:<br />

Onze missie<br />

Wij voeren de pensioenregeling uit voor werknemers van aangesloten zorgverzekeraars en aanverwante ondernemingen.<br />

Onze visie<br />

Wij willen een goed functionerend en financieel robuust pensioenfonds zijn. De efficiënte uitvoering van onze pensioenregeling<br />

kent een hoog service- en kwaliteitsniveau. Wij streven ernaar om binnen een gelijkblijvend risicokader, de pensioenaanspraken<br />

en pensioenuitkering aan te passen aan de prijsontwikkelingen.<br />

Onze strategie<br />

De aandacht voor pensioen is groot. Het pensioenstelsel gaat veranderen, maar het is nog niet duidelijk hoe de pensioenregeling<br />

er in de toekomst uit gaat zien. Om onze visie te realiseren leggen wij de volgende accenten:<br />

Oog voor werknemers, pensioengerechtigden en werkgevers<br />

Het belang van werknemers, pensioengerechtigden en werkgevers staat centraal. Belangen worden evenwichtig tegen elkaar<br />

afgewogen. We geven werknemers en pensioengerechtigden inzicht in hun eigen pensioen. We informeren tijdig en begrijpelijk<br />

over de veranderingen in de pensioenregeling en we gaan de dialoog aan bij belangrijke besluiten die we moeten nemen.<br />

De pensioengelden worden op een solide wijze beheerd. Bij onze ambitie hoort het nemen van risico’s. Dat doen we op een<br />

verantwoorde wijze. Ons risicoprofiel is op een kostenefficiënte wijze vertaald in de beleggingsportefeuille.<br />

Oog voor onze partners<br />

De samenwerking met onze partners is strak georganiseerd, kostenbewust en gericht op een hoge tevredenheid bij werknemers,<br />

pensioengerechtigden en werkgevers. Onze uitvoerende partners op het gebied van pensioenadministratie,<br />

bestuursondersteuning en de (monitoring op) vermogensbeheer delen onze missie en visie.<br />

Oog voor de toekomst<br />

Wij kijken vooruit en anticiperen op de toekomst. Er is zorg over het dalend aantal deelnemers en het ontstaan van hogere<br />

uitvoeringskosten door te voldoen aan nieuwe wettelijk regels. We onderzoeken verschillende mogelijkheden om onze regeling<br />

toekomstbestendig te houden.<br />

<strong>SBZ</strong> heeft eind 2014 ongeveer 40.000 deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden en een belegd<br />

vermogen van ongeveer € 4,75 miljard.<br />

Doelstelling van het pensioenfonds<br />

De doelstelling van het pensioenfonds is het verlenen van pensioenen. Dit betreft zowel de ingegane rechten als de<br />

aanspraken van actieve en gewezen deelnemers. Het streven van het pensioenfonds daarbij is het waarde- of<br />

welvaartsvast houden van de pensioenen door jaarlijks de pensioenen te verhogen. Echter, dit gebeurt alleen indien en<br />

voor zover de financiële positie van het fonds dit toelaat. Ter voorkoming van misverstanden: er wordt premie betaald voor<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 33 | 89


de toekenning van nominale pensioenen. Voor toeslagverlening aan deelnemers, gewezen deelnemers en<br />

pensioengerechtigden wordt geen premie betaald: deze wordt gefinancierd uit de beleggingsrendementen van het fonds.<br />

Tenslotte ziet het pensioenfonds het als een belangrijk onderdeel van haar identiteit om deze doelstellingen op een<br />

verantwoorde wijze te verwezenlijken met oog voor sociaal-maatschappelijke en omgevingsaspecten.<br />

Wijze van uitvoering<br />

<strong>SBZ</strong> heeft de uitvoering van de pensioenadministratie en de bestuursondersteuning. aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer<br />

(SAPB) opgedragen. Aanvankelijk werd ook de monitoring vermogensbeheer aan SAPB opgedragen. Vanaf oktober 2012<br />

is de monitoring vermogensbeheer overgedragen aan (de afdeling Fiduciair Advies van) Syntrus Achmea<br />

Vermogensbeheer BV<br />

Het fonds maakt voor haar beleggingen sinds 1 juli 2007 zoveel mogelijk gebruik van externe managers. Hiermee wordt de<br />

individuele beleggingsbeslissing aan de manager overgedragen. Voor het beheer van de portefeuilles is een tweetal<br />

coördinerende externe managers geselecteerd, waarvan er één gespecialiseerd is in het selecteren van de beste<br />

managers per beleggingscategorie en regio en één in het adviseren over de strategische allocatie van de portefeuille en de<br />

uitvoering van het risicobeheer (inclusief de executie van overlays op aandelen, rente en valuta).<br />

Kerncijfers <strong>SBZ</strong><br />

In de volgende tabel zijn de kerncijfers uit het jaarverslag van <strong>SBZ</strong> over 2014 weergegeven (bedragen in duizenden<br />

euro’s).<br />

2014 2013 2012 2011 2010<br />

Aantallen<br />

Aangesloten<br />

51 53 57 54 57<br />

organisaties<br />

Deelnemers 12.030 12.421 14.898 16.369 17.102<br />

Gewezen deelnemers 22.018 20.405 17.195 19.389 18.534<br />

Pensioengerechtigden 6.482 6.998 6.580 6.370 6.076<br />

Pensioenregeling<br />

Pensioenvermogen 1 4.768.548 3.808.867 3.819.714 3.319.156 3.062.403<br />

Pensioenverplichtingen 4.092.184 3.339.829 3.4<strong>23</strong>.586 3.134.124 2.650.459<br />

Dekkingsgraad<br />

- volgens FTK-normen 117% 114% 112% 106% 116%<br />

- vereist 112% 114% 112% 113% 119%<br />

Uitkeringen 94.380 92.284 92.470 93.326 88.854<br />

Pensioenpremie 96.430 112.875 117.582 118.084 107.837<br />

Beleggingen<br />

Beleggingen 4.748.254 3.789.566 3.790.018 3.280.698 3.038.427<br />

Rendement 26,0% -0,2% 14,9% 8,1% 14,0%<br />

1 Som van het vrij vermogen, reserves en technische voorzieningen<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 34 | 89


1.2 Bestuur Pensioenfonds<br />

Organisatie<br />

Dit hoofdstuk bevat een toelichting op de organisatie van het pensioenfonds. Een organogram is opgenomen in de <strong>ABTN</strong>.<br />

In de volgende paragrafen wordt ingegaan op de verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden en de<br />

opgenomen maatregelen ter waarborging van de integriteit van de organisatie.<br />

Het bestuur bestaat uit elf leden:<br />

- Er is één onafhankelijke voorzitter.<br />

- Het aantal uitvoerende bestuurders is vastgesteld op twee onafhankelijke bestuurders.<br />

- Het aantal niet uitvoerende bestuurders bedraagt per 1 juli 2014 in ieder geval acht. Van de acht niet uitvoerende<br />

bestuurders worden:<br />

o vier leden voorgedragen door Zorgverzekeraars Nederland;<br />

o drie leden voorgedragen door de bij de CAO Zorgverzekeraars betrokken vakorganisaties (FNV, CNV,<br />

De Unie);<br />

o één lid voorgedragen door de vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden in het<br />

verantwoordingsorgaan.<br />

De beleggingscommissie bestaat uit drie niet uitvoerende leden van het bestuur (waarvan één de voorzitter is), die worden<br />

ondersteund door externe deskundigen, het uitvoerend bestuurslid verbonden aan betreffende commissie en medewerkers<br />

monitoring van Syntrus Achmea Vermogensbeheer.<br />

De leden van de beleggingscommissie worden benoemd door het bestuur. De bijeenkomsten van de beleggingscommissie<br />

worden bijgewoond door de aangewezen bestuursleden, het aangewezen uitvoerende bestuurslid, de vaste adviseur(s) en<br />

de vertegenwoordigers van Syntrus Achmea Vermogensbeheer. Voor de bijeenkomsten kunnen ook andere adviseurs en<br />

de fiduciair managers worden uitgenodigd.<br />

Uiteraard is er bij de advisering, vaststelling en toetsing (van de uitvoering) van het beleggingsbeleid ook een rol<br />

weggelegd voor de audit- en compliancecommissie en het verantwoordingsorgaan.<br />

De stichting kent geen eigen uitvoeringsorganisatie; deze functie is sinds 1 januari 2010 belegd bij Syntrus Achmea<br />

Pensioenbeheer en aan Syntrus Achmea Vermogensbeheer<br />

Verdeling taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden<br />

De taken en bevoegdheden van het bestuur zijn vastgelegd in de statuten van het fonds. Het bestuur waakt over de<br />

inrichting, handhaving en uitvoerbaarheid van de statuten, reglementen en overeenkomsten. Het bestuur draagt<br />

verantwoordelijkheid voor het premie-, toeslagen- en beleggingsbeleid en de uitvoering van de pensioenregeling.<br />

De beleggingcommissie heeft een adviserende bevoegdheid. De taken en bevoegdheden van de beleggingscommissie<br />

zijn vastgelegd in een door het bestuur vastgesteld reglement. De beleggingscommissie adviseert het bestuur inzake het<br />

beleggingsbeleid en de wijze waarop daaraan uitvoering wordt gegeven. De beleggingscommissie is uitsluitend<br />

verantwoordelijk voor haar inhoudelijk advies en niet voor de uitkomsten van het gevoerde beleggingsbeleid.<br />

Voorts is de beleggingscommissie door het bestuur gemandateerd tot het nemen van bepaalde beslissingen aangaande<br />

de uitvoering van door het bestuur vastgesteld beleggingsbeleid.<br />

De medewerkers monitoring van Syntrus Achmea Vermogensbeheer verzorgen de beleidsinitiatie en dagelijkse monitoring<br />

van de LOM (lead overlay manager), de MoM (manager of managers), de engagement manager en de custodian en<br />

coördineren de rapportage aan de beleggingscommissie en het bestuur. Hiertoe wordt Syntrus Achmea Vermogensbeheer<br />

geïnformeerd door de LOM, de MoM, de engagement manager en de custodian.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 35 | 89


De LOM, BNP Paribas Investment Partners, adviseert de beleggingscommissie over de strategische allocatie van de<br />

beleggingsportefeuille en draagt op continue basis zorg voor het risicobeheer, waarbij afdekkingstrategieën gelden ten<br />

aanzien van aandelen, rente en valuta.<br />

De LOM adviseert over de dynamische strategie en implementeert deze.<br />

De MoM, Russell Investments, is verantwoordelijk voor de selectie en aansturing van de onderliggende gespecialiseerde<br />

managers per beleggingscategorie.<br />

De engagement manager, Robeco, ondersteunt <strong>SBZ</strong> bij het vormgeven en uitvoeren van het beleid op het gebied van<br />

verantwoord beleggen (engagement en uitsluitingenbeleid) en voting.<br />

De custodian, Northern Trust, is onder andere belast met de settlement en bewaring van effecten et cetera, collateral<br />

management, tax reclaim, compliance-monitoring, beleggingsadministratie en performance-meting.<br />

Om belangenverstrengeling of tegenstrijdige belangen te voorkomen is zowel door het pensioenfondsbestuur als de<br />

medewerkers van Syntrus Achmea Vermogensbeheer een gedragscode ondertekend, die voldoet aan de daaraan door de<br />

toezichthouders gestelde eisen.<br />

Pensioenregeling<br />

<strong>SBZ</strong> is een niet verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds.<br />

De pensioenregeling <strong>SBZ</strong> <strong>2015</strong> is het gevolg van de pensioenovereenkomst, die de CAO-partijen in de<br />

zorgverzekeringsbranche hebben gesloten. Werkgevers die niet onder de CAO zorgverzekeraars vallen hebben een aantal<br />

afwijkende keuzemogelijkheden. Per <strong>2015</strong> kunnen zij kiezen uit drie pakketten (A, B of C / verwezen wordt naar hoofdstuk<br />

2.1 van de <strong>ABTN</strong>).<br />

De pensioenovereenkomst betreft een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet en komt neer op een<br />

voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling.<br />

De regeling kent diverse flexibiliseringsmogelijkheden.<br />

Onderdeel van de pensioenregeling is een arbeidsongeschiktheidsverzekering.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 36 | 89


2 : Beleggings- en risicobeleid van het pensioenfonds<br />

2.1 Algemeen<br />

Het bestuur van <strong>SBZ</strong> heeft een integraal beleid vastgesteld. Het pensioenbeleid, het toeslagbeleid, het premiebeleid en het<br />

beleggingsbeleid vormen hierbij een samenhangend geheel. In het kader van de sturing wordt het beleggingsbeleid<br />

jaarlijks, in samenhang met de overige financiële sturingselementen, geanalyseerd tegen de achtergrond van verschillende<br />

economische scenario’s. Een belangrijk analyse-instrument hierbij is de Asset Liability Management (ALM) studie, waarbij<br />

de ontwikkeling in de beleggingen en de verplichtingen in hun onderlinge samenhang worden beschouwd. Dit hoofdstuk<br />

beschrijft het beleggingsbeleid van <strong>SBZ</strong> en het daarbij behorende risicobeleid.<br />

Doelstelling beleggingsbeleid<br />

Er wordt een beleid gevoerd dat er op gericht is om binnen beperkte risicogrenzen, waarbij met name rekening wordt<br />

gehouden met het risico van onderdekking, tegen een aanvaardbare premie (laag en stabiel) een situatie te creëren<br />

waarbij enerzijds een bestendig toeslagbeleid kan worden gevoerd en anderzijds een zo hoog mogelijk rendement op het<br />

belegde vermogen wordt behaald. Uitgangspunt hierbij is dat (in de evenwichtssituatie) de kans dat binnen een jaar de<br />

dekkingsgraad minder wordt dan het minimaal vereist vermogen (circa 105%), niet groter zou mogen zijn dan 2,5%.<br />

Aan de hand van een periodieke monitoring van de risicopositie wordt beoordeeld of en in hoeverre de risicoafdekkingen<br />

dienen te worden aangepast. Om op proactieve wijze te kunnen sturen is medio 2007 een gespecialiseerde risicobeheerder<br />

(de LOM) aangesteld die gebruik maakt van verfijnde modellen.<br />

Investment beliefs<br />

Om de doelstelling van het beleggingsbeleid te kunnen realiseren en tevens ‘in control’ te zijn en blijven heeft het bestuur<br />

de volgende investment beliefs geformuleerd:<br />

1. Het beleggingsbeleid dient dienstbaar te zijn aan de realisatie van de doelstellingen van het fonds <strong>SBZ</strong> (concreet:<br />

een goede pensioenregeling tegen een aanvaardbare prijs).<br />

2. Dynamisch allocatiebeleid leidt op de lange termijn tot een beter risicobeheer.<br />

3. Diversificatie is uit risico/rendement-overwegingen lonend, waarbij diversificatie dient als middel en geen doel op<br />

zich is. Inefficiëntie als gevolg van overdiversificatie dient voorkomen te worden (dit heeft betrekking op zowel de<br />

allocatie als managerspreiding).<br />

4. Op zorgvuldige wijze wordt per onderdeel van de beleggingsportefeuille een keuze gemaakt tussen actief en<br />

passief beheer. De efficiëntie (omvang en volwassenheid) van de verschillende markten is hierin een voorname<br />

factor. Actief beheer wordt pas gekozen indien het rendement na kosten naar verwachting tot duidelijk betere<br />

resultaten leidt dan passief beheer. Hierbij dienen ook de beheerkosten en de toegankelijkheid van de markten in<br />

ogenschouw te worden genomen.<br />

5. Een belang in illiquide beleggingen als onroerend goed, private equity en infrastructuur wordt op termijn beloond<br />

met extra rendement (na kosten). Er is weliswaar sprake van een hoger risico waarvoor echter een<br />

illiquiditeitspremie wordt ontvangen (het verwachte rendement stijgt maar per saldo verbetert het<br />

rendement/risico-profiel niet).<br />

6. Goed huisvaderschap ten behoeve van alle betrokkenen (stakeholders) resulteert in een maatschappelijk<br />

verantwoorde manier van beleggen.<br />

7. Op elk van de beleggingsprocessen dient een specialist of combinatie van specialisten ingezet te worden, waarbij<br />

het samenstel van verschillende beleggingsstijlen bijdraagt aan een evenwichtige totaalportefeuille.<br />

Prudent Person<br />

Bij de vaststelling en uitvoering van het beleggnigsbeleid wordt de ‘prudent person-regel’ in acht genomen. Hiervoor<br />

worden verwezen naar hoofdstuk 5.3 van de <strong>ABTN</strong>.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 37 | 89


2.2 Vaststellen beleggingsbeleid<br />

Het bestuur van een pensioenfonds is verantwoordelijk voor het strategische beleggingsbeleid. Onder strategisch<br />

beleggingsbeleid wordt verstaan:<br />

• Het vaststellen van het doel van het beleggingsbeleid.<br />

• Het vaststellen van de investment beliefs.<br />

• Het vaststellen van de strategische beleggingsportefeuille (allocatie en risicobudget) en het risicobeleid met<br />

betrekking tot onder andere aandelen, rente, inflatie en valuta.<br />

• Het vaststellen van de benchmarks en de bandbreedtes in de allocatie.<br />

• Het vaststellen van het beleid op het terrein van verantwoord beleggen.<br />

De beleggingscommissie adviseert het bestuur inzake het beleggingsbeleid en de wijze waarop daaraan uitvoering wordt<br />

gegeven. Binnen het door het bestuur vastgestelde beleidsmatige kader wordt door de beleggingscommissie, ondersteund<br />

door medewerkers monitoring van Syntrus Achmea Vermogensbeheer, uitvoering gegeven aan het beleggingsbeleid. De<br />

hiermee verband houdende werkzaamheden hebben onder meer betrekking op:<br />

• De voorbereiding van de advisering met betrekking tot het te voeren beleggingsbeleid ten behoeve van het<br />

bestuur.<br />

• De aanstelling van de LOM, MoM, engagement manager en custodian.<br />

• Het houden van toezicht op de uitvoering van het vermogensbeheer door externe vermogensbeheerders.<br />

In de organisatie van het vermogensbeheer is een strikte scheiding aangebracht tussen beleidsbepaling, de beheerfunctie<br />

en de bewaarfunctie / registratieve functie.<br />

Schematisch kan het beleggingsproces als volgt worden weergegeven:<br />

Formulering<br />

Strategisch<br />

beleid<br />

Implementeren<br />

Strategisch<br />

beleid<br />

Reporting en<br />

(Compliance)<br />

monitoring<br />

Intern<br />

fonds<br />

Overlay<br />

manager<br />

Custodian<br />

Multimanager<br />

Managers<br />

Managers<br />

Dynamisch<br />

risicobeheer met<br />

derivaten<br />

Administratie<br />

Uitvoeren<br />

transacties<br />

Selectie en<br />

monitoring externe<br />

managers<br />

2.3 Beleggingsrichtlijnen<br />

Elk jaar wordt in het beleggingsplan de normportefeuille vastgelegd. Binnen de kernmarkten aandelen, vastrentende<br />

waarden en alternatives wordt een verdere verdeling gemaakt naar deelmarkten.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 38 | 89


Een belangrijke richtlijn is dat de actuele portefeuille van activa zo veel mogelijk de karakteristieken van de verplichtingen<br />

dient te volgen. Hierbij wordt een ‘tracking error’ gehanteerd. Deze tracking error is met andere maatstaven onderdeel van<br />

het risicobeheerraamwerk. <strong>SBZ</strong> voert een risicobeleid waarbij gebruik wordt gemaakt van rentederivaten,<br />

aandelenderivaten en valutaderivaten. Het risicobeleid heeft als doelstelling om pensioen- en beleggingsrisico’s op<br />

prudente wijze te beperken en te beheersen. Externe vermogensbeheerders hebben beperkt de mogelijkheid om, binnen<br />

de richtlijnen van het mandaat, gebruik te maken van derivaten om een efficiënt beleggingsbeleid te voeren en risico’s te<br />

managen.<br />

De strategische portefeuilleverdeling <strong>2015</strong> is opgenomen in onderstaande tabel.<br />

Portefeuille 1-1-<strong>2015</strong> 1-1-2014 Benchmark<br />

Courante of core portefeuille<br />

Aandelen 22,0% 25,0%<br />

Aandelen wereldwijd 14,0% 16,0% MSCI World (Net Div Reinv)<br />

Aandelen defensief 3,5% 4,0% Russell Global Defensive<br />

Aandelen Emerging Markets Core 3,5% 4,0% Russell Emerging Markets<br />

Aandelen Emerging Markets<br />

Extended<br />

1,0% 1,0% Russell Extended Emerging Markets<br />

Vastrentende waarden 65,5 63,0%<br />

Euro staatsobligaties 30,0% 25,0% Composite benchmark Citigroup NL/DLD/FR<br />

*)<br />

Global Credits 25,0% 25,0% BarCap Global Aggregate Credit<br />

Hypotheken 5,0% 5,0% Portefeuillerendement<br />

Emerging Markets Debt 3,0% 3,5% JPM EMBI Global / JPM GBI-EM Global<br />

High Yield obligaties 0,0% 2,0% ML Global High Yield / JPM EMBI Global **)<br />

Leveraged loans 2,5% 2,5% Portefeuillerendement<br />

Portefeuille alternatieve<br />

beleggingen<br />

12,5% 12,0%<br />

Onroerend goed 6,0% 6,0% INREV / ROZ-IPD NL Res / NCREIF /<br />

ANREV / FTSE EPRA NAREIT ***)<br />

Private equity 2,5% 2,5% Absolute return 12%<br />

Infrastructuur 2,0% 2,0% Absolute return 8%<br />

Impact Investments 1,0% 0,0% Fondsrendement<br />

Cash 1,0% 1,5% 1 week Euro LIBID<br />

Door toepassing van de dynamische strategie bedroeg in 2014 het gewicht voor aandelen 20% in plaats van 25%. Het<br />

verschil werd met derivaten geïmplementeerd (een short positie van 5%). In <strong>2015</strong> is deze shortpositie ongedaan gemaakt<br />

en vertaald naar een wijziging van de fysieke beleggingsportefeuille.<br />

*) Composite BM : Citigroup EGBI Netherlands 45%, Germany 33% en France 22%<br />

**) Composite BM : 70% Merrill Lynch Global High Yield 2% Constrained en 30% JP Morgan EMBI Global.<br />

***) Composite BM : 37,5% INREV Quarterly Index, 12,5% ROZ IPD Dutch Residential Index,<br />

25% NCREIF Fund Index, 15% ANREV All Funds Index en 10% FTSE EPRA NAREIT Global Real Estate Index.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 39 | 89


Dynamische strategie<br />

De dynamische strategie voorziet op basis van een daartoe ontwikkeld beslismodel in een toename van risico of een<br />

afbouw van risico. In <strong>2015</strong> wordt de rentehedge (mede) afhankelijk van de rentestand (swaprente).<br />

Het dynamisch beleid <strong>2015</strong> wordt vormgegeven op basis van een beslismodel voor de mate van afdekking van het<br />

renterisico alsmede voor de allocatie naar de rendementsportefeuille.<br />

Voor de mate van renteafdekking (tussen 50% en 70% op basis van marktrente) wordt gestuurd op een vijftal kwalitatieve<br />

en kwantitatieve beslisfactoren. Deze factoren worden gescoord met groen, oranje of rood indien deze gunstig, neutraal of<br />

ongunstig worden beoordeeld.<br />

Voor de rentehedge worden de volgende beslisfactoren gebruikt:<br />

1. de fair value voor de 20-jaars swap;<br />

2. de steilheid en beweeglijkheid van de rentecurve;<br />

3. het monetair beleid;<br />

4. de rente(ontwikkeling) in de Verenigde Staten;<br />

5. de relative strength indicator; deze indicator zegt iets over de rentestand en wat daarvan verwacht mag worden.<br />

De rentehedge kan veranderd worden als meerdere factoren hier aanleiding toe geven. Een besluit blijft altijd<br />

voorbehouden aan het bestuur op advies van de beleggingscommissie; hierbij worden randvoorwaarden als de stand van<br />

de dekkingsgraad altijd meegewogen.<br />

Voor de allocatie naar de rendementsportefeuille wordt het volgende beslismodel voorgesteld (het bestuur moet hierover<br />

nog een besluit nemen):<br />

1. waardering (zijn aandelen relatief hoog of relatief laag geprijsd);<br />

2. economische outlook (vaststelling van de cyclus in de belangrijkste economieën);<br />

3. liquiditeit en monetair beleid;<br />

4. marktomstandigheden (fusies, overnames en beursgang);<br />

5. relative strength indicator (deze indicator zegt iets van koop- en verkoopmomenten in de aandelenmarkten).<br />

Indien er op grond van de besliscriteria voldoende confictie is dan zal binnen de marges van het toegestaan risico de<br />

allocatie naar aandelen worden vergroot.<br />

In <strong>2015</strong> geldt een economische rentehedge afhankelijk van de rentestand met een minimale omvang van 50% en een<br />

maximale omvang van 70% (met een bandbreedte van plus en min 5%-punt).<br />

De dynamische strategie implementatie geschiedt op basis van de marktrente waardering van de verplichtingen. Gegeven<br />

dat het profiel van de allocatie naar de rendementsportefeuille in het kader van de dynamische strategie niet verandert,<br />

doch de in de dynamische strategie bestaande shortpositie in aandelen in <strong>2015</strong> wordt beëindigd, wordt de fysieke<br />

portefeuille in overeenstemming gebracht met de strategische portefeuille. De dynamische strategie metingen geschieden<br />

met een frequentie van eens per kwartaal.<br />

Het rebalancing beleid luidt als volgt. In principe wordt gerebalanced naar de mid-allocatie indien de allocatie op een<br />

meetmoment buiten de bandbreedte ligt. Indien het vanuit kostenoverwegingen of gegeven andere marktomstandigheden<br />

efficiënter is om te rebalancen naar de buitenkant van de bandbreedte of naar een allocatie tussen de buitenkant en het<br />

midden, zal het te implementeren beleid in samenspraak met de monitoring-functie van <strong>SBZ</strong> (medewerkers werkzaam bij<br />

Syntrus Achmea Vermogensbeheer) worden bepaald, waarbij de beleggingscommissie instemming verleent.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 40 | 89


2.4 Risicobeleid<br />

Risicomanagementvisie<br />

<strong>SBZ</strong> wil op basis van een bedrijfsbrede, uniforme en integrale risicomanagementmethodiek zijn doelstellingen realiseren.<br />

Deze methodiek stelt het fonds in staat om weloverwogen keuzes te maken ten aanzien van het gewenste geheel van<br />

beheersmaatregelen. Deze maatregelen dienen een bijdrage te leveren aan het “in control” zijn van de organisatie om <strong>SBZ</strong><br />

op een effectieve wijze in staat te stellen verantwoording af te leggen aan zijn belanghebbenden.<br />

Door het op structurele wijze en uniform in kaart brengen van de risico’s en van de effectiviteit van de met het oog daarop<br />

getroffen beheersmaatregelen heeft het fonds inzicht in de mate waarin het zijn organisatie beheerst.<br />

Risicobeheermaatregelen<br />

Pensioenfondsbesturen moeten voldoen aan alle wet- en regelgeving en controle hebben over alle risico’s die zich<br />

voordoen. DNB hanteert hiervoor het FIRM-model met een beschrijving van tien risicocategorieën. FIRM staat voor<br />

Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode. De Pensioenwet verplicht het bestuur tot het treffen van maatregelen voor<br />

een integere en beheerste bedrijfsvoering. Vanaf 2014 is het FIRM-risicokader ingebracht in een tool van Syntrus Achmea<br />

Pensioenbeheer; deze tool heet Risicomaat en voorziet in systematische vastlegging van risico’s en beheersmaatregelen.<br />

In 2010 is het risicobeheerraamwerk compleet afgerond en is een start gemaakt met het verder actueel houden van het<br />

raamwerk. In 2011 zijn, als gevolg van de uitbesteding van de pensioenadministratie, de beschrijvingen van de<br />

risicocategorieën herzien. In 2012 zijn de beschrijvingen van de risicocategorieën opnieuw doorlopen en daar waar nodig<br />

aangepast. In 2013 is, bij de inrichting van de risicobeheertool de weging van de diverse deelrisico’s opnieuw vastgesteld<br />

en is een start gemaakt met de herijking van de risico-inschattingen qua waarschijnlijkheid en impact voor alle<br />

deelrisicogebieden, wat in 2014 is voortgezet.<br />

Het risicobeheerraamwerk wordt jaarlijks besproken in de audit- en compliancecommissie, die vervolgens de belangrijkste<br />

binnen het bestuur te bespreken risico’s bepaalt. Ten aanzien van de beheersing van beleggingsrisico’s steunt de audit- en<br />

compliancecommissie op de expertise binnen de beleggingscommissie.<br />

Met betrekking tot het risicomanagement bij de uitvoering van het beleggingsbeleid is een lead overlay manager<br />

aangesteld, die onder andere de portefeuille op continue basis meet aan de verplichtingen van het fonds.<br />

Hierna volgt een beschrijving van de belangrijkste risico’s en van de wijze waarop deze risico’s worden beheerst.<br />

FIRM-risicocategorieën<br />

Rente-/matchingrisico<br />

Het renterisico is het risico als gevolg van het niet gematcht zijn van activa en passiva (inclusief off-balanceposten) dan wel<br />

inkomsten en uitgaven in termen van rentevoet, rentetypische looptijden, basisvaluta, liquiditeit typische looptijden en<br />

gevoeligheid voor ontwikkeling in prijspeil.<br />

Het renterisico is bij het fonds gedeeltelijk, afhankelijk van de dekkingsgraad en/of de rentestand (swaprente), afgedekt.<br />

Het fonds kiest bewust om een gedeelte van het renterisico niet af te dekken om herstelcapaciteit te behouden. Het<br />

valutarisico wordt eveneens gedeeltelijk afgedekt. Het inflatierisico wordt voor een klein deel afgedekt middels het<br />

beleggen in producten, die een natuurlijke inflatiebescherming in zich herbergen (zoals vastgoed en infrastructuur). Het<br />

inflatierisico ligt voor een belangrijk deel bij de aangesloten werkgevers (toeslagfonds ten behoeve van hun deelnemers)<br />

en pensioengerechtigden en gewezen deelnemers via het toeslagbeleid van het fonds.<br />

Marktrisico<br />

Het marktrisico is het risico ten gevolge van het blootstaan aan wijzigingen in marktprijzen van verhandelbare financiële<br />

instrumenten binnen een handelsportefeuille. Voor pensioenfondsen geldt dat het marktrisico alleen betrekking heeft op de<br />

niet-rentedragende activa.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 41 | 89


Het fonds kiest voor spreiding in de beleggingsportefeuille qua risicoprofiel van de achterliggende beleggingen in relatie tot<br />

de verplichtingen van het fonds. Beleggen in risicovollere producten wordt bewust gedaan in de veronderstelling dat daar<br />

een hoger rendement tegenover staat.<br />

Kredietrisico<br />

Het risico dat een tegenpartij contractuele of andere overeengekomen verplichtingen (waaronder verstrekte kredieten,<br />

leningen, vorderingen, ontvangen garanties) niet nakomt al dan niet als gevolg van het aan beperkingen onderhevig zijn<br />

van buitenlandse betalingen.<br />

Sinds de kredietcrisis is deze risicocategorie één van de belangrijkste waarop het fonds geen tot zeer beperkt risico wenst<br />

te lopen. Het fonds let scherp op kredietwaardigheid en liquiditeit.<br />

Verzekeringstechnisch risico<br />

Het risico dat uitkeringen (nu dan wel in de toekomst) niet gefinancierd kunnen worden vanuit premie- en/of<br />

beleggingsinkomsten als gevolg van onjuiste en/of onvolledige (technische) aannames en grondslagen bij de ontwikkeling<br />

en premiestelling van het product.<br />

De belangrijkste risico’s voor het fonds zijn de levensverwachting en arbeidsongeschiktheid. Wanneer ontwikkelingen op<br />

deze gebieden nopen tot aanpassing van de grondslagen zal het fonds hiertoe, gehoord de actuaris, direct overgaan.<br />

Omgevingsrisico<br />

Het omgevingsrisico is het risico als gevolg van buiten de instelling of groep komende veranderingen op het gebied van<br />

concurrentieverhoudingen, belanghebbenden, reputatie en ondernemingsklimaat.<br />

Dit risico is voor het fonds zelf het minst direct te beïnvloeden. Om die reden volgt het fonds ontwikkelingen in de nabije<br />

omgeving van het fonds op de voet.<br />

Operationeel risico<br />

Een operationeel risico is een risico dat samenhangt met ondoelmatige of onvoldoende doeltreffende procesinrichting of<br />

procesuitvoering.<br />

Voor de beheersing van operationele risico’s steunt <strong>SBZ</strong> in belangrijke mate op de beheermaatregelen van de externe<br />

uitvoerders.<br />

Uitbestedingsrisico<br />

Het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden (al dan niet binnen een groep, al dan niet aan de<br />

sponsor) uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden<br />

geschaad.<br />

Het uitbestedingsrisico vormt een zeer belangrijk aandachtsgebied voor het fonds. Zowel het pensioenbeheer als het<br />

vermogensbeheer zijn uitbesteed. Dit risico vormt als het ware de keerzijde van met name het operationeel risico, het ITrisico<br />

en het integriteitsrisico; het fonds laat zich regelmatig infomeren over de wijze waarop de externe uitvoerders deze<br />

risico’s beheersen.<br />

IT-risico<br />

Het risico dat bedrijfsprocessen en informatievoorziening onvoldoende integer, niet continu of onvoldoende beveiligd en<br />

ondersteund worden door IT.<br />

Door de volledige uitbesteding van het pensioen- en vermogensbeheer beschikt het fonds niet over een eigen ITinfrastructuur.<br />

Ten aanzien van de IT-omgeving van de externe uitvoerders steunt het fonds op de beheermaatregelen van<br />

de diverse dienstverleners.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 42 | 89


Integriteitsrisico<br />

Het risico dat de integriteit van de instelling dan wel het financiële stelsel wordt beïnvloed als gevolg van niet integere,<br />

onethische gedragingen van de organisatie, medewerkers dan wel van de leiding in het kader van wet- en regelgeving en<br />

maatschappelijke en door de instelling opgestelde normen.<br />

Integer handelen is binnen het fonds verankerd in de totale compliancestructuur. Alle betrokkenen bij het fonds, zowel<br />

intern als extern, worden geacht te voldoen aan het geheel van interne en externe wet- en regelgeving, dat op het fonds<br />

van toepassing is. Compliance staat op de agenda van iedere vergadering van de audit- en compliancecommissie, het<br />

bestuur en het verantwoordingsorgaan.<br />

Juridisch risico<br />

Het risico samenhangend met (veranderingen in en naleving van) wet- en regelgeving, het mogelijk bedreigd worden van<br />

haar rechtspositie, met inbegrip van de mogelijkheid dat contractuele bepalingen niet afdwingbaar of niet correct<br />

gedocumenteerd zijn.<br />

Het fonds maakt bij de opstelling van alle voor het fonds relevante juridische documenten gebruik van de diensten van<br />

daarin gespecialiseerde partijen.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 43 | 89


3 : Uitvoering<br />

In 2006 is besloten om de structuur van de het beleggingsproces te wijzigen. De structuur is gewijzigd van een intern<br />

beheerde beleggingsportefeuille naar een externe managersstructuur. Deze structuur is per 1 juli 2007 geëffectueerd.<br />

In 2010 is door een extern bureau onderzocht hoe de (vermogens)beheerstructuur past bij de beleidsuitgangspunten van<br />

het bestuur, wet- en regelgeving, aanbevelingen van DNB en de rapporten Frijns en Goudswaard. De uitkomst is, dat de<br />

vermogensbeheerstructuur van <strong>SBZ</strong> goed aansluit bij de investment beliefs en actuele eisen voor governance. Het<br />

vermogensbeheermodel heeft de continue aandacht van het bestuur.<br />

3.1 Beleggingsorganisatie<br />

<strong>SBZ</strong> maakt door deze beslissing voor haar beleggingen zoveel mogelijk gebruik van gespecialiseerde externe beheerders,<br />

die elk verantwoordelijk zijn voor een deel van de beleggingsprocessen (LOM, MoM en engagement manager).<br />

De MoM van <strong>SBZ</strong> selecteert de managers welke vervolgens een zogenaamd mandaat beheren. Het risicokader van het<br />

samenstel van de afzonderlijke mandaten is reeds vastgelegd in de beleggingsmix.<br />

Voorts is de individuele beleggingsbeslissing aan de onderliggende managers overgedragen. Voor het beheer van de<br />

portefeuilles worden externe managers geselecteerd die gespecialiseerd zijn in een bepaalde beleggingscategorie of een<br />

bepaalde regio.<br />

3.2 Rapportage en verantwoording<br />

Maandelijks wordt aan de uitvoerder van het fonds (Syntrus Achmea) inzicht gegeven in de samenstelling van de<br />

portefeuille ten opzichte van de door het bestuur vastgestelde bandbreedten alsmede in het behaalde resultaat.<br />

Eenmaal per kwartaal brengt Syntrus Achmea verslag uit aan de beleggingscommissie en het bestuur over de<br />

belangrijkste wijzigingen in de beleggingsportefeuille en over het behaalde rendement. In het jaarverslag leggen het<br />

bestuur en de beleggingscommissie eenmaal per jaar verantwoording af over het gevoerde beleggingsbeleid.<br />

3.3 Controle en advisering<br />

Custodian<br />

De beleggingscommissie heeft een externe custodian aangesteld die als onafhankelijke partij erop toeziet dat de<br />

beleggingsactiviteiten binnen de (onder andere) door het bestuur vastgestelde richtlijnen plaatsvinden.<br />

Certificerend accountant<br />

Het bestuur heeft een externe accountant belast met de controle van de jaarrekening van het fonds. De accountant<br />

beoordeelt de opzet en de werking van de door het fonds getroffen beheermaatregelen voor zover deze relevant zijn voor<br />

de controle van de jaarrekening. De accountant legt verantwoording af aan het bestuur door middel van een<br />

accountantsverslag en een verklaring bij de jaarrekening.<br />

Certificerend actuaris<br />

Het bestuur heeft een externe certificerend actuaris benoemd die verantwoordelijk is voor de jaarlijkse beoordeling van de<br />

pensioenvoorzieningen van het fonds, de gehanteerde actuariële grondslagen en de kostendekkende premie.<br />

Op basis van deze beoordeling geeft de certificerend actuaris jaarlijks een actuariële verklaring af, inclusief een toelichtend<br />

en verklarend rapport, waarin ook wordt ingegaan op de naleving van het zo te noemen prudent person-beginsel. Als<br />

waarborg voor de onafhankelijkheid verricht de certificerend actuaris geen advieswerkzaamheden ten behoeve van het<br />

fonds.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 44 | 89


Adviserend actuaris<br />

Het bestuur maakt voor advieswerkzaamheden gebruik van Syntrus Achmea. De adviserend actuaris adviseert het bestuur<br />

over actuariële aangelegenheden. Daarnaast adviseert de ALM-adviseur het bestuur bij de interpretatie van het periodieke<br />

ALM onderzoek (als basis voor het beleggingsbeleid).<br />

3.4 Waardering<br />

Alle beleggingen worden, voor zover mogelijk, gewaardeerd tegen actuele waarde. Bedragen die luiden in buitenlandse<br />

valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de valutakoersen op rapportagedatum.<br />

Mutaties met betrekking tot transacties in vreemde valuta gedurende het jaar worden geboekt tegen de op dat moment<br />

geldende valutakoersen.<br />

De waardering van niet-genoteerde beleggingen wordt achteraf via backtesting getoetst aan de voor de betreffende<br />

beleggingen uitgebrachte jaarrekeningen (of waarderingsopgaven). Voor de waarderingsmethode van deze beleggingen is<br />

een valuation manual opgesteld.<br />

3.5 Verantwoord beleggen<br />

Verantwoord beleggen staat hoog op de agenda bij het fonds. Hieraan wordt op vier wijzen vormgegeven:<br />

• Via een programma van actieve dialoog met ondernemingen, het zogenaamde ‘engagement’.<br />

• Door toepassing van een op het engagement aanvullend uitsluitingenbeleid.<br />

• Door te stemmen op aandeelhoudersvergaderingen van bedrijven waarin het fonds via een discretionair beheerde<br />

aandelenportefeuille belegt; het zogenaamde ‘voting’.<br />

• Impact investing.<br />

Sinds 2009 wordt zowel het engagementbeleid als het stembeleid uitgevoerd door Robeco.<br />

Engagement<br />

Aan het verantwoord beleggen wordt vormgegeven door het actief aangaan van een dialoog met ondernemingen waarin<br />

wordt belegd. Op deze wijze wendt de aandeel- of obligatiehouder zijn invloed aan als verschaffer van<br />

ondernemingskapitaal om zo te proberen het bedrijf waarin wordt belegd aan te sporen meer verantwoord te werken. In de<br />

dialoog worden onderwerpen aan de orde gesteld op het gebied van milieu, sociale onderwerpen en<br />

ondernemingsbestuur.<br />

Jaarlijks worden enkele thema’s geselecteerd waarover een dialoog met een selectie van relevante ondernemingen wordt<br />

aangegaan. Robeco sluit zich voor het fonds aan bij internationaal geaccepteerde en erkende codes, zoals het Global<br />

Compact van de Verenigde naties. Wanneer de gewenste gedragsverbetering niet volgt kan de dialoog worden<br />

geïntensiveerd. Wanneer duidelijk wordt dat de onderneming de gewenste gedragsverandering niet doorvoert, kan het<br />

fonds besluiten om het betreffende aandeel of obligatie te verkopen of de onderneming uit te sluiten van haar<br />

beleggingsuniversum. Jaarlijks wordt met ongeveer 50 á 60 ondernemingen een actieve en constructieve dialoog gevoerd.<br />

De doorlooptijd van een dialoog varieert van enkele maanden tot enkele jaren. Vanaf oktober 2012 is het engagement op<br />

bedrijven uitgebreid naar de portefeuille met bedrijfsleningen (credits).<br />

Uitsluitingenbeleid<br />

In 2010 heeft het bestuur besloten het door Robeco gehanteerde uitsluitingenbeleid en de daarbij behorende<br />

uitsluitingenlijst te volgen. De lijst van uitgesloten landen is het resultaat van toepassing van de uitsluitingscriteria zoals<br />

uiteengezet in het uitsluitingenbeleid en komt neer op het van toepassing zijn van internationale sancties. Daarbij is gebruik<br />

gemaakt van de relevante gegevens afkomstig van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, de Europese Unie of de<br />

Verenigde Staten. De lijst van uitgesloten bedrijven is eveneens het resultaat van toepassing van de uitsluitingscriteria,<br />

uiteengezet in het uitsluitingenbeleid. Onderdeel van het uitsluitingenbeleid is het wettelijk verbod op de belegging in<br />

ondernemingen die zich bezig houden met de productie van of handel in clustermunitie. Dit is gebaseerd op extern<br />

onderzoek en door bedrijven zelf geleverde informatie, welke door Robeco wordt beoordeeld. De uitgesloten<br />

ondernemingen zijn vooral actief in de productie van of handel in controversiële wapens (waaronder clustermunitie). Op<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 45 | 89


grond van de eigen identiteit heeft <strong>SBZ</strong> besloten de tabaksindustrie uit te sluiten van belegging. Het beschreven<br />

uitsluitingenbeleid wordt in de discretionair beheerde portefeuilles ten volle toegepast.<br />

Door het bestuur is voorts besloten te participeren in een aantal beleggingspools. Het is niet mogelijk het <strong>SBZ</strong>-beleid in<br />

deze pools te effectueren. Daarom heeft het bestuur besloten te accepteren, dat tot 1% van het totaal belegde vermogen<br />

niet voldoet aan het door <strong>SBZ</strong> gehanteerde uitsluitingenbeleid. Voor tabaksbeleggingen geldt bovendien dat van het totaal<br />

gepoolde belegd vermogen deze grens 2% beloopt en voor het betreffende gepoolde vermogen 4%. Indien de blootstelling<br />

naar deze beleggingen meer bedraagt dan afgesproken, dan besluit het bestuur omtrent hoe te handelen.<br />

Voting<br />

Door actief te stemmen op aandeelhoudersvergaderingen kunnen aandeelhouders de kwaliteit van het<br />

ondernemingsbestuur bevorderen. Het fonds streeft ernaar om het stemrecht uit te oefenen op alle aandelen die het<br />

wereldwijd direct in bezit heeft. Het fonds gelooft dat goed ondernemingsbestuur op de langere termijn ten goede komt aan<br />

de aandeelhouderswaarde. Het stembeleid dat Robeco namens het fonds uitvoert is gebaseerd op internationale principes<br />

van het International Corporate Governance Network (ICGN), welke een breed kader geven waarbinnen ondernemingen<br />

naar lokale maatstaven beoordeeld kunnen worden. Ook de nationale wetgeving en gedragscodes binnen<br />

ondernemingsbestuur (zoals de Code Tabaksblat), geven een nader kader inzake stembeleid. Per jaar wordt bij ongeveer<br />

300 á 350 ondernemingen gestemd op de aandeelhoudersvergadering. Op de website van het fonds is een verslag van<br />

daadwerkelijk uitgebrachte stemmen opgenomen.<br />

Door Robeco, behalve als engagement-manager, ook als voting-agent te benoemen is geborgd, dat stemmen op<br />

aandeelhoudersvergaderingen in lijn met het engagement geschiedt.<br />

Impact investing<br />

In 2013 is een missiestatement voor impact investing vastgesteld. In 2014 zijn de eerste stappen gezet om uitvoering te<br />

geven aan het geformuleerde missiestatement. De feitelijke implementatie start in <strong>2015</strong>.<br />

Het missie statement luidt:<br />

Missie<br />

De impact beleggingen van <strong>SBZ</strong> richten zich op een verbetering van de doelmatigheid en kwaliteit van en/of toegang tot de<br />

gezondheidszorg of financiële zekerheid voor individuen.<br />

Doelstelling<br />

Hoewel deze beleggingen gericht zullen zijn op een maatschappelijk doel en mogelijk afwijkende risico- en<br />

rendementsprofielen zullen kennen, blijft een verantwoord risico/rendementsprofiel dat bijdraagt aan de<br />

pensioendoelstelling van <strong>SBZ</strong> van belang. <strong>SBZ</strong> bewaakt daarom of de rendement- en risicodoelstellingen (voor de langere<br />

termijn) van de overall beleggingsportefeuille aan de uitgangspunten daaromtrent voldoet.<br />

Randvoorwaarden<br />

- Een beperkt deel van het totaal vermogen wordt geïnvesteerd in innovatieve en/of duurzame beleggingen: voor<br />

impact beleggingen is maximaal € 40 miljoen beschikbaar;<br />

- De impact beleggingen kunnen zowel een liquide als illiquide karakter hebben;<br />

- Impact beleggingen worden onderdeel van de portefeuille met alternatieve beleggingen;<br />

- Impact beleggingen moeten passen in de beleggingsstrategie/asset allocatie zoals op basis van de jaarlijkse ALM<br />

wordt vastgesteld;<br />

- Impact beleggingen moeten in overeenstemming zijn met de Investment Beliefs van <strong>SBZ</strong>;<br />

- Implementatie van impact beleggingen vindt plaats via fondsbeleggingen (dus geen directe belangen), waarbij<br />

sprake is van maximaal 5-10 fondsen;<br />

- De allocatie aan één fonds mag niet groter zijn dan 25% van het totaal vermogen van het betreffende fonds;<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 46 | 89


- Er wordt gestreefd naar een zo goed mogelijke spreiding over landen en regio’s.<br />

(Ter toelichting dient het volgende: veel van deze fondsen hebben geen mondiaal karakter maar zijn geënt op<br />

bepaalde landen of regio’s waarbij ontwikkelende landen een belangrijke rol hebben. Een kritische houding ten<br />

aanzien van een goede spreiding over ontwikkelde en niet-ontwikkelde landen is benodigd, maar alle<br />

mogelijkheden worden open gehouden.)<br />

3.6 Kernactiviteiten / Nevenactiviteiten<br />

<strong>SBZ</strong> beperkt zich tot kernactiviteiten en voert geen nevenactiviteiten uit.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 47 | 89


Bijlage 3.<br />

Financieel crisisplan <strong>SBZ</strong> <strong>2015</strong><br />

Hoofdstukindeling<br />

Het financieel crisisplan <strong>SBZ</strong> bevat de volgende hoofdstukken:<br />

1. Inleiding.<br />

2. Uitgangspunten.<br />

3. Inventarisatie crisismaatregelen.<br />

4. Selectie.<br />

5. Prioritering.<br />

6. Afronding.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 48 | 89


1 : Inleiding<br />

Het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars (<strong>SBZ</strong>) beschrijft in dit rapport (de totstandkoming<br />

van) het financieel crisisplan. Dit inleidende hoofdstuk gaat in op de procedure die het bestuur heeft gevolgd om tot een<br />

financieel crisisplan te komen. Voorafgaand wordt opgemerkt dat <strong>SBZ</strong> drie regeling voert te weten pakket A, B en C. Deze<br />

regelingen hebben grote overeenkomsten. Zo verschillen pakket A en B alleen voor wat betreft de binnen pakket A<br />

gevoerde toeslagreserve. Omdat het overgrote deel van de actieve deelnemers onder pakket A of B valt is voor de<br />

uitwerking van dit crisisplan uitgegaan van deze regeling.<br />

1.1 Wat is een financieel crisisplan?<br />

In dit financieel crisisplan legt het bestuur van <strong>SBZ</strong> vast hoe het bestuur handelt als het fonds in een crisissituatie komt.<br />

Het bestuur van <strong>SBZ</strong> is met het plan voorbereid op mindere tijden.<br />

Verschil tussen financieel crisisplan en herstelplan<br />

Een herstelplan is uitsluitend gericht op het weer op peil brengen van de dekkingsgraad. Een financieel crisisplan is,<br />

anders dan een herstelplan, juist niet uitsluitend gericht op het weer op peil brengen van de dekkingsgraad. Een fonds<br />

beschikt bij voorkeur over een financieel crisisplan ook in situaties waarin er geen noodzaak is een herstelplan op te<br />

stellen.<br />

Dit financieel crisisplan geeft aan in welke situaties of bij welke grenswaarden:<br />

• Het bestuur van <strong>SBZ</strong> maatregelen neemt.<br />

• Wat de aard van die maatregelen is.<br />

• Hoe zij concreet en materiële vorm krijgen (besluitvormingsproces en informatieproces).<br />

• Hoe de maatregelen worden uitgevoerd.<br />

Bij het opstellen van het plan heeft het bestuur zeer nadrukkelijk aandacht besteed aan een evenwichtige<br />

belangenafweging van alle betrokkenen voor de situatie dat maatregelen moeten worden genomen.<br />

Negen vragen<br />

In een crisisplan moet het bestuur volgens de beleidsrichtlijnen van De Nederlandsche Bank (DNB) negen vragen<br />

beantwoorden:<br />

1. Wanneer is er sprake van een crisis?<br />

2. Bij welke dekkingsgraad kan <strong>SBZ</strong> er zonder korten niet meer uitkomen?<br />

3. Welke maatregelen staan ter beschikking?<br />

4. Hoe realistisch is de inzet van die maatregelen?<br />

5. Wat is het financiële effect van de maatregelen?<br />

6. Op welke wijze wordt rekening gehouden met evenwichtige belangenafweging?<br />

7. Hoe en wanneer wordt met de belanghebbenden gecommuniceerd in een crisissituatie?<br />

8. Hoe werkt het besluitvormingsproces?<br />

9. Hoe wordt de jaarlijkse toetsing van het crisisplan vormgegeven?<br />

1.2 Gevolgde procedure om te komen tot een financieel crisisplan<br />

Het bestuur van <strong>SBZ</strong> heeft vier stappen gevolgd om tot dit financieel crisisplan te komen:<br />

• Stap 1: Inventarisatie.<br />

• Stap 2: Selectie.<br />

• Stap 3: Prioritering.<br />

• Stap 4: Afronding.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 49 | 89


Stap 1: Inventarisatie<br />

In de eerste stap heeft het bestuur van <strong>SBZ</strong> een uitgebreide inventarisatie uitgevoerd. Aan het einde van deze stap had het<br />

bestuur de volgende informatie:<br />

• Mogelijke definities van crisissituaties.<br />

• Inzicht in de omstandigheden waarin een crisissituatie zich zou kunnen voordoen.<br />

• Analyse van de dekkingsgraad waarbij herstel niet meer mogelijk is zonder te korten.<br />

• Een overzicht van mogelijke crisismaatregelen voor <strong>SBZ</strong>.<br />

• Het financiële effect van mogelijke crisismaatregelen.<br />

• De effecten op de verschillende belanghebbenden van crisismaatregelen.<br />

• De wettelijke eisen waar <strong>SBZ</strong> minimaal aan moet voldoen.<br />

• Een overzicht van de formele besluitvormingsprocessen bij het nemen van crisismaatregelen.<br />

Voorts is door het bestuur de conclusie getrokken dat het verstandig is om ook aandacht te besteden aan crisissituaties die<br />

niet worden ondervangen door dit financieel crisisplan. In dit kader is een reglement crisiscommissie opgesteld.<br />

Stap 2: Selectie<br />

In de tweede stap heeft het bestuur van <strong>SBZ</strong> een selectie gemaakt uit alle mogelijke crisismaatregelen die volgden uit de<br />

eerste stap. Het bestuur heeft in de selectie rekening gehouden met de financiële effectiviteit, evenwichtige<br />

belangenafweging en realistische inzet van de crisismaatregelen.<br />

Stap 3: Prioritering<br />

Het doorlopen van stap 1 en 2 heeft ondermeer geleid tot een lijst van maatregelen die denkbaar en haalbaar zijn om in te<br />

zetten. Vervolgens heeft het bestuur benoemd onder welke voorwaarde een bepaalde maatregel wordt in gezet. Dit<br />

betekent dat vast komt te staan bij welke grenswaarden het bestuur een maatregel neemt. Het ligt voor de hand om inzet<br />

van maatregelen af te laten hangen van ontwikkelingen in de dekkingsgraad van het fonds. Andere criteria zijn uiteraard<br />

ook denkbaar. Men kan bijvoorbeeld anticiperen op verwachte ontwikkelingen in de dekkingsgraad. Tevens kan het<br />

bestuur kiezen om – indien het crisisplan een herstelplan aanvult – maatregelen te relateren aan achterstand op het<br />

herstelpad.<br />

Stap 4: Afronding<br />

Na het doorlopen van stap 1 tot en met 3 heeft het bestuur van <strong>SBZ</strong> het daadwerkelijke plan geformuleerd. Het bestuur<br />

beoogt met het plan inhoud te geven aan de te hanteren ondergrenzen, de te nemen maatregelen en de te volgen<br />

consultatie- informatie- en besluitvormingsprocessen. Het bestuur neemt het financieel crisisplan op in een bijlage van de<br />

<strong>ABTN</strong> van het fonds.<br />

Het crisisplan bevat beleidsvoornemens van het bestuur. Deze voornemens kunnen betrekking hebben op versobering van<br />

de pensioenregeling, korting van aanspraken en pensioenrechten, toeslagen en toeslagbeleid en verhoging van premie.<br />

Consequentie daarvan is dat niet alleen het bestuur van <strong>SBZ</strong> over dit plan moet beslissen, maar ook andere organen van<br />

het pensioenfonds. Het verantwoordingsorgaan van het pensioenfonds heeft adviesrecht ten aanzien van het crisisplan.<br />

Maatregelen zoals verhoging van de premie en versobering van de pensioenregeling zal het bestuur met de sociale<br />

partners bespreken in samenhang met de andere crisismaatregelen.<br />

1.3 Het benoemen van de belangenafweging<br />

Het bestuur van <strong>SBZ</strong> benadrukt dat evenwichtige belangenafweging bij de te nemen crisismaatregelen voorop staat.<br />

Hieraan geeft het bestuur invulling door de lasten van de crisismaatregelen zo evenwichtig mogelijk te verdelen over<br />

deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers. Daarnaast houdt het bestuur rekening in de<br />

verdeling van de lasten tussen jongeren en ouderen én hoge en lage inkomens.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 50 | 89


1.4 Jaarlijkse controle<br />

Ieder jaar zal het bestuur het financieel crisisplan toetsen en eventueel aanpassen aan de hand van de dan geldende<br />

situatie. Toetsing zal tegelijkertijd plaatsvinden met de jaarlijkse actualisatie van de <strong>ABTN</strong>.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 51 | 89


2 : Uitgangspunten<br />

Dit hoofdstuk geeft de uitgangspunten weer van de berekeningen zoals gepresenteerd in de volgende hoofdstukken.<br />

Daarnaast wordt inzicht gegeven in de ontwikkeling van de financiële positie van <strong>SBZ</strong>, de kritische dekkingsgraad en de<br />

definitie van een crisis.<br />

2.1 Aannames<br />

Uitgangspunten voor bepaling van de effectiviteit van een maatregel is de financiële positie eind 2014. De dekkingsgraad<br />

was toen 116,5%. In de prognoses is gerekend met de rentetermijnstructuur (RTS) zoals DNB primo <strong>2015</strong> heeft<br />

gepubliceerd en met de daaruit afgeleide forwardcurves. Voor het rendement hanteert het bestuur de rendementscurve die<br />

gebaseerd is op de maximale parameters zoals door de Commissie parameters is gepubliceerd en de RTS primo <strong>2015</strong><br />

De grondslagen voor de technische voorziening zijn zoals beschreven in hoofdstuk 3 van de <strong>ABTN</strong>. Dit geldt ook voor het<br />

gevoerde beleid voor premiestelling, beleggingen en toeslagen.<br />

De effectiviteit van de maatregelen geeft uiteraard slechts een indicatie. Elke crisis staat op zich en de effectiviteit en<br />

herstelkracht van maatregelen is afhankelijk van de omstandigheden waarin het fonds zich bevindt op het moment van de<br />

crisissituatie.<br />

2.2 Herstelplan<br />

Op dit moment verkeert het fonds niet in een tekort en is er geen herstelplan van kracht. Wel is er een<br />

dekkingsgraadsjabloon opgezet om voorbereid te zijn op een eventuele situatie van tekort. De volgende tabel geeft dit<br />

dekkingsgraadsjabloon per ultimo 2014 weer.<br />

Tabel 02.1 Dekkingsgraadsjabloon<br />

Herstelplan<br />

Δ DG (oorzaken voor mutaties van dekkingsgraad)<br />

Jaar DG primo Premie Uitkering Indexering<br />

Rentetermijnstructuur<br />

Overrendement<br />

Overig DGultimo<br />

Beleids DG<br />

ultimo<br />

M1 M2 M3 M4 M5 M6<br />

% Δ%-punt Δ%-punt Δ%-punt Δ%-punt Δ%-punt Δ%-punt % %<br />

<strong>2015</strong> 116,5% -0,4% 0,4% -0,1% -5,4% 3,7% -0,3% 114,4% 115,5%<br />

2016 114,4% -0,2% 0,3% -0,5% 0,0% 3,7% 0,0% 117,7% 116,1%<br />

2017 117,7% -0,3% 0,4% -0,8% 0,0% 3,8% 0,0% 120,8% 119,3%<br />

2018 120,8% -0,3% 0,5% -1,3% 0,0% 3,8% -0,1% 1<strong>23</strong>,4% 122,1%<br />

2019 1<strong>23</strong>,4% -0,3% 0,6% -1,8% 0,0% 3,8% -0,3% 125,4% 124,4%<br />

2020 125,4% -0,4% 0,7% -2,1% 0,0% 3,7% -0,2% 127,1% 126,3%<br />

2021 127,1% -0,5% 0,7% -2,4% 0,0% 3,6% -0,1% 128,4% 127,8%<br />

2022 128,4% -0,5% 0,8% -2,6% 0,0% 3,5% -0,1% 129,5% 129,0%<br />

20<strong>23</strong> 129,5% -0,5% 0,9% -2,7% 0,0% 3,4% -0,1% 130,5% 130,0%<br />

2024 130,5% -0,5% 0,9% -2,8% 0,0% 3,3% -0,1% 131,3% 130,9%<br />

2025 131,3% -0,5% 1,0% -2,8% 0,0% 3,3% -0,1% 132,2% 131,8%<br />

2026 132,2% -0,6% 1,0% -2,9% 0,0% 3,2% 0,1% 133,0% 132,6%<br />

Uit het sjabloon blijkt dat het fonds voldoende herstelkracht heeft.<br />

In bovenstaande tabel zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:<br />

• M1: Vanaf <strong>2015</strong> wordt de feitelijke premie gebaseerd op de systematiek van verwacht rendement. De feitelijke<br />

premie ligt in alle jaren hoger dan de actuarieel benodigde premie. Het negatieve effect op de dekkingsgraad is<br />

het gevolg van de hoogte van de primo dekkingsgraden (een hogere dekkingsgraad leidt eerder tot een negatief<br />

effect).<br />

• M2: Effect uitkeringen is positief als de dekkingsgraad boven de 100% ligt. Als de dekkingsgraad onder de 100%<br />

ligt is het effect negatief.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 52 | 89


• M3: Toeslagverlening vindt plaats volgens de methode van toekomstbestendige toeslagverlening. Dit betekent dat<br />

toeslagverlening mogelijk is bij een dekkingsgraad hoger dan 110%. Bij een dekkingsgraad tussen de 110% en de<br />

bovengrens behorende bij toekomstbestendige toeslagverlening vindt toeslagverlening naar rato plaats. Bij een<br />

dekkingsgraad boven de bovengrens vindt volledige toeslagverlening plaats.<br />

• M4: De toekomstige rentetermijnstructuur is gebaseerd op de forward-curve. Hierdoor is het effect onder M4 voor<br />

alle jaren per definitie 0. Het effect in het eerste jaar van het herstelplan wordt veroorzaakt door overgang van de<br />

3-maands gemiddelde RTS naar de ongemiddelde RTS primo <strong>2015</strong><br />

• M5: Het veronderstelde jaarlijkse rendement is hoger dan de korte rente. Hierdoor resteert een overrendement<br />

van 3% en 4% in de eerste jaren. Aangezien de 1-jaarsrente door de forward-curve jaarlijks stijgt, neemt M5 af.<br />

• M6: Dit betreft kruiseffecten en is voor alle jaren klein.<br />

In onderstaande grafiek staat de verwachte ontwikkeling van de dekkingsgraad grafisch weergegeven.<br />

Grafiek 02.1 Herstelplan<br />

2.3 Kritische dekkingsgraad<br />

De kritische dekkingsgraad is gedefinieerd als de dekkingsgraad waarbij herstel zonder korten nog net mogelijk is. In het<br />

nieuwe FTK zijn er twee kritische dekkingsgraden te onderscheiden: de dekkingsgraad waarbij herstel tot aan de vereiste<br />

dekkingsgraad binnen 12 jaar zonder korten nog net mogelijk is, en de dekkingsgraad waarbij herstel tot aan de minimale<br />

vereiste dekkingsgraad binnen 5 jaar zonder korten nog net mogelijk is. De kritische dekkingsgraden zijn mede afhankelijk<br />

van de stand van de lange rente, de korte rente en het te verwachten rendement. Het saldo van het verwacht rendement<br />

en de korte rente is het overrendement. De volgende tabellen geven de kritische dekkingsgraden bij verschillende standen<br />

van de verwachte rente en het verwacht rendement.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 53 | 89


Tabel 02.2 Kritische dekkingsgraad (maatstaf vereiste dekkingsgraad)<br />

Verwachte rente<br />

1% 2% 3% 4% 5%<br />

Verwacht overrendement<br />

1% * 104,3% 96,9% 92,1% 88,9%<br />

2% 103,0% 93,3% 87,1% 83,1% 80,6%<br />

3% 91,8% 83,5% 78,3% 75,1% 73,3%<br />

4% 81,9% 74,8% 70,5% 68,0% 66,7%<br />

5% 73,1% 67,1% 63,6% 61,6% 60,8%<br />

* Bij deze combinatie van rente en overrendement is geen herstel mogelijk<br />

Tabel 02.3 Kritische dekkingsgraad (maatstaf minimum vereiste dekkingsgraad)<br />

Verwachte rente<br />

1% 2% 3% 4% 5%<br />

Verwacht overrendement<br />

1% 104,1% 100,2% 97,6% 95,8% 94,5%<br />

2% 99,6% 96,0% 93,5% 91,9% 90,8%<br />

3% 95,3% 91,9% 89,7% 88,2% 87,2%<br />

4% 91,3% 88,1% 86,0% 84,7% 83,8%<br />

5% 87,4% 84,4% 82,5% 81,3% 80,6%<br />

Als zowel de verwachte rente als het overrendement 3% is, kan bij het huidige beleid binnen 12 jaar nog hersteld worden<br />

tot de vereiste dekkingsgraad vanaf een dekkingsgraad van 78,3%, zonder inzet van noodmaatregelen zoals korten. Bij<br />

eenzelfde rente en overrendement kan bij het huidige beleid binnen 5 jaar nog hersteld worden tot de minimum vereiste<br />

dekkingsgraad vanaf een dekkingsgraad van 89,7%.<br />

2.4 Definitie crisis<br />

De doelstelling van <strong>SBZ</strong> is verlenen van pensioenen aan de deelnemers, de gewezen deelnemers en hun nabestaanden.<br />

Als het kan waardevast. Rekening houdend met de verplichtingen kiest het bestuur het beleggingsbeleid dat dienstig is aan<br />

de doelstelling. Belangrijke input hierbij is de ALM studie.<br />

Gezonde economische situatie<br />

In geval van een gezonde economische situatie zal de dekkingsgraad hoger zijn dan het vereiste vermogen. Als dit niet het<br />

geval is, is er veelal voldoende potentieel aanwezig om de dekkingsgraad boven het vereist vermogen te doen uitstijgen. In<br />

deze situatie vindt het bestuur dat er geen sprake is van een crisis.<br />

Als de dekkingsgraad zich neerwaarts ontwikkelt, maar nog ruim boven het vereiste vermogen is, dan ziet het bestuur<br />

geen aanleiding voor “dijkverzwaring”.<br />

Het bestuur van <strong>SBZ</strong> gaat voor de bepaling van het beleid uit van de financiële situatie op basis van<br />

markt(rente)waardering. De meeste crisissituaties zijn echter gerelateerd aan risico’s dat wet- of regelgeving tot<br />

maatregelen moet leiden of dat hersteltermijnen niet meer worden gehaald. Daarom hanteert <strong>SBZ</strong> in dit plan de<br />

beleidsdekkingsgraad om een crisissituatie te definiëren. Uitzondering hierop is dat ook een scherpe daling van de<br />

marktrente dekkingsgraad binnen een korte tijd tot een crisissituatie leidt. Dit leidt immers ook tot een reëel economisch<br />

risico dat om maatregelen kan vragen.<br />

Financiële crisis<br />

Het bestuur onderscheidt de volgende crisissituaties:<br />

a. De UFR dekkingsgraad of de marktrente dekkingsgraad daalt op weekbasis met meer dan 5% of op 4-weekbasis<br />

met meer dan 10%.<br />

b. De marge ten opzichte van het vereist vermogen krimpt tot minder dan 10%.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 54 | 89


c. De beleidsdekkingsgraad raakt onder het niveau van het vereist vermogen.<br />

d. Herstel binnen de termijn van het herstelplan is niet meer mogelijk zonder aanvullende maatregelen.<br />

e. De beleidsdekkingsgraad nadert het minimaal vereist vermogen.<br />

f. De beleidsdekkingsgraad raakt onder het niveau van het minimaal vereist vermogen.<br />

g. De beleidsdekkingsgraad dreigt vijf jaar onder het niveau van het minimaal vereist vermogen te blijven.<br />

Voor een indicatie van de kans op terechtkomen in een crisissituatie (dat wil zeggen dat de beleidsdekkingsgraad zakt tot<br />

onder de kritische dekkingsgraad) én een indicatie van de kans op korten en de hoogte van de korting verwijzen we naar<br />

de meest recente ALM-studie en haalbaarheidstoets.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 55 | 89


3 : Inventarisatie crisismaatregelen<br />

Dit hoofdstuk bevat een inventarisatie die het bestuur van <strong>SBZ</strong> heeft gemaakt van alle mogelijke maatregelen.<br />

3.1 Juridisch kader<br />

Het algemeen juridisch uitgangspunt van het fonds is dat sociale partners invulling geven aan de inhoud van de<br />

pensioenregelingen. Binnen de bestaande pensioenregelingen is het fonds als uitvoerder bevoegd de pensioenregelingen<br />

uit te voeren en maatregelen te nemen die in de huidige pensioenreglementen zijn opgenomen. Het bestuur stelt het<br />

toeslagen- premie- en beleggingsbeleid vast dat passend is bij de pensioenregelingen.<br />

3.2 Beleggingsbeleid aanpassen<br />

In geval van een financiële crisis kan het bestuur het beleggingsbeleid aanpassen. De oorzaken en gevolgen van een<br />

crisis op de beleggingen kunnen op voorhand zeer divers zijn. Daarom volstaat het bestuur in deze paragraaf met een<br />

omschrijving van de te volgen procedures in geval van de onder 2.4 beschreven financiële crisissituaties a, b, c en e:<br />

a. De UFR of marktwaarde dekkingsgraad daalt op weekbasis met meer dan 5% of op 4-weekbasis met meer dan<br />

10%.<br />

b. De marge ten opzichte van het vereist eigen vermogen krimpt tot minder dan 10%.<br />

c. De dekkingsgraad raakt onder het niveau van het vereist vermogen.<br />

e. De dekkingsgraad nadert het minimaal vereist vermogen.<br />

De crisissituatie d is in beginsel geen aanleiding om het beleggingsbeleid aan te passen.<br />

Huidig beleggingsbeleid en portefeuillesamenstelling<br />

<strong>SBZ</strong> voert een beleggingsbeleid waarbij een gediversifieerde portefeuille wordt aangehouden. Belangrijke input voor het<br />

beleggingsbeleid is de ALM-studie. Bij de samenstelling van de portefeuille wordt naast de uitkomsten van de ALM-studie<br />

ook rekening gehouden met de door het bestuur vastgestelde “Investment Beliefs”.<br />

Onderdeel van het beleid is dat strategisch gebruikt wordt gemaakt van valuta-afdekking (circa 70% van de beleggingen in<br />

vreemde valuta) en renteafdekking. De portefeuille kent een rendementsportefeuille en een matchingportefeuille.<br />

Daarnaast is een dynamische strategie actief. In de verklaring beleggingsbeginselen is nader uitgewerkt wat wordt<br />

verstaan onder de dynamische strategie. In de dynamische strategie kan de renteafdekking variëren van 50% tot 70% op<br />

basis van marktrente of economisch risico, waarbij de afdekking (normaliter) niet meer bedraagt dan 100% op basis van de<br />

Ultimate Forward Rate (UFR) zoals deze geldt in het toezichtskader van DNB.<br />

De renteafdekking wordt grotendeels met renteswaps gerealiseerd. De waarde van deze portefeuille mag niet meer<br />

bedragen dan 5% (plus of min) van het beginvermogen in enig boekjaar. De strategische valuta-afdekking en de<br />

swapportefeuille zijn volledig van onderpand voorzien.<br />

De evenwichtssituatie is de situatie waarbij de feitelijke dekkingsgraad gelijk is aan de vereiste dekkingsgraad. Als<br />

randvoorwaarde van het beleggingsbeleid en de portefeuillesamenstelling geldt dat in de evenwichtssituatie de 1-jaars<br />

kans op onderdekking niet groter mag zijn dan 2,5%.<br />

Organisatie<br />

Het bestuur heeft voor de beleidsvoorbereiding en uitvoering van het vermogensbeheer een beleggingscommissie<br />

ingesteld.<br />

Voor de uitvoering van het vermogensbeheer heeft het bestuur gekozen voor een fiduciair model met de volgende<br />

dienstverleners:<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 56 | 89


• BNP Paribas Investment Partners voor strategisch advies en het risicomanagement alsmede uitvoering van de<br />

dynamische strategie.<br />

• Russell Investments als manager der managers.<br />

• Northern Trust (NT) als custodian en onafhankelijke dataleverancier voor administratie, compliance-monitoring en<br />

performancemeting.<br />

• Robeco als engagement manager.<br />

Om de beleggingscommissie en het bestuur te ondersteunen heeft het bestuur aan pensioenuitvoerder Syntrus Achmea<br />

de monitoring van het vermogensbeheer opgedragen.<br />

Vergadercyclus<br />

De beleggingscommissie vergadert standaard zes maal per jaar. Het betreft vier reguliere kwartaalvergaderingen, waarin<br />

alle voorkomende zaken betreffende de beleggingsportefeuille worden besproken en twee extra vergaderingen in<br />

november en januari. In november wordt uitvoerig stilgestaan bij de uitkomsten van de ALM-studie en de voorbereiding van<br />

het beleggingsplan voor het daarop volgende boekjaar. In januari wordt het beleggingsplan besproken. De vergaderingen<br />

worden zo gepland, dat kort daarna het bestuur tot de benodigde besluitvorming kan overgaan.<br />

Periodiciteit beschikbare gegevens<br />

De beleggingsadministratie wordt door NT op kwartaalbasis aan <strong>SBZ</strong> geleverd. De performance wordt maandelijks door<br />

NT berekend en de fiduciair managers rapporteren maandelijks aan <strong>SBZ</strong>. Op kwartaalbasis worden uitgebreide<br />

rapportages verzorgd door BNP Paribas, Russell en Robeco. De kwartaalrapportages worden aan de<br />

beleggingscommissie beschikbaar gesteld en in samengevatte vorm aan het bestuur. De dekkingsgraad wordt wekelijks<br />

berekend, op basis van cijfers die niet ge-audit zijn.<br />

Crisismaatregelen beleggingsbeleid<br />

Als zich een van de hieronder benoemde crises zich voordoet, treedt het reglement crisiscommissie in werking. Dat<br />

betekent dat bij waarneming van een van deze crises door de beleggingscommissie, door de voorzitter van de<br />

beleggingscommissie contact wordt opgenomen met de leden van de crisiscommissie. Door de crisiscommissie wordt het<br />

voltallig bestuur op de hoogte gesteld van het feit dat het reglement crisiscommissie in werking is getreden op grond van<br />

crisissituatie I (een situatie als vastgelegd in het financieel crisisplan van het fonds zoals opgenomen in de geldende<br />

Actuariële en Bedrijfstechnische nota van het fonds).<br />

Omdat het crises betreft die mogelijke maatregelen samenhangend met het beleggingsbeleid tot gevolg hebben, wordt de<br />

beleggingscommissie gevraagd adviezen te formuleren voor het gehele bestuur.<br />

De volgende procedures worden gevolgd als een bepaalde crisis zich voordoet:<br />

a. De UFR-dekkingsgraad of marktrente dekkingsgraad daalt op weekbasis met meer dan 5% of op 4-weekbasis<br />

met meer dan 10% óf;<br />

b. De marge ten opzichte van het vereist eigen vermogen krimpt tot minder dan 10%.<br />

Tussen de beleggingscommissie en Syntrus Achmea wordt besproken of acties buiten het bestaande beleid aan de orde<br />

zijn. Indien dat naar de opvatting van de beleggingscommissie het geval is, dan legt de beleggingscommissie dit namens<br />

de crisiscommissie voor aan het gehele bestuur. Om de commissie hierbij behulpzaam te zijn, worden aan de hand van de<br />

meest recente gevoeligheidsmatrices van de dekkingsgraad en inschatting van de ontwikkeling van de rente en markten<br />

voorstellen voor aanpassing van het beleid geformuleerd. De fiduciair managers en Syntrus Achmea zijn hierbij<br />

behulpzaam.<br />

c. De beleidsdekkingsgraad raakt onder het niveau van het vereist vermogen.<br />

Als de dekkingsgraad onder de vereiste dekkingsgraad raakt, dan geeft dit op grond van het reglement crisiscommissie<br />

aanleiding voor een gezamenlijke vergadering van het bestuur binnen drie weken na ontstaan van deze situatie. Deze<br />

vergadering kan schriftelijk, telefonisch of fysiek plaatsvinden<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 57 | 89


In de aanloop naar deze extra vergadering zullen in samenwerking tussen de beleggingscommissie, de fiduciair managers<br />

en Syntrus Achmea nadere voorstellen worden geformuleerd. Deze voorstellen zullen gegeven de marktomstandigheden<br />

van dat moment zien op de bescherming van de onderkant, ofwel het verminderen van risico’s. Deze voorstellen kunnen<br />

betrekking hebben op:<br />

• De allocatie naar beleggingscategorieën, een verdere verlaging van de allocatie naar aandelen ten gunste van<br />

vastrentende producten.<br />

• Verhoging van de renteafdekking.<br />

• Het aanbrengen van bescherming op de aandelenportefeuille (kopen van putopties op global equity).<br />

• Verruilen van euro-beleggingen voor niet-euro-beleggingen en omgekeerd.<br />

• Vergroting van het aandeel cash.<br />

• Tijdelijk (verder) verlagen van de valutahedge en omgekeerd.<br />

• Verlaging van de waarde (ongerealiseerd resultaat) van openstaande posities op IRS.<br />

• Verlaging van de allocatie naar illiquide beleggingen.<br />

• De keuze van debiteuren et cetera.<br />

De dynamische strategie heeft overigens in zich dat deze weg deels al mechanisch wordt ingezet.<br />

Indien nodig kan de crisiscommissie het bestuur eerder adviseren en vragen om besluitvorming conform het reglement<br />

crisiscommissie.<br />

e. De beleidsdekkingsgraad nadert het minimaal vereist vermogen.<br />

Als de dekkingsgraad de minimaal vereiste dekkingsgraad nadert, dan dient ook het beleggingsrisico vergaand afgebouwd<br />

te zijn, waarbij uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat beleggingsrisico niet kan worden uitgesloten. Overigens zal hierbij ook de<br />

herstelkracht van het fonds in ogenschouw worden genomen. Voor het overige geldt het bepaalde onder c.<br />

Juridisch kader<br />

De beslissingsbevoegdheid inzake het beleggingsbeleid ligt bij het bestuur.<br />

Groepen die door deze maatregel worden geraakt<br />

• Werkgevers.<br />

• Deelnemers.<br />

• Pensioengerechtigden.<br />

• Gewezen deelnemers.<br />

Effectiviteit maatregel op financiële positie<br />

• Afhankelijk van maatregel<br />

3.3 Lagere toeslagverlening<br />

Het bestuur streeft er naar om de opgebouwde pensioenrechten van alle deelnemers jaarlijks aan te passen aan de hand<br />

van de afgeleide CPI-index voor alle huishoudens. Het pensioenfonds verleent alleen een toeslag indien de<br />

beleidsdekkingsgraad per 1 januari van het boekjaar van het pensioenfonds zich boven de 110% bevindt. De eventueel uit<br />

het vrije vermogen toe te kennen toeslag wordt aan de hand van indexatieregels onder het FTK bepaald.<br />

Hiervoor wordt echter niet gereserveerd en er wordt voor deze toeslagen geen premie in rekening gebracht. De<br />

toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. In een haalbaarheidstoets zal bezien worden elke<br />

toeslagambitie in een slecht weer scenario naar verwachting waargemaakt kan worden.<br />

De hoogte van de toeslagen aan deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen deelnemers vergt een jaarlijks<br />

bestuursbesluit.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 58 | 89


In geval van een crisis kan het toeslaginstrument worden benut. Het achterwege laten van toeslagverlening heeft in<br />

potentie een groot positief effect op de ontwikkeling van de financiële positie. Door de restrictie van het toeslagbestendig<br />

indexeren is dit echter alleen van toepassing als de financiële positie gezond is te noemen. Bij een dekkingsgraad onder<br />

110% vindt immers geen toeslagverlening plaats. Het besluit tot het niet verlenen van een toeslag raakt de deelnemers in<br />

hun koopkracht.<br />

Juridisch kader<br />

De beslissingsbevoegdheid inzake toeslagverlening ligt bij het bestuur op grond van:<br />

• Pensioenreglement <strong>SBZ</strong> 2014 (per 1-1-<strong>2015</strong>): artikel 9.<br />

Groepen die door deze maatregel worden geraakt<br />

• Deelnemers<br />

• Pensioengerechtigden.<br />

• Gewezen deelnemers.<br />

Effectiviteit maatregel op financiële positie<br />

• Laag indien er sprake is van een relatief slechte financiële positie.<br />

• Hoog indien er sprake is van een gezonde financiële positie.<br />

De volgende tabel geeft nog inzicht in de koopkracht bij verschillende inflatiepercentages na 15 jaar.<br />

Tabel 03.1 Koopkracht na 15 jaar<br />

Inflatie per jaar 0% 1% 2% 3%<br />

Met jaarlijkse indexatie<br />

AOW na 15 jaar (gehuwden) 9.786 11.361 13.170 15.246<br />

Gemiddeld pensioen na 15 jaar 14.500 16.834 19.515 22.591<br />

Totaal pensioeninkomen 24.286 28.195 32.685 37.836<br />

Zonder jaarlijkse indexatie<br />

AOW na 15 jaar (gehuwden) 9.786 11.361 13.170 15.246<br />

Gemiddeld pensioen na 15 jaar 14.500 14.500 14.500 14.500<br />

Totaal pensioeninkomen 24.286 25.861 27.670 29.746<br />

Resterende koopkracht na 15 jaar 100% 92% 85% 79%<br />

Uitgaande van een ouderdomspensioenuitkering van € 14.500,- en een volledige AOW uitkering voor gehuwden, kan voor<br />

verschillende aannames van de inflatie het totale inkomen na pensionering worden afgelezen in de tabel. Eerst met een<br />

jaarlijkse indexatie volgens de prijsinflatie door <strong>SBZ</strong>, daarna zonder. Bij een inflatie van 2% per jaar zal een “gemiddelde<br />

pensioengerechtigde” 85% van zijn koopkracht behouden als <strong>SBZ</strong> 15 jaar lang niet kan indexeren.<br />

3.4 Premie verhogen<br />

De feitelijke premie en de toeslagkoopsom worden vastgesteld op basis van actuariële grondslagen. De rekenrente is een<br />

curve welke bepaald is op basis van het verwacht rendement - met afslag in verband met de voorwaardelijke<br />

toeslagverlening - en er wordt gebruik gemaakt van fondsspecifieke sterftekansen. De premie voor het<br />

arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt een percentage van de relevante loonsom, afhankelijk van het salaris en de<br />

mate van aanvulling. De premie voor de premievrije voortzetting van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid<br />

bedraagt 5,5% over de actuariële premies.<br />

Door aanpassing van de grondslagen kan de premie worden verhoogd.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 59 | 89


Juridisch kader<br />

Het bestuur heeft beslissingsbevoegdheid en bepaalt de actuariële grondslagen voor de premie en dus de hoogte van de<br />

premie.<br />

Groepen die door deze maatregel kunnen worden geraakt<br />

• Werkgevers.<br />

• Deelnemers.<br />

Effectiviteit maatregel op herstel<br />

• Gemiddeld (zie tabel).<br />

Tabel 03.2 Premieverhoging<br />

Premieverhoging in %-punten 1% 2% 3% 4% 5%<br />

DG effect na 1 jaar 0,1% 0,2% 0,3% 0,3% 0,4%<br />

DG effect na 3 jaar 0,3% 0,5% 0,8% 1,0% 1,2%<br />

DG effect na 5 jaar 0,4% 0,8% 1,1% 1,5% 1,9%<br />

Als de premie wordt verhoogd met 3%-punt, dan is de dekkingsgraad na drie jaar 0,8%-punt hoger.<br />

Het premie-instrument is de enige maatregel waarbij ook werkgevers aan het herstel van het fonds bijdragen (in de vorm<br />

van een premieverhoging). De premie moet wettelijk gezien kostendekkend zijn. Gegeven een evenwichtige<br />

belangenbehartiging moet de premie daarnaast bijdragen aan herstel in geval van een dekkingstekort. Het bestuur maakt<br />

hier onderscheid in een dekkingsgraad-beschermende maatregel (waarbij de premiedekkingsgraad niet lager mag zijn dan<br />

de dekkingsgraad) en een dekkingsgraad-herstellende maatregel.<br />

3.5 Versoberen van de regeling<br />

De regeling kan worden versoberd tijdens een crisisperiode. <strong>SBZ</strong> onderscheidt de volgende mogelijkheden:<br />

• Verlaging opbouwpercentage.<br />

• Verlaging pensioengrondslag door verhoging franchise.<br />

• Verlaging pensioengrondslag door maximering pensioengevend salaris.<br />

• Nabestaandenpensioen op risicobasis.<br />

• Verhoging van de pensioenleeftijd.<br />

Let op: als de regeling versobert, zal de feitelijke premie in beginsel lager worden vastgesteld. De feitelijke premie is<br />

namelijk gelijk aan de actuariële premie met de door het bestuur vastgestelde grondslagen. Er kan hierdoor uiteraard wel<br />

ruimte ontstaan om bijvoorbeeld de herstelopslag hoger vast te stellen. Hierdoor kan de financiële positie verbeteren.<br />

Deze paragraaf beschrijft de mogelijkheden om de regeling te versoberen.<br />

Verlaging opbouwpercentage<br />

Het opbouwpercentage voor ouderdomspensioen bedraagt in <strong>2015</strong> 1,875% van de pensioengrondslag. Het<br />

partnerpensioen bedraagt voor elk deelnemersjaar 70% van het opbouwpercentage van het ouderdomspensioen. Voor<br />

ieder kind bedraagt het wezenpensioen voor elk deelnemersjaar 14% van het opbouwpercentage van het<br />

ouderdomspensioen. In geval van overlijden van de deelnemer voor de standaard pensioendatum geldt dit voor elk<br />

deelnemersjaar dat de deelnemer verkregen zou hebben als de deelnemer tot de standaard pensioendatum deelnemer<br />

had kunnen blijven en de pensioengrondslag was blijven gelden die het laatst voor de deelnemer van kracht was.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 60 | 89


Juridisch kader<br />

De beslissingsbevoegdheid inzake de verlaging van het opbouwpercentage ligt bij sociale partners op grond van:<br />

• Pensioenreglement <strong>SBZ</strong> 2014 (per 1-1-<strong>2015</strong>): artikel 12, lid 2.<br />

Groepen die door deze maatregel worden geraakt<br />

• Deelnemers (relatief, gezien vooral de hogere inkomens aangezien zij na pensionering een groter deel tweede<br />

pijler pensioen hebben naast hun AOW uitkering).<br />

Effectiviteit maatregel op herstel<br />

• Gemiddeld (zie onderstaande tabel).<br />

Tabel 03.4 Verlaging opbouwpercentage bij een gelijkblijvende premie<br />

Verlaging van opbouwpercentage (1,875%) 1,775% 1,675% 1,575% 1,475%<br />

DG effect na 1 jaar 0,1% 0,3% 0,4% 0,6%<br />

DG effect na 3 jaar 0,4% 0,9% 1,3% 1,7%<br />

DG effect na 5 jaar 0,7% 1,3% 2,0% 2,7%<br />

Als het opbouwpercentage wordt verlaagd van 1,875 % naar 1,775% en de totale premie-inkomsten blijven gelijk door<br />

evenredige verhoging van de herstelopslag, dan is de dekkingsgraad na drie jaar circa 0,4%-punt hoger.<br />

Verlaging pensioengrondslag door verhoging franchise<br />

<strong>SBZ</strong> kent een franchise van € 13.725,- (per 1 januari <strong>2015</strong>) in de regeling. Verhoging van de franchise zou de<br />

pensioengrondslag kunnen verlagen waardoor er minder pensioen wordt opgebouwd. Invoering van een hogere franchise<br />

treft de deelnemers met lagere inkomens harder dan de deelnemers met hogere inkomens.<br />

Verhoging van de franchise leidt tot lagere opbouw en daardoor tot een lagere feitelijke premie. De premiebesparing<br />

bedraagt ongeveer 3,6% bij verhoging van de franchise met € 1.000,-<br />

Juridisch kader<br />

De beslissingsbevoegdheid inzake de verlaging van de pensioengrondslag door verhoging van de franchise ligt bij sociale<br />

partners op grond van:<br />

• Pensioenreglement <strong>SBZ</strong> 2014 (per 1-1-<strong>2015</strong>): Artikel 8, lid 1<br />

Groepen die door deze maatregel worden geraakt<br />

• Deelnemers.<br />

Verhoging van de franchise beïnvloedt de solidariteit tussen hoge en lage inkomens. De lagere inkomens worden meer<br />

getroffen dan de hogere inkomens. Dit is te zien in de voorbeelden in de volgende tabel.<br />

Tabel 03.5 Verandering solidariteit door verhogen franchise<br />

Inkomen € 20.000 € 30.000 € 40.000 € 50.000 € 60.000<br />

1,875% opbouw per jaar in euro's<br />

Huidige franchise € 13.725 118 305 493 680 868<br />

Verhoging franchise met € 1.000 99 286 474 661 849<br />

Verhoging franchise met € 2.000 80 268 455 643 830<br />

Relatieve verlaging opbouw<br />

Huidige franchise € 13.725 0% 0% 0% 0% 0%<br />

Verhoging franchise met € 1.000 -16% -6% -4% -3% -2%<br />

Verhoging franchise met € 2.000 -32% -12% -8% -6% -4%<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 61 | 89


Als de franchise wordt verhoogd met € 1.000,- bouwt een deelnemer met een laag salaris van € 20.000,- 16% minder<br />

pensioen op. Daarentegen zal een deelnemer met een relatief hoog salaris van € 60.000,- slechts 2% minder opbouwen.<br />

Effectiviteit maatregel op herstel<br />

• Gemiddeld.<br />

Als er wordt uitgegaan van een in euro´s gelijkblijvende premie, dan is het indirecte effect van verhogen van de franchise in<br />

de volgende tabel af te lezen. Ook staat in de tabel de premiebesparing die gerealiseerd zou zijn door verhoging van de<br />

franchise.<br />

Tabel 03.6 Verhoging franchise bij gelijkblijvende premie<br />

Verhogen van franchise (€ 13.725) € 14.725 € 15.725<br />

DG effect na 1 jaar 0,1% 0,2%<br />

DG effect na 3 jaar 0,3% 0,5%<br />

DG effect na 5 jaar 0,4% 0,7%<br />

Als de franchise verhoogd wordt met € 1.000,- en de premie-inkomsten blijven constant door de evenredige verhoging van<br />

de herstelopslag, dan is de dekkingsgraad na drie jaar 0,3%-punt hoger. Dit geringe effect op de dekkingsgraad houdt<br />

verband met het feit dat het pensioenfonds bij een hogere dekkingsgraad door het toeslagenbeleid weer toeslag gaat<br />

verlenen, waardoor het effect van de verhoging van de franchise teniet wordt gedaan.<br />

Verlaging pensioengrondslag door verlaging maximum pensioengevend salaris<br />

<strong>SBZ</strong> kent in <strong>2015</strong> een maximum pensioengevend salaris van € 100.000. Verlaging van het maximum pensioengevend<br />

salaris treft enkel de deelnemers met een pensioengevend salaris hoger dan het maximum.<br />

Juridisch kader<br />

De beslissingsbevoegdheid inzake de verlaging van de pensioengrondslag door verlaging van het maximum<br />

pensioengevend salaris ligt bij sociale partners, omdat dit een aanpassing van de pensioenovereenkomst betreft.<br />

Groepen die door deze maatregel worden geraakt<br />

• Deelnemers met een pensioengrondslag groter dan het maximum.<br />

Invoering van een maximum beïnvloedt de solidariteit tussen hoge en lage inkomens. Alleen deelnemers met een inkomen<br />

dat hoger is dan het maximum worden getroffen. Dit is te zien in de voorbeelden in de volgende tabel.<br />

Tabel 03.7 Verandering solidariteit door invoering van een maximum salaris<br />

Inkomen € 20.000 € 30.000 € 40.000 € 50.000 € 60.000<br />

1,875% opbouw per jaar in euro's<br />

Huidig maximum op € 100.000 118 305 493 680 868<br />

Maximum op € 50.000 118 305 493 680 680<br />

Maximum op € 40.000 118 305 493 493 493<br />

Relatieve verlaging opbouw<br />

Huidig maximum op € 100.000 0% 0% 0% 0% 0%<br />

Maximum op € 50.000 0% 0% 0% 0% -22%<br />

Maximum op € 40.000 0% 0% 0% -28% -43%<br />

Als er een maximum salaris wordt ingevoerd van € 50.000,- dan heeft een deelnemer met een salaris van € 60.000,- per<br />

jaar 22% minder pensioenopbouw.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 62 | 89


Effectiviteit maatregel op herstel<br />

• Laag<br />

Nabestaandenpensioen op risicobasis<br />

<strong>SBZ</strong> kent een nabestaandenpensioen dat wordt gefinancierd op kapitaalbasis. Dit betekent dat er gespaard wordt voor<br />

nabestaandenpensioen en dat ook gewezen deelnemers en pensioengerechtigden nog recht hebben op het opgebouwde<br />

nabestaandenpensioen. Op pensioneringdatum bestaat het recht om het opgebouwde nabestaandenpensioen om te ruilen<br />

in ouderdomspensioen (en omgekeerd).<br />

Financiering van het nabestaandenpensioen op risicobasis zou een versobering van de regeling betekenen. Alleen<br />

deelnemers hebben dan nog recht op een verzekerd nabestaandenpensioen. Als ze de sector verlaten of met<br />

ouderdomspensioen gaan, is er geen sprake van opgebouwde rechten.<br />

Een nabestaandenpensioen op risicobasis leidt tot een lagere feitelijke premie. De premiebesparing bedraagt circa 3,5%.<br />

Juridisch kader<br />

De beslissingsbevoegdheid inzake een nabestaandenpensioen op risicobasis ligt bij sociale partners op grond van:<br />

• Pensioenreglement <strong>SBZ</strong> 2014 (per 1-1-<strong>2015</strong>): Artikel 22, <strong>23</strong> en 24.<br />

Groepen die door deze maatregel worden geraakt<br />

• Deelnemers.<br />

Effectiviteit maatregel op herstel<br />

• Laag.<br />

Tabel 03.8 Effect van nabestaandenpensioen op risicobasis<br />

NP op risicobasis<br />

DG effect na 1 jaar 0,4%<br />

DG effect na 3 jaar 1,3%<br />

DG effect na 5 jaar 2,0%<br />

Als het nabestaandenpensioen op risicobasis wordt verzekerd en de premie-inkomsten blijven constant door de<br />

evenredige verhoging van de herstelopslag, dan is de dekkingsgraad na drie jaar 1,3%-punt hoger.<br />

Verhoging van de ouderdomspensioenleeftijd<br />

De ouderdomspensioenleeftijd is op dit moment 67 jaar. Door de hogere levensverwachtingen en de betaalbaarheid van<br />

de AOW is in de belastingwetgeving al sprake van een automatische aanpassing van de AOW leeftijd. Als de opgebouwde<br />

aanspraken ongemoeid blijven, zal de pensioenleeftijd langzaam omhoog opschuiven. Het heeft op korte termijn een<br />

gering effect op de financiële positie.<br />

De premiebesparing van 1 jaar langer werken bedraagt naar schatting 5%.<br />

Juridisch kader<br />

De beslissingsbevoegdheid inzake de verhoging van de ouderdomsleeftijd ligt bij sociale partners op grond van:<br />

• Pensioenreglement <strong>SBZ</strong> 2014 (per 1-1-<strong>2015</strong>): Artikel 1, lid 35.<br />

Groepen die door deze maatregel worden geraakt<br />

• Deelnemers.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 63 | 89


Effectiviteit maatregel op herstel<br />

• Gemiddeld.<br />

De effectiviteit kan vergroot worden als de verhoging van de pensioenleeftijd ook geldt voor de al opgebouwde rechten. Er<br />

is dan eigenlijk sprake van het korten van rechten. Gewezen deelnemers worden dan ook geraakt door deze maatregel.<br />

3.6 Uitkeringen en aanspraken korten<br />

Een pensioenfonds kan de uitkeringen en aanspraken uitsluitend korten als het niet mogelijk is om binnen de hersteltermijn<br />

uit een situatie van dekkingstekort te komen en als alle andere maatregelen zijn ingezet om het herstel te bespoedigen.<br />

Het korten van de uitkeringen en aanspraken is dus een uiterste noodmaatregel en kan alleen ingezet worden om het<br />

benodigde herstel te bereiken.<br />

Het is mogelijk om verschillende kortingspercentages te hanteren voor verschillende groepen. Onderscheid kan gemaakt<br />

worden naar pensioensoorten en belanghebbenden. Het is belangrijk om een goede belangenafweging te maken. Hierin<br />

moeten de al genomen maatregelen en hun effect op herstel worden meegenomen. Opgemerkt wordt dat bij differentiatie<br />

van de kortingspercentages de groepen een verschillend deel van de technische voorziening voor hun rekening nemen. De<br />

verdeling van de technische voorziening naar (oud-)deelnemers was per eind december 2014 gelijk aan:<br />

• Deelnemers 34%.<br />

• Gewezen deelnemers 37%.<br />

• Pensioengerechtigden 29%.<br />

Voor een indicatie van de kans op korten en de hoogte van de korting om tijdig uit een dekkingstekort te geraken verwijst<br />

het bestuur naar de meest recente ALM-studie en haalbaarheidstoets.<br />

Juridisch kader<br />

De beslissingsbevoegdheid inzake het korten van uitkeringen en aanspraken ligt bij het bestuur op grond van:<br />

• Pensioenreglement <strong>SBZ</strong> 2014 (per 1-1-<strong>2015</strong>): Artikel 10.<br />

Groepen die door deze maatregel kunnen worden geraakt<br />

• Deelnemers.<br />

• Gewezen deelnemers.<br />

• Pensioengerechtigden.<br />

Effectiviteit maatregel op herstel<br />

• Hoog.<br />

3.7 Samenvatting<br />

De volgende tabel geeft een overzicht van de mogelijke maatregelen. De laatste kolom geeft per maatregel aan waar de<br />

beslissingsbevoegdheid ligt.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 64 | 89


Tabel 03.9 Samenvatting<br />

Maatregel Belangengroepen Effectiviteit op financiële<br />

positie<br />

Beleggingsbeleid aanpassen allen afhankelijk van<br />

aanpassing<br />

Lagere indexatie gewezen deelnemers laag bij ongezonde<br />

financiële positie<br />

gepensioneerden hoog bij gezonde<br />

financiële positie<br />

Beslissingsbevoegdheid<br />

bestuur<br />

bestuur<br />

Premie verhogen werkgevers gemiddeld bestuur<br />

deelnemers<br />

Versoberen regeling<br />

1. verlagen opbouwpercentage deelnemers gemiddeld sociale partners<br />

2. verhogen franchise deelnemers gemiddeld sociale partners<br />

3. verlagen maximum pensioengrondslag deelnemers gemiddeld sociale partners<br />

4. nabestaandenpensioen op risicobasis deelnemers laag sociale partners<br />

5. verhogen pensioenleeftijd deelnemers gemiddeld sociale partners<br />

Korten van uitkeringen en aanspraken<br />

deelnemers<br />

gewezen deelnemers<br />

gepensioneerden<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 65 | 89


4 : Selectie<br />

Dit hoofdstuk geeft de door het bestuur van <strong>SBZ</strong> gemaakte keuze weer uit de mogelijke maatregelen die in de vorige stap<br />

zijn geïnventariseerd.<br />

4.1 Beleggingsbeleid<br />

Het bestuur zal in een crisissituatie het beleggingsbeleid aanpassen als hier aanleiding toe is.<br />

4.2 Lagere toeslagverlening<br />

Conform het nFTK dient het toeslagbeleid toekomstbestendig te zijn. Dit betekent dat toeslagverlening mogelijk is vanaf<br />

beleidsdekkingsgraad 110%. Het bestuur heeft er voor gekozen om het toeslaginstrument in te zetten in crisissituaties. Het<br />

effect van deze maatregel is hoog en kan ingezet worden zonder toestemming van sociale partners. Gewezen deelnemers<br />

kunnen in de toekomst een lagere pensioenuitkering verwachten. Des te jonger deze gewezen deelnemers zijn, des te<br />

meer tijd ze hebben om hier op te anticiperen. Pensioengerechtigden verliezen direct koopkracht.<br />

4.3 Verhoging premie<br />

Het bestuur stelt de premie vast volgens de richtlijnen in de <strong>ABTN</strong>. Het bestuur moet er altijd voor zorgen dat de premie<br />

kostendekkend is. Daarnaast kan het bestuur in een situatie van dekkingstekort kiezen voor een premie die bijdraagt aan<br />

herstel tot het minimaal vereist vermogen. In dat geval is toestemming van sociale partners noodzakelijk. In een<br />

crisissituatie kan het bestuur in overleg met sociale partners de herstelopslag verhogen. De werkgevers en deelnemers<br />

dragen dan ook bij aan herstel door het verhogen van de inkomsten.<br />

4.4 Versobering regeling<br />

In een crisissituatie zal het bestuur sociale partners adviseren om de regeling tijdelijk te versoberen om zo meer ruimte te<br />

creëren voor een hogere herstelopslag op de premie. Het bestuur zal de sociale partners adviseren om dit te doen door het<br />

opbouwpercentage tijdelijk te verlagen. Hierdoor dragen de deelnemers bij aan herstel uit de crisissituatie.<br />

Het bestuur zal sociale partners adviseren om geen gebruik te maken van de verlaging van de pensioengrondslag door<br />

verhoging van de franchise of door verlaging van het maximum pensioengevend salaris, omdat dit de onderlinge solidariteit<br />

tussen hoge en lage inkomens beïnvloedt.<br />

Het bestuur zal sociale partners daarnaast ook adviseren om de pensioenleeftijd niet tijdelijk te verhogen als hier geen<br />

aanleiding toe is in de wet- en regelgeving. De complexiteit van doorvoering in de administratie en communicatie van de<br />

gevolgen van een tijdelijke verhoging van de pensioenleeftijd is naar mening van het bestuur te groot. Dit zal onder meer<br />

leiden tot hogere uitvoeringskosten.<br />

Om dezelfde reden zal het bestuur ook niet aan sociale partners adviseren om het nabestaandenpensioen op risicobasis te<br />

verzekeren. Bovendien is de effectiviteit van deze maatregel laag.<br />

4.5 Korten uitkeringen en aanspraken<br />

Het bestuur heeft besloten dat het korten van uitkeringen en aanspraken als uiterste noodmaatregel wordt ingezet.<br />

Alvorens tot deze crisismaatregel wordt besloten zal het bestuur de hiervoor genoemde maatregelen zoveel mogelijk willen<br />

inzetten. In geval van korting van uitkeringen en aanspraken zal het bestuur bij de hoogte hiervan rekening houden met de<br />

belangen van de gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en deelnemers. Hierbij zal het bestuur ook de bijdrage in<br />

ogenschouw nemen die deelnemers al hebben geleverd in de hoogte van de premie of de versobering van de regeling en<br />

die de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden al hebben geleverd in de vorm van koopkrachtverlies door gemiste<br />

toeslagen.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 66 | 89


De volgende tabel geeft een overzicht van de maatregelen na selectie.<br />

Tabel 04.1 Maatregelen na selectie<br />

Maatregel Belangengroepen Effectiviteit op financiële<br />

positie<br />

Beleggingsbeleid aanpassen allen afhankelijk van<br />

aanpassing<br />

Lagere indexatie gewezen deelnemers laag bij ongezonde<br />

financiële positie<br />

gepensioneerden hoog bij gezonde<br />

financiële positie<br />

Beslissingsbevoegdheid<br />

bestuur<br />

bestuur<br />

Premie verhogen werkgevers gemiddeld bestuur<br />

deelnemers<br />

Versoberen regeling<br />

1. verlagen opbouwpercentage deelnemers gemiddeld sociale partners<br />

2. verhogen franchise deelnemers gemiddeld sociale partners<br />

3. verlagen maximum pensioengrondslag deelnemers gemiddeld sociale partners<br />

4. nabestaandenpensioen op risicobasis deelnemers laag sociale partners<br />

5. verhogen pensioenleeftijd deelnemers gemiddeld sociale partners<br />

Korten van uitkeringen en aanspraken<br />

deelnemers<br />

gewezen deelnemers<br />

gepensioneerden<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 67 | 89


5 : Prioritering<br />

Het bestuur van <strong>SBZ</strong> beschrijft in dit hoofdstuk de prioritering is van de geselecteerde maatregelen. Tevens laat het per<br />

maatregel het effect op het herstelplan zien en het effect van het gehele pakket aan maatregelen.<br />

Het bestuur streeft naar een evenwichtige belangenbehartiging van alle belanghebbenden. Bij de prioritering heeft het<br />

bestuur de volgende uitgangspunten gehanteerd in het kader van deze evenwichtige belangenbehartiging:<br />

• Alle vier groepen belanghebbenden (deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers)<br />

dragen bij aan het herstel.<br />

• De lasten worden zo veel mogelijk gelijk verdeeld over de jongeren en ouderen binnen het fonds.<br />

Het bestuur beseft daarbij dat de inschatting van de bijdragen van de vier groepen (deelnemers, gewezen deelnemers,<br />

pensioengerechtigden en werkgevers) lastig te maken is. Op totaalniveau is dit uiteraard wel te bepalen, op individueel<br />

niveau én in tijdsvolgorde is dit niet altijd goed mogelijk. Desondanks hanteert het bestuur wel het uitgangspunt dat alle vier<br />

groepen belanghebbenden bijdragen aan het herstel.<br />

Wijze van rekening houden met evenwichtige belangenbehartiging<br />

• Alle deelnemers krijgen te maken met het effect van een verslechtering van de financiële positie doordat<br />

toeslagverlening achterwege blijft. Dit beïnvloedt hun koopkracht in de loop van de tijd negatief. Gepensioneerden<br />

merken dit vanwege de ingegane uitkering welke niet geïndexeerd wordt als eerste.<br />

• Uitgaande van evenwichtige belangenafweging moeten werkgevers en actieve deelnemers zorg dragen voor een<br />

kostendekkende premie en kan gekozen worden voor een premie die bijdraagt aan herstel bij dekkingstekort. Een<br />

hogere premie in de vorm van een herstelopslag is daadwerkelijk een bijdrage van werkgevers en actieve<br />

deelnemers. Dit beïnvloedt de koopkracht voor actieve deelnemers negatief en zorgt voor een stijging van de<br />

loonkosten voor de werkgevers.<br />

• Versobering van de regeling raakt alleen actieve deelnemers. Dit beïnvloedt hun pensioenuitkering in de<br />

toekomst. Versobering om de premie kostendekkend te maken of te voldoen aan de eis tot bijdragen aan herstel<br />

is een noodzakelijke maatregel. Een versobering om herstel te bespoedigen wordt gezien als een extra bijdrage<br />

van de actieve deelnemers.<br />

• Als het nodig is om te korten, zal het bestuur alle bovenstaande inspanningen meenemen om tot een zo eerlijk<br />

mogelijke verdeling van de korting van aanspraken en uitkeringen te komen tussen de verschillende<br />

belanghebbenden.<br />

Hieronder worden de scenario’s geschetst waarin het fonds in crisissituatie verkeert.<br />

5.1 De UFR of marktrente dekkingsgraad daalt op weekbasis met meer dan 5% of op 4-weekbasis met meer dan<br />

10%.<br />

Het bestuur zal het beleggingsbeleid aanpassen als hier aanleiding toe is.<br />

5.2 De marge ten opzichte van het vereist vermogen krimpt tot minder dan 10%<br />

Het bestuur zal het beleggingsbeleid aanpassen als hier aanleiding toe is.<br />

5.3 De beleidsdekkingsgraad raakt onder het niveau van het vereist vermogen<br />

Het bestuur zal het beleggingsbeleid aanpassen als hier aanleiding toe is. Daarnaast zal het bestuur een herstelplan<br />

opstellen.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 68 | 89


5.4 Herstel binnen de gestelde termijn is niet meer mogelijk zonder aanvullende maatregelen<br />

Het bestuur zal het beleggingsbeleid aanpassen als hier aanleiding toe is.<br />

Indien de dekkingsgraad lager is dan 110% worden geen toeslagen meer verleend.<br />

Het bestuur zal een tijdelijke verhoging van de herstelopslag overwegen, bijvoorbeeld in de vorm van een premie die<br />

bijdraagt aan herstel.<br />

Indien de herstelopslag niet voldoende hoog kan worden vastgesteld om herstel te halen, zal het bestuur sociale partners<br />

vragen om de regeling tijdelijk te versoberen..<br />

Als herstel dan nog niet gehaald kan worden, zal het bestuur besluiten tot korten van de opgebouwde aanspraken en<br />

uitkeringen. Deze korting kan uitgesmeerd worden over maximaal 12 jaar (12 jaar in <strong>2015</strong>, 11 jaar in 2016, 10 jaar in de<br />

jaren daarna). Het bestuur kan besluiten gedifferentieerd te korten (afhankelijk van de bijdrage die de verschillende<br />

belanghebbenden al hebben gedaan), maar zal in beginsel alle belanghebbenden evenredig korten. De doorgevoerde<br />

korting is in beginsel alleen voor het eerste jaar onvoorwaardelijk. Voor de jaren daarna is de ontwikkeling van de<br />

financiële positie van belang.<br />

5.5 De beleidsdekkingsgraad nadert het minimaal vereist vermogen<br />

Het bestuur zal het beleggingsbeleid aanpassen als hier aanleiding toe is. Indien de dekkingsgraad lager is dan 110%<br />

worden geen toeslagen meer verleend.<br />

5.6 De beleidsdekkingsgraad raakt onder het niveau van het minimaal vereist vermogen<br />

Het bestuur zal het beleggingsbeleid aanpassen als hier aanleiding toe is. Omdat de dekkingsgraad lager is dan 110%<br />

worden geen toeslagen meer verleend..<br />

5.7 a. De beleidsdekkingsgraad dreigt vijf jaar onder het niveau van het minimaal vereist vermogen te blijven.<br />

Het bestuur zal het beleggingsbeleid aanpassen als hier aanleiding toe is. Omdat de dekkingsgraad lager is dan 110%<br />

worden geen toeslagen meer verleend. Het bestuur zal vragen om een tijdelijke verhoging van de herstelopslag. Indien de<br />

herstelopslag niet voldoende hoog kan worden vastgesteld om herstel te halen, zal het bestuur de sociale partners vragen<br />

om de regeling tijdelijk te versoberen. Het bestuur zal sociale partners adviseren om het opbouwpercentage tijdelijk te<br />

verlagen. Als de beleidsdekkingsgraad na vijf jaar als nog niet boven de minimaal vereiste dekkingsgraad uit komt, zal het<br />

bestuur besluiten tot korten van de opgebouwde aanspraken en uitkeringen tot het niveau van de minimaal vereiste<br />

dekkingsgraad. Deze korting kan uitgesmeerd worden over maximaal 12 jaar (12 jaar in <strong>2015</strong>, 11 jaar in 2016, 10 jaar in de<br />

jaren daarna) en is onvoorwaardelijk. Het bestuur kan besluiten gedifferentieerd te korten (afhankelijk van de bijdrage die<br />

de verschillende belanghebbenden al hebben gedaan), maar zal in beginsel alle belanghebbenden evenredig korten.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 69 | 89


6 : Afronding<br />

Dit hoofdstuk geeft antwoord op de negen vragen en is feitelijk “Het financieel crisisplan”.<br />

6.1 Wanneer is er sprake van een crisis?<br />

Het bestuur onderscheidt de volgende crisissituaties:<br />

a. De marktwaarde - of UFR dekkingsgraad daalt op weekbasis met meer dan 5% of op 4-weekbasis met meer dan<br />

10%.<br />

b. De marge ten opzichte van het vereist vermogen krimpt tot minder dan 10%.<br />

c. De beleidsdekkingsgraad raakt onder het niveau van het vereist vermogen.<br />

d. Herstel binnen de gestelde termijn is niet meer mogelijk zonder aanvullende maatregelen.<br />

e. De beleidsdekkingsgraad nadert het minimaal vereist vermogen.<br />

f. De beleidsdekkingsgraad raakt onder het niveau van het minimaal vereist vermogen.<br />

g. De beleidsdekkingsgraad dreigt vijf jaar onder het niveau van het minimaal vereist eigen vermogen te blijven.<br />

6.2 Bij welke dekkingsgraad kan <strong>SBZ</strong> er zonder korten niet meer uitkomen?<br />

De volgende tabel geeft de kritische dekkingsgraden bij verschillende standen van de lange rente en het overrendement.<br />

Tabel 06.1 Kritische dekkingsgraad (maatstaf vereiste dekkingsgraad)<br />

Verwachte rente<br />

1% 2% 3% 4% 5%<br />

Verwacht overrendement<br />

1% * 104,3% 96,9% 92,1% 88,9%<br />

2% 103,0% 93,3% 87,1% 83,1% 80,6%<br />

3% 91,8% 83,5% 78,3% 75,1% 73,3%<br />

4% 81,9% 74,8% 70,5% 68,0% 66,7%<br />

5% 73,1% 67,1% 63,6% 61,6% 60,8%<br />

Tabel 06.2 Kritische dekkingsgraad (maatstaf minimum vereiste dekkingsgraad)<br />

Verwachte rente<br />

1% 2% 3% 4% 5%<br />

Verwacht overrendement<br />

1% 104,1% 100,2% 97,6% 95,8% 94,5%<br />

2% 99,6% 96,0% 93,5% 91,9% 90,8%<br />

3% 95,3% 91,9% 89,7% 88,2% 87,2%<br />

4% 91,3% 88,1% 86,0% 84,7% 83,8%<br />

5% 87,4% 84,4% 82,5% 81,3% 80,6%<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 70 | 89


6.3 Welke maatregelen staan ter beschikking?<br />

De volgende tabel alle mogelijke crisismaatregelen weer. In beginsel zullen de maatregelen tijdelijk worden ingezet.<br />

Tabel 06.2 Beschikbare maatregelen<br />

Maatregel Belangengroepen Effectiviteit op financiële<br />

positie<br />

Beleggingsbeleid aanpassen allen afhankelijk van<br />

aanpassing<br />

Lagere indexatie gewezen deelnemers laag bij ongezonde<br />

financiële positie<br />

gepensioneerden hoog bij gezonde<br />

financiële positie<br />

Beslissingsbevoegdheid<br />

bestuur<br />

bestuur<br />

Premie verhogen werkgevers gemiddeld bestuur<br />

deelnemers<br />

Versoberen regeling<br />

1. verlagen opbouwpercentage deelnemers gemiddeld sociale partners<br />

2. verhogen franchise deelnemers gemiddeld sociale partners<br />

3. verlagen maximum pensioengrondslag deelnemers gemiddeld sociale partners<br />

4. nabestaandenpensioen op risicobasis deelnemers laag sociale partners<br />

5. verhogen pensioenleeftijd deelnemers gemiddeld sociale partners<br />

Korten van uitkeringen en aanspraken<br />

deelnemers<br />

gewezen deelnemers<br />

gepensioneerden<br />

6.4 Hoe realistisch is de inzet van die maatregelen?<br />

Het aanpassen van het beleggingsbeleid is zeer goed mogelijk. Dit geldt ook voor het verlagen van de toeslagen voor<br />

pensioengerechtigden en gewezen deelnemers. Dit is immers staand beleid en volledig de bevoegdheid van het bestuur.<br />

Verhoging van de premie is afhankelijk van de omstandigheden in de branche en het draagvlak voor premieverhoging bij<br />

de sociale partners. Dit geldt eveneens voor het versoberen van de regelingen door middel van verlaging van het<br />

opbouwpercentage.<br />

Het bestuur acht versobering van de regeling door middel van verhogen van de franchise, het verlagen van het maximum<br />

van de pensioengrondslag, het wijzigen van het nabestaandenpensioen op spaarbasis naar risicobasis, of het verhogen<br />

van de pensioenleeftijd op tijdelijke basis niet realistisch, gezien veranderingen in de solidariteit of de complexe gevolgen<br />

voor administratie en communicatie.<br />

Het bestuur heeft tot slot de bevoegdheid om de uitkeringen en aanspraken te korten, en acht dit een realistische<br />

noodmaatregel.<br />

6.5 Wat is het financiële effect van de maatregelen?<br />

Een indicatie van de effecten staat in de tabel met een overzicht van de beschikbare maatregelen. Voor een nadere<br />

indicatie wordt verwezen naar de uitkomsten in hoofdstuk 3. Alle maatregelen en financiële effecten zullen door het bestuur<br />

worden afgewogen in de brede maatschappelijk context op het moment van de crisis.<br />

Het bestuur heeft besloten tot de volgende prioritering:<br />

a. Als de marktwaarde - of UFR dekkingsgraad op weekbasis met meer dan 5% daalt of op 4-weekbasis met meer<br />

dan 10%, dan zal het bestuur het beleggingsbeleid aan passen als hier aanleiding toe is.<br />

b. Als de marge ten opzichte van het vereist vermogen krimpt tot minder dan 10%, dan zal het bestuur het<br />

beleggingsbeleid aanpassen als hier aanleiding toe is.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 71 | 89


c. Als de UFR dekkingsgraad onder het niveau van het vereist eigen vermogen raakt, zal het bestuur het<br />

beleggingsbeleid aanpassen als hier aanleiding toe is. . Indien de dekkingsgraad lager is dan 110% worden geen<br />

toeslagen meer verleend. Daarnaast zal het bestuur een herstelplan opstellen.<br />

d. Als herstel binnen de gestelde termijn niet meer mogelijk is zonder aanvullende maatregelen, zal het bestuur:<br />

• Een tijdelijke verhoging van de herstelopslag doorvoeren.<br />

• Sociale partners vragen om de regeling tijdelijk te versoberen, als de herstelopslag niet voldoende hoog kan<br />

worden vastgesteld om herstel te halen. Het bestuur zal eerst adviseren om de onvoorwaardelijke toeslag<br />

tijdelijk te verlagen. Indien dit niet voldoende is, zal het bestuur de sociale partners adviseren om het<br />

opbouwpercentage tijdelijk te verlagen.<br />

• Besluiten tot korten van de opgebouwde aanspraken en uitkeringen indien herstel als nog niet gehaald kan<br />

worden. Deze korting kan uitgesmeerd worden over maximaal 12 jaar (12 jaar in <strong>2015</strong>, 11 jaar in 2016, 10<br />

jaar in de jaren daarna). Het bestuur kan besluiten gedifferentieerd te korten (afhankelijk van de bijdrage die<br />

de verschillende belanghebbenden al hebben gedaan), maar zal in beginsel alle belanghebbenden evenredig<br />

korten. De doorgevoerde korting is in beginsel alleen voor het eerste jaar onvoorwaardelijk. Voor de jaren<br />

daarna is de ontwikkeling van de financiële positie van belang.<br />

e. Als de beleidsdekkingsgraad het minimaal vereist vermogen nadert, zal het bestuur het beleggingsbeleid verder<br />

aanpassen als hier aanleiding toe is. Omdat de dekkingsgraad lager is dan 110% worden geen toeslagen meer<br />

verleend.<br />

f. Als de beleidsdekkingsgraad onder het niveau van het minimaal vereist vermogen raakt, zal het bestuur:<br />

• Het beleggingsbeleid aanpassen als daar aanleiding toe is.<br />

g. Als herstel tot het niveau van het minimaal vereist vermogen niet binnen vijf jaar mogelijk is zonder aanvullende<br />

maatregelen of korten, zal het bestuur:<br />

• Een tijdelijke verhoging van de herstelopslag doorvoeren.<br />

• De sociale partners vragen om de regeling tijdelijk te versoberen, als de herstelopslag niet voldoende hoog<br />

kan worden vastgesteld om herstel te halen. Het bestuur zal eerst adviseren om de onvoorwaardelijke<br />

toeslag tijdelijk te verlagen. Indien dit niet voldoende is, zal het bestuur de sociale partners adviseren om het<br />

opbouwpercentage tijdelijk te verlagen.<br />

• Na vijf jaar besluiten tot korten van de aanspraken en uitkeringen, indien herstel met voorgaande<br />

maatregelen niet gehaald is. Deze korting kan uitgesmeerd worden over maximaal 12 jaar (12 jaar in <strong>2015</strong>,<br />

11 jaar in 2016, 10 jaar in de jaren daarna) en is onvoorwaardelijk. Het bestuur kan besluiten gedifferentieerd<br />

te korten. Dit besluit is afhankelijk van de bijdrage die de verschillende belanghebbenden al hebben gedaan.<br />

De tabel met kritische dekkingsgraden is afhankelijk van de maatregelen die het bestuur kan nemen.<br />

6.6 Op welke wijze wordt rekening gehouden met evenwichtige belangenafweging?<br />

Het bestuur streeft naar een evenwichtige belangenbehartiging van alle belanghebbenden. Bij de prioritering heeft het<br />

bestuur de volgende uitgangspunten gehanteerd in het kader van deze evenwichtige belangenbehartiging:<br />

• Alle vier groepen belanghebbenden (deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers)<br />

dragen bij aan het herstel.<br />

• De lasten worden zo veel mogelijk gelijk verdeeld over de jongeren en ouderen binnen het fonds.<br />

Het bestuur beseft daarbij dat de inschatting van de bijdragen van de vier groepen (deelnemers, gewezen deelnemers,<br />

pensioengerechtigden en werkgevers) lastig te maken is. Op totaalniveau is dit uiteraard wel te bepalen, op individueel<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 72 | 89


niveau én in tijdsvolgorde is dit niet altijd goed mogelijk. Desondanks hanteert het bestuur wel het uitgangspunt dat alle vier<br />

groepen belanghebbenden bijdragen aan het herstel. Onderstaand zijn de belangrijkste overwegingen gegeven.<br />

• Alle deelnemers krijgen te maken met het effect van een verslechtering van de financiële positie doordat<br />

toeslagverlening achterwege blijft. Dit beïnvloedt hun koopkracht in de loop van de tijd negatief. Gepensioneerden<br />

merken dit vanwege de ingegane uitkering welke niet geïndexeerd wordt als eerste.<br />

• Aanvullend wordt een bijdrage aan werkgevers en deelnemers gevraagd door de premie te verhogen. Dit<br />

beïnvloedt de koopkracht voor deelnemers negatief en zorgt voor een stijging van de loonkosten voor de<br />

werkgevers.<br />

• Daarna zullen de deelnemers bijdragen in de vorm van versobering van de regeling in de vorm van een lagere<br />

pensioenopbouw of een lagere onvoorwaardelijke indexering. Dit beïnvloedt hun pensioenuitkering in de<br />

toekomst.<br />

• Als het nodig is om te korten, zal het bestuur alle bovenstaande inspanningen meenemen om tot een zo eerlijk<br />

mogelijke verdeling van de korting van aanspraken en uitkeringen te komen tussen de verschillende<br />

belanghebbenden. Daarnaast zal het bestuur hierbij in overweging nemen hoe de tekorten zijn ontstaan.<br />

6.7 Hoe en wanneer wordt met de belanghebbende gecommuniceerd in een crisissituatie?<br />

Communicatie in proces bestuurlijk totstandkoming<br />

Het bestuur heeft de voormalige deelnemersraad om advies gevraagd vóór vaststelling van de <strong>ABTN</strong> per 1 januari 2012 en<br />

vóór vaststelling van het financieel crisisplan. De voormalige deelnemersraad heeft het bestuur hierover positief<br />

geadviseerd. Na vaststelling van de <strong>ABTN</strong> en het financieel crisisplan, is het financieel crisisplan opgenomen als bijlage 3<br />

van de <strong>ABTN</strong>.<br />

DNB wordt geïnformeerd over de <strong>ABTN</strong> <strong>2015</strong>, inclusief financieel crisisplan, door deze toe te sturen. Jaarlijks wordt de<br />

geactualiseerde <strong>ABTN</strong> achteraf besproken met het verantwoordingsorgaan.<br />

Communicatie over bestaan en inhoud financieel crisisplan<br />

Over de inhoud van dit financieel crisisplan is op verschillende wijzen gecommuniceerd richting verschillende partijen:<br />

• De meest recente <strong>ABTN</strong> is beschikbaar via de website. Het financieel crisisplan maakt hier onderdeel van uit<br />

(bijlage 3).<br />

• Op de website zal een tekst worden opgenomen met een vereenvoudigde versie van het financieel crisisplan.<br />

Hierin komen vragen aan bod als ‘wat is een financieel crisisplan’, ‘wat is het verschil met een herstelplan’,<br />

‘wanneer is sprake van een crisis’, ‘welke maatregelen kan een pensioenfonds nemen en hoe zien die eruit’, ‘hoe<br />

komt de keuze voor een maatregel tot stand en welke volgorde geldt daarbij’ en ‘hoe blijf ik op de hoogte tijdens<br />

een crisis’.<br />

• De inhoud van het financieel crisisplan heeft het bestuur schriftelijk gedeeld met sociale partners (juni <strong>2015</strong>).<br />

Communicatie in geval van een crisissituatie<br />

Ten aanzien van communicatie in een crisissituatie geldt het volgende:<br />

• Indien communicatie in geval van een crisissituatie gewenst/noodzakelijk is, valt dit onder de reguliere<br />

communicatieactiviteiten zoals opgenomen in het communicatiejaarplan.<br />

• De dekkingsgraad publiceert <strong>SBZ</strong> maandelijks op de website. Indien opportuun, wordt in deze maandelijkse<br />

berichtgeving aandacht besteed aan genomen of te nemen crisismaatregelen. Deze informatie is beschikbaar<br />

voor iedere bezoeker van de website en daarmee voor iedere betrokkene en geïnteresseerde.<br />

Het bestuur kan in een crisissituatie diverse maatregelen treffen. Als hiervoor wordt gekozen wordt over deze<br />

maatregelen als volgt gecommuniceerd:<br />

• Aanpassing van het beleggingsbeleid communiceert het bestuur in beginsel via de website (maandelijks bericht<br />

dekkingsgraad) en zo mogelijk schriftelijk (via de pensioenkrant). Deze informatie is beschikbaar voor iedere<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 73 | 89


ezoeker van de website en daarmee voor iedere betrokkene en geïnteresseerde. Over aanpassingen van het<br />

beleggingsbeleid door het bestuur wordt verantwoording afgelegd aan het verantwoordingsorgaan.<br />

• Als sprake is van verhoging van de premie of versobering van de regeling, zal het bestuur actief en schriftelijk de<br />

deelnemers en werkgevers vooraf informeren. Dergelijke aanpassingen door het bestuur worden (vooraf)<br />

afgestemd met sociale partners.<br />

• In geval van communicatie rondom het korten van aanspraken en uitkeringen zal het bestuur actief en schriftelijk<br />

de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers vooraf informeren, waarbij de wettelijke eisen in<br />

acht worden genomen. In geval van een besluit tot korten van aanspraken en uitkeringen door het bestuur wordt<br />

verantwoording afgelegd aan het verantwoordingsorgaan.<br />

• Met betrekking tot de toeslagenstaffel (indexatie) voor pensioengerechtigden en gewezen deelnemers wordt al<br />

regulier (schriftelijk richting betrokkenen) gecommuniceerd volgens de voorschriften en via de website. Inzake<br />

toeslagverlening wordt verantwoording afgelegd aan het verantwoordingsorgaan.<br />

6.8 Hoe werkt het besluitvormingsproces?<br />

Als er een crisissituatie ontstaat, treedt het reglement crisiscommissie in werking. De commissie informeert binnen 24 uur<br />

na inwerkingtreding van dit reglement het bestuur en de voorzitter van het verantwoordingsorgaan dat het reglement in<br />

werking is getreden.<br />

De crisiscommissie legt standaard na iedere vergadering verantwoording af aan het bestuur. De notulen van de<br />

vergadering worden binnen een week beschikbaar gesteld aan het bestuur en de voorzitter van het<br />

verantwoordingsorgaan. De adviezen- en actielijst van iedere vergadering wordt binnen 24 uur na de vergadering<br />

schriftelijk beschikbaar gesteld aan het bestuur en de voorzitter van het verantwoordingsorgaan.<br />

De commissie adviseert het bestuur over de mogelijk op korte termijn te nemen (nood)maatregelen als beschreven in dit<br />

plan. Het bestuur dient, nadat zij de door de commissie is geadviseerd, uiterlijk binnen 24 uur te besluiten bij volstrekte<br />

meerderheid of zij het advies van de commissie opvolgt. Door het bestuur wordt bepaald op welke wijze op advies van de<br />

commissie genomen besluiten worden doorgeleid naar het verantwoordingsorgaan ter advisering, conform hetgeen is<br />

vastgelegd in de statuten en het reglement van het verantwoordingsorgaan.<br />

Voor verdere details verwijzen wij u graag naar het reglement crisiscommissie.<br />

Versobering van de regeling kan alleen worden besloten door de sociale partners. Het bestuur zal de sociale partners<br />

vragen om besluitvorming en hierover adviseren.<br />

6.9 Hoe wordt de jaarlijkse toetsing van het financieel crisisplan vormgegeven?<br />

Jaarlijks zal het bestuur het financieel crisisplan als bijlage bij de <strong>ABTN</strong> evalueren en zo nodig aanpassen.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 74 | 89


Bijlage 4.<br />

Transparantiedocument<br />

TRANSPARANTIEDOCUMENT<br />

Een beschrijving van hoe Stichting<br />

Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars de<br />

organisatie van het fonds heeft ingericht.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 75 | 89


Voorwoord<br />

In dit document beschrijft het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars (<strong>SBZ</strong>) hoe zij de<br />

organisatie van het fonds heeft ingericht. De formele vastlegging van taken, verantwoordelijkheden en samenstelling van<br />

de organen van het fonds staan in de statuten van het fonds en in de reglementen van de door het bestuur ingestelde<br />

organen.<br />

Dit transparantiedocument is door het bestuur van het fonds vastgesteld in de vergadering van 6 oktober 2014, en is<br />

gepubliceerd op de website van het fonds: www.sbzpensioen.nl.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 76 | 89


Inhoud<br />

Voorwoord 76<br />

1. Algemeen 78<br />

2. De besturing van het pensioenfonds 79<br />

2.1 Bestuur 79<br />

2.2 Commissies 80<br />

2.3 Geschiktheid 80<br />

2.4 Nevenactiviteiten van het pensioenfonds 80<br />

2.5 Verantwoording inzake het beleggingsbeleid 81<br />

2.6 Transparantie, openheid en communicatie 81<br />

2.7 Evaluatie functioneren 81<br />

2.8 Contractpartijen 81<br />

3. Verantwoording 83<br />

3.1 Verantwoordingsorgaan 83<br />

3.2 Bevoegdheid 83<br />

3.3 Werkwijze 83<br />

3.4 Rapportage 83<br />

4. Intern toezicht 84<br />

4.1 Inrichting intern toezicht 84<br />

5. Klachten- en geschillenprocedure 85<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 77 | 89


1. Algemeen<br />

<strong>SBZ</strong> is het pensioenfonds voor de zorgverzekeringssector en daaraan verwante organisaties. <strong>SBZ</strong> is een vrijwillig<br />

bedrijfstakpensioenfonds.<br />

Het pensioenfonds heeft als doel om pensioenen te verlenen aan deelnemers, gewezen deelnemers en nabestaanden.<br />

Dat doet het pensioenfonds door premies te innen en pensioengelden te beleggen en te beheren. Het pensioenfonds werkt<br />

op basis van pensioenreglementen. Het pensioenfonds keert uit bij ouderdom, overlijden en arbeidsongeschiktheid. Ook<br />

zorgt het pensioenfonds voor een goede voorlichting over de pensioenregelingen.<br />

In onderliggend document is vastgelegd hoe het bestuur de besluitvorming, de verantwoording en het intern toezicht heeft<br />

ingericht. Daarbij is gehandeld binnen het kader van de Pensioenwet en de Code Pensioenfondsen.<br />

Organogram<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 78 | 89


2. De besturing van het pensioenfonds<br />

Het bestuur stelt zich bij het uitoefenen van zijn bestuurstaak onafhankelijk op. Bij de vormgeving van het beleid richt het<br />

bestuur zich naar de belangen van de bij het fonds betrokkenen. Dit zijn de deelnemers, gewezen deelnemers,<br />

pensioengerechtigden, werkgevers en overige belanghebbenden. Het bestuur beoogt dat de genoemde groepen zich op<br />

evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Het bestuur zorgt er daarnaast voor dat de bestuursleden te allen<br />

tijde geschikt zijn om <strong>SBZ</strong> adequaat te kunnen besturen.<br />

2.1 Bestuur<br />

Het bestuur van <strong>SBZ</strong> is verantwoordelijk voor de uitvoering van de pensioenregeling. Dit houdt in dat zij verantwoordelijk is<br />

voor alle activiteiten van het fonds, waaronder de administratie, communicatie en het beheer van de pensioengelden.<br />

Aantal<br />

Het bestuur bestaat uit elf leden:<br />

- Er is één onafhankelijke voorzitter.<br />

- Het aantal uitvoerende bestuurders is vastgesteld op twee onafhankelijke bestuurders.<br />

- Het aantal niet uitvoerende bestuurders is per 1 juli 2014 vastgesteld op acht bestuursleden. Van de acht niet<br />

uitvoerende bestuurders worden:<br />

o vier leden voorgedragen door Zorgverzekeraars Nederland;<br />

o drie leden voorgedragen door de bij de CAO Zorgverzekeraars betrokken vakorganisaties (FNV, CNV,<br />

De Unie);<br />

o één lid voorgedragen door de gekozen vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden in het<br />

verantwoordingsorgaan. In afwijking hiervan zijn voor de bestuurszetel namens pensioengerechtigden<br />

begin 2014 eenmalig verkiezingen gehouden l.<br />

Benoeming, schorsing en ontslag van bestuursleden en geschiktheid<br />

Het bestuur heeft in de statuten vastgelegd langs welke procedure bestuursleden kunnen worden benoemd, geschorst of<br />

ontslagen. Bij de voordracht en de benoeming zijn diversiteit in de samenstelling naar leeftijd en geslacht en<br />

complementariteit in geschiktheid belangrijke uitgangspunten. Bestuursleden worden voor de duur van vier jaar benoemd,<br />

tenzij het bestuur anders besluit. De niet uitvoerend bestuurders zijn, op het lid namens pensioengerechtigden na,<br />

benoemd in de termijn die gold op 1 juli 2014. Alle bestuursleden treden af volgens een door het bestuur opgesteld rooster.<br />

De aftredende leden zijn onmiddellijk herbenoembaar voor één termijn van vier jaar. Indien het bestuur van oordeel is dat<br />

zwaarwegende belangen aanwezig zijn, kan het bestuur hiervan afwijken.<br />

Onafhankelijk en integer<br />

De taken en bevoegdheden van het bestuur zijn bepaald in de statuten van het fonds. Het bestuur stelt zich bij het<br />

uitoefenen van haar taak onafhankelijk op en zorgt dat het fonds uitsluitend handelt ten behoeve van al haar<br />

belanghebbenden. Het bestuur inventariseert daartoe jaarlijks de (neven)functies van de bestuurs- en commissieleden.<br />

Hierover wordt gerapporteerd in het jaarverslag van het fonds dat ook op de website wordt geplaatst. Tevens<br />

hebbenbestuursleden en leden van het verantwoordingsorgaan een gedragscode ondertekend. Doel van deze<br />

gedragscode is het geven van regels en richtlijnen voor bestuursleden ter voorkoming van conflicten tussen belangen van<br />

het fonds en de privé-belangen van betrokkenen, alsmede ter voorkoming van het gebruiken van vertrouwelijke informatie<br />

van het fonds voor privé-doeleinden. Het uitgangspunt daarbij is om transparantie te bevorderen en ervoor te zorgen dat<br />

alle betrokkenen, ook voor hun eigen bescherming, duidelijk weten wat wel en wat niet geoorloofd is.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 79 | 89


De gedragscode draagt mede bij tot het integer functioneren van het fonds ten behoeve van al diegenen die bij het fonds<br />

belang hebben en tot het waarborgen van de goede naam en reputatie van het fonds als marktpartij.<br />

2.2 Commissies<br />

Om zijn werkzaamheden optimaal te kunnen uitvoeren heeft het bestuur commissies ingesteld die onder meer tot taak<br />

hebben besluiten die het bestuur moet nemen voor te bereiden. Zij kunnen ook toezien op de uitvoering van door het<br />

bestuur genomen besluiten. Het bestuur kan besluiten dat externe deskundigen deel uit maken van een commissie.<br />

Het bestuur heeft twee (vaste) bestuurlijke commissies ingesteld:<br />

• Een beleggingscommissie (met name ten behoeve van de monitoring van de uitvoering van het<br />

beleggingsbeleid).<br />

• Een audit- en compliancecommissie (met name ten behoeve van de monitoring van de pensioenuitvoering en<br />

jaarverslaglegging, compliance en risicobeheersing).<br />

Naast deze vaste commissies kan het bestuur ook ad hoc commissies instellen. Eén daarvan is een crisiscommissie.<br />

Wanneer sprake is van een crisis is vastgelegd in een financieel crisisplan. De wijze waarop in geval van een crisis wordt<br />

gehandeld is vastgelegd in het reglement crisiscommissie. Tevens kent het fonds een verkiezingscommissie die wordt<br />

belast met de organisatie van de verkiezingen voor pensioengerechtigden in het verantwoordingsorgaan (en in 2014<br />

eenmalig in het bestuur).<br />

Om te komen tot een grotere mate van professionaliteit en efficiency heeft het bestuur voor iedere commissie een<br />

reglement vastgesteld. In die reglementen zijn werkwijze, samenstelling van de commissie, alsmede taken en<br />

bevoegdheden vastgelegd.<br />

2.3 Geschiktheid<br />

Aandachtspunt van het bestuur is het kwalitatief goed functioneren als bestuur. Het bestuur heeft hiertoe een<br />

geschiktheidsplan opgesteld. Dat plan voorziet erin dat het bestuur als collectief en de bestuursleden individueel voldoen<br />

aan de wettelijk gestelde eisen ten aanzien van kennis, vaardigheden en professioneel gedrag (geschiktheid). Bij elke<br />

mutatie in het bestuur gaat het bestuur na of geschiktheid nog voldoende aanwezig is en hoe hierin moet worden voorzien<br />

in geval een vacature is ontstaan. Tenminste éénmaal per jaar gaat het bestuur na of zij als collectief actuele<br />

ontwikkelingen op pensioengebied in voldoende mate volgt. Het bestuur stelt jaarlijks een gezamenlijk opleidingsplan vast.<br />

In dit plan staat op welke onderdelen de bestuursleden hun kennis en vaardigheden op peil willen houden dan wel willen<br />

uitbreiden. Onderdeel van het geschiktheidsplan zijn tevens de functieprofielen en de toetsingsprocedure voor<br />

bestuursleden.<br />

2.4 Nevenactiviteiten van het pensioenfonds<br />

<strong>SBZ</strong> oefent geen nevenactiviteiten uit.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 80 | 89


2.5 Verantwoording inzake het beleggingsbeleid<br />

<strong>SBZ</strong> is zich bewust van de maatschappelijke rol die zij als belegger vervult. Die rol dwingt het pensioenfonds tot grote<br />

zorgvuldigheid in haar handelen. Het pensioenfonds is te allen tijde bereid verantwoording af te leggen over zijn<br />

beleggingsgedrag en de gevolgen die dit heeft voor de samenleving. <strong>SBZ</strong> neemt ook deel aan de jaarlijkse VBDO enquête.<br />

Informatie over het beleggingsbeleid van het fonds is opgenomen in de verklaring inzake beleggingsbeginselen. Op de<br />

website van het fonds zijn documenten te vinden waarmee inzicht wordt gegeven in het beleggingsbeleid van het fonds. Dit<br />

betreft in ieder geval:<br />

- corporate governance en verantwoord beleggen bij <strong>SBZ</strong>;<br />

- verantwoord beleggen in Alternative Investments;<br />

- beleid verantwoord beleggen vermogensbeheerder bij <strong>SBZ</strong> 2014;<br />

- mission statement impact investing;<br />

- de samenvattende Rapportage Engagement Actieve dialoog & uitoefening stemrechten (ieder kwartaal een<br />

update);<br />

- stemverslag (ieder kwartaal een update).<br />

2.6 Transparantie, openheid en communicatie<br />

Het bestuur informeert de aangesloten werkgevers, de deelnemers, de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden<br />

via de website en het jaarverslag over algemene zaken <strong>SBZ</strong> die betreffen. Het gaat hierbij onder meer over ontwikkelingen<br />

in:<br />

• de pensioenregeling;<br />

• het premie-, beleggings- en toeslagenbeleid.<br />

Daarnaast ontvangen (gewezen) deelnemers jaarlijks een uniform pensioenoverzicht.<br />

Geïnteresseerden kunnen het jaarverslag, de statuten en de reglementen van <strong>SBZ</strong> downloaden via de website.<br />

In het jaarverslag is de samenstelling van het bestuur en de commissies opgenomen.<br />

2.7 Evaluatie functioneren<br />

Het bestuur bespreekt jaarlijks zijn eigen functioneren en het functioneren van de door het bestuur ingestelde commissies.<br />

2.8 Contractpartijen<br />

Uitbesteding<br />

Het bestuur heeft er voor gekozen om de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, de beleidsvoorbereiding<br />

hiervoor en de ondersteuning van het bestuur uit te besteden aan de daarin gespecialiseerde uitvoeringsorganisaties:<br />

- Syntrus Achmea voor pensioenuitvoering, bestuursondersteuning en monitoring van het vermogensbeheer;<br />

- BNP Paribas, Russell Investements en Northern Trus voor het vermogensbeheer.<br />

Adviseurs<br />

Het bestuur laat zich bijstaan door een externe adviseur op ALM-terrein (Towers Watson). Tevens maakt het bestuur<br />

gebruik van actuarieel- en juridisch advies van Syntrus Achmea. Tevens wordt het bestuur bij het vormgeven en uitvoeren<br />

van het beleid op het gebied van verantwoord beleggen en voting ondersteund door de engagement manager, Robeco.<br />

Door de beleggingscommissie wordt gebruik gemaakt van een extern adviseur.<br />

Voor de uitvoering van een aantal taken, benoemd in het complianceprogram, alsmede advisering over voor het bestuur<br />

relevante compliancethema’s is het Nederlands Compliance Instituut als externe compliance officer aangesteld.<br />

Het bestuur blijft evenwel te allen tijde eindverantwoordelijk voor alle activiteiten van <strong>SBZ</strong> en houdt dan ook toezicht op zijn<br />

adviseurs.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 81 | 89


Controle en certificering<br />

Het pensioenfonds heeft voor de controle en certificering van de jaarrekening met de volgende partijen een overeenkomst<br />

gesloten:<br />

Certificerend actuaris Towers Watson<br />

Certificerend accountant PriceWaterhousCoopers<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 82 | 89


3. Verantwoording<br />

3.1 Verantwoordingsorgaan<br />

Het bestuur heeft een verantwoordingsorgaan ingesteld, waarin de deelnemers, de pensioengerechtigden en aangesloten<br />

werkgevers zijn vertegenwoordigd. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit acht leden. De samenstelling is als volgt:<br />

• vier leden namens de deelnemers;<br />

• twee leden namens de pensioengerechtigden;<br />

• twee leden namens werkgevers.<br />

De leden namens de deelnemers zijn benoemd door de werknemersorganisaties. De leden namens de werkgever zijn<br />

benoemd door de werkgeversorganisatie. De leden namens pensioengerechtigden zijn door het bestuur benoemd op basis<br />

van de uitslag van de verkiezing door de pensioengerechtigden van het fonds.<br />

De leden zijn benoemd voor een periode van vier jaar.<br />

Het bestuur en het verantwoordingsorgaan komen tenminste twee maal per jaar in vergadering bijeen.<br />

3.2 Bevoegdheid<br />

Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van bestuur. Dit gebeurt onder<br />

andere aan de hand van het jaarverslag, vastgelegde beleidskeuzes voor de toekomst en de bevindingen van het intern<br />

toezicht over het uitgevoerde beleid. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan<br />

zijn vastgelegd in de statuten van het fonds en in het reglement verantwoordingsorgaan.<br />

Het bestuur stelt het verantwoordingsorgaan in de gelegenheid advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit over:<br />

a. het beleid inzake beloningen;<br />

b. de vorm en inrichting van het intern toezicht;<br />

c. het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure;<br />

d. het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid;<br />

e. gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van de stichting of de overname van verplichtingen<br />

door de stichting;<br />

f. liquidatie, fusie of splitsing van de stichting;<br />

g. het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst; en<br />

h. de samenstelling van de feitelijke premie en de hoogte van de premiecomponenten;<br />

i. het omzetten van het pensioenfonds in een andere rechtsvorm, bedoeld in artikel 18 van Boek 2 van het<br />

Burgerlijk Wetboek.<br />

3.3 Werkwijze<br />

Het bestuur en het verantwoordingsorgaan komen ten minste twee maal per kalenderjaar in vergadering bijeen. Tijdens<br />

deze vergaderingen worden zaken besproken waarover het bestuur of het verantwoordingsorgaan overleg wenselijk acht.<br />

3.4 Rapportage<br />

Het verantwoordingsorgaan rapporteert haar bevindingen in het jaarverslag van het fonds.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 83 | 89


4. Intern toezicht<br />

4.1 Inrichting intern toezicht<br />

Het bestuur heeft ervoor gekozen op 1 juli 2014 over te stappen naar op het omgekeerd gemengd model. In het<br />

omgekeerd gemengd model is het intern toezicht geïntegreerd in het bestuur door splitsing in uitvoerende en niet<br />

uitvoerende bestuursleden.<br />

Bij de inrichting van het omgekeerd gemengd model zijn de niet -uitvoerende bestuurders verplicht om een auditcommissie<br />

in de zin van de Pensioenwet in te richten. Omdat bij <strong>SBZ</strong> vanaf 1 juli 2014 voldoende deskundigheid op<br />

bedrijfseconomische aspecten en risicobeheer aanwezig is bij de niet-uitvoerend bestuursleden heeft <strong>SBZ</strong> van DNB, onder<br />

voorwaarden, ontheffing gekregen van het instellen van een auditcommissie. DNB verbindt aan de ontheffing het<br />

voorschrift dat de ontheffing vervalt indien er wijzigingen optreden in de samenstelling van het niet uitvoerend deel van het<br />

bestuur.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 84 | 89


5. Klachten- en geschillenprocedure<br />

Het bestuur van <strong>SBZ</strong> heeft een klachten-en geschillenprocedure opgesteld, op grond waarvan deelnemers en werkgevers<br />

een klacht kunnen indienen of bezwaar kunnen maken tegen een besluit van het bestuur. Deze klachten- en<br />

geschillenprocedure is vastgelegd in het klachten- en geschillenreglement en uitvoeringsovereenkomst van het fonds.<br />

Deelnemers kunnen de klachten- en geschillenprocedure ook downloaden via de website van het fonds.<br />

Het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars heeft de bijlagen bij deze <strong>ABTN</strong> vastgesteld in de<br />

bestuursvergadering van 16 juni <strong>2015</strong>.<br />

R.F. van der Feltz- Doude van Troostwijk<br />

Uitvoerend bestuurder<br />

Uitvoerend bestuurder<br />

J.B. Koomans<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 85 | 89


Bijlage 5.<br />

Uitbestedingsbeleid<br />

Uitbestedingsbeleid<br />

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars<br />

Vastgesteld in de bestuursvergadering van 6 oktober 2014<br />

Versie 2014<br />

Inhoud uitbestedingsbeleid Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars<br />

Uitbestedingsbeleid Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars........................................................... 87<br />

1. Inleiding 87<br />

2. Uitbestedingsbeleid 87<br />

3. Controle uitbestedingsproces 89<br />

4. Inwerkingtreding 89<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 86 | 89


Uitbestedingsbeleid Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars<br />

1. Inleiding<br />

a) Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars (verder: het fonds) heeft (delen van) haar bedrijfsprocessen<br />

uitbesteed aan andere partijen. Onder uitbestede activiteiten verstaat het fonds in ieder geval uitbesteding van de<br />

pensioenuitvoering, uitbesteding van het vermogensbeheer en uitbesteding van alle overige activiteiten waarvan het<br />

bestuur het zinvol acht om onderhavig uitbestedingsbeleid te betrekken.<br />

Aan uitbesteding is voor het fonds een aantal risico’s verbonden. Het bestuur van het fonds heeft daarom beleid<br />

vastgesteld met betrekking tot de beheersing van risico’s die samenhangen met uitbesteding van (delen van)<br />

bedrijfsprocessen. Het bestuur van het fonds is en blijft te allen tijde verantwoordelijk voor de beheersing van het te<br />

voeren beleid, ook voor het gedeelte van de werkzaamheden dat is uitbesteed.<br />

Het uitbestedingsbeleid van het fonds is in overeenstemming met de Pensioenwet (Pw), het Besluit Pw en het Besluit<br />

FTK. Daarnaast is gebruik gemaakt van de “Guidance uitbesteding door pensioenfondsen van De Nederlandsche<br />

Bank (verder: DNB). Voorgenomen nieuwe of gewijzigde uitbestedingen komen volgens dit beleid tot stand;<br />

b) In de uitvoering van haar kernactiviteiten, het administreren, beheren en uitbetalen van de pensioenen en het<br />

vermogensbeheer, staan zowel vertrouwelijkheid als maximale kwaliteit van de dienstverlening voorop. De belangen<br />

van (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en overige belanghebbenden mogen geen gevaar lopen doordat<br />

het fonds delen van haar werkzaamheden heeft uitbesteed aan derden.<br />

Het doel van het uitbestedingsbeleid is het waarborgen van de continuïteit en de constante kwaliteit van de<br />

dienstverlening. Hiermee blijven de reputatie en de integriteit van het fonds gewaarborgd;<br />

c) Het uitbestedingsbeleid is van toepassing op alle naar het oordeel van het bestuur uitbestede bedrijfskritische of<br />

belangrijke activiteiten en processen van het fonds. Het uitbestedingsbeleid is van toepassing op alle bestaande en/of<br />

nieuwe uitbestedingsovereenkomsten gedurende de gehele looptijd van deze overeenkomsten;<br />

2. Uitbestedingsbeleid<br />

a) Uitgangspunten<br />

i) Het bestuur van het fonds blijft eindverantwoordelijk voor de uitbestede activiteiten of processen;<br />

ii)<br />

Het bestuur van het fonds behoudt volledige zeggenschap over de uitbestede activiteiten of processen;<br />

iii)<br />

Het bestuur van het fonds leeft het uitbestedingsbeleid na, zoals dat door het bestuur is opgesteld op basis van<br />

de richtlijnen van DNB;<br />

iv)<br />

Dit beleid voldoet aan van toepassing zijnde wet- en regelgeving;<br />

v) Het bestuur van het fonds selecteert onafhankelijke uitvoerders op basis van kwaliteit, prijs en marktconformiteit;<br />

vi)<br />

Bij de keuze van de uitvoerder wordt rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen van het fonds;<br />

vii) De uitkomst van het selectieproces wordt waar relevant getoetst door een extern adviesbureau;<br />

viii) Het uitbestedingsbeleid wordt intern bij wijziging vooraf en eenmaal in de twee jaar getoetst door de Compliance<br />

Officer van het fonds;<br />

ix)<br />

Het uitbestedingsbeleid wordt elke twee jaar door het bestuur geëvalueerd. Bij de evaluatie zal tevens worden<br />

nagegaan of de uitvoerder nog voldoet aan de oorspronkelijk gestelde eisen, zoals vermeld in artikel 2c;<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 87 | 89


x) Er dienen afspraken te worden gemaakt over de wijze waarop een overeenkomst wordt beëindigd, en over de<br />

wijze waarop wordt gewaarborgd dat het fonds de werkzaamheden na beëindiging van een overeenkomst weer<br />

zelf kan uitvoeren of door een andere derde kan laten uitvoeren;<br />

xi)<br />

Bij het afscheid van een uitvoerder wordt een exitgesprek gevoerd.<br />

b) Uitbestedingsproces<br />

Alvorens activiteiten of processen worden uitbesteed voert het bestuur van het fonds een risicoanalyse uit waarin is<br />

opgenomen:<br />

i) Een beschrijving van de uit te besteden activiteiten of processen;<br />

ii)<br />

De te verwachten impact van uitbesteding van de activiteiten of processen;<br />

iii)<br />

Een kosten-baten analyse van de uitbesteding van die activiteiten of processen;<br />

iv)<br />

Een analyse van de financiële, operationele en reputatiegerelateerde risico’s en de vereiste toezichtmaatregelen;<br />

v) De afspraken over de wijze waarop de uit te besteden activiteiten of processen worden uitgevoerd.<br />

c) Eisen uitvoerder<br />

De uitvoerder die of de uit te besteden activiteit of het proces gaat uitvoeren, voldoet aan de volgende eisen:<br />

i) De uitvoerder is aantoonbaar financieel gezond;<br />

ii)<br />

De uitvoerder beschikt over de vereiste operationele en technische vaardigheden, kwaliteitsnormen, goede naam<br />

en competenties;<br />

iii)<br />

De uitvoerder waarborgt continuïteit van dienstverlening;<br />

iv)<br />

De uitvoerder beschikt over een ISAE 3402 verklaring of een gelijkwaardige certificering of een gelijkwaardige<br />

zekerheid. Deze dient van toepassing te zijn op de uitbestede processen;<br />

v) De uitvoerder beschikt over de benodigde vergunningen;<br />

vi)<br />

De uitvoerder voldoet aan de algemene kwaliteitsnormen geldend voor de specifieke beroepsgroep;<br />

vii) De verplichting voor de uitvoerder om het fonds in staat te stellen blijvend te voldoen aan het bij of krachtens de<br />

Pensioenwet bepaalde;<br />

viii) Op verzoek van de toezichthouder(s) van het fonds worden relevante gegevens ter beschikking gesteld aan deze<br />

toezichthouder(s) en informeert de uitvoerder het bestuur van het fonds hierover;<br />

ix)<br />

De mogelijkheid voor de toezichthouder om onderzoek ter plaatse te doen of te laten doen bij de uitvoerder.<br />

Van alle uitvoerders wordt verlangd dat zij een adequate eigen integriteitregeling of een eigen gedragscode kennen die<br />

voldoet aan de eisen van het fonds en dat zij deze eigen integriteitsregeling of eigen gedragscode opvolgen.<br />

Bij de beoordeling van het beloningsbeleid van de uitvoerders worden de “principes voor beheerst beloningsbeleid”<br />

betrokken. Hierbij geldt het “pas toe of leg uit”-principe.<br />

Ook worden er waarborgen verkregen van de uitvoerende organisatie dat deze maatregelen treft inzake fraudepreventie.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 88 | 89


d) Continuïteit uitbestedingsproces<br />

Naast een zorgvuldige selectie van de uitvoerder die voldoet aan de hiervoor beschreven eisen, dient het<br />

uitbestedingsproces gedurende de periode van uitbesteding te worden gecontroleerd, zodat kwaliteit en continuïteit zijn<br />

gewaarborgd.<br />

Waarborging van het proces vindt plaats door het gelijktijdig met het afsluiten van de uitbestedingsovereenkomst opstellen<br />

van een dienstverleningsovereenkomst met de uitvoerder, waarin specifieke taken, bemensing, op te leveren producten,<br />

kwaliteits- en serviceniveau, tijdsafspraken en boetebedingen zijn beschreven. In deze overeenkomst worden onder<br />

andere, waar mogelijk, onderstaande voorwaarden opgenomen:<br />

i) Vertrouwelijke gegevens, waaronder persoonsgegevens, worden conform wettelijke voorschriften gewaarborgd;<br />

ii)<br />

Informatieverstrekking naar verschillende opdrachtgevers vindt gescheiden plaats;<br />

iii)<br />

Gegevens en bestanden van het fonds worden beveiligd en toegangsrechten en autorisaties worden op adequate<br />

wijze aan betrokken medewerkers verstrekt;<br />

iv)<br />

De inrichting van de systemen is zodanig dat de continuïteit van de dienstverlening niet in gevaar komt en dat bij<br />

onvoorziene omstandigheden een adequaat noodsysteem in werking treedt;<br />

v) Indien de overeenkomst niet nagekomen wordt door één van de partijen treedt een procedure in werking met<br />

betrekking tot de niet-nakoming van de overeenkomst, zoals in het contract of de dienstverleningsovereenkomst<br />

is vastgelegd;<br />

vi)<br />

De omstandigheden, waaronder de overeenkomst beëindigd kan worden en het financieel en<br />

uitvoeringstechnisch waarborgen van die beëindiging.<br />

3. Controle uitbestedingsproces<br />

Het bestuur van het fonds toetst regelmatig of de manier waarop de uitbestede activiteiten of processen worden uitgevoerd<br />

in overeenstemming is met de gemaakte afspraken. Het bestuur van het fonds doet dit door middel van:<br />

a. Het monitoren van de uitvoerders via het laten uitvoeren van periodieke audits bij de uitvoerder of te laten rapporteren<br />

over de stand van zaken met betrekking tot de aanbevolen verbeteringen in de ISAE 3402 verklaring of een daarmee<br />

vergelijkbare verklaring;<br />

b. Maandelijkse en kwartaalrapportages van de uitvoerder, waarin naast de gebruikelijke informatie ook wordt<br />

gerapporteerd over klachten, incidenten en uitzonderingen;<br />

c. Het actuarieel rapport van de certificerend actuaris;<br />

d. Rapportages van de accountant;<br />

e. Periodiek overleg en evaluatie met de uitvoerder over de uitvoering van de (bijgestelde) processen.<br />

Bovengenoemde rapportages en verslagen worden ter toelichting aan en bespreking door het bestuur van het fonds<br />

overgelegd.<br />

4. Inwerkingtreding<br />

Dit uitbestedingsbeleid treedt in werking na goedkeuring door het bestuur op 6 oktober 2014.<br />

<strong>ABTN</strong> BPF Zorgverzekeraars pagina 89 | 89

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!