Schriftelijke vragen en antwoorden Questions et ... - de Kamer

QRVA 50 106 QRVA 50 106 

BELGISCHE KAMER VAN 

VOLKSVERTEGENWOORDIGERS 

———— 

Schriftelijke 

vragen en 

antwoorden 

15 - 01 - 2002 

CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS 

DE BELGIQUE 

———— 

Questions 

et réponses 

écrites 

KAMER • 4e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE 2001 2002 CHAMBRE • 4e SESSION DE LA 50e LÉGISLATURE 

1586

12358 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

AGALEV-ECOLO : Anders gaan leven / Écologistes (confédérés pour l’organisation de luttes originales) 

CD&V : Christen-Democratisch & Vlaams 

FN : Front National 

PRL FDF MCC : Parti Réformateur libéral - Front démocratique des francophones - Mouvement des citoyens pour le changement 

PS : Parti socialiste 

PSC : Parti social-chrétien 

sp•a : socialistische partij anders 

VLAAMS BLOK : Vlaams Blok 

VLD : Vlaamse Liberalen en Democraten 

VU&ID : Volksunie&ID21 (Integrale Democratie voor de 21e eeuw) 

Afkortingen bij de nummering van de publicaties: Abréviations dans la numérotation des publications: 

DOC 50 0000/000: Parlementair document van de 50e zittingsperiode + het DOC 50 0000/000: Document parlementaire de la 50e 

nummer en het volgnummer 

législature, suivi du no et du no consécutif 

QRVA : Schriftelijke Vragen en Antwoorden QRVA : Questions et Réponses écrites 

HA : Handelingen (Integraal Verslag) HA : Annales (Compte Rendu Intégral) 

BV : Beknopt Verslag CRA : Compte rendu analytique 

PLEN : Plenum PLEN : Séance plénière 

COM : Commissievergadering COM : Réunion de commission 

Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers Publications officielles éditées par la Chambre des représentants 

Bestellingen: Commandes: 

Natieplein 2 Place de la Nation 2 

1008 Brussel 1008 Bruxelles 

Tel.: 02/549 81 60 Tél.: 02/549 81 60 

Fax: 02/549 82 74 Fax: 02/549 82 74 

www.deKamer.be www.laChambre.be 

e-mail: alg.zaken@de Kamer.be e-mail: aff.generales@laChambre.be 

KAMER • 4e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE 2001 2002 CHAMBRE • 4e SESSION DE LA 50e LÉGISLATURE

QRVA 50 106 12359 

15 - 01 - 2002 

INHOUD SOMMAIRE 

II. Cumulatieve lijst van de vragen waarop nog niet geantwoord is binnen de door het reglement bepaalde termijn, 

vanaf de buitengewone zitting 1999. 

II. Liste cumulative des questions auxquelles il n’a pas été répondu dans le délai fixé par le règlement, 

à partir de la session extraordinaire 1999. Blz./Page 12363 

II. Nieuwe vragen waarop niet binnen de door het reglement bepaalde termijn geantwoord is. 

(Art. 86 van het reglement van de Kamer). 

II. Nouvelles questions auxquelles il n’a pas été répondu dans le délai fixé par le règlement. 

(Art. 86 du règlement de la Chambre). Blz./Page — 

Blz. 

Pages 

Eerste minister — Premier ministre 

Vice-eerste minister 

en minister van Werkgelegenheid — 


en minister van Buitenlandse Zaken — 


en minister van Begroting, 

Maatschappelijke Integratie 

en Sociale Economie — 


en minister van Mobiliteit en Vervoer — 

Minister van Consumentenzaken, 

Volksgezondheid en Leefmilieu — 

Vice-premier ministre 

et ministre de l’Emploi 


et ministre des Affaires étrangères 


et ministre du Budget, de l’Intégration sociale 

et de l’Économie sociale 


et ministre de la Mobilité et des Transports 

Minister van Binnenlandse Zaken — Ministre de l’Intérieur 

Minister van Sociale Zaken 

en Pensioenen — 

Minister van Ambtenarenzaken 

en Modernisering van de openbare besturen — 

Ministre de la Protection de la consommation, 

de la Santé publique et de l’Environnement 

Ministre des Affaires sociales 

et des Pensions 

Ministre de la Fonction publique 

et de la Modernisation de l’administration 

Minister van Landsverdediging — Ministre de la Défense 

Minister van Justitie — Ministre de la Justice 

Minister van Financiën — Ministre des Finances 

Minister van Telecommunicatie 

Ministre des Télécommunications 

en Overheidsbedrijven en Participaties, 

et des Entreprises et Participations publiques, 

belast met Middenstand — chargé des Classes moyennes 

Minister van Economie 

Ministre de l’Économie 

en Wetenschappelijk Onderzoek, 

et de la Recherche scientifique, 

belast met het Grootstedenbeleid — chargé de la Politique des grandes villes 

Minister toegevoegd aan de 

Ministre adjointe 

minister van Buitenlandse Zaken, 

au ministre des Affaires étrangères, 

belast met Landbouw — chargée de l’Agriculture 

Staatssecretaris voor 

Secrétaire d’État à la Coopération 

Ontwikkelingssamenwerking — au développement 

Staatssecretaris voor Energie 

Secrétaire d’État à l’Énergie 

en Duurzame Ontwikkeling — et au Développement durable 


QRVA 50 106 12361 

15 - 01 - 2002 

III. Vragen van de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers 

en antwoorden van de ministers. 

III. Questions posées par les membres de la Chambre des représentants 

et réponses données par les ministres. Blz./Page 12371 

Blz. 

Pages 

Eerste minister — Premier ministre 


en minister van Werkgelegenheid 12371 


en minister van Buitenlandse Zaken 12378 



Maatschappelijke Integratie 

en Sociale Economie — 


en minister van Mobiliteit en Vervoer — 


Volksgezondheid en Leefmilieu 12387 










Minister van Binnenlandse Zaken — Ministre de l’Intérieur 


en Pensioenen 12401 


en Modernisering van de openbare besturen — 







Minister van Landsverdediging 12402 Ministre de la Défense 

Minister van Justitie 12406 Ministre de la Justice 

Minister van Financiën 12413 Ministre des Finances 





belast met Middenstand 12421 chargé des Classes moyennes 





belast met het Grootstedenbeleid 12472 chargé de la Politique des grandes villes 





belast met Landbouw — chargée de l’Agriculture 

Staatssecretaris voor 

Secrétaire d’État à la Coopération 

Ontwikkelingssamenwerking — au développement 

Staatssecretaris voor Energie 

Secrétaire d’État à l’Énergie 

en Duurzame Ontwikkeling — et au Développement durable 

Vragen gesteld aan de ministers-leden 

van de Europese Raad van ministers via het adviescomité 

voor Europese aangelegenheden — 

Questions posées aux ministres-membres 

du Conseil des ministres européen via le comité d’avis 

chargé de questions européennes 

In fine van het Bulletin is een zaakregister afgedrukt Un sommaire par objet est reproduit in fine du Bulletin 

IV. Inhoudsopgave volgens minister met vermelding van het onderwerp. 

IV. Sommaire par ministre et mentionnant l’objet. Blz./Page 12477 


QRVA 50 106 12363 

15 - 01 - 2002 

I. Cumulatieve lijst van de vragen waarop nog niet geantwoord is binnen de door het reglement bepaalde termijn, 

vanaf de buitengewone zitting 1999. * 

I. Liste cumulative des questions auxquelles il n’a pas été répondu dans le délai fixé par le règlement, 

à partir de la session extraordinaire 1999. * 

Datum Vraag nr. 

Blz. Datum Vraag nr. 

Blz. 

Auteur 

Auteur 

Date Question no Page Date Question no Page 


en minister van Werkgelegenheid 



4- 4-2000 86 Francis Van den Eynde 3467 

30- 5-2000 106 Yves Leterme 4359 

19- 1-2001 168 M me Muriel Gerkens 7219 

13- 2-2001 177 Guido Tastenhoye 7533 

14- 2-2001 178 Jan Mortelmans 7533 

29- 3-2001 191 Gerolf Annemans 8389 

4-12-2001 305 Filip Anthuenis 12234 



en minister van Buitenlandse Zaken 



23- 7-2001 166 M me Claudine Drion 10669 


3-12-2001 203 Mw. Leen Laenens 12236 



Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie 




Begroting — Budget 

27- 7-2001 70 Joos Wauters 10679 

27- 8-2001 73 Joos Wauters 10682 


* Lijst afgesloten op 11 januari 2002 

* Liste clôturée le 11 janvier 2002 


en minister van Mobiliteit en Vervoer 



25- 9-2000 286 Bart Laeremans 5866 

24-11-2000 316 Bart Somers 6540 

18- 1-2001 349 Olivier Chastel 7223 

26- 1-2001 352 Mw. Els Van Weert 7374 

29- 1-2001 357 Lode Vanoost 7377 



19- 7-2001 460 Hubert Brouns 10683 

24- 7-2001 462 Koen Bultinck 10684 


24- 7-2001 465 Willy Cortois 10685 


27- 7-2001 467 Mw. Frieda Brepoels 10687 

27- 7-2001 468 Hagen Goyvaerts 10688 

10- 8-2001 479 Willy Cortois 10693 

4- 9-2001 488 Mw. Annemie Van de 

Casteele 10698 



17- 9-2001 503 Joseph Arens 11021 

2-10-2001 509 Joos Wauters 11252 

16-10-2001 515 Jan Mortelmans 11532 

23-10-2001 516 Koen Bultinck 11624 


24-10-2001 519 Martial Lahaye 11625 



5-11-2001 523 Francis Van den Eynde 11777 

9-11-2001 524 Lode Vanoost 12008 







26-11-2001 531 Joseph Arens 12238 

29-11-2001 532 Dirk Pieters 12239 


12364 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 



Blz. 

Auteur 

Auteur 


29-11-2001 533 Luc Sevenhans 12240 



3-12-2001 536 Hugo Philtjens 12242 

4-12-2001 537 Jan Eeman 12243 


Volksgezondheid en Leefmilieu 



Volksgezondheid — Santé publique 

19- 9-2001 346 Hagen Goyvaerts 11023 


27-11-2001 380 Jo Vandeurzen 12244 

Minister van Binnenlandse Zaken 

Ministre de l’Intérieur 



18-10-2000 252 Mw. Annemie Van de 

Casteele 6105 

9-11-2000 257 Peter Vanvelthoven 6367 

23-11-2000 260 Jozef Van Eetvelt 6551 

9- 1-2001 276 Fred Erdman 7028 





12- 2-2001 296 Olivier Maingain 7538 

16- 2-2001 302 Guy Larcier 7703 

16- 2-2001 303 Guy Larcier 7704 


20- 2-2001 307 Daniël Vanpoucke 7708 

27- 2-2001 310 Fred Erdman 7859 

28- 2-2001 311 Martial Lahaye 7860 

5- 3-2001 312 Jan Peeters 7972 


6- 3-2001 314 Jan Peeters 7973 

7- 3-2001 316 Jozef Van Eetvelt 7975 

9- 3-2001 319 Hugo Philtjens 7977 



30- 3-2001 332 Lode Vanoost 8394 

20- 4-2001 341 Alfons Borginon 8734 

25- 4-2001 344 Jo Vandeurzen 8736 

8- 5-2001 348 Jan Eeman 8941 

14- 5-2001 351 Bart Somers 9116 

14- 5-2001 353 Bart Somers 9118 

15- 5-2001 354 Maurice Dehu 9119 

29- 5-2001 361 Patrick Moriau 9454 



6- 6-2001 367 Geert Bourgeois 9555 

12- 6-2001 371 Willy Cortois 9676 

18- 6-2001 377 John Spinnewyn 9681 



19- 7-2001 393 Filip Anthuenis 10701 

20- 7-2001 394 Jos Ansoms 10702 

23- 7-2001 395 Mw. Simonne Creyf 10702 

24- 7-2001 397 Willy Cortois 10703 

30- 7-2001 398 M me Géraldine Pelzer- 

Salandra 10704 

1- 8-2001 401 M me Zoé Genot 10705 

1- 8-2001 402 Jef Valkeniers 10706 

2- 8-2001 403 Claude Eerdekens 10706 

3- 8-2001 405 Paul Tant 10707 


8- 8-2001 407 Filip De Man 10708 

22- 8-2001 411 Filip De Man 10710 









18- 9-2001 423 Fred Erdman 11025 


19- 9-2001 425 Karel Van Hoorebeke 11026 




25- 9-2001 431 Jan Eeman 11152 



26- 9-2001 435 Paul Tant 11154 

1-10-2001 436 Mw. Yolande Avontroodt 

11255 

4-10-2001 438 Fred Erdman 11415 

8-10-2001 439 Jan Eeman 11415 

10-10-2001 440 Georges Lenssen 11416 

12-10-2001 441 Yves Leterme 11533 

22-10-2001 443 Fred Erdman 11629 


QRVA 50 106 12365 

15 - 01 - 2002 



Blz. 

Auteur 

Auteur 


25-10-2001 445 Jef Valkeniers 11630 

29-10-2001 446 M me Zoé Genot 11630 

30-10-2001 447 Karel Van Hoorebeke 11631 

5-11-2001 448 Alfons Borginon 11777 



12-11-2001 451 Paul Tant 12010 

13-11-2001 452 Fred Erdman 12011 

19-11-2001 453 Olivier Maingain 12086 

19-11-2001 454 Dirk Van der Maelen 12087 


20-11-2001 456 Jan Peeters 12088 


22-11-2001 458 Bart Somers 12246 

22-11-2001 459 Servais Verherstraeten 12247 

23-11-2001 460 Bart Somers 12247 

23-11-2001 461 Jan Eeman 12248 

23-11-2001 462 Bart Somers 12249 

23-11-2001 463 Bart Somers 12250 

23-11-2001 464 Bart Somers 12251 


27-11-2001 466 Bart Somers 12252 




en Pensioenen 



Sociale Zaken — Affaires sociales 



21- 8-2000 186 Servais Verherstraeten 5361 

23- 1-2001 237 M me Colette Burgeon 7228 





16- 5-2001 338 Mw. Alexandra Colen 9130 








19- 9-2001 388 Mw. Yolande Avontroodt 

11030 


11155 

21- 9-2001 393 Willy Cortois 11156 


17-10-2001 401 Mw. Yolande Avontroodt 

11534 



26-10-2001 407 Danny Pieters 11634 


5-11-2001 410 Fred Erdman 11779 





12-11-2001 418 M me Colette Burgeon 12012 

14-11-2001 419 Jan Eeman 12012 






Pensioenen — Pensions 



en Modernisering van de openbare besturen 



Modernisering van de openbare besturen — 

Modernisation de l’administration 


Minister van Landsverdediging 

Ministre de la Défense 

18- 5-2001 146 Mw. Joke Schauvliege 9376 



17-10-2001 205 Claude Eerdekens 11537 

26-10-2001 207 Jan Eeman 11638 

8-11-2001 209 André Schellens 12014 


1587

12366 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 



Blz. 

Auteur 

Auteur 




26-11-2001 214 José Canon 12258 

Minister van Justitie 

Ministre de la Justice 


1-10-1999 61 Geert Bourgeois 424 

19-11-1999 106 Fred Erdman 1160 

22-11-1999 108 Bert Schoofs 1162 


21- 2-2000 164 Hubert Brouns 2658 

28- 3-2000 188 Fred Erdman 3366 



15- 9-2000 261 Fred Erdman 5750 

27-11-2000 288 Bert Schoofs 6559 

5-12-2000 293 Gerolf Annemans 6613 

22- 1-2001 312 Fred Erdman 7232 






18- 5-2001 375 Daan Schalck 9378 

7- 6-2001 388 Mw. Joke Schauvliege 9694 






9953 

16- 7-2001 418 Filip De Man 10057 

16- 7-2001 420 Guy Hove 10057 

24- 7-2001 427 Willy Cortois 10730 

25- 7-2001 428 André Frédéric 10731 






11159 

21- 9-2001 452 Richard Fournaux 11160 


2-10-2001 457 M me Jacqueline Herzet 11260 

5-10-2001 460 Bart Laeremans 11419 

10-10-2001 464 Willy Cortois 11423 


15-10-2001 466 Geert Bourgeois 11538 


19-10-2001 470 Mw. Magda De Meyer 11639 

22-10-2001 471 Fred Erdman 11640 

22-10-2001 472 Fred Erdman 11641 


26-10-2001 476 Mw. Kristien Grauwels 

11642 





19-11-2001 486 Jean-Pol Henry 12090 

20-11-2001 487 Daan Schalck 12091 

23-11-2001 489 Vincent Decroly 12260 




4-12-2001 494 Guy D’haeseleer 12263 

4-12-2001 495 Mw. Joke Schauvliege 12263 



Minister van Financiën 

Ministre des Finances 

8- 9-1999 22 Marcel Hendrickx 130 




15- 9-1999 50 Mw. Trees Pieters 245 


13-10-1999 76 Guy D’haeseleer 647 

13-10-1999 77 Eric van Weddingen 648 




27-10-1999 104 Mw. Alexandra Colen 871 

16-11-1999 115 Daniel Bacquelaine 1082 



24-11-1999 131 Mw. Trees Pieters 1182 





6-12-1999 146 Jacques Chabot 1459 

7-12-1999 154 Willy Cortois 1465 


Casteele 1717 


QRVA 50 106 12367 

15 - 01 - 2002 



Blz. 

Auteur 

Auteur 



Casteele 1717 



Casteele 1722 







18- 2-2000 233 Jacques Lefevre 2661 


7- 3-2000 258 Luc Goutry 2938 



7- 4-2000 306 Dirk Pieters 3589 




Casteele 3888 

4- 5-2000 321 Danny Pieters 4016 

10- 5-2000 329 Robert Denis 4020 





31- 5-2000 381 Jean-Pol Poncelet 4393 



27- 6-2000 410 Aimé Desimpel 4880 


12- 7-2000 427 Aimé Desimpel 4989 

12- 7-2000 428 Aimé Desimpel 4990 

17- 7-2000 432 Luc Goutry 5378 

19- 7-2000 435 Pierre Lano 5380 






13-10-2000 478 Fred Erdman 6110 

16-10-2000 482 Karel Pinxten 6113 



17-11-2000 509 Mw. Fientje Moerman 6453 



15-12-2000 538 Jean-Pierre Grafé 6815 



22-12-2000 546 M me Josée Lejeune 6933 

22-12-2000 549 Mw. Maggie De Block 6935 

27-12-2000 550 Bruno Van Grootenbrulle 

6937 



11- 1-2001 557 Pierre Lano 7142 


15- 1-2001 563 Pierre Lano 7146 



26- 1-2001 576 Aimé Desimpel 7384 


29- 1-2001 579 Luc Sevenhans 7387 



16- 2-2001 597 Ludo Van Campenhout 

7715 


23- 2-2001 604 Philippe Collard 7861 









23- 3-2001 635 Hugo Philtjens 8317 






17- 4-2001 654 Guy Larcier 8645 

18- 4-2001 655 Georges Lenssen 8646 



20- 4-2001 664 Guy Larcier 8750 







2- 5-2001 677 Jan Eeman 8863 



11- 5-2001 688 M me Corinne de 

Permentier 9141 


12368 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 



Blz. 

Auteur 

Auteur 


15- 5-2001 691 Mw. Magda De Meyer 9143 

15- 5-2001 692 Mw. Kristien Grauwels 

9144 




22- 5-2001 703 Gérard Gobert 9386 


1- 6-2001 707 Gérard Gobert 9561 



6- 6-2001 714 Dirk Van der Maelen 9569 




15- 6-2001 724 Denis D’hondt 9709 























18- 9-2001 790 Willy Cortois 11040 







9-10-2001 803 M me Joëlle Milquet 11425 






24-10-2001 810 Willy Cortois 11646 

25-10-2001 811 Marc Van Peel 11647 






29-10-2001 818 Aimé Desimpel 11652 

29-10-2001 819 François Bellot 11653 

30-10-2001 821 Mw. Maggie De Block 11655 


5-11-2001 823 Mw. Kristien Grauwels 

11785 




6-11-2001 827 Guido Tastenhoye 11788 



13-11-2001 830 Ludo Van Campenhout 

12017 

13-11-2001 831 Ludo Van Campenhout 

12018 

19-11-2001 832 M me Anne Barzin 12092 




21-11-2001 836 Marcel Hendrickx 12095 

30-11-2001 837 Jan Eeman 12265 

3-12-2001 838 Marcel Bartholomeeussen 

12265 

4-12-2001 839 Jan Eeman 12267 

5-12-2001 840 Jan Eeman 12268 

5-12-2001 841 Daniel Bacquelaine 12268 



belast met Middenstand 



chargé des Classes moyennes 

Telecommunicatie — Télécommunications 






QRVA 50 106 12369 

15 - 01 - 2002 



Blz. 

Auteur 

Auteur 

















4-12-2001 242 Daan Schalck 12282 


Overheidsbedrijven en Participaties — 

Entreprises et Participations publiques 


5-12-2001 124 Guido Tastenhoye 12284 



belast met het Grootstedenbeleid 



chargé de la Politique des grandes villes 

Economie — Économie 





21- 6-2001 200 Patrick Moriau 9842 



29- 8-2001 211 Jean-Jacques Viseur 10769 





Wetenschappelijk Onderzoek — Recherche scientifique 


25-11-1999 26 Jean-Pol Poncelet 1349 

13- 1-2000 35 Filip Anthuenis 2066 


4884 

17- 7-2000 49 Mw. Simonne Creyf 5401 


17-11-2000 64 Mw. Els Van Weert 6467 

22-11-2000 69 Mw. Frieda Brepoels 6471 


Casteele 7391 

14- 2-2001 80 Mw. Alexandra Colen 7559 

4- 4-2001 83 Georges Clerfayt 8411 





3- 7-2001 91 Jan Eeman 9981 



9-10-2001 94 Willy Cortois 11435 

24-10-2001 95 Willy Cortois 11661 



Grootstedenbeleid — Politique des grandes villes 



4885 






belast met Landbouw 



chargée de l’Agriculture 

26- 9-2001 33 Paul Tant 11172 

Landbouw — Agriculture 





QRVA 50 106 12371 

15 - 01 - 2002 

III. Vragen van de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers 

en antwoorden van de ministers. 

III. Questions posées par les membres de la Chambre des représentants 

et réponses données par les ministres. 


en minister van Werkgelegenheid 

DO 2001200200051 DO 2001200200051 

Vraag nr. 293 van de heer Hubert Brouns van 22 oktober 

2001 (N.): 



Question n o 293 de M. Hubert Brouns du 22 octobre 

2001 (N.): 

Grensarbeiders die een Nederlandse uitkering krijgen. Travailleurs frontaliers bénéficiant d’une indemnité 

octroyée par les Pays-Bas. 

Op 23 november 2000 verscheen in het Belgisch 

Staatsblad het koninklijk besluit van 5 oktober 2000 

tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 

tot toekenning van een vergoeding aan de Belgische 

grensarbeiders in uitvoering van artikel 7, § 1, derde 

lid, n), van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende 

de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. 

Daarin wordt bepaald dat de grensarbeiders die een 

Nederlandse uitkering krijgen krachtens de wet op de 

arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en die 

ingevolge het Nederlandse koninklijk besluit 746 

vanaf 1 januari 2000 niet langer premieplichtig zijn 

voor de algemene ouderdomswet (AOW) en de algemene 

nabestaandenwet (ANW) toch nog in aanmerking 

komen voor de grensarbeiderscompensatie, mits 

zij voldoen aan de volgende voorwaarden: 

— ze mogen naast de Nederlandse WAO-uitkering 

geen andere Belgische socialezekerheidsuitkering 

krijgen en 

— ze moeten het bewijs leveren dat zij zich hetzij in 

België hetzij in Nederland verzekerd hebben voor 

het toekomstige verlies aan Nederlandse uitkeringen 

op basis van de AOW en de ANW. 

Deze verzekering kunnen zij afsluiten bij de Sociale 

Verzekeringsbank (SVB) in Nederland en bij de Rijksdienst 

voor pensioenen (RVP) in België. Deze instanties 

leveren ook attesten af die de compensatie verzekeren. 

1. Blijven WAO-ers die zich privé verzekeren, hetzij 

in België, hetzij in Nederland door onder andere een 

Le Moniteur belge du 23 novembre 2000 a publié 

l’arrêté royal du 5 octobre 2000 modifiant l’arrêté 

royal du 9 juin 1999 accordant une indemnité aux 

travailleurs frontaliers belges en exécution de l’article 

7, § 1 er , alinéa 3, n), de l’arrêté-loi du 28 décembre 

1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs. 

Cet arrêté royal stipule que les travailleurs frontaliers 

qui bénéficient d’une allocation néerlandaise aux 

termes de la «wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering 

(WAO)», et qui, en vertu de l’arrêté royal 

néerlandais 746, ne sont plus soumis, à partir du 

1er janvier 2000, aux cotisations sociales pour 

l’«algemene ouderdomswet (AOW)» et l’«algemene 

nabestaandenwet (ANW)», continuent à bénéficier de 

l’indemnité pour travailleurs frontaliers, à condition: 

— qu’ils ne perçoivent, en plus d’une allocation 

néerlandaise aux termes de la WAO, pas d’autre 

prestation de sécurité sociale belge et 

— qu’ils apportent la preuve qu’ils sont assurés soit 

en Belgique, soit aux Pays-Bas contre la perte 

future d’allocations néerlandaises sur la base de 

l’AOW et de l’ANW. 

Ils peuvent souscrire cette assurance auprès de la 

«Sociale Verzekeringsbank (SVB)» aux Pays-Bas ou 

auprès de l’Office national des pensions (ONP) en 

Belgique. Ces organismes délivrent également des 

attestations qui garantissent cette compensation. 

1. Les personnes qui tombent sous le coup de la 

WAO continuent-elles à bénéficier de cette allocation 


12372 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

beleggingsfonds op te zetten of een andere vorm van 

kapitaalopbouw specifiek bedoeld voor de pensioenopbouw, 

ook in aanmerking komen voor de grensarbeiderscompensatie? 

2. Indien dit zo is, aan welke voorwaarden moet 

deze privé-verzekering dan voldoen? 

Antwoord: In antwoord op de vraag kan ik het 

volgende meedelen. 

Gans het stelsel van de vergoeding voor de Belgische 

grensarbeiders tewerkgesteld in Nederland, sinds het 

bestaat en zoals het nu vervat ligt in het koninklijk 

besluit van 9 juni 1999, had tot doel het inkomensverlies 

te compenseren dat voortvloeit uit het feit dat zij 

hun belastingen in België en hun socialezekerheidsbijdragen 

in Nederland betalen. 

Het is duidelijk dat in deze optiek enkel de socialezekerheidsbijdragen 

en dus de «verzekering» bedoeld 

wordt binnen het kader van het wettelijke of reglementair 

stelsel van toepassing in Nederland en dat er geen 

sprake is van rekening te houden met de eventuele 

«privé-verzekeringen» die elke persoon het recht heeft 

vrij af te sluiten. 

In het specifiek geval bedoeld in de vraag komt het 

mij dus voor dat er enkel rekening dient gehouden te 

worden met de vrijwillige verzekering afgesloten bij de 

Nederlandse Sociale Verzekeringsbank of bij de Belgische 

Rijksdienst voor pensioenen, welke vrijwillige 

verzekering de verplichte onderwerping aan de sociale 

zekerheid vervangt, zoals die bestond vóór 1 januari 

2000, en niet met de verschillende vrije vrijwillige verzekeringen 

die de betrokken personen trouwens reeds 

sedert jaren konden afgesloten hebben vóór de wijziging 

van het stelsel in Nederland. 

DO 2001200200267 DO 2001200200267 

Vraag nr. 304 van mevrouw Maggie De Block van 

4 december 2001 (N.): 

Verplichte aanstelling veiligheidscoördinatoren. — 

Controles door technische inspectie. 

Met betrekking tot de verplichte aanstelling van een 

veiligheidscoördinator rijzen volgende vragen. 

1. Hoeveel controles voerde de technische inspectie 

uit in de periode mei-november 2001: 

au titre de travailleur frontalier si elles contractent une 

assurance privée, soit en Belgique, soit aux Pays-Bas, 

sous la forme d’un fonds d’investissement ou d’une 

capitalisation spécialement destinés à la constitution 

d’un capital pension? 

2. Dans l’affirmative, à quelles conditions doit dès 

lors satisfaire cette assurance privée? 

Réponse: En réponse à la question, je peux communiquer 

ce qui suit. 

Tout le système de l’indemnité pour les travailleurs 

frontaliers belges occupés aux Pays-Bas, depuis qu’il 

existe et comme il est maintenant conçu dans l’arrêté 

royal du 9 juin 1999, avait pour but de compenser la 

perte du pouvoir d’achat résultant du fait qu’ils paient 

leurs impôts en Belgique et leurs cotisations sociales au 

Pays-Bas. 

Il est clair que dans cette optique on ne vise que les 

cotisations de sécurité sociale prévues, et donc 

«l’assurance», dans le cadre du système légal ou réglementaire 

d’application aux Pays-Bas et qu’il n’est pas 

question des «assurances privées» éventuelles, que 

chaque personne a le droit de conclure librement. 

Dans le cas spécifique visé dans la question, il me 

semble donc qu’il faut seulement tenir compte de 

l’assurance volontaire conclue auprès du «Sociale 

Verzekeringsbank» aux Pays-Bas ou auprès de l’Office 

national des pensions en Belgique, laquelle assurance 

volontaire remplace la cotisation obligatoire de sécurité 

sociale comme elle existait avant le 1 er janvier 2000 

et pas les différentes assurances volontaires libres 

possibles, que les personnes concernées pourraient 

d’ailleurs déjà avoir conclues depuis des années avant 

le changement du régime aux Pays-Bas. 

Question n o 304 de M me Maggie De Block du 4 décembre 

2001 (N.): 

Désignation obligatoire de coordinateurs en matière 

de sécurité. — Contrôles effectués par l’inspection 

technique. 

La désignation obligatoire d’un coordinateur en 

matière de sécurité soulève les questions suivantes: 

1. Combien de contrôles l’inspection technique at-elle 

réalisés durant la période mai-novembre 2001: 

a) op werven van particuliere gezinswoningen; a) sur les chantiers de construction de logements 

familiaux privés; 

b) op andere werven? b) sur les autres chantiers? 


QRVA 50 106 12373 

15 - 01 - 2002 

2. Hoeveel overtredingen werden in beide gevallen 

vastgesteld? 

3. Welke exacte sanctie kan een particuliere bouwheer 

oplopen indien hij voor de bouw of verbouwing 

van een gezinswoning nalaat om een veiligheidscoördinator 

aan te stellen? 

4. Bestaat er voor de betrokken bouwheren een beroepsmogelijkheid? 

5. Hoeveel sancties werden reeds effectief uitgesproken? 

Antwoord: Gelieve hierna het antwoord op de gestelde 

vragen te vinden. 

1. In de periode mei-november 2001 ging de technische 

inspectie van de administratie van de Arbeidsveiligheid 

11 986 maal over tot de controle van aannemers 

op bouwplaatsen. 

Rekening houdend met de werkwijze van de inspectie, 

zoals ik die uiteenzette in mijn antwoord op vraag 

nr. 280 van 27 september 2001 (Vragen en Antwoorden, 

Kamer, 2001-2002, nr. 98, blz. 11279) van uw 

collega Trees Pieters, kan men derhalve veronderstellen 

dat de inspectie in evenveel gevallen een onderzoek 

voerde naar de verplichtingen in verband met de aanstelling 

van de coördinatoren. 

Hierbij maakt zij geen onderscheid tussen de 

bouwplaatsen voor particuliere gezinswoningen en de 

andere bouwplaatsen. Bijgevolg worden geen afzonderlijke 

statistieken opgemaakt waardoor geen concrete 

aantallen in antwoord op uw twee subvragen 

kunnen meegedeeld worden. 

2. In 3 255 gevallen gaf de inspectie de betrokkenen 

een schriftelijke waarschuwing inzake vastgestelde 

overtredingen. Vermits de inspectie geen statistieken 

bijhoudt naar de aard van de inbreuk in geval van 

waarschuwingen, kan ik u niet meedelen in hoeveel 

gevallen de waarschuwing betrekking had op de verplichte 

aanstelling van een coördinator. 

Uit de analyse van de 74 processen-verbaal van 

overtreding die in de bedoelde periode voor inbreuken 

op bouwplaatsen werden opgesteld en aan de arbeidsauditeur 

zijn overgemaakt, blijkt dat geen enkel proces-verbaal 

betrekking had op de verplichte aanstelling 

van een coördinator. 

Wel blijkt dat 39 van de 74 processen-verbaal opgesteld 

werden naar aanleiding van dodelijke of ernstige 

arbeidsongevallen. Om precies te zijn, ging het om 

11 dodelijke arbeidsongevallen waarvan 5 op bouwplaatsen 

voor gezinswoningen en 28 ernstige of zeer 

ernstige arbeidsongevallen, waarvan 7 op bouwplaatsen 

voor gezinswoningen. 

Tevens werd, met toepassing van de bepalingen van 

artikel 3 van de wet van 16 november 1972 betreffende 

2. Combien d’infractions à la réglementation ont 

été constatées dans les deux cas de figure? 

3. Quelle sanction précise un particulier-maître 

d’ouvrage risque-t-il s’il omet de désigner un coordinateur 

en matière de sécurité pour la construction ou la 

transformation du logement familial? 

4. Les maîtres d’ouvrage en question disposent-ils 

d’une possibilité de recours? 

5. Combien de sanctions ont déjà été effectivement 

prononcées? 

Réponse: Vous trouverez, ci-dessous, la réponse 

aux questions posées. 

1. Dans la période de mai à novembre 2001, 

l’inspection technique de l’administration de la Sécurité 

du travail a procédé à 11 896 contrôles 

d’entrepreneurs sur des chantiers. 

Compte tenu de la méthode de travail de 

l’inspection, telle qu’expliquée dans ma réponse à la 

question no 280 du 27 septembre 2001 (Questions et 

Réponses, Chambre, 2001-2002, no 98, p. 11279) de 

votre collègue Trees Pieters, on peut donc supposer 

que, dans autant de cas, l’inspection a effectué une 

enquête sur les obligations en rapport avec la désignation 

de coordinateurs. 

À l’occasion de ces enquêtes, elle ne différencie pas 

les chantiers pour des habitations particulières des 

autres chantiers. Par conséquent, on n’établit pas de 

statistiques distinctes. Donc, on ne peut pas communiquer 

de chiffres concrets en réponse à vos deux questions 

subsidiaires. 

2. Dans 3 255 cas, l’inspection a donné un avertissement 

par écrit sur des infractions constatées. Puisque 

l’inspection ne tient pas de statistiques selon la nature 

de l’infraction en cas d’avertissements, je ne peux donc 

vous informer du nombre de cas où l’avertissement 

concernait la désignation obligatoire d’un coordinateur. 

Il ressort de l’analyse des 74 procès-verbaux, dressés 

dans la période visée pour des infractions sur des chantiers, 

et transmis à l’auditeur du travail qu’aucun de 

ceux-ci n’avait trait à la désignation obligatoire d’un 

coordinateur. 

Mais il apparaît que 39 des 74 procès-verbaux ont 

été dressés à l’occasion d’accidents de travail mortels 

ou graves. Pour être précis, il s’agissait de 11 accidents 

de travail mortels dont 5 sur des chantiers pour habitations 

particulières et 28 graves ou très graves dont 7 

sur ce genre de chantier. 

On a aussi dans 91 cas ordonné l’arrêt des travaux, 

en application de l’article 3 de la loi du 16 novembre 


1588

12374 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

de Arbeidsinspectie, in 91 gevallen de stopzetting van 

de werken bevolen. Uit de analyse van de desbetreffende 

bevelschriften blijkt dat ten minste 30 stopzettingen 

betrekking hadden op gezinswoningen. In 

24 gevallen betrof het de uitvoering van dakwerken, 

uitgevoerd op hoogten variërend tussen 5 en 11 meter, 

en waarbij geen of een zeer gebrekkige beveiliging 

werd voorzien. 

3. De particuliere opdrachtgevers van bouw- of verbouwingswerken 

van of aan een gezinswoning zijn 

niet belast met de aanstelling van de coördinatorontwerp, 

noch met deze van de coördinatorverwezenlijking. 

De regelgeving schrijft voor dat beide 

coördinatoren respectievelijk worden aangesteld door 

de bouwdirectie belast met het ontwerp en de bouwdirectie 

belast met de controle op de uitvoering. 

Wanneer voor de werken een bouwvergunning vereist 

is, worden de beide functies van bouwdirectie uitgeoefend 

door de architect. Bij gebrek aan een bouwdirectie 

belast met de controle op de uitvoering, komt 

de aanstelling van de coördinator-verwezenlijking toe 

aan de eerste bouwdirectie belast met de uitvoering, 

die met de particuliere opdrachtgever een overeenkomst 

sluit. 

De aanstellingsovereenkomsten tussen de bouwdirecties 

en de coördinatoren moeten een beding 

bevatten dat door de particuliere opdrachtgevers 

wordt ondertekend en dat hen belast met de betaling 

van de honoraria van de coördinatoren. 

Het betreft hier in de eerste plaats een contractuele 

verplichting met burgerrechtelijke gevolgen in geval 

van niet naleving van het contract. 

De mogelijke strafrechtelijke sancties voor opdrachtgevers 

en bouwdirecties zijn deze opgesomd in 

de artikelen 86 en 87 van de wet van 4 augustus 1996 

betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering 

van hun werk. Het betreft gevangenisstraffen 

van 8 dagen tot één jaar en geldboetes gaande van 250 

tot 5 000 euro of van 250 tot 10 000 euro, naar gelang 

het verplichtingen betreft met betrekking tot het ontwerp, 

dan wel tot de verwezenlijking. 

De werkelijk opgelegde straf in een concreet geval 

hangt af van het soeverein beoordelings- en beslissingsrecht 

van de hoven en rechtbanken. 

4. Voor de betrokken bouwheren gelden de gewone 

burgerrechtelijke en strafrechtelijke beroeps-procedures. 

5. Inzake de verplichte aanstelling van coördinatoren, 

werden sedert 1 mei 2001 nog geen vonnissen of 

arresten geveld. 

1972 sur l’Inspection du travail. L’analyse des ordres 

en question montrent qu’au moins 30 arrêts concernaient 

des habitations particulières. Il s’agissait dans 

24 cas de l’exécution de travaux de toiture effectués à 

une hauteur variant entre 5 et 11 mètres et pour 

lesquels aucune protection n’était prévue ou alors très 

précaire. 

3. Les maîtres d’ouvrage particuliers de travaux de 

construction ou de transformation de ou à une maison 

particulière ne sont pas chargés de la désignation du 

coordinateur-projet, ni de celle du coordinateurréalisation. 

La réglementation prescrit que les deux 

coordinateurs doivent respectivement être désignés par 

le maître d’œuvre chargé du projet et le maître 

d’œuvre chargé du contrôle de l’exécution. Lorsque, 

pour les travaux, un permis de construire est exigé, les 

deux fonctions du maître d’œuvre sont exercées par 

l’architecte. À défaut d’un maître d’œuvre chargé du 

contrôle de l’exécution, la désignation du coordinateur-réalisation 

revient au premier maître d’œuvre 

chargé de l’exécution qui conclut un contrat avec le 

maître d’ouvrage particulier. 

Les contrats de désignation entre les maîtres 

d’œuvre et les coordinateurs doivent contenir une 

clause signée par les maîtres d’ouvrage particuliers et 

qui les charge du paiement des honoraires des coordinateurs. 

Il s’agit en premier lieu d’une obligation contractuelle 

avec, en cas de non-respect du contrat, des 

conséquences sur le plan du droit civil. 

Les sanctions pénales éventuelles pour les maîtres 

d’ouvrage et d’œuvre sont énumérées aux articles 86 

et 87 de la loi du 4 août 1996 concernant le bien-être 

des travailleurs lors de l’exécution de leur travail. Ce 

sont des peines d’emprisonnement allant de 8 jours à 

un an et d’amendes de 250 à 5 000 euros ou 250 à 

10 000 euros selon que les obligations concernaient le 

projet ou bien la réalisation. 

La sanction réelle imposée dans un cas concret 

dépend de la souveraineté d’appréciation et de décision 

des cours et tribunaux. 

4. Pour les maîtres d’ouvrage concernés sont en 

vigueur les habituelles procédures d’appel civiles et 

pénales. 

5. En matière de désignation obligatoire des coordinateurs, 

depuis le 1 er mai 2001, aucun jugement ou 

arrêt n’ont encore été prononcés. 


QRVA 50 106 12375 

15 - 01 - 2002 

DO 2001200200316 DO 2001200200316 

Vraag nr. 308 van de heer Paul Timmermans van 

12 december 2001 (Fr.): 

Startbaanovereenkomst. — Federale globale plannen 

en samenwerkingsakkoorden. 

1. Op grond van welke criteria wordt de startbaanovereenkomst 

in de overheidssector beoordeeld, waarbij 

een onderscheid wordt gemaakt tussen de federale 

globale plannen enerzijds en de samenwerkingsakkoorden 

anderzijds? 

2. Kunt u eventueel ook nadere gegevens verstrekken 

over: 

Question n o 308 de M. Paul Timmermans du 

12 décembre 2001 (Fr.): 

Convention premier emploi. — Plans globaux fédéraux 

des accords de coopération. 

1. Pourriez-vous donner des éléments d’évaluation 

de la convention premier emploi (CPE) dans les services 

publics en distinguant les plans globaux fédéraux 

des accords de coopération? 

2. Dans la mesure du possible, pourriez-vous aussi 

préciser: 

a) de verdeling volgens ministeries: a) la répartition selon les ministères; 

b) de toepassing in de gewesten; b) les affectations dans les régions; 

c) de verdeling volgens geslacht en kwalificatie? c) la répartition par sexe et qualification? 

3. Kunt u aangeven hoelang jongeren met dit soort 

overeenkomsten worden tewerkgesteld, met opgave 

van de eventuele redenen waarom de overeenkomsten 

worden opgezegd? 

Antwoord: In antwoord op de gestelde vraag zou ik 

er willen aan herinneren dat de Federale Staat zich 

heeft verbonden tot de financiering van 2 000 banen in 

het kader van de startbaanovereenkomst. 

674 overeenkomsten zijn in feite de voortzetting van 

de inspanning die de Federale Staat leverde in het 

kader van het koninklijk besluit nr. 230. 

642 bijkomende overeenkomsten zijn gespreid over 

de verschillende federale departementen op grond van 

globale projecten die door de Ministerraad werden 

goedgekeurd. 

684 overeenkomsten werden toegekend aan de gefederaliseerde 

entiteiten via samenwerkingsakkoorden. 

Ik wacht nog het geheel van de elementen vanwege 

mijn departement om u zo spoedig mogelijk de 

gewenste inlichtingen te geven. 

DO 2001200200320 DO 2001200200320 

Vraag nr. 309 van de heer Jo Vandeurzen van 


«Sociale maribel». — Koninklijke besluiten. — Ziekenhuizen. 

De maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling 

in de non-profit sector, worden kortweg «sociale 

maribel» genoemd. 

3. Est-il possible encore, de connaître la durée 

d’occupation de ces contrats par les jeunes ainsi que 

les raisons d’éventuelles ruptures du contrat? 

Réponse: En réponse à votre question, je voudrais 

rappeler que le gouvernement s’est engagé à financer 

2 000 emplois dans le cadre de la CPE. 

674 conventions sont en fait la poursuite de l’effort 

que consentait l’État fédéral dans le cadre de l’arrêté 

royal n o 230. 

642 conventions supplémentaires sont réparties 

entre les différents départements fédéraux sur la base 

de projets globaux approuvés par le Conseil des ministres. 

684 conventions ont été attribuées par accords de 

coopération aux entités fédérées. 

J’attends de mon administration l’ensemble des 

éléments pour vous apporter dans les meilleurs délais 

l’information que vous souhaitez. 

Question n o 309 de M. Jo Vandeurzen du 12 décembre 

2001 (N.): 

«Maribel social». — Arrêtés royaux. — Hôpitaux. 

Les mesures visant à promouvoir l’emploi dans le 

secteur non marchand sont également appelées «le 

maribel social». 


12376 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

1. 

a) Kan u het cijfermatig impact van deze maatregel 

ingeven? 

b) Hoe groot is de aanvraag van de tewerkstelling in 

de private en in de openbare sector (ziekenhuizen 

en andere sectoren)? 

2. Welke kredieten zijn er nog beschikbaar in de 

diverse fondsen? 

3. Naar verluidt, werken de bevoegde ministers aan 

een wijziging van de koninklijke besluiten over de 

sociale maribel. 

Waarom wordt dit gewijzigd en waaruit bestaan de 

wijzigingen? 

4. Sommige ziekenhuizen wensen de maatregelen 

niet toe te passen omdat de richtlijnen rond de financiering 

(welk personeelslid al dan niet onder de financieringsstroom 

valt) niet duidelijk zijn. Zolang deze 

zekerheid er niet is, wensen de werkgevers zich niet in 

een avontuur te storten. 

Met een eenvoudige circulaire zou deze kritiek te 

ondervangen zijn. Waarom gebeurt dit niet? 

Antwoord: Réponse: 

1. 

a) De weerslag van deze maatregel: een begroting 

van 314 831 800 euro (12,7 miljard frank) voor het 

jaar 2002 is ingeschreven op het globale beheer van 

de RSZ; wat de werknemers betreft die aangesloten 

zijn bij de RSZ-PPO kan deze weerslag op ongeveer 

133 862 500 euro (5,4 miljard frank) 

geraamd worden. 

Dit geeft een totale begroting van 448 687 200 euro 

(18,1 miljard frank). 

b) Voor de privé-sector: b) Pour le secteur privé: 

1. 

a) À combien chiffrez-vous les effets de ces mesures? 

b) À combien chiffrez-vous la demande d’emploi, 

tant dans le secteur privé que public (secteur hospitalier 

et autres)? 

2. Quels crédits sont-ils encore disponibles dans les 

différents fonds à l’heure actuelle? 

3. Il me revient que les ministres compétents entendent 

apporter des modifications aux arrêtés royaux 

relatifs au maribel social. 

Quelles raisons président à ces modifications et en 

quoi consistent-elles? 

4. Certains hôpitaux refusent d’appliquer les mesures 

du maribel social, invoquant l’argument que les 

instructions relatives à leur financement (pour déterminer 

quels membres du personnel entreraient en ligne 

de compte pour les subsides) manquent de clarté. Tant 

qu’ils ne disposent pas de garanties en la matière, les 

employeurs préfèrent ne pas tenter l’aventure. 

Une circulaire suffirait pour répondre à ces critiques. 

Pourquoi ne recourt-on pas à cette solution? 

1. 

a) L’impact de cette mesure: un budget de 

314 831 800 euros (12,7 milliards de francs) pour 

l’année 2002 est inscrit à la gestion globale de 

l’ONSS, en ce qui concerne les employeurs affiliés 

à l’ONSS-APL cet impact peut être estimé à environ 

133 862 500 euros (5,4 milliards de francs). 

Ce qui donne un budget total de 448 687 200 euros 

(18,1 milliards de francs). 

De personen in dienst: Les personnes en service: 

— ziekenhuizen 4 025 —hôpitaux 4 025 

— R/RVT 2 358 — MR/MRS 2 358 

— gezondheidszorgen 395 — soins infirmiers 395 

— revalidatie 147 — revalidation 147 

— kinderopvang 171 — accueil des enfants 171 

— socio-cultureel 886 — socioculturel 886 

— huisvesting en opvoeding 1 858 — hébergement et éducation 1 858 

— andere 510 — autres 510 

——— ——— 

Totaal 10 350 Total 10 350 


QRVA 50 106 12377 

15 - 01 - 2002 

Voor de publieke sector: Pour le secteur public: 

— ziekenhuissector 1 512,24 VTE — secteur des hôpitaux 1 512,24 ETP 

— andere sectoren 2 658,27 VTE — autres secteurs 2 658,27 ETP 

—————— —————— 

Totaal 4 172,51 VTE Total 4 172,51 ETP 

2. Ik kan u slechts een raming geven van het geld 

dat nog beschikbaar is in de verschillende fondsen vermits 

wij de rekeningen nog niet hebben ontvangen. 

Voor het Fonds van de privé-sector: ± 37 184 028 

euro (1 miljard 500 miljoen frank). 

Voor het Fonds RSZ-PPO: ± 2 478 935 euro (± 100 

miljoen frank). 

Voor het Fonds van de publieke sector: RSZ 

± 9 915 740 euro (± 400 miljoen frank). 

2. Je ne peux vous donner qu’une estimation de 

l’argent encore disponible dans les différents fonds car 

les comptes ne nous sont pas encore parvenus. 

Pour le Fonds du secteur privé: ± 37 184 028 euros 

(1 milliard 500 millions de francs). 

Pour le Fonds ONSS-APL: ± 2 478 935 euros 

(± 100 millions de francs). 

Pour le Fonds du secteur public ONSS: ± 9 915 740 

euros (± 400 millions de francs). 

Of ± 49 578 704 euro (of ± 2 miljard frank). Soit ± 49 578 704 euros (ou ± 2 milliards de francs). 

Onder voorbehoud van het afsluiten van de rekeningen 

in februari 2002. 

3. Het is juist dat de bevoegde ministers — dit zijn 

Frank Vandenbroucke, Magda Aelvoet en ikzelf — 

aan een wijziging van de koninklijke besluiten betreffende 

de sociale maribel werken. 

Momenteel vinden overlegvergaderingen plaats met 

de sociale partners en de kabinetten van de gemeenschappen 

en de gewesten. 

Indien wij een akkoord bereiken kan het nieuwe 

koninklijk besluit in februari 2002 aan de Ministerraad 

worden voorgelegd. Na advies van de NAR en 

advies van de Raad van State, zal het aan het Staatshoofd 

ter ondertekening kunnen voorgelegd worden. 

Wij rekenen op een publicatie in het Belgisch Staatsblad 

op 29 juni 2002. 

Meerdere redenen hebben ons doen beslissen, de 

koninklijke besluiten te wijzigen. 

1. De ministers die bevoegd zijn op het vlak van de 

sociale maribel hebben helaas moeten vaststellen dat 

het mechanisme voor het vastleggen van de dotaties 

niet goed was uitgewerkt. 

Wij wensen een nauwe band tussen de vermindering 

van de werkgeverslasten en het bepalen van de dotaties. 

2. Wij willen een einde maken aan de verwarring 

die heerst tussen de verschillende PC’s en PSC’s van de 

privé-sector en de sociale Maribelfondsen van de 

publieke sector. Ons doel is naar een gelijkheid van 

behandeling te gaan tussen de privé-sector en de 

publieke sector. Wij moeten bijgevolg het toepassingsgebied 

opnieuw aflijnen. 

Om de gelijkwaardigheid met de realiteit van de 

sectoren toe te laten, heb ik bovendien aan PC 305 

Sous réserve de la clôture des comptes en février 

2002. 

3. Il est exact que les ministres compétents, c’est-àdire 

Frank Vandenbroucke, Magda Aelvoet et moimême 

travaillons à une modification des arrêtés 

royaux relatifs au maribel social. 

Actuellement, des réunions de concertation se poursuivent 

avec les partenaires sociaux et les cabinets des 

communautés et des régions. 

Si nous arrivons à un accord le nouvel arrêté royal 

pourra être soumis au Conseil des ministres en février 

2002. Après avis du CNT et avis du Conseil d’État, il 

pourra être soumis à la signature du chef de l’État. 

Nous comptons sur une publication au Moniteur belge 

le 29 juin 2002. 

Plusieurs raisons nous ont décidé à modifier les arrêtés 

royaux. 

1. Les ministres compétents dans le domaine du 

maribel social ont malheureusement dû constater que 

le mécanisme pour les fixations des dotations n’était 

pas bien élaboré. 

Nous voulons avoir un lien strict entre la diminution 

des charges patronales et la fixation des dotations. 

2. Nous voulons mettre fin à la confusion qui règne 

entre les différentes CP et SCP du secteur privé et les 

Fonds maribel social du secteur public. Notre but est 

d’aller vers une égalité de traitement entre le secteur 

privé et le secteur public. Nous devons donc réécrire le 

champ d’application. 

De plus, pour permettre l’adéquation avec la réalité 

des secteurs j’ai demandé à la CP 305 de revoir et 


12378 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

gevraagd om zijn bevoegdheidsgebied te herzien en 

aan te passen aan de realiteit op het terrein. 

3. U weet dat de toegestane verminderingen van 

bijdragen integraal moeten worden toegewezen aan de 

financiering van bijkomende banen. 

Wij wensen dat de netto aangroei van het aantal 

werknemers gemakkelijker na te gaan is. Wij trachten 

naar een meer operationeel systeem in die zin te gaan. 

Wij willen bijgevolg de globale loonmassa (loon) 

kunnen nagaan om het aantal werkelijk gecreëerde 

banen te kunnen berekenen en vergelijken. 

4. Ons doel is eveneens de wetgeving van de sociale 

maribel te vereenvoudigen. Wij stellen bijgevolg voor 

om 24 koninklijke besluiten af te schaffen en ze in één 

enkel onder te brengen. 

4. Ik kan mij slechts verbazen over deze vraag. De 

richtlijnen betreffende de financiering zijn duidelijk en 

ik zie niet waar de onzekerheid van de werkgevers zich 

bevindt. Het systeem van de sociale maribel werkt 

sedert 1997 en zowat alle ziekenhuizen hebben er zich 

sedert lang bij aangesloten. Sta mij bovendien toe er 

aan te herinneren dat de uitvoering van de sociale 

maribel zich in handen bevindt van de sociale partners. 


en minister van Buitenlandse Zaken 

DO 2000200121892 DO 2000200121892 

Vraag nr. 183 van de heer Gerolf Annemans van 

20 september 2001 (N.): 

Diplomatieke, consulaire en bijzondere identiteitskaarten 

uitgereikt door de dienst protocol. 

In april 2001 zou een lijst van meer dan 10 000 afgeleverde 

diplomatieke, consulaire en bijzondere identiteitskaarten, 

die toen reeds meer dan één jaar waren 

verstreken, aan het licht gekomen en verspreid zijn 

onder de agenten van de dienst protocol van Buitenlandse 

Zaken. Het gaat hier om identiteitskaarten die 

door de dienst protocol aan buitenlanders die in 

ambassades en consulaten of bij internationale organisaties 

hier in België zijn tewerkgesteld, worden verstrekt. 

Een toenmalig adviseur bij de dienst protocol, 

heeft zijn personeel de opdracht gegeven om de lijst 

door te nemen en indien mogelijk de openstaande 

dossiers met de ter hun beschikking zijnde informatie 

d’adapter son champ de compétence par rapport à la 

réalité du terrain. 

3. Vous savez que les réductions de cotisations 

octroyées doivent intégralement être affectées au financement 

d’emplois supplémentaires. 

Nous désirons que l’accroissement net du nombre 

de travailleurs soit plus facilement vérifiable. Nous 

essayons d’aller vers un système plus opérationnel 

dans ce sens. Nous voulons donc savoir vérifier la 

masse salariale globale (rémunération) pour pouvoir 

calculer et comparer le nombre d’emplois réellement 

créés. 

4. Notre but est également de simplifier la législation 

du maribel social. Nous proposons donc 

d’abroger 24 arrêtés royaux, et de les rassembler en un 

seul. 

4. Je ne peux que m’étonner de cette question. Les 

directives relatives au financement sont claires et je ne 

vois pas où se trouve l’insécurité des employeurs. Le 

système du maribel social est en place depuis 1997 et 

quasiment tous les hôpitaux y ont adhéré depuis longtemps. 

De plus, je me permets de vous rappeler que la 

mise en œuvre du maribel social se trouve dans les 

mains des partenaires sociaux. 



Question no 183 de M. Gerolf Annemans du 20 septembre 

2001 (N.): 

Cartes d’identité diplomatiques, consulaires et spéciales 

délivrées par le service du protocole. 

En avril 2001, une liste de plus de 10 000 cartes 

d’identité diplomatiques, consulaires et spéciales périmées 

depuis plus d’un an aurait été découverte et diffusée 

parmi les agents du service du protocole du département 

des Affaires étrangères. Il s’agit de cartes 

d’identité délivrées par le service du protocole à des 

étrangers travaillant en Belgique dans des ambassades 

ou des consulats ou auprès d’organisations internationales. 

Une personne ayant à l’époque le grade de 

conseiller auprès du service du protocole a donné 

l’ordre à son personnel d’examiner la liste et lorsque 

c’était possible, de compléter et ou de clôturer les 

dossiers grâce aux informations dont il disposait. 


QRVA 50 106 12379 

15 - 01 - 2002 

bij te werken en of af te sluiten. Volgens hem gaat het 

waarschijnlijk om teruggegeven of geannuleerde kaarten 

die de agenten in het systeembestand van de dienst 

protocol hebben vergeten af te sluiten, of om nietteruggegeven 

of verloren kaarten. Ook moesten de 

dossiers waarvoor geen redenen kunnen gevonden 

worden om ze nog langer open te houden, door de 

betrokken agent worden afgesloten en uit de lijst verdwijnen. 

Hij staafde het belang van deze zuivering van 

het «corrupte» gegevensbestand met het argument dat 

er steeds meer aanvragen van diensten binnenkomen 

om toegang te krijgen tot het gegevensbestand van de 

dienst protocol. 

Dat de gegevensbestanden van de dienst protocol 

niet automatisch aangepast worden en dus niet blijken 

te kloppen, is reeds wraakroepend daar de betrokken 

adviseur in september 1998 door de dienst protocol is 

aangeworven juist om «het geheel van ingestelde procedures 

bij de dienst protocol te onderzoeken en indien 

nodig te verbeteren, te moderniseren en veilig te maken». 

Dit zijn woorden van uw voorganger op mijn 

schriftelijke vragen in verband met de dienst protocol 

van 11 juni 1998 en 13 januari 1999 (vraag nr. 370 van 

11 juni 1998, Vragen en Antwoorden, Kamer, 1997- 

1998, nr. 139, blz. 18910 en vraag nr. 425 van 13 januari 

1999, Vragen en Antwoorden, Kamer, 1998- 

1999, nr. 170, blz. 22721). Maar wat blijkt? De oudste 

identiteitskaarten op de lijst zijn sinds 1977 verstreken! 

De betrokken adviseur werd begin juli 2001 overgeplaatst 

en vervangen. 

Niet alleen het feit dat de dienst protocol niet of op 

een incorrecte manier opvolgt wat er met de door haar 

afgeleverde identiteitskaarten gebeurt, roept vragen 

op. Van de tienduizend bijzondere identiteitskaarten 

die op de lijst voorkomen, zijn een 3 500-tal kaarten 

waarvan er twee of meerdere aan dezelfde persoon zijn 

uitgereikt. Sommige buitenlanders zouden in de loop 

van hun tijdelijk verblijf in België tot 8 of 9 identiteitskaarten 

van de dienst protocol hebben ontvangen. 

Ik zou van u op volgende vragen een snel en volledig 

antwoord wensen: 

1. 

a) Hebt u weet van de lijst van vervallen bijzondere 

identiteitskaarten die op de dienst protocol sinds 

april 2001 rondgaat? 

Selon lui, il s’agit vraisemblablement de cartes 

d’identité restituées ou annulées que les agents avaient 

oublié de clôturer dans la banque de données du 

service du protocole, ou encore de cartes d’identité 

non restituées ou perdues. Les agents concernés 

devaient aussi clôturer et éliminer de la liste les 

dossiers dont rien ne justifiait le maintien. Le conseiller 

en question justifiait l’importance de ce nettoyage 

de la banque de données «corrompue» par le nombre 

sans cesse croissant de demandes émanant de services 

souhaitant avoir accès à la banque de données du 

service du protocole. 

Le fait que les banques de données du service du 

protocole ne sont pas adaptées automatiquement et ne 

sont donc pas exactes est déjà intolérable en soi 

d’autant qu’en septembre 1998, le conseiller en question 

a été engagé par le service du protocole précisément 

«pour examiner l’ensemble des procédures en 

cours auprès de ce même service du protocole et le cas 

échéant, de les améliorer, de les moderniser et de les 

sécuriser». Ces déclarations ont été faites par votre 

prédécesseur en réponse à mes questions écrites relatives 

au service du protocole datées du 11 juin 1998 et 

du 13 janvier 1999 (question n o 370 du 11 juin 1998, 

Questions et Réponses, Chambre, 1997-1998, n o 139, 

p. 18910 et question n o 425 du 13 janvier 1999, Questions 

et Réponses, Chambre, 1998-1999, n o 170, 

p. 22721). Or, il apparaît que les cartes d’identité les 

plus anciennes figurant sur la liste sont périmées 

depuis 1977! Le conseiller en question a été muté et 

remplacé début juillet 2001. 

Le fait que le service du protocole ne suit pas ou 

assure mal le suivi de ce qu’il advient des cartes 

d’identité qu’il a remises ne constitue pas l’unique 

problème. Ainsi, parmi les dix mille cartes d’identité 

spéciales figurant sur la liste, il y a environ 3 500 cartes 

dont deux ou plusieurs exemplaires ont été remis à la 

même personne. Au cours de leur séjour en Belgique, 

certains étrangers auraient reçu jusqu’à 8 ou 9 cartes 

d’identité du service du protocole. 

Je voudrais obtenir rapidement une réponse exhaustive 

aux questions suivantes: 

1. 

a) Êtes-vous au courant de la liste de cartes d’identité 

spéciales périmées qui circule depuis avril 2001 au 

sein du service du protocole? 

b) En zo ja, sinds wanneer? b) Dans l’affirmative, depuis quand? 

2. De betrokken adviseur is in september 1998 door 

de dienst protocol aangeworven juist om het geheel 

van ingestelde procedures bij de dienst protocol te verbeteren 

en te moderniseren. Een correct gegevensbestand 

is een minimum minimorum voor een goede 

2. Le conseiller dont question plus haut a été 

engagé en septembre 1998 par le service du protocole 

précisément pour améliorer et pour moderniser 

l’ensemble des procédures en cours auprès du service 

du protocole. Une banque de données à jour est une 


12380 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

gang van zaken, zeker wat een gevoelige procedure 

zoals het afleveren van identiteitskaarten betreft. 

a) Is het nu pas opduiken van de lijst een gevolg van 

een niet-waterdichte en falende procedure? 

b) Heeft de betrokken adviseur zijn opdracht, namelijk 

het doorlichten en verfijnen bij de dienst protocol 

van de procedures, niet naar behoren uitgevoerd? 

c) Is de overplaatsing van de betrokkene die sinds 

september 1998 verantwoordelijk was voor de 

procedures bij de dienst protocol, een gevolg van 

het feit dat de lijst van problematische dossiers van 

identiteitskaarten pas na tweeënhalf jaar wordt 

doorgelicht of juist van het feit dat de lijst aan het 

licht is gekomen? 

3. Wat is de draagwijdte van de uitspraak van de 

betrokkene dat de zuiveringsoefening van de bewuste 

lijst belang heeft, daar er meer en meer aanvragen van 

diensten zijn om toegang te krijgen tot het gegevensbestand 

van de dienst protocol? 

4. Heeft de betrokkene zelf of in opdracht iets 

willen toedekken met de opdracht die hij aan zijn 

agenten heeft gegeven om de bewuste lijst te 

«zuiveren»? 

5. De betrokkene heeft de agenten van de dienst 

protocol in april 2001 gevraagd om de lijst eens door te 

nemen. Wat zijn de bevindingen, wat is de conclusie 

van de dienst protocol naar aanleiding van deze oefening? 

6. Volgens de lijst zijn de jongste jaren aan minstens 

1 250 buitenlanders twee of meer, soms tot 

8 of 9, identiteitskaarten door de dienst protocol uitgereikt. 

Wat geven de betrokken personen als reden op 

om meerdere identiteitskaarten te verkrijgen? 

7. 

a) Indien een persoon van een buitenlandse ambassade 

of organisatie tijdens zijn verblijf in België 

meerdere identiteitskaarten op zijn naam aanvraagt 

bij de dienst protocol, gaat de dienst protocol 

of een andere dienst of instantie dan na wat er 

met de vorige kaarten is gebeurd? 

b) Worden de aanvragen voor een tweede, derde, ... 

bijzondere identiteitskaart zomaar ingewilligd of 

wordt de aanvrager bijvoorbeeld gecontroleerd op 

banden met het criminele milieu? 

8. Indien men weet dat voor «gestolen» of 

«verloren» identiteitskaarten grof geld wordt betaald 

door mensensmokkelaars of criminele bendes, kan 

condition essentielle pour un bon fonctionnement du 

service, surtout dans le cas d’une procédure aussi délicate 

que celle de la délivrance des cartes d’identité. 

a) Le fait que la liste n’a été diffusée que maintenant 

résulte-t-il d’une procédure non imperméable et 

présentant des lacunes? 

b) Le conseiller en question ne s’est-il pas acquitté 

comme il convient de sa tâche, soit la réalisation 

d’une radioscopie des procédures du service du 

protocole et l’amélioration des procédures? 

c) La mutation de l’intéressé qui était responsable 

depuis septembre 1998 des procédures du service 

du protocole est-elle une conséquence du fait que 

la liste de dossiers à problèmes concernant des 

cartes d’identité n’a été examinée qu’après deux 

ans et demi ou s’agit-il d’une conséquence du fait 

que la liste a été diffusée? 

3. Quelle est la portée des propos tenus par 

l’intéressé qui a affirmé que l’épuration de la liste est 

importante étant donné que des services demandent de 

plus en plus fréquemment d’avoir accès aux banques 

de données du service du protocole? 

4. En donnant ordre à ses agents «d’épurer» la liste 

en question, l’intéressé a-t-il voulu couvrir quelque 

chose, soit de sa propre initiative soit après en avoir 

reçu l’ordre? 

5. En avril 2001, l’intéressé a demandé aux agents 

du service du protocole d’examiner la liste. Quelles 

sont les constatations et les conclusions du service du 

protocole à l’issue de cet examen? 

6. Selon cette liste, au cours de ces dernières années, 

le service du protocole a remis deux ou plus, parfois 

jusqu’à 8 ou 9 cartes d’identité à 1 250 étrangers au 

moins. Quelles raisons les personnes concernées 

donnent-elles pour justifier l’obtention de plusieurs 

cartes d’identité? 

7. 

a) Lorsqu’au cours de son séjour en Belgique, une 

personne travaillant pour une ambassade ou une 

organisation étrangère demande au service du 

protocole plusieurs cartes d’identité à son nom, le 

service du protocole ou un autre service ou 

instance ne vérifie-t-il pas ce qu’il est advenu des 

cartes d’identité précédentes? 

b) Les demandes d’une deuxième, d’une troisième, ... 

carte d’identité spéciale sont-elles acceptées sans 

plus ou procède-t-on à une enquête sur d’éventuels 

liens du demandeur avec le milieu criminel? 

8. Lorsque l’on sait que d’importantes sommes 

d’argent sont payées par des trafiquants d’êtres 

humains ou des gangs criminels pour des cartes 


QRVA 50 106 12381 

15 - 01 - 2002 

men niet anders dan op zijn minst vermoeden dat de 

lijst meer verbergt dan het niet-navolgen van de procedure 

of procedurefouten. 

a) Is er bij de dienst protocol of bij u al het vermoeden 

gerezen dat het hier om een grootschalige 

zwendel in identiteitskaarten zou kunnen gaan? 

b) Heeft de dienst protocol of u al een onderzoek in 

die richting ondernomen of bevolen? 

c) Heeft de dienst protocol of u kennis van fraude in 

speciale identiteitskaarten die door de dienst protocol 

aan buitenlanders worden uitgereikt? 

9. De lijst die op de dienst protocol is rondgegaan, 

is waarschijnlijk slechts een momentopname en geeft 

dus geen duidelijk beeld over het effectieve aantal 

meervoudige aanvragen van bijzondere identiteitskaarten. 

a) Hoeveel personen hebben van de dienst protocol in 

de jongste tien jaren twee of meer identiteitskaarten 

(D-, C-, P-, S-type, ...) verkregen? 

d’identité «volées» ou «perdues», on ne peut que 

présumer que la liste cache plus qu’un simple nonrespect 

des procédures ou des erreurs de procédure. 

a) Le service du protocole ou vous-même avez-vous 

déjà supposé qu’il pourrait s’agir d’un trafic de 

cartes d’identité à grande échelle? 

b) Le service du protocole ou vous-même avez-vous 

déjà ouvert ou ordonné une enquête en ce sens? 

c) Le service du protocole ou vous-même avez-vous 

connaissance de cas de fraudes commises avec les 

cartes d’identité spéciales remises à des étrangers 

par le service du protocole? 

9. La liste qui a circulé au sein du service du protocole 

est vraisemblablement le reflet de la situation à un 

moment donné et ne donne dès lors pas une image 

claire du nombre réel des cas où plusieurs cartes 

d’identité spéciales ont été demandées. 

a) Combien de personnes ont reçu du service du 

protocole deux ou plusieurs cartes d’identité 

spéciales au cours des dix dernières années (cartes 

D, C, P, S, ...)? 

b) Hoeveel personen de tien jaren daarvoor? b) À combien s’élève le nombre de personnes qui se 

sont trouvées dans ce cas au cours des dix années 

précédentes? 

10. 

a) Moeten de buitenlanders die van de dienst protocol 

identiteitskaarten hebben ontvangen, deze na 

vervaldag teruggeven aan de dienst protocol? 

b) Zo ja, hoeveel hebben dit niet gedaan in de jongste 

tien jaren? 

Antwoord: U stelt een hele reeks vragen over de 

identiteitskaarten die door de directie protocol van dit 

ministerie worden afgegeven. 

1. Ik acht het nuttig, vooreerst een beeld te verstrekken 

van waarover het in dit verband gaat. 

De eerste directie van het protocol geeft identiteitskaarten 

af aan het personeel van diplomatieke missies, 

ten getale van ongeveer 260. Het gaat om een 

160 ambassades en een honderdtal andere diplomatieke 

missies (permanente vertegenwoordigingen bij de 

EU, permanente delegaties bij de NAVO en de WEU, 

alsook gewone missies bij een van die internationale 

organisaties, welke hun zetel in ons land hebben). Bij 

die missies betreft het zowel diplomatiek personeel, 

administratief en technisch personeel, bedienend 

personeel als privé-bedienden, alsook ambtenaren op 

internationale zending. Voor die categorieën van 

personeel worden verschillende soorten identiteitskaarten 

afgegeven, die overeenkomen met hun respectieve 

voorrechten en immuniteiten, een en ander overeenkomstig 

de Conventie van Wenen (1961) inzake 

10. 

a) Les étrangers qui ont reçu une carte d’identité du 

service du protocole doivent-ils la restituer au 

service du protocole lorsqu’elles sont périmées? 

b) Dans l’affirmative, combien de personnes ne l’ont 

pas fait au cours des dix dernières années? 

Réponse: Vous avez posé toute une série de questions 

sur les cartes d’identité délivrées par la direction 

du protocole du ministère des Affaires étrangères. 

1. J’estime qu’il est utile, dans un premier temps, de 

préciser le contexte dans lequel ces questions 

s’inscrivent. 

La première direction du protocole délivre des 

cartes d’identité au personnel des missions diplomatiques, 

qui sont au nombre de 260 environ. Il s’agit de 

quelque 160 ambassades et d’une centaine d’autres 

missions diplomatiques (représentations permanentes 

auprès de l’UE, délégations permanentes auprès de 

l’OTAN et de l’UEO, ainsi que missions ordinaires 

auprès des organisations internationales qui ont leur 

siège dans notre pays). Sont concernés, au sein de ces 

missions, tant le personnel diplomatique, le personnel 

administratif et technique, le personnel de service et les 

domestiques privés, que les agents en mission internationale. 

Ces différentes catégories de personnel se 

voient délivrer différentes sortes de cartes d’identité en 

fonction de leurs privilèges et immunités respectifs, tels 

qu’ils ont été prévus dans la Convention de Vienne de 


1589

12382 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

diplomatiek verkeer en ons koninklijk besluit van 

30 oktober 1991. 

Naast die titularissen zijn ook hun familieleden, 

indien gerechtigd, eveneens in het bezit van identiteitskaarten. 

Aanvragen voor identiteitskaarten gaan uit van een 

diplomatieke zending, en dienen vergezeld van alle 

nodige stukken, namelijk volledig ingevulde aanvraagformulieren, 

kopie van het vereiste paspoort, enz. 

Indien het dossier in orde wordt bevonden, worden 

identiteitskaarten afgegeven voor, bij eerste uitreiking, 

doorgaans een geldigheidsduur van drie jaar voor 

diplomatiek en administratief en technisch personeel, 

en van een jaar voor de andere voornoemde categorieën 

(bedienend personeel, privé-bedienden en ambtenaren 

op zending). Verlengingen hebben een duur van 

één jaar. 

Personeel van diplomatieke missies kan voor variabele 

duur in functie zijn, en indien zulks voor bijvoorbeeld 

tien jaar of meer is, dan is het vanzelfsprekend 

dat bepaalde leden in de loop van hun affectatie verschillende 

identiteitskaarten bezaten, niet alleen 

wegens verlengingen, maar ook wegens vervangingen, 

bijvoorbeeld bij verlies of diefstal van hun identiteitskaarten. 

De tweede directie protocol geeft van haar kant 

identiteitskaarten af hoofdzakelijk aan het personeel 

van internationale organisaties welke in ons land zijn 

gevestigd (voornamelijk Europese Unie en NAVO), 

alsook aan dat van consulaten. De behandeling van 

aanvragen van identiteitskaarten is analoog; de juridische 

basis is hier anderzijds de Conventie van Wenen 

inzake consulaire relaties (1963) en vestigingsakkoorden. 

De tweede directie protocol geeft identiteitskaarten 

af met een eerste geldigheidsduur van doorgaans 

vijf jaar. Ze worden verlengd met vijf of twee jaar. 

Om een orde van grootte te geven kan men stellen 

dat bij de directie protocol thans ca. 50 000 personen 

geregistreed zijn als genietende van een gepriviligeerd 

statuut, familieleden van zogenaamde titularissen van 

functies inbegrepen. 

Gezien de directie protocol reeds tientallen jaren 

identiteitskaarten afgeeft spreekt men over honderdduizenden 

afgegeven kaarten. Het bestand gaat terug 

tot het jaar 1969 en werd geïnformatiseerd in 1991. 

Hoewel de afgifte van identiteitskaarten slechts een 

klein deel vertegenwoordigt van de activiteiten van de 

directie protocol is het anderzijds zo, dat gedegen 

behandeling van aanvragen om afgifte, om verlenging, 

1961 sur les relations diplomatiques et dans notre 

arrêté royal du 30 octobre 1991. 

Outre les titulaires susmentionnés, les membres de 

leur famille qui y ont droit se voient également délivrer 

pareille carte d’identité. 

Les demandes de cartes d’identité doivent être introduites 

par la mission diplomatique et comporter toutes 

les pièces requises, à savoir les formulaires de demande 

ad hoc dûment complétés, une copie du passeport, etc. 

Si le dossier est en ordre, la carte d’identité sera délivrée, 

et s’il s’agit d’une première délivrance, elle sera 

assortie d’une durée de validité de trois ans pour le 

personnel diplomatique et pour le personnel administratif 

et technique, et d’une durée de validité d’un an 

pour les autres catégories précitées (personnel de 

service, domestiques privés et agents en mission). Sa 

validité peut être prorogée par périodes d’un an. 

Les fonctions exercées par le personnel des missions 

diplomatiques peuvent s’étaler sur des périodes variables; 

si les fonctions de certains membres du personnel 

s’étalent par exemple sur dix ans, voire sur une plus 

longue période, il va sans dire que ces personnes se 

verront attribuer plusieurs cartes d’identité au cours de 

leur affectation et qu’il ne s’agira pas toujours de 

proroger la durée de validité de la carte, mais parfois 

de la remplacer, par exemple en cas de perte ou de vol. 

La deuxième direction du protocole délivre, quant à 

elle, des cartes d’identité principalement destinées au 

personnel des organisations internationales établies 

dans notre pays (notamment l’Union européenne et 

l’OTAN), ainsi qu’au personnel des consulats. Le traitement 

des demandes de cartes d’identité se déroule de 

manière analogue, bien que la base juridique soit ici la 

Convention de Vienne de 1963 sur les relations consulaires 

et les accords de siège. Lorsqu’il s’agit de la 

première délivrance, la carte d’identité délivrée par la 

deuxième direction du protocole est habituellement 

assortie d’une durée de validité de cinq ans, qui peut 

être prorogée de cinq ou deux ans. 

Pour donner un ordre de grandeur, on peut dire 

qu’à l’heure actuelle, quelque 50 000 personnes sont 

répertoriées à la direction du protocole comme bénéficiant 

d’un statut privilégié, et ce nombre comprend les 

membres de la famille des agents qui sont quant à eux 

désignés comme «titulaire de la fonction». 

Étant donné que la direction du protocole délivre 

des cartes d’identité depuis plusieurs dizaines d’années 

déjà, il est question de centaines de milliers de cartes. 

Les archives remontent à l’année 1969 et ont été informatisées 

en 1991. 

Bien que la délivrance de cartes d’identité ne représente 

qu’une petite partie des activités de la direction 

du protocole, on peut par ailleurs souligner que le traitement 

correct des demandes de délivrance et de proro- 


QRVA 50 106 12383 

15 - 01 - 2002 

en vooral het bijhouden of actualisering van bestanden, 

registers, en zeker het recupereren van vervallen 

kaarten, een arbeidsintensieve en ook tijdrovende zaak 

is. 

Immers, personeel van diplomatieke missies, en ook 

van internationale organisaties en consulaten, wisselt 

geregeld. Bovendien laten diplomatieke missies soms 

na, de protocoldienst te informeren van een staking 

van functies, en sturen niet meteen identiteitskaarten 

terug. Diplomatieke missies worden geregeld aan hun 

verplichtingen terzake herinnerd. 

De directie protocol houdt zoals ze kan haar registers 

en bestanden bij. In de praktijk is het een zeer 

ingewikkelde taak. 

2. Wat de vragen van u betreft zou ik het volgende 

willen aanstippen: 

a) De lijst van méér dan 10 000 afgeleverde 

«identiteitskaarten» is er in feite een van 5 000. 

Het betreft een lijst van uit te klaren dossiers van 

kaarten die ofwel niet teruggegeven, ofwel gestolen, 

ofwel verloren werden. Die lijst werd overgemaakt 

aan het personeel van de directie protocol 

dat kaarten aanmaakt of de desbetreffende dossiers 

bijhoudt. De verificatie oefening is momenteel aan 

de gang. 

b) In september 1998 werd een adviseur toegevoegd 

bij de directie protocol, met een taak van coördinator 

van de eerste en tweede directie, om het geheel 

van ingestelde procedures te onderzoeken, te 

verbeteren en te beveiligen. Dit gebeurde overigens 

voor een deel door de invoering van een nieuw 

type van identiteitskaarten. 

c) De betrokken adviseur, die zich goed van zijn taak 

had gekweten, werd in juli 2001 overgeplaatst naar 

een andere dienst bij het hoofdbestuur. 

3. Wat u in de mond van betrokkene legt is mij niet 

bekend. Ik weet immers niet over welke «uitspraak» 

het zou gaan. 

4. Ik zie niet in hoe de adviseur, wegens een gegeven 

opdracht om lijsten uit te klaren, iets zou hebben 

kunnen of willen «toedekken». 

5. Zoals ik eerder heb aangehaald actualiseert de 

directie protocol haar bestanden periodiek, maar ook 

op een ad hoc-basis. 

6. Het is niet meer dan normaal dat aan personen 

twee of meer, zelfs identiteitskaarten na elkaar uitge- 

gation et surtout la tenue et l’actualisation des fichiers 

et registres, de même que, bien évidemment, la récupération 

des cartes périmées nécessitent un grand investissement 

en temps et en personnel. 

En effet, des changements s’opèrent régulièrement 

au sein du personnel des missions diplomatiques, ainsi 

que de celui des organisations internationales et des 

consulats. En outre, les missions diplomatiques négligent 

parfois d’informer le service du protocole de 

certaines cessations de fonctions, et ne renvoient pas 

immédiatement les cartes d’identité. Le service du 

protocole est amené à leur rappeler régulièrement leurs 

obligations en la matière. 

La direction du protocole veille à assurer au mieux 

la tenue de ses registres et fichiers. En pratique, il s’agit 

là d’une pratique extrêmement compliquée. 

2. En ce qui concerne vos questions proprement 

dites, je souhaiterais apporter les précisions suivantes: 

a) La liste de plus de 10 000 «cartes d’identité» délivrées 

se réduit en fait à une liste de 5 000. Il s’agit 

de dossiers en suspens relatifs à des cartes éventuellement 

non restitutées, ou volées, ou perdues. 

Cette liste a été transmise au personnel de la direction 

du protocole qui produit les cartes ou gère les 

dossiers y relatifs. L’exercice de vérification est en 

cours. 

b) En septembre 1998, un conseiller avait été adjoint à 

la direction du protocole et avait été chargé 

d’assurer la coordination des première et deuxième 

directions, plus précisément en vue d’évaluer les 

diverses procédures en cours, de les améliorer et de 

renforcer la sécurité. Cet objectif fut d’ailleurs 

rencontré en partie par la mise en circulation d’un 

nouveau type de cartes d’identité. 

c) Ce conseiller, qui s’était correctement acquitté de 

sa tâche, a été transféré en juillet 2001 vers un autre 

service de l’administration centrale du département. 

3. Je n’ai pas eu connaissance des propos que vous 

attribuez audit conseiller. Je ne vois pas à quelle 

«déclaration» vous faites allusion. 

4. Je ne vois pas comment le conseiller, auquel 

mission avait été donnée de régler les cas figurant sur 

certaines listes, aurait pu ou voulu «couvrir» quelque 

chose. 

5. Ainsi que je l’ai déjà signalé précédemment, la 

direction du protocole procède à l’actualisation de ses 

fichiers non seulement de manière périodique, mais 

aussi sur une base ad hoc. 

6. Il rentre tout à fait dans la logique des choses 

qu’un nombre relativement élevé de personnes se 


12384 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

reikt worden. Het gaat dan om vernieuwingen (waarbij 

de vervallen kaart dient ingeleverd) of om vervangingen 

(bij verlies, diefstal of nog verandering van 

rang of statuut). 

7. 

a) Het personeel van de directie protocol heeft als 

staande instructie na te gaan of iemand, die een 

kaart aanvraagt, reeds een kaart bezit. Indien zulks 

blijkt dan wordt die kaart eerst opgeëist. 

b) Aanvragen voor een nieuwe kaart (verlenging of 

vervanging) worden niet minder gedegen of grondig 

onderzocht dan aanvragen voor een eerste 

kaart. In sommige gevallen worden andere ministeries 

geraadpleegd over de persoon die een kaart 

aanvraagt. 

8. Ik heb geen reden om te vermoeden dat er zwendel 

of fraude zou bestaan inzake identiteitskaarten, 

afgegeven door het protocol. 

9. Ik zal de antwoorden op uw twee deelvragen 

naderhand moeten verschaffen. Dit vereist immers 

opzoekingswerk of speciale programmeringen die 

momenteel niet beschikbaar zijn. 

10. Identiteitskaarten, afgegeven door de directie 

protocol dienen terugbezorgd als de houder niet meer 

voldoet aan de voorwaarden om ze te bezitten. Dit is 

met name het geval als hij zijn functies staakt. Het is 

me evenwel momenteel niet mogelijk een precies getal 

te geven voor identiteitskaarten die na vervaldag niet 

werden terugbezorgd in de laatste tien jaar. Ik zal 

proberen dit cijfer later te verschaffen. 

DO 2001200200071 DO 2001200200071 

Vraag nr. 191 van de heer Gerolf Annemans van 

23 oktober 2001 (N.): 

Misbruiken bij het personeel van de ambassade en van 

het consulaat van de Democratische Republiek van 

Congo te België. 

Er zou in april 1998 op het kabinet van Buitenlandse 

Zaken en aan de toenmalige minister zelf een interne 

nota verspreid zijn over misbruiken van het personeel 

van de ambassade te Brussel en van het consulaat te 

Antwerpen van de Democratische Republiek Congo, 

alsmede van hun familieleden. Volgens deze nota zou 

blijken dat ambassadepersoneelsleden die geen verlenging 

van hun identiteitskaart hebben verkregen en hun 

toestand niet hebben geregulariseerd, zich toch nog op 

voient délivrer plusieurs cartes d’identité de suite. Il 

s’agit en effet de renouvellements (la carte périmée 

devant alors être restituée) ou de remplacements (en 

cas de perte, de vol ou encore de changement de rang 

ou de statut). 

7. 

a) Le personnel de la direction du protocole a pour 

instruction de ne jamais manquer de vérifier si la 

personne qui introduit une demande ne possède 

pas déjà de carte. En pareil cas, la restitution de 

cette carte est exigée préalablement à toute 

nouvelle délivrance. 

b) Les demandes de nouvelles cartes (renouvellement 

ou remplacement) ne font pas l’objet d’un examen 

moins sérieux ou moins approfondi que les demandes 

relatives à l’obtention d’une première carte. 

Dans certains cas, d’autres ministères sont consultés 

concernant le demandeur. 

8. Je n’ai aucun motif de penser qu’il existerait des 

escroqueries ou des fraudes dans le cadre des procédures 

de délivrance de cartes d’identité par le protocole. 

9. Je vous fournirai ultérieurement les réponses à 

ces deux sous-questions, qui nécessitent des recherches 

ou l’utilisation de programmes spéciaux qui ne sont 

pas disponibles pour l’instant. 

10. Les cartes d’identité délivrées par la direction 

du protocole doivent être restituées lorsque le titulaire 

ne satisfait plus aux conditions qui lui permettaient 

d’en bénéficier. C’est notamment le cas lorsqu’il cesse 

d’exercer ses fonctions. Toutefois, il ne m’est actuellement 

pas possible d’avancer un chiffre précis pour ce 

qui est des cartes d’identité qui, au cours des dix 

dernières années, n’ont pas été restituées après leur 

date d’expiration. Ce chiffre sera fourni ultérieurement. 

Question n o 191 de M. Gerolf Annemans du 23 octobre 

2001 (N.): 

Abus commis par le personnel de l’ambassade et du 

consulat de la République démocratique du Congo à 

Bruxelles. 

En avril 1998, une note interne aurait été transmise 

au cabinet des Affaires étrangères ainsi qu’au ministre 

de l’époque concernant des abus commis par le personnel 

de l’ambassade à Bruxelles et du consulat à 

Anvers de la République démocratique du Congo, 

ainsi que par des membres de leur famille. D’après 

cette note, des membres du personnel de l’ambassade 

n’ayant pas obtenu de prolongation de leur carte 

d’identité ni régularisé leur situation se trouveraient 


QRVA 50 106 12385 

15 - 01 - 2002 

Belgisch grondgebied ophielden. Anderzijds zouden 

verschillende Congolezen die niet effectief woonachtig 

waren te België, identiteitskaarten van de dienst Protocol 

hebben verkregen. 

toujours sur le territoire belge. Par ailleurs, plusieurs 

Congolais ne résidant pas effectivement en Belgique 

auraient obtenu des cartes d’identité du service Protocole. 

1. Bent u op de hoogte van deze nota? 1. Êtes-vous au courant de cette note? 

2. 

a) Over hoeveel voormalig Congolese personeelsleden 

en familieleden die zich op dat moment onrechtmatig 

in België zouden ophouden, maakt de 

nota gewag? 

b) Over hoeveel voormalig Congolese personeelsleden 

en familieleden die onrechtmatig een identiteitskaart 

van de dienst Protocol hadden ontvangen 

gaat het? 

3. 

a) Heeft de voorganger van de minister op basis van 

de nota initiatieven ontvouwd om het misbruik 

van het verblijfsrecht en van identiteitskaarten uitgevaardigd 

door de dienst Protocol tegen te gaan? 

2. 

a) De combien d’anciens membres du personnel 

congolais et de membres de leur famille séjournant 

à l’époque illégalement en Belgique la note fait-elle 

mention? 

b) De combien d’anciens membres du personnel 

congolais et de membres de leur famille ayant reçu 

illégalement une carte d’identité du service Protocole 

est-il question en l’espèce? 

3. 

a) Sur la base de cette note, le prédécesseur du ministre 

a-t-il pris des mesures afin de réprimer les 

abus en matière de droit de séjour et concernant les 

cartes d’identité émises par le service Protocole? 

b) Wat waren deze initiatieven? b) En quoi ont consisté ces mesures? 

c) Werden de illegaal verblijvende personeelsleden 

uitgewezen? 

4. 

a) Heeft u weet van het feit dat dezelfde problemen 

die in de nota uit 1998 worden aangekaart zich ook 

nu nog zouden voordoen? 

b) Zet u terzake de initiatieven van uw voorganger 

voort of heeft u nieuwe initiatieven ontwikkeld? 

5. 

a) Heeft u weet van identieke misbruiken door personeelsleden 

van ambassades en consulaten van 

andere landen? 

b) Wordt er systematisch opgetreden of initiatieven 

ontwikkeld om deze misbruiken tegen te gaan? 

c) Les membres du personnel séjournant illégalement 

en Belgique ont-ils été expulsés? 

4. 

a) Êtes-vous informé que des faits similaires à ceux 

évoqués dans la note de 1998 se reproduiraient 

actuellement? 

b) Appliquez-vous les mêmes mesures que votre 

prédécesseur ou en avez-vous pris de nouvelles? 

5. 

a) Avez-vous connaissance d’abus similaires commis 

par des membres du personnel d’ambassades et de 

consulats d’autres pays? 

b) Intervient-on systématiquement ou prend-on des 

mesures pour réprimer ces abus? 

c) Zo ja, welke? c) Dans l’affirmative, en quoi consistent ces mesures? 

Antwoord: Ik heb de eer u te laten weten dat er na 

de machtsovername in 1997 door president Laurent- 

Désiré Kabila bijkomend personeel werd gestuurd 

naar de ambassade van de Democratische Republiek 

Congo te Brussel. Diegenen (zowel diplomatiek als op 

administratief- en technisch niveau) die onder expresident 

Mobutu op de ambassade te Brussel en op 

het consulaat-generaal te Antwerpen werden geplaatst, 

bleven op post. 

Teneinde het personeelsbestand van de ambassade 

op peil te houden, heeft het departement regelmatig 

druk uitgeoefend om een aantal personeelsleden terug 

te roepen. Vele beloften en tegenstrijdige informaties 

circuleerden op dat ogenblik. Meermaals ontving de 

directie Protocol diplomatieke nota’s over de ambassade 

van de Democratische Republiek Congo met de 

Réponse: J’ai l’honneur de vous faire savoir 

qu’après la prise de pouvoir en 1997 par le président 

Laurent-Désiré Kabila, des agents supplémentaires ont 

été envoyés à l’ambassade de la République démocratique 

du Congo à Bruxelles. Ceux (tant diplomates 

qu’agents administratifs et techniques), qui avaient été 

affectés sous l’ancien président Mobutu à l’ambassade 

à Bruxelles et au consulat général à Anvers, restaient 

en poste. 

Afin demaintenir les effectifs du personnel de l’ambassade, 

le département a régulièrement fait pression 

pour rappeler un certain nombre d’agents. Maintes 

promesses et maintes informations contradictoires se 

sont alors mises à circuler. A plusieurs reprises, la 

direction du Protocole reçut des notes diplomatiques 

de l’ambassade de la République démocratique du 


12386 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

lijst van de in functie zijnde personeelsleden. De lijsten 

konden nogal verschillend zijn. Het was toen ook al 

duidelijk dat vele ambassadeleden niet wensten terug 

te keren. 

Op basis van twee Congolese nota’s met de lijst van 

de teruggeroepen personeelsleden en de raming van de 

kostprijs van de repatriëring van het teruggeroepen 

personeel in Bonn en in Brussel, vroeg op 2 april 1998 

het toenmalig kabinet Buitenlandse Zaken een synthesenota 

aan de directie Protocol teneinde een lijst te 

krijgen van alle Congolese personen met een bevoorrecht 

statuut in België. Dit is de nota waarnaar in de 

vraag wordt verwezen. 

Deze nota diende als basis voor een ontmoeting tussen 

de toenmalige kabinetten van Buitenlandse Zaken 

en van Binnenlandse Zaken. Bedoeling was alternatieven 

te zoeken indien er personeelsleden zouden zijn die 

zich niet zouden schikken naar het terugroepingsbevel 

uit Kinshasa, ondermeer omdat zij zich bedreigd voelden. 

Een brief werd gestuurd naar de minister van Justitie 

teneinde kennis te nemen van eventuele gerechtelijke 

dossiers ten laste van sommigen die wensten hier 

te blijven. Ook zou de mogelijkheid onderzocht worden 

om eventueel vliegtuigbiljetten ter beschikking te 

stellen van diegenen die vlug wensten te vertrekken. 

Het was immers niet met zekerheid te zeggen wie op 

dat ogenblik illegaal was. 

Bij mijn weten werd er in dit kader en op dat ogenblik 

geen enkele identiteitskaart door de directie Protocol 

onrechtmatig aangemaakt. 

Gezien het feit dat de daadwerkelijke terugroeping 

van de «oude» personeelsleden uitbleef en er anderzijds 

geen vernieuwingen van de identiteitskaarten 

meer werden aangevraagd, heeft mijn voorganger een 

vergadering laten organiseren in mei 1999 waarop iedere 

betrokkene persoonlijk werd uitgenodigd. Op dat 

ogenblik hanteerde de ambassade van de Democratische 

Republiek Congo de term «diplomates fin terme, 

toujours en fonction à l’ambassade». 

Aan de 21 aanwezige personen werd voorgesteld een 

repatriëring op gang te brengen, doch slechts één 

persoon ging daarop in. Nadien werd alle relevante 

informatie aan het departement Binnenlandse Zaken 

doorgespeeld teneinde een eventuele verandering van 

statuut te vergemakkelijken. 

Ik kan dus niet met zekerheid bevestigen, gezien de 

bevoegdheid van het ministerie van Binnenlandse 

Zaken, of de op dat ogenblik illegaal verblijvende 

personeelsleden werden uitgewezen zoniet werden 

geregulariseerd. Ik vermoed trouwens dat er enkelen 

een aanvraag hebben ingediend om de «status van 

politiek vluchteling» te verkrijgen. 

Congo reprenant la liste des agents en fonctions. 

D’une fois à l’autre, ces listes pouvaient diverger. Il 

était assez clair que beaucoup de membres du personnel 

de l’ambassade ne souhaitaient pas rentrer au pays. 

Sur la base de deux notes congolaises reprenant la 

liste des agents rappelés et donnant une estimation du 

coût du rapatriement du personnel rappelé de Bonn et 

de Bruxelles, le cabinet Affaires étrangères de l’époque 

demanda le 2 avril 1998 une note de synthèse à la 

direction du Protocole en vue de disposer d’une liste de 

toutes les personnes de nationalité congolaise jouissant 

d’un statut privilégié en Belgique. C’est la note à laquelle 

l’honorable membre se réfère. 

Cette note a servi de base à une entrevue entre les 

cabinets des Affaires étrangères de l’époque et de 

l’Intérieur. Le but était de rechercher des solutions de 

rechange pour le cas où certains agents ne se conformeraient 

pas à l’ordre de retour venu de Kinshasa, 

entre autres parce qu’ils se sentaient menacés. 

Une lettre fut envoyée au ministre de la Justice pour 

s’informer de l’existence d’éventuels dossiers judiciaires 

à charge de certaines personnes souhaitant rester 

ici. On envisageait par ailleurs la possibilité de fournir 

des billets d’avion à ceux qui souhaitaient partir à bref 

délai. Il n’est cependant pas possible de dire avec certitude 

qui, à ce moment-là, était en séjour illégal. 

À ma connaissance, la direction du Protocole n’a 

délivré à l’époque, dans ce cadre, aucune carte d’identité 

qui n’ait été strictement réglementaire. 

Comme le rappel effectif des «anciens» agents se 

faisait attendre et que d’autre part, il n’entrait plus de 

demandes de renouvellement des cartes d’identité, 

mon prédécesseur a fait organiser une réunion, en mai 

1999, à laquelle tous les intéressés ont été conviés. A ce 

moment, l’ambassade de la République démocratique 

du Congo parlait de «diplomates fin terme, toujours 

en fonction à l’ambassade»! 

Les 21 personnes présentes se sont vu proposer que 

l’on oragnise leur rapatriement, mais une seule accepta 

cette proposition. Toutes les informations pertinentes 

ont ensuite été transmises au ministère de l’Intérieur 

afin de faciliter une éventuelle modification de statut. 

La question étant du ressort du ministère de l’Intérieur, 

je ne peux pas confirmer avec certitude, qu’à ce 

moment-là les membres du personnel qui séjournaient 

illégalement fûrent expulsés ou bien régularisés. Je 

pense cependant que certains ont introduit une 

demande de statut «d’asile politique». 


QRVA 50 106 12387 

15 - 01 - 2002 

Wat mijn departement betreft kan ik u anderzijds 

wel inlichten dat er een aantal «ex-diplomaten» door 

het nieuwe regime werden «gerehabiliteerd». Deze 

personen zijn thans terug officiëel in functie en verkregen 

van de directie Protocol een nieuwe identiteitskaart. 

Tot slot kan ik u nog mededelen dat de directie 

Protocol in dit kader nooit een identiteitskaart heeft 

aangemaakt of hernieuwd zonder de gebruikelijke 

diplomatieke nota van de ambassade van de Democratische 

Republiek Congo. Sinds één jaar wordt er daarnaast 

ook steeds een nieuw diplomatiek paspoort, aangemaakt 

in Kinshasa, geëist vooraleer een identiteitskaart 

uitgereikt wordt en daarenboven wordt nog eens 

aan het Congolese ministerie van Buitenlandse Zaken, 

bevestiging gevraagd van de affectie in Brussel via de 

Belgische ambassade te Kinshasa. 

Ik heb geen weet van dergelijke uitzonderlijke situatie 

bij andere diplomatieke of consulaire missies. 

Ik heb recentelijk een aantal bijkomende maatregelen 

getroffen om misverstanden dienaangaande te 

vermijden. Zo zal de directie Protocol naar de toekomst 

minder vlug een einde stellen aan het speciale 

statuut van een betrokkene wanneer er geen absolute 

zekerheid is over zijn beëindiging van functies. Anderzijds 

werd, om eventuele misbruiken in te dijken, de 

geldigheidstermijn van de uitgereikte identiteitskaarten 

sterk beperkt om te beletten dat een niet meer officiëel-in-functiezijnd 

personeelslid zich nog ogenschijnlijk 

legaal binnen de Schengenruimte vrij kan verplaatsen. 


Volksgezondheid en Leefmilieu 

Pour ce qui concerne mon département je peux vous 

informer qu’un nombre d’«ex-diplomates» ont été 

réhabilités par le nouveau régime. Ces personnes sont 

actuellement à nouveau en fonction et ont obtenu une 

nouvelle carte d’identité de la direction du Protocole. 

Enfin, je puis encore vous faire savoir que la direction 

du Protocole n’a jamais, dans ce cadre, établi ou 

délivré une carte d’identité sans avoir reçu la note 

diplomatique d’usage de l’ambassade la République 

démocratique du Congo. Depuis un an, mes services 

exigent en outre systématiquement un nouveau passeport 

diplomatique, établi à Kinshasa, avant de délivrer 

une carte d’identité; qui plus est, ils demandent encore 

au ministère congolais des Affaires étrangères, via 

notre ambassade à Kinshasa, de confirmer l’affectation 

de l’agent à Bruxelles. 

Je n’ai pas de connaissance d’une telle situation 

exceptionnelle similaire auprès d’autres missions 

diplomatiques ou consulaires. 

J’ai récemment pris un certain nombre de mesures 

supplémentaires pour éviter des malentendus. Ainsi la 

direction du Protocole annulera moins vite le statut 

privilégié d’un intéressé si elle n’a pas de certitude 

absolue quant à sa cessation de fonction. D’autre part, 

afin d’éviter d’éventuels abus, la validité des cartes 

d’identité émises a été fortement réduite, pour empêcher 

qu’un membre du personnel, qui n’est plus officiellement 

en fonction, puisse encore se déplacer en 

apparence légalement dans l’espace Schengen. 



Consumentenzaken Protection de la consommation 

DO 2001200200046 DO 2001200200046 

Vraag nr. 106 van de heer Claude Eerdekens van 

21 november 2001 (Fr.): 

Question n o 106 de M. Claude Eerdekens du 

21 novembre 2001 (Fr.): 

Etikettering van mineraalwater. Étiquetage des eaux minérales. 

Volgens Test Gezondheid (nr. 45 van oktobernovember 

2001) zou de etikettering van bepaalde soorten 

mineraalwater vrij summier zijn. De exacte 

samenstelling en het gehalte van de diverse mineralen 

worden vaak onvermeld gelaten. 

Selon Test Santé (n o 45, d’octobre-novembre 2001) 

l’étiquetage de certaines eaux minérales serait assez 

sommaire. Les compositions exactes et les teneurs des 

différents minéraux ne sont pas toujours mentionnées. 


12388 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

Sommige merken deinzen zelfs niet voor misleidende 

verklaringen zoals de bewering dat het drinken 

van een met calcium verrijkt mineraalwater de consumptie 

van melkproducten zou kunnen vervangen. 

1. Welke bepalingen regelen het etiketteren van 

mineraalwater? 

2. Welke controles worden uitgevoerd om zowel de 

samenstelling als het gehalte van de diverse mineralen 

na te gaan? 

3. Hoe te verklaren dat sommige etiketten onterecht 

medische eigenschappen toeschrijven aan mineraalwater? 

Antwoord: Ik heb de eer het geachte lid het 

volgende mee te delen. 

1. De etikettering van mineraalwater wordt geregeld 

door twee koninklijke besluiten: 

— in het algemeen door het koninklijk besluit van 

13 september 1999 betreffende de etikettering van 

voorverpakte voedingswaren; 

— meer specifiek door het koninklijk besluit van 

8 februari 1999, betreffende de natuurlijke mineraalwaters 

en bronwaters (artikelen 7, 8, 9 en 10). 

Deze twee koninklijke besluiten vormen de omzetting 

van Europese richtlijnen. 

2. De samenstelling en de hoeveelheid aan verschillende 

mineralen worden gecontroleerd bij het indienen 

van een dossier met een aanvraag tot het in de handel 

brengen van een natuurlijk mineraalwater. 

— De blijvende chemische samenstelling van het 

water moet bewezen worden door twee series analyses 

die moeten uitgevoerd worden op twee stalen die 

genomen werden met een interval van acht dagen, de 

ene uitgevoerd in de lente en de andere in de herfst. 

— Een serie verificatie-analyses (microbiologisch 

en chemisch) wordt uitgevoerd, op kosten van de aanvrager, 

door een laboratorium erkend door de Algemene 

Eetwareninspectie. 

— Het dossier moet eveneens bewijzen bevatten dat 

de maatregelen die de bron en de grondwaterspiegel 

moeten beschermen, genomen zijn en dat de adequate 

controle wordt voorzien zodat de samenstelling constant 

blijft gedurende de tijd bepaald door artikel 2 

van het koninklijk besluit van 8 februari 1999. 

De samenstelling en de hoeveelheid aan verschillende 

mineralen worden eveneens gecontroleerd in het 

kader van jaarlijkse programma’s. Het gaat in principe 

om 150 tot 200 stalen per jaar. De jaarlijkse programma’s 

worden uitgevoerd ofwel per doelgroep, 

ofwel via globale surveillance, ofwel na een incident 

En outre, certaines marques n’hésitent pas à utiliser 

des allégations trompeuses comme celle qui laisse 

entendre, par exemple, que la consommation d’une 

eau enrichie en calcium pourrait remplacer la consommation 

de produits laitiers. 

1. Quelles sont les dispositions qui régissent 

l’étiquetage des eaux minérales? 

2. Quels sont les contrôles effectués pour vérifier la 

composition et la teneur des différents minéraux? 

3. Comment est-il possible que certaines étiquettes 

comportent manifestement des médications mensongères? 

Réponse: J’ai l’honneur de communiquer à l’honorable 

membre ce qui suit. 

1. L’étiquetage des eaux minérales est régi par deux 

arrêtés royaux: 

— en règle générale par l’arrêté royal du 

13 septembre 1999 relatif à l’étiquetage des denrées 

alimentaires préemballées; 

— de façon plus spécifique par l’arrêté royal du 

8 février 1999 concernant les eaux minérales naturelles 

et les sources (articles 7, 8, 9 et 10). 

Ces deux arrêtés royaux constituent la transposition 

de directives européennes. 

2. La composition et la teneur des différents minéraux 

sont contrôlées lors de l’introduction du dossier 

de demande d’autorisation de mise dans le commerces 

d’eau minérale naturelle. 

— La constance de la composition chimique de 

l’eau doit être prouvée par deux séries d’analyses 

portant chacune sur deux échantillons prélevés à huit 

jours d’intervalle, l’une faite au printemps et l’autre en 

automne. 

— Une série d’analyses de vérification (microbiologie 

et chimie) est réalisée, au frais du requérant, par un 

laboratoire agréé par l’Inspection générale des denrées 

alimentaires. 

— Le dossier doit également apporter les preuves 

que les mesures notamment de protection de la source 

et de la nappe aquifère, sont prises et que le contrôle 

adéquat pour que la composition reste constante dans 

le temps conformément à l’article 2 de l’arrêté royal du 

8 février 1999 soit prévu. 

La composition et la teneur des différents minéreaux 

sont également contrôlées lors de contrôles analytiques 

effectués dans le cadre des programmations 

annuelles. Il s’agit en principe de 150 à 

200 échantillons par an. Les programmations annuelles 

sont réalisées soit de manière ciblée, soit en surveil- 


QRVA 50 106 12389 

15 - 01 - 2002 

dat volgens de reglementering aan de autoriteiten 

wordt gemeld. 

3. In principe zijn de enige toegelaten verklaringen 

van het type «gezondheid» diegene die beschreven 

staan in bijlage VI van het koninklijk besluit van 

8 februari 1999. Deze regels worden door de Belgische 

producenten goed gerespecteerd. Een aantal overtredingen 

werden opgemerkt bij de etikettering van 

natuurlijke mineraalwaters afkomstig uit andere lidstaten. 

Deze overtredingen worden meegedeeld aan de 

controle-autoriteiten van de betrokken lidstaten. 

DO 2001200200365 DO 2001200200365 

Vraag nr. 107 van de heer Jan Eeman van 21 december 

2001 (N.): 

lance globale, soit encore lors d’un incident communiniqué 

à l’autorité conformément à la réglementation. 

3. En principe, les seules allégations de type 

«santé» autorisées sont celles figurant à l’annexe VI 

de l’arrêté royal du 8 février 1999. Ces règles sont bien 

respectés par les producteurs belges. Certaines nonconformités 

sont observées dans l’étiquettage d’eaux 

minérales naturelles en provenance d’autres États 

membres. Ces non-conformités sont signalées aux 

autorités de contrôle des États membres concernés. 

Question n o 107 de M. Jan Eeman du 21 décembre 

2001 (N.): 

«Positieve Kredietcentrale». Centrale de crédits positive. 

De wet van 10 augustus 2001 betreffende de Centrale 

voor kredieten aan particulieren voorziet in de 

realisatie van de «Positieve Kredietcentrale». 

Met een dergelijk systeem worden alle verleende 

kredieten, ongeacht betalingsproblemen, centraal geregistreerd 

en wordt de kredietverstrekker geresponsabiliseerd 

wanneer hij toch onhaalbare kredieten toelaat. 

Bedoeling van deze gegevensbank is een preventief 

instrument te kunnen zijn om schuldenlast te voorkomen: 

kredietverstrekkers dienen immers deze centrale 

te raadplegen alvorens een krediet toe te kennen 

en een beoordeling te maken over de verdere draagkracht 

van de kredietvrager. 

La loi du 10 août 2001 relative à la Centrale des 

crédits aux particuliers prévoit la création d’une 

centrale de crédits positive. 

Cette centrale doit permettre de procéder à 

l’enregistrement centralisé de l’ensemble des crédits 

octroyés, qu’il se pose ou non des problèmes de paiement 

et de responsabiliser le prêteur lorsqu’il autorise 

des crédits excessifs. Cette banque de données doit 

servir d’instrument de prévention de l’endettement. En 

effet, tout prêteur sera tenu de consulter la centrale 

avant d’octroyer un crédit et d’évaluer les possibilités 

financières du demandeur de crédit. 

Wanneer zal deze centrale operationeel zijn? Quand cette centrale sera-t-elle opérationnelle? 

Antwoord: Ik heb de eer het geachte lid mee te 

delen dat deze vraag niet behoort tot mijn bevoegdheid 

maar tot de minister van Economie en Wetenschappelijk 

Onderzoek, belast met het Grootstedenbeleid. 

(Vraag nr. 242 van 14 januari 2002.) 

DO 2001200200366 DO 2001200200366 


2001 (N.): 


membre que cette question ne relève pas de ma 

compétence, mais bien de celle du ministre de 

l’Économie et de la Recherche scientifique, chargé de 

la Politique des grandes villes. (Question n o 242 du 

14 janvier 2002.) 

Question n o 108 de M. Jan Eeman du 21 décembre 

2001 (N.): 

Invordering van schulden. — Incassobureaus. Recouvrement de dettes. — Bureaux d’encaissement. 

Het is bekend dat sommige incassobureaus er laakbare 

praktijken op nahouden. 

Vaak worden de financieel zwakkeren van onze 

maatschappij geconfronteerd met incassobureaus die 

intimidatietechnieken gebruiken, die dreigen met 

L’on sait que certains bureaux d’encaissement pratiquent 

des méthodes répréhensibles. 

Les personnes économiquement faibles de notre 

société sont souvent confrontées à des bureaux 

d’encaissement qui recourent à des techniques 


1590

12390 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

maatregelen waarvoor ze niet bevoegd zijn en kosten 

aanrekenen waarop ze geen enkele aanspraak kunnen 

maken. 

1. Welke maatregelen worden genomen ten opzichte 

van deze wansmakelijke praktijken van incassobureaus? 

2. Liepen de verantwoordelijken van sommige 

bureaus in dit verband veroordelingen op? 

3. Kan u een lijst van de bestaande incassobureaus 

meedelen? 


delen dat deze vraag niet behoort tot mijn bevoegdheid 

maar tot de minister van Economie en Wetenschappelijk 

Onderzoek, belast met het Grootstedenbeleid. 

(Vraag nr. 243 van 14 januari 2002.) 

d’intimidation, menacent de prendre des mesures pour 

lesquelles ils ne sont pas compétents et imputent des 

frais auxquels ils ne peuvent prétendre. 

1. Quelles mesures prend-on contre les pratiques 

douteuses des bureaux d’encaissement? 

2. Les responsables de certains bureaux ont-ils été 

condamnés à cet égard? 

3. Pouvez-vous fournir une liste des bureaux 

d’encaissement existant? 


membre que cette question ne relève pas de ma 

compétence, mais bien de celle du ministre de 

l’Économie et de la Recherche scientifique, chargé de 

la Politique des grandes villes. (Question no 243 du 

14 janvier 2002.) 

Volksgezondheid Santé publique 

DO 2001200200042 DO 2001200200042 

Vraag nr. 365 van de heer Yves Leterme van 17 oktober 

2001 (N.): 

Question n o 365 de M. Yves Leterme du 17 octobre 

2001 (N.): 

Controle van dieren in de natuurgebieden. Contrôle des animaux dans les zones naturelles. 

Zowel door het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 

afdeling Natuur, als door de VZW 

Natuurreservaten worden in de natuurgebieden 

Schotse hoogland runderen, Galloway’s Schotse 

runderen, Shetland-pony’s, alsook schapen en ezels 

ingezet met de bedoeling de vegetatie in de natuurgebieden 

in evenwicht te houden. 

Het valt onder de bevoegdheid van de minister van 

Volksgezondheid om toe te zien dat deze dieren op de 

wettelijke manier gecontroleerd worden. 

1. Hoe frequent worden deze dieren door de dierenarts 

gecontroleerd? 

2. Worden bij deze dieren de voorziene controles 

op de diergezondheidspolitie uitgevoerd zoals bijvoorbeeld 

de bloedafname voor brucellose onderzoek? 

3. Zijn deze dieren ingeschreven bij één of meerdere 

houders? 

Antwoord: Ik heb de eer de vragen gesteld door het 

geachte lid als volgt te beantwoorden. 

De trend om de vegetatie in natuurgebieden in evenwicht 

te houden door ze te laten begrazen door runderen, 

schapen of paarden is mij bekend. 

Wat het veterinair reglementair aspect betreft, 

gelden voor dieren gehouden in natuurgebieden 

Le département Environnement du ministère de la 

Communauté flamande et l’ASBL «Réserves naturelles» 

ont tous deux procédé à l’introduction dans les 

réserves naturelles de bovins des Highlands et de la 

région écossaise de Galloway, des poneys Shetland, 

des moutons et des ânes, dans le but d’y maintenir en 

équilibre la végétation. 

Il appartient au ministre de la Santé publique de 

veiller à ce que ces animaux fassent l’objet d’un 

contrôle légal. 

1. Selon quelle fréquence ces animaux sont-ils 

contrôlés? 

2. Ces animaux font-ils l’objet de mesures de 

contrôle sanitaires comme la prise de sang préalable 

au dépistage de la brucellose? 

3. Ces animaux sont-ils inscrits auprès d’un ou de 

plusieurs propriétaires? 

Réponse: J’ai l’honneur de répondre aux questions 

de l’honorable membre comme suit. 

La tendance de tenir en équilibre la végétation dans 

les parcs naturels en les faisant pâturer par des bovins, 

ovins ou chevaux m’est connue. 

En ce qui concerne la réglementation vétérinaire 

concernant les animaux détenus dans les parcs natu- 


QRVA 50 106 12391 

15 - 01 - 2002 

dezelfde bepalingen als voor dieren gehouden in 

andere veebeslagen. De dieren worden immers gehouden 

door de mens binnen een omheinde entiteit en/of 

staan onder zijn toezicht. Dit zijn enkele essentiële verschilpunten 

met wild in de vrije natuur. 

De uitbatingsvoorwaarden voor dieren in natuurgebieden 

zijn op bepaalde punten verschillend van deze 

voor dieren gehouden in een klassiek veebeslag. 

Het ontbreken van klassieke stallen, het feit dat deze 

dieren minder onderworpen zijn aan dagelijkse verzorging 

door de mens en het feit dat ze bijgevolg niet 

altijd zonder moeite kunnen verzameld worden voor 

inspectie of voor het uitvoeren van profylactische en 

andere ingrepen, zijn daar voorbeelden van. 

Deze verschillen mogen geen verhoogd sanitair 

risico opleveren voor veebeslagen in de buurt. Het is 

daarom begrijpelijk dat men twijfels heeft of vrees 

indien men aan de overkant van de afsluiting nietgeïdentificeerde 

Highland of Galloway kalveren opmerkt. 

1.1. Wat runderen betreft 1.1. Pour les bovins 

Met toepassing van artikel 2, § 1, van het koninklijk 

besluit van 28 februari 1999 houdende bijzondere 

maatregelen van epidemiologisch toezicht op en preventie 

van aangifteplichtige runderziekten is elke verantwoordelijke 

van een veebeslag verplicht een bedrijfsdierenarts 

aan te wijzen. 

De reglementering legt geen vaste frequentie op voor 

het uitvoeren van bedrijfsbezoeken. Er wordt wel 

bepaald wanneer de verantwoordelijke de bedrijfsdierenarts 

moet ontbieden. Dit is verplicht telkens er een 

aankoop of een aankomst van een bedrijfsvreemd rund 

plaatsheeft. Dit is ook verplicht in geval van ziekte, 

vooral bij verdenking van een aangifteplichtige ziekte 

(BSE, brucellose, mond- en klauwzeer, ...). 

Deze verplichtingen gelden eveneens voor runderen 

gehouden in natuurgebieden. Het niet-respecteren van 

deze wetgeving wordt altijd gesanctioneerd. 

rels, les mêmes dispositions que pour les animaux 

détenus dans d’autres troupeaux sont d’application. 

En effet les animaux sont détenus par l’homme à 

l’intérieur d’une entité clôturée et/ou sont sous la 

surveillance de l’homme. Voilà quelques points essentiels 

de différence avec les animaux en pleine nature. 

Les conditions d’exploitation pour les animaux 

dans les parcs naturels sont, sur un certain nombre de 

points, différentes de celles des animaux détenus dans 

un troupeau classique. 

L’absence d’étables classiques, le fait que ces 

animaux sont moins soumis aux soins journaliers de 

l’homme et qu’il n’est donc pas toujours simple de les 

rassembler en vue d’inspections ou d’interventions 

prophylactiques ou autres, en sont des exemples. 

Ces différences ne peuvent en aucun cas augmenter 

les risques sanitaires pour les troupeaux voisins. Il est 

donc facile à comprendre qu’on puisse avoir des 

doutes ou des craintes si on remarque de l’autre côté 

de la clôture, la présence de veaux Highland ou Galloway 

non identifiés. 

En application de l’article 2, § 1er , de l’arrêté royal 

du 28 février 1999 portant des mesures spéciales en vue 

de la surveillance épidémiologique et de la prévention 

des maladies de bovins à déclaration obligatoire, tout 

responsable d’un troupeau bovin est tenu de désigner 

un vétérinaire d’exploitation. 

La réglementation n’impose pas de fréquence particulière 

pour effectuer des visites à l’exploitation. Les 

cas dans lesquels le responsable doit faire appel au 

vétérinaire d’exploitation sont déterminés. C’est obligatoire 

à l’occasion de chaque achat ou introduction 

d’un bovin étranger à l’exploitation. C’est également 

obligatoire en cas de maladie, notament en cas de 

suspicion d’une maladie à déclaration obligatoire 

(ESB, brucellose, fièvre aptheuse, ...). 

Ces obligations sont également d’application pour 

les bovins détenus dans les parcs naturels. Le nonrespect 

de cette législation est toujours sanctionné. 

1.2. Wat de andere diersoorten betreft 1.2. Pour les autres espèces d’animaux 

Er zijn geen wettelijke verplichtingen voor een verantwoordelijke 

van een beslag met schapen, geiten of 

paardachtigen om een schriftelijke overeenkomst te 

sluiten met een bedrijfsdierenarts. De omstandigheden 

voor tussenkomst van de dierenarts bij verdenking van 

een ziekte met aangifteplicht zijn analoog. 

2.1. Wat de runderen betreft 2.1. Pour les bovins 

De controles gebeuren bij aankoop, tijdens de 

winterprofylaxie en bij de ante- en postmortemcontrole 

als de dieren geslacht worden. 

Il n’y a pas d’obligation légale pour un responsable 

d’un troupeau d’ovins, caprins ou d’équidés, d’avoir 

une convention écrite avec un vétérinaire d’exploitation. 

Les circonstances exigeant l’intervention d’un 

vétérinaire en cas de suspicion de maladie à déclaration 

obligatoire sont analogues. 

Les contrôles se font lors de l’introduction, des 

prophylaxies hivernales et à l’occasion des contrôles 

ante- et postmortem lors de l’abattage des animaux. 


12392 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

Als de dieren afkomstig zijn uit een andere lidstaat 

of werden ingevoerd uit een derde land, moeten ze 

beantwoorden aan de voorwaarden van de richtlijn 

64/432/EEG, in het bijzonder vergezeld zijn van een 

geldig gezondheidscertificaat, waarin de identificatie, 

de herkomst en de garanties in verband met tuberculose, 

brucellose en leucose worden vermeld. 

Als de dieren afkomstig zijn van een Belgisch veebeslag 

moeten ze bij aankomst afzonderlijk worden 

gehouden. De bedrijfsdierenarts wordt ontboden voor 

het uitvoeren van het aankooponderzoek dat bestaat 

uit het identificatieonderzoek, een klinisch onderzoek, 

een onderzoek op tuberculose en de staalname voor 

onderzoek op brucellose en leucose. 

Dit geldt ook voor de verplaatsingen van runderen 

van het ene naar het andere natuurreservaat voor 

zover ze als afzonderlijk bedrijf en veebeslag geregistreerd 

zijn. 

Het voornoemde aankooponderzoek moet gebeuren 

in toepassing van: 

— artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 

1999 houdende bijzondere maategelen van epidemiologisch 

toezicht op en preventie van aangifteplichtige 

runderziekten; 

— artikel 43bis van het koninklijk besluit van 

6 december 1978 betreffende de bestrijding van de 

runderbrucellose; 

— artikel 21 van het koninklijk besluit van 16 december 

1991 betreffende de bestrijding van de 

runderleucose; 

— artikel 38 van het koninklijk besluit van 10 mei 

1963 houdende maatregelen ter bestrijding van de 

rundertuberculose. 

Het behoud van de kwalificatie van de veebeslagen 

is gebaseerd op de bepalingen van de drie laatstgenoemde 

reglementeringen. 

Runderen gehouden in natuurgebieden worden 

jaarlijks onderzocht op brucellose. De kwalificatie 

voor runderbrucellose voor deze categorie runderen 

moet gebeuren op basis van een jaarlijkse serologische 

balans van de dieren ouder dan 2 jaar. 

Voor de runderleucose wordt jaarlijks een derde 

van de veestapel onderzocht. België werd bij beschikking 

1999/465/EG officieel vrij van leucose verklaard. 

Voor rundertuberculose tenslotte, wordt een jaarlijkse 

screening uitgevoerd in risicobeslagen. Daarnaast 

worden ze allen onderworpen aan het ante- en 

postmortemonderzoek. 

Si les animaux proviennent d’un autre État membre 

ou s’ils ont été importés d’un pays tiers, ceux-ci 

doivent répondre aux conditions de la directive 

64/432/CEE, notamment être accompagnés d’un certificat 

sanitaire en ordre de validité, mentionnant 

l’identification, l’origine et les garanties en matière de 

tuberculose, de brucellose et de leucose. 

Si les animaux proviennent d’un troupeau belge, ils 

doivent, à leur arrivée, faire l’objet d’un isolement. Le 

vétérinaire d’exploitation est appelé pour effectuer 

l’examen à l’achat. Cet examen comprend un contrôle 

d’identification, un examen clinique, une intradermotuberculination 

et un prélèvement de sang en vue de 

l’examen brucellose et leucose. 

Cette obligation est également d’application pour 

tous les mouvements de bovins d’un parc naturel vers 

un autre parc, pour autant qu’ils soient enregistrés 

comme troupeaux séparés. 

L’examen à l’achat précité doit être effectué en 

application de: 

— l’article 3 de l’arrêté royal du 28 février 1999 

portant des mesures spéciales en vue de la surveillance 

épidémiologique et de la prévention des 

maladies de bovins à déclaration obligatoire; 

— l’article 43bis de l’arrêté royal du 6 décembre 1978 

relatif à la lutte contre la brucellose bovine; 

— l’article 21 de l’arrêté royal du 16 décembre 1991 

relatif à la lutte contre la leucose bovine; 

— l’article 38 de l’arrêté royal du 10 mai 1963 portant 

des mesures en vue de la lutte contre la tuberculose 

bovine. 

Le maintien de la qualification des troupeaux est 

basé sur les dispositions des trois dernières législations 

mentionnées. 

Les bovins détenus dans les parcs naturels sont 

dépistés annuellement pour la brucellose bovine. La 

qualification de cette catégorie de bovins pour la 

burcellose bovine doit se faire sur base d’un bilan sérologique 

de tous les animaux âgés de plus de 2 ans. 

Pour la leucose bovine, un tiers du cheptel national 

est dépisté annuellement. La Belgique est officiellement 

indemne de leucose sur base de la décision 1999/ 

465/CE. 

Enfin pour la tuberculose bovine, un dépistage qui 

cible les troupeaux à risques est organisé annuellement. 

De plus, tous les animaux sont examinés lors de 

l’expertise ante- et postmortem. 

2.2. Voor schapen en geiten 2.2. Pour les ovins et caprins 

Dieren die binnengebracht worden via het intracommunautair 

handelsverkeer moeten voldoen aan de 

Les animaux introduits via les échanges intracommunautaires 

doivent répondre aux dispositions de la 


QRVA 50 106 12393 

15 - 01 - 2002 

bepalingen van richtlijn 91/68/EEG. De lidstaten, 

waaronder België, of deelgebieden die op basis van het 

jaarlijks onderzoek hebben bewezen dt ze vrij zijn van 

schapen- en geitenbrucellose veroorzaakt door brucella 

melitensis worden jaarlijks bij Europese beschikking 

als officieel vrij erkend. De meest recente beschikking 

hierover is beschikking 2001/292/EG. 

3. Het antwoord op deze vraag is voor alle bedrijven 

bevestigend, ook voor bepaalde uitbatingsvormen 

in natuurgebieden. 

In toepassing van de communautaire en nationale 

reglementering moeten die rundveebeslagen en schapen- 

of geitenbeslagen door de bevoegde overheid 

worden geregistreerd. 

De reglementering in verband met identificatie en 

registratie wordt in deze houderijsystemen op dezelfde 

manier toegepast als voor alle andere beslagen. 

In België wordt gewerkt met Sanitel, dit is het informatiesysteem 

voor de registratie van alle veebeslagen. 

Van elk bedrijf wordt de geografische entiteit erkend 

als epidemiologische eenheid. De dieren van dit bedrijf 

vormen het veebeslag. Het beslag kan samengesteld 

zijn uit beslagen van verschillende diersoorten. Per 

beslag (runderen, varkens, schapen/geiten, pluimvee) 

wordt de verantwoordelijke geregistreerd, dit is de 

houder of de eigenaar die gewoonlijk het onmiddellijk 

beheer en toezicht uitoefent. Eenzelfde persoon kan 

verantwoordelijke zijn van meerdere beslagen of van 

de beslagen van verschillende bedrijven. 

Een natuurgebied wordt dus beschouwd als een 

geografische entiteit waarvan de dieren die ertoe behoren 

samen het veebeslag uitmaken. 

3.1. Voor runderen 3.1. Pour les bovins 

Met Sanitel worden alle dieren geïdentificeerd en 

wordt er een permanente inventaris bijgehouden. Voor 

runderen betekent dit dat ze geïdentificeerd zijn met 

oormerk overeenkomstig de Europese verordening 

(EG) nr. 1760/2000 en dat ze in het bezit zijn van een 

individueel paspoort. De bedrijfsverantwoordelijke 

moet een register bijhouden waarin de historiek van 

aankomst en vertrek wordt geactualiseerd. 

In Sanitel zijn van elk beslag tevens de verantwoordelijke 

en de bedrijfsdierenarts geregistreerd. Dit is 

ook het geval voor de natuurgebieden. Elke door de 

inspectiediensten erkende geografische entiteit wordt 

geregistreerd met het sanitelnummer, de verantwoordelijke 

en de bedrijfsdierenarts. 

De eventuele weiden op afstand die gebruikt 

worden door de bedrijven zijn eveneens gekend maar 

zijn niet geregistreerd als afzonderlijke entiteit en veebeslag. 

directive 91/68/CEE. Les États membres, dont la Belgique, 

ou les parties de territoires qui, sur base de 

l’examen annuel, ont prouvé être indemnes de burcellose 

ovine et caprine causée par brucella melitensis, 

sont reconnus officiellement indemnes par décision 

européenne. La plus récente décision à ce sujet est la 

décision 2001/292/CE. 

3. La réponse à cette question est affirmative pour 

toutes les exploitations, y compris pour certains types 

d’exploitation dans les parcs naturels. 

En application de la réglementation conmunautaire 

et nationale, tous les troupeaux bovins, ovins ou 

caprins doivent être enregistrés par l’autorité compétente. 

La réglementation sur l’identification et l’enregistrement 

est d’application pour ces systèmes 

d’élevage aux mêmes conditions que pour tous les 

autres troupeaux. 

En Belgique on utilise Sanitel, le système informatisé 

pour l’enregistrement des troupeaux. L’entité géographique 

de chaque exploitation est reconnue comme 

unité épidémiologique. Les animaux présents constituent 

le troupeau. Le troupeau peut être composé de 

troupeaux de plusieurs espèces animales différentes. 

Un responsable est enregistré par troupeau (bovins, 

porcins, ovins/caprins, volailles), c’est le détenteur ou 

le propriétaire qui exerce habituellement la gestion 

directe et la surveillance. Une même personne peut être 

responsable pour plusieurs troupeaux ou pour les 

troupeaux de différentes exploitaions. 

Un parc naturel doit être considéré comme une 

entité géographique où les animaux qui y sont présents 

constituent le troupeau. 

Au moyen de Sanitel, tous les animaux sont identifiés 

et un inventaire permanent est établi. Tous les 

bovins sont identifiés au moyen de marques auriculaires 

conformes au règlement européen (CE) 

no 1760/2000 et ils sont en possession d’un passeport 

individuel. Le responsable de l’exploitation doit tenir 

à jour un registre reprenant l’historique des arrivées et 

des départs. 

Dans Sanitel, sont également enregistrés, pour 

chaque troupeau, le responsable et le vétérinaire 

d’exploitation. C’est également le cas pour les parcs 

naturels. Chaque entité géographique reconnue par les 

services d’inspection est enregistrée sous un numéro 

Sanitel avec le responsable et le vétérinaire 

d’exploitation. 

Les éventuelles pâtures à distance qui sont utilisées 

par les exploitations sont également connues mais, ne 

sont pas enregistrées comme entité et troupeau 

distinct. 


12394 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

Overtredingen worden opgespoord en gesanctionneerd. 

In overeenstemming met de Europese verordening 

(EG) nr. 1760/2000 wordt hierover bovendien 

jaarlijks gerapporteerd aan de Europese Commissie. 

Les infractions sont recherchées et sanctionnées. En 

outre, en application du règlement européen (CE) 

n o 1760/2000, ceci fait l’objet d’un rapport annuel à la 

Commission européenne. 

3.2. Voor schapen of geiten 3.2. Pour les ovins et les caprins 

De reglementering in verband met het systeem voor 

identificatie en registratie van schapen, geiten en 

hertachtigen is van kracht sinds eind 1996. Hier gelden 

in grote lijnen dezelfde principes als voor runderen. Er 

wordt geen onderscheid gemaakt tussen beslagen 

gehouden in natuurgebieden of andere beslagen. 

Alle beslagen en beslagverantwoordelijken worden 

geregistreerd in Sanitel. Elke nog niet geregistreerde 

houder/verantwoordelijke is verplicht om binnen de 

maand bij het Verbond voor dierenziektenbestrijding 

aangifte te doen van het bestaan van zijn beslag. 

Schapen, geiten en hertachtigen worden vóór ze het 

beslag verlaten individueel geïdentificeerd met officiële 

oormerken die kunnen bekomen worden bij het verbond. 

Bij schapen of geiten gebeurt de identificatie ten 

laatste op de leeftijd van zes maanden. De verantwoordelijke 

houdt bovendien een beslaginventaris bij per 

soort (schapen, geiten of hertachtigen) waarin alle inen 

uitgaande bewegingen, oorsprong en bestemming 

worden vermeld. 

Het verbond beheert en houdt voor zijn grondgebied 

in Sanitel de lijst bij van de verantwoordelijken 

van schapen, geiten- en hertachtigenbeslagen met hun 

naam, adres, totaal aantal schapen, geiten en/of 

hertachtigen die deze in hun bezit hebben en de 

nummers van de afgeleverde erkende oormerken. 

3.3. Voor paardachtigen 3.3. Pour les équidés 

Voor paardachtigen is er geen vergelijkbare reglementering. 

DO 2001200200231 DO 2001200200231 

Vraag nr. 383 van de heer Yves Leterme van 

29 november 2001 (N.): 

Transmissie van medische persoonsgegevens via elektronische 

weg. 

Het internet en de elektronische post zijn niet meer 

uit onze werksfeer weg te denken. Dit is niet anders in 

de medische wereld, waar de mogelijkheid bestaat om 

via elektronische weg medische gegevens te communiceren. 

Het internet heeft evenwel ook zijn schaduwkanten. 

Een technisch probleem, een menselijke fout of kwaad 

opzet kunnen aan de basis liggen van het feit dat medi- 

La réglementation relative au système d’identification 

et d’enregistrement des ovins, caprins et 

cervidés est en vigueur depuis fin 1996. Les mêmes 

principes sont d’application que pour les bovins. On 

ne fait pas de différence entre les troupeaux détenus 

dans un parc naturel ou les autres. 

Tous les troupeaux et responsables de troupeaux 

sont enregistrés dans Sanitel. Tout détenteur/ 

responsable non enregistré est tenu de déclarer 

l’existence de son troupeau auprès de la Fédération de 

lutte contre les maladies des animaux. 

Les ovins, caprins et cervidés doivent être identifiés 

avant de quitter le troupeau, individuellement avec des 

marques auriculaires officielles qu’on peut obtenir 

auprès de la fédération. L’identification des ovins et 

des caprins se fait au plus tard à l’âge de six mois. Le 

responsable est obligé de tenir par espèce (ovins, 

caprins ou cervidés) un registre du troupeau, dans 

lequel toutes les entrées et sorties, les origines et les 

destinations sont mentionnées. 

La fédération gère et tient à jour dans Sanitel la liste 

des responsables de troupeaux d’ovins, de caprins et 

de cervidés de son territoire avec leur nom, adresse, 

nombre total d’ovins et/ou caprins et/ou cervidés détenus 

et numéros de marques auriculaires agréées délivrées. 

Pour les équidés, il n’existe pas de réglementation 

comparable. 

Question n o 383 de M. Yves Leterme du 29 novembre 

2001 (N.): 

Transmission de données médicales personnelles par 

voie électronique. 

Il est devenu inconcevable aujourd’hui de se passer 

d’internet ou du courrier électronique. Il en est de 

même dans le secteur médical, où des données à caractère 

médical peuvent également être transmises par la 

voie électronique. 

Néanmoins, toute médaille a un revers et internet 

n’échappe pas à la règle. Un problème technique, une 

erreur humaine ou un acte de malveillance peut avoir 


QRVA 50 106 12395 

15 - 01 - 2002 

sche gegevens al dan niet ongewild openbaar raken en 

als het ware te grabbel gegooid kunnen worden. 

De vraag dringt zich dan ook op of dergelijke 

communicatie de toetsing met het medisch beroepsgeheim 

kan doorstaan. Dat het medisch beroepsgeheim 

beschouwd moet worden als zijnde van openbaar 

belang maakt deze vraagstelling belangrijk. 

Gelet op de juridische gevolgen die sedert een 

recente wetswijziging in het Burgerlijk Wetboek aan 

een elektronische handtekening gekoppeld kunnen 

worden en tevens rekening houdend met de diverse 

voorstellen die momenteel hangende zijn om de 

patiënt meer en betere rechten te geven onder meer 

inzake zijn medisch dossier, kan de vraag gesteld 

worden of het niet aangewezen is dat naar een sluitende 

wettelijke of reglementaire regeling gezocht 

wordt voor het gebruik van elektronische communicatie 

met betrekking tot medische gegevens, zodat dit op 

de meest veilige manier kan verlopen. 

Dienaangaande zouden diverse systemen bestaan. 

Er is sprake van het dubbel sleutelsysteem of asymmetrisch 

mathematisch systeem dat als het meest veilige 

beschouwd zou kunnen worden. Uiteraard moet er 

ook gewerkt worden met certificatiedienstverleners. 

Dit alles heeft aldus betrekking op de encryptie van 

gegevens en de certificatie van de handtekening, wat 

aldus een dubbele veiligheid zou opleveren. 

1. Is de problematiek van de transmissie van medische 

gegevens via elektronische weg aan de minister 

bekend? 

2. Zo ja, werd er dienaangaande al overleg 

gepleegd met de medische wereld, gezien er ook al 

aanbevelingen uitgebracht werden door enkele provinciale 

ordes? 

3. Hoe kan in deze problematiek het medisch beroepsgeheim 

het best beschermd worden? 

4. Heeft u zicht op de mate van gebruik van het 

internet voor de communicatie van medische gegevens, 

bijvoorbeeld binnen de administraties van de federale 

overheid? 

5. Worden er door de federale administraties 

terzake bepaalde voorschriften in acht genomen, en zo 

ja dewelke? 

6. Werden er dienaangaande al inbreuken, misbruiken 

of problemen gemeld? 



1. Het betreft hier inderdaad een heel belangrijk 

onderwerp, dat geleid heeft tot de oprichting, binnen 

pour conséquence que des données médicales soient, 

volontairement ou non, rendues publiques et, en quelque 

sorte, jetées en pâture. 

On peut dès lors se demander si une telle communication 

est compatible avec le secret médical. La question 

est importante dans la mesure où le secret médical 

doit être considéré comme étant d’intérêt public. 

Vu les suites juridiques que peut entraîner, depuis la 

modification récente du Code civil, l’utilisation d’une 

signature électronique et compte tenu des diverses 

propositions pendantes visant à améliorer les droits du 

patient, entre autres en ce qui concerne le dossier 

médical, il est permis de se demander s’il ne s’indique 

pas de légiférer ou de mettre en place un règlement 

concernant la communication électronique de données 

médicales, afin que cette communication se fasse dans 

les meilleures conditions de sécurité. 

Des systèmes existeraient déjà à cet effet. Il est question 

de cryptage par système à double clé, encore 

appelé système mathématique asymétrique, qui serait 

considéré comme le plus fiable. Évidemment, il 

faudrait aussi envisager l’intervention de prestataires 

de service de certification. Tout ceci est donc en étroite 

liaison avec l’encryption de données et la certification 

de la signature, ce qui doublerait les mesures de 

protection. 

1. La ministre a-t-elle connaissance des problèmes 

liés à la transmission des données médicales par la voie 

électronique? 

2. Dans l’affirmative, a-t-elle déjà consulté à ce 

sujet le secteur médical, étant donné que certains 

ordres provinciaux ont déjà formulé des recommandations 

en la matière? 

3. Quel est le meilleur moyen de protéger le secret 

médical contre les risques inhérents à la transmission 

de données par voie électronique? 

4. Avez-vous une idée de la mesure dans laquelle 

internet est utilisé pour communiquer des données 

médicales, par exemple au sein des administrations du 

gouvernement fédéral? 

5. Les administrations fédérales observent-elles 

certaines consignes en cette matière? Dans l’affirmative, 

lesquelles? 

6. A-t-on déjà signalé à ce sujet des infractions, des 

abus ou des dysfonctionnements? 

Réponse: J’ai l’honneur de porter à la connaissance 

de l’honorable membre les éléments de réponse suivants. 

1. Le sujet abordé par l’honorable membre est 

effectivement d’importance et est une préoccupation 


12396 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

het bestuur van de Gezondheidszorg van de Nationale 

Commissie «Standaarden inzake telematica ten 

behoeve van de sector van de gezondheidszorg». 

Die commissie heeft onder andere als opdracht (uittreksel 

uit het koninklijk besluit tot instelling van de 

commissie) «technische aanbevelingen te geven in verband 

met alle mogelijke aspecten die een weerslag 

kunnen hebben op elektronische communicatie in de 

gezondheidszorg, in het bijzonder in verband met telecommunicatietechnieken, 

beveiliging, opslag van gegevens, 

identificatie van patiënten en coderen van medische 

gegevens, conversies tussen codeersystemen en het 

structureren van de boodschappen» en «voorstellen te 

formuleren en instrumenten aan te reiken om de conformiteit 

met de technische standaarden te kunnen 

testen». 

2. Die commissie, die sinds twee jaar actief is, is 

samengesteld uit experts in medische informatica, zonder 

banden met de industrie, afkomstig uit verschillende 

disciplines (artsen, juristen, ingenieurs) en 

beschikt over mandaten die toegewezen zijn aan vertegenwoordigers 

van de Nationale Orde der geneesheren, 

het RIZIV, de Kruispuntbank voor de sociale 

zekerheid en de Commissie voor de bescherming van 

de persoonlijke levenssfeer. 

3. Voor de communicatie van en de toegang tot 

gezondheidsgegevens via elektronische weg zijn hoogwaardige 

beveiligingscriteria nodig teneinde de privacy 

en het beroepsgeheim te beschermen. Met de 

thans beschikbare technische instrumenten kan het 

vereiste kwaliteitsniveau worden bereikt op voorwaarde 

dat ze op een correcte en professionele manier 

worden geïmplementeerd in een organisatiestructuur 

die zorgt voor de controle van de instrumenten en het 

toezicht op de activiteiten. 

Het wettelijk kader van de elektronische handtekening 

is uiteraard een van de werkmethodes, maar die is 

niet voldoende: elektronisch ondertekende gegevens 

zijn inderdaad niet beschermd tegen indiscrete toegang. 

Zo moet, naast de voor die handtekening 

gebruikte sleutelparen voor assymetrische encryptie, 

nog een ander sleutelpaar worden gebezigd voor de 

encryptie van de overgezonden of opgeslagen gegevens. 

Het toekennen van die sleutelparen is het werk van 

certificatie-autoriteiten. Dat zijn technische dienstverleners 

die elektronische certificaten uitwerken op basis 

van de instructies van de registratie-autoriteiten. 

Die functie van registratie-autoriteit is essentieel 

aangezien ze zorgt voor de functionele link tussen de 

kwalificaties van een actor (in casu een gezondheidswerker) 

en de middelen voor elektronische identificatie 

die hem ter beschikking worden gesteld en die 

bepalend zullen zijn voor zijn rechten en plichten 

qui a mené à la création au sein de l’administration des 

Soins de santé de la Commission nationale «Normes 

en matière de télématique au service du secteur des 

soins de santé». 

Cette commission a, parmi ses missions particulières, 

le devoir de (extraits de l’arrêté royal d’installation) 

«formuler des recommandations techniques 

concernant tous les aspects susceptibles d’avoir une 

influence sur l’échange électronique de données en 

matière de soins de santé, en particulier les techniques 

de télécommunication, la protection, le stockage de 

données, l’identification de patients, le codage de 

données médicales, les conversions entre systèmes de 

codage et la structuration des messages» et de 

«formuler des propositions et de développer des 

instruments afin de pouvoir évaluer leur conformité en 

fonction de normes techniques». 

2. Cette commission, active depuis deux ans, est 

composée d’experts en informatique médicale, indépendants 

par rapport à l’industrie, issus de différentes 

disciplines (médecins, juristes, ingénieurs) et dispose 

de sièges attribués à des représentants du Conseil 

national de l’ordre des médecins, de l’INAMI, de la 

Banque carrefour pour la sécurité sociale et de la 

Commission pour la protection de la vie privée. 

3. Les communications et les accès à des données de 

santé par voie électronique doivent disposer de critères 

de sécurité de haut niveau afin de garantir la protection 

de la vie privée et le respect du secret professionnel. 

Les outils techniques actuellement disponibles 

permettent d’atteindre la qualité demandée pour 

autant qu’ils soient implémentés de manière correcte, 

professionnelle, et dans un cadre organisationnel assurant 

la supervision des outils et la surveillance des activités. 

Le cadre légal de la signature électronique est bien 

sûr une des bases de travail mais il ne suffit pas: des 

données signées électroniquement ne sont en effet pas 

protégées contre les accès indiscrets. Outre les paires 

de clés de cryptage asymétrique utilisées pour cette 

signature, il est ainsi nécessaire d’utiliser une autre 

paire de clés pour l’encryptage des données transmises 

ou stockées. 

L’attribution de ces paires de clé est le fait 

d’autorités de certification, prestataires techniques qui 

élaborent des certificats électroniques selon les instructions 

transmises par les autorités d’enregistrement. 

Cette fonction d’autorité d’enregistrement est essentielle 

car c’est elle qui établit le lien fonctionnel entre 

les qualifications d’un acteur (professionnel des soins 

de santé dans ce cas) et les moyens d’identification 

électronique qui seront mis à sa disposition et qui 

détermineront ses droits et devoirs en matière de 


QRVA 50 106 12397 

15 - 01 - 2002 

inzake communicatie van en toegang tot elektronische 

gezondheidsgegevens. 

Die functie van registratie-autoriteit in de zorgsector 

moet worden waargenomen door een enige en 

betrouwbare coördinatie-instantie. 

Inzake infrastructuur stevent men af op de invoering 

van beveiligde specifieke netwerken (waarvan de 

kenmerken niet afdoende kunnen worden beschreven 

in het kader van dit antwoord: in dat verband lopen 

thans proefprojecten en onderzoeksacties) die worden 

beheerd door plaatselijke telematicaverenigingen 

samen met gezondheidswerkers. De efficiëntie ervan 

zal worden gegarandeerd via een aantal wettelijke criteria 

en de invoering van controleorganen. 

In het specifieke geval van de informatiesystemen in 

de ziekenhuizen plant men, via een wijziging van de 

wet op de ziekenhuizen, de formele instelling van een 

departement medische informatie dat onder meer zal 

zijn belast met de uitwerking en de follow-up van de 

beveiligingsprocedures. 

Ten slotte wordt het advies van de Telematicacommissie 

gevraagd met het oog op de evaluatie van de 

regelmatig opduikende privé-initiatieven (al dan niet 

met commercieel karakter). 

4. Elektronische uitwisseling van gezondheidsgegevens 

is nog niet echt ingeburgerd bij de federale 

administraties voor volksgezondheid. Wij bevinden 

ons immers nog in het stadium van onderzoek en analyse 

van de operationele oplossingen. Daarna zullen te 

gepasten tijde keuzen worden gemaakt die een feilloze 

communicatie en een maximale beveiliging garanderen. 

5. Centralisatie van de functie van registratieautoriteit, 

ontwikkeling van beveiligde specifieke 

netwerken, legalisatie van de beheersstructuren ervan 

in telematicaverenigingen, formele instelling van het 

departement medische informatie in het ziekenhuis en 

technologisch toezicht zijn stuk voor stuk initiatieven 

die ervoor moeten zorgen dat de toekomstige ontwikkelingen 

op een serene manier gebeuren. 

6. Bij ons weten zijn er tot nu toe in de sector geen 

ernstige incidenten geweest. 

DO 2001200200287 DO 2001200200287 

Vraag nr. 385 van de heer Koen Bultinck van 7 december 

2001 (N.): 

Samenstelling Nationale Evaluatiecommissie inzake 

de toepassing van de wetgeving betreffende de zwangerschapsafbreking. 

Bij de wet van 13 augustus 1990 (Belgisch Staatsblad 

van 20 oktober 1990) werd er een Nationale Evaluatie- 

communication et d’accès à des données de santé électroniques. 

Cette fonction d’autorité d’enregistrement dans le 

secteur des soins de santé devrait être assurée par une 

coordination unique et fiable. 

En matière d’infrastructures, une orientation se 

dessine vers la mise en place de réseaux spécifiques 

sécurisés (dont les caractéristiques seraient imparfaitement 

décrites dans le cadre de cette réponse: elles sont 

le fait de projets-pilotes de recherches-actions en 

cours) gérées par des associations télématiques locales, 

cogérées par des prestataires de soins de santé, dont 

l’efficacité sera garantie par un certain nombre de 

critères légaux et l’instauration d’organes de surveillance. 

Dans le cas particulier des systèmes d’information 

hospitaliers, la formalisation d’un département d’information 

médicale dont une des fonctions sera la définition 

et le suivi des procédures de sécurité est prévue 

par le biais d’un projet de modification de la loi sur les 

hôpitaux. 

Enfin, les avis de la Commission télématique sont 

sollicités afin de pouvoir évaluer les initiatives privées 

(associatives ou commerciales) qui apparaissent régulièrement. 

4. L’échange de données de santé par voie électronique 

n’est pas encore une réalité quotidienne au niveau 

des administrations fédérales qui ont la santé publique 

dans leurs attributions car nous en sommes au stade de 

l’étude et de l’analyse des solutions opérationnelles 

afin de faire, le temps voulu, des choix qui garantiront 

des communications sans brèches et qui atteindront un 

niveau de sécurité maximal. 

5. Centralisation de la fonction d’autorité d’enregistrement, 

développement de réseaux spécifiques 

sécurisés, légalisation de leurs structures de gestion en 

associations télématiques, formalisation du département 

d’information médicale à l’hôpital et veille 

technologique sont donc les réponses proposées afin 

d’assurer que les développements ultérieurs se fassent 

avec sérénité. 

6. À notre connaissance, il n’y a pas eu jusqu’ici de 

grave incident dans le secteur. 

Question no 385 de M. Koen Bultinck du 7 décembre 

2001 (N.): 

Composition de la Commission nationale d’évaluation 

chargée d’évaluer l’application de la législation relative 

à l’interruption de grossesse. 

Par loi du 13 août 1990 (Moniteur belge du 20 octobre 

1990), une Commission nationale a été créée afin 


1591

12398 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

commissie inzake de toepassing van de wetgeving 

betreffende de zwangerschapsafbreking ingesteld. De 

leden van de commissie worden bij een in Ministerraad 

overlegd koninklijk besluit benoemd uit een 

dubbele lijst, voorgedragen door de Senaat, en voor 

een termijn van vier jaar die kan worden verlengd. Er 

worden tevens plaatsvervangende leden benoemd. Om 

de twee jaar, en de eerste keer tegen 31 augustus 1992, 

dient de Nationale Evaluatiecommissie ten behoeve 

van het Parlement een verslag op te stellen over de 

toepassing van de wetgeving betreffende de zwangerschapsafbreking. 

De Nationale Evaluatiecommissie werd voor het 

eerst samengesteld bij het koninklijk besluit van 4 juli 

1991 (Belgisch Staatsblad van 16 juli 1991). Zij werd 

laattijdig hernieuwd bij het koninklijk besluit van 

16 september 1996 (Belgisch Staatsblad van 5 oktober 

1996) dat met terugwerkende kracht uitwerking kreeg 

met ingang van 4 juli 1995. In het Belgisch Staatsblad 

verscheen recentelijk tot driemaal toe tevergeefs een 

oproep tot de kandidaten voor een mandaat van lid 

van de Nationale Evaluatiecommissie, namelijk op 

12 mei 2001, op 6 juli 2001 en op 23 augustus 2001. 

Een vierde oproep verscheen in het Belgisch Staatsblad 

van 23 oktober 2001. De kandidaatstellingen dienden 

uiterlijk op 30 november 2001 aan de voorzitter van de 

Senaat te worden gericht. 

1. Wat is de reden voor de laattijdige publicatie van 

de oproep tot de kandidaten in het Belgisch Staatsblad, 

terwijl de vorige Nationale Evaluatiecommissie wettelijk 

gezien ophield zitting te hebben op 4 juli 1999? 

2. 

a) Wat is de reden voor het feit dat de oproep tot de 

kandidaten tot vier keer toe in het Belgisch Staatsblad 

verschenen is? 

b) Is dit te wijten aan een gebrek aan kandidaten, dan 

wel aan de ongeschiktheid van de kandidaten die 

zich aandienden? 

3. 

a) Wat was het resultaat van de vierde oproep? 

b) Welke maatregelen zullen er genomen worden om 

de Nationale Evaluatiecommissie alsnog wettelijk 

samen te stellen? 

4. 

a) Zal het koninklijk besluit tot benoeming van de 

nieuwe leden van de Nationale Evaluatiecommissie 

met ingang van 4 juli 1999 uitwerking hebben? 

b) Is het retroactieve karakter van dergelijke benoemingsbesluiten 

wettelijk? 

5. 

a) Wie moet er beschouwd worden als auteur van het 

rapport ten behoeve van het Parlement over de 

periode van 1 januari 1998 tot en met 31 december 

1999, dat op 31 augustus 2000 in de Senaat werd 

ingediend? 

d’évaluer l’application de la législation relative à 

l’interruption de grossesse. Les membres de la 

Commission sont nommés par arrêté royal délibéré en 

conseil des ministres sur la base d’une double liste 

présentée par le Sénat et pour un délai de quatre ans 

qui peut être prolongé. Il est procédé en même temps à 

la nomination de membres suppléants. Tous les deux 

ans, la Commission nationale d’évaluation est tenue 

vis-à-vis du Parlement de rédiger un rapport sur 

l’application de la législation relative à l’interruption 

volontaire de grossesse. La première fois, elle a dû 

remettre ce rapport pour le 31 août 1992. 

La Commission nationale d’évaluation a été constituée 

pour la première fois par arrêté royal du 4 juillet 

1991 (Moniteur belge du 16 juillet 1991). Elle a été 

renouvelée tardivement par arrêté royal du 16 septembre 

1996 (Moniteur belge du 5 octobre 1996), lequel a 

sorti ses effets rétroactivement à partir du 4 juillet 

1995. Au Moniteur belge a été récemment publié à 

trois reprises, mais en vain, un appel aux candidats 

pour un mandat de membre de la Commission nationale 

d’évaluation, à savoir le 12 mai 2001, le 6 juillet 

2001 et le 23 août 2001. Un quatrième appel a paru au 

Moniteur belge du 23 octobre 2001. Les candidatures 

devaient être adressées au président du Sénat le 

30 novembre 2001 au plus tard. 

1. Pour quelle raison l’appel aux candidats a-t-il été 

publié tardivement au Moniteur belge alors que la 

précédente Commission nationale d’évaluation a légalement 

cessé de se réunir le 4 juillet 1999? 

2. 

a) Comment se fait-il que l’appel aux candidats ait 

été publié à pas moins de quatre reprises au Moniteur 

belge? 

b) Est-ce dû à un manque de candidats ou à 

l’inaptitude des candidats qui se sont présentés? 

3. 

a) Qu’a donné le quatrième appel? 

b) Quelles mesures seront-elles prises pour tenter, une 

dernière fois de constituer légalement la Commission 

nationale d’évaluation? 

4. 

a) L’arrêté royal portant nomination des nouveaux 

membres de la Commission nationale d’évaluation 

sortira-t-il ses effets à partir du 4 juillet 1999? 

b) La rétroactivité de ces arrêtés de nomination estelle 

légale? 

5. 

a) Qui doit être considéré comme l’auteur du rapport 

destiné au Parlement et couvrant la période du 

1er janvier 1998 au 31 décembre 1999 inclus, et qui 

a été déposé au Sénat le 31 août 2000? 


QRVA 50 106 12399 

15 - 01 - 2002 

b) Is dit de vorige Nationale Evaluatiecommissie, 

waarvan het mandaat krachtens de wet van 

13 augustus 1990 op 4 juli 1999 verstreken is, dan 

wel — met terugwerkende kracht — de nieuwe 

Evaluatiecommissie? 

6. Bestaat er op dit ogenblik al dan niet een 

vacuüm? 

Antwoord: In antwoord op zijn vraag kan ik het 

geachte lid het volgende meedelen. 

Eerst en vooral, is het vanzelfsprekend dat zolang de 

Senaat de nieuwe leden van de Nationale Evaluatiecommissie 

niet heeft voorgedragen, en alsook de 

Ministerraad niet is overgegaan tot het goedkeuren 

van het koninklijk besluit betreffende de samenstelling 

van de Nationale Evaluatiecommissie, de bestaande 

samenstelling van de huidige commissie geldig blijft. 

Wat betreft, meer in het bijzonder, de vragen in verband 

met de benoeming van de nieuwe leden van de 

commissie, kan ik u melden dat dit tot de bevoegdheid 

van de Senaat en/of de Ministerraad behoort. 

DO 2001200200314 DO 2001200200314 

Vraag nr. 386 van de heer Willy Cortois van 11 december 

2001 (N.): 

Europees Parlement. — Richtlijn op de productie, 

presentatie en verkoop van tabaksproducten. 

In mei 2001 heeft het Europees Parlement een verzoeningsvoorstel 

voor de richtlijn op de productie, 

presentatie en verkoop van tabaksproducten goedgekeurd. 

Gezondheidsoverwegingen hebben nu voorrang 

gekregen zowel bij de parlementsleden als bij de 

Europese Commissie. 

Er kan nu overgegaan worden tot een volledige 

harmonisatie van de regelgevingen van de lidstaten. 

De nieuwe richtlijn beoogt bestaande afwijkingen 

tussen wetgevende, administratieve en regelgevende 

beschikkingen van de lidstaten ongedaan te maken en 

de goede werking van de interne markt te verzekeren. 

Ook zijn er verschillen wat betreft het teer-, nicotineen 

koolmonoxidegehalte. Deze belemmeringen van de 

markt zullen dus opgeheven worden. 

Zelfs al is het Europees Parlement er niet in geslaagd 

de additieven te doen verbieden die een hogere graad 

van verslaving bevorderen, toch zullen de lidstaten 

vanaf 31 december 2002 de tabaksproducenten en 

-invoerders kunnen verplichten om elk jaar een lijst 

b) L’auteur est-il la Commission nationale d’évaluation 

précédente, dont le mandat a expiré le 4 juillet 

1999 en vertu de la loi du 13 août 1990, ou, 

rétroactivement, la nouvelle Commission d’évaluation? 

6. Y a-t-il ou non, actuellement, un vide juridique? 

Réponse: En réponse à sa question, j’ai l’honneur 

de communiquer à l’honorable membre ce qui suit. 

Tout d’abord, et en règle générale, il va de soi que 

tant que le Sénat n’a pas procédé à la présentation de 

nouveaux membres de la Commission nationle 

d’évaluation, et que ceux-ci n’ont pas été nommés par 

arrêté royal délibéré en Conseil des ministres, 

l’ancienne composition de la commission précitée reste 

valable. 

Pour ce qui concerne plus particulièrement les questions 

relatives à la nomination des prochains membres 

de la Commission nationale d’évaluation, celles-ci 

sont donc de la compétence du Sénat et/ou du Conseil 

des ministres. 

Question no 386 de M. Willy Cortois du 11 décembre 

2001 (N.): 

Parlement européen. — Directive sur la fabrication, la 

présentation et la vente des produits du tabac. 

En mai 2001, le Parlement européen a adopté une 

proposition de conciliation concernant la directive sur 

la fabrication, la présentation et la vente des produits 

du tabac. Tant les parlementaires que la Commission 

européenne donnent désormais la priorité aux considérations 

sanitaires. 

Il peut à présent être procédé à l’harmonisation 

complète des réglementations en vigueur dans les différents 

États membres. 

La nouvelle directive tend à supprimer les divergences 

existantes entre les dispositions législatives, administratives 

et réglementaires des États membres et à 

assurer le bon fonctionnement du marché intérieur. 

On observe également des différences concernant la 

teneur en goudron, en nicotine et en monoxyde de 

carbone autorisée dans chaque État membre. Ces 

entraves au bon fonctionnement du marché vont donc 

être levés. 

Même si le Parlement européen n’a pas réussi à 

interdire les additifs favorisant un haut degré de 

dépendance, les États membres pourront toutefois, à 

partir du 31 décembre 2002, obliger les fabricants et 

importateurs de produits du tabac à leur fournir 


12400 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

van ingrediënten en gebruikte hoeveelheden mee te 

delen. Ook moet de reden opgegeven waarom die 

additieven in hun producten worden verwerkt. Tevens 

moeten toxicologische gegevens worden bezorgd over 

deze ingrediënten en hun bijzondere effecten op de 

gezondheid en de verslaving. 

1. Werd er door de administratie van Volksgezondheid 

reeds uitwerking gegeven aan deze nieuwe Europese 

richtlijn over de tabaksproducten om tijdig informatie 

in te zamelen? 

2. Werden reeds onderrichtingen overgemaakt aan 

de betrokken producenten voor het aanbrengen van 

diverse waarschuwingen op de verpakkingen van de 

tabaksproducten? 

3. Welke bijkomende waarschuwingen, die de lidstaten 

afzonderlijk kunnen opleggen- in de vorm van 

kleurenfoto’s of andere illustraties — werden reeds in 

overweging genomen? 



1. De richtlijn 2001/37/EG van het Europees Parlement 

en de Raad van 5 juni 2001 betreffende de onderlinge 

aanpassing van de wettelijke en bestuursrechterlijke 

bepalingen van de lidstaten inzake de productie, 

de presentatie en de verkoop van tabaksproducten 

wordt heden omgezet in Belgisch recht (wijziging van 

het koninklijk besluit van 13 augustus 1990 betreffende 

het fabriceren en het in de handel brengen van 

producten op basis van tabak en soortelijke producten). 

Het ontwerp koninklijk besluit is op 21 december 

2001 door de Ministerraad goedgekeurd. Na advies 

van de Raad van State (versnelde procedure) zal het 

aan de Koning ter ondertekening worden voorgelegd. 

Wij verwachten dat dit koninklijk besluit in de maand 

maart-april in het Belgisch Staatsblad zal worden 

gepubliceerd zodat we tijdig (vóór 30 september 2002) 

aan de omzettingsverplichtingen zullen voldaan 

hebben. 

Dit ontwerp koninklijk besluit voorziet dat de eerste 

kennisgeving van de samenstelling en de toxicologische 

gegevens van de reeds in de handel zijnde 

tabaksproducten uiterlijk op 31 december 2002 dient 

te gebeuren. 

De administratie (Eetwareninspectie) zal in samenwerking 

met de tabaksindustrie de praktische procedure 

van deze notificatie gedurende de eerste helft van 

2002 uitwerken. Waardoor deze notificaties op een 

uniforme wijze kunnen worden ingediend wat de verdere 

verwerking zal vereenvoudigen. 

2. Wij hebben de tabaksindustrie reeds op de 

hoogte gebracht van de nieuwe eisen met betrekking 

chaque année une liste des ingrédients et quantités 

utilisés. Ces fabricants et importateurs devront également 

justifier l’incorporation d’additifs dans leurs 

produits et fournir des informations de nature toxicologique 

sur ces ingrédients ainsi que sur les effets particuliers 

qu’ils peuvent exercer sur la santé et en matière 

de dépendance. 

1. L’administration de la Santé publique s’est-elle 

déjà conformée à cette nouvelle directive européenne 

afin de collecter en temps opportun les informations 

requises? 

2. Les fabricants concernés ont-ils déjà reçu des 

instructions concernant l’impression de divers avertissements 

sur les emballages des produits du tabac? 

3. Des avertissements supplémentaires, que par 

chaque État membre peut imposer distinctement — 

sous la forme de photos en couleurs ou d’autres illustrations 

— ont-ils déjà été envisagés? 

Réponse: J’ai l’honneur d’informer l’honorable 

membre de ce qui suit. 

1. La directive 2001/37/CE du Parlement européen 

et du Conseil du 5 juin 2001 relative au rapprochement 

des dispositions législatives, réglementaires et administratives 

des États membres en matière de fabrication, 

de présentation et de vente des produits du tabac vient 

d’être transposée en droit belge (modification de 

l’arrêté royal du 13 août 1990 relatif à la fabrication et 

à la mise dans le commerce de produits à base de tabac 

et de produits similaires). 

Le projet d’arrêté royal a été approuvé par le 

Conseil des ministres du 21 décembre 2001. Après avis 

du Conseil d’État (procédure accélérée), il sera 

présenté à la signature du Roi. Nous attendons la 

publication de cet arrêté royal au Moniteur belge en 

mars-avril, de sorte que nous satisferons à temps aux 

obligations de transposition (avant le 30 septembre 

2002). 

Ce projet d’arrêté royal prévoit que la première 

notification de la composition et des données toxicologiques 

des produits du tabac déjà dans le commerce, 

doit avoir lieu au plus tard le 31 décembre 2002. 

L’administration (Inspection des denrées alimentaires) 

élaborera de concert avec l’industrie du tabac la 

procédure pratique de cette notification dans le 

courant de la première moitié de 2002. Ce faisant, les 

notifications pourront être introduites de manière 

uniforme, ce qui en simplifiera le traitement ultérieur. 

2. Nous avons d’ores et déjà informé l’industrie du 

tabac des nouvelles exigences en matière d’étiquetage 


QRVA 50 106 12401 

15 - 01 - 2002 

tot de etikettering en samenstelling van tabaksproducten. 

Zo hebben wij onder meer aangegeven dat de 

algemene waarschuwing tenminste 35 % van de oppervlakte 

van de voorzijde en de bijkomende waarschuwing 

tenminste 50 % van de oppervlakte van de 

achterzijde moet beslaan. In overeenkomst met de 

interpretatie van de Europese Commissie dienen deze 

waarschuwingen nog additioneel te worden omgeven 

door een zwarte kader met een breedte van 3 à 4 mm. 

3. De Europese Commissie moet tegen 31 december 

2002 regels vaststellen inzake het gebruik van foto’s of 

illustraties die de waarschuwingen kunnen vervangen. 

Na deze Europese beslissing kunnen wij pas initiativen 

op dat vlak nemen. 


en Pensioenen 

et de composition des produits du tabac. Ainsi, nous 

avons indiqué entre autres que l’avertissement général 

doit couvrir au moins 35 % de la superficie de la face 

avant et l’avertissement complémentaire au moins 

50 % de la superficie de la face arrière. Conformément 

à l’interprétation de la Commission européenne, ces 

avertissements doivent en plus être entourés d’un bord 

noir d’une épaisseur de 3 à 4 mm. 

3. La Commission européenne doit arrêter d’ici le 

31 décembre 2002 des règles concernant l’emploi de 

photos ou d’illustrations qui peuvent remplacer les 

avertissements. Après cette décision européenne, nous 

pourrons prendre des initiatives dans ce domaine. 



Pensioenen Pensions 

DO 2001200200215 DO 2001200200215 

Vraag nr. 91 van de heer Alfons Borginon van 

26 november 2001 (N.): 

Studie over de pensioensproblematiek van de gemeenten. 

Wij vernamen dat thans een studie wordt gemaakt 

over de pensioensproblematiek van de gemeenten. 

Wie is betrokken bij die studie en wanneer zullen de 

resultaten bekendgemaakt worden? 

Antwoord: In antwoord op zijn vraag heb ik de eer 

het geachte lid het volgende mee te delen. 

Naar mijn weten heeft de Gemeentelijke Holding 

NV, op vraag van de Verenigingen van steden en 

gemeenten, een werkgroep «Pensioenen» opgericht 

met als doel de impact van de pensioenen van lokale 

ambtenaren op de lokale financiën in de komende 

jaren te bestuderen en te analyseren. 

In de stuurgroep van deze werkgroep zijn onder 

impuls van de secretaris-generaal van de Gemeentelijke 

Holding een aantal vertegenwoordigers van de 

voornaamste actoren inzake lokale pensioenen samengebracht. 

Het gaat hierbij om vertegenwoordigers van 

de administratie der Pensioenen, de Rijksdienst voor 

sociale zekerheid van plaatselijke en provinciale over- 

Question no 91 de M. Alfons Borginon du 26 novembre 

2001 (N.): 

Étude relative au problème des pensions dans les 

communes. 

Nous avons appris qu’une étude relative au 

problème des pensions dans les communes était actuellement 

en cours. 

Qui est associé à cette étude et quand les résultats en 

seront-ils publiés? 


de communiquer à l’honorable membre les renseignements 

suivants. 

À ma connaissance, le Holding communal SA a, à la 

demande des Unions des villes et communes, constitué 

un groupe de travail «Pensions» dont l’objectif est 

d’étudier et d’analyser l’impact dans les prochaines 

années des pensions des agents locaux sur les finances 

locales. 

Dans le comité stratégique de ce groupe de travail, 

un certain nombre de représentants des principaux 

acteurs de la matière des pensions locales ont été 

réunis sous l’impulsion du secrétaire général du 

Holding communal. Il s’agit de représentants de l’administration 

des Pensions, de l’Office national de sécurité 

sociale des administrations locales et provinciales, 


12402 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

heden, Dexia, de Onderlinge Maatschappij der openbare 

besturen, de drie gewesten en de vier Verenigingen 

van steden en gemeenten. 

Momenteel werd in de schoot van de werkgroep een 

«task force» opgericht met als opdracht de doelstellingen 

te verduidelijken en de taken te bepalen en beginnen 

uit te voeren. 

Ik moet bovendien opmerken dat belangrijke organisatorische 

aspecten thans nog niet volledig geregeld 

zijn, met name het ter beschikking stellen van het 

personeel en de nodige materiële en financiële middelen. 

Dienvolgens werd er nog geen precieze agenda 

vastgelegd, zodat men redelijkerwijze geen studieresultaten 

mag verwachten vóór het einde van het jaar 

2002. 

de Dexia, de la Société mutuelle des administrations 

publiques, des trois régions et des quatre Unions des 

villes et communes. 

Actuellement, une «task force», chargée de clarifier 

les objectifs et de défricher les tâches, a été constitué au 

sein du groupe de travail. 

Je dois par ailleurs signaler que d’importants 

aspects organisationnels n’ont pas encore été réglés à 

ce jour, notamment la mise à disposition des moyens 

humains, matériels et financiers nécessaires. En conséquence, 

aucun agenda précis n’a encore été établi, si 

bien que l’on ne peut raisonnablement compter disposer 

des résultats de l’étude envisagée avant la fin de 

l’année 2002. 

Minister van Landsverdediging Ministre de la Défense 

DO 2001200200236 DO 2001200200236 

Vraag nr. 215 van de heer Luc Sevenhans van 

29 november 2001 (N.): 

Question n o 215 de M. Luc Sevenhans du 29 novembre 

2001 (N.): 

Kostprijs van een luchttransport naar Tadzjikistan. Coût d’un transport aérien vers le Tadjikistan. 

Op donderdag 15 november 2001 besliste de minister 

om in te gaan op een vraag van de Verenigde Staten 

voor humanitaire ondersteuning in het kader van de 

oorlog tegen Afghanistan. 

Het betrof een transport van 20 ton medische goederen 

per C-130. 

1. Kan u meedelen wat de kostprijs was van deze 

missie, en wie de factuur zal betalen? 

2. 

a) Zijn er reeds meerdere missies gepland of uitgevoerd 

in het kader van de oorlog tussen de Verenigde 

Staten en Afghanistan? 

Le jeudi 15 novembre 2001, le ministre a décidé 

d’accéder à la demande de soutien humanitaire adressée 

par les États-Unis dans le cadre de la guerre en 

Afghanistan. 

Il s’agissait de transporter 20 tonnes de matériel 

médical à bord d’un C-130. 

1. Pouvez-vous nous dire quel a été le coût de cette 

mission et qui le supportera? 

2. 

a) Plusieurs missions ont-elles déjà été prévues ou 

réalisées dans le cadre de la guerre entre les États- 

Unis et l’Afghanistan? 

b) Zo ja, wat was de kostprijs? b) Dans l’affirmative, quel en a été le coût? 

Antwoord: Ik verzoek het geachte lid hierna het 

antwoord op bovenvermelde vraag te willen vinden. 

1. De factuur van de opdracht naar Dushanbe 

(Tadzjikistan) bedraagt 89 210 euro (23 u 40 vlucht 

aan 3 770 euro per uur) voor het vliegtuig. Het logement 

en de vergoedingen van de bemanning 

(4 personen) wordt geschat op 4 101 euro. De kosten 

zijn ten laste van het ministerie van Landsverdediging. 

2. Op 14 december 2001 is een C-130 vertrokken 

naar Dushanbe en Tashkent. Deze opdracht kaderde 

Réponse: Je prie l’honorable membre de trouver ciaprès 

réponse à la question reprise ci-dessus. 

1. La facture pour la mission à Dushanbe (Tadjikistan) 

s’élève à 89 210 euros (23 h 40 de vol à 3 770 euros 

par heure) pour l’avion. Le logement et les indemnités 

pour l’équipage (4 personnes) sont estimés à 

4 101 euros. Les frais sont à charge du ministère de la 

Défense. 

2. Le 14 décembre 2001 un C-130 est parti vers 

Dushanbe et Tashkent. Cette mission a eu lieu dans le 


QRVA 50 106 12403 

15 - 01 - 2002 

in een multinationale transport opdracht met deelname 

van Noorwegen (1 C-130), Nederland (1 C-130) 

en Spanje (3 C-130). België heeft hier de rol van «lead 

nation» op zich genomen. Elk land echter draagt hierbij 

de kosten voor zijn eigen middelen. Voor België 

bedraagt de factuur 84 185 euro voor het vliegtuig 

(22 u 20 vlucht) en 5 126 euro geschatte kost voor de 

bemanning. De kosten zijn ten laste van het ministerie 

van Landsverdediging. 

3. Op 23 december 2001 heeft een humanitaire 

vlucht plaatsgehad naar Islamabad (Pakistan) met 

11,65 miljoen polio- en 50 000 vaccins voor mazelen. 

Het transport was ten voordele van Unicef en bestemd 

voor de kinderen in Afghanistan. De kostprijs voor 

deze zending wordt geraamd op 100 000 euro, ten laste 

van het ministerie van Landsverdediging. 

DO 2001200200262 DO 2001200200262 

Vraag nr. 217 van de heer André Schellens van 


cadre d’une mission de transport international avec la 

participation de la Norvège (1 C-130), des Pays-Bas 

(1 C-130) et de l’Espagne (3 C-130). Ici, la Belgique a 

pris le rôle de «lead nation». Chaque pays paie néanmoins 

ses propres frais. Pour la Belgique, la facture 

s’élève à 84 185 euro pour l’avion (22 h 20 de vol) et 

une estimation de 5 126 euros pour l’équipage. Les 

frais sont à charge du ministère de la Défense. 

3. Le 23 décembre 2001 a eu lieu un vol vers Islamabad 

(Pakistan) avec à bord 11,65 millions de vaccins 

contre la polio et 50 000 vaccins contre la rougeole. Le 

transport s’est fait au profit de l’Unicef et est destiné 

aux enfants afghans. Le coût de cette mission est 

estimé à 100 000 euros, également à charge du ministère 

de la Défense. 

Question n o 217 de M. André Schellens du 3 décembre 

2001 (N.): 

«VZW Belgische Luchtcadetten». — Werkingskosten. «ASBL Cadets de l’air belges». — Frais de fonctionnement. 

1. Werking van het Militair Centrum voor zweefvliegtuigen 

voor het jaar 2001. 

1. Fonctionnement du Centre militaire de planeurs 

pour l’année 2001. 

a) Wat is de getalsterkte? a) Quel est l’effectif du centre? 

b) Wat is het totaal brutoloon van het personeel? b) Quel est le salaire brut total du personnel? 

2. Werking van het secretariaat Luchtcadetten voor 

het jaar 2001. 

2. Fonctionnement du secrétariat des Cadets de l’air 

pour l’année 2001. 

a) Wat is de getalsterkte? a) Quel est l’effectif du secrétariat? 

b) Wat is het totaal brutoloon van het personeel? b) Quel est le salaire brut total du personnel? 

3. Werkingskosten van de VZW Luchtcadetten 

voor het jaar 2001. 

a) Wat is het werkingskrediet voor onderhoud van 

zweeftoestellen? 

b) Wat zijn de onderhoudskosten voor sleeptoestellen? 

c) Wat zijn de totale bruto personeelsuitgaven 

(actieve militairen, reservisten en burgers) van de 

paaskampen (langdurige prestaties, vergoedingen, 

maaltijden, ...)? 

d) Wat zijn de totale bruto personeelsuitgaven 

(actieve militairen, reservisten en burgers) van de 

zomerkampen (langdurige prestaties, vergoedingen, 

maaltijden, ...)? 

3. Frais de fonctionnement de l’ASBL Cadets de 

l’air pour l’année 2001. 

a) Quel est le crédit de fonctionnement relatif à 

l’entretien des planeurs? 

b) À combien s’élèvent les frais d’entretien des appareils 

remorqueurs? 

c) Quel est le montant total brut des dépenses de 

personnel (militaires actifs, réservistes et civils) des 

camps organisés à Pâques (prestations de longue 

durée, indemnités, repas, ...)? 

d) Quel est le montant total brut des dépenses de 

personnel (militaires actifs, réservistes et civils) des 

camps organisés durant l’été (prestations de longue 

durée, indemnités, repas, ...)? 


12404 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

4. Infrastructuur. 4. Infrastructure. 

a) Wat zijn de totale kosten (dak, ramen, verwarming, 

vloer, werklokalen, ...) voor de twee loodsen 

op het militaire vliegveld van Goetsenhoven? 

b) Wat zijn de totale voorziene infrastructuurkosten 

voor het gebouw controletoren te Goetsenhoven 

(voor de burelen en logement cadetten)? 

5. 

a) Wat is de aankoopprijs van de vier DG 500 (toestel, 

instrumenten en aanhangwagens)? 

b) Wat is de aankoopprijs van de sleeptoestellen Piper 

180 Pk? 

a) Quels sont les coûts totaux (toiture, châssis, chauffage, 

sols, locaux de travail, ...) des deux hangars 

situés sur le site de l’aéroport militaire de Gossoncourt? 

b) Quels sont les frais d’infrastructure totaux prévus 

pour le bâtiment de la tour de contrôle de Gossoncourt 

(pour les bureaux et le logement des cadets)? 

5. 

a) Quel est le prix d’achat des quatre DG 500 (appareil, 

instruments et remorques)? 

b) Quel est le prix d’achat des appareils remorqueurs 

Piper 180 Pk? 

c) Wat is de aankoopprijs van de vier-trommellier? c) Quel est le prix d’achat du treuil à quatre 

tambours? 

6. Getalsterkte van de promoties leerling piloten 

Luchtmacht voor de jaren 1997, 1998, 1999, 2000 en 

2001. 

6. Effectif des promotions d’élèves-pilotes de la 

Force aérienne pour les années 1997, 1998, 1999, 2000 

et 2001. 

a) Hoeveel luchtcadetten waren erbij? a) Combien de cadets de l’air se trouvaient parmi 

eux? 

b) Hoeveel kregen hun vleugels als militaire piloot? b) Combien d’entre eux ont obtenu leurs ailes de 

pilote militaire? 

Antwoord: Ik verzoek het geachte lid hierna het 

antwoord op bovenvermelde vraag te willen vinden. 

1. Werking van het Militair Centrum voor zweefvliegtuigen 

voor het jaar 2001 

a) Op de organisatietabellen van de Luchtmacht zijn 

elf militairen voorzien voor het Militair Centrum 

voor zweefvliegtuigen. 

b) Op basis van gemiddelde brutolonen voor het militair 

personeel, kan de brutoloonkost voor het 

centrum geschat worden op 11,1 miljoen frank. 

2. Werking van het secretariaat Luchtcadetten voor 

het jaar 2001 

a) De Luchtmacht voorziet drie functies voor het 

secretariaat zweefvliegen. 

b) Op basis van gemiddelde brutolonen voor het militair 

personeel, kan de brutoloonkost voor dit 

secretariaat geschat worden op 3,03 miljoen frank. 

3. Werkingskosten van de VZW Luchtcadetten 

voor het jaar 2001 

a) De VZW Luchtcadetten van België is geen militair 

organisme en heeft een eigen boekhouding. Gezien 

de VZW gesubsidieerd wordt via de begroting van 

het ministerie van Landsverdediging, is er wel een 

inzage in de boekhouding. De boekhouding voor 

2001 is nog niet voorgelegd maar de VZW had 

voor 2001 420 000 frank ingeschreven in haar 

budget voor het onderhoud van de zweeftoestellen. 

Réponse: Je prie l’honorable membre de trouver ciaprès 

réponse à la question reprise ci-dessus. 

1. Fonctionnement du Centre militaire de vol à 

voile pour l’année 2001 

a) Onze militaires sont prévus dans les tableaux organiques 

de la Force aérienne pour le Centre militaire 

de vol à voile. 

b) Sur base du salaire brut moyen du personnel militaire, 

la charge salariale brute pour le centre peut 

être estimée à 11,1 millions de francs. 

2. Fonctionnement du secrétariat des Cadets de l’air 

pour l’année 2001 

a) La Force aérienne prévoit trois fonctions pour le 

secrétariat vol à voile. 

b) Sur base du salaire brut moyen du personnel militaire, 

la charge salariale brute pour ce secrétariat 

peut être estimé à 3,03 millions de francs. 

3. Frais de fonctionnement de l’ASBL Cadets de 

l’air pour l’année 2001 

a) L’ASBL Cadets de l’air de Belgique n’est un organisme 

miliaire et a sa propre comptabilité. Vu que 

l’ASBL est subsidiée via le budget du ministère de 

la Défense, la Force aérienne a la possibilité de 

prendre connaissance de la comptabilité. La comptabilité 

pour 2001 n’a pas encore été présentée mais 

l’ASBL avait prévu 420 000 francs dans son budget 

2001 pour l’entretien de ses planeurs. 


QRVA 50 106 12405 

15 - 01 - 2002 

b) De VZW bezit geen eigen sleepvliegtuigen maar 

heeft de sleepvliegtuigen van het type Piper Cub 

van de Luchtmacht in bruikleen tegen betaling van 

1 029 frank per vlieguur (tarief 2001). Bovendien 

kan de Luchtmacht zonder betaling de leerling 

piloten van de Koninklijke Militaire School een 

vorming zweefvliegen geven bij de VZW. 

c) De personeelsuitgaven (vergoedingen, maaltijden, 

intensieve dienst) van de militairen die in versterking 

worden gestuurd voor de kampen, worden 

ten laste genomen van de begroting van de Luchtmacht. 

Er is geen tussenkomst van de Luchtmacht 

voor de niet-militairen. 

d) Zie vraag c). d) Voir question c). 

4. Infrastructuur 4. Infrastructure 

a) De uitgaven voor de herinrichting en noodzakelijke 

aanpassingen aan de 2 loodsen op de militaire 

basis te Goetsenhoven in 2001 bedroegen 

18,2 miljoen frank. 

b) Aan de controletoren werden geen infrastructuurwerken 

uitgevoerd, louter opfrissingswerken. 

De kost hiervan bedraagt om een bij de 

100 000 frank. 

5. Materieel 5. Matériel 

a) De Luchtmacht bezit geen zweeftoestellen en op 

vandaag is de boekhouding van 2001 nog niet 

voorgelegd. In de begroting van de VZW Luchtcadetten 

voor 2002 staat 7 964 229 frank ingeschreven 

voor de aankoop van 2 nieuwe zweefvliegtuigen. 

b) De Piper Cubs van de Luchtmacht dateren uit 1975 

en werden toen aangekocht voor 393 000 frank per 

stuk. De oorspronkelijke motoren werden aangepast 

tot 180 Pk. Deze aanpassing kostte 

1,8 miljoen frank. 

c) De vier-trommelier die door de Luchtmacht in 

2001 werd aangekocht, kost 11,5 miljoen frank. 

6. Getalsterkte van de promoties leerling piloten 

Luchtmacht: aantal luchtcadetten en het aantal onder 

hen dat zijn vleugels kreeg als militair piloot: 

1997: 7 cadetten op 15 leerling piloten waarvan 6 

hun vleugels kregen; 





2000: 11 cadetten op 39 leerling piloten, de 

vorming is nog niet beëindigd; 

b) L’ASBL ne possède pas elle-même d’avions de 

remorquage mais utilise les avions de remorquage 

du type Piper Cub de la Force aérienne, contre 

paiement de 1 029 francs par heure de vol (tarif 

2001). En outre, la Force aérienne peut envoyer 

gratuitement les élèves pilotes de l’École royale 

militaire en stage auprès de l’ASBL. 

c) Les dépenses en personnel (indemnités, repas, 

service intensif) des militaires qui sont envoyés en 

renfort pour les camps, sont pris en charge par le 

budget de la Force aérienne. Il n’y a pas 

d’intervention de la Force aérienne pour les nonmilitaires. 

a) Les dépenses relatives au réaménagement et aux 

adaptations nécessaires des 2 hangars sur 

l’aérodrome militaire de Gossoncourt en 2001 

s’élèvent à 18,2 millions de francs. 

b) Aucun travail d’infrastructure n’a été réalisé à la 

tour de contrôle, si ce n’est de simples travaux de 

rafraîchissement. Le coût de ces derniers est 

d’environ 100 000 francs. 

a) La Force aérienne ne possède pas de planeurs et, à 

ce jour, la comptabilité pour 2001 n’a pas encore 

été présentée. L’ASBL avait prévu 7 964 229 francs 

dans son budget 2002 pour l’achat de 2 nouvelles 

planeurs. 

b) Les Piper Cubs de la Force aérienne datent de 1975 

et ont été achetés au prix unitaire de 

393 000 francs. Les moteurs d’origine ont été 

modifiés pour atteindre 180 Cv. Cette adaptation a 

coûté 1,8 million de francs. 

c) Le treuil à quatre bras qui a été acheté par la Force 

aérienne en 2001 coûte 11,5 millions de francs. 

6. Effectif des promotions d’élèves pilotes de la 

Force aérienne: nombre de cadets de l’air et nombre 

d’entre eux qui ont reçu leurs ailes comme pilote militaire: 

1997: 7 cadets sur 15 élèves pilotes dont 6 ont reçu 

leurs ailes; 

1998: 9 cadets sur 19 élèves pilotes dont 6 ont reçu 

leurs ailes; 

1999: 17 cadets sur 34 élèves pilotes dont 6 ont 

reçu leurs ailes; 

2000: 11 cadets sur 39 élèves pilotes, formation en 

cours; 


1592

12406 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

2001: 10 cadetten op 39 leerling piloten, de 

vorming is nog niet beëindigd. 

2001: 10 cadets sur 39 élèves pilotes, formation en 

cours. 

Minister van Justitie Ministre de la Justice 

DO 2000200110871 DO 2000200110871 

Vraag nr. 340 van de heer Robert Denis van 27 maart 

2001 (Fr.): 

Question n o 340 de M. Robert Denis du 27 mars 2001 

(Fr.): 

Verviers. — Griffie van het handelsregister. Verviers. — Greffe du registre du commerce. 

De griffie van het handelsregister van Verviers weigert 

een akte te publiceren, onder voorwendsel dat de 

beheerder heeft verzuimd zich aan te melden om het 

dossier te vervolledigen en dit dus niet volledig is. 

Als gevolg hiervan worden derden niet via het 

Belgisch Staatsblad op de hoogte gebracht van de overdracht 

van de sociale zetel, van het ontslag van de 

beheerder en van de benoeming van zijn opvolger. 

1. Kan de instrumenterende griffier naar eigen 

goeddunken het dossier achterhouden en de publicatie 

van die belangrijke akte verhinderen? 

2. Welke verantwoordelijkheid dragen hij en de 

beheerder terzake? 

Antwoord: Ingevolge de ingewonnen inlichtingen 

bij de gerechtelijke overheden, heb ik de eer het 

geachte lid mee te delen wat volgt. 

1. Naar luid van artikel 12, § 2, eerste lid, van het 

koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering 

van het Wetboek van vennootschappen, worden de ter 

griffie neer te leggen stukken slechts in ontvangst genomen 

als de bepalingen van artikel 11, §§ 1 en 2, § 3, 

tweede lid, en § 4, tweede lid, in acht werden genomen 

en als de kosten van bekendmaking betaald zijn op de 

in artikel 12, § 3, voorgeschreven wijze. Onder al deze 

voorwaarden komt de verplichting te beschikken over 

een dossier dat in orde moet zijn bij het handelsregister 

nergens voor. 

2. De niet-bekendmaking van de akten en gegevens 

waarvan de bekendmaking is voorgeschreven door de 

wet, heeft tot gevolg dat deze niet aan derden kunnen 

worden tegengeworpen dan vanaf de dag dat zij in de 

bijlagen bij het Belgisch Staatsblad zijn bekendgemaakt. 

Daarnaast voorziet artikel 45 van de gecoördineerde 

wetten op het handelsregister in een geldboete 

wanneer de nodige wijzigingen van het ingeschrevene 

niet binnen de voorziene termijnen werden gevorderd. 

Le greffe du registre du commerce de Verviers refuse 

de procéder à la publication d’un acte sous prétexte 

que le dossier au registre de commerce n’est pas en 

ordre, le gérant ayant négligé de se présenter aux fins 

de compléter son dossier. 

De ce fait, les tiers ne sont pas informés par voie du 

Moniteur belge du transfert du siège social, de la 

démission d’un gérant et de la nomination de son 

successeur. 

1. Le greffier instrumentant peut-il, de sa libre 

volonté, retenir le dossier et empêcher la publication 

de cet acte important? 

2. Qu’en est-il de sa responsabilité et de celle du 

gérant? 

Réponse: Suite aux renseignements recueillis auprès 

des autorités judiciaires, j’ai l’honneur de communiquer 

à l’honorable membre ce qui suit. 

1. Selon l’article 12, § 2, alinéa 1er , de l’arrêté royal 

du 30 janvier 2001 portant exécution du Code des 

sociétés, les dépôts au greffe ne sont reçus que moyennant 

le respect des dispositions de l’article 11, §§ 1er et 

2, § 3, alinéa 2, et § 4, alinéa 2, et règlement des frais de 

publication selon les modalités prévues l’article 12, 

§ 3. Parmi toutes ces conditions, ne figure pas 

l’obligation de disposer d’un dossier en ordre auprès 

du registre de commerce. 

2. Le défaut de publication des actes et indications 

dont la publication est prescrite par la loi, a pour 

conséquence que ceux-ci ne peuvent être opposés aux 

tiers qu’au jour de leur publication aux annexes du 

Moniteur belge. Par ailleurs, l’article 45 des lois coordonnées 

relatives au registre de commerce, prévoit une 

amende lorsqu’une inscription modificative n’a pas été 

requise dans le délai prescrit. 


QRVA 50 106 12407 

15 - 01 - 2002 

Volgens artikel 404 van het Gerechtelijk Wetboek 

kan de griffier die zijn ambtsplichten verzuimt het 

voorwerp zijn van een tuchtstraf. 

Zijn burgerlijke aansprakelijkheid zal slechts bij een 

zware fout in het gedrang komen. 

De griffier is een openbaar ambtenaar die tot de 

rechterlijke organisatie behoort. Door toepassing van 

het gemeen recht van de orgaantheorie, moet deze 

ambtenaar gelijkgesteld worden met de Staat en brengt 

hij onmiddellijk de aansprakelijkheid van deze teweeg 

op grond van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek, 

voor zover hij binnen zijn bevoegdheidssfeer blijft. 

De aansprakelijkheid van de zaakvoerder lijkt me 

uitgesloten indien het gebrek aan openbaarmaking het 

gevolg is van een onrechtmatige weigering van de neerlegging 

van de akten. 

DO 2000200111529 DO 2000200111529 

Vraag nr. 412 van de heer Ferdy Willems van 9 juli 

2001 (N.): 

Selon l’article 404 du Code judiciaire, le greffier qui 

manque aux devoirs de sa charge peut faire l’objet 

d’une sanction disciplinaire. 

Sa responsabilité civile personnelle ne pourra être 

engagée que s’il a commis une faute lourde. 

Le greffier est un fonctionnaire public appartenant à 

l’ordre judiciaire. Par application du droit commun de 

la théorie de l’organe, ce fonctionnaire s’identifie à 

l’État et engage directement la responsabilité de celuici, 

sur base de l’article 1382 du Code civil, pour autant 

qu’il agisse dans la sphère de ses attributions. 

La responsabilité du gérant me semble exclue si le 

défaut de publication résulte d’un refus illégitime du 

dépôt des actes. 

Question n o 412 de M. Ferdy Willems du 9 juillet 2001 

(N.): 

Dienst voor aalmoezeniers in de gevangenissen. Service des aumôniers dans les prisons. 

Verwijzend naar mijn eerder gestelde vraag omtrent 

de Dienst voor aalmoezeniers in de gevangenissen 

(vraag nr. 226 van 13 juni 2000, Vragen en Antwoorden, 

Kamer, 1999-2000, nr. 47, blz. 5470) en akte 

nemend van het koninklijk besluit van 23 maart 2001, 

moet ik vaststellen dat het nieuwe koninklijk besluit 

van 23 maart 2001 slechts enkele wijzigingen inhoudt 

ten opzichte van het koninklijk besluit van 21 mei 

1965 en een verslag aan de Koning toevoegt waarin, 

enerzijds, de redenen worden opgesomd waarom het 

koninklijk besluit van 13 juni 1999 door de huidige 

regering werd opgeheven en waarin, anderzijds, in 

kort bestek het beleid van de huidige regering wordt 

uiteengezet wat betreft haar visie op de gevangenisaalmoezeniers 

en consulenten. 

Zij geeft daarbij te kennen dat zij eventueel nieuwe 

regelgeving daaromtrent wil opnemen in het koninklijk 

besluit van 21 mei 1965 en dat zij aldus niet wenst 

over te gaan tot de oprichting van een Dienst voor 

aalmoezeniers en morele consulenten bij de strafinrichtingen 

met een apart besluit. 

1. 

a) Hoe is het echter — twee jaar na het ondertussen 

opgeheven koninklijk besluit van 13 juni 1999 — 

met de discriminatoire situatie van de meerderheid 

van de erkende erediensten en de morele consulenten 

in onze strafinrichtingen? 

Me référant à ma question précédente concernant le 

Service des aumôniers dans les prisons (question 

n o 226 du 13 juin 2000, Questions et Réponses, Chambre, 

1999-2000, n o 47 p. 5470) et considérant l’arrêté 

royal du 23 mars 2001, force m’est de constater que le 

nouvel arrêté royal du 23 mars 2001 ne comporte que 

quelques modifications par rapport à l’arrêté royal du 

21 mai 1965 et qu’il ajoute un rapport au Roi énumérant, 

d’une part, les raisons pour lesquelles le gouvernement 

actuel a abrogé l’arrêté royal du 13 juin 1999 

et expliquant, d’autre part, brièvement la politique du 

gouvernement actuel en ce qui concerne les aumôniers 

et les conseillers dans les prisons. 

Le gouvernement indique qu’il a l’intention 

d’insérer une nouvelle réglementation dans l’arrêté 

royal du 21 mai 1965 et qu’il n’envisage dès lors pas de 

procéder à la création d’un Service des aumôniers et 

des conseillers moraux auprès des établissements pénitentiaires 

par le biais d’un arrêté distinct. 

1. 

a) Deux ans après la publication de l’arrêté du 13 juin 

1999, entre-temps abrogé, qu’en est-il toutefois de 

la situation discriminatoire que connaissent la 

majorité des cultes reconnus et les conseillers 

moraux dans nos établissements pénitentiaires? 

b) Is deze nog steeds hetzelfde? b) La situation a-t-elle changé? 


12408 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

2. Is het juist dat bijvoorbeeld de moslims — naar 

ik heb vernomen een niet te verwaarlozen percentage 

van onze gedetineerden — nog steeds verstoken blijven 

van bijstand van voltijdse bij de strafinrichtingen 

aangestelde moslimconsulenten en er dus geen erediensten 

op geregelde basis kunnen worden georganiseerd? 

3. Wordt op deze wijze in België niet één van de 

fundamentele rechten van de mens (artikel 18 van de 

Universele Verklaring van de rechten van de mens of 

UVRM) geschonden? 

4. Hoe denkt u deze toestand in onze strafinrichtingen 

op korte termijn te verhelpen? 

Antwoord: Op dit ogenblik worden de aalmoezeniers 

van de katholieke eredienst en één van de protestantse 

eredienst betaald ten laste van de begroting van 

het ministerie van Justitie. De personen die geestelijke 

of morele bijstand wensen te verlenen in het kader van 

de overige erediensten of de niet-confessionele morele 

dienstverlening worden betaald per prestatie. 

Teneinde een evaluatie te kunnen maken van de 

behoeften naar religieuze of morele bijstand werd in 

de strafinrichtingen een ondezoek uitgevoerd waarbij 

met diverse parameters rekening werd gehouden. 

Daaruit blijkt onder meer dat van de gedetineerden 

31,8% de geestelijke bijstand van een moslimconsulent 

wenst. 

Op basis van de gegevens van het onderzoek werden 

er onderhandelingen gevoerd met de vertegenwoordigers 

van de representatieve organen teneinde tot een 

herverdeling van de middelen over al de erkende erediensten 

en de niet-confessionele levensbeschouwing te 

komen. Daarbij werd rekening gehouden met de resultaten 

van het onderzoek, maar ook met de reële werklast 

voor de aalmoezenier of moreel consulent. 

Binnen de budgettaire beperkingen werd recentelijk 

een akkoord bereikt over de herverdeling van de 

humane en financiële middelen in functie van de hierboven 

geciteerde criteria. Dit akkoord dient nu te 

worden omgezet in een reglementaire tekst. 

Ik meen dat België niet de Universele Verklaring 

voor de rechten van de mens schendt. Het is immers 

mogelijk dat geestelijke of morele consulenten toegang 

bekomen tot de strafinrichting om de gedetineerden 

van hun religie of overtuiging bij te staan, maar dan 

wel op een vrijwillige basis. Het probleem betreft dus 

niet de bijstand op zich, maar wel de financiële randvoorwaarden 

voor die bijstand. Dat probleem zal, 

zoals hierboven werd aangenhaald, binnen afzienbare 

tijd geregeld zijn, zodat alle erkende erediensten en de 

niet-confessionele morele dienstverlening op een gelijke 

wettelijke basis zullen functioneren. 

2. Est-il exact que les musulmans — qui représenteraient 

un pourcentage non négligeable de nos détenus 

— sont toujours privés de l’assistance à temps plein de 

conseillers musulmans affectés aux établissements 

pénitentiaires et qu’il n’est dès lors pas possible 

d’organiser des services du culte sur une base régulière? 

3. La Belgique ne viole-t-elle pas ainsi un des droits 

fondamentaux de l’homme (article 18 de la Déclaration 

universelle des droits de l’homme ou DUDH)? 

4. Comment comptez-vous remédier à court terme 

à cette situation dans nos établissements pénitentiaires? 

Réponse: Actuellement, les traitements des aumôniers 

catholiques et de l’aumônier protestant sont à la 

charge du budget du ministre de la Justice. Les personnes 

qui souhaitent dispenser une assistance religieuse 

ou morale dans le cadre des autres cultes ou une assistance 

morale selon une conception philosophique non 

confessionnelle sont rémunérées à la prestation. 

Afin de pouvoir faire une évaluation des besoins en 

matière d’assistance religieuse ou morale, une enquête 

a été effectuée dans les établissements pénitentiaires. Il 

a été tenu compte de différents paramètres et il ressort, 

entre autres, de cette enquête que 31,8% des détenus 

souhaitent bénéficier de l’assistance spirituelle d’un 

conseiller musulman. 

Sur la base des résultats de l’enquête, des négociations 

ont été menées avec les délégués des organes 

représentatifs afin d’aboutir à une redistribution des 

moyens entre tous les cultes reconnus et la conception 

philosophique non confessionnelle. À cet égard, non 

seulement les résultats de l’enquête mais aussi la 

charge de travail réelle de l’aumônier ou du conseiller 

moral ont été pris en considération. 

Un accord sur la redistribution des moyens humains 

et financiers a été atteint récemment. Celui-ci tient 

compte des critères précités ainsi que des limites 

budgétaires. Il faut maintenant transformer cet accord 

en un texte réglementaire. 

Je pense que la Belgique ne porte pas atteinte à la 

Déclaration universelle des droits de l’homme. En 

effet, les conseillers religieux ou moraux peuvent avoir 

accès aux établissements pénitentiaires pour assister, 

sur une base volontaire, les détenus de leur religion ou 

de leur conviction. Le problème ne concerne donc pas 

l’assistance en soi, mais les conditions financières 

connexes. Comme évoqué plus haut, ce problème sera 

réglé dans un proche avenir, de sorte que les ministres 

de tous les cultes reconnus et les personnes dispensant 

une assistance morale suivant une conception philosophique 

non confessionnelle pourront exercer leurs 

fonctions selon une base légale identique. 


QRVA 50 106 12409 

15 - 01 - 2002 

DO 2000200121576 DO 2000200121576 

Vraag nr. 417 van de heer Willy Cortois van 16 juli 

2001 (N.): 

Question n o 417 de M. Willy Cortois du 16 juillet 2001 

(N.): 

Sekten. — Campagnes. — Straatplannen. Sectes. — Campagnes. — Plans de rues. 

Sekten blijken campagnes te voeren door middel 

van straatplannen van sommige steden. Deze reclame 

strekt ertoe de verspreiding te verzekeren van een boek 

waarvan de inmiddels overleden schrijver uitvoerig 

ingaat op de doelstellingen, de activiteiten van de door 

hem opgerichte sekte. 

1. Heeft u kennis van de hier vermelde reclame 

voor sekten? 

2. 

a) Welke initiatieven overweegt u om de verdere verspreiding 

van deze aankondigingen te beletten? 

b) Kunnen de uitgevers van de stadsplannen voor 

deze aankondigingen verantwoordelijk gesteld 

worden? 

Antwoord: Ik ben inderdaad op de hoogte van de 

publiciteit die door sommige organisaties, welke als 

sektarisch kunnen worden beschouwd, wordt gevoerd. 

In België bestaat er een vrijheid van meningsuiting, 

welke grondwettelijk is gewaarborgd. Het is niet 

mogelijk om via wetgeving anticipatief op te treden in 

deze aangelegenheid. De vrijheid van meningsuiting 

kan slechts worden beteugeld wanneer zij wordt 

gebruikt in strijd met de wetgeving of wanneer zij strijdig 

zou zijn met de openbare orde en de goede zeden. 

Op dat ogenblik kan er door de overheden procesverbaal 

worden opgemaakt of kan een klacht worden 

ingediend bij de gerechtelijke overheden. 

In het licht van hetgeen voorafgaat kan de strafrechtelijke 

aansprakelijkheid van de uitgevers van stadsplannen 

maar spelen wanneer de geldende wetgeving 

wordt overtreden. 

DO 2000200111410 DO 2000200111410 

Vraag nr. 463 van mevrouw Trees Pieters van 9 oktober 

2001 (N.): 

Doktersvennootschappen. Sociétés de médecins. 

Het Wetboek van vennootschappen heeft sinds de 

wet van 7 mei 1999 inhoudelijk een diepgaande vernieuwing 

gekregen. Terzelfder tijd vormt het een 

herformulering van vorige vennootschapswetten en 

van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek 

en is daarenboven geïnspireerd door vroegere 

rechtspraak en door de rechtsleer. 

Les sectes mèneraient des campagnes publicitaires 

par le biais de plans de rues de certaines villes. Cette 

publicité tend à assurer la diffusion d’un livre dont 

l’auteur, décédé depuis, explique en détail les objectifs 

et les activités de la secte qu’il a fondée. 

1. Avez-vous connaissance de la publicité susmentionnée 

en faveur des sectes? 

2. 

a) Quelles initiatives envisagez-vous de prendre afin 

d’empêcher la diffusion de ces annonces? 

b) La responsabilité des éditeurs de ces plans de ville 

peut-elle être engagée à propos de ces annonces? 

Réponse: Je suis au courant de la publicité faite par 

certaines organisations qui peuvent être considérées 

comme sectaires. 

En Belgique, la Constitution garantit la liberté 

d’expression de ses opinions. Il n’est pas possible 

d’intervenir anticipativement en cette matière par la 

voie d’une initiative législative. La liberté d’expression 

de ses opinions peut seulement être réprimée lorsqu’il 

en est fait un usage contraire à l’ordre public et aux 

bonnes mœurs. Dans ce cas, les autorités peuvent dresser 

procès-verbal ou une plainte peut être déposée 

auprès des autorités judiciaires. 

À la lumière de ce qui précède, la responsabilité 

pénale des éditeurs de plans de villes ne peut être engagée 

que lorsque la législation en vigueur est transgressée. 

Question n o 463 de M me Trees Pieters du 9 octobre 

2001 (N.): 

La loi du 7 mai 1999 a modifié en profondeur le 

Code des sociétés. Dans le même temps, celui-ci 

propose une nouvelle formulation d’anciennes lois 

relatives aux sociétés et de certaines dispositions du 

Code civil et est, par ailleurs, inspiré par la jurisprudence 

et la doctrine. 


12410 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

Het Wetboek van vennootschappen is, zoals voorzien, 

recentelijk in werking getreden op 6 februari 

2001. Een zestigtal kleine onnauwkeurigheden in dit 

wetboek werden weggewerkt door de wet van 23 januari 

2001, die samen met het wetboek en het uitvoeringsbesluit 

van kracht werd. 

Ter vereenvoudiging werden inderdaad alle bepalingen 

van de verschillende koninklijk besluiten, waarvan 

de grondslag nu terug te vinden is in het Wetboek 

van vennootschappen, opgenomen in één enkel 

koninklijk besluit van 30 januari 2001 ter uitvoering 

van het Wetboek van vennootschappen. 

Ter gelegenheid van deze integratie werden daarenboven 

nog enkele grondige wijzigingen doorgevoerd in 

het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 betreffende 

de jaarrekening van de ondernemingen en het koninklijk 

besluit van 6 maart 1990 betreffende de geconsolideerde 

jaarrekeningen van de ondernemingen. 

In de huidige stand van die herwerkte vennootschapswetgeving 

rijzen thans dan ook de onderstaande 

algemene praktische vragen met betrekking tot geneesheren 

die voortaan in vennootschapsvorm willen gaan 

uitoefenen: 

A. 

1. In welke vorm van eenhoofdige of meerhoofdige 

vennootschappen met volkomen en/of onvolkomen 

rechtspersoonlijkheid, kunnen huisdokters en 

ziekenhuisgeneesheren, ongeacht hun medische 

specialiteit, voortaan een «doktersvennootschap» 

oprichten en er rechtsgeldig in functioneren? 

2. 

a) Kunnen zowel de VOF, de CommV, de (E)BVBA, 

de CVBA, de NV, de CVOA als de CommVA 

daarbij mogelijke vennootschapsvormen betekenen? 

Comme prévu, le Code des sociétés est entré en 

vigueur le 6 février 2001. Une soixantaine de petites 

imprécisions présentées par ce code ont été éliminées 

par la loi du 23 janvier 2001, entrée en vigueur en 

même temps que le code et l’arrêté d’exécution. 

Dans un but de simplification, l’ensemble des dispositions 

des différents arrêtés royaux, dont le fondement 

se retrouve à présent dans le Code des sociétés, ont été 

reprises dans un seul et même arrêté royal du 30 janvier 

2001 portant exécution du Code des sociétés. 

À l’occasion de cette intégration, quelques modifications 

approfondies ont encore été apportées à l’arrêté 

royal du 8 octobre 1976 relatif aux comptes annuels 

des entreprises et à l’arrêté royal du 6 mars 1990 relatif 

aux comptes consolidés des entreprises. 

En l’état actuel de la législation relative aux sociétés, 

telle que modifiée, se posent dès lors, d’une manière 

générale, les questions pratiques suivantes en ce qui 

concerne les médecins souhaitant exercer leur activité 

professionnelle sous la forme d’une société: 

A. 

1. Sous quelle forme de société d’une ou de plusieurs 

personnes, dotée d’une personnalité juridique à 

part entière ou partielle, les généralistes et médecins 

hospitaliers peuvent-ils, indépendamment de 

leur spécialité médicale, créer désormais une 

«société de médecins» et fonctionner en son sein 

d’une manière valable en droit? 

2. 

a) À cet égard, tant les SNC, les SC, les SPRL(U), les 

SCRL, les SA, les SCRIS et les SCA peuvent-elles 

constituer des formes possibles de société? 

b) Zo neen, waarom respectievelijk telkens niet? b) Dans la négative, pourquoi? Veuillez répondre 

pour chacune des formes de société? 

c) Op grond van welke vennootschapsrechtelijke en/ 

of civielrechtelijke bepalingen is een eventueel verbod 

telkens juridisch gestoeld, daarbij vooral ook 

getoetst aan het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel 

waarvan sprake in de artikelen 10 en 11 van de 

Grondwet? 

3. Vanwaar gebeurlijk een blijvend arbitrair onderscheid 

of welbepaalde beperkingen voor «doktersvennootschappen» 

beoordeeld ten opzichte van alle 

andere, al dan niet vrije beroepen of handelaars die in 

vennootschap blijkbaar onbeperkt mogen uitbaten of 

uitoefenen? 

B. 1. 

a) Wordt de uitoefening van de geneeskunde in hoedanigheid 

van chirurg of internist zowel binnen de 

muren van de kliniek of ziekenhuis als ten huize of 

c) Sur la base de quelles dispositions du droit des 

sociétés et/ou du droit civil, une interdiction éventuelle 

se justifie-t-elle, compte tenu également du 

principe constitutionnel d’égalité tel que formulé 

par les articles 10 et 11 de la Constitution? Veuillez 

répondre pour chacune des formes de société. 

3. Le cas échéant, d’où proviennent la distinction 

arbitraire persistante ou certaines restrictions pour les 

«sociétés de médecins» par rapport aux autres, 

regroupant ou non des personnes exerçant des professions 

libérales ou des commerçants qui sont apparemment 

autorisées à exercer sans entraves leurs activités? 

B. 1. 

a) L’exercice de la médecine en qualité de chirurgien 

ou de médecin interne tant dans un hôpital ou une 

clinique qu’à domicile ou au siège social est-il 


QRVA 50 106 12411 

15 - 01 - 2002 

op de maatschappelijke zetel steeds als een 

«geoorloofd statutair doel» voor de vennootschap 

angemerkt? 

b) Zo neen, om welke gegronde juridische redenen 

niet? 

2. Mogen de zogenaamde «doktersvennootschappen», 

mits opname in hun maatschappelijk doel, naast 

de wettige beoefening van de geneeskunde, ook nog de 

onderstaande andere of bijkomende beroeps- en/of 

handelsactiviteiten ontplooien en zo neen, om welke 

wettige redenen niet: 

a) beheer van het familiaal, bedrijfs- en privaat patrimonium 

van de betrokken geneesheren en hun 

gezin, dit zowel van goederen in volle eigendom, in 

naakte eigendom als in vruchtgebruik; 

b) toevallige aan- en verkoop van geneesmiddelen, 

orthopedische en chirurgische materialen en verzorgingsproducten; 

c) uitvoeren van medische en/of paramedische proefondervindelijke 

studies die kaderen in de verstrekking 

van gezondheidszorgen erkend door het 

RIZIV? 

3. Bevatten de thans vigerende vennootschapsbepalingen 

een exacte definitie van het in de rechtswereld 

gehanteerd begrip «doktersvennootschap» waardoor 

een dergelijke vennootschap juridisch scherp onderscheiden 

wordt van elke andere vennootschap werkzaam 

in andere sectoren van onze Belgische maatschappij? 

C. Mogen al die geneesheren, samen met hun al dan 

niet medisch of paramedisch gediplomeerde echtgenote 

of partner en meerderjarige kinderen, al dan niet 

effectief werkzaam in de medische of paramedische 

sector als medestichter en/of als stille vennoot of 

medeaandeelhouder één of meerdere van voornoemde 

vennootschapsvormen oprichten? 

D. Welke vennoten of aandeelhouders van een 

«doktersvennootschap» mogen de functie van 

bestuurder en/of statutair zaakvoerder bekleden en als 

dusdanig door de algemene vergadering worden 

benoemd? 

E. Moet een «doktersvennootschap» steeds worden 

opgericht door middel van een authentieke akte of 

volstaat een gewone onderhandse stichtingsakte? 

F. Kan u, punt per punt, uw nieuwe algemene ziensen 

handelwijze meedelen zowel in het licht van de artikelen 

10 en 11 van de Grondwet, het geactualiseerde 

Wetboek van vennootschappen, het Burgerlijk 

Wetboek als van alle algemene beginselen van een 

behoorlijk, onpartijdig en doorzichtig openbaar 

bestuur, dit uiteraard onder voorbehoud van de soevereine 

beoordeling door de hoven en rechtbanken? 

toujours considéré comme «un objet statutaire 

autorisé»? 

b) Dans la négative, pourquoi? 

2. Les «sociétés de médecins» sont-elles autorisées, 

à condition que cela figure expressément dans leur 

objet social, à déployer, outre l’exercice légal de la 

médecine, les autres activités professionnelles, complémentaires 

ou commerciales, énoncées ci-après et, dans 

la négative, pourquoi: 

a) gestion d’un patrimoine familial, industriel ou 

privé des médecins concernés et de leur ménage, et 

ce, en ce qui concerne tant les biens en pleine 

propriété, en nue propriété et en usufruit; 

b) l’achat et la vente occasionnelles de médicaments, 

de matériel orthopédique ou chirurgical et de 

produits de soins; 

c) la réalisation d’études expérimentales médicales 

et/ou paramédicales dans le cadre de la prestation 

de soins de santé agréés par l’INAMI? 

3. Les dispositions du droit des sociétés actuellement 

en vigueur proposent-elles une définition exacte 

de la notion, souvent invoquée par les praticiens du 

droit, de «sociétés de médecins», clairement distinguée 

de toute autre forme de société active dans 

d’autres secteurs de notre société belge? 

C. Tous ces médecins sont-ils autorisés à créer une 

ou plusieurs sociétés du type précité, avec leur conjoint 

ou partenaire ou enfants majeurs, titulaires ou non 

d’un diplôme médical ou paramédical, exerçant effectivement 

ou non une activité dans le secteur médical 

ou paramédical, comme cofondateur et/ou associé 

passif ou coactionnaire? 

D. Quels associés ou actionnaires d’une société de 

médecins peuvent exercer la fonction d’administrateur 

et/ou de gérant statutaire et être nommés en cette 

qualité par l’assemblée générale? 

E. Une société de médecins doit-elle toujours être 

créée par un acte authentique ou un acte de fondation 

sous seing privé suffit-il? 

F. Pouvez-vous, point par point, communiquer, 

d’une manière générale, vos point de vue et attitude 

tant à la lueur des articles 10 et 11 de la Constitution, 

du Code actualisé des sociétés et du Code civil que des 

principes généraux de bonne administration, 

d’impartialité et de transparence, et ce, bien entendu, 

sous réserve du jugement souverain des cours et des 

tribunaux? 


12412 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

Antwoord: In antwoord op zijn vraag kan ik het 

geachte lid het volgende meedelen. 

Vennootschapsrechtelijk kunnen in beginsel alle 

vennootschappen in aanmerking komen bij het organiseren 

van de uitoefening van een vrij beroep. Het 

Belgisch recht (en dus ook het Wetboek van 

vennootschappen) kent hiervoor geen bijzondere 

rechtsvorm zoals bijvoorbeeld de Franse société civile 

professionnelle. 

In vele beroepen, waaronder ook die van arts, wordt 

de keuze in de eerste plaats bepaald of beperkt door de 

respectievelijke beroepsreglementeringen. Vooral het 

onderscheid tussen burgerlijke vennootschappen en 

handelsvennootschappen, de graad van aansprakelijkheid 

en de overdraagbaarheid van de aandelen bepalen 

grotendeels de beroepsrechtelijke geoorloofdheid van 

een bepaalde vennootschapsvorm. 

Voor het overige, komt het mij niet toe mij uit te 

spreken over eventuele bepalingen die vallen onder de 

beroepsreglementering van artsen of onder de medische 

deontologie, welke, zoals reeds aangegeven werd 

in het antwoord op vraag nr. 396, gesteld op 12 juni 

2001 door het geachte lid, niet onder mijn bevoegdheid 

vallen (Vragen en Antwoorden, Kamer, 2001-2002, 

nr. 89, blz. 9509). 

DO 2001200200190 DO 2001200200190 

Vraag nr. 488 van de heer Daan Schalck van 

20 november 2001 (N.): 

Personeel ministerie van Justitie te Gent. — Parkeerplaatsen. 

Voor het personeel van het ministerie van Justitie 

dat tewerkgesteld is in het gebouw Lieven Bauwens, 

aan de Martelaarslaan te Gent, waar de vredegerechten 

en de politierechtbank zijn gehuisvest, zijn zesenzestig 

parkeerplaatsen voorbehouden. 

Dit aantal ligt beduidend lager dan het aantal personeelsleden 

van het ministerie van Justitie in het voornoemde 

gebouw. 

Kan u dan ook meedelen op basis van welke criteria 

deze parkeerplaatsen zullen worden toegewezen aan 

de personeelsleden? 

Antwoord: Bij de bepaling van het aantal in te 

huren parkings, hanteert het ministerie van Justitie 

altijd een vaste norm. Op basis van deze norm heeft 

het departement van Justitie de Regie der Gebouwen 

Réponse: En réponse à sa question, je puis communiquer 

ce qui suit à l’honorable membre. 

En droit des sociétés, toutes les formes de sociétés 

peuvent en principe servir pour l’organisation de 

l’exercice d’une profession libérale. Le droit belge (et 

donc également le Code des sociétés) ne connaît pas de 

forme juridique particulière pour ce faire, comme par 

exemple la société civile professionnelle française. 

Dans beaucoup de professions, parmi lesquelles 

également celle de médecin, le choix est déterminé ou 

limité par leur réglementation professionnelle respective. 

C’est principalement la différence entre sociétés 

civiles et sociétés commerciales, le degré de responsabilité 

et la cessibilité des parts qui déterminent en 

grande partie le caractère licite au regard de la réglementation 

professionnelle, d’une forme de société 

déterminée. 

Pour le surplus, il ne m’appartient pas de me 

prononcer sur d’éventuelles dispositions ressortant à la 

réglementation professionnelle des médecins ou à la 

déontologie médicale, lesquelles, comme il a déjà été 

indiqué dans la réponse à la question n o 396, posée le 

12 juin 2001 par l’honorable membre, n’entrent pas 

dans mes compétences (Questions et Réponses, 2001- 

2002, n o 89, p. 9509). 

Question n o 488 de M. Daan Schalck du 20 novembre 

2001 (N.): 

Personnel du ministère de la Justice à Gand. — Places 

de stationnement. 

Soixante-six places de stationnement sont réservées 

aux membres du personnel du ministère de la Justice 

employés dans le bâtiment Lieven Bauwens, situé 

«Martelaarslaan» à Gand, qui abrite les justices de 

paix et le tribunal de police. 

Le nombre de places est sensiblement inférieur au 

nombre de membres du personnel du ministère de la 

Justice employés dans ce bâtiment. 

Sur la base de quels critères les places de stationnement 

seront-elles attribuées aux membres du personnel? 

Réponse: Pour déterminer le nombre de places de 

parking à louer, le ministère de la Justice utilise toujours 

la même norme. Sur la base de cette norme, le 

département a demandé dès 1999 à la Régie des Bâti- 


QRVA 50 106 12413 

15 - 01 - 2002 

reeds in 1999 om inhuurname van 7 bijkomende platsen 

verzocht, echter zonder gunstig gevolg. 

Daar een aantal parkeerplaatsen dagelijks door 

meerdere personen kan benut worden, zullen evenwel, 

op aanvraag van de beheerder van het gerechtsgebouw, 

aanvang 2002, na aanpassing van het elektronisch 

toegangssysteem van de parkeergarage, 10 extra 

badges in omloop komen. 

In de praktijk zullen dus 73 badges ter beschikking 

zijn, waarvan 3 voor de leden van de Commissie voor 

de voorwaardelijke invrijheidsstelling. 

De criteria der toewijzing van de parkeerplaatsen 

worden in principe bepaald door de beheerder van het 

gerechtsgebouw, in overleg met de andere betrokken 

korpschefs, en kunnen eventueel in de schoot van de 

gebouwencommissie worden besproken. 

ments de louer 7 places supplémentaires; cette 

demande n’a toutefois pas été accueillie favorablement. 

Étant donné qu’un certain nombre de places de 

parking peuvent être utilisées au cours de la journée 

par plusieurs personnes, 10 badges supplémentaires 

seront mis en circulation au début de 2002, à la 

demande de l’autorité qui gère le palais de justice, 

lorsque le système électronique qui permet d’accéder 

au garage aura été adapté. 

Dans la pratique 73 badges seront alors disponibles, 

dont 3 seront réservés aux membres de la Commission 

de libération conditionnelle. 

Les critères d’attribution des places de parking sont 

en principe définis par l’autorité qui gère le palais de 

justice, ce en concertation avec les autres chefs de 

corps concernés. Ces critères peuvent éventuellement 

être discutés au sein de la commission des bâtiments. 

Minister van Financiën Ministre des Finances 

DO 2001200200354 DO 2001200200354 

Vraag nr. 847 van de heer Dirk Pieters van 20 december 

2001 (N.): 

Verlaagd registratierecht. — Resultaat van de nieuwe 

maatregel. 

In mei 2001 is er in de commissie voor de Financiën 

heel wat te doen geweest in verband met het zogeheten 

«klein beschrijf» of het «verlaagd registratierecht». 

Krachtens de instructie nr. 10 van 14 februari 2001 

moet het kadaster systematisch alle woningen met een 

kadastraal inkomen (KI) van 42 000 frank of minder 

onderzoeken, telkens wanneer een koper een uittreksel 

uit de kadastrale legger aanvraagt met het oog op het 

bekomen van het verlaagd registratierecht. Het kadaster 

controleert dan stelselmatig of het KI nog wel overeenstemt 

met de werkelijke situatie van de woning. 

Het gevolg van deze maatregel is onder meer dat het 

kadaster wel de woningen met een laag KI onderzoekt, 

maar niet de woningen met een hoog KI (van méér dan 

42 000 frank). 

Het nut en de rechtvaardigheid van deze maatregel 

werd niet enkel door de oppositie, maar ook door de 

collega’s van de meerderheidspartijen in twijfel 

Question n o 847 de M. Dirk Pieters du 20 décembre 

2001 (N.): 

Réduction des droits d’enregistrement. — Résultats de 

la nouvelle mesure. 

En mai 2001, il a été beaucoup question en commission 

des Finances de ce que l’on appelle les «petits 

frais d’acte» ou encore «droits d’enregistrement 

réduits». 

En vertu de l’instruction n o 10 du 14 février 2001, 

l’administration du cadastre est tenue de contrôler 

systématiquement toutes les habitations dont le revenu 

cadastral (RC) est égal ou inférieur à 42 000 francs, à 

chaque fois qu’un acquéreur demande un extrait de la 

matrice cadastrale en vue d’obtenir une réduction des 

droits d’enregistrement. L’administration du cadastre 

vérifie alors systématiquement si le RC correspond 

toujours bien à la situation réelle du logement. Cette 

mesure a notamment pour conséquence que le cadastre 

contrôle effectivement les logements dont le revenu 

cadastral est peu élevé mais pas ceux dont le revenu 

cadastral est élevé (plus de 42 000 francs). 

L’opposition mais aussi les collègues de la majorité 

doutaient de l’utilité et de l’équité de cette mesure. 

Depuis lors, huit mois se sont écoulés. Il est donc 


1593

12414 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

getrokken. Wij staan thans acht maanden verder. Het 

is dus tijd dat het resultaat van deze fel bekritiseerde 

maatregel geëvalueerd wordt. 

Persoonlijk hoor ik bij de leiding en bij het personeel 

van het kadaster felle kritiek zoals onder meer: 

— de maatregel veroorzaakt zeer veel werk en brengt 

de tijdige afwerking van de kadastrale mutaties — 

en daaruit voortvloeiend ook de tijdige inning van 

de onroerende voorheffing ten behoeve van de 

gemeenten — in gevaar; 

— het kadaster is niet in staat om tijdig, dit wil 

zeggen binnen de tien dagen, alle controles uit te 

voeren en alle resultaten bekend te maken; 

— het aantal verhoogde KI’s en de omvang van de 

verhogingen is «veeleer bescheiden»; het inzetten 

van tijd en personeel ten gevolge van de maatregel 

is totaal niet in verhouding tot de werkelijke belastingopbrengst 

op het stuk van onroerende voorheffing; 

— het personeel dat de maatregelen uitvoert moet op 

dit ogenblik de onkosten voor zijn verplaatsingen 

voorschieten; het personeel wacht op dit moment 

immers nog steeds op de eerste uitbetaling van de 

kilometervergoeding; 

— overigens omzeilen heel wat kopers, op aanraden 

van hun raadgevers, de maatregel door bij het 

kadaster een «gewoon» uittreksel uit de kadastrale 

legger aan te vragen zonder te melden dat zij het 

bekomen van het verlaagd registratierecht op het 

oog hebben. In dat geval kan het kadaster geen 

onderzoek opstarten (enz.). 

1. Hoeveel woningen heeft het kadaster tot nu toe 

reeds onderzocht? 

2. In hoeveel gevallen heeft dit onderzoek werkelijk 

geleid tot een verhoging van het belastbaar KI? 

3. Hoeveel bedraagt de totale verhoging van het 

belastbaar KI ten gevolge van het onderzoek? 

4. Op welke datum zal aan het personeel van het 

kadaster de kilometervergoeding worden uitbetaald? 

5. Is het zo dat geen enkele wet aan de klant de verplichting 

oplegt om, bij een aanvraag tot het bekomen 

van een uittreksel uit de kadastrale legger, op te geven 

waartoe dit uittreksel moet dienen? 

Antwoord: Wat het geheel van de beginselen betreft 

die aan de vraag beantwoorden, stel ik het geachte lid 

voor zich te beroepen op de jaarverslagen van het 

mondeling debat dat in de commissie voor de Financiën 

van de Kamer gehouden werd op 6 juni 2001. 

Ik ben zo vrij de aandacht te vestigen op het feit dat 

de bedoelde instructie (nr. 10 van 14 februari 2001) op 

15 mei 2001 van kracht geworden is. 

opportun d’évaluer les résultats de cette mesure vivement 

contestée. 

Personnellement, j’ai entendu des critiques sévères 

de la part de la direction et du personnel du cadastre. 

Voici ce qu’ils reprochent notamment à la mesure: 

— la mesure occasionne une grande quantité de 

travail et risque de retarder le traitement des mutations 

cadastrales et, partant, la perception du 

précompte immobilier au profit des communes; 

— le cadastre n’est pas en mesure d’effectuer tous les 

contrôles ni d’en publier tous les résultats dans les 

délais, c’est-à-dire dans les dix jours; 

— le nombre de RC majorés et l’ampleur de 

l’augmentation est «plutôt modeste»; l’investissement 

en temps et en personnel qu’a engendré la 

mesure n’est pas du tout proportionnel à la recette 

fiscale réelle en matière de précompte immobilier; 

— le personnel chargé de la mise en œuvre de la 

mesure doit pour l’instant avancer ses frais de 

déplacement ; en effet, le personnel attend toujours 

le premier versement de l’indemnité kilométrique; 

— au demeurant, de nombreux acquéreurs contournent 

la mesure, sur l’avis de leurs conseillers, en 

demandant au cadastre un extrait «ordinaire» de 

la matrice cadastrale, sans mentionner qu’ils 

voudraient bénéficier de droits d’enregistrement 

réduits. Dans ce cas, le cadastre ne peut pas 

commencer une enquête (etc.). 

1. Combien de logements le cadastre a-t-il déjà 

contrôlés jusqu’à présent? 

2. Dans combien de cas ce contrôle a-t-il effectivement 

engendré une hausse du RC imposable? 

3. À combien s’élève l’augmentation totale du RC 

imposable à la suite de ces contrôles? 

4. À quelle date l’indemnité kilométrique sera-t-elle 

versée au personnel du cadastre? 

5. Pouvez-vous confirmer qu’aucune loi n’oblige le 

client à mentionner l’utilisation qui sera faite d’un 

extrait de la matrice cadastrale lors de la demande 

d’obtention de cet extrait? 

Réponse: En ce qui concerne l’ensemble des principes 

qui répondent à la question, je suggère à 

l’honorable membre de se référer aux annales du débat 

oral qui a eu lieu le 6 juin 2001 en commission des 

Finances, à la Chambre. 

Je me permets d’attirer l’attention sur le fait que 

l’instruction visée (no 10 du 14 février 2001) est entrée 

en vigueur le 15 mai 2001. 


QRVA 50 106 12415 

15 - 01 - 2002 

Bijgevolg beslaan de door het geachte lid gevraagde 

statistieken amper een periode van zes maanden, voor 

precieze gegevens die niet specifiek door de administratie 

voorzien werden. 

Daarenboven lijkt het me niet opportuun de administratie 

statistieken te vragen over een welbepaald 

probleem, nu we op een tijdstip van het jaar gekomen 

zijn waarin de administratie de gebruikelijke jaarlijkse 

statistieken opmaakt die al een bijkomende werkdruk 

veroorzaken. 

DO 2001200200355 DO 2001200200355 

Vraag nr. 848 van de heer Karel Van Hoorebeke van 


Coördinatiecentra. — Gunstregime. — EU-Commissie. 

België heeft de EU-Commissie gevraagd tot januari 

2002 de tijd te mogen hebben om te mogen reageren op 

de aanmaning om paal en perk te stellen aan het gunstregime 

van de coördinatiecentra. 

Theoretisch had België slechts tot 13 september 

2001 de tijd. 

1. Hoe heeft de EU-Commissie gereageerd op het 

verzoek van België tot het verlengen van de termijn? 

En conséquence, les statistiques demandées par 

l’honorable membre portent dès lors sur une période 

de six mois à peine, pour des données précises qui 

n’ont pas été prévues spécifiquement par l’administration. 

Par ailleurs, il ne me semble pas opportun de 

demander à l’administration des statistiques sur un 

problème particulier alors que nous sommes justement 

à l’époque de l’année où l’administration confectionne 

ses statistiques annuelles habituelles qui lui demandent 

déjà un surcroît de travail. 

Question no 848 de M. Karel Van Hoorebeke du 

20 décembre 2001 (N.): 

Centres de coordination. — Régime préférentiel. — 


La Belgique a demandé à la Commission européenne 

de lui laisser le temps jusqu’au mois de janvier 

2002 pour réagir à l’injonction par laquelle la 

Commission européenne lui ordonne de mettre un 

frein au régime préférentiel des centres de coordination. 

Théoriquement, la Belgique devait déjà réagir pour 

le 13 septembre 2001. 

1. Comment la Commission a-t-elle réagi à la 

demande de la Belgique de prolonger le délai imparti? 

2. Werd dit toegestaan? 2. La Commission européenne a-t-elle accepté? 

3. Zal België binnen de gestelde termijn een duidelijk 

standpunt kunnen innemen? 

3. La Belgique pourra-t-elle adopter une position 

claire dans le délai imparti? 

4. Wat zal dit standpunt zijn? 4. En quoi consistera cette position? 


delen dat België aan de Europese Commissie het 

antwoord op haar brief van 11 juli 2001 heeft toegezonden. 

Samengevat is België van oordeel dat het stelsel van 

de coördinatiecentra geen staatssteun uitmaakt als 

bedoeld in artikel 87 van het Verdrag. 

Het antwoord aan de Europese Commissie werd 

derhalve verstrekt voordat de termijn verstreek. 

DO 2001200200356 DO 2001200200356 

Vraag nr. 849 van de heer Karel Van Hoorebeke van 


Erkenning van VZW’s die in aanmerking komen voor 

belastingvrijstelling inzake giften. — Verslag werkgroep. 

Op 21 september 2000 heeft u meegedeeld dat een 

werkgroep binnen uw administratie werd opgericht 

Réponse: J’ai l’honneur d’nformer l’honorable 

membre que la Belgique a communiqué à la Commission 

européenne sa réponse à la lettre que celle-ci lui a 

adressée le 11 juillet 2001. 

En bref, la Belgique considère que le régime des 

centres de coordination ne constitue pas une aide 

d’État visée à l’article 87 du Traité. 

La réponse à la Commission européenne a été 

remise donc avant le délai accordé. 

Question no 849 de M. Karel Van Hoorebeke du 

20 décembre 2001 (N.): 

Reconnaissance d’ASBL susceptibles de bénéficier 

d’une exonération d’impôts dans le cadre des libéralités 

déductibles. — Rapport du groupe de travail. 

Le 21 septembre 2000, vous faisiez savoir qu’un 

groupe de travail avait été créé au sein de votre admi- 


12416 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

die een verslag moet maken in verband met fiscale aftrekbare 

giften. 

U deelde mee dat u naar de commissie zou komen 

met het verslag van de werkgroep en met een voorstel 

in verband met de diverse VZW’s. 

nistration et chargé de l’élaboration d’un rapport relatif 

aux libéralités fiscalement déductibles. 

Vous avez annoncé que vous présenteriez ce rapport 

du groupe de travail devant la commission et que vous 

lui soumettriez une proposition relative aux diverses 

ASBL. 

1. Is het verslag van de werkgroep reeds klaar? 1. Le groupe de travail a-t-il achevé son rapport? 

2. Welke maatregelen heeft u reeds genomen of 

overweegt u te nemen om de voorstellen van de werkgroep 

te implementeren? 

Antwoord: Tot nu toe heeft de Contactgroep-Giften 

zijn werkzaamheden nog niet beëindigd. 

Ik heb laten weten aan de Contactgroep-Giften dat 

het niet nodig is het einde van de werkzaamheden af te 

wachten om mij voorstellen voor te leggen. 

Naar gelang van de vooruitgang van de werkzaamheden 

zal de contactgroep dus eventueel tussentijdse 

voorstellen formuleren omtrent de problemen waarvan 

het onderzoek is afgerond. 

DO 2001200200357 DO 2001200200357 

Vraag nr. 850 van de heer Richard Fournaux van 


2. Quelles mesures avez-vous prises ou envisagezvous 

afin de mettre en pratique les propositions du 

groupe de travail? 

Réponse: À ce jour, le Groupe de contact- 

Libéralités n’a pas encore terminé ses travaux. 

J’ai toutefois fait savoir au Groupe de contact- 

Libéralités qu’il n’était pas nécessaire d’attendre la fin 

de ceux-ci pour me soumettre des propositions. 

En fonction de l’état d’avancement des travaux, il 

formulera donc éventuellement déjà des propositions à 

des stades intermédiaires pour des problèmes dont 

l’examen est clôturé. 

Question n o 850 de M. Richard Fournaux du 


Hervorming van de vennootschapsbelasting. Réforme de l’impôt des sociétés. 

In de regeringsverklaring van 9 oktober 2001 stond 

niet veel informatie over de hervorming van de 

vennootschapsbelasting. De eerste minister kondigde 

aan dat de verlaging van de aanslagvoet gedeeltelijk 

door een vereenvoudiging en gedeeltelijk door een vermindering 

van de aftrekmogelijkheden zou worden 

gecompenseerd. 

1. 

a) Wat is concreet de stand van zaken? 

La déclaration gouvernementale du 9 octobre 2001 

ne contient que peu d’éléments à l’égard de la réforme 

de l’impôt des sociétés. Le premier ministre nous 

annonce que l’abaissement du taux d’imposition sera 

compensé, «en partie par une simplification, et en 

partie par la suppression, de postes de déduction». 

1. 

a) Concrètement, qu’en est-il réellement? 

b) Welke aftrekposten zouden er worden geschrapt? b) Quels postes de déduction sont visés? 

2. Moet de nota «Hervorming van de vennootschapsbelasting 

& ruling» van het ministerie van 

Financiën als een bijvoegsel bij de regeringsverklaring 

worden beschouwd, of betreft het hier een aantal 

louter op persoonlijke titel gepubliceerde en voor de 

rest vrijblijvende voorstellen van de minister van 

Financiën? 

3. Naast de verlaging van het nominale tarief heeft 

u zich ook ten doel gesteld een voor de KMO’s gunstige 

hervorming uit te voeren. 

a) Hoe ver is u daarmee gevorderd? a) Qu’en est-il? 

b) In welke mate zal het «Actieplan Middenstand — 

Kleinbedrijf 2001-2003» van minister Daems ten 

uitvoer worden gebracht, en welk budget wordt 

daarvoor uitgetrokken? 

2. Faut-il considérer la note «Réforme de l’impôt 

des sociétés et ruling» du ministre des Finances comme 

étant une annexe de la déclaration gouvernementale 

ou s’agit-il de propositions exprimées à titre très 

personnel et qui n’engagent que le ministre des Finances? 

3. Outre la baisse du taux nominal, vous vous étiez 

également fixé comme objectif de réaliser une réforme 

favorable aux PME. 

b) Quelles suites seront réservées au «Plan d’action 

Classes moyennes — PME 2001-2003» du ministre 

Daems et avec quel budget? 


QRVA 50 106 12417 

15 - 01 - 2002 

4. 

a) Zitten er wijzigingen van de voorschriften inzake 

de afschrijving en de aftrekbaarheid van autokosten 

in de pijplijn? 

b) Kan u de strekking van die wijzigingen nader toelichten? 

c) Dreigt men niet steeds verder van de economische 

realiteit af te staan? 

Antwoord: Ik verwijs het geachte lid naar het 

antwoord dat in de commissie voor de Financiën van 

23 oktober 2001 verstrekt werd op de mondelinge 

vraag nr. 5315 van volksvertegenwoordiger Aimé 

Desimpel, over hetzelfde onderwerp (Integraal 

Verslag, Kamer, 2001-2002, commissie voor de Financiën, 

23 oktober 2001, COM 559, blz. 6 tot 10). 

DO 2001200200358 DO 2001200200358 



4. 

a) Des modifications des règles en matière d’amortissement 

et de prise en compte des frais de voitures 

sont-elles envisagées? 

b) Pourriez-vous préciser le sens de ces modifications? 

c) Ne risque-t-on pas de s’éloigner de plus en plus de 

la prise en compte de la réalité économique? 

Réponse: Je réfère l’honorable membre à la réponse 

que j’ai fournie dans la commission des Finances du 

23 octobre 2001 à la question orale n o 5315 du représentant 

Aimé Desimpel, portant sur le même sujet 

(Compte rendu intégral, Chambre, 2001-2002, commission 

des Finances, 23 octobre 2001, COM 559, 

pp. 6 à 10). 



Termijnen voor doorstorting aan de gemeenten. Délai de remboursement au communes. 

Sinds enkele maanden komen de problemen in verband 

met de financiering van de gemeenten in België in 

deze en in andere assemblees veelvuldig ter tafel. 

Vele protagonisten van de gemeentebelangen, met 

in hun zog parlementsleden en zelfs leden van de onderscheiden 

regeringen van de deelgebieden, zaten met 

name in over de tenuitvoerlegging van beslissingen, 

zoals voor de politiehervorming, de diverse veranderingen 

met betrekking tot statutair vastgestelde voordelen 

van ambtenaren (bv. de algemene herziening van 

de loonschalen), de hervorming van het bestaansminimum, 

enz. 

Om de gemeenten een steuntje in de rug te geven 

heeft de regering er recentelijk mee ingestemd de 

beheerskosten die ingehouden worden op de in het 

kader van de opcentiemen op de personenbelasting 

aan de gemeenten uitgekeerde ristorno’s, procentueel 

te verminderen: in plaats van 3 % zal nog maar 2 %, 

en over twee jaar zelfs maar 1 % meer afgehouden 

worden. 

Los van die directe steunmaatregelen wil ik u bij 

deze vragen hoe het zit met de termijnen die de federale 

overheid stelt voor de doorstorting aan de 

gemeenten van de verschuldigde opcentiemen op de 

personenbelasting of de onroerende voorheffing. 

Sinds een paar weken luiden de burgemeesters bij 

monde van hun gemeenteontvangers de alarmbel en 

Depuis plusieurs mois, il est beaucoup question 

dans cette assemblée et dans d’autres des problèmes 

liés au financement des communes du Royaume. 

L’inquiétude de plusieurs municipalistes, relayée 

par les parlementaires voire même par certains 

membres des différents gouvernements des entités 

fédérées, visait la mise en application de décisions, 

comme par exemple la réforme des polices ou encore 

les différentes modifications liées aux avantages statutaires 

d’agents (exemple: révision générale des barèmes) 

ou encore la réforme du minimex etc. 

Récemment, pour tenter d’aider les communes, le 

gouvernement a accepté de diminuer le pourcentage de 

prélèvement frais de gestion sur les sommes ristournées 

aux communes dans le cadre de l’additionnel à 

l’impôt des personnes physiques. Les 3 % deviendront 

en effet 2 et finalement 1 % dans deux ans. 

Outre ces aides directes, je souhaiterais aujourd’hui 

vous interroger sur les délais mis par l’État fédéral à 

rembourser les communes des sommes qui lui sont 

dues via justement certains prélèvements d’additionnels 

soit à l’impôt des personnes physiques ou encore 

au précompte immobilier. 

Depuis plusieurs semaines, des bourgmestres via 

leurs receveurs communaux, tirent la sonnette 


12418 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

vragen ze aandacht voor de aperte verlenging van de 

termijnen die de staat kennelijk nodig heeft om de 

gemeenten de hun verschuldigde ristorno’s uit te betalen. 

Uit een door de gemeenteontvanger van Dinant opgestelde 

tabel blijkt bijvoorbeeld duidelijk dat er in 

2001 met de inkohiering een zeer grote achterstand 

werd opgelopen ten opzichte van 2000, waardoor de 

gemeenten natuurlijk op termijn invorderbare inkomsten 

mislopen en opnieuw met pecuniaire moeilijkheden 

geconfronteerd zullen worden. Het bescheiden 

voordeel dat de gemeenten gegund wordt met de vermindering 

van de beheerskosten van 3 tot 2 en uiteindelijk 

tot 1 %, zal dan ook snel weer tenietgedaan 

worden door de rentelast voor voorlopige leningen. 

De gemeenten moeten trouwens nu al geld lenen om de 

wachttijd voor de doorstorting van de ristorno’s door 

de federale overheid te overbruggen. 

1. Kan u ons inlichten over de klaarblijkelijke 

oorzaken van die achterstand? 

2. Wat is de termijnplanning voor de doorstorting 

van de ristorno’s aan de gemeenten? 

3. Hoe zullen de gemeenten schadeloosgesteld 

worden voor de tussentijdse rente die ze in afwachting 

van de storting van hun ristorno’s zullen moeten betalen? 

Antwoord: Wat de redenen van de vertraging van 

de inkohiering van de onroerende voorheffing betreft 

kan ik het geachte lid het volgende meedelen. 

1. De overschakeling naar een nieuwe werkmethode 

waarbij de administratie van het Kadaster enkel 

nog definitieve dagboeken opstelt, in plaats van deze te 

laten voorafgaan door voorlopige, is niet zonder problemen 

verlopen. Deze nieuwe werkmethode heeft het 

voordeel dat in de toekomst minder rechtzettingen 

moeten gebeuren maar dat het inkohieringswerk, ten 

aanzien van het verleden, iets wordt vertraagd. 

Eenmaal dit nieuwe systeem volop in werking zal zijn 

(normaal in 2003) zullen de inkohieringen volgens een 

vast schema kunnen verlopen en zullen de rechtzettingen 

tot een minimum beperkt worden. 

2. Eveneens dienden op de ontvangkantoren na ontvangst 

van de definitieve dagboeken nog aanpassingen 

te gebeuren. Meerdere artikels van de kadastrale 

leggers met samengevoegde eigen goederen toebehorend 

aan de vrouw en/of aan de man en/of aan de 

gemeenschap moesten worden uitgesplitst, wat een 

belangrijk bijkomend werk zowel qua volume als qua 

werkuren teweegbracht. Een vorige inschrijving, 

gevestigd op naam van het gezin, kon immers aanleiding 

geven tot zelfs drie nieuwe inschrijvingen. Voor 

het lopende aanslagjaar vereisten deze bijwerking, per 

ontvangkantoor, gemiddeld 600 bijkomende nieuwe 

d’alarme sur l’allongement manifeste des délais nécessaires 

à l’État pour rembourser les communes. 

Un tableau réalisé par le receveur communal de 

Dinant par exemple démontre manifestement qu’en 

2001 par rapport à l’année 2000 il y a un très grand 

retard dans cet enrôlement. Ce qui prive naturellement 

à terme les communes de rentrées financières à 

échéance et pose de nouveau des difficultés en terme de 

trésorerie à ces mêmes communes. Le petit avantage 

accordé à ces communes via la réduction du prélèvement 

des 3 à 2 puis 1 % sera bien vite mangé par les 

intérêts d’emprunt temporaires, les communes doivent 

déjà aujourd’hui souscrire pour compenser ce délai 

d’attente lié aux remboursements des sommes par 

l’État fédéral aux communes. 

1. Pourriez-vous nous informer sur les raisons 

manifestes de ce retard? 

2. Pourriez-vous planifier l’échéancier des remboursements 

aux communes? 

3. Comment les communes seront-elles indemnisées 

des intérêts intercalaires qu’elles vont devoir souscrire? 

Réponse: Concernant les retards dans l’enrôlement 

du précompte immobilier, je peux communiquer à 

l’honorable membre les éléments suivants. 

1. L’introduction d’une nouvelle méthode de travail 

selon laquelle l’administration du Cadastre ne rédige 

plus que des journaux définitifs, au lieu de les faire 

précéder par des journaux provisoires, a rencontré des 

problèmes. Cette nouvelle méthode de travail offre 

l’avantage qu’à l’avenir, il y aura moins de rectification, 

mais le travail d’enrôlement se fait plus lentement 

que dans le passé. Une fois le nouveau système rodé 

(normalement pour 2003), l’enrôlement pourra se faire 

d’après un schéma fixe, et les rectificatifs seront limités 

au minimum. 

2. Les bureaux de recette devaient également rectifier 

les journaux définitifs après la réception de ceuxci. 

Plusieurs articles des matrices cadastrales regroupant 

des biens propres à la femme et/ou au mari et/ou 

des biens en communauté, ont dû être scindés, provoquant 

de la sorte un travail supplémentaire considérable, 

tant en volume qu’en heures de travail. Une 

ancienne inscription, établie au nom d’un ménage, 

pouvait en effet parfois donner lieu jusqu’à trois 

nouvelles inscriptions. Pour l’exercice en cours, ces 

mises à jour ont occasionné en moyenne, par bureau 

de recettes, 600 créations ou annulations supplémen- 


QRVA 50 106 12419 

15 - 01 - 2002 

inschrijvingen of schrappingen en a fortiori de inbreng 

op het niveau van het Belastingcentrum voor informatieverwerking 

(BCIV). 

3. Tenslotte bracht de hoogdringendheid van de 

inkohieringen inzake personenbelasting, een toevloed 

van uitgavestukken met zich mee waardoor er beroep 

moest worden gedaan op zeer veel personeelsleden in 

de ontvangkantoren. 

Ondanks de voormelde aangehaalde redenen 

werden maatregelen genomen (inzet bijkomend personeel 

en zaterdagwerk) om vóór eind oktober 2001 de 

inkohieringen te beëindigen. 

Zo waren er op 30 september 2001, reeds 1 683 van 

1 728 kadastrale afdelingen behandeld door de ontvangkantoren 

in Brussel en Wallonië en waren de 

fiches van die kadatrale afdelingen verzonden naar 

fiches naar het Centrum voor informatieverwerking 

opdat de inkohieringen zo snel mogelijk zouden 

kunnen plaatsvinden. Ten opzichte van het vorige aanslagjaar 

kan men zelfs spreken van een status-quo of 

zelfs van een lichte verbetering van de situatie. 

Wel ben ik bereid een onderzoek te laten instellen 

nopens de haalbaarheid van een spreiding van de 

doorstortingen aan de gemeenten over het gehele 

kalenderjaar. 

Doordat alle aanslagen gevestigd zijn voor het verstrijken 

van de in artikel 359 van het Wetboek van de 

inkomstenbelastingen 1992 bedoelde termijn (30 juni 

van het jaar dat volgt op dat waarnaar het aanslagjaar 

wordt genoemd), ben ik van mening dat geen enkele 

vorm van schadevergoeding ten gunste van de gemeenten 

kan overwogen worden. 

Wat meer specifiek uw stad aanbelangt, kan ik u 

mededelen dat mijn administratie mij heeft medegedeeld 

dat op 10 oktober 2001 de aanslagen betreffende 

de kadastrale afdelingen van Dinant 2, 6, 8, 9, 10 en 11 

reeds zijn ingekohierd en dat de aanslagbiljetten reeds 

verzonden zijn. 

DO 2001200200359 DO 2001200200359 



taires et a fortiori des encodages au niveau du Centre 

de traitement de l’information (CCTI). 

3. Enfin, l’urgence des enrôlements à l’impôt des 

personnes physiques a entraîné un afflux des pièces de 

dépenses et a mobilisé une très grande partie des effectifs 

dans les bureaux de recettes. 

En dépit des motifs énumérés ci-dessus, des mesures 

ont été prises (personnel supplémentaire et prestations 

le samedi) pour terminer les enrôlements avant la fin 

du mois d’octobre 2001. 

Ainsi, le 30 septembre 2001, 1 683 des 1 728 sections 

cadastrales étaient déjà traités par les bureaux de recettes 

à Bruxelles et en Wallonie, et les fiches de ces 

sections cadastrales ont été envoyées au Centre de traitement 

de l’information pour que les enrôlements puissent 

se faire le plus rapidement possible. Comparé à 

l’exercice précédent, il s’agit d’un statu quo, voire 

d’une légère amélioration de la situation. 

Je suis prêt à faire examiner la possibilité de répartition 

des versements aux communes durant toute 

l’année civile. 

Puisque tous les enrôlements ont été exécutés avant 

la fin du délai prévu par l’article 359 du CIR 1992 (le 

30 juin de l’année suivant celle dont le millésime désigne 

l’exercice d’imposition), je suis d’avis qu’aucune 

forme de dédommagements en faveur des communes 

ne puisse être envisagée. 

En ce qui concerne plus précisément votre ville, je 

peux vous communiquer que mon administration m’a 

fait savoir que le 10 octobre 2001, les impositions des 

sections cadastrales Dinant 2, 6, 8, 9, 10 et 11 ont déjà 

été renrôlées et les avertissements-extraits de rôle 

envoyés. 



Personeelsbeheer bij het ministerie van Financiën. Gestion du personnel au sein du département du 

ministère des Finances. 

Ik heb u meermaals geïnterpelleerd over de situatie 

van een persoon die op contractuele basis bij het 

ministerie van Financiën is tewerkgesteld en in die 

hoedanigheid heel wat moeilijkheden ondervindt. 

Sedert ongeveer twee jaar genoot betrokkene opeenvolgende 

arbeidsovereenkomsten ter vervanging van 

À plusieurs reprises, je vous ai interpellé relativement 

à la situation d’une personne employée au ministère 

des Finances à titre contractuel, laquelle vit une 

situation particulière difficile à gérer sur le plan 

personnel puisque depuis maintenant près de deux ans 

elle bénéficie de contrats successifs de remplacement 


12420 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

zieken of personen die, als vastbenoemden, hetzij een 

loopbaanonderbreking hetzij andere voordelen genieten. 

Het komt mij voor dat de situatie waarin betrokkene 

zich bevindt, een moeilijk en delicaat probleem 

doet rijzen inzake het beheer van het contractueel 

personeel dat bij een departement zoals dat van het 

ministerie van Financiën is tewerkgesteld. 

Om redenen van begrotingscontrole of uit besparingsoverwegingen 

wordt het globaal personeelsvolume 

van Financiën momenteel strikt aan banden 

gelegd. Vanuit louter budgettair oogpunt bekeken mag 

deze handelwijze zich dan al opdringen, in de praktijk 

echter leidt dit tot nogal wat moeilijkheden inzake het 

beheer van de human resources en het respect voor het 

personeel dat bij een departement zoals dat van het 

ministerie van Financiën is tewerkgesteld. 

1. Leidt deze toestand niet tot demotivatie en ontmoediging 

van het personeel van het ministerie van 

Financiën met, op termijn, eventuele gevolgen voor de 

wijze waarop dit departement wordt beheerd? 

2. Hoe wil u deze problematiek in uw departement 

aanpakken? 

3. Welke maatregelen overweegt u om een veralgemening 

van dergelijke situaties te vermijden en te 

voorkomen dat het globaal beheer van uw departement 

erdoor wordt verstoord? 

Antwoord: Het administratief personeel van mijn 

departement bestaat onder meer uit vier soorten 

contractuele ambtenaren: 

1o de ambtenaren met een contract van onbepaalde 

duur die ambtenaren vervangen die hun functie niet of 

slechts tijdelijk opnemen, met uitzondering van de 

loopbaanonderbrekingen. Hun quorum wordt strikt 

bepaald op grond van de vastgestelde afwezigheden; 

elk jaar wordt een evaluatie opgemaakt en elke verhoging 

van het aantal contractuelen wordt voor voorafgaand 

akkoord voorgelegd aan de Inspectie van financiën. 

2o de ambtenaren met een contract van bepaalde 

duur die weinig talrijk zijn en die aangeworven 

worden om het hoofd te bieden aan uitzonderlijke en 

tijdelijke tekorten. De toelating wordt één jaar verleend 

en elke verlenging of nieuw quorum is onderhevig 

aan het akkoord van de Ministerraad. 

Om volledig te zijn wil ik vermelden dat momenteel 

een administratief en budgettair onderzoek aan de 

gang is voor een dossier om mijn departement 

250 contractuele ambtenaren te laten aanwerven 

(125 van niveau 1 en 125 van niveau 2+) omdat er niet 

de personnes malades ou bénéficiant de pauses carrières 

ou autres avantages liés au statut du personnel 

nommé. 

Il me semble que la situation rencontrée par la 

personne est révélatrice d’un problème difficile et délicat 

de gestion du personnel contractuel au sein du 


Pour des raisons de contrôle budgétaire, voire même 

d’économie, le volume du personnel global est maîtrisé 

au sein de l’administration des Finances. Si cette 

manière d’agir est importante sur le plan strictement 

budgétaire, sur le plan de la gestion des ressources 

humaines et du respect du personnel engagé au sein 

d’un département tel celui du ministère des Finances, 

cela est naturellement beaucoup plus difficile à assumer 

et à vivre. 

1. Cette situation n’entraîne-t-elle pas une démotivation 

et un découragement du personnel travaillant 

au sein du ministère des Finances, ce qui à terme pourrait 

avoir des conséquences sur la manière avec 

laquelle l’ensemble de ce département est animé et 

géré? 

2. Pourriez-vous nous expliquer la manière avec 

laquelle l’ensemble de cette problématique est gérée au 

sein de votre département? 

3. Quelles mesures envisagez-vous mettre en œuvre 

pour que des situations telle celle décrite ne puissent 

être généralisées et ne puissent finalement perturber 

l’ensemble de la gestion de votre département? 

Réponse: Parmi le personnel administratif de mon 

département, il y a quatre types d’agents contractuels: 

1o les agents contractuels à durée indéterminée qui 

remplacent des agents qui n’assument pas leur fonction 

ou qui ne l’assument qu’à temps partiel, abstraction 

faite des interruptions de carrière professionnelle. 

Leur quota est strictement déterminé sur la base des 

absences constatées; une évaluation est effectuée 

chaque année et toute augmentation du nombre de 

contractuels est soumise à l’accord préalable de 

l’Inspection des finances. 

2o les agents contractuels à durée déterminée dont 

le nombre est peu élevé et qui sont recrutés pour faire 

face à des besoins exceptionnels et temporaires. 

L’autorisation est accordée pour un an et toute prolongation 

ou nouveau quota est soumis à l’accord du 

Conseil des ministres. 

Pour être complet, je tiens à préciser qu’un dossier 

est actuellement soumis au contrôle administratif et 

budgétaire afin de permettre à mon département de 

recruter 250 agents contractuels (125 du niveau 1 et 

125 du niveau 2+) suite aux manque de lauréats aux 


QRVA 50 106 12421 

15 - 01 - 2002 

genoeg laureaten zijn op de vergelijkende proeven die 

SELOR inricht. Ook hier is het voorafgaand akkoord 

van de Ministerraad vereist. 

3o de ambtenaren aangeworven ter vervanging van 

loopbaanonderbrekingen zijn, op grond van strikte 

wettelijke bepalingen, in dienst om één of meerdere 

welbepaalde ambtenaren (in geval van volledige of 

gedeeltelijke onderbreking) te vervangen die voor dat 

soort verlof geopteerd hebben. 

Het contract loopt automatisch ten einde bij het 

terug opnemen van de dienst van de ambtenaar in 

loopbaanonderbreking. 

Het departement heeft er niettemin steeds op aangedrongen 

om, in dergelijke gevallen, een nieuwe 

loopbaanonderbreking te vervangen om de ambtenaar 

zo een ander contract aan te kunnen bieden. 

4o de ambtenaren aangeworven in het kader van 

het «plan Rosetta» komen in dienst voor de duur van 

één jaar, niet vernieuwbaar. Op het eind van het contract 

probeert het departement hen een nieuwe betrekking 

aan te bieden, als er gelegenheid voor is en als ze 

laureaat zijn, hetzij van een selectieproef, hetzij van 

een proef van een vergelijkend wervingsexamen 

(wettelijke verplichting). 

Zoals u kan opmerken wordt het beheer van de 

contractuele ambtenaren geregeld door een amalgaam 

van regels die zeer duidelijk de actieradius van het 

departement vastleggen. 

Het spreekt vanzelf dat in dit welbepaald kader alles 

altijd in het werk gesteld werd om de contractuelen 

een maximum aan zekerheid te waarborgen en om, in 

de mate van de mogelijkheden die zich voordoen, hun 

aanwerving op het eind van het contract te kunnen 

verlengen. 

Deze doelstelling zal verder betracht worden, rekening 

houdend met de voor het geheel van het federaal 

openbaar ambt genomen maatregelen. 



belast met Middenstand 

sélections comparatives organisées par SELOR. Ici 

aussi, l’accord préalable du Conseil des ministres est 

requis. 

3o les agents contractuels engagés en remplacement 

d’interruptions de carrière professionnelle sont, sur 

base de dispositions légales strictes, engagés pour 

remplacer nominativement un ou plusieurs agents 

(respectivement en cas d’interruption totale ou 

partielle) ayant opté pour ce type de congé. 

Le contrat prend automatiquement fin lors du 

retour en fonction de l’agent en interruption de 

carrière. 

Néanmoins, le département s’est toujours efforcé, 

en pareil cas, de trouver une nouvelle interruption de 

carrière permettant ainsi de proposer un autre contrat 

à l’agent. 

4o les agents contractuels recrutés dans le cadre du 

«plan Rosetta» sont recrutés pour une durée d’un an, 

non renouvelable. En fin de contrat, le département 

essaie de leur offrir un nouvel engagement si des possibilités 

se présentent et s’ils sont lauréats soit d’un test 

de sélection, soit d’une épreuve d’un concours de 

recrutement (obligation légale). 

Comme vous le constaterez aisément, la gestion des 

agents contractuels est régie par un ensemble de règles 

exogènes qui délimitent très clairement le champ 

d’action du département. 

Il est bien évident que dans ce cadre prédéterminé, 

tout a toujours été mis en œuvre pour assurer le maximum 

de sécurité aux agents contractuels et pour, dans 

la mesure des opportunités qui se présentaient, prolonger 

leur engagement en fin de contrat. 

Cet objectif sera poursuivi tout en tenant compte 

des dispositions prises pour l’ensemble de la fonction 

publique fédérale. 



chargé des Classes moyennes 

Telecommunicatie Télécommunications 

DO 2000200121697 DO 2000200121697 

Vraag nr. 199 van de heer Yves Leterme van 1 augustus 

2001 (N.): 

Telecommunicatie. — Samenvoeging van de wetten 

van 30 juli 1979 en 21 maart 1991. 

Zoals het BIPT in zijn jaarverslag 2000 terecht opmerkt, 

is het aannemelijk en verdient het overigens 

Question no 199 de M. Yves Leterme du 1er août 2001 

(N.): 

Télécommunications. — Fusion des lois du 30 juillet 

1979 et 21 mars 1991. 

Comme le signale à juste titre l’IBPT dans son 

rapport annuel 2000, la fusion de la loi du 30 juillet 


1594

12422 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

aanbeveling de wet van 30 juli 1979 betreffende de 

radioberichtgeving en de wet van 21 maart 1991 

betreffende hervorming van sommige economische 

overheidsbedrijven samen te voegen tot één overkoepelende 

telecommunicatiewet. 

Ook de minister heeft herhaaldelijk dergelijke 

samenvoeging en coördinatie aangekondigd. 

Tijdens de vorige legislatuur werd overigens hieromtrent 

reeds voorbereidend werk geleverd. 

1. Wat is de stand van zaken in deze aangelegenheid? 

2. Wordt de samenvoeging van de wetten van 

30 juli 1979 en 21 maart 1991 tot één telecommunicatiewet 

momenteel voorbereid? 

1979 relative aux radiocommunications et de la loi du 

21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises 

publiques économiques en une seule loi globale est 

justifiée, voir même indiquée. 

Le ministre a lui aussi annoncé à plusieurs reprises 

une telle opération de fusion et de coordination. 

Sous la législature précédente, un travail préparatoire 

a par ailleurs déjà été effectué dans ce domaine. 

1. Quel est l’état d’avancement en la matière? 

2. L’intégration des lois du 30 juillet 1979 et du 

21 mars 1991 en une seule loi sur les télécommunications 

est-elle actuellement en préparation? 

3. Wie is belast met dit voorbereidend werk? 3. Qui est chargé de ce travail préparatoire? 

4. Wanneer is de neerlegging in het Parlement van 

het zich opdringende wetgevende werk voorzien? 

Antwoord: Het geachte lid gelieve hieronder het 

antwoord op de gestelde vraag te willen vinden. 

De samenvoeging van de wet van 30 juli 1979 betreffende 

de radioberichtgeving en de wet van 21 maart 

1991 betreffende de hervorming van sommige economische 

overheidsbedrijven wordt momenteel voorbereid 

door het BIPT in samenwerking met de universiteiten 

van Leuven en Namen. Dit voorbereidende werk 

beperkt zich niet tot een loutere coördinatie van beide 

wetgevende teksten maar behelst eveneens een actualisering 

van de bestaande wetteksten die rekening houdt 

met de veranderende Europese reglementering terzake. 

Op dit ogenblik is de structuur van de nieuwe wet 

grotendeels klaar. De komende maanden zullen 

besteed worden aan de redactie van de eigenlijke tekst 

van voorontwerp van wet. Het is de bedoeling dat 

omstreeks februari 2002 een wetsontwerp aan het 

Parlement voorgelegd kan worden. Op deze manier 

kan er zoveel mogelijk rekening gehouden worden met 

de definitieve teksten van de Europese Commissie. 

DO 2000200121744 DO 2000200121744 


2001 (N.): 

Internationaal Perscentrum. — Résidence Palace. — 

Overheidsopdrachten. 

Aan de vooravond van het Belgisch Voorzitterschap 

van de Raad van ministers van de Europese Unie werd 

een nieuw Internationaal Perscentrum in gebruik 

genomen in de gebouwen van de Résidence Palace. 

4. Quand le dépôt au Parlement du nouveau document 

législatif requis est-il prévu? 

Réponse: En réponse à la question posée par l’honorable 

membre, j’ai l’honneur de lui communiquer ce 

qui suit. 

La fusion de la loi du 30 juillet 1979 relative aux 

radiocommunications et de la loi du 21 mars 1991 

portant réforme de certaines entreprises publiques 

économiques est actuellement préparée par l’IBPT en 

collaboration avec les universités de Louvain et de 

Namur. Ce travail préparatoire ne se limite pas à une 

simple coordination des deux textes législatifs mais 

comprend également une actualisation des textes de loi 

existants qui tient compte de la réglementation européenne 

en cours de modification en la matière. 

Pour l’instant, la structure de la nouvelle loi est 

prête pour la majeure partie. Les mois prochains 

seront consacrés à la rédaction du texte proprement dit 

d’avant-projet de loi. Le but est de pouvoir présenter 

un projet de loi au Parlement vers février 2002, de 

manière à pouvoir tenir compte le plus possible des 

textes définitifs de la Commission européenne. 

Question no 202 de M. Yves Leterme du 10 août 2001 

(N.): 

Centre international de presse. — Résidence Palace. — 

Marchés publics. 

À la veille de la présidence belge du Conseil des 

ministres de l’Union européenne, un nouveau Centre 

de presse international a été inauguré dans les bâtiments 

du Résidence Palace. 


QRVA 50 106 12423 

15 - 01 - 2002 

Ik had reeds de gelegenheid de minister enkele informatieve 

vragen te stellen nopens de toenmalige betrokken 

beslissing op zich en de desbetreffende adviezen 

van de Inspectie van Financiën. 

Thans wens ik een volledig en klaar inzicht te verwerven 

in de wijze waarop de opdrachten voor 

werken en leveringen met het oog op de inrichting van 

het bedoelde internationaal perscentrum in de Résidence 

Palace zijn gegund. 

1. 

a) Wat is de totale kostprijs van de werken die 

werden verricht voor het verbouwen, inrichten en 

uitrusten van de Résidence Palace ten behoeve van 

het thans aldaar gevestigde Internationaal Perscentrum? 

b) Wat is de kostprijs onderverdeeld in de verschillende 

deelopdrachten zoals ruwbouw, elektriciteit, 

sanitair, enz.? 

2. Aan welke aannemers en/of leveranciers werden 

de verschillende opdrachten gegund? 

3. 

a) Werden de werken bedoeld in vraag 1 met het oog 

op de gunning ervan opgesplitst in verschillende 

loten of deelopdrachten? 

b) Zo ja, welke waren deze verschillende loten en 

welke was het geraamde bedrag van de verschillende 

deelopdrachten? 

c) Gebeurde de indeling in loten op basis van de klassieke 

criteria die hiervoor binnen de Regie der 

Gebouwen gelden? 

4. 

a) Welke gunningswijze zoals bedoeld in de wetgeving 

op de overheidsopdrachten werd gevolgd 

voor de gunning van leveringen van goederen, 

diensten en werken voor de inrichting van het 

Internationaal Perscentrum? 

b) Welke was desgevallend de wijze van gunnen per 

deelopdracht? 

5. 

a) Welke zijn de bedragen waarvoor de werken 

werden gegund? 

b) In welke gevallen en met betrekking tot welke opdrachten 

werden er meerwerken en meerkosten 

aangerekend ten aanzien van de oorspronkelijke 

gunning en gegunde prijzen? 

c) Wat was in voorkomend geval de reden om meerwerken 

toe te staan? 

6. 

a) Werd er in het geheel van de procedure of voor een 

lot afzonderlijk toepassing gemaakt van artikel 17 

van de wet van 24 december 1993 betreffende de 

J’avais déjà eu l’occasion de poser quelques questions 

au ministre à propos de la décision même et au 

sujet des avis émis à ce sujet par l’Inspection des Finances. 

Je voudrais obtenir des explications complètes et 

précises sur la manière dont les marchés ont été attribués 

en ce qui concerne les travaux et les livraisons 

relatives à l’aménagement du centre de presse international 

dans le Résidence Palace. 

1. 

a) Quel est le coût total des travaux effectués pour les 

transformations, l’aménagement et l’équipement 

du Résidence Palace en vue d’y installer le Centre 

international de presse? 

b) Quel est le coût des travaux, réparti entre les différentes 

parties du marché tels que gros œuvre, électricité, 

sanitaires, etc.? 

2. À quels entrepreneurs et/ou fournisseurs, les 

différents marchés ont-ils été attribués? 

3. 

a) Dans l’optique de leur attribution, les travaux visés 

à la question 1 ont-ils été répartis en différents lots 

ou marchés partiels? 

b) Dans l’affirmative, quels étaient ces différents lots 

et à quel montant les différents marchés partiels 

ont-ils été évalués? 

c) La répartition en lots a-t-elle été effectuée conformément 

aux critères classiques appliqués par la 

Régie des Bâtiments? 

4. 

a) Quelle méthode d’attribution, telle que prévue par 

la législation sur les marchés publics, a été suivie 

dans l’attribution des fournitures de biens, de 

services et des travaux pour l’aménagement du 

Centre international de presse? 

b) Le cas échéant, quelle méthode d’attribution a été 

appliquée pour les marchés partiels? 

5. 

a) Pour quels montants les travaux ont-ils été attribués? 

b) Dans quels cas et pour quels marchés a-t-on porté 

en compte des travaux et des frais supplémentaires 

par rapport aux prix fixés dans l’attribution 

initiale? 

c) Le cas échéant, pourquoi certains travaux supplémentaires 

ont-ils été autorisés? 

6. 

a) Dans l’ensemble de la procédure ou pour un lot 

déterminé, a-t-on appliqué l’article 17 de la loi du 

24 décembre 1993 relative aux marchés publics et à 


12424 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor 

aanneming van werken, leveringen en diensten? 

b) Zo ja, gelieve per geval mee te delen op grond van 

welk specifiek lid van het bedoelde artikel gebruik 

werd gemaakt van deze uitzonderingsprocedure? 

7. Wat is de stand van zaken in verband met de oplevering 

en aanvaarding van de werken? 


1. 

a) De kostprijs bedraagt 206 046 608 frank (inclusief 

BTW). 

b) Onderverdeling kostprijs in deelopdrachten: hiervoor 

verwijs ik naar de overzichtstabel in bijlage. 

certains marchés de travaux, de fournitures et de 

services? 

b) Dans l’affirmative, pourriez-vous indiquer pour 

chacun des cas sur la base de quel alinéa spécifique 

de l’article en question il a été fait usage de cette 

procédure spéciale? 

7. Qu’en est-il en ce qui concerne la réception des 

travaux? 

1. 

a) Le coût s’élève aux 206 046 608 francs (TVA 

comprise). 

b) Répartition du coût en marchés partiels: je vous 

renvoie à ce sujet au tableau récapitulatif en 

annexe. 

2. Aannemers: zie overzichtstabel in bijlage. 2. Entrepreneurs: voir tableau récapitulatif en 

annexe. 

3. 

a) Gezien de tijdsdruk werden de werken opgesplitst 

in loten. Hierdoor kon tijd gewonnen worden 

door verschillende kleinere loten tezelfder tijd voor 

te bereiden in plaats van één groot lot. Dit liet ook 

toe om zich direct te wenden tot aannemers gespecialiseerd 

in de betreffende opdracht. Naar kostprijs 

toe geeft dit ook gunstige gevolgen omdat in 

het geval van één grote aanneming deze aannemers 

in onderaanneming beroep moeten doen op deze 

specialisten en er bovenop nog een winstmarge 

wordt genomen. 

3. 

a) Vu le délai très court, les travaux ont été répartis 

en lots. De cette manière on peut gagner du temps 

pour préparer en même temps différents plus petits 

lots à la place d’un lot important. Ceci permet 

aussi de s’adresser directement aux entrepreneurs 

spécialisés dans les contrats concernés. Cela a aussi 

une suite favorable pour le coût convenu parce que 

dans le cas d’une grande entreprise cet entrepreneur 

doit faire appel à des sous-traitants pour ces 

spécialités et prend de plus une marge bénéficiaire. 

b) Verschillende loten: zie overzichtstabel. b) Différents lots: voir tableau récapitulatif. 

c) De gebruikelijke opdeling in loten gebeurt zoals 

opgesomd in uw vraag onder 1b). In dit dossier 

was er een bijkomend gegeven dat de lokalen niet 

alle op hetzelfde moment waren vrijgemaakt, 

zodat men zich aanvankelijk geconcentreerd heeft 

op het gelijkvloers, waar vooral zalen zijn die 

direct beschikbaar waren. Andere lokalen (onder 

andere kantoren op de verdiepingen) waren dit pas 

later. 

4. 

a) Gunningswijze: zie overzichtstabel. 

c) La division en lots existe habituellement comme 

signalé dans votre question sous 1b). Dans ce 

dossier il y avait une donnée supplémentaire: les 

locaux n’étaient pas tous libres au même moment, 

ainsi on s’est concentré, au départ, au rez de chaussée 

où se trouve la plupart des salles qui étaient 

directement disponibles. Les autres locaux (entre 

autres les bureaux des étages) l’ont été plus tard. 

4. 

a) Procédures des marchés: voir tableau récapitulatif. 

b) Procedures per lot: zie overzichtstabel. b) Procédures par lot: voir tableau récapitulatif. 

5. 

a) Bedragen: zie overzichtstabel. 

5. 

a) Montants: voir tableau récapitulatif. 

b) Meerwerken: zie overzichtstabel. b) Travaux supplémentaires: voir tableau récapitulatif. 

c) Het betreft in hoofdzaak onvoorziene werken die 

werden vastgesteld bij de uitvoering. Het betreft 

hier een gebouw uit de jaren 1927, waarvan nog 

weinig oorspronkelijke plans bestaan. Over 

c) Cela concerne principalement les travaux non 

prévus qui ont été constatés lors de l’exécution. Il 

s’agit ici d’un bâtiment des années 1927, pour 

lequel il n’existe encore que peu de plans origi- 


QRVA 50 106 12425 

15 - 01 - 2002 

aanpassingswerken die in de loop der jaren werden 

uitgevoerd is er eveneens weinig of geen informatie. 

Het is pas wanneer een lambrisering of een 

plafond is weggenomen dat er verrassende omstandigheden 

zich kunnen voordoen. Ook werden 

de werken opgevolgd door de commissie voor 

Monumenten en Landschappen die soms eisen 

stelde waarbij de oorspronkelijke oplossing diende 

aangepast. 

6. 

a) Ik veronderstel dat met deze vraag de gevallen 

worden bedoeld waarin geen aankondiging van de 

onderhandelingsprocedures verplicht is (artikel 17, 

§ 2, van de voornoemde wet van 24 december 

1993) onder andere geheimverklaring, hoogdringendheid, 

enz. Er werd van dit artikel gebruik 

gemaakt. Er dient op gewezen dat dit procedures 

zijn die voorzien zijn in de reglementering op de 

overheidsopdrachten. Alle dossiers welke procedure 

ook werd toegepast, werden in toepassing 

van de reglementering op de administratieve en 

budgettaire controle voorgelegd aan de Inspectie 

van Financiën. 

b) Buiten de gevallen die binnen het toegelaten grensbedrag 

vallen, zijn er enkele onderhandelingsprocedures 

toegepast op basis van de toegestane 

uitbreiding van lopende dossiers in de Residence 

Palace (aangeduid met OP* in de overzichtstabel). 

7. Alle werken zijn opgeleverd mits een aantal opmerkingen 

die op korte termijn werden opgelost maar 

die geen hinder vormden voor de werking van het IPC. 

Brussel — Residence Palace — Internationaal Perscentrum 

Procedure 

— 

Procédure 

Aard van de opdracht 

— 

Nature du marché 

naux. Il n’y a que peu ou pas d’information sur les 

travaux d’adaptation qui ont été exécutés au cours 

des années. Ce n’est seulement qu’au moment où 

un lambris ou un plafond est enlevé que les situations 

réelles se présentent. Les travaux sont aussi 

suivi par la commission des Monuments et Sites 

qui parfois impose des exigences pour lesquelles 

une solution originale doit être adaptée. 

6. 

a) Je suppose que cette question vise les cas dans 

lesquels l’annonce de la procédure négociée n’est 

pas obligatoire (article 17, § 2, de la loi précitée du 

24 décembre 1993), entre autres objet du marché 

déclaré secret, l’urgence impérieuse, etc. Il a été fait 

usage de cet article. Il faut faire valoir que se sont 

là des procédures qui sont prévues dans la réglementation 

sur les marchés publics. Tous les 

dossiers, chaque procédure qui a été appliquée, ont 

été soumises à l’Inspection des Finances, en application 

de la réglementaiton du contrôle administratif 

et budgétaire. 

b) Outre les cas en dessous du montant limite autorisé, 

quelques procédures négociées ont été appliquées 

sur la base de l’extension autorisée de 

dossiers en cours au Résidence Palace (indiquées 

par PN* au tableau récapitulatif). 

7. Tous les travaux ont été réceptionnés sous 

réserve d’un certain nombre de remarques qui sont 

résolues à court terme mais qui ne constituent aucune 

entrave au fonctionnement de l’IPC. 

Bruxelles — Résidence Palace — Centre international 

de presse 

Bedrag 

— 

Montant 

Aannemer 

— 

Adjudicataire 

1 OA/MP Plaatsen van een koepel (patio). — Installation d’une 

coupole (patio) ................................................................. 36 837 343 SDM — MVDK — GL TV 

Ramingsstaat. — Estimation A1 ...................................... 1 240 439 

Ramingsstaat. — Estimation B1 ...................................... 1 246 300 


2 OA/MP Klimaatregeling. — Climatisation .................................... 9 091 638 Van Den Brande 

Ramingstaat. — Estimation A1 ....................................... 1 244 848 


3 OA/MP Bouwen van een noodtrap. — Construction d’un escalier de 

secours ............................................................................. 17 111 257 SDM — MVDK — GL TV 

Ramingsstaat. — Estimation A1 ...................................... 303 904 


Ramingsstaat. — Estimation B2 ...................................... 580 800 

4 OP*/PN* Verbouwingswerken (sanitair + verbreding gang). — 

Travaux de transformation (sanitaire + élargissement 

couloir) ............................................................................ 14 840 226 De Neef & Zoon 


12426 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

Procedure 

— 

Procédure 


— 


Bedrag 

— 

Montant 

Aannemer 

— 

Adjudicataire 

5 OP*/PN* Elektriciteitswerken: fase 1. — Travaux d’électricité: phase 

1 ...................................................................................... 5 195 597 Elcobo 

6 BO/AOR Aankoop of leasing kantoormeubelen. — Achat ou location 

à bail de meubles de bureau ..................................... 30 252 686 COM 

7 S/S Elektriciteitswerken. — Travaux d’électricité ................... 6 614 115 Egemin 

8 OA/MP Aanpassen liften. — Adaptation ascenseurs ..................... 915 130 Coopman 

9 OA/MP Inrichten zalen 1, 2 en 3 en bijhorende vertaalcabine en 

afwerking. — Aménagement salles 1, 2 et 3 et cabine 

d’interprétation corresondante et finition ......................... 6 950 475 Ardicor 



Ramingsstaat. — Estimation B3 ...................................... 981 020 

10 OPA/PN Uitbreidingswerken verplaatsing hoofdverdeler. — 

Travaux d’agrandissement déplacement distributeur principal 

................................................................................... 870 009 Philips 

11 BO/AOR Leveren van 29 PC’s, 32 printers + software & onderhoud. 

— Livraison de 29 ordinateurs, 32 imprimantes et logiciel 

& entretien ...................................................................... 3 629 958 Bull 

12 BO/AOR Leveren van 2 servers, exploitatie & onderhoud. — Livraison 

de 2 serveurs, exploitation & entretien ..................... 2 348 211 Micro-Fi 

Bijkredieten. — Crédits complémentaires ........................ 212 413 

13 S/S Elektriciteitsleveringen. — Livraisons d’électricité ............ 5 821 039 Egemin 

14 S/S Afwerkingsfase elektriciteit. — Phase de finition électricité 7 246 647 Egemin 

15 OP/PN Veiligheids- en informatiesignalisatie. — Signalisation de 

sécurité et d’information .................................................. 1 169 549 Burotex 

16 OP/PN Decoratieve signalisatie. — Signalisation décorative ........ 800 396 Burotex 

17 OP/PN Voorbereiding koude keuken + leveren + plaatsen combisteamer 

in de keuken. — Préparation cuisine froide + 

livraison + installation four à vapeur combiné dans la 

cuisine .............................................................................. 1 068 188 CPK 


18 OP/PN Aanpassingen schrijnwerkerij (gelijkvloers) in functie van 

de oprichting IPC. — Adaptations menuiserie (rez-dechaussée) 

en fonction de la création CPI .......................... 1 126 333 Ardicor 

19 OP/PN Akoestische werkzaamheden in functie van de oprichting 

van het IPC. — Travaux d’acoustique en fonction de la 

création CPI ..................................................................... 1 114 410 Barko Construction 

20 OP/PN Opfriswerken inkomsassen achter de doorgangen patio & 

traphal (gelijkvloers) achter de Erezaal. — Travaux de 

rénovation des sas d’entrée derrière passage patio & cage 

d’escalier (rez-de-chaussée) derrière Salle d’honneur ........ 932 468 Ardicor 


21 OP/PN Aanpassingswerken aan centrale verwarming in functie van 

het nieuw op te richten IPC. — Travaux d’adaptation au 

chauffage central en fonction du CPI à créer ................... 1 220 897 Dalkia 

22 S/S Afwerking elektriciteit. — Finition électricité .................. 5 983 690 Egemin 

23 OP*/PN* Bijkomende klimatisatie 1e verdieping en gedeeltelijk gelijkvloers. 

— Climatisation complémentaire 1er étage et 

partiellement rez-de-chaussée ........................................... 6 489 669 Van Den Brande 


QRVA 50 106 12427 

15 - 01 - 2002 

Procedure 

— 

Procédure 


— 


Bedrag 

— 

Montant 

24 OP*/PN* Renovatiewerken 1e + 2e verdieping, blok C. — Travaux 

de rénovation 1 er et 2 e étage, bâtiment C ......................... 24 143 710 Elcobo 

Totaal. — Total .............................................................. 206 046 608 

Aannemer 

— 

Adjudicataire 

OA openbare aanbesteding. MP marché public. 

OP onderhandelingsprocedure. PN procédure de négociation. 

OP* onderhandelingsprocedure uitbreiding. PN* procédure de négociation agrandissement. 

BO beperkte offerteaanvraag. AOR appel d’offres restreint. 

S stock op basis van OA. S stock sur base du MP. 

DO 2001200200062 DO 2001200200062 

Vraag nr. 216 van mevrouw Martine Dardenne van 

22 oktober 2001 (Fr.): 

Verspreiding van het «draadloze internet» of de lokale 

radiolus. 

Een nieuw type aansluiting op internet breidt zich 

gaandeweg op ons grondgebied uit, met name de 

lokale radiolus of het «draadloze internet». 

Het betreft operatoren die, via antennes, met hertzgolven 

toegang verschaffen tot het world wide web. 

Belangrijke voordelen van deze technologie zijn een 

hoog debiet bij de datatransmissie (tot 8 Mo per 

seconde vergelijkbaar met de 2 Mo maximum van 

ADSL), een eenvoudige plaatsing aangezien er geen 

graaf- of afbraakwerken vereist zijn voor de installatie 

van dit soort «lijn», een grote flexibiliteit die het 

mogelijk maakt in te spelen op bijkomende behoeften 

ingeval de onderneming zich nog verder ontwikkelt en 

tal van aanverwante diensten. De gebruikte frekwenties 

schommelen respectievelijk rond de 26 en 28 GHz, 

dit is 10 maal meer dan het bestaande UMTS-systeem. 

Voor de exploitatie van dit systeem werden tot dusver 

vier licenties toegekend aan Formus Communications 

Belgium, Lamtel Belgium, Belgacom en Winstar (reeds 

in faling, naar het schijnt). Eind dit jaar zouden er nog 

andere kunnen volgen. 

Volgens «Le Vif/L’Express» zou de kostprijs van 

deze technologie zeer hoog zijn. Die van de antenne en 

de bijbehorende electronica situeert zich tussen 80 000 

en 120 000 frank, terwijl de huurprijs van deze dienstverlening 

varieert tussen 16 000 en 32 000 frank naargelang 

van het gevraagde en gewaarborgde debiet. 

1. Hoeveel operatoren zijn er momenteel op het 

Belgisch grondgebied actief en hoe verdelen zij dit 

laatste onder elkaar? 

2. Welke wetgevende teksten reglementeren de 

plaatsing en/of de exploitatie van dit soort telecommunicatie? 

3. Hoeveel basisstations werden reeds geïnstalleerd 

en waar zijn ze gevestigd? 

Question no 216 de Mme Martine Dardenne du 

22 octobre 2001 (Fr.): 

Déploiement de l’«internet sans fil» ou boucle locale 

radio. 

Un nouveau type de connexion à internet s’implante 

peu à peu sur notre territoire, la boucle locale radio ou 

«internet sans fil». 

Il s’agit d’opérateurs qui, via des antennes, fournissent 

par ondes hertziennes un accès à la toile 

mondiale. La technologie offre quelques avantages 

notables comme un débit élevé dans la transmission de 

données (jusqu’à 8 Mo par seconde à comparer au 

2 Mo maximum de l’ADSL), une mise en place simplifiée 

puisque ne nécessitant pas de creuser et de démolir 

pour réaliser l’installation de ce type de «ligne», une 

grande souplesse pour répondre à des besoins supplémentaires 

en cas de développements successifs de 

l’entreprise, de nombreux services associés. Les 

fréquences utilisées avoisinent les 26 et 28 GHz, soit 

10 fois plus que l’UMTS. Quatre licences ont été attribuées 

à Formus Communications Belgium, Lamtel 

Belgium, Belgacom et Winstar (déjà en faillite semblet-il). 

D’autres pourraient encore être distribuées fin de 

cette année. 

En outre, selon Le Vif/L’Express, le coût de cette 

technologie est élevé. Celui de l’antenne et de 

l’électronique qui l’accompagne fluctue entre 80 000 et 

120 000 francs, tandis que la location des services 

varierait entre 16 000 et 32 000 francs selon le débit 

demandé et garanti. 

1. Combien d’opérateurs sont actifs sur le territoire 

belge et comment se répartissent-ils chacun sur celuici? 

2. Quels textes législatifs réglementent l’installation 

et/ou l’exploitation de ce type de télécommunication? 

3. Combien de stations de base ont déjà été installées 

et où se situent-elles? 


12428 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

4. Hoeveel installaties/exploitaties wachten alsnog 

op een vergunning en voor welke vestigingen werden 

die aanvragen ingediend? 

5. Hoeveel ondernemingen die in deze dienstverlening 

geïnteresseerd zijn, sloten terzake reeds een contract? 

6. Wat is het maximale en gemiddelde zendvermogen 

van de antennes die van deze technologie gebruik 

maken (met inbegrip van de versterkingscoëfficiënt 

van de antenne)? Graag een gedetailleerd antwoord in 

functie van de richting van de datatransmissie, dit is 

van de operator naar de gebruiker en vice versa? 

7. Kunt u ons het technisch lastenboek laten geworden 

dat de aanvragen inzake installatie-exploitatie vergezelt? 

8. Welke verantwoordelijkheden draagt het BIPT 

desbetreffend? 

9. 

a) Werden andere licenties dan de vier bovengemelde 

toegekend of staat dit te gebeuren? 

4. Combien d’installations/exploitations sont dans 

l’attente d’un permis à ce jour et pour quels sites les 

demandes ont-t-elles été introduites? 

5. Combien d’entreprises utilisatrices ont conclu un 

contrat pour se voir fournir ce service? 

6. À quelle puissance maximale et moyenne (coefficient 

d’amplification d’antenne compris) émettent les 

antennes de cette technologie (en détaillant la réponse 

en fonction du sens de la transmission des données de 

l’opérateur vers l’utilisateur et vice versa)? 

7. Pouvez-vous nous faire transmettre le cahier 

technique qui accompagne les demandes d’installation-exploitation? 

8. Quelles sont les responsabilités de l’IBPT en la 

matière? 

9. 

a) D’autres licences que les quatre citées ont-elles été 

accordées ou le seront? 

b) Zo ja, hoeveel en aan wie? b) Si oui, combien et à qui? 


1. Vijf operatoren hebben een vergunning gekregen 

voor de aanleg en exploitatie van een openbaar telecommunicatienet 

dat gebruik maakt van de lokale 

radiolus. In alfabetische volgorde zijn dat: 

Belgacom NV 

Formus Communications Belgium BVBA 

LandTel Belgium 

Région wallonne, ministère de l’Équipement et des 

Transports 

SkyberNet Belgium NV 

Het geografische gebied waarin de operatoren actief 

zijn, maakt deel uit van hun kandidatuurdossier en 

wordt vermeld in de vergunning die zij krijgen. Die 

gegevens zijn door de operatoren als vertrouwelijk 

aangemerkt. Het BIPT moet die vertrouwelijkheid, 

waarvan sprake in artikel 120 van de wet van 21 maart 

1991 betreffende de hervorming van sommige economische 

overheidsbedrijven, eerbiedigen. 

2. Artikel 92bis van de wet van 21 maart 1991 

betreffende de hervorming van sommige economische 

overheidsbedrijven, ten uitvoer gelegd door het 

koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de 

voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare 

telecommunicatienetwerken. 

3. Die informatie is vertrouwelijk (artikel 120 van 

de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming 

van sommige economische overheidsbedrijven). 

4. Die informatie is vertrouwelijk (artikel 120 van 

de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming 

van sommige economische overheidsbedrijven). 

1. Cinq opérateurs ont obtenu une autorisation 

pour l’établissement et l’exploitation d’un réseau 

public de télécommunications utilisant la boucle locale 

radio, par ordre alphabétique: 

Belgacom SA 

Formus Communications Belgium BVBA 

LandTel Belgium 

Région wallonne, ministère de l’Équipement et des 

Transports 

SkyberNet Belgium NV 

La zone d’activité géographique des opérateurs fait 

partie de leur dossier de candidature et est reprise dans 

les autorisations qui leurs sont octroyées. Ces données 

ont été déclarées confidentielles par les opérateurs. 

L’IBPT est tenu de respecter cette confidentialité 

prévue à l’article 120 de la loi du 21 mars 1991 portant 

réforme de certaines entreprises publiques économiques. 

2. L’article 92bis de la loi du 21 mars 1992 portant 

réforme de certaines entreprises publiques économiques 

mis en œuvre par l’arrêté royal du 22 juin 1998 

relatif aux conditions d’établissement et d’exploitation 

de réseaux publics de télécommunications. 

3. Cette information est confidentielle (article 120 

de la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines 

entreprises publiques économiques). 

4. Cette information est confidentielle (article 120 

de la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines 

entreprises publiques économiques). 


QRVA 50 106 12429 

15 - 01 - 2002 

Indien het advies van het BIPT gunstig is, neemt dit 

de vorm aan van een ontwerp van vergunning. Voor 

die eerste twee kandidaten kan de minister de vergunning 

toekennen tegen 15 december 2001. 

DO 2001200200078 DO 2001200200078 

Vraag nr. 218 van de heer Willy Cortois van 24 oktober 

2001 (N.): 

Opduiken van nieuwe informatica-virussen. — 

«E-security team». — Gemeenschappelijk alarm 

voor de vijftien EU-lidstaten. 

Onlangs heeft de minister een akkoord gesloten met 

zijn collega uit Singapore dat beoogt bij de ontdekking 

van een nieuw informatica-virus wederzijds alarm te 

slaan om aldus de verspreiding zo snel mogelijk te 

beletten. 

Anderzijds beschikt ons land sedert enige tijd over 

een «e-security team» bestaande uit een twintigtal 

specialisten, opgezet op initiatief van het Belgisch Instituut 

voor postdiensten en telecommunicatie (BIPT) 

met het doel doorlopend te kunnen optreden bij het 

opduiken van een nieuw virus en zo het grote publiek 

en de ondernemingen onverwijld te kunnen waarschuwen. 

1. Hoe vaak reeds werd door dit «e-security team» 

alarm gegeven sedert het zijn activiteiten heeft aangevat? 

2. 

a) Hoe staat het met de voorbereiding van de aangekondigde 

oprichting van een gemeenschappelijk 

alarm voor de vijftien EU-lidstaten? 

b) Op welk niveau situeert zich het Belgische aandeel 

in dit alarmplatform? 

c) Zal het ook kunnen beschikken over een centrale 

controlezetel en waar zou deze eventueel kunnen 

gevestigd worden of wordt het verondersteld in los 

verband te zullen werken en optreden? 



1. Gedurende de periode 4 mei 2000 tot 

12 november 2001 werden 78 alarms geïnitieerd, die 

aanleiding gegeven hebben tot: 

— 63 aanpassingen van de viruswarning-pagina op de 

BIPT-website, inclusief verwittiging van de 

mailinglist op dewelke de bevolking zich gratis kan 

inschrijven en zodoende bij elke aanpasing van de 

viruswarning-pagina 

wordt; 

automatisch verwittigd 

Si l’avis de l’IBPT est favorable, il prend la forme 

d’un projet d’autorisation. Pour ces deux derniers 

candidats, le ministre pourra octroyer l’autorisation 

pour le 15 décembre 2001. 

Question no 218 de M. Willy Cortois du 24 octobre 

2001 (N.): 

Nouveaux virus informatiques. — «E-security team». 

— Système d’alerte commun aux quinze États 

membres de l’UE. 

Le ministre a conclu récemment avec son collègue 

de Singapour un accord prévoyant qu’en cas de découverte 

d’un nouveau virus informatique, les deux pays 

donneraient réciproquement l’alerte afin d’empêcher 

dans les meilleurs délais la propagation du virus. 

Par ailleurs, notre pays dispose depuis quelque 

temps d’un «e-security team», composé d’une vingtaine 

de spécialistes, mis sur pied à l’initiative de 

l’Institut belge des services postaux et des télécommunications 

(IBPT) afin de pouvoir intervenir à tout 

moment en cas d’apparition d’un nouveau virus et 

d’avertir immédiatement le grand public et les entreprises. 

1. À combien de reprises ce «e-security team» a-t-il 

déjà donné l’alerte depuis qu’il a entamé ses activités? 

2. 

a) Qu’en est-il des préparatifs en vue de la mise en 

place d’un système d’alerte commun aux 15 États 

membres de l’UE? 

b) Qu’en est-il de la participation belge à cette plateforme 

commune? 

c) La plate-forme disposera-t-elle d’un siège central 

de contrôle et où celui-ci pourrait-il le cas échéant 

être établi ou alors fonctionnera-t-elle dans un 

cadre plus informel? 



qui suit. 

1. Pendant la période du 4 mai 2000 au 

12 novembre 2001, 78 alarmes ont été initiées, 

donnant lieu à: 

— 63 adaptations de la page viruswarning sur le site 

web IBTP, y inclus l’avertissement du mailinglist 

auquel les gens peuvent s’inscrire et par conséquent, 

ils seront automatiquement avertis lors de 

chaque adaptation de la page viruswarning; 


1595

12430 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

— 5 persmededelingen; — 5 communiqués de presse; 

— 4 interviews op de radio; — 4 interviews à la radio; 

— 2 interviews op TV; — 2 interviews à la télévision; 

— 2 interviews met de geschreven pers; — 2 interviews dans la presse écrite; 

— 2 alarms via de Verkeersredactie. — 2 alarmes via la Rédaction du trafic. 

2. De voorbereiding van een gemeenschappelijk 

alarm voor de vijftien lidstaten is in volle gang. In het 

kader van het voorzitterschap van de Europese Unie en 

de aanwezige know-how speelt België hier een voortrekkersrol 

in. 

a) — Tijdens de voorbereidende bezoeken die de 

minister aflegde bij zijn ambtsgenoten, kwam 

het onderwerp systematisch aan bod. 

— Een vragenlijst met betrekking tot de voorzieningen 

inzake e-security werd onder de lidstaten 

verspreid in juli 2001. In september 2001 

wijdde een werkgroep van de Europese Raad 

hier een bespreking aan gedurende een volle 

dag. 

— Op 5 oktober 2001 werd door het kabinet Telecommunicatie 

een workshop georganiseerd 

inzake e-security in Brussel. 

— Tijdens de Europese Raad Telecommunicatie 

werd tussen de Telecommunicatieministers een 

eerste oriënterende discussieronde gehouden. 

— De werkzaamheden zijn in volle voorbereiding 

om tijdens de tweede Telecommunicatieraad 

een resolutie inzake e-security aan te nemen, 

waarin een gemeenschappelijk Europees initiatief 

wordt voorgesteld. 

b) Het Belgische aandeel zal afhangen van de 

concrete vorm die de Europese samenwerking zal 

aannemen. Verondersteld kan worden dat de 

samenwerking zich in het begin zal beperken tot 

een uitwisseling van virusalarms en van know-how 

inzake de verwittiging van de bevolking in geval 

van een ernstig alarm. Gezien de Belgische knowhow 

op dit vlak is het aandeel van België hierin 

momenteel groot. 

c) Aangezien de samenwerking in eerste instantie op 

vrijwillige basis en in los verband zou plaatsvinden, 

is er op dit moment geen nood aan een 

centrale controlezetel. 

DO 2001200200121 DO 2001200200121 


5 november 2001 (N.): 

Lambermontakkoorden. — Uitvoering van de akkoorden. 

Een vijftal maanden geleden werden de Lambermontakkoorden 

in het Parlement in wetteksten omgezet. 

2. La préparation de l’alarme commune pour les 

quinze États membres de l’Union européenne est en 

cours. Dans le cadre de la présidence de l’Union européenne, 

la Belgique joue un rôle pilote. 

a) — Pendant les visites préparatoires qu’a rendues 

le ministre avec ses collègues, ce sujet ressortait 

systématiquement. 

— Une liste de questions concernant les dispositifs 

relatifs à l’e-security a été remise aux États 

membres en juillet 2001. En septembre 2001, le 

groupe de travail du Conseil européen a consacré 

toute une journée à cette discussion. 

— Le 5 octobre 2001, le cabinet des Télécommunications 

a organisé à Bruxelles un atelier 

portant sur l’e-security. 

— À l’occasion du Conseil européen des ministres 

des Télécommunications, un premier cycle de 

discussion d’orientation a été ténu. 

— Les travaux se trouvent en pleine préparation 

afin d’approuver une résolution relative à l’esecurity 

lors du deuxième Conseil des Télécommunications, 

dans laquelle une initiative 

européenne commune sera présentée. 

b) La contributon belge dépendra de la forme concrète 

qu’adoptera cette collaboration européenne. 

On peut supposer qu’au début, la collaboration se 

limitera à un échange d’alarmes virus et du savoirfaire 

sur le plan d’avertissement à la population en 

cas d’alarme menaçante. Étant donné le savoirfaire 

belge en cette matière, la contribution de la 

Belgique à ce sujet est importante à l’heure 

actuelle. 

c) À l’heure actuelle, la collaboration sera volontaire 

et indépendante et à ce stade, il ne faut pas de siège 

de contrôle central. 

Question no 219 de M. Alfons Borginon du 5 novembre 

2001 (N.): 

Accords du Lambermont. — Exécution des accords. 

Il y a quelque cinq mois, le Parlement a coulé les 

accords du Lambermont en textes de loi. 


QRVA 50 106 12431 

15 - 01 - 2002 

1. Zou u kunnen meedelen wat u sedertdien (of 

daarvoor) reeds gedaan heeft in uitvoering van deze 

akkoorden? 

2. Zou u kunnen meedelen wat u verder nog moet 

doen voor een optimale uitvoering van deze akkoorden? 

3. Zou de minister — wat zijn bevoegdheden 

betreft — kunnen zeggen hoe de planning eruit ziet 

voor de administratieve uitvoering van deze akkoorden? 

Antwoord: Ik verwijs naar het antwoord gegeven 

door de vice-eerste minister en de minister van Buitenlandse 

Zaken (vraag nr. 198 van 5 november 2001, 

Vragen en Antwoorden, Kamer, 2001-2002, nr. 102, 

blz. 11806) en door de vice-eerste minister en minister 

van Begroting, Maatschappelijke Integratie (vraag 

nr. 96 van 5 november 2001, Vragen en Antwoorden, 

Kamer, 2001-2002, nr. 102, blz. 11815) en Sociale 

Economie aan wie de vraag eveneens werd gesteld. 

DO 2001200200153 DO 2001200200153 

Vraag nr. 220 van de heer Bart Laeremans van 


1. Quelles mesures avez-vous prises depuis (ou 

antérieurement) en exécution de ces accords? 

2. Que vous reste-t-il à faire en vue d’une exécution 

optimale de ces accords? 

3. En ce qui concerne vos compétences, quels délais 

sont-ils prévus pour l’exécution administrative de ces 

accords? 

Réponse: Je me réfère à la réponse donnée par le 

vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères 

(question n o 198 du 5 novembre 2001, Questions et 

Réponses, Chambre, 2001-2002, n o 102, p. 11806) et 

par le vice-premier ministre et ministre du Budget, de 

l’Intégration sociale (question n o 96 du 5 novembre 

2001, Questions et Réponses, Chambre, 2001-2002, 

n o 102, p. 11815) et de l’Économie sociale, auxquels la 

question a également été posée. 

Question n o 220 de M. Bart Laeremans du 9 novembre 

2001 (N.): 

De Post. — Vakantiecentra. — Taalgebruik. La Poste. — Centres de vacances. — Emploi des 

langues. 

In de Vlaamse vakantiecentra van de sociale dienst 

van De Post worden de Franstalige vakantiegangers in 

het Frans te woord gestaan. Maar in de Waalse centra 

worden de Vlaamse gasten niet in het Nederlands onthaald. 

1. Moeten de personeelsleden van die vakantiecentra 

tweetalig zijn? 

Dans les centres de vacances flamands du service 

social de La Poste, les vacanciers francophones se 

voient adresser la parole en français. Dans les centres 

wallons, les hôtes flamands ne sont en revanche pas 

accueillis en néerlandais. 

1. Les membres du personnel de ces centres de 

vacances doivent-ils être bilingues? 

2. Wat is hun taalstatuut? 2. Quel est leur statut linguistique? 

3. Zijn het plaatselijke diensten of uitvoeringsdiensten, 

waarvan de werkkring het ganse land bestrijkt, 

en waarin dus de vakantiegangers in de eigen taal 

moeten worden te woord gestaan? 

4. Bovendien wordt er vastgesteld dat de opschriften 

en de schriftelijke mededelingen in de Waalse 

centra eentalig in het Frans zijn gesteld. 

Is dat dan wel in overeenstemming met de in België 

heersende taalwetten? 

Antwoord: De NV van publiek recht erkent dat er 

in deze centra inderdaad een aantal personeelsleden 

werkzaam zijn met een onvoldoende kennis van de 

tweede landstaal. 

Dit probleem vloeit voort uit het chronisch tekort 

aan volledig tweetalig personeel. Daartegenover staat 

3. S’agit-il de services locaux ou de services d’exécution 

dont le champ d’activité couvre l’ensemble du 

pays et où les vacanciers doivent se voir adresser la 

parole dans leur langue? 

4. On constate en outre que, dans les centres 

wallons, les inscriptions et les communications écrites 

sont uniquement rédigées en français. 

Est-ce conforme aux lois linguistiques en vigueur en 

Belgique? 

Réponse: La SA de droit public La Poste admet 

qu’en effet, un certain nombre de travailleurs dans ces 

centres ne maîtrise pas suffisamment la deuxième 

langue nationale. 

Cette situation découle d’une part de la pénurie 

chronique de personnel entièrement bilingue et d’autre 


12432 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

evenwel de zorg en de verplichting van de sociale 

dienst om de continuïteit van haar dienstverlening in 

deze diensten te blijven verzekeren. 

Er werden dan ook maatregelen getroffen om deze 

toestand te verhelpen. 

Zo kan bijvoorbeeld worden gewezen op de instructie 

aan het eentalig personeel om de tussenkomst van 

een collega, die tot een andere taalrol behoort of die 

tweetalig is in te roepen, ingeval het geconfronteerd 

wordt met problemen op taalkundig gebied. 

Bovendien worden de eentalige personeelsleden 

aangemoedigd zich in te schrijven voor taalexamens 

georganiseerd door SELOR. 

De sociale dienst bevestigt daarbij dat de optimale 

kwaliteit van zijn dienstverlening in elk geval een prioritair 

aandachtspunt is en blijft. 

Met betrekking tot de eentalige opschriften en 

mededelingen werden de nodige instructies gegeven 

om deze toestand onmiddellijk te regulariseren. 

DO 2001200200170 DO 2001200200170 

Vraag nr. 221 van de heer Dirk Pieters van 14 november 

2001 (N.): 

part du souci et de l’obligation du service social de 

toujours assurer la continuité de ses services. 

Des mesures ont été prises entre-temps pour améliorer 

cette situation. 

Ainsi le personnel unilingue a reçu l’ordre de 

demander l’intervention d’un collègue appartenant à 

l’autre rôle linguistique ou qui soit bilingue, dans le 

cas où l’on est confronté à des problèmes linguistiques. 

En outre, les agents unilingues sont encouragés à 

s’inscrire aux examens linguistiques organisés par le 

SELOR. 

En plus, le service social confirme que la qualité 

optimale de ses services reste en tout cas une priorité 

particulière qui sera maintenue. 

Quant aux informations et communications unilingues, 

les instructions nécessaires ont été données afin 

de régulariser cette situation dans l’immédiat. 

Question n o 221 de M. Dirk Pieters du 14 novembre 

2001 (N.): 

De Post. — Postverkeer te Halle. La Poste. — Trafic postal à Hal. 

Het overgroot gedeelte van de post, die gebust is in 

Halle, wordt in Brussel afgestempeld. Aldus gebeurt 

het vaak dat de briefwisseling die voor Halle zelf 

bestemd is, via de omweg van Brussel met enige vertraging 

bij de inwoners van Halle wordt besteld. Bovendien 

krijgt men er veelal, via een betaalde publistempel, 

nog Franstalige reclame bovenop. Wij vernemen 

overigens dat hetzelfde nu te gebeuren staat in 

Herne. 

1. Is het een vooruitgang in de dienstverlening voor 

de inwoners van Halle dat hun briefwisseling met 

andere inwoners van Halle vertraging moet oplopen 

door de omweg van de afstempeling in Brussel? 

2. 

a) Bent u het ermee eens dat Hallenaren op hun briefwisseling 

met andere Hallenaren geconfronteerd 

worden met Franstalige publiciteit? 

b) Is het op die manier dat De Post respect opbrengt 

voor de in de wet vastgelegde eentaligheid van de 

rand rond Brussel? 

3. 

a) Gebeurt hetzelfde of zal hetzelfde ook gebeuren 

met andere randgemeenten rond Brussel en/of 

gemeenten in Vlaams-Brabant? 

La très grande majorité du courrier posté à Hal est 

cachetée à Bruxelles. Conséquence: le courrier destiné 

à des habitants de Hal leur est souvent distribué avec 

un certain retard parce qu’il doit faire ce détour par 

Bruxelles pour être cacheté. Les intéressés reçoivent 

souvent, de surcroît, des dépliants publicitaires en 

français qui leur sont adressés avec un timbre publicitaire 

payant. Il me revient par ailleurs que la ville de 

Herne devrait être confrontée sous peu à la même 

situation. 

1. Le fait que la correspondance qu’échangent entre 

eux des habitants de Hal leur est distribuée avec retard 

parce qu’elle doit passer par Bruxelles pour y être 

cachetée constitue-t-il selon vous un progrès sur le 

plan des services à la clientèle vis-à-vis de ces habitants? 

2. 

a) Reconnaissez-vous que les habitants de Hal reçoivent 

des publicités en français lorsqu’ils entretiennent 

une correspondance? 

b) Est-ce ainsi que La Poste respecte l’unilinguisme 

légal de la périphérie bruxelloise tel que la loi le 

prescrit? 

3. 

a) Le même problème se pose-t-il ou se posera-t-il 

dans d’autres communes de la périphérie bruxelloise 

et/ou des communes du Brabant flamand? 


QRVA 50 106 12433 

15 - 01 - 2002 

b) Zo ja, wat dan? b) Dans l’affirmative, que comptez-vous faire pour y 

remédier? 

Antwoord: De naamloze vennootschap van publiek 

recht deelt mij het volgende mee. 

In de postkantoren wordt post traditioneel opgehaald, 

afgestempeld, voorbereid en — al dan niet 

voorgesorteerd — doorgestuurd naar het sorteercentrum 

van zijn eigen regio waar de eigenlijke sortering 

plaatsvindt. 

Deze vrij arbeidsintensieve behandeling in het 

kantoor is niet alleen duur, maar eveneens tijdrovend. 

Om een snellere doorstroming te bekomen en een efficiëntere 

verwerking te verkrijgen, heeft De Post het 

plan opgevat om de verzamelde briefwisseling vanuit 

de kantoren zo snel mogelijk naar de industriële 

sorteercentra te brengen om mechanisch te laten afstempelen 

en verder te verwerken. 

Een globale nationale kwaliteitsverbetering en een 

meer economische verwerking van de briefwisseling 

zijn hierbij de betrachting van De Post, zo ook voor 

Halle. 

Wat de taal van de stempelvlag betreft is het inderdaad 

zo dat gezien de tweetaligheid van Brussel X 

zowel Nederlandstalige als Franstalige stempelvlaggen 

worden gebruikt. In de verwerking van de brievenstroom 

komt afstempelen voor sorteren, wat maakt 

dat er niet selectief per bestemming kan worden afgestempeld. 

Een Franstalige afstempeling voor een 

Nederlandstalige bestemmeling — en omgekeerd — is 

dan ook mogelijk. 

De Post wenst er hierbij toch ook op te wijzen dat 

de taal van de gebruikte stempelvlaggen voor correspondentie, 

die de taalgrens overschrijdt, steeds in 

vraag zou kunnen gesteld worden. 

DO 2001200200200 DO 2001200200200 

Vraag nr. 222 van mevrouw Marie-Thérèse Coenen 

van 22 november 2001 (Fr.): 

Réponse: La société anonyme de droit public nous 

communique ce qui suit. 

Traditionnellement, le courrier est ramassé aux 

bureaux deposte, timbré et — trié à l’avance ou non — 

réexpédié au centre de tri postal de sa propre région où 

le triage final a lieu. 

Ce traitement à coefficient de travail élevé sur place 

n’est pas seulement coûteux, mais il prend également 

beaucoup de temps. Afin d’obtenir un débit plus 

rapide et un traitement plus efficace, La poste a pris 

l’initiative de transporter le courrier rassemblé des 

bureaux de poste le plus rapidement possible vers les 

centres de tri industriels afin de le timbrer et traiter 

ultérieurement. 

Une amélioration globale et nationale de qualité et 

un traitement plus économique du courrier sont les 

objectifs de La Poste, de même que pour Halle. 

Quant à la langue de la flamme, il est vrai qu’étant 

donné le bilinguisme à Bruxelles X, tant de flammes 

néerlandophones que francophones sont utilisées. Au 

cours du traitement du courrier, le timbrage a lieu 

avant le triage, ce qui fait que l’on ne peut timbrer de 

manière sélective par destination. Donc, un timbrage 

francophone à l’égard d’un destinataire néerlandophone 

— ou inversement — est possible. 

La Poste souhaite indiquer que la langue des flammes 

utilisées pour la correspondance franchissant la 

frontière linguistique, pourrait toujours être remise en 

question. 

Question n o 222 de M me Marie-Thérèse Coenen du 

22 novembre 2001 (Fr.): 

Belgacom. — Tenuitvoerlegging van het «BeST-plan». Belgacom. — Mise en œuvre du «Plan BeST». 

In 1997 en 1998 ontvouwde Belgacom een sociaal 

plan naar aanleiding waarvan meer dan 6 000 personen 

de onderneming verlieten met het statuut van 

bruggepensioneerde. 

Het door Belgacom aangekondigde BeST-plan 

omvat een belangrijk sociaal onderdeel dat in de overheveling 

van functies en het «vrijwillig vertrek» van 

4 000 werknemers voorziet. 

Het principe zelf van de opheffing van 4 000 banen 

doet heel wat vragen rijzen. Dit banenverlies is enorm, 

En 1997 et 1998, Belgacom déployait un plan social 

qui a vu plus de 6 000 personnes quitter l’entreprise 

avec le statut de prépensionné. 

Le «Plan BeST» annoncé par Belgacom prévoit un 

important volet social avec des mutations de postes et 

des «départs volontaires» pour 4 000 agents. 

La question du principe même de la réduction de 

4 000 emplois pose question. Il s’agit d’une réduction 


12434 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

in een telecommunicatiebedrijf dat de universele 

dienstverlening moet verzekeren op het gebied van de 

vaste telefonie, dat winsten realiseert en dankzij de 

voorgenomen belangrijke sociale maatregelen kan 

zorgen voor een stijging van de dividenden en beursopbrengsten 

voor de (Amerikaanse) privé- en (Belgische) 

openbare aandeelhouders. Eerder dan voorrang 

te verlenen aan het sociale, worden op die manier de 

financiële resultaten in de verf gezet. 

De methodes die bij dit «BeST-plan» worden toegepast, 

dreigen evenwel de Europese richtlijnen inzake 

het tewerkstellen van vijftigplussers te omzeilen en zijn 

op het vlak van brugpensionering bovendien strijdig 

met het regeringsbeleid. Volgens de pers zou het procédé 

erin bestaan, personeelsleden te ontslaan of hen te 

vragen deeltijds te werken met behoud van een tegemoetkoming 

van het bedrijf wat hun inkomsten 

betreft. De betrokkenen zouden tevens beschikbaar 

moeten blijven op de arbeidsmarkt. 

Op welke wijze denkt het bedrijfsmanagement het 

vertrek van werknemers conform het BeST-plan van 

Belgacom in goede banen te kunnen leiden? 

1. 

a) Werd u door het overheidsbedrijf ingelicht over de 

voorgestelde afvloeiingen zoals geformuleerd in 

het BeST-plan? 

b) Zijn deze voorstellen verenigbaar met de programma’s 

voor het langer in dienst houden van 

vijftigplussers? 

2. Op hoeveel wordt de kostprijs geraamd van de 

tegemoetkomingen van de staat voor de tenuitvoerlegging 

van het «BeST-plan»? 

3. Zullen er «begeleide» afdankingen plaatsvinden 

en hoeveel? 

4. 

a) Is men voornemens aangepaste deeltijdse werktijden 

in te voeren in het kader van de eindeloopbaanregeling 

— en gedurende welke periode? 

b) Betreft het in dat geval geen «verholen» brugpensioenen? 


recht Belgacom deelt mij, in antwoord op de door het 

geachte lid gestelde vragen het volgende mede. 

1. 

a) Belgacom heeft me inderdaad over het geheel van 

het plan «BeST» ingelicht. 

Met dit plan wordt beoogd het bedrijf geleidelijk 

aan te passen aan de belangrijke evoluties die het 

dient door te maken, met name enerzijds de uiterst 

snelle evolutie van de technologieën in zijn activiteitensector, 

en anderzijds de steeds sterkere en 

agressievere druk van de concurrentie waardoor 

Belgacom wordt gedwongen voortdurend haar 

prijzenstructuur en dus haar kosten aan te passen. 

importante dans une société de télécommunication 

devant assurer le service universel de la téléphonie 

fixe, qui affiche des bénéfices et qui va, grâce à la mise 

en œuvre de ce volet social important, augmenter les 

dividendes et les rapports en bourse des actionnaires 

privés (américains) et publics (belges). Cette procédure 

donne ainsi la priorité aux résultats financiers par 

rapport au bilan social. 

Les méthodes qui seraient appliquées pour ce «Plan 

BeST» risquent de contourner l’application des directives 

européennes en matière d’emploi des personnes 

de plus de 50 ans et est en contradiction avec la politique 

du gouvernement en matière de mise à la prépension. 

Le procédé consisterait, selon la presse, à 

licencier des agents ou à leur demander de travailler à 

temps partiel tout en maintenant une intervention de 

l’entreprise dans leurs revenus. Les personnes 

devraient en outre rester disponibles sur le marché du 

travail. 

Pourriez-vous donner des précisions sur les intentions 

de l’entreprise en matière de gestion des départs 

d’agents prévus dans le «Plan BeST» de Belgacom? 

1. 

a) Avez-vous été informé(e) par l’entreprise publique 

des propositions de réduction d’emploi prévue 

dans le «Plan BeST»? 

b) Ces propositions sont-elles compatibles avec les 

programmes de maintien en activité des travailleurs 

de plus de 50 ans? 

2. Quel est le coût estimé pour l’intervention de 

l’État dans l’application du «Plan BeST»? 

3. Y aura-t-il des licenciements «accompagnés» et 

combien? 

4. 

a) Envisage-t-on du temps partiel aménagé pour fin 

de carrière et pour quelle période? 

b) Ne s’agit-il pas, dans ce cas, de pré-pensions déguisées? 

Réponse: En réponse aux questions posées par l’honorable 

membre, la société anonyme de droit public 

Belgacom me communique ce qui suit. 

1. 

a) Belgacom m’a effectivement informé sur l’ensemble 

du plan «BeST». 

Ce plan vise à adapter progressivement l’entreprise 

aux évolutions majeures qu’elle doit rencontrer, à 

savoir d’une part, l’évolution extrêmement rapide 

des technologies dans son secteur d’activité et 

d’autre part, la pression concurrentielle toujours 

plus forte et agressive qui lui impose d’adapter 

continuellement la structure de ses prix et donc ses 

coûts. 


QRVA 50 106 12435 

15 - 01 - 2002 

Op het vlak van de tewerkstelling zal deze transformatie 

van het bedrijf een dubbele weerslag 

hebben: 

1) vooreerst met betrekking tot de structuur van 

de tewerkstelling. 

In de komende maanden zal de evolutie van 

deze structuur worden gekenmerkt door een 

toename van het aantal functies die in contact 

staan met de cliënteel en van die welke verband 

houden met de nieuwe technologieën, alsook 

door een daling van het aantal ondersteunende 

functies en functies die verband houden met 

aan belang verliezenden technologieën; 

2) Daarnaast met betrekking tot het volume van 

de tewerkstelling. Die zal verminderen naarmate 

de arbeidsprocessen meer worden geoptimaliseerd 

en de automatisering nog toeneemt. 

Er wordt uitgegaan van een vermindering van 

zowat 4 500 werkposten. 

b) De manier waarop Belgacom zich voorneemt haar 

personeel te beheren in het kader van dit plan, sluit 

perfect aan bij de programma’s voor het behoud 

van de activiteiten van de werknemers van meer 

dan 50 jaar. 

Het bedrijf zal namelijk aan de ene kant 

125 miljoen euro investeren in de opleiding van 

haar personeel, om hen in staat te stellen de nodige 

kennis en vaardigheden te verwerven waarmee ze 

de evoluties van het bedrijf kunnen volgen en op 

die manier een arbeidsplaats bij Belgacom kunnen 

behouden. 

Aan de andere kant zullen de medewerkers van het 

bedrijf kunnen ingaan op een vrijwillig programma 

van deeltijds werk dat vergelijkbaar is met 

het tijdskrediet dat in de privé-sector wordt toegepast. 

Tot slot kunnen personen die ouder zijn dan vijftig 

en die het wensen, mits ze aan alle gestelde 

voorwaarden voldoen, hun activiteiten bij Belgacom 

stopzetten en daarbij de mogelijkheid behouden 

om voor een andere werkgever te werken. 

Deze personen zijn dus geen gepensioneerden of 

bruggepensioneerden. Zij zullen, uitsluitend op 

kosten van Belgacom, in disponibiliteit worden 

geplaatst. Het bedrijf biedt hen ondersteuning bij 

outplacement, alsook aanzienlijke wedertewerkstellingspremies 

(350 000 frank per volledig activiteitenjaar 

bij een andere werkgever). 

Au niveau de l’emploi, cette transformation de 

l’entreprise aura une double répercussion: 

1) d’une part, au niveau de la structure de 

l’emploi. 

Dans les mois qui viennent, l’évolution de cette 

structure se caractérisera par une croissance 

des fonctions en contact avec la clientèle et 

celles liées aux nouvelles technologies et par 

une décroissance des fonctions de support et de 

celles liées au technologies en déclin; 

2) D’autre part, au niveau du volume de l’emploi. 

Celui-ci diminuera en fonction de l’optimalisation 

des processus de travail et de 

l’automatisation croissante. La réduction 

prévue est de l’ordre d’environ 4 500 postes de 

travail. 

b) La manière dont Belgacom envisage de gérer son 

personnel dans le cadre de ce plan cadre parfaitement 

avec les programmes de maintien en activité 

des travailleurs de plus de 50 ans. 

En effet, d’une part l’entreprise va investir 

125 millions d’euros dans la formation de son 

personnel afin de lui permettre d’acquérir les connaissances 

et compétences qui leur permettront de 

suivre les évolutions de l’entreprise et donc de 

pouvoir conserver un emploi chez Belgacom. 

D’autre part, les employés de l’entreprise pourront 

bénéficier d’un programme volontariste de travail 

à temps partiel comparable au crédit-temps mis en 

œuvre dans le secteur privé. 

Enfin, pour les personnes de plus de 50 ans qui le 

souhaitent, celles-ci pourront, si elles remplissent 

toutes les conditions requises, cesser leur activité 

chez Belgacom tout en conservant la possibilité de 

travailler pour un autre employeur. En effet, ces 

personnes ne seront ni pensionnées, ni prépensionnées. 

Elles seront placés en disponibilité 

aux frais exclusifs de Belgacom. L’entreprise leur 

offrant un soutien à l’outplacement ainsi que des 

primes substantielles au réemploi (350 000 francs 

par année d’activité complète chez un autre 

employeur). 


12436 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

2. De Staat komt niet tussen in het vertrekplan van 

Belgacom. 

De Staat komt slechts tussen in het kader van het 

programma van deeltijds werk, evenwel ten belope 

van de premiebedragen voorzien in het kader van het 

tijdskrediet die van toepassing zijn op alle bedrijven in 

België. Er is met andere woorden geen specifieke tegemoetkoming 

van de Staat in het kader van het plan 

BeST. 

3. Er komt geen enkel collectief ontslag bij Belgacom. 

4. 

a) Zoals reeds vermeld, zal het deeltijds werk bij 

Belgacom op vrijwillige basis worden ingevoerd 

overeenkomstig de filosofie van het tijdskrediet. 

b) Dit beleid, dat op nationaal niveau beantwoordt 

aan de wil van de regering in het kader van de 

actieve welvaartstaat, is erop gericht de mensen de 

gelegenheid te geven aan het werk te blijven en 

tegelijk een beter evenwicht tussen professioneel en 

privé-leven tot stand te brengen. 

DO 2001200200201 DO 2001200200201 

Vraag nr. 223 van de heer Dirk Pieters van 22 november 

2001 (N.): 

Belgacom. — Juridisch statuut. — Individuele en 

collectieve arbeidsverhoudingen. 

Artikel 3, 1 o , van de wet van 10 augustus 2001 

betreffende Belgacom bepaalt dat via een koninklijk 

besluit het juridisch statuut van Belgacom kan worden 

gewijzigd. De Raad van State adviseerde (advies 

31.834/4) die formulering te vervangen door aan 

Belgacom de rechtsvorm te geven van een NV van 

privaatrecht. 

2. L’État n’interviendra pas dans le plan de départ 

de Belgacom. 

L’État n’intenviendra que dans le cadre du programme 

de temps partiel, mais à concurrence des 

montants de primes prévues dans le cadre du crédittemps 

et qui sont applicables à toutes les entreprises en 

Belgique. Donc, il n’y aura pas d’intervention spécifique 

de l’État dans le cadre du plan BeST. 

3. Il n’y aura aucun licenciement collectif chez 

Belgacom. 

4. 

a) Comme déjà évoqué, le temps partiel sera introduit 

chez Belgacom d’une manière volontariste dans le 

cadre de la philosophie du crédit-temps. 

b) Cette politique, voulue au plan national par le 

gouvernement dans le cadre de l’État social actif, a 

pour objectif de permettre aux personnes de rester 

au travail tout en s’assurant un meilleur équilibre 

entre vie professionnelle et vie familiale. 

Question n o 223 de M. Dirk Pieters du 22 novembre 

2001 (N.): 

Belgacom. — Statut juridique. — Relations individuelles 

et collectives de travail. 

L’article 3, 1 o , de la loi du 10 août 2001 relative à 

Belgacom dispose que le statut juridique de Belgacom 

peut être modifié par voie d’arrêté royal. Le Conseil 

d’État a préconisé (avis 31.834/4) de remplacer cette 

formulation par les termes «transformer Belgacom en 

société anonyme de droit privé». 


QRVA 50 106 12437 

15 - 01 - 2002 

Artikel 3, 2o , van voornoemde wet van 10 augustus 

2001 regelt de individuele arbeidsverhoudingen tussen 

Belgacom en haar statutaire personeelsleden. Het vermeldt 

dat via een koninklijk besluit de continuïteit van 

de statutaire personeelsleden wordt gewaarborgd, 

inzonderheid inzake vastheid van betrekking, bezoldiging 

en pensioen. 

Artikel 3 van voornoemde wet van 10 augustus 2001 

bepaalt ook de collectieve arbeidsverhoudingen. Bij 

het vernieuwde Belgacom zouden slechts in 2008 

sociale verkiezingen worden gehouden. 

1. Waarom heeft u het advies van de Raad van State 

inzake de oprichting van een NV van privaatrecht niet 

gevolgd? 

2. 

a) Hoe moet artikel 3, 2o , gelezen worden? 

b) Is er continuïteit voor het volledige statuut waarbij 

er bijzondere aandacht wordt besteed aan de vastheid 

van betrekking, de bezoldiging en het 

pensioen of is er enkel continuïteit voor de vastheid 

van betrekking, de bezoldiging en het 

pensioen? 

3. Welk soort regeling zal er gelden voor tucht, 

evaluatie, ziektedagen (ziektekapitaal) arbeidsongevallen 

en beroepsziekten? 

4. Waarom kunnen de personeelsleden van Belgacom 

niet onmiddellijk een syndicale afvaardiging verkiezen? 


recht Belgacom deelt mij, in antwoord op de door het 

geachte lid gestelde vragen het volgende mee. 

1. Artikel 3, 1o , van voornoemde wet van 

10 augustus 2001 machtigt de Koning om alle nuttige 

maatregelen te treffen teneinde «het juridisch statuut 

van Belgacom te wijzigen». 

De Raad van State heeft aangeraden de woorden 

«het juridisch statuut van Belgacom te wijzigen» te 

vervangen door de woorden «aan Belgacom de rechtsvorm 

te geven van een naamloze vennootschap van 

privaat recht». 

In antwoord op de opmerkingen die de Raad van 

State formuleert ten aanzien van artikel 3, 1o , dient te 

worden opgemerkt dat dit artikel in de enge zin 

behoort te worden begrepen. 

In de opvatting van de regering is deze bevoegdheidsopdracht 

beperkt tot de aanpassing van het juridisch 

statuut van Belgacom als vennootschap (rechtsvorm, 

kapitaal, bestuursorganen, overheidstoezicht, 

enz.) en strekt zij zich bijvoorbeeld niet uit tot de bepalingen 

inzake openbare telecommunicatiediensten 

(artikel 82 en volgende van de wet van 21 maart 1991). 

L’article 3, 2 o , de la loi précitée du 10 août 2001 

règle les relations individuelles de travail entre Belgacom 

et son personnel statutaire. Il précise par ailleurs 

qu’un arrêté royal garantit la continuité des droits du 

personnel statutaire, notamment en matière de stabilité 

d’emploi, de rémunération et de pension. 

L’article 3 de la loi précitée du 10 août 2001 règle en 

outre les relations collectives de travail. La nouvelle 

mouture de la société Belgacom n’organisera pas 

d’élections sociales d’ici à 2008. 

1. Pourquoi n’avez-vous pas suivi l’avis du Conseil 

d’État concernant la création d’une société anonyme 

de droit privé? 

2. 

a) Comment faut-il interpréter l’article 3, 2o ? 

b) La continuité est-elle assurée pour l’ensemble du 

statut avec une attention particulière en ce qui 

concerne la stabilité d’emploi, la rémunération et 

la pension ou se limite-t-elle à ces trois derniers 

aspects? 

3. Quel type de régime sera-t-il d’application en 

matière de discipline, de signalement, de congés maladie 

(capital maladie), d’accidents du travail et de maladies 

professionnelles? 

4. Pourquoi les membres du personnel de Belgacom 

ne peuvent-ils pas élire immédiatement une délégation 

syndicale? 

Réponse: En réponse aux questions posées par l’honorable 

membre, la société anonyme de droit public 

Belgacom me communique ce qui suit. 

1. L’article 3, 1o , de la loi précitée du 10 août 2001 

autorise le Roi à prendre toutes les mesures utiles en 

vue de «modifier le statut juridique de Belgacom». 

Le Conseil d’État a recommandé de remplacer les 

mots «modifier le statut juridique de Belgacom» par 

les mots «transformer Belgacom en société anonyme 

de droit privé». 

En réponse aux remarques formulées par le Conseil 

d’État à propos de l’article 3, 1 o , il convient de noter 

que cet article s’entend dans un sens restrictif. 

Dans l’esprit du gouvernement, cette habilitation se 

limite à l’adaptation du statut juridique de Belgacom 

en tant que société (forme juridique, capital, organes 

de gestion, contrôle des pouvoirs publics, etc.) et ne 

vise pas, par exemple, les dispositions en matière de 

service public de télécommunications (articles 82 et 

suivants de la loi du 21 mars 1991). 


1596

12438 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

Om die reden heeft de regering de woorden «het 

juridisch statuut van Belgacom te wijzigen» behouden. 

2. Artikel 3, 2 o , machtigt de Koning de individuele 

arbeidsverhoudingen te regelen tussen Belgacom en 

haar personeelsleden. 

a) Volgens de memorie van toelichting is de draagwijdte 

van dit artikel als volgt: 

«Artikel 3 van dit wetsontwerp machtigt de 

Koning om de nodige maatregelen te treffen teneinde 

het statuut van Belgacom aan te passen. 

Een dergelijke omzetting dient te gebeuren met 

behoud van de rechten van alle personeelsleden 

van Belgacom, zowel de statutaire als de contractuele. 

Zo zou voor de statutaire personeelsleden 

die op het ogenblik van de omzetting in dienst zijn, 

de omzetting in voorkomend geval moeten gekoppeld 

zijn aan een vorm van «grandfathering» van 

hun bijzonder statuut, mutatis mutandis zoals dit 

is gebeurd voor andere telecommunicatieoperatoren 

zoals Deutsche Telekom en France Télécom. 

De Koning zou voor hen een stelsel sui generis 

moeten kunnen inrichten dat het statuut van 

publiek recht vervangt maar er toch op afgestemd 

is, en dat de continuïteit van hun rechten waarborgt 

inzonderheid op het gebied van vastheid van 

betrekking, geldelijk statuut en pensioenen. 

Pour cette raison, le gouvernement a maintenu les 

mots «modifier le statut juridique de Belgacom». 

2. L’article 3, 2 o , autorise le Roi à régler les relations 

individuelles de travail entre Belgacom et les 

membres de son personnel. 

a) Selon l’exposé des motifs, la portée de cet article 

est la suivante: 

«L’article 3 du présent projet de loi habilite le Roi 

à prendre les mesures nécessaires pour modifier le 

statut de Belgacom. 

Une telle transformation doit se faire avec maintien 

des droits de l’ensemble du personnel de 

Belgacom, statutaire comme contractuel. Ainsi, 

pour les membres du personnel statutaire en 

service au moment de la transformation, celle-ci 

devrait s’accompagner, s’il échet, d’une forme de 

«grandfathering» de leur statut spécial, mutatis 

mutandis comme ceci a été fait pour d’autres opérateurs 

de télécommunications comme Deutsche 

Telekom et France Télécom. Le Roi devrait pouvoir 

organiser pour eux un régime sui generis, 

remplaçant le statut de droit public mais calqué sur 

celui-ci, qui assurerait la continuité de leurs droits 

en matière notamment de stabilité d’emploi, de 

statut pécuniaire et de pensions. 

b) Zie het antwoord op vraag 2 a). b) Voir la réponse à la question 2 a). 

Het stelsel sui generis dat het statuut van publiek 

recht vervangt, waarborgt de continuïteit van de 

rechten van het statutair personeel inzonderheid 

op het gebied van vastheid van betrekking, geldelijk 

statuut en pensioenen. 

Le régime sui generis, remplaçant le statut de droit 

public, assure la continuité des droits du personnel 

statutaire en matière notamment de stabilité 

d’emploi, de statut pécuniaire et de pensions. 

3. Zie het antwoord op vraag 2 a). 3. Voir la réponse à la question 2 a). 

Het stelsel sui generis dat het statuut van publiek 

recht vervangt, zal er niettemin op afgestemd zijn 

inzake de tuchtregeling, de evaluatie, de ziektedagen 

(ziektekapitaal), de arbeidsongevallen en beroepsziekten. 

4. Artikel 3, 4 o , machtigt de Koning een overgangsregeling 

uit te werken op het gebied van de collectieve 

arbeidsverhoudingen bij Belgacom tot aan de sociale 

verkiezingen die in het jaar 2008 worden gehouden. 

Volgens de memorie van toelichting, is de draagwijdte 

van dit artikel als volgt: 

«Op het gebied van de collectieve arbeidsverhoudingen 

is het aangewezen dat de Koning een overgangsregime 

kan inrichten dat zou kunnen afgestemd 

zijn op een centrale rol voor het bestaande paritair 

comité en op het voorlopig behoud van het syndicaal 

statuut dat thans van kracht is.» 

Le régime sui generis, remplaçant le statut de droit 

public, sera calqué sur celui-ci en ce qui concerne le 

régime disciplinaire, l’évaluation, les jours de congé de 

maladie (capital maladie), les accidents de travail et les 

maladies professionnelles. 

4. L’article 3, 4 o , autorise le Roi à organiser un 

régime transitoire en matière de relations collectives de 

travail auprès de Belgacom jusqu’aux élections sociales 

qui se tiendront en 2008. 

Selon l’exposé des motifs, la portée de cet article est 

la suivante: 

«En matière de relations collectives de travail, il 

s’indique que le Roi puisse organiser un régime transitoire 

qui pourrait s’articuler autour d’un rôle central 

pour la commission paritaire existante et sur le maintien 

provisoire du statut syndical actuellement en 

vigueur.» 


QRVA 50 106 12439 

15 - 01 - 2002 

Gelet op deze rechtvaardiging, kan worden aanvaard 

dat de sociale verkiezingen niet worden gehouden 

vóór 2008. 

DO 2001200200263 DO 2001200200263 

Vraag nr. 241 van de heer Hagen Goyvaerts van 


De Post. — Afstempeling van brieven uit Vlaams- 

Brabant met Franstalige publicitaire opschriften. 

Sinds het verdwijnen van het Leuvense postsorteercentrum 

(het zogenaamde «Leuven X») worden alle 

brieven en poststukken behandeld door het Brusselse 

postsorteercentrum. Dit wil zeggen dat brieven die in 

Leuven gepost worden naar Brussel gaan om gesorteerd 

en afgestempeld te worden en vervolgens terug 

naar Leuven vervoerd worden om er bedeeld te 


Nu worden er in de Leuvense regio nogal wat brieven 

en poststukken verdeeld waarop een Franstalige 

publicitaire afstempeling staat. Dit tot grote ergernis 

van de bestemmelingen. 

Compte tenu de cette justification, on peut admettre 

que les élections sociales ne soient pas tenues avant 

2008. 

Question no 241 de M. Hagen Goyvaerts du 3 décembre 

2001 (N.): 

La Poste. — Apposition d’un cachet publicitaire en 

français sur des lettres provenant du Brabant 

flamand. 

Depuis la disparition du centre de tri postal de 

Louvain (Leuven X), c’est le centre de tri postal de 

Bruxelles qui traite toutes les lettres et tous les plis 

postaux. Cela signifie que les lettres postées à Louvain 

passent par Bruxelles pour y être triées et oblitérées. 

Elles repartent ensuite à Louvain pour y être distribuées. 

Il se trouve que de nombreux plis et lettres distribués 

dans la région de Louvain portent un cachet 

publicitaire en français, au grand mécontentement des 

destinataires. 

1. Bent u op de hoogte van deze toestand? 1. Avez-vous connaissance de cette situation? 

2. Worden de brieven en poststukken uit Vlaams- 

Brabant apart behandeld in het Brusselse sorteercentrum 

of worden zij tezamen behandeld met alle 

binnenkomende brieven en poststukken? 

3. Is het afstempelen van brieven en poststukken uit 

Vlaams-Brabant met een Franstalig publicitair opschrift 

in overeenstemming met de taalwetgeving? 

4. Kan De Post op een eenvoudige manier eender 

welke stempel in gelijk welke taal op briefwisseling 

aanbrengen? 

5. Wordt er in het Brusselse sorteercentrum gebruik 

gemaakt van Nederlandstalige publicitaire afstempelingen? 

6. Gebeurt het dat brieven en poststukken uit 

Waals-Brabant worden afgestempeld met Nederlandstalige 

publiciaire opschriften? 


recht deelt mij het volgende mee. 

In de postkantoren wordt post traditioneel opgehaald, 

afgestempeld, voorbereid en — al dan niet 

voorgesorteerd — doorgestuurd naar het sorteercentrum 

van zijn eigen regio waar de eigenlijke sortering 

plaatsvindt. 

Deze vrij arbeidsintensieve behandeling in het 

kantoor is niet alleen duur, maar eveneens tijdrovend. 

2. Le centre de tri de Bruxelles traite-t-il les lettres et 

plis provenant du Brabant flamand séparément ou 

avec les autres lettres et plis? 

3. L’apposition d’un cachet publicitaire en français 

sur les lettres et plis du Brabant flamand est-il 

conforme aux lois linguistiques? 

4. La Poste peut-elle facilement apposer sur le courrier 

n’importe quel cachet dans n’importe quelle 

langue? 

5. Le centre de tri de Bruxelles utilise-t-il des 

cachets publicitaires en néerlandais? 

6. Arrive-t-il que La Poste appose des cachets publicitaires 

en néerlandais sur des lettres et plis provenant 

du Brabant wallon? 

Réponse: La société anonyme de droit public nous 

communique ce qui suit. 

Traditionnellement, le courrier est ramassé aux 

bureaux de poste, timbré et — trié à l’avance ou non 

— réexpédié au centre de tri postal de sa propre région 

où le triage final a lieu. 

Ce traitement à coefficient de travail élevé sur place 

n’est pas seulement coûteux, mais il prend également 


12440 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

Om een snellere doorstroming te bekomen en een efficiëntere 

verwerking te verkrijgen, heeft De Post het 

plan opgevat om de verzamelde briefwisseling vanuit 

de kantoren zo snel mogelijk naar de industriële 

sorteercentra te brengen om mechanisch te laten afstempelen 

en verder te verwerken. 

Een globale nationale kwaliteitsverbetering en een 

meer economische verwerking van de briefwisseling 

zijn hierbij de betrachting van De Post. 

Wat de taal van de stempelvlag betreft is het inderdaad 

zo dat gezien de tweetaligheid van Brussel X 

zowel Nederlandstalige als Franstalige stempelvlaggen 

worden gebruikt. In de verwerking van de brievenstroom 

komt afstempelen voor sorteren, wat maakt 

dat er niet selectief per bestemming kan worden afgestempeld. 

Een Franstalige afstempeling voor een 

Nederlandstalige bestemmeling — en omgekeerd — is 

dan ook mogelijk. 

De Post wenst er hierbij toch ook op te wijzen dat 

de taal van de gebruikte stempelvlaggen voor correspondentie, 

die de taalgrens overschrijdt, steeds in 

vraag zou kunnen gesteld worden. 

beaucoup de temps. Afin d’obtenir un débit plus 

rapide et un traitement plus efficace, La Poste a pris 

l’initiative de transporter le courrier rassemblé des 

bureaux de poste le plus rapidement que possible vers 

les centres de tri industriels afin de le timbrer et traiter 

ultérieurement. 

Une amélioration globale et nationale de qualité et 

un traitement plus économique du courrier sont les 

objectifs de La Poste. 

Quant à la langue de la flamme, il est vrai qu’étant 

donné le bilinguisme à Bruxelles X, tant de flammes 

néérlandophones que francophones sont utilisées. Au 

cours du traitement du courrier, le timbrage a lieu 

avant le triage, ce qui fait que l’on ne peut timbrer de 

manière sélective par destination. Donc, un timbrage 

francophone à l’égard d’un destinataire néérlandophone 

— ou inversement — est possible. 

La Poste souhaite indiquer que la langue des flammes 

utilisées pour la correspondance franchissant la 

frontière linguistique, pourrait toujours être remise en 

question. 

Overheidsbedrijven en Participaties Entreprises et Participations publiques 

DO 2000200121683 DO 2000200121683 

Vraag nr. 93 van de heer Yves Leterme van 31 juli 

2001 (N.): 

BIPT. — Hervorming. IBPT. — Réforme. 

U kondigde in het begin van de zittingsperiode aan 

dat u van ons land een «modelleerling» zou maken 

van de Europese klas inzake het omzetten, in ons regelgevend 

kader, van de EU-richtlijnen. Veel meer dan 

het voleindigen van het voorbereidend werk van de 

vorige zittingsperiode is er op dat vlak intussen niet 

gebeurd. 

Bijzonder pijnlijk voor ons land was dan ook om in 

de eerste maand van het Belgisch voorzitterschap de 

aankondiging te moeten incasseren, door EUcommissaris 

Frits Bolkestein dat de Europese Commissie 

een zogenaamd met redenen omkleed advies aan 

ons land richtte in verband met het uitblijven van de 

aanpassing van het wettelijke kader ertoe strekkende 

aan het BIPT een van de minister juridisch onafhankelijke 

positie te verlenen. 

U heeft herhaaldelijk de bedoelde hervorming van 

het BIPT aangekondigd. Het is dus des te pijnlijker dat 

hij dienaangaande een zoveelste «blauwtje» moet oplopen. 

Question n o 93 de M. Yves Leterme du 31 juillet 2001 

(N.): 

Vous avez annoncé en début de session que vous 

feriez de notre pays un «élève modèle» de la classe 

européenne dans le domaine de la transposition des 

directives de l’UE dans notre législation. Or, mis à part 

l’achèvement des travaux préparatoires de la session 

précédente, il ne s’est pas passé grand-chose depuis 

lors. 

L’annonce faite, au cours du tout premier mois de la 

présidence belge, par le commissaire européen Frits 

Bolkestein que la Commission européenne adresserait 

un avis circonstancié à notre pays concernant la nonadaptation 

du cadre législatif visant à accorder à 

l’IBPT une position juridique indépendante du ministre, 

constitue dès lors un camouflet pour notre pays. 

Vous avez annoncé à plusieurs reprises la réforme 

de l’IBPT. Il est dès lors d’autant plus pénible que vous 

deviez essuyer pour la énième fois un blâme en la 

matière. 


QRVA 50 106 12441 

15 - 01 - 2002 

1. In welk stadium bevindt zich de voorbereiding 

van de door u herhaaldelijk aangekondigde hervorming 

van het BIPT? 

2. Tegen welke datum kan de neerlegging in het 

Parlement van het wetsontwerp aangaande de hervorming 

van het BIPT verwacht worden? 

3. Door welke instanties worden het bedoelde wetsontwerp 

in het bijzonder en de hervorming van het 

BIPT voorbereid? 

4. 

a) Doet u voor de voorbereiding van de hervorming 

van het BIPT een beroep op aan de overheid extern 

advies? 

1. Où en sont les préparatifs de la réforme de 

l’IBPT que vous avez annoncée à différentes reprises? 

2. Quand le projet de loi concernant la réforme de 

l’IBPT devrait-il être déposé au Parlement? 

3. Quelles instances s’attèlent actuellement à la 

préparation du projet de loi susmentionné et en particulier 

à la réforme de l’IBPT? 

4. 

a) Avez-vous, pour la préparation de la réforme de 

l’IBPT, sollicité un avis externe? 

b) Zo ja, welke private instanties betreft het? b) Si oui, de quelles instances privées s’agit-il? 

c) Op welke juridische basis is het beroep op 

bedoelde adviesverlening gebaseerd? 

d) Wat is de vergoeding die aan de bedoelde private 

adviesinstantie reeds werd of wordt uitgekeerd? 

5. Op welke wijze zijn de gemeenschappen en gewesten 

betrokken bij de voorbereiding van de hervorming 

van het BIPT? 



1. Op de datum dat deze parlementaire vraag opgesteld 

is, is het voorontwerp van wet tot hervorming 

van de regulator van de posten telecommunicatiemarkt 

goedgekeurd geworden door de Ministerraad 

op 26 oktober 2001. 

2. Het is moeilijk voor mij om een precieze datum 

te geven over het ogenblik waarop het ontwerp door 

het Parlement onderzocht zal kunnen worden. Ik wens 

er immers de aandacht op te vestigen dat verschillende 

instanties, op wier agenda ik geen invloed heb, een 

advies over het ontwerp dienen te verstrekken voordat 

het ter onderzoek aan het Parlement kan worden voorgelegd. 

Daarbij denk ik aan de Inspectie van financiën, 

de minister van Begroting, de minister van Openbaar 

Ambt, het Comité voor overleg met de vakbonden, de 

Europese overheden, en de Raad van State. 

3. In samenwerking met een externe consultant 

heeft mijn kabinet onder mijn verantwoordelijkheid 

het ontwerp voorbereid. De directie van het BIPT is 

geraadpleegd tijdens de fase van de uitwerking van het 

voorontwerp van wet. 

4. De consultant die heeft samengewerkt met mijn 

kabinet ter voorbereiding van de hervorming van het 

instituut is het advocatenkantoor Jones, Day, Reavis 

and Pogue dat zelf verbonden is met het onderzoeksen 

adviesbureau Gartner. 

c) Sur quelle base juridique le recours de telles instances 

d’avis se fonde-t-il? 

d) Quelle indemnité l’instance d’avis privée en question 

a-t-elle perçue ou perçoit-elle pour ses services? 

5. De quelle manière les communautés et les régions 

sont-elles associées à la préparation de la réforme de 

l’IBPT? 



qui suit. 

1. À la date de rédaction de la réponse à la présente 

question parlementaire, l’avant-projet de loi réformant 

le régulateur du marché des télécommunications et des 

postes a été approuvé le 26 octobre 2001 en Conseil 

des ministres. 

2. Il m’est difficile de fournir une date précise relative 

au moment où le projet pourra être examiné par le 

Parlement. En effet, outre l’échange de vue qui doit 

avoir lieu à son propos au sein du gouvernement, 

j’attire l’attention sur le fait que plusieurs instances 

dont je ne maîtrise pas les agendas auront à émettre un 

avis à propos du projet avant que celui-ci ne puisse 

être soumis à l’examen du Parlement. Je peux ainsi 

citer: l’Inspection des finances, le ministre du Budget, 

le ministre de la Fonction publique, le Comité de 

concertation syndical, éventuellement les autorités 

européennes, et le Conseil d’État. 

3. En collaboration avec un consultant extérieur, le 

projet a été préparé par mon cabinet sous ma responsabilité. 

La direction de l’IBPT a été consultée lors de 

la phase d’élaboration de l’avant-projet de loi. 

4. Le consultant qui a collaboré avec mon cabinet à 

la préparation de la réforme de l’institut est le cabinet 

d’avocats Jones, Day, Reavis and Pogue lui-même 

associé à la société de recherche et de conseil Gartner. 


12442 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

Voor deze consultancy-opdracht is een algemene 

aanbesteding op Europees niveau uitgeschreven. De 

consultant is aangeduid op basis van drie criteria die 

vermeld zijn in die aanbesteding: de prijs (50%), de 

kennis en de ervaring op het gebied van management 

in de openbare sector en van administratief recht 

(30%), de gewaarborgde middelen om dat project te 

realiseren (20%). 

Het bedrag van het consultancycontract bedraagt 

10 224 500 frank, BTW inbegrepen. 

5. De hervorming van de regulerende instantie van 

de posten telecommunicatiesector betreft de materies 

die uitsluitend betrekking hebben op de federale 

bevoegdheden. Momenteel zijn er dus geen plannen 

om de gewestelijke en gemeenschapsbevoegheden 

daarbij te betrekken. Niettemin zou overleg met de 

deelstaten kunnen worden gepleegd over bepalingen 

die bevoegdheden verlenen aan het instituut; er wordt 

bijvoorbeeld gedacht aan nadere regels op basis waarvan 

het BIPT de radiofrequentie-banden controleert 

die aan de gemeenschappen zijn toegekend. Desalniettemin 

werd het ontwerp ter informatie overgemaakt 

aan minister Van Mechelen, die hierom 

gevraagd heeft. 

DO 2000200121716 DO 2000200121716 


2001 (N.): 

Le marché de consultance a fait l’objet d’un appel 

d’offres général au niveau européen. Le consultant a 

été recruté sur la base des trois critères mentionnés 

dans cet appel d’offre à savoir: le prix (50%), la 

connaissance et l’expérience dans le domaine du 

management dans le secteur public et dans le droit 

administratif (30%), les moyens garantis pour la mise 

en œuvre du projet (20%). 

Le montant du contrat de consultance est de 

10 224 500 francs TVA comprise. 

5. La réforme de l’organe de régulation du secteur 

des postes et des télécommunications concerne des 

matières qui relèvent exclusivement des compétences 

fédérales. Il n’est donc actuellement pas prévu d’y 

associer les pouvoirs communautaires ou régionaux. 

Néanmoins, des dispositions mettant en œuvre les 

pouvoirs de l’institut pourraient faire l’objet d’une 

concertation avec les entités fédérées; on pense par 

exemple aux modalités selon lesquelles l’IBPT assure 

le contrôle des bandes de fréquences de radiodiffusion 

allouées aux communautés. Toutefois, le projet a été 

transmis pour information au ministre Van Mechelen 

sur sa demande. 

Question n o 97 de M. Yves Leterme du 6 août 2001 

(N.): 

De Post. — Kostennorm briefbehandeling. La Poste. — Norme du coût du traitement du courrier. 

In het Jaarverslag 2000 van De Post stelt de afgevaardigd 

bestuurder dat het kostenniveau van De Post 

te hoog ligt. Hij geeft daarbij een vergelijking met de 

bedoelde norm tussen ons land en deze in Nederland 

(189 versus 121). 

1. Welke is de kostennorm zoals verwoord door de 

afgevaardigd bestuurder van De Post in Frankrijk en 

Duitsland? 

2. 

a) Is er een objectief inzake kostennorm op een vooropgezette 

termijn? 

b) Zo ja, welke zijn de bedoelde kostennorm en de 

bedoelde termijn? 

3. Welke zijn de voornaamste componenten van de 

kostennorm en hun relatief belang? 

Antwoord: De gedelegeerd-bestuurder van de NV 

van publiek recht De Post deelt mij terzake het 

volgende mee. 

Dans le Rapport annuel de La Poste, l’administrateur 

délégué affirme que le niveau des coûts est trop 

élevé à La Poste. Il établit ensuite une comparaison de 

la norme des coûts entre notre pays et les Pays-Bas 

(189 par rapport à 121). 

1. Quelle est cette norme des coûts en France et en 

Allemagne? 

2. 

a) S’est-on à propos de cette norme fixé un objectif 

dans un délai déterminé? 

b) Dans l’affirmative, quelle est la norme envisagée et 

dans quel délai cette norme devrait-elle être 

atteinte? 

3. Quels sont les composantes essentielles de cette 

norme et quelle est leur importance relative? 

Réponse: L’administrateur délégué de la SA de droit 

public La Poste me communique ce qui suit. 


QRVA 50 106 12443 

15 - 01 - 2002 

1. Kostennorm in: 1. La base du coût en: 

— Frankrijk: 167; — France: 167; 

— Duitsland: 125. — Allemagne: 125. 

2. 

a) Het objectief inzake kostennorm is in 2005 competitief 

kunnen zijn met Duitsland en Frankrijk. 

b) De te behalen kostennorm wordt bepaald door 

benchmarking met Nederland en Duitsland. 

3. De voornaamste component is de loonkost, die 

80% van de huidige kosten uitmaakt. 

DO 2000200121734 DO 2000200121734 

Vraag nr. 99 van de heer Martial Lahaye van 9 augustus 

2001 (N.): 

2. 

a) L’objectif en matière de la base du coût est de 

pouvoir concurrencer avec l’Allemagne et la 

France en 2005. 

b) La base du coût à atteindre est déterminée par le 

benchmarking avec les Pays-Bas et l’Allemagne. 

3. La principale composante est le coût salarial, qui 

constitue 80% des frais actuels. 

Question n o 99 de M. Martial Lahaye du 9 août 2001 

(N.): 

Overheidsgebouwen. — Verkoop. Bâtiments publics. — Vente. 

Via de pers vernemen wij dat de federale overheid 

de verkoop van overheidsgebouwen, zoals onder meer 

de financietoren, verkiest boven het onderbrengen van 

die gebouwen in patrimoniumvennootschappen en de 

oprichting van publieke vastgoedbevaks. 

Blijkbaar werd tijdens de laatste begrotingscontrole 

gekozen voor «snel geld». 

1. 

a) Werd er over de effectieve verkoop voldoende 

nagedacht en werden simulaties gemaakt omtrent 

de mogelijke oprichting van vastgoedbevaks? 

Nous apprenons par la presse que les pouvoirs 

publics fédéraux préfèrent procéder à la vente de bâtiments 

publics, notamment la tour des finances, plutôt 

que d’intégrer ces bâtiments dans des sociétés patrimoniales 

et de procéder à la création de sicavs immobilières 

publiques. 

Lors du dernier contrôle budgétaire, on a apparemment 

opté pour «l’argent rapide». 

1. 

a) A-t-on suffisamment réfléchi à propos de la vente 

effective et a-t-on effectué des simulations concernant 

la création éventuelle de sicavs immobilières? 

b) Beschikt u over cijfermatige benaderingen? b) Disposez-vous d’approches chiffrées à ce sujet? 

2. 

a) Op langere termijn is het niet voordeliger voor de 

overheid vastgoedbevaks op te richten? 

b) Kunt u ook uw antwoord op deze vraag cijfermatig 

onderbouwen? 

3. Tevens verneem ik via de pers dat de eventuele 

verkoopopbrengsten van twee gebouwen, waaronder 

de financietoren, zouden kunnen gedrukt worden 

omdat potentiële investeerders kosten zullen moeten 

maken om de gebouwen asbestvrij te maken. 

a) Levert dit momenteel geen risico’s voor de mensen 

die er thans werken? 

2. 

a) À plus long terme, n’est-il pas plus avantageux 

pour les pouvoirs publics de procéder à la création 

de sicavs immobilières? 

b) Pourriez-vous étayer votre réponse au moyen de 

données chiffrées? 

3. J’apprends également par la presse que les éventuels 

bénéfices résultant de la vente de deux bâtiments, 

dont la tour des finances, pourraient être revus à la 

baisse parce que les investisseurs potentiels devront 

faire des frais pour éliminer l’amiante présente dans les 

bâtiments. 

a) Cette présence d’amiante ne présente-t-elle pas un 

danger pour les personnes qui y travaillent actuellement? 

b) Op welk bedrag worden die kosten geraamd? b) À combien les coûts en question sont-ils évalués? 


12444 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 


1. Oorspronkelijk had de Ministerraad op 

1 oktober 2000 beslist om tot een marktwaarde van 

12 miljard frank kantoorgebouwen te verkopen aan de 

NV Sopima (100% Staat). Aangezien dit niet ESRconform 

bleek, gelet op de herklassering van de NV 

Sopima van de sector niet-financiële vennootschappen 

naar de sector overheid werd beslist om over te gaan 

tot een verkoop aan de privé-sector. Door deze 

herklassering was er immers, gezien de beslissingen in 

de ESR-norm, geen directe invloed meer mogelijk op 

de staatsbegroting. 

2. Zoals reeds gezegd, bestond de oorspronkelijke 

idee er in om kantoorgebouwen bij de NV Sopima 

onder te brengen. Indien er een voldoende pakket 

gebouwen aanwezig zou zijn kon de idee van een vastgoedbevak 

gestalte krijgen. Deze idee is nog niet verlaten 

en kan in de nabije toekomst opnieuw onderzocht 


3. Zeer waarschijnlijk worden in de vraag van het 

geachte lid de volgende gebouwen bedoeld: 

1. À l’origine le Conseil des ministres avait décidé 

le 1 er octobre 2000 de vendre de bâtiments de bureaux 

pour une valeur sur le marché de 12 milliards de francs 

à la SA Sopima (100%État). Étant donné que ceci ne 

semble pas conforme aux normes ESR, vu le reclassement 

de la SA Sopima du secteur des sociétés nonfinancières 

vers le public, il a été décidé de passer à la 

vente au secteur privé. En effet par ce reclassement, vu 

les dispositions dans la norme ESR, il n’y avait plus de 

possibilité d’influence directe sur le budget de l’État. 

2. Comme déjà dit, il existait l’idée originale de 

placer les immeubles de bureaux auprès de la 

SA Sopima. S’il y avait eu un ensemble suffisant de 

bâtiments, l’idée d’un sicav immobilière prendrait 

corps. Cette idée n’est pas encore abandonnée et peut 

dans un proche avenir à nouveau être examiné. 

3. L’objet de la question de l’honorable membre 

porte sans doute sur les bâtiments suivants: 

— Brussel — Financietoren — Kruidtuinlaan, 50. — Bruxelles — Tour des Finances — Boulevard du 

Jardine botanique, 50. 

— Schaarbeek — Paleizenstraat, 48/62. — Schaerbeek — rue des Palais, 48/62. 

a) In beide gebouwen dient de koper het asbest te 

verwijderen en het gebouw opnieuw in goede 

staat te brengen binnen een vooropgezette tijdspanne. 

Hiervoor moet het gebouw geëvacueerd 


Er zijn dus geen risico’s voor de ambtenaren, 

die er thans werken, vermits zij tijdens deze 

werken elders zullen gehuisvest zijn. 

Bovendien geeft de aanwezigheid van asbest in 

deze gebouwen voor de ambtenaren die er 

thans werken evenmin risico’s, aangezien de 

Regie der Gebouwen steeds als dringende en 

gevaarlijke toestanden in alle gebouwen 

onmiddellijk heeft verholpen. 

b) Kostprijs van deze werken: b) Coût de ces travaux: 

a) L’acquéreur est tenu d’enlever l’asbeste dans le 

bâtiment qu’il a acquis et de le remettre en bon 

état dans le délai fixé à cette fin. Le bâtiment 

devra être évacué pour l’exécution de ces travaux. 

Les fonctionnaires qui y travaillent actuellement 

ne courent donc aucun risque, étant doné 

qu’ils seront logés ailleurs pendant l’exécution 

des travaux. 

En outre, la présence d’asbeste dans ces bâtiments 

ne constitue aucun risque pour les fonctionnaires 

qui y travaillent, étant donné que la 

Régie des Bâtiments a toujours remédié immédiatement 

à toutes les situations urgentes et 

dangereuses qui se manifestaient dans les bâtiments. 

1) Brussel — Financietoren: 1) Bruxelles — Tour des Finances: 

De werken voor de verwijdering van asbesthoudende 

materialen zullen door de 

koper van het gebouw worden uitgevoerd. 

Zij zullen deel uitmaken van de instaatstellingswerken 

die aan de koper worden 

gevraagd om het gebouw op te frissen. 

Les travaux d’enlèvement des matériaux 

contenant de l’asbeste seront exécutés par 

l’acquéreur du bâtiment. Ils feront partie 

des travaux de remise en état demandés à 

l’acquéreur afin de rénover le bâtiment. 


QRVA 50 106 12445 

15 - 01 - 2002 

2) Schaarbeek — Paleizenstraat, 48: 2) Schaerbeek — rue des Palais, 48: 

De asbestinventaris werd opgemaakt door 

een deskundigenbureau, dit in opdracht 

van het ministerie van Financiën. In het 

gebouw werden asbesthoudende materialen 

vastgesteld, maar er werden geen 

hoeveelheden gemeten. 

Voor de saneringswerken kan dus op dit 

ogenblik geen raming opgegeven worden. 

In de inventaris werden ale asbesthoudende 

materialen evenwel geklasseerd onder de 

prioriteit P4 en met aanbevolen maatregel 

D. Dit houdt in dat geen specifieke actie 

moet ondernomen worden. Er zijn hier dus 

geen asbestsaneringswerken nodig; een 

jaarlijkse visuele controle moet in dit geval 

volstaan. 

DO 2000200121813 DO 2000200121813 

Vraag nr. 103 van de heer Martial Lahaye van 10 september 

2001 (N.): 

Koninklijke Munt. — Commercialisatie van het bedrijf. 

Binnenkort start de Koninklijke Munt met de distributie 

van de euro-munten. Naar aanleiding hiervan 

maakte de leiding van de Koninklijke Munt bekend 

dat zij flexibeler wil worden en, als ik het correct 

interpreteer, eigenlijk een commerciëler bedrijf wil 

worden. Aanleiding hiertoe zou het missen zijn van 

een order voor het slaan van Indiase «roepies», waardoor 

zij toch wat inkomsten misliep. En ook de 

Luxemburgse frank plaatste haar bestelling voor 

Luxemburgse euro-munten elders. 

Er wordt gedacht, aldus de persmededeling, aan 

samenwerking met andere Europese Munthuizen of 

zelfs met leveranciers van muntplaatjes. 

L’inventaire d’asbeste a été dressé par un 

bureau d’experts dans le cadre d’une mission 

confiée par le ministère des Finances. 

On a constaté la présence de matériaux 

contenant de l’asbeste dans ce bâtiment, 

mais la quantité n’a pas été mesurée. 

Par conséquent, il est impossible de donner 

à l’heure actuelle une estimation du coût 

des travaux d’assainissement. Toutefois, 

tous les matériaux contenant de l’asbeste 

ont été classés dans l’inventaire sous la 

priorité P4 et avec la recommandation D, 

ce qui signifie que la situation ne requiert 

aucune intervention spécifique et qu’il n’est 

pas nécessaire d’exécuter des travaux 

d’assainissement dans ce bâtiment. Un 

contrôle visuel annuel devrait suffir. 

Question no 103 de M. Martial Lahaye du 10 septembre 

2001 (N.): 

Monnaie royale de Belgique. — Renforcement du 

caractère commercial de l’institution. 

La Monnaie royale de Belgique entamera sous peu 

la distribution de la monnaie euro. À cette occasion, la 

direction de la Monnaie royale de Belgique a annoncé 

qu’elle souhaitait devenir plus flexible et donc, si 

j’interprète correctement ses propos, une entreprise 

plus performante du point de vue commercial. Une 

commande manquée concernant la frappe de roupies 

indiennes et entraînant une perte importante de recettes 

pour la Monnaie royale de Belgique aurait été à 

l’origine de cette réaction. De même, la Banque du 

Luxembourg a préféré placer ailleurs sa commande 

pour la frappe d’euros luxembourgeois. 

Selon le communiqué de presse diffusé par 

l’institution, celle-ci songe à une collaboration avec 

d’autres institutions européennes ou même avec des 

fournisseurs de flans monétaires. 

1. Wat zijn nu de concrete plannen terzake? 1. Existe-t-il des projets concrets en la matière? 

2. Wat zullen die aan de overheid kosten of wat 

zullen zij opbrengen? 

Antwoord: De Koninklijke Munt valt enkel onder 

de bevoegdheid van de minister van Financiën waaraan 

u deze vraag tevens stelde. Ik heb de eer het 

geachte lid te verwijzen naar het antwoord dat door de 

minister van Financiën zal worden verstrekt. (Vraag 

nr. 783 van 10 september 2001, Vragen en Antwoorden, 

Kamer, 2001-2002, nr. 102, blz 11929.) 

2. Que coûteront ou que rapporteront ces projets 

aux pouvoirs publics? 

Réponse: La Monnaie royale ne ressort que des 

compétences du ministre des Finances à qui vous avez 

également posé cette question. J’ai l’honneur de 

renvoyer l’honorable membre à la réponse qui lui sera 

donnée par le ministre des Finances. (Question n o 783 

du 10 septembre 2001, Questions et Réponses, 

Chambre, 2001-2002, n o 102, p 11929.) 


1597

12446 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

DO 2000200121815 DO 2000200121815 

Vraag nr. 105 van de heer Servais Verherstraeten van 

10 september 2001 (N.): 

Question n o 105 de M. Servais Verherstraeten du 

10 septembre 2001 (N.): 

Regie der Gebouwen. — Sopima NV. Régie des Bâtiments. — Sopima SA. 

De vennootschap Sopima NV werd opgericht in 

december 1996. Diverse onroerende goederen werden 

van de Regie der Gebouwen overgedragen naar deze 

vennootschap. 

1. Kan u een overzicht geven van al de gebouwen 

die momenteel in het bezit zijn van NV Sopima en 

sinds wanneer? 

2. Wat was de schattingsprijs van het Aankoopcomité 

per gebouw? 

3. Wat is de huurprijs die de Regie der Gebouwen 

nu betaalt per gebouw of per onroerend goed? 

4. Wijken de huurcontracten met betrekking tot de 

contractuele bepalingen af van deze toegepast door de 

regie, en zo ja, wat zijn de verschillen en waarom deze 

verschillen? 

5. Kan u de verschillende beslissingsmomenten 

meedelen van de Ministerraad waar deze overdrachten 

werden goedgekeurd? 

6. Kan u de adviezen van de Inspectie van Financiën 

en van de minister van Begroting per overdracht meedelen? 


het geachte lid volgende informatie over te maken. 

1, 2 en 3. Voor de vragen nrs. 1 tot 3 werd de informatie 

opgenomen in de tabel in bijlage. 

4. De verschillen tussen het type huurcontract van 

de Regie der Gebouwen en de huurcontracten met 

betrekking tot de gebouwen van Sopima hebben 

vooral betrekking op vier punten: 

1) Onderhoud en herstellingen 1) Entretien et réparation 

De Staat wilde niet dat Sopima verplicht zou zijn 

een zware en gedecentraliseerde structuur op te 

zetten, die deze van de Regie der Gebouwen zou 

dupliceren. Behalve de grote herstellingswerken 

zoals vermeld in artikel 605 van het Burgerlijk 

Wetboek, en het opknappen van de gevels, vallen 

de herstellings- en onderhoudswerken financieel 

ten laste van de huurder. 

2) Vernieuwing 2) Rénovation 

Het huurcontract Regie der Gebouwen/Sopima 

heeft als originaliteit dat het aan Sopima toelaat 

om te beslissen de gebouwen van meer dan dertig 

La société anonyme Sopima SA a été créée en 

décembre 1996. La Régie des Bâtiments a transféré 

plusieurs biens immobiliers à cette société. 

1. Pouvez-vous répertorier tous les immeubles 

actuellement en la possession de Sopima et indiquer la 

date de transfert de chacun de ces immeubles? 

2. Quelle était, pour chaque immeuble, l’estimation 

de prix avancée par le Comité d’acquisition? 

3. Combien la Régie des Bâtiments paie-t-elle 

actuellement en loyer pour chaque immeuble ou bien 

immobilier? 

4. Les baux contiennent-ils des dispositions 

contractuelles différentes de celles appliquées par la 

régie et, dans l’affirmative, quelles sont les différences 

et comment celles-ci s’expliquent-elles? 

5. Lors de quelles réunions du Conseil des ministres 

ces ont-ils été approuvés? 

6. Pouvez-vous transmettre les avis de l’Inspection 

des Finances et du ministre du Budget concernant 

chacun de ces transferts? 


de transmettre à l’honorable membre les informations 

suivantes. 

1, 2 en 3. Pour les quesitons nos 1 à 3, l’information 

a été reprise dans le tableau en annexe. 

4. Les différences entre le bail type de la Régie des 

Bâtiments et les baux en vigueur concernant les bâtiments 

de la Sopima concernent principalement quatre 

points: 

La volonté de l’État n’était pas d’obliger la Sopima 

à avoir une structure lourde et décentralisée, dupliquant 

celle de la Régie des Bâtiments. À 

l’exception des grosses réparations comme 

mentionnées à l’article 605 du Code civil, et le 

ravalement des façades, les réparations et 

l’entretien sont financièrement à charge du locataire. 

Le bail Sopima/Régie des Bâtiments est original en 

ce qu’il permet à la Sopima de décider de rénover 

les immeubles de plus de trente ans, en proposant à 


QRVA 50 106 12447 

15 - 01 - 2002 

jaar oud te renoveren, door aan de regie voor te 

stellen, de bezetters elders voorlopig te huisvesten 

en na renovatie een aangepast huurgeld te betalen. 

De regie kan dit voorstel weigeren en in dat geval 

kan het huurcontract opgezegd worden. Deze clausule 

bevordert de renovatie van de oude gebouwen. 

3) Verzekeringen 3) Assurances 

Teneinde de waarde van het patrimonium van 

Sopima met zekerheid te behouden voorzien de 

huurcontracten Regie/Sopima het onderschrijven 

van een verzekering «gebouwen alle risico’s» die 

de verantwoordelijkheid dekt van zowel de huurder 

als de eigenaar. De last van deze verzekering 

wordt door de huurder gedragen. 

4) Belastingen en taksen 4) Impôts et taxes 

Het type huurcontract van de Regie der Gebouwen 

voorziet in principe dat de onroerende voorheffing 

en de andere taksen ten laste van de eigenaar 

vallen. Het contract Sopima/Regie legt de belastingen 

ten laste van de huurder. 

Er dient te worden opgemerkt dat veel huurcontracten 

die door de regie zijn afgesloten voorzien 

dat zij voor de voorheffing instaat, namelijk de 

contracten voor de in het Brusselse ingehuurde 

gebouwen. Inderdaad vormt het type huurcontract 

van de regie slechts een onderhandelingsbasis met 

het oog op het sluiten van een akkoord. Men dient 

dus de betekenis te relativeren van een vergelijking 

tussen het type contract en de huurcontracten 

Regie/Sopima. 

5 en 6. Deze informatie vraagt wat opzoekingswerk 

in de dossiers en zal later overgemaakt worden. 

la régie de reloger temporairement les occupants et 

de payer un loyer ajusté après rénovation. La régie 

peut refuser cette proposition et dans ce cas il peut 

être mis fin au bail. Cette disposition favorise la 

rénovation des immeubles vétustes. 

Afin d’assurer le maintien de la valeur du patrimoine 

de la Sopima, les baux Régie/Sopima prévoient 

la souscription d’une assurance «tous 

risques immeubles» qui couvre aussi bien la 

responsabilité du propriétaire que celle du locataire. 

La charge de cette assurance est supportée 

par le locataire. 

Le contrat type de la Régie des Bâtiments prévoit, 

en principe, que le précompte immobilier et les 

autres taxes sont à charge du propriétaire. Le 

contrat Sopima/Régie met les impôts à charge du 

locataire. 

Il est à noter que de nombreux baux conclus par la 

régie prévoient que le précompte est à sa charge, 

notamment pour les bâtiments loués à Bruxelles. 

En effet le bail type de la régie ne constitue qu’une 

base de négociation en vue de la conclusion d’un 

accord. Il convient donc de relativiser sa portée 

d’une comparaison entre le bail type et les baux 

Régie/Sopima. 

5 et 6. Ces informations demandent des recherches 

dans les dossiers et seront transmises plus tard. 

NV Sopima Sopima SA 

In natura ingebrachte onroerende goederen Biens immobiliers apportés en nature 

Adres 

— 

Adresse 

Sinds wanneer 

— 

Depuis quand 

Schattingsprijs door 

revisoren 

— 

Prix d’estimation 

fournis par les réviseurs 

Beslissing 

Ministerraad 

— 

Décision du 

Conseil des 

ministres 

Totaal betaalde huurbedragen 

— 

Total des loyers payés 

Antwerpen. — Anvers: 

Italiëlei 4 .................................. 20.12.1996 BF 2 263 000 000 16.12.1996 BF 192 400 000 

Euro 56 098 304 Euro 4 769 471 

Brussel. — Bruxelles: 

Regentschapsstraat 52/54 en 

Wolstraat 19. — Rue de la 

Régence 52/54 et Rue de la Laine 

19 ............................................. 20.12.1996 BF 282 000 000 16.12.1996 BF 71 479 032 

Euro 6 990 597 Euro 1 771 919 


12448 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

Adres 

— 

Adresse 

Sinds wanneer 

— 

Depuis quand 



— 



Beslissing 

Ministerraad 

— 

Décision du 


ministres 


— 


Wetenschapsstraat 6/8. — Rue 

de la Science 6/8 ....................... 20.12.1996 BF 242 000 000 16.12.1996 BF 23 000 000 

Euro 5 999 023 Euro 570 155 

Poelaertplein 3/4. — Place 

Poelaert 3/4 .............................. 20.12.1996 BF 194 000 000 16.12.1996 BF 90 665 600 

Louizalaan 233/245. — Avenue 

Euro 4 809 134 Euro 2 247 542 

Louise 233/245 ......................... 20.12.1996 BF 1 322 000 000 16.12.1996 BF 112 400 000 

Voorlopige Bewindstraat 9/15. 

— Rue du Gouvernement Provi- 

Euro 32 771 524 Euro 2 786 323 

soire 9/15 ................................. 20.12.1996 BF 117 000 000 16.12.1996 BF 13 800 000 

Euro 2 900 354 Euro 342 093 

Froissartstraat 95/99. — Rue 

niet gehuurd door de Regie 

Froissart 95/99 .......................... 20.12.1996 BF 126 000 000 16.12.1996 

der Gebouwen 

pas loué par la Régie des 

Charleroi 

Rue Jean Monnet 14 (avant: 

Euro 3 123 458 

Bâtiments 

Quai de Flandres 1) .................. 20.12.1996 BF 426 000 000 16.12.1996 BF 42 600 000 

Bergen. — Mons 

Euro 10 560 264 Euro 1 056 026 

Chemin de l’Inquiétude 1 ......... 20.12.1996 BF 471 000 000 16.12.1996 BF 47 000 000 

Luik. — Liège 

Avenue Blonden 88 / Rue Paradis 

Euro 11 675 785 Euro 1 165 099 

1 / Rue de Fragnée 40 .............. 20.12.1996 BF 897 000 000 16.12.1996 BF 100 000 000 

Hasselt 

Gouverneur Verwilghensin- 

Euro 22 236 049 Euro 2 478 935 

gel 75 / Voorstraat 41 .............. 20.12.1996 BF 598 000 000 16.12.1996 BF 52 000 000 

Namen. — Namur 

Euro 14 824 033 Euro 1 289 046 

Rue des Bourgeois 7 ................. 20.12.1996 BF 1 092 000 000 16.12.1996 BF 94 000 000 

Brussel. — Bruxelles 

Kunstlaan 28/30 / Handelsstraat 

96/112. — Avenue des 

Arts 28/30 / Rue du Commerce 

Euro 27 069 973 Euro 2 330 199 

96/112 ...................................... 06.07.1999 BF 287 830 000 12.03.1999 BF 271 000 000 

Picardstraat 1/3. — Rue Picard 

Euro 7 135 119 Euro 6 717 915 

1/3 ............................................ 06.07.1999 12.03.1999 BF 16 230 000 

Euro 402 331 


QRVA 50 106 12449 

15 - 01 - 2002 

Aangekocht door de NV Sopima 

aan Belgacom NV 

Adres 

— 

Adresse 

Sinds wanneer 

— 

Depuis quand 



— 



Acheté par la Sopima SA 

à Belgacom SA 

Beslissing 

Ministerraad 

— 

Décision du 


ministres 


— 


Tournai: 

Drève de Maire 19 .................... 08.06.1999 BF 380 000 000 BF 30 481 000 

Euro 9 419 954 Euro 755 604 

DO 2000200121845 DO 2000200121845 

Vraag nr. 107 van de heer Martial Lahaye van 12 september 

2001 (N.): 

Question n o 107 de M. Martial Lahaye du 12 septembre 

2001 (N.): 

Euro. — Voorbereiding KMO’s. Euro. — Préparation des PME. 

Volgens een recente enquête van de Nationale Bank 

van België is één op drie Belgische ondernemingen al 

helemaal klaar voor de euro. 8% van de bedrijven 

heeft echter nog helemaal niets ondernomen. Vooral 

de kleinhandel en de bouwsector zien de euro blijkbaar 

nog als een ver toekomstbeeld. 

Precies de ondernemingen die dicht bij de particuliere 

consument staan blijken nog niet klaar voor de 

Euro. Nochtans, het is vijf voor twaalf. 

1. 

a) Heeft u plannen om daaraan te verhelpen? 

Selon une enquête récente menée par la Banque 

nationale de Belgique, une entreprise belge sur trois est 

prête pour le passage à l’euro. En revanche, 8% des 

entreprises n’ont encore pris aucune disposition pour 

s’y préparer. Pour le commerce de détail et le bâtiment 

notamment, l’euro n’est apparemment encore qu’une 

réalité lointaine. 

Ce sont donc précisément les entreprises proches du 

consommateur qui ne sont pas prêtes pour l’euro. 

Pourtant, le temps presse. 

1. 

a) Avez-vous des projets pour remédier à cette situation? 

b) Zo ja, hoe? b) Dans l’affirmative, lesquels? 

2. 

a) Staan nog informatiecampagnes, gericht op de 

KMO, op het getouw? 

2. 

a) D’autres campagnes d’information, axées sur les 

PME, seront-elles menées? 

b) Zo ja, wat beogen die campagnes? b) Dans l’affirmative, que visent-elles? 

c) Hoe zijn ze opgebouwd? c) Comment s’articuleront-elles? 

d) Wat is de timing ervan? d) Selon quel échéancier? 

Antwoord: Om de KMO’s te sensibiliseren voor de 

invoering van de euro heeft mijn departement de 

volgende maatregelen getroffen. 

Réponse: Afin de sensibiliser les PME à l’introduction 

de l’euro, les mesures suivantes ont été prises par 

mon département. 


12450 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

Het doel werd in de eerste plaats nagestreefd door 

een directe benadering van zelfstandigen en KMO’s 

via het realiseren en verspreiden van een sensibiliseringsfolder 

over het invoeren van en het werken met de 

euro via de sociale verzekeringsfondsen en de 

middenstandsbladen. 

Le but est atteint en premier lieu par une approche 

directe des indépendants et PME via la réalisation et la 

diffusion d’un dépliant de sensibilisation sur l’introduction 

et l’utilisation de l’euro. Les caisses 

d’assurances sociales et la presse classes moyennes ont 

assuré la diffusion du dépliant. 

Oplage: 505 000 (N), 211 000 (F) et 6 500 (D). Tirage: 505 000 (N), 211 000 (F) et 6 500 (D). 

Kosten: 879 675 frank (copywriting, lay-out en 

drukwerk). 

Doelgroep: zelfstandigen, handelaars, ondernemers, 

vrije beroepen. 

Samen met het Instituut van de boekhouders en 

fiscalisten werd een praktische checklist (bijzonder 

nummer van een tijdschrift) uitgegeven en verspreid. 

Coût: 879 675 francs (rédaction, présentation, 

impression). 

Groupe-cible: indépendants, commerçants, entrepreneurs, 

professions libérales. 

Une checklist pratique (numéro spécial d’un périodique) 

a été éditée et diffusée en collaboration avec 

l’Institut des comptables et fiscalistes. 

Oplage: 9 000 exemplaren. Tirage: 9 000 exemplaires. 

Kosten: 295 000 frank. Coût: 295 000 francs. 

Doelgroep: in de eerste plaats de boekhouders zelf 

die als eerste contactpersonen voor bedrijven een 

bijzonder belangrijke rol spelen in deze materie; 

daarnaast ook de zelfstandigen en de KMO’s. 

Zowel de eurochecklist als de eurochallenger (een 

voorheen gerealiseerde informatiebron op CD-rom 

met boekhoudkundige, financiële, fiscale, sociale, juridische 

en commerciële gegevens) werd consulteerbaar 

gesteld op de website van het departement. 

Doelgroep: boekhouders, fiscalisten, zelfstandigen, 

handelaars, ondernemers (KMO’s) en vrije 

beroepen. 

Groupe-cible: en priorité les comptables euxmêmes 

qui en tant que premières personnes de 

contact jouent un rôle particulièrement important 

pour les entreprises en la matière, ensuite les indépendants 

et les PME. 

La checklist ainsi que eurochallenger (une source 

d’information sur CD-rom réalisé précédemment et 

comportant des données comptables, financières, 

fiscales, sociales, juridiques et commerciales) peuvent 

être consultés sur le site du département. 

Groupe-cible: comptables, fiscalistes, indépendants, 

commerçants, entrepreneurs (PME) et professions 

libérales. 

Kosten: geen bijzondere aanmaakkosten. Coût: pas de coût particulier. 

De statistieken betreffende het gebruik van de site 

zijn de volgende: 

Les statistiques de fréquentation du site sont les 

suivantes: 

Gebruik van de site eurochallenger.be Fréquentations du site eurochallenger.be 

Van 

— 

Du 

Tot 

— 

Au 

Bedrijven(1) 

— 

Entreprises(1) 

Bezochte pagina’s(2) 

— 

Pages visitées(2) 

5 augustus/août 2001 11 augustus/août 2001 2 517 91 522 


(verlof vanaf 15 augustus) 

(congés du 15 août) 


(persconferentie op 24 augustus) 

(conférence de presse le 24 août) 

28 augustus/août 2001 1 september/1er septembre 

5 485 274 740 

2001 


QRVA 50 106 12451 

15 - 01 - 2002 

Van 

— 

Du 

Tot 

— 

Au 

Bedrijven(1) 

— 

Entreprises(1) 

Bezochte pagina’s(2) 

— 

Pages visitées(2) 

2 september/septembre 2001 8 september/septembre 2001 5 056 270 382 

9 september/septembre 2001 11 september/septembre 2001 1 712 114 968 

(onvolledig, lopende week) 

(incomplet, semaine en cours) 

(1) Bedrijven: aantal bedrijven die zich aangesloten hebben 

aan de site. 

(2) Bezochte pagina’s: het aantal door de bedrijven geraadpleegde 

pagina’s op de site. 

Op grote (landbouw)tentoonstellingen zoals Agribex 

en Libramont werd in de stand van het departement 

een informatie- en promotiestand geïntegreerd 

met informatie- en documentatiemateriaal over de 

euro. 

(1) Entreprises: nombre d’entreprises qui se sont connectées 

au site. 

(2) Pages vues: nombre de pages appelées sur le site par les 

entreprises. 

Lors des expositions agricoles importantes telles 

Agribex ou foire de Libramont, un stand d’information 

et de promotion avec des informations et de la 

documentation relatives à l’euro a été intégré au sein 

du stand du département. 

Doelgroep: geïnteresseerde beursbezoekers. Public-cible: visiteurs de la foire intéressés. 

Kosten: geen bijzondere kosten. Coût: pas de coût particulier. 

Onlangs werd de realisatie van een nieuwe eurochallenger 

in de vorm van een website met online 

vraag- en antwoorddienst over de euro afgerond. 

Récemment, eurochallenger a été remanié sous la 

forme d’un site internet et doté d’un service questions 

et réponses on-line sur l’euro. 

Doelgroep: zelfstandigen en KMO’s. Groupe-cible: indépedants et PME. 

Kosten: gebudgetteerd op 2 500 000 frank. Coût: budgétisé à 2 500 000 francs. 

Een bijkomende sensibilisering in de vorm van een Une sensibilisation complémentaire sous forme 

gerichte advertentie in de middenstandsbladen kan d’annonces dans la presse classes moyennes peut être 

worden beoogd indien blijkt dat zelfstandigen en envisagée si l’on constate que les indépendants et les 

KMO’s nog steeds onvoldoende zijn voorbereid op de PME sont encore insuffisamment préparés à l’intro- 

invoering van de euro. 

duction de l’euro. 

Doelgroep: zelfstandigen, KMO’s, ondernemers, Groupe-cible: indépendants, PME, entrepreneurs, 

handelaars, vooral in de bouwsector en de klein- commerçants, principalement dans les secteurs de 

handel. 

la construction et du commerce de détail. 

Budget: 500 000 frank. Budget: 500 000 francs. 

DO 2000200121973 DO 2000200121973 

Vraag nr. 111 van de heer Yves Leterme van 4 oktober 

2001 (N.): 

Question n o 111 de M. Yves Leterme du 4 octobre 

2001 (N.): 

Verbouwingswerken aan de gevangenis te Ieper. Travaux de transformation à la prison d’Ypres. 

Op grond van nota’s van de minister van Justitie 

blijft er onzekerheid bestaan rond het voortbestaan 

van de gevangenis van Ieper. 

Nochtans werd er de jongste vijf jaar voor ruim 

20 miljoen frank geïnvesteerd aan verbouwingswerken 

zoals onder meer de volledige renovatie van de celafdeling, 

de bouw van een loods en werkplaats voor de 

gedetineerden enz. 

Les notes du ministre de la Justice laissent planer le 

doute à propos du maintien de la prison d’Ypres. 

Pourtant, au cours des cinq dernières années, des 

travaux de transformation ont été réalisés pour plus de 

20 millions de francs: rénovation complète du bloccellules, 

construction d’un hangar et d’un atelier pour 

les détenus, ... 


12452 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

De gevangenis van Ieper heeft opnieuw ingrijpende 

verbouwingswerken in het vooruitzicht. De realisatie 

onder meer van een nieuw ontvangkantoor en aangepaste 

bureelruimten zijn een dringende noodzaak. 

1. Kan u op vandaag bevestigen dat de gevangenis 

van Ieper definitief behouden blijft? 

2. Zo ja, kan u de stand van zaken meedelen in verband 

met de geplande verbouwingswerken aan de 

gevangenis van Ieper? 

3. Voor wanneer is de aanvang van de verbouwingswerken 

voorzien en is er al een bouwvergunning 

aangevraagd? 

4. Welke verbouwingswerken worden er precies 

uitgevoerd en wat is de vermoedelijke kostprijs van 

deze werken? 


1. Het al of niet sluiten van de gevangenis te leper 

behoort tot de bevoegdheid van mijn collega van Justitie. 

(Vraag nr. 519 van 14 januari 2002.) De taak van 

de Regie der Gebouwen bestaat er in om voor een 

degelijke huisvesting te zorgen. 

2. Op het ogenblik van de aankondiging van de 

eventuele sluiting van de gevangenis te leper had de 

Regie der Gebouwen het schetsontwerp beëindigd 

voor de renovatie van deze gevangenis. 

Thans is de studie stopgezet, daar de Inspectie van 

financiën in het kader van de aangekondigde sluiting 

weigert nog erelonen voor de verdere studies goed te 

keuren. 

3. Gezien de eventuele sluiting pas kan gebeuren 

indien de capaciteit elders wordt opgevangen in een 

nog te bouwen gevangenis moet gerekend worden op 

een termijn van 6 tot 10 jaar om alle procedures te 

doorlopen (budgettaire regeling, aankoop terrein, 

opmaken studies, bouwaanvraag, aanbestedingsprocedures, 

uitvoeren en voltooien van de werken). 

Ten einde de functionaliteit en leefbaarheid van de 

instelling te garanderen op korte en middellange 

termijn heb ik mij voorgenomen om de fasen 1 en 2 te 

realiseren. 

Ik zal de Regie der Gebouwen vragen om hiervoor 

de studies verder te zetten ten einde in de loop van 

2002 de bouwvergunning te kunnen aanvragen. 

4. Wat de verbouwingswerken betreft waren 

volgende werken gepland: 

fase 1: vernieuwing van de wandelkoeren (raming 

15 miljoen frank); 

fase 2: vernieuwing van het inkomgebouw (raming 

35 miljoen frank); 

D’autres transformations importantes sont encore 

programmées. L’aménagement d’un nouveau local 

d’accueil et de bureaux adaptés constitue aujourd’hui 

une nécessité urgente. 

1. Pouvez-vous confirmer le maintien définitif de la 

prison d’Ypres? 

2. Dans l’affirmative, quel est l’état d’avancement 

des travaux de transformation prévus dans cet établissement 

pénitentiaire? 

3. Quand les travaux de transformation doivent-ils 

débuter, et a-t-on déjà entrepris les démarches pour 

obtenir les permis nécessaires? 

4. En quoi les transformations programmées 

consistent-elles concrètement, et quel est le coût estimé 

des travaux? 

1. La fermeture totale ou non de la prison d’Ypres 

dépend de la compétence de mon collègue de la 

Justice. (Question no 519 du 14 janvier 2002.) La tâche 

de la Régie des Bâtiments consiste à veiller à un hébergement 

respectable. 

2. Au moment de l’annonce d’une éventuelle fermeture 

de la prison d’Ypres, la Régie des Bâtiments avait 

terminé l’esquisse pour la rénovation de cette prison. 

À présent, l’étude est arrêtée puisque l’Inspection 

des finances, dans le cadre de l’annonce de la fermeture, 

refuse d’approuver encore les honoraires pour les 

études suivantes. 

3. Vu que l’éventuelle fermeture ne peut se réaliser 

que si la capacité est accueillie ailleurs dans une prison 

encore à construire, il faut compter un délai de 6 à 

10 ans pour parcourir toutes les procédures (solution 

budgétaire, achat du terrain, réalisation des études, 

permis de construire, procédures d’adjudications, 

exécution et achèvement des travaux). 

Afin de garantir la fonctionnalité et la viabilité de 

l’institution à court et à moyen terme je me propose de 

réaliser les phases 1 et 2. 

Je demanderai à la Régie des Bâtiments de poursuivre 

ces études afin de pouvoir demander dans le 

courant de 2002 le permis d’urbanisme pour ces deux 

phases. 

4. En ce qui concerne les travaux de transformations, 

les travaux suivants ont été planifiés: 

phase 1: renouvellement des cours de promenade 

(estimation 15 millions de francs); 

phase 2: renouvellement du bâtiment d’entrée 

(estimation 35 millions de francs); 


QRVA 50 106 12453 

15 - 01 - 2002 

fase 3: verdere renovatie (raming 140 miljoen 

frank). 

DO 2001200200006 DO 2001200200006 

Vraag nr. 112 van de heer Jan Mortelmans van 9 oktober 

2001 (N.): 

Werknemers met niet-Europese staatsburgerschappen 

op de Belgische luchthavens. 

Na de dramatische gebeurtenissen van 11 september 

2001 in de Verenigde Staten heeft de Amerikaanse 

overheid de veiligheidsprocedures, het personeel en 

dergelijke op en van de luchthavens aldaar volledig 

doorgelicht. Eén van de opmerkelijke conclusies was 

dat het veiligheidspersoneel van de Dulles International 

Airport dat instaat voor het doorlichten van 

bagage en passagiers, voor meer dan 80 % bestaat uit 

niet-Amerikaanse burgers. Het vliegtuig dat zich in het 

Pentagon heeft geboord, was vertrokken van op de 

Dulles International Airport. Ook zouden in passagierszetels 

van op 11 september 2001 gelande vliegtuigen 

door de FBI messen zijn gevonden die eventueel 

door laders of kuispersoneel zouden kunnen geplaatst 

zijn. 

1. 

a) Hoeveel personeelsleden met een niet-Europees 

staatsburgerschap, dus ook Europeanen met een 

meervoudige nationaliteit waarvan minstens één 

niet-Europees, telt het personeelsbestand van 

Zaventem, onderaannemers incluis, dat instaat 

voor het doorlichten van bagage en passagiers? 

b) Hoeveel procent is dat van het volledige personeelsbestand 

van Zaventem dat instaat voor het 

doorlichten van bagage en passagiers? 

2. 





Zaventem, onderaannemers incluis, dat in contact 

komt met of in de buurt komt van de bagage na de 

doorlichting (sorteerders, taggers, laders, technici 

en kuispersoneel in het bagagetrieercomplex, ...)? 


van Zaventem dat in contact komt 

met de bagage? 

3. 




phase 3: future rénovation (estimation 

140 millions de francs). 

Question no 112 de M. Jan Mortelmans du 9 octobre 

2001 (N.): 

Travailleurs non européens dans les aéroports belges. 

Après les événements dramatiques du 11 septembre 

2001 survenus aux États-Unis, les autorités américaines 

ont procédé à une radioscopie approfondie des 

procédures de sécurité et du personnel dans et autour 

des aéroports. L’un des faits assez remarquables apparus 

dans le cadre de cette radioscopie était que le 

personnel de sécurité du Dulles International Airport 

chargé du contrôle des bagages et des passagers est 

composé pour plus de 80 % de citoyens non américains. 

L’avion qui s’est écrasé sur le Pentagone était 

parti du Dulles International Airport. En outre, le FBI 

aurait trouvé des couteaux sur des sièges d’avions 

ayant assuré une liaison le 11 septembre 2001. Ces 

couteaux auraient éventuellement pu y être placés par 

des chargeurs ou du personnel de nettoyage. 

1. 

a) Combien de membres du personnel non européens 

— et donc également des Européens ayant 

plusieurs nationalités dont une au moins non européenne 

— dénombre-t-on dans les effectifs de 

l’aéroport de Zaventem chargés du contrôle des 

bagages et des passagers, y compris le personnel 

des entreprises de sous-traitance? 

b) Quel pourcentage cela représente-t-il par rapport à 

l’ensemble de l’effectif du personnel de Zaventem 

chargé du contrôle des bagages et des passagers? 

2. 



plusieurs nationalités dont une au moins non européenne 

— dénombre-t-on dans les effectifs de 

l’aéroport de Zaventem qui entrent en contact avec 

ou s’approchent des bagages après leur contrôle 

(trieurs, taggers, chargeurs, techniciens et personnel 

de nettoyage du complexe de tri des bagages, 

...), y compris le personnel des entreprises de 

sous-traitance? 


l’ensemble l’ensemble de l’effectif du personnel de 

Zaventem qui entre en contact avec les bagages? 

3. 



plusieurs nationalités dont une au moins non euro- 


1598

12454 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 


Zaventem, onderaannemers incluis, dat in contact 

komt met de vliegtuigen (schoonmaakpersoneel, 

laders, technici, ...)? 


van Zaventem dat in contact komt 

met de vliegtuigen? 

4. Kunt u de rekenoefening ook maken voor de 

andere kleinere Belgische luchthavens die passagiers 

en/of goederen vervoeren? 

Antwoord: Gezien mijn bevoegdheid enkel toelaat 

deze gegevens van BIAC op te vragen kan ik u 

volgende inlichting verstrekken. BIAC heeft geen 

werknemers met niet-Europees staatsburgerschap. 

DO 2001200200009 DO 2001200200009 

Vraag nr. 113 van de heer Willy Cortois van 9 oktober 

2001 (N.): 

Werken aan het Berlaymont-gebouw, hoofdzetel van 

de Europese Commissie. 

De hoofdzetel van de Europese Commissie, het 

nieuw ontworpen en in 1967 officieel in gebruik genomen 

Berlaymont-gebouw aan het Schumanplein in 

Brussel is, inmiddels ingevolge de beslissing om het bij 

de bouw aangewende asbest te verwijderen, een financiële 

strop geworden. 

Sedert de beslissing de diensten van de Commissie te 

verwijderen in 1990 zijn al verscheidene gespecialiseerde 

aannemersbedrijven over de kop gegaan. 

De vastgestelde termijnen voor de diverse fasen van 

de renovatiewerken zijn ruimschoots overschreden, 

net trouwens als de oorspronkelijke kostprijs. Deze 

laatste ligt thans reeds vijfmaal hoger dan in 1990 

geraamd. 

Een nieuwe aannemer zal een gedeelte van de nog 

uit te voeren werken moeten voltooien en dit voor 

rekening van de NV Berlaymont. Oorspronkelijk was 

het einde der werken gepland in 1998. We staan reeds 

drie jaar verder en er blijven nog 100 000 m2 kantoren 

te renoveren. 

1. 

a) Heeft men reeds een idee wanneer het Berlaymontgebouw 

volledig zal klaar zijn om de Europese 

Commissie te herbergen? 

péenne — dénombre-t-on dans les effectifs de 

l’aéroport de Zaventem qui sont en contact avec 

les avions (personnel de nettoyage, chargeurs, 

techniciens, ...), y compris le personnel des entreprises 

de sous-traitance? 


l’ensemble de l’effectif du personnel de Zaventem 

qui entre en contact avec les avions? 

4. Pourriez-vous me fournir les mêmes informations 

pour les autres aéroports belges de moindre taille 

qui transportent des passagers ou des marchandises? 

Réponse: Étant donné que mes compétences ne 

permettent que de réclamer ces données de BIAC, je 

peux vous fournir les informations suivantes. BIAC 

n’a aucun travailleur de citoyenneté non européenne. 

Question no 113 de M. Willy Cortois du 9 octobre 

2001 (N.): 

Travaux au bâtiment du Berlaymont, siège de la 


La décision de désamianter le Berlaymont, siège de 

la Commission européenne, situé place Schuman à 

Bruxelles nouvellement construit à l’époque et inauguré 

en 1967, s’est soldée par une débâcle financière. 

Depuis la décision prise en 1990 de reloger les services 

de la Commission, diverses entreprises de bâtiment 

spécialisées ont fait faillite. 

Les délais fixés pour les diverses phases des travaux 

de rénovation, tout comme le prix initialement prévu, 

ont été largement dépassés. Actuellement, ce prix a 

déjà quintuplé par rapport aux estimations de 1990. 

Un nouvel entrepreneur devra parachever aux frais 

de la SA Berlaymont certains travaux restants. Au 

départ, la fin des travaux avait été prévue pour 1998. 

Trois ans plus tard, il reste 100 000 m 2 à rénover. 

1. 

a) Sait-on déjà quand les travaux au Berlaymont 

seront définitivement terminés, de sorte que la 

Commission européenne pourrait à nouveau y 

prendre ses quartiers? 

b) Welke planning geldt nu? b) Quel est actuellement l’échéancier? 

2. Wat is de verwachte totale kostprijs van deze 

langdurige renovatiewerken (in een onlangs verschenen 

«zwartboek» is sprake van 45 miljard)? 

2. À combien le coût total de ces travaux de rénovation 

de longue haleine est-il estimé (selon un «livre 

noir» récemment publié, il s’agirait de 45 milliards)? 


QRVA 50 106 12455 

15 - 01 - 2002 

3. 

a) Is men reeds klaargekomen met de asbestverwijdering 

van het ganse gebouw of moeten nog sommige 

gedeelten aangepakt worden? 

b) Hoeveel heeft de asbestverwijdering aan de Belgische 

Staat tot nu toe gekost? 

4. Onlangs heeft nog een tijdelijke vennootschap 

die was aangesteld voor de installatie van de centrale 

verwarming, de ventilatie en luchtconditionering verstek 

moeten laten gaan. 

a) Werd reeds met een ander bedrijf een contract 

gesloten om deze werken te laten uitvoeren? 

b) Wat zijn de verwachte meerkosten ten opzichte 

van de prijs voorgesteld door de voorgaande aannemer? 


1. 

a) en b) De definitieve datum waarop het Berlaymontgebouw 

volledig klaar zal zijn om de Europese 

Commissie te herbergen, is op dit ogenblik 

nog afhankelijk van een aantal onbekenden. 

De planning voor de werken uit te voeren in 

de toren voorziet het einde van de werken op 

31 augustus 2003. 

De algemene planning van de werken voor 

een even belangrijk gedeelte in de sokkel kan 

pas worden opgemaakt wanneer de pas 

aangeduide aannemer van de centrale verwarming 

zijn eerste opdracht heeft vervuld, namelijk 

het opmaken van de uitvoeringsstudies 

[zie verder 4. a) en b)]. 

De bedoeling is in ieder geval het volledig 

gerenoveerde Berlaymont-gebouw ter beschikking 

te stellen van de Europese Commissie 

tegen einde 2003. 

2. De totale kostprijs van deze renovatiewerken is 

op dit ogenblik nog niet gekend. 

Onderhandelingen in verband met onder andere de 

totaalprijs zijn volop aan de gang met de Europese 

Commissie. 

Bovendien wordt tussen de diensten van de NV 

Berlaymont 2000 en de Europese Commissie een «upgrading» 

van de technische bindende beschrijvingen 

van de installaties uitgewerkt. 

Deze procedure zal vermoedelijk beëindigd zijn 

tegen eind 2001, zodat de totale kostprijs van deze 

renovatiewerken pas dan gekend is. 

3. 

a) Le désamiantage a-t-il déjà été retiré partout ou 

reste-t-il certaines parties du bâtiment à traiter? 

b) Combien le retrait de l’amiante a-t-il jusqu’à 

présent coûté à l’État belge? 

4. Récemment encore, une société provisoire, désignée 

pour l’installation du chauffage central, de la 

ventilation et de l’air conditionné, a dû se désister. 

a) Une autre entreprise a-t-elle déjà été contactée 

pour la réalisation de ces travaux? 

b) À combien s’évalue le surcoût par rapport au prix 

demandé par l’entrepreneur précédant? 

1. 

a) et b) La date définitive à laquelle le bâtiment 

Berlaymont sera prêt à accueillir la Commission 

européenne dépend encore actuellement 

d’un certain nombre d’inconnues. 

Le planning relatif aux travaux à exécuter à la 

tour prévoit la fin des travaux le 31 août 2003. 

Le planning général des travaux pour une 

partie tout aussi importante du socle ne 

pourra être établi que lorsque l’entrepreneur 

du chauffage central, récemment désigné, aura 

rempli sa première mission, à savoir l’établissement 

des études d’exécution [cf. ci-après 

4. a) et b)]. 

L’objectif est, de toute matière, de mettre le 

bâtiment Berlaymont totalement rénové à la 

disposition de la Commission européenne 

pour la fin 2003. 

2. Le coût total de ces travaux de rénovation est 

encore inconnu à ce jour. 

Des négociations relatives notamment au prix total 

sont en cours avec la Commission européenne. 

De plus, les services de la SA Berlaymont 2000 et la 

Commission ont élaboré conjointement un «upgrading» 

des descriptions techniques obligatoires des 

installations. 

Cette procédure sera probablement terminée fin 

2001, ce qui permettra alors de connaître le coût total 

de ces travaux de rénovation. 


12456 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

3. 

a) De grove asbestverwijdering werd voltooid op 

5 juni 1998. De fijne asbestverwijdering werd — 

overeenkomstig de planning — op 1 juni 1999 

beëindigd. 

Een eerste certificaat van asbestverwijdering werd 

afgeleverd door de bureaus EEC en BRGM/MSIS, 

belast met de controle van de asbestverwijdering 

krachtens een procedure vastgesteld in samenspraak 

met de Europese Commissie. 

Door het BIM (Brussels Instituut voor milieubeheer) 

werd derhalve beslist de metingen op 17 juni 

1999 stop te zetten. Het certificaat van definitieve 

asbestverwijdering werd afgeleverd door voornoemde 

bureaus op 28 maart 2000. 

Door het afleveren van dit certificaat van definitieve 

asbestverwijdering aan de NV Berlaymont 

2000 werd de goede afloop van de asbestverwijderingswerken 

ten opzichte van de Europese 

Commissie en de Belgische Staat geofficialiseerd. 

b) De totale kostprijs van de sanering ten laste van de 

Belgische Staat zal 5,17 miljard frank (128 160 952 

euro) bedragen, onder voorbehoud van een mogelijke 

verhoging van de intrestvoeten. 

4. 

a) Op 25 september 2001 werd een overeenkomst 

gesloten tussen de aannemer 4D, de tijdelijke vereniging 

die was aangesteld voor de HVACinstallaties, 

de hoofdaannemer Europconstruct en 

de NV Berlaymont 2000, waar de partijen het principe 

van de splitsing van de HVAC-werken in de 

toren en in de sokkel hebben aanvaard. 

In toepassing van deze overeenkomst werden in 

een eerste fase de uitvoeringsstudies in de sokkel 

door de hoofdaannemer Europconstruct aan de 

aannemer Axima Contracting toevertrouwd. 

Zo vlug mogelijk zal de tweede fase (eindfase), 

namelijk het gedeelte omtrent de eigenlijke werken 

in de sokkel, contractueel worden geregeld. 

b) Aangezien de uitvoeringsstudies het de nieuwe 

aannemer mogelijk moeten maken om de prijs van 

dat deel van de werken in de sokkel te begroten, en 

deze uitvoeringsstudies volop aan de gang zijn, is 

het op dit ogenblik niet mogelijk om de verwachte 

meerkosten ten opzichte van de vroegere basisprijs 

voorgesteld door de voorgaande aannemer, te 

begroten. 

Te gepasten tijd zal het geachte lid de nog niet 

gekende elementen van het renovatieproject 

meegedeeld worden. 

3. 

a) Le désamiantage brut a été achevé le 5 juin 1998. 

Le désamiantage net a, conformément au planning, 

été terminé le 1 er juin 1999. 

Un premier certificat de désamiantage a été délivré 

par les bureaux EEC et BRGM/MSIS, chargés du 

contrôle du désamiantage selon une procédure 

fixée en concertation avec la Commission européenne. 

L’IBGM (Institut bruxellois de la gestion de 

l’environnement) a dès lors décidé de mettre fin 

aux mesurages le 17 juin 1999. Le certificat de 

désamiantage définitif a été délivré par les bureaux 

précités le 28 mars 2000. 

La délivrance de ce certificat de désamiantage définitif 

à la SA Berlaymont 2000 a permis 

d’officialiser vis-à-vis de la Commission européenne 

et de l’État belge le bon déroulement des 

travaux de désamiantage. 

b) Le coût total de l’assainissement à charge de l’État 

belge s’élèvera à 5,17 milliards de francs 

(128 160 952 euros), sous réserve d’une éventuelle 

majoration des taux d’intérêts. 

4. 

a) Le 25 septembre 2001, il a été conclu entre 

l’entrepreneur 4D, l’association momentanée qui 

avait été engagée pour les installations HVAC, 

l’entrepreneur principal Europconstruct et la SA 

Berlaymont 2000 une convention aux termes de 

laquelle les parties ont admis le principe de la séparation 

des travaux HVAC dans la tour et dans le 

socle. 

En application de cette convention, l’entrepreneur 

principal Europconstruct a, dans une première 

phase, confié les études d’exécution dans le socle à 

l’entrepreneur Axima Contracting. 

La seconde phase (phase finale), à savoir la partie 

relative aux travaux proprement dits dans le socle, 

sera réglée contractuellement le plus rapidement 

possible. 

b) Étant donné que les études d’exécution doivent 

permettre au nouvel entrepreneur d’estimer le prix 

de cette partie des travaux dans le socle et que ces 

études d’exécution sont en cours, il n’est pas 

possible d’estimer actuellement les frais supplémentaires 

prévus par rapport au prix proposé par 

l’entrepreneur précédent. 

Les éléments encore inconnus du projet de rénovation 

seront communiqués à l’honorable membre en 

temps opportun. 


QRVA 50 106 12457 

15 - 01 - 2002 

DO 2001200200121 DO 2001200200121 















door de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse 








DO 2001200200123 DO 2001200200123 

Vraag nr. 118 van de heer François Bellot van 

5 november 2001 (Fr.): 

Modernisering en aanpassing van de gebouwen van 

het paleis van justitie in Dinant. 

Wie in het gerechtsgebouw van Dinant moet zijn, 

kan ter plekke vaststellen dat het gebouw niet alleen 

moeilijk toegankelijk is, maar dat bovendien de werkomstandigheden 

en de omgeving waarin het personeel 

zijn werk moet doen, niet echt optimaal zijn. 

De meeste gerechtsgebouwen in het land werden of 

worden gerenoveerd, maar het gerechtelijk arrondissement 

Dinant wordt duidelijk stiefmoederlijk behandeld! 

In kleinere gerechtelijke arrondissementen 

binnen het ressort van het hof van beroep van Luik 

werden de gerechtsgebouwen gerenoveerd en aangepast. 

Maar het paleis van justitie van Dinant bevindt 

zich in een alarmerend slechte staat! 

Question n o 117 de M. Alfons Borginon du 5 novembre 

2001 (N.): 










accords? 










Question n o 118 de M. François Bellot du 5 novembre 

2001 (Fr.): 

Modernisation et adaptation des bâtiments du palais 

de justice de Dinant. 

Toute personne amenée à se rendre au palais de 

justice de Dinant peut se rendre compte qu’outre les 

difficultés d’accès, les conditions de travail et 

l’environnement même dans lequel le personnel est 

amené à évoluer, ne sont pas des plus adéquats. 

Alors que la plupart des palais de justice du 

Royaume ont été rénovés ou sont en voie de l’être, je 

constate que l’arrondissement judiciaire de Dinant fait 

de toute évidence figure de parent pauvre! En effet, 

alors que de plus petits arrondissements judiciaires au 

sein même du ressort de la cour d’appel de Liège ont 

vu leurs bâtiments adaptés et rénovés, le constat quant 

à l’état des bâtiments du palais de justice de Dinant est 

des plus alarmantes! 


12458 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

Het gerechtsgebouw van Dinant bestaat eigenlijk uit 

twee gebouwen, die niet met elkaar verbonden zijn. 

Le palais de justice de Dinant se compose de deux 

bâtiments qui ne sont pas reliés entre eux. 

Uit een kleine inspectieronde blijkt dat dit «paleis»: Un rapide tour du propriétaire permet de constater 

que ce «palais»: 

A) bepaald moeilijk toegankelijk is, zowel voor de 

magistraten en het personeel als voor de rechtzoekende; 

A) présente de nombreuses difficultés d’accès, tant 

pour les magistrats et les membres du personnel, que 

pour les justiciables; 

B) binnen in vervallen staat is; B) présente un état vétuste de ses locaux; 

C) onveilig is (bijvoorbeeld de toegang voor inverdenkinggestelden, 

het ontbreken van een brandalarmsysteem, 

de gebrekkige controle van bezoekers, de 

zalen voor in beslag genomen voorwerpen); 

D) duidelijk niet aangepast is aan het moderne 

reilen en zeilen van het gerecht. 

Naar verluidt zijn er plannen voor een nieuwbouw 

in Bouvignes, waarin de arbeidsrechtbank, de rechtbank 

van koophandel, het vredegerecht en de griffies 

van deze rechtbanken ondergebracht zouden worden. 

Uit de praktijk blijkt echter dat het verhuizen van de 

onderscheiden diensten van een paleis van justitie niet 

de beste oplossing is. Het veroorzaakt immers niet 

alleen problemen op het stuk van overlegging en 

raadpleging van dossiers en van gegevensuitwisseling 

tussen griffie en parket, voor de rechtzoekende is het 

bovendien vaak moeilijk daarin nog de juiste weg te 

vinden. 

Denkt u niet dat het misschien verstandiger zou zijn 

om de bestaande gebouwen dringend grondig te verbouwen 

teneinde ze aan te passen aan de moderne 

noden en vereisten, ze functioneler maar ook gezonder 

te maken, en geschikter voor het uitoefenen van een 

beroepswerkzaamheid? 



De behoeften van Justitie in Dinant vertegenwoordigen 

een netto-oppervlakte van ongeveer 7 000 m2 , 

zijnde bijna het dubbele van de huidige oppervlakte 

ingenomen door het gerechtsgebouw en de uitbreiding 

ervan. 

Het gerechtsgebouw van Dinant ligt, zoals het ganse 

stadscentrum, geprangd tussen de stroom en de rots 

waardoor een bijkomende uitbreiding van het gebouw 

onmogelijk is. 

Het is derhalve volkomen normaal dat het departement 

van Justitie al jaren geleden heeft aanvaard dat in 

een deel van de behoeften zou worden voorzien door 

de oprichting van een gebouw op de site van het toekomstig 

administratief centrum in Bouvignes. 

Wat betreft het «onderhoud door de eigenaar» 

werden al de verzoeken van het departement van Justi- 

C) présente un manque de sécurité (cf. l’accès des 

«prévenus — aucun système d’alarme incendie — 

manque de contrôle des visiteurs — salles réservées 

aux objets saisis); 

D) n’est manifestement pas adapté aux contingences 

actuelles de la Justice. 

Il semblerait qu’il existe un projet de construction 

d’un bâtiment à Bouvignes, qui aurait pour but 

d’accueillir les tribunaux de travail, de commerce, la 

justice de paix et leurs greffes. Cependant, à l’usage, 

nous pouvons constater que la délocalisation des différents 

services d’un palais de justice n’est pas la meilleure 

solution. En effet, outre les problèmes de transfert, 

de consultation des dossiers, d’échange des 

données entre greffe et parquet, que cela engendre, 

cette délocalisation entraîne un certain désordre dans 

le chef du justiciable. 

Ne pensez-vous pas qu’il serait peut-être plus judicieux 

d’entreprendre d’urgence de sérieux travaux 

pour adapter les bâtiments existants aux nécessités et 

exigences actuelles, les rendre plus fonctionnels, mais 

aussi plus sains et mieux appropriés à l’exercice d’une 

activité professionnelle? 


de transmettre à l’honorable membre les informations 

suivantes. 

L’expression des besoins de la Justice à Dinant est 

de près de 7 000 m2 nets, soit près du double de ce que 

représente actuellement le palais de justice et son 

extension. 

Le palais de justice de Dinant, à l’instar de tout le 

Centre ville, est coincé entre fleuve et rocher, rendant 

impossible une extension supplémentaire du bâtiment. 

C’est donc tout naturellement que le département de 

la Justice a, il y a plusieurs années déjà, accepté qu’une 

partie de ses besoins soient rencontrés par construction 

sur le site du futur centre administratif, à Bouvignes. 

Pour ce qui concerne «l’entretien du propriétaire», 

toutes les demandes du département de la Justice ont 


QRVA 50 106 12459 

15 - 01 - 2002 

tie ingewilligd of staan zij op het punt te worden ingewilligd, 

zoals bijvoorbeeld voor de nieuwe telefooninstallatie, 

en dit binnen de evidente perken van de 

begrotingsmiddelen. 

Wat betreft het onderhoud ten laste van de huurder 

waarvoor het departement van Justitie zelf moet instaan, 

bijvoorbeeld het schilderen van de lokalen, 

heeft de Regie der Gebouwen geen enkel zicht op de 

investeringen van Justitie, wetende evenwel dat zij zeer 

beperkt zijn. 

De beveiliging van al de gerechtsgebouwen is het 

onderwerp van studies, waarvan sommige reeds 

voltooid zijn, sommige aan de gang zijn en andere nog 

moeten worden aangevat; dat is het geval voor Dinant 

waarvoor de studie gepland is in 2002. 

Momenteel wordt gewerkt aan de samenstelling van 

een ander dossier «veiligheid» met betrekking tot de 

aankomst van de gedetineerden, en dit op verzoek van 

de procureur des Konings, geformuleerd in oktober 

2001. 

Ten slotte is een studie aan de gang met betrekking 

tot de toegang tot het gerechtsgebouw voor gehandicapten. 

De voltooiing van die studie is eveneens in 

2002 gepland. 

Tot besluit: enkel en alleen de uitbreiding van Justitie 

in Bouvignes waarvoor het stedenbouwkundig 

attest nr. 2 op 19 november 2001 een gunstig advies 

kreeg van het schepencollege van Dinant, zal kunnen 

zorgen voor een meer functionele, meer rationele en 

beter beveiligde bezetting van het bestaande gerechtsgebouw. 

DO 2001200200155 DO 2001200200155 

Vraag nr. 119 van de heer Lode Vanoost van 9 november 

2001 (N.): 

Commerciële activiteiten op de renbaan van Groenendaal. 

De renbaan van Groenendaal wordt op dit ogenblik 

verhuurd aan de maatschappij «Société royale de 

l’encouragement d’amélioration des races de chevaux 

en Belgique» voor het organiseren van paardenwedrennen. 

In de praktijk is deze activiteit stilgevallen 

omdat het betrokken bedrijf onder curatele werd 

geplaatst. Ondanks de lamentabele financiële situatie 

van het betrokken bedrijf worden pogingen ondernomen 

om alsnog met nieuwe commerciële activiteiten te 

beginnen op de renbaan van Groenendaal want ik verneem 

dat de NV Belgalop met de curator een contract 

van vier jaar heeft gesloten. Het oorspronkelijke huurcontract 

voorziet dat geen onderverhuringen kunnen 

plaatsgrijpen zonder de uitdrukkelijke toestemming 

été rencontrées ou sont, comme par exemple la 

nouvelle téléphonie, en voie de l’être, et ce dans 

l’évidente contrainte des disponibilités budgétaires. 

Pour ce qui concerne l’entretien locatif auquel doit 

procéder le département de la Justice lui-même, 

comme par exemple la peinture des locaux, la Régie 

des Bâtiments n’a aucune vision sur les investissements 

de la Justice, tout en sachant qu’ils sont très limités. 

La sécurisation de tous les palais de justice fait 

l’objet d’études, dont certaines ont déjà abouties, 

d’autres sont en cours, d’autres doivent encore être 

initiées; c’est le cas de Dinant, programmé pour 2002. 

Un autre dossier «sécurité» est en cours 

d’élaboration pour ce qui concerne l’entrant des détenus, 

ce à la demande du procureur du Roi de ce mois 

d’octobre 2001. 

Enfin, une étude est en cours pour ce qui concerne 

l’accès au palais pour les moins valides; la réalisation 

est, là aussi, programmée en 2002. 

En conclusion, seule l’extension de la Justice à 

Bouvignes, dont le certificat d’urbanisme n o 2 a reçu 

l’avis favorable du collège échevinal de Dinant en date 

du 19 novembre 2001, permettra une occupation plus 

fonctionnelle, plus rationnelle et bien sécurisée de 

l’actuel palais. 

Question no 119 de M. Lode Vanoost du 9 novembre 

2001 (N.): 

Activités commerciales à l’hippodrome de Groenendael. 

L’hippodrome de Groenendael est actuellement loué 

à la «Société royale de l’encouragement d’amélioration 

des races de chevaux en Belgique» qui y organise 

des courses de chevaux. La société ayant été mise 

sous curatelle, cette activité a toutefois pris fin dans la 

pratique. En dépit de la situation financière lamentable 

dans laquelle se trouve l’entreprise concernée, on 

tenterait de relancer une activité commerciale sur le 

site de l’hippodrome de Groendendael. Il me revient en 

effet que la SA Belgalop a signé un contrat de quatre 

ans avec le curateur. Le contrat de bail initial contient 

toutefois une clause interdisant toute sous-location, 

sauf autorisation expresse du ministre. Une procédure 

est actuellement en cours visant à transférer l’hippo- 


12460 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

van de minister. Op dit ogenblik is een procedure aan 

de gang om de renbaan als onderdeel van het Vlaamse 

gedeelte van het Zoniënwoud over te hevelen naar het 

Vlaamse Gewest. Deze overheveling laat in tegenstelling 

tot het Brusselse en het Waalse deel van het Zoniënwoud 

al zes jaar op zich wachten. Het Vlaamse 

Gewest heeft andere intenties met de renbaan, verderzetting 

van de commerciële activiteiten hoort daar niet 

langer bij. 

1. Heeft u toestemming gegeven voor de onderverhuring 

van de renbaan aan de NV Belgalop? 

2. Hoe verklaart u de vertraging in de overheveling 

van het Vlaamse gedeelte van het Zoniënwoud naar 

het Vlaamse Gewest ten opzichte van de overheveling 

van het Brusselse en het Waalse gedeelte die reeds 

enkele jaren geleden plaatshad? 

3. Acht u het verstandig nieuwe commerciële engagementen 

toe te laten voor een terrein dat reeds jaren 

voorbestemd is om van eigenaar te veranderen en dat 

nu wellicht binnenkort effectief naar het Vlaamse 

Gewest zal overgeheveld worden? 

4. Wanneer voorziet u de definitieve overdracht van 

het Vlaamse gedeelte van het Zoniënwoud naar het 

Vlaamse Gewest? 

5. Voorziet u in de volledige overdracht van de 

terreinen van de renbaan van Groenendaal naar het 

Vlaamse Gewest, op dezelfde wijze als dit met de 

renbaan van Bosvoorde is gebeurd voor het Brusselse 

Gewest? 

6. Zal volgens u na de overdracht van deze domeinen 

het Vlaamse Gewest de bestaande huurcontracten 

overnemen of blijft de federale Staat zich ook daarna 

als verhuurder beschouwen? 



De terreinen van de renbaan van Groenendaal behoren 

niet tot het federaal patrimonium dat wordt 

beheerd door de Regie der Gebouwen en bijgevolg 

ressorteren ze niet onder mijn bevoegdheid. 

De terreinen en de huurcontracten worden beheerd 

door de domeinen, waarvoor mijn collega, de minister 

van Financiën, bevoegd is. (Vraag nr. 867 van 

14 januari 2002.) 

DO 2001200200160 DO 2001200200160 

Vraag nr. 120 van de heer Lode Vanoost van 

12 november 2001 (N.): 

Overdracht van het park van Tervuren naar het 

Vlaamse Gewest. 

Op dit ogenblik is een procedure bezig om de overdracht 

van het park van Tervuren naar het Vlaamse 

drome, situé dans la partie flamande de la Forêt de 

Soignes, à la Région flamande. Contrairement à ce qui 

a été le cas pour les parties bruxelloise et wallonne, ce 

transfert se fait attendre depuis six ans. La Région 

flamande réservant une autre destination à l’hippodrome 

de Groenendael, la poursuite d’activités 

commerciales n’est plus prévue. 

1. Avez-vous donné l’autorisation de sous-louer 

l’hippodrome à la SA Belgalop? 

2. Comment expliquez-vous le retard en ce qui 

concerne le transfert de la partie flamande de la Forêt 

de Soignes à la Région flamande, alors que le transfert 

des parties bruxelloise et wallonne a eu lieu il y a 

plusieurs années déjà? 

3. Estimez-vous qu’il est sage de donner le feu vert 

pour de nouveaux engagements commerciaux pour un 

terrain dont le changement de propriétaire est prévu 

depuis des années et qui devrait à présent être effectivement 

bientôt transféré à la Région flamande? 

4. Quand le transfert définitif de la partie flamande 

de la Forêt de Soignes à la Région flamande devrait-il 

avoir lieu? 

5. Projetez-vous le transfert complet des terrains de 

l’hippodrome de Groenendael à la Région flamande, 

selon les mêmes modalités que celles qui ont présidé au 

transfert de l’hippodrome de Boitsfort à la Région 

bruxelloise? 

6. Selon vous, après le transfert de ces domaines, la 

Région flamande reprendra les baux existants ou bien 

l’État fédéral continuera-t-il à se considérer également 

dans le futur comme le bailleur? 


de transmettre à l’honorable membre l’information 

suivante. 

Les terrains de l’hippodrome de Groenendaal 

n’appartiennent pas au patrimoine fédéral géré par la 

Régie des Bâtiments et, par conséquent, ne relèvent pas 

de ma compétence. 

Les terrains et les baux sont gérés par les domaines 

pour lesquels mon collègue, le ministre des Finances, 

est compétent. (Question no 867 du 14 janvier 2002.) 

Question no 120 de M. Lode Vanoost du 12 novembre 

2001 (N.): 

Transfert du parc de Tervueren à la Région flamande. 

Une procédure est actuellement en cours en vue du 

transfert du parc de Tervueren à la Région flamande. 


QRVA 50 106 12461 

15 - 01 - 2002 

Gewest mogelijk te maken. Er bestaat echter onduidelijkheid 

over of het park in zijn geheel of slechts 

gedeeltelijk zal worden overgedragen. 

Zo wordt de Franse tuin op dit ogenblik nog 

beheerd door de Regie der Gebouwen. Dit beheer laat 

te wensen over. Er zijn geen logische argumenten om 

bij de overdracht voor de Franse tuin een uitzondering 

te maken. 

Een uitbreiding van de British School zal de bestemming 

van het park zwaar hypothekeren. 

1. Voorziet u in een gehele of gedeeltelijke overdracht 

van het park van Tervuren? 

2. Welke delen zullen eventueel niet overgedragen 

worden? 

3. Welke motieven heeft u om bepaalde delen eventueel 

in federale handen te behouden? 

4. 

a) Hoe staat u tegenover de uitbreiding van de British 

School? 

Il n’apparaît toutefois pas clairement si le parc sera 

transféré entièrement ou en partie seulement. 

Le «jardin français» est par exemple encore géré 

par la Régie des Bâtiments. Cette gestion laisse à désirer. 

Aucun argument logique ne plaide pour qu’il soit 

fait une exception pour le «jardin français» lors du 

transfert. 

Une extension de la British School fera peser une 

lourde hypothèque sur la destination du parc. 

1. Envisagez-vous le transfert intégral ou partiel du 

parc de Tervueren? 

2. Le cas échéant, quelles parties ne seraient pas 

transférées? 

3. Pour quels motifs la gestion de certaines parties 

du parc resterait-elle aux mains du fédéral? 

4. 

a) Que pensez-vous de l’extension de la British 

School? 

b) Voorziet u daarvoor reeds in de nodige ruimte? b) Avez-vous d’ores et déjà prévu l’espace nécessaire 

à cet effet? 

Antwoord: In antwoord op de vermelde vragen heb 

ik de eer het geachte lid volgende antwoorden te verstrekken. 

1. Na overleg tussen de federale overheid en het 

Vlaamse Gewest werd een akkoord bereikt over de 

overdracht van het park van Tervuren. Het park van 

Tervuren (bos met wegen en dreven) «Warande» 

genaamd, inbegrepen het Spaans Huis («Gordaalmolen») 

en de «Duisburgse Poort» worden overgedragen 

aan het Vlaamse Gewest. 

2. De gebouwen (Koloniënpaleis, Museum voor 

Midden-Afrika en het Rijkscentrum voor wetenschappelijk 

onderzoek) en de er rond liggende tuinen, de 

Franse tuin en de vijvers tot aan de Spaanse Huisdreef 

blijven federale eigendom en worden verder beheerd 

door de Regie der Gebouwen. 

3. De reden waarom bepaalde delen van het park 

federaal zijn gebleven, vindt enerzijds zijn oorsprong 

in het feit dat die delen één architectonisch geheel uitmaken 

met de gebouwen en anderzijds omdat het 

Vlaamse Gewest de overdracht van die delen niet genegen 

was omwille van de hoge onderhoudskosten. Nu 

er duidelijkheid is wie voor welk deel verantwoordelijk 

is, zal de Regie der Gebouwen instaan voor het 

onderhoud van haar deel. 

4. 

a) en b) Tot op vandaag heeft de Regie der Gebouwen, 

geen weet van een eventuele uitbreiding 

van de British School. 

Réponse: En réponse aux questions susmentionnées, 

j’ai l’honneur de communiquer à l’honorable 

membre les réponses suivantes. 

1. Après concertation entre le gouvernement fédéral 

et la Région flamande, un accord est intervenu à 

propos du transfert du parc de Tervueren. Le parc de 

Tervueren (bois avec sentiers et allées), nommé 

«Warande», y compris la Maison espagnol («Gordaalmolen» 

et la «Porte de Duisburg) sont transférés à 

la Région flamande. 

2. Les bâtiments (Palais des Colonies, Musée de 

l’Afrique centrale et Centre national de la recherche 

scientifique) et les jardins qui les entourent, le jardin 

français et les étangs jusqu’à la «Spaanse Huisdreef» 

(drève de la Maison espagnole) restent propriété fédérale 

et continuent à être gérés par la Régie des Bâtiments. 

3. La raison pour laquelle certaines parties du parc 

sont restées de la compétence du gouvernement fédéral 

trouve son origine, d’une part, dans le fait que ces 

parties constituent un seul ensemble architectonique 

avec les bâtiments et, d’autre part, dans le fait que la 

Région flamande était peu inclinée à accepter le transfert 

de ces parties en raison des frais d’entretien élevés. 

Puisqu’il est maintenant clair qui est responsable pour 

quelle partie, la Régie des Bâtiments prendra en charge 

l’entretien de sa partie. 

4. 

a) et b) À ce jour, la Régie des Bâtiments n’a pas 

connaissance d’une éventuelle extension de la 

British School. 


1599

12462 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

DO 2001200200138 DO 2001200200138 

Vraag nr. 121 van de heer Francis Van den Eynde van 

30 november 2001 (N.): 

Question n o 121 de M. Francis Van den Eynde du 

30 novembre 2001 (N.): 

Gent. — Renovatie van oude vredegerecht. Gand. — Rénovation de l’ancienne justice de paix. 

Tegen april 2002 zouden de onderzoeksrechters, de 

raadkamer en de kamer van inbeschuldigingstelling 

van Gent moeten verhuizen naar het oude vredegerecht 

dat aan de Ketelvest gelegen is. 

Die datum wordt weliswaar vooropgesteld, maar de 

werkzaamheden aan het gebouw zijn nog niet af. 

Vooral in de kelders, waar de gevangenen tijdelijk 

opgesloten werden, moet nog veel gebeuren. 

Kan u bevestigen dat de werken tegen de voorziene 

datum voltooid zijn en het oude vredegerecht volledig 

gerenoveerd is? 

Antwoord: In antwoord op zijn vermelde vraag heb 

ik de eer het geachte lid volgende informatie over te 

maken. 

Het einde van de werken van de binnenrenovatie 

van het klein gerechtshof is voorzien voor maart 2002. 

De elektriciteitswerken en de beveiligingswerken 

dienen in april 2002 te worden beëindigd zodat de 

geplande verhuis kan doorgaan. 

Na de binnenrenovatie is ook nog de restauratie van 

de gevels en de vernieuwing van het dak gepland. Deze 

werken staan evenwel de ingebruikname van het 

gebouw niet in de weg. 

DO 2001200200266 DO 2001200200266 

Vraag nr. 122 van de heer Hugo Philtjens van 


Politiehervorming. — Politiezones. — Vrijkomen van 

rijkswachtkazernes. 

Naar ik vernomen heb zouden er door de huidige 

politiehervorming in elke politiezone een aantal rijkswachtkazernes 

vrijkomen. 

Kan u een gedetailleerd overzicht geven van het aantal 

rijkswachtkazernes per politiezone in Vlaanderen 

die: 

D’ici à avril 2002, les juges d’instruction, la chambre 

du conseil et la chambre des mises en accusation de 

Gand devraient déménager dans les anciens bâtiments 

de la justice de paix situés sur le Ketelvest. 

Certes, le ministre a fixé cette date, mais force est de 

constater que les travaux ne sont pas encore terminés. 

Il faut encore réaliser des travaux importants, en 

particulier dans les caves où les détenus étaient provisoirement 

enfermés. 

Pouvez-vous confirmer qu’à la date fixée, les 

travaux seront terminés et que les anciens bâtiments de 

la justice de paix seront entièrement rénovés? 

Réponse: En réponse à la question précitée, j’ai 

l’honneur de transmettre à l’honorable membre l’information 

suivante. 

L’achèvement des travaux de la rénovation intérieure 

du petit palais de justice est prévu pour mars 

2002. Les travaux d’électricité et de sécurité doivent 

être achevés en avril 2002 de sorte que le déménagement 

prévu puisse s’effectuer. 

Après la rénovation intérieure, la restauration des 

façades et le renouvellement de la toiture sont également 

programmés. Ces travaux n’entravent toutefois 

pas la mise en service du bâtiment. 

Question no 122 de M. Hugo Philtjens du 4 décembre 

2001 (N.): 

Réforme des services de police. — Zones de police. — 

Casernes de la gendarmerie désaffectées. 

Il me revient qu’un certain nombre de casernes de la 

gendarmerie se libéreront dans chaque zone de police 

à la suite de la réforme des services de police. 

Pouvez-vous fournir, pour chaque zone de police en 

Flandre, une liste détaillée des casernes de la gendarmerie 

qui: 

1. enerzijds volledig vrijkomen; 1. d’une part, se libéreront entièrement; 

2. anderzijds gedeeltelijk vrijkomen, dit wil zeggen 

bewoond blijven door rijkswachtgezinnen? 



2. d’autre part, se libéreront partiellement, c’est-àdire, 

où des familles de gendarmes continueront à 

habiter? 


de transmettre à l’honorable membre l’information 

suivante. 


QRVA 50 106 12463 

15 - 01 - 2002 

1. De voormalige brigadegebouwen van de rijkswacht 

(administratieve en logistieke gebouwen) 

worden door de federale overheid overgedragen aan 

de gemeente of de meergemeentepolitiezone. De 

gemeente of de politiezone kan vrij over het gebouw 

beschikken. 

Indien het gebouw naast de ex-rijkswachtbrigade 

ook andere diensten huisvest (ex-BOB, ex-rijkswachtdistrict, 

andere federale diensten of rijkswachtlogementen) 

wordt alleen het gedeelte brigade overgedragen. 

Voor deze gebouwen ontstaat er dan een 

mede-eigendom. Wanneer in deze gebouwen het deel 

van de Regie der Gebouwen vrij komt kan dit deel verkocht 

of verhuurd worden. 

Indien de laatste jaren door de bouw van een nieuwe 

rijkswachtbrigade het oude brigadegebouw is komen 

leeg te staan, dan zal de Regie der Gebouwen een 

andere bestemming zoeken (voor federale diensten) 

ofwel het verkopen. 

Daar de politiezones zich nog aan het organiseren 

zijn en gezien ook de Regie der Gebouwen oplossingen 

zoekt voor de huisvesting van de federale politie zal 

het pas in de loop van 2002 mogelijk zijn een overzicht 

te hebben over de nieuwe situatie. 

Binnen afzienbare tijd verschijnt het koninklijk 

besluit dat de overdracht van de brigadegebouwen 

regelt. 

2. De voormalige rijkswachterswoningen en 

-gemeenten blijven eigendom van de federale overheid. 

De voormalige rijkswachter blijven genieten van het 

recht op woonst tot zij de woning verlaten. Dit recht 

op woonst is geconcipieerd als een uitdovend recht. 

Eens de woning is vrijgekomen, zal de federale overheid 

de gebouwen die niet meer dienstig zijn voor de 

organisatie van een openbare dienst, trachten te vervreemden. 

DO 2001200200281 DO 2001200200281 

Vraag nr. 123 van de heer Jan Mortelmans van 


1. Les anciens bâtiments des brigades de la gendarmerie 

(bâtiments administratifs et logistiques) sont 

transférés à la commune ou à la zone de police pluricommunale 

par le gouvernement fédéral. La commune 

ou la zone de police peut librement disposer du bâtiment. 

Lorsque le bâtiment héberge non seulement l’exbrigade 

de gendarmerie mais également d’autres services 

(ex-BSR, ex-district de la gendarmerie, autres services 

fédéraux ou des logements de gendarmerie) seulement 

la partie brigade sera transférée. Pour ces bâtiments 

existera une co-propriété. Lorsque dans ces bâtiments 

la partie de la Régie des Bâtiments devient libre, 

cette partie sera vendue ou louée. 

Si dans les dernières années, par la construction 

d’une nouvelle brigade de gendarmerie, l’ancien bâtiment 

de brigade est devenu inoccupé, la Régie des 

Bâtiments cherchera une autre destination (pour des 

services fédéraux) ou le vendra. 

Puisque les zones de police sont en train de 

s’organiser et vu que la Régie des Bâtiments cherche 

des solutions pour l’hébergement de la police fédérale, 

il sera seulement possible dans le courant de 2002 

d’avoir une vue générale sur la nouvelle situation. 

L’arrêté royal réglant le transfert des bâtiments des 

brigades paraîtra prochainement. 

2. Les anciens logements et habitations des gendarmes 

restent la propriété du gouvernement fédéral. Les 

anciens gendarmes continuent de bénéficier du droit 

au logement jusqu’au moment où ils quittent 

l’habitation. Ce droit au logement doit être considéré 

comme un droit en extinction. Lorsque l’habitation 

aura été libérée, le gouvernement fédéral s’efforcera 

d’aliéner les bâtiments qui ne peuvent plus servir à 

l’organisation d’un service public. 

Question n o 123 de M. Jan Mortelmans du 5 décembre 

2001 (N.): 

Onderwijsinstellingen. — Taalinspecteurs. Établissements scolaires. — Inspecteurs de langues. 

1. Kan u meedelen hoeveel taalinspecteurs het 

vorige schooljaar werden ingeschakeld om inspecties 

uit te voeren in de onderwijsinstellingen van de 

Vlaamse, respectievelijk de Franse Gemeenschap? 

1. Pourriez-vous me communiquer le nombre d’inspecteurs 

de langues chargés au cours de l’année 

scolaire écoulée de procéder à des inspections dans les 

établissements scolaires, respectivement de la Communauté 

flamande et de la Communauté française? 

2. Hoeveel zijn er dat dit schooljaar? 2. À combien ce nombre s’élève-t-il cette année? 

3. 

a) Kan u meedelen hoeveel inspecties er in gemeenten 

met taalfaciliteiten werden uitgevoerd? 

3. 

a) Pouvez-vous me dire combien d’inspections ont été 

effectuées dans les communes à facilités? 


12464 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

b) Hoeveel overtredingen op de taalwetgeving werden 

daarbij vastgesteld? 

b) Combien a-t-on dénombré d’infractions à la 

législation linguistique? 

c) Welk gevolg werd daaraan gegeven? c) Quelles suites ont-elles été réservées à ces constats? 

Antwoord: Het geachte lid gelieve hierna het antwoord 

op zijn vraag te vinden. 

1. Tijdens het schooljaar 2000-2001 controleerden 

de twee in dienst zijnde taalinspecteurs de betrokken 

onderwijsinstellingen van de Vlaamse en de Franse 

Gemeenschap. Het ging hierbij om één taalinspecteur 

van de Nederlandse taalrol en één taalinspecteur van 

de Franse taalrol, die gezamenlijk optraden. 

2. Tijdens het schooljaar 2001-2002 zetten dezelfde 

twee taalinspecteurs er hun controle verder. 

3. 

a) Zoals wettelijk voorzien, werden alle scholen van 

de gemeenten met taalfaciliteiten waarvan de onderwijstaal 

niet de taal van de streek is regelmatig 

gecontroleerd. Het betreft hier de betrokken scholen 

van de zes Brusselse randgemeenten en twee 

taalgrensgemeenten (Ronse en Moeskroen). 

Per school werden de lijsten van de nieuwe inschrijvingen 

systematisch gecontroleerd (gemiddeld 

vier lijsten per jaar) en werden de «taalverklaringen 

van het gezinshoofd» nagekeken en 

geviseerd indien aan alle wettelijk bepaalde 

voorwaarden werd voldaan. 

b) Tijdens het schooljaar 2000-2001 werden, in de 

betrokken scholen van de bovenvermelde gemeenten, 

drie overtredingen op de taalwetgeving vastgesteld. 

Tijdens het lopende schooljaar werden tot op 

heden acht overtredingen vastgesteld. 

c) Tijdens het schooljaar 2000-2001 werd de inschrijving 

van de drie leerlingen die in overtreding 

waren met de taalwetgeving geweigerd. 

Tijdens het lopende schooljaar heeft één leerling 

die in overtreding was met de taalwetgeving zijn 

school moeten verlaten. Zeven andere leerlingen, 

van wie de dossiers momenteel in behandeling zijn, 

zullen binnenkort hun school moeten verlaten 

(onder voorbehoud van een mogelijk beroep bij de 

jury inzake taalinspectie). 

Réponse: L’honorable membre voudra bien trouver 

ci-après la réponse à sa question. 

1. Pendant l’année scolaire 2000-2001, les deux inspecteurs 

linguistiques en fonction ont contrôlé les 

établissements d’enseignement concernés des Communautés 

flamande et française. Il s’agissait d’un inspecteur 

du rôle linguistique néerlandais et d’un inspecteur 

du rôle linguistique français, qui intervinrent 

ensemble. 

2. Pendant l’année scolaire 2001-2002, les deux 

mêmes inspecteurs linguistiques y poursuivent leur 

contrôle. 

3. 

a) Comme prescrit par la loi, toutes les écoles des 

communes à facilités linguistiques dont la langue 

d’enseignement n’est pas celle de la région ont été 

régulièrement contrôlées. Il s’agit des écoles 

concernées des six communes de la périphérie 

bruxelloise et de deux communes de la frontière 

linguistique (Renaix et Mouscron). 

Par école, les listes des nouvelles inscriptions ont 

été systématiquement contrôlées (en moyenne 

quatre listes par an) et les «déclarations linguistiques 

du chef de famille» ont été vérifiées et visées 

si toutes les conditions déterminées par la loi 

étaient remplies. 

b) Pendant l’année scolaire 2000-2001, trois infractions 

à la législation linguistique ont été constatées 

dans les écoles concernées des communes susmentionnées. 

Pendant l’année scolaire courante, huit infractions 

ont été constatées jusqu’à présent. 

c) Pendant l’année scolaire 2000-2001, l’inscription 

des trois élèves en infraction avec la législation 

linguistique a été refusée. 

Pendant l’année scolaire courante, un élève qui 

était en infraction avec la législation linguistique a 

dû quitter son école. Sept autres élèves, dont les 

dossiers sont actuellement traités, devront à brève 

échéance quitter leur école (sous réserve d’un éventuel 

recours devant le jury en matière d’inspection 

linguistique). 


QRVA 50 106 12465 

15 - 01 - 2002 

DO 2001200200285 DO 2001200200285 

Vraag nr. 125 van de heer Jan Mortelmans van 


Onderwijsinstellingen. — Taalinspectie. — Kinderen 

van buitenlanders. 

Kan u meedelen of de taalinspectie van oordeel is 

dat kinderen van buitenlanders van wie de moedertaal 

niet het Frans is, niet thuishoren in het Franstalig faciliteitenonderwijs, 

maar het Nederlandstalig onderwijs 

dienen te volgen wanneer ze in Vlaanderen wonen? 

Antwoord: Het geachte lid gelieve hierna het 

antwoord op zijn vraag te vinden. 

Het probleem van de inschrijvingen — in het Franstalig 

onderwijs van de Nederlandstalige faciliteitengemeenten 

— van leerlingen waarvan de moeder- en/of 

gebruikelijke taal noch het Nederlands noch het Frans 

was, is een probleem waarmee de taalinspectie heel 

goed vertrouwd is en dat tot verschillen in interpretatie 

heeft geleid in de loop der tijden. 

Van 1967 tot 1973 hebben zowel de taalinspectie als 

de Commissie inzake taalinspectie geweigerd dergelijke 

leerlingen in te schrijven. 

Maar daarna besliste de jury inzake taalinspectie, 

uitspraak doende in beroep tegen beslissingen van de 

commissie, toch meermaals dat er geen tegenspraak 

was met de wet op het gebruik van de talen in het onderwijs 

in het geval van de inschrijving van leerlingen 

van vreemde nationaliteit waarvan het gezinshoofd in 

België verbleef. 

Als gevolg van deze jurisprudentie, stond de taalinspectie 

dus deze inschrijvingen toe in de Franstalige 

scholen in de zes faciliteitengemeenten van de Brusselse 

rand en in de taalgrensgemeente Ronse. 

Question no 125 de M. Jan Mortelmans du 6 décembre 

2001 (N.): 

Établissements scolaires. — Inspection linguistique. — 

Enfants d’étrangers. 

Pouvez-vous me faire savoir si l’inspection linguistique 

considère que les enfants étrangers dont la langue 

maternelle n’est pas le français, sont tenus de suivre 

l’enseignement néerlandophone lorsqu’ils habitent en 

Flandre et ne peuvent suivre l’enseignement francophone 

dans les communes à facilités? 

Réponse: L’honorable membre voura bien trouver 

ci-après la réponse à sa question. 

Le problème concernant l’inscription — dans l’enseignement 

francophone des communes néerlandophones 

à facilités — d’élèves dont la langue maternelle 

et/ou usuelle n’était ni le français, ni le néerlandais, est 

un problème bien connu de l’inspection linguistique et 

qui a conduit à des interprétations différentes au cours 

du temps. 

Entre 1967 et 1973, tant l’inspection linguistique que 

la Commission en matière d’inspection linguistique 

ont refusé l’inscription des élèves en question. 

Mais, à plusieurs occasions par la suite, et ce, en 

appel de décisions prises par la commission, le jury en 

matière d’inspection linguistique statuait qu’il n’y 

avait pas de contradiction avec la loi sur l’emploi des 

langues dans l’enseignement dans le cas d’inscription 

d’élèves de nationalité étrangère dont le chef de famille 

résidait en Belgique. 

Suite à la jurisprudence ainsi développée, 

l’inspection linguistique a donc autorisé ces inscriptions 

dans les écoles francophones situées dans les six 

communes à facilités de la périphérie bruxelloise et 

dans la commune à facilités de Renaix. 

Middenstand Classes moyennes 

DO 2000200121772 DO 2000200121772 

Vraag nr. 64 van de heer Geert Bourgeois van 3 september 

2001 (N.): 

Question n o 64 de M. Geert Bourgeois du 3 septembre 

2001 (N.): 

Administratieve vereenvoudiging. Simplification administrative. 

Het regeerakkoord bepaalt het volgende over administratieve 

vereenvoudiging en wetsevaluatie: 

«Het overaanbod van wetten en reglementen tast de 

rechtszekerheid en het rechtsgevoel van de burgers 

L’accord de gouvernement stipule ce qui suit à 

propos de la simplification administrative et de l’évaluation 

de la législation: 

«La surabondance de lois et règlements ébranle la 

sécurité juridique et le sentiment de justice des ci- 


12466 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

aan. Een teveel aan wettelijke en reglementaire bepalingen 

fnuikt de creativiteit van burgers en ondernemingen 

en hun zin voor initiatief. De federale regering 

zal dan ook tijdens de volgende twee jaar de administratieve 

last voor burgers en ondernemingen met 10% 

doen dalen, om het geheel aan formaliteiten en verplichtingen 

tegen het einde van de regeerperiode met 

een kwart te verminderen. Om deze kwantitatieve 

doelstellingen te kunnen controleren, zal de regering 

meetinstrumenten uitbouwen. Hierbij aansluitend zal 

de regering werk maken van de ontwikkeling en invoering 

van algemene richtlijnen voor een behoorlijke en 

vereenvoudigde normering. 

Tenslotte zal de regering samen met het Parlement 

en met medewerking van het coördinatiebureau van de 

Raad van State een wetsevaluatie instellen. Evaluatie 

van wetgeving vormt een methode om de efficiëntie, de 

maatschappelijke geldingskracht en de juridische 

kwaliteit van de wetgeving te verbeteren. Deze wetsevaluatie 

zal de bestaande wetten beoordelen op hun 

werking en effectiviteit zodat deze kunnen worden 

herzien of desnoods afgeschaft.» 

1. Welke initiatieven heeft u genomen om de administratieve 

last voor burgers en ondernemingen met 

10% te doen dalen? 

2. Met hoeveel procent heeft u de administratieve 

last voor burgers en ondernemingen doen dalen? 

3. 

a) Hoeveel formaliteiten en verplichtingen heeft u 

afgeschaft, verminderd? 

b) Hoeveel procent is dat van het totale aantal formaliteiten 

en verplichtingen met betrekking tot de 

materies die onder uw bevoegdheid vallen? 

4. 

a) Welke meetinstrumenten heeft de regering daartoe 

uitgebouwd? 

b) Wie hanteert deze meetinstrumenten wat uw 

bevoegdheden betreft en waar en op welke wijze 

worden de meetresultaten bijgehouden? 

c) Kan de burger deze meetinstrumenten en de resultaten 

inkijken? 

5. Welke algemene richtlijnen voor een behoorlijke 

en vereenvoudigde normering heeft u of heeft de regering 

ontwikkeld en ingevoerd? 

6. Heeft u uitvoering gegeven aan het voornemen 

om een wetsevaluatie in te stellen? 

Antwoord: Ik heb de eer het geachte lid te verwijzen 

naar het antwoord dat door de minister van Ambtenarenzaken 

en Modernisering van de openbare besturen 

toyens. Trop de dispositions légales et réglementaires 

freinent la créativité des citoyens et des entreprises et 

leur sens de l’initiative. Le gouvernement fédéral diminuera 

de 10 %, au cours des deux années à venir, la 

charge administrative des citoyens et des entreprises 

pour réduire d’un quart l’ensemble des formalités et 

obligations d’ici la fin de la législature. Pour pouvoir 

contrôler ces objectifs quantitatifs, le gouvernement 

mettra en place des instruments de mesure. Dans la 

foulée, le gouvernement s’attellera à développer et à 

introduire des directives générales en vue d’une 

normalisation et d’une simplification. 

Enfin, le gouvernement, avec le Parlement et en 

collaboration avec le bureau de coordination du 

Conseil d’État, procédera à une évaluation de la 

législation. Celle-ci est un moyen d’améliorer l’efficience, 

l’adhésion citoyenne et la qualité juridique de 

la législation. Cette évaluation de la législation 

permettra de juger leur fonctionnement et leur efficacité, 

de sorte qu’elles puissent être revues et, au besoin, 

abrogées.» 

1. Quelles initiatives avez-vous prises pour réduire 

de 10 % la charge administrative des citoyens et des 

entreprises? 

2. De combien de pour cent avez-vous réduit la 

charge administrative pour les citoyens et les entreprises? 

3. 

a) Combien de formalités et d’obligations avez-vous 

supprimées ou réduites? 


l’ensemble des formalités et obligations relatives 

aux matières relevant de votre compétence? 

4. 

a) Quels instruments de mesure le gouvernement 

a-t-il élaborés à cet effet? 

b) Qui utilise ces instruments de mesure pour les 

domaines relevant de votre compétence? Comment 

et où les résultats de ces mesures sont-ils conservés? 

c) Le citoyen peut-il prendre connaissance de ces 

instruments de mesure et de leurs résultats? 

5. Quelles directives générales en vue d’une normalisation 

et d’une simplification ont été développées et 

mises en œuvre par vous-même ou par le gouvernement? 

6. Avez-vous concrétisé l’intention de procéder à 

une évaluation de la législation? 

Réponse: J’ai l’honneur de référer l’honorable 

membre à la réponse qui a été donnée par le ministre 

de la Fonction publique et de la Modernisation de 


QRVA 50 106 12467 

15 - 01 - 2002 

werd verstrekt. (Vraag nr. 97 van 3 september 2001, 


blz. 10949.) 

DO 2000200121913 DO 2000200121913 

Vraag nr. 67 van de heer Daan Schalck van 24 september 

2001 (N.): 

Beroepsverenigingen, sector van de ambulante handel. 

— Wet van 31 maart 1898 op de beroepsverenigingen. 

Op mijn vraag nr. 62 van 18 juni 2001, ontving ik 

van de minister antwoord op de eerste twee onderdelen 

ervan, echter niet op het punt drie (Vragen en 

Antwoorden, Kamer, 2000-2001, nr. 89, blz. 10291). 

Vandaar dat ik zo vrij ben dit laatste aspect van 

mijn vraag nogmaals te stellen in de hierna volgende 

context. 

Conform de wet van 31 maart 1898 op de beroepsverenigingen 

moeten beroepsverenigingen aan 

bepaalde voorwaarden voldoen om als dusdanig 

erkend te worden. Uit de praktijk blijkt echter dat een 

aantal beroepsverenigingen, voornamelijk in de sector 

van de ambulante handel, de vigerende wetgeving 

terzake niet in acht nemen. 

Controleert u of de VZW’s die deelnemen aan het 

overleg dat wordt georganiseerd in de sector van de 

ambulante handel, de wet van 31 maart 1898 naleven? 

Antwoord: Mijn departement controleert niet de 

naleving van de wet van 31 maart 1898 op de beroepsverenigingen, 

die bepaalt hoe een beroepsvereniging 

de rechtspersoonlijkheid verkrijgt door de 

bekrachtiging van haar statuten door de Raad van 

State. Mijn departement controleert wel de erkenningsvoorwaarden 

van de gecoördineerde wetten 

betreffende de organisatie van de middenstand, ingeval 

van aanvraag om erkenning door een middenstandsgroepering 

in toepassing van die wetten. 

Eén van deze erkenningsvoorwaarden is de rechtspersoonlijkheid 

te bezitten. Deze wordt vermoed na de 

bekendmaking van de statuten van de voormelde beroepsverenigingen 

(cf. artikel 6 van de wet van 

31 maart 1898). 

DO 2000200121937 DO 2000200121937 

Vraag nr. 68 van mevrouw Frieda Brepoels van 26 september 

2001 (N.): 

Werking van de Commissie voor vrijstelling van bijdragen. 

De Commissie voor vrijstelling van bijdragen is 

bevoegd om volledige of gedeeltelijke vrijstelling van 

l’administration. (Question n o 97 du 3 septembre 2001, 

Questions et Réponses, Chambre, 2001-2002, n o 95, 

p. 10949.) 

Question no 67 de M. Daan Schalck du 24 septembre 

2001 (N.): 

Associations professionnelles, secteur du commerce 

ambulant. — Loi du 31 mars 1898 sur les associations 

professionnelles. 

À la question no 62 du 18 juin 2001, le ministre n’a 

répondu qu’aux deux premiers points et a cependant 

omis de traiter le troisième (Questions et Réponses, 

Chambre, 2000-2001, no 89, p. 10291). 

C’est la raison pour laquelle je me permets de poser 

une nouvelle fois cette question, dans le contexte qui 

suit. 

Conformément à la loi du 31 mars 1898 sur les associations 

professionnelles, ces dernières doivent satisfaire 

à un certain nombre de conditions pour pouvoir 

être agréées en tant que telles. Dans la pratique, il 

apparaît toutefois qu’un certain nombre d’associations 

professionnelles, principalement dans le secteur du 

commerce ambulant, ne respectent pas la législation en 

vigueur. 

Vérifiez-vous si les ASBL participant à la concertation 

organisée dans le secteur du commerce ambulant 

respectent la loi du 31 mars 1898? 

Réponse: Mon département ne contrôle pas le suivi 

de la loi du 31 mars 1898 sur les unions professionnelles, 

qui détermine comment une union professionnelle 

obtient la personnalité civile par l’entérinement de ses 

statuts par le Conseil d’État. Mon département contrôle 

bien les conditions d’agrément fixées par les lois 

coordonnées relatives à l’organisation des classes 

moyennes, lorsqu’un groupement des classes moyennes 

sollicite l’agrément en application de ces lois. 

Une de ces conditions d’agrément est la possession 

de la personnalité civile, laquelle est réputée être 

acquise après la publication des statuts des unions 

professionnelles précitées (cf. l’article 6 de la loi du 

31 mars 1898). 

Question no 68 de Mme Frieda Brepoels du 26 septembre 

2001 (N.): 

Fonctionnement de la Commission pour la dispense 

des cotisations. 

La Commission pour la dispense des cotisations est 

habilitée à accorder des dispenses de cotisations totales 


12468 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

bijdragen toe te kennen aan zelfstandigen die zich in 

«staat van behoefte» bevinden of in een «toestand die 

de staat van behoefte benadert». Ze speelt dan ook 

voor vele kleine en middelgrote bedrijven een belangrijke 

rol bij het opvangen en voorkomen van faillissementen. 

Volgens het «Activiteitenverslag ministerie 

van Middenstand en Landbouw 2000» waren er 

16 830 aanvragen (5 039 Nederlandstalige en 11 791 

Franstalige) ingediend tijdens het jaar 2000. 

ou partielles aux indépendants qui se trouvent «dans 

le besoin» ou «dans une situation proche de l’état de 

besoin». Pour beaucoup de petites et moyennes entreprises, 

elle joue donc un rôle important dans le dépistage 

et la prévention des faillites. Selon le «Rapport 

d’activités 2000 du ministère des Classes moyennes et 

de l’Agriculture», 16 830 demandes (5 039 en néerlandais 

et 11 791 en français) ont été introduites au cours 

de l’année 2000. 

1. Hoeveel aanvragen zijn er afkomstig per gewest? 1. Combien de demandes ont été introduites par 

région? 

2. Hoeveel aanvragen zijn er afkomstig per provincie? 

3. Hoeveel volledige vrijstellingen van bijdragen 

worden er verleend aan de aanvragers (totaal en per 

gewest)? 

4. Hoeveel gedeeltelijke vrijstellingen van bijdragen 

worden er verleend aan de aanvragers (totaal en per 

gewest)? 

5. Hoe groot zijn de bedragen van volledige vrijstellingen 

(verdeling in intervallen — totaal en per gewest)? 

6. Hoe groot zijn de bedragen van gedeeltelijke 

vrijstellingen (verdeling in intervallen — totaal en per 

gewest? 

Antwoord: Ik heb de eer het geachte lid hierna de 

gevraagde informatie mee te delen. Ik wens er de 

aandacht op te vestigen dat iedere zelfstandige die 

meent zich te bevinden in een staat van behoefte of in 

een toestand die deze staat benadert, bij de Commissie 

voor vrijstelling van bijdragen en aanvraag om vrijstelling 

van bijdragen kan indienen via het sociaal 

verzekeringsfonds waar hij aangesloten is. Het betreft 

hier een autonome commissie, opgericht bij het ministerie 

van Middenstand en Landbouw. 

1 tot 4. Onderstaande tabel geeft het aantal aanvragen 

en beslissingen. Hierbij dient opgemerkt dat er 

geen specifieke gegevens bestaan met betrekking tot 

het aantal aanvragen per provincie. 

2000 

Aantal 

aanvragen 

— 

Nombre 

de 

demandes 

Volledig 

vrijgesteld 

— 

Dispense 

totale 

2. Combien de demandes ont été introduites par 

province? 

3. Combien de dispenses complètes de cotisations 

ont été accordées à des demandeurs (au total et par 

région)? 

4. Combien de dispenses partielles de cotisations 

ont été accordées à des demandeurs (au total et par 

région)? 

5. Quels sont les montants des dispenses complètes 

(division en intervalles, au total et par région)? 

6. Quels sont les montants des dispenses partielles 

(division en intervalles, au total et par région)? 

Réponse: J’ai l’honneur de communiquer ci-dessous 

à l’honorable membre l’information demandée. Je 

souhaite attirer l’attention sur le fait que chaque indépendant 

qui estime se trouver dans un état de besoin 

ou dans une situation voisine de cet état, peut introduire 

une demande de dispense de cotisations auprès 

de la Commission des dispenses de cotisations via la 

caisse d’assurances sociales à laquelle il est affilié. Il 

s’agit ici d’une commission autonome établie au sein 

du ministère des Classes moyennes et de l’Agriculture. 

1 à 4. Le tableau ci-dessous donne le nombre de 

demandes et de décisions. Il faut signaler à ce propos 

qu’il n’existe pas de données spécifiques sur le nombre 

de demandes par province. 

Gedeeltelijk 

vrijgesteld 

— 


partielle 

Aantal beslissingen 

— 

Nombre de décisions 

Weigering 

— 

Refus 

Ontvankelijk 

— 

Non 

recevable 

Zonder 

voorwerp 

— 

Sans 

objet 

Totaal 

(beslissingen) 

— 

Total 

(décisions) 

Vlaams Gewest. — Région flamande . 5 517 1 635 2 704 731 100 884 6 054 

Waals Gewest. — Région wallonne ... 7 380 2 670 2 899 833 85 1 585 8 072 


QRVA 50 106 12469 

15 - 01 - 2002 

2000 

Aantal 

aanvragen 

— 

Nombre 

de 

demandes 

Volledig 

vrijgesteld 

— 


totale 

Gedeeltelijk 

vrijgesteld 

— 


partielle 

Aantal beslissingen 

— 

Nombre de décisions 

Weigering 

— 

Refus 

Ontvankelijk 

— 

Non 

recevable 

Zonder 

voorwerp 

— 

Sans 

objet 

Totaal 

(beslissingen) 

— 

Total 

(décisions) 

Brussel NL. — Bruxelles NL .............. 126 30 68 17 2 30 147 

Brussel FR. — Bruxelles FR ............... 3 776 1 290 1 504 381 38 754 3 967 

Andere. — Autres .............................. 31 12 12 8 3 10 45 

Totaal. — Total ................................. 16 830 5 637 7 187 1 970 228 3 263 18 285 

5 en 6. Onderstaande tabel geeft de gevraagde 

bedragen alsmede de vrijgestelde bedragen. De 

beschikbare gegevens maken het niet mogelijk om een 

onderscheid te maken tussen de vrijgestelde bedragen 

in geval van volledige of gedeeltelijke vrijstelling. 

2000 

5 et 6. Le tableau ci-dessous reprend les montants 

réclamés ainsi que les montants exonérés. Les données 

disponibles ne permettent pas de faire une distinction 

entre les montants exonérés dans des cas de dispense 

totale ou partielle. 

Gevorderde bedragen 

— 

Montants réclamés 

Vrijgestelde bedragen 

— 

Montants exonérés 

Vlaams Gewest. — Région flamande ............................... 800 903 863 371 052 119 

Waals Gewest. — Région wallonne ................................. 879 614 748 486 391 959 

Brussel NL. — Bruxelles NL ........................................... 16 117 093 7 283 610 

Brussel FR. — Bruxelles FR ............................................. 412 128 875 235 774 019 

Andere. — Autres ............................................................ 4 003 366 1 915 364 

Totaal. — Total .............................................................. 2 112 767 945 1 102 372 071 

DO 2000200121864 DO 2000200121864 

Vraag nr. 70 van mevrouw Trees Pieters van 24 oktober 

2001 (N.): 

Question n o 70 de M me Trees Pieters du 24 octobre 

2001 (N.): 

Sociale zekerheid zelfstandigen. Sécurité sociale des indépendants. 

Volgens berekeningen dreigt voor volgend jaar 

(2002) in de sociale zekerheid voor de zelfstandigen 

een kastekort ten belope van 1,8 miljard frank wat in 

2003 zelfs zou kunnen oplopen tot 4,1 miljard frank. 

In het verleden heb ik u hier reeds meerdere malen 

op attent gemaakt. De gespreide overname van de 

schuldenlast van het stelsel van de vermindering en het 

aandeel van het statuut in de alternatieve financiering 

zijn de oorzaak van het deficit. 

Des calculs indiquent que la sécurité sociale des 

indépendants risque d’accuser l’année prochaine 

(2002) un déficit de caisse de 1,8 milliard de francs. Ce 

déficit pourrait même atteindre 4,1 milliards de francs 

en 2003. 

J’ai déjà attiré plusieurs fois votre attention sur cette 

situation. La reprise étalée de la charge de la dette du 

régime et la diminution de la part du statut dans le 

financement alternatif sont à l’origine de ce déficit. 


1600

12470 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

Het is nu zover: de zelfstandigen die door uw coalitiepartner, 

de VLD, zovele beloftes van verbetering 

aan hun statuut beloofd kregen, blijven op hun 

honger. 

Les indépendants, auxquels le VLD qui est votre 

partenaire au sein de la coalition avait fait tant de 

promesses concernant l’amélioration de leur statut, 

restent finalement sur leur faim. 

1. Hoe zal u hieraan remediëren? 1. Comment allez-vous remédier à cette situation? 

Verder bestaat er ook de vrees dat in de begroting 

2002 geen verhoging van de minimumpensioenen zal 

voorzien worden omdat het rapport-Cantillon niet 

tijdig beschikbaar zal zijn. 

2. 

a) Wat is de stand van zaken van dit rapport? 

b) Zal dit rapport op tijd klaar zijn zodat hier 

voldoende rekening mee kan gehouden worden bij 

het opmaken van de begroting 2002? 


1. Financiële toestand van het stelsel van sociale 

zekerheid van zelfstandigen. 

Uw verwijzing naar een mogelijk tekort van 

1,8 miljard frank voor het jaar 2002 is afkomstig uit de 

eerste voorafbeelding van de begroting 2002 die in juli 

aan de raad van beheer van het RSVZ werd voorgelegd. 

Naar aanleiding van het begrotingsberaad van de 

regering diende deze eerste voorafbeelding op meerdere 

posten aangepast te worden aan recentere gegevens, 

zowel in positieve als in negatieve zin: 

— herraming van de inkomsten uit de gewone bijdragen, 

op basis van de reële cijfers uit het eerste en 

tweede kwartaal 2001: weerslag op de begroting: 

+ 2,3 miljard frank; 

— inlassing van de nieuwe indexhypothese met 

betrekking tot de uitkeringen: − 0,5 miljard frank; 

— weerslag toename RIZIV-budget gezondheidszorgen 

op het stelsel: − 0,9 miljard frank; 

— aanzuivering schuld VI’s (mutualiteiten): 

− 0,3 miljard frank. 

Op basis van deze uitgangsgegevens heeft de regering 

tijdens haar begrotingsberaad besloten om het 

evenwicht van het stelsel van zelfstandigen voor het 

jaar 2002 te waarborgen via een grotere inbreng van de 

overheid: 

— aanpassing van de rijksdotatie aan de nieuwe 

indexgegevens: + 0,4 miljard frank; 

— vermindering (voor 2002) van de compensatie die 

toegepast wordt op de alternatieve financiering ten 

gevolge van de overname van de schuldenlast: 

+ 0,9 miljard frank. 

Met inachtname van alle bovenvermelde elementen 

werd een definitief begrotingsontwerp 2002 bekomen 

Par ailleurs, on craint également que le budget 2002 

ne prévoira pas d’augmentation pour les pensions minimum 

puisque le rapport Cantillon ne sera pas disponible 

à temps. 

2. 

a) Qu’en est-il de ce rapport? 

b) Ce rapport sera-t-il prêt à temps de sorte qu’il 

pourra être pris en compte lors de la confection du 

budget pour 2002? 

1. État financier du système de sécurité sociale des 

indépendants. 

Votre référence à un déficit possible de 1,8 milliard 

de francs pour l’année 2002 provient de votre première 

préfiguration du budget 2002 qui a été soumise 

en juillet au comité de gestion de l’INASTI. 

Suite à la délibération budgétaire du gouvernement, 

cette première préfiguration devait être adaptée par 

rapport aux données plus récentes, tant au point de 

vue positif que négatif: 

— ré-estimation des revenus des cotisations normales, 

sur base des chiffres réels du premier et du 

deuxième trimestre 2001: impact sur le budget: 

+ 2,3 milliards de francs; 

— insertion d’une nouvelle hypothèse de l’indice relative 

aux prestations: − 0,5 milliard de francs; 

— impact de l’augmentation du budget de l’INAMIsoins 

de santé au système: − 0,9 milliard de francs; 

— acquittement de la dette des mutualités: 

− 0,3 milliard de francs. 

Sur base des donnée initiales, le gouvernement a 

décidé lors de la délibération budgétaire d’assurer 

l’équilibre du système des indépendants pour l’année 

2002 par le biais d’une contribution plus élevée de la 

part du gouvernement: 

— adaptation de la dotation de l’État aux nouvelles 

données de l’indice: + 0,4 milliard de francs; 

— diminution (en 2002) de la compensation appliquée 

au financement alternatif à cause de la reprise 

de l’endettement: + 0,9 milliard de francs. 

Tenant compte des éléments susmentionnés, un 

projet budgétaire 2002 définitif en équilibre a été 


QRVA 50 106 12471 

15 - 01 - 2002 

met een evenwicht, dat wil zeggen een beperkt positief 

resultaat van 1 768 561 euro. Belangrijk is dat hiermee 

de door de regering voor het jaar 2002 vastgelegde 

sociale correcties in het zelfstandigenstelsel 

(900 miljoen frank, die reeds verrekend waren in de 

voorafbeelding van de begroting 2002) kunnen uitgevoerd 

worden zonder het financieel evenwicht van het 

stelsel in het gedrang te brengen. 

atteint, c’est-à-dire un résultat positif restreint de 

1 768 561 euros. Il est important qu’à cet effet, les 

corrections sociales stipulées dans le système des indépendants 

(900 millions de francs, qui étaient déjà 

compris dans la préfiguration du budget 2002) peuvent 

être exécutées sans compromettre l’équilibre financier 

du système. 

2. Het tweede rapport van de werkgroep-Cantillon. 2. Le deuxième rapport du groupe de travail Cantillon. 

De werkgroep van leidende ambtenaren, onder de 

leiding van professor Bea Cantillon, kan het door de 

regering gevraagde rapport omtrent de problematiek 

van de pensioenen afleveren in de komende weken; het 

wordt daarna voorgelegd aan de begeleidende werkgroep 

met de sociale partners. 

Dit heeft inderdaad meegebracht dat bij de opmaak 

van de begroting 2002 geen rekening kon gehouden 

worden met dit tweede rapport. Anderzijds had de 

Hoge Raad voor de zelfstandigen en KMO uitdrukkelijk 

gevraagd om rekening te houden met beide 

rapporten-Cantillon bij de beslissingen omtrent de verbetering 

van het sociaal statuut zelfstandigen. 

Hoe dan ook echter heeft de regering, gezien de 

algemene budgettaire en economische context, moeten 

besluiten om enkel de sociale correcties die al eerder 

waren afgesproken voor 2002 te behouden en te bevestigen, 

en was er zowel voor werknemers als voor zelfstandigen 

geen ruimte voor extra nieuwe initiatieven. 

Dit neemt niet weg dat de regering, van zodra zij 

beschikt over beide rapporten samen, de passende conclusies 

zal nemen en deze zal inkaderen in een méérjarenaanpak. 

Het neemt evenmin weg dat de budgettaire 

ruimte voor sociale correcties in 2002 toelaat om 

tenminste op een eerste domein, met name de ziekteuitkeringen, 

belangrijke vooruitgang te boeken. 

DO 2001200200121 DO 2001200200121 









Le groupe de travail composé de fonctionnaires dirigeants, 

sous la conduite du professeur Bea Cantillon, 

peut délivrer le rapport demandé par le gouvernement 

relatif à la problématique des pensions dans les semaines 

qui suivent; il sera soumis au groupe de travail 

concomitant avec les partenaires sociaux. 

Ceci a en effet entraîné que, lors de l’élaboration du 

budget 2002, on n’a pas pu tenir compte de ce 

deuxième rapport. D’autre part, le Conseil supérieur 

des indépendants et des PME avait explicitement 

demandé de tenir compte des deux rapports Cantillon 

lors de la décision, relative à l’amélioration du statut 

social des indépendants. 

Quoi qu’il en soit, le gouvernement a dû décider, 

étant donné le contexte budgétaire et économique 

général, de ne maintenir et de ne confirmer que les 

corrections sociales convenues antérieurement, et il n’y 

avait pas de marge pour des nouvelles initiatives 

complémentaires. 

Ceci n’empêche pas que le gouvernement, dès qu’il 

disposera des deux rapports, tirera les conclusions 

appropriées et les encadrera dans une approche 

pluriannuelle. Ceci n’empêche pas non plus que la 

marge budgétaire permette des corrections sociales en 

2002 afin de faire des progrès importants dans au 

moins un domaine, notamment les allocations de 

maladie. 

Question n o 71 de M. Alfons Borginon du 5 novembre 

2001 (N.): 







12472 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 







door de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse 















accords? 













Economie Économie 

DO 2001200200113 DO 2001200200113 


29 oktober 2001 (N.): 

Invoering maatregelen gratis openbaar vervoer. — 

Effect op index der consumptieprijzen. 

In het recente verleden werden een aantal maatregelen 

van gratis openbaar vervoer ingevoerd (onder 

meer voor +65- en -12-jarigen in Vlaanderen en voor 

+65 in Wallonië en Brussel). 

1. Hoe werd bij de berekening van de index der 

consumptieprijzen hiermee rekening gehouden? 

2. Wat is het effect van die maatregelen op de index 

der consumptieprijzen? 


het geachte lid het volgende mee te delen. 

Allereerst dient te worden opgemerkt dat de getuigen 

die representatief zijn voor het opvolgen van de 

prijsevolutie in het indexcijfer van de consumptieprijzen 

niet kunnen aangepast worden gedurende de 

Question no 229 de M. Alfons Borginon du 29 octobre 

2001 (N.): 

Mesures en matière de gratuité des transports en 

commun. — Effets sur l’indice des prix à la consommation. 

Dans un passé récent, une série de mesures ont été 

prises en matière de gratuité des transports en commun 

(notamment pour les personnes âgées de plus de 65 ans 

et les enfants de moins de 12 ans en Flandre et les 

personnes âgées de plus de 65 ans en Wallonie et à 

Bruxelles). 

1. A-t-on tenu compte de cet élément lors du calcul 

de l’indice des prix à la consommation? 

2. Quel est l’effet de ces mesures sur l’indice des 

prix à la consommation? 


de communiquer à l’honorable membre ce qui suit. 

On notera tout d’abord que les définitions des 

témoins représentatifs choisis pour suivre l’évolution 

des prix dans l’indice des prix à la consommation ne 

peuvent pas être modifiées durant la période où elles 


QRVA 50 106 12473 

15 - 01 - 2002 

periode waarin ze van toepassing zijn. Het huidige 

wegingschema en de samenstelling van de indexkorf 

werden grondig aangepast door de hervorming met als 

basis jaar 1996=100. Het wegingschema houdt rekening 

met het gemiddeld bestedingspatroon van de 

totale bevolking, niet van één specifieke groep die 

natuurlijk wel voorkomt in de gezinsbudgetenquête 

van het Nationaal Instituut voor de statistiek. 

1. De genomen maatregelen hebben geen effect op 

het indexcijfer van de consumptieprijzen. Inderdaad 

de dienst volgt bij de definitie de volle prijs van drie 

groepen van 13 getuigen gespreid als volgt: 

sont d’application. Le schéma de pondération et le 

panier de l’indice ont été actualisés lors de la dernière 

réforme, qui prenait pour année de référence 

1996=100. Le schéma de pondération tient compte des 

dépenses moyennes de toute la population et non d’un 

groupe spécifique, lequel est, bien entendu, repris dans 

l’enquête sur les budgets des ménages de l’Institut 

national de statistique. 

1. Les mesures prises n’ont eu aucun effet sur 

l’indice des prix à la consommation. En effet, le service 

de l’indice suit, conformément à leur définition, le prix 

plein de 13 témoins, répartis en trois groupes: 

1) Vervoer per bus: 1) Transport en autobus: 

— Biljet voor 4 zones; — Billet 4 zones; 

— Meerrittenkaart 4 zones; — Carte de plusieurs voyages 4 zones; 

— Maandabonnement 4 zones; — Abonnement mensuel 4 zones; 

— Jaarlijks schoolabonnement (10 tot 12 maanden). 

— Abonnement scolaire annuel (10 à 12 mois). 

2) Vervoer per spoor: 2) Transports par chemin de fer: 

— Biljet 20 km; — Billet 20 km; 



— Go Pass; — Go Pass; 

— Maandtreinkaart 20 km; — Carte train mensuelle 20 km; 

— Maandtreinkaart 45 km; — Carte train mensuelle 45 km; 

— Jaarlijks schoolabonnement 20 km (10- — Carte train scolaire annuelle 20 km (10- 

12 maanden). 

12 mois). 

3) Gecombineerde biljetten: 3) Billets combinés: 

— Meerrittenkaart stadsnet (grote agglomeraties); — Carte de plusieurs voyages (grandes agglomérations); 

— Maandelijks stadsabonnement. — Abonnement urbain mensuel. 

2. Daarentegen werd de sterke daling voor het 2. Par contre, la forte diminution de l’abonnement 

schoolabonnement van 10 380 frank naar het jonge- scolaire, passant de 10 380 francs à 6 045 francs à la 

renabonnement «Buzzy Pass» van 6 045 frank wel faveur de son remplacement par un abonnement pour 

volledig doorgerekend in het indexcijfer. Het gaf een jeunes «Buzzy Pass», a été entièrement repercutée 

daling van 0,087 punt op het algemeen indexcijfer. dans l’indice. Une baisse de 0,087 point a été enregistrée 

sur l’indice général. 

DO 2000200121905 DO 2000200121905 

Vraag nr. 233 van mevrouw Yolande Avontroodt van 


Question n o 233 de M me Yolande Avontroodt du 5 novembre 

2001 (N.): 

Drugsdoden. — Registratiesysteem. Décès dus à la drogue. — Système d’enregistrement. 

Op zeer korte tijd zijn er recent in ons land doden 

gevallen ten gevolge van het gebruik van de drugs 

PMA. 

En une très courte période, la consommation de 

drogue du type PMA a été la cause de plusieurs décès 

en Belgique. 


12474 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

Onderzoek van professor emeritus Dr. Hänsch, 

patholoog-anatoom en hoogleraar in de gerechtelijke 

geneeskunde aan de universiteit Antwerpen, toont aan 

dat het aantal drugsdoden stijgt en de oorzaken multipel 

zijn. 

Uit zijn overzicht van de strafrechtelijke autopsies 

uitgevoerd in het gerechtelijk arrondissement Antwerpen 

vanaf 1962 tot en met 1999 blijkt dat het aantal 

drugsdoden sinds het einde van de jaren tachtig enorm 

gestegen is. Waar er voordien jaarlijks gemiddeld 2 tot 

3 drugsdoden gesignaleerd werden, steeg dit aantal in 

de jaren negentig tot 11 en meer. In de meerderheid 

van de gevallen ging het om jongeren tussen 23 en 30 

jaar. 

Bovendien ligt het reële aantal drugsdoden wellicht 

nog hoger aangezien hoogst waarschijnlijk een aantal 

overlijdens niet het voorwerp van een gerechtelijk onderzoek 

zijn geweest. 

1. 

a) Bestaat er in België een uniform registratiesysteem 

om het aantal drugsdoden te kennen? 

b) Indien niet, bent u van plan een uniform registratiesysteem 

op te zetten? 

Les recherches menées par le professeur emeritus 

docteur Hänsch, pathologue-anatomiste et chargé de 

cours de médecine judiciaire à l’université d’Anvers 

ont montré que le nombre de décès dus à la drogue 

augmente et que les causes sont multiples. 

L’aperçu des autopsies pénales effectuées dans 

l’arrondissement judiciaire d’Anvers entre 1962 et 

1999 indique que le nombre de décès dus à la drogue 

connaît une augmentation spectaculaire depuis la fin 

des années 80. Alors que le nombre de décès attribués 

à la consommation de drogue se limitait auparavant à 

trois par an, en moyenne, ce chiffre est monté à 11 et 

plus dans les années nonante. Dans la majorité des cas, 

les victimes étaient âgées de 23 à 30 ans. 

Par ailleurs, le nombre réel de décès dus à la drogue 

est probablement plus élevé encore, puisque certains 

décès n’ont très probablement pas donné lieu à une 

instruction judiciaire. 

1. 

a) Existe-t-il en Belgique un système uniforme 

d’enregistrement permettant de connaître le nombre 

de décès dus à la drogue? 

b) Dans la négative, comptez-vous mettre sur pied un 

système d’enregistrement uniforme? 

c) Binnen welke termijn en hoe zal dit gebeuren? c) Le cas échéant, dans quel délai et selon quelles 

modalités? 

d) Welke zijn de vereiste financiële middelen om een 

uniform registratiesysteem operationeel te maken? 

e) Indien een registratiesysteem reeds bestaat, kunt u 

dan zeggen of dit systeem reeds geëvalueerd werd? 

d) Quels sont les moyens financiers nécessaires pour 

rendre opérationnel un système d’enregistrement 

uniforme? 

e) Si un tel système d’enregistrement existe, a-t-il déjà 

fait l’objet d’une évaluation? 

f) Welke waren de resultaten van de evaluatie? f) Quels étaient les résultats de cette évaluation? 

g) Resulteerde de evaluatie in het nemen van concrete 

maatregelen? 

g) Cette évaluation a-t-elle donné lieu à des mesures 

concrètes? 

h) Welke maatregelen? h) Le cas échéant, de quelles mesures s’agit-il? 

2. 

a) Zijn er momenteel statistieken in verband met 

drugsdoden voorhanden? 

2. 

a) Dispose-t-on actuellement de statistiques à propos 

du nombre de décès dus à la drogue? 

b) Indien ja, voor welke jaren? b) Dans l’affirmative, pour quelles années disposet-on 

de telles statistiques? 

c) Welke instantie beschikt over deze statistieken? c) Quel organisme dispose de ces statistiques? 

3. Zijn er cijfergegevens ter beschikking met betrekking 

tot het aantal overlijdens die het voorwerp zijn 

geweest van een gerechtelijk onderzoek? 

4. Hoeveel overlijdens die het voorwerp zijn van 

een gerechtelijk onderzoek kunnen in verband worden 

gebracht met drugs? 

5. Bestaat er een lijst van de drugs die geleid hebben 

tot overlijden? 

3. Dispose-t-on de données chiffrées concernant le 

nombre de décès ayant fait l’objet d’une enquête judiciaire? 

4. Combien de décès ayant fait l’objet d’une 

enquête judiciaire peuvent être mis en relation avec la 

drogue? 

5. Existe-t-il une liste des drogues ayant causé des 

décès? 


QRVA 50 106 12475 

15 - 01 - 2002 

Antwoord: Hieronder het antwoord op de vragen 

die het Nationaal Instituut voor de statistiek aangaan, 

waarbij ik mij baseer op het antwoord dat reeds door 

mijn collega, de minister van Volksgezondheid, werd 

gegeven. 

1. 

a) De overlijdensattesten worden ingevuld door de 

arts die het overlijden heeft vastgesteld en vervolledigd 

door de gemeenten. Tot 1986 stuurden de 

gemeenten ze door naar de provinciale gezondheidsinspecties 

van het ministerie van Volksgezondheid, 

waar de codering van de doodsoorzaken 

gebeurde onder de verantwoordelijkheid van de 

geneesheer-gezondheidsinspecteur. Later werd die 

bevoegdheid aan de gemeenschappen gegeven. De 

provinciale geneesherengezondheidsinspecteurs 

werden dus vervangen door artsen van de 

gemeenschappen. Nu worden bijgevolg de formulieren 

door de gemeenten doorgestuurd naar de 

gemeenschappen. Daar worden ze, wat het medische 

gedeelte betreft, gecontroleerd, gecodeerd en 

geregistreerd onder de verantwoordelijkheid van 

een arts. Het NIS komt pas helemaal op het einde 

tussenbeide voor een algemene controle en de groepering 

op landelijk niveau. 

b) De overlijdensformulieren werden sinds 1998 gewijzigd. 

Op de nieuwe formulieren tracht men 

rekening te houden met de opeenvolging van 

ziekten of gebeurtenissen die tot de dood hebben 

geleid. Op de vroegere formulieren werden enkel 

een initiële oorzaak en een terminale oorzaak geregistreerd. 

De doodsoorzaken worden gecodeerd volgens de 

internationale classificatie van ziekten van de 

WGO. Tot 1997 werd de 9e herziening gebruikt; 

sinds 1998 is de 10e herziening van kracht. 

d) De statistiek van de doodsoorzaken is slechts een 

gedeelte van de overlijdensstatistieken. Het is 

moeilijk in te schatten welk deel van de begroting 

er specifiek aan besteed wordt. Daarenboven 

gebeurt een groot deel van de uitgaven voor de 

verwerking van de formulieren door de administraties 

gezondheidszorg van de Vlaamse en Franse 

Gemeenschap en van de Gemeenschappelijke 

Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad. 

e) Er is nazicht en er gebeuren juistheids- en waarschijnlijkheidscontroles. 

De kwaliteitscontrole van 

de codering van de doodsoorzaken behoort tot de 

bevoegdheid van de artsen en valt onder het 

medisch geheim. 

2. 

a) en b) Volgens het Belgische drugsrapport 2000 van 

het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid 

lag het jaargemiddelde van het aantal 

Réponse: Voici la réponse aux questions qui concernent 

l’Institut national de statistique en me basant 

sur la réponse déjà fournie par ma collègue, la ministre 

de la Santé publique. 

1. 

a) Les certificats de décès sont remplis par le médecin 

qui a constaté le décès puis complétés par les 

communes. Jusqu’en 1986, celles-ci les envoyaient 

aux inspections provinciales d’hygiène du ministère 

de la Santé publique où l’encodage des causes 

de décès était placé sous la responsabilité du médecin 

inspecteur d’hygiène. Ensuite, cette compétence 

a été attribuée aux communautés. Ce sont donc des 

médecins de celles-ci qui ont remplacé les médecins 

inspecteurs provinciaux d’hygiène. Les bulletins 

sont donc envoyés par les communes aux communautés. 

Celles-ci les vérifient, les encodent et les 

enregistrent sous la responsabilité d’un médecin 

pour la partie médicale. L’INS n’intervient qu’en 

bout de course pour une vérification globale et un 

regroupement au niveau du pays. 

b) Les bulletins de décès ont été modifiés à partir de 

1998. Les nouveaux bulletins s’efforcent de 

prendre en compte la succession des maladies ou 

événements qui ont mené à la mort. Dans les précédents 

bulletins, seule une cause initiale et une cause 

terminale étaient enregistrées. 

Les causes de décès sont codifiées suivant la classification 

internationale des maladies de l’OMS. 

Jusqu’en 1997, c’est la 9e révision de celle-ci qui 

était utilisée. À partir de 1998, c’est la 10e révision 

qui est entrée en vigueur. 

d) La statistique des causes de décès n’est qu’une 

partie de la statistique des décès. Il est difficile 

d’estimer la partie du budget qui lui est spécifiquement 

consacrée. De plus, une bonne partie des 

dépenses est faite pour le traitement des bulletins 

par les administrations de la Santé de la Communauté 

flamande, de la Communauté française et de 

la Commission communautaire commune de 

Bruxelles-Capitale. 

e) Des vérifications et des contrôles d’exactitude et de 

vraisemblance sont effectués. L’évaluation qualitative 

de la codification des causes de décès relève de 

la compétence des médecins et est couverte par le 

secret médical. 

2. 

a) et b) Entre 1986 et 1995, la moyenne annuelle du 

nombre de décès liés à la drogue est de 334 

avec des valeurs comprises entre 292 et 376 


12476 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

overlijdens door drugs tussen 1986 en 1995 bij 

334, met waarden tussen 292 en 376. 

DO 2001200200273 DO 2001200200273 


2001 (N.): 

Nationaal Instituut voor de statistiek (NIS). — Aantal 

statutaire en contractuele personeelsleden. 

In de toelichting bij de verantwoording van de Algemene 

Uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2002 

wordt onder meer gesteld dat «het NIS werd geherstructureerd 

wat zich vertaalt in een herdefiniëring van 

de toekomstige opdrachten van het instituut, die 

gepaard gaat met een aanzienlijke herkwalificering 

van het personeel» (Parl. St., Kamer, 2001-2002, nrs. 

1448/15 tot 17). 

De personeelsformatie voorziet in 818 fysische 

eenheden. 

Kan u in dit verband meedelen het aantal statutairen 

en contractuelen voor de niveaus 1, 2+, 2, 3 en 4 op 

1 september 2000 en op 1 september 2001? 

Antwoord: Ik heb de eer het geachte lid de 

gevraagde gegevens te verstrekken over het Nationaal 

Instituut voor de statistiek. In de onderstaande tabel 

wordt het aantal statutaire en contractuele personeelsleden 

vermeld per niveau, op 1 september 2000 en 

op 1 september 2001. 

statutair 

— 

définitif 

1 september 2000 

— 

1 er septembre 2000 

contractueel 

— 

contractuel 

suivant les chiffres mentionnés par le rapport 

belge 2000 sur la drogue publié par l’Institut 

scientifique de Santé publique. 

Question n o 236 de M. Jan Eeman du 4 décembre 2001 

(N.): 

Institut national de statistique (INS). — Nombre 

d’agents statutaires et contractuels. 

Dans la justification du budget général des Dépenses 

pour l’année budgétaire 2002, on peut lire notamment 

que l’INS a été restructuré, ce qui se traduit par une 

redéfinition de ses missions futures, redéfinition qui va 

de pair avec une requalification importante de son 

personnel (Doc. parl., Chambre, 2001-2002, n os 1448/ 

15 à 17). 

Le cadre du personnel prévoit 818 unités physiques. 

Pourriez-vous à cet égard communiquer le nombre 

d’agents statutaires et contractuels pour les niveaux 1, 

2+, 2, 3 et 4 au 1 er septembre 2000 et au 1 er septembre 

2001? 


membre les renseignements demandés relatifs à 

l’Institut national de statistique. Le tableau ci-dessous 

reprend le nombre d’agents définitifs et contractuels 

par niveau et en fonction du 1 er septembre 2000 et au 

1 er septembre 2001. 

statutair 

— 

définitif 

1 september 2001 

— 

1 er septembre 2001 

contractueel 

— 

contractuel 

niveau 1 94 5 93 7 

niveau 2+ 36 — 33 4 

niveau 2 212 29 211 39 

niveau 3 310 25 290 29 

niveau 4 68 5 63 6 

Totaal. — Total ............. 720 64 690 85 


QRVA 50 106 12477 

15 - 01 - 2002 

CA DO 

IV. Inhoudsopgave volgens minister met vermelding van het onderwerp 

IV. Sommaire par ministre et mentionnant l’objet 

Datum 

Date 

Vraag nr. 

Question n o 

Auteur 

Voorwerp 

Objet 

* Vraag zonder antwoord * Question sans réponse 

Vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid 

Vice-premier ministre et ministre de l’Emploi 

1 2001200200051 22-10-2001 293 Hubert Brouns Grensarbeiders die een Nederlandse uitkering krijgen. 

Travailleurs frontaliers bénéficiant d’une indemnité 

octroyée par les Pays-Bas. 

1 2001200200267 4-12-2001 304 Mw. Maggie De 

Block 

Verplichte aanstelling veiligheidscoördinatoren. — 

Controles door technische inspectie. 

Désignation obligatoire de coordinateurs en matière 

de sécurité. — Contrôles effectués par l’inspection 

technique. 

1 2001200200316 12-12-2001 308 Paul Timmermans Startbaanovereenkomst. — Federale globale plannen 

en samenwerkingsakkoorden. 

Convention premier emploi. — Plans globaux fédéraux 

des accords de coopération. 

1 2001200200320 12-12-2001 309 Jo Vandeurzen «Sociale maribel». — Koninklijke besluiten. — 

Ziekenhuizen. 

«Maribel social». — Arrêtés royaux. — Hôpitaux. 

Vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken 

Vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères 

1 2000200121892 20- 9-2001 183 Gerolf Annemans Diplomatieke, consulaire en bijzondere identiteitskaarten 

uitgereikt door de dienst protocol. 

Cartes d’identité diplomatiques, consulaires et 

spéciales délivrées par le service du protocole. 

1 2001200200071 23-10-2001 191 Gerolf Annemans Misbruiken bij het personeel van de ambassade en 

van het consulaat van de Democratische Republiek 

van Congo te België. 

Abus commis par le personnel de l’ambassade et du 

consulat de la République démocratique du 

Congo à Bruxelles. 

Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu 

Ministre de la Protection de la consommation, de la Santé publique et de l’Environnement 

Consumentenzaken — Protection de la consommation 

1 2001200200046 21-11-2001 106 Claude Eerdekens Etikettering van mineraalwater. 

Étiquetage des eaux minérales. 

6 2001200200365 21-12-2001 107 Jan Eeman «Positieve Kredietcentrale». 

Centrale de crédits positive. 


1601 

Blz. 

Page 

12371 

12372 

12375 

12375 

12378 

12384 

12387 

12389

12478 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

CA DO 

Datum 

Date 

Vraag nr. 

Question n o 

Auteur 

Voorwerp 



6 2001200200366 21-12-2001 108 Jan Eeman Invordering van schulden. — Incassobureaus. 

Recouvrement de dettes. — Bureaux d’encaissement. 

Volksgezondheid — Santé publique 

1 2001200200042 17-10-2001 365 Yves Leterme Controle van dieren in de natuurgebieden. 

Contrôle des animaux dans les zones naturelles. 

1 2001200200231 29-11-2001 383 Yves Leterme Transmissie van medische persoonsgegevens via 

elektronische weg. 

Transmission de données médicales personnelles 

par voie électronique. 

1 2001200200287 7-12-2001 385 Koen Bultinck Samenstelling Nationale Evaluatiecommissie inzake 

de toepassing van de wetgeving betreffende de 

zwangerschapsafbreking. 

Composition de la Commission nationale 

d’évaluation chargée d’évaluer l’application de la 

législation relative à l’interruption de grossesse. 

1 2001200200314 11-12-2001 386 Willy Cortois Europees Parlement. — Richtlijn op de productie, 

presentatie en verkoop van tabaksproducten. 

Parlement européen. — Directive sur la fabrication, 

la présentation et la vente des produits du tabac. 

Minister van Sociale Zaken en Pensioenen 

Ministre des Affaires sociales et des Pensions 

Pensioenen — Pensions 

1 2001200200215 26-11-2001 91 Alfons Borginon Studie over de pensioensproblematiek van de 

gemeenten. 

Étude relative au problème des pensions dans les 

communes. 

Minister van Landsverdediging 

Ministre de la Défense 

1 2001200200236 29-11-2001 215 Luc Sevenhans Kostprijs van een luchttransport naar Tadzjikistan. 

Coût d’un transport aérien vers le Tadjikistan. 

1 2001200200262 3-12-2001 217 André Schellens «VZW Belgische Luchtcadetten». — Werkingskosten. 

«ASBL Cadets de l’air belges». — Frais de fonctionnement. 

Minister van Justitie — Ministre de la Justice 

1 2000200110871 27- 3-2001 340 Robert Denis Verviers. — Griffie van het handelsregister. 

Verviers. — Greffe du registre du commerce. 

1 2000200111529 9- 7-2001 412 Ferdy Willems Dienst voor aalmoezeniers in de gevangenissen. 

Service des aumôniers dans les prisons. 


Blz. 

Page 

12389 

12390 

12394 

12397 

12399 

12401 

12402 

12403 

12406 

12407

QRVA 50 106 12479 

15 - 01 - 2002 

CA DO 

Datum 

Date 

Vraag nr. 

Question n o 

Auteur 

Voorwerp 



1 2000200121576 16- 7-2001 417 Willy Cortois Sekten. — Campagnes. — Straatplannen. 

Sectes. — Campagnes. — Plans de rues. 

1 2000200111410 9-10-2001 463 Mw. Trees Pieters Doktersvennootschappen. 

Sociétés de médecins. 

1 2001200200190 20-11-2001 488 Daan Schalck Personeel ministerie van Justitie te Gent. — Parkeerplaatsen. 

Personnel du ministère de la Justice à Gand. — 

Places de stationnement. 

Minister van Financiën 

Ministre des Finances 

1 2001200200354 20-12-2001 847 Dirk Pieters Verlaagd registratierecht. — Resultaat van de 

nieuwe maatregel. 

Réduction des droits d’enregistrement. — Résultats 

de la nouvelle mesure. 

1 2001200200355 20-12-2001 848 Karel Van 

Hoorebeke 

1 2001200200356 20-12-2001 849 Karel Van 

Hoorebeke 

Coördinatiecentra. — Gunstregime. — EU-Commissie. 

Centres de coordination. — Régime préférentiel. — 


Erkenning van VZW’s die in aanmerking komen 

voor belastingvrijstelling inzake giften. — 

Verslag werkgroep. 

Reconnaissance d’ASBL susceptibles de bénéficier 

d’une exonération d’impôts dans le cadre des 

libéralités déductibles. — Rapport du groupe de 

travail. 

1 2001200200357 20-12-2001 850 Richard Fournaux Hervorming van de vennootschapsbelasting. 

Réforme de l’impôt des sociétés. 

1 2001200200358 20-12-2001 851 Richard Fournaux Termijnen voor doorstorting aan de gemeenten. 

Délai de remboursement au communes. 

1 2001200200359 20-12-2001 852 Richard Fournaux Personeelsbeheer bij het ministerie van Financiën. 

Gestion du personnel au sein du département du 


Minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties, belast met Middenstand 

Ministre des Télécommunications et des Entreprises et Participations publiques, chargé des Classes moyennes 

Telecommunicatie — Télécommunications 

1 2000200121697 1- 8-2001 199 Yves Leterme Telecommunicatie. — Samenvoeging van de wetten 

van 30 juli 1979 en 21 maart 1991. 

Télécommunications. — Fusion des lois du 30 juillet 

1979 et 21 mars 1991. 

1 2000200121744 10- 8-2001 202 Yves Leterme Internationaal Perscentrum. — Résidence Palace. — 

Overheidsopdrachten. 

Centre international de presse. — Résidence Palace. 

— Marchés publics. 


Blz. 

Page 

12409 

12409 

12412 

12413 

12415 

12415 

12416 

12417 

12419 

12421 

12422

12480 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

CA DO 

Datum 

Date 

Vraag nr. 

Question n o 

Auteur 

Voorwerp 



1 2001200200062 22-10-2001 216 M me Martine 

Dardenne 

Verspreiding van het «draadloze internet» of de 

lokale radiolus. 

Déploiement de l’«internet sans fil» ou boucle 

locale radio. 

1 2001200200078 24-10-2001 218 Willy Cortois Opduiken van nieuwe informatica-virussen. — 

«E-security team». — Gemeenschappelijk alarm 

voor de vijftien EU-lidstaten. 

Nouveaux virus informatiques. — «E-security 

team». — Système d’alerte commun aux quinze 

États membres de l’UE. 

1 2001200200121 5-11-2001 219 Alfons Borginon Lambermontakkoorden. — Uitvoering van de 

akkoorden. 


1 2001200200153 9-11-2001 220 Bart Laeremans De Post. — Vakantiecentra. — Taalgebruik. 

La Poste. — Centres de vacances. — Emploi des 

langues. 

1 2001200200170 14-11-2001 221 Dirk Pieters De Post. — Postverkeer te Halle. 

La Poste. — Trafic postal à Hal. 

1 2001200200200 22-11-2001 222 M me Marie-Thérèse 

Coenen 

Belgacom. — Tenuitvoerlegging van het «BeSTplan». 

Belgacom. — Mise en œuvre du «Plan BeST». 

1 2001200200201 22-11-2001 223 Dirk Pieters Belgacom. — Juridisch statuut. — Individuele en 

collectieve arbeidsverhoudingen. 

Belgacom. — Statut juridique. — Relations individuelles 

et collectives de travail. 

1 2001200200263 3-12-2001 241 Hagen Goyvaerts De Post. — Afstempeling van brieven uit Vlaams- 

Brabant met Franstalige publicitaire opschriften. 

La Poste. — Apposition d’un cachet publicitaire en 

français sur des lettres provenant du Brabant 

flamand. 

Overheidsbedrijven en Participaties — Entreprises et Participations publiques 

1 2000200121683 31- 7-2001 93 Yves Leterme BIPT. — Hervorming. 

IBPT. — Réforme. 

1 2000200121716 6- 8-2001 97 Yves Leterme De Post. — Kostennorm briefbehandeling. 

La Poste. — Norme du coût du traitement du courrier. 

1 2000200121734 9- 8-2001 99 Martial Lahaye Overheidsgebouwen. — Verkoop. 

Bâtiments publics. — Vente. 

1 2000200121813 10- 9-2001 103 Martial Lahaye Koninklijke Munt. — Commercialisatie van het 

bedrijf. 

Monnaie royale de Belgique. — Renforcement du 

caractère commercial de l’institution. 

1 2000200121815 10- 9-2001 105 Servais 

Verherstraeten 

Regie der Gebouwen. — Sopima NV. 

Régie des Bâtiments. — Sopima SA. 

1 2000200121845 12- 9-2001 107 Martial Lahaye Euro. — Voorbereiding KMO’s. 

Euro. — Préparation des PME. 

1 2000200121973 4-10-2001 111 Yves Leterme Verbouwingswerken aan de gevangenis te Ieper. 

Travaux de transformation à la prison d’Ypres. 


Blz. 

Page 

12427 

12429 

12430 

12431 

12432 

12433 

12436 

12439 

12440 

12442 

12443 

12445 

12446 

12449 

12451

QRVA 50 106 12481 

15 - 01 - 2002 

CA DO 

Datum 

Date 

Vraag nr. 

Question n o 

Auteur 

Voorwerp 



1 2001200200006 9-10-2001 112 Jan Mortelmans Werknemers met niet-Europese staatsburgerschappen 

op de Belgische luchthavens. 

Travailleurs non européens dans les aéroports 

belges. 

1 2001200200009 9-10-2001 113 Willy Cortois Werken aan het Berlaymont-gebouw, hoofdzetel 

van de Europese Commissie. 

Travaux au bâtiment du Berlaymont, siège de la 





1 2001200200123 5-11-2001 118 François Bellot Modernisering en aanpassing van de gebouwen van 

het paleis van justitie in Dinant. 

Modernisation et adaptation des bâtiments du 

palais de justice de Dinant. 

6 2001200200155 9-11-2001 119 Lode Vanoost Commerciële activiteiten op de renbaan van Groenendaal. 

Activités commerciales à l’hippodrome de Groenendael. 

1 2001200200160 12-11-2001 120 Lode Vanoost Overdracht van het park van Tervuren naar het 

Vlaamse Gewest. 

Transfert du parc de Tervueren à la Région 

flamande. 

1 2001200200138 30-11-2001 121 Francis Van den 

Eynde 

Gent. — Renovatie van oude vredegerecht. 

Gand. — Rénovation de l’ancienne justice de paix. 

1 2001200200266 4-12-2001 122 Hugo Philtjens Politiehervorming. — Politiezones. — Vrijkomen 

van rijkswachtkazernes. 

Réforme des services de police. — Zones de police. 

— Casernes de la gendarmerie désaffectées. 

1 2001200200281 5-12-2001 123 Jan Mortelmans Onderwijsinstellingen. — Taalinspecteurs. 

Établissements scolaires. — Inspecteurs de langues. 

1 2001200200285 6-12-2001 125 Jan Mortelmans Onderwijsinstellingen. — Taalinspectie. — Kinderen 

van buitenlanders. 

Établissements scolaires. — Inspection linguistique. 

— Enfants d’étrangers. 

Middenstand — Classes moyennes 

1 2000200121772 3- 9-2001 64 Geert Bourgeois Administratieve vereenvoudiging. 

Simplification administrative. 

1 2000200121913 24- 9-2001 67 Daan Schalck Beroepsverenigingen, sector van de ambulante 

handel. — Wet van 31 maart 1898 op de beroepsverenigingen. 

Associations professionnelles, secteur du commerce 

ambulant. — Loi du 31 mars 1898 sur les associations 

professionnelles. 

1 2000200121937 26- 9-2001 68 Mw. Frieda Brepoels Werking van de Commissie voor vrijstelling van 

bijdragen. 

Fonctionnement de la Commission pour la dispense 

des cotisations. 


Blz. 

Page 

12453 

12454 

12457 

12457 

12459 

12460 

12462 

12462 

12463 

12465 

12465 

12467 

12467

12482 QRVA 50 106 

15 - 01 - 2002 

CA DO 

Datum 

Date 

Vraag nr. 

Question n o 

Auteur 

Voorwerp 



1 2000200121864 24-10-2001 70 Mw. Trees Pieters Sociale zekerheid zelfstandigen. 

Sécurité sociale des indépendants. 




Minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, 


Ministre de l’Économie et de la Recherche scientifique, 


Economie — Économie 

1 2001200200113 29-10-2001 229 Alfons Borginon Invoering maatregelen gratis openbaar vervoer. — 

Effect op index der consumptieprijzen. 

Mesures en matière de gratuité des transports en 

commun. — Effets sur l’indice des prix à la 

consommation. 

1 2000200121905 5-11-2001 233 Mw. Yolande 

Avontroodt 

Drugsdoden. — Registratiesysteem. 

Décès dus à la drogue. — Système d’enregistrement. 

1 2001200200273 4-12-2001 236 Jan Eeman Nationaal Instituut voor de statistiek (NIS). — 

Aantal statutaire en contractuele personeelsleden. 

Institut national de statistique (INS). — Nombre 

d’agents statutaires et contractuels. 


Blz. 

Page 

12469 

12471 

12472 

12473 

12476

Schriftelijke vragen en antwoorden Questions et ... - de Kamer

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

Delete template?

Save as template?