Schriftelijke vragen en antwoorden Questions et ... - de Kamer

QRVA 50 106 12373
15 - 01 - 2002
2. Hoeveel overtredingen werden in beide gevallen
vastgesteld?
3. Welke exacte sanctie kan een particuliere bouwheer
oplopen indien hij voor de bouw of verbouwing
van een gezinswoning nalaat om een veiligheidscoördinator
aan te stellen?
4. Bestaat er voor de betrokken bouwheren een beroepsmogelijkheid?
5. Hoeveel sancties werden reeds effectief uitgesproken?
Antwoord: Gelieve hierna het antwoord op de gestelde
vragen te vinden.
1. In de periode mei-november 2001 ging de technische
inspectie van de administratie van de Arbeidsveiligheid
11 986 maal over tot de controle van aannemers
op bouwplaatsen.
Rekening houdend met de werkwijze van de inspectie,
zoals ik die uiteenzette in mijn antwoord op vraag
nr. 280 van 27 september 2001 (Vragen en Antwoorden,
Kamer, 2001-2002, nr. 98, blz. 11279) van uw
collega Trees Pieters, kan men derhalve veronderstellen
dat de inspectie in evenveel gevallen een onderzoek
voerde naar de verplichtingen in verband met de aanstelling
van de coördinatoren.
Hierbij maakt zij geen onderscheid tussen de
bouwplaatsen voor particuliere gezinswoningen en de
andere bouwplaatsen. Bijgevolg worden geen afzonderlijke
statistieken opgemaakt waardoor geen concrete
aantallen in antwoord op uw twee subvragen
kunnen meegedeeld worden.
2. In 3 255 gevallen gaf de inspectie de betrokkenen
een schriftelijke waarschuwing inzake vastgestelde
overtredingen. Vermits de inspectie geen statistieken
bijhoudt naar de aard van de inbreuk in geval van
waarschuwingen, kan ik u niet meedelen in hoeveel
gevallen de waarschuwing betrekking had op de verplichte
aanstelling van een coördinator.
Uit de analyse van de 74 processen-verbaal van
overtreding die in de bedoelde periode voor inbreuken
op bouwplaatsen werden opgesteld en aan de arbeidsauditeur
zijn overgemaakt, blijkt dat geen enkel proces-verbaal
betrekking had op de verplichte aanstelling
van een coördinator.
Wel blijkt dat 39 van de 74 processen-verbaal opgesteld
werden naar aanleiding van dodelijke of ernstige
arbeidsongevallen. Om precies te zijn, ging het om
11 dodelijke arbeidsongevallen waarvan 5 op bouwplaatsen
voor gezinswoningen en 28 ernstige of zeer
ernstige arbeidsongevallen, waarvan 7 op bouwplaatsen
voor gezinswoningen.
Tevens werd, met toepassing van de bepalingen van
artikel 3 van de wet van 16 november 1972 betreffende
2. Combien d’infractions à la réglementation ont
été constatées dans les deux cas de figure?
3. Quelle sanction précise un particulier-maître
d’ouvrage risque-t-il s’il omet de désigner un coordinateur
en matière de sécurité pour la construction ou la
transformation du logement familial?
4. Les maîtres d’ouvrage en question disposent-ils
d’une possibilité de recours?
5. Combien de sanctions ont déjà été effectivement
prononcées?
Réponse: Vous trouverez, ci-dessous, la réponse
aux questions posées.
1. Dans la période de mai à novembre 2001,
l’inspection technique de l’administration de la Sécurité
du travail a procédé à 11 896 contrôles
d’entrepreneurs sur des chantiers.
Compte tenu de la méthode de travail de
l’inspection, telle qu’expliquée dans ma réponse à la
question no 280 du 27 septembre 2001 (Questions et
Réponses, Chambre, 2001-2002, no 98, p. 11279) de
votre collègue Trees Pieters, on peut donc supposer
que, dans autant de cas, l’inspection a effectué une
enquête sur les obligations en rapport avec la désignation
de coordinateurs.
À l’occasion de ces enquêtes, elle ne différencie pas
les chantiers pour des habitations particulières des
autres chantiers. Par conséquent, on n’établit pas de
statistiques distinctes. Donc, on ne peut pas communiquer
de chiffres concrets en réponse à vos deux questions
subsidiaires.
2. Dans 3 255 cas, l’inspection a donné un avertissement
par écrit sur des infractions constatées. Puisque
l’inspection ne tient pas de statistiques selon la nature
de l’infraction en cas d’avertissements, je ne peux donc
vous informer du nombre de cas où l’avertissement
concernait la désignation obligatoire d’un coordinateur.
Il ressort de l’analyse des 74 procès-verbaux, dressés
dans la période visée pour des infractions sur des chantiers,
et transmis à l’auditeur du travail qu’aucun de
ceux-ci n’avait trait à la désignation obligatoire d’un
coordinateur.
Mais il apparaît que 39 des 74 procès-verbaux ont
été dressés à l’occasion d’accidents de travail mortels
ou graves. Pour être précis, il s’agissait de 11 accidents
de travail mortels dont 5 sur des chantiers pour habitations
particulières et 28 graves ou très graves dont 7
sur ce genre de chantier.
On a aussi dans 91 cas ordonné l’arrêt des travaux,
en application de l’article 3 de la loi du 16 novembre
KAMER • 4e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE 2001 2002 CHAMBRE • 4e SESSION DE LA 50e LÉGISLATURE
1588