26.03.2013 Views

online pdf - Reaal

online pdf - Reaal

online pdf - Reaal

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Minigids Productfiscaliteiten 2013<br />

kerninformatie voor de adviespraktijk


1. Algemeen • Fiscale cijfers | Sociale cijfers<br />

2. Eigen woning<br />

3. Kapitaalverzekeringen<br />

4. Lijfrente<br />

5. Gouden handdruk<br />

6. Pensioen<br />

7. Arbeidsongeschiktheid<br />

8. Levensloop en vitaliteit<br />

9. Spaarloon<br />

10. Sparen en beleggen<br />

11. Schenking en successie<br />

12. Samenwonen/trouwen, scheiden en overlijden<br />

Begrippenlijst


1. Algemeen<br />

Fiscale cijfers<br />

Overzicht boxenstelsel<br />

2<br />

Box 1<br />

Belastbaar inkomen uit<br />

werk en woning<br />

Inkomstenbronnen:<br />

• winst uit onderneming<br />

• inkomsten uit arbeid (loon)<br />

• resultaat uit overige<br />

werkzaamheden<br />

• periodieke uitkeringen en<br />

verstrekkingen<br />

• inkomsten uit eigen woning<br />

• negatieve uitgaven voor<br />

inkomensvoorzieningen<br />

Aftrekposten:<br />

• uitgaven voor inkomensvoorzieningen<br />

• persoonsgebonden aftrek<br />

Box 2<br />

Belastbaar inkomen uit<br />

aanmerkelijk belang<br />

Inkomstenbronnen:<br />

• reguliere voordelen<br />

• vervreemdingsvoordelen<br />

Aftrekposten:<br />

• aftrekbare kosten<br />

Tarief: progressief (zie hieronder) Tarief: 25% Tarief: 30%<br />

Verliesverrekening:<br />

Alleen voor box 1-verliezen mogelijk<br />

Schijventarief box 1<br />

Jonger dan AOW-leeftijd<br />

Belastbaar<br />

inkomen<br />

meer dan<br />

Maar niet meer<br />

dan<br />

Verliesverrekening:<br />

Alleen voor box 2-verliezen mogelijk<br />

Belastingtarief Tarief premie<br />

volksverzekering<br />

Box 3<br />

Belastbaar inkomen uit<br />

sparen en beleggen<br />

Inkomstenbronnen<br />

• forfaitair rendement =<br />

4% van (bezittingen<br />

minus schulden<br />

minus heffingvrij vermogen)<br />

Aftrekposten:<br />

• kosten zijn in deze box niet<br />

aftrekbaar<br />

Verliesverrekening:<br />

Verliesverrekening is niet mogelijk<br />

Totaal tarief Heffing over<br />

totaal van de<br />

schijven<br />

- € 19.645 5,85% 31,15% 37% w 7.268<br />

€ 19.645 € 33.363 10,85% 31,15% 42% € 13.029<br />

€ 33.363 € 55.991 42% 42% € 22.532<br />

€ 55.991 - 52% 52%<br />

AOW-leeftijd en ouder, geboren in en na 1946<br />

Belastbaar<br />

inkomen<br />

meer dan<br />

Maar niet meer<br />

dan<br />

Belastingtarief Tarief premie<br />

volksverzekering<br />

➔<br />

Menu Zoeken<br />

Sluiten<br />

extra bij volledige schermweergave<br />

Totaal tarief Heffing over<br />

totaal van de<br />

schijven<br />

- w 19.645 5,85% 13,25% 19,1% w 3.752<br />

w 19.645 w 33.363 10,85% 13,25% 24,1% w 7.058<br />

w 33.363 w 55.991 42% 42% w 16.561<br />

w 55.991 - 52% 52%<br />

AOW-leeftijd en ouder, geboren vóór 1 januari 1946<br />

Belastbaar<br />

inkomen<br />

meer dan<br />

Maar niet meer<br />

dan<br />

Belastingtarief Tarief premie<br />

volksverzekering<br />

Totaal tarief Heffing over<br />

totaal van de<br />

schijven<br />

- w 19.645 5,85% 13,25% 19,1% w 3.752<br />

w 19.645 w 33.555 10,85% 13,25% 24,1% w 7.104<br />

w 33.555 w 55.991 42% 42% w 16.527<br />

w 55.991 - 52% 52%<br />

Houdbaarheidsbijdrage<br />

Sinds 2011 wordt van mensen die zijn geboren vanaf 1 januari 1946 een houdbaarheidsbijdrage gevraagd.<br />

Door deze maatregel wordt de tweede tariefschijf jaarlijks nog maar met 75% van de inflatiecorrectie<br />

aangepast, waardoor mensen sneller in de derde tariefschijf vallen.<br />

Heffingskortingen<br />

Bestanddelen Jonger dan AOW-leeftijd AOW-leeftijd en ouder<br />

Algemene heffingskorting € 2.001,00 € 1.034,00<br />

Werkbonus € 1.100,00<br />

Maximale arbeidskorting lagere inkomens 1 € 1.723,00 € 890,00<br />

Maximale arbeidskorting hogere inkomens 1 € 550,00 € 284,00<br />

Ouderschapsverlofkorting per verlofuur € 4,24<br />

Levensloopverlofkorting<br />

(per gespaard kalenderjaar)<br />

Inkomensafhankelijke combinatiekorting<br />

maximaal<br />

€ 205,00<br />

€ 2.133,00 € 1.101,00<br />

Alleenstaande-ouderkorting € 947 2 ,0 € 489 2 ,0<br />

vervolg zie volgende pagina<br />

3


4<br />

Bestanddelen Jonger dan AOW-leeftijd AOW-leeftijd en ouder<br />

Aanvullende alleenstaande-ouderkorting € 1.319 € 681<br />

Jonggehandicaptenkorting € 708<br />

Ouderenkorting € 1.032<br />

Ouderenkorting bij een inkomen boven<br />

€ 35.450<br />

€ 150<br />

Alleenstaande-ouderenkorting € 429<br />

Tijdelijke heffingskorting voor VUT en<br />

prepensioen (1%) maximum<br />

€ 182<br />

Korting voor groene beleggingen 3 0,7% 4 0,7% 4<br />

1 de hoogte van arbeidskorting is afhankelijk van het gezamenlijk bedrag van het arbeidsinkomen en het maximum van de<br />

arbeidskorting<br />

2 vermeerderd met 4,3% van het arbeidsinkomen met een maximum van e 1.319 (AOW-leeftijd en ouder e 681)<br />

3 per 1 januari 2013 is de heffingskorting voor maatschappelijke beleggingen, beleggingen in durfkapitaal en culturele- en sociaalethische<br />

beleggingen vervangen door de heffingskorting voor uitsluitend groene beleggingen<br />

4 van de vrijstelling in box 3<br />

Aanslaggrens voor de inkomstenbelasting<br />

Er wordt een verplichte aanslag inkomstenbelasting opgelegd als de verschuldigde belasting het saldo van<br />

gezamenlijke voorheffingen en voorlopige teruggaven die met het oog op de heffingskorting zijn vastgesteld,<br />

met meer dan € 45 te boven gaat.<br />

Teruggaafgrens bij te veel ingehouden voorheffingen: € 14.<br />

Termijn indienen T-biljet<br />

De termijn voor het indienen van een verzoek om teruggaaf bedraagt vijf jaar.<br />

➔<br />

Menu Zoeken<br />

Sluiten<br />

extra bij volledige schermweergave<br />

Regelingen voor IB ondernemers<br />

MKB vrijstelling<br />

Jaarlijks 14% over de winst -/- ondernemersaftrek, indien de ondernemer voldoet aan het urencriterium zoals<br />

opgenomen in de Wet IB2001.<br />

Zelfstandigenaftrek<br />

De zelfstandigenaftrek geldt voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet en die bij het begin van<br />

het kalenderjaar de AOW-leeftijd nog niet heeft bereikt. Voor vrouwelijke ondernemers geldt dat zij voor de<br />

toepassing van het urencriterium bij wijze van fictie geacht worden gedurende de periode van hun zwangerschap-<br />

en bevallingsverlof, doch maximaal 16 weken, hun werkzaamheden niet hebben onderbroken.<br />

Met ingang van 1 januari 2012 is de zelfstandigenaftrek een vast bedrag. Het is nu niet meer afhankelijk van<br />

de hoogte van de winst. De zelfstandigenaftrek voor 2013 bedraagt € 7.280.<br />

Als een ondernemer in één of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was en bij hem<br />

in die periode niet meer dan tweemaal de zelfstandigenaftrek is toegepast, wordt de zelfstandigenaftrek<br />

verhoogd met € 2.123 (startersaftrek). Dit geldt niet voor (voormalige) aandeelhouders die de onderneming<br />

na geruisloze terugkeer uit de BV voortzetten in een IB onderneming. De ondernemer die bij het begin van<br />

het kalenderjaar de AOW-leeftijd heeft bereikt, heeft recht op een zelfstandigenaftrek van 50% (van de<br />

zelfstandigenaftrek).<br />

Tarief vennootschapsbelasting (rechtspersonen)<br />

Tarieven vennootschapsbelasting bij een winst van:<br />

Meer dan Maar niet meer dan Bedraagt het percentage<br />

- € 200.000 20%<br />

€ 200.000 - 25%<br />

Fictief gebruikelijk loon<br />

De directeur-grootaandeelhouder, zijne de werknemer die in een vennootschap een aanmerkelijk belang<br />

heeft en arbeid verricht, krijgt in beginsel een bepaald minimumsalaris toegerekend. Voor 2013 bedraagt dat<br />

minimumsalaris € 43.000.<br />

5


Sociale cijfers<br />

AOW<br />

6<br />

Samenwonenden<br />

beiden AOWleeftijd<br />

Alleenstaanden Per partner<br />

individueel<br />

Alleenstaanden<br />

met kind<br />

Werkelijke AOW € 17.333 € 12.681 € 8.667 € 16.057<br />

Vakantietoeslag € 1.185 € 829 € 592 € 1.066<br />

Totaal € 18.518 € 13.510 € 9.259 € 17.123<br />

Op 18 december 2012 heeft ook de Eerste Kamer ingestemd met het Belastingplan 2013, waarin per 1 januari<br />

2013 de AOW-gerechtigde leeftijd wordt verhoogd van 65 jaar naar 65 jaar en 1 maand. Die leeftijd wordt de<br />

komende jaren verder verhoogd.<br />

Anw<br />

Werkelijk<br />

uitgekeerde bedragen<br />

Vakantie uitkering Totaal<br />

Nabestaandenuitkering € 13.434 € 991 € 14.425<br />

Halfwezenuitkering € 2.994 € 283 € 3.277<br />

Wezen tot 10 jaar € 4.299 € 317 € 4.616<br />

Wezen 10-16 jaar € 6.448 € 476 € 6.924<br />

Wezen 16-21/27 jaar € 8.598 € 634 € 9.232<br />

Wajong, WAZ/WAZO, WAO/WIA, WW<br />

➔<br />

Menu Zoeken<br />

Sluiten<br />

extra bij volledige schermweergave<br />

Wajong, WAZ/WAZO* WAO/WIA ** WW ***<br />

Maximum per dag € 67,56 € 194,85 € 194,85<br />

Aantal uitkeringsdagen 261,00 261,00 261,00<br />

Maximumuitkering 75%,00 75%*100/108,00 70%*100/108,00<br />

Maximumuitkering per jaar € 13.225,00 € 35.317,00 € 32.962,00<br />

Incl. vakantie-uitkering € 14.283,00 € 38.142,00 € 35.599,00<br />

Inkomensgrens -,00 € 50.856,00 € 50.856,00<br />

* Grondslag Wajong is e 17.633.<br />

** De WAO is op 29 december 2005 vervangen door de WIA. De WIA bestaat uit twee onderdelen: de regeling Werkhervatting Gedeeltelijk<br />

Arbeidsgeschikten (WGA) en de regeling Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA). Werknemers die tenminste 35%<br />

arbeidsongeschikt zijn, komen in aanmerking voor een uitkering op basis van de WIA. De WAO blijft bestaan voor diegenen die vóór<br />

1 januari 2004 ziek zijn geworden en nu een WAO-uitkering hebben.<br />

*** De eerste twee maanden bedraagt de WW-uitkering 75% van het laatstverdiende loon (maximaal e 194,85 per dag), daarna 70%.<br />

De maximumuitkering in het eerste jaar bedraagt e 36.023 (incl. vakantietoeslag).<br />

Brutominimumloon<br />

23 jaar en ouder € 17.633<br />

Vakantietoeslag € 1.410<br />

Totaal € 19.043<br />

Bruto-uitkeringen IOAW/IOAZ<br />

Jaarbedragen voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en zelfstandigen, inclusief vakantietoeslag<br />

Gehuwde en ongehuwde partners die beiden 21 jaar of ouder zijn € 18.809<br />

Alleenstaande van 21 jaar of ouder met kinderen € 17.975<br />

Alleenstaande van 23 jaar of ouder zonder kinderen € 14.434<br />

In tegenstelling tot de IOAW kent de IOAZ voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte ex-zelfstandigen<br />

een toets op inkomsten uit vermogen. Op de IOAZ-uitkering wordt in mindering gebracht een fictief inkomen<br />

van 4% van bij bedrijfsbeëindiging aanwezig vermogen boven € 127.400.<br />

Eigen vermogen bij bijstand<br />

Vrij te laten vermogen:<br />

• voor gezinnen € 11.590<br />

• voor alleenstaanden € 5.795<br />

• eigen huis extra vrijgelaten € 48.900<br />

7


Premiepercentages<br />

8<br />

AOW 1<br />

Werkgever Werknemer Totaal Max.premie<br />

inkomen<br />

- 17,90 17,90 € 33.363 p.j.<br />

Anw 1 - 0,60 0,60 € 33.363 p.j.<br />

AWBZ 1<br />

- 12,65 12,65 € 33.363 p.j.<br />

WAO/WIA-basispremie (Aof) 4,65 - 4,65 € 195,58 p.d.<br />

WGA-rekenpremie<br />

(Werkhervattingskas)<br />

0,54 - 0,54 € 195,58 p.d.<br />

AWf 2 (werkloosheidsverzekering) 1,70 - 1,70 € 195,58 p.d.<br />

WW Gemiddelde sectorpremie 2,76 - 2,76 € 195,58 p.d.<br />

ZVW 3 (inkomensafhankelijke bijdrage) 7,75 - 7,75 € 50.853 p.j.<br />

KO (verplichte bijdrage kinderopvang) 0,50 - 0,50 € 195,58 p.d.<br />

1 Voor de volksverzekeringen AOW, Anw en AWBZ geldt geen premievrije voet. Het totale premiepercentage bedraagt 31,15%.<br />

2 De franchise in de premie AWf is per 1 januari 2013 vervallen met de Wet Uniformering Loonbegrip en daarvoor is het premiepercentage<br />

verlaagd.<br />

3 Tot 2013 betaalden werknemers een bijdrage Zvw. De werkgever hield de bijdrage Zvw in op het nettoloon en droeg deze af. De<br />

ingehouden bijdrage Zvw werd vergoed door de werkgever. Per 1 januari 2013 is deze regeling vervallen. Daarvoor in de plaats is de<br />

werkgeversheffing Zvw gekomen. De werkgever betaalt een bepaald percentage over het loon van de werknemer tot een bepaald<br />

maximumbijdrageloon.<br />

2. Eigen woning<br />

Eigenwoningforfait<br />

Hypotheekrenteaftrek<br />

➔<br />

Menu Zoeken<br />

Sluiten<br />

extra bij volledige schermweergave<br />

De WOZ-waarde ligt tussen Eigenwoningforfaitpercentage<br />

< € 12.500 0,00%<br />

€ 12.500 - € 25.000 0,20%<br />

€ 25.000 - € 50.000 0,35%<br />

€ 50.000 - € 75.000 0,45%<br />

€ 75.000 - € 1.040.000 0,60%<br />

Maximale duur hypotheekrente-aftrek 30 jaar<br />

> € 1.040.000 € 6.240 vermeerderd met 1,55% van de eigenwoningwaarde<br />

voor zover deze uitgaat boven € 1.040.000<br />

Bestaande hypotheken op 1 januari 2001 Aftrek tot en met 31 december 2030<br />

Soort woning Uitsluitend de eigen woning (hoofdverblijf)<br />

Voorwaarden voor nieuwe hypothecaire leningen per 1 januari 2013<br />

Er bestaat alleen recht op renteaftrek voor de eigen woning als:<br />

• de lening schriftelijk is overeengekomen én in maximaal 360 maanden volledig wordt afgelost;<br />

• wordt afgelost volgens een ten minste annuïtair aflossingsschema; een lineaire leningvorm is ook mogelijk;<br />

• aan de verplichting tot aflossing wordt voldaan (aflossingseis);<br />

• de lening is aangegaan in verband met de eigen woning (eisen van voor 1 januari 2013).<br />

De vereisten gelden per leningdeel<br />

Indien niet aan het annuïtaire aflosschema wordt voldaan, vervalt in beginsel het recht op renteaftrek voor de<br />

rest van het leven van de belastingplichtige. Hierop geldt een aantal uitzonderingen die verderop behandeld<br />

worden (zie tijdelijke betalingsproblemen).<br />

9


Overgangsrecht geldt:<br />

• Als op 31 december 2012 sprake is van een eigen woning met een daarop rustende eigenwoningschuld;<br />

• Indien er op 31 december 2012 geen eigenwoningschuld is, dan geldt als eigenwoningschuld:<br />

• de eigenwoningschuld in 2012 direct voorafgaande aan de vervreemding van de woning, mits er in 2013<br />

weer een eigenwoningschuld is (ziet met name op tijdelijke huur tussen twee woningen in);<br />

• belastingplichtigen die op 31 december 2012 geen eigen woning en eigenwoningschuld hebben maar na<br />

31 december 2012 (en voor 31 december 2021) weer terugkeren in een woning die voor 31 december 2012<br />

laatstelijk een eigen woning is geweest en de status van eigen woning is verloren als gevolg van verhuur<br />

van de woning, zonder dat na 31 december 2012 een andere woning als een eigen woning is aan te merken<br />

geweest (met name gericht op ‘expats’),<br />

• de eigenwoningschuld die in 2013 ontstaat als gevolg van een onherroepelijke schriftelijke koop of koop-<br />

aanneemovereenkomst afgesloten in 2012 én levering van de eigen woning / pleging van het onderhoud<br />

of verbetering in 2013.<br />

• tijdelijk twee huizen op 31 december 2012 die als eigen woning kunnen worden aangemerkt. Het overgangsrecht<br />

is dan van toepassing op de eigen woningschuld op de eigen woning die overblijft.<br />

Het aan de eigenwoningschuld gekoppelde spaar- of beleggingsproduct (KEW, SEW of BEW) ‘volgt’ als het<br />

ware de eigenwoningschuld. Als de schuld onder het overgangsrecht valt geldt dat in beginsel ook voor de<br />

daaraan gekoppelde KEW, SEW of BEW. Zie hiervoor Hoofdstuk 3 Kapitaalverzekering en overgangsrecht.<br />

Toetsing aflosschema<br />

Aan de aflossingseis wordt voldaan indien het bedrag dat per schuld/leningdeel op het toetsmoment niet<br />

meer bedraagt dan het bedrag dat volgt uit de formule:<br />

1 + i m x – 1<br />

B x = B o 1 –<br />

1 + i m n – 1<br />

waarbij wordt verstaan onder:<br />

B x : de maximale schuld op het toetsmoment;<br />

B 0 : het startbedrag van de schuld;<br />

i m : de maandelijkse rentevoet;<br />

x: het aantal verstreken gehele kalendermaanden van de looptijd;<br />

n: de totale looptijd van de schuld in maanden, gerekend vanaf het moment van aangaan van de schuld tot<br />

de maand waarin de schuld geheel moet zijn afgelost, doch ten hoogste 360 maanden.<br />

10<br />

➔<br />

Menu Zoeken<br />

Sluiten<br />

extra bij volledige schermweergave<br />

Als toetsmoment geldt:<br />

• 31 december van het kalenderjaar<br />

• het moment van vervreemding van de eigenwoning<br />

• het moment van wijziging van de maandelijkse rentevoet (zie Gids Productfiscaliteit van de Belastingbox)<br />

• het laatste moment waarop de voorgaande schuld bestond (zie Gids Productfiscaliteit van de Belastingbox)<br />

Tijdelijke betalingsproblemen en behoud van renteaftrek<br />

Indien in een kalenderjaar een aflossingsachterstand ontstaat, blijft het recht op renteaftrek behouden<br />

indien:<br />

1 In het daarop volgende kalenderjaar de achterstand is ingelopen. Voorwaarde is dat sprake is van een<br />

incidentele achterstand.<br />

2 Per 1 januari van het tweede kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de achterstand is ontstaan,<br />

contractueel een nieuw, ten minste annuïtair aflossingsschema voor de resterende looptijd is overeengekomen.<br />

Voorwaarde is dat onvoldoende betalingscapaciteit aannemelijk wordt gemaakt.<br />

3 Uiterlijk aan het einde van het tweede kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin een fout in de<br />

berekening of in de betaling van het aflossingsbedrag heeft plaatsgevonden, de aflossingsachterstand is<br />

hersteld.<br />

4 Uiterlijk aan het einde van het vierde kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de achterstand is<br />

ontstaan, contractueel een nieuw, ten minste annuïtair aflossingsschema voor de resterende looptijd is<br />

overeengekomen. Voorwaarden zijn dat aannemelijk wordt gemaakt dat niet aan het nieuwe aflossingsschema<br />

als bedoeld bij punt 2 kon worden voldaan en de schuldeiser heeft ingestemd met betalingsuitstel.<br />

Aflosstand<br />

Als de eigen woning wordt vervreemd en de oude eigenwoningschuld is groter dan de nieuwe eigenwoningschuld<br />

(of deze ontbreekt), wordt het meerdere bedrag van de eigenwoningschuld én de stand van de<br />

resterende looptijd in maanden vastgesteld: de aflosstand.<br />

Bij een verhoging of het aangaan van een nieuwe eigenwoningschuld wordt dit bedrag afgeboekt op de aflosstand<br />

en dient dit bedrag ten minste annuïtair binnen de resterende looptijd te worden afgelost.<br />

De aflosstand vervalt als deze geheel op de eigenwoningschuld is toegepast.<br />

Restschuld<br />

Een restschuld ontstaat indien de verkoopprijs van de eigen woning lager is dan de eigenwoningschuld. De<br />

rente over deze restschuld is met ingang van 1 januari 2013 gedurende 10 jaar aftrekbaar in box 1, mits de<br />

restschuld die ontstaat in de periode van 29 oktober 2012 tot en met 31 december 2017.<br />

11


Overzicht aftrekbare kosten box 1 eigenwoningschuld<br />

Kosten zelf aftrekbaar? Rente over de schuld bij<br />

financiering aftrekbaar?<br />

Koopsom Nee Ja<br />

Overdrachtsbelasting Nee Ja<br />

Roerende goederen Nee Nee<br />

Omzetbelasting grond Nee Ja<br />

Grond- en bouwrente over de periode vóór het<br />

tijdstip van de koop-/aannemings overeenkomst<br />

Grond- en bouwrente over de periode na het tijdstip<br />

van de koop-/aannemings overeenkomst<br />

Nee Ja<br />

Ja Nee<br />

Verschuldigde box 1-lening rente Ja Nee<br />

Verbouwing Nee Ja<br />

Taxatiekosten i.v.m. hypotheek Ja Ja<br />

Notariskosten hypotheekakte Ja Ja<br />

Kosten verkrijgen nationale hypotheek garantie<br />

(t.b.v. hypotheek)<br />

Ja Ja<br />

Notariskosten transport Nee Ja<br />

Kosten hypotheekakte Ja Ja<br />

Afsluitprovisie /advieskosten Ja (beperkt) Ja<br />

Boeterente voor vervroegde aflossing Ja Nee<br />

Kosten wegens oversluiten/verlengen Ja Nee<br />

Administratiekosten Ja Ja<br />

Jaarlijks erfpacht canon Ja Nee<br />

Afkoopsom erfpacht Nee Ja<br />

Makelaarscourtage Nee Ja<br />

Bankgarantiekosten Nee Ja<br />

Bereidstellingsprovisie Ja Ja<br />

Annuleringskosten hypotheek Nee Nee<br />

Inleg kapitaalverzekering eigen woning Nee Nee<br />

Inleg spaarrekening eigen woning Nee Nee<br />

Inleg beleggingsrecht eigen woning Nee Nee<br />

Aflossing eigen woning Nee Nee<br />

➔<br />

Menu Zoeken<br />

Sluiten<br />

extra bij volledige schermweergave<br />

Verbouwingen<br />

Voor het aangaan van leningen voor verbouwingen gelden onderstaande specifieke goedkeuringen:<br />

• rente en kosten van een geldlening gesloten voor de verbouwing van de eigen woning zijn gedurende zes<br />

maanden na het afsluiten van de geldlening aftrekbaar in box 1, ongeacht of verbouwingsuitgaven daadwerkelijk<br />

uit de geldlening zijn betaald;<br />

• rente en kosten van de geldlening gesloten binnen zes maanden na aanvang van de verbouwing van de<br />

eigen woning zijn aftrekbaar in box 1, voorzover de geldlening niet meer bedraagt dan in die zes maanden<br />

gedane verbouwingsuitgaven;<br />

• Voor het verbouwingsdepot geldt dat in de eerste zes maanden na het afsluiten van de geldlening de rente<br />

en kosten volledig mogen worden afgetrokken. In het daaropvolgende anderhalf jaar worden de betaalde<br />

en ontvangen rente in box 1 gesaldeerd.<br />

Verhuizing<br />

Een woning die nog niet betrokken kan worden vanwege een verbouwing of een in aanbouw zijnde woning<br />

kan onder voorwaarden al aangemerkt worden als eigen woning. Een van de voorwaarden is dat de woning<br />

moet leegstaan. Een tweede voorwaarde is dat de woning in het kalenderjaar of in één van de twee volgende<br />

kalenderjaren als eigen woning moet gaan dienen. Hetzelfde geldt voor leegstaande woningen die in het<br />

kalenderjaar of in één van de twee voorafgaande jaren een eigen woning is geweest van belastingplichtige.<br />

De woning moet het hoofdverblijf zijn geweest, leegstaan en te koop worden aangeboden. De met deze<br />

woning samenhangende (hypotheek)rente is gedurende die tijd aftrekbaar. Bovendien is het eigenwoningforfait<br />

voor de nieuwe woning nihil.<br />

De hiervoor beschreven tweejaarstermijn is met ingang van 1 januari 2011 tijdelijk verlengd naar drie jaar.<br />

Na 31 december 2013 geldt weer de normale termijn van twee jaar.<br />

Bijleenregeling<br />

Als bij verkoop van de eigen woning overwaarde is gerealiseerd, is de bijleenregeling van toepassing.<br />

Overwaarde betekent voor de bijleenregeling het verschil tusen de verkoopopbrengst van de oude woning<br />

en de eigenwoningschuld op diezelfde woning plus de verkoopkosten. Dat betekent dat de lening waarvoor<br />

renteaftrek geldt, niet hoger mag zijn dan de aankoopprijs van de nieuwe woning (inclusief aankoopkosten)<br />

minus de overwaarde van de oude woning. Dit is de eigenwoningschuld. Voor dit bedrag kan de rente worden<br />

afgetrokken.<br />

12 13


Met onderstaand schema kan worden bepaald of de bijleenregeling van toepassing is<br />

en wat de gevolgen zijn!<br />

14<br />

Stroomschema Bijleenregeling<br />

Dit schema moet per persoon worden doorgenomen! Je gaat uit van het juridisch eigendom per persoon.<br />

stap 1<br />

stap 2<br />

stap 3.1<br />

stap 3.2<br />

Is sprake van verwerving* van<br />

een (andere) eigen woning?<br />

ja<br />

nee<br />

Is sprake van een verbouwing van<br />

of onderhoud aan de eigen woning?<br />

ja<br />

Is er nog een niet benutte EWR<br />

die korter dan 3 jaar bestaat**?<br />

ja<br />

Bepaal het (geschatte) VVS van de huidige eigen woning:<br />

verkoopprijs oude woning - verkoopkosten - EWS<br />

Bepaal EWR:<br />

VVS + niet benutte EWR die korter dan 3 jaar bestaat**<br />

Bepaal de maximale EWS***:<br />

aankoopprijs + aankoopkosten nieuwe eigen woning - EWR<br />

Partnerregeling?<br />

Dient de aan te kopen/ aangekochte<br />

woning voor beide fiscale<br />

partners als eigen woning?<br />

Heeft de te verkopen/verkochte<br />

woning als eigen woning gediend<br />

voor beide fiscale partners?<br />

ja<br />

Heeft de fiscaal partner een niet<br />

benutte EWR afkomstig van de woning<br />

die voor beide fiscale partners als<br />

eigen woning diende?<br />

ja<br />

ja<br />

Partnerregeling is van toepassing<br />

nee<br />

nee<br />

nee<br />

Schuld voor verbouwing/onderhoud<br />

minus EWR=EWS.<br />

Restant is box 3-schuld.<br />

Partnerregeling<br />

is niet van toepassing<br />

Partnerregeling<br />

is niet van toepassing<br />

Partnerregeling<br />

is niet van toepassing<br />

* Onder verwerving van een eigen woning wordt niet alleen de aankoop van een eigen woning verstaan,<br />

maar ook een woning die van box 3 naar box 1 verhuist.<br />

** Er kan bij de verkoop van een voorgaande eigen woning een niet benutte EWR zijn blijven staan.<br />

*** De aangegane EWS hoeft niet gelijk te zijn aan de maximale EWS.<br />

nee<br />

nee<br />

Consumptief<br />

Geen EWS<br />

Schuld voor verbouwing/<br />

onderhoud = EWS<br />

De bij stap 3.1 berekende<br />

maximale EWS***<br />

De bij stap 3.1 berekende<br />

maximale EWS***<br />

De bij stap 3.1 berekende<br />

maximale EWS***<br />

Stroomschema Einde samenleving<br />

Wordt een fiscaal partnerschap verbroken?<br />

Was de partnerregeling van toepassing<br />

bij de verwerving van deze eigen woning?<br />

Gaat het om de partner die rekening heeft moeten houden<br />

met de niet benutte EWR van de andere partner?<br />

Is er bij de financiering rekening gehouden met de verlaging<br />

van de maximale EWS door de partnerregeling?<br />

De rente over de aanwezige EWS na toepassing van de<br />

partneregeling is aftrekbaar. Bovendien kan de schuld voor<br />

de overname van het aandeel van de ex-partner in de eigen<br />

woning volledig fiscaal gefacilieerd worden aangegaan.<br />

ja<br />

ja<br />

ja<br />

ja<br />

nee<br />

nee<br />

nee<br />

nee<br />

➔<br />

Menu Zoeken<br />

Dit overzicht is niet relevant.<br />

Dit overzicht is niet relevant.<br />

Sluiten<br />

extra bij volledige schermweergave<br />

Voor deze partner geldt dat als de 3 jaars-termijn niet is<br />

verstreken de niet benutte EWR weer herleeft. Dit kan<br />

gevolgen hebben bij verwerving van (een aandeel in)<br />

of verbouwing van een eigen woning.<br />

Blijft deze partner achter dan neemt de maximale EWS toe<br />

met het bedrag van de EWR waar rekening mee is gehouden<br />

in het kader van de partnerregeling. De schuld voor de overname<br />

van het aandeel van de ex-partner in de eigen woning<br />

kan volledig fiscaal gefacilieerd worden aangegaan.<br />

Vertrekt deze partner dan hoeft alleen rekening gehouden<br />

te worden met de eigen EWR.<br />

15


Stroomschema Aflossingsstand<br />

Dit schema moet doorlopen worden bij vervreemding van een eigen woning met een eigenwoningschuld die onder<br />

het regime vanaf 1 januari 2013 valt (tenminste annuïtaire leningen). Dit schema moet per persoon worden doorgenomen.<br />

Tussentijds huren<br />

Bepaal de oude EWS direct voorafgaande<br />

aan de vervreemding van<br />

de eigen woning<br />

Deze oude EWS vastleggen als<br />

aflossingsstand: bedrag en<br />

resterende looptijd in maanden<br />

Eind van het kalenderjaar een<br />

beschikking aflossingsstand<br />

aanvragen bij inspecteur<br />

Vervreemding eigen woning<br />

Aankoop goedkopere<br />

nieuwe eigen woning<br />

Bepaal de maximale EWS<br />

op grond van het stroomschema<br />

Bijleenregeling<br />

Bepaal welk deel van de oude<br />

EWS doorloopt in de nieuwe EWS<br />

en welk deel van de oude EWS<br />

wordt stopgezet<br />

Deel van de oude EWS dat wordt<br />

stopgezet vastleggen als<br />

aflossingsstand: bedrag en<br />

resterende looptijd in maanden<br />

Eind van het kalenderjaar een<br />

beschikking aflossingsstand<br />

aanvragen bij inspecteur<br />

Oude EWS:<br />

voortzetten<br />

aflossing op<br />

grond van<br />

bedrag en<br />

resterende<br />

looptijd oude<br />

EWS<br />

Aankoop duurdere nieuwe eigen<br />

woning of aankoop eigen woning<br />

na periode van tussentijdse huur<br />

Bepaal de maximale EWS<br />

op grond van het stroomschema<br />

Bijleenregeling<br />

Splitsen nieuwe EWS in:<br />

• deel van de oude EWS dat<br />

doorloopt;<br />

• deel EWS dat herleeft op<br />

grond van de aflossingsstand<br />

(indien van toepassing)<br />

• deel nieuwe EWS<br />

(indien van toepassing)<br />

Herleven<br />

EWS middels<br />

aflossingsstand:<br />

voortzetten<br />

aflossing op<br />

grond van (deel<br />

van) bedrag<br />

en resterende<br />

looptijd zoals<br />

vermeld in<br />

aflossingsstand<br />

De aflossingsstand neemt af met<br />

het bedrag dat herleeft als EWS.<br />

Beschikking aflossingsstand laten<br />

aanpassen. Bij volledige toepassing<br />

vervalt de (beschikking)<br />

aflossingsstand.<br />

Nieuwe EWS:<br />

aflossing<br />

op grond<br />

van nieuwe<br />

30-jaarstermijn<br />

➔<br />

Menu Zoeken<br />

Sluiten<br />

extra bij volledige schermweergave<br />

16 17<br />

Definities<br />

Eigen woning<br />

De eigen woning die de belastingplichtige anders<br />

dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat<br />

Partner in de zin van de partnerregeling<br />

• is, de fiscaal partner<br />

Afkortingen<br />

EWR • eigenwoningreserve<br />

EWS • eigenwoningschuld<br />

VVS • vervreemdingssaldo


3. Kapitaalverzekering- of rekening en overgangsrecht<br />

Kapitaalverzekering- of rekening voor de eigen woning<br />

Vanaf 1 april 2013 is er geen bijzondere fiscale regeling meer voor financiële producten waarmee<br />

vermogen wordt opgebouwd om een eigenwoningschuld mee af te lossen. De in deze producten<br />

opgebouwde waarde moet ieder jaar in box 3 van de inkomstenbelasting worden opgegeven. Voor<br />

op 31 maart 2013 bestaande producten is er overgangsrecht.<br />

Overgangsrecht kapitaalverzekering eigen woning/ spaarrekening eigen woning of<br />

beleggingsrecht eigen woning (KEW/SEW/BEW)<br />

Indien op 31 december 2012 een eigen woning in bezit was en een eigenwoningschuld bestond die<br />

aflossingsvrij is, mag ter grootte van het aflossingsvrije deel van de eigenwoningschuld een nieuwe<br />

KEW, SEW of BEW worden afgesloten. Ook is het mogelijk om een bestaande KEW, SEW of BEW te<br />

verhogen tot het bedrag van de aflossingsvrije eigenwoningschuld. De inleg van op 31 december<br />

2012 bestaande producten zonder gegarandeerd eindbedrag mag echter na deze datum niet<br />

worden verhoogd. In zes situaties blijven de oude regels nog van toepassing als de KEW, SEW of<br />

BEW:<br />

• ongewijzigd wordt voortgezet na 31 december 2012;<br />

• ongewijzigd wordt voortgezet na 1 april 2013 als er op 31 december 2012 al een eigen woning<br />

en aflossingsvrije eigenwoningschuld was en gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om een<br />

nieuwe KEW, SEW of BEW af te sluiten of een bestaand opbouwproduct te verhogen;<br />

• er in 2012 niet meer was, in verband met de verkoop van een eigen woning en er bij aankoop van<br />

een nieuwe eigen woning in 2013 weer is;<br />

• in 2013 wordt afgesloten in verband met een koop- of aanneemovereenkomst die op 31 december<br />

2012 onherroepelijk was;<br />

• wordt voortgezet in een KEW, SEW of BEW bij een andere uitvoerder of in een vergelijkbaar<br />

product bij dezelfde uitvoerder waarbij de oude regels van toepassing blijven; of<br />

• een kapitaalverzekering is die op 31 december 2012 bestaat en vóór 1 april 2013 een KEW wordt.<br />

Op deze bestaande overeenkomsten blijven de oude regels van toepassing mits:<br />

• Het gegarandeerde kapitaal van het product na 31 december 2012 (of 31 maart 2013) niet is<br />

verhoogd en de looptijd niet is verlengd.<br />

• De premie of de inleg niet is verhoogd als het product geen gegarandeerd kapitaal heeft en de<br />

looptijd niet is verlengd.<br />

Oude regels KEW, SEW en BEW<br />

Voor de uitkering uit een KEW/SEW/BEW (box 1) kunnen de volgende vrijstellingen van toepassing zijn:<br />

• Bij 15 tot 20 jaar premiebetaling: maximaal € 35.700<br />

• Bij 20 jaar of meer premiebetaling: maximaal € 157.000<br />

18<br />

➔<br />

Menu Zoeken<br />

Sluiten<br />

extra bij volledige schermweergave<br />

De te benutten vrijstelling kan nooit meer bedragen dan de uiterlijk na 30 jaar met de eenmalige kapitaalsuitkering<br />

af te lossen eigenwoningschuld. Bovendien geldt de vrijstelling eenmaal per leven, is persoonsgebonden<br />

en mag de hoogste premie per verzekeringsjaar niet meer bedragen dan tien maal de laagste.<br />

De kapitaalvrijstelling is ook van toepassing op de uitkeringen bij overlijden. Hierbij mag de (restant)<br />

vrijstelling van de overleden partner worden gebruikt tot maximaal de uitkering ten gevolge van het<br />

overlijden van die partner.<br />

Bij de SEW wordt de deblokkering bij overlijden toegerekend aan de overleden partner. De vrijstelling is van<br />

toepassing tot maximaal het tegoed op de SEW van de overleden partner. Bij een SEW is het ook mogelijk<br />

het SEW-tegoed van de overleden partner door te schuiven aan de langstlevende partner. De toekomstige<br />

vrijstelling van de langstlevende partner wordt dan verhoogd met de niet benutte vrijstelling van de<br />

overleden partner. Dit is maximaal het SEW-tegoed ten tijde van het overlijden.<br />

Uitzonderingen op de 15- en 20 jaarseis<br />

In een aantal situaties hoeft niet aan de eis van 15- of 20 jaar premiebetaling te worden voldaan:<br />

1 bij verhuizing naar een huurwoning;<br />

of, mits aan de overige fiscale voorwaarden is voldaan, zoveel mogelijk op de eigenwoningschuld wordt<br />

afgelost en het om één van de volgende situaties gaat:<br />

2 echtscheiding of beëindiging van fiscaal partnerschap;<br />

3 als de verkoopprijs van de vorige woning onvoldoende is om de eigenwoningschuld af te lossen; of<br />

4 als gebruik wordt gemaakt van een vorm van schuldhulpverlening.<br />

De belastingplichtige moet aan de bank of verzekeraar aannemelijk maken dat hij zich in één van de bij 2 tot<br />

en met 4 genoemde situaties bevindt.<br />

Imputatie<br />

De uitkering uit een kapitaalverzekering is onder voorwaarden vrijgesteld. Als er gebruik wordt gemaakt van<br />

een life-timevrijstelling komt de vrijgestelde uitkering in mindering op de in de toekomst nog te benutten<br />

life-timevrijstelling en de bezittingvrijstelling. Wordt gebruik gemaakt van een ongelimiteerde vrijstelling<br />

(pré BHW) dan heeft dit geen invloed op de in de toekomst te benutten life-timevrijstellingen en de<br />

bezittingvrijstelling.<br />

Uitkering uit:<br />

KEW-vrijstelling<br />

Pré BHW-vrijstelling<br />

BHW-vrijstelling<br />

Bezittingvrijstelling<br />

KEW Pré BHW BHW<br />

= vrijgestelde uitkering vermindert vrijstelling niet<br />

= vrijgestelde uitkering komt in mindering op (resterende) vrijstelling<br />

19


Kapitaalverzekeringen afgesloten vóór 1 januari 2001 4. Lijfrente<br />

20<br />

Bestaat de verzekering op 31 december 2000?<br />

• pré-BHW verzekering overgangsregime van<br />

toepassing of<br />

• duur verzekering en premiebetaling<br />

minimaal 15 jaar en premie binnen 10:1<br />

• vanaf aanvang premie betaald binnen 10:1<br />

Verzocht om aanwijzing als<br />

kapitaalverzekering eigen woning (KEW)?<br />

Indien de uitkering hoger is dan de vrijstelling<br />

moet over het rentebestanddeel afgerekend<br />

worden. Belastbaar rentebestanddeel:<br />

((uitkering-vrijstelling)/uitkering) x (uitkeringbetaalde<br />

premies)<br />

Zie ook:<br />

‘Overgangsrecht kapitaalverzekering eigen<br />

woning/ spaarrekening eigen woning of beleggingsrekening<br />

eigen woning (KEW/SEW/BEW)’<br />

ja<br />

ja<br />

ja<br />

nee<br />

nee<br />

Regime Wet IB 2001 van toepassing.<br />

Eventueel overgangsrecht KEW, SEW,<br />

BEW (zie hiervoor).<br />

Het rentebestanddeel (uitkering minus<br />

premies) is volledig belast op expiratiedatum<br />

in box 1.<br />

Tijdens de looptijd belast in box 3<br />

• Verzekering bestond op 14 september<br />

1999 en is op of na die datum niet<br />

verhoogd of verlengd. Voor zover de<br />

waarde meer bedraagt dan f 123.428<br />

wordt deze waarde jaarlijks belast*.<br />

• Verzekering is na 14 september 1999<br />

tot stand gekomen en/of verhoogd of<br />

verlengd. Volledige waarde jaarlijks<br />

belast.<br />

Op expiratiedatum belast in box 1<br />

Rentebestanddeel is belast in box 1,<br />

onder voorwaarden recht op<br />

uitkeringsvrijstelling:<br />

- pré BHW: ongelimiteerd<br />

- BHW: f 123.428<br />

* Bij een voortzetting - conversiestorting - is het van belang dat het verzekerd kapitaal niet wordt verhoogd en de duur niet wordt<br />

verlengd. Bij de omzetting van een verzekering met een vast verzekerd kapitaal op einddatum in een beleggingsverzekering<br />

houdt de eerste eis in dat de in totaal overeengekomen en betaalde premies op jaarbasis - dus de premiedelen voor uitkering<br />

bij in leven zijn en bij overlijden tezamen - ná omzetting niet worden verhoogd. In uitzonderlijke situaties, zoals het wijzigen<br />

van het verzekerd lijf of het overeenkomen van een ongebruikelijk overlijdensrisicodekking, moet een prognoseberekening<br />

worden gemaakt.<br />

nee<br />

➔<br />

Menu Zoeken<br />

Sluiten<br />

extra bij volledige schermweergave<br />

Uitgaven voor inkomensvoorziening<br />

Jaarruimte<br />

Als de belastingplichtige de inleg voor een lijfrente in aftrek wil brengen zal hij veelal gebruik moeten maken<br />

van de jaarruimte. Deze jaarruimte kan voor de laatste keer worden gebruikt in het jaar waarin de belastingplichtige<br />

de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. Voor buitenlandse belastingplichtigen bestaat geen recht op<br />

aftrek van de inleg, tenzij zij hebben gekozen voor de behandeling als binnenlands belastingplichtigen.<br />

De jaarruimte kan met behulp van de volgende formule worden bepaald:<br />

Jaarruimte = (17% x PG) -/- 7,5 * A -/- F -/- BS<br />

Waarbij:<br />

PG = premiegrondslag is de inkomensgrondslag<br />

verminderd met een franchise van f 11.829.<br />

De inkomensgrondslag is de som van de in<br />

het voorafgaande kalenderjaar genoten winst<br />

uit onderneming, belastbare loon, belastbare<br />

resultaat uit overige werkzaamheden en belastbare<br />

periodieke uitkeringen en verstrekkingen.<br />

De premiegrondslag bedraagt maximaal<br />

f 162.457. De inkomensgrondslag bedraagt<br />

dus maximaal f 174.286.<br />

A = het bedrag van de aangroei van het pensioen<br />

in het voorafgaande jaar door toename van de<br />

diensttijd (zogenaamde factor A).<br />

F = de toename van de oudedagsreserve in het<br />

voorafgaande kalenderjaar.<br />

BS = het bedrag aan spaarloon dat in het voorafgaande<br />

jaar wordt gedeblokkeerd voor<br />

vrijwillige premiebetaling voor een individuele<br />

module van een pensioenregeling.<br />

De jaarruimte bedraagt maximaal f 27.618.<br />

Lijfrentefranchise<br />

De franchise is dat gedeelte<br />

van het inkomen waarover<br />

geen lijfrente kan worden<br />

opgebouwd omdat de<br />

AOW-uitkering hierin later<br />

voorziet. Deze franchise is<br />

door de wetgever gesteld<br />

op f 11.829. Het bedrag<br />

van de lijfrentefranchise is<br />

niet gelijk aan het minimale<br />

franchisebedrag dat bij een<br />

pensioenregeling moet<br />

worden gebruikt.<br />

21


Inhaal jaarruimte (reserveringsruimte)<br />

De belastingplichtige die de aftrekruimte uit de jaarruimte van de zeven voorafgaande jaren niet (geheel)<br />

heeft gebruikt, kan gebruik maken van de reserveringsruimte. Hiervoor moet hij bij zijn aangifte inkomstenbelasting<br />

een verzoek indienen. De verzekeringnemer kan het laagste van de volgende drie bedragen als<br />

reserveringsruimte benutten:<br />

Jaar van<br />

aftrek<br />

22<br />

Inkomensgegevens<br />

1. Het niet gebruikte deel van de<br />

jaarruimte van de afgelopen<br />

zeven jaar;<br />

2. f 6.989<br />

(een leeftijd die maximaal<br />

tien jaar jonger is dan de AOWgerechtigde<br />

leeftijd en ouder:<br />

f 13.802);<br />

3. 17% van de premiegrondslag.<br />

Factor A Franchise Maximale<br />

inkomensgrondslag<br />

Maximale<br />

jaarruimte<br />

Maximale reserveringsruimte<br />

Tot 55 jaar Vanaf 55 jaar<br />

2006 2005 2005 € 10.816 € 159.395 € 25.258 € 6.389 € 12.621<br />

2007 2006 2006 € 10.990 € 161.947 € 25.663 € 6.492 € 12.823<br />

2008 2007 2007 € 11.155 € 115.961 € 17.817 € 6.590 € 13.016<br />

2009 2008 2008 € 11.345 € 167.172 € 26.491 € 6.703 € 13.238<br />

2010 2009 2009 € 11.561 € 170.349 € 26.994 € 6.831 € 13.490<br />

2011 2010 2010 € 11.631 € 171.372 € 27.156 € 6.872 € 13.571<br />

2012 2011 2011 € 11.829 € 174.286 € 27.618 € 6.989 € 13.802<br />

2013 2012 2012 € 11.829 € 174.286 € 27.618 € 6.989 € 13.802<br />

Terugwentelingstermijn<br />

Inleg van de jaarruimte en de inhaalruimte dienen voor aftrek in het jaar 2013 uiterlijk op 31 december 2013 betaald<br />

te zijn. Inleg betaald na 31 december 2013 kan niet worden teruggewenteld voor aftrek in het jaar 2013.<br />

Minimale jaarruimte<br />

In de onderstaande tabel staan de minimale jaarruimtes voor het jaar 2013 bij verschillende salarissen,<br />

opbouwpercentages en een pensioenleeftijd van 65 jaar (volgens de pensioenregeling). Daarbij is<br />

uitgegaan van een minimale franchise in de pensioenregeling (2013: f 13.227).<br />

➔<br />

Menu Zoeken<br />

Sluiten<br />

extra bij volledige schermweergave<br />

Pensioenleeftijd 65 jaar<br />

Opbouw per dienstjaar<br />

Inkomen 2,25% 2% 1,75%<br />

€ 20.000 218 348 478<br />

€ 25.000 225 448 672<br />

€ 30.000 231 548 866<br />

€ 35.000 237 648 1.060<br />

€ 40.000 243 748 1.253<br />

€ 45.000 250 848 1.447<br />

€ 50.000 256 948 1.641<br />

€ 55.000 262 1.048 1.835<br />

€ 60.000 268 1.148 2.028<br />

€ 65.000 275 1.248 2.222<br />

€ 70.000 281 1.348 2.416<br />

€ 75.000 287 1.448 2.610<br />

Lijfrentevoorzieningen en ondernemers<br />

Oudedagsreserve voor zelfstandigen<br />

Dotatie: 12% van de fiscale winst, doch maximaal f 9.542. Deze toevoeging wordt verminderd met de<br />

ten laste van de winst gekomen pensioenpremie. Voorts mag de reserve door de dotatie niet boven het<br />

ondernemingsvermogen uitkomen.<br />

Staking onderneming<br />

Stakingsaftrek bedraagt per ondernemer f 3.630.<br />

23


Omzetting stakingswinst in lijfrente<br />

De extra ruimte aan lijfrentepremieaftrek bij ondernemers die (een gedeelte van)<br />

hun onderneming staken bedraagt maximaal:<br />

24<br />

Bij:<br />

• overdrachten van ondernemers maximaal vijf jaar jonger<br />

dan de AOW gerechtigde leeftijd<br />

• óf overdrachten door invalide ondernemers<br />

• óf het staken van de onderneming door overlijden<br />

• overdrachten door ondernemers die 15 tot vijf jaar jonger<br />

zijn dan de AOW gerechtigde leeftijd<br />

• óf overdrachten door ondernemers indien de lijfrente-<br />

uitkeringen direct ingaan<br />

f 443.059<br />

f 221.537<br />

In overige gevallen f 110.774<br />

Ondernemers kunnen verzoeken om in het jaar dat zij (een deel van) hun onderneming staken bij de berekening<br />

van de jaarruimte uit te gaan van de gegevens van het kalenderjaar zelf. In het opvolgende kalenderjaar,<br />

waarin weer uitgegaan moet worden van de gegevens van het voorafgaande kalenderjaar, mag de<br />

stakings winst dan niet nogmaals bij de berekening van de (inhaal)jaarruimte voor de aftrek van de lijfrenteinleg<br />

in aanmerking worden genomen.<br />

Terugwenteling lijfrente-inleg<br />

Als door een ondernemer bij staking verzocht is om bij de (inhaal)jaarruimteberekening uit te gaan van de<br />

gegevens van het jaar zelf dient de inleg voor aftrek in de aangifte over het jaar 2013 uiterlijk op 30 juni 2014 te zijn<br />

betaald. Inleg ter zake van een omzetting van de oudedagsreserve of stakingswinst dienen ook voor aftrek in<br />

de aangifte over het jaar 2013 uiterlijk op 30 juni 2014 betaald te zijn.<br />

Premie arbeidsongeschiktheidsverzekering en lijfrente voor een invalide kind<br />

Premies voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering en premies ten behoeve van levenslange lijfrenten<br />

voor meerderjarige invalide (klein)kinderen zijn niet gebonden aan een maximaal aftrekbedrag.<br />

Belastbare periodieke uitkering<br />

De beperkte saldomethode<br />

Voor lijfrenteverzekeringen waarvoor aftrek mogelijk is, geldt dat de verzekering in box 1 wordt belast. De<br />

uitkeringen uit de lijfrente zijn belastbare periodieke uitkeringen. Als (een deel van) de premie (of inleg) niet<br />

in aftrek is gebracht, mag voor dat deel van de premie de saldomethode worden toegepast. Dat betekent dat<br />

in box 1 geen belasting verschuldigd is tot een bedrag ter grootte van de aantoonbaar niet in aftrek gebrachte<br />

premie. De niet-aftrekbare premie die na 1 januari 2010 is betaald en meer is dan f 2.269 per belastingplichtige<br />

per jaar, blijft echter buiten beschouwing. Voor dat deel van de premie is dus geen aftrek mogelijk en kan<br />

de saldomethode niet worden toegepast.<br />

➔<br />

Menu Zoeken<br />

Sluiten<br />

extra bij volledige schermweergave<br />

Overgangsregeling saldomethode<br />

Voor lijfrenteverzekeringen die vóór 14 september 1999 zijn afgesloten geldt de grens van f 2.269 per verzekering,<br />

mits de premie na deze datum niet is verhoogd (saldomethode 2001). Het verschil tussen vóór en na 14<br />

september 1999 afgesloten lijfrenteverzekeringen is dus dat de beperkte saldomethode geldt per belastingplichtige<br />

of per verzekering.<br />

Indien belastingplichtigen in de periode 2001 tot en met 2009 lijfrente-inleg hebben betaald en deze inleg niet<br />

(geheel) hebben afgetrokken, dan geldt voor deze niet afgetrokken inleg een onbeperkte saldomethode. Dan<br />

geldt de limiet van f 2.269 per jaar dus niet. De onbeperkte saldomethode is ook van toepassing op lijfrenten<br />

die vóór 1 januari 2001 zijn afgesloten.<br />

Schending van lijfrentevoorwaarden<br />

Om een lijfrenteverzekering voor premieaftrek in aanmerking te laten komen mag de verzekering niet worden<br />

vervreemd, afgekocht of tot voorwerp van zekerheid dienen. Daarnaast dient het lijfrentekapitaal gebruikt te<br />

worden voor aankoop van een toegestane lijfrentevorm. Wordt niet aan deze voorwaarden voldaan, dan leidt<br />

dit in het algemeen tot heffing en revisierente.<br />

Afkoop lijfrente<br />

Afkoop of opname van een lijfrente is niet toegestaan. Opname ineens leidt tot terugname van de aftrek en<br />

revisierente. Op de regel dat een lijfrenteverzekering niet mag worden afgekocht, bestaat een uitzondering. Een<br />

zogenaamde ‘kleine lijfrente’ mag afkocht worden zonder dat dit leidt tot revisierente. Op de uitkering ineens is<br />

alleen inkomstenbelasting verschuldigd. Een lijfrente is een ‘kleine lijfrente’ als:<br />

- er nog geen termijnen zijn uitgekeerd; en<br />

- het totale lijfrentekapitaal bij de zelfde uitvoerder niet groter is dan f 4.242.<br />

Bij afkoop van een lijfrenteverzekering mag de saldomethode worden toegepast als (een deel van) de premie<br />

aantoonbaar niet in aftrek is gebracht. De saldomethode is ook van toepassing als een lijfrente niet voldoet aan<br />

de voorwaarden om een ‘kleine lijfrente’ te zijn.<br />

Saldomethode bij reguliere uitkering en afkoop<br />

De beperkte en de onbeperkte saldomethode geldt alleen als het opgebouwde lijfrentekapitaal wordt<br />

omgezet in reguliere lijfrentetermijnen of wordt afgekocht. Bij het niet voldoen aan de voorwaarden is<br />

de saldomethode niet van toepassing.<br />

Overgangsregeling saldolijfrente<br />

We spreken van een saldolijfrente als de verzekering vóór 1 januari 2001 is afgesloten en de verzekering bij het<br />

afsluiten al niet voldeed aan de voorwaarden voor aftrek van de premie. Saldolijfrenteverzekeringen die<br />

bestonden op 14 september 1999 en waarvan nadien de premies niet zijn verhoogd, komen in aanmerking voor<br />

de saldomethode uit het overgangsrecht in verband met de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001.<br />

Deze saldomethode is van toepassing tot een bedrag aan niet aftrekbare premies van f 2.269 per kalenderjaar<br />

per verzekering in box 1. De toekomstige uitkeringen zijn pas belast als deze de premies - die onder het<br />

saldodeel vallen - overtreffen.<br />

25


Uitsluitend voor zogenaamde saldolijfrente-verzekeringen die zijn afgesloten voor 14 september 1999,<br />

waarvoor hierna nog premie is betaald en in 2001 is gekozen voor de saldomethode, kan een deel van de<br />

aanspraak gedurende de looptijd onderdeel uitmaken van de rendementsgrondslag voor box 3. De waarde<br />

van de aanspraak die wordt opgebouwd uit een eventueel hoger premiebedrag dan f 2.269, maakt dan<br />

onderdeel uit van de rendements grondslag voor box 3. Deze saldomethode eindigt per 31 december 2020.<br />

Lijfrentevormen<br />

26<br />

Overbruggingslijfrente<br />

• tot pensioen óf 65 jr<br />

• maximaal f 63.288<br />

• ingang vrij<br />

Afgeschaft per 1/1/2006<br />

Oudedagslijfrente<br />

• levenslang<br />

• géén maximum<br />

• ingang vrij maar uiterlijk AOW + 5 jr*<br />

Tijdelijke oudedagslijfrente<br />

• minimaal 5 jr<br />

• maximaal f 20.953<br />

• ingang tussen 65 en<br />

70 jaar*<br />

vrij 65 jaar 70 jaar<br />

Nabestaandenlijfrente<br />

• levenslang óf tijdelijk<br />

• géén maximum<br />

• ingang direct ná overlijden,<br />

tenzij Anw-uitkering<br />

* De AOW + vijfjaarsgrens en de 70-jaarsgrens gelden niet als in de BHW-verzekering vóór 1 januari 2001 al een latere ingangsdatum<br />

dan 70 jaar was opgenomen. Vanaf 1 januari 2014 kan de tijdelijke oudedagslijfrente niet eerder ingaan dan in het jaar waarin de AOWgerechtigde<br />

leeftijd wordt bereikt en niet later dan in het jaar dat vijf jaar ligt na het jaar waarin de AOW-leeftijd wordt bereikt.<br />

Overbruggingslijfrente (afgeschaft per 1 januari 2006)<br />

De opgebouwde rechten per 31 december 2005 kunnen worden benut voor een overbruggingslijfrente.<br />

Hierbij gelden de volgende regels:<br />

• vanaf 2006 zijn geen premies meer betaald:<br />

het volledige expiratiekapitaal kan worden benut voor een overbruggingslijfrente;<br />

• vanaf 2006 zijn nog premies betaald:<br />

de waarde per 31 december 2005 kan worden benut voor een overbruggingslijfrente.<br />

Zijn de tot en met maart 2006 betaalde premies volledig teruggewenteld naar het belastingjaar 2005<br />

dan geldt het volgende:<br />

• vanaf april 2006 zijn geen premies meer betaald:<br />

het volledige expiratiekapitaal kan worden benut voor een overbruggingslijfrente;<br />

• vanaf april 2006 zijn nog premies betaald:<br />

de waarde per 31 december 2005 verhoogd met de naar belastingjaar 2005 teruggewentelde premies,<br />

kan worden benut voor een overbruggingslijfrente.<br />

➔<br />

Menu Zoeken<br />

Sluiten<br />

extra bij volledige schermweergave<br />

Als het kapitaal voor een overbruggingslijfrente wordt overgedragen naar een bancaire lijfrenterekening, komt<br />

het recht op een overbruggingslijfrente te vervallen. Dit recht herleeft op het moment dat het kapitaal weer<br />

wordt overgedragen naar een verzekeraar. Het is dus mogelijk om het opgebouwd lijfrentekapitaal voor een<br />

overbruggingslijfrente tijdelijk over te hevelen naar de bank zonder het uiteindelijke recht op overbrugging te<br />

verliezen. Dit vereist wel een zorgvuldige vastlegging van het deel van het kapitaal dat in aanmerking komt voor<br />

een overbruggingslijfrente.<br />

Expiratie lijfrente<br />

In onderstaande schema’s zijn de mogelijkheden voor een lijfrenteverzekering per fiscaal regime aangegeven.<br />

Tevens is per fiscaal regime weergegeven aan welke eisen een lijfrenteverzekering moet voldoen.<br />

Let op!<br />

Na de expiratiedatum heeft de begunstigde tot 31 december van het kalenderjaar<br />

volgend op het kalenderjaar waarin de expiratiedatum ligt om de uitkering te<br />

gebruiken voor een nieuwe lijfrenteverzekering. Als de verzekering tot uitkering<br />

komt omdat de verzekerde is overleden, heeft de begunstigde tot 31 december<br />

van het tweede kalenderjaar na de expiratie om een nieuwe lijfrenteverzekering<br />

af te sluiten. Doet de begunstigde dat niet? Dan wordt de verzekering geacht tot<br />

uitkering te zijn gekomen op het moment dat deze termijnen zijn verstreken. Voor<br />

een bancaire lijfrente geldt dat het tegoed op een lijfrenterekening uiterlijk in een<br />

uitkerende lijfrente moet zijn omgezet in het jaar waarin de rekeninghouder de<br />

leeftijd van 71 jaar bereikt.<br />

Expirerend Lijfrentekapitaal<br />

In onderstaande schema’s zijn de mogelijkheden voor een lijfrenteverzekering per fiscaal regime aangegeven.<br />

Tevens is per fiscaal regime weergegeven aan welke eisen een lijfrenteverzekering moet voldoen.<br />

Schema expirerend lijfrentekapitaal<br />

Kapitaalbron Lijfrentemogelijkheden<br />

Uitkering ineens Schenken Periodiek uitkeren Later uitkeren<br />

Lijfrente pre-BHW-regime Ja Ja Ja Ja<br />

Lijfrente BHW-regime Nee Nee Ja Ja<br />

Lijfrente IB 2001-regime Nee Nee Ja Ja<br />

27


Lijfrente<br />

pre-BHW-regime<br />

Lijfrente<br />

BHW-regime<br />

Lijfrente<br />

IB 2001- regime<br />

28<br />

Lijfrentevorm Ingangsdatum Looptijd Maximale uitkering<br />

Vrij te kiezen Vrij te kiezen Afhankelijk van<br />

leeftijd<br />

Oudedagslijfrente Vrij te kiezen als<br />

overeengekomen<br />

vóór 1 januari 2001<br />

Tijdelijke<br />

oudedagslijfrente<br />

Overbruggingslijfrente*<br />

Nabestaandenlijfrente<br />

Niet eerder dan in<br />

het jaar waarin de<br />

leeftijd van 65 jaar<br />

wordt bereikt en niet<br />

later dan in het jaar<br />

waarin de leeftijd van<br />

70 jaar wordt bereikt<br />

Onbeperkt<br />

Levenslang Onbeperkt<br />

Vrij te kiezen Einddatum 65 jaar<br />

of pensioendatum<br />

Direct na overlijden<br />

verzekerde, tenzij<br />

Anw-uitkering<br />

Oudedagslijfrente Uiterlijk het jaar dat<br />

vijf jaar na het jaar<br />

van bereiken van de<br />

AOW gerechtigde<br />

leeftijd ligt***<br />

Tijdelijke<br />

oudedagslijfrente<br />

Overbruggingslijfrente*<br />

Nabestaandenlijfrente<br />

Niet eerder dan in<br />

het jaar waarin de<br />

leeftijd van 65 jaar<br />

wordt bereikt en niet<br />

later dan in het jaar<br />

waarin de leeftijd<br />

van 70 jaar wordt<br />

bereikt***<br />

Minimaal 5 jaar € 20.953 per jaar<br />

Levenslang of<br />

tijdelijk**<br />

€ 63.288 per jaar<br />

Onbeperkt<br />

Levenslang Onbeperkt<br />

Minimaal 5 jaar € 20.953 per jaar<br />

Vrij te kiezen In het jaar van 65 jaar<br />

worden of het jaar<br />

waarin de pensioendatum<br />

ligt<br />

Direct na overlijden<br />

verzekerde, tenzij<br />

Anw-uitkering<br />

Levenslang of<br />

tijdelijk**<br />

* Vanaf 1 januari 2006 is het niet meer mogelijk de premies voor een overbruggingslijfrente af te trekken.<br />

** Afhankelijk van de bloed- of aanverwantschap van de gerechtigde met de overledene.<br />

*** Door de redelijke termijn kunnen de uitkeringen ingaan in het jaar van 71 jaar worden.<br />

€ 63.288 per jaar<br />

Onbeperkt<br />

➔<br />

Menu Zoeken<br />

Sluiten<br />

extra bij volledige schermweergave<br />

Bancaire lijfrente<br />

Met ingang van 2008 is het ook mogelijk geworden om een lijfrentetegoed op te bouwen via een bank rekening of<br />

met beleggingen. Ook kan het opgebouwde lijfrentetegoed worden uitgekeerd via een bankrekening.<br />

Hieronder is een overzicht opgenomen van de mogelijkheden van de bancaire uitkeringsvormen:<br />

Bancaire lijfrente<br />

Lijfrentevorm Ingangsdatum Looptijd Maximale uitkering<br />

Oudedagslijfrente Uiterlijk het jaar dat<br />

vijf jaar na het jaar van<br />

bereiken van de AOW<br />

gerechtigde leeftijd ligt**<br />

Tijdelijke<br />

oudedagslijfrente<br />

Niet eerder dan in het jaar<br />

waarin de leeftijd van 65 jaar<br />

wordt bereikt en niet later<br />

dan in het jaar waarin de<br />

leeftijd van 70 jaar wordt<br />

bereikt**<br />

Nabestaanden lijfrente Direct na overlijden, tenzij<br />

Anw-uitkering<br />

Ten minste 20 jaar + 65 jaar<br />

-/- leeftijd bij ingang<br />

* Afhankelijk van de bloed- of aanverwantschap van de gerechtigde met de overledene.<br />

** Door de redelijke termijn kunnen de uitkeringen ingaan in het jaar van 71 jaar worden.<br />

Onbeperkt<br />

Minimaal 5 jaar € 20.953 per jaar<br />

Ten minste 5 of 20 jaar* Onbeperkt<br />

29


De bancaire lijfrente en de lijfrenteverzekering verschillen van elkaar. In onderstaand schema zijn de verschillende<br />

kenmerken tussen de bancaire lijfrente en de lijfrenteverzekering op een rij gezet.<br />

30<br />

Verschil Bancaire lijfrente Lijfrenteverzekering<br />

Uitvoerder Bank Verzekeraar<br />

Product Rekening Levensverzekering<br />

Uitkeringsvorm Bancaire termijnen Lijfrentetermijnen<br />

Hoogte uitkering afhankelijk van Rente+storting Rente+storting+sterftekans+kosten<br />

Aanvang vóór 65 jaar 20 jaar + het aantal jaren dat de<br />

rekeninghouder jonger is dan 65 jaar<br />

op de ingangsdatum<br />

Aanvang tussen 65 - 70 jaar Tenminste 5 jaar (< € 20.953)<br />

of 20 jaar<br />

Uitkering bij overlijden in opbouwfase<br />

Uitkering bij overlijden in<br />

afbouwfase<br />

Tenminste 5 jaar, tot 30 jaar of<br />

20 jaar<br />

Termijnen gaan over op<br />

erfgenamen<br />

Tegoed bij overlijden In nalatenschap; vrijgesteld<br />

voor erfbelasting<br />

Omzetting FOR /<br />

stakingswinst in een lijfrente<br />

Levenslang<br />

Tenminste 5 jaar (< € 20.953)<br />

of levenslang<br />

Tijdelijke rente (1% criterium)<br />

of levenslang<br />

Termijnen stoppen bij<br />

overlijden verzekerde<br />

Niet in nalatenschap, maar<br />

voor begunstigde; vrijgesteld<br />

voor erfbelasting<br />

Niet mogelijk bij een eigen BV Wel mogelijk bij een eigen BV<br />

5. Gouden handdruk<br />

Stamrechtverzekering<br />

Het verzekerde stamrecht moet voldoen aan de volgende<br />

voorwaarden:<br />

• de periodieke uitkeringen komen alleen toe aan de<br />

ex-werknemer. Bij zijn overlijden mogen de uitkeringen<br />

toekomen aan de (gewezen) partner of aan zijn kinderen<br />

jonger dan 30 jaar;<br />

• de periodieke uitkeringen gaan uiterlijk in op<br />

31 december van het jaar waarin de ex-werknemer de<br />

voor hem geldende AOW-ingangsdatum heeft bereikt;<br />

• de periodieke uitkeringen omvatten meerdere<br />

uitkeringen;<br />

• gedurende de looptijd van de periodieke uitkeringen<br />

moet de kans op overlijden van de ex-werknemer<br />

tenminste 1% bedragen;<br />

• de uitvoerder van het stamrecht moet een toegestane<br />

verzekeraar zijn.<br />

➔<br />

Menu Zoeken<br />

Sluiten<br />

extra bij volledige schermweergave<br />

Een werknemer kan bij ontslag een schadeloosstelling krijgen. De werkgever kan deze ‘gouden handdruk’ als<br />

bedrag ineens aan de ex-werknemer uitkeren. In dat geval is het bedrag bij de ex-werknemer belast als loon.<br />

Hoe hoger het uitgekeerde bedrag is, hoe meer belasting moet worden betaald. De werkgever is verplicht de<br />

loonheffing op het uitgekeerde bedrag in te houden en af te dragen. De maximale loonheffing bedraagt 52%.<br />

Het is te voorkomen dat de schadeloosstelling als bedrag ineens wordt belast. Dat kan als de gouden<br />

handdruk wordt afgestort voor een stamrecht. Een stamrecht is een aanspraak op periodieke uitkeringen<br />

die dienen ter vervanging van gederfd of te derven loon. Niet de gouden handdruk zelf, maar de periodieke<br />

uitkeringen zijn te zijner tijd belast. Omdat de periodieke uitkeringen worden belast, is sprake van<br />

belastinguitstel. In sommige gevallen kan sprake zijn van belastingvoordeel. Dit kan bijvoorbeeld het geval<br />

zijn als de periodieke uitkeringen ná de AOW-gerechtigde leeftijd worden uitgekeerd.<br />

Een gouden handdruk voor een stamrecht moet door de werkgever rechtstreeks aan een toegestane<br />

uitvoerder worden betaald. Toegestane uitvoerders zijn onder andere verzekeraars en banken. Maar ook het<br />

afstorten bij een pensioenfonds of stamrecht-BV is onder voorwaarden mogelijk. Hierop gaan we niet verder in.<br />

Een bank of verzekeraar is verplicht de loonheffing op de periodieke uitkeringen in te houden en af te<br />

dragen. Wij noemen de belangrijkste kenmerken van de stamrechtverzekering (verzekeraar) en het bancaire<br />

stamrecht (bank).<br />

Mogelijkheden onderbrenging stamrecht:<br />

• afstorten bij een verzekeringsmaatschappij;<br />

• afstorten bij een bank of beleggingsinstelling;<br />

• onderbrengen bij de ex-werkgever;<br />

• oprichten van een stamrecht-BV.<br />

Bancair stamrecht<br />

Sinds 1 januari 2010 kan een gouden handdruk bij een bank of beleggingsinstelling in een stamrecht worden<br />

afgestort. Het grootste verschil met een stamrechtverzekering is dat bij een bancair stamrecht bij overlijden van<br />

de ex-werknemer het tegoed toekomt aan de erfgenamen. Daarnaast is een 1% sterftekans tijdens de looptijd<br />

van de periodieke uitkeringen niet van belang. In plaats hiervan geldt voor de minimale uitkeringsduur van de<br />

periodieke uitkeringen een tabel (zie hierna).<br />

31


Als de eerste uitkering op of na 1 januari 2013 nog moet plaatsvinden geldt het volgende:<br />

Als de gerechtigde de leeftijd heeft<br />

bereikt van:<br />

32<br />

Maar nog niet de leeftijd heeft<br />

bereikt van:<br />

- 25 18*<br />

25 30 15*<br />

30 35 12<br />

35 40 9<br />

40 45 6<br />

45 50 4<br />

50 55 3<br />

55 60 2<br />

60 - 1<br />

Bedraagt de minimale periode<br />

tussen de eerste en de laatste uitkering<br />

het in deze kolom vermelde<br />

aantal jaren<br />

* Als het saldo van de stamrechtrekening na overlijden van de ex-werknemer in de opbouwfase naar zijn kinderen gaat en zijn kinderen<br />

zijn op dat moment jonger dan 30 jaar, dan bedraagt het aantal jaren tussen de eerste en de laatste uitkering nooit meer dan het aantal<br />

jaren dat het kind jonger is dan 30 jaar.<br />

Direct ingaande of uitgestelde uitkeringen<br />

De periodieke uitkeringen uit een stamrecht kunnen voor de ex-werknemer direct na het ontslag ingaan.<br />

Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn als de ex-werknemer geen nieuwe baan heeft. De periodieke uitkeringen<br />

mogen fiscaal in hoogte variëren binnen een bandbreedte van 10:1. Hierdoor is het bijvoorbeeld mogelijk<br />

om rekening te houden met de hoogte en duur van een WW-uitkering. De mate van variëring moet vaststaan<br />

vóórdat de eerste periodieke uitkering wordt betaald.<br />

De ingang van de periodieke termijnen kan ook worden uitgesteld. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn als<br />

de ex-werknemer direct een nieuwe baan gevonden heeft. Uitstel is mogelijk tot uiterlijk 31 december van<br />

het jaar waarin de ex-werknemer de voor hem geldende AOW-ingangsdatum heeft bereikt. De periode van<br />

uitstel van de periodieke termijnen wordt de opbouwfase genoemd. Als de opbouwfase is afgelopen, begint<br />

de uitkeringsfase. In de uitkeringsfase worden de periodieke uitkeringen uitbetaald. De opbouwfase is<br />

afgelopen als de overeengekomen einddatum is bereikt en de ex-werknemer op dat moment in leven is.<br />

De opbouwfase is ook afgelopen op het moment dat de ex-werknemer overlijdt.<br />

➔<br />

Menu Zoeken<br />

Sluiten<br />

extra bij volledige schermweergave<br />

Overlijden van de ex-werknemer<br />

Stamrechtverzekering<br />

Als de ex-werknemer in de opbouwfase overlijdt, dan moeten de in de polis genoemde begunstigden voor<br />

het verzekerd kapitaal direct ingaande periodieke uitkeringen aankopen. Alleen de partner of kinderen<br />

jonger dan 30 jaar kunnen begunstigden zijn. Voor kinderen jonger dan 30 jaar geldt de 1% sterftekans<br />

niet. De periodieke uitkeringen stoppen voor hen bij 30 jaar. Zijn er geen partner of kinderen jonger dan<br />

30 jaar, dan komt de uitkering bij overlijden toe aan de werkgever of de verzekeraar. Dat hangt van de<br />

verzekeringsvoorwaarden af.<br />

Als de ex-werknemer in de uitkeringsfase overlijdt, dan kan tevoren zijn bepaald dat de periodieke<br />

uitkeringen overgaan op de partner of kinderen jonger dan 30 jaar. Ontbreken deze, dan stoppen de<br />

uitkeringen en vervallen aan de verzekeraar.<br />

Bancair stamrecht<br />

Als de ex-werknemer in de opbouwfase overlijdt, dan behoort het saldo van de bancaire stamrechtrekening<br />

tot zijn nalatenschap. Als alleen de partner of kinderen jonger dan 30 jaar erfgenaam zijn, dan moeten<br />

zij direct ingaande periodieke uitkeringen aankopen waarvan de minimale looptijd met de bovenstaande<br />

tabel wordt bepaald. Komt het saldo (ook) toe aan andere erfgenamen, dan wordt dit onder inhouding<br />

van loonheffing als uitkering ineens in de nalatenschap uitgekeerd. Ook is 20% revisierente verschuldigd.<br />

Daarnaast is in deze situatie over de uitkering erfbelasting verschuldigd.<br />

Als de ex-werknemer in de uitkeringsfase overlijdt, dan gaan de periodieke uitkeringen over op de partner<br />

of kinderen jonger dan 30 jaar. Ontbreken deze, dan wordt het saldo onder inhouding van loonheffing als<br />

uitkering ineens in de nalatenschap uitgekeerd. Ook is 20% revisierente verschuldigd. Daarnaast is in<br />

deze situatie over de uitkering erfbelasting verschuldigd.<br />

Redelijke termijn<br />

Voor zowel het verzekerde als het bancaire stamrecht geldt na afloop van de opbouwfase een redelijke termijn.<br />

Binnen deze termijn moet de uitkeringsfase ingaan. De uitkeringsfase mag bij een andere bank of verzekeraar<br />

plaatsvinden als waarbij de opbouw heeft plaatsgevonden.<br />

De redelijke termijn bedraagt voor de ex-werknemer 6 maanden. Na het overlijden van de ex-werknemer bedraagt<br />

de redelijke termijn voor de nabestaanden 12 maanden. Als de ex-werknemer of de nabestaande ten opzichte van de<br />

belastinginspecteur aannemelijk kan maken dat in zijn geval de redelijke termijn nog niet is verstreken, dan kan de<br />

inspecteur de redelijke termijn verlengen. Dat gebeurt in het algemeen alleen in bijzondere situaties.<br />

Regeling voor vervroegde uittreding (RVU)<br />

Sinds 2006 worden regelingen om eerder dan de AOW-ingangsdatum te stoppen met werken niet meer fiscaal<br />

ondersteund. Een gouden handdruk die als doel heeft om eerder stoppen met werken financieel toch mogelijk te<br />

maken, kan door de belastinginspecteur worden aangemerkt als een regeling voor vervroegde uittreding (RVU).<br />

De werkgever is bij een RVU een eindheffing verschuldigd van 52% over de gouden handdruk. Deze is niet te<br />

verhalen op de ex-werknemer. Als de gouden handdruk die als RVU wordt aangemerkt bij een bank of verzekeraar<br />

wordt afgestort, dan is bovendien de bank of verzekeraar 52% eindheffing over het rendement van de gouden<br />

handdruk verschuldigd. Daarom accepteren de meeste banken en verzekeraars geen RVU’s.<br />

33


Er bestaan twee instrumenten om te bepalen dat geen sprake is van een RVU: de kwalitatieve toets en de<br />

kwantitatieve toets. Als uit de kwalitatieve toets blijkt dat sprake is van een individueel ontslag (bijvoorbeeld<br />

wegens disfunctioneren) of een collectief ontslag (bijvoorbeeld wegens reorganisatie), is géén sprake van<br />

een RVU. Bij een ontslag om een andere reden kan de kwantitatieve toets een rol spelen. Deze toets bestaat<br />

uit twee delen: de 55-jaarstoets en de 70% toets. Als aan één van beide toetsen wordt voldaan, is geen sprake<br />

van een RVU.<br />

De 55-jaarstoets<br />

• de periodieke uitkeringen uit het aan te kopen stamrecht eindigen uiterlijk op de dag voordat de exwerknemer<br />

de 55-jarige leeftijd bereikt; én<br />

• het jaarbedrag van de periodieke uitkeringen tezamen met de overige uitkeringen in een jaar is lager dan<br />

het laatstgenoten jaarloon.<br />

De 70%-toets<br />

Aan de hand van de voor het stamrecht beschikbare koopsom moet een berekening worden gemaakt.<br />

Voor deze berekening geldt dat:<br />

• de uitkering uiterlijk moet ingaan op de dag die 24 maanden voorafgaat aan de AOW-ingangsdatum of de<br />

eerdere pensioendatum; én<br />

• de jaarlijkse uitkering die kan worden aangekocht voor die periode (die eindigt 24 maanden voorafgaand<br />

aan de AOW-ingangsdatum of eerdere pensioendatum) - tezamen met de overige uitkeringen - lager is dan<br />

70% van het laatstgenoten loon; én<br />

• de laagste uitkering niet minder is dan 75% van de hoogste uitkering; én<br />

• de pensioendatum ná de berekening niet meer mag worden gewijzigd.<br />

34<br />

6. Pensioen<br />

Hoofdvormen pensioen<br />

➔<br />

Menu Zoeken<br />

Pensioenvormen Ingang Einde Wie<br />

Ouderdomspensioen AOW-gerechtigde leeftijd,<br />

indien eerder actuarieel<br />

herrekenen<br />

Overbruggingspensioen<br />

1<br />

Vóór AOW-gerechtigde<br />

leeftijd (gelijktijdig met het<br />

ouderdomspensioen)<br />

Prepensioen 2 Op z’n vroegst op 60 jaar,<br />

voor AOW-gerechtigde<br />

leeftijd<br />

Partnerpensioen Na overlijden (gewezen)<br />

deelnemer<br />

Nabestaandenoverbruggingspensioen<br />

Na overlijden (gewezen)<br />

deelnemer of na beëindiging<br />

van recht op uitkering Anw<br />

Wezenpensioen Na overlijden (gewezen)<br />

deelnemer<br />

Arbeidsongeschiktheidspensioen<br />

Na 2 jaar arbeids-<br />

ongeschiktheid<br />

Sluiten<br />

extra bij volledige schermweergave<br />

Bij overlijden (Gewezen) deelnemer<br />

AOW-gerechtigde leeftijd (Gewezen) deelnemer<br />

Op pensioendatum, echter<br />

uiterlijk op AOW-gerechtigde<br />

leeftijd<br />

(Gewezen) deelnemer<br />

Overlijden partner Echtgenoot, geregistreerd<br />

partner, diegene met<br />

wie de werknemer een<br />

duurzame gezamenlijke<br />

huishouding voert 3<br />

Uiterlijk op AOW-gerechtigde<br />

leeftijd van de<br />

nabestaande<br />

Uiterlijk tot 30-jarige<br />

leeftijd van het kind 4<br />

Bij (volledig) herstel, echter<br />

uiterlijk op pensioendatum<br />

Echtgenoot, geregistreerd<br />

partner, diegene met<br />

wie de werknemer een<br />

duurzame gezamenlijke<br />

huishouding voert 3<br />

(Pleeg)kinderen jonger dan<br />

30 jaar 4<br />

Deelnemer<br />

1 Per 1 januari 2006 is het alleen nog mogelijk een overbruggingspensioen op te bouwen voor werknemers die<br />

geboren zijn vóór 1 januari 1950.<br />

In de praktijk worden de termen overbruggingspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen door elkaar gebruikt.<br />

2 Per 1 januari 2006 is het alleen nog mogelijk een prepensioen op te bouwen als deze pensioenvorm was toegezegd<br />

op 1 januari 2005 en de werknemer geboren is vóór 1 januari 1950.<br />

3 In het pensioenreglement kan een beperking van het partnerbegrip zijn opgenomen. Gebruikelijk is de eis dat de<br />

partners gedurende tenminste 6 maanden op hetzelfde adres wonen volgens de Gemeentelijke Basisadministratie.<br />

4 In het pensioenreglement kan een jongere leeftijd zijn opgenomen. Gebruikelijk is 21 jaar of bij studerende<br />

kinderen tot 27 jaar.<br />

Wet VPL<br />

Per 1 januari 2005 is de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling<br />

(Wet VPL) ingevoerd. Deze wet heeft als doel langer doorwerken te stimuleren. De Wet VPL maakt<br />

een einde aan de fiscale faciliëring van prepensioen-, overbruggingspensioen- en VUT-regelingen.<br />

35


Pensioenregelingen zijn voortaan alleen fiscaal gefacilieerd als de pensioenopbouw gericht is op de fiscaal<br />

bepaalde pensioenrichtleeftijd. Bij een eerdere pensioenleeftijd moet actuariële herrekening plaats vinden.<br />

Voor werknemers die geboren zijn vóór 1 januari 1950, hoeft er niets te veranderen. De opbouw van overbruggingspensioen,<br />

prepensioen en VUT blijft voor deze groep werknemers mogelijk. Voor deze groep mag ook<br />

een eerdere pensioenleeftijd dan de fiscaal bepaalde pensioenrichtleeftijd, zonder actuariële herrekening,<br />

gehandhaafd blijven. Ook voor op 31 december 2005 opgebouwde aanspraken prepensioen, overbruggingspensioen<br />

en ouderdomspensioen uit een op 31 december 2004 bestaande regeling geldt overgangsrecht. Dit<br />

betekent dat deze aanspraken nog kunnen worden aangewend om vóór de fiscaal bepaalde pensioenrichtleeftijd<br />

te stoppen met werken.<br />

Belangrijke definities<br />

Loon: de beloning (salaris, vergoedingen, verstrekkingen, aanspraken) die de werknemer van zijn werkgever<br />

ontvangt uit de (vroegere) dienstbetrekking.<br />

Pensioengevend loon: de loonbestanddelen van de werknemer die voor de pensioenopbouw in aanmerking<br />

worden genomen.<br />

Franchise: dat deel van het pensioengevend loon waarover geen pensioen wordt opgebouwd, omdat vanaf<br />

de AOW-gerechtigde leeftijd AOW wordt ontvangen.<br />

Pensioengrondslag: pensioengevend loon -/- de franchise.<br />

Diensttijd: de periode waarover pensioen kan worden opgebouwd.<br />

Witteveenkader: de fiscale begrenzing die voor pensioen geldt.<br />

Let op<br />

Over de bijtelling in verband met de auto van de zaak mag géén pensioen worden opgebouwd!<br />

Fiscaal minimale franchisebedragen pensioenregelingen<br />

36<br />

Geheel verzekerde pensioenen (Deels) eigen beheer<br />

Franchise “10/7 AOW” f 13.227 f 19.301<br />

Afwijkende franchisebedragen (Witteveenkader 2013)<br />

Maximaal opbouwpercentage Minimale franchise<br />

1,9% eindloon / 2,15% middelloon f 12.104<br />

1,8% eindloon / 2,05% middelloon f 10.940<br />

Pensioenstelsels<br />

Eindloon Middelloon<br />

Salarisstijgingen tellen terug tot de toetreding in de<br />

regeling en mee naar de toekomst<br />

Backservice direct affinancieren Geen backservice<br />

Salarisstijgingen tellen alleen mee naar de toekomst<br />

Onzekerheid over toekomstige lasten Meer zekerheid over toekomstige lasten<br />

Eindloon Middelloon<br />

➔<br />

Menu Zoeken<br />

In het algemeen hogere pensioenaanspraken In het algemeen lagere pensioenaanspraken<br />

Maximale opbouw 2% per dienstjaar<br />

(Witteveenkader 2013)<br />

Maximale opbouw 2,25% per dienstjaar<br />

(Witteveenkader 2013)<br />

Sluiten<br />

extra bij volledige schermweergave<br />

Opbouw over variabele loonbestanddelen niet mogelijk Opbouw over variabele loonbestanddelen mogelijk<br />

Beschikbare premiestaffels<br />

Alle hiernavolgende staffels passen binnen het Witteveenkader voor het jaar 2013.<br />

Let op<br />

Per 1 januari 2014 zal een toegezegde staffel moeten worden getoetst en voldoen aan het in dat jaar geldende<br />

Witteveenkader.<br />

Staffelbesluit van 3 november 2007 (bruto staffelbesluit)<br />

Dit besluit bevat 3 tabellen voor bruto beschikbare premiestaffels. De eerste tabel is gebaseerd op een<br />

opbouw van 2,25% middelloon (zie hieronder). De andere tabellen (hier niet opgenomen) zijn gebaseerd op<br />

2,05% middelloon (franchise e 10.940) en 2,15% middelloon (franchise e 12.104). Alle tabellen zijn gericht<br />

op een pensioenleeftijd van 65 jaar. Deze brutostaffels kunnen tot 1 januari 2015 worden gebruikt. Vanaf 1<br />

januari 2014 geldt dit uiteraard onder de voorwaarde dat de maximale staffelpercentages uit het besluit van<br />

2012 niet worden overschreden.<br />

Bruto staffels 2007 (rekenrente 4%)<br />

Beschikbare premiestaffels gericht op een opbouw van 2,25% per dienstjaar bij middelloonstelsel<br />

Leeftijdsklassen<br />

tot 65 jaar<br />

Percentage van de pensioengrondslag (franchise f 13.227)<br />

OP OP en uitgesteld<br />

opgebouwd PP<br />

OP en direct ingaand<br />

opgebouwd PP<br />

OP en direct ingaand<br />

bereikbaar PP<br />

15 tot en met 19 5,2 6,3 7,2 7,6<br />

20 tot en met 24 5,9 7,2 8,2 9,0<br />

25 tot en met 29 7,2 8,8 9,9 10,8<br />

30 tot en met 34 8,8 10,7 12,0 12,7<br />

35 tot en met 39 10,8 13,0 14,4 15,2<br />

40 tot en met 44 13,1 15,9 17,5 18,3<br />

45 tot en met 49 16,1 19,5 21,1 22,1<br />

50 tot en met 54 19,7 24,0 25,6 26,6<br />

55 tot en met 59 24,4 29,7 31,0 32,0<br />

60 tot en met 64 30,5 37,2 37,9 38,3<br />

37


Staffelbesluit van 21 december 2009 (nettostaffelbesluit)<br />

Dit besluit bevat 3 tabellen voor netto beschikbare premiestaffels. De eerste tabel is gebaseerd op een<br />

opbouw van 2,25% middelloon (zie hieronder). De andere tabellen (hier niet opgenomen) zijn gebaseerd<br />

op 2,05% middelloon (franchise e 10.940) en 2,15% middelloon (franchise e 12.104). Alle tabellen zijn<br />

gericht op een pensioen leeftijd van 65 jaar. De staffels zijn gelijk aan de bruto beschikbare premiestaffels,<br />

maar dan zonder de kostenopslag van 10% en de opslag voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid<br />

(pva) van 8%. De premies uit de staffels mogen worden verhoogd met de werkelijke premie voor pva en de<br />

werkelijke kosten voor de pensioenregeling. Pensioen regelingen moeten uiterlijk 1 januari 2015 voldoen aan<br />

het netto staffelbesluit. Het staffelbesluit van 21 december 2009 wordt per 1 januari 2014 vervangen door het<br />

staffelbesluit van 13 december 2012.<br />

Netto staffels 2009 (rekenrente 4%)<br />

38<br />

Beschikbare premiestaffels gericht op een opbouw van 2,25% per dienstjaar bij middelloonstelsel<br />

Leeftijdsklassen<br />

tot 65 jaar<br />

Percentage van de pensioengrondslag (franchise f 13.227)<br />

OP OP en uitgesteld<br />

opgebouwd PP<br />

OP en direct ingaand<br />

opgebouwd PP<br />

OP en direct ingaand<br />

bereikbaar PP<br />

15 tot en met 19 4,3 5,2 6,0 6,4<br />

20 tot en met 24 5,0 6,0 6,9 7,5<br />

25 tot en met 29 6,1 7,3 8,3 9,1<br />

30 tot en met 34 7,4 8,9 10,0 10,7<br />

35 tot en met 39 9,0 10,9 12,1 12,7<br />

40 tot en met 44 11,0 13,3 14,6 15,3<br />

45 tot en met 49 13,4 16,3 17,7 18,5<br />

50 tot en met 54 16,5 20,0 21,4 22,3<br />

55 tot en met 59 20,4 24,8 26,0 26,8<br />

60 tot en met 64 25,5 31,1 31,7 32,0<br />

Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd (Wet VAP)<br />

Op 10 juli 2012 is de Wet VAP door de Eerste Kamer aangenomen.<br />

Verhoging AOW-leeftijd<br />

Zie Hoofdstuk 1. Algemeen – Sociale cijfers voor de wijzigingen op het gebied van de AOW.<br />

Verhoging pensioenrichtleeftijd<br />

Per 1 januari 2014 wordt de pensioenrichtleeftijd verhoogd naar 67 jaar. Het gevolg daarvan is dat de<br />

maximale pensioenopbouw afgestemd wordt op een in 37 jaar op te bouwen ouderdomspensioen ter grootte<br />

van 70% van het laatste loon. Hierbij dient de AOW in aanmerking te worden genomen. Concreet zullen de<br />

jaarlijkse opbouwpercentages voor salaris-/diensttijdregelingen worden verlaagd. Voor middelloon wordt dit<br />

2,15% en voor eindloon 1,9% per jaar.<br />

➔<br />

Menu Zoeken<br />

Sluiten<br />

extra bij volledige schermweergave<br />

Staffelbesluit van 13 december 2012<br />

In het besluit 13 december 2012 zijn nieuwe staffels voor beschikbare premieregelingen opgenomen.<br />

Deze staffels komen voort uit de Wet VAP. Ze zijn gebaseerd op de meest recente overlevingstafels GBM/<br />

GBV 2005/2010 en een rekenrente van 4%. Daarnaast is de leeftijdsklasse 65 tot 67 jaar toegevoegd. De<br />

uitkomsten zijn gebaseerd op een opbouwpercentage van 2,15% middelloon met een pensioenrichtleeftijd<br />

van 67 jaar. De overige staffels zijn te vinden via www.belastingdienstpensioensite.nl.<br />

Alle premieovereenkomsten moeten uiterlijk 1 januari 2014 zijn aangepast aan de uitgangspunten van<br />

dit nieuwe besluit én aan de pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. De staffels kunnen al wel per 1 januari 2013<br />

worden gebruikt.<br />

Netto staffels 2012 (4% rekenrente)<br />

Leeftijdsklassen<br />

tot 67 jaar<br />

Percentage van de pensioengrondslag (opbouw gericht<br />

op 2,15% per dienstjaar bij middelloonstelsel)<br />

OP OP en uitgesteld<br />

opgebouwd PP<br />

OP en direct ingaand<br />

opgebouwd PP<br />

OP en direct ingaand<br />

bereikbaar PP<br />

15 tot en met 19 3,8 4,6 5,3 5,5<br />

20 tot en met 24 4,4 5,3 6,0 6,5<br />

25 tot en met 29 5,3 6,4 7,3 7,9<br />

30 tot en met 34 6,5 7,8 8,8 9,3<br />

35 tot en met 39 7,9 9,5 10,6 11,1<br />

40 tot en met 44 9,6 11,6 12,8 13,4<br />

45 tot en met 49 11,7 14,2 15,5 16,2<br />

50 tot en met 54 14,4 17,4 18,7 19,6<br />

55 tot en met 59 17,7 21,5 22,7 23,6<br />

60 tot en met 64 22,1 26,8 27,6 28,2<br />

65 tot en met 66 25,9 31,5 31,8 31,9<br />

Afkoop<br />

Afkoopbedrag kleine pensioenen f 451,22.


Uitstel pensioendatum<br />

Voor de voorwaarden die gelden bij het uitstellen van de pensioendatum kan het volgende schema worden<br />

geraadpleegd:<br />

40<br />

uitstel vóór<br />

AOW-leeftijd<br />

Uitstel pensioendatum<br />

uitstel op of na<br />

AOW-leeftijd<br />

EL/ML BPR EL/ML BPR<br />

met opbouw zonder opbouw met opbouw zonder opbouw met opbouw zonder opbouw met opbouw zonder opbouw<br />

100%<br />

bereikt<br />

• opbouw en/<br />

of oprenting<br />

moet stoppen<br />

• pensioen mag<br />

ingaan<br />

• bij verder<br />

uitstel<br />

(uiterlijk<br />

tot X) wordt<br />

pensioen<br />

bevroren op<br />

100%<br />

doorlopende<br />

toets<br />

100%<br />

niet bereikt<br />

• opbouw en/<br />

of oprenting<br />

mag<br />

doorgaan<br />

• op X<br />

doorlopende<br />

toets<br />

100%<br />

bereikt<br />

• opbouw moet<br />

stoppen<br />

• oprenting mag<br />

doorgaan<br />

• pensioen mag<br />

ingaan<br />

• bij verder<br />

uitstel (uiterlijk<br />

tot X) vindt<br />

100%-toets bij<br />

ingang pensioen<br />

plaats<br />

• afrekenen<br />

>100%<br />

toets op<br />

reglementaire<br />

pensioendatum<br />

100%<br />

niet bereikt<br />

• opbouw en/<br />

of oprenting<br />

mag<br />

doorgaan<br />

• op X<br />

100%<br />

bereikt<br />

pensioen<br />

gaat<br />

verplicht in<br />

doorlopende<br />

toets<br />

100%<br />

niet bereikt<br />

opbouw c.q.<br />

oprenting<br />

mag doorgaan<br />

(uiterlijk tot<br />

fiscale pensioenrichtlijn<br />

+ 5 jaar)<br />

100%<br />

bereikt<br />

pensioen<br />

gaat<br />

verplicht in<br />

doorlopende<br />

toets<br />

100%<br />

niet bereikt<br />

opbouw c.q.<br />

oprenting<br />

mag doorgaan<br />

(uiterlijk tot<br />

fiscale pensioenrichtlijn<br />

+ 5 jaar)<br />

(X) = AOW-gerechtigde leeftijd<br />

Voorgenomen wijzigingen<br />

In het Regeerakkoord is een aantal nog te nemen maatregelen vastgelegd. Hierna volgt een opsomming<br />

van de belangrijkste maatregelen die betrekking hebben op de oudedags- en nabestaandenvoorzieningen.<br />

Nog geen van deze maatregelen hebben op het moment van publicatie van deze Minigids geleid tot<br />

wetsvoorstellen of -wijzigingen. Naar verwachting zullen de eerste wetsvoorstellen dit voorjaar worden<br />

ingediend en na aanname eind 2013 worden gepubliceerd.<br />

AOW<br />

De AOW-leeftijd wordt sneller stapsgewijs verhoogd tot 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021. Daarna wordt de<br />

AOW gekoppeld aan de levensverwachting.<br />

Samenwonende AOW-ers krijgen per 1 januari 2015 dezelfde AOW (100% van het Wettelijk Minimum<br />

Loon) als gehuwde AOW-ers. Zij ontvangen nu nog 140% van het WML. De verlaging geldt voor nieuwe en<br />

gewijzigde situaties;<br />

Partners met een gezamenlijk inkomen van meer dan e 50.000 (excl. AOW) ontvangen per 1 juli 2014 geen<br />

toeslag meer. Dit geldt voor nieuwe instroom. Ook voor bestaande gevallen komt de partnertoeslag echter<br />

- weliswaar na een overgangsperiode - te vervallen.<br />

➔<br />

Menu Zoeken<br />

Sluiten<br />

extra bij volledige schermweergave<br />

Anw<br />

Het plan is om voor nieuwe gevallen per 1 juli 2014 de maximale duur van een nabestaandenuitkering te<br />

beperken tot één jaar. Aan de duur van de wezenuitkering verandert niets.<br />

Pensioen<br />

De fiscale norm voor pensioenopbouw wordt gebaseerd op middelloon in plaats van eindloon. Dit betekent<br />

dat de norm komt te liggen op 70% van het gemiddeld verdiende loon in plaats van het laatst verdiende<br />

loon. Hierdoor worden de in Wet VAP genoemde maximale jaarlijkse percentages voor de pensioenopbouw<br />

nog eens verlaagd. De jaarlijkse pensioenopbouw komt dan uit op 1,55% voor eindloon en 1,75% voor<br />

middelloon. De maximale opbouwpercentages voor partner- en wezenpensioen nemen evenredig af. Bij<br />

doorgang moeten er ook weer nieuwe staffels gepubliceerd worden, rekening houdend met de verlaagde<br />

opbouw.<br />

Daarnaast wordt de pensioenopbouw nog slechts fiscaal gefaciliteerd tot een pensioengevend loon van<br />

e 100.000. De verwachting is dat de pensioenregelingen per 1 januari 2015 aan de voorgenomen maatregelen<br />

moeten voldoen.<br />

Aangenomen wetten en besluiten<br />

Tot slot volgt hierna een schema van de reeds aangenomen wetten/besluiten waarvan de datum van<br />

inwerkingtreding al wel vaststaat:<br />

Schema aangenomen wetten en besluiten<br />

1 januari 2013 • AOW-leeftijd 65 jaar + 1 maand<br />

31 december 2013 • Peildatum om te bepalen of de pensioenrichtleeftijd per 01-01-2015 wordt verhoogd<br />

naar 68 jaar?<br />

Afhankelijk van CBS-gegevens<br />

1 januari 2014 • AOW-leeftijd 65 jaar + 2 maanden<br />

• Pensioenrichtleeftijd 67 jaar<br />

• Witteveenkader eindloon 1,9%, middelloon 2,15%<br />

1 januari 2015 • AOW-leeftijd 65 jaar + 3 maanden<br />

• Witteveenkader voor IB-Ondernemers die verplicht in beroeps-/bedrijfstakpensioenfonds<br />

deelnemen<br />

• Invoering netto staffels verplicht<br />

1 januari 2016 • AOW-leeftijd 65 jaar + 5 maanden<br />

1 januari 2017 • AOW-leeftijd 65 jaar + 7 maanden<br />

1 januari 2018 • AOW-leeftijd 65 jaar + 9 maanden<br />

31 december 2018 • Peildatum om te bepalen of de AOW-leeftijd verder omhoog gaat per 01-01-2024?<br />

• Peildatum om te bepalen of de pensioenrichtleeftijd per 01-01-2020 met één jaar<br />

wordt verhoogd naar 68 jaar resp. 69 jaar?<br />

Afhankelijk van CBS-gegevens<br />

1 januari 2019 • AOW-leeftijd 66 jaar<br />

31 december 2021 • Einde overgangsrecht levensloopregelingen<br />

1 januari 2023 • AOW-leeftijd 67 jaar<br />

41


7. Arbeidsongeschiktheid<br />

Aftrekbare premie<br />

De premies voor aanspraken op periodieke uitkeringen en verstrekkingen bij invaliditeit, ziekte of ongeval<br />

zijn fiscaal aftrekbaar. Voorwaarde is dat de uitkeringen toekomen aan degene die de premies betaalt. De<br />

begunstigde van de periodieke uitkering moet dus dezelfde zijn als de verzekeringnemer/premiebetaler.<br />

Periodieke uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid<br />

De periodieke uitkeringen uit een arbeidsongeschiktheidsverzekering zijn belast in box 1 als de premie is<br />

afgetrokken. Vanaf 2011 moeten inkomensverzekeraars over deze uitkering de wettelijke loonheffingen<br />

inhouden.<br />

Als de verzekeraar rechtstreeks aan de werknemer uitkeert, moet de verzekeraar over de uitkering wettelijke<br />

loon heffingen inhouden en afdragen aan de Belastingdienst. De wettelijke loonheffingen zijn loonbelasting,<br />

premies volksverzekeringen en de bijdrage Zorgverzekeringswet.<br />

Keert de verzekeraar aan de werkgever uit, dan betaalt de verzekeraar deze uitkeringen zonder inhouding van<br />

loonheffingen. Over de uitkeringen die de werkgever aan de werknemer betaalt, moeten wel loon heffingen<br />

worden ingehouden. Dit is immers loon.<br />

Verzekeringnemer en<br />

premiebetaler<br />

42<br />

Ontvanger uitkering Premie Inhouding van loonheffing<br />

door de<br />

verzekeraar<br />

BV DGA/werknemer Last voor de BV Ja*<br />

BV<br />

Stichting<br />

Gemeente<br />

BV<br />

Stichting<br />

Gemeente<br />

Last voor de BV<br />

Last voor de Stichting<br />

Last voor de Gemeente<br />

Stichting/Gemeente Verzekerde Last voor Stichting/<br />

Gemeente<br />

VOF<br />

Maatschap<br />

VOF/vennoot<br />

Maatschap/maat<br />

Uitgave voor inkomensvoorziening<br />

Eenmanszaak Ondernemers Uitgave voor inkomensvoorziening<br />

Natuurlijke persoon Natuurlijke persoon<br />

(zelfde)<br />

* heffing vindt plaats uit hoofde van de dienstbetrekking.<br />

Uitgave voor inkomensvoorziening<br />

Nee<br />

Ja*<br />

Ja (tnv verzekerde)<br />

Ja<br />

Ja<br />

8. Levensloop en vitaliteit<br />

➔<br />

Menu Zoeken<br />

Sluiten<br />

extra bij volledige schermweergave<br />

Levensloopregeling<br />

De levensloopregeling is op 1 januari 2012 grotendeels afgeschaft. De levensloop regeling was een wettelijk<br />

recht van de werknemer en biedt werknemers de mogelijkheid te sparen voor een periode van onbetaald<br />

verlof. Werknemers hadden recht op deelname aan de levensloopregeling, maar geen recht op opname<br />

van levensloopverlof. Werknemers mogen per kalenderjaar maximaal 12% van hun bruto-jaarsalaris laten<br />

inhouden in het kader van levensloop. Rechtstreekse inleg vanuit privé is niet toegestaan.<br />

Voor werknemers die op 31 december 2005 de leeftijd van 51 jaar maar nog niet de leeftijd van 56 jaar<br />

hebben bereikt, geldt de beperking van de jaarlijkse inleg tot 12% van het jaarsalaris niet. Voor deze<br />

categorie blijft wel het maximale tegoed van 210% van het jaarsalaris gelden.<br />

Vanaf 2013 is over opnamen van levenslooptegoed loonbelasting en premies volks- èn<br />

werknemersverzekeringen verschuldigd.<br />

Levenslooptegoed van € 3.000 of meer<br />

Inleg in de levensloopregeling is alleen nog<br />

mogelijk als het saldo in het levensloopproduct<br />

op 31 december 2011 € 3.000 of meer<br />

bedroeg. Inleg is mogelijk op basis van de<br />

‘oude’ regels (zie hiervoor). Inleg in 2012 of<br />

later levert geen levensloopverlofkorting meer<br />

op. Voor deelnemers die op 31 december 2011<br />

€ 3.000 of meer als levenslooptegoed hadden, is<br />

de looptijd van het overgangs recht beperkt tot 1<br />

januari 2022. Bedragen uit de levensloopregeling<br />

mogen vanaf 2013 bestedingsvrij worden<br />

opgenomen.<br />

Om de opname van tegoeden te versnellen<br />

wordt in 2013 slechts 80% van de waarde van het<br />

levenslooptegoed per 31 december 2011 belast (in box<br />

1) bij volledige opname in 2013.<br />

De waarde opgebouwd vanaf 1 januari 2012 wordt wel<br />

volledig in box 1 belast. Bij opname wordt rekening<br />

gehouden met de door de deelnemer opgebouwde<br />

levensloopverlofkorting.<br />

Mogelijkheden met levenslooptegoed<br />

dat op 31 december 2011 € 3.000 of<br />

meer bedroeg:<br />

• Opname voor een onbetaald verlof.<br />

• Het tegoed aan te wenden voor de<br />

verbetering van het pensioen (mits die<br />

mogelijkheid ook in de pensioenregeling<br />

is opgenomen).<br />

• Bij het bereiken van de AOW-leeftijd of<br />

de eerdere pensioendatum wordt het<br />

levenslooptegoed tot het loon gerekend<br />

en dus progressief in box 1 belast.<br />

Levenslooptegoed minder dan € 3.000<br />

Bedroeg het tegoed op 31 december 2011 minder<br />

dan € 3.000 dan is het tegoed op 1 januari 2013<br />

vrijgevallen. Slechts 80% van de waarde per 31 december 2011<br />

wordt in box 1 belast. De waarde opgebouwd vanaf 1 januari 2012 wordt volledig in box 1 belast. Bij de<br />

belastingheffing wordt rekening gehouden met de door de deelnemer opgebouwde levensloopverlofkorting.<br />

43


44<br />

Levensloopregeling<br />

Doel Sparen voor onbetaald verlof, verlof is geen vereiste<br />

meer voor opname<br />

Deelname mogelijk voor Werknemers<br />

Maximum spaartegoed 210% brutojaarsalaris van het voorafgaande kalenderjaar<br />

Maximum aftrekbare inleg per jaar 12% brutojaarsalaris<br />

Bijdrage werkgever Ja voor alle werknemers (ook niet-deelnemers) gelijk<br />

Opname mogelijk Bij verlof maximaal 100% laatstverdiende salaris, bij<br />

einde dienstbetrekking volledige tegoed<br />

Inhouding belasting over uitkering Bij opname ineens wordt 80% van de waarde op<br />

31 december 2011 belast; meerdere wordt volledig<br />

belast.<br />

Volgens tabel door (ex)werkgever en bij ontbreken<br />

werkgever door uitvoerder.<br />

Verrekening in aangifte inkomstenbelasting<br />

(progressief tarief)<br />

Heffingskorting Ja, € 205 per jaar waarin is ingelegd (uitsluitend voor<br />

inleg tot en met 2011)<br />

Uiterste opnamedatum Dag vóór bereiken AOW-gerechtigde leeftijd, eerdere<br />

pensioendatum dan wel 31 december 2021.<br />

Tegoed dat op 31 december 2011 minder was dan<br />

€ 3.000, is op 1 januari 2013 vrijgevallen.<br />

Overheveling naar pensioen mogelijk Ja, mits pensioen nog niet fiscaal maximaal en mogelijk<br />

op grond van pensioentoezegging<br />

Sanctie bij ongeoorloofde opname Volledige tegoed ineens belast<br />

als loon uit vroegere dienst betrekking<br />

Vitaliteitsregeling<br />

In 2013 zou - ter vervanging van de levensloopregeling - de vitaliteitsregeling van start gaan. In het kader van<br />

de bezuinigingen is besloten de vitaliteitsregeling niet door te laten gaan.<br />

9. Spaarloon<br />

➔<br />

Menu Zoeken<br />

Sluiten<br />

extra bij volledige schermweergave<br />

Inleggen in de spaarloonregeling is per 1 januari 2012 niet meer mogelijk. Het spaarloontegoed is per<br />

dezelfde datum vrijgegeven en kan dus vrij ter besteding worden opgenomen. Het gaat hierbij om het tegoed<br />

dat is opgebouwd in de jaren 2010 en 2011. Het spaarloontegoed over de jaren daarvoor was al in 2009<br />

vrijgegeven.<br />

De werknemer is niet verplicht om het tegoed op te nemen. Als hij het tegoed geblokkeerd op de spaarloonrekening<br />

laat staan, blijft de speciale vrijstelling in box 3 voor spaarloontegoed van kracht. Deze speciale<br />

vrijstelling bedraagt maximaal € 17.025. Per 1 januari 2016 komt deze speciale vrijstelling in box 3 te<br />

vervallen. Op die datum zal de spaarloonregeling dan uitgewerkt zijn.<br />

De spaarloonregeling zou per 1 januari 2013 worden vervangen door de vitaliteitsregeling. De vitaliteitsregeling<br />

is echter niet ingevoerd.<br />

45


10. Sparen en beleggen<br />

Grondslag en tarief voor inkomen uit sparen en beleggen (box 3)<br />

Het voordeel uit sparen en beleggen wordt gesteld op 4% van de rendementsgrondslag op 1 januari.<br />

De rendementsgrondslag is het saldo van de waarde in het economisch verkeer van de bezittingen<br />

minus de waarde in het economisch verkeer van de schulden. Voor schulden geldt een aftrekbeperking.<br />

De drempel is f 2.900. Bij partners wordt het bedrag verdubbeld en wordt in totaal de eerste f 5.800<br />

aan schulden buiten beschouwing gelaten. De belasting op het forfaitaire rendement bedraagt 30%.<br />

Heffingvrij vermogen box 3<br />

Heffingvrij vermogen bedraagt per belastingplichtige f 21.139.<br />

Na overdracht van het heffingvrij vermogen van de partner op gezamenlijk verzoek bedraagt het heffingvrij<br />

vermogen f 42.278.<br />

De toeslag op heffingvrij vermogen voor minderjarige kinderen is per 2012 vervallen.<br />

Ouderentoeslag<br />

Voor belastingplichtigen die bij het einde van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar bereikt hebben, kan<br />

het heffingvrije vermogen worden verhoogd met de ouderentoeslag. De ouderentoeslag geldt alleen als de<br />

rendementsgrondslag - na aftrek van het heffingvrije vermogen - maximaal f 279.708 bedraagt.<br />

Bij een inkomen uit werk en woning (vóór inachtneming van de uitgaven voor kinderopvang en de persoonsgebonden<br />

aftrek) van:<br />

46<br />

Meer dan Maar niet meer dan Bedraagt de ouderentoeslag<br />

f 14.302 f 27.984<br />

f 14.302 f 19.895 f 13.992<br />

f 19.895 – Nihil<br />

➔<br />

Menu Zoeken<br />

Sluiten<br />

extra bij volledige schermweergave<br />

Vrijgesteld vermogen in box 3<br />

De volgende bezittingen zijn vrijgesteld van de vermogensrendementsheffing:<br />

- voorwerpen van kunst en wetenschap, tenzij deze hoofdzakelijk (= meer dan 70%) als belegging dienen;<br />

- roerende zaken voor eigen gebruik, zoals de inboedel, auto en caravan, tenzij deze hoofdzakelijk als<br />

belegging dienen;<br />

- belastingvorderingen en -schulden, tenzij in verband met erfrecht;<br />

- contant geld en vergelijkbare vermogensrechten tot maximaal f 512,- per belastingplichtige<br />

(f 1.024,- voor partners);<br />

- tegoeden op een spaarloonrekening tot maximaal f 17.025;<br />

- op 14 september 1999 bestaande kapitaalverzekeringen (onder voorwaarden) tot maximaal f 123.428;<br />

- uitvaartverzekeringen en bancaire uitvaartrekeningen, mits de totale warde hiervan lager dan f 6.859;<br />

- rechten op kapitaaluitkeringen die uitsluitend kunnen plaatsvinden bij invaliditeit, ziekte of ongeval;<br />

- bepaalde schuldvorderingen en verkregen bloot eigendom krachtens erfrecht;<br />

- nog te vorderen of nog te betalen termijnen (van rente, pacht, huur) met een looptijd van maximaal 1 jaar;<br />

- groene beleggingen zijn vrijgesteld tot maximaal € 56.420;<br />

- bossen, natuurterreinen en landgoederen;<br />

- aandelen in bepaalde participatie -maatschappijen;<br />

- rechten op periodieke uitkeringen;<br />

- geërfde rechten op roerende zaken.<br />

Sociale, ethische, culturele en durfkapitaal beleggingen<br />

Vanaf 1 januari 2013 is de vrijstelling en de heffingskorting voor sociale, ethische, culturele en durfkapitaal<br />

beleggingen vervallen.<br />

Heffingskorting groene beleggingen<br />

De heffingskorting voor groene beleggingen blijft op het niveau van 2012. De heffingskorting bedraag 0,7%<br />

van maximaal € 56.420.<br />

Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3)<br />

rendementsgronslag (op 1 januari) ……….<br />

af: heffingvrij vermogen + toeslagen ………. –<br />

grondslag forfaitair rendement (niet negatief) ……….<br />

voordeel uit sparen en beleggen (=4% forfaitair rendement) ……….<br />

af: persoonsgebonden aftrek ………. –<br />

belastbaar inkomen uit sparen en beleggen ……….<br />

47


11. Schenk- en erfbelasting<br />

Tarief schenk- en erfbelasting<br />

48<br />

Gedeelte van de belaste<br />

verkrijging<br />

I IA II<br />

€ 0 € 118.254 10% 18% 30%<br />

€ 118.254 en hoger 20% 36% 40%<br />

• tariefgroep I omvat de partner en (pleeg)kinderen. Onder voorwaarden de ex-partner of aanstaande echtgenoot.<br />

• tariefgroep IA omvat kleinkinderen en verdere nazaten.<br />

• tariefgroep II omvat alle overige verkrijgers.<br />

Vrijstellingen<br />

Verkrijgingen schenkbelasting<br />

Schenkingen door ouders aan kinderen<br />

• per kalenderjaar<br />

• eenmalig voor kinderen tussen 18 en 35 jaar<br />

De vrijstelling kan worden verhoogd tot f 51.407.<br />

Dit kan alleen als:<br />

• de schenking wordt gedaan aan een kind tussen<br />

18 en 40 jaar voor de aankoop, verbetering of<br />

onderhoud van een eigen woning. De eigenwoningschuld<br />

wordt beperkt met de gebruikte<br />

vrijstelling (zie ook hoofdstuk 2), of<br />

• voor studie of beroepsopleiding van een kind<br />

tussen 18 en 35 jaar waarvan de kosten hoger zijn<br />

dan f 20.000.<br />

Sociaal belang behartigende instelling of het<br />

algemeen nut beogende instellingen<br />

f 5.141<br />

f 24.676<br />

Volledig vrijgesteld*<br />

Alle overige gevallen f 2.057 per kalenderjaar<br />

* De verkrijging is volledig vrijgesteld indien en voorzover de verkrijging het algemeen en sociaal belang dient.<br />

Vrijstellingen erfbelasting<br />

Partner<br />

• na pensioenimputatie minimaal<br />

Kinderen die grotendeels op kosten van de overledene<br />

werden onderhouden en die als gevolg van ziekte of gebreken<br />

ver moedelijk de komende 3 jaar niet in staat zijn de helft<br />

te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde<br />

personen van gelijke leeftijd zouden kunnen verdienen.<br />

➔<br />

f 616.880<br />

f 159.361<br />

f 58.604<br />

Kinderen en kleinkinderen f 19.535<br />

Ouders f 46.266<br />

Andere verkrijgers f 2.057<br />

Menu Zoeken<br />

Sluiten<br />

extra bij volledige schermweergave<br />

49


Gevolgen voor de Successiewet bij het schenken en erven van de eigen woning, verzekeringen en<br />

bancaire producten<br />

50<br />

Gevolgen van schenking Gevolgen van overlijden<br />

Eigen woning Schenking = belast. Tarief is tenminste<br />

2% in verband met samenloop<br />

overdrachtsbelasting.<br />

Geldlening eigen<br />

woning<br />

Zakelijke geldlening tussen ouders en<br />

kind = onbelast.<br />

Kinderen kunnen rente aftrekken van de<br />

inkomstenbelasting in box 1 en de vordering<br />

is bij ouders vermogen in box 3.<br />

Direct opeisbare renteloze of laagrentende<br />

lening is belast voor zover de rente <br />

belaste schenking.<br />

Spaarrekening<br />

Schenking rekening = belast<br />

Bij SEW niet toegestaan. Gevolg is een fictieve<br />

uitkering en heffing over rentedeel in box 1.<br />

Uitkering<br />

Verkrijger van het saldo is een ander dan<br />

de rekeninghouder => belaste schenking.<br />

Vererving eigen woning = belast voor<br />

waarde onbewoond. De verkrijging is<br />

niet belast met overdrachtsbelasting.<br />

Lening vormt schuld aan de nalatenschap<br />

en verlaagt voor het kind het aandeel in<br />

de nalatenschap.<br />

Verzekering<br />

Vererving verzekering door overlijden<br />

verzekeringnemer (niet zijnde verzekerde)<br />

= belast.<br />

Uitkering<br />

Uitkering door overlijden verzekerde =<br />

belast, tenzij niets onttrokken aan<br />

vermogen verzekerde. Dit is het geval als:<br />

• premieschuldige verzekerde<br />

(premiesplitsing), en<br />

• premieschuldige en verzekerde hebben<br />

elk een privévermogen. Bij overlijden<br />

van verzekerde wordt slechts de helft van<br />

de uitkering belast als sprake is van een<br />

huwelijk in gemeenschap van goederen.<br />

Spaarrekening<br />

Tegoed spaarrekening valt in nalatenschap.<br />

Voor erfgenamen erfrechtelijke verkrijging<br />

= belast.<br />

Uitkering<br />

Verkrijging door overlijden rekeninghouder<br />

= belast. Premiesplitsing is bij een SEW niet<br />

aan de orde.<br />

➔<br />

Menu Zoeken<br />

Gevolgen van schenking Gevolgen van overlijden<br />

Lijfrente Verzekering<br />

Schenking = afkoop.<br />

Behalve bij pre-BHW-lijfrente gesloten<br />

vóór 16 oktober 1990 (premie) of vóór<br />

1 januari 1992 (koopsom). Bij schenking<br />

is waarde verminderd met 30% latentie<br />

belast.<br />

Termijnen<br />

Schenking niet toegestaan, behalve bij<br />

pre-BHW-lijfrente. Schenkbelasting wordt<br />

niet geheven als termijn belast is met<br />

inkomsten- en/of loonbelasting.<br />

Bancaire lijfrente Spaarrekening<br />

Schenking = afkoop,<br />

Bij schenking is waarde verminderd met<br />

30% latentie belast.<br />

Bancaire termijnen<br />

Schenking van de termijnen is niet<br />

toegestaan.<br />

Pensioen Geen gevolgen bij toekenning binnen<br />

dienstbetrekking.<br />

Sluiten<br />

extra bij volledige schermweergave<br />

Verzekering<br />

Vererving verzekering door overlijden<br />

verzekeringnemer (niet zijnde verzekerde)<br />

= belast voor de waarde (tenzij niets<br />

onttrokken is aan het vermogen van de<br />

verzekerde) verminderd met 30% latentie.<br />

Kapitaal bij overlijden<br />

Verkrijging is vrijgesteld als de lijfrente<br />

voldoet aan het Brede Herwaarderingsregime<br />

of de Wet IB 2001. De waarde van<br />

de aanspraak wordt wel in mindering<br />

gebracht op de algemene vrijstelling van<br />

erfbelasting (imputatie).<br />

Spaarrekening<br />

Tegoed spaarrekening valt in<br />

nalatenschap. Voor erfgenamen een<br />

erfrechtelijke verkrijging = belast voor<br />

de waarde verminderd met 30% latentie.<br />

Rekening bij overlijden<br />

Het bancaire tegoed is vrijgesteld van<br />

erfbelasting. De waarde van de rekening<br />

wordt wel in de mindering gebracht op<br />

de algemene vrijstelling van erfbelasting<br />

(imputatie).<br />

Verkrijging is vrijgesteld als het partnerpensioen<br />

voldoet aan definitie in loonbelasting.<br />

De waarde van de aanspraak<br />

wordt wel in mindering gebracht op de<br />

algemene vrijstelling van erfbelasting<br />

(imputatie).<br />

Gouden handdruk Schenking = afkoop. Verkrijging is vrijgesteld als gouden handdruk<br />

voldoet aan definitie in loonbelasting.<br />

De waarde van de aanspraak wordt wel<br />

in mindering gebracht op de algemene<br />

vrijstelling van erfbelasting (imputatie).<br />

Bancaire gouden<br />

handdruk<br />

Schenking = afkoop. Verkrijging is vrijgesteld als bancaire<br />

gouden handdruk voldoet aan definitie<br />

in loonbelasting. De waarde van de aanspraak<br />

wordt wel in mindering gebracht<br />

op de algemene vrijstelling van erfbelasting<br />

(imputatie).<br />

Levensloop Schenking = afkoop. Verkrijging is belast met erfbelasting.<br />

51


12. Samenwonen/trouwen, scheiden en overlijden<br />

52<br />

Samenwonen/trouwen Scheiden Overlijden<br />

Eigen woning Bij samenwonen is de<br />

partner regeling mogelijk<br />

van toepassing.<br />

Zie hiervoor ook hoofdstuk 2<br />

van de Belastingbox.<br />

Normaal gesproken kan een<br />

woning voor de vertrekkende<br />

partner niet meer aangemerkt<br />

worden als eigen woning<br />

op het moment dat hij deze<br />

woning verlaat. De woning<br />

staat hem namelijk niet<br />

meer als hoofdverblijf ter<br />

beschikking. Bij vertrek door<br />

scheiding kan de vertrekkende<br />

partner de woning voor<br />

een periode van twee jaar<br />

nog beschouwen als eigen<br />

woning. De periode van twee<br />

jaar gaat in zodra de partner<br />

de woning verlaat. De rente<br />

over zijn/haar aandeel van<br />

de lening kan als inkomsten<br />

uit eigen woning in aftrek<br />

worden gebracht. Het eigenwoningforfait<br />

over zijn/haar<br />

aandeel wordt aangemerkt<br />

als betaalde alimentatie. De<br />

tweejaarsperiode geldt alleen<br />

voor de rente en kosten<br />

van de geldlening.<br />

Bij de vertrekkende partner<br />

kan een eigenwoning reserve<br />

ontstaan.<br />

De tweejaarstermijn van de<br />

verhuisregeling is tijdelijk<br />

verlengd naar drie jaar. Na<br />

31 december 2013 geldt<br />

weer de normale termijn van<br />

twee jaar.<br />

De omvang van de verkrijging<br />

is met name afhankelijk<br />

van het huwelijksgoederenregime<br />

en een eventueel<br />

testament.<br />

Er kan erfbelasting verschuldigd<br />

zijn afhankelijk van de<br />

omvang van de verkrijging<br />

en van toepassing zijnde<br />

vrijsteling.<br />

Kapitaalverzekering<br />

eigen<br />

woning (KEW)<br />

Spaarrekening<br />

eigen woning<br />

(SEW)<br />

➔<br />

Menu Zoeken<br />

Samenwonen/trouwen Scheiden Overlijden<br />

Het toevoegen van een<br />

tweede verzekeringnemer op<br />

de verzekering kan schenking<br />

tot gevolg hebben.<br />

Het toevoegen van een<br />

tweede rekeninghouder op<br />

de rekening kan schenking<br />

tot gevolg hebben.<br />

De verdeling van een KEW in<br />

het kader van scheiden kan<br />

zonder fiscale heffing plaatsvinden.<br />

De KEW kan dan als<br />

volgt worden aangepast:<br />

• wijziging verzekeringnemer;<br />

• wijziging verzekerde<br />

(is niet verplicht);<br />

• gedeeltelijk voortzetten<br />

in een andere KEW<br />

=> premieverleden gaat<br />

evenredig mee.<br />

De verdeling van een KEW in<br />

het kader van scheiden kan<br />

zonder fiscale heffing plaatsvinden.<br />

De SEW kan dan als<br />

volgt worden aangepast:<br />

• Wijziging rekeninghouder<br />

• Gedeeltelijke voortzetten<br />

in een andere SEW =><br />

inleg van de rekening gaat<br />

evenredig mee.<br />

Sluiten<br />

extra bij volledige schermweergave<br />

Als een uitkering bij overlijden<br />

is meeverzekerd, komt<br />

deze tot uitkering. Als op<br />

dit deel van de verzekering<br />

de voorwaarden van de<br />

kapitaalverzekering eigen<br />

woning van toepassing zijn,<br />

is aflossing van de eigenwoningschuld<br />

met de uitkering<br />

noodzakelijk voor vrijstelling<br />

van de uitkering.<br />

De heffing van erfbelasting<br />

kan onder voorwaarden<br />

worden voorkomen door<br />

premiesplitsing.<br />

In geval van overlijden van<br />

de rekeninghouder doet<br />

de Belastingdienst alsof de<br />

rekening is gedeblokkeerd<br />

direct voorafgaand aan het<br />

overlijden. De deblokkering<br />

wordt dus toegerekend aan<br />

de overleden rekeninghouder.<br />

Deze maakt gebruik van<br />

zijn eigen vrijstelling.<br />

Bij partners is het mogelijk<br />

de SEW van de overleden<br />

partner voort te zetten.<br />

Premiesplitsing is niet<br />

mogelijk bij een SEW.<br />

53


Kapitaalverzekering<br />

box 3<br />

54<br />

Samenwonen/trouwen Scheiden Overlijden<br />

Het toevoegen van een<br />

tweede verzekeringnemer<br />

op de verzekering kan<br />

schenking tot gevolgen<br />

hebben.<br />

Lijfrente Toevoegen tweede verzekeringnemer<br />

kan afkoop tot<br />

gevolg hebben.<br />

Gesloten vanaf 2001<br />

Echtscheiding heeft geen<br />

gevolgen bij splitsing verzekeringspolis.<br />

Gesloten vóór 2001<br />

In het kader van echtscheiding<br />

kan de kapitaalverzekering<br />

als volgt worden<br />

aangepast zonder fiscale<br />

heffing in de inkomstenbelasting::<br />

• wijziging verzekeringnemer;<br />

• wijziging verzekerde =><br />

hoeft geen gevolgen te<br />

hebben voor overgangsrecht<br />

die geldt voor<br />

verzekeringen gesloten<br />

voor 14-9-1999;<br />

• gedeeltelijk voortzetten in<br />

een andere kapitaalverzekering<br />

=> premieverleden<br />

gaat evenredig mee.<br />

De gerichte lijfrenteverzekering<br />

kan als volgt<br />

worden aangepast:<br />

• splitsen in twee<br />

verzekeringen;<br />

• ex-echtgenoot wordt onherroepelijk<br />

begunstigde;<br />

• ex-echtgenoot krijgt<br />

verzekering toebedeeld.<br />

Let op:<br />

(Gedeeltelijke) afkoop is niet<br />

toegestaan.<br />

Gesloten vanaf 2001<br />

De uitkering is onbelast voor<br />

de inkomstenbelasting. De<br />

heffing van erfbelasting kan<br />

onder voorwaarden worden<br />

voorkomen door premiesplitsing.<br />

Gesloten vóór 2001<br />

Onder voorwaarden is de<br />

uitkering onbelast voor de<br />

inkomstenbelasting. De<br />

heffing van erfbelasting kan<br />

onder voorwaarden worden<br />

voorkomen door premiesplitsing.<br />

De uitkeringen uit een<br />

lijf renteverzekering moeten<br />

direct na het overlijden van<br />

de verzekerde of na het<br />

beëindigen van het recht op<br />

een Anw-uitkering ingaan.<br />

De uitkering moet uiterlijk<br />

aanvangen voor het einde<br />

van het tweede kalenderjaar<br />

volgend op het jaar waarin<br />

de verzekerde is overleden.<br />

Er is een vrijstelling in de erfbelasting<br />

voor gefacilieerde<br />

lijfrenten.<br />

Lijfrente (vervolg)<br />

➔<br />

Menu Zoeken<br />

Samenwonen/trouwen Scheiden Overlijden<br />

Bancaire lijfrente Toevoeging tweede rekeninghouder<br />

kan afkoop tot<br />

gevolg hebben.<br />

Als verrekening plaatsvindt<br />

met geld of andere<br />

vermogensbestanddelen,<br />

bijvoorbeeld een auto, is<br />

sprake van uitruil van de<br />

lijfrenteverzekering. Degene<br />

die het geld of het bestanddeel<br />

ontvangt, wordt voor de<br />

toebedeelde waarde belast<br />

in box 1. Degene aan wie de<br />

lijfrenteverzekering wordt<br />

toebedeeld, kan de waarde<br />

hiervan als persoonsgebonden<br />

aftrekpost ten laste<br />

brengen van zijn inkomen.<br />

De lijfrenterekening kan als<br />

volgt worden aangepast:<br />

• splitsen in twee<br />

rekeningen;<br />

• ex-echtgenoot krijgt<br />

rekening toebedeeld.<br />

Let op:<br />

(Gedeeltelijke) afkoop is<br />

niet toegestaan.<br />

Als verrekening plaatsvindt<br />

met geld of andere<br />

vermogensbestanddelen,<br />

bijvoorbeeld een auto, is<br />

sprake van uitruil van de<br />

lijfrenteverzekering. Degene<br />

die het geld of het bestanddeel<br />

ontvangt, wordt voor de<br />

toebedeelde waarde belast<br />

in box 1. Degene aan wie de<br />

lijfrenteverzekering wordt<br />

toebedeeld, kan de waarde<br />

hiervan als persoonsgebonden<br />

aftrekpost ten laste<br />

brengen van zijn inkomen.<br />

Sluiten<br />

extra bij volledige schermweergave<br />

Opbouwfase rekening<br />

De uitkeringen uit een<br />

lijfrenterekening moeten<br />

direct na het overlijden van<br />

de rekeninghouder of na het<br />

beëindigen van het recht op<br />

een Anw-uitkering ingaan.<br />

De uitkering moet uiterlijk<br />

aanvangen voor het einde<br />

van het tweede kalenderjaar<br />

volgend op het jaar<br />

waarin de rekeninghouder is<br />

overleden.<br />

Er is een vrijstelling in de<br />

erfbelasting voor gefacilieerde<br />

lijfrenten.<br />

Uitkeringsfase rekening<br />

Als de genieter van de<br />

termijnen overlijdt, gaat<br />

het recht op de nog niet<br />

uitgekeerde termijnen over<br />

op zijn erfgenamen<br />

55


Alimentatielijfrente<br />

Verrekening<br />

pensioenrechten<br />

door betaling<br />

lijfrentepremie<br />

56<br />

Samenwonen/trouwen Scheiden Overlijden<br />

Is niet aan de orde bij<br />

samenwonen.<br />

Is niet aan de orde bij<br />

samenwonen.<br />

Bij echtscheiding ontstaat<br />

een alimentatieverplichting.<br />

Looptijd is 12 jaar tenzij<br />

huwelijk < 5 jaar.<br />

Vormen alimentatie verplichting<br />

1. Periodieke alimentatieuitkering<br />

2. Afkoop in bedrag ineens<br />

3. Alimentatielijfrente bij<br />

verzekeraar<br />

4. Lijfrente bij alimentatieplichtige.<br />

Aankoop alimentatielijfrente bij<br />

verzekeraar moet aan eisen voldoen<br />

• professionele verzekeraar;<br />

• voldoen aan lijfrente definitie;<br />

• termijnen uitkeringen<br />

moeten direct ingaan;<br />

• ex-echtgenoot =<br />

verzekerde;<br />

• 1% sterftekans is niet van<br />

toepassing.<br />

Gevolg:<br />

• uitkering belast in box 1;<br />

• koopsom is aftrekbaar als<br />

onderhoudsverplichting<br />

in box 1.<br />

Als Wet VPS niet van toepassing<br />

is, kunnen aanspraken<br />

worden verrekend. Dit<br />

kan door middel van een<br />

lijfrenteverzekering. Fiscale<br />

gevolgen zijn gelijk als bij<br />

alimentatielijfrente. Als<br />

verrekening plaatsvindt met<br />

geld of andere vermogensbestanddelen,<br />

bijvoorbeeld<br />

een auto, is sprake van<br />

uitruil van de lijfrenteverzekering.<br />

Degene die<br />

het geld of het bestanddeel<br />

ontvangt, wordt voor de<br />

toebedeelde waarde belast<br />

in box 1.<br />

De uitkering stopt bij overlijden<br />

van de verzekerde.<br />

Zie lijfrente.<br />

Gouden<br />

handdruk<br />

➔<br />

Menu Zoeken<br />

Samenwonen/trouwen Scheiden Overlijden<br />

Zodra er sprake is van<br />

een partner, kan deze<br />

worden opgenomen<br />

als begunstigde bij<br />

overlijden van de goudenhanddrukverzekering.<br />

De waarde van de goudenhanddrukverzekering<br />

of<br />

-rekening kan bij scheiding<br />

zonder fiscale gevolgen<br />

worden toebedeeld aan de<br />

ex-partner. De ex-partner<br />

wordt na verdeling van het<br />

stamrecht aangemerkt als<br />

‘de werknemer’.<br />

De uitkeringen kunnen<br />

echter niet later ingaan dan<br />

in het jaar waarin de overdragende<br />

partner de leeftijd<br />

van 65 jaar bereikt.<br />

Sluiten<br />

extra bij volledige schermweergave<br />

Verzekering<br />

De uitkeringen uit een<br />

goudenhanddrukverzekering<br />

moeten direct na het<br />

overlijden van de werknemer<br />

ingaan. De uitkering mag<br />

uitsluitend toekomen aan<br />

de (gewezen) partner en/of<br />

kinderen tot 30 jaar (kring<br />

van gerechtigden).<br />

De verzekeringsvorm is bepalend<br />

of er bij overlijden<br />

een uitkering voor de begunstigde<br />

volgt.<br />

Er is een vrijstelling in de erfbelasting<br />

voor gefacilieerde<br />

lijfrenten.<br />

Rekening<br />

Bij de goudenhanddrukrekening<br />

komt het tegoed<br />

bij overlijden toe aan de<br />

erfgenamen. Als de rekeninghouder<br />

in de opbouwfase<br />

overlijdt, moeten de partner<br />

en/of kinderen tot 30 jaar<br />

direct een uitkerings rekening<br />

openen. Bij overlijden in<br />

de uitkeringsfase worden<br />

de resterende uitkeringen<br />

periodiek aan deze personen<br />

uitgekeerd.<br />

Er is een vrijstelling in de erfbelasting<br />

voor gefacilieerde<br />

lijfrenten.<br />

Het tegoed wordt ineens<br />

belast bij de overleden<br />

rekeninghouder als een<br />

ander dan de partner en/<br />

of kinderen het tegoed erft.<br />

In deze situatie is er geen<br />

vrijstelling van erfbelasting<br />

van toepassing.<br />

57


58<br />

Samenwonen/trouwen Scheiden Overlijden<br />

Pensioen Afhankelijk van de productvorm<br />

zal een partner zo<br />

spoedig mogelijk moeten<br />

worden aangemeld bij de<br />

pensioenuitvoerder.<br />

De Wet VPS geeft de expartner<br />

recht op de helft van<br />

het ouderdomspensioen<br />

dat tijdens het huwelijk<br />

is opgebouwd. Om een<br />

rechtstreeks vorderingsrecht<br />

op de pensioenuitvoerder te<br />

krijgen, moet de scheiding<br />

binnen twee jaar worden<br />

gemeld. Daarnaast heeft de<br />

ex-partner recht op bijzonder<br />

partnerpensioen.<br />

Levensloop Geen gevolgen. Alleen de werknemer kan<br />

uitkeringen ontvangen uit<br />

een levensloopregeling.<br />

De ex-partner kan buiten<br />

de levensloopregeling om<br />

gecompenseerd worden.<br />

De uitkeringen uit een<br />

pensioen verzekering moeten<br />

direct na het overlijden van<br />

de werknemer of na het<br />

beëindigen van het recht op<br />

een Anw-uit kering ingaan. In<br />

de pensioentoezegging ligt<br />

vast op welke van deze twee<br />

momenten de uit keringen<br />

aanvangen. Er is na overlijden<br />

geen keuzemogelijkheid.<br />

De uitkering mag uitsluitend<br />

toekomen aan de (gewezen)<br />

partner en/of kinderen tot 30<br />

jaar. Indien er geen partner<br />

of kind is, kan de uitkering<br />

toekomen aan de werkgever.<br />

Er is een vrijstelling in de<br />

erfbelasting voor pensioen.<br />

Het tegoed op een levenslooprekening<br />

komt toe aan<br />

de erfgenamen. Voor levensloopverzekeringen<br />

is de<br />

verzekeringsvorm bepalend<br />

of er bij overlijden een uitkering<br />

voor de begunstigde(n)<br />

volgt.<br />

Er is geen aparte vrijstelling<br />

in de erfbelasting voor<br />

levensloopproducten<br />

➔<br />

Menu Zoeken<br />

Sluiten<br />

extra bij volledige schermweergave<br />

59


Begrippenlijst<br />

Echtgenoot Partners die gehuwd zijn of een geregistreerd<br />

partnerschap hebben.<br />

Eigen woning De eigen woning die de belastingplichtige anders<br />

dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat.<br />

Eigenwoningforfait Het fictief inkomen dat de bezitter van een eigen<br />

woning moet aangeven in box 1.<br />

Fiscaal partner Echtgenoten, geregistreerd partners en samenwonenden<br />

op hetzelfde woonadres in de Gemeentelijke<br />

Basis Administratie die:<br />

- een notarieel samenlevingscontract hebben<br />

gesloten; of<br />

- samen een kind hebben; of<br />

- een kind van een van de partners hebben dat<br />

door beide partners is erkend; of<br />

- als partners zijn aangemeld voor een pensioenregeling;<br />

of<br />

- beiden eigenaar zijn van de woning die het hoofdverblijf<br />

is,<br />

worden automatisch aangemerkt als fiscaal partner.<br />

Gerichte lijfrente Lijfrenteverzekering gesloten na 01-01-1992 (koopsom)<br />

of 15-10-1990 (premiebetalend). De omvang<br />

van de termijnen staat nog niet vast. Bij het sluiten<br />

van de verzekeringsovereenkomst wordt bepaald<br />

van wiens leven de uitkeringen afhankelijk zullen<br />

zijn.<br />

Jaarruimte Wanneer een belastingplichtige, die bij aanvang<br />

van het kalenderjaar nog geen 65 jaar oud is, een<br />

pensioentekort heeft, kan hij gebruik maken van<br />

de jaarruimteberekening voor lijfrentepremieaftrek.<br />

Kapitaalverzekering Iedere levensverzekering waarbij de prestatie<br />

van de verzekeraar vast staat, ongeacht of er een<br />

bedrag ineens wordt uitgekeerd of een vast aantal<br />

termijnen.<br />

60<br />

➔<br />

Menu Zoeken<br />

Levensverzekering Een verzekering die is gerelateerd aan leven en/of<br />

dood van de verzekerde persoon.<br />

Onherroepelijke begunstiging De begunstiging is conform de voorwaarden aanvaard,<br />

of de verzekering is tot uitkering gekomen<br />

doordat de begunstiging vast ligt. De begunstiging<br />

moet wel eerst ‘geaccepteerd’ worden.<br />

Oudedagsreserve Dit is een bepaald bedrag dat een ondernemer van<br />

een eenmanszaak, maatschap of vof opzij mag zetten<br />

voor de oudedagsvoorziening. Over dat bedrag hoeft<br />

hij voorlopig geen belasting te betalen. De reserve<br />

is een uitstel van het betalen van belasting.<br />

Periodieke uitkering Recht op (toekomstige) uitkeringen die periodiek<br />

gedaan worden.<br />

Renseigneren Algemene term voor de informatieverplichting van<br />

verzekeraars en banken aan de Belastingdienst.<br />

Reserveringsruimte Lijfrentepremieaftrek in enig kalenderjaar in de<br />

situatie dat de belastingplichtige in de zeven<br />

voorafgaande kalenderjaren geen of niet volledig<br />

gebruik heeft gemaakt van de jaarruimte.<br />

Saldomethode Uitkeringen zijn onbelast zolang de som van de<br />

uitkeringen kleiner is dan de som van de niet aftrekbare<br />

premies.<br />

Spaarloon Fiscale faciliteit voor werknemers om onder<br />

voorwaarden uit het brutoloon te kunnen sparen.<br />

Stamrecht Een ontslagvergoeding die wordt omgezet in een<br />

aanspraak op periodieke uitkeringen die dienen ter<br />

vervanging van gederfd of te derven loon.<br />

Sluiten<br />

extra bij volledige schermweergave<br />

61


SNS REAAL is een innovatieve dienstverlener op het gebied van bankieren en verzekeren die zich vooral<br />

richt op de Nederlandse retailmarkt en het midden- en kleinbedrijf. Het aanbod bestaat uit drie kernproductgroepen:<br />

hypotheken en vastgoedfinanciering, vermogensopbouw (sparen en beleggen) en<br />

verzekeren.<br />

De Minigids Productfiscaliteiten verschijnt onder redactie van:<br />

mr. Nancy Struve en drs. Kees van Oostwaard.<br />

Auteurs:<br />

Hans van den Berg, mr. Peter van den Berg, mr. Jasper Commandeur, drs. Manuela Lamot-van Blanken,<br />

mr. Deby Lie, mr. Oliver Nierman, drs. Kees van Oostwaard, Hans Schreuder BBA bc, mr. Nancy Struve en<br />

mr. Jacqueline Verweij-Daemen.<br />

Allen zijn werkzaam bij de afdeling Productfiscaliteit, onderdeel van Fiscale Zaken SNS REAAL.<br />

© SNS REAAL 2013<br />

SNS REAAL<br />

Croeselaan 1<br />

3521 BJ Utrecht<br />

www.snsreaal.nl<br />

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze opgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd<br />

gegevens bestand of openbaar worden gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande schriftelijke<br />

toestemming van SNS REAAL.<br />

De Minigids Productfiscaliteiten is met uiterste zorgvuldigheid samengesteld. Wij kunnen echter geen aansprakelijkheid<br />

aanvaarden voor eventuele onjuistheden of onvolledigheden hierin. Aan de inhoud van deze uitgave kunnen dan ook<br />

geen rechten worden ontleend.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!