Het Educatief Arsenaal - Veteranen van Flakkee
Het Educatief Arsenaal - Veteranen van Flakkee
Het Educatief Arsenaal - Veteranen van Flakkee
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Het</strong>erogeen<br />
De combinatie <strong>van</strong> opgedane ervaringen - <strong>van</strong> ingrijpend en gewelddadig tot saai en<br />
geestdodend - en de wijze waarop de veteraan deze heeft ervaren, beoordeeld en<br />
verwerkt, is mede bepalend voor de wensen en behoeften die uit die oorlogs- of<br />
uitzendperiode voortvloeien. Een veteraan kan bijvoorbeeld uitstekend in zijn vel<br />
zitten en trots zijn op wat hij heeft gedaan als militair, zodat hij hooguit behoefte heeft<br />
aan het geregeld ontmoeten <strong>van</strong> zijn oude kameraden. Een ander kan juist lichamelijk<br />
of geestelijk beschadigd zijn geraakt (gelet op de discussies over ‘Indië’ en<br />
Srebrenica kan dat ook na de uitzending!) en juist behoefte hebben aan nazorg.<br />
Samengevat kan worden gesteld dat de ervaringen tussen en binnen groepen<br />
veteranen zeer heterogeen zijn, de wijze waarop zij daarmee omgaan onderling sterk<br />
kan verschillen, net zoals de mate waarin zij zich veteraan voelen en daaraan<br />
invulling geven.<br />
2.6 Eindelijk waardering<br />
<strong>Veteranen</strong>beleid<br />
In tegenstelling tot de situatie in landen als Engeland en Frankrijk is er in Nederland<br />
pas een jaar of twintig sprake <strong>van</strong> veteranenbeleid en een beginnende<br />
veteranencultuur. In de eerste veteranennota, die in 1990 door minister <strong>van</strong> Defensie<br />
Relus ter Beek werd uitgebracht, werd voor het eerst de behoefte aan erkenning en<br />
nazorg onder veteranen onderkend. Bij de totstandkoming <strong>van</strong> dit veteranenbeleid<br />
speelden de Indiëveteranen de hoofdrol. Ongeveer 150.000 Nederlandse<br />
Indiëveteranen waren tussen 1945 en 1950 jarenlang als (dienstplichtig) militair <strong>van</strong>uit<br />
Nederland in het voormalig Nederlands-Indië ingezet. Na de voor Nederland<br />
teleurstellende afloop <strong>van</strong> de dekolonisatieoorlog was er decennialang nauwelijks<br />
aandacht voor hun ervaringen. En de weinige aandacht die er was, richtte zich sterk<br />
op het als ‘fout’ beoordeelde koloniale karakter <strong>van</strong> het Nederlandse beleid en<br />
militaire inzet, en op het onthullen <strong>van</strong> geweldsexcessen en oorlogsmisdaden. Pas<br />
nadat de Indiëveteranen zich organiseerden en zelf de publiciteit zochten, ontstond<br />
<strong>van</strong>af 1985 het beeld <strong>van</strong> Indiëveteranen als uitvoerders en slachtoffers <strong>van</strong> een<br />
mislukt beleid. Deze overwegend dienstplichtige militairen waren in een uitzichtloze<br />
oorlog terechtgekomen en een deel <strong>van</strong> hen kampte als gevolg daar<strong>van</strong> zelfs veertig<br />
jaar na dato nog met ernstige lichamelijke en/of psychische klachten.<br />
Zorg voor veteranen<br />
Mede door de aanhoudende publiciteit en een beter georganiseerde<br />
belangenbehartiging vonden de Indiëveteranen met hun klachten over het gebrek aan<br />
waardering en nazorg gehoor bij parlementsleden en bewindslieden. Dat<br />
laatstgenoemden hiervoor ont<strong>van</strong>kelijk waren, was overigens mede het gevolg <strong>van</strong><br />
het toenemende inzicht in de problemen <strong>van</strong> een deel <strong>van</strong> de oud-UNIFIL’ers die in<br />
Libanon een vredesmissie hadden uitgevoerd (1979-1985). Juist toen de<br />
Indiëveteranen hun behoefte aan nazorg en erkenning kenbaar maakten, werd<br />
duidelijk dat ook het deelnemen aan zogeheten vredesmissies tot (langdurige)<br />
lichamelijke en psychische klachten kan leiden. Zodoende drong de ernst <strong>van</strong> de<br />
problematiek tot de Haagse beleidsmakers door. Na kennis te hebben genomen <strong>van</strong><br />
diverse rapportages en na overleg met de in 1989 opgerichte Stichting <strong>Veteranen</strong><br />
Platform (VP), waarin het merendeel <strong>van</strong> de veteranenorganisaties de krachten<br />
voortaan bundelde, presenteerde minister <strong>van</strong> Defensie Relus ter Beek in 1990 zijn<br />
nota Zorg voor veteranen in samenhang. Hiermee was het fundament gelegd voor<br />
het veteranenbeleid, waarvoor <strong>van</strong>af 1994 de staatssecretaris <strong>van</strong> Defensie<br />
verantwoordelijk werd en waar<strong>van</strong> het verbeteren <strong>van</strong> de veteranenzorg en het<br />
bevorderen <strong>van</strong> maatschappelijke erkenning voor veteranen de hoofddoelen<br />
vormden. Voor de uitvoering <strong>van</strong> het veteranenbeleid heeft Defensie <strong>van</strong> meet af aan<br />
⏐ 20