02.05.2013 Views

Cardiologie Paard - Diergeneeskundig Memorandum

Cardiologie Paard - Diergeneeskundig Memorandum

Cardiologie Paard - Diergeneeskundig Memorandum

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

PERIODIEK TIJDSCHRIFT<br />

ACHT EN VIJFTIGSTE JAARGANG<br />

mAART 2011-01<br />

<strong>Cardiologie</strong> <strong>Paard</strong><br />

SPONSOREN:<br />

Uniek in generiek


Foto’s Omslagbeeld: en afbeeldingen:<br />

Cover: De foto op L’jesprit, de omslag Arabisch laat een volbloed oude manier renpaard, van des-<br />

vader<br />

infecteren<br />

Nike.<br />

zien. Het betreft een spiritusbrander,<br />

Fotograaf: Reindert Jansen, met dank aan<br />

Christoffel<br />

gebruikt met<br />

Arabians.<br />

formaline, om in Nederland de TBC<br />

Fig. te bestrijden 39: Afd. (jaren Pathologie, ‘50 en ‘60). dept. Veel Pathobiologie, steden hadden<br />

Faculteit hun “eigen” Diergeneeskunde, desinfectieunit, deze UU is afkomstig uit<br />

Fig. Apeldoorn. 40: Drs. Edwin. J.B. Veldhuis Kroeze<br />

Overige De inzet is afbeeldingen: een foto van een Auteurs, krachtige Faculteit warmtever-<br />

Diergeneeskunde, nevelaar, zoals anno UU2008<br />

nog steeds wordt<br />

gebruikt.<br />

Beide foto's zijn beschikbaar gesteld door Rob van<br />

Veldhuijzen, de auteur van Hoofdstuk 8.<br />

Uniek in generiek<br />

EEN GEZAMENLIJKE UITGAVE VAN:<br />

Periodiek Periodiek tijdschrift<br />

acht vijfenvijftigste en vijftigste jaargang<br />

no. 1 2 - 2011 2008 ISSN 0417 - 4631<br />

De Stichting <strong>Diergeneeskundig</strong> <strong>Memorandum</strong>,<br />

opgericht in in 1953, is stelt een zich onafhankelijke ten doel aan stichting dieren-<br />

zonder artsen in winstoogmerk binnen- en buitenland en stelt zich voorlichting ten doel aan te geven<br />

dierenartsen van wetenschappelijke in binnen- en en buitenland commerciële voorlichting aard op<br />

te veterinair geven van gebied. wetenschappelijke en commerciële<br />

aard Ter uitvoering op veterinair van gebied. haar doelstelling is zij uitgeefster<br />

Ter van uitvoering het tijdschrift van “<strong>Diergeneeskundig</strong> haar doelstelling is <strong>Memorandum</strong>”.<br />

zij uitgeefster<br />

van het tijdschrift ,, <strong>Diergeneeskundig</strong> <strong>Memorandum</strong>”<br />

De exploitatie van dit tijdschrift wordt financieel<br />

De mogelijk exploitatie gemaakt van dit in tijdschrift Nederland wordt, door: naast de abonnementen,<br />

Alfasan Diergeneesmiddelen financieel mogelijk B.V. gemaakt te Woerden. door :<br />

Alfasan en Intervet Diergeneesmiddelen Nederland B.V. te B.V. Boxmeer te Woerden<br />

Dechra Veterinary Products B.V. te Breda<br />

Janssen Het Tijdschrift Animal wordt Health gratis Benelux beschikbaar te Beersegesteld<br />

aan<br />

VetZ de praktiserende B.V. te Sliedrecht dierenartsen in Nederland,<br />

Postdoctorale veterinaire studenten in Utrecht kun-<br />

De nen abonnementsbijdrage het tegen een kleine voor vergoeding Benelux verkrijgen wordt bij<br />

jaarlijks het Reductiebureau. geïnd via een Voor automatische anderen bestaat incasso. de moge-<br />

Voor lijkheid het zich buitenland te abonneren; wordt een de factuur kosten verzonden. van een abon-<br />

De nement abonnementstarieven bedragen: zijn :<br />

Benelux Voor Nederland : € 28,00 ex per BTW jaargang. 6%BTW incl. BTW<br />

Automatische Voor het buitenland incasso € 39,50 € 28,30 per jaargang. € 1,70 € 30,-<br />

Factuur Extra exemplaren of oudere € 33,02 uitgaven € 1,98 kunnen € 35,-<br />

Buitenland worden besteld : d.m.v. € een 37,26 overschrijving € 2,24 à € 11,50 39,50<br />

Extra per exemplaar exemplaren voor of oudere Nederland uitgaven of € 14,00 kunnen voor worden het<br />

besteld buitenland d.m.v. op een betaling van onze à rekeningen. € 15,- op onze rekening<br />

onder vermelding van het gewenste nummer.<br />

Redactiecommissie<br />

Redactiecommissie J. Goudswaard, voorzitter :<br />

J. J. Goudswaard, Schrooyen, secretaris voorzitter<br />

J. Mw. Schrooyen, A. Tolkamp secretaris (Alfasan Dierengeneesmiddelen B.V.)<br />

Mw. J. Vernooij A. Tolkamp (Intervet (Alfasan Nederland) Diergeneesmiddelen)<br />

Mw. C. de Mûelenaere (Janssen Animal Health Benelux)<br />

Redactie- en Administratieadres:<br />

J.R. Halderheiweg van Dongen 11, (VetZ) 5282 SN Boxtel<br />

J. tel.: Hulsen 0411-676822 (Vetvice)<br />

fax: 0411-671595<br />

Redactie- e-m: de.em@12move.nl<br />

en Administratieadres:<br />

Halderheiweg website: de-em.nl 11, 5282 SN Boxtel<br />

tel.: Rabobank 0411-676822 Boxtel 1688.49.674<br />

fax: BIC 0411-671595 RABO NL2U IBAN NL50 RABO 0168 8496 74<br />

e-m: de.em@12move.nl<br />

website: Verklaring: de-em.nl<br />

Rabobank De Redactie Boxtel en uitgeefster 1688.49.674 aanvaarden geen aanspra-<br />

BIC kelijkheid RABO voor NL2U schade, IBAN welke- NL50 direct RABO of 0168 indirect- 8496 het 74<br />

gevolg mocht zijn van gebleken onjuistheden in de<br />

Verklaring: inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen.<br />

De Niets Redactie uit dit en tijdschrift uitgeefster mag aanvaarden worden verveelvoudigd geen aansprakelijkheid<br />

en/of openbaar voor schade, worden welke- gemaakt direct door of middel indirect- vanhet<br />

gevolg druk, microfilm mocht zijn of van op welke gebleken andere onjuistheden wijze ook, in de<br />

inhoud zonder van schriftelijke de in dit toestemming tijdschrift opgenomen van de Redactie. artikelen.<br />

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd<br />

en/of Opmaak openbaar en druk: worden Bloembergen gemaakt door Santee middel bv Nijmegen van<br />

druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder<br />

schriftelijke toestemming van de Redactie.<br />

Opmaak en druk: Leonard Nijmegen bv


<strong>Cardiologie</strong> <strong>Paard</strong><br />

Door:<br />

Inge D. Wijnberg, Maarten G. van Emst<br />

en Stefanie Veraa.<br />

met een bijdrage van Ben Gorissen<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 1


Van de Redactie<br />

U zult het, als lezer, al wel onmiddellijk<br />

hebben gezien: dit nummer is – wat volume<br />

betreft – een uitzondering; het moest zelfs<br />

op een andere wijze worden ”gebonden” aan<br />

de rugzijde om te voorkomen, dat het uiteen<br />

zou vallen met de nietjes, die normaal gebruikt<br />

worden. Het is echter niet alleen het<br />

volume, dat opvalt, maar ook de inhoud, die<br />

alleszins de moeite waard is om door te nemen,<br />

ook voor collegae, die geen specialist in<br />

“Inwendige ziekten van het paard” zijn. Juist<br />

de collegae, die minder met paarden in hun<br />

praktijk te maken hebben, zullen verbaasd<br />

zijn over de grote hoeveelheid kennis, die inmiddels<br />

is verkregen over dit onderwerp bij<br />

het paard.<br />

De redactieleden zijn beslist geen specialist<br />

op dit gebied en waren derhalve extra onder<br />

de indruk van datgene, wat door collega Inge<br />

Wijnberg en haar mede-auteurs in dit DM<br />

wordt gepresenteerd. Wij denken dat deze<br />

uitgave een zeer waardevolle informatiebron<br />

voor de praktiserende paardendierenarts is<br />

en daar streven we naar als redactie van het<br />

DM.<br />

Bepaalde hoofdstukken overtreffen vergelijkbare<br />

gedeelten uit de humane sportgeneeskunde.<br />

Datzelfde geldt overigens ook<br />

voor de prestaties van bijvoorbeeld renpaarden<br />

ten opzichte van humane atleten!<br />

Zeer schematisch worden ECG interpretaties<br />

weergegeven. Van groot belang is ook, dat<br />

duidelijk wordt gemaakt, dat er veel fysiologische<br />

bijgeluiden kunnen zijn bij auscultatie<br />

en dat er geen directe associatie kan worden<br />

gelegd tussen souffles, insufficiëntie en prestaties:<br />

daar is veel meer patiëntonderzoek<br />

voor nodig. Zo hoeven souffles op de rechter<br />

atrioventriculaire klep (die veel voorkomen)<br />

nog niet in te houden, dat een dier niet meer<br />

geschikt zou zijn voor de sport. Dit kan van<br />

groot belang zijn voor collegae, van wie een<br />

mening wordt gevraagd t.a.v. de geschiktheid<br />

van paarden voor een bepaalde sport.<br />

Het overzicht van alle medicaties op dit vakgebied<br />

is zeer uitgebreid; voorts bevat dit<br />

DM een duidelijk overzicht van alle medicijnen,<br />

die een bijwerking kunnen hebben op de<br />

hartfunctie: alleen al hierom zal dit DM zich<br />

een vaste plaats verwerven in de bibliotheek<br />

van iedere praktijk, waarin paarden al of niet<br />

regelmatig worden behandeld.<br />

De redactie van het <strong>Diergeneeskundig</strong><br />

<strong>Memorandum</strong> streeft er naar om een zo groot<br />

mogelijke diversificatie in de te behandelen<br />

onderwerpen te bereiken. Wel is zij gebonden<br />

aan een maximum van drie onderwerpen<br />

per jaar. Recente publicaties waren daarom<br />

of diersoort gericht (egel, duif, sier- dan wel<br />

productievissen, etc.) of orgaansysteem gericht<br />

(huidaandoeningen bij hond en kat,<br />

diarree bij genoemde diersoorten, tandheelkunde,<br />

cardiovasculaire aandoeningen bij<br />

de hond, chirurgie bij ooglidafwijkingen)<br />

dan wel toegespitst op meer algemene onder-<br />

werpen als haematopoietische tumoren,<br />

klinische immunologie, reiniging en desinfectie,<br />

dierfysiotherapie, toxicologie, etc..<br />

In de diersoort gerichte publicaties wordt<br />

veelal niet alleen ingegaan op diagnostiek<br />

en therapie, maar ook op pathologie/fysiologie<br />

en bijvoorbeeld ook op het hanteren van<br />

een bepaalde diersoort; gedacht kan hierbij<br />

worden aan onze uitgaven over reptielen,<br />

kangoeroes, kalkoenen, hangbuikzwijnen en<br />

zelfs de teddybeer (nr 6, jaargang 20, 1973…,<br />

helaas uitverkocht!).<br />

Omdat in de diergeneeskunde de specialisatie<br />

binnen iedere diersoort in de laatste<br />

jaren sterk is toegenomen, heeft de redactie<br />

geconstateerd, dat overzichtsartikelen over<br />

orgaansystemen van bepaalde diersoorten<br />

sterk in de belangstelling staan van de praktiserende<br />

collegae. Een aantal van de hiervoor<br />

genoemde DM publicaties getuigen hiervan,<br />

doch vaak betreffen deze de gezelschapsdieren.<br />

Om de vijf jaar – als we het nummer over de<br />

ezel even buiten beschouwing laten – staat<br />

het paard centraal in een DM uitgave. Dat wil<br />

overigens niet zeggen, dat in andere num-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 3


mers niet ook aandacht aan diagnostiek en<br />

therapie van ziekten bij het paard is gegeven;<br />

denk hierbij bijvoorbeeld aan de DM uitgaven<br />

over klinische immunologie en laboratorium<br />

diagnostiek. Tien jaar geleden verscheen een<br />

DM over aandoeningen van het respiratieapparaat<br />

bij het paard van collega Roel van<br />

Nieuwstadt en vijf jaar geleden publiceerden<br />

wij het nummer over de endocrinologie van<br />

het paard, geschreven door de collegae Pieter<br />

Brama, Han van der Kolk en T.A Stout. Reeds<br />

toen al werden de eerste kontakten gelegd met<br />

collega Inge Wijnberg over een volgende DM<br />

uitgave. In 2003 verscheen een DM over cardiovasculaire<br />

aandoeningen bij de hond door<br />

onze Vlaamse collega Guy Gadeyne; een DM<br />

uitgave over hartaandoeningen bij het paard<br />

was dus een logische keus met Inge Wijnberg<br />

als hoofd-auteur.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 4<br />

De redactie is de collegae Inge Wijnberg – als<br />

hoofd-auteur – en haar mede-auteurs Maarten<br />

van Emst, Stefanie Verda en Ben Gorissen<br />

bijzonder dankbaar voor het samenstellen van<br />

dit uitgebreide naslagwerk.<br />

Ten slotte: de fraaie omslagfoto heeft –<br />

terecht – mogelijk al uw aandacht gevraagd.<br />

In dat geval heeft U gemist, dat het aantal<br />

bedrijven, dat de DM uitgaven sponsort, met<br />

1 bedrijf is toegenomen. Dechra Veterinary<br />

Products BV uit Breda (o.a. leverancier van<br />

SPECIFIC dieet-en onderhoudsvoeding alsmede<br />

van verschillende farmaceutische specialites)<br />

heeft toegezegd om medesponsor<br />

van het DM te worden. Voor de Vlaamse collegae:<br />

voor het eind van dit jaar zal Dechra<br />

ook actief zijn in België.<br />

Redactie


Inhoudsopgave<br />

I Embryologie en anatomie<br />

Ia Embryonale ontwikkeling van het hart<br />

Ib Anatomie hart<br />

II Fysiologie<br />

IIa Hart, vaten en bloeddruk<br />

IIb Mechanische hartactie<br />

IIc Electrofysiologie van het hart<br />

IId Fysiologische (bij)geluiden<br />

IIe Fysiologische ritmestoornissen.<br />

III Klinisch onderzoek<br />

IIIa Lichamelijk onderzoek<br />

IIIb Aanvullende Diagnostiek<br />

IIIc Echocardiografie<br />

IIId Cardiac output (CO)metingen<br />

IIIe Hartkatheterisatie<br />

IIIf Cardiale markers<br />

IV Pathofysiologie<br />

IVa Hypertrofie myocard/congestief hartfalen<br />

IVb Congestief hartfalen en behandeling<br />

IVc Behandeling van congestief hartfalen<br />

IVd Pathologische bijgeluiden<br />

IVd1 Systolische bijgeluiden hoorbaar op de linker thoraxwand<br />

IVd2 Diastolische bijgeluiden hoorbaar op de linker thoraxwand<br />

IVd3 Systolische bijgeluiden hoorbaar op de rechter thoraxwand<br />

IVd4 Diastolische bijgeluiden op de rechter thoraxwand<br />

IVe Pathofysiologie ritmestoornissen<br />

IVe1 Verstoorde Geleiding<br />

IVe2 Verstoorde Prikkelvorming<br />

IVe3 Voorbeelden van storingen in de prikkelvorming<br />

IVe4 Pathologische storingen in de prikkelgeleiding<br />

IVe5 Voorbeelden van Re-entry aritmiën<br />

IVe6 Conductie blokkade<br />

IVf Het gebruik van pacemakers bij het paard.<br />

IVg Medicamenteuze behandeling van atrium fibrillatie<br />

IVg1 Medicamenteuze behandeling van atrium fibrillatie<br />

IVg2 Elektroconversie als behandeling van atrium fibrillatie .<br />

IVh Hartmedicatie<br />

V Congenitale afwijkingen<br />

Va Inleiding<br />

Vb Voorbeelden van congenitale aandoeningen bij het paard<br />

VI Verkregen hartafwijkingen<br />

VIa Endocard afwijkingen<br />

VIa1Endocardiose<br />

VIa2 Endocarditis<br />

VIa3 Endocardiale fibro-elastosis<br />

VIb Verkregen myocard afwijkingen<br />

VIb1 Myocarditis<br />

VIb2 Idiopathische Dilatatieve Cardiomyopathie (DCM)<br />

VIb3 Restrictieve cardiomyopathie; cardiale amyloidose<br />

VIc Verkregen Pericard afwijkingen<br />

12<br />

12<br />

13<br />

17<br />

17<br />

18<br />

19<br />

21<br />

23<br />

28<br />

28<br />

31<br />

34<br />

47<br />

49<br />

50<br />

53<br />

53<br />

54<br />

55<br />

58<br />

59<br />

62<br />

64<br />

65<br />

65<br />

65<br />

66<br />

67<br />

72<br />

73<br />

79<br />

82<br />

82<br />

82<br />

83<br />

84<br />

87<br />

87<br />

88<br />

95<br />

95<br />

95<br />

100<br />

101<br />

101<br />

101<br />

103<br />

103<br />

105<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 5


VIc1 (Idiopathische)Pericarditis<br />

VIc2 African horse sickness (AHS), cardiale vorm<br />

VII Vaatwand afwijkingen<br />

VIIa Aneurysma’s<br />

VIIb Trombo-embolische processen.<br />

VIIc Vasculitis en arteritis<br />

VIII Medicijnen met bijwerkingen op de hartfunctie<br />

IX Trainingsgerelateerde aanpassingen van het circulatie apparaat<br />

IXa Oorzaken voor verminderd presteren<br />

IXb Het voorspellen van prestatie vermogen aan de hand van ECG of<br />

echografische metingen<br />

IXc Morfologische aanpassingen aan training<br />

IXd Training en klepregurgitatie<br />

IXe Verminderd presteren in relatie tot klepregurgitaties<br />

IXg Longbloeden in relatie tot klepinsufficiënties<br />

IXh Aftrainen en het effect op cardiale dimensies<br />

IXi Hartfrequentie monitoring tijdens of rondom arbeid<br />

X Selectief fokbeleid op performance en hartafwijkingen<br />

XI Aanbevolen literatuur<br />

(volledige literatuurlijst opvraagbaar bij eerste auteur)<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 6<br />

105<br />

107<br />

108<br />

108<br />

109<br />

111<br />

113<br />

117<br />

118<br />

118<br />

119<br />

120<br />

124<br />

125<br />

125<br />

125<br />

126<br />

127


De Auteur<br />

De Co-auteurs<br />

Inge D.Wijnberg, studeerde in 1990 “met genoegen” af als dierenarts aan<br />

de Universiteit Utrecht en begon in 1995, na een aantal praktijkjaren en<br />

een uitstapje naar de afdeling Immunobiologie van het RIVM in 1993,<br />

als Specialist in Opleiding in de Inwendige Ziekten <strong>Paard</strong> op de afdeling<br />

Inwendige Ziekte en Voeding der Grote Huisdieren aan de UU. Kort na<br />

haar aanstelling vertrok ze voor een 3-tal maanden naar Professor Reef<br />

(Universiteit Pennsylvania, USA) om de echografie, echocardiografie en een<br />

update in cardiologie te leren en erna toe te passen in de dagelijkse routine<br />

aan de Universiteitskliniek Utrecht. In 2000 werd ze KNMvD Specialist<br />

Inwendige Ziekten <strong>Paard</strong>. In 2002 promoveerde ze met als onderwerp de<br />

Diagnostische mogelijkheden van EMG- naaldonderzoek bij het paard; in<br />

2003 kreeg ze een vaste aanstelling als Universitair Docent en in 2004 werd<br />

ze definitief geregistreerd als Europees Specialist Inwendige Ziekten <strong>Paard</strong>.<br />

Haar aandachtsgebieden in de kliniek zijn cardiologie, neuro-musculaire<br />

aandoeningen en neonatologie. De onderwijstaken zijn het begeleiden<br />

van studenten en Specialisten in Opleiding en het maken, coördineren en<br />

verzorgen van klinisch en preklinisch onderwijs op meerdere gebieden.<br />

Sinds 2006 is ze eindverantwoordelijk voor de ontwikkeling en inhoud van<br />

het Bachelor programma “Circulatie” van de faculteit Diergeneeskunde dat<br />

ze samen met een aantal spildocenten ontwikkeld heeft. Daarnaast is ze sinds<br />

2003 mede verantwoordelijk en sinds 2008 eindverantwoordelijk, voor het<br />

vak Klinisch Redeneren. Als (co-) auteur verschenen meer dan 45 publicaties<br />

in wetenschappelijke vakbladen.<br />

Maarten van Emst studeerde biologie in Utrecht en sloot de studie in<br />

1992 af met hoofdstages in de richtingen neurofarmacologie en zintuigfysiologie.<br />

Zijn promotieonderzoek voerde hij uit bij de divisie KNO<br />

in het Universitair Medisch Centrum Utrecht en betrof de pathofysiologie<br />

van binnenoorstoornissen en het ontwikkelen van mathematische<br />

modellen. Na zijn promotie en postdoctorale werk kwam hij in 1998 in<br />

dienst bij de divisie Veterinaire Anatomie en Fysiologie van de faculteit<br />

(der) Diergeneeskunde (tegenwoordig onderdeel van het departement<br />

Pathobiologie). Als universitair docent is hij deels verantwoordelijk geweest<br />

voor de invoering van curriculum 2001 en de Bachelor-Master.<br />

Zijn onderwijstaken bestaan uit het begeleiden van studenten en junior<br />

docenten en het coördineren en verzorgen van fysiologie onderwijs. Het<br />

betreft onderwijs aan de faculteiten Diergeneeskunde ((mede)coördinator<br />

blokken circulatie, homeostase, nieren & urinewegen en neurologie)<br />

en Biomedische Wetenschappen. Daarnaast coördineert hij de fysiologie<br />

cursussen aan het University College Utrecht. Tot dusver verschenen 15<br />

publicaties van zijn hand in de wetenschappelijke vakbladen.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 7


D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 8<br />

Stephanie Veraa studeerde in 2005 “cum laude” af in de studierichting<br />

<strong>Paard</strong> aan de Universiteit te Gent met als thesis CT bij hoofdaandoeningen<br />

van het paard. Voorafgaande hieraan behaalde ze een propedeuse in bos<br />

en natuurbeheer aan de Universiteit van Wageningen. Tijdens haar studie<br />

maakte didactiek onderdeel uit van haar programma. Na haar afstuderen<br />

was ze werkzaam als ”Intern <strong>Paard</strong>” in het Veterinair Centrum Someren.<br />

Vanaf 2006 is ze werkzaam bij de afdeling Diagnostische Beeldvorming aan<br />

de Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht. In oktober 2010 werd ze<br />

geregistreerd als Europees Specialist Diagnostische Beeldvorming. In korte<br />

tijd zijn diverse publicaties van haar hand op het gebied van diagnostische<br />

beeldvorming verschenen.<br />

Ben Gorissen startte in 2001 met de studie Diergeneeskunde te Utrecht en<br />

volgde het monotraject paard, waarna hij in 2008 “cum laude” afstudeerde.<br />

Zijn onderzoeksstage betrof het verband tussen ongelijke hoeven en<br />

sportprestatie bij het KWPN, waarvan de resultaten gepubliceerd zijn in<br />

het Equine Veterinary Journal en gepresenteerd op de Voorjaarsdagen. Na<br />

eerst werkzaam te zijn geweest als eerste lijns paardendierenarts kwam<br />

hij in december 2009 in dienst bij het departement Pathobiologie van de<br />

faculteit Diergeneeskunde te Utrecht als junior docent Veterinaire Anatomie<br />

en Fysiologie. Zijn belangrijkste taak is het verzorgen van onderwijs<br />

in Veterinaire Embryologie, Anatomie en Fysiologie aan studenten<br />

Diergeneeskunde en Biomedische Wetenschappen.


Lijst gebruikte afkortingen<br />

α-HBDH: α-hydroxybutyrate dehydrogenase (lactate dehydrogenase-1-isoenzym)<br />

ANP: atrial natriuride peptide.<br />

AO: aorta<br />

ACE: angiotensin converting enzyme<br />

ADH: antidiuretisch hormoon<br />

Pa: arteriële bloeddruk<br />

AF: atrium fibrillatie<br />

AV: atrioventriculair<br />

BPN: B-type natriuride peptide<br />

CICR: calcium geïnduceerde calcium afgifte<br />

CI: cardiac index<br />

CO: cardiac output<br />

cTnI: cardiac troponine I<br />

CVD: centraal veneuze druk<br />

CHF: congestief hartfalen<br />

CW: continous wave<br />

CRP: C- reactief proteine<br />

dd: de die (per dag)<br />

DADs: delayed after depolarizations<br />

DCM: dilatatieve cardiomyopathie<br />

ECG: electrocardiogram<br />

EADs: early after depolarizations<br />

EPSS: E-point to septal separation<br />

FS: fractional shortening<br />

HRV: heart rate variability<br />

HS: hart score<br />

HF: hartfrequentie<br />

ICR: intercostale ruimte<br />

IVS: interventriculaire septum<br />

im: intramusculair<br />

iv: intraveneus<br />

LG: lichaamsgewicht<br />

LA: linker atrium<br />

LAV: linker atrioventriculaire (mitraal, bicuspidaal)<br />

Pla: linker atriumdruk<br />

LVD: linker ventrikel diameter<br />

LVIDd: linker ventrikel internal diameter in diastole<br />

LVPW: linker ventrikel achterwand<br />

LVMM: linker ventrikel myocard massa<br />

Min: minuut<br />

Mm: millimeter<br />

mV: millivolt<br />

ng: nanogram<br />

NCX: 3Na+/1Ca exchanger<br />

NTS: nucleus tractus solitarius<br />

PDA: persisterende ductus arteriosus<br />

PGI2: prostacycline<br />

PA: pulmonaal arterie<br />

PW: pulse wave<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 9


p max: punctum maximum<br />

RAV: rechter atrioventriculair (tricuspidaal)<br />

RWT: relative wall thickness<br />

RVD: rechter ventrikel diameter<br />

RAAS: renine angiontensine aldosteron systeem<br />

SNR: signaal ten opzichte van ruis<br />

SA: sinoauriculair<br />

SV: slagvolume<br />

NO: stikstofoxide<br />

SVES: supraventriculaire extrasystolen<br />

TGC: time gain compensation<br />

TDI: tissue doppler imaging<br />

THI: tissue harmonic imaging .<br />

Tr: truncus<br />

2DE: twee dimensionaal echocardiografisch onderzoek<br />

UKP: universiteits kliniek paard<br />

VES: ventriculaire extrasystolen<br />

VSD: ventrikel septum defect<br />

vs: versus<br />

Vv: Venae<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 10


SPECIFIC ® CKD Heart & Kidney Support<br />

Dé optimale combinatie<br />

Eén dieet voor de behandeling van hart- en nierfalen. Uniek hoge gehalten<br />

omega-3 vetzuren en uitgekiende ingrediënten remmen de progressie<br />

van orgaanfalen en verminderen klinische symptomen<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 11


I Embryologie en anatomie<br />

Ia Embryonale ontwikkeling van het hart<br />

Hart en bloedvaten ontwikkelen zich als<br />

eerste functionele orgaansysteem, omdat<br />

diffusie al gauw tekort schiet als voedingsweg<br />

voor het groter wordende embryo.<br />

Het prille begin van het hart vinden we<br />

terug aan de craniale zijde van het embryo,<br />

waarna, door kromming, de eerste hartaanleg<br />

naar caudoventraal verplaatst. Door<br />

deze verplaatsing krijgt de eraan verbonden<br />

ventrale Aorta, die contact gaat maken met<br />

de dorsale Aorta via de kieuwboogarteriën,<br />

ook een definitieve locatie.<br />

De craniale zijde van de hartbuis wordt zo<br />

de uitstroomopening; de caudale zijde gaat<br />

fuseren met het zich ontwikkelende veneuze<br />

systeem. De hartbuis neemt verder in diameter<br />

toe en gaat bloed rondpompen; bij het<br />

paardenembryo is vanaf dag 24 van de ontwikkeling<br />

een gecoördineerde hartslag zichtbaar.<br />

Niet alle delen van de hartbuis ontwikkelen<br />

zich op het zelfde moment en met dezelfde<br />

snelheid, met als gevolg dat er vergrotingen<br />

en insnoeringen van de hartbuis zichtbaar<br />

zijn, die we kunnen herkennen als sinus<br />

venosus, atrium, ventrikel, bulbus cordis en<br />

truncus arteriosus. Vanwege ruimtegebrek<br />

in de pericardiale holte wordt de hartbuis in<br />

een U-vorm gevouwen. Wat later in de ontwikkeling<br />

worden ook de Sinus venosus en<br />

het atrium opgenomen in het pericardium<br />

waardoor de hartbuis meer een S-vorm krijgt<br />

en het enkele atrium dorsaal van het enkele<br />

ventrikel komt te liggen.<br />

Om het hart de voor zoogdieren bekende<br />

bouw te geven en een gescheiden grote en<br />

kleine circulatie te waarborgen, wordt de<br />

hartbuis door septa in compartimenten verdeeld.<br />

Het rechter gedeelte van de Sinus Venosus<br />

wordt het gladwandige deel van het rechter<br />

atrium; het oorspronkelijk atrium wordt het<br />

gespierde hartoortje. Het linker gedeelte van<br />

de Sinus Venosus is later terug te vinden als<br />

de coronair sinus, die uitmondt in het rechter<br />

atrium. Terwijl de Sinus Venosus opgenomen<br />

wordt in het rechter gedeelte van het atrium,<br />

D.M. 57e jaargang - No. 3 blz. 12<br />

monden in het linker deel van het atrium de<br />

Vv. pulmonales uit.<br />

Ter hoogte van de atrioventriculaire overgang<br />

ontwikkelen zich endocardiale kussens,<br />

die naar elkaar toe groeien en fuseren, zodat<br />

er een linker en rechter atrioventriculair kanaal<br />

ontstaat.<br />

Tegelijkertijd ontstaat er vanaf de dorsale<br />

zijde van het atrium een plooi, het zogenaamde<br />

septum primum, die niet compleet is. Naar<br />

het ventrikel toe breidt dit septum zich tot de<br />

endocardiale kussens uit en draagt bij aan de<br />

scheiding tussen atrium en ventrikel. Door<br />

deze verdere uitgroei van het septum dreigt<br />

de open verbinding tussen de beide atria<br />

opgeheven te worden, maar dit wordt voorkomen<br />

door de vorming van een tweede gat,<br />

het ostium secundum, dorsaal in het septum.<br />

Bij het paard gebeurt dit tussen dag 30 en 32<br />

van de dracht.<br />

Daarna ontstaat rechts van het eerste septum<br />

een tweede septum, waarin ook een opening<br />

aanwezig blijft, het zogenaamde Foramen<br />

ovale, zodat er tijdens de gehele intra-uteriene<br />

periode relatief zuurstofrijk bloed vanuit<br />

de placenta rechtstreeks van het rechter naar<br />

het linker atrium kan stromen.<br />

Het ventrikelseptum, dat zowel een spier- als<br />

een bindweefselcomponent heeft, sluit tussen<br />

dag 33 en 36 van de dracht. Belangrijk om te<br />

realiseren is dat het ventrikelseptum op een<br />

dusdanige manier wordt aangelegd dat zowel<br />

het ventrikel (latere linker ventrikel) als een<br />

deel van de bulbus cordis (latere rechter ventrikel)<br />

bloed wegpompen richting de truncus<br />

arteriosus. Om na de geboorte te beschikken<br />

over een kleine en grote circulatie moet er<br />

tot slot nog een links-rechts scheiding aangebracht<br />

worden in de truncus arteriosus.<br />

Dit wordt bereikt door de aanleg en uitgroei<br />

van een spiraalvormig verlopend septum, het<br />

aorticopulmonaire septum<br />

In het hart worden kleppen aangelegd om de<br />

correcte uitstroomrichting te waarborgen en<br />

vulling van de ruimtes mogelijk te maken.<br />

De atrioventriculaire (AV) kleppen ontstaan<br />

tussen atrium en ventrikel uit de wand van<br />

het atrioventriculaire kanaal. Links ontstaat<br />

een tweeslippige (bicuspidalis/mitralis),


echts ontstaat een drieslippige (tricuspidalis)<br />

klep. De spiervezels, die de kleppen met de<br />

ventrikelwand verbinden, verbindweefselen<br />

deels en vormen zo de chordae tendinae. Het<br />

spierweefsel dat overblijft, vormt de papillairspiertjes.<br />

De semilunaire kleppen in Aorta en A. pulmonalis<br />

ontstaan tijdens de vorming van het<br />

septum in de Truncus arteriosus. Delen van<br />

de zwellingen, die het septum in de truncus<br />

arteriosus vormen, vormen primitieve kleppen.<br />

De foetale circulatie<br />

Tijdens de intra-uteriene ontwikkeling vindt<br />

er gaswisseling en uitwisseling van voedingsstoffen<br />

en metabolieten plaats in de<br />

placenta. Het zuurstofrijke bloed bereikt<br />

het veulen via de in de navelstreng gepaarde<br />

Venae umbilicales, waarvan uiteindelijk<br />

alleen de linker functioneel blijft. Vanuit de<br />

navel wordt het bloed via de ductus venosus<br />

in de lever direct overgebracht naar de vena<br />

cava caudalis en vandaar uit naar het rechter<br />

atrium. Door de hoge vaatweerstand vanwege<br />

de nog niet functionele longcirculatie, is<br />

de druk in het rechter atrium hoger dan in<br />

het linker atrium, zodat een groot gedeelte<br />

van het bloed via het foramen ovale naar het<br />

linker atrium stroomt. Via het linker ventrikel<br />

en de Aorta wordt de rest van het lichaam<br />

van bloed voorzien. Een gedeelte van het<br />

bloed in het rechter atrium stroomt, samen<br />

met zuurstofarm bloed uit de kop, door naar<br />

het rechterventrikel. Bloed afkomstig uit het<br />

rechterventrikel zal vanwege de hoge druk<br />

in de longcirculatie via de ductus arteriosus,<br />

een verbinding tussen truncus pulmonalis<br />

en Aorta, naar de Aorta geshunt worden. De<br />

grote arteriën naar het hoofd hebben zich dan<br />

al van de Aorta afgesplitst zodat het hoofd<br />

relatief zuurstofrijk bloed ontvangt.<br />

Het zuurstofarme bloed van het embryo<br />

stroomt via de A. umbilicalis naar de placenta<br />

terug.<br />

Tijdens de partus komt er een einde aan de<br />

gasuitwisseling via de placenta, waardoor de<br />

CO 2 concentratie in het bloed van het veulen<br />

zal toenemen. Toename van de CO 2 concentratie<br />

stimuleert het ademhalingscentrum in<br />

de Medulla oblongata. Bij de eerste ademteugen<br />

zullen de longen ontplooien, waardoor<br />

de weerstand in de longcirculatie zal afnemen<br />

en er meer bloed naar toestroomt. De Venae<br />

pulmonales zorgen voor meer bloed en dus<br />

een hogere druk in het linker atrium, waardoor<br />

het foramen ovale functioneel afgesloten<br />

wordt (door tegen elkaar aanklappen van<br />

de twee oorspronkelijk gevormde septa). Na<br />

2 tot 9 weken is het foramen ovale definitief<br />

gesloten. De ductus arteriosus contraheert<br />

reflexmatig, zodat deze niet meer functioneel<br />

is en blijft zichtbaar als ligamentum arteriosum.<br />

De reflex wordt getriggerd door de hoge<br />

zuurstofspanning in het bloed dat via de ductus<br />

van Aorta naar Tr. pulmonalis stroomt.<br />

Een andere belangrijke factor is de daling<br />

van de prostaglandine (PGE2) concentratie<br />

in het bloed vlak na de geboorte. Dit zorgt<br />

voor contractie van het gladde spierweefsel<br />

in de wand van de ductus. Ook de navelvaten<br />

en de ductus venosus sluiten tijdens de partus<br />

en gaan in regressie, maar de resten blijven<br />

herkenbaar in het volwassen dier.<br />

Ib Anatomie hart<br />

Het hart bevindt zich in het mediastinum, ter<br />

hoogte van de 3e tot 5e intercostaalruimte<br />

(ICR) en wordt omgeven door het pericar-<br />

dium. Het hart ligt niet precies in het midden;<br />

ongeveer 3/5 deel van het hart ligt links van<br />

de mediaanlijn, 2/5 deel rechts. Het hart zelf<br />

is iets gedraaid, waardoor het rechter ventrikel<br />

wat meer naar craniaal en het linker<br />

ventrikel wat meer naar caudaal ligt (fig. 1).<br />

Percussie van het hart wordt bemoeilijkt door<br />

de aanhechting van het voorbeen, waardoor<br />

alleen grote afwijkingen met behulp van<br />

percussie opgespoord kunnen worden. Als<br />

referentiewaarde wordt aangehouden dat de<br />

hartdemping links ter hoogte van de (3e) 4e-<br />

5e ICR en bij zeer goed getrainde racepaarden<br />

zelfs tot in de 6e ICR waargenomen kan<br />

worden. Rechts is het hart tussen de 3e-4e<br />

ICR te percuteren.<br />

Zowel in de linker als in de rechterlong is een<br />

incisura cardiaca aanwezig, waardoor het<br />

pericardium tegen de thoraxwand ligt. Aan<br />

de linker zijde is deze incisura wat groter en<br />

is tussen de derde en zesde rib te vinden. Aan<br />

de rechterzijde loopt de incisura van de derde<br />

rib tot en met de vierde intercostaalruimte.<br />

Doordat het pericardium bij de incisurae<br />

direct tegen de thoraxwand ligt, is het hart<br />

op deze plekken goed echografisch te onder-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 13


[Figuur 1a.] Het paardenhart, linkerzijde (A)<br />

en rechterzijde (B)<br />

Legenda: 1: Rechter ventrikel; 2:Linker ventrikel;<br />

3: Linker aurikel;4: Ramus interventricularis;<br />

paraconalis;5:Truncus pulmonalis;6:<br />

Rechter aurikel;7: Aorta;8: Ligamentum arteriosum;<br />

9: Vena cava cranialis;10:Linker<br />

arteriae pulmonales;10’: Rechter arteriae<br />

pulmonales;11: Linker venae pulmonales;11’:<br />

Rechter venae pulmonales;12: Rechter vena<br />

azygos;13: Vena cava caudalis;14: Rechter a.<br />

coronaria;14’: Ramus interventricularis subsinosus<br />

zoeken, zonder artefacten veroorzaakt door<br />

het luchthoudende longweefsel.<br />

Via de Vv. cava cranialis en caudalis ontvangt<br />

het rechter atrium het veneuze bloed.<br />

In de vena cava is een wrong aanwezig, het<br />

tuberculum intervenosum, die helpt om<br />

het veneuze bloed het atrium in te leiden,<br />

zonder dat er al te veel turbulenties ontstaan.<br />

Het Tuberculum intervenosum zet zich bij<br />

de instroomopening van het rechter atrium<br />

voort als crista terminalis, de oorsprong van<br />

de Mm. pectinati. Deze spiertjes vormen<br />

in het rechter harteoor een vlechtwerk van<br />

spierweefsel, waardoor de wand daar wat<br />

onregelmatig is, de rest van de atriumwand<br />

is glad.<br />

Het linker atrium is qua bouw sterk vergelijkbaar<br />

met het rechter atrium, evenals het<br />

harteoor. Het linker atrium ontvangt het<br />

zuurstofrijke bloed uit de longcirculatie via<br />

vijf tot acht Vv. pulmonales.<br />

Het bloed verlaat het rechter atrium via het<br />

ostium atrioventriculare dextrum. Deze<br />

opening is door de aanwezigheid van een<br />

bindweefselring, een Annulus fibrosus<br />

verstevigd. De rechter AV kleppen (tricus-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 14<br />

[Figuur 1b.] Ligging hart in de thorax<br />

Legenda: LiAV: projectie linker atrioventriculaire<br />

klep; Ao: projectie aorta klep;Ap : projectie<br />

pulmonaal arterie; ReAv: projectie rechter<br />

atrioventriculaire klep. Uit: Het klinisch<br />

onderzoek van paard en landbouwhuisdieren,<br />

eds. R. Kuiper en R.A. van Nieuwstadt 2008.<br />

pidaalkleppen) zorgen ervoor dat het bloed<br />

tijdens de systole niet terug kan stromen<br />

richting het rechter atrium.<br />

De meer distale gelegen ventrikelwand is<br />

onregelmatig van vorm door de vele spierbalkjes,<br />

de trabeculae carneae, die turbulenties<br />

van bloed in de ventrikel voorkomen.<br />

Het bloed verlaat het ventrikel tijdens<br />

de systole via een trechtervorming conus<br />

arteriosus richting de Truncus pulmonalis.<br />

In de truncus pulmonalis zijn drie halve<br />

maanvormige (semilunair kleppen) aanwezig<br />

die het terugstromen van bloed naar de<br />

rechter ventrikel in de diastole verhinderen.<br />

Ook hier is ter versteviging een anulus fibrosus<br />

aanwezig.<br />

In het lumen van het rechterventrikel is<br />

een streng tussen het ventrikelseptum en<br />

de wand aanwezig, de trabecula septomarginalis<br />

dextra, waarin zenuwvezels lopen<br />

waardoor wand en septum gecoördineerd<br />

kunnen depolariseren en dus contraheren.<br />

Het zuurstofrijke bloed bereikt het linker<br />

ventrikel vanuit het linker atrium via het<br />

Ostium atrioventriculare sinistrum. Tijdens<br />

de systole wordt deze opening door de twee<br />

slippige linker AV (=mitralis/bicuspidalis)<br />

klep afgesloten. Tijdens de systole wordt het<br />

bloed via de Bulbus aortae de Aorta ingeperst.<br />

Tijdens de diastole wordt deze opening door<br />

drie semilunaire Aortakleppen afgesloten.<br />

Met name bij oudere dieren kunnen er meer-


dere bindweefselwoekeringetjes aanwezig<br />

zijn op de klepranden. Ook komen er degeneratieve<br />

fenestreringen van de Aortakleppen<br />

voor. Functioneel gezien zijn de gevolgen<br />

van deze klepaantastingen meestal beperkt.<br />

Vanwege de forse drukken waaraan de uitstroomopening<br />

van de Aorta wordt blootgesteld,<br />

is deze verstevigd door kraakbeen,<br />

het zogenaamde Cartilago cordis septalis<br />

sinistra en het bij niet alle paarden aanwezige<br />

Cartilago cordis accessoria, welke bij een<br />

post mortaal onderzoek palpeerbaar zijn. Dit<br />

kraakbeen kan, naar mate het paard ouder<br />

wordt, gaan verkalken en bijdragen aan het<br />

stugger worden van de Aorta, waardoor de<br />

kans op een ruptuur toeneemt.<br />

De coronair arteriën ontspringen dorsaal<br />

van de Aortakleppen direct uit de Sinus aortae.<br />

De coronair circulatie bij het paard is<br />

symmetrisch, dat wil zeggen dat zowel de<br />

rechter als de linker A. coronaria een tak<br />

afgeven richting de apex van het hart.<br />

Uit beide A. coronaria ontspringt een dwarsverlopende<br />

tak, de Ramus circumflexus. De<br />

naar distaal verlopende tak van de rechter<br />

coronairarterie is de Ramus interventricularis<br />

subsinuosus welke loopt door de Sulcus<br />

(groeve) interventricularis subsinuosus.<br />

De naar distaal verlopende tak van de linker<br />

coronair arterie loopt door de Sulcus<br />

interventricularis paraconalis en wordt de<br />

Ramus interventricularis paraconalis ge-<br />

noemd. Belangrijk om te realiseren is dat de<br />

coronair arteriën vullen tijdens de diastole<br />

met bloed dat “terugloopt” richting de Aorta-<br />

klep. Tijdens de diastole is de wand van het<br />

hart namelijk ontspannen en vullen de coronairarteriën<br />

makkelijker.<br />

Het hart wordt door een aantal vliezen omgeven<br />

die gedeeltelijk met elkaar vergroeid<br />

zijn. Van buiten naar binnen zijn dit:<br />

- Pleura mediastinalis (is geen onderdeel van<br />

het pericardium)<br />

- Lamina fibrosa, stevige laag met veel collageen<br />

elastische vezels, zet zich als Tunica<br />

externa voort langs de vaten. Deze laag is<br />

middels het Ligamentum sternopericariacum<br />

stevig verbonden met het sternum<br />

- Lamina parietalis van het pericardium<br />

- Lamina visceralis van het pericardium<br />

(epicard)<br />

De pericardiale holte is de ruimte tussen de<br />

lamina parietalis en de lamina visceralis van<br />

het pericardium. Normaal gesproken produceert<br />

de lamina parietalis een geringe hoeveelheid<br />

vocht die wrijving tussen de beide<br />

lagen vermindert. In geval van een pericarditis<br />

kan de hoeveel vocht fors toenemen.<br />

Ook kan de pericardiale holte gevuld raken<br />

met bloed, een zeer gevreesde oorzaak hiervan<br />

is een intra-pericardiale ruptuur van de<br />

Aorta, omdat dit zelfs kan leiden tot een cardiaal<br />

arrest.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 15


D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 16


II Fysiologie<br />

IIa Hart, vaten en bloeddruk<br />

De belangrijkste taak van het hart is het genereren<br />

van voldoende cardiac output om alle<br />

organen van zuurstof en nutriënten te voorzien,<br />

en dat onder de meest uiteenlopende<br />

omstandigheden. De cardiac output wordt als<br />

zodanig niet door het lichaam gemeten, maar<br />

wel de arteriële bloeddruk (Pa). Deze bloeddruk<br />

wordt bepaald door enerzijds de CO en<br />

anderzijds de vaatweerstand (R); Pa = CO ×<br />

R. Een toename van metabole activiteit in<br />

weefsel zorgt voor een daling van de systemische<br />

vaatweerstand. Het constant houden<br />

van de arteriële bloeddruk geeft de garantie<br />

dat het aanbod van bloed vanuit het hart is afgestemd<br />

op de wisselende behoefte aan bloed<br />

in het lichaam.<br />

De regulatie van de bloeddruk is in handen<br />

van baroreceptoren, de hersenstam en het autonome<br />

zenuwstelsel. Baroreceptoren liggen<br />

o.a. in de wand van de Aortaboog en Sinus<br />

carotis waar de bloeddruk hoog is (Ps/Pd =<br />

120/80 mmHg), maar ook in de wanden van<br />

de atria waar de druk niet hoger dan 5 mmHg<br />

is. Afferente informatie (opstijgend) wordt<br />

doorgegeven via de N. glossopharyngeus<br />

(IX) en de N.vagus (X) om te eindigen in de<br />

nucleus tractus solitarius (NTS) van de hersenstam,<br />

dat in contact staat met bijvoorbeeld<br />

de hypothalamus en de cerebrale cortex.<br />

De NTS stuurt efferente informatie naar o.a.<br />

de motorkern van de N.vagus in de hersenstam<br />

(onderdeel van het zogeheten cardio-inhibitie<br />

gebied). De pre-ganglionaire parasympa-<br />

thische vezels lopen vanuit de motorkern via<br />

de N.vagus (in de truncus vagosympaticus)<br />

naar het hart. De post-ganglionaire cholinerge<br />

parasympathische vezels liggen in de<br />

wand van het hart en lopen vooral naar de<br />

SA- en AV-knoop en hebben een negatief<br />

chronotroop effect.<br />

De NTS stuurt ook efferente informatie naar<br />

het cardio-activatie gebied in de medulla oblongata.<br />

Van hieruit worden pre-ganglionaire<br />

sympathische neuronen in de medulla spinalis<br />

aangestuurd. De axonen van de pre-ganglionaire<br />

sympathische vezels verlaten de<br />

medulla spinalis en schakelen nog voor het<br />

hart in het ganglion cervicothoracicum over<br />

op de postganglionaire adrenerge sympathische<br />

vezels. Deze vezels lopen in tegenstelling<br />

tot de parasympathische vezels niet<br />

alleen naar de SA en AV-knoop, maar innerveren<br />

het hele myocard. Ze beïnvloeden<br />

zowel hartfrequentie (HF) (positief chronotroop)<br />

als contractiekracht (positief inotroop).<br />

Tot slot stuurt de NTS ook efferente informatie<br />

naar het vasomotorcentrum in de medulla<br />

oblongata. Van hieruit worden pre-ganglionaire<br />

sympathische neuronen in de medulla<br />

spinalis aangestuurd. Het vasomotorcentrum<br />

produceert een tonische output die vaso- en<br />

venoconstrictie bevordert. Een daling van de<br />

arteriële bloeddruk zorgt voor extra activatie<br />

van het vasomotorcentrum en het cardioactivatie<br />

gebied. De bloeddruk wordt dus gehandhaafd<br />

door aanpassingen van de CO en<br />

de R; Pa = CO × R.<br />

Vasoconstrictie ontstaat door (nor)adrenerge<br />

activatie van de α-1 receptoren, terwijl activatie<br />

van de ß-2 receptoren kan zorgen voor<br />

dilatatie. Het L-type Ca-kanaal in de membraan<br />

van de vasculaire gladde spiercellen<br />

staat o.i.v. beide receptoren. Beide receptoren<br />

behoren tot de groep van de G-eiwit<br />

gekoppelde receptoren. Veel weefsels bevatten<br />

beide typen receptoren en de reactie zal<br />

afhangen van de verdeling van beide typen<br />

receptoren in het weefsel en de relatieve concentraties<br />

van noradrenaline en adrenaline<br />

(bijniermerg). De gladde spiercellen in de<br />

wand van arteriolen en precapillaire sfincters<br />

staan ook o.i.v. lokaal geproduceerde<br />

metabolieten/stoffen zoals K+, PCO 2 , lactaat<br />

en waterstofionen, ATP, ADP, adenosine,<br />

histamine, stikstofoxide (NO), endotheline<br />

en prostacycline (PGI2). Ook (neuro)endocriene<br />

signaalstoffen zoals vasopressine, angiotensine<br />

II, atriaal natriuretisch peptide en<br />

bradykinine spelen een belangrijke rol bij de<br />

regulatie van de vaatweerstand en de systemische<br />

bloeddruk.<br />

De lange termijn regulatie van de bloeddruk<br />

is in handen van de nieren. De nieren<br />

bevatten hun eigen baroreceptoren in de af-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 17


ferente arteriolen van de glomerulus en staan<br />

daarnaast onder directe invloed van het sympathische<br />

zenuwstelsel. Activatie van ß-1<br />

receptoren in de granulaire cellen van de afferente<br />

arteriolen leidt tot afgifte van renine.<br />

De daarop volgende activatie van renine-angiotensine<br />

- en aldosteron systeem (RAAS)<br />

zorgt voor vasoconstrictie (via AT 1 receptor)<br />

en retentie van zout en water in de nier. De<br />

hoeveelheid extracellulaire vloeistof in het<br />

lichaam neemt hierdoor toe en daarmee de<br />

vulling van het veneuze vaatbed. Dankzij het<br />

Frank-Starling mechanisme van het hart (zie<br />

hieronder) neemt de cardiac output toe.<br />

IIb Mechanische hartactie<br />

De hoeveelheid bloed die per contractie het<br />

hart verlaat is het slagvolume (SV). De CO<br />

is het product van het SV en de hartfrequentie<br />

(f) en beide staan o.i.v. het autonome zenuwstelsel;<br />

CO = SV x f. De regulatie van<br />

de hartslagfrequentie komt later aan bod bij<br />

de behandeling van de elektrofysiologie van<br />

het hart. Het slagvolume is in eerste instantie<br />

afhankelijk van de kracht van de pomp (de<br />

contractiliteit), maar ook van de heersende<br />

toestand in het vaatbed waarop de pomp is<br />

aangesloten (preload en afterload). Tijdens<br />

inspanning kan het slagvolume bij het paard<br />

fors toenemen, ondanks de sterke reductie<br />

in vullingstijd. Er zijn metingen bekend die<br />

laten zien dat het SV kan toenemen van 800<br />

ml in rust tot bijna 1500 ml bij submaximale<br />

inspanning (75% VO 2 -max).<br />

Contractiliteit<br />

De contractiliteit (inotropie) wordt vooral<br />

bepaald door het aantal gezonde hartspier-<br />

vezels en de hoeveelheid calcium die in<br />

iedere hartspiervezel vrijkomt tijdens de<br />

plateaufase van de actiepotentiaal. (Nor)<br />

adrenaline activeert de adrenerge ß-1 receptoren<br />

op de hartspiervezels en versterkt het<br />

proces van calcium-geïnduceerde calcium<br />

afgifte (CICR) uit het sarcoplasmatisch reticulum.<br />

CICR duidt op de interactie tussen<br />

de dihydropyridine receptor in de T-tubuli<br />

(= L-type Ca kanaal) en de ryanodine receptor<br />

(Ca afgifte kanaal) in het sarcoplasmatisch<br />

reticulum. De versnelde en versterkte afgifte<br />

van Ca o.i.v. adrenaline verhoogt de contractiliteit.<br />

Hierdoor wordt het eindsystolisch volume<br />

kleiner. Het SV stijgt. Blokkeren van<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 18<br />

L-type Ca kanalen in het sarcolemma van de<br />

cardiomyocyten zorgt voor een afname van<br />

CICR en dus van de contractiliteit (negatief<br />

inotroop).<br />

Preload (voorbelasting)<br />

Uiteraard is de output van een pomp ook<br />

afhankelijk van de mate van vulling tijdens<br />

de diastole (preload). De vulling is sterk afhankelijk<br />

van de beschikbare vullingstijd en<br />

dus kunnen extrasystolen en tachy-aritmieën<br />

de CO verlagen. Daarnaast spelen het drukverschil<br />

over de ventrikelwand en het gemak<br />

waarmee de ventrikelwand zich ontspant<br />

(lusinotropie) een grote rol. De druk aan de<br />

buitenkant van het hart staat o.a. onder invloed<br />

van de ademhaling. Tijdens inspiratie<br />

daalt de intrathoracale druk en wordt de hartwand<br />

naar buiten gezogen. Een pericarditis<br />

bijvoorbeeld kan juist zorgen voor een toename<br />

van de druk aan de buitenkant van het<br />

hart en een mindere vulling. De vullingsdruk<br />

is de druk die van binnen uit op de ventrikelwand<br />

inwerkt (voorbelasting/preload). Deze<br />

vullingsdruk is min of meer gelijk aan de<br />

centraal veneuze druk (CVD). De CVD, die<br />

vrijwel gelijk is aan de rechter atriumdruk en<br />

de einddiastolische ventriculaire druk, is niet<br />

alleen een maat voor de voorbelasting van<br />

het rechter hart, maar bij het gezonde hart<br />

ook een maat voor de ‘preload’ van het linker<br />

ventrikel. Bij het niet goed functionerende<br />

hart is de linker atriumdruk of ‘wiggedruk’<br />

een betere maat voor de voorbelasting van de<br />

linker ventrikel.<br />

De vullingsdruk is afhankelijk van vele factoren<br />

zoals het bloedvolume, de tonus van de<br />

perifere venen (adrenerge α-1 venoconstrictie),<br />

de respiratie (afplatten diafragma), de<br />

skeletspierpomp en de CO. Dit laatste lijkt<br />

misschien wat vreemd, maar bedenk dat een<br />

toename van de CO zorgt voor het overhevelen<br />

van bloed van het veneuze naar het arteriële<br />

stelsel en dus een daling van de CVD<br />

veroorzaakt. Een afname van de CO zorgt automatisch<br />

voor een stijging van de vullingsdruk<br />

en een licht herstel van de CO.<br />

De positieve relatie tussen vullingsdruk en<br />

cardiac output staat bekend als het Frank-<br />

Starling mechanisme van het hart. Een toename<br />

van de vullingsdruk zorg ervoor dat de<br />

hartspiervezels tijdens de vullingsfase verder<br />

worden uitgerekt (toename van de preload en


het einddiastolich volume). De sarcomeren<br />

worden hierdoor gevoeliger voor calcium en<br />

kunnen tijdens de systole een groter slag-<br />

volume slaan. Het eindsystolisch volume<br />

blijft gelijk en dus is het SV toegenomen.<br />

Uiteraard zit daar een grens aan; bij een bepaalde<br />

mate van vulling zal het slagvolume<br />

niet verder toenemen. De vulling van het hart<br />

wordt ondersteund door neurohumorale regel-<br />

mechanismen zoals (nor)adrenaline (adrenerge<br />

α-1 venoconstrictie) en het RAAS (toename<br />

veneus bloedvolume).<br />

Afterload (nabelasting)<br />

De prestatie van de pomp hangt ook af van<br />

een aantal parameters aan de uitgang van de<br />

pomp, zoals vaatweerstand en bloeddruk.<br />

Wanneer de uitstroomopening vernauwd is,<br />

zal de pomp meer weerstand ondervinden<br />

en dus extra arbeid moeten verrichten om<br />

de CO te handhaven. Een andere belangrijke<br />

parameter is de arteriële bloeddruk tijdens<br />

systole (de afterload). Een toename van de<br />

bloeddruk zorgt ervoor dat het ventrikel meer<br />

wandspanning moet opbouwen voordat de<br />

semilunair kleppen openen. De toename in<br />

wandspanning tijdens systole zorgt voor een<br />

afname van de verkorting van de sarcomeren<br />

tijdens de ejectiefase en dus een toename van<br />

het eindsystolisch volume. De CO daalt.<br />

Activatie van bloeddrukregulerende hormonen<br />

zoals RAAS, catecholamines en vasopressine/antidiuretisch<br />

hormoon kan bijdragen<br />

aan het herstel van de arteriële bloeddruk<br />

door zowel de preload als de contractiliteit te<br />

verhogen. Maar, deze hormonen zorgen tegelijkertijd<br />

voor vasoconstrictie en verhoging<br />

van de afterload.<br />

IIc Electrofysiologie van het hart<br />

De mechanische hartcyclus wordt aangestuurd<br />

door de elektrische hartcyclus. De<br />

sinusknoop (SA) bepaalt het ritme. De atrioventriculaire<br />

knoop (AV) vertraagt de voortgeleiding<br />

van de actiepotentiaal van atria<br />

naar ventrikels (P-Q interval). De bundeltakken<br />

en Purkinje vezels verspreiden de depolarisatiegolf<br />

naar de apex van het hart en<br />

de papillairspieren en zorgen voor het begin<br />

van de ventriculaire systole (fig. 2). Gedurende<br />

een periode van ongeveer 200 ms zijn alle<br />

hartspiervezels gedepolariseerd (= plateau<br />

fase) en stroomt extracellulair calcium de cel<br />

in. Het proces van CICR zorgt voor de start<br />

van de contractie.<br />

Het Purkinje netwerk bij hoefdieren penetreert<br />

veel dieper in het myocard en de depolarisatie<br />

verloopt dan ook van epicard naar<br />

endocard (en van apex naar basis). Deze omgekeerde<br />

depolarisatierichting, vergeleken<br />

met de mens en kleine gezelschapsdieren,<br />

zorgt voor een elektrische vector van sternum<br />

naar ruggengraat en een grote positieve<br />

uitslag in de thoracale afleiding V10. De afleidingen<br />

in het dorsale vlak (= driehoek van<br />

nobelprijswinnaar Willem Einthoven (1924))<br />

laten een veel grotere spreiding in elektrische<br />

hartas zien; de grootste uitslag in aVF<br />

of lead I kan zowel negatief als positief zijn<br />

(cranio-caudaal vs. rechts-links). De vraag is<br />

dan ook of het wel zinvol is om van een elektrische<br />

hartas te spreken. Het is in ieder geval<br />

duidelijk dat de resultaten van vectoranalyse<br />

niet gebruikt kunnen worden om uitspraken<br />

te doen over linker dan wel rechterventrikel<br />

hypertrofie/dilatatie. Vandaar dat echocardio-<br />

grafie veel belangrijker is om een indruk te<br />

krijgen over de grootte van het hart.<br />

Het einde van de ventriculaire systole wordt<br />

ingeluid door het einde van de plateaufase en<br />

de repolarisatie van de hartspiervezels. De repolarisatie<br />

is verantwoordelijk voor de T-top<br />

in het ECG. De T-top kan in één lead gedurende<br />

één opname omslaan van positief naar<br />

negatief en vice versa, hetgeen duidt op een<br />

zeer variabele repolarisatievolgorde van de<br />

hartspiervezels. Het S-T segment komt globaal<br />

overeen met ventriculaire systole en de<br />

absoluut refractaire periode (fig. 2,3).<br />

Actiepotentialen<br />

Grofweg kunnen 2 verschillende typen actiepotentialen<br />

onderscheiden worden. Eén<br />

met plateaufase en een stabiele rustpotentiaal<br />

en één zonder plateaufase en een onstabiele<br />

rustpotentiaal, respectievelijk de “ fast en<br />

slow-response action potential” genaamd. De<br />

verschillen zijn te danken aan de expressie<br />

van verschillende typen spanningsgevoelige<br />

ionkanalen. Spanningsgevoelige ionkanalen<br />

reageren met een zekere tijdsafhankelijkheid<br />

op veranderingen in membraanpotentiaal<br />

door te openen, te sluiten of te inactiveren.<br />

Ongeacht de verschillen kan gesteld worden<br />

dat kalium kanalen zorgen voor de repolarisatiefase<br />

van de actiepotentiaal en een<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 19


[Figuur 2.] Geleidingsweefsel hart in relatie<br />

tot ECG:<br />

Legenda: SA: sinoatriaal, AV: atrioventriculaire;<br />

ECG:electrocardiogram; mV:millivolt;<br />

ms milliseconde. Gebaseerd op: Duke’s physiology<br />

of domestic animals 9th’s edition 2003<br />

p.208.<br />

stabiele rustpotentiaal en dat calcium en/of<br />

natrium kanalen zorgen voor de aanwezigheid<br />

van een drempelwaarde en de depolarisatiefase<br />

van de actiepotentiaal (incl. plateaufase).<br />

Langzame-respons actiepotentiaal<br />

De pacemakeractiviteit van de SA- en AVknoop<br />

is te danken aan de onstabiele rustpotentiaal.<br />

De aanwezigheid van zogeheten<br />

“ funny channels” (kanalen met ongewone<br />

eigenschappen) zorgt voor een instroom van<br />

kationen direct na afloop van de repolarisatiefase.<br />

Dit zorgt voor een geleidelijke depolarisatie<br />

richting de drempelwaarde tijdens<br />

de diastole. Zodra de drempelwaarde wordt<br />

bereikt sluiten de funny channels en nemen<br />

de calcium kanalen het over. De instroom<br />

van calcium zorgt voor de depolarisatiefase<br />

van de actiepotentiaal. Deze depolarisatie<br />

verloopt minder snel/steil dan wanneer<br />

de depolarisatie door natrium instroom zou<br />

ontstaan. Na de relatief trage depolarisatie<br />

raken de calcium kanalen geïnactiveerd en<br />

openen de traag-reagerende kalium kanalen.<br />

De uitstroom van kalium zorgt voor de repolarisatiefase<br />

van de actiepotentiaal. De aktiepotentiaal<br />

heeft een afgeronde vorm en een<br />

plateaufase ontbreekt. Alhoewel de Purkinje<br />

vezels ook funny channels tot expressie brengen<br />

vertonen zij normaal gesproken het andere<br />

type actiepotentiaal met snelle depolarisatie<br />

(en dus voortgeleiding) en een plateaufase.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 20<br />

[Figuur 3a.] Schematische weergave P-QRS-T<br />

complex.<br />

Legenda: NB bij het paard is de R-top naar beneden<br />

gericht zoals te zien in figuur 3b.<br />

[Figuur 3b.] ECG registratie met “ base apex”<br />

afleiding van een gezond paard.<br />

Legenda: De gebruikelijke instelling is 5 mm/<br />

mV en een papiersnelheid van 25 mm/seconde.<br />

De P-top is bifasisch hetgeen gebruikelijk is,<br />

maar niet obligaat, bij het paard.<br />

Bij het paard ligt de slagfrequentie van het<br />

hart ver onder de intrinsieke hartfrequentie.<br />

In getrainde paarden kunnen rustfrequenties<br />

van rond de 28 slagen per minuut gevonden<br />

worden. Tijdens maximale inspanning kan<br />

de frequentie oplopen tot 250 slagen per<br />

minuut. De lage rustfrequentie is te danken<br />

aan een zeer hoge vagotonus richting de SA<br />

en AV-knoop. Activatie van de cholinerge<br />

muscarine M2 receptoren in de SA-knoop<br />

zorgt o.a. voor een afname van de calciumstroom<br />

en dus een verhoging van de drempelwaarde<br />

en daarna een minder steile en<br />

hoge depolarisatie. De verhoging van de<br />

drempelwaarde zorgt voor een verlaging van<br />

de hartslagfrequentie. Hoewel de effecten<br />

van de n.vagus op de AV-knoop identiek zijn<br />

aan die op SA-knoop, uit dit zich niet in een<br />

chronotroop effect omdat de SA-knoop het<br />

ritme dicteert. Wel ontstaat een extra vertraging<br />

van de geleiding van de depolarisatiegolf<br />

van atria naar ventrikels (= negatief


dromotroop). De stijging van de drempelwaarde<br />

en de minder steile depolarisatie fase<br />

vertragen de voortgeleiding van de actie-<br />

potentiaal van cel naar cel in de AV-knoop.<br />

De onderdrukking van de AV-knoop kan<br />

zelfs resulteren in een geleidingsblok en dus<br />

een 2 de graads AV-blok (zie fysiologische aritmieën).<br />

Snelle-repons actiepotentiaal<br />

De actiepotentialen in de bundeltakken,<br />

Purkinje vezels en de daarop aangesloten<br />

hartspiervezels worden gekenmerkt door<br />

een snelle depolarisatiefase en daaropvolgend<br />

een plateaufase. De snelle depolarisatie<br />

is te danken aan een instroom van natrium<br />

door spanningsgevoelige natrium kanalen.<br />

De steilheid van deze depolarisatiefase is<br />

van grote invloed op de snelheid waarmee<br />

de actiepotentiaal zich van cel naar cel kan<br />

verspreiden. Dit wordt geïllustreerd door<br />

het effect van hyperkalaemie op het hart.<br />

De hyperkalaemie zorgt voor depolarisatie<br />

van het hart in rust. Deze aanhoudende<br />

depolarisatie zorgt voor inactivatie van een<br />

deel van de natrium kanalen; deze kanalen<br />

worden buiten spel gezet. Deze inactivatie<br />

treedt normaal gesproken ook op, maar dan<br />

alleen direct na afloop van de snelle depolarisatiefase<br />

van de actiepotentiaal. Wanneer<br />

dit in rust optreedt, zal een verhoging van<br />

de drempelwaarde ontstaan en de snelle depolarisatiefase<br />

zal minder snel/steil worden.<br />

De depolarisatiegolf zal zich langzamer over<br />

het myocard verspreiden en het ECG beeld<br />

laat een sterke verbreding van het QRS complex<br />

zien, vergelijkbaar met het ECG beeld<br />

bij een ventriculaire extrasystole.<br />

Na de steile depolarisatiefase nemen de Ltype<br />

calcium kanalen (Large conductance,<br />

Long lasting) het over en is een influx van<br />

calcium verantwoordelijk voor een plateaufase<br />

in de actiepotentiaal. Deze instroom<br />

van calcium is van groot belang voor de contractie<br />

van het hart. Adrenerge activatie van<br />

β-1 receptoren zorgt via cAMP en protein<br />

kinase A voor fosforilatie van dit type calcium<br />

kanaal. Dit verklaart een deel van het<br />

positief inotrope effect van catecholamines.<br />

Uiteindelijk raken de calcium kanalen ook<br />

geïnactiveerd en openen de langzaam-reagerende<br />

kalium kanalen. De hartspiervezel<br />

repolariseert en de actiepotentiaal is voorbij.<br />

Tijdens de actiepotentiaal en nog kort<br />

daarna is een hartspiervezel niet ontvankelijk<br />

voor een nieuwe prikkel en verkeerd<br />

in de zogeheten refractaire periode. Nog<br />

voordat de refractaire periode voorbij is,<br />

is het calcium verwijderd uit het cytosol<br />

door Ca-ATPases in het SR en het sarcolemma<br />

en de Na+/Ca-exchanger in het<br />

sarcolemma. Dit biedt de garantie dat systole<br />

en diastole elkaar altijd afwisselen.<br />

IId Fysiologische (bij)geluiden<br />

Fysiologische geluiden, de hartetonen;<br />

Vibraties die samenhangen met de hart-<br />

acties, die het voortstuwen van bloed als doel<br />

hebben, leiden tot het voorbrengen van geluid<br />

en dus van waarneembare hartacties bij<br />

auscultatie van het hart. Contractie van het<br />

normale hart leidt dus tot hoorbare vibraties<br />

op een bepaald gebied van de thorax mits<br />

de frequentie van het geluid en de intensiteit<br />

voldoende is. Middels hart auscultatie met<br />

een phonendoscoop op bepaalde thoraxgebieden<br />

verkrijgen we daardoor inzicht over<br />

de hartactie. Men is gewend om geluiden<br />

in te delen in normaal of abnormaal, echter<br />

elk geluid moet beoordeeld worden in de<br />

context van de omstandigheden; daar waar<br />

een derde hartetoon bij de hond wellicht kan<br />

duiden op hartafwijkingen, is een hoorbare<br />

derde hartetoon bij het paard normaal.<br />

De eerste hartetoon (S1) hangt samen met<br />

de sluiting en het aanspannen van de AV<br />

kleppen tesamen met de snelle afname van<br />

de stroomsnelheid van het bloed dat tegen<br />

de kleppen wordt geperst. De S1 wordt gevormd<br />

door 4 componenten die bijdragen<br />

aan de vibraties en deze 4 componenten<br />

bestaan ook weer uit diverse onderdelen die<br />

bijdragen aan de geluidsvorming (fig. 4).<br />

Dit is niet alleen van belang bij de interpretatie<br />

van de informatie, gegenereerd door<br />

hartauscultatie, maar ook bij de interpretatie<br />

van echografisch onderzoek. Zo vormt<br />

een geringe AV insufficiëntie bij het begin<br />

van de ventriculaire systole een onderdeel<br />

van de eerste component van de eerste harttoon.<br />

Deze geringe regurgitatie is dan ook<br />

fysiologisch. Ook als bij echocardiografisch<br />

kleurendoppler metingen regurgitatie van<br />

bloed een heel kort moment net na sluiten<br />

van de kleppen wordt waargenomen, kan<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 21


dit beschouwd worden als niet relevant. Dit<br />

fenomeen is het gevolg van een artefact geinduceerd<br />

door klepsluiting of gewoonweg<br />

werveling van bloed voor de zich sluitende<br />

kleppen.<br />

De eerste fase van de S1 wordt gevormd<br />

door de contractie van het ventriculaire myocard,<br />

de geringe AV regurgitatie aan het<br />

begin van de ventriculaire systole en het samenkomen<br />

van de componenten van de AV<br />

kleppen voordat die compleet sluiten. Splijting<br />

van de eerste hartetoon wordt veroorzaakt<br />

door de tweede en derde component<br />

van de eerste hartetoon. Het net na elkaar<br />

sluiten van de LAV en RAV kleppen is bij<br />

veel dieren te horen. Het kan echter versterkt<br />

worden bij afwijkingen, zoals verlate<br />

contractie van de rechter ventrikel door extrasystolen<br />

uitgaande vanuit het linker ventrikel.<br />

De vierde component van de eerste<br />

hartetoon wordt veroorzaakt door het vibreren<br />

van de wand van de grote vaten tijdens<br />

de uitwerpfase. In het geval van een toegenomen<br />

intensiteit van deze ejectie souffle ter<br />

hoogte van de pulmonaal arterie (PA), zou<br />

dit kunnen duiden op een pulmonalis hypertensie<br />

of absolute of relatieve pulmonaal<br />

stenose en klinkt als een extreem gespleten<br />

eerste hartetoon. In tegenstelling tot bij de<br />

hond, klinkt bij het paard de S2 meestal luider<br />

dan de S1 in rust. Ook een wisselende<br />

intensiteit tussen opeenvolgende S1 is niet<br />

ongebruikelijk bij het paard. Bij opwinding<br />

of net na arbeid is de S1 meestal luider dan<br />

S2. Dit is het gevolg van een krachtiger sluiting<br />

en aanspannen van de AV kleppen onder<br />

invloed van de toegenomen sympatische<br />

activiteit.<br />

De tweede hartetoon S2 hangt samen met<br />

de sluiting van de semilunair kleppen en de<br />

snelle vertraging van de bloedstroom in retrograde<br />

richting naar het hart toe en is dus<br />

hoorbaar aan het einde van de systole van<br />

de ventrikel, net na de T-top in het ECG. In<br />

het algemeen is de S2 wat korter van duur<br />

en wat hoogtoniger dan de S1 terwijl de intensiteit<br />

positief gecorreleerd is met de arteriële<br />

bloeddruk. Splijting van de S2 treedt<br />

op als de sluiting van de semilunair kleppen<br />

van AO en PA niet geheel synchroon<br />

gaat en is bij normale paarden vaak het<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 22<br />

[Figuur 4.] Hartetonen in relatie tot het ECG<br />

Legenda: A: electrocardiogram; B: fonocardiogram;<br />

S1: eerste hartetoon(gespleten) , S2:<br />

tweede hartetoon, S3 derde hartetoon en S4<br />

vierde hartetoon. Uit: Het klinisch onderzoek<br />

van paard en landbouwhuisdieren, eds. R. Kuiper<br />

en R.A. van Nieuwstadt 2008.<br />

geval. Dit is bij het paard zonder klinische<br />

betekenis. De derde hartetoon S3 treedt op<br />

in de vroege diastole en hangt samen met<br />

het aanspannen van de chordae tendinae,<br />

decelleratie van de bloedstroom aan het<br />

einde van de vullings- fase en vibraties van<br />

de ventrikelwand. Ook hier weer, is deze<br />

toon vaak te horen bij gezonde paarden.<br />

De vierde hartetoon S4 gaat direct vooraf<br />

aan de eerste hartetoon en is geassocieerd<br />

met de atrium contractie en volgt net na de<br />

P-top in het ECG. Het geluid wordt gevormd<br />

door de atrium contractie, de accerelatie van<br />

bloed de ventrikels in en het aanspannen<br />

van de AV kleppen. Ook deze toon is vaak<br />

hoorbaar bij het gezonde paard. Indien er<br />

sprake is van een AV blok is de S4 te horen<br />

zonder gevolgd te worden door een S1. Bij<br />

het paard is het niet ongewoon dat de AV geleidingstijd<br />

varieert per slag, waardoor ook<br />

het interval tussen S4 en S1 iets varieert.<br />

Naast deze 4 harttonen die bij het gezonde<br />

paard zijn waar te nemen, kan na de eerste<br />

harttoon nog een extra klik te horen zijn<br />

als gevolg van het uitwerpen van bloed in<br />

de grote vaten met als gevolg het in trilling<br />

brengen van de wand. Dit ejectie geluid<br />

klinkt soms als een gespleten S1. Dit is te<br />

horen bij gezonde paarden (fig. 4).


Fysiologische bijgeluiden (“flowmurmers”)<br />

Naast deze hoorbare hartetonen of ejectie<br />

geluiden zijn zachte systolische bijgeluiden<br />

als gevolg van turbulentie door toegenomen<br />

stroomsnelheid van het bloed niet ongebruikelijk<br />

om te horen. Een andere oorzaak voor<br />

een zacht systolische bijgeluid is een afgenomen<br />

viscositeit van het bloed, als gevolg<br />

van anaemie. Een bekend verschijnsel is het<br />

plotseling optreden van vooral systolische<br />

bijgeluiden met het punctum maximum op<br />

de Aorta bij paarden met koliek. De oorzaak<br />

hiervan is niet geheel bewezen maar de hypothese<br />

is, dat het bijgeluid een gevolg is van een<br />

toegenomen sympaticotonie, met als gevolg<br />

een hogere bloeddruk en of tachycardie. Het<br />

gevolg is dat meer werveling van het bloed in<br />

de vaten plaatsvindt en dus vooral daar, waar<br />

de uitwerpsnelheid hoog is, zoals in de Aorta.<br />

Het paard is een diersoort waarbij de zogenaamde<br />

functionele bijgeluiden veel voorkomend<br />

zijn. Deze ejectie geluiden worden gegenereerd<br />

door de bloedstroom door de grote<br />

vaten (Aorta of Pulmonaal arterie) tijdens de<br />

systole. Omdat de diameter van deze vaten<br />

bij het paard groot is, is de kans op een niet<br />

laminaire flow groter met als gevolg wervelingen<br />

welke als bijgeluid gehoord worden.<br />

Een grotere stroomsnelheid en verminderde<br />

viscositeit leiden ook tot een grotere kans op<br />

wervelingen. De fysiologische flow murmers<br />

worden dan ook beïnvloed door een toegenomen<br />

slagvolume en zijn vaak meer intens na<br />

arbeid, hoewel bij het paard een flow murmer<br />

juist ook weer afwezig kan zijn na arbeid.<br />

Ernstige anaemie of koorts kan een flow murmer<br />

tot gevolg hebben. De hoge sympaticotonie<br />

ten tijde van koliek kan ook leiden tot een<br />

tijdelijke souffle. Systolische flow murmers<br />

zijn meestal vroeg- mid- of holosystolisch,<br />

crescendo-decrescendo, maximaal 3/6 qua intensiteit<br />

en hebben het punctum maximum op<br />

de AO of PA.<br />

Ook in de diastole zijn op of rondom de Aorta<br />

klep bijgeluiden te horen die zonder klinische<br />

relevantie zijn, vooral bij paarden onder de<br />

5 jaar. Vaak zijn deze vroeg diastolisch, een<br />

enkele keer laat diastolisch. De intensiteit<br />

is maximaal 3/6 en het punctum maximum<br />

is vaak gelokaliseerd op de linker of rechter<br />

ventriculaire instroom openingen. Vroeg diastolische<br />

flow murmers komen relatief vaker<br />

voor bij jonge sportpaarden. Voor de opkomst<br />

van de echocardiografie werd dit geluid geweten<br />

aan schade aan de Aorta wand en/of<br />

kleppen als gevolg van migrerende parasieten<br />

zoals Strongylus vulgaris larven, echter<br />

deze hypothese is door recent onderzoek niet<br />

te bewijzen. De oorzaak van dit wat hoogtonige<br />

kortdurende bijgeluid is niet bekend.<br />

Fysiologische bijgeluiden als gevolg van flow<br />

komen dus vaak voor bij het paard. Daarentegen<br />

komen ook veel klepregurgitaties voor bij<br />

gezonde, normale paarden zonder klinische<br />

betekenis. Het kan dus lastig zijn de klinische<br />

relevantie van de bijgeluiden in te schatten<br />

als er geen klinische klachten zijn of als deze<br />

aspecifiek zijn. Met behulp van echografisch<br />

onderzoek worden gegevens verzameld die<br />

objectief de status van de hartfunctie moet<br />

weergeven. Het is veelal de bedoeling aan de<br />

hand van echocardiografische bevindingen<br />

een prognose te geven over de duur en niveau<br />

van arbeid dat verwacht kan worden. Door<br />

niet alleen de regurgiterende klep in beeld<br />

te brengen, maar tevens klepafwijkingen, de<br />

mate van atrium- of ventrikel overload (overbelasting),<br />

de ernst van de volumeoverload,<br />

grootte van de regurgiterende jet in relatie tot<br />

morphologie van het deel van het hart waarnaar<br />

terug gelekt wordt, kan een idee gevormd<br />

worden over de verwachtingen ten aanzien<br />

van de bruikbaarheid van het paard. Kennis<br />

over het natuurlijk verloop van veel voorkomende<br />

cardiologische aandoeningen van het<br />

paard, samen met echocardiografische waarnemingen,<br />

anamnese en ziektegeschiedenis<br />

en verwachtingen van trainer of eigenaar,<br />

kunnen bij elkaar helpen in een nauwkeurige<br />

en correcte inschatting van de prognose<br />

voor een paard met bijgeluiden op het hart.<br />

IIe Fysiologische ritmestoornissen<br />

Inleiding<br />

De sinus knoop en atrioventriculaire knoop<br />

worden geïnnerveerd door het autonome zenuwstelsel.<br />

De atria worden in tegenstelling<br />

tot de ventrikels rijkelijk geïnnerveerd door<br />

sympatische en parasympatische vezels. Alleen<br />

de cellen van de bundel van His kennen<br />

een dergelijke innervatie (fig. 2). De vagus<br />

heeft een negatief inotroop en chronotroop<br />

effect op het hart en leidt tot electrische inhomogeniteit<br />

van het atrium weefsel terwijl de<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 23


ß-1-adrenerge receptoren verantwoordelijk<br />

zijn voor positief inotrope en chronotrope responsen.<br />

Ritmestoornissen kunnen worden onderverdeeld<br />

in fysiologische en pathologische<br />

stoornissen. Daarnaast bestaat de indeling in<br />

afwijkende impulsvorming of afwijkende impulsvoortgeleiding.<br />

Een derde indeling die gehanteerd<br />

kan worden is die in brady-aritmiën<br />

en tachy–aritmiën. Een vierde indeling is die,<br />

op basis van herkomst, zoals supra-of ventriculaire<br />

aritmie.<br />

Bij het paard kennen we meerdere fysiologische<br />

ritmestoornissen vallend in de categorie<br />

brady-aritmie zoals sinoauriculair- of sinus<br />

blok, de eerste en tweede graads AV blokken.<br />

Deze blokken vallen in de categorie van afwijkende<br />

prikkelgeleiding. De sinusaritmie is<br />

bij het paard meestal niet gekoppeld aan de<br />

ademhaling. De oorzaak van het veelvuldig<br />

voorkomen is dat de vagotonie erg hoog is met<br />

nauwelijks enige sympatische activiteit in rust<br />

vergeleken met andere diersoorten. De vagale<br />

invloed wordt weggenomen door bijvoorbeeld<br />

gepaste voldoende lange arbeid of farmacologisch<br />

door toediening van een parasympaticolyticum<br />

zoals Buscopan ® of eventueel een<br />

sympaticomometicum zoals glycopyrrolaat<br />

of atropine. Een heel enkele keer blijven de<br />

genoemde aritmiën bestaan bij arbeid en in<br />

dat geval zal er pathologie aan ten grondslag<br />

liggen en dus vallen ze in dat geval in de categorie<br />

pathologische aritmie. Na het stoppen<br />

van arbeid kan de aritmie erg snel terugkeren.<br />

In de enkele minuten (2-3) na arbeid die nodig<br />

zijn de balans in het sympatische en parasympatische<br />

evenwicht te hervinden, is het niet<br />

ongebruikelijk dat er in deze korte periode<br />

een sinusaritmie (fig. 5), SA-, AV-blokken, of<br />

zelfs enkele solitaire enkelvoudige supraventriculaire<br />

(SVES) en ventriculaire extrasystolen<br />

(VES) optreden.<br />

Hartritme direct na arbeid<br />

Naast boven beschreven fysiologische aritmiën<br />

welke in de categorie brady-aritmie<br />

vallen, is het voorkomen van een enkele<br />

op zichzelf staande atriale (supraventriculaire)<br />

extrasystole (SVES) direct na arbeid,<br />

in de fase dat deze vertraagt om terug te<br />

keren tot de rust frequentie, klinisch niet<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 24<br />

relevant. Voorwaarde is wel dat deze niet<br />

mogen optreden gedurende (maximale)<br />

arbeid. Hetzelfde geldt voor een enkele<br />

ventriculaire extrasystole (VES). Een heel<br />

enkele keer komen enkelvoudige SVES<br />

ook voor, direct voor of bij aanvang van<br />

arbeid, bij dieren die niet op hun gemak zijn.<br />

Bij complete rust en maximale arbeid zijn<br />

deze SVES dan niet aanwezig op een continue<br />

24-uurs registratie. De meest gangbare<br />

hypothese is een verstoring in parasympatische-sympatische<br />

balans die hieraan ten<br />

grondslag zou liggen. Het kan lastig zijn dit<br />

fenomeen te onderscheiden van pathologie.<br />

Het normale automatisme van de sinusknoop<br />

wordt beïnvloed door de input vanuit perifeer<br />

gelegen receptoren zoals arteriële chemoreceptoren<br />

en baroreceptoren, intracardiale<br />

reflexen en pulmonale rekreceptoren en<br />

daarnaast door input vanuit het centraal-<br />

zenuwstelsel. De modulatie van de vagotonie<br />

die hier het gevolg van is heeft zijn weerslag<br />

op de automaticiteit van de SA-knoop met als<br />

gevolg bij slapen een bradycardie en bij inspanning<br />

een tachycardie.<br />

Een belangrijk klinisch kenmerk van al deze<br />

fysiologische ritmestoornissen is dat deze gepaard<br />

gaan met een normale polsfrequentie en<br />

polskwaliteit en geen verdere circulatoire afwijkingen.<br />

Omdat aan de basis van de fysiologische<br />

aritmiën een hoge vagotonie staat, verdwijnen<br />

deze ritmestoornissen, zodra er een<br />

sympatische stimulatie bestaat welke de parasympatische<br />

dominantie doet verdwijnen,<br />

zoals bij arbeid, injectie van een sympaticomimeticum<br />

zoals atropine of glycopyrrolaat<br />

of toedienen van een parasympaticolyticum<br />

zoals Buscopan ® .<br />

IIe2 Fysiologische afwijkingen in de<br />

impuls vorming<br />

Sinusaritmie<br />

Met een sinusaritmie wordt het versnellen en<br />

vertragen van het hartritme aangegeven, dat<br />

al dan niet samenhangt met veranderingen in<br />

intrathoracale druk gebaseerd op de ademhaling.<br />

Bij inademing neemt de sympaticotonie<br />

af en bij uitademing toe. Echter bij het paard<br />

bestaat deze sinusaritmie vaker zonder koppeling<br />

met veranderingen in intrathoracale druk


[Figuur 5a.] Sinusaritmie in rust<br />

Legenda: De afstanden tussen de R toppen zijn onregelmatig onregelmatig waarbij de pauzes<br />

zowel langer als korter zijn dan normaal. NB de schaal is in deze afleiding 2 keer groter dan<br />

gebruikelijk( 10 ipv 5 mm / mV) waardoor het QRS-T complex haast afwijkend groot lijkt, maar<br />

het niet is.<br />

in tegenstelling tot de sitiuatie bij de hond en<br />

de mens (fig. 5).<br />

“Wandering” (dwalende) pacemaker<br />

In het geval van een “wandering” (letterlijk<br />

dwalende) atriale pacemaker treedt een van<br />

de latente pacemakers van het atrium op als<br />

pacemaker in plaats van de SA-knoop.<br />

Diagnostiek<br />

Dit fenomeen is klinisch niet waarneembaar<br />

en is een zogenaamde ECG diagnose. Het<br />

wordt gekarakteriseerd door wisselende morfologie<br />

van de P-top bij een verder normaal<br />

sinusritme.<br />

IIe3 Fysiologische afwijkingen in<br />

impulsgeleiding<br />

De geordende hartactie is het gevolg van het<br />

mechanisme dat elke cel in de rustfase is op<br />

het moment dat de cel geactiveerd wordt. Indien<br />

een cel zich niet in de rustfase bevindt<br />

kan deze niet reageren op de input die het<br />

krijgt. Voortgeleiding van de actiepotentiaal<br />

is daardoor niet mogelijk in de refractaire<br />

periode en dus is er sprake van een conductie-blok.<br />

Als cellen een normale rust-<br />

potentiaal hebben, wordt de duur van de re-<br />

fractaire periode bepaald door de duur van<br />

de actiepotentiaal. Als echter cellen worden<br />

gedepolariseerd, als gevolg van een pathologisch<br />

proces, kan de refractaire periode langer<br />

duren dan dat de repolarisatie periode<br />

duurt, waardoor deze refractair blijft voor<br />

de prikkel. Het op deze manier blokkeren<br />

van impulsen is in principe een pathologisch<br />

proces. Bij het paard bestaan diverse blokken<br />

die een beschermende functie hebben en dus<br />

functioneel dan wel fysiologisch zijn.<br />

Eerste graads AV blok<br />

Een eerste graads AV blok is feitelijk geen<br />

echt blok maar slechts een fysiologische<br />

tragere geleiding tussen de SA en AV-knoop<br />

dan normaal met als gevolg een langer dan<br />

gemiddelde P-Q tijd (> 0.47 seconde).<br />

Diagnostiek<br />

Klinisch is dit fenomeen niet waarneembaar.<br />

Een ECG is nodig om dit vast te kunnen stellen.<br />

Tweede graads AV blok<br />

Een tweede graads AV blok wordt beschouwd<br />

als de meest voorkomende fysiologische ritmestoornis<br />

bij het paard. Bij een tweede<br />

graads AV blok worden de signalen intermit-<br />

[Figuur 5b.] Sinusaritmie na 20 minuten arbeid, 2 minuten direct na halthouden.<br />

Legenda: De afstanden tussen de R toppen zijn in de tweede helft van de registratie onregelmatig<br />

onregelmatig waarbij de pauzes zowel langer als korter zijn dan normaal. De oorzaak is waarschijnlijk<br />

het omschakelen van sympatische naar parasympatische dominantie waarbij direct na<br />

arbeid gedurende een hele korte periode (max. 2-3 minuten) een sinusaritmie het gevolg is.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 25


terend volledig geblokkeerd op het niveau<br />

van de AV-knoop met als gevolg een P-top<br />

zonder erna volgend QRS-T complex. Het<br />

tweede graads AV blok wordt beschouwd als<br />

een normaal mechanisme om de bloeddruk te<br />

reguleren (fig. 6). De bloeddruk loopt namelijk<br />

langzaam op tot het moment dat er een<br />

slag uitvalt.<br />

Meestal betreft het een Moblitz type I<br />

(= Wenkebach blok) waarbij op het ECG een<br />

geleidelijk verlengen van de P-Q tijd voorafgaat<br />

aan het uitvallen van het QRS-T complex.<br />

Indien een vierde hartetoon gehoord kan worden<br />

is dit te herkennen bij auscultatie als een<br />

langer wordend interval tussen de S4 en S1.<br />

Een Moblitz type II AV blok wordt gekenmerkt<br />

door een vast PQ interval. Meestal valt<br />

één ventrikelcontractie uit maar soms gebeurt<br />

dit twee keer achter elkaar. Vaak is er een vast<br />

patroon in de uitval, bijvoorbeeld 1 op de 3<br />

slagen die uitvalt of anderszins.<br />

Een hooggradig AV blok valt onder de pathologische<br />

blokken en zal daar aan de orde komen.<br />

Diagnostiek<br />

Bij auscultatie valt een regelmatige onregelmatigheid<br />

op. De hartetonen volgen elkaar<br />

regelmatig op tot het moment dat er een<br />

slag uitvalt. Het uitvallen van de ventrikel-<br />

contractie wordt dus herkend, terwijl in de<br />

pauze die volgt de atriumcontractie wel<br />

wordt waargenomen als een vierde harte-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 26<br />

toon. Tijdens het AV blok toont het ECG een<br />

normale atriumcontratie in de vorm van een<br />

normale P-top waarbij er geen bijbehorend<br />

QRS complex volgt als gevolg van conductie<br />

blokkade ter hoogte van de AV-knoop. Het<br />

verschil tussen een Moblitz type I en II blok<br />

is klinisch meestal niet waarneembaar. Een<br />

fysiologisch AV blok wordt dus opgeheven<br />

door arbeid of farmacologisch opheffen van<br />

de vagotonie.<br />

SA blok, sinus arrest.<br />

Bij het paard echter is een SA blok één van de<br />

veel voorkomende fysiologische ritmestoornissen.<br />

Hierbij treedt een onderbreking van<br />

het normale regelmatige hartritme op door het<br />

uitvallen van een geheel P-QRS complex. Dit<br />

is het gevolg van het blokkeren van de prikkelvorming<br />

in de sinusknoop (fig. 7).<br />

Diagnostiek<br />

Bij auscultatie valt een regelmatige onregelmatigheid<br />

op met regelmatige onderbreking<br />

van het sinusritme door uitval van een ventrikelcontractie.<br />

Omdat nu een gehele hartactie<br />

uitvalt (P-QRS-T) is er niets te horen in<br />

de pauze die volgt. De diastolische pauze is<br />

hierbij gelijk of iets minder dan twee P-P intervallen.<br />

Indien dit interval langer is wordt<br />

het een sinusarrest genoemd. Bij een sinusarrest<br />

kunnen venticulaire escape beats de verlengde<br />

pauze doorbreken.<br />

[Figuur 6.] Tweede graads atrioventriculair blok type I<br />

Legenda: Na de derde P-top volgt geen QRS-T complex. De pauze tussen de tweede en derde R is<br />

gelijk aan 2 keer het normale R-R interval.<br />

[Figuur 7.] Sino-auriculair blok/ sinusarrest<br />

Legenda: Na het eerste normale complex volgt gedurende een interval dat gelijk is aan ruim 3<br />

R-R intervallen pas het volgende P-QRST-complex. Dus eigenlijk heet dit een “ sinus arrest”. Nb<br />

de R-R intervallen zijn niet identiek in dit stukje ECG, dus strict genomen is er tevens even sprake<br />

van een sinusaritmie.


D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 27


III Klinisch onderzoek<br />

IIIa Lichamelijk onderzoek<br />

Arterieel systeem.<br />

De perifere pols geeft informatie over het<br />

arteriële systeem. De frequentie, regelmaat<br />

en kwaliteit dient te worden beoordeeld<br />

en wordt bij het paard beoordeeld<br />

onder de kaaktakken aan de A. femoralis.<br />

Alternatieve locaties zijn op de zijkant<br />

van het hoofd naast de crista facialis, onder<br />

het oog of aan de laterale kant van<br />

het achterbeen aan de A. metatarsalia. De<br />

normale hartfrequentie van een volwassen<br />

paard is 28-44 slagen per minuut en<br />

voor een veulen tot 80 slagen per minuut.<br />

Een neonataal veulen heeft een hartfrequentie<br />

van 70-120 slagen per minuut.<br />

De pols kan regelmatig of onregelmatig<br />

zijn. Bij een onregelmatigheid wordt onderscheid<br />

gemaakt tussen een regelmatige<br />

en onregelmatige onregelmatigheid.<br />

Voorbeelden van fysiologische onregelmatigheden<br />

zijn bijvoorbeeld regelmatige<br />

onregelmatigheden zoals het tweede<br />

graads atrioventriculair (AV) blok type I<br />

en II en een sinoauriculair (SA) blok. In<br />

rust heeft 15-18% van de normale paarden<br />

een tweede graads AV blok en op<br />

een 24 uurs ECG loopt dit op tot 44%.<br />

Voorbeelden van een onregelmatige onregelmatigheid<br />

die fysiologisch is, is de<br />

sinusaritmie. De polskwaliteit wordt<br />

beschouwd als krachtig, regelmatig en<br />

equaal indien er geen afwijkingen aanwezig<br />

zijn. Voorbeelden van afwijkende<br />

kwaliteit zijn een zwakke pols, een inequale<br />

pols of een steile pols. Zwak en<br />

inequaal kunnen naast elkaar voorkomen.<br />

Bij een inequale pols is niet elke<br />

opeenvolgende slag gelijk van kracht.<br />

Leeftijd<br />

1<br />

dag<br />

7<br />

dagen<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 28<br />

14<br />

dagen<br />

Een steile pols is het gevolg van een<br />

groot drukverval gedurende de systole<br />

zoals voorkomt bij klinisch relevante en<br />

dus grotere Aorta insufficiëntie. De regurgiterende<br />

jet veroorzaakt als het ware<br />

een groter drukverval. De polsfrequentie<br />

bij het paard wordt nogal sterk beïnvloed<br />

door omgevingsstimuli in combinatie<br />

met temperament van het paard en moet<br />

dus geïnterpreteerd worden met dit in het<br />

achterhoofd. Maximale hartfrequentie is<br />

afhankelijk van fitheid, leeftijd, ras en<br />

geslacht.<br />

Veneus systeem<br />

Vooral de Venae jugulares zijn geschikt<br />

voor het evalueren van de venetensie. Een<br />

verhoogde venetensie maakt dat de venae<br />

jugulares spontaan te zien zijn zonder dat<br />

er gestuwd wordt. Ook als ze zeer snel<br />

oplopen na stuwen kan er sprake zijn van<br />

een hypertensie. Andersom, als er lang<br />

gestuwd moet worden voordat ze voelbaar<br />

of zichtbaar zijn, is er sprake van<br />

een hypotensie. Ook als de perifere vaattekening<br />

zichtbaar is in rust (over hoofd,<br />

benen of gehele lichaam) en gevuld alsof<br />

het paard net grote inspanning heeft geleverd,<br />

kan dit een teken zijn van hypertensie.<br />

Een tweede parameter, die gebruikt<br />

wordt om de veneuze tensie te beoordelen,<br />

is de venepols. De venepols is bij het<br />

normale paard meestal slechts zichtbaar<br />

in de borstingang en mag maximaal 1<br />

handbreedte boven de borstingang zijn bij<br />

een paard met opgeheven hoofd in rust.<br />

Bij hypertensie loopt deze hoger op dan<br />

normaal. Echter, ook bij aanwezigheid<br />

van vocht in de thorax of een proces in<br />

de borstkas dat de veneuze return naar de<br />

21<br />

dagen<br />

4<br />

weken<br />

8<br />

weken<br />

12<br />

weken<br />

pony 106 sd 17 111 sd 18 100 sd 11 110 sd 10 103 sd 14 77 sd 9 67 sd 9<br />

paard 91 sd 15 88 sd 27 83 sd 19 - 77 sd 12 70 sd 13 69 sd 13<br />

Tabel 1. Gemiddelde hartfrequentie van veulens in slagen per minuut.<br />

sd: standaard deviatie, ras onbekend.


Vena cava cranialis belemmert of benadeelt,<br />

kan een verhoogde venepols zichtbaar zijn.<br />

Hart<br />

Palpatie en percussie:<br />

Het kan zinvol zijn specifiek te palperen naar<br />

de ictus cordis. Indien deze verder naar caudaal<br />

dan normaal te voelen is kan het wijzen<br />

op cardiomegalie. Normaliter strekt deze zich<br />

uit tot in de 4e of 5e intercostaal ruimte (ICR).<br />

Trillingen van wervelingen in de bloedstroom<br />

kunnen worden waargenomen op de thoraxwand<br />

op het projectiegebied van de kleppen<br />

als een fremitus. Bij souffles met een intensiteit<br />

van 4/6 of hoger wordt een fremitus waargenomen.<br />

Ook de grootte van het gebied dat<br />

de hartdemping weergeeft bij percussie kan<br />

de grootte van het hart weergeven. Als de (relatieve)<br />

hartdemping over een groter gebied<br />

dan normaal te percuteren is kan dit een indicatie<br />

zijn voor (ernstige) cardiomegalie.<br />

Ausculatie<br />

Goed klinisch onderzoek en een gedetailleerde<br />

auscultatie maken het stellen van een<br />

waarschijnlijkheidsdiagnose mogelijk als je<br />

goed getraind bent in het karakteriseren van<br />

de gehoorde geluiden en daarna het interpreteren<br />

hiervan. Inspectie van het hart is niet<br />

zinvol gezien de locatie ervan; palpatie leert<br />

wanneer de ictus cordis optreedt, oftewel de<br />

hartpuntstoot die samengaat met de systole.<br />

Naast informatie over de timing van de hartcyclus<br />

kan er verder al dan niet een fremitus<br />

worden waargenomen. Dit is de sensatie van<br />

een op de thoraxwand waarneembare meer<br />

of minder lichte trilling die het gevolg is van<br />

bovenmatige werveling van bloed tijdens de<br />

hartactie. Meestal gaat deze fremitus dan ook<br />

gepaard met een luide souffle die het gevolg is<br />

van een forse kleplekkage of juist een minder<br />

groot ventrikel septum defect (VSD), beide<br />

veroorzakers van zoveel werveling dat die<br />

kan worden waargenomen op de thoraxwand.<br />

Bij auscultatie worden drie parameters beoordeeld,<br />

namelijk:<br />

• de intensiteit van de harttonen,<br />

• de regelmaat (frequentie weten we al<br />

door het onderzoek van de polsfrequentie<br />

aan de kaak),<br />

• bijgeluiden.<br />

De intensiteit is bij het normale paard gesteld<br />

op 8:4 (om aan te geven dat, vergeleken bij<br />

het rund, waarbij de intensiteit als 10:5 wordt<br />

uitgedrukt, de harttonen iets zachter klinken);<br />

de eerste harttonen moeten telkens gelijk aan<br />

elkaar zijn evenals de opeenvolgende tweede<br />

harttonen (1=1, 2=2). Bijgeluiden zijn onder<br />

te verdelen als extracardiale (ademhalingsgeluiden,<br />

borborygmie) en cardiale geluiden<br />

(b.v. souffles). Alleen het vaststellen van een<br />

souffle is onvoldoende tijdens een volledig<br />

cardiologisch onderzoek. De intensiteit (op<br />

een schaal van 1-6; ook wordt een 1-5 schaal<br />

gevonden in de literatuur), timing (systolisch<br />

of diastolisch), duur (vroeg-, mid-, eind-,<br />

holo-, pansystolisch of diastolisch), aard van<br />

het geluid (bandvormig, crescendo, decrescendo)<br />

en karakter (blazend, rauw, toeterend,<br />

schurend, muzikaal) van het geluid moeten<br />

beschreven worden. Ook het localiseren van<br />

het punctum maximum (pmax) is essentieel.<br />

Dit is nuttig omdat de verschillende oorzaken<br />

van een souffle zoals diverse soorten klepinsufficiënties,<br />

oorzaken ervan of congenitale<br />

afwijkingen eigen karakteristieken hebben.<br />

Klinisch onderzoek kan daarom leiden tot<br />

een waarschijnlijkheidsdiagnose. Na een gedegen<br />

klinisch onderzoek is nader onderzoek<br />

naar de achtergrond en betekenis van de souffle<br />

dan ook niet altijd nodig, afhankelijk van<br />

het totaal aan klinische bevindingen, het gebruiksdoeldoel<br />

van het paard of de vraag van<br />

de eigenaar.<br />

Goed ausculteren is alleen te leren als er<br />

telkens feedback ontvangen wordt over de<br />

werkelijke oorsprong van de geluiden en hun<br />

betekenis. Een duidelijke en eenduidige beschrijving<br />

van, en gebruik van deze beschrijving<br />

is hierbij noodzakelijk. Van de souffle<br />

willen we weten op welke klepgebieden deze<br />

te horen is (bijvoorbeeld op alle klepgebieden)<br />

en op welk klepgebied de maximale intensiteit<br />

te horen is. Daarnaast, in welke fase van<br />

de hartactie het optreedt (bijvoorbeeld holosystolisch),<br />

wat de intensiteit van de souffle is<br />

(bv. 3/5), welk karakter het geluid heeft (bv.<br />

blazend) en of het toe-of afneemt in intensiteit<br />

of gelijk blijft (bv. bandvormig in plaats van<br />

crescendo of decrescendo). Een voorbeeld<br />

van een beschrijving van een LAV insufficiëntie<br />

zou kunnen zijn: een holosystolische<br />

3/5 bandvormige blazende souffle hoorbaar<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 29


op alle kleppen met punctum maximum op<br />

de linker atrioventriculaire klep) Uit onderzoek<br />

is gebleken dat ervaren internisten een<br />

beperkt aantal termen consistent gebruiken.<br />

Als een ieder eenzelfde kretologie aan zou<br />

houden dan wordt het ook gemakkelijker om<br />

onderling helder te communiceren.<br />

Te uniformeren beschrijvingen zijn bijvoorbeeld:<br />

1. Blazend ( als bandvormig en dus zonder<br />

piek intensiteit bedoeld wordt).<br />

2. Zoemend (lagere piek frequentie )<br />

3. Toeterend (lagere piekfrequentie die korter<br />

duurt)<br />

4. Muzikaal (hogere piek frequentie)<br />

In Nederland zijn we meer gewend aan indelingen<br />

als bandvorming, crescendo of decrescendo.<br />

Als beschrijving van het geluid<br />

aan “kreten” als rauw, blazend, toeterend,<br />

schurend of muzikaal. De toonhoogte wordt<br />

aangegeven als hoog of laagtonig.<br />

De indeling in intensiteit is meer algemeen<br />

geaccepteerd:<br />

• Een graad 1: souffle is gedefinieerd als<br />

een zeer locaal aanwezige zachte souffle<br />

die alleen te horen is onder optimal omstandigheden.<br />

• Een graad 2: een zachte souffle die toch<br />

wel duidelijk te horen is na enkele seconden<br />

ausculteren.<br />

• Een graad 3: een matig luide souffle die<br />

over een groter gebied te horen is zonder<br />

fremitus.<br />

• Een graad 4: een luide souffle die direct<br />

te horen is over een groter gebied met een<br />

lichte fremitus.<br />

• Een graad 5: een zeer luide souffle met<br />

een fremitus.<br />

• Een graad 6: een souffle die ook nog te<br />

horen is als er geen direct contact met de<br />

thorax meer gemaakt wordt en een fremitus<br />

heeft.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 30<br />

A<br />

B C<br />

[Figuur 8.] Positie electrodes voor maken van<br />

een zgn. “Base –Apex “afleiding in rust.<br />

a. ECG apparaat zoals te gebruiken bij het<br />

paard<br />

Legenda: Een zgn. “base apex“ afleiding<br />

wordt getoond<br />

b. Elektrode positie op de linker thorax<br />

Legenda: De linker arm (LA) elektrode wordt<br />

op de projectie plek van het hart geplaatst aan<br />

de linker kant van de thorax net boven het olecranon.<br />

De andere (zwarte) electrode fungeert<br />

als aard- electrode.<br />

c. Elektode positie op de rechter schouder en<br />

hals<br />

Legenda: De rechter arm (RA elektrode wordt<br />

op de top van de rechter spina scapula geplaatst<br />

en de rechter been electode (RL) rechter<br />

kant van de hals geplaatst op 1/3 van de<br />

totale hals lengte (ongeveer waar een rund<br />

intramusculair geinjecteert zou worden)


IIIb Aanvullende Diagnostiek:<br />

Electrocardiografish (ECG) onderzoek<br />

Inleiding<br />

ECG onderzoek bij het paard is vooral geïndiceerd<br />

bij ritmestoornissen. De waarde om<br />

morfologische hartafwijkingen vast te stellen<br />

is veel beperkter dan bij de hond of mens.<br />

Dit is het gevolg van de verspreiding van de<br />

Purkinje vezels door het ventrikel myocard,<br />

in plaats van verpreiding via een linker en<br />

rechter bundeltak. De echocardiografie neemt<br />

hierdoor een veel belangrijker plaats in voor<br />

het vaststellen van morfologische veranderingen<br />

of haemodynamische aanpassingen.<br />

Hoewel persisterende ritmestoornissen vastgesteld<br />

kunnen worden met behulp van klinisch<br />

onderzoek en hartauscultatie, is voor<br />

een zekere diagnose en behandeling een<br />

langdurige ECG registratie noodzakelijk. Het<br />

is niet alleen van belang om een diagnose te<br />

stellen, maar ook om een inschatting te maken<br />

van de korte en lange termijn prognose.<br />

Feitelijk is het ECG een registratie van elektrische<br />

potentiaal verschillen van het hart<br />

afgezet tegen de tijd. Deze veranderingen in<br />

potentiaal verschillen zijn het gevolg van depolarisaties<br />

en repolarisaties van het myocard<br />

die, doordat het lichaam fungeert als een geleidend<br />

systeem, geregistreerd kunnen worden<br />

aan de oppervlakte van het lichaam met<br />

drie electrodes (fig. 8a).<br />

Techniek<br />

Hoewel er vele afleidingen gebruikt worden<br />

bij het paard, is de “Base Apex” afleiding het<br />

meest gangbaar en meest gepubliceerd (fig.<br />

8b,c). Deze afleiding leidt tot registratie van<br />

een voldoende grote amplitude van de registraties<br />

en is het minst gevoelig voor bewegingsartefacten.<br />

De linker arm (LA) elektrode wordt op de<br />

projectie plek van het hart geplaatst aan de<br />

linker kant van de thorax net boven het olecranon.<br />

De rechter arm (RA elektrode wordt op<br />

de top van de rechter spina scapula geplaatst<br />

en de rechter been electode (RL) rechter kant<br />

van de hals geplaatst op 1/3 van de totale hals<br />

lengte (ongeveer waar een rund intramusculair<br />

geïnjecteerd zou worden). Voorwaarde is<br />

wel een goed contact van de elektrode door<br />

alcohol of elektrode gel te gebruiken. Lead<br />

1 van het ECG apparaat wordt gebruikt voor<br />

deze registratie. Een papier snelheid van 25<br />

mm/seconde en een calibratie van 1 cm/mV is<br />

gebruikelijk. Bij deze instelling komt elk verticaal<br />

vakje overeen met 0.1 millivolt en elk<br />

horizontaal vakje met 0.04 seconde.<br />

Analyse<br />

De P-top vertegenwoordigt de atrium contractie,<br />

het QRS-complex de ventrikel depolarisatie<br />

- en de T-top de repolarisatie fase. De<br />

P-top bij het paard is nogal eens bifasisch als<br />

gevolg van het grote atrium van een paard,<br />

waarbij de beide toppen of allebei positief<br />

zijn of een negatief-positieve richting hebben<br />

(fig. 3).<br />

De frequentie kan worden geteld met behulp<br />

van het ECG, zolang gerealiseerd wordt dat<br />

de registratie enkele seconden lang is. Zeker<br />

in het geval van aritmiën of bradycardie hoeft<br />

de zo gemeten hartfrequentie niet noodzakerlijkerwijs<br />

een representatie te zijn van de werkelijk<br />

gemiddelde hartfrequenties.<br />

Allereerst kan gekeken worden of er sprake<br />

is van een regelmatig normaal ventrikel ritme<br />

door het QRS-complex te bestuderen in<br />

de vorm van de regelmaat van de R-R intervallen.<br />

Vervolgens wordt bekeken of bij elk<br />

QRS-complex een bijbehorende P-top gevonden<br />

kan worden met een vast P-Q interval.<br />

Hierbij horen ook de P-P intervallen gelijk te<br />

[Figuur 9.] Atriumfibrillatie<br />

Legenda: De P toppen ontbreken en zijn vervangen door bijna onzichtbare fibrillatie golven<br />

(F waves). De T-toppen worden minimaal vervormd door overprojectie van de F waves. Het QRS<br />

complex is onregelmatig door de willekeurige prikkeling van de AV knoop.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 31


[Figuur 10.] Enkelvoudige supraventriculaire<br />

extrasystole<br />

Legenda: De P-top van het tweede en derde<br />

QRS-complex is opgenomen in de T-top van<br />

voorafgaande QRS-complex . Het vierde getoonde<br />

P-QRS-T-complex is weer normaal van<br />

morphologie. Het vierde toont wederom een P<br />

top op de T top en het ontbreken van een bijbehorende<br />

QRS-T complex omdat deze nog in de<br />

refractaire periode zit.<br />

Structurele aanpak ECG interpretatie<br />

• Stap 1. Zijn alle onderdelen er?<br />

Identificeer P-QRS-T<br />

• Stap 2. Bepaal regelmaat aan de hand<br />

van R-top<br />

• Stap 3. Bepaal P-Q interval<br />

• Stap 4. Bepaal of alle P’s identiek zijn<br />

• Stap 5. Bepaal of alle T’s identiek zijn<br />

• Stap 6. Bepaal of QRS-complexen gelijk<br />

zijn<br />

• Stap 7. Bepaal evt de grootte v.d. diverse<br />

onderdelen.<br />

Referentie waarden ECG base apex<br />

afleiding:<br />

P-top: 0.15 Volt, duur 0.12-0.14 seconden<br />

P-R interval: 0.36-0.56 seconden<br />

QRS interval: 0.1-0.12 seconden<br />

Q-T interval: < 0.6 seconden<br />

[Figuur 11.] Ventriculaire extrasystole<br />

Legenda: De ventriculaire extrasystole heeft<br />

geen bijbehorende P-top, is groot, breed en de<br />

richting van de R is altijd tegenovergesteld aan<br />

die van de T-top.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 32<br />

zijn. Hierna wordt bekeken of de morfologie<br />

van elk QRS-complex en elke P-top identiek<br />

is. Hetzelfde wordt gedaan voor de T-toppen.<br />

Niet identieke T-toppen op een ECG zijn<br />

meestal het gevolg van overprojectie van een<br />

ander complex over de afwijkende T-top zoals<br />

gezien wordt bij atrium fibrillatie (AF) (fig. 9)<br />

of bijvoorbeeld supraventriculaire extrasystolen<br />

(fig. 10). Als laatste kan het R-P en Q-T<br />

interval gecontroleerd worden.<br />

24 uurs ECG onderzoek<br />

Omdat ritmestoornissen intermitterend kunnen<br />

voorkomen is in principe bij elke verdenking<br />

op hartlijden een 24 uurs registratie<br />

geïndiceerd (ook wel Holter registratie genoemd).<br />

Het is hierbij wel belangrijk om een<br />

staldagboek bij te houden om een interpretatie<br />

te kunnen maken. Door sympathische stimulatie<br />

zal een tachycardie kunnen optreden<br />

zonder dat dit iets betekent.<br />

ECG onderzoek tijdens arbeid<br />

Omdat sympathische stimulatie op zich<br />

ook een aritmie kan induceren, is het wenselijk<br />

tijdens arbeid een continue registratie<br />

te maken waarbij het ook van belang is<br />

de herstelfase na arbeid te evalueren gezien<br />

het frequent voorkomen van (fysiologische)<br />

ritmestoornissen bij herstel na arbeid. Dit<br />

treedt op in de eerste paar minuten halthouden<br />

na arbeid. Om aritmiën, die gehoord zijn<br />

na arbeid, te kunnen interpreteren is het van<br />

belang dit fenomeen te identificeren. Ook<br />

om de relevantie van klepregurgitaties in te<br />

kunnen schatten is het maken van een ECG<br />

tijdens arbeid van groot belang. In draf is de<br />

HF 70-120 slagen per minuut, 120-150 / min<br />

in galop, en op maximale snelheid 220-240 /<br />

min.<br />

Techniek<br />

De standaard base apex registratie kan iets<br />

worden aangepast door de hart en thorax<br />

elektrode links onder de single te plaatsen<br />

voor extra stabiliteit en de rechter hals of scapula<br />

elektrode ook links op of net voor de scapula<br />

te plaatsen in plaats van rechts, hoewel<br />

dit laatste niet altijd nodig is. In principe kies<br />

je de elektrode plaatsing zodanig dat de base<br />

apex afleiding benaderd wordt en de elektrodes<br />

zo min mogelijk interfereren met het gebruik<br />

(lees: tuig of benen ruiter).


[Figuur 12.] Enkelvoudige ventriculaire extrasystole tijdens arbeid.<br />

Legenda: Het derde complex is een ventrikulaire extrasystole. De polsfrequentie was 80 slagen<br />

per minuut.<br />

Analyse<br />

Bij zware arbeid zal een sinustachycardie optreden.<br />

Het is dan lastig of niet meer goed mogelijk<br />

de P-top goed te onderscheiden van de<br />

T-top omdat die nagenoeg ondergebracht gaat<br />

worden in de voorafgaande T-top. Het vaststellen<br />

van een regelmatig R-R interval is van<br />

belang evenals een uniforme morfologie van<br />

het QRS-complex. Bij een onregelmatig R-R<br />

interval met normale en uniforme morfologie<br />

van het QRS-T-complex kan er sprake zijn<br />

van wisselende hartfrequenties in sinusritme<br />

als gevolg van inconsistente arbeid, maar ook<br />

van het optreden van (supraventriculaire)<br />

extrasystolen (fig. 10,11). Als er een onregelmatig<br />

R-R interval is opgetreden met een<br />

niet uniforme of zelfs bizarre morfologie en<br />

wijde, hoog amplitude QRS-T complexen, is<br />

er sprake van ventriculaire extrasystolie (fig.<br />

12). Het is wel van belang bewegingsartefacten<br />

uit te sluiten. T-top veranderingen kunnen<br />

het gevolg zijn van training en als er geen andere<br />

afwijkingen gevonden worden is het van<br />

geen betekenis voor prestatie<br />

Bij het geven van referentie waarden voor<br />

hartfrequenties tijdens arbeid moet rekening<br />

gehouden worden met diverse factoren: de<br />

mate van training, het doel van de training,<br />

dan wel of er respiratoire afwijkingen zijn<br />

zoals aanwijzingen voor cornage (hoogtonig<br />

inspiratoir bijgeluid), of er aanwijzingen zijn<br />

dat het paard locomotie problemen heeft en<br />

of er wellicht sprake kan zijn van beiderzijdse<br />

voorbeen problemen. Alle niet cardiale afwijkingen,<br />

die gepaard gaan met hypoxie, zullen<br />

ook kunnen leiden tot tachycardie. Daarnaast<br />

kunnen alle afwijkingen die gepaard gaan<br />

met pijn ook een tachycardie tot gevolg hebben;<br />

om maar niet te spreken over stressvolle<br />

arbeid (onrustige of vreemde omgeving of<br />

niet gepaste arbeid (zoals een jong paard of<br />

draver die het niet gewend is aan longeren).<br />

Bij hartfrequenties onder de 120 slagen per<br />

minuut, spelen psychogene factoren een rol.<br />

Ook een warme of vochtige omgeving zal invloed<br />

kunnen hebben.<br />

Een ongetraind paard zal gemiddeld een 10-<br />

21 slagen/min lagere maximale HF hebben<br />

dan een getraind dier; merries hebben een 4<br />

slagen per minuut lagere HF dan een ruin en<br />

oudere paarden hebben een lagere maximale<br />

hartsnelheid dan jongere: bijvoorbeeld een 22<br />

jarige paard heeft een 17 slagen/min. hogere<br />

maximale HF dan een 2-jarig paard.<br />

Om bovengenoemde redenen is het van belang<br />

het paard gepaste en representatieve<br />

arbeid te laten verrichten. Een cardiologisch<br />

onderzoek doen van een draver aan de longe<br />

of in een manege zal niet de vraag kunnen beantwoorden<br />

waarom hij onder koersomstandigheden<br />

verminderd presteert. Hetzelfde<br />

geldt voor een samengesteld wedstrijd paard<br />

waarvan de prestatie in de cross tegenvalt. In<br />

die gevallen moet de maximale arbeid worden<br />

nagebootst op een lopende band of gesimuleerd<br />

worden onder veld omstandigheden.<br />

Na een opwarming van 3 minuten zal de<br />

hartsnelheid na 1 minuut verzwaarde arbeid<br />

stabiliseren. Onder gestandaardiseerde omstandigheden<br />

zien we in Utrecht aan de longe<br />

of onder de man in de manege in stap hartfrequenties<br />

tot 60 slagen per minuut, in draf<br />

80-100 slagen per minuut, in een handgalopje<br />

tot 120 en in midden- tot uitgestrekte galop<br />

130-150 slagen per minuut. Maximale galop<br />

van een losgelaten paard in de manege leidt<br />

meestal tot frequenties van 180-200 slagen<br />

per minuut. Op maximale snelheid uitgereden<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 33


dravers of bij renpaarden op de lopende band<br />

met een snelheid van 14 m/s op maximaal<br />

4% helling, leidt tot hartfrequenties (HF)<br />

van 220-240 slagen per minuut. Een getraind<br />

paard moet binnen 4 minuten na arbeid een<br />

hartfrequentie hebben van 100 slagen per minuut.<br />

Bij kortdurende longeer arbeid zien we<br />

de frequentie meestal binnen 1 tot 2 minuten<br />

dalen tot 80-60 slagen per minuut. Endurance<br />

paarden die na 30 minuten rust een HF van<br />

65-70 slagen per minuut hebben, lopen een<br />

verhoogd risico op uitdroging als er doorgereden<br />

wordt.<br />

Direct na arbeid zien we bij halthouden of<br />

stappen, soms in de 1-2 minuten na arbeid,<br />

gedurende een korte periode van 30 seconden<br />

tot 1 minuut, dat diverse aritmiën optreden<br />

zoals sinusartimie, SA blok, tweede graads<br />

AV blok en zelfs soms een enkele solitaire<br />

(supra) ventriculaire extrasystole. Dit komt bij<br />

veel paarden voor (tot 33% is gerapporteerd).<br />

Het is een gevolg van de fluctuerende autonome<br />

tonus en daarmee in sympathisch- parasympathische<br />

balans. Dit hoeft geen klinische<br />

betekenis te hebben zolang bij maximale belasting<br />

en in echte rust een normaal sinusritme<br />

of een fysiologische aritmie aanwezig is.<br />

Ook een enkele solitaire extrasystole tijdens<br />

arbeid hoeft geen betekenis te hebben. Als<br />

de frequentie van optreden echter toeneemt<br />

tijdens maximale arbeid kan dit een verklaring<br />

zijn voor verminderd presteren. Het kan<br />

ook voorkomen dat deze juist verdwijnen<br />

bij maximale belasting en de conclusie kan<br />

in die gevallen zijn, dat ze veroorzaakt worden<br />

door autonome imbalans zolang zwaardere<br />

of maximale arbeid niet gevraagd wordt.<br />

Heart Rate Variability (HRV)<br />

Deze term verwijst naar de variaties die van<br />

hartslag tot hartslag kunnen optreden onder<br />

normale fysiologische omstandigheden. De<br />

variabiliteit wordt bepaald door de neurohormonale<br />

controle zoals uitgeoefend door het<br />

sympatisch- parasympatisch zenuwstelsel en<br />

het RAAS systeem welke een functie hebben<br />

in de korte en lange termijn bloeddrukregulatie.<br />

Een respiratoire aritmie bijvoorbeeld<br />

weerspiegelt een reflexmatige vagale vertraging<br />

van de SA-knoop. Een lage zgn “laag<br />

frequentie variabiliteit” reflecteert bijvoorbeeld<br />

een sympatische en vagale abnormali-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 34<br />

teit en barometer dysfunctie. Bij congestief<br />

hartfalen treden veranderingen op van het<br />

functioneren van het autonome zenuwstelsel<br />

dat gedetecteerd kan worden middels analyse<br />

van de HRV.<br />

Om de HRV vast te stellen is een goede kwaliteit<br />

ECG nodig, geregistreerd gedurende<br />

minimaal 1 uur. Omdat het paard, zeker bij<br />

HF onder de 120 slagen per minuut, zo onder<br />

invloed staat van externe stimuli is de interpretatie<br />

ervan niet gemakkelijk. Boven de<br />

120 slagen per minuut spelen andere factoren<br />

een rol bij het handhaven van de circulatie<br />

en dus polsfrequentie, waardoor ook dan de<br />

interpretatie gecompliceerd is. Bij de mens is<br />

(computer) analyse van de HRV een hulpmiddel<br />

bij de diagnostiek van diverse ziekten als<br />

infarcten, syncopes en om aerobe fitness vast<br />

te stellen Bij het paard zijn er data beschikbaar<br />

zoals vastgesteld bij o.a.een endocarditis,<br />

LAV regurgitatie met CHF en AF.<br />

IIIc Echocardiografie<br />

Inleiding<br />

Het echocardiografisch onderzoek is niet<br />

meer weg te denken uit het routine cardiologisch<br />

onderzoek. Aansluitend aan het lichamelijk<br />

onderzoek en elektrocardiogram, geeft<br />

het een totaalbeeld van de eventuele hartpathologie<br />

en pathofysiologie.<br />

Naarmate er meer en meer gebruik gemaakt<br />

wordt van echografie is de behoefte om basiskennis<br />

van echocardiografisch onderzoek<br />

te hebben, toegenomen. Of het nu is om het<br />

onderzoek zelf uit te voeren of naar de klant<br />

toe te kunnen vertalen wat er bij een echocardiografisch<br />

onderzoek van een paard gevonden<br />

is. Echocardiografisch onderzoek is<br />

een routine diagnostische onderzoek geworden<br />

om hartafwijkingen te evalueren of<br />

diagnosticeren. Bij het echocardiografisch<br />

onderzoek wordt er gebruik gemaakt van<br />

B-mode, M-mode, kleurendoppler en spectraaldoppler.<br />

Twee dimensionaal echocardiografisch<br />

onderzoek (2DE) wordt toegepast om<br />

anatomische relaties weer te geven, M-mode<br />

echografisch onderzoek wordt voornamelijk<br />

gebruikt om cardiale dimensies kwantitatief<br />

weer te geven. Op 2 DE beelden wordt veelal<br />

een semikwantitatieve inschatting gemaakt<br />

van afmetingen door de onderzoeker, die de<br />

echo uitvoert waardoor het een interpretatie


[Figuur 13.] M-Mode beeld ter hoogte van het<br />

linker ventrikel.<br />

Legenda: Standaard metingen worden verricht<br />

tijdens diastole en systole aan de hand van het<br />

begeleidende ECG (groen). Hierbij wordt de<br />

dikte van het interventriculaire septum (IVS)<br />

en de linker ventrikelachterwand (LVPW) en<br />

de diameter van het linker ventrikel (LVD) gemeten.<br />

wordt, waarbij 2DE waarnemingen gecombineerd<br />

worden met de ervaring en kennis over<br />

cardiale pathofysiologie.<br />

Registraties<br />

B-mode staat voor brightness mode en het<br />

2-D beeld, waar we ook bij peesecho of buikecho<br />

gebruik van maken. Elke echogolf, die<br />

terugkomt op de transducer, wordt omgezet in<br />

het 2-D beeld naar een wit puntje waarvan de<br />

helderheid (brightness) in relatie staat tot de<br />

energie van de golf. Wordt de gehele golf teruggekaatst,<br />

dan is er dus een echorijke structuur<br />

zichtbaar in beeld (denk aan bot of lucht)<br />

in tegenstelling tot een totale absorptie van<br />

de golf, waardoor een anechogene structuur<br />

zichtbaar wordt (denk aan water).<br />

M-mode staat voor motion mode en dit is<br />

een 1-D beeld waarbij de beweging van de<br />

verschillende hartcomponenten (y-as) tegen<br />

de tijd (x-as) uitgezet wordt. In vrijwel alle<br />

echoapparaten is tegenwoordig de mogelijkheid<br />

dit te coördineren aan de hand van<br />

een B-mode beeld, waarin een cursorlijn op<br />

de juiste positie geplaatst kan worden. Alle<br />

componenten op deze lijn worden vervolgens<br />

uitgezet in het M-mode beeld (fig. 13). De Mmode<br />

geeft een hoge resolutie van de bewegingen<br />

van verschillende hartcomponenten,<br />

wordt niet gehinderd door een lage frame rate<br />

(aantal beelden/seconde) en wordt daarom<br />

meestal gebruikt om metingen van de hart-<br />

componenten op bepaalde tijdstippen tijdens<br />

de hartcyclus uit te voeren. Een synchroon lopend<br />

ECG is hierbij van aanvullende waarde.<br />

Regressie analyses van M-mode dimensies<br />

met bodymass hebben een onacceptabel groot<br />

confidence interval, waardoor op het oog abnormale<br />

metingen binnen de referentie van<br />

normaal kunnen vallen. Door de parameters<br />

uit te drukken in een index, door een ratio uit<br />

te rekenen op basis van de AO basis afmeting,<br />

waarbij de AO de gemeten AO basis is, zou<br />

een en ander meer onafhankelijk worden van<br />

variatie in lichaamsvorm, volume of grootte<br />

(fig. 14).<br />

[Figuur 14.] Bepaling ratio aorta / pulmonaal<br />

arterie<br />

Legenda: Korte as doorsnede thv de aorta<br />

(AO) en truncus pulmonalis (PA).<br />

Kleurendoppler wordt gebruikt om stroming<br />

of beweging van bijvoorbeeld bloed te detecteren.<br />

De richting en een grove inschatting<br />

van de snelheid van de bloedstroom kan bepaald<br />

worden met behulp van de kleurendoppler.<br />

Dit alles gebeurt aan de hand van het<br />

doppler principe. Een voorbeeld: een ziekenwagen<br />

komt aangereden (hogere geluidsfrequentie<br />

), is recht voor je (echte geluidshoogte)<br />

en rijdt verder (lagere geluidsfrequentie).<br />

Door het verschil in frequentie te berekenen<br />

en hier een kleur aan te koppelen, kan de<br />

snelheid en de richting (positief of negatief<br />

frequentieverschil) weergegeven worden.<br />

Meestal is de kleurlegende zo ingesteld op het<br />

echoapparaat dat rood naar de transducer toe<br />

en blauw van de transducer af voorstelt (Blue<br />

Away Red Toward = BART). Wel moet bedacht<br />

worden dat onder een hoek van 0 graden<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 35


(de ziekenwagen bevindt zich recht voor je)<br />

er dus geen frequentieverschil is en dus ook<br />

geen doppler signaal.<br />

Een gemakkelijke manier om dit te illustreren<br />

is de richting van de transducer op een<br />

grote halsslagader te variëren door eerste de<br />

transducer naar het hoofd te richten (blauwe<br />

stroom), dan loodrecht (geen signaal) en dan<br />

naar de thoraxingang te richten (rood signaal).<br />

Spectraaldoppler (fig. 15) wordt gebruikt om<br />

een precieze pieksnelheid of snelheidsprofiel<br />

(spectrum) te bepalen. Aan de hand van deze<br />

snelheden kunnen de drukgradiënten tussen<br />

verschillende compartimenten bepaald<br />

worden door het gebruik van de aangepaste<br />

formule van Bernouille, namelijk Δp= 4v2.<br />

Hierin is Δp het drukverschil en v de gemeten<br />

pieksnelheid. Er zijn een tweetal mogelijkheden<br />

binnen de spectraaldoppler, namelijk Pulsed<br />

Wave (PW) of Continuous Wave (CW).<br />

Bij beiden is het belangrijk om de cursorlijn<br />

zo parallel mogelijk in het bloedvat te kunnen<br />

plaatsen, daar vanaf een hoek van 60 graden<br />

of hoger de metingen niet meer betrouwbaar<br />

zijn. Het belangrijkste voordeel van de<br />

PW doppler ten opzichte van CW doppler is<br />

de mogelijkheid om een snelheidsspectrum<br />

op een bepaalde locatie in het 2-D beeld te<br />

bepalen (fig. 16). Dit is mogelijk doordat de<br />

PW doppler met een “gate” werkt. Deze gate<br />

is een plaats waar de verschillende echogolven<br />

met bijbehorende frequenties gemeten<br />

worden. Daarbuiten worden geen doppler frequenties<br />

bepaald. De gate is zichtbaar op het<br />

2-D beeld als twee parallelle lijntjes, die op<br />

een bepaalde afstand van elkaar staan, wat de<br />

breedte van de gate voorstelt en daarmee het<br />

gebied waartussen deze doppler frequenties<br />

gemeten worden. Nadeel is dat alle zeer snelle<br />

bloedstromen buiten het meetbereik liggen<br />

(ze gaan sneller dan de meetfrequentie). Dit<br />

is niet het geval bij de CW doppler (fig. 16)<br />

waar geen gate aanwezig is en alle snelheden<br />

binnen de cursorlijn gemeten worden. Nadeel<br />

is dat je niet zeker weet of de pieksnelheid die<br />

je meet ook daadwerkelijk de snelheid is die<br />

je wilt weten zoals de pieksnelheid van de<br />

Aorta.<br />

Artefacten<br />

Zowel bij het gebruik van de B-mode als bij<br />

het gebruik van de kleurendoppler en spectraaldoppler<br />

kunnen artefacten ontstaan, die<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 36<br />

[Figuur 15.] Spectraal doppler linker ventrikel<br />

uitstroom opening bij een patiënt met een ventrikel<br />

septum defect.<br />

Legenda: De continuous wave spectraal doppler<br />

(CW) laat een turbulente flow door het<br />

VSD zien richting het rechter ventrikel met een<br />

pieksnelheid van 6,19 m/s.<br />

[Figuur 16.] Kleurendoppler opname van VSD<br />

Legenda: Kleurendoppler ter hoogte van het<br />

ventrikelseptumdefect (VSD) laat een turbulente<br />

flow zien, gekenmerkt door rood (naar<br />

de transducer toe) in de periferie en oranje tot<br />

blauw in het centrum van de jet.<br />

het beeld, maar ook eventuele bevindingen,<br />

beïnvloeden. Enkele belangrijke artefacten<br />

worden hier besproken.<br />

Door de lage hartfrequentie en eigenschappen<br />

van de samenstelling van het bloed (erytrocyten<br />

en plasma eiwitten) is er in het paardenhart<br />

vrij vaak spontane “smoke”oftewel echorijk<br />

bloed zichtbaar en wel voornamelijk in de<br />

rechter hartcompartimenten. Verder zijn er<br />

vrij veel artefacten vanuit de thoraxwand en<br />

periferie aanwezig, die voornamelijk veroorzaakt<br />

worden door het longweefsel maar ook<br />

door de samenstelling van de thoraxwand.<br />

Zo kan het echografisch onderzoek sterk be-


moeilijkt worden door een dikke thoraxwand.<br />

Veel echogolven worden geabsorbeerd, maar<br />

tevens verstrooid in de thoraxwand en dragen<br />

bij aan een slecht beeld en veel ruis (signaal<br />

ten opzichte van ruis= SNR). De longdelen ter<br />

hoogte van het hart zorgen, behalve voor reverbratie<br />

en/of resonantie van de echogolven,<br />

ook voor een beperkte ruimte waar het hart<br />

bekeken kan worden. Af en toe vindt er ook<br />

een mirror artefact plaats. Dit is een weerspiegeling<br />

van het hart tegen het onderliggende<br />

longoppervlak dat werkt als spiegel en de<br />

echogolven terugkaatst naar de transducer.<br />

Een “tweede hart” onder het originele hart is<br />

zichtbaar.<br />

Bij het gebruik van doppler zijn er ook artefacten<br />

aanwezig die meer van functionele<br />

aard zijn. Het belangrijkste artefact bij het gebruik<br />

van doppler is aliasing. Een voorbeeld<br />

uit de praktijk, dat waarschijnlijk iedereen<br />

herkent, is het ogenschijnlijk terugdraaien<br />

van autowielen op de televisie. Dit heeft alles<br />

te maken met het aantal beelden/seconden<br />

(frame rate) dat opgenomen wordt. De wielen<br />

draaien sneller dan beeldopnamen en we missen<br />

dus delen van de beweging. Aangezien<br />

doppler gebruikt maakt van een bepaalde<br />

range aan snelheden (en dus ook een range<br />

aantal doppler metingen) die weergegeven<br />

wordt, zullen alle snelheden die hierbuiten<br />

vallen anders weergegeven worden. Op kleurendoppler<br />

zal bloedstroom naar je toe (eigenlijk<br />

rood) blauw worden en andersom. Op<br />

spectraaldoppler zal de piek naar de andere<br />

kant van de basislijn verplaatst worden. Aliasing<br />

is een veel voorkomend fenomeen, denk<br />

maar aan turbulentie bij een regurgitatie. In<br />

dit geval zijn vele zeer hoge snelheden aanwezig<br />

die daardoor een andere kleur krijgen dan<br />

de stroomrichting.<br />

Apparatuur<br />

Welke apparatuur moet beschikbaar zijn om<br />

een basis echocardiografisch onderzoek uit te<br />

kunnen voeren en aan welke vereisten moet<br />

deze apparatuur minstens voldoen? Hieronder<br />

zullen deze verschillende componenten<br />

kort toegelicht worden.<br />

Allereerst is natuurlijk een echoapparaat<br />

noodzakelijk. Alle echoapparaten beschikken<br />

tegenwoordig over B-mode, oftewel het 2-D<br />

beeld. In de B-mode is het belangrijk welke<br />

instellingen gebruikt kunnen worden om een<br />

zo volledig mogelijk en representatief beeld te<br />

krijgen. Een beperking kan bijvoorbeeld het<br />

diepte bereik zijn. Elk echoapparaat in combinatie<br />

met een bepaalde transducer beschikt<br />

over een bepaald diepte bereik en voor een<br />

echocardiografie zou deze in de range van 28<br />

tot 32 cm voor een volwassen paard moeten<br />

liggen. Voor veulens of pony’s voldoet al vaak<br />

een diepte van 18 tot 24 cm. Artefacten zoals<br />

ruis kunnen ondervangen worden door het<br />

gebruik van tissue harmonic imaging (THI).<br />

Dit is een functie die zowel door het echoapparaat<br />

als de transducer ondersteund moet<br />

worden en optioneel aangeboden wordt bij de<br />

nieuwere apparatuur. Het vermindert de signaalvervuiling<br />

door de signaal-tot-ruis-ratio<br />

en de resolutie te verbeteren.<br />

M-mode en kleurendoppler zijn vaak optioneel<br />

evenals spectraaldoppler. Om een volledig<br />

hartonderzoek uit te kunnen voeren, zijn<br />

ze allemaal gewenst maar zijn voornamelijk<br />

de M-mode en kleurendoppler een minimale<br />

vereiste. Spectraal doppler (PW en CW) is een<br />

aanvulling op het basis echocardiografisch onderzoek.<br />

Een verdere doppler optie is deze van<br />

tissue doppler imaging (TDI). Hiermee kan de<br />

beweging van weefsel, bijvoorbeeld het interventriculaire<br />

septum (IVS) bepaald worden.<br />

Naast het echoapparaat is de juiste transducer<br />

een zeer belangrijk element in de voorbereiding<br />

op het echocardiografisch onderzoek. Er<br />

zijn verschillende types transducers in omloop<br />

maar de belangrijkste hieruit zijn de “(curvi-)<br />

linear array” transducer of de “phased array”.<br />

Voor het echocardiografisch onderzoek wordt<br />

bij het volwassen paard meestal een phased<br />

array transducer met een lagere frequentie<br />

(1-5 MHz) gebruikt. Het voordeel van een<br />

phased array transducer is de manier waarop<br />

het beeld gevormd wordt. Er is een klein puntvormig<br />

contact oppervlak waarna het beeld<br />

als een taartpunt uitwaaiert. De ribben vormen<br />

hierdoor een minder groot obstakel dan<br />

bij een curvi-linear array waar het gehele oppervlak<br />

van de transducer ook daadwerkelijk<br />

het beginpunt van het beeld vormt. Bij veulens<br />

en pony’s is een transducer met een hogere<br />

frequentie raadzaam gezien de betere resolutie.<br />

Bij het gebruik van de lagere frequenties<br />

biedt een eventuele THI optie uitkomst,<br />

gezien de betere resolutie en sterke ruisreductie<br />

die behaald wordt met deze techniek.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 37


[Figuur 17.] E-point to septal separation<br />

(EPSS) meting in linker ventrikel.<br />

Legenda: De afstand tussen het interventriculaire<br />

septum en de E-piek van de mitralisklep<br />

beweging wordt gemeten.<br />

Behalve het echoapparaat en de transducer,<br />

zijn de juiste apparaat instellingen een essentieel<br />

begin van het onderzoek. Een applicatiespecialist<br />

van de apparatuur biedt hierin<br />

uitkomst als basis. Toch blijft het belangrijk<br />

om zich, ook tijdens het onderzoek, voldoende<br />

bewust te zijn van instellingsmogelijkheden<br />

op het bedieningspaneel van het echoapparaat.<br />

Denk hierbij aan instellingen zoals<br />

“gain” (elektronische versterking van het signaal),<br />

“time gain compensation” oftewel TGC<br />

(elektronische versterking van het signaal op<br />

verschillende hoogtes van het beeld), diepte<br />

en focus, operationele frequentie van de<br />

transducer. Bij de Doppler instellingen moet<br />

aandacht besteedt worden aan de grootte van<br />

het geselecteerde veld en de snelheidsinstellingen<br />

zoals baseline en schaalgrootte.<br />

Techniek<br />

Een echocardiografisch onderzoek bestaat<br />

uit een aantal basisstappen welke tot een<br />

basiskennis van de hartconditie leiden. Het<br />

echocardiografisch onderzoek begint aan de<br />

rechter zijde van het paard. Een longitudinaal<br />

beeld van alle compartimenten is een<br />

vrij eenvoudig en overzichtelijk begin en<br />

kan verkregen worden net achter of onder<br />

het olecranon. Er kan direct een inschatting<br />

gedaan worden naar de verhoudingen tussen<br />

linker en rechter zijde (re ≤1/3 li) en de verhoudingen<br />

van de atria ten opzichte van de<br />

ventrikels. Tevens kunnen de verschillende<br />

structuren beoordeeld worden op eventuele<br />

afwijkende morfologie, echogeniteit of func-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 38<br />

tionaliteit. Kleurendoppler en dus screening<br />

op eventuele regurgitaties van de mitraliskleppen,<br />

Aorta, tricuspidaliskleppen wordt<br />

in deze lengte-as doorsnede uitgevoerd.<br />

Vervolgens wordt de transducer een kwartslag<br />

naar craniaal gedraaid waardoor een<br />

transversaal beeld door het hart ontstaat.<br />

Hierbij is het essentieel om die hoogte posities<br />

te vinden waar M-mode metingen gedaan<br />

kunnen worden. Om te beginnen worden<br />

de diastolische en systolische metingen<br />

van interventriculair septum (IVS), linker<br />

ventrikel diameter (LVD) en linker ventrikel<br />

achterwand (LVPW) en eventueel rechter<br />

ventrikel diameter (RVD) net ventraal<br />

van de mitraliskleppen uitgevoerd. (De FS,<br />

fractional shortening, wordt meestal automatisch<br />

berekend door de apparatuur aan<br />

de hand van deze metingen van het LVD in<br />

diastole en systole.) Het is hierbij essentieel<br />

dat de M-mode cursorlijn zo loodrecht mogelijk<br />

op het septum en achterwand komt en<br />

precies tussen de beide papillairspieren heengaat.<br />

Daarna wordt de transducer gering naar<br />

dorsaal gekanteld waardoor de mitraliskleppen<br />

in beeld komen als een vismond die open<br />

en dicht gaat. De M-mode meting die hier<br />

gedaan kan worden is de “E-point to septal<br />

separation”(EPSS). Hiermee wordt bedoeld<br />

dat de afstand van de E-golf (1e van 2 klepbewegingen)<br />

van de mitraliskleppen naar<br />

het interventriculair septum wordt gemeten<br />

(fig. 17). Er kan voor gekozen worden om de<br />

verhoudingen tussen AO en linker atrium te<br />

meten waardoor een linker atrium-AO ratio<br />

ontstaat. Een ratio zou minder afhankelijk<br />

zijn van lichaamsafmetingen. Nadeel hierbij<br />

is dat het linker atrium niet altijd volledig in<br />

beeld gebracht kan worden. Een verhouding<br />

tussen AO en Pulmonair arterie wordt tevens<br />

op deze hoogte verkregen (fig. 14).<br />

Om het linker atrium volledig in beeld te<br />

krijgen is het vaak nodig om naar de linker<br />

zijde van het paard te gaan. Hier kan dan<br />

op een lengte-as doorsnede de grootte van<br />

het linker atrium gemeten worden van het<br />

coronaire bloedvat, dat als echoarm rondje<br />

zichtbaar is aan de basis van de niet septale<br />

mitralisklep, tot aan het interatriaal septum.<br />

De regurgitaties van de mitraliskleppen en<br />

eventuele klepafwijkingen zijn meestal beter<br />

in beeld te brengen vanaf links. Kleurendop-


pler onderzoek om deze regurgitaties te beoordelen<br />

wordt dan ook meestal vanuit deze<br />

kant uitgevoerd.<br />

Eventuele snelheidsmetingen van de AO zelf<br />

of AO regurgitaties worden ook aan deze zijde<br />

uitgevoerd aangezien de hoek die deze met<br />

de thoraxwand maakt aan de linker zijde groter<br />

is (en dus de cursorlijn meer parallel met<br />

de stroomrichting mee geplaatst kan worden)<br />

en daardoor de metingen nauwkeuriger zijn.<br />

De Linker ventrikel pre-ejectie tijd (LVPEP)<br />

wordt gemeten als tijdinterval van de piek<br />

van de R wave (op ECG) tot de opening van<br />

de AO klep, en de LV ejectie tijd (LVET) als<br />

het tijdinterval van opening tot sluiting van<br />

de AO klep gemeten in de 2-D opname van<br />

de linker ventrikulaire uitstroomopening in<br />

het rechter parasternale “window”.<br />

Recent onderzochte parameters betreffende<br />

hartfunctie<br />

LA area metingen verdisconteren asymmetrie<br />

in LA en LV afmetingen en asymmetrische<br />

mechanische functie en zijn daarom<br />

een welkome aanvulling op conventionele<br />

metingen. Bij volwassen paarden met een<br />

gemiddeld gewicht van 548 ± 32 kg LG is<br />

de gemiddelde maximale linker atrium area,<br />

gemeten in de rechter parasternale 4 kamer<br />

opname, 91 ± 12 cm2; de maximale LA area,<br />

op korte as gemeten, gemiddeld 114 ± 19 cm 2 .<br />

Bij paarden met een gemiddeld gewicht van<br />

529 ± 48 kg LG, is de LV interne area einddiastolisch<br />

(LVIAd) 102 ± 18 cm 2 en in piek<br />

systole (LVIAs) 33 ± 11 cm 2 ; gemeten in de<br />

rechter parasternale “window”korte as opname.<br />

Een methode om LV functie te evalueren<br />

is 2 D speckle tracking welke gebaseerd is<br />

op conventionele 2D opnames. Hierbij worden<br />

het grijs gespikkelde weefsel van de LV<br />

wand geanalyseerd gedurende contractie en<br />

relaxatie waardoor de beweging kan worden<br />

gevolgd gedurende de gehele hartcyclus. De<br />

systolische radiale beweging van de LV kan<br />

vooralsnog betrouwbaar worden gemeten in<br />

de standaard 2D rechter parastenale korte as<br />

opname en geldt als maat voor LV systolische<br />

prestatie en synchroniteit.<br />

Anatomische M-mode metingen die gemeten<br />

worden in routine M mode opnames van<br />

het LV met behulp van speciale software zijn<br />

een alternatief gebleken voor conventionele<br />

LV dimensie metingen met als voordeel een<br />

kortere onderzoekstijd omdat off line analyse<br />

mogelijk is met een vrije orientatie van de<br />

cursor lijn.<br />

Verschil tussen fysiologische terugstroom<br />

en klepinsufficienties.<br />

Omdat bij het paard veel fysiologische terugstroom<br />

en wervelingen ter hoogte van<br />

de diverse kleppen valt waar te nemen bij<br />

kleurendoppler echocardiografie, is het van<br />

belang de omvang en duur van de jet (turbulente<br />

bloedstroom) nauwkeurig te beoordelen<br />

om onderscheid te kunnen maken tussen<br />

deze fysiologische terugstroom en klep<br />

insufficiëntie die geassocieerd worden met<br />

bijgeluiden. Zo worden er vaak zeer kleine<br />

kortstondige AO of Pulmonalis insufficiëntie<br />

waargenomen bij het sluiten van de kleppen.<br />

Tevens is er vaak een imposante werveling<br />

van bloed waarneembaar in de atria bij het<br />

sluiten van de kleppen die soms moeilijk is<br />

te onderscheiden van een daadwerkelijke<br />

regurgitatie. De kwaliteit van de apparatuur<br />

is in de loop van de jaren sterk toegenomen<br />

waardoor de kwaliteit van het echocardiografisch<br />

onderzoek ook is toegenomen en meer<br />

regurgitaties of wervelingen worden waargenomen.<br />

Ook bij paarden, die beschouwd worden als<br />

normaal, worden regurgiterende jets waargenomen<br />

met kleurendoppler, blijkt uit onderzoek.<br />

Het verschil zit in de duur van de jet<br />

in verhouding tot de duur van de systole. Bij<br />

paarden met een bijgeluid, passend bij een<br />

LAV klep insufficiëntie, was de duur van het<br />

regurgiterende signaal meer dan 5 keer langer<br />

dan die gemeten bij normale paarden. Op<br />

de rechter AV klep was deze duur 6-8 keer<br />

langer bij paarden met een bijgeluid passend<br />

bij een RAV insufficiëntie dan regurgiterende<br />

jets gemeten bij paarden zonder bijgeluiden.<br />

Indien er sprake was van een souffle dan<br />

werd er geen significant verschil in duur van<br />

de jet in verhouding tot de systole gemeten.<br />

Wel was het jet oppervlak en de lengte ervan<br />

groter bij luidere souffles maar niet in breedte.<br />

Alleen de paarden met de luidste souffles<br />

waren significant ouder dan paarden met<br />

zachtere souffles. De hoge snelheidssignalen<br />

die gemeten werden ten tijde van sluiting van<br />

de AO kleppen waren bij paarden met een bijgeluid,<br />

passend bij een AO insufficiëntie, niet<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 39


Eenvoudig, betrouwbaar en stabiel –<br />

Software voor effi ciënt praktijkbeheer<br />

easyVET is de software voor eenvoudig en effi ciënte informatiebewerking in de diergeneeskunde.<br />

Praktijkmanagement, zoals u het altijd al had willen hebben. Alle functies op de juiste plekken,<br />

intuïtief en eenvoudig te bedienen. Arbeidsstappen, processen en taken sluiten perfect op elkaar<br />

aan. All-inclusive-systeemkaarten maken de gehele behandelingsregistratie op een centrale plek<br />

mogelijk. Optimale workfl ow en de grootst mogelijke fl exibiliteit staan voor een zeer effi ciënte<br />

behandeling in alle bereiken: bij kleine dieren, grote dieren en paarden, in kleine praktijken en<br />

grote praktijken, stationair en onderweg.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 40<br />

VetZ BV • Middeldiepstraat 58 • 3361 VT Sliedrecht • Telefoon: +31 (0)184 820201 • info@myvetz.nl • www.myvetz.nl


eder. De jet lengte en het jet oppervlakte<br />

was wel groter dan bij de dieren zonder bijgeluiden,<br />

dus bij de normale dieren.<br />

Geconcludeerd kan worden dat een jet als<br />

gevolg van een mitralis insufficiëntie zich<br />

onderscheidt van fysiologische terugstroom<br />

of flow door de timing van de jet ten opzichte<br />

van de systole. In het geval van tricuspicaal<br />

klep insufficiëntie hebben dieren<br />

met een bijpassende souffle een langdurige<br />

regurgitatie. In het geval van AO regurgitatie,<br />

blijken souffles met een intensiteit van<br />

3-5/6, jets te hebben met een grotere duur<br />

dan de normale controle dieren. Het is belangrijk<br />

zich te realiseren dat normale paarden<br />

grote regurgiterende jets kunnen hebben<br />

ter hoogte van de LAV kleppen en dus is het<br />

niet altijd eenvoudig normale dieren te onderscheiden<br />

van dieren met kleplekkages,<br />

laat staan de klinische betekenis ervan in<br />

te schatten. Een grondige evaluatie van de<br />

overige hartcompartimenten op eventuele<br />

compensatoire veranderingen is hierbij vaak<br />

doorslaggevend. Daarnaast is aangetoond<br />

dat tricuspidaal insufficiëntie, een hogere<br />

LV massa, en linker ventrikel internal diameter<br />

in diastole (LVIDd) een aanpassing is<br />

aan een combinatie van aerobe en anaerobe<br />

training. Cardiale adaptaties inclusief linker<br />

ventrikel adaptaties hangen af van type training,<br />

duur en intensiteit.<br />

Kwantificatie van klepregurgitatie.<br />

De luidheid van de souffle correleert (meestal,<br />

maar niet altijd) goed met de ernst van<br />

de insufficiëntie, hetgeen betekent dat graad<br />

1-2/6 souffle als richtlijn niet ernstig zullen<br />

zijn terwijl souffles met een intensiteit van<br />

4-6/6 eerder van betekenis zullen zijn. Een<br />

jet veroorzaakt door AV insufficiënties die<br />

minder dan 10 % het atrium vult, wordt beschouwd<br />

als minimaal. Een souffle met een<br />

intensiteit van 3/6 kan dus vallen in beide<br />

categorieën. Tevens is het mogelijk dat luide<br />

souffles (4/6) niet gepaard gaan met relevante<br />

regurgitaties en ook komen situaties<br />

voor waarbij paarden een milde (2/6) souffle<br />

hebben terwijl er sprake is van aanwijzingen<br />

voor congestief hartfalen. Daarnaast zijn er<br />

diverse studies gepubliceerd die geen directe<br />

associatie aantonen tussen souffles, insufficiëntie<br />

en prestatie.<br />

Over het algemeen wordt de mate van regurgitatie<br />

gekwantificeerd door het meten van<br />

de jet area, breedte, lengte en duur van de regurgiterende<br />

jet met kleuren Doppler. Daarnaast<br />

kan spectraal Doppler een aanvullende<br />

waarde hebben. Echter, veel factoren hebben<br />

invloed op de metingen zoals verschillen in<br />

haemodynamische toestand van het paard,<br />

settings van de machine, zoals gain, transducer<br />

frequentie, sector hoek, frame rate<br />

en puls repetition setting. Bijvoorbeeld, een<br />

lage gain setting kan leiden tot een afname<br />

van de gemeten regurgitatie. Een hogere<br />

hartfrequentie gaat o.a. samen met een verhoogde<br />

bloedstroom door het hart en veranderde<br />

contractiliteit en vele andere veranderingen<br />

waardoor er beïnvloeding optreedt<br />

van de te meten jet. De kans op het missen<br />

van een regurgitatie hierdoor zou groter zijn<br />

bij hogere hartfrequenties. Aan de andere<br />

kant kan echografisch onderzoek, uitgevoerd<br />

direct na arbeid, (opgevoerd tot uitputting of<br />

tot hartafwijkingen optreden) subklinische<br />

hartafwijkingen helpen detecteren. Of, en in<br />

hoeverre klepinsufficiënties zullen leiden tot<br />

klachten zoals verminderd presteren hangt<br />

af van welke klep lekt, of en wat voor klepafwijkingen<br />

aanwezig zijn, de grootte van de<br />

regurgiterende jet, de mate van adaptatie en<br />

van volume overload van het hart als gevolg<br />

van de lekkage.<br />

Indicaties voor het uitvoeren van een echocardiografisch<br />

onderzoek<br />

Omdat in wel 58% van de paarden functionele<br />

systolische bijgeluiden hoorbaar zijn volgens<br />

onderzoek uit 2000, is het soms lastig<br />

voor de practicus uit te maken wat de betekenis<br />

voor de (toekomstige) prestatie voor het<br />

paard is. Daarnaast worden bij normale paarden,<br />

waar bij auscultatie geen souffle te horen<br />

is, regelmatig regurgitaties van kleppen met<br />

kleuren Doppler waargenomen. In principe<br />

is een echocardiografisch onderzoek geïndiceerd<br />

in alle gevallen waarbij er klachten<br />

zijn die betrekking kunnen hebben op afwijkingen<br />

van het circulatie apparaat en er een<br />

souffle gehoord wordt met een intensiteit van<br />

3/6 of luider. Indien er duidelijk circulatoire<br />

klachten zijn en de intensiteit van de souffle<br />

is toch niet luid, is ook voor deze paarden een<br />

echo geïndiceerd. Verder, als er sprake is van<br />

pathologische ritmestoornissen en er klachten<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 41


zijn van verminderd presteren zonder dat er<br />

souffles of aritmiën gehoord worden.<br />

Ook verminderd presteren kan een indicatie<br />

zijn voor een echocardiografisch onderzoek<br />

zonder dat er sprake is van pathologische<br />

aritmiën, souffles of een hoge hartfrequentie<br />

in rust. Linker ventrikel dysfunctie kan<br />

aanwezig zijn zonder klinisch waarneembare<br />

afwijkingen aan het circulatie apparaat in<br />

rust terwijl er op de echo dan wel aanwijzingen<br />

zijn voor dysfunctie van het myocard<br />

zoals een lage “Fractional Shortening” (FS;<br />

fractionele verkorting, een maat voor contractie<br />

kracht van het hart), systolische ventrikelwand<br />

verdikking of een binnenwaartse<br />

ventrikel wand beweging. Primaire myocard<br />

afwijkingen kunnen hieraan ten grondslag<br />

liggen. Echter, een normaal beeld in rust sluit<br />

afwijkingen, die alleen optreden tijdens arbeid,<br />

niet uit. Soms is dit te diagnosticeren<br />

door middel van het uitvoeren van een echocardiografisch<br />

onderzoek, onmiddellijk na<br />

arbeid, waarbij dan een verminderde FS of<br />

verdikte ventrikelwand of afwijkende ventrikelwand<br />

bewegingen gezien worden in<br />

vergelijking met de rustbeelden of referentie<br />

waarden van post arbeids-echocardiogrammen.<br />

Hierbij moet in het achterhoofd gehouden<br />

worden dat de FS een matig betrouwbare<br />

meting is die erg onderhevig is aan<br />

allerlei factoren en daardoor inconsistent is.<br />

Leeftijd<br />

(LG) kg<br />

24 uur oud<br />

47 sd 9<br />

4 dagen<br />

51 sd<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 42<br />

7 dagen<br />

57 sd 13<br />

Afmetingen van het hart in relatie tot het lichaamsgewicht<br />

Er bestaan diverse tabellen met referentie<br />

waarden voor wat betreft de diverse te meten<br />

echocardiografische parameters.Veelal<br />

worden Engelse volbloeden en dravers onderscheiden<br />

van Warmbloed paarden en pony’s.<br />

Opvallend is dat metingen aan het hart van<br />

trekpaarden, ondanks hun grote gewicht<br />

en stokmaat, niet veel buiten de referentiewaarden<br />

van Warmbloeden vallen. Zoals te<br />

verwachten is, nemen echocardiografische<br />

dimensies toe naarmate het lichaamsgewicht<br />

(lees: stokmaat) toeneemt. Echter, er is geen<br />

lineaire correlatie tussen het lichaamsgewicht<br />

en de dimensies van diverse gemeten dimensies,<br />

noch bij paarden, noch bij grote of kleine<br />

pony’s. Omdat er ook een relatie bestaat tussen<br />

het niveau van training en de diverse cardiologische<br />

dimensies moet bij de interpretatie<br />

van echografische waarnemingen rekening<br />

gehouden worden met het trainingsniveau<br />

naast het ras en de stokmaat en het lichaamsgewicht.<br />

Quarter horses, Morgans en Arabieren<br />

hebben kleinere cardiale dimensies dan<br />

de dravers, terwijl warmbloeden en Engelse<br />

volbloeden de grootste dimensies hebben.<br />

Koudbloeden hebben relatief de kleinste hartdimensies<br />

in relatie tot het lichaamsgewicht,<br />

waardoor hun referentiewaarden redelijk vergelijkbaar<br />

zijn met die van de Warmbloeden<br />

of Engelse volbloeden. Duits onderzoek naar<br />

14 dagen<br />

65 sd 13<br />

4 weken<br />

81 sd 14<br />

8 weken<br />

97 sd 13<br />

12 weken<br />

112 sd 17<br />

HF (min) 91 sd 15 84 sd 18 88 sd 27 83 sd 19 77 sd 12 70 sd 13 69 sd 13<br />

LVIDs 4.7 sd 0.6 5.4 sd 0.8 5.5 sd 0.4 6.0 sd 0.1 6.5 sd 0.1 6.9 sd 0.2 6.9 sd 0.9<br />

LVIDd 5.8 sd 0.5 6.2 sd 0.7 6.5 sd 0.5 6.9 sd 0.5 7.4 sd 0.7 7.5 sd 0.7 7.8 sd 0.7<br />

IVS 1.3 sd 0.3 1.3 sd 0.2 1.4 sd 0.2 1.3 sd 0.2 1.4 sd 0.2 1.4 sd 0.3 1.5 sd 0.1<br />

LVPW 0.55 sd 0.04 0.6 sd 0.0 0.7 sd 0.1 0.8 sd 0.1 1.3 sd 0.1 1.5 sd 0.2 1.6 sd 0.2<br />

LAD 3.0 sd 0.7 3.0 sd 0.7 3.2 sd 0.5 3.3 sd 0.8 3.5 sd 0.9 3.5 sd 0.8 3.8 sd 0.6<br />

AO basis 3.7 sd 0.3 3.6 sd 0.3 3.6 sd 0.3 3.8 sd 0.3 4.2 sd 0.2 4.0 sd 0.2 4.3 sd 0.3<br />

Tabel 2. Voorbeelden van gepubliceerde gemiddelde waarden van echocardiografische parameters<br />

bij veulens.<br />

Legenda: LG: lichaamsgewicht; sd: standaard deviatie; HF: hartfrequentie; LVID: linker<br />

ventrikel inwendige diameter;s: systole; d: diastole; IVS: interventriculair septum; LVPW linker<br />

ventrikel achterwand; LAD: linker atrium diameter; AO: Aorta


verschillen tussen dressuur en springpaarden<br />

in getrainde en ongetrainde toestand toonde<br />

bij dressuurpaarden een significant dikker<br />

interventriculair septum aan vergeleken met<br />

springpaarden en ongetrainde paarden. Bij<br />

springpaarden was de eind diastolische diameter<br />

van de linker ventrikel significant groter<br />

dan bij dressuur-of ongetrainde paarden.<br />

Vergeleken met ongetrainde paarden hadden<br />

de springpaarden een significant grotere eindsystolische<br />

linker ventriculaire wanddikte ter<br />

hoogte van de papillair spier. Deze verschillen<br />

werden toegedicht aan de training.<br />

Echografische parameters in relatie tot ras<br />

verschillen<br />

In de jaren ‘70 kwamen de eerste publicaties<br />

uit op het gebied van de echocardiografie. De<br />

M-mode techniek en metingen werd als eerste<br />

beschreven en rapporteerde normaalwaarden<br />

bij niet alleen volwassen paarden, maar ook<br />

Range<br />

LG<br />

<strong>Paard</strong><br />

454-620<br />

<strong>Paard</strong><br />

540-620<br />

Draver<br />

477-540 Draver<br />

427 sd 33<br />

bij veulens, pony’s en diverse rassen. Daarnaast<br />

werden echografische waarden bij hartziekten<br />

beschreven. Twee dimensionale echografie<br />

bij het paard stamt uit de jaren ‘80 en<br />

onderzoek naar echobeelden bij diverse hartziektes<br />

ontwikkelde zich verder met als meest<br />

prominente onderzoekster Virginia B. Reef.<br />

In 1992 werden richtlijnen voor standaardisatie<br />

van de beeldvormende techniek voor het<br />

paard ingevoerd en zo ook voor echocardiografie<br />

bij het paard. Echografische metingen<br />

verschilden over het algemeen niet tussen<br />

rassen en zelfs bij verschil in gemiddeld gewicht<br />

tussen verschillende rassen (Engelse<br />

volbloeden en dravers, Warmbloeden) werden<br />

geen significante verschillen gevonden in<br />

de diverse (af) metingen. Slechts in 1 studie<br />

werd bij dravers een grotere inwendige diameter<br />

in systole en diastole van linker ventrikel<br />

gevonden, vergeleken met andere studies<br />

uitgevoerd bij andere rassen. Er bestaan daar-<br />

Engels<br />

volbloed<br />

420-617<br />

Pony<br />

274-469<br />

Pony<br />

125-306<br />

LVIDs 7.3 sd 0.8 7.3 sd 0.8 7.7 7.0 sd 0.6 7.5 sd 0.7 5.9 sd 0.9 3.8 sd 0.4<br />

LVIDd 11.2 sd 0.8 11.2 sd 0.8 11.5 10.7 sd0.7 11.9 sd 0.6 8.9 sd 1.4 6.1 sd 1.0<br />

IVSs 4.6 sd 0.5 4.6 sd 0.5 3.5 4.6 sd 0.3 4.1 sd 0.3 3.8 sd 0.5 2.3 sd 0.4<br />

IVSd 2.8 sd 0.2 2.8 sd 0.2 2.6 3.2 sd 0.2 2.7 sd 0.2 2.4 sd 0.2 1.7 sd 0.3<br />

LVPWs 3.8 sd 0.3 3.8 sd 0.3 3.5 3.9 sd 0.4 4.0 sd0.4 2.7 sd 0.8 2.2 sd 0.4<br />

LVPWd 2.5 sd 0.3 2.5 sd 0.3 2.4 2.7 sd0.2 2.5 sd0.3 2.2 sd 0.5 1.6 sd 0.4<br />

FS % 35.1 sd 4.6 35.1 sd 4.1 36.5 sd 6.2 35.1 sd 4.6 35.1sd 4.6<br />

LADd 11.3 sd 0.1 12.9 sd 0.8<br />

AODd 7.5 sd 0.6 7.8 sd 0.6 6.8 7.2 sd 0.5 8.7 sd 0.5 5.9 sd 1.0 3.9 sd 0.5<br />

PA 5.5<br />

LVPEP 37-61 50-110 52-104<br />

388-532 386-547 458-538<br />

Tabel 3.Gepubliceerde gemiddelde waarden van echocardiografische parameters bij normale<br />

paarden.<br />

Legenda: LG lichaamsgewicht; sd standaard deviatie; LVIDs,d : linker ventrikel inwendige<br />

diameter in cm in systole,diastole; LVPWs,d,: linker ventrikel achterwand in cm sytole, diastole.<br />

FS: fractional shortening; IVSs,d: Interventrikulaire septum in cm in systole, diastole; LADd:<br />

linker atrium diameter in diastole; AODd: Aorta diameter in cm in einddiastole (M- mode); PA:<br />

pulmonaal arterie. LVPEP: linker ventrikel pre-ejectie periode in ms; LVET: linker ventrikel<br />

ejectie tijd in ms.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 43


naast studies waarbij de dravers lagere waarden<br />

voor LVDd,s., LVWd,s en LVSd,s hebben<br />

dan paarden met een hoger lichaamsgewicht,<br />

echter hierbij werd niet aangegeven of de verschillen<br />

significant waren (zie ook trainingsaanpassingen).<br />

Echografische parameters en variatie in<br />

metingen<br />

Echocardiografie is een belangrijke rol gaan<br />

spelen in de evaluatie van hart morfologie en<br />

functie. Twee dimensionale (2-D) en M-mode<br />

echografie wordt gebruikt om de afmetingen<br />

van diverse structuren te meten naast het<br />

meten van functionele parameters. De functie<br />

van de hartkleppen wordt over het algemeen<br />

beoordeeld middels color flow doppler<br />

in combinatie met de 2–D echocardiografie.<br />

Stroomsnelheden zoals in AO en PA worden<br />

geëvalueerd door spectraal wave Doppler.<br />

Naast diagnosticeren van hartafwijkingen<br />

kan het worden ingezet om effecten van training<br />

te meten. Omdat het een veel gebruikte<br />

techniek is, is het interessant informatie te<br />

hebben over de zogenaamde inter- (verschil<br />

tussen verschillende metingen uitgevoerd<br />

door dezelfde onderzoeker) en intraobserver<br />

(verschil in metingen tussen onderzoekers)<br />

repeatability. Daarnaast bestaat er ook een<br />

intercardiale cyclus variatie (verschil tussen<br />

diverse metingen op verschillende momenten<br />

op dezelfde dag gemeten bij hetzelfde paard)<br />

en dag tot dag variatie (verschil in metingen<br />

op verschillende dagen bij hetzelfde paard).<br />

Interobserver variabiliteit is afhankelijk van<br />

ervaring. Er bestaat een aanzienlijke variatie<br />

van de diverse echocardiografische metingen<br />

tussen paarden, van dag tot dag binnen een<br />

paard en binnen een intercardiale cyclus. De<br />

Doppler metingen hebben de hoogste mate<br />

van variatie. Dit heeft als gevolg dat vooral<br />

de kleuren en pulse wave doppler een relatief<br />

groot verschil (11-22%) moet meten om significante<br />

veranderingen te kunnen vaststellen,<br />

terwijl dit voor de 2 D en M-mode metingen<br />

kleiner is (4-14%). Voor AV insufficiënties,<br />

gevonden in paarden zonder hoorbare souffles,<br />

was de dag tot dag herhaalbaarheid binnen<br />

een paard laag, omdat slechts 60 % van<br />

de jets gedurende 5 opeenvolgende dagen<br />

aangetoond konden worden. De oorzaak is<br />

waarschijnlijk wisselende hartfrequentie en<br />

wisselende belasting van de circulatie.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 44<br />

AO regurgitatie toonde een consistenter<br />

beeld met 85% van de jets die gedurende de<br />

5 opeenvolgende dagen te meten waren. Een<br />

studie met een hoge herhaalbaarheidsfactor<br />

zal een intraclass correlation coefficïent hebben<br />

die dicht bij 1 komt. Voor de AO, IVSd,s,<br />

LVIDd,s, LVPW, Relative Wall thickness<br />

(RWT) en AO jet was de herhaalbaarheids<br />

factor redelijk hoog met gemiddeld 0.60.<br />

Voor de AO diameter was de herhaalbaarheids<br />

factor van 0.95 hoog; voor LV massa,<br />

LVPWd en PW Doppler metingen was dit<br />

met 0.2-0.5 laag te noemen. De RWT, een<br />

maat voor trainings gerelateerde cardiale<br />

adaptatie was vrij herhaalbaar en slechts<br />

8.2% relatef verschil is nodig om van betekenis<br />

te zijn terwijl dit voor LV massa bijvoorbeeld<br />

14% is. De herhaalbaarheid van de<br />

PW Doppler is laag (ICC


FS (fractional shortening): (LVIDd-<br />

LVIDs)x100/ LVIDd<br />

EF (Ejection Fraction): LVIDd 3 -LVIDs 3 /<br />

LVIDd 3<br />

MWT (Mean LV wall thickness):<br />

LVPWd+IVSd/2<br />

LVmass (estimate of calcutated<br />

LV muscle massa): 1.04x<br />

[LVIDd+LVPWd+IVSd) 3 -LVIDd 3 ]-13.6.<br />

LVmass (estimate of calcutated LV<br />

muscle massa): 1.5x (LVIVSd + LVWd +<br />

LVIDd) 3 -(LVIDd) 3<br />

Schatting CO (cardiac output): (LVDd 3 –<br />

LVDs 3 ) * HF .<br />

RWT = (IVSd+LVPWd) / LVIDd<br />

(RWT= relative wall thickness, een maat<br />

voor training gerelateerde aanpassingen)<br />

in staat veranderingen als gevolg van arbeid<br />

te monitoren. Normaliter zijn metingen van<br />

de LV diameter in diastole, interventriculair<br />

septum in systole en LV vrije wand dikte in<br />

systole voor en na arbeid gelijk. <strong>Paard</strong>en met<br />

een normale of met geringe afwijkende myocard<br />

functie kunnen in rust echografisch<br />

normaal zijn terwijl bij en net na arbeid wel<br />

degelijk sprake is van ventriculaire dysfunctie.<br />

Bij deze groep is een stress echo geïndiceerd.<br />

Dit onderzoek uitgevoerd in het kader<br />

van oorzaken van slecht presteren toonde<br />

bij 5.5% van de 348 onderzochte paarden<br />

een slechte cardiale contractiekracht aan direct<br />

na arbeid. Zijn er in rust afwijkingen<br />

passsend bij ventriculaire dysfunctie dan<br />

is een stress echo juist gecontraïndiceerd.<br />

Om de hartfunctie tijdens arbeid goed te kunnen<br />

evalueren, is (bijna) maximale arbeid nodig<br />

op het moment van testen en dit is bij het<br />

paard technisch niet eenvoudig uitvoerbaar.<br />

Als alternatief is het gebruikelijk een echo te<br />

maken direct aansluitend na maximale arbeid<br />

op de tredmolen waarbij het paard wordt stopgezet<br />

na het lopen van een (standaard) maximale<br />

arbeidstest en binnen 30 seconden na<br />

halthouden de metingen verricht worden. Ook<br />

deze methode is niet ideaal omdat bij het paard<br />

in principe de hartsnelheid erg snel daalt na<br />

arbeid. Echocardiografie bij endurance paarden,<br />

uitgevoerd 1 uur na finish en op een HF<br />

van 54 slagen per minuut, resulteerde in een<br />

significant lagere FS en minder systolische<br />

wand verdikking dan voor arbeid.<br />

Kortom, het is niet eenvoudig om een reële<br />

afspiegeling te krijgen van de hartfunctie bij<br />

hoge hartfrequentie als gevolg van arbeid.<br />

Om deze reden, is men overgegaan op het<br />

ontwikkelen van protocollen om bij hoge hartfrequenties<br />

die medicinaal geïnduceerd zijn<br />

de hartfunctie te evalueren. De kanttekening<br />

hierbij is weer dat nu wel een constant hogere<br />

hartfrequentie over een langere periode gemeten<br />

kan worden maar dit niet een afspiegeling<br />

is van de aanpassing gedurende arbeid. De<br />

polsfrequentie bij maximale arbeid is bijvoorbeeld<br />

240 slagen per minuut terwijl de farmacologisch<br />

geïnduceerde tachycardie in de orde<br />

van maximaal 140 slagen per minuut ligt. Het<br />

blijft de vraag in hoeverre een medicinaal geinduceerde<br />

tachycardie een circulatoire belasting<br />

bij arbeid weerspiegelt.<br />

De normale adaptatie van het myocard aan<br />

hoge intensiteit arbeid is een verdikking van<br />

de LV wand en septum in systole in de postarbeid<br />

periode die kort is en bestaat zolang de<br />

hart frequentie meer dan 100 slagen per minuut<br />

is. Deze verdikking treedt uniform op<br />

in het septum en de vrije wand. De diameter<br />

van de linker ventriculaire uitstroom opening<br />

in systole is ook lager als gevolg van de verhoogde<br />

CO. De verhoogde FS is passend hierbij<br />

en alle variabelen keren snel terug naar de<br />

uitgangswaarden. Sterk toegenomen hartfrequenties<br />

als gevolg van stress kunnen arbeid<br />

stress imiteren dus een uitgangs-echo dient<br />

dan ook echt in rust te worden uitgevoerd.<br />

Hypo-dys- of zelfs akinese van het gehele<br />

myocard of locale gebieden ervan gedurende<br />

stress echocardiografie getuigen van arbeidsgeïnduceerde<br />

myocard dysfunctie. Geen of<br />

amper verhoging van de FS na zware arbeid<br />

getuigt van hypo-of akinese. Er is sprake van<br />

dyskinese als asynchrone of niet uniforme<br />

wand bewegingen gezien worden. Oorzaken<br />

hiervan kunnen bijvoorbeeld arbeids-geïnduceerde<br />

myocard ischaemie of myocard hypoxie<br />

of pre-ëxistente subklinische myocarditis<br />

zijn. De oorsprong zou een eerder door arbeid<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 45


geïnduceerde perfusie stoornis van het myocard<br />

kunnen zijn dan een geïnduceerde hypoxaemie<br />

door bijvoorbeeld voorste luchtweg<br />

abnormaliteiten.<br />

Ook geen, of minder systolische verdikking<br />

van de ventriculaire achterwand of het septum<br />

dan verwacht na zware arbeid op een HF van<br />

100 slagen per minuut is afwijkend. Dit zou<br />

voorkomen bij 8% van de paarden die aangeboden<br />

worden voor slecht presteren zoals blijkt<br />

uit onderzoek van de groep van V.B. Reef in<br />

2000 zonder dat er sprake was van (ventriculaire)<br />

aritmiën. Opgemerkt dient te worden dat<br />

geringe hoeveelheden spontaan contrast in het<br />

RV soms opgemerkt worden bij paarden zonder<br />

problemen. Het wordt geweten aan trombocyten<br />

aggregatie of rouleaux vorming van<br />

erythrocyten en lage stroomsnelheden. Veel<br />

spontaan contrast kan vooral gezien worden<br />

bij paarden die tevens longbloeders zijn. De<br />

correlatie hiertussen en de betekenis is onduidelijk.<br />

Aanvullend kan de activiteit van de<br />

cardiale isoenzymen zoals bijvoorbeeld cTnI<br />

en CK-MB in het bloed voor en na arbeid gemeten<br />

worden. Verhoging van deze fracties na<br />

arbeid suggereert beschadiging van de cardiomyocyten<br />

als gevolg van arbeid.<br />

Linker ventrikel dyskinese werd aangetoond<br />

middels stress echocardiografie direct na arbeid<br />

bij rijpaarden met hartdilatatie door kleplekkage<br />

(LA > 13.5 cm, LVDd > 13.5 cm). De<br />

mate van kleplekkage hield matig verband met<br />

de mate van LV dyskinese en deze dysfunctie<br />

was alleen zichtbaar na arbeid.<br />

Medicinaal geïnduceerde stress echocardiografie<br />

vergeleken met de stress testen na<br />

arbeid<br />

Het voordeel van de farmacologische stress<br />

test is dat echocardiografisch onderzoek bij<br />

een paard, staande in rust, makkelijker uit<br />

te voeren is dan bij een paard dat net zwaar<br />

gewerkt heeft, ivm de fysieke onrust. Een ander<br />

voordeel is dat over een langere periode<br />

de hoge hartfrequenties aanwezig zijn en er<br />

dus meer meettijd is. Verschillende farmacologisch<br />

geïndiceerde stress protocollen zijn<br />

onderzocht. Dobutamine is een potente ß-1<br />

-agonist met als gevolge een sterke positief inotrope<br />

en chronotrope werking. Ook het paardenhart<br />

bevat overwegend ß-1-receptoren en<br />

is derhalve gevoelig voor deze stof. Echter,<br />

een hogere dosering blijkt nodig te zijn om<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 46<br />

dit effect te geven bij het paard en niet alle<br />

dieren reageren erop met een tachycardie;<br />

waarschijnlijk als gevolg van het aanwezig<br />

zijn van een parasympatisch gemedieerde<br />

baroreceptor reflex op een hoge (bloed)druk.<br />

Als deze reflex wordt onderdrukt door stoffen<br />

als atropine leidt dit tot expressie van het<br />

chronotroop effect van dobutamine, ook bij<br />

lage doseringen (0.5 microgram/kg LG/min)<br />

van laatstgenoemde stof.<br />

Hoewel bijvoorbeeld met 50 microgram/kg<br />

LG/ min dobutamine, vergelijkbare metingen<br />

van de linker ventrikelfunctie als arbeid geinduceerde<br />

tachycardie opleverde bij gezonde<br />

dieren, wordt deze methode afgeraden door<br />

de onderzoeksgroep van Frye (2003) wegens<br />

de cardiotoxiciteit. Het risico is niet alleen het<br />

optreden van ventriculaire aritmiën dat bij<br />

bijna alle dieren gezien werd, maar er waren<br />

ook aanwijzingen voor cardiomyotoxiciteit<br />

op basis van histopathologische gevonden<br />

afwijkingen. Vergeleken met arbeid leidde<br />

dit protocol tot een grotere interventriculaire<br />

septum verdikking in systole en een grotere<br />

LV diameter in diastole.<br />

Een alternatief protocol is het gebruik van de<br />

combinatie van 2-6 microgram/kg LG/min<br />

dobutamine waarbij de dobutamine langzaam<br />

verhoogd wordt na toediening van atropine<br />

(25 microgram/kg LG). Dit protocol geeft<br />

minder risico op aritmiën, rusteloosheid of<br />

excitatie. Dit levert een hartfrequentie op in<br />

de range van 120 slagen per min op 2 microg/<br />

kg LG/min dobutamine en rond de 170 slagen<br />

per minuut op 5 microgram/kg LG/min.<br />

De metingen van de arbeid geïnduceerde tachycardie<br />

moeten bij voorkeur binnen de 120<br />

seconden na arbeid gedaan worden. Veranderingen<br />

ten opzichte van de uitgangswaarden<br />

werden op een lagere hartfrequentie (vanaf<br />

80/min) waargenomen dan in het geval van<br />

metingen na een arbeidtest (vooral vanaf 100<br />

slagen per min). De wanddiktes namen toe<br />

bij hogere HF en de diameter van de linker<br />

ventrikel nam zowel in systole als diastole af<br />

bij hoge HF. Als aanpassing aan arbeid is een<br />

verhoging van de pre- en verlaging van de afterload<br />

te verwachten om aan de toegenomen<br />

vraag naar CO te voldoen. Contractiekracht<br />

moet dan toenemen, wat kan lukken door toegenomen<br />

wanddikte volgens het FS principe;<br />

evenals een toegenomen preload. Deze toena-


me bij arbeid wordt vooral gegenereerd door<br />

de pompwerking van actieve spieren die een<br />

actieve bijdrage levert voor de toegenomen<br />

veneuze return. In de periode direct na arbeid,<br />

valt deze pompfunctie weg waardoor er een<br />

korte periode van verminderde veneuze return<br />

en dus verminderde LVIDd bestaat, om snel<br />

terug te keren tot de uitgangswaarde. Bij de<br />

farmacologische stress test is er geen bijdrage<br />

van de spierpomp aan de veneuze return waardoor<br />

er gedurende de gehele periode van HF<br />

van 110-140 een verminderde preload te meten<br />

is door de afgenomen diameter van het linker<br />

ventrikel. Dit zal tijdens arbeid niet gebeuren.<br />

Hoewel de farmacologische stress test een<br />

goed reproduceerbare methode is en het protocol,<br />

waarbij voorbehandeling met atropine<br />

wordt gecombineerd met een in dosering toenemend<br />

dobutamine infuus, redelijk veilig is<br />

bij het gezonde dier, is de circulatoire belasting<br />

dus niet fysiologisch en hoeft dus niet representatief<br />

te zijn voor adaptaties aan arbeid.<br />

Daarbij is het de vraag of, en in hoeverre, het<br />

veilig is om toe te passen bij patiënten verdacht<br />

van hartlijden.<br />

Rechter ventrikel druk metingen tijdens<br />

arbeid in relatie tot stress echocardiografie<br />

Door middel van rechter hartkatheterisatie via<br />

de Vena jugularis, met een cathetertip micromanometer<br />

geplaatst in de rechter ventrikel,<br />

kan de maximale snelheid van opbouwen van<br />

ventriculaire druk gemeten worden; evenals<br />

de maximale snelheid van ventrikel relaxatie.<br />

Deze waarden waren het hoogst bij maximale<br />

arbeid. 30 seconden na arbeid waren ze al flink<br />

gedaald, om 120 seconden na arbeid op het<br />

uitgangspunt terug te zijn. De conclusie van<br />

onderzoek op dit gebied was dan ook dat al 30<br />

seconden na arbeid geen representatieve weergave<br />

van arbeid meer optreedt. Humaan houdt<br />

men een periode aan van 60-120 seconden na<br />

arbeid om het echocardiografisch onderzoek<br />

uit te voeren en myocard ischaemie te detecteren.<br />

LV druk metingen toonden vergelijkbare<br />

resultaten aan. Hoewel met name de LV functie<br />

van belang is voor de hartfunctie, is het belang<br />

van de RV functie in het vaststellen van “normaal”<br />

en “abnormaal”, ondertussen onderkent.<br />

Omdat de drukmetingen wel gedurende arbeid<br />

gedaan kunnen worden zou dit een haalbare alternatieve<br />

methode zijn om hartfunctie daadwerkelijk<br />

tijdens arbeid te evalueren.<br />

IIId Cardiac output (CO) metingen<br />

Inleiding<br />

De CO van het paard bedraagt in een paard<br />

van 500 kg in rust 40 liter per minuut en is<br />

in staat zich 8-voudig te vergroten vanuit de<br />

rust situatie naar intensieve arbeid. Omdat het<br />

een functie is van de grootte van het lichaam,<br />

is de CO gedeeld door het lichaamsgewicht<br />

in kg (de Cardiac Index (CI) genoemd) een<br />

accurate manier om individuen te vergelijken<br />

met elkaar. Humaan wordt lichaamsoppervlakte<br />

gebruikt als maat voor lichaams<br />

grootte, maar bij het paard is er geen formule<br />

voorhanden om deze te berekenen. De<br />

CI voor het volwassen paard in rust is 72-88<br />

ml/kg/minuut. De mogelijkheid om zich aan<br />

te passen aan situaties met een veranderde<br />

zuurstof behoefte is hierdoor enorm groot.<br />

Ook onder pathologische omstandigheden is<br />

dit aanpassingsvermogen nuttig. Echter, juist<br />

door haemodynamische abnormaliteiten kan<br />

dit aanpassingmechanisme soms niet tegemoet<br />

komen aan een veranderde behoefte aan<br />

cardiac output.<br />

CO Schatting<br />

Klinisch kan de CO worden geschat door<br />

herhaald klinisch onderzoek te doen waarbij<br />

de hartfrequentie, pols kwaliteit, kleur en<br />

vochtigheid van de slijmvliezen, capillaire<br />

refill- tijd en perifere temperatuur van de extremiteiten<br />

bepaald worden. Bloedonderzoek,<br />

zoals analyse van bloedgas waarden en lactaat,<br />

helpt een inschatting te maken van de situatie.<br />

Pulse oxymetrie, dat hemoglobine saturatie<br />

aan de tong meet, kan verder toegepast<br />

worden net als indirecte bloeddrukmetingen<br />

aan de coccygeale arterie of metatarsale arterie<br />

bij veulens. Alles bij elkaar geeft dit een<br />

indruk over de status van de cardiac output.<br />

Werkelijke cardiac output metingen zijn zinvol<br />

om een betere inschatting te kunnen maken<br />

van het cardiovasculaire systeem en om<br />

een gerichter therapie te kunnen geven bij<br />

ernstig zieke dieren. Daarnaast kan er meer<br />

detail informatie verkregen worden over de<br />

haemodynamische impact van primaire cardiovasculaire<br />

aandoeningen.<br />

Basis principe van CO metingen, het Fick<br />

principe<br />

De basis voor CO metingen berust op het<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 47


zogenaamde Fick principe en is gelegd door<br />

de onderzoeker A. Fick, die de methode in<br />

1870 ontwikkelde. Het principe is gebaseerd<br />

op twee fundamentele principes: 1) dat alle<br />

zuurstof, die het bloed opneemt uit de inademinglucht,<br />

de longen passeert 2) dat de enige<br />

bron voor arterieel zuurstof, die uit de inademinglucht<br />

en het zuurstof in het veneuze<br />

bloed, dat terugkeert naar de longen, is.<br />

De O2 uptake in de longen kan berekend worden<br />

uit de minuutventilatie en het verschil in<br />

O2 concentratie tussen in en uitademinglucht,<br />

welke beiden berekend kunnen worden. Omdat<br />

al het bloed van het rechter hart door de<br />

longen gaat, is de bloedstroom door de longen<br />

een equivalent voor de CO. Hierdoor kan<br />

de CO berekend worden door de O2 uptake<br />

door de longen en de arteriële en gemengde<br />

veneuze O2 concentratie te meten.<br />

De gebruikte formule is:<br />

CO = O2 opname door de longen (VO 2 ) /<br />

arteriële O 2 concentratie (CaO 2 )-gemengd<br />

veneuze (CvO 2 ) concentratie<br />

De O2 concentratie in het arteriële bloed is<br />

vergelijkbaar met die in de pulmonaal vene.<br />

Omdat een arterieel bloedmonster makkelijker<br />

is af te nemen, wordt deze bemonsterd in<br />

plaats van de pulmonaal vene. Het bloed in<br />

de pulmonaal arterie (PA) wordt beschouwd<br />

als gemengd veneus en wordt verkregen door<br />

de pulmonaal arterie te benaderen via hartkatheterisatie.<br />

Via de vene jugularis wordt door<br />

het rechter hart de PA bereikt. De correcte<br />

locatie wordt gecontroleerd door de drukgolf<br />

te bekijken, door radiologische of echografische<br />

controle of door fluoroscopie. CO metingen,<br />

gebaseerd op de Fick principes, worden<br />

beschouwd als de Gouden Standaard.<br />

De O2 opname is echter moeilijk te meten,<br />

bijvoorbeeld met behulp van een speciaal precies<br />

passend gezichtsmasker. Het ademminuut<br />

volume is te meten met een spirometer<br />

die aan het masker is verbonden. O2 concentraties<br />

in in-en expiratie lucht zijn te meten<br />

maar het systeem vraagt een lange calibratie<br />

tijd, waardoor de Fick techniek onpraktisch is<br />

omdat het bij het wakkere dier niet echt uitvoerbaar<br />

is. Daarnaast maakt de eis, dat het<br />

masker strak moet passen en het feit dat er<br />

veel weerstand is in luchtstroom van het sy-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 48<br />

steem, dat het niet toepasbaar is bij arbeid. Er<br />

zijn systemen ontwikkeld die uitgaan van een<br />

open flow masker om dit probleem op te lossen.<br />

Deze systemen maken gebruik van aangepaste<br />

berekeningen om het deels inademen<br />

van omgevingslucht te verdisconteren. Om<br />

het grote ademminuut volume van het paard<br />

te kunnen verwerken, passeert ook niet alle<br />

uitademinglucht de O2 analyzer, wat ook in<br />

de formules verwerkt is.<br />

CO metingen door middel van de Thermodilutie<br />

methode<br />

Bij deze methode wordt een indicator, in dit<br />

geval een volume tot 4 graden gekoelde oplossing<br />

5% dextrose of fysiologisch zout, als<br />

een snelle bolus in een vene ingespoten en in<br />

de PA gemeten. De indicator wordt verdund<br />

door het bloed dat het hart passeert. Omdat<br />

een bekende hoeveelheid en concentratie indicator<br />

ingebracht is kan het bloedvolume<br />

(lees:CO) worden berekend door de concentratie<br />

indicator te meten na verdunning. De<br />

area onder de tijdsconcentratie curve van de<br />

indicator, gemeten uit de arterie, is een maat<br />

voor de CO. Hierbij geldt dat hoe groter de<br />

verdunning is, des te groter de CO is. De formule<br />

die hierbij hoort is:<br />

CO = hoeveelheid indicator (mg) / {(concentratie<br />

(mg/ml) x tijd (min)}.<br />

Deze methode is bij het paard, zowel in rust<br />

als tijdens lopende band arbeid, met succes<br />

toegepast maar een groot nadeel van zowel de<br />

Fick’s methode als de thermodilution methode<br />

is de noodzaak tot hartkatheterisatie, iets<br />

dat niet zonder risico is.<br />

Een publicatie uit 1994 meldde rechter atrium,<br />

rechter ventrikel en pulmonale fibrineuze<br />

endotheel laesies in diverse paarden waarbij<br />

thermodilutie CO metingen waren verricht<br />

over een periode van 6 uur. Daarnaast kwam<br />

trombus formatie voor in de PA en levensbedreigende<br />

ventriculaire aritmiën met name in<br />

geanestheseerde paarden. Humaan worden<br />

complicaties van pulmonaal arterie katheters<br />

gezien zoals vegetatieve pulmonaal klep laesies,<br />

in 4/19, cardiale aritmiën in 90/116, septicaemie<br />

in 2/92 patiënten naast het optreden<br />

van een pulmonaal infarct, in de knoop raken<br />

van de katheter en PA ruptuur.


CO metingen door middel van de Lithium<br />

dilution methode ( Lidco of PiCCo monitor)<br />

Deze methode is nog niet zolang geleden op<br />

de markt gebracht met als doel de rechter<br />

hartkatheterisatie te vermijden. Een kleine<br />

bolus lithium chloride wordt geïnjecteerd in<br />

een perifere vene, terwijl op een contante<br />

snelheid uit een perifere arterie bloed afgenomen<br />

wordt door een lithium specifieke elektrode.<br />

Een lithium concentratie curve tegen<br />

de tijd wordt automatisch gegenereerd en de<br />

CO wordt berekend uit het oppervlak onder<br />

de curve. Hierbij wordt er gecorrigeerd voor<br />

het packed cell volume van rode bloedcellen<br />

omdat lithium zich verspreid in het plasma,<br />

terwijl de CO de hoeveelheid bloed dat rondgepompt<br />

weergeeft en niet alleen plasma. De<br />

Lithium dilution methode blijkt behoorlijk<br />

accuraat te zijn en met de minder invasieve<br />

“Lidco methode” is een praktischer CO meting<br />

methodiek ter beschikking gekomen.<br />

Nadelen zijn het verlies van bloedvolume, het<br />

risico op lithium accumulatie bij herhaalde<br />

dagelijkse metingen en de inaccuraatheid bij<br />

de aanwezigheid van cardiale shunts.<br />

CO metingen door middel van Doppler<br />

echocardiografie<br />

Door middel van doppler echocardiografie<br />

kan zowel de richting als de snelheid van<br />

de bloedstroom worden vastgesteld. 2D - en<br />

kleurendoppler schept de mogelijkheid om<br />

de beste plek en de beste positie te bepalen<br />

om het gebied met de hoogste stroomsnelheid<br />

te meten. Van het gebied van interesse wordt<br />

vervolgens een snelheidscurve berekend. De<br />

oppervlakte onder de snelheidcurve weerspiegelt<br />

de hoeveelheid bloed die door het gebied<br />

van interesse stroomt, gedurende 1 hartcyclus<br />

en dit is op zijn beurt weer gerelateerd aan het<br />

slagvolume. Vervolgens wordt de CO berekend<br />

uit het oppervlakte onder de snelheids<br />

curve, de oppervlakte van de dwarsdoorsnede<br />

van de AO in systole, en de hartfrequentie<br />

door de volgende formule:<br />

CO = Oppervlakte onder de snelheidscurve<br />

x oppervlakte dwarsdoorsnede<br />

AOSys x Hartfrequentie.<br />

Zowel trans-thoracale als transoesophageale<br />

Doppler zijn toegepast bij het paard. Trans-<br />

oesophageale metingen benaderen de ther-<br />

modilutie methode, die als Gouden Standaard<br />

geldt, beter door de meer optimale positionering<br />

in verhouding tot de bloedstroom, die<br />

transoesophageaal mogelijk is. Het Doppler<br />

signaal is namelijk het meest accuraat als de<br />

ultrasound beam zo optimaal mogelijk parallel<br />

kan komen aan de te meten bloedstroom.<br />

Om een meting als enigszins bruikbaar te<br />

beschouwen mag de hoek met de te meten<br />

stroom minder dan 20 graden zijn en dit is<br />

niet altijd eenvoudig te verkrijgen. Is deze<br />

hoek groter dan wordt de stroomsnelheid behoorlijk<br />

onderschat. De transoesophageale<br />

techniek is echter niet gangbaar bij het wakkere<br />

dier omdat veel dieren het passeren van<br />

de probe niet toelaten.<br />

Het voordeel van de doppler metingen is dat<br />

de techniek niet invasief is. Het nadeel is dat<br />

het lastig is de juiste hoek te verkrijgen met<br />

de stroom voor een correcte meting. Ook de<br />

beweging van de Aortabasis richting transducer<br />

gedurende de systole leidt tot een onderschatting<br />

van de stroom snelheid. Verder is er<br />

een vrij grote mate van variabiliteit van meting<br />

tot meting en risico op minder accurate<br />

metingen. Het is een lastige techniek om te<br />

leren en in feite blijft het een semikwantitatieve<br />

inschatting van de CO (CO gemeten als<br />

(LVDD 3 – LVDS 3 ) * HF )).<br />

IIIe Hartkatheterisatie<br />

Ook bij het paard kan hartkatheterisatie details<br />

over milde myocard dysfunctie inventariseren<br />

door ventrikel drukmetingen uit te<br />

voeren om zo een indruk te krijgen over de<br />

ventrikel functie. Bij het paard is de invasieve<br />

hartkatheterisatie niet zo ingeburgerd<br />

geraakt, zeker omdat de echocardiografie een<br />

acceptabele inschatting mogelijk heeft gemaakt<br />

van de hartfunctie.<br />

Catheterisatie van de rechter ventrikel is relatief<br />

eenvoudig via de jugulair vene. De juiste<br />

positie van de katheter is te zien aan de hand<br />

van de vorm van de drukmetingen. Het linker<br />

ventrikel is te benaderen via de arteria carotis<br />

maar wordt gemiddeld genomen niet gebruikt<br />

voor routine procedures in de kliniek.<br />

Hoewel complicaties niet veel optreden, is<br />

het niet uitzonderlijk dat er aritmiën optreden<br />

door irritatie van het myocard. Andere vervelende<br />

complicaties, die kunnen optreden zijn:<br />

tromboflebitis, beschadiging van de kleppen<br />

door het passeren van de katheter en bescha-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 49


digingen van het myocard. Hartkatheterisatie<br />

van linker en rechter ventrikel tijdens arbeid<br />

zou niet leiden tot een verhoging van de cardiale<br />

isoenzymen hoewel er wel meer aritmiën<br />

werden vastgesteld in vergelijking met de controle<br />

groep. Haemodynamische details van<br />

ritmestoornissen en milde myocard afwijkingen<br />

kunnen met de techniek in beeld gebracht<br />

worden. Onder klinische omstandigheden<br />

wegen de voordelen van deze techniek boven<br />

echocardiografisch onderzoek niet altijd op<br />

tegen de risico’s bij een individueel dier, hetgeen<br />

investering in de techniek remt. Vanzelfsprekend<br />

wordt in onderzoeksinstituten, die<br />

zich richten op de cardiologie en of anesthesiologie,<br />

deze techniek wel ingezet om details<br />

te verkrijgen over hartfunctie, cardiac output<br />

en werking van medicijnen of anaesthetica.<br />

IIIf Cardiale markers<br />

Atrial Natriuride Peptide (ANP)wordt uitgescheiden<br />

door het myocard na rek van<br />

het myocard als gevolg van volume of druk<br />

overload. Het heeft een natriuretisch, diuretisch<br />

en vasodilatatief effect en beoogt<br />

de bloeddruk en plasma volume omlaag te<br />

brengen. Bij de mens bestaat een positieve<br />

correlatie met gemiddelde PA druk en pulmonale<br />

capillaire “wedge pressure”. Het is<br />

100% homoloog aan het humane peptide en<br />

kan dus gemeten worden met een humane<br />

radioimmuno-essay. Controle paarden hadden<br />

een plasma ANP concentratie van 20 ±<br />

6 pg/ml die niet significant verschilde met<br />

de 28 ± 17 pg/ml van paarden met een LA<br />

dilatatie (range 13.6-16.4 cm) en LV dilatatie<br />

(13.6-15.6 cm). Er is bij het paard dan ook<br />

nog geen correlatie met klepregurgitatie,<br />

LA of LV diameter of opgetreden atrium fibrillatie<br />

aangetoond.<br />

B type Natriuride Peptide (BPN) is een regulerend<br />

eiwit hormoon dat voornamelijk<br />

gemaakt wordt door het myocard van het<br />

ventrikel. Hoewel de bloedconcentratie ervan<br />

van vele factoren afhankelijk is, waaronder<br />

geslacht en leeftijd, en bij diverse<br />

aandoeningen gaat verhogen in het bloed, is<br />

het humaan een zeer accurate prognostische<br />

parameter gebleken bij myocardschade. Als<br />

het ventrikel dilateert en er druk overload<br />

optreedt wordt BNP uitgescheiden. Daarom<br />

is het een indicator voor ventriculaire wand<br />

stress en weefsel hypoxie en niet zozeer een<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 50<br />

indicator voor celschade. Humaan is het een<br />

veel gebruikte marker voor linker ventrikel<br />

dysfunctie en hartfalen. Het bleek van groot<br />

nut om cardiale van respiratoire dyspneu<br />

te onderscheiden en is daarmee zeker bij<br />

de kat interessant. Het geeft meer korte en<br />

lange termijn prognostische informatie dan<br />

de linker ventrikel ejectie fractie metingen<br />

bij mensen met acute coronaire problemen<br />

en myocardiale infarcten. Diverse vormen<br />

en precursors bestaan. De immunologische<br />

gemeten N- terminal fragment pro-BNP<br />

(precuror moleculen) essay, die gebruikt<br />

wordt bij gezelschapsdieren, is nog niet ideaal<br />

maar toch lijkt BNP als biomarker ook<br />

voor deze diersoorten geschikt. Misschien<br />

dat de ratio BNP/pro-BNP geschikter zal<br />

blijken als indicator van hartfalen. De diagnostische<br />

waarde ervan bij het paard is nog<br />

niet duidelijk.<br />

C reactief proteine (CRP) is een acute fase<br />

eiwit dat geproduceerd wordt in respons<br />

op acute schade, infectie of andere inflammatoire<br />

stimuli. Verhoogde concentraties<br />

treden humaan op bij acute coronaire problemen<br />

en zouden een voorspellende waarde<br />

hebben over mortaliteit hoewel BNP<br />

humaan een betere voorspellende waarde<br />

heeft.<br />

Cardiac troponine I (cTnI) is een zeer specifieke<br />

en gevoelige marker voor myocardschade<br />

in zoogdieren. Het is een myocardiaal<br />

polypeptide dat na myocard necrose<br />

leidt tot een verhoogde concentratie in het<br />

perifere bloed. Normaliter is het eiwit betrokken<br />

bij de actine–troponine interactie<br />

tijdens contractie. Het bereikt een plateau<br />

in het bloed na 12 uur, met een snelle initiele<br />

stijging die 5-7 uur duurt. Aangezien de<br />

halfwaarde tijd van CK –MB en LDH 1-2<br />

korter is (24-36 uur aanwezig in circulatie<br />

versus 4-14 dagen voor cTnI) en kruisreactiviteit<br />

heeft met skeletspieren en de isoform<br />

cTnI niet of niet substantieel voorkomt in<br />

gladde spieren of dwars gestreepte spieren,<br />

is het cTnI een bruikbaardere indicator voor<br />

myocardschade gebleken.<br />

Humane immuno-essays zijn bruikbaar gebleken<br />

voor de bepaling ervan in paarden<br />

plasma door de diersoort overschrijdende<br />

structuur. Serum cTnI concentraties van<br />

oudere (5-12 jaar) paarden in rust (weidegang)<br />

waren gelijk aan die van jongere


paarden (2-3 jaar) in racetraining. De gemiddelde<br />

cTnI concentratie voor Engelse<br />

volbloeden is 0.047 ± 0.087 ng/ml met een<br />

mediaan van 0 en een 90% percentile van<br />

0.11 indien deze bepaald zijn middels een<br />

“Dimension ® colorimetric” immuno-essay.<br />

De gerapporteerde normaal waarde voor<br />

cTnI bij het volwassen rijpaard is


D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 52


IV Pathofysiologie<br />

IVa Hypertrofie myocard/congestief hartfalen<br />

Het hart is een dienstverlenend orgaan en<br />

zal altijd proberen de organen van voldoende<br />

bloed te voorzien. Het wordt daarbij ondersteund<br />

door bijv. catecholamines en het<br />

RAAS. Congenitale hartafwijkingen en verkregen<br />

afwijkingen aan de hartkleppen (stenoses<br />

en insufficiënties) verhogen de belasting<br />

(pre/afterload) van het hart. Het hart zal<br />

meer arbeid gaan/moeten verrichten en dus<br />

extra energie verbruiken om het effectief circulerend<br />

volume te kunnen handhaven. Net<br />

zoals iedere andere dwarsgestreepte spier die<br />

langdurig extra arbeid moet verrichten zal<br />

ook de hartspier in gewicht toenemen (hypertrofiëren).<br />

Volume overload (extra stress tijdens diastole<br />

t.g.v. chronisch verhoogde veneuze vullingsdruk)<br />

kan leiden tot excentrische hypertrofie/dilatatie,<br />

terwijl pressure overload<br />

(extra stress tijdens systole t.g.v. verhoogde<br />

bloeddruk/vaatweerstand) kan leiden tot<br />

concentrische hypertrofie. De hypertrofie<br />

zorgt ervoor dat het hart zijn pompvermogen<br />

verhoogt en er een nieuwe status quo zou<br />

kunnen ontstaan. De excentrische of concentrische<br />

hypertrofie van het hart zorgt er ook<br />

voor dat de mechanische stress in de wand<br />

van het hart tijdens resp. diastole of systole<br />

wederom normale waarden aanneemt. In dit<br />

opzicht is hypertrofie van het hart een normaal<br />

adaptatie proces.<br />

Echter, tijdens het proces van hypertrofie<br />

kunnen nadelige bijwerkingen een steeds<br />

belangrijkere rol gaan spelen en uiteindelijk<br />

leiden tot decompensatio cordis en openlijk<br />

hartfalen. Eén welbekend nadelig effect van<br />

excentrische hypertrofie is de toename in mechanische<br />

stress tijdens systole en dientengevolge<br />

een ongewilde afname van het slagvolume.<br />

Om dit inzichtelijk te maken volgt nu<br />

een korte uitleg over de wet van LaPlace.<br />

Wet van LaPlace; P = (2T)/r<br />

De hartspiervezels volgen de curvatuur<br />

van de hartwand en wanneer ze contraheren<br />

wordt een wandspanning T opgebouwd<br />

rondom de ventrikelinhoud (fig. 18, pijltjes<br />

met onderbroken lijn). Slechts een fractie van<br />

die wandspanning wordt overgedragen op de<br />

inhoud van het ventrikel en zorgt voor drukopbouw<br />

(pijltjes met doorgetrokken lijn). Om<br />

een hogere druk P op te bouwen is uiteraard<br />

meer wandspanning nodig. Dus, P en T zijn<br />

recht evenredig.<br />

Het is eenvoudig in te zien dat als de curvatuur<br />

van de wand afneemt, ofwel een grotere<br />

straal r, de actief opgebouwde wandspanning<br />

minder effectief wordt overgedragen op de<br />

[Figuur 18.] Krachten verantwoordelijk voor<br />

de drukopbouw in het ventrikel en de relatie<br />

met de wandspanning (T)<br />

Legenda: Deze figuur toont schematisch één<br />

grote en één kleine ventrikel op dwarsdoorsnede.<br />

De gestreepte pijlen in de wand geven<br />

in dit geval de wandspanning T weer die wordt<br />

opgebouwd door de cardiomyocyten tijdens<br />

systole. De doorgetrokken pijlen richting het<br />

lumen zijn de krachten die verantwoordelijk<br />

zijn voor drukopbouw in het lumen. Een andere<br />

veelgebruikte term in deze context is stress.<br />

De stress in de wand is uiteraard gerelateerd<br />

aan de wandspanning, maar niet identiek. De<br />

stress heeft te maken met de krachten in de<br />

membraan van de individuele cardiomyocyten.<br />

Stress kan gemeten worden door cardiomyocyten<br />

en via de zogeheten mitogen-activated<br />

protein kinases (MAPK) worden transcriptiefactoren<br />

geactiveerd en ontstaat hypertrofie.<br />

Bijvoorbeeld, concentrische hypertrofie (niet<br />

deze figuur) tijdens pressure overload zorgt<br />

voor normalisatie van de systolische stress terwijl<br />

de systolische wandspanning onverminderd<br />

hoog blijft.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 53


[Figuur 19.] De gevolgen van excentrische hypertrofie<br />

voor de ventrikel,<br />

Legenda: Deze figuur toont de nadelige gevolgen<br />

van excentrische hypertrofie. Een congenitale<br />

afwijking zoals persisterende ductus<br />

arteriosus (PDA) of ventriculair septum defect<br />

(VSD) verlagen de effectieve CO. De toename<br />

in preload voor het linker ventrikel wordt versterkt<br />

door de actie van neurohumorale reactiemechanismen.<br />

De toename in preload zorgt<br />

via het mechanisme van Frank-Starling voor<br />

enig herstel van de CO. De chronische verhoging<br />

van de preload leidt tot excentrische hypertrofie<br />

en normalisatie van de stress tijdens<br />

diastole. Echter, de wet van Laplace voorspelt<br />

een ongewilde toename in systolische wandspanning/stress<br />

en daardoor een toename van<br />

het eindsystolisch volume. Deze extra afname<br />

van het slagvolume zorgt voor het ontstaan van<br />

een neerwaartse spiraal.<br />

inhoud. Dus, P en r zijn omgekeerd evenredig,<br />

waardoor excentrische hypertrofie/dilatatie<br />

ertoe leidt dat met eenzelfde systolische<br />

wandspanning/stress veel minder druk ontstaat.<br />

Anders gezegd, er is veel meer wandspanning/stress<br />

nodig om eenzelfde druk op<br />

te bouwen (fig. 18, vergelijk wandspanning in<br />

normale en gedilateerde ventrikel). Deze toename<br />

in wandspanning tijdens systole zorgt<br />

voor een afname van de verkorting van de<br />

sarcomeren tijdens de ejectiefase en dus een<br />

toename van het eind systolische volume<br />

(ESV). Figuur 19 laat zien hoe een negatieve<br />

spiraal kan ontstaan t.g.v. excentrische hypertrofie.<br />

IVb Congestief hartfalen en behandeling<br />

Congestief hartfalen (CHF) beschrijft een<br />

klinisch syndroom waarbij als gevolg van<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 54<br />

een verminderde prestatie van het circulatie<br />

apparaat complexe positieve maar ook<br />

negatieve neuroendocriene compensatiemechanismen<br />

in werking treden. Voorbeelden<br />

hiervan zijn veranderde baroreceptor reactiviteit,<br />

toegenomen sympathische en afgenomen<br />

parasympathische activiteit, activatie<br />

van het renine en angiotensine -aldosteron<br />

(RAAS) systeem, toegenomen productie van<br />

het antidiuretisch hormoon, Atrial Natriuride<br />

Peptide (ANP) en B-type Natriuride Peptide<br />

(BNP).<br />

Het proces, in gang gezet bij CHF, is niet alleen<br />

een gevolg van volume adaptatie. Overexpressie<br />

van biologisch actieve moleculen,<br />

die toxisch zijn voor het myocard, leidt tot<br />

schade aan de cardiomyocyten. Zo is bijvoorbeeld<br />

Angiotensine II direct cardiotoxisch in<br />

vitro, wat de basis vormt voor het gebruik<br />

van ACE inhibitors. Het speelt een rol bij de<br />

ventriculaire remodellering en fibrosering.<br />

Andere mediatoren, zoals endotheline en<br />

tumor necrose factor, zijn veroorzakers van<br />

myocard schade.<br />

In de meeste gevallen is congestief hartfalen<br />

bij het paard het gevolg van een chronische<br />

kleplekkage. Een ernstige kleplekkage leidt<br />

tot volume overload en uiteindelijk tot dilatatie<br />

van de ventrikels. Als dan ook nog de<br />

contractiliteit van het hart achteruit gaat, is<br />

congestief hartfalen het gevolg. Primaire<br />

myocardiale ziekten komen ook voor, zoals in<br />

het geval van vitamine E en selenium tekort,<br />

ionoforen intoxicatie, virale of bacteriële infecties<br />

of in het kader van rhabdomyolyse.<br />

Zolang de compensatoire mechanismen van<br />

het circulatie systeem functioneel zijn, zal de<br />

bloeddruk en cardiac output (CO) in stand<br />

gehouden kunnen worden. De initiële daling<br />

van bloeddruk en CO zal een toename van<br />

sympathische activiteit tot gevolg hebben.<br />

Omdat het sympathische systeem het hart<br />

rechtstreeks innerveert, zal een onmiddellijke<br />

toename in contractiliteit, hartfrequentie en<br />

cardiac output het gevolg zijn. Sympathische<br />

activatie van arteriën en arteriolen resulteert<br />

in vasoconstrictie en een toename in bloeddruk.<br />

Tevens leidt het tot activatie van de renineangiotensine<br />

cascade. Angiotensine II heeft<br />

een sterk vasocontrictieve werking door release<br />

van aldosteron uit de adrenerge cortex<br />

te initiëren. Dit leidt tot een toename van


water en natrium absorptie door de nier. Het<br />

gevolg is dan een toename van bloedvolume,<br />

afname van veneuze weerstand en toename<br />

in preload. Hierdoor neemt het einddiastolisch<br />

volume toe waardoor middels het Frank<br />

Starling mechanisme (o.a. meer vulling of<br />

meer wandspanning leidt tot meer contractie<br />

van het myocard) de ventriculaire functie- en<br />

dus- CO vergroot wordt.<br />

Bij hartfalen echter, schiet de myocardiale<br />

contractie tekort en neemt de CO niet toe als<br />

de vullingsdruk toeneemt. Doordat de toenemende<br />

druk retrograad wordt doorgegeven<br />

aan het systemische en pulmonale vaatbed,<br />

ontstaat er oedeem. Om de bloeddruk te<br />

handhaven treedt er vasoconstrictie op met<br />

als gevolg een toename van de afterload<br />

waardoor juist een vermindering van CO het<br />

gevolg is.<br />

De tachycardie die het gevolg is van de sympathische<br />

overprikkeling, leidt tot een verminderde<br />

diastolische coronaire doorbloeding<br />

en verminderde myocardiale perfusie.<br />

De myocardiale hypoxie, samen met de excessieve<br />

ventriculaire wandstress als gevolg<br />

van de toegenomen vullingsdruk, dragen<br />

verder bij aan de afname van het slagvolume.<br />

De inotrope en chronotrope reacties, als gevolg<br />

van de sympathische adrenerge stimulatie,<br />

samen met de toegenomen arbeid die<br />

nodig is om te pompen tegen een verhoogde<br />

weerstand in (afterload), leiden tot een toename<br />

van myocardiaal energie verbruik en<br />

versnelde celdood. Ook myocardiaal oedeem<br />

als gevolg van vloeistof-retentie, draagt bij<br />

aan slechte myocardiale functionaliteit en<br />

benadeelt de oxygenatie, die ook nog eens<br />

verminderd is als gevolg van pulmonaal oedeem.<br />

Hartfalen als gevolg van ernstige LAV insufficiëntie<br />

of eventueel AO regurgitatie gaat<br />

initiëel gepaard met klachten, zoals verminderd<br />

presteren, tachycardie, hoesten of verhoogde<br />

ademhalingssnelheid. Tijdens geforceerd<br />

ademen of geïnduceerde tachypnoe,<br />

kunnen eventueel vochtige ronchi gehoord<br />

worden. Schuimige neusuitvloeiing komt<br />

voor bij acuut optreden van pulmonaal oedeem.<br />

Een deel van de paarden ontwikkelt<br />

symptomen van rechter hartfalen zoals perifeer<br />

oedeem, hypertensie, een pathologische<br />

venepols, ascites en pleurale effusie. Vaak<br />

gaan de symptomen van congestief hartfalen<br />

samen met verhoogde creatine en lever enzymconcentraties<br />

in het bloed. Dit als gevolg<br />

van slechte renale perfusie en lever stuwing.<br />

De myocardiale enzym fractie van het creatine<br />

kinase zoals de CK-MB fractie en het<br />

myocardiaal isoenzym van lactaat dehydrogenase<br />

HBDH zijn verhoogd in 47% en 65%<br />

van de paarden met ernstige mitralis insufficiëntie.<br />

Ook het cardiale troponine I kan<br />

verhoogd zijn.<br />

IVc Behandeling van congestief hartfalen<br />

Vaak worden paarden niet behandeld voor<br />

CHF omdat simpelweg de kosten vaak niet<br />

opwegen tegen de lange termijn baten. Hoewel<br />

regelmatig kortstondig CHF medicamenteus<br />

opgevangen wordt in het kader van met<br />

name ventriculaire tachyaritmiën, die de CO<br />

benadelen, is lange termijn therapie minder<br />

vaak aan de orde maar zeer wel mogelijk.<br />

Dit geeft de gelegenheid om een diagnose<br />

te stellen en daarmee de prognose scherp te<br />

stellen en/of de eigenaar de tijd te geven te<br />

wennen aan de ernstige situatie. Een enkele<br />

keer worden paarden gedurende langere tijd<br />

op deze manier symptomatisch behandeld<br />

om het myocard tijd te geven voor herstel.<br />

Dit is succesvol gebleken na bijvoorbeeld<br />

een aneurysma van de sinus valsalva, welke<br />

richting septum was gescheurd of na een<br />

myocarditis of myocard infarct. Er zijn enkele<br />

gevallen bekend waar volledig herstel is<br />

opgetreden. De behandeling is gericht op het<br />

doorbreken van de vicieuze cirkel en heeft<br />

daarom als doel vloeistof retentie te verminderen<br />

(preload verlagen), de vaatweerstand<br />

te verminderen (de afterload te verlagen), de<br />

myocardiale contractiliteit te verhogen en de<br />

hartfrequentie te verlagen. Drie groepen medicijnen<br />

worden hiertoe gebruikt: 1) de cardiale<br />

glycosiden (zoals digoxine, 2) diuretica<br />

(zoals furosemide) en 3) vasodilatoren (zoals<br />

ACE inhibitors zoals enalapril).<br />

Digoxine<br />

Bij acuut hartfalen is vooral digoxine bekend<br />

om zijn werking als positief inotroop middel<br />

en het beïnvloeden van het autonome zenuwstelsel,<br />

waardoor de cardiac output verhoogd<br />

wordt en de hartfrequentie gereduceerd<br />

wordt. Hierbij speelt ook de werking ervan<br />

op de arteriële baroreceptoren een rol in het<br />

verkrijgen van een gunstiger balans van het<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 55


autonome systeem. Het is een potente en selective<br />

inhibitor van Na+, K-ATPase en cellullaire<br />

Na+ pomp waardoor natrium en kalium<br />

actief transport over de celmembraan geremd<br />

wordt. Het gevolg is meer beschikbaar calcium<br />

2+ in de cytosol gedurende systole dat<br />

een interactie aangaat met de sarcomeren<br />

hetgeen leidt tot snellere en versterkte sarcomeer<br />

contractie. Tevens bestaat een direct<br />

effect op de gevoeligheid van de carotis baroreflex<br />

op veranderingen in de sinus carotis<br />

druk. Digoxine vermindert de automaticiteit<br />

en verhoogt de maximale diastolische membraan<br />

rustpotentiaal in atrium en atrioventriculair<br />

weefsel door afname van de sympaticotonie<br />

en toename van vagale tonus. Het is<br />

het meest gebruikte glycoside bij het paard<br />

omdat het goedkoop is, eenvoudig is toe te<br />

dienen en de farmacokinetiek goed bekend is.<br />

De intraveneuze dosering is 0.0022 mg/kg<br />

LG elke 12 uur, met een orale dosering van<br />

0.011 mg/kg LG elke 12 uur. Een eenmalige<br />

intraveneuze dosering leidt snel tot een<br />

therapeutische dosering. De therapeutische<br />

bloedplasma concentratie is 0.5-2.0 ng/ml.<br />

Het heeft een nauwe therapeutische breedte<br />

en er bestaan vele medicijn interacties met<br />

digoxine waardoor overdosering gemakkelijk<br />

optreedt. Symptomen van toxiciteit zijn<br />

anorexie, koliek en diarree als gevolg van de<br />

veranderde parasympaticotonie. Ook cardiale<br />

aritmiën zijn niet zeldzaam en kunnen<br />

levensbedreigend zijn. Vandaar dat een zorgvuldige<br />

klinische- en plasmaconcentratie<br />

monitoring nodig zijn. Het kan voorkomen<br />

dat bijwerkingen optreden op een therapeutische<br />

dosering en bij plasmaconcentraties<br />

onder de 2.0 ng/ml. Controle na 3-7 dagen<br />

is geïndiceerd, omdat er sprake is van een<br />

individuele reactie op een gegeven dosering<br />

waardoor individuele aanpassingen gedaan<br />

kunnen worden. Bloedconcentraties worden<br />

idealiter bepaald 2 en 12 uur na toediening<br />

om piek en dal waarden te bepalen. Voorbeelden<br />

van medicijnen, die kunnen leiden<br />

tot verhoogde bloedconcentraties digoxine,<br />

zijn omeprazole, tetracyclines, verapamil,<br />

kinidine, erythromycine, phenylbutazone en<br />

propafenone. Ook verlaging van de serumconcentratie<br />

kan optreden zoals in het geval<br />

van H2 blokkers. Hypokalaemie, hypomagnesiaemie<br />

en hypocalcaemie maken de patiënt<br />

gevoeliger voor toxische bijwerkingen.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 56<br />

Furosemide<br />

Diuretica hebben een rol in de behandeling<br />

van CHF door de water en natrium retentie<br />

tegen te gaan, dat in werking was gesteld<br />

door het compensatie mechanisme van<br />

hartfalen. Ze reduceren het intravasculaire<br />

volume, de ventriculaire vullingsdruk (preload)<br />

en de wandstress. Normaliter leidt het<br />

gebruik niet tot een sterke vergroting van de<br />

CO maar verminderen de symptomen van<br />

congestief hartfalen en remt het de progressie<br />

van dilatatie van de ventrikels en vermindert<br />

de ventriculaire druk. Wel moeten de diuretica<br />

intermitterend gebruikt worden in verband<br />

met het verstoren van de elektrolyten<br />

balans en evt. het zuur-base evenwicht.<br />

Van furosemide is bekend dat het een verminderd<br />

plasmavolume, verlaagde rechter<br />

atrium druk, lager slagvolume en lagere cardiac<br />

output geeft bij het gezonde paard, naast<br />

een verhoogde weerstand in het systemisch<br />

vaatbed. Chronisch gebruik induceert echter<br />

een hypokalaemie, hypochloraemische alkalose,<br />

hyponatraemie en hypomagnaesemie,<br />

hetgeen risicoverhogend is op bijwerkingen<br />

indien ook digoxine wordt gebruikt. Monitoring<br />

van elektrolyten is daarom geïndiceerd<br />

in deze gevallen. Een gebruikelijke dosering<br />

is 1 mg/kg LG intramusculair (im) of intraveneus<br />

(iv) iv of im 2 dd. Furosemide is vooral<br />

bedoeld om de negatieve spiraal van volume<br />

overload te reduceren.<br />

ACE- inhibitoren<br />

Als de ineffectieve myocardiale contractiliteit<br />

tot een verminderde CO heeft geleid,<br />

zal door activatie van het RAAS en een verhoogde<br />

sympaticotonie, veneuze en arteriële<br />

vasoconstrictie optreden. Deze excessieve<br />

toename van pre-en afterload zal leiden tot<br />

een verhoogd energie verbruik van de toch al<br />

falende circulatoire arbeid. Venodilatatoren<br />

induceren een toename in veneuze capaciteit<br />

en verminderde ventriculaire vullingsdruk,<br />

wandstress en preload, terwijl arteriële vasodilatatoren<br />

een verminderde afterload en<br />

verhoging van het slagvolume induceren. De<br />

meeste vasodilatatoren hebben effect op zowel<br />

het arteriële als veneuze vaatbed, hoewel<br />

er vaattype specifieken bestaan. Alle ACEinhibitoren<br />

sorteren effect door middel van<br />

het remmen van de conversie van angiotensine<br />

I naar II. Hierdoor ontstaat vasodilatatie


door het beschikbare angiotensine II te verminderen<br />

maar ook door het verhogen van<br />

beschikbaar bradykinine. Door het inhiberen<br />

van release van aldosteron van de adrenerge<br />

cortex verminderen ze de natrium en water<br />

resorptie door de nier en potentieëren ze het<br />

effect van diuretica. Ze verminderen hiernaast<br />

het sympaticus gestimuleerde hartslag<br />

verhogende effect, waardoor de HF en vasocontrictie<br />

tevens verminderd worden.<br />

ACE- inhibitors behoren tot de klasse van<br />

mixed vasodilators die de preload en afterload<br />

verminderen, door neurohormonale<br />

vasoconstrictieve mechanismen die geïnduceerd<br />

worden door het RAAS systeem te<br />

blokkeren. Daarbij verminderen ze tevens<br />

de plasma aldosteron concentratie. Door de<br />

verminderde natrium en water resorptie, die<br />

hierdoor volgt, wordt de ventriculaire hypertrofie<br />

tegengegaan met als beoogd gevolg<br />

een verbetering van klinische toestand<br />

en verlengde levensduur. Daar angiotensine<br />

II tevens een direct toxisch effect zou hebben<br />

op cardiomyocyten is ook via deze weg<br />

een gunstig effect te verwachten. Het middel<br />

is door deze eigenschappen in het bijzonder<br />

geïndiceerd voor chronische behandeling<br />

van hartfalen en veel minder voor behandeling<br />

voor acuut hartfalen. Diverse soorten<br />

(captopril, enalapril, quiapril, benazepril,<br />

ramipril) zijn voor mens en ook gezelschapsdieren<br />

op de markt en enkele zijn in meer of<br />

mindere mate toegepast bij het paard.<br />

Enalapril is een ouder product en wellicht is<br />

hier de meeste ervaring mee bij het paard. De<br />

dosering van enalapril bij het paard, welke<br />

onderzocht is, is 0.5 mg/ kg LG, 1 of 2 keer<br />

daags. Hierbij werd bij één paard een complete<br />

onderdrukking van aldosteron gemeten<br />

op de 1 maal daags dosering. Gebruikers menen<br />

een gunstig effect ervan waargenomen te<br />

hebben bij de behandelde paarden. Er is geen<br />

precieze farmacokinetiek van bekend maar<br />

wel dat de spermakwaliteit niet werd aangetast<br />

tijdens een studie bij 12 gezonde hengsten.<br />

Helaas is van enalapril tijdens een grote<br />

placebo gecontroleerde studie bij honden met<br />

gecompenseerde mitralis insufficiëntie het<br />

effect niet aangetoond.<br />

Ook het gebruik van ramipril bij CHF bij het<br />

paard is beschreven in combinatie met 2 maal<br />

daags 0.5 mg/kg LG furosemide i.m., in een<br />

dosering 50 μg/kg LG, 1 maal daags oraal ingegeven<br />

per sonde. Anderen bediscussiëren<br />

echter dat een dosering van 2 maal daags of<br />

een hogere dosering (125 μg/kg/LG) wellicht<br />

een beter effect zou hebben omdat het effect<br />

van de 1 maal daags dosering geen 24 uur<br />

duurt. Bij de beschreven patiënt waren alle<br />

kleppen insufficiënt als gevolg van CHF, veroorzaakt<br />

door LAV en AO insufficiëntie, met<br />

als gevolg PA dilatatie. De bloeddruk in het<br />

rechter atrium was geregistreerd gedurende<br />

5 dagen van behandeling door cannulatie van<br />

de A.facialis. Er werd een reductie van bloeddruk<br />

gemeten van 4.7-15% vergeleken met de<br />

waarden voor behandeling. Na 2 maanden<br />

behandeling met alleen ramipril waren de<br />

linker ventrikel diameter in diastole en AO<br />

dilatatie en FS significant verminderd. Het<br />

paard was 3 maanden stabiel te houden op<br />

deze dosering maar overleed na 8 maanden<br />

aan CHF. Ramipril zou een betere werking<br />

hebben op weefselniveau, omdat het lipofieler<br />

is, hoewel dat bij de hond nog niet onomstotelijk<br />

is vastgesteld. Ramipril gebruik in<br />

een groep mensen die asymptomatisch waren<br />

na een hartinfarct, had een positief effect<br />

op het voorkomen van symptomen. Geconcludeerd<br />

kan worden dat de indicatie voor<br />

preventief gebruik bij paarden met risico op<br />

hartfalen niet onderbouwd is op dit moment<br />

maar er zijn ook geen negatieve effecten te<br />

verwachten. Bij hartfalen zou het potentieel<br />

effect kunnen hebben. Ook Quinalpril is gebruikt<br />

bij het paard in een orale dosering van<br />

120 mg/kg LG paard per dag. Hoewel echocardiografisch<br />

geen veranderingen konden<br />

worden vastgesteld bij paarden met een LAV<br />

insufficiëntie, die gedurende 8 weken behandeld<br />

waren, was onder andere het SV en de<br />

CO verbeterd.<br />

Hydralazine<br />

Hydralazine vermindert de afterload door de<br />

systemische en pulmonaire vaatweerstand te<br />

verminderen, hetgeen resulteert in een verhoogd<br />

slagvolume en vermindering van ventriculaire<br />

wandstress. Het heeft rechtstreeks<br />

een positief inotroop effect op de cardiomyocyten<br />

en heeft weinig effect op de veneuze<br />

weerstand. Hoewel het werkingsmechanisme<br />

niet precies is opgehelderd, is het een veel<br />

gebruikt middel bij congestief hartfalen bij<br />

het paard in een dosering van 0.5-1.5 mg/<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 57


kg LG elke 12 uur per os. Incidenteel wordt<br />

beschreven, dat een enkel paard gedurende<br />

maanden is behandeld met hydralazine, maar<br />

vaker wordt een combinatie van furosemide,<br />

digoxine en eventueel een ACE inhibitor ingezet<br />

voor de acute opvang.<br />

Verapamil<br />

Verapamil kan in principe een rol spelen maar<br />

veel informatie over het gebruik bij het paard<br />

is niet beschikbaar. Het middel behoort tot de<br />

calciumblokkers. Het verlaagt de bloeddruk,<br />

vermindert de zuurstofbehoefte van het hart<br />

en beïnvloedt de hartslag. Calcium speelt<br />

een rol bij het verlagen van de tonus van de<br />

spieren rond de bloedvaten en daardoor verlaagt<br />

het middel de bloeddruk. De afterload<br />

neemt hierdoor af. Het nadeel is echter dat er<br />

tevens een negatief inotrope werking vanuit<br />

gaat. Een dosering van 0.035-0.05 mg/kg LG<br />

i.v. elke 30 minuten tot maximaal 0.2 mg/kg<br />

LG totaal is gebruikt bij het paard, echter niet<br />

in het kader van CHF maar behandeling van<br />

(supraventriculaire) aritmiën.<br />

Propranolol<br />

Ook propranolol afkomstig uit de groep van<br />

bètablokkers kan deel uit maken van de therapie.<br />

Het blokkeert de werking van endogene<br />

catecholamines zoals (nor)adrenaline<br />

op de ß-1-adrenerge receptoren van het hart.<br />

Stimulatie van deze receptoren leidt tot toegenomen<br />

inotropie en chronotropie en toegenomen<br />

automaticiteit en geleidings- snelheid<br />

van de cardiomyocyten. Stimulatie van<br />

de ß-1 receptoren, die aanwezig zijn in de<br />

nieren, leidt tot vrijkomen van renine. Door<br />

deze sympathisch gestimuleerde cascade te<br />

onderbreken, heeft het niet alleen een antihypertensief<br />

effect tot gevolg maar leidt het<br />

daarnaast tot een vermindering van de cardiale<br />

zuurstofbehoefte door de reductie van<br />

contractiekracht en frequentie. De remming<br />

van afgifte van renine leidt via vermindering<br />

van aldosteron productie, middels het RAAS,<br />

tot verminderde preload door verminderde<br />

natrium en water retentie. Het anti-aritmisch<br />

effect, dat propranolol op zowel supra- als<br />

ventriculaire ritmestoornissen heeft, wordt<br />

toegeschreven aan blokkade van het sympatische<br />

zenuwstelsel. Het induceert namelijk<br />

remming van de sinusknoop prikkeling, verlenging<br />

van de atriale refractaire periode en<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 58<br />

vertraging van de AV-knoop geleiding. Over<br />

propranolol met het paard als doeldier is niet<br />

veel literatuur beschikbaar, maar anekdotische<br />

ervaring is er wel mee in een dosering<br />

van 0.4-0.8 mg/kg LG per os 3 dd of 0.03-0.2<br />

mg/kg LG i.v.2 dd.<br />

IVd Pathologische bijgeluiden<br />

Inleiding<br />

Bijgeluiden worden gekarakteriseerd door<br />

middel van een nauwkeurige beschrijving<br />

van de timing, duur, intensiteit, het punctum<br />

maximum, toonhoogte, vorm, aard van het<br />

geluid en uitbreiding van het geluid. Door<br />

deze kenmerken in detail in kaart te brengen<br />

kan de oorsprong en betekenis van het geluid<br />

geïnterpreteerd worden. Tevens kan op basis<br />

hiervan besloten worden of een echocardiografisch<br />

onderzoek geïndiceerd is of niet (zie<br />

ook klinische diagnostiek).<br />

Met de timing wordt bedoeld op welk moment<br />

van de hartcyclus het geluid optreedt:<br />

systolisch, diastolisch of continu. De duur is<br />

de periode gedurende welke het geluid nog<br />

hoorbaar is in die fase van de hartactie, bijvoorbeeld<br />

vroeg-, midden-, laat-, holo- of<br />

pansystolisch of -diastolisch. Met pansystolisch<br />

wordt bedoeld dat de harttonen niet<br />

meer afzonderlijk van het bijgeluid gehoord<br />

worden; het bijgeluid omvat als het ware dan<br />

de harttoon. De intensiteit wordt uitgedrukt<br />

op een schaal die loopt van 1-5 of 1-6. Het<br />

is gebaseerd op de hoeveelheid bloed en de<br />

stroomsnelheid van de oorsprong van het<br />

geluid, de afstand tot de stethoscoop en de<br />

akoestische kwaliteiten van het tussenliggend<br />

weefsel. De uitstraling van het geluid<br />

is meestal vanaf de bron van het geluid in de<br />

richting van de abnormale stroom. Het wordt<br />

mede bepaald door de intensiteit van het bijgeluid<br />

en de fysische eigenschappen van de<br />

thorax. De vorm van het geluid wordt uitgedrukt<br />

als crescendo, decrescendo of bandvormig<br />

en is gebaseerd op de vorm zoals die kan<br />

worden waargenomen op het phonocardiogram.<br />

Het karakter van het geluid kan rauw,<br />

blazend, schrapend, muzikaal, toeterend,<br />

ratelend of schurend zijn. Daarnaast kan het<br />

hoogtonig, medium of laagtonig zijn. Muzikale<br />

of toeterende souffles zijn meestal een<br />

gevolg van vibraties die in werking worden


gesteld door intracardiale structuren, zoals<br />

chordae tendinae of kleppen.<br />

Pathologische bijgeluiden bij het paard zijn<br />

voornamelijk een indicatie voor een RAV,<br />

LAV of AO insufficiëntie en daarnaast congenitale<br />

defecten waarvan het VSD het meeste<br />

voorkomt. Rapportages van incidentie van<br />

souffles variëren aanzienlijk, namelijk van<br />

bijvoorbeeld 21 tot 51 of zelfs 81%, maar<br />

hangt sterk af van type paard, trainingstatus<br />

en leeftijd waarbij met name de renpaarden<br />

en dravers vaak souffles ten gevolge van<br />

trainings gerelateerde RAV insufficiëntie of<br />

functionele bijgeluiden hebben. AO en LAV<br />

insufficiënties zouden een prevalentie van<br />

respectievelijk 3.5 en 2.2 hebben in een groep<br />

van gemengde leeftijd paarden en in oudere<br />

paarden zou dit wat hoger liggen, namelijk<br />

tot aan 6.1-4.6 procent, respectievelijk. Echter<br />

deze aantallen kunnen veel hoger liggen<br />

afhankelijk van de onderzochte populatie en<br />

diagnostische methodiek (auscultatie versus<br />

kleurendoppler echo) (zie ook training adapatie).<br />

Daarnaast bepaalt ook de ervaring en<br />

training van de onderzoeker een rol.<br />

IVd1 Systolische bijgeluiden hoorbaar op<br />

de linker thoraxwand<br />

Linker AV (LAV) klep insufficiëntie (Mitralis<br />

insufficiëntie)<br />

Insufficientie van de mitraal klep leidt tot<br />

een systolisch bijgeluid, hoorbaar op de projectieplek<br />

van de linker AV klep op de linker<br />

thoraxwand. Van alle souffles wordt bij<br />

paarden deze het meeste geassocieerd met<br />

onderliggende hartafwijkingen of klinische<br />

symptomen echter klachten ten gevolge van<br />

een LAV insufficientie komen desondanks<br />

niet vaak voor. Het bijpassend geluid is een<br />

holosytolisch, soms pansystolisch bijgeluid,<br />

bandvorming van vorm, meestal 3/6 of luider<br />

en rauw of toeterend van karakter. Het geluid<br />

waaiert naar dorsocaudaal uit. Als de insufficiëntie<br />

het gevolg is van een klep prolaps, is<br />

het geluid meestal midden- tot laat-systolisch<br />

en meer crescendo van vorm.<br />

Gevolgen<br />

Indien er geen klepafwijkingen worden gezien<br />

of er geen sprake is van klep prolabering,<br />

is de insufficiëntie meestal klinisch irrele-<br />

vant of is er sprake van een geringe lekkage.<br />

Meestal blijven deze onveranderd of wordt<br />

het zeer geleidelijk erger over een langere tijd.<br />

In het geval van degeneratieve veranderingen<br />

aan de kleppen varieert de lekkage van irrelevant<br />

tot ernstig. De lekkage kan langzaam<br />

verergeren over meerdere jaren. In het geval<br />

van kleppen of geruptureerde chordae tendinae<br />

is er meestal sprake van ernstiger lekkage<br />

met snelle verslechtering. Slechts zelden<br />

gaat een geruptureerde chorda gepaard met<br />

geringe lekkage en langzame progressie hoewel<br />

dit wel kan voorkomen. Klepveranderingen<br />

in het kader van bacteriële endocarditis<br />

hebben een slechte prognose en kunnen ook<br />

leiden tot een gescheurde chorda. Niet alleen<br />

de actieve vegetatieve laesies leiden tot dysfunctie<br />

van de klep, maar ook als de initiële<br />

infectie bedwongen is kunnen door littekenweefsel<br />

de kleppen misvormd blijven met<br />

blijvende kleplekkage als gevolg. Echter, ook<br />

hier zijn incidentele overlevenden bekend die<br />

maar geringe lekkage over hebben gehouden<br />

van de aangetaste klep.<br />

Ernstige lekkage veroorzaakt in principe<br />

een verhoogde linker atrium en pulmonaal<br />

hypertensie. Uiteindelijk kan dit leiden tot<br />

verminderd presteren zoals hoge ademfrequentie<br />

en abdominaal ademen, verlengde<br />

hersteltijd na arbeid, hoesten, arbeidsintolerantie<br />

en atrium fibrillatie. Acute ernstige mitraal<br />

klep insufficiëntie, zoals gezien wordt<br />

bij een chorda tendinae ruptuur, kan leiden<br />

tot longoedeem met als gevolg witte schuimende<br />

neusuitvloeiing, hoesten en acute<br />

dood. Omdat de linker harthelft met een hogere<br />

druk rondpompt en het regurgiterende<br />

bloed ophoopt in de longen, leidt een significante<br />

LAV insufficiëntie sneller tot klinische<br />

klachten dan andere klepinsufficiënties. Omdat<br />

chronische ernstige mitraalklep insufficiëntie<br />

leidt tot een volume en drukoverload<br />

die doorgegeven wordt via de longen naar de<br />

rechter harthelft, presenteert de linker AV<br />

insufficiëntie zich nogal eens met klachten,<br />

passend bij rechter congestief hartfalen. Het<br />

normale linker atrium moet iets groter lijken<br />

dan het rechter atrium in de zogenaamde 4<br />

chamber view. De diameter van het linker<br />

aurikel in systole gemeten in de M-mode op<br />

Aortabasis positie, moet kleiner zijn dan de<br />

diameter van de Aorta basis. Zo niet, dan<br />

duidt dit op verwijding van het linker atrium.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 59


Voor paarden die gek worden van zomerjeuk<br />

Wordt u ook gek van die zomerjeuk bij uw paard?<br />

Huidirritatie bij paarden is altijd erger wanneer de paarden of<br />

pony’s in de lente en de zomer buiten grazen.<br />

In sommige gevallen kan uw paard er zo erg aan toe zijn dat u<br />

het in de stal moet houden of dat het de hele dag een volledig<br />

paardendeken moet dragen.<br />

Wat nieuws?<br />

Cavalesse ® is een nieuw, vrij verkrijgbaar product, dat u kunt<br />

kopen bij uw dierenarts. Het bevordert een gezonde huid bij<br />

paarden die gevoelig zijn voor jeuk wanneer ze in de lente en de<br />

zomer buiten grazen.<br />

Cavalesse ® is verkrijgbaar als een orale oplossing die u eenmaal<br />

daags aanbrengt op een handvol voedsel of een paardenkoekje.<br />

Het product is ook beschikbaar in de vorm van een gel voor<br />

lokaal gebruik.<br />

Hoe werkt het?<br />

Cavalesse ® bevat speciaal geformuleerd nicotinamide; het<br />

ondersteunt het afweersysteem van de huid van uw paard.<br />

Wanneer het paard wordt blootgesteld aan een allergeen,<br />

bijvoorbeeld stuifmeelkorrels of een muggenbeet, lokt het<br />

immuunsysteem in de huid een overdreven reactie uit. Dit<br />

veroorzaakt de allergische symptomen bij uw paard.<br />

Als u Cavalesse ® vroeg in het seizoen toedient, zal het de<br />

overdreven reactie van het immuunsysteem helpen verminderen<br />

en de huid gezond houden.<br />

TM<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 60<br />

Waar kan ik Cavalesse ® kopen?<br />

Cavalesse ® is verkrijgbaar bij uw dierenarts in de vorm van<br />

een combinatiepakket, dat zowel de orale oplossing als de<br />

topische gel bevat. De<br />

orale oplossing moet<br />

eenmaal daags worden<br />

toegediend, bij voorkeur in<br />

de vroege avond. De gel<br />

wordt aangebracht op de<br />

reeds geïrriteerde huid. Uw<br />

dierenarts zal u adviseren<br />

hoe u het product het best<br />

gebruikt.<br />

Wacht niet langer – praat met uw dierenarts VOORDAT<br />

uw paard huidproblemen ontwikkelt.<br />

De huid gezond houden is beter dan ze te moeten<br />

genezen!<br />

Cavalesse ® is een voedingssupplement dat de huid van paarden en pony’s, die gevoelig zijn voor jeuk als ze in de warme maanden buiten grazen, gezond helpt houden.<br />

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Janssen Animal Health, een divisie van Janssen-Cilag BV, postbus 90240, 5000 LT Tilburg. www. .com<br />

®<br />

TM<br />

© Janssen Animal Health mrt 2010/CAVA/CA/INS/2010/N/003


Bij echocardiografisch onderzoek hebben<br />

normale paarden een linker atrium diameter<br />

van tot ongeveer 13.5 cm (fig. 20) gemeten<br />

vanaf de linker thoraxwand.<br />

Klinisch kan linker hartfalen zich herkenbaar<br />

maken middels de makkelijk herkenbare<br />

symptomen van rechter hartfalen zoals bijvoorbeeld<br />

hypertensie, ventraal oedeem, hydrothorax<br />

en eventueel ascites. Bij volwassen<br />

paarden met congestief hartfalen is de diameter<br />

veelal toegenomen tot 16-23 cm afhankelijk<br />

van de duur of ernst van het hartfalen.<br />

Echter, dilatatie van het linker atrium is geen<br />

aanwijzing voor klinisch hartfalen als er een<br />

normaal hartritme en frequentie bestaat. Dan<br />

wordt gesproken van een gecompenseerde<br />

situatie. Vaak oogt een vergroot atrium ook<br />

boller en meer afgerond. Een kenmerk van<br />

risico op hartfalen op basis van een LAV insufficiëntie<br />

is een PA diameter die groter is<br />

dan die van de Aorta en wijst op pulmonale<br />

hypertensie. Het kan een voorbode zijn voor<br />

een pulmonalis ruptuur en is prognostisch<br />

ongunstig. Het zal duidelijk zijn dat deze<br />

dieren als onveilig worden beschouwd om te<br />

gebruiken.<br />

LV overload, veroorzaakt door matige tot<br />

ernstige LAV insufficiëntie kan worden<br />

herkend door een verdunning van de linker<br />

ventriculaire vrije wand en interventriculair<br />

septum. De normale LV diameter in einddiastole<br />

kan variëren van 8 tot 13 cm, gemeten<br />

via de rechter bortskaswand. Vergroting<br />

tot 16-20 cm is een aanwijzing voor ernstig<br />

volume overload. Het linker ventrikel is dan<br />

vaak hyperkinetisch en heeft een hoge FS als<br />

het myocard nog normaal kan functioneren.<br />

Indien een groot ventrikel gezien wordt in<br />

combinatie met een normale of verlaagde FS<br />

is er sprake van myocardafwijkingen omdat<br />

volgens het Frank Starling mechanisme dit<br />

niet te verwachten is.<br />

Met PW en kleurendoppler kan een indruk<br />

verkregen worden van de grootte van de regurgiterende<br />

jet. Indien de jet meer dan 2/3<br />

van het atrium bezet met een omgekeerde<br />

flow in de pulmonaal venen op pulse wave<br />

Doppler, kan deze als ernstig worden beschouwd.<br />

De breedte van de basis van de jet<br />

en de jet oppervlakte zijn echter ook relevant<br />

bij deze inschatting (fig. 21). Een snelle daling<br />

van de snelheid van de jet, gemeten met pulse<br />

[Figuur 20.] Linker atrium (LA) diameter meting.<br />

Legenda: Linker atrium(LA) diameter wordt<br />

gemeten wanneer de mitraliskleppen gesloten<br />

zijn en vanuit de coronair arterie naar het atriumseptum.<br />

LV; linker ventrikel. Normaal is een<br />

afmeting van rond de 13.5 cm bij een volwassen<br />

paard.<br />

[Figuur 21.] Kleurendoppler van mitralisinsufficiëntie<br />

Legenda: Kleurendoppler van een mitralisinsufficiëntie<br />

waarbij opvalt dat deze turbulent is<br />

(kleurenpallet) en voornamelijk rood doordat<br />

de maximum snelheid van -52cm/s (zie kleurenbalk<br />

rechtsboven in beeld) wordt overschreden<br />

en er alliasing optreedt. LA: linker atrium;<br />

LV: linker ventrikel.<br />

wave Doppler, komt overeen met een snelle<br />

stijging van de intra-atriale druk gedurende<br />

de systole en dus een ernstige insufficiëntie.<br />

Een probleem bij de Doppler snelheidsmetingen<br />

bij het paard en zeker ter hoogte van de<br />

mitraalklep is dat de ultrasound beam paral-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 61


[Figuur 22.] Minimale aorta (AO) insufficiëntie<br />

Legenda: Op de afbeeldig is een heel kleine<br />

regurgiterende jet te zien, die net achter de<br />

kleppen het linker ventrikel in stroomt. LA:<br />

linker atrium; LV linker ventrikel; RV rechter<br />

ventrikel<br />

lel met de jet moet komen om een juiste meting<br />

uit te voeren. Het is dus erg lastig een<br />

correcte meting uit te voeren. Niet alleen bij<br />

pulse wave Doppler maar ook bij kleurendoppler<br />

kan het lastig zijn de regurgiterende<br />

flow goed in beeld te krijgen. Het risico van<br />

echografisch onderschatten van de jet grootte<br />

of missen ervan is dan ook reëel. Ook als de<br />

flow langs de wand van het atrium op loopt in<br />

plaats van het atrium zelf in te schieten, kan<br />

de jet kleiner lijken dan hij in werkelijkheid is.<br />

De mate van lekkage, de LA afmeting en de<br />

mate van LV volume overload vormen de basis<br />

waarop een beslissing omtrent risico’s op<br />

klinische problemen getracht wordt te formuleren.<br />

Men moet er op bedacht zijn dat, indien<br />

er een matige tot ernstige regurgitatie gezien<br />

wordt, met een normale morphologie van het<br />

hart en omvang, er heel goed sprake kan zijn<br />

van een acute lekkage waarop het hart zich<br />

nog niet heeft aangepast. In het geval van<br />

matige ventrikeldilatatie en volume overload<br />

gaat de situatie meestal over meerdere jaren<br />

langzaam achteruit, tenzij er sprake is van<br />

acute ernstige lekkage, bijkomende myocard<br />

afwijkingen, gescheurde chordae tendinae of<br />

fladderende kleppen.<br />

Stenose van AO of PA<br />

De meeste systolische bijgeluiden op het<br />

klepgebied van AO of PA worden veroorzaakt<br />

door fysiologische flow als gevolg van<br />

hoorbare turbulentie op plekken met een<br />

hoge uitwerpsnelheid. Aorta stenose bij het<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 62<br />

paard, net als pulmonaal stenose, is een zeer<br />

zeldzaam congenitaal defect dat voorkomt in<br />

combinatie met complexe congenitale afwijkingen.<br />

Soms komt het voor als gevolg van<br />

vegetatieve kleplaesies door bacteriële endocarditis.<br />

Vaker komt een relatieve pulmonaal<br />

stenose voor, namelijk in het kader van VSD,<br />

door de relatief toegenomen bloedaanvoer<br />

in de pulmonale arterie als gevolg van de<br />

links-rechts shunt. Indien een holo-of pan-<br />

systolische bandvormige crescendo souffle<br />

met punctum maximum op de PA in combinatie<br />

met een rauwe bandvormige pansystolische<br />

souffle met maximale intensiteit<br />

op de rechter AV klep wordt geausculteerd<br />

bestaat er een sterke klinische verdenking op<br />

een VSD<br />

IVd2 Diastolische bijgeluiden hoorbaar op<br />

de linker thoraxwand<br />

Aorta insufficiëntie<br />

Het geluid van een AO insufficiëntie kan variëren<br />

in intensiteit van 1-6/6. Meestal is het<br />

een decrescendo geluid dat muzikaal klinkt.<br />

De oorzaak zijn degeneratieve veranderingen<br />

aan de kleppen die gaan optreden bij wat oudere<br />

paarden vanaf een leeftijd van een jaar<br />

of 10. Echter, bij jonge paarden wordt toch<br />

regelmatig een AO insufficiëntie gevonden.<br />

AO regurgitatie verslechtert meestal erg<br />

langzaam en slechts zelden is het een oorzaak<br />

voor congestief hartfalen of erger. AO klep<br />

prolaps of fenestraties zijn andere oorzaken<br />

van klepinsufficiëntie en verslechteren niet<br />

of langzaam. Omdat de jet het sterke ventrikel<br />

in lekt, kan het hart het over het algemeen<br />

vrij goed opvangen. Indien de regurgiterende<br />

jet deze opvang capaciteit te boven gaat, zal<br />

myocard falen optreden terwijl de toename<br />

van ventrikel omvang en uitrekken van de<br />

mitralis annulus zal leiden tot LAV kleplekkage.<br />

Dit wordt nogal eens gezien als de<br />

oorzaak van de AO insufficiëntie fladderende<br />

kleppen zijn. Ook als bacteriële endocarditis<br />

de oorzaak is, treedt bovenstaande situatie<br />

vaker op. De polskwaliteit is een goede indicator<br />

voor de mate van lekkage omdat een<br />

steile pols forse lekkage en linker ventrikel<br />

overload impliceert. Omdat in de diastole<br />

de coronair vaten gevuld worden zal bij een<br />

relevante AO insufficiëntie de perfusie van<br />

het hart benadeeld kunnen worden. Dit kan


[Figuur 23.] Mitraal klep fladderen als gevolg<br />

van een aorta insufficiëntie<br />

Legenda. LV: linker ventrikel. De regurgiterende<br />

jet vanuit de aorta botst tegen de septale<br />

mitraalklep waardoor deze in trilling wordt<br />

gebracht. Bij een grote jet kan dit uiteindelijk<br />

leiden tot beschadiging van de klep en secundaire<br />

lekkage van de mitraalkleppen.<br />

leiden tot inductie van extrasystolen door hypoxie<br />

van de hartspierwand. Bij arbeid neemt<br />

de zuurstofbehoefte van het hart toe met als<br />

gevolg meer risico op ritmestoornissen die<br />

de prestatie doen verminderen of zelfs tot levensbedreigende<br />

aritmie.<br />

In het geval van langdurige matig tot ernstige<br />

AO regurgitatie (fig. 22) zal de AO basis<br />

gaan dilateren als reactie op het toegenomen<br />

bloedvolume dat de Aorta uitstroomt. In dit<br />

geval zal dit niet predisponeren tot AO ruptuur,<br />

in tegenstelling tot Aortabasis dilatatie<br />

als gevolg van een Aorta aneurysma. Daarnaast<br />

zal een matige AO insufficiëntie leiden<br />

tot linker ventrikel volume overload, een<br />

dunnere vrije ventrikel wand en interventriculair<br />

septum. Een toegenomen afstand van<br />

de zogenaamde mitralis klep “septal to E<br />

point” (normaal 1 cm) is een maat voor dilatatie<br />

van de linker outflow tract en neemt<br />

toe bij een matige tot ernstige Aorta insufficiëntie.<br />

De linker ventrikelwand en met<br />

name de inter-ventriculaire septum bewegingen<br />

kunnen hyperdynamisch worden als gevolg<br />

van de volume overload bij een normaal<br />

myocard. De fractional shortening neemt toe<br />

als gevolg van de linker ventrikel overload<br />

zolang het myocard goed kan functioneren.<br />

Ook ernstige overload kan het linker ventrikel<br />

goed opvangen zolang de LAV klep nog<br />

goed kan blijven functioneren. Zelfs paarden<br />

met een linker ventrikeldiameter van 18 cm,<br />

in plaats van de 13 cm, kunnen nog jaren<br />

(tot 3 jaar is beschreven) functioneel blijven.<br />

Zodra de LAV klep erbij gaat lekken, al dan<br />

niet als gevolg van de geruptureerde chorda<br />

tendinae, verslechtert de situatie over het algemeen<br />

snel.<br />

Het meten van de regurgiterende jet kan via<br />

de linker of rechter parasternale window,<br />

echter vanaf links kan de ultrasound beam<br />

beter parallel met de jet geplaatst worden en<br />

is de afstand tot de thoraxwand wat kleiner<br />

waardoor een beter kleurendoppler signaal<br />

verkregen kan worden. Een jet, die meer dan<br />

2/3 van de linker ventrikel uitstroom opening<br />

bezet, een omgekeerde diastolische flow in<br />

de AO veroorzaakt, en een jet die doorloopt<br />

tot voorbij de septale mitraalklep, kan als<br />

ernstig beschouwd worden. Soms brengt de<br />

regurgiterende jet de mitraal kleppen in trilling,<br />

iets dat een verhoogd risico geeft op secundair<br />

lekkage van de mitraal klep (fig. 23).<br />

Ook een snelle afname van stroomsnelheid,<br />

gemeten met PW doppler, wijst op een snelle<br />

toename in de linker ventriculaire diastolische<br />

druk en daarmee op een ernstige AO<br />

insufficiëntie. Echocardiografisch is de herhaalbaarheid<br />

van het vaststellen van een AO<br />

insufficiëntie matig, gezien het feit dat 15 %<br />

van de AO insufficienties op opeenvolgende<br />

dagen niet terug te vinden is.<br />

Pulmonaal klep insufficiëntie<br />

Zelden worden souffles gehoord behorende<br />

bij een primaire pulmonalis insufficiëntie.<br />

Er worden vaak klinisch irrelevante regurgiterende<br />

jets waargenomen met Doppler<br />

echografie. Klinisch relevante pulmonalis<br />

insufficiënties komen een heel enkele keer<br />

voor bij bijvoorbeeld een fladderende klep.<br />

De intensiteit kan variëren van 1-6/6 maar<br />

de meeste zullen 1-3/6 zijn. Het wordt zelden<br />

vastgesteld als solitaire aandoening, vaker in<br />

het kader van complexe congenitale aandoeningen<br />

of bij congestief hartfalen, meestal<br />

in het kader van linker AV insufficiëntie.<br />

Het gevolg is een rechter ventrikel volume<br />

overload en pulmonaal arterie dilatatie. De<br />

rechter ventrikel overload zal leiden tot een<br />

toegenomen rechter ventrikel volume met paradoxale<br />

inter-ventriculair septum bewegingen.<br />

De grootte van de regurgiterende jet kan<br />

zowel vanuit het linker als rechter parasternale<br />

window gemeten worden. Vanaf rechts<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 63


komt de ultrasound beam het meest parallel,<br />

hoewel de jet dan wel meer dan 15 cm diep in<br />

de thorax ligt. Vanaf links is het dichter bij,<br />

maar kan de ultrasound beam minder goed<br />

of niet parallel komen, waardoor de metingen<br />

benadeeld worden. Indien de jet meer dan 2/3<br />

van de rechter uitstroom opening bezet met<br />

een omgekeerde diastolische flow in de pulmonaal<br />

arterie kan de lekkage als ernstig beschouwd<br />

worden. Indien een pulmonalis insufficiëntie<br />

groot is, is dit meestal het gevolg<br />

van congestief hartfalen in het kader van primaire<br />

mitraal insufficiëntie en de prognose is<br />

dan ook slecht.<br />

[Figuur 24.] Tricuspidaalklep insufficiëntie<br />

het rechter atrium in.<br />

Legenda: Kleurendoppler van de tricuspidaal<br />

insufficiëntie die turbulent (kleurenpallet) is.<br />

RV: Rechter ventrikel; RA: rechter atrium<br />

LAV klep (mitraal klep) stenose<br />

In principe kan dit tot een holodiastolische<br />

souffle leiden op de linker thorax wand,<br />

maar het is dermate zeldzaam dat hier niet<br />

nader op in zal worden gegaan.<br />

IVd3 Systolische bijgeluiden hoorbaar op<br />

de rechter thoraxwand<br />

Rechter atrioventriculaire klep<br />

(RAV=tricuspidaalklep) insufficiëntie<br />

Souffles op de RAV klep komen veel voor.<br />

Tricuspidaal klep insufficiënties worden<br />

dan ook zeer frequent waargenomen bij het<br />

paard maar zijn zelden de veroorzaker van<br />

klinische afwijkingen. Meestal betreffen het<br />

holosystolische of pansystolische souffles,<br />

bandvormig van vorm, een intensiteit van<br />

2/6 of luider en rauw of blazend van karakter.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 64<br />

Het punctum maximum ligt dan in de vierde<br />

intercostaalruimte, een handbreedte boven<br />

het olecranon, onder de M. triceps. Als een<br />

klepprolaps eraan ten grondslag ligt is het<br />

geluid eerder midden- tot eind-systolisch en<br />

crescendo, 2/6 of luider en blazend of rauw<br />

van karakter. Meestal is de insufficiëntie gering<br />

tot matig en vertonen de paarden geen<br />

klinische afwijkingen. Ernstige tricuspidaal<br />

klep insufficiëntie kan leiden tot verminderd<br />

presteren in takken van sport, die veel van<br />

het uithoudingsvermogen vragen zoals renen<br />

drafsport of hoger niveau samengestelde<br />

wedstrijden. Het is niet uitzonderlijk dat<br />

voor recreatie, spring-of dressuursport de<br />

paarden nog functioneel zijn. Slechts zelden<br />

is het een primaire oorzaak voor congestief<br />

hartfalen of dood. Veel vaker komt ernstige<br />

RAV insufficiëntie en bijkomende klinische<br />

afwijkingen voor in het kader van ernstige<br />

LAV insufficiëntie dat geleid heeft tot chronische<br />

pulmonaal hypertensie, myocarditis<br />

of andere oorzaken die tot algeheel hartfalen<br />

hebben geleid. Klinisch is rechter hartfalen<br />

gemakkelijk herkenbaar door de veneuze hypertensie<br />

en veneuze overvulling, verhoogde<br />

venepols, perifere oedemen, pleurale effusie,<br />

congestie van de lever en het splanchnisch<br />

vaatbed met als gevolg icterus, (milde) koliek<br />

en wat dunnere mestconsistentie naast ascites.<br />

Vaak worden geen klepafwijkingen gevonden<br />

bij echocardiografisch onderzoek (fig.<br />

24). Zelden worden verdikte kleppen, klepprolaps<br />

of geruptureerde chordae tendinae of<br />

slechts een enkele keer fladderende kleppen<br />

waargenomen, zeker in vergelijking met de<br />

LAV klep. Ook endocarditis laesies worden<br />

veel vaker op de LAV en AO klep aangetroffen<br />

tenzij het een endocarditis als gevolg van<br />

een tromboflebitis betreft.<br />

Om een indruk te krijgen van de ernst van<br />

de insufficiëntie kan de maat van het rechter<br />

atrium dienen. Echter hiervan is slechts<br />

een indruk te krijgen door linker en rechter<br />

atrium met elkaar te vergelijken in de zgn.<br />

rechter parasternale 4 chamber view. Vanuit<br />

deze positie moet het rechter atrium dan iets<br />

kleiner tonen dan het linker atrium. Echter,<br />

de atria als geheel zijn in deze positie niet in<br />

beeld te brengen waardoor niet meer dan een<br />

indruk kan worden verkregen (fig. 25). Normaliter<br />

toont de rechter ventrikel zich als 1/3


[Figuur 25.] Echografisch onderzoek paard<br />

Legenda: Stephanie Veraa voert een echocardiografisch<br />

onderzoek uit op de afdeling<br />

Diagnostische Beeldvorming aan de faculteit<br />

Diergeneeskunde.<br />

van de grootte van het linker ventrikel. Zo<br />

niet, dan is er sprake van rechter ventrikel<br />

volume overload. Ook paradoxale septum<br />

bewegingen, waarbij het inter-ventriculaire<br />

septum richting de rechter ventrikel beweegt<br />

in plaats van richting de linker ventrikel,<br />

geeft een indruk over RV volume overload.<br />

Daarnaast kan in de rechter parasternale<br />

view van de linker ventriculaire en AO uitstroom<br />

opening, de diameter in eind diastole<br />

gemeten worden om een maat te krijgen van<br />

de rechter ventrikel en daarmee een indruk<br />

over de mate van circulatoire (over-) belasting.<br />

Met pulse wave Doppler of kleurendoppler<br />

kan in de rechter cardiale window de maat<br />

genomen worden van het jet oppervlakte.<br />

Omdat via dit window, en bij deze regurgitatie,<br />

de ultrasound beam beter parallel<br />

gepositioneerd kan worden dan indien er<br />

sprake is van linker AV klep lekkage, kan<br />

een reëler beeld verkregen worden over de<br />

werkelijke omvang van de regurgiterende<br />

jet. Indien deze voor meer dan 2/3 het atrium<br />

bezet, kan het beschouwd worden als<br />

ernstige lekkage.<br />

Zoals gezegd is de prognose gunstig voor de<br />

sport tenzij er sprake is van ernstige lekkage.<br />

De andere vormen blijven over het algemeen<br />

stabiel in de tijd of verergeren slechts langzaam.<br />

Indien de ernstige tricuspidaal klep<br />

regurgitatie het gevolg is van, of samengaat<br />

met, ernstige mitralis insufficiëntie en congestief<br />

hartfalen, is de prognose ongunstig.<br />

Ventrikel septum defect (VSD)<br />

Indien een (luide) souffle gehoord wordt met<br />

het punctum maximum op de rechter AV<br />

klep of in die buurt, moet altijd rekening ge-<br />

houden worden met het bestaan van een VSD<br />

(fig. 15). Meestal betreft een VSD bij het paard<br />

namelijk een defect in de rechter ventriculaire<br />

inlet van het interventriculaire septum. De<br />

souffle is meestal pansystolisch, luid, bandvormig<br />

en rauw klinkend. Daarnaast wordt<br />

een zachter systolisch bijgeluid gehoord ter<br />

hoogte van de PA als gevolg van het grotere<br />

aanbod in de pulmonalis door de links rechts<br />

shunting. Afhankelijk van de precieze locatie<br />

van het defect is het mogelijk dat de souffle<br />

het luidst klinkt ter hoogte van de PA klep.<br />

Dit kan ook het geval zijn als het VSD voorkomt<br />

in het kader van een tetralogie van Fallot<br />

(zie ook congenitale hartaandoeningen).<br />

IVd4 Diastolische bijgeluiden op de rechter<br />

thoraxwand<br />

Aorta klep insufficiëntie<br />

Het is niet ongebruikelijk dat op de rechter<br />

thorax wand een Aorta klep insufficiëntie<br />

wordt waargenomen als een holodiastolische<br />

1-3/6, crescendo souffle die luider rechts dan<br />

links op de thorax te horen is. Dit heeft te<br />

maken met de manier waarop het hart gepositioneerd<br />

is in de thorax van het paard,<br />

door de rotatie iets naar rechts. Een niet veel<br />

voorkomende alternatieve oorzaak zou een<br />

lekkende RAV klep kunnen zijn in het kader<br />

van een endocarditis.<br />

IVe Pathofysiologie ritmestoornissen<br />

Ritmestoornissen zijn in bijna alle gevallen<br />

te danken aan een geleidingstoornis, een<br />

stoornis in de prikkelvorming of een combinatie<br />

van beide.<br />

IVe1 Verstoorde Geleiding<br />

Geleidingstoornissen kunnen veel oorzaken<br />

hebben. Eén belangrijke oorzaak is depolarisatie<br />

t.g.v. verstoring in de elektrolytbalans,<br />

bijv. na overmatige rek of lokale anoxie. De<br />

depolarisatie zorgt voor inactivatie van een<br />

deel van de spanningsgevoelige Na+- en Ca 2+<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 65


kanalen. Het verlies van functionele ionkanalen<br />

vermindert de prikkelbaarheid van het<br />

weefsel en vertraagt de geleiding van de actiepotentiaal.<br />

Dit kan leiden tot een gedeeltelijk<br />

of volledig geleidingblok.<br />

Depolarisatie van myocardweefsel kan ook<br />

een belangrijke rol spelen bij het ontstaan<br />

van zogenaamde re-entry aritmieën, waarbij<br />

t.g.v. een geleidingstoornis een onafhankelijk<br />

focus van pacemakeractiviteit ontstaat. Reentry<br />

kan optreden als aan de volgende drie<br />

voorwaarden voldaan is:<br />

1) In één tak van het netwerk van het geleidingsysteem<br />

of in één van de bundels<br />

van vertakkend myocardweefsel is een<br />

uni-directionele blokkade aanwezig. Bijv.<br />

door lokale depolarisatie of pathologische<br />

veranderingen. Een asymmetrische laesie<br />

kan ervoor zorgen dat aan de ene kant van<br />

de laesie meer functionerende cellen aanwezig<br />

zijn dan aan de andere zijde. Geleiding<br />

vanaf de zijde met de meeste functionerende<br />

cellen is gegarandeerd omdat<br />

de stroomkringen sterk genoeg zijn om<br />

het geringere aantal cellen aan de andere<br />

zijde te exciteren. Echter, de geleiding in<br />

omgekeerde richting zal niet plaatsvinden,<br />

ofwel een uni-directionele blokkade.<br />

2) De aanwezigheid van een geleidinglus.<br />

Een bekend voorbeeld is dat van een Purkinje<br />

vezel die zich in 2 takken opsplitst<br />

voordat het signaal wordt overgedragen op<br />

de gewone myocardvezels. In één van beide<br />

takken is een uni-directionele blokkade<br />

aanwezig en de geleiding langs deze tak<br />

stopt. Echter, de actiepotentiaal vervolgt<br />

zijn weg langs de andere tak en daarna<br />

langs andere delen van het hart om alsnog<br />

via deze omweg bij de blokkade uit te komen,<br />

maar dan wel vanaf de andere zijde.<br />

De lus kan gevormd worden rondom een<br />

anatomisch obstakel, zoals bijv. een gebied<br />

met niet-geleidend bindweefsel t.g.v.<br />

necrose.<br />

3) De actiepotentiaal mag pas bij de distale<br />

zijde van het gebied met blokkade aankomen<br />

nadat het gebied proximaal van<br />

de blokkade is hersteld van de refractaire<br />

periode. Als dit het geval is dan kan de<br />

impuls retrograad door het gebied van de<br />

blokkade worden geleid en aan een tweede<br />

ronde beginnen. Wanneer het hierbij<br />

blijft is er sprake van een premature ex-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 66<br />

trasystole. Echter, er kan ook een zichzelf<br />

onderhoudend excitatie circuit ontstaan.<br />

Deze re-enty circuits genereren golven<br />

van elektrische activiteit die in competitie<br />

gaan met de golven activiteit die de SAknoop<br />

genereert om het ventrikel aan te<br />

zetten tot contractie.<br />

De minimaal vereiste lengte van de geleidinglus<br />

zal afhangen van de snelheid waarmee<br />

de actiepotentiaal zich verspreidt en<br />

de duur van de refractaire periode. Bij een<br />

refractaire periode van 0.4 s en een geleidingsnelheid<br />

van 0.5 m/s is de minimale<br />

lengte van het re-entry circuit 20 cm. Dit<br />

geeft aan dat het paardenhart groot genoeg is<br />

om één of meerdere circuits te onderhouden.<br />

De lengte van het circuit kan verder afnemen<br />

als de snelheid van geleiding daalt door bijvoorbeeld<br />

verschuivingen in expressie van<br />

“gap-junction” isovormen of inactivatie van<br />

spanningsgevoelige Na+ kanalen. Re-entry<br />

circuits kunnen theoretisch op meerdere manieren<br />

worden doorbroken. Bijv. door versnelling<br />

van de geleiding of verlenging van<br />

de refractaire periode zodat de actiepotentiaal<br />

op een dood spoor eindigt.<br />

IVe2 Verstoorde Prikkelvorming<br />

Het vermogen om autonoom nieuwe prikkels<br />

te vormen kan voor ieder deel van het hart<br />

veranderen. Pacemakercellen kunnen hun<br />

pacemakeractiviteit verliezen terwijl gewone<br />

myocardcellen kunnen gaan fungeren als ectopische<br />

pacemakers.<br />

Gewone myocardcellen kunnen zogeheten<br />

nadepolarisaties vertonen tijdens de repolarisatiefase<br />

van de actiepotentiaal (early<br />

afterdepolarizations) of kort nadat de cel is<br />

gerepolariseerd (delayed afterdepolariza-<br />

[Figuur 26.] Schematische weergave van<br />

vroege en vertraagde after depolarisaties van<br />

de actie potentiaal (AP).<br />

Legenda: Early afterdepolarizations (EAD)<br />

en delayed afterdepolarizations (DADs). Action<br />

Potential (AP)


tions) (fig. 26). Wanneer de nadepolarisatie<br />

groot genoeg is kan dit de trigger zijn voor<br />

een extrasystole of zelfs een reeks van extrasystolen<br />

Early afterdepolarizations (EADs)<br />

Deze kunnen optreden tijdens het laatste<br />

deel van de plateaufase/begin van de repolarisatiefase<br />

van de actiepotentiaal, vooral<br />

wanneer de actiepotentiaal verlengd is door<br />

veranderingen in natrium of kalium stromen.<br />

Bradycardie verhoogt de kans op EADs.<br />

EADs zijn het gevolg van hernieuwde activatie<br />

van de L-type Ca 2+ kanalen tijdens de<br />

actiepotentiaal. Kennelijk duurt de actiepotentiaal<br />

lang genoeg voor een deel van de<br />

Ca 2+ kanalen om te herstellen van inactivatie<br />

en opnieuw te openen. Dit mechanisme kan<br />

mogelijk verklaren waarom klasse 3 antiaritmica<br />

(bijv. D-sotalol) de kans op EADs<br />

verhogen. Klasse 3 anti-aritmica zorgen voor<br />

inhibitie van de “delayed rectifier K+ current<br />

(IKr)” en een substantiële verlenging van de<br />

actiepotentiaal en refractaire periode. Hierdoor<br />

kunnen ze gebruikt worden om re-entry<br />

circuits te doorbreken.<br />

EADs zijn met name bekend uit de humane<br />

geneeskunde omdat patiënten met het “long-<br />

QT syndrome“ risico lopen op het ontwikkelen<br />

van Torsades de Pointes aritmieën en<br />

ventriculaire fibrillatie. Het long QT-syndrome<br />

kan zowel aangeboren als verkregen zijn.<br />

Vele geneesmiddelen, waaronder anti-histaminica<br />

en antibiotica hebben als bijwerking<br />

dat ze het IKr kanaal kunnen blokkeren en<br />

zorgen voor verlenging van de actiepotentiaal<br />

(=long QT). Torsades de Pointes kan bij<br />

het paard worden geïnduceerd door kinidine,<br />

vooral als het dier hypokalemisch is.<br />

Delayed afterdepolarizations (DADs)<br />

DADs vinden plaats kort nadat de cel is gerepolariseerd<br />

en kunnen optreden wanneer<br />

het sarcoplamastich reticum (SR) spontaan<br />

Ca 2+ begint af te geven. Het Ca 2+ -afgifte kanaal<br />

in het SR is namelijk gevoelig voor de<br />

concentratie Ca 2+ in het SR. Wanneer de Ca 2+<br />

concentratie in het SR gestegen is, neemt de<br />

kans toe dat de Ca 2+ -afgifte kanalen (= ryanodine<br />

receptoren) open staan. Bij spontane<br />

opening van de Ca 2+ -afgifte kanalen kan het<br />

vrijgekomen Ca 2+ zorgen voor calcium-geïnduceerde-calcium-afgifte<br />

uit het SR, waarbij<br />

de trigger dus niet extracellulair Ca 2+ maar<br />

intracellulair Ca 2+ is.<br />

Welke situaties verhogen de kans op DADs?<br />

In feite iedere situatie die het Ca 2+ gehalte<br />

van het SR verhoogt zoals weefselbeschadiging,<br />

anoxie en een verhoogde sympathicotonus.<br />

Anoxie kan o.a. leiden tot remming<br />

van de 3Na+/2K+-ATPase en dus een<br />

stijging van het intracellulaire Na+ gehalte.<br />

Deze stijging verlaagt de drijvende kracht<br />

voor de 3Na+/1Ca 2+ exchanger (NCX) in het<br />

sarcolemma met als gevolg dat minder calcium<br />

naar extracellulair gepompt wordt en<br />

meer calcium in het SR opgeslagen wordt.<br />

Eenzelfde mechanisme verklaart het positief<br />

inotrope effect van digoxine (hartglycoside<br />

afkomstig uit vingerhoedskruid). Overdosering<br />

van digoxine kan o.a. leiden tot DADgeïnduceerde<br />

aritmieën.<br />

Een verhoogde sympathicotonus en een verhoogde<br />

hartfrequentie zijn belangrijke factoren<br />

bij de ontwikkeling van DADs. Activatie<br />

van de adrenerge β-1 receptoren zorgt voor<br />

een toename van de Ca 2+ instroom door Ltype<br />

Ca 2+ kanalen in het sarcolemma en toename<br />

van de Ca 2+ -ATPase pompactiviteit in<br />

het SR. De Ca 2+ -inhoud van het SR neemt<br />

toe. Een verhoging van de hartfrequentie<br />

zorgt op eigen wijze voor een toename van<br />

de SR Ca 2+ -inhoud.<br />

Wat is de relatie tussen spontane Ca 2+ afgifte<br />

uit het SR en de vertraagde nadepolarisatie?<br />

De spontane afgifte van Ca 2+ zorgt voor een<br />

stijging van de [Ca 2+ ] vlak onder het sarcolemma.<br />

Deze stijging activeert de NCX in<br />

het sarcolemma. Na activatie zorgt deze<br />

electrogene pomp voor een netto instroom<br />

van positieve lading. Dit verklaart de membraandepolarisatie.<br />

Wanneer de depolarisatie<br />

groot genoeg is kan één enkel of soms zelfs<br />

een hele reeks van actiepotentialen opgewekt<br />

worden die zich over het myocard verspreiden<br />

(fig. 26).<br />

IVe3 Voorbeelden van storingen in de<br />

prikkelvorming<br />

Voor het geval de normale SA pacemaker<br />

niet in staat zou zijn het omliggende atrium<br />

weefsel te activeren, kunnen latente pacemakers<br />

in het atrium, de AV-knoop, Purkinje<br />

vezels of latente pacemakers in het ventrikel<br />

het hartritme gaan reguleren. De functie van<br />

dit beveiligingssysteem is simpelweg een<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 67


ventrikelfunctie garanderen die minimaal<br />

noodzakelijk is om te overleven. Verhogen<br />

van deze automaticiteit kan leiden tot een frequentie<br />

welke de normale benadert. Echter,<br />

onder invloed van een veranderde autonoom<br />

zenuwstelsel tonus, hartziektes of medicijnen<br />

kan deze toegenomen automaticiteit van dit<br />

soort pacemakers leiden tot een onregelmatig<br />

en/of een versneld hartritme.<br />

Supraventriculaire extrasystolen (SVES =<br />

atriale premature contracties)<br />

Supraventriculaire extrasystolen (SVES) zijn<br />

het gevolg van activatie van latente pacemakers<br />

in het atrium, die de SA-knoop gaan<br />

overheersen en dus hartritme gaan bepalen.<br />

De morfologie van de P-top zal anders zijn<br />

dan de normale P-top omdat deze vanuit een<br />

andere locatie komt dan de SA-knoop. Omdat<br />

er met de geleiding over de AV-knoop niets<br />

veranderd is, zal de extrasystole in principe<br />

gevolgd worden door een normaal QRS-T<br />

complex. Indien de extrasystole zodanig getimed<br />

is dat het ventrikel nog in de refractaire<br />

periode zit, kan de supraventriculaire extrasystole<br />

niet leiden tot een ventrikel contractie<br />

en volgt een pauze. Ook kan het zijn dat de<br />

SVES vroeger optreedt dan het normale T-P<br />

interval waardoor de T-P tijd verkort wordt<br />

of de P zelfs over geprojecteerd wordt op de<br />

T-top met als gevolg een afwijkende T-top<br />

morfologie met een slecht herkenbare P-top<br />

(fig. 10).<br />

Ook bij 24 uurs ECG ’s bij normale paarden<br />

wordt het optreden van een incidentele SVES<br />

waargenomen (27% toont een enkele (= minder<br />

dan 1/24 uur) /24uur). Nog frequenter is<br />

dit het geval bij paarden met hartafwijkingen<br />

of digestiestoornissen. Bij 30 % van de<br />

paarden met een Aorta insufficiëntie zouden<br />

SVES voorkomen tijdens arbeid. Op zijn<br />

beurt is het frequent voorkomen van SVES<br />

predisponerend voor het induceren van atrium<br />

fibrillatie.<br />

Diagnostiek:<br />

Het regelmatige hartritme wordt onderbroken<br />

door extrasystolen, die leiden tot het<br />

waarnemen van een hartslag die eerder komt<br />

dan de oorspronkelijke opvolgende hartslag.<br />

Hierdoor wordt het hartritme onregelmatig<br />

in de periode dat extrasystolen optreden<br />

en wel onregelmatig onregelmatig omdat er<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 68<br />

meestal geen vast patroon zit in de frequentie<br />

van voorkomen van de extrasystolen. De<br />

polskwaliteit is meestal equaal maar kan ook<br />

inequaal zijn. Het ECG laat een normaal<br />

QRS-complex zien, dat eerder dan verwacht<br />

optreedt en de bijbehorende P-top heeft een<br />

abnormale morfologie (fig. 10). Als de SVES<br />

zoveel eerder optreedt dat deze overprojecteert<br />

op de T-top van het voorgaande QRS-T<br />

complex, leidt dit tot het niet herkennen van<br />

een P-top en een misvormde T-top. Het kan<br />

ook zijn dat een SVES valt binnen de refractaire<br />

periode van de ventrikel, waardoor de<br />

atriumcontractie niet gevolgd kan worden<br />

door een ventrikelcontractie met als gevolg<br />

een langere pauze (fig. 27). Bloedonderzoek<br />

kan eventueel elektrolyt (vooral hypokalae-<br />

[Figuur 27.] Supraventriculaire extrasystole<br />

welke valt binnen de refractaire periode.<br />

Legenda: de P top die op de T valt valt binnen<br />

de refractaire periode, zodat er geen ventrikel<br />

contractie kan plaatsvinden en het QRS-T<br />

complex ontbreekt.<br />

mie) verstoringen of myocard schade aan het<br />

licht brengen.<br />

Afhankelijk van de frequentie van voorkomen<br />

kan de hartfrequentie ook sneller dan de<br />

referentiewaarden worden<br />

Supraventriculaire tachyaritmie<br />

Indien door het aantal SVES de hartfrequentie<br />

boven de referentie waarden is gekomen<br />

wordt de ritmestoornis ook wel een supraventriculaire<br />

tachyaritmie of tachydysritmie<br />

genoemd. Dit kan voorkomen zoals hierboven<br />

beschreven en, in het kader van congestief<br />

hartfalen samen met AF.<br />

Oorzaken<br />

Bij normale paarden worden regelmatig


SVES geïdentificeerd op 24 uurs ECG’s in<br />

rust en zelfs soms bij lichte arbeid. Net als bij<br />

een enkele SVES in de korte periode direct<br />

na arbeid in de herstelfase, wordt dit geweten<br />

aan een autonome dysbalans. Hypokalaemie,<br />

of in het algemeen elektrolyt verstoringen,<br />

zijn een oorzaak voor het optreden van<br />

SVES. Daarnaast wordt de hoge prevalentie<br />

bij paarden met relevante AO insufficiënties<br />

geweten aan verminderde myocard doorbloeding<br />

en dientengevolge hypoxie, doordat<br />

regurgiterende jet interfereert met de doorbloeding<br />

van de cononair vaten in de diastole.<br />

Myocarditis is daarnaast een oorzaak voor<br />

SVES en SV- tachydysritmie. Dit kan samen<br />

gaan met CHF en AF.<br />

Prognose:<br />

Als er geen hartlijden wordt vastgesteld is<br />

het succespercentage 85%. De behandeling<br />

kan bestaan uit een periode van 4 weken<br />

boxrust al dan niet in combinatie met een<br />

2 weekse behandeling met dexadreson. Bij<br />

polsfrequenties van boven de 100 slagen per<br />

minuut, zonder dat er aanwijzingen zijn voor<br />

hartlijden, zou kinidine sulfaat of gluconaat<br />

eventueel een behandeloptie zijn. Vaak kan<br />

men hartlijden niet geheel uitsluiten en dan<br />

kan de supraventriculaire tachyaritmie soms<br />

verbeteren door een antiaritmische therapie<br />

met propranolol, verapamil of diltiazem. Digoxine<br />

wordt gebruikt als het doel is het ventrikel<br />

ritme te controleren. Het vertraagt de<br />

geleiding door de AV-knoop door een direct<br />

effect op de Na+/K+ pomp en door centrale<br />

vagomimetische effecten. Daarnaast heeft<br />

digoxine een positief inotrope werking, een<br />

complexe werking op perifere vaattonus en<br />

invloed op de respons van baroreceptoren.<br />

Ventriculaire extrasystolen (= ventriculaire<br />

premature contracties)<br />

VES zijn het gevolg van activatie van latente<br />

pacemakers in het ventrikel die de impuls-<br />

formatie vanuit de AV-knoop gaan overheersen.<br />

De impulsen die vanuit het ventriculaire<br />

focus eerder ontstaan dan de prikkels vanuit<br />

de AV-knoop, zullen leiden tot een onregelmatig<br />

hartritme. Afhankelijk van de mate van<br />

voorkomen leidt het tevens tot een versnelde<br />

hartfrequentie. Omdat de ventrikelcontractie<br />

nu vanuit een andere locatie gevormd wordt<br />

zal het QRS-T complex er anders uit zien in<br />

de zin van breder, groter en hoger terwijl de<br />

T-top altijd omgekeerd staat ten opzichte van<br />

de R (bij het normale QRS-T-complex hoeft<br />

dit niet zo te zijn) (fig. 11,12). Daarnaast zal er<br />

bij de VES geen bijbehorende P-top zijn omdat<br />

deze onafhankelijk en dus niet gekoppeld<br />

aan de impulsformatie van de SA-knoop kan<br />

optreden. Als de extrasystolen frequent vuren<br />

kan het soms zijn dat de P- toppen niet te<br />

herkennen zijn. Bij 14% van de normale paarden<br />

in rust is een enkele (=


XDR2 - De familie is compleet!<br />

XDR2-K: 45 cm x 50 cm x 26 cm (B x H x D) • 18 kg totaalgewicht • 19” capatief touchscreen<br />

(1.280 x 1.024) • volwaardig toetsenbord met touch- of balpad • trolley handvat en draagband •<br />

geïntegreerd PACS en Image Processing Software • leverbaar in alle kleuren met individueel praktijklogo<br />

GmbH<br />

Detector: 25 cm x 30 cm actief bereik • 2.040 x 2.520 pixel (5.14 megapixel) • 0,127 mm pixelgrootte<br />

3,9 lijnparen per mm • Casium-Jodide (CsI:TI) scintillator • minder geruis • hogere kwantum effectiviteit • Werbeagentur<br />

hogere gevoeligheid • revolutionaire Image Processing<br />

RpunktDESIGN<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 70<br />

VetZ BV • Middeldiepstraat 58 • 3361 VT Sliedrecht • Telefoon: +31 (0)184 820201 • info@myvetz.nl • www.myvetz.nl Gestaltung:


optreden dan de normale ventrikel contractie.<br />

Hierdoor wordt het hartritme onregelmatig<br />

in de periode dat extrasystolen optreden<br />

en wel onregelmatig onregelmatig omdat er<br />

meestal geen vast patroon zit in de frequentie<br />

van voorkomen van de extrasystolen. De<br />

polskwaliteit is meestal tevens inequaal. De<br />

intensiteit van de harttonen is wisselend en de<br />

extrasystolen kunnen erg luid klinken alsof<br />

er tegen de stethoscoop getikt wordt. Op het<br />

ECG valt een groot, breed en wijd QRS-complex<br />

op, dat eerder dan verwacht optreedt en<br />

geen bijbehorende P-top. De richting van de<br />

T-top, behorende bij de extrasystole, is altijd<br />

tegenovergesteld van richting dan de R van<br />

de extrasystole. Als de VES zoveel eerder<br />

optreedt, dat hij overprojecteert op de T-top<br />

van het voorgaande QRS-T-complex, leidt<br />

dit tot het niet herkennen van een P-top en<br />

een misvormde T-top. Bloedonderzoek kan<br />

eventueel elektrolyt (vooral hypokalaemie)<br />

verstoringen of myocard schade aan het licht<br />

brengen. De activiteit van de cardiale isoenzymen<br />

zoals LDH1 fractie (de alpha- HBDH<br />

fractie) en CK-MB fractie kan verhoogd zijn<br />

als 36 uur na het insult bloed wordt afgenomen.<br />

Het cTnI blijft langer verhoogd in het<br />

serum aantoonbaar (3-13 dagen) dan de activiteit<br />

van de isoenzymen en is daardoor een<br />

geschikte parameter om te inventariseren of<br />

er sprake is van myocard schade. Echocardiografisch<br />

onderzoek is nodig om vast te<br />

stellen of er aanwijzingen zijn voor locale<br />

gebieden met myocard schade. Tevens, om<br />

een prognose vast te stellen omdat in het geval<br />

van cardiomegalie in het kader van congestief<br />

hartfalen, de prognose voor volledig<br />

herstel ongunstiger is dan indien dit afwezig<br />

is. Naast een uitgebreid klinisch-, bloed- en<br />

echocardiografisch onderzoek zullen andere<br />

oorzaken voor hypoxie zoals bovenste luchtweg<br />

obstructie, moeten worden uitgesloten<br />

omdat hypoxie een van de oorzaken is voor<br />

het optreden van VES.<br />

Oorzaken:<br />

Net als bij de SVES worden incidentele solitaire<br />

VES bij normale paarden waargenomen<br />

bij 24 uurs ECG’s zonder dat er klinische betekenis<br />

aan toegekend kan worden. Daarnaast<br />

kunnen ook aan VES digestie stoornissen,<br />

elektrolyt imbalans (met name hypokalaemie<br />

en hypomagnesaemie), hypoxie of myocar-<br />

ditis ten grondslag liggen. Deze myocarditis<br />

kan een (zie verkregen aandoeningen) virale-,<br />

bacteriële-, parasitaire-, auto-immune-,<br />

metabole-, (endo) toxische- of hypoxische<br />

oorspong hebben. Myocarditis als gevolg van<br />

een influenza infectie wordt niet altijd gediagnosticeerd<br />

maar wel regelmatig vermoed.<br />

Een metastatische bacteriële myocarditis is<br />

voorts een bekende complicatie van een bacteriële<br />

endocarditis, niet alleen bij het rund,<br />

maar ook bij het paard. Digitalis intoxicatie<br />

door Vingerhoed kruid ingestie of iatrogeen<br />

door behandeling met digoxine is tevens een<br />

mogelijke oorzaak. Hypoxie van de hartspier,<br />

door welke reden dan ook, kan VES veroorzaken.<br />

Neoplastische metastases in het hart<br />

bij het paard komen voor en kunnen hierdoor<br />

leiden tot ventriculaire aritmiën. Naast haemangiosarcomen,<br />

kunnen lymfosarcomen,<br />

melanomen, plaveisel cel carcinomen en mesotheliomen<br />

metastases in het hart veroorzaken.<br />

Ook van tumorvormen zoals testikulair<br />

embryonaal sarcoom, rhabdomyosarcoom en<br />

haemangio-endothelioom zijn metastasen in<br />

het hart beschreven.<br />

Prognose:<br />

Zoals hierboven vermeld kan een enkele<br />

VES bij gezonde paarden optreden zonder<br />

klinische betekenis. Bij pathologische ectopische<br />

prikkelvorming zal de behandeling<br />

gericht zijn op de primaire oorzaak. Niet<br />

altijd is anti-aritmische therapie nodig, zeker<br />

niet als de frequentie van VES zodanig<br />

laag is dat het de gemiddelde hartfrequentie<br />

niet of nauwelijks verhoogd is. De haemodynamische<br />

consequenties zullen dan beperkt<br />

zijn. Een myocarditis, die een lage FS en<br />

daardoor CHF veroorzaakt, die aan de VES<br />

ten grondslag ligt zal dat wel doen. Zeker als<br />

er sprake is van ventriculaire tachy-aritmie<br />

en de hartfrequentie boven de 80 slagen per<br />

minuut komt, zal een anti-aritmische therapie<br />

geïndiceerd zijn (zie verder) wegens de<br />

haemodynamische consequenties. Een polsfrequentie<br />

van 100 slagen per minuut is een<br />

spoedgeval en een indicatie voor onmiddellijk<br />

ingrijpen met anti-aritmica om persisterende<br />

ventriculaire tachycardie, ventrikel fibrilleren<br />

en acute dood te voorkomen. In het<br />

algemeen zal de therapie tevens bestaan uit<br />

correctie van eventueel aanwezige elektrolyt<br />

verstoringen, reductie van ontsteking door<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 71


corticosteroïden zoals dexadreson en, indien<br />

er sprake is van infectie en of endotoxinaemie,<br />

antibacteriële therapie in combinatie<br />

met behandeling van eventuele toxinaemie.<br />

Strikte (box)rust en minimaliseren van stress<br />

is noodzakelijk. Indien het lukt de primaire<br />

oorzaak aan te pakken en de aritmie al dan<br />

niet gericht te controleren met behulp van<br />

antiaritmica, is de prognose niet ongunstig.<br />

In de Universiteits Kliniek <strong>Paard</strong> (UKP) lukt<br />

het in de merendeel van de gevallen niet alleen<br />

de VES te beteugelen en een sinusritme<br />

te verkrijgen maar ook volledige terugkeer<br />

in de sport te bewerkstellingen door middel<br />

van een combinatie van symptomatische en<br />

antiartimische therapie. Als de VES een gevolg<br />

is van ernstige AO insufficiëntie is een<br />

therapie vaak niet zinvol omdat de primaire<br />

oorzaak niet te verhelpen is.<br />

IVe4 Pathologische storingen in de<br />

prikkelgeleiding<br />

Inleiding<br />

Er zijn 2 soorten storingen in de prikkelgeleiding<br />

te onderscheiden, conductie blokkade<br />

en de zogenaamde re-entry storingen. De geordende<br />

hartactie is het gevolg van het mechanisme<br />

dat elke cel in de rustfase is op het<br />

moment dat de cel geactiveerd wordt. Indien<br />

een cel zich niet in de rustfase bevindt, kan<br />

deze niet reageren op de input die het krijgt.<br />

Voortgeleiding van de actiepotentiaal is daardoor<br />

niet mogelijk in de refractaire periode<br />

en dus is er sprake van een conductieblok.<br />

Als cellen een normale rustpotentiaal hebben<br />

wordt de duur van de refractaire periode bepaald<br />

door de duur van de actiepotentiaal. Als<br />

echter cellen worden gedepolariseerd als gevolg<br />

van een pathologisch proces, kan de refractaire<br />

periode langer duren dan de repolarisatie<br />

periode waardoor deze refractair blijft<br />

voor de prikkel. Het op deze manier blokkeren<br />

van impulsen is in principe een pathologisch<br />

proces, hoewel er bij het paard diverse<br />

blokken bestaan, die een protectieve functie<br />

hebben en dus functioneel dan wel fysiologisch<br />

zijn. Voorbeelden van pathologische<br />

conductie blokkade zijn hooggradig tweede<br />

graads AV blok en derde graads AV blok.<br />

Zogenaamde re-entry aritmiën veroorzaken<br />

vele levensbedreigende tachyaritmiën. Voor-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 72<br />

beelden van pathologische re-entry aritmiën<br />

zijn atrium fibrillatie, atrium flutter, ventriculaire<br />

tachycardie en ventrikel fibrilleren.<br />

Drie eigenschappen van het myocard weefsel<br />

tezamen maken dat re-entry kan optreden:<br />

1) in één tak van het netwerk van het geleidingssysteem<br />

treedt een blokkade in één<br />

richting op door pathologie in het betreffende<br />

weefsel;<br />

2) rondom een anatomisch obstakel (zoals<br />

bijvoorbeeld necrotisch weefsel) is er langzame<br />

conductie, bijvoorbeeld door het deel<br />

waar de schade de natrium kanalen heeft<br />

geïnactiveerd door gedeeltelijke depolarisatie;<br />

3) re-excitatie treedt op in de regio van het<br />

weefsel, dat net nog geblokkeerd was doordat<br />

de tijd die nodig is het obstakel via de<br />

omweg te passeren, de refractaire periode<br />

van de net nog geblokkeerde regio al weer<br />

voorbij is als de impuls alsnog aankomt.<br />

Het gevolg is dat de impuls dan retrograad<br />

weer doorgegeven kan worden en er een zichzelf<br />

onderhoudend excitatie circuit is ontstaan.<br />

Deze re-entry circuits generen golven<br />

van elektrische activiteit, die in competitie<br />

gaan met de golven activiteit die de SA-knoop<br />

genereert om het ventrikel aan te zetten tot<br />

contractie. Dit veroorzaakt een onregelmatig<br />

en eventueel versneld hartritme dat de diastolische<br />

vullingstijd kan reduceren en de normale<br />

geordende en synchrone activatie van de<br />

ventrikel verstoort, met als gevolg benadeling<br />

van de cardiac output (zie ook pathofysiologie<br />

ritmestoornissen).<br />

In het normale hart komen onvoldoende anatomische<br />

blokkades voor en is alleen in de AVknoop<br />

de geleiding langzaam, waardoor reentry<br />

normaliter niet optreedt. Het atrium is<br />

rijk voorzien van vagale innervatie en de hoge<br />

vagotonus leidt tot vertraging van de prikkelvorming<br />

vanuit de SA-knoop, vertraging of<br />

blokkade van de AV conductie, vermindering<br />

van atriale contractiliteit, verlaging van de<br />

HF maar daarnaast ook tot verkorting van de<br />

actiepotentiaal en refractaire periode van de<br />

atriale myocard cellen. Dit alles bij elkaar leidt<br />

tot verhoogde kans op elektrische inhomogeniteit<br />

in de atria van het paard die van nature<br />

een hoge vagotonie heeft, wat de gevoeligheid<br />

voor re-entry aritmiën zoals AF verklaart.


IVe5 Voorbeelden van re-entry aritmiën<br />

Atrium fibrillatie (AF)<br />

AF is de meest voorkomende pathologische<br />

ritmestoornis bij het paard met een prevalentie<br />

van 0.3-5.3%. AF is een zichzelf in<br />

stand houdende zogenaamde re-entry aritmie<br />

waarbij depolarisatiegolven zonder uitdoven<br />

over het atrium kunnen voortgeleid worden.<br />

De P-toppen zijn hierdoor vervangen door<br />

fibrillatie golven (f-waves, fig. 29) De grote<br />

atriummassa van het paard in combinatie<br />

met de hoge vagonotonie in deze species is<br />

verantwoordelijk voor de relatief hoge prevalentie<br />

(bij verder gezonde dieren). Heterogeniteit<br />

van de refractaire periode van de atriale<br />

myocyt is hiertoe een voorwaarde. Indien dit<br />

proces eenmaal op gang is gebracht, is een<br />

voorwaarde voor het in stand houden: voldoende<br />

grote atrium massa. Bij grote (trekpaard)<br />

rassen zou AF dan ook relatief meer<br />

voorkomen zonder verdere cardiale afwijkingen<br />

net zoals die voorkomt als de zogenaamde<br />

“lone”fibrillatie bij de grote hondenrassen<br />

als gevolg van de absolute grote atriummassa.<br />

Bij het paard komt AF voor door verschillende<br />

pathofysiologische oorzaken: AF<br />

bij het paard kan optreden zonder dat er een<br />

pathologische conditie van het hart aan ten<br />

grondslag ligt. Studies toonden aan dat ongeveer<br />

57% van de onderzochte AF paarden<br />

helemaal geen onderliggende hartafwijkingen<br />

hadden. Humaan is het de ritmestoornis<br />

die het meest frequent behandeling behoeft<br />

en een prevalentie kent van 0.5 % bij jonge<br />

mensen oplopend tot 10% bij ouderen. Ook<br />

hier komt”lone”fibrillatie voor.<br />

Het paardenhart staat onder invloed van een<br />

hoge vagotonie, iets dat aanleiding kan geven<br />

tot elektrische inhomogeniteit van de refractaire<br />

periode van myocard cellen in het<br />

atriumweefsel. Tegelijkertijd heeft het paard<br />

een grote atriummassa waardoor het mogelijk<br />

is voor de depolarisatiegolf telkens weer<br />

een stukje weefsel tegen te komen dat alweer<br />

gerepolariseerd is, in plaats van uitgedoofd<br />

te worden door tegelijkertijd gedepolariseerd<br />

weefsel. Een bepaalde kritische hoeveelheid<br />

afwijkende signalen is nodig om AF te induceren.<br />

Het aantal hiervan hangt weer af van<br />

atriummassa: hoe groter de atria, hoe meer<br />

van dit soort signalen deze kunnen bevatten<br />

[Figuur 29.] Atrium fibrillatie<br />

Legenda: Het R-R interval is onregelmatig onregelmatig<br />

en de P toppen zijn vervangen door<br />

fibrillatie golven<br />

en hoe gevoeliger het dier is voor AF. Er is<br />

dus een komen en gaan van depolarisatie golven,<br />

simpelweg omdat het paard een voldoende<br />

grote atriummassa heeft om een elektrisch<br />

signaal in “rond te kunnen laten zingen”, samen<br />

met de van nature hoge vagotonie bij het<br />

paard, die voor een toegenomen elektrische<br />

inhomogeniteit van het atriumweefsel zorgt.<br />

Hierdoor kan er een re-entry aritmie in de<br />

vorm van AF ontstaan en voortduren, nadat<br />

het op gang is gebracht. Als de AF langere<br />

tijd aanwezig is geweest, treedt elektrische<br />

remodellatie op, waardoor het lastiger is om<br />

de AF te reguleren tot een sinusritme.<br />

AF zonder enige vorm van andere hartafwijkingen<br />

is met name bij renpaarden en dravers<br />

bekend. De op zich al hoge frequentie van<br />

depolariseren van het atrium weefsel tijdens<br />

een koers, kan een oorzaak zijn voor AF tijdens<br />

een race of wedstrijd van sportpaarden.<br />

In de gevallen, waarbij de AF zich binnen 48<br />

uur spontaan corrigeert, wordt het paroxysmale<br />

AF genoemd. Net als bij het rund, komt<br />

in het kader van digestie afwijkingen deze<br />

paroxysmale AF ook voor. Naast de hoge vagotonie<br />

van het paard in combinatie met een<br />

grote atriummassa, is een andere predisponerende<br />

factor het bestaan van een hypokalaemie.<br />

Dit veroorzaakt een verhoging van<br />

de prikkelbaarheid van myocardcellen. Ook<br />

het optreden van veel supraventriculaire extrasystolen<br />

maakt het atrium elektrisch instabiel.<br />

Zware sportieve belasting kan leiden tot<br />

hypoxie van het myocard met extrasystolen<br />

tot gevolg dat op zijn beurt dus predisponerend<br />

kan zijn. Bijkomstige hypokalaemie<br />

door overmatig verlies door zweten kan aanleiding<br />

zijn tot verhoogd risico op AF.<br />

Een andere, veel voorkomende predispositie,<br />

die we regelmatig bij Warmbloed paarden<br />

zien, is een AV klep insufficiëntie die voor-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 73


alsnog niet tot klachten leidt maar wel tot een<br />

atriumdilatatie heeft geleid. De toch al grote<br />

atriummassa van het paard is hierdoor nog<br />

groter geworden, hetgeen in nog grotere mate<br />

leidt tot een bepaalde kritische atriummassa<br />

waarin “rondzingen” van een afwijkend<br />

elektrisch signaal kan optreden zonder uit te<br />

doven, omdat er altijd wel ergens een stukje<br />

reeds gerepolariseerd weefsel te vinden is dat<br />

weer gedepolariseerd kan worden. Hierdoor<br />

zal het afwijkende signaal niet uitdoven. AF<br />

zelf leidt tot verkorting van de atriale effectieve<br />

refractaire periode, dus tot zogenaamde<br />

elektrische remodellering, dat op zichzelf<br />

weer leidt tot voortduren van AF.<br />

Ten derde kan AF optreden als gevolg van<br />

pathologische afwijkingen aan het hartspier-<br />

weefsel zelf, dus in het kader van een<br />

primaire hartspierziekte. Als gevolg van bijvoorbeeld<br />

een myocarditis kan het atriumweefsel<br />

elektrisch instabiel worden, met als<br />

gevolg een re-entry tachy-aritmie; al dan niet<br />

na het optreden van SVES. Ook in het kader<br />

van congestief hartfalen komt AF bij het<br />

paard voor. Bij histopathologisch onderzoek<br />

van paarden met AF werden in een bepaalde<br />

studie bij 80% van de paarden myocardafwijkingen<br />

gevonden, echter deze werden ook<br />

veelvuldig gevonden bij gezonde paarden;<br />

dus de betekenis ervan was onbekend. Weer<br />

een andere studie toonde geen cardiale afwijkingen<br />

aan bij 57% van de paarden met AF.<br />

AF is de belangrijkste pathologische ritmestoornis<br />

bij het paard die kan leiden tot verminderd<br />

presteren van het dier, afhankelijk<br />

van de tak van sport die het bedrijft. Vooral<br />

bij dravers en renpaarden en in mindere mate<br />

military paarden, is het van belang op tijd de<br />

verstoring te onderkennen omdat deze dieren<br />

de maximale hartcapaciteit nodig hebben om<br />

te kunnen winnen. Het is dus essentieel dat in<br />

deze sporten de atrium- contractie optimaal<br />

bijdraagt aan de ventrikelvulling om maximale<br />

cardiac output te kunnen verzorgen. Bij<br />

het paard draagt de atriumcontractie in rust<br />

slechts voor 10% bij aan de ventrikelvulling;<br />

bij honden is dit veel meer (zo’n 30%). Dit<br />

is ook de reden dat bij de overige sporten<br />

slechts ongeveer 50 % van de sportpaarden<br />

prestatievermindering ondervindt van deze<br />

ritmestoornis.<br />

Bij het paard draagt de atriumcontractie<br />

minder bij tot de ventrikelvulling bij dan<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 74<br />

[Figuur 30.] Arbeids ECG van een paard met<br />

atrium fibrillatie (AF)<br />

Legenda: Dit paard was arbeids intolerant en<br />

liep in galop met een hartfrequentie van 270<br />

slagen per minuut. Het R-R interval blijft onregelmatig<br />

ondanks de hoge frequentie als gevolg<br />

van de AF.<br />

bijvoorbeeld de hond (10% vs 30%) hetgeen<br />

verklaart waarom paarden lang niet altijd<br />

klachten ondervinden van AF en honden<br />

juist wel. Bij de mens kent het een zeer grote<br />

variatie in klinische presentatie en een grote<br />

range van bijbehorende polsfrequenties. Voor<br />

sommige mensen geeft het vooral een erg onrustig<br />

gevoel. Het paard heeft in rust dan ook<br />

een onregelmatig onregelmatig hartritme<br />

maar in een normale gemiddelde frequentie.<br />

Honden zullen altijd een tachycardie vertonen<br />

in rust. Een deel van de paarden zal bij<br />

arbeid met hogere hartfrequenties lopen dan<br />

normaal het geval zal zijn en dit is vaak de<br />

groep die arbeidsintolerant is. Hartfrequenties<br />

van meer dan 300 per minuut zijn hierbij<br />

geen uitzondering (fig. 30). Bij sporten, waarbij<br />

cardiovasculair minder gevraagd wordt<br />

(bijvoorbeeld dressuur en springen), presteren<br />

vele dieren nog goed op internationaal<br />

niveau; ook op topniveau. In tegenstelling tot<br />

bij de mens en kat bestaat er geen verhoogd<br />

risico op trombose vorming als gevolg van<br />

AF en, als AF de enige afwijking is, is de<br />

prognose gunstig ook al wordt er niet gereguleerd<br />

of lukt regulatie niet. Voor renpaarden<br />

en dravers is echter de maximale cardiac output<br />

nodig om een kans te maken om te winnen.<br />

Dus renpaarden, die tijdens de ren AF<br />

krijgen, lopen de race vaak wel uit maar winnen<br />

niet meer. <strong>Paard</strong>en die samengestelde<br />

wedstrijden lopen en AF hebben, presteren<br />

vaak beneden de maat, zeker als ze op hoger<br />

niveau ingezet worden.<br />

Diagnostiek:<br />

Onder Nederlandse omstandigheden wordt<br />

AF vaak als toevalsbevinding vastgesteld.<br />

Een deel van de sportpaarden vertoont wel


[Figuur 31.] Conversie naar sinus ritme tijden<br />

een kinidine behandeling.<br />

Legenda: Atrium flutter voorafgaande aan<br />

conversie naar sinusritme ( laatste complex)<br />

arbeidsintolerantie zowel bij cardiovasculair<br />

minder belastende takken van sport zoals<br />

in de dressuur of springsport als bij military<br />

paarden, waar meer gevraagd wordt van<br />

cardiac output tijdens de cross. Een aantal<br />

dieren vertoont acuut verminderd presteren<br />

tijdens het werk, sommigen vertonen longbloeden<br />

bij arbeid op het moment dat ze in de<br />

aritmie geraken. Andere klachten waarmee<br />

dieren worden aangeboden, kunnen milde<br />

koliek, ataxie of collaps tijdens het werk<br />

zijn. De pathofysiologische verklaring voor<br />

het optreden van longbloeden zou zijn, dat<br />

de linker atriumdruk toeneemt door de onvolledige<br />

lediging van het atrium,waardoor<br />

de pulmonale druk toeneemt en de kleinere<br />

haarvaten knappen.<br />

Het klinisch onderzoek toont een onregelmatige<br />

onregelmatigheid van het hartritme bij<br />

een normale gemiddelde frequentie, een inequale<br />

pols en soms een wisselend verhoogde<br />

venepols met een bi- in plaats van trifasische<br />

golfvorm. De verhoogde venepols is het gevolg<br />

van een atriumcontractie terwijl de AV<br />

kleppen dicht zijn. Omdat het hartritme erg<br />

onregelmatig is, zal de frequentie liggen tussen<br />

de 28 en 50 slagen per minuut. Het is<br />

daarom realistischer een range aan te geven<br />

en de frequentie over een langere periode te<br />

tellen.<br />

De intensiteit van de harttonen is meestal<br />

wisselend. Dit in tegenstelling tot een fysiologische<br />

sinusaritmie, die als enig afwijking<br />

van het circulatie onderzoek een onregelmatige<br />

onregelmatig ritme kent. De diagnose<br />

kan bevestigd worden middels een ECG<br />

waarbij de P toppen vervangen zijn door fibrillatie<br />

golven (f-waves) die in een frequentie<br />

van rond de 300/ min fibrilleren (fig. 9).<br />

Het R-R interval is wisselend van lengte en<br />

onregelmatig onregelmatig omdat het depolariseren<br />

van de AV-knoop nu willekeurig<br />

optreedt, afhankelijk van wanneer de atri-<br />

umgolf in staat is de AV-knoop te activeren.<br />

Als de atriumfibrillatie gepaard gaat met een<br />

gemiddelde hartfrequentie van meer dan 60<br />

slagen/minuut moet hartfalen worden uitgesloten.<br />

Indien de gemiddelde frequentie<br />

onder de 20 slagen per minuut is moet een<br />

bijkomende conductieverstoring uitgesloten<br />

worden. Indien de AF een consequentie<br />

is van een vergroot atrium door AV insufficiëntie<br />

zal een bijhorende luide holosystolische<br />

souffle te horen zijn. In het geval van<br />

CHF in combinatie met AF zullen klinische<br />

afwijkingen passend bij linker en of rechter<br />

hartfalen waarneembaar zijn. Controle van<br />

serum elektrolyten, cardiale isoenzym activiteit,<br />

cTN1 en echocardiografisch onderzoek<br />

en eventueel een 24 uurs ECG en ECG<br />

tijdens arbeid zijn nodig om een eventuele<br />

oorzaak te achterhalen en te behandelen.<br />

Omdat de atriumcontractie niet volledig en<br />

geordend bijdraagt aan de ventrikel vulling<br />

is de FS meestal lager dan normaal. Echografisch<br />

onderzoek is daarom altijd geïndiceerd,<br />

zeker als behandeling overwogen wordt, gezien<br />

eventuele bijwerkingen van de anti-aritmica<br />

op inotropie. Daarnaast is het van belang<br />

de morfologie van het hart te evalueren<br />

gezien de etiologie van AF (zie hierboven).<br />

Prognose:<br />

<strong>Paard</strong>en zonder klinische klachten hoeven<br />

niet perse behandeld te worden. AF zelf zal<br />

niet leiden tot hartfalen. Ook onder algehele<br />

anesthesie blijft de cardiovasculaire functie<br />

op peil. Als elektrolyt imbalans de oorzaak<br />

is van de AF is correctie hiervan voldoende<br />

als het paroxysmale AF betreft. In ieder geval<br />

kan 48 uur worden afgewacht of spontane<br />

conversie optreedt, ook in het geval van<br />

AF secundair aan door digestie afwijkingen<br />

geïnduceerde elektrolyt afwijkingen. Voor<br />

paarden die klinische klachten ondervinden,<br />

geldt dat de prognose voor conversie naar<br />

een sinusritme zeer gunstig is met een succes<br />

percentage van boven de 90% voor de medicamenteuze<br />

behandeling (kinidine sulfaat<br />

per os eventueel aangevuld met digoxine per<br />

os). Voorwaarde voor dit hoge succespercentage<br />

is evenwel het afwezig zijn van klinisch<br />

relevante cardiale afwijkingen en het bestaan<br />

van de AF korter dan 4 maanden (dit in verband<br />

met de elektrische remodellatie als gevolg<br />

van de AF zelf). De kans op recidief ligt<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 75


onder deze voorwaarden lager dan 15 %. Indien<br />

de AF langer bestaat dan 4 maanden is<br />

de kans op conversie (fig. 31) nog steeds groot<br />

maar de behandeling is vaker langduriger en<br />

heeft daarom een hoger risico op ongewenste<br />

bijwerkingen en de kans op recidief ligt bij<br />

deze groep op 60%. In Duits onderzoek bij<br />

rijpaarden waarbij de duur van de AF vaak<br />

niet bekend was, was het percentage recidieve<br />

10 %, inclusief paarden met enige mate<br />

van atriumdilatatie. Bij rijpaarden is de duur<br />

van de AF vaak niet bekend waardoor de<br />

prognose voor succesvolle regulatie onzekerder<br />

is. Ook worden bij deze groep vaker klep<br />

lekkages en atriumdilatatie gevonden, vaak<br />

als medeveroorzaker van de AF, waardoor<br />

de prognose afhankelijk van de grootte ook<br />

minder gunstig wordt voor regulatie of het<br />

paard niet in aanmerking komt voor regulatie.<br />

<strong>Paard</strong>en waarbij een LAV insufficiëntie<br />

geleid heeft tot een atrium- dilatatie van ><br />

14.5 cm hebben namelijk een slechtere prognose<br />

voor conversie. Daarnaast is het risico<br />

op recidief veel hoger bij paarden met een<br />

atriumdilatatie als gevolg van de AV insufficiëntie.<br />

Bij 7% van de paarden met AF wordt het<br />

voorkomen van VES waargenomen. Deze<br />

dieren moeten goed onderzocht worden op<br />

het voorkomen van een myocarditis maar er<br />

is gebleken dat het de prognose voor succesvolle<br />

conversie veelal niet benadeelt.<br />

Omdat het atrium niet bijdraagt aan de ventrikel<br />

vulling is bij de meeste dieren de FS<br />

lager dan normaal en de ejectietijd vertraagd.<br />

Deze bevindingen normaliseren meestal na<br />

regulatie. Na conversie in sinusritme wordt<br />

meestal een reductie in HF gezien, een toename<br />

in slagvolume door het verbeteren van<br />

de atrium contractie die nu weer bijdraagt<br />

aan ventrikelvulling. De FS zal dus ook weer<br />

stijgen. Na regulatie vindt elektrische en contractiele<br />

remodellering plaats; bij paarden die<br />

7 dagen AF hadden, trad dit volledig herstel<br />

op binnen 48 uur.<br />

Aan de UKP zijn vele paarden met een matige<br />

AV insufficiëntie medicinaal succesvol<br />

gereguleerd; inderdaad zijn paarden met een<br />

aperte atriumdilatatie, die op dringend verzoek<br />

van de eigenaar toch gereguleerd zijn,<br />

wel eens gerecidiveerd. V.B. Reef geeft aan<br />

in haar studies, dat de kans op succesvol re-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 76<br />

[Figuur 32.] Bewaking middels continu ECG<br />

tijdens kinidine behandeling.<br />

Legenda: Een behandel protocol ligt klaar<br />

om complicaties tijdens de behandeling op te<br />

vangen. Alle medicijnen daartoe staan binnen<br />

handbereik (fig. 32.a). Tijdens de behandeling<br />

tonen de meeste paarden enige mate van depressie(<br />

fig. 32b)<br />

guleren bij deze categorie rond de 60% ligt<br />

met een kans op recidief in dezelfde orde van<br />

grootte. Een andere voorwaarde voor succesvol<br />

reguleren is een goede en intensieve<br />

monitoring en hartbewaking onder continue<br />

telemetrische controle in verband met de<br />

toxiciteit van de medicijnen (fig. 32).<br />

In het geval van AF in combinatie met CHF


[Figuur 33a.] Atrium flutter, de F waves zijn<br />

grover dan in het geval van atrium fibrillatie<br />

en tevens is de frequentie ervan lager.<br />

Legenda: Vaak verandert het ritme tijdens de<br />

behandeling met kinidine eerst naar atrium<br />

flutter voordat er conversie naar een sinusritme<br />

optreedt.<br />

[Figuur 33b.] Atriale tachycardie<br />

Legenda: De P toppen zijn aanwezig in een<br />

frequentie van 140 slagen per minuut bij een<br />

ventrikel contractie van 70 slagen per minuut.<br />

Tijdens galop, waarbij de ventrikelcontractie<br />

ook een frequentie heeft van 140 slagen<br />

of meer, volgt het ventrikel de P top bij elke<br />

contractie.<br />

is een behandeling met kinidine gecontraïndiceerd<br />

wegens de negatief inotrope, positief<br />

chonotrope en hypotensieve effecten ervan.<br />

Trekpaarden, die arbeidsintolerant zijn door<br />

de AF en shows moeten lopen, kunnen behandeld<br />

worden met digoxine rondom de<br />

shows met als doel de frequentie te reguleren<br />

en contractie kracht te verhogen, ervan uitgaande<br />

dat bij deze dieren geen doping controle<br />

zal plaatsvinden. Dit kan ook toegepast<br />

worden bij dekhengsten die niet doordekken<br />

als gevolg van verminderde CO bij hoge hartfrequenties.<br />

Atrium Flutter<br />

Het verschil tussen AF en atrium flutter zit<br />

in de frequentie van de fibrillaties die bij<br />

atrium flutter lager ligt dan bij AF. Bij AF is<br />

de frequentie van de f-waves die de P-toppen<br />

vervangen rond de 300/minuut, bij atrium<br />

flutter ligt dit rond de 150-180/minuut. Het<br />

komt minder vaak voor dan de AF. Etiologie<br />

en behandeling zijn vergelijkbaar met AF<br />

terwijl de suggestie bestaat dat atrium flutter<br />

(fig. 33a) makkelijker te reguleren is (met minder<br />

kinidine doseringen) dan AF in de groep<br />

dieren aangeboden aan de UKP Utrecht.<br />

Atriale tachycardie<br />

Bij deze zeldzame ritme stoornis is er geen<br />

sprake van vervanging van de P-toppen door<br />

f-waves die de fibrillatiegolven over het atrium<br />

weergeven en ook niet van atriumflutter<br />

waarbij grovere f-waves in een lagere frequentie<br />

dan bij AF de P-toppen vervangen<br />

hebben. Bij atriale tachycardie is er een duidelijk<br />

herkenbare P-top, die in een hogere frequentie<br />

vuurt dan de ventrikel, bijvoorbeeld<br />

in een frequentie van 150 keer per minuut (fig.<br />

33b). Net als bij AF en atrium flutter is echter<br />

het ventrikelritme onregelmatig omdat ook<br />

nu het willekeurig is wanneer een atriumgolf<br />

leidt tot activatie van de AV-knoop. Het R-R<br />

interval is ook hier onregelmatig, met een<br />

normale configuratie van het QRS complex<br />

omdat er met de AV-knoop zelf niets mis is.<br />

Bij hogere frequenties, zoals tijdens arbeid,<br />

gaat het ventrikel de atriumcontractie volgen<br />

in de hogere frequentie zoals het atrium dat<br />

heeft. Hierdoor is de ventikel frequentie weer<br />

gelijk aan de atrium frequentie (namelijk gekoppeld;<br />

deze is dan weer gekoppeld aan de<br />

atriumcontractie). Praktisch betekent dit dat<br />

bijvoorbeeld in galop het ventrikel ritme regelmatig<br />

is.<br />

Diagnostiek:<br />

Bij lage hartfrequenties lijkt het klinisch<br />

beeld op dat van AF en atrium flutter. De<br />

pols is onregelmatig onregelmatig bij lage<br />

frequenties en inequaal. Echter, bij hogere<br />

frequenties zal de pols regelmatig zijn en<br />

equaal en is het paard dan ook meestal niet<br />

arbeidsintolerant. In de literatuur wordt deze<br />

storing niet veel beschreven maar ook hier<br />

kunnen elektrolyt verstoringen of myocarditis<br />

de onderliggende oorzaak zijn.<br />

[Figuur 34.] Supraventriculaire tachycardie.<br />

Legenda: De P-toppen vallen samen met de Ttoppen<br />

bij elke contractie<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 77


Prognose:<br />

Omdat bij hogere frequenties de hartactie gecoördineerd<br />

en weer normaal verloopt, hoeft<br />

het paard van de ritmestoornis zelf geen<br />

klachten te ondervinden. De behandeling is<br />

vergelijkbaar met die van AF en dus zal de<br />

prognose ook niet ongunstig zijn. Daarnaast<br />

is atenolol of propranolol geindiceerd bij (supra)<br />

ventriculaire tachycardie. Anekdotisch<br />

is bekend dat na behandeling van de primaire<br />

oorzaak (in dit geval de myocarditis) na<br />

maanden spontaan weer een sinusritme optrad.<br />

Het ECG toont het beeld als hierboven<br />

beschreven<br />

Supraventriculaire tachycardie.<br />

Hierbij zijn er meer alleen maar SVES te<br />

zien, waarbij de P en de T samenvallen en<br />

tevens dit een tachycardie induceert (fig. 34).<br />

De oorzaak, gevolg en behandeling zijn als<br />

bij enkelvoudige SVES.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 78<br />

[Figuur 35.] Multifocale ventriculaire extrasystolen<br />

(VES)<br />

Legenda. Het ECG toont 2 soorten VES, nummers<br />

1 en 2. Nummer 2 maakt het grootste deel<br />

van het ECG uit.<br />

Ventriculaire tachycardie<br />

Van ventriculaire tachycardie is sprake als<br />

er meer dan 4 opeenvolgende VES aanwezig<br />

zijn. De VES kunnen unifocaal (fig. 11,12)<br />

zijn of multifocaal (fig. 35); proximaal of persisterend.<br />

De vele VES hebben op termijn<br />

haemodynamische consequenties en leiden<br />

dan tot een lichte mate van congestief hartfalen<br />

door de verminderde cardiac output.<br />

Indicaties voor onmiddellijke anti-aritmische<br />

A B<br />

C D<br />

[Figuur 36.]<br />

Legenda:<br />

A. Ventriculaire tachycardie<br />

Ventriculaire tachycardie bij een paard, binnengebracht wegens trillen en koliek. De polsfrequentie<br />

normale complexen ontbreken; er is een aaneenschakeling aanwezig van ventrikulaire<br />

complexen in een frequentie van rond de 120 slagen per minuut en wisselde. De pols was zwak<br />

en regelmatig tijdens episodes van de ventriculaire tachycardie, maar wel equaal ; er was geen<br />

wisselende intensiteit van de harttonen. Er was in dit geval geen sprake van een pulsus deficit,<br />

iets dat meestal wel aanwezig is bij een ventriculaire tachycardie. Hij wisselde een sinusritme<br />

af met ventriculaire tachy-dysritmie en ventriculaire tachycardie. Tijdens de periodes van tachydysritmie<br />

was de pols onregelmatig onregelmatig.<br />

B. Ventriculaire tachy-dysritmie<br />

De ventrikulaire tachycardie wordt afgewisselend met stukken waarbij het sinusritme (eerste 3<br />

complexen en nr. 6 en 9) wordt onderbroken door enkele achtereenvolgende ventrikulaire extrasystolen<br />

(complex 4 en 5, en 7,8). De polsfrequentie was rond de 68 slagen per minuut.<br />

C. Twee uur na toediening phenytoine per os.<br />

Na toediening van 20 mg/ kg LG phenytoine per os bij ventriculaire tachycardie treedt wel<br />

eens, alvorens helemaal terug te keren naar een sinusritme, een regelmatige onregelmatigheid<br />

op doordat een normaal complex gevolgd wordt door een ventriculaire extrasystole.<br />

D. Vier uur na toediening phenytoine per os.<br />

Terugkeer van sinusritme met frequentie van 44 slagen per minuut en krachtige equale pols.


ehandeling zijn een polsfrequentie van meer<br />

dan 80-100 slagen per minuut, multifocale<br />

ventriculaire complexen en een morfologie<br />

van de VES complexen waarbij de R en de T<br />

samen gaan vallen.<br />

Torsade de pointes is een gevaarlijke en zeldzame<br />

vorm van ventriculaire tachycardie<br />

waarbij de QRS complexen wijd zijn en om<br />

de base lijn roteren; het QT interval is lang.<br />

Het kan optreden na kinidine toediening bijvoorbeeld<br />

in het kader van regulatie van AF.<br />

Magnesium sulfaat is dan de eerste keus behandeling<br />

naast stopzetting van de kinidine<br />

therapie.<br />

Diagnostiek:<br />

Klinisch kan ventriculaire tachycardie zich<br />

vrij aspecifiek manifesteren als sloomheid,<br />

anorexie, milde koliek, slappe mest, slapte<br />

of collaps. De hartfrequentie is regelmatig<br />

hoewel de intensiteit van de harttonen zeer<br />

wisselend kan zijn. De pols daarentegen kan<br />

onregelmatig onregelmatig zijn door de pulsus<br />

defecit die kan optreden als er een premature<br />

contractie van het ventrikel plaatsvindt,<br />

terwijl er nog geen (volledige) diastolische<br />

vulling heeft kunnen plaatsvinden. Vaak is<br />

er sprake van een hypotensie, hoewel soms<br />

een intermitterend hoog oplopende venepols<br />

gezien wordt op het moment dat de atria contraheren<br />

terwijl de AV kleppen gesloten zijn.<br />

Oorzaken:<br />

Deze zijn vergelijkbaar met die zoals beschreven<br />

onder ventriculaire extrasystolie.<br />

Prognose:<br />

Hoewel de prognose afhankelijk is van de<br />

oorzaak en de ernst van eventueel bijkomende<br />

of veroorzakende pathologie van het<br />

hart, lukt het meestal met een combinatie<br />

van symptomatische, anti-inflammatoire en<br />

anti-aritmische therapie (zie verkregen aandoeningen)<br />

een sinusritme te bewerkstelligen.<br />

Indien dit lukt, is volledig herstel goed<br />

mogelijk (fig. 36).<br />

Ventrikel fibrillatie<br />

Ventrikelfibrillatie is een vaak terminale<br />

aritmie omdat er zelden tijd is om een adequate<br />

behandeling in te stellen. Op het ECG<br />

zijn ongeorganiseerde undulaties te zien zonder<br />

herkenbare P-QRS-T complexen.<br />

Diagnostiek:<br />

Naast de cardiovasculaire collaps kenmerkt<br />

het zich door geen waarneembare perifere<br />

pols, hypotensie en een aberrante hartauscultatie.<br />

Oorzaken:<br />

Meestal betreft het een extreme vorm van reentry<br />

tachyaritmie volgend op ventriculaire<br />

extrasystolen en/of ventriculaire tachycardie.<br />

Oorzaken hiervan zijn eerder beschreven.<br />

Het kan tevens optreden tijdens behandeling<br />

met kinidine.<br />

Prognose:<br />

Elektrische defibrillatie is alleen een eventuele<br />

optie bij jonge veulens en praktisch<br />

meestal alleen mogelijk als de ritmestoornis<br />

optreedt tijdens algehele anesthesie. Het<br />

is succesvol toegepast bij paarden tot 350<br />

kgLG. Externe hartmassage en algemene<br />

reanimatie maatregelen zijn ook alleen een<br />

optie bij jonge veulens om de circulatie op<br />

gang te houden in afwachting van conversie.<br />

Intraveneuze of intratracheale lidocaine kan<br />

levensreddend zijn.<br />

IVe6 Conductie blokkade<br />

Hooggradig tweede graads AV blok<br />

Een hooggradig pathologisch tweede graads<br />

AV-blok komt zelden voor bij het paard.Het<br />

kan een bijkomstig verschijnsel zijn bij een<br />

myocarditis. Een enkele keer wordt het gezien<br />

bij paarden onder algehele narcose zonder<br />

myocard lijden. Het kenmerkt zich als een<br />

regelmatige onregelmatigheid, het optreden<br />

van drie of meer opeenvolgende P toppen die<br />

niet gevolgd worden door een QRS complex<br />

waardoor een pauze in ventrikel contracties<br />

ontstaat die meer dan 6 seconden kan bedragen.<br />

Dit brengt een risico op een collaps met<br />

zich mee. De verlengde pauzes kunnen onderbroken<br />

worden door ventriculaire escape<br />

beats met een regelmatig ventrikel ritme van<br />

10-20 slagen per minuut. De latente pacemakers<br />

van de ventrikel gaan bij de extreem<br />

lange pauzes over tot vuren in een basaal<br />

ritme om het paard van een minimale cardiac<br />

output te voorzien. Er zal dan sprake van een<br />

bradycardie zijn. Echter, het blok verdwijnt<br />

niet bij arbeid en kan ook voorkomen bij hartfrequenties<br />

boven de 50 slagen per minuut.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 79


[Figuur 37.] Derde graads atrioventriculair<br />

blok met multifocale ventriculaire extrasystolen<br />

Legenda: Na het tweede QRS-T complex volgt<br />

direct de eerste ventriculaire extrasytole.<br />

Hierna volgt een QRST complex zonder bijbehorende<br />

P en gevolgd door 2 ventriculaire extrasystolen<br />

die er anders uit zien dan de eerste<br />

omdat deze vanuit een ander focus komen.<br />

Diagnostiek:<br />

Het paard zal arbeidsintolerant zijn of collapsen<br />

vertonen. Een hypotensie is niet ongebruikelijk.<br />

De regelmaat van het hartritme<br />

wordt onderbroken door episodes waarbij in<br />

een bepaald patroon de atriumcontractie niet<br />

wordt gevolgd door een ventrikelcontractie.<br />

Indien dit een aantal keer achter elkaar gebeurt,<br />

kan het leiden tot een pauze in ventrikelcontractie<br />

van meer dan 6 seconden, een<br />

bradycardie en collaps. Eventueel kan een<br />

ventriculair ritme de overhand gaan nemen<br />

in deze periode, oftewel de ventriculaire “escape<br />

beats” zorgen dan voor een minimaal<br />

laag frequent ventriculair (regelmatig) ritme.<br />

In tegenstelling tot een tweede graads AV<br />

blok type 1 of 2, verdwijnt een hooggradig<br />

tweede graads AV blok niet tijdens arbeid.<br />

Ook bij een hartfrequentie hoger dan 50 slagen<br />

per minuut kan een hooggradig tweede<br />

graads AV blok bestaan. Het ECG toont Ptoppen<br />

die niet altijd gevolgd worden door<br />

een ventrikelcontractie; het QRS-complex is<br />

normaal van configuratie. Een laagfrequent<br />

ventriculair (escape) ritme als gevolg van activatie<br />

van latente ventriculaire pacemakers<br />

kan deze pauze(s) onderbreken. Deze escape<br />

beats hebben een abnormale configuratie. De<br />

oorzaak kan een hyperkalemie zijn, zoals<br />

voor kan komen bij ernstige spierschade of<br />

een blaasruptuur; dus is het zinvol om elektrolyten<br />

te controleren middels bloedonderzoek.<br />

In het geval van acute myocarditis kunnen<br />

de cardiale isoenzym activiteit en serum<br />

troponines verhoogd zijn. Indien 3 of meer<br />

atriumcontracties worden geblokkeerd, kan<br />

collaps het gevolg zijn. In tegenstelling tot een<br />

tweede graads AV blok type 1 of 2, verdwijnt<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 80<br />

[Figuur 38.] Ventriculaire escape ritme tijdens<br />

arbeid met ventriculaire extrasystole door hypoxie.<br />

Legenda: het sinusritme is regelmatig met een<br />

hoge regelmatige P top frequentie van 160<br />

slagen per minuut met en een regelmatig ventriculair<br />

ritme van 40 slagen per minuut. Het<br />

laatste complex is een VES, welke optreedt<br />

door de hypoxie die geïnduceerd was door arbeid<br />

verrichten met een polsfrequentie van 40<br />

slagen per minuut.<br />

een hooggradig tweede graads AV blok niet<br />

tijdens arbeid. Sterker nog, het kan, zoals<br />

gezegd, bij hogere frequenties voorkomen.<br />

Derde graads AV blok<br />

Bij een derde graads AV blok is er een complete<br />

dissociatie opgetreden tussen P top en<br />

het QRS complex oftewel tussen atriumcontractie<br />

en ventrikelcontractie omdat de<br />

geleiding door de AV-knoop volledig geblokkeerd<br />

is. De frequentie van atrium- en<br />

ventrikel ritme verschilt waarbij de ventrikel<br />

frequentie meestal lager ligt dan de<br />

atrium frequentie en beide zijn dus volledig<br />

losgekoppeld (fig. 37). Het ventrikel vuurt<br />

in een minimale frequentie doordat de Purkinje<br />

cellen over gaan tot functioneren als<br />

een pacemaker. Dit langzame, regelmatige<br />

“nood” ritme wordt een ventriculair escape<br />

of idioventriculair ritme genoemd. De frequentie<br />

hiervan is 10-20 slagen per minuut<br />

in een regelmatig ritme. Bij arbeid gaat de<br />

ventrikelfrequentie nauwelijks omhoog,<br />

hetgeen de prestatie van het paard natuurlijk<br />

belemmert. Het ventrikel- en atriumritme<br />

zijn meestal regelmatig. Indien het ventrikel<br />

ritme onregelmatig is getuigt dit van pathologie<br />

in het ventriculaire geleidingsweefsel.<br />

Omdat het ventrikel losgekoppeld functioneert<br />

van het atrium vallen P-top en QRScomplex<br />

soms op elkaar waardoor de P- en<br />

ook T-toppen gedeformeerd eruit komen te<br />

zien (fig. 38).<br />

Diagnostiek:<br />

Klinisch zal het paard een bradycardie ver-


tonen. Meestal zullen het atriale en ventriculaire<br />

ritme regelmatig zijn, tenzij ook het<br />

ventriculaire geleidingsweefsel aangetast<br />

is. Het paard zal arbeidsintolerant zijn of<br />

collapsen vertonen. Een hypotensie is niet<br />

ongebruikelijk. De AV kleppen kunnen gesloten<br />

zijn op het moment dat een atrium<br />

contractie plaats vindt waardoor er intermitterend<br />

een verhoogde jugulaire pols te zien<br />

valt.<br />

De oorzaak kan een hyperkalaemie zijn, zoals<br />

voor kan komen bij ernstige spierschade<br />

of een blaasruptuur. Bloedonderzoek kan<br />

elektrolyten imbalans aantonen en in het<br />

geval van acute myocarditis kunnen de cardiale<br />

isoenzym activiteit en serum troponines<br />

verhoogd zijn. Het ECG toont normale<br />

P-toppen, met een regelmatig P-P interval,<br />

vaak in een iets hoger dan normale frequentie.<br />

De R-R intervallen zijn regelmatig maar<br />

veel langzamer dan normaal (10-20 keer per<br />

minuut). Door de dissociatie met de AVknoop<br />

is er geen relatie met de P-toppen<br />

en dus is het P-Q interval wisselend. De<br />

morfologie van het QRS-complex is groot,<br />

wijd en grillig gevormd, terwijl de T-top<br />

altijd in omgekeerde richting van de R-top<br />

staat. De P-toppen kunnen vallen binnen<br />

de timing van het QRS complex waardoor<br />

ze niet altijd herkend worden of de morfologie<br />

van het QRS-T complex vervormen.<br />

Prognose:<br />

Het toedienen van een sympaticomimeticum,<br />

bijvoorbeeld atropine, heeft meestal<br />

geen therapeutisch effect maar dopamine<br />

kan succesvoller zijn in het corrigeren van<br />

dit blok indien het optreedt als gevolg van<br />

en tijdens algehele anesthesie. Als de oorzaak<br />

een hyperkalaemie is, is deze te behandelen<br />

door correctie van de onderliggende<br />

oorzaak, in combinatie met glucose infusen<br />

met insuline met als doel de kalium concentratie<br />

zo snel mogelijk omlaag te brengen.<br />

Gedoseerde en gecontroleerde calcium toediening<br />

kan een positief effect hebben terwijl<br />

hypocalcaemie de aritmische potentie<br />

van een hyperkalaemie versterkt. Toediening<br />

van natrium bicarbonaat kan bijdragen<br />

in het verlagen van de kalium concentratie<br />

in het bloed door de uitwisseling van H+ ionen<br />

naar extracellulair en kalium ionen naar<br />

intracellulair om de pH in het bloed constant<br />

te houden. In het geval van een myocarditis<br />

kan een therapie met corticosteroïden als<br />

dexadreson potentiëel verbetering brengen.<br />

Er zijn gevallen bekend die uiteindelijk zonder<br />

anti-aritmische therapie hersteld zijn.<br />

Lang niet altijd is herstel van een sinusritme<br />

mogelijk en in die gevallen is de prognose<br />

slecht. Tot op heden zijn vooral in de Verenigde<br />

Staten pacemakers succesvol geïmplanteerd<br />

bij paarden als permanente oplossing.<br />

Er zijn gevallen bekend van paarden<br />

die met een humane pacemaker succesvol<br />

op M niveau springen.<br />

Asystole:<br />

Voorafgaand aan de asystolie is er vaak<br />

sprake van ventrikelfibrillatie. Epinephrine<br />

toediening iv, intratracheaal of intracardiaal<br />

is geïndiceerd.<br />

Junctionele aritmiën<br />

Als een ritmestoornis zijn oorsprong vindt<br />

in het AV geleidingsweefsel, bijvoorbeeld<br />

in de ventriculaire geleidingsvezels; wordt<br />

het wel junctionele aritmie genoemd. Er is<br />

geen bijbehorende P-top en het leidt tot dissociatie<br />

van de SA-knoop activiteit (P-top)<br />

en die van de AV-knoop (QRS-T- complex)<br />

met AV dissociatie als gevolg. Het is te herkennen<br />

doordat het QRS complex veel lijkt<br />

op het orginele maar smaller is omdat het<br />

zijn oorsprong vindt boven het ventriculaire<br />

myocard in tegenstelling tot een ventriculair<br />

complex dat wijd, grillig en groot van vorm<br />

is met een omgekeerde T-Wave ten opzichte<br />

van de R. Als junctionele slagen eerder dan<br />

normaal optreden wordt het een premature<br />

junctioneel complex genoemd. Soms zorgt<br />

catecholamine release voor een geaccelereerd<br />

idioventriculair ritme. Vooral anaesthesie<br />

middelen of sedativa kunnen dit induceren.<br />

Indien deze ritme stoornis persiteert<br />

of vaak terug komt kan het een indicatie zijn<br />

van hartziekte maar ook van systemische<br />

ziektes en is dus niet specifiek voor een aandoening.<br />

Escape ritme<br />

Een zogenaamd “escape” ritme is een ritme<br />

dat gegenereerd wordt door latent geleidingsweefsel<br />

in AV-knoop of ventriculair<br />

geleidingsweefsel dat in actie komt in een<br />

periode van sinus bradycardie of AV blok-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 81


kade (bijvoorbeeld een derde graads AV<br />

blok). Vaak betreft het een regelmatig maar<br />

langzaam ritme van 15-25 slagen/ minuut en<br />

dient als beveiliging om te zorgen voor een<br />

minimale cardiac output (fig. 38).<br />

IVf Het gebruik van pacemakers bij het<br />

paard<br />

Pacemakers worden humaan en bij gezelschapsdieren<br />

in toenemende mate ingezet<br />

om pathologische brady-aritmiën, zoals<br />

derde graads AV blok, geavanceerde tweede<br />

graads AV blok (Moblitz type II), Sick Sinus<br />

syndroom en Atrial Standstill te reguleren.<br />

Het is een apparaatje dat elektrische stimuli<br />

via elektrodes naar het myocard brengt met<br />

als doel artificieel een getriggerde depolarisatie<br />

van de atria, het ventrikel of beiden te<br />

induceren, al naar gelang de aandoening. De<br />

elektrodes kunnen zowel op het endocard<br />

bevestigd worden via transveneuze insertie<br />

of op het epicard middels thoracotomie. Het<br />

apparaatje werkt op batterijen en kan subcutaan<br />

aangebracht worden.<br />

Pacing kan plaatsvinden met behulp van 1 of<br />

2 leads om 1 of 2 kamers te kunnen “pacen”.<br />

De zogenaamde duo chamber pacing bootst<br />

een meer natuurlijke situatie na met behoud<br />

van de natuurlijke synchronisatie van atrium<br />

met ventrikel. Prof. Reef implanteerde via de<br />

Vena jugularis op het endocard reeds in 1986<br />

met succes een dual chamber pacemaker in<br />

een paard, dat niet alleen 3 jaar overleefde<br />

maar ook op M niveau springen presteerde.<br />

In 1993 werd een AV pacemaker geïmplanteerd<br />

bij een ezel op het epicard. Onder experimentele<br />

omstandigheden implanteerde<br />

Prof. van Loon bij 6 gezonde paarden met<br />

succes een dual pacemaker op het endocard<br />

via de V. cephalica, waarbij bij 2 dieren de<br />

elektrode in het atrium losliet; bij de één 1<br />

dag na het plaatsen en bij de ander na een<br />

maand. De levensduur van de pacemakers<br />

werd hierbij niet genoemd. Complicaties bij<br />

het plaatsen zouden het optreden van fatale<br />

ritmestoornissen zijn, zoals beschreven bij<br />

gezelschapsdieren en abusievelijk stimulatie<br />

van het diafragma als gevolg van stimulatie<br />

van het laterodorsale deel van het rechter<br />

atrium, daar waar de rechter N. diafragmatica<br />

loopt. Repositie loste dit probleem op.<br />

Het is dus mogelijk pacemakers op diverse<br />

manieren te plaatsen waarmee er ook voor<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 82<br />

het paard een elektro- therapeutisch mogelijkheid<br />

is voor brady-aritmiën.<br />

IVg De behandeling van atrium fibrillatie<br />

IVg1 Medicamenteuze behandeling van<br />

atrium fibrillatie<br />

Medicamenteuze beïnvloeding is vaak geïndiceerd<br />

bij paarden met klachten omdat er<br />

een hoog succes percentage te verwachten<br />

is van medicamenteuze regulatie, namelijk<br />

zo’n 92%, mits de aritmie zo spoedig mogelijk<br />

en uiterlijk binnen 4 maanden behandeld<br />

wordt en er geen klinisch relevante morfologische<br />

hartafwijkingen aanwezig zijn. Bij<br />

de selectie van patiënten voor behandeling<br />

is het relevant vast te stellen of de klachten<br />

echt wel veroorzaakt worden door de AF en<br />

niet door afwijkingen aan de luchtwegen of<br />

het locomotie apparaat. <strong>Paard</strong>en, die werkelijk<br />

arbeidsintolerant zijn door AF, hebben<br />

bij telemetrisch ECG onderzoek tijdens<br />

arbeid vaak een hartslag die 60-80 slagen<br />

hoger dan normaal is. Echter, (beiderzijdse)<br />

kreupelheden die met pijn gepaard gaan of<br />

luchtwegproblemen die de oxygenatie nadelig<br />

beïnvloeden (bv. cornage), kunnen de<br />

hartfrequentie ook beïnvloeden. Een gedegen<br />

uitgebreid klinisch onderzoek aangevuld<br />

met echo-cardiografisch onderzoek<br />

is dan ook essentieel voor de juiste patiënt<br />

selectie.<br />

Dit percentage wordt gehaald bij protocollaire<br />

orale behandeling met kinidine waarbij,<br />

als na 24 uur geen conversie is opgetreden,<br />

op dag 2 digoxine per os aan de behandeling<br />

wordt toegevoegd. Beide medicijnen zijn potentiëel<br />

toxisch en kennen nogal wat bijwerkingen,<br />

zeker in combinatie, waardoor de<br />

behandeling niet zonder gevaar is en onder<br />

strenge bewaking en controle van bloedconcentraties<br />

moet plaatsvinden. Neveneffecten,<br />

die vrijwel altijd optreden gedurende<br />

de behandeling kunnen zowel extracardiaal<br />

als cardiaal zijn (als gevolg van het vagolytisch<br />

effect), zoals depressie, anorexie,<br />

slappe mest, snuiven, milde koliek, supraventriculaire<br />

tachycardie, verlenging van de<br />

actiepotentiaal met verbreding van het QRS<br />

complex, vasodilatatie en hypotensie. Bijwerkingen<br />

van de therapie zijn bijvoorbeeld<br />

acute dood, ventrikelfibrillatie, paraphimo-


sis, ataxie, koliek, lamititis en colitis, maar<br />

deze zijn gelukkig zeldzaam.<br />

Intraveneuze behandeling met kinidine gluconaat<br />

is geïndiceerd bij dieren waarbij de<br />

AF maximaal een week bestaat. Bij experimenteel<br />

geïnduceerde en kortdurende spontane<br />

(< 12 dagen, n=1) AF is flecainamide<br />

iv gegeven succesvol gebleken om conversie<br />

naar sinusritme te verkrijgen met minimale<br />

bijwerkingen. Helaas is bij behandeling van<br />

chronische AF bij patiënten het middel niet<br />

succesvol gebleken. De dosering beschreven<br />

bij het paard is 2 mg/kg LG toegediend in<br />

een snelheid van 0.2 mg/kg LG/min, eventueel<br />

hierna gevolgd in een dosering van 0.05-<br />

0.10 mg/ kg LG/min tot een totaal van 3 mg/<br />

kg LG. Bijwerkingen die optraden waren tachycardie<br />

(> 100 slagen/min) en bij 2 van 11<br />

patiënten levensgevaarlijke dysritmiën in de<br />

eerste 15 minuten van de infusie. De oorzaak<br />

van het pro-aritmisch effect van flecainamide<br />

wordt toegeschreven aan het veroorzaken<br />

van heterogeniciteit in geleiding over de<br />

Purkinje vezels met als gevolg ventriculaire<br />

tachycardie. Orale kinidine behandeling, die<br />

erna volgde, was in 9 van de 10 paarden wel<br />

succesvol. Derhalve wordt flecainamide niet<br />

geadviseerd in de behandeling van chronische<br />

AF.<br />

Propafenon in een dosering van 2 mg/kg<br />

LG i.v. gegeven over 15 minuten, eventueel<br />

gevolgd door een continu infuus van 7<br />

microgram/kg LG/min. gedurende 2 uur<br />

leidde niet tot succesvolle regulatie, terwijl<br />

kinidine per os dit wel deed. Potentieel therapeutische<br />

bloedconcentraties werden wel<br />

bereikt en bijwerkingen traden nauwelijks<br />

op. Amiodarone kan gebruikt worden voor<br />

behandeling van AF in een dosering van 5<br />

mg/kg LG/uur gedurenden een uur, gevolgd<br />

door 0.83 mg/kg LG/uur gedurende 23 uur<br />

en daarna in 1.9 mg/kg LG/uur gedurende<br />

30 uur. Echter, hoewel 67% converteerden,<br />

werden veel paarden slap in de achterhand en<br />

onrustig. Tevens steeg het totaal bilirubine<br />

concentratie tijdelijk in 50% van de paarden.<br />

AF wordt soms gezien in samenhang met<br />

congestief hartfalen. Het is belangrijk zich<br />

te realiseren dat AF niet een oorzaak is van<br />

CHF. Wel is het zo dat de cardiomegalie en<br />

vooral atriumdilatatie, die samenhangt met<br />

CHF, de meest voor de hand liggende oorzaak,<br />

is van de AF. Het doel van eventuele<br />

symptomatische behandeling van het hartfalen<br />

zal zijn de cardiac output verhogen door<br />

verbetering van contractiekracht, vermindering<br />

van afterload en verbeteren van diastolische<br />

vulling en verminderen van overmatige<br />

preload. Als gekozen wordt voor behandelen,<br />

is een combinatie van digoxine, furosemide<br />

eventueel aangevuld met verapamil (een calcium<br />

blokker), propranolol (bètablokker) of<br />

bijvoorbeeld enalapril (ACE inhibitor) (zie<br />

ook congestief hartfalen) vaak nodig om de<br />

hartfunctie te verbeteren. Regulatie is in<br />

deze gevallen gecontraindiceerd of niet zinvol.<br />

VIg2 Elektroconversie als behandeling van<br />

atrium fibrillatie<br />

Elektroconversie voor behandeling van AF<br />

is geïntroduceerd door een Canadese onderzoeksgroep.<br />

Drie speciale katheters worden<br />

via de rechter jugulair groeve aangebracht<br />

onder echogeleide in de rechter ventrikel, het<br />

rechter atrium en de PA. Een ervan is een pacing<br />

elektrode, de andere 2 zijn defibrillatie<br />

catheters. Onder algehele anesthesie worden<br />

mono- of bifasische stroomstoten in oplopende<br />

sterkte tussen de defibrillatie katheters<br />

gegeven. De gemiddelde stroomsterkte ligt<br />

ongeveer rondom de 165- 300 J. De bedoeling<br />

is de stroomstoot te synchroniseren met<br />

de R top van het QRS-complex om te voorkomen<br />

dat gedurende de repolarisatie fase de<br />

stroomstoot gegeven wordt. In dat geval zou<br />

de stroom kunnen leiden tot ventrikel fibrilleren.Voor<br />

het geval dat een derde graads AV<br />

blok optreedt, dient de pacing catheter voor<br />

het op gang houden van de hartslag. Er kan<br />

gekozen worden voor medicinale ondersteuning<br />

van dit protocol, waarbij een combinatie<br />

gekozen wordt van een anti-aritmicum zoals<br />

amiodarone en pacing. cTnI concentratie<br />

stijgingen van 0.045 ng/ml naar 0.11 ng/ ml<br />

(max 3.73 ng/ml) werden gemeten na elektroconversie.<br />

De klinische betekenis hiervan<br />

is niet echt duidelijk maar is ook bij de mens<br />

bekend en geldt als risico. Mogelijk gaat het<br />

wel gepaard met voortduren van atriale dysfunctie<br />

waardoor een langere herstelperiode<br />

wellicht geïndiceerd is na elektroconversie.<br />

Het is niet ongebruikelijk dat 1.1 mg/kg LG<br />

flunixine meglumine iv voor de behandeling<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 83


gegeven wordt. Het succespercentage varieert<br />

wat per studie maar ligt meestal hoog bij<br />

geselecteerde paarden (tot 98-99%).<br />

VIh Hart medicatie<br />

Behandeling van aritmiën of congestief hartfalen<br />

geschiedt relatief weinig bij het paard<br />

gezien de lage frequentie van voorkomen.<br />

Het is daarom niet te verwachten dat in de<br />

algemene praktijk voldoende ervaring is<br />

om de juiste indicatie te stellen. Veelal is 24<br />

uurs ECG bewaking in de eerste periode nodig<br />

bij regulatie van aritmiën en is controle<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 84<br />

van bloedconcentraties van de medicijnen<br />

nodig. Onderstaande tabel is dan ook eerder<br />

bedoeld ter illustratie om aan te geven<br />

dat er ook bij het paard reële behandelings-<br />

mogelijkheden zijn voor ook ernstiger cardiale<br />

afwijkingen. Niet van alle genoemde<br />

stoffen zijn de doseringen en indicaties even<br />

goed onderzocht en het betreft “off label use”.<br />

Vele stoffen hebben naast cardiale ook (ernstige)<br />

extracardiale bijwerkingen waar hier<br />

niet op in wordt gegaan. Behandeling van<br />

ritmestoornissen en CHF door een specialist<br />

op dit gebied verdient daarom de voorkeur.<br />

Tabel 3. Cardiale medicatie<br />

Legenda: LG: lichaamsgewicht;V: ventriculair; ACE; angiotensine converting enzyme; CHF<br />

congestief hartfalen; AF Atrium fibrillatie; (S)VES: (supra)ventriculaire extrasystolen;iv<br />

intraveneus;im intramusculair.<br />

Naam Type Dosering indicatie Cardiale bijwerking<br />

Lidocaine Klasse Ia<br />

anti-aritmicum<br />

0.5 mg/kg LG<br />

iv bolus max 4<br />

mg/kg<br />

20-50 µg/kg/<br />

min<br />

Phenytoine Klasse Ia 5-10 mg/kg LG<br />

iv<br />

20 mg/kg 2 dd<br />

max 4 x p.o.<br />

erna 10-15 mg/<br />

kg 1- 2dd po<br />

Procainamide<br />

Klassa Ia 1 mg/kg LG/<br />

min.iv. max 20<br />

mg/kg totaal<br />

25-35 mg/kg 3<br />

dd po<br />

Propafenone Klasse Ic 0.5-1 mg/kg LG<br />

iv in 5 min verdunt<br />

in dextrose<br />

oplossing<br />

2 mg/kg po 3dd<br />

Amiodarone Klasse III<br />

K+ kanaal<br />

blokker<br />

3.7-6.5 mg/kg<br />

LG/uur ged 60<br />

min; 0.83-1.9<br />

mg/kg/uur ged.<br />

23 -30 uur<br />

VES Ataxie, slapte tremoren<br />

bij hoge dosering<br />

Acute dood<br />

VES, Vtach Sedatie, slapte collaps<br />

bij overdosering<br />

VES, Vtach Ritmestoornissen, neg<br />

inotroop, acute dood<br />

VES Aritmien, CHF, neg<br />

inotroop<br />

AF<br />

VES<br />

Bradycardie, hypotensie<br />

humaan long en schildklier<br />

afwijkingen


Flecainamide<br />

Klasse Ic<br />

Na+<br />

kanaal blokker<br />

0.05-2 mg/kg<br />

LG/min tot max<br />

3 mg/kg LG<br />

Propanolol Betablokker 0.03-0.2 mg/kg<br />

LG langz. iv.<br />

2dd<br />

0.38-0.78 mg/kg<br />

LG po 3 dd<br />

Atenolol Betablokker 0.6 mg/kg LG<br />

1- 2 dd po<br />

Isoproterenol<br />

Kinidine<br />

sulfaat<br />

Kinidine<br />

gluconaat<br />

Magnesium<br />

sulfaat<br />

Non selectieve<br />

Beta adrenerge<br />

agonist<br />

0.05-0.2µg/kg<br />

LG/min<br />

Klasse Ia 22 mg/kg LG<br />

elke 2-6 uur per<br />

sonde<br />

Klassa Ia 0.5-2.2 mg/kg<br />

LG/bolus /q<br />

5-10 min, max<br />

12 mg/kg LG iv.<br />

4 mg/kg LG iv<br />

in 30 min. in 1<br />

liter 0.9 % NaCl<br />

max 50 mg/kg<br />

LG totaal<br />

Digoxine 0.011 mg/kg LG<br />

2 dd po<br />

0.0022 mg/kg<br />

LG 2 dd iv<br />

Verapamil Klasse IV<br />

Ca kanaal blokker<br />

Conductie<br />

vertraging AVknoop<br />

Diltiazem Klasse IV<br />

Ca kanaal blokker<br />

A Conductie<br />

vertraging AVknoop<br />

afterload<br />

0.025-0.05 mg/<br />

kg LG iv elke<br />

30 min, max 0.2<br />

mg/kg LG<br />

0.125-1.125 mg/<br />

kg LG iv in 2<br />

min.<br />

1-2 mg/kg LG iv<br />

in 5 min.<br />

Ramipril ACE inhibitor 50-125 µg/kg<br />

LG 1-2 dd per<br />

sonde<br />

Acute AF Niet bij anatomische<br />

hartafwijkingen<br />

VES, V. tachycardie<br />

(S)VES<br />

Vtach<br />

AF<br />

(S)VES<br />

AF<br />

Derde gr<br />

AV blok<br />

Torsade de<br />

Pointes<br />

Bradycardie, AV blok,<br />

neg. inotroop<br />

hypotensief<br />

bloeddrukdaling,<br />

tachycardie, aritmien,<br />

myocard necrose bij<br />

hoge dosering<br />

AF Torsade de pointes e.a.<br />

aritmien, neg inotroop,<br />

pos chronotroop, acute<br />

dood<br />

Acute AF aritmien, neg inotroop,<br />

pos chronotroop, acute<br />

dood<br />

Torsade de<br />

pointes<br />

CHF<br />

AF<br />

SVES<br />

AF<br />

AF<br />

SVtachycardie<br />

hypertensie<br />

Verlaging<br />

bloeddruk<br />

Ritmestoornissen, GI<br />

afwijkingen<br />

Aritmie, hypotensie,<br />

asystole<br />

Vermindering LV<br />

functie<br />

Verlaging bloeddruk<br />

SA en AV blok<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 85


Quinapril ACE inhibitor 120 mg/500kg<br />

LG 1dd po<br />

Enalapril ACE inhibitor 0.25-0.5 mg/kg<br />

LG po 1-2dd<br />

Hydralazine 0.5-1.5 mg/kg<br />

LG po 2 dd<br />

Furosemide diureticum 0.5-2 mg/kg LG<br />

im/iv 2dd<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 86<br />

CHF<br />

LAV insufficiëntie<br />

Afterload<br />

reductie<br />

Afterload<br />

reductie<br />

Preload<br />

verlagen<br />

Epinephrine 1-3 µg/kg LG asystolie<br />

Atropine 0.005-0.01 mg/<br />

kg LG iv/sc<br />

Glycopyrrolaat<br />

0.005 mg/kg<br />

LG iv<br />

Bradycardie.<br />

asystolie<br />

bradycardie<br />

Tabel 4. Therapeutische plasma concentraties van enkele therapeutica<br />

Stof Plasma concentratie in opmerking<br />

Tachycardie, zweten<br />

Toepassing ook premedicatie<br />

voor kinidine<br />

regulatie<br />

Electrolyt imbalans bij<br />

chronisch gebruik<br />

Tachycardie, ritmestoornissen,<br />

ileus,<br />

asystolie<br />

Tachycardie, ritmestoornissen,<br />

ileus<br />

Digoxine 1-2 ng/ml evt 0.9-3 ng/ml 1-2 uur na orale toediening<br />

Diltiazem 390-910 ng/ml<br />

Kinidine 2-5 µg/ml 1 uur na toediening<br />

Lidocaine 1.5-5 µg/ml<br />

Phenytoine 5-10 µg/ml 2 uur na orale toediening<br />

Procainamide 4-10 µg/ml<br />

Propranolol 20-80 ng/ml


V Congenitale afwijkingen<br />

Va Inleiding<br />

Falen van de normale foetale ontwikkeling<br />

kan resulteren in congenitale malformatie<br />

van het hart, de grote vaten of venen. De<br />

oorzaak is meestal onbekend maar mogelijke<br />

oorzaken kunnen genetische predispositie,<br />

foetale infectie, medicijn gebruik bij de merrie<br />

of intra-uteriene blootstelling aan toxines<br />

van de foetus zijn. De prevalentie van congenitale<br />

hartafwijkingen bij het paard is in de<br />

literatuur terug te vinden als een frequentie<br />

van voorkomen van 0.2-0.5%. Ter vergelijking:<br />

bij de mens is het percentage 0.55-<br />

0.86%, terwijl bij nageslacht van vrouwen<br />

met een congenitale hartafwijking dit 2.2%<br />

is; bij nageslacht van mannen met een congenitale<br />

afwijking 6.5%. Bij honden, die afkomstig<br />

waren uit kruising is dit 0.26% terwijl<br />

in rashonden een frequentie van 8.86%<br />

wordt gerapporteerd. Diverse hartaandoeningen<br />

bij verschillende hondenrassen zoals<br />

sub-Aorta stenose, pulmonaal klep stenose<br />

en persisterende rechter Aorta boog zijn terug<br />

te voeren geweest op een laesie-specifiek<br />

genetisch defect. Er wordt dan ook gesteld<br />

dat inteelt van aangedane dieren resulteert in<br />

een aanzienlijke toename van frequentie van<br />

voorkomen.<br />

Een ventrikel septum defect is bij mens, kat,<br />

rund en paard de meest voorkomende congenitale<br />

afwijking. Daarnaast zou bij veulens<br />

tot een jaar oud een tetralogie van Fallot, een<br />

tricuspidaal klep atresie en gemeenschappelijke<br />

truncus arteriosus relatief vaak voor<br />

komen in vergelijking met de mens en andere<br />

diersoorten (volgens Michaellson, Professor<br />

in pediatrie te Uppsala, Zweden en Yen Ho,<br />

patholoog in Londen, UK). In de literatuur<br />

wordt veelal het meest prominente defect<br />

genoemd, terwijl er vaak ook bijkomende<br />

defecten gezien worden die minder relevant<br />

gevonden worden, waardoor een incompleet<br />

beeld lijkt te worden gecreëerd. Een voorbeeld<br />

hiervan is, dat weliswaar een tetralogie<br />

van Fallot bestaat uit 4 afwijkingen namelijk<br />

1) een pulmonaal stenose, 2) een VSD met<br />

een 3) rechts verplaatsing van de AO die in<br />

meer of mindere mate aanwezig kan zijn en<br />

als gevolg daarvan een 4) ventrikel hyper-<br />

trofie. Echter, dat deze aandoening ook vaak<br />

gepaard gaat met andere malformaties zoals<br />

een atrium septum defect, het aanwezig zijn<br />

van een rechter Aorta boog en een onderontwikkelde<br />

pulmonaal klep is minder bekend.<br />

Bij het paard wordt een pentalogie (tetralogie<br />

in combinatie met een ASD) wel eens gezien.<br />

Volgens de literatuur zouden 158 equine defecten<br />

beschreven zijn in de laatste 130 jaar.<br />

Hierbij werden 26 Arabieren of kruising Arabier<br />

achterhaald, 23 Engelse volbloeden, 16<br />

dravers, 10 Quarterhorses en 11 pony’s van<br />

onbekend ras. Opvallend was dat niet alleen<br />

een VSD vaak beschreven werd maar vooral<br />

ook VSD’s in combinatie met bijvoorbeeld<br />

een Aorta prolaps, pulmonalis atresie, dubbele<br />

uitstroom opening van de rechter ventrikel,<br />

pulmonaal klep stenosis en rechts verplaatsing<br />

van de AO.<br />

Gebaseerd op gegevens uit de totale literatuur,<br />

verwerkt tot en met 2000, zouden congenitale<br />

hartaandoeningen bij het paard een<br />

prevalentie van 0.03% hebben. De top drie<br />

aandoeningen waren VSD, al dan niet in<br />

combinatie met de andere aandoeningen zoals<br />

boven beschreven, tricuspidaal atresie en<br />

gemeenschappelijke truncus arteriosus. In de<br />

volgende subhoofstukken zal op diverse congenitale<br />

aandoeningen, die meer dan eens<br />

beschreven zijn, worden ingegaan. Omdat<br />

vooral letale aandoeningen beschreven zijn,<br />

is dit niet per se een ware afspiegeling van<br />

voorkomen. Daarnaast zijn veel voorkomende<br />

rassen in Nederland zoals Warmbloeden,<br />

Friezen en diverse pony rassen niet genoemd<br />

in diverse literatuur bronnen waardoor er<br />

slechts een indruk verkregen kan worden<br />

over prevalentie aan de hand van de literatuur.<br />

Verschillende congenitale afwijkingen zijn<br />

eenmalig beschreven bij het paard maar daar<br />

zal hier niet op in worden gegaan. Aandoeningen<br />

die wel beschreven worden bij andere<br />

zoogdieren maar niet bij het paard zijn bijvoorbeeld<br />

valvulaire en supravalvulaire Aorta<br />

stenose, hypertrofische cardiomyopathie,<br />

een dubbele Aortaboog en een opgedeeld<br />

atrium.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 87


Vb Voorbeelden van congenitale aandoeningen<br />

bij het paard.<br />

Ventriculair septum defect (VSD)<br />

Bij het paard betreft een VSD meestal een<br />

defect, aansluitend aan het membraneuze<br />

septum en slechts een enkele keer van het<br />

trabeculaire septum, het atrioventriculaire<br />

of uitstroom septum. Daarnaast komt het<br />

voor in samenhang met andere afwijkingen<br />

zoals tetralogie van Fallot, pentalogie<br />

van Fallot, persisterende truncus arteriosus,<br />

pulmonaal - en tricuspidaal atresie.<br />

Een VSD gaat nogal eens gepaard met een<br />

prolaps van de rechter AO semilunair klep<br />

waardoor het defect deels of geheel wordt<br />

afgedekt. AO klep regurgitatie van deze<br />

prolaberende klep is vaak een bijkomstige<br />

bevinding en wordt vaker bij het paard gemeld<br />

dan bij andere zoogdieren, inclusief<br />

de mens. Een VSD, al dan niet in combinatie<br />

met andere afwijkingen, is de meest<br />

voorkomende congenitale afwijking bij<br />

het paard, die vooral veel beschreven is<br />

bij Arabieren, maar ook regelmatig gezien<br />

wordt bij dravers en Quarter horses (fig. 15).<br />

De meeste defecten bevinden zich hoog in<br />

het septum onder de rechter of non-coronaire<br />

cusp van de AO klep aan de linkerkant.<br />

Soms is de AO basis verplaatst, zoals<br />

bij een tetralogie van Fallot maar ook<br />

bij grote septum defecten kan dit aanwezig<br />

zijn zonder dat er sprake is van een tetralogie.<br />

Vaak is dan een AO klep prolaps aanwezig,<br />

waarbij de rechter of non coronaire<br />

Aortaklep prolabeert in het defect met als<br />

bijkomend gevolg een Aorta insufficiëntie.<br />

Ook een VSD, dat direct onder de AO zit,<br />

staat vaak in verbinding met het uitstroom<br />

deel van het ventriculaire septum direct onder<br />

de PA en leidt vaak tot AO klep prolaps<br />

en regurgitatie van die klep. Het prolaberen<br />

is het gevolg van het ontbreken van<br />

voldoende ondersteuning van de AO basis<br />

door het hoog geplaatste defect zeker als het<br />

defect net onder het uitstroom deel zit van<br />

het interventriculaire septum net onder de<br />

Aortabasis. Hoewel een dergelijke AO klep<br />

prolaps soms het defect vrij efficiënt minimaliseert<br />

door het afdekken van het defect<br />

door de prolaberende klep, leidt het op termijn<br />

tot een chronische AO insufficiëntie<br />

met alle gevolgen van dien.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 88<br />

Het bloed dat door het ventrikel via de shunt<br />

wordt weggepompt, komt vrijwel direct in de<br />

rechter PA terecht. Hierdoor neemt de pulmonaal<br />

flow toe, met als gevolg een toegenomen<br />

veneuze return naar het LA en LV. Dit leidt<br />

tot een LV dilatatie en hypertrofie, door de<br />

toegenomen volume belasting van het LV. In<br />

geval van AO prolaps (zie boven) is de linksbelasting<br />

nog erger, net als in het geval dat<br />

de LV hypertrofie heeft geleid tot een mitralis<br />

insufficiëntie. Uiteindelijk kan dit atrium<br />

fibrillatie en/of CHF tot gevolg hebben. Een<br />

grote links rechts shunt kan resulteren in mediale<br />

hypertrofie en verdikking van de intima<br />

van de pulmonaal arteriën als aanpassing aan<br />

chronische links rechts shunting naast linker<br />

en rechter ventrikel volume belasting. Hierdoor<br />

neemt de links-rechts shunting af. Als<br />

de pulmonale arteriele weerstand toeneemt<br />

door de toegenomen volume belasting of als<br />

het defect groot is waardoor er een gelijke<br />

druk in beide ventrikels optreedt, zal een RV<br />

hypertrofie het resultaat zijn. Slechts zelden<br />

keert bij het paard de shunt om. Veel vaker<br />

is er bij een groot defect sprake van ernstige<br />

LV en RV volume overload en pulmonaal hypertensie.<br />

Indien de pulmonale hypertensie, die hierdoor<br />

het gevolg is, ernstig is, kan de shunt<br />

omkeren (dit wordt ook wel de Eisenmengers<br />

fysiologie genoemd). Het resultaat is dan hypoxie<br />

resulterend in cyanose, arbeidsintolerantie<br />

en polycytaemie. Congestief hartfalen<br />

is hierbij zeldzaam en indien acute dood optreedt,<br />

is dit vaak een gevolg van een fatale<br />

hartritme stoornis.<br />

Diagnostiek:<br />

Gewoonlijk zijn de auscultatie bevindingen<br />

vrij herkenbaar door een luide (3-4/6) rauwe<br />

holo- of pansystolische souffle met het pmax<br />

net onder de RAV klep eventueel met een<br />

palpabele fremitus in de 3e tot 4e intercostaal<br />

ruimte. Links is meestal tevens een iets zachter<br />

holosystolisch crescendo-decrescendo<br />

ejectie geluid hoorbaar (3-4/6) met het pmax<br />

op de pulmonaal klep in de derde intercostaal<br />

ruimte door de relatieve pulmonaal stenose,<br />

veroorzaakt door de toegenomen flow door<br />

dit vat. De souffle op de RAV is meestal 1<br />

graad luider dan de souffle als gevolg van de<br />

relatieve PA stenose. Daarnaast kan een diastolische<br />

souffle hoorbaar zijn met het pmax


op de AO als gevolg van de bijkomende AO<br />

insufficiëntie. Een forse Aorta insufficiëntie<br />

door de AO klep prolaps zal aanleiding geven<br />

tot een diastolische souffle en steile pols<br />

zodra het lek van betekenis wordt. Vaak is<br />

het hoorbaar als een 3-4/6 holodiastolische<br />

decrescendo souffle. Bij palpatie is meestal<br />

op de rechter thorax wand een fremitus<br />

te voelen, zelden ook links. Als het defect<br />

subarteriëel is (net onder de AO/pulmonaal<br />

klep), is de souffle links het luidst door de<br />

hoge stroomsnelheid van de jet die net onder<br />

de PA binnenkomt. Indien secundair ventrikeldilatatie<br />

optreedt, zal het geluid van een<br />

mitraal klep insufficiëntie erbij komen. Het<br />

is niet uitzonderlijk dat juist een klein defect<br />

gepaard gaat met een luide souffle met pmax<br />

rechts terwijl een groot defect juist leidt tot<br />

een luide souffle met p max links passend<br />

bij een (relatieve) pulmonaal stenose. Als er<br />

een behoorlijke cardiomegalie is opgetreden,<br />

compliceren ritmestoornissen zoals ventriculaire<br />

of supraventriculaire extrasystolen of<br />

atriumfibrillatie de zaak. Als de systolische<br />

souffle in de linker derde intercostaal ruimte<br />

luider is dan die in de rechter derde-vierde<br />

intercostale ruimte, dan kan het niet anders<br />

zijn dan dat er sprake is van een VSD in het<br />

uitstroom deel van het interventriculaire septum,<br />

een tetralogie van Fallot, of een VSD<br />

met (al dan niet functionele) pulmonaal stenose.<br />

Echocardiografisch onderzoek moet<br />

dan aantonen van welke van deze drie aandoeningen<br />

er sprake is (fig. 15,25).<br />

Aanvullend onderzoek:<br />

Aanvullend onderzoek is met name relevant<br />

om de diagnose te bevestigen, de grootte van<br />

het defect vast te stellen en de haemodynamische<br />

consequenties in kaart te brengen.<br />

Hoewel thoraxfoto’s relevant kunnen zijn om<br />

cardiomegalie, de long vasculatuur, longen<br />

en pleurale holtes te evalueren, is echocardiografie<br />

geïndiceerd om de belasting op de<br />

circulatie vast te stellen. De lengte doorsnede<br />

van de linker ventriculaire outflow tract en<br />

AO zijn van belang. Daarnaast korte as beelden<br />

van de linker ventriculaire outflow tract,<br />

juist onder de AO kleppen.<br />

De meeste defecten kunnen worden waargenomen<br />

in de lange of korte as doorsneden.<br />

Een para-membraneus defect zit net onder de<br />

AO klep naast de septale klep van de RAV.<br />

De relatief grote rechter coronair arterie moet<br />

niet verward worden met een subarterieel defect.<br />

Om een defect waar te nemen dat ventraal<br />

van de septale RAV klep zit, zijn vaak<br />

schuine doorsneden nodig. Niet alle defecten<br />

(zoals musculeuze, apicale en kleine subarteriële<br />

defecten) zijn eenvoudig te herkennen.<br />

Het is van belang de breedste diameter in<br />

beeld te brengen ivm de prognose stelling.<br />

Een defect groter dan 2.5 cm in doorsnede of<br />

met een ratio VSD/AO basis > 0.4 is vaker gerelateerd<br />

aan klinische klachten dan kleinere<br />

defecten. Indien er sprake is van een linker<br />

hart dilatatie, pulmonaal dilatatie of rechter<br />

ventrikel dilatatie suggereert dit een VSD dat<br />

van invloed is op de haemodynamica en dat<br />

is waarschijnlijk van invloed op het uithoudingsvermogen.<br />

Kleurendoppler studies helpen<br />

om bijkomende AO insufficiëntie waar<br />

te nemen, terwijl CW Doppler helpend is bij<br />

het bepalen van prognose. Een VSD met een<br />

flowsnelheid van meer dan 4-4.5 m/s suggereert<br />

een klein en klinisch minder relevante<br />

shunt (mits de ultrasound beam correct wordt<br />

geplaatst in de stroomrichting) en gaat samen<br />

met een relatief normale RV druk. Indien<br />

deze snelheid lager is dan 4 m/s is er vaak<br />

sprake van een groot defect en hogere RV<br />

druk.<br />

Symptomen en prognose:<br />

De klinische symptomen variëren afhankelijk<br />

van de grootte van het defect. Veulens<br />

kunnen aangeboden worden met longoedeem<br />

of beiderzijds hartfalen. Volwassen<br />

dieren kunnen aangeboden worden voor verminderd<br />

presteren. Maar het kan ook worden<br />

gevonden als een toevalsbevinding zonder<br />

enige symptomen. Bij alleen een VSD kunnen<br />

diverse scenario’s voorkomen:<br />

1. Geen aanpassingen of klinische symptomen<br />

2. Gedeeltelijke of gehele sluiting van het defect<br />

door een bijkomende AO klep prolaps,<br />

verkleven met de septale tricuspidaal klep,<br />

rechter ventrikel hypertrofie of fibrotisch<br />

weefsel.<br />

3. Progressieve AO klep regurgitatie<br />

4. AF<br />

5. Pulmonale hypertensie<br />

6. Linker of totaal hartfalen<br />

7. Omkering van de shunt door de pulmonale<br />

hypertensie met als gevolg arteriële<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 89


hypoxaemie en cyanose (zgn. Eisenmenger’s<br />

fysiologie).<br />

Zelfs bij uitsluitend een geringe cardiomegalie<br />

maar verder geen bijkomende hartafwijkingen<br />

anders dan een klein defect, kunnen<br />

de meeste paarden goed presteren als sportpaard,<br />

zelfs als renpaard of in de endurance.<br />

Een defect kleiner dan 2.5 cm in doorsnede,<br />

met een flowsnelheid van de shunt van meer<br />

dan 4 m/s, geen of weinig AO prolaps in het<br />

VSD en geen of weinig AO insufficiëntie<br />

heeft een goede prognose voor de sport en<br />

een normale levensverwachting. Echter, is er<br />

sprake van een groter defect (> dan 3.5 cm<br />

doorsnede en flow snelheid door het defect<br />

heen van minder dan 4m/s) dan is het risico<br />

op ernstige cardiomegalie, AO basis prolaps,<br />

RV hypertrofie of pulmonale hypertensie hoger<br />

en is de prognose voor sportpaard of überhaupt<br />

overleven ongunstig. <strong>Paard</strong>en met een<br />

defect van 2.5-3.5 cm diameter kunnen nog<br />

wel voldoen als recreatie paard of laag niveau<br />

sportpaard, maar hebben wel een beperkte<br />

maximale arbeids prestatie. Ook in geval van<br />

bijkomstige AO klep prolaps of AO klep insufficiëntie<br />

is de prognose ongunstiger omdat<br />

de LV volume overload verder toeneemt.<br />

Hoewel er geen erfelijke basis is vastgesteld<br />

raden sommige auteurs het fokken met paarden<br />

met een VSD af, zeker als het een Arabier<br />

betreft, gezien de hogere incidentie die<br />

aanwezig zou zijn in dit ras. Indien er sprake<br />

is van secundair AF en of CHF is symptomatische<br />

therapie met furosemide, digoxine<br />

en een ACE inhibitor geïndiceerd als men<br />

het paard wil proberen te behouden. <strong>Paard</strong>en<br />

met complexe congenitale aandoeningen,<br />

waarbij het VSD er onderdeel van uitmaakt,<br />

presteren over het algemeen slecht en/of<br />

hebben een ongunstige levensverwachting.<br />

Tetralogie/Pentalogie van Fallot<br />

In de tetralogie, zoals hiervoor vermeld, is er<br />

sprake van 4 kenmerken die bepalend zijn:<br />

namelijk een VSD, in meer of mindere mate<br />

dextro positie van de Aorta, pulmonaal stenose<br />

en rechter ventrikel hypertrofie. Indien<br />

de subvalvulaire stenose van de rechter uitstroomopening<br />

niet aanwezig is of beschreven<br />

wordt is er eigenlijk geen sprake van een<br />

echte tetralogie. Een pentalogie met daarbij<br />

ook nog een atrium septum defect is ook be-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 90<br />

kend bij het paard. De weerstand in de PA<br />

kan hoger zijn dan de weerstand van de systemische<br />

circulatie waardoor een aanzienlijke<br />

hoeveelheid bloed vanuit de rechter ventrikel<br />

door het VSD de AO instroomt. De voornaamste<br />

shunt richting is dan van rechts naar<br />

links omdat gedurende de systole het bloed<br />

de verplaatste AO binnenkomt van zowel<br />

linker als rechter ventrikel. Als de pulmonaal<br />

stenose echter gering is, valt de rechts links<br />

shunt mee. De prognose is afhankelijk van de<br />

mate van PA stenose en grootte van het VSD.<br />

Klinische diagnose:<br />

Vaak is er een luide 5-6/6 pansystolische<br />

souffle hoorbaar met het punctum maximum<br />

op de PA. Arbeidsgerelateerde cyanose komt<br />

voor als er een forse rechts links shunting<br />

optreedt, maar in rust komt het zelden voor.<br />

Arteriële hypoxie en in zeldzame gevallen<br />

polycytaemie als gevolg hiervan komen voor<br />

in ernstige gevallen. De meeste paarden met<br />

een tetralogie halen de 5 jaar niet hoewel er<br />

twee gevallen bekend zijn die pas op 7 en 8<br />

jarige leeftijd dood gingen met cyanose en<br />

congestief linker hartfalen.<br />

Atrium septum defect<br />

Atrium septum defecten zijn zeldzaam bij<br />

het paard. Het kan, maar hoeft niet per se<br />

zijn oorspong te hebben in een niet gesloten<br />

Foramen ovale. Vaak bestaat het in combinatie<br />

met complexe congenitale afwijkingen<br />

zoals een tricuspidaal-of pulmonaal atresie<br />

maar het kan als enkelvoudige afwijking<br />

voorkomen. In het laatste geval kan het geen<br />

klinische betekenis hebben en ook niet tot<br />

bijgeluiden leiden omdat er bijna geen flow<br />

tussen linker en rechter atrium bestaat als gevolg<br />

van de geringe drukverschillen tussen<br />

beiden. Het is echter niet onmogelijk, dat bij<br />

een groot defect er zoveel flow van links naar<br />

rechts gaat, dat het gevolg een RA en RV volume<br />

overload wordt met een overbelasting<br />

van pulmonale circulatie. In dat geval kan<br />

atrium fibrillatie als complicatie optreden.<br />

Tricuspidaal klep atresie<br />

De atresie is vooral beschreven bij Arabieren<br />

en Engelse volbloed veulens. Het is een<br />

complexe congenitale aandoening waarbij<br />

de rechter AV klep orifice ontbreekt. Daarbij<br />

hoort dan ook het bestaan van een patente


intra-atriale verbinding (zoals een patent foramen<br />

ovale), hypoplasie van de rechter ventrikel<br />

en een communicatie van de systemische<br />

met pulmonale circulatie. Al het rechter<br />

atrium bloed moet via het linker atrium naar<br />

de ventrikels stromen. Een bloedstroom van<br />

het rechter atrium de rechter ventrikel in<br />

ontbreekt door het afwezig zijn van de AV<br />

klep. Het gevolg is een complete rechts links<br />

shunt en ernstige arteriële hypoxaemie. Bij<br />

het paard gaat het vrijwel altijd gepaard met<br />

een VSD dat in verbinding staat met een veel<br />

kleiner dan normaal rechter ventrikel.<br />

Klinische diagnose:<br />

De veulens zijn achterblijvers met een sterk<br />

verminderd uithoudingsvermogen op zeer<br />

jonge leeftijd. Cyanose van de slijmvliezen,<br />

hoge ademhalingsfrequentie met abdominaal<br />

ademen en een zwakke pols valt op.<br />

Een luide 5-6/6 bandvormige pansystolische<br />

souffle met het pmax ter hoogte van de linker<br />

hartbasis is aanwezig. Rechts wordt dezelfde<br />

soort souffle of 1 graad zachter in de 4e ICR<br />

gehoord. Er is een verhoogde centraal veneuze<br />

druk aanwezig.<br />

Echografisch is op de plek van de RAV een<br />

musculeuze band, een klein rechter ventrikel,<br />

een VSD en een patent foramen ovale te<br />

zien, tezamen met aanwijzingen voor volume<br />

overload van het linker hart (LA dilatatie,<br />

LAV regurgitatie en vergroot linker ventrikel).<br />

Radiologisch onderzoek toont meestal<br />

geen afwijkingen. Contrast en Doppler<br />

echografie of angiografie kan de rechts links<br />

shunt in beeld brengen terwijl hartkatheterisatie<br />

een lage PaO2 en geen verschil in PO2<br />

in linker en rechter harthelft kan aantonen.<br />

De druk in rechter atrium en de centraal veneuze<br />

druk is meestal verhoogd.<br />

Pulmonaal klep atresie en persisterende<br />

truncus arteriosus<br />

Beide afwijkingen komen zelden voor en<br />

zijn het meest beschreven bij de Arabier. De<br />

gevolgen van beide zijn vergelijkbaar. Het<br />

is eigenlijk te beschouwen als een ernstige<br />

vorm van een tetralogie van Fallot. De rechter<br />

uitstroom opening is vernauwd, de rechter<br />

ventrikel gehypertrofieerd en een groot<br />

VSD is meestal aanwezig. De foetale truncus<br />

arteriosus is ongelijk gesplitst waardoor de<br />

AO sterk verwijd is en de truncus pulmonalis<br />

hypoplastisch of atretisch is. Pulmonale<br />

doorbloeding kan alleen plaatsvinden via<br />

een PDA of systemische collaterale via de<br />

bronchiale arteriën. Bij een ware persisterende<br />

truncus arteriosus is deze niet gespleten<br />

terwijl de beide ventrikels doorontwikkeld<br />

zijn met als gevolg dat beide ventrikels<br />

met de truncus in verbinding staan middels<br />

een VSD. De pulmonale bloedstroom wordt<br />

voorzien door een pulmonaal arterie die afkomstig<br />

is van de truncus arteriosus. De grote<br />

rechts-links shunt is verantwoordelijk voor<br />

de ernstige hypoxie maar als er een grote<br />

pulmonale flow bestaat kan een veulen opgroeien.<br />

Deze hypoxie kan doen denken aan<br />

een tricuspidaal atresie. Contrast en doppler<br />

echografie kan de diagnose helpen stellen en<br />

het verschil tussen beiden wordt vaak op sectie<br />

pas gezien.<br />

Patente ductus arteriosus (PDA)<br />

Bij een PDA bestaat de verbinding tussen<br />

de Aorta descendens en de PA nog. Normaliter<br />

wordt hierdoor de pulmonale circulatie<br />

in de foetus omzeild. Door de toegenomen<br />

zuurstof spanning en de inhibitie van prostaglandine<br />

sluit deze na de geboorte. Het is<br />

vrij normaal dat een 4-6/6 continu systolisch<br />

en diastolisch geluid met punctum maximum<br />

in de linker vierde ICR nog gehoord wordt op<br />

96 uur na de geboorte van een veulen. Functioneel<br />

is de ductus in de meeste gevallen na<br />

72 uur gesloten. Normaliter sluit de ductus<br />

binnen een week (op 4-7 dagen) en het wordt<br />

als afwijkend beschouwd als de ductus na 7<br />

dagen nog open is. Deze afwijking komt zeer<br />

zelden voor bij het paard en dan nog vaak<br />

in combinatie met een ander defect bijvoorbeeld<br />

pulmonaal atresie of andere complex<br />

congenitale hartafwijkingen. Bij premature<br />

veulens of veulens die een persisterende pulmonale<br />

hypertensie hebben waarbij de stijging<br />

van de post partum zuurstof spanning<br />

verstoord is, of bij veulens van merries die<br />

prostaglandine inhibitors hebben gekregen,<br />

is de predispositie wel toegenomen.<br />

Het gevolg van een PDA is dat er een linksrechts<br />

shunt optreedt, leidend tot pulmonale<br />

hypertensie en longoedeem, LA en LV volume<br />

overload en linker hartfalen. Indien de<br />

pulmonale hypertensie toeneemt, zal de diastolische<br />

shunting verminderen waardoor de<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 91


diastolische souffle vermindert of verdwijnt.<br />

De arteriële pols zal steil zijn als gevolg van<br />

een groter verschil in piek systolische en<br />

einddiastolische druk.<br />

Secundair aan de hypertensie in de PA kan<br />

ruptuur van deze arterie en dus acute dood<br />

optreden. Indien het linker atrium dilateert<br />

kan AF als complicatie optreden. Nadere<br />

complicaties zijn linker en rechter AV regurgitatie<br />

als gevolg van cardiomegalie in<br />

het kader van hartfalen. Meestal worden de<br />

dieren in hun eerste jaar aangeboden wegens<br />

achterblijven in groei, verhoogde ademhalingsfrequentie,<br />

hoesten en “het slecht doen”.<br />

Als toevalsbevinding is ooit een PDA beschreven<br />

bij een sectie van een ouder paard<br />

in de oudere literatuur.<br />

Klinisch wordt de diagnose gesteld op basis<br />

van de boven beschreven auscultatie bevindingen<br />

al dan niet in combinatie met de steile<br />

pols of ritmestoornissen. De PDA zelf is vaak<br />

lastig te zien met behulp van echocardiografie<br />

omdat het gebied van de ductus meestal<br />

door de overliggende long bedekt wordt. Het<br />

beste is het te proberen in de derde of vierde<br />

intercostaal ruimte. Met kleurendoppler<br />

echo wordt een turbulente retrograde flow<br />

in de hoofd PA gezien met een continue flow<br />

in de ductus en linker en rechter pulmonaal<br />

arteriën. M-mode echocardiografie zal behulpzaam<br />

zijn in het vaststellen van de mate<br />

van linker ventrikel overload en pulmonale<br />

hypertensie met PA dilatatie.<br />

Radiologisch zal een thoraxfoto longoedeem,<br />

de overbelaste PA circulatie en eventueel LA<br />

dilatatie in beeld kunnen brengen. Met behulp<br />

van hartkatheterisatie zal een verhoogde<br />

PA en capillaire wedge pressure gediagnosticeerd<br />

kunnen worden.<br />

Fenestraties van de AO kleppen<br />

Een enkele keer worden fenestraties van de<br />

AO kleppen waargenomen. Hoewel er sprake<br />

is van een diastolische souffle met pmax op<br />

de AO, zijn de kleppen gesloten terwijl er parallel<br />

aan elkaar enkele kleine regurgiterende<br />

jets te zien zijn bij echocardiografisch onderzoek.<br />

Aneurysma van de Aortabasis of sinus<br />

Valsalva<br />

Een aneurysma van de Aorta kan zowel congenitaal<br />

zijn als verkregen. Een duidelijke<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 92<br />

[Figuur 39.] Aneurysma dissecans.<br />

Legenda: Transmurale ruptuur van de aorta<br />

(asterisk) van een Friese merrie van 2 jaar.<br />

Alle lagen van aorta zijn over een lengte van<br />

2 cm verscheurd (pijl). Lokaal bevinden zich<br />

aan de luminale zijde van de aorta enkele<br />

smalle streepvormige intimale verdikkingen<br />

(pijlpunt).<br />

oorzaak is niet aangetoond. Een aneurysma<br />

van de Sinus Valsalva, waarbij er sprake is<br />

van het congenitaal ontbreken van de media<br />

in de (rechter) AO sinus valt onder congenitale<br />

afwijking. Humaan zijn Aortafistels zeldzame<br />

aangeboren afwijkingen die tezamen<br />

met andere congenitale anomalieën gezien<br />

worden (bv sub-pulmonaire ventrikelseptum<br />

defecten) en meer bij mannen dan vrouwen<br />

voorkomen. Het betreft een defect in de tunica<br />

media van de annulus fibrosis van de<br />

AO klep, waardoor de Sinus Valsalva (AO<br />

sinus) ruptureert. Thoracale of abdominale<br />

AO rupturen zijn beschreven in individuele<br />

gevallen. Met de AO sinus wordt een van de<br />

anatomische dilataties juist boven de semilunair<br />

kleppen van de ascenderende Aorta<br />

bedoeld. Aan twee ervan ontspringen de coronair<br />

arteriën (linker AO sinus de linker coronair<br />

arterie, aan de rechter Aorta sinus de<br />

rechter conorair arterie). De derde wordt dan<br />

ook geduid als non-coronaire sinus. Naast<br />

AO sinus wordt de naam “sinus Valsalva”<br />

gebruikt. Een ruptuur van de AO basis bij<br />

het paard wordt vaak een aneurysma van de<br />

AO sinus ruptuur of sinus Valsalva genoemd<br />

(fig. 39). Meestal scheurt de rechter AO sinus<br />

(Valsalva).<br />

De rechter coronair sinus aneurysma is beschreven<br />

bij dekhengsten van middelbare<br />

leeftijd of erboven. De hypertensie als gevolg


van het dekken zou een rol spelen bij dit soort<br />

scheuren. Dystrofische veranderingen aan de<br />

AO zijn beschreven. Volgens sommige auteurs<br />

is de AO dunner op de plek,waar de<br />

ruptuur optreedt en het zwakke punt zou het<br />

chondroïde fibreuze weefsel zijn dat naast de<br />

rand van de kraakbeen plaat van de annulus<br />

fibrosus zit. Een andere mogelijke zwakke<br />

plek, waar verscheuring optreedt, is bij het<br />

arteriële ligament, resulterend in een fistel<br />

naar de Truncus pulmonalis zoals beschreven<br />

door v.d. Linde-Sipman bij 4 Friese paarden<br />

die van dezelfde hengst afstamden. Soms<br />

ligt aan het scheuren van de AO basis een<br />

aneurysma van de sinus Valsalva ten grondslag<br />

maar niet altijd kon dit bewezen worden.<br />

De aandoening is bij diverse paardenrassen<br />

bekend zoals Engels volbloed, KWPN, Holsteiners<br />

en in Nederland vooral, maar niet<br />

uitsluitend, bij de Fries.<br />

Klinisch worden meestal pas symptomen<br />

gezien als het aneurysma gaat scheuren. De<br />

richting van de scheur is vaak naar het rechter<br />

atrium, rechter ventrikel of interventriculair<br />

septum. Afhankelijk van de richting van<br />

de scheur en de grootte worden acuut rechter<br />

hartfalen, ventriculaire ritme stoornissen<br />

en acute dood gezien. Het ventriculaire<br />

geleidingsweefsel kan primair verstoord zijn<br />

door schade aan het ventriculaire geleidingssysteem.<br />

Echografisch valt rechts-overbelasting<br />

vaak op. De verscheuring naar rechter<br />

atrium, rechter ventrikel of interventriculair<br />

septum kan vaak in beeld worden gebracht<br />

en soms de herkomst van de scheur. Een continue<br />

souffle kan hoorbaar zijn als gevolg<br />

van de flow door de fistel. Soms is helemaal<br />

geen souffle hoorbaar. De therapie is symptomatische<br />

behandeling van het congestief<br />

hartfalen inclusief behandeling van eventuele<br />

ritmestoornissen en stricte rust en voorkomen<br />

van stress. Er zijn paarden bekend die<br />

het doorscheuren van het aneurysma naar het<br />

ventrikelseptum overleefd hebben. In het algemeen<br />

is de prognose ongunstig.<br />

Diversen<br />

Er zijn meerdere aangeboren afwijkingen incidenteel<br />

bij het paard. Voorbeelden hiervan<br />

zijn een combinatie van een atrium septum<br />

defect met persisterende ductus botalli en<br />

ventrikel septum defect en LV hypertrofie.<br />

Een persisterende trucus arteriosus waarbij<br />

de beide ventrikels ontwikkeld werden die<br />

communiceerden met 1 vat via een VSD is<br />

beschreven bij een veulen dat 6 dagen oud<br />

werd. Ook een op zich zelfstaande pulmonaal<br />

stenose bij een 9 jaar oude Arabier is<br />

beschreven.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 93


Uw nieuwe aanspreekpartner voor diergeneeskundige<br />

informatietechnologie in Nederland<br />

Geïntegreerd praktijkmanagement, digitale beeldverwerking en digitale röntgen:<br />

advies, installatie en service – alles onder een noemer.<br />

Vanaf nu hebben Nederlandse dierenartspraktijken en dierenklinieken een nieuwe aanspreekpartner wat betreft oplossingen aangaande<br />

IT-problemen: VetZ BV. De nieuw opgerichte dochteronderneming van de Duitse VetZ GmbH in Sliedrecht begeleidt dierenartsen en managers<br />

betrouwbaar en competent wat betreft praktijkmanagement, digitale beeldverwerking en digitale röntgen. Van concept tot toepassing.<br />

Al meer dan 15 jaar behoort VetZ tot de leidende aanbieders van informatietechnologieën<br />

in de diergeneeskunde. Wat in 1990 als idee begon,<br />

is vandaag de dag een van de succesvolste en meest toonaangevende<br />

concepten in de diergeneeskunde: effi ciënt praktijkmanagement, digitale<br />

beeldverwerking, digitale röntgen, innovatieve webtoepassingen<br />

en vakkundig advies. Alles in een. Perfect met elkaar verbonden.<br />

VetZ begeleidt dierenartspraktijken, dierenklinieken en hoge scholen<br />

in heel Europa. Met Johan Richard van Dongen, directeur van de<br />

nieuwe VetZ BV, nu ook in Nederland. Als zoon van een dierenarts<br />

en praktijkmanager kent hij de behoeften van de Nederlandse dierenartsen<br />

uit eigen ervaring en hij weet precies waar het om draait:<br />

„Wat mij het meeste aanspreekt in VetZ is het professionele niveau<br />

en de uiterste precisie waarmee gewerkt wordt. De hoge mate van toewijding<br />

van het team achter VetZ aan het bedrijf en haar producten,<br />

vormt elke dag weer een inspiratiebron.<br />

De naadloze integratie van al de diagnostische apparatuur in de<br />

dierenkliniek, van digitale röntgensystemen tot bloedcomputers en<br />

van echo tot endoscoop, is zeer indrukwekkend en geeft een unieke<br />

ervaring. Niet tevreden zijn met ‘goed<br />

genoeg’, maar verder ontwikkelen tot<br />

een perfect product en de bijbehorende<br />

perfecte service naar de klant, is het hoofduitgangspunt<br />

waarmee gewerkt wordt<br />

binnen VetZ.”<br />

Kom meer te weten over VetZ BV! Bel<br />

ons op wanneer u vragen heeft over<br />

onze producten of diensten of meer over<br />

geïntegreerd praktijkmanagement en geoptimaliseerde<br />

processen wilt weten! Wij<br />

verheugen ons op uw telefoontje!<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 94<br />

VetZ BV • Middeldiepstraat 58 • 3361 VT Sliedrecht • Telefoon: +31 (0)184 820201 • info@myvetz.nl • www.myvetz.nl


VI Verkregen hartafwijkingen<br />

VIa Verkregen endocard afwijkingen<br />

VIa1 Endocardiose<br />

Over het algemeen leidt elke verandering aan<br />

structuur van de klep of het steunapparaat<br />

van de klep tot regurgitatie. Degeneratieve<br />

laesies, die leiden tot regurgiteren van de AV<br />

kleppen en semilunair kleppen, zijn de meest<br />

voorkomende oorzaak van klepafwijkingen<br />

bij het oudere paard. De oorsprong van deze<br />

zgn “endocardiose”of “degenerative valve<br />

disease” is onbekend. Het collageen van de<br />

lamina fibrosa van de klep is gedegenereerd<br />

met daarbij proliferatie van het losmazig<br />

fibro-elastische weefsel in de lamina spongiosa<br />

van de klep. In de oppervlakkige lagen<br />

van het endocard zijn infiltraten te zien van<br />

histiocyten, lymphocyten en fibroblasten. De<br />

laesies kunnen gegeneraliseerde of meer omschreven<br />

fibreuze verdikkingen en afrondingen<br />

zijn van de vrije rand van de kleppen, die<br />

soms zelfs als nodules te zien zijn.<br />

De mitraal en Aorta kleppen zijn over het algemeen<br />

vaker betrokken bij dit proces dan de<br />

tricuspidaal of pulmonaal kleppen. De hogere<br />

druk en grotere krachten, die spelen in het linker<br />

hart, predisponeren de AO en LAV kleppen<br />

voor laesies. De verdikkingen op de kleppen<br />

interfereren met het sluiten waardoor regurgiteren<br />

optreedt. Eventueel kunnen de chordae<br />

tendinae ruptureren secundair aan endocardiose<br />

hoewel dit ook spontaan kan gebeuren.<br />

Endocard afwijkimngen met linker atrioventriculaire<br />

klep (LAV= mitralis) insufficiëntie<br />

als gevolg<br />

Door de hoge druk in het linker ventrikel<br />

vergeleken met rechts, wordt van alle klepafwijkingen<br />

de LAV insufficiëntie het meest<br />

geassocieerd met klinische symptomen als<br />

gevolg van de lekkage. Bijpassende souffles<br />

zijn meestal holosystolisch of pansystolisch,<br />

bandvorming, caudo dorsaal uitwaaierend,<br />

graad III/VI of meer (zelden I of II) en rauw<br />

of toeterend van aard. Het pmax is op de linker<br />

AV klep in de vijfde intercostaal ruimte,<br />

eventueel waaiert het geluid tevens uit richting<br />

de projectie van de AO klep, dus meer<br />

naar craniodorsaal.<br />

Het tempo waarmee er klachten ontstaan, is<br />

afhankelijk van oorzaak en uitgebreidheid<br />

van de LAV insufficiëntie. Bij langzame achteruitgang<br />

zal de eerste klacht verminderd<br />

uithoudingsvermogen zijn en slecht herstel<br />

na arbeid. De presenterende klachten zijn dan<br />

veelal buitengewone hoge ademfrequentie (en<br />

hartfrequentie) na arbeid, excessief zweten,<br />

verminderd presteren vergeleken met voorheen<br />

of hoesten.<br />

Ernstige LAV insufficiëntie zal leiden tot verhoogde<br />

LA druk en pulmonaire hypertensie.<br />

Dit kan weer leiden tot longoedeem terwijl<br />

er nog geen afwijkingen als gevolg van rechter<br />

hartfalen te zien is waardoor het subtiele<br />

klinische symptomen geeft. Veelal worden<br />

de symptomen aangezien voor tekenen van<br />

chronische bronchitis in al zijn verschijningsvormen.<br />

Daarom moet een uitgebreid respiratie<br />

onderzoek deel uitmaken van het cardiologisch<br />

onderzoek. Alleen in zeer ernstige<br />

gevallen of bij ruptuur van de chordae tendinae,<br />

worden paarden aangeboden met schuimige<br />

neusuitvloeïng en hoesten; de meesten<br />

tonen dit soort neusuitvloeiing echter nooit.<br />

De verhoogde LA druk wordt door de longen<br />

voortgeleid naar de PA en daarmee naar<br />

de RV, waardoor een ernstige LAV insufficiëntie<br />

aanleiding geeft tot symptomen van<br />

rechter hartfalen. De verhoogde veneuze tensie,<br />

verhoogde venepols en perifeer oedeem<br />

zijn, naast tachycardie, opvallende klinische<br />

symptomen. Er wordt dan ook wel gesteld dat<br />

linker hartfalen soms pas gediagnosticeerd<br />

wordt als het rechter hart reeds mee doet. De<br />

verhoogde LA druk leidt op zijn beurt ook tot<br />

een dilatatie van het atrium met daarmee een<br />

verhoogd risico op het ontstaan van atriumfibrillatie.<br />

Zolang de lekkage langzaam progressief<br />

verloopt en het linker atrium door<br />

rekken zich kan aanpassen aan het toegenomen<br />

volume en de druk, zal de druk in het<br />

LA niet erg toenemen. Als de verslechtering<br />

erger wordt en acuut, zal dit snel leiden tot een<br />

verhoogde LAV druk en in de longvaten met<br />

als gevolg longoedeem en uiteindelijk ook<br />

rechter hartfalen.<br />

De prevalentie, weergegeven in de literatuur<br />

is erg wisselend, en er moet onderscheid wor-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 95


den gemaakt tussen regurgitatie zonder klep<br />

en morfologie afwijkingen en die met anatomische<br />

veranderingen. In Duits onderzoek bij<br />

rijpaarden, aangeboden met hartafwijkingen,<br />

werd 24% LAV insufficienties vastgesteld.<br />

7 % had alleen een AO insufficiëntie en 5%<br />

alleen een RAV insufficiëntie. Veelal hadden<br />

paarden lekkages op meerdere kleppen.<br />

ECG onderzoek:<br />

Een ECG is niet behulpzaam bij het vaststellen<br />

van hartvergroting omdat bij het paard<br />

de depolarisatie van het linker ventrikel explosief<br />

gebeurt door de wijde verspreiding<br />

van de Purkinje vezels door het myocard. De<br />

veranderingen moeten hierdoor behoorlijk<br />

groot zijn voordat het ECG dit detecteert. Wel<br />

kunnen ventriculaire extrasystolen of ventriculaire<br />

tachycardie (in episodes of persisterent)<br />

bijkomende myocard pathologie aangeven.<br />

Tevens kan een S-T segment depressie<br />

waargenomen worden bij paarden als teken<br />

van myocard ischaemie, bijvoorbeeld in het<br />

geval van een bijkomende chordae tendinae<br />

ruptuur.<br />

Echocardiografisch onderzoek:<br />

Echografisch onderzoek wordt gebruikt om<br />

de waarschijnlijkheidsdiagnose te bevestigen<br />

maar vooral om semikwantitatief de grootte<br />

van de lekkage vast te stellen, de morfologische<br />

adaptaties aan de lekkage en om een<br />

prognose te formuleren. Spectraal en kleurendoppler<br />

worden toegepast om de grootte<br />

en lokalisatie van de regurgiterende jet in<br />

kaart te brengen. Een kleine kortdurende jet<br />

die slechts tot kort achter de kleppen waarneembaar<br />

is, is een fysiologische bevinding<br />

en geen teken van subklinische klepafwijkingen.<br />

De regurgiterende jet ten gevolge<br />

van mitralis insufficiëntie is vergelijkbaar in<br />

lengte, breedte, oppervlak en timing, maar<br />

duurt langer. Jets zonder klinische betekenis<br />

kunnen alleen net achter de klep waargenomen<br />

worden. Als minder dan 1/3 van de jet<br />

het atrium instroomt wordt de regurgitatie<br />

geklassificeerd als mild, als het tot 1/3 het<br />

atrium vult, als matig, en ernstig als de terugstroom<br />

meer dan de helft van het atrium vult.<br />

Bij betekenisvolle regurgitatie is tevens het<br />

LA (>13.5 cm) en LV (einddiastolische linker<br />

ventrikel diameter (>12.5 cm)) verwijd. De<br />

EPSS is tevens toegenomen door de LV ver-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 96<br />

wijding. De mate van vergroting hangt wel af<br />

van de hoeveelheid lekkage en duur van het<br />

teruglekken. Het afronden van de linker ventrikel<br />

apex is suggestief voor linker ventrikel<br />

overload. Verhoogde intra-atriale druk toont<br />

zich echografisch als een afgerond voorkomen<br />

van het atrium en het uitpuilen van het<br />

inter-atriale septum naar rechts.<br />

Een teken van pulmonale hypertensie is dilateren<br />

van de PA waarbij deze groter in diameter<br />

is geworden dan de diameter van de AO<br />

met als klinisch risico plotseling ruptureren<br />

en acute dood. Een AO diameter, die kleiner<br />

dan normaal is, wordt geassocieerd met een<br />

verminderde ventriculaire output en linker<br />

hartfalen. Indien een vergroot LV volume samengaat<br />

met een normaal of lage FS is dit een<br />

teken van slechte myocard contractiliteit omdat<br />

op basis van het bekende Frank Starling<br />

mechanisme de FS juist omhoog moet gaan<br />

bij matige of ernstige ventrikel overvulling.<br />

Dit als gevolg van matige of ernstige kleplekkage<br />

door het vergrote ventriculaire volume<br />

en verminderde afterload.<br />

Prognose:<br />

Onderzoek naar mortaliteit en oorzaak van<br />

sterfte bij meer dan 1100 paarden en pony’s<br />

van middelbare leeftijd en oudere dieren<br />

toonde aan dat er 4 jaar later geen verschil<br />

in mortaliteit was tussen dieren met en zonder<br />

LAV insufficiëntie. Wel hadden kleinere<br />

paarden (Engelse volbloeden, Arabieren,<br />

Hackneys) een hoger risico op LAV insufficiëntie<br />

dan kleine ponies (shetlanders, welsh<br />

pony’s) (OR van 2.33) en oudere dieren iets<br />

meer kans dan jongere (OR 1.07). Meerdere<br />

onderzoeken bij rijpaarden naar voortgang,<br />

2 tot 11 jaar na initiëel onderzoek, liet zien<br />

dat bij geringe tot matige afwijkingen hooguit<br />

een slechts geringe verslechtering gezien<br />

werd. Daarnaast was de conclusie dat zelden<br />

klinische verslechtering gezien werd in deze<br />

periode. Tevens was dit, indien het optrad,<br />

onafhankelijk van de duur van de aandoening.<br />

De echografische veranderingen (dilatatie<br />

LV en of LA) over deze lange periode<br />

bleken klinisch niet relevant. In deze studie<br />

had de progressie van kleplekkage geen enkele<br />

correlatie met leeftijd en prestatie, hetgeen<br />

overeenkomt met de studies bij dravers<br />

en renpaarden naar de relatie kleplekkage en<br />

prestatie waarbij ook geen correlatie bleek te


estaan. Belangrijk is zich te realiseren dat bij<br />

een combinatie van aerobe en anaerobe training<br />

LAV (en RAV) lekkage in het kader van<br />

(eccentrische) hypertrofie voorkomt en het<br />

lijkt een fysiologische adaptatie aan training<br />

te zijn.<br />

Al met al is de prognose afhankelijk van de<br />

oorzaak, de ernst van de kleplekkage, de<br />

mate van verwijding van de ventrikel en de<br />

myocard contractiliteit. Zolang de mate van<br />

lekkage niet meer dan matig is en de afmeting<br />

van het atrium en de ventrikel normaal<br />

of gering verwijd is, zal verslechtering zeer<br />

langzaam gaan en jaren gaan duren; zeker als<br />

er geen klepafwijkingen zijn. Degeneratieve<br />

kleplaesies zullen samen gaan met onbetekenende<br />

tot ernstige lekkage die langzaam erger<br />

wordt over enkele tot meerdere jaren. Flapperende<br />

kleppen of chordae tendinae rupturen,<br />

die aan de lekkage ten grondslag liggen, gaan<br />

vaak gepaard met degeneratieve klepafwijkingen.<br />

Als de chordae afkomstig zijn van<br />

de septale of vrije wand klep, dan zal vaak<br />

acute ernstige mitralis insufficiëntie en congestief<br />

hartfalen het gevolg zijn, door de acute<br />

volume overload van LA en LV. Een ruptuur<br />

van de chordae van een accessoire klep leidt<br />

eerder tot een milde tot matige klepinsufficiëntie,<br />

die langzaam erger wordt over een<br />

paar jaar.<br />

Endocard afwijkingen met aorta klep insufficiëntie<br />

als gevolg<br />

Een lekkende AO klep komt veel voor bij<br />

paarden ouder dan 10 jaar en is meestal het<br />

gevolg van endocardiose. Het bijgeluid is<br />

1-4/6 holodiastolisch decrescendo met het<br />

punctum maximum in de vierde linker intercostaalruimte<br />

of eventueel ter hoogte van de<br />

rechter hartebasis. Vaak is het karakter van<br />

het geluid muzikaal of toeterend als gevolg<br />

van het vibreren van de kleppen door de terugstroom.<br />

Vaak waaiert het geluid uit richting<br />

de apex. Een enkele keer is de diastolische<br />

souffle rechts in de vierde intercostaal<br />

ruimte haast beter te horen dan links. Sommige<br />

paarden kunnen ook grote lekkages<br />

goed aan en tonen geen klinische afwijkingen.<br />

Een bonzende steile pols en linker ventrikel<br />

overload zijn tekenen van een ernstige<br />

AO insufficiëntie. Door de polskwaliteit te<br />

beoordelen simultaan met het optreden van<br />

de souffle kan klinisch vrij makkelijk een di-<br />

astolische souffle waargenomen worden. De<br />

linker ventrikel overload geeft aanleiding tot<br />

een verhoogde systolische bloeddruk, terwijl<br />

het snelle drukverval van bloed in de AO<br />

gedurende de diastole een lage diastolische<br />

bloeddruk geeft met als gevolg een klinisch<br />

waarneembare steile pols.<br />

Het gevolg is een verhoogde hoeveelheid<br />

bloed dat het linker ventrikel moet wegpompen.<br />

Dit toegenomen bloedvolume in de<br />

linker ventrikel leidt tot een verhoogde contractiliteit<br />

volgens het Frank Starling principe.<br />

Dus bij een AO insufficiëntie met een<br />

normale ventrikel functie verwacht je een hoger<br />

dan normale FS. Echter, als de verwijding<br />

te extreem is, vermindert de contractiliteit<br />

(FS) waardoor de FS normaliseert (30-40%).<br />

Hoewel de waarde dan binnen de referentiewaarde<br />

valt is dit in deze situatie toch een pathologische<br />

toestand. Daarbij kan de volume<br />

overload leiden tot dilatatie van de annulus<br />

van de LAV klep met als gevolg secundair mitralis<br />

insufficiëntie. Deze dilatatie kan op zijn<br />

beurt weer leiden tot scheuren van de chordae<br />

tendinae waardoor er verdere verslechtering<br />

optreedt. Indien de AO insufficiëntie samen<br />

gaat met een mitralis insufficiëntie is de prognose<br />

meestal ongunstig, omdat deze laatste<br />

meestal progressief verloopt met als gevolg<br />

linker hartfalen.<br />

Echocardiografisch onderzoek:<br />

Degeneratieve laesies van de AO kleppen zijn<br />

zichtbaar als verdikte plekken met een toegenomen<br />

echodensiteit maar niet altijd worden<br />

klepafwijkingen gezien. Matige tot ernstige<br />

AO lekkage leidt tot een linker ventrikel volume<br />

overload. Echografisch is dit waarneembaar<br />

als een toegenomen eind diastolische<br />

linker ventrikel diameter (> 12.5 cm). Een<br />

dilatatie van de linker uitstroom opening verklikt<br />

zich middels een toegenomen septal to<br />

E-point afstand (EPSS) van meer dan 1.0 cm.<br />

Deze meting geeft een indruk van de kleppositie<br />

in geopende toestand ten opzichte van de<br />

ventrikelwand en is daarmee tevens een maat<br />

voor verwijding van de ventrikel.<br />

Als er tevens een linker ventrikel dilatatie<br />

plaatsvindt, wordt het interventriculaire septum<br />

en de linker ventriculaire vrije wand<br />

dunner. Een verhoogde FS is initieel het gevolg<br />

tenzij er, net zoals bij de LAV insufficiëntie,<br />

een myocardiale dysfunctie optreedt.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 97


Door de toegenomen bloedstroom in de AO<br />

kan de Aortabasis verbreed worden bij matige<br />

tot ernstige AO insufficiëntie. Als de regurgiterende<br />

jet groot is, kan premature sluiting<br />

van de mitraal kleppen hier het gevolg van<br />

zijn en tevens kan de jet de septale klep van<br />

de mitralis klep in trilling brengen gedurende<br />

de diastole (dit is duidelijk te zien op de<br />

M-mode (fig. 23)). De jet richting is meestal<br />

richting de apex of lateraal richting de ventriculaire<br />

vrije wand.<br />

De ernst van de regurgitatie wordt bepaald<br />

door hoe ver de jet de linker ventriculaire<br />

uitstroom opening instroomt samen met de<br />

breedte van de basis van de jet. Indien de jet<br />

zich uitstrekt verder dan 2/3 van de linker<br />

uitstroom opening achter de septale klep van<br />

de mitraal klep wordt die als ernstig geclassificeerd.<br />

Tevens duidt een snelle daling van<br />

het signaal van het CW Doppler onderzoek op<br />

een snelle toename in de linker ventriculaire<br />

diastolische druk en dit is suggestief voor een<br />

ernstige AO regurgitatie.<br />

Prognose:<br />

Over het algemeen verloopt een AO insufficiëntie<br />

langzaam, terwijl de frequentie van<br />

voorkomen de middelbare leeftijd (>10 jaar)<br />

is. Het linker ventrikel kan door zijn bouw<br />

enige mate van regurgitatie wel opvangen.<br />

Daarom is het zelden aanleiding tot congestief<br />

hartfalen. Indien het samengaat met ernstige<br />

mitraal klep insufficiëntie, veroorzaakt<br />

door LV volume overload en annulus dilatatie,<br />

is de prognose slecht. Meestal is de mitraal<br />

klep insufficiëntie progressief, waardoor<br />

linker hartfalen kan optreden of zelfs acute<br />

dood door scheuren van de pulmonaal arterie<br />

als gevolg van pulmonaire hypertensie. Klinisch<br />

is een steile pols dus een teken van significante<br />

AO lekkage terwijl bij lekkage van<br />

betekenis de diastolische vulling van de coronair<br />

vaten benadeeld kan worden. Dit kan,<br />

zeker bij arbeid, aanleiding geven tot hartritmestoornissen<br />

door gebrek aan perfusie en<br />

dus metabole verstoringen in het myocard.<br />

<strong>Paard</strong>en met tevens bijkomende VES, een<br />

steile pols en luide souffles (4-6/6) hadden<br />

meer risico op progressief verloop gedurende<br />

een periode van 2 jaar. Een volledige cardiologische<br />

controle houdt dan ook, zeker bij een<br />

AO insufficiëntie van betekenis, een ECG onderzoek<br />

gedurende representatieve arbeid in.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 98<br />

Klinische waarneembare variabelen die een<br />

prognostische waarde voor progressie van<br />

de hartafwijking bleken te hebben zijn een<br />

combinatie van een luide diastolische souffle<br />

(3/6), een palpeerbare hyperkinetische<br />

pols (steile pols) en het frequent optreden<br />

van VES. Indien VES optreedt, is er 11.5 x<br />

(odds ratio 11.5) meer kans op progressie. Het<br />

is slecht te voorspellen wanneer en in welke<br />

mate een AO insufficiëntie progressief in<br />

ernst wordt en het is daarom aan te bevelen<br />

het paard regelmatig te vervolgen.<br />

Endocard afwijkingen met rechter AV insufficiëntie<br />

(RAV= tricuspidalis) als gevolg<br />

<strong>Paard</strong>en met een tricuspidalis insufficiëntie<br />

tonen zelden klinische afwijkingen. Zeer frequent<br />

kan een systolische souffle op de rechter<br />

AV klep worden waargenomen maar zelden is<br />

dit van klinische betekenis. De bijbehorende<br />

souffle is een holo-of pansystolische souffle,<br />

bandvorming minimaal 2/6 rauw blazend met<br />

een punctum maximum in de rechter vierde<br />

intercostale ruimte waarbij het geluid naar<br />

dorsaal uitwaaiert. Ook al is de insufficiëntie<br />

mild tot matig dan nog tonen de meeste paarden<br />

geen arbeidsintolerantie. Zelfs bij ernstige<br />

tricuspidalis insufficiëntie (4-6/6) kunnen<br />

de paarden nog bruikbaar blijven als recreatie<br />

paard of voor de dressuur of als springpaard;<br />

voor maximale arbeid zijn ze dan ongeschikt.<br />

Indien tricuspidalis insufficiëntie wel doorzet<br />

in hartfalen, is dat meestal in samenhang met<br />

linker hartfalen en pulmonale hypertensie.<br />

Rechter hartfalen is klinisch goed waarneembaar<br />

door de veneuze congestie, verhoogde<br />

jugulaire pols, perifeer oedeem, ascites en<br />

pleurale effusie, naast leverstuwing. Vooral<br />

bij dravers, renpaarden en jachtpaarden is een<br />

geringe tot matige RAV insufficiëntie vrij frequent<br />

voorkomend (16-28%). Bij renpaarden<br />

verdubbelde de incidentie van 13% voor training<br />

naar 26% na training.<br />

Echocardiografisch onderzoek:<br />

Veelal zijn er geen echocardiografisch waarneembare<br />

klepafwijkingen. Een survey toonde<br />

bij slechts 3% van de paarden degeneratieve<br />

klepveranderingen. Bij normale paarden<br />

wordt veelal een regurgitatie in systole in het<br />

atrium gezien. Echter, bij lekkage als gevolg<br />

van tricuspidaal insufficiëntie met bijbehorende<br />

souffle duurt de regurgiterende jet 5-8


maal langer en is deze groter dan de “fysiologische”<br />

jet. Aan RAV insufficiëntie kunnen<br />

ook op deze locatie geruptureerde chordae<br />

tendinae en flapperende kleppen ten grondslag<br />

liggen hoewel veel minder vaak dan op<br />

de mitralis klep. Een enkele keer zijn vegetatieve<br />

massa’s aan de kleppen, als gevolg van<br />

bacteriële endocarditis, de oorzaak van de<br />

kleplekkage.<br />

Vele paarden vertonen een geringe lekkage<br />

met normale hartafmetingen. Indien de jet<br />

voor meer dan 2/3 het atrium vult, wordt die<br />

beschouwd als ernstig. Als de insufficiëntie<br />

groot is, zal een rechter atrium vergroting<br />

zichtbaar worden. Normaliter moet het deel<br />

dat rechts zichtbaar is van het atrium, kleiner<br />

tonen dan het linker atrium. De rechter<br />

ventrikel volume overload zal leiden tot vergroting<br />

en eventueel dilatatie van het rechter<br />

ventrikel. Normaliter is het rechter ventrikel<br />

ongeveer een derde van het linker ventrikel,<br />

bekeken via de rechter parasternale window<br />

van de linker uitstroom opening en Aorta. Bij<br />

ernstige tricuspidalis insufficiëntie, leidende<br />

tot RV volume overload, zullen paradoxale<br />

septale bewegingen zichtbaar worden. Vanuit<br />

de positie van de linker ventriculaire uitstroom<br />

opening is de jet, die meestal richting<br />

AO basis gaat, het beste in beeld te brengen<br />

met de kleuren doppler. Een jetsnelheid gemeten<br />

met pulse wave doppler met minder<br />

dan 2.5 m/s representeert een vrijwel normale<br />

pulmonaal arterie druk.<br />

Prognose:<br />

Geringe tot matige RAV insufficiënties komen<br />

veelvuldig voor bij jonge renpaarden als<br />

gevolg van adapatie aan training. Bij warmbloedpaarden<br />

lijkt deze incidentie lager te liggen.<br />

Zolang de insufficiëntie gering tot matig<br />

is, zijn er meestal geen klinische verschijnselen<br />

behalve de souffle en kunnen ze maximaal<br />

presteren. Zowel LAV als RAV insufficienties<br />

zonder tekenen van decompensatie, leken bij<br />

dravers en Warmbloeden geen relatie te hebben<br />

met (verminderd) presteren.<br />

Een grote RAV insufficiëntie gaat nogal eens<br />

samen met matig tot ernstige mitralis insufficiëntie.<br />

Indien de tricuspidaal insufficiëntie<br />

het gevolg is van pulmonale hypertensie of<br />

linker hartfalen kent het meestal een progressief<br />

verloop. Als er een ernstige insufficiëntie<br />

is kunnen ze meestal geen maximale arbeid<br />

meer verrichten maar nog wel geschikt zijn<br />

als dressuur-of springpaard of voor de recrea-<br />

tie. Indien de RAV insufficiëntie wel het gevolg<br />

is van congestief hartfalen en pulmonaire<br />

hypertensie, is het verloop meestal progressief<br />

met rechter hartfalen als eindpunt.<br />

Pulmonaal klep insufficiëntie<br />

Deze insufficiëntie wordt zelden waargenomen<br />

als op zichzelf staande klep afwijking,<br />

maar indien het voorkomt is het meestal een<br />

gevolg van linker hartfalen, pulmonaire hypertensie<br />

en dilatatie van de PA. Zelfs als er<br />

klep afwijkingen bestaan, wordt niet altijd<br />

een souffle waargenomen, waarschijnlijk<br />

omdat de drukverschillen ter plekke (rechts)<br />

onvoldoende hoog zijn om hiertoe aanleiding<br />

te geven. Indien er wel een souffle gehoord<br />

wordt, is het meestal een holodiastolisch decrescendo<br />

1-3/6 geluid met het pmax ver naar<br />

voren, nl in de derde intercostaal ruimte. De<br />

intensiteit is zelden meer dan 3/6.<br />

Echocardiografisch onderzoek:<br />

In het geval van ernstige pulmonaal insufficiëntie,<br />

is er sprake van dilatatie van de RV.<br />

PA insufficientie kan leiden tot paradoxale<br />

septale bewegingen die indicatief zijn voor<br />

rechter ventrikel volume overload. Soms kan<br />

tijdens de diastole waargenomen worden dat<br />

de rechter AV klep als gevolg van de regurgitatie<br />

in trilling wordt gebracht. De meeste<br />

paarden, waarbij een regurgiterende jet gezien<br />

wordt op kleurendoppler hebben geen<br />

hoorbare souffles. Bij ernstige regurgitatie<br />

beslaat de jet meer dan twee derde van de uitstroom<br />

opening van de rechter ventrikel en is<br />

de basis van de jet breed. Ook CW Doppler<br />

kan behulpzaam zijn bij het inschatten van de<br />

grootte van de lekkage.<br />

Prognose:<br />

Over het algemeen zijn de geringe PA insufficienties,<br />

die gezien worden op echo, klinisch<br />

niet hoorbaar en niet relevant. Als er sprake is<br />

van geringe tot matige regurgitatie en er geen<br />

aanwijzingen zijn voor volume overload van<br />

de rechter ventrikel, is de prognose goed. Als<br />

de lekkage echter het gevolg is van linker hartfalen<br />

met cardiomegalie is de prognose slecht.<br />

Prolabering van de linker AV klep<br />

Een van de oorzaken van een lekkende AV<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 99


klep is de klep prolaps, waarbij de AV klep<br />

iets prolabeert in het atrium gedurende de<br />

systole,waardoor er regurgitatie in de LAV<br />

klep optreedt. Indien dit gezien wordt, is het<br />

risico op een progressieve lekkage wat hoger<br />

dan wanneer uitsluitend lekkage zonder andere<br />

abnormaliteiten gezien wordt.<br />

Humaan zijn er aanwijzingen dat er bij idiopathische<br />

mitralis klepprolaps een autosomaal<br />

dominante erfelijke factor mee speelt, dat een<br />

sexe en leeftijd afhankelijk penetrantie met<br />

variabele expressie en genetische heterogeniteit<br />

kent. Echter, hiernaast kent men deze afwijking<br />

in het kader van een latent magnesium<br />

tekort, welke vorm niet te onderscheiden<br />

is van de erfelijke vorm. Magnesium tekort<br />

kan bij mensen leiden tot abnormale fibrosering<br />

en afwijkende collageen synthese in het<br />

myocard naast LAV klep dyskinesie; dit naast<br />

andere uitingen van magnesium tekort zoals<br />

veranderingen aan het immuun systeem, aan<br />

het autonome zenuwstelsel, het optreden van<br />

trombo-embolie en cardiale aritmiën. Klinische<br />

verbetering op een orale dosering Mg<br />

van 5 mg/kg LG per os per dag zou bewijzend<br />

zijn voor dit syndroom. Ook magnesium<br />

analogen zoals bètablokkers, verapamil of<br />

phenytoine zouden soms verbetering kunnen<br />

geven. Of deze pathofysiologie bij het paard<br />

een rol speelt is onbekend.<br />

VIa2 Endocarditis<br />

Endocarditis komt niet heel veel voor bij het<br />

paard. Veelal betreft het jongere paarden of<br />

jonge veulens die een septicaemie hebben<br />

doorgemaakt. Primaire pyogene infecties<br />

inclusief tromboflebitiden zijn een risico.<br />

Haematogene infectie van het valvulaire of<br />

murale endocardium door Streptococcus<br />

spp, Pasteurella of Actinobacillus equuli is<br />

de meest voorkomende oorzaak. Daarnaast<br />

wordt infectie met onder andere E coli, Pseudomonas<br />

aeruginosa en Rhodococcus equi<br />

genoemd. Indien er sprake is van endocardiale<br />

beschadigingen door jet lesions via klepinsufficienties,<br />

wordt infectie van een trombus<br />

op een klep vergemakkelijkt. Zodra een klep<br />

is gekoloniseerd, is dit het begin van het ontstaan<br />

van een vegetatieve laesie die is opgebouwd<br />

uit bacteriën, trombocyten en fibrine.<br />

Predilectie plekken van het paard zijn de AO<br />

en LAV klep omdat de stroomsnelheid van<br />

het bloed hier hoog is en (micro) jetlesions<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 100<br />

kan veroorzaken. Eventueel kan de atriumwand<br />

erin betrokken worden.<br />

Van de paarden met 3 weken of langer koorts<br />

van onbekende oorsprong, had 5 % een endocarditis.<br />

De klinische symptomen zijn weinig<br />

specifiek: sloomheid, anorexie, gewichtsverlies<br />

en arbeids intolerantie en intermitterende<br />

koorts. De circulatie afwijkingen hangen af<br />

van welke kleppen aangetast zijn en de mate<br />

waarin. Zowel klep stenose als insufficiëntie<br />

kan het gevolg zijn. Endocarditis zonder hoorbare<br />

souffles komt voor. De diagnose wordt<br />

gesteld door een kombinatie van klinisch onderzoek,<br />

bloedkweek en echocardiografisch<br />

onderzoek. Zowel aerobe als anaerobe kweken<br />

moeten worden ingezet maar niet altijd<br />

verloopt BO van het bloed positief. De meeste<br />

trefkans zou zijn als het bloed afgenomen<br />

wordt voordat de koortspiek optreedt. Als dit<br />

niet lukt is drie keer bloedafname met 2 uur<br />

tussentijd een alternatief. Routine bloedonderzoek<br />

kan leucocytose, anemie, hyperproteinaemie<br />

en hyperfibrinogemie aantonen.<br />

Echocardiografisch onderzoek :<br />

Echocardiografisch onderzoek zal vegetatieve<br />

massa’s op de aangetaste kleppen aantonen<br />

met als gevolg insufficiëntie en/of stenose ervan.<br />

Secundaire veranderingen aan het circulatie<br />

apparaat en functioneren en morfologie<br />

van het hart is afhankelijk van de locatie(s).<br />

Prognose:<br />

Breedspectrum antibiotica zoals de combinatie<br />

penicilline/gentamycine in afwachting van<br />

de resultaten van de bloedkweek zijn geïndiceerd<br />

naast NSAID en ondersteuning van de<br />

circulatie, afhankelijk van de mate van bijkomend<br />

CHF. Desondanks is de prognose ongunstig.<br />

Als het al lukt de infectie te couperen<br />

door zeer langdurig antibiotica beleid, is vaak<br />

blijvende schade aan de klep de oorzaak van<br />

permanente klepafwijkingen die op korte of<br />

lange termijn de prestatie beïnvloeden. Daarnaast<br />

kunnen complicaties als embolische<br />

pneumonie, nierinfarcten en metastatische<br />

myocarditis met ritmestoornissen optreden.<br />

Succesvolle afloop is echter mogelijk mits de<br />

kleppen nog niet of minimaal aangetast zijn<br />

en er een snelle respons op de therapie optreedt.<br />

Endocarditis van de tricuspidaal klep<br />

heeft een betere prognose dan die van de AO<br />

of LAV.


VIa3 Endocardiale fibro-elastosis<br />

Primaire en secundaire endocardiale fibroelastosis<br />

bestaat waarbij de eerste gediagnosticeerd<br />

wordt als er verder geen anatomische<br />

cardiale of vasculaire afwijkingen, myocardiale<br />

necrose of myocardiose gevonden wordt.<br />

Het kenmerkt zich door een diffuse proliferatie<br />

van collagene en elastische componenten<br />

van het endocardium; vaak is vooral het<br />

linker ventrikel erbij betrokken en is LAV<br />

insufficiëntie het gevolg. “Entrapment” van<br />

de purkinje vezels door fibroblasten in de diepere<br />

delen van het endocardium kan leiden<br />

tot degeneratie met acute dood als gevolg. Het<br />

is beschreven bij Engelse volbloeden die op<br />

jonge leeftijd plotseling aan hartfalen dood<br />

gingen. De primaire vorm is humaan en bij<br />

de kat is het bekend als een familiaire aandoening,<br />

mogelijk met een genetische transmissie.<br />

Deze patiënten sterven vaak in het eerste<br />

levensjaar. Bij het paard lijkt er sprake te zijn<br />

van de primaire vorm. De secundaire vorm<br />

bij andere species is geassocieerd met andere<br />

cardiovasculaire afwijkingen zoals virus geinduceerde<br />

myocarditis, carnitine deficiëntie<br />

of glycogeen storage disease.<br />

Diagnostiek:<br />

De klinische symptomen passend bij CHF<br />

zijn aspecifiek. Echocardiografische bevindingen,<br />

als verwijding van het ventrikel en<br />

atrium, klep lekkage en verdikking van de<br />

structuren is niet specifiek. Rimtestoornissen<br />

kunnen optreden maar zijn ook niet specifiek.<br />

Postmortaal histopathologische onderzoek is<br />

diagnostisch.<br />

Prognose:<br />

De prognose is ongunstig gezien het feit dat<br />

het aanleiding geeft tot acuut CHF en bij het<br />

paard alleen ongunstige afloop gerapporteerd<br />

is in analogie van de primaire vorm bij de mens.<br />

VIb Verkregen myocard afwijkingen<br />

Inleiding<br />

Hoewel hartfalen in verhouding regelmatig<br />

wordt waargenomen bij het paard als gevolg<br />

van congenitale hartafwijkingen, insufficiëntie<br />

van hartkleppen, en eventueel pericarditis,<br />

komt hartfalen ten gevolge van een<br />

primaire myocard afwijking waarschijnlijk<br />

vaker voor dan het wordt herkend. Een van de<br />

redenen is dat de “cardiac markers” niet zolang<br />

in verhoogde concentraties in het bloed<br />

aantoonbaar zijn. Niet alleen myocarditis en<br />

cardiomyopathie maar in minder mate ook<br />

infarcten en neoplasiën zijn bekend bij het<br />

paard. De oorzaak van myocarditis kan infectieus<br />

zijn zoals bacteriële-, virale-, parasitaire-,<br />

protozoaire- en zelfs schimmel infecties.<br />

Daarnaast kan het nutritioneel of toxisch van<br />

oorsprong zijn. Ook secundair aan een endocarditis,<br />

pericarditis, immuun gemedieerd of<br />

secundair door toediening van farmaca kan<br />

het optreden.<br />

VIb1 Myocarditis<br />

Infectieuze myocarditis<br />

De meest voorkomende oorzaak van een<br />

bacteriële myocarditis is waarschijnlijk een<br />

streptoccocen infectie. Het M- proteïne van<br />

de Streptococcus species zijn bekende allergenen<br />

op basis waarvan een immuun gemedieerde<br />

myocarditis kan ontstaan.<br />

Ook Stafylococcus, Salmonella en Clostridium<br />

chauvoei en Mycobacetrium spp, zijn<br />

beschreven veroorzakers van een myocarditis.<br />

Influenza, Equine Virus Arteritis, en<br />

Afrikaanse paardenpest kunnen een myocarditis<br />

veroorzaken. Parasitair zijn het vooral<br />

de Strongylus vulgaris infecties en eventueel<br />

Oncocerca infecties die geassocieerd worden<br />

met myocarditis. Ook Borrelia burgdorferi<br />

wordt als oorzaak vermeld.<br />

Nutritionele myocarditis<br />

Vooral vitamine E en selenium deficiënties<br />

veroorzaken myocard necrose en is beter<br />

bekend als white muscle disease. Ook hypomagnesaemie<br />

zou kunnen leiden tot myocard<br />

necrose en ventriculaire aritmiën hoewel het<br />

de vraag is of dit altijd wel een nutritioneel<br />

probleem is. Ook kopergebrek kan een rol<br />

spelen bij myocarditis.<br />

Toxische myocarditis<br />

Naast endogene intoxicaties zoals endotoxinaemie<br />

als gevolg van een gram negatieve<br />

sepsis, komen exogene intoxicaties toch regelmatig<br />

voor. Het bekendste voorbeeld is ionofoor<br />

intoxicatie als gevolg van contaminatie<br />

van het krachtvoer of abusievelijke ingestie<br />

van runder of kippen krachtvoer met ionofore<br />

antibiotica zoals monensin, salinomycine en<br />

lasalocide dat tot hoge lethaliteit in een kop-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 101


2 SOORTEN DERMATITIS<br />

ONTELBARE HONDENRASSEN<br />

1 OpLOSSINg!<br />

o Antibacterieel en antifungaal<br />

o Chloorhexidine + Miconazol<br />

o Ter behandeling en controle van seborroeïsche dermatitis bij de hond<br />

(geassocieerd met Malassezia pachydermatis en Staphylococcus intermedius)<br />

o Als hulpmiddel bij de behandeling van Microsporum Canis infecties bij de kat<br />

Malaseb® shampoo: UDA REG.NL. 101936. Werkzame bestanddelen: chloorhexidine 2% w/v, miconazol 2% w/v.<br />

Informatie: Dechra Veterinary Products B.V. - info.nl@dechra.com - tel +31 (0) 76 - 531 79 77<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 102


pel paarden kan leiden. Bij grote hoeveelheid<br />

treedt acute dood op binnen enkele uren. Bij<br />

lage doseringen over een langere tijd worden<br />

klinische symptomen op 1-7 dagen na ingestie<br />

waargenomen. De symptomen zijn rusteloosheid,<br />

anorexie, profuus zweten, ataxie,<br />

spiertrillingen en koorts. Veel plassen valt op,<br />

gevolgd door oligurie. Ook diarree, koliek en<br />

ileus kunnen optreden naast de symptomen<br />

van hartfalen en aritmiën. Hypokalaemie en<br />

hypocalcaemie zijn van voorbijgaande aard.<br />

Niet altijd is de cardiale isoenzym activiteit<br />

verhoogd. Vitamine E en selenium supplementeren<br />

zou een beschermend effect kunnen<br />

hebben. Het gebruik van digoxine is gecontraindiceerd<br />

omdat de combinatie leidt tot een<br />

massale calcium influx in de myocardcellen<br />

met als gevolg celdood en necrose.<br />

Planten intoxicaties zoals taxus, wilde jasmijn,<br />

oleander of vingerhoedskruid zijn<br />

slechts enkele voorbeelden van vele planten<br />

die cardiotoxisch zijn. Ook zware metalen<br />

kunnen cardiotoxisch zijn. Chronisch gebruik<br />

van anabole steroïden is een oorzaak voor<br />

(constrictieve hypertrofische) myocarditis.<br />

Infarcering/ hypoxie<br />

Infarcering van een stukje myocard kan voorkomen<br />

als complicatie van een parasitaire<br />

infectie door bijvoorbeeld Strongylus vulgaris<br />

of metastatische endocarditis. Myocard<br />

ischaemie kan bijvoorbeeld ook voorkomen<br />

in het geval van LAV insufficiëntie door een<br />

bijkomende chordae tendinae ruptuur.<br />

Neoplasie<br />

Zie ventriculaire aritmiën.<br />

VIb2 Idiopathische Dilatatieve Cardiomyopathie<br />

(DCM)<br />

DCM bij het paard wordt beschreven als een<br />

acute of subacute chronische aandoening<br />

van het ventriculaire myocard, zonder dat er<br />

klepafwijkingen, congenitale malformaties<br />

van het circulatie systeem of long-aandoeningen<br />

aan ten grondslag liggen. Een myocarditis<br />

zou eraan ten grondslag liggen maar vaak<br />

is de oorzaak onduidelijk en dan wordt het<br />

“idiopathische dilatatieve cardiomyopathie”<br />

genoemd, maar het kan ook secundair optreden<br />

aan een myocarditis, ionofoor intoxicatie,<br />

vitamine E- selenium deficiënties of aanhoudende<br />

tachycardie.<br />

VIb3 Restrictieve cardiomyopathie; cardiale<br />

amyloidose<br />

Humaan is een infiltratieve myocarditis bijvoorbeeld<br />

door amyloidosis, de bekendste<br />

vorm van restrictieve cardiomyopathie, waarbij<br />

de ventriculaire vulling belemmerd wordt.<br />

Een casus beschrijving uit 2003 beschrijft<br />

restrictieve cardiomyopathie op basis van<br />

amyloidose bij een 16-jarig Engels volbloed.<br />

Naast biventriculair hartfalen, atrium fibrillatie<br />

en concentrische hypertrofische infiltratieve<br />

cardiomyopathie met dilatatie van<br />

het linker atrium, verdikking van ventrikel<br />

wand en septum en pulmonale dilatatie, was<br />

het myocard meer echodens dan normaal. De<br />

FS was verlaagd naar 22%. Het cTnI in het<br />

plasma was gering verhoogd (0.17 ng/ml). De<br />

pulmonaire hypertensie was secundair aan<br />

het linker hartfalen. Postmortaal onderzoek<br />

toonde aan dat het amyloid in de hyaline afzetting<br />

rondom myocyten en capillair wanden<br />

bestond uit lichte keten immuno-globulines.<br />

Amyloidose wordt gekarakteriseerd door extracellulaire<br />

depositie van amyloid in weefsels,<br />

waarbij de afzetting van de homogene<br />

hyaline eiwit infiltraten verstoring van de<br />

normale weefselarchitectuur induceren en<br />

hierdoor orgaanfalen. Systemische amyloidose<br />

is nogal eens afkomstig van het Serum<br />

Amyloid A proteïne (een acute fase eiwit),<br />

maar ook amyloid afzetting op basis van monoclonale<br />

lichte keten immunoglobulines kan<br />

voorkomen, vooral bij locale amyloidose.<br />

Diagnostiek myocarditis/ cardiomyopathie:<br />

De klinische symptomen waarmee het paard<br />

wordt aangeboden, zijn niet uniform. Het kan<br />

zijn dat arbeidsintolerantie de presenterende<br />

klacht is, maar ook vage klachten als milde<br />

koliek, anorexie, sloom of “liggerig” kunnen<br />

de klacht zijn. Hoe het paard wordt aangeboden<br />

hangt af van de toestand van het myocard.<br />

Het kan zijn dat een meer of minder ernstige<br />

ventriculaire ritmestoornis aanwezig is<br />

zonder hartfalen, of dat er reeds sprake is van<br />

congestief hartfalen of een combinatie van<br />

beiden. Ernstig aangedane paarden vertonen<br />

vrijwel altijd een tachycardie, tachypnoe en<br />

soms koorts. In het geval van acuut congestief<br />

hartfalen predomineren symptomen van<br />

linker hartfalen zoals aritmiën, pulsus deficit,<br />

tachypnoea en tachycardie. Soms hoesten de<br />

paarden. Souffles zijn dan in principe afwe-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 103


zig. De eerste harttoon is hoorbaar en wordt<br />

niet (altijd) gevolgd door een tweede harttoon.<br />

Bij voortschrijden van de situatie ontstaan<br />

symptomen van rechter hartfalen door de lage<br />

CO als gevolg van het linker hartfalen, zoals<br />

hypertensie, verhoogde venepols, ventraal<br />

oedeem, hydrothorax en eventueel pericard<br />

overvulling. Naast ventrikulaire aritmiën,<br />

zoals uni of multifocale VES of ventriculaire<br />

tachycardie kan ook AF voorkomen. Ook<br />

souffles kunnen voorkomen als gevolg van<br />

lekkage van de AV kleppen door dilatatie van<br />

de annulus fibrosus door het CHF. Een luide<br />

derde harttoon kan een indicatie zijn van<br />

ernstig volume overload. Indien bloed wordt<br />

afgenomen binnen 3 dagen na een insult kunnen<br />

de CK-MB en LDH-1 fractie verhoogd<br />

zijn. Leucocytose, verhoging van de ontstekingseiwitten<br />

en fibrinogeen en creatinine en<br />

uraemie kunnen optreden.<br />

Echocardiografisch kenmerkt dilatative cardiomyopathie<br />

zich door een linker ventrikeldilatatie<br />

met een verlaagde FS. De ventrikeldilatatie<br />

is in systole en diastole. Tevens<br />

bestaat een gedilateerd LA, verdunde wanddikte<br />

van het LV in combinatie met een verminderde<br />

FS. Tevens wordt een dys- of akinese<br />

van het myocard gezien. “Septum tot E<br />

point”(EPSS) is vergroot door de dilatatie en<br />

de verminderde CO. De AO diameter kan verkleind<br />

zijn door de verminderde CO en de PA<br />

kan vergroot zijn door pulmonale hypertensie.<br />

Echter, dit is niet specifiek.<br />

Vaak is een ventriculaire en atriale volume<br />

overload te zien als gevolg van lekkage van<br />

beide AV kleppen en PA. Daarnaast is vaak<br />

sprake van een slecht of afwijkend contraherend<br />

linker ventrikel, een kleiner dan normale<br />

AO, afwijkende beweging van de AO basis en<br />

een gedilateerde PA. Abnormale rechter ventrikel<br />

wand en interventriculaire septum bewegingen<br />

kunnen gezien worden als er rechter<br />

ventrikel myocarditis aanwezig is.<br />

Een ECG is niet behulpzaam bij het vaststellen<br />

van hartvergroting omdat bij het paard de<br />

depolarisatie van het linker ventrikel explosief<br />

gebeurt door de wijde verspreiding van<br />

de Purkinje vezels door het myocard. Wel<br />

kunnen ventriculaire extrasystolen of ventriculaire<br />

tachycardie ( in episodes of persisterend)<br />

myocard pathologie aangeven. Tevens<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 104<br />

kan S-T segment depressie waargenomen<br />

worden bij paarden als teken van myocard<br />

ischaemie. Telemetrisch ECG tijdens arbeid<br />

kan ventriculaire dysfunctie aantonen die in<br />

rust niet te detecteren valt. Dit geldt ook voor<br />

echocardiografisch onderzoek, direct aansluitend<br />

aan arbeid. Hartkatheterisatie kan een<br />

verhoogde rechter atrium-, rechter ventrikel-,<br />

PA-, pulmonale capillaire wedge- en LV einddiastolische<br />

druk aan het licht brengen.<br />

Prognose:<br />

De prognose is afhankelijk van de primaire<br />

oorzaak en de staat waarin het paard wordt<br />

aangeboden. Daarnaast ook van het gebruiksdoel<br />

van het dier. Allereerst moet het lukken<br />

een levensbedreigende aritmie te corrigeren<br />

en het ventrikel ritme te beteugelen. Daarnaast<br />

hangt het ervan af of de symptomen van CHF<br />

kunnen worden opgevangen en verbeterd. Als<br />

er al sprake is van dilatatieve cardiomyopathie<br />

met CHF is de prognose niet gunstig. Indien<br />

de FS minder dan 20% is en blijft, is de prognose<br />

ook ongunstig. Langdurige en stress-<br />

loze (box) rust is dan geïndiceerd. Vanzelfsprekend<br />

kunnen paarden met pathologische<br />

aritmiën, CHF of alleen pulmonale hypertensie<br />

niet gebruikt worden.<br />

Monensin intoxicatie kan weken later nog<br />

aanleiding geven tot aritmiën als gevolg van<br />

fibrosering van het weefsel. Daarom is regelmatige<br />

hercontrole, het eerste jaar na de intoxicatie,<br />

geïndiceerd.<br />

Behandeling:<br />

Vaak kan een anti-inflammatoire/anti-infectieuze<br />

therapie in combinatie met symptomatische<br />

therapie met diuretica, zuurstof<br />

therapie, anti-aritmica positief inotrope en<br />

vasodilatatoire medicatie de levensduur in ieder<br />

geval tijdelijk verlengen. Afhankelijk van<br />

de primaire oorzaak, wens van de eigenaar en<br />

toekomstig doel van het paard kan besloten<br />

worden de therapie voort te zetten.<br />

Als anti-inflammatoire therapie is dagelijks<br />

dexamethason geïndiceerd in een dosering<br />

van 20 mg voor een 450 kg paard. Indien er<br />

sprake is van een infectieuze oorzaak moeten<br />

de nadelen ervan op het afweerapparaat<br />

afgewogen worden tegen de voordelen van<br />

de sterke ontstekingsremmende werking. Afhankelijk<br />

van de respons kan de dosering na<br />

enkele dagen gehalveerd worden en daarna


worden teruggebracht naar een om de dag<br />

schema voordat gestopt wordt. Op deze manier<br />

kan beoordeeld worden of er recidief optreedt<br />

bij het geleidelijk afbouwen. Digoxine<br />

in een dosering van 0.011 mg/ kg LG per os<br />

helpt tachycardie opvangen door vertraging<br />

van de AV-knoop. Therapeutische bloedconcentraties<br />

zijn 1-2 nanogram/ml 6-8 uur na<br />

toediening met een piek concentratie van 2.5<br />

ng/ml 1 uur na toediening. Furosemide 1-2<br />

mg/kg LG im of iv is nodig om de preload<br />

te verlagen en oedemen te verminderen. Een<br />

ACE-inhibitor zoals enalapril 0.5 mg/kg 2 dd,<br />

of hydralazine 0.5-1.5 mg/kg LG helpen de<br />

afterload te reduceren. Zie voor het gebruik<br />

van anti-aritmica het betreffende hoofdstuk.<br />

Indien geen grote myocard schade kan worden<br />

vastgesteld en er nog geen sprake is van<br />

uitgebreide dilatatieve cardiomyopathie lukt<br />

het vaak de eventueel aanwezige ventriculaire<br />

aritmiën te converteren naar een sinusritme.<br />

In die gevallen zijn de symptomen van<br />

CHF vaak omkeerbaar en is restloos herstel<br />

mogelijk. Ook in het geval van ernstig CHF<br />

met ventriculaire tachycardie als gevolgd van<br />

constrictieve hypertrofische cardiomyopathy<br />

door chronisch anabole steroïden gebruik<br />

is het in de UKP gelukt het paard als gezelschapsdier<br />

te behouden, net als een paard met<br />

een Aortabasis ruptuur die tot in het interventrikulaire<br />

septum scheurde. Acute cardiovasculaire<br />

collaps, volgend op extreme inspanning,<br />

is beschreven. Deze dieren lieten een<br />

sinustachycardie zien met longoedeem. Echografisch<br />

onderzoek liet een lage FS, en dyskinese<br />

van de linker ventrikel of het septum<br />

zien. Symptomatische therapie met diuretica<br />

in combinatie met digoxine en rust leverde<br />

volledig herstel op. Ondanks de vele succes<br />

verhalen die bekend en beschreven staan, is<br />

de prognose van een myocarditis slecht als er<br />

geen snelle positieve reactie op therapie optreedt.<br />

VIc Verkregen Pericard afwijkingen<br />

Inleiding<br />

Pericard afwijkingen komen niet veel voor bij<br />

het paard maar vooral bij jonge veulens kan<br />

een pericardovervulling in het kader van polyserositis<br />

optreden. Daarnaast is de idiopathische<br />

pericarditis bij het paard wel bekend.<br />

Pericard overvulling in het kader van congestief<br />

hartfalen komt voor; incidenteel worden<br />

pericard afwijkingen gezien in het kader<br />

van virale pericarditis, neoplasie zoals een<br />

mesothelioom, pericardiale hernia, vreemde<br />

voorwerpen zoals een afgebroken jugulair catheter<br />

leidende tot een hemopericard. Mesotheliomen<br />

kunnen epicardiaal en pericardiaal<br />

voorkomen en zodoende aanleiding geven tot<br />

pericardiale effusie. Traumatische pericarditis<br />

bij het paard is echter zeldzaam vergeleken<br />

bij het rund.<br />

VIc1 (Idiopathische)Pericarditis<br />

Pericarditis bij het volwassen paard kan<br />

voortkomen vanuit een pleuritis/ pleuropneumonie,<br />

vandaar dat de paarden soms een ziektegeschiedenis<br />

hebben van respiratoire afwijkingen<br />

met koorts. De presenterende klacht<br />

kan koliek, koorts van onbekende oorsprong<br />

of respiratoire afwijkingen zijn. Chronische<br />

fibrineuze pericarditis kan leiden tot een constrictieve<br />

pericarditis door het organiseren<br />

van fibrine tot bindweefsel maar dit komt niet<br />

vaak voor bij het paard (fig. 40). Veroorzakers<br />

van septische pericarditis zijn meestal<br />

Streptococcen, soms Actinobacillus equuli<br />

en zelden een metastatische pericarditis in<br />

het verloop van een Clostridium myonecrose<br />

infectie. Gram negative bacteriële infecties<br />

kunnen voorkomen en influenza en equine virus<br />

arteritis zijn ook bekend als verwekkers.<br />

[Figuur 40.] Serofibrineuze pericarditis bij een<br />

veulen in situ tijdens sectie<br />

Legenda: middels een verticale incisie in het<br />

verdikte en hyperaemische pericard is een uitgebreid<br />

gelig vlokkerig fibrineus beslag zichtbaar<br />

op zowel het viscerale als parietale blad<br />

van het hartezakje.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 105


Harttamponade<br />

Een situatie die harttamponade wordt genoemd,<br />

treedt op als er een snelle vulling<br />

van het pericard optreedt. Hierbij leidt de<br />

overvulling van het pericard tot collaberen<br />

van het atrium in de systole en diastolisch<br />

samendrukken van het rechter ventrikel. De<br />

pericardiale druk is dan hoger dan de rechter<br />

ventriculaire vullingsdruk. Het vocht in het<br />

pericard leidt tot een beoogde einddiastolische<br />

druk in het ventrikel wat leidt tot een<br />

verminderde diastolische vulling. De benadeelde<br />

diastolische vulling van het hart resulteert<br />

tot een verminderde CO. De druk in<br />

rechter atrium, rechter ventrikel en soms PA<br />

is verhoogd waardoor de veneuze return verminderd<br />

wordt. De myocard perfusie neemt<br />

af. Of, en in welke mate dit gebeurt, hangt af<br />

van de snelheid van vloeistof accumulatie, de<br />

mate van rekken van het pericard dat mogelijk<br />

is en de hoeveelheid vloeistof. Klinisch<br />

heeft het onder andere een verminderde arteriële<br />

bloeddruk, zwakke perifere pols, tachycardie<br />

en verhoogde veneuze tensie en symptomen<br />

van rechter hartfalen tot gevolg. Om<br />

deze situatie op te heffen is pericard drainage<br />

nodig,<br />

Diagnostiek:<br />

Klinisch onderzoek levert een sloom anorectisch<br />

paard op met gewichtsverlies, tachypnoe,<br />

tachycardie met zwakke pols, koorts,<br />

hypertensie, hoog oplopende venepols en<br />

ventraal oedeem. Soms treedt ascites op.<br />

Bij hartauscultatie valt de verminderde intensiteit<br />

van de harttonen op met eventueel<br />

krakende of schurende geluiden van pericard<br />

bladen. De centraal veneuze druk is<br />

verhoogd (43 cm H2O in plaats van normaal<br />

10-15 cm H2O). “Brui de glou-glou” als gevolg<br />

van gasvormende bacteriën worden zelden<br />

gehoord bij het paard. Aritmiën kunnen<br />

voorkomen maar meestal zijn ze afwezig.<br />

Het ECG laat een lage amplitude zien van<br />

de complexen als gevolg van de isolerende<br />

werking van het pericardiale vocht. Dit kan<br />

echter ook te zien zijn bij erg dikke dieren.<br />

Tevens zijn de uitslagen cyclisch wisselend<br />

in amplitude door het heen en weer zwaaien<br />

van het hart tijdens de hartactie in het met<br />

vocht gevulde pericard (elektrische alternans<br />

genoemd). Als er aritmiën optreden is dit het<br />

gevolg van een myocarditis van de opper-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 106<br />

vlakte van het myocard en zijn ze vaak van<br />

supraventriculaire oorsprong.<br />

Indien er echocardiografisch vocht tussen<br />

het linker atrium en de descenderende thoracale<br />

AO, zit duidt dit op een pericard vol<br />

met vocht (een dunne echoloze streep tussen<br />

pericard en epicard). Normaal gesproken<br />

sluit het pericard dicht aan op het linker<br />

atrium. Afhankelijk van de aard van de<br />

overvulling kan er fibrine afzetting te zien<br />

zijn op het epicard dat zich daardoor onregelmatig<br />

aftekent. Indien er veel vocht in het<br />

craniale mediastinum aanwezig is kan het<br />

hart naar caudaal verplaatst zijn. Het vocht<br />

kan helder zijn maar ook troebel in geval<br />

van septische pericarditis of vol wervelingen<br />

als het een hemopericard betreft. De rechter<br />

ventrikel afmeting zal bij een pericard overvulling<br />

extra toenemen bij inspiratie, terwijl<br />

het linker ventrikel in tegenstelling tot normaal<br />

in grootte afneemt bij inspiratie (normaal<br />

heeft de ademhaling geen invloed op<br />

de linker ventrikelafmeting). Tevens zal er<br />

een overmatig grote beweging van de rechter<br />

ventriculaire vrije wand te zien zijn. Het<br />

rechter atrium collabeert tijdens de systole<br />

waardoor de ventriculaire vulling afneemt.<br />

Zeker in het geval de pericarditis samen gaat<br />

met een pleuritis treden respiratoire afwijkingen<br />

en benauwdheid op. Bloedonderzoek<br />

toont aspecifieke ontstekingskenmerken en<br />

secundaire afwijkingen afhankelijk van de<br />

klinische toestand. Cytologisch onderzoek<br />

levert bij idiopathische pericardovervulling<br />

een aspecifiek beeld op met histiocyten, eosinofielen<br />

of neutrofiele granulocyten. In het<br />

geval van mesotheliomen zijn de specifieke<br />

tumorcellen te herkennen.<br />

Therapie:<br />

In principe is pericardioscentesis onder echo<br />

en ECG begeleiding, gevolgd door drainage<br />

eventueel lavage met 1-2 liter fysiologisch<br />

zout geïndiceerd. Het aanprikken is het eenvoudigst<br />

in de 5-de intercostaal ruimte links,<br />

boven de Vena thoracica, op het niveau van<br />

de linker ventrikel om het risico van complicaties<br />

te beperken. Vaak treden ventriculaire<br />

ritmestoornissen op die onmiddellijke antiaritmische<br />

therapie vereisen. Afhankelijk<br />

van de waarschijnlijkheidsdiagnose over de<br />

oorsprong van de pericardovervulling is antimicrobiële<br />

en anti-inflammatoire therapie


geïndiceerd in afwachting van cytologie en<br />

kweekresultaten van het afgenomen vocht.<br />

Sommige auteurs adviseren de laatste liter<br />

flush aan te vullen met antibiotica (bv 10x10 6<br />

waterige penicilline per liter met 1 gram/l<br />

gentamycine) en dat 12 uur te laten zitten.<br />

Hoewel systemische toediening van antibiotica<br />

een therapeutische concentratie op<br />

moeten kunnen leveren in het pericard, leidt<br />

locale applicatie van antibiotica in de lavage<br />

vloeistof tot een drievoudige concentratie in<br />

het pericard. Dit is voordelig in een milieu<br />

met veel fibrine dat antimicrobiële middelen<br />

inactiveren kan. In het geval van idiopatische<br />

pericardovervulling is drainage, eventueel<br />

lavage en dexadreson therapie vaak afdoende.<br />

Het geven van furosemide is gecontraindiceerd<br />

omdat het de CO verder reduceert<br />

door vermindering van de preload. Nadat<br />

alle behandelingen gestopt zijn, moet herevaluatie<br />

plaatsvinden na 2-4 weken alvorens het<br />

werk hervat wordt.<br />

Prognose:<br />

De prognose van idiopathische pericardovervulling<br />

is redelijk gunstig als de drainage<br />

lukt. De prognose van septische pericarditis<br />

hangt af van het feit of organisatie van fibrine<br />

heeft geleid tot constrictieve pericarditis. In<br />

principe kan volledig herstel optreden. Het<br />

optreden van recidives van een pericarditis is<br />

ongebruikelijk.<br />

VIc2 African horse sickness (AHS), cardiale<br />

vorm<br />

AHS is een infectie ziekte van het paard<br />

en kent een hoge mortaliteit (tot 95%). Het<br />

wordt veroorzaakt door een Orbivirus (uit<br />

familie van Reoviridae, vergelijk Blue Tongue<br />

virus). Het wordt door muggen van de<br />

Culicoides spp overgebracht en kent een<br />

seizoens gebonden verloop. De viraemie is<br />

laag en overdracht kan middels een intraveneuze<br />

route plaatsvinden. Saudi Arabië,<br />

Yemen en de Kaapverdische eilanden kenden<br />

in 1997 of 1999 nog uitbraken. Multiplicatie<br />

vindt plaats in de regionale lymfknopen<br />

gevolgd door een viraemie rond dag<br />

2 welke 4-8, maximaal 21 dagen aanhoudt.<br />

De incubatie periode is meestal 5-7 dagen<br />

met een range van 2-10 dagen. Oedeem,<br />

effusie in lichaamsholten, serosa en viscerale<br />

bloedingen zijn het gevolg. De cardiale<br />

afwijkingen, veroorzaakt door serotype 9,<br />

zijn degeneratie en necrose van myocyten<br />

en hydropericard. Oedeem langs het ligamentum<br />

nuchae valt op en kan doorlopen<br />

naar thorax en schouders. Een hydropericard<br />

is vrijwel altijd aanwezig.<br />

Diagnose:<br />

De incubatie periode van de cardiale vorm<br />

is 5-7 dagen gevolgd door hoge koorts gedurende<br />

3-4 dagen. Supraorbitaal vetweefsel<br />

kan oedemateus worden waardoor dit<br />

holtes op gaat vullen. Uitbreiding van oedeem<br />

naar conjunctiva, lippen en wangen,<br />

de tong en larynx doorlopend naar de hals<br />

en nek leidt tot cyanose, dyspnoea en dysfagie<br />

door oesophagus dysfunctie. Opvallend<br />

is het ontbreken van ventraal oedeem of oedeem<br />

aan ledematen. Kort voor het sterven<br />

treden petechien op, vooral van conjunctiva<br />

en tong. Virusisolatie uit bloed, afgenomen<br />

in de koorts fase, of lymfknopen, virus<br />

neutralisatie test, PCR en antigeen onderzoek<br />

zijn mogelijk. Antistoffen blijven jaren<br />

hoog na infectie.<br />

Prognose:<br />

De ziekte verloopt (per)acuut en kent een<br />

mortaliteit van 70-95%, bij het muildier<br />

50-70%). Een muildier is minder gevoelig<br />

en bij de ezel verloopt een infectie nogal<br />

eens subklinisch (mortaliteit 3-10%). De<br />

cardiologische vorm kent een iets gunstiger<br />

en langzamer verloop: een mortaliteit van<br />

50% bij het paard op dag 4-8. Een polyvalent<br />

vaccin (9 serotypes zijn bekend) is<br />

beschikbaar. Quarantaine maatregelen bij<br />

in-en export samen met testen zijn belangrijk<br />

geworden door de toenemende angst<br />

voor import van de ziekte. Passieve immuniteit<br />

van veulens door colostrum van<br />

immune merries is tot 4-6 maanden post<br />

partum aanwezig maar is niet altijd volledig<br />

beschermend. De meest voorkomende<br />

gemengde vorm (pulmonaal en cardiaal)<br />

wordt klinisch vaak gemist maar is het<br />

meest voorkomend bij postmortaal onderzoek.<br />

Ter preventie wordt opstallen, in de<br />

schemer tot na zonsopkomst, geadviseerd,<br />

naast het aanbrengen van insecten repellents<br />

en enten van alle gevoelige dieren.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 107


VII Vaatwand afwijkingen<br />

VIIa Aneurysma’s<br />

Aneurisma van de Aorta (Ruptuur van de sinus<br />

Valsalva (Aortabasis ruptuur) )<br />

Een aneurysma van de AO sinus (sinus Valsalva)<br />

of AO basis wordt in de Engelstalige literatuur<br />

beschreven als “Aortic root disease”.<br />

Meestal scheurt de basis van de AO of de sinus<br />

naar de rechter ventrikel uit. Minder vaak<br />

scheurt het naar het rechter atrium of interventriculair<br />

septum. Intacte aneurysma’s zijn<br />

ook beschreven bij het paard. Het komt voor<br />

dat de AO ter plekke van de rechter AO sinus<br />

ruptureert met fistelvorming als gevolg. Deze<br />

fistel kan direct het rechter atrium of rechter<br />

ventrikel in scheuren maar het komt ook voor<br />

dat het via het ventrikelseptum of de AO ring<br />

inscheurt naar het linker of rechter ventrikel<br />

of rechter atrium. Het scheuren kan leiden tot<br />

een fistel tussen de AO en de rechterkant van<br />

het hart, een enkele keer doorlopend in het<br />

interventriculaire septum.<br />

Een predisponerende factor voor AO basis<br />

ruptuur kan een gedilateerde AO ten gevolge<br />

van chronische AO insufficiëntie zijn. Bij<br />

dekhengsten zou het de chronische stress op<br />

de intima door de hypertensie bij het dekken<br />

zijn. Meestal overkomt dit hengsten ouder<br />

dan 5 jaar. Ook humaan wordt het beschreven<br />

als gevolg van een verkregen verscheuring<br />

van de sinus door een eerder opgetreden<br />

aneurysma. De myocard schade is het gevolg<br />

van dissectie ten gevolge van de bloeding en<br />

of secundaire ontstekingsreactie als gevolg<br />

hiervan. De predilectieplaats van de AO op<br />

de plek van de sinus zou een deficiëntie zijn<br />

in de tunica media van de AO op die plek<br />

met als gevolg locale zwakte en hierdoor een<br />

progressieve ontwikkeling van een aneurysma.<br />

Voorlopig wordt aangenomen dat bij<br />

het paard er aanwijzingen zijn dat er congenitale<br />

en verkregen aneurysma’s bestaan, mede<br />

omdat niet geruptureerde AO aneurysma’s<br />

beschreven zijn bij 3 jaar oude paarden. Internationaal<br />

gezien betreft het bij het paard<br />

meestal een verkregen ruptuur in plaats van<br />

een congenitaal gebrek. Hoewel in de literatuur<br />

er geen raspredispositie beschreven<br />

wordt en het ook in Nederland is aangetrof-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 108<br />

fen bij diverse paardenrassen zoals Holsteiner,<br />

KWPN en andere, bestaat er de indruk<br />

dat in Nederland dit overmatig veel Friezen<br />

overkomt, hetgeen een congenitale predispositie<br />

doet vermoeden in analogie met de mens<br />

(zie congenitale afwijkingen) (fig. 39).<br />

Diagnostiek:<br />

De patiënt wordt meestal aangeboden als<br />

spoedpatiënt met vaak lichte koliek verschijnselen.Klinisch<br />

valt acuut fysiek ongemak op,<br />

uitingen van pijn, ventriculaire tachycardie<br />

en/of-aritmiën óf valt het paard acuut dood.<br />

Vaak leidt het tot ventriculaire ritmestoornissenen.<br />

Een groot aantal paarden (85%)<br />

heeft een ventriculaire tachycardie met een<br />

regelmatig hartritme (met wisselende intensiteit),<br />

een inequale en vaak onregelmatige<br />

pols, verhoogde jugulaire pols en een continue<br />

souffle met punctum maximum aan de<br />

rechter kant. De ventriculaire tachycardie is<br />

het gevolg van het beschadigen van het geleidingsweefsel<br />

in het septum door de disruptie<br />

ten gevolge van het fistel. De steile pols is het<br />

gevolg van het snelle wegvallen van de AO<br />

druk. De souffle op de locatie van de RAV<br />

klep, indien aanwezig, wordt in verband gebracht<br />

met obstructie van de rechter ventriculaire<br />

uitstroom opening, door het aneurysma<br />

(bijvoorbeeld door een interventriculair<br />

hematoom) of is het gevolg van Aorta-insufficiëntie<br />

als gevolg van het ontwrichten van<br />

het steunapparaat van de AO kleppen. Als<br />

er een links naar rechts shunt is opgetreden<br />

door het AO fistel is het pmax van de souffle<br />

meestal rechts en wordt een steile, bonzende<br />

pols waargenomen. Echter, het soort souffle<br />

is afhankelijk van waar het defect precies zit<br />

en is dus niet uniform.<br />

De CK-MB fractie van spierenzymen of cTnI<br />

concentratie kan verhoogd zijn in het bloed<br />

als indicatie van myocardcel schade, maar<br />

wordt niet altijd gevonden. Echografisch kan<br />

soms het defect in de wand van de AO of de<br />

fistel worden waargenomen. Vaker ligt de<br />

locatie van het aneurysma zelf buiten bereik<br />

van de echo en zijn er indirecte aanwijzingen<br />

die op deze aandoening wijzen. De continue<br />

stroom bloed door het defect in het linker-,


en rechter ventrikel of atrium kan worden<br />

gezien met de kleurendoppler. Vaak ziet men<br />

de rechter volume overload. Afhankelijk van<br />

duur en grootte van het fistel kunnen er aanwijzingen<br />

zijn voor myocard falen.<br />

Prognose:<br />

Aorta rupturen worden in de literatuur met<br />

name beschreven bij dekhengsten, tijdens of<br />

korte tijd na het dekken en als zeldzame oorzaak<br />

voor acute dood bij renpaarden (0.3%).<br />

Bij de dekhengsten varieerden de symptomen<br />

van geen, tot congestief hartfalen na dekken<br />

tot acute dood. <strong>Paard</strong>en kunnen de verscheuring<br />

overleven en niet altijd hoeft de ventriculaire<br />

aritmie fataal te zijn. Stabilisatie van<br />

de situatie wordt beschreven tot 4 jaar na de<br />

diagnose, evenals een patiënte die succesvol<br />

bleef als fokmerrie. Vaak echter leidt volume<br />

overload van rechter en linker ventrikel tot<br />

hartfalen en het risico op acute dood blijft.<br />

Deze literatuurgegevens komen overeen met<br />

de ervaringen in de UKP.<br />

Pulmonaal arterie verscheuring<br />

Verscheuring van de PA kan het gevolg zijn<br />

van chronische pulmonale hypertensie en<br />

pulmonaal arterie dilatatie. Meestal zal dit<br />

een gevolg zijn van ernstige (chronische)<br />

LAV insufficiëntie maar elke andere oorzaak<br />

van pulmonale hypertensie kan dit ook tot<br />

gevolg hebben. Indien met behulp van echografisch<br />

onderzoek een dilatatie van de PA<br />

wordt waargenomen, dient gebruik van het<br />

paard voor de sport te worden afgeraden in<br />

verband met het gevaar op acute dood. Verscheuring<br />

van de linker PA bij een paard met<br />

een persisterende ductus arteriosus is ook<br />

beschreven. Dit trad echter op na hartkatheterisatie,<br />

waarna een iatrogene ruptuur niet<br />

was uitgesloten.<br />

Overige arteriële rupturen en aneurysma’s<br />

Ruptuur van de arteria uterinae, utero-ovariele<br />

arterie en of arteria iliaca externa komt<br />

regelmatig voor na dan wel tijdens de partus.<br />

De etiologie zou zijn degeneratieve veranderingen<br />

aan de vaatwand in combinatie met de<br />

stress op de vaten als gevolg van de partus.<br />

Ruptuur van de A. carotis interna is meestal<br />

het gevolg van mycose in de luchtzakken, en<br />

een enkele keer door een bacteriële infectie<br />

in de luchtzakken. Stress op de kleine pul-<br />

monale arteriolen leiden bij (zware) arbeid<br />

tot EIPH. Ook het acuut optreden van AF<br />

en soms ventriculaire tachycardie kan dit fenomeen<br />

van longbloeden veroorzaken. Een<br />

aneurysma van de A mesenterica cranialis<br />

komt voor in het verloop van een infectie van<br />

Strongylus vulgaris als gevolg van de migrerende<br />

L4 larven in de arterie wand. Acetyl<br />

salicylzuur kan een anticoagulerende werking<br />

hebben door irreversibele remming van<br />

de trombocyten aggregatie. Dit treedt reeds<br />

op bij zodanig lage doseringen dat die nog<br />

geen anti-inflammatoire werking hebben.<br />

Daarom wordt deze stof soms toegevoegd<br />

aan een behandeling met NSAID’s.<br />

VIIb Trombo-embolische processen<br />

Inleiding<br />

De algemene etiologie is een systemische<br />

infectie zoals in het kader van septicaemie,<br />

endotoxinaemie, vasculitis en endocarditis.<br />

Symptomen hangen af van welk vat aangedaan<br />

is en de klachten kunnen vrij aspecifiek<br />

zijn. Schade aan het endotheel van de AO en<br />

A. mesenterica in het kader van Strongylus<br />

vulgaris migratie van de L4 larven kan leiden<br />

tot een verminderde doorbloeding van dit vat<br />

met als gevolg digestie stoornissen zoals vertraagde<br />

motiliteit met als gevolg obstipatie en<br />

meteorismus. Daarnaast kan infarcering van<br />

zowel dikke als dunne darmwand optreden<br />

door loslaten van trombi die het gevolg zijn<br />

van endotheel schade dat leidt tot trombocyten<br />

aggregatie met trombi vorming als gevolg.<br />

Microtrombi zouden aanleiding kunnen zijn<br />

tot krampkoliek. De klinische afwijkingen<br />

en de ernst ervan hangt af van de mate van<br />

verstoring van de doorbloeding. De klachten<br />

variëren dan ook van een milde tijdelijke koliek<br />

tot zeer heftige persisterende koliek, afhankelijk<br />

van de locatie en consequenties van<br />

de embolie. Zoals hierna beschreven treedt<br />

trombo-embolie ook op trombophlebitis. Endocarditits<br />

van de RAV klep vormt een risico<br />

op pulmonale emboli; LAV endocarditis op<br />

nierinfarcten door het vastlopen van trombi.<br />

Pulmonale embolie leidt tot tachypnoe, dyspnoe,<br />

slecht uithoudingsvermogen en symptomen<br />

passend bij het primaire proces.<br />

Tromboflebitis van de vena jugularis<br />

Een tromboflebitis van de Vena jugularis is<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 109


een veel voorkomende aandoening bij het<br />

paard. Hierbij is er sprake van een ontsteking<br />

van de vaatwand. Vaak is er tevens sprake<br />

van een trombus die de vene passage deels of<br />

geheel oblitereert. Het is meestal een complicatie<br />

van een venepunctie of vene catheterisatie.<br />

Predisponerende factoren zijn een hypercoagulabele<br />

status zoals dat voorkomt in<br />

het kader van septicaemie of gram- negatieve<br />

infecties. Het traumatiseren van de vene is<br />

tevens predisponerend. Niet alleen het aanprikken<br />

van de venen kan de vaatwand beschadigen,<br />

ook de mate van irriterend zijn<br />

voor de vaatwand van de injectiestoffen kan<br />

bijdragen aan de phlebitis. Ook geïnfecteerd<br />

raken van de vene speelt een rol, het doorbreken<br />

van aseptiek bij gebruik van een venekatheter<br />

en het materiaal van de katheter<br />

dat meer of minder inert kan zijn. Instabiele<br />

venen katheters kunnen met de tip van de<br />

katheter het endotheel beschadigen. Complicaties<br />

als metastaserende trombo-embolie is<br />

een reeël risico.<br />

Diagnostiek:<br />

Locaal is er sprake van zwelling, locaal verhoogde<br />

huid temperatuur, pijnlijkheid. De<br />

Vena jugularis kan zonder te stuwen reeds<br />

te zien zijn. In het geval van gehele occlusie<br />

kunnen de vaten van het hoofd gestuwd<br />

zijn. Als beide vaten geoccludeerd zijn kan<br />

oedeem aan het hoofd optreden. Bij chronische<br />

gevallen zal de stuwing van de vaten<br />

aan het hoofd minder zijn door overname van<br />

de bloedstroom door collaterale venen en is<br />

de zwelling en pijnlijkheid veel minder. Bij<br />

gasvormende bacteriën kan een flegmoon<br />

gepalpeerd worden waarbij een holle toon bij<br />

percussie van de zwelling opvalt.<br />

Echografisch onderzoek kan de mate van obliteratie<br />

van het vat in meer detail in beeld<br />

brengen. Afzetting van fibrine is in beeld te<br />

brengen. Echorijke foci in de trombus duiden<br />

op infectie met gasvormende bacteriën.<br />

Onder echobegeleiding kan een aspiratie van<br />

een vloeistof gevulde holte in de trombus genomen<br />

worden voor bacteriologisch onderzoek.<br />

Bij kathetergebruik en het vermoeden<br />

van septische flebitis is het aan te bevelen<br />

om van de verwijderde katheter het uiteinde<br />

steriel af te knippen en in vloeibaar kweekmedium<br />

in te sturen voor bacteriologisch<br />

onderzoek. BO moet zowel aerobe als anae-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 110<br />

robe bacteriën omvatten. Veel voorkomende<br />

verwekkkers zijn: Streptococcen en Staphylococcen,<br />

daarnaast Pasteurella, Actinobaccilus,<br />

Enterobacteriaceae en soms Clostridiae<br />

spp. Complicaties kunnen een bacteriële<br />

endocarditis zijn als gevolg van migratie van<br />

septische trombi, daarnaast pulmonale trombo-embolie,<br />

nierinfarcten en een ascenderend<br />

trombosering van de arteriën tot in de<br />

grote hersenen is voorgekomen.<br />

Therapie:<br />

Naast verwijderen van de bron van infectie<br />

en behandelen van de primaire aandoening<br />

in het geval van een hypercoagulabele status<br />

is de behandeling gericht op anti-inflammatoire<br />

en anti- infectieuze therapie. Septische<br />

trombophlebitis moet behandeld worden met<br />

breed spectrum antibiotica tot de kweekresultaten<br />

bekend zijn. Vaak wordt penicilline<br />

in kombinatie met gentamycine toegepast.<br />

Bij aanwezigheid van gasecho’s kan alvast<br />

metronidazole toegevoegd worden. Als iv<br />

therapie niet meer mogelijk of wenselijk is,<br />

dient bedacht te worden dat bijvoorbeeld een<br />

staphylococcen infectie niet goed gevoelig is<br />

voor alle cefalosporines zoals cefquinome,<br />

hoewel dat wel goed im gegeven kan worden.<br />

Oraal trimetoprim sulfa heeft in die gevallen<br />

als nadeel dat het niet goed doordringt in purulente<br />

processen. Daarnaast moet het paard<br />

in ieder geval voldoende ruwvoer willen opnemen<br />

om het risico op een dysbacteriose te<br />

verkleinen. Pivampicilline zou bij slecht eten<br />

nog een alternatief zijn tot de kweekresultaten<br />

bekend zijn. Behandeling met anticoagulantia<br />

of trombolytica worden met wisselend<br />

succes toegepast. Voor veneuze trombi is heparinisatie<br />

de eerste keuze, terwijl voor arteriële<br />

trombi acetylsalicylzuur de eerste keuze<br />

is. Humaan wordt iv streptokinase toegepast,<br />

zo kort mogelijk na onstaan van een trombus.<br />

Aorta-iliale trombose<br />

De A. ileaca interna of externa is bij het<br />

paard soms betrokken in trombo-embolische<br />

processen. De etiologie is een systemische<br />

infectie zoals in het kader van septicaemie,<br />

endotoxinaemie, vasculitis en endocarditis.<br />

Infectie met Strongylus vulgaris kan leiden<br />

tot trombose middels aberrante migratie door<br />

deze arterie of door loslaten van trombo-emboli<br />

vanuit de aangetaste Arteria mesenterica


cranialis. Ook coagulopathiën zijn genoemd<br />

als oorzaak. Echter wat de oorzaak precies is,<br />

is nooit bewezen.<br />

Diagnostiek:<br />

De klachten van het paard kunnen ataxie,<br />

collaps, pijnuitingen, één of beiderzijdse<br />

kreupelheid of parese zijn. De vena saphena<br />

is slecht te stuwen en er is een zwakke pols<br />

te voelen aan de dorsale A. metatarsalis als<br />

de afsluiting groot genoeg is. De temperatuur<br />

van het aangedane been kan normaal of kouder<br />

zijn. Bij ernstige gevallen is het been oedemateus<br />

en pijnlijk bij aanraking, zweet het<br />

paard en zijn de ademhaling en pols verhoogd.<br />

Sloomheid, tachypnoea en profuus zweten<br />

bij geringe inspanning kan voorkomen terwijl<br />

het aangedane been dan koud blijft en<br />

niet zweet. Rectaal onderzoek toont verwijding<br />

van het vat met aneurysma, een fremitus<br />

en afwezigheid van een voelbare pols.<br />

Echo onderzoek kan de diagnose bevestigen.<br />

Prognose:<br />

Soms vormt zich een collaterale circulatie; de<br />

kans daarop is groter als het paard zo mogelijk<br />

in beweging kan worden gehouden. Medicinale<br />

therapie met NSAID’s en behandeling<br />

met ivermectine is succesvol gebleken.<br />

Aspirine heeft toegevoegde waarde door de<br />

remming van tromboxane waardoor trombus<br />

aangroeiing beperkt wordt en locale vasoconstrictie<br />

geremd wordt. Chirurgische verwijdering<br />

van de trombus in het aangedane<br />

vat is ook een optie.<br />

VIIc Vasculitis en arteritis<br />

Inleiding<br />

Vasculitis bij het paard komt secundair vaker<br />

voor dan als primaire ziekte. Het betreft een<br />

ontstekingsproces van de wand van de vaten<br />

zelf waarbij meestal de postcapillaire vaten<br />

aangedaan zijn, hoewel dit niet altijd zo hoeft<br />

te zijn. Het pathologische beeld is dat van een<br />

overgevoeligheidsreactie dat geleid heeft tot<br />

verhoogde permeabiliteit van de vaatwand.<br />

Vasculaire occlusie leidt tot weefsel necrose<br />

door ischaemie. Purpura haemorragica in het<br />

kader van streptococcen infectie is een bekend<br />

voorbeeld van een secundaire vasculitis.<br />

Daarnaast komt een vasculitis voor in het<br />

kader van equine influenza, herpes, infecti-<br />

euze anaemie en ehrlichiose. Circulerende<br />

immuuncomplexen, blootstelling aan (endo)<br />

toxinen, parasitaire infectie met Strongylus<br />

vulgaris L4 larven of neoplasiën kunnen tevens<br />

vasculitis met verhoogde vaatwand permeabiliteit<br />

veroorzaken. Bacteriële aortitis<br />

met abces vorming van de AO basis zonder<br />

betrokken heid van de kleppen is beschreven<br />

bij het paard. Waarbij het dier klinische<br />

symptomen vergelijkbaar met een endocarditis<br />

vertoonde inclusief souffles. Equine virus<br />

arteritis is een voorbeeld van een primaire<br />

ontsteking van de arteriolen.<br />

Equine virus arteritis<br />

Het virus stamt uit de Toga virus familie<br />

maar lijkt tevens verwant te zijn aan de Corona<br />

virus familie. Infectie vindt plaats via<br />

aerosol of venerisch contact. Replicatie vindt<br />

plaats in de intima en media van de arteriën<br />

met als gevolg ontsteking. Initiële replicatie<br />

treedt op in bronchiale macrophagen. Trombose<br />

kan optreden in de vaten van longen of<br />

maagdarm kanaal.<br />

Diagnose:<br />

Klinische symptomen zijn koorts, conjunctivitis,<br />

rhinitis, focale dermatitis, stijve gang<br />

en ventraal oedeem en treden vooral op bij<br />

jonge, oude of immuun incompetente individuen.<br />

Abortus treedt op gedurende of kort<br />

na infectie door myometrium necrose en<br />

oedeem dat leidt tot placenta dysfunctie en<br />

foetale sterfte, maar abortus treedt niet altijd<br />

op. Virus titer stijging tot minstens een<br />

4-voudige stijging is bewijzend. Virus isolatie<br />

uit buffy coat of neusswab materiaal is<br />

mogelijk. De titer blijft lang hoog na infectie<br />

en herstelde merries zouden immuun blijven<br />

voor infectie. Bij de asymptomatische hengsten<br />

is virus isolatie uit semen bewijzend. Na<br />

abortus kan het virus geïsoleerd worden uit<br />

placenta of foetus. Een PCR kan worden uitgevoerd<br />

op sperma. Acuut geïnfecteerde dieren<br />

moeten geisoleerd worden gedurende 21<br />

dagen. Een enting is beschikbaar.<br />

Prognose:<br />

Hengsten kunnen symptoomloze dragers zijn<br />

met de accessoire geslachtsklieren als reservoir.<br />

Geïnfecteerde merries kunnen het virus<br />

volledig elimineren en restloos genezen.<br />

Meestal is geen specifieke therapie nodig.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 111


Vasculitis door fotosensibiliteit<br />

De laesies beperken zich tot niet gepigmenteerde<br />

huiddelen. Ledematen zijn oedemateus<br />

en pijnlijk, met erytheeem, doorlekken<br />

van vocht en soms korstvorming. De vasculitis<br />

lijkt veelal immuungemedieerd maar een<br />

aspecifieke reactie van porfyrines kan ook de<br />

oorzaak zijn.<br />

Therapie van vasculitis:<br />

Belangrijk is de primaire oorzaak weg te<br />

nemen of te behandelen, indien mogelijk,<br />

omdat het vaak een secundiare reactie is op<br />

een antigene stimulus. Immuun suppressieve<br />

therapie is geïnduceerd afhankelijk van de<br />

oorzaak en mogelijk gecontraïndiceerd bij<br />

virus infecties omdat virale replicatie daardoor<br />

opnieuw kan optreden en de vasculitis<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 112<br />

het gevolg is van directe virale schade. Antiinflammatoire<br />

therapie en symptomatische<br />

behandeling maken onderdeel uit van de<br />

therapie. De meeste gevallen van purpura<br />

haemorragica zijn veroorzaakt door een<br />

Streptococcen infectie; dus penicilline is geindiceerd<br />

gedurende minimaal 2 weken tenzij<br />

er een contra-indicatie voor is. Ehrlichiose<br />

moet behandeld worden met oxytetracyline.<br />

Bij fotosensibiliteit moeten dieren in het donker<br />

gehouden worden en zijn corticosteroïden<br />

geïndiceerd. Topicale behandeling met<br />

anti-biotica houdende of onstekingsremmende<br />

zalven is niet aan te raden. Hydrotherapie,<br />

bandageren en wandelen helpt om het oedeem<br />

te verminderen. In ernstige gevallen zou furosemide<br />

geïndiceerd zijn of een tracheotomie<br />

nodig zijn bij een sterk gezwollen hoofd.


VIII Medicijnen met bijwerkingen op de hartfunctie;<br />

enkele (veel)gebruikte voorbeelden<br />

Detomidine<br />

In het algemeen is bekend dat detomidine<br />

een effect heeft op de systolische dimensies<br />

van het hart. Er treedt een verhoogde einddiastolische<br />

vullingsdruk op van LV. De CO<br />

en SV worden lager als gevolg van negatief<br />

inotrope werking. Andere effecten zijn het<br />

optreden van een bradycardie, SA Block, AV<br />

blok en initiële hypertensie gevolgd door hypotensie.<br />

Een dosering van 0.01 mg/kg LG<br />

detomidine, toegediend aan paarden zonder<br />

cardiale afwijkingen, resulteerde in een afname<br />

van de hart frequentie gedurende 25<br />

minuten na toediening tot waarden van 16-<br />

32 slagen per minuut. Echocardiografisch<br />

namen linker ventrikel diameter in diastole<br />

en in systole significant toe in grootte. Een<br />

afname werd aangetoond in interventriculaire<br />

septum in systole, LV vrije wand dikte<br />

in systole, amplitude van LV wall motion en<br />

de fractional shortening (FS). De FS daalde<br />

gemiddeld van 33 naar 27%. De incidentie<br />

van pulmonaal klep lekkage nam toe. SA en<br />

tweede graads AV blokken traden op, 5-15<br />

minuten na toediening, om meestal na 35 minuten<br />

verdwenen te zijn.<br />

Een dosering van 0.02 mg/kg LG leidde tot<br />

een grotere einddiastolische LA diameter,<br />

AO diameter en einddiastolische dikte van<br />

papillair spieren en toename in presystolische<br />

klepsluiting op de LAV klep. Doppler<br />

onderzoek toonde een afname in stroomsnelheid<br />

van linker en rechter uitstroomopening.<br />

Vooral op de mitraalklep waren signalen van<br />

regurgiterende jets toegenomen in intensiteit.<br />

Hierdoor kunnen onder detomidine sedatie<br />

insufficienties op gaan treden of reeds aanwezige<br />

verergeren. Het is niet uit te sluiten<br />

dat het toedienen van detomidine of andere<br />

α-2 agonisten aan paarden met decompensatie<br />

verschijnselen de circulatie zal benadelen.<br />

Romifidine<br />

Romifidine toediening aan gezonde paarden<br />

in een dosering van 0.04 mg/kg LG liet ook<br />

een daling in HF zien in de eerste 25 minuten<br />

tot waarden van 16-40 slagen per minuut<br />

en een significate toename in LV diameter in<br />

systole, interventriculaire septrum in systole<br />

en de FS. De FS daalde gemiddeld van 33<br />

naar 28%. SA en tweede graads AV blokken<br />

traden op die tot 35 minuten na toediening<br />

duurden.<br />

Acepromazine<br />

In het algemeen geeft acepromazine een toe-<br />

of afname van CO. Het effect op de HF is ook<br />

variabel. Veelal induceert het een hypotensie.<br />

Toediening van 0.1 mg/kg LG acepromazine<br />

had geen significant effect op hartfrequentie<br />

of echocardiografisch gemeten cardiale dimensies,<br />

FS of sluiting van de kleppen. Aritmiën<br />

traden niet op.<br />

Om deze reden is het aan te raden bij paarden<br />

met hartafwijkingen die persé gesedeerd<br />

moeten worden, b.v. voor echocardiografisch<br />

onderzoek, aan acepromazine de voorkeur te<br />

geven.<br />

Clenbuterol<br />

Het is bekend dat langdurige toediening van<br />

therapeutische doseringen met ß-2 agonisten<br />

een toxisch effect op het hart kunnen hebben.<br />

Naast de bekende therapeutische werking bij<br />

luchtwegproblemen en op de uterus tonus,<br />

is het middel bij atleten in zwang wegens de<br />

sterke anabole werking op skeletspieren en<br />

het lipolytische effect. Echter, het effect ervan<br />

in combinatie met training krijgt weinig<br />

aandacht. Van isoprenaline is myocardnecrose<br />

beschreven, van salbutamol myocardhypertrofie<br />

en -necrose, terwijl salbutamol,<br />

fenoterol en isoprenaline tot multifocale<br />

necrose van het linker ventrikel hebben geleid<br />

in verschillende diersoorten. Chronisch<br />

gebruik van clenbuterol heeft geleid tot hypertrofie<br />

en verhoogde bloedserumconcentraties<br />

van het cardiale isoenzyme CK-MB<br />

en alpha HBDH, waarschijnlijk ten gevolge<br />

van myocardcelschade. Andere gevolgen, die<br />

beschreven zijn, zijn toegenomen vermoeidheid,<br />

verminderde zuurstoftoevoer naar<br />

weefsels en acute dood tgv hartfalen bij inspanning<br />

verrichtende ratten.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 113


Een studie is bij het paard uitgevoerd naar het<br />

effect van clenbuterol, toegediend in een therapeutische<br />

dosering van 2.4 microg/kg LG<br />

2 maal daags 5 dagen per week gedurende 8<br />

weken en 20 minuten arbeid, of alleen clenbuterol.<br />

Er werd aangetoond dat zowel clenbuterol<br />

alleen of in combinatie met arbeid,<br />

leidde tot een toegenomen LV dimensie in<br />

diastole en systole, interventrikulaire septum<br />

in systole en systolische dikte van LV<br />

achterwand. Deze bevindingen waren suggestief<br />

voor een adaptatie en remodelleren<br />

als gevolg van chronische afterload belasting<br />

of als direct gevolg van door clenbuterol gestimuleerde<br />

remodellering. In de clenbuterol<br />

groepen werd tevens een toegenomen dimensie<br />

van de AO basis waargenomen, hetgeen<br />

een toegenomen risico op AO ruptuur suggereert.<br />

Een toename in AO basis diameter kan<br />

secundair zijn aan een toegenomen afterload,<br />

al dan niet in combinatie met een verminderde<br />

arteriële compliantie.<br />

Dit hangt wellicht samen met de waargenomen<br />

acute dood bij inspanning verrichtende<br />

ratten die chronisch met clenbuterol behandeld<br />

waren. De toegenomen linker ventrikeldimensie<br />

met toename in hartmassa, die tot<br />

20% opliep, leidde tot een toegenomen slagvolume<br />

en cardiac output, hetgeen een slechter<br />

herstel na arbeid door een toegenomen<br />

metabolische behoefte impliceerde. De verdikte<br />

linker ventrikeldimensie in diastole en<br />

interventriculaire septum zou indicatief zijn<br />

voor cardiale remodellering welke ongunstig<br />

zouden zijn. De myocardiale dehypertrofie<br />

en overmatig collageen infiltratie rondom<br />

bloedvaten en in de linker ventrikelwand, bij<br />

inspanning verrichtende ratten die met clenbuterol<br />

behandeld waren, zijn aanleiding tot<br />

verminderde LV compliatie en toegenomen<br />

vullingsdruk van het linker ventrikel door<br />

myocardiale stijfheid en toegenomen afterload<br />

en verminderde prestatie.<br />

Potentiëel kan het langdurig gebruik van<br />

clenbuterol negatief zijn voor de hartfunctie<br />

ondanks/dankzij toegenomen hartmassa,<br />

terwijl arbeid geen beschermende werking<br />

had tegen de waargenomen effecten. Een<br />

therapeutische dosering clenbuterol leidde in<br />

een groep dravers tot een verminderde CO2<br />

max,verminderde rentijd tot uitputting, lager<br />

plasmavolume en hogere hartslag na reco-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 114<br />

very. Daarnaast werd ook bij deze groep een<br />

remodellering en verslechterde hartfunctie<br />

gemeten, resulterend in verminderde aerobe<br />

capaciteit.<br />

Bij een groep Engelse volbloeden is het effect<br />

van clenbuterol op pulmonaire, arteriele,<br />

capillaire of veneuze hypertensie getest<br />

in 2000. Clenbuterol zou als ß-2 adrenerge<br />

receptor agonist niet alleen een bronchodilatatie<br />

geven maar ook potentieel een systemische<br />

en pulmonaire vasodilatatie. Het doel<br />

was de vaatdruk, die ten grondslag zou liggen<br />

aan longbloedingen, te verlagen. Rechter<br />

hart en pulmonaire vaatbeddrukken werden<br />

gemeten tijdens rust en tijdens submaximale<br />

arbeid en maximale inspanning (14.2 m/s<br />

met 3.5% helling). Clenbuterol toediening<br />

induceerde een tachycardie (door stimulatie<br />

van cardiale ß-1 adrenerge receptoren) maar<br />

een dosering van 0.8 microgram/kg LG had<br />

geen significant effect op bloeddruk in rechter<br />

atrium of pulmonaal vaten en dus trad er<br />

geen modulerend effect op van clenbuterol<br />

op arteriële, capillaire en veneuze bloeddruk<br />

in rust en tijdens arbeid bij gezonde paarden.<br />

Interessant genoeg doet clenbuterol in een<br />

dosering van 2.4 microgram/kg LG 2 dd 8<br />

weken 5 dagen per week, zowel alleen als<br />

in combinatie met 3 dagen per week arbeid<br />

(3 dagen per week 15 minuten op 50% VO2<br />

max) een verschuiving optreden van myosine<br />

heavy chain IIA vezel naar IIX welke<br />

een averechts effect zou hebben op aerobe<br />

prestatie. Bij aerobe training treedt normaliter<br />

juist een verschuiving van IIX naar IIa<br />

en I op.<br />

Anabole steroïden<br />

Anabole steroïden worden soms gebruikt bij<br />

het paard als ondersteuning van een revalidatie<br />

protocol bij afwijkingen van het bewegings<br />

apparaat. Incidenteel wordt gebruik als<br />

doping vermoed. Anabole steroïden kennen<br />

op verschillende gebieden bijwerkingen zowel<br />

bij kort als langdurig gebruik. Effecten<br />

op het gebied van stofwisseling en endocrinologie<br />

zijn veelal bekend. De vele bijwerkingen<br />

op het circulatie apparaat zijn minder<br />

algemeen bekend en beperken zich niet tot<br />

de morfologie van het hart. Het leidt tot een<br />

verhoging van de bloeddruk, perifere vaatweerstand,<br />

verhoogd risico op trombose en<br />

infarcering, cardiale autonome dysfunctie,


arteriële dysfunctie en schade en algehele<br />

cardiovasculaire dysfunctie. De vaatafwijkingen<br />

bestaan uit arterosclerose, tromboembolische<br />

afwijkingen, vaatspasmen en<br />

schade aan de vaatwanden. Het induceert<br />

afwijkingen in LV structuur, diastolische<br />

dysfunctie door verminderde diastolische<br />

relaxatie en kleiner LV lumen. Het vermindert<br />

het einddiastolische volume, verhoogt<br />

de wanddikte van het linker ventrikel en<br />

papillair spier, verhoogt LVMM, induceert<br />

dilatatieve cardiomyopathie en vermindert<br />

LV ejectie fractie. Ook op mitochondriaal en<br />

myofibrillair niveau treedt schade op vooral<br />

tijdens arbeid. Hierdoor komt de zuurstof<br />

voorziening in gevaar en vermindert de contractie<br />

kracht, niet in het minst door de ischemie/<br />

reperfusie schade.<br />

De bijwerkingen duren voort nadat het gebruik<br />

gestopt is en humaan treden jaren na<br />

gebruik nog ernstige complicaties op zoals<br />

CHF of acute dood door ritmestoornissen.<br />

De morfologische veranderingen verslechteren<br />

niet alleen de dystolische en diastolische<br />

functie maar ook de verhouding tussen myocardmassa<br />

en de perfusie ervan. De capillaire<br />

groei kan de geïnduceerde hypertrofie<br />

kan niet bijbenen al het ware. Dit induceert<br />

een verhoogd risico op arbeids intolerantie,<br />

aritmien, AF, ventrikelfibrilleren en het optreden<br />

van een myocard infarct. Anekdotisch<br />

zijn bij een Quarter horse, die getraind was<br />

voor de Halter klasse in zijn jeugd, en waarbij<br />

het bekend was dat hij regelmatig behandeld<br />

was met anabolen, circulatoire afwijkingen<br />

gevonden zoals hierboven beschreven.<br />

Diagnostiek<br />

Bij gebruikers werd een ST segment depressie<br />

gezien op het ECG. Echocardiografische<br />

veranderingen staan humaan in het teken van<br />

de diastolische en systolische dysfunctie.<br />

De boven beschreven patient werd aangeboden<br />

met ventriculaire tachycardie en CHF. De<br />

bijpassende myocard afwijkingen en opvallende<br />

concentrische hypertrofie met diastolische<br />

en systolische dysfunctie werden waar-<br />

genomen. Het bovengenoemde paard is met<br />

behulp van anti-aritmische en symptomatische<br />

therapie tegen CHF in leven gebleven.<br />

Nadat hij ook zonder medicijnen stabiel bleef,<br />

bleek hij in draf met hartfrequenties te lopen,<br />

alsof hij een race liep en het risico op (fatale)<br />

aritmien was dan ook minimaal verhoogd.<br />

Bloed, lever en haarmonsters zijn te analyseren<br />

op gebruik van anabole steroïden. Haarmonsters<br />

bij het paard kunnen, afhankelijk<br />

van de snelheid van haargroei, gedurende<br />

maanden na gebruik nog positief testen (overigens<br />

evenals clenbuterol). Het aantonen<br />

van de intacte ester kan het gebruikte steroid<br />

identificeren. In bovengenoemde patient was<br />

dit niet succesvol; de periode van gebruik,<br />

die vele jaren in het verleden plaats vond,<br />

was daar vermoedelijk de oorzaak van.<br />

Groeihormoon<br />

Volledigheidshalve wordt kort ingegaan op<br />

het effect van gebruik van groeihormoon op<br />

de circulatie. Korte termijn toediening bij<br />

de mens leidt bij gezonde individuen tot een<br />

cardiale remodellering met concentrische<br />

wand hypertrofie en een verhoogd cardiale<br />

index. Humane studies konden geen toename<br />

in kracht vaststellen, nog verbetering van<br />

aerobe prestaties.<br />

Erythropoetine (EPO)<br />

Van recombinant humaan erytropoetine<br />

(rhuEPO) is gebleken dat het in lage doseringen<br />

bij het paard de aerobe capaciteit en<br />

prestatie kan bevorderen. Tijdens arbeid testen<br />

werd bij paarden die 3 keer per week gedurende<br />

3 weken rhuEPO toegediend kregen,<br />

een significante toename in VO2 max, lactaat<br />

piek en verminderde VO2 herstel tijd gemeten,<br />

vergeleken met onbehandelde paarden.<br />

Neveneffecten van EPO gebruik, die bekend<br />

zijn bij het paard, zijn een toegenomen mortaliteit<br />

en polycytaemie met daardoor een<br />

toegenomen viscositeit van het bloed. Daarnaast<br />

wordt een verhoogd risico op trombose,<br />

een hartaanval of herseninfarct genoemd als<br />

gevolg van deze bijwerkingen.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 115


FELIMAZOLE ® ,<br />

dé medicinale<br />

behandeling van<br />

hyperthyroïdie<br />

Eenvoudige dosering, bewezen effectiviteit<br />

Felimazole ® biedt u de flexibiliteit om de<br />

behandeling van hyperthyroïdie bij katten te<br />

optimaliseren. De combinatie van 2,5 en 5 mg<br />

tabletjes geven negen doseringsmogelijkheden<br />

om de behandeling geheel af te stemmen op<br />

iedere individuele kat. met Felimazole ® wordt<br />

iedere kat weer helemaal de oude!<br />

Felimazole®: UDA REG.NL.103369, REG.NL.10211. Werkzaam bestanddeel: Thiamazole 2,5 mg of 5 mg.<br />

Informatie: Dechra Veterinary Products B.V. - info.nl@dechra.com - tel +31 (0) 76 - 531 79 77


IX Trainingsgerelateerde aanpassingen van<br />

het circulatie apparaat<br />

IXa Oorzaken voor verminderd presteren.<br />

De mogelijkheid om paarden tijdens werk te<br />

evalueren door middel van tredmolen werk,<br />

telemetrische ECG opnames, video-endoscopie<br />

en echocardiografie onmiddellijk na werken,<br />

heeft inzicht gegeven over de oorzaak<br />

van verminderd presteren voor die paarden<br />

waarbij de klachten niet gebaseerd waren op<br />

locomotie problemen. Helaas is de meerderheid<br />

van de studies over verminderd presteren<br />

gebaseerd op onderzoeken met dravers of<br />

Engelse volbloed paarden als lijdend voorwerp,<br />

terwijl in Nederland een keur van rassen<br />

gebruikt wordt voor dressuur, springen,<br />

mennen en samengestelde wedstrijden. De<br />

fysieke prestatie die geleverd wordt voor rennen,<br />

stelt veel grotere eisen aan respiratie- en<br />

circulatieapparaat dan die voor bijvoorbeeld<br />

springen en dressuur. Een voorbeeld van lopende<br />

band protocol, dat veel gebruikt wordt<br />

voor onderzoek, is het volgende:<br />

• 1600 meter 7 m/s warming up<br />

• Stopzetten van de band om de video-endoscoop<br />

te plaatsen<br />

Dravers:<br />

• 9 m/sec gedurende 400 meter, dan<br />

• 400 meter 10 m/s, en nog eens<br />

• 1600 meter op 11-14 m/s, hierna volgt<br />

• 10 m/s gedurende 400 meter waarna de sessie<br />

stopt.<br />

Engelse volbloeden (na het plaatsen van de<br />

endoscoop):<br />

• 9 m/s met 3 % helling, dan<br />

• 400 meter 11m/sec. gevolgd door<br />

• 400 meter 12m/s en erna,<br />

• 1600 meter op 12-14.5 m/s, hierna volgt<br />

• 400 meter op een snelheid van 12 m/sec.<br />

met 0 % helling<br />

Het zal duidelijk zijn dat een dergelijke inspanning<br />

niet vergelijkbaar is met hetgeen<br />

van het gemiddelde Nederlandse sportpaard<br />

gevraagd wordt. Slechts bij 16% van<br />

348 paarden, op deze manier getest wegens<br />

verminderd presteren, waarvan 30 paarden<br />

bedoeld waren voor springen, dressuur of<br />

samengestelde wedstrijden, werden cardiovasculaire<br />

afwijkingen gevonden. Hiervan<br />

had 1% ventriculaire tachycardie tijdens arbeid<br />

en 2% ventriculaire tachycardie direct<br />

na arbeid. 6 % van de paarden had een klinisch<br />

relevante ritmestoornis tijdens arbeid<br />

zoals meer dan 2 ventriculaire of supraventriculaire<br />

extrasystolen. Veel van deze dieren<br />

lieten tevens een vorm van dynamische<br />

obstructie van de voorste luchtwegen zien<br />

zoals bijvoorbeeld dynamisch collaps van de<br />

pharynx of verplaatsing van het zachte verhemelte.<br />

Arteriele hypoxaemie en eventueel<br />

veranderingen in myocardiale perfusie worden<br />

verondersteld de veroorzakers van deze<br />

ritme stoornissen te zijn.<br />

Bij 102 paarden werd een bijgeluid gehoord<br />

in rust. Geen van de gevonden kleplekkages<br />

werd geacht van invloed te zijn op prestatie<br />

en werd geclassificeerd als minimaal, gering<br />

of matig. Het merendeel (18% van het totaal<br />

van 348) had een lekkende LAV klep, 7 % een<br />

lekkende RAV klep en 9% een flowmurmer.<br />

Omdat ervan uit gegaan wordt dat het circulatiesysteem<br />

een geringe LAV insufficïentie<br />

goed aankan, werd geen klinisch relevante<br />

insufficiëntie bij de 102 paarden vastgesteld.<br />

Bij 5% van de paarden werd een arbeidsgeinduceerde<br />

myocarddysfunctie vastgesteld<br />

middels een verlaagde FS direct na arbeid.<br />

Tien % van deze groep paarden liet een lage<br />

FS in rust zien. Geen van deze paarden had<br />

een voorste luchtweg probleem.<br />

IXb Het voorspellen van prestatie vermogen<br />

aan de hand van ECG of echografische<br />

metingen<br />

Het voorspellen van de potentie van prestatie<br />

is altijd al een geliefd onderwerp geweest<br />

voor onderzoek op het gebied van arbeidsfysiologie.<br />

Al decennia lang wordt gezocht<br />

naar een parameter of parameters die gebruikt<br />

kunnen worden voor selectie van potentieel<br />

goede atleten. De superioriteit van<br />

het hart van bijvoorbeeld het renpaard is<br />

gebaseerd op zijn proportioneel grotere hart<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 117


en milt per unit lichaamsmassa dan andere<br />

grote zoogdieren. Bovendien heeft het een<br />

enorme range en dus aanpassingsvermogen<br />

in hartfrequentie (20-240/min). De zuurstof<br />

transportcapaciteit is minstens 200 ml<br />

O 2 /min/kg LG. De reserve rode bloedcellen<br />

in de milt is in staat de Ht en het zuurstof<br />

transport te verdubbelen bij maximale arbeid.<br />

Deze aanpassingen zorgen voor een<br />

optimale zuurstof transportcapaciteit dat<br />

het product is van CO met arteriële zuurstof<br />

hoeveelheid. De hartfrequentie is limiterend<br />

in maximale CO maar slagvolume<br />

(SV) is gerelateerd aan vooral de hartgrootte<br />

en waarschijnlijk bepalend voor de aerobe<br />

prestatie voor een individu. Elite renpaarden<br />

hadden een hartgewicht van 6-10 kg en dit<br />

is meer dan 20 % groter dan het gemiddelde<br />

hartgewicht van een renpaard.<br />

De functie van het hart speelt een belangrijke<br />

rol in de aerobe prestatie capaciteit (V02<br />

Max) en deze waarde is een hele goede indicator<br />

om cardiovasculaire fitheid te meten en<br />

correleert dan ook met race prestaties. Het is<br />

een maat voor de aerobe capaciteit en drukt<br />

de maximale O2 consumptie en opname uit<br />

gedurende maximale arbeid waardoor het<br />

een maat is voor fitheid. De VO 2 max wordt<br />

uitgedrukt in ml/kg/min:<br />

VO 2 max = Q (CaO 2 –CvO 2 );<br />

Q = CO, Ca O 2 = de arteriële zuurstof<br />

spanning en CvO 2 de veneuze zuurstof<br />

spanning<br />

In 1963 werd al gezocht naar de relatie tussen<br />

ECG parameters (het gemiddelde QRS<br />

interval in ms) en het hartgewicht van een<br />

paard. Een relatie werd vastgesteld tussen<br />

deze parameter en het totaal gewonnen prijzengeld.<br />

Op basis van deze gegevens stelde<br />

hij een Hart Score (HS) concept op. Deze<br />

index zou een afspiegeling zijn van de hartgrootte.<br />

Het idee hierbij was dat een groot<br />

hart een bruikbaar kenmerk zou zijn dat bepalend<br />

zou zijn voor excellente prestaties.<br />

Hiermee werd dus gesuggereerd dat de HS,<br />

gebaseerd op lengte van het QRS-complex,<br />

een waardevolle indicator zou zijn voor prestatie.<br />

Echter, dit concept werd niet unaniem<br />

onderschreven.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 118<br />

Helaas is er een vrij grote spreiding van breedte<br />

van QRS intervallen, namelijk een range<br />

van 0.08 en 0.17 ms wordt waargenomen met<br />

een gemiddelde van 0.125 ms, welke mede<br />

bepaalt dat de HS niet bruikbaar is voor het<br />

voorspellen van prestatievermogen.<br />

Echografische M-mode metingen van het<br />

hart worden ingezet om een idee te krijgen<br />

van potentiële aerobe capaciteit. Echter, er is<br />

veel discussie of een echografische meting<br />

in rust wel een goede afspiegeling is van de<br />

supramaximale prestatie welke een hart moet<br />

leveren gedurende de 2 minuten dat een race<br />

duurt. Een sterke correlatie zou bestaan tussen<br />

lichaamsgewicht, lichaamsoppervlak en<br />

linker ventrikel hartspier massa gemeten op<br />

M-Mode echocardiografie. Als de HS gerelateerd<br />

zou zijn aan hartgewicht en linker ventrikel<br />

myocard massa correleert sterk met het<br />

LG, dan zou het logisch zijn te veronderstellen<br />

dat het hartgewicht een maat is voor hartspier<br />

massa. De HS correleert met linker ventrikel<br />

myocard massa (LVMM) en lichaamsgewicht.<br />

Omdat de lengte van het QRS-interval de tijd<br />

voorstelt die nodig is voor de elektrische golf<br />

om zich te verspreiden en het ventrikel te laten<br />

depolariseren duurt deze langer naarmate de<br />

ventrikel massa groter is. LVMM kan worden<br />

berekend middels de volgende formule:<br />

1.5 x diastolische dikte van het interventriculaire<br />

septum ( IVSd) + diastolische<br />

dikte van linker ventriculaire wand<br />

(LVW) + linker ventrikel diamater in<br />

diastole (LVIDd) 3 -(LVIDd) 3 .<br />

Echter ook andere formules bestaan (zie onder).<br />

De HS wordt berekend met de gemiddelde<br />

duur van 10 QRS complexen, gemeten<br />

op een standaard bipolaire afleiding. In 2004<br />

werd aangetoond dat er geen relevante correlatie<br />

bestond tussen de HS (dus duur van het<br />

gemiddelde QRS complex) en het lichaamsgewicht<br />

(R 0.13, P 0.55), echter ook niet tussen<br />

de LVMM en het lichaamsgewicht (R<br />

0.07, P 0.074). Tevens correleerde de HS niet<br />

met de LVMM. Ook correleerde de HS niet<br />

met de VO 2 max noch met maximale CO of<br />

maximaal SV. Dientengevolge kan er op basis<br />

van de grootte van het hart dus geen uitspraak<br />

gedaan worden over potentiële performance<br />

capaciteit.


Daar waar de maximale O 2 consumptie een<br />

goede voorspeller is gebleken van aerobe atletische<br />

prestatie zoals endurance sporten, is<br />

dat voor wat betreft diverse metingen aan het<br />

hart in rust en na arbeid minder goed vastgesteld.<br />

Om deze reden is onderzoek uitgevoerd<br />

naar de relatie van VO 2 max, CO en<br />

slagvolume met HS en echografische metingen<br />

tijdens een rust hartfrequentie en bij een<br />

pols van meer dan 100 slagen per minuut na<br />

arbeid. Het resultaat was dat er geen correlatie<br />

bestond tussen hartscore en VO 2 max, cardiac<br />

output (CO) (CO gemeten als (LVDD 3<br />

– LVDS 3 ) * HF) en maximaal gemeten<br />

slagvolume (SV) (SV gemeten als LVDD 3 –<br />

LVDS 3 ). Tevens bestond er geen significante<br />

correlatie tussen pre en post arbeid metingen<br />

van het linker ventrikel diameter, interventrikulair<br />

septum en vrije wand van linker<br />

ventrikel. Echter de echografische metingen<br />

in de geciteerde studie uit 1999 hadden zulke<br />

lage correlaties met VO 2 max (R< 0.5), dat<br />

ook dit soort metingen niet afdoende lijken te<br />

zijn om prestatie in te schatten.<br />

Wellicht dat echografisch meten van de LVmassa<br />

in uitgegroeide, niet getrainde paarden,<br />

waardevoller kan zijn voor dit soort<br />

voorspellingen.Training en het type training<br />

beïnvloedt namelijk de hartgrootte en echocardiografie.<br />

Onderzoek, uitgevoerd aan<br />

Engelse volbloed renpaarden uitgebracht in<br />

flatraces of steeple-chase, toonde aan dat<br />

kleine verschillen in morfologie aanpassing<br />

aan het duursport aspect van het sportonderdeel<br />

leken te zijn. Tevens, dat de linker ventrikelmassa<br />

(berekend volgens onderstaande<br />

formule), gecombineerd met linker ventrikel<br />

ejectie fractie, positief correleert met succes,<br />

vooral bij korte afstand rennen van oudere<br />

flatrace paarden.<br />

De berekening van de LVMM includeert<br />

zowel de linker ventrikulaire wanddikte als<br />

de diastolische diameter van de ventrikel en<br />

hangt ook weer samen met de VO 2 max:<br />

LV Massa = 1.04 x<br />

[(LVIDd+LVPWd+IVSd) 3 – LVIDd 3 ]<br />

-13.6<br />

Rentraining induceert toename van gemiddelde<br />

linker ventrikel wand dikte, LV massa<br />

en LV interne diameter in diastole wat ook<br />

gebeurt bij mensen die sporten uitoefenen<br />

waarbij uithoudings-vermogen en kracht gecombineerd<br />

wordt. De bevindingen uit deze<br />

studie onderbouwden daarom het idee dat<br />

onder andere een groter hart bijdraagt aan<br />

succes voor deze paarden hoewel de correlatie<br />

coefficient wel laag (


wandstress met als gevolg een groter diastolisch<br />

volume. Daarentegen leidt toegenomen<br />

systolische wandstress tot toename van parallel<br />

geschakelde spiervezels en dus een dikkere<br />

wand.<br />

Hiermee wordt verklaard dat endurance<br />

training, waarbij lange periodes training gevraagd<br />

worden met hoge CO in combinatie<br />

met minimale bloeddruk-verhoging (dus preload<br />

verhoging) leidt tot met name een toename<br />

in diastolische belasting en dus stimulatie<br />

tot een compensatoire verhoging van diastolisch<br />

volume. Endurance training wordt dan<br />

ook geassocieerd met toename in LV massa,<br />

en LVDd dus met hypertrofie en dilatatie.<br />

Dit wordt terug gezien bij marathon atleten<br />

en suggereert dat dit een endurance-achtige<br />

aanpassing vraagt van het hart. Endurance<br />

paarden trainen vooral aeroob en dit soort<br />

veranderingen zijn bij deze groep paarden<br />

aangetoond.<br />

Bij de mens leidt sprinttraining, squash of gewichtheffen<br />

tot een forse toename in bloeddruk<br />

(dus afterload verhoging) zonder direct<br />

de cardiac output te verhogen. Hiermee<br />

wordt een stimulus gegeven tot verhoogde<br />

systolische belasting en wordt een prikkel<br />

gegeven tot parallelle schakeling van hartspiervezels.<br />

Dit leidt tot toename in ventrikulaire<br />

wanddikte. Gemiddelde rentraining<br />

van 2-jarige Engelse volbloeden leidde tot<br />

een mengbeeld, namelijk zowel toename in<br />

wanddikte als ventrikel-diameter van zowel<br />

linker als rechter ventrikel hetgeen overeenkomt<br />

met dat wat gezien wordt bij de meerderheid<br />

van humane atleten. Bij deze populatie<br />

speelt, zoals gezegd, naast training, groei<br />

hierbij tevens een rol. Na rentraining wordt<br />

een ventrikulaire volume- toename gezien<br />

van 7-10%; in systole tot 17%. In hoeverre,<br />

of voor welk deel, de toename van hartmassa<br />

toegeschreven kan worden aan verdergaande<br />

groei en ontwikkeling in deze leeftijdsgroep<br />

blijft onduidelijk.<br />

Onderzoek bij elite renpaarden toont wel aan<br />

dat subtiele veranderingen in training en prestatie<br />

leidde tot morphologische adaptaties die<br />

geweten werden aan de uithoudings component<br />

van de arbeid. De LVMM, gecombineerd<br />

met de LV-ejectie fractie, was voor oudere<br />

paarden die op langere afstanden lopen positief<br />

geassocieerd met de kwaliteit van prestatie.<br />

Geadviseerd wordt om de LVMM als<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 120<br />

middel om performance in te schatten alleen<br />

te gebruiken bij volgroeide en niet-getrainde<br />

dieren, iets dat bij renpaarden en dravers haast<br />

een “contradictio in terminis” is.<br />

Het feit dat toename van hartfrequentie afwezig<br />

is terwijl het slagvolume wel hoger<br />

wordt door training, wordt toegeschreven<br />

aan toename in parasympatische activiteit.<br />

Het percentage ejectiefractie en fractional<br />

shortening in rust hangt sterk af van de<br />

contractiliteit en hartfrequentie. De meeste<br />

soorten atletiek training leiden tot een verhoogde<br />

ejectiefractie en FS gedurende arbeid.<br />

Echter, wat er in rust gebeurt hangt<br />

af van sportspecifieke veranderingen in afterload<br />

(bloeddruk, vaatweerstand) en preload<br />

(bloedvolume). Verschillende studies,<br />

uitgevoerd bij het paard, rapporteren dan<br />

ook conflicterende resultaten, de ene een afname<br />

van beide parameters, de andere een<br />

toename. Gemiddelde draf-of rentraining<br />

resulteert bij het paard dan ook tot adaptaties<br />

die een mengbeeld laten zien, zoals dat<br />

waargenomen is bij mensen die een combinatie<br />

doen van kracht en endurance training<br />

zoals wielrenners. Duits onderzoek naar verschillen<br />

tussen dressuur en springpaarden in<br />

getrainde en ongetrainde toestand toonde bij<br />

dressuurpaarden een significant dikker interventrikuliar<br />

septum aan vergeleken met<br />

springpaarden en ongetrainde paarden. Bij<br />

springpaarden was de eind-diastolische diameter<br />

van de linker ventrikel significant groter<br />

dan bij dressuur of ongetrainde paarden.<br />

Vergeleken met ongetrainde paarden hadden<br />

de springpaarden een significant grotere eind<br />

systolische linker ventriculaire wanddikte ter<br />

hoogte van de papillair spier. Deze verschillen<br />

werden toegedicht aan de training. Met<br />

deze aanpassingen aan training moet men<br />

rekening houden bij het interpreteren van resultaten<br />

van echocardiografisch onderzoek.<br />

IXd Training en klepregurgitatie<br />

De prevalentie van hoorbare souffle, passend<br />

bij AV klep regurgitatie, varieert van 26-54<br />

% op de RAV klep tot rond de 21% op de<br />

LAV klep bij volwassen steeple chase renpaarden,<br />

maar deze aantallen variëren nogal<br />

per studie. In alle studies was het percentage<br />

hoger na training dan voor training hetgeen<br />

het gevolg leek van excentrische hypertrofie


© Janssen © Janssen Animal © Janssen Animal Health, © Janssen Animal Health, maart Animal 2011/DOMO/CA/ADV/N/2011/020<br />

Health, maart Health, 2011/DOMO/CA/ADV/N/2011/020<br />

maart maart 2011/DOMO/CA/ADV/N/2011/020<br />

Het<br />

Het<br />

enige<br />

enige<br />

sedatief<br />

sedatief<br />

in<br />

in<br />

de<br />

de<br />

vorm<br />

vorm<br />

van<br />

van<br />

een<br />

een<br />

gel<br />

gel<br />

voor<br />

voor<br />

paarden<br />

paarden<br />

Het enige sedatief in de vorm van een gel voor paarden<br />

Het enige sedatief in de vorm van een gel voor paarden<br />

• Praktische sublinguale<br />

• Praktische sublinguale<br />

• Praktische toedoening<br />

toedoeningsublinguale<br />

• Praktische toedoening<br />

Makkelijk voor sublinguale niet-invasieve<br />

• Makkelijk voor niet-invasieve<br />

• toedoening<br />

Makkelijk handelingen<br />

handelingen voor niet-invasieve<br />

• Makkelijk handelingen<br />

Doeltreffend voor en niet-invasieve<br />

• Doeltreffend en<br />

• handelingen<br />

Doeltreffend betrouwbaar<br />

betrouwbaar en<br />

• Doeltreffend betrouwbaar en<br />

betrouwbaar<br />

Domosedan ® en Domosedan Gel ® Domosedan<br />

,ontwikkeld en geproduceerd door Orion Corporation Finland, worden verdeeld door Janssen Animal Health,<br />

een divisie van Janssen Pharmaceutica NV in België en van Janssen Cilag BV in Nederland, onder licentie van Orion Corporation.<br />

® en Domosedan Gel ® Domosedan<br />

,ontwikkeld en geproduceerd door Orion Corporation Finland, worden verdeeld door Janssen Animal Health,<br />

een divisie van Janssen Pharmaceutica NV in België en van Janssen Cilag BV in Nederland, onder licentie van Orion Corporation.<br />

® en Domosedan Gel ® ,ontwikkeld en geproduceerd door Orion Corporation Finland, worden verdeeld door Janssen Animal Health,<br />

een divisie van Janssen Pharmaceutica NV in België en van Janssen Cilag BV in Nederland, onder licentie van Orion Corporation.<br />

Domosedan ® en Domosedan Gel ® ,ontwikkeld en geproduceerd door Orion Corporation Finland, worden verdeeld door Janssen Animal Health,<br />

een divisie van Janssen Pharmaceutica NV in België en van Janssen Cilag BV in Nederland, onder licentie van Orion Corporation.<br />

NIEUW<br />

NIEUW<br />

NIEUW<br />

NIEUW<br />

www.janssenanimalhealth.com<br />

www.janssenanimalhealth.com<br />

www.janssenanimalhealth.com<br />

www.janssenanimalhealth.com


n Benaming: DOMOSEDAN GEL ® 7,6 mg/ml gel voor oromucosaal gebruik<br />

n Werkzaam bestanddeel: Detomidine 6,4 mg/ml (overeenkomend met<br />

detomidine hydrocholoride 7,6 mg/ml) n Doeldiersoorten: <strong>Paard</strong> n Indicaties:<br />

Sedatie om fixatie te vergemakkelijken bij niet-invasieve diergeneeskundige<br />

behandelingen (bv. inbrengen van een gastro-nasale sonde, röntgenonderzoek,<br />

gebit raspen) en bij kleine procedures op het gebied van<br />

dierhouderij (bv. scheren, hoefbehandeling). n Dosering en toedieningsweg:<br />

Het product wordt sublinguaal toegediend in een dosering van 40<br />

mcg/kg. Met de doseringsspuit kan het product worden gedoseerd met<br />

dosisverhogingen van 0,25 ml. Onderstaande doseringstabel toont de met<br />

het lichaamsgewicht overeenkomende toe te dienen dosering, met dosisverhogingen<br />

van 0,25 ml. Instructies voor dosering: Draag ondoorlatende<br />

handschoenen en neem de spuit uit de buitenverpakking. Terwijl u de zuiger<br />

vasthoudt, draait u de ringstop op de zuiger totdat de ring vrij omhoog en<br />

omlaag kan worden bewogen op de zuiger. Plaats de ring zodanig dat de<br />

kant die het dichtst bij de spuit is de gewenste hoeveelheidsmarkering aangeeft.<br />

Draai de ring vast op de plaats. Zorg dat het paard geen voedsel in de<br />

mond heeft. Verwijder de dop van de punt van de spuit en bewaar deze<br />

zodat u deze later terug kunt plaatsen. Steek de spuit vanaf de zijkant in de<br />

mond van het paard, plaats de punt van de spuit onder de tong ter hoogte<br />

van de mondhoek. Druk de zuiger in totdat de ringstop in contact komt met<br />

het spuitlichaam, zodat het product onder de tong wordt toegediend. Haal<br />

de spuit uit de mond van het paard, plaats de dop terug op de spuit en doe<br />

deze terug in de buitenverpakking om weg te doen. Doe de handschoenen<br />

uit en gooi deze of weg of was ze met grote hoeveelheden stromend water.<br />

In geval van een aanmerkelijk foutieve dosering of als het product wordt<br />

Geschatte Dosering (ml)<br />

lichaamsgewicht (kg)<br />

150 - 199 1,00<br />

200 - 249 1,25<br />

250 - 299 1,50<br />

300 - 349 1,75<br />

350 - 399 2,00<br />

400 - 449 2,25<br />

450 - 499 2,50<br />

500 - 549 2,75<br />

n Benaming: DOMOSEDAN GEL 7,6 mg/ml gel voor oromucosaal gebruik n Werkzaam<br />

bestanddeel: Detomidine 6,4 mg/ml (overeenkomend met detomidine hydrocholoride<br />

7,6 mg/ml) n Doeldiersoorten: <strong>Paard</strong> n Indicaties: Sedatie om fixatie<br />

te vergemakkelijken bij niet-invasieve diergeneeskundige behandelingen (bv. inbrengen<br />

van een gastro-nasale sonde, röntgenonderzoek, gebit raspen) en bij kleine procedures<br />

op het gebied van dierhouderij (bv. scheren, hoefbehandeling). n Dosering:<br />

Het product wordt sublinguaal toegediend in een dosering van 40 mcg/kg. Met de<br />

doseringsspuit kan het product worden gedoseerd met dosisverhogingen van 0,25 ml.<br />

Onderstaande doseringstabel toont de met het lichaamsgewicht overeenkomende toe<br />

te dienen dosering, met dosisverhogingen van 0,25 ml. Instructies voor dosering:<br />

Draag ondoorlatende handschoenen en neem de spuit uit de buitenverpakking. Terwijl<br />

u de zuiger vasthoudt, draait u de ringstop op de zuiger totdat de ring vrij omhoog en<br />

omlaag kan worden bewogen op de zuiger. Plaats de ring zodanig dat de kant die het<br />

dichtst bij de spuit is de gewenste hoeveelheidsmarkering aangeeft. Draai de ring vast<br />

op de plaats. Zorg dat het paard geen voedsel in de mond heeft. Verwijder de dop van<br />

de punt van de spuit en bewaar deze zodat u deze later terug kunt plaatsen. Steek de<br />

spuit vanaf de zijkant in de mond van het paard, plaats de punt van de spuit onder de<br />

tong ter hoogte van de mondhoek. Druk de zuiger in totdat de ringstop in contact komt<br />

met het spuitlichaam, zodat het product onder de tong wordt toegediend. Haal de<br />

spuit uit de mond van het paard, plaats de dop terug op de spuit en doe deze terug in<br />

de buitenverpakking om weg te doen. Doe de handschoenen uit en gooi deze of weg of<br />

was ze met grote hoeveelheden stromend water. In geval van een aanmerkelijk foutieve<br />

dosering of als het product wordt ingeslikt (bv. meer dan een geschatte 25% van de<br />

toegediende dosering wordt door het paard uitgespuugd of doorgeslikt), dient u onmiddellijk<br />

te proberen om opnieuw de verloren portie als vervanging toe te dienen, maar<br />

zorg ervoor dat onvoorzien overdoseren vermeden wordt. Bij dieren die na toe diening<br />

van de dosering onvoldoende lang verdoofd blijven om de bedoelde procedure uit te<br />

kunnen voeren, is het niet praktisch om tijdens de procedure het product nogmaals<br />

toe te dienen omdat de transmucosale absorptie te langzaam is om de sedatie aan te<br />

vullen. In dergelijke gevallen kan een praam om de bovenlip enige beheersing bieden.<br />

Als alternatief kan een dierenarts naar eigen klinische oordeel extra injecteerbare<br />

sedativa toedienen. n Contra-indicaties: Niet gebruiken bij ernstig zieke dieren met<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 122<br />

ingeslikt (bv. meer dan een geschatte 25% van de toegediende dosering<br />

wordt door het paard uitgespuugd of doorgeslikt), dient u onmiddellijk te<br />

proberen om opnieuw de verloren portie als vervanging toe te dienen, maar<br />

zorg ervoor dat onvoorzien overdoseren vermeden wordt. Bij dieren die na<br />

toediening van de dosering onvoldoende lang verdoofd blijven om de bedoelde<br />

procedure uit te kunnen voeren, is het niet praktisch om tijdens de<br />

procedure het product nogmaals toe te dienen omdat de transmucosale<br />

absorptie te langzaam is om de sedatie aan te vullen. In dergelijke gevallen<br />

kan een praam om de bovenlip enige beheersing bieden. Als alternatief kan<br />

een dierenarts naar eigen klinische oordeel extra injecteerbare sedativa<br />

toedienen. n Contra-indicaties: Niet gebruiken bij ernstig zieke dieren met<br />

hartfalen of verminderde lever- of nierfunctie. Niet gebruiken in combinatie<br />

met intraveneuze gepotentieerde sulfonamides. Niet gebruiken bij overgevoeligheid<br />

voor het werkzame bestanddeel of een van de hulpstoffen. n Bijwerkingen:<br />

Alle alfa-2 adrenoceptor agonisten, inclusief detomidine, kunnen<br />

een vertraagde hartslag, veranderingen in de geleiding van de hartspier<br />

(met verschijnen van partiële atrioventriculaire en sino-auriculaire blokken),<br />

wijzigingen in de ademhalingsfrequentie, incoördinatie/ataxie en zweten<br />

veroorzaken. Een diuretisch effect kan 2 tot 4 uur na behandeling worden<br />

waargenomen. Er bestaat een mogelijkheid dat zich op zichzelf staande gevallen<br />

van overgevoeligheid voordoen, inclusief een paradoxale reactie (excitatie).<br />

Omdat gedurende de sedatie het hoofd continu omlaag wordt gehouden,<br />

kunnen neusuitvloeiing en af en toe ook oedeem van het hoofd en<br />

gezicht worden waargenomen. Bij hengsten en ruinen kan een voorbijgaande<br />

gedeeltelijke penis prolaps worden waargenomen. In zeldzame gevallen<br />

kunnen paarden, als gevolg van de toediening van alfa-2 adrenoceptor agonisten,<br />

verschijnselen van milde koliek vertonen daar stoffen van deze klasse<br />

de intestinale motiliteit onderdrukken. Tijdens studies met het product zijn<br />

ook de volgende bijwerkingen waargenomen: voorbijgaand erytheem op de<br />

toedieningsplaats, pilo-erectie, oedeem van de tong, overvloedige speekselafscheiding,<br />

overmatig urineren, winderigheid, tranenvloed, allergisch<br />

oedeem, spiertrillingen en bleke slijmvliezen. n Wachttermijn: (Orgaan)<br />

vlees: nul dagen. Melk: nul uur. n Reg.: BE: BE-V361925 - Op diergeneeskundig<br />

voorschrift n Verantwoordelijke Onderneming: Orion Corporation,<br />

Orionintie 1, FIN-02200 Espoo, Finland. Verdere informatie is beschikbaar op<br />

aanvraag.<br />

550 - 600 3,00 Domosedan Gel ® ,ontwikkeld en geproduceerd door Orion Corporation Finland, wordt verdeeld door Janssen Animal Health, een divisie van<br />

Janssen Pharmaceutica NV, onder licentie van Orion Corporation.<br />

hartfalen of verminderde lever- of nierfunctie. Niet gebruiken in combinatie met intraveneuze<br />

gepotentieerde sulfonamides. Niet gebruiken bij overgevoeligheid voor het<br />

werkzame bestanddeel of een van de hulpstoffen. n Bijwerkingen: Alle alfa-2 adrenoceptor<br />

agonisten, inclusief detomidine, kunnen een vertraagde hartslag, veranderingen<br />

in de geleiding van de hartspier (met verschijnen van partiële atrioventriculaire en<br />

sino-auriculaire blokken), wijzigingen in de ademhalingsfrequentie, incoördinatie/ataxie<br />

en zweten veroorzaken. Een diuretisch effect kan 2 tot 4 uur na behandeling worden<br />

waargenomen. Er bestaat een mogelijkheid dat zich op zichzelf staande gevallen van<br />

overgevoeligheid voordoen, inclusief een paradoxale reactie (excitatie). Omdat gedurende<br />

de sedatie het hoofd continu omlaag wordt gehouden, kunnen neusuitvloeiing en<br />

af en toe ook oedeem van het hoofd en gezicht worden waargenomen. Bij hengsten<br />

en ruinen kan een voorbijgaande gedeeltelijke penis prolaps worden waargenomen.<br />

In zeldzame gevallen kunnen paarden, als gevolg van de toediening van alfa-2 adrenoceptor<br />

agonisten, verschijnselen van milde koliek vertonen daar stoffen van deze klasse<br />

de intestinale motiliteit onderdrukken. Tijdens studies met het product zijn ook<br />

de volgende bijwerkingen waargenomen: voorbijgaand erytheem op de toedieningsplaats,<br />

pilo-erectie, oedeem van de tong, overvloedige speekselafscheiding, overmatig<br />

urineren, winderigheid, tranenvloed, allergisch oedeem, spiertrillingen en bleke slijmvliezen.<br />

n Wachttermijn: (Orgaan)vlees: nul dagen. Melk: nul uur. n Reg.: REG NL<br />

101439 - UDA Verantwoordelijke Onderneming: Orion Corporation, Orionintie 1,<br />

FIN-02200 Espoo, Finland. Verdere informatie is beschikbaar op aanvraag.<br />

Domosedan ® en Domosedan Gel ® , ontwikkeld en geproduceerd door Orion Corporation<br />

Finland, worden verdeeld door Janssen Animal Health, een divisie van Janssen-Cilag BV in<br />

Nederland, onder licentie van Orion Corporation.<br />

Productinformatie voor België<br />

Productinformatie voor Nederland<br />

www.janssenanimalhealth.com


LG kg<br />

SD<br />

range<br />

Dressuur<br />

602<br />

38<br />

Springen<br />

587<br />

40<br />

Ongetraind<br />

warmbloed<br />

549<br />

44<br />

als adaptatie aan de training zoals dat ook<br />

bij humane atleten gevonden wordt op 1 of<br />

meerdere kleppen. Deze aanpassing wordt al<br />

gezien na 9 maanden rentraining.<br />

Bij jongere en grotere aantallen ongetrainde<br />

Engelse volbloeden werden prevalenties van<br />

souffles gevonden van 18% op de RAV, 8%<br />

op de linker AV en 0% op de AO. Als Doppler<br />

echo cardiografie gebruikt was als middel<br />

om regurgitatie vast te stellen, leidde dit<br />

tot het detecteren van een toename van regurgitatie<br />

van RAV, LAV en AO kleppen al<br />

na 8 weken rentraining.<br />

Dit was niet alleen het geval bij jonge dieren<br />

maar ook bij volwassen paarden die een<br />

toename van regurgitatie lieten zien nadat ze<br />

weer in training waren genomen na een tijdelijke<br />

seizoensgebonden onderbreking van de<br />

training. De prevalentie van souffles was bij<br />

jachtpaarden in training nog hoger, namelijk<br />

RAV 46%, LAV 21% en AO regurgitatie bij<br />

5%. Indien dit geëvalueerd werd met Doppler<br />

onderzoek was de preventie zelfs 88% voor<br />

de RAV, 67% voor de LAV, en 65% voor de<br />

AO. De prevalentie van souffles, die mogelijk<br />

Endurance<br />

getraind<br />

329-523<br />

Draver<br />

getraind<br />

427<br />

33<br />

Engels<br />

volbloed<br />

getraind<br />

517<br />

420-617<br />

LVIDs 8.2 sd 0.6 8.6 sd 0.8 8.2 sd 0.7 6.0 sd 0.2 7.0 sd 0.6 7.5 sd 0.7<br />

LVIDd 11.6 sd 0.7 12.1 sd 0.1 11.5 sd 0.7 10.1 sd 0.2 10.7 sd0.7 11.9 sd 0.6<br />

LVPWs 3.6 sd 0.5 3.2 sd 0.5 3.2 sd 0.6 3.6 sd 0.1 3.9 sd 0.4 4.0 sd0.4<br />

LVPWd 3.0 sd 0.3 2.6 sd 0.4 2.7 sd 0.6 2.4 sd 0.1 2.7 sd0.2 2.5 sd0.3<br />

FS % 29 sd 0.5 29 sd 0.5 28 sd 0.5 42 sd 0.1 35.1 sd 4.1 36.5 sd 6.2<br />

LADd 11.3 sd 0.1 12.9 sd 0.8<br />

AODd 7.8 sd 0.6 7.4 sd 0.9 7.5 sd 0.6 6.4 sd 0.1 7.2 sd 0.5 8.7 sd 0.5<br />

EPSS 1.5 sd 0.1 1.0 sd 0.1<br />

Tabel 6. Gepubliceerde gemiddelde waarden van M-Mode echocardiografische parameters bij<br />

paarden van verschillend disciplines.<br />

LG; lichaamsgewicht, sd; standaard deviatie, LVIDs ,d : linker ventrikel inwendige diameter in<br />

systole , diastole in cm; LVFWs,d,: Linker ventrikel achterwand in systole, diastole in cm. FS:<br />

fractional shortening in %. IVSs,d: Interventrikulaire septum in systole, diastole in cm, LADd:<br />

linker atrium diameter in diastole in cm, AODd: Aorta diameter in einddiastole (M- mode) in cm<br />

PA: pulmonaal arterie in cm.<br />

klinische betekenis zouden kunnen hebben<br />

en dus een intensiteit van 3/6 hadden, varieerde<br />

afhankelijk van het type sport (rennen,<br />

steeple chase of jacht) van 12-17% op de<br />

RAV, 0.8-4% op de LAV en van 0.8-3% op<br />

de AO.<br />

Vergelijkbaar onderzoek, bij dravers met<br />

Doppler onderzoek in rust versus bij geconditioneerde<br />

dravers, toonde percentages van<br />

83% op de RAV, 46% op de LAV, 37% op<br />

de PA, en 57% op de AO. Hetzelfde onderzoek,<br />

uitgevoerd direct na lichte arbeid (100<br />

meter aan de hand draven, gedurende een<br />

HF 60 van slagen per minuut), toonde dat in<br />

56% van de gevallen de insufficiëntie niet<br />

meer aanwezig was m.u.v. de regurgitatie op<br />

de RAV klep. Met als gevolg dat bij 21% een<br />

LAV insufficiëntie gezien werd, in 6 % een<br />

PA, en 6% een AO regurgitatie. Slechts bij 4<br />

van de 46 paarden (8.7%) uit deze studie nam<br />

de insufficientie juist toe. Een onderzoek dat<br />

de prevalentie van souffles voor en na arbeid<br />

onderzocht bij Engels volbloeden, toonde<br />

juist aan dat na arbeid meer systolische souffles<br />

gehoord werden. Doppler onderzoek<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 123


vond helaas niet plaats om de betekenis ervan<br />

te achterhalen. Over het algemeen wordt bij<br />

uitvoeren van Doppler onderzoek in vele studies<br />

een hogere prevalentie van klep regurgitaties<br />

gevonden dan bij auscultatie alleen.<br />

Onderzoek bij meer dan 150 dravers die onderzocht<br />

werden voor verminderd presteren<br />

toonde een klepregurgitatie aan bij 95% van<br />

de paarden met een souffle. Van deze groep<br />

had slechts 0.6% een ernstige insufficiëntie<br />

op de LAV en PA en 4.3% een matige insufficiëntie<br />

op de RAV (0.6% een matige op<br />

LAV). De prevalentie van souffles bij klinisch<br />

onderzoek bij meer dan 700 dravers<br />

was 31%. Bij jonge Engelse volbloeden is dit<br />

percentage hoger gebleken, namelijk 80%.<br />

IXe Verminderd presteren in relatie tot<br />

klepregurgitaties<br />

Onder klachten van verminderd presteren,<br />

die mogelijk met het circulatie apparaat samenhangen,<br />

wordt bijvoorbeeld verstaan:<br />

acuut of langzaam terugvallen in tempo gedurende<br />

de inspanning, te zwaar of te lang<br />

te snel ademen na inspanning of een bloedneus<br />

tijdens arbeid. Klinisch onderzoek in<br />

rust moet gecombineerd worden met onderzoek<br />

tijdens of direct na (zware) arbeid,<br />

bij die paarden die in rust geen afwijkingen<br />

vertonen. Arteriele bloed gasanalyse, lactaat<br />

metingen, electrolyt veranderingen, ECG, en<br />

stress echocardiografie zijn geïndiceerd om<br />

subklinische afwijkingen te detecteren.<br />

Uit een uitgebreide studie naar renprestatie<br />

in correlatie met souffles en klepinsufficiëntie<br />

bestond er geen relatie tussen souffle en<br />

renprestatie noch tussen mate van insufficiëntie<br />

en renprestatie bij renpaarden in verschillende<br />

disciplines van de rensport. Een<br />

studie naar verminderd presteren bij dravers<br />

toonde aan dat, in 92.9% van de onderzochte<br />

paarden met een bijgeluid, dit niet gepaard<br />

ging met echocardiografische afwijkingen.<br />

Gecompenseerde AV regurgitatie zonder de<br />

aanwezigheid van morfologische klepveranderingen<br />

en zonder atriumdilatatie wordt<br />

over het algemeen ook goed getolereerd bij<br />

sportpaarden en lijkt hooguit slechts langzaam<br />

te veranderen. Indien er als gevolg van<br />

kleplekkage verminderd presteren optreedt,<br />

is dit meestal een LAV lekkage, eventueel<br />

met secundair atriumfibrillatie. Slechts zel-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 124<br />

den leidt alleen een RAV insufficiëntie tot<br />

hartfalen en een relatie met prestatie is niet<br />

vastgesteld ondanks de hoge prevalentie bij<br />

sportpaarden. Of er sprake is van een gecompenseerde<br />

toestand bepaalt de hartfrequentie<br />

en het hartritme. Echocardiografie en arbeid<br />

ECG’s leveren belangrijke informatie op over<br />

eventuele remodellatie en het bestaan van arbeidsgeïnduceerde<br />

aritmiën die de prestatie<br />

wel negatief kunnen beïnvloeden. Relevante<br />

kleplekkages gaan nogal eens gepaard met<br />

een fremitus op de thoraxwand.<br />

AO insufficiënties komen het minste voor<br />

bij het sportpaard en worden vaker vastgesteld<br />

bij middelbare tot wat oudere paarden.<br />

Nogal eens zijn er onregelmatig verdikte<br />

klepveranderingen te zien. Vaak begint het<br />

vanaf 10 jaar met een 1-2/6 souffle om heel<br />

langzaam te verergeren. Of de lekkage de<br />

prestatie beïnvloedt, hangt natuurlijk af van<br />

de mate van lekkage en al dan niet aanwezigheid<br />

van morfologische (klep) afwijkingen.<br />

Daarnaast ook van de intensiteit van<br />

het werk dat het paard doet maar zelden is<br />

het zodanig ernstig dat het de prestatie beinvloedt.<br />

Het uiteindelijk gevolg ervan bij<br />

progressie van de lekkage is ventrikeldilatatie<br />

en een volume overload. Omdat het<br />

gedilateerde ventrikel gepaard gaat met een<br />

verhoogde afterload neemt de zuurstof behoefte<br />

van het hart toe. Echter, omdat de<br />

coronaire perfusie als gevolg van de verminderde<br />

diastolische AOdruk verminderd<br />

is, kan dit leiden tot zuurstof tekort van<br />

de hartspier. Al met al veroorzaakt dit een<br />

verhoogd risico op ventriculaire ritmestoornissen<br />

tijdens (zware) arbeid. Omdat niet<br />

te voorspellen is bij welk dier en in welke<br />

mate de situatie zal verergeren is het nodig<br />

paarden met een AO insufficiëntie, waarbij<br />

tevens klepafwijkingen te zien zijn, goed te<br />

monitoren.<br />

Al met al is de overall conclusie dat weinig<br />

betekenisvolle kleplekkages veel voorkomen<br />

bij getrainde volbloeden als gevolg van<br />

cardiale adaptatie aan training. Bij warmbloeden<br />

is veel minder onderzoek gedaan op<br />

dit gebied, mede ook omdat de fysieke training<br />

op uithoudingsvermogen veel minder<br />

bepalend is voor de prestatie bij dressuur<br />

en springpaarden en daarom performance<br />

slechter objectief te scoren is met dit doel.


IXg Longbloeden in relatie tot klepinsufficiënties<br />

Bij getrainde volbloeden werd geen relatie<br />

aangetoond tussen EIPH en de leeftijd, het<br />

gewicht en aanwezigheid van RAV of LAV<br />

klep regurgitatie. Wel bleek de RV diameter<br />

groter te zijn bij paarden lijdende aan<br />

longbloedingen. Dit suggereert dan ook dat<br />

trainingsadaptaties leidende tot remodelleren<br />

van de RV samenhangt met factoren die<br />

EIPH tot gevolg hebben. Mogelijk dat de veronderstelde<br />

verhoogde volume belasting aan<br />

beide fenomenen ten grondslag ligt.<br />

IXh Aftrainen en het effect op cardiale<br />

dimensies<br />

Bij de mens leidt aftrainen tot verminderde<br />

linker ventrikelafmetingen, vermindering<br />

van linker ventrikelhypertrofie en vermindering<br />

in bloedvolume, dat al kan optreden<br />

binnen 3-8 weken na stoppen van training,<br />

ook al werd ervoor een jarenlange intensieve<br />

training beoefend.<br />

Langdurige matige zware arbeid kan een<br />

vermindering geven van linker ventrikel<br />

functioneren als gevolg van zogenaamde<br />

cardiale vermoeidheid. Dit effect, bij mens<br />

en paard bekent, kan 2-6 uur na belastende<br />

arbeid aanhouden. Het vermoeden bestaat<br />

dat verminderde coronair perfusie een factor<br />

is die eraan bij kan dragen, maar hoe dit<br />

dan tot stand komt, blijft onduidelijk. Bij de<br />

mens kan door de fysiologische toename van<br />

ventrikelmassa als aanpassing aan training,<br />

nieuwvorming van coronaire capillairen<br />

geinduceert worden. In hoeverre dit bij paarden<br />

gebeurt, is onbekend. Een ander idee is,<br />

dat een overmaat aan vrije radicaalvorming<br />

en vrije vetzuurproductie als gevolg van aerobe<br />

arbeid, leidt tot depressie van myocardfunctie.<br />

Dit weerspiegelt enigszins de resultaten van<br />

een studie naar aftrainen van een groep 3-4<br />

jarige dravers die 34 weken hoge intensiteit<br />

lopende band training hadden gekregen. Aftrainen<br />

leidde tot een vermindering van cardiale<br />

dimensies over een langere tijd (tot 12<br />

weken) terwijl indicatoren van hartfunctie<br />

toenamen of gelijk bleven. Na initiële verbetering<br />

van diverse parameters die hartspierfunctie<br />

beschrijven trad een vermindering<br />

op. Pre-ejectie periode en ejectietijd<br />

verminderden de eerste week van aftrainen<br />

om erna vrij constant te blijven. Hiermee<br />

vertoonden ze dus dezelfde training gerelateerde<br />

trend als de cardiale afmetingen. Een<br />

andere conclusie was dat B-mode area metingen<br />

een wat reëlere afspiegeling zijn van<br />

ventriculaire functie dan M-mode metingen.<br />

HF veranderingen als gevolg van training of<br />

aftrainen worden bij het paard niet waargenomen,<br />

terwijl er geen aanwijzingen zijn dat<br />

afterload verandert door aftrainen. Net als bij<br />

de mens leidt aftrainen tot een vermindering<br />

van preload (lees bloedvolume). Er bestaat<br />

het vermoeden dat de initiële verbetering<br />

van hartfunctie parameters in de eerste week<br />

van aftrainen het resultaat zijn van de bij<br />

de mens bekende periode van cardiale vermoeidheid.<br />

Deze parameters worden beïnvloed<br />

door hartfrequentie, preload, afterload<br />

en myocardiale contractiliteit. Echter, het is<br />

niet mogelijk deze factoren los van elkaar te<br />

onderzoeken. Ook verminderde myocardiale<br />

contractiliteit wordt niet waargenomen bij<br />

het paard als gevolg van aftrainen. Het meest<br />

waarschijnlijk is dan ook dat veranderingen<br />

voor een belangrijk deel het gevolg zijn van<br />

afname in preload oftewel bloedvolume. In<br />

het algemeen kan geconcludeerd worden dat<br />

aftrainen over een periode van 12 weken leidt<br />

tot afname van cardiale afmetingen en indicatoren<br />

van hartfunctie. Deze afname trad<br />

veelal pas op na 4 weken aftrainen.<br />

IXi Hartfrequentie monitoring tijdens of<br />

rondom arbeid<br />

De hartfrequentie is afhankelijk van de<br />

leeftijd, het ras, het lichaamsgewicht en periode<br />

van de dracht. Omdat het paard een<br />

dier is dat erg gemakkelijk te exciteren is, is<br />

er eigenlijk niet sprake van 1 hartfrequentie<br />

maar zou het aangeven van een range<br />

de werkelijkheid meer weerspiegelen. De<br />

rustfrequentie kan zo laag zijn als 24 slagen<br />

per minuut en deze rustfrequentie zou vaker<br />

gevonden worden in getrainde paarden<br />

die fit zijn. Anticipatie van het paard op de<br />

arbeid die gaat komen kan leiden tot hartfrequenties<br />

in rust van 50 tot wel 195 slagen<br />

per minuut. Om deze reden is het ook alleen<br />

zinvol hartfrequenties tijdens arbeid te<br />

bepalen als een steady state per snelheid is<br />

opgetreden. Een renpaard is in staat binnen<br />

22-60 seconden de maximum HF te bereiken.<br />

Aan het begin van de arbeid kan een<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 125


elatief overmatig hoge HF optreden als gevolg<br />

van de tijd die nodig is om het slagvolume<br />

te verhogen door bijvoorbeeld de rode<br />

bloedcelreserve uit de milt te mobiliseren<br />

en de spierpomp te optimaliseren, hetgeen<br />

tot 3 minuten kan duren. Hierna volgt even<br />

een daling of een plateau fase om vervolgens<br />

weer langzaam te stijgen.<br />

De hoogst genoteerde HF tijdens maximale<br />

arbeid ligt tussen de 240 en 250 slagen per<br />

minuut, terwijl tijdens steady state intensieve<br />

maximale arbeid een HF van 200-210<br />

gebruikelijk is. Hoewel het herstel na arbeid<br />

tot normaal of voor HF voor arbeid in de<br />

endurance sport van belang wordt geacht bij<br />

de beoordeling van fitheid, is het bij paarden,<br />

die maximale arbeid verrichten minder<br />

bruikbaar als parameter van fitheid, omdat<br />

er zoveel externe factoren van invloed zijn<br />

zoals de omgeving en temperament naast<br />

Hoewel of misschien wel omdat er veel nadruk<br />

ligt op selecteren van fokdieren op<br />

prestatie, is het paard redelijk verschoond<br />

gebleven van aangeboren of verkregen degeneratieve<br />

hartafwijkingen. In de literatuur<br />

wordt een verhoogde incidentie aangegeven<br />

van het voorkomen van een VSD bij showarabieren<br />

en raden sommige auteurs af om<br />

te fokken met betrokken dieren. Bij de mens<br />

bestaat het aneurysma van de AO in verkregen<br />

en aangeboren vorm. Er wordt gezocht<br />

naar een erfelijke basis bij Friese paarden,<br />

maar ondanks eerdere zoektochten is dit nog<br />

niet bewezen. Toch is, in vergelijking met<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 126<br />

duur en intensiteit van de arbeid. Bij renpaarden<br />

is het niet ongewoon dat de polsfrequentie<br />

pas na een uur op 60-70 slagen<br />

per minuut terug is na renactiviteiten. Na<br />

werken op rond de 15 m/s gedurende 300-<br />

8000 meter werd na een uur pas een HF<br />

waargenomen van rond de 44 slagen per<br />

minuut. Dravers toonden een normale hartfrequentie<br />

een uur na 1600 meter draven op<br />

11.4 m/s. De richtlijn is dat bij submaximale<br />

steady state arbeid op snelheden van 5-8.5<br />

m/s gedurende 3-5 minuten de HF in 20-30<br />

minuten herstelt tot normale frequenties.<br />

Training zou geen effect hebben op herstelsnelheid.<br />

Er zijn echter wel publicaties dat<br />

endurance training wel zou kunnen leiden<br />

tot een significant kortere herstel tijd. De<br />

hartfrequentie meten na arbeid is erg afhankelijk<br />

van omgevings factoren en is als maat<br />

voor fitheid niet heel accuraat.<br />

X Selectief fokbeleid op performance en<br />

hartafwijkingen<br />

gezelschapsdieren, de incidentie van aangeboren<br />

gebreken laag. Cardiomyopathiën,<br />

congenitale en verkregen myxomateuze en<br />

dysplastische klepabnormaliteiten, komen<br />

relatief vaak voor bij de mens, hond en kat<br />

maar niet bij het paard. Oftewel, zoals humorvol<br />

beschreven door onderzoekster en<br />

clinicus Lesley Young: “The yard cat, or the<br />

horse’s riders, are both much more likely to<br />

suffer premature-onset diastolic heart failure<br />

or sudden death due to inherited hypertrophic<br />

cardiomyopathy or coronary artery<br />

disease than the horse munching hay in his<br />

stable”.


XI Aanbevolen literatuur<br />

(volledige lijst met 181 titels opvraagbaar bij eerste auteur).<br />

Buhl, R., Erscbøl, A.K., Larsen, N.H., Eriksen, L. and Koch, J., 2007. The effects of detomidine,<br />

romifidine or acepromazine on echocardiographic measurements and cardiac function<br />

in normal horses. Veterinary Anaesthesia and Analgesia, 34(1), pp. 1-8.<br />

Gehlen, H., Marrnette, S., Rohn, K., Kreienbrock, L. and Stadler, P., 2005. Day to day variability<br />

of left ventricular echocardiographic parameters by repeated measurement at 3 days<br />

in trained and untrained warmblood horses. Deutsche tierarztliche Wochenschrift, 112(2),<br />

pp. 48-54.<br />

Marr, C.M. and Reef, V.B., 1995. Cardiac arrythmias. The Horse diseases and clinical management.<br />

Philadelphia: W.B. Saunders Compagny, pp. 137-156.<br />

Marr, C.M., Reef, V.B., Brazil, T.J., Thomas, W.P., Knottenbelt, D.C., Kelly, D.F., Baker,J.R.,<br />

Reimer, J.M., Maxon, A.D. and Crowhurst, J.S., 1998. Aorto-cardiac fistulas in seven horses.<br />

Veterinary Radiology and Ultrasound, 39(1), pp. 22-31.<br />

Martin JR., B.B., Reef, V.B., Parente, E.J. and Sage, A.D., 2000. Causes of poor performance<br />

of horses during training, racing, or showing: 348 cases (1992-1996). Journal of the American<br />

Veterinary Medical Association, 216(4), pp. 554-558.<br />

Maxon, A.D. and Reef, V.B., 1997. Bacterial endocarditis in horses: Ten cases (1984-1995).<br />

Equine veterinary journal, 29(5), pp. 394-399.<br />

Reef, V.B., 1995. Heart murmurs in horses: determining their significance with echocardiography.<br />

Equine veterinary journal.Supplement, (19), pp. 71-80.<br />

Reef, V.B., Clark,E.S., Oliver, J.A. and Donawick, W.J., 1986. Implantation of a permanent<br />

transvenous pacing catheter in a horse with complete heart block and syncope. Journal of<br />

the American Veterinary Medical Association, 189(4), pp. 449-452.<br />

Reef, V.B. and Spencer P., 1987. Echocardiographic evaluation of equine aortic insufficiency.<br />

American Journal of Veterinary Research, 48(6), pp. 904-909.<br />

Reef, V.B. 1995. Heart murmurs in horses: determining their significance with echocardiography.<br />

Equine Veterinary Journal.Supplement. 71-80<br />

Reef, V.B., Whittier, M. and Allam, L.G., 2005. Echocardiography. Clinical Techniques in<br />

Equine Practice, 3(3), pp. 274-283.<br />

Riedesel, D.H., 2004. The Heart: Gross Structure and Basic Properties. In: W. Reece O.,<br />

ed, Duke’s physiology of domestic animals. 12th edn. Ithaca: Cornell University Press, pp.<br />

192-204.<br />

Riedesel, D.H. and Knight, D.H., 2004. Mechanical Activity of the Heart. In: W. Reece O.,<br />

ed, Duke’s physiology of domestic animals. 12th edn. Ithaca: Cornell University Press, pp.<br />

192-204.<br />

Slater, J.D. and Herrtage, M.E., 1995. Echocardiographic measurements of cardiac dimensions<br />

in normal ponies and horses. Equine veterinary journal.Supplement, (19), pp. 28-32.<br />

Van Der Linde-Sipman, J.S., Kroneman J., Meulenaar, H. and Vos, J.H., 1985. Necrosis and<br />

rupture of the aorta and pulmonary trunk in four horses. Veterinary pathology, 22(1), pp.<br />

51-53.<br />

Wijnberg, I.D., Van Der Kolk, J.H. and Hiddink, E.G., 1999. Use of phenytoin to treat digitalis-induced<br />

cardiac arrhythmias in a miniature Shetland pony. Veterinary Record, 144(10),<br />

pp. 259-261.<br />

Wijnberg, I.D. and Ververs, F.F.T., 2004. Phenytoin sodium as a treatment for ventricular<br />

dysrhythmia in horses. Journal of Veterinary Internal Medicine, 18(3), pp. 350-353.<br />

Young, L.E., 2003. Equine athletes, the equine athlete’s heart and racing success. Experimental<br />

physiology, 88(5), pp. 659-663.<br />

Young, L.E., Rogers, K. and Wood, J.L.N., 2008. Heart murmurs and valvular regurgita-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 127


tion in thoroughbred race-horses: Epidemiology and associations with athletic performance.<br />

Journal of Veterinary Internal Medicine, 22(2), pp. 418-426.<br />

Young, L.E. and Wood, J.L., 2000. Effect of age and training on murmurs of atrioventricular<br />

valvular regurgitation in young thoroughbreds. Equine veterinary journal, 32(3), pp. 195-<br />

199.<br />

Zucca A,E., Ferucci, F., Stancari, G., Saporiti, T. and Ferro, E., 2010. The prevalence of cardiac<br />

murmurs among standardbred racehorses presented with poor performance. Journal of<br />

Veterinary Medical Science, 72(6), pp. 781-785.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 128


SPONSOREN:<br />

Uniek in generiek

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!