02.05.2013 Views

Cardiologie Paard - Diergeneeskundig Memorandum

Cardiologie Paard - Diergeneeskundig Memorandum

Cardiologie Paard - Diergeneeskundig Memorandum

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

PERIODIEK TIJDSCHRIFT<br />

ACHT EN VIJFTIGSTE JAARGANG<br />

mAART 2011-01<br />

<strong>Cardiologie</strong> <strong>Paard</strong><br />

SPONSOREN:<br />

Uniek in generiek


Foto’s Omslagbeeld: en afbeeldingen:<br />

Cover: De foto op L’jesprit, de omslag Arabisch laat een volbloed oude manier renpaard, van des-<br />

vader<br />

infecteren<br />

Nike.<br />

zien. Het betreft een spiritusbrander,<br />

Fotograaf: Reindert Jansen, met dank aan<br />

Christoffel<br />

gebruikt met<br />

Arabians.<br />

formaline, om in Nederland de TBC<br />

Fig. te bestrijden 39: Afd. (jaren Pathologie, ‘50 en ‘60). dept. Veel Pathobiologie, steden hadden<br />

Faculteit hun “eigen” Diergeneeskunde, desinfectieunit, deze UU is afkomstig uit<br />

Fig. Apeldoorn. 40: Drs. Edwin. J.B. Veldhuis Kroeze<br />

Overige De inzet is afbeeldingen: een foto van een Auteurs, krachtige Faculteit warmtever-<br />

Diergeneeskunde, nevelaar, zoals anno UU2008<br />

nog steeds wordt<br />

gebruikt.<br />

Beide foto's zijn beschikbaar gesteld door Rob van<br />

Veldhuijzen, de auteur van Hoofdstuk 8.<br />

Uniek in generiek<br />

EEN GEZAMENLIJKE UITGAVE VAN:<br />

Periodiek Periodiek tijdschrift<br />

acht vijfenvijftigste en vijftigste jaargang<br />

no. 1 2 - 2011 2008 ISSN 0417 - 4631<br />

De Stichting <strong>Diergeneeskundig</strong> <strong>Memorandum</strong>,<br />

opgericht in in 1953, is stelt een zich onafhankelijke ten doel aan stichting dieren-<br />

zonder artsen in winstoogmerk binnen- en buitenland en stelt zich voorlichting ten doel aan te geven<br />

dierenartsen van wetenschappelijke in binnen- en en buitenland commerciële voorlichting aard op<br />

te veterinair geven van gebied. wetenschappelijke en commerciële<br />

aard Ter uitvoering op veterinair van gebied. haar doelstelling is zij uitgeefster<br />

Ter van uitvoering het tijdschrift van “<strong>Diergeneeskundig</strong> haar doelstelling is <strong>Memorandum</strong>”.<br />

zij uitgeefster<br />

van het tijdschrift ,, <strong>Diergeneeskundig</strong> <strong>Memorandum</strong>”<br />

De exploitatie van dit tijdschrift wordt financieel<br />

De mogelijk exploitatie gemaakt van dit in tijdschrift Nederland wordt, door: naast de abonnementen,<br />

Alfasan Diergeneesmiddelen financieel mogelijk B.V. gemaakt te Woerden. door :<br />

Alfasan en Intervet Diergeneesmiddelen Nederland B.V. te B.V. Boxmeer te Woerden<br />

Dechra Veterinary Products B.V. te Breda<br />

Janssen Het Tijdschrift Animal wordt Health gratis Benelux beschikbaar te Beersegesteld<br />

aan<br />

VetZ de praktiserende B.V. te Sliedrecht dierenartsen in Nederland,<br />

Postdoctorale veterinaire studenten in Utrecht kun-<br />

De nen abonnementsbijdrage het tegen een kleine voor vergoeding Benelux verkrijgen wordt bij<br />

jaarlijks het Reductiebureau. geïnd via een Voor automatische anderen bestaat incasso. de moge-<br />

Voor lijkheid het zich buitenland te abonneren; wordt een de factuur kosten verzonden. van een abon-<br />

De nement abonnementstarieven bedragen: zijn :<br />

Benelux Voor Nederland : € 28,00 ex per BTW jaargang. 6%BTW incl. BTW<br />

Automatische Voor het buitenland incasso € 39,50 € 28,30 per jaargang. € 1,70 € 30,-<br />

Factuur Extra exemplaren of oudere € 33,02 uitgaven € 1,98 kunnen € 35,-<br />

Buitenland worden besteld : d.m.v. € een 37,26 overschrijving € 2,24 à € 11,50 39,50<br />

Extra per exemplaar exemplaren voor of oudere Nederland uitgaven of € 14,00 kunnen voor worden het<br />

besteld buitenland d.m.v. op een betaling van onze à rekeningen. € 15,- op onze rekening<br />

onder vermelding van het gewenste nummer.<br />

Redactiecommissie<br />

Redactiecommissie J. Goudswaard, voorzitter :<br />

J. J. Goudswaard, Schrooyen, secretaris voorzitter<br />

J. Mw. Schrooyen, A. Tolkamp secretaris (Alfasan Dierengeneesmiddelen B.V.)<br />

Mw. J. Vernooij A. Tolkamp (Intervet (Alfasan Nederland) Diergeneesmiddelen)<br />

Mw. C. de Mûelenaere (Janssen Animal Health Benelux)<br />

Redactie- en Administratieadres:<br />

J.R. Halderheiweg van Dongen 11, (VetZ) 5282 SN Boxtel<br />

J. tel.: Hulsen 0411-676822 (Vetvice)<br />

fax: 0411-671595<br />

Redactie- e-m: de.em@12move.nl<br />

en Administratieadres:<br />

Halderheiweg website: de-em.nl 11, 5282 SN Boxtel<br />

tel.: Rabobank 0411-676822 Boxtel 1688.49.674<br />

fax: BIC 0411-671595 RABO NL2U IBAN NL50 RABO 0168 8496 74<br />

e-m: de.em@12move.nl<br />

website: Verklaring: de-em.nl<br />

Rabobank De Redactie Boxtel en uitgeefster 1688.49.674 aanvaarden geen aanspra-<br />

BIC kelijkheid RABO voor NL2U schade, IBAN welke- NL50 direct RABO of 0168 indirect- 8496 het 74<br />

gevolg mocht zijn van gebleken onjuistheden in de<br />

Verklaring: inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen.<br />

De Niets Redactie uit dit en tijdschrift uitgeefster mag aanvaarden worden verveelvoudigd geen aansprakelijkheid<br />

en/of openbaar voor schade, worden welke- gemaakt direct door of middel indirect- vanhet<br />

gevolg druk, microfilm mocht zijn of van op welke gebleken andere onjuistheden wijze ook, in de<br />

inhoud zonder van schriftelijke de in dit toestemming tijdschrift opgenomen van de Redactie. artikelen.<br />

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd<br />

en/of Opmaak openbaar en druk: worden Bloembergen gemaakt door Santee middel bv Nijmegen van<br />

druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder<br />

schriftelijke toestemming van de Redactie.<br />

Opmaak en druk: Leonard Nijmegen bv


<strong>Cardiologie</strong> <strong>Paard</strong><br />

Door:<br />

Inge D. Wijnberg, Maarten G. van Emst<br />

en Stefanie Veraa.<br />

met een bijdrage van Ben Gorissen<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 1


Van de Redactie<br />

U zult het, als lezer, al wel onmiddellijk<br />

hebben gezien: dit nummer is – wat volume<br />

betreft – een uitzondering; het moest zelfs<br />

op een andere wijze worden ”gebonden” aan<br />

de rugzijde om te voorkomen, dat het uiteen<br />

zou vallen met de nietjes, die normaal gebruikt<br />

worden. Het is echter niet alleen het<br />

volume, dat opvalt, maar ook de inhoud, die<br />

alleszins de moeite waard is om door te nemen,<br />

ook voor collegae, die geen specialist in<br />

“Inwendige ziekten van het paard” zijn. Juist<br />

de collegae, die minder met paarden in hun<br />

praktijk te maken hebben, zullen verbaasd<br />

zijn over de grote hoeveelheid kennis, die inmiddels<br />

is verkregen over dit onderwerp bij<br />

het paard.<br />

De redactieleden zijn beslist geen specialist<br />

op dit gebied en waren derhalve extra onder<br />

de indruk van datgene, wat door collega Inge<br />

Wijnberg en haar mede-auteurs in dit DM<br />

wordt gepresenteerd. Wij denken dat deze<br />

uitgave een zeer waardevolle informatiebron<br />

voor de praktiserende paardendierenarts is<br />

en daar streven we naar als redactie van het<br />

DM.<br />

Bepaalde hoofdstukken overtreffen vergelijkbare<br />

gedeelten uit de humane sportgeneeskunde.<br />

Datzelfde geldt overigens ook<br />

voor de prestaties van bijvoorbeeld renpaarden<br />

ten opzichte van humane atleten!<br />

Zeer schematisch worden ECG interpretaties<br />

weergegeven. Van groot belang is ook, dat<br />

duidelijk wordt gemaakt, dat er veel fysiologische<br />

bijgeluiden kunnen zijn bij auscultatie<br />

en dat er geen directe associatie kan worden<br />

gelegd tussen souffles, insufficiëntie en prestaties:<br />

daar is veel meer patiëntonderzoek<br />

voor nodig. Zo hoeven souffles op de rechter<br />

atrioventriculaire klep (die veel voorkomen)<br />

nog niet in te houden, dat een dier niet meer<br />

geschikt zou zijn voor de sport. Dit kan van<br />

groot belang zijn voor collegae, van wie een<br />

mening wordt gevraagd t.a.v. de geschiktheid<br />

van paarden voor een bepaalde sport.<br />

Het overzicht van alle medicaties op dit vakgebied<br />

is zeer uitgebreid; voorts bevat dit<br />

DM een duidelijk overzicht van alle medicijnen,<br />

die een bijwerking kunnen hebben op de<br />

hartfunctie: alleen al hierom zal dit DM zich<br />

een vaste plaats verwerven in de bibliotheek<br />

van iedere praktijk, waarin paarden al of niet<br />

regelmatig worden behandeld.<br />

De redactie van het <strong>Diergeneeskundig</strong><br />

<strong>Memorandum</strong> streeft er naar om een zo groot<br />

mogelijke diversificatie in de te behandelen<br />

onderwerpen te bereiken. Wel is zij gebonden<br />

aan een maximum van drie onderwerpen<br />

per jaar. Recente publicaties waren daarom<br />

of diersoort gericht (egel, duif, sier- dan wel<br />

productievissen, etc.) of orgaansysteem gericht<br />

(huidaandoeningen bij hond en kat,<br />

diarree bij genoemde diersoorten, tandheelkunde,<br />

cardiovasculaire aandoeningen bij<br />

de hond, chirurgie bij ooglidafwijkingen)<br />

dan wel toegespitst op meer algemene onder-<br />

werpen als haematopoietische tumoren,<br />

klinische immunologie, reiniging en desinfectie,<br />

dierfysiotherapie, toxicologie, etc..<br />

In de diersoort gerichte publicaties wordt<br />

veelal niet alleen ingegaan op diagnostiek<br />

en therapie, maar ook op pathologie/fysiologie<br />

en bijvoorbeeld ook op het hanteren van<br />

een bepaalde diersoort; gedacht kan hierbij<br />

worden aan onze uitgaven over reptielen,<br />

kangoeroes, kalkoenen, hangbuikzwijnen en<br />

zelfs de teddybeer (nr 6, jaargang 20, 1973…,<br />

helaas uitverkocht!).<br />

Omdat in de diergeneeskunde de specialisatie<br />

binnen iedere diersoort in de laatste<br />

jaren sterk is toegenomen, heeft de redactie<br />

geconstateerd, dat overzichtsartikelen over<br />

orgaansystemen van bepaalde diersoorten<br />

sterk in de belangstelling staan van de praktiserende<br />

collegae. Een aantal van de hiervoor<br />

genoemde DM publicaties getuigen hiervan,<br />

doch vaak betreffen deze de gezelschapsdieren.<br />

Om de vijf jaar – als we het nummer over de<br />

ezel even buiten beschouwing laten – staat<br />

het paard centraal in een DM uitgave. Dat wil<br />

overigens niet zeggen, dat in andere num-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 3


mers niet ook aandacht aan diagnostiek en<br />

therapie van ziekten bij het paard is gegeven;<br />

denk hierbij bijvoorbeeld aan de DM uitgaven<br />

over klinische immunologie en laboratorium<br />

diagnostiek. Tien jaar geleden verscheen een<br />

DM over aandoeningen van het respiratieapparaat<br />

bij het paard van collega Roel van<br />

Nieuwstadt en vijf jaar geleden publiceerden<br />

wij het nummer over de endocrinologie van<br />

het paard, geschreven door de collegae Pieter<br />

Brama, Han van der Kolk en T.A Stout. Reeds<br />

toen al werden de eerste kontakten gelegd met<br />

collega Inge Wijnberg over een volgende DM<br />

uitgave. In 2003 verscheen een DM over cardiovasculaire<br />

aandoeningen bij de hond door<br />

onze Vlaamse collega Guy Gadeyne; een DM<br />

uitgave over hartaandoeningen bij het paard<br />

was dus een logische keus met Inge Wijnberg<br />

als hoofd-auteur.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 4<br />

De redactie is de collegae Inge Wijnberg – als<br />

hoofd-auteur – en haar mede-auteurs Maarten<br />

van Emst, Stefanie Verda en Ben Gorissen<br />

bijzonder dankbaar voor het samenstellen van<br />

dit uitgebreide naslagwerk.<br />

Ten slotte: de fraaie omslagfoto heeft –<br />

terecht – mogelijk al uw aandacht gevraagd.<br />

In dat geval heeft U gemist, dat het aantal<br />

bedrijven, dat de DM uitgaven sponsort, met<br />

1 bedrijf is toegenomen. Dechra Veterinary<br />

Products BV uit Breda (o.a. leverancier van<br />

SPECIFIC dieet-en onderhoudsvoeding alsmede<br />

van verschillende farmaceutische specialites)<br />

heeft toegezegd om medesponsor<br />

van het DM te worden. Voor de Vlaamse collegae:<br />

voor het eind van dit jaar zal Dechra<br />

ook actief zijn in België.<br />

Redactie


Inhoudsopgave<br />

I Embryologie en anatomie<br />

Ia Embryonale ontwikkeling van het hart<br />

Ib Anatomie hart<br />

II Fysiologie<br />

IIa Hart, vaten en bloeddruk<br />

IIb Mechanische hartactie<br />

IIc Electrofysiologie van het hart<br />

IId Fysiologische (bij)geluiden<br />

IIe Fysiologische ritmestoornissen.<br />

III Klinisch onderzoek<br />

IIIa Lichamelijk onderzoek<br />

IIIb Aanvullende Diagnostiek<br />

IIIc Echocardiografie<br />

IIId Cardiac output (CO)metingen<br />

IIIe Hartkatheterisatie<br />

IIIf Cardiale markers<br />

IV Pathofysiologie<br />

IVa Hypertrofie myocard/congestief hartfalen<br />

IVb Congestief hartfalen en behandeling<br />

IVc Behandeling van congestief hartfalen<br />

IVd Pathologische bijgeluiden<br />

IVd1 Systolische bijgeluiden hoorbaar op de linker thoraxwand<br />

IVd2 Diastolische bijgeluiden hoorbaar op de linker thoraxwand<br />

IVd3 Systolische bijgeluiden hoorbaar op de rechter thoraxwand<br />

IVd4 Diastolische bijgeluiden op de rechter thoraxwand<br />

IVe Pathofysiologie ritmestoornissen<br />

IVe1 Verstoorde Geleiding<br />

IVe2 Verstoorde Prikkelvorming<br />

IVe3 Voorbeelden van storingen in de prikkelvorming<br />

IVe4 Pathologische storingen in de prikkelgeleiding<br />

IVe5 Voorbeelden van Re-entry aritmiën<br />

IVe6 Conductie blokkade<br />

IVf Het gebruik van pacemakers bij het paard.<br />

IVg Medicamenteuze behandeling van atrium fibrillatie<br />

IVg1 Medicamenteuze behandeling van atrium fibrillatie<br />

IVg2 Elektroconversie als behandeling van atrium fibrillatie .<br />

IVh Hartmedicatie<br />

V Congenitale afwijkingen<br />

Va Inleiding<br />

Vb Voorbeelden van congenitale aandoeningen bij het paard<br />

VI Verkregen hartafwijkingen<br />

VIa Endocard afwijkingen<br />

VIa1Endocardiose<br />

VIa2 Endocarditis<br />

VIa3 Endocardiale fibro-elastosis<br />

VIb Verkregen myocard afwijkingen<br />

VIb1 Myocarditis<br />

VIb2 Idiopathische Dilatatieve Cardiomyopathie (DCM)<br />

VIb3 Restrictieve cardiomyopathie; cardiale amyloidose<br />

VIc Verkregen Pericard afwijkingen<br />

12<br />

12<br />

13<br />

17<br />

17<br />

18<br />

19<br />

21<br />

23<br />

28<br />

28<br />

31<br />

34<br />

47<br />

49<br />

50<br />

53<br />

53<br />

54<br />

55<br />

58<br />

59<br />

62<br />

64<br />

65<br />

65<br />

65<br />

66<br />

67<br />

72<br />

73<br />

79<br />

82<br />

82<br />

82<br />

83<br />

84<br />

87<br />

87<br />

88<br />

95<br />

95<br />

95<br />

100<br />

101<br />

101<br />

101<br />

103<br />

103<br />

105<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 5


VIc1 (Idiopathische)Pericarditis<br />

VIc2 African horse sickness (AHS), cardiale vorm<br />

VII Vaatwand afwijkingen<br />

VIIa Aneurysma’s<br />

VIIb Trombo-embolische processen.<br />

VIIc Vasculitis en arteritis<br />

VIII Medicijnen met bijwerkingen op de hartfunctie<br />

IX Trainingsgerelateerde aanpassingen van het circulatie apparaat<br />

IXa Oorzaken voor verminderd presteren<br />

IXb Het voorspellen van prestatie vermogen aan de hand van ECG of<br />

echografische metingen<br />

IXc Morfologische aanpassingen aan training<br />

IXd Training en klepregurgitatie<br />

IXe Verminderd presteren in relatie tot klepregurgitaties<br />

IXg Longbloeden in relatie tot klepinsufficiënties<br />

IXh Aftrainen en het effect op cardiale dimensies<br />

IXi Hartfrequentie monitoring tijdens of rondom arbeid<br />

X Selectief fokbeleid op performance en hartafwijkingen<br />

XI Aanbevolen literatuur<br />

(volledige literatuurlijst opvraagbaar bij eerste auteur)<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 6<br />

105<br />

107<br />

108<br />

108<br />

109<br />

111<br />

113<br />

117<br />

118<br />

118<br />

119<br />

120<br />

124<br />

125<br />

125<br />

125<br />

126<br />

127


De Auteur<br />

De Co-auteurs<br />

Inge D.Wijnberg, studeerde in 1990 “met genoegen” af als dierenarts aan<br />

de Universiteit Utrecht en begon in 1995, na een aantal praktijkjaren en<br />

een uitstapje naar de afdeling Immunobiologie van het RIVM in 1993,<br />

als Specialist in Opleiding in de Inwendige Ziekten <strong>Paard</strong> op de afdeling<br />

Inwendige Ziekte en Voeding der Grote Huisdieren aan de UU. Kort na<br />

haar aanstelling vertrok ze voor een 3-tal maanden naar Professor Reef<br />

(Universiteit Pennsylvania, USA) om de echografie, echocardiografie en een<br />

update in cardiologie te leren en erna toe te passen in de dagelijkse routine<br />

aan de Universiteitskliniek Utrecht. In 2000 werd ze KNMvD Specialist<br />

Inwendige Ziekten <strong>Paard</strong>. In 2002 promoveerde ze met als onderwerp de<br />

Diagnostische mogelijkheden van EMG- naaldonderzoek bij het paard; in<br />

2003 kreeg ze een vaste aanstelling als Universitair Docent en in 2004 werd<br />

ze definitief geregistreerd als Europees Specialist Inwendige Ziekten <strong>Paard</strong>.<br />

Haar aandachtsgebieden in de kliniek zijn cardiologie, neuro-musculaire<br />

aandoeningen en neonatologie. De onderwijstaken zijn het begeleiden<br />

van studenten en Specialisten in Opleiding en het maken, coördineren en<br />

verzorgen van klinisch en preklinisch onderwijs op meerdere gebieden.<br />

Sinds 2006 is ze eindverantwoordelijk voor de ontwikkeling en inhoud van<br />

het Bachelor programma “Circulatie” van de faculteit Diergeneeskunde dat<br />

ze samen met een aantal spildocenten ontwikkeld heeft. Daarnaast is ze sinds<br />

2003 mede verantwoordelijk en sinds 2008 eindverantwoordelijk, voor het<br />

vak Klinisch Redeneren. Als (co-) auteur verschenen meer dan 45 publicaties<br />

in wetenschappelijke vakbladen.<br />

Maarten van Emst studeerde biologie in Utrecht en sloot de studie in<br />

1992 af met hoofdstages in de richtingen neurofarmacologie en zintuigfysiologie.<br />

Zijn promotieonderzoek voerde hij uit bij de divisie KNO<br />

in het Universitair Medisch Centrum Utrecht en betrof de pathofysiologie<br />

van binnenoorstoornissen en het ontwikkelen van mathematische<br />

modellen. Na zijn promotie en postdoctorale werk kwam hij in 1998 in<br />

dienst bij de divisie Veterinaire Anatomie en Fysiologie van de faculteit<br />

(der) Diergeneeskunde (tegenwoordig onderdeel van het departement<br />

Pathobiologie). Als universitair docent is hij deels verantwoordelijk geweest<br />

voor de invoering van curriculum 2001 en de Bachelor-Master.<br />

Zijn onderwijstaken bestaan uit het begeleiden van studenten en junior<br />

docenten en het coördineren en verzorgen van fysiologie onderwijs. Het<br />

betreft onderwijs aan de faculteiten Diergeneeskunde ((mede)coördinator<br />

blokken circulatie, homeostase, nieren & urinewegen en neurologie)<br />

en Biomedische Wetenschappen. Daarnaast coördineert hij de fysiologie<br />

cursussen aan het University College Utrecht. Tot dusver verschenen 15<br />

publicaties van zijn hand in de wetenschappelijke vakbladen.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 7


D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 8<br />

Stephanie Veraa studeerde in 2005 “cum laude” af in de studierichting<br />

<strong>Paard</strong> aan de Universiteit te Gent met als thesis CT bij hoofdaandoeningen<br />

van het paard. Voorafgaande hieraan behaalde ze een propedeuse in bos<br />

en natuurbeheer aan de Universiteit van Wageningen. Tijdens haar studie<br />

maakte didactiek onderdeel uit van haar programma. Na haar afstuderen<br />

was ze werkzaam als ”Intern <strong>Paard</strong>” in het Veterinair Centrum Someren.<br />

Vanaf 2006 is ze werkzaam bij de afdeling Diagnostische Beeldvorming aan<br />

de Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht. In oktober 2010 werd ze<br />

geregistreerd als Europees Specialist Diagnostische Beeldvorming. In korte<br />

tijd zijn diverse publicaties van haar hand op het gebied van diagnostische<br />

beeldvorming verschenen.<br />

Ben Gorissen startte in 2001 met de studie Diergeneeskunde te Utrecht en<br />

volgde het monotraject paard, waarna hij in 2008 “cum laude” afstudeerde.<br />

Zijn onderzoeksstage betrof het verband tussen ongelijke hoeven en<br />

sportprestatie bij het KWPN, waarvan de resultaten gepubliceerd zijn in<br />

het Equine Veterinary Journal en gepresenteerd op de Voorjaarsdagen. Na<br />

eerst werkzaam te zijn geweest als eerste lijns paardendierenarts kwam<br />

hij in december 2009 in dienst bij het departement Pathobiologie van de<br />

faculteit Diergeneeskunde te Utrecht als junior docent Veterinaire Anatomie<br />

en Fysiologie. Zijn belangrijkste taak is het verzorgen van onderwijs<br />

in Veterinaire Embryologie, Anatomie en Fysiologie aan studenten<br />

Diergeneeskunde en Biomedische Wetenschappen.


Lijst gebruikte afkortingen<br />

α-HBDH: α-hydroxybutyrate dehydrogenase (lactate dehydrogenase-1-isoenzym)<br />

ANP: atrial natriuride peptide.<br />

AO: aorta<br />

ACE: angiotensin converting enzyme<br />

ADH: antidiuretisch hormoon<br />

Pa: arteriële bloeddruk<br />

AF: atrium fibrillatie<br />

AV: atrioventriculair<br />

BPN: B-type natriuride peptide<br />

CICR: calcium geïnduceerde calcium afgifte<br />

CI: cardiac index<br />

CO: cardiac output<br />

cTnI: cardiac troponine I<br />

CVD: centraal veneuze druk<br />

CHF: congestief hartfalen<br />

CW: continous wave<br />

CRP: C- reactief proteine<br />

dd: de die (per dag)<br />

DADs: delayed after depolarizations<br />

DCM: dilatatieve cardiomyopathie<br />

ECG: electrocardiogram<br />

EADs: early after depolarizations<br />

EPSS: E-point to septal separation<br />

FS: fractional shortening<br />

HRV: heart rate variability<br />

HS: hart score<br />

HF: hartfrequentie<br />

ICR: intercostale ruimte<br />

IVS: interventriculaire septum<br />

im: intramusculair<br />

iv: intraveneus<br />

LG: lichaamsgewicht<br />

LA: linker atrium<br />

LAV: linker atrioventriculaire (mitraal, bicuspidaal)<br />

Pla: linker atriumdruk<br />

LVD: linker ventrikel diameter<br />

LVIDd: linker ventrikel internal diameter in diastole<br />

LVPW: linker ventrikel achterwand<br />

LVMM: linker ventrikel myocard massa<br />

Min: minuut<br />

Mm: millimeter<br />

mV: millivolt<br />

ng: nanogram<br />

NCX: 3Na+/1Ca exchanger<br />

NTS: nucleus tractus solitarius<br />

PDA: persisterende ductus arteriosus<br />

PGI2: prostacycline<br />

PA: pulmonaal arterie<br />

PW: pulse wave<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 9


p max: punctum maximum<br />

RAV: rechter atrioventriculair (tricuspidaal)<br />

RWT: relative wall thickness<br />

RVD: rechter ventrikel diameter<br />

RAAS: renine angiontensine aldosteron systeem<br />

SNR: signaal ten opzichte van ruis<br />

SA: sinoauriculair<br />

SV: slagvolume<br />

NO: stikstofoxide<br />

SVES: supraventriculaire extrasystolen<br />

TGC: time gain compensation<br />

TDI: tissue doppler imaging<br />

THI: tissue harmonic imaging .<br />

Tr: truncus<br />

2DE: twee dimensionaal echocardiografisch onderzoek<br />

UKP: universiteits kliniek paard<br />

VES: ventriculaire extrasystolen<br />

VSD: ventrikel septum defect<br />

vs: versus<br />

Vv: Venae<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 10


SPECIFIC ® CKD Heart & Kidney Support<br />

Dé optimale combinatie<br />

Eén dieet voor de behandeling van hart- en nierfalen. Uniek hoge gehalten<br />

omega-3 vetzuren en uitgekiende ingrediënten remmen de progressie<br />

van orgaanfalen en verminderen klinische symptomen<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 11


I Embryologie en anatomie<br />

Ia Embryonale ontwikkeling van het hart<br />

Hart en bloedvaten ontwikkelen zich als<br />

eerste functionele orgaansysteem, omdat<br />

diffusie al gauw tekort schiet als voedingsweg<br />

voor het groter wordende embryo.<br />

Het prille begin van het hart vinden we<br />

terug aan de craniale zijde van het embryo,<br />

waarna, door kromming, de eerste hartaanleg<br />

naar caudoventraal verplaatst. Door<br />

deze verplaatsing krijgt de eraan verbonden<br />

ventrale Aorta, die contact gaat maken met<br />

de dorsale Aorta via de kieuwboogarteriën,<br />

ook een definitieve locatie.<br />

De craniale zijde van de hartbuis wordt zo<br />

de uitstroomopening; de caudale zijde gaat<br />

fuseren met het zich ontwikkelende veneuze<br />

systeem. De hartbuis neemt verder in diameter<br />

toe en gaat bloed rondpompen; bij het<br />

paardenembryo is vanaf dag 24 van de ontwikkeling<br />

een gecoördineerde hartslag zichtbaar.<br />

Niet alle delen van de hartbuis ontwikkelen<br />

zich op het zelfde moment en met dezelfde<br />

snelheid, met als gevolg dat er vergrotingen<br />

en insnoeringen van de hartbuis zichtbaar<br />

zijn, die we kunnen herkennen als sinus<br />

venosus, atrium, ventrikel, bulbus cordis en<br />

truncus arteriosus. Vanwege ruimtegebrek<br />

in de pericardiale holte wordt de hartbuis in<br />

een U-vorm gevouwen. Wat later in de ontwikkeling<br />

worden ook de Sinus venosus en<br />

het atrium opgenomen in het pericardium<br />

waardoor de hartbuis meer een S-vorm krijgt<br />

en het enkele atrium dorsaal van het enkele<br />

ventrikel komt te liggen.<br />

Om het hart de voor zoogdieren bekende<br />

bouw te geven en een gescheiden grote en<br />

kleine circulatie te waarborgen, wordt de<br />

hartbuis door septa in compartimenten verdeeld.<br />

Het rechter gedeelte van de Sinus Venosus<br />

wordt het gladwandige deel van het rechter<br />

atrium; het oorspronkelijk atrium wordt het<br />

gespierde hartoortje. Het linker gedeelte van<br />

de Sinus Venosus is later terug te vinden als<br />

de coronair sinus, die uitmondt in het rechter<br />

atrium. Terwijl de Sinus Venosus opgenomen<br />

wordt in het rechter gedeelte van het atrium,<br />

D.M. 57e jaargang - No. 3 blz. 12<br />

monden in het linker deel van het atrium de<br />

Vv. pulmonales uit.<br />

Ter hoogte van de atrioventriculaire overgang<br />

ontwikkelen zich endocardiale kussens,<br />

die naar elkaar toe groeien en fuseren, zodat<br />

er een linker en rechter atrioventriculair kanaal<br />

ontstaat.<br />

Tegelijkertijd ontstaat er vanaf de dorsale<br />

zijde van het atrium een plooi, het zogenaamde<br />

septum primum, die niet compleet is. Naar<br />

het ventrikel toe breidt dit septum zich tot de<br />

endocardiale kussens uit en draagt bij aan de<br />

scheiding tussen atrium en ventrikel. Door<br />

deze verdere uitgroei van het septum dreigt<br />

de open verbinding tussen de beide atria<br />

opgeheven te worden, maar dit wordt voorkomen<br />

door de vorming van een tweede gat,<br />

het ostium secundum, dorsaal in het septum.<br />

Bij het paard gebeurt dit tussen dag 30 en 32<br />

van de dracht.<br />

Daarna ontstaat rechts van het eerste septum<br />

een tweede septum, waarin ook een opening<br />

aanwezig blijft, het zogenaamde Foramen<br />

ovale, zodat er tijdens de gehele intra-uteriene<br />

periode relatief zuurstofrijk bloed vanuit<br />

de placenta rechtstreeks van het rechter naar<br />

het linker atrium kan stromen.<br />

Het ventrikelseptum, dat zowel een spier- als<br />

een bindweefselcomponent heeft, sluit tussen<br />

dag 33 en 36 van de dracht. Belangrijk om te<br />

realiseren is dat het ventrikelseptum op een<br />

dusdanige manier wordt aangelegd dat zowel<br />

het ventrikel (latere linker ventrikel) als een<br />

deel van de bulbus cordis (latere rechter ventrikel)<br />

bloed wegpompen richting de truncus<br />

arteriosus. Om na de geboorte te beschikken<br />

over een kleine en grote circulatie moet er<br />

tot slot nog een links-rechts scheiding aangebracht<br />

worden in de truncus arteriosus.<br />

Dit wordt bereikt door de aanleg en uitgroei<br />

van een spiraalvormig verlopend septum, het<br />

aorticopulmonaire septum<br />

In het hart worden kleppen aangelegd om de<br />

correcte uitstroomrichting te waarborgen en<br />

vulling van de ruimtes mogelijk te maken.<br />

De atrioventriculaire (AV) kleppen ontstaan<br />

tussen atrium en ventrikel uit de wand van<br />

het atrioventriculaire kanaal. Links ontstaat<br />

een tweeslippige (bicuspidalis/mitralis),


echts ontstaat een drieslippige (tricuspidalis)<br />

klep. De spiervezels, die de kleppen met de<br />

ventrikelwand verbinden, verbindweefselen<br />

deels en vormen zo de chordae tendinae. Het<br />

spierweefsel dat overblijft, vormt de papillairspiertjes.<br />

De semilunaire kleppen in Aorta en A. pulmonalis<br />

ontstaan tijdens de vorming van het<br />

septum in de Truncus arteriosus. Delen van<br />

de zwellingen, die het septum in de truncus<br />

arteriosus vormen, vormen primitieve kleppen.<br />

De foetale circulatie<br />

Tijdens de intra-uteriene ontwikkeling vindt<br />

er gaswisseling en uitwisseling van voedingsstoffen<br />

en metabolieten plaats in de<br />

placenta. Het zuurstofrijke bloed bereikt<br />

het veulen via de in de navelstreng gepaarde<br />

Venae umbilicales, waarvan uiteindelijk<br />

alleen de linker functioneel blijft. Vanuit de<br />

navel wordt het bloed via de ductus venosus<br />

in de lever direct overgebracht naar de vena<br />

cava caudalis en vandaar uit naar het rechter<br />

atrium. Door de hoge vaatweerstand vanwege<br />

de nog niet functionele longcirculatie, is<br />

de druk in het rechter atrium hoger dan in<br />

het linker atrium, zodat een groot gedeelte<br />

van het bloed via het foramen ovale naar het<br />

linker atrium stroomt. Via het linker ventrikel<br />

en de Aorta wordt de rest van het lichaam<br />

van bloed voorzien. Een gedeelte van het<br />

bloed in het rechter atrium stroomt, samen<br />

met zuurstofarm bloed uit de kop, door naar<br />

het rechterventrikel. Bloed afkomstig uit het<br />

rechterventrikel zal vanwege de hoge druk<br />

in de longcirculatie via de ductus arteriosus,<br />

een verbinding tussen truncus pulmonalis<br />

en Aorta, naar de Aorta geshunt worden. De<br />

grote arteriën naar het hoofd hebben zich dan<br />

al van de Aorta afgesplitst zodat het hoofd<br />

relatief zuurstofrijk bloed ontvangt.<br />

Het zuurstofarme bloed van het embryo<br />

stroomt via de A. umbilicalis naar de placenta<br />

terug.<br />

Tijdens de partus komt er een einde aan de<br />

gasuitwisseling via de placenta, waardoor de<br />

CO 2 concentratie in het bloed van het veulen<br />

zal toenemen. Toename van de CO 2 concentratie<br />

stimuleert het ademhalingscentrum in<br />

de Medulla oblongata. Bij de eerste ademteugen<br />

zullen de longen ontplooien, waardoor<br />

de weerstand in de longcirculatie zal afnemen<br />

en er meer bloed naar toestroomt. De Venae<br />

pulmonales zorgen voor meer bloed en dus<br />

een hogere druk in het linker atrium, waardoor<br />

het foramen ovale functioneel afgesloten<br />

wordt (door tegen elkaar aanklappen van<br />

de twee oorspronkelijk gevormde septa). Na<br />

2 tot 9 weken is het foramen ovale definitief<br />

gesloten. De ductus arteriosus contraheert<br />

reflexmatig, zodat deze niet meer functioneel<br />

is en blijft zichtbaar als ligamentum arteriosum.<br />

De reflex wordt getriggerd door de hoge<br />

zuurstofspanning in het bloed dat via de ductus<br />

van Aorta naar Tr. pulmonalis stroomt.<br />

Een andere belangrijke factor is de daling<br />

van de prostaglandine (PGE2) concentratie<br />

in het bloed vlak na de geboorte. Dit zorgt<br />

voor contractie van het gladde spierweefsel<br />

in de wand van de ductus. Ook de navelvaten<br />

en de ductus venosus sluiten tijdens de partus<br />

en gaan in regressie, maar de resten blijven<br />

herkenbaar in het volwassen dier.<br />

Ib Anatomie hart<br />

Het hart bevindt zich in het mediastinum, ter<br />

hoogte van de 3e tot 5e intercostaalruimte<br />

(ICR) en wordt omgeven door het pericar-<br />

dium. Het hart ligt niet precies in het midden;<br />

ongeveer 3/5 deel van het hart ligt links van<br />

de mediaanlijn, 2/5 deel rechts. Het hart zelf<br />

is iets gedraaid, waardoor het rechter ventrikel<br />

wat meer naar craniaal en het linker<br />

ventrikel wat meer naar caudaal ligt (fig. 1).<br />

Percussie van het hart wordt bemoeilijkt door<br />

de aanhechting van het voorbeen, waardoor<br />

alleen grote afwijkingen met behulp van<br />

percussie opgespoord kunnen worden. Als<br />

referentiewaarde wordt aangehouden dat de<br />

hartdemping links ter hoogte van de (3e) 4e-<br />

5e ICR en bij zeer goed getrainde racepaarden<br />

zelfs tot in de 6e ICR waargenomen kan<br />

worden. Rechts is het hart tussen de 3e-4e<br />

ICR te percuteren.<br />

Zowel in de linker als in de rechterlong is een<br />

incisura cardiaca aanwezig, waardoor het<br />

pericardium tegen de thoraxwand ligt. Aan<br />

de linker zijde is deze incisura wat groter en<br />

is tussen de derde en zesde rib te vinden. Aan<br />

de rechterzijde loopt de incisura van de derde<br />

rib tot en met de vierde intercostaalruimte.<br />

Doordat het pericardium bij de incisurae<br />

direct tegen de thoraxwand ligt, is het hart<br />

op deze plekken goed echografisch te onder-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 13


[Figuur 1a.] Het paardenhart, linkerzijde (A)<br />

en rechterzijde (B)<br />

Legenda: 1: Rechter ventrikel; 2:Linker ventrikel;<br />

3: Linker aurikel;4: Ramus interventricularis;<br />

paraconalis;5:Truncus pulmonalis;6:<br />

Rechter aurikel;7: Aorta;8: Ligamentum arteriosum;<br />

9: Vena cava cranialis;10:Linker<br />

arteriae pulmonales;10’: Rechter arteriae<br />

pulmonales;11: Linker venae pulmonales;11’:<br />

Rechter venae pulmonales;12: Rechter vena<br />

azygos;13: Vena cava caudalis;14: Rechter a.<br />

coronaria;14’: Ramus interventricularis subsinosus<br />

zoeken, zonder artefacten veroorzaakt door<br />

het luchthoudende longweefsel.<br />

Via de Vv. cava cranialis en caudalis ontvangt<br />

het rechter atrium het veneuze bloed.<br />

In de vena cava is een wrong aanwezig, het<br />

tuberculum intervenosum, die helpt om<br />

het veneuze bloed het atrium in te leiden,<br />

zonder dat er al te veel turbulenties ontstaan.<br />

Het Tuberculum intervenosum zet zich bij<br />

de instroomopening van het rechter atrium<br />

voort als crista terminalis, de oorsprong van<br />

de Mm. pectinati. Deze spiertjes vormen<br />

in het rechter harteoor een vlechtwerk van<br />

spierweefsel, waardoor de wand daar wat<br />

onregelmatig is, de rest van de atriumwand<br />

is glad.<br />

Het linker atrium is qua bouw sterk vergelijkbaar<br />

met het rechter atrium, evenals het<br />

harteoor. Het linker atrium ontvangt het<br />

zuurstofrijke bloed uit de longcirculatie via<br />

vijf tot acht Vv. pulmonales.<br />

Het bloed verlaat het rechter atrium via het<br />

ostium atrioventriculare dextrum. Deze<br />

opening is door de aanwezigheid van een<br />

bindweefselring, een Annulus fibrosus<br />

verstevigd. De rechter AV kleppen (tricus-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 14<br />

[Figuur 1b.] Ligging hart in de thorax<br />

Legenda: LiAV: projectie linker atrioventriculaire<br />

klep; Ao: projectie aorta klep;Ap : projectie<br />

pulmonaal arterie; ReAv: projectie rechter<br />

atrioventriculaire klep. Uit: Het klinisch<br />

onderzoek van paard en landbouwhuisdieren,<br />

eds. R. Kuiper en R.A. van Nieuwstadt 2008.<br />

pidaalkleppen) zorgen ervoor dat het bloed<br />

tijdens de systole niet terug kan stromen<br />

richting het rechter atrium.<br />

De meer distale gelegen ventrikelwand is<br />

onregelmatig van vorm door de vele spierbalkjes,<br />

de trabeculae carneae, die turbulenties<br />

van bloed in de ventrikel voorkomen.<br />

Het bloed verlaat het ventrikel tijdens<br />

de systole via een trechtervorming conus<br />

arteriosus richting de Truncus pulmonalis.<br />

In de truncus pulmonalis zijn drie halve<br />

maanvormige (semilunair kleppen) aanwezig<br />

die het terugstromen van bloed naar de<br />

rechter ventrikel in de diastole verhinderen.<br />

Ook hier is ter versteviging een anulus fibrosus<br />

aanwezig.<br />

In het lumen van het rechterventrikel is<br />

een streng tussen het ventrikelseptum en<br />

de wand aanwezig, de trabecula septomarginalis<br />

dextra, waarin zenuwvezels lopen<br />

waardoor wand en septum gecoördineerd<br />

kunnen depolariseren en dus contraheren.<br />

Het zuurstofrijke bloed bereikt het linker<br />

ventrikel vanuit het linker atrium via het<br />

Ostium atrioventriculare sinistrum. Tijdens<br />

de systole wordt deze opening door de twee<br />

slippige linker AV (=mitralis/bicuspidalis)<br />

klep afgesloten. Tijdens de systole wordt het<br />

bloed via de Bulbus aortae de Aorta ingeperst.<br />

Tijdens de diastole wordt deze opening door<br />

drie semilunaire Aortakleppen afgesloten.<br />

Met name bij oudere dieren kunnen er meer-


dere bindweefselwoekeringetjes aanwezig<br />

zijn op de klepranden. Ook komen er degeneratieve<br />

fenestreringen van de Aortakleppen<br />

voor. Functioneel gezien zijn de gevolgen<br />

van deze klepaantastingen meestal beperkt.<br />

Vanwege de forse drukken waaraan de uitstroomopening<br />

van de Aorta wordt blootgesteld,<br />

is deze verstevigd door kraakbeen,<br />

het zogenaamde Cartilago cordis septalis<br />

sinistra en het bij niet alle paarden aanwezige<br />

Cartilago cordis accessoria, welke bij een<br />

post mortaal onderzoek palpeerbaar zijn. Dit<br />

kraakbeen kan, naar mate het paard ouder<br />

wordt, gaan verkalken en bijdragen aan het<br />

stugger worden van de Aorta, waardoor de<br />

kans op een ruptuur toeneemt.<br />

De coronair arteriën ontspringen dorsaal<br />

van de Aortakleppen direct uit de Sinus aortae.<br />

De coronair circulatie bij het paard is<br />

symmetrisch, dat wil zeggen dat zowel de<br />

rechter als de linker A. coronaria een tak<br />

afgeven richting de apex van het hart.<br />

Uit beide A. coronaria ontspringt een dwarsverlopende<br />

tak, de Ramus circumflexus. De<br />

naar distaal verlopende tak van de rechter<br />

coronairarterie is de Ramus interventricularis<br />

subsinuosus welke loopt door de Sulcus<br />

(groeve) interventricularis subsinuosus.<br />

De naar distaal verlopende tak van de linker<br />

coronair arterie loopt door de Sulcus<br />

interventricularis paraconalis en wordt de<br />

Ramus interventricularis paraconalis ge-<br />

noemd. Belangrijk om te realiseren is dat de<br />

coronair arteriën vullen tijdens de diastole<br />

met bloed dat “terugloopt” richting de Aorta-<br />

klep. Tijdens de diastole is de wand van het<br />

hart namelijk ontspannen en vullen de coronairarteriën<br />

makkelijker.<br />

Het hart wordt door een aantal vliezen omgeven<br />

die gedeeltelijk met elkaar vergroeid<br />

zijn. Van buiten naar binnen zijn dit:<br />

- Pleura mediastinalis (is geen onderdeel van<br />

het pericardium)<br />

- Lamina fibrosa, stevige laag met veel collageen<br />

elastische vezels, zet zich als Tunica<br />

externa voort langs de vaten. Deze laag is<br />

middels het Ligamentum sternopericariacum<br />

stevig verbonden met het sternum<br />

- Lamina parietalis van het pericardium<br />

- Lamina visceralis van het pericardium<br />

(epicard)<br />

De pericardiale holte is de ruimte tussen de<br />

lamina parietalis en de lamina visceralis van<br />

het pericardium. Normaal gesproken produceert<br />

de lamina parietalis een geringe hoeveelheid<br />

vocht die wrijving tussen de beide<br />

lagen vermindert. In geval van een pericarditis<br />

kan de hoeveel vocht fors toenemen.<br />

Ook kan de pericardiale holte gevuld raken<br />

met bloed, een zeer gevreesde oorzaak hiervan<br />

is een intra-pericardiale ruptuur van de<br />

Aorta, omdat dit zelfs kan leiden tot een cardiaal<br />

arrest.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 15


D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 16


II Fysiologie<br />

IIa Hart, vaten en bloeddruk<br />

De belangrijkste taak van het hart is het genereren<br />

van voldoende cardiac output om alle<br />

organen van zuurstof en nutriënten te voorzien,<br />

en dat onder de meest uiteenlopende<br />

omstandigheden. De cardiac output wordt als<br />

zodanig niet door het lichaam gemeten, maar<br />

wel de arteriële bloeddruk (Pa). Deze bloeddruk<br />

wordt bepaald door enerzijds de CO en<br />

anderzijds de vaatweerstand (R); Pa = CO ×<br />

R. Een toename van metabole activiteit in<br />

weefsel zorgt voor een daling van de systemische<br />

vaatweerstand. Het constant houden<br />

van de arteriële bloeddruk geeft de garantie<br />

dat het aanbod van bloed vanuit het hart is afgestemd<br />

op de wisselende behoefte aan bloed<br />

in het lichaam.<br />

De regulatie van de bloeddruk is in handen<br />

van baroreceptoren, de hersenstam en het autonome<br />

zenuwstelsel. Baroreceptoren liggen<br />

o.a. in de wand van de Aortaboog en Sinus<br />

carotis waar de bloeddruk hoog is (Ps/Pd =<br />

120/80 mmHg), maar ook in de wanden van<br />

de atria waar de druk niet hoger dan 5 mmHg<br />

is. Afferente informatie (opstijgend) wordt<br />

doorgegeven via de N. glossopharyngeus<br />

(IX) en de N.vagus (X) om te eindigen in de<br />

nucleus tractus solitarius (NTS) van de hersenstam,<br />

dat in contact staat met bijvoorbeeld<br />

de hypothalamus en de cerebrale cortex.<br />

De NTS stuurt efferente informatie naar o.a.<br />

de motorkern van de N.vagus in de hersenstam<br />

(onderdeel van het zogeheten cardio-inhibitie<br />

gebied). De pre-ganglionaire parasympa-<br />

thische vezels lopen vanuit de motorkern via<br />

de N.vagus (in de truncus vagosympaticus)<br />

naar het hart. De post-ganglionaire cholinerge<br />

parasympathische vezels liggen in de<br />

wand van het hart en lopen vooral naar de<br />

SA- en AV-knoop en hebben een negatief<br />

chronotroop effect.<br />

De NTS stuurt ook efferente informatie naar<br />

het cardio-activatie gebied in de medulla oblongata.<br />

Van hieruit worden pre-ganglionaire<br />

sympathische neuronen in de medulla spinalis<br />

aangestuurd. De axonen van de pre-ganglionaire<br />

sympathische vezels verlaten de<br />

medulla spinalis en schakelen nog voor het<br />

hart in het ganglion cervicothoracicum over<br />

op de postganglionaire adrenerge sympathische<br />

vezels. Deze vezels lopen in tegenstelling<br />

tot de parasympathische vezels niet<br />

alleen naar de SA en AV-knoop, maar innerveren<br />

het hele myocard. Ze beïnvloeden<br />

zowel hartfrequentie (HF) (positief chronotroop)<br />

als contractiekracht (positief inotroop).<br />

Tot slot stuurt de NTS ook efferente informatie<br />

naar het vasomotorcentrum in de medulla<br />

oblongata. Van hieruit worden pre-ganglionaire<br />

sympathische neuronen in de medulla<br />

spinalis aangestuurd. Het vasomotorcentrum<br />

produceert een tonische output die vaso- en<br />

venoconstrictie bevordert. Een daling van de<br />

arteriële bloeddruk zorgt voor extra activatie<br />

van het vasomotorcentrum en het cardioactivatie<br />

gebied. De bloeddruk wordt dus gehandhaafd<br />

door aanpassingen van de CO en<br />

de R; Pa = CO × R.<br />

Vasoconstrictie ontstaat door (nor)adrenerge<br />

activatie van de α-1 receptoren, terwijl activatie<br />

van de ß-2 receptoren kan zorgen voor<br />

dilatatie. Het L-type Ca-kanaal in de membraan<br />

van de vasculaire gladde spiercellen<br />

staat o.i.v. beide receptoren. Beide receptoren<br />

behoren tot de groep van de G-eiwit<br />

gekoppelde receptoren. Veel weefsels bevatten<br />

beide typen receptoren en de reactie zal<br />

afhangen van de verdeling van beide typen<br />

receptoren in het weefsel en de relatieve concentraties<br />

van noradrenaline en adrenaline<br />

(bijniermerg). De gladde spiercellen in de<br />

wand van arteriolen en precapillaire sfincters<br />

staan ook o.i.v. lokaal geproduceerde<br />

metabolieten/stoffen zoals K+, PCO 2 , lactaat<br />

en waterstofionen, ATP, ADP, adenosine,<br />

histamine, stikstofoxide (NO), endotheline<br />

en prostacycline (PGI2). Ook (neuro)endocriene<br />

signaalstoffen zoals vasopressine, angiotensine<br />

II, atriaal natriuretisch peptide en<br />

bradykinine spelen een belangrijke rol bij de<br />

regulatie van de vaatweerstand en de systemische<br />

bloeddruk.<br />

De lange termijn regulatie van de bloeddruk<br />

is in handen van de nieren. De nieren<br />

bevatten hun eigen baroreceptoren in de af-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 17


ferente arteriolen van de glomerulus en staan<br />

daarnaast onder directe invloed van het sympathische<br />

zenuwstelsel. Activatie van ß-1<br />

receptoren in de granulaire cellen van de afferente<br />

arteriolen leidt tot afgifte van renine.<br />

De daarop volgende activatie van renine-angiotensine<br />

- en aldosteron systeem (RAAS)<br />

zorgt voor vasoconstrictie (via AT 1 receptor)<br />

en retentie van zout en water in de nier. De<br />

hoeveelheid extracellulaire vloeistof in het<br />

lichaam neemt hierdoor toe en daarmee de<br />

vulling van het veneuze vaatbed. Dankzij het<br />

Frank-Starling mechanisme van het hart (zie<br />

hieronder) neemt de cardiac output toe.<br />

IIb Mechanische hartactie<br />

De hoeveelheid bloed die per contractie het<br />

hart verlaat is het slagvolume (SV). De CO<br />

is het product van het SV en de hartfrequentie<br />

(f) en beide staan o.i.v. het autonome zenuwstelsel;<br />

CO = SV x f. De regulatie van<br />

de hartslagfrequentie komt later aan bod bij<br />

de behandeling van de elektrofysiologie van<br />

het hart. Het slagvolume is in eerste instantie<br />

afhankelijk van de kracht van de pomp (de<br />

contractiliteit), maar ook van de heersende<br />

toestand in het vaatbed waarop de pomp is<br />

aangesloten (preload en afterload). Tijdens<br />

inspanning kan het slagvolume bij het paard<br />

fors toenemen, ondanks de sterke reductie<br />

in vullingstijd. Er zijn metingen bekend die<br />

laten zien dat het SV kan toenemen van 800<br />

ml in rust tot bijna 1500 ml bij submaximale<br />

inspanning (75% VO 2 -max).<br />

Contractiliteit<br />

De contractiliteit (inotropie) wordt vooral<br />

bepaald door het aantal gezonde hartspier-<br />

vezels en de hoeveelheid calcium die in<br />

iedere hartspiervezel vrijkomt tijdens de<br />

plateaufase van de actiepotentiaal. (Nor)<br />

adrenaline activeert de adrenerge ß-1 receptoren<br />

op de hartspiervezels en versterkt het<br />

proces van calcium-geïnduceerde calcium<br />

afgifte (CICR) uit het sarcoplasmatisch reticulum.<br />

CICR duidt op de interactie tussen<br />

de dihydropyridine receptor in de T-tubuli<br />

(= L-type Ca kanaal) en de ryanodine receptor<br />

(Ca afgifte kanaal) in het sarcoplasmatisch<br />

reticulum. De versnelde en versterkte afgifte<br />

van Ca o.i.v. adrenaline verhoogt de contractiliteit.<br />

Hierdoor wordt het eindsystolisch volume<br />

kleiner. Het SV stijgt. Blokkeren van<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 18<br />

L-type Ca kanalen in het sarcolemma van de<br />

cardiomyocyten zorgt voor een afname van<br />

CICR en dus van de contractiliteit (negatief<br />

inotroop).<br />

Preload (voorbelasting)<br />

Uiteraard is de output van een pomp ook<br />

afhankelijk van de mate van vulling tijdens<br />

de diastole (preload). De vulling is sterk afhankelijk<br />

van de beschikbare vullingstijd en<br />

dus kunnen extrasystolen en tachy-aritmieën<br />

de CO verlagen. Daarnaast spelen het drukverschil<br />

over de ventrikelwand en het gemak<br />

waarmee de ventrikelwand zich ontspant<br />

(lusinotropie) een grote rol. De druk aan de<br />

buitenkant van het hart staat o.a. onder invloed<br />

van de ademhaling. Tijdens inspiratie<br />

daalt de intrathoracale druk en wordt de hartwand<br />

naar buiten gezogen. Een pericarditis<br />

bijvoorbeeld kan juist zorgen voor een toename<br />

van de druk aan de buitenkant van het<br />

hart en een mindere vulling. De vullingsdruk<br />

is de druk die van binnen uit op de ventrikelwand<br />

inwerkt (voorbelasting/preload). Deze<br />

vullingsdruk is min of meer gelijk aan de<br />

centraal veneuze druk (CVD). De CVD, die<br />

vrijwel gelijk is aan de rechter atriumdruk en<br />

de einddiastolische ventriculaire druk, is niet<br />

alleen een maat voor de voorbelasting van<br />

het rechter hart, maar bij het gezonde hart<br />

ook een maat voor de ‘preload’ van het linker<br />

ventrikel. Bij het niet goed functionerende<br />

hart is de linker atriumdruk of ‘wiggedruk’<br />

een betere maat voor de voorbelasting van de<br />

linker ventrikel.<br />

De vullingsdruk is afhankelijk van vele factoren<br />

zoals het bloedvolume, de tonus van de<br />

perifere venen (adrenerge α-1 venoconstrictie),<br />

de respiratie (afplatten diafragma), de<br />

skeletspierpomp en de CO. Dit laatste lijkt<br />

misschien wat vreemd, maar bedenk dat een<br />

toename van de CO zorgt voor het overhevelen<br />

van bloed van het veneuze naar het arteriële<br />

stelsel en dus een daling van de CVD<br />

veroorzaakt. Een afname van de CO zorgt automatisch<br />

voor een stijging van de vullingsdruk<br />

en een licht herstel van de CO.<br />

De positieve relatie tussen vullingsdruk en<br />

cardiac output staat bekend als het Frank-<br />

Starling mechanisme van het hart. Een toename<br />

van de vullingsdruk zorg ervoor dat de<br />

hartspiervezels tijdens de vullingsfase verder<br />

worden uitgerekt (toename van de preload en


het einddiastolich volume). De sarcomeren<br />

worden hierdoor gevoeliger voor calcium en<br />

kunnen tijdens de systole een groter slag-<br />

volume slaan. Het eindsystolisch volume<br />

blijft gelijk en dus is het SV toegenomen.<br />

Uiteraard zit daar een grens aan; bij een bepaalde<br />

mate van vulling zal het slagvolume<br />

niet verder toenemen. De vulling van het hart<br />

wordt ondersteund door neurohumorale regel-<br />

mechanismen zoals (nor)adrenaline (adrenerge<br />

α-1 venoconstrictie) en het RAAS (toename<br />

veneus bloedvolume).<br />

Afterload (nabelasting)<br />

De prestatie van de pomp hangt ook af van<br />

een aantal parameters aan de uitgang van de<br />

pomp, zoals vaatweerstand en bloeddruk.<br />

Wanneer de uitstroomopening vernauwd is,<br />

zal de pomp meer weerstand ondervinden<br />

en dus extra arbeid moeten verrichten om<br />

de CO te handhaven. Een andere belangrijke<br />

parameter is de arteriële bloeddruk tijdens<br />

systole (de afterload). Een toename van de<br />

bloeddruk zorgt ervoor dat het ventrikel meer<br />

wandspanning moet opbouwen voordat de<br />

semilunair kleppen openen. De toename in<br />

wandspanning tijdens systole zorgt voor een<br />

afname van de verkorting van de sarcomeren<br />

tijdens de ejectiefase en dus een toename van<br />

het eindsystolisch volume. De CO daalt.<br />

Activatie van bloeddrukregulerende hormonen<br />

zoals RAAS, catecholamines en vasopressine/antidiuretisch<br />

hormoon kan bijdragen<br />

aan het herstel van de arteriële bloeddruk<br />

door zowel de preload als de contractiliteit te<br />

verhogen. Maar, deze hormonen zorgen tegelijkertijd<br />

voor vasoconstrictie en verhoging<br />

van de afterload.<br />

IIc Electrofysiologie van het hart<br />

De mechanische hartcyclus wordt aangestuurd<br />

door de elektrische hartcyclus. De<br />

sinusknoop (SA) bepaalt het ritme. De atrioventriculaire<br />

knoop (AV) vertraagt de voortgeleiding<br />

van de actiepotentiaal van atria<br />

naar ventrikels (P-Q interval). De bundeltakken<br />

en Purkinje vezels verspreiden de depolarisatiegolf<br />

naar de apex van het hart en<br />

de papillairspieren en zorgen voor het begin<br />

van de ventriculaire systole (fig. 2). Gedurende<br />

een periode van ongeveer 200 ms zijn alle<br />

hartspiervezels gedepolariseerd (= plateau<br />

fase) en stroomt extracellulair calcium de cel<br />

in. Het proces van CICR zorgt voor de start<br />

van de contractie.<br />

Het Purkinje netwerk bij hoefdieren penetreert<br />

veel dieper in het myocard en de depolarisatie<br />

verloopt dan ook van epicard naar<br />

endocard (en van apex naar basis). Deze omgekeerde<br />

depolarisatierichting, vergeleken<br />

met de mens en kleine gezelschapsdieren,<br />

zorgt voor een elektrische vector van sternum<br />

naar ruggengraat en een grote positieve<br />

uitslag in de thoracale afleiding V10. De afleidingen<br />

in het dorsale vlak (= driehoek van<br />

nobelprijswinnaar Willem Einthoven (1924))<br />

laten een veel grotere spreiding in elektrische<br />

hartas zien; de grootste uitslag in aVF<br />

of lead I kan zowel negatief als positief zijn<br />

(cranio-caudaal vs. rechts-links). De vraag is<br />

dan ook of het wel zinvol is om van een elektrische<br />

hartas te spreken. Het is in ieder geval<br />

duidelijk dat de resultaten van vectoranalyse<br />

niet gebruikt kunnen worden om uitspraken<br />

te doen over linker dan wel rechterventrikel<br />

hypertrofie/dilatatie. Vandaar dat echocardio-<br />

grafie veel belangrijker is om een indruk te<br />

krijgen over de grootte van het hart.<br />

Het einde van de ventriculaire systole wordt<br />

ingeluid door het einde van de plateaufase en<br />

de repolarisatie van de hartspiervezels. De repolarisatie<br />

is verantwoordelijk voor de T-top<br />

in het ECG. De T-top kan in één lead gedurende<br />

één opname omslaan van positief naar<br />

negatief en vice versa, hetgeen duidt op een<br />

zeer variabele repolarisatievolgorde van de<br />

hartspiervezels. Het S-T segment komt globaal<br />

overeen met ventriculaire systole en de<br />

absoluut refractaire periode (fig. 2,3).<br />

Actiepotentialen<br />

Grofweg kunnen 2 verschillende typen actiepotentialen<br />

onderscheiden worden. Eén<br />

met plateaufase en een stabiele rustpotentiaal<br />

en één zonder plateaufase en een onstabiele<br />

rustpotentiaal, respectievelijk de “ fast en<br />

slow-response action potential” genaamd. De<br />

verschillen zijn te danken aan de expressie<br />

van verschillende typen spanningsgevoelige<br />

ionkanalen. Spanningsgevoelige ionkanalen<br />

reageren met een zekere tijdsafhankelijkheid<br />

op veranderingen in membraanpotentiaal<br />

door te openen, te sluiten of te inactiveren.<br />

Ongeacht de verschillen kan gesteld worden<br />

dat kalium kanalen zorgen voor de repolarisatiefase<br />

van de actiepotentiaal en een<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 19


[Figuur 2.] Geleidingsweefsel hart in relatie<br />

tot ECG:<br />

Legenda: SA: sinoatriaal, AV: atrioventriculaire;<br />

ECG:electrocardiogram; mV:millivolt;<br />

ms milliseconde. Gebaseerd op: Duke’s physiology<br />

of domestic animals 9th’s edition 2003<br />

p.208.<br />

stabiele rustpotentiaal en dat calcium en/of<br />

natrium kanalen zorgen voor de aanwezigheid<br />

van een drempelwaarde en de depolarisatiefase<br />

van de actiepotentiaal (incl. plateaufase).<br />

Langzame-respons actiepotentiaal<br />

De pacemakeractiviteit van de SA- en AVknoop<br />

is te danken aan de onstabiele rustpotentiaal.<br />

De aanwezigheid van zogeheten<br />

“ funny channels” (kanalen met ongewone<br />

eigenschappen) zorgt voor een instroom van<br />

kationen direct na afloop van de repolarisatiefase.<br />

Dit zorgt voor een geleidelijke depolarisatie<br />

richting de drempelwaarde tijdens<br />

de diastole. Zodra de drempelwaarde wordt<br />

bereikt sluiten de funny channels en nemen<br />

de calcium kanalen het over. De instroom<br />

van calcium zorgt voor de depolarisatiefase<br />

van de actiepotentiaal. Deze depolarisatie<br />

verloopt minder snel/steil dan wanneer<br />

de depolarisatie door natrium instroom zou<br />

ontstaan. Na de relatief trage depolarisatie<br />

raken de calcium kanalen geïnactiveerd en<br />

openen de traag-reagerende kalium kanalen.<br />

De uitstroom van kalium zorgt voor de repolarisatiefase<br />

van de actiepotentiaal. De aktiepotentiaal<br />

heeft een afgeronde vorm en een<br />

plateaufase ontbreekt. Alhoewel de Purkinje<br />

vezels ook funny channels tot expressie brengen<br />

vertonen zij normaal gesproken het andere<br />

type actiepotentiaal met snelle depolarisatie<br />

(en dus voortgeleiding) en een plateaufase.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 20<br />

[Figuur 3a.] Schematische weergave P-QRS-T<br />

complex.<br />

Legenda: NB bij het paard is de R-top naar beneden<br />

gericht zoals te zien in figuur 3b.<br />

[Figuur 3b.] ECG registratie met “ base apex”<br />

afleiding van een gezond paard.<br />

Legenda: De gebruikelijke instelling is 5 mm/<br />

mV en een papiersnelheid van 25 mm/seconde.<br />

De P-top is bifasisch hetgeen gebruikelijk is,<br />

maar niet obligaat, bij het paard.<br />

Bij het paard ligt de slagfrequentie van het<br />

hart ver onder de intrinsieke hartfrequentie.<br />

In getrainde paarden kunnen rustfrequenties<br />

van rond de 28 slagen per minuut gevonden<br />

worden. Tijdens maximale inspanning kan<br />

de frequentie oplopen tot 250 slagen per<br />

minuut. De lage rustfrequentie is te danken<br />

aan een zeer hoge vagotonus richting de SA<br />

en AV-knoop. Activatie van de cholinerge<br />

muscarine M2 receptoren in de SA-knoop<br />

zorgt o.a. voor een afname van de calciumstroom<br />

en dus een verhoging van de drempelwaarde<br />

en daarna een minder steile en<br />

hoge depolarisatie. De verhoging van de<br />

drempelwaarde zorgt voor een verlaging van<br />

de hartslagfrequentie. Hoewel de effecten<br />

van de n.vagus op de AV-knoop identiek zijn<br />

aan die op SA-knoop, uit dit zich niet in een<br />

chronotroop effect omdat de SA-knoop het<br />

ritme dicteert. Wel ontstaat een extra vertraging<br />

van de geleiding van de depolarisatiegolf<br />

van atria naar ventrikels (= negatief


dromotroop). De stijging van de drempelwaarde<br />

en de minder steile depolarisatie fase<br />

vertragen de voortgeleiding van de actie-<br />

potentiaal van cel naar cel in de AV-knoop.<br />

De onderdrukking van de AV-knoop kan<br />

zelfs resulteren in een geleidingsblok en dus<br />

een 2 de graads AV-blok (zie fysiologische aritmieën).<br />

Snelle-repons actiepotentiaal<br />

De actiepotentialen in de bundeltakken,<br />

Purkinje vezels en de daarop aangesloten<br />

hartspiervezels worden gekenmerkt door<br />

een snelle depolarisatiefase en daaropvolgend<br />

een plateaufase. De snelle depolarisatie<br />

is te danken aan een instroom van natrium<br />

door spanningsgevoelige natrium kanalen.<br />

De steilheid van deze depolarisatiefase is<br />

van grote invloed op de snelheid waarmee<br />

de actiepotentiaal zich van cel naar cel kan<br />

verspreiden. Dit wordt geïllustreerd door<br />

het effect van hyperkalaemie op het hart.<br />

De hyperkalaemie zorgt voor depolarisatie<br />

van het hart in rust. Deze aanhoudende<br />

depolarisatie zorgt voor inactivatie van een<br />

deel van de natrium kanalen; deze kanalen<br />

worden buiten spel gezet. Deze inactivatie<br />

treedt normaal gesproken ook op, maar dan<br />

alleen direct na afloop van de snelle depolarisatiefase<br />

van de actiepotentiaal. Wanneer<br />

dit in rust optreedt, zal een verhoging van<br />

de drempelwaarde ontstaan en de snelle depolarisatiefase<br />

zal minder snel/steil worden.<br />

De depolarisatiegolf zal zich langzamer over<br />

het myocard verspreiden en het ECG beeld<br />

laat een sterke verbreding van het QRS complex<br />

zien, vergelijkbaar met het ECG beeld<br />

bij een ventriculaire extrasystole.<br />

Na de steile depolarisatiefase nemen de Ltype<br />

calcium kanalen (Large conductance,<br />

Long lasting) het over en is een influx van<br />

calcium verantwoordelijk voor een plateaufase<br />

in de actiepotentiaal. Deze instroom<br />

van calcium is van groot belang voor de contractie<br />

van het hart. Adrenerge activatie van<br />

β-1 receptoren zorgt via cAMP en protein<br />

kinase A voor fosforilatie van dit type calcium<br />

kanaal. Dit verklaart een deel van het<br />

positief inotrope effect van catecholamines.<br />

Uiteindelijk raken de calcium kanalen ook<br />

geïnactiveerd en openen de langzaam-reagerende<br />

kalium kanalen. De hartspiervezel<br />

repolariseert en de actiepotentiaal is voorbij.<br />

Tijdens de actiepotentiaal en nog kort<br />

daarna is een hartspiervezel niet ontvankelijk<br />

voor een nieuwe prikkel en verkeerd<br />

in de zogeheten refractaire periode. Nog<br />

voordat de refractaire periode voorbij is,<br />

is het calcium verwijderd uit het cytosol<br />

door Ca-ATPases in het SR en het sarcolemma<br />

en de Na+/Ca-exchanger in het<br />

sarcolemma. Dit biedt de garantie dat systole<br />

en diastole elkaar altijd afwisselen.<br />

IId Fysiologische (bij)geluiden<br />

Fysiologische geluiden, de hartetonen;<br />

Vibraties die samenhangen met de hart-<br />

acties, die het voortstuwen van bloed als doel<br />

hebben, leiden tot het voorbrengen van geluid<br />

en dus van waarneembare hartacties bij<br />

auscultatie van het hart. Contractie van het<br />

normale hart leidt dus tot hoorbare vibraties<br />

op een bepaald gebied van de thorax mits<br />

de frequentie van het geluid en de intensiteit<br />

voldoende is. Middels hart auscultatie met<br />

een phonendoscoop op bepaalde thoraxgebieden<br />

verkrijgen we daardoor inzicht over<br />

de hartactie. Men is gewend om geluiden<br />

in te delen in normaal of abnormaal, echter<br />

elk geluid moet beoordeeld worden in de<br />

context van de omstandigheden; daar waar<br />

een derde hartetoon bij de hond wellicht kan<br />

duiden op hartafwijkingen, is een hoorbare<br />

derde hartetoon bij het paard normaal.<br />

De eerste hartetoon (S1) hangt samen met<br />

de sluiting en het aanspannen van de AV<br />

kleppen tesamen met de snelle afname van<br />

de stroomsnelheid van het bloed dat tegen<br />

de kleppen wordt geperst. De S1 wordt gevormd<br />

door 4 componenten die bijdragen<br />

aan de vibraties en deze 4 componenten<br />

bestaan ook weer uit diverse onderdelen die<br />

bijdragen aan de geluidsvorming (fig. 4).<br />

Dit is niet alleen van belang bij de interpretatie<br />

van de informatie, gegenereerd door<br />

hartauscultatie, maar ook bij de interpretatie<br />

van echografisch onderzoek. Zo vormt<br />

een geringe AV insufficiëntie bij het begin<br />

van de ventriculaire systole een onderdeel<br />

van de eerste component van de eerste harttoon.<br />

Deze geringe regurgitatie is dan ook<br />

fysiologisch. Ook als bij echocardiografisch<br />

kleurendoppler metingen regurgitatie van<br />

bloed een heel kort moment net na sluiten<br />

van de kleppen wordt waargenomen, kan<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 21


dit beschouwd worden als niet relevant. Dit<br />

fenomeen is het gevolg van een artefact geinduceerd<br />

door klepsluiting of gewoonweg<br />

werveling van bloed voor de zich sluitende<br />

kleppen.<br />

De eerste fase van de S1 wordt gevormd<br />

door de contractie van het ventriculaire myocard,<br />

de geringe AV regurgitatie aan het<br />

begin van de ventriculaire systole en het samenkomen<br />

van de componenten van de AV<br />

kleppen voordat die compleet sluiten. Splijting<br />

van de eerste hartetoon wordt veroorzaakt<br />

door de tweede en derde component<br />

van de eerste hartetoon. Het net na elkaar<br />

sluiten van de LAV en RAV kleppen is bij<br />

veel dieren te horen. Het kan echter versterkt<br />

worden bij afwijkingen, zoals verlate<br />

contractie van de rechter ventrikel door extrasystolen<br />

uitgaande vanuit het linker ventrikel.<br />

De vierde component van de eerste<br />

hartetoon wordt veroorzaakt door het vibreren<br />

van de wand van de grote vaten tijdens<br />

de uitwerpfase. In het geval van een toegenomen<br />

intensiteit van deze ejectie souffle ter<br />

hoogte van de pulmonaal arterie (PA), zou<br />

dit kunnen duiden op een pulmonalis hypertensie<br />

of absolute of relatieve pulmonaal<br />

stenose en klinkt als een extreem gespleten<br />

eerste hartetoon. In tegenstelling tot bij de<br />

hond, klinkt bij het paard de S2 meestal luider<br />

dan de S1 in rust. Ook een wisselende<br />

intensiteit tussen opeenvolgende S1 is niet<br />

ongebruikelijk bij het paard. Bij opwinding<br />

of net na arbeid is de S1 meestal luider dan<br />

S2. Dit is het gevolg van een krachtiger sluiting<br />

en aanspannen van de AV kleppen onder<br />

invloed van de toegenomen sympatische<br />

activiteit.<br />

De tweede hartetoon S2 hangt samen met<br />

de sluiting van de semilunair kleppen en de<br />

snelle vertraging van de bloedstroom in retrograde<br />

richting naar het hart toe en is dus<br />

hoorbaar aan het einde van de systole van<br />

de ventrikel, net na de T-top in het ECG. In<br />

het algemeen is de S2 wat korter van duur<br />

en wat hoogtoniger dan de S1 terwijl de intensiteit<br />

positief gecorreleerd is met de arteriële<br />

bloeddruk. Splijting van de S2 treedt<br />

op als de sluiting van de semilunair kleppen<br />

van AO en PA niet geheel synchroon<br />

gaat en is bij normale paarden vaak het<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 22<br />

[Figuur 4.] Hartetonen in relatie tot het ECG<br />

Legenda: A: electrocardiogram; B: fonocardiogram;<br />

S1: eerste hartetoon(gespleten) , S2:<br />

tweede hartetoon, S3 derde hartetoon en S4<br />

vierde hartetoon. Uit: Het klinisch onderzoek<br />

van paard en landbouwhuisdieren, eds. R. Kuiper<br />

en R.A. van Nieuwstadt 2008.<br />

geval. Dit is bij het paard zonder klinische<br />

betekenis. De derde hartetoon S3 treedt op<br />

in de vroege diastole en hangt samen met<br />

het aanspannen van de chordae tendinae,<br />

decelleratie van de bloedstroom aan het<br />

einde van de vullings- fase en vibraties van<br />

de ventrikelwand. Ook hier weer, is deze<br />

toon vaak te horen bij gezonde paarden.<br />

De vierde hartetoon S4 gaat direct vooraf<br />

aan de eerste hartetoon en is geassocieerd<br />

met de atrium contractie en volgt net na de<br />

P-top in het ECG. Het geluid wordt gevormd<br />

door de atrium contractie, de accerelatie van<br />

bloed de ventrikels in en het aanspannen<br />

van de AV kleppen. Ook deze toon is vaak<br />

hoorbaar bij het gezonde paard. Indien er<br />

sprake is van een AV blok is de S4 te horen<br />

zonder gevolgd te worden door een S1. Bij<br />

het paard is het niet ongewoon dat de AV geleidingstijd<br />

varieert per slag, waardoor ook<br />

het interval tussen S4 en S1 iets varieert.<br />

Naast deze 4 harttonen die bij het gezonde<br />

paard zijn waar te nemen, kan na de eerste<br />

harttoon nog een extra klik te horen zijn<br />

als gevolg van het uitwerpen van bloed in<br />

de grote vaten met als gevolg het in trilling<br />

brengen van de wand. Dit ejectie geluid<br />

klinkt soms als een gespleten S1. Dit is te<br />

horen bij gezonde paarden (fig. 4).


Fysiologische bijgeluiden (“flowmurmers”)<br />

Naast deze hoorbare hartetonen of ejectie<br />

geluiden zijn zachte systolische bijgeluiden<br />

als gevolg van turbulentie door toegenomen<br />

stroomsnelheid van het bloed niet ongebruikelijk<br />

om te horen. Een andere oorzaak voor<br />

een zacht systolische bijgeluid is een afgenomen<br />

viscositeit van het bloed, als gevolg<br />

van anaemie. Een bekend verschijnsel is het<br />

plotseling optreden van vooral systolische<br />

bijgeluiden met het punctum maximum op<br />

de Aorta bij paarden met koliek. De oorzaak<br />

hiervan is niet geheel bewezen maar de hypothese<br />

is, dat het bijgeluid een gevolg is van een<br />

toegenomen sympaticotonie, met als gevolg<br />

een hogere bloeddruk en of tachycardie. Het<br />

gevolg is dat meer werveling van het bloed in<br />

de vaten plaatsvindt en dus vooral daar, waar<br />

de uitwerpsnelheid hoog is, zoals in de Aorta.<br />

Het paard is een diersoort waarbij de zogenaamde<br />

functionele bijgeluiden veel voorkomend<br />

zijn. Deze ejectie geluiden worden gegenereerd<br />

door de bloedstroom door de grote<br />

vaten (Aorta of Pulmonaal arterie) tijdens de<br />

systole. Omdat de diameter van deze vaten<br />

bij het paard groot is, is de kans op een niet<br />

laminaire flow groter met als gevolg wervelingen<br />

welke als bijgeluid gehoord worden.<br />

Een grotere stroomsnelheid en verminderde<br />

viscositeit leiden ook tot een grotere kans op<br />

wervelingen. De fysiologische flow murmers<br />

worden dan ook beïnvloed door een toegenomen<br />

slagvolume en zijn vaak meer intens na<br />

arbeid, hoewel bij het paard een flow murmer<br />

juist ook weer afwezig kan zijn na arbeid.<br />

Ernstige anaemie of koorts kan een flow murmer<br />

tot gevolg hebben. De hoge sympaticotonie<br />

ten tijde van koliek kan ook leiden tot een<br />

tijdelijke souffle. Systolische flow murmers<br />

zijn meestal vroeg- mid- of holosystolisch,<br />

crescendo-decrescendo, maximaal 3/6 qua intensiteit<br />

en hebben het punctum maximum op<br />

de AO of PA.<br />

Ook in de diastole zijn op of rondom de Aorta<br />

klep bijgeluiden te horen die zonder klinische<br />

relevantie zijn, vooral bij paarden onder de<br />

5 jaar. Vaak zijn deze vroeg diastolisch, een<br />

enkele keer laat diastolisch. De intensiteit<br />

is maximaal 3/6 en het punctum maximum<br />

is vaak gelokaliseerd op de linker of rechter<br />

ventriculaire instroom openingen. Vroeg diastolische<br />

flow murmers komen relatief vaker<br />

voor bij jonge sportpaarden. Voor de opkomst<br />

van de echocardiografie werd dit geluid geweten<br />

aan schade aan de Aorta wand en/of<br />

kleppen als gevolg van migrerende parasieten<br />

zoals Strongylus vulgaris larven, echter<br />

deze hypothese is door recent onderzoek niet<br />

te bewijzen. De oorzaak van dit wat hoogtonige<br />

kortdurende bijgeluid is niet bekend.<br />

Fysiologische bijgeluiden als gevolg van flow<br />

komen dus vaak voor bij het paard. Daarentegen<br />

komen ook veel klepregurgitaties voor bij<br />

gezonde, normale paarden zonder klinische<br />

betekenis. Het kan dus lastig zijn de klinische<br />

relevantie van de bijgeluiden in te schatten<br />

als er geen klinische klachten zijn of als deze<br />

aspecifiek zijn. Met behulp van echografisch<br />

onderzoek worden gegevens verzameld die<br />

objectief de status van de hartfunctie moet<br />

weergeven. Het is veelal de bedoeling aan de<br />

hand van echocardiografische bevindingen<br />

een prognose te geven over de duur en niveau<br />

van arbeid dat verwacht kan worden. Door<br />

niet alleen de regurgiterende klep in beeld<br />

te brengen, maar tevens klepafwijkingen, de<br />

mate van atrium- of ventrikel overload (overbelasting),<br />

de ernst van de volumeoverload,<br />

grootte van de regurgiterende jet in relatie tot<br />

morphologie van het deel van het hart waarnaar<br />

terug gelekt wordt, kan een idee gevormd<br />

worden over de verwachtingen ten aanzien<br />

van de bruikbaarheid van het paard. Kennis<br />

over het natuurlijk verloop van veel voorkomende<br />

cardiologische aandoeningen van het<br />

paard, samen met echocardiografische waarnemingen,<br />

anamnese en ziektegeschiedenis<br />

en verwachtingen van trainer of eigenaar,<br />

kunnen bij elkaar helpen in een nauwkeurige<br />

en correcte inschatting van de prognose<br />

voor een paard met bijgeluiden op het hart.<br />

IIe Fysiologische ritmestoornissen<br />

Inleiding<br />

De sinus knoop en atrioventriculaire knoop<br />

worden geïnnerveerd door het autonome zenuwstelsel.<br />

De atria worden in tegenstelling<br />

tot de ventrikels rijkelijk geïnnerveerd door<br />

sympatische en parasympatische vezels. Alleen<br />

de cellen van de bundel van His kennen<br />

een dergelijke innervatie (fig. 2). De vagus<br />

heeft een negatief inotroop en chronotroop<br />

effect op het hart en leidt tot electrische inhomogeniteit<br />

van het atrium weefsel terwijl de<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 23


ß-1-adrenerge receptoren verantwoordelijk<br />

zijn voor positief inotrope en chronotrope responsen.<br />

Ritmestoornissen kunnen worden onderverdeeld<br />

in fysiologische en pathologische<br />

stoornissen. Daarnaast bestaat de indeling in<br />

afwijkende impulsvorming of afwijkende impulsvoortgeleiding.<br />

Een derde indeling die gehanteerd<br />

kan worden is die in brady-aritmiën<br />

en tachy–aritmiën. Een vierde indeling is die,<br />

op basis van herkomst, zoals supra-of ventriculaire<br />

aritmie.<br />

Bij het paard kennen we meerdere fysiologische<br />

ritmestoornissen vallend in de categorie<br />

brady-aritmie zoals sinoauriculair- of sinus<br />

blok, de eerste en tweede graads AV blokken.<br />

Deze blokken vallen in de categorie van afwijkende<br />

prikkelgeleiding. De sinusaritmie is<br />

bij het paard meestal niet gekoppeld aan de<br />

ademhaling. De oorzaak van het veelvuldig<br />

voorkomen is dat de vagotonie erg hoog is met<br />

nauwelijks enige sympatische activiteit in rust<br />

vergeleken met andere diersoorten. De vagale<br />

invloed wordt weggenomen door bijvoorbeeld<br />

gepaste voldoende lange arbeid of farmacologisch<br />

door toediening van een parasympaticolyticum<br />

zoals Buscopan ® of eventueel een<br />

sympaticomometicum zoals glycopyrrolaat<br />

of atropine. Een heel enkele keer blijven de<br />

genoemde aritmiën bestaan bij arbeid en in<br />

dat geval zal er pathologie aan ten grondslag<br />

liggen en dus vallen ze in dat geval in de categorie<br />

pathologische aritmie. Na het stoppen<br />

van arbeid kan de aritmie erg snel terugkeren.<br />

In de enkele minuten (2-3) na arbeid die nodig<br />

zijn de balans in het sympatische en parasympatische<br />

evenwicht te hervinden, is het niet<br />

ongebruikelijk dat er in deze korte periode<br />

een sinusaritmie (fig. 5), SA-, AV-blokken, of<br />

zelfs enkele solitaire enkelvoudige supraventriculaire<br />

(SVES) en ventriculaire extrasystolen<br />

(VES) optreden.<br />

Hartritme direct na arbeid<br />

Naast boven beschreven fysiologische aritmiën<br />

welke in de categorie brady-aritmie<br />

vallen, is het voorkomen van een enkele<br />

op zichzelf staande atriale (supraventriculaire)<br />

extrasystole (SVES) direct na arbeid,<br />

in de fase dat deze vertraagt om terug te<br />

keren tot de rust frequentie, klinisch niet<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 24<br />

relevant. Voorwaarde is wel dat deze niet<br />

mogen optreden gedurende (maximale)<br />

arbeid. Hetzelfde geldt voor een enkele<br />

ventriculaire extrasystole (VES). Een heel<br />

enkele keer komen enkelvoudige SVES<br />

ook voor, direct voor of bij aanvang van<br />

arbeid, bij dieren die niet op hun gemak zijn.<br />

Bij complete rust en maximale arbeid zijn<br />

deze SVES dan niet aanwezig op een continue<br />

24-uurs registratie. De meest gangbare<br />

hypothese is een verstoring in parasympatische-sympatische<br />

balans die hieraan ten<br />

grondslag zou liggen. Het kan lastig zijn dit<br />

fenomeen te onderscheiden van pathologie.<br />

Het normale automatisme van de sinusknoop<br />

wordt beïnvloed door de input vanuit perifeer<br />

gelegen receptoren zoals arteriële chemoreceptoren<br />

en baroreceptoren, intracardiale<br />

reflexen en pulmonale rekreceptoren en<br />

daarnaast door input vanuit het centraal-<br />

zenuwstelsel. De modulatie van de vagotonie<br />

die hier het gevolg van is heeft zijn weerslag<br />

op de automaticiteit van de SA-knoop met als<br />

gevolg bij slapen een bradycardie en bij inspanning<br />

een tachycardie.<br />

Een belangrijk klinisch kenmerk van al deze<br />

fysiologische ritmestoornissen is dat deze gepaard<br />

gaan met een normale polsfrequentie en<br />

polskwaliteit en geen verdere circulatoire afwijkingen.<br />

Omdat aan de basis van de fysiologische<br />

aritmiën een hoge vagotonie staat, verdwijnen<br />

deze ritmestoornissen, zodra er een<br />

sympatische stimulatie bestaat welke de parasympatische<br />

dominantie doet verdwijnen,<br />

zoals bij arbeid, injectie van een sympaticomimeticum<br />

zoals atropine of glycopyrrolaat<br />

of toedienen van een parasympaticolyticum<br />

zoals Buscopan ® .<br />

IIe2 Fysiologische afwijkingen in de<br />

impuls vorming<br />

Sinusaritmie<br />

Met een sinusaritmie wordt het versnellen en<br />

vertragen van het hartritme aangegeven, dat<br />

al dan niet samenhangt met veranderingen in<br />

intrathoracale druk gebaseerd op de ademhaling.<br />

Bij inademing neemt de sympaticotonie<br />

af en bij uitademing toe. Echter bij het paard<br />

bestaat deze sinusaritmie vaker zonder koppeling<br />

met veranderingen in intrathoracale druk


[Figuur 5a.] Sinusaritmie in rust<br />

Legenda: De afstanden tussen de R toppen zijn onregelmatig onregelmatig waarbij de pauzes<br />

zowel langer als korter zijn dan normaal. NB de schaal is in deze afleiding 2 keer groter dan<br />

gebruikelijk( 10 ipv 5 mm / mV) waardoor het QRS-T complex haast afwijkend groot lijkt, maar<br />

het niet is.<br />

in tegenstelling tot de sitiuatie bij de hond en<br />

de mens (fig. 5).<br />

“Wandering” (dwalende) pacemaker<br />

In het geval van een “wandering” (letterlijk<br />

dwalende) atriale pacemaker treedt een van<br />

de latente pacemakers van het atrium op als<br />

pacemaker in plaats van de SA-knoop.<br />

Diagnostiek<br />

Dit fenomeen is klinisch niet waarneembaar<br />

en is een zogenaamde ECG diagnose. Het<br />

wordt gekarakteriseerd door wisselende morfologie<br />

van de P-top bij een verder normaal<br />

sinusritme.<br />

IIe3 Fysiologische afwijkingen in<br />

impulsgeleiding<br />

De geordende hartactie is het gevolg van het<br />

mechanisme dat elke cel in de rustfase is op<br />

het moment dat de cel geactiveerd wordt. Indien<br />

een cel zich niet in de rustfase bevindt<br />

kan deze niet reageren op de input die het<br />

krijgt. Voortgeleiding van de actiepotentiaal<br />

is daardoor niet mogelijk in de refractaire<br />

periode en dus is er sprake van een conductie-blok.<br />

Als cellen een normale rust-<br />

potentiaal hebben, wordt de duur van de re-<br />

fractaire periode bepaald door de duur van<br />

de actiepotentiaal. Als echter cellen worden<br />

gedepolariseerd, als gevolg van een pathologisch<br />

proces, kan de refractaire periode langer<br />

duren dan dat de repolarisatie periode<br />

duurt, waardoor deze refractair blijft voor<br />

de prikkel. Het op deze manier blokkeren<br />

van impulsen is in principe een pathologisch<br />

proces. Bij het paard bestaan diverse blokken<br />

die een beschermende functie hebben en dus<br />

functioneel dan wel fysiologisch zijn.<br />

Eerste graads AV blok<br />

Een eerste graads AV blok is feitelijk geen<br />

echt blok maar slechts een fysiologische<br />

tragere geleiding tussen de SA en AV-knoop<br />

dan normaal met als gevolg een langer dan<br />

gemiddelde P-Q tijd (> 0.47 seconde).<br />

Diagnostiek<br />

Klinisch is dit fenomeen niet waarneembaar.<br />

Een ECG is nodig om dit vast te kunnen stellen.<br />

Tweede graads AV blok<br />

Een tweede graads AV blok wordt beschouwd<br />

als de meest voorkomende fysiologische ritmestoornis<br />

bij het paard. Bij een tweede<br />

graads AV blok worden de signalen intermit-<br />

[Figuur 5b.] Sinusaritmie na 20 minuten arbeid, 2 minuten direct na halthouden.<br />

Legenda: De afstanden tussen de R toppen zijn in de tweede helft van de registratie onregelmatig<br />

onregelmatig waarbij de pauzes zowel langer als korter zijn dan normaal. De oorzaak is waarschijnlijk<br />

het omschakelen van sympatische naar parasympatische dominantie waarbij direct na<br />

arbeid gedurende een hele korte periode (max. 2-3 minuten) een sinusaritmie het gevolg is.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 25


terend volledig geblokkeerd op het niveau<br />

van de AV-knoop met als gevolg een P-top<br />

zonder erna volgend QRS-T complex. Het<br />

tweede graads AV blok wordt beschouwd als<br />

een normaal mechanisme om de bloeddruk te<br />

reguleren (fig. 6). De bloeddruk loopt namelijk<br />

langzaam op tot het moment dat er een<br />

slag uitvalt.<br />

Meestal betreft het een Moblitz type I<br />

(= Wenkebach blok) waarbij op het ECG een<br />

geleidelijk verlengen van de P-Q tijd voorafgaat<br />

aan het uitvallen van het QRS-T complex.<br />

Indien een vierde hartetoon gehoord kan worden<br />

is dit te herkennen bij auscultatie als een<br />

langer wordend interval tussen de S4 en S1.<br />

Een Moblitz type II AV blok wordt gekenmerkt<br />

door een vast PQ interval. Meestal valt<br />

één ventrikelcontractie uit maar soms gebeurt<br />

dit twee keer achter elkaar. Vaak is er een vast<br />

patroon in de uitval, bijvoorbeeld 1 op de 3<br />

slagen die uitvalt of anderszins.<br />

Een hooggradig AV blok valt onder de pathologische<br />

blokken en zal daar aan de orde komen.<br />

Diagnostiek<br />

Bij auscultatie valt een regelmatige onregelmatigheid<br />

op. De hartetonen volgen elkaar<br />

regelmatig op tot het moment dat er een<br />

slag uitvalt. Het uitvallen van de ventrikel-<br />

contractie wordt dus herkend, terwijl in de<br />

pauze die volgt de atriumcontractie wel<br />

wordt waargenomen als een vierde harte-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 26<br />

toon. Tijdens het AV blok toont het ECG een<br />

normale atriumcontratie in de vorm van een<br />

normale P-top waarbij er geen bijbehorend<br />

QRS complex volgt als gevolg van conductie<br />

blokkade ter hoogte van de AV-knoop. Het<br />

verschil tussen een Moblitz type I en II blok<br />

is klinisch meestal niet waarneembaar. Een<br />

fysiologisch AV blok wordt dus opgeheven<br />

door arbeid of farmacologisch opheffen van<br />

de vagotonie.<br />

SA blok, sinus arrest.<br />

Bij het paard echter is een SA blok één van de<br />

veel voorkomende fysiologische ritmestoornissen.<br />

Hierbij treedt een onderbreking van<br />

het normale regelmatige hartritme op door het<br />

uitvallen van een geheel P-QRS complex. Dit<br />

is het gevolg van het blokkeren van de prikkelvorming<br />

in de sinusknoop (fig. 7).<br />

Diagnostiek<br />

Bij auscultatie valt een regelmatige onregelmatigheid<br />

op met regelmatige onderbreking<br />

van het sinusritme door uitval van een ventrikelcontractie.<br />

Omdat nu een gehele hartactie<br />

uitvalt (P-QRS-T) is er niets te horen in<br />

de pauze die volgt. De diastolische pauze is<br />

hierbij gelijk of iets minder dan twee P-P intervallen.<br />

Indien dit interval langer is wordt<br />

het een sinusarrest genoemd. Bij een sinusarrest<br />

kunnen venticulaire escape beats de verlengde<br />

pauze doorbreken.<br />

[Figuur 6.] Tweede graads atrioventriculair blok type I<br />

Legenda: Na de derde P-top volgt geen QRS-T complex. De pauze tussen de tweede en derde R is<br />

gelijk aan 2 keer het normale R-R interval.<br />

[Figuur 7.] Sino-auriculair blok/ sinusarrest<br />

Legenda: Na het eerste normale complex volgt gedurende een interval dat gelijk is aan ruim 3<br />

R-R intervallen pas het volgende P-QRST-complex. Dus eigenlijk heet dit een “ sinus arrest”. Nb<br />

de R-R intervallen zijn niet identiek in dit stukje ECG, dus strict genomen is er tevens even sprake<br />

van een sinusaritmie.


D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 27


III Klinisch onderzoek<br />

IIIa Lichamelijk onderzoek<br />

Arterieel systeem.<br />

De perifere pols geeft informatie over het<br />

arteriële systeem. De frequentie, regelmaat<br />

en kwaliteit dient te worden beoordeeld<br />

en wordt bij het paard beoordeeld<br />

onder de kaaktakken aan de A. femoralis.<br />

Alternatieve locaties zijn op de zijkant<br />

van het hoofd naast de crista facialis, onder<br />

het oog of aan de laterale kant van<br />

het achterbeen aan de A. metatarsalia. De<br />

normale hartfrequentie van een volwassen<br />

paard is 28-44 slagen per minuut en<br />

voor een veulen tot 80 slagen per minuut.<br />

Een neonataal veulen heeft een hartfrequentie<br />

van 70-120 slagen per minuut.<br />

De pols kan regelmatig of onregelmatig<br />

zijn. Bij een onregelmatigheid wordt onderscheid<br />

gemaakt tussen een regelmatige<br />

en onregelmatige onregelmatigheid.<br />

Voorbeelden van fysiologische onregelmatigheden<br />

zijn bijvoorbeeld regelmatige<br />

onregelmatigheden zoals het tweede<br />

graads atrioventriculair (AV) blok type I<br />

en II en een sinoauriculair (SA) blok. In<br />

rust heeft 15-18% van de normale paarden<br />

een tweede graads AV blok en op<br />

een 24 uurs ECG loopt dit op tot 44%.<br />

Voorbeelden van een onregelmatige onregelmatigheid<br />

die fysiologisch is, is de<br />

sinusaritmie. De polskwaliteit wordt<br />

beschouwd als krachtig, regelmatig en<br />

equaal indien er geen afwijkingen aanwezig<br />

zijn. Voorbeelden van afwijkende<br />

kwaliteit zijn een zwakke pols, een inequale<br />

pols of een steile pols. Zwak en<br />

inequaal kunnen naast elkaar voorkomen.<br />

Bij een inequale pols is niet elke<br />

opeenvolgende slag gelijk van kracht.<br />

Leeftijd<br />

1<br />

dag<br />

7<br />

dagen<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 28<br />

14<br />

dagen<br />

Een steile pols is het gevolg van een<br />

groot drukverval gedurende de systole<br />

zoals voorkomt bij klinisch relevante en<br />

dus grotere Aorta insufficiëntie. De regurgiterende<br />

jet veroorzaakt als het ware<br />

een groter drukverval. De polsfrequentie<br />

bij het paard wordt nogal sterk beïnvloed<br />

door omgevingsstimuli in combinatie<br />

met temperament van het paard en moet<br />

dus geïnterpreteerd worden met dit in het<br />

achterhoofd. Maximale hartfrequentie is<br />

afhankelijk van fitheid, leeftijd, ras en<br />

geslacht.<br />

Veneus systeem<br />

Vooral de Venae jugulares zijn geschikt<br />

voor het evalueren van de venetensie. Een<br />

verhoogde venetensie maakt dat de venae<br />

jugulares spontaan te zien zijn zonder dat<br />

er gestuwd wordt. Ook als ze zeer snel<br />

oplopen na stuwen kan er sprake zijn van<br />

een hypertensie. Andersom, als er lang<br />

gestuwd moet worden voordat ze voelbaar<br />

of zichtbaar zijn, is er sprake van<br />

een hypotensie. Ook als de perifere vaattekening<br />

zichtbaar is in rust (over hoofd,<br />

benen of gehele lichaam) en gevuld alsof<br />

het paard net grote inspanning heeft geleverd,<br />

kan dit een teken zijn van hypertensie.<br />

Een tweede parameter, die gebruikt<br />

wordt om de veneuze tensie te beoordelen,<br />

is de venepols. De venepols is bij het<br />

normale paard meestal slechts zichtbaar<br />

in de borstingang en mag maximaal 1<br />

handbreedte boven de borstingang zijn bij<br />

een paard met opgeheven hoofd in rust.<br />

Bij hypertensie loopt deze hoger op dan<br />

normaal. Echter, ook bij aanwezigheid<br />

van vocht in de thorax of een proces in<br />

de borstkas dat de veneuze return naar de<br />

21<br />

dagen<br />

4<br />

weken<br />

8<br />

weken<br />

12<br />

weken<br />

pony 106 sd 17 111 sd 18 100 sd 11 110 sd 10 103 sd 14 77 sd 9 67 sd 9<br />

paard 91 sd 15 88 sd 27 83 sd 19 - 77 sd 12 70 sd 13 69 sd 13<br />

Tabel 1. Gemiddelde hartfrequentie van veulens in slagen per minuut.<br />

sd: standaard deviatie, ras onbekend.


Vena cava cranialis belemmert of benadeelt,<br />

kan een verhoogde venepols zichtbaar zijn.<br />

Hart<br />

Palpatie en percussie:<br />

Het kan zinvol zijn specifiek te palperen naar<br />

de ictus cordis. Indien deze verder naar caudaal<br />

dan normaal te voelen is kan het wijzen<br />

op cardiomegalie. Normaliter strekt deze zich<br />

uit tot in de 4e of 5e intercostaal ruimte (ICR).<br />

Trillingen van wervelingen in de bloedstroom<br />

kunnen worden waargenomen op de thoraxwand<br />

op het projectiegebied van de kleppen<br />

als een fremitus. Bij souffles met een intensiteit<br />

van 4/6 of hoger wordt een fremitus waargenomen.<br />

Ook de grootte van het gebied dat<br />

de hartdemping weergeeft bij percussie kan<br />

de grootte van het hart weergeven. Als de (relatieve)<br />

hartdemping over een groter gebied<br />

dan normaal te percuteren is kan dit een indicatie<br />

zijn voor (ernstige) cardiomegalie.<br />

Ausculatie<br />

Goed klinisch onderzoek en een gedetailleerde<br />

auscultatie maken het stellen van een<br />

waarschijnlijkheidsdiagnose mogelijk als je<br />

goed getraind bent in het karakteriseren van<br />

de gehoorde geluiden en daarna het interpreteren<br />

hiervan. Inspectie van het hart is niet<br />

zinvol gezien de locatie ervan; palpatie leert<br />

wanneer de ictus cordis optreedt, oftewel de<br />

hartpuntstoot die samengaat met de systole.<br />

Naast informatie over de timing van de hartcyclus<br />

kan er verder al dan niet een fremitus<br />

worden waargenomen. Dit is de sensatie van<br />

een op de thoraxwand waarneembare meer<br />

of minder lichte trilling die het gevolg is van<br />

bovenmatige werveling van bloed tijdens de<br />

hartactie. Meestal gaat deze fremitus dan ook<br />

gepaard met een luide souffle die het gevolg is<br />

van een forse kleplekkage of juist een minder<br />

groot ventrikel septum defect (VSD), beide<br />

veroorzakers van zoveel werveling dat die<br />

kan worden waargenomen op de thoraxwand.<br />

Bij auscultatie worden drie parameters beoordeeld,<br />

namelijk:<br />

• de intensiteit van de harttonen,<br />

• de regelmaat (frequentie weten we al<br />

door het onderzoek van de polsfrequentie<br />

aan de kaak),<br />

• bijgeluiden.<br />

De intensiteit is bij het normale paard gesteld<br />

op 8:4 (om aan te geven dat, vergeleken bij<br />

het rund, waarbij de intensiteit als 10:5 wordt<br />

uitgedrukt, de harttonen iets zachter klinken);<br />

de eerste harttonen moeten telkens gelijk aan<br />

elkaar zijn evenals de opeenvolgende tweede<br />

harttonen (1=1, 2=2). Bijgeluiden zijn onder<br />

te verdelen als extracardiale (ademhalingsgeluiden,<br />

borborygmie) en cardiale geluiden<br />

(b.v. souffles). Alleen het vaststellen van een<br />

souffle is onvoldoende tijdens een volledig<br />

cardiologisch onderzoek. De intensiteit (op<br />

een schaal van 1-6; ook wordt een 1-5 schaal<br />

gevonden in de literatuur), timing (systolisch<br />

of diastolisch), duur (vroeg-, mid-, eind-,<br />

holo-, pansystolisch of diastolisch), aard van<br />

het geluid (bandvormig, crescendo, decrescendo)<br />

en karakter (blazend, rauw, toeterend,<br />

schurend, muzikaal) van het geluid moeten<br />

beschreven worden. Ook het localiseren van<br />

het punctum maximum (pmax) is essentieel.<br />

Dit is nuttig omdat de verschillende oorzaken<br />

van een souffle zoals diverse soorten klepinsufficiënties,<br />

oorzaken ervan of congenitale<br />

afwijkingen eigen karakteristieken hebben.<br />

Klinisch onderzoek kan daarom leiden tot<br />

een waarschijnlijkheidsdiagnose. Na een gedegen<br />

klinisch onderzoek is nader onderzoek<br />

naar de achtergrond en betekenis van de souffle<br />

dan ook niet altijd nodig, afhankelijk van<br />

het totaal aan klinische bevindingen, het gebruiksdoeldoel<br />

van het paard of de vraag van<br />

de eigenaar.<br />

Goed ausculteren is alleen te leren als er<br />

telkens feedback ontvangen wordt over de<br />

werkelijke oorsprong van de geluiden en hun<br />

betekenis. Een duidelijke en eenduidige beschrijving<br />

van, en gebruik van deze beschrijving<br />

is hierbij noodzakelijk. Van de souffle<br />

willen we weten op welke klepgebieden deze<br />

te horen is (bijvoorbeeld op alle klepgebieden)<br />

en op welk klepgebied de maximale intensiteit<br />

te horen is. Daarnaast, in welke fase van<br />

de hartactie het optreedt (bijvoorbeeld holosystolisch),<br />

wat de intensiteit van de souffle is<br />

(bv. 3/5), welk karakter het geluid heeft (bv.<br />

blazend) en of het toe-of afneemt in intensiteit<br />

of gelijk blijft (bv. bandvormig in plaats van<br />

crescendo of decrescendo). Een voorbeeld<br />

van een beschrijving van een LAV insufficiëntie<br />

zou kunnen zijn: een holosystolische<br />

3/5 bandvormige blazende souffle hoorbaar<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 29


op alle kleppen met punctum maximum op<br />

de linker atrioventriculaire klep) Uit onderzoek<br />

is gebleken dat ervaren internisten een<br />

beperkt aantal termen consistent gebruiken.<br />

Als een ieder eenzelfde kretologie aan zou<br />

houden dan wordt het ook gemakkelijker om<br />

onderling helder te communiceren.<br />

Te uniformeren beschrijvingen zijn bijvoorbeeld:<br />

1. Blazend ( als bandvormig en dus zonder<br />

piek intensiteit bedoeld wordt).<br />

2. Zoemend (lagere piek frequentie )<br />

3. Toeterend (lagere piekfrequentie die korter<br />

duurt)<br />

4. Muzikaal (hogere piek frequentie)<br />

In Nederland zijn we meer gewend aan indelingen<br />

als bandvorming, crescendo of decrescendo.<br />

Als beschrijving van het geluid<br />

aan “kreten” als rauw, blazend, toeterend,<br />

schurend of muzikaal. De toonhoogte wordt<br />

aangegeven als hoog of laagtonig.<br />

De indeling in intensiteit is meer algemeen<br />

geaccepteerd:<br />

• Een graad 1: souffle is gedefinieerd als<br />

een zeer locaal aanwezige zachte souffle<br />

die alleen te horen is onder optimal omstandigheden.<br />

• Een graad 2: een zachte souffle die toch<br />

wel duidelijk te horen is na enkele seconden<br />

ausculteren.<br />

• Een graad 3: een matig luide souffle die<br />

over een groter gebied te horen is zonder<br />

fremitus.<br />

• Een graad 4: een luide souffle die direct<br />

te horen is over een groter gebied met een<br />

lichte fremitus.<br />

• Een graad 5: een zeer luide souffle met<br />

een fremitus.<br />

• Een graad 6: een souffle die ook nog te<br />

horen is als er geen direct contact met de<br />

thorax meer gemaakt wordt en een fremitus<br />

heeft.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 30<br />

A<br />

B C<br />

[Figuur 8.] Positie electrodes voor maken van<br />

een zgn. “Base –Apex “afleiding in rust.<br />

a. ECG apparaat zoals te gebruiken bij het<br />

paard<br />

Legenda: Een zgn. “base apex“ afleiding<br />

wordt getoond<br />

b. Elektrode positie op de linker thorax<br />

Legenda: De linker arm (LA) elektrode wordt<br />

op de projectie plek van het hart geplaatst aan<br />

de linker kant van de thorax net boven het olecranon.<br />

De andere (zwarte) electrode fungeert<br />

als aard- electrode.<br />

c. Elektode positie op de rechter schouder en<br />

hals<br />

Legenda: De rechter arm (RA elektrode wordt<br />

op de top van de rechter spina scapula geplaatst<br />

en de rechter been electode (RL) rechter<br />

kant van de hals geplaatst op 1/3 van de<br />

totale hals lengte (ongeveer waar een rund<br />

intramusculair geinjecteert zou worden)


IIIb Aanvullende Diagnostiek:<br />

Electrocardiografish (ECG) onderzoek<br />

Inleiding<br />

ECG onderzoek bij het paard is vooral geïndiceerd<br />

bij ritmestoornissen. De waarde om<br />

morfologische hartafwijkingen vast te stellen<br />

is veel beperkter dan bij de hond of mens.<br />

Dit is het gevolg van de verspreiding van de<br />

Purkinje vezels door het ventrikel myocard,<br />

in plaats van verpreiding via een linker en<br />

rechter bundeltak. De echocardiografie neemt<br />

hierdoor een veel belangrijker plaats in voor<br />

het vaststellen van morfologische veranderingen<br />

of haemodynamische aanpassingen.<br />

Hoewel persisterende ritmestoornissen vastgesteld<br />

kunnen worden met behulp van klinisch<br />

onderzoek en hartauscultatie, is voor<br />

een zekere diagnose en behandeling een<br />

langdurige ECG registratie noodzakelijk. Het<br />

is niet alleen van belang om een diagnose te<br />

stellen, maar ook om een inschatting te maken<br />

van de korte en lange termijn prognose.<br />

Feitelijk is het ECG een registratie van elektrische<br />

potentiaal verschillen van het hart<br />

afgezet tegen de tijd. Deze veranderingen in<br />

potentiaal verschillen zijn het gevolg van depolarisaties<br />

en repolarisaties van het myocard<br />

die, doordat het lichaam fungeert als een geleidend<br />

systeem, geregistreerd kunnen worden<br />

aan de oppervlakte van het lichaam met<br />

drie electrodes (fig. 8a).<br />

Techniek<br />

Hoewel er vele afleidingen gebruikt worden<br />

bij het paard, is de “Base Apex” afleiding het<br />

meest gangbaar en meest gepubliceerd (fig.<br />

8b,c). Deze afleiding leidt tot registratie van<br />

een voldoende grote amplitude van de registraties<br />

en is het minst gevoelig voor bewegingsartefacten.<br />

De linker arm (LA) elektrode wordt op de<br />

projectie plek van het hart geplaatst aan de<br />

linker kant van de thorax net boven het olecranon.<br />

De rechter arm (RA elektrode wordt op<br />

de top van de rechter spina scapula geplaatst<br />

en de rechter been electode (RL) rechter kant<br />

van de hals geplaatst op 1/3 van de totale hals<br />

lengte (ongeveer waar een rund intramusculair<br />

geïnjecteerd zou worden). Voorwaarde is<br />

wel een goed contact van de elektrode door<br />

alcohol of elektrode gel te gebruiken. Lead<br />

1 van het ECG apparaat wordt gebruikt voor<br />

deze registratie. Een papier snelheid van 25<br />

mm/seconde en een calibratie van 1 cm/mV is<br />

gebruikelijk. Bij deze instelling komt elk verticaal<br />

vakje overeen met 0.1 millivolt en elk<br />

horizontaal vakje met 0.04 seconde.<br />

Analyse<br />

De P-top vertegenwoordigt de atrium contractie,<br />

het QRS-complex de ventrikel depolarisatie<br />

- en de T-top de repolarisatie fase. De<br />

P-top bij het paard is nogal eens bifasisch als<br />

gevolg van het grote atrium van een paard,<br />

waarbij de beide toppen of allebei positief<br />

zijn of een negatief-positieve richting hebben<br />

(fig. 3).<br />

De frequentie kan worden geteld met behulp<br />

van het ECG, zolang gerealiseerd wordt dat<br />

de registratie enkele seconden lang is. Zeker<br />

in het geval van aritmiën of bradycardie hoeft<br />

de zo gemeten hartfrequentie niet noodzakerlijkerwijs<br />

een representatie te zijn van de werkelijk<br />

gemiddelde hartfrequenties.<br />

Allereerst kan gekeken worden of er sprake<br />

is van een regelmatig normaal ventrikel ritme<br />

door het QRS-complex te bestuderen in<br />

de vorm van de regelmaat van de R-R intervallen.<br />

Vervolgens wordt bekeken of bij elk<br />

QRS-complex een bijbehorende P-top gevonden<br />

kan worden met een vast P-Q interval.<br />

Hierbij horen ook de P-P intervallen gelijk te<br />

[Figuur 9.] Atriumfibrillatie<br />

Legenda: De P toppen ontbreken en zijn vervangen door bijna onzichtbare fibrillatie golven<br />

(F waves). De T-toppen worden minimaal vervormd door overprojectie van de F waves. Het QRS<br />

complex is onregelmatig door de willekeurige prikkeling van de AV knoop.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 31


[Figuur 10.] Enkelvoudige supraventriculaire<br />

extrasystole<br />

Legenda: De P-top van het tweede en derde<br />

QRS-complex is opgenomen in de T-top van<br />

voorafgaande QRS-complex . Het vierde getoonde<br />

P-QRS-T-complex is weer normaal van<br />

morphologie. Het vierde toont wederom een P<br />

top op de T top en het ontbreken van een bijbehorende<br />

QRS-T complex omdat deze nog in de<br />

refractaire periode zit.<br />

Structurele aanpak ECG interpretatie<br />

• Stap 1. Zijn alle onderdelen er?<br />

Identificeer P-QRS-T<br />

• Stap 2. Bepaal regelmaat aan de hand<br />

van R-top<br />

• Stap 3. Bepaal P-Q interval<br />

• Stap 4. Bepaal of alle P’s identiek zijn<br />

• Stap 5. Bepaal of alle T’s identiek zijn<br />

• Stap 6. Bepaal of QRS-complexen gelijk<br />

zijn<br />

• Stap 7. Bepaal evt de grootte v.d. diverse<br />

onderdelen.<br />

Referentie waarden ECG base apex<br />

afleiding:<br />

P-top: 0.15 Volt, duur 0.12-0.14 seconden<br />

P-R interval: 0.36-0.56 seconden<br />

QRS interval: 0.1-0.12 seconden<br />

Q-T interval: < 0.6 seconden<br />

[Figuur 11.] Ventriculaire extrasystole<br />

Legenda: De ventriculaire extrasystole heeft<br />

geen bijbehorende P-top, is groot, breed en de<br />

richting van de R is altijd tegenovergesteld aan<br />

die van de T-top.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 32<br />

zijn. Hierna wordt bekeken of de morfologie<br />

van elk QRS-complex en elke P-top identiek<br />

is. Hetzelfde wordt gedaan voor de T-toppen.<br />

Niet identieke T-toppen op een ECG zijn<br />

meestal het gevolg van overprojectie van een<br />

ander complex over de afwijkende T-top zoals<br />

gezien wordt bij atrium fibrillatie (AF) (fig. 9)<br />

of bijvoorbeeld supraventriculaire extrasystolen<br />

(fig. 10). Als laatste kan het R-P en Q-T<br />

interval gecontroleerd worden.<br />

24 uurs ECG onderzoek<br />

Omdat ritmestoornissen intermitterend kunnen<br />

voorkomen is in principe bij elke verdenking<br />

op hartlijden een 24 uurs registratie<br />

geïndiceerd (ook wel Holter registratie genoemd).<br />

Het is hierbij wel belangrijk om een<br />

staldagboek bij te houden om een interpretatie<br />

te kunnen maken. Door sympathische stimulatie<br />

zal een tachycardie kunnen optreden<br />

zonder dat dit iets betekent.<br />

ECG onderzoek tijdens arbeid<br />

Omdat sympathische stimulatie op zich<br />

ook een aritmie kan induceren, is het wenselijk<br />

tijdens arbeid een continue registratie<br />

te maken waarbij het ook van belang is<br />

de herstelfase na arbeid te evalueren gezien<br />

het frequent voorkomen van (fysiologische)<br />

ritmestoornissen bij herstel na arbeid. Dit<br />

treedt op in de eerste paar minuten halthouden<br />

na arbeid. Om aritmiën, die gehoord zijn<br />

na arbeid, te kunnen interpreteren is het van<br />

belang dit fenomeen te identificeren. Ook<br />

om de relevantie van klepregurgitaties in te<br />

kunnen schatten is het maken van een ECG<br />

tijdens arbeid van groot belang. In draf is de<br />

HF 70-120 slagen per minuut, 120-150 / min<br />

in galop, en op maximale snelheid 220-240 /<br />

min.<br />

Techniek<br />

De standaard base apex registratie kan iets<br />

worden aangepast door de hart en thorax<br />

elektrode links onder de single te plaatsen<br />

voor extra stabiliteit en de rechter hals of scapula<br />

elektrode ook links op of net voor de scapula<br />

te plaatsen in plaats van rechts, hoewel<br />

dit laatste niet altijd nodig is. In principe kies<br />

je de elektrode plaatsing zodanig dat de base<br />

apex afleiding benaderd wordt en de elektrodes<br />

zo min mogelijk interfereren met het gebruik<br />

(lees: tuig of benen ruiter).


[Figuur 12.] Enkelvoudige ventriculaire extrasystole tijdens arbeid.<br />

Legenda: Het derde complex is een ventrikulaire extrasystole. De polsfrequentie was 80 slagen<br />

per minuut.<br />

Analyse<br />

Bij zware arbeid zal een sinustachycardie optreden.<br />

Het is dan lastig of niet meer goed mogelijk<br />

de P-top goed te onderscheiden van de<br />

T-top omdat die nagenoeg ondergebracht gaat<br />

worden in de voorafgaande T-top. Het vaststellen<br />

van een regelmatig R-R interval is van<br />

belang evenals een uniforme morfologie van<br />

het QRS-complex. Bij een onregelmatig R-R<br />

interval met normale en uniforme morfologie<br />

van het QRS-T-complex kan er sprake zijn<br />

van wisselende hartfrequenties in sinusritme<br />

als gevolg van inconsistente arbeid, maar ook<br />

van het optreden van (supraventriculaire)<br />

extrasystolen (fig. 10,11). Als er een onregelmatig<br />

R-R interval is opgetreden met een<br />

niet uniforme of zelfs bizarre morfologie en<br />

wijde, hoog amplitude QRS-T complexen, is<br />

er sprake van ventriculaire extrasystolie (fig.<br />

12). Het is wel van belang bewegingsartefacten<br />

uit te sluiten. T-top veranderingen kunnen<br />

het gevolg zijn van training en als er geen andere<br />

afwijkingen gevonden worden is het van<br />

geen betekenis voor prestatie<br />

Bij het geven van referentie waarden voor<br />

hartfrequenties tijdens arbeid moet rekening<br />

gehouden worden met diverse factoren: de<br />

mate van training, het doel van de training,<br />

dan wel of er respiratoire afwijkingen zijn<br />

zoals aanwijzingen voor cornage (hoogtonig<br />

inspiratoir bijgeluid), of er aanwijzingen zijn<br />

dat het paard locomotie problemen heeft en<br />

of er wellicht sprake kan zijn van beiderzijdse<br />

voorbeen problemen. Alle niet cardiale afwijkingen,<br />

die gepaard gaan met hypoxie, zullen<br />

ook kunnen leiden tot tachycardie. Daarnaast<br />

kunnen alle afwijkingen die gepaard gaan<br />

met pijn ook een tachycardie tot gevolg hebben;<br />

om maar niet te spreken over stressvolle<br />

arbeid (onrustige of vreemde omgeving of<br />

niet gepaste arbeid (zoals een jong paard of<br />

draver die het niet gewend is aan longeren).<br />

Bij hartfrequenties onder de 120 slagen per<br />

minuut, spelen psychogene factoren een rol.<br />

Ook een warme of vochtige omgeving zal invloed<br />

kunnen hebben.<br />

Een ongetraind paard zal gemiddeld een 10-<br />

21 slagen/min lagere maximale HF hebben<br />

dan een getraind dier; merries hebben een 4<br />

slagen per minuut lagere HF dan een ruin en<br />

oudere paarden hebben een lagere maximale<br />

hartsnelheid dan jongere: bijvoorbeeld een 22<br />

jarige paard heeft een 17 slagen/min. hogere<br />

maximale HF dan een 2-jarig paard.<br />

Om bovengenoemde redenen is het van belang<br />

het paard gepaste en representatieve<br />

arbeid te laten verrichten. Een cardiologisch<br />

onderzoek doen van een draver aan de longe<br />

of in een manege zal niet de vraag kunnen beantwoorden<br />

waarom hij onder koersomstandigheden<br />

verminderd presteert. Hetzelfde<br />

geldt voor een samengesteld wedstrijd paard<br />

waarvan de prestatie in de cross tegenvalt. In<br />

die gevallen moet de maximale arbeid worden<br />

nagebootst op een lopende band of gesimuleerd<br />

worden onder veld omstandigheden.<br />

Na een opwarming van 3 minuten zal de<br />

hartsnelheid na 1 minuut verzwaarde arbeid<br />

stabiliseren. Onder gestandaardiseerde omstandigheden<br />

zien we in Utrecht aan de longe<br />

of onder de man in de manege in stap hartfrequenties<br />

tot 60 slagen per minuut, in draf<br />

80-100 slagen per minuut, in een handgalopje<br />

tot 120 en in midden- tot uitgestrekte galop<br />

130-150 slagen per minuut. Maximale galop<br />

van een losgelaten paard in de manege leidt<br />

meestal tot frequenties van 180-200 slagen<br />

per minuut. Op maximale snelheid uitgereden<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 33


dravers of bij renpaarden op de lopende band<br />

met een snelheid van 14 m/s op maximaal<br />

4% helling, leidt tot hartfrequenties (HF)<br />

van 220-240 slagen per minuut. Een getraind<br />

paard moet binnen 4 minuten na arbeid een<br />

hartfrequentie hebben van 100 slagen per minuut.<br />

Bij kortdurende longeer arbeid zien we<br />

de frequentie meestal binnen 1 tot 2 minuten<br />

dalen tot 80-60 slagen per minuut. Endurance<br />

paarden die na 30 minuten rust een HF van<br />

65-70 slagen per minuut hebben, lopen een<br />

verhoogd risico op uitdroging als er doorgereden<br />

wordt.<br />

Direct na arbeid zien we bij halthouden of<br />

stappen, soms in de 1-2 minuten na arbeid,<br />

gedurende een korte periode van 30 seconden<br />

tot 1 minuut, dat diverse aritmiën optreden<br />

zoals sinusartimie, SA blok, tweede graads<br />

AV blok en zelfs soms een enkele solitaire<br />

(supra) ventriculaire extrasystole. Dit komt bij<br />

veel paarden voor (tot 33% is gerapporteerd).<br />

Het is een gevolg van de fluctuerende autonome<br />

tonus en daarmee in sympathisch- parasympathische<br />

balans. Dit hoeft geen klinische<br />

betekenis te hebben zolang bij maximale belasting<br />

en in echte rust een normaal sinusritme<br />

of een fysiologische aritmie aanwezig is.<br />

Ook een enkele solitaire extrasystole tijdens<br />

arbeid hoeft geen betekenis te hebben. Als<br />

de frequentie van optreden echter toeneemt<br />

tijdens maximale arbeid kan dit een verklaring<br />

zijn voor verminderd presteren. Het kan<br />

ook voorkomen dat deze juist verdwijnen<br />

bij maximale belasting en de conclusie kan<br />

in die gevallen zijn, dat ze veroorzaakt worden<br />

door autonome imbalans zolang zwaardere<br />

of maximale arbeid niet gevraagd wordt.<br />

Heart Rate Variability (HRV)<br />

Deze term verwijst naar de variaties die van<br />

hartslag tot hartslag kunnen optreden onder<br />

normale fysiologische omstandigheden. De<br />

variabiliteit wordt bepaald door de neurohormonale<br />

controle zoals uitgeoefend door het<br />

sympatisch- parasympatisch zenuwstelsel en<br />

het RAAS systeem welke een functie hebben<br />

in de korte en lange termijn bloeddrukregulatie.<br />

Een respiratoire aritmie bijvoorbeeld<br />

weerspiegelt een reflexmatige vagale vertraging<br />

van de SA-knoop. Een lage zgn “laag<br />

frequentie variabiliteit” reflecteert bijvoorbeeld<br />

een sympatische en vagale abnormali-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 34<br />

teit en barometer dysfunctie. Bij congestief<br />

hartfalen treden veranderingen op van het<br />

functioneren van het autonome zenuwstelsel<br />

dat gedetecteerd kan worden middels analyse<br />

van de HRV.<br />

Om de HRV vast te stellen is een goede kwaliteit<br />

ECG nodig, geregistreerd gedurende<br />

minimaal 1 uur. Omdat het paard, zeker bij<br />

HF onder de 120 slagen per minuut, zo onder<br />

invloed staat van externe stimuli is de interpretatie<br />

ervan niet gemakkelijk. Boven de<br />

120 slagen per minuut spelen andere factoren<br />

een rol bij het handhaven van de circulatie<br />

en dus polsfrequentie, waardoor ook dan de<br />

interpretatie gecompliceerd is. Bij de mens is<br />

(computer) analyse van de HRV een hulpmiddel<br />

bij de diagnostiek van diverse ziekten als<br />

infarcten, syncopes en om aerobe fitness vast<br />

te stellen Bij het paard zijn er data beschikbaar<br />

zoals vastgesteld bij o.a.een endocarditis,<br />

LAV regurgitatie met CHF en AF.<br />

IIIc Echocardiografie<br />

Inleiding<br />

Het echocardiografisch onderzoek is niet<br />

meer weg te denken uit het routine cardiologisch<br />

onderzoek. Aansluitend aan het lichamelijk<br />

onderzoek en elektrocardiogram, geeft<br />

het een totaalbeeld van de eventuele hartpathologie<br />

en pathofysiologie.<br />

Naarmate er meer en meer gebruik gemaakt<br />

wordt van echografie is de behoefte om basiskennis<br />

van echocardiografisch onderzoek<br />

te hebben, toegenomen. Of het nu is om het<br />

onderzoek zelf uit te voeren of naar de klant<br />

toe te kunnen vertalen wat er bij een echocardiografisch<br />

onderzoek van een paard gevonden<br />

is. Echocardiografisch onderzoek is<br />

een routine diagnostische onderzoek geworden<br />

om hartafwijkingen te evalueren of<br />

diagnosticeren. Bij het echocardiografisch<br />

onderzoek wordt er gebruik gemaakt van<br />

B-mode, M-mode, kleurendoppler en spectraaldoppler.<br />

Twee dimensionaal echocardiografisch<br />

onderzoek (2DE) wordt toegepast om<br />

anatomische relaties weer te geven, M-mode<br />

echografisch onderzoek wordt voornamelijk<br />

gebruikt om cardiale dimensies kwantitatief<br />

weer te geven. Op 2 DE beelden wordt veelal<br />

een semikwantitatieve inschatting gemaakt<br />

van afmetingen door de onderzoeker, die de<br />

echo uitvoert waardoor het een interpretatie


[Figuur 13.] M-Mode beeld ter hoogte van het<br />

linker ventrikel.<br />

Legenda: Standaard metingen worden verricht<br />

tijdens diastole en systole aan de hand van het<br />

begeleidende ECG (groen). Hierbij wordt de<br />

dikte van het interventriculaire septum (IVS)<br />

en de linker ventrikelachterwand (LVPW) en<br />

de diameter van het linker ventrikel (LVD) gemeten.<br />

wordt, waarbij 2DE waarnemingen gecombineerd<br />

worden met de ervaring en kennis over<br />

cardiale pathofysiologie.<br />

Registraties<br />

B-mode staat voor brightness mode en het<br />

2-D beeld, waar we ook bij peesecho of buikecho<br />

gebruik van maken. Elke echogolf, die<br />

terugkomt op de transducer, wordt omgezet in<br />

het 2-D beeld naar een wit puntje waarvan de<br />

helderheid (brightness) in relatie staat tot de<br />

energie van de golf. Wordt de gehele golf teruggekaatst,<br />

dan is er dus een echorijke structuur<br />

zichtbaar in beeld (denk aan bot of lucht)<br />

in tegenstelling tot een totale absorptie van<br />

de golf, waardoor een anechogene structuur<br />

zichtbaar wordt (denk aan water).<br />

M-mode staat voor motion mode en dit is<br />

een 1-D beeld waarbij de beweging van de<br />

verschillende hartcomponenten (y-as) tegen<br />

de tijd (x-as) uitgezet wordt. In vrijwel alle<br />

echoapparaten is tegenwoordig de mogelijkheid<br />

dit te coördineren aan de hand van<br />

een B-mode beeld, waarin een cursorlijn op<br />

de juiste positie geplaatst kan worden. Alle<br />

componenten op deze lijn worden vervolgens<br />

uitgezet in het M-mode beeld (fig. 13). De Mmode<br />

geeft een hoge resolutie van de bewegingen<br />

van verschillende hartcomponenten,<br />

wordt niet gehinderd door een lage frame rate<br />

(aantal beelden/seconde) en wordt daarom<br />

meestal gebruikt om metingen van de hart-<br />

componenten op bepaalde tijdstippen tijdens<br />

de hartcyclus uit te voeren. Een synchroon lopend<br />

ECG is hierbij van aanvullende waarde.<br />

Regressie analyses van M-mode dimensies<br />

met bodymass hebben een onacceptabel groot<br />

confidence interval, waardoor op het oog abnormale<br />

metingen binnen de referentie van<br />

normaal kunnen vallen. Door de parameters<br />

uit te drukken in een index, door een ratio uit<br />

te rekenen op basis van de AO basis afmeting,<br />

waarbij de AO de gemeten AO basis is, zou<br />

een en ander meer onafhankelijk worden van<br />

variatie in lichaamsvorm, volume of grootte<br />

(fig. 14).<br />

[Figuur 14.] Bepaling ratio aorta / pulmonaal<br />

arterie<br />

Legenda: Korte as doorsnede thv de aorta<br />

(AO) en truncus pulmonalis (PA).<br />

Kleurendoppler wordt gebruikt om stroming<br />

of beweging van bijvoorbeeld bloed te detecteren.<br />

De richting en een grove inschatting<br />

van de snelheid van de bloedstroom kan bepaald<br />

worden met behulp van de kleurendoppler.<br />

Dit alles gebeurt aan de hand van het<br />

doppler principe. Een voorbeeld: een ziekenwagen<br />

komt aangereden (hogere geluidsfrequentie<br />

), is recht voor je (echte geluidshoogte)<br />

en rijdt verder (lagere geluidsfrequentie).<br />

Door het verschil in frequentie te berekenen<br />

en hier een kleur aan te koppelen, kan de<br />

snelheid en de richting (positief of negatief<br />

frequentieverschil) weergegeven worden.<br />

Meestal is de kleurlegende zo ingesteld op het<br />

echoapparaat dat rood naar de transducer toe<br />

en blauw van de transducer af voorstelt (Blue<br />

Away Red Toward = BART). Wel moet bedacht<br />

worden dat onder een hoek van 0 graden<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 35


(de ziekenwagen bevindt zich recht voor je)<br />

er dus geen frequentieverschil is en dus ook<br />

geen doppler signaal.<br />

Een gemakkelijke manier om dit te illustreren<br />

is de richting van de transducer op een<br />

grote halsslagader te variëren door eerste de<br />

transducer naar het hoofd te richten (blauwe<br />

stroom), dan loodrecht (geen signaal) en dan<br />

naar de thoraxingang te richten (rood signaal).<br />

Spectraaldoppler (fig. 15) wordt gebruikt om<br />

een precieze pieksnelheid of snelheidsprofiel<br />

(spectrum) te bepalen. Aan de hand van deze<br />

snelheden kunnen de drukgradiënten tussen<br />

verschillende compartimenten bepaald<br />

worden door het gebruik van de aangepaste<br />

formule van Bernouille, namelijk Δp= 4v2.<br />

Hierin is Δp het drukverschil en v de gemeten<br />

pieksnelheid. Er zijn een tweetal mogelijkheden<br />

binnen de spectraaldoppler, namelijk Pulsed<br />

Wave (PW) of Continuous Wave (CW).<br />

Bij beiden is het belangrijk om de cursorlijn<br />

zo parallel mogelijk in het bloedvat te kunnen<br />

plaatsen, daar vanaf een hoek van 60 graden<br />

of hoger de metingen niet meer betrouwbaar<br />

zijn. Het belangrijkste voordeel van de<br />

PW doppler ten opzichte van CW doppler is<br />

de mogelijkheid om een snelheidsspectrum<br />

op een bepaalde locatie in het 2-D beeld te<br />

bepalen (fig. 16). Dit is mogelijk doordat de<br />

PW doppler met een “gate” werkt. Deze gate<br />

is een plaats waar de verschillende echogolven<br />

met bijbehorende frequenties gemeten<br />

worden. Daarbuiten worden geen doppler frequenties<br />

bepaald. De gate is zichtbaar op het<br />

2-D beeld als twee parallelle lijntjes, die op<br />

een bepaalde afstand van elkaar staan, wat de<br />

breedte van de gate voorstelt en daarmee het<br />

gebied waartussen deze doppler frequenties<br />

gemeten worden. Nadeel is dat alle zeer snelle<br />

bloedstromen buiten het meetbereik liggen<br />

(ze gaan sneller dan de meetfrequentie). Dit<br />

is niet het geval bij de CW doppler (fig. 16)<br />

waar geen gate aanwezig is en alle snelheden<br />

binnen de cursorlijn gemeten worden. Nadeel<br />

is dat je niet zeker weet of de pieksnelheid die<br />

je meet ook daadwerkelijk de snelheid is die<br />

je wilt weten zoals de pieksnelheid van de<br />

Aorta.<br />

Artefacten<br />

Zowel bij het gebruik van de B-mode als bij<br />

het gebruik van de kleurendoppler en spectraaldoppler<br />

kunnen artefacten ontstaan, die<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 36<br />

[Figuur 15.] Spectraal doppler linker ventrikel<br />

uitstroom opening bij een patiënt met een ventrikel<br />

septum defect.<br />

Legenda: De continuous wave spectraal doppler<br />

(CW) laat een turbulente flow door het<br />

VSD zien richting het rechter ventrikel met een<br />

pieksnelheid van 6,19 m/s.<br />

[Figuur 16.] Kleurendoppler opname van VSD<br />

Legenda: Kleurendoppler ter hoogte van het<br />

ventrikelseptumdefect (VSD) laat een turbulente<br />

flow zien, gekenmerkt door rood (naar<br />

de transducer toe) in de periferie en oranje tot<br />

blauw in het centrum van de jet.<br />

het beeld, maar ook eventuele bevindingen,<br />

beïnvloeden. Enkele belangrijke artefacten<br />

worden hier besproken.<br />

Door de lage hartfrequentie en eigenschappen<br />

van de samenstelling van het bloed (erytrocyten<br />

en plasma eiwitten) is er in het paardenhart<br />

vrij vaak spontane “smoke”oftewel echorijk<br />

bloed zichtbaar en wel voornamelijk in de<br />

rechter hartcompartimenten. Verder zijn er<br />

vrij veel artefacten vanuit de thoraxwand en<br />

periferie aanwezig, die voornamelijk veroorzaakt<br />

worden door het longweefsel maar ook<br />

door de samenstelling van de thoraxwand.<br />

Zo kan het echografisch onderzoek sterk be-


moeilijkt worden door een dikke thoraxwand.<br />

Veel echogolven worden geabsorbeerd, maar<br />

tevens verstrooid in de thoraxwand en dragen<br />

bij aan een slecht beeld en veel ruis (signaal<br />

ten opzichte van ruis= SNR). De longdelen ter<br />

hoogte van het hart zorgen, behalve voor reverbratie<br />

en/of resonantie van de echogolven,<br />

ook voor een beperkte ruimte waar het hart<br />

bekeken kan worden. Af en toe vindt er ook<br />

een mirror artefact plaats. Dit is een weerspiegeling<br />

van het hart tegen het onderliggende<br />

longoppervlak dat werkt als spiegel en de<br />

echogolven terugkaatst naar de transducer.<br />

Een “tweede hart” onder het originele hart is<br />

zichtbaar.<br />

Bij het gebruik van doppler zijn er ook artefacten<br />

aanwezig die meer van functionele<br />

aard zijn. Het belangrijkste artefact bij het gebruik<br />

van doppler is aliasing. Een voorbeeld<br />

uit de praktijk, dat waarschijnlijk iedereen<br />

herkent, is het ogenschijnlijk terugdraaien<br />

van autowielen op de televisie. Dit heeft alles<br />

te maken met het aantal beelden/seconden<br />

(frame rate) dat opgenomen wordt. De wielen<br />

draaien sneller dan beeldopnamen en we missen<br />

dus delen van de beweging. Aangezien<br />

doppler gebruikt maakt van een bepaalde<br />

range aan snelheden (en dus ook een range<br />

aantal doppler metingen) die weergegeven<br />

wordt, zullen alle snelheden die hierbuiten<br />

vallen anders weergegeven worden. Op kleurendoppler<br />

zal bloedstroom naar je toe (eigenlijk<br />

rood) blauw worden en andersom. Op<br />

spectraaldoppler zal de piek naar de andere<br />

kant van de basislijn verplaatst worden. Aliasing<br />

is een veel voorkomend fenomeen, denk<br />

maar aan turbulentie bij een regurgitatie. In<br />

dit geval zijn vele zeer hoge snelheden aanwezig<br />

die daardoor een andere kleur krijgen dan<br />

de stroomrichting.<br />

Apparatuur<br />

Welke apparatuur moet beschikbaar zijn om<br />

een basis echocardiografisch onderzoek uit te<br />

kunnen voeren en aan welke vereisten moet<br />

deze apparatuur minstens voldoen? Hieronder<br />

zullen deze verschillende componenten<br />

kort toegelicht worden.<br />

Allereerst is natuurlijk een echoapparaat<br />

noodzakelijk. Alle echoapparaten beschikken<br />

tegenwoordig over B-mode, oftewel het 2-D<br />

beeld. In de B-mode is het belangrijk welke<br />

instellingen gebruikt kunnen worden om een<br />

zo volledig mogelijk en representatief beeld te<br />

krijgen. Een beperking kan bijvoorbeeld het<br />

diepte bereik zijn. Elk echoapparaat in combinatie<br />

met een bepaalde transducer beschikt<br />

over een bepaald diepte bereik en voor een<br />

echocardiografie zou deze in de range van 28<br />

tot 32 cm voor een volwassen paard moeten<br />

liggen. Voor veulens of pony’s voldoet al vaak<br />

een diepte van 18 tot 24 cm. Artefacten zoals<br />

ruis kunnen ondervangen worden door het<br />

gebruik van tissue harmonic imaging (THI).<br />

Dit is een functie die zowel door het echoapparaat<br />

als de transducer ondersteund moet<br />

worden en optioneel aangeboden wordt bij de<br />

nieuwere apparatuur. Het vermindert de signaalvervuiling<br />

door de signaal-tot-ruis-ratio<br />

en de resolutie te verbeteren.<br />

M-mode en kleurendoppler zijn vaak optioneel<br />

evenals spectraaldoppler. Om een volledig<br />

hartonderzoek uit te kunnen voeren, zijn<br />

ze allemaal gewenst maar zijn voornamelijk<br />

de M-mode en kleurendoppler een minimale<br />

vereiste. Spectraal doppler (PW en CW) is een<br />

aanvulling op het basis echocardiografisch onderzoek.<br />

Een verdere doppler optie is deze van<br />

tissue doppler imaging (TDI). Hiermee kan de<br />

beweging van weefsel, bijvoorbeeld het interventriculaire<br />

septum (IVS) bepaald worden.<br />

Naast het echoapparaat is de juiste transducer<br />

een zeer belangrijk element in de voorbereiding<br />

op het echocardiografisch onderzoek. Er<br />

zijn verschillende types transducers in omloop<br />

maar de belangrijkste hieruit zijn de “(curvi-)<br />

linear array” transducer of de “phased array”.<br />

Voor het echocardiografisch onderzoek wordt<br />

bij het volwassen paard meestal een phased<br />

array transducer met een lagere frequentie<br />

(1-5 MHz) gebruikt. Het voordeel van een<br />

phased array transducer is de manier waarop<br />

het beeld gevormd wordt. Er is een klein puntvormig<br />

contact oppervlak waarna het beeld<br />

als een taartpunt uitwaaiert. De ribben vormen<br />

hierdoor een minder groot obstakel dan<br />

bij een curvi-linear array waar het gehele oppervlak<br />

van de transducer ook daadwerkelijk<br />

het beginpunt van het beeld vormt. Bij veulens<br />

en pony’s is een transducer met een hogere<br />

frequentie raadzaam gezien de betere resolutie.<br />

Bij het gebruik van de lagere frequenties<br />

biedt een eventuele THI optie uitkomst,<br />

gezien de betere resolutie en sterke ruisreductie<br />

die behaald wordt met deze techniek.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 37


[Figuur 17.] E-point to septal separation<br />

(EPSS) meting in linker ventrikel.<br />

Legenda: De afstand tussen het interventriculaire<br />

septum en de E-piek van de mitralisklep<br />

beweging wordt gemeten.<br />

Behalve het echoapparaat en de transducer,<br />

zijn de juiste apparaat instellingen een essentieel<br />

begin van het onderzoek. Een applicatiespecialist<br />

van de apparatuur biedt hierin<br />

uitkomst als basis. Toch blijft het belangrijk<br />

om zich, ook tijdens het onderzoek, voldoende<br />

bewust te zijn van instellingsmogelijkheden<br />

op het bedieningspaneel van het echoapparaat.<br />

Denk hierbij aan instellingen zoals<br />

“gain” (elektronische versterking van het signaal),<br />

“time gain compensation” oftewel TGC<br />

(elektronische versterking van het signaal op<br />

verschillende hoogtes van het beeld), diepte<br />

en focus, operationele frequentie van de<br />

transducer. Bij de Doppler instellingen moet<br />

aandacht besteedt worden aan de grootte van<br />

het geselecteerde veld en de snelheidsinstellingen<br />

zoals baseline en schaalgrootte.<br />

Techniek<br />

Een echocardiografisch onderzoek bestaat<br />

uit een aantal basisstappen welke tot een<br />

basiskennis van de hartconditie leiden. Het<br />

echocardiografisch onderzoek begint aan de<br />

rechter zijde van het paard. Een longitudinaal<br />

beeld van alle compartimenten is een<br />

vrij eenvoudig en overzichtelijk begin en<br />

kan verkregen worden net achter of onder<br />

het olecranon. Er kan direct een inschatting<br />

gedaan worden naar de verhoudingen tussen<br />

linker en rechter zijde (re ≤1/3 li) en de verhoudingen<br />

van de atria ten opzichte van de<br />

ventrikels. Tevens kunnen de verschillende<br />

structuren beoordeeld worden op eventuele<br />

afwijkende morfologie, echogeniteit of func-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 38<br />

tionaliteit. Kleurendoppler en dus screening<br />

op eventuele regurgitaties van de mitraliskleppen,<br />

Aorta, tricuspidaliskleppen wordt<br />

in deze lengte-as doorsnede uitgevoerd.<br />

Vervolgens wordt de transducer een kwartslag<br />

naar craniaal gedraaid waardoor een<br />

transversaal beeld door het hart ontstaat.<br />

Hierbij is het essentieel om die hoogte posities<br />

te vinden waar M-mode metingen gedaan<br />

kunnen worden. Om te beginnen worden<br />

de diastolische en systolische metingen<br />

van interventriculair septum (IVS), linker<br />

ventrikel diameter (LVD) en linker ventrikel<br />

achterwand (LVPW) en eventueel rechter<br />

ventrikel diameter (RVD) net ventraal<br />

van de mitraliskleppen uitgevoerd. (De FS,<br />

fractional shortening, wordt meestal automatisch<br />

berekend door de apparatuur aan<br />

de hand van deze metingen van het LVD in<br />

diastole en systole.) Het is hierbij essentieel<br />

dat de M-mode cursorlijn zo loodrecht mogelijk<br />

op het septum en achterwand komt en<br />

precies tussen de beide papillairspieren heengaat.<br />

Daarna wordt de transducer gering naar<br />

dorsaal gekanteld waardoor de mitraliskleppen<br />

in beeld komen als een vismond die open<br />

en dicht gaat. De M-mode meting die hier<br />

gedaan kan worden is de “E-point to septal<br />

separation”(EPSS). Hiermee wordt bedoeld<br />

dat de afstand van de E-golf (1e van 2 klepbewegingen)<br />

van de mitraliskleppen naar<br />

het interventriculair septum wordt gemeten<br />

(fig. 17). Er kan voor gekozen worden om de<br />

verhoudingen tussen AO en linker atrium te<br />

meten waardoor een linker atrium-AO ratio<br />

ontstaat. Een ratio zou minder afhankelijk<br />

zijn van lichaamsafmetingen. Nadeel hierbij<br />

is dat het linker atrium niet altijd volledig in<br />

beeld gebracht kan worden. Een verhouding<br />

tussen AO en Pulmonair arterie wordt tevens<br />

op deze hoogte verkregen (fig. 14).<br />

Om het linker atrium volledig in beeld te<br />

krijgen is het vaak nodig om naar de linker<br />

zijde van het paard te gaan. Hier kan dan<br />

op een lengte-as doorsnede de grootte van<br />

het linker atrium gemeten worden van het<br />

coronaire bloedvat, dat als echoarm rondje<br />

zichtbaar is aan de basis van de niet septale<br />

mitralisklep, tot aan het interatriaal septum.<br />

De regurgitaties van de mitraliskleppen en<br />

eventuele klepafwijkingen zijn meestal beter<br />

in beeld te brengen vanaf links. Kleurendop-


pler onderzoek om deze regurgitaties te beoordelen<br />

wordt dan ook meestal vanuit deze<br />

kant uitgevoerd.<br />

Eventuele snelheidsmetingen van de AO zelf<br />

of AO regurgitaties worden ook aan deze zijde<br />

uitgevoerd aangezien de hoek die deze met<br />

de thoraxwand maakt aan de linker zijde groter<br />

is (en dus de cursorlijn meer parallel met<br />

de stroomrichting mee geplaatst kan worden)<br />

en daardoor de metingen nauwkeuriger zijn.<br />

De Linker ventrikel pre-ejectie tijd (LVPEP)<br />

wordt gemeten als tijdinterval van de piek<br />

van de R wave (op ECG) tot de opening van<br />

de AO klep, en de LV ejectie tijd (LVET) als<br />

het tijdinterval van opening tot sluiting van<br />

de AO klep gemeten in de 2-D opname van<br />

de linker ventrikulaire uitstroomopening in<br />

het rechter parasternale “window”.<br />

Recent onderzochte parameters betreffende<br />

hartfunctie<br />

LA area metingen verdisconteren asymmetrie<br />

in LA en LV afmetingen en asymmetrische<br />

mechanische functie en zijn daarom<br />

een welkome aanvulling op conventionele<br />

metingen. Bij volwassen paarden met een<br />

gemiddeld gewicht van 548 ± 32 kg LG is<br />

de gemiddelde maximale linker atrium area,<br />

gemeten in de rechter parasternale 4 kamer<br />

opname, 91 ± 12 cm2; de maximale LA area,<br />

op korte as gemeten, gemiddeld 114 ± 19 cm 2 .<br />

Bij paarden met een gemiddeld gewicht van<br />

529 ± 48 kg LG, is de LV interne area einddiastolisch<br />

(LVIAd) 102 ± 18 cm 2 en in piek<br />

systole (LVIAs) 33 ± 11 cm 2 ; gemeten in de<br />

rechter parasternale “window”korte as opname.<br />

Een methode om LV functie te evalueren<br />

is 2 D speckle tracking welke gebaseerd is<br />

op conventionele 2D opnames. Hierbij worden<br />

het grijs gespikkelde weefsel van de LV<br />

wand geanalyseerd gedurende contractie en<br />

relaxatie waardoor de beweging kan worden<br />

gevolgd gedurende de gehele hartcyclus. De<br />

systolische radiale beweging van de LV kan<br />

vooralsnog betrouwbaar worden gemeten in<br />

de standaard 2D rechter parastenale korte as<br />

opname en geldt als maat voor LV systolische<br />

prestatie en synchroniteit.<br />

Anatomische M-mode metingen die gemeten<br />

worden in routine M mode opnames van<br />

het LV met behulp van speciale software zijn<br />

een alternatief gebleken voor conventionele<br />

LV dimensie metingen met als voordeel een<br />

kortere onderzoekstijd omdat off line analyse<br />

mogelijk is met een vrije orientatie van de<br />

cursor lijn.<br />

Verschil tussen fysiologische terugstroom<br />

en klepinsufficienties.<br />

Omdat bij het paard veel fysiologische terugstroom<br />

en wervelingen ter hoogte van<br />

de diverse kleppen valt waar te nemen bij<br />

kleurendoppler echocardiografie, is het van<br />

belang de omvang en duur van de jet (turbulente<br />

bloedstroom) nauwkeurig te beoordelen<br />

om onderscheid te kunnen maken tussen<br />

deze fysiologische terugstroom en klep<br />

insufficiëntie die geassocieerd worden met<br />

bijgeluiden. Zo worden er vaak zeer kleine<br />

kortstondige AO of Pulmonalis insufficiëntie<br />

waargenomen bij het sluiten van de kleppen.<br />

Tevens is er vaak een imposante werveling<br />

van bloed waarneembaar in de atria bij het<br />

sluiten van de kleppen die soms moeilijk is<br />

te onderscheiden van een daadwerkelijke<br />

regurgitatie. De kwaliteit van de apparatuur<br />

is in de loop van de jaren sterk toegenomen<br />

waardoor de kwaliteit van het echocardiografisch<br />

onderzoek ook is toegenomen en meer<br />

regurgitaties of wervelingen worden waargenomen.<br />

Ook bij paarden, die beschouwd worden als<br />

normaal, worden regurgiterende jets waargenomen<br />

met kleurendoppler, blijkt uit onderzoek.<br />

Het verschil zit in de duur van de jet<br />

in verhouding tot de duur van de systole. Bij<br />

paarden met een bijgeluid, passend bij een<br />

LAV klep insufficiëntie, was de duur van het<br />

regurgiterende signaal meer dan 5 keer langer<br />

dan die gemeten bij normale paarden. Op<br />

de rechter AV klep was deze duur 6-8 keer<br />

langer bij paarden met een bijgeluid passend<br />

bij een RAV insufficiëntie dan regurgiterende<br />

jets gemeten bij paarden zonder bijgeluiden.<br />

Indien er sprake was van een souffle dan<br />

werd er geen significant verschil in duur van<br />

de jet in verhouding tot de systole gemeten.<br />

Wel was het jet oppervlak en de lengte ervan<br />

groter bij luidere souffles maar niet in breedte.<br />

Alleen de paarden met de luidste souffles<br />

waren significant ouder dan paarden met<br />

zachtere souffles. De hoge snelheidssignalen<br />

die gemeten werden ten tijde van sluiting van<br />

de AO kleppen waren bij paarden met een bijgeluid,<br />

passend bij een AO insufficiëntie, niet<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 39


Eenvoudig, betrouwbaar en stabiel –<br />

Software voor effi ciënt praktijkbeheer<br />

easyVET is de software voor eenvoudig en effi ciënte informatiebewerking in de diergeneeskunde.<br />

Praktijkmanagement, zoals u het altijd al had willen hebben. Alle functies op de juiste plekken,<br />

intuïtief en eenvoudig te bedienen. Arbeidsstappen, processen en taken sluiten perfect op elkaar<br />

aan. All-inclusive-systeemkaarten maken de gehele behandelingsregistratie op een centrale plek<br />

mogelijk. Optimale workfl ow en de grootst mogelijke fl exibiliteit staan voor een zeer effi ciënte<br />

behandeling in alle bereiken: bij kleine dieren, grote dieren en paarden, in kleine praktijken en<br />

grote praktijken, stationair en onderweg.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 40<br />

VetZ BV • Middeldiepstraat 58 • 3361 VT Sliedrecht • Telefoon: +31 (0)184 820201 • info@myvetz.nl • www.myvetz.nl


eder. De jet lengte en het jet oppervlakte<br />

was wel groter dan bij de dieren zonder bijgeluiden,<br />

dus bij de normale dieren.<br />

Geconcludeerd kan worden dat een jet als<br />

gevolg van een mitralis insufficiëntie zich<br />

onderscheidt van fysiologische terugstroom<br />

of flow door de timing van de jet ten opzichte<br />

van de systole. In het geval van tricuspicaal<br />

klep insufficiëntie hebben dieren<br />

met een bijpassende souffle een langdurige<br />

regurgitatie. In het geval van AO regurgitatie,<br />

blijken souffles met een intensiteit van<br />

3-5/6, jets te hebben met een grotere duur<br />

dan de normale controle dieren. Het is belangrijk<br />

zich te realiseren dat normale paarden<br />

grote regurgiterende jets kunnen hebben<br />

ter hoogte van de LAV kleppen en dus is het<br />

niet altijd eenvoudig normale dieren te onderscheiden<br />

van dieren met kleplekkages,<br />

laat staan de klinische betekenis ervan in<br />

te schatten. Een grondige evaluatie van de<br />

overige hartcompartimenten op eventuele<br />

compensatoire veranderingen is hierbij vaak<br />

doorslaggevend. Daarnaast is aangetoond<br />

dat tricuspidaal insufficiëntie, een hogere<br />

LV massa, en linker ventrikel internal diameter<br />

in diastole (LVIDd) een aanpassing is<br />

aan een combinatie van aerobe en anaerobe<br />

training. Cardiale adaptaties inclusief linker<br />

ventrikel adaptaties hangen af van type training,<br />

duur en intensiteit.<br />

Kwantificatie van klepregurgitatie.<br />

De luidheid van de souffle correleert (meestal,<br />

maar niet altijd) goed met de ernst van<br />

de insufficiëntie, hetgeen betekent dat graad<br />

1-2/6 souffle als richtlijn niet ernstig zullen<br />

zijn terwijl souffles met een intensiteit van<br />

4-6/6 eerder van betekenis zullen zijn. Een<br />

jet veroorzaakt door AV insufficiënties die<br />

minder dan 10 % het atrium vult, wordt beschouwd<br />

als minimaal. Een souffle met een<br />

intensiteit van 3/6 kan dus vallen in beide<br />

categorieën. Tevens is het mogelijk dat luide<br />

souffles (4/6) niet gepaard gaan met relevante<br />

regurgitaties en ook komen situaties<br />

voor waarbij paarden een milde (2/6) souffle<br />

hebben terwijl er sprake is van aanwijzingen<br />

voor congestief hartfalen. Daarnaast zijn er<br />

diverse studies gepubliceerd die geen directe<br />

associatie aantonen tussen souffles, insufficiëntie<br />

en prestatie.<br />

Over het algemeen wordt de mate van regurgitatie<br />

gekwantificeerd door het meten van<br />

de jet area, breedte, lengte en duur van de regurgiterende<br />

jet met kleuren Doppler. Daarnaast<br />

kan spectraal Doppler een aanvullende<br />

waarde hebben. Echter, veel factoren hebben<br />

invloed op de metingen zoals verschillen in<br />

haemodynamische toestand van het paard,<br />

settings van de machine, zoals gain, transducer<br />

frequentie, sector hoek, frame rate<br />

en puls repetition setting. Bijvoorbeeld, een<br />

lage gain setting kan leiden tot een afname<br />

van de gemeten regurgitatie. Een hogere<br />

hartfrequentie gaat o.a. samen met een verhoogde<br />

bloedstroom door het hart en veranderde<br />

contractiliteit en vele andere veranderingen<br />

waardoor er beïnvloeding optreedt<br />

van de te meten jet. De kans op het missen<br />

van een regurgitatie hierdoor zou groter zijn<br />

bij hogere hartfrequenties. Aan de andere<br />

kant kan echografisch onderzoek, uitgevoerd<br />

direct na arbeid, (opgevoerd tot uitputting of<br />

tot hartafwijkingen optreden) subklinische<br />

hartafwijkingen helpen detecteren. Of, en in<br />

hoeverre klepinsufficiënties zullen leiden tot<br />

klachten zoals verminderd presteren hangt<br />

af van welke klep lekt, of en wat voor klepafwijkingen<br />

aanwezig zijn, de grootte van de<br />

regurgiterende jet, de mate van adaptatie en<br />

van volume overload van het hart als gevolg<br />

van de lekkage.<br />

Indicaties voor het uitvoeren van een echocardiografisch<br />

onderzoek<br />

Omdat in wel 58% van de paarden functionele<br />

systolische bijgeluiden hoorbaar zijn volgens<br />

onderzoek uit 2000, is het soms lastig<br />

voor de practicus uit te maken wat de betekenis<br />

voor de (toekomstige) prestatie voor het<br />

paard is. Daarnaast worden bij normale paarden,<br />

waar bij auscultatie geen souffle te horen<br />

is, regelmatig regurgitaties van kleppen met<br />

kleuren Doppler waargenomen. In principe<br />

is een echocardiografisch onderzoek geïndiceerd<br />

in alle gevallen waarbij er klachten<br />

zijn die betrekking kunnen hebben op afwijkingen<br />

van het circulatie apparaat en er een<br />

souffle gehoord wordt met een intensiteit van<br />

3/6 of luider. Indien er duidelijk circulatoire<br />

klachten zijn en de intensiteit van de souffle<br />

is toch niet luid, is ook voor deze paarden een<br />

echo geïndiceerd. Verder, als er sprake is van<br />

pathologische ritmestoornissen en er klachten<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 41


zijn van verminderd presteren zonder dat er<br />

souffles of aritmiën gehoord worden.<br />

Ook verminderd presteren kan een indicatie<br />

zijn voor een echocardiografisch onderzoek<br />

zonder dat er sprake is van pathologische<br />

aritmiën, souffles of een hoge hartfrequentie<br />

in rust. Linker ventrikel dysfunctie kan<br />

aanwezig zijn zonder klinisch waarneembare<br />

afwijkingen aan het circulatie apparaat in<br />

rust terwijl er op de echo dan wel aanwijzingen<br />

zijn voor dysfunctie van het myocard<br />

zoals een lage “Fractional Shortening” (FS;<br />

fractionele verkorting, een maat voor contractie<br />

kracht van het hart), systolische ventrikelwand<br />

verdikking of een binnenwaartse<br />

ventrikel wand beweging. Primaire myocard<br />

afwijkingen kunnen hieraan ten grondslag<br />

liggen. Echter, een normaal beeld in rust sluit<br />

afwijkingen, die alleen optreden tijdens arbeid,<br />

niet uit. Soms is dit te diagnosticeren<br />

door middel van het uitvoeren van een echocardiografisch<br />

onderzoek, onmiddellijk na<br />

arbeid, waarbij dan een verminderde FS of<br />

verdikte ventrikelwand of afwijkende ventrikelwand<br />

bewegingen gezien worden in<br />

vergelijking met de rustbeelden of referentie<br />

waarden van post arbeids-echocardiogrammen.<br />

Hierbij moet in het achterhoofd gehouden<br />

worden dat de FS een matig betrouwbare<br />

meting is die erg onderhevig is aan<br />

allerlei factoren en daardoor inconsistent is.<br />

Leeftijd<br />

(LG) kg<br />

24 uur oud<br />

47 sd 9<br />

4 dagen<br />

51 sd<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 42<br />

7 dagen<br />

57 sd 13<br />

Afmetingen van het hart in relatie tot het lichaamsgewicht<br />

Er bestaan diverse tabellen met referentie<br />

waarden voor wat betreft de diverse te meten<br />

echocardiografische parameters.Veelal<br />

worden Engelse volbloeden en dravers onderscheiden<br />

van Warmbloed paarden en pony’s.<br />

Opvallend is dat metingen aan het hart van<br />

trekpaarden, ondanks hun grote gewicht<br />

en stokmaat, niet veel buiten de referentiewaarden<br />

van Warmbloeden vallen. Zoals te<br />

verwachten is, nemen echocardiografische<br />

dimensies toe naarmate het lichaamsgewicht<br />

(lees: stokmaat) toeneemt. Echter, er is geen<br />

lineaire correlatie tussen het lichaamsgewicht<br />

en de dimensies van diverse gemeten dimensies,<br />

noch bij paarden, noch bij grote of kleine<br />

pony’s. Omdat er ook een relatie bestaat tussen<br />

het niveau van training en de diverse cardiologische<br />

dimensies moet bij de interpretatie<br />

van echografische waarnemingen rekening<br />

gehouden worden met het trainingsniveau<br />

naast het ras en de stokmaat en het lichaamsgewicht.<br />

Quarter horses, Morgans en Arabieren<br />

hebben kleinere cardiale dimensies dan<br />

de dravers, terwijl warmbloeden en Engelse<br />

volbloeden de grootste dimensies hebben.<br />

Koudbloeden hebben relatief de kleinste hartdimensies<br />

in relatie tot het lichaamsgewicht,<br />

waardoor hun referentiewaarden redelijk vergelijkbaar<br />

zijn met die van de Warmbloeden<br />

of Engelse volbloeden. Duits onderzoek naar<br />

14 dagen<br />

65 sd 13<br />

4 weken<br />

81 sd 14<br />

8 weken<br />

97 sd 13<br />

12 weken<br />

112 sd 17<br />

HF (min) 91 sd 15 84 sd 18 88 sd 27 83 sd 19 77 sd 12 70 sd 13 69 sd 13<br />

LVIDs 4.7 sd 0.6 5.4 sd 0.8 5.5 sd 0.4 6.0 sd 0.1 6.5 sd 0.1 6.9 sd 0.2 6.9 sd 0.9<br />

LVIDd 5.8 sd 0.5 6.2 sd 0.7 6.5 sd 0.5 6.9 sd 0.5 7.4 sd 0.7 7.5 sd 0.7 7.8 sd 0.7<br />

IVS 1.3 sd 0.3 1.3 sd 0.2 1.4 sd 0.2 1.3 sd 0.2 1.4 sd 0.2 1.4 sd 0.3 1.5 sd 0.1<br />

LVPW 0.55 sd 0.04 0.6 sd 0.0 0.7 sd 0.1 0.8 sd 0.1 1.3 sd 0.1 1.5 sd 0.2 1.6 sd 0.2<br />

LAD 3.0 sd 0.7 3.0 sd 0.7 3.2 sd 0.5 3.3 sd 0.8 3.5 sd 0.9 3.5 sd 0.8 3.8 sd 0.6<br />

AO basis 3.7 sd 0.3 3.6 sd 0.3 3.6 sd 0.3 3.8 sd 0.3 4.2 sd 0.2 4.0 sd 0.2 4.3 sd 0.3<br />

Tabel 2. Voorbeelden van gepubliceerde gemiddelde waarden van echocardiografische parameters<br />

bij veulens.<br />

Legenda: LG: lichaamsgewicht; sd: standaard deviatie; HF: hartfrequentie; LVID: linker<br />

ventrikel inwendige diameter;s: systole; d: diastole; IVS: interventriculair septum; LVPW linker<br />

ventrikel achterwand; LAD: linker atrium diameter; AO: Aorta


verschillen tussen dressuur en springpaarden<br />

in getrainde en ongetrainde toestand toonde<br />

bij dressuurpaarden een significant dikker<br />

interventriculair septum aan vergeleken met<br />

springpaarden en ongetrainde paarden. Bij<br />

springpaarden was de eind diastolische diameter<br />

van de linker ventrikel significant groter<br />

dan bij dressuur-of ongetrainde paarden.<br />

Vergeleken met ongetrainde paarden hadden<br />

de springpaarden een significant grotere eindsystolische<br />

linker ventriculaire wanddikte ter<br />

hoogte van de papillair spier. Deze verschillen<br />

werden toegedicht aan de training.<br />

Echografische parameters in relatie tot ras<br />

verschillen<br />

In de jaren ‘70 kwamen de eerste publicaties<br />

uit op het gebied van de echocardiografie. De<br />

M-mode techniek en metingen werd als eerste<br />

beschreven en rapporteerde normaalwaarden<br />

bij niet alleen volwassen paarden, maar ook<br />

Range<br />

LG<br />

<strong>Paard</strong><br />

454-620<br />

<strong>Paard</strong><br />

540-620<br />

Draver<br />

477-540 Draver<br />

427 sd 33<br />

bij veulens, pony’s en diverse rassen. Daarnaast<br />

werden echografische waarden bij hartziekten<br />

beschreven. Twee dimensionale echografie<br />

bij het paard stamt uit de jaren ‘80 en<br />

onderzoek naar echobeelden bij diverse hartziektes<br />

ontwikkelde zich verder met als meest<br />

prominente onderzoekster Virginia B. Reef.<br />

In 1992 werden richtlijnen voor standaardisatie<br />

van de beeldvormende techniek voor het<br />

paard ingevoerd en zo ook voor echocardiografie<br />

bij het paard. Echografische metingen<br />

verschilden over het algemeen niet tussen<br />

rassen en zelfs bij verschil in gemiddeld gewicht<br />

tussen verschillende rassen (Engelse<br />

volbloeden en dravers, Warmbloeden) werden<br />

geen significante verschillen gevonden in<br />

de diverse (af) metingen. Slechts in 1 studie<br />

werd bij dravers een grotere inwendige diameter<br />

in systole en diastole van linker ventrikel<br />

gevonden, vergeleken met andere studies<br />

uitgevoerd bij andere rassen. Er bestaan daar-<br />

Engels<br />

volbloed<br />

420-617<br />

Pony<br />

274-469<br />

Pony<br />

125-306<br />

LVIDs 7.3 sd 0.8 7.3 sd 0.8 7.7 7.0 sd 0.6 7.5 sd 0.7 5.9 sd 0.9 3.8 sd 0.4<br />

LVIDd 11.2 sd 0.8 11.2 sd 0.8 11.5 10.7 sd0.7 11.9 sd 0.6 8.9 sd 1.4 6.1 sd 1.0<br />

IVSs 4.6 sd 0.5 4.6 sd 0.5 3.5 4.6 sd 0.3 4.1 sd 0.3 3.8 sd 0.5 2.3 sd 0.4<br />

IVSd 2.8 sd 0.2 2.8 sd 0.2 2.6 3.2 sd 0.2 2.7 sd 0.2 2.4 sd 0.2 1.7 sd 0.3<br />

LVPWs 3.8 sd 0.3 3.8 sd 0.3 3.5 3.9 sd 0.4 4.0 sd0.4 2.7 sd 0.8 2.2 sd 0.4<br />

LVPWd 2.5 sd 0.3 2.5 sd 0.3 2.4 2.7 sd0.2 2.5 sd0.3 2.2 sd 0.5 1.6 sd 0.4<br />

FS % 35.1 sd 4.6 35.1 sd 4.1 36.5 sd 6.2 35.1 sd 4.6 35.1sd 4.6<br />

LADd 11.3 sd 0.1 12.9 sd 0.8<br />

AODd 7.5 sd 0.6 7.8 sd 0.6 6.8 7.2 sd 0.5 8.7 sd 0.5 5.9 sd 1.0 3.9 sd 0.5<br />

PA 5.5<br />

LVPEP 37-61 50-110 52-104<br />

388-532 386-547 458-538<br />

Tabel 3.Gepubliceerde gemiddelde waarden van echocardiografische parameters bij normale<br />

paarden.<br />

Legenda: LG lichaamsgewicht; sd standaard deviatie; LVIDs,d : linker ventrikel inwendige<br />

diameter in cm in systole,diastole; LVPWs,d,: linker ventrikel achterwand in cm sytole, diastole.<br />

FS: fractional shortening; IVSs,d: Interventrikulaire septum in cm in systole, diastole; LADd:<br />

linker atrium diameter in diastole; AODd: Aorta diameter in cm in einddiastole (M- mode); PA:<br />

pulmonaal arterie. LVPEP: linker ventrikel pre-ejectie periode in ms; LVET: linker ventrikel<br />

ejectie tijd in ms.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 43


naast studies waarbij de dravers lagere waarden<br />

voor LVDd,s., LVWd,s en LVSd,s hebben<br />

dan paarden met een hoger lichaamsgewicht,<br />

echter hierbij werd niet aangegeven of de verschillen<br />

significant waren (zie ook trainingsaanpassingen).<br />

Echografische parameters en variatie in<br />

metingen<br />

Echocardiografie is een belangrijke rol gaan<br />

spelen in de evaluatie van hart morfologie en<br />

functie. Twee dimensionale (2-D) en M-mode<br />

echografie wordt gebruikt om de afmetingen<br />

van diverse structuren te meten naast het<br />

meten van functionele parameters. De functie<br />

van de hartkleppen wordt over het algemeen<br />

beoordeeld middels color flow doppler<br />

in combinatie met de 2–D echocardiografie.<br />

Stroomsnelheden zoals in AO en PA worden<br />

geëvalueerd door spectraal wave Doppler.<br />

Naast diagnosticeren van hartafwijkingen<br />

kan het worden ingezet om effecten van training<br />

te meten. Omdat het een veel gebruikte<br />

techniek is, is het interessant informatie te<br />

hebben over de zogenaamde inter- (verschil<br />

tussen verschillende metingen uitgevoerd<br />

door dezelfde onderzoeker) en intraobserver<br />

(verschil in metingen tussen onderzoekers)<br />

repeatability. Daarnaast bestaat er ook een<br />

intercardiale cyclus variatie (verschil tussen<br />

diverse metingen op verschillende momenten<br />

op dezelfde dag gemeten bij hetzelfde paard)<br />

en dag tot dag variatie (verschil in metingen<br />

op verschillende dagen bij hetzelfde paard).<br />

Interobserver variabiliteit is afhankelijk van<br />

ervaring. Er bestaat een aanzienlijke variatie<br />

van de diverse echocardiografische metingen<br />

tussen paarden, van dag tot dag binnen een<br />

paard en binnen een intercardiale cyclus. De<br />

Doppler metingen hebben de hoogste mate<br />

van variatie. Dit heeft als gevolg dat vooral<br />

de kleuren en pulse wave doppler een relatief<br />

groot verschil (11-22%) moet meten om significante<br />

veranderingen te kunnen vaststellen,<br />

terwijl dit voor de 2 D en M-mode metingen<br />

kleiner is (4-14%). Voor AV insufficiënties,<br />

gevonden in paarden zonder hoorbare souffles,<br />

was de dag tot dag herhaalbaarheid binnen<br />

een paard laag, omdat slechts 60 % van<br />

de jets gedurende 5 opeenvolgende dagen<br />

aangetoond konden worden. De oorzaak is<br />

waarschijnlijk wisselende hartfrequentie en<br />

wisselende belasting van de circulatie.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 44<br />

AO regurgitatie toonde een consistenter<br />

beeld met 85% van de jets die gedurende de<br />

5 opeenvolgende dagen te meten waren. Een<br />

studie met een hoge herhaalbaarheidsfactor<br />

zal een intraclass correlation coefficïent hebben<br />

die dicht bij 1 komt. Voor de AO, IVSd,s,<br />

LVIDd,s, LVPW, Relative Wall thickness<br />

(RWT) en AO jet was de herhaalbaarheids<br />

factor redelijk hoog met gemiddeld 0.60.<br />

Voor de AO diameter was de herhaalbaarheids<br />

factor van 0.95 hoog; voor LV massa,<br />

LVPWd en PW Doppler metingen was dit<br />

met 0.2-0.5 laag te noemen. De RWT, een<br />

maat voor trainings gerelateerde cardiale<br />

adaptatie was vrij herhaalbaar en slechts<br />

8.2% relatef verschil is nodig om van betekenis<br />

te zijn terwijl dit voor LV massa bijvoorbeeld<br />

14% is. De herhaalbaarheid van de<br />

PW Doppler is laag (ICC


FS (fractional shortening): (LVIDd-<br />

LVIDs)x100/ LVIDd<br />

EF (Ejection Fraction): LVIDd 3 -LVIDs 3 /<br />

LVIDd 3<br />

MWT (Mean LV wall thickness):<br />

LVPWd+IVSd/2<br />

LVmass (estimate of calcutated<br />

LV muscle massa): 1.04x<br />

[LVIDd+LVPWd+IVSd) 3 -LVIDd 3 ]-13.6.<br />

LVmass (estimate of calcutated LV<br />

muscle massa): 1.5x (LVIVSd + LVWd +<br />

LVIDd) 3 -(LVIDd) 3<br />

Schatting CO (cardiac output): (LVDd 3 –<br />

LVDs 3 ) * HF .<br />

RWT = (IVSd+LVPWd) / LVIDd<br />

(RWT= relative wall thickness, een maat<br />

voor training gerelateerde aanpassingen)<br />

in staat veranderingen als gevolg van arbeid<br />

te monitoren. Normaliter zijn metingen van<br />

de LV diameter in diastole, interventriculair<br />

septum in systole en LV vrije wand dikte in<br />

systole voor en na arbeid gelijk. <strong>Paard</strong>en met<br />

een normale of met geringe afwijkende myocard<br />

functie kunnen in rust echografisch<br />

normaal zijn terwijl bij en net na arbeid wel<br />

degelijk sprake is van ventriculaire dysfunctie.<br />

Bij deze groep is een stress echo geïndiceerd.<br />

Dit onderzoek uitgevoerd in het kader<br />

van oorzaken van slecht presteren toonde<br />

bij 5.5% van de 348 onderzochte paarden<br />

een slechte cardiale contractiekracht aan direct<br />

na arbeid. Zijn er in rust afwijkingen<br />

passsend bij ventriculaire dysfunctie dan<br />

is een stress echo juist gecontraïndiceerd.<br />

Om de hartfunctie tijdens arbeid goed te kunnen<br />

evalueren, is (bijna) maximale arbeid nodig<br />

op het moment van testen en dit is bij het<br />

paard technisch niet eenvoudig uitvoerbaar.<br />

Als alternatief is het gebruikelijk een echo te<br />

maken direct aansluitend na maximale arbeid<br />

op de tredmolen waarbij het paard wordt stopgezet<br />

na het lopen van een (standaard) maximale<br />

arbeidstest en binnen 30 seconden na<br />

halthouden de metingen verricht worden. Ook<br />

deze methode is niet ideaal omdat bij het paard<br />

in principe de hartsnelheid erg snel daalt na<br />

arbeid. Echocardiografie bij endurance paarden,<br />

uitgevoerd 1 uur na finish en op een HF<br />

van 54 slagen per minuut, resulteerde in een<br />

significant lagere FS en minder systolische<br />

wand verdikking dan voor arbeid.<br />

Kortom, het is niet eenvoudig om een reële<br />

afspiegeling te krijgen van de hartfunctie bij<br />

hoge hartfrequentie als gevolg van arbeid.<br />

Om deze reden, is men overgegaan op het<br />

ontwikkelen van protocollen om bij hoge hartfrequenties<br />

die medicinaal geïnduceerd zijn<br />

de hartfunctie te evalueren. De kanttekening<br />

hierbij is weer dat nu wel een constant hogere<br />

hartfrequentie over een langere periode gemeten<br />

kan worden maar dit niet een afspiegeling<br />

is van de aanpassing gedurende arbeid. De<br />

polsfrequentie bij maximale arbeid is bijvoorbeeld<br />

240 slagen per minuut terwijl de farmacologisch<br />

geïnduceerde tachycardie in de orde<br />

van maximaal 140 slagen per minuut ligt. Het<br />

blijft de vraag in hoeverre een medicinaal geinduceerde<br />

tachycardie een circulatoire belasting<br />

bij arbeid weerspiegelt.<br />

De normale adaptatie van het myocard aan<br />

hoge intensiteit arbeid is een verdikking van<br />

de LV wand en septum in systole in de postarbeid<br />

periode die kort is en bestaat zolang de<br />

hart frequentie meer dan 100 slagen per minuut<br />

is. Deze verdikking treedt uniform op<br />

in het septum en de vrije wand. De diameter<br />

van de linker ventriculaire uitstroom opening<br />

in systole is ook lager als gevolg van de verhoogde<br />

CO. De verhoogde FS is passend hierbij<br />

en alle variabelen keren snel terug naar de<br />

uitgangswaarden. Sterk toegenomen hartfrequenties<br />

als gevolg van stress kunnen arbeid<br />

stress imiteren dus een uitgangs-echo dient<br />

dan ook echt in rust te worden uitgevoerd.<br />

Hypo-dys- of zelfs akinese van het gehele<br />

myocard of locale gebieden ervan gedurende<br />

stress echocardiografie getuigen van arbeidsgeïnduceerde<br />

myocard dysfunctie. Geen of<br />

amper verhoging van de FS na zware arbeid<br />

getuigt van hypo-of akinese. Er is sprake van<br />

dyskinese als asynchrone of niet uniforme<br />

wand bewegingen gezien worden. Oorzaken<br />

hiervan kunnen bijvoorbeeld arbeids-geïnduceerde<br />

myocard ischaemie of myocard hypoxie<br />

of pre-ëxistente subklinische myocarditis<br />

zijn. De oorsprong zou een eerder door arbeid<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 45


geïnduceerde perfusie stoornis van het myocard<br />

kunnen zijn dan een geïnduceerde hypoxaemie<br />

door bijvoorbeeld voorste luchtweg<br />

abnormaliteiten.<br />

Ook geen, of minder systolische verdikking<br />

van de ventriculaire achterwand of het septum<br />

dan verwacht na zware arbeid op een HF van<br />

100 slagen per minuut is afwijkend. Dit zou<br />

voorkomen bij 8% van de paarden die aangeboden<br />

worden voor slecht presteren zoals blijkt<br />

uit onderzoek van de groep van V.B. Reef in<br />

2000 zonder dat er sprake was van (ventriculaire)<br />

aritmiën. Opgemerkt dient te worden dat<br />

geringe hoeveelheden spontaan contrast in het<br />

RV soms opgemerkt worden bij paarden zonder<br />

problemen. Het wordt geweten aan trombocyten<br />

aggregatie of rouleaux vorming van<br />

erythrocyten en lage stroomsnelheden. Veel<br />

spontaan contrast kan vooral gezien worden<br />

bij paarden die tevens longbloeders zijn. De<br />

correlatie hiertussen en de betekenis is onduidelijk.<br />

Aanvullend kan de activiteit van de<br />

cardiale isoenzymen zoals bijvoorbeeld cTnI<br />

en CK-MB in het bloed voor en na arbeid gemeten<br />

worden. Verhoging van deze fracties na<br />

arbeid suggereert beschadiging van de cardiomyocyten<br />

als gevolg van arbeid.<br />

Linker ventrikel dyskinese werd aangetoond<br />

middels stress echocardiografie direct na arbeid<br />

bij rijpaarden met hartdilatatie door kleplekkage<br />

(LA > 13.5 cm, LVDd > 13.5 cm). De<br />

mate van kleplekkage hield matig verband met<br />

de mate van LV dyskinese en deze dysfunctie<br />

was alleen zichtbaar na arbeid.<br />

Medicinaal geïnduceerde stress echocardiografie<br />

vergeleken met de stress testen na<br />

arbeid<br />

Het voordeel van de farmacologische stress<br />

test is dat echocardiografisch onderzoek bij<br />

een paard, staande in rust, makkelijker uit<br />

te voeren is dan bij een paard dat net zwaar<br />

gewerkt heeft, ivm de fysieke onrust. Een ander<br />

voordeel is dat over een langere periode<br />

de hoge hartfrequenties aanwezig zijn en er<br />

dus meer meettijd is. Verschillende farmacologisch<br />

geïndiceerde stress protocollen zijn<br />

onderzocht. Dobutamine is een potente ß-1<br />

-agonist met als gevolge een sterke positief inotrope<br />

en chronotrope werking. Ook het paardenhart<br />

bevat overwegend ß-1-receptoren en<br />

is derhalve gevoelig voor deze stof. Echter,<br />

een hogere dosering blijkt nodig te zijn om<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 46<br />

dit effect te geven bij het paard en niet alle<br />

dieren reageren erop met een tachycardie;<br />

waarschijnlijk als gevolg van het aanwezig<br />

zijn van een parasympatisch gemedieerde<br />

baroreceptor reflex op een hoge (bloed)druk.<br />

Als deze reflex wordt onderdrukt door stoffen<br />

als atropine leidt dit tot expressie van het<br />

chronotroop effect van dobutamine, ook bij<br />

lage doseringen (0.5 microgram/kg LG/min)<br />

van laatstgenoemde stof.<br />

Hoewel bijvoorbeeld met 50 microgram/kg<br />

LG/ min dobutamine, vergelijkbare metingen<br />

van de linker ventrikelfunctie als arbeid geinduceerde<br />

tachycardie opleverde bij gezonde<br />

dieren, wordt deze methode afgeraden door<br />

de onderzoeksgroep van Frye (2003) wegens<br />

de cardiotoxiciteit. Het risico is niet alleen het<br />

optreden van ventriculaire aritmiën dat bij<br />

bijna alle dieren gezien werd, maar er waren<br />

ook aanwijzingen voor cardiomyotoxiciteit<br />

op basis van histopathologische gevonden<br />

afwijkingen. Vergeleken met arbeid leidde<br />

dit protocol tot een grotere interventriculaire<br />

septum verdikking in systole en een grotere<br />

LV diameter in diastole.<br />

Een alternatief protocol is het gebruik van de<br />

combinatie van 2-6 microgram/kg LG/min<br />

dobutamine waarbij de dobutamine langzaam<br />

verhoogd wordt na toediening van atropine<br />

(25 microgram/kg LG). Dit protocol geeft<br />

minder risico op aritmiën, rusteloosheid of<br />

excitatie. Dit levert een hartfrequentie op in<br />

de range van 120 slagen per min op 2 microg/<br />

kg LG/min dobutamine en rond de 170 slagen<br />

per minuut op 5 microgram/kg LG/min.<br />

De metingen van de arbeid geïnduceerde tachycardie<br />

moeten bij voorkeur binnen de 120<br />

seconden na arbeid gedaan worden. Veranderingen<br />

ten opzichte van de uitgangswaarden<br />

werden op een lagere hartfrequentie (vanaf<br />

80/min) waargenomen dan in het geval van<br />

metingen na een arbeidtest (vooral vanaf 100<br />

slagen per min). De wanddiktes namen toe<br />

bij hogere HF en de diameter van de linker<br />

ventrikel nam zowel in systole als diastole af<br />

bij hoge HF. Als aanpassing aan arbeid is een<br />

verhoging van de pre- en verlaging van de afterload<br />

te verwachten om aan de toegenomen<br />

vraag naar CO te voldoen. Contractiekracht<br />

moet dan toenemen, wat kan lukken door toegenomen<br />

wanddikte volgens het FS principe;<br />

evenals een toegenomen preload. Deze toena-


me bij arbeid wordt vooral gegenereerd door<br />

de pompwerking van actieve spieren die een<br />

actieve bijdrage levert voor de toegenomen<br />

veneuze return. In de periode direct na arbeid,<br />

valt deze pompfunctie weg waardoor er een<br />

korte periode van verminderde veneuze return<br />

en dus verminderde LVIDd bestaat, om snel<br />

terug te keren tot de uitgangswaarde. Bij de<br />

farmacologische stress test is er geen bijdrage<br />

van de spierpomp aan de veneuze return waardoor<br />

er gedurende de gehele periode van HF<br />

van 110-140 een verminderde preload te meten<br />

is door de afgenomen diameter van het linker<br />

ventrikel. Dit zal tijdens arbeid niet gebeuren.<br />

Hoewel de farmacologische stress test een<br />

goed reproduceerbare methode is en het protocol,<br />

waarbij voorbehandeling met atropine<br />

wordt gecombineerd met een in dosering toenemend<br />

dobutamine infuus, redelijk veilig is<br />

bij het gezonde dier, is de circulatoire belasting<br />

dus niet fysiologisch en hoeft dus niet representatief<br />

te zijn voor adaptaties aan arbeid.<br />

Daarbij is het de vraag of, en in hoeverre, het<br />

veilig is om toe te passen bij patiënten verdacht<br />

van hartlijden.<br />

Rechter ventrikel druk metingen tijdens<br />

arbeid in relatie tot stress echocardiografie<br />

Door middel van rechter hartkatheterisatie via<br />

de Vena jugularis, met een cathetertip micromanometer<br />

geplaatst in de rechter ventrikel,<br />

kan de maximale snelheid van opbouwen van<br />

ventriculaire druk gemeten worden; evenals<br />

de maximale snelheid van ventrikel relaxatie.<br />

Deze waarden waren het hoogst bij maximale<br />

arbeid. 30 seconden na arbeid waren ze al flink<br />

gedaald, om 120 seconden na arbeid op het<br />

uitgangspunt terug te zijn. De conclusie van<br />

onderzoek op dit gebied was dan ook dat al 30<br />

seconden na arbeid geen representatieve weergave<br />

van arbeid meer optreedt. Humaan houdt<br />

men een periode aan van 60-120 seconden na<br />

arbeid om het echocardiografisch onderzoek<br />

uit te voeren en myocard ischaemie te detecteren.<br />

LV druk metingen toonden vergelijkbare<br />

resultaten aan. Hoewel met name de LV functie<br />

van belang is voor de hartfunctie, is het belang<br />

van de RV functie in het vaststellen van “normaal”<br />

en “abnormaal”, ondertussen onderkent.<br />

Omdat de drukmetingen wel gedurende arbeid<br />

gedaan kunnen worden zou dit een haalbare alternatieve<br />

methode zijn om hartfunctie daadwerkelijk<br />

tijdens arbeid te evalueren.<br />

IIId Cardiac output (CO) metingen<br />

Inleiding<br />

De CO van het paard bedraagt in een paard<br />

van 500 kg in rust 40 liter per minuut en is<br />

in staat zich 8-voudig te vergroten vanuit de<br />

rust situatie naar intensieve arbeid. Omdat het<br />

een functie is van de grootte van het lichaam,<br />

is de CO gedeeld door het lichaamsgewicht<br />

in kg (de Cardiac Index (CI) genoemd) een<br />

accurate manier om individuen te vergelijken<br />

met elkaar. Humaan wordt lichaamsoppervlakte<br />

gebruikt als maat voor lichaams<br />

grootte, maar bij het paard is er geen formule<br />

voorhanden om deze te berekenen. De<br />

CI voor het volwassen paard in rust is 72-88<br />

ml/kg/minuut. De mogelijkheid om zich aan<br />

te passen aan situaties met een veranderde<br />

zuurstof behoefte is hierdoor enorm groot.<br />

Ook onder pathologische omstandigheden is<br />

dit aanpassingsvermogen nuttig. Echter, juist<br />

door haemodynamische abnormaliteiten kan<br />

dit aanpassingmechanisme soms niet tegemoet<br />

komen aan een veranderde behoefte aan<br />

cardiac output.<br />

CO Schatting<br />

Klinisch kan de CO worden geschat door<br />

herhaald klinisch onderzoek te doen waarbij<br />

de hartfrequentie, pols kwaliteit, kleur en<br />

vochtigheid van de slijmvliezen, capillaire<br />

refill- tijd en perifere temperatuur van de extremiteiten<br />

bepaald worden. Bloedonderzoek,<br />

zoals analyse van bloedgas waarden en lactaat,<br />

helpt een inschatting te maken van de situatie.<br />

Pulse oxymetrie, dat hemoglobine saturatie<br />

aan de tong meet, kan verder toegepast<br />

worden net als indirecte bloeddrukmetingen<br />

aan de coccygeale arterie of metatarsale arterie<br />

bij veulens. Alles bij elkaar geeft dit een<br />

indruk over de status van de cardiac output.<br />

Werkelijke cardiac output metingen zijn zinvol<br />

om een betere inschatting te kunnen maken<br />

van het cardiovasculaire systeem en om<br />

een gerichter therapie te kunnen geven bij<br />

ernstig zieke dieren. Daarnaast kan er meer<br />

detail informatie verkregen worden over de<br />

haemodynamische impact van primaire cardiovasculaire<br />

aandoeningen.<br />

Basis principe van CO metingen, het Fick<br />

principe<br />

De basis voor CO metingen berust op het<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 47


zogenaamde Fick principe en is gelegd door<br />

de onderzoeker A. Fick, die de methode in<br />

1870 ontwikkelde. Het principe is gebaseerd<br />

op twee fundamentele principes: 1) dat alle<br />

zuurstof, die het bloed opneemt uit de inademinglucht,<br />

de longen passeert 2) dat de enige<br />

bron voor arterieel zuurstof, die uit de inademinglucht<br />

en het zuurstof in het veneuze<br />

bloed, dat terugkeert naar de longen, is.<br />

De O2 uptake in de longen kan berekend worden<br />

uit de minuutventilatie en het verschil in<br />

O2 concentratie tussen in en uitademinglucht,<br />

welke beiden berekend kunnen worden. Omdat<br />

al het bloed van het rechter hart door de<br />

longen gaat, is de bloedstroom door de longen<br />

een equivalent voor de CO. Hierdoor kan<br />

de CO berekend worden door de O2 uptake<br />

door de longen en de arteriële en gemengde<br />

veneuze O2 concentratie te meten.<br />

De gebruikte formule is:<br />

CO = O2 opname door de longen (VO 2 ) /<br />

arteriële O 2 concentratie (CaO 2 )-gemengd<br />

veneuze (CvO 2 ) concentratie<br />

De O2 concentratie in het arteriële bloed is<br />

vergelijkbaar met die in de pulmonaal vene.<br />

Omdat een arterieel bloedmonster makkelijker<br />

is af te nemen, wordt deze bemonsterd in<br />

plaats van de pulmonaal vene. Het bloed in<br />

de pulmonaal arterie (PA) wordt beschouwd<br />

als gemengd veneus en wordt verkregen door<br />

de pulmonaal arterie te benaderen via hartkatheterisatie.<br />

Via de vene jugularis wordt door<br />

het rechter hart de PA bereikt. De correcte<br />

locatie wordt gecontroleerd door de drukgolf<br />

te bekijken, door radiologische of echografische<br />

controle of door fluoroscopie. CO metingen,<br />

gebaseerd op de Fick principes, worden<br />

beschouwd als de Gouden Standaard.<br />

De O2 opname is echter moeilijk te meten,<br />

bijvoorbeeld met behulp van een speciaal precies<br />

passend gezichtsmasker. Het ademminuut<br />

volume is te meten met een spirometer<br />

die aan het masker is verbonden. O2 concentraties<br />

in in-en expiratie lucht zijn te meten<br />

maar het systeem vraagt een lange calibratie<br />

tijd, waardoor de Fick techniek onpraktisch is<br />

omdat het bij het wakkere dier niet echt uitvoerbaar<br />

is. Daarnaast maakt de eis, dat het<br />

masker strak moet passen en het feit dat er<br />

veel weerstand is in luchtstroom van het sy-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 48<br />

steem, dat het niet toepasbaar is bij arbeid. Er<br />

zijn systemen ontwikkeld die uitgaan van een<br />

open flow masker om dit probleem op te lossen.<br />

Deze systemen maken gebruik van aangepaste<br />

berekeningen om het deels inademen<br />

van omgevingslucht te verdisconteren. Om<br />

het grote ademminuut volume van het paard<br />

te kunnen verwerken, passeert ook niet alle<br />

uitademinglucht de O2 analyzer, wat ook in<br />

de formules verwerkt is.<br />

CO metingen door middel van de Thermodilutie<br />

methode<br />

Bij deze methode wordt een indicator, in dit<br />

geval een volume tot 4 graden gekoelde oplossing<br />

5% dextrose of fysiologisch zout, als<br />

een snelle bolus in een vene ingespoten en in<br />

de PA gemeten. De indicator wordt verdund<br />

door het bloed dat het hart passeert. Omdat<br />

een bekende hoeveelheid en concentratie indicator<br />

ingebracht is kan het bloedvolume<br />

(lees:CO) worden berekend door de concentratie<br />

indicator te meten na verdunning. De<br />

area onder de tijdsconcentratie curve van de<br />

indicator, gemeten uit de arterie, is een maat<br />

voor de CO. Hierbij geldt dat hoe groter de<br />

verdunning is, des te groter de CO is. De formule<br />

die hierbij hoort is:<br />

CO = hoeveelheid indicator (mg) / {(concentratie<br />

(mg/ml) x tijd (min)}.<br />

Deze methode is bij het paard, zowel in rust<br />

als tijdens lopende band arbeid, met succes<br />

toegepast maar een groot nadeel van zowel de<br />

Fick’s methode als de thermodilution methode<br />

is de noodzaak tot hartkatheterisatie, iets<br />

dat niet zonder risico is.<br />

Een publicatie uit 1994 meldde rechter atrium,<br />

rechter ventrikel en pulmonale fibrineuze<br />

endotheel laesies in diverse paarden waarbij<br />

thermodilutie CO metingen waren verricht<br />

over een periode van 6 uur. Daarnaast kwam<br />

trombus formatie voor in de PA en levensbedreigende<br />

ventriculaire aritmiën met name in<br />

geanestheseerde paarden. Humaan worden<br />

complicaties van pulmonaal arterie katheters<br />

gezien zoals vegetatieve pulmonaal klep laesies,<br />

in 4/19, cardiale aritmiën in 90/116, septicaemie<br />

in 2/92 patiënten naast het optreden<br />

van een pulmonaal infarct, in de knoop raken<br />

van de katheter en PA ruptuur.


CO metingen door middel van de Lithium<br />

dilution methode ( Lidco of PiCCo monitor)<br />

Deze methode is nog niet zolang geleden op<br />

de markt gebracht met als doel de rechter<br />

hartkatheterisatie te vermijden. Een kleine<br />

bolus lithium chloride wordt geïnjecteerd in<br />

een perifere vene, terwijl op een contante<br />

snelheid uit een perifere arterie bloed afgenomen<br />

wordt door een lithium specifieke elektrode.<br />

Een lithium concentratie curve tegen<br />

de tijd wordt automatisch gegenereerd en de<br />

CO wordt berekend uit het oppervlak onder<br />

de curve. Hierbij wordt er gecorrigeerd voor<br />

het packed cell volume van rode bloedcellen<br />

omdat lithium zich verspreid in het plasma,<br />

terwijl de CO de hoeveelheid bloed dat rondgepompt<br />

weergeeft en niet alleen plasma. De<br />

Lithium dilution methode blijkt behoorlijk<br />

accuraat te zijn en met de minder invasieve<br />

“Lidco methode” is een praktischer CO meting<br />

methodiek ter beschikking gekomen.<br />

Nadelen zijn het verlies van bloedvolume, het<br />

risico op lithium accumulatie bij herhaalde<br />

dagelijkse metingen en de inaccuraatheid bij<br />

de aanwezigheid van cardiale shunts.<br />

CO metingen door middel van Doppler<br />

echocardiografie<br />

Door middel van doppler echocardiografie<br />

kan zowel de richting als de snelheid van<br />

de bloedstroom worden vastgesteld. 2D - en<br />

kleurendoppler schept de mogelijkheid om<br />

de beste plek en de beste positie te bepalen<br />

om het gebied met de hoogste stroomsnelheid<br />

te meten. Van het gebied van interesse wordt<br />

vervolgens een snelheidscurve berekend. De<br />

oppervlakte onder de snelheidcurve weerspiegelt<br />

de hoeveelheid bloed die door het gebied<br />

van interesse stroomt, gedurende 1 hartcyclus<br />

en dit is op zijn beurt weer gerelateerd aan het<br />

slagvolume. Vervolgens wordt de CO berekend<br />

uit het oppervlakte onder de snelheids<br />

curve, de oppervlakte van de dwarsdoorsnede<br />

van de AO in systole, en de hartfrequentie<br />

door de volgende formule:<br />

CO = Oppervlakte onder de snelheidscurve<br />

x oppervlakte dwarsdoorsnede<br />

AOSys x Hartfrequentie.<br />

Zowel trans-thoracale als transoesophageale<br />

Doppler zijn toegepast bij het paard. Trans-<br />

oesophageale metingen benaderen de ther-<br />

modilutie methode, die als Gouden Standaard<br />

geldt, beter door de meer optimale positionering<br />

in verhouding tot de bloedstroom, die<br />

transoesophageaal mogelijk is. Het Doppler<br />

signaal is namelijk het meest accuraat als de<br />

ultrasound beam zo optimaal mogelijk parallel<br />

kan komen aan de te meten bloedstroom.<br />

Om een meting als enigszins bruikbaar te<br />

beschouwen mag de hoek met de te meten<br />

stroom minder dan 20 graden zijn en dit is<br />

niet altijd eenvoudig te verkrijgen. Is deze<br />

hoek groter dan wordt de stroomsnelheid behoorlijk<br />

onderschat. De transoesophageale<br />

techniek is echter niet gangbaar bij het wakkere<br />

dier omdat veel dieren het passeren van<br />

de probe niet toelaten.<br />

Het voordeel van de doppler metingen is dat<br />

de techniek niet invasief is. Het nadeel is dat<br />

het lastig is de juiste hoek te verkrijgen met<br />

de stroom voor een correcte meting. Ook de<br />

beweging van de Aortabasis richting transducer<br />

gedurende de systole leidt tot een onderschatting<br />

van de stroom snelheid. Verder is er<br />

een vrij grote mate van variabiliteit van meting<br />

tot meting en risico op minder accurate<br />

metingen. Het is een lastige techniek om te<br />

leren en in feite blijft het een semikwantitatieve<br />

inschatting van de CO (CO gemeten als<br />

(LVDD 3 – LVDS 3 ) * HF )).<br />

IIIe Hartkatheterisatie<br />

Ook bij het paard kan hartkatheterisatie details<br />

over milde myocard dysfunctie inventariseren<br />

door ventrikel drukmetingen uit te<br />

voeren om zo een indruk te krijgen over de<br />

ventrikel functie. Bij het paard is de invasieve<br />

hartkatheterisatie niet zo ingeburgerd<br />

geraakt, zeker omdat de echocardiografie een<br />

acceptabele inschatting mogelijk heeft gemaakt<br />

van de hartfunctie.<br />

Catheterisatie van de rechter ventrikel is relatief<br />

eenvoudig via de jugulair vene. De juiste<br />

positie van de katheter is te zien aan de hand<br />

van de vorm van de drukmetingen. Het linker<br />

ventrikel is te benaderen via de arteria carotis<br />

maar wordt gemiddeld genomen niet gebruikt<br />

voor routine procedures in de kliniek.<br />

Hoewel complicaties niet veel optreden, is<br />

het niet uitzonderlijk dat er aritmiën optreden<br />

door irritatie van het myocard. Andere vervelende<br />

complicaties, die kunnen optreden zijn:<br />

tromboflebitis, beschadiging van de kleppen<br />

door het passeren van de katheter en bescha-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 49


digingen van het myocard. Hartkatheterisatie<br />

van linker en rechter ventrikel tijdens arbeid<br />

zou niet leiden tot een verhoging van de cardiale<br />

isoenzymen hoewel er wel meer aritmiën<br />

werden vastgesteld in vergelijking met de controle<br />

groep. Haemodynamische details van<br />

ritmestoornissen en milde myocard afwijkingen<br />

kunnen met de techniek in beeld gebracht<br />

worden. Onder klinische omstandigheden<br />

wegen de voordelen van deze techniek boven<br />

echocardiografisch onderzoek niet altijd op<br />

tegen de risico’s bij een individueel dier, hetgeen<br />

investering in de techniek remt. Vanzelfsprekend<br />

wordt in onderzoeksinstituten, die<br />

zich richten op de cardiologie en of anesthesiologie,<br />

deze techniek wel ingezet om details<br />

te verkrijgen over hartfunctie, cardiac output<br />

en werking van medicijnen of anaesthetica.<br />

IIIf Cardiale markers<br />

Atrial Natriuride Peptide (ANP)wordt uitgescheiden<br />

door het myocard na rek van<br />

het myocard als gevolg van volume of druk<br />

overload. Het heeft een natriuretisch, diuretisch<br />

en vasodilatatief effect en beoogt<br />

de bloeddruk en plasma volume omlaag te<br />

brengen. Bij de mens bestaat een positieve<br />

correlatie met gemiddelde PA druk en pulmonale<br />

capillaire “wedge pressure”. Het is<br />

100% homoloog aan het humane peptide en<br />

kan dus gemeten worden met een humane<br />

radioimmuno-essay. Controle paarden hadden<br />

een plasma ANP concentratie van 20 ±<br />

6 pg/ml die niet significant verschilde met<br />

de 28 ± 17 pg/ml van paarden met een LA<br />

dilatatie (range 13.6-16.4 cm) en LV dilatatie<br />

(13.6-15.6 cm). Er is bij het paard dan ook<br />

nog geen correlatie met klepregurgitatie,<br />

LA of LV diameter of opgetreden atrium fibrillatie<br />

aangetoond.<br />

B type Natriuride Peptide (BPN) is een regulerend<br />

eiwit hormoon dat voornamelijk<br />

gemaakt wordt door het myocard van het<br />

ventrikel. Hoewel de bloedconcentratie ervan<br />

van vele factoren afhankelijk is, waaronder<br />

geslacht en leeftijd, en bij diverse<br />

aandoeningen gaat verhogen in het bloed, is<br />

het humaan een zeer accurate prognostische<br />

parameter gebleken bij myocardschade. Als<br />

het ventrikel dilateert en er druk overload<br />

optreedt wordt BNP uitgescheiden. Daarom<br />

is het een indicator voor ventriculaire wand<br />

stress en weefsel hypoxie en niet zozeer een<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 50<br />

indicator voor celschade. Humaan is het een<br />

veel gebruikte marker voor linker ventrikel<br />

dysfunctie en hartfalen. Het bleek van groot<br />

nut om cardiale van respiratoire dyspneu<br />

te onderscheiden en is daarmee zeker bij<br />

de kat interessant. Het geeft meer korte en<br />

lange termijn prognostische informatie dan<br />

de linker ventrikel ejectie fractie metingen<br />

bij mensen met acute coronaire problemen<br />

en myocardiale infarcten. Diverse vormen<br />

en precursors bestaan. De immunologische<br />

gemeten N- terminal fragment pro-BNP<br />

(precuror moleculen) essay, die gebruikt<br />

wordt bij gezelschapsdieren, is nog niet ideaal<br />

maar toch lijkt BNP als biomarker ook<br />

voor deze diersoorten geschikt. Misschien<br />

dat de ratio BNP/pro-BNP geschikter zal<br />

blijken als indicator van hartfalen. De diagnostische<br />

waarde ervan bij het paard is nog<br />

niet duidelijk.<br />

C reactief proteine (CRP) is een acute fase<br />

eiwit dat geproduceerd wordt in respons<br />

op acute schade, infectie of andere inflammatoire<br />

stimuli. Verhoogde concentraties<br />

treden humaan op bij acute coronaire problemen<br />

en zouden een voorspellende waarde<br />

hebben over mortaliteit hoewel BNP<br />

humaan een betere voorspellende waarde<br />

heeft.<br />

Cardiac troponine I (cTnI) is een zeer specifieke<br />

en gevoelige marker voor myocardschade<br />

in zoogdieren. Het is een myocardiaal<br />

polypeptide dat na myocard necrose<br />

leidt tot een verhoogde concentratie in het<br />

perifere bloed. Normaliter is het eiwit betrokken<br />

bij de actine–troponine interactie<br />

tijdens contractie. Het bereikt een plateau<br />

in het bloed na 12 uur, met een snelle initiele<br />

stijging die 5-7 uur duurt. Aangezien de<br />

halfwaarde tijd van CK –MB en LDH 1-2<br />

korter is (24-36 uur aanwezig in circulatie<br />

versus 4-14 dagen voor cTnI) en kruisreactiviteit<br />

heeft met skeletspieren en de isoform<br />

cTnI niet of niet substantieel voorkomt in<br />

gladde spieren of dwars gestreepte spieren,<br />

is het cTnI een bruikbaardere indicator voor<br />

myocardschade gebleken.<br />

Humane immuno-essays zijn bruikbaar gebleken<br />

voor de bepaling ervan in paarden<br />

plasma door de diersoort overschrijdende<br />

structuur. Serum cTnI concentraties van<br />

oudere (5-12 jaar) paarden in rust (weidegang)<br />

waren gelijk aan die van jongere


paarden (2-3 jaar) in racetraining. De gemiddelde<br />

cTnI concentratie voor Engelse<br />

volbloeden is 0.047 ± 0.087 ng/ml met een<br />

mediaan van 0 en een 90% percentile van<br />

0.11 indien deze bepaald zijn middels een<br />

“Dimension ® colorimetric” immuno-essay.<br />

De gerapporteerde normaal waarde voor<br />

cTnI bij het volwassen rijpaard is


D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 52


IV Pathofysiologie<br />

IVa Hypertrofie myocard/congestief hartfalen<br />

Het hart is een dienstverlenend orgaan en<br />

zal altijd proberen de organen van voldoende<br />

bloed te voorzien. Het wordt daarbij ondersteund<br />

door bijv. catecholamines en het<br />

RAAS. Congenitale hartafwijkingen en verkregen<br />

afwijkingen aan de hartkleppen (stenoses<br />

en insufficiënties) verhogen de belasting<br />

(pre/afterload) van het hart. Het hart zal<br />

meer arbeid gaan/moeten verrichten en dus<br />

extra energie verbruiken om het effectief circulerend<br />

volume te kunnen handhaven. Net<br />

zoals iedere andere dwarsgestreepte spier die<br />

langdurig extra arbeid moet verrichten zal<br />

ook de hartspier in gewicht toenemen (hypertrofiëren).<br />

Volume overload (extra stress tijdens diastole<br />

t.g.v. chronisch verhoogde veneuze vullingsdruk)<br />

kan leiden tot excentrische hypertrofie/dilatatie,<br />

terwijl pressure overload<br />

(extra stress tijdens systole t.g.v. verhoogde<br />

bloeddruk/vaatweerstand) kan leiden tot<br />

concentrische hypertrofie. De hypertrofie<br />

zorgt ervoor dat het hart zijn pompvermogen<br />

verhoogt en er een nieuwe status quo zou<br />

kunnen ontstaan. De excentrische of concentrische<br />

hypertrofie van het hart zorgt er ook<br />

voor dat de mechanische stress in de wand<br />

van het hart tijdens resp. diastole of systole<br />

wederom normale waarden aanneemt. In dit<br />

opzicht is hypertrofie van het hart een normaal<br />

adaptatie proces.<br />

Echter, tijdens het proces van hypertrofie<br />

kunnen nadelige bijwerkingen een steeds<br />

belangrijkere rol gaan spelen en uiteindelijk<br />

leiden tot decompensatio cordis en openlijk<br />

hartfalen. Eén welbekend nadelig effect van<br />

excentrische hypertrofie is de toename in mechanische<br />

stress tijdens systole en dientengevolge<br />

een ongewilde afname van het slagvolume.<br />

Om dit inzichtelijk te maken volgt nu<br />

een korte uitleg over de wet van LaPlace.<br />

Wet van LaPlace; P = (2T)/r<br />

De hartspiervezels volgen de curvatuur<br />

van de hartwand en wanneer ze contraheren<br />

wordt een wandspanning T opgebouwd<br />

rondom de ventrikelinhoud (fig. 18, pijltjes<br />

met onderbroken lijn). Slechts een fractie van<br />

die wandspanning wordt overgedragen op de<br />

inhoud van het ventrikel en zorgt voor drukopbouw<br />

(pijltjes met doorgetrokken lijn). Om<br />

een hogere druk P op te bouwen is uiteraard<br />

meer wandspanning nodig. Dus, P en T zijn<br />

recht evenredig.<br />

Het is eenvoudig in te zien dat als de curvatuur<br />

van de wand afneemt, ofwel een grotere<br />

straal r, de actief opgebouwde wandspanning<br />

minder effectief wordt overgedragen op de<br />

[Figuur 18.] Krachten verantwoordelijk voor<br />

de drukopbouw in het ventrikel en de relatie<br />

met de wandspanning (T)<br />

Legenda: Deze figuur toont schematisch één<br />

grote en één kleine ventrikel op dwarsdoorsnede.<br />

De gestreepte pijlen in de wand geven<br />

in dit geval de wandspanning T weer die wordt<br />

opgebouwd door de cardiomyocyten tijdens<br />

systole. De doorgetrokken pijlen richting het<br />

lumen zijn de krachten die verantwoordelijk<br />

zijn voor drukopbouw in het lumen. Een andere<br />

veelgebruikte term in deze context is stress.<br />

De stress in de wand is uiteraard gerelateerd<br />

aan de wandspanning, maar niet identiek. De<br />

stress heeft te maken met de krachten in de<br />

membraan van de individuele cardiomyocyten.<br />

Stress kan gemeten worden door cardiomyocyten<br />

en via de zogeheten mitogen-activated<br />

protein kinases (MAPK) worden transcriptiefactoren<br />

geactiveerd en ontstaat hypertrofie.<br />

Bijvoorbeeld, concentrische hypertrofie (niet<br />

deze figuur) tijdens pressure overload zorgt<br />

voor normalisatie van de systolische stress terwijl<br />

de systolische wandspanning onverminderd<br />

hoog blijft.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 53


[Figuur 19.] De gevolgen van excentrische hypertrofie<br />

voor de ventrikel,<br />

Legenda: Deze figuur toont de nadelige gevolgen<br />

van excentrische hypertrofie. Een congenitale<br />

afwijking zoals persisterende ductus<br />

arteriosus (PDA) of ventriculair septum defect<br />

(VSD) verlagen de effectieve CO. De toename<br />

in preload voor het linker ventrikel wordt versterkt<br />

door de actie van neurohumorale reactiemechanismen.<br />

De toename in preload zorgt<br />

via het mechanisme van Frank-Starling voor<br />

enig herstel van de CO. De chronische verhoging<br />

van de preload leidt tot excentrische hypertrofie<br />

en normalisatie van de stress tijdens<br />

diastole. Echter, de wet van Laplace voorspelt<br />

een ongewilde toename in systolische wandspanning/stress<br />

en daardoor een toename van<br />

het eindsystolisch volume. Deze extra afname<br />

van het slagvolume zorgt voor het ontstaan van<br />

een neerwaartse spiraal.<br />

inhoud. Dus, P en r zijn omgekeerd evenredig,<br />

waardoor excentrische hypertrofie/dilatatie<br />

ertoe leidt dat met eenzelfde systolische<br />

wandspanning/stress veel minder druk ontstaat.<br />

Anders gezegd, er is veel meer wandspanning/stress<br />

nodig om eenzelfde druk op<br />

te bouwen (fig. 18, vergelijk wandspanning in<br />

normale en gedilateerde ventrikel). Deze toename<br />

in wandspanning tijdens systole zorgt<br />

voor een afname van de verkorting van de<br />

sarcomeren tijdens de ejectiefase en dus een<br />

toename van het eind systolische volume<br />

(ESV). Figuur 19 laat zien hoe een negatieve<br />

spiraal kan ontstaan t.g.v. excentrische hypertrofie.<br />

IVb Congestief hartfalen en behandeling<br />

Congestief hartfalen (CHF) beschrijft een<br />

klinisch syndroom waarbij als gevolg van<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 54<br />

een verminderde prestatie van het circulatie<br />

apparaat complexe positieve maar ook<br />

negatieve neuroendocriene compensatiemechanismen<br />

in werking treden. Voorbeelden<br />

hiervan zijn veranderde baroreceptor reactiviteit,<br />

toegenomen sympathische en afgenomen<br />

parasympathische activiteit, activatie<br />

van het renine en angiotensine -aldosteron<br />

(RAAS) systeem, toegenomen productie van<br />

het antidiuretisch hormoon, Atrial Natriuride<br />

Peptide (ANP) en B-type Natriuride Peptide<br />

(BNP).<br />

Het proces, in gang gezet bij CHF, is niet alleen<br />

een gevolg van volume adaptatie. Overexpressie<br />

van biologisch actieve moleculen,<br />

die toxisch zijn voor het myocard, leidt tot<br />

schade aan de cardiomyocyten. Zo is bijvoorbeeld<br />

Angiotensine II direct cardiotoxisch in<br />

vitro, wat de basis vormt voor het gebruik<br />

van ACE inhibitors. Het speelt een rol bij de<br />

ventriculaire remodellering en fibrosering.<br />

Andere mediatoren, zoals endotheline en<br />

tumor necrose factor, zijn veroorzakers van<br />

myocard schade.<br />

In de meeste gevallen is congestief hartfalen<br />

bij het paard het gevolg van een chronische<br />

kleplekkage. Een ernstige kleplekkage leidt<br />

tot volume overload en uiteindelijk tot dilatatie<br />

van de ventrikels. Als dan ook nog de<br />

contractiliteit van het hart achteruit gaat, is<br />

congestief hartfalen het gevolg. Primaire<br />

myocardiale ziekten komen ook voor, zoals in<br />

het geval van vitamine E en selenium tekort,<br />

ionoforen intoxicatie, virale of bacteriële infecties<br />

of in het kader van rhabdomyolyse.<br />

Zolang de compensatoire mechanismen van<br />

het circulatie systeem functioneel zijn, zal de<br />

bloeddruk en cardiac output (CO) in stand<br />

gehouden kunnen worden. De initiële daling<br />

van bloeddruk en CO zal een toename van<br />

sympathische activiteit tot gevolg hebben.<br />

Omdat het sympathische systeem het hart<br />

rechtstreeks innerveert, zal een onmiddellijke<br />

toename in contractiliteit, hartfrequentie en<br />

cardiac output het gevolg zijn. Sympathische<br />

activatie van arteriën en arteriolen resulteert<br />

in vasoconstrictie en een toename in bloeddruk.<br />

Tevens leidt het tot activatie van de renineangiotensine<br />

cascade. Angiotensine II heeft<br />

een sterk vasocontrictieve werking door release<br />

van aldosteron uit de adrenerge cortex<br />

te initiëren. Dit leidt tot een toename van


water en natrium absorptie door de nier. Het<br />

gevolg is dan een toename van bloedvolume,<br />

afname van veneuze weerstand en toename<br />

in preload. Hierdoor neemt het einddiastolisch<br />

volume toe waardoor middels het Frank<br />

Starling mechanisme (o.a. meer vulling of<br />

meer wandspanning leidt tot meer contractie<br />

van het myocard) de ventriculaire functie- en<br />

dus- CO vergroot wordt.<br />

Bij hartfalen echter, schiet de myocardiale<br />

contractie tekort en neemt de CO niet toe als<br />

de vullingsdruk toeneemt. Doordat de toenemende<br />

druk retrograad wordt doorgegeven<br />

aan het systemische en pulmonale vaatbed,<br />

ontstaat er oedeem. Om de bloeddruk te<br />

handhaven treedt er vasoconstrictie op met<br />

als gevolg een toename van de afterload<br />

waardoor juist een vermindering van CO het<br />

gevolg is.<br />

De tachycardie die het gevolg is van de sympathische<br />

overprikkeling, leidt tot een verminderde<br />

diastolische coronaire doorbloeding<br />

en verminderde myocardiale perfusie.<br />

De myocardiale hypoxie, samen met de excessieve<br />

ventriculaire wandstress als gevolg<br />

van de toegenomen vullingsdruk, dragen<br />

verder bij aan de afname van het slagvolume.<br />

De inotrope en chronotrope reacties, als gevolg<br />

van de sympathische adrenerge stimulatie,<br />

samen met de toegenomen arbeid die<br />

nodig is om te pompen tegen een verhoogde<br />

weerstand in (afterload), leiden tot een toename<br />

van myocardiaal energie verbruik en<br />

versnelde celdood. Ook myocardiaal oedeem<br />

als gevolg van vloeistof-retentie, draagt bij<br />

aan slechte myocardiale functionaliteit en<br />

benadeelt de oxygenatie, die ook nog eens<br />

verminderd is als gevolg van pulmonaal oedeem.<br />

Hartfalen als gevolg van ernstige LAV insufficiëntie<br />

of eventueel AO regurgitatie gaat<br />

initiëel gepaard met klachten, zoals verminderd<br />

presteren, tachycardie, hoesten of verhoogde<br />

ademhalingssnelheid. Tijdens geforceerd<br />

ademen of geïnduceerde tachypnoe,<br />

kunnen eventueel vochtige ronchi gehoord<br />

worden. Schuimige neusuitvloeiing komt<br />

voor bij acuut optreden van pulmonaal oedeem.<br />

Een deel van de paarden ontwikkelt<br />

symptomen van rechter hartfalen zoals perifeer<br />

oedeem, hypertensie, een pathologische<br />

venepols, ascites en pleurale effusie. Vaak<br />

gaan de symptomen van congestief hartfalen<br />

samen met verhoogde creatine en lever enzymconcentraties<br />

in het bloed. Dit als gevolg<br />

van slechte renale perfusie en lever stuwing.<br />

De myocardiale enzym fractie van het creatine<br />

kinase zoals de CK-MB fractie en het<br />

myocardiaal isoenzym van lactaat dehydrogenase<br />

HBDH zijn verhoogd in 47% en 65%<br />

van de paarden met ernstige mitralis insufficiëntie.<br />

Ook het cardiale troponine I kan<br />

verhoogd zijn.<br />

IVc Behandeling van congestief hartfalen<br />

Vaak worden paarden niet behandeld voor<br />

CHF omdat simpelweg de kosten vaak niet<br />

opwegen tegen de lange termijn baten. Hoewel<br />

regelmatig kortstondig CHF medicamenteus<br />

opgevangen wordt in het kader van met<br />

name ventriculaire tachyaritmiën, die de CO<br />

benadelen, is lange termijn therapie minder<br />

vaak aan de orde maar zeer wel mogelijk.<br />

Dit geeft de gelegenheid om een diagnose<br />

te stellen en daarmee de prognose scherp te<br />

stellen en/of de eigenaar de tijd te geven te<br />

wennen aan de ernstige situatie. Een enkele<br />

keer worden paarden gedurende langere tijd<br />

op deze manier symptomatisch behandeld<br />

om het myocard tijd te geven voor herstel.<br />

Dit is succesvol gebleken na bijvoorbeeld<br />

een aneurysma van de sinus valsalva, welke<br />

richting septum was gescheurd of na een<br />

myocarditis of myocard infarct. Er zijn enkele<br />

gevallen bekend waar volledig herstel is<br />

opgetreden. De behandeling is gericht op het<br />

doorbreken van de vicieuze cirkel en heeft<br />

daarom als doel vloeistof retentie te verminderen<br />

(preload verlagen), de vaatweerstand<br />

te verminderen (de afterload te verlagen), de<br />

myocardiale contractiliteit te verhogen en de<br />

hartfrequentie te verlagen. Drie groepen medicijnen<br />

worden hiertoe gebruikt: 1) de cardiale<br />

glycosiden (zoals digoxine, 2) diuretica<br />

(zoals furosemide) en 3) vasodilatoren (zoals<br />

ACE inhibitors zoals enalapril).<br />

Digoxine<br />

Bij acuut hartfalen is vooral digoxine bekend<br />

om zijn werking als positief inotroop middel<br />

en het beïnvloeden van het autonome zenuwstelsel,<br />

waardoor de cardiac output verhoogd<br />

wordt en de hartfrequentie gereduceerd<br />

wordt. Hierbij speelt ook de werking ervan<br />

op de arteriële baroreceptoren een rol in het<br />

verkrijgen van een gunstiger balans van het<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 55


autonome systeem. Het is een potente en selective<br />

inhibitor van Na+, K-ATPase en cellullaire<br />

Na+ pomp waardoor natrium en kalium<br />

actief transport over de celmembraan geremd<br />

wordt. Het gevolg is meer beschikbaar calcium<br />

2+ in de cytosol gedurende systole dat<br />

een interactie aangaat met de sarcomeren<br />

hetgeen leidt tot snellere en versterkte sarcomeer<br />

contractie. Tevens bestaat een direct<br />

effect op de gevoeligheid van de carotis baroreflex<br />

op veranderingen in de sinus carotis<br />

druk. Digoxine vermindert de automaticiteit<br />

en verhoogt de maximale diastolische membraan<br />

rustpotentiaal in atrium en atrioventriculair<br />

weefsel door afname van de sympaticotonie<br />

en toename van vagale tonus. Het is<br />

het meest gebruikte glycoside bij het paard<br />

omdat het goedkoop is, eenvoudig is toe te<br />

dienen en de farmacokinetiek goed bekend is.<br />

De intraveneuze dosering is 0.0022 mg/kg<br />

LG elke 12 uur, met een orale dosering van<br />

0.011 mg/kg LG elke 12 uur. Een eenmalige<br />

intraveneuze dosering leidt snel tot een<br />

therapeutische dosering. De therapeutische<br />

bloedplasma concentratie is 0.5-2.0 ng/ml.<br />

Het heeft een nauwe therapeutische breedte<br />

en er bestaan vele medicijn interacties met<br />

digoxine waardoor overdosering gemakkelijk<br />

optreedt. Symptomen van toxiciteit zijn<br />

anorexie, koliek en diarree als gevolg van de<br />

veranderde parasympaticotonie. Ook cardiale<br />

aritmiën zijn niet zeldzaam en kunnen<br />

levensbedreigend zijn. Vandaar dat een zorgvuldige<br />

klinische- en plasmaconcentratie<br />

monitoring nodig zijn. Het kan voorkomen<br />

dat bijwerkingen optreden op een therapeutische<br />

dosering en bij plasmaconcentraties<br />

onder de 2.0 ng/ml. Controle na 3-7 dagen<br />

is geïndiceerd, omdat er sprake is van een<br />

individuele reactie op een gegeven dosering<br />

waardoor individuele aanpassingen gedaan<br />

kunnen worden. Bloedconcentraties worden<br />

idealiter bepaald 2 en 12 uur na toediening<br />

om piek en dal waarden te bepalen. Voorbeelden<br />

van medicijnen, die kunnen leiden<br />

tot verhoogde bloedconcentraties digoxine,<br />

zijn omeprazole, tetracyclines, verapamil,<br />

kinidine, erythromycine, phenylbutazone en<br />

propafenone. Ook verlaging van de serumconcentratie<br />

kan optreden zoals in het geval<br />

van H2 blokkers. Hypokalaemie, hypomagnesiaemie<br />

en hypocalcaemie maken de patiënt<br />

gevoeliger voor toxische bijwerkingen.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 56<br />

Furosemide<br />

Diuretica hebben een rol in de behandeling<br />

van CHF door de water en natrium retentie<br />

tegen te gaan, dat in werking was gesteld<br />

door het compensatie mechanisme van<br />

hartfalen. Ze reduceren het intravasculaire<br />

volume, de ventriculaire vullingsdruk (preload)<br />

en de wandstress. Normaliter leidt het<br />

gebruik niet tot een sterke vergroting van de<br />

CO maar verminderen de symptomen van<br />

congestief hartfalen en remt het de progressie<br />

van dilatatie van de ventrikels en vermindert<br />

de ventriculaire druk. Wel moeten de diuretica<br />

intermitterend gebruikt worden in verband<br />

met het verstoren van de elektrolyten<br />

balans en evt. het zuur-base evenwicht.<br />

Van furosemide is bekend dat het een verminderd<br />

plasmavolume, verlaagde rechter<br />

atrium druk, lager slagvolume en lagere cardiac<br />

output geeft bij het gezonde paard, naast<br />

een verhoogde weerstand in het systemisch<br />

vaatbed. Chronisch gebruik induceert echter<br />

een hypokalaemie, hypochloraemische alkalose,<br />

hyponatraemie en hypomagnaesemie,<br />

hetgeen risicoverhogend is op bijwerkingen<br />

indien ook digoxine wordt gebruikt. Monitoring<br />

van elektrolyten is daarom geïndiceerd<br />

in deze gevallen. Een gebruikelijke dosering<br />

is 1 mg/kg LG intramusculair (im) of intraveneus<br />

(iv) iv of im 2 dd. Furosemide is vooral<br />

bedoeld om de negatieve spiraal van volume<br />

overload te reduceren.<br />

ACE- inhibitoren<br />

Als de ineffectieve myocardiale contractiliteit<br />

tot een verminderde CO heeft geleid,<br />

zal door activatie van het RAAS en een verhoogde<br />

sympaticotonie, veneuze en arteriële<br />

vasoconstrictie optreden. Deze excessieve<br />

toename van pre-en afterload zal leiden tot<br />

een verhoogd energie verbruik van de toch al<br />

falende circulatoire arbeid. Venodilatatoren<br />

induceren een toename in veneuze capaciteit<br />

en verminderde ventriculaire vullingsdruk,<br />

wandstress en preload, terwijl arteriële vasodilatatoren<br />

een verminderde afterload en<br />

verhoging van het slagvolume induceren. De<br />

meeste vasodilatatoren hebben effect op zowel<br />

het arteriële als veneuze vaatbed, hoewel<br />

er vaattype specifieken bestaan. Alle ACEinhibitoren<br />

sorteren effect door middel van<br />

het remmen van de conversie van angiotensine<br />

I naar II. Hierdoor ontstaat vasodilatatie


door het beschikbare angiotensine II te verminderen<br />

maar ook door het verhogen van<br />

beschikbaar bradykinine. Door het inhiberen<br />

van release van aldosteron van de adrenerge<br />

cortex verminderen ze de natrium en water<br />

resorptie door de nier en potentieëren ze het<br />

effect van diuretica. Ze verminderen hiernaast<br />

het sympaticus gestimuleerde hartslag<br />

verhogende effect, waardoor de HF en vasocontrictie<br />

tevens verminderd worden.<br />

ACE- inhibitors behoren tot de klasse van<br />

mixed vasodilators die de preload en afterload<br />

verminderen, door neurohormonale<br />

vasoconstrictieve mechanismen die geïnduceerd<br />

worden door het RAAS systeem te<br />

blokkeren. Daarbij verminderen ze tevens<br />

de plasma aldosteron concentratie. Door de<br />

verminderde natrium en water resorptie, die<br />

hierdoor volgt, wordt de ventriculaire hypertrofie<br />

tegengegaan met als beoogd gevolg<br />

een verbetering van klinische toestand<br />

en verlengde levensduur. Daar angiotensine<br />

II tevens een direct toxisch effect zou hebben<br />

op cardiomyocyten is ook via deze weg<br />

een gunstig effect te verwachten. Het middel<br />

is door deze eigenschappen in het bijzonder<br />

geïndiceerd voor chronische behandeling<br />

van hartfalen en veel minder voor behandeling<br />

voor acuut hartfalen. Diverse soorten<br />

(captopril, enalapril, quiapril, benazepril,<br />

ramipril) zijn voor mens en ook gezelschapsdieren<br />

op de markt en enkele zijn in meer of<br />

mindere mate toegepast bij het paard.<br />

Enalapril is een ouder product en wellicht is<br />

hier de meeste ervaring mee bij het paard. De<br />

dosering van enalapril bij het paard, welke<br />

onderzocht is, is 0.5 mg/ kg LG, 1 of 2 keer<br />

daags. Hierbij werd bij één paard een complete<br />

onderdrukking van aldosteron gemeten<br />

op de 1 maal daags dosering. Gebruikers menen<br />

een gunstig effect ervan waargenomen te<br />

hebben bij de behandelde paarden. Er is geen<br />

precieze farmacokinetiek van bekend maar<br />

wel dat de spermakwaliteit niet werd aangetast<br />

tijdens een studie bij 12 gezonde hengsten.<br />

Helaas is van enalapril tijdens een grote<br />

placebo gecontroleerde studie bij honden met<br />

gecompenseerde mitralis insufficiëntie het<br />

effect niet aangetoond.<br />

Ook het gebruik van ramipril bij CHF bij het<br />

paard is beschreven in combinatie met 2 maal<br />

daags 0.5 mg/kg LG furosemide i.m., in een<br />

dosering 50 μg/kg LG, 1 maal daags oraal ingegeven<br />

per sonde. Anderen bediscussiëren<br />

echter dat een dosering van 2 maal daags of<br />

een hogere dosering (125 μg/kg/LG) wellicht<br />

een beter effect zou hebben omdat het effect<br />

van de 1 maal daags dosering geen 24 uur<br />

duurt. Bij de beschreven patiënt waren alle<br />

kleppen insufficiënt als gevolg van CHF, veroorzaakt<br />

door LAV en AO insufficiëntie, met<br />

als gevolg PA dilatatie. De bloeddruk in het<br />

rechter atrium was geregistreerd gedurende<br />

5 dagen van behandeling door cannulatie van<br />

de A.facialis. Er werd een reductie van bloeddruk<br />

gemeten van 4.7-15% vergeleken met de<br />

waarden voor behandeling. Na 2 maanden<br />

behandeling met alleen ramipril waren de<br />

linker ventrikel diameter in diastole en AO<br />

dilatatie en FS significant verminderd. Het<br />

paard was 3 maanden stabiel te houden op<br />

deze dosering maar overleed na 8 maanden<br />

aan CHF. Ramipril zou een betere werking<br />

hebben op weefselniveau, omdat het lipofieler<br />

is, hoewel dat bij de hond nog niet onomstotelijk<br />

is vastgesteld. Ramipril gebruik in<br />

een groep mensen die asymptomatisch waren<br />

na een hartinfarct, had een positief effect<br />

op het voorkomen van symptomen. Geconcludeerd<br />

kan worden dat de indicatie voor<br />

preventief gebruik bij paarden met risico op<br />

hartfalen niet onderbouwd is op dit moment<br />

maar er zijn ook geen negatieve effecten te<br />

verwachten. Bij hartfalen zou het potentieel<br />

effect kunnen hebben. Ook Quinalpril is gebruikt<br />

bij het paard in een orale dosering van<br />

120 mg/kg LG paard per dag. Hoewel echocardiografisch<br />

geen veranderingen konden<br />

worden vastgesteld bij paarden met een LAV<br />

insufficiëntie, die gedurende 8 weken behandeld<br />

waren, was onder andere het SV en de<br />

CO verbeterd.<br />

Hydralazine<br />

Hydralazine vermindert de afterload door de<br />

systemische en pulmonaire vaatweerstand te<br />

verminderen, hetgeen resulteert in een verhoogd<br />

slagvolume en vermindering van ventriculaire<br />

wandstress. Het heeft rechtstreeks<br />

een positief inotroop effect op de cardiomyocyten<br />

en heeft weinig effect op de veneuze<br />

weerstand. Hoewel het werkingsmechanisme<br />

niet precies is opgehelderd, is het een veel<br />

gebruikt middel bij congestief hartfalen bij<br />

het paard in een dosering van 0.5-1.5 mg/<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 57


kg LG elke 12 uur per os. Incidenteel wordt<br />

beschreven, dat een enkel paard gedurende<br />

maanden is behandeld met hydralazine, maar<br />

vaker wordt een combinatie van furosemide,<br />

digoxine en eventueel een ACE inhibitor ingezet<br />

voor de acute opvang.<br />

Verapamil<br />

Verapamil kan in principe een rol spelen maar<br />

veel informatie over het gebruik bij het paard<br />

is niet beschikbaar. Het middel behoort tot de<br />

calciumblokkers. Het verlaagt de bloeddruk,<br />

vermindert de zuurstofbehoefte van het hart<br />

en beïnvloedt de hartslag. Calcium speelt<br />

een rol bij het verlagen van de tonus van de<br />

spieren rond de bloedvaten en daardoor verlaagt<br />

het middel de bloeddruk. De afterload<br />

neemt hierdoor af. Het nadeel is echter dat er<br />

tevens een negatief inotrope werking vanuit<br />

gaat. Een dosering van 0.035-0.05 mg/kg LG<br />

i.v. elke 30 minuten tot maximaal 0.2 mg/kg<br />

LG totaal is gebruikt bij het paard, echter niet<br />

in het kader van CHF maar behandeling van<br />

(supraventriculaire) aritmiën.<br />

Propranolol<br />

Ook propranolol afkomstig uit de groep van<br />

bètablokkers kan deel uit maken van de therapie.<br />

Het blokkeert de werking van endogene<br />

catecholamines zoals (nor)adrenaline<br />

op de ß-1-adrenerge receptoren van het hart.<br />

Stimulatie van deze receptoren leidt tot toegenomen<br />

inotropie en chronotropie en toegenomen<br />

automaticiteit en geleidings- snelheid<br />

van de cardiomyocyten. Stimulatie van<br />

de ß-1 receptoren, die aanwezig zijn in de<br />

nieren, leidt tot vrijkomen van renine. Door<br />

deze sympathisch gestimuleerde cascade te<br />

onderbreken, heeft het niet alleen een antihypertensief<br />

effect tot gevolg maar leidt het<br />

daarnaast tot een vermindering van de cardiale<br />

zuurstofbehoefte door de reductie van<br />

contractiekracht en frequentie. De remming<br />

van afgifte van renine leidt via vermindering<br />

van aldosteron productie, middels het RAAS,<br />

tot verminderde preload door verminderde<br />

natrium en water retentie. Het anti-aritmisch<br />

effect, dat propranolol op zowel supra- als<br />

ventriculaire ritmestoornissen heeft, wordt<br />

toegeschreven aan blokkade van het sympatische<br />

zenuwstelsel. Het induceert namelijk<br />

remming van de sinusknoop prikkeling, verlenging<br />

van de atriale refractaire periode en<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 58<br />

vertraging van de AV-knoop geleiding. Over<br />

propranolol met het paard als doeldier is niet<br />

veel literatuur beschikbaar, maar anekdotische<br />

ervaring is er wel mee in een dosering<br />

van 0.4-0.8 mg/kg LG per os 3 dd of 0.03-0.2<br />

mg/kg LG i.v.2 dd.<br />

IVd Pathologische bijgeluiden<br />

Inleiding<br />

Bijgeluiden worden gekarakteriseerd door<br />

middel van een nauwkeurige beschrijving<br />

van de timing, duur, intensiteit, het punctum<br />

maximum, toonhoogte, vorm, aard van het<br />

geluid en uitbreiding van het geluid. Door<br />

deze kenmerken in detail in kaart te brengen<br />

kan de oorsprong en betekenis van het geluid<br />

geïnterpreteerd worden. Tevens kan op basis<br />

hiervan besloten worden of een echocardiografisch<br />

onderzoek geïndiceerd is of niet (zie<br />

ook klinische diagnostiek).<br />

Met de timing wordt bedoeld op welk moment<br />

van de hartcyclus het geluid optreedt:<br />

systolisch, diastolisch of continu. De duur is<br />

de periode gedurende welke het geluid nog<br />

hoorbaar is in die fase van de hartactie, bijvoorbeeld<br />

vroeg-, midden-, laat-, holo- of<br />

pansystolisch of -diastolisch. Met pansystolisch<br />

wordt bedoeld dat de harttonen niet<br />

meer afzonderlijk van het bijgeluid gehoord<br />

worden; het bijgeluid omvat als het ware dan<br />

de harttoon. De intensiteit wordt uitgedrukt<br />

op een schaal die loopt van 1-5 of 1-6. Het<br />

is gebaseerd op de hoeveelheid bloed en de<br />

stroomsnelheid van de oorsprong van het<br />

geluid, de afstand tot de stethoscoop en de<br />

akoestische kwaliteiten van het tussenliggend<br />

weefsel. De uitstraling van het geluid<br />

is meestal vanaf de bron van het geluid in de<br />

richting van de abnormale stroom. Het wordt<br />

mede bepaald door de intensiteit van het bijgeluid<br />

en de fysische eigenschappen van de<br />

thorax. De vorm van het geluid wordt uitgedrukt<br />

als crescendo, decrescendo of bandvormig<br />

en is gebaseerd op de vorm zoals die kan<br />

worden waargenomen op het phonocardiogram.<br />

Het karakter van het geluid kan rauw,<br />

blazend, schrapend, muzikaal, toeterend,<br />

ratelend of schurend zijn. Daarnaast kan het<br />

hoogtonig, medium of laagtonig zijn. Muzikale<br />

of toeterende souffles zijn meestal een<br />

gevolg van vibraties die in werking worden


gesteld door intracardiale structuren, zoals<br />

chordae tendinae of kleppen.<br />

Pathologische bijgeluiden bij het paard zijn<br />

voornamelijk een indicatie voor een RAV,<br />

LAV of AO insufficiëntie en daarnaast congenitale<br />

defecten waarvan het VSD het meeste<br />

voorkomt. Rapportages van incidentie van<br />

souffles variëren aanzienlijk, namelijk van<br />

bijvoorbeeld 21 tot 51 of zelfs 81%, maar<br />

hangt sterk af van type paard, trainingstatus<br />

en leeftijd waarbij met name de renpaarden<br />

en dravers vaak souffles ten gevolge van<br />

trainings gerelateerde RAV insufficiëntie of<br />

functionele bijgeluiden hebben. AO en LAV<br />

insufficiënties zouden een prevalentie van<br />

respectievelijk 3.5 en 2.2 hebben in een groep<br />

van gemengde leeftijd paarden en in oudere<br />

paarden zou dit wat hoger liggen, namelijk<br />

tot aan 6.1-4.6 procent, respectievelijk. Echter<br />

deze aantallen kunnen veel hoger liggen<br />

afhankelijk van de onderzochte populatie en<br />

diagnostische methodiek (auscultatie versus<br />

kleurendoppler echo) (zie ook training adapatie).<br />

Daarnaast bepaalt ook de ervaring en<br />

training van de onderzoeker een rol.<br />

IVd1 Systolische bijgeluiden hoorbaar op<br />

de linker thoraxwand<br />

Linker AV (LAV) klep insufficiëntie (Mitralis<br />

insufficiëntie)<br />

Insufficientie van de mitraal klep leidt tot<br />

een systolisch bijgeluid, hoorbaar op de projectieplek<br />

van de linker AV klep op de linker<br />

thoraxwand. Van alle souffles wordt bij<br />

paarden deze het meeste geassocieerd met<br />

onderliggende hartafwijkingen of klinische<br />

symptomen echter klachten ten gevolge van<br />

een LAV insufficientie komen desondanks<br />

niet vaak voor. Het bijpassend geluid is een<br />

holosytolisch, soms pansystolisch bijgeluid,<br />

bandvorming van vorm, meestal 3/6 of luider<br />

en rauw of toeterend van karakter. Het geluid<br />

waaiert naar dorsocaudaal uit. Als de insufficiëntie<br />

het gevolg is van een klep prolaps, is<br />

het geluid meestal midden- tot laat-systolisch<br />

en meer crescendo van vorm.<br />

Gevolgen<br />

Indien er geen klepafwijkingen worden gezien<br />

of er geen sprake is van klep prolabering,<br />

is de insufficiëntie meestal klinisch irrele-<br />

vant of is er sprake van een geringe lekkage.<br />

Meestal blijven deze onveranderd of wordt<br />

het zeer geleidelijk erger over een langere tijd.<br />

In het geval van degeneratieve veranderingen<br />

aan de kleppen varieert de lekkage van irrelevant<br />

tot ernstig. De lekkage kan langzaam<br />

verergeren over meerdere jaren. In het geval<br />

van kleppen of geruptureerde chordae tendinae<br />

is er meestal sprake van ernstiger lekkage<br />

met snelle verslechtering. Slechts zelden<br />

gaat een geruptureerde chorda gepaard met<br />

geringe lekkage en langzame progressie hoewel<br />

dit wel kan voorkomen. Klepveranderingen<br />

in het kader van bacteriële endocarditis<br />

hebben een slechte prognose en kunnen ook<br />

leiden tot een gescheurde chorda. Niet alleen<br />

de actieve vegetatieve laesies leiden tot dysfunctie<br />

van de klep, maar ook als de initiële<br />

infectie bedwongen is kunnen door littekenweefsel<br />

de kleppen misvormd blijven met<br />

blijvende kleplekkage als gevolg. Echter, ook<br />

hier zijn incidentele overlevenden bekend die<br />

maar geringe lekkage over hebben gehouden<br />

van de aangetaste klep.<br />

Ernstige lekkage veroorzaakt in principe<br />

een verhoogde linker atrium en pulmonaal<br />

hypertensie. Uiteindelijk kan dit leiden tot<br />

verminderd presteren zoals hoge ademfrequentie<br />

en abdominaal ademen, verlengde<br />

hersteltijd na arbeid, hoesten, arbeidsintolerantie<br />

en atrium fibrillatie. Acute ernstige mitraal<br />

klep insufficiëntie, zoals gezien wordt<br />

bij een chorda tendinae ruptuur, kan leiden<br />

tot longoedeem met als gevolg witte schuimende<br />

neusuitvloeiing, hoesten en acute<br />

dood. Omdat de linker harthelft met een hogere<br />

druk rondpompt en het regurgiterende<br />

bloed ophoopt in de longen, leidt een significante<br />

LAV insufficiëntie sneller tot klinische<br />

klachten dan andere klepinsufficiënties. Omdat<br />

chronische ernstige mitraalklep insufficiëntie<br />

leidt tot een volume en drukoverload<br />

die doorgegeven wordt via de longen naar de<br />

rechter harthelft, presenteert de linker AV<br />

insufficiëntie zich nogal eens met klachten,<br />

passend bij rechter congestief hartfalen. Het<br />

normale linker atrium moet iets groter lijken<br />

dan het rechter atrium in de zogenaamde 4<br />

chamber view. De diameter van het linker<br />

aurikel in systole gemeten in de M-mode op<br />

Aortabasis positie, moet kleiner zijn dan de<br />

diameter van de Aorta basis. Zo niet, dan<br />

duidt dit op verwijding van het linker atrium.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 59


Voor paarden die gek worden van zomerjeuk<br />

Wordt u ook gek van die zomerjeuk bij uw paard?<br />

Huidirritatie bij paarden is altijd erger wanneer de paarden of<br />

pony’s in de lente en de zomer buiten grazen.<br />

In sommige gevallen kan uw paard er zo erg aan toe zijn dat u<br />

het in de stal moet houden of dat het de hele dag een volledig<br />

paardendeken moet dragen.<br />

Wat nieuws?<br />

Cavalesse ® is een nieuw, vrij verkrijgbaar product, dat u kunt<br />

kopen bij uw dierenarts. Het bevordert een gezonde huid bij<br />

paarden die gevoelig zijn voor jeuk wanneer ze in de lente en de<br />

zomer buiten grazen.<br />

Cavalesse ® is verkrijgbaar als een orale oplossing die u eenmaal<br />

daags aanbrengt op een handvol voedsel of een paardenkoekje.<br />

Het product is ook beschikbaar in de vorm van een gel voor<br />

lokaal gebruik.<br />

Hoe werkt het?<br />

Cavalesse ® bevat speciaal geformuleerd nicotinamide; het<br />

ondersteunt het afweersysteem van de huid van uw paard.<br />

Wanneer het paard wordt blootgesteld aan een allergeen,<br />

bijvoorbeeld stuifmeelkorrels of een muggenbeet, lokt het<br />

immuunsysteem in de huid een overdreven reactie uit. Dit<br />

veroorzaakt de allergische symptomen bij uw paard.<br />

Als u Cavalesse ® vroeg in het seizoen toedient, zal het de<br />

overdreven reactie van het immuunsysteem helpen verminderen<br />

en de huid gezond houden.<br />

TM<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 60<br />

Waar kan ik Cavalesse ® kopen?<br />

Cavalesse ® is verkrijgbaar bij uw dierenarts in de vorm van<br />

een combinatiepakket, dat zowel de orale oplossing als de<br />

topische gel bevat. De<br />

orale oplossing moet<br />

eenmaal daags worden<br />

toegediend, bij voorkeur in<br />

de vroege avond. De gel<br />

wordt aangebracht op de<br />

reeds geïrriteerde huid. Uw<br />

dierenarts zal u adviseren<br />

hoe u het product het best<br />

gebruikt.<br />

Wacht niet langer – praat met uw dierenarts VOORDAT<br />

uw paard huidproblemen ontwikkelt.<br />

De huid gezond houden is beter dan ze te moeten<br />

genezen!<br />

Cavalesse ® is een voedingssupplement dat de huid van paarden en pony’s, die gevoelig zijn voor jeuk als ze in de warme maanden buiten grazen, gezond helpt houden.<br />

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Janssen Animal Health, een divisie van Janssen-Cilag BV, postbus 90240, 5000 LT Tilburg. www. .com<br />

®<br />

TM<br />

© Janssen Animal Health mrt 2010/CAVA/CA/INS/2010/N/003


Bij echocardiografisch onderzoek hebben<br />

normale paarden een linker atrium diameter<br />

van tot ongeveer 13.5 cm (fig. 20) gemeten<br />

vanaf de linker thoraxwand.<br />

Klinisch kan linker hartfalen zich herkenbaar<br />

maken middels de makkelijk herkenbare<br />

symptomen van rechter hartfalen zoals bijvoorbeeld<br />

hypertensie, ventraal oedeem, hydrothorax<br />

en eventueel ascites. Bij volwassen<br />

paarden met congestief hartfalen is de diameter<br />

veelal toegenomen tot 16-23 cm afhankelijk<br />

van de duur of ernst van het hartfalen.<br />

Echter, dilatatie van het linker atrium is geen<br />

aanwijzing voor klinisch hartfalen als er een<br />

normaal hartritme en frequentie bestaat. Dan<br />

wordt gesproken van een gecompenseerde<br />

situatie. Vaak oogt een vergroot atrium ook<br />

boller en meer afgerond. Een kenmerk van<br />

risico op hartfalen op basis van een LAV insufficiëntie<br />

is een PA diameter die groter is<br />

dan die van de Aorta en wijst op pulmonale<br />

hypertensie. Het kan een voorbode zijn voor<br />

een pulmonalis ruptuur en is prognostisch<br />

ongunstig. Het zal duidelijk zijn dat deze<br />

dieren als onveilig worden beschouwd om te<br />

gebruiken.<br />

LV overload, veroorzaakt door matige tot<br />

ernstige LAV insufficiëntie kan worden<br />

herkend door een verdunning van de linker<br />

ventriculaire vrije wand en interventriculair<br />

septum. De normale LV diameter in einddiastole<br />

kan variëren van 8 tot 13 cm, gemeten<br />

via de rechter bortskaswand. Vergroting<br />

tot 16-20 cm is een aanwijzing voor ernstig<br />

volume overload. Het linker ventrikel is dan<br />

vaak hyperkinetisch en heeft een hoge FS als<br />

het myocard nog normaal kan functioneren.<br />

Indien een groot ventrikel gezien wordt in<br />

combinatie met een normale of verlaagde FS<br />

is er sprake van myocardafwijkingen omdat<br />

volgens het Frank Starling mechanisme dit<br />

niet te verwachten is.<br />

Met PW en kleurendoppler kan een indruk<br />

verkregen worden van de grootte van de regurgiterende<br />

jet. Indien de jet meer dan 2/3<br />

van het atrium bezet met een omgekeerde<br />

flow in de pulmonaal venen op pulse wave<br />

Doppler, kan deze als ernstig worden beschouwd.<br />

De breedte van de basis van de jet<br />

en de jet oppervlakte zijn echter ook relevant<br />

bij deze inschatting (fig. 21). Een snelle daling<br />

van de snelheid van de jet, gemeten met pulse<br />

[Figuur 20.] Linker atrium (LA) diameter meting.<br />

Legenda: Linker atrium(LA) diameter wordt<br />

gemeten wanneer de mitraliskleppen gesloten<br />

zijn en vanuit de coronair arterie naar het atriumseptum.<br />

LV; linker ventrikel. Normaal is een<br />

afmeting van rond de 13.5 cm bij een volwassen<br />

paard.<br />

[Figuur 21.] Kleurendoppler van mitralisinsufficiëntie<br />

Legenda: Kleurendoppler van een mitralisinsufficiëntie<br />

waarbij opvalt dat deze turbulent is<br />

(kleurenpallet) en voornamelijk rood doordat<br />

de maximum snelheid van -52cm/s (zie kleurenbalk<br />

rechtsboven in beeld) wordt overschreden<br />

en er alliasing optreedt. LA: linker atrium;<br />

LV: linker ventrikel.<br />

wave Doppler, komt overeen met een snelle<br />

stijging van de intra-atriale druk gedurende<br />

de systole en dus een ernstige insufficiëntie.<br />

Een probleem bij de Doppler snelheidsmetingen<br />

bij het paard en zeker ter hoogte van de<br />

mitraalklep is dat de ultrasound beam paral-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 61


[Figuur 22.] Minimale aorta (AO) insufficiëntie<br />

Legenda: Op de afbeeldig is een heel kleine<br />

regurgiterende jet te zien, die net achter de<br />

kleppen het linker ventrikel in stroomt. LA:<br />

linker atrium; LV linker ventrikel; RV rechter<br />

ventrikel<br />

lel met de jet moet komen om een juiste meting<br />

uit te voeren. Het is dus erg lastig een<br />

correcte meting uit te voeren. Niet alleen bij<br />

pulse wave Doppler maar ook bij kleurendoppler<br />

kan het lastig zijn de regurgiterende<br />

flow goed in beeld te krijgen. Het risico van<br />

echografisch onderschatten van de jet grootte<br />

of missen ervan is dan ook reëel. Ook als de<br />

flow langs de wand van het atrium op loopt in<br />

plaats van het atrium zelf in te schieten, kan<br />

de jet kleiner lijken dan hij in werkelijkheid is.<br />

De mate van lekkage, de LA afmeting en de<br />

mate van LV volume overload vormen de basis<br />

waarop een beslissing omtrent risico’s op<br />

klinische problemen getracht wordt te formuleren.<br />

Men moet er op bedacht zijn dat, indien<br />

er een matige tot ernstige regurgitatie gezien<br />

wordt, met een normale morphologie van het<br />

hart en omvang, er heel goed sprake kan zijn<br />

van een acute lekkage waarop het hart zich<br />

nog niet heeft aangepast. In het geval van<br />

matige ventrikeldilatatie en volume overload<br />

gaat de situatie meestal over meerdere jaren<br />

langzaam achteruit, tenzij er sprake is van<br />

acute ernstige lekkage, bijkomende myocard<br />

afwijkingen, gescheurde chordae tendinae of<br />

fladderende kleppen.<br />

Stenose van AO of PA<br />

De meeste systolische bijgeluiden op het<br />

klepgebied van AO of PA worden veroorzaakt<br />

door fysiologische flow als gevolg van<br />

hoorbare turbulentie op plekken met een<br />

hoge uitwerpsnelheid. Aorta stenose bij het<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 62<br />

paard, net als pulmonaal stenose, is een zeer<br />

zeldzaam congenitaal defect dat voorkomt in<br />

combinatie met complexe congenitale afwijkingen.<br />

Soms komt het voor als gevolg van<br />

vegetatieve kleplaesies door bacteriële endocarditis.<br />

Vaker komt een relatieve pulmonaal<br />

stenose voor, namelijk in het kader van VSD,<br />

door de relatief toegenomen bloedaanvoer<br />

in de pulmonale arterie als gevolg van de<br />

links-rechts shunt. Indien een holo-of pan-<br />

systolische bandvormige crescendo souffle<br />

met punctum maximum op de PA in combinatie<br />

met een rauwe bandvormige pansystolische<br />

souffle met maximale intensiteit<br />

op de rechter AV klep wordt geausculteerd<br />

bestaat er een sterke klinische verdenking op<br />

een VSD<br />

IVd2 Diastolische bijgeluiden hoorbaar op<br />

de linker thoraxwand<br />

Aorta insufficiëntie<br />

Het geluid van een AO insufficiëntie kan variëren<br />

in intensiteit van 1-6/6. Meestal is het<br />

een decrescendo geluid dat muzikaal klinkt.<br />

De oorzaak zijn degeneratieve veranderingen<br />

aan de kleppen die gaan optreden bij wat oudere<br />

paarden vanaf een leeftijd van een jaar<br />

of 10. Echter, bij jonge paarden wordt toch<br />

regelmatig een AO insufficiëntie gevonden.<br />

AO regurgitatie verslechtert meestal erg<br />

langzaam en slechts zelden is het een oorzaak<br />

voor congestief hartfalen of erger. AO klep<br />

prolaps of fenestraties zijn andere oorzaken<br />

van klepinsufficiëntie en verslechteren niet<br />

of langzaam. Omdat de jet het sterke ventrikel<br />

in lekt, kan het hart het over het algemeen<br />

vrij goed opvangen. Indien de regurgiterende<br />

jet deze opvang capaciteit te boven gaat, zal<br />

myocard falen optreden terwijl de toename<br />

van ventrikel omvang en uitrekken van de<br />

mitralis annulus zal leiden tot LAV kleplekkage.<br />

Dit wordt nogal eens gezien als de<br />

oorzaak van de AO insufficiëntie fladderende<br />

kleppen zijn. Ook als bacteriële endocarditis<br />

de oorzaak is, treedt bovenstaande situatie<br />

vaker op. De polskwaliteit is een goede indicator<br />

voor de mate van lekkage omdat een<br />

steile pols forse lekkage en linker ventrikel<br />

overload impliceert. Omdat in de diastole<br />

de coronair vaten gevuld worden zal bij een<br />

relevante AO insufficiëntie de perfusie van<br />

het hart benadeeld kunnen worden. Dit kan


[Figuur 23.] Mitraal klep fladderen als gevolg<br />

van een aorta insufficiëntie<br />

Legenda. LV: linker ventrikel. De regurgiterende<br />

jet vanuit de aorta botst tegen de septale<br />

mitraalklep waardoor deze in trilling wordt<br />

gebracht. Bij een grote jet kan dit uiteindelijk<br />

leiden tot beschadiging van de klep en secundaire<br />

lekkage van de mitraalkleppen.<br />

leiden tot inductie van extrasystolen door hypoxie<br />

van de hartspierwand. Bij arbeid neemt<br />

de zuurstofbehoefte van het hart toe met als<br />

gevolg meer risico op ritmestoornissen die<br />

de prestatie doen verminderen of zelfs tot levensbedreigende<br />

aritmie.<br />

In het geval van langdurige matig tot ernstige<br />

AO regurgitatie (fig. 22) zal de AO basis<br />

gaan dilateren als reactie op het toegenomen<br />

bloedvolume dat de Aorta uitstroomt. In dit<br />

geval zal dit niet predisponeren tot AO ruptuur,<br />

in tegenstelling tot Aortabasis dilatatie<br />

als gevolg van een Aorta aneurysma. Daarnaast<br />

zal een matige AO insufficiëntie leiden<br />

tot linker ventrikel volume overload, een<br />

dunnere vrije ventrikel wand en interventriculair<br />

septum. Een toegenomen afstand van<br />

de zogenaamde mitralis klep “septal to E<br />

point” (normaal 1 cm) is een maat voor dilatatie<br />

van de linker outflow tract en neemt<br />

toe bij een matige tot ernstige Aorta insufficiëntie.<br />

De linker ventrikelwand en met<br />

name de inter-ventriculaire septum bewegingen<br />

kunnen hyperdynamisch worden als gevolg<br />

van de volume overload bij een normaal<br />

myocard. De fractional shortening neemt toe<br />

als gevolg van de linker ventrikel overload<br />

zolang het myocard goed kan functioneren.<br />

Ook ernstige overload kan het linker ventrikel<br />

goed opvangen zolang de LAV klep nog<br />

goed kan blijven functioneren. Zelfs paarden<br />

met een linker ventrikeldiameter van 18 cm,<br />

in plaats van de 13 cm, kunnen nog jaren<br />

(tot 3 jaar is beschreven) functioneel blijven.<br />

Zodra de LAV klep erbij gaat lekken, al dan<br />

niet als gevolg van de geruptureerde chorda<br />

tendinae, verslechtert de situatie over het algemeen<br />

snel.<br />

Het meten van de regurgiterende jet kan via<br />

de linker of rechter parasternale window,<br />

echter vanaf links kan de ultrasound beam<br />

beter parallel met de jet geplaatst worden en<br />

is de afstand tot de thoraxwand wat kleiner<br />

waardoor een beter kleurendoppler signaal<br />

verkregen kan worden. Een jet, die meer dan<br />

2/3 van de linker ventrikel uitstroom opening<br />

bezet, een omgekeerde diastolische flow in<br />

de AO veroorzaakt, en een jet die doorloopt<br />

tot voorbij de septale mitraalklep, kan als<br />

ernstig beschouwd worden. Soms brengt de<br />

regurgiterende jet de mitraal kleppen in trilling,<br />

iets dat een verhoogd risico geeft op secundair<br />

lekkage van de mitraal klep (fig. 23).<br />

Ook een snelle afname van stroomsnelheid,<br />

gemeten met PW doppler, wijst op een snelle<br />

toename in de linker ventriculaire diastolische<br />

druk en daarmee op een ernstige AO<br />

insufficiëntie. Echocardiografisch is de herhaalbaarheid<br />

van het vaststellen van een AO<br />

insufficiëntie matig, gezien het feit dat 15 %<br />

van de AO insufficienties op opeenvolgende<br />

dagen niet terug te vinden is.<br />

Pulmonaal klep insufficiëntie<br />

Zelden worden souffles gehoord behorende<br />

bij een primaire pulmonalis insufficiëntie.<br />

Er worden vaak klinisch irrelevante regurgiterende<br />

jets waargenomen met Doppler<br />

echografie. Klinisch relevante pulmonalis<br />

insufficiënties komen een heel enkele keer<br />

voor bij bijvoorbeeld een fladderende klep.<br />

De intensiteit kan variëren van 1-6/6 maar<br />

de meeste zullen 1-3/6 zijn. Het wordt zelden<br />

vastgesteld als solitaire aandoening, vaker in<br />

het kader van complexe congenitale aandoeningen<br />

of bij congestief hartfalen, meestal<br />

in het kader van linker AV insufficiëntie.<br />

Het gevolg is een rechter ventrikel volume<br />

overload en pulmonaal arterie dilatatie. De<br />

rechter ventrikel overload zal leiden tot een<br />

toegenomen rechter ventrikel volume met paradoxale<br />

inter-ventriculair septum bewegingen.<br />

De grootte van de regurgiterende jet kan<br />

zowel vanuit het linker als rechter parasternale<br />

window gemeten worden. Vanaf rechts<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 63


komt de ultrasound beam het meest parallel,<br />

hoewel de jet dan wel meer dan 15 cm diep in<br />

de thorax ligt. Vanaf links is het dichter bij,<br />

maar kan de ultrasound beam minder goed<br />

of niet parallel komen, waardoor de metingen<br />

benadeeld worden. Indien de jet meer dan 2/3<br />

van de rechter uitstroom opening bezet met<br />

een omgekeerde diastolische flow in de pulmonaal<br />

arterie kan de lekkage als ernstig beschouwd<br />

worden. Indien een pulmonalis insufficiëntie<br />

groot is, is dit meestal het gevolg<br />

van congestief hartfalen in het kader van primaire<br />

mitraal insufficiëntie en de prognose is<br />

dan ook slecht.<br />

[Figuur 24.] Tricuspidaalklep insufficiëntie<br />

het rechter atrium in.<br />

Legenda: Kleurendoppler van de tricuspidaal<br />

insufficiëntie die turbulent (kleurenpallet) is.<br />

RV: Rechter ventrikel; RA: rechter atrium<br />

LAV klep (mitraal klep) stenose<br />

In principe kan dit tot een holodiastolische<br />

souffle leiden op de linker thorax wand,<br />

maar het is dermate zeldzaam dat hier niet<br />

nader op in zal worden gegaan.<br />

IVd3 Systolische bijgeluiden hoorbaar op<br />

de rechter thoraxwand<br />

Rechter atrioventriculaire klep<br />

(RAV=tricuspidaalklep) insufficiëntie<br />

Souffles op de RAV klep komen veel voor.<br />

Tricuspidaal klep insufficiënties worden<br />

dan ook zeer frequent waargenomen bij het<br />

paard maar zijn zelden de veroorzaker van<br />

klinische afwijkingen. Meestal betreffen het<br />

holosystolische of pansystolische souffles,<br />

bandvormig van vorm, een intensiteit van<br />

2/6 of luider en rauw of blazend van karakter.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 64<br />

Het punctum maximum ligt dan in de vierde<br />

intercostaalruimte, een handbreedte boven<br />

het olecranon, onder de M. triceps. Als een<br />

klepprolaps eraan ten grondslag ligt is het<br />

geluid eerder midden- tot eind-systolisch en<br />

crescendo, 2/6 of luider en blazend of rauw<br />

van karakter. Meestal is de insufficiëntie gering<br />

tot matig en vertonen de paarden geen<br />

klinische afwijkingen. Ernstige tricuspidaal<br />

klep insufficiëntie kan leiden tot verminderd<br />

presteren in takken van sport, die veel van<br />

het uithoudingsvermogen vragen zoals renen<br />

drafsport of hoger niveau samengestelde<br />

wedstrijden. Het is niet uitzonderlijk dat<br />

voor recreatie, spring-of dressuursport de<br />

paarden nog functioneel zijn. Slechts zelden<br />

is het een primaire oorzaak voor congestief<br />

hartfalen of dood. Veel vaker komt ernstige<br />

RAV insufficiëntie en bijkomende klinische<br />

afwijkingen voor in het kader van ernstige<br />

LAV insufficiëntie dat geleid heeft tot chronische<br />

pulmonaal hypertensie, myocarditis<br />

of andere oorzaken die tot algeheel hartfalen<br />

hebben geleid. Klinisch is rechter hartfalen<br />

gemakkelijk herkenbaar door de veneuze hypertensie<br />

en veneuze overvulling, verhoogde<br />

venepols, perifere oedemen, pleurale effusie,<br />

congestie van de lever en het splanchnisch<br />

vaatbed met als gevolg icterus, (milde) koliek<br />

en wat dunnere mestconsistentie naast ascites.<br />

Vaak worden geen klepafwijkingen gevonden<br />

bij echocardiografisch onderzoek (fig.<br />

24). Zelden worden verdikte kleppen, klepprolaps<br />

of geruptureerde chordae tendinae of<br />

slechts een enkele keer fladderende kleppen<br />

waargenomen, zeker in vergelijking met de<br />

LAV klep. Ook endocarditis laesies worden<br />

veel vaker op de LAV en AO klep aangetroffen<br />

tenzij het een endocarditis als gevolg van<br />

een tromboflebitis betreft.<br />

Om een indruk te krijgen van de ernst van<br />

de insufficiëntie kan de maat van het rechter<br />

atrium dienen. Echter hiervan is slechts<br />

een indruk te krijgen door linker en rechter<br />

atrium met elkaar te vergelijken in de zgn.<br />

rechter parasternale 4 chamber view. Vanuit<br />

deze positie moet het rechter atrium dan iets<br />

kleiner tonen dan het linker atrium. Echter,<br />

de atria als geheel zijn in deze positie niet in<br />

beeld te brengen waardoor niet meer dan een<br />

indruk kan worden verkregen (fig. 25). Normaliter<br />

toont de rechter ventrikel zich als 1/3


[Figuur 25.] Echografisch onderzoek paard<br />

Legenda: Stephanie Veraa voert een echocardiografisch<br />

onderzoek uit op de afdeling<br />

Diagnostische Beeldvorming aan de faculteit<br />

Diergeneeskunde.<br />

van de grootte van het linker ventrikel. Zo<br />

niet, dan is er sprake van rechter ventrikel<br />

volume overload. Ook paradoxale septum<br />

bewegingen, waarbij het inter-ventriculaire<br />

septum richting de rechter ventrikel beweegt<br />

in plaats van richting de linker ventrikel,<br />

geeft een indruk over RV volume overload.<br />

Daarnaast kan in de rechter parasternale<br />

view van de linker ventriculaire en AO uitstroom<br />

opening, de diameter in eind diastole<br />

gemeten worden om een maat te krijgen van<br />

de rechter ventrikel en daarmee een indruk<br />

over de mate van circulatoire (over-) belasting.<br />

Met pulse wave Doppler of kleurendoppler<br />

kan in de rechter cardiale window de maat<br />

genomen worden van het jet oppervlakte.<br />

Omdat via dit window, en bij deze regurgitatie,<br />

de ultrasound beam beter parallel<br />

gepositioneerd kan worden dan indien er<br />

sprake is van linker AV klep lekkage, kan<br />

een reëler beeld verkregen worden over de<br />

werkelijke omvang van de regurgiterende<br />

jet. Indien deze voor meer dan 2/3 het atrium<br />

bezet, kan het beschouwd worden als<br />

ernstige lekkage.<br />

Zoals gezegd is de prognose gunstig voor de<br />

sport tenzij er sprake is van ernstige lekkage.<br />

De andere vormen blijven over het algemeen<br />

stabiel in de tijd of verergeren slechts langzaam.<br />

Indien de ernstige tricuspidaal klep<br />

regurgitatie het gevolg is van, of samengaat<br />

met, ernstige mitralis insufficiëntie en congestief<br />

hartfalen, is de prognose ongunstig.<br />

Ventrikel septum defect (VSD)<br />

Indien een (luide) souffle gehoord wordt met<br />

het punctum maximum op de rechter AV<br />

klep of in die buurt, moet altijd rekening ge-<br />

houden worden met het bestaan van een VSD<br />

(fig. 15). Meestal betreft een VSD bij het paard<br />

namelijk een defect in de rechter ventriculaire<br />

inlet van het interventriculaire septum. De<br />

souffle is meestal pansystolisch, luid, bandvormig<br />

en rauw klinkend. Daarnaast wordt<br />

een zachter systolisch bijgeluid gehoord ter<br />

hoogte van de PA als gevolg van het grotere<br />

aanbod in de pulmonalis door de links rechts<br />

shunting. Afhankelijk van de precieze locatie<br />

van het defect is het mogelijk dat de souffle<br />

het luidst klinkt ter hoogte van de PA klep.<br />

Dit kan ook het geval zijn als het VSD voorkomt<br />

in het kader van een tetralogie van Fallot<br />

(zie ook congenitale hartaandoeningen).<br />

IVd4 Diastolische bijgeluiden op de rechter<br />

thoraxwand<br />

Aorta klep insufficiëntie<br />

Het is niet ongebruikelijk dat op de rechter<br />

thorax wand een Aorta klep insufficiëntie<br />

wordt waargenomen als een holodiastolische<br />

1-3/6, crescendo souffle die luider rechts dan<br />

links op de thorax te horen is. Dit heeft te<br />

maken met de manier waarop het hart gepositioneerd<br />

is in de thorax van het paard,<br />

door de rotatie iets naar rechts. Een niet veel<br />

voorkomende alternatieve oorzaak zou een<br />

lekkende RAV klep kunnen zijn in het kader<br />

van een endocarditis.<br />

IVe Pathofysiologie ritmestoornissen<br />

Ritmestoornissen zijn in bijna alle gevallen<br />

te danken aan een geleidingstoornis, een<br />

stoornis in de prikkelvorming of een combinatie<br />

van beide.<br />

IVe1 Verstoorde Geleiding<br />

Geleidingstoornissen kunnen veel oorzaken<br />

hebben. Eén belangrijke oorzaak is depolarisatie<br />

t.g.v. verstoring in de elektrolytbalans,<br />

bijv. na overmatige rek of lokale anoxie. De<br />

depolarisatie zorgt voor inactivatie van een<br />

deel van de spanningsgevoelige Na+- en Ca 2+<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 65


kanalen. Het verlies van functionele ionkanalen<br />

vermindert de prikkelbaarheid van het<br />

weefsel en vertraagt de geleiding van de actiepotentiaal.<br />

Dit kan leiden tot een gedeeltelijk<br />

of volledig geleidingblok.<br />

Depolarisatie van myocardweefsel kan ook<br />

een belangrijke rol spelen bij het ontstaan<br />

van zogenaamde re-entry aritmieën, waarbij<br />

t.g.v. een geleidingstoornis een onafhankelijk<br />

focus van pacemakeractiviteit ontstaat. Reentry<br />

kan optreden als aan de volgende drie<br />

voorwaarden voldaan is:<br />

1) In één tak van het netwerk van het geleidingsysteem<br />

of in één van de bundels<br />

van vertakkend myocardweefsel is een<br />

uni-directionele blokkade aanwezig. Bijv.<br />

door lokale depolarisatie of pathologische<br />

veranderingen. Een asymmetrische laesie<br />

kan ervoor zorgen dat aan de ene kant van<br />

de laesie meer functionerende cellen aanwezig<br />

zijn dan aan de andere zijde. Geleiding<br />

vanaf de zijde met de meeste functionerende<br />

cellen is gegarandeerd omdat<br />

de stroomkringen sterk genoeg zijn om<br />

het geringere aantal cellen aan de andere<br />

zijde te exciteren. Echter, de geleiding in<br />

omgekeerde richting zal niet plaatsvinden,<br />

ofwel een uni-directionele blokkade.<br />

2) De aanwezigheid van een geleidinglus.<br />

Een bekend voorbeeld is dat van een Purkinje<br />

vezel die zich in 2 takken opsplitst<br />

voordat het signaal wordt overgedragen op<br />

de gewone myocardvezels. In één van beide<br />

takken is een uni-directionele blokkade<br />

aanwezig en de geleiding langs deze tak<br />

stopt. Echter, de actiepotentiaal vervolgt<br />

zijn weg langs de andere tak en daarna<br />

langs andere delen van het hart om alsnog<br />

via deze omweg bij de blokkade uit te komen,<br />

maar dan wel vanaf de andere zijde.<br />

De lus kan gevormd worden rondom een<br />

anatomisch obstakel, zoals bijv. een gebied<br />

met niet-geleidend bindweefsel t.g.v.<br />

necrose.<br />

3) De actiepotentiaal mag pas bij de distale<br />

zijde van het gebied met blokkade aankomen<br />

nadat het gebied proximaal van<br />

de blokkade is hersteld van de refractaire<br />

periode. Als dit het geval is dan kan de<br />

impuls retrograad door het gebied van de<br />

blokkade worden geleid en aan een tweede<br />

ronde beginnen. Wanneer het hierbij<br />

blijft is er sprake van een premature ex-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 66<br />

trasystole. Echter, er kan ook een zichzelf<br />

onderhoudend excitatie circuit ontstaan.<br />

Deze re-enty circuits genereren golven<br />

van elektrische activiteit die in competitie<br />

gaan met de golven activiteit die de SAknoop<br />

genereert om het ventrikel aan te<br />

zetten tot contractie.<br />

De minimaal vereiste lengte van de geleidinglus<br />

zal afhangen van de snelheid waarmee<br />

de actiepotentiaal zich verspreidt en<br />

de duur van de refractaire periode. Bij een<br />

refractaire periode van 0.4 s en een geleidingsnelheid<br />

van 0.5 m/s is de minimale<br />

lengte van het re-entry circuit 20 cm. Dit<br />

geeft aan dat het paardenhart groot genoeg is<br />

om één of meerdere circuits te onderhouden.<br />

De lengte van het circuit kan verder afnemen<br />

als de snelheid van geleiding daalt door bijvoorbeeld<br />

verschuivingen in expressie van<br />

“gap-junction” isovormen of inactivatie van<br />

spanningsgevoelige Na+ kanalen. Re-entry<br />

circuits kunnen theoretisch op meerdere manieren<br />

worden doorbroken. Bijv. door versnelling<br />

van de geleiding of verlenging van<br />

de refractaire periode zodat de actiepotentiaal<br />

op een dood spoor eindigt.<br />

IVe2 Verstoorde Prikkelvorming<br />

Het vermogen om autonoom nieuwe prikkels<br />

te vormen kan voor ieder deel van het hart<br />

veranderen. Pacemakercellen kunnen hun<br />

pacemakeractiviteit verliezen terwijl gewone<br />

myocardcellen kunnen gaan fungeren als ectopische<br />

pacemakers.<br />

Gewone myocardcellen kunnen zogeheten<br />

nadepolarisaties vertonen tijdens de repolarisatiefase<br />

van de actiepotentiaal (early<br />

afterdepolarizations) of kort nadat de cel is<br />

gerepolariseerd (delayed afterdepolariza-<br />

[Figuur 26.] Schematische weergave van<br />

vroege en vertraagde after depolarisaties van<br />

de actie potentiaal (AP).<br />

Legenda: Early afterdepolarizations (EAD)<br />

en delayed afterdepolarizations (DADs). Action<br />

Potential (AP)


tions) (fig. 26). Wanneer de nadepolarisatie<br />

groot genoeg is kan dit de trigger zijn voor<br />

een extrasystole of zelfs een reeks van extrasystolen<br />

Early afterdepolarizations (EADs)<br />

Deze kunnen optreden tijdens het laatste<br />

deel van de plateaufase/begin van de repolarisatiefase<br />

van de actiepotentiaal, vooral<br />

wanneer de actiepotentiaal verlengd is door<br />

veranderingen in natrium of kalium stromen.<br />

Bradycardie verhoogt de kans op EADs.<br />

EADs zijn het gevolg van hernieuwde activatie<br />

van de L-type Ca 2+ kanalen tijdens de<br />

actiepotentiaal. Kennelijk duurt de actiepotentiaal<br />

lang genoeg voor een deel van de<br />

Ca 2+ kanalen om te herstellen van inactivatie<br />

en opnieuw te openen. Dit mechanisme kan<br />

mogelijk verklaren waarom klasse 3 antiaritmica<br />

(bijv. D-sotalol) de kans op EADs<br />

verhogen. Klasse 3 anti-aritmica zorgen voor<br />

inhibitie van de “delayed rectifier K+ current<br />

(IKr)” en een substantiële verlenging van de<br />

actiepotentiaal en refractaire periode. Hierdoor<br />

kunnen ze gebruikt worden om re-entry<br />

circuits te doorbreken.<br />

EADs zijn met name bekend uit de humane<br />

geneeskunde omdat patiënten met het “long-<br />

QT syndrome“ risico lopen op het ontwikkelen<br />

van Torsades de Pointes aritmieën en<br />

ventriculaire fibrillatie. Het long QT-syndrome<br />

kan zowel aangeboren als verkregen zijn.<br />

Vele geneesmiddelen, waaronder anti-histaminica<br />

en antibiotica hebben als bijwerking<br />

dat ze het IKr kanaal kunnen blokkeren en<br />

zorgen voor verlenging van de actiepotentiaal<br />

(=long QT). Torsades de Pointes kan bij<br />

het paard worden geïnduceerd door kinidine,<br />

vooral als het dier hypokalemisch is.<br />

Delayed afterdepolarizations (DADs)<br />

DADs vinden plaats kort nadat de cel is gerepolariseerd<br />

en kunnen optreden wanneer<br />

het sarcoplamastich reticum (SR) spontaan<br />

Ca 2+ begint af te geven. Het Ca 2+ -afgifte kanaal<br />

in het SR is namelijk gevoelig voor de<br />

concentratie Ca 2+ in het SR. Wanneer de Ca 2+<br />

concentratie in het SR gestegen is, neemt de<br />

kans toe dat de Ca 2+ -afgifte kanalen (= ryanodine<br />

receptoren) open staan. Bij spontane<br />

opening van de Ca 2+ -afgifte kanalen kan het<br />

vrijgekomen Ca 2+ zorgen voor calcium-geïnduceerde-calcium-afgifte<br />

uit het SR, waarbij<br />

de trigger dus niet extracellulair Ca 2+ maar<br />

intracellulair Ca 2+ is.<br />

Welke situaties verhogen de kans op DADs?<br />

In feite iedere situatie die het Ca 2+ gehalte<br />

van het SR verhoogt zoals weefselbeschadiging,<br />

anoxie en een verhoogde sympathicotonus.<br />

Anoxie kan o.a. leiden tot remming<br />

van de 3Na+/2K+-ATPase en dus een<br />

stijging van het intracellulaire Na+ gehalte.<br />

Deze stijging verlaagt de drijvende kracht<br />

voor de 3Na+/1Ca 2+ exchanger (NCX) in het<br />

sarcolemma met als gevolg dat minder calcium<br />

naar extracellulair gepompt wordt en<br />

meer calcium in het SR opgeslagen wordt.<br />

Eenzelfde mechanisme verklaart het positief<br />

inotrope effect van digoxine (hartglycoside<br />

afkomstig uit vingerhoedskruid). Overdosering<br />

van digoxine kan o.a. leiden tot DADgeïnduceerde<br />

aritmieën.<br />

Een verhoogde sympathicotonus en een verhoogde<br />

hartfrequentie zijn belangrijke factoren<br />

bij de ontwikkeling van DADs. Activatie<br />

van de adrenerge β-1 receptoren zorgt voor<br />

een toename van de Ca 2+ instroom door Ltype<br />

Ca 2+ kanalen in het sarcolemma en toename<br />

van de Ca 2+ -ATPase pompactiviteit in<br />

het SR. De Ca 2+ -inhoud van het SR neemt<br />

toe. Een verhoging van de hartfrequentie<br />

zorgt op eigen wijze voor een toename van<br />

de SR Ca 2+ -inhoud.<br />

Wat is de relatie tussen spontane Ca 2+ afgifte<br />

uit het SR en de vertraagde nadepolarisatie?<br />

De spontane afgifte van Ca 2+ zorgt voor een<br />

stijging van de [Ca 2+ ] vlak onder het sarcolemma.<br />

Deze stijging activeert de NCX in<br />

het sarcolemma. Na activatie zorgt deze<br />

electrogene pomp voor een netto instroom<br />

van positieve lading. Dit verklaart de membraandepolarisatie.<br />

Wanneer de depolarisatie<br />

groot genoeg is kan één enkel of soms zelfs<br />

een hele reeks van actiepotentialen opgewekt<br />

worden die zich over het myocard verspreiden<br />

(fig. 26).<br />

IVe3 Voorbeelden van storingen in de<br />

prikkelvorming<br />

Voor het geval de normale SA pacemaker<br />

niet in staat zou zijn het omliggende atrium<br />

weefsel te activeren, kunnen latente pacemakers<br />

in het atrium, de AV-knoop, Purkinje<br />

vezels of latente pacemakers in het ventrikel<br />

het hartritme gaan reguleren. De functie van<br />

dit beveiligingssysteem is simpelweg een<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 67


ventrikelfunctie garanderen die minimaal<br />

noodzakelijk is om te overleven. Verhogen<br />

van deze automaticiteit kan leiden tot een frequentie<br />

welke de normale benadert. Echter,<br />

onder invloed van een veranderde autonoom<br />

zenuwstelsel tonus, hartziektes of medicijnen<br />

kan deze toegenomen automaticiteit van dit<br />

soort pacemakers leiden tot een onregelmatig<br />

en/of een versneld hartritme.<br />

Supraventriculaire extrasystolen (SVES =<br />

atriale premature contracties)<br />

Supraventriculaire extrasystolen (SVES) zijn<br />

het gevolg van activatie van latente pacemakers<br />

in het atrium, die de SA-knoop gaan<br />

overheersen en dus hartritme gaan bepalen.<br />

De morfologie van de P-top zal anders zijn<br />

dan de normale P-top omdat deze vanuit een<br />

andere locatie komt dan de SA-knoop. Omdat<br />

er met de geleiding over de AV-knoop niets<br />

veranderd is, zal de extrasystole in principe<br />

gevolgd worden door een normaal QRS-T<br />

complex. Indien de extrasystole zodanig getimed<br />

is dat het ventrikel nog in de refractaire<br />

periode zit, kan de supraventriculaire extrasystole<br />

niet leiden tot een ventrikel contractie<br />

en volgt een pauze. Ook kan het zijn dat de<br />

SVES vroeger optreedt dan het normale T-P<br />

interval waardoor de T-P tijd verkort wordt<br />

of de P zelfs over geprojecteerd wordt op de<br />

T-top met als gevolg een afwijkende T-top<br />

morfologie met een slecht herkenbare P-top<br />

(fig. 10).<br />

Ook bij 24 uurs ECG ’s bij normale paarden<br />

wordt het optreden van een incidentele SVES<br />

waargenomen (27% toont een enkele (= minder<br />

dan 1/24 uur) /24uur). Nog frequenter is<br />

dit het geval bij paarden met hartafwijkingen<br />

of digestiestoornissen. Bij 30 % van de<br />

paarden met een Aorta insufficiëntie zouden<br />

SVES voorkomen tijdens arbeid. Op zijn<br />

beurt is het frequent voorkomen van SVES<br />

predisponerend voor het induceren van atrium<br />

fibrillatie.<br />

Diagnostiek:<br />

Het regelmatige hartritme wordt onderbroken<br />

door extrasystolen, die leiden tot het<br />

waarnemen van een hartslag die eerder komt<br />

dan de oorspronkelijke opvolgende hartslag.<br />

Hierdoor wordt het hartritme onregelmatig<br />

in de periode dat extrasystolen optreden<br />

en wel onregelmatig onregelmatig omdat er<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 68<br />

meestal geen vast patroon zit in de frequentie<br />

van voorkomen van de extrasystolen. De<br />

polskwaliteit is meestal equaal maar kan ook<br />

inequaal zijn. Het ECG laat een normaal<br />

QRS-complex zien, dat eerder dan verwacht<br />

optreedt en de bijbehorende P-top heeft een<br />

abnormale morfologie (fig. 10). Als de SVES<br />

zoveel eerder optreedt dat deze overprojecteert<br />

op de T-top van het voorgaande QRS-T<br />

complex, leidt dit tot het niet herkennen van<br />

een P-top en een misvormde T-top. Het kan<br />

ook zijn dat een SVES valt binnen de refractaire<br />

periode van de ventrikel, waardoor de<br />

atriumcontractie niet gevolgd kan worden<br />

door een ventrikelcontractie met als gevolg<br />

een langere pauze (fig. 27). Bloedonderzoek<br />

kan eventueel elektrolyt (vooral hypokalae-<br />

[Figuur 27.] Supraventriculaire extrasystole<br />

welke valt binnen de refractaire periode.<br />

Legenda: de P top die op de T valt valt binnen<br />

de refractaire periode, zodat er geen ventrikel<br />

contractie kan plaatsvinden en het QRS-T<br />

complex ontbreekt.<br />

mie) verstoringen of myocard schade aan het<br />

licht brengen.<br />

Afhankelijk van de frequentie van voorkomen<br />

kan de hartfrequentie ook sneller dan de<br />

referentiewaarden worden<br />

Supraventriculaire tachyaritmie<br />

Indien door het aantal SVES de hartfrequentie<br />

boven de referentie waarden is gekomen<br />

wordt de ritmestoornis ook wel een supraventriculaire<br />

tachyaritmie of tachydysritmie<br />

genoemd. Dit kan voorkomen zoals hierboven<br />

beschreven en, in het kader van congestief<br />

hartfalen samen met AF.<br />

Oorzaken<br />

Bij normale paarden worden regelmatig


SVES geïdentificeerd op 24 uurs ECG’s in<br />

rust en zelfs soms bij lichte arbeid. Net als bij<br />

een enkele SVES in de korte periode direct<br />

na arbeid in de herstelfase, wordt dit geweten<br />

aan een autonome dysbalans. Hypokalaemie,<br />

of in het algemeen elektrolyt verstoringen,<br />

zijn een oorzaak voor het optreden van<br />

SVES. Daarnaast wordt de hoge prevalentie<br />

bij paarden met relevante AO insufficiënties<br />

geweten aan verminderde myocard doorbloeding<br />

en dientengevolge hypoxie, doordat<br />

regurgiterende jet interfereert met de doorbloeding<br />

van de cononair vaten in de diastole.<br />

Myocarditis is daarnaast een oorzaak voor<br />

SVES en SV- tachydysritmie. Dit kan samen<br />

gaan met CHF en AF.<br />

Prognose:<br />

Als er geen hartlijden wordt vastgesteld is<br />

het succespercentage 85%. De behandeling<br />

kan bestaan uit een periode van 4 weken<br />

boxrust al dan niet in combinatie met een<br />

2 weekse behandeling met dexadreson. Bij<br />

polsfrequenties van boven de 100 slagen per<br />

minuut, zonder dat er aanwijzingen zijn voor<br />

hartlijden, zou kinidine sulfaat of gluconaat<br />

eventueel een behandeloptie zijn. Vaak kan<br />

men hartlijden niet geheel uitsluiten en dan<br />

kan de supraventriculaire tachyaritmie soms<br />

verbeteren door een antiaritmische therapie<br />

met propranolol, verapamil of diltiazem. Digoxine<br />

wordt gebruikt als het doel is het ventrikel<br />

ritme te controleren. Het vertraagt de<br />

geleiding door de AV-knoop door een direct<br />

effect op de Na+/K+ pomp en door centrale<br />

vagomimetische effecten. Daarnaast heeft<br />

digoxine een positief inotrope werking, een<br />

complexe werking op perifere vaattonus en<br />

invloed op de respons van baroreceptoren.<br />

Ventriculaire extrasystolen (= ventriculaire<br />

premature contracties)<br />

VES zijn het gevolg van activatie van latente<br />

pacemakers in het ventrikel die de impuls-<br />

formatie vanuit de AV-knoop gaan overheersen.<br />

De impulsen die vanuit het ventriculaire<br />

focus eerder ontstaan dan de prikkels vanuit<br />

de AV-knoop, zullen leiden tot een onregelmatig<br />

hartritme. Afhankelijk van de mate van<br />

voorkomen leidt het tevens tot een versnelde<br />

hartfrequentie. Omdat de ventrikelcontractie<br />

nu vanuit een andere locatie gevormd wordt<br />

zal het QRS-T complex er anders uit zien in<br />

de zin van breder, groter en hoger terwijl de<br />

T-top altijd omgekeerd staat ten opzichte van<br />

de R (bij het normale QRS-T-complex hoeft<br />

dit niet zo te zijn) (fig. 11,12). Daarnaast zal er<br />

bij de VES geen bijbehorende P-top zijn omdat<br />

deze onafhankelijk en dus niet gekoppeld<br />

aan de impulsformatie van de SA-knoop kan<br />

optreden. Als de extrasystolen frequent vuren<br />

kan het soms zijn dat de P- toppen niet te<br />

herkennen zijn. Bij 14% van de normale paarden<br />

in rust is een enkele (=


XDR2 - De familie is compleet!<br />

XDR2-K: 45 cm x 50 cm x 26 cm (B x H x D) • 18 kg totaalgewicht • 19” capatief touchscreen<br />

(1.280 x 1.024) • volwaardig toetsenbord met touch- of balpad • trolley handvat en draagband •<br />

geïntegreerd PACS en Image Processing Software • leverbaar in alle kleuren met individueel praktijklogo<br />

GmbH<br />

Detector: 25 cm x 30 cm actief bereik • 2.040 x 2.520 pixel (5.14 megapixel) • 0,127 mm pixelgrootte<br />

3,9 lijnparen per mm • Casium-Jodide (CsI:TI) scintillator • minder geruis • hogere kwantum effectiviteit • Werbeagentur<br />

hogere gevoeligheid • revolutionaire Image Processing<br />

RpunktDESIGN<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 70<br />

VetZ BV • Middeldiepstraat 58 • 3361 VT Sliedrecht • Telefoon: +31 (0)184 820201 • info@myvetz.nl • www.myvetz.nl Gestaltung:


optreden dan de normale ventrikel contractie.<br />

Hierdoor wordt het hartritme onregelmatig<br />

in de periode dat extrasystolen optreden<br />

en wel onregelmatig onregelmatig omdat er<br />

meestal geen vast patroon zit in de frequentie<br />

van voorkomen van de extrasystolen. De<br />

polskwaliteit is meestal tevens inequaal. De<br />

intensiteit van de harttonen is wisselend en de<br />

extrasystolen kunnen erg luid klinken alsof<br />

er tegen de stethoscoop getikt wordt. Op het<br />

ECG valt een groot, breed en wijd QRS-complex<br />

op, dat eerder dan verwacht optreedt en<br />

geen bijbehorende P-top. De richting van de<br />

T-top, behorende bij de extrasystole, is altijd<br />

tegenovergesteld van richting dan de R van<br />

de extrasystole. Als de VES zoveel eerder<br />

optreedt, dat hij overprojecteert op de T-top<br />

van het voorgaande QRS-T-complex, leidt<br />

dit tot het niet herkennen van een P-top en<br />

een misvormde T-top. Bloedonderzoek kan<br />

eventueel elektrolyt (vooral hypokalaemie)<br />

verstoringen of myocard schade aan het licht<br />

brengen. De activiteit van de cardiale isoenzymen<br />

zoals LDH1 fractie (de alpha- HBDH<br />

fractie) en CK-MB fractie kan verhoogd zijn<br />

als 36 uur na het insult bloed wordt afgenomen.<br />

Het cTnI blijft langer verhoogd in het<br />

serum aantoonbaar (3-13 dagen) dan de activiteit<br />

van de isoenzymen en is daardoor een<br />

geschikte parameter om te inventariseren of<br />

er sprake is van myocard schade. Echocardiografisch<br />

onderzoek is nodig om vast te<br />

stellen of er aanwijzingen zijn voor locale<br />

gebieden met myocard schade. Tevens, om<br />

een prognose vast te stellen omdat in het geval<br />

van cardiomegalie in het kader van congestief<br />

hartfalen, de prognose voor volledig<br />

herstel ongunstiger is dan indien dit afwezig<br />

is. Naast een uitgebreid klinisch-, bloed- en<br />

echocardiografisch onderzoek zullen andere<br />

oorzaken voor hypoxie zoals bovenste luchtweg<br />

obstructie, moeten worden uitgesloten<br />

omdat hypoxie een van de oorzaken is voor<br />

het optreden van VES.<br />

Oorzaken:<br />

Net als bij de SVES worden incidentele solitaire<br />

VES bij normale paarden waargenomen<br />

bij 24 uurs ECG’s zonder dat er klinische betekenis<br />

aan toegekend kan worden. Daarnaast<br />

kunnen ook aan VES digestie stoornissen,<br />

elektrolyt imbalans (met name hypokalaemie<br />

en hypomagnesaemie), hypoxie of myocar-<br />

ditis ten grondslag liggen. Deze myocarditis<br />

kan een (zie verkregen aandoeningen) virale-,<br />

bacteriële-, parasitaire-, auto-immune-,<br />

metabole-, (endo) toxische- of hypoxische<br />

oorspong hebben. Myocarditis als gevolg van<br />

een influenza infectie wordt niet altijd gediagnosticeerd<br />

maar wel regelmatig vermoed.<br />

Een metastatische bacteriële myocarditis is<br />

voorts een bekende complicatie van een bacteriële<br />

endocarditis, niet alleen bij het rund,<br />

maar ook bij het paard. Digitalis intoxicatie<br />

door Vingerhoed kruid ingestie of iatrogeen<br />

door behandeling met digoxine is tevens een<br />

mogelijke oorzaak. Hypoxie van de hartspier,<br />

door welke reden dan ook, kan VES veroorzaken.<br />

Neoplastische metastases in het hart<br />

bij het paard komen voor en kunnen hierdoor<br />

leiden tot ventriculaire aritmiën. Naast haemangiosarcomen,<br />

kunnen lymfosarcomen,<br />

melanomen, plaveisel cel carcinomen en mesotheliomen<br />

metastases in het hart veroorzaken.<br />

Ook van tumorvormen zoals testikulair<br />

embryonaal sarcoom, rhabdomyosarcoom en<br />

haemangio-endothelioom zijn metastasen in<br />

het hart beschreven.<br />

Prognose:<br />

Zoals hierboven vermeld kan een enkele<br />

VES bij gezonde paarden optreden zonder<br />

klinische betekenis. Bij pathologische ectopische<br />

prikkelvorming zal de behandeling<br />

gericht zijn op de primaire oorzaak. Niet<br />

altijd is anti-aritmische therapie nodig, zeker<br />

niet als de frequentie van VES zodanig<br />

laag is dat het de gemiddelde hartfrequentie<br />

niet of nauwelijks verhoogd is. De haemodynamische<br />

consequenties zullen dan beperkt<br />

zijn. Een myocarditis, die een lage FS en<br />

daardoor CHF veroorzaakt, die aan de VES<br />

ten grondslag ligt zal dat wel doen. Zeker als<br />

er sprake is van ventriculaire tachy-aritmie<br />

en de hartfrequentie boven de 80 slagen per<br />

minuut komt, zal een anti-aritmische therapie<br />

geïndiceerd zijn (zie verder) wegens de<br />

haemodynamische consequenties. Een polsfrequentie<br />

van 100 slagen per minuut is een<br />

spoedgeval en een indicatie voor onmiddellijk<br />

ingrijpen met anti-aritmica om persisterende<br />

ventriculaire tachycardie, ventrikel fibrilleren<br />

en acute dood te voorkomen. In het<br />

algemeen zal de therapie tevens bestaan uit<br />

correctie van eventueel aanwezige elektrolyt<br />

verstoringen, reductie van ontsteking door<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 71


corticosteroïden zoals dexadreson en, indien<br />

er sprake is van infectie en of endotoxinaemie,<br />

antibacteriële therapie in combinatie<br />

met behandeling van eventuele toxinaemie.<br />

Strikte (box)rust en minimaliseren van stress<br />

is noodzakelijk. Indien het lukt de primaire<br />

oorzaak aan te pakken en de aritmie al dan<br />

niet gericht te controleren met behulp van<br />

antiaritmica, is de prognose niet ongunstig.<br />

In de Universiteits Kliniek <strong>Paard</strong> (UKP) lukt<br />

het in de merendeel van de gevallen niet alleen<br />

de VES te beteugelen en een sinusritme<br />

te verkrijgen maar ook volledige terugkeer<br />

in de sport te bewerkstellingen door middel<br />

van een combinatie van symptomatische en<br />

antiartimische therapie. Als de VES een gevolg<br />

is van ernstige AO insufficiëntie is een<br />

therapie vaak niet zinvol omdat de primaire<br />

oorzaak niet te verhelpen is.<br />

IVe4 Pathologische storingen in de<br />

prikkelgeleiding<br />

Inleiding<br />

Er zijn 2 soorten storingen in de prikkelgeleiding<br />

te onderscheiden, conductie blokkade<br />

en de zogenaamde re-entry storingen. De geordende<br />

hartactie is het gevolg van het mechanisme<br />

dat elke cel in de rustfase is op het<br />

moment dat de cel geactiveerd wordt. Indien<br />

een cel zich niet in de rustfase bevindt, kan<br />

deze niet reageren op de input die het krijgt.<br />

Voortgeleiding van de actiepotentiaal is daardoor<br />

niet mogelijk in de refractaire periode<br />

en dus is er sprake van een conductieblok.<br />

Als cellen een normale rustpotentiaal hebben<br />

wordt de duur van de refractaire periode bepaald<br />

door de duur van de actiepotentiaal. Als<br />

echter cellen worden gedepolariseerd als gevolg<br />

van een pathologisch proces, kan de refractaire<br />

periode langer duren dan de repolarisatie<br />

periode waardoor deze refractair blijft<br />

voor de prikkel. Het op deze manier blokkeren<br />

van impulsen is in principe een pathologisch<br />

proces, hoewel er bij het paard diverse<br />

blokken bestaan, die een protectieve functie<br />

hebben en dus functioneel dan wel fysiologisch<br />

zijn. Voorbeelden van pathologische<br />

conductie blokkade zijn hooggradig tweede<br />

graads AV blok en derde graads AV blok.<br />

Zogenaamde re-entry aritmiën veroorzaken<br />

vele levensbedreigende tachyaritmiën. Voor-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 72<br />

beelden van pathologische re-entry aritmiën<br />

zijn atrium fibrillatie, atrium flutter, ventriculaire<br />

tachycardie en ventrikel fibrilleren.<br />

Drie eigenschappen van het myocard weefsel<br />

tezamen maken dat re-entry kan optreden:<br />

1) in één tak van het netwerk van het geleidingssysteem<br />

treedt een blokkade in één<br />

richting op door pathologie in het betreffende<br />

weefsel;<br />

2) rondom een anatomisch obstakel (zoals<br />

bijvoorbeeld necrotisch weefsel) is er langzame<br />

conductie, bijvoorbeeld door het deel<br />

waar de schade de natrium kanalen heeft<br />

geïnactiveerd door gedeeltelijke depolarisatie;<br />

3) re-excitatie treedt op in de regio van het<br />

weefsel, dat net nog geblokkeerd was doordat<br />

de tijd die nodig is het obstakel via de<br />

omweg te passeren, de refractaire periode<br />

van de net nog geblokkeerde regio al weer<br />

voorbij is als de impuls alsnog aankomt.<br />

Het gevolg is dat de impuls dan retrograad<br />

weer doorgegeven kan worden en er een zichzelf<br />

onderhoudend excitatie circuit is ontstaan.<br />

Deze re-entry circuits generen golven<br />

van elektrische activiteit, die in competitie<br />

gaan met de golven activiteit die de SA-knoop<br />

genereert om het ventrikel aan te zetten tot<br />

contractie. Dit veroorzaakt een onregelmatig<br />

en eventueel versneld hartritme dat de diastolische<br />

vullingstijd kan reduceren en de normale<br />

geordende en synchrone activatie van de<br />

ventrikel verstoort, met als gevolg benadeling<br />

van de cardiac output (zie ook pathofysiologie<br />

ritmestoornissen).<br />

In het normale hart komen onvoldoende anatomische<br />

blokkades voor en is alleen in de AVknoop<br />

de geleiding langzaam, waardoor reentry<br />

normaliter niet optreedt. Het atrium is<br />

rijk voorzien van vagale innervatie en de hoge<br />

vagotonus leidt tot vertraging van de prikkelvorming<br />

vanuit de SA-knoop, vertraging of<br />

blokkade van de AV conductie, vermindering<br />

van atriale contractiliteit, verlaging van de<br />

HF maar daarnaast ook tot verkorting van de<br />

actiepotentiaal en refractaire periode van de<br />

atriale myocard cellen. Dit alles bij elkaar leidt<br />

tot verhoogde kans op elektrische inhomogeniteit<br />

in de atria van het paard die van nature<br />

een hoge vagotonie heeft, wat de gevoeligheid<br />

voor re-entry aritmiën zoals AF verklaart.


IVe5 Voorbeelden van re-entry aritmiën<br />

Atrium fibrillatie (AF)<br />

AF is de meest voorkomende pathologische<br />

ritmestoornis bij het paard met een prevalentie<br />

van 0.3-5.3%. AF is een zichzelf in<br />

stand houdende zogenaamde re-entry aritmie<br />

waarbij depolarisatiegolven zonder uitdoven<br />

over het atrium kunnen voortgeleid worden.<br />

De P-toppen zijn hierdoor vervangen door<br />

fibrillatie golven (f-waves, fig. 29) De grote<br />

atriummassa van het paard in combinatie<br />

met de hoge vagonotonie in deze species is<br />

verantwoordelijk voor de relatief hoge prevalentie<br />

(bij verder gezonde dieren). Heterogeniteit<br />

van de refractaire periode van de atriale<br />

myocyt is hiertoe een voorwaarde. Indien dit<br />

proces eenmaal op gang is gebracht, is een<br />

voorwaarde voor het in stand houden: voldoende<br />

grote atrium massa. Bij grote (trekpaard)<br />

rassen zou AF dan ook relatief meer<br />

voorkomen zonder verdere cardiale afwijkingen<br />

net zoals die voorkomt als de zogenaamde<br />

“lone”fibrillatie bij de grote hondenrassen<br />

als gevolg van de absolute grote atriummassa.<br />

Bij het paard komt AF voor door verschillende<br />

pathofysiologische oorzaken: AF<br />

bij het paard kan optreden zonder dat er een<br />

pathologische conditie van het hart aan ten<br />

grondslag ligt. Studies toonden aan dat ongeveer<br />

57% van de onderzochte AF paarden<br />

helemaal geen onderliggende hartafwijkingen<br />

hadden. Humaan is het de ritmestoornis<br />

die het meest frequent behandeling behoeft<br />

en een prevalentie kent van 0.5 % bij jonge<br />

mensen oplopend tot 10% bij ouderen. Ook<br />

hier komt”lone”fibrillatie voor.<br />

Het paardenhart staat onder invloed van een<br />

hoge vagotonie, iets dat aanleiding kan geven<br />

tot elektrische inhomogeniteit van de refractaire<br />

periode van myocard cellen in het<br />

atriumweefsel. Tegelijkertijd heeft het paard<br />

een grote atriummassa waardoor het mogelijk<br />

is voor de depolarisatiegolf telkens weer<br />

een stukje weefsel tegen te komen dat alweer<br />

gerepolariseerd is, in plaats van uitgedoofd<br />

te worden door tegelijkertijd gedepolariseerd<br />

weefsel. Een bepaalde kritische hoeveelheid<br />

afwijkende signalen is nodig om AF te induceren.<br />

Het aantal hiervan hangt weer af van<br />

atriummassa: hoe groter de atria, hoe meer<br />

van dit soort signalen deze kunnen bevatten<br />

[Figuur 29.] Atrium fibrillatie<br />

Legenda: Het R-R interval is onregelmatig onregelmatig<br />

en de P toppen zijn vervangen door<br />

fibrillatie golven<br />

en hoe gevoeliger het dier is voor AF. Er is<br />

dus een komen en gaan van depolarisatie golven,<br />

simpelweg omdat het paard een voldoende<br />

grote atriummassa heeft om een elektrisch<br />

signaal in “rond te kunnen laten zingen”, samen<br />

met de van nature hoge vagotonie bij het<br />

paard, die voor een toegenomen elektrische<br />

inhomogeniteit van het atriumweefsel zorgt.<br />

Hierdoor kan er een re-entry aritmie in de<br />

vorm van AF ontstaan en voortduren, nadat<br />

het op gang is gebracht. Als de AF langere<br />

tijd aanwezig is geweest, treedt elektrische<br />

remodellatie op, waardoor het lastiger is om<br />

de AF te reguleren tot een sinusritme.<br />

AF zonder enige vorm van andere hartafwijkingen<br />

is met name bij renpaarden en dravers<br />

bekend. De op zich al hoge frequentie van<br />

depolariseren van het atrium weefsel tijdens<br />

een koers, kan een oorzaak zijn voor AF tijdens<br />

een race of wedstrijd van sportpaarden.<br />

In de gevallen, waarbij de AF zich binnen 48<br />

uur spontaan corrigeert, wordt het paroxysmale<br />

AF genoemd. Net als bij het rund, komt<br />

in het kader van digestie afwijkingen deze<br />

paroxysmale AF ook voor. Naast de hoge vagotonie<br />

van het paard in combinatie met een<br />

grote atriummassa, is een andere predisponerende<br />

factor het bestaan van een hypokalaemie.<br />

Dit veroorzaakt een verhoging van<br />

de prikkelbaarheid van myocardcellen. Ook<br />

het optreden van veel supraventriculaire extrasystolen<br />

maakt het atrium elektrisch instabiel.<br />

Zware sportieve belasting kan leiden tot<br />

hypoxie van het myocard met extrasystolen<br />

tot gevolg dat op zijn beurt dus predisponerend<br />

kan zijn. Bijkomstige hypokalaemie<br />

door overmatig verlies door zweten kan aanleiding<br />

zijn tot verhoogd risico op AF.<br />

Een andere, veel voorkomende predispositie,<br />

die we regelmatig bij Warmbloed paarden<br />

zien, is een AV klep insufficiëntie die voor-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 73


alsnog niet tot klachten leidt maar wel tot een<br />

atriumdilatatie heeft geleid. De toch al grote<br />

atriummassa van het paard is hierdoor nog<br />

groter geworden, hetgeen in nog grotere mate<br />

leidt tot een bepaalde kritische atriummassa<br />

waarin “rondzingen” van een afwijkend<br />

elektrisch signaal kan optreden zonder uit te<br />

doven, omdat er altijd wel ergens een stukje<br />

reeds gerepolariseerd weefsel te vinden is dat<br />

weer gedepolariseerd kan worden. Hierdoor<br />

zal het afwijkende signaal niet uitdoven. AF<br />

zelf leidt tot verkorting van de atriale effectieve<br />

refractaire periode, dus tot zogenaamde<br />

elektrische remodellering, dat op zichzelf<br />

weer leidt tot voortduren van AF.<br />

Ten derde kan AF optreden als gevolg van<br />

pathologische afwijkingen aan het hartspier-<br />

weefsel zelf, dus in het kader van een<br />

primaire hartspierziekte. Als gevolg van bijvoorbeeld<br />

een myocarditis kan het atriumweefsel<br />

elektrisch instabiel worden, met als<br />

gevolg een re-entry tachy-aritmie; al dan niet<br />

na het optreden van SVES. Ook in het kader<br />

van congestief hartfalen komt AF bij het<br />

paard voor. Bij histopathologisch onderzoek<br />

van paarden met AF werden in een bepaalde<br />

studie bij 80% van de paarden myocardafwijkingen<br />

gevonden, echter deze werden ook<br />

veelvuldig gevonden bij gezonde paarden;<br />

dus de betekenis ervan was onbekend. Weer<br />

een andere studie toonde geen cardiale afwijkingen<br />

aan bij 57% van de paarden met AF.<br />

AF is de belangrijkste pathologische ritmestoornis<br />

bij het paard die kan leiden tot verminderd<br />

presteren van het dier, afhankelijk<br />

van de tak van sport die het bedrijft. Vooral<br />

bij dravers en renpaarden en in mindere mate<br />

military paarden, is het van belang op tijd de<br />

verstoring te onderkennen omdat deze dieren<br />

de maximale hartcapaciteit nodig hebben om<br />

te kunnen winnen. Het is dus essentieel dat in<br />

deze sporten de atrium- contractie optimaal<br />

bijdraagt aan de ventrikelvulling om maximale<br />

cardiac output te kunnen verzorgen. Bij<br />

het paard draagt de atriumcontractie in rust<br />

slechts voor 10% bij aan de ventrikelvulling;<br />

bij honden is dit veel meer (zo’n 30%). Dit<br />

is ook de reden dat bij de overige sporten<br />

slechts ongeveer 50 % van de sportpaarden<br />

prestatievermindering ondervindt van deze<br />

ritmestoornis.<br />

Bij het paard draagt de atriumcontractie<br />

minder bij tot de ventrikelvulling bij dan<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 74<br />

[Figuur 30.] Arbeids ECG van een paard met<br />

atrium fibrillatie (AF)<br />

Legenda: Dit paard was arbeids intolerant en<br />

liep in galop met een hartfrequentie van 270<br />

slagen per minuut. Het R-R interval blijft onregelmatig<br />

ondanks de hoge frequentie als gevolg<br />

van de AF.<br />

bijvoorbeeld de hond (10% vs 30%) hetgeen<br />

verklaart waarom paarden lang niet altijd<br />

klachten ondervinden van AF en honden<br />

juist wel. Bij de mens kent het een zeer grote<br />

variatie in klinische presentatie en een grote<br />

range van bijbehorende polsfrequenties. Voor<br />

sommige mensen geeft het vooral een erg onrustig<br />

gevoel. Het paard heeft in rust dan ook<br />

een onregelmatig onregelmatig hartritme<br />

maar in een normale gemiddelde frequentie.<br />

Honden zullen altijd een tachycardie vertonen<br />

in rust. Een deel van de paarden zal bij<br />

arbeid met hogere hartfrequenties lopen dan<br />

normaal het geval zal zijn en dit is vaak de<br />

groep die arbeidsintolerant is. Hartfrequenties<br />

van meer dan 300 per minuut zijn hierbij<br />

geen uitzondering (fig. 30). Bij sporten, waarbij<br />

cardiovasculair minder gevraagd wordt<br />

(bijvoorbeeld dressuur en springen), presteren<br />

vele dieren nog goed op internationaal<br />

niveau; ook op topniveau. In tegenstelling tot<br />

bij de mens en kat bestaat er geen verhoogd<br />

risico op trombose vorming als gevolg van<br />

AF en, als AF de enige afwijking is, is de<br />

prognose gunstig ook al wordt er niet gereguleerd<br />

of lukt regulatie niet. Voor renpaarden<br />

en dravers is echter de maximale cardiac output<br />

nodig om een kans te maken om te winnen.<br />

Dus renpaarden, die tijdens de ren AF<br />

krijgen, lopen de race vaak wel uit maar winnen<br />

niet meer. <strong>Paard</strong>en die samengestelde<br />

wedstrijden lopen en AF hebben, presteren<br />

vaak beneden de maat, zeker als ze op hoger<br />

niveau ingezet worden.<br />

Diagnostiek:<br />

Onder Nederlandse omstandigheden wordt<br />

AF vaak als toevalsbevinding vastgesteld.<br />

Een deel van de sportpaarden vertoont wel


[Figuur 31.] Conversie naar sinus ritme tijden<br />

een kinidine behandeling.<br />

Legenda: Atrium flutter voorafgaande aan<br />

conversie naar sinusritme ( laatste complex)<br />

arbeidsintolerantie zowel bij cardiovasculair<br />

minder belastende takken van sport zoals<br />

in de dressuur of springsport als bij military<br />

paarden, waar meer gevraagd wordt van<br />

cardiac output tijdens de cross. Een aantal<br />

dieren vertoont acuut verminderd presteren<br />

tijdens het werk, sommigen vertonen longbloeden<br />

bij arbeid op het moment dat ze in de<br />

aritmie geraken. Andere klachten waarmee<br />

dieren worden aangeboden, kunnen milde<br />

koliek, ataxie of collaps tijdens het werk<br />

zijn. De pathofysiologische verklaring voor<br />

het optreden van longbloeden zou zijn, dat<br />

de linker atriumdruk toeneemt door de onvolledige<br />

lediging van het atrium,waardoor<br />

de pulmonale druk toeneemt en de kleinere<br />

haarvaten knappen.<br />

Het klinisch onderzoek toont een onregelmatige<br />

onregelmatigheid van het hartritme bij<br />

een normale gemiddelde frequentie, een inequale<br />

pols en soms een wisselend verhoogde<br />

venepols met een bi- in plaats van trifasische<br />

golfvorm. De verhoogde venepols is het gevolg<br />

van een atriumcontractie terwijl de AV<br />

kleppen dicht zijn. Omdat het hartritme erg<br />

onregelmatig is, zal de frequentie liggen tussen<br />

de 28 en 50 slagen per minuut. Het is<br />

daarom realistischer een range aan te geven<br />

en de frequentie over een langere periode te<br />

tellen.<br />

De intensiteit van de harttonen is meestal<br />

wisselend. Dit in tegenstelling tot een fysiologische<br />

sinusaritmie, die als enig afwijking<br />

van het circulatie onderzoek een onregelmatige<br />

onregelmatig ritme kent. De diagnose<br />

kan bevestigd worden middels een ECG<br />

waarbij de P toppen vervangen zijn door fibrillatie<br />

golven (f-waves) die in een frequentie<br />

van rond de 300/ min fibrilleren (fig. 9).<br />

Het R-R interval is wisselend van lengte en<br />

onregelmatig onregelmatig omdat het depolariseren<br />

van de AV-knoop nu willekeurig<br />

optreedt, afhankelijk van wanneer de atri-<br />

umgolf in staat is de AV-knoop te activeren.<br />

Als de atriumfibrillatie gepaard gaat met een<br />

gemiddelde hartfrequentie van meer dan 60<br />

slagen/minuut moet hartfalen worden uitgesloten.<br />

Indien de gemiddelde frequentie<br />

onder de 20 slagen per minuut is moet een<br />

bijkomende conductieverstoring uitgesloten<br />

worden. Indien de AF een consequentie<br />

is van een vergroot atrium door AV insufficiëntie<br />

zal een bijhorende luide holosystolische<br />

souffle te horen zijn. In het geval van<br />

CHF in combinatie met AF zullen klinische<br />

afwijkingen passend bij linker en of rechter<br />

hartfalen waarneembaar zijn. Controle van<br />

serum elektrolyten, cardiale isoenzym activiteit,<br />

cTN1 en echocardiografisch onderzoek<br />

en eventueel een 24 uurs ECG en ECG<br />

tijdens arbeid zijn nodig om een eventuele<br />

oorzaak te achterhalen en te behandelen.<br />

Omdat de atriumcontractie niet volledig en<br />

geordend bijdraagt aan de ventrikel vulling<br />

is de FS meestal lager dan normaal. Echografisch<br />

onderzoek is daarom altijd geïndiceerd,<br />

zeker als behandeling overwogen wordt, gezien<br />

eventuele bijwerkingen van de anti-aritmica<br />

op inotropie. Daarnaast is het van belang<br />

de morfologie van het hart te evalueren<br />

gezien de etiologie van AF (zie hierboven).<br />

Prognose:<br />

<strong>Paard</strong>en zonder klinische klachten hoeven<br />

niet perse behandeld te worden. AF zelf zal<br />

niet leiden tot hartfalen. Ook onder algehele<br />

anesthesie blijft de cardiovasculaire functie<br />

op peil. Als elektrolyt imbalans de oorzaak<br />

is van de AF is correctie hiervan voldoende<br />

als het paroxysmale AF betreft. In ieder geval<br />

kan 48 uur worden afgewacht of spontane<br />

conversie optreedt, ook in het geval van<br />

AF secundair aan door digestie afwijkingen<br />

geïnduceerde elektrolyt afwijkingen. Voor<br />

paarden die klinische klachten ondervinden,<br />

geldt dat de prognose voor conversie naar<br />

een sinusritme zeer gunstig is met een succes<br />

percentage van boven de 90% voor de medicamenteuze<br />

behandeling (kinidine sulfaat<br />

per os eventueel aangevuld met digoxine per<br />

os). Voorwaarde voor dit hoge succespercentage<br />

is evenwel het afwezig zijn van klinisch<br />

relevante cardiale afwijkingen en het bestaan<br />

van de AF korter dan 4 maanden (dit in verband<br />

met de elektrische remodellatie als gevolg<br />

van de AF zelf). De kans op recidief ligt<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 75


onder deze voorwaarden lager dan 15 %. Indien<br />

de AF langer bestaat dan 4 maanden is<br />

de kans op conversie (fig. 31) nog steeds groot<br />

maar de behandeling is vaker langduriger en<br />

heeft daarom een hoger risico op ongewenste<br />

bijwerkingen en de kans op recidief ligt bij<br />

deze groep op 60%. In Duits onderzoek bij<br />

rijpaarden waarbij de duur van de AF vaak<br />

niet bekend was, was het percentage recidieve<br />

10 %, inclusief paarden met enige mate<br />

van atriumdilatatie. Bij rijpaarden is de duur<br />

van de AF vaak niet bekend waardoor de<br />

prognose voor succesvolle regulatie onzekerder<br />

is. Ook worden bij deze groep vaker klep<br />

lekkages en atriumdilatatie gevonden, vaak<br />

als medeveroorzaker van de AF, waardoor<br />

de prognose afhankelijk van de grootte ook<br />

minder gunstig wordt voor regulatie of het<br />

paard niet in aanmerking komt voor regulatie.<br />

<strong>Paard</strong>en waarbij een LAV insufficiëntie<br />

geleid heeft tot een atrium- dilatatie van ><br />

14.5 cm hebben namelijk een slechtere prognose<br />

voor conversie. Daarnaast is het risico<br />

op recidief veel hoger bij paarden met een<br />

atriumdilatatie als gevolg van de AV insufficiëntie.<br />

Bij 7% van de paarden met AF wordt het<br />

voorkomen van VES waargenomen. Deze<br />

dieren moeten goed onderzocht worden op<br />

het voorkomen van een myocarditis maar er<br />

is gebleken dat het de prognose voor succesvolle<br />

conversie veelal niet benadeelt.<br />

Omdat het atrium niet bijdraagt aan de ventrikel<br />

vulling is bij de meeste dieren de FS<br />

lager dan normaal en de ejectietijd vertraagd.<br />

Deze bevindingen normaliseren meestal na<br />

regulatie. Na conversie in sinusritme wordt<br />

meestal een reductie in HF gezien, een toename<br />

in slagvolume door het verbeteren van<br />

de atrium contractie die nu weer bijdraagt<br />

aan ventrikelvulling. De FS zal dus ook weer<br />

stijgen. Na regulatie vindt elektrische en contractiele<br />

remodellering plaats; bij paarden die<br />

7 dagen AF hadden, trad dit volledig herstel<br />

op binnen 48 uur.<br />

Aan de UKP zijn vele paarden met een matige<br />

AV insufficiëntie medicinaal succesvol<br />

gereguleerd; inderdaad zijn paarden met een<br />

aperte atriumdilatatie, die op dringend verzoek<br />

van de eigenaar toch gereguleerd zijn,<br />

wel eens gerecidiveerd. V.B. Reef geeft aan<br />

in haar studies, dat de kans op succesvol re-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 76<br />

[Figuur 32.] Bewaking middels continu ECG<br />

tijdens kinidine behandeling.<br />

Legenda: Een behandel protocol ligt klaar<br />

om complicaties tijdens de behandeling op te<br />

vangen. Alle medicijnen daartoe staan binnen<br />

handbereik (fig. 32.a). Tijdens de behandeling<br />

tonen de meeste paarden enige mate van depressie(<br />

fig. 32b)<br />

guleren bij deze categorie rond de 60% ligt<br />

met een kans op recidief in dezelfde orde van<br />

grootte. Een andere voorwaarde voor succesvol<br />

reguleren is een goede en intensieve<br />

monitoring en hartbewaking onder continue<br />

telemetrische controle in verband met de<br />

toxiciteit van de medicijnen (fig. 32).<br />

In het geval van AF in combinatie met CHF


[Figuur 33a.] Atrium flutter, de F waves zijn<br />

grover dan in het geval van atrium fibrillatie<br />

en tevens is de frequentie ervan lager.<br />

Legenda: Vaak verandert het ritme tijdens de<br />

behandeling met kinidine eerst naar atrium<br />

flutter voordat er conversie naar een sinusritme<br />

optreedt.<br />

[Figuur 33b.] Atriale tachycardie<br />

Legenda: De P toppen zijn aanwezig in een<br />

frequentie van 140 slagen per minuut bij een<br />

ventrikel contractie van 70 slagen per minuut.<br />

Tijdens galop, waarbij de ventrikelcontractie<br />

ook een frequentie heeft van 140 slagen<br />

of meer, volgt het ventrikel de P top bij elke<br />

contractie.<br />

is een behandeling met kinidine gecontraïndiceerd<br />

wegens de negatief inotrope, positief<br />

chonotrope en hypotensieve effecten ervan.<br />

Trekpaarden, die arbeidsintolerant zijn door<br />

de AF en shows moeten lopen, kunnen behandeld<br />

worden met digoxine rondom de<br />

shows met als doel de frequentie te reguleren<br />

en contractie kracht te verhogen, ervan uitgaande<br />

dat bij deze dieren geen doping controle<br />

zal plaatsvinden. Dit kan ook toegepast<br />

worden bij dekhengsten die niet doordekken<br />

als gevolg van verminderde CO bij hoge hartfrequenties.<br />

Atrium Flutter<br />

Het verschil tussen AF en atrium flutter zit<br />

in de frequentie van de fibrillaties die bij<br />

atrium flutter lager ligt dan bij AF. Bij AF is<br />

de frequentie van de f-waves die de P-toppen<br />

vervangen rond de 300/minuut, bij atrium<br />

flutter ligt dit rond de 150-180/minuut. Het<br />

komt minder vaak voor dan de AF. Etiologie<br />

en behandeling zijn vergelijkbaar met AF<br />

terwijl de suggestie bestaat dat atrium flutter<br />

(fig. 33a) makkelijker te reguleren is (met minder<br />

kinidine doseringen) dan AF in de groep<br />

dieren aangeboden aan de UKP Utrecht.<br />

Atriale tachycardie<br />

Bij deze zeldzame ritme stoornis is er geen<br />

sprake van vervanging van de P-toppen door<br />

f-waves die de fibrillatiegolven over het atrium<br />

weergeven en ook niet van atriumflutter<br />

waarbij grovere f-waves in een lagere frequentie<br />

dan bij AF de P-toppen vervangen<br />

hebben. Bij atriale tachycardie is er een duidelijk<br />

herkenbare P-top, die in een hogere frequentie<br />

vuurt dan de ventrikel, bijvoorbeeld<br />

in een frequentie van 150 keer per minuut (fig.<br />

33b). Net als bij AF en atrium flutter is echter<br />

het ventrikelritme onregelmatig omdat ook<br />

nu het willekeurig is wanneer een atriumgolf<br />

leidt tot activatie van de AV-knoop. Het R-R<br />

interval is ook hier onregelmatig, met een<br />

normale configuratie van het QRS complex<br />

omdat er met de AV-knoop zelf niets mis is.<br />

Bij hogere frequenties, zoals tijdens arbeid,<br />

gaat het ventrikel de atriumcontractie volgen<br />

in de hogere frequentie zoals het atrium dat<br />

heeft. Hierdoor is de ventikel frequentie weer<br />

gelijk aan de atrium frequentie (namelijk gekoppeld;<br />

deze is dan weer gekoppeld aan de<br />

atriumcontractie). Praktisch betekent dit dat<br />

bijvoorbeeld in galop het ventrikel ritme regelmatig<br />

is.<br />

Diagnostiek:<br />

Bij lage hartfrequenties lijkt het klinisch<br />

beeld op dat van AF en atrium flutter. De<br />

pols is onregelmatig onregelmatig bij lage<br />

frequenties en inequaal. Echter, bij hogere<br />

frequenties zal de pols regelmatig zijn en<br />

equaal en is het paard dan ook meestal niet<br />

arbeidsintolerant. In de literatuur wordt deze<br />

storing niet veel beschreven maar ook hier<br />

kunnen elektrolyt verstoringen of myocarditis<br />

de onderliggende oorzaak zijn.<br />

[Figuur 34.] Supraventriculaire tachycardie.<br />

Legenda: De P-toppen vallen samen met de Ttoppen<br />

bij elke contractie<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 77


Prognose:<br />

Omdat bij hogere frequenties de hartactie gecoördineerd<br />

en weer normaal verloopt, hoeft<br />

het paard van de ritmestoornis zelf geen<br />

klachten te ondervinden. De behandeling is<br />

vergelijkbaar met die van AF en dus zal de<br />

prognose ook niet ongunstig zijn. Daarnaast<br />

is atenolol of propranolol geindiceerd bij (supra)<br />

ventriculaire tachycardie. Anekdotisch<br />

is bekend dat na behandeling van de primaire<br />

oorzaak (in dit geval de myocarditis) na<br />

maanden spontaan weer een sinusritme optrad.<br />

Het ECG toont het beeld als hierboven<br />

beschreven<br />

Supraventriculaire tachycardie.<br />

Hierbij zijn er meer alleen maar SVES te<br />

zien, waarbij de P en de T samenvallen en<br />

tevens dit een tachycardie induceert (fig. 34).<br />

De oorzaak, gevolg en behandeling zijn als<br />

bij enkelvoudige SVES.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 78<br />

[Figuur 35.] Multifocale ventriculaire extrasystolen<br />

(VES)<br />

Legenda. Het ECG toont 2 soorten VES, nummers<br />

1 en 2. Nummer 2 maakt het grootste deel<br />

van het ECG uit.<br />

Ventriculaire tachycardie<br />

Van ventriculaire tachycardie is sprake als<br />

er meer dan 4 opeenvolgende VES aanwezig<br />

zijn. De VES kunnen unifocaal (fig. 11,12)<br />

zijn of multifocaal (fig. 35); proximaal of persisterend.<br />

De vele VES hebben op termijn<br />

haemodynamische consequenties en leiden<br />

dan tot een lichte mate van congestief hartfalen<br />

door de verminderde cardiac output.<br />

Indicaties voor onmiddellijke anti-aritmische<br />

A B<br />

C D<br />

[Figuur 36.]<br />

Legenda:<br />

A. Ventriculaire tachycardie<br />

Ventriculaire tachycardie bij een paard, binnengebracht wegens trillen en koliek. De polsfrequentie<br />

normale complexen ontbreken; er is een aaneenschakeling aanwezig van ventrikulaire<br />

complexen in een frequentie van rond de 120 slagen per minuut en wisselde. De pols was zwak<br />

en regelmatig tijdens episodes van de ventriculaire tachycardie, maar wel equaal ; er was geen<br />

wisselende intensiteit van de harttonen. Er was in dit geval geen sprake van een pulsus deficit,<br />

iets dat meestal wel aanwezig is bij een ventriculaire tachycardie. Hij wisselde een sinusritme<br />

af met ventriculaire tachy-dysritmie en ventriculaire tachycardie. Tijdens de periodes van tachydysritmie<br />

was de pols onregelmatig onregelmatig.<br />

B. Ventriculaire tachy-dysritmie<br />

De ventrikulaire tachycardie wordt afgewisselend met stukken waarbij het sinusritme (eerste 3<br />

complexen en nr. 6 en 9) wordt onderbroken door enkele achtereenvolgende ventrikulaire extrasystolen<br />

(complex 4 en 5, en 7,8). De polsfrequentie was rond de 68 slagen per minuut.<br />

C. Twee uur na toediening phenytoine per os.<br />

Na toediening van 20 mg/ kg LG phenytoine per os bij ventriculaire tachycardie treedt wel<br />

eens, alvorens helemaal terug te keren naar een sinusritme, een regelmatige onregelmatigheid<br />

op doordat een normaal complex gevolgd wordt door een ventriculaire extrasystole.<br />

D. Vier uur na toediening phenytoine per os.<br />

Terugkeer van sinusritme met frequentie van 44 slagen per minuut en krachtige equale pols.


ehandeling zijn een polsfrequentie van meer<br />

dan 80-100 slagen per minuut, multifocale<br />

ventriculaire complexen en een morfologie<br />

van de VES complexen waarbij de R en de T<br />

samen gaan vallen.<br />

Torsade de pointes is een gevaarlijke en zeldzame<br />

vorm van ventriculaire tachycardie<br />

waarbij de QRS complexen wijd zijn en om<br />

de base lijn roteren; het QT interval is lang.<br />

Het kan optreden na kinidine toediening bijvoorbeeld<br />

in het kader van regulatie van AF.<br />

Magnesium sulfaat is dan de eerste keus behandeling<br />

naast stopzetting van de kinidine<br />

therapie.<br />

Diagnostiek:<br />

Klinisch kan ventriculaire tachycardie zich<br />

vrij aspecifiek manifesteren als sloomheid,<br />

anorexie, milde koliek, slappe mest, slapte<br />

of collaps. De hartfrequentie is regelmatig<br />

hoewel de intensiteit van de harttonen zeer<br />

wisselend kan zijn. De pols daarentegen kan<br />

onregelmatig onregelmatig zijn door de pulsus<br />

defecit die kan optreden als er een premature<br />

contractie van het ventrikel plaatsvindt,<br />

terwijl er nog geen (volledige) diastolische<br />

vulling heeft kunnen plaatsvinden. Vaak is<br />

er sprake van een hypotensie, hoewel soms<br />

een intermitterend hoog oplopende venepols<br />

gezien wordt op het moment dat de atria contraheren<br />

terwijl de AV kleppen gesloten zijn.<br />

Oorzaken:<br />

Deze zijn vergelijkbaar met die zoals beschreven<br />

onder ventriculaire extrasystolie.<br />

Prognose:<br />

Hoewel de prognose afhankelijk is van de<br />

oorzaak en de ernst van eventueel bijkomende<br />

of veroorzakende pathologie van het<br />

hart, lukt het meestal met een combinatie<br />

van symptomatische, anti-inflammatoire en<br />

anti-aritmische therapie (zie verkregen aandoeningen)<br />

een sinusritme te bewerkstelligen.<br />

Indien dit lukt, is volledig herstel goed<br />

mogelijk (fig. 36).<br />

Ventrikel fibrillatie<br />

Ventrikelfibrillatie is een vaak terminale<br />

aritmie omdat er zelden tijd is om een adequate<br />

behandeling in te stellen. Op het ECG<br />

zijn ongeorganiseerde undulaties te zien zonder<br />

herkenbare P-QRS-T complexen.<br />

Diagnostiek:<br />

Naast de cardiovasculaire collaps kenmerkt<br />

het zich door geen waarneembare perifere<br />

pols, hypotensie en een aberrante hartauscultatie.<br />

Oorzaken:<br />

Meestal betreft het een extreme vorm van reentry<br />

tachyaritmie volgend op ventriculaire<br />

extrasystolen en/of ventriculaire tachycardie.<br />

Oorzaken hiervan zijn eerder beschreven.<br />

Het kan tevens optreden tijdens behandeling<br />

met kinidine.<br />

Prognose:<br />

Elektrische defibrillatie is alleen een eventuele<br />

optie bij jonge veulens en praktisch<br />

meestal alleen mogelijk als de ritmestoornis<br />

optreedt tijdens algehele anesthesie. Het<br />

is succesvol toegepast bij paarden tot 350<br />

kgLG. Externe hartmassage en algemene<br />

reanimatie maatregelen zijn ook alleen een<br />

optie bij jonge veulens om de circulatie op<br />

gang te houden in afwachting van conversie.<br />

Intraveneuze of intratracheale lidocaine kan<br />

levensreddend zijn.<br />

IVe6 Conductie blokkade<br />

Hooggradig tweede graads AV blok<br />

Een hooggradig pathologisch tweede graads<br />

AV-blok komt zelden voor bij het paard.Het<br />

kan een bijkomstig verschijnsel zijn bij een<br />

myocarditis. Een enkele keer wordt het gezien<br />

bij paarden onder algehele narcose zonder<br />

myocard lijden. Het kenmerkt zich als een<br />

regelmatige onregelmatigheid, het optreden<br />

van drie of meer opeenvolgende P toppen die<br />

niet gevolgd worden door een QRS complex<br />

waardoor een pauze in ventrikel contracties<br />

ontstaat die meer dan 6 seconden kan bedragen.<br />

Dit brengt een risico op een collaps met<br />

zich mee. De verlengde pauzes kunnen onderbroken<br />

worden door ventriculaire escape<br />

beats met een regelmatig ventrikel ritme van<br />

10-20 slagen per minuut. De latente pacemakers<br />

van de ventrikel gaan bij de extreem<br />

lange pauzes over tot vuren in een basaal<br />

ritme om het paard van een minimale cardiac<br />

output te voorzien. Er zal dan sprake van een<br />

bradycardie zijn. Echter, het blok verdwijnt<br />

niet bij arbeid en kan ook voorkomen bij hartfrequenties<br />

boven de 50 slagen per minuut.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 79


[Figuur 37.] Derde graads atrioventriculair<br />

blok met multifocale ventriculaire extrasystolen<br />

Legenda: Na het tweede QRS-T complex volgt<br />

direct de eerste ventriculaire extrasytole.<br />

Hierna volgt een QRST complex zonder bijbehorende<br />

P en gevolgd door 2 ventriculaire extrasystolen<br />

die er anders uit zien dan de eerste<br />

omdat deze vanuit een ander focus komen.<br />

Diagnostiek:<br />

Het paard zal arbeidsintolerant zijn of collapsen<br />

vertonen. Een hypotensie is niet ongebruikelijk.<br />

De regelmaat van het hartritme<br />

wordt onderbroken door episodes waarbij in<br />

een bepaald patroon de atriumcontractie niet<br />

wordt gevolgd door een ventrikelcontractie.<br />

Indien dit een aantal keer achter elkaar gebeurt,<br />

kan het leiden tot een pauze in ventrikelcontractie<br />

van meer dan 6 seconden, een<br />

bradycardie en collaps. Eventueel kan een<br />

ventriculair ritme de overhand gaan nemen<br />

in deze periode, oftewel de ventriculaire “escape<br />

beats” zorgen dan voor een minimaal<br />

laag frequent ventriculair (regelmatig) ritme.<br />

In tegenstelling tot een tweede graads AV<br />

blok type 1 of 2, verdwijnt een hooggradig<br />

tweede graads AV blok niet tijdens arbeid.<br />

Ook bij een hartfrequentie hoger dan 50 slagen<br />

per minuut kan een hooggradig tweede<br />

graads AV blok bestaan. Het ECG toont Ptoppen<br />

die niet altijd gevolgd worden door<br />

een ventrikelcontractie; het QRS-complex is<br />

normaal van configuratie. Een laagfrequent<br />

ventriculair (escape) ritme als gevolg van activatie<br />

van latente ventriculaire pacemakers<br />

kan deze pauze(s) onderbreken. Deze escape<br />

beats hebben een abnormale configuratie. De<br />

oorzaak kan een hyperkalemie zijn, zoals<br />

voor kan komen bij ernstige spierschade of<br />

een blaasruptuur; dus is het zinvol om elektrolyten<br />

te controleren middels bloedonderzoek.<br />

In het geval van acute myocarditis kunnen<br />

de cardiale isoenzym activiteit en serum<br />

troponines verhoogd zijn. Indien 3 of meer<br />

atriumcontracties worden geblokkeerd, kan<br />

collaps het gevolg zijn. In tegenstelling tot een<br />

tweede graads AV blok type 1 of 2, verdwijnt<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 80<br />

[Figuur 38.] Ventriculaire escape ritme tijdens<br />

arbeid met ventriculaire extrasystole door hypoxie.<br />

Legenda: het sinusritme is regelmatig met een<br />

hoge regelmatige P top frequentie van 160<br />

slagen per minuut met en een regelmatig ventriculair<br />

ritme van 40 slagen per minuut. Het<br />

laatste complex is een VES, welke optreedt<br />

door de hypoxie die geïnduceerd was door arbeid<br />

verrichten met een polsfrequentie van 40<br />

slagen per minuut.<br />

een hooggradig tweede graads AV blok niet<br />

tijdens arbeid. Sterker nog, het kan, zoals<br />

gezegd, bij hogere frequenties voorkomen.<br />

Derde graads AV blok<br />

Bij een derde graads AV blok is er een complete<br />

dissociatie opgetreden tussen P top en<br />

het QRS complex oftewel tussen atriumcontractie<br />

en ventrikelcontractie omdat de<br />

geleiding door de AV-knoop volledig geblokkeerd<br />

is. De frequentie van atrium- en<br />

ventrikel ritme verschilt waarbij de ventrikel<br />

frequentie meestal lager ligt dan de<br />

atrium frequentie en beide zijn dus volledig<br />

losgekoppeld (fig. 37). Het ventrikel vuurt<br />

in een minimale frequentie doordat de Purkinje<br />

cellen over gaan tot functioneren als<br />

een pacemaker. Dit langzame, regelmatige<br />

“nood” ritme wordt een ventriculair escape<br />

of idioventriculair ritme genoemd. De frequentie<br />

hiervan is 10-20 slagen per minuut<br />

in een regelmatig ritme. Bij arbeid gaat de<br />

ventrikelfrequentie nauwelijks omhoog,<br />

hetgeen de prestatie van het paard natuurlijk<br />

belemmert. Het ventrikel- en atriumritme<br />

zijn meestal regelmatig. Indien het ventrikel<br />

ritme onregelmatig is getuigt dit van pathologie<br />

in het ventriculaire geleidingsweefsel.<br />

Omdat het ventrikel losgekoppeld functioneert<br />

van het atrium vallen P-top en QRScomplex<br />

soms op elkaar waardoor de P- en<br />

ook T-toppen gedeformeerd eruit komen te<br />

zien (fig. 38).<br />

Diagnostiek:<br />

Klinisch zal het paard een bradycardie ver-


tonen. Meestal zullen het atriale en ventriculaire<br />

ritme regelmatig zijn, tenzij ook het<br />

ventriculaire geleidingsweefsel aangetast<br />

is. Het paard zal arbeidsintolerant zijn of<br />

collapsen vertonen. Een hypotensie is niet<br />

ongebruikelijk. De AV kleppen kunnen gesloten<br />

zijn op het moment dat een atrium<br />

contractie plaats vindt waardoor er intermitterend<br />

een verhoogde jugulaire pols te zien<br />

valt.<br />

De oorzaak kan een hyperkalaemie zijn, zoals<br />

voor kan komen bij ernstige spierschade<br />

of een blaasruptuur. Bloedonderzoek kan<br />

elektrolyten imbalans aantonen en in het<br />

geval van acute myocarditis kunnen de cardiale<br />

isoenzym activiteit en serum troponines<br />

verhoogd zijn. Het ECG toont normale<br />

P-toppen, met een regelmatig P-P interval,<br />

vaak in een iets hoger dan normale frequentie.<br />

De R-R intervallen zijn regelmatig maar<br />

veel langzamer dan normaal (10-20 keer per<br />

minuut). Door de dissociatie met de AVknoop<br />

is er geen relatie met de P-toppen<br />

en dus is het P-Q interval wisselend. De<br />

morfologie van het QRS-complex is groot,<br />

wijd en grillig gevormd, terwijl de T-top<br />

altijd in omgekeerde richting van de R-top<br />

staat. De P-toppen kunnen vallen binnen<br />

de timing van het QRS complex waardoor<br />

ze niet altijd herkend worden of de morfologie<br />

van het QRS-T complex vervormen.<br />

Prognose:<br />

Het toedienen van een sympaticomimeticum,<br />

bijvoorbeeld atropine, heeft meestal<br />

geen therapeutisch effect maar dopamine<br />

kan succesvoller zijn in het corrigeren van<br />

dit blok indien het optreedt als gevolg van<br />

en tijdens algehele anesthesie. Als de oorzaak<br />

een hyperkalaemie is, is deze te behandelen<br />

door correctie van de onderliggende<br />

oorzaak, in combinatie met glucose infusen<br />

met insuline met als doel de kalium concentratie<br />

zo snel mogelijk omlaag te brengen.<br />

Gedoseerde en gecontroleerde calcium toediening<br />

kan een positief effect hebben terwijl<br />

hypocalcaemie de aritmische potentie<br />

van een hyperkalaemie versterkt. Toediening<br />

van natrium bicarbonaat kan bijdragen<br />

in het verlagen van de kalium concentratie<br />

in het bloed door de uitwisseling van H+ ionen<br />

naar extracellulair en kalium ionen naar<br />

intracellulair om de pH in het bloed constant<br />

te houden. In het geval van een myocarditis<br />

kan een therapie met corticosteroïden als<br />

dexadreson potentiëel verbetering brengen.<br />

Er zijn gevallen bekend die uiteindelijk zonder<br />

anti-aritmische therapie hersteld zijn.<br />

Lang niet altijd is herstel van een sinusritme<br />

mogelijk en in die gevallen is de prognose<br />

slecht. Tot op heden zijn vooral in de Verenigde<br />

Staten pacemakers succesvol geïmplanteerd<br />

bij paarden als permanente oplossing.<br />

Er zijn gevallen bekend van paarden<br />

die met een humane pacemaker succesvol<br />

op M niveau springen.<br />

Asystole:<br />

Voorafgaand aan de asystolie is er vaak<br />

sprake van ventrikelfibrillatie. Epinephrine<br />

toediening iv, intratracheaal of intracardiaal<br />

is geïndiceerd.<br />

Junctionele aritmiën<br />

Als een ritmestoornis zijn oorsprong vindt<br />

in het AV geleidingsweefsel, bijvoorbeeld<br />

in de ventriculaire geleidingsvezels; wordt<br />

het wel junctionele aritmie genoemd. Er is<br />

geen bijbehorende P-top en het leidt tot dissociatie<br />

van de SA-knoop activiteit (P-top)<br />

en die van de AV-knoop (QRS-T- complex)<br />

met AV dissociatie als gevolg. Het is te herkennen<br />

doordat het QRS complex veel lijkt<br />

op het orginele maar smaller is omdat het<br />

zijn oorsprong vindt boven het ventriculaire<br />

myocard in tegenstelling tot een ventriculair<br />

complex dat wijd, grillig en groot van vorm<br />

is met een omgekeerde T-Wave ten opzichte<br />

van de R. Als junctionele slagen eerder dan<br />

normaal optreden wordt het een premature<br />

junctioneel complex genoemd. Soms zorgt<br />

catecholamine release voor een geaccelereerd<br />

idioventriculair ritme. Vooral anaesthesie<br />

middelen of sedativa kunnen dit induceren.<br />

Indien deze ritme stoornis persiteert<br />

of vaak terug komt kan het een indicatie zijn<br />

van hartziekte maar ook van systemische<br />

ziektes en is dus niet specifiek voor een aandoening.<br />

Escape ritme<br />

Een zogenaamd “escape” ritme is een ritme<br />

dat gegenereerd wordt door latent geleidingsweefsel<br />

in AV-knoop of ventriculair<br />

geleidingsweefsel dat in actie komt in een<br />

periode van sinus bradycardie of AV blok-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 81


kade (bijvoorbeeld een derde graads AV<br />

blok). Vaak betreft het een regelmatig maar<br />

langzaam ritme van 15-25 slagen/ minuut en<br />

dient als beveiliging om te zorgen voor een<br />

minimale cardiac output (fig. 38).<br />

IVf Het gebruik van pacemakers bij het<br />

paard<br />

Pacemakers worden humaan en bij gezelschapsdieren<br />

in toenemende mate ingezet<br />

om pathologische brady-aritmiën, zoals<br />

derde graads AV blok, geavanceerde tweede<br />

graads AV blok (Moblitz type II), Sick Sinus<br />

syndroom en Atrial Standstill te reguleren.<br />

Het is een apparaatje dat elektrische stimuli<br />

via elektrodes naar het myocard brengt met<br />

als doel artificieel een getriggerde depolarisatie<br />

van de atria, het ventrikel of beiden te<br />

induceren, al naar gelang de aandoening. De<br />

elektrodes kunnen zowel op het endocard<br />

bevestigd worden via transveneuze insertie<br />

of op het epicard middels thoracotomie. Het<br />

apparaatje werkt op batterijen en kan subcutaan<br />

aangebracht worden.<br />

Pacing kan plaatsvinden met behulp van 1 of<br />

2 leads om 1 of 2 kamers te kunnen “pacen”.<br />

De zogenaamde duo chamber pacing bootst<br />

een meer natuurlijke situatie na met behoud<br />

van de natuurlijke synchronisatie van atrium<br />

met ventrikel. Prof. Reef implanteerde via de<br />

Vena jugularis op het endocard reeds in 1986<br />

met succes een dual chamber pacemaker in<br />

een paard, dat niet alleen 3 jaar overleefde<br />

maar ook op M niveau springen presteerde.<br />

In 1993 werd een AV pacemaker geïmplanteerd<br />

bij een ezel op het epicard. Onder experimentele<br />

omstandigheden implanteerde<br />

Prof. van Loon bij 6 gezonde paarden met<br />

succes een dual pacemaker op het endocard<br />

via de V. cephalica, waarbij bij 2 dieren de<br />

elektrode in het atrium losliet; bij de één 1<br />

dag na het plaatsen en bij de ander na een<br />

maand. De levensduur van de pacemakers<br />

werd hierbij niet genoemd. Complicaties bij<br />

het plaatsen zouden het optreden van fatale<br />

ritmestoornissen zijn, zoals beschreven bij<br />

gezelschapsdieren en abusievelijk stimulatie<br />

van het diafragma als gevolg van stimulatie<br />

van het laterodorsale deel van het rechter<br />

atrium, daar waar de rechter N. diafragmatica<br />

loopt. Repositie loste dit probleem op.<br />

Het is dus mogelijk pacemakers op diverse<br />

manieren te plaatsen waarmee er ook voor<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 82<br />

het paard een elektro- therapeutisch mogelijkheid<br />

is voor brady-aritmiën.<br />

IVg De behandeling van atrium fibrillatie<br />

IVg1 Medicamenteuze behandeling van<br />

atrium fibrillatie<br />

Medicamenteuze beïnvloeding is vaak geïndiceerd<br />

bij paarden met klachten omdat er<br />

een hoog succes percentage te verwachten<br />

is van medicamenteuze regulatie, namelijk<br />

zo’n 92%, mits de aritmie zo spoedig mogelijk<br />

en uiterlijk binnen 4 maanden behandeld<br />

wordt en er geen klinisch relevante morfologische<br />

hartafwijkingen aanwezig zijn. Bij<br />

de selectie van patiënten voor behandeling<br />

is het relevant vast te stellen of de klachten<br />

echt wel veroorzaakt worden door de AF en<br />

niet door afwijkingen aan de luchtwegen of<br />

het locomotie apparaat. <strong>Paard</strong>en, die werkelijk<br />

arbeidsintolerant zijn door AF, hebben<br />

bij telemetrisch ECG onderzoek tijdens<br />

arbeid vaak een hartslag die 60-80 slagen<br />

hoger dan normaal is. Echter, (beiderzijdse)<br />

kreupelheden die met pijn gepaard gaan of<br />

luchtwegproblemen die de oxygenatie nadelig<br />

beïnvloeden (bv. cornage), kunnen de<br />

hartfrequentie ook beïnvloeden. Een gedegen<br />

uitgebreid klinisch onderzoek aangevuld<br />

met echo-cardiografisch onderzoek<br />

is dan ook essentieel voor de juiste patiënt<br />

selectie.<br />

Dit percentage wordt gehaald bij protocollaire<br />

orale behandeling met kinidine waarbij,<br />

als na 24 uur geen conversie is opgetreden,<br />

op dag 2 digoxine per os aan de behandeling<br />

wordt toegevoegd. Beide medicijnen zijn potentiëel<br />

toxisch en kennen nogal wat bijwerkingen,<br />

zeker in combinatie, waardoor de<br />

behandeling niet zonder gevaar is en onder<br />

strenge bewaking en controle van bloedconcentraties<br />

moet plaatsvinden. Neveneffecten,<br />

die vrijwel altijd optreden gedurende<br />

de behandeling kunnen zowel extracardiaal<br />

als cardiaal zijn (als gevolg van het vagolytisch<br />

effect), zoals depressie, anorexie,<br />

slappe mest, snuiven, milde koliek, supraventriculaire<br />

tachycardie, verlenging van de<br />

actiepotentiaal met verbreding van het QRS<br />

complex, vasodilatatie en hypotensie. Bijwerkingen<br />

van de therapie zijn bijvoorbeeld<br />

acute dood, ventrikelfibrillatie, paraphimo-


sis, ataxie, koliek, lamititis en colitis, maar<br />

deze zijn gelukkig zeldzaam.<br />

Intraveneuze behandeling met kinidine gluconaat<br />

is geïndiceerd bij dieren waarbij de<br />

AF maximaal een week bestaat. Bij experimenteel<br />

geïnduceerde en kortdurende spontane<br />

(< 12 dagen, n=1) AF is flecainamide<br />

iv gegeven succesvol gebleken om conversie<br />

naar sinusritme te verkrijgen met minimale<br />

bijwerkingen. Helaas is bij behandeling van<br />

chronische AF bij patiënten het middel niet<br />

succesvol gebleken. De dosering beschreven<br />

bij het paard is 2 mg/kg LG toegediend in<br />

een snelheid van 0.2 mg/kg LG/min, eventueel<br />

hierna gevolgd in een dosering van 0.05-<br />

0.10 mg/ kg LG/min tot een totaal van 3 mg/<br />

kg LG. Bijwerkingen die optraden waren tachycardie<br />

(> 100 slagen/min) en bij 2 van 11<br />

patiënten levensgevaarlijke dysritmiën in de<br />

eerste 15 minuten van de infusie. De oorzaak<br />

van het pro-aritmisch effect van flecainamide<br />

wordt toegeschreven aan het veroorzaken<br />

van heterogeniciteit in geleiding over de<br />

Purkinje vezels met als gevolg ventriculaire<br />

tachycardie. Orale kinidine behandeling, die<br />

erna volgde, was in 9 van de 10 paarden wel<br />

succesvol. Derhalve wordt flecainamide niet<br />

geadviseerd in de behandeling van chronische<br />

AF.<br />

Propafenon in een dosering van 2 mg/kg<br />

LG i.v. gegeven over 15 minuten, eventueel<br />

gevolgd door een continu infuus van 7<br />

microgram/kg LG/min. gedurende 2 uur<br />

leidde niet tot succesvolle regulatie, terwijl<br />

kinidine per os dit wel deed. Potentieel therapeutische<br />

bloedconcentraties werden wel<br />

bereikt en bijwerkingen traden nauwelijks<br />

op. Amiodarone kan gebruikt worden voor<br />

behandeling van AF in een dosering van 5<br />

mg/kg LG/uur gedurenden een uur, gevolgd<br />

door 0.83 mg/kg LG/uur gedurende 23 uur<br />

en daarna in 1.9 mg/kg LG/uur gedurende<br />

30 uur. Echter, hoewel 67% converteerden,<br />

werden veel paarden slap in de achterhand en<br />

onrustig. Tevens steeg het totaal bilirubine<br />

concentratie tijdelijk in 50% van de paarden.<br />

AF wordt soms gezien in samenhang met<br />

congestief hartfalen. Het is belangrijk zich<br />

te realiseren dat AF niet een oorzaak is van<br />

CHF. Wel is het zo dat de cardiomegalie en<br />

vooral atriumdilatatie, die samenhangt met<br />

CHF, de meest voor de hand liggende oorzaak,<br />

is van de AF. Het doel van eventuele<br />

symptomatische behandeling van het hartfalen<br />

zal zijn de cardiac output verhogen door<br />

verbetering van contractiekracht, vermindering<br />

van afterload en verbeteren van diastolische<br />

vulling en verminderen van overmatige<br />

preload. Als gekozen wordt voor behandelen,<br />

is een combinatie van digoxine, furosemide<br />

eventueel aangevuld met verapamil (een calcium<br />

blokker), propranolol (bètablokker) of<br />

bijvoorbeeld enalapril (ACE inhibitor) (zie<br />

ook congestief hartfalen) vaak nodig om de<br />

hartfunctie te verbeteren. Regulatie is in<br />

deze gevallen gecontraindiceerd of niet zinvol.<br />

VIg2 Elektroconversie als behandeling van<br />

atrium fibrillatie<br />

Elektroconversie voor behandeling van AF<br />

is geïntroduceerd door een Canadese onderzoeksgroep.<br />

Drie speciale katheters worden<br />

via de rechter jugulair groeve aangebracht<br />

onder echogeleide in de rechter ventrikel, het<br />

rechter atrium en de PA. Een ervan is een pacing<br />

elektrode, de andere 2 zijn defibrillatie<br />

catheters. Onder algehele anesthesie worden<br />

mono- of bifasische stroomstoten in oplopende<br />

sterkte tussen de defibrillatie katheters<br />

gegeven. De gemiddelde stroomsterkte ligt<br />

ongeveer rondom de 165- 300 J. De bedoeling<br />

is de stroomstoot te synchroniseren met<br />

de R top van het QRS-complex om te voorkomen<br />

dat gedurende de repolarisatie fase de<br />

stroomstoot gegeven wordt. In dat geval zou<br />

de stroom kunnen leiden tot ventrikel fibrilleren.Voor<br />

het geval dat een derde graads AV<br />

blok optreedt, dient de pacing catheter voor<br />

het op gang houden van de hartslag. Er kan<br />

gekozen worden voor medicinale ondersteuning<br />

van dit protocol, waarbij een combinatie<br />

gekozen wordt van een anti-aritmicum zoals<br />

amiodarone en pacing. cTnI concentratie<br />

stijgingen van 0.045 ng/ml naar 0.11 ng/ ml<br />

(max 3.73 ng/ml) werden gemeten na elektroconversie.<br />

De klinische betekenis hiervan<br />

is niet echt duidelijk maar is ook bij de mens<br />

bekend en geldt als risico. Mogelijk gaat het<br />

wel gepaard met voortduren van atriale dysfunctie<br />

waardoor een langere herstelperiode<br />

wellicht geïndiceerd is na elektroconversie.<br />

Het is niet ongebruikelijk dat 1.1 mg/kg LG<br />

flunixine meglumine iv voor de behandeling<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 83


gegeven wordt. Het succespercentage varieert<br />

wat per studie maar ligt meestal hoog bij<br />

geselecteerde paarden (tot 98-99%).<br />

VIh Hart medicatie<br />

Behandeling van aritmiën of congestief hartfalen<br />

geschiedt relatief weinig bij het paard<br />

gezien de lage frequentie van voorkomen.<br />

Het is daarom niet te verwachten dat in de<br />

algemene praktijk voldoende ervaring is<br />

om de juiste indicatie te stellen. Veelal is 24<br />

uurs ECG bewaking in de eerste periode nodig<br />

bij regulatie van aritmiën en is controle<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 84<br />

van bloedconcentraties van de medicijnen<br />

nodig. Onderstaande tabel is dan ook eerder<br />

bedoeld ter illustratie om aan te geven<br />

dat er ook bij het paard reële behandelings-<br />

mogelijkheden zijn voor ook ernstiger cardiale<br />

afwijkingen. Niet van alle genoemde<br />

stoffen zijn de doseringen en indicaties even<br />

goed onderzocht en het betreft “off label use”.<br />

Vele stoffen hebben naast cardiale ook (ernstige)<br />

extracardiale bijwerkingen waar hier<br />

niet op in wordt gegaan. Behandeling van<br />

ritmestoornissen en CHF door een specialist<br />

op dit gebied verdient daarom de voorkeur.<br />

Tabel 3. Cardiale medicatie<br />

Legenda: LG: lichaamsgewicht;V: ventriculair; ACE; angiotensine converting enzyme; CHF<br />

congestief hartfalen; AF Atrium fibrillatie; (S)VES: (supra)ventriculaire extrasystolen;iv<br />

intraveneus;im intramusculair.<br />

Naam Type Dosering indicatie Cardiale bijwerking<br />

Lidocaine Klasse Ia<br />

anti-aritmicum<br />

0.5 mg/kg LG<br />

iv bolus max 4<br />

mg/kg<br />

20-50 µg/kg/<br />

min<br />

Phenytoine Klasse Ia 5-10 mg/kg LG<br />

iv<br />

20 mg/kg 2 dd<br />

max 4 x p.o.<br />

erna 10-15 mg/<br />

kg 1- 2dd po<br />

Procainamide<br />

Klassa Ia 1 mg/kg LG/<br />

min.iv. max 20<br />

mg/kg totaal<br />

25-35 mg/kg 3<br />

dd po<br />

Propafenone Klasse Ic 0.5-1 mg/kg LG<br />

iv in 5 min verdunt<br />

in dextrose<br />

oplossing<br />

2 mg/kg po 3dd<br />

Amiodarone Klasse III<br />

K+ kanaal<br />

blokker<br />

3.7-6.5 mg/kg<br />

LG/uur ged 60<br />

min; 0.83-1.9<br />

mg/kg/uur ged.<br />

23 -30 uur<br />

VES Ataxie, slapte tremoren<br />

bij hoge dosering<br />

Acute dood<br />

VES, Vtach Sedatie, slapte collaps<br />

bij overdosering<br />

VES, Vtach Ritmestoornissen, neg<br />

inotroop, acute dood<br />

VES Aritmien, CHF, neg<br />

inotroop<br />

AF<br />

VES<br />

Bradycardie, hypotensie<br />

humaan long en schildklier<br />

afwijkingen


Flecainamide<br />

Klasse Ic<br />

Na+<br />

kanaal blokker<br />

0.05-2 mg/kg<br />

LG/min tot max<br />

3 mg/kg LG<br />

Propanolol Betablokker 0.03-0.2 mg/kg<br />

LG langz. iv.<br />

2dd<br />

0.38-0.78 mg/kg<br />

LG po 3 dd<br />

Atenolol Betablokker 0.6 mg/kg LG<br />

1- 2 dd po<br />

Isoproterenol<br />

Kinidine<br />

sulfaat<br />

Kinidine<br />

gluconaat<br />

Magnesium<br />

sulfaat<br />

Non selectieve<br />

Beta adrenerge<br />

agonist<br />

0.05-0.2µg/kg<br />

LG/min<br />

Klasse Ia 22 mg/kg LG<br />

elke 2-6 uur per<br />

sonde<br />

Klassa Ia 0.5-2.2 mg/kg<br />

LG/bolus /q<br />

5-10 min, max<br />

12 mg/kg LG iv.<br />

4 mg/kg LG iv<br />

in 30 min. in 1<br />

liter 0.9 % NaCl<br />

max 50 mg/kg<br />

LG totaal<br />

Digoxine 0.011 mg/kg LG<br />

2 dd po<br />

0.0022 mg/kg<br />

LG 2 dd iv<br />

Verapamil Klasse IV<br />

Ca kanaal blokker<br />

Conductie<br />

vertraging AVknoop<br />

Diltiazem Klasse IV<br />

Ca kanaal blokker<br />

A Conductie<br />

vertraging AVknoop<br />

afterload<br />

0.025-0.05 mg/<br />

kg LG iv elke<br />

30 min, max 0.2<br />

mg/kg LG<br />

0.125-1.125 mg/<br />

kg LG iv in 2<br />

min.<br />

1-2 mg/kg LG iv<br />

in 5 min.<br />

Ramipril ACE inhibitor 50-125 µg/kg<br />

LG 1-2 dd per<br />

sonde<br />

Acute AF Niet bij anatomische<br />

hartafwijkingen<br />

VES, V. tachycardie<br />

(S)VES<br />

Vtach<br />

AF<br />

(S)VES<br />

AF<br />

Derde gr<br />

AV blok<br />

Torsade de<br />

Pointes<br />

Bradycardie, AV blok,<br />

neg. inotroop<br />

hypotensief<br />

bloeddrukdaling,<br />

tachycardie, aritmien,<br />

myocard necrose bij<br />

hoge dosering<br />

AF Torsade de pointes e.a.<br />

aritmien, neg inotroop,<br />

pos chronotroop, acute<br />

dood<br />

Acute AF aritmien, neg inotroop,<br />

pos chronotroop, acute<br />

dood<br />

Torsade de<br />

pointes<br />

CHF<br />

AF<br />

SVES<br />

AF<br />

AF<br />

SVtachycardie<br />

hypertensie<br />

Verlaging<br />

bloeddruk<br />

Ritmestoornissen, GI<br />

afwijkingen<br />

Aritmie, hypotensie,<br />

asystole<br />

Vermindering LV<br />

functie<br />

Verlaging bloeddruk<br />

SA en AV blok<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 85


Quinapril ACE inhibitor 120 mg/500kg<br />

LG 1dd po<br />

Enalapril ACE inhibitor 0.25-0.5 mg/kg<br />

LG po 1-2dd<br />

Hydralazine 0.5-1.5 mg/kg<br />

LG po 2 dd<br />

Furosemide diureticum 0.5-2 mg/kg LG<br />

im/iv 2dd<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 86<br />

CHF<br />

LAV insufficiëntie<br />

Afterload<br />

reductie<br />

Afterload<br />

reductie<br />

Preload<br />

verlagen<br />

Epinephrine 1-3 µg/kg LG asystolie<br />

Atropine 0.005-0.01 mg/<br />

kg LG iv/sc<br />

Glycopyrrolaat<br />

0.005 mg/kg<br />

LG iv<br />

Bradycardie.<br />

asystolie<br />

bradycardie<br />

Tabel 4. Therapeutische plasma concentraties van enkele therapeutica<br />

Stof Plasma concentratie in opmerking<br />

Tachycardie, zweten<br />

Toepassing ook premedicatie<br />

voor kinidine<br />

regulatie<br />

Electrolyt imbalans bij<br />

chronisch gebruik<br />

Tachycardie, ritmestoornissen,<br />

ileus,<br />

asystolie<br />

Tachycardie, ritmestoornissen,<br />

ileus<br />

Digoxine 1-2 ng/ml evt 0.9-3 ng/ml 1-2 uur na orale toediening<br />

Diltiazem 390-910 ng/ml<br />

Kinidine 2-5 µg/ml 1 uur na toediening<br />

Lidocaine 1.5-5 µg/ml<br />

Phenytoine 5-10 µg/ml 2 uur na orale toediening<br />

Procainamide 4-10 µg/ml<br />

Propranolol 20-80 ng/ml


V Congenitale afwijkingen<br />

Va Inleiding<br />

Falen van de normale foetale ontwikkeling<br />

kan resulteren in congenitale malformatie<br />

van het hart, de grote vaten of venen. De<br />

oorzaak is meestal onbekend maar mogelijke<br />

oorzaken kunnen genetische predispositie,<br />

foetale infectie, medicijn gebruik bij de merrie<br />

of intra-uteriene blootstelling aan toxines<br />

van de foetus zijn. De prevalentie van congenitale<br />

hartafwijkingen bij het paard is in de<br />

literatuur terug te vinden als een frequentie<br />

van voorkomen van 0.2-0.5%. Ter vergelijking:<br />

bij de mens is het percentage 0.55-<br />

0.86%, terwijl bij nageslacht van vrouwen<br />

met een congenitale hartafwijking dit 2.2%<br />

is; bij nageslacht van mannen met een congenitale<br />

afwijking 6.5%. Bij honden, die afkomstig<br />

waren uit kruising is dit 0.26% terwijl<br />

in rashonden een frequentie van 8.86%<br />

wordt gerapporteerd. Diverse hartaandoeningen<br />

bij verschillende hondenrassen zoals<br />

sub-Aorta stenose, pulmonaal klep stenose<br />

en persisterende rechter Aorta boog zijn terug<br />

te voeren geweest op een laesie-specifiek<br />

genetisch defect. Er wordt dan ook gesteld<br />

dat inteelt van aangedane dieren resulteert in<br />

een aanzienlijke toename van frequentie van<br />

voorkomen.<br />

Een ventrikel septum defect is bij mens, kat,<br />

rund en paard de meest voorkomende congenitale<br />

afwijking. Daarnaast zou bij veulens<br />

tot een jaar oud een tetralogie van Fallot, een<br />

tricuspidaal klep atresie en gemeenschappelijke<br />

truncus arteriosus relatief vaak voor<br />

komen in vergelijking met de mens en andere<br />

diersoorten (volgens Michaellson, Professor<br />

in pediatrie te Uppsala, Zweden en Yen Ho,<br />

patholoog in Londen, UK). In de literatuur<br />

wordt veelal het meest prominente defect<br />

genoemd, terwijl er vaak ook bijkomende<br />

defecten gezien worden die minder relevant<br />

gevonden worden, waardoor een incompleet<br />

beeld lijkt te worden gecreëerd. Een voorbeeld<br />

hiervan is, dat weliswaar een tetralogie<br />

van Fallot bestaat uit 4 afwijkingen namelijk<br />

1) een pulmonaal stenose, 2) een VSD met<br />

een 3) rechts verplaatsing van de AO die in<br />

meer of mindere mate aanwezig kan zijn en<br />

als gevolg daarvan een 4) ventrikel hyper-<br />

trofie. Echter, dat deze aandoening ook vaak<br />

gepaard gaat met andere malformaties zoals<br />

een atrium septum defect, het aanwezig zijn<br />

van een rechter Aorta boog en een onderontwikkelde<br />

pulmonaal klep is minder bekend.<br />

Bij het paard wordt een pentalogie (tetralogie<br />

in combinatie met een ASD) wel eens gezien.<br />

Volgens de literatuur zouden 158 equine defecten<br />

beschreven zijn in de laatste 130 jaar.<br />

Hierbij werden 26 Arabieren of kruising Arabier<br />

achterhaald, 23 Engelse volbloeden, 16<br />

dravers, 10 Quarterhorses en 11 pony’s van<br />

onbekend ras. Opvallend was dat niet alleen<br />

een VSD vaak beschreven werd maar vooral<br />

ook VSD’s in combinatie met bijvoorbeeld<br />

een Aorta prolaps, pulmonalis atresie, dubbele<br />

uitstroom opening van de rechter ventrikel,<br />

pulmonaal klep stenosis en rechts verplaatsing<br />

van de AO.<br />

Gebaseerd op gegevens uit de totale literatuur,<br />

verwerkt tot en met 2000, zouden congenitale<br />

hartaandoeningen bij het paard een<br />

prevalentie van 0.03% hebben. De top drie<br />

aandoeningen waren VSD, al dan niet in<br />

combinatie met de andere aandoeningen zoals<br />

boven beschreven, tricuspidaal atresie en<br />

gemeenschappelijke truncus arteriosus. In de<br />

volgende subhoofstukken zal op diverse congenitale<br />

aandoeningen, die meer dan eens<br />

beschreven zijn, worden ingegaan. Omdat<br />

vooral letale aandoeningen beschreven zijn,<br />

is dit niet per se een ware afspiegeling van<br />

voorkomen. Daarnaast zijn veel voorkomende<br />

rassen in Nederland zoals Warmbloeden,<br />

Friezen en diverse pony rassen niet genoemd<br />

in diverse literatuur bronnen waardoor er<br />

slechts een indruk verkregen kan worden<br />

over prevalentie aan de hand van de literatuur.<br />

Verschillende congenitale afwijkingen zijn<br />

eenmalig beschreven bij het paard maar daar<br />

zal hier niet op in worden gegaan. Aandoeningen<br />

die wel beschreven worden bij andere<br />

zoogdieren maar niet bij het paard zijn bijvoorbeeld<br />

valvulaire en supravalvulaire Aorta<br />

stenose, hypertrofische cardiomyopathie,<br />

een dubbele Aortaboog en een opgedeeld<br />

atrium.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 87


Vb Voorbeelden van congenitale aandoeningen<br />

bij het paard.<br />

Ventriculair septum defect (VSD)<br />

Bij het paard betreft een VSD meestal een<br />

defect, aansluitend aan het membraneuze<br />

septum en slechts een enkele keer van het<br />

trabeculaire septum, het atrioventriculaire<br />

of uitstroom septum. Daarnaast komt het<br />

voor in samenhang met andere afwijkingen<br />

zoals tetralogie van Fallot, pentalogie<br />

van Fallot, persisterende truncus arteriosus,<br />

pulmonaal - en tricuspidaal atresie.<br />

Een VSD gaat nogal eens gepaard met een<br />

prolaps van de rechter AO semilunair klep<br />

waardoor het defect deels of geheel wordt<br />

afgedekt. AO klep regurgitatie van deze<br />

prolaberende klep is vaak een bijkomstige<br />

bevinding en wordt vaker bij het paard gemeld<br />

dan bij andere zoogdieren, inclusief<br />

de mens. Een VSD, al dan niet in combinatie<br />

met andere afwijkingen, is de meest<br />

voorkomende congenitale afwijking bij<br />

het paard, die vooral veel beschreven is<br />

bij Arabieren, maar ook regelmatig gezien<br />

wordt bij dravers en Quarter horses (fig. 15).<br />

De meeste defecten bevinden zich hoog in<br />

het septum onder de rechter of non-coronaire<br />

cusp van de AO klep aan de linkerkant.<br />

Soms is de AO basis verplaatst, zoals<br />

bij een tetralogie van Fallot maar ook<br />

bij grote septum defecten kan dit aanwezig<br />

zijn zonder dat er sprake is van een tetralogie.<br />

Vaak is dan een AO klep prolaps aanwezig,<br />

waarbij de rechter of non coronaire<br />

Aortaklep prolabeert in het defect met als<br />

bijkomend gevolg een Aorta insufficiëntie.<br />

Ook een VSD, dat direct onder de AO zit,<br />

staat vaak in verbinding met het uitstroom<br />

deel van het ventriculaire septum direct onder<br />

de PA en leidt vaak tot AO klep prolaps<br />

en regurgitatie van die klep. Het prolaberen<br />

is het gevolg van het ontbreken van<br />

voldoende ondersteuning van de AO basis<br />

door het hoog geplaatste defect zeker als het<br />

defect net onder het uitstroom deel zit van<br />

het interventriculaire septum net onder de<br />

Aortabasis. Hoewel een dergelijke AO klep<br />

prolaps soms het defect vrij efficiënt minimaliseert<br />

door het afdekken van het defect<br />

door de prolaberende klep, leidt het op termijn<br />

tot een chronische AO insufficiëntie<br />

met alle gevolgen van dien.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 88<br />

Het bloed dat door het ventrikel via de shunt<br />

wordt weggepompt, komt vrijwel direct in de<br />

rechter PA terecht. Hierdoor neemt de pulmonaal<br />

flow toe, met als gevolg een toegenomen<br />

veneuze return naar het LA en LV. Dit leidt<br />

tot een LV dilatatie en hypertrofie, door de<br />

toegenomen volume belasting van het LV. In<br />

geval van AO prolaps (zie boven) is de linksbelasting<br />

nog erger, net als in het geval dat<br />

de LV hypertrofie heeft geleid tot een mitralis<br />

insufficiëntie. Uiteindelijk kan dit atrium<br />

fibrillatie en/of CHF tot gevolg hebben. Een<br />

grote links rechts shunt kan resulteren in mediale<br />

hypertrofie en verdikking van de intima<br />

van de pulmonaal arteriën als aanpassing aan<br />

chronische links rechts shunting naast linker<br />

en rechter ventrikel volume belasting. Hierdoor<br />

neemt de links-rechts shunting af. Als<br />

de pulmonale arteriele weerstand toeneemt<br />

door de toegenomen volume belasting of als<br />

het defect groot is waardoor er een gelijke<br />

druk in beide ventrikels optreedt, zal een RV<br />

hypertrofie het resultaat zijn. Slechts zelden<br />

keert bij het paard de shunt om. Veel vaker<br />

is er bij een groot defect sprake van ernstige<br />

LV en RV volume overload en pulmonaal hypertensie.<br />

Indien de pulmonale hypertensie, die hierdoor<br />

het gevolg is, ernstig is, kan de shunt<br />

omkeren (dit wordt ook wel de Eisenmengers<br />

fysiologie genoemd). Het resultaat is dan hypoxie<br />

resulterend in cyanose, arbeidsintolerantie<br />

en polycytaemie. Congestief hartfalen<br />

is hierbij zeldzaam en indien acute dood optreedt,<br />

is dit vaak een gevolg van een fatale<br />

hartritme stoornis.<br />

Diagnostiek:<br />

Gewoonlijk zijn de auscultatie bevindingen<br />

vrij herkenbaar door een luide (3-4/6) rauwe<br />

holo- of pansystolische souffle met het pmax<br />

net onder de RAV klep eventueel met een<br />

palpabele fremitus in de 3e tot 4e intercostaal<br />

ruimte. Links is meestal tevens een iets zachter<br />

holosystolisch crescendo-decrescendo<br />

ejectie geluid hoorbaar (3-4/6) met het pmax<br />

op de pulmonaal klep in de derde intercostaal<br />

ruimte door de relatieve pulmonaal stenose,<br />

veroorzaakt door de toegenomen flow door<br />

dit vat. De souffle op de RAV is meestal 1<br />

graad luider dan de souffle als gevolg van de<br />

relatieve PA stenose. Daarnaast kan een diastolische<br />

souffle hoorbaar zijn met het pmax


op de AO als gevolg van de bijkomende AO<br />

insufficiëntie. Een forse Aorta insufficiëntie<br />

door de AO klep prolaps zal aanleiding geven<br />

tot een diastolische souffle en steile pols<br />

zodra het lek van betekenis wordt. Vaak is<br />

het hoorbaar als een 3-4/6 holodiastolische<br />

decrescendo souffle. Bij palpatie is meestal<br />

op de rechter thorax wand een fremitus<br />

te voelen, zelden ook links. Als het defect<br />

subarteriëel is (net onder de AO/pulmonaal<br />

klep), is de souffle links het luidst door de<br />

hoge stroomsnelheid van de jet die net onder<br />

de PA binnenkomt. Indien secundair ventrikeldilatatie<br />

optreedt, zal het geluid van een<br />

mitraal klep insufficiëntie erbij komen. Het<br />

is niet uitzonderlijk dat juist een klein defect<br />

gepaard gaat met een luide souffle met pmax<br />

rechts terwijl een groot defect juist leidt tot<br />

een luide souffle met p max links passend<br />

bij een (relatieve) pulmonaal stenose. Als er<br />

een behoorlijke cardiomegalie is opgetreden,<br />

compliceren ritmestoornissen zoals ventriculaire<br />

of supraventriculaire extrasystolen of<br />

atriumfibrillatie de zaak. Als de systolische<br />

souffle in de linker derde intercostaal ruimte<br />

luider is dan die in de rechter derde-vierde<br />

intercostale ruimte, dan kan het niet anders<br />

zijn dan dat er sprake is van een VSD in het<br />

uitstroom deel van het interventriculaire septum,<br />

een tetralogie van Fallot, of een VSD<br />

met (al dan niet functionele) pulmonaal stenose.<br />

Echocardiografisch onderzoek moet<br />

dan aantonen van welke van deze drie aandoeningen<br />

er sprake is (fig. 15,25).<br />

Aanvullend onderzoek:<br />

Aanvullend onderzoek is met name relevant<br />

om de diagnose te bevestigen, de grootte van<br />

het defect vast te stellen en de haemodynamische<br />

consequenties in kaart te brengen.<br />

Hoewel thoraxfoto’s relevant kunnen zijn om<br />

cardiomegalie, de long vasculatuur, longen<br />

en pleurale holtes te evalueren, is echocardiografie<br />

geïndiceerd om de belasting op de<br />

circulatie vast te stellen. De lengte doorsnede<br />

van de linker ventriculaire outflow tract en<br />

AO zijn van belang. Daarnaast korte as beelden<br />

van de linker ventriculaire outflow tract,<br />

juist onder de AO kleppen.<br />

De meeste defecten kunnen worden waargenomen<br />

in de lange of korte as doorsneden.<br />

Een para-membraneus defect zit net onder de<br />

AO klep naast de septale klep van de RAV.<br />

De relatief grote rechter coronair arterie moet<br />

niet verward worden met een subarterieel defect.<br />

Om een defect waar te nemen dat ventraal<br />

van de septale RAV klep zit, zijn vaak<br />

schuine doorsneden nodig. Niet alle defecten<br />

(zoals musculeuze, apicale en kleine subarteriële<br />

defecten) zijn eenvoudig te herkennen.<br />

Het is van belang de breedste diameter in<br />

beeld te brengen ivm de prognose stelling.<br />

Een defect groter dan 2.5 cm in doorsnede of<br />

met een ratio VSD/AO basis > 0.4 is vaker gerelateerd<br />

aan klinische klachten dan kleinere<br />

defecten. Indien er sprake is van een linker<br />

hart dilatatie, pulmonaal dilatatie of rechter<br />

ventrikel dilatatie suggereert dit een VSD dat<br />

van invloed is op de haemodynamica en dat<br />

is waarschijnlijk van invloed op het uithoudingsvermogen.<br />

Kleurendoppler studies helpen<br />

om bijkomende AO insufficiëntie waar<br />

te nemen, terwijl CW Doppler helpend is bij<br />

het bepalen van prognose. Een VSD met een<br />

flowsnelheid van meer dan 4-4.5 m/s suggereert<br />

een klein en klinisch minder relevante<br />

shunt (mits de ultrasound beam correct wordt<br />

geplaatst in de stroomrichting) en gaat samen<br />

met een relatief normale RV druk. Indien<br />

deze snelheid lager is dan 4 m/s is er vaak<br />

sprake van een groot defect en hogere RV<br />

druk.<br />

Symptomen en prognose:<br />

De klinische symptomen variëren afhankelijk<br />

van de grootte van het defect. Veulens<br />

kunnen aangeboden worden met longoedeem<br />

of beiderzijds hartfalen. Volwassen<br />

dieren kunnen aangeboden worden voor verminderd<br />

presteren. Maar het kan ook worden<br />

gevonden als een toevalsbevinding zonder<br />

enige symptomen. Bij alleen een VSD kunnen<br />

diverse scenario’s voorkomen:<br />

1. Geen aanpassingen of klinische symptomen<br />

2. Gedeeltelijke of gehele sluiting van het defect<br />

door een bijkomende AO klep prolaps,<br />

verkleven met de septale tricuspidaal klep,<br />

rechter ventrikel hypertrofie of fibrotisch<br />

weefsel.<br />

3. Progressieve AO klep regurgitatie<br />

4. AF<br />

5. Pulmonale hypertensie<br />

6. Linker of totaal hartfalen<br />

7. Omkering van de shunt door de pulmonale<br />

hypertensie met als gevolg arteriële<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 89


hypoxaemie en cyanose (zgn. Eisenmenger’s<br />

fysiologie).<br />

Zelfs bij uitsluitend een geringe cardiomegalie<br />

maar verder geen bijkomende hartafwijkingen<br />

anders dan een klein defect, kunnen<br />

de meeste paarden goed presteren als sportpaard,<br />

zelfs als renpaard of in de endurance.<br />

Een defect kleiner dan 2.5 cm in doorsnede,<br />

met een flowsnelheid van de shunt van meer<br />

dan 4 m/s, geen of weinig AO prolaps in het<br />

VSD en geen of weinig AO insufficiëntie<br />

heeft een goede prognose voor de sport en<br />

een normale levensverwachting. Echter, is er<br />

sprake van een groter defect (> dan 3.5 cm<br />

doorsnede en flow snelheid door het defect<br />

heen van minder dan 4m/s) dan is het risico<br />

op ernstige cardiomegalie, AO basis prolaps,<br />

RV hypertrofie of pulmonale hypertensie hoger<br />

en is de prognose voor sportpaard of überhaupt<br />

overleven ongunstig. <strong>Paard</strong>en met een<br />

defect van 2.5-3.5 cm diameter kunnen nog<br />

wel voldoen als recreatie paard of laag niveau<br />

sportpaard, maar hebben wel een beperkte<br />

maximale arbeids prestatie. Ook in geval van<br />

bijkomstige AO klep prolaps of AO klep insufficiëntie<br />

is de prognose ongunstiger omdat<br />

de LV volume overload verder toeneemt.<br />

Hoewel er geen erfelijke basis is vastgesteld<br />

raden sommige auteurs het fokken met paarden<br />

met een VSD af, zeker als het een Arabier<br />

betreft, gezien de hogere incidentie die<br />

aanwezig zou zijn in dit ras. Indien er sprake<br />

is van secundair AF en of CHF is symptomatische<br />

therapie met furosemide, digoxine<br />

en een ACE inhibitor geïndiceerd als men<br />

het paard wil proberen te behouden. <strong>Paard</strong>en<br />

met complexe congenitale aandoeningen,<br />

waarbij het VSD er onderdeel van uitmaakt,<br />

presteren over het algemeen slecht en/of<br />

hebben een ongunstige levensverwachting.<br />

Tetralogie/Pentalogie van Fallot<br />

In de tetralogie, zoals hiervoor vermeld, is er<br />

sprake van 4 kenmerken die bepalend zijn:<br />

namelijk een VSD, in meer of mindere mate<br />

dextro positie van de Aorta, pulmonaal stenose<br />

en rechter ventrikel hypertrofie. Indien<br />

de subvalvulaire stenose van de rechter uitstroomopening<br />

niet aanwezig is of beschreven<br />

wordt is er eigenlijk geen sprake van een<br />

echte tetralogie. Een pentalogie met daarbij<br />

ook nog een atrium septum defect is ook be-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 90<br />

kend bij het paard. De weerstand in de PA<br />

kan hoger zijn dan de weerstand van de systemische<br />

circulatie waardoor een aanzienlijke<br />

hoeveelheid bloed vanuit de rechter ventrikel<br />

door het VSD de AO instroomt. De voornaamste<br />

shunt richting is dan van rechts naar<br />

links omdat gedurende de systole het bloed<br />

de verplaatste AO binnenkomt van zowel<br />

linker als rechter ventrikel. Als de pulmonaal<br />

stenose echter gering is, valt de rechts links<br />

shunt mee. De prognose is afhankelijk van de<br />

mate van PA stenose en grootte van het VSD.<br />

Klinische diagnose:<br />

Vaak is er een luide 5-6/6 pansystolische<br />

souffle hoorbaar met het punctum maximum<br />

op de PA. Arbeidsgerelateerde cyanose komt<br />

voor als er een forse rechts links shunting<br />

optreedt, maar in rust komt het zelden voor.<br />

Arteriële hypoxie en in zeldzame gevallen<br />

polycytaemie als gevolg hiervan komen voor<br />

in ernstige gevallen. De meeste paarden met<br />

een tetralogie halen de 5 jaar niet hoewel er<br />

twee gevallen bekend zijn die pas op 7 en 8<br />

jarige leeftijd dood gingen met cyanose en<br />

congestief linker hartfalen.<br />

Atrium septum defect<br />

Atrium septum defecten zijn zeldzaam bij<br />

het paard. Het kan, maar hoeft niet per se<br />

zijn oorspong te hebben in een niet gesloten<br />

Foramen ovale. Vaak bestaat het in combinatie<br />

met complexe congenitale afwijkingen<br />

zoals een tricuspidaal-of pulmonaal atresie<br />

maar het kan als enkelvoudige afwijking<br />

voorkomen. In het laatste geval kan het geen<br />

klinische betekenis hebben en ook niet tot<br />

bijgeluiden leiden omdat er bijna geen flow<br />

tussen linker en rechter atrium bestaat als gevolg<br />

van de geringe drukverschillen tussen<br />

beiden. Het is echter niet onmogelijk, dat bij<br />

een groot defect er zoveel flow van links naar<br />

rechts gaat, dat het gevolg een RA en RV volume<br />

overload wordt met een overbelasting<br />

van pulmonale circulatie. In dat geval kan<br />

atrium fibrillatie als complicatie optreden.<br />

Tricuspidaal klep atresie<br />

De atresie is vooral beschreven bij Arabieren<br />

en Engelse volbloed veulens. Het is een<br />

complexe congenitale aandoening waarbij<br />

de rechter AV klep orifice ontbreekt. Daarbij<br />

hoort dan ook het bestaan van een patente


intra-atriale verbinding (zoals een patent foramen<br />

ovale), hypoplasie van de rechter ventrikel<br />

en een communicatie van de systemische<br />

met pulmonale circulatie. Al het rechter<br />

atrium bloed moet via het linker atrium naar<br />

de ventrikels stromen. Een bloedstroom van<br />

het rechter atrium de rechter ventrikel in<br />

ontbreekt door het afwezig zijn van de AV<br />

klep. Het gevolg is een complete rechts links<br />

shunt en ernstige arteriële hypoxaemie. Bij<br />

het paard gaat het vrijwel altijd gepaard met<br />

een VSD dat in verbinding staat met een veel<br />

kleiner dan normaal rechter ventrikel.<br />

Klinische diagnose:<br />

De veulens zijn achterblijvers met een sterk<br />

verminderd uithoudingsvermogen op zeer<br />

jonge leeftijd. Cyanose van de slijmvliezen,<br />

hoge ademhalingsfrequentie met abdominaal<br />

ademen en een zwakke pols valt op.<br />

Een luide 5-6/6 bandvormige pansystolische<br />

souffle met het pmax ter hoogte van de linker<br />

hartbasis is aanwezig. Rechts wordt dezelfde<br />

soort souffle of 1 graad zachter in de 4e ICR<br />

gehoord. Er is een verhoogde centraal veneuze<br />

druk aanwezig.<br />

Echografisch is op de plek van de RAV een<br />

musculeuze band, een klein rechter ventrikel,<br />

een VSD en een patent foramen ovale te<br />

zien, tezamen met aanwijzingen voor volume<br />

overload van het linker hart (LA dilatatie,<br />

LAV regurgitatie en vergroot linker ventrikel).<br />

Radiologisch onderzoek toont meestal<br />

geen afwijkingen. Contrast en Doppler<br />

echografie of angiografie kan de rechts links<br />

shunt in beeld brengen terwijl hartkatheterisatie<br />

een lage PaO2 en geen verschil in PO2<br />

in linker en rechter harthelft kan aantonen.<br />

De druk in rechter atrium en de centraal veneuze<br />

druk is meestal verhoogd.<br />

Pulmonaal klep atresie en persisterende<br />

truncus arteriosus<br />

Beide afwijkingen komen zelden voor en<br />

zijn het meest beschreven bij de Arabier. De<br />

gevolgen van beide zijn vergelijkbaar. Het<br />

is eigenlijk te beschouwen als een ernstige<br />

vorm van een tetralogie van Fallot. De rechter<br />

uitstroom opening is vernauwd, de rechter<br />

ventrikel gehypertrofieerd en een groot<br />

VSD is meestal aanwezig. De foetale truncus<br />

arteriosus is ongelijk gesplitst waardoor de<br />

AO sterk verwijd is en de truncus pulmonalis<br />

hypoplastisch of atretisch is. Pulmonale<br />

doorbloeding kan alleen plaatsvinden via<br />

een PDA of systemische collaterale via de<br />

bronchiale arteriën. Bij een ware persisterende<br />

truncus arteriosus is deze niet gespleten<br />

terwijl de beide ventrikels doorontwikkeld<br />

zijn met als gevolg dat beide ventrikels<br />

met de truncus in verbinding staan middels<br />

een VSD. De pulmonale bloedstroom wordt<br />

voorzien door een pulmonaal arterie die afkomstig<br />

is van de truncus arteriosus. De grote<br />

rechts-links shunt is verantwoordelijk voor<br />

de ernstige hypoxie maar als er een grote<br />

pulmonale flow bestaat kan een veulen opgroeien.<br />

Deze hypoxie kan doen denken aan<br />

een tricuspidaal atresie. Contrast en doppler<br />

echografie kan de diagnose helpen stellen en<br />

het verschil tussen beiden wordt vaak op sectie<br />

pas gezien.<br />

Patente ductus arteriosus (PDA)<br />

Bij een PDA bestaat de verbinding tussen<br />

de Aorta descendens en de PA nog. Normaliter<br />

wordt hierdoor de pulmonale circulatie<br />

in de foetus omzeild. Door de toegenomen<br />

zuurstof spanning en de inhibitie van prostaglandine<br />

sluit deze na de geboorte. Het is<br />

vrij normaal dat een 4-6/6 continu systolisch<br />

en diastolisch geluid met punctum maximum<br />

in de linker vierde ICR nog gehoord wordt op<br />

96 uur na de geboorte van een veulen. Functioneel<br />

is de ductus in de meeste gevallen na<br />

72 uur gesloten. Normaliter sluit de ductus<br />

binnen een week (op 4-7 dagen) en het wordt<br />

als afwijkend beschouwd als de ductus na 7<br />

dagen nog open is. Deze afwijking komt zeer<br />

zelden voor bij het paard en dan nog vaak<br />

in combinatie met een ander defect bijvoorbeeld<br />

pulmonaal atresie of andere complex<br />

congenitale hartafwijkingen. Bij premature<br />

veulens of veulens die een persisterende pulmonale<br />

hypertensie hebben waarbij de stijging<br />

van de post partum zuurstof spanning<br />

verstoord is, of bij veulens van merries die<br />

prostaglandine inhibitors hebben gekregen,<br />

is de predispositie wel toegenomen.<br />

Het gevolg van een PDA is dat er een linksrechts<br />

shunt optreedt, leidend tot pulmonale<br />

hypertensie en longoedeem, LA en LV volume<br />

overload en linker hartfalen. Indien de<br />

pulmonale hypertensie toeneemt, zal de diastolische<br />

shunting verminderen waardoor de<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 91


diastolische souffle vermindert of verdwijnt.<br />

De arteriële pols zal steil zijn als gevolg van<br />

een groter verschil in piek systolische en<br />

einddiastolische druk.<br />

Secundair aan de hypertensie in de PA kan<br />

ruptuur van deze arterie en dus acute dood<br />

optreden. Indien het linker atrium dilateert<br />

kan AF als complicatie optreden. Nadere<br />

complicaties zijn linker en rechter AV regurgitatie<br />

als gevolg van cardiomegalie in<br />

het kader van hartfalen. Meestal worden de<br />

dieren in hun eerste jaar aangeboden wegens<br />

achterblijven in groei, verhoogde ademhalingsfrequentie,<br />

hoesten en “het slecht doen”.<br />

Als toevalsbevinding is ooit een PDA beschreven<br />

bij een sectie van een ouder paard<br />

in de oudere literatuur.<br />

Klinisch wordt de diagnose gesteld op basis<br />

van de boven beschreven auscultatie bevindingen<br />

al dan niet in combinatie met de steile<br />

pols of ritmestoornissen. De PDA zelf is vaak<br />

lastig te zien met behulp van echocardiografie<br />

omdat het gebied van de ductus meestal<br />

door de overliggende long bedekt wordt. Het<br />

beste is het te proberen in de derde of vierde<br />

intercostaal ruimte. Met kleurendoppler<br />

echo wordt een turbulente retrograde flow<br />

in de hoofd PA gezien met een continue flow<br />

in de ductus en linker en rechter pulmonaal<br />

arteriën. M-mode echocardiografie zal behulpzaam<br />

zijn in het vaststellen van de mate<br />

van linker ventrikel overload en pulmonale<br />

hypertensie met PA dilatatie.<br />

Radiologisch zal een thoraxfoto longoedeem,<br />

de overbelaste PA circulatie en eventueel LA<br />

dilatatie in beeld kunnen brengen. Met behulp<br />

van hartkatheterisatie zal een verhoogde<br />

PA en capillaire wedge pressure gediagnosticeerd<br />

kunnen worden.<br />

Fenestraties van de AO kleppen<br />

Een enkele keer worden fenestraties van de<br />

AO kleppen waargenomen. Hoewel er sprake<br />

is van een diastolische souffle met pmax op<br />

de AO, zijn de kleppen gesloten terwijl er parallel<br />

aan elkaar enkele kleine regurgiterende<br />

jets te zien zijn bij echocardiografisch onderzoek.<br />

Aneurysma van de Aortabasis of sinus<br />

Valsalva<br />

Een aneurysma van de Aorta kan zowel congenitaal<br />

zijn als verkregen. Een duidelijke<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 92<br />

[Figuur 39.] Aneurysma dissecans.<br />

Legenda: Transmurale ruptuur van de aorta<br />

(asterisk) van een Friese merrie van 2 jaar.<br />

Alle lagen van aorta zijn over een lengte van<br />

2 cm verscheurd (pijl). Lokaal bevinden zich<br />

aan de luminale zijde van de aorta enkele<br />

smalle streepvormige intimale verdikkingen<br />

(pijlpunt).<br />

oorzaak is niet aangetoond. Een aneurysma<br />

van de Sinus Valsalva, waarbij er sprake is<br />

van het congenitaal ontbreken van de media<br />

in de (rechter) AO sinus valt onder congenitale<br />

afwijking. Humaan zijn Aortafistels zeldzame<br />

aangeboren afwijkingen die tezamen<br />

met andere congenitale anomalieën gezien<br />

worden (bv sub-pulmonaire ventrikelseptum<br />

defecten) en meer bij mannen dan vrouwen<br />

voorkomen. Het betreft een defect in de tunica<br />

media van de annulus fibrosis van de<br />

AO klep, waardoor de Sinus Valsalva (AO<br />

sinus) ruptureert. Thoracale of abdominale<br />

AO rupturen zijn beschreven in individuele<br />

gevallen. Met de AO sinus wordt een van de<br />

anatomische dilataties juist boven de semilunair<br />

kleppen van de ascenderende Aorta<br />

bedoeld. Aan twee ervan ontspringen de coronair<br />

arteriën (linker AO sinus de linker coronair<br />

arterie, aan de rechter Aorta sinus de<br />

rechter conorair arterie). De derde wordt dan<br />

ook geduid als non-coronaire sinus. Naast<br />

AO sinus wordt de naam “sinus Valsalva”<br />

gebruikt. Een ruptuur van de AO basis bij<br />

het paard wordt vaak een aneurysma van de<br />

AO sinus ruptuur of sinus Valsalva genoemd<br />

(fig. 39). Meestal scheurt de rechter AO sinus<br />

(Valsalva).<br />

De rechter coronair sinus aneurysma is beschreven<br />

bij dekhengsten van middelbare<br />

leeftijd of erboven. De hypertensie als gevolg


van het dekken zou een rol spelen bij dit soort<br />

scheuren. Dystrofische veranderingen aan de<br />

AO zijn beschreven. Volgens sommige auteurs<br />

is de AO dunner op de plek,waar de<br />

ruptuur optreedt en het zwakke punt zou het<br />

chondroïde fibreuze weefsel zijn dat naast de<br />

rand van de kraakbeen plaat van de annulus<br />

fibrosus zit. Een andere mogelijke zwakke<br />

plek, waar verscheuring optreedt, is bij het<br />

arteriële ligament, resulterend in een fistel<br />

naar de Truncus pulmonalis zoals beschreven<br />

door v.d. Linde-Sipman bij 4 Friese paarden<br />

die van dezelfde hengst afstamden. Soms<br />

ligt aan het scheuren van de AO basis een<br />

aneurysma van de sinus Valsalva ten grondslag<br />

maar niet altijd kon dit bewezen worden.<br />

De aandoening is bij diverse paardenrassen<br />

bekend zoals Engels volbloed, KWPN, Holsteiners<br />

en in Nederland vooral, maar niet<br />

uitsluitend, bij de Fries.<br />

Klinisch worden meestal pas symptomen<br />

gezien als het aneurysma gaat scheuren. De<br />

richting van de scheur is vaak naar het rechter<br />

atrium, rechter ventrikel of interventriculair<br />

septum. Afhankelijk van de richting van<br />

de scheur en de grootte worden acuut rechter<br />

hartfalen, ventriculaire ritme stoornissen<br />

en acute dood gezien. Het ventriculaire<br />

geleidingsweefsel kan primair verstoord zijn<br />

door schade aan het ventriculaire geleidingssysteem.<br />

Echografisch valt rechts-overbelasting<br />

vaak op. De verscheuring naar rechter<br />

atrium, rechter ventrikel of interventriculair<br />

septum kan vaak in beeld worden gebracht<br />

en soms de herkomst van de scheur. Een continue<br />

souffle kan hoorbaar zijn als gevolg<br />

van de flow door de fistel. Soms is helemaal<br />

geen souffle hoorbaar. De therapie is symptomatische<br />

behandeling van het congestief<br />

hartfalen inclusief behandeling van eventuele<br />

ritmestoornissen en stricte rust en voorkomen<br />

van stress. Er zijn paarden bekend die<br />

het doorscheuren van het aneurysma naar het<br />

ventrikelseptum overleefd hebben. In het algemeen<br />

is de prognose ongunstig.<br />

Diversen<br />

Er zijn meerdere aangeboren afwijkingen incidenteel<br />

bij het paard. Voorbeelden hiervan<br />

zijn een combinatie van een atrium septum<br />

defect met persisterende ductus botalli en<br />

ventrikel septum defect en LV hypertrofie.<br />

Een persisterende trucus arteriosus waarbij<br />

de beide ventrikels ontwikkeld werden die<br />

communiceerden met 1 vat via een VSD is<br />

beschreven bij een veulen dat 6 dagen oud<br />

werd. Ook een op zich zelfstaande pulmonaal<br />

stenose bij een 9 jaar oude Arabier is<br />

beschreven.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 93


Uw nieuwe aanspreekpartner voor diergeneeskundige<br />

informatietechnologie in Nederland<br />

Geïntegreerd praktijkmanagement, digitale beeldverwerking en digitale röntgen:<br />

advies, installatie en service – alles onder een noemer.<br />

Vanaf nu hebben Nederlandse dierenartspraktijken en dierenklinieken een nieuwe aanspreekpartner wat betreft oplossingen aangaande<br />

IT-problemen: VetZ BV. De nieuw opgerichte dochteronderneming van de Duitse VetZ GmbH in Sliedrecht begeleidt dierenartsen en managers<br />

betrouwbaar en competent wat betreft praktijkmanagement, digitale beeldverwerking en digitale röntgen. Van concept tot toepassing.<br />

Al meer dan 15 jaar behoort VetZ tot de leidende aanbieders van informatietechnologieën<br />

in de diergeneeskunde. Wat in 1990 als idee begon,<br />

is vandaag de dag een van de succesvolste en meest toonaangevende<br />

concepten in de diergeneeskunde: effi ciënt praktijkmanagement, digitale<br />

beeldverwerking, digitale röntgen, innovatieve webtoepassingen<br />

en vakkundig advies. Alles in een. Perfect met elkaar verbonden.<br />

VetZ begeleidt dierenartspraktijken, dierenklinieken en hoge scholen<br />

in heel Europa. Met Johan Richard van Dongen, directeur van de<br />

nieuwe VetZ BV, nu ook in Nederland. Als zoon van een dierenarts<br />

en praktijkmanager kent hij de behoeften van de Nederlandse dierenartsen<br />

uit eigen ervaring en hij weet precies waar het om draait:<br />

„Wat mij het meeste aanspreekt in VetZ is het professionele niveau<br />

en de uiterste precisie waarmee gewerkt wordt. De hoge mate van toewijding<br />

van het team achter VetZ aan het bedrijf en haar producten,<br />

vormt elke dag weer een inspiratiebron.<br />

De naadloze integratie van al de diagnostische apparatuur in de<br />

dierenkliniek, van digitale röntgensystemen tot bloedcomputers en<br />

van echo tot endoscoop, is zeer indrukwekkend en geeft een unieke<br />

ervaring. Niet tevreden zijn met ‘goed<br />

genoeg’, maar verder ontwikkelen tot<br />

een perfect product en de bijbehorende<br />

perfecte service naar de klant, is het hoofduitgangspunt<br />

waarmee gewerkt wordt<br />

binnen VetZ.”<br />

Kom meer te weten over VetZ BV! Bel<br />

ons op wanneer u vragen heeft over<br />

onze producten of diensten of meer over<br />

geïntegreerd praktijkmanagement en geoptimaliseerde<br />

processen wilt weten! Wij<br />

verheugen ons op uw telefoontje!<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 94<br />

VetZ BV • Middeldiepstraat 58 • 3361 VT Sliedrecht • Telefoon: +31 (0)184 820201 • info@myvetz.nl • www.myvetz.nl


VI Verkregen hartafwijkingen<br />

VIa Verkregen endocard afwijkingen<br />

VIa1 Endocardiose<br />

Over het algemeen leidt elke verandering aan<br />

structuur van de klep of het steunapparaat<br />

van de klep tot regurgitatie. Degeneratieve<br />

laesies, die leiden tot regurgiteren van de AV<br />

kleppen en semilunair kleppen, zijn de meest<br />

voorkomende oorzaak van klepafwijkingen<br />

bij het oudere paard. De oorsprong van deze<br />

zgn “endocardiose”of “degenerative valve<br />

disease” is onbekend. Het collageen van de<br />

lamina fibrosa van de klep is gedegenereerd<br />

met daarbij proliferatie van het losmazig<br />

fibro-elastische weefsel in de lamina spongiosa<br />

van de klep. In de oppervlakkige lagen<br />

van het endocard zijn infiltraten te zien van<br />

histiocyten, lymphocyten en fibroblasten. De<br />

laesies kunnen gegeneraliseerde of meer omschreven<br />

fibreuze verdikkingen en afrondingen<br />

zijn van de vrije rand van de kleppen, die<br />

soms zelfs als nodules te zien zijn.<br />

De mitraal en Aorta kleppen zijn over het algemeen<br />

vaker betrokken bij dit proces dan de<br />

tricuspidaal of pulmonaal kleppen. De hogere<br />

druk en grotere krachten, die spelen in het linker<br />

hart, predisponeren de AO en LAV kleppen<br />

voor laesies. De verdikkingen op de kleppen<br />

interfereren met het sluiten waardoor regurgiteren<br />

optreedt. Eventueel kunnen de chordae<br />

tendinae ruptureren secundair aan endocardiose<br />

hoewel dit ook spontaan kan gebeuren.<br />

Endocard afwijkimngen met linker atrioventriculaire<br />

klep (LAV= mitralis) insufficiëntie<br />

als gevolg<br />

Door de hoge druk in het linker ventrikel<br />

vergeleken met rechts, wordt van alle klepafwijkingen<br />

de LAV insufficiëntie het meest<br />

geassocieerd met klinische symptomen als<br />

gevolg van de lekkage. Bijpassende souffles<br />

zijn meestal holosystolisch of pansystolisch,<br />

bandvorming, caudo dorsaal uitwaaierend,<br />

graad III/VI of meer (zelden I of II) en rauw<br />

of toeterend van aard. Het pmax is op de linker<br />

AV klep in de vijfde intercostaal ruimte,<br />

eventueel waaiert het geluid tevens uit richting<br />

de projectie van de AO klep, dus meer<br />

naar craniodorsaal.<br />

Het tempo waarmee er klachten ontstaan, is<br />

afhankelijk van oorzaak en uitgebreidheid<br />

van de LAV insufficiëntie. Bij langzame achteruitgang<br />

zal de eerste klacht verminderd<br />

uithoudingsvermogen zijn en slecht herstel<br />

na arbeid. De presenterende klachten zijn dan<br />

veelal buitengewone hoge ademfrequentie (en<br />

hartfrequentie) na arbeid, excessief zweten,<br />

verminderd presteren vergeleken met voorheen<br />

of hoesten.<br />

Ernstige LAV insufficiëntie zal leiden tot verhoogde<br />

LA druk en pulmonaire hypertensie.<br />

Dit kan weer leiden tot longoedeem terwijl<br />

er nog geen afwijkingen als gevolg van rechter<br />

hartfalen te zien is waardoor het subtiele<br />

klinische symptomen geeft. Veelal worden<br />

de symptomen aangezien voor tekenen van<br />

chronische bronchitis in al zijn verschijningsvormen.<br />

Daarom moet een uitgebreid respiratie<br />

onderzoek deel uitmaken van het cardiologisch<br />

onderzoek. Alleen in zeer ernstige<br />

gevallen of bij ruptuur van de chordae tendinae,<br />

worden paarden aangeboden met schuimige<br />

neusuitvloeïng en hoesten; de meesten<br />

tonen dit soort neusuitvloeiing echter nooit.<br />

De verhoogde LA druk wordt door de longen<br />

voortgeleid naar de PA en daarmee naar<br />

de RV, waardoor een ernstige LAV insufficiëntie<br />

aanleiding geeft tot symptomen van<br />

rechter hartfalen. De verhoogde veneuze tensie,<br />

verhoogde venepols en perifeer oedeem<br />

zijn, naast tachycardie, opvallende klinische<br />

symptomen. Er wordt dan ook wel gesteld dat<br />

linker hartfalen soms pas gediagnosticeerd<br />

wordt als het rechter hart reeds mee doet. De<br />

verhoogde LA druk leidt op zijn beurt ook tot<br />

een dilatatie van het atrium met daarmee een<br />

verhoogd risico op het ontstaan van atriumfibrillatie.<br />

Zolang de lekkage langzaam progressief<br />

verloopt en het linker atrium door<br />

rekken zich kan aanpassen aan het toegenomen<br />

volume en de druk, zal de druk in het<br />

LA niet erg toenemen. Als de verslechtering<br />

erger wordt en acuut, zal dit snel leiden tot een<br />

verhoogde LAV druk en in de longvaten met<br />

als gevolg longoedeem en uiteindelijk ook<br />

rechter hartfalen.<br />

De prevalentie, weergegeven in de literatuur<br />

is erg wisselend, en er moet onderscheid wor-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 95


den gemaakt tussen regurgitatie zonder klep<br />

en morfologie afwijkingen en die met anatomische<br />

veranderingen. In Duits onderzoek bij<br />

rijpaarden, aangeboden met hartafwijkingen,<br />

werd 24% LAV insufficienties vastgesteld.<br />

7 % had alleen een AO insufficiëntie en 5%<br />

alleen een RAV insufficiëntie. Veelal hadden<br />

paarden lekkages op meerdere kleppen.<br />

ECG onderzoek:<br />

Een ECG is niet behulpzaam bij het vaststellen<br />

van hartvergroting omdat bij het paard<br />

de depolarisatie van het linker ventrikel explosief<br />

gebeurt door de wijde verspreiding<br />

van de Purkinje vezels door het myocard. De<br />

veranderingen moeten hierdoor behoorlijk<br />

groot zijn voordat het ECG dit detecteert. Wel<br />

kunnen ventriculaire extrasystolen of ventriculaire<br />

tachycardie (in episodes of persisterent)<br />

bijkomende myocard pathologie aangeven.<br />

Tevens kan een S-T segment depressie<br />

waargenomen worden bij paarden als teken<br />

van myocard ischaemie, bijvoorbeeld in het<br />

geval van een bijkomende chordae tendinae<br />

ruptuur.<br />

Echocardiografisch onderzoek:<br />

Echografisch onderzoek wordt gebruikt om<br />

de waarschijnlijkheidsdiagnose te bevestigen<br />

maar vooral om semikwantitatief de grootte<br />

van de lekkage vast te stellen, de morfologische<br />

adaptaties aan de lekkage en om een<br />

prognose te formuleren. Spectraal en kleurendoppler<br />

worden toegepast om de grootte<br />

en lokalisatie van de regurgiterende jet in<br />

kaart te brengen. Een kleine kortdurende jet<br />

die slechts tot kort achter de kleppen waarneembaar<br />

is, is een fysiologische bevinding<br />

en geen teken van subklinische klepafwijkingen.<br />

De regurgiterende jet ten gevolge<br />

van mitralis insufficiëntie is vergelijkbaar in<br />

lengte, breedte, oppervlak en timing, maar<br />

duurt langer. Jets zonder klinische betekenis<br />

kunnen alleen net achter de klep waargenomen<br />

worden. Als minder dan 1/3 van de jet<br />

het atrium instroomt wordt de regurgitatie<br />

geklassificeerd als mild, als het tot 1/3 het<br />

atrium vult, als matig, en ernstig als de terugstroom<br />

meer dan de helft van het atrium vult.<br />

Bij betekenisvolle regurgitatie is tevens het<br />

LA (>13.5 cm) en LV (einddiastolische linker<br />

ventrikel diameter (>12.5 cm)) verwijd. De<br />

EPSS is tevens toegenomen door de LV ver-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 96<br />

wijding. De mate van vergroting hangt wel af<br />

van de hoeveelheid lekkage en duur van het<br />

teruglekken. Het afronden van de linker ventrikel<br />

apex is suggestief voor linker ventrikel<br />

overload. Verhoogde intra-atriale druk toont<br />

zich echografisch als een afgerond voorkomen<br />

van het atrium en het uitpuilen van het<br />

inter-atriale septum naar rechts.<br />

Een teken van pulmonale hypertensie is dilateren<br />

van de PA waarbij deze groter in diameter<br />

is geworden dan de diameter van de AO<br />

met als klinisch risico plotseling ruptureren<br />

en acute dood. Een AO diameter, die kleiner<br />

dan normaal is, wordt geassocieerd met een<br />

verminderde ventriculaire output en linker<br />

hartfalen. Indien een vergroot LV volume samengaat<br />

met een normaal of lage FS is dit een<br />

teken van slechte myocard contractiliteit omdat<br />

op basis van het bekende Frank Starling<br />

mechanisme de FS juist omhoog moet gaan<br />

bij matige of ernstige ventrikel overvulling.<br />

Dit als gevolg van matige of ernstige kleplekkage<br />

door het vergrote ventriculaire volume<br />

en verminderde afterload.<br />

Prognose:<br />

Onderzoek naar mortaliteit en oorzaak van<br />

sterfte bij meer dan 1100 paarden en pony’s<br />

van middelbare leeftijd en oudere dieren<br />

toonde aan dat er 4 jaar later geen verschil<br />

in mortaliteit was tussen dieren met en zonder<br />

LAV insufficiëntie. Wel hadden kleinere<br />

paarden (Engelse volbloeden, Arabieren,<br />

Hackneys) een hoger risico op LAV insufficiëntie<br />

dan kleine ponies (shetlanders, welsh<br />

pony’s) (OR van 2.33) en oudere dieren iets<br />

meer kans dan jongere (OR 1.07). Meerdere<br />

onderzoeken bij rijpaarden naar voortgang,<br />

2 tot 11 jaar na initiëel onderzoek, liet zien<br />

dat bij geringe tot matige afwijkingen hooguit<br />

een slechts geringe verslechtering gezien<br />

werd. Daarnaast was de conclusie dat zelden<br />

klinische verslechtering gezien werd in deze<br />

periode. Tevens was dit, indien het optrad,<br />

onafhankelijk van de duur van de aandoening.<br />

De echografische veranderingen (dilatatie<br />

LV en of LA) over deze lange periode<br />

bleken klinisch niet relevant. In deze studie<br />

had de progressie van kleplekkage geen enkele<br />

correlatie met leeftijd en prestatie, hetgeen<br />

overeenkomt met de studies bij dravers<br />

en renpaarden naar de relatie kleplekkage en<br />

prestatie waarbij ook geen correlatie bleek te


estaan. Belangrijk is zich te realiseren dat bij<br />

een combinatie van aerobe en anaerobe training<br />

LAV (en RAV) lekkage in het kader van<br />

(eccentrische) hypertrofie voorkomt en het<br />

lijkt een fysiologische adaptatie aan training<br />

te zijn.<br />

Al met al is de prognose afhankelijk van de<br />

oorzaak, de ernst van de kleplekkage, de<br />

mate van verwijding van de ventrikel en de<br />

myocard contractiliteit. Zolang de mate van<br />

lekkage niet meer dan matig is en de afmeting<br />

van het atrium en de ventrikel normaal<br />

of gering verwijd is, zal verslechtering zeer<br />

langzaam gaan en jaren gaan duren; zeker als<br />

er geen klepafwijkingen zijn. Degeneratieve<br />

kleplaesies zullen samen gaan met onbetekenende<br />

tot ernstige lekkage die langzaam erger<br />

wordt over enkele tot meerdere jaren. Flapperende<br />

kleppen of chordae tendinae rupturen,<br />

die aan de lekkage ten grondslag liggen, gaan<br />

vaak gepaard met degeneratieve klepafwijkingen.<br />

Als de chordae afkomstig zijn van<br />

de septale of vrije wand klep, dan zal vaak<br />

acute ernstige mitralis insufficiëntie en congestief<br />

hartfalen het gevolg zijn, door de acute<br />

volume overload van LA en LV. Een ruptuur<br />

van de chordae van een accessoire klep leidt<br />

eerder tot een milde tot matige klepinsufficiëntie,<br />

die langzaam erger wordt over een<br />

paar jaar.<br />

Endocard afwijkingen met aorta klep insufficiëntie<br />

als gevolg<br />

Een lekkende AO klep komt veel voor bij<br />

paarden ouder dan 10 jaar en is meestal het<br />

gevolg van endocardiose. Het bijgeluid is<br />

1-4/6 holodiastolisch decrescendo met het<br />

punctum maximum in de vierde linker intercostaalruimte<br />

of eventueel ter hoogte van de<br />

rechter hartebasis. Vaak is het karakter van<br />

het geluid muzikaal of toeterend als gevolg<br />

van het vibreren van de kleppen door de terugstroom.<br />

Vaak waaiert het geluid uit richting<br />

de apex. Een enkele keer is de diastolische<br />

souffle rechts in de vierde intercostaal<br />

ruimte haast beter te horen dan links. Sommige<br />

paarden kunnen ook grote lekkages<br />

goed aan en tonen geen klinische afwijkingen.<br />

Een bonzende steile pols en linker ventrikel<br />

overload zijn tekenen van een ernstige<br />

AO insufficiëntie. Door de polskwaliteit te<br />

beoordelen simultaan met het optreden van<br />

de souffle kan klinisch vrij makkelijk een di-<br />

astolische souffle waargenomen worden. De<br />

linker ventrikel overload geeft aanleiding tot<br />

een verhoogde systolische bloeddruk, terwijl<br />

het snelle drukverval van bloed in de AO<br />

gedurende de diastole een lage diastolische<br />

bloeddruk geeft met als gevolg een klinisch<br />

waarneembare steile pols.<br />

Het gevolg is een verhoogde hoeveelheid<br />

bloed dat het linker ventrikel moet wegpompen.<br />

Dit toegenomen bloedvolume in de<br />

linker ventrikel leidt tot een verhoogde contractiliteit<br />

volgens het Frank Starling principe.<br />

Dus bij een AO insufficiëntie met een<br />

normale ventrikel functie verwacht je een hoger<br />

dan normale FS. Echter, als de verwijding<br />

te extreem is, vermindert de contractiliteit<br />

(FS) waardoor de FS normaliseert (30-40%).<br />

Hoewel de waarde dan binnen de referentiewaarde<br />

valt is dit in deze situatie toch een pathologische<br />

toestand. Daarbij kan de volume<br />

overload leiden tot dilatatie van de annulus<br />

van de LAV klep met als gevolg secundair mitralis<br />

insufficiëntie. Deze dilatatie kan op zijn<br />

beurt weer leiden tot scheuren van de chordae<br />

tendinae waardoor er verdere verslechtering<br />

optreedt. Indien de AO insufficiëntie samen<br />

gaat met een mitralis insufficiëntie is de prognose<br />

meestal ongunstig, omdat deze laatste<br />

meestal progressief verloopt met als gevolg<br />

linker hartfalen.<br />

Echocardiografisch onderzoek:<br />

Degeneratieve laesies van de AO kleppen zijn<br />

zichtbaar als verdikte plekken met een toegenomen<br />

echodensiteit maar niet altijd worden<br />

klepafwijkingen gezien. Matige tot ernstige<br />

AO lekkage leidt tot een linker ventrikel volume<br />

overload. Echografisch is dit waarneembaar<br />

als een toegenomen eind diastolische<br />

linker ventrikel diameter (> 12.5 cm). Een<br />

dilatatie van de linker uitstroom opening verklikt<br />

zich middels een toegenomen septal to<br />

E-point afstand (EPSS) van meer dan 1.0 cm.<br />

Deze meting geeft een indruk van de kleppositie<br />

in geopende toestand ten opzichte van de<br />

ventrikelwand en is daarmee tevens een maat<br />

voor verwijding van de ventrikel.<br />

Als er tevens een linker ventrikel dilatatie<br />

plaatsvindt, wordt het interventriculaire septum<br />

en de linker ventriculaire vrije wand<br />

dunner. Een verhoogde FS is initieel het gevolg<br />

tenzij er, net zoals bij de LAV insufficiëntie,<br />

een myocardiale dysfunctie optreedt.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 97


Door de toegenomen bloedstroom in de AO<br />

kan de Aortabasis verbreed worden bij matige<br />

tot ernstige AO insufficiëntie. Als de regurgiterende<br />

jet groot is, kan premature sluiting<br />

van de mitraal kleppen hier het gevolg van<br />

zijn en tevens kan de jet de septale klep van<br />

de mitralis klep in trilling brengen gedurende<br />

de diastole (dit is duidelijk te zien op de<br />

M-mode (fig. 23)). De jet richting is meestal<br />

richting de apex of lateraal richting de ventriculaire<br />

vrije wand.<br />

De ernst van de regurgitatie wordt bepaald<br />

door hoe ver de jet de linker ventriculaire<br />

uitstroom opening instroomt samen met de<br />

breedte van de basis van de jet. Indien de jet<br />

zich uitstrekt verder dan 2/3 van de linker<br />

uitstroom opening achter de septale klep van<br />

de mitraal klep wordt die als ernstig geclassificeerd.<br />

Tevens duidt een snelle daling van<br />

het signaal van het CW Doppler onderzoek op<br />

een snelle toename in de linker ventriculaire<br />

diastolische druk en dit is suggestief voor een<br />

ernstige AO regurgitatie.<br />

Prognose:<br />

Over het algemeen verloopt een AO insufficiëntie<br />

langzaam, terwijl de frequentie van<br />

voorkomen de middelbare leeftijd (>10 jaar)<br />

is. Het linker ventrikel kan door zijn bouw<br />

enige mate van regurgitatie wel opvangen.<br />

Daarom is het zelden aanleiding tot congestief<br />

hartfalen. Indien het samengaat met ernstige<br />

mitraal klep insufficiëntie, veroorzaakt<br />

door LV volume overload en annulus dilatatie,<br />

is de prognose slecht. Meestal is de mitraal<br />

klep insufficiëntie progressief, waardoor<br />

linker hartfalen kan optreden of zelfs acute<br />

dood door scheuren van de pulmonaal arterie<br />

als gevolg van pulmonaire hypertensie. Klinisch<br />

is een steile pols dus een teken van significante<br />

AO lekkage terwijl bij lekkage van<br />

betekenis de diastolische vulling van de coronair<br />

vaten benadeeld kan worden. Dit kan,<br />

zeker bij arbeid, aanleiding geven tot hartritmestoornissen<br />

door gebrek aan perfusie en<br />

dus metabole verstoringen in het myocard.<br />

<strong>Paard</strong>en met tevens bijkomende VES, een<br />

steile pols en luide souffles (4-6/6) hadden<br />

meer risico op progressief verloop gedurende<br />

een periode van 2 jaar. Een volledige cardiologische<br />

controle houdt dan ook, zeker bij een<br />

AO insufficiëntie van betekenis, een ECG onderzoek<br />

gedurende representatieve arbeid in.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 98<br />

Klinische waarneembare variabelen die een<br />

prognostische waarde voor progressie van<br />

de hartafwijking bleken te hebben zijn een<br />

combinatie van een luide diastolische souffle<br />

(3/6), een palpeerbare hyperkinetische<br />

pols (steile pols) en het frequent optreden<br />

van VES. Indien VES optreedt, is er 11.5 x<br />

(odds ratio 11.5) meer kans op progressie. Het<br />

is slecht te voorspellen wanneer en in welke<br />

mate een AO insufficiëntie progressief in<br />

ernst wordt en het is daarom aan te bevelen<br />

het paard regelmatig te vervolgen.<br />

Endocard afwijkingen met rechter AV insufficiëntie<br />

(RAV= tricuspidalis) als gevolg<br />

<strong>Paard</strong>en met een tricuspidalis insufficiëntie<br />

tonen zelden klinische afwijkingen. Zeer frequent<br />

kan een systolische souffle op de rechter<br />

AV klep worden waargenomen maar zelden is<br />

dit van klinische betekenis. De bijbehorende<br />

souffle is een holo-of pansystolische souffle,<br />

bandvorming minimaal 2/6 rauw blazend met<br />

een punctum maximum in de rechter vierde<br />

intercostale ruimte waarbij het geluid naar<br />

dorsaal uitwaaiert. Ook al is de insufficiëntie<br />

mild tot matig dan nog tonen de meeste paarden<br />

geen arbeidsintolerantie. Zelfs bij ernstige<br />

tricuspidalis insufficiëntie (4-6/6) kunnen<br />

de paarden nog bruikbaar blijven als recreatie<br />

paard of voor de dressuur of als springpaard;<br />

voor maximale arbeid zijn ze dan ongeschikt.<br />

Indien tricuspidalis insufficiëntie wel doorzet<br />

in hartfalen, is dat meestal in samenhang met<br />

linker hartfalen en pulmonale hypertensie.<br />

Rechter hartfalen is klinisch goed waarneembaar<br />

door de veneuze congestie, verhoogde<br />

jugulaire pols, perifeer oedeem, ascites en<br />

pleurale effusie, naast leverstuwing. Vooral<br />

bij dravers, renpaarden en jachtpaarden is een<br />

geringe tot matige RAV insufficiëntie vrij frequent<br />

voorkomend (16-28%). Bij renpaarden<br />

verdubbelde de incidentie van 13% voor training<br />

naar 26% na training.<br />

Echocardiografisch onderzoek:<br />

Veelal zijn er geen echocardiografisch waarneembare<br />

klepafwijkingen. Een survey toonde<br />

bij slechts 3% van de paarden degeneratieve<br />

klepveranderingen. Bij normale paarden<br />

wordt veelal een regurgitatie in systole in het<br />

atrium gezien. Echter, bij lekkage als gevolg<br />

van tricuspidaal insufficiëntie met bijbehorende<br />

souffle duurt de regurgiterende jet 5-8


maal langer en is deze groter dan de “fysiologische”<br />

jet. Aan RAV insufficiëntie kunnen<br />

ook op deze locatie geruptureerde chordae<br />

tendinae en flapperende kleppen ten grondslag<br />

liggen hoewel veel minder vaak dan op<br />

de mitralis klep. Een enkele keer zijn vegetatieve<br />

massa’s aan de kleppen, als gevolg van<br />

bacteriële endocarditis, de oorzaak van de<br />

kleplekkage.<br />

Vele paarden vertonen een geringe lekkage<br />

met normale hartafmetingen. Indien de jet<br />

voor meer dan 2/3 het atrium vult, wordt die<br />

beschouwd als ernstig. Als de insufficiëntie<br />

groot is, zal een rechter atrium vergroting<br />

zichtbaar worden. Normaliter moet het deel<br />

dat rechts zichtbaar is van het atrium, kleiner<br />

tonen dan het linker atrium. De rechter<br />

ventrikel volume overload zal leiden tot vergroting<br />

en eventueel dilatatie van het rechter<br />

ventrikel. Normaliter is het rechter ventrikel<br />

ongeveer een derde van het linker ventrikel,<br />

bekeken via de rechter parasternale window<br />

van de linker uitstroom opening en Aorta. Bij<br />

ernstige tricuspidalis insufficiëntie, leidende<br />

tot RV volume overload, zullen paradoxale<br />

septale bewegingen zichtbaar worden. Vanuit<br />

de positie van de linker ventriculaire uitstroom<br />

opening is de jet, die meestal richting<br />

AO basis gaat, het beste in beeld te brengen<br />

met de kleuren doppler. Een jetsnelheid gemeten<br />

met pulse wave doppler met minder<br />

dan 2.5 m/s representeert een vrijwel normale<br />

pulmonaal arterie druk.<br />

Prognose:<br />

Geringe tot matige RAV insufficiënties komen<br />

veelvuldig voor bij jonge renpaarden als<br />

gevolg van adapatie aan training. Bij warmbloedpaarden<br />

lijkt deze incidentie lager te liggen.<br />

Zolang de insufficiëntie gering tot matig<br />

is, zijn er meestal geen klinische verschijnselen<br />

behalve de souffle en kunnen ze maximaal<br />

presteren. Zowel LAV als RAV insufficienties<br />

zonder tekenen van decompensatie, leken bij<br />

dravers en Warmbloeden geen relatie te hebben<br />

met (verminderd) presteren.<br />

Een grote RAV insufficiëntie gaat nogal eens<br />

samen met matig tot ernstige mitralis insufficiëntie.<br />

Indien de tricuspidaal insufficiëntie<br />

het gevolg is van pulmonale hypertensie of<br />

linker hartfalen kent het meestal een progressief<br />

verloop. Als er een ernstige insufficiëntie<br />

is kunnen ze meestal geen maximale arbeid<br />

meer verrichten maar nog wel geschikt zijn<br />

als dressuur-of springpaard of voor de recrea-<br />

tie. Indien de RAV insufficiëntie wel het gevolg<br />

is van congestief hartfalen en pulmonaire<br />

hypertensie, is het verloop meestal progressief<br />

met rechter hartfalen als eindpunt.<br />

Pulmonaal klep insufficiëntie<br />

Deze insufficiëntie wordt zelden waargenomen<br />

als op zichzelf staande klep afwijking,<br />

maar indien het voorkomt is het meestal een<br />

gevolg van linker hartfalen, pulmonaire hypertensie<br />

en dilatatie van de PA. Zelfs als er<br />

klep afwijkingen bestaan, wordt niet altijd<br />

een souffle waargenomen, waarschijnlijk<br />

omdat de drukverschillen ter plekke (rechts)<br />

onvoldoende hoog zijn om hiertoe aanleiding<br />

te geven. Indien er wel een souffle gehoord<br />

wordt, is het meestal een holodiastolisch decrescendo<br />

1-3/6 geluid met het pmax ver naar<br />

voren, nl in de derde intercostaal ruimte. De<br />

intensiteit is zelden meer dan 3/6.<br />

Echocardiografisch onderzoek:<br />

In het geval van ernstige pulmonaal insufficiëntie,<br />

is er sprake van dilatatie van de RV.<br />

PA insufficientie kan leiden tot paradoxale<br />

septale bewegingen die indicatief zijn voor<br />

rechter ventrikel volume overload. Soms kan<br />

tijdens de diastole waargenomen worden dat<br />

de rechter AV klep als gevolg van de regurgitatie<br />

in trilling wordt gebracht. De meeste<br />

paarden, waarbij een regurgiterende jet gezien<br />

wordt op kleurendoppler hebben geen<br />

hoorbare souffles. Bij ernstige regurgitatie<br />

beslaat de jet meer dan twee derde van de uitstroom<br />

opening van de rechter ventrikel en is<br />

de basis van de jet breed. Ook CW Doppler<br />

kan behulpzaam zijn bij het inschatten van de<br />

grootte van de lekkage.<br />

Prognose:<br />

Over het algemeen zijn de geringe PA insufficienties,<br />

die gezien worden op echo, klinisch<br />

niet hoorbaar en niet relevant. Als er sprake is<br />

van geringe tot matige regurgitatie en er geen<br />

aanwijzingen zijn voor volume overload van<br />

de rechter ventrikel, is de prognose goed. Als<br />

de lekkage echter het gevolg is van linker hartfalen<br />

met cardiomegalie is de prognose slecht.<br />

Prolabering van de linker AV klep<br />

Een van de oorzaken van een lekkende AV<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 99


klep is de klep prolaps, waarbij de AV klep<br />

iets prolabeert in het atrium gedurende de<br />

systole,waardoor er regurgitatie in de LAV<br />

klep optreedt. Indien dit gezien wordt, is het<br />

risico op een progressieve lekkage wat hoger<br />

dan wanneer uitsluitend lekkage zonder andere<br />

abnormaliteiten gezien wordt.<br />

Humaan zijn er aanwijzingen dat er bij idiopathische<br />

mitralis klepprolaps een autosomaal<br />

dominante erfelijke factor mee speelt, dat een<br />

sexe en leeftijd afhankelijk penetrantie met<br />

variabele expressie en genetische heterogeniteit<br />

kent. Echter, hiernaast kent men deze afwijking<br />

in het kader van een latent magnesium<br />

tekort, welke vorm niet te onderscheiden<br />

is van de erfelijke vorm. Magnesium tekort<br />

kan bij mensen leiden tot abnormale fibrosering<br />

en afwijkende collageen synthese in het<br />

myocard naast LAV klep dyskinesie; dit naast<br />

andere uitingen van magnesium tekort zoals<br />

veranderingen aan het immuun systeem, aan<br />

het autonome zenuwstelsel, het optreden van<br />

trombo-embolie en cardiale aritmiën. Klinische<br />

verbetering op een orale dosering Mg<br />

van 5 mg/kg LG per os per dag zou bewijzend<br />

zijn voor dit syndroom. Ook magnesium<br />

analogen zoals bètablokkers, verapamil of<br />

phenytoine zouden soms verbetering kunnen<br />

geven. Of deze pathofysiologie bij het paard<br />

een rol speelt is onbekend.<br />

VIa2 Endocarditis<br />

Endocarditis komt niet heel veel voor bij het<br />

paard. Veelal betreft het jongere paarden of<br />

jonge veulens die een septicaemie hebben<br />

doorgemaakt. Primaire pyogene infecties<br />

inclusief tromboflebitiden zijn een risico.<br />

Haematogene infectie van het valvulaire of<br />

murale endocardium door Streptococcus<br />

spp, Pasteurella of Actinobacillus equuli is<br />

de meest voorkomende oorzaak. Daarnaast<br />

wordt infectie met onder andere E coli, Pseudomonas<br />

aeruginosa en Rhodococcus equi<br />

genoemd. Indien er sprake is van endocardiale<br />

beschadigingen door jet lesions via klepinsufficienties,<br />

wordt infectie van een trombus<br />

op een klep vergemakkelijkt. Zodra een klep<br />

is gekoloniseerd, is dit het begin van het ontstaan<br />

van een vegetatieve laesie die is opgebouwd<br />

uit bacteriën, trombocyten en fibrine.<br />

Predilectie plekken van het paard zijn de AO<br />

en LAV klep omdat de stroomsnelheid van<br />

het bloed hier hoog is en (micro) jetlesions<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 100<br />

kan veroorzaken. Eventueel kan de atriumwand<br />

erin betrokken worden.<br />

Van de paarden met 3 weken of langer koorts<br />

van onbekende oorsprong, had 5 % een endocarditis.<br />

De klinische symptomen zijn weinig<br />

specifiek: sloomheid, anorexie, gewichtsverlies<br />

en arbeids intolerantie en intermitterende<br />

koorts. De circulatie afwijkingen hangen af<br />

van welke kleppen aangetast zijn en de mate<br />

waarin. Zowel klep stenose als insufficiëntie<br />

kan het gevolg zijn. Endocarditis zonder hoorbare<br />

souffles komt voor. De diagnose wordt<br />

gesteld door een kombinatie van klinisch onderzoek,<br />

bloedkweek en echocardiografisch<br />

onderzoek. Zowel aerobe als anaerobe kweken<br />

moeten worden ingezet maar niet altijd<br />

verloopt BO van het bloed positief. De meeste<br />

trefkans zou zijn als het bloed afgenomen<br />

wordt voordat de koortspiek optreedt. Als dit<br />

niet lukt is drie keer bloedafname met 2 uur<br />

tussentijd een alternatief. Routine bloedonderzoek<br />

kan leucocytose, anemie, hyperproteinaemie<br />

en hyperfibrinogemie aantonen.<br />

Echocardiografisch onderzoek :<br />

Echocardiografisch onderzoek zal vegetatieve<br />

massa’s op de aangetaste kleppen aantonen<br />

met als gevolg insufficiëntie en/of stenose ervan.<br />

Secundaire veranderingen aan het circulatie<br />

apparaat en functioneren en morfologie<br />

van het hart is afhankelijk van de locatie(s).<br />

Prognose:<br />

Breedspectrum antibiotica zoals de combinatie<br />

penicilline/gentamycine in afwachting van<br />

de resultaten van de bloedkweek zijn geïndiceerd<br />

naast NSAID en ondersteuning van de<br />

circulatie, afhankelijk van de mate van bijkomend<br />

CHF. Desondanks is de prognose ongunstig.<br />

Als het al lukt de infectie te couperen<br />

door zeer langdurig antibiotica beleid, is vaak<br />

blijvende schade aan de klep de oorzaak van<br />

permanente klepafwijkingen die op korte of<br />

lange termijn de prestatie beïnvloeden. Daarnaast<br />

kunnen complicaties als embolische<br />

pneumonie, nierinfarcten en metastatische<br />

myocarditis met ritmestoornissen optreden.<br />

Succesvolle afloop is echter mogelijk mits de<br />

kleppen nog niet of minimaal aangetast zijn<br />

en er een snelle respons op de therapie optreedt.<br />

Endocarditis van de tricuspidaal klep<br />

heeft een betere prognose dan die van de AO<br />

of LAV.


VIa3 Endocardiale fibro-elastosis<br />

Primaire en secundaire endocardiale fibroelastosis<br />

bestaat waarbij de eerste gediagnosticeerd<br />

wordt als er verder geen anatomische<br />

cardiale of vasculaire afwijkingen, myocardiale<br />

necrose of myocardiose gevonden wordt.<br />

Het kenmerkt zich door een diffuse proliferatie<br />

van collagene en elastische componenten<br />

van het endocardium; vaak is vooral het<br />

linker ventrikel erbij betrokken en is LAV<br />

insufficiëntie het gevolg. “Entrapment” van<br />

de purkinje vezels door fibroblasten in de diepere<br />

delen van het endocardium kan leiden<br />

tot degeneratie met acute dood als gevolg. Het<br />

is beschreven bij Engelse volbloeden die op<br />

jonge leeftijd plotseling aan hartfalen dood<br />

gingen. De primaire vorm is humaan en bij<br />

de kat is het bekend als een familiaire aandoening,<br />

mogelijk met een genetische transmissie.<br />

Deze patiënten sterven vaak in het eerste<br />

levensjaar. Bij het paard lijkt er sprake te zijn<br />

van de primaire vorm. De secundaire vorm<br />

bij andere species is geassocieerd met andere<br />

cardiovasculaire afwijkingen zoals virus geinduceerde<br />

myocarditis, carnitine deficiëntie<br />

of glycogeen storage disease.<br />

Diagnostiek:<br />

De klinische symptomen passend bij CHF<br />

zijn aspecifiek. Echocardiografische bevindingen,<br />

als verwijding van het ventrikel en<br />

atrium, klep lekkage en verdikking van de<br />

structuren is niet specifiek. Rimtestoornissen<br />

kunnen optreden maar zijn ook niet specifiek.<br />

Postmortaal histopathologische onderzoek is<br />

diagnostisch.<br />

Prognose:<br />

De prognose is ongunstig gezien het feit dat<br />

het aanleiding geeft tot acuut CHF en bij het<br />

paard alleen ongunstige afloop gerapporteerd<br />

is in analogie van de primaire vorm bij de mens.<br />

VIb Verkregen myocard afwijkingen<br />

Inleiding<br />

Hoewel hartfalen in verhouding regelmatig<br />

wordt waargenomen bij het paard als gevolg<br />

van congenitale hartafwijkingen, insufficiëntie<br />

van hartkleppen, en eventueel pericarditis,<br />

komt hartfalen ten gevolge van een<br />

primaire myocard afwijking waarschijnlijk<br />

vaker voor dan het wordt herkend. Een van de<br />

redenen is dat de “cardiac markers” niet zolang<br />

in verhoogde concentraties in het bloed<br />

aantoonbaar zijn. Niet alleen myocarditis en<br />

cardiomyopathie maar in minder mate ook<br />

infarcten en neoplasiën zijn bekend bij het<br />

paard. De oorzaak van myocarditis kan infectieus<br />

zijn zoals bacteriële-, virale-, parasitaire-,<br />

protozoaire- en zelfs schimmel infecties.<br />

Daarnaast kan het nutritioneel of toxisch van<br />

oorsprong zijn. Ook secundair aan een endocarditis,<br />

pericarditis, immuun gemedieerd of<br />

secundair door toediening van farmaca kan<br />

het optreden.<br />

VIb1 Myocarditis<br />

Infectieuze myocarditis<br />

De meest voorkomende oorzaak van een<br />

bacteriële myocarditis is waarschijnlijk een<br />

streptoccocen infectie. Het M- proteïne van<br />

de Streptococcus species zijn bekende allergenen<br />

op basis waarvan een immuun gemedieerde<br />

myocarditis kan ontstaan.<br />

Ook Stafylococcus, Salmonella en Clostridium<br />

chauvoei en Mycobacetrium spp, zijn<br />

beschreven veroorzakers van een myocarditis.<br />

Influenza, Equine Virus Arteritis, en<br />

Afrikaanse paardenpest kunnen een myocarditis<br />

veroorzaken. Parasitair zijn het vooral<br />

de Strongylus vulgaris infecties en eventueel<br />

Oncocerca infecties die geassocieerd worden<br />

met myocarditis. Ook Borrelia burgdorferi<br />

wordt als oorzaak vermeld.<br />

Nutritionele myocarditis<br />

Vooral vitamine E en selenium deficiënties<br />

veroorzaken myocard necrose en is beter<br />

bekend als white muscle disease. Ook hypomagnesaemie<br />

zou kunnen leiden tot myocard<br />

necrose en ventriculaire aritmiën hoewel het<br />

de vraag is of dit altijd wel een nutritioneel<br />

probleem is. Ook kopergebrek kan een rol<br />

spelen bij myocarditis.<br />

Toxische myocarditis<br />

Naast endogene intoxicaties zoals endotoxinaemie<br />

als gevolg van een gram negatieve<br />

sepsis, komen exogene intoxicaties toch regelmatig<br />

voor. Het bekendste voorbeeld is ionofoor<br />

intoxicatie als gevolg van contaminatie<br />

van het krachtvoer of abusievelijke ingestie<br />

van runder of kippen krachtvoer met ionofore<br />

antibiotica zoals monensin, salinomycine en<br />

lasalocide dat tot hoge lethaliteit in een kop-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 101


2 SOORTEN DERMATITIS<br />

ONTELBARE HONDENRASSEN<br />

1 OpLOSSINg!<br />

o Antibacterieel en antifungaal<br />

o Chloorhexidine + Miconazol<br />

o Ter behandeling en controle van seborroeïsche dermatitis bij de hond<br />

(geassocieerd met Malassezia pachydermatis en Staphylococcus intermedius)<br />

o Als hulpmiddel bij de behandeling van Microsporum Canis infecties bij de kat<br />

Malaseb® shampoo: UDA REG.NL. 101936. Werkzame bestanddelen: chloorhexidine 2% w/v, miconazol 2% w/v.<br />

Informatie: Dechra Veterinary Products B.V. - info.nl@dechra.com - tel +31 (0) 76 - 531 79 77<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 102


pel paarden kan leiden. Bij grote hoeveelheid<br />

treedt acute dood op binnen enkele uren. Bij<br />

lage doseringen over een langere tijd worden<br />

klinische symptomen op 1-7 dagen na ingestie<br />

waargenomen. De symptomen zijn rusteloosheid,<br />

anorexie, profuus zweten, ataxie,<br />

spiertrillingen en koorts. Veel plassen valt op,<br />

gevolgd door oligurie. Ook diarree, koliek en<br />

ileus kunnen optreden naast de symptomen<br />

van hartfalen en aritmiën. Hypokalaemie en<br />

hypocalcaemie zijn van voorbijgaande aard.<br />

Niet altijd is de cardiale isoenzym activiteit<br />

verhoogd. Vitamine E en selenium supplementeren<br />

zou een beschermend effect kunnen<br />

hebben. Het gebruik van digoxine is gecontraindiceerd<br />

omdat de combinatie leidt tot een<br />

massale calcium influx in de myocardcellen<br />

met als gevolg celdood en necrose.<br />

Planten intoxicaties zoals taxus, wilde jasmijn,<br />

oleander of vingerhoedskruid zijn<br />

slechts enkele voorbeelden van vele planten<br />

die cardiotoxisch zijn. Ook zware metalen<br />

kunnen cardiotoxisch zijn. Chronisch gebruik<br />

van anabole steroïden is een oorzaak voor<br />

(constrictieve hypertrofische) myocarditis.<br />

Infarcering/ hypoxie<br />

Infarcering van een stukje myocard kan voorkomen<br />

als complicatie van een parasitaire<br />

infectie door bijvoorbeeld Strongylus vulgaris<br />

of metastatische endocarditis. Myocard<br />

ischaemie kan bijvoorbeeld ook voorkomen<br />

in het geval van LAV insufficiëntie door een<br />

bijkomende chordae tendinae ruptuur.<br />

Neoplasie<br />

Zie ventriculaire aritmiën.<br />

VIb2 Idiopathische Dilatatieve Cardiomyopathie<br />

(DCM)<br />

DCM bij het paard wordt beschreven als een<br />

acute of subacute chronische aandoening<br />

van het ventriculaire myocard, zonder dat er<br />

klepafwijkingen, congenitale malformaties<br />

van het circulatie systeem of long-aandoeningen<br />

aan ten grondslag liggen. Een myocarditis<br />

zou eraan ten grondslag liggen maar vaak<br />

is de oorzaak onduidelijk en dan wordt het<br />

“idiopathische dilatatieve cardiomyopathie”<br />

genoemd, maar het kan ook secundair optreden<br />

aan een myocarditis, ionofoor intoxicatie,<br />

vitamine E- selenium deficiënties of aanhoudende<br />

tachycardie.<br />

VIb3 Restrictieve cardiomyopathie; cardiale<br />

amyloidose<br />

Humaan is een infiltratieve myocarditis bijvoorbeeld<br />

door amyloidosis, de bekendste<br />

vorm van restrictieve cardiomyopathie, waarbij<br />

de ventriculaire vulling belemmerd wordt.<br />

Een casus beschrijving uit 2003 beschrijft<br />

restrictieve cardiomyopathie op basis van<br />

amyloidose bij een 16-jarig Engels volbloed.<br />

Naast biventriculair hartfalen, atrium fibrillatie<br />

en concentrische hypertrofische infiltratieve<br />

cardiomyopathie met dilatatie van<br />

het linker atrium, verdikking van ventrikel<br />

wand en septum en pulmonale dilatatie, was<br />

het myocard meer echodens dan normaal. De<br />

FS was verlaagd naar 22%. Het cTnI in het<br />

plasma was gering verhoogd (0.17 ng/ml). De<br />

pulmonaire hypertensie was secundair aan<br />

het linker hartfalen. Postmortaal onderzoek<br />

toonde aan dat het amyloid in de hyaline afzetting<br />

rondom myocyten en capillair wanden<br />

bestond uit lichte keten immuno-globulines.<br />

Amyloidose wordt gekarakteriseerd door extracellulaire<br />

depositie van amyloid in weefsels,<br />

waarbij de afzetting van de homogene<br />

hyaline eiwit infiltraten verstoring van de<br />

normale weefselarchitectuur induceren en<br />

hierdoor orgaanfalen. Systemische amyloidose<br />

is nogal eens afkomstig van het Serum<br />

Amyloid A proteïne (een acute fase eiwit),<br />

maar ook amyloid afzetting op basis van monoclonale<br />

lichte keten immunoglobulines kan<br />

voorkomen, vooral bij locale amyloidose.<br />

Diagnostiek myocarditis/ cardiomyopathie:<br />

De klinische symptomen waarmee het paard<br />

wordt aangeboden, zijn niet uniform. Het kan<br />

zijn dat arbeidsintolerantie de presenterende<br />

klacht is, maar ook vage klachten als milde<br />

koliek, anorexie, sloom of “liggerig” kunnen<br />

de klacht zijn. Hoe het paard wordt aangeboden<br />

hangt af van de toestand van het myocard.<br />

Het kan zijn dat een meer of minder ernstige<br />

ventriculaire ritmestoornis aanwezig is<br />

zonder hartfalen, of dat er reeds sprake is van<br />

congestief hartfalen of een combinatie van<br />

beiden. Ernstig aangedane paarden vertonen<br />

vrijwel altijd een tachycardie, tachypnoe en<br />

soms koorts. In het geval van acuut congestief<br />

hartfalen predomineren symptomen van<br />

linker hartfalen zoals aritmiën, pulsus deficit,<br />

tachypnoea en tachycardie. Soms hoesten de<br />

paarden. Souffles zijn dan in principe afwe-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 103


zig. De eerste harttoon is hoorbaar en wordt<br />

niet (altijd) gevolgd door een tweede harttoon.<br />

Bij voortschrijden van de situatie ontstaan<br />

symptomen van rechter hartfalen door de lage<br />

CO als gevolg van het linker hartfalen, zoals<br />

hypertensie, verhoogde venepols, ventraal<br />

oedeem, hydrothorax en eventueel pericard<br />

overvulling. Naast ventrikulaire aritmiën,<br />

zoals uni of multifocale VES of ventriculaire<br />

tachycardie kan ook AF voorkomen. Ook<br />

souffles kunnen voorkomen als gevolg van<br />

lekkage van de AV kleppen door dilatatie van<br />

de annulus fibrosus door het CHF. Een luide<br />

derde harttoon kan een indicatie zijn van<br />

ernstig volume overload. Indien bloed wordt<br />

afgenomen binnen 3 dagen na een insult kunnen<br />

de CK-MB en LDH-1 fractie verhoogd<br />

zijn. Leucocytose, verhoging van de ontstekingseiwitten<br />

en fibrinogeen en creatinine en<br />

uraemie kunnen optreden.<br />

Echocardiografisch kenmerkt dilatative cardiomyopathie<br />

zich door een linker ventrikeldilatatie<br />

met een verlaagde FS. De ventrikeldilatatie<br />

is in systole en diastole. Tevens<br />

bestaat een gedilateerd LA, verdunde wanddikte<br />

van het LV in combinatie met een verminderde<br />

FS. Tevens wordt een dys- of akinese<br />

van het myocard gezien. “Septum tot E<br />

point”(EPSS) is vergroot door de dilatatie en<br />

de verminderde CO. De AO diameter kan verkleind<br />

zijn door de verminderde CO en de PA<br />

kan vergroot zijn door pulmonale hypertensie.<br />

Echter, dit is niet specifiek.<br />

Vaak is een ventriculaire en atriale volume<br />

overload te zien als gevolg van lekkage van<br />

beide AV kleppen en PA. Daarnaast is vaak<br />

sprake van een slecht of afwijkend contraherend<br />

linker ventrikel, een kleiner dan normale<br />

AO, afwijkende beweging van de AO basis en<br />

een gedilateerde PA. Abnormale rechter ventrikel<br />

wand en interventriculaire septum bewegingen<br />

kunnen gezien worden als er rechter<br />

ventrikel myocarditis aanwezig is.<br />

Een ECG is niet behulpzaam bij het vaststellen<br />

van hartvergroting omdat bij het paard de<br />

depolarisatie van het linker ventrikel explosief<br />

gebeurt door de wijde verspreiding van<br />

de Purkinje vezels door het myocard. Wel<br />

kunnen ventriculaire extrasystolen of ventriculaire<br />

tachycardie ( in episodes of persisterend)<br />

myocard pathologie aangeven. Tevens<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 104<br />

kan S-T segment depressie waargenomen<br />

worden bij paarden als teken van myocard<br />

ischaemie. Telemetrisch ECG tijdens arbeid<br />

kan ventriculaire dysfunctie aantonen die in<br />

rust niet te detecteren valt. Dit geldt ook voor<br />

echocardiografisch onderzoek, direct aansluitend<br />

aan arbeid. Hartkatheterisatie kan een<br />

verhoogde rechter atrium-, rechter ventrikel-,<br />

PA-, pulmonale capillaire wedge- en LV einddiastolische<br />

druk aan het licht brengen.<br />

Prognose:<br />

De prognose is afhankelijk van de primaire<br />

oorzaak en de staat waarin het paard wordt<br />

aangeboden. Daarnaast ook van het gebruiksdoel<br />

van het dier. Allereerst moet het lukken<br />

een levensbedreigende aritmie te corrigeren<br />

en het ventrikel ritme te beteugelen. Daarnaast<br />

hangt het ervan af of de symptomen van CHF<br />

kunnen worden opgevangen en verbeterd. Als<br />

er al sprake is van dilatatieve cardiomyopathie<br />

met CHF is de prognose niet gunstig. Indien<br />

de FS minder dan 20% is en blijft, is de prognose<br />

ook ongunstig. Langdurige en stress-<br />

loze (box) rust is dan geïndiceerd. Vanzelfsprekend<br />

kunnen paarden met pathologische<br />

aritmiën, CHF of alleen pulmonale hypertensie<br />

niet gebruikt worden.<br />

Monensin intoxicatie kan weken later nog<br />

aanleiding geven tot aritmiën als gevolg van<br />

fibrosering van het weefsel. Daarom is regelmatige<br />

hercontrole, het eerste jaar na de intoxicatie,<br />

geïndiceerd.<br />

Behandeling:<br />

Vaak kan een anti-inflammatoire/anti-infectieuze<br />

therapie in combinatie met symptomatische<br />

therapie met diuretica, zuurstof<br />

therapie, anti-aritmica positief inotrope en<br />

vasodilatatoire medicatie de levensduur in ieder<br />

geval tijdelijk verlengen. Afhankelijk van<br />

de primaire oorzaak, wens van de eigenaar en<br />

toekomstig doel van het paard kan besloten<br />

worden de therapie voort te zetten.<br />

Als anti-inflammatoire therapie is dagelijks<br />

dexamethason geïndiceerd in een dosering<br />

van 20 mg voor een 450 kg paard. Indien er<br />

sprake is van een infectieuze oorzaak moeten<br />

de nadelen ervan op het afweerapparaat<br />

afgewogen worden tegen de voordelen van<br />

de sterke ontstekingsremmende werking. Afhankelijk<br />

van de respons kan de dosering na<br />

enkele dagen gehalveerd worden en daarna


worden teruggebracht naar een om de dag<br />

schema voordat gestopt wordt. Op deze manier<br />

kan beoordeeld worden of er recidief optreedt<br />

bij het geleidelijk afbouwen. Digoxine<br />

in een dosering van 0.011 mg/ kg LG per os<br />

helpt tachycardie opvangen door vertraging<br />

van de AV-knoop. Therapeutische bloedconcentraties<br />

zijn 1-2 nanogram/ml 6-8 uur na<br />

toediening met een piek concentratie van 2.5<br />

ng/ml 1 uur na toediening. Furosemide 1-2<br />

mg/kg LG im of iv is nodig om de preload<br />

te verlagen en oedemen te verminderen. Een<br />

ACE-inhibitor zoals enalapril 0.5 mg/kg 2 dd,<br />

of hydralazine 0.5-1.5 mg/kg LG helpen de<br />

afterload te reduceren. Zie voor het gebruik<br />

van anti-aritmica het betreffende hoofdstuk.<br />

Indien geen grote myocard schade kan worden<br />

vastgesteld en er nog geen sprake is van<br />

uitgebreide dilatatieve cardiomyopathie lukt<br />

het vaak de eventueel aanwezige ventriculaire<br />

aritmiën te converteren naar een sinusritme.<br />

In die gevallen zijn de symptomen van<br />

CHF vaak omkeerbaar en is restloos herstel<br />

mogelijk. Ook in het geval van ernstig CHF<br />

met ventriculaire tachycardie als gevolgd van<br />

constrictieve hypertrofische cardiomyopathy<br />

door chronisch anabole steroïden gebruik<br />

is het in de UKP gelukt het paard als gezelschapsdier<br />

te behouden, net als een paard met<br />

een Aortabasis ruptuur die tot in het interventrikulaire<br />

septum scheurde. Acute cardiovasculaire<br />

collaps, volgend op extreme inspanning,<br />

is beschreven. Deze dieren lieten een<br />

sinustachycardie zien met longoedeem. Echografisch<br />

onderzoek liet een lage FS, en dyskinese<br />

van de linker ventrikel of het septum<br />

zien. Symptomatische therapie met diuretica<br />

in combinatie met digoxine en rust leverde<br />

volledig herstel op. Ondanks de vele succes<br />

verhalen die bekend en beschreven staan, is<br />

de prognose van een myocarditis slecht als er<br />

geen snelle positieve reactie op therapie optreedt.<br />

VIc Verkregen Pericard afwijkingen<br />

Inleiding<br />

Pericard afwijkingen komen niet veel voor bij<br />

het paard maar vooral bij jonge veulens kan<br />

een pericardovervulling in het kader van polyserositis<br />

optreden. Daarnaast is de idiopathische<br />

pericarditis bij het paard wel bekend.<br />

Pericard overvulling in het kader van congestief<br />

hartfalen komt voor; incidenteel worden<br />

pericard afwijkingen gezien in het kader<br />

van virale pericarditis, neoplasie zoals een<br />

mesothelioom, pericardiale hernia, vreemde<br />

voorwerpen zoals een afgebroken jugulair catheter<br />

leidende tot een hemopericard. Mesotheliomen<br />

kunnen epicardiaal en pericardiaal<br />

voorkomen en zodoende aanleiding geven tot<br />

pericardiale effusie. Traumatische pericarditis<br />

bij het paard is echter zeldzaam vergeleken<br />

bij het rund.<br />

VIc1 (Idiopathische)Pericarditis<br />

Pericarditis bij het volwassen paard kan<br />

voortkomen vanuit een pleuritis/ pleuropneumonie,<br />

vandaar dat de paarden soms een ziektegeschiedenis<br />

hebben van respiratoire afwijkingen<br />

met koorts. De presenterende klacht<br />

kan koliek, koorts van onbekende oorsprong<br />

of respiratoire afwijkingen zijn. Chronische<br />

fibrineuze pericarditis kan leiden tot een constrictieve<br />

pericarditis door het organiseren<br />

van fibrine tot bindweefsel maar dit komt niet<br />

vaak voor bij het paard (fig. 40). Veroorzakers<br />

van septische pericarditis zijn meestal<br />

Streptococcen, soms Actinobacillus equuli<br />

en zelden een metastatische pericarditis in<br />

het verloop van een Clostridium myonecrose<br />

infectie. Gram negative bacteriële infecties<br />

kunnen voorkomen en influenza en equine virus<br />

arteritis zijn ook bekend als verwekkers.<br />

[Figuur 40.] Serofibrineuze pericarditis bij een<br />

veulen in situ tijdens sectie<br />

Legenda: middels een verticale incisie in het<br />

verdikte en hyperaemische pericard is een uitgebreid<br />

gelig vlokkerig fibrineus beslag zichtbaar<br />

op zowel het viscerale als parietale blad<br />

van het hartezakje.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 105


Harttamponade<br />

Een situatie die harttamponade wordt genoemd,<br />

treedt op als er een snelle vulling<br />

van het pericard optreedt. Hierbij leidt de<br />

overvulling van het pericard tot collaberen<br />

van het atrium in de systole en diastolisch<br />

samendrukken van het rechter ventrikel. De<br />

pericardiale druk is dan hoger dan de rechter<br />

ventriculaire vullingsdruk. Het vocht in het<br />

pericard leidt tot een beoogde einddiastolische<br />

druk in het ventrikel wat leidt tot een<br />

verminderde diastolische vulling. De benadeelde<br />

diastolische vulling van het hart resulteert<br />

tot een verminderde CO. De druk in<br />

rechter atrium, rechter ventrikel en soms PA<br />

is verhoogd waardoor de veneuze return verminderd<br />

wordt. De myocard perfusie neemt<br />

af. Of, en in welke mate dit gebeurt, hangt af<br />

van de snelheid van vloeistof accumulatie, de<br />

mate van rekken van het pericard dat mogelijk<br />

is en de hoeveelheid vloeistof. Klinisch<br />

heeft het onder andere een verminderde arteriële<br />

bloeddruk, zwakke perifere pols, tachycardie<br />

en verhoogde veneuze tensie en symptomen<br />

van rechter hartfalen tot gevolg. Om<br />

deze situatie op te heffen is pericard drainage<br />

nodig,<br />

Diagnostiek:<br />

Klinisch onderzoek levert een sloom anorectisch<br />

paard op met gewichtsverlies, tachypnoe,<br />

tachycardie met zwakke pols, koorts,<br />

hypertensie, hoog oplopende venepols en<br />

ventraal oedeem. Soms treedt ascites op.<br />

Bij hartauscultatie valt de verminderde intensiteit<br />

van de harttonen op met eventueel<br />

krakende of schurende geluiden van pericard<br />

bladen. De centraal veneuze druk is<br />

verhoogd (43 cm H2O in plaats van normaal<br />

10-15 cm H2O). “Brui de glou-glou” als gevolg<br />

van gasvormende bacteriën worden zelden<br />

gehoord bij het paard. Aritmiën kunnen<br />

voorkomen maar meestal zijn ze afwezig.<br />

Het ECG laat een lage amplitude zien van<br />

de complexen als gevolg van de isolerende<br />

werking van het pericardiale vocht. Dit kan<br />

echter ook te zien zijn bij erg dikke dieren.<br />

Tevens zijn de uitslagen cyclisch wisselend<br />

in amplitude door het heen en weer zwaaien<br />

van het hart tijdens de hartactie in het met<br />

vocht gevulde pericard (elektrische alternans<br />

genoemd). Als er aritmiën optreden is dit het<br />

gevolg van een myocarditis van de opper-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 106<br />

vlakte van het myocard en zijn ze vaak van<br />

supraventriculaire oorsprong.<br />

Indien er echocardiografisch vocht tussen<br />

het linker atrium en de descenderende thoracale<br />

AO, zit duidt dit op een pericard vol<br />

met vocht (een dunne echoloze streep tussen<br />

pericard en epicard). Normaal gesproken<br />

sluit het pericard dicht aan op het linker<br />

atrium. Afhankelijk van de aard van de<br />

overvulling kan er fibrine afzetting te zien<br />

zijn op het epicard dat zich daardoor onregelmatig<br />

aftekent. Indien er veel vocht in het<br />

craniale mediastinum aanwezig is kan het<br />

hart naar caudaal verplaatst zijn. Het vocht<br />

kan helder zijn maar ook troebel in geval<br />

van septische pericarditis of vol wervelingen<br />

als het een hemopericard betreft. De rechter<br />

ventrikel afmeting zal bij een pericard overvulling<br />

extra toenemen bij inspiratie, terwijl<br />

het linker ventrikel in tegenstelling tot normaal<br />

in grootte afneemt bij inspiratie (normaal<br />

heeft de ademhaling geen invloed op<br />

de linker ventrikelafmeting). Tevens zal er<br />

een overmatig grote beweging van de rechter<br />

ventriculaire vrije wand te zien zijn. Het<br />

rechter atrium collabeert tijdens de systole<br />

waardoor de ventriculaire vulling afneemt.<br />

Zeker in het geval de pericarditis samen gaat<br />

met een pleuritis treden respiratoire afwijkingen<br />

en benauwdheid op. Bloedonderzoek<br />

toont aspecifieke ontstekingskenmerken en<br />

secundaire afwijkingen afhankelijk van de<br />

klinische toestand. Cytologisch onderzoek<br />

levert bij idiopathische pericardovervulling<br />

een aspecifiek beeld op met histiocyten, eosinofielen<br />

of neutrofiele granulocyten. In het<br />

geval van mesotheliomen zijn de specifieke<br />

tumorcellen te herkennen.<br />

Therapie:<br />

In principe is pericardioscentesis onder echo<br />

en ECG begeleiding, gevolgd door drainage<br />

eventueel lavage met 1-2 liter fysiologisch<br />

zout geïndiceerd. Het aanprikken is het eenvoudigst<br />

in de 5-de intercostaal ruimte links,<br />

boven de Vena thoracica, op het niveau van<br />

de linker ventrikel om het risico van complicaties<br />

te beperken. Vaak treden ventriculaire<br />

ritmestoornissen op die onmiddellijke antiaritmische<br />

therapie vereisen. Afhankelijk<br />

van de waarschijnlijkheidsdiagnose over de<br />

oorsprong van de pericardovervulling is antimicrobiële<br />

en anti-inflammatoire therapie


geïndiceerd in afwachting van cytologie en<br />

kweekresultaten van het afgenomen vocht.<br />

Sommige auteurs adviseren de laatste liter<br />

flush aan te vullen met antibiotica (bv 10x10 6<br />

waterige penicilline per liter met 1 gram/l<br />

gentamycine) en dat 12 uur te laten zitten.<br />

Hoewel systemische toediening van antibiotica<br />

een therapeutische concentratie op<br />

moeten kunnen leveren in het pericard, leidt<br />

locale applicatie van antibiotica in de lavage<br />

vloeistof tot een drievoudige concentratie in<br />

het pericard. Dit is voordelig in een milieu<br />

met veel fibrine dat antimicrobiële middelen<br />

inactiveren kan. In het geval van idiopatische<br />

pericardovervulling is drainage, eventueel<br />

lavage en dexadreson therapie vaak afdoende.<br />

Het geven van furosemide is gecontraindiceerd<br />

omdat het de CO verder reduceert<br />

door vermindering van de preload. Nadat<br />

alle behandelingen gestopt zijn, moet herevaluatie<br />

plaatsvinden na 2-4 weken alvorens het<br />

werk hervat wordt.<br />

Prognose:<br />

De prognose van idiopathische pericardovervulling<br />

is redelijk gunstig als de drainage<br />

lukt. De prognose van septische pericarditis<br />

hangt af van het feit of organisatie van fibrine<br />

heeft geleid tot constrictieve pericarditis. In<br />

principe kan volledig herstel optreden. Het<br />

optreden van recidives van een pericarditis is<br />

ongebruikelijk.<br />

VIc2 African horse sickness (AHS), cardiale<br />

vorm<br />

AHS is een infectie ziekte van het paard<br />

en kent een hoge mortaliteit (tot 95%). Het<br />

wordt veroorzaakt door een Orbivirus (uit<br />

familie van Reoviridae, vergelijk Blue Tongue<br />

virus). Het wordt door muggen van de<br />

Culicoides spp overgebracht en kent een<br />

seizoens gebonden verloop. De viraemie is<br />

laag en overdracht kan middels een intraveneuze<br />

route plaatsvinden. Saudi Arabië,<br />

Yemen en de Kaapverdische eilanden kenden<br />

in 1997 of 1999 nog uitbraken. Multiplicatie<br />

vindt plaats in de regionale lymfknopen<br />

gevolgd door een viraemie rond dag<br />

2 welke 4-8, maximaal 21 dagen aanhoudt.<br />

De incubatie periode is meestal 5-7 dagen<br />

met een range van 2-10 dagen. Oedeem,<br />

effusie in lichaamsholten, serosa en viscerale<br />

bloedingen zijn het gevolg. De cardiale<br />

afwijkingen, veroorzaakt door serotype 9,<br />

zijn degeneratie en necrose van myocyten<br />

en hydropericard. Oedeem langs het ligamentum<br />

nuchae valt op en kan doorlopen<br />

naar thorax en schouders. Een hydropericard<br />

is vrijwel altijd aanwezig.<br />

Diagnose:<br />

De incubatie periode van de cardiale vorm<br />

is 5-7 dagen gevolgd door hoge koorts gedurende<br />

3-4 dagen. Supraorbitaal vetweefsel<br />

kan oedemateus worden waardoor dit<br />

holtes op gaat vullen. Uitbreiding van oedeem<br />

naar conjunctiva, lippen en wangen,<br />

de tong en larynx doorlopend naar de hals<br />

en nek leidt tot cyanose, dyspnoea en dysfagie<br />

door oesophagus dysfunctie. Opvallend<br />

is het ontbreken van ventraal oedeem of oedeem<br />

aan ledematen. Kort voor het sterven<br />

treden petechien op, vooral van conjunctiva<br />

en tong. Virusisolatie uit bloed, afgenomen<br />

in de koorts fase, of lymfknopen, virus<br />

neutralisatie test, PCR en antigeen onderzoek<br />

zijn mogelijk. Antistoffen blijven jaren<br />

hoog na infectie.<br />

Prognose:<br />

De ziekte verloopt (per)acuut en kent een<br />

mortaliteit van 70-95%, bij het muildier<br />

50-70%). Een muildier is minder gevoelig<br />

en bij de ezel verloopt een infectie nogal<br />

eens subklinisch (mortaliteit 3-10%). De<br />

cardiologische vorm kent een iets gunstiger<br />

en langzamer verloop: een mortaliteit van<br />

50% bij het paard op dag 4-8. Een polyvalent<br />

vaccin (9 serotypes zijn bekend) is<br />

beschikbaar. Quarantaine maatregelen bij<br />

in-en export samen met testen zijn belangrijk<br />

geworden door de toenemende angst<br />

voor import van de ziekte. Passieve immuniteit<br />

van veulens door colostrum van<br />

immune merries is tot 4-6 maanden post<br />

partum aanwezig maar is niet altijd volledig<br />

beschermend. De meest voorkomende<br />

gemengde vorm (pulmonaal en cardiaal)<br />

wordt klinisch vaak gemist maar is het<br />

meest voorkomend bij postmortaal onderzoek.<br />

Ter preventie wordt opstallen, in de<br />

schemer tot na zonsopkomst, geadviseerd,<br />

naast het aanbrengen van insecten repellents<br />

en enten van alle gevoelige dieren.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 107


VII Vaatwand afwijkingen<br />

VIIa Aneurysma’s<br />

Aneurisma van de Aorta (Ruptuur van de sinus<br />

Valsalva (Aortabasis ruptuur) )<br />

Een aneurysma van de AO sinus (sinus Valsalva)<br />

of AO basis wordt in de Engelstalige literatuur<br />

beschreven als “Aortic root disease”.<br />

Meestal scheurt de basis van de AO of de sinus<br />

naar de rechter ventrikel uit. Minder vaak<br />

scheurt het naar het rechter atrium of interventriculair<br />

septum. Intacte aneurysma’s zijn<br />

ook beschreven bij het paard. Het komt voor<br />

dat de AO ter plekke van de rechter AO sinus<br />

ruptureert met fistelvorming als gevolg. Deze<br />

fistel kan direct het rechter atrium of rechter<br />

ventrikel in scheuren maar het komt ook voor<br />

dat het via het ventrikelseptum of de AO ring<br />

inscheurt naar het linker of rechter ventrikel<br />

of rechter atrium. Het scheuren kan leiden tot<br />

een fistel tussen de AO en de rechterkant van<br />

het hart, een enkele keer doorlopend in het<br />

interventriculaire septum.<br />

Een predisponerende factor voor AO basis<br />

ruptuur kan een gedilateerde AO ten gevolge<br />

van chronische AO insufficiëntie zijn. Bij<br />

dekhengsten zou het de chronische stress op<br />

de intima door de hypertensie bij het dekken<br />

zijn. Meestal overkomt dit hengsten ouder<br />

dan 5 jaar. Ook humaan wordt het beschreven<br />

als gevolg van een verkregen verscheuring<br />

van de sinus door een eerder opgetreden<br />

aneurysma. De myocard schade is het gevolg<br />

van dissectie ten gevolge van de bloeding en<br />

of secundaire ontstekingsreactie als gevolg<br />

hiervan. De predilectieplaats van de AO op<br />

de plek van de sinus zou een deficiëntie zijn<br />

in de tunica media van de AO op die plek<br />

met als gevolg locale zwakte en hierdoor een<br />

progressieve ontwikkeling van een aneurysma.<br />

Voorlopig wordt aangenomen dat bij<br />

het paard er aanwijzingen zijn dat er congenitale<br />

en verkregen aneurysma’s bestaan, mede<br />

omdat niet geruptureerde AO aneurysma’s<br />

beschreven zijn bij 3 jaar oude paarden. Internationaal<br />

gezien betreft het bij het paard<br />

meestal een verkregen ruptuur in plaats van<br />

een congenitaal gebrek. Hoewel in de literatuur<br />

er geen raspredispositie beschreven<br />

wordt en het ook in Nederland is aangetrof-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 108<br />

fen bij diverse paardenrassen zoals Holsteiner,<br />

KWPN en andere, bestaat er de indruk<br />

dat in Nederland dit overmatig veel Friezen<br />

overkomt, hetgeen een congenitale predispositie<br />

doet vermoeden in analogie met de mens<br />

(zie congenitale afwijkingen) (fig. 39).<br />

Diagnostiek:<br />

De patiënt wordt meestal aangeboden als<br />

spoedpatiënt met vaak lichte koliek verschijnselen.Klinisch<br />

valt acuut fysiek ongemak op,<br />

uitingen van pijn, ventriculaire tachycardie<br />

en/of-aritmiën óf valt het paard acuut dood.<br />

Vaak leidt het tot ventriculaire ritmestoornissenen.<br />

Een groot aantal paarden (85%)<br />

heeft een ventriculaire tachycardie met een<br />

regelmatig hartritme (met wisselende intensiteit),<br />

een inequale en vaak onregelmatige<br />

pols, verhoogde jugulaire pols en een continue<br />

souffle met punctum maximum aan de<br />

rechter kant. De ventriculaire tachycardie is<br />

het gevolg van het beschadigen van het geleidingsweefsel<br />

in het septum door de disruptie<br />

ten gevolge van het fistel. De steile pols is het<br />

gevolg van het snelle wegvallen van de AO<br />

druk. De souffle op de locatie van de RAV<br />

klep, indien aanwezig, wordt in verband gebracht<br />

met obstructie van de rechter ventriculaire<br />

uitstroom opening, door het aneurysma<br />

(bijvoorbeeld door een interventriculair<br />

hematoom) of is het gevolg van Aorta-insufficiëntie<br />

als gevolg van het ontwrichten van<br />

het steunapparaat van de AO kleppen. Als<br />

er een links naar rechts shunt is opgetreden<br />

door het AO fistel is het pmax van de souffle<br />

meestal rechts en wordt een steile, bonzende<br />

pols waargenomen. Echter, het soort souffle<br />

is afhankelijk van waar het defect precies zit<br />

en is dus niet uniform.<br />

De CK-MB fractie van spierenzymen of cTnI<br />

concentratie kan verhoogd zijn in het bloed<br />

als indicatie van myocardcel schade, maar<br />

wordt niet altijd gevonden. Echografisch kan<br />

soms het defect in de wand van de AO of de<br />

fistel worden waargenomen. Vaker ligt de<br />

locatie van het aneurysma zelf buiten bereik<br />

van de echo en zijn er indirecte aanwijzingen<br />

die op deze aandoening wijzen. De continue<br />

stroom bloed door het defect in het linker-,


en rechter ventrikel of atrium kan worden<br />

gezien met de kleurendoppler. Vaak ziet men<br />

de rechter volume overload. Afhankelijk van<br />

duur en grootte van het fistel kunnen er aanwijzingen<br />

zijn voor myocard falen.<br />

Prognose:<br />

Aorta rupturen worden in de literatuur met<br />

name beschreven bij dekhengsten, tijdens of<br />

korte tijd na het dekken en als zeldzame oorzaak<br />

voor acute dood bij renpaarden (0.3%).<br />

Bij de dekhengsten varieerden de symptomen<br />

van geen, tot congestief hartfalen na dekken<br />

tot acute dood. <strong>Paard</strong>en kunnen de verscheuring<br />

overleven en niet altijd hoeft de ventriculaire<br />

aritmie fataal te zijn. Stabilisatie van<br />

de situatie wordt beschreven tot 4 jaar na de<br />

diagnose, evenals een patiënte die succesvol<br />

bleef als fokmerrie. Vaak echter leidt volume<br />

overload van rechter en linker ventrikel tot<br />

hartfalen en het risico op acute dood blijft.<br />

Deze literatuurgegevens komen overeen met<br />

de ervaringen in de UKP.<br />

Pulmonaal arterie verscheuring<br />

Verscheuring van de PA kan het gevolg zijn<br />

van chronische pulmonale hypertensie en<br />

pulmonaal arterie dilatatie. Meestal zal dit<br />

een gevolg zijn van ernstige (chronische)<br />

LAV insufficiëntie maar elke andere oorzaak<br />

van pulmonale hypertensie kan dit ook tot<br />

gevolg hebben. Indien met behulp van echografisch<br />

onderzoek een dilatatie van de PA<br />

wordt waargenomen, dient gebruik van het<br />

paard voor de sport te worden afgeraden in<br />

verband met het gevaar op acute dood. Verscheuring<br />

van de linker PA bij een paard met<br />

een persisterende ductus arteriosus is ook<br />

beschreven. Dit trad echter op na hartkatheterisatie,<br />

waarna een iatrogene ruptuur niet<br />

was uitgesloten.<br />

Overige arteriële rupturen en aneurysma’s<br />

Ruptuur van de arteria uterinae, utero-ovariele<br />

arterie en of arteria iliaca externa komt<br />

regelmatig voor na dan wel tijdens de partus.<br />

De etiologie zou zijn degeneratieve veranderingen<br />

aan de vaatwand in combinatie met de<br />

stress op de vaten als gevolg van de partus.<br />

Ruptuur van de A. carotis interna is meestal<br />

het gevolg van mycose in de luchtzakken, en<br />

een enkele keer door een bacteriële infectie<br />

in de luchtzakken. Stress op de kleine pul-<br />

monale arteriolen leiden bij (zware) arbeid<br />

tot EIPH. Ook het acuut optreden van AF<br />

en soms ventriculaire tachycardie kan dit fenomeen<br />

van longbloeden veroorzaken. Een<br />

aneurysma van de A mesenterica cranialis<br />

komt voor in het verloop van een infectie van<br />

Strongylus vulgaris als gevolg van de migrerende<br />

L4 larven in de arterie wand. Acetyl<br />

salicylzuur kan een anticoagulerende werking<br />

hebben door irreversibele remming van<br />

de trombocyten aggregatie. Dit treedt reeds<br />

op bij zodanig lage doseringen dat die nog<br />

geen anti-inflammatoire werking hebben.<br />

Daarom wordt deze stof soms toegevoegd<br />

aan een behandeling met NSAID’s.<br />

VIIb Trombo-embolische processen<br />

Inleiding<br />

De algemene etiologie is een systemische<br />

infectie zoals in het kader van septicaemie,<br />

endotoxinaemie, vasculitis en endocarditis.<br />

Symptomen hangen af van welk vat aangedaan<br />

is en de klachten kunnen vrij aspecifiek<br />

zijn. Schade aan het endotheel van de AO en<br />

A. mesenterica in het kader van Strongylus<br />

vulgaris migratie van de L4 larven kan leiden<br />

tot een verminderde doorbloeding van dit vat<br />

met als gevolg digestie stoornissen zoals vertraagde<br />

motiliteit met als gevolg obstipatie en<br />

meteorismus. Daarnaast kan infarcering van<br />

zowel dikke als dunne darmwand optreden<br />

door loslaten van trombi die het gevolg zijn<br />

van endotheel schade dat leidt tot trombocyten<br />

aggregatie met trombi vorming als gevolg.<br />

Microtrombi zouden aanleiding kunnen zijn<br />

tot krampkoliek. De klinische afwijkingen<br />

en de ernst ervan hangt af van de mate van<br />

verstoring van de doorbloeding. De klachten<br />

variëren dan ook van een milde tijdelijke koliek<br />

tot zeer heftige persisterende koliek, afhankelijk<br />

van de locatie en consequenties van<br />

de embolie. Zoals hierna beschreven treedt<br />

trombo-embolie ook op trombophlebitis. Endocarditits<br />

van de RAV klep vormt een risico<br />

op pulmonale emboli; LAV endocarditis op<br />

nierinfarcten door het vastlopen van trombi.<br />

Pulmonale embolie leidt tot tachypnoe, dyspnoe,<br />

slecht uithoudingsvermogen en symptomen<br />

passend bij het primaire proces.<br />

Tromboflebitis van de vena jugularis<br />

Een tromboflebitis van de Vena jugularis is<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 109


een veel voorkomende aandoening bij het<br />

paard. Hierbij is er sprake van een ontsteking<br />

van de vaatwand. Vaak is er tevens sprake<br />

van een trombus die de vene passage deels of<br />

geheel oblitereert. Het is meestal een complicatie<br />

van een venepunctie of vene catheterisatie.<br />

Predisponerende factoren zijn een hypercoagulabele<br />

status zoals dat voorkomt in<br />

het kader van septicaemie of gram- negatieve<br />

infecties. Het traumatiseren van de vene is<br />

tevens predisponerend. Niet alleen het aanprikken<br />

van de venen kan de vaatwand beschadigen,<br />

ook de mate van irriterend zijn<br />

voor de vaatwand van de injectiestoffen kan<br />

bijdragen aan de phlebitis. Ook geïnfecteerd<br />

raken van de vene speelt een rol, het doorbreken<br />

van aseptiek bij gebruik van een venekatheter<br />

en het materiaal van de katheter<br />

dat meer of minder inert kan zijn. Instabiele<br />

venen katheters kunnen met de tip van de<br />

katheter het endotheel beschadigen. Complicaties<br />

als metastaserende trombo-embolie is<br />

een reeël risico.<br />

Diagnostiek:<br />

Locaal is er sprake van zwelling, locaal verhoogde<br />

huid temperatuur, pijnlijkheid. De<br />

Vena jugularis kan zonder te stuwen reeds<br />

te zien zijn. In het geval van gehele occlusie<br />

kunnen de vaten van het hoofd gestuwd<br />

zijn. Als beide vaten geoccludeerd zijn kan<br />

oedeem aan het hoofd optreden. Bij chronische<br />

gevallen zal de stuwing van de vaten<br />

aan het hoofd minder zijn door overname van<br />

de bloedstroom door collaterale venen en is<br />

de zwelling en pijnlijkheid veel minder. Bij<br />

gasvormende bacteriën kan een flegmoon<br />

gepalpeerd worden waarbij een holle toon bij<br />

percussie van de zwelling opvalt.<br />

Echografisch onderzoek kan de mate van obliteratie<br />

van het vat in meer detail in beeld<br />

brengen. Afzetting van fibrine is in beeld te<br />

brengen. Echorijke foci in de trombus duiden<br />

op infectie met gasvormende bacteriën.<br />

Onder echobegeleiding kan een aspiratie van<br />

een vloeistof gevulde holte in de trombus genomen<br />

worden voor bacteriologisch onderzoek.<br />

Bij kathetergebruik en het vermoeden<br />

van septische flebitis is het aan te bevelen<br />

om van de verwijderde katheter het uiteinde<br />

steriel af te knippen en in vloeibaar kweekmedium<br />

in te sturen voor bacteriologisch<br />

onderzoek. BO moet zowel aerobe als anae-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 110<br />

robe bacteriën omvatten. Veel voorkomende<br />

verwekkkers zijn: Streptococcen en Staphylococcen,<br />

daarnaast Pasteurella, Actinobaccilus,<br />

Enterobacteriaceae en soms Clostridiae<br />

spp. Complicaties kunnen een bacteriële<br />

endocarditis zijn als gevolg van migratie van<br />

septische trombi, daarnaast pulmonale trombo-embolie,<br />

nierinfarcten en een ascenderend<br />

trombosering van de arteriën tot in de<br />

grote hersenen is voorgekomen.<br />

Therapie:<br />

Naast verwijderen van de bron van infectie<br />

en behandelen van de primaire aandoening<br />

in het geval van een hypercoagulabele status<br />

is de behandeling gericht op anti-inflammatoire<br />

en anti- infectieuze therapie. Septische<br />

trombophlebitis moet behandeld worden met<br />

breed spectrum antibiotica tot de kweekresultaten<br />

bekend zijn. Vaak wordt penicilline<br />

in kombinatie met gentamycine toegepast.<br />

Bij aanwezigheid van gasecho’s kan alvast<br />

metronidazole toegevoegd worden. Als iv<br />

therapie niet meer mogelijk of wenselijk is,<br />

dient bedacht te worden dat bijvoorbeeld een<br />

staphylococcen infectie niet goed gevoelig is<br />

voor alle cefalosporines zoals cefquinome,<br />

hoewel dat wel goed im gegeven kan worden.<br />

Oraal trimetoprim sulfa heeft in die gevallen<br />

als nadeel dat het niet goed doordringt in purulente<br />

processen. Daarnaast moet het paard<br />

in ieder geval voldoende ruwvoer willen opnemen<br />

om het risico op een dysbacteriose te<br />

verkleinen. Pivampicilline zou bij slecht eten<br />

nog een alternatief zijn tot de kweekresultaten<br />

bekend zijn. Behandeling met anticoagulantia<br />

of trombolytica worden met wisselend<br />

succes toegepast. Voor veneuze trombi is heparinisatie<br />

de eerste keuze, terwijl voor arteriële<br />

trombi acetylsalicylzuur de eerste keuze<br />

is. Humaan wordt iv streptokinase toegepast,<br />

zo kort mogelijk na onstaan van een trombus.<br />

Aorta-iliale trombose<br />

De A. ileaca interna of externa is bij het<br />

paard soms betrokken in trombo-embolische<br />

processen. De etiologie is een systemische<br />

infectie zoals in het kader van septicaemie,<br />

endotoxinaemie, vasculitis en endocarditis.<br />

Infectie met Strongylus vulgaris kan leiden<br />

tot trombose middels aberrante migratie door<br />

deze arterie of door loslaten van trombo-emboli<br />

vanuit de aangetaste Arteria mesenterica


cranialis. Ook coagulopathiën zijn genoemd<br />

als oorzaak. Echter wat de oorzaak precies is,<br />

is nooit bewezen.<br />

Diagnostiek:<br />

De klachten van het paard kunnen ataxie,<br />

collaps, pijnuitingen, één of beiderzijdse<br />

kreupelheid of parese zijn. De vena saphena<br />

is slecht te stuwen en er is een zwakke pols<br />

te voelen aan de dorsale A. metatarsalis als<br />

de afsluiting groot genoeg is. De temperatuur<br />

van het aangedane been kan normaal of kouder<br />

zijn. Bij ernstige gevallen is het been oedemateus<br />

en pijnlijk bij aanraking, zweet het<br />

paard en zijn de ademhaling en pols verhoogd.<br />

Sloomheid, tachypnoea en profuus zweten<br />

bij geringe inspanning kan voorkomen terwijl<br />

het aangedane been dan koud blijft en<br />

niet zweet. Rectaal onderzoek toont verwijding<br />

van het vat met aneurysma, een fremitus<br />

en afwezigheid van een voelbare pols.<br />

Echo onderzoek kan de diagnose bevestigen.<br />

Prognose:<br />

Soms vormt zich een collaterale circulatie; de<br />

kans daarop is groter als het paard zo mogelijk<br />

in beweging kan worden gehouden. Medicinale<br />

therapie met NSAID’s en behandeling<br />

met ivermectine is succesvol gebleken.<br />

Aspirine heeft toegevoegde waarde door de<br />

remming van tromboxane waardoor trombus<br />

aangroeiing beperkt wordt en locale vasoconstrictie<br />

geremd wordt. Chirurgische verwijdering<br />

van de trombus in het aangedane<br />

vat is ook een optie.<br />

VIIc Vasculitis en arteritis<br />

Inleiding<br />

Vasculitis bij het paard komt secundair vaker<br />

voor dan als primaire ziekte. Het betreft een<br />

ontstekingsproces van de wand van de vaten<br />

zelf waarbij meestal de postcapillaire vaten<br />

aangedaan zijn, hoewel dit niet altijd zo hoeft<br />

te zijn. Het pathologische beeld is dat van een<br />

overgevoeligheidsreactie dat geleid heeft tot<br />

verhoogde permeabiliteit van de vaatwand.<br />

Vasculaire occlusie leidt tot weefsel necrose<br />

door ischaemie. Purpura haemorragica in het<br />

kader van streptococcen infectie is een bekend<br />

voorbeeld van een secundaire vasculitis.<br />

Daarnaast komt een vasculitis voor in het<br />

kader van equine influenza, herpes, infecti-<br />

euze anaemie en ehrlichiose. Circulerende<br />

immuuncomplexen, blootstelling aan (endo)<br />

toxinen, parasitaire infectie met Strongylus<br />

vulgaris L4 larven of neoplasiën kunnen tevens<br />

vasculitis met verhoogde vaatwand permeabiliteit<br />

veroorzaken. Bacteriële aortitis<br />

met abces vorming van de AO basis zonder<br />

betrokken heid van de kleppen is beschreven<br />

bij het paard. Waarbij het dier klinische<br />

symptomen vergelijkbaar met een endocarditis<br />

vertoonde inclusief souffles. Equine virus<br />

arteritis is een voorbeeld van een primaire<br />

ontsteking van de arteriolen.<br />

Equine virus arteritis<br />

Het virus stamt uit de Toga virus familie<br />

maar lijkt tevens verwant te zijn aan de Corona<br />

virus familie. Infectie vindt plaats via<br />

aerosol of venerisch contact. Replicatie vindt<br />

plaats in de intima en media van de arteriën<br />

met als gevolg ontsteking. Initiële replicatie<br />

treedt op in bronchiale macrophagen. Trombose<br />

kan optreden in de vaten van longen of<br />

maagdarm kanaal.<br />

Diagnose:<br />

Klinische symptomen zijn koorts, conjunctivitis,<br />

rhinitis, focale dermatitis, stijve gang<br />

en ventraal oedeem en treden vooral op bij<br />

jonge, oude of immuun incompetente individuen.<br />

Abortus treedt op gedurende of kort<br />

na infectie door myometrium necrose en<br />

oedeem dat leidt tot placenta dysfunctie en<br />

foetale sterfte, maar abortus treedt niet altijd<br />

op. Virus titer stijging tot minstens een<br />

4-voudige stijging is bewijzend. Virus isolatie<br />

uit buffy coat of neusswab materiaal is<br />

mogelijk. De titer blijft lang hoog na infectie<br />

en herstelde merries zouden immuun blijven<br />

voor infectie. Bij de asymptomatische hengsten<br />

is virus isolatie uit semen bewijzend. Na<br />

abortus kan het virus geïsoleerd worden uit<br />

placenta of foetus. Een PCR kan worden uitgevoerd<br />

op sperma. Acuut geïnfecteerde dieren<br />

moeten geisoleerd worden gedurende 21<br />

dagen. Een enting is beschikbaar.<br />

Prognose:<br />

Hengsten kunnen symptoomloze dragers zijn<br />

met de accessoire geslachtsklieren als reservoir.<br />

Geïnfecteerde merries kunnen het virus<br />

volledig elimineren en restloos genezen.<br />

Meestal is geen specifieke therapie nodig.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 111


Vasculitis door fotosensibiliteit<br />

De laesies beperken zich tot niet gepigmenteerde<br />

huiddelen. Ledematen zijn oedemateus<br />

en pijnlijk, met erytheeem, doorlekken<br />

van vocht en soms korstvorming. De vasculitis<br />

lijkt veelal immuungemedieerd maar een<br />

aspecifieke reactie van porfyrines kan ook de<br />

oorzaak zijn.<br />

Therapie van vasculitis:<br />

Belangrijk is de primaire oorzaak weg te<br />

nemen of te behandelen, indien mogelijk,<br />

omdat het vaak een secundiare reactie is op<br />

een antigene stimulus. Immuun suppressieve<br />

therapie is geïnduceerd afhankelijk van de<br />

oorzaak en mogelijk gecontraïndiceerd bij<br />

virus infecties omdat virale replicatie daardoor<br />

opnieuw kan optreden en de vasculitis<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 112<br />

het gevolg is van directe virale schade. Antiinflammatoire<br />

therapie en symptomatische<br />

behandeling maken onderdeel uit van de<br />

therapie. De meeste gevallen van purpura<br />

haemorragica zijn veroorzaakt door een<br />

Streptococcen infectie; dus penicilline is geindiceerd<br />

gedurende minimaal 2 weken tenzij<br />

er een contra-indicatie voor is. Ehrlichiose<br />

moet behandeld worden met oxytetracyline.<br />

Bij fotosensibiliteit moeten dieren in het donker<br />

gehouden worden en zijn corticosteroïden<br />

geïndiceerd. Topicale behandeling met<br />

anti-biotica houdende of onstekingsremmende<br />

zalven is niet aan te raden. Hydrotherapie,<br />

bandageren en wandelen helpt om het oedeem<br />

te verminderen. In ernstige gevallen zou furosemide<br />

geïndiceerd zijn of een tracheotomie<br />

nodig zijn bij een sterk gezwollen hoofd.


VIII Medicijnen met bijwerkingen op de hartfunctie;<br />

enkele (veel)gebruikte voorbeelden<br />

Detomidine<br />

In het algemeen is bekend dat detomidine<br />

een effect heeft op de systolische dimensies<br />

van het hart. Er treedt een verhoogde einddiastolische<br />

vullingsdruk op van LV. De CO<br />

en SV worden lager als gevolg van negatief<br />

inotrope werking. Andere effecten zijn het<br />

optreden van een bradycardie, SA Block, AV<br />

blok en initiële hypertensie gevolgd door hypotensie.<br />

Een dosering van 0.01 mg/kg LG<br />

detomidine, toegediend aan paarden zonder<br />

cardiale afwijkingen, resulteerde in een afname<br />

van de hart frequentie gedurende 25<br />

minuten na toediening tot waarden van 16-<br />

32 slagen per minuut. Echocardiografisch<br />

namen linker ventrikel diameter in diastole<br />

en in systole significant toe in grootte. Een<br />

afname werd aangetoond in interventriculaire<br />

septum in systole, LV vrije wand dikte<br />

in systole, amplitude van LV wall motion en<br />

de fractional shortening (FS). De FS daalde<br />

gemiddeld van 33 naar 27%. De incidentie<br />

van pulmonaal klep lekkage nam toe. SA en<br />

tweede graads AV blokken traden op, 5-15<br />

minuten na toediening, om meestal na 35 minuten<br />

verdwenen te zijn.<br />

Een dosering van 0.02 mg/kg LG leidde tot<br />

een grotere einddiastolische LA diameter,<br />

AO diameter en einddiastolische dikte van<br />

papillair spieren en toename in presystolische<br />

klepsluiting op de LAV klep. Doppler<br />

onderzoek toonde een afname in stroomsnelheid<br />

van linker en rechter uitstroomopening.<br />

Vooral op de mitraalklep waren signalen van<br />

regurgiterende jets toegenomen in intensiteit.<br />

Hierdoor kunnen onder detomidine sedatie<br />

insufficienties op gaan treden of reeds aanwezige<br />

verergeren. Het is niet uit te sluiten<br />

dat het toedienen van detomidine of andere<br />

α-2 agonisten aan paarden met decompensatie<br />

verschijnselen de circulatie zal benadelen.<br />

Romifidine<br />

Romifidine toediening aan gezonde paarden<br />

in een dosering van 0.04 mg/kg LG liet ook<br />

een daling in HF zien in de eerste 25 minuten<br />

tot waarden van 16-40 slagen per minuut<br />

en een significate toename in LV diameter in<br />

systole, interventriculaire septrum in systole<br />

en de FS. De FS daalde gemiddeld van 33<br />

naar 28%. SA en tweede graads AV blokken<br />

traden op die tot 35 minuten na toediening<br />

duurden.<br />

Acepromazine<br />

In het algemeen geeft acepromazine een toe-<br />

of afname van CO. Het effect op de HF is ook<br />

variabel. Veelal induceert het een hypotensie.<br />

Toediening van 0.1 mg/kg LG acepromazine<br />

had geen significant effect op hartfrequentie<br />

of echocardiografisch gemeten cardiale dimensies,<br />

FS of sluiting van de kleppen. Aritmiën<br />

traden niet op.<br />

Om deze reden is het aan te raden bij paarden<br />

met hartafwijkingen die persé gesedeerd<br />

moeten worden, b.v. voor echocardiografisch<br />

onderzoek, aan acepromazine de voorkeur te<br />

geven.<br />

Clenbuterol<br />

Het is bekend dat langdurige toediening van<br />

therapeutische doseringen met ß-2 agonisten<br />

een toxisch effect op het hart kunnen hebben.<br />

Naast de bekende therapeutische werking bij<br />

luchtwegproblemen en op de uterus tonus,<br />

is het middel bij atleten in zwang wegens de<br />

sterke anabole werking op skeletspieren en<br />

het lipolytische effect. Echter, het effect ervan<br />

in combinatie met training krijgt weinig<br />

aandacht. Van isoprenaline is myocardnecrose<br />

beschreven, van salbutamol myocardhypertrofie<br />

en -necrose, terwijl salbutamol,<br />

fenoterol en isoprenaline tot multifocale<br />

necrose van het linker ventrikel hebben geleid<br />

in verschillende diersoorten. Chronisch<br />

gebruik van clenbuterol heeft geleid tot hypertrofie<br />

en verhoogde bloedserumconcentraties<br />

van het cardiale isoenzyme CK-MB<br />

en alpha HBDH, waarschijnlijk ten gevolge<br />

van myocardcelschade. Andere gevolgen, die<br />

beschreven zijn, zijn toegenomen vermoeidheid,<br />

verminderde zuurstoftoevoer naar<br />

weefsels en acute dood tgv hartfalen bij inspanning<br />

verrichtende ratten.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 113


Een studie is bij het paard uitgevoerd naar het<br />

effect van clenbuterol, toegediend in een therapeutische<br />

dosering van 2.4 microg/kg LG<br />

2 maal daags 5 dagen per week gedurende 8<br />

weken en 20 minuten arbeid, of alleen clenbuterol.<br />

Er werd aangetoond dat zowel clenbuterol<br />

alleen of in combinatie met arbeid,<br />

leidde tot een toegenomen LV dimensie in<br />

diastole en systole, interventrikulaire septum<br />

in systole en systolische dikte van LV<br />

achterwand. Deze bevindingen waren suggestief<br />

voor een adaptatie en remodelleren<br />

als gevolg van chronische afterload belasting<br />

of als direct gevolg van door clenbuterol gestimuleerde<br />

remodellering. In de clenbuterol<br />

groepen werd tevens een toegenomen dimensie<br />

van de AO basis waargenomen, hetgeen<br />

een toegenomen risico op AO ruptuur suggereert.<br />

Een toename in AO basis diameter kan<br />

secundair zijn aan een toegenomen afterload,<br />

al dan niet in combinatie met een verminderde<br />

arteriële compliantie.<br />

Dit hangt wellicht samen met de waargenomen<br />

acute dood bij inspanning verrichtende<br />

ratten die chronisch met clenbuterol behandeld<br />

waren. De toegenomen linker ventrikeldimensie<br />

met toename in hartmassa, die tot<br />

20% opliep, leidde tot een toegenomen slagvolume<br />

en cardiac output, hetgeen een slechter<br />

herstel na arbeid door een toegenomen<br />

metabolische behoefte impliceerde. De verdikte<br />

linker ventrikeldimensie in diastole en<br />

interventriculaire septum zou indicatief zijn<br />

voor cardiale remodellering welke ongunstig<br />

zouden zijn. De myocardiale dehypertrofie<br />

en overmatig collageen infiltratie rondom<br />

bloedvaten en in de linker ventrikelwand, bij<br />

inspanning verrichtende ratten die met clenbuterol<br />

behandeld waren, zijn aanleiding tot<br />

verminderde LV compliatie en toegenomen<br />

vullingsdruk van het linker ventrikel door<br />

myocardiale stijfheid en toegenomen afterload<br />

en verminderde prestatie.<br />

Potentiëel kan het langdurig gebruik van<br />

clenbuterol negatief zijn voor de hartfunctie<br />

ondanks/dankzij toegenomen hartmassa,<br />

terwijl arbeid geen beschermende werking<br />

had tegen de waargenomen effecten. Een<br />

therapeutische dosering clenbuterol leidde in<br />

een groep dravers tot een verminderde CO2<br />

max,verminderde rentijd tot uitputting, lager<br />

plasmavolume en hogere hartslag na reco-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 114<br />

very. Daarnaast werd ook bij deze groep een<br />

remodellering en verslechterde hartfunctie<br />

gemeten, resulterend in verminderde aerobe<br />

capaciteit.<br />

Bij een groep Engelse volbloeden is het effect<br />

van clenbuterol op pulmonaire, arteriele,<br />

capillaire of veneuze hypertensie getest<br />

in 2000. Clenbuterol zou als ß-2 adrenerge<br />

receptor agonist niet alleen een bronchodilatatie<br />

geven maar ook potentieel een systemische<br />

en pulmonaire vasodilatatie. Het doel<br />

was de vaatdruk, die ten grondslag zou liggen<br />

aan longbloedingen, te verlagen. Rechter<br />

hart en pulmonaire vaatbeddrukken werden<br />

gemeten tijdens rust en tijdens submaximale<br />

arbeid en maximale inspanning (14.2 m/s<br />

met 3.5% helling). Clenbuterol toediening<br />

induceerde een tachycardie (door stimulatie<br />

van cardiale ß-1 adrenerge receptoren) maar<br />

een dosering van 0.8 microgram/kg LG had<br />

geen significant effect op bloeddruk in rechter<br />

atrium of pulmonaal vaten en dus trad er<br />

geen modulerend effect op van clenbuterol<br />

op arteriële, capillaire en veneuze bloeddruk<br />

in rust en tijdens arbeid bij gezonde paarden.<br />

Interessant genoeg doet clenbuterol in een<br />

dosering van 2.4 microgram/kg LG 2 dd 8<br />

weken 5 dagen per week, zowel alleen als<br />

in combinatie met 3 dagen per week arbeid<br />

(3 dagen per week 15 minuten op 50% VO2<br />

max) een verschuiving optreden van myosine<br />

heavy chain IIA vezel naar IIX welke<br />

een averechts effect zou hebben op aerobe<br />

prestatie. Bij aerobe training treedt normaliter<br />

juist een verschuiving van IIX naar IIa<br />

en I op.<br />

Anabole steroïden<br />

Anabole steroïden worden soms gebruikt bij<br />

het paard als ondersteuning van een revalidatie<br />

protocol bij afwijkingen van het bewegings<br />

apparaat. Incidenteel wordt gebruik als<br />

doping vermoed. Anabole steroïden kennen<br />

op verschillende gebieden bijwerkingen zowel<br />

bij kort als langdurig gebruik. Effecten<br />

op het gebied van stofwisseling en endocrinologie<br />

zijn veelal bekend. De vele bijwerkingen<br />

op het circulatie apparaat zijn minder<br />

algemeen bekend en beperken zich niet tot<br />

de morfologie van het hart. Het leidt tot een<br />

verhoging van de bloeddruk, perifere vaatweerstand,<br />

verhoogd risico op trombose en<br />

infarcering, cardiale autonome dysfunctie,


arteriële dysfunctie en schade en algehele<br />

cardiovasculaire dysfunctie. De vaatafwijkingen<br />

bestaan uit arterosclerose, tromboembolische<br />

afwijkingen, vaatspasmen en<br />

schade aan de vaatwanden. Het induceert<br />

afwijkingen in LV structuur, diastolische<br />

dysfunctie door verminderde diastolische<br />

relaxatie en kleiner LV lumen. Het vermindert<br />

het einddiastolische volume, verhoogt<br />

de wanddikte van het linker ventrikel en<br />

papillair spier, verhoogt LVMM, induceert<br />

dilatatieve cardiomyopathie en vermindert<br />

LV ejectie fractie. Ook op mitochondriaal en<br />

myofibrillair niveau treedt schade op vooral<br />

tijdens arbeid. Hierdoor komt de zuurstof<br />

voorziening in gevaar en vermindert de contractie<br />

kracht, niet in het minst door de ischemie/<br />

reperfusie schade.<br />

De bijwerkingen duren voort nadat het gebruik<br />

gestopt is en humaan treden jaren na<br />

gebruik nog ernstige complicaties op zoals<br />

CHF of acute dood door ritmestoornissen.<br />

De morfologische veranderingen verslechteren<br />

niet alleen de dystolische en diastolische<br />

functie maar ook de verhouding tussen myocardmassa<br />

en de perfusie ervan. De capillaire<br />

groei kan de geïnduceerde hypertrofie<br />

kan niet bijbenen al het ware. Dit induceert<br />

een verhoogd risico op arbeids intolerantie,<br />

aritmien, AF, ventrikelfibrilleren en het optreden<br />

van een myocard infarct. Anekdotisch<br />

zijn bij een Quarter horse, die getraind was<br />

voor de Halter klasse in zijn jeugd, en waarbij<br />

het bekend was dat hij regelmatig behandeld<br />

was met anabolen, circulatoire afwijkingen<br />

gevonden zoals hierboven beschreven.<br />

Diagnostiek<br />

Bij gebruikers werd een ST segment depressie<br />

gezien op het ECG. Echocardiografische<br />

veranderingen staan humaan in het teken van<br />

de diastolische en systolische dysfunctie.<br />

De boven beschreven patient werd aangeboden<br />

met ventriculaire tachycardie en CHF. De<br />

bijpassende myocard afwijkingen en opvallende<br />

concentrische hypertrofie met diastolische<br />

en systolische dysfunctie werden waar-<br />

genomen. Het bovengenoemde paard is met<br />

behulp van anti-aritmische en symptomatische<br />

therapie tegen CHF in leven gebleven.<br />

Nadat hij ook zonder medicijnen stabiel bleef,<br />

bleek hij in draf met hartfrequenties te lopen,<br />

alsof hij een race liep en het risico op (fatale)<br />

aritmien was dan ook minimaal verhoogd.<br />

Bloed, lever en haarmonsters zijn te analyseren<br />

op gebruik van anabole steroïden. Haarmonsters<br />

bij het paard kunnen, afhankelijk<br />

van de snelheid van haargroei, gedurende<br />

maanden na gebruik nog positief testen (overigens<br />

evenals clenbuterol). Het aantonen<br />

van de intacte ester kan het gebruikte steroid<br />

identificeren. In bovengenoemde patient was<br />

dit niet succesvol; de periode van gebruik,<br />

die vele jaren in het verleden plaats vond,<br />

was daar vermoedelijk de oorzaak van.<br />

Groeihormoon<br />

Volledigheidshalve wordt kort ingegaan op<br />

het effect van gebruik van groeihormoon op<br />

de circulatie. Korte termijn toediening bij<br />

de mens leidt bij gezonde individuen tot een<br />

cardiale remodellering met concentrische<br />

wand hypertrofie en een verhoogd cardiale<br />

index. Humane studies konden geen toename<br />

in kracht vaststellen, nog verbetering van<br />

aerobe prestaties.<br />

Erythropoetine (EPO)<br />

Van recombinant humaan erytropoetine<br />

(rhuEPO) is gebleken dat het in lage doseringen<br />

bij het paard de aerobe capaciteit en<br />

prestatie kan bevorderen. Tijdens arbeid testen<br />

werd bij paarden die 3 keer per week gedurende<br />

3 weken rhuEPO toegediend kregen,<br />

een significante toename in VO2 max, lactaat<br />

piek en verminderde VO2 herstel tijd gemeten,<br />

vergeleken met onbehandelde paarden.<br />

Neveneffecten van EPO gebruik, die bekend<br />

zijn bij het paard, zijn een toegenomen mortaliteit<br />

en polycytaemie met daardoor een<br />

toegenomen viscositeit van het bloed. Daarnaast<br />

wordt een verhoogd risico op trombose,<br />

een hartaanval of herseninfarct genoemd als<br />

gevolg van deze bijwerkingen.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 115


FELIMAZOLE ® ,<br />

dé medicinale<br />

behandeling van<br />

hyperthyroïdie<br />

Eenvoudige dosering, bewezen effectiviteit<br />

Felimazole ® biedt u de flexibiliteit om de<br />

behandeling van hyperthyroïdie bij katten te<br />

optimaliseren. De combinatie van 2,5 en 5 mg<br />

tabletjes geven negen doseringsmogelijkheden<br />

om de behandeling geheel af te stemmen op<br />

iedere individuele kat. met Felimazole ® wordt<br />

iedere kat weer helemaal de oude!<br />

Felimazole®: UDA REG.NL.103369, REG.NL.10211. Werkzaam bestanddeel: Thiamazole 2,5 mg of 5 mg.<br />

Informatie: Dechra Veterinary Products B.V. - info.nl@dechra.com - tel +31 (0) 76 - 531 79 77


IX Trainingsgerelateerde aanpassingen van<br />

het circulatie apparaat<br />

IXa Oorzaken voor verminderd presteren.<br />

De mogelijkheid om paarden tijdens werk te<br />

evalueren door middel van tredmolen werk,<br />

telemetrische ECG opnames, video-endoscopie<br />

en echocardiografie onmiddellijk na werken,<br />

heeft inzicht gegeven over de oorzaak<br />

van verminderd presteren voor die paarden<br />

waarbij de klachten niet gebaseerd waren op<br />

locomotie problemen. Helaas is de meerderheid<br />

van de studies over verminderd presteren<br />

gebaseerd op onderzoeken met dravers of<br />

Engelse volbloed paarden als lijdend voorwerp,<br />

terwijl in Nederland een keur van rassen<br />

gebruikt wordt voor dressuur, springen,<br />

mennen en samengestelde wedstrijden. De<br />

fysieke prestatie die geleverd wordt voor rennen,<br />

stelt veel grotere eisen aan respiratie- en<br />

circulatieapparaat dan die voor bijvoorbeeld<br />

springen en dressuur. Een voorbeeld van lopende<br />

band protocol, dat veel gebruikt wordt<br />

voor onderzoek, is het volgende:<br />

• 1600 meter 7 m/s warming up<br />

• Stopzetten van de band om de video-endoscoop<br />

te plaatsen<br />

Dravers:<br />

• 9 m/sec gedurende 400 meter, dan<br />

• 400 meter 10 m/s, en nog eens<br />

• 1600 meter op 11-14 m/s, hierna volgt<br />

• 10 m/s gedurende 400 meter waarna de sessie<br />

stopt.<br />

Engelse volbloeden (na het plaatsen van de<br />

endoscoop):<br />

• 9 m/s met 3 % helling, dan<br />

• 400 meter 11m/sec. gevolgd door<br />

• 400 meter 12m/s en erna,<br />

• 1600 meter op 12-14.5 m/s, hierna volgt<br />

• 400 meter op een snelheid van 12 m/sec.<br />

met 0 % helling<br />

Het zal duidelijk zijn dat een dergelijke inspanning<br />

niet vergelijkbaar is met hetgeen<br />

van het gemiddelde Nederlandse sportpaard<br />

gevraagd wordt. Slechts bij 16% van<br />

348 paarden, op deze manier getest wegens<br />

verminderd presteren, waarvan 30 paarden<br />

bedoeld waren voor springen, dressuur of<br />

samengestelde wedstrijden, werden cardiovasculaire<br />

afwijkingen gevonden. Hiervan<br />

had 1% ventriculaire tachycardie tijdens arbeid<br />

en 2% ventriculaire tachycardie direct<br />

na arbeid. 6 % van de paarden had een klinisch<br />

relevante ritmestoornis tijdens arbeid<br />

zoals meer dan 2 ventriculaire of supraventriculaire<br />

extrasystolen. Veel van deze dieren<br />

lieten tevens een vorm van dynamische<br />

obstructie van de voorste luchtwegen zien<br />

zoals bijvoorbeeld dynamisch collaps van de<br />

pharynx of verplaatsing van het zachte verhemelte.<br />

Arteriele hypoxaemie en eventueel<br />

veranderingen in myocardiale perfusie worden<br />

verondersteld de veroorzakers van deze<br />

ritme stoornissen te zijn.<br />

Bij 102 paarden werd een bijgeluid gehoord<br />

in rust. Geen van de gevonden kleplekkages<br />

werd geacht van invloed te zijn op prestatie<br />

en werd geclassificeerd als minimaal, gering<br />

of matig. Het merendeel (18% van het totaal<br />

van 348) had een lekkende LAV klep, 7 % een<br />

lekkende RAV klep en 9% een flowmurmer.<br />

Omdat ervan uit gegaan wordt dat het circulatiesysteem<br />

een geringe LAV insufficïentie<br />

goed aankan, werd geen klinisch relevante<br />

insufficiëntie bij de 102 paarden vastgesteld.<br />

Bij 5% van de paarden werd een arbeidsgeinduceerde<br />

myocarddysfunctie vastgesteld<br />

middels een verlaagde FS direct na arbeid.<br />

Tien % van deze groep paarden liet een lage<br />

FS in rust zien. Geen van deze paarden had<br />

een voorste luchtweg probleem.<br />

IXb Het voorspellen van prestatie vermogen<br />

aan de hand van ECG of echografische<br />

metingen<br />

Het voorspellen van de potentie van prestatie<br />

is altijd al een geliefd onderwerp geweest<br />

voor onderzoek op het gebied van arbeidsfysiologie.<br />

Al decennia lang wordt gezocht<br />

naar een parameter of parameters die gebruikt<br />

kunnen worden voor selectie van potentieel<br />

goede atleten. De superioriteit van<br />

het hart van bijvoorbeeld het renpaard is<br />

gebaseerd op zijn proportioneel grotere hart<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 117


en milt per unit lichaamsmassa dan andere<br />

grote zoogdieren. Bovendien heeft het een<br />

enorme range en dus aanpassingsvermogen<br />

in hartfrequentie (20-240/min). De zuurstof<br />

transportcapaciteit is minstens 200 ml<br />

O 2 /min/kg LG. De reserve rode bloedcellen<br />

in de milt is in staat de Ht en het zuurstof<br />

transport te verdubbelen bij maximale arbeid.<br />

Deze aanpassingen zorgen voor een<br />

optimale zuurstof transportcapaciteit dat<br />

het product is van CO met arteriële zuurstof<br />

hoeveelheid. De hartfrequentie is limiterend<br />

in maximale CO maar slagvolume<br />

(SV) is gerelateerd aan vooral de hartgrootte<br />

en waarschijnlijk bepalend voor de aerobe<br />

prestatie voor een individu. Elite renpaarden<br />

hadden een hartgewicht van 6-10 kg en dit<br />

is meer dan 20 % groter dan het gemiddelde<br />

hartgewicht van een renpaard.<br />

De functie van het hart speelt een belangrijke<br />

rol in de aerobe prestatie capaciteit (V02<br />

Max) en deze waarde is een hele goede indicator<br />

om cardiovasculaire fitheid te meten en<br />

correleert dan ook met race prestaties. Het is<br />

een maat voor de aerobe capaciteit en drukt<br />

de maximale O2 consumptie en opname uit<br />

gedurende maximale arbeid waardoor het<br />

een maat is voor fitheid. De VO 2 max wordt<br />

uitgedrukt in ml/kg/min:<br />

VO 2 max = Q (CaO 2 –CvO 2 );<br />

Q = CO, Ca O 2 = de arteriële zuurstof<br />

spanning en CvO 2 de veneuze zuurstof<br />

spanning<br />

In 1963 werd al gezocht naar de relatie tussen<br />

ECG parameters (het gemiddelde QRS<br />

interval in ms) en het hartgewicht van een<br />

paard. Een relatie werd vastgesteld tussen<br />

deze parameter en het totaal gewonnen prijzengeld.<br />

Op basis van deze gegevens stelde<br />

hij een Hart Score (HS) concept op. Deze<br />

index zou een afspiegeling zijn van de hartgrootte.<br />

Het idee hierbij was dat een groot<br />

hart een bruikbaar kenmerk zou zijn dat bepalend<br />

zou zijn voor excellente prestaties.<br />

Hiermee werd dus gesuggereerd dat de HS,<br />

gebaseerd op lengte van het QRS-complex,<br />

een waardevolle indicator zou zijn voor prestatie.<br />

Echter, dit concept werd niet unaniem<br />

onderschreven.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 118<br />

Helaas is er een vrij grote spreiding van breedte<br />

van QRS intervallen, namelijk een range<br />

van 0.08 en 0.17 ms wordt waargenomen met<br />

een gemiddelde van 0.125 ms, welke mede<br />

bepaalt dat de HS niet bruikbaar is voor het<br />

voorspellen van prestatievermogen.<br />

Echografische M-mode metingen van het<br />

hart worden ingezet om een idee te krijgen<br />

van potentiële aerobe capaciteit. Echter, er is<br />

veel discussie of een echografische meting<br />

in rust wel een goede afspiegeling is van de<br />

supramaximale prestatie welke een hart moet<br />

leveren gedurende de 2 minuten dat een race<br />

duurt. Een sterke correlatie zou bestaan tussen<br />

lichaamsgewicht, lichaamsoppervlak en<br />

linker ventrikel hartspier massa gemeten op<br />

M-Mode echocardiografie. Als de HS gerelateerd<br />

zou zijn aan hartgewicht en linker ventrikel<br />

myocard massa correleert sterk met het<br />

LG, dan zou het logisch zijn te veronderstellen<br />

dat het hartgewicht een maat is voor hartspier<br />

massa. De HS correleert met linker ventrikel<br />

myocard massa (LVMM) en lichaamsgewicht.<br />

Omdat de lengte van het QRS-interval de tijd<br />

voorstelt die nodig is voor de elektrische golf<br />

om zich te verspreiden en het ventrikel te laten<br />

depolariseren duurt deze langer naarmate de<br />

ventrikel massa groter is. LVMM kan worden<br />

berekend middels de volgende formule:<br />

1.5 x diastolische dikte van het interventriculaire<br />

septum ( IVSd) + diastolische<br />

dikte van linker ventriculaire wand<br />

(LVW) + linker ventrikel diamater in<br />

diastole (LVIDd) 3 -(LVIDd) 3 .<br />

Echter ook andere formules bestaan (zie onder).<br />

De HS wordt berekend met de gemiddelde<br />

duur van 10 QRS complexen, gemeten<br />

op een standaard bipolaire afleiding. In 2004<br />

werd aangetoond dat er geen relevante correlatie<br />

bestond tussen de HS (dus duur van het<br />

gemiddelde QRS complex) en het lichaamsgewicht<br />

(R 0.13, P 0.55), echter ook niet tussen<br />

de LVMM en het lichaamsgewicht (R<br />

0.07, P 0.074). Tevens correleerde de HS niet<br />

met de LVMM. Ook correleerde de HS niet<br />

met de VO 2 max noch met maximale CO of<br />

maximaal SV. Dientengevolge kan er op basis<br />

van de grootte van het hart dus geen uitspraak<br />

gedaan worden over potentiële performance<br />

capaciteit.


Daar waar de maximale O 2 consumptie een<br />

goede voorspeller is gebleken van aerobe atletische<br />

prestatie zoals endurance sporten, is<br />

dat voor wat betreft diverse metingen aan het<br />

hart in rust en na arbeid minder goed vastgesteld.<br />

Om deze reden is onderzoek uitgevoerd<br />

naar de relatie van VO 2 max, CO en<br />

slagvolume met HS en echografische metingen<br />

tijdens een rust hartfrequentie en bij een<br />

pols van meer dan 100 slagen per minuut na<br />

arbeid. Het resultaat was dat er geen correlatie<br />

bestond tussen hartscore en VO 2 max, cardiac<br />

output (CO) (CO gemeten als (LVDD 3<br />

– LVDS 3 ) * HF) en maximaal gemeten<br />

slagvolume (SV) (SV gemeten als LVDD 3 –<br />

LVDS 3 ). Tevens bestond er geen significante<br />

correlatie tussen pre en post arbeid metingen<br />

van het linker ventrikel diameter, interventrikulair<br />

septum en vrije wand van linker<br />

ventrikel. Echter de echografische metingen<br />

in de geciteerde studie uit 1999 hadden zulke<br />

lage correlaties met VO 2 max (R< 0.5), dat<br />

ook dit soort metingen niet afdoende lijken te<br />

zijn om prestatie in te schatten.<br />

Wellicht dat echografisch meten van de LVmassa<br />

in uitgegroeide, niet getrainde paarden,<br />

waardevoller kan zijn voor dit soort<br />

voorspellingen.Training en het type training<br />

beïnvloedt namelijk de hartgrootte en echocardiografie.<br />

Onderzoek, uitgevoerd aan<br />

Engelse volbloed renpaarden uitgebracht in<br />

flatraces of steeple-chase, toonde aan dat<br />

kleine verschillen in morfologie aanpassing<br />

aan het duursport aspect van het sportonderdeel<br />

leken te zijn. Tevens, dat de linker ventrikelmassa<br />

(berekend volgens onderstaande<br />

formule), gecombineerd met linker ventrikel<br />

ejectie fractie, positief correleert met succes,<br />

vooral bij korte afstand rennen van oudere<br />

flatrace paarden.<br />

De berekening van de LVMM includeert<br />

zowel de linker ventrikulaire wanddikte als<br />

de diastolische diameter van de ventrikel en<br />

hangt ook weer samen met de VO 2 max:<br />

LV Massa = 1.04 x<br />

[(LVIDd+LVPWd+IVSd) 3 – LVIDd 3 ]<br />

-13.6<br />

Rentraining induceert toename van gemiddelde<br />

linker ventrikel wand dikte, LV massa<br />

en LV interne diameter in diastole wat ook<br />

gebeurt bij mensen die sporten uitoefenen<br />

waarbij uithoudings-vermogen en kracht gecombineerd<br />

wordt. De bevindingen uit deze<br />

studie onderbouwden daarom het idee dat<br />

onder andere een groter hart bijdraagt aan<br />

succes voor deze paarden hoewel de correlatie<br />

coefficient wel laag (


wandstress met als gevolg een groter diastolisch<br />

volume. Daarentegen leidt toegenomen<br />

systolische wandstress tot toename van parallel<br />

geschakelde spiervezels en dus een dikkere<br />

wand.<br />

Hiermee wordt verklaard dat endurance<br />

training, waarbij lange periodes training gevraagd<br />

worden met hoge CO in combinatie<br />

met minimale bloeddruk-verhoging (dus preload<br />

verhoging) leidt tot met name een toename<br />

in diastolische belasting en dus stimulatie<br />

tot een compensatoire verhoging van diastolisch<br />

volume. Endurance training wordt dan<br />

ook geassocieerd met toename in LV massa,<br />

en LVDd dus met hypertrofie en dilatatie.<br />

Dit wordt terug gezien bij marathon atleten<br />

en suggereert dat dit een endurance-achtige<br />

aanpassing vraagt van het hart. Endurance<br />

paarden trainen vooral aeroob en dit soort<br />

veranderingen zijn bij deze groep paarden<br />

aangetoond.<br />

Bij de mens leidt sprinttraining, squash of gewichtheffen<br />

tot een forse toename in bloeddruk<br />

(dus afterload verhoging) zonder direct<br />

de cardiac output te verhogen. Hiermee<br />

wordt een stimulus gegeven tot verhoogde<br />

systolische belasting en wordt een prikkel<br />

gegeven tot parallelle schakeling van hartspiervezels.<br />

Dit leidt tot toename in ventrikulaire<br />

wanddikte. Gemiddelde rentraining<br />

van 2-jarige Engelse volbloeden leidde tot<br />

een mengbeeld, namelijk zowel toename in<br />

wanddikte als ventrikel-diameter van zowel<br />

linker als rechter ventrikel hetgeen overeenkomt<br />

met dat wat gezien wordt bij de meerderheid<br />

van humane atleten. Bij deze populatie<br />

speelt, zoals gezegd, naast training, groei<br />

hierbij tevens een rol. Na rentraining wordt<br />

een ventrikulaire volume- toename gezien<br />

van 7-10%; in systole tot 17%. In hoeverre,<br />

of voor welk deel, de toename van hartmassa<br />

toegeschreven kan worden aan verdergaande<br />

groei en ontwikkeling in deze leeftijdsgroep<br />

blijft onduidelijk.<br />

Onderzoek bij elite renpaarden toont wel aan<br />

dat subtiele veranderingen in training en prestatie<br />

leidde tot morphologische adaptaties die<br />

geweten werden aan de uithoudings component<br />

van de arbeid. De LVMM, gecombineerd<br />

met de LV-ejectie fractie, was voor oudere<br />

paarden die op langere afstanden lopen positief<br />

geassocieerd met de kwaliteit van prestatie.<br />

Geadviseerd wordt om de LVMM als<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 120<br />

middel om performance in te schatten alleen<br />

te gebruiken bij volgroeide en niet-getrainde<br />

dieren, iets dat bij renpaarden en dravers haast<br />

een “contradictio in terminis” is.<br />

Het feit dat toename van hartfrequentie afwezig<br />

is terwijl het slagvolume wel hoger<br />

wordt door training, wordt toegeschreven<br />

aan toename in parasympatische activiteit.<br />

Het percentage ejectiefractie en fractional<br />

shortening in rust hangt sterk af van de<br />

contractiliteit en hartfrequentie. De meeste<br />

soorten atletiek training leiden tot een verhoogde<br />

ejectiefractie en FS gedurende arbeid.<br />

Echter, wat er in rust gebeurt hangt<br />

af van sportspecifieke veranderingen in afterload<br />

(bloeddruk, vaatweerstand) en preload<br />

(bloedvolume). Verschillende studies,<br />

uitgevoerd bij het paard, rapporteren dan<br />

ook conflicterende resultaten, de ene een afname<br />

van beide parameters, de andere een<br />

toename. Gemiddelde draf-of rentraining<br />

resulteert bij het paard dan ook tot adaptaties<br />

die een mengbeeld laten zien, zoals dat<br />

waargenomen is bij mensen die een combinatie<br />

doen van kracht en endurance training<br />

zoals wielrenners. Duits onderzoek naar verschillen<br />

tussen dressuur en springpaarden in<br />

getrainde en ongetrainde toestand toonde bij<br />

dressuurpaarden een significant dikker interventrikuliar<br />

septum aan vergeleken met<br />

springpaarden en ongetrainde paarden. Bij<br />

springpaarden was de eind-diastolische diameter<br />

van de linker ventrikel significant groter<br />

dan bij dressuur of ongetrainde paarden.<br />

Vergeleken met ongetrainde paarden hadden<br />

de springpaarden een significant grotere eind<br />

systolische linker ventriculaire wanddikte ter<br />

hoogte van de papillair spier. Deze verschillen<br />

werden toegedicht aan de training. Met<br />

deze aanpassingen aan training moet men<br />

rekening houden bij het interpreteren van resultaten<br />

van echocardiografisch onderzoek.<br />

IXd Training en klepregurgitatie<br />

De prevalentie van hoorbare souffle, passend<br />

bij AV klep regurgitatie, varieert van 26-54<br />

% op de RAV klep tot rond de 21% op de<br />

LAV klep bij volwassen steeple chase renpaarden,<br />

maar deze aantallen variëren nogal<br />

per studie. In alle studies was het percentage<br />

hoger na training dan voor training hetgeen<br />

het gevolg leek van excentrische hypertrofie


© Janssen © Janssen Animal © Janssen Animal Health, © Janssen Animal Health, maart Animal 2011/DOMO/CA/ADV/N/2011/020<br />

Health, maart Health, 2011/DOMO/CA/ADV/N/2011/020<br />

maart maart 2011/DOMO/CA/ADV/N/2011/020<br />

Het<br />

Het<br />

enige<br />

enige<br />

sedatief<br />

sedatief<br />

in<br />

in<br />

de<br />

de<br />

vorm<br />

vorm<br />

van<br />

van<br />

een<br />

een<br />

gel<br />

gel<br />

voor<br />

voor<br />

paarden<br />

paarden<br />

Het enige sedatief in de vorm van een gel voor paarden<br />

Het enige sedatief in de vorm van een gel voor paarden<br />

• Praktische sublinguale<br />

• Praktische sublinguale<br />

• Praktische toedoening<br />

toedoeningsublinguale<br />

• Praktische toedoening<br />

Makkelijk voor sublinguale niet-invasieve<br />

• Makkelijk voor niet-invasieve<br />

• toedoening<br />

Makkelijk handelingen<br />

handelingen voor niet-invasieve<br />

• Makkelijk handelingen<br />

Doeltreffend voor en niet-invasieve<br />

• Doeltreffend en<br />

• handelingen<br />

Doeltreffend betrouwbaar<br />

betrouwbaar en<br />

• Doeltreffend betrouwbaar en<br />

betrouwbaar<br />

Domosedan ® en Domosedan Gel ® Domosedan<br />

,ontwikkeld en geproduceerd door Orion Corporation Finland, worden verdeeld door Janssen Animal Health,<br />

een divisie van Janssen Pharmaceutica NV in België en van Janssen Cilag BV in Nederland, onder licentie van Orion Corporation.<br />

® en Domosedan Gel ® Domosedan<br />

,ontwikkeld en geproduceerd door Orion Corporation Finland, worden verdeeld door Janssen Animal Health,<br />

een divisie van Janssen Pharmaceutica NV in België en van Janssen Cilag BV in Nederland, onder licentie van Orion Corporation.<br />

® en Domosedan Gel ® ,ontwikkeld en geproduceerd door Orion Corporation Finland, worden verdeeld door Janssen Animal Health,<br />

een divisie van Janssen Pharmaceutica NV in België en van Janssen Cilag BV in Nederland, onder licentie van Orion Corporation.<br />

Domosedan ® en Domosedan Gel ® ,ontwikkeld en geproduceerd door Orion Corporation Finland, worden verdeeld door Janssen Animal Health,<br />

een divisie van Janssen Pharmaceutica NV in België en van Janssen Cilag BV in Nederland, onder licentie van Orion Corporation.<br />

NIEUW<br />

NIEUW<br />

NIEUW<br />

NIEUW<br />

www.janssenanimalhealth.com<br />

www.janssenanimalhealth.com<br />

www.janssenanimalhealth.com<br />

www.janssenanimalhealth.com


n Benaming: DOMOSEDAN GEL ® 7,6 mg/ml gel voor oromucosaal gebruik<br />

n Werkzaam bestanddeel: Detomidine 6,4 mg/ml (overeenkomend met<br />

detomidine hydrocholoride 7,6 mg/ml) n Doeldiersoorten: <strong>Paard</strong> n Indicaties:<br />

Sedatie om fixatie te vergemakkelijken bij niet-invasieve diergeneeskundige<br />

behandelingen (bv. inbrengen van een gastro-nasale sonde, röntgenonderzoek,<br />

gebit raspen) en bij kleine procedures op het gebied van<br />

dierhouderij (bv. scheren, hoefbehandeling). n Dosering en toedieningsweg:<br />

Het product wordt sublinguaal toegediend in een dosering van 40<br />

mcg/kg. Met de doseringsspuit kan het product worden gedoseerd met<br />

dosisverhogingen van 0,25 ml. Onderstaande doseringstabel toont de met<br />

het lichaamsgewicht overeenkomende toe te dienen dosering, met dosisverhogingen<br />

van 0,25 ml. Instructies voor dosering: Draag ondoorlatende<br />

handschoenen en neem de spuit uit de buitenverpakking. Terwijl u de zuiger<br />

vasthoudt, draait u de ringstop op de zuiger totdat de ring vrij omhoog en<br />

omlaag kan worden bewogen op de zuiger. Plaats de ring zodanig dat de<br />

kant die het dichtst bij de spuit is de gewenste hoeveelheidsmarkering aangeeft.<br />

Draai de ring vast op de plaats. Zorg dat het paard geen voedsel in de<br />

mond heeft. Verwijder de dop van de punt van de spuit en bewaar deze<br />

zodat u deze later terug kunt plaatsen. Steek de spuit vanaf de zijkant in de<br />

mond van het paard, plaats de punt van de spuit onder de tong ter hoogte<br />

van de mondhoek. Druk de zuiger in totdat de ringstop in contact komt met<br />

het spuitlichaam, zodat het product onder de tong wordt toegediend. Haal<br />

de spuit uit de mond van het paard, plaats de dop terug op de spuit en doe<br />

deze terug in de buitenverpakking om weg te doen. Doe de handschoenen<br />

uit en gooi deze of weg of was ze met grote hoeveelheden stromend water.<br />

In geval van een aanmerkelijk foutieve dosering of als het product wordt<br />

Geschatte Dosering (ml)<br />

lichaamsgewicht (kg)<br />

150 - 199 1,00<br />

200 - 249 1,25<br />

250 - 299 1,50<br />

300 - 349 1,75<br />

350 - 399 2,00<br />

400 - 449 2,25<br />

450 - 499 2,50<br />

500 - 549 2,75<br />

n Benaming: DOMOSEDAN GEL 7,6 mg/ml gel voor oromucosaal gebruik n Werkzaam<br />

bestanddeel: Detomidine 6,4 mg/ml (overeenkomend met detomidine hydrocholoride<br />

7,6 mg/ml) n Doeldiersoorten: <strong>Paard</strong> n Indicaties: Sedatie om fixatie<br />

te vergemakkelijken bij niet-invasieve diergeneeskundige behandelingen (bv. inbrengen<br />

van een gastro-nasale sonde, röntgenonderzoek, gebit raspen) en bij kleine procedures<br />

op het gebied van dierhouderij (bv. scheren, hoefbehandeling). n Dosering:<br />

Het product wordt sublinguaal toegediend in een dosering van 40 mcg/kg. Met de<br />

doseringsspuit kan het product worden gedoseerd met dosisverhogingen van 0,25 ml.<br />

Onderstaande doseringstabel toont de met het lichaamsgewicht overeenkomende toe<br />

te dienen dosering, met dosisverhogingen van 0,25 ml. Instructies voor dosering:<br />

Draag ondoorlatende handschoenen en neem de spuit uit de buitenverpakking. Terwijl<br />

u de zuiger vasthoudt, draait u de ringstop op de zuiger totdat de ring vrij omhoog en<br />

omlaag kan worden bewogen op de zuiger. Plaats de ring zodanig dat de kant die het<br />

dichtst bij de spuit is de gewenste hoeveelheidsmarkering aangeeft. Draai de ring vast<br />

op de plaats. Zorg dat het paard geen voedsel in de mond heeft. Verwijder de dop van<br />

de punt van de spuit en bewaar deze zodat u deze later terug kunt plaatsen. Steek de<br />

spuit vanaf de zijkant in de mond van het paard, plaats de punt van de spuit onder de<br />

tong ter hoogte van de mondhoek. Druk de zuiger in totdat de ringstop in contact komt<br />

met het spuitlichaam, zodat het product onder de tong wordt toegediend. Haal de<br />

spuit uit de mond van het paard, plaats de dop terug op de spuit en doe deze terug in<br />

de buitenverpakking om weg te doen. Doe de handschoenen uit en gooi deze of weg of<br />

was ze met grote hoeveelheden stromend water. In geval van een aanmerkelijk foutieve<br />

dosering of als het product wordt ingeslikt (bv. meer dan een geschatte 25% van de<br />

toegediende dosering wordt door het paard uitgespuugd of doorgeslikt), dient u onmiddellijk<br />

te proberen om opnieuw de verloren portie als vervanging toe te dienen, maar<br />

zorg ervoor dat onvoorzien overdoseren vermeden wordt. Bij dieren die na toe diening<br />

van de dosering onvoldoende lang verdoofd blijven om de bedoelde procedure uit te<br />

kunnen voeren, is het niet praktisch om tijdens de procedure het product nogmaals<br />

toe te dienen omdat de transmucosale absorptie te langzaam is om de sedatie aan te<br />

vullen. In dergelijke gevallen kan een praam om de bovenlip enige beheersing bieden.<br />

Als alternatief kan een dierenarts naar eigen klinische oordeel extra injecteerbare<br />

sedativa toedienen. n Contra-indicaties: Niet gebruiken bij ernstig zieke dieren met<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 122<br />

ingeslikt (bv. meer dan een geschatte 25% van de toegediende dosering<br />

wordt door het paard uitgespuugd of doorgeslikt), dient u onmiddellijk te<br />

proberen om opnieuw de verloren portie als vervanging toe te dienen, maar<br />

zorg ervoor dat onvoorzien overdoseren vermeden wordt. Bij dieren die na<br />

toediening van de dosering onvoldoende lang verdoofd blijven om de bedoelde<br />

procedure uit te kunnen voeren, is het niet praktisch om tijdens de<br />

procedure het product nogmaals toe te dienen omdat de transmucosale<br />

absorptie te langzaam is om de sedatie aan te vullen. In dergelijke gevallen<br />

kan een praam om de bovenlip enige beheersing bieden. Als alternatief kan<br />

een dierenarts naar eigen klinische oordeel extra injecteerbare sedativa<br />

toedienen. n Contra-indicaties: Niet gebruiken bij ernstig zieke dieren met<br />

hartfalen of verminderde lever- of nierfunctie. Niet gebruiken in combinatie<br />

met intraveneuze gepotentieerde sulfonamides. Niet gebruiken bij overgevoeligheid<br />

voor het werkzame bestanddeel of een van de hulpstoffen. n Bijwerkingen:<br />

Alle alfa-2 adrenoceptor agonisten, inclusief detomidine, kunnen<br />

een vertraagde hartslag, veranderingen in de geleiding van de hartspier<br />

(met verschijnen van partiële atrioventriculaire en sino-auriculaire blokken),<br />

wijzigingen in de ademhalingsfrequentie, incoördinatie/ataxie en zweten<br />

veroorzaken. Een diuretisch effect kan 2 tot 4 uur na behandeling worden<br />

waargenomen. Er bestaat een mogelijkheid dat zich op zichzelf staande gevallen<br />

van overgevoeligheid voordoen, inclusief een paradoxale reactie (excitatie).<br />

Omdat gedurende de sedatie het hoofd continu omlaag wordt gehouden,<br />

kunnen neusuitvloeiing en af en toe ook oedeem van het hoofd en<br />

gezicht worden waargenomen. Bij hengsten en ruinen kan een voorbijgaande<br />

gedeeltelijke penis prolaps worden waargenomen. In zeldzame gevallen<br />

kunnen paarden, als gevolg van de toediening van alfa-2 adrenoceptor agonisten,<br />

verschijnselen van milde koliek vertonen daar stoffen van deze klasse<br />

de intestinale motiliteit onderdrukken. Tijdens studies met het product zijn<br />

ook de volgende bijwerkingen waargenomen: voorbijgaand erytheem op de<br />

toedieningsplaats, pilo-erectie, oedeem van de tong, overvloedige speekselafscheiding,<br />

overmatig urineren, winderigheid, tranenvloed, allergisch<br />

oedeem, spiertrillingen en bleke slijmvliezen. n Wachttermijn: (Orgaan)<br />

vlees: nul dagen. Melk: nul uur. n Reg.: BE: BE-V361925 - Op diergeneeskundig<br />

voorschrift n Verantwoordelijke Onderneming: Orion Corporation,<br />

Orionintie 1, FIN-02200 Espoo, Finland. Verdere informatie is beschikbaar op<br />

aanvraag.<br />

550 - 600 3,00 Domosedan Gel ® ,ontwikkeld en geproduceerd door Orion Corporation Finland, wordt verdeeld door Janssen Animal Health, een divisie van<br />

Janssen Pharmaceutica NV, onder licentie van Orion Corporation.<br />

hartfalen of verminderde lever- of nierfunctie. Niet gebruiken in combinatie met intraveneuze<br />

gepotentieerde sulfonamides. Niet gebruiken bij overgevoeligheid voor het<br />

werkzame bestanddeel of een van de hulpstoffen. n Bijwerkingen: Alle alfa-2 adrenoceptor<br />

agonisten, inclusief detomidine, kunnen een vertraagde hartslag, veranderingen<br />

in de geleiding van de hartspier (met verschijnen van partiële atrioventriculaire en<br />

sino-auriculaire blokken), wijzigingen in de ademhalingsfrequentie, incoördinatie/ataxie<br />

en zweten veroorzaken. Een diuretisch effect kan 2 tot 4 uur na behandeling worden<br />

waargenomen. Er bestaat een mogelijkheid dat zich op zichzelf staande gevallen van<br />

overgevoeligheid voordoen, inclusief een paradoxale reactie (excitatie). Omdat gedurende<br />

de sedatie het hoofd continu omlaag wordt gehouden, kunnen neusuitvloeiing en<br />

af en toe ook oedeem van het hoofd en gezicht worden waargenomen. Bij hengsten<br />

en ruinen kan een voorbijgaande gedeeltelijke penis prolaps worden waargenomen.<br />

In zeldzame gevallen kunnen paarden, als gevolg van de toediening van alfa-2 adrenoceptor<br />

agonisten, verschijnselen van milde koliek vertonen daar stoffen van deze klasse<br />

de intestinale motiliteit onderdrukken. Tijdens studies met het product zijn ook<br />

de volgende bijwerkingen waargenomen: voorbijgaand erytheem op de toedieningsplaats,<br />

pilo-erectie, oedeem van de tong, overvloedige speekselafscheiding, overmatig<br />

urineren, winderigheid, tranenvloed, allergisch oedeem, spiertrillingen en bleke slijmvliezen.<br />

n Wachttermijn: (Orgaan)vlees: nul dagen. Melk: nul uur. n Reg.: REG NL<br />

101439 - UDA Verantwoordelijke Onderneming: Orion Corporation, Orionintie 1,<br />

FIN-02200 Espoo, Finland. Verdere informatie is beschikbaar op aanvraag.<br />

Domosedan ® en Domosedan Gel ® , ontwikkeld en geproduceerd door Orion Corporation<br />

Finland, worden verdeeld door Janssen Animal Health, een divisie van Janssen-Cilag BV in<br />

Nederland, onder licentie van Orion Corporation.<br />

Productinformatie voor België<br />

Productinformatie voor Nederland<br />

www.janssenanimalhealth.com


LG kg<br />

SD<br />

range<br />

Dressuur<br />

602<br />

38<br />

Springen<br />

587<br />

40<br />

Ongetraind<br />

warmbloed<br />

549<br />

44<br />

als adaptatie aan de training zoals dat ook<br />

bij humane atleten gevonden wordt op 1 of<br />

meerdere kleppen. Deze aanpassing wordt al<br />

gezien na 9 maanden rentraining.<br />

Bij jongere en grotere aantallen ongetrainde<br />

Engelse volbloeden werden prevalenties van<br />

souffles gevonden van 18% op de RAV, 8%<br />

op de linker AV en 0% op de AO. Als Doppler<br />

echo cardiografie gebruikt was als middel<br />

om regurgitatie vast te stellen, leidde dit<br />

tot het detecteren van een toename van regurgitatie<br />

van RAV, LAV en AO kleppen al<br />

na 8 weken rentraining.<br />

Dit was niet alleen het geval bij jonge dieren<br />

maar ook bij volwassen paarden die een<br />

toename van regurgitatie lieten zien nadat ze<br />

weer in training waren genomen na een tijdelijke<br />

seizoensgebonden onderbreking van de<br />

training. De prevalentie van souffles was bij<br />

jachtpaarden in training nog hoger, namelijk<br />

RAV 46%, LAV 21% en AO regurgitatie bij<br />

5%. Indien dit geëvalueerd werd met Doppler<br />

onderzoek was de preventie zelfs 88% voor<br />

de RAV, 67% voor de LAV, en 65% voor de<br />

AO. De prevalentie van souffles, die mogelijk<br />

Endurance<br />

getraind<br />

329-523<br />

Draver<br />

getraind<br />

427<br />

33<br />

Engels<br />

volbloed<br />

getraind<br />

517<br />

420-617<br />

LVIDs 8.2 sd 0.6 8.6 sd 0.8 8.2 sd 0.7 6.0 sd 0.2 7.0 sd 0.6 7.5 sd 0.7<br />

LVIDd 11.6 sd 0.7 12.1 sd 0.1 11.5 sd 0.7 10.1 sd 0.2 10.7 sd0.7 11.9 sd 0.6<br />

LVPWs 3.6 sd 0.5 3.2 sd 0.5 3.2 sd 0.6 3.6 sd 0.1 3.9 sd 0.4 4.0 sd0.4<br />

LVPWd 3.0 sd 0.3 2.6 sd 0.4 2.7 sd 0.6 2.4 sd 0.1 2.7 sd0.2 2.5 sd0.3<br />

FS % 29 sd 0.5 29 sd 0.5 28 sd 0.5 42 sd 0.1 35.1 sd 4.1 36.5 sd 6.2<br />

LADd 11.3 sd 0.1 12.9 sd 0.8<br />

AODd 7.8 sd 0.6 7.4 sd 0.9 7.5 sd 0.6 6.4 sd 0.1 7.2 sd 0.5 8.7 sd 0.5<br />

EPSS 1.5 sd 0.1 1.0 sd 0.1<br />

Tabel 6. Gepubliceerde gemiddelde waarden van M-Mode echocardiografische parameters bij<br />

paarden van verschillend disciplines.<br />

LG; lichaamsgewicht, sd; standaard deviatie, LVIDs ,d : linker ventrikel inwendige diameter in<br />

systole , diastole in cm; LVFWs,d,: Linker ventrikel achterwand in systole, diastole in cm. FS:<br />

fractional shortening in %. IVSs,d: Interventrikulaire septum in systole, diastole in cm, LADd:<br />

linker atrium diameter in diastole in cm, AODd: Aorta diameter in einddiastole (M- mode) in cm<br />

PA: pulmonaal arterie in cm.<br />

klinische betekenis zouden kunnen hebben<br />

en dus een intensiteit van 3/6 hadden, varieerde<br />

afhankelijk van het type sport (rennen,<br />

steeple chase of jacht) van 12-17% op de<br />

RAV, 0.8-4% op de LAV en van 0.8-3% op<br />

de AO.<br />

Vergelijkbaar onderzoek, bij dravers met<br />

Doppler onderzoek in rust versus bij geconditioneerde<br />

dravers, toonde percentages van<br />

83% op de RAV, 46% op de LAV, 37% op<br />

de PA, en 57% op de AO. Hetzelfde onderzoek,<br />

uitgevoerd direct na lichte arbeid (100<br />

meter aan de hand draven, gedurende een<br />

HF 60 van slagen per minuut), toonde dat in<br />

56% van de gevallen de insufficiëntie niet<br />

meer aanwezig was m.u.v. de regurgitatie op<br />

de RAV klep. Met als gevolg dat bij 21% een<br />

LAV insufficiëntie gezien werd, in 6 % een<br />

PA, en 6% een AO regurgitatie. Slechts bij 4<br />

van de 46 paarden (8.7%) uit deze studie nam<br />

de insufficientie juist toe. Een onderzoek dat<br />

de prevalentie van souffles voor en na arbeid<br />

onderzocht bij Engels volbloeden, toonde<br />

juist aan dat na arbeid meer systolische souffles<br />

gehoord werden. Doppler onderzoek<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 123


vond helaas niet plaats om de betekenis ervan<br />

te achterhalen. Over het algemeen wordt bij<br />

uitvoeren van Doppler onderzoek in vele studies<br />

een hogere prevalentie van klep regurgitaties<br />

gevonden dan bij auscultatie alleen.<br />

Onderzoek bij meer dan 150 dravers die onderzocht<br />

werden voor verminderd presteren<br />

toonde een klepregurgitatie aan bij 95% van<br />

de paarden met een souffle. Van deze groep<br />

had slechts 0.6% een ernstige insufficiëntie<br />

op de LAV en PA en 4.3% een matige insufficiëntie<br />

op de RAV (0.6% een matige op<br />

LAV). De prevalentie van souffles bij klinisch<br />

onderzoek bij meer dan 700 dravers<br />

was 31%. Bij jonge Engelse volbloeden is dit<br />

percentage hoger gebleken, namelijk 80%.<br />

IXe Verminderd presteren in relatie tot<br />

klepregurgitaties<br />

Onder klachten van verminderd presteren,<br />

die mogelijk met het circulatie apparaat samenhangen,<br />

wordt bijvoorbeeld verstaan:<br />

acuut of langzaam terugvallen in tempo gedurende<br />

de inspanning, te zwaar of te lang<br />

te snel ademen na inspanning of een bloedneus<br />

tijdens arbeid. Klinisch onderzoek in<br />

rust moet gecombineerd worden met onderzoek<br />

tijdens of direct na (zware) arbeid,<br />

bij die paarden die in rust geen afwijkingen<br />

vertonen. Arteriele bloed gasanalyse, lactaat<br />

metingen, electrolyt veranderingen, ECG, en<br />

stress echocardiografie zijn geïndiceerd om<br />

subklinische afwijkingen te detecteren.<br />

Uit een uitgebreide studie naar renprestatie<br />

in correlatie met souffles en klepinsufficiëntie<br />

bestond er geen relatie tussen souffle en<br />

renprestatie noch tussen mate van insufficiëntie<br />

en renprestatie bij renpaarden in verschillende<br />

disciplines van de rensport. Een<br />

studie naar verminderd presteren bij dravers<br />

toonde aan dat, in 92.9% van de onderzochte<br />

paarden met een bijgeluid, dit niet gepaard<br />

ging met echocardiografische afwijkingen.<br />

Gecompenseerde AV regurgitatie zonder de<br />

aanwezigheid van morfologische klepveranderingen<br />

en zonder atriumdilatatie wordt<br />

over het algemeen ook goed getolereerd bij<br />

sportpaarden en lijkt hooguit slechts langzaam<br />

te veranderen. Indien er als gevolg van<br />

kleplekkage verminderd presteren optreedt,<br />

is dit meestal een LAV lekkage, eventueel<br />

met secundair atriumfibrillatie. Slechts zel-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 124<br />

den leidt alleen een RAV insufficiëntie tot<br />

hartfalen en een relatie met prestatie is niet<br />

vastgesteld ondanks de hoge prevalentie bij<br />

sportpaarden. Of er sprake is van een gecompenseerde<br />

toestand bepaalt de hartfrequentie<br />

en het hartritme. Echocardiografie en arbeid<br />

ECG’s leveren belangrijke informatie op over<br />

eventuele remodellatie en het bestaan van arbeidsgeïnduceerde<br />

aritmiën die de prestatie<br />

wel negatief kunnen beïnvloeden. Relevante<br />

kleplekkages gaan nogal eens gepaard met<br />

een fremitus op de thoraxwand.<br />

AO insufficiënties komen het minste voor<br />

bij het sportpaard en worden vaker vastgesteld<br />

bij middelbare tot wat oudere paarden.<br />

Nogal eens zijn er onregelmatig verdikte<br />

klepveranderingen te zien. Vaak begint het<br />

vanaf 10 jaar met een 1-2/6 souffle om heel<br />

langzaam te verergeren. Of de lekkage de<br />

prestatie beïnvloedt, hangt natuurlijk af van<br />

de mate van lekkage en al dan niet aanwezigheid<br />

van morfologische (klep) afwijkingen.<br />

Daarnaast ook van de intensiteit van<br />

het werk dat het paard doet maar zelden is<br />

het zodanig ernstig dat het de prestatie beinvloedt.<br />

Het uiteindelijk gevolg ervan bij<br />

progressie van de lekkage is ventrikeldilatatie<br />

en een volume overload. Omdat het<br />

gedilateerde ventrikel gepaard gaat met een<br />

verhoogde afterload neemt de zuurstof behoefte<br />

van het hart toe. Echter, omdat de<br />

coronaire perfusie als gevolg van de verminderde<br />

diastolische AOdruk verminderd<br />

is, kan dit leiden tot zuurstof tekort van<br />

de hartspier. Al met al veroorzaakt dit een<br />

verhoogd risico op ventriculaire ritmestoornissen<br />

tijdens (zware) arbeid. Omdat niet<br />

te voorspellen is bij welk dier en in welke<br />

mate de situatie zal verergeren is het nodig<br />

paarden met een AO insufficiëntie, waarbij<br />

tevens klepafwijkingen te zien zijn, goed te<br />

monitoren.<br />

Al met al is de overall conclusie dat weinig<br />

betekenisvolle kleplekkages veel voorkomen<br />

bij getrainde volbloeden als gevolg van<br />

cardiale adaptatie aan training. Bij warmbloeden<br />

is veel minder onderzoek gedaan op<br />

dit gebied, mede ook omdat de fysieke training<br />

op uithoudingsvermogen veel minder<br />

bepalend is voor de prestatie bij dressuur<br />

en springpaarden en daarom performance<br />

slechter objectief te scoren is met dit doel.


IXg Longbloeden in relatie tot klepinsufficiënties<br />

Bij getrainde volbloeden werd geen relatie<br />

aangetoond tussen EIPH en de leeftijd, het<br />

gewicht en aanwezigheid van RAV of LAV<br />

klep regurgitatie. Wel bleek de RV diameter<br />

groter te zijn bij paarden lijdende aan<br />

longbloedingen. Dit suggereert dan ook dat<br />

trainingsadaptaties leidende tot remodelleren<br />

van de RV samenhangt met factoren die<br />

EIPH tot gevolg hebben. Mogelijk dat de veronderstelde<br />

verhoogde volume belasting aan<br />

beide fenomenen ten grondslag ligt.<br />

IXh Aftrainen en het effect op cardiale<br />

dimensies<br />

Bij de mens leidt aftrainen tot verminderde<br />

linker ventrikelafmetingen, vermindering<br />

van linker ventrikelhypertrofie en vermindering<br />

in bloedvolume, dat al kan optreden<br />

binnen 3-8 weken na stoppen van training,<br />

ook al werd ervoor een jarenlange intensieve<br />

training beoefend.<br />

Langdurige matige zware arbeid kan een<br />

vermindering geven van linker ventrikel<br />

functioneren als gevolg van zogenaamde<br />

cardiale vermoeidheid. Dit effect, bij mens<br />

en paard bekent, kan 2-6 uur na belastende<br />

arbeid aanhouden. Het vermoeden bestaat<br />

dat verminderde coronair perfusie een factor<br />

is die eraan bij kan dragen, maar hoe dit<br />

dan tot stand komt, blijft onduidelijk. Bij de<br />

mens kan door de fysiologische toename van<br />

ventrikelmassa als aanpassing aan training,<br />

nieuwvorming van coronaire capillairen<br />

geinduceert worden. In hoeverre dit bij paarden<br />

gebeurt, is onbekend. Een ander idee is,<br />

dat een overmaat aan vrije radicaalvorming<br />

en vrije vetzuurproductie als gevolg van aerobe<br />

arbeid, leidt tot depressie van myocardfunctie.<br />

Dit weerspiegelt enigszins de resultaten van<br />

een studie naar aftrainen van een groep 3-4<br />

jarige dravers die 34 weken hoge intensiteit<br />

lopende band training hadden gekregen. Aftrainen<br />

leidde tot een vermindering van cardiale<br />

dimensies over een langere tijd (tot 12<br />

weken) terwijl indicatoren van hartfunctie<br />

toenamen of gelijk bleven. Na initiële verbetering<br />

van diverse parameters die hartspierfunctie<br />

beschrijven trad een vermindering<br />

op. Pre-ejectie periode en ejectietijd<br />

verminderden de eerste week van aftrainen<br />

om erna vrij constant te blijven. Hiermee<br />

vertoonden ze dus dezelfde training gerelateerde<br />

trend als de cardiale afmetingen. Een<br />

andere conclusie was dat B-mode area metingen<br />

een wat reëlere afspiegeling zijn van<br />

ventriculaire functie dan M-mode metingen.<br />

HF veranderingen als gevolg van training of<br />

aftrainen worden bij het paard niet waargenomen,<br />

terwijl er geen aanwijzingen zijn dat<br />

afterload verandert door aftrainen. Net als bij<br />

de mens leidt aftrainen tot een vermindering<br />

van preload (lees bloedvolume). Er bestaat<br />

het vermoeden dat de initiële verbetering<br />

van hartfunctie parameters in de eerste week<br />

van aftrainen het resultaat zijn van de bij<br />

de mens bekende periode van cardiale vermoeidheid.<br />

Deze parameters worden beïnvloed<br />

door hartfrequentie, preload, afterload<br />

en myocardiale contractiliteit. Echter, het is<br />

niet mogelijk deze factoren los van elkaar te<br />

onderzoeken. Ook verminderde myocardiale<br />

contractiliteit wordt niet waargenomen bij<br />

het paard als gevolg van aftrainen. Het meest<br />

waarschijnlijk is dan ook dat veranderingen<br />

voor een belangrijk deel het gevolg zijn van<br />

afname in preload oftewel bloedvolume. In<br />

het algemeen kan geconcludeerd worden dat<br />

aftrainen over een periode van 12 weken leidt<br />

tot afname van cardiale afmetingen en indicatoren<br />

van hartfunctie. Deze afname trad<br />

veelal pas op na 4 weken aftrainen.<br />

IXi Hartfrequentie monitoring tijdens of<br />

rondom arbeid<br />

De hartfrequentie is afhankelijk van de<br />

leeftijd, het ras, het lichaamsgewicht en periode<br />

van de dracht. Omdat het paard een<br />

dier is dat erg gemakkelijk te exciteren is, is<br />

er eigenlijk niet sprake van 1 hartfrequentie<br />

maar zou het aangeven van een range<br />

de werkelijkheid meer weerspiegelen. De<br />

rustfrequentie kan zo laag zijn als 24 slagen<br />

per minuut en deze rustfrequentie zou vaker<br />

gevonden worden in getrainde paarden<br />

die fit zijn. Anticipatie van het paard op de<br />

arbeid die gaat komen kan leiden tot hartfrequenties<br />

in rust van 50 tot wel 195 slagen<br />

per minuut. Om deze reden is het ook alleen<br />

zinvol hartfrequenties tijdens arbeid te<br />

bepalen als een steady state per snelheid is<br />

opgetreden. Een renpaard is in staat binnen<br />

22-60 seconden de maximum HF te bereiken.<br />

Aan het begin van de arbeid kan een<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 125


elatief overmatig hoge HF optreden als gevolg<br />

van de tijd die nodig is om het slagvolume<br />

te verhogen door bijvoorbeeld de rode<br />

bloedcelreserve uit de milt te mobiliseren<br />

en de spierpomp te optimaliseren, hetgeen<br />

tot 3 minuten kan duren. Hierna volgt even<br />

een daling of een plateau fase om vervolgens<br />

weer langzaam te stijgen.<br />

De hoogst genoteerde HF tijdens maximale<br />

arbeid ligt tussen de 240 en 250 slagen per<br />

minuut, terwijl tijdens steady state intensieve<br />

maximale arbeid een HF van 200-210<br />

gebruikelijk is. Hoewel het herstel na arbeid<br />

tot normaal of voor HF voor arbeid in de<br />

endurance sport van belang wordt geacht bij<br />

de beoordeling van fitheid, is het bij paarden,<br />

die maximale arbeid verrichten minder<br />

bruikbaar als parameter van fitheid, omdat<br />

er zoveel externe factoren van invloed zijn<br />

zoals de omgeving en temperament naast<br />

Hoewel of misschien wel omdat er veel nadruk<br />

ligt op selecteren van fokdieren op<br />

prestatie, is het paard redelijk verschoond<br />

gebleven van aangeboren of verkregen degeneratieve<br />

hartafwijkingen. In de literatuur<br />

wordt een verhoogde incidentie aangegeven<br />

van het voorkomen van een VSD bij showarabieren<br />

en raden sommige auteurs af om<br />

te fokken met betrokken dieren. Bij de mens<br />

bestaat het aneurysma van de AO in verkregen<br />

en aangeboren vorm. Er wordt gezocht<br />

naar een erfelijke basis bij Friese paarden,<br />

maar ondanks eerdere zoektochten is dit nog<br />

niet bewezen. Toch is, in vergelijking met<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 126<br />

duur en intensiteit van de arbeid. Bij renpaarden<br />

is het niet ongewoon dat de polsfrequentie<br />

pas na een uur op 60-70 slagen<br />

per minuut terug is na renactiviteiten. Na<br />

werken op rond de 15 m/s gedurende 300-<br />

8000 meter werd na een uur pas een HF<br />

waargenomen van rond de 44 slagen per<br />

minuut. Dravers toonden een normale hartfrequentie<br />

een uur na 1600 meter draven op<br />

11.4 m/s. De richtlijn is dat bij submaximale<br />

steady state arbeid op snelheden van 5-8.5<br />

m/s gedurende 3-5 minuten de HF in 20-30<br />

minuten herstelt tot normale frequenties.<br />

Training zou geen effect hebben op herstelsnelheid.<br />

Er zijn echter wel publicaties dat<br />

endurance training wel zou kunnen leiden<br />

tot een significant kortere herstel tijd. De<br />

hartfrequentie meten na arbeid is erg afhankelijk<br />

van omgevings factoren en is als maat<br />

voor fitheid niet heel accuraat.<br />

X Selectief fokbeleid op performance en<br />

hartafwijkingen<br />

gezelschapsdieren, de incidentie van aangeboren<br />

gebreken laag. Cardiomyopathiën,<br />

congenitale en verkregen myxomateuze en<br />

dysplastische klepabnormaliteiten, komen<br />

relatief vaak voor bij de mens, hond en kat<br />

maar niet bij het paard. Oftewel, zoals humorvol<br />

beschreven door onderzoekster en<br />

clinicus Lesley Young: “The yard cat, or the<br />

horse’s riders, are both much more likely to<br />

suffer premature-onset diastolic heart failure<br />

or sudden death due to inherited hypertrophic<br />

cardiomyopathy or coronary artery<br />

disease than the horse munching hay in his<br />

stable”.


XI Aanbevolen literatuur<br />

(volledige lijst met 181 titels opvraagbaar bij eerste auteur).<br />

Buhl, R., Erscbøl, A.K., Larsen, N.H., Eriksen, L. and Koch, J., 2007. The effects of detomidine,<br />

romifidine or acepromazine on echocardiographic measurements and cardiac function<br />

in normal horses. Veterinary Anaesthesia and Analgesia, 34(1), pp. 1-8.<br />

Gehlen, H., Marrnette, S., Rohn, K., Kreienbrock, L. and Stadler, P., 2005. Day to day variability<br />

of left ventricular echocardiographic parameters by repeated measurement at 3 days<br />

in trained and untrained warmblood horses. Deutsche tierarztliche Wochenschrift, 112(2),<br />

pp. 48-54.<br />

Marr, C.M. and Reef, V.B., 1995. Cardiac arrythmias. The Horse diseases and clinical management.<br />

Philadelphia: W.B. Saunders Compagny, pp. 137-156.<br />

Marr, C.M., Reef, V.B., Brazil, T.J., Thomas, W.P., Knottenbelt, D.C., Kelly, D.F., Baker,J.R.,<br />

Reimer, J.M., Maxon, A.D. and Crowhurst, J.S., 1998. Aorto-cardiac fistulas in seven horses.<br />

Veterinary Radiology and Ultrasound, 39(1), pp. 22-31.<br />

Martin JR., B.B., Reef, V.B., Parente, E.J. and Sage, A.D., 2000. Causes of poor performance<br />

of horses during training, racing, or showing: 348 cases (1992-1996). Journal of the American<br />

Veterinary Medical Association, 216(4), pp. 554-558.<br />

Maxon, A.D. and Reef, V.B., 1997. Bacterial endocarditis in horses: Ten cases (1984-1995).<br />

Equine veterinary journal, 29(5), pp. 394-399.<br />

Reef, V.B., 1995. Heart murmurs in horses: determining their significance with echocardiography.<br />

Equine veterinary journal.Supplement, (19), pp. 71-80.<br />

Reef, V.B., Clark,E.S., Oliver, J.A. and Donawick, W.J., 1986. Implantation of a permanent<br />

transvenous pacing catheter in a horse with complete heart block and syncope. Journal of<br />

the American Veterinary Medical Association, 189(4), pp. 449-452.<br />

Reef, V.B. and Spencer P., 1987. Echocardiographic evaluation of equine aortic insufficiency.<br />

American Journal of Veterinary Research, 48(6), pp. 904-909.<br />

Reef, V.B. 1995. Heart murmurs in horses: determining their significance with echocardiography.<br />

Equine Veterinary Journal.Supplement. 71-80<br />

Reef, V.B., Whittier, M. and Allam, L.G., 2005. Echocardiography. Clinical Techniques in<br />

Equine Practice, 3(3), pp. 274-283.<br />

Riedesel, D.H., 2004. The Heart: Gross Structure and Basic Properties. In: W. Reece O.,<br />

ed, Duke’s physiology of domestic animals. 12th edn. Ithaca: Cornell University Press, pp.<br />

192-204.<br />

Riedesel, D.H. and Knight, D.H., 2004. Mechanical Activity of the Heart. In: W. Reece O.,<br />

ed, Duke’s physiology of domestic animals. 12th edn. Ithaca: Cornell University Press, pp.<br />

192-204.<br />

Slater, J.D. and Herrtage, M.E., 1995. Echocardiographic measurements of cardiac dimensions<br />

in normal ponies and horses. Equine veterinary journal.Supplement, (19), pp. 28-32.<br />

Van Der Linde-Sipman, J.S., Kroneman J., Meulenaar, H. and Vos, J.H., 1985. Necrosis and<br />

rupture of the aorta and pulmonary trunk in four horses. Veterinary pathology, 22(1), pp.<br />

51-53.<br />

Wijnberg, I.D., Van Der Kolk, J.H. and Hiddink, E.G., 1999. Use of phenytoin to treat digitalis-induced<br />

cardiac arrhythmias in a miniature Shetland pony. Veterinary Record, 144(10),<br />

pp. 259-261.<br />

Wijnberg, I.D. and Ververs, F.F.T., 2004. Phenytoin sodium as a treatment for ventricular<br />

dysrhythmia in horses. Journal of Veterinary Internal Medicine, 18(3), pp. 350-353.<br />

Young, L.E., 2003. Equine athletes, the equine athlete’s heart and racing success. Experimental<br />

physiology, 88(5), pp. 659-663.<br />

Young, L.E., Rogers, K. and Wood, J.L.N., 2008. Heart murmurs and valvular regurgita-<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 127


tion in thoroughbred race-horses: Epidemiology and associations with athletic performance.<br />

Journal of Veterinary Internal Medicine, 22(2), pp. 418-426.<br />

Young, L.E. and Wood, J.L., 2000. Effect of age and training on murmurs of atrioventricular<br />

valvular regurgitation in young thoroughbreds. Equine veterinary journal, 32(3), pp. 195-<br />

199.<br />

Zucca A,E., Ferucci, F., Stancari, G., Saporiti, T. and Ferro, E., 2010. The prevalence of cardiac<br />

murmurs among standardbred racehorses presented with poor performance. Journal of<br />

Veterinary Medical Science, 72(6), pp. 781-785.<br />

D.M. 58e jaargang - No. 1 blz. 128


SPONSOREN:<br />

Uniek in generiek

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!