03.05.2013 Views

Blanco - Kring voor Geschiedenis en Kunst van Deinze en

Blanco - Kring voor Geschiedenis en Kunst van Deinze en

Blanco - Kring voor Geschiedenis en Kunst van Deinze en

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

3799<br />

uitgekleed, schijnt nog ge<strong>en</strong> rust te hebb<strong>en</strong>, want de touw<strong>en</strong> klepper<strong>en</strong> <strong>en</strong> vibrer<strong>en</strong> langs zijn<br />

naakte grijze wiek<strong>en</strong>, als overspann<strong>en</strong> z<strong>en</strong>uw<strong>en</strong> die nog natrill<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de rammel<strong>en</strong>de<br />

bott<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> houterig geraamte. Met bezorgde blikk<strong>en</strong> kijkt mijn mol<strong>en</strong>aar in de asgrauw<br />

geword<strong>en</strong> lucht. Hij schudt het hoofd <strong>en</strong> begint met d<strong>en</strong> kapstander het oud, log gevaarte<br />

naar e<strong>en</strong> andere windstreek te ker<strong>en</strong>. De mol<strong>en</strong> kraakt <strong>en</strong> kreunt geweldig, alsof hij zich<br />

slechts met weerspannig<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>zin liet behandel<strong>en</strong>. De nacht valt in <strong>en</strong> ’t woord is aan de<br />

losgeket<strong>en</strong>de elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. […] Ti<strong>en</strong> uur. De nacht is pikdonker <strong>en</strong> de wind loeit vervaarlijk om<br />

mijn hoog <strong>en</strong> e<strong>en</strong>zaam huisje. Wat kraakt <strong>en</strong> knarst er daarbuit<strong>en</strong> zo klagelijk? Ik schuif ’t<br />

gordijntje weg <strong>en</strong> kijk. Alweer die oude, grijze mol<strong>en</strong>. Wat is hij onrustig <strong>van</strong>avond! Hij, die<br />

eeuw<strong>en</strong>oud is, hij die al zoveel heeft meegemaakt, wat voelt hij toch <strong>voor</strong> dreig<strong>en</strong>donheilspell<strong>en</strong>ds<br />

dez<strong>en</strong> nacht? Voor de tweede maal wordt hij naar e<strong>en</strong> andere windrichting<br />

gekeerd. Mijn mol<strong>en</strong>aar <strong>en</strong> zijn knecht, d<strong>en</strong> hals omwond<strong>en</strong> met bouffantes, de oorklepp<strong>en</strong><br />

neergetrokk<strong>en</strong>, hang<strong>en</strong> <strong>en</strong> zwoeg<strong>en</strong> bij ’t dans<strong>en</strong>d licht <strong>van</strong> e<strong>en</strong> lantaarn, aan d<strong>en</strong><br />

kreun<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> kerm<strong>en</strong>d<strong>en</strong> kapstander. De mol<strong>en</strong> gehoorzaamt, als e<strong>en</strong> groot log beest, dat<br />

gans ontredderd is <strong>en</strong> ge<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> wil meer heeft.” (11 april, pp. 36-37). Ook het ontroll<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

oplegg<strong>en</strong> <strong>van</strong> de mol<strong>en</strong>zeil<strong>en</strong>, <strong>en</strong> het weer oproll<strong>en</strong> er<strong>van</strong> (door Buysse het “uitkled<strong>en</strong>”<br />

g<strong>en</strong>oemd) behoort tot de dagelijkse tak<strong>en</strong> <strong>van</strong> de mulder. Zoals in deze korte notitie, over<br />

e<strong>en</strong> onweer met neerslaande bliksems: “Mijn mol<strong>en</strong>aar heeft in alle haast zijn mol<strong>en</strong><br />

uitgekleed. Nauwelijks is hij weer bov<strong>en</strong> <strong>en</strong> binn<strong>en</strong>, loer<strong>en</strong>d door de kijkgat<strong>en</strong> <strong>van</strong> ’t oud<br />

geraamte, of daar pletst de reg<strong>en</strong> neer […] <strong>en</strong> onmiddellijk daarop e<strong>en</strong> stortvloed.” (1 juni, p.<br />

109)<br />

Buysse observeert de mol<strong>en</strong>aar, maar bemoeit zich niet met di<strong>en</strong>s werkzaamhed<strong>en</strong>. Het is<br />

alsof hij bewust nalaat e<strong>en</strong> voet te zett<strong>en</strong> in de mol<strong>en</strong> zelf. Daarom ook dat in zijn<br />

dagboeknotities elke beschrijving <strong>van</strong> het inw<strong>en</strong>dige <strong>van</strong> de mol<strong>en</strong> ontbreekt. Het <strong>en</strong>ige wat<br />

ons e<strong>en</strong> suggestie geeft <strong>van</strong> het lev<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> het mol<strong>en</strong>lijf, is het avondlijk of nachtelijk<br />

lichtje dat naar buit<strong>en</strong> schijnt. Zoals b.v. in deze passage: “E<strong>en</strong> stevige, zacht-frisse,<br />

gelijkmatige wind blaast uit het helder zuid<strong>en</strong>; <strong>en</strong>, schoon mijn oude mol<strong>en</strong> heel d<strong>en</strong> dag<br />

gewerkt heeft, nog blijft hij doorwerk<strong>en</strong>, gans somberzwart teg<strong>en</strong> het twinkel-licht<strong>en</strong>d<br />

firmam<strong>en</strong>t, met in zijn oude, grijze binn<strong>en</strong>ste het rode lichtje <strong>van</strong> zijn lat<strong>en</strong> arbeid, het lichtje<br />

dat daar brandt, vagelijk zichtbaar tuss<strong>en</strong> de gat<strong>en</strong> <strong>en</strong> de splet<strong>en</strong>, als het steeds warm <strong>en</strong><br />

moedig hart <strong>van</strong> zijn taai, verweerd geraamte […] ’t Is of hij dubbel leefde, nu, met stugge<br />

<strong>en</strong>ergie. Zijn krak<strong>en</strong>d ingewand trilt <strong>van</strong> d<strong>en</strong> stag<strong>en</strong>, noest<strong>en</strong> arbeid <strong>en</strong> zijn grote, lange,<br />

zwarte arm<strong>en</strong> maai<strong>en</strong>, telk<strong>en</strong>s, met hartstochtelijk gebaar, de sterr<strong>en</strong> in d<strong>en</strong> schitter<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />

hemel weg, alsof hij die, in vurig-smacht<strong>en</strong>d <strong>en</strong> illuzievol verlang<strong>en</strong>, naar zich toe wou hal<strong>en</strong>.<br />

Wat is hij groot <strong>en</strong> schoon <strong>van</strong>avond!” (29 oktober, p. 312).<br />

E<strong>en</strong> mol<strong>en</strong> met “e<strong>en</strong> warm <strong>en</strong> moedig hart”! Maar ook Buysse zelf, e<strong>en</strong> man met e<strong>en</strong> hart<br />

<strong>voor</strong> de mol<strong>en</strong>. Zijn dagboek, waarin de mol<strong>en</strong> zich als e<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>d, handel<strong>en</strong>d personage<br />

gedraagt, noodt tot gul <strong>en</strong> overvloedig citer<strong>en</strong>. Maar we moet<strong>en</strong> onze citat<strong>en</strong>oogst toch<br />

<strong>en</strong>igszins beperk<strong>en</strong> <strong>en</strong> will<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> nog verwijz<strong>en</strong> naar één <strong>en</strong>kel fragm<strong>en</strong>t, gedateerd 3<br />

november, net <strong>voor</strong>dat Buysse dat jaar zijn Mol<strong>en</strong>berg verlaat om de winter weer in D<strong>en</strong><br />

Haag te gaan doorbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Deze tekst is bijzonder interessant omdat Buysse hierin ook e<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> ander meedeelt over de geschied<strong>en</strong>is <strong>van</strong> de mol<strong>en</strong>, eertijds bemal<strong>en</strong> door “d<strong>en</strong> alomberucht<strong>en</strong>-<strong>en</strong>-geducht<strong>en</strong><br />

mol<strong>en</strong>aar Van Keirsbilke” (p. 321), e<strong>en</strong> “stoere, roekeloze kerel”,<br />

die bij geweldig stormweer tijd<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> “afgrijselijk<strong>en</strong> Novembernacht…d<strong>en</strong> mol<strong>en</strong>, [met] volle<br />

doek op, maar liet draai<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> tol”, totdat plots “het ganse kruis met as <strong>en</strong> wiel<strong>en</strong> uit de<br />

kap [werd] weggerukt <strong>en</strong> daar b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong> in de diepte <strong>van</strong> het bos krak<strong>en</strong>d neerplofte”. Episch<br />

tafereel, ongetwijfeld, maar zoals in m<strong>en</strong>ig oud epos gedroeg<strong>en</strong> de protagonist<strong>en</strong> zich niet<br />

altijd zo wijs als door de omstandighed<strong>en</strong> vereist.<br />

Bij dit alles valt wel op, heel Zomerlev<strong>en</strong> door, hoezeer Buysse zich met de mol<strong>en</strong> zelf danig<br />

vere<strong>en</strong>zelvigt. Ofschoon zelf ge<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>aar, heeft hij het <strong>voor</strong>tdur<strong>en</strong>d over “mijn oude<br />

mol<strong>en</strong>”, die hem bijna e<strong>en</strong> vader is. Zoals in deze korte beschouwing (27 oktober, p. 308):<br />

“Wat doet het goed na die beproeving weer terug te ker<strong>en</strong> bij d<strong>en</strong> oud<strong>en</strong> grijz<strong>en</strong> mol<strong>en</strong>, die<br />

daar in de sombere schemering op mijn komst schijnt te wacht<strong>en</strong>, als e<strong>en</strong> grijze, wijze<br />

aartsvader, die de ongerijmde uitspatting<strong>en</strong> <strong>van</strong> zijn zoon afkeurt, zonder die met geweld te<br />

Wij dank<strong>en</strong> u <strong>voor</strong> uw lidmaatschap <strong>en</strong> steun!

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!