03.05.2013 Views

Blanco - Kring voor Geschiedenis en Kunst van Deinze en

Blanco - Kring voor Geschiedenis en Kunst van Deinze en

Blanco - Kring voor Geschiedenis en Kunst van Deinze en

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

3797<br />

atelier, hoog bov<strong>en</strong> de omligg<strong>en</strong>de Leievlakte, bleek e<strong>en</strong> unieke observatiepost te vorm<strong>en</strong>,<br />

<strong>van</strong> waaruit Buysse rondomrond e<strong>en</strong> schitter<strong>en</strong>d uitzicht had. Zijn dagboek, dat e<strong>en</strong><br />

spontane m<strong>en</strong>geling is <strong>van</strong> “rake observaties, lyrische impressies <strong>en</strong> mijmering<strong>en</strong>”, getuigt<br />

<strong>van</strong> e<strong>en</strong> “liefdevolle aandacht <strong>voor</strong> de gang der seizo<strong>en</strong><strong>en</strong>”.<br />

Het is evid<strong>en</strong>t dat de windmol<strong>en</strong> zelf in dat dagboek e<strong>en</strong> promin<strong>en</strong>te rol speelt. Bé Stolk, e<strong>en</strong><br />

dame uit Buysses Haagse vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>kring die hem in oktober 1911 in Afsnee bezocht,<br />

beschrijft, na haar bezoek aan de Deurlese mol<strong>en</strong>site, “de oude mol<strong>en</strong> <strong>van</strong> donker hout, die<br />

vleermuisachtig zijn wiek<strong>en</strong> uitspreidt teg<strong>en</strong> d<strong>en</strong> heuvel [die] is begroeid met dicht, laag<br />

geboomte <strong>en</strong> bov<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> plateau, <strong>van</strong> waar m<strong>en</strong> ver in alle richting<strong>en</strong> het panorama<br />

overziet. Maar de mol<strong>en</strong> moet blijv<strong>en</strong> bestaan; <strong>en</strong> de mol<strong>en</strong>aar zal er zijn werk blijv<strong>en</strong><br />

verricht<strong>en</strong>” 3 .<br />

Verspreid over het hele dagboek, vermeldt Buysse de mol<strong>en</strong> ruim veertigmaal 4 , de <strong>en</strong>e keer<br />

al iets uitvoeriger dan e<strong>en</strong> andere. Het bijzondere aan Buysses omgang met de mol<strong>en</strong><br />

bestaat erin dat hij hem personaliseert, als e<strong>en</strong> autonoom wez<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> ziel als het<br />

ware. Maar lat<strong>en</strong> we eerst de auteur, Buysse zelf, in dit verhaal introducer<strong>en</strong>. Op 29 april<br />

schrijft hij (pp. 61-62): “Op d<strong>en</strong> rug lig ik uitgestrekt, met de og<strong>en</strong> naar de hemel-blauwe<br />

lucht. De wind die hard over mij he<strong>en</strong> blaast, doet de berk<strong>en</strong>heesters door elkander<br />

schudd<strong>en</strong>. […] Over al die dolle wispelturigheid gaat telk<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> der w<strong>en</strong>tel<strong>en</strong>de<br />

mol<strong>en</strong>zeil<strong>en</strong>, als e<strong>en</strong> geweldige tuchtroede in bred<strong>en</strong> zwaai t<strong>en</strong> hemel op, alsof die oude,<br />

grijze werker daaromhoog het spel t<strong>en</strong> str<strong>en</strong>gste laakt.”<br />

Die “oude, grijze werker” komt Buysse <strong>voor</strong> als e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>zame reus, e<strong>en</strong> god<strong>en</strong>zoon, e<strong>en</strong><br />

titaan (in de Griekse mythologie e<strong>en</strong> zoon <strong>van</strong> Uranus <strong>en</strong> Gaia): Wat e<strong>en</strong> rust, wat e<strong>en</strong> stilte.<br />

De oude, somber-grijze mol<strong>en</strong> rijst in zijn e<strong>en</strong>zaamheid, gelijk e<strong>en</strong> kalme, wijze Titan naar<br />

d<strong>en</strong> hemel <strong>en</strong> door het latwerk <strong>van</strong> zijn roerloos-naakt-gekruiste wiek<strong>en</strong>, die zo lang <strong>en</strong><br />

zoveel hebb<strong>en</strong> gewerkt, flonker<strong>en</strong> de sterr<strong>en</strong> als lieflijk zacht-strel<strong>en</strong>de og<strong>en</strong>.” (2 april, p. 21).<br />

De seizo<strong>en</strong><strong>en</strong>, met hun wissel<strong>en</strong>de weersomstandighed<strong>en</strong>, blijk<strong>en</strong> e<strong>en</strong> grote invloed op het<br />

humeur <strong>van</strong> die oude reus uit te oef<strong>en</strong><strong>en</strong>. Tijd<strong>en</strong>s het noodweer (19 april, p. 46) bij<strong>voor</strong>beeld:<br />

“De oude mol<strong>en</strong> werkt niet. Als met e<strong>en</strong> brommig-stug gezicht staat hij naar di<strong>en</strong> woest<strong>en</strong><br />

strijd der elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> te kijk<strong>en</strong>. Zijn grijze, naakt-geraamte-wiek<strong>en</strong> [d.i. zonder zeil<strong>en</strong>, P.H.]<br />

druip<strong>en</strong> <strong>van</strong> d<strong>en</strong> reg<strong>en</strong> <strong>en</strong> geheel zijn oude karkas schudt <strong>en</strong> trekt, alsof hij koorts heeft.”<br />

Maar er werkloos bij staan doet de mol<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> goed: “Mijn oude mol<strong>en</strong> heeft sinds dag<strong>en</strong><br />

niet gewerkt. Wat had hij toch? Was hij ook treur<strong>en</strong>d over vervlog<strong>en</strong> illuzies, hij die reeds<br />

zoveel gezi<strong>en</strong> <strong>en</strong> ondervond<strong>en</strong> heeft <strong>en</strong> weet hoe weinig blijft <strong>en</strong> hoe oneindig veel vergaat.<br />

[…] Nu staat hij stil <strong>en</strong> uitgekleed met zijn peinz<strong>en</strong>d, oud gezicht naar ’t purper-glanz<strong>en</strong>d<br />

west<strong>en</strong> toegekeerd. Hij schijnt te mijmer<strong>en</strong> <strong>en</strong> te zucht<strong>en</strong>: ‘Ik b<strong>en</strong> zo oud <strong>en</strong> heb zoveel<br />

gewerkt; laat mij nu maar met rust.’ De avond taant in grijzigheid <strong>en</strong> langzaam komt iets<br />

triestigs in de stille atmosfeer. De oude mol<strong>en</strong> lijkt e<strong>en</strong> teer-besnaard, fijn-voel<strong>en</strong>d wez<strong>en</strong>, in<br />

stemming met d<strong>en</strong> weemoed <strong>van</strong> het uur <strong>en</strong> de omgeving.” (6 mei, pp. 75-76). En e<strong>en</strong><br />

andere keer, bij e<strong>en</strong> loei<strong>en</strong>de l<strong>en</strong>testorm: “Mijn mol<strong>en</strong>aar heeft zijn mol<strong>en</strong> niet durv<strong>en</strong><br />

aankled<strong>en</strong> <strong>en</strong> het naakt, oud, grijs geraamte staat gans te trill<strong>en</strong> <strong>en</strong> te bev<strong>en</strong> <strong>en</strong> de wilde<br />

stormlucht als ’t ware nijdig aan te grijnz<strong>en</strong>. Ja, hij lijkt vertoornd, mijn oude, eerbiedwaardige<br />

mol<strong>en</strong>. Hij schijnt verwoed te bromm<strong>en</strong>: ‘Waarom al dat nutteloos geweld dat mij toch niet<br />

der<strong>en</strong> kan’” (12 juni, p. 125). Of bij troosteloos reg<strong>en</strong>weer: “O, dat grijs, e<strong>en</strong>tonig watergiet<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> e<strong>en</strong> eindloos-lang<strong>en</strong> zomerreg<strong>en</strong>dag! Woei het maar, dan zou althans de mol<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>.<br />

Maar ook die goede, oude reus staat daar <strong>van</strong>daag roerloos <strong>en</strong> verlat<strong>en</strong> <strong>en</strong> het water zijpelt<br />

langs zijn lange, naakte, hout<strong>en</strong> arm<strong>en</strong> <strong>en</strong> heel zijn ruig-verweerde lichaam schijnt <strong>van</strong><br />

overstelp<strong>en</strong>d wee te schrei<strong>en</strong>.” (20 juni, p. 135).<br />

Maar dan komt, eindelijk, opnieuw het mom<strong>en</strong>t om aan het werk te slaan: “De wind steekt op<br />

<strong>en</strong> loeit; <strong>en</strong> mijn oude, grijze mol<strong>en</strong>, die gister<strong>en</strong>, als e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s, d<strong>en</strong> gans<strong>en</strong> dag vol<br />

spann<strong>en</strong>de belangstelling naar de bedrijvigheid der hooiers met gekruiste arm<strong>en</strong> heeft staan<br />

kijk<strong>en</strong>, kleedt zich nu aan <strong>en</strong> gaat aan ’t werk<strong>en</strong>.” (24 juni, p. 139). Het vrolijke wiek<strong>en</strong>spel<br />

maakt de mol<strong>en</strong> weer jong: “Mijn oude mol<strong>en</strong>, die wek<strong>en</strong> lang gerust heeft, zo, dat ik soms<br />

zijn bestaan vergat, is <strong>van</strong> morg<strong>en</strong> weer aan het werk gegaan. Het is e<strong>en</strong> fris-heldere dag<br />

<strong>van</strong> wind <strong>en</strong> zon; <strong>en</strong> zoals hij daar staat, grijs <strong>en</strong> verweerd op zijn gro<strong>en</strong><strong>en</strong> heuvel, zwaai<strong>en</strong>d<br />

met zijn lange, roodbruine arm<strong>en</strong>, lijkt hij gans opgewekt door nieuwe, jonge lev<strong>en</strong>skracht<strong>en</strong><br />

Wij dank<strong>en</strong> u <strong>voor</strong> uw lidmaatschap <strong>en</strong> steun!

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!