03.05.2013 Views

Ter blijvende gedachtenisse 1824-1869 - Gemeente Leidschendam ...

Ter blijvende gedachtenisse 1824-1869 - Gemeente Leidschendam ...

Ter blijvende gedachtenisse 1824-1869 - Gemeente Leidschendam ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Ter</strong> <strong>blijvende</strong> <strong>gedachtenisse</strong>.<br />

Ten tijde van den Eerw. fr. J. Jackops is het Pastorijhuis in deze gemeente van gronden af geheel nieuw opgerigt;<br />

en gebouwd; dit is gebeurd omtrent den jare 1753 of 54 daaromtrent.<br />

Ten tijde van den Eerw. W. <strong>Ter</strong>horst is de kerk van binnen merkelijk veranderd: het outaar gewid en gemarmerd,<br />

en het plavon gestukadoord, en het houtwerk beschilderd. Deze onkosten zijn bestreken uit penningen van<br />

verkochte Kerk - en Armengoederen, hetwelk plaats gehad heeft ten jare 1820, en van uit welken verkoop de<br />

Kerk ontvangen heeft f. 550.- De andere som van f. 550, die den Armen behoorde, is ook in de Kerke-kas gestort<br />

tot aflossing van Armen-Schulden aan de Kerk, groot zijnde f. 141.-.<br />

In de marge staat:<br />

a) volgens nader berigt is dit zoo niet, maar uit vroeger verkoop; want gemelde verbetering is geschied in 1814.<br />

b) op 11 Augustus van 1819 zijn klok en kerkhof ingewijd door Zijn Amplitui do. J. Cramer.<br />

In het jaar 1819 is onder denzelven Eerw. Heer de tooren op de kerk gesteld, het portaal voor de kerk gesticht en<br />

het kerkhof aangelegd. voor de onkosten hebben de <strong>Gemeente</strong>naren ingeteekend, wordende het tekort door<br />

opbrengst van eene maandelijksche schaal aangevuld.<br />

Bij verrigt van dit werk is de toegang tot de kerk ook merkelijk verfraaid. Dat nu voor de kerk vlakke grond is,<br />

was eertijds met huisjes bebouwd, en het pad naar de kerk bestond uit een gangje, loopende tusschen gemelde<br />

huisjes.<br />

De inteekening heeft over het geheel bedragen de voor de gemeente aanzienlijke somma van f. 2184,- 55 cents<br />

Na afloop van het werk is gebleken, dat gemaakte onkosten te zijn eene somma van:<br />

aan den timmerman f. 1592 - 27½<br />

aan den metselaar 861 - 75<br />

aan den loodgieter 620 - 85<br />

den schilder 165 - 25<br />

f. 3240 - 12½<br />

maar, de later bijgekomene rekeningen hebben het werk bijzonder bezwaard, en schulden (boven verwachting)<br />

doen groeien.<br />

Zie hier dezelve nog aan<br />

den timmerman f. 141 - 43<br />

den smit en aan ijzer 117 - 22½<br />

den schilder 131 - 41<br />

nog aan den smit 115 - 75<br />

leijen 90<br />

lood, blik en aarde 84 - 30<br />

voor den klok zonder klepel NB 420<br />

klepel, beslag etc. 75 - 22<br />

voor het uurwerk 75 - 50<br />

voor gekochte steenen 121- 10<br />

f. 1374 - 43½<br />

door de secretaris C. v. Dijk aan arbeidsloon<br />

nog betaald 704 -60<br />

hierbij van de andere zijde " 3240 - 12½<br />

f. 5319 - 16<br />

Zie daar - zoo ik heb kunnen berekenen - de somme der onkosten bij het aanleggen van toren, portaal en kerkhof.<br />

Er was dus een merkelijk tekort; van hetwelk op gemelde wijze wordt aangevuld.<br />

1817<br />

De Eerw. Heer <strong>Ter</strong>horst heeft in 1817 na vriendelijke vermaning en opwekking, in de gemeente, eene<br />

maandelijksche inteekening voor de behoefte der armen tot stand gebragt. Dezelve heeft nog plaats op elken<br />

eersten Zondag van de maand aan de huizen, maar is in opbrengst merkelijk verminderd, onderscheidene<br />

personen doen die kollecte of verzameling.<br />

In de marge en onder aan de bladzijde staat nog het een en ander, waar ik niet helemaal uitgekomen ben.<br />

1 e over de klok weegt oud gewicht 22½, maar is ….verzwaard.<br />

2 e NB de klok is zwaar, zonder klepel zes honderd twintig ponden oud gewigt; is genaamd Jacobus Laurentius,<br />

heeft tot Doopborgen: Cornelius van Dijk JZn en Cornelia van Wissen, is gekocht voor 34 St.per pond en draagt<br />

dit gegraveerd merk:


Het volgende schrift- en letterlijk gevonden:<br />

Wilsveen<br />

Antwoord en advies gegeven op vordering der R. K. van Wilsveen, wegens het bedelen hunner armen door<br />

Stompwijk in handen gesteld van den Aartspriester (J. Cramer te Amsterdam) door de gedeputeerde Staten van<br />

Zuidholland 4 Febr. 1820.<br />

Het R.K. Armbestuur van Stompwijk heeft met bevreemding gezien hoe dat de Schout van Stompwijk, op<br />

voordragt der R.K. van Wilsveen blijft aandringen om eerstelijk in het bijzonder Aart Borst, thans woonachtig te<br />

Wilsveen, te bedeelen; en ten tweeën ook in de alimentatie van overige armen dier plaats, zooals voorheen<br />

geschied is, te voorzien …….Stompwijk, zonder de grootte onregtvaardigheid en onbillijkheid jegens hare<br />

armenkas te begaan, deze vorderingen en eischen niet kan toestaan: vooreerst wat Aart Borst betreft, zoude<br />

Stompwijk in geene deele daartoe verpligt kunnen worden, vermits ik in het zekere geïnformeerd ben, dat Aart<br />

Borst tot Soetermeer behoorde, en tevoren, toen Wilsveen nog met Soetermeer vereend was, van de Armenkas<br />

van Soetermeer onderstand heeft genooten; doch welk Armbestuur, nu, uit hoofde dat Wilsveen van hen is<br />

afgescheiden zich niet meer verpligt rekent gen. Aart Borst te bedeelen en hem rekent tot Wilsveen te behooren.<br />

Wat nu het tweeden aangaat, namelijk de alimentatie der Armen van Wilsveen in het algemeen, daarvan oordeelt<br />

Stompwijk zich geheel en al ontslagen te zijn, uithoofde zij door eene nieuwe schikking van den HoogEerw.<br />

Heer Aartspriester (J.Cramer) aan Nootdorp zijn toegevoegd, welke Pastorij, de voordeelen van Wilsveen<br />

genietende, ook natuurlijker wijze de lasten moet dragen.<br />

De redenen daartegen, zoo van den Eerw. Pastoor van Nootdorp als van den Schout ingebragt, doen mijns<br />

bedunkens niets ter zaake, want ofschoon volgens de opgaven van den Eerw. Pastoor van Nootdorp meer<br />

afzonderlijke armbesturen in Zijne gemeente plaats hebben, kan Wilsveen, tot Zijne gemeente behoorende, ook<br />

wel bij een of ander armbestuur derzelven ingelijfd worden, of wel op zichzelven een armbestuur tot Nootdorp<br />

behoorende uitmaken. Aangaande de redenen van den Schout van Stompwijk, vind ik mij verpligt aan te merken,<br />

dat schoon het waar is, dat de R.K.Armen van Wilsveen tevoren door Stompwijk bedeeld zijn geworden, het nu<br />

echter eene verandering in de zaak maakt, dewijl zij eene andere gemeente (in weerwil van gedane reclamatie<br />

door de thans fungerende Pastoor van Stompwijk) zijn toegewezen; en hetgeen toenmaal voor het Kerk- of<br />

Armbestuur deswegens is gedaan en toegestemd, kan als geen regel voor het tegenwoordig armbestuur worden<br />

aangemerkt. Daarboven heeft Wilsveen zoolang als ik Pastoor van Stompwijk ben geweest, geen jota in den<br />

onderstand der Armen van Stompwijk bijgedragen, zoo als volgens opgaaf van den Schout hunne pligt was, wijl<br />

de maandelijkse kollecte in Wilsveen niet toereikende was, om jaarlijks een van hunne armen te bedeelen;<br />

zoodat Stompwijk niet als schade en nadeel bij Wilsveen had.<br />

Dit werd ook door het Armbestuur van Stompwijk reeds lang opgemerkt, doch is zoolang Wilsveen met<br />

Soetermeer vereenigd bleef, op den ouden voet gelaten.<br />

Deze opgegevene redenen zijn naar mijn inzien gegronden voldoende om Stompwijksch Armenkas niet langer<br />

met een last te blijven bezwaren waaronder zij reeds te lang gezucht heeft, en waartoe zij ook niet meer in staat<br />

is, als onvermogend om hare eigene armen te onderhouden en met schuld rijkelijk bezwaard.<br />

De merkelijke verbetering en verfraaijing hunner Kerk moge door sommigen een bewijs van welvaart der<br />

Stompwijksche gemeente aangemerkt worden; het is echter zoo niet, en spruit alleen uit eene bijzondere zucht<br />

tot den Godsdienst voort. Zij hebben zich deswegens genoeg in bezwaar gebragt, waarom thans ook alles nog<br />

niet betaald kan worden.<br />

Als Pastoor van Stompwijk mij dus verpligt vindende, om het welzijn mijner <strong>Gemeente</strong>, en inzonderheid der<br />

armen te bevorderen, verwacht ik van Uwe Amplitudos Regtvaardigheid en billijkheid, nadien de Gedeputeerde<br />

Staten het aan Uw Amplitudo's beslissing overlaten, om Stompwijk van de Armen van Wilsveen te ontheffen ,<br />

en dezelve aan Nootdorp toe te wijzen, of op het zelve te laten eindelijk dient ook tot narigt van Uwe Ampl., dat<br />

ik de zaak in kwestie aan de geheele gemeente heb voorgesteld, welke met eenparige stemmen verklaard heeft,<br />

nimmer die van Wilsveen, zolang zij van Stompwijk afgescheiden blijven, te zullen bedeelen, en, zoo zij<br />

onverhoopt daartoe mogten veroordeeld worden, te zullen ophouden met geven.<br />

22 Febr. 1820 w.g. W.H.<strong>Ter</strong>horst.<br />

Bemerking<br />

Wat de Hoogeerw. Aartspr. op het gemelde beslist heeft, heb ik niet gevonden, doch metterdaad is gebleken te<br />

bestaan, dat de armen van Wilsveen niet meer door Stompwijk worden onderhouden, maar door Nootdorp of<br />

door henzelve.<br />

In de marge: zie hierover meer in dit boek onder het jaar 1831.


Sedert mijn tijd<br />

<strong>1824</strong> merkelijke kerkreparatie<br />

In September <strong>1824</strong> is de kerk aan de kerkhofzijde geheel in het fundament ondervangen, wijl dezelve aldaar ten<br />

eenenmaal verzakte.<br />

Verscheidene palen, zeer lang, zijn ten dien einde in den grond ingeheid, waarop goede fondeerplanken en<br />

menige steenen gelegd zijn.<br />

De boeren hebben tot het heijen hunne knecht gegeven, zooals zij dezelve ook gegeven hebben tot onderscheiden<br />

werk bij het maken van toren en kerkhof.<br />

Zeventig of tachtig jaren geleden was aan de kerk datzelfde werk geschied, en toen is daarvoor, en voor het<br />

collecteraal, bij inschrijving, van de gemeente opgebragt de somme van f. 799 - 57½.<br />

1825 merkelijke huisreparatie<br />

In het jaar 1825 is de zaal voor het eerst behangen en van boven met doek bespannen geworden. Zoo ook is<br />

geverwd geworden de zaal, de gang, het kleine voorkamertje en de trap, alhetwelk in langen tijd geen verwkwast<br />

gezien had.<br />

Dit veroorzaakte groote en extra onkosten, die echter bij inschrijving nagenoeg bestreken zijn geworden. Bij die<br />

gelegenheid heb ik deze aanspraak vooraf laten gaan:<br />

Waarde <strong>Gemeente</strong>!<br />

………….in het huis is eene groote kamer /de zaal/ waaraan in jaren niets gedaan is, en die tevoren gemeenlijk<br />

voor eene rommelkamer gebruikt werd; de deuren, kozijnen en trap beneden is huis zijn ook zeer slecht in de<br />

verwe.<br />

Dit (hetwelk voor mij een bijzonder genoegen zou zijn) dit wilde ik gaarne fraai opgeknapt hebben, maar, de<br />

gewone inkomsten laten die extra-reparatie en verfraaijing niet toe: misschien zal dat al wel 4 a 500 Gl. kosten<br />

hoe nu aan die gelden gekomen? Zal men van de vaste goederen verkoopen? Dit gaat vooreerst niet gemakkelijk;<br />

ten anderen zou daarbij veel verspeeld, en de Kerk van inkomsten verminderd worden. Dien weg moet men dus<br />

niet in slaan. Hoe dan? Hoort …wij, Pastoor en Kerkmeesters hebben iets anders bedacht; en wij zijn in het volle<br />

betrouwen, dat gijl. bereidwillig daaraan zult medewerken.<br />

Het spreekwoord zegt:" Vele handen maken ligt werk" en dit blijft altoos waar; als ieder naar zijn vermogen<br />

daarvan wat doet, dan is het ook spoedig volbragt.<br />

Wij hebben dit gemeend, eene lijst van inteekening te openen, waarop ieder, naar zijn believen zal kunnen<br />

tekenen, wat hij wel geven wil. Hier - hoop ik - zult gijl. aan de verwachting voldoen.<br />

De kerkmrs., volijver voor den Heere, willen dan wel met zo eene lijst aan alle huizen der k. gemeentenaren<br />

rondgaan. Dit zal in deze maand gebeuren.<br />

Men zal op drieërlij wijze kunnen inteekenen: ten 1 e namelijk dat men in de maand Mei in ééns een sommetje<br />

geven wil, ten 2 e wat men geven wil in drie termijnen, waarvan de eerste termijn wezen zal in de maand Mei en<br />

de andere nader bepaald zullen worden; ten 3 e wat men alle weken geven wil.<br />

Velen, zooals werklieden en dienstbodens zoude ik aanraden, alle weken iets te geven. Dit is al de<br />

gemakkelijkste manier, om iets aan te brengen, zonder dat men het gevoelt.<br />

Men kan voor ieder week, als is het nog zoo weinig, iets inschrijven, al is het bijv. maar voor een dubbeltje of<br />

stuiver: en dit is immers toch maar eene kleinigheid? Hoe ligtelijk toch wordt zoo eene kleinigheid van dezen en<br />

genen niet ten onnut vermorst? Dat dan toch op zoo iets niet geziend worde om het Pastorijhuis te onderhouden<br />

en verfraaijen!<br />

Op deze drie manieren zal men dan kunnen inteekenen. De werkelijke inschrijving zal dan gelden van smo April<br />

tot ultimo November dezes jaars. (NB Deze is er niet geweest)<br />

Geliefde <strong>Gemeente</strong>! Wat zal ik Ulieden nu zeggen ter bemoediging? Inderdaad, ik vlei mij met uwe goede<br />

bereidwilligheid. Dat ik mij niet bedriegen mag! Ik heb bevonden, dat gijl. u zoo loffelijk gedragen hebt bij de<br />

intekening voor Toren en Kerkhof; en van harte wenschelijk dat ik U opnieuw met lof belanden mag.<br />

Gij wilt immers, zoowel als ik, dat alle Priesters en ander menschen zeggen en uitroepen: Zoo, Zoo! Dat is hier<br />

knapjes! Dat wordt hier goed onderhouden!<br />

Ten anderen, het Pastorijhuis behoort ook aan het huis Gods. De Dienaren Gods moeten toch eene eerbare en<br />

waardige woning hebben, welke met zijn geestelijk en verheven ambt overeenkomt.<br />

Wat gij dan geeft ter verfraaijing van het Pastorij-huis, dat geeft gij dan ook ter eere Gods: en zal God zulks<br />

onbeloond laten? Welverre! Want een enkele teug water den dorstigen in Zijnen Naam gegeven, wordt van Hem<br />

wel beloond, ja, gelooft het: met de maat, waarmede gij God uitmeet, zal Hij u ook ten allen tijde toemeten.<br />

Ten derden, het belang, dat gij in eenen pastoor in uw midden stelt, dit wekke u dan mede op, om eenige giftjes<br />

aan te brengen. Zoo ter vermeerdering van tevredenheid en genoegen als ter verfraaijing van het huis, hetwelk ik<br />

bewoon, dan dat in eenen onaanzienelijken staat is. Nu, ik berust verder op uwe liefde en bereidwilligheid.


Jongelieden en Dienstbodens, gij zijt mede al lang tot uwe jaren van verstand gekomen; gij beseft dan ook wel:<br />

dat het van groot belang is, een Herder in de gemeente te hebben en denzelven te behouden. Onthoudt u dan ook<br />

niet, om tot het bovengemelde, hetzij wekelijks of ineens of in drie termijnen, een geringen bijdrage te doen. Hoe<br />

klein uwe gift ook is, die zal aangenaam zijn en gehouden worden voor een blijk, dat gij belang stelt in uwen<br />

geestelijken Herder.<br />

Bazen en Vrouwen! Dit verzoek ik dan nog, dat gij de uwen verder gelieft op te wekken, en voor te gaan met<br />

goede voorbeelden. Zoo hebt gijl. mij dan heden gehoord, en ik hoop en wensch nogmaals met goede vrucht.<br />

Narigt, ik, Pastoor ben hierop zelve met de kerkmis de <strong>Gemeente</strong> voorgegaan, zoo bij de verzameling van de<br />

liefdegiften als bij de inteekening tot dezelve.<br />

Deze bijzondere liefdegiften hebben gemaakt de somma van f. 402 - 30. De gemaakte onkosten waren f. 460 -<br />

98½. Uit de Kerke-kas is het tekort aangevuld.<br />

In hetzelven gen. jaar is de huiskapel geplavonneerd en van eene kast voor het zilver voorzien:<br />

Item eene bedstede gemaakt op de voorkamer achter de keuken.<br />

In de marge: Limitatio = begrenzing<br />

Epistula de limitibus<br />

inter<br />

Voorschooten en Stompwijk<br />

Dan volgt een brief van Jan van Banning, die in het Latijn geschreven is. Het Latijn wordt door mij niet beheerst<br />

en is het overnemen van deze tekst heel moeilijk. Voorlopig laat ik dit dus achterwege. Ook de volgende<br />

bladzijde is in het Latijn geschreven.<br />

1826<br />

In dit jaar - 1826 - is de huiskapel met de kamer daarvoor voor den eerste maal behangen, en opnieuws beide<br />

beschilderd. De nok van het huis zeer slecht en lek zijnde.<br />

Verandering in 's Pastoors vast tractement<br />

en<br />

jaarlijksche opbrengst der Gemeen-<br />

tenaren te Stompwijk.<br />

Den 5 April 1826 zijn Pastoor en Kerkmeesters, Wilm van Santen en Jan Brouwer, voor den HoogEerw. Heer J.<br />

van Banning, Aartspriester dezer Missie en wonende te Soeterwoude, verschenen of tezamen geweest.<br />

In deze bijeenkomst is besloten geworden: 1 e 's Pastoors vast tractement in de Statie Stompwijk zal voortaan 's<br />

jaars wederom zijn als voorheen (voor 1809) en bedragen de somma van Zevenhonderd Guldens, Hollandsch<br />

geld. 2 e De parochianen zijn en blijven gesteld op eene jaarlijksche taksatie bij de twee per jaar ommegangen<br />

voor kerk- Pastoor en pastorij, welke ommegangen zullen geschieden in September en Mei. Een elks taksatie is<br />

hier onder te zien. Voor de dienstbodens staat dit vast: die vijftig guldens of daaromtrent winnen, moeten 's jaars<br />

opbrengen tien stuivers; die Zeventig guldens en daarboven winnen, moeten 's jaars opbrengen een gulden. 3 e Dit<br />

overslag of gemelde taksatie is gemaakt, bijzonder ter bestrijding van 's Pastoors met honderd guldens<br />

vermeerderd tractement, hetwelk daarmede is vermeerder geworden, omdat 's Pastoors inkomsten, per jaar, niet<br />

bedroegen de somma van veertien honderd guldens: dit bedrag moesten zij maken, met deze voorwaarden is<br />

tevoren zooals nog menschen heugt, het vast tractement op zes honderd verminderd geworden.<br />

Het bovenstaande is alvast besloten op gemelden datum met authoriteit van den HoogEerw. Heer Aartspriester<br />

voorn. En met goedkeuring en welgevallen van de beide genoemde Kerkmeesters.<br />

In de marge: op de boerderij, schuins over de Korenmolen van Voorschoten, woonden in deze tijd protestanten.<br />

Lijst der gemeentenaren op jaarlijksche<br />

taksatie gesteld.<br />

Deze lijst later toevoegen vanwege het maken van kolommen.<br />

NB tevoren, zoo in het boek is te zien, bedroegen de twee jaarlijksche collecten slechts ruim f. 70. Nu komt de<br />

gemaakte volle taksatie ook nog wel niet; doch de tijd - zoo wij hopen - zal het wel aanvullen ten vollen.


Tempus, vel labor improbus omnia vincit. Dominus Cooperetur! D.w.z.: Door den tijd of door handenarbeid<br />

komt men alles te boven: de Heer zal daartoe medewerken.<br />

NB bovenstaande taxatie hebben wij volgehouden tot in het voorjaar van 1835: in den herfst van gem. jaar<br />

hebben wij de offergiften aan vrije keus gelaten en zulks afgekondigd. Ik vond dit maar het beste, want er wordt<br />

toch op lange naa aan de taxatie niet voldaan en velen hebben er immer over gemord. Ik laat dan nu, bij bekende<br />

twee jaarlijksche collectens, de geloovigen maar offeren naar vrije keus en godsdienstige gezindheid.<br />

Het vorige was immer met netelige moeite gepaard. Ik heb afgekondigd, dat, als 't noodig bevonden wordt, men<br />

gemelde collectens zal verdubbelen, en dus viermaal in 't jaar zal houden: dit worde maar liever gekozen, dan de<br />

vrijheid aan te randen.<br />

1826<br />

Meerdere brieven van J. van Banning in het Latijn!<br />

In de marge: kerk- en huisverbetering.<br />

In dit jaar is de huiskapel en de kamer ervoor beschilderd, en beide voor het eerst behangen<br />

Item achter in de kerk een dwarsmannenbank gemaakt van tien plaatsen, ieder doende per jaar drie guldens, dus<br />

de Kerk vermeerderd met f. 30.-, waarbij nog komen omtrent f. 20,- van het zangkoor, op hetwelk in dit jaar als<br />

tevoren meer plaatsen zijn begonnen verhuurd te worden. Tezamen zijn dus de inkomsten der kerke verhoogd<br />

met f. 50.-<br />

Attentatio felici sum Sunessione<br />

Bij de voormelde aanmerkelijke verbeteringen aan Kerk en Pastorij, (vooral in <strong>1824</strong> en 25) moest ik ter mijner<br />

grieve, nog in een slechten staat laten: het Sacristij, de outaargevel, het ingangportaaltje, de nok en geuten van de<br />

Pastorij.<br />

In mijne bekommering dienaangaande, mog ik gelukkig vernemen, dat onze Provinciale Staten, hier en elders,<br />

subsidie verleenden ter herstelling van onze kerken en Pastorijen.<br />

Ik werd ….. dien weg in te slaan, schoon niet zonder vrees voor welgelukken, wijl mijn Eerw.voorzaat al<br />

vergeefs aan dat kluwtje getornd had.<br />

De stouten schoenen aangedaan, ging ik (Deo fidens) den vervaarden weg maar op met dit rekest.<br />

Aan den WelEdelen Groot Achtbaren, den Heeren Gedeputeerden<br />

Staten van Zuid Holland.<br />

In de marge: Sollicitatio<br />

Geven met schuldigen eerbied ondergeteekende R.K.Pastoor en Kerkmeesters der R.K.<strong>Gemeente</strong> te Stompwijk<br />

te kennen, zich in dringende noodzakelijkheid te bevinden, van aan UwelEd. Grootachtbaren eerbiedig en<br />

opregtelijk bloot te leggen:<br />

Dat aan de R.K.Kerk en Pastorij van gezegde <strong>Gemeente</strong> eene buitengewone reparatie te doen zij; bestaande<br />

eensdeels in eene ondervanging van een dwarsgevel des kerke, welke allengs verzakkende, meer en meer<br />

gevaarlijk wordt en in de vervallen sacristij der kerke met gemelde gevel verbonden geheel af te breken en te<br />

heropbouwen:<br />

Bestaande andersdeels in een zeer noodige verhelping van de kap der Pastorij: dat, naar opneming van<br />

deskundige werkbazen, die gemelde reparatien zullen bevragen de onkosten van ongeveer twee<br />

duizendhonderdvijftig Guldens:<br />

Dat de gemeentenaren, bestaande uit eenige zeer bezwaarde of behoeftige bouwlieden en voor het meerendeel<br />

uit nog minder klasse, tot gemelde hoognoodige reparatien weinig of niets kunnen bijbrengen, hebbende echter<br />

den wille, om naar vermogen alles bij te dragen; doch hetgeen in vergelijking van de onkosten, altoos weinig of<br />

niets zal mogen heeten, zullende veel zijn, als die bijdrage eenhonderd guldens mag uitmaken.<br />

Deshalven is het, dat ondergeteekende Rekestranten zich met hoogen eerbied bij UwelEdelen Groot Achtbaren<br />

vervoegen met nederig verzoek, om gemelde R.K.<strong>Gemeente</strong> met eene toelaag goedgunstelijk bij te staan te<br />

bestrijding van opgegevene onkosten.<br />

Ootmoedig en vastelijk betrouwende op bewezene goedwillige en hulpvaardigheid van UwelEd. Grootachtbaren;<br />

hebben Rekestranten de eere, zich met allen eerbied te teekenen:<br />

UwelEd. Groot Achtbaren nederige dienaren Th.Stoek, R.K.Pastoor, Wilm van Santen, Jan Brouwer,<br />

kerkmeesters. Stompwijk, den 11 December 1826.


1827<br />

In de marge: Rescriptum<br />

Extract uit het verbaal van het verhandelde<br />

bij de Heeren Gedeputeerde Staten van<br />

Zuidholland, den 29 e December 1826.<br />

Is gelezen een adres van den R.K.Pastoor en Kerkmeesters van de R.K.<strong>Gemeente</strong> te Stompwijk, daarbij<br />

verzoekende uit de provinciale fondsen gesubsidieerd te mogen worden tot herstel van derzelver Kerkgebouw en<br />

Pastorij, enz.<br />

is, na deliberatie goedgevonden en verstaan, den Burgemeester van Stompwijk bij deze aan te schrijven, om<br />

namens dezer vergadering aan gen. Pastoor en Kerkmeesters te kennen te geven, dat provinciale fondsen gene<br />

zoodanige uitgaven gedoogen, wanneer acht wordt gegeven op eene bijdrage van slechts f. 100.- die door de<br />

leden der <strong>Gemeente</strong> in het benoodigde ter somma van f. 2150 zoude worden toegebragt:<br />

dat het mitsdien aan deze vergadering voegzaam is voorgekomen, dat de Kerkmeesters nader door deskundigen<br />

de noodige bestekken, met de daartoe behoorende begrootingen van de kosten voor ieder werk afzonderlijk, doen<br />

opmaken; welke stukken vervolgens door tusschenkomst van den Burgermeester aan deze vergadering moeten<br />

worden ingezonden, tegelijk met eene lijst van alle leden der <strong>Gemeente</strong>, met bijvoeging van hetgeen een ieder<br />

van dezelve genegen zoude zijn in de herstellingswerken te contribueren<br />

zullende alsdan ander door deze vergadering worden beraadslaagd. Of door de Provincie, niet zoals nu is<br />

voorgedragen, nagenoeg de geheele som, maar wel eene aan hetgeen door de <strong>Gemeente</strong> zal worden gegeven,<br />

geëvenredigde bijdrage zal kunnen worden verleend.<br />

En zal een afschrift worden gezonden aan den Burgermeester van Stompwijk, enz. (geteekend) niet leesbaar.<br />

Een afschrift van vorenstaande aanschrijving aan mij gedaan, UwEd. Te doen toekomen, zal genoegzaam zijn,<br />

de intentie en het verlangen van Heeren Gedeputeerde Staten van Zuidholland, kennelijk te maken.<br />

Leydschendam, 6 Januarij 1827. De Burgermeester van Stompwijk (get.) Velthuissen.<br />

Door ons hierop geantwoord aldus:<br />

de tietel: Aan den Weledelen enz.<br />

Gezien uit de bescheiden van UwelEd. Groot Achtbaren, op den 29 December jl. omtrent de opgegevene<br />

herstellingswerken aan Kerkgebouw en Pastorij der R.K.<strong>Gemeente</strong> Stompwijk en ons door Burgermeester<br />

toegezonden:<br />

dat UwelEd. Groot Achtbaren verlanget de opgaven der onkosten van ieder werk in het bijzonder; zoo heeft het<br />

R.K.Kerkbestuur van voorn. <strong>Gemeente</strong> met schuldigen eerbied de eere , van het voldoen aan geuit verlangen van<br />

UwelEdelen Grootachtbaren.<br />

Bij nadere herziening en berekening van deskundigen werkbazen zijn de onkosten bevonden als volgt: voor den<br />

timmerman aan het Kerkgebouw, ondervangende een dwarsgevel, een oud sacristij afbrekende, en een nieuw<br />

met een ingangs-portaaltje daarstellende, de somma van f. 750.-<br />

voor denzelfden aan de Pastorij,verhelpende derzelver bouwvallige kap en geuten " 425,-<br />

f.1175.-<br />

voor den metselaar aan het Kerkgebouw, verhelpende gen. dwarsgevel en een nieuw<br />

sacristij opmetselende, de somma van f. 500,-<br />

voor denzelfden aan de Pastorij f. 100,-<br />

voor den loodgieter aan Kerkgebouw en Pastorij f. 186,-<br />

voor den schilder f. 75,-<br />

voor den smit f. 55,-<br />

f. 2091,-<br />

Op het verlangen van UwelEdele Grootachtbaren, tot eene te ontvangen lijst, inhoudende, wat elk gemeentenaar<br />

tot gem. herstellingswerken zou believen bij te dragen, heeft het R.K.Kerkbestuur de eer, met schuldigen eerbied<br />

te zeggen: Het Kerkbestuur is van oordeel, de gemeentenaren niet te mogen bezwaren of moeijelijk vallen met<br />

eene zekere bepaling van giften tot gemeld einde; om reden, dat dezelve voor het meerendeel zeer bezwaarde ja<br />

behoeftige lieden zijn: en om reden, dat door dezelve sedert het jaar 20 aan Kerk en Pastorij zulke aanmerkelijke<br />

reparatien gedaan zijn, tot welker gemaakte onkosten zij nog maandelijks eenige giftjes aanbrengen.<br />

Sedert gem. tijd is hier de voordwarsgevel der Kerk vernieuw - een nieuw kerkportaal aangebouwd - een Tooren<br />

gesticht - een kerkhof, omringd met muren, aangelegen - de eene zijde van de Kerk geheel met hei- en<br />

metselwerk ondervangen - en de Pastorij, beneden merkelijk hersteld; hetgeen al groote onkosten heeft


veroorzaakt, waartoe de <strong>Gemeente</strong> van 's Gouvernements wege, in het minst, niet is gesubsidieerd geworden, en<br />

nu ook nog bezig moet blijven ter aflossing van gem. onkosten.<br />

Van daar, dat het Kerkbestuur zich ook niet heeft durven vleijen met een grooter bijdrag uit de <strong>Gemeente</strong> dan<br />

van f. 100 tot de nu opgegevene reparatien.<br />

Trouwens de genegenheid van UwelEd. Groot Achtbaren tot goedgunstige subsidie voor dezelve bekend zijnde<br />

heeft op de <strong>Gemeente</strong> eenen bijzonderen invloed; zoodat het Kerkbestuur zich nu belooft, uit de <strong>Gemeente</strong> door<br />

onderscheiden kleine kollectens tot voorgemelde onkosten te zullen aanbrengen de somma van f. 450,-<br />

Althans voor deze somma f. 450.- uit de boezem der <strong>Gemeente</strong>, stelt het Kerkbestuur zich borg, in het<br />

betrouwen, dat UwelEdele Grootachtbaren de <strong>Gemeente</strong> tot gemelde reparatien weldadig gelieve te<br />

ondersteunen.<br />

Met allen eerbied teekenen zich UwelEd. Grootachtbaren nederige Dienaren Stoek, pastoor, Kerkmeester.<br />

Stompwijk 25 Jan. 1827.<br />

In de marge: NB in het stuk zijn bestekken gevraagd geworden, dan ik heb aan die vraag op deze wijs maar<br />

voldaan.<br />

Hierop is gevolgd:<br />

Leydschendam 10 Februarij 1827. No. 26.<br />

Ontvangende eene missive van hun Edel Groot Achtbare, de Heeren gedeputeerde Staten van Zuidholland van<br />

den 6 e dezer No. 13 met last, om het R.K.Kerkbestuur van Stompwijk, namens hun, te kennen te geven: zoo bij<br />

dezen geschiedt: dat tot herstel van het Kerkgebouw en Pastorij van Stompwijk eene somma van f. 1600 als<br />

subsidie uit de provinciale fondsen zal worden toegestaan, mits na de aan het Kerkgebouw en de Pastorij te<br />

doene herstellingen blijken:<br />

1 e dat die gebouwen in behoorlijke orde gebragt zijn,<br />

2 e dat daartoe de voorgestelde som van f.2091.- is besteed en<br />

3 e dat de som van f. 450.- welke door de leden der <strong>Gemeente</strong> zullen worden gefourneerd, merkelijk door dezelve<br />

zijn opgebragt.<br />

De Burgermeester van Stompwijk<br />

Velthuissen.<br />

Ons dank-adres<br />

Aan den WelEdelen enz.<br />

Het R.K.Kerkbestuur van Stompwijk is door deszelfs WelEdelen Heer Burgemeester in overmate van vreugde<br />

bekend geworden met de zeer milddadige beschikking van UwelEdelen Groot Achtbaren, op den 6 e dezer,<br />

omtrent de te doene herstellingen aan onze Kerk en Pastorij. Wij achten ons hoogverpligt, niet te mogen<br />

vertoeven, UwelEd. Grootachtbaren deswegens onze schuldigen en erkentelijken dank te betuigen, zooals wij de<br />

eer hebben, bij dezen te doen, belovende, doel en voorwaardens van gem. zoo krachtdadige als gunstelijke<br />

beschikking in het oog te zullen houden.<br />

UwelEd. Enz. nederige en dankbare dienaren, Stoek, pastoor, Kerkmeesters.<br />

Stompwijk, 17 Febr. 1827.<br />

1827<br />

Dit voorjaar heeft de midden-tuin eene andere gedaante gekregen, wijl dezelve een nieuwen aanleg ondergaan<br />

heeft.<br />

De kastanje …. en andere boomgewassen zijn, in dezen tijd, allen voor het eerst er geplant, uitgenomen de<br />

kersenboomen met de makke kastanje, welke maar van plaats veranderd zijn.<br />

In de marge: NB omtrent dezen tijd is ook mijne kwaal begonnen zijnde, behalven de zwakke borst,<br />

voornamelijk de kramp in het bloed: ita medici, ik was toen omtrent 35 jaren oud.<br />

Nieuw Sacrystie<br />

Den 23 April 1827 is men begonnen het oude sacrystie af te breken. Dit had geen fraai voorkomen, want het was<br />

maar met een afdak aan de kerkgevel gebouwd: de oorzaak, dat hetzelve met gen. gevel verzakte was, dat de<br />

kerkpellen ?? en fondeerplank vergaan waren. Bij afbraak is zulks bevonden. De palen waren meest allen nog<br />

wel goed, maar niet het eerst gemelde. De nieuwe fondeering is nu merkelijk lager gelegen, nu, voor dezelve<br />

palen van 25 - 28 voeten lang in den grond geheid te hebben.


Het nieuwe Sacrystie is twee voeten dieper als het oude, waarom binnenwaarts in den grond, eenige palen zonder<br />

vocht staan. De palen onder het oude Sacrystie zijn al zeer verre van elkander bevonden.<br />

Verslag van<br />

de gemaakte kosten ter gemelde herstelling aan Kerk en Pastorij, volgens ingekomene rekeningen.<br />

Rekening van G. Peters, Timmerman f. 962 - 01<br />

P. Delelij, Metselaar 570 - 87<br />

f. 1532 - 88<br />

A.Arens, Loodgieter " 386 - 59<br />

P. van Boven, smit " 41 - 37½<br />

P. Sloots, Schilder " 102 - 68<br />

Uischotten door het Kerkbestuur " 77 - 22½<br />

f. 2140 - 75<br />

Kennisgeving<br />

aan den Burgemeester wegens de afgeloopene werkzaamheden.<br />

WelEdele Heer!<br />

Ik heb de eer UwelEd. vanwege ons Kerkbestuur te berigten, dat de herstellingswerken aan Kerkgebouw en<br />

Pastorij alhier, vermeld den 11 Decemb. 1826 en 25 Jan. jl. en tot welke door WelEd. Grootachtbare Heeren<br />

Gedeputeerde Staten van Zuidholland f. 1600 als subsidie goedgunstelijk werden toegezegd, naar behooren<br />

voltrokken zijn, alsmede: dat de onkosten van gem. werken, volgens nevengaande rekeningen, bedragen de<br />

somma van ------ waartoe uit den boezem der <strong>Gemeente</strong> voorhanden zijn f. 450.- zullende het tekort door het<br />

Kerkbestuur worden aangevuld, en de gedane reparatien ten allen tijde kunnen bezigtigd worden.<br />

Ik het de eer enz. Stompwijk 6 Sept. 1827<br />

1827<br />

Nota<br />

Bij vorenstaande opgave zijn niet berekend geworden de door de <strong>Gemeente</strong> gezondene manschappen, om te<br />

heijen en ander werk te verrigten.<br />

Zoo zijn er, van tijd tot tijd geweest drie en zestig mannen. Indien die betaald hadden moeten worden, was de<br />

som zooveel te grooter geweest. Ook was bij die som de Sacrystie van binnen nog helemaal ruw en in de<br />

grondverw.<br />

2 e De ontvangst van het oude lood is van de gen. opgaaf hier niet afgetrokken.<br />

3 e De onkosten zijn naar gemaakte berekening voor ieder bijzonder werk niet uitgekomen, want wij zijn hier en<br />

daar, ter meerdere fraaiheid van het Sacrystie, van het eerst gemaakte plan afgegaan.<br />

Rekeningen en declaraties zijn op zegels gesteld geweest.<br />

Kwitantie<br />

Uit handen van den WelEd. Heer Burgemeester van Stompwijk, met vernieuwde dankbetuiging, ontvangen de<br />

somma van zestien honderd guldens, door hun WelEdele Groot Achtbare Gedeputeerde Staten van Zuidholland,<br />

aan ons hoogstgunstig toegestaan, uit de Provinciale fondsen, tot herstel van ons Kerkgebouw en Pastorij.<br />

Het R.K.Kerkbestuur van Stompwijk, Stoek, Pastoor, Wilm van Santen Jan Brouwer Kerkmeesters.<br />

Stompwijk den 1 e December 1826<br />

Nieuwe kerkramen<br />

Door een bijzonder buitenkansje ben ik, ook nog dit jaar, aan een fondsje geraakt, om de kerk te kunnen<br />

versieren met twee nieuwe ronde ramen, welke dan ook bij den outaar geplaatst zijn, hopende, dat, in vervolg<br />

van tijd, de overige volgen zullen.<br />

Zie hier wat dezelve hebben gekost:<br />

Rekening van den Timmerman was f. 60 - 58½<br />

Schilder f. 32 - 37½<br />

Metselaar f. 23 - 41<br />

f.116 - 37


NB<br />

Hier is nu bij op te merken, dat de ramen voor dien prijs nog maar in het ruwe staan. Eer zij geheel afgewerkt<br />

zijn, reken ik, zullen er nog bij komen de onkosten van ongeveer f. 12.- Zullende dit in orde staan voor f. 128-37,<br />

uitgenomen nog de gordijnen en roeden.<br />

1828<br />

Vruchtboomen.<br />

In dit jaar geplant deze vruchtboomen: twee morellen boompjes aan de Kerkmuur; een zure kannetjes appelboom<br />

naast de boomgaarde, de druivenwingerden aan de lindeboomen achter het huis. In het vorig jaar twee<br />

perzikenboompjes/ de montanjes/ aan de Sacristij en een abrikoos, die tevoren aan het oude Sacristij was<br />

gehecht.<br />

Waarborg.<br />

Dit jaar voor het eerst Kerk en Pastorij ingelijfd geworden in de Brandwaarborg-Maatschappij te Amsterdam bij<br />

de Jong en Comp. De Kerk is verassureerd voor acht duizend gulden en de Pastorij voor vijf duizend gulden. De<br />

inleg per duizend f. - 25. Kosten van administratie enz. waren voor deze gebouwen gratis. De inleg was<br />

f. 16 - 25, zegel 0 - 50 = f. 16 - 75.<br />

Pastorijverbetering.<br />

In dit jaar is voor het eerst behangen en opnieuw beschilderd de bovenvoorkamer aan de stalzijde.<br />

Kleed in de Sacristij etc.<br />

In dit jaar hebben wij voor het eerst den grond van de Sacristij en binnen den Communiebank met kleed belegd.<br />

In de Sacristij liggen 63½ ellen behalven de voetkleden: binnen den Communiebank liggen, met den voet van<br />

den Communiebank meegerekend, 58¾ ellen. Het kleed in de Sacristij kost met leggen en al 15 stuivers per<br />

vierkante elle. Dat voor het outaar met leggen en als per zelfde maat 12 stuivers de elle. Zonder leggen was de<br />

prijs 13 en 50 stuivers de elle.<br />

Ramen<br />

Dit jaar zijn weer twee nieuwe ramen in de Kerk gekomen, máár eenige <strong>Gemeente</strong>-leden hebben dezelve<br />

bekostigd. Bij mij alleen hebben zij daarvoor ingeteekend: hiertoe waren zij van mij aangezocht.<br />

1829<br />

Ingekomen rekeningen van laatstgemelde Kerkramen:<br />

van den Timmerman f. 66 - 20<br />

Metselaar " 25 - 60<br />

Schilder " 28 - 77<br />

Smit " 2 - 40<br />

f. 122 - 97<br />

NB<br />

De timmerman is hier hooger als bij de vorige omdat in deze vier deurtjes zijn; de metselaar, omdat er meer<br />

gevoegd is en de schilder iets minder, omdat het glas goedkooper was.<br />

Maart. Pastorijverbetering.<br />

In dit jaar is hier voor het eerst betingeld en behangen de bovenachterkamer: nieuwe ramen met groote ruiten<br />

zijn er in geplaatst geworden, wijl de oude met kleine ruiten versleten waren: en dezelfde kamer is met een geel<br />

gladhout opgeschilderd geworden. Een particulier heeft dit alles bekostigd.<br />

De benedenachterkamer is in dit jaar mede opgeknapt: voor het eerst is dezelve bestukadoord; betingeld en<br />

opnieuw behangen, zijnde het oude behangpapier maar geplakt over beschilderd doek. In de schoorsteen zijn drie<br />

nieuwe plaaten gebragt. Het stukadoorsel is aanbesteed geworden voor f. 30, een particulier heeft dit bekostigd:<br />

en verders heb ik nog van iemand voor deze kamer bekomen de somma van f. 10. G. Peeters heeft deze kamer<br />

gratis betingeld. De schoorsteen was tevoren met hout bekleed, maar heb ik dit laten bestukadooren voor f. 12.-<br />

Vruchtboomen.<br />

Dit jaar zijn geplant: een pour madampeer aan de Kerkmuur, een dito dito aan de schutting in de moestuin, een<br />

juttepeer aan de Kerkmuur, een dito dito aan de schutting in de moestuin, twee perzikenboompjes ibidem, een<br />

hoogstam zoete Reinet in de boomgaard, een Komboompje dito ibidem, drie morelboompjes aan de Kerkmuur.


1830<br />

Vruchtboomen.<br />

Zijn geplant: een abricoos aan de houten schutting in den moestuin, een morel aan de muur van het Kerkhof, een<br />

zure schijver in de boomgaarde, de druiven aan de Sacristij. In november van ditzelfden jaar zijn nog geplant in<br />

de boomgaarde half-stammen: een Dirkjes peer, een Kleij -peer, een tulp-appel, een Zoete-veen, een Zoete<br />

Renet, ibidem. Komboomen: vier goud-pippelingen, twee Jesútalemtjes, twee Rene d'ors, twee Agies, in den<br />

midden-tuin: een okkernoot, in de moestuin voor een overleden juttepeer, een leiboom - Kalabas, aan de … Een<br />

montanje -Persik.<br />

1830<br />

Rekwest.<br />

Aan den WelEdelen Grootachtbaren, den Heeren Gedeputeerden Staten van Zuidholland.<br />

Met nederige eerbiedigheid en genoegrijk vertrouwen, geven wij R.K.Pastoor en Kerkmeesters der <strong>Gemeente</strong><br />

Stompwijk aan UwelEdelen Grootachtbaren te kennen:<br />

dat wij wenschen te doen eene aanmerkelijke herstelling aan Kerkgebouw en Pastorij; bestaande ten opzigte van<br />

het Kerkgebouw in eene vernieuwing van de zijramen, welke twaalf in getal zijn; van de planken vloer en eenige<br />

ligbalken onder dezelve, van de lambrizering; in eene geheele opschildering van binnen en buiten; en in eene<br />

herstelling en opwitting van het gestukadoorde plavon.<br />

Bestaande ten opzigte van de Pastorij in eene vernieuwing van acht schuiframen en drie a vier kozijnen, eene<br />

glazen deur, en in eene geheele opverwing van buiten en gedeeltelijke van binnen, met nog ettelijke kleine<br />

noodzakelijke herstellingen.<br />

dat naar opneming van deskundige werkbazen de onkosten van opgegevene herstellingen zullen bedragen de<br />

somma van drie duizend gulden.<br />

dat wij, naar doelmatige opwekking bevonden hebben dat de <strong>Gemeente</strong>naren, niet zonder veel opoffering, tot<br />

gemelde somma zullen bijdragen ongeveer zes honderd gulden, voor welke som het Kerkbestuur althans zich<br />

durft borg stellen.<br />

dat wij overigens, met groote hoop de zoo welbekende en hoogvereerenswaardige behulpzaamheid van UwelEd.<br />

Grootachtbaren eerbiediglijk inroepen ter verdere bestrijking van gemelde onkosten.<br />

UwelEdele Grootachtbaren ootmoedige Dienaren, Stoek R.K.Pastoor, Jaap Groenwegen, Leen Reigersberg,<br />

Kerkmeesters.<br />

Stompwijk, den 1 e Maart 1830.<br />

Dit Rekest met volgenden opgezonden<br />

Aan den WelEd. Heer Burgemeester<br />

Wel Edele Heer!<br />

Wij hebben de eer UwE. dit nevengaande Rekwest toe te zenden, met vriendelijk verzoek, hetzelve onder UwE.<br />

gunstige geleide, zoodra mogelijk ter zijner plaatse te doen komen.<br />

Misschien wordt bij dit Rekest aangemerkt, dat wij, nog niet lang geleden, eenige subsidien hebben mogen<br />

genieten; en dit erkennen wij nog met grooten dank: edoch op gemaakte aanmerking verklaren wij: dat wij de nu<br />

opgegevene herstellingen toentertijd niet durfden aan te roeren, wijl, naar onze gedachten, de kosten dan ineens<br />

zoo groot waren en voor de kas van milde subsidie en voor onze <strong>Gemeente</strong>naren, ten anderen, dat, wanneer de<br />

nu opgegevene herstellingen eenmaal voltrokken zijn, wij het vooruitzigt hebben, van gemelde gebouwen<br />

verders op eigene kosten, in goeden staat te kunnen onderhouden, mits de Hemel ons gelieve te sparen voor<br />

buitengewone rampen en onheilen.<br />

In vertrouwen, dat onze gedachten hare goede en verschoonende reden hebben, teekenen wij ons mee<br />

vriendelijke pligtspleging, met allen eerbied, UwelEd. Ootm. Dien. Mede namens Kerkmeesters, Stoek, Pastoor.<br />

Stompwijk, 1 Maart 1830.<br />

Kennisgeving aan<br />

Zijne Excellentie den Directeur-generaal van den<br />

R.K.Eeredienst<br />

Zijne Excellentie!


Wij hebben de eer uwe Excellentie eerbiediglijk kennis te geven, dat wij den WelEdelen Grootachtbaren Heeren,<br />

Gedeputeerden Staten van Zuidholland, een Rekwest hebben doen geworden, ten doen hebbende, om door hen<br />

WelEd. Grootachtb. krachtdadig te mogen ondersteund worden in het bestrijken van onkosten, die wij te maken<br />

hebben met noodige herstellingen te doen aan ons Kerkgebouw en Pastorij; en tegelijk verzoeken wij met allen<br />

ootmoed, dat Uwe Excellentie ons Rekest met haar veelvermogenden invloed gelieve te beschermen en te<br />

ondersteunen, opdat deszelfs doel niet missen mag.<br />

Uwer Excellentie ootm. als boven.<br />

Stompwijk den 1 e Maart 1830.<br />

1830<br />

Eerste vervolg op vorenstaand Rekest<br />

De WelEd. Grootachtb. Gedeputeerde Staten hebben zeer spoedig na ontvangst van ons Rekest aan onzen<br />

WelEd. Heer Burgemeester beteekend, dat het gemeentebestuur ons rekest zoude adviseren, waarom drie leden<br />

van hetzelve op den 1 Maart hier gekomen zijn, om de door ons opgegevene herstellingen te inspecteren, of die<br />

noodzakelijk waren, welke inspectie inmiddels heeft plaats gehad.<br />

Eenige kleinigheden uitgezonderd, heeft voormeld bestuur alle onze opgegevene herstellingen noodig bevonden<br />

en ons beteekend, dat wij een staat van opgaaf der te makene onkosten, naar verlangen van Gedeputeerde Staten,<br />

moesten doen kaken en opzenden. Ingevolge hiervan is de volgende staat gemaakt en henengezonden op den 14<br />

Maart.<br />

De Timmerman<br />

geeft breedvoerig zijn staat van bestek en kosten gemaakt, welken ik heb opgezonden, zoo dezelve was, en die<br />

inhield de somma van 1637,50.<br />

De Schilder<br />

aan glas voor de kerkramen met het inzetten van de glazen 125,-- voor het verwen van dezelfde ramen 42,-- voor<br />

het verwen der Kerk van buiten 75,--, van idem van binnen 150,--, van de Pastorij van buiten 150,--, van idem<br />

van binnen 75,--, idem voor 166 stuks glazen ruiten aan de Pastorij met het inzetten van dezelve 125,--<br />

De Metselaar aan de Kerk<br />

voor het uitbreken van de oude kozijnen en het inzetten der nieuwe met benoodigd kalk en steen 160,--, voor het<br />

ondervangen der zijmuur van binnen aan de Zuidzijde 50,--<br />

idem aan de Pastorij<br />

voor het uitnemen en inzetten van de raamkozijnen en dakvengsters met herstelling van onderscheidene<br />

dekpannen 80,--<br />

De Stukadoor<br />

voor het opwitten, bijwerken en vernieuwen van plavon, loswerk en zijmuren 200,--<br />

De Smid<br />

voor ankers aan de vloerbinten en andere kleinigheden, als slooten en hengsels 50,--<br />

De Loodgieter<br />

voor nieuw lood in de kielkepers, herstellen en vernieuwen van het lood aan de dakvengsters en schuiframen<br />

100,--. Totaal f. 3019.50. 14 Maart 1830.<br />

In de marge: Conductoria.<br />

Wel Edele Heer! (Burgemeester)<br />

Ik heb de eer UwE. het nevenstaande bestek en opgaaf van te makene kosten toe te zenden. Bij den staat van den<br />

Timmerman heb ik dien van de andere Ambachtslieden maar in het kort overgeschreven en zamengevoegd.<br />

Hopende dat met spoed aan geuit verlangen van WelEd. Grootachtb. Heeren Gedeputeerde Staten, te hebben<br />

mogen voldoen, verblijve ondergeteekende met alle achting en eerbied,<br />

UweEd. Ootm. dien. Stoek, 14 Maart 1830.<br />

Tweede vervolg op ons vorig Rekest.<br />

Den achttien April 1830 is ons een brief gezonden, inhoudende: dat er op ons Rekest dispositie ware gevallen, en<br />

dat ons de executie van deze dispositie geschieden zoud, wanneer wij ons kwamen vervoegen aan de Griffie van<br />

het Gouvernement van Zuidholland, en de daarvoor schuldige zegelgelden voldeden.


's-Gravenhage, 6 April 1830. (W.G.) Dominicus<br />

In de marge: het nommer van 't extract was: No. 216 29 7107 G.S. No. 81<br />

Nu volgt de gevallen dispositie op ons Rekest.<br />

Extract uit het verbaal van het verhandelde bij de Gedeputeerde Staten van Zuidholland: Dingsdag, den 30 Maart<br />

1830.<br />

Zijn gelezen de Requesten<br />

1° van Een<br />

2° van Pastoor en Kerkmeesters der R.K.<strong>Gemeente</strong> van Stompwijk, houdende verzoek om, tot herstel van<br />

dezelves Kerkgebouwen, met het vereischt subsidie uit de Provinc. Fondsen begunstigd te mogen worden: en<br />

wijders gelezen zijnde de deswegens van de daarbij betrokken plaatselijke besturen ingewonnen berigten, vervat<br />

in derzelven missives van den 23 en 27 Maart, is na deliberatie goedgevonden en verstaan: den Requestranten bij<br />

deze te kennen te geven, dat, uit hoofde van de veelzijdige toezeggingen van tegemoetkoming in de herstelling<br />

van R.K. Kerkgebouwen en Pastorijen in deze Provincie, de Provinc. Fondsen niet gedogen, om vooreerst aan<br />

eenige andere <strong>Gemeente</strong>n subsidiën toe te staan, <strong>blijvende</strong> niettemin aan de Requestranten volkomen onverlet,<br />

om, desverkiezende zich tegen het einde van het thans loopende jaar, te dezer zake nader tot deze vergadering te<br />

wenden. En zal extract dezer enz. worden uitgereikt aan Requestranten …. tot informatie.<br />

Voor extract conform de Griffier der Saten van Holland (W.G.) Heijden.<br />

In de marge: copie.<br />

Zie hier, welke herstellingen voorn. <strong>Gemeente</strong>-bestuur specifiek heeft opgeteekend:<br />

Aan de Pastorij:<br />

De gang boven te verwen alsmede een schuifkozijn te repareren. De bibliotheek te verwen en vier schuiframen<br />

er te vernieuwen. Op de zolder vier dakvensters met de kozijnen te vernieuwen. De kielkepers en schotten er te<br />

vernieuwen of te repareren, een nieuwe goot aan de Zuidzijde, twee tafels en een broek ?? op de schoorsteenen,<br />

een bovenvoorkamer te verwen, een kozijn van een bodekamer met de ramen te vernieuwen, voor in de puij twee<br />

nieuwe schuiframen en een kozijn te repareren, twee nieuwe hekpalen en drempel, de glazen achterdeur te<br />

repareren, in de achterkamers beneden vier nieuwe schuiframen, een nieuwe stijl en een kozijn, in de keuken een<br />

nieuw kozijn en raam en dezelve te verwen, het huis van buiten te verwen.<br />

In de kerk:<br />

De lambrizering aan de Zuidzijde te vernieuwen alsmede de muur op onderscheidene plaatsen te ondervangen,<br />

de lambrizering aan de Noordzijde te repareren, de kozijnen en ramen te vernieuwen, de vloer geheel te<br />

repareren, het plavon te repareren alsmede een gedeelte van de kroonlijst, de kerk van buiten en binnen te<br />

verwen.<br />

1830<br />

Drie bladzijden geheel in het Latijn geschreven. Niet overgenomen!<br />

1831<br />

Wilsveen.<br />

Nadere inlichting omtrent Wilsveen, bovenverm. onder het jaar 1812 en 20.<br />

Mijn Eerw. voorzaad omtrent een geval van het Armbestuur door mij geraadpleegd, heeft mij daarop de<br />

volgende missive geschreven:<br />

Oegstgeest den 7 Maart 1831.<br />

Eerw. Heer Vriend,<br />

"Zoodra als het besluit door wijlen den Aartspriester Cramer genomen was, om Wilsveen, dat eerst onder<br />

Soetermeer behoorde, aan Nootdorp toe te voegen, heb ik als eene billijke en regtvaardige zaak qui sensit<br />

commodum, debet sentire et onus, geëischt, en ook verkreegen, dat in het vervolg Stompwijk van den last en het<br />

onderhoud der Wilsveensche armen zoude bevrijd blijven, en tot Nootdorp overgaan: weshalve dan ook de<br />

collecte, die tot dusverre door Stompwijk in Wilsveen gedaan werd, dadelijk gestaakt is geworden, doch wegens<br />

de actens, die in voorgaande jaren waren afgegeven, als algemeen door het Gouvernement erkend wordende, is<br />

(toen) niets beslist geworden, en, zoo ik geloof, ook niet konde geschieden, dewijl het besluit, bij de afscheiding<br />

genomen, slechts het toekomende betrof, en op het voorledene niet kon terugwerken. - eventwel - dunkt het mij -


den tegenwoordigen Aartspriester (J.van Banning te Soeterwoude) die zaak van afgegevene actens van<br />

alimentatie voor gem. scheiding in questie voor te stellen, het beste te zijn, dewijl zijn HoogEerw. door den<br />

overleden Aartspriester met de schikking dier zaak (der bepaling van de Wilsveensche geloovigen te brengen<br />

onder kerkelijke jurisdictie van omliggende Pastorijen) toenmaals is belast geweest. Dan staat er <strong>Ter</strong> Horst.<br />

Ingevolge missive van andere zijde, heb ik mij vervoegd bij den HoogEerw. J. van Banning, Aartspriester en<br />

Pastoor te Soeterwoude, van wien ik bij monde heb het hier volgende.<br />

Het gehuchtje Wilsveen heeft van onheugelijken tijd behoort tot het Kerkgebied van deze Stompwijksche Statie;<br />

dan, ten tijde van den veel zukkelende Pastoor Vinc. Neerinz, die de Statie van Stompwijk heeft bediend van<br />

1770 tot 1781, is er in het Kerkgebied omtrent Wilsveen(non jure sed usu ??) deze verandering gekomen: om<br />

den ziekelijken Staatswille van gem. past. Neerinx - om den ongemakkelijken toegang tot Wilsveen, en om<br />

gemakshalve van de Wilsveeners, heeft hij (voorn. Pastoor) hun toegestaan, zich te mogen vervoegen onder het<br />

Kerkgebied van de Statie aan den Voorweg, wijl zij van de Kerk en Pastorij aldaar maar een klein halfuur waren<br />

afgelegen.<br />

De armen echter van dat gehuchtje bleven aan deze Statie van Stompwijk behooren, waar voor aldaar jaarlijks<br />

werd gekollekteerd door Armmrs. van uit dit Armbestuur, hetwelk dus heeft voortgeduurd tot 1820 of<br />

daaromtrent.<br />

Ten tijde vervolgens, dat de R.K.Kerk aan den Voorweg is gesloopt, en eene nieuwe op Soetermeer is gebouwd,<br />

waardoor de Wilsveeners, naar hun zin te ver van die Kerk geraakten, hebben zij zich geheel ervan afgescheiden,<br />

en door middel van Gouvernementsordonantie gedwong, dat hun zouden worden uitgekeerd hun vermeend<br />

aandeel in de Kerkgoederen van de Kerk aan den Voorweg, tot welke zij nu eenige jaren hadden behoord.<br />

Dit afgedwongen en vermeend aandeel is hun geworden, bestaande in zes honderd guldens met eenige<br />

kerksieraden, hetwelk geraakt is in bezit van eenen (orns Rijneveer, die zeer onvoordeelig befaamd en van deze<br />

moeite de eerste Stokenbrand is) Hoe het met dat aandeel verder zij afgeloopen, is mij onbekend.<br />

De Wilsveeners dus van allen Kerkgebied afgescheiden, zijn eindelijk in 1820 of daaromtrent door den<br />

HoogEerw. Heer Aartspriester J.Cramer z.g. gevoegd geworden onder het Kerkgebied van de Statie te Nootdorp<br />

of Veenweg, want naar Stompwijk wilden zij niet weer terug keeren en naar de Veursche Statie mogten zij niet.<br />

Hunne armen wilden zij nogthans der Stompwijksche Statie blijven opdringen, ofschoon zij er niets meer voor<br />

opbrengden; of zij eischten ook hun aandeel uit de armengoederen dezer Statie, zoo hunne armen ervan<br />

afgescheiden wierden. Dit nu is toen gebleven in de status quo. Ik weet echter niet, dat sedert dien tijd hunne<br />

armen door ons Stompwijksch armbestuur bedeeld geworden zijn. Door ons wordt ook aldaar niets gevraagd<br />

voor den armen. Hoe zij het dus met hunne armen maken weet ik niet, maar ingeval zij nog wilden aandringen<br />

dat wij hunne armen bedeelden; zoude het van maar niet raadzaam zijn, hen met een mooi praatje en eene kleine<br />

bedeeling tevreden te stellen? Dit, dunkt mij, zoude veel moeite sparen: temeer daar mijn Eerw. voorzaad geen<br />

authetiek bewijs kan aanbrengen van zijn bekomene vrijstelling of ontheffing, in zijne missive boven vermeld.<br />

1831<br />

November.<br />

Geplant<br />

In November in de boomgaard hoogstammen: een zoete Job, een zure Rne d'Or, eene witte pruim (halfstam)<br />

genaamd:<br />

Komboomen<br />

Twee witte en een roode Kalvien of wijnappelen, een Bergamot-peer, leiboom, aan de schutting in den moestuin,<br />

met nog onderscheidene bessenboomen in de boomgaard en midden-tuin, een abrikoos aan de muur in de<br />

moestuin, 2 morellen aan de Kerk.<br />

NB<br />

Het boompje met vijfderlei appelen, in 1836 bij de sacristij geplant, is in 1834 en 35 geënt geworden en van mij<br />

gezaaid (in pitje) geweest in de lente van 1825.<br />

De Bergamot-peer, hoogstam in de boomgaarde achter bij 't bosch, is daar geplant in de lente van 1835. Tevoren<br />

had er ook een gestaan, maar ik had er nog geen 10 peeren van geplukt. In 't vuur, in 't vuur dus.<br />

De vier mispelboomen achter 't bosch ten Zuidoosten geplant in de lente van 1835. In 1837 geplant: 1 platte<br />

poire Signor aan de schutting, 1 hoogstam platanus aan den vijver, 1 ronde roode Calvijn in de boomgaard, 1<br />

laagstam kleypeer ibidem, 1 hoogstam juttepeer (dubbele) in midden tuin, 1 hoogstam kastanje kwinax aan den<br />

bermsloot in 't kerkbosch.


1831<br />

den 25 november. Rekest<br />

Op goede hoop aan hebben wij het rekest van 1830 den 1 Maart destijds geteekend, nu herhaald met bijvoeging:<br />

"Dat wij bereids zulks te blijven doen, met herhaling van vorenstaand rekest onder vergunning, van Uwel Edelen<br />

"Grootachtbaren bekomen in de tot ons gerigte dispositie in dato 30 Maart 1830onder No 216 29 en G.S. No. 31<br />

"Doende hierbij tevens opmerken, dat wij, om ligt te … redenen, van erlangde vergunning niet eerder hebben<br />

"durven gebruik te maken, en dat wij om de noodzakelijkheid van genoemde herstellingen, nu niet langer mogen<br />

"uitstellen.<br />

"Met alle verschuldigde eerbied en hoogachting, UwelEdele Grootachtbaren, zeer ootm. dienaren, Stoek,<br />

Pastoor, Jan van Santen en Matthijs van Rijn, Kerkmeesters.<br />

In de marge: No. 1233 29225 G.S. No. 24<br />

Extract uit het verbaal van het verhandelde<br />

bij Gedeputeerde Staten van Zuidholland.<br />

Dinsdag den 20 Decemb. 1831<br />

Is gelezen eene missive van den Burgemeester van Stompwijk 3 dec. 1831 No. 208, ingezonden request van<br />

Pastoor en Kerkmeesters der R.K. <strong>Gemeente</strong> te Stompwijk, strekkende, om tot het doen van vereischte<br />

herstellingen aan derzelver Kerkgebouw en Pastorij, welke begroot zijn op f. 3000 met een subsidie uit de<br />

Provinciale fondsen begunstigd te worden:<br />

En wijders gelezen zijnde het deswegen van den Burgemeester van Stompwijk ingewonnen berigt, vervat in<br />

deszelfs missive van den 9 e dezer No. 212:<br />

is, na deliberatie, goedgevonden en verstaan het R.K.Kerkbestuur van Stompwijk bij deze te kennen te geven,<br />

dat de Provinciale fondsen niet gedogen, om dusdanige subsidien te verleenen, en dat daarteboven over het<br />

deswegens bestemde fonds bereids voor dit en het volgende jaar is beschikt; wordende voorts aangemerkt, dat de<br />

herstellingen eenigzins behooren te geschieden in verband met het vermogen der <strong>Gemeente</strong>.<br />

En zal een afschrift dezer enz. enz. (W.G.) J. van Heijden<br />

NB De Provinciale fonds ons dus niet kunnende helpen, zullen wij in 't volgende jaar een Rekest aan Z.M.<br />

aanbieden, waarvan op de volgende bladzijde copie te vinden is.<br />

1832 In de marge: provincie Zuidholland, <strong>Gemeente</strong> Stompwijk, den 25 Januarij 1832<br />

Rekest<br />

Sire!<br />

Met hoogverschuldigden eerbied en diepe nederigheid geven ondergetekende R.K. Pastoor en Kerkmeesters der<br />

<strong>Gemeente</strong> in Stompwijk aan Uwe Majesteit te kennen:<br />

dat zij in dringende noodzakelijkheid zijn, voor de eerste keer hunnen toevlugt te nemen tot Uwer Majesteit<br />

liefderijke behulpzaamheid om reden:<br />

dat het Kerkgebouw en Pastorijhuis in gezegde gemeente eene aanmerkelijke reparatie hoognoodig behoeft;<br />

bestaande ten opzigte van het Kerkgebouw in eene vernieuwing van de zijramen, van den planken-vloer en<br />

eenige ligbalken onder denzelven, van de lambrizering, in eene geheele opschildering van binnen en buiten, en in<br />

eene herstelling en opwitting van het gestukadoorde plavon:<br />

bestaande ten opzigte van de Pastorij in eene vernieuwing van acht schuiframen en drie á vier kozijnen, eene<br />

glazen deur, en in eene geheele opverwing van buiten en gedeeltelijke van binnen, met nog ettelijke kleine<br />

noodzakelijke herstellingen:<br />

beloopende, naar opgaaf van deskundige werkbazen, de te makene onkosten voor opgegevene werken de somma<br />

van ongeveer drie duizend gulden;<br />

eene somma, die het vermogen van de R.K. gemeentenaren alhier verreweg te boven gaat, om reden, dat dezelve<br />

in de grootte meerderheid maar arme en behoeftige werklieden zijn, dewijl de bouwlieden alhier slechts een goed<br />

dertig tal uitmaken, en nog de meesten deszelver zeer bezwaard zijn;<br />

komen hier nog bij, dat de ledematen tezamen niet meer dan slechts een klein vijfhonderd tal uitmaken; dat zij<br />

tot hier toe nog gedurig kleine bijdragen doen, ten einde de schulden te vereffenen, sedert den jare 1819<br />

gemaakt, door het aanleggen van een nieuw kerkhof met muren om hetzelve; door het daar stellen van een<br />

Tooren met een nieuw voorportaal aan het Kerkgebouw; door het herstellen van de voorgevel en zijmuur<br />

deszelven, die met groote kosten ondervangen en beheijd zijn, en door merkelijke inwendige herstellingen aan de<br />

Pastorij gedaan, zonder eenige subsidie van Regeringswege te hebben durven verzoeken; en dat zij nog al zeer<br />

hun best doen, om in de behoefte hunner armen te voorzien, welke zij tot hier toe, zonder eenige subsidie van<br />

elders hebben onderhouden.


Trouwens Sire!<br />

Hoe gering ook het vermogen van gemelde ledematen zij, zoo hebben zij echter een bijzonder goeden wil geuit<br />

tot voorgenoemde herstellingen, bestaande hierin:<br />

dat zij tot dezelve door menigvuldige kleine giften zullen bijdragen eene somma van zes honderd gulden,<br />

hetwelk hun wel zeer moeijelijk zal vallen, maar waartoe zij zich volgaarne verpligten, in de streelende hoop, dat<br />

het Uwer Majesteit zal mogen behagen, hunne zwakke pogingen genadiglijk te helpen volvoeren.<br />

Sire!<br />

Allereerbiedigst en nederigst leggen wij derhalven ondergeteekende Rekestranten de behoefte en het hoopvolle<br />

verlangen van voornoemde <strong>Gemeente</strong>naren aan Uwen vaderlijke barmhartigheid bloot, met de vurigste bede, om<br />

denzelven genaderijk te gelieven te subsidiëren, ten einde zij met zoovele anderen het waardig genoegen mogen<br />

smaken, van te kunnen roemen: Ziet! de Godsdienst van den Koning heeft ons wél gedaan: zingen wij den<br />

eeuwigen Koning er lof en dank voor: en Leve de Koning!<br />

Sire!<br />

Uwer Majesteit<br />

Zeer ootmoedige dienaren<br />

T. Stoek, Pastoor<br />

Jan van Santen jr. Matthijs van Rijn, kerkmeesters.<br />

In de marge: allocutio ad Regem = toespraak tot de koning.<br />

Dit rekest heb ik dato voorn. aan Z. M., op audientiedag, in handen gegeven, onder aanspraak aan Z. Maj.<br />

Hoofdzakelijk van volgende inhoud.<br />

Sire!<br />

Bij de eerste keer, dat ik de eer en 't geluk mag hebben mij zóó onmiddellijk voor Uwe Maj. te bevinden, wenste<br />

ik vuriglijk Uwer Maj. allereerbiedigst bekend te maken eenige behoefte en noodwendigheid van mijne kerkelijk<br />

gemeente; bestaande hierin:<br />

de Kerk en Pastorij van mijne <strong>Gemeente</strong>, welke tamelijk groote ligchamen zijn, hebben eene aanmerkelijke<br />

herstelling noodig, die door het Kerkbestuur in een Rekest breeder is afgeschetst. Mijne <strong>Gemeente</strong>naren, die<br />

maar een kleine 500 ledematen en verreweg meest armen en behoeftigen zijn, kunnen de te makene onkosten<br />

voor die herstelling op verre na niet bestrijken: maar de verkondiging en gedachtenis, dat Uwe Maj. op zoo vele<br />

plaatsen den Kathol. geloovigen of onderdanen liefdadig ter hulpe gekomen zijt, heeft onder hen een goeden<br />

geest verwekt, zoodat zij met bereidvaardigheid, ofschoon met groote moeite, ten dien einde beloven bij te<br />

dragen eene somma van f. 600,- en de geheele onkosten zullen beloopen ruim f. 3000.-<br />

't Is de eerste maal Sire! dat Uwer Maj. zoodanige behoefte van mijne <strong>Gemeente</strong>naren wordt bloot gelegd en dit<br />

geeft ons te meer bemoediging, om gerustelijk te hopen op Zn. Maj. liefderijke behulpzaamheid, die alom zoo<br />

verblijdend zigtbaar is.<br />

In de marge: inspectie. a) Beijerink, hoofding. en Blaauw, ingenieur. Derzelver bestek heb ik hier voor ingelast.<br />

Den 13 Maart 1832 zijn op last van onze Gouverneur twee heeren van de genie van den Waterstaat gekomen, a)<br />

om de opgegevene reparatien te bezigtigen. In 't kort hadden dezelve hun werk hier verrigt, na afloop ervan<br />

hebben zij nog eene vriendelijke pijp gerookt onder een glaasje wijn: dezelve waren zeer minzaam en vriendelijk<br />

en hebben, zoo ik zeer wél weet, gunstig rapport en opgaaf aan den Gouverneur gedaan, en derzelver bestek is<br />

hier voor ingelast.<br />

In demarge: onderzoeking.<br />

Den 9 April bekwam ik hier op eene missive van onze Burgemeester van volgenden inhoud:<br />

"Mag ik Ueerw. verzoeken mij binnen zes uren te willen doen toekomen een staat der schulden, waarmede het<br />

Kerkbestuur in hun Rekest te berde komen. En tevens op te geven, welke middelen er voor handen zijn, om die<br />

schulden af te dragen:<br />

en ten tweeden of er ook mogelijkheid bestaat eene negotiatie te openen voor die schulden; en ten derden de<br />

uiterste bijdragen der <strong>Gemeente</strong>naren. (W. G.) Velthuysen.<br />

1832 Antwoord.<br />

Stompwijk, 10 april 1832<br />

In antwoord op Uwed. A. geëerde van gisteren hebben wij de eer Ued. A. in haast te berigten:


Dat in den jare 1819 hier eene schuld is gekomen van ruim vijfduizend gulden, door het aanleggen van een<br />

nieuw kerkhof met zijne vereischtens, door aanbouw van een tooren met klok en uurwerk, door aanbouw van een<br />

hecht voorpartaal met gedeeltelijke vernieuwing en geheele ondervanging met heijwerk van de voorgevel en<br />

zijmuur, Zuidwestzijde;<br />

Dat op gemelde schuld in 1820 en 21 afbetaling zijn geschied in zooverre, dat de restantschuld nog bleef 1116 -<br />

75, welk in 1822 en 23 is gekomen op 1516 -75;<br />

Dat wij sedert dien tijd niet meer hebben kunnen aflossen wijl de liefdegiften der <strong>Gemeente</strong>naren slechts<br />

toereikende zijn voor de interesten der voorn. som: dan, wij vleijen ons, dat, bijaldien de nederig gevraagde<br />

subsidie ons gunstiglijk verleend worde, wij door de voortdurende kleine liefdegiften der <strong>Gemeente</strong>naren en<br />

door die gelden, welke wij totnogtoe aan de aller volstrekste reparatiën onzer Kerk en Pastorij hebben moeten<br />

besteden, in staat zullen worden gesteld ter tijdelijke aflossing van voormelde restant schuld.<br />

Eindelijk moeten wij Ued. A. niet zonder smartgevoel berigten, dat wij geene de minste hoop mogen koesteren<br />

op grootere bijdragen onzer <strong>Gemeente</strong>naren, dan ons beloofd en in het Rekest vermeld zijn: bij een gunstig<br />

jaargetijde en goede keer van zaken, zoude het bedrag iets mogen vermeerderd worden, maar dit is zoo ongewis,<br />

dat wij er geene de minste rekening op kunnen maken.<br />

In vertrouwen van alzoo voldaan te hebben aan den inhoud Ued. A. geëerde van gisteren, verblijven wij met alle<br />

hoogachtingen. UEdn. A. ootm. dien. T. Stoek, pastoor, jan van Santen, Matthijs van Rijn, kerkmeesters.<br />

Aan den WelEd. Heer Burgermeester te Stompwijk.<br />

1832 Kopie 1 juni 1832 No. 21<br />

Koninklijke Dispositie<br />

op ons Rekest<br />

Van<br />

25 jan. 1832<br />

Wij Willem bij de gratie Gods Koning der Nederlanden enz. enz. enz. op het Rekest van den Pastoor en<br />

Kerkmeesters der R.K.<strong>Gemeente</strong> te Stompwijk Provisie Holland /Zuidelijk gedeelte.<br />

gezien het rapport van den Directeur-generaal voor de Zaken van R.K.Eeredienst van 30 Mei 1832 No. 11/1137<br />

hebben goedgevonden en verstaan:<br />

1° aan de R.K.<strong>Gemeente</strong> voornoemd tot het herstellen harer Kerk en Pastorij te verleenen een onderstand uit<br />

lands kas van acht honderd guldens (800) waar door ter uitbetalinge eene aanwijzinge van den post der<br />

begrooting van 't Departement voor de Zaken van den R.K.Eerdienst aan ons nader op de gewone wijze zal<br />

worden voorgedragen.<br />

2° te bepalen, dat al de bedoelde onderstand niet eer zal worden voldaan, dan nadat, ten genoege van den<br />

Directeur-generaal voorn. zal zijn gebleken, dat door vrijwillige bijdragen of geld negotiatie van de betrokkene<br />

<strong>Gemeente</strong> in het verder benoodigd zal zijn voorzien.<br />

En is al meergemelde Directeur-generaal belast met de uitvoering dezes, waarvan afschriften zullen worden<br />

gezonden aan onzen Minister van Finantiën en de Algemeene Rekenkamer tot informatie.<br />

's-Gravenhage den 1 Junij 1832 (get.) Willem, van wegen etc.etc. J.G. De Mey van Streefkerk.<br />

1832<br />

Bij copie van andere zijde wat door ondergeteekenden gevoegd onder No. 16<br />

1202<br />

Heeft goedgevonden:<br />

1° Bij afschrft dezer opgemelde Koninklijke beschikking, ter kennisse van Pastoor en Kerkmeesteren der voorn.<br />

R.K.<strong>Gemeente</strong> te brengen:<br />

2° Gemelde Pastoor en Kerkmeesteren uit te noodigen, de ten deze gevoegde begrooting van kosten<br />

(d.i. 2309,54) bij het herstellen der Kerk en Pastorij te doen volgen. a) toelichting: onze gouverneur had in zijn<br />

advies gemeld aan Directeur-generaal dat in verband van deze som de subsidie de som van f.1000,- of 1300 niet<br />

behoefde te boven te gaan. (Gunstig advies dus!)<br />

3° Voornoemd Kerkbestuur aan te manen, dat de gelden welke tot de bedoelde herstellingen zullen genegotiëerd<br />

worden /tot welke negociatie de authorisatie van Heeren Gedeputeerde Staten van Zuidholland moet worden<br />

verzocht / tegelijk met de thans op de Kerk geaffecteerde schulden, in 't vervolg van tijd worden afgelost.<br />

's-Gravenhag, 7 juni 1832. De directeur-gen. voorn. De Pelichy.<br />

Zijne Majesteit, ons dank-adres<br />

Sire!<br />

Gelief bij dezen onze hartelijke hulde en dank aan te nemen, welke wij ons duur verpligt achten aan Uwe Maj. te<br />

moeten voor de in Uwer Maj. besluit van 1 Junij jl. liefderijk toegestane subsidie van f. 800,-- ter gemoetkoming<br />

van de te makene onkosten wegens eenige noodige herstellingen aan ons Kerkgebouw en Pastorij:


Op den verdere inhoud van Uwer Maj. besluit voornd. achtgevende, zullen wij ons er stiptelijk naar gedragen,<br />

en alles aanwenden om, naar gegeven wenk te bestrijken de geheele begrootingssom van f. 2309,-<br />

Sire!<br />

Van wege ons dankbaar Kerkbestuur Uwer Maj. zeer ootm. Dienaar T. Stoek, Pastoor, Stompwijk den 26 Junij<br />

1832.<br />

Allocutio.<br />

De inhoud van bovengenoemd rekest heb ik in de kerk den geloovigen medegedeeld, dezelve opgewekt tot eenen<br />

liefdadigen bijdrag van f. 600,- zullende overigens f. 1000,-- beleenen, (op vijf morgen land) in de<br />

Zoetermeersche Meer en de notabele op een dag in de kerk bijeen verzoeken, ten einde te vernemen, op wat<br />

wijze zij bereid zijn liefdegiften aan te brengen.<br />

Deze convocatie is geschied: 36 zijn er aan hun huis verzocht geworden: een 16-tal is verschenen. Ik gebruikte<br />

voorzorg, om hun eerbied voor de H.Kerk in te boezemen. Wij baden "Veni Creator", ik gaf "Benedictie" en<br />

bragt 't H. Sacrament in 't sacristij. Toen ging ik met de Eerw. Kapellaan Brandt naar hen, en, in Dno. Salutatis,<br />

sprak ik hun onder anderen en voornamelijk 't volgende toe:<br />

Wij zijn hier in een Kerkgebouw, in een H. Huis etc., een goed, aan God alleen (dus niet aan de <strong>Gemeente</strong>)<br />

toebehoorende en waarover aan ons Priesters de zorg is aanbevolen, etc.<br />

De luister er van strekt tot Gods eer, en tot eer en zaligheid der geloovigen etc. Wij priesters moeten voor 't een<br />

en ander arbeiden, etc. Ik heb dit gedaan, etc. Getuigen dit het nieuwe sacristij, waartoe van Ulied. weinig<br />

liefdegiften zijn bijgedragen, etc. Dit nu weer zoo? Waar zullen dan voor God Uwe verdiensten zijn? etc.<br />

Getuigen dit de verbeteringen aan de Pastorij, eenige fraaije kerksieraden en mijn laatst rekest etc.<br />

Van dit kent gij de vruchten en verders het verlangen van 't Gouvernement, etc. Ulieden, hier verzameld, achten<br />

wij voor de voornaamste onder de geloovigen alhier, en uw goed voorbeeld zal op de anderen den besten invloed<br />

hebben etc.<br />

Gij zijt bereid als in 1819 blijken van Godsdienstigheid en Godsvrucht te geven, gelijk de R. Katholijken rondom<br />

ons,etc. Wij wenschen nu maar te weten, op welke manier gijl. Uwe liefdegiften den Heer goed vindt te offeren.<br />

----<br />

De noodzakelijkheid van een en ander werk door den Timmerman betoogd zijnde, en wél hebbende doen<br />

opmerken, dat de subsidie van f. 800 niet te bekomen zij, zoo niet al de genoemde werken in orde komen, werd<br />

eindelijk, onder 't een en ander woord, goedgevonden, bij wijze van termijnsche inschrijving over twee jaren, de<br />

liefdegiften te offeren.<br />

Dientengevolge heeft de Eerw. Kapellaan Brandt met de Kerkmeesters (wijl ik niet te best tegen het veel praten<br />

kon) de rondte gedaan bij alle geloovigen. Dezer parochie, er bij inteekening eene som opgedaan van zeshonderd<br />

guldens, in twee jaren te verzamelen en te voltooijen.<br />

Beloofd, doch niet vast opgegevene penningen of liefdegiften zijn onder voorn. som niet berekend. Hier en daat<br />

was maar een enkele, die zijne liefdegift niet wilde bepalen, en hierop konden wij dus niet zeker rekenen.<br />

Dan volgt een stuk in het Latijn.<br />

1832 Aan den Hoofdingenieur van 's Rijks Waterstaat. Dankadres.<br />

Bij ontvangst Zijner Majesteits goedgunstige dispositie ten opzigte der te doene herstellingen aan ons<br />

Kerkgebouw en Pastorij, welke UwEdg. op 31 Maart jl. hebt bezigtigd en onderzocht, heb ik in blijde verrukking<br />

en genoegen mogen ontwaren mijne goede hoop en betrouwen bevestigd te zien, omtrent UwEdg. allergunstigst<br />

en zeer gewenscht advies en bestek, aangaande gen. herstellingen, en waardoor, UwEdg. met bijzondere liefde<br />

en toegenegenheid hebt gelieven mede te werken ter verkrijging van voornoemde Koninklijke dispositie. Met<br />

innig gevoel van erkentelijkheid en dankbaarheid neme ik devrijheid UwEdg. deswegens mijn nederig en<br />

dankbaar compliment te maken en oprechte hoogachting te betuigen, hopende UwEdg. kieschheid hierdoor niet<br />

te beleedigen, wijl plicht en dankgevoel mij zulks gebiedend heeft opgelegd. Onder hartelijke groetenis en<br />

hoogachting,<br />

UwelEdelgestr. zeer ootmoedige dienaar T. Stoek, pastoor. Stompwijk 21 juli 1832.<br />

In de marge: een ander, dito.<br />

Aan den ingenieur van 's Rijkswaterstaat.<br />

Pligt en dankgevoel gebied mij, UwEd. mijn dankbaar compliment te maken en opregte hoogachting te betuigen,<br />

hetwelk ik de eer heb bij dezen te doen, voor UwEdn. Zeer goedgubstige en gewenste medewerking , ten einde


eenige subsidie uit 's Rijks Kasse te bekomen, voor te doene herstellingen aan ons Kerkgebouw en Pastorij, ter<br />

welker bezigtiging ik UwEd. 31 Maart jl. ten mijnent heb mogen ontvangen.<br />

UwEd. gelieve deze mijne vrijpostigheid te verschoonen, want een erkentelijk hart is de bron ervan.<br />

Met allen eerbied en hoogachting, UwelEd. ootm. d. enz.<br />

1832 in de marge: rekest.<br />

Aan Wel Ed. Grootachtb. Heeren etc.etc.<br />

Geven ondergeteekende R.K.Pastoor en Kerkmeesters met alle verschuldigde eerbied en erkentelijkheid te<br />

kennen:<br />

Dat het Z. Maj. heeft behaagd, bij besluit van Hoogstdeszelven in dato 1 juni jl. No. 21, aan onze <strong>Gemeente</strong> uit 's<br />

lands kasse toe te staan eene subsidie van f. 800,- tot te doene herstellingen aan ons Kerkgebouw en Pastorij,<br />

waar van, volgens bestek van den opperingenieur van 's Rijks Waterstaat, de onkosten zullen beloopen eene<br />

somma van f. 2309 - 54;<br />

Dat de <strong>Gemeente</strong>naren ter bestrijking van gem. onkosten, door hunne liefdegiften, moeten en ook zullen<br />

bijdragen eene somma van f. 600,- en dat wij, om 't tekort aan te vullen, eene negotiatie moeten bewerkstelligen<br />

en dezelve van lieverlede vernietigen:<br />

Dat wij ondergetekende, na vele beproevingsmiddelen en rijp overleg, hebben goedgevonden, f. 800 te beleenen<br />

op ruim vier bunders land in eigendom behoorende aan onze Kerk, gelegen in de Soetermeersche Meerpolder en<br />

gebruikt wordende door Gerrit Hilgersom, en de beleende som, in den tijd af te lossen met de huurwaarde van<br />

verm. bunders, zullende met die aflossing beginnen in 't jaar 1832;<br />

Dat wij derhalve nederig wenschen en verzoeken door UwelEd. Gr. Achtb. geauthoriseerd te mogen worden, om<br />

gezegde f. 800,- te beleenen ten einde in staat te zijn, de te makene onkosten alzoo te bestrijken.<br />

Vol verlangen en UwEd. gr. A. vereerend betrouwen, zijn onderget. met allen verschuldigden eerbied UwelEd.<br />

enz. zeer ootm. dien. T.Stoek, Pastoor, J.van Santen jr. M.van Rijn, Kerkmeesters.<br />

Stompwijk 6 Aug. 1832<br />

In de marge: Exploit en extract voor 't land No. 1233 31<br />

23589<br />

Van Gedep. Staten van Zuidh. Per copie ontvangen<br />

antwoord op vorenstaande<br />

den 11 Sept. 1832<br />

Is gelezen eene missive van den Burgemeester van Stompwijk enz. alsmede het nader deswegens van den<br />

Burgemeester van Stompwijk ingewonnen berigt, waarop gedelibereerd zijnde, is goedgevonden en verstaan,<br />

krachtens Zh. besluit van Julij 1816 No. 82 R.K. Pastoor en Kerkmeesteren van Stompwijk bij dezen te<br />

adviseren, om tot 't einde en op de wijze hierboven omschreven door eene geldopneming van f. 800,- wordende<br />

de Burgemeester uitgenoodigd, om aan deze vergadering in tijd en wijlen kenbaar te maken of dezelve, al dan<br />

niet zal zijn tot stand gekomen.<br />

W.G. J.v.d.Reijden, Griffier etc. etc.<br />

1832<br />

Den 10 September dezes jaars is er dan eene vervolging gemaakt aan de Kerk met de nieuwe toogramen en den<br />

20 derzelver maand is de laatste ervan (namelijk de van de 8 nieuwe) ingezet. Den 18 Sept. voorn. is de nieuwe<br />

dubbele glazen deur aan de Pastorij er ingebragt. Den 24 Sept. voorn. is de vloer in de Kerk opgebroken en<br />

vervolgens terstond met de nieuwe vloer een begin gemaakt, welke den 6 October eerstvolgende er geheel nieuw<br />

in lag.<br />

1833<br />

In dit jaar 33, zijn reparatien aan Pastorij, elders breed beschreven, ten einde gemaakt, hoewel in 34 dezelve eerst<br />

geheel en al in orde zijn gekomen. Zoek bestek met genoteerde veranderingen, waarbij ook komt het nieuwe<br />

kozijn met raam op de kamer boven de keuken.<br />

1834 (bij abuis een jaar te vroeg)<br />

In de marge: Pastorij verbetering, Plantsoen.<br />

In dit jaar is voor 't eerst de vloer op de bibliotheek geverwd, de kleine voorkamer opnieuw behangen en<br />

voorzien van een nieuw schoorsteenstuk. Het oude doek en behangsel is van de wanden geheel afgenomen, en<br />

nieuw er aangebragt.


In 33 en 34 is de tegenwoordige aanleg bij de koepel gemaakt, en is deszelfs plantsoen er in gebragt met de eike<br />

veeren in den midden-tuin. In 34 in de boomgaard gepoot een komboompje genaamd …. en staande achter in<br />

bij de Jutte peer.<br />

1833<br />

In Febr. 1833 deed de Generale Directie van Kath. Eeredienst aanvraag of de opgegevene reparatien wel tot<br />

stand kwamen en of wij de f. 800,- wel van doen hadden enz. enz. waarop ik den 10 Febr. naar vereischte heb<br />

geantwoord, op welke mijne missive aan gem. ministerie ik van hetzelve weer eene heb terug bekomen in dato<br />

14 febr. No. 22/357 onder anderen inhoudende, dat wij de f. 800 kunnen erlangen, mits wij aan verm.<br />

Departement inzenden eene verklaring op zegel en door het <strong>Gemeente</strong>-bestuur mede-onderteekend, en<br />

aanwijzende den aard en het bedrag der middelen. Waarmede wij de kosten zullen bestrijken, en waar in wij ons<br />

moeten verbinden, om alles goed te gebruiken en de landen voor deze kosten niet meer moeijelijk te vullen.<br />

Ten dien einde dus de volgende verklaring:<br />

Ingevolge des inhouds uwer Excell. aan ons gerigte missive in dato 14 febr. Jl. No. 24/357 hebben wij<br />

ondergeteekende Pastoor en Kerkmeesters der R.K. <strong>Gemeente</strong> Stompwijk de eer, met dezen in alle nederigheid<br />

en eerbied te doen volgende verklaring en verbintenis:<br />

Dat wij de kosten wegens bereids in 't vorig jaar gedane en in dit loopende jaar te doene herstellingen aan ons<br />

Kerkgebouw en Pastorij kunnen en zullen bestrijken:<br />

1° Met de op vier bunders land opgenomen of genegotiëerde f. 800,-. Tegen 5% met jaarlijksche aflossing van f.<br />

100,-, welke aflossing en intresten zullen worden geformeerd uit de huurwaarde van gen. 4 bunders, zijnde wij<br />

tot deze geldopeneming geauthoriseerd geworden door WelEd. Gr. Achtb. Gedeputeerde Staten van<br />

Zuidholland, in dato 11 Sept. 1832. No 1233 31/23589 en hebbende wij dezelve aangegaan met 1 febr. Van dit<br />

jaar:<br />

2° met de vrijwillig ingeteekende liefdegiften onzer <strong>Gemeente</strong>naren over de jaren 1832 en 33 bedragende de<br />

somma van f. 600,- en met welke in te zamelen wij van tijd bezig zijn; en<br />

3° met de bij besluit Zn. Maj. in dato 1 juni jl. No. 21 goedgunstig toegestane subsidie van f. 800,-, makende<br />

alzoo tezamen eene som van f. 2200,- die ook ongeveer het bedrag is der voorn. kosten;<br />

verzoekende wij ondergeteekende overigens, dat het Uwer Excellentie moge behagen, ons spoedig te doen<br />

geworden de verm. beloofde subsidie van f. 800,- kunnende wij hierdoor onze Kerk nog bevoordeelen.<br />

Daar wij ondergeteekende, Pastoor en Kerkmeesters ons tevens bij dezen verbinden, gemelde middelen ten<br />

bedoelden einde te bezigen, en de landen in deze opzigte of in bewuste herstellingen van verdere lasten vrij te<br />

waren.<br />

Stompwijk 24 febr. 1833, T.Stoek Pastoor, Matthijs van Rijn, Koos Oudshoorn, Kerkmeesters.<br />

1834<br />

Twee bladzijden in het Latijn.<br />

Niet overgenomen!<br />

1836<br />

Pastorij vijververbetering.<br />

In Mei 1836 is boven de kleine voorkamer voor 't eerst behangen geworden, en opnieuw geschilderd in het<br />

blaauw: tot zoolang waren er gewitte muren.<br />

1838<br />

In dit voorjaar geplant:<br />

2 halfstamme …. In 't bosch aan de bermsloot ten Noordoosten. 1 ronde Calvijn (roode) in de boomgaard achter<br />

bij den jutten-peer, 1 hoogstam Dirkjespeer voor 't armenhuis, afkomstig van A. Lelieveld. Hier in de<br />

middentuin: 1 Engelsche gouden vlier, 1 dito zilveren, 1 Kaapsche amandel, 1 krentenboompje, 1 roozenbottel, 1<br />

dito bij de koepel, 1 meidoorn aan den vijver, 1 dito bij de koepel.<br />

In de marge: orgel.<br />

Dit jaar, in de maand junij, zijn de blaasbalgen van het orgel vernieuwd, uitgenomen het houtwerk aan dezelve<br />

voor den prijs van f. 68.-. Het orgel is tegelijk schoongemaakt en gestemd voor den prijs van f. 54,- alles is<br />

geschied zonder aanneming of besteding.<br />

Op het einde van dit jaar is voor 't eerst een pedaal aan ons orgel gebragt voor den prijs van f. 21 - 45, behalven<br />

de kosten van den timmerman.<br />

1839 In de marge: Verbetering aan Pastorij.


In junij 1839 heb ik de bovendorpels van vijf kouzijnen (van de zaal en de keuken) met lood, voor 't eerst; laten<br />

beleggen, wijl aldaar, als men maar glazen waschte ontzaggelijk het water door kwam naar binnen. Dit lood staat<br />

aan den binnenkant wel zes duimen op. Ook zijn de kopstukken van de binten goed met lood voorzien, en<br />

omgesoldeerd. Het moet nu maar goed worden gedaan.<br />

In de marge: plantsoen.<br />

In dit voorjaar geplant in de boomgaarde: 1 hoogstam winter-Riepeer, 1 dito dito Dirkjespeer, 1 dito dito zure<br />

Rene d'or digt bij 't bosch, 1 ronde passieboom digt bij 't bosch, 1 hoogstam meikers bij de koepel in 't bosch.<br />

1840<br />

In de marge: Toren en kerkhof.<br />

In de maand Mei van 1840 is wederom geheel opnieuw, met inbegrip van 't fundament, opgebouwd de muur van<br />

't kerkhof, die staat aan den kant van 't bosch, doch van vorige en oude steenen, en niet zoo hoog als tevoren. De<br />

vorige muur had twintig jaren gestaan en is gedeeltelijk omgevallen in 't laatst van 1839. Het overige viel in<br />

April 1840. In dit verm. jaar zijn aan den toren vernieuw de planken aan 't vierkant ten Zuidoosten en<br />

Zuidwesten en 't lood aan drie hoeken en ook de haan, die toen geheel van kooper is gemaakt, wegende zes<br />

Nederlandsche ponden.<br />

In parvo dismembratio Parochia.<br />

Vervolgens een stuk in het Latijn.<br />

1843<br />

17 April 1843 op bovenstaande (een stuk in het Latijn, niet door mij overgenomen) ontvangen eene missive van<br />

dato 15 April jl. met volgenden inhoud:<br />

WelEerwaarde Heer!<br />

Door Mongr den vicesuperior gelast, heb ik de eer UEw. in antwoord op uwen brief van den 28 Maart mede te<br />

deelen, dat het buiten kwestie is of het Armbestuur eener statie is verpligt, die armen te alimenteren; welke, al<br />

hebben zij vroeger elders behoord, nu tot dezelve behooren, ofschoon zij burgerlijk onder eene andere gemeente<br />

zijn, en dat dit de armen van de aan Voorschoten gekomen huizen ook door 't armbestuur dier statie moeten<br />

onderhouden worden.<br />

Dan, daar het Z.H.Ew. gebleken is, dat, toen die huizen aan Stompwijk zijn toegevoegd door het vorige bestuur,<br />

Voorschoten evenwel eenen armen daartoe behoorenden is blijven bedeelen, waartoe zij niet verpligt waren, zoo<br />

is Z.H.Ew. van gedachte, dat, daar het Armbestuur van Voorschoten aldus gehandeld heeft, dat van Stompwijk<br />

niet anders moet te werk gaan, in het geval door Uew. voorgesteld, en dat moet blijven voortgaan met die twee<br />

kinderen te alimenteren.<br />

In het vervolg moet evenwel het grondbeginsel, boven uitgedrukt, in acht worden genomen door het armbestuur<br />

van Voorschoten, hetgeen ook dit grondbeginsel aanneemt, volgens het schrijven van den Eerw. Heer Pastoor.<br />

Intusschen heb ik de eer mij met de meeste hoogachting te noemen: Uew. D.W. Dienaar (geteekend) J. Nesker<br />

Secr. 's-Gravenhage, den 15 April 1843<br />

Vervolg weer in het Latijn.<br />

……. verder hierbij ontvangen deze brief van Pastoor uit Voorschoten.<br />

30 April 1843<br />

Wel Eerw. Heer!<br />

Ingevolge dispositie van den vice-superior zijn de twee kinderen der questie tot ons verwezen. Ik heb alzoo het<br />

armbestuur van hier zulks verwittigd, en zullen alzoo de vergoejing der gelden op zich nemen en daartoe de<br />

benoodigde maatregelen bewerkstellen.<br />

Hiermede heb ik de eer te zijn, UE. D. W. Dienaar (geteekend C.E.Schermer.<br />

1843 In dit voorjaar is in den midden-tuin weer eene verandering gemaakt; vooral wegens den vijver, over<br />

welken voor 't eerst de tegenwoordige brug is gekomen, waar anders een dam met duiker ligde. Ook is naast de<br />

boogaard het halve bosch (grootste gedeelte) in vorige winter uitgerooijd en omgespit en in dit voorjaar opnieuw<br />

beplant. De laan, naast de boogaard voorheen, is nu door dat bosch gemaakt; maar de Pastoor blijft van dat bosch<br />

nu hakken. De eerste twee reijen hout naast de boogaard, waar voorheen een gedeelte van de lindenlaan was, en<br />

die reijen loopen mettertijd door tot aan de barmsloot achter Pastoors gewonen grond tot gebruik.<br />

Voor wat het hierboven vermeld staat, wordt verwezen naar 1821 in de marge!


Vervolg: Bij ontvangene rekeningen en opsomming van kosten voor gemelde verandering in den midden-tuin, is<br />

bevonden, dat die kosten per omnia hebben beloopen ad f. 268 - 75½. De Kerk heeft hiertoe niets bijgedragen en<br />

ook geen mensch in de gemeente, maar mijn Eerw. Broeder, Pater Dominikaan R. C. Stoek en ik Pastoor hebben<br />

die kosten uit privébeurs bestreken: zij vielen echter ons niet mee, dan, het was gedaan.<br />

1844<br />

In de marge: In de Kerk gewit en geverwd.<br />

In dit jaar zijn alle ramen van binnen in de Kerk en Sacristij en lijst onder 't plavon twee maal geverwd, hetwelk<br />

sedert 1832 en 33 niet was geschied. Het geheele auotaar en beelden en nissen van H. Maria en Laurentius zijn<br />

tweemaal gelijmwit en eerst goed schoon gemaakt, alle andere beelden van Heiligen zijn met lijm gesteenkleurd.<br />

Het plavon en zijmuren zijn door stukadoors uit Leyen gewit geworden ad f. 140,-. Ook is 't voorportaal van<br />

buiten en van binnen gerepareerd en geverwd, en alle ramen zijn van buiten eens en tweemaal alsook de deuren<br />

en lijsten geverwd geworden. Een en ander heeft groote onkosten veroorzaakt. Dan, eer 't werk zou beginnen heb<br />

ik op een zondag op den preekstoel, vroeg en laat, de geloovigen deswege onderhouden en de kosten van 't<br />

binnenwerk ten minste, hetwelk ik zoo wat van de bazen had doen begrooten, bekend gemaakt.<br />

Het witten van stukadoors, behalve het stijgerwerk, zou bedragen ongeveer f. 100,-, het outaar had ik begroot op<br />

f. 25,-, de beelden van H. Maria en Laurentius elk op 13 a 14 gulden, elk groot raam op f. 3,-- en de kleinen elk<br />

op f. 2,--, wordende daaronder begrepen de lijst onder 't plavon met andere kleinigheden. Hoe dit nu te<br />

bekostigen zonder de kerkeschulden erg te vergrooten?<br />

Ik vertelde den geloovigen, dat ik in de winter aldaar ?? omtrent had bekomen deze gedachte en verdeeling. Het<br />

plavon witten, en het verwen van buiten met reparatie en eene nieuwe goot aan de n.o.zijde van de kerk, dit al<br />

moest de Kerke-kas bekostigen. Het outaar nam ik pastoor voor mij, mijne kleine spaarpot wilde ik er leeg voor<br />

maken. Het beeld van H. Maria heb ik aan de jonge dochters toegedacht en dat van H. Patroon Laurentius aan<br />

den jongmans.<br />

Voor de 12 ramen zouden wel 12 geloovigen gevonden worden, die elk f. 3,-- gaarne ten offer zoude brengen.<br />

De kleine ramen op 't koor en in de Sacristij heb ik toegedacht aan den ouderen leden, van 't zangkoor, want hun<br />

zangerspot, zeide ik, durfde ik niet aanroeren. De jonglieden, verzocht ik, zouden bij de H. Biecht, in 't Pinkster<br />

Hoogtijd ½ van hun offers voldoen, en de andere ½ op zelfde wijze in 't H. Hoogtijd van S. Laurentius.<br />

De oudere lieden zijn verzocht op zelfde wijze ½ van 't offer voor de ramen (dat is f. 1 - 50) te doen in 't<br />

Hoogtijd van S. Laurentius en ½ in dat van alle Heiligen, waar omtrent ik dan ook hoopte te ontvangen het<br />

verzocht offer van 't zangkoor. Overigens verzocht, dat alleman met de zomer een centje te meer mogt geven in<br />

de kerkbak onder de H. Missen enz.<br />

Dit een en ander was nog al naar den zin der geloovigen, zij hebben dit wel getoond. De jonge lieden hebben in<br />

één Hoogtijd, namelijk dat van Pinkster, al meer geofferd dan was verzocht; ik heb ze daarover geprezen en<br />

vermeld, dat zij 't volgende H. Hoogtijd al vrij waren van meer te offeren.<br />

Behalve 't stukadoorswerk, heeft genoemde reparatie aan 't H. outaar enz. bedragen de onkosten ad f. 140,-<br />

protes ?? propter = in de nabijheid, en die zijn ook juist bestreken geworden uit verzochte bijzondere<br />

liefdeoffers.<br />

NB. Volgens dat ik op timmermans rekening heb kunnen bespeuren, waren de onkosten alleen voor 't stijgerwerk<br />

zoo wat f. 40.-. Bij volgende noodzakelijkheid van witten per stukadoors, dunkt mij, kunnen die onkosten wel<br />

verminderd worden, door daar toe maar te gebruiken zoogenaamde handstijgers, welke ik in de kerk à<br />

Soeterwoude destijds heb gezien, en die wel zóó hoog waren, om hier midden bij 't plavon te komen, men<br />

gebruikte onder andere er toe vier lange juffers enz.<br />

1845 In de marge: Het H. Tabernakel.<br />

Dit jaar 't H. Tabernakel, dat voor ruim 20 jaren opgeknapt was, opnieuw van binnen bekleed en van buiten<br />

geverwd en verguld met de Gods-lamp en lezenaar. De jonge lieden heb ik verzocht met Sint Laurentius hiertoe<br />

een bijzonder offertje te doen, zijnde dezelve vrijgesproken om iets te offeren in gewone voorjaarsch collecte<br />

voor Kerk en Pastorij.<br />

1846: Dit jaar opnieuw behangen de kleinere voorkamer.<br />

1848: 19 Mei van dit jaar 48 opnieuw met kleed belegd de vloer rondom 't H. outaar, zooals voor 't eerst was<br />

gedaan in 1828. Er zijn gebruikt 55½ el à 10 st. per el en daarboven 2 st. per el van 't leggen. Op voet van<br />

communiebank 3 ellen van loopergoed à 7 st. per el. Van 't vloerkleed nog bijgekocht 13 ellen voor loopers aan<br />

weerszijden van 't autaar. Alles bekostigd uit sieradenbus ad f. 42 - 55. Vide An.1828<br />

In September van dit jaar is ons orgel merkelijk gerepareerd, tew. geheel schoon gemaakt, goed gestemd, de<br />

voorpijpen met Engelsch geplet tin verfoeld ??, de blaasbalgen voor 't grootste gedeelte opnieuw belijmd en met<br />

nieuw leer voorzien. De schilder heeft gen. pijpen verguld. De werkzaamheden aan 't orgel hebben nagenoeg vier<br />

weken geduurd. Dezelve heeft Mr. Orgelmaker Beekes te Delft woonachtig verrigt ad somma van honderd<br />

gulden. Het werk is hem niet aanbesteed geweest. Tevoren had hij grosso modo, opgaaf ervan gedaan ad f. 80 à


85, hetwelk wel meer dan f. 100 verschilde van die door van de Brinken te Amsterdam. Op heden wordt het<br />

gedane werk van hoofd-organist en zangers voor zeer goed gehouden: het vervolg van tijd is te hopen, zal zulks<br />

bevestigen. Na vooraf een hartelijk woord er over gesproken te hebben, is ten dien einde aan de huizen een extra<br />

collecte gedaan door Eerw. Heer Leferink, Kapellaan met van de oudste zangers, wijl ik het zangkoor daartoe<br />

had uitgenoodigd. Die collecte is niet tegen gevallen. Dezelve heeft bedragen somma f. 171 - 61½. De onkosten<br />

hebben bedragen voor den orgelmaker voorn. ad f. 100,--, den orgeltrapper f. 4,--, den timmerman f. 6,- 01½,<br />

den schilder 18,- 70 Totaal f. 128,- 71½, resto f. 42,90.<br />

1849<br />

Dit jaar in Julij is gelegd geworden een nieuw vloerkleed in 't Sacristij, (niet in de biechtkamer) aan dat kleed<br />

zijn verbruikt 44 oude ellen à 15½ st. per el met inbegrip van 't leggen, er zijn nog 6 ellen bijgenomen voor losse<br />

kleedjes. Het versleten kleed had gelegen sedert 1828. Zie tevoren in dar jaar.<br />

Ook is in dit jaar in Junij van zelfde prijs een nieuw kleedje gelegd boven op 't autaar, waar toe genomen 32<br />

ellen, en een los stuk van 2 ellen, het vorige was gelegd in 1837 ad f. 31,46.<br />

In de maand Junij van 1849 is ons H. autaar en zijn beelden en nissen van H. Maria en St. Laurentius opnieuw<br />

eens geheel gelijmwit: al het verguld werk aan autaar en beelden voormeld is toen ook op nieuwe fraai verguld.<br />

Sedert het jaar 1813 had zulks geene plaats gehad, uitgenomen de twee altaar-colommen van onderen, die in 31 à<br />

33 nog eens zijn verguld geworden. Tot voornoemd verguld werk zijn verbruikt aan 't H. autaar 31 boekjes, aan 't<br />

beeld van H. Laurentius 7½ en aan 't beeld van H. Maria 4½, tezamen dus drie en veertig boekjes (43) Onkosten<br />

van dit geheele werk waren ad f. 58,- 24 (Zegge f. 58,24) Dezelve zijn voldaan geworden door mij, T. Stoek,<br />

pastoor en Jan van Vliet, ter gelegenheid van onze zilverfeesten; om verder, op die wijze, God te bedanken voor<br />

alle onverdiende gratiën en in de hoop op een zalige dood en eeuwigheid.<br />

Orgel.<br />

In de maand Julij van dit jaar is voor het eerst verguld, door onze schilder, al het lofwerk van - en<br />

muziekinstrumenten en bloempotten op het orgel. Daartoe zijn verbruikt ruim 28 goudboekjes. De kosten<br />

bedroegen f. 28,75.Dezelve zijn bestreken door overschot van collecte voor 't orgel in 't vorig jaar gedaan. Nog<br />

eene kleine onkosten waren erboven de gemelde bijgekomen, die ook daar uit zijn voldaan.<br />

Hierna een klein stukje in het Latijn.<br />

1850<br />

In dit jaar is de voorkamer achter de keuken opnieuw geschilderd en behangen. Sedert 1819 was aan die kamer<br />

niets gedaan. Als in 1832 à 33 zijn er de schuiframen en blinden ingebragt. Ook is in dit jaar de zaal opnieuw<br />

beschilderd en behangen. Sedert 1825 was dit niet gebeurd. Dezen en genen heb ik dit jaar om een extra offertje<br />

verzocht, teneinde gemelde reparatien te doen buiten gewone kosten van de kerke-kas; dit heeft toch genoeg<br />

voor hare rekening, en de schulden ervan wenschte ik niet te vermeerderen, hoewel deze zeer aan 't minderen<br />

zijn, zoo te zien is in 't Kerkeboek ontvangen van eenige geloovigen tot voornoemde reparatie de somma van f.<br />

(niet ingevuld)<br />

1851<br />

In de marge: H. Kruisweg. Daarna volgt een stuk in het Latijn. Onder aan dit stuk staat:<br />

NB. Zie in 't gewoon Kerkeboek in Maart 1853, wat voorn. oprigting gekost heeft, en wat er voor zij<br />

gecollecteerd. Acht jongemannen hebben die collecte aan de huizen gedaan.<br />

1852<br />

Bedroevend geval.<br />

Wilm van den Bosch, jongeling van 20 jaren en sedert enkele jaren losbandig van gedrag en veel tijds schuldig<br />

aan openbare dronkenschap, heeft den 8en Junij van dit jaar 1852 's avonds het ouderlijk huis op 't jaagpad aan<br />

den Vliet verlaten, zich begevende naar den Leijdschendam, waar op het eiland een feest van een gouden bruiloft<br />

werd gevierd; gem. Wilm is niet weer te huis gekomen; maar den 11 e Junij dood uit het water, de Vliet<br />

genoemd, opgehaald.<br />

12 junij kwam hier een van de familie die droevige boodschap brengen en wilde hebben, dat de doode zoude<br />

worden beluid en vervolgens naar gewoonte kerkelijk zoude worden begraven: beiden is geweigerd geworden,<br />

wijl het openlijk bekend was, dat die ongelukkige aan zijn Paaschpligt niet had voldaan. <strong>Ter</strong>stond had ik de<br />

familie geraden, dat zij dat armzalig lijk in stilte zouden begraven op het algemeen kerkhof van onze <strong>Gemeente</strong><br />

in Wilsveen, om reden wij daarvoor geene ongewijde plaats hebben en de plaats voor de ongedoopten te klein is.<br />

Ik ben daar over gegaan naar onze HoogEerw. Aartspriester E.S. van der Hagen te Soeterwoude, die mijn voorn.<br />

advies goedkeurde. De familie, die wat doordrijvend was, nam geen genoegen in mijn gegeven advies en was<br />

intusschen gaan spreken den secretaris van der Linden van den vice-superior te 's Hage: deze, niet bekend zijnde<br />

met ons kerkhof, had geadviseerd, dat gem. lijk op onze ongewijde plaats moest worden begraven: hierop heeft


de familie zich begeven naar onzen H. E. Aartspriester, welke mij daarop eene missive, om over die zaak te<br />

handelen bij gen. secretaris. Dit is geschied en advies was "des H. E. Aartspriesters beschikking moest worden<br />

gevolgd". Intusschen had de familie reeds een graf besteld en doen maken op het algemeen kerkhof van onze<br />

<strong>Gemeente</strong>n in Wilsveen, avond en tijd bepaald voor de begrafenis, doch daarin geen woord gehouden, zoo<br />

doodgraver tot 's avonds na tien ure vergeefs er op gewacht heeft: nog eens kwam familie hier beproeven om 't<br />

lijk hier te begraven, doch dit bleef weigeren. Het graf te Wilsveen stond haar niet aan, want het was op een<br />

minder geachte plaats. Te Voorschoten, zegt men, was haar een graf op ongewijde aarde geweigerd geworden.<br />

Eindelijk heeft zij op ongewijde aarde een graf bekomen te Veur, en daar is 't armzalig lijk begraven geworden.<br />

17 junij na dat zulks was geschied, hebben Kerkmeesters en <strong>Gemeente</strong> zich erg verstoord getoond tegen den R.<br />

D. Pastoor aldaar, dat lijk is weer opgegraven en gelegd geworden buiten omtrek van 't kerkhof: hier tegen kwam<br />

weer de familie van 't lijk op. Na eenige strubbeling is 't weer opgegraven, en weer gelegd geworden op vorige<br />

plaats van ongewijde gedeelte op 't kerkhof in Veur. Zoo is de zaak in der minne geschikt geworden.<br />

In deze tijd is onze kerk schoon gemaakt. 's Zondag na dit schoonmaken ben ik gewend, de geloovigen te<br />

onderhouden over de zindelijkheid in de kerk, omdat het Gods huis is en dit eene H. plaats: bij deze oratie heb ik<br />

meteen aangemerkt, dat ons kerkhof ook eene H. plaats zij, hetgeen de geloovigen door verhaald bedroevend<br />

geval duidelijk genoeg geleerd hebben: o.a. heb ik dat geval genoemd: bedroevend voor God en de H. Kerk; ons<br />

Priesters, den verdronken persoon, deszelfs familie, allen goeden mensen ??<br />

't Smart mij bijzonder, dat voor dezen en genen zoo een schroomelijk voorbeeld noodig zij. Dat het toch tot<br />

hunne Zaligheid dienen mag!! Nooit wordt zoo iets weer beleefd!! Die zulke beklagelijke personen kent in Zijn<br />

huis of dienst make intijds daar van werk ten goede, op alle geoorloofde manieren. Na den dood is 't te laat; al<br />

zoude men Hemel en aarde willen beroeren, zoo als voormelde familie wel gedaan heeft.<br />

1852, aangaande onze kerk inwendig.<br />

Dit jaar in de zomer (junij en julij) is de kerk van binnen over 't geheel opnieuw geverwd, driemaal, en enkele<br />

sieraden verguld. Zulks was niet geschied sedert 1832, tenzij hetgeen is vermeld ad annum 1844. Autaar,<br />

beelden en lijst zijn 2 en 3 maal gelijmd. Schotwerk en banken 3 maal geverwd. Orgel, preekstoel en<br />

communiebank bijgewerkt en vernist. Zijmuren 2 maal gewit en den timmerman en metselaar hebben hier en<br />

daar kleine reparatiën gedaan. Zie hier 't bedrag van de onkosten wegens dit inwendig werk:<br />

aan schilderswerk ad f. 319,66<br />

idem van doopvazen 13,--<br />

voor de glazen kroon 5,--<br />

nieuwe kelk onder preekstoel, etc. 5,60<br />

preekstoel geheel bekleed, etc. 29,20<br />

aan timmerman 63,11<br />

aan metselaar 6,--<br />

aan smid 5,65<br />

f. 447,22<br />

Waarborg<br />

In januarij van dit jaar heeft het Kerkbestuur ontslag genomen uit Brandwaarborg Maatschappij, vermeld in<br />

1828, en heeft hetzelve terstond deel genomen in de onderlinge Brandverzekering Maatschappij voor R. K. Kerk<br />

enz. enz., onder bestuur van den Eerw. Heer B. Hofman enz. enz. en wel voor de som van f. 32000.- waarvan<br />

specifiek beschrijving en opgaaf te vinden is bij onze kerkelijke papieren.<br />

In julij van dit jaar heeft Kerk- en armbestuur ook voor 't eerst deel genomen in de Brand assurantie te 's Bosch<br />

Voor Kerk- en armenboerderij voor 5 jaren en de som van 4800.- waar van beschrijving bij onze papieren.<br />

1854<br />

Vereeniging tot Godvruchtige vereering van H. Josef.<br />

H. Josef<br />

Dom. 3ia post Pascha, 30 April 1854<br />

Toespraak tot gen. vereeniging<br />

Al lang heb ik met iets goeds zwanger gegaan: ik betrouw, dat komt van God, Dien ik er ook voor dank. Ik wil<br />

nu zulks eens bekend maken, met de goede hoop, dat ik vele godvruchtige navolgers mag krijgen, vooral onder<br />

kinderen en jonge lieden. Wat denkt gij, dat het wezen zal? Gelieft mij goed te aanhooren.<br />

Wij deelen hier in 2 zeer voortreffelijke en H.H. Broederschappen, namelijk in dat van 't AllerH. Sacrament ter<br />

eere van Jesus (waaronder ook kan begrepen worden Zijne H. Kindschheid (hieraan hebben wij deel gaan nemen<br />

in januarij 1851) en dat van H. Moeder Gods Maria.


Al sedert 5 à 6 jaren of vroeger is mij, en ik ben er blijde om, ingegeven eene bijzondere devotie tot H. Josef,<br />

aller zuiversten en heiligsten Bruidegom en man van de onbevlekte en H. Maagd Maria, Moeder Gods en<br />

voedstervader van onze Goddelijken verlosser J.C.<br />

Aan kinderen en andere geloovigen heb ik die devotie, nu en dan, ook al wat ingeprent; maar, voor mijn dood,<br />

wil ik die devotie spoediger onder velen te vermeerderen; en daarom wensch ik in te stellen eene bijzondere<br />

vereeniging ter vereering van H. Josef, gelijk wij ook hebben van Jesus en Maria. Jesus, Maria en Josef wordt<br />

genoemd "De H. Familie": wat kan aan God aangenamer- en voor ons voordeeliger en gelukkiger zijn, dan dat<br />

wij godvruchtige vereerder zijn van die H. Familie?! Aanstaande Zondag vieren wij een feest ter eere van H.<br />

Josef, het feest van zijne magtige voorspraak en bescherming van Gods H. Kerk en alle geloovigen, waarop is te<br />

verdienen volle aflaat voor die voldoen aan de conditiën van de H. Kerk.<br />

Bij die oratie stel ik in: "De vereeniging tot godvruchtige vereering van H. Josef". Allen, die wenschen daarin<br />

met mij, Pastoor, te worden ingeschreven, kunnen zich na H. Missen komen aangeven in de Sacristij en dat wel<br />

van de week of aanstaande Zondag, en later allen dag.<br />

Maar wat moeten nu de ingeschrevenen doen ter eere van H. Josef? Ik verlang maar drie dingen:<br />

1 e allen dag ééns te bidden "een wees gegroet" tot H. Josef. (Men leere dit van buiten)<br />

2 e 's Zondags of Zterd. Of ééns in de week te bidden de litanie van H. Josef.<br />

3 e driemaal in 't jaar eene H. Communie te doen ter eere van H. Maria en Josef, namelijk eens omtrent Pinkster<br />

of in de Mei-maand - ééns omtrent het feest van alle Heiligen - en ééns omtrent Kersmis; de overige H.<br />

Hoogtijden in 't jaar worden dààrom niet verzuimd.<br />

Die zich laat inschrijven moet den goeden en vasten wil hebben, om die piater (pia = vroom) ter eere van H.<br />

Josef te volbrengen, vergeet men soms het een of ander - dat is geene zonde. De goede wil blijft toch bestaan -<br />

en onze zwakke vergetenheid wordt wel verschoond. Gemeld "wees gegroet" heb ik op een printje laten drukken.<br />

Bij de inschrijving kan men dat bekomen voor 3 centen - en ook eene medalje daarbij van de H. Kindschheid,<br />

die er nog geen van heeft.<br />

In 't vervolg van tijd zal men zien, of uit die vereeniging kan geschieden een H. Dienst voor die leden ervan, als<br />

zij bediend zijn met de laatste H.H. Sacramenten. Dit is misschien de laatste goede instelling en laatste<br />

algemeene godvruchtigheid, die ik hier betrachten kan en mag: en ik beloof God en voor ulieden, dat ik, alle<br />

jaren, die ik nog beleven mag, gratis 2 H. diensten (mogelijk zingende) zal doen voor allen godvruchtige<br />

vereerders van H. Josef, een 19 maart en een op zijn feest van bescherming, zoo als aanstaanden Zondag. Nog<br />

wat: als ik ook ziek ben, hoop en wensch ik, dat gijlieden o.a. voor mij veel blieft te bidden de litanie van H.<br />

Maria en Josef: bij gezondheid moogt gijlieden dat ook wel doen. Ik doe zulks dikmaals voor ulieden.<br />

Ik bid U H. Josef! Maak, dat hier velen eene waarachtige Devotie voor U mogen bekomen: en wees Gij met<br />

Jesus en Maria onze gedurige en magtige bescherming in alle nood en dood! Amen.<br />

Dit zaadje heb ik met genoegen gezaaid. De goede God gelieve het te doen groeijen - bloeijen en vrucht<br />

voortbrengen. Ad majorem Suam Gloriam!!<br />

1825, is dit geen verschrijving van 1852, heb ik mij afgevraagd? (v.d.Kolk) Heb ik hier uit de slaperigheid wat<br />

opgewekt de Broederschap van 't AllerH. Sacrament, gelijk hier in een boekje te vinden is: deze Broederschap<br />

was hier ingesteld in 1809.<br />

1854<br />

Sedert 8 Sept. 1829 hebben wij hier deel genomen in Westlandsche Broederschap van H.h.h. Maria tot Kevelaar:<br />

dienaangaande hiermede eene beschrijving te vinden in een ander boekje.<br />

1853<br />

Kerk en kerkhof in 1853<br />

Op zijne plaats vergeten over te schrijven. Dit jaar 22 junij is ondervangen de muur onder 't raam van 't<br />

zangkoor, kerkhof-zijde, met de hoek van de gevel: er zijn ingeheijd 2 palen, lang 26 voet, en andere wat korter.<br />

In <strong>1824</strong> was die geheele muur, op dat vak na, ondervangen geworden. In zelfde maand en jaar 53, is de voormuur<br />

van 't kerkhof verbouwd, ingang verplaatst en met het ijzerhek, dat voormaals aan den weg gebruikt werd,<br />

voorzien en besloten. Op de hoek van die muur, aan landszijde zijn ingeheijd 2 palen van 22 voet, en verder op<br />

10 palen van 16 voet. Over die 12 palen zijn ribben gelegd dik 4 en 6, en lang 15 voet en dwarsplanken erop<br />

gespijkerd dik ½ duim.<br />

NB. 12 á 13 jaren tevoren is de achtermuur van 't kerkhof verbouwd, maar niet zoo wel beheijd.<br />

1854<br />

Dato 23 junij 1854 heeft HoogEerw. Heer E.S.van der Haagen, deken en pastoor te Soeterwoude, op last van<br />

Z.Hoogwaardigheid, Bisschop van Haarlem, schriftelijk hier aanvraag gedaan om in te dienen eene beschrijving<br />

van thans bestaande limiten van Sint Laurentius Parochie te Stompwijk.


Dientengevolge door mij gedaan en ingediend volgende<br />

Beschrijving<br />

van tegenwoordig bestaande limiten van Sint Laurentius Parochie te Stompwijk.<br />

1 e Deze parochie strekt zich uit van de Pastorij ten Noord-oosten tot aan scheidspalen Stompwijk en<br />

Soeterwoude.<br />

2 e ten oosten Zuidwaarts in de Meer tot midden-Molen-togt van Soetermeer en ten Zuidwesten inclusief de<br />

boeren-woning, waarop woont een Wilm van Swieten. (in eigendom behoort heden die boerenwoning aan<br />

Olsthoorn, bouwman onder Rijswijk)<br />

3 e van de Pastorij ten Zuidwesten naar Leijdschendam aan linkerzijde tot en inclusief de woning aan 't verlaat;<br />

aan de regterzijde langs geheelen Stompwijksche vaart tot in de Vliet bij de Korenmolen, aan de brug genaamd<br />

"Starrenvaarts-Brug".<br />

4 e van de inclusieve Korenmolen ten Noordoosten langs de Vliet tot op eene na de laatste woning (boerenplaats)<br />

binnen scheidspaal aldaar tusschen Stompwijk en Soeterwoude.<br />

NB. Deze laatst woning binnen gem. paal parochieert weer te Voorschoten, sedert 1840, voor dien tijd had<br />

dezelve sedert 1825 geparochieerd in Stompwijk, op last van geestelijke overheid. (Zie hier dienaangaande<br />

beschrijving in 1825) Actum Stompwijk 27 julij 1854 T. Stoek, pastoor. Aan Z.H.E. Den Deken van<br />

Soeterwoude.<br />

1854 Pro memoria<br />

Wel Eerw. Heer C. Stolk, Pastoor aan Leijdschendam, heeft bij grensbeschrijving van zijne parochie in dato 18<br />

Aug. 1854 ingediend volgende<br />

Bemerkingen<br />

Het komt mij voegzaam en geraadzaam voor, dat een zeker gedeelte der burgelijke <strong>Gemeente</strong> Stompwijk,<br />

tegenwoordig tot de Parochie Stompwijk behoorende, gevoegd wierd aan de Parochie Leijdschendam - en -wel<br />

ten einde eene zekere of bepaalde scheiding te hebben:<br />

a) van af en met de Korenmolen langs den oostvliet tot en met de water-molens van Starrenvaart-polder.<br />

b) van af het dorp Leijdschendam langs den Stompwijkschen weg, aan beide zijden, tot aan de zoogenaamde<br />

Krompt.<br />

De hoofdzakelijke reden daarvoor is: dat, althans zoo 't mij toeschijnt, daar door het geestelijk welzijn der in dien<br />

omvang wonende bevorderd zoude worden:<br />

1° ze zijn gelegener en naderbij - en de meesten op een maar korten afstand van de Leijdschendamsche kerk, in<br />

vergelijking van de Stompwijksche kerk, zoo dat het hun veel gelegener en gemakkelijker is, om de Godsdienstoefeningen<br />

in Ldamsche Kerk te komen bijwonen, dan in de Stompwijksche. Dit blijkt reeds uit de ondervinding<br />

want de meesten dezer komen thans, gelijk ook vroeger, geregeld te Ldam te kerk; zelfs hebben velen hunner,<br />

die er in de gelegenheid voor zijn, in de Ldamsche Kerk vaste zitplaatsen (ofschoon op naam van anderen dezer<br />

Parochie, omdat de bepaling omtrent de zitplaatsen, is: dat geene plaats op den naam van die buiten de <strong>Gemeente</strong><br />

zijn, kan geteekend worden ( en anderen doorgaans daar) behalve met Paschen / tot de H. Sacramenten.<br />

2° Het zou ook gelegener zijn/ wat trouwens uit den korteren afstand, blijkt, zonder nog te gewaren van de<br />

moeijelijkheid der wegen, vooral in 't najaar en den winter? Voor het Godsdienstig onderwijs der kinderen van<br />

dezen streek; en dit wel zoo in 't oogloopend, dat vroeger uit goed- en raadzaamvinding der Pastoors van<br />

Stompwijk en LDam, kinderen van dien omtrek aan den LDam onderwezen en tot de eerste H. Communie zijn<br />

aangenomen, en de cathechismus-regel van den LDamschen Pastoor volgden, als of zij wezenlijk tot de<br />

LDamsche <strong>Gemeente</strong> behoorden, de Paasch-Communie uitgenomen..<br />

3° de zieken kunnen algemeen door den Pastoor van LDam gemakkelijker en gereder bediend en bezocht<br />

worden dan door den Pastoor van Stompwijk: ik zeg "algemeen" wijl deswegens eenige uitneming zou kunnen<br />

bestaan omtrent diegenen namelijk, die aan den Stompwijkschen weg wonen, een eigen rijtuig hebben, vermits<br />

wat verder rijden, om den Priester voor eene bediening te halen, niet op te merken is: maar voor degenen, die<br />

geen eigen rijtuig hebben, blijft dezelfde reden bestaan: want dezen zijn, om den afstand van de Stompwijksche<br />

Kerk als 't ware genoodzaakt bij een rijtuig hebbende buur het te gaan leenen, en - alle welwillendheid<br />

voorondersteld gaat met dat te leen vragen en het in gereedheid brengen doorgaans zo veel tijds heen, dat men in<br />

dien tijd den Pastoor van LDam wel te voet kan gaan verwittigen, als wonende deze soort daarvan /gemiddeliijk/<br />

slechts 20 minuten gaans. Of nu het nadeel en het tijdelijk bestaan, dat de Parochie van Stompwijk, door het<br />

missen van die lieden zou ondergaan, van dien aard zij, dat het tegen hetgeen ik hier als aanmerking heb<br />

opgeteekend, kan opwegen, staat niet aan mij te beoordeelen.<br />

In de meening enz. /W.G./ C. Stolk, pastoor.<br />

Dato 24 Augustus 54 heeft de HoogEerw.Deken van Soeterwoude mij vorenstaande stuk van bemerkingen<br />

toegezonden ter advies en berigt; waarop ik in dato 8 September 54 aan voormeld Dekenaat heb doen geworden:


Tegenbemerkingen<br />

Door ondergeteekenden aangaande beschrijving van Wel Eerw. Heer C. Stolk, Pastoor a Ldam in dato 18<br />

Augustus 1854, wegens bepaling van grensscheiding tusschen zijne parochie en die<br />

van Stompwijk<br />

Op 't voorwoord van gem. Wel Eerw. "het komt mij voegzaam" enz. heb ik de eer te berigten, dat er - althans bij<br />

onheugelijke praxis, waar aan de geloovigen gewoon zijn tusschen voornoemde parochiën eene zekere scheiding<br />

bestaat, en zulks - mag ik zeggen - wel sedert eeuwen, ten minste denkelijk wel twee: want kort na tweede<br />

verbanning van Zeer Eerw. Heer Christ. Vermeulen, Pastoor van Soeterwoude en Stompwijk, die volgens<br />

historie 11 jan. 1658 heeft plaats gehad, is Stompwijk op zichzelve een Pastoraat geworden, waar van de eerste<br />

Pastoor was Joës Ignat. Ruisch en de tweede Cornelius Wijkersloot, wiens portret hier nog aanwezig is, en die 2<br />

junij 1659 hier overleden is. Veur was toen volgens de historie nog niet als kerkelijke gemeente bekend, en de<br />

kerk aan LDam is van veel later datum dan die van Stompwijk, - en voor dat Veur eene kerkelijke gemeente<br />

ware, ging het gebied van deze parochie zeker wel verder dan heden -.<br />

Tot de Beschrijving onder Num°s.<br />

Ad 1/ Ik veroorloof mij, hier op te melden, dat deze beschrijving zeer bij vergrooting zij. 3o Jaren mag ik heden<br />

Pastoor van deze parochie zijn; en in dien tijd zijn de door voorm. Wel. Eerw. beschrevene lieden altoos hier<br />

genaderd tot H. Sacramenten in de Hoogtijden van Paasch - Pinkster - St. Laurentius - Alle Heiligen en Kersmis,<br />

uitgenomen soms 2 à 3 kinderen van eene woning, die met speciale vergunning aan Ldam tot 1 e H. Comm. zijn<br />

aangenomen: dan, in 2 beschrevene huishoudens komen oude lieden, die nu sedert een paar jaren, om 't koude<br />

weer en hunne lichaams-gebreken, wel 1 à 2 van die Hoogtijden ter H. Comm. zijn gegaan in de kerk te Veur; en<br />

om 't laatste gebrek kan een bejaard man nu soms, met eigen rijtuig, niet eens aan Ldam ter kerke komen.<br />

De oude lieden van die 2 huishoudens gingen te voren in sommige Hoogtijden, tweemaal ter H. Comm. eens in<br />

hunne parochie en eens in Veur, - en dit wel ter gelegenheid, dat aldaar jaargetijden werden gehouden van hunne<br />

Veursche familie. Er zijn nu 2 huishoudens uit Veur in Stompwijk met er woon gekomen; dat deze nog zoo wat<br />

aan die kerk gehecht zijn, is niet te verwonderen: dan, mij dunkt, als zij van den WelEerw. Pastoor ibidem een<br />

vriendelijken wenk kregen, dat zij nu gehouden waren hunne parochiekerk, vooral in de Hoogtijden, te<br />

frekwenteeren, zij dienaangaande zeer ligt zouden gehoorzamen; en ik houd mij verzekerd, dat dit wel het geval<br />

zoude zijn met allen, die zijn Eerw. soms lastig zijn.<br />

Mogt mijn vriendelijke raad en wensch zijn WelEerw. ibidem welgevallen! Ik beken wijders, dat het eene<br />

waarheid zij, dat velen van de beschrevenen nader bij den Ldam dan bij mijne kerk zijn; dan die, het verst van<br />

hier afgelegenen, hebben eigen rijtuig, en die dat niet hebben, krijgen, in tijd van nood, dat gemakkelijk van de<br />

buren.<br />

Het zij mij vergund, hier nog aan te merken: waar vindt men niet, dat die aan uitersche grenzen van eene<br />

parochie wonen, naderbij zijn bij eene andere parochie, vooral van latere Stichting? Om een voorbeeld te maken:<br />

van Nootdorp zijn eenigen digter bij Ldam van Soeterwoude bij Stompwijk - van Soeterwoude bij Voorschoten<br />

en Leijden, dan bij hunne eigene parochiekerk, en hebben hier en daar ook wel zitplaatsen in de buurkerk.<br />

Ad 2/ Het smart mij, doch, het worde mij niet kwalijk genomen, dat ik hier bescheide, dat deze beschrijving van<br />

gem. Eerw. Heer extra extra bij verhooging zij: in mijne 30 jarige bediening alhier zijn van besproken omtrek net<br />

uit een eenig huishouden 3 à 4 kinderen in Veur ter onderregting gegaan en tot 1 e H. Comm. aangenomen met<br />

mijne goedwillige toestemming - en uit dat zelfde huishouden zijn er in dien tijd 2 kinderen hier geleerd en<br />

aangenomen bij onpasselijkheid van den Pastoor van Veur, en ik heb toen nooit over moeijelijkheid hooren<br />

klagen: ook ben ik nooit van uit een ander huishouden verzocht geworden om permissie, dat de kinderen van<br />

dien omtrek aan Ldam zouden mogen ter onderregting gaan.<br />

Wat hier de H. Comm. door 't jaar betreft, heb ik reeds tevoren beschreven. Over de gelegenheid van weg komt<br />

een woord in 't volgende.<br />

Ad 3/ Op de hier beschrevene zwarigheid heb ik de eer te berigten, dat die van geene beteekenis kan geacht<br />

worden: de meeste lieden in den door zijn Eerw. beschreven omtrek hebben eigen rijtuig. Onze geneesheeren<br />

zijn zoo voorzigtig omtrent zieken, die wat ver van de kerk wonen, dat zij zeer intijds den Priester van hier doen<br />

halen, extra gevallen kan men niet rekenen - en die geen rijtuig hebben, zijnde dus intijds gewaarschuwd, kunnen<br />

dat zeer gemakkelijk bekomen, om van hier den Priester ter H. bediening te halen. In mijne 30 jarige bediening<br />

alhier is, in dien omtrek, om die reden nieteen geloovige zonder H. H. Sacramenten gestorven.<br />

Het zieken bezoeken heeft ook geen bezwaar in. De weg er heen is immers goed te begaan en te berijden: extra<br />

gevallen van sneeuw en storm kunnen tot geen regel dienen, en dan kan men tot den Ldam ook niet komen:<br />

buiten zoodanige gevallen - ik herhaal het, kan men, zoo goed naar hier als naar den Ldam rijden, en de weg aan<br />

den vliet, is in 't gezigt, zal tot hier verbreed en daar door nog verbeterd worden. Dat zulks in loco onderzocht<br />

worden!


Alle eigen lof van mijne Eerw. Heeren Kapellaans als van mij ter zijde gesteld - durf ik verzekeren, dat niet een<br />

zieke in gem. omtrek klagen kan, dat hij niet behoorlijk bezocht wordt, en ten dien einde wordt de bezoekende<br />

priester hier van een ieder gaarne gereden, zoo hij niet wel kan - of niet verkiest te loopen. Welk bezwaar dus? -<br />

en bij opgegeven afstand kan men gerust voor enkelen nog 10 minuten bijvoegen. Alzoo, dunkt mij, genoeg<br />

beschreven, dat de geuitte bekommering van gem. WelEerw. Heer onnoodig zij. Ik hoop, dat het zijn HoogEerw.<br />

ten beste van deze parochie, behagen mag, geene verandering te maken in bestaande en zoo mooije natuurlijke<br />

omschrijving derzelven. Als aan 't verlangen van meer gem. Pastoor voldaan werdt, zou deze parochie verliezen<br />

12 huishoudens, waar van zeven zoo kleinere als grootere boerderijen zijn, bevattende die 12 huishoudens op<br />

heden 82 zielen - en ik heb in dien omtrek nog wel 6 Kath. Huishoudens meer gehad; dan er zijn er van gesloopt,<br />

en andere zijn tot heden in 't bezit van Protestanten.<br />

Zoo mij voorkomt, behoef ik hier niet te melden, dat deze middelmatige parochie daar door aanzienlijke schade<br />

zoudt lijden. Laat ons, over 10 jaren gerekend, maar elk huishouden op f. 15.- per jaar voor kerk en armen<br />

rekenen. Ik geloof, dat zulks wel kan, zijnde de diverse oblata per jaar in berekening genomen. Van 't nadeel<br />

voor den tijdelijke pastoor wil ik maar niet spreken: het moet al vèr komen als die zich zóó zal moeten behelpen,<br />

gelijk Gods dienaren in Oost en West enz. dat ook in aanmerking moge komen, dat Veur thans nagenoeg telt<br />

duizend Communicanten en Stompwijk p.m. maar zes honderd. Ik mag verders ook niet vergeten, hier te melden,<br />

dat bij geprojecteerde scheiding, zoo die tot stand kwam, groote moeijelijkheden in de armbesturen van Ldam en<br />

onze parochie kunnen ontstaan, tusschen welke een notarieel contract bestaat sedert 1758 en dat o.a. ook juist<br />

mijne ingediende grensbeschrijving aan dien kant bevat.<br />

Dat de WelEerw. Heer C. Stolk het door mij hier beschrevene eens wel overwege en bevroede, en ik ben van<br />

meening, dat zijn Wel Eerw. met eere zijne uitgebragte aanmerkingen in voornoemde beschrijving zal<br />

terugnemen. T. Stoek, pastoor.<br />

1855<br />

Kennisgeving<br />

In de marge: Armbestuur, dan nog niet als parochiaal; zoodanig is 't van later datum.<br />

Ingevolge schrijven van Zijne HoogEerw. Heer F.J.van Vree, Bisschop van Haarlem, dato 6 dezer No. 350 (hier<br />

kan men bijvoegen "en naar Artikel 7 van Armenwet van 28 junij 1854, Staatsbl. No. 100") hebben wij,<br />

ondergeteekenden uitmakende het Kathol. Armbestuur der Kathol. Parochie alhier, eerbiedig de eer, naar artik. 4<br />

van voorn. schrijven ter kennisse te brengen aan UwelEd. Achtbaren:<br />

a/ ons Kath. Armbestuur van de Parochie Sint Laurentius in deze gemeente Stompwijk bestaat uit den Pastoor<br />

der Parochie en twee Armmeesters. ( aangegeven wordt Bisschoppelijke Reglement was toen nog niet in<br />

werking) Deze keuze aankomste en aftreding en werkzaamheden geschieden (aangevuld wordt "namelijk in 't<br />

vervolg" volgens 2 e hoofdstuk van 't Reglement dienaangaande van Zijne HoogEerw. Heer voorn. dato 22 jan. jl.<br />

No. 170, hetwelk bij UwelEd. moet zijn ontvangen.<br />

b/ onze armverzorging bestaat in geldelijke bedeeling, in 't toedienen van onderscheidene levensmiddelen,<br />

kleeding, brandstoffen, huurhuizen, in verzorging tot onderwijs, geneeskundige hulp en begrafeniskosten; en dit<br />

al voor armen, die hier domicilie van onderstand hebben.<br />

c/ de middelen daar toe voor ons armbestuur zijn: inkomsten van huis- en landhuren, renten, twee jaarlijkse<br />

collectens bij onze geloovigen aan de huizen, maandelijks bussen, dito collectens en bussen in de kerk alhier, de<br />

…. en verdere liefdadige giften, die zeldzaam en gering zijn. Deze kennisgeving wordt dus aan UwelEd.<br />

Achtbaren gedaan met vriendelijk verzoek van aan ons in kwaliteit van armverzorgers alhier, te doen toekomen<br />

een bewijs van ontvangst van deze door ons gedane mededeeling. W.G. T. Stoek, past. President, C. Oudshoorn,<br />

J.van Santen, Armmeesters. Stompwijk 24 febr. 1855. Aan Het WelEd. Achtbaar <strong>Gemeente</strong> Bestuur van<br />

Stompwijk.<br />

Boven verzocht bewijs ontvangen luidende:<br />

Stompwijk 28 febr. 1855.<br />

Wij hebben de eer UwEd. bij deze te berigten de ontvangst uwer kennisgeving gedateerd 24 februarij jl. waarbij<br />

aan het <strong>Gemeente</strong>bestuur wordt kennis gegeven, dat het R. C. Parochiaal Armbestuur te Stompwijk is geconstitu<br />

eerd uit den Heer Pastoor en twee Armmeesteren, alsmede de wijze waarop dat Armbestuur wordt benoemd en<br />

de middelen, waar over dezelve te beschikken hebben; alles overeenkomstig en in verband met de wet van 20<br />

junij 1854. Staatsblad No. 100. Burgemeester en Wethouders der <strong>Gemeente</strong> Stompwijk, bij indispositie van den<br />

Burgemeester, De wethouder P. Boonekamp. De jongste wethouder loco secretaris Roering.<br />

Aan het R.C. Parochiaal Armbestuur St. Laurentius te Stompwijk.<br />

1855 Brand-assurantie.


1mo (primo) Julij van dit jaar zijn in Brand-assurantie te 's Bosch voor vijf jaren, ingebragt: het Kerkehuisje ten<br />

noord-oosten voor som van f. 1000,-; alsook het Kerkehuis op Kerkwerf ten Zuidwesten van de Pastorij voor<br />

som van f. 1000,-, als ook voor het armenhuis, afkomstig van A. F. Lelijveldt in de gecombineerde Huissitter- en<br />

Meeslauwerpolders, voor som van f. 1200,- en het Armhuis in gecombineerde Starrevaart- en Damhouderspolders<br />

voor som van f. 800,- In zelfde assurantie is gebragt 1mo julij 1852, voor vijf jaren, de Kerk- en armen<br />

boerenwoning met appenditen voor som van f. 4800,-. De Kerk, Pastorij en annaxen zijn gebragt in onderlinge<br />

Brand-assurantie voor R.K. Kerken enz. enz. te Amsterdam onder bestuur van Eerw. Heer G. Hofman enz. enz.<br />

in 't jaar 1852, den 21 januarij, alles tezamen voor de somma van f. 32000,--<br />

Vermindering van Heilige dagen door 't jaar<br />

en over St. Laurentius.<br />

Volgens Herderlijken brief van Z. Hw. H. den Bisschop van Haarlem, F.J.van Vree, dato 20 april 1855 uit<br />

Sassenheim, is onder de verminderde feesten per jaar ook de feestdag van onze H. Patroon Laurentius: dien ten<br />

gevolge mijn volgend schrijven:<br />

Stompwijk, 3 julij 1855<br />

Monseigneur,<br />

Met alle eerbiedigheid kom ik UwHw. bij deze raadplegen over het volgende:<br />

1/ H. Laurentius, Patroon der Parochie, is sedert onheugelijke jaren hier gevierd als den Zondag: dan, die<br />

feestdag behoort nu onder de verminderde feestdagen per jaar: hoe moet die dag nu in het vervolg worden<br />

gevierd?<br />

1/ in geval die als Zondag moet worden onderhouden - en als er dan geloovigen van andere parochiën tijdelijk<br />

aanwezig zijn - moeten deze zich dan ook onthouden van opera servilia = slafelijke werken? Toevoeging: Stoek<br />

had dit gevraagd om te weten, of vermoedelijke verpligting localis of personalis zoude zijn. Wachtende UwHw's<br />

bescheiden dienaangaande, heb ik de eer onder minzame groete te zijn Uwer Hoogwaardigheids gehoorzame<br />

dienaar T. Stoek, pastoor.<br />

Aan Zijne Hoogw. Den Bisschop van Haarlem.<br />

Antwoord op voormelde missive.<br />

Haarlem, 12 julij 1855, Bisdom van Haarlem, No. 2334. Wel Eerwaarde Heer!<br />

Op uw schrijven van den 3 e dezer, aangaande het vieren van het feest van den H. Laurentius, Patroon uwer<br />

<strong>Gemeente</strong>, diene het volgende ten antwoord:<br />

Men moet ter beoordeeling van de verpligting, om dat feest te vieren, wel onderscheid maken tusschen Patronis<br />

loci en Patronis ecclesio. Is de H. Laurentius Patronis loci; dan bestaat er volgens de Kerkregels verpligting, om<br />

dat feest te vieren, als den Zondag; verplichting - aan welke door het Decreet der afschaffing niet gederogeerd is:<br />

- is het slechts echter Patronis eccletio dan is er voor de <strong>Gemeente</strong> geene de minste verpligting, om het feest te<br />

vieren; zelfs niet om Mis te hooren: uitgenomen alleen in het geval, dat er eene legitima Consuetudo = gewoonte<br />

om dat feest te vieren aanwezig is: ik zeg: Legitima Consuetudo, die namelijk, welke alle vereischte<br />

eigenschappen bezit, die haar verpligtend maken. Indien nu de viering van het Patroonsfeest in uwe <strong>Gemeente</strong>,<br />

werkelijk krachtens zulk eene legitima Consuetudo bestaat, dan blijft zij verpligtend, onaangezien het laatste<br />

Decreet van afschaffing.<br />

Na deze inlichtingen, vertrouw ik, zal uw Eerw. verder uit de bijzondere omstandigheden kunnen beoordelen, in<br />

hoeverre de bedoelde verpligting voor uwe <strong>Gemeente</strong> bestaat: alleen moet ik hier nog bijvoegen, dat, naar mijn<br />

gevoelen, in ons Diocees, de Patroon, die gevierd wordt, slechts zeldzaam de Patronis loci is, maar meestal de<br />

Patronis ecclesio en dit somtijds nog niet sedert langen tijd. Wat het vieren van het feest voor vreemdelingen<br />

betreft of geloovigen van andere Parochien, die tijdelijk in uwe <strong>Gemeente</strong> alsdan mogten tegenwoordig zijn,<br />

daaromtrent zullen voorzeker de gewone algemeene regels, die de theologia moralis voor die gevallen aangeeft,<br />

moeten gevolgd worden. Met bijzondere achting noem ik mij, uwen dienaar in Christus. W.G. + F.J. Bs.v.<br />

Haarlem<br />

Ingevolge van dit rescript hebben wij dit jaar voor 't eerst den dag van H. Laurentius gevierd als Patronus<br />

ecclesio, want anders kunnen wij dien Heiligen niet beschouwen: dan, bij bekendmaking van 's Bisschops<br />

inlichtingen, heb ik onder andere den geloovigen voorgehouden als volgt:<br />

Men mag dan nu vrij alle slavelijke werken doen op St. Laurentius - hiermede doet men op dien dag geene<br />

zonde: maar nu is de vraag: hoe zullen wij nu, uit ons zelve, den H. Laurentius vieren? Hij is onze zeer geliefde<br />

Patroon - onze magtige Beschermer en een groote vriend van God - hoe nu uit ons zelve Dien Heilige te vieren?<br />

Sedert onheugelijke jaren hebben wij dien feestdag als Zondag gevierd; - hoe nu uit eigene beweging?-<br />

Ik raad, dien dag van H. Laurentius hier immer te vieren als voorheen - en ik ben van zins niet anders te doen<br />

zoo lang ik hier leef. Ik hoop en wensch, dat gijlieden allen ook zoo zult doen met al uw volk - omdat H.<br />

Laurentius onze dierbare en veelvermogende Patroon is. Dat wij allen dus onze oude goede devotie er voor


houden en betrachten: dan, zoo is gezegd: 't is geen Kerkelijk gebod, noch verpligting - maar laten wij van zelve<br />

zoo godvruchtig er voor blijven als immer voorheen.<br />

Kerkhek<br />

Dit jaar, in de zomer, is op kerkwerf het ijzerhek met nieuwe palen gesteld geworden. De jongelieden hebben bij<br />

occasie = gebeuren van H. Biecht in 't vorig jaar daartoe op een schaaltje geofferd f. 35,70. Het hek, wegende<br />

218 Nederlands Pond, is oud gekocht voor tien centen per pond, ten bedrage van f. 21,80. De smid heeft er aan<br />

verdiend met repareren en benoodigheden en toe te leveren f. 30,--, aan palen bij houtkooper besteed f. 41,--<br />

totaal f. 92,80, waarbij nog moeten arbeidslonen van timmerman en schilder gevoegd worden enz. pretes propter<br />

(te vertalen met om en nabij) f. 10,--<br />

1856 In de kerk gewit.<br />

In maand junij is 't plavon van de kerk gewit, gelijk in 1844 met zijn muren en het portaal en biechtkamer en ook<br />

de gang in de pastorij. Alles is gedaan door onze Mr. Metselaar Oliehoek. 't Is alles vrijwel gedaan maar het<br />

plavon moest nog een paar keeren meer zijn gedaan: 't is doorgaans maar drie à vier keeren geschied. Dit is 's<br />

mans schuld niet, maar van ons ongeduld. Dit ad notum bij volgende behoefte.<br />

De laatste twee keeren was er wat gom door de kalk gedaan en dat werd zeer goed bevonden ter dekking. De<br />

rekening van alles bedroeg nog geen vijftig gulden; dus een boel goedkooper als in 1844. De stijgerkosten zijn er<br />

buiten. Dit was in 44 ook zoo.<br />

In de marge: Pastorij verbetering.<br />

In maanden julij en Augustus van dit jaar is de bovenachter-kamer opnieuw behangen en geverwd, gelijk in 1839<br />

voor 't eerst.<br />

NB. Dit jaar is een nieuw raamkoord gedaan aan de Gods-lamp in de kerk, maar dit kronkelde geweldig in één:<br />

echter dat kronkelen is overwonnen door 't koord dikmaals te draaijen tegen den draad in: dit goed ad notam<br />

voor volgende tijden. Het oude koord had wel bij de 40 jaren gediend.<br />

1857 Kerkwerf.<br />

In junij van dit jaar is de kerkwerf verbeterd geworden door ophooging van puin en grint. Een bijzondere<br />

commissie buiten het kerkbestuur was daartoe aangesteld, bestaande uit. G. Onderwater, Hein van Leeuwen, P.<br />

P. van Bohemen en Wm. van Santen Tzoon. 26½ vierkante ellen grint zijn ertoe ontvangen, elk zoo eene el<br />

houdt in 10 … en per el kostte de grint f. 4,.. hetgeen dus bedroeg de somma van f. 106,- daar voor moest ze<br />

vrij thuis zijn, maar den schipper, om 't lage waters wille, is men te gemoet gekomen met nog f. 4,-, aan puin<br />

besteed f. 10,-, voor idem thuis halen f. 6,-- arbeidsloon aan Wm v.d.Heijden f. 4,40. De geheele kosten bedroeg<br />

dus f. 130,40. Onze kerkekas heeft die som bij wijze van voorschot gedaan en genoemde commissie heeft daar<br />

toe bij collecte in onze parochie opgehaald en teruggegeven somma van f. 62,50. De kerkekas heeft er bijgelegd<br />

in Apr. 58,50 en de commissie heeft beloofd 5 g. er bij te zullen doen en f. 20,- wordt dus tezamen f. 132,50.<br />

1858 Bisdom van Haarlem, No. 797.<br />

Oprigting en omschrijving van deze<br />

Parochie Sint Laurentius te Stompwijk.<br />

Dato 13 Maart van dit jaar J. C. 1858 is de Kerkelijke Statie hier vernietigd en geworden eene Parochie - Sed<br />

tamquam Beneficium manuale,op deze wijze ben ik, T. Stoek, door Monseigneur F.J. van Vree, na ongunstig<br />

beruchte reformatie eerste Bisschop van Haarlem,, eerste Parochus geworden alhier.<br />

Omschrijving<br />

dezer Parochie is letterlijk als volgt: Deze Parochie bevat op een klein gedeelte na de geheele Burgerlijke<br />

<strong>Gemeente</strong> van Stompwijk. Zij wordt begrensd noordelijk door de Parochie Soeterwoude - Zuidoostelijk door die<br />

van Soetermeer - Zuidelijk door die van Nootdorp en Voorburg - Westelijk en Noordwestelijk door die van<br />

Leijdschendam en Voorschoten.<br />

Haar omtrek wordt, tot dat daaromtrent anders door ons bepaald mogt worden, beschreven door eene lijn welke<br />

uitgaat van het punt, waar de burgerlijke grenzen tusschen Soeterwoude, Soetermeer en Stompwijk elkander<br />

ontmoetten, en van daar af Zuidwestwaarts de burgerlijke grenzen tusschen Soetermeer en Stompwijk volgt tot<br />

aan den Wilveenschen weg; langs dezen weg, welke aan beide zijden aan de Parochie van Nootdorp behoort,<br />

gaat de lijn tot in de Tedingerbroekschen Polder, welks grens zij Noordwestwaarts tot daar, waarop den


Kostverlorenweg het Tolhek staat, om van uit den Tedingerbroekschen Polder in regte rigting Noordoostwaarts<br />

over den Kostverlorenweg langs het Tolhek (dat tot de Parochie van Leijdschendam behoort) in de Stompwijker<br />

vaart en door deze weder Noordwestwaarts heen te loopen in de Trekvliet.<br />

Deze gaat zij nu Noordoostwaarts door tot aan de Jan Bakkers-sloot, om door deze te komen in de Meerburgerwatering,<br />

welke zij weder Noordoostwaarts volgt tot aan de burgerlijke grens tusschen Soeterwoude en<br />

Stompwijk, terwijl zij eindelijk deze grens blijft volgen tot waar de burgerlijke grens van Soetermeer, de<br />

burgerlijke grenzen van Soeterwoude en Stompwijk ontmoet, zijnde dit het punt van waar zij is uitgegaan.<br />

De Statie, welke tot nu toe ter plaatse bestaan heeft, heffen wij bij dezen op, terwijl wij tevens de Kerk van den<br />

H. Laurentius, tot Kerk der nu opgehevene Statie gediend hebbende, verheffen tot Parochiekerk enz. enz.<br />

W.G. 15 Maart 1858 + Franciscus Jacobus van Vree, Biss. Van Haarlem.<br />

1858<br />

Uit deze beschrijving worden alzoo de oude limieten opnieuw aangewezen, zoo als door mij zijn opgeven in<br />

1854, gelijk hier voren is te zien - verandering is er niet in te bespeuren, en mij dunkt, dat nu met zekerheid<br />

wordt gesteld, dat, als er katholijken komen te wonen in de molens van Driemans-Polder, die dan behooren tot<br />

deze parochie; en over de boerenwoning aan de Vliet, binnen de grens van deze gemeente gelegen, kan nu ook<br />

geene kwestie, zoo als tevoren wel geweest is, meer worden gemaakt: die woning is nu denkelijk aan de<br />

Parochie van Soeterwoude toegewezen.<br />

Het voorstel van den Eerw. Pastoor te Veur, door mij in 1854 hier voren geboekt, is alzoo niet aangenomen en<br />

geheel vervallen. Hetzelve zou ook merkelijk nadeel aan deze Parochie hebben toegebragt, zoo het ware door<br />

gegaan.<br />

In junij van 58 in de keuken een nieuwe geutsteen en pompbak gebragt en de regenbak schoon gemaakt. De oude<br />

geutsteen dient tot een optree in 't portaal voor de sacristij, waar onder twee palen zijn geheid.<br />

1858<br />

Van 4 tot 14 November is hier voor 't eerst eene H. Missie gehouden door drie eerw. Paters Redemptoristen uit<br />

Amsterdam, welke waren R. P. Koemans, R. P. Sweens en R. P. Luiben: die Missie werdt van onze geloovigen<br />

druk en trouw bijgewoond - de kerk was immer vol en veel heil en zaligheid is bewerkt geworden.<br />

Over de 600 communiën zijn er gehouden, behalve nog 16 à 18 huiszieken en gebrekkelijken. De goede God<br />

bestendige het bewerkte goede!! Gemelde R. R. Paters waren hier uit H. Missie, te Poeldijk gehouden, gekomen<br />

en zijn den 16 November van hier naar Soetermeer getrokken, om aldaar ook eene H. Missie te geven.<br />

1859<br />

30 Julij hebben wij ontvangen 108 nieuwe bruine stoelen voor den kerk; ze zijn geleverd door G. van Schie en<br />

Comp. te Maassluis woonachtig, aan wien zij in 't vorig jaar door ons Kerkbestuur waren besteld. Ze zijn te<br />

Megchelen gemaakt en vandaar had gemeld Heer ons een model-stoel gezonden die ons wel beviel: dan toen die<br />

stoelen, een paar dagen na ontvangst in de Kerk waren uiteen gezet, werd bevonden, dat velen ervan niet waren<br />

volgens gezonden model o.a. zijn er verscheidene van boven gelast met nageltjes niet even breed en niet even<br />

hoog - in een woord ze zijn slordig gemaakt en dat voor besteld goed. <strong>Ter</strong>stond is daar van aan Van Schie<br />

mondeling kennis gegeven door Kerkmr. A. van Leeuwen, maar die Heer wilde niets naar die klagt hooren en<br />

wij wilden ze niet voldoen, tenzij voor die zeer gebrekkigen (wel 20 in getal) andere goede in de plaats werden<br />

geleverd. Hieraan bliefde die Heer met zijn Comp. niet voldoen. Hoe verder? Af te wachten.<br />

De stoelen zijn aangenomen voor f. 20,- per dozijn, vrij hier te huis, en dus was de rekening voor die stoelen ad<br />

f. 180,-, voor 't nommeren derzelven f. 3,--, de model-stoel ad f. 1,65 totaal f. 184,65. In 1836 1° zijn hier ook<br />

voor die prijs nieuwe stoelen in de kerk gekomen uit 's Hage, door Heer M. Vierling geleverd: toen hebben wij<br />

die klagten niet behoeven te doen. Dan - men wilde nu een bruine stoelen hebben - en de goede trouw heeft ons<br />

gefopt: ze hadden ons in mei tevoren beschreven, dat de stoelen in beste orde - en zeer mooi waren. Op een<br />

ander tijd gaat men voor ontvangst op een kijkje bij leverancier.<br />

1860<br />

NB. Na dikwijls te hebben geweigerd de betaling voor de stoelen in 't vorig jaar hier ontvangen, hebben wij, om<br />

van die oneerlijke en onsoliede Kath. menschen maar af te zijn door R. D. Smeele maar doen voldoen. Dit is<br />

geschied 2 Mei 1860, zonder eenige korting. Men kan dus rekenen, dat, met kosten voor andere model-stoelen -<br />

brieven - porten enz., die hernieuwing van de stoelen, de Kerk heeft gekost f. 200,--.<br />

1861<br />

In September van dit jaar zijn op R. D. Kapellaans kamer gekomen twee nieuwe schuiframen met ijzeren roeden.<br />

R. D. Th. Beunis heeft ten dien einde bij eenige parochianen eene collecte gedaan en zoo die tot stand gebracht,


zonder bezwaar voor de Kerkkas en tot sieraad voor die kamer. Item in September is vernieuwd geworden de<br />

schei-muur tusschen pastorij en de kerke-huisjes ten Noord-oosten.<br />

1862<br />

In Augustus van dit jaar is de oude voordeur met kozijn weggeruimd en het thans bestaande er in gebragt met<br />

dubbele deur. Dit was in 't vorig jaar aangekocht van een gesloopte Heerenplaats onder Noordwijk met drempels<br />

enz.<br />

Dit jaar zijn de gebreken van verweloosheid in de kerk bijgeholpen en zijn de zijde-zitbanken voor - en binnen -<br />

en Communiebank en het sacristij opnieuw geheel vernist als ook alle deuren ibidem. Verder zie 1852.<br />

1863<br />

In dit jaar is de dreigende invallende zijmuur ten N.O. geheel afgebroken (van den turf en houtschuur) en<br />

opnieuw fundament opgebouwd en het dak opnieuw met sparren voorzien en gerepareerd, hetwelk meer als een<br />

voet is verlaagd geworden.<br />

Torenuurwerk<br />

In dit jaar 24 Augustus is hier aangekomen het nieuwe uurwerk voor den torenklok en gangbaar gemaakt op 1<br />

September seq. Dit uurwerk heeft gemaakt J. van der Velden, woonachtig aan Leijdschendam in gemeente<br />

Stompwijk; hij heeft hetzelve aangenomen met te leveren een wijzer-bord in de kerk voor den prijs van vier<br />

honderd en veertig gulden (f. 440,-) te betalen een jaar na de aflevering en ondervinding, dat het voldoende aan<br />

de afwachting voldoet: en vijf jaren staat de man er voor in - wat er dus in dien tijd aan mankeert - is voor zijne<br />

rekening.<br />

In de marge staat: NB. Zie dienaangaande eene advertentie in 't volgend jaar; bis geplaatst voor kosten van den<br />

maker.<br />

NB. Bij genoemde prijs is inbegrepen de nieuwe stoel voor 't uurwerk en het geheel in orde stellen van hetzelve:<br />

bij Heer IJzerman te 's Hage was dit alles nog boven den prijs van vijfhonderd gulden ( f.500,-) voor het uurwerk<br />

alleen.Ons uurwerk is gemaakt naar 't model van 't geen bestaat in de Kath. kerk te Veur aan Leydschen Dam.<br />

Aangaande volgende H. Reliquiën<br />

Voor een paar jaren heb ik, T. Stoek, van Zeer Eerw. Heer van Essen in 't gesticht te Oegstgeest, op mijn<br />

verzoek, mogen bekomen H. Reliquiën van H.H. Willibrordus en Bonifacius; dan dit jaar heb ik die voor 't eerst<br />

door de geloovigen doen vereeren aan Communiebank, omdat ik dit jaar in staat was gesteld, om het die<br />

omringende zilveren kasje te doen maken.<br />

2°°/ Van zelfden Zeer Eerw. Heer heb ik dit jaar op mijn vriendelijk verzoek mogen bekomen de H. Reliquiën<br />

van H.H. Moeder Gods Maria en Joseph. Om deze reliquiën heb ik een zilveren kasje doen maken gelijk aan<br />

voorgenoemde, en dus op het feest van Patricinium B.M.V. (Beáta Maria Virgo de heilige maagd Maria) voor 't<br />

eerst doen vereeren als de vorige in vroeg- en laatkerk na H. Misse en daar bij afgekondigd, dat zulks voortaan<br />

zòò zal plaats hebben op alle voorname feestdagen van H.H. Maria en Joseph. Dat mijne Z.E. opvolgers zóó ook<br />

mogen doen - hoop - wensch en bid ik!<br />

De onkosten van die zilveren kasjes bedroegen f. 50,-. De een is gemerkt: J.v.S. en de ander P.S. Hieronder volgt<br />

een zin in het Latijn. Mogelijk staat er: S. Reliquiias nasce gratis accepi et gratis dedi Parochie in Stompwijk.<br />

1864<br />

In de Goede Week van dit jaar heb ik op vriendelijk verzoek van Zijne Doorl. Hoogwaardigheid G. P. Wilmer,<br />

Bisschop van Haarlem mogen ontvangen eene H. Reliquie van het Kruis J.C. In de loop van dit jaar is daar toe<br />

bekomen een zilver kruis, waar in die H. Reliquie is geplaatst, zoodanig, dat die er gemakkelijk kan worden<br />

uitgenomen om nu en dan door de geloovigen te doen vereeren. In de marge staat: Zie inventaris.<br />

Bij maandelijksche kruisoefening of devotie wordt dat Kruis met H. Reliquie op het altaar in of voor het<br />

tabernakel geplaatst en na die oefening wordt er de Benedictie mede gegeven.<br />

In de zomer van dit jaar is de sacristij weer een nieuw vloerkleed gelegd, het vorige was gelegd in 1847. Zie<br />

boven aldaar. Dit jaar is de schoorsteen van de achterkamer bij dat afgebroken en opnieuw opgemetseld en een<br />

nieuwe houten tafel- of kap er aangebracht: alles was zeer versleten.<br />

(Toren-uurwerk) Advertentie<br />

Stompwijk September<br />

J. van der Velden, Mr. Klokkenmaker alhier aan den Leijdschendam, heeft verleden jaar September aan ons<br />

parochiaal kerkbestuur een nieuw toren-uurwerk geleverd, hetwelk nu een jaar in goede orde is bevonden en en<br />

zeer geregeld werkt: 's mans soliditeit, nauwkeurigheid en matigheid in prijs, doen ons hem aan 't publiek zeer<br />

aanbevelen. Namens genoemd bestuur T. Stoek, past. q.q. Aldus in "De Tijd" No. 5260. Donderdag 8 September<br />

1864.


1865 Sacre Reliquiae<br />

12 Junij van dit jaar heb ik van Z.H. den Bisschop van Haarlem G. P. Wilmer bij den HoogEerw. Heer Deken te<br />

Soeterwoude met blijdschap en dankbaarheid ontvangen twee kasjes, inhoudende Reliquiën van H.H. Carolus<br />

Borromaeus en Barbara met de noodige attestbrieven. Ten bekwame tijde kunnen die dus ook worden vereerd.<br />

1868<br />

In maand Julij 1868 is de kerk gewit door Mr. Metselaar Haagen van Leijdschendam, zooals te voren in 1856,<br />

het plavon - de zijmuren - en lijsten - biechtkamer - portalen en gangetje. Buiten stijger-kosten was de rekening<br />

er van ad f. 50.- zoo als ik op de rekening kon zoo wat nagaan.<br />

<strong>1869</strong><br />

Dit jaar is 't geheele autaar en zijn ook de beelden van H.H. Maria en Laurentius opnieuw gelijmwit- en er is<br />

binnen Com.bank een nieuw tapijt-kleed gelegd, groot met de twee lopers er bij 69 3/8 el à 60, 18 per el ad f.<br />

41,62½ voor 't leggen en zomen gerekend f. 5,25, dus tezamen f. 46.87½.<br />

Hier wordt verder gegaan met een ander deel uit het boek.<br />

=========================================<br />

Vervolg van de Bataafsche Kerkelijke geschiedenis omtrent<br />

De opvolging van Pastoren in de<br />

Statie Stompwijk, sedert het jaar 1704<br />

-------<br />

De Eerw. Heer Florentius Carolus Beaumont (in Batavia Sacra staat abusievelijk: "Beemont" is naar bevinden in<br />

1704 alhier Pastoor geworden, en 12 october 1727 gestorven, Zijnde destijds Aartspriester van Zuidholland enz.<br />

en Kanunnik van Haarlem.<br />

op deze H. Eerw. Heer is als Pastoor van deze <strong>Gemeente</strong> gevolgd, ten zelfden jare, de Eerw. Heer Fredericus<br />

Joannes Jackops, die in 1756 van hier te Haarlem Pastoor geworden en overleden is.<br />

opvolger van dezen Heer werd in hetzelfden jaar de Eerw. Heer Everardus <strong>Ter</strong>swaek, die hier denkelijk is<br />

overleden in 1759, en tot opvolger heeft gehad den Eerw. Heer L. Perquin, welke laatste, zoo ik elders heb<br />

gezien, hier is overleden in 1770.<br />

na dezen zijn gevolgd de Eerw. Heeren:<br />

Vincentius Neerincx van 1770 tot 1783 hic obiit<br />

Wilhelmus Somveen 1785 - 1788, naar Haarlem<br />

Joannes Schouten 1788 - 1800, naar de Buitenvelden<br />

Joannes Hofman 1800 - 1808, naar Vogelenzang<br />

Gerardus van der Lugt 1808 - 1811, naar Amsterdam<br />

Wilhelmus <strong>Ter</strong>horst 1811 - <strong>1824</strong>, naar Oegstgeest<br />

Theodorus Stoek in <strong>1824</strong>. (Ik was tevoren twee jaren pastoor aan de Helder in Noordholland, schrijft hij)<br />

Transcrptie gemaakt door dhr. P. van der Kolk uit archiefstuk 5 van het archief parochie St. Laurentius,<br />

Stompwijk.<br />

<strong>Gemeente</strong>archief <strong>Leidschendam</strong>-Voorburg.<br />

Juli 2004.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!