17130/1 bpi historie_12#def
17130/1 bpi historie_12#def
17130/1 bpi historie_12#def
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
In de Marge - 25 jaar Bezinningscentrum<br />
relatie leidde ertoe dat hij eind jaren zeventig vanuit de Faculteit der Wijsbegeerte, en<br />
bij monde van prof. C. Sanders, de vraag kreeg voorgelegd of hij wellicht geïnteresseerd<br />
was in de wijsgerige antropologie. ‘Daarvoor zochten ze iemand met laboratoriumervaring,<br />
die goed thuis was in het empirisch onderzoek en die tevens een wijsgerige<br />
studie achter de rug had.’ Lang nadenken was niet nodig. Van Olst keerde vanuit<br />
de psychologie terug naar de Faculteit der Wijsbegeerte en kreeg een jaar de tijd om<br />
zich te laten bijscholen. Hem werden bovendien op termijn vier medewerkers toegezegd<br />
om het vak verder te exploreren. Die zijn er, op één medewerkster voor het verzorgen<br />
van het onderwijs na, overigens nooit gekomen. Bezuinigingen, de beruchte<br />
TVC-operatie in 1983 van minister Deetman vooral, gooiden roet in het eten.<br />
Achtergrondvragen<br />
Al tijdens zijn psychologie-periode hield Van Olst zich bezig met wat hij zelf<br />
omschrijft als ‘achtergrondvragen’, die naar de verhouding tussen geloof en wetenschap<br />
bijvoorbeeld, waarbij zijn brede belangstelling en met name ook zijn interesse<br />
in de bijbelse theologie een rol van betekenis speelden. Nog vóór Van Olst zich<br />
daadwerkelijk tot de wijsgerige antropologie bekende, schreef hij in 1977 een eerste<br />
notitie waarin hij de noodzaak schetste van een op te richten studiecentrum, waarin<br />
dit soort achtergrondvragen centraal zouden staan.<br />
In deze notitie klinkt zorg door over de ontwikkelingsgang van de moderne<br />
wetenschap, die meer en meer instrument geworden is. De groeiende specialisering<br />
en divergentie, schrijft Van Olst, hebben geleid tot een vertechnisering van de vakwetenschappen.<br />
Daarmee verdwijnen vragen zoals naar de maatschappelijke plaats en<br />
invloed van een ten onrechte waardenvrij gedachte wetenschap, naar de reikwijdte van<br />
het westerse kennen en naar de wijsgerige uitgangspunten en grondslagen daarvan,<br />
uit beeld. Sterker nog: het westerse wereldbeeld, de hedendaagse kijk op de werkelijkheid,<br />
blijkt in toenemende mate bepaald door de wetenschappelijke benadering.<br />
‘Ons waarnemen en ons denken worden primair gestructureerd door logischanalytische<br />
categorieën, door rationaliteit en abstractie,’ aldus Van Olst in zijn notitie.<br />
En dat betekent op den duur een wezenlijke verarming van onze verhouding tot de<br />
werkelijkheid, die onder invloed daarvan wordt gereduceerd tot wat zintuigelijk waarneembaar<br />
is. Immers, ‘het wetenschappelijke denken is naar zijn aard een reducerend<br />
denken.’ Daardoor komen andere, de mens ooit zo vertrouwde typen van kennen en<br />
ervaren onvoldoende of zelfs helemaal niet meer aan bod. ‘Het mythische kennen en<br />
de verwerking van symbolen (...) zijn ons vreemd geworden,’ constateerde Van Olst.<br />
Al zou de zorg over deze ontwikkelingen in principe door elke universiteit<br />
gedeeld moeten worden, hij zag juist voor de Vrije Universiteit op dit punt een<br />
voortrekkersrol weggelegd. Tegenover de ten onrechte als waardenvrij beschouwde<br />
wetenschap zou de VU haar principiële waardenbetrokkenheid als christelijke instel-<br />
In de Marge - 25 jaar Bezinningscentrum<br />
ling moeten tonen en laten zien dat het haar ernst is met een doelstelling waarin<br />
‘het dienen van God en Zijn wereld’ centraal staat.<br />
De notitie sloot af met enkele paragrafen waarin de taakstelling en de<br />
organisatie van het op te richten studiecentrum geconcretiseerd werden.<br />
Hoofdtaken zouden zijn ‘het inventariseren en het initiëren en (doen) bestuderen<br />
van critisch onderzoek van wetenschap en cultuur’ alsmede ‘een permanente<br />
bezinning op de vraag hoe mens en wereld behoren te functioneren’ en op de rol<br />
die de wetenschap daarin speelt. In de uitvoering van die taak zou men zich moeten<br />
laten leiden ‘door bijbelse indicaties over mens en wereld’ en ‘in gehoorzaamheid<br />
aan het evangelie van Jezus Christus’. Het centrum zou grotendeels decentraal<br />
georganiseerd moeten zijn en bestaan uit per (sub)faculteit en centrale<br />
dienst op te richten werkgroepen, geleid door een algemeen en een dagelijks<br />
bestuur en ondersteund door een voltijds aan te stellen, uitvoerend secretaris en<br />
een administratieve staf.<br />
Hij was destijds niet de enige de initiatiefnemer, vertelt Van Olst ruim een<br />
kwart eeuw later. De bewuste notitie schreef hij in nauwe samenspraak met de wiskundige<br />
en latere VU-hoogleraar Maarten Maurice. Maurice, inmiddels overleden,<br />
woonde net als Van Olst in Nieuwkoop. De twee kenden elkaar bovendien uit hun<br />
studententijd. Samen waren zij actief binnen de gereformeerde kerk in hun woonplaats.<br />
Drijfveer daarbij was een gedeelde onvrede over de gang van zaken in de<br />
gereformeerde kerken. Ze wilden af van de theologische franje die langzamerhand<br />
het zicht op het wezenlijke van de christelijke religie had ontnomen. Terug naar de<br />
bron, was de gedachte waarvoor Van Olst later de term ‘herbronning’ zou munten,<br />
op zoek naar, onder meer, de joodse achtergrond van het christendom.<br />
Min of meer uit liefhebberij begonnen zij in hun vrije tijd aan een studie<br />
bijbelse theologie, waarvan de resultaten werden ingezet bij de leerhuisactiviteiten<br />
die zij in hun eigen gemeente organiseerden. Samen met de specifieke<br />
belangstelling van Van Olst voor liturgische vernieuwing – een belangstelling die<br />
hij overigens deelt met zijn echtgenote, die kerkmusicus is – verklaart dat waarom<br />
‘leerhuis en viering’ vaste elementen zouden worden in het latere Bezinningcentrumprogramma.<br />
Het wetenschappelijke kennen was, zoals de notitie van 1977<br />
immers al meldde, in de ogen van de initiatiefnemers te beperkt om recht te doen<br />
aan de volle breedte van de menselijk ervaringsmogelijkheden. ‘Liturgie, als<br />
onderdeel van de esthetiek, is óók een ervaringsdimensie,’ aldus Van Olst nu.<br />
‘Ook het gereformeerde geloofsleven ging al te zeer gebukt onder de alleenheerschappij<br />
van de ratio, en was daardoor voor veel mensen volstrekt ontoegankelijk<br />
geworden. Wat ik behalve in de wetenschap, vooral ook in de gereformeerde theologie<br />
miste, was de spiritualiteit.’<br />
6 7