17130/1 bpi historie_12#def
17130/1 bpi historie_12#def
17130/1 bpi historie_12#def
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
In de Marge - 25 jaar Bezinningscentrum<br />
Toets aan de poort<br />
De ideeën van Maurice en die van Van Olst over de doelstelling van de VU en de<br />
wenselijkheid van een nadere uitwerking ervan, kwamen aardig overeen. Het lag<br />
dan ook voor de hand dat, toen Maurice gevraagd werd toe te treden tot de<br />
Werkgroep Doelstelling, ingesteld in het voorjaar van 1974, hij als voorwaarde stelde<br />
dat ook Van Olst daarin zitting nam. Ook de theoloog D.C. (Dick) Mulder werd<br />
lid van de werkgroep. Hij kwam uit de zending en via zijn bemoeienis werd het contact<br />
tussen de VU en de Wereldraad van Kerken verstevigd.<br />
De ontstaansreden van de werkgroep is voor een deel te vinden in een<br />
senaatscongres, gehouden in 1968, waar bestuurderen en andere betrokkenen bij<br />
de VU zich bogen over de vraag naar het christelijke van de VU. Bij een vaste benoeming<br />
diende men in te stemmen met de doelstelling van de VU. Maar wat betekende<br />
dat? Er waren geen programmatische implicaties zodat instemming vaak als formaliteit<br />
ervaren werd, maar ook als uitsluiting van hen die niet konden instemmen<br />
en soms meer getalenteerd waren. Bovendien werd er op bestuurlijk niveau nogal<br />
verschillend gedacht over de rol van de doelstelling. Sommigen spraken over ‘reformatorische<br />
wetenschapsbeoefening in georganiseerd verband’.<br />
‘Ik heb,’ zegt Van Olst nu, ‘daar altijd grote moeite mee gehad, want ik<br />
wist niet wat dat was, “reformatorische wetenschapsbeoefening”. Ik weet het nog<br />
steeds niet. Toen heb ik een brief aan de curatoren geschreven met de vraag of ze<br />
nog eens wilden toelichten wat ze onder “reformatorische wetenschapsbeoefening”<br />
wensten te verstaan. Op die brief heb ik nooit antwoord gekregen. Ze zaten er blijkbaar<br />
zelf ook mee in de maag.’ Gevolg was wel dat er door al die discussies over<br />
het karakter van de VU een commissie in het leven werd geroepen, die op haar<br />
beurt adviseerde een permanente commissie op te richten; een commissie die zich<br />
op vragen rond de doelstelling zou concentreren.<br />
Dat werd de Werkgroep Doelstelling van de Universiteitsraad. De urgentie<br />
ervan was inmiddels nog vergroot als gevolg van de veranderingen die de VU begin<br />
jaren zeventig had doorgemaakt. De volledige financiering door de overheid was er<br />
een van. Het was zeker een blijk van erkenning. De VU zag zich als instelling voor<br />
wetenschappelijk onderzoek en onderwijs eindelijk ook door de buitenwacht<br />
beschouwd als gelijk- en volwaardig. Er kwam een einde aan het isolement en er kon<br />
voortaan voluit worden deelgenomen aan de internationale wetenschapsbeoefening.<br />
Toch was er een keerzijde. De uitgroei tot volledige universiteit maakte<br />
tegelijk een eind aan het unieke en bijzondere gegeven van een universiteit die<br />
sinds haar oprichting bijna een eeuw lang uit particuliere middelen was gefinancierd,<br />
en die zich al die tijd verzekerd had geweten van de haast onvoorwaardelijke<br />
steun en de belangstellende betrokkenheid van het gereformeerde volksdeel. Maar<br />
ook de democratiseringsgolf die de VU, net als haar zusterinstellingen, in diezelfde<br />
In de Marge - 25 jaar Bezinningscentrum<br />
periode overspoelde, maakte dat de zij een universiteit als alle andere dreigde te<br />
worden. Om iets van het bijzondere karakter voor de toekomst te behouden en<br />
ernst te blijven maken met haar bijzondere status en identiteit als christelijke instelling,<br />
kwam een Werkgroep Doelstelling dus goed van pas.<br />
De werkgroep heeft zich noodgedwongen voornamelijk bezig gehouden<br />
met de rol van de VU-doelstelling in het aanstellings- en benoemingsbeleid. Dat<br />
was, vonden Maurice en Van Olst, wel belangrijk maar feitelijk marginaal en dus bij<br />
lange na niet genoeg. Het ging immers niet alleen om een toets aan de poort om te<br />
bezien of een aspirant-medewerker levensbeschouwelijk wel uit het juiste hout<br />
gesneden was, maar om de vraag hoe de beoogde ‘bijbelse mens- en wereldvisie’<br />
van invloed zou kunnen zijn op de wetenschapsbeoefening aan de VU. Maar op een<br />
permanente en diepgaande bezinning op inhoud en uitwerking van de doelstelling<br />
was de werkgroep zelf uiteraard niet toegesneden.<br />
Voor de meeste VU-bestuurders hoefde die inhoudelijke verdieping eigenlijk<br />
niet zo nodig, herinnert Van Olst zich. ‘Die zagen de doelstelling toch in de eerste<br />
plaats als een handig middel om zich de CPN-sympatisanten onder studenten en medewerkers<br />
– en dat waren er nogal wat in die tijd! – van het lijf te houden. Wij beschouwden<br />
dat als misbruik van de doelstelling. Iedereen die zegt zich te willen inzetten voor<br />
het behoud van het bijzondere karakter van de VU, moet je op zijn woord geloven,<br />
vonden wij. Je ging ervan uit dat niemand er nou echt op uit was om de zaak te belazeren.<br />
Je neemt pas maatregelen als het tegendeel blijkt.’ Bovendien was er wel erg weinig<br />
begrip voor wat studenten nu werkelijk bewoog. ‘De gangbare werkwijze had nóg<br />
een groot nadeel,’ benadrukt Van Olst. ‘Instemming met de doelstelling werd op deze<br />
manier eigenlijk tot een strikte privé-aangelegenheid gedegradeerd en niet langer beschouwd<br />
als bindende factor in het doen en laten van de universitaire gemeenschap.’<br />
Grensgebieden<br />
De werkgroep wist van geen wijken. ‘Een doelstelling die niets anders is dan een<br />
selectiemiddel, waar je alleen maar je handtekening onder hoeft te zetten, waarmee<br />
de kous verder af is, vonden wij onacceptabel. Wij wilden de doelstelling zien als een<br />
program van actie, niet als een dode letter.’ Het eerste publieke pleidooi voor het<br />
oprichten van een bezinningscentrum – een studiecentrum dat zich volledig zou kunnen<br />
wijden aan een antwoord op de vraag hoe de doelstelling om te vormen tot een<br />
programmatisch gegeven dat relevant is voor de wetenschapsbeoefening aan de VU –<br />
kwam in 1976 vanuit de werkgroep. Na Van Olsts notitie uit november 1977 heeft het<br />
nog anderhalf jaar geduurd voor de Universiteitsraad, het inmiddels ingestelde democratische<br />
bestuursorgaan waarin alle geledingen binnen de universiteit vertegenwoordigd<br />
waren, de oprichtingsplannen goedkeurde. De formele oprichting van het<br />
Bezinningscentrum vond in april 1979 plaats. Operationeel werd het centrum in het<br />
8 9