01.08.2013 Views

Geschiedschrijving, waarheen? - Groniek

Geschiedschrijving, waarheen? - Groniek

Geschiedschrijving, waarheen? - Groniek

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

H. W Van der Dunk<br />

<strong>Geschiedschrijving</strong>, <strong>waarheen</strong>?<br />

In dit artikel schetst professor dr. H.W. von der Dunk<br />

de ontwikkeling van de motieven in de geschiedschrijving<br />

in het verleden tot de huidige aandacht voor een<br />

meer persoonlijk perspectief. Ten slotte spreekt hij zijn<br />

verwachting voor de toekomst uit.<br />

Bij de Romeinen ging het verhaal dat eens, in zeer oude tijden bij een gezamenlijke<br />

maaltijd een knaap moest opstaan om al zingend de daden van<br />

het voorgeslacht te memoreren. I Een gewoonte die als alternatief voor veel<br />

onbenullige tafelspeeches wellicht ook vandaag enige overweging verdient,<br />

al zullen de jeugdige zangers wel met een lantarentje moeten worden gezocht.<br />

Legende of niet, het bericht onthult de meest elementaire functie<br />

van de geschiedenis (het verhaal van wat is geschied) voor de mens: kennis<br />

van het verleden ter betere oriëntatie in het eigen bestaan. Wat gebeurd<br />

i , wekt daarom de belangstelling en ook al kan het op het oog slechts een<br />

soort tafelmuziek of een onderhoudend tijdverdrijf lijken, het gaat feitelijk<br />

steeds om méér. Onze eigen tijd wordt in een grotere ruimte geplaatst,<br />

waarbij we onwillekeurig analogieën en verschillen herkennen. Historische<br />

kennis berust altijd op herinnering gestold tot taal. Een constatering die<br />

niets anders is dan een enorme platitude, maar er schuilt de hele problematiek<br />

in, die historici door de eeuwen heen bezig heeft gehouden en houdt,<br />

net een oneindig vertakte, gigantische boom die in deze eikel schuilt. Vanaf<br />

het moment dat we historici tegenkomen, vragen ze zich in feite namelijk<br />

ook al af waar ze mee bezig zijn, vele eeuwen voordat het specialisme<br />

Theorie van de Geschiedenis was bedacht.<br />

Bij Aristoteles staat dat de dichter-filosoof het algemene bestudeert, de<br />

historicus het bijzondere en het behoort sedert de Romantiek en het historisme<br />

tot de gangbare voorstelling dat dit bijzondere vanzelf ook eenmalig<br />

is. 2<br />

Die fixatie van de historici op de verschillen, het bijzondere en het eenmalige<br />

dreigt echter gemakkelijk te leiden tot een professionele bijziend-<br />

I w.F. Otto, 'Einleitung. Herodot und die Frühzeit der Geschichtsschreibung' in:<br />

Herodot, Historien (Stuttgart 1971) XlI.<br />

2 Aristoteles, Poetica, IX r.1451 b 1-7. Ik dank die vindplaats in het origineel aan L.M.<br />

de Rijk. NestIe, Aristoteles Hauptwerke (Stuttgart 1977) 350-351.<br />

467


468<br />

Van der Dunk<br />

heid en een verabsolutering ervan. Juist die genoemde vraag naar de zin en<br />

aard van het vak is een goed voorbeeld dat we allerminst met een eenmalig<br />

probleem te maken hebben. In dit verband komen we echter een taaie<br />

en onuitroeibare vertekening van perspectief tegen die psychologisch zeer<br />

verklaarbaar is. Dat is ook de reden van haar onuitroeibaarheid. Ik bedoel<br />

de mening dat onze eigen tijd een onvergelijkelijk keerpunt in de hele geschiedenis<br />

zou zijn. Haar eenmaligheid is dus nog weer eenmaliger dan die<br />

van elke andere periode, de crisis nog weer een grotere crisis dan de vroegere.<br />

En het opmerkelijke hierbij is dat zelfs historici, die beter weten omdat<br />

ze vakshalve een oog hebben ontwikkeld voor het specifieke en onvergelijkelijke<br />

van andere tijdvakken en doorgaans daarom ook kunnen relativeren,<br />

op dit punt eveneens zo gemakkelijk in de - althan retorischehinderlaag<br />

vallen van het presentisme, de overschatting van de eigentijdse<br />

problematiek. De verklaring van die vertekening is, zoals gezegd, nogal<br />

duidelijk: het verleden ligt als afgesloten geheel voor ons. Wij kennen de<br />

gevolgen, de consequentie van wat vroegere generaties deden en dachten,<br />

inc1u ief hun misvattingen en vergissingen. In onze eigen tijd kennen<br />

we die afloop niet, de gevolgen zijn open, de gevaren en dreigingen - wat<br />

we ook daaronder verstaan - niet bezworen of verdwenen. Daarom is het<br />

unieke erin gelegen dat ze nog geen verleden zijn. Dat wordt dan evenwel<br />

snel verwisseld met de inhoud of omvang van de problemen, waarbij vergeleken<br />

die van vroeger tijden lijken te verbleken. Het mediatijdperk met<br />

zijn karikaturale uitvergroting van het ogenblik heeft het historische geheugenverlies<br />

en die vertekening immens versterkt. Ook ten aanzien van<br />

de historiografie, de geschiedschrijving in het verleden, vindt die perspectivische<br />

vertekening gemakkelijk plaats. De geschiedschrijving van vorige<br />

generaties, ja van eeuwen kan gemakkelijk ter verduidelijking en oriëntatie<br />

in grote lijnen worden neergezet. En elke generatie historici neemt daarbij<br />

afscheid van de opvattingen, normen en intenties van haar voorganger.<br />

Daarover straks iets meer.<br />

Herinnering gestold tot een verhaal, dus tot taal, noemde ik het startpunt<br />

van geschiedenis naar aanleiding van die legendarische zingende<br />

knaap ter opluistering van een Romeins diner. Aangezien de herinnering<br />

en elk verhaal niet anders dan electief zijn, is de kardinale vraag volgens<br />

welke criteria er wordt geselecteerd. Die criteria berusten allereerst op wat<br />

men onder waarheid verstaat en belangrijk vindt ter oriëntatie. Maar er is<br />

een verschuiving van de waarheidsidee en de maatstaf voor wat belangrijk<br />

wordt gevonden en die verschuiving is de voornaamste reden dat his-


<strong>Geschiedschrijving</strong>, <strong>waarheen</strong>?<br />

torici telkens weer zo gemakkelijk het werk van hun voorgangers van naiviteit<br />

of mythevorming betichten en corrigeren op grond van hun eigentijdse<br />

waarheidsidee.<br />

Wanneer de daden van het voorgeslacht bezongen werden dan ging<br />

het gewoonlijk om de daden van het eigen volk en de herinnering of overlevering<br />

selecteerde en gaf er vorm aan om de gemeenschappelijke band,<br />

de identiteit zoals dat vandaag heet, te verstevigen. Daarvoor kwamen uiteraard<br />

allereerst de glorieuze daden in aanmerking als voorbeeld en aansporing.<br />

Bij een jeremiade over nederlagen, blunders of wandaden zouden<br />

niet alleen de oude Romeinen hun soep met minder behagen hebben gelepeld.<br />

Een verhaal van heldhaftigheid, overwinningen en daadkracht versterkt<br />

het zelfbewustzijn en is tevens een stille hint om niet achter te blijven<br />

bij de voorouders, zich hun waardig te betonen. In de nationale geschiedschrijving,<br />

die in de negentiende eeuw zo overheersend werd, herkennen<br />

we moeiteloos dezelfde behoefte en grondhouding. Tegenover elke<br />

echte of vermeende grote bedreiging grijpt een volk bewust of onderbewust<br />

naar die elementaire injectie van het het zelfbewustzijn die in het eigen<br />

verleden is te vinden. 'En de jongens van Tromp en Piet Hein, die krijgen<br />

ze lekker niet klein!' zongen we vrolijk na de bevrijding om de afgelopen<br />

onderdrukking te verteren. En wat drijft vandaag een George Bush jr.<br />

in zijn hart méér dan zijn romantisch idee van het ongerepte goede oude<br />

Amerika, dat net als zijn heilige naamgenoot een draak moet vernietigen<br />

en daarvoor liefst de hele wereld moet hervormen naar eigen beeld?!<br />

De oudste geschiedschrijving voor zover bekend, wortelde nog in de mythe<br />

en de verhalen van het voorgeslacht mondden bij een achteruitspoeling<br />

uit bij goden en halfgoden als stamvaders en stammoeders. Uiteraard was<br />

dat geloof niet in strijd met wat als waarheid werd beschouwd. Geen enkel<br />

geloof kan dat ooit zijn. Voor degenen die vandaag geloven dat God-Jahwe<br />

persoonlijk op de berg Horeb aan Mose de tafelen der wet heeft gegeven,<br />

dat de Bijbel God's eigen woord is, dat Jezus zoon van God was, aan<br />

het kruis stierf en weer is opgestaan om de mensheid te verlossen van haar<br />

zondige status, of dat God-Allah aan Mohammed de Koran heeft gedicteerd,<br />

is dit waarheid evengoed als de verhalen van Chronos, Zeus ofHeracles<br />

eens waarheid uitdrukten voor Grieken en Romeinen. En evengoed als<br />

het geloof in de menselijke rede en haar vermogen om een objectieve realiteit<br />

waar te nemen, haar wetmatigheden te doorgronden en daarop ons<br />

enige criterium van waarheid te baseren - en dientengevolge de waarheid<br />

van bovengenoemde religieuze voorstellingen te betwijfelen of te ontken-<br />

469


470<br />

Van der Dunk<br />

nen - het geloof fundament van heel de moderne wetenschap en het moderne<br />

denken is geworden. Het geloof in mythen is niet minderwaardig<br />

ten aanzien van het geloof in joodse, christelijke of islamitische dogma's.<br />

En ondanks de enorme vooruitgang van onze natuurbeheersing dankzij<br />

wetenschappen en techniek, waarvan de tastbare materiële resultaten dat<br />

geloof in de weten chap ondersteunen, staan we telkens weer voor verrasingen,<br />

onverklaarbare verschijnselen van de materie die de theorieën en<br />

dat geloof uitdagen, zoals nieuwe ziektes die ineens opkomen of oude die<br />

terugkeren, nadat ze bedwongen leken. De natuur gehoorzaamt dan ineens<br />

niet meer aan de wetten en verwachtingen en de theorie moet worden<br />

herzien. Waarheid blijkt altijd weer in nieuwe vermommingen te verschijnen.<br />

Maar dit terzijde.<br />

De Grieken gelden algemeen als degenen, bij wie de echte geschiedschrijving<br />

begon, omdat het waarheidscriterium er verschoofvan het mythische<br />

naar het empirisch-waarneembare. Anders gezegd, naar datgene wat echt<br />

gebeurd was, want zichtbaar waargenomen door getuigen. Verhalen over het<br />

verleden, en in die zin geschiedenis als overlevering, be tond wel op de een<br />

ofandere wijze bij elk volk, ook in een tribale samenleving. Maar dat streven<br />

naar geloofwaardigheid op grond van het empirische criterium wordt<br />

misschien voor het eerst duidelijk bij Herodotus, die als 'vader van de gechiedschrijving'<br />

wordt vereerd. Oudere werken zoals van Hekataios zijn<br />

immers verloren gegaan. Zijn motief en uitgangspunt was het gevoel dat<br />

de Grieks-Perzische oorlogen geweldig en onvergelijkbaar waren en daarom<br />

bewaard moesten blijven voor het nageslacht. Hetzelfde motiefdus dat<br />

ten grondslag ligt aan al die publicaties en persoonlijke herinneringen aan<br />

oorlog,bezetting en terreur in onze tijd. Herodotus, dat was directe naoorlogse<br />

geschiedschrijving toen de trilling van die aardschok nog in de lucht<br />

hing, een soort eenmans-Instituut voor Oorlogsdocumentatie. Thucydides,<br />

een generatie jonger en geroemd als de eerste grote wetenschappelijke<br />

historicus, bleek al veel hogere eisen te stellen aan die geloofwaardigheid<br />

dankzij een verder gevorderd empirisch waarheidsidee. Hij betichtte zijn<br />

oudere collega van mythevorming, want die was nog te veel op mondelinge<br />

verhalen afgegaan waarbij eigen getuigenis en legende waren vermengd.<br />

En ook Thucydides chrijft omdat hij zelf zo unieke onvergelijkbare dingen<br />

heeft beleefd, die alles in de chaduw stellen wat vroeger is gebeurd.<br />

Zoals gezegd een overtuiging die als een soort Leitmotiv door de historiografie<br />

loopt tot in onze tijd. De gebeurtenissen worden steeds unieker. Een<br />

tweede herkenbare Leitmotiv is die genoemde beschuldiging aan het adres


<strong>Geschiedschrijving</strong>, <strong>waarheen</strong>?<br />

van de voorgangers van mythevorming, of althans van een conceptie die<br />

een onbevangen objectieve kijk op het verleden belemmert. Het is of elke<br />

generatie onder een beslagen kaasstolp gevangen zat, die wij er nu hebben<br />

afgetrokken om in de vrije lucht van groter realisme te ademen. Thucydides<br />

mag bij Herodotus dan lichtgelovigheid en mythevorming constateren,<br />

hij zelf legt Pericles een gefingeerde redevoering in de mond. Dat was<br />

kennelijk niet in strijd met zijn eis dat de historicus zich aan de waarheid<br />

in de zin van de feiten moet houden. Hermann Rauschning, die ongeveer<br />

twee-en-een-half duizend jaar later zijn gesprekken met Hitler onbekommerd<br />

kosmetisch bewerkt en aanvult, heet dan echter geen groot geschiedschrijver<br />

meer maar een zeer omstreden en van vervalsing beticht publicist;<br />

onbezien of zijn beeld desondanks waarheid zou kunnen bevatten.<br />

Met Locke, Voltaire en de Verlichting begint de afrekening met de gechiedenis<br />

onder een christelijk-feodale koepel. Met de Romantiek dan weer<br />

de afrekening met de moraliserende geschiedschrijving van de Verlichting.<br />

Terug naar het aanschouwelijke warmbloedige verleden, luidt het parool!<br />

De natie werd in de negentiende eeuw de vaste poolster waarop een groot<br />

deel van de historici voer. <strong>Geschiedschrijving</strong> had een taak in dienst van<br />

de versterking ofbewustwording van de nationale gemeenschap. Maar wél<br />

op basis van het nieuwe waarheidscriterium van gedocumenteerde feiten.<br />

De vraag naar waarheid is echter nog niet beantwoord door verbeterde fact<br />

finding en dus ontbreekt de oriëntatiemogelijkheid zolang men niet vanuit<br />

een selectie en interpretatie te werk gaat die nooit uit de feiten kon worden<br />

gehaald, maar die juist vooraf gaat aan wat men als feit waarneemt.<br />

In zijn vrome afkeer van rechtertje spelen kon Ranke komen tot zijn beroemde<br />

en tot treurens toe aangehaalde uitspraak dat hij wilde laten zien<br />

'wie es eigentlich gewesen'. Een uitspraak die nog steeds aanleiding geeft tot<br />

de naïeve misvatting dat we een weergave van feiten kunnen scheiden van<br />

een oordeel en een interpretatie, zoals ons nog weer recentelijk het NIODrapport<br />

over Srebrenica wil doen geloven. Overigens staat die Rankeaanse<br />

uitspraak in nauwelijks andere bewoordingen al bij Thucydides. 3<br />

Op dat<br />

vlak van de oriëntatie en waarheidsperceptie speelden juist de genoemde<br />

verschuivingen in de Verlichting, de Romantiek, het tijdperk van het nationalisme<br />

en imperialisme hun rol als historische loods.<br />

Bij een terugblik vanuit de afstand van anderhalve eeuw zien wij nu die<br />

beheersende paradigmata, waarbij de behoefte aan overzichtelijkheid en vereenvoudiging<br />

ons gemakkelijk laat vergeten dat er daarnaast tal van tegen-<br />

3 Ouo, Einleitung.<br />

471


472<br />

Van der Dunk<br />

stromingen en kritische opponenten waren tegen de dominante tendens en<br />

dat onze voorgangers zich maar zeer ten dele in dat bovengeschetste portret,<br />

dat eerder op een houtsnede dan op een schilderij lijkt, zouden herkennen.<br />

Binnen ofonder die grote tendenties speelde ook altijd het generatieaspect<br />

een rol, dat tot kritiek van de jongeren op hun voorgangers leidde in tal van<br />

varianten. Opmerkelijk is daarbij wel de versneIJing van veranderingen en<br />

koerswijzigingen in de loop van de twintigste eeuw. Dat hangt samen met<br />

de versnelling van de veranderingen in de hele maatschappij en de voortgaande<br />

emancipatie waardoor geschiedenis niet vanuit de meer ontwikkelde<br />

standen voor het volk werd geschreven maar meer en meer door allen<br />

voor allen. Vooral na de Tweede Wereldoorlog hield dat in dat de sociale<br />

geschiedenis, de geschiedenis van de gewone mensen, uit een vleugelpositie<br />

binnen het vak naar het centrum oprukte en in waardering de politieke<br />

Leopold von Ranke, grondlegger van hel historisme. Uil: Wolrgang J. Momlllsen ed., Leopold VOIl ROllke<br />

III/d die lIlodeme Geschicil/slVissellscilOft (Stullgarl 1988).


<strong>Geschiedschrijving</strong>, <strong>waarheen</strong>?<br />

geschiedenis ietwat verdrong. Het ontstaan van een moderne consumptiemaatschappij<br />

en de welvaart onderstreepten daarbij het belang van de economie<br />

en niet toevallig steeg het aanzien van sociale en economische geschiedenis<br />

als hechte tweeling van moeder democratie. Vanaf de jaren zestig,<br />

onder de indruk van Europees en nationaal machtsverval, de dekolonisatie<br />

en de onstuitbare eenwording van de wereld, verving een algemene<br />

bevrijdingsideologie de oudere nationale oriëntatie: niet slechts onderdrukte<br />

volkeren of rassen maar gediscrimineerde minderheden op alle gebied<br />

en nog veel algemener het demasqué van machten en machtsstructuren<br />

in de geschiedenis kwamen in het focus en bepaalden nu wat historici<br />

toen bovenal belangrijk gingen vinden.<br />

Tegelijkertijd speelde echter nog iets anders. De natuurwetenschappen<br />

en de techniek hadden de maatschappij veranderd. Wijde de geschiedschrijving<br />

in dienst van de nieuwe idealen - inmiddels dus de bevrijdingsideologie<br />

of'maatschappijkritiek' zoals nu het gangbare devies luidde - eveneens<br />

tot een verandering van de maatschappij bijdragen, dan moest ze zich<br />

methodisch sterker op de zo succesvolle natuurwetenschappen, de science<br />

richten. Het getal deed zijn intrede als garantie van wetenschappelijkheid<br />

en onaanvechtbare objectiviteit, als betrouwbaarste toegang tot de waarheid.<br />

Die fascinatie door het sciencemodel ging gepaard met een bestrijding<br />

van de rode bloedlichaampjes in de geschiedwetenschap, de literairesthetische<br />

traditie, en een versterking van de witte, de abstracte theorievorming.<br />

'Gebrek aan theorie' heette de aanklacht van een nieuwe generatie<br />

aan het adres van hun leermeesters. Die zoveelste demythologisering<br />

in de historiografie - nu van nationalistische en ideologische mythen - in<br />

naam van de waarheid stond evenwel ook in dienst van een al dan niet verborgen<br />

gids, namelijk die bevrijdings- ofemancipatie-ideologie. De maatschappijvorm,<br />

dat onpersoonlijke collectief, werd (ook onder invloed van<br />

sociologie en antropologie) het voornaamste criterium om orde en richting<br />

in het verleden aan te brengen. Fundamentele overtuigende geschiedenis<br />

werd voortaan maatschappij-geschiedenis. Zoals meestal kan worden<br />

gesproken van een algemene omhelzing van ideeën die al eerder door<br />

enkele voortrekkers waren verkondigd, waarbij allereerst aan de marxistische<br />

geschiedschrijving en aan de Franse Annales-school moet worden gedacht.<br />

In de jaren zestig en zeventig vond de maatschappijgeschiedenis in<br />

het klimaat van culturele en politieke jeugdrebellie bij het jongere voetvolk<br />

van de historici respons. Toch was die hernieuwde discussie over de zin en<br />

aard van het vak waar dat mee gepaard ging in wezen een opwarming van<br />

473


474<br />

Van der Dunk<br />

de oude controverse uit de negentiende eeuw tu sen historisme en positivisme<br />

en we herkennen in de argumenten over en weer verbazend bekende<br />

geluiden. Het wantrouwen tegen de literaire vorm hield een nieuw waarheidsidee<br />

in, geënt op de moderne science, een afwijzing van elke metafysica,<br />

een materialisatie van het denken, waarbij het getal, het meetbare de<br />

beste waarborg vormt tegen oncontroleerbare beweringen en speculatieve<br />

constructies. Dat alles leidde tot een verregaande depersonalisatie van<br />

de geschiedenis. Jan en Mien Doorsnee worden immers in het verleden allereerst<br />

als getal en anonieme massa zichtbaar. Maar bovenal hebben de<br />

moderne democratie en de democrati eringseis vanzelf een enorm egaliserende<br />

tendens. Het getal, de representativiteit en de meerderheid krijgen<br />

een acraal karakter.<br />

Op dat getij van de bevrijdingsideologie en het sociaal-economi che<br />

credo is weer de reactie gevolgd. Daarbij vallen onvermijdelijk leuzen als<br />

postmodernisme en posthistoire. De maatschappijkritiek en de veronderstelling<br />

dat de geschiedenis objectieve ontwikkelingspatronen kon onthullen<br />

mits men de juiste methode had en de enige juiste vragen stelde, bleken<br />

(alweer) op een vergankelijk uitgangspunt te berusten. In vele gevallen<br />

was bij vooraanstaande postmodernisten prake van ontgoocheling. Zoals<br />

altijd ging die gepaard met een nieuw idee van waarheid. In dit geval betekende<br />

waarheid een afwijzing zo niet van het waarheidsbegrip als zodanig<br />

dan wél van elke pretentie om een waarheid in de geschiedenis te kunnen<br />

vinden zoals de maatschappijhervormers dachten. Ook dit agnostici ­<br />

me wa evenwel niet zo nieuw als het leek. We behoeven slechts te denken<br />

aan de Griekse scepticus Phyrro en het Phyrronisme, dat ook bij tijden de<br />

historiografie niet onberoerd had gelaten. Dit postmoderne agnosticisme<br />

drong nu ook vanuit de filosofie de historiografie binnen: misschien was er<br />

wel helemaal geen amenhangende ontwikkeling, geen proces, en hing het<br />

allemaal van toevalligheden aan elkaar. Het was in wezen een chaos. In de<br />

jaren tachtig en negentig werd in elk geval door veel intellectuele snobs de<br />

opvatting van de daken gekraaid dat er een streep getrokken moest worden<br />

achter de hele geestelijke Westers-Europese traditie, ook de historiografische.<br />

Men beriep zich op de filosoof Lyotard die het had het over het<br />

einde van de grote verhalen, lees: de grote ideologische ontwerpen, waar<br />

men de geschiedenis had ingepast. Het was ofhij in een gonzende echoput<br />

had geroepen. Iedereen wist het nu ineens: het tijdperk van de moderniteit<br />

was afgelopen. Op een wat meer bijdegronds vlak riep Fukuyama 'het einde<br />

der geschiedenis' uit. Of de mensheid daarmee in een epiloog van haar


<strong>Geschiedschrijving</strong>, <strong>waarheen</strong>?<br />

bestaan was beland, in een schimmig wezenloos naspel of in een fa e van<br />

eindeloze verstarring als een gemummificeerd lijk werd niet geheel duidelijk.<br />

Wél duidelijk was dat die afscheidsstemming pa te bij de aflopende<br />

eeuw, maar méér nog bij het besef van het einde van Europa's macht. Voor<br />

de Amerikaan Fukuyama betekende het einde der geschiedenis daarentegen<br />

niet zonder meer een verlies, eerder de definitieve overwinning van de<br />

westerse democratie onder Amerikaanse leiding, al stond ons daarbij een<br />

tijd van saaie steriliteit te wachten. Die boodschap, die hij later weer tegensprak,<br />

viel niettemin gemakkelijk uit zijn geruchtmakende boek te halen,<br />

omdat ze aansloot bij de onverwachte ineen torting van het Sovjet-imperium<br />

en toch ook te rijmen viel met de posthistoire-filo ofie.<br />

In elk geval leek daarmee een einde gekomen aan de grote concepten die<br />

in de negentiende en twintigste eeuw aan het verleden het aanzien van een<br />

proces en een doelgerichte beweging hadden gegeven, een teleologisch karakter,<br />

zoal ook Ankersmit constateert. Ik zou daarbij willen aantekenen,<br />

dat het nieuwe agnosticisme, waarbij een zinvolle samenhang of een teleologisch<br />

verloop van de geschiedenis als de zoveelste mythe wordt ontmaskerd,<br />

kenmerkend is voor een in hoge mate verzadigde samenleving binnen<br />

een democratie; verzadigd zowel in materieel als in cultureel opzicht. Het<br />

is een luxe die mensen zich slechts kunnen permitteren als zij niet leven in<br />

existentiële nood, armoede, geweld, onderdrukking, waar de dood permanent<br />

voor de huisdeur staat, zoals in veel Derde Wereld-landen.<br />

Met de opkomst van een historisch agnosticisme vanafde jaren zeventig<br />

en tachtig werd ook de ironie onder historici populair. De literatuurfilosoof<br />

Hayden White heeft in een spraakmakend prikkelend werk vier<br />

stijlvormen onderscheiden, die elk ook vier verschillende historische benaderingen<br />

en visies verraden. 4<br />

De ironische stijl correspondeert volgens<br />

White met een sceptische of pessimistische geesteshouding. Dat zo'n geesteshouding<br />

gemakkelijk opkomt al reactie op revolutionaire uitbarstingen<br />

en het fiasco van idealen en verwachtingen, is aannemelijk. De ironicus<br />

bekijkt de wereld door verkleinglazen, quasi uit het vogelperspectief.<br />

De conclusie dat het allemaal niet zo belangrijk is, een wonderlijk of amusant<br />

spel, compenseert dan de frustraties en maakt het verlies aan macht<br />

en betekenis dragelijk. Ironie heeft een kalmerend effect. Daarbij moeten<br />

we echter een pseudo-ironie van de ware onderscheiden. De pseudo-ironicus<br />

staat niet boven het gebeuren maar hij gebruikt de ironie als een dek-<br />

4 Hayden White, Metahistory. The historical imagination in the J9/h century (Bal ti more<br />

1973) 43.<br />

475


476<br />

Van der Dunk<br />

mantel om geen positie te kiezen en dat kan een zwakte verhullen. Dat kan<br />

zoals elke stijl een modeverschijnsel worden. In een samenleving die door<br />

grote conflicten wordt verscheurd of dodelijke bedreigingen kent, is voor<br />

een ironische geschiedschrijver doorgaans geen plaats. Ironie past bij een<br />

herfststemming nadat de bloei voorbij is en de bladeren zijn gevallen. Dat<br />

kan zowel op een colJectief als op een puur individueel vlak het geval zijn<br />

en daarom kan de ironische historicus in elke epoque voorkomen, maar<br />

hij zaJ niet altijd repre entatief zijn.<br />

Doordat de neo-positivisti che pretenties hun overtuigingskracht verloren,<br />

kon ook de esthetisch-literaire benadering van het verleden weer uit<br />

het verdomhoekje komen. 5<br />

Onder invloed van het postmodernisme had<br />

men immers weer oog gekregen voor het verhalende element, dat feitelijk<br />

niet uit de geschiedwetenschap kon worden uitgebannen. Sterker nog: hoe<br />

men het ook wendt of keert, het verleden kan alleen in teksten zichtbaar<br />

worden gemaakt en die teksten hebben hun eigen intrinsieke wetmatigheden<br />

en structuren. Vooral Ankersmit heeft in zijn werk op de betekenis van<br />

dit zogenaamd narratieve element gewezen. 6<br />

De kardinale vraag is daarmee<br />

ofwe in het geheel zinvol over een verleden als een buiten ons gelegen<br />

voorbije werkelijkheid kunnen spreken en niet uitsluitend over de weergave<br />

ervan in de teksten. Het agnosticisme heeft daarmee een nog veel verder<br />

reikende consequentie. 7<br />

Onbezien dit filosofisch-kentheoretische vraagstuk<br />

leidde de aandacht voor taal en tekst tot een herwaardering van het literaire<br />

element en daarmee van geschiedenis als verhaal, zoals ze dat vanaf Herodotus<br />

ook altijd in de eerste plaats, althans qua vorm, was geweest.<br />

Die omslag van paradigma kwam misschien onbedoeld tegemoet aan<br />

nog een heel andere behoefte die was ontstaan ten gevolge van de onstuitbare<br />

dynamiek van de institutionalisering en professionalisering van het<br />

vak. Die waren op hun beurt weer een gevolg van de permanente uitbreiding<br />

van de stof, van archieven en andere bronnen, en van de enorme toename<br />

van het aantal historici - een proces van schaalvergroting dat in heel<br />

de moderne samenleving op vrijwel alle terreinen plaatsvond. Konden historici<br />

in de negentiende eeuw nog lang volstaan een boek over een groots<br />

5 Zie in dit verband mijn Utrechts afscheidscollege 'De muze herrezen' (1991).<br />

6 ER.Ankersmit, Narrative logie. Asemantie analysis ofhistorieallanguage (Den Haag<br />

1983).<br />

7 Ik heb dit probleem kort aan de orde ge teld in mijn beschouwing over Hayden<br />

White, , arrativity and the reality of the past'. Storia della Storiografia 24 (1993)<br />

23-44.


<strong>Geschiedschrijving</strong>, <strong>waarheen</strong>?<br />

onderwerp te schrijven - het Romeinse<br />

rijk, de Reformatie, de Franse revolutie<br />

- op grond van eigen onderzoek<br />

met een enkele verwijzing naar het relevante<br />

werk van een collega, van generatie<br />

tot generatie werd dat werkproces<br />

langer. Men moest van de aanzwellende<br />

hoeveelheid relevante bronnen en literatuur<br />

kennis nemen alvorens zijn eigen<br />

tuintje te kunnen aanleggen en dat werd<br />

daarbij noodgedwongen steeds kleiner<br />

en vroeg om specialisatie. Men vergelijke<br />

eens de voetnoten en vooral de literatuurlijsten,<br />

voorzover in het geheel<br />

aanwezig, bij een Michelet, Thiers, Ranke,<br />

Droysen, Macauley, Burckhardt en<br />

Mommsen, kortom de grote historici<br />

uit die eeuw met de eerste de beste dissertatie<br />

die vandaag wordt voorgelegd,<br />

ook al beperkt die zich bijvoorbeeld tot<br />

I-Ierodolus, de Griekse historicus uil de vijfde<br />

eeuw voor hrislus. il: Ann Gaines, Herodotlls de Herrnhutters in IJsselstein van 1736alJd<br />

tlle exp!orers oftlle classica! age (New Vork 70 of tot een eeuw Nederlandse choco­<br />

1994) 22. lade-industrie. Er verschijnen boeken,<br />

waarvan de tekst bijna een bijlage bij de voetnoten en verwijzingen is en<br />

het deel van literatuurlijst en aanmerkingen de helft van totale omvang beslaat.<br />

De vakman moet zich, zelfs voor een zeer gedetailleerd onderzoek,<br />

eerst een weg banen door zo'n karrevracht van boeken en artikelen dat, als<br />

hij tenslotte onder een geleerde stoflaag aan zijn schrijftafel of computer<br />

verschijnt, de vaart van zijn jeugdig enthousiasme onder de gewichten van<br />

al die exercities is afgeremd tot een voorzichtige sluipgang. Wie verwaarloost<br />

wat colJega's vóór hem hebben geschreven ofontdekt, plaatst zich zelf<br />

buiten het professionele discours. Vele publicaties beginnen dan ook vandaag<br />

met het opmaken van de stand van zaken ten aanzien van het betreffende<br />

onderwerp - of het vrouwenarbeid, het kind in de Middeleeuwen,<br />

de boekhandel in de Gouden Eeuw ofde slag om Arnhem betreft. Door de<br />

opmars van de maatschappijgeschiedenis werd immers meer en meer elk<br />

domein van het maatschappelijke leven een legitiem thema voor historisch<br />

onderzoek. De groei van het specialistendom zorgt ervoor dat ook op nieuw<br />

477


478<br />

Van der Dunk<br />

ontdekte terreinen snel een hoeveelheid studies ontstaat die verplichte lectuur<br />

wordt voor wie er verder wil graven. Die razende toename van vakpublicaties<br />

wordt nog bevorderd door de verbeterde snellere communicatie<br />

en de laatste tijd door internet. Het gejuich waarmee velen de mogelijkheid<br />

begroeten voortaan à la minute teksten en bestanden van binnenen<br />

buitenlandse bibliotheken ofarchieven thuis op hun scherm te kunnen<br />

oproepen, is begrijpelijk gegeven de tijd- en energiebesparing. Maar er is<br />

ook een schaduwzijde. Juist daardoor vindt er een vermenigvuldiging van<br />

de informatie plaats en de aanloop naar het eigen zelfstandige werk wordt<br />

weer langer. De zichtbare gevolgen blijven niet uit. Het schrijven van monografieën<br />

wordt meer en meer vervangen door verzamelwerken van een<br />

team van specialisten of door artikelen en de thema's worden steeds beperkter.<br />

Een apart bijverschijnsel van die grootschaligheid van training in<br />

kleinschaligheid is de woekering van congressen. Die resulteren in een lawine<br />

van congresbundels die een recensent tot wanhoop kunnen drijven<br />

bij gebrek aan samenhang of de onderlinge verschillen in kwaliteit.<br />

Deze versplintering binnen de wetenschapsindustrie vergrootte noodgedwongen<br />

de afstand tot de samenleving. Historici schrijven voor historici.<br />

Paradoxaal genoeg nooit méér dan toen ze op grond van de tijdgeest<br />

van de bevrijdingsideologie die amenleving centraal stelden en wilden hervormen.<br />

De genoemde narratieve reactie op de voorvechters van abstracte<br />

structuur-analyse kwam nu tegemoet aan de onvrede over de depersonalisatie<br />

van de geschiedenis, die zo'n afstand schiep tussen wat de vakhistorici<br />

deden en wat de bevolking aansprak. Nu het waarom veel te hoog gegrepen<br />

bleek en men meer keek naar het hoe in klein bestek, nu de ontwikkeling<br />

meer een samenspel van toevalligheden leek, kreeg immers de persoonlijke<br />

beleving weer recht van spreken. De wijze waarop mensen de gebeurtenissen<br />

ondergi ngen en zagen, het individualistische perspectief kortom, was<br />

zelf een onbetwistbaar historisch gegeven en bood een vaster vertrekpunt<br />

dan de hooggestemde structuralistische analyses met hun abstracte taalgebruik,<br />

waarbij men mensen van vlees en bloed miste. Democratisering<br />

hield nu in aandacht voor het individu. Dagboeken, brieven, autobiografieën,<br />

gesprekken en interviews stegen in waarde. Mentaliteitsgeschiedenis<br />

werd ineens mode na de sociaal-economische structuurgeschiedenis.<br />

In dat verband kreeg de herinnering als zodanig een ongehoorde aandacht.<br />

Ik heb aanvankelijk al de tot taal gestolde herinnering het vanzelfsprekende<br />

fundament van alle geschiedschrijving genoemd. Maar die herinnering,<br />

als het in elk mens levende persoonlijke verleden, is ook een au-


<strong>Geschiedschrijving</strong>, <strong>waarheen</strong>?<br />

tonome kracht die ieders bewustzijn bepaalt, los van zijn historische kennis.<br />

Zo maakte Pierre Nora met zijn werk over de lieux de mémoire - historische<br />

plaatsen maar ook artefacten die een herinnering oproepen en tot<br />

de verbeelding spreken - furore binnen het vak. Het werd ineens 'plaatsen<br />

van herinnering' wat de congres-klokken sloegen.<br />

Die verschuiving is nog bevorderd door twee andere omstandigheden.<br />

Allereerst doordat dankzij de voortgaande emancipatie mensen uit alle<br />

lagen hun persoonlijke belevenissen konden verwoorden, waarbij vooral<br />

de desastreuze ervaringen - oorlog, kampen, massamoord, rebellie - om<br />

zo'n uitlaatklep vroegen die dankzij de informatie-techniek, het interview,<br />

de oral history binnen ieders bereik kwam. Dat heeft althans in de Westerse<br />

wereld de laatste decennia geleid tot een opmerkelijke omkering van de<br />

herinneringscriteria en dus van onze maatstaven voor herdenkingen. Niet<br />

mensen van de daad maar van het lijden kwamen centraal te staan. De<br />

slachtoffers werden plotseling de helden, waarbij de nawerking van de bezetting<br />

en bovenal van de Holocaust doorslaggevend was. Dat geldt zeker<br />

voor Nederland, maar geenszins uitsluitend. Het duidt op een interessante<br />

publiekelijke humanisering van ons bewustzijn, waarbij deze twee het<br />

overigens nog zeer de vraag is of die humanisering ook de diepere lagen<br />

zal beïnvloeden zodra existentiële belangen op het spel staan, wat ik sterk<br />

betwijfel. Het ligt voor de hand om hierbij ook een samenhang te bespeuren<br />

met het machtsverlies van Europa waarmee 'macht' iets van zijn traditionele<br />

glans inboette. Maar vooral een samenhang met de opkomst van<br />

minderheden die hun slachtofferpositie niet langer als beschamend ervaren,<br />

maar juist als een onbetaalde schuld aan de samenleving presenteren.<br />

De negatieve nationale feiten werden naast de positief-glorieuze daarmee<br />

toegelaten tot de publieke herinnering, zoals de slavernij of koloniale uitbuiting.<br />

Voor het huidige Duitsland werd die negatieve herinnering aan<br />

het nationaal-socialisme zelfs de fundamentele legitimatie van democratie<br />

en humane waarden.<br />

Een tweede veel banalere reden was de markt. Aangezien historici steeds<br />

meer en steeds uitsluitender voor vakbroeders schreven, konden wetenschappelijke<br />

publicaties, al die congres- en feestbundels, slechts in beperkte<br />

oplage, vrij prijzig en dankzij zware subsidies en fondsen verschijnen. In<br />

die toenemende ruimte tussen vakman en lezerspubliek sprongen vanzelf<br />

anderen, journalisten, science-fiction-artiesten, schrijvers, amateurhistorici,<br />

gezellige vertellers die voor de hongerige gemeente geschiedenis weer<br />

boeiend maakten. En lang niet altijd is dat minderwaardig voer. De buiten-<br />

479


480<br />

Van der Dunk<br />

staander heeft soms de frisse onbevooroordeelde blik, waar professionelen<br />

hun uitgetreden karresporen niet kunnen verlaten. Grotere pogingen tot<br />

zingeving of althans tot een breed historisch panorama die binnen het<br />

gilde allang verdacht waren, maar waar altijd vraag naar is, kwamen van<br />

anderen. Stellig kan de herwaardering van het verhaal en van het esthetische<br />

element in de vakwereld, het besef dat tussen inhoud en vorm, tussen<br />

waarheidsidee en taal een ongrijpbaar verband bestaat in beginsel ertoe<br />

bijdragen dat historisch werk ook voor een brede kring toegankelijk blijft<br />

ofweer wordt.<br />

Maar het nieuwe persoonlijke perspectiefheeft zoals alles ook zijn achilleshiel.<br />

Niet voor niets komt daarin ook een echo van de vrije markt-doctrine,<br />

de huidige tijdgeest, tot uiting, te weten een losgeslagen hyper-individualisme<br />

dat ontaardt in egotripperij. Elk ikje doet vandaag volgens heilig<br />

democratisch recht de wereld kond van zijn belevenissen, frustraties<br />

en meningen. Er wordt gemeend dat het een lust en een gruwel is. De hele<br />

mediawereld verblijdt ons met een rijk aanbod van ongaar narcisme. Voor<br />

het geschiedbedrijf heeft die verschuiving van paradigmata geleid tot wat<br />

Ankersmit 'privatisering' of 'democratisering' noemt. Gemeenschappelijke<br />

uitgangspunten lijken verdwenen ten gevolge van het bankroet van de<br />

politiek-ideologisch of religieus geïnspireerde visies die in de geschiedenis<br />

een teleologisch proces zagen. De veel aangehaalde wat hemdsmouwachtige<br />

opmerking van Paul Feyerabend (die prompt de status van een postmodern<br />

motto kreeg) 'everything goes', kan ook op historici van toepassing<br />

lijken.<br />

***<br />

De redactie van <strong>Groniek</strong> vroeg mij om een bijdrage over de toekomst van<br />

het verleden en nu heb ik uitsluitend stil gestaan bij het verleden en heden<br />

van het verleden. Net een reisleider die in Athene alsmaar over Rome vertelt<br />

omdat hij dat beter kent. Komt het uitsluitend door de scheve nek van het<br />

beroepsmatige achteromkijken? Bij een historiografische terugblik blijken<br />

echter twee dingen, die misschien ook een aanwijzing zijn voor komende<br />

ontwikkelingen. Allereerst mag niet worden vergeten dat binnen elke generatie<br />

ook de tegenstromingen binnen de heersende trends bestaan, waaruit<br />

zich dan op een gegeven ogenblik een grote reactie of omslag ontwikkelt<br />

in de vorm van een nieuw dominerend paradigma. Het nationale maakte<br />

plaats, in Europa althans, voor het ideologisch-democratische en de poli-


<strong>Geschiedschrijving</strong>, <strong>waarheen</strong>?<br />

tieke evenementengeschiedenis voor de structuralistische, de sociaal-economische<br />

voor cultuur- en mentaliteitsgeschiedenis, het neo-positivisme<br />

voor het postmoderne waarheidsagnosticisme en dat zal ook weer het veld<br />

ruimen.<br />

In de tweede plaats blijken de fundamentele discussies over de zin van<br />

het vak, de mogelijkheid van objectiviteit, de bestrijding van mythes, de<br />

vraag naar de historische waarheid van alle tijden en de vragen en antwoorden<br />

zijn soms minder origineel dan wij tijdgenoten gewoonlijk geloven,<br />

die dankzij het moderne geheugenverlies menen iets nieuws te denken dat<br />

allang door anderen is gedacht. Het momentele hyperindividualisme, de<br />

'democratisering' of'privatisering' zullen weer een reactie oproepen, want<br />

de bovenindividuele oriëntatiefunctie van geschiedenis zal niet verdwijnen.<br />

Het verleden van de geschiedschrijving kan daarbij overigens ook als correctie<br />

dienen op die indruk van huidige verbrokkeling want onoverzichtelijkheid<br />

en verbrokkeling bleek altijd het kenmerk van de eigentijdse situatie<br />

op elk gebied, ook het historiografische. Toekomstige geslachten zullen<br />

weer de voor ons onzichtbare omvattende koepel zien, die onze blik kleurt<br />

en beperkt. De snelle wisseling van de normen, van het aanbevolen dagmenu<br />

brengt ook een soms ontstellend snelle veroudering van historisch<br />

werk met zich mee. Wat van al die duizenden en duizenden vakstudies die<br />

maandelijks verschijnen op grond van thans courante vragen - waarvan<br />

sommigen ook met groot succes als bestsellers - zal over twintig, vijftig jaar<br />

nog bekend zijn en een beetje meetellen? Zouden onze nakomelingen een<br />

natuurramp ofbombardement dat hele bibliotheken en bestanden vernietigt<br />

niet opgelucht als een zegen ervaren en als verlossing zien van inmiddels<br />

irrelevant geworden onderzoek, van stoffige troep?<br />

Een kardinale vraag lijkt mij in elk geval óf en in hoeverre de oriëntatiefunctie<br />

van geschiedenis van de vakhistorici zal komen. De schaalvergroting<br />

van het hele bedrijf is een onstuitbaar proces. De aanzwellende legioenen<br />

van toekomstige historici zullen zich nog sterker ingraven en moeten<br />

ingraven in particularistische molgangen, waarbij de vraag naar orientatie<br />

en zingeving gemakkelijk uit het zicht verdwijnt. En toch blijft dat<br />

werk anderzijds nodig als de harde rotsbodem van ons waarheidsidee. Dat<br />

kan zich nooit losmaken van wat empirisch aantoonbaar en geverifieerd is.<br />

Caesar wordt ook in de toekomst in 44 v.Chr. vermoord, de eerste Wereldoorlog<br />

zal ook dan in 1914 uitbreken en de tweede in 1939, zoals de Berlijnse<br />

muur eeuwig op 9 november 1989 zal opengaan en het WTC op 11<br />

september 2001 in elkaar zal storten. Juist dát doorstaat de tand des tijds,<br />

481

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!