Dr. F. L Rutgers - VU-DARE Home
Dr. F. L Rutgers - VU-DARE Home
Dr. F. L Rutgers - VU-DARE Home
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
31<br />
Reeds in het midden der 17o eeuw is die vraag bevestigend beantwoord,<br />
b. V. door Voetius, die daarvoor deze twee hoofdgronJen<br />
aangeeft: lo. dat de Kerken feitelijk hare ordening opvolgden, onder<br />
toelating en met goedkeuring van de Overheid zelve, zoodat ook in<br />
die provinciün, waar formeel nog geen approbatie verleend was, de<br />
bedoelde ordening toch wel kon beschouwd worden als „reipsa" geapprobeerd;<br />
en 2o. dat de Formulieren van eenigheid, met de Liturgie,<br />
in alle provinciën door de Overheid waren goedgekeurd, en dat<br />
mitsdien ook geapprobeerd was al wat daarin te lezen stond over<br />
de regeerders der Kerk en de kerkelijke ordinantiën ^). — Inderdaad<br />
was er ook wel kracht in die redeneeringen ; en vooral de laatste<br />
was nog al klemmend. Want indien op het stuk van kerkregeering<br />
niet anders dan volgens de belijdenis mocht geleerd worden, kon dezelfde<br />
Overheid, die dat voorschreef, eigenlijk de toepassing ook niet<br />
afkeuren. Wat uit die belijdenis blijkbaar voortvloeide, was dan<br />
eigenlijk ook reeds geapprobeerd.<br />
Toch zou nog te antwoorden zijn, gelijk inderdaad door de „politieken"<br />
gedaan is, dat in deze materie rchus ipsis et fuctis geene<br />
wettigheid voor de Kerken kon verkregen worden, daar bij rechten<br />
die aan de Overheid per se toekomen, geen praescriptie ooit gelden<br />
kan, allerminst, wanneer reeds bestaande en uitdrukkelijke bepalingen<br />
daardoor zouden worden opgeheven ; en dat voorts alleenlijk te<br />
rekenen is met uitdrukkelijke besluiten van de Overheid zelve ^j. In<br />
') Zie Polit. Eccl., Pars I, Lib. I, Tract. II, Cap. XI, S 4 (Tom. I, pagg. 292 sq.; Ed.<br />
<strong>Rutgers</strong>, pag. 2i3). Van de vier gronden, die Voetius aldaf.r voor zijn gevoelen bijbrengt, is<br />
de hoofdzaak in de twee boven genoemde punten samengevat.<br />
') Op de boven vermelde wijze is door vele „politieken" geredeneerd, b.v. door den<br />
rechtsgeleerde, die in de vorige eeuw, nevens Trof. F. A. van der Marck, hun beste woordvoerder<br />
was, nl. den Leidschen griffier Mr. Daniel van Alphen, in zijn geschrift „Het Recht<br />
der Overheden omtrent kerkelyke bedieningen" (eerst, in Juli 1755, onder den naam van<br />
„ J. C. Dikaiophilus" enz. als een klein opstel in den „Nederlandschen Spectator" geplaatst;<br />
daarna in Januari 1756 tot een boekje uitgewerkt en afzonderlijk uitgegeven ; en eindelijk<br />
in Juni 1750, wederom veel vermeerderd en nog altijd zonder vermelding van den naam des<br />
schrijvers, herdrukt).<br />
Aangenaam is do lectuur van dat boekje zeker niet; door de onbetamelijke heftigheid,<br />
waarmede de schrijver, zonder eenige provocatie, tegen andersdenkenden uitvaart. Wel verzekert<br />
hij aan het einde (a. w., blzz. 3CC vg.), dat hij geschreven heeft, „geenzins uit oene<br />
kloinachtinge voor de Kerkelyken, . . . . waarom ik ook niet hoope, dat iemand zig<br />
door myno uitdrukkingen zal beleedigd vinden : . . . . Meent echter iemand, dat myne<br />
uitdrukkingen zomtyds wat scherp zyn, 't welk ik niet denke, hy schryve zulks alleen toe<br />
aan eenen geoorloofden ijver . . . . en geenzins aan eenige bitterheid ofte haat tegen<br />
iemand der Kerkelyken''. Maar zijn gansche hoek maakt dit ieder oogenblik tot eene „protestatio<br />
actui contraria". Overal is de toon, gelijk b.v. ter plaatse waar hij de behandeling<br />
der Dordtsche Kerkenordening begint met de historische herinnering (a. w., blzz. 246 en<br />
248), dat „de Kerkelvken hunne gewoone streeken, van in troubel water te visschen, in 't