bijlage 1 bij het raamakkoord
bijlage 1 bij het raamakkoord
bijlage 1 bij het raamakkoord
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Integraal beheerplan Landschap De Liereman 38<br />
In de zone Korhaan sommige podzolen oppervlakkig geploegd (wellicht voor <strong>het</strong> inzaaien<br />
met dennen) terwijl andere bodems ongestoord gebleven zijn. Voor de details<br />
zie Van den Berghe (2003).<br />
Langs de Bergstraat ligt één zone van matig natte gronden van <strong>het</strong>zelfde type (Zdg).<br />
tussen de landduinen en <strong>het</strong> deelgebied de Liereman vinden we steeds nattere overgangen<br />
van <strong>het</strong>zelfde bodemtype, dus zandgronden met een duidelijke humus en/of ijzer Bhorizont<br />
(Zcg tot Zgg). De verschillen in draineringsklasse zijn reliëfgebonden. Algemeen<br />
kan gesteld worden dat de terreinen natter worden naarmate ze dichter <strong>bij</strong> <strong>het</strong> deelgebied<br />
de Liereman liggen. Plaatselijk komen wel vochtiger zones voor in eerder droge delen.<br />
Het gaat om plaatselijke depressies. In een grasland in eigendom van Natuurpunt zijn deze<br />
depressies hersteld.<br />
Het Rode Goor: In deze zone komen matig vochtige tot natte zandgronden met een duidelijke<br />
humus en/of ijzer B-horizont (Zdg en Zeg) voor, maar ook zeer natte licht-zandleemgronden<br />
met een duidelijke humus en/of ijzer B-horizont en met zandig substraat op geringe diepte.<br />
Het is opvallend dat dit meer lemige type samenvalt met <strong>het</strong> veen van <strong>het</strong> deelgebied en met<br />
de zone waar de kweldruk <strong>het</strong> grootst is.<br />
De Liereman: Het deelgebied bestaat grosso modo uit twee delen. Het westelijk deel wordt<br />
grotendeels ingenomen door veen (V), dat steeds smaller wordend uitloopt naar <strong>het</strong> oosten.<br />
Aan de rand worden ze begeleid door natte tot uiterst natte zandgronden met een duidelijke<br />
humus en/of ijzer B-horizont (tussen Zeg tot Zgg). In de staart van <strong>het</strong> deelgebied wordt <strong>het</strong><br />
droger met matig vochtige tot natte zandgronden met een duidelijke humus en/of ijzer Bhorizont<br />
(Zdg en Zeg), al is er in de vallei van de Zijtak Lieremansloop een zeer natte variant<br />
aanwezig (Zfg).<br />
Er zijn in <strong>het</strong> westelijk en oostelijk deel van <strong>het</strong> deelgebied heel wat eigen boringen gebeurd,<br />
waarvan twee niet gedocumenteerd (Bastiaens et al. 2005 en Langohr et al, 2005) en één<br />
wel gedocumenteerd (Van den Berghe, 2005). Uit deze boringen blijkt een plaatselijk variërend<br />
complex maar toch min of meer stabiel beeld dat beschrijfbaar is:<br />
In <strong>het</strong> oosten ligt een dunne veenlaag (levend veen) op zand. Daaronder komt veelal een<br />
dun kleilaagje (2 tot 5 cm) voor. Daaronder ligt opnieuw zand.<br />
In <strong>het</strong> centraal-westelijke deel wordt de veenlaag (niet-levend) wat dikker (tot 30 cm).<br />
Daaronder ligt een kleilaag (10 cm), die lijkt op de klei van <strong>het</strong> oosten (zelfde kleur, zelfde<br />
consistentie). Daaronder vindt men lagen van fijner en grover zand met min of meer veel<br />
organisch materiaal. Daaronder komt dan zand. De overgang tussen veen en klei is erg<br />
abrupt. Dit zou kunnen verklaard worden door veenwinning (Van den Berghe, 2005).<br />
In <strong>het</strong> westelijke deel vindt men een veel dikkere laag veen (50 tot 85 cm). Daaronder ligt<br />
steeds siltig tot grover zand, vaak met organische resten. Daaronder komt dan een afwisseling<br />
van kleiige en zandige banden. De kleur en consistentie van de klei is echter duidelijk<br />
afwijkend van de hoger vermelde kleibandjes (Van den Berghe, 2005).<br />
Dit beeld komt grotendeels overeen met <strong>het</strong> beeld zoals gesc<strong>het</strong>st in (Hermans en Vandermeeren,<br />
1984) waar weliswaar een duidelijke lijn van west naar oost en dwars door <strong>het</strong> deelgebied<br />
de Liereman voor de aanwezigheid van klei weergegeven wordt. In onze eigen bevindingen<br />
is die lijn minder duidelijk aanwezig, wat naar ons aanvoelen verklaard wordt door <strong>het</strong><br />
onregelmatige van een slikken- en schorrengebied, iets wat trouwens in dezelfde studie aangegeven<br />
wordt.<br />
De Brouwersheide: Dit gebied vormt een interessante en afwijkende bodemkundige eenheid<br />
binnen <strong>het</strong> projectgebied. Naast een beperkte zone van matig droge zandbodems met een<br />
diepe antropogene A-horizont (Zcm) en de voor <strong>het</strong> projectgebied zeer algemene zandbodems<br />
met podzolprofiel (Zcg en Zdg), vinden we binnen dit gebied een belangrijk aandeel van<br />
lemig zandbodems. Het gaat om matig droge tot zeer natte, lemige zandbodems met een<br />
duidelijke humus en/of ijzer B-horizont (Scg tot Sgg). Dit iets rijkere bodemtype kan mogelijk<br />
ook andere vegetatieontwikkelingen opleveren.<br />
De Laksheide: Dit deelgebied bestaat nagenoeg uitsluitend uit een complex van matig droge<br />
tot matig natte zandbodems met een duidelijke humus en/of ijzer B-horizont (Zcg en Zdg). Er