De rommelige Reus - IPO Uitgever

Streefdoel 3:
Gezelschapsspel
Niveau: 5 ½ jaar:
Kinderen spelen met
vieren domino zonder
begeleiding
Streefdoel 4:
Plannen
Niveau: 5 ½ jaar:
twee opdrachten en
plannen begin van de
week.
Streefdoel 5:
Empathie
Niveau 5 ½ jaar: kind kan
vertellen wat vriendje fijn
vindt.
Streefdoel 6:
Vouwen
(constructies)
Niveau: 5 ½ jaar:
16 vierkantjes.
Streefdoel 7:
Begrippentaal
Niveau: 5 ½ jaar:
Actief: Tellen van 0-14
Leeg,vol en half vol.
Passief:
Reusje prik
(= variatie op Ezeltje Prik)
De leerkracht heeft blote Rinus getekend.
De leerkracht heeft samen met kinderen kaartjes gemaakt met zijn kleren +
naam.
Bijvoorbeeld:
Vier kinderen spelen samen zonder begeleiding = weektaak.
Weektaken:
Week 1:
1. Vriendje/vriendinnetje tekenen met wie je wilt spelen komende twee
weken .
2. 14 kledingstukken tekenen (zie Introductie)
Week 2:
1 Gezelschapsspel Reusje Prik spelen
2. Reuzendoos vouwen + kaart schrijven (zie vouwen)= attribuut voor het
eindspel
Planning gezelschapsspel:
De leerkracht wijst groepjes van 3 of 4 kinderen aan die gaan samen spelen.
Ze moeten het dus eens zijn over de dag/het dagdeel dat ze –als groepinplannen.
1. Lievelingskleren
De kinderen mogen – in de kring- vertellen welke kleren ze het liefste
dragen. Ondertussen moeten de kinderen goed luisteren.
Daarna moet het kind (zie spel) vertellen (of tekenen) welke kleren het
door hem/haar gekozen vriendje het liefste draagt.
(Deze screening kan heel goed in en vanuit de kring plaats vinden..
2. Doos + cadeau + kaart voor de eigen (getekende ) reus. (= weektaak en
attribuut voor het eindspel). Zie ook streefdoel vouwen.
Reuzendoos
Reuzendoos + deksel van 16 vierkantjes. Heel groot vierkant: A1-formaat.
De kinderen maken daarin een cadeau dat hun reus graag zou willen hebben.
(Kan een tekening zijn van dat cadeau of een zelf geconstrueerd cadeau. b.v. van
lego). En de kinderen schrijven een kaart voor hun reus.
(doos +inhoud= attribuut voor het eindspel.)
1. Tellen tot 14.
14 kledingstukken. (Zie introductie en streefdoel plannen).
Kinderen die deze weektaak afhebben worden in de evaluatiekring
gevraagd de kledingstukken te tellen.
Of: Elk dagdeel mag een ander kind de kinderen in de kring tellen.
De leerkracht let op of er tot 14 goed geteld wordt.
Tegelijk screening rangtelwoorden. (zie 3)