samenvatting advies 1. verloop van de procedure 2. de feiten

103212
103212/advies d.d. 16-11-2006
Pagina 1 van 3
S AMENV ATTING
Bezwaar tegen indeling in profiel hogeschooldocent schaal 12 HBO
Landelijke bezwarencommissie
functieordenen hbo
Werknemer stelt dat hij vrijwel geen lessen meer geeft doch hoofdzakelijk managementtaken verricht,
zodat de fuwa-hbo voorbeeldfunctie van afdelingsmanager voor hem meer herkenbaar is
De Commissie overweegt dat een groot deel van de werkzaamheden van de werknemer betrekking
heeft op het coördineren van de opleiding SPH. Deze werkzaamheden zijn als uitvoerend en
organisatorisch te betitelen en gebeuren onder verantwoordelijkheid van de opleidingsdirecteur. De
werkzaamheden vallen naar het oordeel van de Commissie onder het profiel van de
hogeschooldocent. Nu de werknemer ook voor het overige niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn
werkzaamheden niet in dit profiel zijn onder te brengen, oordeelt de Commissie het bezwaar
ongegrond. Ten aanzien van het bezwaar tegen de functiebenaming - werknemer zou graag de
benaming opleidingscoördinator terugzien in de functiebenaming - overweegt de Commissie dat het
tot de beleidsvrijheid van de werkgever behoort, uiteraard binnen de grenzen die de CAO-HBO en het
conversiebestand daaraan stellen, om te oordelen welke namen van functies in het functieboekwerk
worden opgenomen.
Bezwaar ongegrond.
103212
in het geding tussen:
A, wonende te B, verzoeker, hierna te noemen A
en
ADVIES
het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij brief van 11-05-2006, ingekomen op 23-05-2006, heeft de werkgever een bezwaarschrift van A
d.d. 09-04-2006 aan de Commissie doorgezonden. Het bezwaar van A is ingediend tegen de
beslissing van de werkgever d.d. 23-03-2006 om hem in het kader van de invoering van FUWA-HBO
in te delen in de functie van Hogeschooldocent met maximumschaal 12.
De werkgever heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend, ingekomen op 20-06-2006.
De mondelinge behandeling vond plaats op 02-10-2006.
A verscheen in persoon.
De werkgever werd vertegenwoordigd door E, P&O-adviseur en F, opleidingsdirecteur en direct
leidinggevende.
A heeft een pleitnotitie met bijlagen overgelegd.
De werkgever heeft een pleitnotitie overgelegd.
De inhoud van voornoemde stukken geldt als hier herhaald en ingelast.
2. DE FEITEN
De Commissie gaat op grond van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht uit van de
volgende, als gesteld en niet of onvoldoende weersproken en door de Commissie in deze procedure
relevant geachte, tussen partijen vaststaande feiten.

103212/advies d.d. 16-11-2006
Pagina 2 van 3
Landelijke bezwarencommissie
functieordenen hbo
A is sinds 01-12-2003 werkzaam als hogeschooldocent met maximumschaal 12 bij de werkgever in
een vast dienstverband met een volledige betrekkingsomvang.
Op de arbeidsverhouding is van toepassing de CAO-HBO.
De werkgever heeft in het kader van de nieuwe functieordening alle functies beschreven en
gewaardeerd aan de hand van het basismateriaal van FUWA-HBO. De profielen zijn vervolgens
getoetst en gewaardeerd door een extern adviesbureau inzake functiewaardering en vastgesteld door
het College van Bestuur.
Bij brief d.d. 19-12-2005 heeft de werkgever A ingedeeld in de functie van Hogeschooldocent met
maximumschaal 12. Bij brief d.d. 07-02-2006 heeft A bezwaar ingediend tegen de functie-indeling
omdat hij zich niet herkende in het functieprofiel van Hogeschooldocent. Vervolgens heeft de
werkgever A bij brief d.d. 23-03-2006 medegedeeld de voorgenomen indeling in de functie van
Hogeschooldocent te zullen handhaven. Hierop heeft A bij brief van 09-04-2006 bezwaar ingediend bij
het College van Bestuur en verzocht om doorzending van zijn bezwaar aan de lokale
bezwarencommissie. Omdat A de enige werknemer is van de hogeschool die bezwaar had ingediend
tegen de functie-indeling en de werkgever het benoemen en bijeenroepen van een lokale
bezwarencommissie voor één geval niet lonend achtte, is in overleg met A besloten het bezwaar naar
de Commissie door te zenden, hetgeen is gebeurd bij brief van 11-05-2006.
3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
A heeft bezwaar tegen de indeling in de functie van Hogeschooldocent. Daartoe voert A aan dat het
functieprofiel van de Hogeschooldocent niet overeenstemt met de feitelijk door hem verrichte
werkzaamheden. De FUWA-HBO-voorbeeldfunctie van afdelingsmanager is voor hem meer
herkenbaar. A geeft vrijwel geen lessen meer doch verricht hoofdzakelijk managementtaken. A stelt
medeverantwoordelijkheid te zijn voor de gehele opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening
(SPH), zijnde een zelfstandig opleidingsprofiel met circa 200 studenten en derhalve niet slechts voor
een deelgebied binnen het curriculum, zoals door de werkgever wordt gesteld. A is eerste
aanspreekpunt voor de opleidingsdirecteur en is ook eerstverantwoordelijk voor de implementatie van
beleid. Tevens maakt A bezwaar tegen de functiebenaming van Hogeschooldocent. Hij wordt in vrijwel
alle beleidstukken opleidingscoördinator genoemd en zou dat graag in de functiebenaming terugzien.
De werkgever stelt dat bij het opstellen van de functieprofielen rekening is gehouden met de diverse
‘rollen’ die een docent kan vervullen. De coördinerende taak binnen een opleiding wordt gezien als
een verbijzondering van de onderwijsgevende taak. Het betreft immers werkzaamheden gerelateerd
aan het docentniveau en zicht op de onderwijskundige processen is daarbij noodzakelijk. Om deze
reden geeft ook de opleidingsdirecteur zelf nog een aantal uren les per week. Tevens stelt de
werkgever dat het een misverstand is dat een docent in schaal 12 alle elementen uit het functieprofiel
dient te vervullen. De werkgever betwist voorts dat A verantwoordelijk is voor de gehele opleiding
SPH. De opleidingsdirecteur is integraal verantwoordelijk voor onder meer de financiën, het curriculum
en het personeel. Ook voert de opleidingsdirecteur de functionerings- en beoordelingsgesprekken.
Wel is het zo dat A een deel van de dagelijkse werkzaamheden van de opleidingsdirecteur overneemt,
waarbij de eindverantwoordelijkheid bij laatstgenoemde blijft. De functie van opleidingscoördinator is
niet opgenomen in het functieboek van de hogeschool. De werkgever heeft echter geen bezwaar
tegen het gebruik van de functieaanduiding ‘opleidingscoördinator’ ten behoeve van derden. Er is niet
voor gekozen om A in een managementfunctie in te delen omdat dat een OOP-functie betreft en het
management bewust zo klein mogelijk wordt gehouden. De door A overgelegde voorbeeldfunctie van
afdelingsmanager acht de werkgever niet passend omdat die functie een mate van zelfstandigheid in
beleidsvoorbereiding vergt, die A niet heeft en omdat de afdelingsmanager een grotere
verantwoordelijkheid heeft dan A thans in de organisatie heeft. Zo houdt A zich niet bezig met het
opstellen van een marketingplan noch met onderwijskundige vernieuwingen, aldus de werkgever.

4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE
De bevoegdheid en de ontvankelijkheid
103212/advies d.d. 16-11-2006
Pagina 3 van 3
Landelijke bezwarencommissie
functieordenen hbo
Het bezwaar is gericht tegen een heroverwogen beslissing functieordenen als bedoeld in artikel 4 lid 5
van de Landelijke bezwarenregeling functieordenen hbo. De heroverweging van de voorgenomen
beslissing omtrent functieordenen is echter gedaan door het College van Bestuur van de werkgever
zonder raadpleging van een interne bezwarencommissie functieordenen. De werkgever heeft
verklaard geen interne (lokale) bezwarencommissie te hebben ingesteld omdat A de enige
medewerker van de hogeschool is die bezwaar heeft ingediend tegen de functie-indeling. Nu het
instellen en bijeenroepen van een dergelijke commissie voor een enkel geval niet lonend is, heeft de
werkgever, in overleg met A besloten, zijn bezwaar na heroverweging, rechtstreeks door te zenden
aan de Commissie.
Aangezien de Commissie ter zitting is gebleken dat A expliciet heeft ingestemd met het doorzenden
van zijn bezwaar aan de Commissie en A tot nu toe de enige werknemer is die bezwaar tegen de
functie-indeling heeft ingediend, acht de Commissie zich onder deze omstandigheden, bij wijze van
uitzondering, bevoegd van het bezwaar kennis te nemen. Ingeval zich echter een eventueel nieuw
bezwaar voordoet, dient de werkgever een interne bezwarencommissie in te stellen, hetgeen de
werkgever ter zitting ook heeft toegezegd te zullen doen. Nu A zijn bezwaar tegen de heroverwogen
beslissing tijdig, dat wil zeggen binnen de voorgeschreven termijn heeft ingediend, is A ontvankelijk in
zijn bezwaar.
De indeling als Hogeschooldocent
Het is de Commissie op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting gebleken dat een groot
deel van de werkzaamheden van A betrekking heeft op het coördineren van de opleiding SPH. A stelt
dat hij medeverantwoordelijk is voor de opleiding als geheel, de werkgever betwist dat. Wat daar ook
van zij, het is de Commissie gebleken dat de integrale verantwoordelijkheid voor de opleiding SPH ligt
bij de opleidingsdirecteur en niet bij A, hetgeen A ter zitting ook niet heeft ontkend. De
werkzaamheden van A zijn veeleer als uitvoerend en organisatorisch te betitelen en kunnen naar het
oordeel van de Commissie worden gebracht onder het resultaatsgebied “bijdrage aan de organisatie”
van het functieprofiel van de Hogeschooldocent. Als kernactiviteit binnen dit resultaatsgebied wordt
immers genoemd: “coördineren van door medewerkers uit te voeren werkzaamheden”. Ook voor het
overige is de Commissie niet gebleken dat de werkzaamheden van A het niveau van de
Hogeschooldocent overstijgen. A heeft naar het oordeel van de Commissie niet aannemelijk gemaakt
dat zijn werkzaamheden niet zijn onder te brengen in het functieprofiel van Hogeschooldocent.
Ten aanzien van het bezwaar van A tegen de functiebenaming overweegt de Commissie dat het tot
de beleidsvrijheid van de werkgever behoort - uiteraard binnen de grenzen die de CAO-HBO en het
conversiebestand daaraan stellen - om te oordelen over welke namen van functies in het
functieboekwerk worden opgenomen. Nu de werkzaamheden van A passend zijn in het functieprofiel
van Hogeschooldocent kan het gegeven dat er geen functies genaamd ‘opleidingscoördinator’ dan wel
‘afdelingsmanager’ zijn opgenomen in het functieboek van de werkgever, op zichzelf niet tot
gegrondheid van het bezwaar leiden. Overigens heeft de werkgever aangegeven er geen bezwaar
tegen te hebben dat A jegens derden gebruik maakt van de functiebenaming ‘opleidingscoördinator’.
De Commissie concludeert aldus dat de werkgever A in redelijkheid heeft kunnen indelen in de functie
van Hogeschooldocent. Dientengevolge oordeelt de Commissie het bezwaar ongegrond.
5. OORDEEL
Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie het bezwaar ongegrond en
adviseert zij de werkgever de bestreden indeling in het functieprofiel Hogeschooldocent in stand te
laten.
Aldus gedaan te Utrecht op 16 november 2006 door drs. H. van der Vlist, voorzitter, B.A. Béguin en
mr. C.A.H. de Jong, leden, in aanwezigheid van mr. R.M. de Bekker, secretaris.
drs. H. van der Vlist mr. R.M. de Bekker
voorzitter secretaris