Hoofdstuk 2. Kennis maken
Hoofdstuk 2. Kennis maken
Hoofdstuk 2. Kennis maken
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Kennis</strong> Maken met<br />
Onderzoek<br />
NLT-module voor 4/5 vwo<br />
Versie 1.0
Colofon<br />
De module <strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek is bedoeld als voorbereiding op het profielwerkstuk. Deze<br />
module kan ook gebruikt worden voor de lessen Natuur, Leven en Technologie.<br />
De module is gemaakt in opdracht van het Junior College Utrecht (www.uu.nl/jcu) onder leiding van<br />
W.H. van Ledden.<br />
Met bijdragen van:<br />
Drs. W.H. van Ledden (modulecoördinator), Dr. A.E. van der Valk (curriculumcoördinator) en<br />
collega’s van het Junior College Utrecht.<br />
Voor deze module geldt een Creative Commons Naamsvermelding-Nietcommercieel-Gelijk<br />
delen 3.0 Nederland Licentie<br />
http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl<br />
Het auteursrecht op de module berust bij de Universiteit Utrecht, het Junior College Utrecht.<br />
Aangepaste versies van deze module mogen alleen verspreid worden indien in de module vermeld<br />
wordt dat het een aangepaste versie betreft, onder vermelding van de naam van de auteur van de<br />
wijzigingen.<br />
De auteurs hebben bij de ontwikkeling van dit materiaal gebruik gemaakt van materiaal van<br />
derden. Waar dat is gebeurd, is zo veel mogelijk de bron vermeld en gaat het, tenzij anders<br />
vermeld, om een soortgelijke of ruimere licentie. Mocht er onverhoopt toch materiaal zijn<br />
opgenomen waarvan de bronvermelding of licentie niet correct zijn weergeven, dan verzoeken we u<br />
contact op te nemen met het Junior College Utrecht.<br />
De module is met zorg samengesteld. De Universiteit Utrecht aanvaardt geen enkele<br />
aansprakelijkheid voor enige schade voortkomend uit (het gebruik van) deze module.<br />
Versie 1.0, augustus 2011
<strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek Inhoudsopgave<br />
Inhoudsopgave<br />
Inhoudsopgave 1<br />
Voorwoord 3<br />
<strong>Hoofdstuk</strong> 1. Inleiding 4<br />
1.1 Onderzoeksbekwaamheid 4<br />
1.2 Opbouw module 5<br />
1.3 Producten 7<br />
1.4 Begeleiding en beoordeling 7<br />
1.5 Planning 7<br />
<strong>Hoofdstuk</strong> <strong>2.</strong> <strong>Kennis</strong> <strong>maken</strong> 8<br />
<strong>2.</strong>1 Analyse onderzoekende houding 8<br />
<strong>2.</strong>2 Oriëntatiefase 8<br />
<strong>2.</strong>3 Onderzoeksplanfase 10<br />
<strong>2.</strong>4 Uitvoering onderzoek 11<br />
<strong>2.</strong>5 Verwerken en interpreteren resultaten 11<br />
<strong>2.</strong>6 Communiceren over onderzoek 12<br />
<strong>2.</strong>7 Reflectie 13<br />
<strong>Hoofdstuk</strong> 3. Toelichting onderzoek en oefenopdrachten 14<br />
3.1 Stappenplan 14<br />
3.2 Typering van het onderzoek 16<br />
3.3 Formuleren van onderzoeksvraag en hypothese 17<br />
3.4 Maken van een onderzoeksplan 20<br />
3.5 Verwerken van metingen 23<br />
3.6 Conclusies en discussie 25<br />
<strong>Hoofdstuk</strong> 4. Communiceren over onderzoek 27<br />
4.1 Peer feedback 27<br />
4.2 Verslag schrijven 27<br />
4.3 Mondeling presentatie 32<br />
Bijlagen 35<br />
Bijlage 1 Hulpmiddelen bij het onderzoek 36<br />
Bijlage <strong>2.</strong> Checklist onderzoekende houding 41<br />
1
Inhoudsopgave <strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek<br />
2<br />
Bijlage 3. Checklist peer feedback 42<br />
Bijlage 4. Begeleidingsformulier I 42<br />
Bijlage 5. Begeleidingsformulier II 44<br />
Bijlage 6. Beoordelingsmodel opzet en uitvoering 45<br />
Bijlage 7. Beoordelingsmodel verslag 46<br />
Bijlage 8. Beoordelingsmodel presentatie 47
<strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek Voorwoord<br />
Voorwoord<br />
Onderzoek doen is niet iets wat je zomaar even tussendoor doet, want het vereist een<br />
onderzoekende en analytische kijk op de werkelijkheid. Een wetenschapper neemt de werkelijkheid<br />
waar en stelt zich daarbij de vraag waarom de dingen zo zijn als ze zijn. Het vinden van een<br />
antwoord op vragen vergt veel logisch denken, nauwgezet en gestructureerd werken,<br />
nieuwsgierigheid en creativiteit.<br />
Dit betekent niet dat wetenschappers precieze robots zijn. Er zijn sloddervossen en pietje<br />
preciezen, extraverte en introverte mensen, flamboyante figuren als Richard Feynman,<br />
internationals als Niels Bohr, clowns als Gamov, vaderlijke figuren als Lorentz, eigenwijze maar<br />
briljante als Pauli, doorzetters als Marie en Pierre Curie.<br />
Een wetenschapper moet zichzelf willen verbazen, niet alles voor zoete koek slikken en dingen zelf<br />
willen uitzoeken en verklaren. Dit alles kun je tot op zekere hoogte leren. Om hiermee te oefenen<br />
kun je met behulp van deze module zelf onderzoek gaan doen.<br />
Het doel van deze module is je voor te bereiden op je profielwerkstuk door het uitvoeren van een<br />
onderzoek. Het onderwerp van je onderzoek bepaal je in overleg met je docent. In deze module<br />
vind je algemene aanwijzingen hoe je je onderzoek kunt opzetten. Veel daarvan (bijvoorbeeld of je<br />
een experiment moet doen, en zo ja, welke apparatuur je nodig hebt en hoe je met die apparatuur<br />
moet omgaan) moet je zelf (met hulp van je docent) aanvullen, door informatie op te zoeken over<br />
je onderwerp in boeken, op internet e.d., en handleidingen bij te gebruiken apparatuur.<br />
<strong>Hoofdstuk</strong> 1 Inleiding geeft een beschrijving van de opbouw van de module en wordt uitgelegd wat<br />
de werkwijze en de eindproducten zijn. In <strong>Hoofdstuk</strong> 2 <strong>Kennis</strong> <strong>maken</strong> wordt middels opdrachten<br />
geleerd om onderzoek te doen. Het ontwikkelen van de onderzoekende houding neemt hierin ook<br />
een centrale plek in. In H3 Toelichting onderzoek en oefenopdrachten vind je nadere uitleg en<br />
oefenopdrachten bij de stappen in het onderzoeksproces. De oefenopdrachten kunnen gebruikt<br />
worden om de systematiek van onderzoek doen verder eigen te <strong>maken</strong>, zodat je die kennis en<br />
ervaring kan toepassen in je eigen onderzoek. In H4 Communiceren over onderzoek wordt een<br />
beschrijving gegeven over het schrijven van een verslag en het mondeling presenteren van<br />
onderzoeksresultaten en het feedback geven op elkaars producten.<br />
Namens het ontwikkelteam,<br />
Willem Hendrik van Ledden<br />
3
Inleiding <strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek<br />
<strong>Hoofdstuk</strong> 1. Inleiding<br />
1.1 Onderzoeksbekwaamheid<br />
In de module <strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek leer je als onderzoeker met elkaar een onderzoek op te<br />
zetten en uit te voeren. Van begin tot eind! Het hoofddoel van de module is leren onderzoeken,<br />
ervaren hoe je op een wetenschappelijke manier nieuwe kennis kunt construeren. Daarvoor moet<br />
je een onderzoeksbekwaamheid ontwikkelen. Een belangrijk deel van leren onderzoeken is het<br />
verder ontwikkelen van je onderzoekende houding. Verder doet leren onderzoeken een beroep op<br />
je creativiteit en durf, op je kennis van het te onderzoeken onderwerp en op verschillende<br />
onderzoeksvaardigheden die passen bij een onderzoekende houding. On onderzoekbekwaamheid<br />
komen onderzoekende houding, kennis van onderzoek en onderzoeksvaardigheden bij elkaar.<br />
Aan onderzoekende houding onderscheiden we vier aspecten:<br />
Nieuwsgierig zijn, dat wil zeggen op zoek gaan naar nieuwe kennis.<br />
4<br />
Enthousiasme en nieuwsgierigheid tonen voor het gekozen onderwerp.<br />
Het bedenken van een onderzoekbare onderzoeksvraag.<br />
Het beantwoorden van de onderzoeksvraag op grond van je bevindingen.<br />
Het bedenken van vervolgstappen op het onderzoek.<br />
Kritische houding tonen, dat wil zeggen ervoor zorgen dat je nieuwe kennis kwalitatief goede<br />
kennis is.<br />
Een kwalitatief goed onderzoek op zetten (validiteit en betrouwbaarheid, zie par. 3.4.2).<br />
Nauwkeurig verwerken van gegevens.<br />
Resultaten adequaat interpreteren.<br />
Kritisch kijken naar je eigen onderzoeksmethode. Jouw opzet en methoden vergelijken met<br />
die van anderen en de sterke en verbeterpunten ervan aangeven.<br />
Staan op schouders van voorgangers, dat wil zeggen gebruik <strong>maken</strong> van wat anderen al gevonden<br />
hebben, in de vorm van theorie en literatuur.<br />
Opzoeken van relevante literatuur<br />
Verwerken van literatuur/theorie in je onderzoeksvragen en conclusies.<br />
Gebruik <strong>maken</strong> van standaard meetmethoden en omgaan met standaard meetapparatuur.<br />
Deel uit <strong>maken</strong> van een onderzoeksgemeenschap, dat wil zeggen je kennis delen met anderen en<br />
elkaars resultaten kritisch bespreken.<br />
Samenwerken met je groepsgenoten:<br />
o het verslag als gemeenschappelijk product.<br />
o Elk groepslid kan het onderzoek presenteren<br />
Bediscussiëren van je onderzoek met je klas als onderzoeksgemeenschap:<br />
o Verkregen feedback op waarde schatten en verwerken in methoden en verslag<br />
o Feedback geven op het verslag en / of de presentatie van medeleerlingen.<br />
Naast deze onderzoekende houding heb je ook ‘kennis van onderzoeken’ en<br />
‘onderzoeksvaardigheden’ nodig:<br />
<strong>Kennis</strong> van onderzoeken, dat wil zeggen iets weten over het proces van wetenschappelijke<br />
kennisconstructie, door<br />
Aan de hand van een keuzeonderzoek verdiepen in het onderwerp van het onderzoek<br />
De stappen in het proces van wetenschappelijk onderzoek doorlopen
<strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek Inleiding<br />
Onderzoeksvaardigheden, dat wil zeggen<br />
Algemene vaardigheden die je bij onderzoeken nodig hebt zoals<br />
o Informatie opzoeken<br />
o Samen werken, taken verdelen<br />
o Een verslag schrijven<br />
o En dergelijke<br />
Specifieke vaardigheden, behorend bij je onderzoeksonderwerp zoals<br />
o Omgaan met specifieke apparatuur<br />
o (bij scheikundig onderzoek) structuurformules kunnen lezen en <strong>maken</strong><br />
o Rekenvaardigheden, enzovoorts<br />
1.2 Opbouw module<br />
Het onderzoek voer je uit bij een van de bètavakken op school of bij een natuurwetenschappelijk<br />
onderzoeksinstituut.<br />
<strong>Hoofdstuk</strong> 2 vormt de rode draad in de uitvoering van de module. De activiteiten en bijbehorende<br />
onderzoeks- en reflectieopdrachten worden beknopt beschreven. In <strong>Hoofdstuk</strong> 3 vind je een nadere<br />
toelichting op de stappen in het onderzoek en oefenopdrachten. <strong>Hoofdstuk</strong> 4 gaat over het<br />
communiceren over je onderzoek: hoe presenteer je je resultaten en hoe geef je medeleerlingen<br />
feedback op hun presentatie.<br />
In de module onderscheiden we 3 type opdrachten:<br />
■ Onderzoeksopdrachten Onderzoeksopdrachten vormen de leidraad in het uitvoeren van de<br />
activiteiten zoals beschreven in onderstaande tabel. De<br />
onderzoeksopdrachten zijn groepsopdrachten.<br />
Reflectieopdrachten Reflectieopdrachten zijn bedoeld om de ontwikkeling van de<br />
onderzoekende houding te stimuleren en vormt daarmee ook de<br />
input voor het reflectieverslag. De reflectieopdrachten zijn<br />
individueel.<br />
► Oefenopdrachten Oefenopdrachten zijn bijgevoegd om de theorie over onderzoek<br />
doen eigen te <strong>maken</strong>. Deze opdrachten vormen een naslagwerk op<br />
het moment dat de uitvoering van het onderzoek stokt. Deze<br />
opdrachten zijn individueel en facultatief,. Je docent kan je<br />
verplichten een oefenopdracht te doen als je een onderdeel van je<br />
onderzoek moet verbeteren (‘no go’).<br />
5
Inleiding <strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek<br />
Hieronder vind je een overzicht van de onderzoeksfasen en activiteiten, inclusief begeleidings- en<br />
beoordelingsmomenten en de verwijzing naar bijbehorende paragraaf. Als je een onderzoeksfase<br />
doorlopen hebt, laat je het product ervan aan je docent zien. Als die het goed genoeg vindt, kun je<br />
met de volgende fase doorgaan (‘go’). Als het nog niet goed genoeg is, moet je het verbeteren (‘no<br />
go’) . Het doen van een oefenopdracht kan je dan helpen bij het verbeteren.<br />
Onderzoeksfase Activiteit Paragraaf<br />
Oriëntatiefase Keuze van een (deel)onderwerp,<br />
vormen van groepen,<br />
inlezen en opstellen van onderzoeksvraag<br />
(hoofdvraag) en eventueel hypothese(s).<br />
Go/no go: Begeleidingsformulier I, Bijlage 4<br />
Onderzoeksplanfase Verdiepen in beschikbare informatiebronnen,<br />
Uitvoering<br />
onderzoek<br />
Verwerken<br />
resultaten<br />
Communiceren over<br />
onderzoek<br />
schrijven van onderzoeksplan inclusief<br />
onderzoeksvragen (deelvragen),<br />
onderzoeksactiviteiten en eindproduct,<br />
het uitvoeren van een pilot- of gidsexperiment, indien<br />
nodig het onderzoeksplan aanpassen.<br />
Go/no go: Begeleidingsformulier II, Bijlage 5<br />
Uitvoeren van de experimenten.<br />
Go/no go: beoordelingsmode opzet en uitvoering: Bijlage<br />
6<br />
Verwerken van resultaten in berekeningen, tabellen<br />
en grafieken<br />
interpreteren van resultaten, conclusie, discussie<br />
OF verslag schrijven<br />
Schrijven van een concept verslag,<br />
Feedback geven; checklist Bijlage 3<br />
definitief verslag.<br />
Beoordeling verslag: beoordelingsmodel verslag, Bijlage 7<br />
_____<br />
OF presenteren<br />
Voorbereiden presentatie,<br />
proefpresentaties,<br />
feedback geven; checklist Bijlage 3,<br />
eindpresentatie van het onderzoek.<br />
Beoordeling presentatie: beoordelingsmodel presentatie,<br />
Bijlage 8<br />
Reflectie Evalueren van het onderzoek aan de hand van<br />
reflectieopdrachten,<br />
6<br />
schrijven van een kort reflectieverslag inclusief<br />
voornemens.<br />
Het Reflectieverslag moet als ‘voldaan’ afgetekend zijn,<br />
als voorwaarde voor het beoordelen van de module.<br />
<strong>2.</strong>2<br />
<strong>2.</strong>3<br />
<strong>2.</strong>4<br />
<strong>2.</strong>5<br />
<strong>2.</strong>6<br />
<strong>2.</strong>7
<strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek Inleiding<br />
1.3 Producten<br />
Als resultaat van de module lever je de volgende producten in:<br />
Product Groep / individueel werk<br />
1. Feedback op concept verslag/oefenpresentatie van andere groep groep<br />
<strong>2.</strong> Een schriftelijk verslag òf presentatie over het onderzoek groep<br />
3. Een reflectieverslag individueel<br />
In Bijlage 1 worden de volgende hulpmiddelen beschreven: labjournaal, logboek en bronnen-<br />
en materiaalboek. Overleg met je docent / begeleider hoe er met elk van deze hulpmiddelen<br />
wordt omgegaan. Indien gewenst: lever (één van) deze hulpmiddelen in bij de docent /<br />
begeleider (zet ze dus niet in het onderzoeksverslag).<br />
Op je concept verslag of oefenpresentatie krijg je feedback van enkele leerlingen en van je docent<br />
en/of je begeleider. Die feedback gebruik je om je verslag of presentatie te verbeteren.<br />
1.4 Begeleiding en beoordeling<br />
Je wordt, samen met andere groepen met hetzelfde onderwerp, begeleid door je docent en (zo<br />
mogelijk) door een medewerker van een wetenschappelijk onderzoeksinstituut en eventueel de<br />
TOA of ander laboratorium personeel. Deze begeleiders helpen met het opzetten van het onderzoek<br />
en begeleiden je bij de practica. Ze kijken over je schouder mee met het onderzoek wat je doet. Ze<br />
geven je feedback op je concept-verslag of bij je proefpresentatie. Na het inleveren van het<br />
definitieve verslag of het geven van je presentatie geven ze je daar een beoordeling voor.<br />
Daarnaast zal je docent je reflectieverslag lezen en er feedback op geven. Onderstaande tabel<br />
geeft een voorbeeld van de zwaarte van de onderdelen. Je docent kan daarvan afwijken!<br />
Onderdeel % hoe?<br />
Opzet en uitvoering 50 Je begeleiders bepalen samen<br />
het cijfer<br />
- Jouw feedback op het conceptverslag of<br />
proefpresentatie van medeleerlingen<br />
- reflectieverslag<br />
Verslag of<br />
Presentatie<br />
0 Wordt door je docent als<br />
‘voldaan’ afgetekend<br />
50 Je begeleiders bepalen samen<br />
het cijfer<br />
De module wordt beoordeeld op opzet en uitvoering, het verslag of de presentatie van het<br />
onderzoek. De beoordelingsformulieren vindt je in respectievelijk Bijlage 6, 7 en 8.<br />
Je levert de feedback op het concept-verslag of de proefpresentatie van de andere groep en het<br />
reflectieverslag in bij je docent. Volgens bovenstaande tabel krijgt je hier echter geen cijfer voor.<br />
Wel moet je het inleveren om te voldoen aan de eisen van de module (dus: geen reflectieverslag<br />
ingeleverd geen cijfer voor de module).<br />
Het gegeven cijfer zal een groepscijfer zijn, tenzij de docent en de begeleier redenen hebben<br />
(vanwege verschillen in inzet en bijdragen aan het onderzoek) de leden van de groep verschillende<br />
cijfers te geven.<br />
1.5 Planning<br />
Je bent als groep zelf verantwoordelijk voor de planning van je onderzoek. Je docent geeft alleen<br />
aan wanneer het concept- en het definitieve verslag klaar moet zijn of wanneer je je<br />
proefpresentatie en definitieve presentatie moet houden.<br />
7
<strong>Kennis</strong> <strong>maken</strong> <strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek<br />
<strong>Hoofdstuk</strong> <strong>2.</strong> <strong>Kennis</strong> <strong>maken</strong><br />
Hoofddoel van deze module is ervaren hoe je nieuwe kennis kunt <strong>maken</strong> en hoe een<br />
onderzoekende houding daarbij goed van pas komt. De reflectie- en onderzoeksopdrachten in dit<br />
hoofdstuk vormen daarbij de rode draad. Daarnaast worden er handreikingen gegeven die<br />
verwijzen naar hoofdstuk 3. Als jij of je docent daar aanleiding voor ziet, bijvoorbeeld bij een ‘ no<br />
go’, pak jij een van onderstaande handreikingen op, tijdens het onderzoek of na een begeleidings-<br />
of beoordelingsgesprek.<br />
<strong>2.</strong>1 Analyse onderzoekende houding<br />
Om je onderzoekende houding te kunnen ontwikkelen is het van belang dat je eerst analyseert wat<br />
de stand van zaken is.<br />
Reflectieopdracht 2-1. Ontwikkel je onderzoekende houding!<br />
a. Welke bekwaamheden denk je nodig te hebben om nieuwe kennis te ontwikkelen? Denk hierbij<br />
aan kennis over onderzoek doen en onderzoeksvaardigheden. Beschrijf ten minste 4<br />
bekwaamheden.<br />
b. Aan welke onderdelen van een onderzoekende houding zou je willen werken? Gebruik bij het<br />
beantwoorden van deze vraag Bijlage 2 en kruis daar minstens drie onderdelen aan.<br />
c. Geef bij deze punten aan hoe je eraan zou willen werken.<br />
<strong>2.</strong>2 Oriëntatiefase<br />
Kies je onderwerp en vorm een groep<br />
Ieder onderzoek begint natuurlijk met het vaststellen van wat je eigenlijk wilt onderzoeken, en<br />
waarom. In de huidige praktijk van de wetenschap is het meestal niet de individuele onderzoeker<br />
die bepaalt wat er onderzocht gaat worden. Dit is de taak van (de leiding van) het<br />
onderzoeksinstituut. Bijvoorbeeld, een kankerinstituut besluit om bepaalde vormen van kanker wel<br />
te gaan onderzoeken en andere niet (omdat die zeldzaam zijn, omdat die al door vele anderen<br />
onderzocht worden). Binnen de algemene keuze zal de onderzoeker wel deelgebieden aanwijzen<br />
waarin hij of zij in het bijzonder geïnteresseerd is. Zo kan een farmacoloog geïnteresseerd zijn in<br />
het ontwikkelen van een medicijn tegen een bepaalde kanker.<br />
In deze module biedt je docenten een aantal onderzoeksonderwerpen aan. Jij kunt je eerste en<br />
tweede voorkeur opgeven en je docent wijst (op basis van de voorkeuren) de beschikbare<br />
onderwerpen en onderzoeksplaatsen toe. Idealiter worden rond een onderwerp groepen van drie<br />
leerlingen gevormd. Een groep van drie is optimaal voor de samenwerking: als twee groepsleden<br />
het eens zijn met elkaar, is er altijd een derde om, door kritische vragen te stellen, de argumenten<br />
te verhelderen. Als meerdere groepjes aan ongeveer hetzelfde onderwerp werken kun je met<br />
elkaar een onderzoeksgemeenschap vormen. De groepjes kunnen werken aan verschillende<br />
deelonderwerpen. Dan is het eenvoudig om elkaars werk te becommentariëren en zo het eigen<br />
onderzoek te verbeteren.<br />
8
<strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek <strong>Kennis</strong> <strong>maken</strong><br />
■ Onderzoeksopdracht 2-<strong>2.</strong> Kies een onderwerp en vorm een groep.<br />
Je docent zal aangeven<br />
a. hoe je je eerste en tweede voorkeur voor de aangeboden onderzoeksonderwerpen kunt<br />
opgeven,<br />
b. hoe de onderzoeksonderwerpen worden toegewezen,<br />
c. en hoe er groepjes van ca. drie leerlingen gevormd worden.<br />
Je onderwerp verkennen<br />
Als je weet aan welk onderzoeksonderwerp je gaat werken en met wie, kun je aan de slag. Je gaat<br />
je onderwerp verkennen. Daartoe ga je tenminste het volgende doen:<br />
- lees de informatie bij je onderwerp die je van je docent krijgt en bespreek dat met<br />
elkaar. Wat vinden jullie er leuk aan? Zijn er al dingen die je niet begrijpt of die je wilt<br />
weten?<br />
- ga na welke voorkennis je al hebt van je onderwerp. Aarzel niet om er een leerboek bij<br />
te pakken om die voorkennis nog even op te frissen<br />
- zoek meer informatie over het onderwerp. Vaak zal je docent aanwijzen welke boeken<br />
of links op internet je kunt gebruiken.<br />
- Bespreek met elkaar hoe je het onderzoek zou kunnen gaan aanpakken.<br />
Niet alles is bij elk onderzoek precies hetzelfde. Daarom zul je altijd met je begeleider moeten<br />
overleggen over uit welke stappen het onderzoek bestaat en hoe je bijvoorbeeld het opzetten van<br />
een onderzoek het beste kunt aanpakken voor het type onderzoek wat je doet.<br />
Handreikingen:<br />
Wil je meer weten over stappen in het onderzoek, lees dan par 3.1 en maak bijbehorende<br />
oefenopdrachten. In par 3.2 kun je meer lezen over de typering van het onderzoek.<br />
Overleg met je docent over het gebruik van hulpmiddelen bij het onderzoek. Meer informatie over<br />
het logboek, het labjournaal en het bronnenboek kun je lezen in Bijlage 1.<br />
Wat is het probleem waarover je onderzoek gaat doen?<br />
Onderzoeken gaan meestal uit van een probleem. Na het oriënteren op de literatuur en het<br />
bespreken en afbakenen van het onderwerp met elkaar formuleer je het probleem uiteindelijk in<br />
een onderzoeksvraag.<br />
■ Onderzoeksopdracht 2-3. Oriëntatie op het onderwerp<br />
a. Verken je onderwerp, zoals hierboven staat beschreven, en geef een korte beschrijving van<br />
jouw onderzoek.<br />
b. Probeer in samenwerking met je groepsgenoten het idee af te bakenen tot een onderzoekbaar<br />
geheel. Maak een inschatting of je onderzoek technisch uitvoerbaar en toetsbaar is binnen de<br />
beschikbare tijd? Vul begeleidingsformulier I, Bijlage 4 in.<br />
c. Als er groepjes zijn met hetzelfde onderwerp, maak afspraken met elkaar, baken de<br />
onderwerpen dusdanig af, zodat jullie onderzoeken elkaar aanvullen en dubbel werk<br />
voorkomen wordt. Licht dit kort toe in begeleidingsformulier I, Bijlage 4<br />
d. Als je het hele formulier hebt ingevuld, lever je dat in bij je docent.<br />
Handreiking:<br />
Je docent heeft tijd nodig voor het nakijken van begeleidingsformulier I. Gebruik deze tijd om<br />
alvast te oriënteren op de volgende fase in het onderzoek.<br />
9
<strong>Kennis</strong> <strong>maken</strong> <strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek<br />
Go/no go<br />
Bespreek begeleidingsformulier I, met je begeleider. Er zijn twee mogelijkheden:<br />
- je plannen zijn ‘goed genoeg’ om door te kunnen gaan: je krijgt een ‘go’.<br />
- Je plannen zijn nog niet ‘goed genoeg’: no go. Je begeleider geeft aan wat je zou moeten<br />
verbeteren. Hij/zij kan je nu verplichten bepaalde handreikingen te doen.<br />
Na het aanpassen van je formulier I bespreek je het resultaat opnieuw met je begeleider. Na<br />
goedkeuring ga je naar de Onderzoeksplanfase.<br />
<strong>2.</strong>3 Onderzoeksplanfase<br />
Verdiepen in informatiebronnen en schrijven onderzoeksplan<br />
Met het doen van onderzoek hoop je iets nieuws te vinden, iets wat anderen nog niet ontdekt of<br />
bedacht hebben, Daarvoor moet je weten wat al bekend is over je onderwerp. Daarmee ga je staan<br />
op de schouders van voorgangers. Dat wil zeggen dat je met je onderzoek voortbouwt op de kennis<br />
die anderen al gemaakt of gevonden hebben. Literatuurstudie is noodzakelijk om<br />
onderzoeksvragen te stellen die nieuwe kennis oplevert.<br />
■ Onderzoeksopdracht 2-4. Hoe stel ik beantwoordbare onderzoeksvragen?<br />
a. Zoek naar artikelen over jouw onderwerp en verdiep je er met elkaar in.<br />
b. Wat ga je onderzoeken? Formuleer de onderzoeksvragen (de hoofdvraag en de deelvragen) en<br />
(zo mogelijk ook) hypothese(n).<br />
c. Beschrijf hoe de onderzoeksvragen een vervolg is op datgene wat al beschreven is over je<br />
onderwerp in de literatuur?<br />
d. Geef aan wat je precies gaat doen om deze vragen te beantwoorden (dwz: welke<br />
onderzoeksmethode kies je).<br />
e. Is je onderzoeksvraag onderzoekbaar? En toetsbaar?<br />
Na het opstellen van de onderzoeksvragen (deelvragen) volgt de vertaling in een onderzoeksplan<br />
met een concreet ontwerp voor een experiment.<br />
Handreikingen:<br />
Wil je meer informatie over het opstellen van onderzoeksvragen en een onderzoeksplan, lees<br />
dan par. 3.3 en 3.4 en maak de bijbehorende oefenopdrachten.<br />
Let bij het opzetten en uitvoeren van het onderzoek op de beoordelingspunten die vermeld zijn<br />
in het ‘beoordelingsformulier opzet en uitvoering’, Bijlage 6.<br />
■ Onderzoeksopdracht 2-5. Stel je onderzoeksplan op.<br />
Vertaal de onderzoeksvragen in een onderzoeksplan met concrete onderzoeksactiviteiten. Let op,<br />
voor sommige activiteiten zijn standaard meetmethoden of standaard meetapparatuur, maak daar<br />
gebruik van.<br />
Maak een lijst met apparatuur, literatuur en andere benodigdheden bij je onderzoek. Ga na of die<br />
benodigdheden inderdaad beschikbaar zijn. Zo niet, pas je plan aan!<br />
Maak afspraken met degenen die de apparatuur beheert over jouw gebruik ervan en evt.<br />
benodigde assistentie.<br />
Reflectieopdracht 2-6. Kijk kritisch naar je onderzoeksplan.<br />
a. Hoe heb je de afweging gemaakt of je voldoende informatie hebt om je onderzoeksvraag te<br />
kunnen beantwoorden / hypothese te toetsen?<br />
b. Kijk kritisch naar je eigen onderzoeksmethode. Vergelijk je eigen onderzoeksmethode met die<br />
van anderen en geef de sterke en verbeterpunten aan.<br />
c. Hoe houd je in de opzet van je onderzoek rekening met de nauwkeurigheid, betrouwbaarheid<br />
en validiteit (zie par. 3.4.2) van de resultaten?<br />
Gidsexperiment of proefberekening<br />
Bij veel onderzoek is het handig een gidsexperiment (of pilotexperiment) uit te voeren. Vaak leidt<br />
het uitproberen van een experiment tot veel goede en praktische veranderingen. Op grond van<br />
zo’n experiment worden vaak niet alleen technieken bijgesteld, maar soms ook onderzoeksvragen<br />
aangescherpt of ingeperkt.<br />
10
<strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek <strong>Kennis</strong> <strong>maken</strong><br />
Afhankelijk van je experiment kun je ook een proefberekening uitvoeren, bijvoorbeeld door<br />
schattingen van metingen te doen en dan te berekenen tot welke uitkomst dat leidt.<br />
■ Onderzoeksopdracht 2-7. Gidsexperiment<br />
a. Overleg met je begeleider over de wenselijkheid van een<br />
gidsexperiment. Let op: een gidsexperiment en een kritische<br />
analyse kan leiden tot een verbetering van het experiment,<br />
maar kost extra tijd.<br />
b. Verzamel de gegevens en pas, indien nodig, je onderzoeksplan<br />
aan.<br />
■ Onderzoeksopdracht 2-8.<br />
Vul begeleidingsformulier II, Bijlage 5 in. Daaruit moet blijken of je<br />
een goede onderzoeksvraag, een duidelijke onderzoeksmethode en<br />
een haalbare planning hebt.<br />
Go/no go<br />
Na het invullen van begeleidingsformulier II bespreek je dit resultaat met je begeleider. Als je<br />
begeleider niet tevreden is over het resultaat, pak de handreikingen in deze paragraaf op, pas<br />
formulier II aan en bespreek het resultaat opnieuw met je de begeleider. Na goedkeuring ga je<br />
naar de uitvoering van het onderzoek.<br />
<strong>2.</strong>4 Uitvoering onderzoek<br />
Om je onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden is het<br />
nodig om je onderzoeksplan nauwkeurig uit te voeren en<br />
waarnemingen en metingen goed te verwerken.<br />
■ Onderzoeksopdracht 2-9. Uitvoeren<br />
experimenten en verwerken gegevens<br />
Voer je onderzoeksplan uit en verzamel de gegevens.<br />
Dit kan veel tijd kosten.<br />
Aarzel niet om je plan bij te stellen als dingen anders<br />
lopen dan voorzien.<br />
Kun je met de verzamelde gegevens je onderzoeksvraag<br />
inderdaad beantwoorden? In uiterste geval (bijv. als je<br />
iets onverwachts ziet), pas je onderzoeksvraag aan.<br />
<strong>2.</strong>5 Verwerken en interpreteren resultaten<br />
Het goed weergeven van je resultaten in tabellen en<br />
grafieken is de basis voor je conclusie, discussie en je<br />
verslag of je presentatie. Door een kritische houding te<br />
tonen kun je ervoor zorgen dat je nieuwe kennis<br />
kwalitatief goede kennis is.<br />
Handreiking: Wil je meer informatie over het verwerken van metingen, lees dan par. 3.5.<br />
Reflectieopdracht 2-10. Wees kritisch bij het verwerken van gegevens.<br />
Hoe is de uitvoering van het onderzoek en het verwerken van de metingen gegaan? Beschrijf en<br />
beoordeel de wijze waarop je dit gedaan hebt. Gebruik daarbij de begrippen nauwkeurigheid,<br />
validiteit en betrouwbaarheid.<br />
Handreiking: Wil je meer informatie over het formuleren van een conclusie en het schrijven<br />
van een discussie, lees dan par. 3.6 en maak bijbehorende oefenopgaven.<br />
■ Onderzoeksopdracht 2-11. Conclusie en discussie<br />
a. Interpreteer de resultaten en beantwoord de onderzoeksvraag op grond van je bevindingen.<br />
b. Evalueer het totale onderzoek. Denk hierbij aan een discussie over de nauwkeurigheid<br />
(‘meetfouten’), de validiteit van je onderzoeksopzet en gebruikte begrippen en de<br />
betrouwbaarheid van je meetmethoden en metingen, mede in het licht van je ervaringen bij je<br />
metingen.<br />
11
<strong>Kennis</strong> <strong>maken</strong> <strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek<br />
c. Hoe sluit je conclusie aan bij relevante literatuur? Beschrijf dat in je discussie<br />
Reflectieopdracht 2-1<strong>2.</strong><br />
a. Hoe bepaal je of je de resultaten adequaat hebt geïnterpreteerd?<br />
b. Welke (voor jou/jullie) nieuwe kennis Heb je gemaakt?<br />
c. Bedenk vervolgstappen op het onderzoek.<br />
<strong>2.</strong>6 Communiceren over onderzoek<br />
Communiceren over onderzoek is een belangrijk onderdeel in het proces van kennis <strong>maken</strong>. Er zijn<br />
verschillende manieren waarop er gecommuniceerd kan worden over de resultaten van het<br />
onderzoek. In deze module schrijf je òf een verslag òf houd je een presentatie en becommentarieer<br />
je elkaars producten.<br />
<strong>2.</strong>6.1 Feedback<br />
Een verslag en een presentatie worden vaak beter als een ander er met een frisse blik naar kijkt.<br />
Elkaars producten becommentariëren, wat ook wel feedback geven of peer review wordt genoemd,<br />
is onderdeel van onderzoek doen binnen een onderzoeksgemeenschap. De groepjes die aan<br />
hetzelfde onderwerp werken geven elkaar feedback op het concept verslag of de proefpresentatie.<br />
Doe hier je voordeel mee! Geef dan opbouwende kritiek aan elkaar in de vorm van het noemen van<br />
sterke punten en verbeterpunten. Verwerk de punten die de anderen als feedback hebben gegeven<br />
in je definitieve verslag of je presentatie. En kijk of je uit het verslag of de proefpresentatie dat<br />
jezelf hebt becommentarieerd ook ideeën voor verbetering van je eigen verslag of presentatie kunt<br />
halen.<br />
Handreiking: Wil je meer informatie over het geven van feedback, lees dan par. 4.1.<br />
<strong>2.</strong>6.2 Mogelijkheid 1: Schriftelijke rapporteren: Verslag<br />
Je schrijft je verslag als groep. Verdeel de taken, lees elkaars bijdragen en bediscussieer<br />
verbeteringen. Ben je het wel ècht eens met elkaar over hoe de opzet nu precies was, over welke<br />
conclusie je mag trekken en welke niet? Je moet er natuurlijk voor zorgen dat de hoofdstukken<br />
goed op elkaar aansluiten.<br />
Het is de bedoeling dat je verslag gelezen wordt door je begeleiders en een aantal medeleerlingen<br />
die een onderzoek op hetzelfde gebied gedaan hebben. Het verslag is dus gericht op mede-experts.<br />
En van hun mag je ook een reactie op je verslag verwachten, waarmee je het kunt verbeteren.<br />
Het is de bedoeling dat je met behulp van het verslag laat zien welke (nieuwe) kennis je hebt<br />
opgedaan door middel van het onderzoek. Je schrijft het verslag over het onderzoek dat je hebt<br />
uitgevoerd tijdens de module. Overleg met je docent over de opzet van jullie verslag. Wat handig<br />
en wenselijk is kan afhangen van het type onderzoek, het vak en de onderzoekstraditie van de<br />
omgeving waar je het onderzoek verricht.<br />
Handreiking: Wil je meer informatie over het schrijven van een verslag, lees dan par. 4.<strong>2.</strong><br />
■ Onderzoeksopdracht 2-13. Verslag<br />
a. Schrijf een verslag<br />
b. Lees het verslag een of twee andere groepen (zo mogelijk de groepjes met hetzelfde<br />
onderwerp).<br />
c. Geef die groepen feedback op hun conceptverslag. Volg de instructie van je docent en maak<br />
gebruik van de Checklist peerfeedback in Bijlage 5.<br />
d. Verwerk de feedback die jullie zelf ontvangen en schrijf een definitief verslag<br />
Handreiking: Check je verslag, voordat je het definitief inlevert, extra op de<br />
beoordelingspunten die vermeld staan in het Beoordelingsmodel verslag, Bijlage 7.<br />
<strong>2.</strong>6.3 Mogelijkheid 2: Mondeling rapporteren: Presentatie<br />
Bereid de presentatie samen voor. Verdeel taken, bijvoorbeeld: wie maakt welk deel van de<br />
powerpoint presentatie. Bekijk elkaars bijdragen en bediscussieer verbeteringen. Ben je het wel<br />
ècht eens met elkaar over hoe de opzet nu precies was, over welke conclusie je mag trekken en<br />
welke niet? Je moet er natuurlijk voor zorgen dat de delen goed op elkaar aansluiten. Spreek ook<br />
af wie wat vertelt tijdens de presentatie en wie vragen beantwoordt erna.<br />
12
<strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek <strong>Kennis</strong> <strong>maken</strong><br />
De presentatie houden jullie als groep voor een geïnteresseerd leken-publiek. Dit betekent dat je in<br />
de meeste gevallen niet alleen niet alles kunt vertellen wat je hebt onderzocht, maar wat je vertelt<br />
moet je op een vrij eenvoudige niveau brengen. Simpelweg omdat het anders onbegrijpelijk is voor<br />
het publiek. Er wordt wel van je verwacht dat je laat zien dat je boven de stof staat. Dus wat je<br />
vertelt moet duidelijk en helder zijn. En als er vragen uit het publiek komen, wordt er verwacht dat<br />
je die (tot op zekere hoogte) ook kunt beantwoorden (of kunt verwijzen naar jullie verslag). Jullie<br />
presenteren als groep de opzet, resultaten en conclusies van het onderzoek. Daarnaast geven jullie<br />
in de presentatie aan wat jullie als groep hebben geleerd voor het doen van een vervolgonderzoek<br />
(bijvoorbeeld je profielwerkstuk)!<br />
Je docent kan ervoor kiezen om docenten, directie, ouders en / of medeleerlingen van andere<br />
klassen uit te nodigen voor de presentatie.<br />
Handreiking: Wil je meer informatie over het voorbereiden en geven van een mondelinge<br />
presentatie, lees dan par. 4.3.<br />
■ Onderzoeksopdracht 2-14. Presentatie<br />
a. Bereid een mondelinge presentatie voor<br />
b. Je docent organiseert proefpresentaties. Geef de andere groepen feedback op hun<br />
c.<br />
proefpresentatie. Volg de instructie van je docent en maak gebruik van de Checklist<br />
peerfeedback, Bijlage 3.<br />
Verwerk de ontvangen feedback op jullie proefpresentatie en bereid je definitieve presentatie<br />
voor.<br />
Handreiking: Let bij de voorbereiding van je presentatie extra op de beoordelingspunten die<br />
vermeld staan in het Beoordelingsmodel presentatie, Bijlage 8.<br />
<strong>2.</strong>7 Reflectie<br />
Naast het ‘<strong>maken</strong> van kennis’ en het aanleren van onderzoeksvaardigheden staat het ontwikkelen<br />
van je onderzoekende houding centraal in deze module. De reflectie opdrachten in dit hoofdstuk<br />
zijn erop gericht je onderzoekende houding te versterken. Gebruik deze opdrachten voor je<br />
reflectieverslag. In het reflectieverslag kijk je terug naar de module en vooruit naar een volgend<br />
onderzoek, bijvoorbeeld je profielwerkstuk. Wat zijn de belangrijkste punten die je hebt geleerd?<br />
Wat ging heel goed en wil je bij een nieuw onderzoek weer zo doen? En wat ging niet (zo) goed en<br />
wil je anders gaan doen? De voornemens zijn voor jezelf. Ze zijn erop gericht dat je de ervaring<br />
van deze module zo concreet mogelijk mee kunt nemen. Je levert je reflectieverslag in bij je<br />
docent zodat die er een reactie op kan geven. Beperk je tot jouw belangrijkste leerpunten.<br />
Reflectieopdracht 2-15. <strong>Kennis</strong> <strong>maken</strong> en de ontwikkeling van je<br />
onderzoeksbekwaamheden<br />
Schrijf een reflectieverslag (individuele opdracht). Verwerk daarin de volgende aspecten:<br />
Welke aspecten van je onderzoekende houding heb je verder ontwikkeld?. Beantwoord deze<br />
vraag weer aan de hand van de Checklist onderzoekende houding, Bijlage <strong>2.</strong> Beschrijf welke<br />
ontwikkeling je hebt gemaakt.<br />
Is er een keerpunt in het onderzoek geweest waardoor je denken, handelen of houding<br />
veranderde? Wat was dat keerpunt?<br />
Wat zijn de belangrijkste punten die je hebt geleerd betreffende ‘kennis over onderzoek’ en<br />
‘onderzoeksvaardigheden’?<br />
Wat ging heel goed en wil je bij een volgend onderzoek (bijv. je profielwerkstuk) weer zo<br />
doen? Schrijf je voornemens voor vervolgonderzoek.<br />
Wat ging niet (zo) goed en wil je anders gaan doen? Schrijf je voornemens voor<br />
vervolgonderzoek.<br />
13
Toelichting onderzoek en oefenopdrachten <strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek<br />
<strong>Hoofdstuk</strong> 3. Toelichting onderzoek en oefenopdrachten<br />
3.1 Stappenplan<br />
In onderzoek is een aantal stappen te onderscheiden die wetenschappers doorlopen. Tijdens deze<br />
module doorloop je de stappen zoals beschreven in <strong>Hoofdstuk</strong> <strong>2.</strong> Wetenschappers proberen deze<br />
stappen in deze volgorde te doorlopen. In ieder geval gebeurt dit bij onderzoeken die groot en duur<br />
zijn en dus sterk gepland moeten worden (CERN, Hubble, bepalen genetische code van de mens).<br />
Vaak echter verloopt het onderzoeksproces chaotischer en blijkt het moeilijk creativiteit en<br />
ontdekkingen te programmeren in een vast stappenplan. Bij sommige onderzoeken is bijvoorbeeld<br />
geen sprake van een hypothese omdat het doel in de eerste plaats is het verkrijgen van data<br />
(bepalen genetische code van de mens, inventariseren van alle planten in Nederland, bijhouden<br />
van klimaatgegevens). Bij andere onderzoeken leiden metingen direct tot een gewijzigde<br />
experimentele opzet. Soms leidt een conclusie tot herziening van de hypothese, of tot verandering<br />
van de experimentele opzet, of tot herhaling van metingen. In dergelijke gevallen is steeds geen<br />
sprake van een vaste volgorde van stappen in het onderzoek.<br />
► Oefenopdracht 3-1. Uit welke stappen bestaat een onderzoek?<br />
Hieronder staat een voorbeeld van een onderzoek dat in de negentiende eeuw is uitgevoerd door<br />
twee beroemde biologen. In de tekst zijn de stadia van onderzoek onderstreept en genummerd.<br />
Vul in welke nummers bij welk stadium horen.<br />
onderzoeksvraag ...<br />
hypothese ...<br />
experiment ...<br />
resultaten ...<br />
conclusie ...<br />
Darwin en Hugo de Vries hielden zich bezig met het gedrag van planten. Wat zij zich afvroegen<br />
was: (1) Hoe kunnen ranken van klimplanten zich om een steun heen slingeren? De Vries dacht dat<br />
dat kwam (2) doordat de buitenkant van een klimrank harder groeit dan de binnenkant. Zo zou de<br />
rank vanzelf krom worden. Darwin testte dat (3) door inktstipjes op een klimplant te zetten en op<br />
gezette tijden de onderlinge afstand tussen de stipjes te meten. Zo bleek dat (4) de buiten- en<br />
binnenkant van een klimrank even hard groeiden. (5) Het idee van De Vries klopte dus niet. Na<br />
veel nadenken kwam deze op de volgende oplossing: (6) Wellicht is de celdruk van de<br />
plantencellen aan de buitenkant van de rank wel groter dan aan de binnenkant. Hij testte dat (7)<br />
door kromme klimranken in een zoutoplossing te leggen. * (8) De klimranken werden recht.<br />
Hieruit concludeerde De Vries dat (9) de beweging van klimranken bepaald wordt door<br />
drukverschillen tussen de cellen aan de binnen- en buitenkant van een klimrank.<br />
* Opmerking: hierdoor staan cellen water af.<br />
► Oefenopdracht 3-<strong>2.</strong> Wat is een geslaagd experiment?<br />
Is het experiment dat Darwin uitvoerde mislukt en dat wat Hugo de Vries uitvoerde gelukt? Of zou<br />
je het anders willen formuleren? Hoe dan?<br />
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………<br />
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………<br />
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
14
<strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek Toelichting onderzoek en oefenopdrachten<br />
► Oefenopdracht 3-3. Welke onderzoeksactiviteiten herken ik?<br />
Op de volgende pagina staat een (onvolledige) beschrijving van de denkprocessen van een<br />
wetenschappelijke onderzoeker tijdens het uitvoeren van een onderzoek. De bedoeling is om te<br />
laten zien wat voor patroon van logisch redeneren de onderzoeker volgt als hij zoekt naar<br />
antwoorden op vragen. Het voorbeeld toont hoe een probleem ontstaat, hoe de onderzoeker naar<br />
een oplossing zoekt, een hypothese opstelt en hoe hij begint met het verzamelen van materiaal<br />
voor zijn onderzoek. Het beschreven experiment betreft de migratie van zilverzalm en werd<br />
uitgevoerd door Hasler en medewerkers. Bestudeer de tekst. Vul in de linker kolom de<br />
regelnummers in waar de verschillende fasen in de tekst aan de orde komen.<br />
15
Toelichting onderzoek en oefenopdrachten <strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek<br />
Fasen Beschrijving<br />
Waarneming en<br />
achtergrond van het<br />
verschijnsel<br />
(.…-….)<br />
Onderzoeksvraag<br />
(.…-.…)<br />
Hypothese I<br />
(….-.…)<br />
Hypothese II<br />
(.…-….)<br />
Voorspelling op<br />
grond van<br />
hypothese I<br />
(.…-….)<br />
Voorspelling op<br />
grond van<br />
hypothese II<br />
(.…-….)<br />
Methode<br />
(.…-….)<br />
Resultaten<br />
(.…-….)<br />
Interpretatie<br />
(….-.…)<br />
Conclusie<br />
(.…-….)<br />
3.2 Typering van het onderzoek<br />
16<br />
De zilverzalm komt uit het ei in de zoetwaterstromen van N.W.-<br />
Amerika. De jonge vissen zwemmen stroomafwaarts naar de Stille<br />
Oceaan, waar ze volwassen en geslachtsrijp worden. Hier doen ze<br />
soms vijf jaar over, soms korter. Om kuit te schieten keren ze terug<br />
naar het zoete water. Kennelijk is er een of andere ons onbekende<br />
drang die hen verhindert om kuit te schieten in het zeewater en die<br />
hen dwingt om het zoete water op te zoeken.<br />
Nadat men de vissen gemerkt had, is na lange tijd een merkwaardig<br />
feit ontdekt: de zalmen keren bijna altijd terug naar de stroom waar<br />
ze geboren zijn. Hoe kunnende zilverzalmen precies de stroom vinden<br />
waar ze geboren zijn? Dit is immers helemaal geen gemakkelijke<br />
opgave. Sommige vissen moeten hoge watervallen “nemen” en heel<br />
ver stroomopwaarts gaan om terug te keren op hun geboorteplaats.<br />
Misschien vinden de vissen de weg naar hun geboorteplaats terug,<br />
doordat ze bepaalde dingen die ze gezien hebben toen ze er vroeger<br />
langs kwamen, nu weer herkennen. Een andere mogelijkheid is dat ze<br />
de “smaak" of de “geur" van hun geboortestroom herkennen.<br />
Als de zalm de weg naar zijn geboortestroom vindt uitsluitend met<br />
behulp van visuele prikkels, dan zouden zalmen, die het<br />
gezichtsvermogen missen de weg niet terug kunnen vinden.<br />
Als zalmen de weg naar de geboortestromen vinden uitsluitend met<br />
behulp van een bepaalde geur van de stroom, dan zouden zalmen met<br />
uitgeschakelde reukcentra de weg niet terug kunnen vinden.<br />
In zee werd een aantal geslachtsrijpe zalmen gevangen. Een gedeelte<br />
werd het gezichtsvermogen ontnomen. Van de overige werden de<br />
reukcentra uitgeschakeld. Alle dieren werden gemerkt. Op de<br />
paaiplaatsen werd een aantal van de behandelde vissen<br />
teruggevangen. Daarbij was het aantal blinde vissen groter dan het<br />
aantal vissen met niet functionerende reukcentra. Van de laatste<br />
groep kwam echter wel een aantal terug. Uit statistische analyse bleek<br />
dat een aantal vissen volgens toeval in hun geboortestroom<br />
terugkomt. Het aantal vissen dat ondanks uitgeschakelde reukcentra<br />
in hun geboortestroom terechtkwam, was niet veel groter dan het<br />
voorspelde aantal, dat volgens toeval verwacht mocht worden op de<br />
paaiplaatsen. Het aantal teruggevangen blinde vissen was groter dan<br />
dit voorspelde aantal.<br />
Zalmen vinden de weg naar hun geboortestromen terug door gebruik<br />
te <strong>maken</strong> van de geur van deze stromen.<br />
1<br />
2<br />
3<br />
4<br />
5<br />
6<br />
7<br />
8<br />
9<br />
10<br />
11<br />
12<br />
13<br />
14<br />
15<br />
16<br />
17<br />
18<br />
19<br />
20<br />
21<br />
22<br />
23<br />
24<br />
25<br />
26<br />
27<br />
28<br />
29<br />
30<br />
31<br />
32<br />
33<br />
34<br />
35<br />
36<br />
37<br />
38
<strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek Toelichting onderzoek en oefenopdrachten<br />
Er zijn allerlei soorten onderzoek, als je een onderwerp hebt gekozen, kijk dan eerst wat voor soort<br />
onderzoek je wilt gaan doen. Dit helpt je bij het formuleren van een scherpe onderzoeksvraag.<br />
Typering onderzoek Voorbeeld<br />
Hypothese toetsen. Regenwormen verkiezen natte grond boven droge<br />
als woonplaats.<br />
Verschijnsel observeren. Het afnemen van de zeeijsbedekking rond de Noordpool in<br />
kaart brengen.<br />
Relatie zoeken tussen variabelen. Hoe hangt de elektrische weerstand van een gloeidraad af<br />
van de temperatuur?<br />
Apparaat ontwerpen en bouwen. Ontwerpen en testen van een labopstelling voor het<br />
zuiveren van afvalwater.<br />
Model <strong>maken</strong>. Computermodel van de werking van een medicijn<br />
► Oefenopdracht 3-4. Hoe zou je de volgende onderzoeken typeren?<br />
a. Het ontrafelen van de DNA-code.<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
b. Onderzoek naar het verband tussen de mate van zonnebrand en de beschermingsfactor van de<br />
crème.<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
3.3 Formuleren van onderzoeksvraag en hypothese<br />
Onderzoeken (de meeste) gaan uit van een vraag of een probleemstelling. Een voorbeeld van een<br />
vraag waar je tegenaan kunt lopen is: bij het omspitten van de tuin vind je in één stuk veel<br />
regenwormen, terwijl je in een ander stuk nauwelijks regenwormen ziet. Je kunt je afvragen of dit<br />
iets met de bodem te <strong>maken</strong> heeft en er onderzoek naar doen.<br />
Het is echter lastig om deze vraag te beantwoorden, omdat er veel redenen kunnen zijn waarom<br />
regenwormen wel of niet in de bodem zitten. Een onderzoeker spitst zijn onderzoeksvraag daarom<br />
toe op basis van een vermoeden waar het mee te <strong>maken</strong> heeft. Een betere onderzoeksvraag zou<br />
zijn: komen regenwormen meer voor in natte grond dan in droge grond? Of bijvoorbeeld: komen<br />
regenwormen meer voor in mineralenrijke grond dan in mineralenarme grond?<br />
Dus de te onderzoeken vraag moet goed afgebakend worden, anders wordt je onderzoek<br />
onuitvoerbaar. Daarom zoek je, net als een echte wetenschapper, naar relevante informatie in je<br />
geheugen, raadpleeg je literatuur over dat onderwerp en bespreek je het met anderen. Daardoor<br />
kan een deel van de vraag al verklaard worden. De uiteindelijke formulering van het probleem<br />
wordt de onderzoeksvraag genoemd.<br />
17
Toelichting onderzoek en oefenopdrachten <strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek<br />
Een heldere onderzoeksvraag bevat uiteindelijk altijd drie elementen:<br />
1. Waar het precies om gaat (het voorkomen van wormen),<br />
<strong>2.</strong> Welke variabele onderzocht wordt (hoeveelheid mineralen in de bodem),<br />
3. Welk materiaal (of welke organismen) je onderzoekt (regenwormen).<br />
Vaak wordt er onderscheid gemaakt tussen hoofd- en sub-vragen. De hoofdvraag heeft een meer<br />
algemeen karakter. In het voorbeeld over regenwormen zou de hoofdvraag dan zijn: “Is het aantal<br />
regenwormen afhankelijk van de bodemsamenstelling”. In de sub-vragen wordt het onderzoek<br />
verder gespecificeerd naar te onderzoeken variabelen. In het voorbeeld zouden goede sub-vragen<br />
kunnen zijn: Wat is de invloed van de vochtigheid van de grond, wat is de invloed van de<br />
hoeveelheid zout in de grond, wat is de invloed van de verhouding klei/zand, etc. De sub-vragen<br />
kunnen direct onderzocht worden.<br />
Soms is het mogelijk om vooraf al een aantal mogelijke verklaringen voor een verschijnsel te<br />
bedenken. Dergelijke vermoedens noemen we hypotheses. Een onderzoek kan dan verder<br />
gespecificeerd worden door te kiezen welke hypothese onderzocht gaat worden. Een onderzoeker<br />
kiest meestal voor de meest waarschijnlijke of meest toetsbare hypothese.<br />
Voorbeeld Onderzoeksvraag en hypothese<br />
Onderzoeksvraag: Hoe vinden zalmen de weg terug naar hun geboortestroom?<br />
Hypotheses: Ze zouden de stroom kunnen terugvinden door reuk, door<br />
de mineralensamenstelling van het water, op het zicht…<br />
Gekozen hypothese: Zalmen vinden de weg terug naar hun geboortestroom met<br />
behulp van visuele prikkels.<br />
Onderzoek: Van één groep zalmen wordt het gezichtsvermogen<br />
ontnomen, van een tweede groep niet, vervolgens wordt<br />
gekeken welke zalmen hun geboortestroom kunnen<br />
terugvinden.<br />
► Oefenopdracht 3-5. Formuleren van een onderzoeksvraag.<br />
a. “Wat is de invloed van licht op de groei van planten?” is een onderzoeksvraag die niet concreet<br />
genoeg is. Verbeter deze onderzoeksvraag.<br />
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………<br />
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………<br />
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………<br />
b. “Wat is de invloed van de luchtvochtigheid en van het aantal huidmondjes op de<br />
verdampingssnelheid van een plan?“, is een onderzoeksvraag met teveel variabelen. Verbeter<br />
deze onderzoeksvraag.<br />
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………<br />
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………<br />
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………<br />
c. “Wat is de invloed van 10, 15, 20 en 25 graden Celsius op het kiemingspercentage van<br />
tuinkerszaden?” bevat als onderzoeksvraag teveel details over de uitvoering. Verbeter deze<br />
onderzoeksvraag.<br />
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………<br />
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………<br />
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………<br />
18
<strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek Toelichting onderzoek en oefenopdrachten<br />
► Oefenopdracht 3-6. Wat wil ik toetsen?<br />
Het onderzoek toont aan dat geur een belangrijke rol speelt bij zilverzalmen om de weg naar hun<br />
geboortegrond terug te vinden. Vaak spelen echter meerdere factoren gezamenlijk een rol.<br />
Bedenk nog een hypothese die een rol kan spelen in het terugvinden van de geboortegrond. Hoe<br />
zou je je hypothese kunnen toetsen?<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
► Oefenopdracht 3-7. Formuleer een onderzoekbare onderzoeksvraag en toetsbare<br />
hypothese.<br />
Bedenk zelf een manier om de volgende onderzoeksvraag te onderzoeken:<br />
Onderzoeksvraag: “Waardoor buigt deze stengel naar het licht?”<br />
Hypothese: “De cellen aan de kant waar het licht op valt worden beschadigd en verschrompelen”.<br />
a. Onderzoek:<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
b. “Kinderen overlijden door een overmatige opname van aspirine”, is een hypothese die in de<br />
praktijk niet toetsbaar is. Bedenk een toetsbare hypothese over de maximale doses aspirine.<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
Een onderzoekster plaatste gistende druiven in vijf petrischaaltjes. Op een afstand van ongeveer<br />
een meter liet zij 20 fruitvliegen los. Een halve minuut later hadden de vliegen zich rond de<br />
schaaltjes gegroepeerd zoals je kunt zien in onderstaande afbeelding.<br />
c. Naar aanleiding van de waarnemingen wordt een aantal hypotheses (a t/m f) geformuleerd.<br />
Geef bij elke hypothese aan of deze:<br />
I acceptabel is uitgaande van de gegevens<br />
II onacceptabel is uitgaande aande van de gegevens<br />
III redelijk is, maar niet op de gegevens gebaseerd<br />
IV onacceptabel is vanwege de formulering<br />
a) Hongerige vliegen komen op de geur van druiven af omdat ze die lekker vinden.<br />
b) Vliegen komen op de geur van gistende druiven af.<br />
19
Toelichting onderzoek en oefenopdrachten <strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek<br />
c) Vliegen weten dat ze bij schaal IV geen voedsel kunnen krijgen omdat ze de<br />
druiven niet kunnen bereiken.<br />
d) Vliegen reageren alleen op zichtbare prikkels.<br />
e) Vliegen bewegen zich willekeurig tussen de verschillende schalen tot ze bij schaal I<br />
komen waar ze gaan eten.<br />
f) Het is mogelijk dat vliegen niet door glas heen kunnen kijken.<br />
3.4 Maken van een onderzoeksplan<br />
Na het formuleren van de onderzoeksvraag en de hypothese volgt de vertaling in een<br />
onderzoeksplan met een concreet ontwerp voor een experiment. Met behulp van dit experiment ga<br />
je na of je de onderzoeksvraag kunt beantwoorden en de gekozen hypothese bevestigd kan<br />
worden.<br />
3.4.1 Variabelen<br />
In een experiment zijn er allerlei omstandigheden die op dat experiment van invloed kunnen zijn<br />
(licht, temperatuur, vochtigheid, enzovoorts). Die omstandigheden worden variabelen genoemd,<br />
ook wel procesvariabelen. Variabelen zijn grootheden (bijvoorbeeld hoogte) die gemeten kunnen<br />
worden en die uitgedrukt kunnen worden in een getal met een eenheid (bijvoorbeeld 4,32 cm). Om<br />
een onderzoek goed te kunnen beoordelen moet je alle variabelen die een rol spelen bij het<br />
onderzoek identificeren. Om betrouwbare metingen te kunnen doen, moet je als onderzoeker<br />
weten welke variabele gemeten en welke variabele gevarieerd wordt. De volgende stappen zet je<br />
dan als onderzoeker:<br />
1. Maak een lijst van alle variabelen die bij het verschijnsel een rol spelen<br />
<strong>2.</strong> Stel vast welk effect je wilt meten.<br />
3. Kies één van de andere variabelen en varieer deze. Alle overige variabelen en factoren moet je<br />
constant houden<br />
Onderzoekers onderscheiden drie typen (proces)variabelen:<br />
Onafhankelijke variabele: de variabele die wordt veranderd, ook wel stuurparameter genoemd.<br />
De waarden van de onafhankelijke variabelen kun je kiezen of instellen. Meestal wil je de invloed<br />
van één onafhankelijke variabele bestuderen. Dan ga je die variabele systematisch variëren. Het<br />
effect dat je daarmee teweegbrengt heet de afhankelijke variabele.<br />
Afhankelijke variabele: de variabele die wordt gemeten. De onderzoeker wil weten hoe deze<br />
verandert als hij de onafhankelijke variabele (stuurparameter) verandert. Dit doet hij op<br />
systematische wijze.<br />
Constanten: variabelen, factoren die constant (moeten) worden gehouden.<br />
Het zal duidelijk zijn dat je in één experiment bij voorkeur niet twee onafhankelijke variabelen<br />
tegelijkertijd moet variëren anders weet je niet of het gemeten effect door de ene dan wel door de<br />
andere variabele veroorzaakt wordt.<br />
Voorbeeld. Variabelen<br />
Je wilt onderzoeken of een bepaalde zoetstof kankerverwekkend is en je kunt dat testen op ratten<br />
waarbij je één groep wel zoetstof geeft en de andere groep niet. Voorbeelden van variabelen zijn<br />
dan de leeftijd van de ratten, het lichaamsgewicht, de soort, en omstandigheden in de omgeving<br />
zoals licht, voedsel, etc. De variabele die in dit geval wordt veranderd, de onafhankelijke variabele,<br />
is het dieet: het wel of niet geven van zoetstof. De afhankelijke variabele is of de ratten wel of<br />
geen kanker krijgen.<br />
Bij een dergelijk onderzoek, zoals hierboven beschreven, ben je niet alleen geïnteresseerd in het<br />
resultaat (wel kankerverwekkend of niet), maar wil je ook weten waarom het wel of niet<br />
kankerverwekkend zou zijn. Daar heb je een theorie voor nodig waarmee je het onderzoek kunt<br />
sturen en waarmee je kunt suggereren welke van de andere variabelen belangrijk zouden kunnen<br />
zijn. De theorie kan je bijvoorbeeld vertellen hoe de zoetstof ingrijpt op processen in de cel. Je<br />
moet bij een dergelijk onderzoek de twee groepen ratten zoveel mogelijk gelijk kiezen en de<br />
20
<strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek Toelichting onderzoek en oefenopdrachten<br />
omstandigheden voor beide groepen moeten gelijk gehouden worden (zelfde voedsel behalve de<br />
zoetstof, etc.). De ratten die geen zoetstof krijgen, vormen de controlegroep.<br />
Je kunt het experiment ook op een meer ingewikkelde manier uitvoeren door meer groepen ratten<br />
te nemen en de hoeveelheid zoetstof over de groepen te laten variëren. Eén groep krijgt dan geen<br />
zoetstof (controlegroep), één groep krijgt een klein beetje, een andere groep krijgt meer, etc.). De<br />
onafhankelijke variabele is dan het zoetstofgehalte in het dieet, dit varieert bijv. van 0 tot 10<br />
milligram per g voer.<br />
► Oefenopdracht 3-8. Wat is de afhankelijke en de onafhankelijke variabele?<br />
Beatrix krijgt de opdracht om de grip van diverse sportschoenen op een vloer te onderzoeken.<br />
Welke schoen heeft de beste grip? Zij doet dit door de schoenen op de vloer te zetten en te<br />
bepalen hoeveel kracht nodig is om de schoen van zijn plaats te krijgen. Ze gebruikt hierbij een<br />
unster = krachtmeter.<br />
a. Wat zijn bij dit onderzoek de afhankelijke en de onafhankelijke variabelen?<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
b. Welke variabelen moet je allemaal constant houden?<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
3.4.2 Betrouwbaarheid, validiteit en nauwkeurigheid<br />
Betrouwbaarheid. Bij enig nadenken weet iedereen dat de massa van het eigen lichaam varieert<br />
tussen maaltijden en stoelgang. Wat je meet op een badkamerweegschaal (gewicht dus) is niet<br />
constant! Bij het meten van lichaamslengte kom je er bijvoorbeeld ook gauw achter dat je een<br />
goede procedure moet afspreken: er moet een duidelijke afspraak komen over een meetrecept.<br />
Bijvoorbeeld: schoenen uit, hakken duidelijk op de grond, plankje of boek horizontaal op het hoofd<br />
voor het aflezen van een meetlint aan de muur, niet speciaal diep inademen of helemaal<br />
uitademen, etc. Dat alles om metingen reproduceerbaar te <strong>maken</strong> en om de betrouwbaarheid van<br />
metingen te vergroten.<br />
Validiteit. Temperatuur, wat is dat eigenlijk? Het moet toch een gevoel van warmte of koude<br />
voorstellen? Wat wil je dan eigenlijk meten? Wat meet je in werkelijkheid? Zegt de lengte van die<br />
alcohol- of kwikkolom nu echt iets over warmte en koude? Dat is de vraag naar validiteit van de<br />
meting: meet je wat je echt wilt meten? De validiteit of geldigheid van een experiment is de mate<br />
waarin je meet wat je zou moeten meten.<br />
De meting van de lengte van een kwikkolom kan heel nauwkeurig zijn en dus heel betrouwbare<br />
resultaten opleveren, maar daarmee hebben we nog niet de essentie van temperatuur te pakken.<br />
Betrouwbare metingen hoeven dus nog niet valide te zijn. Aan de andere kant, onbetrouwbare<br />
metingen zijn altijd niet valide. Betrouwbaarheid is een noodzakelijke maar niet voldoende<br />
voorwaarde voor validiteit.<br />
Nauwkeurigheid. Bij elk onderzoek treden fouten op, die de nauwkeurigheid van het antwoord<br />
beïnvloeden. We kunnen deze fouten onderverdelen in toevallige en systematische fouten.<br />
Toevallige fouten treden altijd op. Meetapparatuur heeft maar een beperkte nauwkeurigheid en bij<br />
elke manuele handeling is er kans op fouten. Als je bijvoorbeeld 100 ml wilt afmeten, maakt het<br />
een groot verschil in nauwkeurigheid of je dat doet in een bekerglas (1,0.10 2 ml), een maatcilinder<br />
(1,00.10 2 ml) of in een maatkolf (1,0000.10 2 ml). Bij het aflezen treden toevallige fouten op.<br />
Met de vuistregel voor de significantie kun je snel een verantwoorde nauwkeurigheid aan je<br />
antwoord toekennen. In het algemeen moet je proberen met je verschillende apparatuur in één<br />
experiment ongeveer dezelfde graad van nauwkeurigheid te bereiken. Omdat toevallige fouten de<br />
ene keer naar de ene kant en de andere keer naar de andere kant werken, moet elk experiment<br />
een aantal keren herhaald worden. De grootte van de toevallige fout en de praktische<br />
uitvoerbaarheid bepalen het aantal keren. Algemeen geldt: hoe vaker hoe beter, maar overdrijf<br />
21
Toelichting onderzoek en oefenopdrachten <strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek<br />
niet. Door het gemiddelde te nemen van de meetresultaten verkrijg je een grotere<br />
betrouwbaarheid.<br />
Een systematische fout treedt op als de meetprocedure of meetopstelling systematisch een te hoge<br />
of een te lage waarde meet. De meting kan dus wel heel nauwkeurig zijn geweest, maar het<br />
antwoord zal ook systematisch te hoog of te laag zijn.<br />
Soms vind je systematische fouten pas achteraf. Als je bijvoorbeeld de invloed van de concentratie<br />
van één van de reagerende stoffen op de reactiesnelheid van deze reactie hebt gemeten en bij het<br />
grafisch uitzetten van de resultaten blijkt dat bij een concentratie van 0 mol/l de snelheid niet nul<br />
is, terwijl alle meetpunten bijvoorbeeld perfect op een rechte lijn liggen, dan is er waarschijnlijk<br />
een systematische fout opgetreden. Systematische fouten moeten zoveel mogelijk worden<br />
vermeden. Komen ze toch voor dan moet er een verklaring voor gevonden worden.<br />
► Oefenopdracht 3-9. Analyse variabelen, betrouwbaarheid, validiteit en<br />
nauwkeurigheid<br />
Willem en Alex willen weten of ijzer van spijkers wel zuiver ijzer is. Zij besluiten een experiment te<br />
doen waarbij zij de dichtheid van ijzer gaan bepalen. Volgens een tabel in wikipedia bedraagt deze<br />
7680 kg.m -3 . Ze wegen de spijker op een analytische balans: 12,8321 gram. Het volume bepalen<br />
ze door de spijker in een maatcilinder van 10 mL met water te doen. Het beginniveau is 6,3 mL. Ze<br />
doen de spijker erin maar nu gaat het brandalarm af en Willem en Alex moeten het gebouw<br />
verlaten. De volgende dag lezen ze het water opnieuw af: 7,7 mL.<br />
a. Welke toevallige fouten spelen in dit experiment een rol?<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
b. Wat zijn bij dit onderzoek de afhankelijke en de onafhankelijke variabelen?<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
c. Welke systematische fouten?<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
d. Is de meting betrouwbaar?<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
e. Is de meting valide?<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
f. Geef 2 verbeterpunten voor dit experiment<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
3.4.3 Opstellen onderzoeksplan<br />
Om je wat op weg te helpen met een snelle methode om tot goed onderzoeksplan te komen is het<br />
handig de volgende vragen over je onderzoek in een schema te plaatsen:<br />
Wat (wat ga je onderzoeken?)<br />
Werkwijze (hoe ga je dat doen?)<br />
Waarmee (wat heb je nodig?)<br />
Wanneer (wanneer ga je dat doen, planning?)<br />
22
<strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek Toelichting onderzoek en oefenopdrachten<br />
► Oefenopdracht 3-10.<br />
Voorbeeld onderzoeksplan<br />
Wat: Bevatten spruitjes na 5 minuten koken minder vitamine C dan ongekookte<br />
spruitjes?<br />
Werkwijze Waarmee Wanneer<br />
Afwegen van 2 gelijke<br />
hoeveelheden spruitjes.<br />
5 minuten in kokend water.<br />
Klein <strong>maken</strong> spruitjes in water.<br />
Filtreren kleingemaakte<br />
spruitjes.<br />
…<br />
Weegschaal, spruitjes.<br />
Brander, brandergaasje, statief,<br />
bekerglazen van 1 liter.<br />
Water, mes, vijzel, mortier.<br />
Erlenmeyers van 100 ml,<br />
trechter, filtreerpapier.<br />
…<br />
a. In onderstaande bron worden drie mogelijke oorzaken genoemd van het overbrengen van<br />
gekke koeienziekte. Maak er drie goede hypothesen van.<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
b. Bedenk bij de eerstgenoemde hypothese een experiment om te controleren of de hypothese<br />
juist is. Schrijf op hoeveel koeien je gebruikt, welke behandeling je ze geeft, en welk resultaat<br />
je hypothese ondersteunt.<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
Waardoor worden koeien gek gemaakt?<br />
In april 1985 werd in Engeland de eerste `gekke koe' door de wetenschap herkend. Het dier was<br />
afkomstig uit Kent. Het was als kalf al zenuwachtig, verloor allengs de beheersing over de spieren en<br />
kon ten slotte niet meer op haar poten staan. De ziekte zou ontstaan door veranderde prionen,<br />
eiwitten die in de hersenen werken bij de overdracht van signalen. De veranderde prionen zouden<br />
hersenbeschadigingen veroorzaken.<br />
Sindsdien zijn er diverse hypothesen over het overbrengen van de gekke-koeienziekte gevormd.<br />
Sinds begin jaren `80 werd het veevoer niet langer met stoom behandeld, waardoor de prionen niet<br />
langer onschadelijk zouden worden gemaakt.<br />
In de jaren zeventig werd overgegaan op tarwe in plaats van gerst als veevoer voor de koeien.<br />
Daardoor zouden ze andere bacteriën in hun darmen krijgen; de gifstoffen die deze bacteriën<br />
produceren zouden de koeien ziek <strong>maken</strong>. Ook is het mogelijk dat de nieuwe insecticiden die<br />
organisch fosfaat bevatten, gekke-koeienziekte veroorzaken.<br />
(Uit: Het Parool, 1998)<br />
3.5 Verwerken van metingen<br />
Het is in een onderzoek erg belangrijk om je metingen goed te verwerken. Op basis van de<br />
berekeningen, grafieken en tabellen baseer je namelijk meestal de conclusie van een onderzoek.<br />
Wanneer metingen dus niet goed geïnterpreteerd of weergegeven worden kan dat zorgen voor een<br />
…<br />
…<br />
…<br />
…<br />
…<br />
23
Toelichting onderzoek en oefenopdrachten <strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek<br />
heel andere conclusie. Met het goed weergeven van de metingen staat of valt vaak een artikel,<br />
presentatie of verslag.<br />
3.5.1 Significantie<br />
Bij het rapporteren van getallen zoals metingen en uitkomsten van berekeningen geldt een aantal<br />
regels die we bij alle vakken toepassen en die ook gelden bij de School Examens en bij<br />
Eindexamen.<br />
3.5.2 Berekeningen<br />
Noteer bij berekeningen altijd<br />
de gebruikte formule (eventueel herschreven),<br />
argumentatie waarom de formule van toepassing is,<br />
de waarden die je invult,<br />
het eindantwoord op de vraag met de goede eenheid en significantie.<br />
3.5.3 Tabel<br />
Een tabel moet, uiteraard naast kolommen met getallen, de volgende gegevens bevatten:<br />
Een titel die aangeeft waarop de tabel betrekking heeft,<br />
Een aanduiding waar de kolommen en de rijen betrekking op hebben,<br />
Een duidelijke aanduiding van de gebruikte eenheden (niet achter de getallen in de tabel).<br />
3.5.4 Grafiek<br />
Uit een grafiek kunnen duidelijker relaties tussen variabelen worden afgeleid dan uit een tabel. Een<br />
grafiek bevat de volgende informatie:<br />
Een verticale en horizontale as van ongeveer gelijke lengte met een goede schaalverdeling,<br />
De meetpunten,<br />
Een rechte of een vloeiende kromme door (tussen) de meetpunten, dus geen hakkelijn van<br />
meetpunt naar meetpunt,<br />
Als in een grafiek meerdere lijnen aangegeven worden, dan is er een duidelijk onderscheid<br />
door teken- of kleurgebruik,<br />
Een titel die aangeeft waarop de grafiek betrekking heeft,<br />
Een aanduiding waar assen van de grafiek betrekking op hebben,<br />
Een duidelijke aanduiding van de gebruikte eenheden,<br />
Zo nodig: een legenda die aangeeft welke lijn wat voorstelt.<br />
Een voorbeeld van een goede grafiek zie je in de onderstaande afbeelding.<br />
24
<strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek Toelichting onderzoek en oefenopdrachten<br />
3.6 Conclusies en discussie<br />
Het trekken van conclusies uit metingen en<br />
waarnemingen is niet altijd eenvoudig. In de<br />
volgende oefeningen leer je enkele valkuilen te<br />
herkennen.<br />
► Oefenopdracht 3-11.<br />
Een onderzoeker wil de respons onderzoeken van meelwormen op licht en op vochtigheid. Daartoe<br />
plaatste hij meelwormen in vier opstellingen van rechthoekige stukken papier. Hij gebruikte<br />
lampen als lichtbron en bevochtigde waar nodig constant de stukken papier in de opstelling. In het<br />
midden van ieder papier plaatste hij 20 meelwormen. En dag later telde hij het aantal meelwormen<br />
dat naar de verschillende einden van de papieren was gekropen. De resultaten zijn weergegeven in<br />
onderstaande figuren.<br />
a. Trek vanuit deze resultaten een conclusie over de voorkeur van meelwormen voor licht. Licht je<br />
antwoord toe.<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
b. Over de voorkeur van meelwormen voor vocht is geen conclusie te trekken. Licht toe waarom<br />
niet.<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
c. Met welke proefopstelling zou de onderzoeker alsnog antwoord kunnen verkrijgen over de<br />
voorkeur van meelwormen voor vocht?<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
► Oefenopdracht 3-1<strong>2.</strong><br />
a. In onderstaande column wordt een onderzoek bekritiseerd.<br />
a. Wat was de onderzoeksvraag van het beschreven onderzoek?<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
…………………………………….<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
25
Toelichting onderzoek en oefenopdrachten <strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek<br />
b. Vat kort en krachtig de belangrijkste kritiek van de schrijver samen.<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….<br />
26<br />
Broodje bal<br />
Hebt u het gelezen? Mannen worden onvruchtbaar van computers! Een laptop op schoot produceert<br />
zoveel warmte dat de temperatuur van het scrotum oploopt en de zaadproductie inzakt. Het stond in<br />
Trouw, het AD en nog een paar duizend andere kranten.<br />
De mannelijke zaadbal hangt niet voor niets buiten het lichaam: een testikel werkt het best tussen<br />
33 en 35 graden Celsius. Mannen die zich zorgen <strong>maken</strong> om hun vruchtbaarheid wordt soms<br />
geadviseerd wijde (onder)broeken te dragen.<br />
Maar nu de laptop. Het artikel in Human Reproduction beschrijft hoe de onderzoekers 29 mannen in<br />
vrijetijdskleding op een stoel zetten en pleisterthermometertjes aan weerszijden van hun scrotum<br />
plakten. Eerst hielden die een uur lang de knieën bijeen, zonder laptop. Later kregen ze een uur<br />
lang een warme laptop op schoot (de afstand tot het kruis blijft onvermeld). Het bijeenhouden van<br />
de knieën deed de temperatuur van het scrotum stijgen met 2,1 graad, zowel aan de linker- als de<br />
rechterzijde. Mét laptop was dat 2,8 rechts en 2,6 links. Conclusie: het werken met een laptop doet<br />
de edele delen broeien en tast de vruchtbaarheid aan. Wereldwijde krantenkoppen verzekerd. Wie<br />
beter kijkt, ziet echter rare dingen. Bij de proef met laptops begonnen de mannen met een iets<br />
kouder scrotum dan in de test zonder laptops, waardoor de stijging ook wat groter uitpakt. Terwijl in<br />
alle andere situaties de temperatuur een uur lang bleef stijgen, hield dat zónder laptop alléén aan de<br />
rechterkant van het scrotum na dertig minuten abrupt op. Dit raadselachtige fenomeen - wellicht<br />
stokte de thermometer? - vergroot het netto effect van de laptop verder. In feite lijkt de bijdrage van<br />
de computer hooguit 0,3 graad - heel klein vergeleken met het effect van het bijeenhouden van de<br />
knieën zelf. En dat doen, ook zonder laptop, elke dag miljoenen mannen: in de auto, in het vliegtuig,<br />
aan hun bureau. Ik ken zelfs mannen die soms met de benen over elkaar zitten!<br />
De onderzoekers adviseren tieners en 'jonge mannen in de vruchtbare leeftijd' het gebruik van de<br />
laptop te beperken. Maar als ze hun eigen werk serieus namen, was het advies geweest: Benen<br />
wijd! Beperk lange vliegreizen! En tijdens lange autoritten elk halfuur stoppen om de testikels te<br />
luchten!<br />
Natuurlijk had iedereen hen dan hartelijk uitgelachen. Nu werd het wereldnieuws. Dat er geen zak<br />
van klopt, kon blijkbaar niemand een bal schelen.<br />
Martin Enserink<br />
(Uit: Intermediair, 16 december 2004)
<strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek Communiceren over onderzoek<br />
<strong>Hoofdstuk</strong> 4. Communiceren over onderzoek<br />
4.1 Peer feedback<br />
Het is voor de meesten best wel lastig om commentaar op een eigen verslag, artikel, poster of<br />
presentatie te krijgen. Zeker als je het van een medeleerling krijgt. Het is belangrijk om in je<br />
achterhoofd te houden dat wanneer je commentaar geeft of krijgt, dat het is om het resultaat te<br />
verbeteren. Het is niet iets persoonlijks. Het is alleen maar om ervoor te zorgen dat je artikel zo<br />
goed mogelijk kan worden. Ook kan jouw mening anders zijn dan die van een ander. Daarom moet<br />
je het advies altijd voorzien van een reden waarom. Dan kan de schrijver zelf beslissen of hij/zij<br />
het ermee eens is. Er kunnen namelijk meerdere manieren zijn om iets op te schrijven of te<br />
vertellen.<br />
Tips voor het geven van commentaar/advies:<br />
Start met het benoemen van een goed punt.<br />
Geef je commentaar in de vorm van vragen. Bijv. waarom heb je dit hier neergezet? Wat bedoel je<br />
hier precies? Waar kan ik de literatuurlijst vinden?<br />
Spreek vanuit jezelf: Ik denk dat …., ik zou ervoor kiezen om….<br />
Geef ook aan het eind nog een goed punt, of herhaal het eerste punt.<br />
Het klinkt misschien kinderachtig om te beginnen en te eindigen met een goed punt, maar vaak<br />
geef je alleen de punten door die verbeterd kunnen worden. Daar moet immers nog wat aan<br />
veranderd worden en daar heb je tenminste wat aan. Maar het is erg belangrijk om ook de<br />
positieve punten te benoemen. De ontvanger zal anders heel snel denken dat het hele artikel niks<br />
is terwijl er ook duidelijk hele goede punten in zitten. Op deze manier weet je uiteindelijk wat er<br />
goed is en wat je ook vooral zo moet houden. En weet je over welke punten je nog kunt nadenken<br />
om het te veranderen. Zo kun je uiteindelijk ervoor zorgen dat je product zo goed mogelijk wordt.<br />
4.2 Verslag schrijven<br />
Een verslag is een belangrijk middel om anderen op de hoogte te stellen wat jij als onderzoeker<br />
hebt gedaan. Het hoort bij de eigenschap van de onderzoeker “willen communiceren”. Een verslag<br />
van een onderzoek wordt geschreven in een vaste volgorde, ook al was de volgorde waarin het<br />
onderzoek plaatsvond oorspronkelijk anders en verliep het onderzoeksproces eigenlijk chaotischer.<br />
Het is belangrijk dat iemand die nog niets over het onderzoek weet, kan begrijpen wat er allemaal<br />
is gebeurd. En iemand die de resultaten van een onderzoek niet gelooft, moet op basis van een<br />
verslag het onderzoek volledig kunnen overdoen.<br />
27
Communiceren over onderzoek <strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek<br />
Figuur 1 en 2: Hoe ziet onderzoek doen eruit? (Bron: www.PHDCOMICS.com)<br />
4.<strong>2.</strong>1 Opbouw verslag<br />
Een onderzoek waarbij een vraagstelling en eventueel een hypothese het uitgangspunt vormen,<br />
vereist een volledig wetenschappelijk verslag. Zo’n verslag bestaat uit de volgende onderdelen:<br />
een titelblad met namen, datum en illustratie<br />
een inhoudsopgave<br />
een samenvatting van het onderzoek<br />
een inleiding met onderzoeksvraag, persoonlijke motivatie en (eventueel) hypothese<br />
theoretische achtergrond<br />
het gebruikte materiaal en de onderzoeksmethode<br />
de resultaten en verwerkte resultaten<br />
een discussie<br />
de conclusie(s)<br />
Eindbeschouwing en suggesties voor verder onderzoek<br />
de bronvermelding<br />
eventuele bijlagen<br />
Niet ieder verslag dat je de komende jaren gaat schrijven bevat al deze onderdelen. Dat is mede<br />
afhankelijk van het onderzoek dat je gaat doen en van de omvang van een onderzoek. Hieronder<br />
worden de onderdelen in detail uitgewerkt.<br />
Titelblad<br />
Hierop staat een passende titel, de namen van de auteurs, de datum en eventueel een illustratie.<br />
Inhoudsopgave<br />
Grotere verslagen bevatten een inhoudsopgave met paginanummers.<br />
Samenvatting<br />
Bij grotere verslagen staat hier een korte samenvatting (een “abstract”) met de onderzoeksvraag,<br />
de hypothese en de belangrijkste conclusie(s). De samenvatting kan pas geschreven worden als de<br />
rest van het verslag af is.<br />
Inleiding<br />
De inleiding bestaat uit drie onderdelen:<br />
Het onderwerp en waarom je het onderwerp hebt gekozen<br />
De onderzoeksvraag en eventuele deelvragen<br />
(eventueel) de hypothese<br />
Theoretische achtergrond<br />
28
<strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek Communiceren over onderzoek<br />
Hierin wordt de theoretische achtergrond van het onderzoek weergegeven. Dus wat er al bekend is<br />
over het onderwerp, wat de kernbegrippen zijn, welke relaties er bestaan of worden verondersteld<br />
tussen de kernbegrippen.<br />
De informatie moet wel ter zake zijn. Wanneer je bijvoorbeeld een onderzoek doet dat betrekking<br />
heeft op “kleuren zien”, dan moet je wel de theorie van het “kleuren zien” bespreken, maar niet de<br />
theorie van de accommodatie van de ooglens. Als de theoretische achtergronden niet erg<br />
uitgebreid zijn worden deze vaak verwerkt in de Inleiding en is er dus geen apart hoofdstuk over<br />
theoretisch achtergronden.<br />
Materiaal en methode<br />
In dit gedeelte van het verslag beschrijf je zo nauwkeurig mogelijk hoe je het onderzoek hebt<br />
uitgevoerd en welke gegevens je hebt verzameld. Denk hierbij aan zaken als meetmethode, aantal<br />
metingen, werkvolgorde, etc. Als je een opstelling hebt gebouwd, geef je hier een duidelijke schets<br />
of foto van die opstelling. Leg ook uit waarom je voor deze opzet hebt gekozen.<br />
Ook wordt beschreven welke materialen en eventueel organismen je gebruikt hebt voor het<br />
onderzoek. Vermeld alleen de materialen die echt relevant zijn voor je onderzoek. Papier, potlood,<br />
rekenmachine e.d. worden niet vermeld. Algemene zaken zoals glaswerk mogen onder een<br />
noemer, bijv. ‘glaswerk’ worden samengevat.<br />
Als je een controlegroep gebruikt of een controle-experiment doet, leg dan ook goed uit hoe je dat<br />
gedaan hebt. Dit alles moet zó nauwkeurig dat het voor een lezer mogelijk is om aan de hand van<br />
het verhaal het onderzoek exact te herhalen.<br />
Voor standaardmethoden geldt dat er naar verwezen mag worden. Wel moeten natuurlijk alle<br />
wijzigingen en bijzonderheden worden genoteerd.<br />
Bij veldwerk: motiveer de verschillende monsterpunten (teken eventueel een kaartje). Als je werkt<br />
met proefpersonen: noteer gegevens over je proefpersonen (geslacht, leeftijd en andere factoren<br />
die van invloed zouden kunnen zijn op de resultaten).<br />
Resultaten<br />
Hierin staat een overzicht van de resultaten van het onderzoek. Dat doe je door zo overzichtelijk<br />
mogelijk je waarnemingen of meetwaarden weer te geven. De lezer moet de resultaten in één<br />
opslag kunnen overzien; daarom is een tabel of grafiek vaak handig. Het verslag moet echter wel<br />
een leesbaar verhaal blijven, dus leg minimaal in tekst uit wat de tabellen voorstellen.<br />
Geef in het verslag niet alleen de gemiddelden, maar alle gemeten resultaten: het moet de lezer<br />
mogelijk zijn om de spreiding in de waarnemingen te zien. Als je erg veel meetgegevens hebt, kun<br />
je de afzonderlijke resultaten als bijlage geven en in dit gedeelte volstaan met de gemiddelden.<br />
Wees je ervan bewust dat het onderzoek nooit mislukt kan zijn (mits je een goed onderzoeksplan<br />
hebt gemaakt en je je daaraan hebt gehouden). Het resultaat kan echter anders zijn dan verwacht.<br />
Noteer toch alle resultaten, ook al wijken ze sterk af. De betrouwbaarheid van het onderzoek hangt<br />
met name af van deze objectieve, eerlijke gegevens.<br />
Bij onderzoek is het belangrijk goed van elkaar te scheiden wat je werkelijk gezien hebt<br />
(waarnemingen) en hoe je dit vervolgens verder uitwerkt ("verwerkte resultaten").<br />
Verwerkte resultaten:<br />
Hier verwerk je de resultaten. Bijvoorbeeld berekeningen aan de meetwaarden (geef dan een<br />
uitgewerkt voorbeeld), of een tabel of grafiek. Voorzie alle tabellen en grafieken van een titel en<br />
eenheden/grootheden.<br />
Ga na of je metingen extremen of anomalieën bevatten en geef duidelijk aan op welke wijze deze<br />
wellicht de gemiddelden kunnen beïnvloeden. In dit gedeelte worden geen uitgebreide<br />
beschouwingen gedaan over de interpretatie van de resultaten. Dat komt aan bod bij de discussie<br />
en conclusie.<br />
29
Communiceren over onderzoek <strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek<br />
Discussie:<br />
In de discussie onderwerp je de resultaten en je onderzoek zelf aan een kritische beschouwing. Je<br />
gaat na wat voor onzekerheden er in je metingen zitten en hoe die in je berekeningen en<br />
conclusies doorwerken (onzekerheids- of foutenanalyse). Uit de discussie volgt de conclusie. Dat<br />
betekent dat je een antwoord geeft op de onderzoeksvraag. Indien het onderzoek uitgaat van een<br />
hypotheses, moet de vraag worden beantwoord of je onderzoek de door jou opgestelde hypothese<br />
al dan niet heeft bevestigd. Geef daarbij precies aan op welke resultaten je de conclusie baseert<br />
(verwijs eventueel naar tabellen of grafieken).<br />
Soms wil een onderzoeker zijn hypothese zo graag bewijzen dat hij/zij de gegevens zo<br />
interpreteert dat ze de hypothese steunen. Maar van een afwijzing van de hypothese kan de<br />
wetenschap ook veel leren. Ook over een onderzoek waarin de hypothese niet wordt ondersteund,<br />
kun je een prima verslag schrijven.<br />
Maak bij het trekken van een conclusie nooit de (ernstige) fout dat je de conclusie te sterk<br />
formuleert. Je kunt meestal niet zeggen of je hypothese juist is, maar alleen maar of je hypothese<br />
ondersteund of niet ondersteund wordt door je onderzoek.<br />
Conclusie:<br />
De conclusies volgen automatisch uit de discussie over de resultaten. Daarom worden de discussie<br />
en conclusie meestal samen genomen als 1 onderdeel van een verslag. Heb je een uitgebreide<br />
discussie, dan worden de conclusies nog eens kort samengevat in een apart onderdeel.<br />
Eindbeschouwing en suggesties voor verder onderzoek:<br />
Mogelijk vind je ook de manier van werken achteraf niet goed en heb je ideeën voor verbeteringen<br />
van je onderzoeksmethode. Misschien was ook het materiaal of de methode die je gekozen hebt<br />
achteraf niet zo geschikt. In dit onderdeel geef je dan aan hoe het beter zou kunnen.<br />
Elk onderzoek roept nieuwe onderzoeksvragen op. Probeer daarom tenslotte aan te geven welk<br />
vervolgonderzoek zou kunnen worden verricht.<br />
Bronvermelding:<br />
De bronvermelding vermeldt alle informatiebronnen die zijn geraadpleegd voor het onderzoek.<br />
Vermeld bij Internetsites het volledige adres en de door te klikken pagina(’s). Vermeld bij boeken<br />
en tijdschriften de auteur, titel, boek/tijdschrift, pagina(‘s), jaar, uitgever. Verwijs in je verslag<br />
naar deze literatuur door de naam van de auteur en het jaartal tussen haakjes te schrijven, achter<br />
de informatie die je van hem/haar hebt overgenomen. Voor meer informatie over bronvermelding<br />
zie paragraaf 4.<strong>2.</strong>3.<br />
Bijlagen:<br />
De bijlagen bevatten informatie die niet direct in je verslag past, maar waarvan het wel nuttig is ze<br />
te noemen. Verwijs in je verslag naar deze bijlagen.<br />
Hieronder een aantal voorbeelden van bijlagen:<br />
30<br />
Een tabel met de getallen achter een gebruikte grafiek.<br />
Verklarende woordenlijst<br />
Product informatie<br />
Etc.
<strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek Communiceren over onderzoek<br />
4.<strong>2.</strong>2 Een voorbeeld van een eenvoudig schriftelijk verslag<br />
Hieronder staat een voorbeeld van een verslag van een eenvoudig onderzoek. Omdat het om een<br />
klein onderzoek gaat, zijn niet alle onderdelen opgenomen (titelblad, inhoudsopgave,<br />
samenvatting, achterliggende theorie, verwerkte resultaten).<br />
Merk op dat het verslag kort en krachtig is. En dat er geen overbodige informatie in staat.<br />
Voorbeeld verslag<br />
Het openen van bloemen door warmte of licht<br />
Jan Jansen, Piet Pieterse & Willemijn Willemsen<br />
Inleiding:<br />
Onderzoeksvraag: gaan bloemen van de Krokus open door warmte of door licht?<br />
Hypothese: warmte zorgt voor het opengaan van bloemen van de Krokus (en dus niet licht of beide).<br />
Methode:<br />
In iedere bak zijn drie Krokusplanten geplant. Vervolgens zijn de bakken onder de volgende<br />
omstandigheden weggezet:<br />
bak 1: in het donker bij 10°C (in een donkere kast in de schuur).<br />
bak 2: in het donker bij 21°C (in een donkere kast in de huiskamer).<br />
bak 3: in het licht bij 10°C (voor het raam in de schuur).<br />
bak 4: in het licht bij 21°C (voor het raam in de huiskamer).<br />
Na 8 uur is gekeken of de bloemen open waren of dicht.<br />
Materiaal:<br />
12 Krokusplanten met bloemen die bijna opengaan.<br />
4 bakken met potgrond.<br />
Resultaten:<br />
Na 8 uur waren in de bakken 2 en 4 alle Krokusbloemen open. In de bakken 1 en 3 waren alle<br />
Krokusbloemen dicht.<br />
Discussie en conclusie:<br />
Bak 1 vergeleken met bak 2 (één variabele, namelijk de temperatuur) levert de conclusie op dat<br />
warmte zorgt voor het opengaan van de Krokusbloemen. Bak 1 vergeleken met bak 3 (één variabele,<br />
namelijk licht) levert de conclusie op dat licht géén invloed op het opengaan van de Krokusbloemen<br />
binnen een tijdsbestek van 8 uur. Bak 2 vergeleken met bak 4 (één variabele, namelijk licht) levert<br />
eveneens de conclusie op dat licht geen invloed heeft op het opengaan van Krokusbloemen binnen<br />
een tijdsbestek van 8 uur. Bak 3 vergeleken met bak 4 (één variabele, namelijk de temperatuur) levert<br />
eveneens de conclusie op dat warmte zorgt voor het opengaan van de Krokusbloemen.<br />
(Een vergelijking tussen de bakken 1 en 4 en tussen de bakken 2 en 3 kan niet worden gemaakt<br />
omdat er verschillen zijn in beide variabelen.) De hypothese is dus bevestigd: warmte zorgt voor het<br />
opengaan van bloemen van de Krokus (en dus niet licht of beide).<br />
Hoe verder:<br />
Een verklaring is op grond van dit experiment niet te geven. De vraag "Hoe kan warmte ervoor zorgen<br />
dat bloemen opengaan?" vereist nieuwe experimenten. Slechts een begin van theorievorming over het<br />
opengaan van bloemen is gemaakt, namelijk dat warmte een rol speelt.<br />
4.<strong>2.</strong>3 Bronvermeldingen<br />
De bronvermelding vermeldt alle informatiebronnen die zijn geraadpleegd voor het onderzoek plus<br />
een lijst met namen en adressen van mensen met wie je contact hebt gehad. Zet de bronnen in<br />
alfabetische volgorde op achternaam.<br />
Het vermelden van bronnen in een verslag een artikel of een presentatie is van groot belang om<br />
meerdere redenen, namelijk:<br />
Wetenschappelijk onderzoek bouwt verder op het werk van anderen. Ere wie ere toekomt.<br />
De referenties naar relevante bronnen geven de mogelijkheid om feiten te verifiëren en de<br />
betrouwbaarheid van conclusies te bepalen.<br />
31
Communiceren over onderzoek <strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek<br />
Bronvermelding is wettelijk verplicht. Een bronvermelding kan een belangrijke rol spelen in<br />
het oplossen van plagiaat, smaad of laster.<br />
Als je veel artikelen uit een zelfde vakgebied leest, of je doet onderzoek in een bepaald<br />
vakgebied, dan weet je vaak wie de auteurs zijn en dat zegt je vaak ook wat over het<br />
belang van het artikel.<br />
In de bronvermelding wordt naast de auteur ook het jaartal genoemd. Het voordeel<br />
daarvan is dat je weet of de kennis nieuw of misschien al verouderd is.<br />
Er zijn verschillende manieren van bron vermelden: door een verkorte referentie in de lopende<br />
tekst zelf of door een nummerverwijzing. In beide gevallen verwijzen de bronvermeldingen naar<br />
een volledige referentie in een bronnenlijst aan het einde van een verslag of een artikel.<br />
Aanwijzingen om bronnen te vermelden.<br />
Verwijs in je verslag naar deze bronnen door de naam van de auteur en het jaartal tussen haakjes<br />
te schrijven, achter de informatie die je van hem/haar hebt overgenomen. Bijvoorbeeld: (J.Putz,<br />
1990).<br />
In de literatuurlijst of bronnenlijst noteer je bij:<br />
een boek: naam auteur, titel boek (cursief) , paginanummer(s), jaar, uitgever (in deze<br />
volgorde).Bijvoorbeeld: J. Putz, Op<strong>maken</strong>, schminken en haarverzorging, pag. 70-71.<br />
Amsterdam, 1990, Schuyt en Co.<br />
een artikel: naam auteur, titel artikel (cursief), naam tijdschrift (cursief), jaargang of deel,<br />
jaar, paginanummers. Bijvoorbeeld: R. Ducastel, Milieuvriendelijk rijden op fritesvet,<br />
Archimedes, jrg. 34, nummer 2, 1997, pag. 2-5.<br />
een Cd-rom: titel en plaats, jaar, uitgever, eventueel titel artikel. Bijvoorbeeld: Het digitale<br />
archief IV, Maastricht 2002, Natuur & Techniek/Uitgeverij Segment.<br />
internet: de verwijzing naar de site: http//………… inclusief de door te klikken pagina(’s),<br />
gevolgd door de datum waarop de verwijzing is geraadpleegd.<br />
een persoon: (titel,) naam, eventueel de instantie waar hij/zij werkt, zijn/haar functie,<br />
adres en telefoonnummer, e-mail adres.<br />
Nota bene:<br />
In de bronvermelding staan alleen verwijzingen die je hebt gebruikt in de tekst, en je hebt<br />
in de tekst ernaar verwezen.<br />
Je mag alleen verwijzen als je het artikel hebt gelezen. Je kan erover discussiëren of dat<br />
betekent dat je het complete artikel hebt gelezen.<br />
Verwijzen naar iets dat je niet hebt gelezen is ontoelaatbaar, maar soms toch begrijpelijk:<br />
het originele artikel van Darwin is niet zo makkelijk te krijgen! Maak dan op een of andere<br />
manier duidelijk dat je verwijst naar een artikel dat verder verwijst en dus dat je het<br />
oorspronkelijke artikel niet hebt gelezen.<br />
De achterliggende gedachte is dat als je verwijst naar een artikel dat weer data gebruikt<br />
van een eerder artikel, je eigenlijk degene gelooft die verwijst. En de bedoeling is dat je<br />
zelf de gegevens op hun waarde en betrouwbaarheid inschat. (Er wordt al zoveel nagepraat<br />
tegenwoordig…)<br />
4.3 Mondeling presentatie<br />
Mondeling presenteren is een uitstekende en persoonlijke manier van communiceren over je<br />
onderzoek. Je hebt tijdens een presentatie contact met het publiek, kunt inspringen op hun vragen.<br />
Daarnaast zie je ook hoe je onderzoek en ook je presentatie ontvangen wordt. Je krijgt dus, in<br />
tegenstelling tot een artikel, direct een reactie op je werk. Over het algemeen is dit heel prettig<br />
voor de onderzoeker.<br />
Een goede presentatie kenmerkt zich door.....>><br />
32<br />
Hij praat erg duidelijk<br />
De spreker weet waar hij het over heeft<br />
Er zit veel logische lijn in het verhaal<br />
Dit is een kort en krachtig verhaal<br />
Dit is voor mij nieuwe informatie<br />
Wat is die spreker zelfverzekerd en enthousiasmerend!<br />
enzovoorts
<strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek Communiceren over onderzoek<br />
Goed presenteren kun je leren. Door vaak te oefenen met het presenteren gaat het steeds beter.<br />
Het lijstje gedachten dat hierboven staat geeft je in feite al een aantal aanknopingspunten voor het<br />
geven van een eigen presentatie.<br />
Wanneer je wilt leren presenteren is het belangrijk om open te staan voor feedback van anderen.<br />
Zij zien je presentatie en kunnen je tips geven om je presentatie te verbeteren. Maar jij bent<br />
degene die ook wat met de tips moet gaan doen!<br />
De volgende lijstjes helpen je bij de voorbereiding, het plannen en het houden van je presentatie.<br />
Probeer onderstaande vragen te beantwoorden. Verwerk deze antwoorden vervolgens in de lijst<br />
met aandachtspunten.<br />
Vragenlijst bij de voorbereiding<br />
Wat is het doel?<br />
Wat is het doel van deze presentatie?<br />
Wat wil ik het publiek vertellen?<br />
Wat verwacht het publiek te gaan horen?<br />
Als het publiek 2 of 3 dingen zouden onthouden, wat zou dat moeten zijn?<br />
Ken je situatie<br />
Wie zijn je toehoorders?<br />
Wat weet het publiek al?<br />
Welke informatie heb ik dus nog nodig?<br />
Hoe lang duurt de presentatie?<br />
Hoe is de ruimte waar je de presentatie geeft?<br />
Welke hulpmiddelen heb je tot je beschikking<br />
Ken je onderwerp<br />
Weet ik voldoende over het onderwerp?<br />
Welke vragen kan men stellen? En kan ik die beantwoorden?<br />
Aandachtspunten bij de voorbereiding van de mondelinge presentatie<br />
Voorbereiden op papier<br />
Breng een heldere structuur aan in je verhaal. Dit bepaalt voor het grootste deel je succes.<br />
Zorg voor een pakkend begin. Maak je publiek nieuwsgierig naar jouw verhaal.<br />
Vertel kort het onderwerp van je verhaal en welke subonderwerpen je gaat bespreken. Het<br />
publiek zal dan de lijn in je verhaal beter kunnen volgen.<br />
Bespreek je subonderwerpen puntsgewijs. Je kondigt een punt aan en bespreekt het,<br />
daarna ga je naar het volgende punt. Vraag je bij alles af of je publiek het echt moet<br />
weten, het verhaal wordt anders snel te lang.<br />
Betrek je publiek erbij door bijvoorbeeld zelf vragen te stellen of het publiek de<br />
gelegenheid te geven vragen te stellen.<br />
Besluit je verhaal met een opsomming van de hoofdpunten en een conclusie.<br />
Bedenk iets waarin jouw verhaal zich kan onderscheiden. Dat kan zijn door een pakkend<br />
begin, een interessante ervaring, een demonstratie, gebruik van een 3-dimensionaal<br />
model, etc.<br />
Controleer je presentatie als hij klaar is. Komen alle belangrijke zaken aan bod:<br />
Bereik je je doel?<br />
Vormt het verhaal een logisch geheel?<br />
Loopt je verhaal soepel?<br />
Boodschappenlijstje vóór de presentatie<br />
1. Leer je verhaal niet uit je hoofd en lees het verhaal ook niet van een blaadje voor, maar<br />
maak een spiekbriefje met hoofdpunten (of je PowerPoint dia’s vormen je spiekbriefje).<br />
<strong>2.</strong> Oefen je presentatie een aantal malen hardop. Dit helpt om a) de volgorde goed te krijgen,<br />
b) onnodige stukjes te elimineren, c) binnen de tijd te blijven, d) zelfvertrouwen op te<br />
bouwen.<br />
33
Communiceren over onderzoek <strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek<br />
3. Niet iedereen uit het publiek denkt en onthoudt op dezelfde manier. Gebruik dus niet alleen<br />
je stem, maar ook visuele informatie (plaatjes, grafieken, tekeningen of zelfs 3dimensionale<br />
modellen.<br />
4. Als afsluiting kun je je publiek een ‘hand-out’ geven, dit is een A4-blaadje waarop de<br />
samenvatting van je verhaal staat en / of achtergrondinformatie bij jouw onderwerp.<br />
Kondig aan het begin van de presentatie aan dat er na afloop een samenvatting wordt<br />
uitgedeeld, dan weet men dat er geen aantekeningen gemaakt hoeven te worden.<br />
De presentatie zelf<br />
Tips:<br />
Spreek duidelijk en in een rustig tempo.<br />
Laat het volume en de toonhoogte van je stem wisselen.<br />
Laat af en toe een stilte vallen in je verhaal, bijvoorbeeld tussen twee subonderwerpen.<br />
Zoek oogcontact, glimlach naar je toehoorders.<br />
Reageer op je publiek, bijvoorbeeld als je merkt dat mensen gaan praten of rondkijken.<br />
Wees jezelf.<br />
Wees enthousiast.<br />
Het ontspant als je met je buik ademt.<br />
Het geeft je rust als je stevig gaat staan, je benen iets uit elkaar.<br />
Vermijd:<br />
34<br />
Te vaak ‘hm’ en ‘ja’: stopwoordjes.<br />
Gehaast zijn en praten zonder pauzes.<br />
Praten met je gezicht naar het bord of de poster, kijk altijd naar het publiek.<br />
Voorlezen van papier.<br />
Je verhaal opzeggen uit je hoofd.
<strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek Bijlagen<br />
Bijlagen<br />
Bijlage 1. Hulpmiddelen bij het onderzoek<br />
Bijlage <strong>2.</strong> Checklist onderzoekende houding<br />
Bijlage 3. Checklist peerfeedback<br />
Bijlage 4. Begeleidingsformulier I<br />
Bijlage 5. Begeleidingsformulier II<br />
Bijlage 6. Beoordelingsformulier opzet en uitvoering<br />
Bijlage 7. Beoordelingsmodel verslag<br />
Bijlage 8. Beoordelingsmodel presentatie<br />
35
Bijlage 1 Hulpmiddelen bij het onderzoek <strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek<br />
Bijlage 1 Hulpmiddelen bij het onderzoek<br />
We zouden het wel graag willen, maar de meesten van ons kunnen het niet. Namelijk alles exact<br />
zo onthouden zoals het gebeurd is. Als je een onderzoek doet is het voor ons mensen niet mogelijk<br />
om alles wat we uitvoeren en welke resultaten we hebben te onthouden. Daarnaast is het voor de<br />
betrouwbaarheid van een onderzoek ook erg belangrijk voor anderen om te controleren wat jij hebt<br />
gedaan. Daarvoor zijn een aantal hulpmiddelen. Namelijk het logboek, het labjournaal en het<br />
materialen- en bronnenboek.<br />
Hieronder volgt een uitleg waarvoor het dient, waar het je bij helpt en hoe je het kunt opzetten.<br />
Niet overal gebeurt dit op dezelfde manier. Daarom is het belangrijk om het doel voor ogen te<br />
houden waarom je het bij houdt.<br />
Het bijhouden van de verschillende “boeken/journaals” zal vast niet in één keer goed gaan. Elke<br />
onderzoeker kan je vast wel een voorbeeld geven van een situatie dat hij/zij niet alles had<br />
opgeschreven. De ene keer valt de schade mee, de andere keer zal je een onderzoek opnieuw<br />
moeten doen. Vaak is het zo dat wanneer je één keer de fout in gaat, je direct weet waarvoor je<br />
het doet. De kans dat je het nog een keer dezelfde fout maakt wordt steeds kleiner.<br />
Logboek<br />
Een logboek is een soort dagboek dat je bijhoudt tijdens het uitvoeren van een onderzoek. In dit<br />
dagboek noteer je alles wat je voor je opdracht gedaan hebt: wanneer, hoelang en met welk<br />
resultaat. Je zet er dus ook alle overwegingen in die je hebt gemaakt, alle beslissingen die je hebt<br />
genomen, je onderzoeksvraag en je deelvragen, je planning, je gegevens en je mislukkingen. Het<br />
is later de bron voor een verslag of andere presentatievorm.<br />
Het logboek heeft over het algemeen twee doelen:<br />
Ten eerste voor jezelf. Een goed ingevuld logboek maakt het voor jezelf gemakkelijke om vast te<br />
stellen of jij (en je groepsgenoten) op een goede en effectieve manier hebben gewerkt. Daarnaast<br />
kun je aan de hand van je logboek nagaan of je op schema ligt en of je niet teveel of te weinig tijd<br />
aan het onderzoek besteed. Verder kan het logboek heel handig zijn om op terug te grijpen<br />
wanneer je bezig bent met de verslaglegging of presentatie van het onderzoek.<br />
Ten tweede wordt een logboek ook vaak gebruikt door een begeleider. Dit kan een docent van je<br />
op school zijn. Die kan bijvoorbeeld aan de hand van het logboek zien hoe jullie aan het werk zijn.<br />
De docent kan kijken naar overzichtelijkheid, duidelijkheid, het halen van de planning,<br />
samenwerking etc.<br />
Die begeleider kan ook een werkgever of opdrachtgever zijn van het onderzoek. Zij willen graag<br />
dat een werknemer zijn tijd effectief gebruikt. Hoe dit precies gebeurd hangt af wat een<br />
werkgever/opdracht gever wil weten van de onderzoeker. Wanneer een onderzoeker zich bezig<br />
houdt met verschillende onderzoeken zal die tenminste bijhouden hoeveel tijd er met het ene en<br />
met het andere project bezig gehouden wordt. Dit wordt ook wel tijdschrijven genoemd.<br />
Zorg ervoor dat je geen dubbelop werk doet door je logboek heel precies bij te houden. Wat je in<br />
onderstaand voorbeeld ziet staan bij “resultaat” kun je ook in een labjournaal of bronnenboek<br />
vermelden.<br />
36
<strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek Bijlage 1 Hulpmiddelen bij het onderzoek<br />
Hieronder volgt een voorbeeld van een indeling voor een logboek:<br />
Datum Tijd Activiteit Resultaat<br />
19-9-10 10.00-10.30 bibliotheek Artikel gevonden: R. Ducastel,<br />
Milieuvriendelijk rijden op fritesvet,<br />
Archimedes, jaargang 34, nr. 2, 1997,<br />
pag. 2-5<br />
19-9-10 1<strong>2.</strong>10-1<strong>2.</strong>30 Op internet gezocht Geen informatie gevonden<br />
27-9-10 8.30-9.20 Smeltcurve van<br />
fritesvet bepaald<br />
Etc Etc<br />
De volgende meetgegevens zijn<br />
verkregen:<br />
tijd (min.) temp. (°Celsius)<br />
0 20<br />
1 22<br />
enz. enz.<br />
Vaak is de kolomstructuur niet handig, omdat dat veel ruimte in beslag neemt. Als alternatief kan<br />
de gehele bladbreedte gebruikt worden voor aantekening. Iedere aantekening begint met datum,<br />
tijd. Daarna volgt de titel van de activiteit met de inhoudelijke informatie.<br />
Tijdens het onderzoek weet je nog niet wat de uitkomst zal zijn. Het is daarom handig om vanaf<br />
het moment dat je begint te denken over een onderzoek tot en met het eind van je onderzoek de<br />
volgende zaken precies te noteren:<br />
de groepssamenstelling (tenzij je alleen werkt)<br />
hoe je gekomen bent tot je onderzoeksvraag en wat ieders rol daarbij was<br />
wat je al van je onderwerp wist en welke extra informatie je nodig had<br />
welke hulpbronnen je hebt geraadpleegd (vermeld gegevens in een bronnenboek)<br />
wat je van plan bent te doen en waarom: het onderzoeksplan<br />
wie wat heeft gedaan en welke afspraken je maakt met je partner<br />
alle gegevens die je verzamelt tijdens je onderzoek<br />
wat de metingen/waarnemingen van experimenten zijn<br />
hoelang je aan elk onderwerp hebt gewerkt<br />
Ook mislukkingen moet je in je logboek schrijven. Soms blijkt dat het onderzoek dat je had willen<br />
uitvoeren niet haalbaar is. Dan moet je wel precies kunnen aangeven waaruit dat blijkt! In het<br />
logboek houd je dus alles bij wat ook maar relevant zou kunnen zijn voor het onderzoek.<br />
Het logboek als basis voor je verslag/presentatie<br />
Als je klaar bent met je onderzoek ga je een verslag schrijven of een presentatie voorbereiden. Alle<br />
gegevens die je nodig hebt staan dan (als het goed is) al in je logboek. Het kan zijn dat je niet alle<br />
gegevens kunt verwerken in je verslag of presentatie. Je zult dan een keuze moeten <strong>maken</strong> welke<br />
gegevens je gaat gebruiken.<br />
Noteer de tijd die je hebt besteed aan dit laatste gedeelte wel in je logboek, zodat de totale<br />
studielast van het onderzoek berekend kan worden.<br />
Het bijhouden van bestede tijd wordt lang niet altijd gedaan in een professioneel logboek. In de<br />
schoolpraktijk kan het handig zijn om aan te kunnen tonen hoeveel tijd je werkelijk besteed hebt.<br />
Labjournaal<br />
Een labjournaal is een speciale vorm van een logboek. Het labjournaal blijft echter op de<br />
experimenteerplek. Daarmee is het mogelijk dat de ene onderzoeker of analist het werk van een<br />
ander kan overnemen door het doorlezen van zijn of haar labjournaal.<br />
37
Bijlage 1 Hulpmiddelen bij het onderzoek <strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek<br />
Het labjournaal is een schrift (meestal met harde kaft en van A4-formaat) waarin je een<br />
soort onderzoeksdagboek bijhoudt. Hierin schrijf je op welke handelingen je verricht voor<br />
je onderzoek en welke gemeten of berekende resultaten je verkrijgt. Alles schrijf je direct<br />
(dus niet pas na afloop) op en voorzie je van de datum.<br />
Omdat men in de exacte wetenschappen erg beducht is op het later veranderen van<br />
meetresultaten, mag je uitsluitend met pen in je labjournaal schrijven en nooit potlood of typex<br />
gebruiken. Er zijn de afgelopen jaren namelijk een aantal spectaculaire rechtszaken geweest rond<br />
onderzoek. Het labjournaal werd daarbij belangrijk bewijsmateriaal. Onderzoeksinstituten hebben<br />
daarop gereageerd met het aanscherpen van regels voor het <strong>maken</strong> van een labjournaal opdat er<br />
niet mee geknoeid kan worden.<br />
Over het algemeen geldt dat elke onderzoeksinstelling zijn eigen eisen aan een labjournaal stelt.<br />
Het is wel altijd een chronologisch. Je schrijft per dag op wat je hebt gedaan.<br />
Samengevat: In een labjournaal staat WEL:<br />
datum<br />
wat je precies gedaan hebt (ook etikettering buizen ed.)<br />
wat je gemeten hebt<br />
wat je berekend hebt (+ de berekening zelf)<br />
In het labjournaal is het NIET de bedoeling dat:<br />
je opschrijft hoeveel tijd je met iets bezig bent geweest<br />
je naderhand verslag doet van wat eerder is gebeurd of dat je eerdere meetresultaten<br />
aanpast<br />
alles zeer netjes (over)schrijft of (over)typt<br />
Een labjournaal kan dus gedeeltelijk de informatie bevatten die anders in het logboek terecht<br />
komt. In je logboek kan je verwijzen naar het labjournaal en eventueel een kopie van de data<br />
bijhouden.<br />
Interessante achtergrondinformatie en een voorbeeld van journaalregels kun je vinden op de<br />
website van het Amsterdams Medisch Centrum (AMC) (http://www.amc.nl). Die tekst vind je<br />
hieronder in de Tekstbox.<br />
Het schrijven van een labjournaal<br />
Het bijhouden van een labjournaal geschiedt in de eerste plaats om de uitvoering van proeven en<br />
de daaruit komende data vast te leggen ten behoeve van het publiceren van de resultaten.<br />
Het bijhouden van een goed labjournaal dient daarnaast twee zeer belangrijke doelen: voorkomen<br />
dat data verloren gaan en voorkomen dat data worden gefraudeerd of verkeerd geïnterpreteerd.<br />
Het feit dat een aanzienlijk deel van het wetenschappelijk personeel een tijdelijke aanstelling heeft<br />
leidt ertoe dat personen die bepaalde experimenten hebben uitgevoerd of ontworpen vaak niet<br />
meer binnen het instituut aanwezig zijn wanneer deze data toch nog gebruikt moeten worden voor<br />
vervolgonderzoek. Onvoldoende documentatie over de verrichte proeven vertraagt het onderzoek<br />
dan aanzienlijk. Daarnaast moet in een labjournaal kunnen worden teruggezocht wat de ruwe data<br />
van experimenten zijn, om de mogelijkheid van fraude zoveel mogelijk te reduceren. Het is daarom<br />
van belang strikte richtlijnen voor het bijhouden van labjournaals te handhaven. In het kader van<br />
het kwaliteitssysteem worden deze richtlijnen per afdeling gedetailleerd omschreven in het<br />
kwaliteitshandboek. Hieronder volgen enkele algemene richtlijnen.<br />
Het labjournaal-boek<br />
Allereerst is het belangrijk dat het labjournaal-boek ingebonden is. Losbladige systemen,<br />
ringbanden of andere tijdelijke bindsystemen bieden gelegenheid voor het verwijderen, toevoegen<br />
en vervangen van bladzijden. Het papier en de gebruikte inkt dienen van voldoende kwaliteit te<br />
zijn.<br />
De bladzijden van het labjournaal moeten genummerd zijn. Een dergelijk systeem helpt de kans op<br />
geslaagde inbreuk op de validiteit van het labjournal te beperken.<br />
38
<strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek Bijlage 1 Hulpmiddelen bij het onderzoek<br />
Het bijhouden van een volledig elektronisch labjournaal is niet aan te raden omdat<br />
computerbestanden en datum van invoering gemakkelijk veranderd kunnen worden.<br />
Onderdelen van het labjournaal kunnen in elektronische vorm worden bewaard, maar er moet te<br />
allen tijde een papieren versie zijn in de vorm van een inhoudsopgave met de data waarop de<br />
experimenten zijn uitgevoerd evenals een korte omschrijving van het experiment en de resultaten.<br />
Er moet in de papieren versie altijd worden verwezen naar de elektronische bestanden die bij de<br />
desbetreffende experimenten horen. Omgekeerd moet in de elektronisch bestand eenduidig worden<br />
weergeven bij welk experiment het bestand behoort.<br />
Aantekeningen<br />
De aantekeningen in het labjournaal moeten goed leesbaar zijn en feitelijk compleet. Voor alle<br />
bevindingen, maar wellicht speciaal voor de chemische en biotechnologische gevallen, is het<br />
belangrijk dat de experimentele procedures zo gedetailleerd mogelijk worden beschreven. Dat<br />
omvat alle condities waaronder het experiment gedaan is en alle apparatuur, indien nodig met een<br />
schets. Bij mechanische / elektrische proeven dienen de volledige details van de apparatuur<br />
weergegeven te worden (inbegrepen de elektrische circuits etc).<br />
Tekeningen kunnen zeer belangrijk zijn, dus bij twijfel dienen deze te worden toegevoegd. Als<br />
algemene richtlijn geldt dat er voldoende informatie in het labjournaal moet staan om iemand die<br />
werkzaam is op hetzelfde onderzoeksterrein in staat te stellen het werk te herhalen.<br />
Resultaten en waarnemingen<br />
Alle resultaten dienen zorgvuldig te worden vastgelegd en alle waarnemingen genoteerd. Op het<br />
gebied van de chemie dient het labjournaal referenties te bevatten naar alle analytische data die<br />
verkregen zijn en naar de details van alle uitgevoerde berekeningen.<br />
Alle grafieken, tekeningen en andere losse vellen moeten zorgvuldig aan het labjournaal worden<br />
vastgehecht op een permanente wijze (bijvoorbeeld geniet). Indien data worden bewaard in<br />
elektronische vorm, moet er in het desbetreffende bestand een eenduidige verwijzing staan naar<br />
het papieren labjournaal en omgekeerd.<br />
Alle later toegevoegde gegevens in het labjournaal, bijvoorbeeld de resultaten van een analyse,<br />
dienen op een nieuwe bladzijde te worden toegevoegd met een verwijzing naar de oorspronkelijke<br />
bladzijde van de aantekening. Bladzijden in het labjournaal mogen nooit (gedeeltelijk) leeg blijven.<br />
Trek lijnen door ongebruikte bladzijden of delen van bladzijden.<br />
Feiten, geen meningen<br />
Registreer ook alle nieuwe concepten en ideeën die met het werk te <strong>maken</strong> hebben. Geef bij<br />
voorkeur geen meningen weer in het labjournaal. Deze kunnen leiden tot misinterpretaties. Het<br />
labjournaal dient zich te beperken tot feitelijke, kwantitatieve en kwalitatieve resultaten.<br />
Uitspraken zoals "het experiment is mislukt", "het idee is voor de hand liggend", "Ik denk dat dit<br />
niet patenteerbaar is", "misschien wordt patent X overschreden" dienen vermeden te worden.<br />
Vermijdt plat taalgebruik, afkortingen en apert technisch jargon. Het labjournaal dient begrijpelijk<br />
te zijn voor anderen, niet alleen patentgevolmachtigden, maar ook rechters en potentiële<br />
licentiehouders.<br />
Ondersteunende informatie<br />
Het toevoegen aan het labjournaal van ondersteunende informatie (bijvoorbeeld foto's) dient niet<br />
lukraak te gebeuren. Als ondersteunende informatie door bijvoorbeeld een grote omvang of format<br />
niet aan het labjournaal zelf kan worden toegevoegd, dan dient de verwijzing ernaar consistent te<br />
zijn en moet het materiaal opgeslagen worden op een overzichtelijke en snel terug te vinden wijze.<br />
Aftekenen<br />
Zorg ervoor dat ieder experiment gedateerd en afgetekend wordt. Begin ieder nieuw experiment op<br />
een nieuwe bladzijde.<br />
39
Bijlage 1 Hulpmiddelen bij het onderzoek <strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek<br />
Fouten<br />
Fouten en vergissingen mogen niet uitgewist worden of onherkenbaar gemaakt. Ook mag geen<br />
correctievloeistof of correctielint worden gebruikt. Het eenvoudig doorhalen zodat duidelijk is wat<br />
de fout was is de juiste procedure. Leg de fouten en vergissingen uit indien ze voorkomen en<br />
voorzie die uitleg van een paraaf. Verwijder nooit bladzijden uit het labjournaal.<br />
Bewaren<br />
Een labjournaal moet beschouwd worden als een document in de zin der wet en als zodanig dient<br />
het gebruik aan regels gebonden te zijn. Als een labjournaal vol of afgesloten is, dient het<br />
opgeslagen en bewaard te worden op een veilige plaats. Labjournaals dienen niet gezien te worden<br />
als vrij toegankelijke publicaties.<br />
Labjournaals blijven te allen tijde in het bezit van het AMC. Na afsluiting van een labjournaal blijft<br />
het in beheer bij de onderzoeker, maar de plaats van bewaring moet bekend zijn bij de lokale<br />
kwaliteitsfunctionaris. Bij voorkeur wordt op dat moment een cd-rom met alle bijbehorende<br />
elektronische bestanden bij het afgesloten labjournaal gevoegd. Bij beëindiging van het contract,<br />
draagt de onderzoeker alle labjournaals met bijbehorende cd-rom's over aan de werkgroepleider.<br />
Ook dan is de plaats waar de desbetreffende labjournaals worden bewaard bekend en geregistreerd<br />
bij de kwaliteitsfunctionaris (en daarmee ook het afdelingshoofd).<br />
Tenslotte<br />
…<br />
Alle bovengenoemde punten zijn algemene suggesties en richtlijnen. Een goed opgeschreven en<br />
bijgehouden labjournaal is een uitstekend startpunt voor patentgevolmachtigden als de tijd rijp is<br />
om een patentaanvraag voor te bereiden en in te dienen.<br />
Deze bijlage is tot stand gekomen in samenwerking met prof.dr. R.P.J. Oude Elferink, afde-ling<br />
Experimentele Hepatologie, AMC<br />
Deze tekst is gebaseerd op de brochure "Keeping a laboratory notebook" van de British Technology<br />
Group, London UK<br />
Bronnen- en materialenboek<br />
Laatste wijziging:03-12-2004<br />
Bron: http://www.amc.nl/<br />
Een bronnen- en materialenboek is een hulpmiddel bij het systematisch verzamelen en ordenen<br />
van achtergrondliteratuur en overige gegevens.<br />
In het bronnen- en materialenboek neem je kladblaadjes met aantekeningen, krantenknipsels, een<br />
overzicht van geraadpleegde boeken en internetsites en dergelijke op. Het is handig om hier een<br />
map voor te gebruiken waar je gemakkelijk al de bronnen in kunt opbergen.<br />
Orden de gegevens in het boek vanaf het begin zo veel mogelijk. Dat kun je doen chronologisch,<br />
naar activiteit, naar deelonderwerp of naar onderzoeksvraag. Je kunt ook op een eerste pagina<br />
schrijven welk artikel je erbij ingestopt hebt. Op die manier ontstaat er automatisch een<br />
inhoudsopgave en heb jezelf (en je groepsgenoten) direct een overzicht van de gevonden<br />
literatuur.<br />
Het is erg handig als je het bij houdt. Het scheelt je veel tijd bij het <strong>maken</strong> van een presentatie<br />
(mondeling of schriftelijk) en bij het <strong>maken</strong> van een overzicht van bronvermeldingen!<br />
De informatie over de bronnen en materialen kan ook worden bijgehouden in het logboek. Als het<br />
erg veel wordt kan het echter handig zijn om een apart boek bij te houden.<br />
40
<strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek Bijlage <strong>2.</strong> Checklist onderzoekende houding<br />
Bijlage <strong>2.</strong> Checklist onderzoekende houding<br />
Kruis aan<br />
waaraan je wilt<br />
werken<br />
Ik ben nieuwsgierig, dat wil zeggen dat ik op zoek ga naar nieuwe kennis. Daarbij besteed ik<br />
aandacht aan:<br />
1. Enthousiasme en nieuwsgierigheid voor het gekozen onderwerp.<br />
<strong>2.</strong> Het bedenken van een onderzoekbare onderzoeksvraag.<br />
3. Het beantwoorden van de onderzoeksvraag op grond van je bevindingen.<br />
4. Het bedenken van vervolgstappen op het onderzoek.<br />
Ik wil een kritische houding tonen, dat wil zeggen dat ik ervoor wil zorgen dat mijn nieuwe<br />
kennis kwalitatief goede kennis wordt. Daarom wil ik aandacht besteden aan:<br />
5. Een kwalitatief goed onderzoek opzetten (validiteit en betrouwbaarheid).<br />
6. Nauwkeurig verwerken van gegevens.<br />
7. Resultaten adequaat interpreteren.<br />
8. Kritisch kijken naar mijn eigen onderzoeksmethode. Mijn opzet en methoden<br />
vergelijken met die van anderen en de sterke en verbeterpunten ervan<br />
aangeven.<br />
Ik wil staan op schouders van voorgangers, dat wil zeggen dat ik gebruik wil <strong>maken</strong> van wat<br />
anderen al gevonden hebben, in de vorm van theorie en literatuur. Daarom wil ik aandacht<br />
besteden aan:<br />
9. Opzoeken van relevante literatuur<br />
10. Verwerken van literatuur/theorie in mijn onderzoeksvragen en conclusies.<br />
11. Gebruik <strong>maken</strong> van standaard meetmethoden en omgaan met standaard<br />
meetapparatuur.<br />
Ik wil deel uit <strong>maken</strong> van een onderzoeksgemeenschap, dat wil zeggen ik kennis wil delen<br />
met anderen en elkaars resultaten kritisch bespreken. Daarom wil ik aandacht besteden aan:<br />
1<strong>2.</strong> Samenwerken met mijn groepsgenoten:<br />
het verslag als gemeenschappelijk product.<br />
Elk groepslid kan het onderzoek presenteren<br />
13. Bediscussiëren van ons onderzoek met de klas als onderzoeksgemeenschap:<br />
Verkregen feedback op waarde schatten en verwerken in methoden en<br />
verslag<br />
Feedback geven op het verslag en / of de presentatie van<br />
medeleerlingen.<br />
41
Bijlage 3. Checklist peer feedback <strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek<br />
Bijlage 3. Checklist peer feedback<br />
Checklist peer feedback<br />
Algemeen<br />
Is er sprake van de juiste diepgang voor de doelgroep?<br />
(medeleerlingen)<br />
Wordt duidelijk om welk type onderzoek het gaat?<br />
Is het duidelijk op welke vraag het onderzoek een antwoord wil<br />
geven en wordt de vraag inderdaad beantwoord?<br />
Is het verslag/presentatie interessant/leuk om te lezen/luisteren?<br />
Waarom?<br />
Inhoudelijk<br />
Is de inhoudelijk juist?<br />
Zitten er tegenstrijdigheden in het onderzoek?<br />
Is het inhoudelijk begrijpbaar voor de doelgroep?<br />
Wordt er in het verslag/presentatie verwezen naar de gebruikte<br />
bronnen?<br />
Wordt er op de juiste manier verwezen naar de bronnen?<br />
Vorm<br />
Is de titel pakkend? (en dekt de titel de inhoud)<br />
Is er een duidelijke inleiding? (bijv. aanleiding, noodzaak van het<br />
onderzoek, vraag etc)<br />
Is er een duidelijk slot (bijv. samenvatting, conclusie =<br />
beantwoording van de vraag, etc)<br />
Vormt het verslag / presentatie een geheel?<br />
Is de opbouw (volgorde) logisch?<br />
Zijn de figuren correct gebruikt en verhelderend?<br />
Anders<br />
Correct Nederlands?<br />
Wat maakt het eindresultaat leuk?<br />
Is de wijze van presenteren prettig? Waarom wel/niet?<br />
Lengte verslag/presentatie?<br />
Tips/complimenten:<br />
Geef tenminste één (gemeend) compliment over het<br />
eindresultaat.<br />
Geef de punten waarop het eindresultaat volgens jou zeker<br />
verbeterd moet worden.<br />
Bijlage 4. Begeleidingsformulier I<br />
Onderzoeksvraag, Motivatie, Begrippen, en Relaties<br />
42
<strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek Bijlage 4. Begeleidingsformulier I<br />
Circa [datum] gereed en besproken met [docent/begeleider] en inleveren bij [docent/begeleider]<br />
Korte beschrijving van de (voorlopige) onderzoeksvraag<br />
---------------------------------------------------------------------------------------<br />
---------------------------------------------------------------------------------------<br />
Korte achtergrondbeschrijving<br />
(In sommige gevallen kan hiervoor de oorspronkelijke beschrijving van de begeleider gebruikt<br />
worden)<br />
Motivatie<br />
Lijstje van belangrijkste begrippen<br />
Lijstje van belangrijke relaties tussen begrippen<br />
Bijlage: Planning waarop je aangeeft welke werkzaamheden je in welke week doet.<br />
Namen leerlingen:<br />
1. ………………………………………………………….<br />
<strong>2.</strong> ………………………………………………………….<br />
3. ………………………………………………………….<br />
Besproken met begeleiders:<br />
Datum:……………………….<br />
Gewenste aanpassingen:<br />
Goedkeuring, dd.<br />
Handtekening docent/begeleider [1]: …………………………………………………………..<br />
Naam docent / begeleider [1]: …………………………………………………………..<br />
Handtekening docent/begeleider [2]: …………<br />
Naam docent/begeleider []:……………………………………………………………<br />
43
Bijlage 5. Begeleidingsformulier II <strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek<br />
Bijlage 5. Begeleidingsformulier II<br />
(Aangepast) onderzoeksvoorstel 1<br />
Indienen: invullen, bespreken met je [docent/ begeleider], evt. aanpassen en toesturen aan je<br />
[docent / begeleider]. Het onderzoeksvoorstel wordt als bijlage bij dit formulier gevoegd.<br />
Het onderzoeksvoorstel kan desgewenst geschreven worden als eerste concept van de paragrafen<br />
a) inleiding, b) literatuur en c) methodologie van het toekomstige verslag. Natuurlijk zal dit later<br />
nog bijgesteld moeten worden. Dit formulier wordt dan afgevinkt om te zien of het<br />
onderzoeksvoorstel/onderzoeksplan volledig is.<br />
Namen van leerlingen: ………………………………………………………………<br />
Besproken met begeleider<br />
Datum: ………………….<br />
Gewenste aanpassingen:<br />
Goedkeuring, dd.<br />
Handtekening docent/begeleider:………………………………………………………….<br />
Naam docent/begeleider:……………………………………………………………………….<br />
1 Voor wiskunde en informatica opdrachten past dit formulier niet en zul je een eigen format voor een<br />
onderzoeksplan <strong>maken</strong>. Ook bij andere vakgroepen/onderzoeksgroepen is het mogelijk dat begeleiders af willen<br />
wijken van dit format.<br />
44
<strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek Bijlage 6. Beoordelingsmodel opzet en uitvoering<br />
Bijlage 6. Beoordelingsmodel opzet en uitvoering<br />
Namen leerlingen:<br />
__________________________________________________<br />
Titel onderzoek: __________________________________________________<br />
Algemene indruk opzet en uitvoering:<br />
Cijfer: Het doel van de module is dat de leerlingen “leren onderzoeken”. Fouten<br />
<strong>maken</strong> mag dus! De beoordeling is afhankelijk van hoe zij met die fouten<br />
omgaan.<br />
Aandachtspunten: 1=zwak - 5=sterk<br />
In hoeverre zijn de leerlingen bereid en in staat om:<br />
1. te laten zien dat ze nieuwsgierig/enthousiast waren naar/voor het gekozen onderzoek<br />
(inzet)<br />
<strong>2.</strong> het onderzoek in te perken tot één of enkele onderzoekbare onderzoeksvragen<br />
3. een antwoord te vinden op de onderzoeksvraag<br />
4. de validiteit van begrippen en onderzoeksmethoden kritisch te bekijken<br />
5. de gebruikte methode en resultaten op betrouwbaarheid te beoordelen<br />
6. netjes te werken om tot voldoende nauwkeurige antwoorden te komen<br />
7. gebruik te <strong>maken</strong> van bestaande theorie en literatuur<br />
8. gebruik te <strong>maken</strong> van standaard onderzoeksmethoden<br />
9. als groep onderling goed samen te werken<br />
10. samen te werken met de begeleider en andere betrokkenen (van de vakgroep)<br />
11. op het juiste moment met creatieve ideeën te komen<br />
1<strong>2.</strong> een onderzoek van begin tot eind op te zetten en af te ronden<br />
13. een goede tijdsplanning te <strong>maken</strong> en zich daar aan te houden<br />
14. kennis van het onderwerp te verwerven en te gebruiken in het onderzoek.<br />
1 2 3 4 5<br />
1 2 3 4 5<br />
1 2 3 4 5<br />
1 2 3 4 5<br />
1 2 3 4 5<br />
1 2 3 4 5<br />
1 2 3 4 5<br />
1 2 3 4 5<br />
1 2 3 4 5<br />
1 2 3 4 5<br />
1 2 3 4 5<br />
1 2 3 4 5<br />
1 2 3 4 5<br />
1 2 3 4 5<br />
Opmerking(en) ten aanzien van één of meerdere van bovenstaande punten? Geef aan op<br />
welke onderdelen de leerlingen heel goed scoren en de punten die ze als aandachtspunt voor een<br />
volgende onderzoek moeten meenemen.<br />
Datum:<br />
Naam en handtekening begeleider<br />
Naam en handtekening docent<br />
45
Bijlage 7. Beoordelingsmodel verslag <strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek<br />
Bijlage 7. Beoordelingsmodel verslag<br />
Namen leerlingen:<br />
__________________________________________________<br />
Titel verslag __________________________________________________<br />
Algemene indruk verslag:<br />
Cijfer:<br />
Het verslag correct opgebouwd en bevat de onderdelen die in een<br />
verslag horen.<br />
Aandachtspunten: 1=zwak - 5=sterk<br />
In hoeverre zijn de leerlingen bereid en in staat om:<br />
1. een onderzoeksvraag te stellen en te beantwoorden<br />
<strong>2.</strong> de wetenschappelijke en/of maatschappelijke relevantie van het<br />
onderzoek en de resultaten aan te geven<br />
3. een kritische discussie te geven op het gebied van validiteit,<br />
betrouwbaarheid en nauwkeurigheid<br />
4. op relevante plaatsen in het verslag correct naar bronnen te verwijzen<br />
5. een (beknopt) theoretisch kader te geven voor het onderzoek<br />
6. een helder, goed opgebouwd verslag te schrijven dat leesbaar en<br />
informatief is voor experts/medeleerlingen<br />
7. blijk te geven van correcte en adequate kennis over het onderwerp<br />
8. verantwoorde conclusies te trekken<br />
1 2 3 4 5<br />
1 2 3 4 5<br />
1 2 3 4 5<br />
1 2 3 4 5<br />
1 2 3 4 5<br />
1 2 3 4 5<br />
1 2 3 4 5<br />
1 2 3 4 5<br />
Opmerking(en) ten aanzien van één of meerdere van bovenstaande punten? Geef<br />
aan op welke onderdelen de leerlingen heel goed scoren en de punten die ze als<br />
aandachtspunt voor een volgend onderzoek moeten meenemen.<br />
Datum:<br />
Naam en handtekening begeleider<br />
Naam en handtekening docent<br />
46
<strong>Kennis</strong> Maken met Onderzoek Bijlage 8. Beoordelingsmodel presentatie<br />
Bijlage 8. Beoordelingsmodel presentatie<br />
Namen leerlingen:<br />
Titel onderzoek:<br />
Algemene indruk presentatie:<br />
Cijfer:<br />
_________________________________________________<br />
_________________________________________________<br />
Beoordeel de leerlingen op hun presentatievaardigheden. De<br />
doelgroep van de presentatie is: de geïnteresseerde leek.<br />
Aandachtspunten: 1=zwak - 5=sterk<br />
In hoeverre zijn de leerlingen bereid en in staat om:<br />
1. inzicht te geven in eigen nieuwsgierigheid/enthousiasme voor<br />
het onderwerp<br />
<strong>2.</strong> het publiek nieuwsgierig te <strong>maken</strong> naar de resultaten van hun<br />
onderzoek en die nieuwsgierigheid te bevredigen<br />
3. een voor het publiek geschikte inleiding en/of theoretische<br />
achtergrond te geven<br />
4. sterke en zwakke punten van het onderzoek aan te kunnen<br />
geven<br />
5. in eigen stijl een creatieve presentatie te geven<br />
6. te laten zien hoe hun onderzoek in het grote geheel past (het<br />
belang van het onderzoek)<br />
7. kort inzicht te geven in de opzet en uitvoering van het<br />
onderzoek<br />
8. gebruik presentatie technieken (stemgebruik, houding etc)<br />
9. kennis die zij hebben opgedaan te verwoorden voor een<br />
geïnteresseerd lekenpubliek<br />
1 2 3 4 5<br />
1 2 3 4 5<br />
1 2 3 4 5<br />
1 2 3 4 5<br />
1 2 3 4 5<br />
1 2 3 4 5<br />
1 2 3 4 5<br />
1 2 3 4 5<br />
1 2 3 4 5<br />
Opmerking(en) ten aanzien van één of meerdere van bovenstaande punten?<br />
Geef aan op welke onderdelen de leerlingen heel goed scoren en de punten die ze als<br />
aandachtspunt voor een volgend onderzoek moeten meenemen.<br />
Datum:<br />
Namen en<br />
handtekeningen<br />
juryleden:<br />
47