Risicobeheersing op insleep en versleep van AI virus bij ...

2. Probleemanalyse
2.1 Diergezondheidsproblemen AI
Voor de gezondheidsproblemen die de dieren ondervinden van een AI besmetting dient
onderscheid gemaakt te worden tussen:
• een LPAI besmetting:
De effecten zijn sterk afhankelijk van het type virus. Over het algemeen zijn de effecten
minimaal en zullen zich beperken tot productiedaling. Er zijn echter ook LPAI virussen in
Nederland aangetoond die leiden tot ernstige productie daling (>50%) en onvoldoende
herstel van productie na besmetting. Na een LPAI virus infectie zullen de dieren
afweerstoffen opbouwen die met behulp van bloedtesten aantoonbaar zijn.
• een HPAI besmetting:
Over het algemeen zijn de diergezondheidsproblemen desastreus, wat leidt tot hoge
uitvalpercentages
Hiernaast speelt het risico op mutatie van LPAI naar HPAI in een pluimvee koppel. Dit risico
is afhankelijk van de genetische samenstelling van het LPAI virus. Op basis van een zgn.
sequentie vergelijking kan een inschatting gemaakt worden of een LPAI virus in potentie snel
kan muteren naar een HPAI virus. Of dit ook daadwerkelijk gebeurt en wanneer dit gebeurt,
is voor een groot deel afhankelijk van toeval.
Het huidige monitoringsregime op LPAI in Nederland is er op gericht om dit risico te
verkleinen (zie 2.7). Vanwege een verhoogd insleeprisico op uitloopbedrijven, is de
monitoringsfrequentie op deze bedrijven een factor 4 hoger dan op bedrijven zonder uitloop.
2.2 Risico bronnen voor insleep en versleep AI
2.2.1 Virus reservoir
Wilde vogels vormen het voornaamste reservoir van AI virus.
Gebaseerd op de hogere prevalentie van Aviaire influenza worden verschillende soorten
eenden, snippen en steltlopers en een variatie van meeuwensoorten geïdentificeerd als het
reservoir voor Aviaire Influenza virussen. Twee overlappende reservoirs van AI virussen
bestaan in watervogels en strand- en kustvogels.
De introductie van een AI virus in een reservoir komt tot stand vanuit migrerende
watervogels. Introductie vindt over het algemeen in augustus/september plaats, wanneer de
vogels vanuit hun broed- en ruigebieden naar Nederland komen. In de broed- en ruigebieden
vindt de primaire besmetting plaats (persoonlijke mededeling Fouchier). De aanwezigheid
van AI virus in de standeenden populatie stijgt vanaf juni/juli en vindt zijn piek in september
(persoonlijke mededeling Fouchier).
Bij meer dan 100 verschillende vogelsoorten van 12 orden (Stallknecht and Brown, 2008)
zijn AI virussen aangetoond. Dit onderstreept de gevoeligheid van vogels. In hoeverre al
deze soorten een rol spelen bij de transmissie van het virus naar bedrijfspluimvee is niet
bekend. Theoretisch kunnen verschillende vogelsoorten een vector zijn die de besmetting
vanuit het eenden reservoir naar het bedrijfspluimvee brengen. Gezien de afwijkende AI
typen die voorkomen in de meeuwenpopulatie worden deze vogels voorlopig als minder van
belang geacht.
Wetenschappelijk zijn 3 factoren aanvaard die van belang zijn voor de verspreiding van virus
Risicobeheersing op insleep en versleep van AI virus bij pluimveebedrijven met uitloop januari 2012
Pagina 7