04.09.2013 Views

herbestemming van wederopbouwkerken - 1meter98

herbestemming van wederopbouwkerken - 1meter98

herbestemming van wederopbouwkerken - 1meter98

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Afstudeerscriptie<br />

Herbestemming <strong>van</strong> <strong>wederopbouwkerken</strong><br />

Een onderzoek naar functie in relatie tot behoud <strong>van</strong><br />

monumentale waarden bij <strong>herbestemming</strong><br />

Daan Bollinger en Willem Stevens<br />

Hogeschool Utrecht, Instituut voor Gebouwde Omgeving<br />

ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

1


Afstudeerscriptie<br />

Herbestemming <strong>van</strong> <strong>wederopbouwkerken</strong><br />

2 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

foto omslag: gevel Christus Koningkerk te Heerlen<br />

Daan Bollinger<br />

daanbollinger@gmail.com<br />

studentnummer: 1213939<br />

Willem Stevens<br />

willemstevens@hotmail.com<br />

studentnummer: 1507651<br />

2 juli 2009<br />

Begeleiders Hogeschool Utrecht<br />

1e begeleider: ir. Frank Foole<br />

2e begeleider: ir. Kees Geevers<br />

Externe begeleiders<br />

ir. B. <strong>van</strong> de Kraats, architectenbureau <strong>1meter98</strong><br />

dr. P.W.F. Brinkman, Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed<br />

Hogeschool Utrecht, Instituut voor Gebouwde Omgeving


VOORWOORD<br />

LEESWIJZER<br />

SAMENVATTING<br />

1. INLEIDING<br />

2. THEORETISCH KADER<br />

2.1 Kerkgenootschappen<br />

2.2 Kenmerken <strong>van</strong> <strong>wederopbouwkerken</strong> (1940-1965)<br />

2.3 Om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> het probleem<br />

2.4 Criteria die de cultuurhistorische waarde bepaalt<br />

2.5 Functies <strong>van</strong> <strong>herbestemming</strong>en<br />

3. ONDERZOEKSVRAAG EN HYPOTHESEN<br />

4. METHODIEK<br />

5. RESULTATEN<br />

5.1 overzicht functie ‘wonen’<br />

5.2 overzicht functie ‘werken’<br />

5.3 overzicht functie ‘kunst, cultuur en amusement’<br />

6. AANBEVELINGEN<br />

6.1 algemene aanbevelingen<br />

6.2 aanbevelingen functie ‘wonen’<br />

6.3 aanbevelingen functie ‘werken’<br />

6.4 aanbevelingen functie ‘kunst, cultuur en amusement<br />

7. CONCLUSIE<br />

8. PROJECTCASUS<br />

8.1 keuze projectcasus<br />

8.2 algemene gegevens kerk<br />

8.3 cultuur- en bouwhistorische analyse<br />

8.4 bouwtechnische analyse<br />

8.5 uitgangspunten voor ontwerp<br />

8.6 functiekeuze<br />

8.7 programma <strong>van</strong> eisen<br />

8.8 uitwerking functievariant ‘wellness’<br />

8.9 uitwerking functievariant ‘theater’<br />

9. DISCUSSIE<br />

10. BRONNEN<br />

5<br />

6<br />

7<br />

8<br />

9<br />

9<br />

9<br />

13<br />

13<br />

15<br />

18<br />

19<br />

21<br />

21<br />

21<br />

22<br />

23<br />

23<br />

23<br />

23<br />

23<br />

24<br />

25<br />

25<br />

25<br />

28<br />

33<br />

43<br />

43<br />

45<br />

45<br />

50<br />

53<br />

54<br />

ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

3


4 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN


VOORWOORD<br />

Voor u ligt de afstudeerscriptie <strong>van</strong> Daan Bollinger en Willem Stevens. Deze scriptie<br />

richt zich met name op (semi-) professionals die zich met <strong>herbestemming</strong> <strong>van</strong><br />

religieus erfgoed bezig houden. Dit document is waardevol wanneer gezocht wordt<br />

naar inzichten met betrekking tot het <strong>herbestemming</strong>sproces <strong>van</strong> cultuurhistorisch<br />

waardevolle gebouwen.<br />

Zonder hulp, tips en aanbevelingen hadden wij dit onderzoek nooit succesvol kunnen<br />

afronden. Daarvoor willen wij de volgende personen bedanken:<br />

Frank Foole, onze eerste begeleider op de Hogeschool Utrecht, stimuleerde om<br />

binnen het afstudertraject ons te richten op <strong>herbestemming</strong> <strong>van</strong> een <strong>wederopbouwkerken</strong>.<br />

Dit bleek een erg fascinerend en actueel onderwerp te zijn. Kees Geevers,<br />

onze tweede begeleider, heeft ons wegwijs gemaakt binnen de onderzoeksmethoden<br />

en bracht de rode lijn aan in ons onderzoek. Hieruit kwamen veel kritische<br />

opmerkingen die hulpvol waren voor de opzet <strong>van</strong> het onderzoek. Bastiaan <strong>van</strong> de<br />

Kraats, werkzaam bij het architectenbureau <strong>1meter98</strong>, heeft ons erg goed begeleid bij<br />

onze bouwkundige- en ontwerpwerkzaamheden aan de Christus Koningkerk.<br />

Hij inspireerde ons met nieuwe inzichten en gaf ons goede feedback. Evert-Jan<br />

Jurriëns, directeur <strong>van</strong> restauratiebedrijf Jurriëns en Cees Vermeulen, directeur <strong>van</strong><br />

betonreparatiebedrijf Balm BV, willen wij danken voor hun informatie en deskundige<br />

op- en aanmerkingen.<br />

Tot slot een dankwoord aan Pim Brinkman, onze begeleider bij de Rijksdienst voor<br />

Cultureel Erfgoed, de eerste contactpersoon binnen deze organisatie en de werkgroep<br />

wederopbouw waar<strong>van</strong> in het bijzonder Aart de Vries en Albert Reinstra, voor hun<br />

kritiek en het beschikbaar<br />

stellen <strong>van</strong> informatie.<br />

Veel leesplezier gewenst!<br />

Daan Bollinger en Willem Stevens<br />

ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

5


LEESWIJZER<br />

De scriptie kan worden gelezen in twee afzonderlijke delen. In het eerste deel, <strong>van</strong>af<br />

hoofdstuk 2 ‘theoretisch kader’ tot hoofdstuk 7 ‘conclusie’, wordt de onderzoeksvraag<br />

uiteengezet. Er wordt ingegaan op wat cultuurhistorische waarden inhouden, wat de<br />

karakteristieken zijn voor <strong>wederopbouwkerken</strong> en wat de standpunten zijn <strong>van</strong> de<br />

kerkgenootschappen. Deze kennis wordt getoetst aan een aantal al herbestemde<br />

kerken. Met behulp <strong>van</strong> een instrument (checklist die is bijgevoegd in de bijlagen),<br />

zijn de kerken tegen het licht gehouden. De bezochte kerken zijn gefotografeerd en<br />

omschreven. Vanwege ruimtegebrek zijn deze kerken digitaal op CDROM bijgevoegd,<br />

deze worden ook gepubliceerd op de nieuwe website <strong>van</strong> de Rijksdienst voor Cultureel<br />

Erfgoed. De resultaten zijn in het hoofdstuk ‘resultaten’ uiteengezet. Algemene<br />

uitgangspunten zijn geformuleerd in hoofdstuk 6 ‘aanbevelingen’.<br />

Het tweede deel <strong>van</strong> de scriptie gaat in op de projectcasus. Vanaf hoofdstuk 8 wordt<br />

als casus de Christus Koningkerk in Heerlen uitgewerkt. Deze kerk wordt allereerst<br />

stedenbouwkundig, cultuur- en bouwhistorisch en bouwtechnisch<br />

geanalyseerd. De bouwkundige staat wordt omschreven en er worden<br />

aanbevelingen gedaan hoe carbonatatie (‘betonrot’) kan worden hersteld.<br />

Als laatste aspect staan de <strong>herbestemming</strong>sfuncties centraal. Er wordt gemotiveerd<br />

waarom er voor een bepaalde functie wordt gekozen en wat deze inhoudt. De<br />

bouwkundige moeilijkheden met betrekking tot verwarming, koeling en na-isoleren<br />

wordt door middel <strong>van</strong> concepten aandacht besteed.<br />

6 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN


SAMENVATTING<br />

De prognose is dat de komende tien jaar 1000 tot 1200 kerken leeg komen te staan<br />

Hier vallen ook <strong>wederopbouwkerken</strong> onder. Bij cultuurhistorisch waardevolle kerken<br />

kan een waardige <strong>herbestemming</strong> de uitkomst bieden om de kerk voor de (toekomstige)<br />

gemeenschap te behouden. Met name de functie en het behoud <strong>van</strong><br />

cultuurhistorische waarden zijn hierbij sleutelbegrippen.<br />

Deze afstudeerscriptie is een product <strong>van</strong> een tweetal onderzoeken. Er is gestart met<br />

een onderzoek bij de RCE (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) naar de achtergronden<br />

<strong>van</strong> <strong>wederopbouwkerken</strong>. Ook zijn hiervoor een twaalftal herbestemde kerken<br />

bezocht. Vervolgens is bij architectenbureau <strong>1meter98</strong> een tweetal<br />

alternatieven ontwikkeld voor een leegstaande en met de sloop bedreigde wederopbouwkerk,<br />

de Christus Koningkerk in Heerlen. Dit onderzoek richt zich op de volgende<br />

hoofdvraag:<br />

Wat is de relatie tussen de functie en het behoud <strong>van</strong> cultuurhistorische waarden bij<br />

<strong>herbestemming</strong> <strong>van</strong> <strong>wederopbouwkerken</strong>?<br />

Bij de RCE is een onderzoek verricht naar de achtergronden <strong>van</strong> de wederopbouw met<br />

als doel een beeld te krijgen wat voor effect een <strong>herbestemming</strong> heeft op de cultuurhistorische<br />

waarde <strong>van</strong> een oorspronkelijke kerk. Hierbij zijn een drietal<br />

functietypen onderzocht:<br />

• wonen,<br />

• werken<br />

• kunst, cultuur en amusement.<br />

Uit dit onderzoek zijn een aantal aanbevelingen ontstaan die bruikbaar bleken voor<br />

de <strong>herbestemming</strong> <strong>van</strong> de Christus Koningkerk die bij <strong>1meter98</strong> is uitgevoerd.<br />

De bruikbare conclusies uit dit praktijkonderzoek zijn als volgt:<br />

• Roerende onderdelen zijn bij <strong>herbestemming</strong> alleen te handhaven wanneer ze<br />

als statement worden toegepast;<br />

• Doos-in-doos constructies zijn bouwtechnisch gezien het meest geschikt voor<br />

<strong>herbestemming</strong>;<br />

• De beschermende status <strong>van</strong> een kerk resulteert vaak in succesvolle<br />

<strong>herbestemming</strong>sopgaven;<br />

• Kunst is een essentieel onderdeel <strong>van</strong> wederopbouwarchitectuur en moet als<br />

uitgangspunt dienen bij de planvorming;<br />

• Grote kerken zijn veelal genoodzaakt om meerdere functies te huisvesten om<br />

financiële redenen;<br />

• De klokkenstoelen blijven praktisch altijd behouden, het klokkenspel wordt<br />

daarentegen vaak verwijderd;<br />

• Een woningfunctie behoud cultuurhistorische waarden het minste, een museum<br />

het meeste;<br />

• Een uitvaartcentrum en een kerk liggen qua functie dicht bij elkaar;<br />

• Een kerk met centraalbouwopzet is <strong>van</strong>wege zijn ronde vorm voor culturele<br />

functies vaak zeer geschikt.<br />

Bij architectenbureau <strong>1meter98</strong> is gekozen voor een wellness- en een<br />

theaterfunctie. Voor beide <strong>herbestemming</strong>en zijn dezelfde uitgangspunten toegepast<br />

met een andere benadering. Bij de wellnessfunctie is vrijer om gegaan met de cultuurhistorische<br />

uitgangspunten dan bij de theaterfunctie. De twee concepten zijn op<br />

veel gebieden afwijkend <strong>van</strong> elkaar. Deze uitgangspunten zijn opgesteld na aanleiding<br />

<strong>van</strong> een tweetal analysen: de cultuur- en bouwhistorische analyse en een<br />

bouwtechnische analyse. Bouwtechnisch gezien is de kerk met weinig middelen in<br />

goede staat te brengen. Ook is het goed mogelijk om de kerk duurzamer te maken<br />

dan de oorspronkelijke situatie ooit was en daarbij het behoud <strong>van</strong> de<br />

cultuurhistorische waarden zoveel mogelijk in ogenschouw te nemen.<br />

ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

7


1. INLEIDING<br />

De ruimte in Nederland voor bouwuitbreiding wordt steeds kleiner. De verwachting is<br />

dat er in de toekomst meer nadruk komt te liggen op inpassing in de stedelijke<br />

omgeving. Hiermee hangt de kerkproblematiek samen en wordt herbestemmen één<br />

<strong>van</strong> de belangrijkste toekomstige bouwopgaven. Vanwege secularisatie en krappe onderhoudsbudgetten<br />

<strong>van</strong> kerkgenootschappen staan kerken, met name uit de wederopbouwperiode,<br />

onder druk. Het boek Geloof in de toekomst, uitgegeven door Stichting<br />

2008 jaar <strong>van</strong> het religieus erfgoed, stelt de prognose dat binnen tien jaar 1000 tot<br />

1200 kerken worden afgestoten. Met deze scriptie wordt er getracht in beeld te<br />

brengen dat er, ook met weinig middelen en budget, op een creatieve manier<br />

invulling kan worden gegeven aan <strong>herbestemming</strong>sfuncties in kerkgebouwen. Hoe<br />

deze invulling wordt ingepast met behoud <strong>van</strong> de cultuurhistorische waarden, staat in<br />

ons onderzoek centraal.<br />

Dit afstudeeronderzoek heeft als onderwerp ‘<strong>herbestemming</strong> <strong>van</strong> wederopbouw<br />

kerken. Binnen dit onderwerp willen wij de volgende vraag beantwoorden:<br />

Wat is de relatie tussen de functie en het behoud <strong>van</strong> cultuurhistorische<br />

waarden bij <strong>herbestemming</strong> <strong>van</strong> <strong>wederopbouwkerken</strong>?<br />

8 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN


2. THEORETISCH KADER<br />

2.1 Kerkgenootschappen<br />

Voordat kan worden ingegaan op cultuur- en bouwhistorische aspecten <strong>van</strong> <strong>wederopbouwkerken</strong>,<br />

moet eerst een beeld worden geschetst <strong>van</strong> de verschillende kerkgenootschappen.<br />

De scheiding <strong>van</strong> kerkgenootschappen ontstond in de 16de eeuw tijdens de<br />

reformatie. In deze periode scheidde een groep christenen zich af <strong>van</strong> de roomskatholieke<br />

kerk. Hieruit ontstond het protestantisme. Binnen deze afscheiding zijn<br />

later diverse afsplitsingen ontstaan. De grootste protestantse denominaties in Nederland<br />

zijn de Gereformeerde en de Nederlands Hervormde kerk. Dit wordt aangeduid<br />

als één <strong>van</strong> de grootste kerkscheuringen in de geschiedenis <strong>van</strong> de christelijke kerk.<br />

(Vreeken, 2007) Als gevolg hier<strong>van</strong> ontstond omstreeks 1566 de Beeldenstorm<br />

waardoor katholieke kerken werden omgevormd voor de protestantse eredienst.<br />

Katholieke kerken:<br />

- Rooms-katholieke kerken<br />

Rooms Katholiek Kerkgenootschap;<br />

- Overige katholieke kerken<br />

Oud-katholieke kerk <strong>van</strong> Nederland<br />

Katholiek Apostolische Gemeente<br />

Katholiek Apostolische Kerk<br />

Onafhankelijke Katholieke Kerk<br />

Protestantse kerken:<br />

- PKN<br />

Nederlandse Hervormde Kerk<br />

Gereformeerde kerken in Nederland<br />

Nederlands Protestanten Bond<br />

E<strong>van</strong>gelisch Lutherse Kerk<br />

- Bevindelijk Gereformeerde Kerken<br />

- Orthodox Gereformeerde Kerken<br />

- E<strong>van</strong>gelische en Pinkstergemeenten<br />

- Overige Christelijke kerken (Doopsgezinden, Apostolisch Genootschap, etc.)<br />

- Buitenlands orthodox<br />

(Roeterdink et. al, 2008)<br />

2.2 Kenmerken <strong>van</strong> <strong>wederopbouwkerken</strong> (1940-1965)<br />

De schade na de Tweede Wereldoorlog en grote bevolkingsgroei leidde tot een grote<br />

bouwopgave in Nederland; de wederopbouw. In 1940 raakte Nederland betrokken bij<br />

het geweld <strong>van</strong> de Duitse overname. Al in 18 mei 1940 vaardigde de opperbevelhebber<br />

<strong>van</strong> de Nederlandse strijdkrachten Wederopbouw 1 uit. (Bakhuizen <strong>van</strong> den Brink,<br />

1948)<br />

Wanneer de wederopbouwperiode wordt vergeleken met andere bouwperioden, kan<br />

men concluderen dat er in geen enkele periode zoveel kerken zijn gebouwd als tussen<br />

1940 en 1965. De kerkenbouw leefde onder bouwend Nederland. Zo ontstonden er<br />

grote verschillen over architectonische opvattingen wat resulteerde in felle<br />

architectuurdiscussies (met name over de relatie tussen liturgie en kerkenbouw). Door<br />

middel <strong>van</strong> tentoonstellingen, publicaties en deelname aan commissies werd ook de<br />

architectenwereld actiever betrokken bij de bouwopgave <strong>van</strong> kerken. De overheid<br />

stimuleerde diverse zaken om een grote woningproductie op gang te brengen. Dit<br />

werd onder andere door de industrialisatie en mechanisatie <strong>van</strong> de bouwnijverheid<br />

benaderd. Bij grote stadsuitbreidingen werden ook nieuwe kerken gerealiseerd.<br />

In 1961 werd de wet ‘premie kerkenbouw‘ in het leven geroepen. Deze wet<br />

stimuleerde de kerkenbouw. Toch was deze premie niet afdoende. Dit resulteerde in<br />

het initiatief <strong>van</strong> een negental samenwerkende kerkgenootschappen door de actie<br />

‘Antwoord 64’ te starten. Als reactie werd een inzamelingsactie georganiseerd waar in<br />

de vorm <strong>van</strong> een demonstratie een kerk werd gebouwd; de Antwoordkerk in Hoogvliet.<br />

In een recordtijd luidden de klokken in de toren. Het goedkope, industrieel<br />

geprefabriceerde gebouw was een experiment wat een resultaat was <strong>van</strong> de hoge<br />

geldnood in relatie tot de behoefte aan nieuwe kerkgebouwen. Alleen gestandaardiseerde<br />

bouw leek nog mogelijk. Toch bleek deze kerk al snel veel bouwtechnische<br />

tekortkomingen te hebben. (Van der Harst en De Waard, 2007)<br />

2.2.1 Stedenbouwkundige ligging<br />

Kerkgebouwen staan stedenbouwkundig gezien vaak op beeldbepalende plekken. In<br />

het geval <strong>van</strong> naoorlogse kerken zijn klokkentorens vaak vrijstaand in de<br />

omgeving geplaatst en markant vormgegeven. Deze vervullen hierdoor vaak een<br />

herkenningspunt in de buurt.<br />

De stedenbouwkundige plek <strong>van</strong> de na-oorlogse kerken werd voornamelijk bepaald<br />

door de wijkgedachte. De wijkgedachte was afkomstig uit Amerika en werd in de oorlog<br />

als uitgangspunt gebruikt voor het ontwerp <strong>van</strong> de na de oorlog te bouwen wijken.<br />

Men zocht een oplossing voor het tegengaan <strong>van</strong> de anonimiteit in de grote steden.<br />

Volgens de wijkgedachte moest de balans tussen individu en samenleving hersteld<br />

worden. Dit werd in praktijk gebracht door wijken te creëren die hun eigen centrum<br />

vormde: met alle voorzieningen zoals kerken, een wijkcentrum, scholen en winkels en<br />

kerken. In de praktijk speelde de verzuiling toch een grote rol. Er moesten vier kerken<br />

per wijk worden gerealiseerd: één gereformeerde, twee hervormde en één katholieke.<br />

Er waren de nodige verschillen tussen de functionalistische (ook wel modernistisch)<br />

architecten en de traditionalistische architecten. Dit uitte zich bijvoorbeeld in de ligging<br />

<strong>van</strong> de nieuw te bouwen kerk. De ligging <strong>van</strong> historische kerken werd door de<br />

traditionele stedenbouwers in het geval <strong>van</strong> herbouw <strong>van</strong> dorp of stad vaak gesitueerd<br />

op de historische plaats <strong>van</strong> een verwoestte kerk. De modernisten plaatsten de kerk<br />

niet <strong>van</strong>zelfsprekend op de oorspronkelijke locatie. Met name de doorbreking <strong>van</strong> de<br />

bijna anonieme woningbouw werd als uitdaging aangepakt om het kerkgebouw als<br />

ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

9


ijzonder architectonisch object in de wijk te ontwerpen. De kerken <strong>van</strong> de<br />

modernisten liggen vaak verder <strong>van</strong> het stadscentrum af. Meestal langs een grote verkeersader.<br />

In veel gevallen wordt de kerk tussen een groen park of waterpartij gesitueerd.<br />

(Van Meeteren, 1999)<br />

2.2.2 Architectuur <strong>van</strong> <strong>wederopbouwkerken</strong><br />

Omdat de kerkgebouwen herkenningspunt dienden te worden, waren dit zeer<br />

interessante ontwerpopgaven voor architecten. In de wederopbouwperiode werd<br />

gezocht naar nieuwe vormen. Via diverse media werden discussies gevoerd over hoe<br />

<strong>wederopbouwkerken</strong> te ontwerpen. De bouwstijlen die fel in de discussie werden bediscussieerd<br />

waren de functionalistische (ook wel modernistisch genoemd) en de traditionalistische<br />

bouwstijl. De traditionalisten ontwierpen gebouwen die zich kenmerkten<br />

door toepassing <strong>van</strong> traditionele materialen en plattegronden die teruggrepen op<br />

de vooroorlogse vormen. Een toenadering tussen functionalisme en traditionalisme<br />

ontstond die later met de term ‘shake-hands’ zou worden aangeduid. Met het oog<br />

op materiaalgebruik resulteerde dit vaak in een combinatie <strong>van</strong> een betonnen casco<br />

ingevuld met metselwerk. Door veelvuldig gebruik <strong>van</strong> beton werd het mogelijk om<br />

kolomvrije ruimten te creëren. Hierdoor kregen architecten meer vormvrijheid in de<br />

indeling <strong>van</strong> kerkplattegronden.<br />

Door de wijkgedachte werden kerkgebouwen meer complexen met daarin ruimtes<br />

voor diverse functies. Activiteitenzalen, vergaderruimte in combinatie met pastorie en/<br />

of kosterswoning, scholen, bejaardencentra, etc. (voorbeeld is de Opstandingskerk in<br />

Voorburg) Wat in de krappere kavels ook voorkomt is de verdiepingskerk. De kerkzaal<br />

ligt hierbij bovenop een (half verdiepte) voorzieningenlaag met daarin allerlei nevenruimten.<br />

Een bijkomend effect hier<strong>van</strong> is de statige kerkruimte die zich hoger boven<br />

zijn omgeving bevindt. Daarnaast werden ook kerken toegepast die een eigen open<br />

ruimte ontsloot door een L, U of O-vormige plattegrond. Architecten maakten gebruik<br />

<strong>van</strong> subtiele overgangen tussen privaat en publieke ruimtes. Hierbij gebruikten zij<br />

naast de bouwdelen <strong>van</strong> de kerk zelf ook tuinmuren, torens of overkappingen.<br />

(Van der Harst en De Waard, 2007)<br />

Rooms-katholieke kerken<br />

Binnen de rooms-katholieke kerk werden de Bossche en de Delftse School als de twee<br />

denkwijzen voor kerkenbouw gebruikt. Binnen de Bossche School werd gezocht naar<br />

ideale maten en verhoudingen die zouden moeten resulteren in<br />

harmonieuze gebouwen.<br />

Een aantal bouwmaterialen werden als niet passend geacht voor de bouw <strong>van</strong> een<br />

kerk. Hout en metaal behoorden tot die materialen. De architectuurstroming <strong>van</strong><br />

de Delftse School sprak zich uit tegen het gebruik <strong>van</strong> beton als bouwmateriaal.<br />

Ondanks deze stroming zou beton steeds vaker worden toegepast. Een belangrijke<br />

ontwikkeling in de architectuurvormentaal <strong>van</strong> de rooms- katholieke kerk is een<br />

beslissing <strong>van</strong> het tweede Vaticaans Concilie (1962 – 1965). Er zijn regels opgesteld<br />

10 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

die een kerk toegankelijker zou moeten maken voor de leden <strong>van</strong> de gemeente.<br />

Hierin werd onder andere besloten dat de voorganger met het gezicht naar zijn gemeenteleden<br />

moest staan. (Van den Heuvel, 2008)<br />

Gereformeerde kerken<br />

Tegen het eind <strong>van</strong> de wederopbouwperiode werden er door de gereformeerde kerk<br />

richtlijnen opgesteld voor het ontwerp <strong>van</strong> een kerk. De ruimten in het gebouw<br />

moesten een eenheid vormen waarbij de nevenruimtes waren afgezonderd <strong>van</strong> de<br />

liturgische ruimte. Deze nevenruimten kregen een aparte ingang. De ontmoetingsruimte<br />

gold als een overgangsruimte tussen de buitenwereld en de kerk. Ook mocht<br />

er niet teveel glas in de wanden worden verwerkt. (Van den Heuvel, 2008)<br />

Nederlands Hervormde kerken<br />

Al voor de oorlog was de hervormde kerk bezig met het opstellen <strong>van</strong> nieuwe richtlijnen<br />

waarbij de relatie tussen liturgie en gebouw centraal stond. Het liturgisch centrum<br />

moest dicht bij de gemeente staan en de wanden die om de kerkzaal stonden moesten<br />

extra aandacht krijgen (die bepaalde immers mede het karakter <strong>van</strong> de ruimte). Het<br />

contact met de buitenwereld moest worden vermeden. Dit resulteerde in hoge ramen<br />

die het ‘menselijk handelen’ onzichtbaar maakten. (Van den Heuvel, 2008) De nadruk<br />

lag op wat er in het gebouw afspeelde, niet het gebouw zelf. De architectuur werd<br />

daardoor niet benadrukt, de buitenkant sluit aan bij de soberheid aan de binnenzijde.<br />

2.2.3 Typologieën <strong>van</strong> <strong>wederopbouwkerken</strong><br />

Er zijn veel verschillende variaties te vinden in de opzet <strong>van</strong> liturgische ruimte en<br />

nevenruimten. Ook de opstelling <strong>van</strong> de banken is per kerk verschillend. In deze paragraaf<br />

worden de verschillende soorten omschreven.<br />

Plattegronden<br />

Met betrekking tot de plattegrond <strong>van</strong> <strong>wederopbouwkerken</strong> zijn er een aantal opvallende<br />

varianten vindbaar. Met name in de vorm <strong>van</strong> de kerkzaal en de manier waarop<br />

hierin banken werden opgesteld (het bankenplan). De keuze voor een bepaalde variant<br />

was voornamelijk afhankelijk <strong>van</strong> de liturgische eisen <strong>van</strong> een bepaalde<br />

geloofsstroming en de persoonlijke voorkeuren <strong>van</strong> opdrachtgever en architect.<br />

Hilde <strong>van</strong> Meeteren omschrijft in ‘De geest leidt het schip’ diverse plattegrond<br />

varianten:


Langskerk<br />

In langskerken werd de diepte-as <strong>van</strong> de kerkzaal benadrukt door de aandacht te<br />

richten op het liturgisch centrum. Door te entree <strong>van</strong> de kerkzaal recht tegenover dit<br />

centrum te plaatsen wordt het blikveld naar het liturgisch centrum versterkt. Door middel<br />

<strong>van</strong> lichtinval door middel <strong>van</strong> ramen of het<br />

toevoegen <strong>van</strong> een apsis kan de lengtewerking worden versterkt.<br />

Dwarsruimte<br />

Deze variant is een verdraaiing <strong>van</strong> de langskerken. Het liturgisch<br />

centrum is haaks verdraaid naar de lange zijde <strong>van</strong> de kerkzaal. Het fig. 2.1:<br />

architectonische lijnenspel wordt hierdoor doorbroken wat een intiemere langskerk<br />

sfeer kan creëren.<br />

Centraalbouw<br />

Alle lijnen die in de plattegronden voorkomen <strong>van</strong> de centraalbouw<br />

komen bijeen in het liturgisch centrum. Om een kerkdienst te kunnen<br />

houden wordt in plaats <strong>van</strong> een volledige ronde vorm vaak een halve<br />

cirkel gebruikt. Dit vergemakkelijkt de kijkrichting <strong>van</strong> de voorganger en<br />

verbetert het beeld <strong>van</strong> de gemeenteleden.<br />

Kruisvorm<br />

In de oudere kerkenbouw is de kruisvorm de belangrijkste vorm. Ook in de wederopbouw<br />

werd deze nog toegepast. Met name in Katholieke kerkgebouwen werd deze<br />

vorm toegepast. Voornamelijk redenen voor deze vorm was om meer<br />

kerkgangers bij het koor te plaatsen en om de ruimte te<br />

vergroten <strong>van</strong> de zaalkerk. De kerken die niet in deze categorieën<br />

vallen, werden gebouwd in een combinatie te maken <strong>van</strong> bovenstaande<br />

vormen. De rechthoek en cirkel werden hier gecombineerd. Dit resul-<br />

teerde in vijf-, zes- en zelfs achthoekige plattegronden. Trapezium of<br />

ellipsvormige plattegronden waren geen uitzondering. Sommige kerken<br />

fig. 2.2:<br />

dwarsruimte<br />

fig. 2.3:<br />

centraalbouw<br />

(zoals de Adventkerk in Aerdenhout) zijn niet direct te herleiden naar een<br />

<strong>van</strong> de basisvormen. Deze laatstgenoemde vorm komt niet vaak voor in Nederland.<br />

Bankopstelling<br />

De basilicale opstelling was één <strong>van</strong> de twee varianten die over het<br />

meest werd toegepast in <strong>wederopbouwkerken</strong>. Het is een rechtlijnige<br />

indeling <strong>van</strong> de kerkzaal die recht tegenover het liturgisch centrum werd<br />

geplaatst. Daarnaast werd de centrale opstelling ook veel toegepast. Dit<br />

was een vorm waarin de banken om het liturgisch centrum heen werden fig. 2.4:<br />

geplaatst. Op figuur 2.4 wordt een volledige centraalbouw weerge- centrale opzet<br />

geven. In de praktijk werd uit praktische overweging (geluid) vaak een<br />

halve cirkel gebruikt. Een halve cirkel wordt ook wel scharing genoemd.<br />

Naast deze strikte vormen zijn veel combinaties <strong>van</strong> beide vormen ontstaan.<br />

(Van Meeteren, 1999)<br />

De kerk als complex<br />

Naast de bovenstaande verdeling in de plattegrond kwamen er in veel<br />

gevallen ook nevenfuncties in kerkgebouwen. De gebouwen gingen<br />

als wijkcomplexen fungeren. In het onderbrengen <strong>van</strong> nevenfuncties is<br />

ook een onderscheid te maken in de vormgeving. Van der Harst en De<br />

Waard onderscheiden de volgende typologieën:<br />

Beperkte nevenaccommodatie<br />

Aan de kerkzaal wordt een ondergeschikt bouwvolume aan de<br />

kerkzaal gebruikt voor nevenactiviteiten. (fig. 2.6)<br />

Verdiepingskerk<br />

De nevenruimten in dit type kerkcomplex wordt onder de kerkzaal<br />

geplaatst (op beganegrond of souterrain). Een voorbeeld hier<strong>van</strong> is<br />

de Christus Koningkerk in Heerlen. (fig. 2.7)<br />

Atriumkerk<br />

De kerkzaal en nevenruimten omsluiten een binnenhof. Voorbeeld hier<strong>van</strong><br />

is de Stefanuskerk in Utrecht. (fig. 2.8)<br />

Verweving<br />

Bouwdelen <strong>van</strong> kerkzaal en nevenaccommodaties zijn<br />

(gedeeltelijk) verweven. (fig. 2.9)<br />

fig. 2.5:<br />

basilicale opzet<br />

fig. 2.6<br />

beperkte nevenaccomodatie<br />

fig. 2.7:<br />

verdiepingskerk<br />

fig. 2.8:<br />

atriumkerk<br />

fig. 2.9:<br />

verweving<br />

ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

11


Functionele onderscheiding<br />

Nevenaccommodatie is een duidelijk gescheiden bouwdeel in<br />

vergelijking tot de kerkzaal.<br />

Functionele scheiding<br />

Kerkzaal en nevenaccommodatie afzonderlijk gelegen in<br />

gescheiden bouwdelen (die wordt verbonden door een entreehal).<br />

Een voorbeeld hier<strong>van</strong> is de Goffertkerk te Nijmegen.<br />

2.2.4 Kunst in-, op- en aan de kerk<br />

Na de oorlog werd er in <strong>wederopbouwkerken</strong> vaak<br />

kunst toegepast. Reden hiervoor was een wetgeving <strong>van</strong><br />

de overheid. In 1952 werd een<br />

percentageregeling ingevoerd waardoor 1 á 1,5% <strong>van</strong><br />

de totale bouwsom <strong>van</strong> de door de overheid gesubsidieerde<br />

gebouwen moest worden besteed aan beeldende<br />

kunst. De kunst in <strong>wederopbouwkerken</strong> speelde<br />

een belangrijke rol. De vormentaal <strong>van</strong> na-oorlogse<br />

kerken wordt niet altijd direct als<br />

fig. 2.12:<br />

kerkgebouw herkend, kunst is dan een onderdeel waar- sgraffito’s <strong>van</strong> Simon Erb in het<br />

door de kerkfunctie beter herkenbaar wordt.<br />

provinciehuis te Arnhem. (Morellissen,<br />

2009)<br />

Typische kunst voor de jaren vijftig waren de glas-inbeton<br />

wanden die werden gevolgd door de<br />

glas-appliqué uit de jaren zestig (glas, beplakt met<br />

gekleurd glas). Vaak waren de voorstellingen in deze<br />

techniek abstract.<br />

In de wederopbouwperiode werden de kerken<br />

gesierd door mozaïeken, sgraffito en plastieken. Sgraffito<br />

is kunst die wordt uitgekrabd door verschillende<br />

lagen stucwerk met diverse kleuren over elkaar heen<br />

te bewerken. De diepte <strong>van</strong> het uitgekrabte materiaal<br />

bepaald dan de kleur. Plastieken zijn het<br />

fig. 2.13:<br />

tegenovergestelde <strong>van</strong> sculpturen waarbij een star ma- glas-in-beton gevel in kerk ‘De<br />

Steiger’ in Rotterdam. (Morellissen,<br />

teriaal wordt gebruikt. Bijvoorbeeld gegoten beelden. 2009)<br />

In de kunst die zich op de buitenmuren bevond werden<br />

vaak de namen <strong>van</strong> de kerk gebruikt. In interieurs kwamen bijbelse verhalen en<br />

symbolen vaker voor. Over het algemeen kan gesteld worden dat de kunst die is<br />

12 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

fig. 2.10:<br />

functionele onderscheiding<br />

fig.2.11:<br />

functionele scheiding<br />

toegepast in <strong>wederopbouwkerken</strong> vaak abstract is. De liturgische voorwerpen konden<br />

ook worden vormgegeven door een kunstenaar. Avondmaalstafel, doopvont, kansel<br />

en lezenaar werden door kunstenaars gemaakt. Meestal was dit overbodig <strong>van</strong>wege<br />

het feit dat de kerkgenootschappen het inventaris zelf al hadden. Daarnaast deden<br />

aan het einde <strong>van</strong> de wederopbouwperiode de wandkleden hun intrede in de<br />

kerkelijke kunst.<br />

Er zijn grote verschillen in het gebruik <strong>van</strong> kunst in kerken tussen de protestantse en de<br />

katholieke kerken. Waar de katholieken een jarenlange traditie hadden opgebouwd<br />

in het gebruik <strong>van</strong> kunst was dat zeker niet het geval voor de protestanten. Toch werd<br />

mede door de percentageregeling kunst in kerken steeds meer gebruikelijk.<br />

RKK<br />

Het Tweede Vaticaans Concilie (vergadering <strong>van</strong> kerkelijke ambtsdragers onder leiding<br />

<strong>van</strong> de paus) was <strong>van</strong> grote invloed op de modernisering <strong>van</strong> de rooms-katholieke<br />

kerken. Een aantal ingrijpende veranderingen werden ingevoerd. Zo werd er bijvoorbeeld<br />

besloten dat architecten en kunstenaars <strong>van</strong> het begin af aan meer moesten<br />

samenwerken. Met als doel de eenheid in het ontwerp <strong>van</strong> een kerk en kunst te bevorderen.<br />

Er werden ook eisen gesteld aan de artistieke kwaliteit <strong>van</strong> kunst. Deze mocht<br />

niet sentimenteel zijn, daarnaast ook niet volledig abstract. Liturgisch werden er ook<br />

de nodige veranderingen doorgevoerd. De priester moest voortaan de mis opdragen<br />

in de landstaal en moest met zijn gezicht <strong>van</strong>achter het altaar naar de gelovigen toe<br />

preken.<br />

PKN<br />

Bij de protestanten was er meer ruimte voor kunst dan bij gereformeerden. De kunst<br />

moest bij voorkeur gemaakt zijn <strong>van</strong> een protestantse kunstenaar. Kunst zou de ervaring<br />

<strong>van</strong> de eredienst kunnen versterken. De kunst in de protestantse kerk werd meestal<br />

mee ontworpen door de architect of een kunstenaar die het gehele proces meewerkte.


2.3 Om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> het probleem<br />

De secularisatie brengt steeds minder mensen naar de kerkdiensten waardoor kerkgebouwen<br />

hun oorspronkelijke functie verliezen. De vergrijzing lijkt toe te slaan in de<br />

ledenaantallen <strong>van</strong> diverse geloofsstromingen. De leden die naar kerken gaan om de<br />

godsdienst uit te oefenen doen dit minder regelmatig dan voorheen.<br />

De komende tien jaar zullen gemiddeld twee kerken per week komen leeg te staan,<br />

waaronder ook de <strong>wederopbouwkerken</strong>. De grootste groep <strong>van</strong> gesloopte kerken<br />

bestaat uit kerken die gebouwd zijn in de wederopbouwperiode.<br />

Volgens gegevens <strong>van</strong> de prof. Dr. G <strong>van</strong> der Leeuwstichting, ‘Lijst <strong>van</strong> Nederlandse<br />

kerken’ en ‘Nederland in en uit de steigers’ uit 1963 zijn er 1565 kerken gebouwd. In<br />

de komende 10 jaar komen 1000 tot 1200 kerken leeg te staan. Volgens het Belvedere<br />

onderzoek kerken uit 2008 zijn er 32 procent <strong>van</strong> het de leegstaande kerken<br />

gesloopt. Er<strong>van</strong> uitgaande dat deze trend zich doorzet resulteert dit in de sloop <strong>van</strong><br />

ruim 320 kerken in 10 jaar. Dit is ongeveer 3 kerken per maand. Zie de bijlagen voor<br />

de uitwerking in percentages <strong>van</strong> leegstand <strong>van</strong> <strong>wederopbouwkerken</strong>.<br />

2.4 Criteria die de cultuurhistorische waarde bepalen<br />

Wanneer uitspraken moeten worden gedaan over een bepaalde waarde <strong>van</strong><br />

<strong>wederopbouwkerken</strong>, moeten daar een aantal zaken voor worden uitgezocht. De RCE<br />

heeft dit in het verleden gedaan.<br />

Wanneer er over ‘bijzonder’ wordt gesproken betekent dat een object een meerwaarde<br />

heeft boven de rest. Er moet dus een vergelijking plaatsvinden. In deze<br />

vergelijking kunnen gemeenschappelijke kenmerken en/of waarden worden gevonden<br />

die groepen aanbrengen en specifieke objecten onderscheid <strong>van</strong> anderen. Aan de<br />

hand <strong>van</strong> criteria kunnen objecten worden gewaardeerd en vergeleken.<br />

De RACM heeft dit proces in het verleden doorlopen. Hierbij is uitgegaan <strong>van</strong> het stelsel<br />

‘Inventariseren, Selecteren en Beschermen’. Hieronder volgt een kort overzicht:<br />

2.4.1 Monumenten Inventarisatie Project (MIP)<br />

Het MIP werd in 1987 opgesteld om in kaart te brengen welke bouwwerken uit de<br />

periode 1850 tot 1940 in aanmerking zouden moeten komen voor rijksbescherming.<br />

Er is geïnventariseerd welke objecten er zijn gebouwd in de vooroorlogse periode <strong>van</strong><br />

1850 tot en met 1940. Het doel hier<strong>van</strong> was een overzicht te creëren. Dit overzicht<br />

resulteerde in dataverzameling <strong>van</strong> gebouwen waarin feitelijke gegevens zoals het<br />

bouwjaar en omschrijvingen <strong>van</strong> in- en exterieur waren opgenomen. Hiernaast werd<br />

ook de context <strong>van</strong> de omgeving onderzocht om op die manier een totaalbeeld te<br />

kunnen creëren.<br />

2.4.2 Monumentenwet<br />

Om vast te kunnen stellen welke objecten wel en niet voor bescherming moeten<br />

worden voorgedragen is de monumentenwet uit 1988 in het leven is geroepen.<br />

Hierin is de basis gelegd voor de criteria die bepalen of een object de titel monument<br />

mag voeren. De monumentenwet stelt een concrete eis: gebouwen moeten in eerste<br />

instantie minimaal 50 jaar oud zijn. Om verschil aan te brengen tussen gebouwen<br />

onderling moeten de bouwwerken ‘<strong>van</strong> algemeen belang’ zijn. Het algemene belang<br />

wordt omschreven als: bijzondere schoonheid, betekenis voor de wetenschap en de<br />

cultuurhistorische waarde. Wanneer een object drie <strong>van</strong> deze elementen bevat kan hij<br />

volgens de monumentenwet worden aangewezen als monument.<br />

2.4.3 Monumenten Selectie Project (MSP)<br />

Vanwege het feit dat de criteria uit de monumentenwet niet specifiek genoeg omschreven<br />

waren om te kunnen toepassen, werd het Monumenten Selectie Project in<br />

1994 opgesteld. Hierin zijn de criteria <strong>van</strong> de monumentenwet uitgewerkt in een vijftal<br />

selectiecriteria.<br />

2.4.4 Categoriaal onderzoek wederopbouw 1940-1965<br />

In het onderzoek Kerken, categoriaal onderzoek wederopbouw 1940 – 1965 uit<br />

december 2006 wat is uitgevoerd door Michiel Kruidenier worden de criteria <strong>van</strong><br />

het landelijke Monumenten Selectie Project opnieuw onder de loep genomen en<br />

toegespitst op <strong>wederopbouwkerken</strong>. Het doel <strong>van</strong> dit onderzoek was om de meest<br />

behoudeniswaardige kerken uit de wederopbouwperiode in kaart te brengen met<br />

als uiteindelijk doel een selectie te kunnen maken voor aanwijzing <strong>van</strong> wederopbouwmonumenten.<br />

De MSP criteria blijken nog voldoende toepasbaar op de later<br />

gebouwde <strong>wederopbouwkerken</strong>. Echter zijn deze criteria enigszins aangepast aan de<br />

specifieke karakteristieken <strong>van</strong> Wederopbouwkerken. Hieronder worden deze karakteristieken<br />

met betrekking tot wederopbouwmonumenten omschreven.<br />

De MSP criteria zijn onder te verdelen in de volgende hoofdgroepen:<br />

• Cultuurhistorische waarde;<br />

• Architectuur- en kunsthistorische waarde;<br />

• Stedenbouwkundige- en ensemblewaarde;<br />

• Gaafheid / herkenbaarheid;<br />

• Zeldzaamheid.<br />

ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

13


Cultuurhistorische waarde<br />

De cultuurhistorische waarde wordt bepaald aan de hand <strong>van</strong> de volgende criteria:<br />

• Het belang als uitdrukking <strong>van</strong> een culturele ontwikkeling;<br />

• Het belang als uitdrukking <strong>van</strong> een sociaaleconomische ontwikkeling;<br />

• Het belang als uitdrukking <strong>van</strong> een geestelijke ontwikkeling;<br />

• Het belang als uitdrukking <strong>van</strong> een beleidsmatige of bestuurlijke ontwikkeling;<br />

• Het belang <strong>van</strong> de kerk als uitdrukking <strong>van</strong> een technische en/of typologische<br />

ontwikkeling.<br />

Bij de cultuurhistorische waarde wordt voornamelijk ingegaan op belangrijke ontwikkelingen<br />

of gebeurtenissen. Van de cultuurhistorische waarden zijn objectieve<br />

waarnemingen te maken mits genoeg kennis voorhanden is <strong>van</strong> de historie <strong>van</strong> de<br />

wederopbouw.<br />

Architectuur- en kunsthistorische waarde<br />

De architectuur- en kunsthistorische waarde worden bepaald aan de hand <strong>van</strong> de<br />

volgende criteria:<br />

• Het bijzondere belang <strong>van</strong> een kerk voor de geschiedenis <strong>van</strong> de architectuur;<br />

• Het bijzondere belang <strong>van</strong> de kerk voor het oeuvre <strong>van</strong> een (tuin-) architect;<br />

• Het belang <strong>van</strong> de kerk wegens de hoogwaardige esthetische kwaliteiten <strong>van</strong><br />

het ontwerp;<br />

• Het belang <strong>van</strong> de kerk wegens bijzonder(e) materiaalgebruik, detaillering,<br />

constructiewijze en/of ornamentiek;<br />

• Het belang <strong>van</strong> de kerk wegens de bijzondere samenhang tussen exterieur en<br />

interieur(onderdelen);<br />

• Bijzondere betekenis <strong>van</strong> de kerk wegens de in-, aan of bij de kerk toegepaste<br />

kunstwerken.<br />

Deze waarden zijn deels objectief, deels subjectief. Zo is het belang <strong>van</strong> de kerk voor<br />

het oeuvre <strong>van</strong> de architect en de betekenis <strong>van</strong> de kunstwerken in de kerk aantoonbaar.<br />

Andere punten zijn enkel te beoordelen met de nodige kennis <strong>van</strong> de wederopbouwperiode<br />

en daardoor aangewezen op kunsthistorici.<br />

Stedenbouwkundige- en ensemblewaarde<br />

De stedenbouwkundige- en ensemblewaarde worden bepaald aan de hand <strong>van</strong> de<br />

volgende criteria:<br />

• ‘Betekenis <strong>van</strong> de kerk als essentieel onderdeel <strong>van</strong> een groter geheel, dat<br />

cultuurhistorisch, architectuurhistorisch en stedenbouwkundig <strong>van</strong> nationaal<br />

belang is’;<br />

• ‘Bijzondere betekenis <strong>van</strong> de kerk wegens de markante situering verbonden met<br />

14 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

de ontwikkeling / uitbreiding <strong>van</strong> een stad, dorp of wijk’;<br />

• Bijzondere betekenis <strong>van</strong> de kerk wegens:<br />

- de wijze <strong>van</strong> verkaveling;<br />

- inrichting <strong>van</strong> de openbare ruimte;<br />

- specifieke functies;<br />

- historisch ruimtelijke relatie met groenvoorzieningen, wegen en/of water.<br />

• Bijzondere betekenis <strong>van</strong> de kerk voor het aanzien <strong>van</strong> een stad, dorp of wijk;<br />

• Bijzondere betekenis <strong>van</strong> de kerk wegens de samenhang met bijbehorende<br />

bijgebouwen (pastorie/kosterij, nevenruimten e.d.)<br />

Niet alleen gebouwgebonden waarden (in- en exterieur) kunnen ook stedenbouwkundige<br />

waarden een kerk cultuurhistorisch waardevoller maken. Dit kan tot uitdrukking<br />

komen in een bijzondere situering op het kavel, onderdeel zijn <strong>van</strong> een belangrijke<br />

stedenbouwkundige uitbreiding of een bijzondere samenhang tussen hoofd- en<br />

bijgebouw zijn.<br />

Gaafheid / herkenbaarheid<br />

De gaafheid of herkenbaarheid <strong>van</strong> de kerk werd in dit onderzoek niet in veldwerk<br />

bekeken. Er zijn echter wel drie criteria opgesomd:<br />

• Belang <strong>van</strong> de kerk wegens de architectonische gaafheid <strong>van</strong> ex- en/of<br />

interieur;<br />

• Belang <strong>van</strong> het complex wegens de hoogwaardige architectonische kwaliteit<br />

<strong>van</strong> de samenstellende onderdelen ( … kerk, pastorie/kosterij, nevenruimten,<br />

patronaatsgebouw, school, uitvaartcentrum);<br />

• Belang <strong>van</strong> de kerk in relatie tot de structurele en/of visuele gaafheid <strong>van</strong> de<br />

stedelijke, dorpse of landschappelijke omgeving (voorzieningencentrum of<br />

–strook, plantsoen, park of woonbuurt).<br />

De kernbegrippen in dit onderdeel <strong>van</strong> de waardebepaling is de gaafheid en herkenbaarheid.<br />

Hoe completer en gaver het voorbeeld, hoe waardevoller. Dit geldt zeker<br />

wat betreft <strong>herbestemming</strong>en.<br />

Zeldzaamheid<br />

De zeldzaamheid <strong>van</strong> kerken werd op de volgende criteria beoordeeld:<br />

• Belang <strong>van</strong> de kerk wegens architectuurhistorische, bouwtechnische,<br />

typologische en/of stedenbouwkundige zeldzaamheid;<br />

• Betekenis <strong>van</strong> de kerk wegens zeldzame toepassing <strong>van</strong> kunstwerken.<br />

(Kruidenier, 2006)


2.5 Functies <strong>van</strong> <strong>herbestemming</strong>en<br />

Wanneer er onderzoek wordt gedaan naar de functie <strong>van</strong> een <strong>herbestemming</strong> moet<br />

worden onderzocht welke functies voorkomen. Daarnaast is het <strong>van</strong> belang te weten<br />

wat het standpunt is <strong>van</strong> de eigenaren en wat dat voor invloed kan hebben op de<br />

functie na <strong>herbestemming</strong>.<br />

2.5.1 Van afstoting naar leegstand, <strong>herbestemming</strong> of sloop<br />

Het onderzoek ‘<strong>herbestemming</strong> <strong>van</strong> kerken en kerklocaties’ heeft veel informatie<br />

verzameld over het gebruik, sloop, leegstand en <strong>herbestemming</strong>. Het is een bundeling<br />

<strong>van</strong> de resultaten die zijn onderzocht door projectbureau Belvedere en de bisdommen<br />

<strong>van</strong> Haarlem en Rotterdam. Deze organisaties hebben een groslijst samengesteld<br />

waarin 927 kerken zijn opgenomen die niet meer in de oorspronkelijke functie worden<br />

gebruikt en daarbij is omschreven wat er sinds 1970 mee is gebeurd. Het geeft een<br />

beeld <strong>van</strong> de ontwikkeling die heeft plaatsgevonden na de wederopbouwperiode.<br />

Aan de hand <strong>van</strong> grafieken worden conclusies onderbouwd die in deze beschrijving<br />

worden samengevat.<br />

fig. 2.14:<br />

Aantallen en percentages <strong>van</strong> herbestemde kerken.<br />

(Roeterdink et. al, 2008)<br />

Wanneer gekeken wordt naar de afstoting <strong>van</strong> kerken per denominatie kan worden<br />

geconcludeerd dat de grootste hoeveelheden voorkomen binnen twee geloofsstromingen.<br />

In de protestante kerk verloor 55% <strong>van</strong> de kerken zijn functie en in de<br />

katholieke kerk ligt dit percentage op 42%. Van deze kerken die worden afgestoten<br />

komt 32% uit de wederopbouwperiode. (Roeterdink et. al, 2008) In onderstaande<br />

tabel is zichtbaar wat de nieuwe functies <strong>van</strong> herbestemde kerken zijn. Hier zijn alle<br />

denominaties in meegenomen.<br />

fig. 2.15:<br />

weergave <strong>van</strong> typen <strong>herbestemming</strong>sfuncties na<br />

afstoting <strong>van</strong> de kerk. (Roeterdink et. al, 2008)<br />

Er worden diverse functies onderscheiden als het gaat om <strong>herbestemming</strong>en. Deze<br />

functies omschrijven het type <strong>herbestemming</strong> en betreffen gezamenlijk totaal 661<br />

kerken. De sloop betreft 29% <strong>van</strong> het totaal. Opvallend is dat de grootste groep<br />

<strong>herbestemming</strong>en bestaat uit andere religieuze functies. Binnen de verschillende<br />

functiegroepen kunnen een aantal categorieën worden omschreven. Commercieel,<br />

sociaal maatschappelijk en overig/onbekend/sloop. De commerciële <strong>herbestemming</strong>en<br />

omvatten de woonfuncties, de kantoor of handelsfuncties, de onderwijs, cultuur<br />

of wetenschappelijke functies en de restauratie, amusement en recreatiegebouwen.<br />

Bij elkaar opgeteld kan worden gesteld dat 41,5% <strong>van</strong> de vrijgekomen kerkgebouwen<br />

tot een commerciële functie wordt herbestemd. Onder de sociaal maatschappelijke<br />

functies worden de groepen gezondheidszorg, sociale verzorging, detentie, religieus<br />

en meervoudig gebruik, en multifunctioneel gebruik geschaard. Deze groep bezit een<br />

aandeel <strong>van</strong> 9,5%. Naast de 16,2% <strong>van</strong> het behoud <strong>van</strong> de religieuze functie wordt<br />

32,6% <strong>van</strong> de gebouwen onder overig, onbekend of sloop gerekend.<br />

ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

15


2.5.2 Beleid eigenaren <strong>van</strong> kerken met betrekking tot herbestemmen<br />

RKK<br />

In de notitie Het Kerkgebouw als Getuige <strong>van</strong> de Christelijke Traditie uit september<br />

2008 hebben de bisdommen hun visie over de omgang met kerkgebouwen gepubliceerd.<br />

Een kerkgebouw is volgens de rooms-katholieke kerk een ‘permanent gewijde<br />

en heilige ruimte’. Dit maakt dat de <strong>herbestemming</strong> <strong>van</strong> rooms-katholieke kerken gevoeliger<br />

ligt dan <strong>van</strong> een protestante kerk. Als de kerk niet in zijn huidige functie kan<br />

blijven bestaan, zal er eerst worden gedacht aan hergebruik. Een andere geloofsgemeenschap<br />

kan vervolgens gebruik maken <strong>van</strong> de kerk. Deze moet wel lid zijn <strong>van</strong> de<br />

Raad <strong>van</strong> Kerken. Daaruit valt af te leiden dat een RK kerk geen moskee kan worden.<br />

(Een ander christelijk kerkgenootschap kan wel in aanmerking komen als de lokale<br />

situatie zich daar niet tegen verzet.) Het beleid is dat wanneer de kerk niet langer voor<br />

een eredienst wordt gebruikt en er geen passende en waardige <strong>herbestemming</strong> kan<br />

worden gevonden, deze beter kan worden gesloopt. Een waardige <strong>herbestemming</strong><br />

wordt over het algemeen getypeerd als een culturele, sociale of publieke functie. Het<br />

kerkelijk wetboek (canon 1222, par. 1 en 2) stelt: ‘een profaan en niet onwaardig<br />

gebruik mogelijk, mits het zieleheil er geen schade door lijdt’.<br />

De Rooms-katholieke kerk heeft 1700 kerken in haar bezit. Daar<strong>van</strong> zijn 935 kerken<br />

Rijksmonument. Dit is meer dan de helft. Dit hoge aantal resulteert in hoge kosten<br />

voor de instandhouding voor de parochies. Afstoting <strong>van</strong> kerkgebouwen genereert<br />

inkomsten voor het onderhoud <strong>van</strong> bijvoorbeeld kerkgebouwen met een rijksmonumenten<br />

status. (de Vries, 2008)<br />

De bisschoppen zien mogelijkheden voor <strong>herbestemming</strong> in verschillende<br />

gradaties. De indeling in vier groepen geeft de mogelijkheden aan.<br />

A. Monumentale kerkgebouwen als integraal religieus erfgoed<br />

Deze kerken zijn veelal Rijksmonument. Bij deze kerken is zowel het in- als exterieur<br />

<strong>van</strong> hoge cultuurhistorische waarde, waardoor aan integraal behoud veel belang<br />

wordt gehecht. Door aantasting <strong>van</strong> cultuurhistorische en maatschappelijk/religieuze<br />

waarden, is een profane (niet-christelijke) functie niet gewenst.<br />

B. Kerkgebouwen als architectonisch/stedenbouwkundig monument, maar met<br />

beperkte religieuze signatuur<br />

Er zijn veel kerken die een religieus neutrale uitstraling hebben, maar een bepaalde<br />

hoge architectonische waarde die hebben geleid tot aanwijzing <strong>van</strong> beschermd monument.<br />

Dit kunnen rijksmonumenten zijn, vaker zijn dit echter gemeentemonumenten.<br />

Herbestemming behoort hier tot de mogelijkheden.<br />

16 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

C. Kerkelijke ‘monumenten’ in de zin <strong>van</strong> stedenbouwkundige kwaliteiten<br />

De kerken die in deze categorie vallen hebben geen uitzonderlijke architectonische<br />

kwaliteit. Echter de stedenbouwkundige situering en dimensies bepalen de specifieke<br />

kwaliteit.<br />

De gemeenten kunnen bij deze groep kerken een grote invloed hebben op de sloop<br />

of behoud <strong>van</strong> de kerk. Met behulp <strong>van</strong> de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg), een<br />

wet die de gemeente in staat stelt om bepaalde grond en zijn opstallen als eerste te<br />

kopen, kunnen kerken worden behouden voor sloop. Door als gemeente op te treden<br />

als eigenaar, kunnen de gemeentelijke diensten als welstand en monumentenzorg<br />

invloed uitoefenen op de architectonische kwaliteit <strong>van</strong> de <strong>herbestemming</strong>.<br />

D. Kerkelijke gebouwen zonder religieuze, architectonische en stedenbouwkundige<br />

uitstraling<br />

Instandhouding door de rooms-katholieke kerk wordt op basis <strong>van</strong> religieuze en<br />

economische redenen afgewezen. Deze kerken hebben veelal een vrij geringe religieuze<br />

uitstraling (want vaak sober vormgegeven) en erg kostbaar om te herbestemmen.<br />

Vaak ligt sloop <strong>van</strong> deze gebouwen maatschappelijk gevoelig.<br />

(Broekhuizen, 2008)<br />

PKN<br />

In juni 2008 verscheen ‘een protestantse visie op het kerkgebouw’ , een discussienota<br />

opgesteld op verzoek <strong>van</strong> de Moderamen (het bestuur) <strong>van</strong> de Generale Synode. De<br />

nota gaat in op de bijbelse of theologische achtergronden. Er worden geen uitgangspunten<br />

gesteld voor hergebruik of het afstoten <strong>van</strong> kerkgebouwen, Dat bepalen de<br />

plaatselijke kerkgemeenten <strong>van</strong> de PKN uiteindelijk zelf. Dit betekent dat de mogelijkheden<br />

voor multifunctioneel gebruik of <strong>herbestemming</strong> per plaats kunnen verschillen,<br />

afhankelijk <strong>van</strong> de besluitvorming in de lokale kerkelijke gemeente. (Broekhuizen,<br />

2008)<br />

Belangrijk verschil tussen de PKN en de RKK is dat er bij RK kerken sprake is <strong>van</strong><br />

geheiligde kerken, bij de PKN kerken is de plaats waar de heiliging plaatsvindt <strong>van</strong><br />

belang. Dit verklaart ook de ruimere stellingname betreft hergebruik <strong>van</strong> een andere<br />

geloofsgemeenschap. (De PKN prefereert mogelijk zelfs hergebruik door de islam<br />

boven een profane <strong>herbestemming</strong>.) De PKN stelt zich wel kritisch op ten opzichte <strong>van</strong><br />

<strong>herbestemming</strong>. Commercieel hergebruik wordt namelijk in principe afgewezen.<br />

(de Vries,2008)


2.5.3 Beleid <strong>van</strong> de overheid met betrekking tot herbestemmen<br />

Nederland is rijk aan cultuurhistorie. Deze cultuurhistorie wordt bedreigd. Veel<br />

grootschalige monumenten zoals ziekenhuizen, fabrieksterreinen, kazernes en kerken<br />

staan tegenwoordig leeg en dreigen gesloopt te worden. Bij de overheid wordt het<br />

belang <strong>van</strong> behoud <strong>van</strong> dit cultuurhistorisch erfgoed onderstreept en integratie in het<br />

huidige stedenbouwkundige landschap benadrukt.<br />

Deze materie is vastgelegd in de beleidsnota Belvedere, dat wordt ondersteund door<br />

vier ministeries. In deze paragraaf wordt ingegaan op dit landelijke beleid.<br />

Belvederebeleid<br />

Het actuele landelijk beleid <strong>van</strong> kabinet Balkenende is vormgegeven in het Belvederebeleid.<br />

Dit beleid heeft tien jaar dienst gedaan en loopt in 2009 af. Dit jaar wordt er<br />

een nieuw beleid opgesteld.<br />

Dit beleid is een denkkader, een gereedschap waarmee de overheden (lokaal en landelijk),<br />

hun beleid mee kunnen maken. Het is geen wet of regelgeving, maar wel een<br />

bron voor inspiratie voor provinciaal en lokaal beleid, voor concrete ontwerpopgaven<br />

en ruimtelijke plannen. (www.belvedere.nu, april 2009)<br />

In de nota Belvedere uit 1999 wordt een directe relatie gelegd tussen cultuurhistorie<br />

en ruimtelijke ordening. Het uitgangspunt hierbij is behoud door ontwikkeling. In<br />

deze visie wordt benadrukt dat de cultuurhistorie een belangrijke rol moet<br />

vormen bij planvormingsprocessen. Het doel hierbij is tweeledig:<br />

• Verbetering <strong>van</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> de leefomgeving;<br />

• Behoud <strong>van</strong> het cultuurhistorisch erfgoed.<br />

Onder cultuurhistorisch erfgoed wordt verstaan: cultuurlandschap en archeologische<br />

waarden, objecten en gebouwen.<br />

Kunst <strong>van</strong> leven, hoofdlijnen cultuurbeleid – cultuurbeleid 2009 tot 2012,Publicatie <strong>van</strong><br />

het Ministerie <strong>van</strong> Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, juni 2007.<br />

In ‘Kunst <strong>van</strong> leven’, de notitie met hoofdlijnen voor het cultuurbeleid <strong>van</strong> 2009 tot<br />

2012, heeft minister Plasterk zijn ideeën uiteengezet voor het toekomstige cultuurbeleid.<br />

Minister Plasterk <strong>van</strong> onderwijs, cultuur en wetenschappen zet in deze notitie<br />

zijn ideeën uiteen over de modernisering <strong>van</strong> de monumentenzorg (MoMo). Dit moet<br />

de volgende vernieuwingen tot gevolg hebben:<br />

• Van object- naar omgevingsgericht<br />

• Van conserverend naar ontwikkelend<br />

(Kunst <strong>van</strong> Leven; cultuurnota minister Plasterk, 2007)<br />

ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

17


3. ONDERZOEKSVRAAG EN HYPOTHESEN<br />

3. Onderzoeksvraag en hypothesen<br />

Er is voor dit afstudeeronderzoek de volgende vraagstelling geformuleerd:<br />

Wat is de relatie tussen de functie en het behoud <strong>van</strong> cultuurhistorische waarden bij<br />

<strong>herbestemming</strong> <strong>van</strong> <strong>wederopbouwkerken</strong>?<br />

In deze vraagstelling wordt onderzocht wat de relatie is tussen een <strong>herbestemming</strong>sfunctie<br />

en de mate waarin het mogelijk is om de oorspronkelijke waarden te behouden.<br />

Deze vraagstelling kan worden uitgerafeld in een aantal deelvragen. Deze zijn als<br />

volgt:<br />

• Wat is de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> het probleem (leegstand <strong>van</strong> <strong>wederopbouwkerken</strong>)?<br />

• Welke cultuurhistorische, architectonische en stedenbouwkundige<br />

ontwikkelingen vonden plaats in de wederopbouwperiode?<br />

• Wat is het standpunt <strong>van</strong> katholieke en protestante kerkgenootschappen ten<br />

opzichte <strong>van</strong> <strong>herbestemming</strong>?<br />

• Welke functies voor <strong>herbestemming</strong> zijn er aan te wijzen?<br />

• Wat zijn cultuurhistorische waarden met betrekking tot <strong>wederopbouwkerken</strong>?<br />

Voordat er aan dit onderzoek werd begonnen zijn de volgende hypothesen<br />

opgesteld:<br />

1. De mate <strong>van</strong> behoud <strong>van</strong> cultuurhistorische waarden zijn afhankelijk <strong>van</strong> de<br />

verschillende functies.<br />

2. Daglicht in kerken levert vaak problemen op bij herbestemde kerken. Vooral tot<br />

woning bestemde kerken ondervinden hier<strong>van</strong> problemen.<br />

3. Wanneer de cultuurhistorische waarden in een <strong>herbestemming</strong> behouden<br />

dienen te blijven, ligt de functie wonen vaak niet voor de hand.<br />

4. Doos-in-doos constructies zijn het meest geschikt voor <strong>herbestemming</strong>.<br />

5. Bij een <strong>herbestemming</strong> zijn roerende elementen uit de kerk niet te handhaven.<br />

6. De beschermende status <strong>van</strong> een kerk resulteert vaak in succesvolle<br />

<strong>herbestemming</strong>sopgaven.<br />

7. Aan het behoud <strong>van</strong> het exterieur wordt meer waarde gehecht dan aan het<br />

interieur.<br />

18 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN


4. METHODIEK<br />

In dit onderzoek worden een tweetal onderzoekstechnieken gecombineerd; literatuuronderzoek<br />

en emperisch onderzoek. Eerst wordt er door literatuuronderzoek<br />

en kennisuitwisseling bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) een checklist<br />

opgesteld. (voor de checklist zie bijlagen) Vervolgens wordt deze gebruikt als toetsinstrument<br />

voor de te bezoeken kerken. Dit onderzoek wordt zoveel mogelijk opgezet<br />

volgens het empirisch onderzoeksmodel, die een cyclische onderzoeksgang beoogd.<br />

Achtergronden onderzoek<br />

Voor dit onderzoek is er samengewerkt met de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. In<br />

opdracht <strong>van</strong> hen hebben wij een projectendatabank met refenties opgesteld. Deze<br />

databank hebben wij gevuld met bezochte herbestemde <strong>wederopbouwkerken</strong>. Deze<br />

is op internet te raadplegen (www.projectendatabank.nl - <strong>herbestemming</strong>) en is als<br />

CDROM in deze scriptie opgenomen. De bezochte kerken in tekst en beeld is als data<br />

gebruikt voor deze scriptie.<br />

Functiegroepen<br />

Wanneer de voorkomende functiegroepen worden belicht zijn er drie hoofdgroepen te<br />

onderscheiden die aansluiten bij de hypothesen.<br />

De grootste groepen uit het onderzoek naar de <strong>herbestemming</strong> <strong>van</strong> kerken en kerklocaties<br />

zijn;<br />

• wonen;<br />

• onderwijs, cultuur en wetenschap;<br />

• restauratie, amusement en recreatie;<br />

• kantoor en handelsgebouwen.<br />

Dit zijn de grootste functiegroepen binnen de herbestemde kerken. Hieruit worden de<br />

volgende groepen samengesteld:<br />

Wonen<br />

Met wonen worden alle <strong>herbestemming</strong>en met een woonfunctie bedoeld. Dit zijn<br />

zowel appartementen als enkele woonhuizen.<br />

Kantoor<br />

Onder de kantoorfunctie worden alle <strong>herbestemming</strong>en bedoeld waarbij <strong>van</strong> een kerk<br />

een plek wordt gemaakt waar kan worden gewerkt.<br />

Kunst, cultuur en amusement<br />

Alle (semi)openbare functies. Dit kunnen ook sociale en publieke functies zijn.<br />

De selectie <strong>van</strong> de bezochte kerken is gemaakt op basis <strong>van</strong> een aantal criteria.<br />

Binnen de kerkenkeuze is er getracht een evenwichtige keuze te maken waarbinnen<br />

verschillende bouwstromingen, voormalige kerkgenootschappen, grootte <strong>van</strong> kerken,<br />

gemeentelijke beschermende status en functies in zijn ondergebracht. De volgende<br />

kerken zijn onder de loep genomen:<br />

Denominatie:<br />

PKN = Protestante Kerk Nederland<br />

NH = Nederlands Hervormde kerk<br />

GF = Gereformeerde kerk<br />

RK = Rooms katholieke kerk<br />

Grootte (in aantal zitplaatsen):<br />

S = 0 – 250<br />

M = 251 – 500<br />

L = 501 - 1000<br />

Status:<br />

RM = rijksmonument<br />

GM = gemeentelijk monument<br />

Bron gegevens: groslijst RCE<br />

fig. 2.16:<br />

weergave <strong>van</strong> de onderzochte kerken.<br />

Om de functies <strong>van</strong> herbestemde kerken onderling te kunnen vergelijken, zijn deze<br />

onderverdeelt in een drietal functiegroepen. Deze functies zijn ‘wonen’, ‘werken’ en<br />

‘kunst, cultuur en amusement’. Reden voor deze keuze is het feit dat deze functies qua<br />

invulling erg <strong>van</strong> elkaar verschillen en het feit dat deze functies het meest voorkomen.<br />

Voor dit onderzoek is een selectie gemaakt uit een door de RCE opgestelde database<br />

<strong>van</strong> herbestemde <strong>wederopbouwkerken</strong>.<br />

ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

19


Omschrijving herkomst checklist (onderzoeksschema)<br />

De checklist die wij hebben gebruikt voor het toetsen <strong>van</strong> de bezochte kerken zijn<br />

opgesteld aan de hand <strong>van</strong> criteria uit de Monumentenwet en in samenspraak met de<br />

werkgroep <strong>wederopbouwkerken</strong> binnen de RCE.<br />

De checklist is opgemaakt aan de hand <strong>van</strong> de Monumenten Selectie Project (MSP)<br />

criteria uit 1994. De volgende punten zijn hierin opgenomen:<br />

• Cultuurhistorische waarde;<br />

• Architectuur- en kunsthistorische waarde;<br />

• Stedenbouwkundige- en ensemblewaarde;<br />

• Gaafheid / herkenbaarheid;<br />

• Zeldzaamheid.<br />

In aanvulling hierop is in 2006 een categoriaal onderzoek wederopbouw 1940 –<br />

1965 door Michiel Kruidenier uitgevoerd. In dit onderzoek zijn de criteria uit de MSP<br />

nogmaals onder de loep genomen en toegespitst op <strong>wederopbouwkerken</strong>. Hierin<br />

wordt specifiek ingegaan op liturgische eigenschappen en typologische kenmerken<br />

met betrekking tot kerken. In het theoretisch kader wordt hier verder op ingegaan.<br />

20 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN


5. RESULTATEN<br />

5.1 Overzicht bevindingen functie wonen<br />

De resultaten in dit hoofdstuk zijn afkomstig uit onze bevindingen <strong>van</strong> de<br />

projectbezoeken. Verslaglegging met beeldmateriaal is los op CD-ROM bijgevoegd.<br />

De volgende kerken met de functie wonen worden vergeleken:<br />

fig. 5.1:<br />

functiegroep wonen. (auteurs, 2009)<br />

Opstandingskerk<br />

De opstandingskerk is een woongebouw waarbij in totaal 14 appartementen zijn<br />

ondergebracht. De rechthoekige vorm <strong>van</strong> de langskerk is, <strong>van</strong>wege zijn heldere stramienstructuur,<br />

erg geschikt voor woningen. Echter levert dit ook de nodige problemen<br />

op. Doordat de appartementen diep en smal zijn, kan daglicht de woningen minder<br />

goed bereiken. De kopgevel (zuidwestgevel) is voorzien <strong>van</strong> een grote glasgevel. Het<br />

appartement heeft hierdoor ’s zomers overmatig veel lichtinval en warmte.<br />

Voor het exploitabel maken <strong>van</strong> het voormalige kerkgebouw is ervoor gekozen deze<br />

kerk compleet vol te bouwen. In het gebouw is de ruimtelijkheid en lichtinval ten tijde<br />

<strong>van</strong> de status als kerk niet meer als zodanig aanwezig.<br />

Wordt er gekeken naar het exterieur <strong>van</strong> de kerk, dan valt hier op dat deze goed is<br />

geïntegreerd in zijn nieuwe functie. De originele kenmerken <strong>van</strong> de kerk zijn verwerkt<br />

in de nieuwe woonfunctie. Zo is het dak nog steeds voorzien <strong>van</strong> een leien dak. De<br />

karakteristieke klokkentoren is gerestaureerd en de prefab betonelementen in de gevel<br />

zijn deels geïntegreerd in de vernieuwde gevelpuien.<br />

Daniëlskerk<br />

De Daniëlskerk heeft een afwijkende woonvorm. Hier zijn 24 woonunits voor kinderen<br />

met een verstandelijke beperking gerealiseerd, gecombineerd met kinderop<strong>van</strong>g. In<br />

dit plan is op een creatieve manier omgegaan met de bestaande plattegrond. De<br />

schokbetonnen gevelelementen aan de achtergevel zijn in de <strong>herbestemming</strong> gebruikt<br />

als daglichtopeningen voor de appartementen. De kerkzaal is niet helemaal volgebouwd.<br />

Gedeeltelijk is de kerkzaal open gehouden, wat een positieve invloed heeft op<br />

de ruimtebeleving.<br />

NH kerk<br />

De NH-kerk is kleiner <strong>van</strong> opzet dan de Daniëlskerk en de Opstandingskerk. Dit<br />

maakte hem geschikt tot <strong>herbestemming</strong> <strong>van</strong> een enkel woonhuis. Dit kerkgebouw is<br />

door zijn aanpak een voorbeeld <strong>van</strong> de ‘ideale’ <strong>herbestemming</strong>. De opdrachtgever<br />

heeft de kerk inclusief inventaris gekocht. De architect heeft een glazen doosje ontworpen<br />

in de kerkzaal, die als losstaand object in de kerkzaal staat. Het kerkinterieur<br />

toont zich als een soort museum voor zijn eigen bewoners. Om toch het noodzakelijke<br />

daglicht te realiseren, is er hier gekozen om aan de kopgevel (dichte zijde) doorbraken<br />

voor raamopeningen te realiseren. Het originele gekleurde glas was slecht en is<br />

ver<strong>van</strong>gen door nieuwe houten kozijnen.<br />

5.2 Overzicht bevindingen functie werken<br />

Voor deze functie zijn er een vijftal kerken bezocht. Deze herbestemde kerken hebben<br />

veelal een gezondheidsfunctie (gezondheidscentra) maar bijvoorbeeld ook een<br />

winkelfunctie.<br />

De volgende kerken worden vergeleken:<br />

fig. 5.2:<br />

functiegroep werken. (auteurs, 2009)<br />

Pius X<br />

Deze kerk herbergt een gezondheidscentrum. Deze bestaat uit een groepshuisartsenpraktijk,<br />

ggz, apotheek en thuiszorg. Deze oorspronkelijke wijkkerk is erg groot <strong>van</strong><br />

opzet en kan daardoor deze diverse functies bevatten. De nieuwe functie is aangepast<br />

ten koste <strong>van</strong> het oorspronkelijke in- en exterieur. Zo is het glas-in-lood in de kopgevel<br />

verwijderd en zijn er daglichtopeningen in de langsgevel geplaatst. Door het werken<br />

met doos-in-doos volumes, is de kerkzaal reversibel uitgevoerd.<br />

Gereformeerde kerk Hezerveld<br />

Ook deze kerk is herbestemd tot gezondheidscentrum. Deze centraalbouwkerk leende<br />

zich goed voor <strong>herbestemming</strong>. Reden daarvoor zijn de glas-in-lood bovenlichten in<br />

de kerkzaal. Door in de kerkzaal een verdieping te maken, ontstaat een fraai kleurenpalet<br />

in de nieuwe ruimte.<br />

ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

21


De Ark<br />

Het interieur en inventaris in de voormalige kerkzaal is behouden gebleven. De klokkentoren,<br />

de indeling <strong>van</strong> het pand zoals de kerkzaal op de eerste verdieping en de<br />

hellende glazen pui in de kopgevel zijn karakteristieken <strong>van</strong> deze voormalige wijkkerk.<br />

Doordat de ruimte die de kerk biedt voor zijn nieuwe functie ontoereikend was, is er<br />

veel bijgebouwd. Aan elke gevelzijde zijn uitbreidingen gerealiseerd. Wellicht zijn er<br />

aan het bouwvolume meer uitbreidingen toegevoegd dan het ontwerp <strong>van</strong> architect<br />

Wiegcher Kramer kon verdragen. Als voordeel <strong>van</strong> deze <strong>herbestemming</strong> kan wel<br />

worden aangedragen dat door bijgebouwen het interieur <strong>van</strong> de kerkzaal in oorspronkelijke<br />

staat kon worden behouden.<br />

Elimkerk<br />

De status als gemeentelijk monument heeft bijgedragen aan een zorgvuldige aanpak<br />

<strong>van</strong> de <strong>herbestemming</strong> <strong>van</strong> deze kerk. Dit heeft geleid tot handhaving <strong>van</strong> de originele<br />

stalen kozijnen. Door de vide is de lichtwerking in de kerkzaal beleefbaar. Het<br />

originele kerkinterieur is door een eerdere <strong>herbestemming</strong> helaas verdwenen.<br />

5.3 Overzicht bevindingen functie kunst, cultuur en amusement<br />

fig. 5.3:<br />

functiegroep kunst, cultuur en amusement. (auteurs,<br />

2009)<br />

Goffertkerk<br />

De nieuwe functie behoudt letterlijk de oorspronkelijke functie <strong>van</strong> het gebouw. Naast<br />

de functie kerk hadden de nevenruimtes een sociale functie. Deze functie is in deze<br />

voormalige kerk in zijn huidige vorm doorgezet. Het bevat een wijkcentrum en kinderdagverblijf.<br />

Kerkelijke kunst in de vorm <strong>van</strong> een doopraam is na <strong>herbestemming</strong> in<br />

nieuw ontwerp geïntegreerd.<br />

22 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

Stefanuskerk<br />

De <strong>herbestemming</strong> tot ‘cultuurhuis’ met theaterzaal, geluidsstudio en kantoren heeft<br />

de oorspronkelijke structuur <strong>van</strong> de kerk niet aangetast. Reden hiervoor is dat de<br />

functies die deze kerk oorspronkelijk had, tegenwoordig vrijwel overeenkomen. Waar<br />

vroeger een kerkzaal was is nu een theaterzaal. Waar vroeger dienstruimten waren,<br />

zijn nu kantoren. Een theaterzaal vereist een grote ruimte, evenals de kerkzaal. De<br />

kantoren vereisen lichtinval en ventilatie, evenals de voormalige dienstruimten.<br />

Een ander sterk punt <strong>van</strong> deze <strong>herbestemming</strong> is het vinden <strong>van</strong> een functie waar<br />

vraag naar is. Er is in Utrecht een grote vraag naar ruimten waar jongeren kunnen<br />

optreden en zich creatief kunnen uiten. Hierin voorziet stichting ZIMIHC. Daarnaast<br />

voldoet dit gebouw in de vraag <strong>van</strong> creatieve, niet-commerciële instellingen naar huisvesting.<br />

Aangezien deze organisaties vaak weinig financiële middelen hebben, kunnen<br />

deze geen (dure) nieuwe huisvesting veroorloven.<br />

Pniëlkerk<br />

Waar de Pniëlkerk ooit zijn functie verloor heeft deze zijn oorspronkelijke plaats in de<br />

samenleving teruggewonnen: zowel als herkenningspunt, maar ook door een in te<br />

spelen op de veranderde bevolkingssamenstelling.<br />

Josephkerk<br />

Een tijdelijk functie is niet goed voor het onderhoud <strong>van</strong> een kerk. Het kan wel een periode<br />

overbruggen en de schade minimaliseren. Een functie als klimhal kan bijzonder<br />

goed worden ingepast in de vaak hoge ruimten. De oorspronkelijke waarden <strong>van</strong> de<br />

kerk blijven in dit geval bijzonder goed intact en bevorderen een unieke sfeer die in<br />

deze ruimte heerst.<br />

Een uniek voorbeeld <strong>van</strong> een goed passende functie: voormalige kerk wordt museum.<br />

Het kerkinterieur gaat hierdoor fungeren als museumstuk. Deze functie is erg geschikt<br />

voor zijn stedenbouwkundige locatie. De kerk ligt in een Nagele, de ‘museumstad’<br />

gebouwd volgens functionalistische opvattingen <strong>van</strong> de 8 en Opbouw.


6. AANBEVELINGEN<br />

Aan de hand <strong>van</strong> de vooraf opgestelde functiegroepen ‘wonen’, ‘werken’ en ‘kunst,<br />

cultuur en amusement’ zijn de conclusies uitgewerkt. Alleereerst algemeen geformuleerd,<br />

daarnaast projectspecifiek geformuleerd per functiegroep.<br />

6.1 Algemene aanbevelingen<br />

1. De kerkgebonden roerende onderdelen lijken bij <strong>herbestemming</strong> niet te handhaven.<br />

Het blijkt niet altijd de stelregel te zijn. Bij de Nederlands Hervormde kerk in<br />

Ens is dit niet het geval. De inventaris zoals het orgel en enkele kerkbanken zijn hier<br />

namelijk nog aanwezig.<br />

2. Doos-in-doos constructies zijn het meest geschikt voor <strong>herbestemming</strong>. Het levert<br />

bouwfysisch en bouwtechnisch vaak grote voordelen op ten opzichte <strong>van</strong> inbouw.<br />

Daarnaast is het een reversibele bouwkundige oplossing.<br />

3. De beschermende status (gemeentelijk- of rijksmonument) <strong>van</strong> een kerk<br />

resulteert in vaak in succesvolle <strong>herbestemming</strong>sopgaven.<br />

4. Kunst is een essentieel onderdeel <strong>van</strong> wederopbouwarchitectuur. Behoud is essentieel<br />

en zou een uitgangspunt moeten zijn bij een <strong>herbestemming</strong>sontwerp. Hier wordt<br />

in de praktijk niet altijd voldoende belang aan gehecht.<br />

5. Grote kerken (kerken met meer dan 500 zitplaatsen) zijn veelal genoodzaakt om<br />

meerdere functies te huisvesten. Belangrijk is het om deze verschillende functies goed<br />

op elkaar af te stemmen. Een minder rendabele functie zoals een theater kan bijvoorbeeld<br />

worden gecompenseerd door kantoorhuur.<br />

6. De klokkenstoelen blijven praktisch altijd behouden, het klokkenspel wordt daarentegen<br />

vaak verwijderd. Er zou moeten worden getracht deze bij <strong>herbestemming</strong> te<br />

behouden.<br />

7. Aan de plaatsing <strong>van</strong> reclame-uitingen wordt niet altijd voldoende aandacht<br />

besteed. Uit respect voor het gebouw dient deze losstaand <strong>van</strong> het gebouw te worden<br />

geplaatst.<br />

8. Uit het project in Ens blijkt dat er een markt voor is voor ‘museale’ <strong>herbestemming</strong><br />

tot woningbouw. Voor vele kleine kerken kan dit een ideale oplossing bieden.<br />

6.2 Aanbevelingen functie ‘wonen’<br />

9. Binnen de functie ‘wonen’ zijn er de meeste verschillen tussen projecten<br />

waargenomen. De Opstandingskerk in Baarn is voorzien <strong>van</strong> veertien appartementen,<br />

terwijl de Nederlands hervormde kerk in Ens is voorzien <strong>van</strong> één woning. Om de<br />

ruimtewerking <strong>van</strong> de kerk zoveel mogelijk intact te laten, zal de voormalige kerkruimte<br />

niet dicht moeten worden gebouwd.<br />

10. Bij een woonfunctie levert daglichttoetreding vaak problemen op. Als de kerk is<br />

voorzien <strong>van</strong> een schuine kap, zullen daglichtopeningen hierin onvermijdelijk zijn. Hier<br />

heeft de voorkeur dat de openingen aan de niet-zichtbare zijde worden geplaatst en<br />

dakopbouwen zoals dakkapellen worden vermeden. Een geslaagd voorbeeld hier<strong>van</strong><br />

is de Opstandingskerk in Baarn.<br />

11. Langskerken zijn <strong>van</strong>wege de heldere stramienstructuur en rechthoekige vorm,<br />

ideaal voor appartementen.<br />

6.3 Aanbevelingen functie ‘werken’<br />

12. Een uitvaartcentrum en een kerk liggen qua functie dicht bij elkaar. Hierdoor kunnen<br />

onderdelen vaak behouden blijven. In het geval <strong>van</strong> het uitvaartcentrum in Baarn<br />

kon hierdoor de kerkzaal in zijn huidige functie bruikbaar blijven. Ook het kerkelijke<br />

inventaris, met als uitzondering het orgel, is nog steeds aanwezig.<br />

13. Een rouwcentrum dient voldoende parkeergelegenheid te hebben. Hierdoor is<br />

deze functie vrijwel alleen buitenstedelijk te huisvesten. (Pollman, 1995)<br />

14. Door toepassing <strong>van</strong> een doos-in-doos constructie kan de ruimtewerking in een<br />

voormalige kerkzaal nog steeds aanwezig blijven. Voorbeeld hier<strong>van</strong> is de Pius X kerk<br />

in Den Haag.<br />

15. De gemeentelijke monumentenstatus heeft een positieve werking op het behoud<br />

en de uitvoering <strong>van</strong> een <strong>herbestemming</strong>.<br />

6.4 Aanbevelingen kunst, cultuur en amusement<br />

16. Een afgewogen keuze in een mix <strong>van</strong> functies verhoogd de kans op een rendabele<br />

<strong>herbestemming</strong>.<br />

17. Een manier om de cultuurhistorische waarde volledig intact te laten is om er een<br />

museum <strong>van</strong> te maken. In de Sint Isodorus in Nagele is deze aanpak toegepast.<br />

18. Kerken met een centraalbouw opzet, lenen zich door hun arenavorm erg goed<br />

voor culturele functies zoals een theater. Deze zijn minder geschikt voor woningen.<br />

ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

23


7. CONCLUSIE<br />

In dit onderzoek stond de vraag centraal wat de relatie is tussen de <strong>herbestemming</strong>sfunctie<br />

en de cultuurhistorische waarde <strong>van</strong> <strong>wederopbouwkerken</strong>. Het blijkt dat deze<br />

vraag niet positief of negatief is te beantwoorden. In zijn algemeenheid kan worden<br />

geconcludeerd dat de cultuurhistorische waarde bij herbestemmen wordt aangetast.<br />

Het behoud <strong>van</strong> de kerkfunctie is met het oog op behoud <strong>van</strong> de cultuurhistorische<br />

waarden immers de beste ‘<strong>herbestemming</strong>’. Dit roept de vraag op hoe er met<br />

<strong>wederopbouwkerken</strong> moet worden omgegaan, de kerk moet immers worden<br />

veranderd <strong>van</strong> functie. In principe zou je hier met dezelfde zorgvuldigheid om moeten<br />

gaan als met historische monumenten. Zijn deze gebouwen niet immers de<br />

monumenten <strong>van</strong> de toekomst?<br />

Vaak resulteert een <strong>herbestemming</strong> in het volbouwen <strong>van</strong> de kerkzaal. De <strong>herbestemming</strong><br />

moet namelijk wel rendabel zijn. De ruimte- en lichtwerking wordt hierdoor<br />

aangetast, wat behoud <strong>van</strong> de cultuurhistorische waarden teniet doet.<br />

Eén <strong>van</strong> de belangrijkste conclusies <strong>van</strong> ons onderzoek, wellicht voor de hand liggend,<br />

is licht- en ruimtewerking. De licht- en ruimtewerking in kerken is één <strong>van</strong> de belangrijkste<br />

kenmerken <strong>van</strong> kerken. Door deze in een <strong>herbestemming</strong> te integreren wordt<br />

cultuurhistorische waarde voor een groot deel gerespecteerd. Zorgvuldige<br />

detaillering en integratie <strong>van</strong> de aanwezige kunst is ook een aandachtspunt. Het is<br />

vaakvoorkomend dat de architect veel aandacht besteedde aan materiaalgebruik en<br />

detaillering. De nieuwe inbouw zou dezelfde hoge afwerkingsgraad moeten<br />

bezitten. Belangrijk is hierbij wel dat de inbouw niet overheerst. De nadruk zou immers<br />

bij het kerkgebouw moeten liggen. Ook zal de kunst (denk hierbij bijvoorbeeld aan<br />

gekleurde glasstenen, sgraffito’s en glas-in-beton) zoveel mogelijk moeten worden<br />

geintegreerd. De onroerende goederen zijn hierbij makkelijker te integreren dan de<br />

roerende. Bij de praktijkcasus is gebleken dat dit <strong>van</strong>wege complexe programma’s<br />

<strong>van</strong> eisen niet altijd realiseerbaar is. Zaak is het dan ook om voor een <strong>herbestemming</strong>sontwerp<br />

de cultuurhistorisch waardevolle bouwkundige elementen voortijdig te<br />

omschrijven en te verwerken in een planontwerp.<br />

24 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN


8. PROJECTCASUS<br />

8.1 Keuze <strong>van</strong> projectcasus<br />

Via diverse media hebben wij gezocht naar een geschikte projectcasus. Er is gezocht<br />

naar een kerk die kampt met het probleem <strong>van</strong> leegstand en die <strong>van</strong>uit cultuurhistorisch<br />

oogpunt waardevol is om te behouden. Om tot een goed besluit voor een<br />

geschikte casus te komen was medewerking <strong>van</strong> de eigenaren of gemeente een<br />

belangrijk criteria. Het gebouw moest in ieder geval worden bezocht om het gebouw<br />

voldoende te kunnen ervaren. Tot slot waren de beschikbaarheid <strong>van</strong> bouwtekeningen<br />

<strong>van</strong> de bestaande situatie en eventueel historisch beeldmateriaal noodzakelijk.<br />

Er zijn diverse organisaties die zich inzetten voor het behoud <strong>van</strong> kerkgebouwen. De<br />

Taskforce Toekomst Kerkgebouwen is hier één <strong>van</strong>. Op de website <strong>van</strong> de Taskforce<br />

Toekomst Kerkgebouwen worden bedreigde kerken op een urgentielijst weergegeven.<br />

Bij nader onderzoek bleek de Christus Koningkerk een bijzonder voorbeeld te zijn (op<br />

preselectie voor rijksbescherming <strong>van</strong> naoorlogs erfgoed) <strong>van</strong> een wederopbouwkerk<br />

die voldeed aan onze eisen. De eventuele sloop <strong>van</strong> dit project maakt de projectcasus<br />

nog uitdagender.<br />

Ondanks scheiding <strong>van</strong> kerk en staat blijkt deze kerk een roerig onderwerp te zijn binnen<br />

de Heerlense lokale politiek. De eigenaren <strong>van</strong> de kerk willen na een aantal jaren<br />

<strong>van</strong> leegstand het gebouw slopen om verder verval te voorkomen. Betonrot in combinatie<br />

met een te gering onderhoudsbudget is hierbij één <strong>van</strong> de argumenten.<br />

Er zijn echter mensen die zich inzetten voor behoud <strong>van</strong> de kerk. Het Cuypersgenootschap<br />

en de Taskforce Toekomst Kerkgebouwen pleiten voor behoud. Er is inmiddels<br />

een aanvraag gedaan voor een gemeentelijke monumentenstatus.<br />

8.2 Algemene gegevens Christus Koningkerk<br />

Naam: Christus koningkerk<br />

Status: Geen<br />

Kadastrale gegevens: 01 O 01734<br />

Straat: Zeslandenstraat 12<br />

Wijk: Vrieheide<br />

Stad: Heerlen<br />

Gemeente: Heerlen<br />

Provincie: Limburg<br />

Coördinaten: Breedtegraad: 50°55’19.80”N<br />

Lengtegraad: 5°57’55.40”O<br />

Eigenaar: Parochie Christus Koning<br />

Architect: Jozef Fanchamps<br />

Kunstenaar: Libert Ramaekers (mozaïekkunst op devotiekapel)<br />

Aannemer: Vaboma<br />

Typologie: Centraalbouw plattegrond met centraal banken<br />

plan, het gebouw is te omschrijven als<br />

verdiepingskerk.<br />

Dimensionering: kerkgebouw: 30mx30m, 1000 zitplaatsen,<br />

Toren: 4mx6mx34m.<br />

Bouwjaar: 1964 (vier jaar bouwtijd, oorspronkelijke planning<br />

één jaar), in gebruik genomen op 25 juli 1965.<br />

Bouwkosten: f 825.000, incl. inventaris en pastorie, renovatie in<br />

jaren 80: f 1.055.000.<br />

Geloofsstroming: Rooms-Katholiek<br />

Parochie / Gemeente: Christus Koning<br />

Decanaat / kerkverband: Heerlen<br />

Onttrokken aan eredienst: 2004<br />

(diverse krantenartikelen / www.toekomstkerkgebouwen.nl)<br />

ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

25


8.3 foto’s in- en exterieur<br />

fig. 8.1:<br />

Voorgevel entree met klokkentoren. (auteurs, 2009)<br />

fig. 8.3:<br />

De pastorie is losstaand <strong>van</strong> de kerk en bezit aan de<br />

achterzijde dezelfde glazenbouwsteenelementen als het kerkgebouw.<br />

(auteurs, 2009)<br />

26 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

fig. 8.2:<br />

De zij-entree ter plaatse <strong>van</strong> de zuidgevel. (auteurs, 2009)<br />

fig. 8.4:<br />

De zij-entree die toegang biedt tot de dagkapel ter plaatse<br />

<strong>van</strong> het sousterain. (auteurs, 2009)


fig. 8.5:<br />

Panorama in de kerkzaal, genomen <strong>van</strong> bordes in huidige situatie (auteurs, 2009)<br />

fig. 8.6:<br />

Dagkapel ten tijde <strong>van</strong> ingebruikname (Van Daal, 1996)<br />

fig. 8.7:<br />

Zij-altaren in de dagkapel in huidige situatie. (auteurs, 2009)<br />

ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

27


8.4 Cultuur- en bouwhistorische analyse<br />

Voordat er een ontwerp kan worden gemaakt, dienen eerst randvoorwaarden te<br />

worden opgesteld. Hierbij staan de nieuwe functie en de cultuurhistorische waarden<br />

centraal. Deze worden in dit hoofdstuk omschreven. Er wordt een beeld geschept over<br />

het kerkgebouw en zijn gebruiksgeschiedenis.<br />

8.3.1 Gegevens over de architect<br />

De architect Josef Fanchamps werd in 1912 in Kerkrade geboren. Na de MTS in<br />

Heerlen te hebben gevolgd, werd hij opzichter bij de gemeentes Simpelveld in Kerkrade.<br />

Vanaf 1941 vervolgde Fanchamps zijn studie aan de Technische Hochschule in<br />

Aken. Na deze studie vestigde hij zich omstreeks 1945 als architect in Kerkrade. Zijn<br />

eerste kerken bouwde hij in Schaesberg (nu Landgraaf) en Kerkrade, hiermee een<br />

nieuw impuls gevend aan de Limburgse kerkarchitectuur. Fanchamps beschouwde het<br />

ontwerpen <strong>van</strong> een kerk als een creatief proces, waarin rationele en emotionele lijnen<br />

samenkomen. Opmerkelijk voor zijn kerkenbouw was dat zijn kerken vaak moderner<br />

waren dan <strong>van</strong> zijn collega-architecten. Fanchamps overleed op 2 juni 1982. (Jacobs<br />

en Wiekart, 2003)<br />

Oeuvre (kerken, niet chronologisch)<br />

• Christus Koningkerk, Heerlen<br />

• Josephkerk, Heerlen<br />

• Jozefkerk, Smakt<br />

• Agneskerk, Bunde<br />

• Maria Gorettikerk, Nuland<br />

• Antonius <strong>van</strong> Paduakerk, Blerick<br />

• Bernadettekerk, Sittard<br />

• Barbarakerk, Kakert<br />

• Jozef en Norbertuskerk, Kerkrade<br />

• Michaelkerk, Eikske<br />

8.3.2 Bouwgeschiedenis omgeving (chronologisch)<br />

• 1959: Start uitbreidingswijk ‘Nieuw Einde’;<br />

• 1961: Eerste ontwerp kerk door Fanchamps;<br />

• medio 1961: Toestemming bouw;<br />

• 1964: Oplevering kerk;<br />

• 1965: Ingebruikname <strong>van</strong> kerk;<br />

• 1984: Renovatie kerk.<br />

28 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

8.3.3 Stedenbouwkundige analyse<br />

De Christus Koningkerk is gesitueerd in de wijk Vrieheide in Heerlen. Deze wijk bestaat<br />

uit karakteristieke betonnen woningen en enkele flats. De kerk is centraal gelegen in<br />

de wijk.<br />

De kerk ligt aan een groot plein. De entree <strong>van</strong> de kerk is hierop georiënteerd. Het<br />

kerkgebouw met pastorie ligt in een glooiend landschap en is door zijn hoge ligging<br />

goed zichtbaar <strong>van</strong>uit meerdere kanten (met name de klokkentoren). Een belangrijke<br />

verkeersader loopt langs de kerk en doorkruist de wijk. Langs deze wegen en bebouwing<br />

zijn een aantal belangrijke zichtlijnen te vinden. Vlakbij de kerk is een zand<br />

groeve gesitueerd waarbij een waterpartij is ontstaan. Er zijn veel groene voorzieningen<br />

in de vorm <strong>van</strong> beplanting en bomen te vinden in de directe omgeving <strong>van</strong> de<br />

kerk. Vrieheide blijkt vlakbij de Brunssemse heide te liggen.(zie tekeningen in bijlagen)<br />

fig. 8.8:<br />

Stedenbouwkundige analyse (bron onderlegger; gemeente Heerlen)<br />

8.3.4 Cultuurhistorische achtergronden<br />

In 1959 gaf de gemeente Heerlen de stadsuitbreidingsplannen voor de naoorlogse<br />

wijk Vrieheide een nieuwe uitstraling. In tegenstelling tot het dorpse karakter <strong>van</strong> de<br />

voormalige mijnkolonie, werd er een wijk met een meer stadse uitstraling gerealiseerd.<br />

Door deze uitbreiding werd de toenmalige vooroorlogse Christus Koningkerk te<br />

klein, had mijnschade en moest wijken voor het nieuwe ontwerp <strong>van</strong> Fanchamps. De<br />

Christus Koningkerk is niet op hetzelfde kavel gebouwd, wel in dezelfde wijk.


Dit leidde ertoe dat Fanchamps in 1961 met een eerste ontwerp kwam. De schaal en<br />

grootte werd afgestemd op 1150 rooms katholieke gezinnen. (Limburgs Dagblad,<br />

1965) In nog hetzelfde jaar kwam toestemming voor de bouw. Deze kerk werd in ruim<br />

drie jaar gebouwd (in tegenstelling tot één jaar, wat gepland was), waarna de eerste<br />

steenlegging op 25 juli 1965 plaatsvond.<br />

fig. 8.9:<br />

Prentbriefkaart, omstreeks 1950. (gebr. Simons,<br />

Ubach over Worms, stadsarchief Heerlen)<br />

fig. 8.10:<br />

Prentbriefkaart met Navolaan met op de achtergrond<br />

de toren <strong>van</strong> de Christus Koningkerk, omstreeks<br />

1964. (Drogisterij Vrieheide, stadsarchief<br />

Heerlen)<br />

8.3.5 Ontwerpprincipes<br />

Fanchamps had een duidelijke visie over de Christus Koningkerk. Hij liet zich<br />

hierbij inspireren door het bijbelboek Openbaringen (openbaringen 21). Hierin wordt<br />

een toekomstige stad <strong>van</strong> god op een berg omschreven. Een aantal zaken uit dit verhaal<br />

zijn bijna letterlijk terug te vinden in het ontwerp. De stad is even lang als breed,<br />

er zijn hoge muren <strong>van</strong> edelstenen, als glas. In die stad woont<br />

God in het midden, tussen de mensen. (Nederlands Bijbelgenootschap) Dit werd door<br />

Fanchamps vormgegeven door hoge muren <strong>van</strong> beton en glas en in het midden een<br />

altaar met daaromheen banken. De locatie is ook een directe overeenkomst tussen<br />

het Bijbelverhaal en de situatie in Heerlen.<br />

8.3.6 Liturgische kenmerken<br />

fig. 8.11:<br />

Panoramafoto <strong>van</strong> de mozaïek op de devotiekapel. (auteurs, 2009)<br />

Exterieur<br />

De devotie- ofwel doopkapel ter plaatse <strong>van</strong> de entree is voorzien een mozaïek met<br />

een bijbelse voorstelling. De kunstenaar Libert Ramaekers heeft hier de intocht <strong>van</strong><br />

Christus Koning in Jeruzalem afgebeeld.<br />

ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

29


Interieur<br />

• Bovenkerk<br />

Bijzonder aan het interieur was de opstelling <strong>van</strong> de tabernakel en de ambon.<br />

De tabernakel is een (meestal rijk versierde) vierkante of rechthoekige kluis op<br />

het sacramentsaltaar waarin het Allerheiligste bewaard wordt. De ambon is een<br />

lessenaar op het priesterkoor, waar schriftlezingen en gebeden worden gedaan<br />

en de preek wordt gehouden. (Van Dale, 2009) Deze belangrijke kerkelijke<br />

onderdelen stonden op een verhoging achter de priester. Deze opstelling vond<br />

in Nederland weinig toepassing. In het midden <strong>van</strong> de ruimte bevindt zich het<br />

priesterkoor op het supedaneum. Het supedaneum is Latijn voor voetbodem of<br />

verhoging. (Van Dale, 2009) In de bovenkerk heeft een bankenplan met een<br />

centrale opzet en bezit ongeveer 800 zitplaatsen.<br />

• Sousterrain<br />

In het souterrain was de dagkerk met een aantal nevenruimten gesitueerd.<br />

Deze dagkerk heeft kleinere afmetingen waardoor dit een terugliggend bouwvolume<br />

is. Het bankenplan in deze kerk heeft een basilicale opzet, in tegenstelling<br />

tot de bovenkerk. Het biedt plaats aan 100 kerkgangers. In de dagkapel<br />

zijn biechtstoelen en een doopaltaren ondergebracht.<br />

8.3.7 Architectonische kenmerken<br />

Het exterieur <strong>van</strong> de kerk oogt functionalistisch. De opvatting Form Follows<br />

Function <strong>van</strong> Louis Sulli<strong>van</strong> die aan het functionalisme ten grondslag ligt, is op<br />

dit gebouw <strong>van</strong> toepassing. De vorm moet een afspiegeling zijn <strong>van</strong> bijvoorbeeld<br />

de constructie, materiaal toepassen enkel <strong>van</strong>wege zijn schoonheid is niet<br />

toegestaan. Het gebouw met zijn constructie is zowel aan de binnenzijde als<br />

aan de<br />

buitenzijde duidelijk herkenbaar. Het bestaat uit een kolomstructuur opgenomen<br />

in de vliesgevel. De kerkzaal zelf heeft een kolomvrije ruimte. Om dit te<br />

bereiken heeft de architect een stalen vakwerkconstructie (lensligger) toegepast.<br />

Deze is boogvormig ontworpen, wat ook tot uiting komt in de vormentaal <strong>van</strong><br />

het plafond en dak.<br />

8.3.8 Ensemble<br />

Naast het ontwerp <strong>van</strong> het kerkgebouw zijn er door Fanchamps ook bijgebouwen<br />

ontworpen. Hier<strong>van</strong> maakt de pastorie en klokkentoren deel uit. De pastorie<br />

bestaat uit twee verdiepingen en is tegenwoordig nog aanwezig. De klokkentoren<br />

is 34 meter hoog. Op de maquette is een supermarkt opgenomen. De<br />

supermarkt is inmiddels gesloopt.<br />

30 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

fig. 8.14:<br />

Moderne<br />

interpretatie <strong>van</strong><br />

glas-in-lood.<br />

(auteurs, 2009)<br />

8.3.9 Materiaalgebruik<br />

Exterieur<br />

De gevels zijn opgebouwd uit 8200 schokbetonnen gevelcassettes (422 mm<br />

x 422 mm, maat uit bouwkundige details), met hierin glazen bouwstenen.<br />

Plaatselijk zijn gekleurde ruiten op de glazen bouwstenen gelijmd. Ook zijn<br />

enkele glazen bouwstenen dichtgezet, zodat een relief aan de buitengevel<br />

zichtbaar is. Dit relief is zichtbaar op fig 8.13. Een foto genomen vlak voor<br />

oplevering.<br />

Interieur<br />

De vloerbedekking <strong>van</strong> de opbouw <strong>van</strong> het altaar is <strong>van</strong> zwarte colovinyltegels.<br />

Het spaarzame kleurgebruik wat is toegepast, is uitgevoerd in de olijfgroene<br />

tegels en de gekleurde glazenbouwstenen aan de binnenzijde. Het plafond<br />

is met hout beschoten en is voorzien <strong>van</strong> een groot rood/oranje vierkant met<br />

verlichting.<br />

fig. 8.12:<br />

Stedenbouwkundig ensemble (Limburgs Dagblad,<br />

1962)<br />

fig. 8.13:<br />

Situatie vlak voor oplevering. (Limburgs Dagblad,<br />

1965)


8.3.10 Bouwtechnische ontwikkelingen<br />

Aangezien de gevelcassettes in grote hoeveelheden diende te worden geproduceerd,<br />

werd er voor gekozen de elementen in prefab uit te voeren.<br />

De firma Schokbeton produceerde hiervoor geprefabriceerde betonelementen. Dit<br />

werd uitgevoerd volgens het schokbetonprocedé waarbij het beton door trilling beter<br />

werd verdicht. Dit zorgde voor een sterker beton waardoor er slanker kon worden<br />

gedimensioneerd.<br />

Schokbeton is superbeton<br />

Tijdens ons afstudeertraject hebben ik het product schokbeton<br />

bestudeerd, om zo meer inzicht te krijgen in het product, de<br />

manier waarop het is gefabriceerd en de rol die schokbeton<br />

heeft gehad in de Nederlandse na-oorlogse architectuur.<br />

Dit met als doel om de cultuurhistorische waarde <strong>van</strong> de gevel<br />

te onderzoeken. Hieronder een schets <strong>van</strong> de historie <strong>van</strong> het<br />

product Schokbeton.<br />

fig. 8.15:<br />

Schokbeton is superbeton.<br />

(Van Zuijlen, 2004)<br />

‘Schokbeton is Superbeton’: deze reclameleuze was is de jaren 30 en 40 vaak te<br />

vinden op informatiefolders <strong>van</strong> de Nederlandse firma Schokbeton die in 1932 als<br />

Naamloze Vennootschap werd opgericht. In 1935 vroegen de oprichters <strong>van</strong> deze<br />

firma, de heren Lieve en Leeuwerik, een octrooi aan op ‘de werkwijze en machine<br />

voor de vervaardiging <strong>van</strong> betonwaren onder aanwending <strong>van</strong> schokken’<br />

In de jaren 30 bezat men al de kennis dat beton compacter en steviger werd naarmate<br />

men het beton verdicht door middel <strong>van</strong> trillingen. Met de Schokbeton methodiek<br />

kon het beton met behulp <strong>van</strong> een schokmachine in de fabriek mechanisch<br />

worden verdicht. De Bouwkundige Encyclopedie uit 1955 omschreef het als volgt:<br />

“SCHOKBETON is beton, gewapend beton of voorgespannen beton dat een grote<br />

vastheid en dichtheid heeft verkregen door de specie met behulp <strong>van</strong> een schokmachine<br />

mechanisch te verdichten. De aardvochtige specie wordt daartoe laagsgewijs<br />

aangebracht in een mal, die stevig op een schoktafel is bevestigd. Deze wordt door<br />

middel <strong>van</strong> keeprollen schokkend op en neer bewogen totdat het water boven komt.<br />

Direct na het schokken kan de mal worden verwijderd. Schokbeton wordt in de fabriek<br />

verwerkt tot zoveel mogelijk gestandaardiseerde betonproducten als heipalen,<br />

damwanden, opzetters, lateien, vloerliggers, keermuurstukken, spanten, kozijnen en<br />

velerlei elementen voor de montagebouw.”<br />

8.3.11 Huidige bouwtechnische staat<br />

De kerk verkeerde in 1973 al in zeer slechte staat. De in beton gevatte glazen<br />

bouwstenen lekten tussen de voegen, zodanig dat er aan de binnenzijde goten<br />

werden geplaatst om het water af te voeren. Een ander bouwkundig probleem<br />

is betonrot. Dit ontstaat door een te geringe dekking <strong>van</strong> het wapeningsstaal<br />

in het beton. Bij de dragende onderdelen zoals constructieve elementen vormt<br />

dit vooral een probleem. Al sinds 1977 zijn er plannen om de kerk te slopen.<br />

Dit had te maken met het feit dat de kerk nauwelijks meer werd gebruikt. De<br />

dagkerk was groot genoeg voor het bezoekersaantal in de drukste dagen. De<br />

bovenkerk werd enkel bij uitzondering gebruikt. Toch werd in 1984 besloten om<br />

de kerk op te knappen. Tijdens deze verbouwing heeft men in het interieur zeer<br />

grote wijzigingen aangebracht. Het architectenbureau NCIV heeft hiervoor het<br />

ontwerp gemaakt. De volgende ingrepen zijn uitgevoerd:<br />

• Sluitmuur (‘aandachtswand’) geplaatst aan de zijde <strong>van</strong> de trappen;<br />

• Het supedaneum (verhoging) werd uitgebreid naar verhoging tabernakel/<br />

ambon;<br />

• Het centrale bankenplan werd aangepast;<br />

• Glazen bouwsteengevels werden binnen voorzien <strong>van</strong> een wand met<br />

isolatie voor het tegengaan <strong>van</strong> licht- en koudestraling;<br />

• Boeiboorden zijn ver<strong>van</strong>gen door trespa beplating;<br />

• De onderzijde (plint) was oorspronkelijk voorzien <strong>van</strong> glazen bouwstenen,<br />

is ver<strong>van</strong>gen door metselwerk;<br />

• Originele tabernakel en ambon zijn ver<strong>van</strong>gen voor nieuwe varianten.<br />

ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

31


8.4 Waardestelling<br />

De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) heeft werknemers in dienst die een<br />

waardestelling kunnen uitspreken over potentiële monumentale projecten. De RCE<br />

heeft in een brief naar de gemeente Heerlen een waardestelling met betrekking tot de<br />

Christus Koningkerk opgesteld. (Otten, advies RACM juli 2008) In deze brief motiveert<br />

de RCE (voormalig RACM) waarom deze kerk moet worden behouden voor sloop.<br />

Vanwege een juridische grens <strong>van</strong> 50 jaar oud kan de RCE niet overgaan tot aanwijzing<br />

als rijksmonument. Hierbij wordt verzocht de kerk op de gemeentelijke monumentenlijst<br />

te zetten.Hieronder volgen enkele citaten uit de brief:<br />

‘Dit is een <strong>van</strong> de weinige naoorlogse wijken waar het landschap als onderlegger voor<br />

een nieuwe wijk is gebruikt.‘<br />

‘Zowel de architectuurhistorische waarde <strong>van</strong> de Christus Koningkerk als de stedenbouwkundige<br />

waarde <strong>van</strong> de wijk Vrieheide zijn op landelijk niveau bijzonder groot.<br />

De verschijningsvorm <strong>van</strong> de kerk alsmede het ontwerp <strong>van</strong> de wijk zijn in Nederland<br />

uniek.’<br />

‘Benadrukt moet worden dat de Christus Koningkerk een hoge zeldzaamheidswaarde<br />

heeft <strong>van</strong>wege de bijzondere architectuur, de stedenbouwkundige ligging in de wijk<br />

Vrieheide en de samenhang met de woningen. Deze kerk behoort zonder meer tot de<br />

top <strong>van</strong> de <strong>wederopbouwkerken</strong>.’<br />

Op basis <strong>van</strong> de kennis die wij hebben opgedaan in ons onderzoek bij de RCE, is er<br />

door onszelf een waardestelling opgemaakt.<br />

Externe waardestelling (opgesteld door auteurs)<br />

De architect Fanchamps heeft landelijk weinig bekendheid. Zijn projecten zijn veelal in<br />

Limburg gebouwd. In deze streek geniet hij daarom bekendheid. Zijn werk staat erg<br />

onder druk. Zijn kerken uit Landgraaf en Kerkrade-Nulland worden ook met de sloop<br />

bedreigd. (www.historischearchitectuur.nl, mei 2009) Wanneer gekeken wordt naar het<br />

oeuvre <strong>van</strong> Fanchamps kan worden geconcludeerd dat de Christus Koningkerk daarin<br />

uniek is. Enkele gebouwonderdelen zijn herkenbaar terug te vinden in eerdere projecten.<br />

Een voorbeeld is de toren die in de Heilige Agneskerk in Bunde is toegepast.<br />

Deze kerk is qua materiaaltoepassing en draagconstructie een uniek voorbeeld en<br />

vertegenwoordigt daarmee een bouwhistorische waarde. De integratie <strong>van</strong> kunst is<br />

een zeer herkenbaar thema wat zich in de wederopbouw heeft ontwikkeld en hier ook<br />

is toegepast. Dit uit zich bijvoorbeeld in de mozaïek aan de buitenzijde <strong>van</strong> de devotiekapel.<br />

32 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

De stedenbouwkundige samenhang is nog altijd goed herkenbaar <strong>van</strong>wege het<br />

feit dat de omliggende bebouwing nog steeds aanwezig is. Deze is echter helaas in<br />

slechte bouwtechnische staat, waardoor de toekomst hier<strong>van</strong> ter discussie komt te<br />

staan. De omliggende wijk is een zeldzaam voorbeeld <strong>van</strong> een stedenbouwkundig<br />

ontwerp waarbij het glooiende landschap is gebruikt als stedenbouwkundige onderlegger.<br />

De kerk heeft een stedenbouwkundige waarde <strong>van</strong>wege zijn markante ligging<br />

op een heuvel in de wijk.<br />

Interne waardestelling (opgesteld door auteurs)<br />

Kerkgebouw<br />

De kerk heeft een bouw- en architectuurhistorische waarde <strong>van</strong>wege het zichtbaar<br />

maken <strong>van</strong> de constructieonderdelen (functionalistische, zakelijke vormgeving), de<br />

voor die tijd moderne bouwtechniek (Schokbeton en kolomvrije ruimte) en enorm<br />

open ruimte <strong>van</strong> de kerkzaal (30x30x14m). De renovatie in 1984, waarbij het supedaneum<br />

werd uitgebreid en het centrale bankenplan werd ver<strong>van</strong>gen, doet afbreuk aan<br />

een aantal bouwhistorische waarden.<br />

Toren<br />

De toren is losstaand en daarmee exemplarisch voor naoorlogse kerkbouw. Door zijn<br />

functionalistische uiterlijk sluit het aan bij het kerkgebouw en draagt de toren bij aan<br />

de hoge architectonische waarde <strong>van</strong> het project.<br />

Pastorie<br />

De pastorie maakt onderdeel uit <strong>van</strong> het kerkelijke ensemble. De waarde <strong>van</strong> het<br />

ensemble kerkgebouw, klokkentoren en pastorie blijft het hoogste wanneer ook de<br />

pastorie in de verschijningsvorm wordt behouden.


8.5 Bouwtechnische analyse<br />

8.5.1 De constructieve opzet <strong>van</strong> de Christus Koningkerk<br />

Wanneer wordt teruggevallen op de basiselementen, de hoofddraagconstructie, is de<br />

essentie <strong>van</strong> de constructieve opzet <strong>van</strong> het gebouw zeer duidelijk. Alle elementen vormen<br />

gezamenlijk een hoekig bouwvolume die is opgebouwd uit een stramien <strong>van</strong> vijf<br />

meter. Bij de onderstaande omschrijving behoren constructieschetsen die zijn te vinden<br />

in de bijlagen.<br />

Maatvoering<br />

De gehele kerk is opgebouwd uit een stramien <strong>van</strong> 5m. Om dit stramien heen is een<br />

halve stramien toegevoegd <strong>van</strong> 2,5 m. De gevel <strong>van</strong> de kerk is als het halverwege<br />

de laatste stramienen geplaatst. Deze maatvoering <strong>van</strong> vijf meter vertaald zich in alle<br />

overige maten <strong>van</strong> het gebouw. De trilbetoncassetten bijvoorbeeld. Aangezien de<br />

gevel praktisch gezien volledig is opgebouwd uit trilbetoncassetten moeten ook deze<br />

cassetten in maatvoering worden afgestemd op de draagstructuur. Er zitten 11 cassetten<br />

in één stramien <strong>van</strong> vijf strekkende meters.<br />

fig. 8.16:<br />

Stramienmaten maakt de constructieve opzet zijn duidelijk zichtbaar. (auteur,<br />

2009)<br />

De verdeling <strong>van</strong> de kerk in verticale richting is afgestemd op de heuvelrug waartegen<br />

het gebouw ligt. Zo zijn er als het ware twee verdiepingen die beide op begane grond<br />

niveau kunnen worden betreden. Het sousterrain ligt dus gedeeltelijk in de heuvel.<br />

fig. 8.17: dakconstructie. (auteur, 2009)<br />

Materialisering<br />

Voor de volledige draagstructuur is gebruik gemaakt <strong>van</strong> de materialen beton en<br />

staal. De dakconstructie bestaat uit een stalen vakwerkconstructie. De kolommen,<br />

vloeren en borstweringen zijn <strong>van</strong> beton. In het sousterrain zijn enkele wanden opgetrokken<br />

uit metselwerk in diverse dikten.<br />

Dakconstructie<br />

Oorspronkelijk is de dakconstructie getekend als een vloeiend ovale houten vakwerkconstructie.<br />

Tijdens een werkbezoek merkte wij echter op dat er een stalen vakwerk is<br />

uitgevoerd die bestaat uit stalen strips en stalen hoekprofielen. Deze stalen vakwerkliggers<br />

werken in combinatie met een secundaire houten constructie voor voldoende<br />

constructieve draagkracht. Door te kiezen voor deze dakconstructie bleek het mogelijk<br />

om de ruimte in de kerkzaal volledig kolomvrij te houden.<br />

ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

33


Kolommenstructuur<br />

Op de plattegronden is een dubbele kolommenstructuur zichtbaar <strong>van</strong> een rij <strong>van</strong> 6<br />

kolommen die langs elke gevel zijn gesitueerd. Behalve een constructieve functie hebben<br />

de kolommen ook een esthetische functie in het gevelbeeld <strong>van</strong> binnen en buiten.<br />

De kolommen dragen het dak en de gevel. De kolommen werken als schijven <strong>van</strong><br />

1,30 m: binnen én buiten de gevel is een kolom ontworpen die onderling is gekoppeld.<br />

De dimensionering <strong>van</strong> de kolommen heeft direct invloed op het<br />

ontwerp <strong>van</strong> de trilbetoncassetten. De verbinding tussen binnen en buitenkolom heeft<br />

de maat <strong>van</strong> een omkadering <strong>van</strong> een trilbetoncassette.<br />

fig. 8.18:<br />

De dwarsverbinding tussen binnen- en buitenkolom bepaald mede de<br />

afmeting <strong>van</strong> de cassetten. (auteur, 2009)<br />

Vloeren<br />

De betonnen vloeren <strong>van</strong> het gebouw zijn gesitueerd op twee delen: een sousterrain<br />

en een bovenkerk. De belasting op de vloer in de bovenkerk zorgt ervoor dat er kolommen<br />

onder de vloer moeten worden geplaatst. Wanneer de kerkzaal vol is zijn de<br />

belastingen namelijk te groot om een overspanning <strong>van</strong> 30 meter te realiseren. Tussen<br />

deze kolommen zijn liggers geplaatst vlak onder de vloer <strong>van</strong> de bovenkerk die de vijf<br />

meter tussen elke kolom overspant.<br />

In de kerkzaal is een balkon ontworpen die in de ruimte ‘hangt’. Deze wordt ondersteund<br />

door een tweetal liggers die aansluiten op de hoofddraagconstructie (kolommen)<br />

en het niveau <strong>van</strong> het dakvlak <strong>van</strong> de kapel die is gesitueerd bij de entree. Door<br />

een stijve kern toe te voegen waarin trappenhuis en schoorsteen is gesitueerd blijft het<br />

betonnen balkon stabiel.<br />

34 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

fig. 8.19:<br />

De samenwerking <strong>van</strong> verschillende constructieonderdelen is goed zichtbaar<br />

in de doorsnede. Zie tekeningen in de bijlagen. (auteur, 2009)<br />

Krachtenafdracht<br />

De krachten die <strong>van</strong>af het dak komen worden overgedragen aan de vakwerkconstructie<br />

die is opgelegd in een betonnen borstwering ter hoogte <strong>van</strong> de dakrand. Deze<br />

dakrand loopt volledig rondom het gebouw en verdeeld de krachten over de kolommenstructuur.<br />

Daarnaast brengt de borstwering een verband tussen de gevelkolommen.<br />

De gevelkolommen brengen vervolgens de krachten over op de funderingsbalken<br />

waarbij ook de windbelasting <strong>van</strong> de gevel moet worden opgeteld. Ter hoogte <strong>van</strong><br />

de bovenkerk is wederom een betonnen borstwering te vinden die de afstand tussen<br />

de kolommen overbrugt. De fundering <strong>van</strong> het gebouw volgt de vormgeving <strong>van</strong> de<br />

kolommen. Het bestaat uit staande schijven waarop de binnen en buitenkolom rusten.<br />

Deze schijven staan op een verbreedde plaat die in het zand ligt.<br />

De stabiliteit <strong>van</strong> de constructie volgt uit de samenwerking <strong>van</strong> de trilbetoncassetten en<br />

de schijfwerking <strong>van</strong> de kolommenstructuur. (Teeken Beckers Architecten BV, 2000) Het<br />

dak is hierbij niet benodigd en draagt dus puur de eigen belasting en de veranderlijke<br />

belastingen op het dakvlak.


Beoordeling <strong>van</strong> de draagconstructie<br />

Ingenieursbureau <strong>van</strong> der Werf en Nass BV heeft in november 2000 een advies<br />

gegeven over een eventuele <strong>herbestemming</strong> <strong>van</strong> de Christus Koningkerk. Zij<br />

beoordeelden de trilbetoncassetten ‘<strong>van</strong> goede kwaliteit’. Daarnaast is met een<br />

Schmidthamer onderzocht wat de kwaliteit is <strong>van</strong> het beton. Hieruit is gebleken dat<br />

B25 (normaal constructiebeton) de minimale klasse is waarbinnen het beton <strong>van</strong> de<br />

dragende kolommen valt. Tegenwoordig wordt deze betonklasse anders genoemd.<br />

Het beton zal conform huidige klassering minimaal voldoen aan C20 / 25. (Ingenieursbureau<br />

<strong>van</strong> der Werf en Nass, 2000)<br />

In de ontwikkeling <strong>van</strong> de omliggende buurt is rekening gehouden met eventuele mijnschade<br />

die zou kunnen ontstaan aan de woningen. Mijnschade uit zich voornamelijk<br />

in scheuren in wanden en vloeren. Dit is ten gevolge <strong>van</strong> verzakkingen die zijn ontstaan<br />

na alle afgravingen die zijn gedaan in de omgeving <strong>van</strong> Heerlen. De mogelijkheid<br />

<strong>van</strong> mijnschade lijkt in de ontwikkeling <strong>van</strong> de Christus Koningkerk meegenomen:<br />

in de gevel is geen mijnschade zichtbaar. Het bureau stelt: ‘Daar er in de gevels<br />

geen tekenen zijn <strong>van</strong> zettingen, wordt aangenomen dat de fundering deugdelijk is.<br />

Ook de constructie <strong>van</strong> de klokkentoren is nog goed <strong>van</strong> kwaliteit.’<br />

Conclusie gesprek Kees Vermeulen, directeur Balm BV.<br />

De constructieve elementen <strong>van</strong> deze kerk zijn nog goed. Het beton is constructief<br />

in uitstekende staat. De betonrot is secundair en goed te behandelen. Het is zéér de<br />

moeite om verder (professioneel) onderzoek te doen naar betonherstel en de kosten<br />

die daar mee gemoeid zijn voor de kerk.<br />

8.6 Betonrot Christus Koningkerk<br />

Tijdens de uitvoering is geen gebruik gemaakt <strong>van</strong> afstandhouders in de bekisting<br />

wat resulteert in een te lage betondekking. Na het ontkisten is een extra dekkingslaag<br />

aangebracht op de onderzijde <strong>van</strong> de betonnen vloer waarbij geen hechtbrug is<br />

aangebracht. Het gevolg is dat de opgesmeerde laag<br />

door een combinatie <strong>van</strong> ongelijke thermische werking<br />

en een slechte hechting aan het originele materiaal<br />

loslaat en letterlijk <strong>van</strong> het plafond af valt. De roestkleuren<br />

lijkt een gevolg <strong>van</strong> aantasting door Chloriden.<br />

Dit is echter niet het geval. Door het ontbreken<br />

<strong>van</strong> betondekking heeft vocht en zuurstof de wapening<br />

aangetast. De ondergrond moet opnieuw worden<br />

behandeld. Dit houdt in dat de bestaande betonnen<br />

laag moet worden afgestraald (met bijvoorbeeld water).<br />

Hierbij moet de wapening gedeeltelijk bloot komen<br />

te liggen. De wapening dient dan te worden schoon<br />

gemaakt en behandeld te worden met een hechtmiddel.<br />

Pas dan kan nieuw beton worden aangebracht om het<br />

fig. 8.20:<br />

Oxidatie <strong>van</strong> het wapeningsstaal<br />

vermoedelijk door te weinig dekking<br />

<strong>van</strong> omliggende beton. (auteur,<br />

2009)<br />

plafond aan te helen. De mortel die hiervoor gebruikt wordt is een CC- of PC-mortel.<br />

Om verdere indringing te voorkomen <strong>van</strong> schademechanismen is het belangrijk iets te<br />

doen aan nabehandeling. Hierbij kan gebruikt worden gemaakt <strong>van</strong> dispersieverven.<br />

Op de randbalk is veel betonrot te vinden. Deze kan plaatselijk worden behandeld.<br />

Het aantastingmechanisme <strong>van</strong> deze betonrot heeft echter een andere oorzaak. Het<br />

carbonatatiefront is achter de wapening komen te liggen. Carbonatatie zorgt voor<br />

scheuren en het afbreken <strong>van</strong> schollen. Het beton wat zich om deze plekken bevind<br />

moet kaal worden gestraald, het wapeningsstaal moet rondom vrij komen te liggen.<br />

De korven kunnen dan worden behandeld op dezelfde manier zoals hierboven staat<br />

omschreven. Eventueel kan gebruik worden gemaakt <strong>van</strong> het aanbrengen <strong>van</strong> een<br />

nieuwe (kunststof) bijleg wapening om het dragende vermogen <strong>van</strong> de constructie te<br />

verbeteren.<br />

fig. 8.21:<br />

Zichtbare betonrot op randbalk. (auteur,<br />

2009)<br />

fig. 8.22:<br />

Oxidatie <strong>van</strong> het wapeningsstaal<br />

vermoedelijk door te weinig dekking <strong>van</strong><br />

omliggend beton. (auteur, 2009)<br />

ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

35


De naden die zichtbaar zijn vlak boven de dwarsliggende<br />

aansluiting met de gevel zijn schijnvoegen. Dit<br />

is een naad die ontstaat uit een lat in de bekisting en<br />

ervoor zorgt dat eventuele scheuren door belasting <strong>van</strong><br />

de kolommen niet optreed. Eventuele haarscheuren<br />

in de buurt <strong>van</strong> deze aansluitingen kunnen optreden<br />

en vormen niet direct een gevaar. De begroeiing in de<br />

naad is een gevolg <strong>van</strong> het langer vochtig blijven <strong>van</strong><br />

de schijnvoegen. Algen en eventuele mossen kunnen<br />

zich nestelen of ophopen wat de donkere kleur geeft.<br />

De scheurvorming die zich bevindt in de borstwering<br />

<strong>van</strong> het bovenste plateau op de klokkentoren vraagt<br />

om extra aandacht. Het lijkt erop dat de borstwering<br />

los komt te staan waarbij indringing <strong>van</strong> extra vocht<br />

kan leiden tot afbreken. De scheur loopt op de foto<br />

volledig rondom. Een zeer gevaarlijke situatie kan dan<br />

ontstaan bij het openbare gebied rond de klokkentoren.<br />

Echter is dit op deze afstand slecht in de schatten.<br />

Een inspectie zou moeten uitwijzen of er daadwerkelijk<br />

een direct gevaar optreedt.<br />

fig. 8.23<br />

Naden in de kolommen<br />

fig. 8.24<br />

Naden in de de klokketoren<br />

36 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

Hieronder is nogmaals inzichtelijk gemaakt wat de stappen zijn om de betonrot <strong>van</strong><br />

de Christus koningkerk tegen te gaan. De schetsen behoren bij een voorbeeld <strong>van</strong> de<br />

volgende in het werk genomen foto:<br />

fig. 8.25<br />

Betonrot in de randbalk<br />

fig. 8.26<br />

Principeschetsen betonherstel<br />

afbeelding a:<br />

In de bestaande situatie ligt de wapening in het zicht: dit houd in dat hij wordt blootgesteld<br />

aan de omgeving en dus zal gaan roesten. (Rode vlakken: hoofdwapening en<br />

wapeningskorf, roze lijn de zichtbare corrosie) De stippellijn geeft aan waar oorspronkelijk<br />

de afgebroken schol beton zat. De betondekking was in dit geval 16 á 18 mm.<br />

Minimaal 25 mm is benodigd en zelfs dan kan het voorkomen dat beton roest.<br />

afbeelding b:<br />

Er moet beton worden weggestraald. Dit kan met water (onder een druk <strong>van</strong> 1000<br />

– 2000 bar, in het werk te bepalen). Er bestaan diverse alternatieven voor water, elk<br />

met een eigen effectiviteit en bepaalde mate <strong>van</strong> milieubelasting. Dit heet saneren.<br />

Het hechtvlak <strong>van</strong> beton moet haaks uitkomen op het gedeelte wat blijft zitten om het<br />

verbranden <strong>van</strong> te dunne lagen mortel te voorkomen. Achter de wapening moet het<br />

beton worden verwijderd over een diepte <strong>van</strong> 10 mm. De wapening die bij de sanering<br />

vrij komt dient minimaal 25 mm vrij te zijn <strong>van</strong> corrosie. Vervolgens wordt de<br />

wapening behandeld, overtollige roestvorming wordt weggestraald, bijvoorbeeld door<br />

gritstralen. Eventueel wordt de wapening behandeld met een hechtmateriaal voor de


nieuw aan te brengen mortel.<br />

afbeelding c:<br />

Voordat er kan worden aangeheeld moet het hechtvlak <strong>van</strong> het originele beton ook<br />

behandeld worden. Allereerst wordt er bevochtigd, zodat het vocht uit het aan te smeren<br />

gedeelte niet direct wordt opgezogen door de bestaande betonvlakken. Vervolgens<br />

wordt er een hechtbrug aangebracht die met eventueel voorstrijken kan zorgen voor<br />

een goede hechting. In de laatste situatie wordt door middel <strong>van</strong> een cementgebonden<br />

mortel met de hand aangesmeerd tot de originele dikte. Wanneer er een te geringe<br />

betondekking is kan de bestaande deklaag <strong>van</strong> gezond beton worden verwijderd om<br />

een dikkere betondekking te realiseren. Tot slot kan de vochthuishouding in het beton<br />

worden verbeterd door het geheel af te werken met een dispersieverf in een witte,<br />

nader te bepalen, RAL kleur.<br />

8.7 Isolatieconcepten<br />

Gevel<br />

Om de thermische prestatisch <strong>van</strong> de gevel te verbeteren is het nodig de gevel te<br />

isoleren. Hiervoor bestaan diverse mogelijkheden en methodieken. Het is hierbij belangrijk<br />

dat ook wordt gekeken naar de mate waarin de oorspronkelijke situatie wordt<br />

aangetast. Voor deze praktijkcasus hebben wij een aantal isolatie concepten bedacht.<br />

Concept A: nieuwe gevelschil aan de buitenzijde<br />

fig. 8.27<br />

Nieuwe gevelschil aan de buitenzijde<br />

Voordelen:<br />

• Wind en water dicht maken <strong>van</strong> gebouw;<br />

• Binnenzijde blijft in gave toestand;<br />

• Het betreft een reversibele ingreep.<br />

Nadelen:<br />

• Zeer dure ingreep;<br />

• Het moet in transparant materiaal worden uigevoerd;<br />

• Relatief een zware extra belasting op bestaande draagstructuur;<br />

• Oververhitting in zomer, het tuinkastjes effect;<br />

• Slecht schoon te maken tussen bestaande gevel en nieuwe buitenschil.<br />

Concept B: nieuwe gevelschil aan de binnenzijde<br />

fig. 8.28<br />

Aan de binnenzijde <strong>van</strong> de gevel wordt een nieuwe isolerende scheiding<br />

aangebracht.<br />

Voordelen:<br />

• Buitenaanzicht blijft gehandhaafd;<br />

• Gevel kan goedkoper worden uigevoerd omdat hij niet wind en waterdicht<br />

hoeft te zijn;<br />

Concept C: isoleren <strong>van</strong> gevelelementen<br />

fig. 8.28<br />

De trilbetoncassetten worden aan de buitenzijde geïsoleerd.<br />

Voordelen:<br />

• Gering ruimteverlies;<br />

• Bestaande structuur blijft binnen en buiten zichtbaar;<br />

Nadelen:<br />

• Lastige en bewerkelijke uitvoering;<br />

• Concept erg gevoelig voor vochtophoping;<br />

• Dure isolatie: dunne schil moet hoge prestaties behalen;<br />

• Glazen bouwstenen vormen warmtelekken.<br />

• Het betreft een reversibele ingreep.<br />

Nadelen:<br />

• Lastige oplossing begane grondvloer;<br />

• Ruimteverlies aan binnenzijde;<br />

• Het moet in transparant materiaal worden uigevoerd om gevel te kunnen<br />

blijven beleven;<br />

ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

37


Keuze isolatieconcept gevel<br />

De drukke gevel <strong>van</strong> dit gebouw verdraagt een simpele oplossing. De draagstructuur<br />

zou grote overspanningen kunnen verdragen maar de constructieve draagkracht mag<br />

niet overschreden worden. Dit is dan ook de reden geweest waarom wij kiezen voor<br />

isolatieconcept B. Het is een goedkopere oplossing dan het isoleren aan de buitenzijde<br />

en bij een goede uitvoering <strong>van</strong> het concept kan ook de binnenzijde <strong>van</strong> het<br />

bestaande gebouw zichtbaar blijven.<br />

Binnen dit concept zijn er diverse mogelijkheden om dit probleem aan te pakken. Ten<br />

eerste kan worden gekozen voor een beglazingssysteem in aluminium, hout of staal.<br />

Daarnaast bestaan ook een aantal nieuwere concepten. Waaronder ook een ETFE<br />

systeem. Dit is dan ook het systeem wat hier zal worden toegepast aan de binnenzijde.<br />

Mede door de structuur, het isolerende vermogen <strong>van</strong> het systeem en het geringe<br />

gewicht.<br />

fig. 8.29<br />

ETFE folie toegepast in het gebouw Rijkswaterstaat te Utrecht. (Van de Kraats, 2009)<br />

ETFE is een thermoplast (kunststof) die in dit geval wordt toegepast in de vorm <strong>van</strong><br />

een folie. Het product wordt al sinds 1983 toegepast in de bouwsector. Dit was in de<br />

vorm <strong>van</strong> kussenconstructies (twee lagen ingeklemde folie opgespannen door lucht).<br />

Doordat er tussen de folies lucht wordt geblazen heeft het een betere isolatiewaarde<br />

dan bijvoorbeeld glas. Een andere zeer handige bijkomstigheid is dat het gewicht<br />

praktisch verwaarloosbaar is. De dikte <strong>van</strong> de folie loopt uiteen (afhankelijk <strong>van</strong> de<br />

toepassing): <strong>van</strong> 100 tot 250 micrometer. De ruimte die ontstaat tussen de lagen<br />

folie kan bestaan uit meerdere luchtkamers. De maximale overspanning voor een<br />

buiten toepassing is drie tot vier meter. Wanneer er geen rekening hoeft gehouden te<br />

worden met sneeuw en windbelasting dan kunnen deze afmetingen groter worden.<br />

ETFE folie is volledig recyclebaar. De energie die benodigd is per 1000 m2 luchtkussens<br />

is 50 Watt.<br />

38 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

Sterkte<br />

Om de hardheid <strong>van</strong> de folie te omschrijven wordt in de documentatie een vergelijking<br />

gemaakt met normaal glas. Waar bij hagel ETFE folie zal deuken gaat normaal<br />

glas kapot. Mochten er bijzondere vormen <strong>van</strong> hagel optreden kan de folie worden<br />

uitgerust met een extra protectie.<br />

Warmte<br />

Waarschijnlijk de belangrijkste eigenschap binnen de toepassing in de Christus<br />

Koningkerk is de warmte isolatie. Voor deze eigenschappen wordt er gekeken naar<br />

de warmtedoorgangscoëfficient (U-waarde). Voor deze waarde zijn niet de materiaaleigenschappen<br />

<strong>van</strong> belang maar het aantal luchtkamers. Deze bepalen namelijk de<br />

isolatiewaarde. Bij de toepassing <strong>van</strong> 1 luchtkamer is een U-waarde te behalen v an<br />

2,94. Bij een toepassing <strong>van</strong> twee luchtkamers kan dit zelfs worden teruggedrongen<br />

naar 1,96 waar normaal dubbel glas een U-waarde <strong>van</strong> 3,8 heeft. De gebruikstemperaturen<br />

<strong>van</strong> ETFE folie bevind zich tussen -100oC en +150 oC.<br />

Lichtinval<br />

Een belangrijke factor voor de lichtinval is de ZTA (zontoetreding) factor. Bij de<br />

toepassing <strong>van</strong> 1 laag folie is dit 0,85 (0,61 bij toepassing <strong>van</strong> twee luchtkamers). De<br />

LTA (licht toetreding) factor komt in de toepassing <strong>van</strong> 1 laag folie op 0,92(0,78 bij<br />

toepassing <strong>van</strong> twee luchtkamers).<br />

‘De LTA is de verhouding tussen de hoeveelheid doorgelaten licht en de hoeveelheid<br />

licht die op het glas valt (ter info: bij “gewoon dubbel glas” is dit 80%).’<br />

‘De ZTA is een percentage <strong>van</strong> de direct doorgelaten zonne-energie verhoogd met<br />

het percentage <strong>van</strong> de uitgestraalde energie na absorbtie door het glas ( ter info: bij<br />

“gewoon dubbel glas” is dit 76%).<br />

Geluid<br />

Bij geluidsoverdracht <strong>van</strong> de kussens kan onderscheid worden gemaakt tussen direct<br />

en indirecte trillingen. Directe trillingen kunnen optreden door bijvoorbeeld (regen)<br />

druppels. Indirecte trillingen komen <strong>van</strong> luchtgeluid. Reflectie, absorptie en transmissie<br />

treden dan op in de luchtkamers. ‘Door een geluidsdemping <strong>van</strong> ETFE <strong>van</strong> minder<br />

dan 10 dB worden geluidsgolven niet zozeer gereflecteerd, doch eerder afgevoerd<br />

naar buiten waardoor lange nagalmtijden niet in het verwachtingspatroon liggen.’<br />

(Bron: productdocumentatie ETFE folie, Buitink Technology.)


Dak<br />

In de huidige situatie is het dak al geïsoleerd. In de huidige situatie is er tussen de<br />

houten balkenlaag minerale wol aangebracht. Deze kan worden gehandhaafd,<br />

worden ver<strong>van</strong>gen of er kan een nieuwe laag isolatie op de bestaande balkenlaag te<br />

worden aangebracht om te bouwfysische prestaties te optimaliseren.<br />

Tijdens een projectbezoek troffen wij echter een andere uitvoering aan dan de situatie<br />

zoals op tekening omschreven. Beide hebben wij uitgedetailleerd. Niet alle aspecten<br />

<strong>van</strong> de dakrandconstructie hebben wij kunnen inmeten en zien. Onderstaande detaillering<br />

is dan ook een interpretatie <strong>van</strong> de situatie zoals wij denken dat hij is<br />

uitgevoerd.<br />

fig. 8.30<br />

Dakconstructie met hersteloptie. (auteurs, 2009)<br />

8.8 Restauratie glazen bouwstenen<br />

De gevel <strong>van</strong> het kerkgebouw bestaat voornamelijk uit zogenaamde trilbetoncassetten.<br />

Dit zijn schokbetonnen kaders waarin een geprofileerde glazen bouwsteen is ingestort.<br />

De het beton <strong>van</strong> de trilbetoncassetten is <strong>van</strong> zeer hoge betonkwaliteit. Door het<br />

schokbetonprocedé is de dichtheid <strong>van</strong> het beton vergroot wat zorgt voor meer sterkte.<br />

In het beton is een wapeningsnet aangebracht om de trekkrachten op te <strong>van</strong>gen. De<br />

trilbetoncassetten zijn uitgevoerd conform onderstaande detaillering:<br />

fig. 8.31<br />

detaillering en aanzicht glazen bouwstenen <strong>van</strong> de Christus Koningkerk. (auteurs, 2009)<br />

ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

39


fig. 8.32<br />

Variant A: glas aan binnenzijde plaatsen (auteurs, 2009)<br />

Voordelen:<br />

• Een <strong>van</strong> beide zijden (binnen of buiten) blijft onaangetast.<br />

• Veel maattolerantie door gebruik <strong>van</strong> opstand trilbetoncassette.<br />

• Droge verwerking <strong>van</strong> materiaal<br />

Nadelen:<br />

• Bij toepassing aan binnenzijde blijft water liggen in trilbetoncassette.<br />

• Er kan geen gebruik worden gemaakt <strong>van</strong> standaard profielen.<br />

• De bevestiging <strong>van</strong> een klein hoekprofiel is lastig voor de uitvoering.<br />

40 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

fig. 8.33<br />

Variant B: glas in stalen hoekprofiel opnemen. (auteurs, 2009)<br />

Voordelen:<br />

• Mogelijkheid om hoekprofielen uit te rusten met scharnier waardoor draaibare<br />

delen ontstaan.<br />

• droge verwerking <strong>van</strong> materiaal<br />

• Goede bevestigingsmogelijkheden.<br />

Nadelen:<br />

• Veel materiaal is benodigd.<br />

• Weinig tot geen maat tolerantie hoekprofielen.<br />

• Het is in dit geval arbeidsintensief werk.<br />

• Aanzicht <strong>van</strong> trilbetoncassette wordt fors aangepast.


fig. 8.34<br />

Variant C: glas aan buitenzijde plaatsen. (auteurs, 2009)<br />

Voordelen:<br />

• Simpele en snelle uitvoering.<br />

• Grotere maattolerantie dan voorgaande alternatieven.<br />

• Verschil tussen oorspronkelijke situatie en nieuwe ingreep is zichtbaar.<br />

• Er vallen nieuwe, scherpe lichtbundels in het interieur in vergelijk met de diffuse<br />

lichtinval <strong>van</strong> een glazen bouwsteen.<br />

• Droge verwerking <strong>van</strong> herstel.<br />

Nadelen:<br />

• Lijm (eventueel aangevuld met kit) moet zeer duurzaam en waterdicht zijn.<br />

• Dubbelglas verbeterd maar een klein deel <strong>van</strong> de thermische eigenschappen <strong>van</strong><br />

de trilbetoncassette. Het beton blijft ongeïsoleerd.<br />

• Het lijmvlak is vrij beperkt.<br />

fig. 8.35<br />

Variant D: nieuwe glazen bouwsteen opnemen. (auteurs, 2009)<br />

Voordelen:<br />

• Zelfde profilering toepassen als <strong>van</strong> de oorspronkelijke glazen bouwsteen.<br />

Nadelen:<br />

• Fors veranderend gevelbeeld door standaardafmetingen <strong>van</strong> glazen bouw<br />

stenen.<br />

• Lastige uitvoering om geheel net vast te zetten.<br />

• Natte verwerking. Mortel blijft vochtgevoelig.<br />

ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

41


fig. 8.36<br />

Variant E: nieuwe glazen bouwsteen in twee delen aanbrengen (auteurs, 2009)<br />

Voordelen:<br />

• Eindresultaat is de beste benadering <strong>van</strong> de oorspronkelijke situatie.<br />

• Relatief eenvoudige uitvoering door verlijming <strong>van</strong> twee losse delen.<br />

Nadelen:<br />

• Halve glazen bouwstenen zijn geen standaard materialen.<br />

• Uitvoering in twee fasen: eerst <strong>van</strong> buitenaf, daarna <strong>van</strong> binnenuit.<br />

42 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

fig. 8.37<br />

Variant F: glazen plaat verlijmen. (auteurs, 2009)<br />

Voordelen:<br />

• Simpele en snelle uitvoering.<br />

• Duidelijke toepassing <strong>van</strong> nieuw materiaal in vergelijk met oorspronkelijk<br />

materiaal.<br />

• Er vallen nieuwe, scherpe lichtbundels in het interieur in vergelijk met de diffuse<br />

lichtinval <strong>van</strong> een glazen bouwsteen.<br />

• Betere bevestiging door verlijming <strong>van</strong> glasplaten waardoor aanslag ontstaat.<br />

Nadelen:<br />

• Geen standaard toepassing <strong>van</strong> glas.


Advisering keuzevariant<br />

Gezien de voor en nadelen zouden wij variant E of F adviseren. Indien ervoor wordt<br />

gekozen de glazen bouwstenen te herproduceren zou de uitvoering <strong>van</strong> variant E het<br />

beste zijn. Mocht dit om enige reden niet kunnen dan zou variant F een goede oplossing<br />

zijn. Hierbij wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen nieuwe glazen<br />

elementen en oude, oorspronkelijke bouwstenen. In beide varianten benadert het<br />

aanzicht de oorspronkelijke situatie.<br />

8.9 Uitgangspunten voor ontwerp<br />

De technische uitgangspunten die onderzocht worden bij bestudering <strong>van</strong> het<br />

gebouw kunnen maatgevend zijn voor de functie en de manier waarop een gebouw<br />

kan worden ingevuld. Bovenstaand vooronderzoek heeft geleid naar uitgangspunten<br />

voor ontwerpen die niet-functie gebonden zijn.<br />

Uitgangspunten uit cultuur- en bouwhistorisch analyse<br />

De algemene stelling t.o.v. behoud:<br />

• De kerk moet beleefbaar blijven in zowel in- als exterieur;<br />

• Er moet een relatie worden aangebracht tussen het bestaande gebouw en de<br />

nieuwe inbouw (voorkomen dat gebouw een losse schil wordt).<br />

Deze uitgangspunten kunnen worden vertaald naar concrete elementen uit het<br />

bouwwerk. Hieronder is een overzicht <strong>van</strong> uitgangspunten die wij in acht nemen<br />

voor het ontwerpproces.<br />

Behoud exterieur<br />

• Bouwvolume: doosvorm;<br />

• Verschijningsvorm klokkentoren;<br />

• Zichtbaar houden <strong>van</strong> de draagstructuur;<br />

• Schokbetonnen elementen behouden als gevelstructuur;<br />

• De kunst op de doopkapel moet onaangetast blijven;<br />

• De externe tochtportalen die entree bouwvolume vormen moeten gehandhaafd<br />

blijven.<br />

Behoud interieur<br />

• De ruimtewerking in de kerkzaal moet worden behouden;<br />

• De centrale positie <strong>van</strong> het liturgisch centrum in nieuw ontwerp integreren.<br />

• Het behoud <strong>van</strong> de pastorie is een secundair uitgangspunt. Het kan de com<br />

pleetheid in het behoud <strong>van</strong> het oorspronkelijke ontwerp optimaliseren maar het<br />

is geen primair uitgangspunt omdat het niet direct aansluit bij de denkwijze <strong>van</strong><br />

architect Fanchamps.<br />

Uitgangspunten omgevingsanalyse<br />

• De kerk ligt op een aantal belangrijke zichtassen waarmee rekening gehouden<br />

dient te worden;<br />

• De zandgroeve kan mogelijkheden bieden voor een stedenbouwkundige aan<br />

passing, echter dient er ook rekening gehouden te worden met de niveauver<br />

schillen in het landschap.<br />

Uitgangspunten constructieve analyse<br />

• De kolommenstructuur <strong>van</strong> het gebouw werkt samen met de trilbetoncassetten<br />

en de randbalken om een stabiel gebouw te vormen.<br />

• Het dak is <strong>van</strong> buitenaf nauwelijks zichtbaar en zou constructief gezien kunnen<br />

worden gesloopt zonder dat het gebouw verliest in stabiliteit.<br />

• De kwaliteit <strong>van</strong> het constructiebeton in het gebouw vertoond betonrot. Deze<br />

zou goed kunnen worden behandeld en aangeheeld.<br />

Uitgangspunten <strong>van</strong> analyse naar isolatieconcepten<br />

• Indien noodzakelijk kan de gevel het beste aan de binnenzijde worden voor<br />

zien <strong>van</strong> een thermisch isolerend ETFE gevel isolatiesysteem;<br />

• Indien noodzakelijk kunnen de thermische prestatisch <strong>van</strong> het dak worden<br />

verbeterd.<br />

8.10 Functiekeuze<br />

Om tot een goede functiekeuze te komen zijn een aantal belangrijke factoren belicht.<br />

Er zijn diverse omgevingsfactoren die <strong>van</strong> invloed kunnen zijn op een mogelijke<br />

functie. Daarnaast moet de functie ook aansluiten bij het gevoel wat de kerk ons heeft<br />

gegeven. Tot slot spelen de gebouwgebonden waarden (cultuurhistorische,<br />

bouwhistorische en architectonische waarden) een rol. Deze zijn in dit hoofdstuk reeds<br />

aan de orde gekomen.<br />

ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

43


Poëtische benadering<br />

Als onderdeel <strong>van</strong> de functiekeuze hebben wij de vraag gesteld wat voor associatie<br />

dit gebouw bij ons oproept. Dit kan bijdragen tot een andere visie op een <strong>herbestemming</strong>functie.<br />

Willem Stevens<br />

‘Opvallend bij dit gebouw vind ik zijn spaarzame, functionalistische detaillering. Het<br />

heeft een uitgesproken gevel <strong>van</strong> glazenbouwstenen. De bouwstenen gevel geeft <strong>van</strong><br />

een afstand een open transparante uitdrukking. Als men het gebouw dichterbij bekijkt,<br />

vind ik het gebouw juist gesloten. Dit komt ook door de betonnen cassettes die het<br />

merendeel <strong>van</strong> het geveloppervlak innemen.<br />

Je zou bij deze kerk kunnen spreken <strong>van</strong> contrast open versus gesloten.<br />

Andere synoniemen die bij het gesloten karakter past is formeel en zakelijk. Je zou<br />

kunnen spreken <strong>van</strong> een modernistisch ‘monster’.’<br />

Daan Bollinger<br />

‘Het gebouw maakt op mij een gesloten indruk. Het is statig door de verhoging op<br />

plintniveau. Het gebouw helt daarbij voorover. Het kerkgebouw maakt een afstandelijke<br />

indruk. Kerkgebouwen zouden volgens mij meer moeten uitnodigen. Dichter<br />

bij de mensen moeten staan. Van buiten laat het gebouw niet zien wat zich er binnen<br />

afspeelt. Binnen kan er niet gezien worden wat er buiten de omkadering gebeurd.<br />

Dat gesloten karakter wordt ontkracht door de hoeveelheid licht die er binnen valt<br />

door de glazen bouwstenen wanneer men binnen staat. De huid <strong>van</strong> het gebouw is te<br />

vergelijken met een vis. Van ver af is het geheel te overzien en wordt de gevel structuur<br />

als schubben zichtbaar. Wanneer er dicht bij het gebouw wordt gekeken is de detaillering<br />

pas echt goed zichtbaar en blijken de schubben te ademen. Het gebouw maakt<br />

nieuwsgierig, mensen vragen zich af wat er binnenin gebeurt.’<br />

Toegankelijkheid kavel en gebouw<br />

Het kavel <strong>van</strong> de Christus Koningkerk is in de stedenbouwkundige analyse<br />

zichtbaar (zie tekeningen in bijlagen). Het kerkgebouw ligt niet bijzonder gunstig bij<br />

een snelweg (wat voor sommige functies in het voordeel kan werken). Met het openbaar<br />

vervoer <strong>van</strong> Heerlen is de kavel goed bereikbaar. Hiervoor moet worden overgestapt<br />

<strong>van</strong> de trein in Heerlen naar het openbare busvervoer.<br />

De kerk bestaat uit twee verdiepingen. Beide kunnen <strong>van</strong>af beganegrond niveau<br />

worden betreden. De hoofdkerk (op de hoogste verdieping) kan momenteel alleen<br />

met een trap worden betreden. Hiervoor zullen wellicht maatregelen moeten worden<br />

genomen om ook mindervaliden toegang te bieden. Beide verdiepingen zijn voldoende<br />

toegankelijk en kunnen eventueel toegankelijk gemaakt worden met een<br />

bouwkundige ingreep.<br />

44 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

Demografische samenstelling <strong>van</strong> omgeving<br />

Het kerkgebouw ligt aan de rand <strong>van</strong> de buurt Vrieheide, iets ten noorden <strong>van</strong> de binnenstad<br />

<strong>van</strong> Heerlen. Om een beeld te kunnen vormen <strong>van</strong> de omgeving zijn diverse<br />

gegevens verzameld over de buurt Vrieheide en omgeving. Deze omgeving bestaat<br />

uit voornamelijk woningen waarbij veel openbare ruimte in de nabije omgeving is<br />

gesitueerd.<br />

Ook de bevolkingssamenstelling <strong>van</strong> de omgeving is bekend. De onderstaande<br />

percentages zijn afkomstig <strong>van</strong> de website <strong>van</strong> Funda. Zij hebben het extern bureau<br />

WDM een onderzoek laten doen naar diverse eigenschappen <strong>van</strong> de woningen in de<br />

omgeving. De wijk Vrieheide grenst aan de wijk Nieuw-Einde.<br />

Over het algemeen valt te zeggen over de vergelijking tussen Vrieheide en de omliggende<br />

buurten <strong>van</strong> het kerkgebouw dat er in de buurt <strong>van</strong> de kerk meer kinderen<br />

zijn, dat de bouwjaren <strong>van</strong> woningen ver uiteen lopen, het opleidingsniveau en inkomen<br />

ongeveer gelijk is en er in de buurten een gezonde variatie <strong>van</strong> koop en huur<br />

voorkomt. (zie bijlagen voor volledig overzicht <strong>van</strong> de samenstelling <strong>van</strong> de omringende<br />

bewoners) Met het oog op de bevolkingskrimp waarmee deze gemeente al<br />

enige tijd kampt is het goed mogelijk dat de samenstelling <strong>van</strong> de omgeving binnen<br />

10 jaar fors veranderd. In de omgeving <strong>van</strong> de kerk zullen er ongetwijfeld aanpassingen<br />

in de bebouwing worden gedaan gezien de 20% bevolkingskrimp die de komende<br />

jaren wordt verwacht in de parkstad. Parkstad is een samenwerkingsverband<br />

met diverse aangrenzende gemeentes waar<strong>van</strong> ook Heerlen deel <strong>van</strong> uitmaakt. Dit<br />

zal dan ook betekenen dat er tegen die tijd wellicht wél ruimte en behoefte is naar een<br />

functie die momenteel niet direct voor de hand zou liggen.<br />

8.10 Goedkeuring eigenaar<br />

Het pand is momenteel in bezit <strong>van</strong> de rooms katholieke kerk en is dus in handen<br />

<strong>van</strong> het parochiebestuur. De rooms-katholieke kerk heeft een duidelijke visie over het<br />

hergebruik <strong>van</strong> kerkgebouwen. (zie paragraaf 2.5.2). Bij <strong>herbestemming</strong>en kan hierbij<br />

rekening worden gehouden in de functiekeuze. Binnen deze <strong>herbestemming</strong>opgave<br />

verleent het Bisdom goedkeuring volgens de visie <strong>van</strong> de rooms-katholieke kerk aan<br />

sociale, publieke en culturele bestemmingen. Na nader onderzoek bij de gemeente<br />

Heerlen blijkt het bisdom in dit geval ook over andere bestemmingen te hebben overwogen.<br />

8.11 De brainstorm<br />

Na bovenstaande factoren te hebben bekeken hebben wij een brainstormsessie gehouden<br />

met allerlei (goede en foute) mogelijke functies. Om een goede afbakening te<br />

hebben zijn de functies onderverdeeld in culturele, sportieve, commerciële en woongerelateerde<br />

groepen ondergebracht. Vervolgens is gekeken naar de mate waarin de<br />

functiekeuzen aansloten bij bovenstaande functiefactoren. Uit deze lijst is een tweetal<br />

functies gedestilleerd.


8.12 Conclusie functiekeuze<br />

Met inachtneming <strong>van</strong> de voorgaande benaderingen over de functiekeuze zijn wij<br />

tot een aantal geschikte functies gekomen. De bijbehorende financiële haalbaarheid<br />

is niet onderzocht maar wel belicht. De ene functie is commerciëler dan de andere.<br />

Een overweging hierbij kan zijn dat een éénmalige hoge financiële investering de<br />

exploitatie en het onderhoud <strong>van</strong> de kerk voor lange termijn kan waarborgen. Daartegen<br />

kan een simpele creatieve inpassing <strong>van</strong> een bepaalde functie de kerk ook voor<br />

sloop behouden. In dit geval hebben wij voor die twee uitersten gekozen. Wellness en<br />

een theater kwamen hierbij naar voren als meest interessante functies. In dit ontwerpproces<br />

willen wij betrokkenen laten zien wat de potentie is <strong>van</strong> dit gebouw en de<br />

verschillende concepten waarmee het gebouw kan worden bewaard voor toekomstige<br />

generaties.<br />

8.13 Programma <strong>van</strong> eisen<br />

Om tot een ontwerp te komen moet normaal gesproken een programma <strong>van</strong> eisen<br />

worden opgesteld. Aangezien dit een fictieve opdracht is, hebben we hier niet te<br />

maken met een programma <strong>van</strong> eisen. De bedoeling <strong>van</strong> de ontwerpen is om te laten<br />

zien aan betrokkenen wat de potentie is <strong>van</strong> dit gebouw.<br />

8.14 Uitwerking functievariant wellness<br />

Hieronder volgt een korte omschrijving <strong>van</strong> het ontwerponderzoek naar de inpassing<br />

<strong>van</strong> een Wellnesscentrum in de Christus Koningkerk. In de bijlagen zijn tekeningen te<br />

vinden <strong>van</strong> het ontwerp die bij deze paragraaf hoort.<br />

Wellness is een term afkomstig uit het Engels en betekend gezondheid. Oorspronkelijk<br />

komt het woord wellness uit de fitnesswereld en is ontstaan uit wellbeing en fitness.<br />

(Bron: Ap <strong>van</strong> den Driessche http://www.gratisadviseurs.nl/question.php?id=514)<br />

Wellness is een omvattend woord voor de gezondheid <strong>van</strong> de mens in de meest brede<br />

zin <strong>van</strong> het woord gezondheid. Lichamelijke, spirituele, sociale en intellectuele gezondheid<br />

kan hierbij worden genoemd. De voorgaande begrippen uiten zich op diverse<br />

manieren, <strong>van</strong> sporten (fitness) tot massage (ontspanning) en gewichtscontrole door<br />

bijvoorbeeld een dieet. Daarnaast zijn ook zaken <strong>van</strong> de reeds bekende beautysalon<br />

inmiddels geïntegreerd. Schoonheidsbehandelingen worden bijna altijd aangeboden<br />

door wellnesscentra. Bij de lifestyle wellness moet men denken aan een combinatie<br />

<strong>van</strong> de volgende diensten:<br />

• Sauna;<br />

• Baden;<br />

• Schoonheidsbehandelingen;<br />

• Massage;<br />

• Eten en drinken;<br />

• Zonnebanken;<br />

• Overige ontspanning;<br />

• Overnachtingsmogelijkheden;<br />

• Fitness;<br />

• (privé) klinieken;<br />

• Gewichtsbeheersing ;<br />

• Revalidatie;<br />

• Plastische chirurgie;<br />

• Shopping;<br />

• Media.<br />

Gezien de diverse diensten die worden aangeboden onder de noemer wellness, is een<br />

beknopt overzicht <strong>van</strong> de aanbieders op dit gebied hieronder weergegeven:<br />

• Fitness centra;<br />

• Kuuroorden;<br />

• Heath clubs;<br />

• Sauna’s;<br />

• Thermen;<br />

• Beautycentra;<br />

• Cosmetische bedrijven;<br />

• Horeca;<br />

• Medische bedrijven.<br />

Wellness is in Heerlen ook een zéér bekend fenomeen. In de tijd <strong>van</strong> de Romeinen<br />

noemde men Heerlen Coriovallum. Tegenwoordig is in het centrum een oud Romeins<br />

badhuis omgebouwd tot museum.<br />

ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

45


46 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN


8.15 Ontwerpomschrijving Wellnessfunctie<br />

fig.8.38 - 8.40<br />

Concept tekening sousterrain, begane grond en<br />

doorsnede <strong>van</strong> de interne routing.<br />

Routing<br />

In dit ontwerp is een wellnessfunctie gehuisvest in de voormalige kerk. Het ontwerp is<br />

gebaseerd op een aantal ontwerpconcepten:<br />

• Ruimtewerking <strong>van</strong> de kerkzaal;<br />

• De interne routing <strong>van</strong> het gebouw;<br />

• Een scheiding tussen openbare en bezoekersruimte;<br />

• Het toevoegen <strong>van</strong> een nieuw bouwvolume.<br />

De routing <strong>van</strong> het gebouw begint bij de entree. Bezoekers komen binnen door de<br />

oorspronkelijke tochtportalen in de voormalige kerkzaal. Een op zichzelf geklimatiseerd<br />

bouwvolume leidt naar een wellness shop of naar de balie waar de entree<br />

kan worden betaald. Vervolgens gaat men naar de voormalige devotiekapel die een<br />

nieuw trappenhuis krijgt naar het sousterrain. Hier wordt een letterlijke overgangssituatie<br />

gecreëerd door kleedkamers en een (gedeelde) douchecabine. Na het omkleden<br />

wordt toegetreden tot het wellness gebied. Enkele zwembaden lopen vloeiend<br />

in elkaar over. Via deze verdieping kan de hoger gelegen sauna en behandelruimte<br />

worden betreden.<br />

Bij mooi weer kan ook de buitenruimte worden gebruikt. Hier bevind zich een groot<br />

zwembad en een ligweide die wordt betreden via de bestaande toegang in het<br />

sousterrain. Op de begane grond bevindt zich verder nog een vluchtroute via een<br />

bestaande toegang.<br />

fig.8.41 - 8.43<br />

Concept tekening sousterrain, begane grond en<br />

doorsnede <strong>van</strong> de ruimtewerking.<br />

Ruimtewerking<br />

De ruimtewerking in de kerkzaal wordt vergroot door de vloer die het sousterrain en<br />

de kerkzaal scheid open te breken. Langs de entreegevel en haaks daarop ontstaat<br />

dan een soort balkon met een vide. Het bestaande orgelplateau wordt uitgebreid<br />

boven het entreegebied, hierop ontstaat dan een nieuw bordes voor de wellness<br />

ruimte.<br />

fig.8.42 - 8.44<br />

Concept tekening sousterrain, begane grond en doorsnede <strong>van</strong><br />

de verhouding openbaar / bezoekersruimte.<br />

Openbaar / bezoekersruimte<br />

Om een duidelijke scheiding te houden tussen de openbare ruimte en de wellness<br />

ruimte is een zone nabij de entree gecreëerd. Hier lopen de bezoekers gekleed rond,<br />

in tegenstelling tot de wellness ruimte.<br />

ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

47


fig.8.45 - 8.47<br />

Concept tekening sousterrain, begane grond en<br />

doorsnede <strong>van</strong> de twee toegevoegde bouwvolumes.<br />

In de vide worden twee bouwvolumes geplaatst die een saunatoren en een toren met<br />

behandelkamers omvat. Deze torens worden verschillend in vorm en materialisering.<br />

Een luie loopbrug vormt de verbinding tussen beide torens.<br />

Omgang met uitgangspunten voor het wellness ontwerp<br />

Algemene uitgangspunten<br />

Over het algemeen is het doel gesteld dat de kerk <strong>van</strong> binnen en buiten beleefbaar<br />

moest blijven. Daarnaast is een relatie tussen het nieuwe en het bestaande gebouw<br />

belangrijk. Dit is vormgegeven door de nieuwe isolatieschil <strong>van</strong> het gebouw transparant<br />

uit te voeren. Dit heeft als voordeel dat de thermische prestaties worden verbeterd<br />

(noodzakelijk voor een wellness functie) en dat de trilbetoncassetten nog altijd zichtbaar<br />

blijven. De relatie tussen het oorspronkelijke gebouw en de nieuwe inbouw blijkt<br />

uit de zonering waarin ingrepen worden gedaan. In het sousterrain wordt een duidelijke<br />

nieuwe ingreep gedaan waarin weinig zichtbaar blijft <strong>van</strong> het oorspronkelijke<br />

gebouw. Daarboven en in het exterieur blijven alle onderdelen zichtbaar. Het trappenhuis<br />

is hierop een uitzondering. Deze heeft zijn functie verloren en is daarmee overbodig.<br />

Daarnaast wordt de devotiekapel niet meer verscholen achter het gemetselde<br />

volume <strong>van</strong> de trap naar het orgelbordes.<br />

Exterieur<br />

Van buiten veranderd er nauwelijks iets aan de bouwkundige verschijningsvorm <strong>van</strong><br />

het gebouw en klokkentoren. Hierdoor blijft het aanzicht en het karakter <strong>van</strong> de kerk<br />

maximaal behouden. De oorspronkelijke ingang met de tochtportalen kunnen zelfs<br />

op dezelfde manier worden gebruikt. De pastorie zal worden aangepast, hierin zullen<br />

een restaurant, kantoren en een opslagruimte worden gehuisvest. De laagst liggende<br />

helft <strong>van</strong> het kavel zal worden gebruikt als buitenruimte voor het wellness concept.<br />

48 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

Behoud interieur<br />

De ruimtewerking in de kerkzaal is behouden en vergroot door een gedeelte <strong>van</strong> de<br />

verdiepingsvloer uit de kerkzaal te verwijderen. De centrale positie <strong>van</strong> het oorspronkelijke<br />

liturgisch centrum kan worden verhuist naar het souterrain. Hierop komt een<br />

toren te staan die in materialisering duidelijk afwijkt <strong>van</strong> de rest <strong>van</strong> het gebouw. Het<br />

bordes <strong>van</strong> het oorspronkelijke orgel blijft in vorm behouden maar wordt wel uitgebreid.<br />

Dit bordes wordt een plateau waarop ontspannen kan worden en <strong>van</strong> waaraf de<br />

kerk goed zichtbaar is.<br />

Materialisering en referenties<br />

Het sousterrain <strong>van</strong> het wellness gebied krijgt een grove steenachtige afwerking die<br />

kan worden gecombineerd met een fijne houten structuur. Bezoekers bevinden zich<br />

in een soort luxe ‘grot achtige’ omgeving. Deze steenachtige materialisering wordt<br />

doorgezet in de saunatoren die daarmee het sousterrain met de bovenliggende<br />

verdieping verbind. De behandelruimtes die boven elkaar zijn geschakeld krijgen een<br />

transparante bouwsteen die warm gekleurd is. Hierdoor zal deze extra opvallen en de<br />

centrale positie <strong>van</strong> de kerk benadrukken.<br />

fig.8.48 - 8.51<br />

Referentiebeelden (www.glasssydney.com.au, Mei 2009,<br />

www.furniturestoreblog.com, Mei 2009,<br />

www.<strong>van</strong>dervalk.nl, Mei, 2009<br />

www.weekendplanner.nl, Mei 2009)


8.16 Installatieconcept<br />

Het gehele gebouw zal moeten worden geïsoleerd. Het wellness gebied moet tot<br />

minstens 23 graden Celsius kunnen worden verwarmd in een zo kort mogelijke tijd.<br />

Een zuinige omgang met energie is voor de haalbaarheid <strong>van</strong> het wellness concept<br />

<strong>van</strong> essentieel belang. Tegenwoordig bestaan er vele concepten om zo zuinig mogelijk<br />

om te gaan met de warmte die geproduceerd moet worden. Desondanks zal een<br />

dergelijk concept veel energie kosten.<br />

Thermische isolatie <strong>van</strong> de omhulling<br />

Het dak zal een 300 mm dikke thermische isolatielaag krijgen met een dampremmende<br />

laag die eventueel optredende houtrot moet voorkomen. Door de forse isolatielaag<br />

zullen de warmteverliezen over het gehele dakvlak zoveel mogelijk worden<br />

beperkt. De houten (binnen) constructie is gevoelig voor rotten en condensvorming.<br />

De condensvorming kan worden tegengegaan wanneer de houten draagconstructie<br />

dezelfde temperatuur heeft als het binnenklimaat. De stalen lensligger die zich in het<br />

dak bevind vormt echter een aandachtspunt voor dit concept. In het dakvlak moeten<br />

ventilatiekokers worden aangebracht om een droge constructie te garanderen. Bij teveel<br />

kans op condensatie en warmteverlies door de stalen constructie moet de isolatielaag<br />

op het bestaande dakvlak worden geplaatst.<br />

De wanden <strong>van</strong> de kerkzaal worden aan de binnenzijde bekleed met ETFE luchtkussens.<br />

De luchtkussens bestaan uit twee kamers waarmee een gunstige isolatiewaarde<br />

wordt gehaald. Vloerenvelden worden daarbij ingepakt met een isolatielaag. Bordessen<br />

worden in dit ontwerp aan vloer en aan plafondzijde ingepakt omdat deze een<br />

koudebrug vormt naar de buitenlucht. Toegangsdeuren zullen om deze reden ook<br />

worden ver<strong>van</strong>gen voor isolerende varianten. Een voordeel <strong>van</strong> de oorspronkelijke<br />

situatie is de akoestische eis die aan de toegangen <strong>van</strong> de kerk werden gesteld. Overal<br />

zijn portalen gerealiseerd die een dubbele deur hebben. In dit ontwerp vervalt de<br />

akoestische functie en zal hij worden ver<strong>van</strong>gen door een thermisch isolerende deur.<br />

De kerkzaal wordt verwarmd door warme lucht die wordt ingeblazen in de ruimte.<br />

Wanneer de ruimte op temperatuur is wordt de verwarming gedeeltelijk overgenomen<br />

door een wand en vloerverwarmingssysteem. Dit is een verwarmingsmethodiek die<br />

een veel behaaglijker effect heeft op mensen die zich in de ruimte <strong>van</strong> het wellness<br />

gebied bevinden. Om de haalbaarheid <strong>van</strong> dit concept te controleren is een globale<br />

berekening gemaakt <strong>van</strong> de warmteverliezen en de hoogst mogelijke warmteproductie<br />

door wand en vloerverwarming.<br />

fig.8.52 - 8.55<br />

Berekening ventilatieverlies<br />

Allereerst is het warmteverlies uitgerekend. Warmte loopt op twee manieren uit een<br />

gebouw. Allereerst verliest een gebouw warmte doordat de constructie tussen binnen<br />

en buiten altijd warmte lekt. Isolatie is hierbij alleen een remmer <strong>van</strong> het warmteverlies.<br />

Hierboven is dat het transmissieverlies genoemd. Daarnaast verliest een gebouw<br />

ook warmte door ventilatie. Normaal<br />

gesproken wordt een ruimte geventileerd<br />

door middel <strong>van</strong> (koude) buitenlucht.<br />

Hierdoor zal zeer veel warmte weglekken<br />

uit het gebouw. Het is daarom noodzakelijk<br />

een mechanische ventilatie met een<br />

warmteterugwinning systeem toe te passen.<br />

In deze berekening is uitgegaan <strong>van</strong><br />

een buitentemperatuur <strong>van</strong> 0 graden en<br />

een binnentemperatuur <strong>van</strong> + 20 graden.<br />

Vervolgens is een warmteproductie<br />

berekening gemaakt <strong>van</strong> het wand en<br />

vloerverwarmingssysteem. Hierbij is uitgegaan<br />

<strong>van</strong> een zeer hoge warmteproductie.<br />

Deze is vermenigvuldigd met de totale hoeveelheid<br />

mogelijke m2 om tot een totale<br />

warmteproductie weer te geven. Vervolgens<br />

kan de productie worden vergeleken<br />

met de warmte verliezen.<br />

In de conclusies is duidelijk zichtbaar dat de ventilatieverliezen met de warmteterugwinning<br />

kleiner zijn dan de warmteproductie door de wand en vloerverwarming.<br />

De wand en vloerverwarming zal dan ook voldoende zijn om de temperatuur hetzelfde<br />

te houden gedurende de dag of licht bij te verwarmen. Wand en vloerverwarming<br />

geeft een vele malen aangenamer klimaat dan verwarming door warme lucht en<br />

kan om die reden ook met lagere temperaturen hetzelfde behaaglijke gevoel creëren.<br />

Om de ruimte bij opening <strong>van</strong> het wellness gebied sneller op te warmen is een warme<br />

lucht installatie benodigd.<br />

ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

49


8.17 Uitwerking functievariant theater<br />

Omgang met uitgangspunten voor het theaterconcept<br />

Algemene uitgangspunten<br />

Aangezien dit een fictieve opdracht betreft, was een programma <strong>van</strong> eisen hier niet<br />

<strong>van</strong> toepassing. Aan de hand <strong>van</strong> vergelijkingen bij andere theaters is er door onszelf<br />

een programma vastgesteld. Hierbij is getracht een programma samen te stellen die<br />

de ruimtewerking <strong>van</strong> de kerk niet te zwaar zou belasten. Dat wil concreet zeggen<br />

dat het vloeroppervlak <strong>van</strong> de functies bescheiden is gebleven. Bij het ontwerp ben ik<br />

uitgegaan <strong>van</strong> een tweetal algemene uitgangspunten:<br />

• creëren <strong>van</strong> een functie met zo weinig mogelijk bouwkundige ingrepen;<br />

• ter plaatse <strong>van</strong> de voormalige kerkzaal een multifunctionele open ruimte ontwerpen.<br />

Programma<br />

Het programma is als volgt:<br />

• 2 kleedkamers<br />

• 1 techniekruimte<br />

• 1 keuken + bergruimte bestemd voor het restaurant<br />

• toiletten voor dames en heren inclusief invalidetoilet<br />

• goederenlift 3,4x2,5m<br />

• theatercafé/restaurant met loungeruimte<br />

• ruimte voor kaartverkoop<br />

• kantoor/administratie<br />

• garderobe<br />

• vlakkevloertheater<br />

Multifunctioneel<br />

Om het voormalige kerkgebouw exploitabel te maken is multifunctionaliteit als uitgangspunt<br />

gekozen. De kern <strong>van</strong> het ontwerp bestaat uit een doos-in-doos constructie<br />

waarin alle noodzakelijke functies zijn ondergebracht. De rest <strong>van</strong> de kerkzaal is vrije<br />

ruimte. Dit maakt een vrije en flexibele indeling mogelijk. Om deze functie te realiseren<br />

is een vlak vloeroppervlak nodig, een theaterpodium is dan <strong>van</strong>wege flexibiliteit<br />

uitgesloten. Er wordt daardoor gekozen voor een vlakkevloertheater. Dit is een theateroppervlak<br />

die vlak is, waardoor het theatervloeroppervlak niet strikt is afgebakend.<br />

Niet alleen de vlakkevloertheater is hierbij flexibel te gebruiken, ook de tribunes.<br />

Deze zijn demontabel en daardoor makkelijk overal in de ruimte te plaatsen, en naar<br />

gelang de vraag, bij te plaatsen. (Audience Systems is een leverancier <strong>van</strong> deze systemen)<br />

Ter illustratie zijn een viertal functies in schetsvorm uitgewerkt.<br />

50 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

fig. 8.51<br />

theaterontwerp met doos-in-doos (zie bijlagen voor bouwtekeningen)<br />

De meest eenvoudige theatervariant is weergegeven op figuur 8.52. Hier kan een<br />

theatervloer met een gangbare maat <strong>van</strong> 10x15m worden gecreëerd. Deze is voorzien<br />

<strong>van</strong> een tribune met 125 zitplaatsen. Deze variant zo geschikt kunnen zijn voor<br />

kleine theaterproducties. Een variant hierop (fig. 8.53) is de opstelling waarbij er twee<br />

tribunes worden geplaatst. Hierdoor zijn er 250 zitplaatsen. Een mogelijke toepassing<br />

zou een optreden <strong>van</strong> een plaatselijke harmonie kunnen zijn. Variant nummer drie<br />

(fig.8.54) heeft twee tribunes die spiegelbeeldig ten opzichte <strong>van</strong> elkaar staan en is<br />

voorzien <strong>van</strong> een kleinere vlakkevloertheater. Bij deze<br />

opstelling zou gedacht kunnen worden aan tv opnames <strong>van</strong> een regiozender. (eventueel<br />

met publiek) Bij deze opstelling is er ruim voldoende oppervlak voor technische<br />

voorzieningen zoals televisiecamera’s e.d. De laatste variant is de<br />

variant die het meeste rekening houdt met een groot aantal bezoekers. (fig. 8.55)Hiervoor<br />

wordt op de doos-in-doos constructie tribunes aangebracht. Zo wordt het aantal<br />

zitplaatsen ruim verdubbeld, het theater biedt nu plaats aan ongeveer 600 bezoekers.<br />

Aandachtspunten bij deze variant zijn de constructie <strong>van</strong> de doos-in-doos; deze moet<br />

voldoende sterk worden uitgevoerd. Een ander aandachtspunt is de nooduitgangen.<br />

Bij deze variant is een extra noodtrappenhuis ontworpen.


fig. 8.52<br />

theaterontwerp met een enkel podium<br />

fig. 8.55<br />

theaterontwerp met zij-opstelling<br />

fig. 8.53<br />

theaterontwerp met een dubbel podium<br />

fig. 8.54<br />

theaterontwerp met een extra podiumopstelling op<br />

het dak <strong>van</strong> de doos-in-doos<br />

ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

51


8.18 Installatieconcept<br />

Omgaan met bouwfysische aspecten (verwarming, koeling en licht) zijn problematische<br />

onderdelen in deze kerk. De grootte <strong>van</strong> de ruimte en overvloedige<br />

lichtinval zijn hier debet aan. Hieronder zijn de installatieconcepten uitgewerkt.<br />

Verwarming<br />

Om verwarming <strong>van</strong> een niet-geïsoleerde grote ruimte te realiseren wordt er gekozen<br />

voor een oplossing waarbij een spouwconstructie wordt gecreëerd. Er worden grote<br />

theaterdoeken (ook wel afstopping genoemd) toegepast. Deze lopen als gordijnen<br />

over een rails. Er zijn twee gordijntrajecten (zie fig.8.57), waar<strong>van</strong> één wordt gebruikt<br />

voor de kleine theateropstelling en één voor de grote theateropstelling. De ruimte<br />

binnen deze theaterdoeken kan geklimatiseerd worden. Zo hoeft in de situatie <strong>van</strong> de<br />

kleine theateropstelling niet de hele kerkzaal te worden verwarmd.<br />

De verwarming kan worden gerealiseerd door stralingswarmte of luchtstroming. Vanwege<br />

kans op hinderlijke tocht, wordt gekozen voor stralingswarmte. De<br />

stralingsunits worden schuin gericht op de theatertribune. (fig. 8.56) Voordat het theater<br />

in bedrijf gaat, is het belangrijk dat een ruimte snel kan worden opgewarmd. Als<br />

warmte aanjager worden de stralingsunits gecombineerd met<br />

heteluchtverwarming. Belangrijk is wel dat deze heteluchtverwarming enkel wordt<br />

gebruikt voordat het theater in bedrijf gaat.<br />

fig. 8.56<br />

geluid en verwarming opgenomen in één unit. (met oranje aangegeven)<br />

52 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

fig. 8.57<br />

twee banen voor de theaterdoeken<br />

Geluid<br />

Voor juiste geluidsvoortplanting <strong>van</strong> de vlakkevloertheater naar de tribune, worden<br />

schuine geluidsweerkaatsunits toegepast. (fig 8.56) In deze panelen zijn tevens stralingsunits<br />

opgenomen. Hierdoor wordt de geluidsvoorziening<br />

gecombineerd met een verwarmingsvoorziening.<br />

Koeling<br />

Door de grote kerkzaal, vele lichtinval en weinige ventilatieopeningen, kan koeling<br />

in de zomermaanden een groot probleem vormen. Dit zou opgelost kunnen worden<br />

door te ventileren via de theaterdoeken zoals is omschreven in de tekst bij verwarming.<br />

Door deze doeken ontstaat er een tussenruimte wat kan worden gezien als een<br />

tweedehuidfacade. Deze tussenruimte moet sterk worden geventileerd, waardoor de<br />

interne warmtelast wordt afgevoerd. De warmtelast kan door een geautomatiseerd<br />

systeem met regelbare kleppen elektronisch worden geregeld.<br />

Om dit te realiseren moeten de nodige bouwkundige ingrepen in het gebouw worden<br />

gedaan. Onder en boven het gebouw dienen openingen in de vloer en het dak<br />

worden gemaakt, zodat er in de spouw kan worden geventileerd.<br />

fig. 8.58<br />

Ventilatie in de spouw opgenomen (met blauwe pijlen aangegeven)


9. DISCUSSIE<br />

Het <strong>herbestemming</strong>proces <strong>van</strong> kerken is een complexe aangelegenheid. Diverse<br />

partijen zoals kerkgenootschappen, gemeentes, stichtingen en projectontwikkelaars<br />

houden zich bezig met dit onderwerp en proberen creatieve oplossingen te vinden wat<br />

te doen met deze gebouwen. Met de onderzoeksvraag is er getracht nieuwe inzichten<br />

te verwerven over de omgang met deze problematiek. Voor het theoretisch kader<br />

is er gebruik gemaakt <strong>van</strong> de vele literatuur die inmiddels al over dit onderwerp is<br />

gepubliceerd. Met onze bouwkundige achtergrond en gesprekken met de RCE en een<br />

architect is er getracht dit op een bouwkundige manier te interpreteren. Dit was niet<br />

altijd haalbaar, gezien het feit dat de beide disciplines niet altijd verenigbaar zijn. Er is<br />

gestreefd naar een bruikbaar einddocument wat een beeld geeft <strong>van</strong> de achtergronden<br />

<strong>van</strong> <strong>wederopbouwkerken</strong>, hoe deze zouden kunnen worden geïntegreerd in een<br />

<strong>herbestemming</strong> en het geven <strong>van</strong> aanbevelingen tot verder onderzoek.<br />

Het grootste struikelblok binnen ons afstudeeronderzoek was de formulering <strong>van</strong> de<br />

onderzoeksvraag. Deze is zodanig opgezet dat interpretatie heel ruim maakt. Daarnaast<br />

is het voor het onderzoek noodzakelijke bezoek <strong>van</strong> de herbestemde kerken een<br />

organisatorisch lastig aspect. Het is namelijk niet altijd mogelijk om de bewoners/gebruikers<br />

voortijdig voor bezoek te benaderen.<br />

Als kanttekening moet worden vermeld dat bij het trekken <strong>van</strong> conclusies er enkel<br />

gebruik is gemaakt <strong>van</strong> de steekproef <strong>van</strong> bezochte projecten.<br />

In hoeverre deze representatief zijn voor het complete aanbod <strong>van</strong> herbestemde<br />

<strong>wederopbouwkerken</strong> is speculatief.<br />

ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

53


10. BRONNEN<br />

Boeken<br />

Bakhuizen, Van den Brink (1948) ‘Nederlands nieuwe kerken’, Amsterdam.<br />

Bijen, J. ‘Beton’ (1992) RV bijdrage 26, Zeist/Den Haag.<br />

Bisdom Haarlem, Bisdom Rotterdam en Projectbureau belvedere (2008) ‘Belvedere –<br />

Aanbevelingen <strong>herbestemming</strong> kerken en kerklocaties’, Utrecht, Drukkerij SPU.<br />

Bisdom Haarlem, Bisdom Rotterdam en Projectbureau belvedere (2008)<br />

‘Belvedere – Onderzoek <strong>herbestemming</strong> kerken en kerklocaties, een inventarisatie<br />

<strong>van</strong>af 1970’, Utrecht, Drukkerij SPU.<br />

Buch, J. (datum onbekend) ‘Een eeuw Nederlandse architectuur 1880 /1990’, NAi<br />

Uitgevers.<br />

Commissie kerkelijke gebouwen <strong>van</strong> het interkerkelijk contract in overheidszaken<br />

(CIO-K), ‘Discussienota voorkomen is beter dan genezen, over de <strong>herbestemming</strong> <strong>van</strong><br />

kerkgebouwen’ (1999) RACM, Zeist.<br />

Doevendans en v/d Harst (2004) ‘Het kerkgebouw in het postindustriële<br />

landschap, Zoetermeer, Uitgeverij Boekencentrum.<br />

‘Het Kerkgebouw als Getuige <strong>van</strong> de Christelijke Traditie - De visie <strong>van</strong> bisdommen<br />

over de omgang bij <strong>herbestemming</strong> <strong>van</strong> kerkgebouwen’ (2008).<br />

Harmsen, H. Rijksadviseur voor het cultureel erfgoed atelier rijksbouwmeester (2008)<br />

‘De Oude Kaart <strong>van</strong> Nederland: Leegstand en <strong>herbestemming</strong>’, Den Haag.<br />

Ibelings, H. (1999) ‘Nederlandse architectuur <strong>van</strong> de 20ste eeuw’, Amsterdam, NAi<br />

Uitgevers.<br />

Jacobs, A. en Wiekart A. A. (2003) ‘Kerken na 1940 Inventarisatie<br />

en waardestelling kerkelijke bouwkunst na 1940’,Roermond, Stichting<br />

Monumentenhuis Limburg.<br />

Kruidenier, M. (2006) ‘Categoriaal onderzoek wederopbouw 1940 – 1965’, RACM,<br />

Zeist.<br />

Kuipers, M. Rijksdienst voor de Monumentenzorg / Nederlands Architectuurinstituut,<br />

‘Toonbeelden <strong>van</strong> de wederopbouw, architectuur, stedenbouw en<br />

landinrichting <strong>van</strong> herrijzend Nederland’(2002), Waanders Uitgevers.<br />

Kuipers, M. ‘Bouwen in beton, experimenten in volkshuisvesting voor 1940’(1987)<br />

Zeist/Amsterdam.<br />

54 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

Landschap erfgoed Utrecht (2008) ‘Utrechtse Wederopbouwkerken, een<br />

quickscan <strong>van</strong> de kerken uit de periode 1940 -1970 in de provincie Utrecht’.<br />

Medema, G. - Landschap erfgoed Utrecht (2008) ‘Het jaar <strong>van</strong>… 1000 jaar kerkgeschiedenis<br />

in de provincie Utrecht’, Zwolle, Waanders Drukkers.<br />

Oosterhoff, Arend e.a. ‘Bouwtechniek in Nederland, constructies <strong>van</strong> ijzer en beton.’<br />

(1988) Delft/Zeist.<br />

Ort, F.Z. en Steensma, H.S. ‘Zomaar een dak, hervormde kerkbouw tussen 1945 en<br />

1995’, Boekencentrum.<br />

Pollmann, T. ‘Herbestemming <strong>van</strong> kerken’(1995) SDU.<br />

Roeterdink, N. ‘Herbestemming Kunst <strong>van</strong> leven, hoofdlijnen cultuurbeleid’ (2007),<br />

uitgave Ministerie <strong>van</strong> Onderwijs Cultuur &Wetenschap.<br />

Roeterdink, N. de Jong, J. Tillema, L. Wierenga, R. Van Geel, P. ‘Onderzoek<br />

<strong>herbestemming</strong> kerken en kerklocaties’ (2008) Houten<br />

Schulte en Nordholt W.J. ‘Beeldende kunst in de kerk – kunst en religie 1959’ (datum<br />

1959?), p.109.<br />

Stichting 2008 jaar <strong>van</strong> het religieus erfgoed ‘Geloof in de toekomst, strategisch plan<br />

voor het Religieus Erfgoed’(2008), Drukkerij Berne.<br />

Stichting 2008 jaar <strong>van</strong> het religieus erfgoed (2008) ‘2008 Jaar <strong>van</strong> het Religieus<br />

Erfgoed, samenvatting en perspectief’.<br />

Van den Heuvel, M. (2008) ‘Utrechtse <strong>wederopbouwkerken</strong>, een quickscan <strong>van</strong><br />

de kerken uit de periode 1940 -1970 in de provincie Utrecht’, Landschap erfgoed<br />

Utrecht.<br />

Van der Harst en De Waard (2007) ‘Wederopbouwkerken <strong>van</strong> de PKN in Gelderland<br />

<strong>van</strong> 1940 tot 1970’.<br />

Vereniging <strong>van</strong> Beheerders <strong>van</strong> Monumentale Kerkgebouwen in Nederland VBMK en<br />

de vereniging <strong>van</strong> Nederlandse Gemeenten VNG, ‘Handreiking religieus erfgoed voor<br />

burgerlijke en kerkelijke gemeenten, <strong>van</strong> kerkelijk gebruik tot <strong>herbestemming</strong>’ (2008).<br />

De (Nieuwe) Limburger:<br />

‘Nieuw-Einde zet zich in voor moderne, nieuwe kerk.’ (1961, 16 juni)


‘Fancy fair te Nieuw-Einde is volkomen geslaagd.’ (1961 juni)<br />

‘Kerk na 15 jaar rijp voor sloop.’ (1978 februari 2)<br />

Limburgs dagblad:<br />

‘Nieuwe kerk voor rect. Nieuw-Einde.’ (1960 december 23)<br />

‘Nieuwe kerk voor Vrieheide.’(1962 mei)<br />

‘Plannen voor nieuwe kerk rectoraat Nieuw-Einde gereed.’ (1962, 26 mei)<br />

‘Aannemers schreven in voor bouw <strong>van</strong> nieuwe kerk te Nieuw-Einde.’ (1962, 27 aug.)<br />

‘Christus Koningkerk Nieuw-Einde is nu gereed.’ (1965, 25 mei)<br />

‘25 juli kerkconsecratie Nieuw-Einde.’ (1965, 6 juli)<br />

‘Kerk Nieuw-Einde kleiner en intiemer’ (1984, 12 dec.)<br />

‘Kerk <strong>van</strong> Nieuw-Einde wordt afgebroken en weer opgebouwd’ (1984, 14 febr.)<br />

‘Nieuwe Jeruzalem” bewoonbaar gemaakt.’ (1986, juli)<br />

Afbeeldingen:<br />

Prentbriefkaart (afm. 19x14) <strong>van</strong> voor 1950, copyright Gebr. Simons, Ubach over<br />

Worms, geraadpleegd via stadsarchief Heerlen.<br />

Prentbriefkaart (afm. 19x14) <strong>van</strong> de Navolaan met op de achtergrond de toren <strong>van</strong> de<br />

Christus Koningkerk. Jaar omstreeks 1966, copyright: Drogisterij “Vrieheide”, Heerlen,<br />

geraadpleegd via stadsarchief Heerlen.<br />

Oorspronkelijke foto’s interieur kerkzaal: Sander <strong>van</strong> Daal. Geraadpleegd via www.<br />

kerkgebouwen-in-limburg.nl.<br />

Brieven<br />

Brief <strong>van</strong> RACM aan college <strong>van</strong> burgemeester en wethouders, gemeente Heerlen,<br />

kenmerk RACM: RS-2008-554, d.d. 1 juli 2008.<br />

Ingenieursbureau <strong>van</strong> der Werf en Nass BV, 7 november 2000, ‘advies t.b.v.<br />

<strong>herbestemming</strong> kerk Vrieheide te Heerlen, kenmerk RH/B0001.doc.<br />

Onderzoeken, publicaties en tijdschriften<br />

Becker en De Wit, Sociaal Cultureel Planbureau ‘Secularisatie in de jaren<br />

negentig, kerklidmaatschap, veranderingen in opvattingen en een prognose’(2000)<br />

Moerkapelle, Mantext.<br />

‘Beton, schade en analyse: info restauratie en beheer 40’, RACM, 2004, Zeist.<br />

‘Beton: onderhoud en herstel: info restauratie en beheer 44’, RACM, 2006, Zeist.<br />

‘Beton, herstel en uitvoering: info restauratie en beheer 45’, RACM, 2006, Zeist.<br />

CUR, ‘Duurzaamheid en onderhoud <strong>van</strong> betonconstructies: CUR-publicatie<br />

172’,(1998) CUR, Gouda.<br />

CUR, ‘Inspectie en onderzoek <strong>van</strong> betonconstructies: CUR-aanbeveling 72’ (2000)<br />

CUR, Gouda.<br />

Kunst <strong>van</strong> leven, hoofdlijnen cultuurbeleid – cultuurbeleid 2009 tot 2012, publicatie<br />

<strong>van</strong> het Ministerie <strong>van</strong> Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, juni 2007.<br />

Morelissen, R. (2009) ‘Kunst per vierkante meter’, publicatie in Monumenten nr. 1/2,<br />

p.14 -17<br />

Prof Dr. G. <strong>van</strong> der Leeuwstichting, ‘Lijst <strong>van</strong> Nederlandse kerken’ en ‘Nederland in en<br />

uit de steigers’<br />

Schrieken, B.J. ‘Geloof in transformatie, een keuze- en haalbaarheidsmodel voor de<br />

functie na transformatie <strong>van</strong> kerken uit de wederopbouw.’ (1996), Zeist, RACM.<br />

Teeken Beckers Architecten BV ‘Technisch Rapport Christus Koningkerk’ (2000).<br />

Van Meeteren, H. (1999) ‘De geest leidt het schip, een categorale studie en<br />

waardestelling <strong>van</strong> kerken en kapellen uit de wederopbouw (1945-1965)’<br />

Zeist, Rijksdienst voor de monumentenzorg.<br />

Van Zuijlen, L. ‘Schokbeton is superbeton’ DoCoMoMo september 2004.<br />

Vreeken A. ‘Een huis met een toren’ p11, doctoraal scriptie kunstgeschiedenis.<br />

VNC ‘Schoon beton’ (1990) Den Bosch.<br />

Wijdeveld, E. ‘Kerken Noord-Brabant, categoriaal onderzoek wederopbouw<br />

1940 -1965’(2004) Zeist, RACM.<br />

Internet<br />

www.toekomstkerkgebouwen.nl/Nieuws/nieuws_urgentielijst.html, april 2009.<br />

www.cuypersgenootschap.nl, april 2009.<br />

www.toekomstkerkgebouwen.nl, april 2009.<br />

www.heerlen.nl, mei 2009.<br />

www.biblija.net, april 2009.<br />

www.kerkgebouwen-in-limburg.nl , april 2009.<br />

www.historischearchitectuur.nl, april 2009.<br />

www.geco.be/nl/bijprodukten0205.htm, mei 2009<br />

www.belvedere.nu, april 2009,<br />

www.helpwandkunstopsporen.nl, mei 2009.<br />

ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />

55

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!