herbestemming van wederopbouwkerken - 1meter98
herbestemming van wederopbouwkerken - 1meter98
herbestemming van wederopbouwkerken - 1meter98
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Afstudeerscriptie<br />
Herbestemming <strong>van</strong> <strong>wederopbouwkerken</strong><br />
Een onderzoek naar functie in relatie tot behoud <strong>van</strong><br />
monumentale waarden bij <strong>herbestemming</strong><br />
Daan Bollinger en Willem Stevens<br />
Hogeschool Utrecht, Instituut voor Gebouwde Omgeving<br />
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
1
Afstudeerscriptie<br />
Herbestemming <strong>van</strong> <strong>wederopbouwkerken</strong><br />
2 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
foto omslag: gevel Christus Koningkerk te Heerlen<br />
Daan Bollinger<br />
daanbollinger@gmail.com<br />
studentnummer: 1213939<br />
Willem Stevens<br />
willemstevens@hotmail.com<br />
studentnummer: 1507651<br />
2 juli 2009<br />
Begeleiders Hogeschool Utrecht<br />
1e begeleider: ir. Frank Foole<br />
2e begeleider: ir. Kees Geevers<br />
Externe begeleiders<br />
ir. B. <strong>van</strong> de Kraats, architectenbureau <strong>1meter98</strong><br />
dr. P.W.F. Brinkman, Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed<br />
Hogeschool Utrecht, Instituut voor Gebouwde Omgeving
VOORWOORD<br />
LEESWIJZER<br />
SAMENVATTING<br />
1. INLEIDING<br />
2. THEORETISCH KADER<br />
2.1 Kerkgenootschappen<br />
2.2 Kenmerken <strong>van</strong> <strong>wederopbouwkerken</strong> (1940-1965)<br />
2.3 Om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> het probleem<br />
2.4 Criteria die de cultuurhistorische waarde bepaalt<br />
2.5 Functies <strong>van</strong> <strong>herbestemming</strong>en<br />
3. ONDERZOEKSVRAAG EN HYPOTHESEN<br />
4. METHODIEK<br />
5. RESULTATEN<br />
5.1 overzicht functie ‘wonen’<br />
5.2 overzicht functie ‘werken’<br />
5.3 overzicht functie ‘kunst, cultuur en amusement’<br />
6. AANBEVELINGEN<br />
6.1 algemene aanbevelingen<br />
6.2 aanbevelingen functie ‘wonen’<br />
6.3 aanbevelingen functie ‘werken’<br />
6.4 aanbevelingen functie ‘kunst, cultuur en amusement<br />
7. CONCLUSIE<br />
8. PROJECTCASUS<br />
8.1 keuze projectcasus<br />
8.2 algemene gegevens kerk<br />
8.3 cultuur- en bouwhistorische analyse<br />
8.4 bouwtechnische analyse<br />
8.5 uitgangspunten voor ontwerp<br />
8.6 functiekeuze<br />
8.7 programma <strong>van</strong> eisen<br />
8.8 uitwerking functievariant ‘wellness’<br />
8.9 uitwerking functievariant ‘theater’<br />
9. DISCUSSIE<br />
10. BRONNEN<br />
5<br />
6<br />
7<br />
8<br />
9<br />
9<br />
9<br />
13<br />
13<br />
15<br />
18<br />
19<br />
21<br />
21<br />
21<br />
22<br />
23<br />
23<br />
23<br />
23<br />
23<br />
24<br />
25<br />
25<br />
25<br />
28<br />
33<br />
43<br />
43<br />
45<br />
45<br />
50<br />
53<br />
54<br />
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
3
4 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
VOORWOORD<br />
Voor u ligt de afstudeerscriptie <strong>van</strong> Daan Bollinger en Willem Stevens. Deze scriptie<br />
richt zich met name op (semi-) professionals die zich met <strong>herbestemming</strong> <strong>van</strong><br />
religieus erfgoed bezig houden. Dit document is waardevol wanneer gezocht wordt<br />
naar inzichten met betrekking tot het <strong>herbestemming</strong>sproces <strong>van</strong> cultuurhistorisch<br />
waardevolle gebouwen.<br />
Zonder hulp, tips en aanbevelingen hadden wij dit onderzoek nooit succesvol kunnen<br />
afronden. Daarvoor willen wij de volgende personen bedanken:<br />
Frank Foole, onze eerste begeleider op de Hogeschool Utrecht, stimuleerde om<br />
binnen het afstudertraject ons te richten op <strong>herbestemming</strong> <strong>van</strong> een <strong>wederopbouwkerken</strong>.<br />
Dit bleek een erg fascinerend en actueel onderwerp te zijn. Kees Geevers,<br />
onze tweede begeleider, heeft ons wegwijs gemaakt binnen de onderzoeksmethoden<br />
en bracht de rode lijn aan in ons onderzoek. Hieruit kwamen veel kritische<br />
opmerkingen die hulpvol waren voor de opzet <strong>van</strong> het onderzoek. Bastiaan <strong>van</strong> de<br />
Kraats, werkzaam bij het architectenbureau <strong>1meter98</strong>, heeft ons erg goed begeleid bij<br />
onze bouwkundige- en ontwerpwerkzaamheden aan de Christus Koningkerk.<br />
Hij inspireerde ons met nieuwe inzichten en gaf ons goede feedback. Evert-Jan<br />
Jurriëns, directeur <strong>van</strong> restauratiebedrijf Jurriëns en Cees Vermeulen, directeur <strong>van</strong><br />
betonreparatiebedrijf Balm BV, willen wij danken voor hun informatie en deskundige<br />
op- en aanmerkingen.<br />
Tot slot een dankwoord aan Pim Brinkman, onze begeleider bij de Rijksdienst voor<br />
Cultureel Erfgoed, de eerste contactpersoon binnen deze organisatie en de werkgroep<br />
wederopbouw waar<strong>van</strong> in het bijzonder Aart de Vries en Albert Reinstra, voor hun<br />
kritiek en het beschikbaar<br />
stellen <strong>van</strong> informatie.<br />
Veel leesplezier gewenst!<br />
Daan Bollinger en Willem Stevens<br />
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
5
LEESWIJZER<br />
De scriptie kan worden gelezen in twee afzonderlijke delen. In het eerste deel, <strong>van</strong>af<br />
hoofdstuk 2 ‘theoretisch kader’ tot hoofdstuk 7 ‘conclusie’, wordt de onderzoeksvraag<br />
uiteengezet. Er wordt ingegaan op wat cultuurhistorische waarden inhouden, wat de<br />
karakteristieken zijn voor <strong>wederopbouwkerken</strong> en wat de standpunten zijn <strong>van</strong> de<br />
kerkgenootschappen. Deze kennis wordt getoetst aan een aantal al herbestemde<br />
kerken. Met behulp <strong>van</strong> een instrument (checklist die is bijgevoegd in de bijlagen),<br />
zijn de kerken tegen het licht gehouden. De bezochte kerken zijn gefotografeerd en<br />
omschreven. Vanwege ruimtegebrek zijn deze kerken digitaal op CDROM bijgevoegd,<br />
deze worden ook gepubliceerd op de nieuwe website <strong>van</strong> de Rijksdienst voor Cultureel<br />
Erfgoed. De resultaten zijn in het hoofdstuk ‘resultaten’ uiteengezet. Algemene<br />
uitgangspunten zijn geformuleerd in hoofdstuk 6 ‘aanbevelingen’.<br />
Het tweede deel <strong>van</strong> de scriptie gaat in op de projectcasus. Vanaf hoofdstuk 8 wordt<br />
als casus de Christus Koningkerk in Heerlen uitgewerkt. Deze kerk wordt allereerst<br />
stedenbouwkundig, cultuur- en bouwhistorisch en bouwtechnisch<br />
geanalyseerd. De bouwkundige staat wordt omschreven en er worden<br />
aanbevelingen gedaan hoe carbonatatie (‘betonrot’) kan worden hersteld.<br />
Als laatste aspect staan de <strong>herbestemming</strong>sfuncties centraal. Er wordt gemotiveerd<br />
waarom er voor een bepaalde functie wordt gekozen en wat deze inhoudt. De<br />
bouwkundige moeilijkheden met betrekking tot verwarming, koeling en na-isoleren<br />
wordt door middel <strong>van</strong> concepten aandacht besteed.<br />
6 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
SAMENVATTING<br />
De prognose is dat de komende tien jaar 1000 tot 1200 kerken leeg komen te staan<br />
Hier vallen ook <strong>wederopbouwkerken</strong> onder. Bij cultuurhistorisch waardevolle kerken<br />
kan een waardige <strong>herbestemming</strong> de uitkomst bieden om de kerk voor de (toekomstige)<br />
gemeenschap te behouden. Met name de functie en het behoud <strong>van</strong><br />
cultuurhistorische waarden zijn hierbij sleutelbegrippen.<br />
Deze afstudeerscriptie is een product <strong>van</strong> een tweetal onderzoeken. Er is gestart met<br />
een onderzoek bij de RCE (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) naar de achtergronden<br />
<strong>van</strong> <strong>wederopbouwkerken</strong>. Ook zijn hiervoor een twaalftal herbestemde kerken<br />
bezocht. Vervolgens is bij architectenbureau <strong>1meter98</strong> een tweetal<br />
alternatieven ontwikkeld voor een leegstaande en met de sloop bedreigde wederopbouwkerk,<br />
de Christus Koningkerk in Heerlen. Dit onderzoek richt zich op de volgende<br />
hoofdvraag:<br />
Wat is de relatie tussen de functie en het behoud <strong>van</strong> cultuurhistorische waarden bij<br />
<strong>herbestemming</strong> <strong>van</strong> <strong>wederopbouwkerken</strong>?<br />
Bij de RCE is een onderzoek verricht naar de achtergronden <strong>van</strong> de wederopbouw met<br />
als doel een beeld te krijgen wat voor effect een <strong>herbestemming</strong> heeft op de cultuurhistorische<br />
waarde <strong>van</strong> een oorspronkelijke kerk. Hierbij zijn een drietal<br />
functietypen onderzocht:<br />
• wonen,<br />
• werken<br />
• kunst, cultuur en amusement.<br />
Uit dit onderzoek zijn een aantal aanbevelingen ontstaan die bruikbaar bleken voor<br />
de <strong>herbestemming</strong> <strong>van</strong> de Christus Koningkerk die bij <strong>1meter98</strong> is uitgevoerd.<br />
De bruikbare conclusies uit dit praktijkonderzoek zijn als volgt:<br />
• Roerende onderdelen zijn bij <strong>herbestemming</strong> alleen te handhaven wanneer ze<br />
als statement worden toegepast;<br />
• Doos-in-doos constructies zijn bouwtechnisch gezien het meest geschikt voor<br />
<strong>herbestemming</strong>;<br />
• De beschermende status <strong>van</strong> een kerk resulteert vaak in succesvolle<br />
<strong>herbestemming</strong>sopgaven;<br />
• Kunst is een essentieel onderdeel <strong>van</strong> wederopbouwarchitectuur en moet als<br />
uitgangspunt dienen bij de planvorming;<br />
• Grote kerken zijn veelal genoodzaakt om meerdere functies te huisvesten om<br />
financiële redenen;<br />
• De klokkenstoelen blijven praktisch altijd behouden, het klokkenspel wordt<br />
daarentegen vaak verwijderd;<br />
• Een woningfunctie behoud cultuurhistorische waarden het minste, een museum<br />
het meeste;<br />
• Een uitvaartcentrum en een kerk liggen qua functie dicht bij elkaar;<br />
• Een kerk met centraalbouwopzet is <strong>van</strong>wege zijn ronde vorm voor culturele<br />
functies vaak zeer geschikt.<br />
Bij architectenbureau <strong>1meter98</strong> is gekozen voor een wellness- en een<br />
theaterfunctie. Voor beide <strong>herbestemming</strong>en zijn dezelfde uitgangspunten toegepast<br />
met een andere benadering. Bij de wellnessfunctie is vrijer om gegaan met de cultuurhistorische<br />
uitgangspunten dan bij de theaterfunctie. De twee concepten zijn op<br />
veel gebieden afwijkend <strong>van</strong> elkaar. Deze uitgangspunten zijn opgesteld na aanleiding<br />
<strong>van</strong> een tweetal analysen: de cultuur- en bouwhistorische analyse en een<br />
bouwtechnische analyse. Bouwtechnisch gezien is de kerk met weinig middelen in<br />
goede staat te brengen. Ook is het goed mogelijk om de kerk duurzamer te maken<br />
dan de oorspronkelijke situatie ooit was en daarbij het behoud <strong>van</strong> de<br />
cultuurhistorische waarden zoveel mogelijk in ogenschouw te nemen.<br />
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
7
1. INLEIDING<br />
De ruimte in Nederland voor bouwuitbreiding wordt steeds kleiner. De verwachting is<br />
dat er in de toekomst meer nadruk komt te liggen op inpassing in de stedelijke<br />
omgeving. Hiermee hangt de kerkproblematiek samen en wordt herbestemmen één<br />
<strong>van</strong> de belangrijkste toekomstige bouwopgaven. Vanwege secularisatie en krappe onderhoudsbudgetten<br />
<strong>van</strong> kerkgenootschappen staan kerken, met name uit de wederopbouwperiode,<br />
onder druk. Het boek Geloof in de toekomst, uitgegeven door Stichting<br />
2008 jaar <strong>van</strong> het religieus erfgoed, stelt de prognose dat binnen tien jaar 1000 tot<br />
1200 kerken worden afgestoten. Met deze scriptie wordt er getracht in beeld te<br />
brengen dat er, ook met weinig middelen en budget, op een creatieve manier<br />
invulling kan worden gegeven aan <strong>herbestemming</strong>sfuncties in kerkgebouwen. Hoe<br />
deze invulling wordt ingepast met behoud <strong>van</strong> de cultuurhistorische waarden, staat in<br />
ons onderzoek centraal.<br />
Dit afstudeeronderzoek heeft als onderwerp ‘<strong>herbestemming</strong> <strong>van</strong> wederopbouw<br />
kerken. Binnen dit onderwerp willen wij de volgende vraag beantwoorden:<br />
Wat is de relatie tussen de functie en het behoud <strong>van</strong> cultuurhistorische<br />
waarden bij <strong>herbestemming</strong> <strong>van</strong> <strong>wederopbouwkerken</strong>?<br />
8 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
2. THEORETISCH KADER<br />
2.1 Kerkgenootschappen<br />
Voordat kan worden ingegaan op cultuur- en bouwhistorische aspecten <strong>van</strong> <strong>wederopbouwkerken</strong>,<br />
moet eerst een beeld worden geschetst <strong>van</strong> de verschillende kerkgenootschappen.<br />
De scheiding <strong>van</strong> kerkgenootschappen ontstond in de 16de eeuw tijdens de<br />
reformatie. In deze periode scheidde een groep christenen zich af <strong>van</strong> de roomskatholieke<br />
kerk. Hieruit ontstond het protestantisme. Binnen deze afscheiding zijn<br />
later diverse afsplitsingen ontstaan. De grootste protestantse denominaties in Nederland<br />
zijn de Gereformeerde en de Nederlands Hervormde kerk. Dit wordt aangeduid<br />
als één <strong>van</strong> de grootste kerkscheuringen in de geschiedenis <strong>van</strong> de christelijke kerk.<br />
(Vreeken, 2007) Als gevolg hier<strong>van</strong> ontstond omstreeks 1566 de Beeldenstorm<br />
waardoor katholieke kerken werden omgevormd voor de protestantse eredienst.<br />
Katholieke kerken:<br />
- Rooms-katholieke kerken<br />
Rooms Katholiek Kerkgenootschap;<br />
- Overige katholieke kerken<br />
Oud-katholieke kerk <strong>van</strong> Nederland<br />
Katholiek Apostolische Gemeente<br />
Katholiek Apostolische Kerk<br />
Onafhankelijke Katholieke Kerk<br />
Protestantse kerken:<br />
- PKN<br />
Nederlandse Hervormde Kerk<br />
Gereformeerde kerken in Nederland<br />
Nederlands Protestanten Bond<br />
E<strong>van</strong>gelisch Lutherse Kerk<br />
- Bevindelijk Gereformeerde Kerken<br />
- Orthodox Gereformeerde Kerken<br />
- E<strong>van</strong>gelische en Pinkstergemeenten<br />
- Overige Christelijke kerken (Doopsgezinden, Apostolisch Genootschap, etc.)<br />
- Buitenlands orthodox<br />
(Roeterdink et. al, 2008)<br />
2.2 Kenmerken <strong>van</strong> <strong>wederopbouwkerken</strong> (1940-1965)<br />
De schade na de Tweede Wereldoorlog en grote bevolkingsgroei leidde tot een grote<br />
bouwopgave in Nederland; de wederopbouw. In 1940 raakte Nederland betrokken bij<br />
het geweld <strong>van</strong> de Duitse overname. Al in 18 mei 1940 vaardigde de opperbevelhebber<br />
<strong>van</strong> de Nederlandse strijdkrachten Wederopbouw 1 uit. (Bakhuizen <strong>van</strong> den Brink,<br />
1948)<br />
Wanneer de wederopbouwperiode wordt vergeleken met andere bouwperioden, kan<br />
men concluderen dat er in geen enkele periode zoveel kerken zijn gebouwd als tussen<br />
1940 en 1965. De kerkenbouw leefde onder bouwend Nederland. Zo ontstonden er<br />
grote verschillen over architectonische opvattingen wat resulteerde in felle<br />
architectuurdiscussies (met name over de relatie tussen liturgie en kerkenbouw). Door<br />
middel <strong>van</strong> tentoonstellingen, publicaties en deelname aan commissies werd ook de<br />
architectenwereld actiever betrokken bij de bouwopgave <strong>van</strong> kerken. De overheid<br />
stimuleerde diverse zaken om een grote woningproductie op gang te brengen. Dit<br />
werd onder andere door de industrialisatie en mechanisatie <strong>van</strong> de bouwnijverheid<br />
benaderd. Bij grote stadsuitbreidingen werden ook nieuwe kerken gerealiseerd.<br />
In 1961 werd de wet ‘premie kerkenbouw‘ in het leven geroepen. Deze wet<br />
stimuleerde de kerkenbouw. Toch was deze premie niet afdoende. Dit resulteerde in<br />
het initiatief <strong>van</strong> een negental samenwerkende kerkgenootschappen door de actie<br />
‘Antwoord 64’ te starten. Als reactie werd een inzamelingsactie georganiseerd waar in<br />
de vorm <strong>van</strong> een demonstratie een kerk werd gebouwd; de Antwoordkerk in Hoogvliet.<br />
In een recordtijd luidden de klokken in de toren. Het goedkope, industrieel<br />
geprefabriceerde gebouw was een experiment wat een resultaat was <strong>van</strong> de hoge<br />
geldnood in relatie tot de behoefte aan nieuwe kerkgebouwen. Alleen gestandaardiseerde<br />
bouw leek nog mogelijk. Toch bleek deze kerk al snel veel bouwtechnische<br />
tekortkomingen te hebben. (Van der Harst en De Waard, 2007)<br />
2.2.1 Stedenbouwkundige ligging<br />
Kerkgebouwen staan stedenbouwkundig gezien vaak op beeldbepalende plekken. In<br />
het geval <strong>van</strong> naoorlogse kerken zijn klokkentorens vaak vrijstaand in de<br />
omgeving geplaatst en markant vormgegeven. Deze vervullen hierdoor vaak een<br />
herkenningspunt in de buurt.<br />
De stedenbouwkundige plek <strong>van</strong> de na-oorlogse kerken werd voornamelijk bepaald<br />
door de wijkgedachte. De wijkgedachte was afkomstig uit Amerika en werd in de oorlog<br />
als uitgangspunt gebruikt voor het ontwerp <strong>van</strong> de na de oorlog te bouwen wijken.<br />
Men zocht een oplossing voor het tegengaan <strong>van</strong> de anonimiteit in de grote steden.<br />
Volgens de wijkgedachte moest de balans tussen individu en samenleving hersteld<br />
worden. Dit werd in praktijk gebracht door wijken te creëren die hun eigen centrum<br />
vormde: met alle voorzieningen zoals kerken, een wijkcentrum, scholen en winkels en<br />
kerken. In de praktijk speelde de verzuiling toch een grote rol. Er moesten vier kerken<br />
per wijk worden gerealiseerd: één gereformeerde, twee hervormde en één katholieke.<br />
Er waren de nodige verschillen tussen de functionalistische (ook wel modernistisch)<br />
architecten en de traditionalistische architecten. Dit uitte zich bijvoorbeeld in de ligging<br />
<strong>van</strong> de nieuw te bouwen kerk. De ligging <strong>van</strong> historische kerken werd door de<br />
traditionele stedenbouwers in het geval <strong>van</strong> herbouw <strong>van</strong> dorp of stad vaak gesitueerd<br />
op de historische plaats <strong>van</strong> een verwoestte kerk. De modernisten plaatsten de kerk<br />
niet <strong>van</strong>zelfsprekend op de oorspronkelijke locatie. Met name de doorbreking <strong>van</strong> de<br />
bijna anonieme woningbouw werd als uitdaging aangepakt om het kerkgebouw als<br />
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
9
ijzonder architectonisch object in de wijk te ontwerpen. De kerken <strong>van</strong> de<br />
modernisten liggen vaak verder <strong>van</strong> het stadscentrum af. Meestal langs een grote verkeersader.<br />
In veel gevallen wordt de kerk tussen een groen park of waterpartij gesitueerd.<br />
(Van Meeteren, 1999)<br />
2.2.2 Architectuur <strong>van</strong> <strong>wederopbouwkerken</strong><br />
Omdat de kerkgebouwen herkenningspunt dienden te worden, waren dit zeer<br />
interessante ontwerpopgaven voor architecten. In de wederopbouwperiode werd<br />
gezocht naar nieuwe vormen. Via diverse media werden discussies gevoerd over hoe<br />
<strong>wederopbouwkerken</strong> te ontwerpen. De bouwstijlen die fel in de discussie werden bediscussieerd<br />
waren de functionalistische (ook wel modernistisch genoemd) en de traditionalistische<br />
bouwstijl. De traditionalisten ontwierpen gebouwen die zich kenmerkten<br />
door toepassing <strong>van</strong> traditionele materialen en plattegronden die teruggrepen op<br />
de vooroorlogse vormen. Een toenadering tussen functionalisme en traditionalisme<br />
ontstond die later met de term ‘shake-hands’ zou worden aangeduid. Met het oog<br />
op materiaalgebruik resulteerde dit vaak in een combinatie <strong>van</strong> een betonnen casco<br />
ingevuld met metselwerk. Door veelvuldig gebruik <strong>van</strong> beton werd het mogelijk om<br />
kolomvrije ruimten te creëren. Hierdoor kregen architecten meer vormvrijheid in de<br />
indeling <strong>van</strong> kerkplattegronden.<br />
Door de wijkgedachte werden kerkgebouwen meer complexen met daarin ruimtes<br />
voor diverse functies. Activiteitenzalen, vergaderruimte in combinatie met pastorie en/<br />
of kosterswoning, scholen, bejaardencentra, etc. (voorbeeld is de Opstandingskerk in<br />
Voorburg) Wat in de krappere kavels ook voorkomt is de verdiepingskerk. De kerkzaal<br />
ligt hierbij bovenop een (half verdiepte) voorzieningenlaag met daarin allerlei nevenruimten.<br />
Een bijkomend effect hier<strong>van</strong> is de statige kerkruimte die zich hoger boven<br />
zijn omgeving bevindt. Daarnaast werden ook kerken toegepast die een eigen open<br />
ruimte ontsloot door een L, U of O-vormige plattegrond. Architecten maakten gebruik<br />
<strong>van</strong> subtiele overgangen tussen privaat en publieke ruimtes. Hierbij gebruikten zij<br />
naast de bouwdelen <strong>van</strong> de kerk zelf ook tuinmuren, torens of overkappingen.<br />
(Van der Harst en De Waard, 2007)<br />
Rooms-katholieke kerken<br />
Binnen de rooms-katholieke kerk werden de Bossche en de Delftse School als de twee<br />
denkwijzen voor kerkenbouw gebruikt. Binnen de Bossche School werd gezocht naar<br />
ideale maten en verhoudingen die zouden moeten resulteren in<br />
harmonieuze gebouwen.<br />
Een aantal bouwmaterialen werden als niet passend geacht voor de bouw <strong>van</strong> een<br />
kerk. Hout en metaal behoorden tot die materialen. De architectuurstroming <strong>van</strong><br />
de Delftse School sprak zich uit tegen het gebruik <strong>van</strong> beton als bouwmateriaal.<br />
Ondanks deze stroming zou beton steeds vaker worden toegepast. Een belangrijke<br />
ontwikkeling in de architectuurvormentaal <strong>van</strong> de rooms- katholieke kerk is een<br />
beslissing <strong>van</strong> het tweede Vaticaans Concilie (1962 – 1965). Er zijn regels opgesteld<br />
10 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
die een kerk toegankelijker zou moeten maken voor de leden <strong>van</strong> de gemeente.<br />
Hierin werd onder andere besloten dat de voorganger met het gezicht naar zijn gemeenteleden<br />
moest staan. (Van den Heuvel, 2008)<br />
Gereformeerde kerken<br />
Tegen het eind <strong>van</strong> de wederopbouwperiode werden er door de gereformeerde kerk<br />
richtlijnen opgesteld voor het ontwerp <strong>van</strong> een kerk. De ruimten in het gebouw<br />
moesten een eenheid vormen waarbij de nevenruimtes waren afgezonderd <strong>van</strong> de<br />
liturgische ruimte. Deze nevenruimten kregen een aparte ingang. De ontmoetingsruimte<br />
gold als een overgangsruimte tussen de buitenwereld en de kerk. Ook mocht<br />
er niet teveel glas in de wanden worden verwerkt. (Van den Heuvel, 2008)<br />
Nederlands Hervormde kerken<br />
Al voor de oorlog was de hervormde kerk bezig met het opstellen <strong>van</strong> nieuwe richtlijnen<br />
waarbij de relatie tussen liturgie en gebouw centraal stond. Het liturgisch centrum<br />
moest dicht bij de gemeente staan en de wanden die om de kerkzaal stonden moesten<br />
extra aandacht krijgen (die bepaalde immers mede het karakter <strong>van</strong> de ruimte). Het<br />
contact met de buitenwereld moest worden vermeden. Dit resulteerde in hoge ramen<br />
die het ‘menselijk handelen’ onzichtbaar maakten. (Van den Heuvel, 2008) De nadruk<br />
lag op wat er in het gebouw afspeelde, niet het gebouw zelf. De architectuur werd<br />
daardoor niet benadrukt, de buitenkant sluit aan bij de soberheid aan de binnenzijde.<br />
2.2.3 Typologieën <strong>van</strong> <strong>wederopbouwkerken</strong><br />
Er zijn veel verschillende variaties te vinden in de opzet <strong>van</strong> liturgische ruimte en<br />
nevenruimten. Ook de opstelling <strong>van</strong> de banken is per kerk verschillend. In deze paragraaf<br />
worden de verschillende soorten omschreven.<br />
Plattegronden<br />
Met betrekking tot de plattegrond <strong>van</strong> <strong>wederopbouwkerken</strong> zijn er een aantal opvallende<br />
varianten vindbaar. Met name in de vorm <strong>van</strong> de kerkzaal en de manier waarop<br />
hierin banken werden opgesteld (het bankenplan). De keuze voor een bepaalde variant<br />
was voornamelijk afhankelijk <strong>van</strong> de liturgische eisen <strong>van</strong> een bepaalde<br />
geloofsstroming en de persoonlijke voorkeuren <strong>van</strong> opdrachtgever en architect.<br />
Hilde <strong>van</strong> Meeteren omschrijft in ‘De geest leidt het schip’ diverse plattegrond<br />
varianten:
Langskerk<br />
In langskerken werd de diepte-as <strong>van</strong> de kerkzaal benadrukt door de aandacht te<br />
richten op het liturgisch centrum. Door te entree <strong>van</strong> de kerkzaal recht tegenover dit<br />
centrum te plaatsen wordt het blikveld naar het liturgisch centrum versterkt. Door middel<br />
<strong>van</strong> lichtinval door middel <strong>van</strong> ramen of het<br />
toevoegen <strong>van</strong> een apsis kan de lengtewerking worden versterkt.<br />
Dwarsruimte<br />
Deze variant is een verdraaiing <strong>van</strong> de langskerken. Het liturgisch<br />
centrum is haaks verdraaid naar de lange zijde <strong>van</strong> de kerkzaal. Het fig. 2.1:<br />
architectonische lijnenspel wordt hierdoor doorbroken wat een intiemere langskerk<br />
sfeer kan creëren.<br />
Centraalbouw<br />
Alle lijnen die in de plattegronden voorkomen <strong>van</strong> de centraalbouw<br />
komen bijeen in het liturgisch centrum. Om een kerkdienst te kunnen<br />
houden wordt in plaats <strong>van</strong> een volledige ronde vorm vaak een halve<br />
cirkel gebruikt. Dit vergemakkelijkt de kijkrichting <strong>van</strong> de voorganger en<br />
verbetert het beeld <strong>van</strong> de gemeenteleden.<br />
Kruisvorm<br />
In de oudere kerkenbouw is de kruisvorm de belangrijkste vorm. Ook in de wederopbouw<br />
werd deze nog toegepast. Met name in Katholieke kerkgebouwen werd deze<br />
vorm toegepast. Voornamelijk redenen voor deze vorm was om meer<br />
kerkgangers bij het koor te plaatsen en om de ruimte te<br />
vergroten <strong>van</strong> de zaalkerk. De kerken die niet in deze categorieën<br />
vallen, werden gebouwd in een combinatie te maken <strong>van</strong> bovenstaande<br />
vormen. De rechthoek en cirkel werden hier gecombineerd. Dit resul-<br />
teerde in vijf-, zes- en zelfs achthoekige plattegronden. Trapezium of<br />
ellipsvormige plattegronden waren geen uitzondering. Sommige kerken<br />
fig. 2.2:<br />
dwarsruimte<br />
fig. 2.3:<br />
centraalbouw<br />
(zoals de Adventkerk in Aerdenhout) zijn niet direct te herleiden naar een<br />
<strong>van</strong> de basisvormen. Deze laatstgenoemde vorm komt niet vaak voor in Nederland.<br />
Bankopstelling<br />
De basilicale opstelling was één <strong>van</strong> de twee varianten die over het<br />
meest werd toegepast in <strong>wederopbouwkerken</strong>. Het is een rechtlijnige<br />
indeling <strong>van</strong> de kerkzaal die recht tegenover het liturgisch centrum werd<br />
geplaatst. Daarnaast werd de centrale opstelling ook veel toegepast. Dit<br />
was een vorm waarin de banken om het liturgisch centrum heen werden fig. 2.4:<br />
geplaatst. Op figuur 2.4 wordt een volledige centraalbouw weerge- centrale opzet<br />
geven. In de praktijk werd uit praktische overweging (geluid) vaak een<br />
halve cirkel gebruikt. Een halve cirkel wordt ook wel scharing genoemd.<br />
Naast deze strikte vormen zijn veel combinaties <strong>van</strong> beide vormen ontstaan.<br />
(Van Meeteren, 1999)<br />
De kerk als complex<br />
Naast de bovenstaande verdeling in de plattegrond kwamen er in veel<br />
gevallen ook nevenfuncties in kerkgebouwen. De gebouwen gingen<br />
als wijkcomplexen fungeren. In het onderbrengen <strong>van</strong> nevenfuncties is<br />
ook een onderscheid te maken in de vormgeving. Van der Harst en De<br />
Waard onderscheiden de volgende typologieën:<br />
Beperkte nevenaccommodatie<br />
Aan de kerkzaal wordt een ondergeschikt bouwvolume aan de<br />
kerkzaal gebruikt voor nevenactiviteiten. (fig. 2.6)<br />
Verdiepingskerk<br />
De nevenruimten in dit type kerkcomplex wordt onder de kerkzaal<br />
geplaatst (op beganegrond of souterrain). Een voorbeeld hier<strong>van</strong> is<br />
de Christus Koningkerk in Heerlen. (fig. 2.7)<br />
Atriumkerk<br />
De kerkzaal en nevenruimten omsluiten een binnenhof. Voorbeeld hier<strong>van</strong><br />
is de Stefanuskerk in Utrecht. (fig. 2.8)<br />
Verweving<br />
Bouwdelen <strong>van</strong> kerkzaal en nevenaccommodaties zijn<br />
(gedeeltelijk) verweven. (fig. 2.9)<br />
fig. 2.5:<br />
basilicale opzet<br />
fig. 2.6<br />
beperkte nevenaccomodatie<br />
fig. 2.7:<br />
verdiepingskerk<br />
fig. 2.8:<br />
atriumkerk<br />
fig. 2.9:<br />
verweving<br />
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
11
Functionele onderscheiding<br />
Nevenaccommodatie is een duidelijk gescheiden bouwdeel in<br />
vergelijking tot de kerkzaal.<br />
Functionele scheiding<br />
Kerkzaal en nevenaccommodatie afzonderlijk gelegen in<br />
gescheiden bouwdelen (die wordt verbonden door een entreehal).<br />
Een voorbeeld hier<strong>van</strong> is de Goffertkerk te Nijmegen.<br />
2.2.4 Kunst in-, op- en aan de kerk<br />
Na de oorlog werd er in <strong>wederopbouwkerken</strong> vaak<br />
kunst toegepast. Reden hiervoor was een wetgeving <strong>van</strong><br />
de overheid. In 1952 werd een<br />
percentageregeling ingevoerd waardoor 1 á 1,5% <strong>van</strong><br />
de totale bouwsom <strong>van</strong> de door de overheid gesubsidieerde<br />
gebouwen moest worden besteed aan beeldende<br />
kunst. De kunst in <strong>wederopbouwkerken</strong> speelde<br />
een belangrijke rol. De vormentaal <strong>van</strong> na-oorlogse<br />
kerken wordt niet altijd direct als<br />
fig. 2.12:<br />
kerkgebouw herkend, kunst is dan een onderdeel waar- sgraffito’s <strong>van</strong> Simon Erb in het<br />
door de kerkfunctie beter herkenbaar wordt.<br />
provinciehuis te Arnhem. (Morellissen,<br />
2009)<br />
Typische kunst voor de jaren vijftig waren de glas-inbeton<br />
wanden die werden gevolgd door de<br />
glas-appliqué uit de jaren zestig (glas, beplakt met<br />
gekleurd glas). Vaak waren de voorstellingen in deze<br />
techniek abstract.<br />
In de wederopbouwperiode werden de kerken<br />
gesierd door mozaïeken, sgraffito en plastieken. Sgraffito<br />
is kunst die wordt uitgekrabd door verschillende<br />
lagen stucwerk met diverse kleuren over elkaar heen<br />
te bewerken. De diepte <strong>van</strong> het uitgekrabte materiaal<br />
bepaald dan de kleur. Plastieken zijn het<br />
fig. 2.13:<br />
tegenovergestelde <strong>van</strong> sculpturen waarbij een star ma- glas-in-beton gevel in kerk ‘De<br />
Steiger’ in Rotterdam. (Morellissen,<br />
teriaal wordt gebruikt. Bijvoorbeeld gegoten beelden. 2009)<br />
In de kunst die zich op de buitenmuren bevond werden<br />
vaak de namen <strong>van</strong> de kerk gebruikt. In interieurs kwamen bijbelse verhalen en<br />
symbolen vaker voor. Over het algemeen kan gesteld worden dat de kunst die is<br />
12 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
fig. 2.10:<br />
functionele onderscheiding<br />
fig.2.11:<br />
functionele scheiding<br />
toegepast in <strong>wederopbouwkerken</strong> vaak abstract is. De liturgische voorwerpen konden<br />
ook worden vormgegeven door een kunstenaar. Avondmaalstafel, doopvont, kansel<br />
en lezenaar werden door kunstenaars gemaakt. Meestal was dit overbodig <strong>van</strong>wege<br />
het feit dat de kerkgenootschappen het inventaris zelf al hadden. Daarnaast deden<br />
aan het einde <strong>van</strong> de wederopbouwperiode de wandkleden hun intrede in de<br />
kerkelijke kunst.<br />
Er zijn grote verschillen in het gebruik <strong>van</strong> kunst in kerken tussen de protestantse en de<br />
katholieke kerken. Waar de katholieken een jarenlange traditie hadden opgebouwd<br />
in het gebruik <strong>van</strong> kunst was dat zeker niet het geval voor de protestanten. Toch werd<br />
mede door de percentageregeling kunst in kerken steeds meer gebruikelijk.<br />
RKK<br />
Het Tweede Vaticaans Concilie (vergadering <strong>van</strong> kerkelijke ambtsdragers onder leiding<br />
<strong>van</strong> de paus) was <strong>van</strong> grote invloed op de modernisering <strong>van</strong> de rooms-katholieke<br />
kerken. Een aantal ingrijpende veranderingen werden ingevoerd. Zo werd er bijvoorbeeld<br />
besloten dat architecten en kunstenaars <strong>van</strong> het begin af aan meer moesten<br />
samenwerken. Met als doel de eenheid in het ontwerp <strong>van</strong> een kerk en kunst te bevorderen.<br />
Er werden ook eisen gesteld aan de artistieke kwaliteit <strong>van</strong> kunst. Deze mocht<br />
niet sentimenteel zijn, daarnaast ook niet volledig abstract. Liturgisch werden er ook<br />
de nodige veranderingen doorgevoerd. De priester moest voortaan de mis opdragen<br />
in de landstaal en moest met zijn gezicht <strong>van</strong>achter het altaar naar de gelovigen toe<br />
preken.<br />
PKN<br />
Bij de protestanten was er meer ruimte voor kunst dan bij gereformeerden. De kunst<br />
moest bij voorkeur gemaakt zijn <strong>van</strong> een protestantse kunstenaar. Kunst zou de ervaring<br />
<strong>van</strong> de eredienst kunnen versterken. De kunst in de protestantse kerk werd meestal<br />
mee ontworpen door de architect of een kunstenaar die het gehele proces meewerkte.
2.3 Om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> het probleem<br />
De secularisatie brengt steeds minder mensen naar de kerkdiensten waardoor kerkgebouwen<br />
hun oorspronkelijke functie verliezen. De vergrijzing lijkt toe te slaan in de<br />
ledenaantallen <strong>van</strong> diverse geloofsstromingen. De leden die naar kerken gaan om de<br />
godsdienst uit te oefenen doen dit minder regelmatig dan voorheen.<br />
De komende tien jaar zullen gemiddeld twee kerken per week komen leeg te staan,<br />
waaronder ook de <strong>wederopbouwkerken</strong>. De grootste groep <strong>van</strong> gesloopte kerken<br />
bestaat uit kerken die gebouwd zijn in de wederopbouwperiode.<br />
Volgens gegevens <strong>van</strong> de prof. Dr. G <strong>van</strong> der Leeuwstichting, ‘Lijst <strong>van</strong> Nederlandse<br />
kerken’ en ‘Nederland in en uit de steigers’ uit 1963 zijn er 1565 kerken gebouwd. In<br />
de komende 10 jaar komen 1000 tot 1200 kerken leeg te staan. Volgens het Belvedere<br />
onderzoek kerken uit 2008 zijn er 32 procent <strong>van</strong> het de leegstaande kerken<br />
gesloopt. Er<strong>van</strong> uitgaande dat deze trend zich doorzet resulteert dit in de sloop <strong>van</strong><br />
ruim 320 kerken in 10 jaar. Dit is ongeveer 3 kerken per maand. Zie de bijlagen voor<br />
de uitwerking in percentages <strong>van</strong> leegstand <strong>van</strong> <strong>wederopbouwkerken</strong>.<br />
2.4 Criteria die de cultuurhistorische waarde bepalen<br />
Wanneer uitspraken moeten worden gedaan over een bepaalde waarde <strong>van</strong><br />
<strong>wederopbouwkerken</strong>, moeten daar een aantal zaken voor worden uitgezocht. De RCE<br />
heeft dit in het verleden gedaan.<br />
Wanneer er over ‘bijzonder’ wordt gesproken betekent dat een object een meerwaarde<br />
heeft boven de rest. Er moet dus een vergelijking plaatsvinden. In deze<br />
vergelijking kunnen gemeenschappelijke kenmerken en/of waarden worden gevonden<br />
die groepen aanbrengen en specifieke objecten onderscheid <strong>van</strong> anderen. Aan de<br />
hand <strong>van</strong> criteria kunnen objecten worden gewaardeerd en vergeleken.<br />
De RACM heeft dit proces in het verleden doorlopen. Hierbij is uitgegaan <strong>van</strong> het stelsel<br />
‘Inventariseren, Selecteren en Beschermen’. Hieronder volgt een kort overzicht:<br />
2.4.1 Monumenten Inventarisatie Project (MIP)<br />
Het MIP werd in 1987 opgesteld om in kaart te brengen welke bouwwerken uit de<br />
periode 1850 tot 1940 in aanmerking zouden moeten komen voor rijksbescherming.<br />
Er is geïnventariseerd welke objecten er zijn gebouwd in de vooroorlogse periode <strong>van</strong><br />
1850 tot en met 1940. Het doel hier<strong>van</strong> was een overzicht te creëren. Dit overzicht<br />
resulteerde in dataverzameling <strong>van</strong> gebouwen waarin feitelijke gegevens zoals het<br />
bouwjaar en omschrijvingen <strong>van</strong> in- en exterieur waren opgenomen. Hiernaast werd<br />
ook de context <strong>van</strong> de omgeving onderzocht om op die manier een totaalbeeld te<br />
kunnen creëren.<br />
2.4.2 Monumentenwet<br />
Om vast te kunnen stellen welke objecten wel en niet voor bescherming moeten<br />
worden voorgedragen is de monumentenwet uit 1988 in het leven is geroepen.<br />
Hierin is de basis gelegd voor de criteria die bepalen of een object de titel monument<br />
mag voeren. De monumentenwet stelt een concrete eis: gebouwen moeten in eerste<br />
instantie minimaal 50 jaar oud zijn. Om verschil aan te brengen tussen gebouwen<br />
onderling moeten de bouwwerken ‘<strong>van</strong> algemeen belang’ zijn. Het algemene belang<br />
wordt omschreven als: bijzondere schoonheid, betekenis voor de wetenschap en de<br />
cultuurhistorische waarde. Wanneer een object drie <strong>van</strong> deze elementen bevat kan hij<br />
volgens de monumentenwet worden aangewezen als monument.<br />
2.4.3 Monumenten Selectie Project (MSP)<br />
Vanwege het feit dat de criteria uit de monumentenwet niet specifiek genoeg omschreven<br />
waren om te kunnen toepassen, werd het Monumenten Selectie Project in<br />
1994 opgesteld. Hierin zijn de criteria <strong>van</strong> de monumentenwet uitgewerkt in een vijftal<br />
selectiecriteria.<br />
2.4.4 Categoriaal onderzoek wederopbouw 1940-1965<br />
In het onderzoek Kerken, categoriaal onderzoek wederopbouw 1940 – 1965 uit<br />
december 2006 wat is uitgevoerd door Michiel Kruidenier worden de criteria <strong>van</strong><br />
het landelijke Monumenten Selectie Project opnieuw onder de loep genomen en<br />
toegespitst op <strong>wederopbouwkerken</strong>. Het doel <strong>van</strong> dit onderzoek was om de meest<br />
behoudeniswaardige kerken uit de wederopbouwperiode in kaart te brengen met<br />
als uiteindelijk doel een selectie te kunnen maken voor aanwijzing <strong>van</strong> wederopbouwmonumenten.<br />
De MSP criteria blijken nog voldoende toepasbaar op de later<br />
gebouwde <strong>wederopbouwkerken</strong>. Echter zijn deze criteria enigszins aangepast aan de<br />
specifieke karakteristieken <strong>van</strong> Wederopbouwkerken. Hieronder worden deze karakteristieken<br />
met betrekking tot wederopbouwmonumenten omschreven.<br />
De MSP criteria zijn onder te verdelen in de volgende hoofdgroepen:<br />
• Cultuurhistorische waarde;<br />
• Architectuur- en kunsthistorische waarde;<br />
• Stedenbouwkundige- en ensemblewaarde;<br />
• Gaafheid / herkenbaarheid;<br />
• Zeldzaamheid.<br />
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
13
Cultuurhistorische waarde<br />
De cultuurhistorische waarde wordt bepaald aan de hand <strong>van</strong> de volgende criteria:<br />
• Het belang als uitdrukking <strong>van</strong> een culturele ontwikkeling;<br />
• Het belang als uitdrukking <strong>van</strong> een sociaaleconomische ontwikkeling;<br />
• Het belang als uitdrukking <strong>van</strong> een geestelijke ontwikkeling;<br />
• Het belang als uitdrukking <strong>van</strong> een beleidsmatige of bestuurlijke ontwikkeling;<br />
• Het belang <strong>van</strong> de kerk als uitdrukking <strong>van</strong> een technische en/of typologische<br />
ontwikkeling.<br />
Bij de cultuurhistorische waarde wordt voornamelijk ingegaan op belangrijke ontwikkelingen<br />
of gebeurtenissen. Van de cultuurhistorische waarden zijn objectieve<br />
waarnemingen te maken mits genoeg kennis voorhanden is <strong>van</strong> de historie <strong>van</strong> de<br />
wederopbouw.<br />
Architectuur- en kunsthistorische waarde<br />
De architectuur- en kunsthistorische waarde worden bepaald aan de hand <strong>van</strong> de<br />
volgende criteria:<br />
• Het bijzondere belang <strong>van</strong> een kerk voor de geschiedenis <strong>van</strong> de architectuur;<br />
• Het bijzondere belang <strong>van</strong> de kerk voor het oeuvre <strong>van</strong> een (tuin-) architect;<br />
• Het belang <strong>van</strong> de kerk wegens de hoogwaardige esthetische kwaliteiten <strong>van</strong><br />
het ontwerp;<br />
• Het belang <strong>van</strong> de kerk wegens bijzonder(e) materiaalgebruik, detaillering,<br />
constructiewijze en/of ornamentiek;<br />
• Het belang <strong>van</strong> de kerk wegens de bijzondere samenhang tussen exterieur en<br />
interieur(onderdelen);<br />
• Bijzondere betekenis <strong>van</strong> de kerk wegens de in-, aan of bij de kerk toegepaste<br />
kunstwerken.<br />
Deze waarden zijn deels objectief, deels subjectief. Zo is het belang <strong>van</strong> de kerk voor<br />
het oeuvre <strong>van</strong> de architect en de betekenis <strong>van</strong> de kunstwerken in de kerk aantoonbaar.<br />
Andere punten zijn enkel te beoordelen met de nodige kennis <strong>van</strong> de wederopbouwperiode<br />
en daardoor aangewezen op kunsthistorici.<br />
Stedenbouwkundige- en ensemblewaarde<br />
De stedenbouwkundige- en ensemblewaarde worden bepaald aan de hand <strong>van</strong> de<br />
volgende criteria:<br />
• ‘Betekenis <strong>van</strong> de kerk als essentieel onderdeel <strong>van</strong> een groter geheel, dat<br />
cultuurhistorisch, architectuurhistorisch en stedenbouwkundig <strong>van</strong> nationaal<br />
belang is’;<br />
• ‘Bijzondere betekenis <strong>van</strong> de kerk wegens de markante situering verbonden met<br />
14 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
de ontwikkeling / uitbreiding <strong>van</strong> een stad, dorp of wijk’;<br />
• Bijzondere betekenis <strong>van</strong> de kerk wegens:<br />
- de wijze <strong>van</strong> verkaveling;<br />
- inrichting <strong>van</strong> de openbare ruimte;<br />
- specifieke functies;<br />
- historisch ruimtelijke relatie met groenvoorzieningen, wegen en/of water.<br />
• Bijzondere betekenis <strong>van</strong> de kerk voor het aanzien <strong>van</strong> een stad, dorp of wijk;<br />
• Bijzondere betekenis <strong>van</strong> de kerk wegens de samenhang met bijbehorende<br />
bijgebouwen (pastorie/kosterij, nevenruimten e.d.)<br />
Niet alleen gebouwgebonden waarden (in- en exterieur) kunnen ook stedenbouwkundige<br />
waarden een kerk cultuurhistorisch waardevoller maken. Dit kan tot uitdrukking<br />
komen in een bijzondere situering op het kavel, onderdeel zijn <strong>van</strong> een belangrijke<br />
stedenbouwkundige uitbreiding of een bijzondere samenhang tussen hoofd- en<br />
bijgebouw zijn.<br />
Gaafheid / herkenbaarheid<br />
De gaafheid of herkenbaarheid <strong>van</strong> de kerk werd in dit onderzoek niet in veldwerk<br />
bekeken. Er zijn echter wel drie criteria opgesomd:<br />
• Belang <strong>van</strong> de kerk wegens de architectonische gaafheid <strong>van</strong> ex- en/of<br />
interieur;<br />
• Belang <strong>van</strong> het complex wegens de hoogwaardige architectonische kwaliteit<br />
<strong>van</strong> de samenstellende onderdelen ( … kerk, pastorie/kosterij, nevenruimten,<br />
patronaatsgebouw, school, uitvaartcentrum);<br />
• Belang <strong>van</strong> de kerk in relatie tot de structurele en/of visuele gaafheid <strong>van</strong> de<br />
stedelijke, dorpse of landschappelijke omgeving (voorzieningencentrum of<br />
–strook, plantsoen, park of woonbuurt).<br />
De kernbegrippen in dit onderdeel <strong>van</strong> de waardebepaling is de gaafheid en herkenbaarheid.<br />
Hoe completer en gaver het voorbeeld, hoe waardevoller. Dit geldt zeker<br />
wat betreft <strong>herbestemming</strong>en.<br />
Zeldzaamheid<br />
De zeldzaamheid <strong>van</strong> kerken werd op de volgende criteria beoordeeld:<br />
• Belang <strong>van</strong> de kerk wegens architectuurhistorische, bouwtechnische,<br />
typologische en/of stedenbouwkundige zeldzaamheid;<br />
• Betekenis <strong>van</strong> de kerk wegens zeldzame toepassing <strong>van</strong> kunstwerken.<br />
(Kruidenier, 2006)
2.5 Functies <strong>van</strong> <strong>herbestemming</strong>en<br />
Wanneer er onderzoek wordt gedaan naar de functie <strong>van</strong> een <strong>herbestemming</strong> moet<br />
worden onderzocht welke functies voorkomen. Daarnaast is het <strong>van</strong> belang te weten<br />
wat het standpunt is <strong>van</strong> de eigenaren en wat dat voor invloed kan hebben op de<br />
functie na <strong>herbestemming</strong>.<br />
2.5.1 Van afstoting naar leegstand, <strong>herbestemming</strong> of sloop<br />
Het onderzoek ‘<strong>herbestemming</strong> <strong>van</strong> kerken en kerklocaties’ heeft veel informatie<br />
verzameld over het gebruik, sloop, leegstand en <strong>herbestemming</strong>. Het is een bundeling<br />
<strong>van</strong> de resultaten die zijn onderzocht door projectbureau Belvedere en de bisdommen<br />
<strong>van</strong> Haarlem en Rotterdam. Deze organisaties hebben een groslijst samengesteld<br />
waarin 927 kerken zijn opgenomen die niet meer in de oorspronkelijke functie worden<br />
gebruikt en daarbij is omschreven wat er sinds 1970 mee is gebeurd. Het geeft een<br />
beeld <strong>van</strong> de ontwikkeling die heeft plaatsgevonden na de wederopbouwperiode.<br />
Aan de hand <strong>van</strong> grafieken worden conclusies onderbouwd die in deze beschrijving<br />
worden samengevat.<br />
fig. 2.14:<br />
Aantallen en percentages <strong>van</strong> herbestemde kerken.<br />
(Roeterdink et. al, 2008)<br />
Wanneer gekeken wordt naar de afstoting <strong>van</strong> kerken per denominatie kan worden<br />
geconcludeerd dat de grootste hoeveelheden voorkomen binnen twee geloofsstromingen.<br />
In de protestante kerk verloor 55% <strong>van</strong> de kerken zijn functie en in de<br />
katholieke kerk ligt dit percentage op 42%. Van deze kerken die worden afgestoten<br />
komt 32% uit de wederopbouwperiode. (Roeterdink et. al, 2008) In onderstaande<br />
tabel is zichtbaar wat de nieuwe functies <strong>van</strong> herbestemde kerken zijn. Hier zijn alle<br />
denominaties in meegenomen.<br />
fig. 2.15:<br />
weergave <strong>van</strong> typen <strong>herbestemming</strong>sfuncties na<br />
afstoting <strong>van</strong> de kerk. (Roeterdink et. al, 2008)<br />
Er worden diverse functies onderscheiden als het gaat om <strong>herbestemming</strong>en. Deze<br />
functies omschrijven het type <strong>herbestemming</strong> en betreffen gezamenlijk totaal 661<br />
kerken. De sloop betreft 29% <strong>van</strong> het totaal. Opvallend is dat de grootste groep<br />
<strong>herbestemming</strong>en bestaat uit andere religieuze functies. Binnen de verschillende<br />
functiegroepen kunnen een aantal categorieën worden omschreven. Commercieel,<br />
sociaal maatschappelijk en overig/onbekend/sloop. De commerciële <strong>herbestemming</strong>en<br />
omvatten de woonfuncties, de kantoor of handelsfuncties, de onderwijs, cultuur<br />
of wetenschappelijke functies en de restauratie, amusement en recreatiegebouwen.<br />
Bij elkaar opgeteld kan worden gesteld dat 41,5% <strong>van</strong> de vrijgekomen kerkgebouwen<br />
tot een commerciële functie wordt herbestemd. Onder de sociaal maatschappelijke<br />
functies worden de groepen gezondheidszorg, sociale verzorging, detentie, religieus<br />
en meervoudig gebruik, en multifunctioneel gebruik geschaard. Deze groep bezit een<br />
aandeel <strong>van</strong> 9,5%. Naast de 16,2% <strong>van</strong> het behoud <strong>van</strong> de religieuze functie wordt<br />
32,6% <strong>van</strong> de gebouwen onder overig, onbekend of sloop gerekend.<br />
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
15
2.5.2 Beleid eigenaren <strong>van</strong> kerken met betrekking tot herbestemmen<br />
RKK<br />
In de notitie Het Kerkgebouw als Getuige <strong>van</strong> de Christelijke Traditie uit september<br />
2008 hebben de bisdommen hun visie over de omgang met kerkgebouwen gepubliceerd.<br />
Een kerkgebouw is volgens de rooms-katholieke kerk een ‘permanent gewijde<br />
en heilige ruimte’. Dit maakt dat de <strong>herbestemming</strong> <strong>van</strong> rooms-katholieke kerken gevoeliger<br />
ligt dan <strong>van</strong> een protestante kerk. Als de kerk niet in zijn huidige functie kan<br />
blijven bestaan, zal er eerst worden gedacht aan hergebruik. Een andere geloofsgemeenschap<br />
kan vervolgens gebruik maken <strong>van</strong> de kerk. Deze moet wel lid zijn <strong>van</strong> de<br />
Raad <strong>van</strong> Kerken. Daaruit valt af te leiden dat een RK kerk geen moskee kan worden.<br />
(Een ander christelijk kerkgenootschap kan wel in aanmerking komen als de lokale<br />
situatie zich daar niet tegen verzet.) Het beleid is dat wanneer de kerk niet langer voor<br />
een eredienst wordt gebruikt en er geen passende en waardige <strong>herbestemming</strong> kan<br />
worden gevonden, deze beter kan worden gesloopt. Een waardige <strong>herbestemming</strong><br />
wordt over het algemeen getypeerd als een culturele, sociale of publieke functie. Het<br />
kerkelijk wetboek (canon 1222, par. 1 en 2) stelt: ‘een profaan en niet onwaardig<br />
gebruik mogelijk, mits het zieleheil er geen schade door lijdt’.<br />
De Rooms-katholieke kerk heeft 1700 kerken in haar bezit. Daar<strong>van</strong> zijn 935 kerken<br />
Rijksmonument. Dit is meer dan de helft. Dit hoge aantal resulteert in hoge kosten<br />
voor de instandhouding voor de parochies. Afstoting <strong>van</strong> kerkgebouwen genereert<br />
inkomsten voor het onderhoud <strong>van</strong> bijvoorbeeld kerkgebouwen met een rijksmonumenten<br />
status. (de Vries, 2008)<br />
De bisschoppen zien mogelijkheden voor <strong>herbestemming</strong> in verschillende<br />
gradaties. De indeling in vier groepen geeft de mogelijkheden aan.<br />
A. Monumentale kerkgebouwen als integraal religieus erfgoed<br />
Deze kerken zijn veelal Rijksmonument. Bij deze kerken is zowel het in- als exterieur<br />
<strong>van</strong> hoge cultuurhistorische waarde, waardoor aan integraal behoud veel belang<br />
wordt gehecht. Door aantasting <strong>van</strong> cultuurhistorische en maatschappelijk/religieuze<br />
waarden, is een profane (niet-christelijke) functie niet gewenst.<br />
B. Kerkgebouwen als architectonisch/stedenbouwkundig monument, maar met<br />
beperkte religieuze signatuur<br />
Er zijn veel kerken die een religieus neutrale uitstraling hebben, maar een bepaalde<br />
hoge architectonische waarde die hebben geleid tot aanwijzing <strong>van</strong> beschermd monument.<br />
Dit kunnen rijksmonumenten zijn, vaker zijn dit echter gemeentemonumenten.<br />
Herbestemming behoort hier tot de mogelijkheden.<br />
16 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
C. Kerkelijke ‘monumenten’ in de zin <strong>van</strong> stedenbouwkundige kwaliteiten<br />
De kerken die in deze categorie vallen hebben geen uitzonderlijke architectonische<br />
kwaliteit. Echter de stedenbouwkundige situering en dimensies bepalen de specifieke<br />
kwaliteit.<br />
De gemeenten kunnen bij deze groep kerken een grote invloed hebben op de sloop<br />
of behoud <strong>van</strong> de kerk. Met behulp <strong>van</strong> de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg), een<br />
wet die de gemeente in staat stelt om bepaalde grond en zijn opstallen als eerste te<br />
kopen, kunnen kerken worden behouden voor sloop. Door als gemeente op te treden<br />
als eigenaar, kunnen de gemeentelijke diensten als welstand en monumentenzorg<br />
invloed uitoefenen op de architectonische kwaliteit <strong>van</strong> de <strong>herbestemming</strong>.<br />
D. Kerkelijke gebouwen zonder religieuze, architectonische en stedenbouwkundige<br />
uitstraling<br />
Instandhouding door de rooms-katholieke kerk wordt op basis <strong>van</strong> religieuze en<br />
economische redenen afgewezen. Deze kerken hebben veelal een vrij geringe religieuze<br />
uitstraling (want vaak sober vormgegeven) en erg kostbaar om te herbestemmen.<br />
Vaak ligt sloop <strong>van</strong> deze gebouwen maatschappelijk gevoelig.<br />
(Broekhuizen, 2008)<br />
PKN<br />
In juni 2008 verscheen ‘een protestantse visie op het kerkgebouw’ , een discussienota<br />
opgesteld op verzoek <strong>van</strong> de Moderamen (het bestuur) <strong>van</strong> de Generale Synode. De<br />
nota gaat in op de bijbelse of theologische achtergronden. Er worden geen uitgangspunten<br />
gesteld voor hergebruik of het afstoten <strong>van</strong> kerkgebouwen, Dat bepalen de<br />
plaatselijke kerkgemeenten <strong>van</strong> de PKN uiteindelijk zelf. Dit betekent dat de mogelijkheden<br />
voor multifunctioneel gebruik of <strong>herbestemming</strong> per plaats kunnen verschillen,<br />
afhankelijk <strong>van</strong> de besluitvorming in de lokale kerkelijke gemeente. (Broekhuizen,<br />
2008)<br />
Belangrijk verschil tussen de PKN en de RKK is dat er bij RK kerken sprake is <strong>van</strong><br />
geheiligde kerken, bij de PKN kerken is de plaats waar de heiliging plaatsvindt <strong>van</strong><br />
belang. Dit verklaart ook de ruimere stellingname betreft hergebruik <strong>van</strong> een andere<br />
geloofsgemeenschap. (De PKN prefereert mogelijk zelfs hergebruik door de islam<br />
boven een profane <strong>herbestemming</strong>.) De PKN stelt zich wel kritisch op ten opzichte <strong>van</strong><br />
<strong>herbestemming</strong>. Commercieel hergebruik wordt namelijk in principe afgewezen.<br />
(de Vries,2008)
2.5.3 Beleid <strong>van</strong> de overheid met betrekking tot herbestemmen<br />
Nederland is rijk aan cultuurhistorie. Deze cultuurhistorie wordt bedreigd. Veel<br />
grootschalige monumenten zoals ziekenhuizen, fabrieksterreinen, kazernes en kerken<br />
staan tegenwoordig leeg en dreigen gesloopt te worden. Bij de overheid wordt het<br />
belang <strong>van</strong> behoud <strong>van</strong> dit cultuurhistorisch erfgoed onderstreept en integratie in het<br />
huidige stedenbouwkundige landschap benadrukt.<br />
Deze materie is vastgelegd in de beleidsnota Belvedere, dat wordt ondersteund door<br />
vier ministeries. In deze paragraaf wordt ingegaan op dit landelijke beleid.<br />
Belvederebeleid<br />
Het actuele landelijk beleid <strong>van</strong> kabinet Balkenende is vormgegeven in het Belvederebeleid.<br />
Dit beleid heeft tien jaar dienst gedaan en loopt in 2009 af. Dit jaar wordt er<br />
een nieuw beleid opgesteld.<br />
Dit beleid is een denkkader, een gereedschap waarmee de overheden (lokaal en landelijk),<br />
hun beleid mee kunnen maken. Het is geen wet of regelgeving, maar wel een<br />
bron voor inspiratie voor provinciaal en lokaal beleid, voor concrete ontwerpopgaven<br />
en ruimtelijke plannen. (www.belvedere.nu, april 2009)<br />
In de nota Belvedere uit 1999 wordt een directe relatie gelegd tussen cultuurhistorie<br />
en ruimtelijke ordening. Het uitgangspunt hierbij is behoud door ontwikkeling. In<br />
deze visie wordt benadrukt dat de cultuurhistorie een belangrijke rol moet<br />
vormen bij planvormingsprocessen. Het doel hierbij is tweeledig:<br />
• Verbetering <strong>van</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> de leefomgeving;<br />
• Behoud <strong>van</strong> het cultuurhistorisch erfgoed.<br />
Onder cultuurhistorisch erfgoed wordt verstaan: cultuurlandschap en archeologische<br />
waarden, objecten en gebouwen.<br />
Kunst <strong>van</strong> leven, hoofdlijnen cultuurbeleid – cultuurbeleid 2009 tot 2012,Publicatie <strong>van</strong><br />
het Ministerie <strong>van</strong> Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, juni 2007.<br />
In ‘Kunst <strong>van</strong> leven’, de notitie met hoofdlijnen voor het cultuurbeleid <strong>van</strong> 2009 tot<br />
2012, heeft minister Plasterk zijn ideeën uiteengezet voor het toekomstige cultuurbeleid.<br />
Minister Plasterk <strong>van</strong> onderwijs, cultuur en wetenschappen zet in deze notitie<br />
zijn ideeën uiteen over de modernisering <strong>van</strong> de monumentenzorg (MoMo). Dit moet<br />
de volgende vernieuwingen tot gevolg hebben:<br />
• Van object- naar omgevingsgericht<br />
• Van conserverend naar ontwikkelend<br />
(Kunst <strong>van</strong> Leven; cultuurnota minister Plasterk, 2007)<br />
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
17
3. ONDERZOEKSVRAAG EN HYPOTHESEN<br />
3. Onderzoeksvraag en hypothesen<br />
Er is voor dit afstudeeronderzoek de volgende vraagstelling geformuleerd:<br />
Wat is de relatie tussen de functie en het behoud <strong>van</strong> cultuurhistorische waarden bij<br />
<strong>herbestemming</strong> <strong>van</strong> <strong>wederopbouwkerken</strong>?<br />
In deze vraagstelling wordt onderzocht wat de relatie is tussen een <strong>herbestemming</strong>sfunctie<br />
en de mate waarin het mogelijk is om de oorspronkelijke waarden te behouden.<br />
Deze vraagstelling kan worden uitgerafeld in een aantal deelvragen. Deze zijn als<br />
volgt:<br />
• Wat is de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> het probleem (leegstand <strong>van</strong> <strong>wederopbouwkerken</strong>)?<br />
• Welke cultuurhistorische, architectonische en stedenbouwkundige<br />
ontwikkelingen vonden plaats in de wederopbouwperiode?<br />
• Wat is het standpunt <strong>van</strong> katholieke en protestante kerkgenootschappen ten<br />
opzichte <strong>van</strong> <strong>herbestemming</strong>?<br />
• Welke functies voor <strong>herbestemming</strong> zijn er aan te wijzen?<br />
• Wat zijn cultuurhistorische waarden met betrekking tot <strong>wederopbouwkerken</strong>?<br />
Voordat er aan dit onderzoek werd begonnen zijn de volgende hypothesen<br />
opgesteld:<br />
1. De mate <strong>van</strong> behoud <strong>van</strong> cultuurhistorische waarden zijn afhankelijk <strong>van</strong> de<br />
verschillende functies.<br />
2. Daglicht in kerken levert vaak problemen op bij herbestemde kerken. Vooral tot<br />
woning bestemde kerken ondervinden hier<strong>van</strong> problemen.<br />
3. Wanneer de cultuurhistorische waarden in een <strong>herbestemming</strong> behouden<br />
dienen te blijven, ligt de functie wonen vaak niet voor de hand.<br />
4. Doos-in-doos constructies zijn het meest geschikt voor <strong>herbestemming</strong>.<br />
5. Bij een <strong>herbestemming</strong> zijn roerende elementen uit de kerk niet te handhaven.<br />
6. De beschermende status <strong>van</strong> een kerk resulteert vaak in succesvolle<br />
<strong>herbestemming</strong>sopgaven.<br />
7. Aan het behoud <strong>van</strong> het exterieur wordt meer waarde gehecht dan aan het<br />
interieur.<br />
18 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
4. METHODIEK<br />
In dit onderzoek worden een tweetal onderzoekstechnieken gecombineerd; literatuuronderzoek<br />
en emperisch onderzoek. Eerst wordt er door literatuuronderzoek<br />
en kennisuitwisseling bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) een checklist<br />
opgesteld. (voor de checklist zie bijlagen) Vervolgens wordt deze gebruikt als toetsinstrument<br />
voor de te bezoeken kerken. Dit onderzoek wordt zoveel mogelijk opgezet<br />
volgens het empirisch onderzoeksmodel, die een cyclische onderzoeksgang beoogd.<br />
Achtergronden onderzoek<br />
Voor dit onderzoek is er samengewerkt met de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. In<br />
opdracht <strong>van</strong> hen hebben wij een projectendatabank met refenties opgesteld. Deze<br />
databank hebben wij gevuld met bezochte herbestemde <strong>wederopbouwkerken</strong>. Deze<br />
is op internet te raadplegen (www.projectendatabank.nl - <strong>herbestemming</strong>) en is als<br />
CDROM in deze scriptie opgenomen. De bezochte kerken in tekst en beeld is als data<br />
gebruikt voor deze scriptie.<br />
Functiegroepen<br />
Wanneer de voorkomende functiegroepen worden belicht zijn er drie hoofdgroepen te<br />
onderscheiden die aansluiten bij de hypothesen.<br />
De grootste groepen uit het onderzoek naar de <strong>herbestemming</strong> <strong>van</strong> kerken en kerklocaties<br />
zijn;<br />
• wonen;<br />
• onderwijs, cultuur en wetenschap;<br />
• restauratie, amusement en recreatie;<br />
• kantoor en handelsgebouwen.<br />
Dit zijn de grootste functiegroepen binnen de herbestemde kerken. Hieruit worden de<br />
volgende groepen samengesteld:<br />
Wonen<br />
Met wonen worden alle <strong>herbestemming</strong>en met een woonfunctie bedoeld. Dit zijn<br />
zowel appartementen als enkele woonhuizen.<br />
Kantoor<br />
Onder de kantoorfunctie worden alle <strong>herbestemming</strong>en bedoeld waarbij <strong>van</strong> een kerk<br />
een plek wordt gemaakt waar kan worden gewerkt.<br />
Kunst, cultuur en amusement<br />
Alle (semi)openbare functies. Dit kunnen ook sociale en publieke functies zijn.<br />
De selectie <strong>van</strong> de bezochte kerken is gemaakt op basis <strong>van</strong> een aantal criteria.<br />
Binnen de kerkenkeuze is er getracht een evenwichtige keuze te maken waarbinnen<br />
verschillende bouwstromingen, voormalige kerkgenootschappen, grootte <strong>van</strong> kerken,<br />
gemeentelijke beschermende status en functies in zijn ondergebracht. De volgende<br />
kerken zijn onder de loep genomen:<br />
Denominatie:<br />
PKN = Protestante Kerk Nederland<br />
NH = Nederlands Hervormde kerk<br />
GF = Gereformeerde kerk<br />
RK = Rooms katholieke kerk<br />
Grootte (in aantal zitplaatsen):<br />
S = 0 – 250<br />
M = 251 – 500<br />
L = 501 - 1000<br />
Status:<br />
RM = rijksmonument<br />
GM = gemeentelijk monument<br />
Bron gegevens: groslijst RCE<br />
fig. 2.16:<br />
weergave <strong>van</strong> de onderzochte kerken.<br />
Om de functies <strong>van</strong> herbestemde kerken onderling te kunnen vergelijken, zijn deze<br />
onderverdeelt in een drietal functiegroepen. Deze functies zijn ‘wonen’, ‘werken’ en<br />
‘kunst, cultuur en amusement’. Reden voor deze keuze is het feit dat deze functies qua<br />
invulling erg <strong>van</strong> elkaar verschillen en het feit dat deze functies het meest voorkomen.<br />
Voor dit onderzoek is een selectie gemaakt uit een door de RCE opgestelde database<br />
<strong>van</strong> herbestemde <strong>wederopbouwkerken</strong>.<br />
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
19
Omschrijving herkomst checklist (onderzoeksschema)<br />
De checklist die wij hebben gebruikt voor het toetsen <strong>van</strong> de bezochte kerken zijn<br />
opgesteld aan de hand <strong>van</strong> criteria uit de Monumentenwet en in samenspraak met de<br />
werkgroep <strong>wederopbouwkerken</strong> binnen de RCE.<br />
De checklist is opgemaakt aan de hand <strong>van</strong> de Monumenten Selectie Project (MSP)<br />
criteria uit 1994. De volgende punten zijn hierin opgenomen:<br />
• Cultuurhistorische waarde;<br />
• Architectuur- en kunsthistorische waarde;<br />
• Stedenbouwkundige- en ensemblewaarde;<br />
• Gaafheid / herkenbaarheid;<br />
• Zeldzaamheid.<br />
In aanvulling hierop is in 2006 een categoriaal onderzoek wederopbouw 1940 –<br />
1965 door Michiel Kruidenier uitgevoerd. In dit onderzoek zijn de criteria uit de MSP<br />
nogmaals onder de loep genomen en toegespitst op <strong>wederopbouwkerken</strong>. Hierin<br />
wordt specifiek ingegaan op liturgische eigenschappen en typologische kenmerken<br />
met betrekking tot kerken. In het theoretisch kader wordt hier verder op ingegaan.<br />
20 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
5. RESULTATEN<br />
5.1 Overzicht bevindingen functie wonen<br />
De resultaten in dit hoofdstuk zijn afkomstig uit onze bevindingen <strong>van</strong> de<br />
projectbezoeken. Verslaglegging met beeldmateriaal is los op CD-ROM bijgevoegd.<br />
De volgende kerken met de functie wonen worden vergeleken:<br />
fig. 5.1:<br />
functiegroep wonen. (auteurs, 2009)<br />
Opstandingskerk<br />
De opstandingskerk is een woongebouw waarbij in totaal 14 appartementen zijn<br />
ondergebracht. De rechthoekige vorm <strong>van</strong> de langskerk is, <strong>van</strong>wege zijn heldere stramienstructuur,<br />
erg geschikt voor woningen. Echter levert dit ook de nodige problemen<br />
op. Doordat de appartementen diep en smal zijn, kan daglicht de woningen minder<br />
goed bereiken. De kopgevel (zuidwestgevel) is voorzien <strong>van</strong> een grote glasgevel. Het<br />
appartement heeft hierdoor ’s zomers overmatig veel lichtinval en warmte.<br />
Voor het exploitabel maken <strong>van</strong> het voormalige kerkgebouw is ervoor gekozen deze<br />
kerk compleet vol te bouwen. In het gebouw is de ruimtelijkheid en lichtinval ten tijde<br />
<strong>van</strong> de status als kerk niet meer als zodanig aanwezig.<br />
Wordt er gekeken naar het exterieur <strong>van</strong> de kerk, dan valt hier op dat deze goed is<br />
geïntegreerd in zijn nieuwe functie. De originele kenmerken <strong>van</strong> de kerk zijn verwerkt<br />
in de nieuwe woonfunctie. Zo is het dak nog steeds voorzien <strong>van</strong> een leien dak. De<br />
karakteristieke klokkentoren is gerestaureerd en de prefab betonelementen in de gevel<br />
zijn deels geïntegreerd in de vernieuwde gevelpuien.<br />
Daniëlskerk<br />
De Daniëlskerk heeft een afwijkende woonvorm. Hier zijn 24 woonunits voor kinderen<br />
met een verstandelijke beperking gerealiseerd, gecombineerd met kinderop<strong>van</strong>g. In<br />
dit plan is op een creatieve manier omgegaan met de bestaande plattegrond. De<br />
schokbetonnen gevelelementen aan de achtergevel zijn in de <strong>herbestemming</strong> gebruikt<br />
als daglichtopeningen voor de appartementen. De kerkzaal is niet helemaal volgebouwd.<br />
Gedeeltelijk is de kerkzaal open gehouden, wat een positieve invloed heeft op<br />
de ruimtebeleving.<br />
NH kerk<br />
De NH-kerk is kleiner <strong>van</strong> opzet dan de Daniëlskerk en de Opstandingskerk. Dit<br />
maakte hem geschikt tot <strong>herbestemming</strong> <strong>van</strong> een enkel woonhuis. Dit kerkgebouw is<br />
door zijn aanpak een voorbeeld <strong>van</strong> de ‘ideale’ <strong>herbestemming</strong>. De opdrachtgever<br />
heeft de kerk inclusief inventaris gekocht. De architect heeft een glazen doosje ontworpen<br />
in de kerkzaal, die als losstaand object in de kerkzaal staat. Het kerkinterieur<br />
toont zich als een soort museum voor zijn eigen bewoners. Om toch het noodzakelijke<br />
daglicht te realiseren, is er hier gekozen om aan de kopgevel (dichte zijde) doorbraken<br />
voor raamopeningen te realiseren. Het originele gekleurde glas was slecht en is<br />
ver<strong>van</strong>gen door nieuwe houten kozijnen.<br />
5.2 Overzicht bevindingen functie werken<br />
Voor deze functie zijn er een vijftal kerken bezocht. Deze herbestemde kerken hebben<br />
veelal een gezondheidsfunctie (gezondheidscentra) maar bijvoorbeeld ook een<br />
winkelfunctie.<br />
De volgende kerken worden vergeleken:<br />
fig. 5.2:<br />
functiegroep werken. (auteurs, 2009)<br />
Pius X<br />
Deze kerk herbergt een gezondheidscentrum. Deze bestaat uit een groepshuisartsenpraktijk,<br />
ggz, apotheek en thuiszorg. Deze oorspronkelijke wijkkerk is erg groot <strong>van</strong><br />
opzet en kan daardoor deze diverse functies bevatten. De nieuwe functie is aangepast<br />
ten koste <strong>van</strong> het oorspronkelijke in- en exterieur. Zo is het glas-in-lood in de kopgevel<br />
verwijderd en zijn er daglichtopeningen in de langsgevel geplaatst. Door het werken<br />
met doos-in-doos volumes, is de kerkzaal reversibel uitgevoerd.<br />
Gereformeerde kerk Hezerveld<br />
Ook deze kerk is herbestemd tot gezondheidscentrum. Deze centraalbouwkerk leende<br />
zich goed voor <strong>herbestemming</strong>. Reden daarvoor zijn de glas-in-lood bovenlichten in<br />
de kerkzaal. Door in de kerkzaal een verdieping te maken, ontstaat een fraai kleurenpalet<br />
in de nieuwe ruimte.<br />
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
21
De Ark<br />
Het interieur en inventaris in de voormalige kerkzaal is behouden gebleven. De klokkentoren,<br />
de indeling <strong>van</strong> het pand zoals de kerkzaal op de eerste verdieping en de<br />
hellende glazen pui in de kopgevel zijn karakteristieken <strong>van</strong> deze voormalige wijkkerk.<br />
Doordat de ruimte die de kerk biedt voor zijn nieuwe functie ontoereikend was, is er<br />
veel bijgebouwd. Aan elke gevelzijde zijn uitbreidingen gerealiseerd. Wellicht zijn er<br />
aan het bouwvolume meer uitbreidingen toegevoegd dan het ontwerp <strong>van</strong> architect<br />
Wiegcher Kramer kon verdragen. Als voordeel <strong>van</strong> deze <strong>herbestemming</strong> kan wel<br />
worden aangedragen dat door bijgebouwen het interieur <strong>van</strong> de kerkzaal in oorspronkelijke<br />
staat kon worden behouden.<br />
Elimkerk<br />
De status als gemeentelijk monument heeft bijgedragen aan een zorgvuldige aanpak<br />
<strong>van</strong> de <strong>herbestemming</strong> <strong>van</strong> deze kerk. Dit heeft geleid tot handhaving <strong>van</strong> de originele<br />
stalen kozijnen. Door de vide is de lichtwerking in de kerkzaal beleefbaar. Het<br />
originele kerkinterieur is door een eerdere <strong>herbestemming</strong> helaas verdwenen.<br />
5.3 Overzicht bevindingen functie kunst, cultuur en amusement<br />
fig. 5.3:<br />
functiegroep kunst, cultuur en amusement. (auteurs,<br />
2009)<br />
Goffertkerk<br />
De nieuwe functie behoudt letterlijk de oorspronkelijke functie <strong>van</strong> het gebouw. Naast<br />
de functie kerk hadden de nevenruimtes een sociale functie. Deze functie is in deze<br />
voormalige kerk in zijn huidige vorm doorgezet. Het bevat een wijkcentrum en kinderdagverblijf.<br />
Kerkelijke kunst in de vorm <strong>van</strong> een doopraam is na <strong>herbestemming</strong> in<br />
nieuw ontwerp geïntegreerd.<br />
22 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
Stefanuskerk<br />
De <strong>herbestemming</strong> tot ‘cultuurhuis’ met theaterzaal, geluidsstudio en kantoren heeft<br />
de oorspronkelijke structuur <strong>van</strong> de kerk niet aangetast. Reden hiervoor is dat de<br />
functies die deze kerk oorspronkelijk had, tegenwoordig vrijwel overeenkomen. Waar<br />
vroeger een kerkzaal was is nu een theaterzaal. Waar vroeger dienstruimten waren,<br />
zijn nu kantoren. Een theaterzaal vereist een grote ruimte, evenals de kerkzaal. De<br />
kantoren vereisen lichtinval en ventilatie, evenals de voormalige dienstruimten.<br />
Een ander sterk punt <strong>van</strong> deze <strong>herbestemming</strong> is het vinden <strong>van</strong> een functie waar<br />
vraag naar is. Er is in Utrecht een grote vraag naar ruimten waar jongeren kunnen<br />
optreden en zich creatief kunnen uiten. Hierin voorziet stichting ZIMIHC. Daarnaast<br />
voldoet dit gebouw in de vraag <strong>van</strong> creatieve, niet-commerciële instellingen naar huisvesting.<br />
Aangezien deze organisaties vaak weinig financiële middelen hebben, kunnen<br />
deze geen (dure) nieuwe huisvesting veroorloven.<br />
Pniëlkerk<br />
Waar de Pniëlkerk ooit zijn functie verloor heeft deze zijn oorspronkelijke plaats in de<br />
samenleving teruggewonnen: zowel als herkenningspunt, maar ook door een in te<br />
spelen op de veranderde bevolkingssamenstelling.<br />
Josephkerk<br />
Een tijdelijk functie is niet goed voor het onderhoud <strong>van</strong> een kerk. Het kan wel een periode<br />
overbruggen en de schade minimaliseren. Een functie als klimhal kan bijzonder<br />
goed worden ingepast in de vaak hoge ruimten. De oorspronkelijke waarden <strong>van</strong> de<br />
kerk blijven in dit geval bijzonder goed intact en bevorderen een unieke sfeer die in<br />
deze ruimte heerst.<br />
Een uniek voorbeeld <strong>van</strong> een goed passende functie: voormalige kerk wordt museum.<br />
Het kerkinterieur gaat hierdoor fungeren als museumstuk. Deze functie is erg geschikt<br />
voor zijn stedenbouwkundige locatie. De kerk ligt in een Nagele, de ‘museumstad’<br />
gebouwd volgens functionalistische opvattingen <strong>van</strong> de 8 en Opbouw.
6. AANBEVELINGEN<br />
Aan de hand <strong>van</strong> de vooraf opgestelde functiegroepen ‘wonen’, ‘werken’ en ‘kunst,<br />
cultuur en amusement’ zijn de conclusies uitgewerkt. Alleereerst algemeen geformuleerd,<br />
daarnaast projectspecifiek geformuleerd per functiegroep.<br />
6.1 Algemene aanbevelingen<br />
1. De kerkgebonden roerende onderdelen lijken bij <strong>herbestemming</strong> niet te handhaven.<br />
Het blijkt niet altijd de stelregel te zijn. Bij de Nederlands Hervormde kerk in<br />
Ens is dit niet het geval. De inventaris zoals het orgel en enkele kerkbanken zijn hier<br />
namelijk nog aanwezig.<br />
2. Doos-in-doos constructies zijn het meest geschikt voor <strong>herbestemming</strong>. Het levert<br />
bouwfysisch en bouwtechnisch vaak grote voordelen op ten opzichte <strong>van</strong> inbouw.<br />
Daarnaast is het een reversibele bouwkundige oplossing.<br />
3. De beschermende status (gemeentelijk- of rijksmonument) <strong>van</strong> een kerk<br />
resulteert in vaak in succesvolle <strong>herbestemming</strong>sopgaven.<br />
4. Kunst is een essentieel onderdeel <strong>van</strong> wederopbouwarchitectuur. Behoud is essentieel<br />
en zou een uitgangspunt moeten zijn bij een <strong>herbestemming</strong>sontwerp. Hier wordt<br />
in de praktijk niet altijd voldoende belang aan gehecht.<br />
5. Grote kerken (kerken met meer dan 500 zitplaatsen) zijn veelal genoodzaakt om<br />
meerdere functies te huisvesten. Belangrijk is het om deze verschillende functies goed<br />
op elkaar af te stemmen. Een minder rendabele functie zoals een theater kan bijvoorbeeld<br />
worden gecompenseerd door kantoorhuur.<br />
6. De klokkenstoelen blijven praktisch altijd behouden, het klokkenspel wordt daarentegen<br />
vaak verwijderd. Er zou moeten worden getracht deze bij <strong>herbestemming</strong> te<br />
behouden.<br />
7. Aan de plaatsing <strong>van</strong> reclame-uitingen wordt niet altijd voldoende aandacht<br />
besteed. Uit respect voor het gebouw dient deze losstaand <strong>van</strong> het gebouw te worden<br />
geplaatst.<br />
8. Uit het project in Ens blijkt dat er een markt voor is voor ‘museale’ <strong>herbestemming</strong><br />
tot woningbouw. Voor vele kleine kerken kan dit een ideale oplossing bieden.<br />
6.2 Aanbevelingen functie ‘wonen’<br />
9. Binnen de functie ‘wonen’ zijn er de meeste verschillen tussen projecten<br />
waargenomen. De Opstandingskerk in Baarn is voorzien <strong>van</strong> veertien appartementen,<br />
terwijl de Nederlands hervormde kerk in Ens is voorzien <strong>van</strong> één woning. Om de<br />
ruimtewerking <strong>van</strong> de kerk zoveel mogelijk intact te laten, zal de voormalige kerkruimte<br />
niet dicht moeten worden gebouwd.<br />
10. Bij een woonfunctie levert daglichttoetreding vaak problemen op. Als de kerk is<br />
voorzien <strong>van</strong> een schuine kap, zullen daglichtopeningen hierin onvermijdelijk zijn. Hier<br />
heeft de voorkeur dat de openingen aan de niet-zichtbare zijde worden geplaatst en<br />
dakopbouwen zoals dakkapellen worden vermeden. Een geslaagd voorbeeld hier<strong>van</strong><br />
is de Opstandingskerk in Baarn.<br />
11. Langskerken zijn <strong>van</strong>wege de heldere stramienstructuur en rechthoekige vorm,<br />
ideaal voor appartementen.<br />
6.3 Aanbevelingen functie ‘werken’<br />
12. Een uitvaartcentrum en een kerk liggen qua functie dicht bij elkaar. Hierdoor kunnen<br />
onderdelen vaak behouden blijven. In het geval <strong>van</strong> het uitvaartcentrum in Baarn<br />
kon hierdoor de kerkzaal in zijn huidige functie bruikbaar blijven. Ook het kerkelijke<br />
inventaris, met als uitzondering het orgel, is nog steeds aanwezig.<br />
13. Een rouwcentrum dient voldoende parkeergelegenheid te hebben. Hierdoor is<br />
deze functie vrijwel alleen buitenstedelijk te huisvesten. (Pollman, 1995)<br />
14. Door toepassing <strong>van</strong> een doos-in-doos constructie kan de ruimtewerking in een<br />
voormalige kerkzaal nog steeds aanwezig blijven. Voorbeeld hier<strong>van</strong> is de Pius X kerk<br />
in Den Haag.<br />
15. De gemeentelijke monumentenstatus heeft een positieve werking op het behoud<br />
en de uitvoering <strong>van</strong> een <strong>herbestemming</strong>.<br />
6.4 Aanbevelingen kunst, cultuur en amusement<br />
16. Een afgewogen keuze in een mix <strong>van</strong> functies verhoogd de kans op een rendabele<br />
<strong>herbestemming</strong>.<br />
17. Een manier om de cultuurhistorische waarde volledig intact te laten is om er een<br />
museum <strong>van</strong> te maken. In de Sint Isodorus in Nagele is deze aanpak toegepast.<br />
18. Kerken met een centraalbouw opzet, lenen zich door hun arenavorm erg goed<br />
voor culturele functies zoals een theater. Deze zijn minder geschikt voor woningen.<br />
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
23
7. CONCLUSIE<br />
In dit onderzoek stond de vraag centraal wat de relatie is tussen de <strong>herbestemming</strong>sfunctie<br />
en de cultuurhistorische waarde <strong>van</strong> <strong>wederopbouwkerken</strong>. Het blijkt dat deze<br />
vraag niet positief of negatief is te beantwoorden. In zijn algemeenheid kan worden<br />
geconcludeerd dat de cultuurhistorische waarde bij herbestemmen wordt aangetast.<br />
Het behoud <strong>van</strong> de kerkfunctie is met het oog op behoud <strong>van</strong> de cultuurhistorische<br />
waarden immers de beste ‘<strong>herbestemming</strong>’. Dit roept de vraag op hoe er met<br />
<strong>wederopbouwkerken</strong> moet worden omgegaan, de kerk moet immers worden<br />
veranderd <strong>van</strong> functie. In principe zou je hier met dezelfde zorgvuldigheid om moeten<br />
gaan als met historische monumenten. Zijn deze gebouwen niet immers de<br />
monumenten <strong>van</strong> de toekomst?<br />
Vaak resulteert een <strong>herbestemming</strong> in het volbouwen <strong>van</strong> de kerkzaal. De <strong>herbestemming</strong><br />
moet namelijk wel rendabel zijn. De ruimte- en lichtwerking wordt hierdoor<br />
aangetast, wat behoud <strong>van</strong> de cultuurhistorische waarden teniet doet.<br />
Eén <strong>van</strong> de belangrijkste conclusies <strong>van</strong> ons onderzoek, wellicht voor de hand liggend,<br />
is licht- en ruimtewerking. De licht- en ruimtewerking in kerken is één <strong>van</strong> de belangrijkste<br />
kenmerken <strong>van</strong> kerken. Door deze in een <strong>herbestemming</strong> te integreren wordt<br />
cultuurhistorische waarde voor een groot deel gerespecteerd. Zorgvuldige<br />
detaillering en integratie <strong>van</strong> de aanwezige kunst is ook een aandachtspunt. Het is<br />
vaakvoorkomend dat de architect veel aandacht besteedde aan materiaalgebruik en<br />
detaillering. De nieuwe inbouw zou dezelfde hoge afwerkingsgraad moeten<br />
bezitten. Belangrijk is hierbij wel dat de inbouw niet overheerst. De nadruk zou immers<br />
bij het kerkgebouw moeten liggen. Ook zal de kunst (denk hierbij bijvoorbeeld aan<br />
gekleurde glasstenen, sgraffito’s en glas-in-beton) zoveel mogelijk moeten worden<br />
geintegreerd. De onroerende goederen zijn hierbij makkelijker te integreren dan de<br />
roerende. Bij de praktijkcasus is gebleken dat dit <strong>van</strong>wege complexe programma’s<br />
<strong>van</strong> eisen niet altijd realiseerbaar is. Zaak is het dan ook om voor een <strong>herbestemming</strong>sontwerp<br />
de cultuurhistorisch waardevolle bouwkundige elementen voortijdig te<br />
omschrijven en te verwerken in een planontwerp.<br />
24 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
8. PROJECTCASUS<br />
8.1 Keuze <strong>van</strong> projectcasus<br />
Via diverse media hebben wij gezocht naar een geschikte projectcasus. Er is gezocht<br />
naar een kerk die kampt met het probleem <strong>van</strong> leegstand en die <strong>van</strong>uit cultuurhistorisch<br />
oogpunt waardevol is om te behouden. Om tot een goed besluit voor een<br />
geschikte casus te komen was medewerking <strong>van</strong> de eigenaren of gemeente een<br />
belangrijk criteria. Het gebouw moest in ieder geval worden bezocht om het gebouw<br />
voldoende te kunnen ervaren. Tot slot waren de beschikbaarheid <strong>van</strong> bouwtekeningen<br />
<strong>van</strong> de bestaande situatie en eventueel historisch beeldmateriaal noodzakelijk.<br />
Er zijn diverse organisaties die zich inzetten voor het behoud <strong>van</strong> kerkgebouwen. De<br />
Taskforce Toekomst Kerkgebouwen is hier één <strong>van</strong>. Op de website <strong>van</strong> de Taskforce<br />
Toekomst Kerkgebouwen worden bedreigde kerken op een urgentielijst weergegeven.<br />
Bij nader onderzoek bleek de Christus Koningkerk een bijzonder voorbeeld te zijn (op<br />
preselectie voor rijksbescherming <strong>van</strong> naoorlogs erfgoed) <strong>van</strong> een wederopbouwkerk<br />
die voldeed aan onze eisen. De eventuele sloop <strong>van</strong> dit project maakt de projectcasus<br />
nog uitdagender.<br />
Ondanks scheiding <strong>van</strong> kerk en staat blijkt deze kerk een roerig onderwerp te zijn binnen<br />
de Heerlense lokale politiek. De eigenaren <strong>van</strong> de kerk willen na een aantal jaren<br />
<strong>van</strong> leegstand het gebouw slopen om verder verval te voorkomen. Betonrot in combinatie<br />
met een te gering onderhoudsbudget is hierbij één <strong>van</strong> de argumenten.<br />
Er zijn echter mensen die zich inzetten voor behoud <strong>van</strong> de kerk. Het Cuypersgenootschap<br />
en de Taskforce Toekomst Kerkgebouwen pleiten voor behoud. Er is inmiddels<br />
een aanvraag gedaan voor een gemeentelijke monumentenstatus.<br />
8.2 Algemene gegevens Christus Koningkerk<br />
Naam: Christus koningkerk<br />
Status: Geen<br />
Kadastrale gegevens: 01 O 01734<br />
Straat: Zeslandenstraat 12<br />
Wijk: Vrieheide<br />
Stad: Heerlen<br />
Gemeente: Heerlen<br />
Provincie: Limburg<br />
Coördinaten: Breedtegraad: 50°55’19.80”N<br />
Lengtegraad: 5°57’55.40”O<br />
Eigenaar: Parochie Christus Koning<br />
Architect: Jozef Fanchamps<br />
Kunstenaar: Libert Ramaekers (mozaïekkunst op devotiekapel)<br />
Aannemer: Vaboma<br />
Typologie: Centraalbouw plattegrond met centraal banken<br />
plan, het gebouw is te omschrijven als<br />
verdiepingskerk.<br />
Dimensionering: kerkgebouw: 30mx30m, 1000 zitplaatsen,<br />
Toren: 4mx6mx34m.<br />
Bouwjaar: 1964 (vier jaar bouwtijd, oorspronkelijke planning<br />
één jaar), in gebruik genomen op 25 juli 1965.<br />
Bouwkosten: f 825.000, incl. inventaris en pastorie, renovatie in<br />
jaren 80: f 1.055.000.<br />
Geloofsstroming: Rooms-Katholiek<br />
Parochie / Gemeente: Christus Koning<br />
Decanaat / kerkverband: Heerlen<br />
Onttrokken aan eredienst: 2004<br />
(diverse krantenartikelen / www.toekomstkerkgebouwen.nl)<br />
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
25
8.3 foto’s in- en exterieur<br />
fig. 8.1:<br />
Voorgevel entree met klokkentoren. (auteurs, 2009)<br />
fig. 8.3:<br />
De pastorie is losstaand <strong>van</strong> de kerk en bezit aan de<br />
achterzijde dezelfde glazenbouwsteenelementen als het kerkgebouw.<br />
(auteurs, 2009)<br />
26 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
fig. 8.2:<br />
De zij-entree ter plaatse <strong>van</strong> de zuidgevel. (auteurs, 2009)<br />
fig. 8.4:<br />
De zij-entree die toegang biedt tot de dagkapel ter plaatse<br />
<strong>van</strong> het sousterain. (auteurs, 2009)
fig. 8.5:<br />
Panorama in de kerkzaal, genomen <strong>van</strong> bordes in huidige situatie (auteurs, 2009)<br />
fig. 8.6:<br />
Dagkapel ten tijde <strong>van</strong> ingebruikname (Van Daal, 1996)<br />
fig. 8.7:<br />
Zij-altaren in de dagkapel in huidige situatie. (auteurs, 2009)<br />
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
27
8.4 Cultuur- en bouwhistorische analyse<br />
Voordat er een ontwerp kan worden gemaakt, dienen eerst randvoorwaarden te<br />
worden opgesteld. Hierbij staan de nieuwe functie en de cultuurhistorische waarden<br />
centraal. Deze worden in dit hoofdstuk omschreven. Er wordt een beeld geschept over<br />
het kerkgebouw en zijn gebruiksgeschiedenis.<br />
8.3.1 Gegevens over de architect<br />
De architect Josef Fanchamps werd in 1912 in Kerkrade geboren. Na de MTS in<br />
Heerlen te hebben gevolgd, werd hij opzichter bij de gemeentes Simpelveld in Kerkrade.<br />
Vanaf 1941 vervolgde Fanchamps zijn studie aan de Technische Hochschule in<br />
Aken. Na deze studie vestigde hij zich omstreeks 1945 als architect in Kerkrade. Zijn<br />
eerste kerken bouwde hij in Schaesberg (nu Landgraaf) en Kerkrade, hiermee een<br />
nieuw impuls gevend aan de Limburgse kerkarchitectuur. Fanchamps beschouwde het<br />
ontwerpen <strong>van</strong> een kerk als een creatief proces, waarin rationele en emotionele lijnen<br />
samenkomen. Opmerkelijk voor zijn kerkenbouw was dat zijn kerken vaak moderner<br />
waren dan <strong>van</strong> zijn collega-architecten. Fanchamps overleed op 2 juni 1982. (Jacobs<br />
en Wiekart, 2003)<br />
Oeuvre (kerken, niet chronologisch)<br />
• Christus Koningkerk, Heerlen<br />
• Josephkerk, Heerlen<br />
• Jozefkerk, Smakt<br />
• Agneskerk, Bunde<br />
• Maria Gorettikerk, Nuland<br />
• Antonius <strong>van</strong> Paduakerk, Blerick<br />
• Bernadettekerk, Sittard<br />
• Barbarakerk, Kakert<br />
• Jozef en Norbertuskerk, Kerkrade<br />
• Michaelkerk, Eikske<br />
8.3.2 Bouwgeschiedenis omgeving (chronologisch)<br />
• 1959: Start uitbreidingswijk ‘Nieuw Einde’;<br />
• 1961: Eerste ontwerp kerk door Fanchamps;<br />
• medio 1961: Toestemming bouw;<br />
• 1964: Oplevering kerk;<br />
• 1965: Ingebruikname <strong>van</strong> kerk;<br />
• 1984: Renovatie kerk.<br />
28 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
8.3.3 Stedenbouwkundige analyse<br />
De Christus Koningkerk is gesitueerd in de wijk Vrieheide in Heerlen. Deze wijk bestaat<br />
uit karakteristieke betonnen woningen en enkele flats. De kerk is centraal gelegen in<br />
de wijk.<br />
De kerk ligt aan een groot plein. De entree <strong>van</strong> de kerk is hierop georiënteerd. Het<br />
kerkgebouw met pastorie ligt in een glooiend landschap en is door zijn hoge ligging<br />
goed zichtbaar <strong>van</strong>uit meerdere kanten (met name de klokkentoren). Een belangrijke<br />
verkeersader loopt langs de kerk en doorkruist de wijk. Langs deze wegen en bebouwing<br />
zijn een aantal belangrijke zichtlijnen te vinden. Vlakbij de kerk is een zand<br />
groeve gesitueerd waarbij een waterpartij is ontstaan. Er zijn veel groene voorzieningen<br />
in de vorm <strong>van</strong> beplanting en bomen te vinden in de directe omgeving <strong>van</strong> de<br />
kerk. Vrieheide blijkt vlakbij de Brunssemse heide te liggen.(zie tekeningen in bijlagen)<br />
fig. 8.8:<br />
Stedenbouwkundige analyse (bron onderlegger; gemeente Heerlen)<br />
8.3.4 Cultuurhistorische achtergronden<br />
In 1959 gaf de gemeente Heerlen de stadsuitbreidingsplannen voor de naoorlogse<br />
wijk Vrieheide een nieuwe uitstraling. In tegenstelling tot het dorpse karakter <strong>van</strong> de<br />
voormalige mijnkolonie, werd er een wijk met een meer stadse uitstraling gerealiseerd.<br />
Door deze uitbreiding werd de toenmalige vooroorlogse Christus Koningkerk te<br />
klein, had mijnschade en moest wijken voor het nieuwe ontwerp <strong>van</strong> Fanchamps. De<br />
Christus Koningkerk is niet op hetzelfde kavel gebouwd, wel in dezelfde wijk.
Dit leidde ertoe dat Fanchamps in 1961 met een eerste ontwerp kwam. De schaal en<br />
grootte werd afgestemd op 1150 rooms katholieke gezinnen. (Limburgs Dagblad,<br />
1965) In nog hetzelfde jaar kwam toestemming voor de bouw. Deze kerk werd in ruim<br />
drie jaar gebouwd (in tegenstelling tot één jaar, wat gepland was), waarna de eerste<br />
steenlegging op 25 juli 1965 plaatsvond.<br />
fig. 8.9:<br />
Prentbriefkaart, omstreeks 1950. (gebr. Simons,<br />
Ubach over Worms, stadsarchief Heerlen)<br />
fig. 8.10:<br />
Prentbriefkaart met Navolaan met op de achtergrond<br />
de toren <strong>van</strong> de Christus Koningkerk, omstreeks<br />
1964. (Drogisterij Vrieheide, stadsarchief<br />
Heerlen)<br />
8.3.5 Ontwerpprincipes<br />
Fanchamps had een duidelijke visie over de Christus Koningkerk. Hij liet zich<br />
hierbij inspireren door het bijbelboek Openbaringen (openbaringen 21). Hierin wordt<br />
een toekomstige stad <strong>van</strong> god op een berg omschreven. Een aantal zaken uit dit verhaal<br />
zijn bijna letterlijk terug te vinden in het ontwerp. De stad is even lang als breed,<br />
er zijn hoge muren <strong>van</strong> edelstenen, als glas. In die stad woont<br />
God in het midden, tussen de mensen. (Nederlands Bijbelgenootschap) Dit werd door<br />
Fanchamps vormgegeven door hoge muren <strong>van</strong> beton en glas en in het midden een<br />
altaar met daaromheen banken. De locatie is ook een directe overeenkomst tussen<br />
het Bijbelverhaal en de situatie in Heerlen.<br />
8.3.6 Liturgische kenmerken<br />
fig. 8.11:<br />
Panoramafoto <strong>van</strong> de mozaïek op de devotiekapel. (auteurs, 2009)<br />
Exterieur<br />
De devotie- ofwel doopkapel ter plaatse <strong>van</strong> de entree is voorzien een mozaïek met<br />
een bijbelse voorstelling. De kunstenaar Libert Ramaekers heeft hier de intocht <strong>van</strong><br />
Christus Koning in Jeruzalem afgebeeld.<br />
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
29
Interieur<br />
• Bovenkerk<br />
Bijzonder aan het interieur was de opstelling <strong>van</strong> de tabernakel en de ambon.<br />
De tabernakel is een (meestal rijk versierde) vierkante of rechthoekige kluis op<br />
het sacramentsaltaar waarin het Allerheiligste bewaard wordt. De ambon is een<br />
lessenaar op het priesterkoor, waar schriftlezingen en gebeden worden gedaan<br />
en de preek wordt gehouden. (Van Dale, 2009) Deze belangrijke kerkelijke<br />
onderdelen stonden op een verhoging achter de priester. Deze opstelling vond<br />
in Nederland weinig toepassing. In het midden <strong>van</strong> de ruimte bevindt zich het<br />
priesterkoor op het supedaneum. Het supedaneum is Latijn voor voetbodem of<br />
verhoging. (Van Dale, 2009) In de bovenkerk heeft een bankenplan met een<br />
centrale opzet en bezit ongeveer 800 zitplaatsen.<br />
• Sousterrain<br />
In het souterrain was de dagkerk met een aantal nevenruimten gesitueerd.<br />
Deze dagkerk heeft kleinere afmetingen waardoor dit een terugliggend bouwvolume<br />
is. Het bankenplan in deze kerk heeft een basilicale opzet, in tegenstelling<br />
tot de bovenkerk. Het biedt plaats aan 100 kerkgangers. In de dagkapel<br />
zijn biechtstoelen en een doopaltaren ondergebracht.<br />
8.3.7 Architectonische kenmerken<br />
Het exterieur <strong>van</strong> de kerk oogt functionalistisch. De opvatting Form Follows<br />
Function <strong>van</strong> Louis Sulli<strong>van</strong> die aan het functionalisme ten grondslag ligt, is op<br />
dit gebouw <strong>van</strong> toepassing. De vorm moet een afspiegeling zijn <strong>van</strong> bijvoorbeeld<br />
de constructie, materiaal toepassen enkel <strong>van</strong>wege zijn schoonheid is niet<br />
toegestaan. Het gebouw met zijn constructie is zowel aan de binnenzijde als<br />
aan de<br />
buitenzijde duidelijk herkenbaar. Het bestaat uit een kolomstructuur opgenomen<br />
in de vliesgevel. De kerkzaal zelf heeft een kolomvrije ruimte. Om dit te<br />
bereiken heeft de architect een stalen vakwerkconstructie (lensligger) toegepast.<br />
Deze is boogvormig ontworpen, wat ook tot uiting komt in de vormentaal <strong>van</strong><br />
het plafond en dak.<br />
8.3.8 Ensemble<br />
Naast het ontwerp <strong>van</strong> het kerkgebouw zijn er door Fanchamps ook bijgebouwen<br />
ontworpen. Hier<strong>van</strong> maakt de pastorie en klokkentoren deel uit. De pastorie<br />
bestaat uit twee verdiepingen en is tegenwoordig nog aanwezig. De klokkentoren<br />
is 34 meter hoog. Op de maquette is een supermarkt opgenomen. De<br />
supermarkt is inmiddels gesloopt.<br />
30 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
fig. 8.14:<br />
Moderne<br />
interpretatie <strong>van</strong><br />
glas-in-lood.<br />
(auteurs, 2009)<br />
8.3.9 Materiaalgebruik<br />
Exterieur<br />
De gevels zijn opgebouwd uit 8200 schokbetonnen gevelcassettes (422 mm<br />
x 422 mm, maat uit bouwkundige details), met hierin glazen bouwstenen.<br />
Plaatselijk zijn gekleurde ruiten op de glazen bouwstenen gelijmd. Ook zijn<br />
enkele glazen bouwstenen dichtgezet, zodat een relief aan de buitengevel<br />
zichtbaar is. Dit relief is zichtbaar op fig 8.13. Een foto genomen vlak voor<br />
oplevering.<br />
Interieur<br />
De vloerbedekking <strong>van</strong> de opbouw <strong>van</strong> het altaar is <strong>van</strong> zwarte colovinyltegels.<br />
Het spaarzame kleurgebruik wat is toegepast, is uitgevoerd in de olijfgroene<br />
tegels en de gekleurde glazenbouwstenen aan de binnenzijde. Het plafond<br />
is met hout beschoten en is voorzien <strong>van</strong> een groot rood/oranje vierkant met<br />
verlichting.<br />
fig. 8.12:<br />
Stedenbouwkundig ensemble (Limburgs Dagblad,<br />
1962)<br />
fig. 8.13:<br />
Situatie vlak voor oplevering. (Limburgs Dagblad,<br />
1965)
8.3.10 Bouwtechnische ontwikkelingen<br />
Aangezien de gevelcassettes in grote hoeveelheden diende te worden geproduceerd,<br />
werd er voor gekozen de elementen in prefab uit te voeren.<br />
De firma Schokbeton produceerde hiervoor geprefabriceerde betonelementen. Dit<br />
werd uitgevoerd volgens het schokbetonprocedé waarbij het beton door trilling beter<br />
werd verdicht. Dit zorgde voor een sterker beton waardoor er slanker kon worden<br />
gedimensioneerd.<br />
Schokbeton is superbeton<br />
Tijdens ons afstudeertraject hebben ik het product schokbeton<br />
bestudeerd, om zo meer inzicht te krijgen in het product, de<br />
manier waarop het is gefabriceerd en de rol die schokbeton<br />
heeft gehad in de Nederlandse na-oorlogse architectuur.<br />
Dit met als doel om de cultuurhistorische waarde <strong>van</strong> de gevel<br />
te onderzoeken. Hieronder een schets <strong>van</strong> de historie <strong>van</strong> het<br />
product Schokbeton.<br />
fig. 8.15:<br />
Schokbeton is superbeton.<br />
(Van Zuijlen, 2004)<br />
‘Schokbeton is Superbeton’: deze reclameleuze was is de jaren 30 en 40 vaak te<br />
vinden op informatiefolders <strong>van</strong> de Nederlandse firma Schokbeton die in 1932 als<br />
Naamloze Vennootschap werd opgericht. In 1935 vroegen de oprichters <strong>van</strong> deze<br />
firma, de heren Lieve en Leeuwerik, een octrooi aan op ‘de werkwijze en machine<br />
voor de vervaardiging <strong>van</strong> betonwaren onder aanwending <strong>van</strong> schokken’<br />
In de jaren 30 bezat men al de kennis dat beton compacter en steviger werd naarmate<br />
men het beton verdicht door middel <strong>van</strong> trillingen. Met de Schokbeton methodiek<br />
kon het beton met behulp <strong>van</strong> een schokmachine in de fabriek mechanisch<br />
worden verdicht. De Bouwkundige Encyclopedie uit 1955 omschreef het als volgt:<br />
“SCHOKBETON is beton, gewapend beton of voorgespannen beton dat een grote<br />
vastheid en dichtheid heeft verkregen door de specie met behulp <strong>van</strong> een schokmachine<br />
mechanisch te verdichten. De aardvochtige specie wordt daartoe laagsgewijs<br />
aangebracht in een mal, die stevig op een schoktafel is bevestigd. Deze wordt door<br />
middel <strong>van</strong> keeprollen schokkend op en neer bewogen totdat het water boven komt.<br />
Direct na het schokken kan de mal worden verwijderd. Schokbeton wordt in de fabriek<br />
verwerkt tot zoveel mogelijk gestandaardiseerde betonproducten als heipalen,<br />
damwanden, opzetters, lateien, vloerliggers, keermuurstukken, spanten, kozijnen en<br />
velerlei elementen voor de montagebouw.”<br />
8.3.11 Huidige bouwtechnische staat<br />
De kerk verkeerde in 1973 al in zeer slechte staat. De in beton gevatte glazen<br />
bouwstenen lekten tussen de voegen, zodanig dat er aan de binnenzijde goten<br />
werden geplaatst om het water af te voeren. Een ander bouwkundig probleem<br />
is betonrot. Dit ontstaat door een te geringe dekking <strong>van</strong> het wapeningsstaal<br />
in het beton. Bij de dragende onderdelen zoals constructieve elementen vormt<br />
dit vooral een probleem. Al sinds 1977 zijn er plannen om de kerk te slopen.<br />
Dit had te maken met het feit dat de kerk nauwelijks meer werd gebruikt. De<br />
dagkerk was groot genoeg voor het bezoekersaantal in de drukste dagen. De<br />
bovenkerk werd enkel bij uitzondering gebruikt. Toch werd in 1984 besloten om<br />
de kerk op te knappen. Tijdens deze verbouwing heeft men in het interieur zeer<br />
grote wijzigingen aangebracht. Het architectenbureau NCIV heeft hiervoor het<br />
ontwerp gemaakt. De volgende ingrepen zijn uitgevoerd:<br />
• Sluitmuur (‘aandachtswand’) geplaatst aan de zijde <strong>van</strong> de trappen;<br />
• Het supedaneum (verhoging) werd uitgebreid naar verhoging tabernakel/<br />
ambon;<br />
• Het centrale bankenplan werd aangepast;<br />
• Glazen bouwsteengevels werden binnen voorzien <strong>van</strong> een wand met<br />
isolatie voor het tegengaan <strong>van</strong> licht- en koudestraling;<br />
• Boeiboorden zijn ver<strong>van</strong>gen door trespa beplating;<br />
• De onderzijde (plint) was oorspronkelijk voorzien <strong>van</strong> glazen bouwstenen,<br />
is ver<strong>van</strong>gen door metselwerk;<br />
• Originele tabernakel en ambon zijn ver<strong>van</strong>gen voor nieuwe varianten.<br />
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
31
8.4 Waardestelling<br />
De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) heeft werknemers in dienst die een<br />
waardestelling kunnen uitspreken over potentiële monumentale projecten. De RCE<br />
heeft in een brief naar de gemeente Heerlen een waardestelling met betrekking tot de<br />
Christus Koningkerk opgesteld. (Otten, advies RACM juli 2008) In deze brief motiveert<br />
de RCE (voormalig RACM) waarom deze kerk moet worden behouden voor sloop.<br />
Vanwege een juridische grens <strong>van</strong> 50 jaar oud kan de RCE niet overgaan tot aanwijzing<br />
als rijksmonument. Hierbij wordt verzocht de kerk op de gemeentelijke monumentenlijst<br />
te zetten.Hieronder volgen enkele citaten uit de brief:<br />
‘Dit is een <strong>van</strong> de weinige naoorlogse wijken waar het landschap als onderlegger voor<br />
een nieuwe wijk is gebruikt.‘<br />
‘Zowel de architectuurhistorische waarde <strong>van</strong> de Christus Koningkerk als de stedenbouwkundige<br />
waarde <strong>van</strong> de wijk Vrieheide zijn op landelijk niveau bijzonder groot.<br />
De verschijningsvorm <strong>van</strong> de kerk alsmede het ontwerp <strong>van</strong> de wijk zijn in Nederland<br />
uniek.’<br />
‘Benadrukt moet worden dat de Christus Koningkerk een hoge zeldzaamheidswaarde<br />
heeft <strong>van</strong>wege de bijzondere architectuur, de stedenbouwkundige ligging in de wijk<br />
Vrieheide en de samenhang met de woningen. Deze kerk behoort zonder meer tot de<br />
top <strong>van</strong> de <strong>wederopbouwkerken</strong>.’<br />
Op basis <strong>van</strong> de kennis die wij hebben opgedaan in ons onderzoek bij de RCE, is er<br />
door onszelf een waardestelling opgemaakt.<br />
Externe waardestelling (opgesteld door auteurs)<br />
De architect Fanchamps heeft landelijk weinig bekendheid. Zijn projecten zijn veelal in<br />
Limburg gebouwd. In deze streek geniet hij daarom bekendheid. Zijn werk staat erg<br />
onder druk. Zijn kerken uit Landgraaf en Kerkrade-Nulland worden ook met de sloop<br />
bedreigd. (www.historischearchitectuur.nl, mei 2009) Wanneer gekeken wordt naar het<br />
oeuvre <strong>van</strong> Fanchamps kan worden geconcludeerd dat de Christus Koningkerk daarin<br />
uniek is. Enkele gebouwonderdelen zijn herkenbaar terug te vinden in eerdere projecten.<br />
Een voorbeeld is de toren die in de Heilige Agneskerk in Bunde is toegepast.<br />
Deze kerk is qua materiaaltoepassing en draagconstructie een uniek voorbeeld en<br />
vertegenwoordigt daarmee een bouwhistorische waarde. De integratie <strong>van</strong> kunst is<br />
een zeer herkenbaar thema wat zich in de wederopbouw heeft ontwikkeld en hier ook<br />
is toegepast. Dit uit zich bijvoorbeeld in de mozaïek aan de buitenzijde <strong>van</strong> de devotiekapel.<br />
32 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
De stedenbouwkundige samenhang is nog altijd goed herkenbaar <strong>van</strong>wege het<br />
feit dat de omliggende bebouwing nog steeds aanwezig is. Deze is echter helaas in<br />
slechte bouwtechnische staat, waardoor de toekomst hier<strong>van</strong> ter discussie komt te<br />
staan. De omliggende wijk is een zeldzaam voorbeeld <strong>van</strong> een stedenbouwkundig<br />
ontwerp waarbij het glooiende landschap is gebruikt als stedenbouwkundige onderlegger.<br />
De kerk heeft een stedenbouwkundige waarde <strong>van</strong>wege zijn markante ligging<br />
op een heuvel in de wijk.<br />
Interne waardestelling (opgesteld door auteurs)<br />
Kerkgebouw<br />
De kerk heeft een bouw- en architectuurhistorische waarde <strong>van</strong>wege het zichtbaar<br />
maken <strong>van</strong> de constructieonderdelen (functionalistische, zakelijke vormgeving), de<br />
voor die tijd moderne bouwtechniek (Schokbeton en kolomvrije ruimte) en enorm<br />
open ruimte <strong>van</strong> de kerkzaal (30x30x14m). De renovatie in 1984, waarbij het supedaneum<br />
werd uitgebreid en het centrale bankenplan werd ver<strong>van</strong>gen, doet afbreuk aan<br />
een aantal bouwhistorische waarden.<br />
Toren<br />
De toren is losstaand en daarmee exemplarisch voor naoorlogse kerkbouw. Door zijn<br />
functionalistische uiterlijk sluit het aan bij het kerkgebouw en draagt de toren bij aan<br />
de hoge architectonische waarde <strong>van</strong> het project.<br />
Pastorie<br />
De pastorie maakt onderdeel uit <strong>van</strong> het kerkelijke ensemble. De waarde <strong>van</strong> het<br />
ensemble kerkgebouw, klokkentoren en pastorie blijft het hoogste wanneer ook de<br />
pastorie in de verschijningsvorm wordt behouden.
8.5 Bouwtechnische analyse<br />
8.5.1 De constructieve opzet <strong>van</strong> de Christus Koningkerk<br />
Wanneer wordt teruggevallen op de basiselementen, de hoofddraagconstructie, is de<br />
essentie <strong>van</strong> de constructieve opzet <strong>van</strong> het gebouw zeer duidelijk. Alle elementen vormen<br />
gezamenlijk een hoekig bouwvolume die is opgebouwd uit een stramien <strong>van</strong> vijf<br />
meter. Bij de onderstaande omschrijving behoren constructieschetsen die zijn te vinden<br />
in de bijlagen.<br />
Maatvoering<br />
De gehele kerk is opgebouwd uit een stramien <strong>van</strong> 5m. Om dit stramien heen is een<br />
halve stramien toegevoegd <strong>van</strong> 2,5 m. De gevel <strong>van</strong> de kerk is als het halverwege<br />
de laatste stramienen geplaatst. Deze maatvoering <strong>van</strong> vijf meter vertaald zich in alle<br />
overige maten <strong>van</strong> het gebouw. De trilbetoncassetten bijvoorbeeld. Aangezien de<br />
gevel praktisch gezien volledig is opgebouwd uit trilbetoncassetten moeten ook deze<br />
cassetten in maatvoering worden afgestemd op de draagstructuur. Er zitten 11 cassetten<br />
in één stramien <strong>van</strong> vijf strekkende meters.<br />
fig. 8.16:<br />
Stramienmaten maakt de constructieve opzet zijn duidelijk zichtbaar. (auteur,<br />
2009)<br />
De verdeling <strong>van</strong> de kerk in verticale richting is afgestemd op de heuvelrug waartegen<br />
het gebouw ligt. Zo zijn er als het ware twee verdiepingen die beide op begane grond<br />
niveau kunnen worden betreden. Het sousterrain ligt dus gedeeltelijk in de heuvel.<br />
fig. 8.17: dakconstructie. (auteur, 2009)<br />
Materialisering<br />
Voor de volledige draagstructuur is gebruik gemaakt <strong>van</strong> de materialen beton en<br />
staal. De dakconstructie bestaat uit een stalen vakwerkconstructie. De kolommen,<br />
vloeren en borstweringen zijn <strong>van</strong> beton. In het sousterrain zijn enkele wanden opgetrokken<br />
uit metselwerk in diverse dikten.<br />
Dakconstructie<br />
Oorspronkelijk is de dakconstructie getekend als een vloeiend ovale houten vakwerkconstructie.<br />
Tijdens een werkbezoek merkte wij echter op dat er een stalen vakwerk is<br />
uitgevoerd die bestaat uit stalen strips en stalen hoekprofielen. Deze stalen vakwerkliggers<br />
werken in combinatie met een secundaire houten constructie voor voldoende<br />
constructieve draagkracht. Door te kiezen voor deze dakconstructie bleek het mogelijk<br />
om de ruimte in de kerkzaal volledig kolomvrij te houden.<br />
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
33
Kolommenstructuur<br />
Op de plattegronden is een dubbele kolommenstructuur zichtbaar <strong>van</strong> een rij <strong>van</strong> 6<br />
kolommen die langs elke gevel zijn gesitueerd. Behalve een constructieve functie hebben<br />
de kolommen ook een esthetische functie in het gevelbeeld <strong>van</strong> binnen en buiten.<br />
De kolommen dragen het dak en de gevel. De kolommen werken als schijven <strong>van</strong><br />
1,30 m: binnen én buiten de gevel is een kolom ontworpen die onderling is gekoppeld.<br />
De dimensionering <strong>van</strong> de kolommen heeft direct invloed op het<br />
ontwerp <strong>van</strong> de trilbetoncassetten. De verbinding tussen binnen en buitenkolom heeft<br />
de maat <strong>van</strong> een omkadering <strong>van</strong> een trilbetoncassette.<br />
fig. 8.18:<br />
De dwarsverbinding tussen binnen- en buitenkolom bepaald mede de<br />
afmeting <strong>van</strong> de cassetten. (auteur, 2009)<br />
Vloeren<br />
De betonnen vloeren <strong>van</strong> het gebouw zijn gesitueerd op twee delen: een sousterrain<br />
en een bovenkerk. De belasting op de vloer in de bovenkerk zorgt ervoor dat er kolommen<br />
onder de vloer moeten worden geplaatst. Wanneer de kerkzaal vol is zijn de<br />
belastingen namelijk te groot om een overspanning <strong>van</strong> 30 meter te realiseren. Tussen<br />
deze kolommen zijn liggers geplaatst vlak onder de vloer <strong>van</strong> de bovenkerk die de vijf<br />
meter tussen elke kolom overspant.<br />
In de kerkzaal is een balkon ontworpen die in de ruimte ‘hangt’. Deze wordt ondersteund<br />
door een tweetal liggers die aansluiten op de hoofddraagconstructie (kolommen)<br />
en het niveau <strong>van</strong> het dakvlak <strong>van</strong> de kapel die is gesitueerd bij de entree. Door<br />
een stijve kern toe te voegen waarin trappenhuis en schoorsteen is gesitueerd blijft het<br />
betonnen balkon stabiel.<br />
34 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
fig. 8.19:<br />
De samenwerking <strong>van</strong> verschillende constructieonderdelen is goed zichtbaar<br />
in de doorsnede. Zie tekeningen in de bijlagen. (auteur, 2009)<br />
Krachtenafdracht<br />
De krachten die <strong>van</strong>af het dak komen worden overgedragen aan de vakwerkconstructie<br />
die is opgelegd in een betonnen borstwering ter hoogte <strong>van</strong> de dakrand. Deze<br />
dakrand loopt volledig rondom het gebouw en verdeeld de krachten over de kolommenstructuur.<br />
Daarnaast brengt de borstwering een verband tussen de gevelkolommen.<br />
De gevelkolommen brengen vervolgens de krachten over op de funderingsbalken<br />
waarbij ook de windbelasting <strong>van</strong> de gevel moet worden opgeteld. Ter hoogte <strong>van</strong><br />
de bovenkerk is wederom een betonnen borstwering te vinden die de afstand tussen<br />
de kolommen overbrugt. De fundering <strong>van</strong> het gebouw volgt de vormgeving <strong>van</strong> de<br />
kolommen. Het bestaat uit staande schijven waarop de binnen en buitenkolom rusten.<br />
Deze schijven staan op een verbreedde plaat die in het zand ligt.<br />
De stabiliteit <strong>van</strong> de constructie volgt uit de samenwerking <strong>van</strong> de trilbetoncassetten en<br />
de schijfwerking <strong>van</strong> de kolommenstructuur. (Teeken Beckers Architecten BV, 2000) Het<br />
dak is hierbij niet benodigd en draagt dus puur de eigen belasting en de veranderlijke<br />
belastingen op het dakvlak.
Beoordeling <strong>van</strong> de draagconstructie<br />
Ingenieursbureau <strong>van</strong> der Werf en Nass BV heeft in november 2000 een advies<br />
gegeven over een eventuele <strong>herbestemming</strong> <strong>van</strong> de Christus Koningkerk. Zij<br />
beoordeelden de trilbetoncassetten ‘<strong>van</strong> goede kwaliteit’. Daarnaast is met een<br />
Schmidthamer onderzocht wat de kwaliteit is <strong>van</strong> het beton. Hieruit is gebleken dat<br />
B25 (normaal constructiebeton) de minimale klasse is waarbinnen het beton <strong>van</strong> de<br />
dragende kolommen valt. Tegenwoordig wordt deze betonklasse anders genoemd.<br />
Het beton zal conform huidige klassering minimaal voldoen aan C20 / 25. (Ingenieursbureau<br />
<strong>van</strong> der Werf en Nass, 2000)<br />
In de ontwikkeling <strong>van</strong> de omliggende buurt is rekening gehouden met eventuele mijnschade<br />
die zou kunnen ontstaan aan de woningen. Mijnschade uit zich voornamelijk<br />
in scheuren in wanden en vloeren. Dit is ten gevolge <strong>van</strong> verzakkingen die zijn ontstaan<br />
na alle afgravingen die zijn gedaan in de omgeving <strong>van</strong> Heerlen. De mogelijkheid<br />
<strong>van</strong> mijnschade lijkt in de ontwikkeling <strong>van</strong> de Christus Koningkerk meegenomen:<br />
in de gevel is geen mijnschade zichtbaar. Het bureau stelt: ‘Daar er in de gevels<br />
geen tekenen zijn <strong>van</strong> zettingen, wordt aangenomen dat de fundering deugdelijk is.<br />
Ook de constructie <strong>van</strong> de klokkentoren is nog goed <strong>van</strong> kwaliteit.’<br />
Conclusie gesprek Kees Vermeulen, directeur Balm BV.<br />
De constructieve elementen <strong>van</strong> deze kerk zijn nog goed. Het beton is constructief<br />
in uitstekende staat. De betonrot is secundair en goed te behandelen. Het is zéér de<br />
moeite om verder (professioneel) onderzoek te doen naar betonherstel en de kosten<br />
die daar mee gemoeid zijn voor de kerk.<br />
8.6 Betonrot Christus Koningkerk<br />
Tijdens de uitvoering is geen gebruik gemaakt <strong>van</strong> afstandhouders in de bekisting<br />
wat resulteert in een te lage betondekking. Na het ontkisten is een extra dekkingslaag<br />
aangebracht op de onderzijde <strong>van</strong> de betonnen vloer waarbij geen hechtbrug is<br />
aangebracht. Het gevolg is dat de opgesmeerde laag<br />
door een combinatie <strong>van</strong> ongelijke thermische werking<br />
en een slechte hechting aan het originele materiaal<br />
loslaat en letterlijk <strong>van</strong> het plafond af valt. De roestkleuren<br />
lijkt een gevolg <strong>van</strong> aantasting door Chloriden.<br />
Dit is echter niet het geval. Door het ontbreken<br />
<strong>van</strong> betondekking heeft vocht en zuurstof de wapening<br />
aangetast. De ondergrond moet opnieuw worden<br />
behandeld. Dit houdt in dat de bestaande betonnen<br />
laag moet worden afgestraald (met bijvoorbeeld water).<br />
Hierbij moet de wapening gedeeltelijk bloot komen<br />
te liggen. De wapening dient dan te worden schoon<br />
gemaakt en behandeld te worden met een hechtmiddel.<br />
Pas dan kan nieuw beton worden aangebracht om het<br />
fig. 8.20:<br />
Oxidatie <strong>van</strong> het wapeningsstaal<br />
vermoedelijk door te weinig dekking<br />
<strong>van</strong> omliggende beton. (auteur,<br />
2009)<br />
plafond aan te helen. De mortel die hiervoor gebruikt wordt is een CC- of PC-mortel.<br />
Om verdere indringing te voorkomen <strong>van</strong> schademechanismen is het belangrijk iets te<br />
doen aan nabehandeling. Hierbij kan gebruikt worden gemaakt <strong>van</strong> dispersieverven.<br />
Op de randbalk is veel betonrot te vinden. Deze kan plaatselijk worden behandeld.<br />
Het aantastingmechanisme <strong>van</strong> deze betonrot heeft echter een andere oorzaak. Het<br />
carbonatatiefront is achter de wapening komen te liggen. Carbonatatie zorgt voor<br />
scheuren en het afbreken <strong>van</strong> schollen. Het beton wat zich om deze plekken bevind<br />
moet kaal worden gestraald, het wapeningsstaal moet rondom vrij komen te liggen.<br />
De korven kunnen dan worden behandeld op dezelfde manier zoals hierboven staat<br />
omschreven. Eventueel kan gebruik worden gemaakt <strong>van</strong> het aanbrengen <strong>van</strong> een<br />
nieuwe (kunststof) bijleg wapening om het dragende vermogen <strong>van</strong> de constructie te<br />
verbeteren.<br />
fig. 8.21:<br />
Zichtbare betonrot op randbalk. (auteur,<br />
2009)<br />
fig. 8.22:<br />
Oxidatie <strong>van</strong> het wapeningsstaal<br />
vermoedelijk door te weinig dekking <strong>van</strong><br />
omliggend beton. (auteur, 2009)<br />
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
35
De naden die zichtbaar zijn vlak boven de dwarsliggende<br />
aansluiting met de gevel zijn schijnvoegen. Dit<br />
is een naad die ontstaat uit een lat in de bekisting en<br />
ervoor zorgt dat eventuele scheuren door belasting <strong>van</strong><br />
de kolommen niet optreed. Eventuele haarscheuren<br />
in de buurt <strong>van</strong> deze aansluitingen kunnen optreden<br />
en vormen niet direct een gevaar. De begroeiing in de<br />
naad is een gevolg <strong>van</strong> het langer vochtig blijven <strong>van</strong><br />
de schijnvoegen. Algen en eventuele mossen kunnen<br />
zich nestelen of ophopen wat de donkere kleur geeft.<br />
De scheurvorming die zich bevindt in de borstwering<br />
<strong>van</strong> het bovenste plateau op de klokkentoren vraagt<br />
om extra aandacht. Het lijkt erop dat de borstwering<br />
los komt te staan waarbij indringing <strong>van</strong> extra vocht<br />
kan leiden tot afbreken. De scheur loopt op de foto<br />
volledig rondom. Een zeer gevaarlijke situatie kan dan<br />
ontstaan bij het openbare gebied rond de klokkentoren.<br />
Echter is dit op deze afstand slecht in de schatten.<br />
Een inspectie zou moeten uitwijzen of er daadwerkelijk<br />
een direct gevaar optreedt.<br />
fig. 8.23<br />
Naden in de kolommen<br />
fig. 8.24<br />
Naden in de de klokketoren<br />
36 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
Hieronder is nogmaals inzichtelijk gemaakt wat de stappen zijn om de betonrot <strong>van</strong><br />
de Christus koningkerk tegen te gaan. De schetsen behoren bij een voorbeeld <strong>van</strong> de<br />
volgende in het werk genomen foto:<br />
fig. 8.25<br />
Betonrot in de randbalk<br />
fig. 8.26<br />
Principeschetsen betonherstel<br />
afbeelding a:<br />
In de bestaande situatie ligt de wapening in het zicht: dit houd in dat hij wordt blootgesteld<br />
aan de omgeving en dus zal gaan roesten. (Rode vlakken: hoofdwapening en<br />
wapeningskorf, roze lijn de zichtbare corrosie) De stippellijn geeft aan waar oorspronkelijk<br />
de afgebroken schol beton zat. De betondekking was in dit geval 16 á 18 mm.<br />
Minimaal 25 mm is benodigd en zelfs dan kan het voorkomen dat beton roest.<br />
afbeelding b:<br />
Er moet beton worden weggestraald. Dit kan met water (onder een druk <strong>van</strong> 1000<br />
– 2000 bar, in het werk te bepalen). Er bestaan diverse alternatieven voor water, elk<br />
met een eigen effectiviteit en bepaalde mate <strong>van</strong> milieubelasting. Dit heet saneren.<br />
Het hechtvlak <strong>van</strong> beton moet haaks uitkomen op het gedeelte wat blijft zitten om het<br />
verbranden <strong>van</strong> te dunne lagen mortel te voorkomen. Achter de wapening moet het<br />
beton worden verwijderd over een diepte <strong>van</strong> 10 mm. De wapening die bij de sanering<br />
vrij komt dient minimaal 25 mm vrij te zijn <strong>van</strong> corrosie. Vervolgens wordt de<br />
wapening behandeld, overtollige roestvorming wordt weggestraald, bijvoorbeeld door<br />
gritstralen. Eventueel wordt de wapening behandeld met een hechtmateriaal voor de
nieuw aan te brengen mortel.<br />
afbeelding c:<br />
Voordat er kan worden aangeheeld moet het hechtvlak <strong>van</strong> het originele beton ook<br />
behandeld worden. Allereerst wordt er bevochtigd, zodat het vocht uit het aan te smeren<br />
gedeelte niet direct wordt opgezogen door de bestaande betonvlakken. Vervolgens<br />
wordt er een hechtbrug aangebracht die met eventueel voorstrijken kan zorgen voor<br />
een goede hechting. In de laatste situatie wordt door middel <strong>van</strong> een cementgebonden<br />
mortel met de hand aangesmeerd tot de originele dikte. Wanneer er een te geringe<br />
betondekking is kan de bestaande deklaag <strong>van</strong> gezond beton worden verwijderd om<br />
een dikkere betondekking te realiseren. Tot slot kan de vochthuishouding in het beton<br />
worden verbeterd door het geheel af te werken met een dispersieverf in een witte,<br />
nader te bepalen, RAL kleur.<br />
8.7 Isolatieconcepten<br />
Gevel<br />
Om de thermische prestatisch <strong>van</strong> de gevel te verbeteren is het nodig de gevel te<br />
isoleren. Hiervoor bestaan diverse mogelijkheden en methodieken. Het is hierbij belangrijk<br />
dat ook wordt gekeken naar de mate waarin de oorspronkelijke situatie wordt<br />
aangetast. Voor deze praktijkcasus hebben wij een aantal isolatie concepten bedacht.<br />
Concept A: nieuwe gevelschil aan de buitenzijde<br />
fig. 8.27<br />
Nieuwe gevelschil aan de buitenzijde<br />
Voordelen:<br />
• Wind en water dicht maken <strong>van</strong> gebouw;<br />
• Binnenzijde blijft in gave toestand;<br />
• Het betreft een reversibele ingreep.<br />
Nadelen:<br />
• Zeer dure ingreep;<br />
• Het moet in transparant materiaal worden uigevoerd;<br />
• Relatief een zware extra belasting op bestaande draagstructuur;<br />
• Oververhitting in zomer, het tuinkastjes effect;<br />
• Slecht schoon te maken tussen bestaande gevel en nieuwe buitenschil.<br />
Concept B: nieuwe gevelschil aan de binnenzijde<br />
fig. 8.28<br />
Aan de binnenzijde <strong>van</strong> de gevel wordt een nieuwe isolerende scheiding<br />
aangebracht.<br />
Voordelen:<br />
• Buitenaanzicht blijft gehandhaafd;<br />
• Gevel kan goedkoper worden uigevoerd omdat hij niet wind en waterdicht<br />
hoeft te zijn;<br />
Concept C: isoleren <strong>van</strong> gevelelementen<br />
fig. 8.28<br />
De trilbetoncassetten worden aan de buitenzijde geïsoleerd.<br />
Voordelen:<br />
• Gering ruimteverlies;<br />
• Bestaande structuur blijft binnen en buiten zichtbaar;<br />
Nadelen:<br />
• Lastige en bewerkelijke uitvoering;<br />
• Concept erg gevoelig voor vochtophoping;<br />
• Dure isolatie: dunne schil moet hoge prestaties behalen;<br />
• Glazen bouwstenen vormen warmtelekken.<br />
• Het betreft een reversibele ingreep.<br />
Nadelen:<br />
• Lastige oplossing begane grondvloer;<br />
• Ruimteverlies aan binnenzijde;<br />
• Het moet in transparant materiaal worden uigevoerd om gevel te kunnen<br />
blijven beleven;<br />
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
37
Keuze isolatieconcept gevel<br />
De drukke gevel <strong>van</strong> dit gebouw verdraagt een simpele oplossing. De draagstructuur<br />
zou grote overspanningen kunnen verdragen maar de constructieve draagkracht mag<br />
niet overschreden worden. Dit is dan ook de reden geweest waarom wij kiezen voor<br />
isolatieconcept B. Het is een goedkopere oplossing dan het isoleren aan de buitenzijde<br />
en bij een goede uitvoering <strong>van</strong> het concept kan ook de binnenzijde <strong>van</strong> het<br />
bestaande gebouw zichtbaar blijven.<br />
Binnen dit concept zijn er diverse mogelijkheden om dit probleem aan te pakken. Ten<br />
eerste kan worden gekozen voor een beglazingssysteem in aluminium, hout of staal.<br />
Daarnaast bestaan ook een aantal nieuwere concepten. Waaronder ook een ETFE<br />
systeem. Dit is dan ook het systeem wat hier zal worden toegepast aan de binnenzijde.<br />
Mede door de structuur, het isolerende vermogen <strong>van</strong> het systeem en het geringe<br />
gewicht.<br />
fig. 8.29<br />
ETFE folie toegepast in het gebouw Rijkswaterstaat te Utrecht. (Van de Kraats, 2009)<br />
ETFE is een thermoplast (kunststof) die in dit geval wordt toegepast in de vorm <strong>van</strong><br />
een folie. Het product wordt al sinds 1983 toegepast in de bouwsector. Dit was in de<br />
vorm <strong>van</strong> kussenconstructies (twee lagen ingeklemde folie opgespannen door lucht).<br />
Doordat er tussen de folies lucht wordt geblazen heeft het een betere isolatiewaarde<br />
dan bijvoorbeeld glas. Een andere zeer handige bijkomstigheid is dat het gewicht<br />
praktisch verwaarloosbaar is. De dikte <strong>van</strong> de folie loopt uiteen (afhankelijk <strong>van</strong> de<br />
toepassing): <strong>van</strong> 100 tot 250 micrometer. De ruimte die ontstaat tussen de lagen<br />
folie kan bestaan uit meerdere luchtkamers. De maximale overspanning voor een<br />
buiten toepassing is drie tot vier meter. Wanneer er geen rekening hoeft gehouden te<br />
worden met sneeuw en windbelasting dan kunnen deze afmetingen groter worden.<br />
ETFE folie is volledig recyclebaar. De energie die benodigd is per 1000 m2 luchtkussens<br />
is 50 Watt.<br />
38 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
Sterkte<br />
Om de hardheid <strong>van</strong> de folie te omschrijven wordt in de documentatie een vergelijking<br />
gemaakt met normaal glas. Waar bij hagel ETFE folie zal deuken gaat normaal<br />
glas kapot. Mochten er bijzondere vormen <strong>van</strong> hagel optreden kan de folie worden<br />
uitgerust met een extra protectie.<br />
Warmte<br />
Waarschijnlijk de belangrijkste eigenschap binnen de toepassing in de Christus<br />
Koningkerk is de warmte isolatie. Voor deze eigenschappen wordt er gekeken naar<br />
de warmtedoorgangscoëfficient (U-waarde). Voor deze waarde zijn niet de materiaaleigenschappen<br />
<strong>van</strong> belang maar het aantal luchtkamers. Deze bepalen namelijk de<br />
isolatiewaarde. Bij de toepassing <strong>van</strong> 1 luchtkamer is een U-waarde te behalen v an<br />
2,94. Bij een toepassing <strong>van</strong> twee luchtkamers kan dit zelfs worden teruggedrongen<br />
naar 1,96 waar normaal dubbel glas een U-waarde <strong>van</strong> 3,8 heeft. De gebruikstemperaturen<br />
<strong>van</strong> ETFE folie bevind zich tussen -100oC en +150 oC.<br />
Lichtinval<br />
Een belangrijke factor voor de lichtinval is de ZTA (zontoetreding) factor. Bij de<br />
toepassing <strong>van</strong> 1 laag folie is dit 0,85 (0,61 bij toepassing <strong>van</strong> twee luchtkamers). De<br />
LTA (licht toetreding) factor komt in de toepassing <strong>van</strong> 1 laag folie op 0,92(0,78 bij<br />
toepassing <strong>van</strong> twee luchtkamers).<br />
‘De LTA is de verhouding tussen de hoeveelheid doorgelaten licht en de hoeveelheid<br />
licht die op het glas valt (ter info: bij “gewoon dubbel glas” is dit 80%).’<br />
‘De ZTA is een percentage <strong>van</strong> de direct doorgelaten zonne-energie verhoogd met<br />
het percentage <strong>van</strong> de uitgestraalde energie na absorbtie door het glas ( ter info: bij<br />
“gewoon dubbel glas” is dit 76%).<br />
Geluid<br />
Bij geluidsoverdracht <strong>van</strong> de kussens kan onderscheid worden gemaakt tussen direct<br />
en indirecte trillingen. Directe trillingen kunnen optreden door bijvoorbeeld (regen)<br />
druppels. Indirecte trillingen komen <strong>van</strong> luchtgeluid. Reflectie, absorptie en transmissie<br />
treden dan op in de luchtkamers. ‘Door een geluidsdemping <strong>van</strong> ETFE <strong>van</strong> minder<br />
dan 10 dB worden geluidsgolven niet zozeer gereflecteerd, doch eerder afgevoerd<br />
naar buiten waardoor lange nagalmtijden niet in het verwachtingspatroon liggen.’<br />
(Bron: productdocumentatie ETFE folie, Buitink Technology.)
Dak<br />
In de huidige situatie is het dak al geïsoleerd. In de huidige situatie is er tussen de<br />
houten balkenlaag minerale wol aangebracht. Deze kan worden gehandhaafd,<br />
worden ver<strong>van</strong>gen of er kan een nieuwe laag isolatie op de bestaande balkenlaag te<br />
worden aangebracht om te bouwfysische prestaties te optimaliseren.<br />
Tijdens een projectbezoek troffen wij echter een andere uitvoering aan dan de situatie<br />
zoals op tekening omschreven. Beide hebben wij uitgedetailleerd. Niet alle aspecten<br />
<strong>van</strong> de dakrandconstructie hebben wij kunnen inmeten en zien. Onderstaande detaillering<br />
is dan ook een interpretatie <strong>van</strong> de situatie zoals wij denken dat hij is<br />
uitgevoerd.<br />
fig. 8.30<br />
Dakconstructie met hersteloptie. (auteurs, 2009)<br />
8.8 Restauratie glazen bouwstenen<br />
De gevel <strong>van</strong> het kerkgebouw bestaat voornamelijk uit zogenaamde trilbetoncassetten.<br />
Dit zijn schokbetonnen kaders waarin een geprofileerde glazen bouwsteen is ingestort.<br />
De het beton <strong>van</strong> de trilbetoncassetten is <strong>van</strong> zeer hoge betonkwaliteit. Door het<br />
schokbetonprocedé is de dichtheid <strong>van</strong> het beton vergroot wat zorgt voor meer sterkte.<br />
In het beton is een wapeningsnet aangebracht om de trekkrachten op te <strong>van</strong>gen. De<br />
trilbetoncassetten zijn uitgevoerd conform onderstaande detaillering:<br />
fig. 8.31<br />
detaillering en aanzicht glazen bouwstenen <strong>van</strong> de Christus Koningkerk. (auteurs, 2009)<br />
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
39
fig. 8.32<br />
Variant A: glas aan binnenzijde plaatsen (auteurs, 2009)<br />
Voordelen:<br />
• Een <strong>van</strong> beide zijden (binnen of buiten) blijft onaangetast.<br />
• Veel maattolerantie door gebruik <strong>van</strong> opstand trilbetoncassette.<br />
• Droge verwerking <strong>van</strong> materiaal<br />
Nadelen:<br />
• Bij toepassing aan binnenzijde blijft water liggen in trilbetoncassette.<br />
• Er kan geen gebruik worden gemaakt <strong>van</strong> standaard profielen.<br />
• De bevestiging <strong>van</strong> een klein hoekprofiel is lastig voor de uitvoering.<br />
40 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
fig. 8.33<br />
Variant B: glas in stalen hoekprofiel opnemen. (auteurs, 2009)<br />
Voordelen:<br />
• Mogelijkheid om hoekprofielen uit te rusten met scharnier waardoor draaibare<br />
delen ontstaan.<br />
• droge verwerking <strong>van</strong> materiaal<br />
• Goede bevestigingsmogelijkheden.<br />
Nadelen:<br />
• Veel materiaal is benodigd.<br />
• Weinig tot geen maat tolerantie hoekprofielen.<br />
• Het is in dit geval arbeidsintensief werk.<br />
• Aanzicht <strong>van</strong> trilbetoncassette wordt fors aangepast.
fig. 8.34<br />
Variant C: glas aan buitenzijde plaatsen. (auteurs, 2009)<br />
Voordelen:<br />
• Simpele en snelle uitvoering.<br />
• Grotere maattolerantie dan voorgaande alternatieven.<br />
• Verschil tussen oorspronkelijke situatie en nieuwe ingreep is zichtbaar.<br />
• Er vallen nieuwe, scherpe lichtbundels in het interieur in vergelijk met de diffuse<br />
lichtinval <strong>van</strong> een glazen bouwsteen.<br />
• Droge verwerking <strong>van</strong> herstel.<br />
Nadelen:<br />
• Lijm (eventueel aangevuld met kit) moet zeer duurzaam en waterdicht zijn.<br />
• Dubbelglas verbeterd maar een klein deel <strong>van</strong> de thermische eigenschappen <strong>van</strong><br />
de trilbetoncassette. Het beton blijft ongeïsoleerd.<br />
• Het lijmvlak is vrij beperkt.<br />
fig. 8.35<br />
Variant D: nieuwe glazen bouwsteen opnemen. (auteurs, 2009)<br />
Voordelen:<br />
• Zelfde profilering toepassen als <strong>van</strong> de oorspronkelijke glazen bouwsteen.<br />
Nadelen:<br />
• Fors veranderend gevelbeeld door standaardafmetingen <strong>van</strong> glazen bouw<br />
stenen.<br />
• Lastige uitvoering om geheel net vast te zetten.<br />
• Natte verwerking. Mortel blijft vochtgevoelig.<br />
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
41
fig. 8.36<br />
Variant E: nieuwe glazen bouwsteen in twee delen aanbrengen (auteurs, 2009)<br />
Voordelen:<br />
• Eindresultaat is de beste benadering <strong>van</strong> de oorspronkelijke situatie.<br />
• Relatief eenvoudige uitvoering door verlijming <strong>van</strong> twee losse delen.<br />
Nadelen:<br />
• Halve glazen bouwstenen zijn geen standaard materialen.<br />
• Uitvoering in twee fasen: eerst <strong>van</strong> buitenaf, daarna <strong>van</strong> binnenuit.<br />
42 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
fig. 8.37<br />
Variant F: glazen plaat verlijmen. (auteurs, 2009)<br />
Voordelen:<br />
• Simpele en snelle uitvoering.<br />
• Duidelijke toepassing <strong>van</strong> nieuw materiaal in vergelijk met oorspronkelijk<br />
materiaal.<br />
• Er vallen nieuwe, scherpe lichtbundels in het interieur in vergelijk met de diffuse<br />
lichtinval <strong>van</strong> een glazen bouwsteen.<br />
• Betere bevestiging door verlijming <strong>van</strong> glasplaten waardoor aanslag ontstaat.<br />
Nadelen:<br />
• Geen standaard toepassing <strong>van</strong> glas.
Advisering keuzevariant<br />
Gezien de voor en nadelen zouden wij variant E of F adviseren. Indien ervoor wordt<br />
gekozen de glazen bouwstenen te herproduceren zou de uitvoering <strong>van</strong> variant E het<br />
beste zijn. Mocht dit om enige reden niet kunnen dan zou variant F een goede oplossing<br />
zijn. Hierbij wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen nieuwe glazen<br />
elementen en oude, oorspronkelijke bouwstenen. In beide varianten benadert het<br />
aanzicht de oorspronkelijke situatie.<br />
8.9 Uitgangspunten voor ontwerp<br />
De technische uitgangspunten die onderzocht worden bij bestudering <strong>van</strong> het<br />
gebouw kunnen maatgevend zijn voor de functie en de manier waarop een gebouw<br />
kan worden ingevuld. Bovenstaand vooronderzoek heeft geleid naar uitgangspunten<br />
voor ontwerpen die niet-functie gebonden zijn.<br />
Uitgangspunten uit cultuur- en bouwhistorisch analyse<br />
De algemene stelling t.o.v. behoud:<br />
• De kerk moet beleefbaar blijven in zowel in- als exterieur;<br />
• Er moet een relatie worden aangebracht tussen het bestaande gebouw en de<br />
nieuwe inbouw (voorkomen dat gebouw een losse schil wordt).<br />
Deze uitgangspunten kunnen worden vertaald naar concrete elementen uit het<br />
bouwwerk. Hieronder is een overzicht <strong>van</strong> uitgangspunten die wij in acht nemen<br />
voor het ontwerpproces.<br />
Behoud exterieur<br />
• Bouwvolume: doosvorm;<br />
• Verschijningsvorm klokkentoren;<br />
• Zichtbaar houden <strong>van</strong> de draagstructuur;<br />
• Schokbetonnen elementen behouden als gevelstructuur;<br />
• De kunst op de doopkapel moet onaangetast blijven;<br />
• De externe tochtportalen die entree bouwvolume vormen moeten gehandhaafd<br />
blijven.<br />
Behoud interieur<br />
• De ruimtewerking in de kerkzaal moet worden behouden;<br />
• De centrale positie <strong>van</strong> het liturgisch centrum in nieuw ontwerp integreren.<br />
• Het behoud <strong>van</strong> de pastorie is een secundair uitgangspunt. Het kan de com<br />
pleetheid in het behoud <strong>van</strong> het oorspronkelijke ontwerp optimaliseren maar het<br />
is geen primair uitgangspunt omdat het niet direct aansluit bij de denkwijze <strong>van</strong><br />
architect Fanchamps.<br />
Uitgangspunten omgevingsanalyse<br />
• De kerk ligt op een aantal belangrijke zichtassen waarmee rekening gehouden<br />
dient te worden;<br />
• De zandgroeve kan mogelijkheden bieden voor een stedenbouwkundige aan<br />
passing, echter dient er ook rekening gehouden te worden met de niveauver<br />
schillen in het landschap.<br />
Uitgangspunten constructieve analyse<br />
• De kolommenstructuur <strong>van</strong> het gebouw werkt samen met de trilbetoncassetten<br />
en de randbalken om een stabiel gebouw te vormen.<br />
• Het dak is <strong>van</strong> buitenaf nauwelijks zichtbaar en zou constructief gezien kunnen<br />
worden gesloopt zonder dat het gebouw verliest in stabiliteit.<br />
• De kwaliteit <strong>van</strong> het constructiebeton in het gebouw vertoond betonrot. Deze<br />
zou goed kunnen worden behandeld en aangeheeld.<br />
Uitgangspunten <strong>van</strong> analyse naar isolatieconcepten<br />
• Indien noodzakelijk kan de gevel het beste aan de binnenzijde worden voor<br />
zien <strong>van</strong> een thermisch isolerend ETFE gevel isolatiesysteem;<br />
• Indien noodzakelijk kunnen de thermische prestatisch <strong>van</strong> het dak worden<br />
verbeterd.<br />
8.10 Functiekeuze<br />
Om tot een goede functiekeuze te komen zijn een aantal belangrijke factoren belicht.<br />
Er zijn diverse omgevingsfactoren die <strong>van</strong> invloed kunnen zijn op een mogelijke<br />
functie. Daarnaast moet de functie ook aansluiten bij het gevoel wat de kerk ons heeft<br />
gegeven. Tot slot spelen de gebouwgebonden waarden (cultuurhistorische,<br />
bouwhistorische en architectonische waarden) een rol. Deze zijn in dit hoofdstuk reeds<br />
aan de orde gekomen.<br />
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
43
Poëtische benadering<br />
Als onderdeel <strong>van</strong> de functiekeuze hebben wij de vraag gesteld wat voor associatie<br />
dit gebouw bij ons oproept. Dit kan bijdragen tot een andere visie op een <strong>herbestemming</strong>functie.<br />
Willem Stevens<br />
‘Opvallend bij dit gebouw vind ik zijn spaarzame, functionalistische detaillering. Het<br />
heeft een uitgesproken gevel <strong>van</strong> glazenbouwstenen. De bouwstenen gevel geeft <strong>van</strong><br />
een afstand een open transparante uitdrukking. Als men het gebouw dichterbij bekijkt,<br />
vind ik het gebouw juist gesloten. Dit komt ook door de betonnen cassettes die het<br />
merendeel <strong>van</strong> het geveloppervlak innemen.<br />
Je zou bij deze kerk kunnen spreken <strong>van</strong> contrast open versus gesloten.<br />
Andere synoniemen die bij het gesloten karakter past is formeel en zakelijk. Je zou<br />
kunnen spreken <strong>van</strong> een modernistisch ‘monster’.’<br />
Daan Bollinger<br />
‘Het gebouw maakt op mij een gesloten indruk. Het is statig door de verhoging op<br />
plintniveau. Het gebouw helt daarbij voorover. Het kerkgebouw maakt een afstandelijke<br />
indruk. Kerkgebouwen zouden volgens mij meer moeten uitnodigen. Dichter<br />
bij de mensen moeten staan. Van buiten laat het gebouw niet zien wat zich er binnen<br />
afspeelt. Binnen kan er niet gezien worden wat er buiten de omkadering gebeurd.<br />
Dat gesloten karakter wordt ontkracht door de hoeveelheid licht die er binnen valt<br />
door de glazen bouwstenen wanneer men binnen staat. De huid <strong>van</strong> het gebouw is te<br />
vergelijken met een vis. Van ver af is het geheel te overzien en wordt de gevel structuur<br />
als schubben zichtbaar. Wanneer er dicht bij het gebouw wordt gekeken is de detaillering<br />
pas echt goed zichtbaar en blijken de schubben te ademen. Het gebouw maakt<br />
nieuwsgierig, mensen vragen zich af wat er binnenin gebeurt.’<br />
Toegankelijkheid kavel en gebouw<br />
Het kavel <strong>van</strong> de Christus Koningkerk is in de stedenbouwkundige analyse<br />
zichtbaar (zie tekeningen in bijlagen). Het kerkgebouw ligt niet bijzonder gunstig bij<br />
een snelweg (wat voor sommige functies in het voordeel kan werken). Met het openbaar<br />
vervoer <strong>van</strong> Heerlen is de kavel goed bereikbaar. Hiervoor moet worden overgestapt<br />
<strong>van</strong> de trein in Heerlen naar het openbare busvervoer.<br />
De kerk bestaat uit twee verdiepingen. Beide kunnen <strong>van</strong>af beganegrond niveau<br />
worden betreden. De hoofdkerk (op de hoogste verdieping) kan momenteel alleen<br />
met een trap worden betreden. Hiervoor zullen wellicht maatregelen moeten worden<br />
genomen om ook mindervaliden toegang te bieden. Beide verdiepingen zijn voldoende<br />
toegankelijk en kunnen eventueel toegankelijk gemaakt worden met een<br />
bouwkundige ingreep.<br />
44 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
Demografische samenstelling <strong>van</strong> omgeving<br />
Het kerkgebouw ligt aan de rand <strong>van</strong> de buurt Vrieheide, iets ten noorden <strong>van</strong> de binnenstad<br />
<strong>van</strong> Heerlen. Om een beeld te kunnen vormen <strong>van</strong> de omgeving zijn diverse<br />
gegevens verzameld over de buurt Vrieheide en omgeving. Deze omgeving bestaat<br />
uit voornamelijk woningen waarbij veel openbare ruimte in de nabije omgeving is<br />
gesitueerd.<br />
Ook de bevolkingssamenstelling <strong>van</strong> de omgeving is bekend. De onderstaande<br />
percentages zijn afkomstig <strong>van</strong> de website <strong>van</strong> Funda. Zij hebben het extern bureau<br />
WDM een onderzoek laten doen naar diverse eigenschappen <strong>van</strong> de woningen in de<br />
omgeving. De wijk Vrieheide grenst aan de wijk Nieuw-Einde.<br />
Over het algemeen valt te zeggen over de vergelijking tussen Vrieheide en de omliggende<br />
buurten <strong>van</strong> het kerkgebouw dat er in de buurt <strong>van</strong> de kerk meer kinderen<br />
zijn, dat de bouwjaren <strong>van</strong> woningen ver uiteen lopen, het opleidingsniveau en inkomen<br />
ongeveer gelijk is en er in de buurten een gezonde variatie <strong>van</strong> koop en huur<br />
voorkomt. (zie bijlagen voor volledig overzicht <strong>van</strong> de samenstelling <strong>van</strong> de omringende<br />
bewoners) Met het oog op de bevolkingskrimp waarmee deze gemeente al<br />
enige tijd kampt is het goed mogelijk dat de samenstelling <strong>van</strong> de omgeving binnen<br />
10 jaar fors veranderd. In de omgeving <strong>van</strong> de kerk zullen er ongetwijfeld aanpassingen<br />
in de bebouwing worden gedaan gezien de 20% bevolkingskrimp die de komende<br />
jaren wordt verwacht in de parkstad. Parkstad is een samenwerkingsverband<br />
met diverse aangrenzende gemeentes waar<strong>van</strong> ook Heerlen deel <strong>van</strong> uitmaakt. Dit<br />
zal dan ook betekenen dat er tegen die tijd wellicht wél ruimte en behoefte is naar een<br />
functie die momenteel niet direct voor de hand zou liggen.<br />
8.10 Goedkeuring eigenaar<br />
Het pand is momenteel in bezit <strong>van</strong> de rooms katholieke kerk en is dus in handen<br />
<strong>van</strong> het parochiebestuur. De rooms-katholieke kerk heeft een duidelijke visie over het<br />
hergebruik <strong>van</strong> kerkgebouwen. (zie paragraaf 2.5.2). Bij <strong>herbestemming</strong>en kan hierbij<br />
rekening worden gehouden in de functiekeuze. Binnen deze <strong>herbestemming</strong>opgave<br />
verleent het Bisdom goedkeuring volgens de visie <strong>van</strong> de rooms-katholieke kerk aan<br />
sociale, publieke en culturele bestemmingen. Na nader onderzoek bij de gemeente<br />
Heerlen blijkt het bisdom in dit geval ook over andere bestemmingen te hebben overwogen.<br />
8.11 De brainstorm<br />
Na bovenstaande factoren te hebben bekeken hebben wij een brainstormsessie gehouden<br />
met allerlei (goede en foute) mogelijke functies. Om een goede afbakening te<br />
hebben zijn de functies onderverdeeld in culturele, sportieve, commerciële en woongerelateerde<br />
groepen ondergebracht. Vervolgens is gekeken naar de mate waarin de<br />
functiekeuzen aansloten bij bovenstaande functiefactoren. Uit deze lijst is een tweetal<br />
functies gedestilleerd.
8.12 Conclusie functiekeuze<br />
Met inachtneming <strong>van</strong> de voorgaande benaderingen over de functiekeuze zijn wij<br />
tot een aantal geschikte functies gekomen. De bijbehorende financiële haalbaarheid<br />
is niet onderzocht maar wel belicht. De ene functie is commerciëler dan de andere.<br />
Een overweging hierbij kan zijn dat een éénmalige hoge financiële investering de<br />
exploitatie en het onderhoud <strong>van</strong> de kerk voor lange termijn kan waarborgen. Daartegen<br />
kan een simpele creatieve inpassing <strong>van</strong> een bepaalde functie de kerk ook voor<br />
sloop behouden. In dit geval hebben wij voor die twee uitersten gekozen. Wellness en<br />
een theater kwamen hierbij naar voren als meest interessante functies. In dit ontwerpproces<br />
willen wij betrokkenen laten zien wat de potentie is <strong>van</strong> dit gebouw en de<br />
verschillende concepten waarmee het gebouw kan worden bewaard voor toekomstige<br />
generaties.<br />
8.13 Programma <strong>van</strong> eisen<br />
Om tot een ontwerp te komen moet normaal gesproken een programma <strong>van</strong> eisen<br />
worden opgesteld. Aangezien dit een fictieve opdracht is, hebben we hier niet te<br />
maken met een programma <strong>van</strong> eisen. De bedoeling <strong>van</strong> de ontwerpen is om te laten<br />
zien aan betrokkenen wat de potentie is <strong>van</strong> dit gebouw.<br />
8.14 Uitwerking functievariant wellness<br />
Hieronder volgt een korte omschrijving <strong>van</strong> het ontwerponderzoek naar de inpassing<br />
<strong>van</strong> een Wellnesscentrum in de Christus Koningkerk. In de bijlagen zijn tekeningen te<br />
vinden <strong>van</strong> het ontwerp die bij deze paragraaf hoort.<br />
Wellness is een term afkomstig uit het Engels en betekend gezondheid. Oorspronkelijk<br />
komt het woord wellness uit de fitnesswereld en is ontstaan uit wellbeing en fitness.<br />
(Bron: Ap <strong>van</strong> den Driessche http://www.gratisadviseurs.nl/question.php?id=514)<br />
Wellness is een omvattend woord voor de gezondheid <strong>van</strong> de mens in de meest brede<br />
zin <strong>van</strong> het woord gezondheid. Lichamelijke, spirituele, sociale en intellectuele gezondheid<br />
kan hierbij worden genoemd. De voorgaande begrippen uiten zich op diverse<br />
manieren, <strong>van</strong> sporten (fitness) tot massage (ontspanning) en gewichtscontrole door<br />
bijvoorbeeld een dieet. Daarnaast zijn ook zaken <strong>van</strong> de reeds bekende beautysalon<br />
inmiddels geïntegreerd. Schoonheidsbehandelingen worden bijna altijd aangeboden<br />
door wellnesscentra. Bij de lifestyle wellness moet men denken aan een combinatie<br />
<strong>van</strong> de volgende diensten:<br />
• Sauna;<br />
• Baden;<br />
• Schoonheidsbehandelingen;<br />
• Massage;<br />
• Eten en drinken;<br />
• Zonnebanken;<br />
• Overige ontspanning;<br />
• Overnachtingsmogelijkheden;<br />
• Fitness;<br />
• (privé) klinieken;<br />
• Gewichtsbeheersing ;<br />
• Revalidatie;<br />
• Plastische chirurgie;<br />
• Shopping;<br />
• Media.<br />
Gezien de diverse diensten die worden aangeboden onder de noemer wellness, is een<br />
beknopt overzicht <strong>van</strong> de aanbieders op dit gebied hieronder weergegeven:<br />
• Fitness centra;<br />
• Kuuroorden;<br />
• Heath clubs;<br />
• Sauna’s;<br />
• Thermen;<br />
• Beautycentra;<br />
• Cosmetische bedrijven;<br />
• Horeca;<br />
• Medische bedrijven.<br />
Wellness is in Heerlen ook een zéér bekend fenomeen. In de tijd <strong>van</strong> de Romeinen<br />
noemde men Heerlen Coriovallum. Tegenwoordig is in het centrum een oud Romeins<br />
badhuis omgebouwd tot museum.<br />
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
45
46 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
8.15 Ontwerpomschrijving Wellnessfunctie<br />
fig.8.38 - 8.40<br />
Concept tekening sousterrain, begane grond en<br />
doorsnede <strong>van</strong> de interne routing.<br />
Routing<br />
In dit ontwerp is een wellnessfunctie gehuisvest in de voormalige kerk. Het ontwerp is<br />
gebaseerd op een aantal ontwerpconcepten:<br />
• Ruimtewerking <strong>van</strong> de kerkzaal;<br />
• De interne routing <strong>van</strong> het gebouw;<br />
• Een scheiding tussen openbare en bezoekersruimte;<br />
• Het toevoegen <strong>van</strong> een nieuw bouwvolume.<br />
De routing <strong>van</strong> het gebouw begint bij de entree. Bezoekers komen binnen door de<br />
oorspronkelijke tochtportalen in de voormalige kerkzaal. Een op zichzelf geklimatiseerd<br />
bouwvolume leidt naar een wellness shop of naar de balie waar de entree<br />
kan worden betaald. Vervolgens gaat men naar de voormalige devotiekapel die een<br />
nieuw trappenhuis krijgt naar het sousterrain. Hier wordt een letterlijke overgangssituatie<br />
gecreëerd door kleedkamers en een (gedeelde) douchecabine. Na het omkleden<br />
wordt toegetreden tot het wellness gebied. Enkele zwembaden lopen vloeiend<br />
in elkaar over. Via deze verdieping kan de hoger gelegen sauna en behandelruimte<br />
worden betreden.<br />
Bij mooi weer kan ook de buitenruimte worden gebruikt. Hier bevind zich een groot<br />
zwembad en een ligweide die wordt betreden via de bestaande toegang in het<br />
sousterrain. Op de begane grond bevindt zich verder nog een vluchtroute via een<br />
bestaande toegang.<br />
fig.8.41 - 8.43<br />
Concept tekening sousterrain, begane grond en<br />
doorsnede <strong>van</strong> de ruimtewerking.<br />
Ruimtewerking<br />
De ruimtewerking in de kerkzaal wordt vergroot door de vloer die het sousterrain en<br />
de kerkzaal scheid open te breken. Langs de entreegevel en haaks daarop ontstaat<br />
dan een soort balkon met een vide. Het bestaande orgelplateau wordt uitgebreid<br />
boven het entreegebied, hierop ontstaat dan een nieuw bordes voor de wellness<br />
ruimte.<br />
fig.8.42 - 8.44<br />
Concept tekening sousterrain, begane grond en doorsnede <strong>van</strong><br />
de verhouding openbaar / bezoekersruimte.<br />
Openbaar / bezoekersruimte<br />
Om een duidelijke scheiding te houden tussen de openbare ruimte en de wellness<br />
ruimte is een zone nabij de entree gecreëerd. Hier lopen de bezoekers gekleed rond,<br />
in tegenstelling tot de wellness ruimte.<br />
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
47
fig.8.45 - 8.47<br />
Concept tekening sousterrain, begane grond en<br />
doorsnede <strong>van</strong> de twee toegevoegde bouwvolumes.<br />
In de vide worden twee bouwvolumes geplaatst die een saunatoren en een toren met<br />
behandelkamers omvat. Deze torens worden verschillend in vorm en materialisering.<br />
Een luie loopbrug vormt de verbinding tussen beide torens.<br />
Omgang met uitgangspunten voor het wellness ontwerp<br />
Algemene uitgangspunten<br />
Over het algemeen is het doel gesteld dat de kerk <strong>van</strong> binnen en buiten beleefbaar<br />
moest blijven. Daarnaast is een relatie tussen het nieuwe en het bestaande gebouw<br />
belangrijk. Dit is vormgegeven door de nieuwe isolatieschil <strong>van</strong> het gebouw transparant<br />
uit te voeren. Dit heeft als voordeel dat de thermische prestaties worden verbeterd<br />
(noodzakelijk voor een wellness functie) en dat de trilbetoncassetten nog altijd zichtbaar<br />
blijven. De relatie tussen het oorspronkelijke gebouw en de nieuwe inbouw blijkt<br />
uit de zonering waarin ingrepen worden gedaan. In het sousterrain wordt een duidelijke<br />
nieuwe ingreep gedaan waarin weinig zichtbaar blijft <strong>van</strong> het oorspronkelijke<br />
gebouw. Daarboven en in het exterieur blijven alle onderdelen zichtbaar. Het trappenhuis<br />
is hierop een uitzondering. Deze heeft zijn functie verloren en is daarmee overbodig.<br />
Daarnaast wordt de devotiekapel niet meer verscholen achter het gemetselde<br />
volume <strong>van</strong> de trap naar het orgelbordes.<br />
Exterieur<br />
Van buiten veranderd er nauwelijks iets aan de bouwkundige verschijningsvorm <strong>van</strong><br />
het gebouw en klokkentoren. Hierdoor blijft het aanzicht en het karakter <strong>van</strong> de kerk<br />
maximaal behouden. De oorspronkelijke ingang met de tochtportalen kunnen zelfs<br />
op dezelfde manier worden gebruikt. De pastorie zal worden aangepast, hierin zullen<br />
een restaurant, kantoren en een opslagruimte worden gehuisvest. De laagst liggende<br />
helft <strong>van</strong> het kavel zal worden gebruikt als buitenruimte voor het wellness concept.<br />
48 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
Behoud interieur<br />
De ruimtewerking in de kerkzaal is behouden en vergroot door een gedeelte <strong>van</strong> de<br />
verdiepingsvloer uit de kerkzaal te verwijderen. De centrale positie <strong>van</strong> het oorspronkelijke<br />
liturgisch centrum kan worden verhuist naar het souterrain. Hierop komt een<br />
toren te staan die in materialisering duidelijk afwijkt <strong>van</strong> de rest <strong>van</strong> het gebouw. Het<br />
bordes <strong>van</strong> het oorspronkelijke orgel blijft in vorm behouden maar wordt wel uitgebreid.<br />
Dit bordes wordt een plateau waarop ontspannen kan worden en <strong>van</strong> waaraf de<br />
kerk goed zichtbaar is.<br />
Materialisering en referenties<br />
Het sousterrain <strong>van</strong> het wellness gebied krijgt een grove steenachtige afwerking die<br />
kan worden gecombineerd met een fijne houten structuur. Bezoekers bevinden zich<br />
in een soort luxe ‘grot achtige’ omgeving. Deze steenachtige materialisering wordt<br />
doorgezet in de saunatoren die daarmee het sousterrain met de bovenliggende<br />
verdieping verbind. De behandelruimtes die boven elkaar zijn geschakeld krijgen een<br />
transparante bouwsteen die warm gekleurd is. Hierdoor zal deze extra opvallen en de<br />
centrale positie <strong>van</strong> de kerk benadrukken.<br />
fig.8.48 - 8.51<br />
Referentiebeelden (www.glasssydney.com.au, Mei 2009,<br />
www.furniturestoreblog.com, Mei 2009,<br />
www.<strong>van</strong>dervalk.nl, Mei, 2009<br />
www.weekendplanner.nl, Mei 2009)
8.16 Installatieconcept<br />
Het gehele gebouw zal moeten worden geïsoleerd. Het wellness gebied moet tot<br />
minstens 23 graden Celsius kunnen worden verwarmd in een zo kort mogelijke tijd.<br />
Een zuinige omgang met energie is voor de haalbaarheid <strong>van</strong> het wellness concept<br />
<strong>van</strong> essentieel belang. Tegenwoordig bestaan er vele concepten om zo zuinig mogelijk<br />
om te gaan met de warmte die geproduceerd moet worden. Desondanks zal een<br />
dergelijk concept veel energie kosten.<br />
Thermische isolatie <strong>van</strong> de omhulling<br />
Het dak zal een 300 mm dikke thermische isolatielaag krijgen met een dampremmende<br />
laag die eventueel optredende houtrot moet voorkomen. Door de forse isolatielaag<br />
zullen de warmteverliezen over het gehele dakvlak zoveel mogelijk worden<br />
beperkt. De houten (binnen) constructie is gevoelig voor rotten en condensvorming.<br />
De condensvorming kan worden tegengegaan wanneer de houten draagconstructie<br />
dezelfde temperatuur heeft als het binnenklimaat. De stalen lensligger die zich in het<br />
dak bevind vormt echter een aandachtspunt voor dit concept. In het dakvlak moeten<br />
ventilatiekokers worden aangebracht om een droge constructie te garanderen. Bij teveel<br />
kans op condensatie en warmteverlies door de stalen constructie moet de isolatielaag<br />
op het bestaande dakvlak worden geplaatst.<br />
De wanden <strong>van</strong> de kerkzaal worden aan de binnenzijde bekleed met ETFE luchtkussens.<br />
De luchtkussens bestaan uit twee kamers waarmee een gunstige isolatiewaarde<br />
wordt gehaald. Vloerenvelden worden daarbij ingepakt met een isolatielaag. Bordessen<br />
worden in dit ontwerp aan vloer en aan plafondzijde ingepakt omdat deze een<br />
koudebrug vormt naar de buitenlucht. Toegangsdeuren zullen om deze reden ook<br />
worden ver<strong>van</strong>gen voor isolerende varianten. Een voordeel <strong>van</strong> de oorspronkelijke<br />
situatie is de akoestische eis die aan de toegangen <strong>van</strong> de kerk werden gesteld. Overal<br />
zijn portalen gerealiseerd die een dubbele deur hebben. In dit ontwerp vervalt de<br />
akoestische functie en zal hij worden ver<strong>van</strong>gen door een thermisch isolerende deur.<br />
De kerkzaal wordt verwarmd door warme lucht die wordt ingeblazen in de ruimte.<br />
Wanneer de ruimte op temperatuur is wordt de verwarming gedeeltelijk overgenomen<br />
door een wand en vloerverwarmingssysteem. Dit is een verwarmingsmethodiek die<br />
een veel behaaglijker effect heeft op mensen die zich in de ruimte <strong>van</strong> het wellness<br />
gebied bevinden. Om de haalbaarheid <strong>van</strong> dit concept te controleren is een globale<br />
berekening gemaakt <strong>van</strong> de warmteverliezen en de hoogst mogelijke warmteproductie<br />
door wand en vloerverwarming.<br />
fig.8.52 - 8.55<br />
Berekening ventilatieverlies<br />
Allereerst is het warmteverlies uitgerekend. Warmte loopt op twee manieren uit een<br />
gebouw. Allereerst verliest een gebouw warmte doordat de constructie tussen binnen<br />
en buiten altijd warmte lekt. Isolatie is hierbij alleen een remmer <strong>van</strong> het warmteverlies.<br />
Hierboven is dat het transmissieverlies genoemd. Daarnaast verliest een gebouw<br />
ook warmte door ventilatie. Normaal<br />
gesproken wordt een ruimte geventileerd<br />
door middel <strong>van</strong> (koude) buitenlucht.<br />
Hierdoor zal zeer veel warmte weglekken<br />
uit het gebouw. Het is daarom noodzakelijk<br />
een mechanische ventilatie met een<br />
warmteterugwinning systeem toe te passen.<br />
In deze berekening is uitgegaan <strong>van</strong><br />
een buitentemperatuur <strong>van</strong> 0 graden en<br />
een binnentemperatuur <strong>van</strong> + 20 graden.<br />
Vervolgens is een warmteproductie<br />
berekening gemaakt <strong>van</strong> het wand en<br />
vloerverwarmingssysteem. Hierbij is uitgegaan<br />
<strong>van</strong> een zeer hoge warmteproductie.<br />
Deze is vermenigvuldigd met de totale hoeveelheid<br />
mogelijke m2 om tot een totale<br />
warmteproductie weer te geven. Vervolgens<br />
kan de productie worden vergeleken<br />
met de warmte verliezen.<br />
In de conclusies is duidelijk zichtbaar dat de ventilatieverliezen met de warmteterugwinning<br />
kleiner zijn dan de warmteproductie door de wand en vloerverwarming.<br />
De wand en vloerverwarming zal dan ook voldoende zijn om de temperatuur hetzelfde<br />
te houden gedurende de dag of licht bij te verwarmen. Wand en vloerverwarming<br />
geeft een vele malen aangenamer klimaat dan verwarming door warme lucht en<br />
kan om die reden ook met lagere temperaturen hetzelfde behaaglijke gevoel creëren.<br />
Om de ruimte bij opening <strong>van</strong> het wellness gebied sneller op te warmen is een warme<br />
lucht installatie benodigd.<br />
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
49
8.17 Uitwerking functievariant theater<br />
Omgang met uitgangspunten voor het theaterconcept<br />
Algemene uitgangspunten<br />
Aangezien dit een fictieve opdracht betreft, was een programma <strong>van</strong> eisen hier niet<br />
<strong>van</strong> toepassing. Aan de hand <strong>van</strong> vergelijkingen bij andere theaters is er door onszelf<br />
een programma vastgesteld. Hierbij is getracht een programma samen te stellen die<br />
de ruimtewerking <strong>van</strong> de kerk niet te zwaar zou belasten. Dat wil concreet zeggen<br />
dat het vloeroppervlak <strong>van</strong> de functies bescheiden is gebleven. Bij het ontwerp ben ik<br />
uitgegaan <strong>van</strong> een tweetal algemene uitgangspunten:<br />
• creëren <strong>van</strong> een functie met zo weinig mogelijk bouwkundige ingrepen;<br />
• ter plaatse <strong>van</strong> de voormalige kerkzaal een multifunctionele open ruimte ontwerpen.<br />
Programma<br />
Het programma is als volgt:<br />
• 2 kleedkamers<br />
• 1 techniekruimte<br />
• 1 keuken + bergruimte bestemd voor het restaurant<br />
• toiletten voor dames en heren inclusief invalidetoilet<br />
• goederenlift 3,4x2,5m<br />
• theatercafé/restaurant met loungeruimte<br />
• ruimte voor kaartverkoop<br />
• kantoor/administratie<br />
• garderobe<br />
• vlakkevloertheater<br />
Multifunctioneel<br />
Om het voormalige kerkgebouw exploitabel te maken is multifunctionaliteit als uitgangspunt<br />
gekozen. De kern <strong>van</strong> het ontwerp bestaat uit een doos-in-doos constructie<br />
waarin alle noodzakelijke functies zijn ondergebracht. De rest <strong>van</strong> de kerkzaal is vrije<br />
ruimte. Dit maakt een vrije en flexibele indeling mogelijk. Om deze functie te realiseren<br />
is een vlak vloeroppervlak nodig, een theaterpodium is dan <strong>van</strong>wege flexibiliteit<br />
uitgesloten. Er wordt daardoor gekozen voor een vlakkevloertheater. Dit is een theateroppervlak<br />
die vlak is, waardoor het theatervloeroppervlak niet strikt is afgebakend.<br />
Niet alleen de vlakkevloertheater is hierbij flexibel te gebruiken, ook de tribunes.<br />
Deze zijn demontabel en daardoor makkelijk overal in de ruimte te plaatsen, en naar<br />
gelang de vraag, bij te plaatsen. (Audience Systems is een leverancier <strong>van</strong> deze systemen)<br />
Ter illustratie zijn een viertal functies in schetsvorm uitgewerkt.<br />
50 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
fig. 8.51<br />
theaterontwerp met doos-in-doos (zie bijlagen voor bouwtekeningen)<br />
De meest eenvoudige theatervariant is weergegeven op figuur 8.52. Hier kan een<br />
theatervloer met een gangbare maat <strong>van</strong> 10x15m worden gecreëerd. Deze is voorzien<br />
<strong>van</strong> een tribune met 125 zitplaatsen. Deze variant zo geschikt kunnen zijn voor<br />
kleine theaterproducties. Een variant hierop (fig. 8.53) is de opstelling waarbij er twee<br />
tribunes worden geplaatst. Hierdoor zijn er 250 zitplaatsen. Een mogelijke toepassing<br />
zou een optreden <strong>van</strong> een plaatselijke harmonie kunnen zijn. Variant nummer drie<br />
(fig.8.54) heeft twee tribunes die spiegelbeeldig ten opzichte <strong>van</strong> elkaar staan en is<br />
voorzien <strong>van</strong> een kleinere vlakkevloertheater. Bij deze<br />
opstelling zou gedacht kunnen worden aan tv opnames <strong>van</strong> een regiozender. (eventueel<br />
met publiek) Bij deze opstelling is er ruim voldoende oppervlak voor technische<br />
voorzieningen zoals televisiecamera’s e.d. De laatste variant is de<br />
variant die het meeste rekening houdt met een groot aantal bezoekers. (fig. 8.55)Hiervoor<br />
wordt op de doos-in-doos constructie tribunes aangebracht. Zo wordt het aantal<br />
zitplaatsen ruim verdubbeld, het theater biedt nu plaats aan ongeveer 600 bezoekers.<br />
Aandachtspunten bij deze variant zijn de constructie <strong>van</strong> de doos-in-doos; deze moet<br />
voldoende sterk worden uitgevoerd. Een ander aandachtspunt is de nooduitgangen.<br />
Bij deze variant is een extra noodtrappenhuis ontworpen.
fig. 8.52<br />
theaterontwerp met een enkel podium<br />
fig. 8.55<br />
theaterontwerp met zij-opstelling<br />
fig. 8.53<br />
theaterontwerp met een dubbel podium<br />
fig. 8.54<br />
theaterontwerp met een extra podiumopstelling op<br />
het dak <strong>van</strong> de doos-in-doos<br />
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
51
8.18 Installatieconcept<br />
Omgaan met bouwfysische aspecten (verwarming, koeling en licht) zijn problematische<br />
onderdelen in deze kerk. De grootte <strong>van</strong> de ruimte en overvloedige<br />
lichtinval zijn hier debet aan. Hieronder zijn de installatieconcepten uitgewerkt.<br />
Verwarming<br />
Om verwarming <strong>van</strong> een niet-geïsoleerde grote ruimte te realiseren wordt er gekozen<br />
voor een oplossing waarbij een spouwconstructie wordt gecreëerd. Er worden grote<br />
theaterdoeken (ook wel afstopping genoemd) toegepast. Deze lopen als gordijnen<br />
over een rails. Er zijn twee gordijntrajecten (zie fig.8.57), waar<strong>van</strong> één wordt gebruikt<br />
voor de kleine theateropstelling en één voor de grote theateropstelling. De ruimte<br />
binnen deze theaterdoeken kan geklimatiseerd worden. Zo hoeft in de situatie <strong>van</strong> de<br />
kleine theateropstelling niet de hele kerkzaal te worden verwarmd.<br />
De verwarming kan worden gerealiseerd door stralingswarmte of luchtstroming. Vanwege<br />
kans op hinderlijke tocht, wordt gekozen voor stralingswarmte. De<br />
stralingsunits worden schuin gericht op de theatertribune. (fig. 8.56) Voordat het theater<br />
in bedrijf gaat, is het belangrijk dat een ruimte snel kan worden opgewarmd. Als<br />
warmte aanjager worden de stralingsunits gecombineerd met<br />
heteluchtverwarming. Belangrijk is wel dat deze heteluchtverwarming enkel wordt<br />
gebruikt voordat het theater in bedrijf gaat.<br />
fig. 8.56<br />
geluid en verwarming opgenomen in één unit. (met oranje aangegeven)<br />
52 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
fig. 8.57<br />
twee banen voor de theaterdoeken<br />
Geluid<br />
Voor juiste geluidsvoortplanting <strong>van</strong> de vlakkevloertheater naar de tribune, worden<br />
schuine geluidsweerkaatsunits toegepast. (fig 8.56) In deze panelen zijn tevens stralingsunits<br />
opgenomen. Hierdoor wordt de geluidsvoorziening<br />
gecombineerd met een verwarmingsvoorziening.<br />
Koeling<br />
Door de grote kerkzaal, vele lichtinval en weinige ventilatieopeningen, kan koeling<br />
in de zomermaanden een groot probleem vormen. Dit zou opgelost kunnen worden<br />
door te ventileren via de theaterdoeken zoals is omschreven in de tekst bij verwarming.<br />
Door deze doeken ontstaat er een tussenruimte wat kan worden gezien als een<br />
tweedehuidfacade. Deze tussenruimte moet sterk worden geventileerd, waardoor de<br />
interne warmtelast wordt afgevoerd. De warmtelast kan door een geautomatiseerd<br />
systeem met regelbare kleppen elektronisch worden geregeld.<br />
Om dit te realiseren moeten de nodige bouwkundige ingrepen in het gebouw worden<br />
gedaan. Onder en boven het gebouw dienen openingen in de vloer en het dak<br />
worden gemaakt, zodat er in de spouw kan worden geventileerd.<br />
fig. 8.58<br />
Ventilatie in de spouw opgenomen (met blauwe pijlen aangegeven)
9. DISCUSSIE<br />
Het <strong>herbestemming</strong>proces <strong>van</strong> kerken is een complexe aangelegenheid. Diverse<br />
partijen zoals kerkgenootschappen, gemeentes, stichtingen en projectontwikkelaars<br />
houden zich bezig met dit onderwerp en proberen creatieve oplossingen te vinden wat<br />
te doen met deze gebouwen. Met de onderzoeksvraag is er getracht nieuwe inzichten<br />
te verwerven over de omgang met deze problematiek. Voor het theoretisch kader<br />
is er gebruik gemaakt <strong>van</strong> de vele literatuur die inmiddels al over dit onderwerp is<br />
gepubliceerd. Met onze bouwkundige achtergrond en gesprekken met de RCE en een<br />
architect is er getracht dit op een bouwkundige manier te interpreteren. Dit was niet<br />
altijd haalbaar, gezien het feit dat de beide disciplines niet altijd verenigbaar zijn. Er is<br />
gestreefd naar een bruikbaar einddocument wat een beeld geeft <strong>van</strong> de achtergronden<br />
<strong>van</strong> <strong>wederopbouwkerken</strong>, hoe deze zouden kunnen worden geïntegreerd in een<br />
<strong>herbestemming</strong> en het geven <strong>van</strong> aanbevelingen tot verder onderzoek.<br />
Het grootste struikelblok binnen ons afstudeeronderzoek was de formulering <strong>van</strong> de<br />
onderzoeksvraag. Deze is zodanig opgezet dat interpretatie heel ruim maakt. Daarnaast<br />
is het voor het onderzoek noodzakelijke bezoek <strong>van</strong> de herbestemde kerken een<br />
organisatorisch lastig aspect. Het is namelijk niet altijd mogelijk om de bewoners/gebruikers<br />
voortijdig voor bezoek te benaderen.<br />
Als kanttekening moet worden vermeld dat bij het trekken <strong>van</strong> conclusies er enkel<br />
gebruik is gemaakt <strong>van</strong> de steekproef <strong>van</strong> bezochte projecten.<br />
In hoeverre deze representatief zijn voor het complete aanbod <strong>van</strong> herbestemde<br />
<strong>wederopbouwkerken</strong> is speculatief.<br />
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
53
10. BRONNEN<br />
Boeken<br />
Bakhuizen, Van den Brink (1948) ‘Nederlands nieuwe kerken’, Amsterdam.<br />
Bijen, J. ‘Beton’ (1992) RV bijdrage 26, Zeist/Den Haag.<br />
Bisdom Haarlem, Bisdom Rotterdam en Projectbureau belvedere (2008) ‘Belvedere –<br />
Aanbevelingen <strong>herbestemming</strong> kerken en kerklocaties’, Utrecht, Drukkerij SPU.<br />
Bisdom Haarlem, Bisdom Rotterdam en Projectbureau belvedere (2008)<br />
‘Belvedere – Onderzoek <strong>herbestemming</strong> kerken en kerklocaties, een inventarisatie<br />
<strong>van</strong>af 1970’, Utrecht, Drukkerij SPU.<br />
Buch, J. (datum onbekend) ‘Een eeuw Nederlandse architectuur 1880 /1990’, NAi<br />
Uitgevers.<br />
Commissie kerkelijke gebouwen <strong>van</strong> het interkerkelijk contract in overheidszaken<br />
(CIO-K), ‘Discussienota voorkomen is beter dan genezen, over de <strong>herbestemming</strong> <strong>van</strong><br />
kerkgebouwen’ (1999) RACM, Zeist.<br />
Doevendans en v/d Harst (2004) ‘Het kerkgebouw in het postindustriële<br />
landschap, Zoetermeer, Uitgeverij Boekencentrum.<br />
‘Het Kerkgebouw als Getuige <strong>van</strong> de Christelijke Traditie - De visie <strong>van</strong> bisdommen<br />
over de omgang bij <strong>herbestemming</strong> <strong>van</strong> kerkgebouwen’ (2008).<br />
Harmsen, H. Rijksadviseur voor het cultureel erfgoed atelier rijksbouwmeester (2008)<br />
‘De Oude Kaart <strong>van</strong> Nederland: Leegstand en <strong>herbestemming</strong>’, Den Haag.<br />
Ibelings, H. (1999) ‘Nederlandse architectuur <strong>van</strong> de 20ste eeuw’, Amsterdam, NAi<br />
Uitgevers.<br />
Jacobs, A. en Wiekart A. A. (2003) ‘Kerken na 1940 Inventarisatie<br />
en waardestelling kerkelijke bouwkunst na 1940’,Roermond, Stichting<br />
Monumentenhuis Limburg.<br />
Kruidenier, M. (2006) ‘Categoriaal onderzoek wederopbouw 1940 – 1965’, RACM,<br />
Zeist.<br />
Kuipers, M. Rijksdienst voor de Monumentenzorg / Nederlands Architectuurinstituut,<br />
‘Toonbeelden <strong>van</strong> de wederopbouw, architectuur, stedenbouw en<br />
landinrichting <strong>van</strong> herrijzend Nederland’(2002), Waanders Uitgevers.<br />
Kuipers, M. ‘Bouwen in beton, experimenten in volkshuisvesting voor 1940’(1987)<br />
Zeist/Amsterdam.<br />
54 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
Landschap erfgoed Utrecht (2008) ‘Utrechtse Wederopbouwkerken, een<br />
quickscan <strong>van</strong> de kerken uit de periode 1940 -1970 in de provincie Utrecht’.<br />
Medema, G. - Landschap erfgoed Utrecht (2008) ‘Het jaar <strong>van</strong>… 1000 jaar kerkgeschiedenis<br />
in de provincie Utrecht’, Zwolle, Waanders Drukkers.<br />
Oosterhoff, Arend e.a. ‘Bouwtechniek in Nederland, constructies <strong>van</strong> ijzer en beton.’<br />
(1988) Delft/Zeist.<br />
Ort, F.Z. en Steensma, H.S. ‘Zomaar een dak, hervormde kerkbouw tussen 1945 en<br />
1995’, Boekencentrum.<br />
Pollmann, T. ‘Herbestemming <strong>van</strong> kerken’(1995) SDU.<br />
Roeterdink, N. ‘Herbestemming Kunst <strong>van</strong> leven, hoofdlijnen cultuurbeleid’ (2007),<br />
uitgave Ministerie <strong>van</strong> Onderwijs Cultuur &Wetenschap.<br />
Roeterdink, N. de Jong, J. Tillema, L. Wierenga, R. Van Geel, P. ‘Onderzoek<br />
<strong>herbestemming</strong> kerken en kerklocaties’ (2008) Houten<br />
Schulte en Nordholt W.J. ‘Beeldende kunst in de kerk – kunst en religie 1959’ (datum<br />
1959?), p.109.<br />
Stichting 2008 jaar <strong>van</strong> het religieus erfgoed ‘Geloof in de toekomst, strategisch plan<br />
voor het Religieus Erfgoed’(2008), Drukkerij Berne.<br />
Stichting 2008 jaar <strong>van</strong> het religieus erfgoed (2008) ‘2008 Jaar <strong>van</strong> het Religieus<br />
Erfgoed, samenvatting en perspectief’.<br />
Van den Heuvel, M. (2008) ‘Utrechtse <strong>wederopbouwkerken</strong>, een quickscan <strong>van</strong><br />
de kerken uit de periode 1940 -1970 in de provincie Utrecht’, Landschap erfgoed<br />
Utrecht.<br />
Van der Harst en De Waard (2007) ‘Wederopbouwkerken <strong>van</strong> de PKN in Gelderland<br />
<strong>van</strong> 1940 tot 1970’.<br />
Vereniging <strong>van</strong> Beheerders <strong>van</strong> Monumentale Kerkgebouwen in Nederland VBMK en<br />
de vereniging <strong>van</strong> Nederlandse Gemeenten VNG, ‘Handreiking religieus erfgoed voor<br />
burgerlijke en kerkelijke gemeenten, <strong>van</strong> kerkelijk gebruik tot <strong>herbestemming</strong>’ (2008).<br />
De (Nieuwe) Limburger:<br />
‘Nieuw-Einde zet zich in voor moderne, nieuwe kerk.’ (1961, 16 juni)
‘Fancy fair te Nieuw-Einde is volkomen geslaagd.’ (1961 juni)<br />
‘Kerk na 15 jaar rijp voor sloop.’ (1978 februari 2)<br />
Limburgs dagblad:<br />
‘Nieuwe kerk voor rect. Nieuw-Einde.’ (1960 december 23)<br />
‘Nieuwe kerk voor Vrieheide.’(1962 mei)<br />
‘Plannen voor nieuwe kerk rectoraat Nieuw-Einde gereed.’ (1962, 26 mei)<br />
‘Aannemers schreven in voor bouw <strong>van</strong> nieuwe kerk te Nieuw-Einde.’ (1962, 27 aug.)<br />
‘Christus Koningkerk Nieuw-Einde is nu gereed.’ (1965, 25 mei)<br />
‘25 juli kerkconsecratie Nieuw-Einde.’ (1965, 6 juli)<br />
‘Kerk Nieuw-Einde kleiner en intiemer’ (1984, 12 dec.)<br />
‘Kerk <strong>van</strong> Nieuw-Einde wordt afgebroken en weer opgebouwd’ (1984, 14 febr.)<br />
‘Nieuwe Jeruzalem” bewoonbaar gemaakt.’ (1986, juli)<br />
Afbeeldingen:<br />
Prentbriefkaart (afm. 19x14) <strong>van</strong> voor 1950, copyright Gebr. Simons, Ubach over<br />
Worms, geraadpleegd via stadsarchief Heerlen.<br />
Prentbriefkaart (afm. 19x14) <strong>van</strong> de Navolaan met op de achtergrond de toren <strong>van</strong> de<br />
Christus Koningkerk. Jaar omstreeks 1966, copyright: Drogisterij “Vrieheide”, Heerlen,<br />
geraadpleegd via stadsarchief Heerlen.<br />
Oorspronkelijke foto’s interieur kerkzaal: Sander <strong>van</strong> Daal. Geraadpleegd via www.<br />
kerkgebouwen-in-limburg.nl.<br />
Brieven<br />
Brief <strong>van</strong> RACM aan college <strong>van</strong> burgemeester en wethouders, gemeente Heerlen,<br />
kenmerk RACM: RS-2008-554, d.d. 1 juli 2008.<br />
Ingenieursbureau <strong>van</strong> der Werf en Nass BV, 7 november 2000, ‘advies t.b.v.<br />
<strong>herbestemming</strong> kerk Vrieheide te Heerlen, kenmerk RH/B0001.doc.<br />
Onderzoeken, publicaties en tijdschriften<br />
Becker en De Wit, Sociaal Cultureel Planbureau ‘Secularisatie in de jaren<br />
negentig, kerklidmaatschap, veranderingen in opvattingen en een prognose’(2000)<br />
Moerkapelle, Mantext.<br />
‘Beton, schade en analyse: info restauratie en beheer 40’, RACM, 2004, Zeist.<br />
‘Beton: onderhoud en herstel: info restauratie en beheer 44’, RACM, 2006, Zeist.<br />
‘Beton, herstel en uitvoering: info restauratie en beheer 45’, RACM, 2006, Zeist.<br />
CUR, ‘Duurzaamheid en onderhoud <strong>van</strong> betonconstructies: CUR-publicatie<br />
172’,(1998) CUR, Gouda.<br />
CUR, ‘Inspectie en onderzoek <strong>van</strong> betonconstructies: CUR-aanbeveling 72’ (2000)<br />
CUR, Gouda.<br />
Kunst <strong>van</strong> leven, hoofdlijnen cultuurbeleid – cultuurbeleid 2009 tot 2012, publicatie<br />
<strong>van</strong> het Ministerie <strong>van</strong> Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, juni 2007.<br />
Morelissen, R. (2009) ‘Kunst per vierkante meter’, publicatie in Monumenten nr. 1/2,<br />
p.14 -17<br />
Prof Dr. G. <strong>van</strong> der Leeuwstichting, ‘Lijst <strong>van</strong> Nederlandse kerken’ en ‘Nederland in en<br />
uit de steigers’<br />
Schrieken, B.J. ‘Geloof in transformatie, een keuze- en haalbaarheidsmodel voor de<br />
functie na transformatie <strong>van</strong> kerken uit de wederopbouw.’ (1996), Zeist, RACM.<br />
Teeken Beckers Architecten BV ‘Technisch Rapport Christus Koningkerk’ (2000).<br />
Van Meeteren, H. (1999) ‘De geest leidt het schip, een categorale studie en<br />
waardestelling <strong>van</strong> kerken en kapellen uit de wederopbouw (1945-1965)’<br />
Zeist, Rijksdienst voor de monumentenzorg.<br />
Van Zuijlen, L. ‘Schokbeton is superbeton’ DoCoMoMo september 2004.<br />
Vreeken A. ‘Een huis met een toren’ p11, doctoraal scriptie kunstgeschiedenis.<br />
VNC ‘Schoon beton’ (1990) Den Bosch.<br />
Wijdeveld, E. ‘Kerken Noord-Brabant, categoriaal onderzoek wederopbouw<br />
1940 -1965’(2004) Zeist, RACM.<br />
Internet<br />
www.toekomstkerkgebouwen.nl/Nieuws/nieuws_urgentielijst.html, april 2009.<br />
www.cuypersgenootschap.nl, april 2009.<br />
www.toekomstkerkgebouwen.nl, april 2009.<br />
www.heerlen.nl, mei 2009.<br />
www.biblija.net, april 2009.<br />
www.kerkgebouwen-in-limburg.nl , april 2009.<br />
www.historischearchitectuur.nl, april 2009.<br />
www.geco.be/nl/bijprodukten0205.htm, mei 2009<br />
www.belvedere.nu, april 2009,<br />
www.helpwandkunstopsporen.nl, mei 2009.<br />
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
55