November - Historische Kring Haaksbergen
November - Historische Kring Haaksbergen
November - Historische Kring Haaksbergen
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
6e jaargang no. 4 - november 1973 - Verschijnt 4 keer per Jaar<br />
ORGAAN VAN DE<br />
HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN
REDAKTIE :<br />
ADMINISTRATIE :<br />
W. E. ten Asbroek H.<br />
Kormelink J.<br />
Overbeeke J.<br />
Vredenberg<br />
Aold Hoksebarge<br />
A. j. Temmink, Eibergsestraat 108, <strong>Haaksbergen</strong>,<br />
Postrek. 2547699 t.n.v. Penningmeester <strong>Historische</strong> <strong>Kring</strong> <strong>Haaksbergen</strong><br />
„Aold Hoksebarge" wordt toegezonden aan de leden van' de „<strong>Historische</strong> <strong>Kring</strong> <strong>Haaksbergen</strong>".<br />
Zij betalen voor lidmaatschap en abonnement f 10,— per jaar. Echtparen betalen f 15,— per<br />
jaar.<br />
De abonnementsprijs voor niet leden bedraagt f 5,— per jaar.<br />
Publikatie of overname van artikelen, geheel of gedeeltelijk, alleen toegestaan met schriftelijke<br />
toestemming van de auteurs.<br />
Bestuur van de <strong>Historische</strong> <strong>Kring</strong> <strong>Haaksbergen</strong><br />
D. jordaan J. G. H. zn., Huize „De Bleeck", <strong>Haaksbergen</strong>, tel 1248, Voorzitter J.<br />
Overbeeke, Fazantstraat 13, <strong>Haaksbergen</strong>, tel. 1634, Secretaris<br />
A. J. Temmink, Eibergsestraat 108, <strong>Haaksbergen</strong>, Postrek. 2547699, Penningmeester<br />
B. E. Asbreuk, Erve „Meyerinkbroek", <strong>Haaksbergen</strong>, tel. 05405-214<br />
W. E. ten Asbroek, Boerhaavelaan 144, Hengelo O., tel. 05400-14576<br />
Mej. R. Brummelhuis, Dr. Ariënsstraat 8, <strong>Haaksbergen</strong><br />
H. Kormelink, Lyceumlaan 5, Enschede, tel. 05420-26026 A.<br />
Molenveld, Bennlnkstraat 61, <strong>Haaksbergen</strong> J. B. A. Leusink,<br />
Nachtegaalstraat 13, <strong>Haaksbergen</strong>, tel. 2023 J. F. Overbeek,<br />
Bevertstraat 14, <strong>Haaksbergen</strong>, tel. 1564 J. Vredenberg,<br />
Weverstraat 16, <strong>Haaksbergen</strong>, tel. 2348
373<br />
GROOTSE ONTVANGST DOOR ZUSTERVERENIGING LOSSER<br />
Zaterdagmiddag 29 september j,L maakten circa 60 leden v an onze vereniging<br />
een trip naar Losser, waar de <strong>Historische</strong> <strong>Kring</strong> van dit dorp<br />
hun gastheer was, De ontvangst door onze zustervereniging was in één<br />
woord grandioos. Er was zelfs een speciaal boekje gedrukt als handlei -<br />
ding bij de excursie» waarin verschillende gegevens van de te bekijken<br />
objecten vermeld waren. In het nieuwe gemeentehuis werd het gezelschap<br />
ontvangen en toegesproken door de heer H. Snel, waarna de heer W, F.<br />
Anderson een uiteenzetting gaf over de Staringgroeve. Aansluitend vond<br />
een bezichtiging plaats van het raadhuis en speciaal de vitrines met oudheidkundige<br />
vondsten in de hal van dit gebouw . Hierna werden bezoeken gebracht<br />
aan de Staringgroeve, de R, K. en N, H, kerken, het Aleida Leurinkhuis,<br />
het notariskantoor, het T eylershuis, deoudeSt, Martinustoren, het kloot -<br />
schietersmonument, de dorpsbleek met bleekwachtershuis je en het Som -<br />
merhoes. De rondleiding werd besloten met een gezellig samenzijn in hotel<br />
Smit, waar mr. B, Plegt het gezelschap amuseerde met een voordracht over<br />
"het olde dorp" Losser, Hartelijk dank aan de leden van de <strong>Historische</strong> <strong>Kring</strong><br />
Losser, die ons zo voortreffelijk rondgeleid hebben, dank ook aan het ge -<br />
meentebestuur van Losser, dat zo royaal meewerkte om de excursie te<br />
doen slagen,<br />
Het Bestuur<br />
INGEZONDEN MEDEDELING<br />
Van de heer A, J, Schilderman, architect te <strong>Haaksbergen</strong>, ontving de<br />
redactie een brief naar aanleiding van de historie van het huis nr. 84<br />
op de Assinkkamp, thans schoenhandel Konings:<br />
"Daarin staat genoemd" aldus de heer Schilderman, "dat dat pand omtrent<br />
1897 door eigenaar Schartman werd afgebroken en de ondergrond<br />
verkocht aan schoenmaker Konings. Bij onze komst in <strong>Haaksbergen</strong>(1900)<br />
stond er weer een huis, doch dat was bij mijn weten geen eigendom van Ko -<br />
nings, maar van een Heusinkveld, ook schoenmaker. Deze is later vertrokken,<br />
ik meen naar Aalten. Het huis is toen door G. Konings uit Winterswijk<br />
gekocht, die het na zijn dood heeft overgedaan aan een neef van hem, de tegenwoordige<br />
eigenaar A. Konings. Welke geschiedenis is nu de juiste?"<br />
Geachte heer Schilderman, ook de schrijvers van de artikelenreeks "Assinkkamp"<br />
hadden inmiddels ontdekt, dat zij de bewoner Heusinkveld niet<br />
vermeld hadden, hoewel ze deze naam n.b. wel genoemd hadden in het fotoboekje<br />
"<strong>Haaksbergen</strong> vroeger en nu". Antonius Schartman overleed op l<br />
januari 1892 en werd als eigenaar van het pand opgevolgd door zijn zoon<br />
Willem Schartman. Deze verhuisde na 12 november 1895 en verkocht de ondergrond<br />
aan de op 2 8 juli 1850 te Wisch geboren schoenmaker Gerrit Jan<br />
Heusinkveld. Deze verkocht op zijn beurt het door hem omstreeks 1897 gebouwde<br />
pand aan Johannes Gerardus Antonius Konings, ook schoenmaker,<br />
die op 7 februari 1880 te Winterswijk was geboren.<br />
J. Overbeeke
DE ERVEN HILDERINK TE BUURSE<br />
374<br />
Nog is er in Buurse een boerderij met de naam Hilder, thans bewoond<br />
door H. J. W. ter Heegde, Weertsweg 5. Vroeger waren er echter twee<br />
erven Hilder of Hilderink nl. Groot en Klein Hilderink. Groot Hilderink<br />
is het nog bestaande erve Hilder, uit Klein Hilderink zijn twee boerderijen<br />
ontstaan: de Smitterie door H, J. Berenbroek, Weertsweg 11 en<br />
Stie-Jan, bewoond door J. Busch, Zuidergrensweg 6. Aan de geschiedenis<br />
van deze erven willen wij in dit artikel aandacht schenken. Vóór<br />
1406 was er nog maar één erve Hilderink, dat toen eigendom was van de<br />
Heren van Ahaus. In dit jaar verkochten de eigenaren van Ahaus, Godert<br />
van de Roer en zijn vrouw Johanna van Ahaus, een gedeelte van de<br />
heerlijkheid Ahaus met verschillende boerderijen aan de bisschop van<br />
Munster, omdat zij hem geld schuldig waren. Toen de Utrechtsebisschop<br />
Rudolf van Diepholt in 1449 de rest van de heerlijkheid Ahaus met de Blankenborg<br />
kocht, noteerde hij in zijn diversorium of aantekenboek, dat<br />
Ghert Hillerinck tot de "lude mijner heeren van Munster" behoorde. In<br />
1406 was Hilderink dus eigendom geworden van de bisschop van Munster,<br />
die sindsdien ook veelal resideerde op het kasteel Ahaus, Ditnam niet<br />
weg, dat "Hilloring" in 1475 zijn 11/2 gouden Rijnsche gulden belasting<br />
betaalde aan de landsheer van Twente, de Utrechtse Bisschop David van<br />
Bourgondië. In het betreffende schattingsregister werd Hilderink een<br />
katerstede genoemd, zoals de Haaksbergse richter beweerde, maar dit<br />
was alleen maar een methode om minder belasting te betalen.<br />
In de verpondingsregisters van 1600 en 1602 werden twee erven Hilderink<br />
vermeld: een volgewaard erve Hillerinck, dat in 1600 ten gevolge<br />
van de 80-jarige oorlog woest lag, en een katerstede Hillerinck, Tussen<br />
1475 en 1600 was de boerderij dus in tweeën gesplitst, De Haaksbergse<br />
gerichtsprotocollen van 1631 vermeldden zelfs drie Hillerincks: Weimer<br />
Hillerinck, die op de Franke woonde, Jan Hillerinck en Hendrick Hillerinck.<br />
Beide laatste waren meiers of pachters van de pastoor van Ahaus.<br />
Blijkbaar had de bisschop van Munster de opbrengst van de erven ten<br />
goede laten komen aan de pastorie van Ahaus. Uit latere notities blijkt,<br />
dat ook de vicarieën van Ottenstein en Wullen inkomsten uit de erven<br />
Hilderink hadden. Jan Hillerinck woonde op Groot Hilderink; hij was getrouwd<br />
met Jenneken van de Becke, een verdwenen erve aan de Bosgaardenweg<br />
te Buurse. Op 15 februari 1630 verkocht het echtpaar aan<br />
hun zwager en broer "Claus up die Becke" hun kindsdeel in dit erve.<br />
Hendrick Hillerinck woonde op Klein Hilderink; hij werd op 18 februari<br />
1630 een zoon van Weimer Buursinck genoemd. Zijn vrouw heette Trijne en<br />
was mogelijk een erfdochter op Klein Hilderink,
375<br />
Omdat Hendrick van Eek toe Meddeler en Harseloe, jagermeester van<br />
de Veluwe, volgens een schuldbekentenis van 15 april 1591 circa 100. 000<br />
goudguldens toekwamen van de Munsterse Geistliche und Weltliche Standen,<br />
de landdag of "regering" van Munster, liet hij beslag leggen op<br />
goederen en pachten van verschillende "Duitse" erven in het gericht<br />
<strong>Haaksbergen</strong>, Hierbij waren ook Groot en Klein Hilderink, die "in de<br />
vicarie deels van Wullen, deels van Ottenstein waren". Op 25 augustus<br />
1635 werden deze erven openbaar verkocht. Koper werd richter Swier<br />
Grubbe voor 775 goudguldens. De verkoop is echter kennelijk niet gerealiseerd,<br />
want uit de gerichtsprotocollen van 17 november 1645 blijkt,<br />
dat Joannes Broeckhuys, pastoor van Ottenstein, nog pachtheer van de<br />
beide Hilderincks was,<br />
Op 2 juni 1662 begon de weduwe Kreynck een proces tegen de vicarie van<br />
Wullen, omdat haar 2000 rijksdaalders toekwamen, en weer werd beslag<br />
gelegd op de erven Hilderink, Namens haar kocht procureur Dr, Menger<br />
de erven op de veiling van 24 november 1662. Omdat de opbrengst echter<br />
maar 1600 daalder was, liet zij daarna ook andere Haaksbergse erven<br />
"aanpanden", die in het bezit van Munster waren. Om uit de schulden<br />
te komen verkocht de pastoor van Ottenstein daarna op 29 februari<br />
1664 beide boerderijen aan de bewoners en pachters, Gerdt Jansen Hilderinck,<br />
die gehuwd was met Hendriksken ten Dorenbos, kocht Groot<br />
Hilderink, Gerdt Hendricksen Hilderinck, gehuwd met Geesken Buursinck,<br />
kocht Klein Hilderink.<br />
Voorlopig zullen we nu alleen verder gaan rnet de historie van Groot<br />
Hilderink. Daar woonden dus in 1664 Gerdt Hilderinck en zijn vrouw<br />
Hendricksken ten Dorenbos. In 1675 werd Gerdt Grote Hilderinck in het<br />
register op de 500e penning getaxeerd op 800 gulden. Vóór of in 1693<br />
was hij overleden, want toen werd zijn zoon Harmen getaxeerd op 1500<br />
gulden. Deze liet zich op 29 juni 1695 bij de Haaksbergse dominee inschrijven<br />
om te kunnen trouwen met Trijntje Harmolle, De huwelijkssluiting<br />
vond echter te Rekken plaats, vermoedelijk omdat hij "gereformeerd"<br />
en zij "paaps" was. Harmen overleed vóór 1723, want inhet<br />
hoofdgeldregister van dat jaar, was de weduwe Trijne Hilderinck hoofdbewoonster,<br />
Zij woonde er met drie personen boven 16 jaar. Eén van<br />
deze was haar zoon Gerrit, die op 15 september 1726 trouwde met Anna<br />
Roerink, dochter van Jan. Uit dit huwelijk werden zes kinderen geboren,<br />
o. a. een dochter Hermken, die op 18 juli 1728 N.H. gedoopt werd en op<br />
12 oktober 1755 huwde met Engbert Mensink, weduwnaar van Harmken<br />
Kromhof. De andere kinderen waren meest jong gestorven, want bij de<br />
volkstelling van 1748 woonden op Groot Hilderink: Gerrit Hilderink en zijn<br />
vrouw, twee kinderen boven tien jaar, een zuster, twee knechten en een<br />
meisje in de kost, dat door de Diaconie van <strong>Haaksbergen</strong> was uitbesteed.
376<br />
Het echtpaar Mensink-Hilderink werd de volgende eigenaar-bewoner van<br />
Groot Hilderink, waardoor hij natuurlijk verder Engbert Hilderink genoemd<br />
werd. Zij kregen vier kinderen, maar ook hiervan stierven er<br />
twee op jeugdige leeftijd. Een dochter Anna Geertruid, gedoopt 16 mei<br />
1762, huwde op 28 juli 1791 met Hendrik ter Heegde, zoon van Hendrik<br />
ter Heegde en Fenne ter Haar, die volgens de Burgerlijke Stand in<br />
Broekheurne woonden. Hendrik ter Heegde Jr. werd de volgende eigenaar<br />
van Groot Hilderink, waartoe hij op 15 juni 1792 de door zijn zwager<br />
Garrit Hilderink geërfde helft van het erve kocht voor ƒ 1700, -. Deze<br />
mocht op de boerderij blijven wonen, kreeg het gewas van twee<br />
schepel land en tien schapen van de kudde van Hilderink. Het echtpaar<br />
Ter Heegde-Hilderink kreeg drie kinderen, uit een acte van 29 april<br />
1796 blijkt echter, dat de vrouw en twee kinderen toen al overleden<br />
waren. Hendrik ter Heegde wilde hertrouwen met Elisabeth Geerdink.<br />
Er was nog één minderjarige zoon Jan Hendrik, geboren op 9 december<br />
1793 en als dit kind meerderjarig werd en wilde trouwen zou het de helft<br />
van Hilderink krijgen. Zover zou het echter niet komen, want uit het<br />
huwelijk Ter Heegde-Geerdink werd in 1811 weer een Jan Hendrik<br />
geboren, waaruit men mag concluderen, dat de eerste toen overleden<br />
was. Er werden nog acht kinderen meer geboren uit het tweede huwelijk<br />
van Hendrik ter Heegde, Opvolger op het erve werd de op 21 december<br />
1801 geboren zoon Gerrit Jan, die op 12 juni 1830 trouwde met Janna<br />
Toetelink, dochter van Jan Toetelink op Kuiper en Eva Scholten. Dit<br />
echtpaar kreeg op 10 november 1837 een zoon Hendrik, de volgende<br />
eigenaar van Hilderink, Hij huwde op 7 februari 1873 met Wille-mina<br />
Klein Buursink van de Weimer. Deze schonk op 23 juni 1883 het leven<br />
aan Hendrik Jan ter Heegde, die in oktober 1907 met Aleida Scholten van<br />
het erve Eums trouwde en in 1972 op hoge leeftijd overleed. Thans wordt<br />
het erve Hilder bewoond door zijn gehuwde zoon Hendrik, zijn<br />
ongehuwde zoon Willem en een van de kleinzoons.<br />
Nu de historie van Klein Hilderink. Daar woonden in 1664 Gerdt<br />
Hillerinck en zijn vrouw Geesken Buursinck, die op 29 februari van dit<br />
jaar eigenaar geworden waren, zoals boven verteld. Op 23 november<br />
1668 v verkochten zij aan Jan Geerlich Smidt een gedeelte van Klein<br />
Hilderink, de Arntkeskamp genaamd. Jan Geerlich Smidt mocht hier een<br />
huis bouwen, de boerderij, die thans de Smitterie genoemd wordt.<br />
Bovendien kocht hij het halve waarrecht van Klein Hilderink. Aan de<br />
Smitterie zal later aandacht geschonken worden.<br />
Opvolger op het gedeelte van Klein Hilderink, dat thans Stie-Jan genoemd<br />
wordt, werd het echtpaar Geert Hillerinck, zoon van Gerdt, en<br />
Trijntje Hilberinck, dochter van Weimer uit Alstede, die op 23 juli 1676<br />
gehuwd waren. Hun zoon Berent Hilderinck huwde op 8 februari
377<br />
1711 met Geertje Leurink, dochter van Geert. In het hoofdgeldregister<br />
van 1723 werd Berent als bewoner van Klein Hilderink vermeld. Bij de<br />
volkstelling van 1748 was hij echter overleden. Op Klein Hilderink<br />
werden als bewoners genoteerd: Berent's zoon Gerrit Hilderink,<br />
Gerrit's moeder, zuster en twee broers. Deze Gerrit huwde op 26<br />
oktober 1766 met zijn buurmeisje Janna Geerlich Smit. Blijkbaar<br />
kwamen zij in financiële moeilijkheden, want op 28 november 1795<br />
verklaarde Janna Geerlich Smit, weduwe van Gerrit Klein Hilderink<br />
voor het Haaksbergse gericht, mede uit naam van haar minderjarige<br />
kinderen en meerderjarige zoon Berend Jan, dat zij en haar man op l<br />
september aan haar broer Hermannus Geerlich Smit het halve plaatsje<br />
Klein Hilderink hadden verkocht en op 8 juni 1795 de andere helft. De<br />
koopsom was besteed om een hypotheek aan Gerrit ten Damme af te<br />
lossen. De koper gaf opnieuw een hypotheekvan ƒ 2500, -aan Jan te<br />
Boerman te Markvelde, Uitde volkstelling van 1795blijkt, dat de weduwe<br />
Klein Hilderink inmiddels van het erve afgegaan was en in een huisje op de<br />
Oldenhof woonde. Op Klein Hilderink, nu Stie-Jan geheten, woonde<br />
volgens dezelfde volkstelling een "bouwman" Riet Groote, Helaas is niet<br />
bekend hoe hij eigenaar of bewoner van dit erve werd. Waarschijnlijk<br />
had hij het gepacht van Hermannus Geerlich Smit. Bij de volkstelling<br />
van 1830 was de situatie al weer veranderd. Eigenaar en bewoner van<br />
Klein Hilderink was toen Jan Harmen ter Huurne, 66 jaar oud, die er<br />
woonde met zijn vrouw Johanna Nabers, afkomstig uit Alstede, en zijn<br />
drie zoons Jan Berend, Antony en Jan Harmen, respectievelijk 39, 38<br />
en 37 jaar oud. Jan Harmen Sr, was een zoon van Jan Heetpas in<br />
Holthuizen, maar hij werd Ter Huurne genoemd, omdat zijn vader met<br />
de weduwe Maria ter Huurne op Huurneman getrouwd was. De drie<br />
zoons zijn allen ongehuwd gestorven, Volgens het bevolkingsregister<br />
van 1850 waren de erven van Jan Harmen ter Huurne, overleden op 28<br />
juni 1841, nog eigenaar van Stie-Jan. Bewoner was zijn zoon JanBerend,<br />
die op 26 september 1856 overleed. De boerderij werd toen in 1857 gekocht<br />
en bewoond door de in 1812 in het kerspel Vreden geboren Johannes<br />
Henricus Busch, die gehuwd was met Gezina Grobbink. Op l januari 1848<br />
was uit dit huwelijk een zoon Johannes geboren, die volgens het<br />
bevolkingsregister tussen 1870 en 1879 op Stie-Jan ging won en met zijn ook<br />
uit Vreden afkomstige vrouw Angela Maria Humberg. De kiezerslijst van<br />
1897 vermeldde hem nog als bewoner van deze boerderij. In 1909 woonden<br />
er zijn zoons Jan Hendrik, geboren in 1879 en Herman, geboren in 1883.<br />
Hun nazaten wonen er thans nog.<br />
Naast Stie-Jan was, zoals boven vermeld, de Smitterie een gedeelte van<br />
Klein Hilderink. Op de Arntkeskamp bouwde Jan Geerlich Smidt na 1668<br />
een huis. Het is niet geheel duidelijk of dit huis later Smitterie genoemd<br />
werd, omdat de bewoner smid was of omdat hij Smit heette. De volgen-
378<br />
de bewoners van het erve waren Jan's zoon Jan Geerlichs, die op 7 maart<br />
1680 huwde met Aeltjen ter Haermolle, dochter van Harmen, Jan's<br />
kleinzoon Jan Geerlighs, die op Pinkstermaandag 1717 huwde met<br />
Hendrina Schootkotte, dochter van Roelef, en Jan's achterkleinzoon Jannes<br />
Geerlig Smit, die op 8 juli 1742 huwde met Elisabeth Franke. Achtereenvolgens<br />
woonden er dus vier "Jannen" op de Smitterie, De volkstelling<br />
van 1748 vermeldde als bewoners van het erve: Jan Geerlichs<br />
Smits met vrouw, één kind onder tien jaar, een moeder, een oom, een<br />
knecht en een meid, In de gerichtsprotocollen van 2 mei 1781 werd Elisabeth<br />
Franken weduwe van Jannes Geerlichs Smits genoemd. Op deze<br />
datum kreeg zij met haar kinden ƒ 2000, - hypotheek van Jan te Boerman,<br />
waarvoor de Smitterie alias Broeker Smitsplaats in onderpand gegeven<br />
werd. Haar zoon Hermannus Geerlich Smits trouwde op 8 februari 1784 met<br />
Geertrui Reekers uit Lunten, De volkstelling van 1795 noemde hem als bewoner<br />
van de Smitterie. Het gezin bestond uit totaal acht personen, Enkele<br />
jaren later overleed zijn vrouw, waarop Hermannus op l december 1805<br />
hertrouwde met Christina Leerink, afkomstig uit Wennewick bij Vreden,<br />
Uit een hypotheekakte van 1812 blijkt, dat dit echtpaar toen op de Smitterie<br />
woonde. Kort daarna werd Christina weduwe, waarop zij hertrouwde met<br />
Jan Bouwmeester. Bij de Volkstelling van 1830 woonde dit echtpaar op<br />
de Smitterie, maar ook woonde er de 23-jarige dochter Elisabeth<br />
Geerlich Smits uit het eerste huwelijk van Christina. Eigenaresse van het<br />
erve was inmiddels echter de baronesse van Twickel, Maria Cornelia van<br />
Wassenaar, die het goed op 27 september 1824 voor ƒ 1330, - gekocht<br />
had. Op 9 april 1834 verkocht zij de boerderij weer voor ƒ 1788, - aan<br />
Jan Harmen Bos, die volgens het bevolkingsregister in 1850 nog<br />
eigenaar was. Bewoner was toen echter de pachter Gerrit Meijers. Op 9<br />
april 1859 huwde de zoon van Jan Harmen Bos, de in 1820 geboren<br />
Gerrit Jan Bos, met Johanna ter Horst. Gerrit Jan was tot dan toe<br />
timmermansknecht te Enschede geweest, maar op 25 augustus 1859 ging<br />
het echtpaar Bos-ter Horst op de Smitterie wonen. Op 14 augustus 1864<br />
overleed Johanna ter Horst reeds, waarna Gerrit Jan in 1867 hertrouwde<br />
met Geertje te Riet. Gerrit Jan Bos overleed op 17 augustus 1891,<br />
waarna de Smitterie door de familie Bos verlaten werd, al bleven zij<br />
eigenaar. Als laatste ging de oudste zoon van Gerrit Jan, de op 12 mei<br />
1861 geboren en naar grootvader genoemde Jan Harmen Bos, van het<br />
erve. Hij verhuisde in 1894 naar de gemeente Lonneker. De Smitterie<br />
werd verpacht aan het echtpaar Gerrit Jan Grijsen en Maria Grijsen, die<br />
in 1905 naar Borculo verhuisden. Daarna werd de boerderij weer<br />
betrokken door de inmiddels met Johanna Hermina Reime -rink gehuwde<br />
Jan Harmen Bos. Uit dit huwelijk werd op 13 februari 1907 een dochter<br />
Johanna Frederika Bos geboren. Na het overlijden van Jan Harmen Bos<br />
werd de Smitterie opnieuw verpacht, nu aan H. Mengerink,
379<br />
die er woonde van l mei 1927 tot 30 april 1953, Intussen was Johanna<br />
Frederika Bos gehuwd met Gerard Berenbroek en dit echtpaar ging in<br />
1953 weer op hun boerderij wonen. Hun zoon Herman J. Berenbroek is de<br />
huidige bewoner.<br />
W.E, ten Asbroek - J. Leusink - J. Overbeeke<br />
MET 'N SIK OP TRAD<br />
"Chrisken, zou je ook een geit kunnen melken", vrög domeneer Van<br />
Deepstegen anziene maagd, waorhee alleene met huzen, ne reetelijke vlotte<br />
deerne van zo'n doezendwekke, met arme an 't lief dee zik reurn<br />
konnen en ogen in 't heuf, dee dwars duur oew hen kekken en dee noo 'n<br />
veerdel joar biej 'n Geurser domeneer deenen, "Wo meen iej dat zo<br />
domeneer? Wiej hebt joch gin sik en in onze hele boerschop vin iej gin<br />
seege". "Ja, zie je", vervolgen 'n domeneer, "ik heb al een hele tijd last<br />
van mijn maag, lang voor je hier was. De laatste tijd is dat erger<br />
geworden en nu ben ik al naar de dokter geweest, die mij aanraadde<br />
geitenmelk te drinken. Daarom had ik het plan een geit aan te schaffen. Nu<br />
is de vraag of jij zo'n beestje kunt melken", "No, dat hek nog nooit<br />
edoane, domeneer, Biej Doarnsboer, woar ik dree joar edeend hebbe<br />
vuur dak hier kwamme, mos ik elken morgen en aovend veer beeste<br />
melken en dan zok neet eenen elk kennen melken! Wat andere vrouwleu<br />
kont, kanikok, Da's meer ne kwestie van anpakken", "Zo mag ik het<br />
horen, Chrisken, maar nu de geit, Ik heb zonet al van je gehoord, dat er in<br />
ons hele kerspel geen geit wordt gevonden, Zou jij je vader eens willen<br />
vragen of die kans ziet aan een geit te komen ? Hij is nogal van alle markten<br />
thuis en ver in de omtrek "kunnig", zoals je al vaker verteld hebt",<br />
"Morgenaovend, mienen oet-gaonsaovend, dan sprêk ik vader wal, dan<br />
za'k um voort vraogen of den ons an ne sikke helpen kan", dee de maagd<br />
'n domeneer bescheed.<br />
To Chrisken den anderen aovond verniejen wat 'n domeneer van plan was,<br />
zee eur vader, too hee 'n heel störmken in de kleunige kollen van 'tveur<br />
had ekekken, as zoog hee daor de sikskes rond tommeln, "dat zal neet<br />
makkelijk goan, in onze hele naoberschop vin iej joch geen seege". Meer<br />
dan opeens zegge: "Dat tref mooi, de ankommende wekke is 't karmse in<br />
Greunwald, veur wat leu den hoogsten feestdag van 't jaor. Verleden jaor<br />
trof ik daor nog ne vrouwe an, dee op zondag an 't kaarnen was. Ik kon<br />
neet laoten te zeggen: "Vrouwe, dat geet nooit good, op zondag kaarnen',"<br />
Wat meen iej da'k tot bescheed kreege? Praot der miej neet van, ik heb 't<br />
op de karmse wal es edaone! No dan, met Greunwaldse karmse bunt der<br />
heupe, dee dan 'n sik te gelde maakt vuur 'n tearstuuver. Daor zak wisse<br />
wal slagen". Daags veur de karmse ging Chrisken eur vader, 't<br />
kistentuug an, nao Greunwald en tegen d'n aovend kumpe
380<br />
met ne beste niejmelkte sikke in hoes, Veur ne pruuskendaalder had ne<br />
sträotner um offestaone en hee was 'n könnink te rieke of, Ok Chrisken<br />
eur vader was bliej en ging der voort met nao d'n domeneer, meer as 'n<br />
uur lopens. Wat den bliej was datte ne sikke rieker was ewodden en hee<br />
was vol hoppe van ziene kwaole of te kommen. Den dag had 'n domeneer<br />
de maagd nog eholpen met ’n sikkenschot timmern in 't schöpken,<br />
dat tegen de weeme anlea, Too 'n sik in 'n stal was, deete niks as blearn en<br />
spronk van den eenen hook in d'n andern, Chrisken gaf umne handvol gros<br />
en’n luk heuj en dan lee' de zich endeluk daale, Dèn löppe helemaol<br />
van Greunwald zat um wal in de beene en hee dee niks as boekslagen,<br />
Too good en wal de lampe an was, ging Chrisken nao 't segenschot um<br />
'n sik te melken. Mee hoo meer! Ze spronk van 'n eenen hook in 'n<br />
andern en blearn de hele naoberschop biejeens. 'n Domeneer kon 'm<br />
kwelleke an 'n reemen vaste hollen. Mangs leepe de maagd kas van de<br />
beene. "Wat zijn we toch begonnen?", leet 'n domeneer zich heurn,<br />
waorop Chriske bescheed dee: "Wisse, iej kont better veer beeste<br />
melken as eenen sik, meer ik wil hoppen, dat 't nog betterder wodt".<br />
Met volle mattelerieje luktet de maagd 'n betjen melk oet 't, geer te<br />
kriegn, ze wol ze neet laoten scheten. Op 'n doer wodden 't ok better 'n<br />
Sik wodden zelfs verlenkelijk nao Chriske . Ze teurn um op de bleeke, gaf<br />
um of en too 'n kösjen brood of toch wat waor ze dol op was, Mangs<br />
kwam 'n sik los van 't teur en dan leepe voort nao 't. kokkenraam en dan<br />
heagen de deerne um wal too. Zo wodden ze verlenkelijk noa mekare. Ok<br />
'n domeneer kreeg der wille an en knoffelen zien sikken-manneken<br />
vake. Meer as Chriske'' es vot was, dan gaf 't weer 'n spul, nog haoste<br />
slimmer as too ze de sege kregen, Ne naoberdeerne mos um dan<br />
'saovonds melken as Christen der neet was, ne grote mattelerieje, Zee was<br />
nogal vernemstig, Ze dee 't jak van Chrisken um, eurn scholdook veur en eure<br />
mutse op en dan leet 'n sik zich zo hennig melken as was 't Chrisken<br />
zelvers. 'n Domeneer gebroeken stöarig de sikkenmelk. Ears mos hee<br />
der wal an wennen, meer nao verloop van tied smaakten um de melk<br />
nog better as van de koo. 't Mooiste was datte van zie'ne kwaole gin<br />
narigheid meer hadde, d'n raod van 'n dokter was neet umsons ewès.<br />
'n Groot half jaor later mos Chrisken met 'n sik nao 'n bok, helemaol<br />
naor Greunwald, waorte van dan kwamp, kotterbiej was gin bok te vinnen.<br />
Op ne goeien dag nao 't vespern ging Chrisken met 'n sik op trad,<br />
den langen zandweg deur 't veld, waor 't heet bleujen, Ne doppelstenen<br />
scholdook had de deerne veuredaone, wit gescheerde klompe an de veute,<br />
't haor an 'n tuufken oppedreijd. 't Siksken leep as ne kiefte, mangs kon<br />
de deerne neet zo vlot mêtkommen en kwam ze haoste an 't<br />
stromphampelen. Binnen 't uur was ze an 't doel van eure reize en had<br />
'n bok al haostig zien plich edaone, No wodden 'n sikkeman op stal ezet<br />
en gonk
381<br />
Chrisken de stad in, koch zich 't een en ander, dat ze biej eur op 't<br />
dorp neet kriegen kon of steujen toch meer wat deur de straoten, Too 'n<br />
sik en ok zee zelvers waren oeterust, beslot ze meer weer op 't hoes<br />
an te gaon. Meer noe ging 't neet zo good as de eerste kere, 'n Sik wol<br />
neet lopen. Woo de deerne ok trok en woo ze ok schennebekken, 'n sik<br />
wol elkebods neet wieter, 't zweet lekken Chrisken van 't veurheuf. Gin<br />
menske kwamp eur tegemeute op 'n eenzamen zandweg, gin hoes of hut -<br />
te was d'r te zeene. Alleene heel in de wiete, halverwege 't karkdorp<br />
Geurser stön kot an de weg ne mooie boerderieje, 'n Koekoek,<br />
helemaol in 't eekenholt en met wakelböske waor'j oew in 'n tweedonker<br />
schuchterig veur zollen maken. Chrisken kennen de Koekoeksleu good<br />
en zuchtten; "Ak daor meer es wazze'," Meer veur ze daor was, smet<br />
'n sik zich op de grond daale en was met gin mogelijkheid wieter te<br />
kriegen, De deerne maakte zich heilig en slot 'n sik op eur nekke, de<br />
peute aover de schelders, de kop stak hoge baoven eur oef en ging zo<br />
vake at ze ne trad dee al meer op en daale en hen en weer. Zo ging 't op<br />
'n Koekoek an. De olde baas daor, den riet nao boeten was egaone en de<br />
weg ofkeek, zoog wat oet de wiete ankommen, Hee kon neet onderscheiden<br />
wat 't was, 't Was nog te wiet van um of, Meer nao 'n<br />
störmken zagge hoge baoven 'n mense oet wat hen en weer en op en<br />
daale gaon Hee kon der gin heugte van kriegen, ging binnen de poste en<br />
röp zien volk. "Kom es gauw kieken, wat: daor op 'n diek ankump is<br />
miej 'n raodsel, 't liekt wal 'n spooksel waor wiej zo mennigmaols biej<br />
't veur aover ekald hebt". Ze leepen allemaole nao boeten, "'t, Liekt,<br />
nao de rökke te oordelen wal 'n vrommes", leet d'n jongen boer zich<br />
heurn, "meer wat daor baoven oet stek, daor kan 'k gin heugte van<br />
kriegen, 't liekt wal 'n beest of 'n ander merakel, 't zol der oew van<br />
groezeln. "<br />
Onderwiel was Chrisken met eure vrach op d'n scholder kotterbiej<br />
ekommen .Too ze vlak biej was, bokte ze zich en leet ze 'n sik van de<br />
scholders glien, Den veel op de rugge en stok de peute hoge in de loch,<br />
"Mien God, Chrisken, wat maak iej toch noe?", leet de Koekoeksvrouwe<br />
zich heurn, dee de maagd van 'n domeneer voort kennen, "Wiej<br />
zollen d' r van griwwelen en iej zollen oew te schaand maken". Chrisken<br />
verniejden eur al gauw 't hele verhaal van 'n sik, onderwiel ze zich 't zweet<br />
van't gezichte wiskette. "Kom, gao mét binnen de poste", leet de olde<br />
vrouw zich heurn, "iej zölt wal zinne hebben an 'nköpken oet de smodde,<br />
iej zölt d'r wal dos aover ekregen hebben en iej bont wisse dood meu". Ze<br />
gingen allemaole nao binnen, 'n Sik wodden an 'n puttenpaol vaste leg,<br />
As de beide jonge kearls, dee achter an 't hoes nog an 't wark waren<br />
ewès, ok binnen kwammen, mos Chrisken nog es weer 't hele verhaal<br />
van 'm sik doon. Ze hadden der schik van, meer konnen toch neet nao-
382<br />
laoten te zeggen: "Deerne, deerne, iej zollen oew te schaand maken",<br />
waorop Chrisken antwoordden: "Zee 'k der dan zo enhandeerd oet?".<br />
"Dat kan'k neet zeggen", deut 'nöldstenbescheed,"'de klêere staot oew<br />
meer bes".<br />
Chrisken dee zich te good an de koffie en de brugge met neagelvleis,<br />
dee de vrouwe veur eur had klaor emaakt. Too de deerne eure bekum-<br />
ste had en 't al begun te duustern en ze zich bedach, dat 'n domeneer<br />
wal es ongeröst kon weazen, maken ze zich klaor vot te gaon, 'nOldsten<br />
van de jongens, den biej Chrisken op dezelfde schoolbanken had ezetten,<br />
kwam nao eur too en zee: "Deerne, ik zal oew wal efkes met 't gevaar<br />
vot brengen. Iej zölt nog wal meu weazen en dan hoof iej neet_ bange te<br />
weazen, dat 'n sik zich weer daale smit". Chrisken sloog de'ogen nao<br />
um op en zee, onderwiel ze ne kleure kreeg as 'n leggend henneken:<br />
"Dat zol haoste te mooi weazen". 'n Sik wodden achter op d'n wagen eladen.<br />
Chrisken en 'n voorman zetten zich veur op 't wagenkistjen daale. Ears leet<br />
Albert Jan 't peerd in ’n drefken gaon, D'n wagen schotjen deur de deepe<br />
spaorn en knipgate en de jonge leu tommelen mangs haoste tegen meka-<br />
re an. As vanzelf leep’t peerd al gauw stapvoets, 't Was good, datte de<br />
weg kunnig was, 't Begon al aordig duuster te wodden too ze biej de<br />
pastorie ankwammen, waor 'n domeneer al angstig rondleep, meer wat<br />
bliej was, dat de deerne weer in hoes was. Hee bedankten Albert Jan van<br />
hatte.<br />
"Gin dank, domeneer", zee den, "as 'n sik 't weer zo wiet hef, dan wi'k<br />
um en Chrisken geerne weer vot brengen".<br />
IN 1777 KREEG HAAKSBERGEN NIEUWE STRATEN<br />
Het onderhoud van de dorpsstraten was altijd een grote zorg voor de ingezetenen<br />
van de marke <strong>Haaksbergen</strong> en Hones. Reeds in 1638 had het<br />
dorp met veldkeien bestrate wegen, wat bekend is, omdat in dit jaar<br />
enkele houthandelaren uit Deventer weigerden het weggeld te betalen, dat<br />
<strong>Haaksbergen</strong> voor het onderhoud van zijn "steenstraten" toekwam. Op de<br />
markevergadering van 17 juli 1738 werd door de goedsheren besloten,<br />
dat aanwonende ingezetenen de straten zouden herstellen, die door het<br />
rijden van de Hessenwagens beschadigd waren. Op de holtink van 3<br />
oktober 1754 werd bepaald, dat de straten vóór 1755 gerepereerd<br />
moesten zijn. Bovendien werd bevolen, dat alle mestvaalten langs de<br />
straten ieder jaar voor l december verdwenen moesten zijn. Bij de holtink<br />
van 5 oktober 1770 werd genotuleerd, dat het herbestraten niet behoorlijk<br />
was geschied. Er werd een boete van 3 goudgulden vastgesteld voor alle<br />
ingezetenen, die het vóór mei 1771 niet gedaan hadden en ieder, die zijn<br />
mesthoop in de winter liet overstaan, mocht 2 goudgulden betalen. Op l<br />
september 1775 werd besloten voor het herbestraten stenen, zand
383<br />
en hout aan te voeren op kosten van de eigenaren van huizen en woningen,<br />
voor zo ver zij verplicht waren in het onderhoud bij te dragen.<br />
Eindelijk kon op 11 april 1777 het "maken en leggen van de gemeene<br />
straate in Haxbergen" door de verwalter markerichter Hendrik Jan Bos<br />
en de gecommiteerden van de marke aanbesteed worden op volgende<br />
voorwaarden:<br />
1) Het maken van de straten wordt aanbesteed bij Rijnlandse roeden van<br />
12 voet. Eén voet is 12 duim.<br />
2) De straten zullen goed geheid worden, egaal en enigszins rond ge-<br />
legd, zodat het water behoorlijk weg kan naar de waterwegen langs<br />
de straat en tussen de mestvaalten,<br />
3) De handlangers worden door de "gemeente" geleverd, zoveel de stra-<br />
temakers nodig achten. Deze zullen de oude straat opbreken, het<br />
zandbed vlak maken en aanstampen, Het heien van de stenen moet<br />
echter door de stratemakers geschieden,<br />
4) Zand en stenen worden door de "gemeente" geleverd,<br />
5) Met het werk moet in begin mei begonnen worden en er moet onafge<br />
broken doorgewerkt worden behalve bij sterke regenval en tijdens<br />
enkele dagen in de oogsttijd en rond St. Jacobus.<br />
6) Het werk moet gereed zijn voor Martini a. s.<br />
7) Telkens als 50 roeden gereed zijn, zal de stratemaker geld kunnen<br />
beuren behoudens goedkeuring door gecommitteerden.<br />
8) Voor "wijnkoop" zal 3 gulden gerekend mogen worden, half te betalen<br />
door de besteder en half door de aannemer.<br />
Het werk werd aangenomen door de stratemaker Jan Wissink te <strong>Haaksbergen</strong><br />
voor een prijs van 13 stuiver per roede.<br />
Op 17 april 1777 werd door de gecommitteerden aanbesteed de levering<br />
van 1000 voet twee-duimsplanken, één voet breed, niet korter dan twaalf<br />
voet en 500 palen, lang zes voet, vierkant zes bij zes duim, te leveren<br />
vóór l mei a. s. Laagste inschrijver was Willem Hellekühl te Ahaus, die<br />
de planken mocht leveren voor 2 stuiver 2 duit per voet en de palen voor<br />
2 stuiver 6 duit per voet. Ook hij mocht 3 gulden voor wijnkoop<br />
rekenen, waarvan de helft door de besteder betaald zou worden. Het is<br />
nu ook duidelijk waarom mesthopen van de straten geweerd werden. De<br />
straten waren afgezet met houtenplanken en palen, die natuurlijk veel te<br />
lijden hadden van het mestvocht. Op de eerstvolgende hol-tink van 16<br />
mei 1777 werd bepaald, dat de mest niet minder dan één voet uit het<br />
grondhout van de straten mocht liggen en binnen drie dagen verwijderd<br />
moest worden. Jan Willem Weissink en Gerrit Jan Welberg zouden hier<br />
toezicht ophouden, waarvoor zij de helft van de op te leggen boete £ 3<br />
goudgulden kregen. Om de kosten van het herbestraten dragelijk te<br />
maken voor de ingeze-
384<br />
tenen zouden er enige percelen veengrond publiek verkocht worden. Deze<br />
openbare verkoping vond plaats op 13 december 1777, waarbij voor<br />
324 gulden en 5 stuiver 37 percelen zaaiveen verkocht werden. Bepaald<br />
werd daarbij dat de kopers zelf moesten zorgen voor een afzetting van<br />
de gezaaide boekweit, om het tegen rondlopend vee te beschermen.<br />
W.E. ten Asbroek<br />
WAT BETEKENEN PORIK EN GLEIS?<br />
Tussen de Rietbrug en de Haaksbergerweg te Buurse bevindt zich een<br />
streek met de eigenaardige naam Porik, daar waar de erven Gleis,<br />
Meijer en Westendorp liggen. Wat kunnen toch die vreemde namen_Porik en<br />
Gleis betekenen ? Toen in de middeleeuwen de meeste landbouwbedrijven<br />
eigendom geworden waren van grootgrondbezitters, hadden deze ook de<br />
rechten op de gemeenschappelijke grond verkregen. Alleen zij mochten in<br />
de bossen, venen en moeras s en, op de heideveld en en woeste gronden hout<br />
hakken, turf steken, plaggen maaien of vee weiden. Varkens werden in de<br />
bossen gedreven en moesten daar leven van afgevallen eikels, toen<br />
ackeren geheten.<br />
Eikels waren een voorname voedselbron voor varkens. In het Latijn<br />
werden ze "Glandes porcorum" genoemd of in het Nederlands "Eikels<br />
van varkens". In 1188 liet Hendrik van Dalen en Diepenheim zijn bekende<br />
lijst van goederen en inkomsten opmaken door zijn kapelaan<br />
Everhard. Daarbij waren in de parochie Enschede: Glandes XII<br />
procorum in nemore Enschede (bos te Enschede), Glandes XE procorum<br />
in regione dicta Oslo (streek genaamd Usselo), en in de parochie<br />
Hockesberghe:<br />
Glandes XIV procorum in legione Burse (buurschap Buurse).<br />
De graaf mocht in Buurse dus 14 varkens in de bossen drijven.<br />
Ook in het schattingsregister van Twente van 1475 vindt men onder<br />
Buurse een naam, die doet denken aan glandes procorum. Aangeslagen<br />
werd een erve Peryck, waarbij echter een notitie van de Haaksbergse<br />
richter staat: "Peryck is gheen erve, dat Perick heten seghen wil, mij<br />
duncket dat Meyering ende Pirick één erve is. Het is nymant dee so<br />
hetet". Ook buiten het gericht <strong>Haaksbergen</strong> kwam de naam Porik of<br />
Perik voor. In hetzelfde register wordt in de Deldener Es een bodegoed<br />
(woning van de gerichtsbode) Peryck vermeld. In het N.H. Doopboek<br />
van Delden werd in 1652 een Berent ten Poricke in Woolde genoteerd en<br />
in 1657 een Luicken ten Porick in Bentelo.<br />
Is het te ver gezocht om uit bovenstaande te concluderen, dat uit het<br />
eerste gedeelte van de naam "Glandes procorum" de erfnaam Gleis ont-
385<br />
staan is en uit het tweede gedeelte de streeknaam Porik? De verklaring,<br />
die pater Van Wijk in zijn bekende boek "Boerderijnamen" geeft,<br />
dat namelijk Perik en Pierik samenhangt met het aan het Frans ontleende<br />
woord park, dat omheining, afgesloten ruimte betekent, lijkt<br />
althans voor Buurse te ver gezocht.<br />
W. E. ten Asbroek - J. Overbeeke<br />
DE TAAL VAN HAAKSBERGEN (XX)<br />
In het reeds eerder aangehaalde verzamelwerk "Van de Schelde tot de<br />
Weichsel" deel I vinden we op blz. 543 een bijdrage van de heren B. W.<br />
Eijsink, F.R.C. Eijsink en J.R. Smeets. De eerste twee behoorden<br />
tot een oude Haaksbergse familie, maar de derde schijnt hier tijdelijk<br />
verblijf te hebben gehouden. Met elkaar schreven ze de bijdrage "De<br />
broetlachte, zoo as ze in Hoksebarge holden wot". Het stuk is niet gedateerd.,<br />
maar omdat de bloemlezing in 1882 verschenen is, menen<br />
we het te kunnen plaatsen in de jaren 1870-1880, dus nu ongeveer honderd<br />
jaar geleden. Het artikel is in de ik-vorm geschreven, zodat we<br />
niet kunnen nagaan, welk aandeel de drie schrijvers er elk in hebben<br />
gehad. Zoals in die tijd vaak gebruikelijk was, begint de schrijver met<br />
een soort excuus, dat hij in 't plat gaat schrijven, b. v. omdat de lezers<br />
dit graag willen, of omdat het niet anders kan. We laten de spelling<br />
zoals de drie schrijvers ze gebruikt hebben en als de woordkeuze<br />
en het taalgebruik ons twijfelachtig voorkomen, geven we tussen haakjes<br />
onze toelichting of commentaar. Uiteraard nemen we niet het hele<br />
stuk over, dat zou te veel plaatsruimte vragen. We zullen proberen<br />
de belangrijkste en kernachtigste zaken er uit te lichten.<br />
"Ankommende wekke (tooken wekke?) hebbe wi-j ne broetlachte van<br />
Jannemeuijes Jenneken, ne deerne, mien laeven zag ie ze neet flinker;<br />
a'k zegge, dat ze honderd vief en twintig nieje ponden weg, dan<br />
geleuve ik neet, da'k leege. De hele vri-jeri-je van Gait Jan en Jenneken,<br />
ze hebt zeuven jaor met mekaare loopene en zik de koop al<br />
dree maol met ruzie los ezeg, zöwwe mar aoverslaon. Ie mot dan<br />
wetten, dat er van de broet en brugoms kante, oet ieders<br />
vrende(verwanten) ene of mar enommen wot um broetlachte te neugen<br />
bie de vrende, naobers en nog een hele possie mar; want van den eenen<br />
hebt ze vroger ook (ok)al wat medde had, den ander hef is ne koppele<br />
keuken van eur ekregen (bedoeld zal zijn gekocht), den daarden hef<br />
Jenneken vroger wal is een eugjen too'knipt, den veerden hef eur ees<br />
trakteerd, den viefden, -hè, het spit eur haoste, dat ze 't met Gait<br />
Jan klaor hef - moch ze zoo liedens gärne lien, mar hee hadde neet<br />
volle in de melk te brokken". (Het is ons niet bekend, dat de bruid op<br />
haar trouwdag haar vroegere vrijers ook speciaal uitnodigt).
386<br />
"Twee gaot der no hen neugen op Donderdag, want de meeste brulleften<br />
wot hier op Vri-jdag eholden; waorumme? dat weet ik neet, en vraog ijt,<br />
dan zegget ze ow, dat Annekes bestevaar dat ook al edaone hef. Disse<br />
beiden no, dee drinkt zik eerst nen geheuriggen (een stevige borrel),<br />
anders dan kont ze eur waord neet doon, en gaot dan 't hoes oet en zinkt<br />
met ne verschrikkelikke stemme, want dat heurt zo bi-j 't spil:<br />
"Dat geet nao den Bos too" enz.<br />
of: Zoep jonges zoep,<br />
den daalder, den daalder,<br />
Zoep jonges zoep,<br />
den daalder dee mot op" enz.<br />
Bij het eerste huis gekomen beginnen ze met hun brulfteneugerssprökke aldus:<br />
"Goo'n dag, daor zet ik mienen stok en staf,<br />
Ik wet neet wat ik zeggen mag,<br />
No heb ik mi-j weer bedach<br />
No wet ik wat ik zeggen mag. *<br />
I-j wot op de brulfte verzoch van Gait Jan en Jenneken Vet,<br />
Op ne tonne beer tien twalevene,<br />
Een anker wien vief zesse,<br />
Een scheppel sokker en ne wanne vol rozinen,<br />
Daor zöj ow op laoten verschienen.<br />
Vroo kommen en late blieven,<br />
Anders könne wi-j 't neet opkriegen,<br />
Hoesgezetten, nums vergetten,<br />
Lustig ezongene, vreulik esprongene,<br />
Springen met beide beene,<br />
Hej mien no wal verstaon?<br />
Dan laot de vleschke umme de taofel gaon".<br />
(Er zijn talrijke variaties op het brulfteneugerslied, zie b. v. Van der<br />
Ven, Met de gaostok door Twente en Salland blz. 56 e. v. of Van Deinse,<br />
Katoen en Heide blz. 68 of Cato Elderink, Oet et laand van aleer blz.221<br />
of H.W. Heuvel, Volksgeloof en Volksleven blz. 398 en vooral H.<br />
Krosenbrink, Hosse bosse teune blz. 68-76.)<br />
"Endeliks is 't Vri-jdagmorgen en de familie geet met nao de karke, Gait<br />
Jan en Jenneken hebt en splinter ni-j tuug an ... Naodat de plechtigheid<br />
in de karke is of-eloopene geet et broedspaar gewoonlik (deur de regel)<br />
in ne zeilwage ieder nao zien hoes, en no wotter anstalten emaakt in 't<br />
brugumshoes, waor de naoste familie ook al is, um de broet op te halen.<br />
(De schrijvers spellen nog al inconsequent: broet met een t en broedspaar<br />
met een d). Vieve, zesse, manks wal zeuven wagens en körkes<br />
(keurkes) bunter, dee met veurt. 't Is te begriepen (ie begriept wal), dat<br />
hier den foezel neet vergetten wot, want alle tien menuten mot er stil-
387<br />
le holdene wodden, umme, zoo as ze zegget, de wagen te smären. Alles<br />
drinkt hier oet één glas, en as ze allemaole genog edronkene hebt, dan<br />
geet 't verder (liever: wieter), neet zachjes, mar in vollen gallop.<br />
Jonges wat een zingen'. Uren ver (wiet) kuij-ze heuren, luster mär:<br />
"Laot soezen, laot broezen,<br />
Laot kosten wat 't wil,<br />
De brugum zal 't betalen,<br />
Dan bunne wi-j alle vri-j".<br />
(Is dit liedje tegenwoordig nog bekend?) J. VREDENBERG<br />
ASSINKKAMP (6)<br />
HUIS NR. 85<br />
Op de plaats waar nu de pastorie van de Pancratiuskerk staat, stonden<br />
in vroegere jaren twee huizen, de nummers 85 en 86 van de<br />
Assinkkamp, Volgens de vuurstedenregisters van 1675 en 1682 woonde<br />
Jan Bartelink toen in huis nr. 85. Of hij ook familie was van de Assink's<br />
is niet bekend, evenmin vanwaar hij afkomstig was. Wel werden in de<br />
gerichtsprotocollen van 1632 een vader en zoon Johan Bartelink<br />
vermeld, die op Bartelink in Holthuizen woonden, maar of de Jan in het<br />
dorp van 1675 een nazaat van deze was, is niet na te gaan. Op 13<br />
december 1685 huwde Jan's dochter Geertrui met Jan Michgorius, zoon<br />
van wijlen Hendrik, Geertrui overleed al spoedig, want op 3 november<br />
1689 hertrouwde Jan Michgorius reeds met Maria Herberts. Jan's<br />
dochter Hendrica trouwde op 27 oktober 1715 met Gerrit te Lintelo,<br />
zoon van Arent, welke Arent in het Rode Harte woonde, waar nu de<br />
secretarie van de gemeente <strong>Haaksbergen</strong> gevestigd is, Volgens het<br />
verpondingsregister van 1720 en het hoofdgeldkohier van 1723 woonde<br />
Gerrit te Lintelo toen in huis nr. 85; Op 29 januari 1732 leenden Gerrit<br />
te Lintelo en Hendrica Michgorius ƒ 524, - van de marke Hones en ƒ<br />
201, - van Derk te Lintelo Hermanszoon, waarvoor zij o,a, huis nr, 85<br />
in onderpand gaven.<br />
Op 7 april 1744 is het echtpaar Te Lintelo-Michgorius reeds overleden<br />
want op deze datum leenden Hendrik Waanders, die gehuwd was met<br />
Gerrit's zuster Geertruid te Lintelo, en Jan ten Raa, gehuwd met Gerrit's<br />
oomzegster Wilhelmina te Lintelo, als mombaren van de minderjarige<br />
nagelaten kinderen ƒ 900, - van Aleida Muntz, zuster van de<br />
Haaksbergse richter, waarmee de schulden anno 1732 vermoedelijk afgelost<br />
werden. De kinderen zijn allen jong gestorven, het huis nr. 85<br />
werd geërfd door Jan ten Raa, want op 2 juli 1766 verkocht deze Jan<br />
ten Raa, die inmiddels hertrouwd was met Engele Harmsen, het huis<br />
voor ƒ 800, - aan de koopman Isaak Bendix met zijn vrouw Rosa Davids.
388<br />
Dit Joodse echtpaar werd in het hoofdgeldregister van 1764 reeds als bewoner<br />
van huis nr. 85opgegeven, waarschijnlijk woonden zij eral eerder,<br />
Op27 januari 1770 leende Isaak Bendix f. 600, -van de Deventerse<br />
koopman Gerrit Jan Olthaar "wegens geleverde koopwaar", De financiële<br />
nood werd blijkbaar zo groot, dat Isaak Bendix op 5 mei 1773 zijn huis voor<br />
ƒ 1000, - moest verkopen aan Gerrit Jan Olthaar, zoals blijkt uit het register<br />
op de 50e penning. Wel bleef hij er wonen, bij de volkstelling van 1795 was<br />
hij nog bewoner. Eigenaar was echter sinds 11 november 1776 de<br />
verwalter richter Hendrik ter Horst, die het huis voor ƒ 800, - gekocht<br />
had van zijn schoonvader Gerrit Jan Olthaar.<br />
Erfgenamen van Hendrik ter Horst werden notaris Jan Hendrik Jordaan<br />
en zijn vrouw Elisabeth Judith ter Horst, dochter van Hendrik, Omdat de<br />
financiële situatie van de Joodse familie intussen blijkbaar verbeterd<br />
was, konden Isaak's zoon Levi Isaak en diens zoon Simon Isaak Abrahams<br />
op 19 november 1802 het door hen bewoonde huis nr, 85'weer aankopen<br />
van het echtpaar Jordaan-ter Horst, waarvoor zij ƒ 1250, - moesten<br />
betalen. Toen Levi Isaak's vrouw overleed erfde Simon Isaak Abrahams<br />
de helft van het huis en de andere helft kocht hij er op 6 juli 1809<br />
voor ƒ 215, - bij van zijn vader. In een notariële akte van 1815 werd<br />
Simon Isaak Abrahams, die sinds de invoering van de burgerlijke stand<br />
de achternaam Keizer had aangenomen, eigenaar van pand nr. 85 genoemd.<br />
Zijn vrouw was Bina Politzer,<br />
Bij de volkstelling van 1830 was de situatie veranderd. Eigenaresse was<br />
toen Cornelia Catharina Tellegen, weduwe van de in 1827 overleden verwalter<br />
richter van <strong>Haaksbergen</strong> (1796-1811) en notaris van Delden (1814-<br />
1827) Bernardus Wilhelmus Wiedenbroek. Wanneer en hoe dit echtpaar<br />
eigenaar geworden was, is niet bekend. Bewoner van het pand was de<br />
commies eerste klasse Johannes Willem van Lelyveld van Cingelhouck,<br />
geboren te Heeze (N.B.) die op 31 december 1836 naar Gramsbergen<br />
vertrok. Het huis bleef sindsdien een huurhuis. Volgens het register op<br />
de huisnummer van ca. 1850 was de dochter van notaris Wiedenbroek,<br />
Johanna Willemina Christina Wiedenbroek, geboren in 1825, eigenaresse.<br />
Het huis werd bewoond door vier personen: schoenmaker Johannes<br />
Wilhelmus Kloosterman, metselaar Theodorus Assink, katoenspinner<br />
Christiaan Nobes en bakker Evert Maatman, die later naar Amerika zou<br />
emigreren. Omstreeks 1886 werd het pand verkocht of geschonken aan<br />
de R.K. parochie <strong>Haaksbergen</strong>, die op dit terrein en dat van het<br />
naastliggende pand nr. 86 de nog bestaande pastorie bouwde. Een gevelsteen<br />
in deze vermeldt de datum l april 1887.<br />
W. E. ten Asbroek - J. Leusink - J. Overbeeke