05.09.2013 Views

Mijnwerkers in Limburg: iedereen zwart? - Averbode

Mijnwerkers in Limburg: iedereen zwart? - Averbode

Mijnwerkers in Limburg: iedereen zwart? - Averbode

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Mijnwerkers</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>:<br />

<strong>iedereen</strong> <strong>zwart</strong>?<br />

1. De eerste <strong>in</strong>stallaties op het mijnterre<strong>in</strong> <strong>in</strong> W<strong>in</strong>terslag<br />

<strong>in</strong> 1910, met rechts de eerste houten uitdiep<strong>in</strong>gstoren.<br />

Onder die toren werd een schacht gegraven die<br />

toegang moest bieden tot de steenkoollagen. Anonieme<br />

foto.<br />

2. Het mijnterre<strong>in</strong> <strong>in</strong> W<strong>in</strong>terslag <strong>in</strong> 1925. Op het<br />

terre<strong>in</strong> zijn fabrieksgebouwen verrezen, zoals een elektriciteitscentrale<br />

en een ketelhuis met schoorstenen<br />

(l<strong>in</strong>ks). De houten uitdiep<strong>in</strong>gstoren is vervangen door<br />

een schachtblok, waarlangs de arbeiders, het materiaal<br />

en de steenkool werden getransporteerd (rechts). Anonieme<br />

foto.<br />

1 / arbeid<br />

In 1901 ontdekte André Dumont, die hoogleraar geologie en mijnbouwkunde<br />

aan de Katholieke Universiteit van Leuven was, <strong>in</strong> de <strong>Limburg</strong>se<br />

Kempen de steenkool waar hij al enkele jaren naar op zoek was. Door de<br />

Eerste Wereldoorlog kwam de ontg<strong>in</strong>n<strong>in</strong>g niet meteen op gang. In 1917<br />

werd <strong>in</strong> W<strong>in</strong>terslag de eerste mijnmaatschappij opgericht. Nadien g<strong>in</strong>gen<br />

mijnen open <strong>in</strong> Ber<strong>in</strong>gen (1922), Eisden (1923), Waterschei (1924),<br />

Zwartberg (1925), Zolder (1930) en ten slotte Houthalen (1938-1939).<br />

(ill. 1 en 2) De vroegste mijn<strong>in</strong>dustrie moest het economische herstel van<br />

België na de Eerste Wereldoorlog bespoedigen. Ze bood werk aan duizenden<br />

arbeiders. Maar arbeidskrachten v<strong>in</strong>den bleek niet eenvoudig. <strong>Limburg</strong><br />

was <strong>in</strong> die tijd heel dunbevolkt. En we<strong>in</strong>ig mensen waren bereid om het<br />

zware en gevaarlijke ondergrondse werk te doen als ze ook een andere baan<br />

konden v<strong>in</strong>den.<br />

Vóór de crisis van de jaren dertig was dat meestal geen probleem. 67<br />

Om het beroep van mijnwerker aantrekkelijker te maken en mensen van<br />

buiten <strong>Limburg</strong> aan te trekken, werden er grote en mooie mijnwerkersdorpen<br />

gebouwd, de mijncités. De mijndirecties beloofden de kandidaat-mijnwerkers<br />

bovendien kortere werktijden dan die op het platteland. Maar ook<br />

al die mooie beloftes lokten geen kandidaten. De mijnbazen moesten <strong>in</strong> het<br />

buitenland op zoek gaan naar extra werkkrachten. Die vonden ze vooral <strong>in</strong><br />

landen waar het economisch herstel na de oorlog niet meteen vlotte, zoals<br />

Italië, Tsjecho-Slowakije, Polen, Oostenrijk, Hongarije en Joegoslavië. De<br />

buitenlandse arbeiders kwamen samen met de Belgische mijnwerkers <strong>in</strong> de<br />

<strong>Limburg</strong>se mijnen werken (ill. 3).<br />

In dit onderzoek kun je ontdekken hoe de autochtone en de allochtone<br />

mijnwerkers de samenwerk<strong>in</strong>g onder de grond en het samenleven boven<br />

de grond ervoeren. Was <strong>iedereen</strong> gelijk of waren er verschillen tussen de<br />

arbeiders? En als er verschillen vast te stellen waren, van welke aard waren<br />

die dan? Waren het klassenverschillen? Of etnische verschillen? Of allebei?<br />

De belangrijkste onderzoeksbronnen <strong>in</strong> dit hoofdstuk zijn fragmenten uit<br />

<strong>in</strong>terviews die hedendaagse historici hebben afgenomen. Je komt dus ook<br />

te weten wat de mogelijkheden en de moeilijkheden van de mondel<strong>in</strong>ge<br />

geschiedenis zijn.<br />

Vooraf<br />

De komst van de buitenlandse arbeiders naar België veroorzaakte veel<br />

commotie. Dat was zeker het geval <strong>in</strong> de toen dunbevolkte Kempen, waar<br />

veel bewoners van de landbouw leefden. Zij stonden op zich al wantrouwig<br />

tegenover de nieuwe mijn<strong>in</strong>dustrie, die de heidegronden <strong>in</strong>palmde.<br />

In de lokale kranten werd dan ook druk bericht over de komst van de<br />

immigranten.


3. Migranten komen met de tre<strong>in</strong> aan<br />

<strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>. Anonieme foto, jaren tw<strong>in</strong>tig.<br />

‘Eisden – Weerom zijn 40 Italianen aangekomen op de Koolmijn. De<br />

werklieden zijn hevig daartegen verbitterd en wie nu te Eisden komt, zal<br />

daar horen z<strong>in</strong>gen op de wijze van “de Vlaamse leeuw”:<br />

I. Wat zien wij hier geschiedenis<br />

Op onze kolenmijn?<br />

Waarom die vreemde lieden?<br />

Die moesten hier niet zijn!<br />

Waarom die Italianen?<br />

Zijn Belgen dan niet goed?<br />

Durft hij zich schuldloos wanen<br />

Die hen hier komen doet?<br />

Refre<strong>in</strong>:<br />

Men wil ons hier verdrijven<br />

Maar Belgisch volk is vrij<br />

Wij willen meester blijven<br />

In onze Maasvallei<br />

II. De Belg is moedig werker<br />

Hij doet getrouw zijn plicht<br />

Geen ander volk is sterker<br />

Geen dat meer werk verricht<br />

Is hij nog Vaderlander<br />

Die zulk een volk verstoot,<br />

Die werk geeft aan een ander<br />

En ons berooft van ’t brood?<br />

III. O Vlaamse Werkersscharen<br />

Sla moedig hand <strong>in</strong> hand<br />

Wij moeten vrij bewaren<br />

Ons Maas en Kempenland<br />

Wij willen doen ons plichten<br />

Maar eisen ook ons recht<br />

’t Moet voor geen vreemde zwichten<br />

’t Volk dat voor vrijheid vecht.’<br />

Uit: ‘Eysden’, <strong>in</strong>: Ons <strong>Limburg</strong>. Katholiek weekblad, 2, 1920, p. 4<br />

(geciteerd <strong>in</strong>: Bart Delbroek e.a., De Koolputters. Geschiedenis van de<br />

Belgisch-<strong>Limburg</strong>se mijnwerkers, Zwolle 2007, p. 402).<br />

• Hoe reageerde het blad Ons <strong>Limburg</strong> op de komst van de<br />

Italianen?<br />

• Welke redenen gaf het voor die reactie?<br />

• Je hebt de <strong>in</strong>leidende paragraaf van dit hoofdstuk gelezen.<br />

Begrijp je die reactie dan? Waarom wel of waarom<br />

niet?<br />

• Het lied maakt duidelijk dat <strong>iedereen</strong> <strong>in</strong> België – niet alleen<br />

de <strong>in</strong>woners van Eisden – moest protesteren tegen<br />

de komst van de ‘vreemden’. Tot wie richt de auteur van<br />

het lied zich met zijn oproep?<br />

Mondel<strong>in</strong>ge geschiedenis<br />

Wat de immigranten dachten van het onthaal dat hen <strong>in</strong><br />

België te beurt viel, kan worden opgemaakt uit <strong>in</strong>terviews<br />

die hedendaagse historici hebben afgenomen van voormalige<br />

mijnwerkers en hun k<strong>in</strong>deren. Met hun <strong>in</strong>terviews hebben<br />

die historici een rijke mondel<strong>in</strong>ge geschiedenis van het<br />

<strong>Limburg</strong>se mijnwerkersleven verzameld. Maar mondel<strong>in</strong>ge<br />

geschiedenis schrijven houdt meer <strong>in</strong> dan alleen <strong>in</strong>terviews<br />

afnemen. Er gaat een grondige voorbereid<strong>in</strong>g aan vooraf, en<br />

het materiaal moet uitgebreid worden verwerkt. Het verhaal<br />

dat de geïnterviewden vertellen, is bovendien sterk afhankelijk<br />

van het soort vragen dat de historicus stelt. De historicus<br />

creëert het bronnenmateriaal dus als het ware mee. Historicus<br />

Jan Bleyen verwoordde dat als volgt:<br />

‘De historicus creëert mondel<strong>in</strong>ge bronnen en analyseert ze om <strong>in</strong>zicht<br />

te verkrijgen <strong>in</strong> processen <strong>in</strong> het verleden. Hij of zij wendt, met andere<br />

woorden, <strong>in</strong>terviews aan omdat ze een weg of middel zijn om vragen<br />

naar verander<strong>in</strong>g te beantwoorden. […] In mondel<strong>in</strong>ge geschiedenis<br />

doen <strong>in</strong>dividuen hun eigen verhaal over het verleden, en personaliseren<br />

ze wat we onder “geschiedenis” verstaan.’<br />

Uit: Jan Bleyen, ‘Praten over seks? Theoretische kwesties <strong>in</strong> verband met<br />

oral history’, <strong>in</strong>: Hedendaagse geschiedenis van de seksualiteit <strong>in</strong> België,<br />

themanummer Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 38,<br />

2008, p. 324-325.<br />

Hoewel <strong>iedereen</strong> het bijzondere karakter van een persoonlijke<br />

getuigenis erkent, onderv<strong>in</strong>dt de mondel<strong>in</strong>ge geschiedenis<br />

ook weleens tegenkant<strong>in</strong>g. Een eerste soort kritiek<br />

heeft betrekk<strong>in</strong>g op de mogelijkheden en de beperk<strong>in</strong>gen<br />

arbeid / 2


van het geheugen. De mijnarbeiders die getuigenis afleggen<br />

van hun werk <strong>in</strong> de mijnen, hebben het vaak over gebeurtenissen<br />

die zich meer dan zestig jaar geleden hebben afgespeeld.<br />

Het is dus denkbaar dat ze zich bepaalde d<strong>in</strong>gen niet<br />

goed meer her<strong>in</strong>neren. Het zich her<strong>in</strong>neren van bepaalde<br />

gebeurtenissen, ook uit een nabij verleden, is bovendien een<br />

complex proces. Her<strong>in</strong>ner<strong>in</strong>gen worden soms beïnvloed<br />

door bepaalde ankerpunten, zoals foto’s. We ‘her<strong>in</strong>neren’<br />

ons weleens d<strong>in</strong>gen uit onze vroegste k<strong>in</strong>derjaren, omdat er<br />

foto’s van bewaard zijn. Bij nader <strong>in</strong>zien blijkt dan soms dat<br />

we op het moment van de gefotografeerde gebeurtenis te<br />

jong waren om er iets van te onthouden. We hebben onze<br />

her<strong>in</strong>ner<strong>in</strong>g dus achteraf geconstrueerd, aan de hand van<br />

die foto’s.<br />

Een tweede kritiek gaat over de representativiteit van het<br />

<strong>in</strong>terview en de mogelijkheid om het verhaal van de ge<strong>in</strong>terviewde<br />

te controleren. Er zijn – <strong>in</strong> het geval van de<br />

mijnwerkers – nog maar we<strong>in</strong>ig getuigen <strong>in</strong> leven. Hadden<br />

andere mijnwerkers soortgelijke ervar<strong>in</strong>gen? Kun je ervar<strong>in</strong>gen<br />

van mensen uit het verleden wel controleren als er<br />

maar we<strong>in</strong>ig andere getuigen of andere soorten bronnen<br />

beschikbaar zijn? Een derde reden van bezorgdheid is dat<br />

het heden onvermijdelijk een grote rol speelt <strong>in</strong> de mondel<strong>in</strong>ge<br />

geschiedenis. De <strong>in</strong>terviewer stelt vragen die typisch<br />

hedendaagse <strong>in</strong>teresses weerspiegelen. Maar ook de geïnterviewde<br />

kan niet anders dan vanuit zijn of haar positie <strong>in</strong> het<br />

heden terug te blikken op het verleden.<br />

Als je b<strong>in</strong>nen vijftig jaar wordt gevraagd naar je ervar<strong>in</strong>gen<br />

op school, dan zul je daar een heel ander antwoord op<br />

geven dan nu, omdat jij en de wereld rondom jou <strong>in</strong> die<br />

periode een hele evolutie hebben doorgemaakt. Het relaas<br />

van een geïnterviewde is dus altijd een reflectie vanuit het<br />

heden op het verleden. Dat kan als een zwakte van de mondel<strong>in</strong>ge<br />

geschiedenis worden beschouwd, maar het is ook<br />

een belangrijke troef. Meer dan welke andere historische<br />

methodologie ook toont de mondel<strong>in</strong>ge geschiedenis aan<br />

hoe het heden en het verleden met elkaar zijn verbonden.<br />

In elk relaas over het verleden kl<strong>in</strong>kt het heden door. De<br />

opdracht van de historicus bestaat er<strong>in</strong> die gelaagdheid te<br />

herkennen en ze te <strong>in</strong>tegreren <strong>in</strong> zijn <strong>in</strong>terpretatie van de<br />

geschiedenis.<br />

Onder de grond<br />

Franek, Enzo en Janek her<strong>in</strong>neren zich nog hoe er onder de<br />

grond werd samengewerkt. (ill. 4 en 5)<br />

1. Franek is een Poolse mijnarbeider die van 1938 tot 1966<br />

<strong>in</strong> de mijn van Houthalen werkte. Hij vertelt:<br />

‘Onder <strong>in</strong> de mijn was je allemaal gelijk, <strong>in</strong> de mijn was er geen verschil.<br />

Nu kunt ge op de dag iemand hebben die u liever niet ziet dan wel. Maar<br />

daar onder <strong>in</strong> de mijn hadt ge elkaar nodig. Er was een schacht waar de<br />

lucht <strong>in</strong> g<strong>in</strong>g en ene waar de lucht uit g<strong>in</strong>g. Die lucht ademde <strong>iedereen</strong> <strong>in</strong>:<br />

<strong>in</strong>genieur, directeur, sleper, chef-porion, porion [ploegbaas], ieder mens<br />

die onder zat.’<br />

3 / arbeid<br />

4. Een mijnwerker delft kolen aan het e<strong>in</strong>de van een mijngalerij <strong>in</strong><br />

de mijn van W<strong>in</strong>terslag. Anonieme foto, 1946.<br />

5. Een elektrische locomotief vervoert arbeiders <strong>in</strong> een gang <strong>in</strong> de<br />

mijn van W<strong>in</strong>terslag. Anonieme foto, 1946.


6. Op 22 maart 1925 werd de Heilig-Hartkerk <strong>in</strong> W<strong>in</strong>terslag onder grote belangstell<strong>in</strong>g plechtig <strong>in</strong>gewijd. Het kerkgebouw moest het prestige van<br />

de mijn uitstralen en het parochieleven moest een gemeenschapsgevoel creëren onder de bewoners van de cités. De architect van de kerk was Adrien<br />

Blomme, die onder meer ook de plannen tekende van enkele mijncités, waaronder die van W<strong>in</strong>terslag. Anonieme foto.<br />

2. Enzo is een Italiaan. Hij g<strong>in</strong>g <strong>in</strong> 1935 aan de slag <strong>in</strong> de<br />

mijn van W<strong>in</strong>terslag.<br />

‘Onder g<strong>in</strong>g dat goed. Er is meer vriendschap omdat ge van mekaar afhangt.<br />

Bijzonder samen met het eten om tien uur, <strong>in</strong> de morgenpost. Dan<br />

werden moppen verteld, gelachen. Maar ene keer boven was dat weeral<br />

anders. De Polen en de vreemdel<strong>in</strong>gen g<strong>in</strong>gen dan samen en de Belgen<br />

g<strong>in</strong>gen ook samen weg.’<br />

3. Janek is een mijnwerker van Poolse afkomst. Hij werkte<br />

vanaf 1938, toen hij met zijn ouders naar België kwam, tot<br />

<strong>in</strong> 1968 <strong>in</strong> de mijn van W<strong>in</strong>terslag.<br />

‘Het was wel een moeilijke tijd, ook onder <strong>in</strong> de mijn. Hoewel de Polen<br />

werden geteld als de beste mijnwerkers van Europa. We werden slecht<br />

aanvaard. Ik ben begonnen <strong>in</strong> 1938. Ik heb dikwijls gezien dat ze spuwden<br />

op ons. Bijvoorbeeld als de lift omhoogkwam met de mijnwerkers van<br />

de nachtpost. We stonden dan <strong>in</strong> de lift, als zij eruit waren, moesten<br />

wij er<strong>in</strong>. Dat ze op ons spuwden. Waarom? Ze verweten ons dat wij hun<br />

brood kwamen opeten. Mensen waren toen lomper als nu.’<br />

4. Janek vertelt ook nog:<br />

‘Mijn kameraad heeft zijn vakschool volledig afgedaan en hij kwam uit<br />

met de hoogste onderscheid<strong>in</strong>g. Hij heeft geleerd voor metaalbewerker.<br />

Hij kreeg geen werk op de bovengrond, omdat hij Pool was. Hij moest<br />

onder gaan, hij werd niet aanvaard als mechanieker. De bovengrond<br />

was meestal voor de Belgen en voor de beteren zogezegd. Een Pool die<br />

bovengronds werk kreeg, dat was een die <strong>in</strong> de mijn zwaargewond was<br />

geraakt en die niet meer bekwaam was om onder te gaan.’<br />

5. Jos is een Vlaamse mijnarbeider. Dit is zijn getuigenis:<br />

‘Ze [de buitenlandse arbeiders] kregen dezelfde kansen, ja, ik vond van<br />

wel. Die konden ook opzichter worden. Peppi, dat was een Italiaan en Dexi<br />

was conducteur. Jaja. Er was een Hongaar. Er waren er verscheidene.’<br />

Geciteerd <strong>in</strong>: T<strong>in</strong>e De Rijck en Griet Van Meulder, De ereburgers. Een<br />

sociale geschiedenis van de <strong>Limburg</strong>se mijnwerkers, Berchem, 2000, p.<br />

191, 193, 195, 199 en 200.<br />

• Onder en boven de grond waren er twee soorten verschillen<br />

tussen de arbeiders. Welke?<br />

• Hadden die twee soorten verschillen een <strong>in</strong>vloed op elkaar?<br />

Versterkten ze elkaar of juist niet? Motiveer je antwoord<br />

op basis van de getuigenissen.<br />

• Was de mijn een bijzondere werkomgev<strong>in</strong>g <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g<br />

met bijvoorbeeld een fabriek? Waarom wel of waarom niet?<br />

• Hoe komt het dat <strong>in</strong> de getuigenissen soms tegenstrijdige<br />

geluiden te horen zijn?<br />

• Wat zijn deze getuigenissen <strong>in</strong> jouw ogen: her<strong>in</strong>ner<strong>in</strong>gen,<br />

men<strong>in</strong>gen of allebei? Of zijn ze nog wat anders?<br />

• Wat is volgens jou hun waarde als bron van het verleden?<br />

arbeid / 4


7. Gezicht vanaf het westen op de cité van Waterschei. Niet-gedateerde,<br />

anonieme foto.<br />

8.Gezicht op de cité van Ber<strong>in</strong>gen, met de villa’s van de directeurs.<br />

Anonieme foto, jaren tw<strong>in</strong>tig.<br />

5 / arbeid<br />

Boven de grond<br />

De vele nieuwe arbeiders moesten natuurlijk ergens wonen,<br />

en liefst dicht bij de mijnzetel. Omdat het werk op zich al niet<br />

aantrekkelijk was, wilden de mijnbazen en de overheid liever<br />

niet dat de arbeiders zouden huizen <strong>in</strong> grauwe, aaneengesloten<br />

woonkazernes zoals die hadden bestaan <strong>in</strong> de negentiende-eeuwse<br />

<strong>in</strong>dustriesteden. Daarom lieten ze zich <strong>in</strong>spireren<br />

door de aanpak van de groene tu<strong>in</strong>wijken <strong>in</strong> Groot-Brittannië.<br />

Een <strong>Limburg</strong>se mijntu<strong>in</strong>wijk, <strong>in</strong> de volksmond ‘cité’, bestond<br />

uit kle<strong>in</strong>e woonblokken, brede straten en veel groen (ill. 7 en<br />

8). Naast won<strong>in</strong>gen boden de cités hun <strong>in</strong>woners ook scholen,<br />

kerken, ziekenhuizen, w<strong>in</strong>kels en ontspann<strong>in</strong>gsmogelijkheden<br />

aan. (ill. 6) De arbeiders hoefden hun cité dus eigenlijk<br />

nergens voor te verlaten. Ideaal, of toch niet?<br />

1. Een anonieme <strong>in</strong>woner uit de cité van Eisden getuigde:<br />

‘Dan komt hier een cité, waar vreemde heren de boel gebouwd en <strong>in</strong>gericht<br />

hebben. En dan halen die nog eens vreemdel<strong>in</strong>gen naar hier. Van de<br />

andere kant, met al die successen hier, mooie won<strong>in</strong>gen, mooie gebouwen,<br />

de kerk… maakten ze zeer veel <strong>in</strong>druk. De mensen <strong>in</strong> de cité g<strong>in</strong>gen<br />

zich ook beter voelen ten opzichte van die van het dorp.’<br />

Geciteerd <strong>in</strong>: T<strong>in</strong>e De Rijck en Griet Van Meulder, De ereburgers, p. 331.<br />

• Hoe omschreef de geïnterviewde de relatie tussen het<br />

dorp en de cité?<br />

• Welke verklar<strong>in</strong>gen gaf hij of zij daarvoor?


2. Dat de mijnarbeiders <strong>in</strong> de cité woonden, had voor de<br />

mijndirectie verscheidene voordelen. De arbeiders zouden<br />

zeker op tijd op hun werk zijn. En de directie hield controle<br />

over haar arbeiders. Een anonieme getuige vertelde over het<br />

leven <strong>in</strong> de cité:<br />

‘We woonden op een eiland en hadden er alles. Iedereen moest, mocht<br />

en kon hetzelfde. Alles was goed geregeld en de regels waren duidelijk.<br />

En als iemand een voorschrift vergat, kwam de garde of een opzichter<br />

van de regie dat wel zeggen. De straten, stoepen en tu<strong>in</strong>en waren proper.’<br />

Geciteerd <strong>in</strong>: Bart Delbroek e.a., De Koolputters. Geschiedenis van de<br />

Belgisch-<strong>Limburg</strong>se mijnwerkers, Zwolle, 2007, p. 371.<br />

3. Toen de Pool Franek <strong>in</strong> 1938 aankwam <strong>in</strong> België, kregen<br />

zijn ouders onmiddellijk een won<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de tu<strong>in</strong>wijk van<br />

Zwartberg.<br />

‘Mijn ouders hebben dadelijk een citéhuis gekregen. De eerste dag<br />

werden we gekazerneerd <strong>in</strong> een kant<strong>in</strong>e. ’s Avonds, het was laat, alles<br />

erop en eraan, kregen we eten en dr<strong>in</strong>ken. En dan kregen we daar slaapgelegenheid.<br />

’s Anderendaags kreeg <strong>iedereen</strong> zijn sleutel en zeiden ze:<br />

“Gij daar, gij daar en daar.”’<br />

Geciteerd <strong>in</strong>: T<strong>in</strong>e De Rijck en Griet Van Meulder, De ereburgers. Een sociale<br />

geschiedenis van de <strong>Limburg</strong>se mijnwerkers, Berchem, 2000, p. 219.<br />

• Hoe blijkt uit de twee bovenstaande fragmenten dat de<br />

mijndirectie greep had op het privéleven van de arbeiders?<br />

3. Historica Leen Beyers deed onderzoek naar het samenleven<br />

van migranten en Belgische arbeiders <strong>in</strong> Zwartberg.<br />

Ze <strong>in</strong>terviewde daarvoor onder meer Jeanne, een Vlaamse<br />

mijnwerkersvrouw die net buiten de cité woonde.<br />

‘“En ik zei, ik wilde niet <strong>in</strong> de cité, hè”, bekent Jeanne aarzelend.<br />

“Waarom niet?”, vraag ik [Leen Beyers].<br />

“Dat kan ik niet zeggen. Bij ons werd dat altijd zo…”, waarna Jeanne<br />

overgaat op een ander onderwerp. “Er zijn ook andere mensen die mij<br />

dat hebben gezegd.”<br />

“Wat was zo het gedacht over de cité?” probeer ik voorzichtiger.<br />

“Dat weet ik niet. Weet ge wat het was? Die mensen van vroeger [zeiden],<br />

als er één g<strong>in</strong>g werken: ‘Ga niet <strong>in</strong> de cité wonen, want daar zit…’, ze<br />

wilden zeggen: ‘gemeen volk’”, antwoordt Jeanne uite<strong>in</strong>delijk.’<br />

Naar: Leen Beyers, Iedereen <strong>zwart</strong>: het samenleven van gevestigden en<br />

nieuwkomers <strong>in</strong> de mijncité Zwartberg, 1930-1990, Amsterdam, 2007, p.<br />

????<br />

• Waarom wilde Jeanne niet naar de cité?<br />

• Lees opnieuw de eerste getuigenis over het leven <strong>in</strong> de<br />

cité van Eisden. Hoe kun je verklaren dat die twee visies<br />

zo uiteenlopen?<br />

4. Uit het laatste fragment kun je afleiden hoe <strong>in</strong>terviews<br />

verlopen. Geïnterviewden antwoorden niet <strong>in</strong> volz<strong>in</strong>nen. Ze<br />

twijfelen, soms lijken ze angstig. Ze doen erg hun best om<br />

een ‘juist’ of ‘goed’ antwoord te geven. Hun gevoelens of<br />

hun her<strong>in</strong>ner<strong>in</strong>gen aan vroegere ervar<strong>in</strong>gen stemmen niet<br />

noodzakelijk overeen met wat de <strong>in</strong>terviewer – <strong>in</strong> hun ogen<br />

– graag zou willen horen. In een handboek over mondel<strong>in</strong>ge<br />

geschiedenis hebben de historici Bruno De Wever en<br />

Pieter François dat probleem als volgt verwoord:<br />

‘Het is van belang te beseffen dat het <strong>in</strong>dividuele geheugen constant <strong>in</strong><br />

dialoog is met het collectieve geheugen, en dat de sociale context grote<br />

impact heeft op de <strong>in</strong>dividuele her<strong>in</strong>ner<strong>in</strong>g. Maatschappelijke waarden<br />

en normen beïnvloeden een getuigenis.’<br />

Uit: Bruno De Wever en Pieter François, Gestemd verleden. Mondel<strong>in</strong>ge<br />

geschiedenis als praktijk, Schaarbeek, 2003, p. 15.<br />

• Leg dat citaat uit aan de hand van de getuigenis van<br />

Jeanne.<br />

Samenleven <strong>in</strong> de cité<br />

De meeste bewoners van de mijncités waren migrantenarbeiders.<br />

Veel Belgische arbeiders pendelden tussen de mijn<br />

en hun oorspronkelijke woonplaats, iets wat migranten<br />

uiteraard niet konden. Migranten die hun gez<strong>in</strong> naar België<br />

hadden meegebracht, woonden <strong>in</strong> een huis. Vrijgezellen<br />

werden gehuisvest <strong>in</strong> speciaal daarvoor gebouwde logementshuizen.<br />

De Belgen die <strong>in</strong> de cité woonden, werkten<br />

vooral als bedienden en als leidend personeel. Slechts een<br />

m<strong>in</strong>derheid van de bewoners waren Belgische mijnarbeiders.<br />

De oorspronkelijke Engelse tu<strong>in</strong>wijken streefde naar<br />

de vermeng<strong>in</strong>g van sociale klassen, beroepen en nationaliteiten,<br />

maar <strong>in</strong> de <strong>Limburg</strong>se cités woonden meer nationaliteiten<br />

bij elkaar dan <strong>in</strong> de gemiddelde Engelse tu<strong>in</strong>wijk. De<br />

bewoners kwamen van he<strong>in</strong>de en ver en ze hadden allemaal<br />

een andere achtergrond. Het samenleven van al die mensen<br />

lijkt op eerste gezicht dan ook niet zo evident.<br />

1. Om te vermijden dat er problemen zouden ontstaan tussen<br />

de bewoners van de cités, stelden de mijnbazen sociale<br />

werkers aan. Die moesten <strong>in</strong> het oog houden hoe het met<br />

de mijnwerkersfamilies g<strong>in</strong>g. Ze moesten ook zorgen voor<br />

een goede verdel<strong>in</strong>g van de migranten en de Belgen <strong>in</strong> de<br />

cité. Over het leven <strong>in</strong> de tu<strong>in</strong>wijk van Eisden vertelde een<br />

anonieme getuige:<br />

‘Hiernaast woonden Oostenrijkers, René was een Belg, daarnaast een<br />

Pool. Daar woonde een Italiaan, dan de chauffeur van de mijn, dan<br />

woonde weer een Vlam<strong>in</strong>g, dan woonde weer een Pool, dan een Waal.<br />

Hiernaast woonde een grote baas, daarnaast woonde een Pool, daarnaast<br />

woonde een chef van de schrijnwerkerij, dan een Vlam<strong>in</strong>g die <strong>in</strong> de mijn<br />

werkte, dan weer een vreemde, zo was dat.’<br />

Geciteerd <strong>in</strong>: T<strong>in</strong>e De Rijck en Griet Van Meulder, De ereburgers, p. 228.<br />

• Welke redenen had de mijndirectie om te waken over de<br />

verdel<strong>in</strong>g van de won<strong>in</strong>gen?<br />

• Leek het erop dat ze, alvast <strong>in</strong> Eisden, <strong>in</strong> die opzet is geslaagd?<br />

Motiveer je antwoord.<br />

2. De mensen <strong>in</strong> de cités leefden samen <strong>in</strong> relatief besloten<br />

gemeenschappen. Het mag dan ook niet verbazen dat er<br />

mensen van verschillende nationaliteiten weleens verliefd<br />

arbeid / 6


werden op elkaar. Louis Cauwenbergh her<strong>in</strong>nert zich vandaag<br />

nog:<br />

‘Toen bekend werd dat ik met een Poolse verkeerde, riep de kapelaan<br />

[onderpastoor] me op het matje. Ik kreeg de raad om eerst nog eens goed<br />

om me heen te kijken, er waren nog veel mooie Vlaamse meisjes <strong>in</strong> de<br />

cité.’<br />

Geciteerd <strong>in</strong>: Bart Delbroek e.a., De Koolputters, p. 384.<br />

• Veel migrantenarbeiders waren socialistisch gez<strong>in</strong>d<br />

waren en ze waren vaak goed georganiseerd <strong>in</strong> belangenverenig<strong>in</strong>gen.<br />

Kun je dan andere dan etnische redenen<br />

bedenken waarom de onderpastoor niet zo blij was met<br />

een relatie tussen een Vlam<strong>in</strong>g en een Pools meisje?<br />

3. De berekende <strong>in</strong>plant<strong>in</strong>g van de migrantenfamilies was<br />

bedoeld om een grotere gelijkheid tot stand te brengen. Dat<br />

lukte niet <strong>in</strong> alle cités. De Pool Janek vertelt over de mijncité<br />

<strong>in</strong> W<strong>in</strong>terslag:<br />

‘In de Tweede Cité, daar woonde zo’n 70 procent Polen, 25 procent Tsjechen,<br />

Hongaren en Joegoslaven en 5 procent Belgen. In de Eerste Cité<br />

woonden hoop en al misschien vijftien Polen, maar dat waren ronselaars.<br />

Die g<strong>in</strong>gen naar Polen mijnwerkers ronselen en die kregen als dank voor<br />

bewezen diensten van de mijn een huis op de Eerste Cité. Wij mochten<br />

niet op de Eerste Cité. We werden uitgemaakt voor vuile Duitsen.’<br />

Geciteerd <strong>in</strong>: T<strong>in</strong>e De Rijck en Griet Van Meulder, De ereburgers, p. 227.<br />

4. Liana Bombardelli werd <strong>in</strong> 1923 geboren <strong>in</strong> Genk. Zij<br />

woonde met haar ouders ook <strong>in</strong> de cité van W<strong>in</strong>terslag.<br />

‘Mijn ouders kregen een kle<strong>in</strong>e won<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de Tweede Cité <strong>in</strong> W<strong>in</strong>terslag,<br />

<strong>in</strong> de Lanenstraat zoals die toen nog heette. Op voorspraak van de Italiaanse<br />

pater Guido kregen we een won<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de Eerste Cité <strong>in</strong> W<strong>in</strong>terslag.<br />

Daar was het beter wonen en waren de eerdere gebouwde won<strong>in</strong>gen ook<br />

beter voorzien.’<br />

Geciteerd <strong>in</strong> Bart Delbroek e.a., De Koolputters, p. 385.<br />

• Wat was het verschil tussen de Eerste en de Tweede Cité<br />

<strong>in</strong> W<strong>in</strong>terslag?<br />

• Aan welk fenomeen dat je ongetwijfeld <strong>in</strong> ieder dorp terugv<strong>in</strong>dt,<br />

doet het pr<strong>in</strong>cipe van een Eerste en Tweede Cité<br />

je denken?<br />

Conclusie<br />

Vat samen wat je te weten bent gekomen over het werk <strong>in</strong><br />

de mijnen en het leven <strong>in</strong> de mijncités. Hoe verliepen de<br />

relaties tussen de gastarbeiders en de Belgen? Was <strong>iedereen</strong><br />

<strong>zwart</strong>? Wat heb je geleerd over de omgang met mondel<strong>in</strong>ge<br />

geschiedenis?<br />

7 / arbeid

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!