Eindverslag bruine vuurvlinder - Natuurpunt
Eindverslag bruine vuurvlinder - Natuurpunt
Eindverslag bruine vuurvlinder - Natuurpunt
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
4. Onderzoek naar de verspreiding en de toestand van de <strong>bruine</strong> <strong>vuurvlinder</strong><br />
en zijn leefgebied<br />
Aanpak van het onderzoek<br />
Naast het bundelen van de bestaande historische en recent verzamelde waarnemingen en de<br />
beschikbare achtergrondinformatie over de soort en het studiegebied werd veel tijd besteed op<br />
het terrein voor het inschatten van de verspreiding en de toestand van de vlinder en zijn<br />
leefgebied. Het projectteam bestond uit Ilf Jacobs en Wouter Vanreusel, aangevuld met extra<br />
ondersteuning door stagestudenten en vrijwilligers. Marc Herremans en andere medewerkers van<br />
de dienst Studie vervoegden het team af en toe op het terrein. In totaal werden 62 man/dagen<br />
veldwerk verricht.<br />
In de stuurgroep werd een kerngebied van 1895 ha afgebakend dat gebiedsdekkend werd<br />
onderzocht. Daarnaast werd in een ruimer studiegebied (9106 ha) hetzelfde onderzoek verricht,<br />
met dit verschil dat bepaalde zones slechts steekproefgewijs werden bekeken. Tenslotte werden<br />
in de wijdere omgeving steekproefgewijs een aantal graslandpercelen bezocht.<br />
Onderzoek naar toestand en verspreiding van het leefgebied<br />
Voor een inschatting van de abiotische kenmerken van het studiegebied werd gebruik gemaakt<br />
van de Bodemkaart van Vlaanderen (Vectoriële versie van de bodemkaart, IWT, GIS-<br />
Vlaanderen). Voor het bepalen van de bestemming werd gebruik gemaakt van het Gewestplan<br />
(Vectoriële versie van het gewestplan, MVG-LIN-AROHM-Ruimtelijke Planning, toestand<br />
01/01/2002, GIS-Vlaanderen). Als achtergrond van de kaarten gebruikten we als bron de<br />
Rasterversie van de gescande Topografische kaart in zwartwit en op schaal 1/10.000 (NGI). Na<br />
de aanmaak van voorbereidend kaartmateriaal en na het afbakenen van de grenzen van het<br />
kerngebied in de stuurgroep, werd de toestand van het actueel geschikt en mogelijk geschikt<br />
leefgebied op het terrein in kaart gebracht.<br />
Het veldwerk gebeurde tussen 5 april en 4 juni en tussen 11 juli en 18 augustus 2007.<br />
In het kerngebied werd elk graslandperceel bezocht. In het ruimere studiegebied werden alle op<br />
het eerste zicht kansrijke graslanden bezocht maar sommige regio’s werden overgeslagen na een<br />
steekproef. Indien zones niet gekarteerd werden, dan werd dit aangeduid op kaart. De meeste van<br />
de resultaten handelen over het studiegebied maar sommige resultaten gelden enkel voor het<br />
kerngebied. Dit is telkens als dusdanig meegegeven.<br />
Zwaar bemeste raaigraslanden werden uitgesloten. Alle overige graslanden werden op kaart<br />
aangeduid. Van deze graslanden werd een inschatting gemaakt van een reeks van ecologische<br />
hulpbronnen, kenmerken over structuur en beheer, en de aanwezigheid van een aantal<br />
informatieve soorten sprinkhanen, dagvlinders en spinnen (tabel 2).<br />
Tevens werd de duur van het bezoek en het aantal waarnemers genoteerd. Van de<br />
dagvlindersoorten werden de waargenomen aantallen genoteerd, van de sprinkhanen de aan- of<br />
afwezigheid.<br />
Van de belangrijkste hulpbronnen werd een inschatting in drie klassen gemaakt (afwezig, schaars<br />
aanwezig, talrijk aanwezig). Deze eenvoudige indeling laat toe dat de inschatting van<br />
verschillende waarnemers kan worden vergeleken en dat kartering kan worden uitgevoerd<br />
gedurende een langere periode. Dit gebeurde voor de waardplanten schapenzuring en veldzuring,<br />
de structuur en een algemene inschatting van de nectarhoeveelheid. Van de individuele soorten<br />
Toestand van de <strong>bruine</strong> <strong>vuurvlinder</strong> in Vlaanderen<br />
22