06.09.2013 Views

Eindverslag bruine vuurvlinder - Natuurpunt

Eindverslag bruine vuurvlinder - Natuurpunt

Eindverslag bruine vuurvlinder - Natuurpunt

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

omen in het terrein. Vooral amerikaanse vogelkers, wilg spp., zomereik en berk spp. spelen een<br />

rol in de spontane verbossing.<br />

Onaangepast maairegime<br />

Het voortplantingsgebied van de vlinder in het studiegebied lijkt bijna volkomen te bestaan uit<br />

matig droge tot matig vochtige hooilanden op een bodem van lemig zand of zand. De hooilanden<br />

variëren van voedselarm (Dwerghaver-verbond, Struisgras-verbond en blauwgraslanden) naar<br />

matig voedselrijk (Glanshaver-verbond). De meeste van de door de <strong>bruine</strong> <strong>vuurvlinder</strong> gebruikte<br />

terreinen staan onder maaibeheer. Het maaibeheer varieert echter sterk tussen de verschillende<br />

percelen, sommige percelen worden 2 maal gemaaid andere slechts 1 maal. Vele percelen lijken<br />

eerder gemaaid te worden met de bedoeling verruiging en verbossing tegen te gaan i.p.v.<br />

werkelijke hooiopbrengst. Tal van hooilanden worden dus slechts eenmaal, vaak vrij laat op het<br />

jaar gemaaid. Hierdoor bevinden tal van graslanden zich in een suboptimale toestand waarbij ze<br />

verkeren in het dominante grassen stadium waarbij in het studiegebied vooral gestreepte witbol<br />

een belangrijke plaats inneemt. Aangezien in vele gevallen de hoofdbekommernis het tegengaan<br />

van verruiging en verbossing is, worden ook heel wat terreinen gemaaid zonder afvoer van het<br />

maaisel, wat op middenlange termijn automatisch leidt tot ongeschikte vegetaties met een<br />

gesloten grasmat.<br />

Omzetting graslanden in graasweiden voor paarden<br />

Zoals op tal van plaatsen in Vlaanderen wordt het open landschap in het studiegebied meer en<br />

meer ingenomen door hobbyisten met paarden. Dit heeft tot gevolg dat heel wat voormalige<br />

gras- of hooilanden sterk begraasd worden. Voor de <strong>bruine</strong> <strong>vuurvlinder</strong> is deze begrazing<br />

meestal te intensief. Door deze overbegrazing blijft er in de meeste gevallen geen ruimte voor<br />

nectar- en waardplanten. De grasmat wordt zeer kort afgegraasd, en het raster staat meestal tot<br />

aan de rand van het perceel waardoor nauwelijks hogere vegetaties overblijven. Desalniettemin<br />

kan begrazing door paarden –indien het op de juiste manier gebeurt- wel een bruikbare<br />

vegetatiestructuur opleveren. Een terrein in Blauberg dat gebruikt wordt als renbaan<br />

gecombineerd met graslanden onder een gefaseerd graasbeheer, kan bijvoorbeeld als zeer<br />

geschikt omschreven worden.<br />

Stikstofaanrijking<br />

Binnen praktisch het ganse landbouwareaal wordt de toediening van meststoffen (N, K en P)<br />

toegepast om de productie te verhogen. Een bijkomend gevolg van deze industriële vorm van<br />

landbouw is een hoge algemene atmosferische N-depositie. Door deze kunstmatige verhoging<br />

van de voedselrijkdom zijn waarschijnlijk grote veranderingen opgetreden in de<br />

soortensamenstelling van de door de <strong>bruine</strong> <strong>vuurvlinder</strong> gebruikte graslanden, zelfs op plaatsen<br />

waar bemesting niet direct werd aangebracht. De door de <strong>bruine</strong> <strong>vuurvlinder</strong> gebruikte<br />

vegetatietypes droge heide, heischraal grasland, vochtige venige graslanden en vegetaties van het<br />

Dwerghaver- en Gewoon struisgras-verbond zijn over het algemeen (zeer) gevoelig voor<br />

aanrijking door meststoffen. Het gevolg van deze aanrijking is de opkomst van enkele dominante<br />

grassoorten die de vegetaties snel (en vaak definitief) veranderen. De vegetaties van het<br />

Glanshaver-verbond houden meestal nog stand onder een lichte vorm van bemesting, maar ook<br />

hier kunnen grassoorten zoals gestreepte witbol uiteindelijk het bloemrijke karakter overnemen.<br />

Het schrale karakter van een grasland zorgt vaak voor heel wat microvariatie en het hieraan<br />

gekoppelde microklimaat. Aanrijking leidt in veel gevallen tot soortenarmere graslanden, met<br />

een gering nectaraanbod en weinig variatie in de structuur. In combinatie met een verlenging van<br />

de groeiseizoenen ten gevolge van het wijzigend klimaat, ontstaan hierdoor veel koelere situaties<br />

in de grasmat, met een ongunstig effect op rupsen.<br />

45<br />

Toestand van de <strong>bruine</strong> <strong>vuurvlinder</strong> in Vlaanderen

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!