driemaandelijks magazine, jaargang 20, nummer 70 ... - NanoSoc
driemaandelijks magazine, jaargang 20, nummer 70 ... - NanoSoc
driemaandelijks magazine, jaargang 20, nummer 70 ... - NanoSoc
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
DRIEMAANDELIJKS MAGAZINE, JAARGANG <strong>20</strong>, NUMMER <strong>70</strong>, DECEMBER <strong>20</strong>06 - JANUARI- FEBRUARI <strong>20</strong>07<br />
Afgiftekantoor: Antwerpen X - Erkennings<strong>nummer</strong>: P602411 - Adres afzender: Prinsstraat 13, <strong>20</strong>00 Antwerpen - PB-<strong>nummer</strong>: 8/0829<br />
ALFABETA<br />
Nanotechnologie
ALFABETA<br />
Driemaandelijks <strong>magazine</strong><br />
van de Universiteit Antwerpen<br />
Hoofdredacteur<br />
Mark Van Dyck<br />
Coördinatie / Inlichtingen<br />
Gilberte Somers, tel.: 03 2<strong>20</strong> 47 10<br />
Redactieraad<br />
Bruno Blondé<br />
Ronny Blust<br />
Martin Decancq<br />
Patrick De Pelsmacker<br />
Fabienne Destryker<br />
Els Grieten<br />
Philippe Jorens<br />
Herwig Leirs<br />
Paul Parizel<br />
Maria Polfliet<br />
Gilberte Somers<br />
Ernest Van Buynder<br />
Mark Van Dyck<br />
Guido Vanheeswijck<br />
Ann Verhetsel<br />
Alain Verschoren<br />
Verantwoordelijke uitgever<br />
Francis Van Loon<br />
(rector Universiteit Antwerpen),<br />
Prinsstraat 13, <strong>20</strong>00 Antwerpen<br />
Fotografie<br />
Vincent Jauniaux<br />
Kurt Kerkhofs<br />
Grafische vormgeving<br />
g•kwadraat, Hasselt<br />
Druk<br />
Drukkerij De Bie, Duffel<br />
Voorpagina<br />
Met dank aan IBM Belgium en het<br />
IBM Almaden Research Center voor<br />
het bezorgen van het beeld.<br />
INHOUD<br />
ALFABETA <strong>nummer</strong> <strong>70</strong> december <strong>20</strong>06 - januari-februari <strong>20</strong>07<br />
1<br />
6 15 <strong>20</strong><br />
WETENSCHAP EN SAMENLEVING<br />
Technologie op nanoschaal maar op mensenmaat 1<br />
Moleculaire machientjes in onze bloedsomloop die de schade aan onze cellen<br />
repareren, zodat we nog lang en gelukkig kunnen leven. Of een piepkleine chip<br />
in onze hersenen waarmee we direct vanuit het brein met computers kunnen<br />
communiceren. De mogelijkheden van nanotechnologie zijn groot, maar zijn er<br />
ook risico’s? Welke keuzes kunnen we maken? Dat is het soort vragen waarop<br />
het onderzoeksproject “Nanotechnologie voor de maatschappij van morgen”<br />
antwoorden zoekt. Tijd voor een dialoog tussen nanowetenschappers en de<br />
rest van de samenleving.<br />
ONDERZOEKSPROJECT CONSERVATORIUM EN UNIVERSITEIT<br />
De vergeten Antwerpse kerkmuziek van 1650-1750 6<br />
Muzikanten van het Conservatorium zullen schijndode Antwerpse mismuziek<br />
uit de “ongelukseeuw” opnieuw tot leven wekken. Eén compositie, een requiemmis<br />
van Fiocco, werd al uitgevoerd. In samenwerking met het Centrum<br />
voor Stadsgeschiedenis van de Universiteit Antwerpen wordt de oude kerkmuziek<br />
ook in haar brede historische context bestudeerd. Best mogelijk dat zij<br />
de modes van haar tijd weerspiegelt.<br />
HET CENTRUM VOOR GERECHTELIJKE GENEESKUNDE<br />
Door de arts in de kraag gevat 10<br />
In het UZA zijn alle gerechtelijke activiteiten - autopsieën, DNA-analyses,<br />
et cetera - sinds kort geïntegreerd in het moderne en slagvaardige Centrum<br />
voor Gerechtelijke Geneeskunde. Ook het Universitair Forensisch Centrum,<br />
dat in de behandeling van seksuele delinquenten is gespecialiseerd, is daarin<br />
opgenomen. Artsen en andere zorgverleners als bondgenoten in de strijd<br />
tegen geweld en criminaliteit.<br />
POLITIEKE WETENSCHAPPEN<br />
Regeren de media het land? 15<br />
In 1999 kostte de breed in de pers uitgemeten dioxinecrisis Jean-Luc Dehaene<br />
wellicht het premierschap. In <strong>20</strong>00 raakte Freya Van den Bossche door haar<br />
optreden in Bracke en Crabbé in één klap in heel Vlaanderen bekend. In <strong>20</strong>06<br />
zorgde de immense verontwaardiging in de pers over de raid van Hans Van<br />
Themsche mee voor een onmiddellijke aanpassing van de wapenwet. - De<br />
politieke impact van de media is reëel, maar wordt toch gemakkelijk overschat.<br />
FLITS<br />
Chris Van den Wyngaert ontvangt Prijs voor Mensenrechten 19<br />
EEN NIEUWE METHODE VOOR DE PREVENTIE VAN PEST<br />
De Zwarte Dood ligt nog altijd op de loer <strong>20</strong><br />
Hoewel de pest wereldwijd nog maar weinig slachtoffers maakt, is het gevaar<br />
voor een catastrofale comeback van de ziekte zeker niet verdwenen. Recent<br />
ontwikkelde professor in de biologie Herwig Leirs met een team in Kazachstan<br />
een nieuwe methode die het mogelijk maakt pestepidemieën lang op<br />
voorhand te detecteren en ze efficiënt te voorkomen.<br />
PROMOTIES 25
WETENSCHAP EN SAMENLEVING<br />
Technologie op nanoschaal<br />
maar op mensenmaat<br />
Een nanograpje: met een scanning tunneling microscope werd dit mannetje gemaakt,<br />
dat helemaal uit koolstofmonoxidemoleculen bestaat.<br />
Met dank aan IBM Belgium en het IBM Almaden Research Center voor het bezorgen van het beeld.<br />
Nanotechnologie is ontzettend klein,<br />
maar haar toekomstige impact zou<br />
wel eens onvoorstelbaar groot kunnen<br />
zijn. Simpel gezegd gaat het om<br />
een soort Lego-voor-gevorderden,<br />
met atomen als bouwsteentjes. Nanostructuren<br />
kunnen ons leven in tal<br />
van opzichten veranderen, en juist<br />
daarom is het belangrijk dat nanowetenschappers<br />
al in een vroeg<br />
stadium de dialoog aangaan met<br />
mensen uit diverse geledingen van<br />
de samenleving. Het onderzoeksproject<br />
“Nanotechnologie voor de<br />
maatschappij van morgen” geeft concreet<br />
gestalte aan die dialoog. Welke<br />
kansen zijn er te grijpen? Welke risico’s<br />
beter te vermijden? Welke wegen<br />
in te slaan? En welke juist uit de<br />
weg te gaan?<br />
Nanotechnologen houden zich bezig met<br />
het vervaardigen, bestuderen en voor<br />
concrete doelen benutten van structuren<br />
met een grootte van circa 1 tot 100 nanometer.<br />
Een nanometer is één miljardste<br />
van een meter, de nanotechnologie situeert<br />
zich dus op de schaal van atomen en moleculen.<br />
Zonnecrèmes bevatten nanodeeltjes titaniumdioxide<br />
die schadelijke ultraviolette<br />
stralen tegenhouden. Ook in mobiele telefoons<br />
en computers zitten er nanostructuren,<br />
bijvoorbeeld laagjes van tien atomen<br />
dik die als barrière tussen geleiders fungeren.<br />
Toch staat de nanotechnologie nog<br />
maar in de kinderschoenen en houdt ze<br />
hoofdzakelijk beloften voor de toekomst in.<br />
Tussen science en fiction<br />
Een sterk tot de verbeelding sprekende<br />
maar nog lang niet inlosbare belofte is de<br />
ontwikkeling van nanobots, minuscuul klei-<br />
Universiteit Antwerpen 1
ne robots - moleculaire machientjes in feite -<br />
die voor allerlei delicaat precisiewerk kunnen<br />
worden ingezet. Bijvoorbeeld voor<br />
het verwijderen van afzettingen op vaatwanden<br />
in ons lichaam, het repareren<br />
van schade aan cellen, het produceren<br />
van elektronische componenten of het<br />
opruimen van milieubelastende stoffen<br />
in bodems of waterlopen.<br />
Impressionante perspectieven biedt ook<br />
de synthese van nieuwe materialen die<br />
sterker, duurzamer, beter geleidend, vlotter<br />
bewerkbaar of in andere opzichten<br />
superieur zijn. Op nanoschaal, waar de<br />
regels van de kwantummechanica gelden,<br />
hebben materialen andere chemische,<br />
optische, elektrische en magnetische eigenschappen<br />
dan op de macroschaal die<br />
de leefwereld van de mens vormt. Door<br />
in het laboratorium atoom voor atoom<br />
nanostructuren met interessante eigenschappen<br />
te bouwen - wat al met succes<br />
gebeurt - en die piepkleine structuren dan<br />
in enorme aantallen te produceren - wat<br />
nog praktische problemen stelt - is het in<br />
principe mogelijk ook op onze schaal materialen<br />
met nano-eigenschappen te verkrijgen.<br />
Een bekende nanostructuur is het koolstofbuisje:<br />
een cilindertje met een doorsnede<br />
van ongeveer één nanometer dat helemaal<br />
uit koolstofatomen is opgebouwd. Deze<br />
“ultieme vezel” is zestig keer lichter en<br />
honderd keer sterker dan staal en leent<br />
zich potentieel dan ook voor tal van industriële<br />
toepassingen. Overigens zijn koolstofbuisjes<br />
goede geleiders die de verdere<br />
miniaturisering van computerchips een extra<br />
impuls kunnen geven. Een koolstofbuisje<br />
kan tot een moleculaire transistor worden<br />
omgebouwd of, door in het buisje een<br />
rijtje metaalatomen te stoppen, tot een<br />
metaaldraad van slechts één atoom dik<br />
met heel specifieke elektrische eigenschappen.<br />
Nano-elektronica kan al op relatief korte<br />
termijn een zogeheten “intelligente omgeving”<br />
doen ontstaan. Omringd door een<br />
discreet netwerk van ultrakleine computers<br />
die draadloos met elkaar interageren,<br />
kunnen we dan overal doorlopend terugvallen<br />
op een waaier van elektronische<br />
diensten en informatie- en communicatiemogelijkheden.<br />
Technisch zijn sommige<br />
zaken nu reeds haalbaar. Wie weet duurt<br />
het nog maar even vooraleer we met ons<br />
volgeladen boodschappenkarretje zonder<br />
oponthoud aan een kassa de supermarkt<br />
kunnen verlaten en het bedrag van de in-<br />
2 ALFABETA <strong>nummer</strong> <strong>70</strong> december <strong>20</strong>06 - januari-februari <strong>20</strong>07<br />
Boven: In een van de brandpunten van een uit 36 kobaltatomen opgebouwde ellips is nog een kobaltatoom<br />
geplaatst (paarse piek). Sommige eigenschappen van dat laatste atoom blijken ook in het andere<br />
brandpunt van de ellips op te duiken (paarse vlek links). De sleutel tot draadloze dataoverdracht in toekomstige<br />
nanochips?<br />
Onder: Hetzelfde fenomeen anders gevisualiseerd.<br />
Met dank aan IBM Belgium en het IBM Almaden Research Center voor het bezorgen van de beelden.
kopen automatisch van onze rekening<br />
gaat.<br />
Combinaties van nanotechnologie en biotechnologie<br />
of biologische systemen, dus<br />
van dode en levende materie, wekken op<br />
hun beurt grote verwachtingen. Er kan bijvoorbeeld<br />
worden gedacht aan implantaten<br />
in de hersenen die het geheugen verbeteren<br />
of het mogelijk maken rechtstreeks<br />
vanuit het brein met computers te communiceren.<br />
Nu al bestaat er technologie waarmee<br />
verlamde personen louter door zich te<br />
concentreren de cursor van een computer<br />
over het scherm kunnen bewegen. Misschien<br />
komt er ooit een tijd dat we allemaal<br />
met nanochips in de hersenen rondlopen<br />
en letterlijk met elkaar van gedachten kunnen<br />
wisselen.<br />
Een andere mogelijkheid is de ontwikkeling<br />
van draadloze biosensoren die in de bloedsomloop<br />
de aanwezigheid en concentratie<br />
van een hele reeks substanties of micro-organismen<br />
kunnen detecteren en zo een<br />
massieve bijdrage kunnen leveren tot een<br />
betere preventie, diagnose en therapie. Ook<br />
voor onder meer kwaliteitsbewaking in de<br />
voedingsindustrie en allerlei milieucontroles<br />
kunnen biosensoren van pas komen.<br />
Zoeken naar realistische<br />
en zinvolle trajecten<br />
De lijst van voorbeelden, hoe onvolledig<br />
ook, laat er geen misverstand over bestaan<br />
dat nanotechnologie een ingrijpende<br />
impact kan hebben op mens en maatschappij.<br />
Het lijkt bijgevolg raadzaam om<br />
eens met verschillende partijen, dus niet<br />
enkel nanowetenschappers, uitvoerig te reflecteren<br />
over die nog prille, ontluikende<br />
discipline. Welke nieuwe mogelijkheden<br />
opent de nanotechnologie allemaal? Waar<br />
situeren zich de opportuniteiten en wat zijn<br />
de eventuele risico’s? In welke richtingen<br />
dient het onderzoek zich bij voorkeur te<br />
ontwikkelen? Het zijn deze en aanverwante<br />
vragen die in het kader van het in februari<br />
gestarte vierjarige onderzoeksproject<br />
“Nanotechnologie voor de maatschappij<br />
van morgen” gesteld en ook beantwoord<br />
zullen worden.<br />
Professor Lieve Goorden van het Studiecentrum<br />
Technologie, Energie en Milieu<br />
(STEM) van de TEW-faculteit: “We willen<br />
al in een vroeg stadium een dialoog, een<br />
interactie tot stand brengen tussen enerzijds<br />
nanowetenschappers en anderzijds<br />
humane wetenschappers, beleidsmensen,<br />
belangengroepen en, zeker niet te verge-<br />
ten, geïnteresseerde burgers. Toen twintig<br />
jaar geleden de biotechnologie haar doorbraak<br />
kende, is het maatschappelijk debat<br />
veel te laat op gang gekomen, wat een<br />
polarisatie in de hand heeft gewerkt. Plots<br />
waren er genetisch gemanipuleerde gewassen.<br />
De mensen voelden zich door<br />
de technologische ontwikkelingen overrompeld,<br />
wat tot verhitte reacties heeft<br />
geleid. De biotechnologische bedrijven<br />
van hun kant, die al grote sommen in onderzoek<br />
en ontwikkeling hadden geïnvesteerd,<br />
hebben zich toen nogal bits verdedigd.<br />
Zo’n scenario willen we dit keer vermijden.<br />
“In het net gestarte onderzoeksproject, dat<br />
door het IWT [Instituut voor de Aanmoediging<br />
van Innovatie door Wetenschap en Technologie<br />
in Vlaanderen] wordt gefinancierd, zullen we<br />
ons op drie toepassingsgebieden van de nanotechnologie<br />
concentreren: nieuwe materialen,<br />
de intelligente omgeving, en de combinatie<br />
van nano- en biotechnologie. Per<br />
gebied zullen we met alle betrokkenen<br />
eerst naar mogelijke en dan naar wenselijke<br />
toekomstbeelden zoeken, telkens met aandacht<br />
voor zowel de technologische als de<br />
maatschappelijke dimensie. Over gevaren<br />
en onzekerheden zal heel open worden gepraat,<br />
maar de vele positieve aspecten van<br />
nanotechnologie zullen ook hun terechte<br />
plaats krijgen. Het uitgangspunt van het<br />
project is opbouwend: wat kan nanotechnologie<br />
voor ons doen? Aan het slot willen<br />
we een selectie kunnen presenteren van<br />
technologische trajecten die tegelijk realistisch<br />
zijn en door iedereen als zinvol worden<br />
ervaren.<br />
“Het ligt niet in onze bedoeling de overheid<br />
over vier jaar een strikt kader aan te reiken<br />
met de vraag het aan de nanowetenschappers<br />
op te leggen. We zien het project veeleer<br />
als een dynamisch zoekproces, waarbij<br />
de nanowetenschappers centraal staan<br />
maar hun reflectie wordt gestimuleerd<br />
door informatie, vragen, bedenkingen en<br />
suggesties van humane wetenschappers<br />
en mensen uit andere geledingen van de<br />
maatschappij. Natuurlijk hopen en verwachten<br />
we dat de nanowetenschappers<br />
bij het opstellen van hun onderzoeksagenda<br />
effectief iets met de resultaten van het<br />
overleg zullen doen.”<br />
Voor het toepassingsgebied van de nieuwe<br />
materialen neemt het EMAT-laboratorium<br />
(Elektronenmicroscopie voor Materiaalonderzoek)<br />
van de Universiteit Antwerpen<br />
deel aan het project, voor dat van de intelligente<br />
omgeving en de combinatie van<br />
nano- en biotechnologie het Leuvense<br />
IMEC (Interuniversitair Micro-elektronicacentrum).<br />
Van academische zijde is er<br />
verder nog een actieve inbreng van het<br />
Centrum voor Wetenschap, Technologie en<br />
Ethiek van de KULeuven en uiteraard ook<br />
van STEM, dat het project coördineert.<br />
Patrick!<br />
Het belang van een dialoog met de maatschappij<br />
wordt door nanowetenschappers<br />
volmondig erkend.<br />
Professor Staf Van Tendeloo, fysicus en<br />
directeur van EMAT: “Om te beginnen<br />
moeten we de mensen uitleggen waar de<br />
term ‘nanotechnologie’ op slaat, want uit<br />
onderzoek blijkt dat 90 procent van de<br />
Vlamingen dat niet weet. In het algemeen<br />
hebben wetenschappers zich te lang in een<br />
ivoren toren opgesloten, wat tot allerlei<br />
misverstanden en vooroordelen heeft geleid.<br />
Zo associëren veel mensen de woorden<br />
‘atomair’ en ‘nucleair’ direct met<br />
atoombommen.<br />
“Een goede communicatie over nanowetenschap<br />
is hard nodig en met het project<br />
willen we daar actief toe bijdragen. Al vrees<br />
ik dat slechts een klein percentage van de<br />
bevolking echt in wetenschappelijke informatie<br />
is geïnteresseerd. Het valt niet mee<br />
de juiste communicatiestrategie en -toon<br />
te vinden. Misschien moeten we die taak<br />
overlaten aan sociologen zoals Lieve<br />
Goorden of reclamemensen van het<br />
kaliber Patrick Janssens.”<br />
Lieve Goorden: “Ik denk dat het verkeerd<br />
is om in de communicatie over nanotoepassingen<br />
de nadruk te leggen op het technisch-wetenschappelijk<br />
verhaal. Mijn ervaring<br />
met burgerpanels, consensusconferenties<br />
en dergelijke heeft me geleerd dat<br />
het beter is dat wetenschappers over de<br />
toekomstbeelden praten die hen voor ogen<br />
staan, over de voordelen van een nieuwe<br />
technologie en ook over hun bekommernissen<br />
en onzekerheden. Dan constateer je<br />
wel degelijk een levendige interesse bij de<br />
mensen en een grote bereidheid tot meedenken.”<br />
Fundamenteel onderzoek<br />
is van fundamenteel belang<br />
In zowel Europa als de Verenigde Staten<br />
wordt het nano-onderzoek voor meer dan<br />
50 procent met overheidsmiddelen gefinancierd.<br />
Alleen daarom al lijkt het wenselijk<br />
dat het publiek goed over dat onder-<br />
Universiteit Antwerpen 3
Staf Van Tendeloo (links), Lieve Goorden en François Peeters voor een van de elektronenmicroscopen<br />
in het EMAT-laboratorium.<br />
zoek wordt geïnformeerd en er ook mee de<br />
prioriteiten van kan bepalen.<br />
Professor François Peeters, specialist in<br />
de theoretische fysica en het modelleren<br />
van nanostructuren: “De Universiteit Antwerpen<br />
beschikt over een excellentiecentrum<br />
op het gebied van nanowetenschap<br />
waar EMAT, mijn onderzoeksgroep Theorie<br />
van de Gecondenseerde Materie en de groep<br />
Plasmant rond professor Annemie Bogaerts<br />
deel van uitmaken. Dat centrum verricht<br />
vooral fundamenteel onderzoek. Met de bijzonder<br />
krachtige microscopen van EMAT<br />
kunnen Staf Van Tendeloo en zijn medewerkers<br />
materie op nanoschaal visualiseren,<br />
bestuderen en karakteriseren, terwijl wij de<br />
eigenschappen en het gedrag van nanostructuren<br />
op voorhand, dus voor ze zijn<br />
vervaardigd, al kunnen berekenen. Plasmant<br />
is dan weer gespecialiseerd in de ontwikkeling<br />
van numerieke modellen voor<br />
plasma’s en voor de interactie tussen een<br />
plasma of een laser en het oppervlak van<br />
een vaste stof.<br />
“Een probleem is wel dat het moeilijk is<br />
om bij het publiek steun te verwerven voor<br />
fundamenteel onderzoek, dat dikwijls pas<br />
op lange termijn tastbare resultaten oplevert.<br />
Toch is fundamenteel onderzoek enorm<br />
belangrijk. Kijk naar de transistor. Toen die<br />
ruim een halve eeuw geleden werd uitgevonden,<br />
kon niemand voorzien welke revolutie<br />
hij zou teweegbrengen. Zonder de<br />
transistor zouden we nog altijd met computers<br />
van gigantische afmetingen zitten<br />
die meer warmte genereren dan dat ze informatie<br />
verwerken. Veel zaken die nuttig<br />
zijn voor de maatschappij zijn een spin-off<br />
van onderzoek dat hetzij niet op toepassingen,<br />
hetzij op een heel ander soort toepassingen<br />
was gericht.”<br />
4 ALFABETA <strong>nummer</strong> <strong>70</strong> december <strong>20</strong>06 - januari-februari <strong>20</strong>07<br />
Staf Van Tendeloo: “Viagra is een nevenproduct<br />
van onderzoek naar een medicijn<br />
tegen angina pectoris. Ik begrijp best dat<br />
de overheid en het publiek graag een resultaatverbintenis<br />
met wetenschappers willen<br />
afsluiten, maar wetenschap laat zich<br />
slechts in beperkte mate sturen. Het is essentieel<br />
dat ook nanowetenschappers voldoende<br />
ruimte krijgen om hun inventiviteit<br />
bot te vieren. De maatschappij mag gerust<br />
een inbreng hebben, de vraag is alleen op<br />
welk moment. Het fundamenteel onderzoek<br />
moet zo vrij mogelijk zijn, pas als het<br />
om toegepast onderzoek gaat lijkt inspraak<br />
van de maatschappij me realistisch en gewenst.<br />
“Vandaag wordt het fundamenteel onderzoek<br />
te sterk ingeperkt. We moeten op<br />
voorhand zeggen wat we over vier jaar met<br />
een onderzoek zullen bereiken en elk jaar<br />
een voortgangsrapport opstellen. Maar bij<br />
fundamenteel onderrzoek weet je dikwijls<br />
niet wat je zult bereiken en of je überhaupt<br />
wel iets zult bereiken. We kunnen het ons<br />
niet langer permitteren dat een onderzoek<br />
vastloopt. De neiging bestaat om dan maar<br />
op veilig te spelen, waardoor bepaalde thema’s<br />
dreigen te blijven liggen.”<br />
Keuzes onvermijdelijk<br />
Hoe zit het met de beschikbare budgetten<br />
voor fundamenteel onderzoek?<br />
François Peeters: “Voor elke euro die<br />
daarin wordt geïnvesteerd, gaat er tien<br />
euro naar toegepast en honderd euro naar<br />
productiegericht onderzoek.”<br />
Lieve Goorden: “Aangezien de middelen<br />
beperkt zijn, moeten er onvermijdelijk keuzes<br />
worden gemaakt. Misschien zouden<br />
onderzoeksgroepen zelf wat vaker over<br />
hun eigen keuzes moeten reflecteren: zijn<br />
die wel optimaal? Het is waar dat wetenschappelijk<br />
onderzoek zich niet zomaar<br />
laat sturen, maar door prioriteiten te formuleren<br />
kun je het toch wat in de ene of de<br />
andere richting duwen.”<br />
Dat enige sturing inderdaad mogelijk is,<br />
blijkt onder meer hieruit dat nanowetenschappers<br />
regelmatig fundamenteel onderzoek<br />
verrichten dat direct inspeelt op technische<br />
behoeften.<br />
François Peeters: “In de informatica is het<br />
zo dat de beroemde wet van Moore die<br />
stelt dat het aantal transistors op een chip<br />
en dus de snelheid en kracht van computers<br />
om de achttien maanden verdubbelen,<br />
over enkele jaren niet langer van toepassing<br />
zal zijn. De verschillende componenten<br />
van een chip kunnen niet eindeloos verder<br />
worden verkleind, we stevenen af op<br />
een fysische ondergrens, de zogenaamde<br />
red brick wall. De greppeltjes die in het<br />
siliciumplaatje moeten worden gegraveerd<br />
kunnen niet smaller zijn dan de golflengte<br />
van het licht dat voor het graveren wordt<br />
gebruikt en de dikte van isolerende tussenlagen<br />
vermindert tot een paar atoomlagen.<br />
Daarom komen mensen uit de computerindustrie<br />
nu naar ons. Ze willen een<br />
dieper inzicht in wat er op nanoschaal in<br />
microprocessoren gebeurt, in de hoop een<br />
manier te ontdekken om door de opdoemende<br />
muur te breken.”<br />
Klein maar daarom<br />
nog niet onschuldig<br />
Net als bij biotechnologie zullen ook in het<br />
geval van nanotechnologie veel mensen<br />
willen weten of er gezondheidsrisico’s aan<br />
verbonden zijn.<br />
Staf Van Tendeloo: “Een gram goud is<br />
inert, maar is een nanogram goud dat ook<br />
nog? We kennen niet precies de eigenschappen<br />
van materie in nanovorm. Experimenteel<br />
onderzoek heeft aangetoond dat<br />
nanodeeltjes zilver die in de buurt van een<br />
kankercel komen zich rond die cel schikken<br />
en haar isoleren. Dat is een gunstig effect,<br />
maar misschien zijn er ook andere, ongewenste<br />
effecten.<br />
“Nanodeeltjes zijn zo klein dat ze in principe<br />
op alle plaatsen in ons lichaam kunnen<br />
belanden. Samen met onder andere de<br />
dienst Pneumologie van het Universitair<br />
Ziekenhuis Antwerpen nemen we deel aan<br />
een onderzoeksproject waarbij wordt nagegaan<br />
wat er gebeurt als de lucht die we<br />
inademen nanodeeltjes bevat. Komen die
deeltjes via de longen in ons bloed en zo<br />
overal in ons lichaam terecht? Of ademen<br />
we ze onder invloed van turbulentie in de<br />
lagere luchtwegen gewoon weer uit? Nanotechnologie<br />
heeft de mensen potentieel<br />
heel veel positiefs te bieden, maar natuurlijk<br />
moeten we ook alle mogelijke negatieve<br />
aspecten zorgvuldig bestuderen.”<br />
François Peeters: “Waarschijnlijk zit de<br />
lucht nu al vol met nanodeeltjes, afkomstig<br />
van onder meer auto’s en fabrieken. Maar<br />
echt zeker weten doen we dat niet. We<br />
hebben geen filters die nanodeeltjes tegenhouden<br />
en lucht doorlaten.<br />
“Het is ook geen ijzeren wet dat de toxiciteit<br />
van een materiaal toeneemt naarmate<br />
de grootte ervan afneemt. Iedereen kent de<br />
ernstige medische problemen die sommige<br />
asbestvezels veroorzaken, maar het merkwaardige<br />
is dat als je die vezels korter<br />
maakt hun schadelijkheid vermindert.”<br />
Zoals gras<br />
Om in de macrowereld waarin wij leven<br />
enig direct voordeel te kunnen hebben van<br />
nanostructuren met interessante eigenschappen,<br />
moeten we een manier vinden<br />
om die structuren supersnel in ongelooflijke<br />
aantallen te vervaardigen. Met een scanning<br />
tunneling microscope, zoals bijvoorbeeld<br />
IMEC er één heeft, kunnen nanostructuren<br />
atoom voor atoom worden geassembleerd,<br />
maar dat gaat langzaam en is alleen zinvol<br />
in het kader van onderzoek en ontwikkeling.<br />
Staf Van Tendeloo: “Zelfs als je met zo’n<br />
toestel een miljoen atomen per seconde op<br />
elkaar zou kunnen stapelen, zou het nog<br />
tien miljoen jaar duren om een kubieke millimeter<br />
materie te produceren. De hoop<br />
van nanowetenschappers is veeleer op selfassembly<br />
gevestigd, op nanostructuren die<br />
zichzelf kunnen reproduceren. De natuur<br />
moet hier ons voorbeeld zijn. Nanostructuren<br />
zouden min of meer moeten kunnen<br />
groeien zoals gras, of zoals het haar op ons<br />
hoofd. Snijd je dat af, dan groeit het vanzelf<br />
weer aan.”<br />
François Peeters: “De meeste technologie<br />
is top-down georiënteerd. Uit een grote siliciumplaat<br />
vervaardigen we chips. Maar de<br />
natuur werkt bottom-up, van nano naar<br />
macro, en bovendien verbazingwekkend<br />
vlug. Voor de toekomst van de nanotechnologie<br />
is het cruciaal dat we erin slagen<br />
die natuurlijke aanpak te ontrafelen en te<br />
imiteren. Voorlopig zijn op dit gebied nog<br />
maar de eerste stappen gezet.”<br />
Lieve Goorden: “Zelfreproductie van nanostructuren<br />
roept bij sommigen het schrikbeeld<br />
op van een ongeremde, zich aan elke<br />
menselijke controle onttrekkende woekering.<br />
In het algemeen klopt het wel dat<br />
actieve systemen instabieler zijn, en er is<br />
geen reden waarom actieve nanostructuren<br />
een uitzondering op die regel zouden<br />
vormen. Dat verklaart ook waarom bijvoorbeeld<br />
de idee van nanoduikbootjes die een<br />
medicijn op exact de juiste plaats in het<br />
lichaam deponeren velen toch een beetje<br />
afschrikt. We mogen die angst niet zomaar<br />
wegwuiven.”<br />
Staf Van Tendeloo: “Maar we mogen ons<br />
er ook niet door laten verlammen en prachtige<br />
toepassingen al te vlug verwerpen. We<br />
zouden bijvoorbeeld koolstofbuisjes met<br />
een chemotherapeutische oplossing kunnen<br />
vullen en ze zo kunnen construeren dat<br />
ze alleen opengaan en hun inhoud afgeven<br />
onder invloed van een specifieke bestraling.<br />
Als je de buisjes dan inderdaad als een<br />
soort nanoduikbootjes in de bloedstroom<br />
van een patiënt met een tumor brengt en<br />
die tumor bestraalt, zal de chemotherapie<br />
precies en uitsluitend op de plaats waar<br />
dat nodig is vrijkomen. Je kunt kankerpatiënten<br />
dan veel gerichter behandelen, en<br />
ook veel intensiever, want er is geen gevaar<br />
meer dat je gezond weefsel vernietigt.”<br />
François Peeters: “Het publiek mag van de<br />
nanowetenschappers verlangen dat ze de<br />
risico’s tot een minimum reduceren, maar<br />
anderzijds moet het accepteren dat aan alles<br />
een zeker risico zit. Leven is op zich al<br />
gevaarlijk.”<br />
Ethiek en privacy<br />
In het onderzoeksproject “Nanotechnologie<br />
voor de maatschappij van morgen” zullen<br />
ook ethische kwesties aan bod komen.<br />
Lieve Goorden: “Als morgen door het implanteren<br />
van een nanochip in de hersenen<br />
de ziekte van Alzheimer zou kunnen worden<br />
behandeld, zouden de meeste mensen<br />
dat waarschijnlijk fantastisch vinden. Maar<br />
als het met een soortgelijke chip mogelijk<br />
wordt hyperactieve kinderen te kalmeren,<br />
zullen de meningen daarover ongetwijfeld<br />
meer uiteenlopen. De vraag hoe ver we willen<br />
gaan in het lichamelijk en psychisch<br />
verbeteren van de mens door nanotechnologie<br />
lijkt me te belangrijk om ze uitsluitend<br />
door wetenschappers en beleidsverantwoordelijken<br />
te laten beantwoorden.<br />
Het publiek moet ook in de discussie<br />
worden betrokken.”<br />
Staf Van Tendeloo: “Een ander pijnpunt is<br />
de bescherming van de privacy. Nu al is het<br />
mogelijk om de identiteitskaart te vervangen<br />
door een chip in het lichaam. Dat kan<br />
heel handig zijn om bijvoorbeeld verdwenen<br />
kinderen of ontsnapte gevangenen op<br />
te sporen, en als je door een ongeval bewusteloos<br />
in het ziekenhuis belandt zouden<br />
de artsen dankzij die chip naast je<br />
identiteit eventueel ook onmiddellijk je<br />
bloedgroep en je medische voorgeschiedenis<br />
kunnen achterhalen. Maar willen wij<br />
wel altijd en overal traceerbaar zijn? Hoeveel<br />
vrijheid en privacy willen we opgeven<br />
in ruil voor meer veiligheid en comfort?”<br />
Schaamlapje?<br />
Dat de “geïnteresseerde burgers” die aan<br />
het onderzoeksproject deelnemen misschien<br />
overwegend als schaamlapje, als<br />
excuus-Truus respectievelijk excuus-Guus<br />
fungeren, wordt met klem tegengesproken.<br />
Lieve Goorden: “We aanzien alle deelnemers<br />
als volwassen en verantwoordelijke<br />
mensen met een gezond beoordelingsvermogen.<br />
Ik denk bijvoorbeeld niet dat veel<br />
burgers inzake nanotechnologie een nulrisico<br />
eisen. Ze verwachten in de eerste<br />
plaats duidelijke informatie over wat nanowetenschappers<br />
al weten en kunnen en<br />
wat nog niet, over de voordelen en de risico’s<br />
van nanotechnologie. Aan de hand<br />
daarvan zijn ze best wel in staat een kritische<br />
afweging te maken.<br />
“Veel weerstand tegen nieuwe technologie<br />
is terug te voeren op wantrouwen. Burgers<br />
vragen zich bijvoorbeeld af of er wel altijd<br />
even eerbare bedoelingen achter zitten,<br />
of bedrijven niet veel meer geïnteresseerd<br />
zijn in het maken van winst dan in het verhogen<br />
van de levenskwaliteit van de mensen.<br />
Dat wantrouwen groeit naarmate de<br />
burgers sterker het gevoel hebben dat allerlei<br />
groepen en organisaties boven hun<br />
hoofd en zonder hen enige inspraak te geven<br />
met technologie bezig zijn. Geen greep<br />
hebben op de technologische ontwikkelingen,<br />
erdoor overvallen worden, dat is wat<br />
de mensen bang en afkerig maakt. En dat is<br />
precies wat we met ons project willen helpen<br />
vermijden.”<br />
Meer informatie over het project<br />
“Nanotechnologie voor de<br />
maatschappij van morgen” is te<br />
vinden op www.nanosoc.be.<br />
Universiteit Antwerpen 5
ONDERZOEKSPROJECT CONSERVATORIUM EN UNIVERSITEIT<br />
De vergeten Antwerpse kerkmuziek van<br />
Docenten van het Conservatorium en de Universiteit Antwerpen halen samen eeuwenoude Antwerpse kerkmuziek van<br />
onder het stof. De polyfone miscomposities worden in hun brede historische context bestudeerd en van enkele worden de<br />
schijndode noten op het podium opnieuw tot leven gewekt. Meerstemmige muziek die eenstemmig als een revelatie<br />
wordt beschouwd en waarin het verleden en misschien zelfs de mentaliteit en de modetrends van weleer weerklinken.<br />
De “Vlaamse polyfonie” van de vijftiende<br />
en zestiende eeuw, met componisten<br />
zoals Johannes Ockeghem en Orlandus<br />
Lassus, geniet wereldfaam. Virtuoos<br />
zijn daarin meerdere melodische lijnen,<br />
diverse als gelijkwaardig behandelde<br />
stemmen, tot één welluidend geheel<br />
samengevoegd. De in onze contreien getoonzette<br />
meerstemmige muziek van de<br />
zeventiende en achttiende eeuw is echter<br />
zo goed als vergeten. Philippus Van Steelant,<br />
Alphonse d’Eve, Johan-Adam-Joseph<br />
Faber, Willem De Fesch, Joseph Hector<br />
Fiocco - al ooit van hen gehoord? Eén voor<br />
één hebben zij eertijds in Antwerpen als<br />
“zangmeester” van de Sint-Jacobskerk<br />
(Van Steelant) of de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal<br />
(de overigen) polyfone kerkmuziek<br />
gecomponeerd die door een groot<br />
publiek werd gesmaakt.<br />
In de periode van 1650 tot 1750 moet er<br />
in Antwerpen, ook door nog een reeks<br />
andere componisten, enorm veel van die<br />
muziek zijn voortgebracht. Vermoedelijk<br />
is maar 5 tot 10 procent van het aanbod<br />
behouden gebleven, vaak uitsluitend in de<br />
vorm van de oorspronkelijke handgeschreven<br />
partituur of een gedrukte editie uit de<br />
tijd waarin het werk ontstond. De Onze-Lieve-Vrouwekathedraal<br />
bezit nog een tiental<br />
partituren van toen, die in de bibliotheek<br />
humane wetenschappen van de Universiteit<br />
Antwerpen worden bewaard.<br />
In het kader van een origineel en veelzijdig<br />
onderzoeksproject binnen de Associatie<br />
Universiteit & Hogescholen Antwerpen<br />
worden nu enkele Antwerpse polyfone<br />
muziekstukken uit de tweede helft van<br />
de nieuwe tijd getranscribeerd en gepubliceerd,<br />
zodat alle musici en melomanen er<br />
gemakkelijk toegang toe krijgen. Het gaat<br />
consequent om mismuziek. Ook zullen studenten<br />
en jonge afgestudeerden van het<br />
6 ALFABETA <strong>nummer</strong> <strong>70</strong> december <strong>20</strong>06 - januari-februari <strong>20</strong>07<br />
Studenten en jonge afgestudeerden van het Conservatorium hebben op 2 oktober in de voormalige<br />
SInt-Augustinuskerk in Antwerpen een requiemmis ten gehore gebracht die Joseph Hector Fiocco<br />
(1<strong>70</strong>3-1741) als zangmeester van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal componeerde. Wellicht de eerste<br />
uitvoering ervan sinds de achttiende eeuw.<br />
Koninklijk Vlaams Conservatorium Antwerpen<br />
(Hogeschool Antwerpen) een aantal<br />
missen live ten gehore brengen. Op 2 oktober<br />
werd in het Augustinus Muziekcentrum<br />
in de Kammenstraat alvast een requiemmis<br />
van Fiocco uitgevoerd. En om met het<br />
uitgangspunt van het project te besluiten:<br />
als proeve van urban musicology en integrale<br />
stadsgeschiedenis wordt de historische<br />
context van de betreffende mismuziek<br />
zorgvuldig bestudeerd.<br />
Een gesprek met de drie docenten die als<br />
voortrekkers van het project fungeren: dirigent,<br />
componist, klavecinist en muziektheoreticus<br />
Frank Agsteribbe, die de Fioc-<br />
comis dirigeerde en muziekanalyse doceert<br />
aan het Antwerpse Conservatorium; musicoloog<br />
en muzikant (kamermuziek, viola da<br />
gamba) Eugeen Schreurs, die studenten<br />
van het Conservatorium wegwijs maakt in<br />
muziekgeschiedenis en onderzoek; en historicus<br />
Bruno Blondé van het Centrum voor<br />
Stadsgeschiedenis van de Universiteit Antwerpen,<br />
een specialist in de geschiedenis<br />
van de nieuwe tijd.<br />
Spannend experiment<br />
Is de vergeten Antwerpse kerkmuziek uit<br />
de periode 1650-1750 überhaupt bijzonde-
1650-1750<br />
re aandacht en zelfs een reeks heruitvoeringen<br />
waard?<br />
Frank Agsteribbe: “Velen zullen wel denken<br />
dat de onbekendheid ervan te wijten is<br />
aan een gebrek aan kwaliteit, maar met de<br />
dodenmis van Fiocco hebben we het tegendeel<br />
bewezen. Er is ons al gevraagd die<br />
compositie in <strong>20</strong>07 ook enkele keren in het<br />
Duitse Augsburg uit te voeren. Voor mij als<br />
muziekdocent en dirigent is de vergeten<br />
kerkmuziek een enorme ontdekking. Het<br />
is fantastisch spannend om me met een<br />
groep studenten op die werken van eigen<br />
bodem te storten.<br />
“Elke mis zal een experiment zijn. Deze<br />
muziek wijkt compleet af van het standaardrepertoire,<br />
zodat we op voorhand<br />
onmogelijk kunnen inschatten waar we<br />
zullen uitkomen. Maar als je vooruitgang<br />
wilt boeken, mag je niet altijd op zeker spelen.<br />
We hebben nog niet bepaald welke<br />
andere Antwerpse miscomposities we zullen<br />
brengen. In de loop van <strong>20</strong>07 gaan we<br />
met studenten van het Conservatorium<br />
een aantal missen gedeeltelijk doornemen<br />
en dan een keuze maken.<br />
“De compositie van Fiocco leek ons op het<br />
eerste gezicht een beetje flauw en kaal,<br />
maar geleidelijk aan hebben we er een<br />
hoop subtiele en fascinerende elementen<br />
Frank Agsteribbe: “Elke mis zal een experiment<br />
zijn. Deze muziek wijkt compleet af<br />
van het standaardrepertoire.”<br />
De overgeleverde partituur van Fiocco’s requiemmis.<br />
in ontdekt. Spontaan heb je de neiging een<br />
muziekstuk te vergelijken met wat je al<br />
kent. Dat is verkeerd. Je moet er onbevangen<br />
naar kijken en het als een potentieel<br />
waardevol iets beschouwen waarvan je<br />
de kwaliteiten moet proberen te achterhalen.<br />
In technisch opzicht was de Fioccomis<br />
voor de zangers en instrumentalisten niet<br />
zo lastig. De moeilijkheid zat vooral in het<br />
vinden van de juiste sleutel tot het werk, in<br />
de interpretatie. Hoe zorg je ervoor dat de<br />
muziek overkomt bij het publiek? Anders<br />
dan bij Bach, Händel of Vivaldi kun je bij<br />
Fiocco nu eenmaal niet op een uitvoeringstraditie<br />
terugvallen.”<br />
Eugeen Schreurs: “Het was bijna onvermijdelijk<br />
dat de Vlaamse muziek van de zeventiende<br />
en achttiende eeuw in de schaduw<br />
zou blijven staan van de absolute wereldklasse<br />
die eraan vooraf was gegaan. Maar<br />
dat betekent nog niet dat er geen interessante<br />
werken bij zitten. Door enkele ervan<br />
nu te transcriberen en ten gehore te brengen,<br />
willen we een bijdrage leveren tot de<br />
ontsluiting van een stukje Vlaams muzikaal<br />
erfgoed.<br />
“Zeker de Antwerpse zangmeesters van de<br />
eerste helft van de achttiende eeuw hadden<br />
een open geest. Ze kenden de muziek<br />
van grote buitenlandse componisten zoals<br />
Vivaldi en Corelli en lieten zich erdoor inspireren.<br />
Met name de Franse en Italiaanse<br />
invloed was aanzienlijk. Artistiek situeert<br />
de Antwerpse kerkmuziek van toen zich<br />
tussen beide stijlen. De vader van Fiocco<br />
was overigens een Venetiaan die zich in<br />
Brussel had gevestigd.”<br />
Hoogmissen van het sociale leven<br />
Voor historicus Bruno Blondé komt de artistieke<br />
waarde van de kerkmuziek pas op<br />
de tweede plaats.<br />
Bruno Blondé: Ik wil vooral nagaan hoe<br />
die muziek interageerde met de maatschappij<br />
waarin ze ontstond, om zo tot een<br />
duiding of herduiding van haar betekenis te<br />
komen. We weten bijvoorbeeld dat paasmissen<br />
tegelijk hoogmissen van het sociale<br />
leven waren en dat in de tweede helft van<br />
de zeventiende eeuw begrafenissen de<br />
glans kregen van topevenementen in de<br />
geschiedenis van de betrokken families. In<br />
Antwerpen kwam er zelfs een verbod op<br />
het al te protserig begraven. Lijkkisten<br />
werden vaak door een zee van flambouwen<br />
begeleid en ook requiemmissen bezetten<br />
een belangrijke plaats in de sociale competitie.<br />
“Eigenlijk streven we naar een zo compleet<br />
mogelijke reconstructie van het historisch<br />
kader van de Antwerpse mismuziek uit de<br />
periode 1650-1750. Het zou bijvoorbeeld<br />
mooi zijn als in een latere fase van het project<br />
een muziekhistoricus eens de groepscultuur<br />
zou trachten te reconstrueren van<br />
de kanunniken van het kapittel - het bestuur<br />
- van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal<br />
en de Sint-Jacobskerk. In de zestiende<br />
eeuw hielden die Antwerpse geestelijken<br />
er een heel distinctieve groepscultuur<br />
op na, maar ik vermoed dat ze in de tijd die<br />
wij bestuderen dichter bij de maatschappij<br />
zijn gaan aanleunen. Veel kanunniken<br />
waren afkomstig uit de maatschappelijke<br />
Universiteit Antwerpen 7
elite, wat misschien voor een osmose tussen<br />
die elite en de kapittels heeft gezorgd<br />
en op die manier de keuze van de zangmeesters,<br />
de aard van de muziekopdrachten<br />
en uiteindelijk de kenmerken en ontwikkeling<br />
van de polyfone kerkmuziek<br />
heeft beïnvloed.”<br />
Eugeen Schreurs: “Uit inventarissen weten<br />
we dat sommige Antwerpse kanunniken<br />
muziekinstrumenten en partituren<br />
bezaten. Zij hielden zich actief met muziek<br />
bezig. Uniek is de figuur van Johan-Adam-<br />
Joseph Faber, die als kanunnik van de<br />
tweede fundatie van de Onze-Lieve-<br />
Vrouwekathedraal ook zelf missen heeft<br />
gecomponeerd.”<br />
Bruno Blondé: “Van fashion makers veranderden de Antwerpenaren in<br />
fashion takers. We willen nu onderzoeken of het andere consumptieklimaat<br />
ook gevolgen heeft gehad voor de kerkmuziek.”<br />
Modegevoelige muziek?<br />
Een specifieke vraag waarop het onderzoeksproject<br />
een antwoord zou moeten<br />
geven, is of de Antwerpse kerkmuziek<br />
van 1650-1750 onderhevig was aan<br />
modes.<br />
Bruno Blondé: “Bij historici staat die periode<br />
bekend als een ‘ongelukseeuw’ voor<br />
Antwerpen. De stad heeft toen een flink<br />
deel van haar op luxegoederen georiënteerde<br />
industrie verloren en haar inwonersaantal<br />
ontzettend zien dalen. Dikwijls<br />
wordt naar de economische neergang verwezen<br />
om een aantal abrupte omschakelingen<br />
in de maatschappij van die tijd te<br />
verklaren. Zo zou het plotse einde van de<br />
8 ALFABETA <strong>nummer</strong> <strong>70</strong> december <strong>20</strong>06 - januari-februari <strong>20</strong>07<br />
hoogbloei van de Antwerpse schildersschool<br />
na de dood van Rubens en Van<br />
Dyck te maken hebben gehad met een vermindering<br />
van de koopkracht van potentiële<br />
opdrachtgevers. Ook een gebrek aan<br />
nieuw artistiek talent en het uitdoven van<br />
de contrareformatie zouden een rol hebben<br />
gespeeld. Uit onderzoek dat wij in het<br />
Centrum voor Stadsgeschiedenis hebben<br />
verricht blijkt echter dat overwegend<br />
mentale veranderingen de omslag verklaren.<br />
De rijke Antwerpenaren hadden<br />
gewoon geen zin meer in schilderijen in<br />
de trant van Rubens. Veranderingen in de<br />
mode, de smaak, de mentaliteit, die direct<br />
af te leiden zijn uit het consumptiegedrag,<br />
krijgen in historisch<br />
onderzoek<br />
nog veel te<br />
weinig aandacht.”<br />
Tot de afscheiding<br />
van de Nederlandserepubliek<br />
in 1648 lag<br />
Antwerpen min<br />
of meer in het<br />
centrum van het<br />
Spaans-Habsburgse<br />
rijk, waardoor<br />
het zelf<br />
toonaangevend<br />
kon zijn inzake<br />
consumptiegedrag.<br />
Daarna zit-<br />
ten de Zuidelijke<br />
Nederlanden<br />
geklemd tussen<br />
buren die hun<br />
markt afschermen<br />
en ondergaan<br />
ze vooral<br />
de invloed van het Franse cultuurmodel,<br />
dat in de achttiende eeuw nog een stuk<br />
dominanter zal worden.<br />
Bruno Blondé: “Van fashion makers veranderen<br />
de Antwerpenaren in geen tijd in<br />
fashion takers. In navolging van de Fransen<br />
beginnen ze snuifdozen te kopen, pruiken<br />
te dragen en te investeren in koetsen en<br />
paarden. Ze geven nog altijd een hoop<br />
geld uit, maar niet langer aan barokke<br />
schilderijen. Ongeveer tegelijkertijd raken<br />
ook warme dranken - eerst chocolademelk,<br />
later koffie en thee - in trek bij de<br />
bevolking en moeten kostbare stoffen zoals<br />
zijde wijken voor het veel goedkopere<br />
katoen. Alles wel beschouwd lijkt het consumptieklimaat<br />
koortsiger te zijn gewor-<br />
den. We willen nu onderzoeken of dat andere<br />
consumptieklimaat ook gevolgen<br />
heeft gehad voor de kerkmuziek van die<br />
tijd.”<br />
Florissant cultureel leven<br />
Kerkmuziek is weliswaar een tamelijk<br />
inert genre dat minder ontvankelijk is<br />
voor wereldse trends en mentale switches<br />
dan bijvoorbeeld de muziek in theaters,<br />
maar daar staat tegenover dat tot diep<br />
in de achttiende eeuw religie in Antwerpen,<br />
net als in de rest van de Zuidelijke<br />
Nederlanden, in tal van verschijningsvormen<br />
een uitermate belangrijke sociale rol<br />
speelde.<br />
Bruno Blondé: “De kerk had overal een<br />
plaats in het dagelijks leven. Processies wisten<br />
massaal mensen te mobiliseren. Op de<br />
straathoeken prijkten Mariabeelden, die<br />
vaak door buurtcomités met ingezameld<br />
geld betaald waren en onderhouden werden.<br />
Voor de kanunniken was de zorg voor<br />
de eredienst een prioriteit en uit de verslagen<br />
van de wekelijkse kapittelvergaderingen<br />
blijkt dat de muziek daarbij veel aandacht<br />
kreeg. Het loont dus zeker de moeite<br />
de wisselwerking tussen die muziek en<br />
de samenleving, en de plaats van modes<br />
erin, te onderzoeken.<br />
“In dit verband wil ik ook benadrukken dat<br />
Antwerpen in de eerste helft van de achttiende<br />
eeuw een ontzettend dynamisch en<br />
florissant cultureel leven kende. Hoewel in<br />
de tweede helft van de zeventiende eeuw,<br />
het einde van de Spaanse tijd, verschillende<br />
economische sectoren hier al in crisis<br />
verkeerden, vergaarden veel Antwerpse<br />
firma’s nog fortuinen dankzij de handel<br />
met Spanje en de Nieuwe Wereld. Maar na<br />
de overname van de Zuidelijke Nederlanden<br />
door de Oostenrijkse Habsburgers in<br />
1714 vielen die handelsmogelijkheden bijna<br />
helemaal weg. Antwerpen telde toen<br />
plots een indrukwekkend aantal steenrijke<br />
renteniers-tegen-wil-en-dank. Velen van<br />
hen wisten met hun tijd geen blijf en gingen<br />
zich dan maar adellijke allures aanmeten,<br />
in karossen rondrijden, de opera<br />
en de theaters frequenteren - dat soort<br />
dingen. Het culturele leven, inclusief de<br />
kerkmuziek, werden hierdoor krachtig<br />
gestimuleerd. Dat dit geen internationaal<br />
vermaarde kunstenaars of werken heeft<br />
opgeleverd, doet daar niets aan af. Al die<br />
feiten nuanceren tegelijk het gangbare<br />
negatieve beeld van het Antwerpen van<br />
toen.”
Daar komt de klarinet<br />
Vraag is in hoeverre de warme belangstelling<br />
van de trendy Antwerpse elite het aanschijn<br />
van de kerkmuziek heeft beïnvloed.<br />
Eugeen Schreurs: “Het staat alleszins vast<br />
dat muziek ook honderden jaren geleden<br />
soms al aan modes onderhevig was. Zo is<br />
het chanson Douce mémoire van Pierre<br />
Sandrin 110 jaar lang, van 1550 tot 1660,<br />
populair geweest in heel Europa, maar dan<br />
niet meer. Plots verkiezen de mensen een<br />
ander soort melodieën of het gebruik van<br />
andere, vaak nieuwe instrumenten. Dat<br />
laatste zien we ook in de Antwerpse kerkmuziek<br />
van 1650-1750. De oudste klarinetmuziek<br />
ter wereld in vocaal ensembleverband<br />
is uitgerekend te vinden in een<br />
mis die hier in 17<strong>20</strong> is gecomponeerd door<br />
Johan-Adam-Joseph Faber. In die mis<br />
treffen we bovendien eigenaardige instrumentencombinaties<br />
aan, bijvoorbeeld<br />
een tenor-aria met een klarinet, twee fluiten,<br />
twee cello’s en een klavecimbel -<br />
zo’n klavecimbel is een profaan element,<br />
je verwacht daar een orgel. In de requiemmis<br />
van Fiocco komen dan weer twee<br />
hoorns voor, wat ook een nieuwigheid<br />
was.”<br />
Bruno Blondé: “Een ingrijpende mentale<br />
verandering in de achttiende eeuw is het<br />
langzaam verdwijnen van de barokke<br />
vroomheid. Aan de hand van de evolutie<br />
van de opbrengst van de stedelijke belastingen<br />
op de bij begrafenissen gebruikte<br />
kaarsen, hoop ik het moment te kunnen<br />
traceren waarop de Antwerpenaren grote<br />
luister bij religieuze ceremonieën niet langer<br />
nodig vonden. We kunnen dan nagaan<br />
of met dat omslagpunt ook een omslagpunt<br />
in de muzikale voorkeuren van de<br />
mensen correspondeert.”<br />
Frank Agsteribbe: “De requiemmis van<br />
Fiocco, die ergens in de tijdsspanne van<br />
1731 tot 1737 gecomponeerd moet zijn,<br />
onderscheidt zich in ieder geval door heel<br />
eenvoudige harmonische verbindingen en<br />
een enorme natuurlijkheid.”<br />
Solistisch<br />
De keuze voor een brede historisch-contextuele<br />
benadering van de Antwerpse polyfone<br />
kerkmuziek van 1650-1750 wordt ook<br />
onderschreven door de docenten van het<br />
Conservatorium die aan het onderzoeksproject<br />
deelnemen.<br />
Frank Agsteribbe: “Ik merk bij veel muzikanten<br />
duidelijk de goesting om het histo-<br />
risch en maatschappelijk kader van composities<br />
te bestuderen, want zo kunnen ze die<br />
composities beter begrijpen en dus ook beter<br />
uitvoeren.”<br />
Eugeen Schreurs: “Te lang heeft de musicologie<br />
zich nogal eenzijdig op noten en<br />
analyse geconcentreerd. Maar als je de<br />
achtergronden van een muziekstuk niet<br />
kent, kun je kapitale interpretatiefouten<br />
maken. Ik denk dat de aan de gang zijnde<br />
academisering van de hogere kunstopleidingen<br />
van twee cycli ervoor zal zorgen<br />
dat muzikanten zich intensiever op contextueel<br />
onderzoek zullen toeleggen.”<br />
Bruno Blondé: “Ons project is bedoeld als<br />
een concrete ondersteuning van die academisering.<br />
Wel vind ik dat<br />
zeker op langere<br />
termijn het wetenschappelijk<br />
onderzoek in de<br />
kunstrichtingen<br />
meer moet omvatten<br />
dan onderzoek<br />
over kunst<br />
dat direct aansluit<br />
bij traditionele<br />
academische<br />
disciplines zoals<br />
geschiedenis of<br />
musicologie. Er<br />
moet ook voldoende<br />
ruimte<br />
zijn voor onderzoek<br />
in de kunsten,<br />
dat zich dan<br />
wellicht op een<br />
heel eigen manier<br />
zal ontwikkelen.<br />
De universiteiten<br />
moeten de moed<br />
hebben de resulterende<br />
nieuwe onderzoeksvormen te<br />
steunen, ook als de taal ervan niet evident<br />
voor hen is.”<br />
Frank Agsteribbe: “Elke wetenschappelijke<br />
benadering heeft haar merites. Interessant<br />
aan het contextueel onderzoek<br />
binnen ons huidige project vind ik overigens<br />
nog dat we ieder vanuit onze eigen<br />
invalshoek naar de polyfone kerkmuziek<br />
kijken. De verschillende competenties vullen<br />
elkaar aan en zullen ongetwijfeld een<br />
scherper totaalbeeld opleveren. Wat mij<br />
persoonlijk sterk boeit, is de historische<br />
uitvoeringspraktijk. In de internationale<br />
muziekwereld wordt er momenteel druk<br />
gediscussieerd over de vraag of de kerkmuziek<br />
van de zeventiende en achttiende<br />
eeuw in haar tijd solistisch - met één zanger<br />
per stem - of door een koor werd uitgevoerd.<br />
Sigiswald Kuijken heeft grote Bachwerken<br />
zoals de Matthäus-Passion en de Johannes-Passion<br />
solistisch gebracht. Aan de<br />
hand van oude bewaard gebleven rekeningen<br />
kunnen we voor sommige Antwerpse<br />
polyfone missen natrekken hoeveel zangers<br />
en instrumentalisten eertijds bij de<br />
uitvoering werden ingeschakeld en onze<br />
bevindingen dan bijvoorbeeld vergelijken<br />
met de Duitse traditie ter zake. De mis van<br />
Fiocco hebben we solistisch uitgevoerd, en<br />
dat heeft ongelooflijk goed gewerkt.”<br />
Eugeen Schreurs: “Vroeger varieerde de<br />
bezetting van de polyfone missen vaak<br />
Eugeen Schreurs: “Te lang heeft de musicologie zich nogal eenzijdig<br />
op noten en analyse geconcentreerd. Maar als je de achtergronden van<br />
een muziekstuk niet kent, kun je kapitale interpretatiefouten maken.”<br />
naargelang de mogelijkheden en omstandigheden.<br />
Als een mis maar weinig mocht<br />
kosten, werd gemakkelijk voor een kleine<br />
bezetting gekozen, wat wordt bewezen<br />
door afschriften van aria’s in een gereduceerde<br />
bezetting. Van de Fioccomis weten<br />
we eerlijk gezegd dat ze oorspronkelijk bedoeld<br />
was om in een dubbele bezetting te<br />
worden uitgevoerd, maar gezien de historische<br />
gebruiken was onze aanpak toch verantwoord.<br />
Ook artistiek, want door de solistische<br />
uitvoering kwamen de polyfonie<br />
en de schriftuur ervan beter tot uiting. Het<br />
is niet slecht dat we een beetje stout zijn<br />
geweest.”<br />
Universiteit Antwerpen 9
HET CENTRUM VOOR<br />
GERECHTELIJKE GENEESKUNDE<br />
Door de arts<br />
in de kraag gevat<br />
Autopsie. DNA-analyse. Vaststelling en melding aan de<br />
politie van verdachte letsels bij patiënten. Opsporing van<br />
giftige stoffen in het lichaam. - Regelmatig levert medisch<br />
onderzoek een belangrijke en soms zelfs beslissende bijdrage<br />
tot de opheldering van misdrijven. Het eind april<br />
<strong>20</strong>06 opgerichte Centrum voor Gerechtelijke Geneeskunde<br />
(CGG) van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen<br />
(UZA) bezit een grote expertise op dit gebied en voert<br />
maandelijks tientallen opdrachten uit voor de magistratuur.<br />
In het CGG is bovendien het Universitair Forensisch<br />
Centrum (UFC) opgenomen, dat zich toespitst op de<br />
begeleiding en behandeling van seksuele delinquenten.<br />
Professor Werner Jacobs, anatoom-patholoog<br />
en medisch coördinator van het<br />
Centrum voor Gerechtelijke Geneeskunde:<br />
“Het Centrum integreert een aantal activiteiten<br />
die hier al langer bestonden. Binnen het<br />
gerechtelijk arrondissement Antwerpen vinden<br />
alle lijkschouwingen sinds 1999 in het<br />
UZA plaats en ook voor de arrondissementen<br />
Turnhout, Mechelen en Hasselt voeren we<br />
regelmatig dergelijke opdrachten uit. Verder<br />
beschikken we in het UZA sinds <strong>20</strong>02 over<br />
een forensisch [gerechtelijk] DNA-laboratorium,<br />
dat sinds <strong>20</strong>04 officieel is erkend als een<br />
van de negen Belgische labs die gerechtelijke<br />
DNA-analyses mogen verrichten. Het door<br />
professor Hugo Neels geleide laboratorium<br />
voor Toxicologie op de campus Drie Eiken<br />
heeft dan weer veel ervaring met het traceren<br />
en het bepalen van de concentratie van<br />
giftige stoffen in het lichaam. Recenter, in<br />
<strong>20</strong>05, is er ook een samenwerking opgestart<br />
met het Algemeen Stedelijk Ziekenhuis van<br />
Aalst. Het hoofd van de spoedgevallendienst<br />
daar, dokter Marc De Leeuw, is gespecialiseerd<br />
in forensisch onderzoek van levende<br />
personen en als consulent aan het UZA verbonden.<br />
Terwijl het accent in ons gerechtelijk<br />
werk vroeger sterk op autopsieën lag, onderzoeken<br />
we nu ongeveer evenveel levende als<br />
dode mensen.<br />
“Het UFC, dat in 1993 door professor Paul<br />
10 ALFABETA <strong>nummer</strong> <strong>70</strong> december <strong>20</strong>06 - januari-februari <strong>20</strong>07<br />
Cosyns is opgericht<br />
en onder de<br />
door hem geleide<br />
dienst Psychiatrie<br />
van het UZA ressorteert,<br />
bezet een<br />
wat ongewone<br />
maar evengoed<br />
belangrijke plaats<br />
in ons Centrum<br />
voor Gerechtelijke<br />
Geneeskunde. Het legt zich toe op de behandeling<br />
van daders van seksueel geweld,<br />
om zo te vermijden dat zij na hun vrijlating<br />
nieuwe slachtoffers zouden maken.” [Zie ook<br />
het kaderstuk op pagina 12.]<br />
Dankzij de oprichting van het CGG kunnen<br />
de forensische activiteiten van het UZA<br />
beter op elkaar worden afgestemd. Vroeger<br />
gebeurde het wel eens dat verschillende<br />
experts van het ziekenhuis er pas in de assisenzaal<br />
achter kwamen dat ze bij dezelfde<br />
zaak betrokken waren.<br />
Werner Jacobs: “Het gerecht is in zekere<br />
mate ook vragende partij geweest voor het<br />
Centrum. Het was op zoek naar een ziekenhuis<br />
dat op eender welk moment van de dag<br />
of de nacht lijkschouwingen kon en wilde<br />
uitvoeren. Niet alle ziekenhuizen zijn daarin<br />
geïnteresseerd. Een autopsie is geen proper<br />
werk, komt altijd onverwacht en is ook vaak<br />
In het gerechtelijk mortuarium van het UZA kunnen op ieder moment van<br />
de dag of de nacht lijkschouwingen worden uitgevoerd.<br />
dringend. Binnen het UZA wordt de gerechtelijke<br />
geneeskunde als een vorm van maatschappelijke<br />
dienstverlening gezien. We<br />
beschikken hier over een modern uitgerust<br />
gerechtelijk mortuarium en alle vereiste<br />
kennis en ervaring.”<br />
Snel en alert zijn<br />
Professor Jacobs onderzoekt een veertigtal<br />
moorden en een vijfenzeventigtal moordpogingen<br />
per jaar. In het forensisch DNA-lab<br />
worden jaarlijks twee- tot driehonderd analyses<br />
verricht, onder meer in het kader van<br />
verkrachtingszaken. Bij zware misdrijven<br />
met doden of gewonden komt het er ook<br />
voor forensische artsen op aan snel en alert<br />
te zijn.<br />
Werner Jacobs: “Dikwijls trekken we naar<br />
de plaats van het delict. We willen levende
slachtoffers graag zien vooraleer hun kwetsuren<br />
verzorgd en bijgevolg gemanipuleerd<br />
zijn. Bij een steekwonde gebeurt het dat de<br />
chirurg in het ziekenhuis de kwetsuur verlengt<br />
om de wonde beter te kunnen exploreren.<br />
Een letsel van drie centimeter kan dan<br />
bijvoorbeeld in een hechting van tien centimeter<br />
resulteren, maar voor de medico-legale<br />
interpretatie is het natuurlijk belangrijk<br />
de initiële grootte te kennen.<br />
“Er kunnen zich een hoop te vrijwaren microsporen<br />
van de dader of daders op en rond<br />
een lijk of gewonde bevinden. De belangrijkste<br />
zijn DNA-sporen zoals bloedvlekken,<br />
sperma of speekselresten, die dus in ons<br />
DNA-lab kunnen worden geanalyseerd. Andere<br />
microsporen zoals vezels of pollen -<br />
denk aan wat er is gevonden op de kleding<br />
van Ait Oud, de mogelijke moordenaar van<br />
Stacy en Nathalie - worden buiten ons Centrum<br />
onderzocht.<br />
“Ik heb al vaststellingen gedaan bij mensen<br />
met een mes in de borst die ze aan het reanimeren<br />
waren. Medische hulp bieden en<br />
gerechtelijk onderzoek verrichten hoeven<br />
niet incompatibel te zijn. Je moet ook altijd<br />
oplettend blijven. Het is niet omdat iemand<br />
met een kogel in de buik op de grond ligt dat<br />
die persoon enkel een slachtoffer is. Misschien<br />
heeft hij ook zelf geschoten. Dus<br />
moet je papieren zakken over zijn handen<br />
trekken, zodat deskundigen van de politie<br />
eventuele kruitsporen op die handen nog<br />
kunnen terugvinden.”<br />
De kenmerken van een wonde zeggen veel<br />
over het gebruikte wapen.<br />
Werner Jacobs: “We zien bijvoorbeeld of het<br />
om een steek- of een schotwonde gaat. Bij<br />
een steekwonde kunnen we ook inschatten<br />
hoe groot het mes moet zijn geweest en bij<br />
een schotwonde van hoe ver en vanuit welke<br />
richting er is gevuurd. Interessant zijn verder<br />
bijtsporen. Die kun je registreren en dan<br />
nagaan of ze afkomstig zijn van het gebit<br />
van een verdachte.<br />
“Als forensisch patholoog werk ik regelmatig<br />
samen met een antropologe en een tandarts.<br />
De antropologe is vooral een grote hulp<br />
bij het bepalen van de leeftijd, de lengte en<br />
het geslacht van personen op basis van hun<br />
skelet. Nog niet zo lang geleden konden<br />
twee verkoolde en volstrekt anonieme mensen<br />
die in een wagen waren gevonden door<br />
middel van hun skelet zelfs bij een specifieke<br />
etnische groep worden ingedeeld.<br />
“Als er in het geval van een ongeïdentificeerd<br />
lijk een vermoeden bestaat wie het<br />
zou kunnen zijn, kan via de tandarts van die<br />
laatste persoon worden gecontroleerd of<br />
de betrokken gebitten met elkaar overeenstemmen.<br />
Er zijn mensen bij wie hun naam<br />
in hun tandprothese is gegraveerd en aan de<br />
hand van sommige<br />
prothesen is te<br />
achterhalen welke<br />
tandarts ze heeft<br />
geplaatst. Er zijn<br />
ook prothesen<br />
die typisch zijn<br />
voor bepaalde<br />
gebieden, bijvoorbeeldOost-Europa.<br />
“Om een zaak op<br />
te lossen komt het<br />
er dikwijls op aan<br />
verschillende medische<br />
en gerechtelijke<br />
gegevens te<br />
combineren. Als<br />
bijvoorbeeld het<br />
verhaal dat iemand<br />
aan de politie<br />
heeft verteld<br />
niet te rijmen valt<br />
met de verwondingen die hij of zij vertoont,<br />
maakt dat die persoon onmiddellijk verdacht.”<br />
Eerste arts mag<br />
geen sporen vernietigen<br />
Vanzelfsprekend is het in veel gevallen geen<br />
forensische arts maar een huisarts of een<br />
arts in een ziekenhuis die als eerste in contact<br />
komt met slachtoffers van een verkrachting,<br />
mishandeling of ander delict. Soms is<br />
die arts zo gefocust op de medische hulpverlening,<br />
die natuurlijk heel belangrijk is, dat<br />
er sporen worden vernietigd of dat bepaalde<br />
gegevens die relevant kunnen zijn voor het<br />
gerecht niet in het medisch dossier worden<br />
opgenomen.<br />
Werner Jacobs: “Aan de Universiteit Antwerpen<br />
proberen urgentiearts Marc De Leeuw<br />
en ikzelf dat probleem nu op te lossen door er<br />
in het laatste jaar van de artsenopleiding in<br />
de colleges gerechtelijke geneeskunde en de<br />
module traumatologie expliciet aandacht<br />
aan te besteden. Het eerste medisch contact<br />
met mensen die bij misdrijven gewond zijn<br />
geraakt vormt de achilleshiel van de forensische<br />
geneeskunde.<br />
“Overigens zijn dokter De Leeuw en ik ook<br />
betrokken bij de nieuwe opleiding rampengeneeskunde<br />
waarvan professor Luc Beaucourt,<br />
hoofd van de dienst Spoedgevallen<br />
van het UZA, de bezieler is. De meeste rampen<br />
worden gevolgd door een gerechtelijk<br />
onderzoek dat de oorzaak, de verantwoordelijkheid<br />
en eventueel de uit te keren scha-<br />
Forensisch arts Werner Jacobs: “Je moet altijd oplettend blijven. Het<br />
is niet omdat iemand met een kogel in de buik op de grond ligt dat die<br />
persoon enkel een slachtoffer is.”<br />
devergoedingen moet bepalen. Soms is<br />
er ook een identificatie van slachtoffers<br />
nodig. In dit verband kunnen artsen een<br />
belangrijke inbreng hebben.”<br />
Naar een reconstructie van het<br />
uiterlijk aan de hand van het DNA<br />
Aangezien iedereen een uniek DNA-profiel<br />
bezit - behalve dan eeneiige tweelingen, bij<br />
wie alleen de vingerafdrukken verschillen - is<br />
de analyse van DNA-sporen vaak een bijzon-<br />
Universiteit Antwerpen 11
der geschikt instrument om misdadigers of<br />
andere mensen te identificeren. Het onderzoeksmateriaal<br />
kan bijvoorbeeld bestaan uit<br />
sperma dat op de jurk van een verkrachte<br />
vrouw is gevonden of uit een weefselfragmentje<br />
dat is weggenomen bij een te identificeren<br />
lijk.<br />
Werner Jacobs: “In het forensisch DNA-lab<br />
brengen we niet iemands complete DNA in<br />
Het Universitair Forensisch Centrum is een bijzonder onderdeel<br />
van het CGG. Het houdt zich niet bezig met het ophelderen van<br />
misdrijven, maar is gespecialiseerd in het begeleiden en behandelen<br />
van daders van seksuele delicten.<br />
Klinisch psycholoog Siegfried Koeck: “<strong>70</strong> tot 80 procent van onze<br />
cliënten wordt door het gerecht naar ons doorverwezen. Maar<br />
we helpen ook mensen met afwijkende seksuele neigingen die geen<br />
criminele daden hebben gesteld, bijvoorbeeld fetisjisten die te veel<br />
geld uitgeven aan artikelen die hen seksueel opwinden. De meer-<br />
derheid van de cliënten, 60 tot 65 procent, heeft zich vergrepen<br />
aan minderjarigen onder de zestien jaar. De tweede grootste groep,<br />
zo’n <strong>20</strong> procent, bestaat uit exhibitionisten. Verkrachters maken<br />
circa 10 procent van het totaal uit en dan is er nog een heterogene<br />
restgroep van onder meer voyeuristen, sadisten en masochisten.”<br />
12 ALFABETA <strong>nummer</strong> <strong>70</strong> december <strong>20</strong>06 - januari-februari <strong>20</strong>07<br />
kaart, maar kijken we slechts naar vijftien<br />
welbepaalde plaatsen op welbepaalde chromosomen<br />
waar het DNA sterk varieert van<br />
individu tot individu. De kans dat die vijftien<br />
merkers er allemaal identiek uitzien bij twee<br />
verschillende mensen bedraagt één op honderden<br />
miljarden. Natuurlijk hangt aan een<br />
DNA-profiel geen naam, je moet al een aanwijzing<br />
hebben bij wie het zou kunnen horen<br />
en die persoon, of als dat niet mogelijk is<br />
eventueel een naast familielid, vervolgens<br />
aan een vergelijkende DNA-analyse onderwerpen.<br />
Het gebeurt ook dat het profiel via<br />
de nationale DNA-databank kan worden<br />
gekoppeld aan iemand van wie het DNA al<br />
eerder werd geanalyseerd.<br />
“Een klassieke DNA-analyse kost minstens<br />
vier dagen tijd, maar er wordt gewerkt aan<br />
HET UNIVERSITAIR FORENSISCH CENTRUM: BEHANDELING VAN SEKSUELE DELINQUENTEN<br />
De meeste cliënten van het UFC zijn<br />
personen die zich hebben vergrepen<br />
aan minderjarigen onder de zestien jaar.<br />
De mensen op de foto zijn toevallige<br />
passanten op straat.<br />
Criminoloog Roel Verellen: “Het UFC is erkend en wordt gefinancierd<br />
door de Federale Overheidsdienst Justitie. Inzake de opvolging<br />
van vrijgelaten seksuele delinquenten is er een duidelijke taakverdeling.<br />
Justitie staat via een justitieassistent in voor de controle,<br />
het toezicht, terwijl wij de behandeling en begeleiding op ons nemen.<br />
In zekere zin probeert het gerecht een terugval van de delinquent<br />
te voorkomen door de rol van boeman te spelen, met als<br />
ultiem afschrikkingsmiddel opsluiting in de gevangenis, en streven<br />
wij hetzelfde doel na via hulpverlening.”<br />
Siegfried Koeck: “Hulp aan daders van seksueel geweld ligt heel<br />
gevoelig bij het publiek, maar kadert inderdaad in de preventie van<br />
nieuwe delicten. Uit betrouwbare Canadese gegevens blijkt dat<br />
van de professioneel behandelde seksuele delinquenten gemiddeld<br />
10 procent vroeg of laat recidiveert en van de niet-behandelde 18<br />
procent. Therapie halveert dus bijna het risico op een terugval. Dat<br />
resultaat is beter dan dat van sommige algemeen aanvaarde medische<br />
interventies zoals chemotherapie bij borstkanker. Voor het<br />
UFC, dat ambulante behandelingen verstrekt aan mensen met een<br />
laag tot gemiddeld gevaar voor recidive, zijn de cijfers zelfs nog<br />
gunstiger. Van de eerste honderd seksuele geweldplegers die<br />
we hier hebben behandeld is 6 procent gerecidiveerd, en slechts<br />
3 procent op een flagrante manier.”<br />
Het UFC-team bestaat uit twee psychiaters, drie psychologen, een<br />
criminoloog, een administratief medewerkster en externe consulenten.<br />
De therapeutische aanpak is veelzijdig en wordt telkens<br />
afgestemd op de individuele cliënt.<br />
Siegfried Koeck: “Centraal staat de cognitieve gedragstherapie.<br />
Uitgangspunt daarvan is dat een pathologisch gedragspatroon in<br />
stand wordt gehouden door een disfunctioneel denkpatroon. Het<br />
komt erop aan beide patronen bloot te leggen en de cliënt anders<br />
te leren denken en handelen. Het is onmogelijk om iemands seksuele<br />
voorkeuren te veranderen, maar we kunnen mensen wel helpen<br />
bij het leren vermijden van risicovolle situaties en van stimuli<br />
die gemakkelijk tot gevaarlijke fantasieën leiden. Er kan ook worden<br />
gezocht naar een substituut voor het maatschappelijk niet<br />
aanvaardbare seksuele gedrag, zodat de cliënt toch van een soort<br />
seksuele beleving en intimiteit kan genieten.<br />
“Belangrijk is ook dat de cliënt een gestructureerd leven leidt en<br />
bijvoorbeeld een job en een woonst heeft. Als er sprake is van een<br />
tekort aan zelfcontrole kunnen we voor controle vanuit de omgeving<br />
zorgen. Er kan dan bijvoorbeeld aan begeleid wonen worden<br />
gedacht.”<br />
In 5 tot 10 procent van de gevallen heeft ook medicatie een plaats<br />
in de therapie.
een methode om dat tot enkele uren te reduceren.<br />
Door met een mobiel DNA-laboratorium<br />
naar de plaats te rijden waar zich een<br />
misdaad heeft voorgedaan, zou dan soms<br />
bijna onmiddellijk het DNA-profiel en met<br />
een beetje geluk ook de identiteit van de<br />
dader of daders bekend zijn. Probleem is dat<br />
je voor een snelle analyse over heel zuivere<br />
sporen moet beschikken. Je bent ook ver-<br />
Siegfried Koeck: “De nieuwe generatie antidepressiva tempert de<br />
fantasie een beetje en er zijn ook farmaceutische producten die de<br />
testosteronproductie tot nul reduceren en zo de seksuele drive afremmen.<br />
Dat laatste wordt wel eens ‘chemische castratie’ genoemd,<br />
maar dat is een overdrijving: als met de medicatie wordt gestopt,<br />
keert het libido na verloop van tijd helemaal terug.”<br />
Hoewel de therapie erop is gericht de cliënt zoveel inzicht in zijn<br />
probleem en zoveel controle over zijn gedrag te laten verwerven<br />
dat verdere begeleiding eigenlijk niet meer nodig is, verbreekt het<br />
UFC de band met zijn cliënten nooit volledig.<br />
Siegfried Koeck: “Na de begeleiding vragen we de cliënt één of<br />
twee keer per jaar eens langs te komen om te vertellen hoe het<br />
gaat, welke moeilijkheden er eventueel zijn. Alle cliënten krijgen<br />
van ons ook de garantie dat ze in crisisperioden hier opnieuw een<br />
poosje op consultatie kunnen komen.”<br />
Het UFC fungeert ook als steuncentrum voor alle medewerkers<br />
van zowel de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg als de psychosociale<br />
diensten van de gevangenissen in Vlaanderen die zich<br />
met de problematiek van seksueel afwijkend gedrag bezighouden.<br />
Roel Verellen: “We verstrekken informatie en advies aan de<br />
collega’s in het werkveld, organiseren vormingen voor hen en<br />
Klinisch psycholoog Siegfried Koeck. “Van de eerste honderd seksuele<br />
geweldplegers die we hier hebben behandeld is 6 procent gerecidiveerd,<br />
en slechts 3 procent op een flagrante manier.”<br />
plicht een aantal gebruikelijke stappen en<br />
controles in de analyse over te slaan, wat<br />
de zo essentiële betrouwbaarheid van het<br />
resultaat vermindert.<br />
“Om de privacy van de betrokkene te beschermen,<br />
stemmen de vijftien merkers bij<br />
een DNA-analyse niet overeen met coderende<br />
genen en dus biologische eigenschappen.<br />
Uitzondering is de geslachts-<br />
Criminoloog Roel Verellen.<br />
merker, die ons toelaat te zeggen of we<br />
met een man of een vrouw te maken hebben.<br />
Met een DNA-chip, die nu al bestaat<br />
maar nog erg duur is, kunnen echter duizenden<br />
merkers worden bepaald. Als voor merkers<br />
zou worden gekozen waar specifieke<br />
eigenschappen mee samenhangen, zouden<br />
we via een DNA-profiel tot op zekere hoogte<br />
het uiterlijk van de persoon in kwestie kun-<br />
verrichten wetenschappelijk onderzoek om de gehanteerde therapieën<br />
te optimaliseren. Met het UFC streven we naar een evenwicht<br />
tussen onze therapeutische en onze ondersteunende opdracht.<br />
Om andere hulpverleners goed te kunnen assisteren, is<br />
het belangrijk zelf directe voeling te hebben met de behandelingspraktijk.<br />
“Op wetenschappelijk gebied hou ik mij momenteel onder meer<br />
bezig met het vraagstuk van de geïnterneerden - de geestelijk<br />
gestoorden die in de gevangenis worden opgesloten. De federale<br />
regering zoekt naar een alternatieve aanpak, waarbij voor die mensen<br />
een gepaste medische context wordt gecreëerd.”<br />
Siegfried Koeck: “We sleutelen ook aan een meer verfijnde<br />
classificatie van pedoseksuelen en verkrachters. Die twee groepen<br />
zijn namelijk nogal heterogeen. Sommige pedoseksuelen<br />
zijn bijvoorbeeld vooral op zichzelf gericht, andere meer op de<br />
kinderen tot wie ze zich aangetrokken voelen. Per groep willen<br />
we de verschillende subgroepen in kaart brengen en daar dan<br />
telkens een heel gerichte therapie voor ontwikkelen. Want de<br />
vraag is niet zozeer of onze therapie werkt, maar veeleer welke<br />
therapie voor welke seksuele delinquent werkt. Nee, Marc<br />
Dutroux kunnen we met geen enkele therapie helpen. Hij<br />
behoort tot die uitzonderlijk extreme gevallen waar ik zelf helemaal<br />
koud van word.”<br />
Universiteit Antwerpen 13
nen reconstrueren. Er is bijvoorbeeld een<br />
gen dat karakteristiek is voor mensen met<br />
ros haar, een ander gen zegt iets over de<br />
huidskleur, enzovoort. Wie weet zullen we<br />
op termijn over een apparaat beschikken<br />
waar je maar een bloeddruppel in hoeft te<br />
stoppen om er een portret van de leverancier<br />
van die druppel uit te laten rollen.”<br />
Massagraven in Kosovo en Rwanda<br />
Regelmatig wordt ook in internationaal verband<br />
een beroep gedaan op het CGG voor<br />
identificatieopdrachten.<br />
Werner Jacobs: “We hebben geholpen bij<br />
het identificeren van tsunami-slachtoffers<br />
en ik heb ook massagraven in Kosovo en<br />
Rwanda onderzocht. In Kosovo hadden de<br />
daders veel moeite gedaan om de identificatie<br />
onmogelijk te maken, onder meer door de<br />
identiteitspapieren van slachtoffers te vernietigen<br />
en hun kleding onderling te verwis-<br />
Vandaag oogt een DNA-profiel nog heel technisch, maar wie<br />
weet rolt er over enige tijd wel gewoon een menselijk portret<br />
uit de analyseapparatuur.<br />
selen. Identificatie via DNA-analyse kon alleen<br />
als er nog familieleden in leven waren<br />
van wie we het DNA als referentiemateriaal<br />
konden gebruiken.<br />
“In Kosovo hadden we ook de opdracht om<br />
aan de hand van de kwetsuren van de doden<br />
zo goed mogelijk te reconstrueren wat er<br />
was gebeurd. In Rwanda was dat zelfs onze<br />
enige opdracht, want alleen al omwille van<br />
het enorme aantal slachtoffers - in sommige<br />
graven lagen tienduizend mensen - was<br />
identificatie ginder onbegonnen werk.<br />
“In Rwanda waren bij een aantal slachtoffers<br />
eerst de achillespezen doorgesneden,<br />
zodat ze niet konden vluchten. En in een<br />
bepaald massagraf in Kosovo vonden we<br />
mensen die door de knieën waren geschoten<br />
vooraleer ze definitief waren afgemaakt - de<br />
vrouwen met een kogel door het hoofd, de<br />
mannen met een salvo in de borst. Merkwaardig<br />
hoe op uiteenlopende plaatsen bij<br />
slachtpartijen vergelijkbare methoden worden<br />
gehanteerd.”<br />
Shaken baby syndrome<br />
14 ALFABETA <strong>nummer</strong> <strong>70</strong> december <strong>20</strong>06 - januari-februari <strong>20</strong>07<br />
Een niet zo bekend maar in deze stresserende<br />
tijden toch tamelijk courant probleem<br />
waaraan binnen het Centrum<br />
voor Gerechtelijke Geneeskunde<br />
speciale aandacht<br />
wordt besteed, is het shaken<br />
baby syndrome. Het gaat hierbij<br />
om baby’s die zo krachtig<br />
door elkaar worden geschud<br />
dat ze hersenschade oplopen.<br />
Tot de mogelijke gevolgen<br />
behoren onder meer<br />
blindheid, gehoorverlies, verlamming,<br />
spraak- en leerproblemen<br />
en zelfs de dood.<br />
Werner Jacobs: “Ouders<br />
of andere opvoeders zullen<br />
doorgaans niet bekennen<br />
dat ze hun geduld en zelfbeheersing<br />
hebben verloren<br />
en een baby te hard hebben<br />
geschud. Overigens is er niet<br />
echt veel voor nodig om letsels<br />
te veroorzaken. Een bijkomend<br />
probleem voor het<br />
vinden van de dader is dat we<br />
moeilijk kunnen inschatten<br />
hoeveel tijd er is verstreken<br />
tussen de symptomen die we<br />
vaststellen en het schudden.<br />
Baby’s kunnen er een uur nadat<br />
ze zijn geschud al zo ellendig<br />
aan toe zijn dat ze in<br />
het ziekenhuis belanden, maar het is ook<br />
mogelijk dat ze pas na drie dagen duidelijke<br />
symptomen gaan vertonen. We zoeken nu<br />
naar wetenschappelijke methoden waarmee<br />
we het tijdstip van het schudden vrij precies<br />
kunnen achterhalen, zodat we kunnen na-<br />
gaan wie er op dat moment bij de baby was.<br />
We proberen bijvoorbeeld specifieke combinaties<br />
van symptomen aan een bepaald<br />
tijdsverloop te koppelen. Verder trachten we<br />
ook een profiel op te stellen van potentiële<br />
daders. Bij welke mensen en in welke gezinnen<br />
doet het shaken baby syndrome zich het<br />
frequentst voor? Hoe groot is het gevaar dat<br />
iemand die al eens een kind te hard heeft geschud<br />
dat opnieuw doet? Urgentiearts Marc<br />
De Leeuw werkt aan een doctoraal proefschrift<br />
over dit thema.”<br />
Natuurlijk of verdacht?<br />
Niet alle geweldplegingen op mensen zijn<br />
direct als dusdanig herkenbaar. Hoe maak je<br />
als arts bijvoorbeeld het onderscheid tussen<br />
een natuurlijk en een verdacht overlijden?<br />
Werner Jacobs: “In België mag elke arts om<br />
het even welk overlijden vaststellen en gaat<br />
het gerecht in principe op zijn of haar bevindingen<br />
voort. In Groot-Brittannië is alleen de<br />
behandelende arts bevoegd en dan nog op<br />
voorwaarde dat deze de betrokkene hoogstens<br />
twee weken voor zijn of haar overlijden<br />
persoonlijk heeft onderzocht. Anders<br />
wordt het lichaam automatisch overgedragen<br />
aan de coroner, de lijkschouwer, die dan<br />
bepaalt of er nader onderzoek nodig is. Het<br />
Belgische systeem is minder strikt, waardoor<br />
het risico toch groter is dat een moord onopgemerkt<br />
blijft.<br />
“Bij ons kunnen magistraten ook volledig<br />
autonoom beslissen wie ze als wetsdokter<br />
aanstellen. Meestal kiezen ze voor een specialist,<br />
maar ze mogen evengoed een huisarts<br />
inschakelen. Sinds <strong>20</strong>06 kunnen artsen<br />
in België een vijfjarige opleiding tot wetsdokter<br />
volgen, misschien zal dat een verschil<br />
maken. De huidige wetsdokters hebben het<br />
vak vrijwel altijd in de praktijk geleerd van<br />
een ancien. Zelf heb ik dat ook zo gedaan, al<br />
heb ik daarnaast nog een opleiding forensische<br />
pathologie voltooid.<br />
“Er komt pas een gerechtelijk onderzoek<br />
als er iets is dat tegen een natuurlijke dood<br />
pleit. Dat kunnen ook gewoon geruchten zijn<br />
die ineens opduiken en die de politie ertoe<br />
aanzetten de procureur des Konings om een<br />
lijkschouwing te vragen. Het is al gebeurd<br />
dat ik amper drie uur voor de crematie nog<br />
een lijk aan het onderzoeken was dat eerst<br />
was vrijgegeven maar waar op de valreep<br />
twijfels over waren ontstaan. Dat was niet<br />
elegant tegenover de nabestaanden, maar<br />
de enige manier om te verhinderen dat er<br />
misschien cruciaal bewijsmateriaal in rook<br />
zou opgaan.”
POLITIEKE WETENSCHAPPEN<br />
Regeren de media het land?<br />
Hoe groot is de politieke macht van de media? Zijn de politici van de Wetstraat de marionetten van de journalisten van -<br />
om slechts die twee te noemen - de Reyers- en de Medialaan? Het wetenschappelijke antwoord is genuanceerd: de politieke<br />
invloed van de media is reëel, maar meestal beperkt. De politieke berichtgeving zelf blijkt uitvoeriger en degelijker<br />
dan ooit te wezen.<br />
Stefaan Walgrave en Peter Van Aelst, twee<br />
politieke wetenschappers die deel uitmaken<br />
van de onderzoeksgroep Media, Middenveld<br />
en Politiek (kortweg M2P), bestuderen<br />
al diverse jaren de impact van de<br />
media op de politiek.<br />
Stefaan Walgrave: “Er zijn natuurlijk vele<br />
soorten media en vele soorten impact. Wij<br />
leggen ons toe op nieuwsmedia. Zoals andere<br />
media kunnen die invloed hebben op bijvoorbeeld<br />
de agenda setting van de politiek,<br />
dus op de thema’s die worden behandeld. Ze<br />
kunnen ook mee bepalen wat de politiek<br />
over een thema beslist of welke mensen<br />
politieke macht verwerven. Maar misschien<br />
wel het meest sluipend en moeilijkst vatbaar<br />
is de impact van de media op de manier<br />
waarop de politiek functioneert. Zo<br />
worden de interventies van premier Verhofstadt<br />
in het parlement getimed in functie<br />
van de tv-journaals ‘s avonds. Partijen en<br />
Universiteit Antwerpen 15
Freya Van den Bossche raakte in het jaar <strong>20</strong>00 dankzij Bracke en Crabbé in geen tijd in heel Vlaanderen<br />
bekend, maar iemand zoals Jo Vandeurzen bewijst dat je het ook zonder speciale hulp van de media nog<br />
altijd kunt maken in de politiek.<br />
politici hanteren in toenemende mate een<br />
medialogica naast een politieke logica, ze<br />
stemmen hun handelingen en formuleringen<br />
steeds meer op de media af.<br />
“Nieuwsmedia kunnen directe of indirecte<br />
politieke effecten hebben. Onder directe effecten<br />
verstaan we de effecten op politici<br />
en partijen, onder indirecte de effecten op<br />
het publiek. Als politici rekening houden<br />
met wat de media zeggen en schrijven, is<br />
dat uiteraard niet om de betrokken journalisten<br />
tevreden te stellen, maar vooral<br />
omdat ze denken dat die media de mening<br />
van het publiek sturen of reflecteren. Er is<br />
nog een ander soort indirecte media-impact.<br />
Ook zonder zelf een krant te lezen of<br />
tv te kijken kun je namelijk door de politieke<br />
berichtgeving in de media worden beïnvloed.<br />
Anderen kunnen je bijvoorbeeld<br />
vertellen wat een politicus in Het Nieuws<br />
op VTM of in Ter Zake op Canvas heeft<br />
gezegd.<br />
“Het zal duidelijk zijn dat het niet simpel is<br />
de politieke impact van de nieuwsmedia<br />
precies te meten. Toch is onze onderzoeksgroep<br />
M2P behoorlijk positivistisch ingesteld,<br />
we proberen macht te meten en<br />
kwantitatief in te schatten. We bestuderen<br />
in welke omstandigheden, op welke momenten,<br />
in welke opzichten en op welke<br />
manieren nieuwsmedia een politieke impact<br />
hebben. Voor de jaren negentig hebben<br />
we een tijdreeksanalyse verricht, waarbij<br />
we voor België week na week hebben<br />
nagetrokken welke thema’s eerst in de<br />
nieuwsmedia aangekaart en vervolgens<br />
door de politiek opgepikt werden. Dat onderzoek<br />
heeft aangetoond dat de media regelmatig<br />
als aangever fungeren. Af en toe<br />
spelen ze zelfs heel manifest die rol. Recent<br />
16 ALFABETA <strong>nummer</strong> <strong>70</strong> december <strong>20</strong>06 - januari-februari <strong>20</strong>07<br />
hebben we dat nog gezien toen de 18-jarige<br />
Hans Van Themsche op straat in Antwerpen<br />
met zijn pasgekocht geweer drie<br />
mensen neerschoot, wat tot een enorme<br />
aandacht en verontwaardiging in de media<br />
leidde. Onmiddellijk na het drama is de wapenwet<br />
aangepast.”<br />
De macht van de media?<br />
Of van de realiteit?<br />
Aan de media wordt doorgaans veel macht<br />
toegedicht. Ook op politiek gebied. Kort<br />
voor de federale verkiezingen van 1999<br />
leek de door Jean-Luc Dehaene geleide<br />
rooms-rode coalitie nog haar meerderheid<br />
te zullen behouden. Maar toen brak de<br />
dioxinecrisis uit, die in de nieuwsmedia een<br />
tyfoon van kritiek op de federale bestuursploeg<br />
genereerde. Resultaat: de nieuwe<br />
regering kleurde paars en Guy Verhofstadt<br />
werd na twaalf jaar oppositie premier.<br />
Peter Van Aelst: “De media hebben toen<br />
inderdaad de politieke agenda kunnen bepalen<br />
en van de dioxinecrisis het centrale<br />
thema van de campagne gemaakt, maar<br />
dat was toch een uitzonderlijke gang van<br />
zaken. Het klinkt eigenaardig, maar uit ons<br />
onderzoek in verband met agenda setting<br />
blijkt dat in verkiezingstijden de politieke<br />
macht van de nieuwsmedia kleiner is dan<br />
in niet-verkiezingstijden.”<br />
Stefaan Walgrave: “De werkelijkheid is<br />
hier contra-intuïtief. Toch ligt de verklaring<br />
voor de hand. In verkiezingstijden proberen<br />
politici en partijen zelf heel actief de agenda<br />
te bepalen. Ze willen dan de thema’s die<br />
zij belangrijk vinden onder de aandacht van<br />
de mensen brengen en zijn weinig receptief<br />
voor onderwerpen die de media naar voren<br />
schuiven. Bovendien zetten de media tijdens<br />
kiescampagnes spontaan al een stap<br />
achteruit. Vanuit een nu-is-het-aan-hengedachte<br />
gunnen ze de politieke actoren wat<br />
meer ruimte.”<br />
Peter Van Aelst: “De impact van de media<br />
kan in specifieke gevallen groot zijn, maar<br />
in het algemeen moet hij toch worden gerelativeerd.<br />
Eerder dit jaar ben ik gepromoveerd<br />
op een studie naar de rol van de<br />
nieuwsmedia tijdens de federale verkiezingscampagne<br />
van <strong>20</strong>03. Belangrijkste<br />
vaststelling was dat de media in het politieke<br />
spel nog altijd vaak de rol van toeschouwer<br />
vervullen. Meermaals zijn ze ook<br />
speler, maar slechts heel uitzonderlijk, zoals<br />
ten tijde van de dioxinecrisis, treden ze<br />
als scheidsrechter op. Nieuwsmedia kunnen<br />
ook niet om het even wat zeggen of schrijven.<br />
Ze kunnen een verhaal wel opkloppen,<br />
dat is bijvoorbeeld met de Visa-affaire in<br />
Antwerpen gebeurd, maar er moet altijd<br />
iets zijn om een artikel of reportage aan op<br />
te hangen. De kapstok, of bananenschil,<br />
moet vanuit de werkelijkheid worden aangeleverd.”<br />
Stefaan Walgrave: “De media hebben de<br />
dioxinecrisis niet bedacht. Iedereen weet<br />
nog hoe op bevel van de overheid de kippen<br />
uit de supermarkten moesten worden<br />
weggehaald. De macht van de media mag<br />
niet met de macht van de realiteit worden<br />
verward. Het is onzin te beweren dat de<br />
nieuwsmedia de politiek in beslissende<br />
mate zouden sturen. De media hebben een<br />
politieke impact, maar de meeste empirische<br />
onderzoeken tonen aan dat die beperkt<br />
is. De politiek wordt nog altijd in de<br />
eerste plaats endogeen en dus van binnenuit,<br />
door partijen en politici, gestuurd.”<br />
Hoe meer media-aandacht,<br />
hoe meer voorkeurstemmen<br />
De politieke invloed van de nieuwsmedia<br />
verschilt naargelang het thema.<br />
Stefaan Walgrave: “Er kan een onderscheid<br />
worden gemaakt tussen obtrusive<br />
en unobtrusive issues, tussen laten we zeggen<br />
voelbare en niet-voelbare thema’s. In<br />
het eerste geval gaat het om zaken zoals<br />
inflatie, waarmee de mensen in het dagelijks<br />
leven zelf direct te maken hebben. In<br />
het tweede geval om bijvoorbeeld de CO 2problematiek<br />
of de ontwikkeling van de<br />
overheidsschuld, waarover we alleen<br />
indirect, via de media, informatie kunnen<br />
verwerven. Het is evident dat hoe voelbaarder<br />
een thema is, hoe minder ons den-
ken erover door de media zal worden beïnvloed.<br />
We hebben geen krant nodig om te<br />
weten dat de prijzen stijgen. Uit een en<br />
ander volgt dat bij gemeenteraadsverkiezingen,<br />
die vooral over voelbare thema’s<br />
handelen, de media-impact gemiddeld kleiner<br />
is dan bij - in deze volgorde - Vlaamse,<br />
federale en Europese verkiezingen.”<br />
Nieuwsmedia hebben een grote invloed op<br />
de populariteit van individuele politici.<br />
Peter Van Aelst: “Een onderzoek naar<br />
voorkeurstemmen dat ik samen met collega’s<br />
van de KULeuven heb verricht, heeft<br />
ondubbelzinnig aangetoond dat politici<br />
meer stemmen halen naarmate ze meer<br />
media-aandacht krijgen. Nogal wat politici<br />
doen dan ook hard hun best om zo dikwijls<br />
mogelijk in het nieuws te komen. Van de<br />
andere kant is de impact van de media op<br />
de electorale score van politieke partijen<br />
gering. Karel De Gucht of Yves Leterme<br />
hebben veel meer te winnen bij uitgebreide<br />
media-aandacht dan de VLD of de<br />
CD&V. De media beïnvloeden niet zozeer<br />
de krachtsverhoudingen tussen als wel binnen<br />
de verschillende partijen.<br />
“Tijdens de campagne van <strong>20</strong>03 besteedde<br />
de openbare omroep in één dag meer tijd<br />
aan de verkiezingen dan in 1961 gedurende<br />
de hele campagne. De mediatisering werkt<br />
een personalisering van de politiek in de<br />
hand. In politieke interviews en debatten<br />
zijn het nu eenmaal altijd personen die het<br />
woord voeren. Ook als zij in naam van hun<br />
partij spreken, trekken ze in de eerste plaats<br />
als individuen de aandacht.”<br />
Freya Van den Bossche is een schoolvoorbeeld<br />
van iemand die dankzij de media politiek<br />
is gelanceerd. In <strong>20</strong>00 won ze in het<br />
meerdelige VRT-televisieprogramma Bracke<br />
en Crabbé de debatwedstrijd tussen dochters<br />
en zonen van bekende politici die kandidaat<br />
waren voor de gemeenteraadsverkiezingen.<br />
Peter Van Aelst: “Dat ze via de televisie<br />
in één klap in heel Vlaanderen bekend is<br />
geworden, betekent natuurlijk nog niet dat<br />
ze het anders als politica niet zou hebben<br />
gemaakt. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor<br />
Inge Vervotte. Nog altijd zijn er mensen<br />
zoals Jo Vandeurzen, Bart De Wever en<br />
Yves Leterme, die zonder speciale hulp<br />
van de media komen bovendrijven in de<br />
politiek. Dat is toch ook weer een belangrijke<br />
relativering en nuancering van de<br />
media-impact.<br />
“Overigens stellen we vast dat Freya Van<br />
den Bossche door de nieuwsmedia niet<br />
echt wordt gehypet. Maar er zijn nog tal<br />
van andere media die een invloed kunnen<br />
hebben op de politieke voorkeuren van<br />
mensen. Misschien dat een uitvoerig portret<br />
van Freya in Flair, met ruime aandacht<br />
voor haar persoon en emoties, een aantal<br />
lezeressen van dat blad voor haar kan doen<br />
stemmen. De media zijn vandaag alom present<br />
en ons onderzoek brengt maar een<br />
deel van hun impact in kaart.”<br />
Doe de Stemtest<br />
Naast het genoemde Bracke en Crabbé<br />
(<strong>20</strong>00 en <strong>20</strong>03) werd de voorbije jaren in<br />
campagnetijden onder meer Doe de Stemtest<br />
(<strong>20</strong>03 en <strong>20</strong>04) op de Vlaamse kijkers /<br />
Peter Van Aelst: “De media beïnvloeden niet<br />
zozeer de krachtsverhoudingen tussen als<br />
wel binnen de verschillende partijen.”<br />
kiezers losgelaten. Het ging om druk bekeken<br />
maar vaak scherp bekritiseerde programma’s.<br />
Stefaan Walgrave: “Kritiek op de kwaliteit<br />
van de nieuwsmedia is van alle tijden. Tegenwoordig<br />
zou het infotainment te sterk<br />
domineren. Maar als je een breed publiek<br />
wilt bereiken, wat in het geval van verkiezingen<br />
toch een logisch streefdoel is, moet<br />
je af en toe wat populairder durven zijn en<br />
eens een luchtige babbel inlassen of een BV<br />
opvoeren. Ter Zake 06, Ter Zake XL en Woord<br />
tegen Woord, de tv-programma’s die tijdens<br />
de campagne voor de jongste gemeenteraadsverkiezingen<br />
werden uitgezonden,<br />
vond ik degelijk en interessant. Het ging<br />
daarin echt over lokale politiek.<br />
“Bij Doe de Stemtest konden de kijkers door<br />
enkele tientallen stellingen te evalueren<br />
achterhalen welke politieke partij het<br />
meest bij hun persoonlijk profiel paste. Dat<br />
lag natuurlijk gevoelig, niet alle partijen<br />
waren even gelukkig met die test, maar zelf<br />
stond ik er vierkant achter. Het was een<br />
feest van de democratie. Door de stellingen<br />
en alle uitleg en interviews erover raakten<br />
honderdduizenden mensen op een boeiende<br />
manier beter geïnformeerd over de politiek.<br />
“In <strong>20</strong>03 diende elke politieke partij aan<br />
één stelling van Doe de Stemtest een joker<br />
te koppelen. In feite dwong de VRT de partijen<br />
toen een accent in hun programma te<br />
leggen. Dat vond ik te ver gaan. Van de politiek<br />
mag niet worden verlangd dat die<br />
zich ook inhoudelijk naar de wensen van<br />
de media plooit.”<br />
Peter Van Aelst: “Een door ons verricht<br />
onderzoek heeft geleerd dat de impact van<br />
Doe de Stemtest op het kiesgedrag al bij al<br />
minimaal is geweest. Heel veel mensen die<br />
aan de test meededen, zagen hun politieke<br />
voorkeur gewoon bevestigd. Een deel van<br />
het publiek geloofde niet in de test, waardoor<br />
de uitkomst ervan ook geen invloed<br />
kon hebben op hun kiesgedrag. Slechts een<br />
kleine groep werd door de test aan het<br />
twijfelen gebracht, maar hun uiteindelijke<br />
keuze veranderde er niet automatisch<br />
door: ze namen het resultaat van de test<br />
gewoon mee als een element in hun overwegingen.<br />
Het verwijt dat Doe de Stemtest<br />
de kijkers zou hebben gemanipuleerd en<br />
de verkiezingsuitslag in een bepaalde richting<br />
zou hebben gestuurd, slaat nergens<br />
op.”<br />
Stefaan Walgrave: “Ik heb de indruk<br />
dat het scepticisme over de nieuwsmedia<br />
de jongste tijd wat afneemt. Misschien<br />
omdat velen beginnen in te zien dat de<br />
macht van de media minder groot is dan<br />
ze dachten.”<br />
Peter Van Aelst: “We hebben het hier uitsluitend<br />
over verkiezingsprogramma’s van<br />
de openbare omroep. VTM heeft om financiële<br />
redenen afgehaakt. Zeker in het licht<br />
van het feitelijke monopolie dat is ontstaan,<br />
vind ik het belangrijk dat de VRT<br />
voor diversiteit zorgt. Naast Doe de Stemtest<br />
moet er ruimte blijven voor ernstige,<br />
Walter Zinzenachtige formats. De niche<br />
van kijkers die inhoud, diepgang en lange,<br />
harde debatten wensen, moet ook worden<br />
bediend. Het mag niet allemaal populair<br />
zijn.”<br />
Universiteit Antwerpen 17
Doe de Stemtest. Onderzoek toont aan dat het effect van dit druk bekeken tv-programma op het kiesgedrag gering is geweest. Foto: © VRT.<br />
Opgepast met opiniepeilingen<br />
Zeker in verkiezingstijden regent het in de<br />
nieuwsmedia resultaten van opiniepeilingen.<br />
In hoeverre beïnvloeden die de latere<br />
uitslagen?<br />
Stefaan Walgrave: “Mensen hebben de<br />
neiging voor een partij te stemmen die op<br />
winst staat in de peilingen. Er is een bandwagoneffect.<br />
Het omgekeerde, een underdogeffect,<br />
bestaat ook, maar is doorgaans<br />
toch iets zwakker. Als een partij waarvoor<br />
je enige sympathie hebt het slecht doet in<br />
de peilingen, stijgt de kans dat je uit medelijden<br />
voor die partij zult stemmen.”<br />
Peter Van Aelst: “Bij de gemeenteraadsverkiezingen<br />
van oktober heeft in Mortsel<br />
misschien het underdogeffect gespeeld. In<br />
de media was het beleid van burgemeester<br />
Ingrid Pira enorm bekritiseerd, maar toch<br />
heeft Pira veruit de meeste voorkeurstemmen<br />
behaald en is het door haar geleide<br />
kartel Groen!-sp.a-Spirit als grootste politieke<br />
formatie uit de stembus gekomen.”<br />
Stefaan Walgrave: “In landen waar geen<br />
stemplicht bestaat, kunnen peilingen ook<br />
een mobiliserend of demobiliserend effect<br />
hebben. Als er een nek-aan-nekrace wordt<br />
voorspeld, zullen meer kiezers gaan stemmen.<br />
Maar als de uitslag op voorhand al<br />
18 ALFABETA <strong>nummer</strong> <strong>70</strong> december <strong>20</strong>06 - januari-februari <strong>20</strong>07<br />
lijkt vast te staan, zullen minder mensen<br />
zich de moeite getroosten hun stem uit te<br />
brengen.”<br />
Peter Van Aelst: “Indien een partij volgens<br />
de peilingen net onder de kiesdrempel<br />
dreigt te stranden, kan haar dat extra stemmen<br />
opleveren. De mensen weten dan dat<br />
die partij hun stem heel hard kan gebruiken.<br />
Iedereen zal zich nog wel het succes<br />
herinneren van de Groen! is nodig-actie van<br />
<strong>20</strong>04.”<br />
Opiniepeilingen leveren interessante informatie<br />
op, alleen spelen ze vandaag soms<br />
een iets te dominante rol in de politieke<br />
berichtgeving.<br />
Stefaan Walgrave: “Het gaat steeds minder<br />
over de inhoud, over hoe partijen bepaalde<br />
kwesties willen aanpakken, en<br />
steeds meer over hoe goed of slecht die<br />
partijen bij de kiezer en in de race met de<br />
andere partijen scoren. De aandacht wordt<br />
van de hoofdzaak afgeleid.”<br />
Peter Van Aelst: “Te gemakkelijk misbruiken<br />
journalisten de resultaten van opiniepeilingen<br />
ook om politici in het nauw te<br />
drijven, ze ter verantwoording te roepen en<br />
zelfs verdacht te maken. Ze krijgen bijvoorbeeld<br />
te horen dat een peiling aantoont dat<br />
hun standpunt botst met dat van de meerderheid<br />
van de bevolking. ‘U pleit voor min-<br />
der parkeerplaatsen in Antwerpen, terwijl<br />
60 procent van de mensen er juist meer<br />
wenst. U gaat dus tegen de wil van de<br />
bevolking in?’ Dat is zo’n beetje de toon.”<br />
Stefaan Walgrave: “Je roept daarmee het<br />
beeld op dat de politiek wereldvreemd is en<br />
zich niet bekommert om de zaken waar de<br />
mensen van wakker liggen. Dat is populistisch,<br />
het getuigt van een bedenkelijke<br />
anti-establishmenthouding. Politieke<br />
partijen hoeven niet klakkeloos het standpunt<br />
van de meerderheid van de bevolking<br />
over te nemen. Ze mogen gerust afwijkende<br />
meningen vertolken en de mensen van<br />
de voordelen daarvan proberen te overtuigen.<br />
Maar dat veronderstelt dat de<br />
nieuwsmedia hen de ruimte geven om<br />
over de inhoud te praten.<br />
“Het is uitstekend dat partijen onderling<br />
van standpunt verschillen, dat ze uiteenlopende<br />
voorstellen doen om de problemen<br />
van de samenleving op te lossen. Op basis<br />
van het aanbod en de confrontatie van al<br />
die ideeën moet de kiezer dan maar een<br />
keuze maken. Politici moeten kloten aan<br />
hun lijf hebben en de mensen, om het met<br />
Steve Stevaert te zeggen, desnoods tegen<br />
hun zin gelukkig maken. Als de media te<br />
veel aandacht schenken aan peilingen en<br />
meerderheidsstandpunten, creëren ze de
illusie dat er zoiets als het volk, het publiek<br />
bestaat. Terwijl er op politiek gebied constant<br />
sprake is van tegenstellingen, van<br />
het botsen van meningen. In Vlaanderen of<br />
België vertegenwoordigt geen enkele politieke<br />
partij de meerderheid van de bevolking.”<br />
Als er voorzichtig moet worden omgesprongen<br />
met peilingen, geldt hetzelfde<br />
dan ook voor directe democratie? Een referendum<br />
is net zo goed een peiling.<br />
Stefaan Walgrave: “Maar dan wel één<br />
waarrond campagne wordt gevoerd. Bij<br />
gewone opiniepeilingen vormen mensen<br />
zich vaak een instantmening. Bij een referendum<br />
kunnen verschillende partijen verschillende<br />
standpunten innemen en daar<br />
ook verschillende argumenten voor aanvoeren.<br />
De mensen krijgen de kans zich<br />
behoorlijk te informeren en op die manier<br />
tot een doordachte keuze te komen.”<br />
Vroeger was het slechter<br />
In het algemeen zijn we er inzake politieke<br />
berichtgeving de laatste decennia met reuzenschreden<br />
op vooruitgegaan.<br />
Stefaan Walgrave: “Het gaat steeds minder<br />
over de inhoud en steeds meer over hoe<br />
goed of slecht partijen bij de kiezer en in de<br />
race met de andere partijen scoren.”<br />
Peter Van Aelst: “Zowel de omvang als de<br />
diversiteit van het aanbod is ongelooflijk<br />
toegenomen. Misschien is er nu zelfs een<br />
overkill aan politieke informatie. In die bre-<br />
Chris Van den Wyngaert ontvangt Prijs voor Mensenrechten<br />
Op zondag 10 december, de internationale dag voor de rechten van de mens, heeft professor<br />
in strafrecht Chris Van den Wyngaert in het Elzenveld in Antwerpen de jaarlijkse Prijs<br />
voor Mensenrechten ontvangen, haar toegekend door de Liga voor Mensenrechten.<br />
Haar hele volwassen leven al strijdt Chris Van den Wyngaert tegen onrecht en onmenselijkheid.<br />
Als jonge vrouw deed ze dat onder meer via protestliedjes op gitaarmuziek -<br />
naast haar juristenopleiding voltooide ze een conservatoriumopleiding klassieke gitaar -<br />
en nu doet ze hetzelfde in toga. Chris Van den Wyngaert zetelt sinds <strong>20</strong>03 als rechter in<br />
het Joegoslaviëtribunaal van de Verenigde Naties in Den Haag. Eerder werkte ze verschillende<br />
wetboeken uit, onder andere voor de Europese Unie. Nog eerder streed ze mee tegen<br />
het apartheidsregime in Zuid-Afrika - in opdracht van de Liga voor Mensenrechten<br />
volgde ze er als waarnemer het proces tegen ANC-actievoerster Hélène Passtoors.<br />
Professor Van den Wyngaert werd door de Liga expliciet geëerd voor haar bijdrage tot de<br />
ontwikkeling van het internationaal strafrecht. De internationalisering en humanisering<br />
van het strafrecht kunnen in belangrijke mate het wereldwijde respect voor de mensenrechten<br />
bevorderen, aldus de Liga. “Mede dankzij u zijn politieke en militaire bevelhebbers<br />
met bloed aan de handen niet langer veilig binnen de eigen landsgrenzen”, luidde het<br />
tijdens de prijsuitreiking. Al was dat laatste misschien toch iets te optimistisch uitgedrukt,<br />
want uitgerekend diezelfde dag overleed in Chili op 91-jarige leeftijd Augusto Pinochet,<br />
die voor zijn daden als dictator nooit verantwoording heeft moeten afleggen voor een<br />
rechtbank. Blijven strijden, dus.<br />
de stroom zit ongetwijfeld wat meer onzin<br />
dan vroeger, maar tegelijk is ook de hoeveelheid<br />
degelijke informatie groter dan<br />
ooit. Twintig, dertig jaar geleden moest de<br />
openbare omroep zozeer letten op het<br />
respecteren van politieke evenwichten, dat<br />
hij zijn berichtgeving bewust sober hield.<br />
De kranten van hun kant waren nog sterk<br />
ideologisch gekleurd, wat hen partijdig<br />
en eenzijdig maakte. Ze besteedden ook<br />
minder aandacht aan politiek nieuws dan<br />
nu. Mensen die heimwee hebben naar hoe<br />
het vroeger was, moeten zich toch eens afvragen<br />
waar ze precies heimwee naar hebben.<br />
“De verkiezingscampagnes duren tegenwoordig<br />
wel wat te lang. Je krijgt door de<br />
media, en natuurlijk ook door de politieke<br />
partijen zelf, zo veel informatie over je<br />
heen gestort, dat je het onvermijdelijk beu<br />
wordt. In de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen<br />
heb ik Ter Zake 06 en<br />
heel wat extra krantenartikels best kunnen<br />
smaken, maar de laatste week had ik het<br />
toch gehad. Komaan, dacht ik, geef ons nu<br />
eindelijk de verkiezingsuitslagen.”<br />
Universiteit Antwerpen 19
EEN NIEUWE METHODE VOOR DE PREVENTIE VAN PEST<br />
De Zwarte Dood<br />
ligt nog altijd op de loer<br />
Verdelging van de vlooien van een kolonie gerbils (woestijnratten) in Kazachstan in het kader van pestpreventie.<br />
In de veertiende eeuw maakte de pest in Europa ettelijke miljoenen slachtoffers. Tegenwoordig is de Zwarte Dood helemaal<br />
uit Europa verdwenen en besmet de Yersinia pestis-bacterie wereldwijd nog maar enkele duizenden mensen per jaar.<br />
Toch blijft de pest een potentiële megakiller en is waakzaamheid zeker geboden. In Kazachstan ontwikkelde professor in<br />
de biologie Herwig Leirs, een specialist in de ecologie van knaagdieren, met een internationaal team een methode die toelaat<br />
mogelijke pestepidemieën lang op voorhand te detecteren en ze efficiënt te voorkomen. Ook in Afrika, het continent<br />
waar zich nu de meeste gevallen van pest voordoen, verrichten Herwig Leirs en zijn medewerkers onderzoek naar pest en<br />
pestbestrijding.<br />
Builenpest, longpest<br />
Meestal neemt de pest de vorm aan van<br />
builenpest. De pestbacterie nestelt zich dan<br />
in de lymfevaten, wat tot pijnlijke klierzwellingen<br />
leidt (“builen”), maar bijvoorbeeld<br />
ook tot koorts, hoofdpijn en, als<br />
gevolg van inwendige bloedingen, zwarte<br />
vlekken op de huid. Zonder behandeling<br />
met antibiotica overlijden de meeste<br />
patiënten binnen drie tot vijf dagen.<br />
Soms manifesteert de ziekte zich als long-<br />
<strong>20</strong> ALFABETA <strong>nummer</strong> <strong>70</strong> december <strong>20</strong>06 - januari-februari <strong>20</strong>07<br />
pest, waarbij de patiënt bloed ophoest,<br />
moeizaam ademhaalt en ook weer geteisterd<br />
wordt door onder andere koorts en<br />
hoofdpijn. Bijna alle patiënten sterven binnen<br />
twee dagen.<br />
Herwig Leirs: “Longpest is zowel het dodelijkst<br />
als het besmettelijkst. Builenpest<br />
kan nog worden behandeld wanneer de patiënt<br />
al symptomen van de ziekte vertoont,<br />
maar bij longpest is het dan te laat en een<br />
fatale afloop onvermijdelijk. Een verschil<br />
met builenpest is nog dat longpest via<br />
hoesten en niezen gemakkelijk van mens<br />
op mens kan worden overgedragen. Het<br />
gevaar dat de pest vroeg of laat nieuwe<br />
catastrofes zal veroorzaken, is daarom<br />
vooral bij longpest reëel. Stel je maar even<br />
voor dat de builenpest die soms in het<br />
noordoosten van Tanzania voorkomt zich<br />
tot longpest zou ontwikkelen en dat een<br />
besmette persoon dan de bus zou nemen<br />
naar de enkele uren verder gelegen stad<br />
Dar es Salaam met haar drie of vier miljoen<br />
inwoners. Een massale verspreiding van
longpest zou totaal niet meer tegen te houden<br />
zijn. Om praktische redenen zou het in<br />
zo’n stad nooit lukken om tijdig alle contactpersonen<br />
van patiënten te isoleren en<br />
ze een preventieve antibioticakuur te laten<br />
volgen, wat het enige is dat zou kunnen<br />
helpen.”<br />
Wilde knaagdieren en hun vlooien<br />
Het natuurlijke reservoir van de pestbacterie<br />
en meteen ook de ultieme basis van<br />
pestepidemieën onder mensen zijn wilde<br />
knaagdieren.<br />
Herwig Leirs: “Afhankelijk van de streek<br />
gaat het nu eens om ratten, dan weer om<br />
marmotten, muizen of eekhoorns. Dikwijls<br />
maakt de pestbacterie die knaagdieren ziek<br />
zonder ze te doden. Ze bewaren de bacterie<br />
in hun lichaam en geven ze van knaagdier<br />
op knaagdier en van generatie op generatie<br />
door.<br />
“De besmetting van mensen gebeurt meestal<br />
via vlooien die zich met het bloed van<br />
knaagdieren voeden. De meeste vlooiensoorten<br />
hebben een voorkeur voor een bepaalde<br />
gastheer, bijvoorbeeld de zwarte<br />
rat, maar die voorkeur is niet exclusief. Als<br />
de omstandigheden ernaar zijn, durven ze<br />
ook bloed van andere dieren of van mensen<br />
opzuigen. Het is bijvoorbeeld bekend<br />
dat in het oosten van Kazachstan, in de<br />
bergen aan de grens met China, van tijd<br />
tot tijd marmottenjagers met pest besmet<br />
raken. Die jagers villen elke marmot die ze<br />
te pakken krijgen onmiddellijk en hangen<br />
de pels, waarin nog vlooien zitten, dan over<br />
hun schouder. Het kan dat de vlooien de<br />
jagers in de nek bijten en hen zo besmetten.<br />
“Maar het grootste gevaar voor een epidemie<br />
onder mensen doet zich voor wanneer<br />
in een streek een variant van de pestbacterie<br />
opduikt die, anders dan doorgaans het<br />
geval is, heel veel knaagdieren doodt. De<br />
besmette vlooien van die dieren zijn dan<br />
wel verplicht een andere voedingsbron, bijvoorbeeld<br />
mensen, te zoeken. Dit betekent<br />
ook dat je bij een pestepidemie altijd eerst<br />
de vlooien moet bestrijden - waarbij je moet<br />
controleren of de betreffende populatie<br />
niet resistent is voor het insecticide<br />
dat je gebruikt - en pas daarna de knaagdieren.<br />
Verdelg je eerst de knaagdieren,<br />
dan zullen hun besmette vlooien om hun<br />
honger te stillen andere gastheren zoals<br />
katten of mensen uitkiezen, met alle gevolgen<br />
vandien.<br />
“In de Verenigde Staten krijgen elk jaar wel<br />
enkele mensen pest door contact met een<br />
besmette kat. Katten die een besmette rat<br />
vangen en ervan eten, raken zelf besmet en<br />
ontwikkelen dan gemakkelijk longpest. Door<br />
druppeltjes bloed in het slijm of speeksel<br />
dat ze uithoesten kunnen ze de ziekte overdragen<br />
op mensen. Het gebeurt in Amerika<br />
ook dat stukken van een nationaal park<br />
worden afgesloten omdat er builenpest is<br />
geconstateerd bij grondeekhoorns, wat een<br />
risico inhoudt voor kampeerders.<br />
“In de steppen in Kazachstan komt het af<br />
en toe voor dat een kameel met een poot in<br />
het holen- en gangensysteem van een gerbilkolonie<br />
wegzakt - gerbils zijn woestijnratten<br />
- en blijft vastzitten tot de eigenaar<br />
het dier uren of zelfs dagen later vindt en<br />
bevrijdt. Intussen hebben de vlooien die<br />
zich aan de gerbils voeden de gelegenheid<br />
gehad ook bloed van de kameel op te zuigen<br />
en hem zo eventueel met de pestbacterie<br />
te besmetten. Die kameel wordt dan<br />
ziek, waarop hij vlug zal worden geslacht<br />
om hem als voedsel voor de mens toch nog<br />
enig nut te laten hebben. Bij het slachten<br />
kunnen pestbacteriën die in het kamelenbloed<br />
zitten via wondjes in het lichaam van<br />
de slachters dringen. Ook als het kamelenvlees<br />
niet helemaal doorbakken wordt<br />
gegeten, kunnen pestbacteriën mensen<br />
besmetten, meer bepaald via wondjes in<br />
de mond of darm.<br />
De grote gerbil (Rhombomys opimus) is maar een<br />
van de vele knaagdiersoorten die als natuurlijk<br />
reservoir voor de pestbacterie fungeren.<br />
“In Mozambique voeden mensen zich<br />
soms met ratten, die dan op een stokje<br />
worden gestoken en geroosterd. Zoals we<br />
ook in België bij het barbecueën wel eens<br />
meemaken, kan het vlees dat wordt gegeten<br />
aan de buitenkant verbrand zijn, maar<br />
vanbinnen nog rauw. Gaat het om vlees<br />
van een rat die met de pestbacterie was<br />
besmet, dan kan de ziekte rechtstreeks van<br />
het knaagdier op de mens overgaan.”<br />
Pestcontrole in de Sovjet-Unie<br />
Doordat verschillende soorten knaagdieren<br />
als natuurlijk reservoir voor de pestbacterie<br />
fungeren en nog een hele reeks andere<br />
dieren - van vlo, over kameel en kat, tot<br />
zelfs vogels - een rol kunnen spelen bij de<br />
verspreiding van de ziekte, zal het waarschijnlijk<br />
nooit lukken de pest volledig uit<br />
te roeien.<br />
Herwig Leirs: “We hebben weet van drie<br />
reusachtige pestepidemieën, pandemieën<br />
in feite. De eerste vond plaats in de zesde<br />
eeuw. De tweede, die miljoenen Europeanen<br />
heeft gedood, in de veertiende<br />
eeuw. En de derde, die in Azië en Amerika<br />
een dramatische tol heeft geëist, op het<br />
einde van de negentiende eeuw. Bij elke<br />
pandemie hoorde een specifieke stam van<br />
de pestbacterie en alle drie die stammen<br />
zijn ook vandaag nog terug te vinden in de<br />
natuur. In Congo en Tanzania zitten pestbacteriën<br />
die vermoedelijk directe afstammelingen<br />
zijn van de bacteriën die de eerste<br />
pandemie veroorzaakten.”<br />
Als het niet haalbaar is om na de pokken in<br />
de jaren zeventig van de vorige eeuw nu<br />
ook de pest van de aardbodem te doen verdwijnen,<br />
dan is efficiënte preventie de beste<br />
oplossing. In 1947 hebben de Sovjets in<br />
Centraal-Azië - Kazachstan, Oezbekistan,<br />
Kirgizstan, Tadzjikistan en delen van Rusland<br />
- een omvangrijk controlesysteem<br />
opgezet, dat helemaal was toegespitst<br />
op gerbils, die daar de basis van de pest<br />
vormen.<br />
Herwig Leirs: “Officiële cijfers geven aan<br />
dat er in de eerste helft van de twintigste<br />
eeuw in Kazachstan regelmatig jaren<br />
waren waarin honderden mensen aan<br />
builenpest stierven. Het ging om lokale<br />
epidemieën, die soms in één klap een<br />
compleet dorp in een spookdorp veranderden.<br />
Via een batterij onderzoeksstations<br />
verspreid over Centraal-Azië zijn de Sovjets<br />
dan gestart met de systematische controle<br />
van alle gerbilkolonies. Zo’n kolonie graaft<br />
een stelsel van gangen en holen in de<br />
Universiteit Antwerpen 21
grond dat ze vele jaren kan gebruiken<br />
- een gerbilburcht. Per burcht gingen de<br />
Sovjets twee keer per jaar na of er gerbils<br />
aanwezig waren en, zo ja, hoeveel. Al die<br />
gegevens werden zorgvuldig genoteerd en<br />
bewaard. Van de bewoonde burchten werden<br />
telkens ook enkele gerbils en vlooien<br />
van gerbils naar een laboratorium gebracht<br />
om ze te onderzoeken op een mogelijke<br />
besmetting met pestbacteriën. Werden er<br />
bacteriën aangetroffen, dan volgde een<br />
bestrijdingsactie, waarbij in de betrokken<br />
burcht insecticide werd gespoten om<br />
de vlooien, de belangrijkste schakel in<br />
het overdragen van pest op de mens, te<br />
doden. Dat systeem bleek succesvol. In<br />
Kazachstan daalde het aantal gevallen van<br />
pest bij mensen onmiddellijk tot nog maar<br />
enkele per jaar.”<br />
Voor Europa naar Kazachstan<br />
Meer dan veertig jaar bleef het systeem<br />
van de pestcontrole in Centraal-Azië goed<br />
functioneren, maar toen omstreeks 1990<br />
de Sovjet-Unie uiteenviel kwam de klad in<br />
die controle. Dat zorgde voor ongerustheid<br />
over een mogelijke toename van het aantal<br />
mensen dat de pest zou krijgen. Aangezien<br />
Centraal-Azië uiteindelijk niet zo heel ver<br />
van Europa ligt en nogal wat Europeanen<br />
directe contacten hebben met dat gebied<br />
omdat ze er betrokken zijn bij het zoeken<br />
naar olie en gas, waren er ook binnen de<br />
Europese Unie redenen tot bezorgdheid.<br />
Herwig Leirs: “Relevant is verder dat de<br />
tweede pandemie is begonnen in Centraal-<br />
Azië en zich via Turkije over grote delen van<br />
Europa heeft verspreid. Ook de derde pandemie,<br />
die eerst in China opdook, had<br />
mogelijk haar wortels in Centraal-Azië. In<br />
1997 heeft de Europese overheid mij dan<br />
gevraagd om in Kazachstan een wetenschappelijk<br />
project in verband met de pestbestrijding<br />
te coördineren. In het internationale<br />
team zaten onder meer mensen<br />
die zich in het Sovjettijdperk met de pestcontrole<br />
in Kazachstan hadden beziggehouden,<br />
maar bijvoorbeeld ook weten-<br />
Tot het midden van de vorige eeuw veranderde de builenpest in Kazachstan complete dorpen soms in<br />
één klap in spookdorpen.<br />
22 ALFABETA <strong>nummer</strong> <strong>70</strong> december <strong>20</strong>06 - januari-februari <strong>20</strong>07<br />
schappers met een rijke onderzoekservaring<br />
in het domein van de biologische oorlogvoering.<br />
Sommigen hadden mathematische<br />
modellen ontworpen voor het berekenen<br />
van de optimale hoogte waarop een<br />
bom met bacillen tot ontploffing moet worden<br />
gebracht om een zo wijd mogelijke verspreiding<br />
van een bepaalde ziekte te verkrijgen.<br />
Dat ook dergelijke personen bij het<br />
project betrokken werden, kwam doordat<br />
de Europese Unie, de Verenigde Staten,<br />
Canada, Japan en Australië in de jaren<br />
negentig een fonds hadden opgericht dat<br />
ervoor moest zorgen dat experts die in de<br />
Sovjet-Unie militaire research hadden verricht<br />
niet naar een ‘schurkenstaat’ zouden<br />
uitwijken of voor terroristen zouden gaan<br />
werken, maar voor vredelievende projecten<br />
zoals het onze werden ingezet.”<br />
Drempelwaarde als houvast<br />
In Kazachstan zijn Herwig Leirs en zijn<br />
team aan de slag gegaan met de enorme<br />
schat aan gegevens die in de Sovjetperiode<br />
was verzameld over het aantal gerbils in de<br />
verschillende kolonies en het percentage<br />
besmette dieren. Een nauwgezette analyse<br />
van de tientallen jaren lang op een gestandaardiseerde<br />
manier verworven biologische<br />
data kon nieuwe inzichten in de pestproblematiek<br />
opleveren.<br />
Herwig Leirs: “We hebben ons geconcentreerd<br />
op de gegevens van één stepperegio<br />
in het oosten van Kazachstan. Dat<br />
heeft tot de belangrijke vaststelling geleid<br />
dat het aantal gerbils er sterk varieert in<br />
de tijd en dat er twee jaar na een piek in de<br />
populatie dikwijls een uitbraak van pest<br />
onder de dieren volgt, wat dan meteen<br />
het risico met zich meebrengt van een<br />
pestepidemie onder mensen. Blijft de gerbilpopulatie<br />
beneden een bepaalde drempelwaarde,<br />
dan is er geen enkel gevaar<br />
voor pest. Om aan de weet te komen of in<br />
de regio binnen afzienbare tijd pest dreigt,<br />
volstaat het zelfs om na te gaan hoeveel<br />
procent van de lokale gerbilburchten effectief<br />
bewoond is. Blijkt minder dan 47 procent<br />
bewoond, dan is er geen reden om<br />
ongerust te zijn. Is het percentage hoger,<br />
dan is een pestuitbraak twee jaar later nog<br />
niet zeker maar wel mogelijk en wordt er<br />
best een preventieve actie georganiseerd.<br />
Stephen Davis van ons team heeft een<br />
voorspellingsmodel ontwikkeld dat we nu<br />
in de betrokken regio aan het toetsen zijn<br />
op zijn praktische bruikbaarheid en doeltreffendheid.<br />
“Overigens staat het niet vast dat wat we<br />
in die ene regio hebben geconstateerd in<br />
gelijke mate van toepassing is op alle andere<br />
delen van Kazachstan met een steppehabitat.<br />
Daarom hebben we een voorstel<br />
ingediend om ons onderzoek tot enkele van<br />
die andere gebieden uit te breiden. Voor<br />
sommige regio’s in het 2,7 miljoen vierkante<br />
kilometer grote Kazachstan zal het<br />
model in ieder geval moeten worden aangepast,<br />
want er zijn bijvoorbeeld plaatsen<br />
met een Alpenachtig landschap, waar de<br />
builenpest door marmotten wordt verspreid.<br />
In andere regio’s spelen ook woelmuizen<br />
een rol bij het overbrengen van<br />
pest. Toch denken we dat in principe overal,<br />
ook buiten Kazachstan en Azië, waarschuwingssystemen<br />
voor pest kunnen worden<br />
uitgebouwd die op drempelwaarden<br />
voor knaagdierenpopulaties zijn geba-
seerd, alleen kunnen de soorten knaagdieren<br />
en de drempelwaarden ruimtelijk<br />
verschillen.<br />
“Via dergelijke waarschuwingssystemen<br />
kan ruim op tijd en stukken selectiever en<br />
trefzekerder aan pestpreventie worden<br />
gedaan. Je hoeft dan pas tot actie over te<br />
gaan en dus mensen en middelen in te zetten<br />
als er ergens een drempelwaarde is<br />
overschreden. En lang niet al de betrokken<br />
knaagdieren in het bedreigde gebied moeten<br />
worden verdelgd, het volstaat hun aantal<br />
tot onder de drempelwaarde te reduceren.”<br />
Aannemelijke theorie<br />
eindelijk empirisch bewezen<br />
De bevindingen in Kazachstan zijn wetenschappelijk<br />
zo relevant dat ze in het toonaangevende<br />
tijdschrift Science werden gepubliceerd.<br />
Herwig Leirs: “De theorie dat een infectieziekte<br />
zich enkel epidemisch in een populatie<br />
kan verspreiden als die populatie<br />
een minimale dichtheid heeft, bestaat<br />
al lang en is ook aannemelijk: er moeten<br />
voldoende contact- en dus overdrachtmogelijkheden<br />
zijn. Toch was de geldig-<br />
Optreden van pest<br />
1.0<br />
0.8<br />
0.6<br />
0.4<br />
0.2<br />
0.0<br />
0.0<br />
0.1<br />
heid ervan tot voor kort nooit in het veld<br />
gedemonstreerd. Het enige wat al was<br />
gezien, was dat een ziekte zoals mazelen<br />
zich permanent kan vestigen in grote<br />
steden maar niet in kleine dorpen. Dankzij<br />
onze analyse van data over de pest in<br />
Kazachstan hebben wij voor het eerst<br />
empirisch kunnen aantonen dat in een<br />
populatie waarvan de dichtheid zich<br />
nu eens boven en dan weer onder een<br />
bepaalde drempelwaarde situeert er in<br />
het eerste geval wel een epidemie en in<br />
het tweede geval geen epidemie kan ontstaan.<br />
Dat praktische bewijs heeft in kringen<br />
van biologen en epidemiologen behoorlijk<br />
de aandacht getrokken.<br />
“We proberen nu te achterhalen waarom<br />
er in Kazachstan ondanks het overschrijden<br />
van de drempelwaarde bij de gerbils<br />
soms toch geen pest uitbreekt. We vermoeden<br />
dat in perioden waarin het aantal<br />
gerbils in een regio gering is, de pest daar<br />
helemaal verdwijnt. Stijgt het aantal gerbils<br />
een tijd later tot boven de drempelwaarde,<br />
dan moet de pestbacterie eerst<br />
opnieuw van elders worden binnengebracht<br />
voor er een epidemie kan ontstaan.<br />
Sommige trekvogels bouwen hun nesten in<br />
de holen van gerbils, het zou kunnen dat af<br />
0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9 1.0 1.1 1.2<br />
Verhouding van het aantal bewoonde gerbilburchten<br />
tot het totale aantal gerbilburchten<br />
Deze grafiek is gebaseerd op een lange reeks waarnemingen met betrekking tot twee steppevlakten in<br />
Kazachstan. Het blijkt dat daar pas een pestepidemie kan komen wanneer 47 procent of meer van de<br />
lokale gerbilburchten bewoond is. De kromme geeft aan hoe de kans op een epidemie toeneemt met dat<br />
percentage.<br />
Naar Davis et al., <strong>20</strong>04, Science.<br />
Herwig Leirs: “Stel je maar even voor dat de<br />
builenpest die soms in het noordoosten van<br />
Tanzania voorkomt zich tot longpest zou<br />
ontwikkelen en dat een besmette persoon<br />
dan de bus zou nemen naar de enkele uren<br />
verder gelegen stad Dar es Salaam met haar<br />
drie of vier miljoen inwoners.”<br />
en toe vlooien van besmette gerbils honderden<br />
kilometers ver met die vogels meereizen.”<br />
In Afrika is de pest<br />
sterk plaatsgebonden<br />
Bij mensen komt de pest de jongste decennia<br />
vooral in Afrika voor.<br />
Herwig Leirs: “Met verschillende wetenschappers<br />
van de onderzoeksgroep Evolutionaire<br />
Biologie, waar ik ook zelf deel van<br />
uitmaak, zijn we in Afrika actief. We onderzoeken<br />
onder andere hoe het komt dat de<br />
builenpest daar op een beperkt aantal<br />
plaatsen is geconcentreerd. In Tanzania<br />
situeert ze zich grotendeels in een zone<br />
van pakweg dertig bij dertig kilometer. Wat<br />
maakt dat gebied zo bijzonder? Doctoraatsstudente<br />
Anne Laudisoit heeft alvast ontdekt<br />
dat ginder in de dorpen waar builenpest<br />
relatief frequent de kop opsteekt meer<br />
mensenvlooien te vinden zijn. Haar onderzoek<br />
is vergelijkbaar met dat van een andere<br />
doctoraatsstudente, Katrien Tersago,<br />
naar de verspreiding van het hantavirus in<br />
West-Europa door de rosse woelmuis. Hoewel<br />
dat wilde knaagdier overal in Europa<br />
voorkomt, is de hantavirusinfectie, die bij<br />
Universiteit Antwerpen 23
de mens griepachtige verschijnselen en<br />
soms ernstige nierproblemen kan veroorzaken,<br />
aan welbepaalde plaatsen gebonden.<br />
“In Tanzania werken we samen met bioingenieurs<br />
van de KULeuven, die onderzoeken<br />
in welke mate specifieke kenmerken<br />
van de omgeving en de bodem de verspreiding<br />
van de pest kunnen stimuleren.<br />
Spelen bijvoorbeeld de hoogte waarop een<br />
dorp is gelegen en, daarmee samenhangend,<br />
de lokale temperatuur een rol? Is de<br />
chemische samenstelling van de bodem<br />
van invloed? Zorgen daarentegen ravijnen<br />
en andere natuurlijke barrières er mee voor<br />
dat de pest lang niet overal opduikt? Simon<br />
Neerinckx, een bio-ingenieur die bij ons<br />
aan een doctoraat werkt, bestudeert met<br />
de computer kaarten en satellietgegevens<br />
van heel Afrika, op zoek naar patronen die<br />
sommige plaatsen vatbaarder maken voor<br />
builenpest.”<br />
Congo: WGO-missie afgeblazen<br />
In het noordoosten van Congo, aan de grens<br />
met Oeganda, komt al sinds de jaren twintig<br />
van de vorige eeuw builenpest voor. En<br />
de laatste jaren ontwikkelt die zich steeds<br />
vaker tot longpest.<br />
Herwig Leirs: “Dat was ook weer zo in het<br />
midden van <strong>20</strong>06 in het Ituri-district. Een<br />
bijkomend probleem was dat daar als gevolg<br />
van de burgeroorlog in Congo duizen-<br />
den mensen op elkaar gepakt zitten in<br />
vluchtelingenkampen. Toen in de buurt<br />
van de kampen longpest uitbrak en al vlug<br />
enkele tientallen mensen aan de ziekte<br />
bezweken, heerste er terechte angst dat<br />
de pest op de kampen zou overslaan en een<br />
ramp zou veroorzaken. De mogelijkheid<br />
bestond dat de vluchtelingen dan halsoverkop<br />
uit de kampen zouden weglopen en de<br />
longpest in alle richtingen zouden verspreiden.<br />
In die context vroeg de Wereldgezondheidsorganisatie<br />
[WGO] ons in juni om naar<br />
Congo af te reizen en er, beschermd door<br />
Aantal menselijke gevallen van pest per continent<br />
Koploper inzake pest bij mensen is niet langer Azië maar Afrika. Hoewel de pest wereldwijd nog maar<br />
betrekkelijk weinig slachtoffers maakt, blijven plotse catastrofes mogelijk.<br />
24 ALFABETA <strong>nummer</strong> <strong>70</strong> december <strong>20</strong>06 - januari-februari <strong>20</strong>07<br />
Onderzoekers van de Universiteit Antwerpen en de KULeuven proberen te achterhalen waarom in de<br />
Usambara-bergen in Tanzania sommige dorpen vaak met pest worden geconfronteerd en andere bijna<br />
nooit.<br />
blauwhelmen, de verdelging van vlooien<br />
en ratten op gang te trekken. We zouden<br />
ginder teams samenstellen en opleiden<br />
voor die taak en ook een plan uitstippelen<br />
van wat zij waar en wanneer moesten<br />
doen. We hadden al grote hoeveelheden<br />
insecticide en knaagdierenvergiften besteld<br />
en stonden klaar om te vertrekken,<br />
maar omdat door botsingen tussen blauwhelmen<br />
en rebellen onze veiligheid niet<br />
langer voldoende kon worden gegarandeerd,<br />
heeft de WGO op de valreep, amper<br />
enkele uren voor ons vertrek, de hele missie<br />
afgeblazen.<br />
“Het is verschrikkelijk om machteloos aan<br />
de kant te moeten blijven staan. Gelukkig<br />
is de situatie in het Ituri-district ondertussen<br />
opnieuw onder controle en werden de<br />
vluchtelingenkampen niet door de pest<br />
getroffen, al heeft de ziekte zich wel verder<br />
verspreid. Ik had ginder heel graag hulp<br />
geboden, maar toch was ik het volkomen<br />
eens met de beslissing van de WGO. Noordoost-Congo<br />
behoort tot de onveiligste<br />
plekken van de wereld. Als de WGO de<br />
aanwezige gevaren via militaire steun had<br />
kunnen neutraliseren, wat eerst leek te<br />
zullen lukken, dan hadden we onze opdracht<br />
gewoon kunnen uitvoeren. Maar<br />
hulpverleners bewust aan grote risico’s<br />
blootstellen heeft geen enkele zin. Als je<br />
thuisblijft kun je in Congo niets nuttigs<br />
doen, dat klopt, maar als je naar ginder<br />
trekt en wordt doodgeschoten kun je nooit<br />
nog voor om het even wie iets nuttigs<br />
doen, wat veel erger is. Mijn vrouw denkt<br />
daar ook zo over.”
PROMOTIES<br />
Doctor in de Wetenschappen<br />
Veerle Claes (Biologie)<br />
Proefschrift: “Hormonal regulation of fruit<br />
ripening of oilseed rape (Brassica napus) and<br />
molecular approaches for fine tuning”.<br />
Promotor: prof. H. Van Onckelen.<br />
Helga D’Havé (Biologie)<br />
Proefschrift: “Non-destructive exposure<br />
and risk assessment of persistent pollutants<br />
in the European hedgehog (Erinaceus<br />
europaeus)”. Promotoren: prof. W. De Coen<br />
en prof. R. Verhagen.<br />
Zuzanna Kwade (Biologie)<br />
Proefschrift: “Adenosine kinase of Nicotiana<br />
tabacum cv. ‘Bright Yellow-2’ cell line: the<br />
role in cytokinin metabolism and its implication<br />
for the cell cycle.” Promotor: prof.<br />
H. Van Onckelen.<br />
Marion Liberloo (Biologie)<br />
Proefschrift: “Study of the effects of elevated<br />
atmospheric CO2 concentrations and<br />
nitrogen fertilization on ecosystem processes<br />
in a fast growing short rotation coppice<br />
of poplars”. Promotor: prof. R. Ceulemans.<br />
Vicky Van Sandt (Biologie)<br />
Proefschrift: “Function and importance of<br />
XTHs in cell wall elongation”. Promotoren:<br />
prof. J.-P. Verbelen en prof. Y. Guisez.<br />
Sofie Vincke (Biologie)<br />
Proefschrift: “Diversity and ecology of the<br />
testate amoebae fauna of Ile de la Possession<br />
(Crozet Archipelago, sub-Antarctica)”.<br />
Promotor: prof. L. Beyens.<br />
Judith Voets (Biologie)<br />
Proefschrift: “Accumulatie en effecten<br />
van zware metalen in driehoeksmossels<br />
(Dreissena polymorpha)”. Promotoren:<br />
prof. L. Bervoets en prof. R. Blust.<br />
Vera Meynen (Chemie)<br />
Proefschrift: “Synthesis and characterisation<br />
of a new generation of materials<br />
with bimodal porosity”. Promotoren: prof.<br />
E.F. Vansant en prof. P. Cool.<br />
Khaiwal Ravindra (Chemie)<br />
Proefschrift: “Polycyclic aromatic hydrocarbons<br />
in the atmosphere: fast determination,<br />
concentrations, sources and health<br />
risks”. Promotor: prof. R. Van Grieken.<br />
Mon Van Gysel (Chemie)<br />
Proefschrift: “Improved mathematical<br />
procedures for the analysis of energydispersive<br />
X-ray spectra”. Promotor:<br />
prof. P. Van Espen.<br />
Peter ter Heerdt (Fysica)<br />
Proefschrift: “De oorsprong van anisotrope<br />
magnetische interacties in exchange<br />
gekoppelde hoge-spin transitie-metaal<br />
clusters: een hoog-frequente 1-kristal EPR<br />
studie”. Promotor: prof. E. Goovaerts.<br />
Greg Tisson (Fysica)<br />
Proefschrift: “Reconstruction from transversely<br />
truncated cone beam projections<br />
in micro-tomography”. Promotoren: prof.<br />
P. Scheunders en prof. D. Van Dyck.<br />
Bart Du Bois (Informatica)<br />
Proefschrift : “A study of quality improvements<br />
by refactoring”. Promotor: prof.<br />
S. Demeyer.<br />
Andy Zaidman (Informatica)<br />
Proefschrift: “Scalability solutions for<br />
program comprehension through dynamic<br />
analysis”. Promotor: prof. S. Demeyer.<br />
Raf Dewil (Toegepaste<br />
Biologische Wetenschappen)<br />
Proefschrift: “Origin, fate and removal<br />
of micro-pollutants in waste activated<br />
sludge”. Promotor: prof. J. Baeyens.<br />
Vaflahi Meite (Toegepaste<br />
Biologische Wetenschappen)<br />
Proefschrift: “Developing an appropriate<br />
methodology and tools for the environmental<br />
management in small scale manufacturing<br />
operations”. Promotoren: prof.<br />
J. Baeyens en prof. L. D’Haese.<br />
Doctor in de<br />
Medische Wetenschappen<br />
Geert Dom<br />
Proefschrift: “Drinking without thinking:<br />
cognitive-behavioural studies on impulsivity<br />
in early- and late-onset alcoholism”.<br />
Promotoren: prof. B. Sabbe en prof.<br />
W. Hulstijn.<br />
Katrien Lemmens<br />
Proefschrift: “Endothelial neuregulin-<br />
1 as a paracrine modulator of adult<br />
myocardial function”. Promotor: prof.<br />
G.W. De Keulenaer.<br />
Tom Seerden<br />
Proefschrift: “Study of gastrointestinal<br />
motility disturbances during acute necrotising<br />
pancreatitis induced by a choline<br />
deficient ethionine supplemented diet in<br />
mice”. Promotor: prof. P. Pelckmans.<br />
Vedat Topsakal<br />
Proefschrift: “Genetic deafness, a clinical<br />
audiological approach”. Promotor: prof.<br />
P. Van de Heyning.<br />
Doctor in de<br />
Farmaceutische Wetenschappen<br />
Inger Brandt<br />
Proefschrift: “Substrate specificity in the<br />
prolyl oligopeptidase family”. Promotor:<br />
prof. A-M. Lambeir.<br />
Kathleen Dillen<br />
Proefschrift: “Development of nanoparticles<br />
for topical ocular delivery of antibiotics”.<br />
Promotor: prof. A. Ludwig.<br />
Annelies Goeminne<br />
Proefschrift: “Development of nucleoside<br />
hydrolase inhibitors as potential antiparasitic<br />
agents”. Promotoren: prof.<br />
K. Augustyns en prof. A. Haemers.<br />
Marie-Berthe Maes<br />
Proefschrift: “Human DPPII. Biochemical<br />
and functional characterization.” Promotor:<br />
prof. I. De Meester.<br />
Stefan Voorspoels<br />
Proefschrift: “Environmental distribution<br />
of brominated flame retardants in Belgium”.<br />
Promotoren: prof. P. Schepens en<br />
prof. A. Covaci.<br />
Doctor in de<br />
Biomedische Wetenschappen<br />
Michiel Berends<br />
Proefschrift: “Network activity and coding<br />
strategies in the cerebellar granular layer”.<br />
Promotoren: prof. E. De Schutter en prof.<br />
R. Maex.<br />
Gregor Kuhlenbaumer<br />
Proefschrift: “Identificatie van het genetisch<br />
defect voor erfelijke neuralgische<br />
amyotrofie (HNA)”. Promotor: prof. C. Van<br />
Broeckhoven.<br />
Soon-Lim Shin<br />
Proefschrift: “Analysis and modeling of<br />
Purkinje cell spiking patterns”. Promotor:<br />
prof. E. De Schutter.<br />
Doctor in de Toegepaste<br />
Economische Wetenschappen<br />
Joeri De Haes<br />
Proefschrift: “Investigating online consumer<br />
behaviour: the impact of internet<br />
shopping site design on emotional<br />
and cognitive consumer responses”.<br />
Promotoren: prof. A. Lievens en prof.<br />
W. van Waterschoot.<br />
Tony Van Kerckhoven<br />
Proefschrift: “Corporate internet reporting:<br />
determinants and effects”. Promotor: prof.<br />
J. Vanneste.<br />
Doctor in de Rechten<br />
Stefan Sottiaux<br />
Proefschrift: “Terrorism and the limitation<br />
of rights. The European Convention on<br />
Human Rights and the United States<br />
Constitution.”<br />
Promotor: prof. M. Bossuyt.<br />
Steven Van Garsse<br />
Proefschrift: “De concessie in het raam van<br />
publiek-private samenwerking”. Promotor:<br />
prof. I. Opdebeek.<br />
Doctor in de Taal- en Letterkunde<br />
Gert Morreel<br />
Proefschrift: “Circles in the sand: utopian<br />
encyclopedism from antiquity to the interwar<br />
period (1919-1939)”. Promotor: prof.<br />
G. Lernout.<br />
Karen Schauwers<br />
Proefschrift: “Early speech and language<br />
development in deaf children with a<br />
cochlear implant: a longitudinal investigation”.<br />
Promotoren: prof. S. Gillis en prof.<br />
P. Govaerts.<br />
Doctor in de Wijsbegeerte<br />
Johan Veldeman<br />
Proefschrift: “Externalism and phenomenal<br />
content”. Promotor: prof. J. Leilich.<br />
Universiteit Antwerpen 25