Bijlage 2 Archeologie - Gemeente Nieuwegein
Bijlage 2 Archeologie - Gemeente Nieuwegein
Bijlage 2 Archeologie - Gemeente Nieuwegein
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
5 FYSISCHE GEOGRAFIE<br />
Eric Norde<br />
5.1 INLEIDING<br />
Het onderzoeksgebied <strong>Nieuwegein</strong> - Blokhoeve is gelegen in het Middennederlandse rivierengebied.<br />
Als gevolg van het constante verplaatsen van verschillende meanderende rivierlopen is er binnen het<br />
rivierengebied een complex systeem van fossiele rivieren ontstaan. Deze fossiele rivieren vormden vaak<br />
een verhoging in het landschap ten opzichte van de lager gelegen natte komgebieden en waren vaak<br />
een gunstige locatie voor bewoning. De ondergrond van dit gebied is opgebouwd uit tluviatiele afzet-<br />
tingen van de Rijn en de Maas. Lithostratigrafisch gezien behoren deze afzettingen tot de Formatie van<br />
Echteld, Eventuele veenpakketten worden gerekend tot de formatie van Nieuwkoop.F<br />
Het onderzoeksgebied zelf is gelegen op de grens van de Blokse stroomrug en een lager gelegen kom-<br />
gebied (bijlage 5). De Blokse stroomrug (onderdeel van het Linschotense riviersysteem) bevindt zieh in<br />
de ondergrond van het zuidwestelijke gedeelte van het onderzoeksgebied. Deze rivier is actief geweest<br />
tussen 3795 en 3000 BP. 28 Gedurende deze actieve fase heeft zieh een dik zandlichaam gevormd van<br />
enkele meters dik. De top van deze Blokse stroomrugafzettingen bevindt zieh volgens de geomorfoge-<br />
netische kaart van Berendsen (1982) naar verwachting binnen 1.5 m beneden het maaiveld (code Fs1<br />
en Fs2, <strong>Bijlage</strong> 5). Binnen de stroomrug bevinden zieh enkele dichtgeslibde restgeulen (Fs7), waarin<br />
scherven uit de Late I]zertijd en de Romeinse tijd zijn aangetroffen (Berendsen 1982). Gezien de date-<br />
ring van de Blokse stroomrug heeft er in principe bewoning plaats kunnen vinden vanaf de Bronstijd.<br />
Uit de Bronstijd zijn op de Blokse stroomrug echter nog geen vondsten bekend; de oudste vondsten<br />
dateren uit de Late I]zertijd. 29<br />
5.2 DOEL EN VRAAGSTELLING<br />
Het voornaamste doel van het fysisch-geografische onderzoek is inzicht te krijgen in het ontstaan en de<br />
vorm van het landschap en de ligging van eventuele vindplaatsen binnen dit landschap. Daarnaast dient<br />
het onderzoek om inzicht te krijgen in de conserve ring van de aanwezige archeologische waarden.<br />
Bij de behandeling van de fysische geografie zijn de volgende vragen uit het Programma van<br />
Eisen van toepassing.ê"<br />
- Komen de archeologische verwachtingszones van het bureau onderzoek al dan niet overeen met de<br />
bedding en oeverwallen behorende bij de Blokse stroomgordel?<br />
- Kan het landschap en de wijze van gebruik in het verleden gereconstrueerd worden?<br />
- Wat betreft de fysisch-geografie: wat is de geomorfologische interpretatie van het onderzoeksterrein<br />
en wat kan er gezegd worden over de genese en ouderdom (van dit deel) van de stroomgordel?<br />
5.3 WERKWI]ZE<br />
Om beter inzicht te krijgen in de opbouw van het landschap binnen het onderzoeksgebied zijn van alle<br />
proefsleuven minimaal twee profielkuilen met een breedte van 2 m en een diepte van 1.5 m onder het<br />
sporenvlak gegraven. Van de langere sleuven is iedere 50 meen profielkuil gedocumenteerd. Naast de<br />
27 De Mulder et al, 2003.<br />
28 Berendsen/Stouthamer 2001,254.<br />
29 Berendsen/Stouthamer 2001,192.<br />
30 Van der Mark et al. 2008, 12.<br />
11