Bijlage 2 Archeologie - Gemeente Nieuwegein
Bijlage 2 Archeologie - Gemeente Nieuwegein
Bijlage 2 Archeologie - Gemeente Nieuwegein
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
6.4 CONCLUSIE<br />
Tijdens het proefsleuvenonderzoek is één vindplaats uit de Romeinse tijd aangetroffen. De vindplaats<br />
bevindt zieh in het centrale en het westelijke deel van het plangebied en was reeds bekend door het<br />
onderzoek van de Historische Kring van <strong>Nieuwegein</strong>.<br />
Het onderzoek heeft nederzettingssporen uit de Romeinse tijd opgeleverd. Minimaal één struc-<br />
tuur - een zespalige spieker - kan met zekerheid herkend worden. De rij van vijf paalkuilen in sleuf 3<br />
behoren mogelijk tot een huisplattegrond. In sleuf 27 is mogelijk eveneens een deel van een huisplatte-<br />
grond aangesneden. De zes greppels in het noordoostelijke deel van de vindplaats (sleuf 24) liggen in<br />
het verlengde van de twee greppels die aangetroffen zijn door ADC tijdens de begeleiding van het gra-<br />
ven van een leidingtracé. Vermoedelijk komt greppel S24.19 overeen met één van deze twee greppels.<br />
Mogelijk zijn de greppels te interpreteren als erfgreppels of nederzettingsgreppels. Het gaat hier<br />
vermoedelijk om twee verschilIende bewoningsfasen. In sleuf 24 buigen minimaal twee greppels om<br />
naar het zuiden, terwijl minimaal één greppel (S24.19) verder oostwaarts loopt tot in sleuf 26. Tijdens<br />
het onderzoek door het Historische Kring <strong>Nieuwegein</strong> zijn geen sporen van huisplattegronden aange-<br />
troffen. Gezien de hoeveelheid sporen kunnen in het deel tussen sleuven 26, 27 en 28 enerzijds en de<br />
werkputten van de Historische Kring anderzijds één of meerdere huisplattegronden verwacht worden.<br />
Globaal zijn in de Romeinse sporen twee verschilIende oriëntaties te herkennen. In het weste-<br />
lijke deel van de vindplaats (sleuven 1 tot en met 5) is de overheersende oriëntatie oost-west of haaks<br />
daar op. De greppels in sleuven 24 en 26 sluiten hier eveneens bij aan. Vermoedelijk is de depressie -<br />
die resteerde van de geul - bepalend geweest voor deze oriëntatie. In sleuven 27 overheerst een andere<br />
oriëntatie, namelijk noordoost-zuidwest. De mogelijke huisplattegrond in sleuf 3 sluit hierbij aan. Hoe<br />
de chronologische verhouding is tussen beide oriëntaties is niet bekend.<br />
Op basis van het aardewerk (zie paragraaf 7.2 Aardewerk) en het metaal (zie paragraaf 7.3 Me-<br />
taal) zijn de sporen in de vindplaats te dateren vanaf de Late I]zertijd/vroeg-Romeinse tijd tot en met<br />
de midden-Romeinse tijd.<br />
De omvang van de vindplaats binnen het plangebied bedraagt ongeveer 2.58 ha." Hiervan is<br />
ca.2.500 m" door middel van proefsleuven onderzocht. Van het onderzochte deel is ongeveer 1.700 m"<br />
onverstoord, oftewel 68%. Dit wil zeggen dat ongeveer 32% verstoord is door (sub)recente vergravin-<br />
gen. De verstoring concetreert zieh echter in sleuven 1 en 2. Het gevolg is dan ook dat grote delen van<br />
de vindplaats in slechts geringe mate onderhevig zijn geweest aan verstoringen. De Romeinse sporen<br />
(greppels, kuilen en paalkuilen) nemen ongeveer 14.5% in beslag van de onderzochte oppervlakte.<br />
Daarbij komt nog dat de verstoorde zone ten noorden van de greppels in sleuven 24 en 26 relatief min-<br />
der sporen verwacht konden worden. De bewoningskern kan immers ten zuiden van sleuven 24 en 26<br />
gesitueerd worden.<br />
De overige sporen zijn voornamelijk te dateren als (sub)recent. Slechts enkele sporen horen<br />
thuis in de Middeleeuwen.<br />
42 Tot de vindplaats wordt de volledige oppervlakte gerekend die omgeven is door de geu!. Enkel die delen van de geul waarin<br />
Romeinse sporen zijn aangetroffen, worden meegerekend. Als zuidelijke grens wordt de huidige bebouwing aangehouden<br />
voor het berekenen van de oppervlakte. Vermoedelijk strekte de vindplaats zieh echter nog uit in zuidwestelijke richting.<br />
23