09.09.2013 Views

Bijlage 2 Archeologie - Gemeente Nieuwegein

Bijlage 2 Archeologie - Gemeente Nieuwegein

Bijlage 2 Archeologie - Gemeente Nieuwegein

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

In het T-vonnige deel bevindt het vlak zich op een hoogte van 0.49 tot 0.59 m +NAP. In de<br />

sleuf zijn negentien sporen uit de Romeinse tijd aanwezig: tien greppels, vier kuilen, drie paalkuilen en<br />

twee vondstlagen. Hiervan zijn drie greppels (S24.8, S24.11 en S24.13; de diepte is respectievelijk 22,<br />

64 en 50 cm) en één kuil (S24.28; diepte: 30cm) gecoupeerd (bijlage 19). De kleur van de sporen vari-<br />

eert van (donker)blauwgrijs tot bruingrijs. De bodem is telkens komvonnig. Greppels S24.8 en S24.13<br />

buigen in een rechte hoek af naar het zuiden. Greppels S24.16 en S24.46 stoppen in de oostelijke put-<br />

wand en hebben geen verlengde in het oostelijke deel van de sleuf. Hierdoor kan geconcludeerd wor-<br />

den dat ze vermoedelijk eveneens afbuigen. Greppel S24.19 is mogelijk dezelfde greppel als<br />

S24.38/S26.5. In de vulling van de greppel is enkel een bronzen ring (V26.8) aangetroffen, die niet te<br />

dateren is. Deze greppel oversnijdt alle andere Romeinse sporen, maar is vermoedelijk zelf ook in de<br />

Romeinse tijd te plaatsen. De greppel heeft dezelfde oriëntatie als de andere Romeinse greppels in de<br />

sleuf en de vulling is eveneens gelijkend qua kleur en textuur. In sleuf 26 lijkt de greppel aan te sluiten<br />

op greppel S26.20.<br />

Tijdens de archeologische begeleiding in 2004 door ADe zijn net ten westen van sleuf 24 twee paral-<br />

lelle greppels aangetroffen die een hoek maken vanuit het oosten naar het zuiden. Vermoedelijk is<br />

greppel S3 (onderzoek ADC) dezelfde als greppel S24.19.<br />

Vermoedelijk representeren de greppels twee bewoningsfasen in de Romeinse tijd.<br />

Sleuf25<br />

Het vlak bevindt zieh op een hoogte van 0.35 m -NAP tot 0.04 m +NAP. Enkel in het uiterste ooste-<br />

lijke deel van de sleuf en in de zuidelijke uitbreiding liggen natuurlijke lagen. Voor het overige is de<br />

sleuf volledig verstoord. Tijdens het onderzoek van RAAP in 2000 was deze zone echter nog onver-<br />

stoord." Vermoedelijk is het terrein ter hoogte van sleuf 25 verstoord bij de aanleg van de woonwijk<br />

net ten no orden van het plangebied.<br />

Sleuf 2 6 (bijlage 14)<br />

Het vlak bevindt zich op een hoogte van 0.18 tot 0.60 m +NAP. Vanuit het westelijke deel neemt de<br />

hoogte toe tot ongeveer centraal in de sleuf en neemt weer af naar het oosten toe. In het oostelijke deel<br />

is de geul aangesneden (zie hoofdstuk 5 fysische geografie). Structuren zijn niet aanwezig in de sleuf.<br />

In totaal zijn vijftien sporen in de Romeinse tijd te dateren. Deze bevinden zich in het weste-<br />

lijke deel van de sleuf. De kleur van de sporen varieert van (donker)blauwgrijs tot bruingrijs. In het<br />

oostelijke deelliggen drie kuilen (26.27, S26.36 en S26.39) waarvan de datering niet met zekerheid te<br />

bepalen is. Mogelijk kunnen ze echter eveneens tot de Romeinse tijd gerekend worden. Drie sporen<br />

zijn reeds gecoupeerd: paalkuilen S26.22 en S26.75 (respectievelijke dieptes: 32 en 20 cm) en kuil<br />

S26.15 (diepte: 48 cm) (bijlage 19). Laatstgenoemd spoor bevatte relatief veel houtskool. Hiervan is een<br />

botanisch monster onderzocht (zie paragraaf 7.5 Archeobotanie). Kuil S26.9 is te dateren in de Late<br />

Middeleeuwen.<br />

Sleuf 27 (bijlage 15)<br />

Deze werkput bestaat uit twee delen: een sleuf van 100 bij 6 m en een kleinere sleuf van 14 bij 2 m.<br />

Het vlak bevindt zieh op een hoogte van 0.42 tot 0.64 m +NAP. Vanuit het westelijke deel neemt de<br />

hoogte toe tot ongeveer centraal in de sleufvan ongeveer 0.48 tot 0.64 m +NAP en hij neemt weer af<br />

naar het oosten toe. In het oostelijke deel is de geul aangesneden. In deze vegetatieniveaus zijn geen<br />

vondsten aangetroffen.<br />

In totaal zijn 54 sporen in de Romeinse tijd te dateren: achttien greppels, zes kuilen, 22 paal-<br />

kuilen en één cultuurlaag. De kleur van de sporen varieert van (donker)blauwgrijs tot bruingrijs. De<br />

overige sporen zijn (sub)recent. De Romeinse sporen bevinden zieh in het westelijke deel van de sleuf.<br />

De sporendichtheid neemt snel af naar het oosten toe. Mogelijk bevindt zieh in het westelijke deel een<br />

41 Kempen/Schute 2000.<br />

19

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!