11.09.2013 Views

Download PDF

Download PDF

Download PDF

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

ARCHEOLOGIE CULTUURLANDSCHAP MONUMENTENZORG<br />

DE HISTORISCHE CANON<br />

EN STEDELIJKE<br />

DE VOOR- EN<br />

WOONCULTUUR<br />

VROEGSTE GESCHIEDENIS<br />

VAN NEDERLAND<br />

JAARGANG 2 I NUMMER 7 I APRIL 2009<br />

ONAFHANKELIJK VAKBLAD VOOR ERFGOEDPROFESSIONALS<br />

HET VERLEDEN<br />

INDACHTIG<br />

MONUMENTENZORG<br />

UIT DE BRAND<br />

IN HET


Vitruvius:wie<br />

erachter<br />

staat<br />

staat<br />

voorop.<br />

Een SPONSOR VAN VITRUVIUS geniet voordelen:<br />

Bereik 4x per jaar uw doelgroep met een vakblad van hoogstaand niveau,<br />

gemaakt i.s.m. de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en<br />

Monumenten (RACM) en organisaties van naam<br />

Profileer uw organisatie als betrokken bij goede kennisuitwisseling<br />

en als cultuur-minnend<br />

Krijg de mogelijkheid tot publiceren, adverteren en meehelpen richting geven<br />

Steun een vernieuwend platform<br />

(tot op heden het enige dat archeologie+cultuurlandschap+monumentenzorg verbindt)<br />

Profiteer van het sterke imago van Vitruvius.<br />

Bel de uitgever Educom 010-425 6544 en zeg:<br />

‘Wij staan erachter’. Educom zet u erin.


A R C H E O L O G I E C U LTUURLANDSCHAP MONUMENTENZORG<br />

20<br />

PROF. DR. J. BAZELMANS<br />

50+3<br />

DE HISTORISCHE CANON<br />

VAN NEDERLAND<br />

28<br />

DRS. S. DIEPENDAAL - DRS. H. KREMER<br />

AYLBADA<br />

EN TAKUMA<br />

14<br />

PROF. IR. E. LUITEN<br />

HET VERLEDEN<br />

INDACHTIG<br />

www.vakbladvitruvius.nl<br />

Hier vindt u alle voorgaande<br />

edities en deze zijn<br />

gratis te downloaden.<br />

KORT PAG 4-9: Minister Plasterk beschermt archeologische vindplaatsen •<br />

Werelderfgoedstatus grachtengordel Amsterdam • Pactgemeenten beschermen<br />

gezamenlijk bodemschatten • Boerderijenstichtingen en agrarisch erfgoed •<br />

Grootste hunebed moet opgegraven • Symposium Stucwerk en Pleister<br />

VOOR U GELEZEN/ RECENT VERSCHENEN<br />

PAG 10-13, 43-47<br />

A G E N D A<br />

PAG 40-42<br />

34<br />

H.A.G. VAN DE VEN<br />

UIT DE<br />

BRAND<br />

REAGEREN<br />

REACTIES OP ARTIKELEN<br />

IN DEZE UITGAVE<br />

KUNNEN TOT 15 MEI<br />

2009 NAAR DE UITGEVER<br />

WORDEN GESTUURD.


EEN UITGAVE VAN<br />

SUB-SPONSORS<br />

Rijksdienst voor<br />

Archeologie,<br />

Cultuurlandschap en<br />

Monumenten (RACM)<br />

Postbus 1600<br />

3800 BP Amersfoort<br />

Tel. 033-421 7421<br />

www.racm.nl<br />

NV Amersfoortse Maatschappij<br />

tot Stadsherstel<br />

Postbus 842, 3800 AV Amersfoort<br />

Tel. 033-460 5020<br />

www.stadsherstelamersfoort.nl<br />

Synthegra bv<br />

Doetinchemseweg 61A<br />

7007 CB Doetinchem<br />

Tel. 0314-36 99 40<br />

www.synthegra.com<br />

MEDE-ONDERSTEUNERS<br />

Past2Present-<br />

ArcheoLogic<br />

Pelmolenlaan 12-14<br />

3447 GW Woerden<br />

Tel. 0348-437 788 Fax 437 789<br />

info@archeologic.nl www.archeologic.nl<br />

Vitruvius is een informatief,<br />

promotioneel, onafhankelijk<br />

vaktijdschrift dat beoogt kennis<br />

en ervaring uit te wisselen,<br />

inzicht te bevorderen en<br />

belangstelling te kweken voor<br />

de vakgebieden archeologie,<br />

cultuurlandschap en<br />

monumentenzorg.<br />

Uitgeverij Educom BV<br />

2 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />

Mathenesserlaan 347, 3023 GB Rotterdam<br />

Tel. 010-425 6544 info@uitgeverijeducom.nl<br />

Fax 010-425 7225 www.uitgeverijeducom.nl<br />

Projectbureau<br />

Belvedere<br />

Postbus 389<br />

3500 AJ Utrecht<br />

Tel. 030-230 5010<br />

www.belvedere.nu<br />

Postbus 15, 3870 DA Hoevelaken<br />

Tel. 033-253 9439<br />

info@restauratiefonds.nl<br />

www.restauratiefonds.nl<br />

Nijverheidsweg-Noord 114, 3812 PN Amersfoort<br />

Postbus 1513, 800 BM Amersfoort<br />

Tel. 033-299 8181<br />

Fax 299 8180 www.archeologie.nl<br />

COLOFON<br />

UITGEVER/<br />

BLADMANAGER<br />

Robert Diederiks<br />

REDACTIE<br />

Drs. J.E. Abrahamse<br />

Drs. H.G. Baas<br />

mw. Drs. P.J. Braaksma<br />

R.P.H. Diederiks<br />

Ir. M. van Hunen<br />

mw. Drs. M. Kapelle<br />

Dr. H.C.M.Kleijn<br />

Dr. R.C.G.M. Lauwerier<br />

S.A. Muller<br />

mw. Dr. E.M. Theunissen<br />

REDACTIERAAD<br />

Dr. C.H.M. (Chris) de Bont<br />

Wageningen Universiteit<br />

Drs. H.M.P. (Jeroen) Bouwmeester<br />

Synthegra<br />

Drs. D.E. (Dorien) Fröling ADC<br />

Drs. B. (Boudewijn) Goudswaard<br />

Past2Present/Archeologic<br />

Dr. R.J. (Reinout) Rutte TU Delft<br />

Prof.Dr.Ir. M. (Theo) Spek<br />

RACM, Rijksuniversiteit<br />

Groningen<br />

Ir. F.G.M. (Frank) Véhof NRf<br />

Ir. G.A. (Gerdy) Verschuure-Stuip<br />

TU Delft<br />

ABONNEMENTEN<br />

Nederland 4 nrs/jaar E 45.-<br />

België 4 nrs/jaar E 55.-<br />

Voor betaling wordt een<br />

factuur verzonden. Vermeld<br />

bij correspondentie altijd het<br />

abonneenummer (zie de<br />

factuur). Tijdige betaling<br />

garandeert regelmatige<br />

toezending. Abonnementen<br />

lopen automatisch door.<br />

Opzeggingen (uitsluitend<br />

schriftelijk per aangetekend<br />

schrijven) dienen uiterlijk<br />

twee maanden voor afloop<br />

van de abonnementsperiode<br />

in ons bezit te zijn.<br />

LEZERSSERVICE /<br />

NABESTELLINGEN<br />

Adresmutaties/abonnementen<br />

en nabestellingen doorgeven<br />

via info@uitgeverijeducom.nl<br />

© Copyrights Uitgeverij Educom BV<br />

April 2009.<br />

Niets uit deze uitgave mag worden<br />

gereproduceerd door middel van<br />

boekdruk, foto-offset, fotokopie,<br />

microfilm of welke andere methode<br />

dan ook, zonder schriftelijke<br />

toestemming van de uitgever.<br />

ISSN 1874-5008


V AN DE REDACTIE<br />

VITRUVIUS<br />

VARIETY IS THE SPICE OF LIFE<br />

Een nieuwe lente, een nieuwe Vitruvius. Nieuw is de vormgeving<br />

die nu wat meer rust uitstraalt. Nieuw is ook dat de Rijksdienst<br />

voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) subsponsor<br />

is geworden; de dienst neemt nu een iets andere positie ten<br />

opzichte van het blad. Hiermee wordt het nog iets duidelijker – en misschien<br />

ten overvloede – dat Vitruvius géén RACM-nieuwsbrief is.<br />

Onveranderd blijft ons inziens de variëteit aan artikelen, de rubrieken<br />

en de kwaliteit ervan. Belangrijker is natuurlijk dat u – lezer – dat ook<br />

vindt. Uw opmerkingen kunt u sturen naar: info@uitgeverijeducom.nl<br />

3 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />

Vitruvius blijft natuurlijk Vitruvius, maar dit tweede nummer van 2009<br />

laat zien dat er ook voldoende flexibiliteit is om grotere aanpassingen<br />

door te voeren. In gezamenlijkheid tillen we dit vaktijdschrift naar een<br />

steeds hoger niveau.<br />

Wilt u hieraan een bijdrage leveren in de vorm van een artikel, kort<br />

bericht of boekrecensie, meldt u bij de uitgever via bovenstaand<br />

e-mailadres.<br />

Tot slot: op www.vakbladvitruvius.nl vindt u alle voorgaande edities en<br />

u kunt ze kostenloos downloaden.<br />

— De redactie


K ORT<br />

Minister Plasterk beschermt<br />

archeologische vindplaatsen<br />

Op 15 januari 2009 heeft minister Plasterk<br />

van Cultuur in het Museon in Den Haag<br />

een lijst van 23 archeologische vindplaatsen<br />

bekend gemaakt, die voorgedragen worden<br />

voor wettelijke bescherming.<br />

De vindplaatsen zullen dit jaar als rijksmonument<br />

beschermd gaan worden. Ze vullen een<br />

wezenlijke lacune (op) in het huidige bestand<br />

van beschermde archeologische monumenten.<br />

Het grootste deel van deze lijst bestaat uit<br />

Romeinse monumenten en ligt langs de<br />

Limes. Het gaat onder andere om militaire forten,<br />

een wachttoren (foto), een scheepswrak,<br />

een tempel en de resten van een aquaduct. Een<br />

inhaalslag op dit gebied ligt voor de hand,<br />

omdat in de ons omringende landen al delen<br />

van de Romeinse rijksgrens op de UNESCOlijst<br />

van het Werelderfgoed geplaatst zijn.<br />

In Nederland zijn circa 1500 archeologische<br />

Het dossier voor de voordracht van de<br />

Amsterdamse grachtengordel voor de<br />

Werelderfgoedlijst is overgedragen aan<br />

Unesco. De Nederlandse Permanente Vertegenwoordiger<br />

in Parijs leverde het ruim 600 pagina’s<br />

dikke dossier af bij het Werelderfgoedcentrum<br />

, dat de aanvraag nu in behandeling<br />

gaat nemen.<br />

In het voordrachtsdossier worden de cultuurhistorische<br />

en uitzonderlijke universele waarden<br />

van de 17e eeuwse grachtengordel van<br />

Amsterdam beschreven. De structuur van<br />

grachten, wegen, bruggen, grachtenpanden en<br />

kavels van het gebied rond Singel, Herengracht,<br />

Keizersgracht en Prinsengracht is een<br />

internationaal icoon voor de stedenbouw, dat<br />

na vier eeuwen nog steeds in tact is. De status<br />

van Werelderfgoed zou een internationale<br />

erkenning van de cultuurhistorische waarde<br />

van dit deel van Amsterdam zijn. Ook staat in<br />

het dossier beschreven hoe Rijk, gemeente<br />

Amsterdam, Stadsdeel Centrum en Hoogheemraadschap<br />

Amstel, Gooi en Vecht deze<br />

waarden in stand gaan houden.<br />

Cultureel en natuurlijk erfgoed kan op de Werelderfgoedlijst<br />

komen als het van ‘uitzonderlijke<br />

universele waarde’ is en<br />

daarom behouden moet<br />

worden. Door plaatsing<br />

op de lijst groeit de<br />

naamsbekendheid van<br />

een locatie, wat meer<br />

toeristen kan trekken.<br />

4 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />

vindplaatsen wettelijk beschermd. Recent<br />

onderzoek van de Rijksdienst voor Archeologie,<br />

Cultuurlandschap en Monumenten<br />

(RACM) laat zien dat de reeds bestaande groep<br />

van archeologische monumenten niet evenwichtig<br />

is samengesteld. Kort gezegd: zichtbare<br />

resten, zoals hunebedden, grafheuvels en<br />

huisterpen zijn oververtegenwoordigd, terwijl<br />

onzichtbare resten, zoals nederzettingen en<br />

grafvelden uit vrijwel alle perioden, ondervertegenwoordigd<br />

zijn. Minister Plasterk rekent<br />

het tot zijn taak de komende jaren tot een<br />

representatiever bestand te komen.<br />

In navolging van de Wet op de archeologische<br />

monumentenzorg streeft de minister bovendien<br />

naar behoud in situ. Dit betekent dat<br />

archeologisch erfgoed zo veel mogelijk wordt<br />

bewaard op de plaats waar het is aangetroffen,<br />

Voordracht werelderfgoedstatus<br />

grachtengordel Amsterdam bij Unesco<br />

De gezamenlijke overheden<br />

en eigenaars zijn<br />

verantwoordelijk voor<br />

de bescherming en<br />

instandhouding van het<br />

erfgoed. Op dit moment<br />

zijn zeven Nederlandse<br />

objecten en gebieden<br />

Werelderfgoed: Willemstad op de Nederlandse<br />

Antillen, voormalig eiland Schokland in<br />

Flevoland, de Stelling van Amsterdam, de<br />

molens van Kinderdijk, het Ir. D.F. Woudagemaal<br />

in Lemmer, de droogmakerij De<br />

Beemster en het Rietveld Schröderhuis in<br />

Utrecht. Het natuurgebied de Waddenzee is<br />

door Nederland en Duitsland samen genomineerd<br />

voor de Werelderfgoedlijst; die aanvraag<br />

is sinds februari 2008 in behandeling bij het<br />

Werelderfgoedcomité van Unesco.<br />

om zo de archeologische waarden te kunnen<br />

behouden. De bodem is de beste garantie voor<br />

een goede conservering van archeologische<br />

resten.<br />

PERMANENT ERTEGENWOORDIGER<br />

BIJ DE UNESCO, BAS TER HAAR<br />

(R), BIEDT HET DOSSIER AAN<br />

AAN DE HEER FRANCESCO<br />

BANDARIN, DIRECTEUR VAN<br />

HET WERELDERFGOED-<br />

CENTRUM VAN UNESCO<br />

Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en<br />

Wetenschap en de Gemeente Amsterdam stelden<br />

de voordracht van de 17e eeuwse grachtengordel<br />

gezamenlijk op. In de zomer van<br />

2009 bezoekt ICOMOS, een adviesorgaan van<br />

het Werelderfgoedcomité, Amsterdam voor<br />

een inspectie van het voor te dragen gebied.<br />

Het comité besluit in 2010 of dit unieke stuk<br />

Amsterdam inderdaad op de Werelderfgoedlijst<br />

geplaatst wordt.


K ORT<br />

PACT VAN DUIVENVOORDE<br />

Pactgemeenten<br />

beschermen<br />

gezamenlijk<br />

bodemschatten<br />

De gemeenten Leidschendam-Voorburg,<br />

Wassenaar en Voorschoten zetten zich<br />

gezamenlijk onder de naam ‘Pact van Duivenvoorde’<br />

in voor een duurzaam behoud van het<br />

unieke gebied Duin, Horst en Weide. Eén<br />

van de resultaten van deze samenwerking is<br />

de archeologienota en de werving van een<br />

archeoloog.<br />

De archeologienota ‘Het Bodemarchief ontrafeld’<br />

is onlangs vastgesteld door de gemeenteraden<br />

van Wassenaar, Voorschoten en Leidschendam-Voorburg.<br />

Uit de bodemopbouw<br />

van het gebied, de gedane vondsten en de<br />

bewoningsgeschiedenis komt naar voren hoezeer<br />

hier sprake is van bijzondere cultuurhisto-<br />

5 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />

rische en archeologische kwaliteiten. Deze zijn<br />

gemeentegrensoverschrijdend. Mede vanwege<br />

de ‘samenhang’, maar ook om te komen tot een<br />

eenduidig beleid, hebben de drie gemeenten er<br />

voor gekozen gezamenlijk beleid te ontwikkelen<br />

en uit te voeren.<br />

De archeologienota van het Pact van Duivenvoorde<br />

is tot stand gekomen in nauw overleg<br />

met de lokale archeologische werkgroepen, de<br />

historische verenigingen, de Provincie Zuid-<br />

Holland en de Rijksdienst voor Archeologie,<br />

Cultuurlandschap en Monumenten.<br />

De archeoloog krijgt als opdracht mee om het<br />

in de nota vastgelegde beleid te implementeren<br />

in de ruimtelijke ordeningstrajecten bij de<br />

drie gemeenten en zorg te dragen voor de<br />

opbouw van goede en toegankelijke documentatie<br />

en kaartmateriaal.<br />

Om iedereen kennis te laten maken met de bijzondere<br />

ontstaansgeschiedenis van het gebied<br />

zal er vanaf juni een tentoonstelling onder het<br />

motto: ‘Archeologie krijgt een gezicht’ in<br />

samenwerking met de historische verenigingen<br />

en lokale musea worden georganiseerd.<br />

Vondsten vanaf de prehistorie tot aan de middeleeuwen<br />

zullen tentoongesteld worden en de<br />

rijke bewoningsgeschiedenis van het gebied<br />

zichtbaar gemaakt.<br />

Unieke kwaliteiten Duin, Horst<br />

en Weide<br />

Het gebied Duin, Horst en Weide is een overwegend<br />

landelijk gebied met een bijzonder<br />

cultuurlandschap tussen de stedelijke concentraties<br />

van Leiden, Den Haag en Zoetermeer.<br />

De drie gemeenten vinden dat met dit cultuurhistorisch<br />

en landschappelijk waardevol<br />

gebied zorgvuldig moet worden omgegaan.<br />

Het gebied heeft unieke kwaliteiten, die het<br />

waard zijn behouden te blijven. Denk hierbij<br />

aan de onbebouwde duinen van ‘duin’, de grote<br />

kastelen en landhuizen van de ‘horst’ en de<br />

lange polderlinten met boerderijen van het<br />

‘weide'gebied. Mede hierom heeft het Rijk het<br />

gebied zowel vanuit ruimtelijk oogpunt<br />

(Rijksbufferzone) als vanuit cultuurhistorisch<br />

en monumentaal oogpunt (beschermd dorpsgezicht)<br />

aangewezen als een gebied, dat bijzondere<br />

aandacht en bescherming verdient. Door<br />

de vaststelling van de nota ‘Het bodemarchief<br />

ontrafeld’ zal hier met het bijbehorende<br />

bodemarchief op eenduidige en zorgvuldige<br />

wijze aandacht aan worden besteed.<br />

Eerdere initiatieven van het Pact van Duivenvoorde<br />

waren de Cultuurhistorische Impuls<br />

‘Duin, Horst en Weide’, het Boerenerfgoedproject<br />

en de Kunst en Vormgevingsroute.


K ORT<br />

Boerderijenstichtingen op de<br />

bres voor agrarisch erfgoed<br />

De gezamenlijke boerderijenstichtingen<br />

reageren kritisch op de nieuwe plannen<br />

van Minister Plasterk. Zij voorzien dat de<br />

modernisering van de monumentenwet,<br />

MoMo geheten, verkeerd zal uitpakken voor<br />

het monumentale boerderijenbestand in het<br />

land.<br />

Het gaat niet goed met de monumentale boerderijen<br />

in Nederland. De meeste panden hebben<br />

een grote achterstand in het onderhoud en<br />

er is veel leegstand. Het rijk maakt zich hierover<br />

ook zorgen. In de MoMo nota van de<br />

minister wordt bevestigd dat het met de onderhoudstoestand<br />

van boerderijen, ten opzichte<br />

van andere groepen monumenten, slecht is<br />

gesteld. Geëigende maatregelen om dit te verbeteren<br />

ontbreken echter. Het rijk mist inzicht<br />

over hoe dit komt en wat daar het beste aan<br />

gedaan kan worden. De boerderijen- en erfgoedstichtingen<br />

in de regio’s hebben dagelijks<br />

contact met eigenaren van rijksmonumentale<br />

boerderijen. Zij weten wat de knelpunten zijn<br />

en wat er moet veranderen. Na gedegen onderzoek<br />

stellen zij in een gemeenschappelijke<br />

brandbrief aan OC&W, dat boerderijen een<br />

‘onzichtbare’ groep monumenten vormen. Op<br />

basis van dit onderzoek, uitgevoerd door<br />

Bureau Helsdingen in Vianen met medewerking<br />

van de boerderijenstichtingen uit het<br />

hele land, komt men tot aanbevelingen gebaseerd<br />

op vijf speerpunten:<br />

1. Boerderijen moeten binnen de rijksmonumenten<br />

als één specifieke groep worden<br />

behandeld, evenals de kerken en molens.<br />

2. Een eenvoudiger subsidieregeling met meer<br />

6 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />

opbrengst en minder administratieve rompslomp.<br />

3. Hergebruik van boerderijen moet gestimuleerd<br />

worden en niet worden gefrustreerd.<br />

4. De rietdekker moet net als de schilder naar<br />

het 6% BTW tarief.<br />

5. De gebiedskennis van boerderijenstichtingen<br />

en het SHBO archief moet beter benut<br />

worden.<br />

In opdracht van de Stichting Boerderij & Erf<br />

Alblasserwaard- Vijfheerenlanden heeft<br />

Bureau Helsdingen zich grondig verdiept in<br />

de voorstellen van de minister. De resultaten<br />

zijn zorgwekkend. Om hierop constructief te<br />

kunnen reageren richting Den Haag en tevens<br />

een vuist te kunnen maken, werden alle andere<br />

boerderijenstichtingen benaderd. Deze<br />

betuigden adhesie en leverden inhoudelijke<br />

bijdragen voor de reactie naar de minister. Wat<br />

opviel was de grote eensgezindheid van de<br />

stichtingen. Alle neuzen stonden direct dezelfde<br />

kant op. Dit is opvallend omdat de problematiek<br />

in de regio’s nogal verschilt. Zo is in<br />

Noord-Brabant met hulp van de Provincie een<br />

goed werkende boerderijenlijn opgezet. Hier<br />

kunnen eigenaren van boerderijen terecht met<br />

hun vragen. In Drenthe daarentegen is het<br />

akelig stil.<br />

Boerderijen één groep<br />

binnen rijksmonumenten<br />

Sinds jaren wordt er in subsidieland onderscheid<br />

gemaakt tussen boerderijen waarin een<br />

agrariër woont en woonboerderijen waarin een<br />

burger woont. De agrarische boerderijen vallen<br />

onder de categorie ‘overige’ Zij zitten in<br />

één groep met begraafplaatsen, stadhuizen en<br />

grenspalen. De woonboerderijen behoren tot<br />

de grote groep ‘woonhuizen’. De boerderijenstichtingen<br />

willen dat alle circa 6000 rijksmonumentale<br />

boerderijen samen één groep<br />

gaan vormen. Hierdoor zijn zij als groep niet<br />

meer onzichtbaar en kunnen hun specifieke<br />

problemen ook effectief aangepakt worden.<br />

Boerderijen hebben van oudsher een directe<br />

relatie met het landschap en verdienen daarom<br />

als groep een aparte benadering.<br />

Eenvoudiger subsidieregeling<br />

Boeren die in een rijksmonument wonen<br />

komen in aanmerking voor een Brim-subsidie.<br />

Deze subsidieregeling is een enorme “paarse<br />

krokodil”. Om subsidie aan te vragen voor<br />

gewoon onderhoud (schilderwerk, riet vervangen<br />

en kleine reparaties) moet er bij de RACM<br />

(Rijksdienst van Archeologie Cultuurlandschap<br />

en Monumenten) een rapport worden<br />

ingeleverd dat gemiddeld 70 pagina’s dik is.<br />

Zonder ondersteuning van een ingehuurd<br />

bouwkundig adviesbureau is deze aanvraag<br />

voor een eigenaar niet te doen.<br />

Hergebruik boerderijen stimuleren<br />

Momenteel beëindigen in Nederland iedere<br />

dag vijf boeren hun agrarische bedrijf. Een<br />

deel van de boerderijen wordt verkocht. De<br />

nieuwe eigenaar mag er echter pas gaan wonen<br />

of een ander bedrijf vestigen als het bestemmingsplan<br />

veranderd is. Dit is een langdurige<br />

procedure. Daarnaast is er voor herbestemming<br />

geen subsidie beschikbaar en ook de<br />

belastingaftrek voor het onderhoud van het<br />

pand vervalt. Hierdoor wordt de herbestemming<br />

van deze panden gefrustreerd. Daardoor<br />

staan er momenteel veel en vooral grote boer-


K ORT<br />

derijen leeg. Leegstand leidt altijd tot verval<br />

en verdwijnen van een boerderij. Hierdoor<br />

verarmt zowel ons landschap als het erfgoedbestand!<br />

Rietdekker net als schilder 6% BTW<br />

In Nederland zijn er naar schatting 91.000<br />

historische boerderijen. 7% hiervan zijn rijksof<br />

gemeentelijk monument. De overige 93%<br />

van de historische boerderijen krijgen geen<br />

financiële ondersteuning of bescherming. En<br />

dat terwijl ook zij essentieel zijn voor de<br />

schoonheid van ons platteland, zoals in 2003<br />

Jaar van de Boerderij door het rijk werd aangetoond.<br />

De onderhoudskosten van deze boerderijen<br />

zijn enorm. De grootste post is meestal<br />

het rietdekken: een zeer arbeidsintensief<br />

Sinds 1968 is er geen hunebed in Nederland<br />

meer groots onderzocht. ‘Archeologie<br />

is gebaat bij een opgraving van één hunebed<br />

per generatie, om te beginnen met die van<br />

Borger’. Dat is de stelling van de directeur van<br />

het Hunebedcentrum, Hein Klompmaker.<br />

Geheel oneens met deze stellingname is<br />

Wijnand van der Sanden, provinciaal archeoloog<br />

in Drenthe. Hij meent, dat opgraven het<br />

vernietigen van het bodemarchief is en dat<br />

eerst de onderzoeksmethoden van archeologen<br />

moeten verbeteren. Zo tekent zich in Drenthe<br />

een controverse af in de wereld van de archeologie.<br />

Dit blijkt uit het boek en de filmtrailer<br />

‘Het geheim van het grootste hunebed’. Het<br />

boek en de filmtrailer werden op 17 februari jl.<br />

officieel gepresenteerd in het Hunebedcentrum.<br />

7 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />

ambacht. De rietdekker zou als de schilder in<br />

het lage 6% BTW tarief moeten vallen.<br />

Kennis boerderijenstichtingen<br />

en SHBO beter benut<br />

De brede praktijkkennis van de regionale<br />

boerderijenstichtingen wordt door de RACM<br />

(Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap<br />

en Monumenten) en de overheden te<br />

weinig benut. Het bijzondere archief met oude<br />

foto’s en bouwtekeningen van de SHBO<br />

(Stichting Historisch Boerderijen Onderzoek)<br />

is momenteel niet toegankelijk. Het is aan de<br />

RACM om deze waardevolle informatiebron,<br />

zoals beloofd, weer openbaar toegankelijk te<br />

maken voor voorlichting en advisering aan<br />

ambtenaren en boerderijbewoners.<br />

Twee aanleidingen zijn voor de meningsverschillen<br />

verantwoordelijk. In september<br />

2008 hebben Nederlandse archeologen op<br />

initiatief van het Hunebedcentrum deelgenomen<br />

aan een opgraving van een hunebed in<br />

Zweden, nabij het plaatsje Falköping. En dan<br />

is er nu dus ook nog het boek van Lukas<br />

Koops. Beide elementen – opgraving en boek –<br />

geven het Hunebedcentrum aanleiding om het<br />

adagium, dat opgraven vernietigen is, in aanmerking<br />

komt voor discussie en heroverweging.<br />

Schrijver Lukas Koops onderneemt in<br />

zijn boek een zoektocht naar de gevolgen van<br />

hoe een veertienjarige puber in 1983 wat<br />

scherfjes en botjes peuterde uit het grootste<br />

hunebed van Nederland. Ruim 25 jaar bleef<br />

het T-Forddoosje vol prehistorisch materiaal<br />

op zolder liggen. Toen kwam het vervolgens als<br />

Om deze speerpunten onder de aandacht te<br />

brengen bij de politiek en het publiek laten de<br />

gezamenlijke boerderijenstichtingen nu één<br />

landelijk geluid horen. De boerderijenstichtingen<br />

zetten zich in voor het behoud van alle<br />

streekeigen boerderijen en erven met hun<br />

authentieke erfelementen, zoals monumentale<br />

toegangspoorten en -lanen, boomgaardjes,<br />

moes- en siertuinen, hooibergen, wagenschuren,<br />

zomer- en bakhuisjes, boenstoepen,<br />

welputten, hennepakkers, enz. enz. De streekeigen<br />

boerderijen vormen een eenheid met het<br />

omringende landschapstype. Zij zijn cultuurhistorisch<br />

en landschappelijk van grote waarde<br />

en mede bepalend voor de toeristisch recreatieve<br />

potentie van elk gebied.<br />

Borger - grootste hunebed moet opgegraven<br />

schenking in het bezit van het Hunebedcentrum,<br />

dat er onderzoek naar verrichtte. Het<br />

boek is mede mogelijk gemaakt door Provincie<br />

Drenthe.<br />

Het onderzoek naar de vondst van de puber<br />

leverde het spectaculaire gegeven op, dat in het<br />

grootste hunebed van Nederland een na-bijzetting<br />

heeft plaatsgevonden in de Bronstijd,<br />

ruim 2000 jaar na de bouw van het hunebed.<br />

Drie kleine botfragmenten (rond 950 v.Chr.)<br />

van een gecremeerde, menselijke schedel<br />

vormen de basis voor deze opzienbarende conclusie.<br />

In 1685 beweerde de Groningse dichteres<br />

Titia Brongersma al, dat ze crematieresten<br />

had gevonden in het hunebed van Borger. Ze<br />

is nooit geloofd.<br />

Het Hunebedcentrum heeft het voornemen<br />

om van dit opzienbarende verhaal een documentaire<br />

te realiseren. Met hulp van het Prins<br />

Bernhard Cultuurfonds Drenthe kon er een<br />

trailer van de voorgenomen documentaire<br />

gemaakt worden, onder meer met opnamen<br />

van de hunebedopgraving in Zweden.<br />

Van de 53 Nederlandse hunebedden zijn in de<br />

loop van eeuwen zo’n 13 exemplaren archeologisch<br />

onderzocht c.q. opgegraven. De laatste<br />

opgraving van een compleet hunebed vond<br />

plaats in 1968. De gehele inventaris van dit<br />

hunebed (D26, Drouwenerveld) is onderdeel<br />

van de permanente expositie van het Hunebedcentrum.<br />

Om schatgraverij tegen te gaan<br />

zijn alle ‘kamers’ van nog niet opgegraven hunebedden<br />

verzegeld met grasbetonblokken.


K ORT<br />

Symposium Stucwerk en Pleister<br />

Het jaarlijkse instandhoudingsymposium<br />

van de RACM wordt dit jaar gewijd aan<br />

Stucwerk en pleister. Dit symposium wordt op<br />

14 oktober gehouden in het Koninklijk<br />

Instituut voor de Tropen (KIT) in Amsterdam.<br />

Het thema stucwerk en pleister is een rijk<br />

onderwerp dat zowel de gevels van gebouwen,<br />

als de wanden en plafonds in het interieur<br />

betreft. Dit veelzijdige thema is interessant en<br />

van belang voor de wereld van de monumentenzorg,<br />

de stucwerkbranche en de wetenschappelijke<br />

wereld van de architectuur- en interieurhistorie.<br />

Tijdens het symposium zal uitgebreid worden<br />

ingegaan op zowel de cultuurhistorische als de<br />

technische kant van stucwerk en pleister. Zo<br />

zal een overzicht worden geven van stucwerk<br />

in het interieur door de eeuwen heen en van<br />

geprefabriceerde decoratieve elementen van<br />

firma’s zoals Silberling die in de tweede helft<br />

van de 19de eeuw in zwang raakten. Ook<br />

gekleurde pleistersystemen zoals stucco lustro,<br />

stuc marmer en scagliola worden belicht, evenals<br />

de kleurig uitgemonsterde cementbepleisterde<br />

buitengevels.<br />

Daarnaast uiteraard veel aandacht voor de<br />

technische kant van het thema. Specialisten<br />

zullen vertellen over de materiaalkundige en<br />

uitvoeringstechnische aspecten van de consolidatie<br />

van aangetast stucwerk, over het (op)nieuw<br />

aanbrengen van verdwenen stucwerk en de<br />

technieken en materialen die de restauratiestukadoor<br />

daarvoor beschikbaar heeft en over<br />

het standaardbestek voor restauratiestucwerk<br />

dat het Neerlandsch Stucgilde in samenwerking<br />

met andere partijen heeft ontwikkeld.<br />

Natuurlijk is er ook ruim aandacht voor zoutschade,<br />

maatregelen om deze schade te beperken<br />

en het gedrag van de verschillende typen<br />

pleistersystemen die geschikt zijn voor zoutbelaste<br />

ondergronden. Tot slot zal door de<br />

Rijksdienst een visie geven op de diverse<br />

aspecten van de instandhouding van stucwerk<br />

en de vaak lastige keuzen waar eigenaren en<br />

monumentenzorgers in de praktijk voor<br />

komen te staan, zoals het al dan niet toepassen<br />

van ‘black box’-pleistersystemen.<br />

Uiteraard zorgen niet alleen technisch problemen<br />

zoals aantasting door vocht en zout voor<br />

instandhoudingsdilemma’s, maar ook een<br />

functieverandering van het gebouw of wijzigende<br />

opvattingen over de cultuurhistorische<br />

waarde van afwerklagen. Keuzen voor partieel<br />

herstel of vernieuwen, materiaalgebruik, hersteltechnieken<br />

en afwerking zijn zelden eenduidig;<br />

het is een ware kunst om alle aspecten<br />

die een rol spelen evenwichtig mee te laten<br />

wegen in het uiteindelijke plan. Evenals vorig<br />

jaar zult u niet zonder inspirerend naslagwerk<br />

naar huis gaan.<br />

Informatie en aanmelden kunt u in het voorjaar<br />

vinden op de site van de RACM. Voor vragen<br />

en opmerkingen over het symposium kunt<br />

u terecht bij Michiel van Hunen van de RACM<br />

030-698 3285, m.van.hunen@racm.nl.<br />

Opgraving Merovingisch grafveld Borgharen<br />

Op een zonnige dag in oktober 2008 ging<br />

de schop in de grond om een deel van het<br />

te beschermen Merovingische grafveld in het<br />

Limburgse Borgharen op te graven. Dit klinkt<br />

als een contradictie, maar is in feite het resultaat<br />

van een combinatie van een tegenstribbelend<br />

monument en diverse partijen die hun<br />

verantwoordelijkheid nemen.<br />

Het vroegmiddeleeuwse grafveld was in 1995<br />

bij proefsleuvenonderzoek in het kader van de<br />

Maaswerken, binnen de resten van een<br />

Romeinse villa aangetroffen. Vanwege de waarde<br />

van deze waarschijnlijk samenhangende<br />

fenomenen paste Rijkswaterstaat de plannen<br />

aan, zodat grafveld en villa in situ behouden<br />

konden blijven en droeg de Rijksdienst voor<br />

Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten<br />

de vindplaats voor als rijksmonument. Bij het<br />

8 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />

onderzoek werd echter ook geconstateerd dat<br />

de conditie van de skeletten achteruitgaat en<br />

behoud geen optie is.<br />

Oplossing voor dit probleem is behouden wat<br />

kan, en veiligstellen wat niet in situ bewaard<br />

kan worden. Concreet betekent dit dat in<br />

enkele jaren het kwetsbare grafveld met de<br />

grootste zorgvuldigheid wordt opgegraven,<br />

bestudeerd en gepubliceerd en dat de rest van<br />

het rijksmonument intact wordt gelaten.<br />

Omdat er geen ‘veroorzaker’ is die de kosten<br />

draagt, nemen de gemeente Maastricht, de<br />

Universiteit van Amsterdam en de Rijksdienst<br />

gezamenlijk de verantwoordelijkheid dit<br />

belangrijke erfgoed veilig te stellen. De<br />

gemeente zorgt voor de publiciteit en de conservering<br />

van de voorwerpen, de universiteit<br />

levert inhoudelijke expertise en doet het ske-<br />

letonderzoek en de Rijksdienst doet de rest.<br />

Naast het veiligstellen van het grafveld wordt<br />

de opgraving gebruikt om allerlei methoden<br />

en technieken te testen. Zo is er geëxperimenteerd<br />

met een klein röntgenapparaat – een<br />

hand-held XRF-, digitale scanning van vondsten<br />

en fotogrammetrie. Zo gaan opgraving en<br />

proeftuin samen.<br />

Bij de eerste campagne is onder andere een<br />

graf van een jonge vrouw aangetroffen dat<br />

voorzien was van sieraden met meer dan 120<br />

kralen, een kaurischelp en een houten kistje<br />

met beslag, maar ook een sleutel, een bronzen<br />

schaal en enkele bijgezette dieren. Komende<br />

zomer ligt de focus bij het veldwerk op het<br />

vaststellen van de omvang van het grafveld en<br />

op mogelijke differentiatie in de mate van conservering<br />

van het bot.


K ORT<br />

Brochure over scheurend<br />

baksteenmetselwerk<br />

herzien<br />

Bij historische baksteenconstructies komen verschillende vormen<br />

van schade voor. Zo is scheurvorming een veelvoorkomend probleem,<br />

maar ook afpoederen, afschilferen en afbrokkelen van baksteen<br />

en mortel treden regelmatig op.<br />

In de brochure Baksteenmetselwerk: scheuren en herstel wordt ingegaan op<br />

de bouwtechnische en constructieve oorzaken van scheuren, en op de<br />

mogelijkheden tot herstel. Deze vijfde druk is stevig herzien en geheel<br />

verrijkt met nieuwe afbeeldingen.<br />

De brochure is gratis te verkrijgen via info@racm.nl.<br />

Erfgoed Akademie van start<br />

edereen is erfgoedfilosoof.’ Met die woor-<br />

‘Iden maakte Fons Asselbergs (foto) een<br />

start met de gedachtewisseling in de Erfgoed<br />

Akademie. ‘In de huidige ruimtelijke inrichting<br />

van Nederland is erfgoed voortdurend in<br />

het geding, als kans en als bedreiging. Als erfgoedprofessional<br />

moet je in dit soort situaties<br />

verantwoordelijkheid durven nemen of verantwoording<br />

durven afleggen,’ aldus Fons<br />

Asselbergs. De Erfgoed Akademie biedt een<br />

setting voor professionals om de eigen opvattingen<br />

rondom behoud en ontwikkeling van<br />

erfgoed te scherpen aan de opvatting van anderen<br />

en zo als geheel het niveau van het vak<br />

vooruit te helpen.<br />

Er is een maatschappelijke behoefte aan meer<br />

‘sturing met kwaliteit’ waarin erfgoedprofessionals<br />

een belangrijke positie vervullen.<br />

Hierdoor verandert de rol van leverancier van<br />

cultuurhistorische kennis en informatie naar<br />

die van transformatiedeskundige die participeert<br />

in processen van planvorming tot en met<br />

uitvoering en daarin te maken krijgt met<br />

verschillende publieke en private opdrachtgevers,<br />

deskundigen én burgers. Deze veranderende<br />

rol vraagt om aanvullende nieuwe<br />

kennis en vaardigheden van de erfgoedprofessional.<br />

Daarom hebben de Rijksadviseur voor het<br />

Cultureel Erfgoed en projectbureau Belvedere<br />

het initiatief genomen om de Erfgoed<br />

Akademie op te richten. Dit initiatief wordt<br />

gedragen door de RACM, Federatie Grote<br />

9 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />

Monumentengemeenten, Erfgoed Nederland,<br />

de Erfgoedinspectie, het Nationaal restauratiefonds,<br />

de Technische Universiteit Delft, ®MIT,<br />

de Vrije Universiteit Amsterdam, het Interprovinciaal<br />

Overleg, het Nirov, de Hogeschool<br />

Utrecht en het Ministerie van OCW / Directie<br />

Cultureel Erfgoed.<br />

Opzet en inhoud van de cursus<br />

Het programma van de cursus richt zich op de<br />

overdracht van kennis, de mogelijkheid tot<br />

reflectie en het verkrijgen van inzicht in de<br />

cultuurhistorie. Ook traint het in aanscherping<br />

van vaardigheden die nodig zijn om te kunnen<br />

opereren in de ruimtelijk-economische wereld<br />

waar het cultuurhistorisch belang ingebracht<br />

wordt.<br />

In de cursus worden een aantal thema’s verder<br />

uitgediept; wat is authenticiteit, wat is<br />

behoud, over wiens erfgoed spreken we en hoe<br />

maak ik keuzes in de historische gelaagdheid.<br />

Het speelveld is gebiedsontwikkeling, herbestemming,<br />

herontwikkeling, reconstructie<br />

en landelijk gebied. Met smaakmakende sprekers<br />

worden de cursisten op recente ideeën en<br />

kennis getrakteerd. Setting van deze discussies<br />

wordt gevormd door boeiende projecten die<br />

bezocht en besproken worden; herbestemd<br />

industrieel erfgoed, probleemwijken, een<br />

gebiedsontwikkelingsproject en een project<br />

waarbij sprake is van de transformatie van het<br />

landelijk gebied. Hier worden de dilemma’s<br />

concreet.<br />

Als rode draad door de cursus loopt verder een<br />

filosofische reflectie op het eigen denken en<br />

handelen met behulp van het Griekse trivium<br />

van de vrije kunsten: retorica, dialectica en<br />

grammatica. Tenslotte nemen de cursisten<br />

allen hun eigen casus mee, die ze in dialoog- en<br />

intervisiesessies verder kunnen brengen.<br />

De eindwerkstukken van de cursisten worden<br />

aan het eind van de cursus gepresenteerd en<br />

gepubliceerd.<br />

De droom van Fons Asselbergs, voormalig<br />

Rijksadviseur van het Cultureel Erfgoed, is<br />

daarmee uitgekomen. De Erfgoed Akademie is<br />

februari jl. gestart. Na afloop van de pilotcursus<br />

besluiten de betrokken partijen of en hoe<br />

de Erfgoed Akademie een vervolg krijgt.


VOOR U GELEZEN<br />

Canons van het Nederlandse landschap<br />

Auteurs Henk van Blerck en Harry Harsema (redactie), Met tekstbijdragen<br />

van Gerrie Andela, Henk van Blerck, Chris de Bont, Harry Harsema,<br />

Karel Leenders, Marc Nolden, Theo Spek en Dirk Sijmons<br />

Recensent Henk Baars<br />

Uitgave Uitgeverij Blauwdruk<br />

Details Paperback met flap, japans gevouwen, ISBN 978-90-75271-30-0. Prijs € 29,50<br />

Het ontstaan van het Nederlandse landschap<br />

Een canon in 12 thema’s en 50 vensters<br />

Auteurs J.A.M. van den Ancker<br />

Recensent Henk Baars<br />

Uitgave Werkgroep Canon – Geoheritage NL en Buro voor Explanation Design.<br />

Buijten en Schipperheijn - Zie ook www.canonvanhetlandschap.nl<br />

Details Paperback, 36 pagina’s, ISBN 978-90-74980-20-3. Prijs € 5,95<br />

In 2008 zijn twee publicaties verschenen die de<br />

titel ‘Canon van het landschap’ in zich dragen. In<br />

het kader van eerste Internationale Triënnale<br />

Apeldoorn is onder leiding van voormalig<br />

Rijksadviseur voor het Landschap Dirk Sijmons<br />

een ‘canon’ van het Nederlandse landschap<br />

samengesteld. Sijmons liet zich bij de selectie<br />

van landschappen bijstaan door historisch geograaf<br />

Theo Spek en architectuurhistoricus<br />

Gerrie Andela.<br />

In samenwerking met de twaalf provincies zijn<br />

totaal 60 (plus 1) landschappen geselecteerd die<br />

staan voor de meest bijzondere en karakteristieke<br />

landschappen van ons land. Terecht merkt<br />

Minister Plasterk in zijn voorwoord op dat deze<br />

canon niet de pretentie heeft dé canon van het<br />

Nederlandse landschap te zijn. Het landschap<br />

en de waardering ervan zijn immers aan verandering<br />

onderhevig, en subjectief. Doel van deze<br />

canon was dan ook vooral om de variatie en de<br />

rijkdom van het Nederlandse landschap te<br />

tonen en met de beelden de discussie te stimuleren<br />

over de toekomst van het Nederlandse<br />

landschap. De ‘plus 1’ slaat overigens op de<br />

10 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />

Slufter van Texel, die Dirk Sijmons tijdens de<br />

opening van de gelijknamige fototentoonstelling<br />

eigenhandig heeft toegevoegd. De reden hiervan<br />

was dat de duinen als landschapstype ontbraken.<br />

Als we wat inzoomen op de 61 landschappen die<br />

tezamen de landschapscanon vormen, dan valt<br />

op dat de kleur groen overheerst. In het voorwoord<br />

wordt hier door de minister ook iets over<br />

gezegd. Als we namelijk kijken naar de feitelijke<br />

cijfers over het grondgebruik van ons dichtbevolkte<br />

land, dan blijkt 65% nog altijd agrarisch<br />

gebruikt te worden, en is 10% bos. Die bijna 17<br />

miljoen Nederlanders gebruiken met elkaar<br />

maar zo’n 9% van ons oppervlak! Doordat het<br />

merendeel van die bevolking in steden woont, en<br />

op en neer reist via spoorwegen en snelwegen,<br />

ontstaat het gevoel van een totaal verstedelijkt<br />

en verrommeld landschap, maar zowel de cijfers<br />

als de foto’s ontkrachten dit overheersende<br />

idee. Overigens is wel een aantal ‘rode’ landschappen<br />

opgenomen, maar de focus is nu eenmaal<br />

heel anders dan bijvoorbeeld het ongeveer<br />

gelijktijdige verschenen boek ‘Nature as artifice’,<br />

ook een fotoboek over het Nederlandse<br />

landschap. In dit boek staat de kunst van het<br />

fotograferen voorop, en is vooral gezocht naar<br />

expressies van de moderne samenleving die<br />

zich uiten in het landschap. Dat heeft ook geleid<br />

tot een spannend boek over het Nederlandse<br />

landschap, maar gaat nadrukkelijk niet over<br />

representativiteit.<br />

De 61 gebieden die passeren kunnen wel gezien<br />

worden als representant van onze landschapsgeschiedenis.<br />

Enkele zeer recente landschappen laten zien dat<br />

deze traditie nog altijd actueel is, zoals in de<br />

natuurontwikkelingsgebieden langs de grote<br />

rivieren. Dit voorbeeld wordt ook vaak aangehaald<br />

vanuit het perspectief van “vernietiging<br />

van historisch cultuurlandschap”, maar zoals<br />

gezegd betreft het hier geen selectie van historisch<br />

waardevolle cultuurlandschappen, maar<br />

zijn het gebieden die “ergens voor staan”. In die<br />

zin is elke foto een les in geschiedenis over onze<br />

voorouders.<br />

Uiteraard kun je van mening verschillen over de<br />

uiteindelijke keuze die gemaakt is. Zelf zou ik<br />

bijvoorbeeld het landschap bij de Hondsbossche<br />

Zeewering (als les over de historische kustverdediging)<br />

hebben toegevoegd aan de canon, of<br />

een specifiek industrieel landschap als dat van<br />

de Botlek. Maar zoals het bij een canon gebruikelijk<br />

is: het gaat in feite niet om de uiteindelijke<br />

selectie van 61 landschappen, maar meer om de<br />

discussie die er (hopelijk) ontstaat over de betekenis<br />

en waardering van het landschap.<br />

Naast de 61 prachtige foto’s van de geselecteerde<br />

landschappen en de verklarende tekstjes, bevat<br />

het boek een tweetal inleidingen, van Dirk<br />

Sijmons en Gerrie Andela (over de veranderende<br />

waardering van het landschap), en een uitleiding<br />

van Henk van Blerck, de initiatiefnemer.<br />

Prachtig boek!<br />

Minder ambitieus lijkt de andere landschapscanon’<br />

te zijn: een nog net in 2008 verschenen<br />

vouwfolder, met als titel ‘Het ontstaan van<br />

Het Nederlandse landschap. Een canon in 12<br />

thema’s, in 50 vensters’. Hoewel dit niet in de<br />

titel valt terug te lezen, gaat het hier om een<br />

aardkundige canon, dus één waarbij het landschap<br />

wordt bezien vanuit het perspectief van<br />

de geologie, geomorfologie en de bodem. De<br />

lijst van de werkgroepleden bevat dan ook vooral<br />

fysisch geografen, geologen en bodemkundigen.<br />

De titel ‘canon van het aardkundige landschap’<br />

was dan ook beter geweest, omdat andere<br />

aspecten geheel onderbelicht blijven.<br />

De twaalf thema’s en de vijftig vensters maken<br />

de lezer duidelijk welke natuurlijke processen<br />

onze landschappen vormden. Via vensters wordt<br />

ingezoomd op locaties waar je die processen –<br />

of de resultaten daarvan - nog kunt waarnemen.<br />

De vouwfolder heeft dan ook een hoge educatieve<br />

betekenis, en poogt minder dan die van<br />

Sijmons een selectie te zijn van de meest<br />

karakteristieke landschappen van ons land.


VOOR U GELEZEN<br />

Rivieren & Inspiratie<br />

Auteurs Robbert de Koning en Liesbeth Eshuis (samenstelling)<br />

Recensent Henk Baars<br />

Uitgave Programmadirectie Ruimte voor de Rivier. Bestellen enkel via de<br />

website van Uitgeverij Eburon (www.eburon.nl/rivieren_en_inspiratie)<br />

Details Hardcover, 110 pagina’s, geïllustreerd, ISBN 978-90-5972-294-1. Prijs € 17,95<br />

Het programma Ruimte voor de Rivier gaat<br />

primair over het creëren van meer ruimte voor<br />

het water om het rivierengebied beter te<br />

beschermen tegen overstromingen. Als gevolg<br />

van klimaatsveranderingen krijgen de rivieren<br />

meer water te verwerken, waardoor de kans op<br />

overstromingen toeneemt. Het traditionele antwoord<br />

hierop, het ophogen van de dijken, biedt<br />

geen oplossing voor de langere termijn, waardoor<br />

men op zoek is gegaan naar nieuwe oplossingen:<br />

de rivier moet meer ruimte krijgen,<br />

bijvoorbeeld door het verleggen van dijken,<br />

het graven van nevengeulen of het verlagen<br />

van uiterwaarden.<br />

Uiterlijk in 2015, dat is dus al over 6 jaar!, moeten<br />

langs de grote Nederlandse rivieren zo'n 40<br />

“rivierverruimende maatregelen” zijn gerealiseerd.<br />

Hierbij gaat men in alle gevallen uit van<br />

het begrip ‘ruimtelijke kwaliteit’, een containerbegrip<br />

waar iedereen zo zijn eigen beelden en<br />

oplossingen bij heeft. Voor de één is het een<br />

soort oernatuur in de uiterwaarden, voor de<br />

ander gaat het vooral om behoud van het traditionele<br />

uiterwaardenlandschap. In dit boek<br />

wordt een groot aantal voorbeelden van elders<br />

gepresenteerd die als inspiratie kunnen dienen<br />

voor de inrichting van het Nederlandse rivierengebied.<br />

De voorbeelden zijn met name geselecteerd<br />

op hun toepasbaarheid voor Nederland.<br />

Ze zijn “na zorgvuldige selectie” gekozen door<br />

het Q-team”, een aantal mensen dat invulling<br />

moest geven aan het begrip van ruimtelijke<br />

kwaliteit. Via de website van Ruimte voor de<br />

Rivier (www.ruimtevoorderivier.nl) kunnen we<br />

zien dat dit Q-team bestaat uit Dirk Sijmons<br />

(landschapsarchitect), Frans Klijn (fysisch geograaf),<br />

Maurits de Hoog (stedenbouwkundige),<br />

Dick de Bruin (rivierkundige) en Sjef Jansen<br />

(ecoloog). De uitwerking en het advies zijn<br />

verzorgd door Robbert de Koning Landschapsarchitect<br />

BNT en Liesbeth Eshuis van ARCADIS.<br />

Het inspiratieboek is opgebouwd rond een aantal<br />

thema’s, zoals riviersystemen, stedelijke<br />

waterfronten of waterbelevenissen. Wat betreft<br />

het onderdeel ‘riviersystemen’ worden voorbeelden<br />

aangehaald uit Duitsland, Polen, Italië<br />

en Frankrijk. Rivieren die wat betreft de natuurlijke<br />

processen die spelen veel overeenkomsten<br />

vertonen met de rivieren in Nederland. Hierbij<br />

is met name gekeken naar de gemiddelde<br />

rivierwaterafvoer, de mate van sedimentafzet<br />

en de vorm van de rivierbedding.<br />

Het probleem dat ik altijd heb met dit soort<br />

voorbeeld- en inspiratieboeken is dat men voorbeelden<br />

uit het buitenland gebruikt, terwijl hét<br />

kenmerk van ons rivierenlandschap is dat het<br />

zo typisch voor Nederland is. Het kan best zo<br />

11 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />

zijn dat de Oder, de Po of de Vistula op het vlak<br />

van waterafvoer, sediment of rivierbedding<br />

vergelijkbaar zijn, maar verder zijn de rivieren<br />

totaal onvergelijkbaar met de Rijn, Waal, Maas<br />

of IJssel. Is het kenmerk van ons rivierenlandschap<br />

nu juist niet dat we hier een echt cultuurlandschap<br />

van hebben gemaakt? Dat de uiterwaarden<br />

eeuwenlang in gebruik zijn, soms zelf<br />

bewoond, en dat daarin enorm veel sporen van<br />

menselijke activiteiten aanwezig zijn, zowel<br />

boven als ondergronds?<br />

En is het kenmerk ook niet dat we dit prachtige<br />

landschap enorm onder handen hebben genomen.<br />

Grootschalige zand- en grindwinning<br />

hebben enorme gaten in het landschap achtergelaten.<br />

Beken en rivieren zijn stuk voor stuk<br />

‘genormaliseerd’, waardoor de waterafvoer versneld<br />

plaatsvond. Steeds meer beek- en rivierlandschappen<br />

zijn belast met bedrijventerreinen<br />

en nieuwbouwlocaties, met alle gevolgen van<br />

dien voor de waterhuishouding en waterbergingsmogelijkheden.<br />

Vervolgens wordt de<br />

afgelopen 20 jaar door natuurorganisaties en<br />

waterschappen (in nauwe samenwerking<br />

met klei-, zand- en grindbedrijven, iets waar<br />

overigens met geen woord over wordt gerept<br />

in dit boek) weer hard gewerkt aan herstel van<br />

met name de boven- en benedenlopen van<br />

beken, door hermeanderingsprogramma’s,<br />

de aanleg van vistrappen en broekbosjes.<br />

In dit inspiratieboek ontbreekt het aan positieve<br />

en negatieve voorbeelden uit ons eigen rivierengebied.<br />

Moeten nieuwe opgaven niet veel meer<br />

uitgaan van het cultuurlandschap zoals dat<br />

door de mens in de loop der eeuwen vorm is<br />

gegeven? En van de positieve en negatieve<br />

ervaringen die zijn opgedaan met `grootschalige’<br />

en `minder grootschalige’ werkzaamheden in<br />

deze landschappen?<br />

In de studie Levend Verleden (1989) zijn de verschillende<br />

Nederlandse landschapstypen in een<br />

internationaal perspectief geplaatst. Het rivierengebied,<br />

met zijn stroomruggen en kommen,<br />

is in tegenstelling tot het landschap dat zich<br />

voortzet aan de andere zijde van de Neder-<br />

lands-Duitse grens veel meer een eenheid. Het<br />

Nederlandse rivierengebied vormt volgens deze<br />

studie, internationaal beschouwd, een zeldzaam<br />

en bijzonder landschapstype. Bijzonder is het<br />

intensieve gebruik van het rivierenlandschap<br />

door de eeuwen heen, waarbij buitendijks werd<br />

gewoond en gewerkt. De uiterwaarden zijn veel<br />

meer dan elders onderdeel van de agrarische<br />

bedrijfsvoering geweest.<br />

Zou je bij een nieuwe inrichting dus niet veel<br />

meer moeten uitgaan van het eigene, het specifieke<br />

van ons rivierenlandschap? De landschapsecologische<br />

benadering die men nu<br />

voorstaat plaatst de rol van de mens op het<br />

tweede plan. Het lijkt nu vaak te gaan om de<br />

aanleg van nevengeulen, of begrazing door<br />

Poolse Konikpaarden en Schotse Gallowayrunderen<br />

(Millingerwaard). Maar is dit wat<br />

men onder ruimtelijke kwaliteit verstaat? Een<br />

sjabloon van pseudo natuurlijkheid? Zoals men<br />

zelf al aangaf: de één wel, de ander niet. Maar<br />

waar is de rol van “de ander” in dit boek? De<br />

nadruk ligt wel heel erg op de natuurlijkheid<br />

van de systemen. De cultuurhistorische betekenis<br />

van dit bijzondere landschap komt niet of<br />

nauwelijks aan de orde. En waar is de burger in<br />

dit verhaal? Het zijn ontwerpers en techneuten<br />

die met oplossingen komen aandragen, waarbij<br />

de groep van deskundigen onevenwichtig is<br />

samengesteld. Ik zou meer willen pleiten voor<br />

een benadering waarbij voor elk van de projecten<br />

wordt uitgegaan van het specifieke van de<br />

locatie, waarbij een gedegen historische analyse<br />

van de riviergeschiedenis inzicht geeft in de<br />

genese van het cultuurlandschap, en waarbij<br />

daadwerkelijk inspraak en betrokkenheid van<br />

burgers leidt tot oplossingen die passen bij<br />

gebiedsspecifieke problemen.<br />

Los van deze persoonlijke kanttekeningen bevat<br />

het boek tal van leuke voorbeelden van over de<br />

hele wereld die mogelijk binnen de verschillende<br />

Ruimte voor de Rivierprojecten wel degelijk<br />

inspiratie kunnen bieden voor oplossingen.<br />

Soms heeft dit meer het karakter van landart,


VOOR U GELEZEN<br />

of zijn het waterbouwkundige werken die<br />

reflecteren die wel degelijk passen bij de ingenieursmentaliteit<br />

van ons land. Inspirerend zijn<br />

de Aziatische voorbeelden van tijdelijke waterbergingsgebieden,<br />

zoals retentiebekkens in de<br />

stad (Japan) of sportvelden in de uiterwaarden<br />

(Taiwan). Of van een groene rivier (Bonnet Carré<br />

Spillway) in New Orleans, die is ingericht voor<br />

Limesweg<br />

Auteurs Marieke Berkers en Maike van Stiphout (redactie)<br />

Recensent Joep Hendriks<br />

Uitgave Architectura & Natura, Amsterdam<br />

Details Paperback, 241 pagina’s full colour met uitklapbare kaartdelen. ISBN: 978-90-7686-350-4. Prijs € 35,-<br />

Bijna 8,5 meter kaartmateriaal, schaal 1:20.000.<br />

Zo wordt in Limesweg voor het eerst het hele<br />

Nederlandse traject van de Romeinse limes<br />

weergegeven. Dit alleen al maakt het boek,<br />

waarmee eind november 2008 het project ‘De<br />

limes anno nu, een biografie’ is afgesloten, een<br />

bijzonder vormgegeven publicatie. Het project,<br />

uitgevoerd door DS Landschapsarchitecten uit<br />

Amsterdam op initiatief van de directeur Maike<br />

van Stiphout en mede mogelijk gemaakt door<br />

een projectsubsidie in het kader van Belvedere,<br />

had tot doel verhalen over de limes te verzamelen<br />

en onder de aandacht te brengen van bewoners,<br />

eigenaren, ontwerpers en bestuurders.<br />

Geleid door de vraag wat nu nog fysiek en mentaal<br />

van de limesweg overgebleven is, liep men<br />

met een afwisselend team van onder andere<br />

landschapsarchitecten, lokale bestuurders en<br />

archeologen in 18 dagetappes van Katwijk naar<br />

Lobith. Onderweg werden bewoners en eigenaren<br />

van percelen, die op de route van de limesweg<br />

gelegen zijn, ingelicht over het bijzondere<br />

monument dat zich onder hun voeten bevond.<br />

De resultaten van deze wandelingen zijn op<br />

initiatief van Stichting Letterlijk overgezet op<br />

recente topografische kaarten, waarop langs<br />

het vermoedelijke tracé van de limesweg de<br />

locaties van archeologische vondsten, de<br />

namen van publieke perceelseigenaren en de<br />

geplande ontwikkelingen volgens De Nieuwe<br />

Kaart van Nederland vermeld zijn. Deze cartografische<br />

gegevens zijn aangevuld met korte<br />

verhalen van specialisten over het fenomeen<br />

van de Romeinse limes(weg) en gebundeld tot<br />

een publicatie. Pakkender dan de achterkaft<br />

dit doet, kan het resultaat niet samengevat<br />

worden: ‘De limesweg, de grensweg van het<br />

Romeinse rijk, is het grootste archeologisch<br />

relict in Nederland. De weg ligt vrijwel geheel<br />

verborgen in de ondergrond en is verspoeld<br />

door de rivieren. Dit boek bevat gedetailleerd<br />

kaartmateriaal, met cruciale GPS-coördinaten,<br />

essays van archeologen, ontwerpers, historici<br />

en anekdotes van bewoners. ‘Limesweg’ hoort<br />

thuis in de boekenkast van de 3772 eigenaren!<br />

Het boek bevat ook onmisbaar feitenmateriaal<br />

voor planners, bestuurders, ontwerpers en<br />

12 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />

actieve recreatie. Hoezo nevengeulen aanleggen<br />

en uiterwaarden afgraven? Dit boek heeft als<br />

doel om te prikkelen. Om ideeën te krijgen die<br />

aanzetten tot sprankelende ontwerpen. Maar<br />

misschien is dit wel een verkeerd doel, en zou<br />

het meer moeten gaan om een zeer zorgvuldige<br />

benadering, met ontwerpen die niet sprankelend<br />

zijn, maar juist heel subtiel oplossingen<br />

geïnteresseerden die met dit onzichtbare fenomeen<br />

te maken krijgen. Immers, een kwart<br />

van het traject ligt in gebieden die in de nabije<br />

toekomst herontwikkeld gaan worden.’<br />

De meer dan 150 km lange tocht dwars door<br />

Nederland zal op zijn minst een spannende en<br />

uitdagende onderneming zijn geweest. Wetend<br />

dat er van de originele limesweg tegenwoordig<br />

helmaal niets meer zichtbaar is en dat het<br />

archeologisch aangetoonde deel de tien procent<br />

niet overstijgt, moet dit toch redelijk wat van<br />

ieders inlevingsvermogen hebben gevergd. Net<br />

zo is het voor mij als archeoloog een uitdaging<br />

dit boek op waarde te schatten. Het is immers<br />

de tweede publicatie over de limes die verschijnt<br />

vanuit de Belvedere-gedachte om cultuur<br />

erfgoed tastbaar en inzichtelijk te maken,<br />

voor zowel de spelers op het vlak van de ruimtelijke<br />

ordening als voor de ‘gewone’ geïnteresseerde.<br />

Die eerste publicatie, de Limes Atlas uit<br />

2005, was op een evenzeer onorthodoxe wijze<br />

uitgegeven met als doel een archeologisch<br />

monument met een meer dan 100-jarige<br />

onderzoeksgeschiedenis te belichten. Ik kan<br />

Limesweg – met zijn toepasselijk dubbelzinnige<br />

titel – dan ook moeilijk los zien van de discussie<br />

die door Evert van Ginkel en Frank Strolenberg<br />

enige tijd geleden in de Archeobrief (nr.4,<br />

december 2006 en nr. 2, juni 2007) werd<br />

gevoerd over de tot dan toe geboekte resultaten<br />

van het Limesprogramma.<br />

Maar laat ik eerst ingaan op het boek zelf. Dat<br />

oogt aantrekkelijk door de kleurige afwisseling<br />

van pagina’s met tekst en foto’s en uitklapbare<br />

delen met kaartsegmenten. Na een voorwoord<br />

van Sim Visser, waarin hij gevat het probleem<br />

van die onzichtbare en ontastbare limes verwoord,<br />

laat Jan Kolen in zijn inleiding zien hoe<br />

de historische gelaagdheid van het limeslandschap<br />

zowel problematisch als uitdagend kan<br />

werken voor het ruimtelijke ontwerp: ‘Kan de<br />

limes, ondanks (of dankzij) onze bemoeienis<br />

nog voorbestaan als een ‘buitenstebinnen<br />

gekeerd’ landschap?’ Maike van Stiphout legt<br />

uit hoe de limes haar tijdens het project heeft<br />

geprikkeld als een onzichtbare lijn, van uit de<br />

wetenschap dat de trajectdelen aan weerskant<br />

bieden voor complexe problemen? Die uitgaan<br />

van een zachte transformatie waarbij zoveel<br />

mogelijk onderdelen van het huidige cultuurlandschap<br />

behouden blijven. Het is de vraag of<br />

deze meer genuanceerde benadering van de<br />

transformatie van het rivierenlandschap voldoende<br />

tot uiting komt door de gepresenteerde<br />

voorbeelden in dit boek.<br />

van het Nederlandse deel (in Duitsland en<br />

Groot-Brittannië) al zijn voorgedragen voor de<br />

Werelderfgoedlijst van Unesco. De vraag is wat<br />

er bij ons moet gebeuren, nu de vermoedelijke<br />

ligging van de weg in deze publicatie bekend is<br />

gemaakt. Zij stelt een aanpak voor waarbij een<br />

grotere rol voor de gebruikers van (het traject<br />

van) de limesweg op lokaal niveau is weggelegd.<br />

Niet van bovenaf – door de overheid<br />

gestuurd – musealiseren, maar van onderaf<br />

vormgeven.<br />

Met deze conceptuele thematiek in het achterhoofd<br />

beginnen we aan een zestal historische<br />

en archeologische essays. En deze verhalen zijn<br />

goed! Bovendien gaat Limesweg hier verder<br />

dan de Limes Atlas, die na enkele inleidingen<br />

toch heel veel aan de verbeelding over laat. Het<br />

eerste essay van Cornelis van Tilburg geeft een<br />

kort overzicht van Romeinse wegen in het algemeen<br />

en de plaats die de limesweg daarbinnen<br />

inneemt. Illustratief voor het wegennet is hierbij<br />

het eerste segment van de Tabula<br />

Peutingeriana, in kleur. Hierna volgen de bijdragen<br />

van vier archeologen en een fysischgeograaf<br />

, die elk een segment bespreken van<br />

de limesweg aan de hand van de meest recente<br />

stand van zaken op archeologisch gebied.<br />

Chrystel van Brandenburgh doet dit voor het<br />

traject van Katwijk tot Leiderdorp, Rien Polak<br />

voor het traject van Leiderdorp tot aan De<br />

Meern, Erik Graafstal voor dat van De Meern tot<br />

Vechten, Wilfried Hessing van Vechten tot Wijk<br />

bij Duurstede en Eckhart Heunks neemt het<br />

laatste deel tot aan de grens met Duitsland voor<br />

zijn rekening. Zij geven elk tekst en uitleg bij de<br />

kaartdelen, waarop telkens de vindplaatsen –<br />

indien aanwezig – van een castellum of een<br />

stukje limesweg zijn aangegeven. Tussen de<br />

teksten en de kaarten door wordt het geheel<br />

opgefleurd met vele foto’s van materialen die<br />

een wegdek kunnen bekleden, landschappen


VOOR U GELEZEN<br />

en veel flora, die men her en der<br />

langs de route moet zijn tegengekomen.<br />

Wat vertelt Limesweg ons? In ieder<br />

geval het verhaal van een groot<br />

archeologisch monument dat<br />

ondergronds door verschillende<br />

landschappen slingert en soms<br />

even dagzoomt, daar waar wij de<br />

bodem openen en er onderzoek<br />

kunnen verrichten. Maar ook een<br />

verhaal van een moeilijk te traceren<br />

lijn, zoals het stuk tussen<br />

Vechten en Wijk bij Duurstede,<br />

waar zelfs meer dan één variant<br />

voor het tracé van de limesweg<br />

bestaat. En een lijn die ten oosten<br />

van Wijk voor een groot deel is uitgeveegd<br />

door de erosieve werking<br />

van de Rijn. De vraag is echter of<br />

deze verhalen en beelden voldoende<br />

bouwstenen leveren om – zoals<br />

vanuit het project werd voorgesteld<br />

– de limesweg op lokaal niveau<br />

vorm te geven. En dan niet door de<br />

weg volledig te reconstrueren,<br />

maar telkens op een eigen wijze in<br />

te passen in het straatbeeld. Want<br />

de wetenschap dat de limesweg je<br />

straat kruist of dat er mogelijk resten<br />

van een wachtpost in je achtertuin<br />

gelegen zijn, kan zeker aanspreken.<br />

Maar hoe die limes er nu<br />

in 3D uitzag, blijft in Limesweg<br />

tamelijk onderbelicht en het is dan<br />

moeilijk je iets voor te stellen bij<br />

die Romeinse grens in dat natte<br />

Hollandse landschap. Het aanstellen<br />

van een centrale contactpersoon,<br />

zoals Van Stiphout voorstelt,<br />

is in dit kader zeker geen gek idee.<br />

Deze zou moeten nadenken over<br />

de overeenkomsten tussen de verschijningsvormen<br />

van beoogde<br />

lokale ‘limesweginitiatieven’ en de<br />

uitvoering ervan in de gaten houden.<br />

En dat brengt me bij de hierboven<br />

aangehaalde discussie over het<br />

resultaat van alle aandacht voor de<br />

limes vanuit Belvedereprojecten.<br />

Op zich is het natuurlijk pure winst<br />

dat de archeologie en de limes op<br />

deze wijze voor het voetlicht van<br />

een groter publiek worden<br />

gebracht. Alleen deel ik de mening<br />

van Evert van Ginkel dat concrete<br />

uitwerkingen lang op zich (hebben)<br />

laten wachten. Dit doet natuurlijk<br />

niets af aan de inhoud van dit boek,<br />

maar het schept wel veel verwachtingen.<br />

En daarnaast houd ik er als<br />

archeoloog nog altijd een beetje<br />

onbevredigd gevoel aan over, na<br />

het lezen van eerst de Limes Atlas<br />

en nu Limesweg. Want het liefst<br />

zag ik in plaats van coördinaatkrui-<br />

zen de contouren van castella,<br />

wachtposten en opgegraven stukken<br />

limesweg op de kaarten weergegeven.<br />

En een paar foto’s van de<br />

weg in een opgraving, waarmee de<br />

minimale overblijfselen van de<br />

wegconstructies toch het best<br />

gevisualiseerd kunnen worden.<br />

Of reconstructietekeningen van<br />

het castellum van Valkenburg of<br />

Zwammerdam en één van de<br />

wachttorens bij De Meern, die voor<br />

de geïnteresseerde maar nietingevoerde<br />

lezer zeker ter verbeelding<br />

zullen hebben gesproken.<br />

Het is duidelijk dat de initiatieven<br />

die in het kader van Belvedere<br />

rond de Limes geïnitieerd zijn,<br />

geen afbreuk doen aan het werk<br />

van de archeoloog; ze vullen dit<br />

juist aan. Alleen in andere bewoordingen<br />

en met een andere beeldtaal<br />

dan wij gewend zijn. Er is<br />

onder archeologen wellicht<br />

behoefte aan te veel van hetzelfde<br />

(tentoonstellingen, mooie boeken,<br />

etc.), iedere keer weer aangepast<br />

op basis van de nieuwste opgravingen<br />

en jongste interpretaties. De<br />

subsidies die er beschikbaar zijn<br />

voor de ontwikkeling van strategieën<br />

voor de vertaling van fysiek<br />

archeologisch erfgoed naar ontwerpopgaven<br />

kunnen dan jaloerse<br />

gevoelens oproepen. Een boek als<br />

Limesweg is in de eerste plaats<br />

natuurlijk gericht op een ander<br />

publiek, al moet ik zeggen dat de<br />

essays ook voor de ingevoerde<br />

lezer een helder overzicht geven,<br />

soms aangevuld met de nieuwste<br />

inzichten. Een waardevolle aanvulling<br />

dus, ook voor de boekenkast<br />

van een archeoloog!<br />

Minpunten zijn er nauwelijks, al<br />

had op pagina 172 natuurlijk daadwerkelijk<br />

de plattegrond van het<br />

castellum Meinerswijk afgebeeld<br />

moeten zijn, in plaats van die van<br />

het castellum Zwammerdam voor<br />

de tweede maal (maar nu in kleur).<br />

Daarnaast was een kaart met de<br />

ingewikkelde situatie van de rivierlopen<br />

rond Arnhem in het begin<br />

van de Romeinse tijd een goede<br />

aanvulling geweest op het verhaal<br />

van Heunks. En ik moet zeggen dat<br />

een harde kaft het heen-en-weer<br />

bladeren tussen teksten en kaartbladen<br />

zeker aangenamer zou hebben<br />

gemaakt. Maar dat had het<br />

boek onbetaalbaar gemaakt en dan<br />

was het zijn doel weer voorbij<br />

geschoten: het verhaal vertellen<br />

van de limesweg, aan iedereen.<br />

13 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />

Delft. Stad met een rijk verleden. Stad van Vermeer,<br />

Hugo de Groot en Antonie van Leeuwenhoek. Stad met<br />

een levendig en monumentaal centrum. Ook een stad met<br />

een toekomst. Zowel vanwege de ligging in het hart van<br />

de randstad als vanwege de aanwezigheid van bekende<br />

bedrijven en hoogwaardige onderwijs- en onderzoeksinstituten<br />

zoals de Tech nische Universiteit en TNO.<br />

Verleden en heden bepalen sterk het karakter van<br />

Delft als stad met kwaliteit voor bewoners, bezoekers<br />

en ondernemers, als kennisstad.<br />

Delft zoekt per 1 november 2009 een<br />

Bouw- / Architectuurhistoricus (m/v)<br />

van de gemeentelijke commissie<br />

voor welstand en monumenten<br />

De commissie<br />

Binnen de gemeente is één commissie belast met advisering over<br />

de esthetische kwaliteit van te (ver)bouwen bouwwerken en het<br />

omgaan met de monumentale aspecten van de gemeentelijke- en<br />

rijksmonumenten. Sinds juli 2004 is de gemeentelijke welstandsnota<br />

het toetsingskader voor welstandsaspecten. De leden worden<br />

benoemd voor een periode van 3 jaar. Eenmalige herbenoeming<br />

voor 3 jaar is mogelijk.<br />

De functie<br />

De commissie voor welstand en monumenten heeft tot taak om<br />

gevraagd en ongevraagd schriftelijk advies uit te brengen aan het<br />

college van burgemeester en wethouders ten aanzien van:<br />

- vergunningsaanvragen voor bouw en verbouw;<br />

- vergunningaanvragen voor wijzigingen van beschermde monumenten;<br />

- het aanwijzen van beschermde monumenten en beschermde<br />

stadsgezichten;<br />

- andere aangelegenheden, die voor het uiterlijk aanzien en/of<br />

de monumentale waarde van afzonderlijke gebouwen of bouwwerken<br />

van belang zijn of kunnen zijn, zoals stedenbouwkundige<br />

plannen en voorstellen voor de (her)inrichting van de<br />

openbare ruimte en bestemmingsplannen.<br />

Functie-eisen Bouw- / Architectuurhistoricus<br />

- een brede oriëntatie op de vakgebieden bouwhistorie,<br />

architectuur-geschiedenis en monumentenzorg;<br />

- in het bezit zijn van een relevante opleiding<br />

(universitair of HBO-niveau);<br />

- als architectuur- of bouwhistoricus werkzaam zijn, bij<br />

voorkeur niet binnen Delft;<br />

- ervaring hebben met het herkennen van bouwhistorische<br />

waarden;<br />

- in staat zijn tot het analyseren van verbouwings- en restauratieplannen<br />

voor monumenten op bouwhistorische aspecten en<br />

aspecten van monumentenzorg;<br />

- kennis van de gemeente Delft is een pre;<br />

- het vermogen oplossingsgericht te adviseren;<br />

- op de hoogte zijn van het toepassen van het<br />

gemeentelijk welstands- en monumentenbeleid.<br />

Honorering, aanmelding en informatie<br />

Voor de vergaderingen geldt een vaste vergoeding per uur en kan<br />

reiskostenvergoeding van toepassing zijn. De commissie vergadert<br />

eens per twee weken, op de even weken, op donderdagmiddag.<br />

Richt uw brief met C.V. voor 30 april aan: Burgemeester en<br />

Wet houders van Delft, ter attentie van de heer J.P. Smolders,<br />

Hoofd monumentenzorg en bouwkwaliteit, Postbus 78, 2600 ME<br />

Delft. Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met het<br />

secretariaat van de commissie, vak team monumentenzorg<br />

en bouwkwaliteit, telefoon 015-2602125.


VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />

ERIC LUITEN<br />

BELVEDERE-LEERSTOEL TU DELFT<br />

WAT JONGE, HISTORISCH<br />

GEÏNVOLVEERDE<br />

ONTWERPERS LEREN<br />

Het verleden<br />

indachtig<br />

1/2 – PRODUCTIEPARK MEINERSWIJK - WINTER EN ZOMER<br />

ULTUURLANDSCHAP<br />

Het onderzoeks- en onderwijsprogramma van de Belvedereleerstoel bij Bouwkunde in Delft<br />

richt zich op twee aspecten: ten eerste onderzoek doen naar de wijze waarop in het ruimtelijke<br />

ontwerp historische patronen en artefacten worden bewerkt en ten tweede jonge ontwerpers<br />

inhoudelijk voorbereiden op ruimtelijke opgaven waarin de spanning tussen bescherming en<br />

ontwikkeling expliciete aandacht vraagt. Natuurlijk is die spanning op het niveau van gebouwen<br />

al veel langer een onderwerp van architectonische bewerking. Er bestaat een rijk scala aan<br />

methoden en technieken om monumentale objecten te restaureren en renoveren. Belvedere<br />

rekt de probleemstelling op naar stedelijke ensembles en de inrichting van het landschap en<br />

situeert hem midden in de actualiteit van project- en gebiedsontwikkeling.<br />

H<br />

et onderzoeksprogramma, waarvan een<br />

deel door promotieonderzoek wordt ingevuld,<br />

zal leiden tot inzicht in de interpretaties<br />

van historisch materiaal, in de keuzes<br />

die ontwerpers maken, in de ontwerpmethoden<br />

die worden toegepast. Het streven is een<br />

idioom en zo mogelijk een grammatica te destilleren<br />

uit de grote variatie van termen, thema’s<br />

en technieken die door ontwerpers worden<br />

gebruikt om hun omgang met historische<br />

informatie en materiaal te duiden. Dat is<br />

nodig omdat in de beroepspraktijk en de ontwerpopleidingen<br />

over het algemeen impliciet,<br />

zo niet terloops op historische kenmerken van<br />

gebouwen, buurten, steden of landschappen<br />

wordt gereageerd. Wat we de studenten bijbrengen<br />

is dat in elke ruimtelijke opgave een<br />

historische dimensie zit, soms met betrekking<br />

tot de locatie of het gebouw in kwestie, soms<br />

op het niveau van het architectonisch of stedebouwkundig<br />

repertoire dat wordt toegepast in<br />

het ontwerp. Als de studenten bezig gaan met<br />

een afstudeerproject vragen we hun de ontwerpopgave<br />

voortdurend te bezien vanuit het<br />

dilemma bescherming en ontwikkeling. Welke<br />

kwaliteiten zijn de moeite waard te worden<br />

meegenomen in een volgende fase, welke<br />

eigenschappen moeten worden vernieuwd of<br />

vervangen?<br />

In de recente stroom afstudeerprojecten van<br />

negen Nederlandse hogere opleidingen voor<br />

ruimtelijk ontwerpers (landschapsarchitecten<br />

en stedebouwkundigen) is duidelijk de tendens<br />

te zien dat studenten hun opgave graag<br />

plaatsen in het perspectief van behoud en ontwikkeling.<br />

In Blauwe Kamer van afgelopen<br />

augustus is een overzicht opgenomen van de<br />

beste projecten die in het studiejaar 2007-2008<br />

werden afgerond. In de annotatie bij dat overzicht<br />

schrijft Dorine van Hoogstraten dat het<br />

erop lijkt dat 10 jaar Belvedereprogramma<br />

vaste voet aan de grond heeft gekregen in de<br />

opleidingen en in de hoofden van de studenten.<br />

We zien plannen waarin de opgave van<br />

revitalisering van gevoelig cultureel erfgoed<br />

expliciet wordt uitgediept, zoals voor de<br />

Stelling van Amsterdam, de militaire Green<br />

Line op Cyprus, het voormalige Sperrgebiet in


Berlijn en de bazaar in Istanbul. Meer impliciet<br />

komt herinterpretatie en herontwikkeling<br />

van historische patronen en objecten aan de<br />

orde bij afstudeerprojecten als Centrum<br />

Heerenveen, stedelijke krimp in Leipzig en<br />

herontwerp van de polder Schieveen bij<br />

Rotterdam.<br />

Bij Bouwkunde in Delft is bij de oprichting<br />

van de Belvedereleerstoel besloten tot de<br />

invoering van een zogenaamde Belvedereaantekening,<br />

uit te reiken bij het Masterdiploma,<br />

voor afstudeerders die zich op verschillende<br />

manieren hebben verdiept in het<br />

ontwerpen met geschiedenis. Ze worden<br />

geacht mee te doen met de interuniversitaire<br />

Belvederemodule van VU, WU en TU.<br />

Daarnaast moeten ze minimaal 15 studiepunten<br />

verzamelen in Belvederegerelateerde keuzevakken<br />

en in hun afstudeerproject moet een<br />

substantieel deel van de opgave gaan over ontwerpdilemma’s<br />

rond de bescherming of modificatie<br />

van historische kwaliteiten. Wat we<br />

beogen is dat jonge architecten, stedebouwkundigen,<br />

ontwikkelaars, zich bewust worden<br />

van hun eigen positie in de omgang met<br />

geschiedenis, erfgoed en monumenten. We<br />

ondervragen hen op de aard van de bouwkundige<br />

of ruimtelijke bewerking van het bestaande,<br />

bekende en gewaardeerde, en dringen er op<br />

aan dat ze consistent en min of meer verifieerbaar<br />

te werk gaan. De achterliggende veronderstelling<br />

is dat de samenleving – die de lokale,<br />

regionale en nationale geschiedenis als een<br />

nieuwe hype heeft omarmd – dat in toenemende<br />

mate van hen als professionals zal verwachten<br />

en hen daarop zal aanspreken. Dat ze in<br />

staat zijn uit te leggen en aannemelijk te maken<br />

hoe ze de geschiedenis in hun project hebben<br />

benaderd en welke consequenties dat heeft<br />

voor het plan. Het gaat er niet om schoolvorming<br />

te bedrijven. We vragen hun niet zich<br />

volgens een specifiek set van Belvedereregels<br />

te gedragen. Het is aan de studenten om te<br />

bepalen op welk abstractie- en schaalniveau de<br />

bewerking van geschiedenis opportuun is. Ook<br />

Belvedere en ontwerp<br />

Eric Luiten is een van de drie Belvederehoogleraren die in het kader van<br />

het Belvedereprogramma een leerstoel vervullen. Luiten doet dit aan de<br />

Technische Universiteit Delft, Jan Kolen aan de Vrije Universiteit in<br />

Amsterdam en André van der Zande aan Wageningen Universiteit. Aan de<br />

VU ligt de focus op het erfgoedbegrip in een dynamisch perspectief, bij de<br />

WU gaat het om de relatie tussen erfgoed en planning en bestuur en bij<br />

Bouwkunde in Delft wordt de verhouding tussen erfgoed en ruimtelijk<br />

ontwerp geproblematiseerd. De leerstoelhouders treffen elkaar met<br />

grote regelmaat om hun activiteiten op elkaar af te stemmen, samen initiatieven<br />

te bedenken en voor te bereiden én om waar mogelijk<br />

eendrachtig te reageren op relevante ontwikkelingen en gebeurtenissen.<br />

15 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />

een volledige verwerping van het historisch<br />

aspect uitmondend in integrale sloop van oude<br />

artefacten als basis voor het ontwerp is gelegitimeerd.<br />

Het gaat erom dat daar een valide<br />

redenering aan ten grondslag ligt. Hoe genuanceerd<br />

en gedifferentieerd de bewerking van<br />

historische weefsels, patronen en objecten kan<br />

zijn, laat de volgende selectie van drie projecten<br />

zien. De makers studeerden allen recent af<br />

aan de faculteit Bouwkunde van de TU en ontvingen<br />

een Belvedereaantekening bij hun<br />

diploma.<br />

Een productiepark voor Meinerswijk<br />

Architect Ruud Smeelen ontwierp voor zijn<br />

afstuderen een nieuwe toekomst voor<br />

Meinerswijk, de zuidelijke Rijnuiterwaarden<br />

tussen Arnhem-Noord en Arnhem-Zuid. Het<br />

gebied herbergt een prachtige collectie<br />

patronen en artefacten die verwijzen naar<br />

verschillende geschiedenissen die zich hier na<br />

en naast elkaar hebben voorgedaan. Op de<br />

schaal van het landschap is er sprake van een<br />

fascinerende reeks ontginningen: de Romeinen<br />

traceerden hier hun noordgrens en bouwden<br />

er een verharde weg en defensiewerken, daarna<br />

voltrokken zich achtereenvolgens een<br />

agrarische ingebruikname, een geschiedenis<br />

van oppervlakkige kleiwinning en baksteenfabricage,<br />

de aanleg van waterwerken voor de<br />

IJssellinie en recent de herbestemming van<br />

drassige kleiputten en weidegronden tot<br />

natuurgebied. Smeelens interesse voor dit<br />

binnenstedelijke rivierdal is gelegen in de<br />

betekenis die het heeft voor de mensen die in<br />

de nabijheid wonen. Meinerswijk blijkt bij<br />

nadere beschouwing een zeer informele,<br />

avontuurlijke ontspanningsruimte te zijn,<br />

moeilijk bereikbaar en slecht toegankelijk.<br />

Allerlei activiteiten die in de klassieke<br />

Arnhemse stadsparken niet passen of verboden<br />

zijn vinden hier plaats.<br />

De recente, gedeeltelijke aankoop door een<br />

projectontwikkelaar was voor de afstudeerder<br />

de aanleiding zich te verdiepen in de bijzondere<br />

kwaliteiten en potenties van het gebied. Hij<br />

heeft in beeld gebracht hoe een volgende ontginning<br />

zich zou moeten voltrekken, tegen de<br />

achtergrond van zijn streven het groene karakter<br />

van Meinerswijk overeind te houden. Het<br />

voorstel is opnieuw de totale oppervlakte in te<br />

zetten als productiefactor maar nu ten behoeve<br />

van snelgroeiend wilgenbos. Smeelen schetst<br />

een scenario waarin een genuanceerd mozaïek<br />

van wilgenplantages, geselecteerd uit een<br />

matrix van wilgensoorten en oogstmethodes,<br />

het terrein een compleet nieuwe aanblik geeft<br />

zonder dat de landschappelijke geheimzinnigheid<br />

wordt aangetast. De oogst van het wilgenhout<br />

in het najaar en de vroege winter vindt<br />

decentraal plaats in kleine zagerijen verspreid<br />

over het gebied. Daarvandaan wordt het hout<br />

verplaatst – bij hoog water per schip – naar een<br />

enorme centrale hal waarin het te drogen<br />

wordt gehangen. De droogplaats is op zijn<br />

beurt geheel opgetrokken uit hout, en staat op<br />

een cruciale, hoger gelegen plek in de bocht<br />

van de Rijn met zicht op de stuwwal en het silhouet<br />

van Arnhem. In de zomer, als gedurende<br />

het groeiseizoen geen bosbouwactiviteiten<br />

plaats vinden, vervult de hal de functie van<br />

ontmoetingsplaats voor mensen die in<br />

Meinerswijk, al of niet georganiseerd, al of<br />

niet heimelijk, hun zomerdagen slijten.<br />

De intelligentie van dit Belvedere-afstudeerproject<br />

is gelegen in de overtuiging dat<br />

bescherming van dit uiterwaardenlandschap<br />

met zijn gelaagde geschiedenis het beste wordt<br />

ondersteund door drastisch in te zetten op<br />

landschapsontwikkeling. Er wordt een nieuwe<br />

occupatielaag aan de bestaande patronen toegevoegd,<br />

die de landelijke uitstraling op langere<br />

termijn verzekert. Smeelen refereert daarbij<br />

subtiel aan eerdere ontwikkelingsfasen van<br />

Meinerswijk. Zo zet hij opnieuw in op utiliteit<br />

en commerciële exploitatie als basis voor<br />

landschappelijke continuïteit. De kleine houtproductie-units<br />

parafraseren qua spreiding en<br />

constructie de IJssellinierelicten. De centrale<br />

droogplaats is in zijn architectuur, functie,<br />

constructie en positie een regelrechte aubade<br />

In dit artikel gaat Luiten in op hoe studenten architectuur en stedebouw<br />

leren vanuit een ontwerpopgave om te gaan met de geschiedenis en de<br />

spanning tussen bescherming en ontwikkeling bij ruimtelijke opgaven.<br />

Hij bespreekt drie recente afstudeerprojecten, aan de hand waarvan<br />

hij laat zien ‘hoe genuanceerd en gedifferentieerd de bewerking van<br />

historische weefsels, patronen en objecten kan zijn’. De drie afstudeerprojecten<br />

zijn het resultaat van de bewustwording van de studenten van<br />

hun eigen positie in de omgang met geschiedenis, erfgoed en monumenten,<br />

het zijn ‘denkoefeningen’, ontwerpend onderzoek, waar geen daadwerkelijke<br />

opdrachtgever bij betrokken was.


VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009 CULTUURLANDSCHAP<br />

REGIONAAL ONTWERP IN VIER LAGEN<br />

3a – LANDSCHAPPELIJK RAAMWERK<br />

3A – SCHAALVERKLEINING MET BEHULP VAN BEPLANTING OP<br />

DE VOORMALIGE STROOMRUGGEN, LANGS DIJKEN EN KADES;<br />

NATUURONTWIKKELING IN HET GEBIED VAN DE RONDE VENEN<br />

REGIONAAL ONTWERP IN VIER LAGEN<br />

3c – BEBOUWING<br />

16<br />

REGIONAAL ONTWERP IN VIER LAGEN<br />

3b – LANDGEBRUIK<br />

REGIONAAL ONTWERP IN VIER LAGEN<br />

3d– INFRASTRUCTUUR EN VOORZIENINGEN


4a – PLANKAART SPENGEN<br />

17<br />

4c – TRANSFORMATIESCHEMA<br />

4b – SCHEMA SPENGEN<br />

VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />

aan de nog aanwezige boerderijen en steenfabrieken.<br />

Smeelen won met dit afstudeerproject<br />

de Archiprix 2008.<br />

Over oude boeren en nieuwe<br />

buren in het Groene Hart<br />

Stedebouwkundige Gepke Heun studeerde<br />

vorig jaar af op een strategie en een ruimtelijk<br />

ontwerp voor de bouw van nieuwe woningen<br />

in het Groene Hart. Haar vooronderzoek had<br />

uitgewezen dat de ruimtelijke en sociale<br />

samenhang in de eeuwenoude lintdorpen in<br />

het venige noordwesten van de provincie<br />

Utrecht sterk onder druk is komen te staan als<br />

gevolg van de schaalvergroting in de landbouw<br />

en de geleidelijke instroom van burgers in<br />

voormalige boerderijen. De analyse van Heun<br />

leidde tot de overtuiging dat die vernieuwing<br />

van het platteland niet langer spontaan en in<br />

goed vertrouwen mag verlopen, maar geregisseerd<br />

ter hand moet worden genomen. Haar<br />

inzet is om nieuwe buurtschappen op te bouwen,<br />

op basis van de uitgifte van landschapsaandelen.<br />

In de nieuwe gemeenschappen zijn<br />

het de bewoners die niet alleen hun particuliere<br />

woongenot komen botvieren maar die gezamenlijk<br />

ook als landschapsbeheerder willen<br />

worden aangesproken. De buurtschappen reageren<br />

ruimtelijk en functioneel nadrukkelijk<br />

op de geomorfologie en de topografie.<br />

Geïnspireerd door de bijzondere eigenschappen<br />

van het dorp Kamerik, twee stroken boerderijen<br />

op hoger gelegen stroomruggen op


VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009 18<br />

CULTUURLANDSCHAP<br />

afstand van het ontginningslint, schetst de<br />

ontwerper een nieuw regionaal landschappelijk<br />

raamwerk dat de subtiele bodemverschillen<br />

tot expressie brengt. Analoog aan Kamerik<br />

wordt er een tweede hoofdpatroon opgebouwd<br />

dat contramal is van de oude ontginningsstructuur<br />

en waarin nieuwe bewoners zich<br />

groepsgewijs kunnen vestigen. Er ontstaat als<br />

het ware een ruimtelijk potentiaalverschil tussen<br />

oude en nieuwe bewoningslinten. Meestal<br />

liggen de twee netwerken op respectvolle maar<br />

zichtbare afstand, soms kruisen de structuren<br />

elkaar en ontstaan er plekken voor fysieke en<br />

maatschappelijke interactie.<br />

Dit afstudeerproject zet de Belvederebenadering<br />

in op een relatief hoog abstractieniveau. De<br />

vondst is dat in het historische landschap<br />

moeilijk zichtbare maar fundamentele eigenschappen<br />

kunnen worden benut om nieuwe<br />

ontwikkelingen te dragen. Alle ruimtelijke<br />

ingrediënten voor het stedebouwkundige en<br />

landschapsarchitectonische ontwerp werden<br />

gevonden in de bestaande topografie. Daarmee<br />

zoekt het plan dus aansluiting op wat er al is.<br />

Toch verandert het landschap natuurlijk sterk.<br />

De visuele effecten van de strategie van de<br />

twee ontginningsstructuren zijn zodanig dat<br />

de huidige vergezichten vanaf de oude ontginningswegen<br />

op het lege land, worden verkleind.<br />

De horizon komt dichterbij te liggen<br />

en de oriëntatie verandert. Daar staat tegenover<br />

dat er ruimtelijk, sociaal en economisch<br />

een basis voor differentiatie en continuïteit<br />

wordt gelegd.<br />

Mariahoeve revisited<br />

Architectuurstudent Teun van den Ende<br />

richtte zich met zijn afstuderen op de toekomst<br />

van de naoorlogse wijk Mariahoeve in<br />

Den Haag Noordwest. De bouw van Mariahoeve<br />

startte in 1957 op basis van een ontwerp<br />

van ambtelijk stedebouwkundige Van der<br />

Sluys. Het plan wordt gekenmerkt door een<br />

stevig basisconcept dat losjes is uitgewerkt en<br />

vormgegeven. Mariahoeve heeft een rechthoekige<br />

hoofdstructuur met een viertal wijkont-<br />

sluitende wegen, waarvan in de meeste gevallen<br />

de rijbanen door groenstroken zijn<br />

gescheiden. De wijk wordt op deze wijze in zes<br />

nogal introverte buurten verdeeld. Deze hebben<br />

als gemeenschappelijk kenmerk een groene<br />

kern met aan de noordoostzijde flats in vier<br />

lagen en aan de westzijde eengezinswoningen.<br />

In vijf van deze groenkernen staan overhoeks<br />

geplaatste flatgebouwen van twaalf lagen, een<br />

school en buurtwinkelcentrum. De middelste<br />

buurten van Mariahoeve hebben een wijkpark<br />

of een sportterrein. De kwaliteit van Mariahoeve<br />

is redelijk. Het is geen Vogelaarwijk,<br />

maar er zijn wel zorgen over de verlopen houdbaarheidsdatum<br />

van de woningvoorraad, de<br />

kleine schaal van de voorzieningen, de sociale<br />

cohesie. Van den Ende ontdekte dat de troefkaarten<br />

van de wijk er eigenlijk net buiten liggen:<br />

de naburige topwijk Marlot, het landschap<br />

van de Duivenvoordse corridor en het<br />

NS-station Mariahoeve op loopafstand. Zijn<br />

analyse van de wijk leidde tot de overtuiging<br />

dat het renovatieproces van Mariahoeve niet<br />

moet starten bij de aanpak van de woningen,<br />

zoals in vrijwel alle probleemwijken wordt<br />

gedaan, maar bij de vernieuwing van de buurtcentra.<br />

Van den Ende signaleerde dat op het<br />

niveau van de publieke voorzieningen en de<br />

openbare ruimte daaromheen een enorme<br />

kwaliteitsslag kan worden gemaakt en dát met<br />

relatief bescheiden middelen. De veronderstelling<br />

is dat met beter toegankelijke, zichtbare<br />

en bruikbare buurtcentra de sociaal-economische<br />

kracht van de wijk groeit en ook de<br />

aandacht en de zorg van de bewoners voor hun<br />

eigen woonomstandigheden zal verbeteren.<br />

De ontwerper stelt voor de centra te differentiëren<br />

en te openen. In plaats van de huidige,<br />

toevallige samenstelling van kwijnende<br />

winkeltjes en lelijke kantoortjes krijgt elk van<br />

de vijf locaties een specifiek programmatisch<br />

profiel toegewezen. Dat profiel wordt afgeleid<br />

op basis van de aanwezigheid van onderwijs-,<br />

zorg-, bedrijfs- of culturele voorzieningen.<br />

5 – MARIAHOEVE: BUURTCENTRA BESTAAND 6 – MARIAHOEVE: BUURTCENTRA NIEUW<br />

7 – MARIAHOEVE: INDELING EN CONSTRUCTIE VAN BESTAAND BLOK EN HERONTWERP<br />

MET TOEVOEGING VAN ONDERNEMERSHUIS


8a – MARIAHOEVE: STEDEBOUWKUNDIGE ONDERLEGGER<br />

Vervolgens zijn inrichtingsplannen getekend<br />

voor de herstructurering van de openbare<br />

ruimte van de zes locaties en wordt een herschikking<br />

en herbenaming voorgesteld van de<br />

tramhaltes, waardoor de centra veel beter<br />

waarneembaar en bereikbaar worden vanaf de<br />

hoofdroutes door de wijk. Ten slotte wordt<br />

voor een specifieke locatie uitgewerkt hoe een<br />

benauwde tweelaagse galerijflat op een onduidelijk<br />

georiënteerde begane grond van<br />

winkels, kan worden omgebouwd tot een volume<br />

van dubbelhoge bedrijfsruimtes en ruime<br />

maisonnettewoningen met kantoor aan huis.<br />

Je kunt aan de pretentieloze, enigszins onvast<br />

vormgegeven, actuele stadswijk Mariahoeve<br />

nauwelijks het predikaat cultureel erfgoed<br />

verbinden. Maar in het licht van Belvedere is<br />

de benadering en bewerking van de wijk door<br />

Teun van den Ende interessant. In het bijzonder<br />

was het hem te doen het concept achter het<br />

ontstaan van de wijk te doorgronden en zijn<br />

voorstellen daarop te enten. De stedebouwkundige<br />

opzet van de wijk draait om de<br />

indeling in buurten met een eigen centrum<br />

voor de dagelijkse levensbehoeften. De maat<br />

en schaal van dit principe is afgestemd op leefpatronen<br />

uit de zestiger jaren, die in niets<br />

meer lijken op de onze. De schaalvergroting<br />

die zich in onze dagelijkse actieradius heeft<br />

voorgedaan moet als het ware opnieuw worden<br />

‘doorberekend’ naar het Mariahoeve van nu.<br />

Met het gedifferentieerd vernieuwen en herontwikkelen<br />

van de buurtcentra introduceert<br />

Van den Ende een nieuwe compleetheid, maar<br />

nu op de schaal van de stadswijk. Tegelijkertijd<br />

ondersteunt hij de specifieke kenmerken van<br />

dit naoorlogse stadsdeel door zorgvuldig aansluiting<br />

te zoeken bij de samenstellende delen.<br />

19 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />

Bevindingen<br />

Het studentenwerk laat zien dat de ontwerpers<br />

goed hebben nagedacht op welk niveau het<br />

adagium ‘behoud door ontwikkeling’ geldig<br />

gemaakt kan worden. Alle drie hebben ze de<br />

ontstaans- en ontwikkelingsgeschiedenis van<br />

de ontwerplocaties grondig bestudeerd alvorens<br />

tot de conclusie te komen dat hun ontwerpopgave<br />

moest aansluiten op de historische<br />

factoren die ooit ten grondslag lagen aan de<br />

gedaante van het landschap en de stad. Ze<br />

willen ontsnappen aan de valkuil van de<br />

historische falsificatie van de leefomgeving.<br />

Hun bevinding is dat het niet zo veel zin heeft<br />

historische patronen te beschermen als de<br />

redenen van hun bestaan zijn weggevallen.<br />

De drie projecten gaan op zoek naar nieuwe<br />

maatschappelijke of ruimtelijke factoren die<br />

inpasbaar zijn in de bestaande structuur. In<br />

Meinerswijk is dat de nieuwe bosbouwkundige<br />

ontginning van het gebied waardoor de maatschappelijke<br />

betekenis behouden blijft. In het<br />

Groene Hart is dat de ruimtelijk geregisseerde<br />

instroom van nieuwkomers die het integrale<br />

beheer van het landschap waarborgen. In<br />

Mariahoeve is dat de opschaling en stroomlijning<br />

van de buurtcentra waardoor de wijkgedachte<br />

nieuw leven wordt ingeblazen. Geen<br />

van de ontwerpers maakt zich druk om het feit<br />

dat hun ingrepen de morfologie van hun locaties<br />

behoorlijk beïnvloeden. Ze laten zich niet<br />

verlammen door stilistische, panoramische of<br />

museale kwaliteiten. Hun stelling lijkt te zijn:<br />

als we op een structureel niveau aansluiting<br />

vinden op de geschiedenis, wordt het resultaat<br />

bijna vanzelf mooi. Dat is een verademing.<br />

Een tweede observatie naar aanleiding van dit<br />

werk is, dat het voor ontwerpers altijd nodig<br />

blijkt te zijn op enig moment in het planproces<br />

8b – MARIAHOEVE: NIEUW VERBAND TUSSEN BUURTCENTRA EN<br />

VERPLAATSTE TRAMHALTES<br />

selectief te worden. De historische informatie<br />

over de actuele werkelijkheid is vrijwel altijd<br />

veelzijdig, genuanceerd, gelaagd en ook rafelig.<br />

De jonge ontwerpers deinzen er niet voor<br />

terug daarin interpreterend en pragmatisch te<br />

werk te gaan. Er bestaat geen historisch primaat<br />

in hun projecten, geen hermetisch betoog<br />

over het verleden. Er is eerst en vooral een<br />

wens om de maatschappelijke waarde en betekenis<br />

van hun locaties of ensembles te vermeerderen.<br />

Net als in de hoofden van bewoners<br />

en gebruikers wordt de geschiedenis in de<br />

hoofden van de ontwerpers een kneedbaar<br />

gegeven. Sommige aspecten, tijdvakken, artefacten<br />

kunnen worden gedupliceerd, uitvergroot<br />

of zelfs overdreven. Andere kunnen worden<br />

gemarginaliseerd omdat ze tegen de achtergrond<br />

van de ambitie van waardevermeerdering<br />

niet effectief zijn. Smeelen kiest voor een<br />

nieuwe landschappelijke laag waarin voor<br />

sommige relicten uit voorgaande lagen een<br />

nieuw bestaan is gegund. Heun is gefascineerd<br />

door de structuur van Kamerik, minder door<br />

oudere of jongere patronen in de omgeving.<br />

Van den Ende zet frontaal in op de buurtcentra<br />

en helemaal niet op de woningvoorraad. Al die<br />

selecties worden goed beargumenteerd en<br />

bewijzen zichzelf in het ontwerp.<br />

De bijzondere meerwaarde van deze afstudeerprojecten<br />

is dat ze zich niet zozeer uitspreken<br />

op het niveau van gebouwen maar betrekking<br />

hebben op grotere gebieden. De balans tussen<br />

bescherming en ontwikkeling wordt daardoor<br />

moeilijker te traceren en is voor meerdere<br />

benaderingen vatbaar. Alleen genuanceerde,<br />

sensitieve ontwerpers kunnen dat aan.<br />

Meer info over onderwijsnetwerk Belvedere:<br />

www.belvedere.nu zoek op onderwijsnetwerk


VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />

NEDERLAND<br />

50+3<br />

O<br />

JOS BAZELMANS<br />

BIJZONDER HOOGLERAAR ARCHEOLOGISCHE<br />

MONUMENTENZORG AAN DE VU EN WERK-<br />

ZAAM ALS SECTORHOOFD KENNISERFGOED<br />

BIJ DE RIJKSDIENST VOOR ARCHEOLOGIE,<br />

CULTUURLANDSCHAP EN MONUMENTEN<br />

DE HISTORISCHE CANON<br />

EN DE VOOR- EN VROEGSTE<br />

GESCHIEDENIS VAN<br />

ok de voorloper van de officiële canon, de<br />

Canon van het Nederlands verleden van Jan<br />

Bank en Piet de Rooij uit 2004, besteedt<br />

weinig aandacht aan de Nederlandse pre- en<br />

protohistorie. Volgens beide hoogleraren is ‘de<br />

voorgeschiedenis’ zelfs ‘een onoplosbaar mysterie’.<br />

Terwijl het vakgebied van de archeologie<br />

toch verantwoordelijk is voor het onderzoek<br />

naar het meest omvangrijke deel van de<br />

menselijke geschiedenis, van het ontstaan van<br />

de menselijke soort, meer dan twee miljoen<br />

jaar geleden, tot het moment dat sprake is van<br />

een volledige dominantie van het schrift<br />

(figuur 2). Voor Nederland strekt het verhaal<br />

zich uit over meer dan 300.000 jaar.<br />

Archeologen maken studie van de oudste<br />

‘menselijke’ sporen, zoals van goed geconserveerde<br />

concentraties vuursteen in de Maastrichtse<br />

groeve Belvédère. Deze dateren uit de<br />

vroegste fase van het midden-Paleolithicum<br />

(350.000 tot 250.000 jaar v.Chr.) en kunnen worden<br />

toegeschreven aan vroege Neanderthalers.<br />

Maar hun aandacht gaat bijvoorbeeld ook uit<br />

naar begravingen uit de late Middeleeuwen en<br />

de vroegmoderne tijd rond de kerk van het<br />

Gelderse Elst. In geen enkele schriftelijke<br />

bron wordt het grafritueel of de demografische<br />

ontwikkeling van deze dorpsgemeenschap<br />

beschreven. De laatste jaren worden zelfs<br />

resten uit de Tweede Wereldoorlog volgens de<br />

RCHEOLOGIE<br />

‘Teleurgesteld’, zo kunnen we de reactie van veel Nederlandse archeologen typeren op de in<br />

2006 in opdracht van de minister van OCW Maria van der Hoeven opgestelde historische canon.<br />

In vijftig vensters (figuur 1) werd een overzicht gegeven van ‘het geheel van belangrijke<br />

personen, teksten, kunstwerken, voorwerpen, verschijnselen en processen die samen laten<br />

zien hoe Nederland zich heeft ontwikkeld tot het land waarin we nu leven’. Met twee vensters<br />

– hunebedden en de Romeins limes – speelt de archeologie van en in Nederland een beperkte<br />

rol. Archeologen moeten in mijn ogen geen investering plegen in een eigen canon. In alle<br />

bescheidenheid, zo zal ik in deze bijdrage laten zien, hadden archeologen wel minstens drie<br />

extra vensters kunnen bijdragen aan de officiële historische canon.<br />

regels van het archeologische ambacht geborgen.<br />

Zo werden onlangs bij het Limburgse<br />

Mook afvalkuilen uit februari 1945 van de<br />

Canadese First Husars gedocumenteerd.<br />

De publicatie van de historische canon heeft<br />

veel reacties uitgelokt. Het vormt een Neder-<br />

1 – DE HISTORISCHE CANON VAN<br />

NEDERLAND, 2006 (WWW.ENTOEN.NU)<br />

landse variant van de ‘herinneringskoorts’<br />

– het begrip is van de historicus Andreas<br />

Huyssen – waar Europa aan lijdt sinds de val<br />

van de Muur in 1989 (figuur 3). Terecht werd<br />

de vraag gesteld of de staat een canon moet<br />

aanbieden die ‘een beschaafde vorm van<br />

Nederlanderschap en zelfs zelfbewustzijn


schraagt’. De winst van het debat op dit punt<br />

ligt in de betrekkelijk brede consensus dat het<br />

project ten dienste mag staan van een verbeelding<br />

en verankering van de waarden die ten<br />

grondslag liggen aan ons democratisch bestel<br />

maar niet van een welbepaalde Nederlandse<br />

identiteit. Het is echter mogelijk dat op dit<br />

laatste punt de discussie een andere wending<br />

krijgt nu ook wetenschappers, Schuyt, en<br />

ministers van sociaal-democratische huize,<br />

Bos en Plasterk, pleiten voor een vorm van<br />

‘beschaafd nationalisme’. Ook werd kritiek<br />

geuit op het feit dat de canon het zicht op de<br />

wereld buiten Nederland belemmert. Hoewel<br />

verschillende vensters iets laten zien van de<br />

Europese en wereldgeschiedenis, had een aantal<br />

aanvullende archeologische vensters als<br />

vanzelfsprekend de aandacht gevestigd op<br />

Nederland in de wereld. Een blik op de pre- en<br />

protohistorie had duidelijk gemaakt dat Nederland,<br />

de Nederlandse staat en de Nederlandse<br />

gemeenschap jonge verschijnselen zijn. Nederland<br />

vormt geen natuurlijke grootheid, maar<br />

een toevallig product met een wisselvallige en<br />

korte voorgeschiedenis. Dat betekent ook dat<br />

het onderwerp van de canon naar de toekomst<br />

toe geen eeuwigheidswaarde heeft. Een blik op<br />

een reeks van kaarten in een willekeurige historische<br />

atlas maakt duidelijk hoe het vaderland<br />

al snel vervluchtigt naar mate men dieper<br />

in de tijd terug gaat: via de Staat der<br />

Nederlanden, de Republiek, de Bourgondische<br />

Nederlanden en ten slotte het bisdom Utrecht.<br />

Daarvoor is er niets wat ook maar in de verste<br />

verte lijkt op het onderwerp van de nieuwe<br />

canon. Voor de pre- en protohistorie is het<br />

beter om Nederland te beschouwen als een<br />

onlosmakelijk deel van de Noordwest-Europese<br />

laagvlakte (beneden 300 m +NAP): het<br />

omvangrijke kustgebied dat loopt van Noord-<br />

Frankrijk tot ver in Polen en dat is gesitueerd<br />

in een gematigde klimaatzone.<br />

Tussen alfa en bèta<br />

‘Het verhaal van Nederland’ – de canon –<br />

vormde ook een inspiratiebron om te komen<br />

tot alternatieve of andere canons. Tegenwoordig<br />

zijn canons beschikbaar voor bijvoorbeeld<br />

de stad Leiden, de provincie Fryslân, de<br />

Nederlandse muziekgeschiedenis of de aardkunde<br />

van Nederland. Onlangs verscheen De<br />

bètacanon. In deze canon is in vijftig kern-<br />

2 – TIJDSDIEPTE. DE<br />

VOOR- EN VROEGSTE<br />

GESCHIEDENIS VAN<br />

NEDERLAND<br />

Samenvatting<br />

In de officiële historische canon speelt de archeologie en de voor- en<br />

vroegste geschiedenis van Nederland een te bescheiden rol. Jos<br />

Bazelmans, hoofd van de sector Kennis Erfgoed van de Rijksdienst voor<br />

Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten, is van mening dat de<br />

Nederlandse archeologie geen eigenstandige canon moet opstellen. In<br />

bovenstaand essay stelt hij dat de toevoeging van drie ‘vensters’<br />

21<br />

begrippen te vinden wat iedere Nederlander<br />

zou moeten weten van natuurwetenschap en<br />

technologie. Tot grote tevredenheid van archeologen<br />

worden in deze canon twee begrippen<br />

behandeld die in hun vakgebied een grote rol<br />

spelen – ‘de mens’ en ‘landbouw’ – en die in de<br />

historische canon ontbreken of op een ongelukkige<br />

wijze worden besproken. Onder het<br />

kopje ‘Weg van de Savanne’ wordt in hoofdstuk<br />

38 de geschiedenis van de menselijke<br />

voorouders beschreven. Hier vinden we wat in<br />

de historische canon om allerlei redenen het<br />

VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />

3 – HERINNERINGSKOORTS<br />

IN EUROPA. SINDS 2001 WORDT<br />

JAARLIJKS AANDACHT BESTEED<br />

AAN HET NEDERLANDSE<br />

SLAVERNIJVERLEDEN EN DE<br />

AFSCHAFFING VAN DE SLAVERNIJ.<br />

(NATIONAAL MONUMENT NEDER-<br />

LANDS SLAVERNIJ-VERLEDEN)<br />

eerste venster had moeten zijn. Het wijst ons<br />

er op dat de historische canon niet alleen door<br />

historici geschreven had moeten worden.<br />

Gechargeerd gezegd: ze hebben geen flauw<br />

benul van het wetenschappelijke onderzoek<br />

naar de geschiedenis van Nederland en (West-)<br />

Europa voor 1500 na Chr. Ook laat het ons zien<br />

dat er nog een lange weg te gaan is als het gaat<br />

om het samenbrengen van een evolutionairbiologisch<br />

en een historisch perspectief. Samen<br />

met ethologen zijn archeologen uitstekend in<br />

staat om alfa en bèta bij elkaar te brengen.<br />

en de ingrijpende wijziging van één venster van Van Oostroms canon kan<br />

volstaan. Samen met het bestaande vijfde venster over de Romeinse<br />

limes vormen vensters over het ontstaan van mensachtigen, de menswording,<br />

huis en haard in pre- en protohistorie en over Indoeuropese<br />

stamsamenlevingen de rode draad van een lang verhaal dat voor de<br />

geschiedenis van Nederland wel 300.000 jaar omvat.


VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009 ARCHEOLOGIE<br />

4 – VENSTER 1 - VUISTBIJL, MIDDEN PALEO-<br />

LITHICUM (OUDER DAN 150.000 JAAR), RHENEN<br />

Het is hier niet de plaats om alsnog volledig<br />

vorm te geven aan de ontbrekende vensters<br />

voor de pre- en protohistorie van Nederland.<br />

Wel wordt een eerste aanzet gegeven. Om<br />

discussie uit te lokken, maar vooral om te laten<br />

zien waarom het verhaal over de pre- en protohistorie<br />

zo interessant én belangrijk is. Het<br />

kan ons een eerste houvast bieden als het gaat<br />

om de uiteenlopende waarden die bij elkaar<br />

komen in het op het eerste gezicht ongemakkelijke<br />

begrip ‘beschaafd nationalisme’.<br />

Venster op het vroegste verleden<br />

Bij de beschrijving van het eerste venster moet<br />

het exclusieve perspectief op Nederland verlaten<br />

worden. Het fenomeen waarop het venster<br />

betrekking heeft, speelde zich af in Afrika. Het<br />

gaat over het proces van menswording, eerst en<br />

vooral op het ontstaan van het geslacht Homo:<br />

alle soorten, waaronder de moderne mens, die<br />

we rekenen tot de hominiden. Dit proces reikt<br />

wel zes tot acht miljoen jaar terug: het moment<br />

waarop de mens een laatste voorouder deelt<br />

met verschillende andere primaten. Rond vier<br />

miljoen jaar geleden ontstond de gemeen-<br />

5 – VENSTER 2. ‘TRIJNTJE’, GRAF VAN EEN 40-60 JAAR OUDE VROUW, LAAT MESOLITHICUM, HARDINXVELD<br />

6 – VENSTER 3. BOERENGEHUCHT UIT DE IJZERTIJD IN HET RIVIERENGEBIED (KELVIN WILSON)<br />

22<br />

schappelijke voorouder van de hominiden: de<br />

rechtoplopende Australopithecus. Uit deze ‘zuidelijke<br />

aap’ ontstonden 2,5 tot 1,7 miljoen jaar<br />

geleden na en naast elkaar diverse hominide<br />

soorten. Eén van hen, Homo Erectus, maakte en<br />

gebruikte werktuigen en vuur én begaf zich als<br />

eerste ook buiten Afrika (‘Out of Africa 1’).<br />

Een andere nazaat was de Neanderthaler. Zijn<br />

aanwezigheid sinds 500.000 jaar geleden in<br />

grote delen van Europa is goed gedocumenteerd.<br />

Zoals hierboven opgemerkt, zijn ook in<br />

Nederland de vuurstenen artefacten gevonden<br />

van deze soort. Jammer genoeg slechts hoogst<br />

zelden in hun oorspronkelijke context. Een<br />

passend icoon voor dit venster is de vuistbijl<br />

(figuur 4), een betrekkelijk gecompliceerd en<br />

veelzijdig werktuig dat door onze verre hominide<br />

voorouders over grote gebieden van de<br />

wereld en over honderdduizenden jaren werd<br />

gehanteerd.<br />

Hoewel er duidelijke grenzen te trekken zijn<br />

tussen diverse geslachten en soorten, is het<br />

genetische verschil tussen primaten en hominiden<br />

en uiteindelijk de mens niet groot. Uit<br />

ethologisch onderzoek blijkt tevens dat de verschillen<br />

op sociaal en cognitief gebied klein<br />

zijn. Niet alleen voor de ontwikkeling van de<br />

mens is een combinatie van natuur en cultuur<br />

maatgevend: ook bij andere primaten spelen<br />

imitatie, leerprocessen en culturele overdracht<br />

een rol. Ook door het werk in de archeologie<br />

wordt het eeuwenoude dogma van de onbetwistbare<br />

grens tussen mens en dier met kracht<br />

en met redenen omkleed ter discussie gesteld.<br />

De mens: ontstaan en verspreiding<br />

Een tweede venster betreft de menselijke soortvorming:<br />

het ontstaan van de moderne mens of<br />

Homo sapiens. Ook dit proces speelt zich in<br />

Afrika af. Daar ontstond, wellicht al 150.000 tot<br />

200.000 jaar geleden, de menselijk soort. Na de<br />

soortvorming, in het bezit van volledige taalvaardigheid,<br />

en pas na 60.000 jaar voor heden<br />

verspreidde Homo sapiens zich vanuit Afrika in<br />

een reeks van stappen over vrijwel de gehele<br />

aarde (‘Out of Africa 2’). Kenmerkend voor de<br />

vroege moderne mens was een ingewikkelder<br />

en intensiever werktuiggebruik, waarbij niet<br />

alleen gebruik gemaakt werd van steen maar<br />

ook van been, gewei en ivoor. Technologische<br />

ontwikkelingen voltrokken zich in een steeds<br />

hoger tempo. Bijzonder zijn de eerste aanwijzingen<br />

voor het gebruik van sieraden en voor<br />

kunst.<br />

In Europa trof de mens de Neanderthaler aan,<br />

een verwant uit het geslacht Homo, waarvan de<br />

mens zich in genetische, sociale en culturele<br />

zin fors onderscheidde; de wegen van beide<br />

soorten hadden zich immers al meer dan een<br />

half miljoen jaar geleden gescheiden. De Homo


neanderthalensis stierf zo rond 30.000 jaar<br />

geleden uit onder nog onopgehelderde<br />

omstandigheden. Daarmee ontstond pas de<br />

voor de moderne mens zo vertrouwde, maar<br />

eigenlijk uitzonderlijke situatie dat hij/zij<br />

de enige representant op aarde is van het<br />

geslacht Homo.<br />

De oudste resten van de moderne mens in<br />

Nederland stammen uit de periode van na ca<br />

13.000 v.Chr. (het laat-Paleolithicum). Vanaf<br />

die tijd is – met enkele kleine eeuwenlange<br />

onderbrekingen tijdens het einde van de laatste<br />

IJstijd – sprake van een aaneengesloten<br />

menselijke bewoning van ons gebied.<br />

Niemand anders dan ‘Trijntje’ (figuur 5), de<br />

oudste archeologisch gedocumenteerde persoon<br />

uit het verleden van Nederland, kan<br />

staan voor de in dit venster beschreven ontwikkelingen.<br />

In evolutionaire zin gaat het<br />

hier om zeer recente gebeurtenissen. Gelet op<br />

het korte tijdsbestek sinds ‘Out of Africa 2’ is<br />

er weinig ruimte voor genetische verandering<br />

ten opzichte van onze voorouders van rond<br />

60.000 jaar geleden. Onontkoombaar is daarom<br />

de conclusie dat alle mensen ter wereld in<br />

genetische zin gelijk geboren worden.<br />

In de aanloop naar en tijdens de betrekkelijke<br />

langzame menselijke soortvorming speelden<br />

veranderingen in de genetische make-up en in<br />

de culturele bagage samen een rol. Na de verspreiding<br />

van de soort uit Afrika zijn de genetische<br />

veranderingen binnen de soort zeer<br />

klein geweest en is de menselijke ontwikkeling<br />

volledig bepaald door processen van culturele<br />

innovatie en overdracht. Enigszins gechargeerd:<br />

de mens geeft zelf vorm aan zijn eigen<br />

ontwikkeling. Via complexe processen van<br />

afscheiding, (gescheiden) ontwikkeling en<br />

(hernieuwd) contact en onderwerping is wereldwijd<br />

een complex mozaïek ontstaan van culturen<br />

en cultuurgroepen. De archeologie staat<br />

nog maar aan het begin van de vergelijkende<br />

studie naar de overeenkomsten en verschillen<br />

in de ontwikkeling van mens en samenleving<br />

in de verschillende delen van de wereld.<br />

Huis en haard<br />

Het derde venster lijkt vertegenwoordigd in de<br />

historische canon. Het eerste venster heeft<br />

immers betrekking op de hunebedden en op<br />

de ‘revolutionaire’ overgang van een bestaanswijze<br />

die gebaseerd is op jagen, vissen en verzamelen<br />

naar een die is gebaseerd op landbouw.<br />

Toch kan bij dit venster een aantal kritische<br />

kanttekeningen worden geplaatst. Hoewel<br />

de hunebedden ongetwijfeld een bijzonder<br />

fenomeen vormen – en uiteraard moet iedere<br />

Nederlander weet hebben van het bestaan en<br />

de betekenis van hunebedden – mag niet de<br />

23 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />

7 – VENSTER 4. ‘VORSTENGRAF’ VAN OSS, VROEGE IJZERTIJD<br />

indruk ontstaan dat de bewoning in Nederland<br />

begint met de bouwers van deze monumentale<br />

grafkelders. Hiermee reproduceert de canon<br />

een sterk verouderd beeld dat in het onderwijs<br />

tot in de jaren zestig gemeengoed was, maar<br />

waarmee in de wetenschap al tientallen jaren is<br />

afgerekend. De eenzijdige en exclusieve aandacht<br />

voor de hunebedden als het gaat om<br />

onze vroegste geschiedenis doet ook geen recht<br />

aan een diepere voorgeschiedenis en aan de<br />

enorme vooruitgang in het archeologisch<br />

onderzoek in Nederland. Archeologen zijn op<br />

basis van grootschalig onderzoek van nederzettingen<br />

en grafvelden in staat voor de meeste<br />

regio’s binnen Nederland een gedetailleerd<br />

beeld te geven van de ontwikkeling van lokale<br />

boerengemeenschappen van enkele duizenden<br />

jaren voor Christus tot diep in de Middeleeuwen.<br />

Archeologen hadden waarschijnlijk liever<br />

geopteerd voor een venster waarin de boerderij,<br />

het vee, het erf en de omliggende in- en outfields<br />

centraal staan (figuur 6). Onze geschiedenis is<br />

over een periode van wel vijfduizend jaar, en<br />

tot ver in de twintigste eeuw, vooral een verhaal<br />

van kleine boerengemeenschappen.<br />

Archeologen schrijven de canon liever met een<br />

kleine dan met een hoofdletter ‘C’. En daarbij<br />

is niet de nieuwe wijze van voedselproductie<br />

het belangrijkst, maar de ervaring vast te<br />

wonen op één plek: het ontstaan, met andere<br />

woorden, van de praktijk en het idee van ‘huis<br />

en haard’. Voor het belangrijkste deel van de<br />

pre- en protohistorie gaat het overigens voor<br />

Nederland over betrekkelijk kleine aantallen<br />

mensen. Het is moeilijk voorstelbaar maar<br />

Nederland werd tot in de vroege Middeleeuwen<br />

bewoond door enkele tienduizenden<br />

mensen, met uitzondering van de Romeinse<br />

tijd toen het aantal opliep tot wellicht een<br />

kwart miljoen. Door een eeuwenlang, intensief,<br />

en vaak desastreus gebruik van het landschap<br />

was de hand van de mens wel al vroeg<br />

overal zichtbaar.<br />

Overigens verdient de overgang naar de landbouw<br />

voor de Nederlandse delta enkele belangrijke<br />

aantekeningen. Opnieuw lag Nederland<br />

ver buiten het gebied waar voor Europa en<br />

Azië de oorspong ligt voor deze nieuwe<br />

bestaans- en levenswijze. Voor de autochtone<br />

bevolking was een onvoorwaardelijke en volledige<br />

overgang naar een agrarische voedselproductie<br />

namelijk helemaal niet vanzelfsprekend.<br />

Minstens duizend jaar bleef een wijze<br />

van voedselverzameling dominant waarin<br />

oude en nieuwe voedselbronnen werden<br />

gecombineerd. In dat verband is het ook goed<br />

te beseffen dat de overgang naar een bestaanswijze<br />

als boer niet alleen te begrijpen is als een<br />

positieve stap in de menselijke beschaving: het<br />

betekende ook de definitieve stap uit het<br />

Paradijs. In vergelijking met jagers en verzamelaars<br />

zijn landbouwers gedwongen een veel<br />

groter deel van hun tijd te besteden aan economische<br />

activiteiten. De overgang naar landbouw<br />

betekende ook het einde van de egalitaire<br />

vormgeving van de samenleving. Ook de<br />

oorsprong van een versterkt besef van het


VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009 24<br />

ARCHEOLOGIE<br />

verschil tussen ‘wij’ en ‘zij’ ligt in de hierboven<br />

beschreven ontwikkelingen besloten.<br />

Stamsamenlevingen in de marge<br />

Met het vierde venster begeven we ons<br />

opnieuw buiten de gebaande paden van de officiële<br />

canon. Bijzondere aandacht verdient het<br />

feit dat Nederland in de loop van de bronstijd<br />

deel wordt van het Indo-europese veld van<br />

talen en culturen. De aard, oorzaak en fasering<br />

van de Indo-europese expansie is nog zeer<br />

omstreden. Duidelijk is wel dat er grote verschillen<br />

bestaan tussen de samenlevingen van<br />

de landbouwers van het Neolithicum en de<br />

vroege bronstijd enerzijds en van de middenbronstijd<br />

en later anderzijds, en niet alleen in<br />

taalkundige zin. In de eerste groep zijn weliswaar<br />

al begerenswaardige objecten van waarde<br />

te vinden – zoals grote (onbruikbare) geslepen<br />

bijlen – maar deze samenlevingen lijken een<br />

sterke nadruk te leggen op het belang van de<br />

gemeenschap als geheel. De gemeenschap ligt<br />

ook ten grondslag aan relatief grote inspanningen,<br />

zoals de bouw van hunebedden. In de<br />

archeologische nalatenschap, bijvoorbeeld in<br />

het grafritueel, zijn vooraanstaande personen<br />

echter niet te vinden. Dat is wezenlijk anders<br />

in de tweede, jongere groep van samenlevingen,<br />

waarvan we voor de jongste vertegenwoordigers<br />

een glimp opvangen in middeleeuwse helden-<br />

8 – VENSTER 5. DE ROMEINSE LIMES,<br />

MIJLPAAL MONSTER<br />

dichten. Het prestige van individuele mannen<br />

is voor de late prehistorie en protohistorie<br />

nadrukkelijk wel archeologisch zichtbaar;<br />

vooral in de strijd, persoonlijke hygiëne, feesten,<br />

rituelen en koningschap. In de graven van<br />

deze mannen vinden we dan ook kostbare<br />

wapens, toiletgereedschap, bijzondere kleding,<br />

sieraden, strijdwagens, paarden, drinkserviezen<br />

en soms objecten die staan voor een sacraal<br />

koningschap. Een treffend voorbeeld binnen<br />

Nederland van de symbolische vormgeving<br />

van verschillen in status is het zogeheten<br />

vorstengraf van het Noord-Brabantse Oss uit<br />

de vroege IJzertijd (figuur 7). Overigens is het<br />

duidelijk dat zich op het latere Nederlandse<br />

grondgebied nooit zeer uitgesproken sociaalpolitieke<br />

verschillen tussen mensen en binnen<br />

groepen hebben ontwikkeld. De mensen<br />

woonden in geïsoleerde boerderijen of gehuchten<br />

van ten hoogste twee of drie boerderijen.<br />

Echte dorpen kwamen tot in de late ijzertijd of<br />

de Romeinse tijd niet voor. In afwijking tot<br />

wat in de grootste delen van Europa gebruikelijk<br />

was, leefde men in Nederland samen met<br />

het vee onder één dak. Deze traditie, waaraan<br />

pas in de loop van de twintigste eeuw een<br />

einde is gekomen, gaat terug tot in de middenbronstijd.<br />

Het is in dit verband opmerkelijk<br />

dat ter bevordering van het welzijn van dieren<br />

het millenniaoude aanbinden van vee binnenkort<br />

zal worden verboden.<br />

Geraakt door de beschaving<br />

Met het vijfde en laatste venster vinden we<br />

aansluiting bij de officiële canon. Het is<br />

terecht dat de Romeinse tijd een plek in de<br />

canon heeft gekregen met het venster over de<br />

Romeinse limes. Een Romeinse mijlpaal vormt<br />

een goedgekozen icoon (figuur 8). Het is in de<br />

eerste eeuw v.Chr. voor het eerst dat de stamsamenlevingen<br />

in de Nederlandse delta te<br />

maken krijgen met een staatssamenleving<br />

waarin het schrift, recht, een staatsmonopolie<br />

op geweld, geïnstitutionaliseerde en gewijde<br />

macht en een handelseconomie een vooraanstaande<br />

rol spelen. Over de belangstelling van<br />

de Romeinen voor ons gebied hoeven we ons<br />

geen illusies te koesteren. Nederland had<br />

slechts een strategische betekenis, als een<br />

belangrijke verbindingszone tussen het Duitse<br />

Rijnland en Brittannië. Daarnaast gold het als<br />

gebied voor de rekrutering van soldaten. De<br />

beroemde, allochtone Bataven, bij uitstek<br />

exponenten van een Indo-europese krijgertraditie,<br />

vormden de groep die de meeste soldaten<br />

leverden. Omstreden is de vraag of in hun leefwijze<br />

en ontwikkeling, die nauw aansloot bij<br />

de tradities van late prehistorie, een zelfbewust<br />

vasthouden zichtbaar is aan eigen culturele<br />

tradities of dat sprake was van onderontwikkeling<br />

door structurele afhankelijkheid en uit-<br />

buiting. Duidelijk is wel dat met het wegvallen<br />

van het Romeinse gezag in Nederland een situatie<br />

ontstond die sprekend leek op de situatie<br />

in de late prehistorie. Weinig omvangrijke<br />

boerengemeenschappen in kleine stamverbanden<br />

– opnieuw in totaal niet meer dan enkele<br />

tienduizenden personen – domineerden het<br />

landschap. Het belang van het Romeinse Rijk<br />

lag niet in haar onmiddellijke nalatenschap<br />

maar vooral in de machtspolitieke mogelijkheden<br />

van de herinnering van wat eeuwenlang<br />

als de oudste beschaving werd beschouwd. De<br />

Nederlandse delta verandert pas onherkenbaar<br />

in de volle Middeleeuwen als door grootscheepse<br />

ontginningen een enorme demografische<br />

transitie vorm krijgt (een zesde venster?)<br />

en de basis wordt gelegd voor de uitzonderlijke<br />

positie van het Nederlandse kustgebied in de<br />

late Middeleeuwen en vroegmoderne tijd.<br />

Geschiedenis en<br />

maatschappelijke waarden<br />

In bovengenoemde alternatieve archeologische<br />

vensters (figuur 9) draait het om de menswording,<br />

de menselijke kolonisatie van de<br />

wereld, de domesticatie van dieren en gewassen,<br />

de totstandkoming van een samenhangend<br />

veld van Indo-europese talen en culturen<br />

en de eerste staats- en imperiumvorming en de<br />

consequenties van deze ingrijpende processen<br />

voor de bewoningsgeschiedenis van het gebied<br />

dat later Nederland werd. Deze processen confronteren<br />

ons op een directe wijze met ons<br />

denken én onze waardering van het contrast<br />

tussen mens en dier, tussen autochtoon en<br />

allochtoon, tussen huis en erf en buitenwereld,<br />

en tussen persoon enerzijds en samenleving en<br />

staat anderzijds. Het gaat hier om een bespreking<br />

van de combinaties van medemenselijkheid<br />

én culturele diversiteit, van zelfbewustzijn<br />

én openheid, en van gemeenschapszin én<br />

autonomie. Dit zijn combinaties van cruciale<br />

maatschappelijke waarden die belangrijk zijn<br />

in de vormgeving van een samenleving die<br />

zich zowel voorstaat op haar democratische<br />

grondslag als haar in een gemeenschappelijke<br />

geschiedenis gewortelde saamhorigheid. Ze<br />

laten zien dat ‘beschaafd nationalisme’ geen<br />

eenvoudig concept is: de constructie van een<br />

eigen nationale identiteit moet vergezeld gaan<br />

van een oriëntatie op en waardering van de<br />

relaties met andere sociale groepen en onze<br />

natuurlijke omgeving. Deze wijze van bespreking<br />

van onze geschiedenis maakt het mogelijk<br />

een tussenpositie te kiezen tussen een te<br />

sterke beklemtoning van het eigene en het<br />

taboe op de bespreking en waardering van culturele<br />

verschillen. Archeologen en onderzoekers<br />

van de natuurlijke historie kunnen hierover<br />

een belangwekkend verhaal vertellen dat uitnodigt<br />

tot overdenking en discussie.


DE HISTORISCHE<br />

CANON<br />

4. –1.800<br />

3. –5.300<br />

2. –8.200<br />

1. –350.000<br />

9 – 50+3: DE HISTORISCHE CANON EN DE VOOR- EN VROEGSTE GESCHIEDENIS VAN NEDERLAND<br />

Verantwoording<br />

In Bazelmans 2007 is een eerste voorstel te vinden<br />

voor vier alternatieve ‘archeologische’<br />

vensters binnen de historische canon. Een<br />

belangrijke inspiratiebron bij de uitwerking<br />

van de vensters werd gevormd door het jongste<br />

werk van de grand old man van de Europese<br />

archeologie, Colin Renfrew (Renfrew 2007).<br />

De voorloper van de officiële historische canon<br />

(zie www.entoen.nu) is Bank en de Rooij, 2004.<br />

Voor de bètacanon, zie Dijkgraaf, Fresco,<br />

Gualthérie van Weezel en Van Calmthout,<br />

2008. Van Heeteren (2008) schreef het hoofdstuk<br />

over de menswording in de bètacanon.<br />

Voor de overbrugging van de kloof tussen<br />

alpha en bèta is aansluiting nodig bij het werk<br />

van ethologen (zie De Waal 2005 en 2007, met<br />

vele verwijzingen naar zijn omvangrijke en<br />

belangwekkende oeuvre).<br />

Een goede toegang tot het onderzoek van de<br />

Nederlandse pre- en protohistorie wordt<br />

gevormd door de Nationale Onderzoeksagenda<br />

Archeologie (www.noaa.nl). Een standaardwerk<br />

voor de Nederlandse prehistorie is<br />

Louwe Kooijmans et al. 2005. Een belangrijke<br />

aanvulling voor de steentijd wordt gevormd<br />

door Deeben et al. 2005. De Limes Atlas<br />

(Colenbrander en MUST 2005) geeft een goed<br />

inzicht in de militiare infrastructuur langs de<br />

Neder-, Kromme en Oude Rijn. Een goede<br />

25 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />

opvolger van het sterk verouderde De<br />

Romeinen in Nederland (Van Es 1981) is jammer<br />

genoeg (nog) niet beschikbaar. Voor de<br />

twee steden uit de Romeinse tijd op Nederlands<br />

grondgebied zie Willems et al. 2005<br />

(Nijmegen) en De Jonge, Bazelmans en De<br />

Jager 2006 (Voorburg). Een bijzondere studie<br />

van een Bataafs dorp is Roymans, Derks en<br />

Heeren 2007. Laatstgenoemd werk biedt voor<br />

Romeins Nederland een uitstekende toegang<br />

tot relevante, moderne literatuur uit binnenen<br />

buitenland.<br />

Literatuur<br />

– Bank, J, en P. de Rooij, 2004: Wat iedereen<br />

móet weten van de vaderlandse geschiedenis.<br />

Een canon van het Nederlands verleden,<br />

NRC Handelsblad, d.d. 30 oktober 2004.<br />

– Bazelmans, J., 2007: Waarde en waarden in de<br />

archeologie en de archeologische monumentenzorg,<br />

in J. Rodermond (red.), Perspectief. Maakbare<br />

geschiedenis, Rotterdam.<br />

– Colenbrander, B., en MUST, 2005:<br />

Limes Atlas, Rotterdam.<br />

– Deeben, J., E. Drenth, M-F. van Oorsouw<br />

en L. Verhart (red.), 2005: De Steentijd van<br />

Nederland, Zutphen (Archeologie 11/12).<br />

– Dijkgraaf, R, L. Fresco, T. Gualthérie van<br />

Weezel en M. Van Calmthout, 2008: De bètacanon.<br />

Wat iedereen moet weten van de natuurwetenschappen,<br />

Amsterdam.<br />

– Es, W.A. van, 1981 3 (1972): De Romeinen<br />

in Nederland, Bussum.<br />

– Heeteren, A. van, 2008: De mens.<br />

Weg van de savanne, in R. Dijkgraaf et al.,<br />

De bètacanon. Wat iedereen moet weten van de<br />

natuurwetenschappen, Amsterdam, 169-172.<br />

– Huyssen, A., 1995: Twilight memories.<br />

Marking time in a culture of amnesia, Londen.<br />

– Jonge, W. de, J. Bazelmans en D.H. de Jager,<br />

2006: Forum Hadriani. Van Romeinse stad<br />

tot monument, Utrecht.<br />

– Louwe Kooijmans, L., P.W. van den Broeke,<br />

H. Fokkens en A. van Gijn (red.), 2005:<br />

Nederland in de prehistorie, Amsterdam.<br />

– Renfrew, C., 2007: Prehistory. The making<br />

of the modern mind, Londen.<br />

– Roymans, N., T. Derks en S. Heeren, 2007:<br />

Een Bataafse gemeenschap in de wereld van het<br />

Romeinse rijk. Opgravingen te Tiel-Passewaaij,<br />

Utrecht.<br />

– Waal, F. de, 2005: De aap in ons. Waarom we<br />

zijn wie we zijn, Amsterdam en Antwerpen.<br />

– Waal, F. de, 2007: De aap en de filosoof. Hoe<br />

de moraal is ontstaan, Amsterdam en Antwerpen.<br />

– Willems, W.J.H., H. Van Enckevort,<br />

J. Thijssen en J.K. Haalebos, 2005: Nijmegen.<br />

Geschiedenis van de oudste stad van Nederland.<br />

Prehistorie en Oudheid, Wormer.


HAVIK 37AMERS<br />

’S<br />

Stadsherstel timmert aan de stad’. Dat is de slogan, waarmee<br />

de NV Amersfoortse Maatschappij tot Stadsherstel<br />

zich manifesteert in met name de historische binnenstad<br />

van Amersfoort. Door haar brede taakopvatting bestaat<br />

het bezit van Stadsherstel niet louter uit ‘beschermde’ monumenten,<br />

maar voor een groter deel uit zgn. gemeentelijke monumenten<br />

en beeldbepalende panden, althans objecten, gelegen binnen<br />

het beschermde stadsgezicht van Amersfoort.<br />

In 2007 verwierf Stadsherstel het rijksmonument Havik 37. Tot<br />

het overlijden – enkele jaren daarvoor – van de eigenaar, was dit<br />

pand in gebruik als feestartikelenwinkel en woning op de bovengelegen<br />

etages.<br />

Zo op het eerste gezicht is Havik 37 geen bijzonder historisch<br />

object. Een 19de-eeuwse lijstgevel, zoals er veel zijn in de stad. De<br />

gevel is afgewerkt met pleisterwerk in blokverband, natuursteen<br />

suggererend. Aardig is zeker de vroeg 20ste-eeuwse winkelpui op<br />

de begane grond, met gebogen raamroeden in de bovenlichten en<br />

geslepen glas. Maar er is meer...<br />

Het fraaie tegeltableau met jugendstilmotieven Bij de entree verwijst<br />

een fraai tegeltableau naar de functie van het pand in die<br />

periode. Tussen 1830 en 1925 was hier de firma H. Wolters<br />

gevestigd, een boekhandel en groothandel in behangselpapieren en<br />

religieuze artikelen.<br />

Havik 37 is ‘gestript’, waarna het aan een bouwhistorisch onderzoek<br />

werd onderworpen. De conclusie daarvan is dat de bouwhistorische<br />

ontwikkeling van Havik 37 zich niet eenvoudig laat<br />

ontrafelen. De vele bouwsporen roepen een beeld op van een in<br />

verschillende perioden ingrijpend gewijzigd gebouw, maar anderzijds<br />

te sporadisch om een duidelijk overzicht te krijgen. Alle<br />

eeuwen zijn in dit pand vertegenwoordigd. De datering van Havik<br />

37 voert terug tot de 16 e eeuw.<br />

De opgave, waar Stadsherstel Amersfoort, in een situatie als deze<br />

voor staat is – behalve de restauratie en renovatie van het pand –<br />

het vinden van een passend hergebruik daarvan. In dit geval let dat<br />

Cultureel erfgoed voor de toekomst


heel nauw omdat achter de voormalige winkelruimte zich een – in<br />

oorsprong - rijk gedecoreerde tuinkamer met een fraai bewerkte<br />

rococo schouw bevindt. Zou op de begane grond weer een winkel<br />

worden gerealiseerd, dan valt te verwachten dat de tuinkamer de<br />

functie van opslagruimte zal verkrijgen. Daarom is niet uitgekeken<br />

naar ‘zomaar’ een huurder, maar gezocht naar een gebruiker, die<br />

het object met eerbied wil bejegenen. Dat is gelukt! Nog voordat<br />

de restauratie van start ging heeft zich gegadigde in de sfeer van<br />

dienstverlening gemeld, die belang hecht aan het behoud van de<br />

monumentale waarden in dit object en ook graag bereid is tijdens<br />

Open Monumentendag geïnteresseerden deelgenoot te maken van<br />

wat Havik 37 te bieden heeft.<br />

DRS. FONS DE BACKER<br />

DIRECTEUR<br />

NV AMERSFOORTSE<br />

MAATSCHAPPIJ TOT<br />

STADSHERSTEL<br />

NV Amersfoortse Maatschappij tot Stadsherstel<br />

Muurhuizen 159<br />

Postbus 842<br />

3800 AV Amersfoort<br />

Telefoon 033-460 50 20<br />

Fax 033-460 50 39<br />

E-mail info@stadsherstelamersfoort.nl<br />

www.stadsherstelamersfoort.nl<br />

De bovengelegen etages bevatten veel ruimte. Daarin zal een<br />

drietal (huur)appartementen worden gerealiseerd. Het gehele<br />

project zal uiterlijk voorjaar 2010 voltooid zijn, waarmee de stad<br />

weer een pareltje rijker is.<br />

BRONNEN<br />

– Sandra Hovens Verrassingen achter een 19de-eeuwse gevel<br />

KRONIEK tijdschrift historisch Amersfoort jaargang 9,<br />

nummer 3, september 2007.<br />

– Bureau voor Bouwhistorie en Architectuurgeschiedenis BBA:<br />

Havik 37 Amersfoort, bouwhistorische opname en waardestelling<br />

augustus 2008.<br />

FOORT–een restauratie<br />

2 – XXX<br />

Cultureel erfgoed voor de toekomst


VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />

SANDER DIEPENDAAL ARCHEOLOOG<br />

MW. HANTZEN KREMER<br />

KNA-ARCHEOLOOG ARCHEOLOGISCH<br />

ADVIESBUREAU SYNTHEGRA<br />

ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK<br />

NAAR TWEE MIDDELEEUWSE<br />

STEENHUIZEN NABIJ UITHUIZEN<br />

(PROV. GRONINGEN)<br />

Aylbada<br />

enTakuma<br />

D<br />

at in de omgeving van de huidige<br />

Menkemaborg in Uithuizen nog twee<br />

steenhuizen hebben gestaan, was bij de<br />

gemeente Eemsmond bekend. Het uitgebreide<br />

onderzoek van de vroeger in Uithuizen woonachtige<br />

historicus Alje Bolt heeft duidelijkheid<br />

gegeven over de locatie van de beide<br />

verdwenen steenhuizen. Bovendien heeft hij<br />

aangetoond dat het de steenhuizen Aylbada en<br />

Takuma betreft. Bolt heeft zijn waarnemingen<br />

deels uit eerste hand. Zo was hij in 1946 getuige<br />

van het slechten van de huiswierde aan de<br />

Treubweg (steenhuis Aylbada) en het dempen<br />

van de daar aanwezige sloot, die als relict van<br />

de gracht kan worden bestempeld. De locatie<br />

van het steenhuis Takuma werd aangegeven<br />

door de toenmalige landbouwer, wijlen de heer<br />

D.L. de Boer. Dit werd bevestigd door het<br />

minuutplan uit 1828, waarop nog een sloot te<br />

zien was die als een relict van de gracht is geïnterpreteerd.<br />

Reden genoeg voor de gemeente Eemsmond<br />

om voorafgaande aan de geplande ontwikkeling<br />

van de tijdelijke huisvesting de terreinen<br />

archeologisch te laten onderzoeken. De hoofdvraag<br />

die de gemeente Eemsmond aan het<br />

RCHEOLOGIE<br />

De Eemshaven is volop in ontwikkeling en ontpopt zich steeds meer als vestigingsplaats voor<br />

bedrijven op het gebied van energie. Zo willen de energiebedrijven NUON en het Duitse RWE de<br />

komende jaren in de Eemshaven elk een energiecentrale bouwen. De werkzaamheden hiervoor<br />

gaan in 2009 van start. Tijdens de bouw, die ongeveer vijf jaar zal duren, komen enkele duizenden<br />

werknemers (grotendeels uit andere landen) naar de Eemshaven. Om deze werknemers op<br />

te vangen heeft de gemeente Eemsmond besloten tot het creëren van tijdelijke huisvesting<br />

nabij Uithuizen. Voorafgaand aan de geplande ontwikkeling van de tijdelijke huisvesting zijn<br />

twee beoogde huisvestingslocaties archeologisch onderzocht.<br />

onderzoek stelde was, wat de cultuurhistorische<br />

waarde van de archeologische resten is en<br />

daaruit voortvloeiend de vraag hoe de gemeente<br />

het best met de archeologische resten kan<br />

omgaan.<br />

Het archeologisch onderzoek mondde uit in<br />

het vrijleggen en documenteren van de archeologische<br />

resten op beide steenhuislocaties in<br />

het voorjaar van 2007 door archeologisch<br />

adviesbureau Synthegra uit Doetinchem.<br />

Het onderzoek zou de precieze locatie van de<br />

steenhuizen aangeven en een beeld geven<br />

1 – LOCATIE TAKUMA<br />

2 – LOCATIE AYLBADA<br />

van de plattegrond en de periode waarin ze<br />

functioneerden.<br />

In de onderstaande tekst wordt de historische<br />

context van de steenhuizen geschetst. Door het<br />

ontbreken van een centraal gezag (Friese vrijheid)<br />

heerste in Noord-Nederland en Noordoost<br />

Duitsland vanaf de middeleeuwen een<br />

groot gevoel van zelfbewustzijn, onafhankelijkheid<br />

en vrijheid. De bewoners regelden<br />

hun eigen zaken. Zo moesten ze zichzelf<br />

beschermen tegen inbraken van de zee waardoor<br />

in de omgeving terpen of zoals ze in<br />

Groningen worden genoemd ‘wierden’ en


dijken werden opgeworpen. De steenhuizen<br />

Takuma en Aylbada liggen in het oude kweldergebied.<br />

Dit gebied wordt gekenmerkt door<br />

relatief hoogliggende kwelderwallen die werden<br />

doorsneden door kleine rivieren en beken.<br />

Dit gebied werd al voor 500 v. Chr. bewoond<br />

maar werd voortdurend bedreigd door overstromingen.<br />

Tussen 800 en 1000 n. Chr. waren<br />

er minder inbraken van de zee en nam de<br />

bevolkingsdichtheid toe. Uithuizen is in deze<br />

periode op een kwelderrug of schoorwal<br />

gesticht. Uithuizen wordt voor het eerst<br />

omstreeks het jaar 1000 genoemd als Uthuson<br />

in de goederenlijst van het klooster Werden<br />

a/d Ruhr in Duitsland. De zeeborg (dijk) rondom<br />

Uithuizen dateert uit circa 1200. Door de<br />

bedijking werd het achterland beschermd en<br />

konden rijkere families in het gebied hun status<br />

en verdediging uitbreiden. Deze rijkere<br />

families of hoofdelingen kunnen worden vergeleken<br />

met de klasse van de lage adel. Dit<br />

kwam ondermeer tot uiting in de bouw van versterkte<br />

huizen. Mogelijk stammen de eerste<br />

versterkte huizen, in houtbouw, uit de 10e tot<br />

de 12e eeuw.<br />

Nadat de baksteenproductie in de late 12e<br />

eeuw haar intrede deed in Noord-Nederland<br />

ging de lokale elite in de loop van de 13e eeuw<br />

over tot het bouwen van versterkte bakstenen<br />

huizen. Deze stenen huizen (Steenhuizen) zijn<br />

rechthoekige torens van circa 7 à 8,5 meter bij<br />

10,5 à 11 meter die op een verhoogd woonplatform<br />

stonden. Het waren eenvoudige torens<br />

die de functies van wonen en verdedigen combineerden.<br />

Rond het woonplatform was een<br />

gracht aanwezig. In de meeste gevallen<br />

bestond de toren uit drie verdiepingen waarbij<br />

de ingang zich op de eerste verdieping bevond.<br />

Tijdens belegeringen kon men de houten trap<br />

die de ingang met het platform verbond in de<br />

toren terugtrekken. De kelder was vaak alleen<br />

toegankelijk via de eerste verdieping.<br />

Mogelijk hebben in Groningen en Friesland in<br />

de middeleeuwen circa vierhonderd tot zevenhonderd<br />

steenhuizen gestaan. 1 In Groningen<br />

werden de steenhuizen tot in de 15e eeuw<br />

gebouwd. 2<br />

3 – STEENHUIS MENKEMABORG<br />

Samenvatting<br />

De Eemshaven is volop in ontwikkeling en ontpopt zich steeds meer als<br />

vestigingsplaats voor bedrijven op het gebied van energie. Zo willen de<br />

energiebedrijven NUON en het Duitse RWE de komende jaren in de<br />

Eemshaven elk een energiecentrale bouwen. Om de werknemers op te<br />

vangen die deze centrales gaan bouwen, heeft de gemeente Eemsmond<br />

besloten tot het creëren van tijdelijke huisvesting nabij het dorp Uithuizen.<br />

Voorafgaand aan de geplande ontwikkeling van de tijdelijke huisvesting<br />

zijn twee beoogde huisvestingslocaties archeologisch onderzocht.<br />

Van beide terreinen was bekend dat er in het verleden steenhuizen<br />

29 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />

4 – STEENHUIS OPGENOMEN<br />

IN DE MENKEMABORG<br />

Het merendeel van deze steenhuizen zal<br />

bewoond zijn geweest door de hoofdelingen.<br />

Dit waren personen of invloedrijke families<br />

met veel land. Sommige steenhuizen hebben<br />

mogelijk alleen als toevluchtsoord gediend. De<br />

familie Aylbada wordt al vanaf 1275 in de<br />

kloosterkronieken van Emo en Menko<br />

genoemd. Het huis Alybada werd hoogstwaarschijnlijk<br />

door de oudste zoon Meynco, d.i.<br />

Menko of Menke voortgezet. Deze familielijn<br />

zou lopen naar de Menkemaheerd en vandaar<br />

naar de nog bestaande Menkemaborg. De eerste<br />

Menkema waarvan de naam bekend is, heette<br />

Eppo. Volgens een gevelsteen uit 1614 zou zijn<br />

steenhuis (mogelijk Aylbada) in 1400 zijn<br />

verwoest. Wie de bewoners van het steenhuis<br />

Takuma waren is onbekend.<br />

Tussen 1300 en 1400 heeft het ontbreken van<br />

een centraal bestuurs- en gezagsapparaat<br />

geleid tot vele onderlinge twisten en vetes<br />

tussen de families die de steenhuizen bezaten.<br />

In deze periode werden veel steenhuizen<br />

verwoest. 3 In de 15e eeuw zorgde de steeds<br />

machtiger wordende stad Groningen ervoor<br />

dat steenhuizen nergens tot ongenaakbare kastelen<br />

konden uitgroeien en de stad zouden<br />

kunnen overvleugelen. In deze periode werden<br />

veel steenhuizen van politieke tegenstanders<br />

van de stad door haar gesloopt. Tegen het<br />

einde van de 15e eeuw nam de dreiging van<br />

vuurgeschut toe. Zodoende werden de steenhuizen<br />

militair gezien minder waardevol.<br />

Vanaf de 15e eeuw zien we dan ook een terugloop<br />

in het aantal steenhuizen. 4 Bovendien<br />

ontstond de wens voor een meer op wooncomfort<br />

ingerichte behuizing. In die eeuw<br />

werden ze veelal omgebouwd en uitgebreid tot<br />

borgen (grotere landhuizen). Een voorbeeld<br />

hiervan is de Menkemaborg in Uithuizen. In<br />

figuur 3 en 4 is aangegeven hoe het oude steenhuis<br />

uit de 15e eeuw is opgenomen in de latere<br />

borg. Het oude steenhuis is aangegeven in het<br />

rood.<br />

hebben gestaan. Tijdens dit onderzoek zijn de resten van de steenhuizen<br />

Aylbada en Takuma vrij gelegd en onderzocht. Er was geen sprake van<br />

een daadwerkelijke opgraving. Overeenkomstig de wens van de gemeente<br />

Eemsmond zijn de archeologische resten in de bodem achtergebleven.<br />

Het streven van de gemeente Eemsmond is dat de aangetroffen resten in<br />

de toekomst gevrijwaard zullen blijven van bodemverstorende ingrepen<br />

en dat de vroegere woonplatforms waar de steenhuizen op waren<br />

gebouwd weer zichtbaar gemaakt kunnen worden in het gebied. Zo kunnen<br />

de oude contouren van de steenhuizen in beeld worden gebracht.


VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009 30<br />

ARCHEOLOGIE<br />

Waren er in de 17e eeuw nog ongeveer 110<br />

borgen, eind 18e eeuw waren dat er nog maar<br />

40. Tegenwoordig is nog maar een handvol<br />

borgen over in Groningen waaronder de<br />

Menkemaborg in Uithuizen. De informatie<br />

over de steenhuizen (de voorgangers van de<br />

borgen) is in Nederland nog beperkter. Van de<br />

vele steenhuizen die in Groningen, Friesland<br />

en het noordoosten van Duitsland hebben<br />

gestaan, is heel weinig bewaard gebleven.<br />

Steenhuizen die redelijk intact zijn gebleven,<br />

zijn onder andere de Schierstins bij<br />

Veenwouden en het Iwemasteenhuis in<br />

Niebert.<br />

De locaties waar de steenhuizen en borgen<br />

hebben gestaan zijn vaak niet meer te herkennen<br />

in het landschap. De stenen van de<br />

gesloopte huizen zijn veelal hergebruikt in de<br />

omgeving. De woonplatforms waar ze op<br />

waren gebouwd, zijn meestal verdwenen door<br />

egalisatie van de terreinen ten behoeve van de<br />

landbouw waarbij tevens de grachten met het<br />

5 – FOTO SCHIERSTINS TE<br />

VEENWOUDEN<br />

6 – SCHEMATISCHE RECONSTRUC-<br />

TIE VAN EEN AANGEAARDE WOON-<br />

TOREN (‘HILLEGERSBERG’ IN DE<br />

OMGEVING VAN ROTTERDAM).<br />

DE RODE LIJN GEEFT GLOBAAL<br />

HET NIVEAU WEER TOT WAAROP<br />

DE RESTEN VAN DE STEENHUIS-<br />

RESTEN VERWIJDERD ZIJN<br />

7 – LUCHTFOTO STEENHUIS AYLBADA<br />

materiaal van de woonplatforms zijn opgevuld.<br />

Hierdoor zijn de terreinen moeilijk te traceren<br />

op het Actueel Hoogtebestand van Nederland<br />

(AHN). Ook is het moeilijk de locatie van een<br />

borgterrein vast te stellen op basis van de<br />

kadastrale minuutplan. Veel van deze terreinen<br />

waren al verdwenen voor de vervaardiging<br />

van de kadastrale minuutplan uit circa 1832.<br />

Wel zijn vaak nog oprijlanen, grachten en singels<br />

zichtbaar. In sommige gevallen is op de<br />

locatie van het vroegere steenhuis een boerderij<br />

gebouwd, in de muren en kelders zijn dan<br />

nog resten van het steenhuis zichtbaar.<br />

Het grootste probleem met het vaststellen van<br />

de exacte locaties van de steenhuizen Aylbada<br />

en Takuma is de egalisatie die op de terreinen<br />

heeft plaatsgevonden. Voor de locatie van het<br />

steenhuis Aylbada is het restant van de woonheuvel,<br />

in de volksmond ‘hoogte’ genoemd in<br />

1946 geëgaliseerd. De kruin van de woonheuvel<br />

werd afgegraven voor het dempen van sloten<br />

en het egaliseren van het westelijk gelegen<br />

land. De aangetroffen puinresten ruimde men<br />

op. De locatie van het steenhuis Takuma werd<br />

vastgesteld aan de hand van de sloot (relict van<br />

de gracht) die nog zichtbaar was op het<br />

minuutplan uit 1828. Niets in de terreinen<br />

wijst op de vroegere aanwezigheid van de<br />

steenhuizen. In figuur 6 is globaal het niveau<br />

weergegeven tot waarop de resten van de steenhuisterreinen<br />

zijn verwijderd. Alleen de sporen<br />

onder de rode stippellijn zijn bewaard<br />

gebleven. Met de bij de egalisatie van de woonheuvel<br />

vrijkomende grond werden de grachten<br />

gedempt.<br />

Het primaire doel van het onderzoek was het<br />

definitief vaststellen van de locaties van de<br />

twee steenhuizen en daarnaast een eerste interpretatie<br />

(plattegrond) te geven van de aangetroffen<br />

resten. Voorafgaand aan het gravend<br />

onderzoek is een bureauonderzoek en inventariserend<br />

booronderzoek voor beide locaties<br />

uitgevoerd door onderzoeksbureau Oranjewoud.<br />

In de boringen werd de woonheuvel<br />

herkend door de aanwezigheid van een antropogeen<br />

pakket met fosfaatvlekken, houtskool<br />

en kalkmortel. Op grond van deze resultaten<br />

werd door Oranjewoud de locatie van het<br />

bewuste steenhuis Aylbada vastgesteld. Er kon<br />

geen uitsluitsel worden gegeven voor de locatie<br />

van het steenhuis Takuma. Op beide locaties<br />

werd in de boringen puin (als gevolg van de egalisatie)<br />

aangetroffen.<br />

Na dit booronderzoek is op beide locaties een<br />

geofysisch onderzoek met behulp van grondradar<br />

uitgevoerd door MEDUSA Explorations<br />

BV. Op de locaties van de steenhuizen Aylbada<br />

en Takuma zijn tijdens het geofysisch onderzoek<br />

geen aanwijzingen gevonden voor funde-


ingen. De resultaten vielen tegen omdat op de<br />

locaties geen sprake meer was van intact muurwerk<br />

waardoor de plattegrond van de steenhuizen<br />

niet kon worden vastgesteld. Hierdoor<br />

was een gravend onderzoek de enige andere<br />

mogelijkheid om zekerheid te krijgen over<br />

de aard en omvang van de mogelijk aanwezige<br />

resten.<br />

De strategie van het gravende onderzoek<br />

bestond uit twee delen. Eerst werden op beide<br />

locaties in kruisvorm twee proefsleuven gegraven.<br />

De sleuven werden over de gehele lengte/<br />

breedte van het terrein aangelegd waarbij de<br />

sleuven elkaar in het midden overlapten.<br />

Hierdoor werd de kans op het missen van de<br />

(vermoedelijk centraal gelegen) resten van de<br />

steenhuizen minimaal. Zodra de resten van de<br />

steenhuizen waren aangetroffen werden deze<br />

volledig vrij gelegd om zo de plattegronden<br />

van de steenhuizen te kunnen bepalen. Tijdens<br />

het onderzoek is getracht de archeologische<br />

resten zo min mogelijk te verstoren. Het streven<br />

van de gemeente Eemsmond is om de<br />

archeologische resten in de bodem te bewaren<br />

en te vrijwaren van bodemverstorende ingrepen.<br />

Daarom zijn bijvoorbeeld de aangetroffen<br />

sporen niet gecoupeerd. Nadat beide locaties<br />

waren vrij gelegd en de resten gedocumenteerd,<br />

zijn van beide locaties luchtfoto’s<br />

genomen.<br />

Tijdens de aanleg van de proefsleuven op<br />

zowel locatie Takuma als locatie Aylbada werd<br />

geconstateerd dat verspreid over de onderzoeksterreinen,<br />

zich in de bovengrond grote<br />

hoeveelheden baksteenpuin bevond. Deze<br />

puinresten zijn de restanten van de steenhuizen.<br />

De ruime verspreiding van het puin is het<br />

gevolg van het afschuiven van de hogere delen<br />

van de terreinen ten behoeve van egalisatie en<br />

het latere gebruik als akkerland. Bij de egalisaties<br />

raakte niet alleen afbraakpuin verspreid,<br />

maar werden ook archeologische grondsporen<br />

opgeruimd. Dit betekent dat ondiep ingegraven<br />

grondsporen verloren zijn gegaan. Van diepere<br />

grondsporen, zoals de grachten, is alleen de<br />

onderzijde bewaard gebleven (figuur 6). De<br />

diepte van de grachten is aan de hand van<br />

grondboringen bepaald. Op beide locaties zijn<br />

de grachten nog 1,5 tot 2,0 meter diep.<br />

Takuma<br />

Het steenhuis Takuma was gelegen op een<br />

woonplatform. Tijdens het onderzoek op het<br />

terrein van het voormalige steenhuis Takuma<br />

zijn geen muurresten aangetroffen. Wel zijn<br />

uitbraaksleuven en puinbanen waargenomen.<br />

Hieruit kan worden afgeleid dat het een rechthoekige<br />

ruimte betreft (toren) met een afmeting<br />

van 7,5 x 14 meter (buitenwerks). Binnen<br />

de rechthoekige ruimte zijn drie cirkelvormige<br />

8 – DE DRIE<br />

CIRKELVORMIGE<br />

PUINCONCENTRATIES<br />

9 –<br />

PLATTEGROND<br />

TAKUMA<br />

31 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />

puinconcentraties met een diameter van circa<br />

1,5 meter waargenomen (afbeelding 8). Deze<br />

puinconcentraties kunnen als uitbraaksporen<br />

van funderingen worden geïnterpreteerd. De<br />

omvang van deze puinsporen doet vermoeden<br />

dat dit restanten van de fundamenten (met<br />

mogelijk een overwelfde verdieping) van de<br />

toren zijn. Het is onduidelijk of het hier gaat<br />

om een woon- of een zaaltoren. Het onderscheid<br />

tussen woontorens en zaaltorens is dat<br />

zaaltorens meer dan één vertrek per verdieping<br />

telden. 5<br />

Op het woonplatform is een haardkuil aangetroffen.<br />

Deze haardkuil kon op basis van<br />

daarin aangetroffen korrels verkoold graan<br />

rond 1050 worden gedateerd (900+ / -40 BP) 6 .<br />

Vermoedelijk heeft deze haardkuil in een houten<br />

voorganger van het rechthoekige zaalhuis<br />

gelegen, maar van deze voorganger zijn geen<br />

sporen gevonden. Een mogelijkheid is dat dit<br />

gebouw ondiep gefundeerd (Schwellbalken)<br />

was en dat de resten hiervan zijn vergraven bij<br />

de aanleg van de latere steenbouw.<br />

Naast bovengenoemde sporen is langs de


VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009 32<br />

ARCHEOLOGIE<br />

randen van het platform, een puinbaan waargenomen<br />

die de aanwezigheid van een ring- of<br />

keermuur doet vermoeden. Ten gevolge van<br />

egalisatie is er geen muurwerk bewaard gebleven.<br />

De puinbaan is enigszins ovaal van vorm<br />

en heeft een grootste diameter van ruim 20<br />

meter. Deze waarnemingen leiden tot de volgende<br />

reconstructie (figuur 9). Het was niet<br />

mogelijk om fasering in de ring- of keermuur<br />

en de zaaltoren te reconstrueren. Dit komt<br />

omdat er slechts één intacte baksteen<br />

(30x13,5x7,5) werd gevonden. Het is mogelijk<br />

dat Takuma uit een ringmuur bestond met een<br />

rechthoekige toren. In de provincie Groningen<br />

zijn geen complexen met een soortgelijke<br />

plattegrond bekend.<br />

Een andere, minder spectaculaire interpretatie<br />

is dat Takuma een woon- of zaaltoren zonder<br />

ringmuur is geweest. Het is namelijk opmerkelijk<br />

dat alleen aan de grachtzijde sporen van de<br />

funderingen zijn teruggevonden. Een mogelijke<br />

verklaring hiervoor is dat het steenhuis aan<br />

de grachtzijde dieper en zwaarder was gefundeerd<br />

dan op het daadwerkelijke woonplatform.<br />

Mogelijk stond centraal op het woonplatform<br />

nog een gebouw waardoor naar de<br />

rand van het platform is uitgeweken. Het puin<br />

aan de rand van het woonplatform kan dan verklaard<br />

worden door de aanwezigheid van een<br />

keermuur. De keermuur zal dan de druk hebben<br />

10 – KAART<br />

VAN JAN<br />

POTTER 1580<br />

11 –<br />

PLATTEGROND<br />

AYLBADA<br />

opgevangen van het hoger gelegen woonplatform.<br />

Een parallel is een woontoren die te<br />

zien is op een kaart van Jan Potter uit 1580. Op<br />

deze kaart staat de Burch van Rijswijk afgebeeld<br />

(figuur 10). Deze toren was ook aan de<br />

gracht gesitueerd. Helaas is deze locatie nooit<br />

goed onderzocht.<br />

Op basis van het vondstmateriaal, in het bijzonder<br />

het lokaal of regionaal vervaardigde<br />

kogelpotmateriaal, kunnen we concluderen<br />

dat er bij Takuma al bewoning moet zijn<br />

geweest in de 12e eeuw. Door het ontbreken<br />

van materiaal zoals, Delfts aardewerk, oosters<br />

porselein, Engels industrieel aardewerk en<br />

Duits luxe steengoed kan worden geconcludeerd<br />

dat het steenhuis Takuma in de nieuwe<br />

tijd niet meer werd bewoond.<br />

Aylbada<br />

De interpretatie van de aangetroffen resten<br />

van het steenhuis Aylbada is een stuk eenduidiger.<br />

Deze passen in tegenstelling tot<br />

Takuma wel in het algemene beeld van de<br />

opzet van een steenhuis (figuur 11). Van dit<br />

steenhuis zijn de hoekfundamenten aangetroffen.<br />

Deze waren ingegraven in het woonplatform.<br />

De fundamenten waren opgetrokken in<br />

bakstenen met het formaat 32 x 15 x 8,5 cm. De<br />

funderingen maakten deel uit van een spaarboogconstructie<br />

waar het steenhuis op rustte<br />

en omsluiten een rechthoekige zaal met een<br />

afmeting van circa 7,5 bij 11 meter (buitenwerks).<br />

De ingang van het steenhuis, die via<br />

een houten ladder te bereiken was, bevond<br />

zich boven het maaiveld, waarschijnlijk op de<br />

eerste verdieping, zodat in tijden van strijd<br />

de ladder kon worden ingetrokken.<br />

Rondom het woonplatform is een uitbraaksleuf<br />

aangetroffen. De ring- of keermuur die<br />

rondom het steenhuis Aylbada ligt heeft een<br />

carrévorm. Deze vorm komt overeen met die<br />

rond het steenhuis te Wedde (figuur 12). Het<br />

steenhuis Aylbada lag net zoals het steenhuis<br />

te Wedde centraal op het woonplatform. Het<br />

steenhuis te Wedde is gebouwd rondom 1300,<br />

de ommuring is toegevoegd in 1360.<br />

12 – PLATTEGROND VAN HET<br />

STEENHUIS TE WEDDE DE<br />

TOREN IS GEBOUWD ROND<br />

1300. DE OMMURING IS<br />

TOEGEVOEGD CIRCA 1360


Voor Aylbada geldt dat het vroegste aardewerk<br />

in de 13e eeuw kan worden gedateerd. Het<br />

jongst aangetroffen aardewerk (en metaalvondsten)<br />

dateren uit de 16e en 17e eeuw. Dit<br />

jongere materiaal is afkomstig uit de puinbanen<br />

die de afbraakfase markeren en de bouwvoor<br />

die na de afbraak is ontstaan.<br />

Tijdens het bovenbeschreven onderzoek zijn<br />

de locaties van de voormalige steenhuizen<br />

Aylbada en Takuma in de gemeente Eemsmond<br />

vastgesteld. Beide steenhuizen kunnen<br />

in de 13e eeuw worden gedateerd. Op het terrein<br />

van het steenhuis Takuma zijn sporen<br />

gevonden die met een mogelijke oudere voorganger<br />

samenhangen. Ondanks het feit dat<br />

beide complexen door latere grondbewerkingsactiviteiten<br />

zijn aangetast, kon de opzet<br />

in hoofdlijnen worden bepaald. Het onderzoek<br />

is geïnitieerd en mogelijk gemaakt door de<br />

gemeente Eemsmond. De gemeente Eemsmond<br />

heeft er tevens voor gezorgd dat van<br />

beide terreinen luchtfoto’s zijn genomen en<br />

dat er een publiekspublicatie van het archeologisch<br />

onderzoek is verschenen. Tenslotte is een<br />

expositie over de resultaten van het archeologische<br />

onderzoek in de Menkemaborg in Uithuizen<br />

georganiseerd.<br />

Kortom het onderzoek is gaan leven bij de<br />

inwoners van de gemeente Eemsmond en de<br />

bewoners van Uithuizen in het bijzonder.<br />

Omdat de gemeente Eemsmond wat betreft de<br />

tijdelijke huisvesting van werknemers in de<br />

Eemshaven op de locatie Takuma heeft gekozen<br />

voor een gefaseerde aanpak is het mogelijk dat<br />

de plannen tussentijds kunnen worden aangepast<br />

aan nieuwe ontwikkelingen. De locatie<br />

Aylbada is bestemd voor een toekomstige<br />

woonlocatie. Hierdoor bestaat nog altijd de<br />

kans dat het advies van dhr J. Molema van de<br />

stichting Libau integraal wordt overgenomen<br />

door de gemeente Eemsmond betreffende de<br />

beide steenhuis locaties. Dit advies behelst dat<br />

de aangetroffen resten in de toekomst gevrijwaard<br />

zullen blijven van bodemverstorende<br />

ingrepen en dat de vroegere woonplatforms<br />

waar de steenhuizen op waren gebouwd weer<br />

zichtbaar gemaakt kunnen worden in het<br />

gebied. Zo kunnen de oude contouren van de<br />

steenhuizen in beeld worden gebracht.<br />

De publiekspublicatie van dit onderzoek is<br />

verkrijgbaar via www.eemsmond.nl.<br />

Voor € 6,- wordt het in kleur geïllustreerde<br />

boekwerk van 64 pagina’s toegezonden.<br />

1 Formsma (1987) 7 5 Janssen (1996) 89<br />

2 Jansen (1996) 85<br />

6 GrA-37032, ref<br />

3 Luurtsema (2008) 11<br />

4 Schroor (2007) 107<br />

CIO/492-2007/HD<br />

13 – VLAK VAN AYLBADA<br />

33 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />

14 – DE PUBLIEKSDAGEN DIE TIJDENS HET ONDERZOEK WERDEN GEORGANISEERD WERDEN GOED BEZOCHT<br />

Literatuur<br />

Deze bijdrage is mede gebaseerd op de bronnen die<br />

vermeld zijn in de volgende publicaties:<br />

– Bärenfänger R. (2008), Ostfriesische Verteidigung:<br />

Steinhäuser und Burgen In: Mitteilungen<br />

der Deutschen Gesellschaft für Archäologie des<br />

Mittelalters und der Neuzeit 20.<br />

– Battjes J., H. Ladrak (2005), Van steenhuis tot borg.<br />

De Bouwhistorie van de Menkemaborg.<br />

– Berendsen H. J. A. (2005), Landschappelijk<br />

Nederland.<br />

– Formsma W.J. e.a. (1987), De Ommerlander<br />

Borgen en Steenhuizen.<br />

– Janssen H.L. (1996), 1000 jaar kastelen in<br />

Nederland.<br />

– Kremer H. e.a (2008), Vlakdekkend onderzoek van de<br />

Steenhuizen Takuma en Aylbada te Uithuizen (gr.).<br />

– Koot H. (2008), Opgegraven! Archeologisch<br />

onderzoek in Rijswijk.<br />

– Luurtsema B. (2008), De steenhuizen Aylbada en<br />

Takuma nabij Uithuizen (Gr). Een zoektocht naar twee<br />

middeleeuwse steenhuizen.<br />

– Schroor, M. en J. Meijering (2007), Golden Raand,<br />

Landschappen van Groningen.


VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009 34 ONUMENTENZORG<br />

HUUB VAN DE VEN<br />

ONDERZOEKER INSTANDHOUDINGS-<br />

TECHNOLOGIE BIJ DE RIJKSDIENST<br />

VOOR ARCHEOLOGIE,<br />

CULTUURLANDSCHAP<br />

EN MONUMENTEN<br />

Uit de<br />

brand<br />

D<br />

e brand heeft huisgehouden in een van de<br />

historische kloosters die Steyl rijk is, het<br />

St.-Gregorklooster (figuur 1). Het gebouw<br />

is van grote betekenis voor Steyl als unieke<br />

klooster-enclave, ontstaan op het einde van de<br />

negentiende eeuw als toevluchtsoord voor<br />

Duitse kloosterlingen. Die waren gedwongen<br />

hun heil over de grens te zoeken door een<br />

verbod van kanselier Bismarck op katholieke<br />

ordes en congregaties. Maar de historische<br />

waarde van het gebouw gaat nog verder: het is<br />

ook van betekenis voor Steyl als eeuwenoude<br />

handelsplaats in wijn tot ongeveer het midden<br />

van de negentiende eeuw. De kern van het<br />

kloostercomplex is namelijk een voormalig<br />

wijnkopershuis uit 1810 (figuur 2). 1 De brand<br />

sloeg vooral toe in het oude wijnkopershuis en<br />

de vroegste uitbreiding van het klooster uit<br />

1876. Twee latere uitbreidingen uit omstreeks<br />

1890 en 1930 2 ontsnapten aan de vuurzee.<br />

Kort na de brand diende zich een nieuwe ramp<br />

aan: een explosieve groei van schimmels op<br />

houten balken, vloerdelen en vooral pleisterwerk.<br />

Al het bluswater dat in de bouwmassa<br />

was verdwenen, begon zich letterlijk af te tekenen<br />

in de vorm van zwarte, bruine, groene en oranje<br />

schimmels. En niet op een enkele plek, maar<br />

Brand kan overal toeslaan, ook in monumenten. Iedere week voltrekt zich gemiddeld in één<br />

rijksmonument een brand. In de vroege ochtend van 10 april 2008 was het raak in het<br />

Limburgse Steyl. Daar woedde in een klooster een grote uitslaande brand. De schade aan het<br />

monument was omvangrijk. Een deel van de kap en de onderliggende verdieping gingen in<br />

vlammen op. De grote vraag is altijd wat te doen na een brand, als de rook is opgetrokken.<br />

De plotselinge, grootschalige opkomst van schimmels ziet er vaak vervaarlijk uit, maar kan<br />

ons tegelijkertijd ook gemakkelijk op het verkeerde been zetten. Met alle onnodige gevolgen<br />

vandien. Daarover gaat dit artikel.<br />

1 – DEEL VAN HET KLOOSTERDORP STEYL MET MIDDENONDER HET DOOR BRAND GETROFFEN ST. GREGOR-<br />

KLOOSTER. TE ZIEN IS HOE EEN GEDEELTE VAN DE KAP DOOR DE BRAND IS INGESTORT (FOTO PETER TIMMER)<br />

2 – TOESTAND VÓÓR DE<br />

BRAND VAN DE EERSTE<br />

BOUWFASE UIT 1810,<br />

HET VOORMALIGE<br />

WIJNKOPERSHUIS<br />

(FOTO BIRGIT DUKERS)<br />

praktisch overal (figuur 3).<br />

Uit vrees voor misschien wel een nog groter<br />

probleem met de intact gebleven balklagen,<br />

dreigde sloop van alle historische stucplafonds<br />

uit 1810. Ook gingen er stemmen op om het<br />

geornamenteerde stuc van twee Empireschouwen<br />

te demonteren. Twijfel rees. Was dit<br />

echt noodzakelijk? Kan het misschien ook<br />

anders? Wat is wijsheid? Zonder op de zaken<br />

vooruit te lopen, kunnen we nu al zeggen dat<br />

het balletje uiteindelijk de andere kant oprolde.<br />

Monumenten: één groot luchtfilter<br />

Terug naar de eerste week na de brand. De<br />

verzekeraar van het klooster liet toen nagaan


3 – EEN EXPLOSIE VAN SCHIMMELS OP STUCWERK ENIGE WEKEN NA DE BRAND<br />

(FOTO BIRGIT DUKERS)<br />

of er door de brand schadelijke stoffen waren<br />

vrijgekomen. Ook schimmels kregen daarbij<br />

aandacht. Van de lucht werden monsters genomen<br />

om de aanwezigheid van levensvatbare<br />

schimmelsporen te achterhalen. 3 Van de binnenlucht<br />

werden zeven monsters genomen, van<br />

de buitenlucht één monster. Het resultaat:<br />

binnen lagen de sporenconcentraties in de<br />

lucht aanzienlijk lager dan buiten.<br />

Dit resultaat is niet verontrustend, zelfs niet<br />

bijzonder. Het is namelijk heel gebruikelijk<br />

dat binnenlucht minder sporen bevat dan<br />

buitenlucht. Nu is binnenlucht uiteraard<br />

afkomstig van buiten, maar er zit altijd iets<br />

tussen. En dat iets is de gebouwschil. Het<br />

geheel van gevels en daken werkt als een filter<br />

waarin schimmelsporen verstrikt raken. Dat is<br />

een goede zaak, want hierdoor vallen de concentraties<br />

van schimmelsporen in de binnenlucht<br />

lager uit. Hogere concentraties van<br />

schimmelsporen in het materiaal van de<br />

gebouwschil wijzen – zolang het er droog is –<br />

dus niet op een probleem. Ze wijzen juist op de<br />

positieve werking van de gebouwschil als<br />

luchtfilter. Helaas wordt dit in de praktijk niet<br />

altijd goed begrepen. 4<br />

Kortom, vooralsnog was er in het klooster<br />

weinig aan de hand. Vooralsnog. Want niet<br />

veel later verschenen op vrijwel alle wanden en<br />

plafonds schimmels. Dit was gewoon met het<br />

blote oog te zien. Er is geen meting aan te pas<br />

Samenvatting<br />

Enkele dagen tot vele maanden na een brand kunnen allerlei schimmels<br />

de kop opsteken die sterk lijken op de veelgevreesde huiszwam,<br />

maar dat niet zijn. Anders dan huiszwam zijn deze schimmels niet in<br />

staat om hout of andere bouwmaterialen aan te tasten. Als er vóór de<br />

brand geen problemen met huiszwam waren, kan het zeker nog één<br />

35 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />

gekomen. Was dit wel gebeurd, dan zouden de<br />

concentraties van schimmelsporen in de<br />

binnenlucht zonder twijfel vele malen hoger<br />

hebben gelegen dan die van de buitenlucht.<br />

Concentraties in de lucht binnen hoger dan<br />

buiten wijzen op actieve schimmelgroei in het<br />

gebouw. Daarvan was in het klooster duidelijk<br />

zichtbaar sprake.<br />

Pyronema domesticum<br />

In ieder gebouw komen ontelbare hoeveelheden<br />

schimmelsporen voor. Dat is niet alleen<br />

heel normaal, er valt ook weinig aan te doen.<br />

Ook al werkt de gebouwschil als een filter,<br />

altijd en overal zijn in een pand schimmelsporen<br />

aanwezig. Wachtend op de juiste<br />

omstandigheden om tot ontwikkeling te<br />

komen, om te ontkiemen. Meestal worden die<br />

omstandigheden nooit bereikt en is er dus<br />

niets aan de hand.<br />

Maar na een brand ligt dit anders. Om te<br />

ontkiemen hebben sporen water nodig, iets<br />

waaraan na een brand geen gebrek bestaat. Om<br />

een indruk te krijgen: in het klooster van Steyl<br />

werd tweeënhalf uur na het ontdekken van de<br />

brand het sein ‘brand meester’ gegeven. Weer<br />

zes uur later was de brand volledig geblust. 5<br />

Precieze cijfers zijn moeilijk te geven, maar<br />

het zal duidelijk zijn dat het hier om tienduizenden<br />

liters water gaat. Met als later<br />

gevolg een explosieve groei van schimmels op<br />

4 – VOOR HOUT ONSCHULDIGE OPPERVLAKTESCHIMMELS OP VLOERDELEN EN<br />

BALKEN, ENIGE WEKEN NA DE BRAND (FOTO DIMITRA HIERCK)<br />

5 – BLUSWERKZAAMHEDEN IN DE VROEGE<br />

OCHTEND VAN 10 APRIL 2008, UREN NA HET<br />

UITBREKEN VAN DE BRAND (FOTO BART KLÜCK)<br />

wanden, stucplafonds en balklagen.<br />

Op meerdere plekken werd van verschillende<br />

oppervlakken wat schimmelmateriaal afgenomen<br />

voor onderzoek. Deze zogeheten veegmonsters<br />

werden in een laboratorium op<br />

voedingsmedia uitgezet en in een broedstoof<br />

opgekweekt. 6 Microscopisch onderzoek van<br />

deze monsters wees vervolgens uit dat het ging<br />

om diverse soorten oppervlakte-schimmels<br />

(figuur 4). Dit zijn de schimmels die ook menig<br />

Nederlandse badkamer bevolken. In het onderzoek<br />

werden de volgende soorten aangetroffen:<br />

tot twee jaar duren na een brand voor deze schimmel verschijnt. Weten<br />

om welke schimmelsoorten het gaat en een zorgvuldige droging van<br />

de bouwmassa kan veel onnodig sloopwerk voorkomen, nu én later.<br />

Een voorbeeld van een grote kloosterbrand in het Limburgse Steyl<br />

laat dit zien.


VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009 36<br />

MONUMENTENZORG<br />

6 – MET BLUSWATER<br />

VERZADIGD STUCWERK<br />

WAAROP KUDDE-<br />

SCHIJFJES GROEIEN,<br />

EEN SCHIMMEL DIE<br />

VOORAL VOORKOMT<br />

NA BRAND<br />

(FOTO DIMITRA HIERCK)<br />

7 – NOODKAP VAN<br />

STEIGERBUIZEN EN<br />

GEPROFILEERDE<br />

DAKPLATEN BOVEN<br />

DE KAPEL<br />

(FOTO HUUB VAN DE VEN)<br />

Aspergillus versicolor, Cladosporium spp. en<br />

Penicillium spp. In de laatste twee gevallen gaat<br />

het om meerdere soorten – in het Latijn species<br />

of kortweg spp. – die niet verder op naam<br />

waren te brengen.<br />

Tijdens het onderzoek werd ook een schimmel<br />

gevonden uit het geslacht Pyronema, mogelijk<br />

het grootsporig kuddeschijfje (figuur 6). 7 Deze<br />

schimmel gaat in het Latijn door het leven als<br />

Pyronema domesticum, een naam die eigenlijk al<br />

genoeg zegt. Meer schimmels werden er in het<br />

klooster niet gevonden. Echter, uit andere<br />

branden blijkt dat het hier meestal niet bij<br />

blijft. Zo komen na brand ook regelmatig<br />

bekerzwammen (Peziza spp.) en inktzwammen<br />

(Coprinus spp.) voor.<br />

Onschuldige dubbelgangers<br />

De ervaring leert dat oppervlakte-schimmels<br />

zich snel kunnen ontwikkelen in de eerste<br />

dagen na een brand. Voor kuddeschijfjes (Pyronema<br />

spp.) is dat een week of twee na een<br />

brand. Bekerzwammen en inktzwammen<br />

blijken in de praktijk pas veel later na een<br />

brand de kop op te steken. Bekerzwammen<br />

meestal zo’n zes maanden later, inktzwammen<br />

acht tot negen maanden. 8 De eerste die vaak<br />

weer verdwijnen zijn de kuddeschijfjes. Zij<br />

delven na enige tijd meestal het onderspit<br />

tegen oppervlakte-schimmels. Het klooster in<br />

Steyl vormde daarop geen uitzondering. Ook<br />

hier konden de kuddeschijfjes het niet winnen<br />

en verdwenen ze geleidelijk van het toneel.<br />

Oppervlakte-schimmels, kuddeschijfjes, bekerzwammen<br />

en inktzwammen kunnen ons<br />

behoorlijk de schrik aanjagen door hun snelle<br />

groei over grote oppervlakken. En of dat niet<br />

genoeg is, doen ze soms sterk denken aan de<br />

veelgevreesde huiszwam (Serpula lacrymans).<br />

Sommige soorten oppervlakte-schimmels en<br />

kuddeschijfjes vormen grote hoeveelheden<br />

witte, pluizige weefsels die lijken op huiszwam,<br />

maar dat dus niet zijn. Bekerzwammen<br />

kunnen opvallende witte draadjes vormen en<br />

inktzwammen ontwikkelen vaak roodachtigbruingele<br />

weefsels. Beide hebben veel weg van<br />

huiszwam, maar hebben niets met deze zwam<br />

te maken.<br />

Oppervlakte-schimmels, kuddeschijfjes, bekerzwammen<br />

en inktzwammen voeden zich met<br />

het huisstof dat voorkomt op materiaaloppervlakken.<br />

Ook als deze schimmels op hout voorkomen,<br />

halen ze daar geen voedingsstoffen uit.<br />

Daardoor zijn deze schimmels – in tegenstelling<br />

tot huiszwam – niet in staat om hout af te<br />

breken of de sterkte van hout te verminderen. 9<br />

Ook pleisterwerk tasten ze niet aan. Wel<br />

kunnen de sporen van oppervlakte-schimmels<br />

een gezondheidsrisico vormen, maar dit beperkt


zich tot enkele soorten van deze schimmels.<br />

Hoge concentraties in de binnenlucht van op<br />

zichzelf onschuldige oppervlakte-schimmels<br />

kunnen bij mensen die daar gevoelig voor<br />

zijn, wel klachten veroorzaken zoals allergie en<br />

irritatie van huid en luchtwegen.<br />

Hoe zit het met de huiszwam zelf? De praktijk<br />

wijst uit dat huiszwam meestal niet eerder is te<br />

verwachten dan een jaar of twee na een<br />

brand. 10 Hetzelfde geldt voor alle andere<br />

schimmelsoorten die houtrot veroorzaken. En<br />

dat biedt kansen. Kansen om de bouwmassa<br />

te drogen en daarmee zoveel mogelijk te<br />

behoeden tegen onnodige houtrotaantasting<br />

en sloop. De angst voor huiszwam of andere<br />

houtrotveroorzakende schimmels is alleen<br />

gegrond als er vóór de brand al een probleem<br />

met deze schimmels speelde. Dan kunnen deze<br />

schimmels zich vanuit een al bestaande actieve<br />

aantasting gemakkelijk verder verspreiden.<br />

Dit bleek in het klooster niet het geval. 11<br />

Een kathedraal van staal<br />

Tegenover de ernstige brandschade die kap en<br />

balklagen van het klooster hadden opgelopen,<br />

stond dat allerlei constructies en elementen<br />

nog goed uit de brand tevoorschijn waren<br />

gekomen. Waar het vuur heeft gewoed, stonden<br />

de meeste wanden nog overeind. De dikke,<br />

massieve muren van het oude wijnkopershuis<br />

hebben daarbij gewerkt als een barrière waar<br />

het vuur tegenop moest kruipen. Dergelijk<br />

massief metselwerk kan, zeker als het voegwerk<br />

goed is, uitstekende diensten bewijzen<br />

om een snelle verspreiding van brand tegen te<br />

gaan. 12 Verder zat het historische stucwerk op<br />

de meeste plaatsen nog goed vast. Dit laatste<br />

is in moderne gebouwen vaak anders.<br />

8 – STEMPELWERK IN EEN VAN DE KLOOSTERVERTREKKEN (FOTO BIRGIT DUKERS)<br />

37 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />

Moderne gipspleisters komen namelijk bij<br />

brand gemakkelijk los, 13 terwijl historische<br />

kalkpleisters meestal goed vast blijven zitten.<br />

Verder van de vuurhaard vandaan bleef veel<br />

houtwerk van het klooster gespaard, zoals<br />

balklagen, vloeren, deuren en kozijnen. Deze<br />

houten elementen waren echter door bluswater<br />

meestal zo vochtig geworden, dat hun<br />

goede staat wel eens van korte duur zou<br />

kunnen zijn.<br />

Maar iedere poging om de constructie te drogen<br />

zou tevergeefs zijn zolang hemelwater vrij spel<br />

had. Een deel van de kap en enkele verdiepingsvloeren<br />

waren bij de brand ingestort,<br />

onder andere boven de kapel. Om te voorkomen<br />

dat met iedere regenbui de bouwmassa<br />

vochtiger en vochtiger zou worden, verrees er<br />

een noodkap van stalen steigerbuizen en<br />

geprofileerde stalen dakplaten. Wie nu de<br />

kleine kapel binnenloopt, waant zich in een<br />

reusachtige kathedraal van staal (figuur 7). De<br />

noodkap is zodanig geconstrueerd dat er later<br />

ook de herbouw gemakkelijk onder kan plaatsvinden.<br />

Het drogen van vochtige constructies gaat<br />

alleen goed als vooraf duidelijk is waar de<br />

grootste vochtproblemen zitten. Eerste indicatieve<br />

vochtmetingen in het klooster wezen op<br />

een veelvoorkomende vochtverdeling na<br />

brand: hoger in de constructie was het aanzienlijk<br />

droger dan onderin. Weten waar<br />

vochtproblemen zich concentreren door het<br />

vochtgehalte van hout en metselwerk te meten,<br />

is belangrijk om maatregelen precies daar in te<br />

zetten waar ze het effectiefst zijn. Hoe vreemd<br />

het ook klinkt, zelfs oppervlakte-schimmels<br />

kunnen daarbij helpen. Het zijn namelijk ver-<br />

klikkers van vochtige plekken en graadmeters<br />

voor het verloop van het droogproces. 14<br />

Het drogen van vochtige constructies is vruchteloos<br />

als er reservoirs van bluswater achterblijven<br />

in bijvoorbeeld kelders of (rook)kanalen.<br />

Bouwkundige tekeningen kunnen goed van<br />

pas komen om dergelijke bouwdelen op te<br />

sporen. Om nog even in de sfeer van kloosters<br />

en kerken te blijven, ook in de aanzetten van<br />

kruisgewelven kunnen reservoirs van bluswater<br />

ontstaan. Bovendien bestaat het risico<br />

dat volgelopen gewelven door het gewicht van<br />

het water bezwijken.<br />

Mooi opdrogen<br />

Om een met bluswater verzadigde constructie<br />

goed te laten drogen is een aantal maatregelen<br />

nodig. En vaak niet voor even, maar voor enige<br />

tijd. Want alleen met beleid en het nodige<br />

geduld kan een gebouw na een brand mooi<br />

opdrogen. Het klooster in Steyl zit nu nog<br />

midden in dat proces. Pas later dit jaar zal<br />

blijken hoe een en ander heeft uitgepakt.<br />

Maatregelen om een gebouw te drogen kunnen<br />

alleen plaatsvinden als eerst het noodzakelijke<br />

stut- en stempelwerk is verricht op plaatsen<br />

waar de stabiliteit in het geding is (figuur 8).<br />

Dit is niet alleen belangrijk om veilig in het<br />

pand te kunnen werken, maar ook om te<br />

voorkomen dat waardevolle constructies of<br />

elementen bezwijken.<br />

De belangrijkste maatregel om de bouwmassa<br />

te drogen is het op gang brengen van de ventilatie<br />

door deuren en ramen zoveel mogelijk en<br />

zo lang mogelijk te openen. Vaak is dit niet de<br />

eerste gedachte, maar blijven deuren en ramen<br />

juist hermetisch gesloten om onbevoegden te<br />

9 – OPEENGEHOOPT PUIN IN EEN DEEL VAN HET KLOOSTER.<br />

PUIN VORMT EEN BELANGRIJKE HINDERNIS IN DE DROGING VAN<br />

VOCHTIGE CONSTRUCTIES (FOTO DIMITRA HIERCK)


VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009 38<br />

MONUMENTENZORG<br />

weren. Dat is vooral goed te zien bij gevallen<br />

van brandstichting, waar ook het klooster in<br />

Steyl slachtoffer van werd. Het openen van<br />

deuren en ramen is niet alleen goed voor de<br />

ventilatie, ook nemen de sporenconcentraties<br />

in de lucht er drastisch door af. Open ook de<br />

deuren van vaste kasten. Dergelijke plekken<br />

waar de lucht stilstaat, zijn namelijk ideaal<br />

voor schimmels.<br />

Hoe goed u ook ventileert, droging blijft<br />

beperkt zolang het puin nog niet is geruimd<br />

(figuur 9). 15 Niet alleen is puin meestal met<br />

bluswater verzadigd, ook hindert het de stroming<br />

van lucht langs materiaaloppervlakken.<br />

Hetzelfde geldt voor vloerbedekking, zeker de<br />

moderne soorten met een rug van foam. Voer<br />

puin en vloerbedekking zonder historische<br />

waarde daarom zo snel mogelijk af. Bedenk<br />

echter dat puin belangrijke bouwhistorische<br />

informatie kan bevatten, die later bijzonder<br />

waardevol kan zijn tijdens de restauratie- en<br />

herstelfase. Wacht daarom met puinruimen tot<br />

lopend bouwhistorisch noodonderzoek is afgerond.<br />

Het ruimen van puin in contact met<br />

vochtig zand, zoals bij kruipruimtebodems,<br />

helpt bovendien ook tegen de ontwikkeling<br />

10 – EMPIRE<br />

SCHOUW UIT 1810<br />

MET OP HET STUC<br />

DONKERE VLEKKEN<br />

VAN OPPERVLAKTE-<br />

SCHIMMELS<br />

(FOTO BIRGIT DUKERS)<br />

van allerlei schimmels.<br />

Bluswater kan soms even desastreus zijn als<br />

een brand zelf. Houtwerk, zoals betimmeringen,<br />

kozijnen, plinten en vloerdelen, dat geen<br />

brandschade opliep, kan door toedoen van<br />

vocht ernstig vervormen, kromtrekken,<br />

scheuren en uiteindelijk ook verrotten. 16<br />

Voorkom dit door goed demonteerbaar timmerwerk<br />

voorzichtig los te halen van wanden die<br />

met bluswater zijn verzadigd. Bewaar het uitgenomen<br />

houtwerk in een droge, goed geventileerde<br />

ruimte waar het langzaamaan – dus<br />

beetje bij beetje – kan drogen. Ga voor geklimatiseerde<br />

ruimten uit van een relatieve luchtvochtigheid<br />

tussen 45-60% en een temperatuur<br />

van 18-20˚C. Zorg voor voldoende luchtbeweging<br />

tussen de opgestapelde onderdelen,<br />

bijvoorbeeld door te werken met blokjes of<br />

latten als afstandhouder. Voorkom te allen<br />

tijde dat uitgenomen timmerwerk in korte tijd<br />

snel droogt, zoals door directe warmte-aanstraling<br />

of geforceerde droogwijzen.<br />

Timmerwerk dat lastiger is uit te nemen<br />

– zoals kozijnen met een dragende functie –<br />

kan meestal beter drogen door het omringende<br />

pleisterwerk te verwijderen of door alle verflagen<br />

eraf te halen. Dit is uiteraard geen optie<br />

als het om historisch waardevolle verf- of pleisterlagen<br />

gaat of als het hout extreem vochtig is.<br />

Het is zaak om bij vochtige houten vloeren<br />

enkele vloerdelen uit te nemen. Dit gaat tegen<br />

dat het zwellende vloerhout bekneld raakt en<br />

daardoor vervormt. Wanneer u op tijd enige<br />

vloerdelen uitneemt, krijgt het hout in de<br />

vloer doorgaans weer zijn oorspronkelijke<br />

vorm terug. 17<br />

Een apart verhaal vormt het stucwerk op<br />

wanden. Historisch stucwerk komt meestal<br />

goed uit een brand tevoorschijn, maar vormt<br />

tegelijkertijd een rem op de droging van metselwerk<br />

dat met bluswater is verzadigd. Vaak zit<br />

er niets anders op dan stuc van zeer vochtige<br />

wanden te verwijderen. Voor waardevol stucwerk<br />

of stucornamenten is dit uiteraard geen<br />

optie. Bovendien levert demontage van stucornamenten,<br />

hoe voorzichtig uitgevoerd ook,<br />

vaak meer schade op dan behoud ter plaatse.<br />

Om die reden is er in het klooster gekozen om<br />

het geornamenteerde stucwerk te handhaven<br />

op de waardevolle schouwen in empirestijl<br />

(figuur 10). Over de schimmels zelf kunnen we<br />

kort zijn. Wanneer dat nodig zou zijn, laten<br />

oppervlakte-schimmels en andere onschuldige<br />

schimmelsoorten zich eenvoudig bestrijden<br />

door een behandeling met een schimmelwerende<br />

oplossing.<br />

En verder<br />

Wees bedacht op alle rondom opgesloten ruimten<br />

zonder noemenswaardige ventilatie die tijdens<br />

de brand of daarna vochtig zijn geworden.<br />

Vaak zijn dit de plaatsen waar hout vroeger<br />

of later een groot risico loopt op aantasting<br />

door schimmels die houtrot veroorzaken. 18<br />

Denk daarbij aan ruimten onder vloeren,<br />

boven plafonds, achter betimmeringen of de<br />

opleggingen in vochtige muren. Het is zaak na<br />

een brand deze rondom opgesloten ruimten<br />

gedeeltelijk te openen of vrij te leggen. Dit om<br />

de ventilatie en droging te bevorderen. Bij een<br />

vloer is het daarbij belangrijk om niet alleen<br />

hier en daar een vloerdeel uit te nemen, maar<br />

ook de vloerdelen aan beide koppen van de<br />

vloer. Dit voorkomt dat er hoeken achterblijven<br />

met stilstaande lucht. In de eerste tijd<br />

na een brand werken balkkoppen vaak als een<br />

soort wondverband: 19 ze nemen uit het omringende<br />

metselwerk veel vocht op. Door de<br />

vloerdelen nabij opleggingen in vochtig metselwerk<br />

te verwijderen, kunnen balkkoppen beter<br />

drogen.<br />

Waar het uitnemen van waardevolle vloerdelen<br />

tot onherroepelijke schade zou leiden, kan de<br />

oplossing aan de onderzijde van de balklaag<br />

liggen door daar het plafond weg te halen. In<br />

het klooster gebeurde overigens precies het<br />

omgekeerde. Stucplafonds onder de vochtige


alklagen belemmerden de droging van het<br />

hout in ernstige mate, maar deze plafonds<br />

waren te belangrijk om te worden gesloopt.<br />

De stucplafonds bleven behouden door balklagen<br />

van bovenaf te drogen door het plaatselijk<br />

openen van de vloer.<br />

Natuurlijke ventilatie is de meest veilige<br />

manier van drogen, maar ook de manier die<br />

het meeste geduld vraagt. Natuurlijke ventilatie<br />

werkt goed bij een groot verschil in dampdruk<br />

tussen de binnen- en buitenlucht.<br />

Meestal is dit verschil echter te gering om<br />

zware constructies en elementen binnen redelijke<br />

termijnen te drogen. Zal het drogen van<br />

houtwerk door natuurlijke ventilatie nog<br />

tamelijk snel gaan, het drogen van massief<br />

metselwerk is vaak een ander verhaal. Daarom<br />

is na een brand meestal geforceerd drogen aan<br />

te raden voor plaatsen waar metselwerk zeer<br />

vochtig is. Geforceerd drogen kan op verschillende<br />

manieren, maar de beste papieren hebben<br />

elektrische ontvochtigers. Deze apparaten<br />

werken alleen als de toevoer van buitenlucht<br />

nihil is. Dit kan vrij eenvoudig door openingen<br />

zoals deuropeningen en rookkanalen dicht<br />

te zetten met tape en polyethyleenfolie. Het<br />

gebruik van elektrische ontvochtigers wordt<br />

belangrijker als waardevolle onderdelen die de<br />

droging belemmeren, zoals stucplafonds,<br />

gehandhaafd blijven. 20 Zie er in dat geval wel<br />

op toe dat de droging niet te snel verloopt.<br />

Zo kunnen bijvoorbeeld verschillen in droogsnelheid<br />

tussen de stuclaag en de drager leiden<br />

tot schade aan het plafond.<br />

Tijdens het gehele droogproces is het belangrijk<br />

om het vochtgehalte van houtwerk in de<br />

gaten te houden en te kijken of zich onverhoopt<br />

toch problemen voordoen met houtrotveroorzakende<br />

schimmels.<br />

Restauratie en herstel<br />

Na de droogfase volgt vroeg of laat het herstel<br />

of de restauratie. Daarbij is het goed op een<br />

aantal zaken te letten. Brandschade aan zwaarder<br />

gedimensioneerd houtwerk zoals balken<br />

beperkt zich soms tot een dunne verkoolde<br />

buitenlaag. Besef goed dat het hout onder de<br />

verkoolde laag feitelijk niets aan sterkte heeft<br />

verloren. 21 Zolang het vuur niet diep is doorgedrongen<br />

in droogscheuren of openstaande<br />

verbindingsnaden, kan dergelijk hout meestal<br />

behouden blijven. De koollaag laat zich eenvoudig<br />

verwijderen door het hout te zandstralen.<br />

Hoewel er nooit helemaal aan te ontkomen<br />

valt, is het beter om natte bouwwijzen tijdens<br />

de restauratie zoveel mogelijk te vermijden.<br />

Hetzelfde geldt voor de toepassing van dampdichte<br />

afwerkingen en materialen. Gebruik<br />

verder geen grote hoeveelheden water om<br />

39 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />

oppervlakken schoon of stofvrij te maken.<br />

Verder is het zaak om alle nieuwe betimmeringen,<br />

opleggingen en dergelijke ventilerend te<br />

maken.<br />

Gebouwen die vóór de brand last hadden van<br />

huiszwamaantasting, kunnen na een brand<br />

opnieuw met dit probleem te maken krijgen. 22<br />

Soms zelfs in ernstige mate. Vooral vanuit de<br />

kern van muren kan huiszwam na een brand<br />

opnieuw opkomen. Ook als destijds het metselwerk<br />

grondig is geïnjecteerd met een<br />

bestrijdingsmiddel tegen huiszwam.<br />

Hoe goed men de droging van een constructie<br />

ook aanpakt, vaak is metselwerk nog niet helemaal<br />

droog als de restauratie begint. Soms ook<br />

daalt het vochtgehalte van massief metselwerk<br />

niet meer tot aan het oorspronkelijke niveau.<br />

Laat daarom nieuw hout vooraf verduurzamen,<br />

ook al omdat twintigste-eeuws naaldhout<br />

van nature minder weerstand biedt tegen<br />

houtrot. Verder is het zaak om opleggingen<br />

– ook al is het hout verduurzaamd – ventilerend<br />

te maken.<br />

In de eerste tijd valt er nog weinig van te<br />

merken, maar wat later na een brand krijgt<br />

metselwerk regelmatig te maken met uitbloeiende<br />

zouten. 23 Voor nieuw aan te brengen<br />

stucwerk valt daarom meestal een zoutbestendige<br />

pleistersoort aan te raden.<br />

Geen einde<br />

Weten om welke schimmels het gaat, hemelwater<br />

weren met een noodkap, ruimten ventileren,<br />

waardevol timmerwerk demonteren en<br />

voorzichtig drogen, rondom opgesloten constructies<br />

openleggen en ruimten zo nodig<br />

geforceerd drogen, daar draait het om na een<br />

brand. Het houdt grootschalige houtrot en dus<br />

verdere schade buiten de deur. Zodat een<br />

brand niet het definitieve einde voor een<br />

monument betekent, maar een nieuw begin.<br />

1 Dukers, 2007, p. 15.<br />

2 Dukers, 2007, p. 17.<br />

3 Luchtmonsters genomen in opdracht van de<br />

Duitse verzekeraar zeven dagen na de brand door<br />

expertisebureau Dr. Heinz Schiffers uit Aken.<br />

Gebruikt is een RCS-kiemgetalverzamelaar van de<br />

firma Biotest met als voedingsmedium DG18.<br />

4 Rose, p. 241.<br />

5 Visser, 2008, pp. 247-248.<br />

6 Veegmonsters genomen ongeveer zes weken na<br />

de brand door expertisebureau Dr. Heinz Schiffers.<br />

Laboratoriumonderzoek verricht door Umweltmykologie<br />

GbR in Berlijn. De genomen veegmonsters<br />

werden uitgezet op de voedingsmedia<br />

mout-agar en DG18. De voedingsmedia zijn<br />

bebroed bij 24oC en microscopisch onderzocht<br />

na drie, zes en tien dagen.<br />

7 Van de gevonden schimmel uit het geslacht<br />

Pyronema kon de precieze soort niet worden<br />

bepaald. Het grootsporig kuddeschijfje (Pyronema<br />

domesticum) heeft een voorkeur voor een alkalisch<br />

milieu zoals pleisterwerk, het materiaal waarop de<br />

schimmel is aangetroffen. Een andere mogelijkheid<br />

is het nauw verwante spinragkuddeschijfje<br />

(Pyronema omphalodes).<br />

8 Ridout, 2000, pp. 149-150.<br />

9 Een uitzondering vormen inktzwammen die<br />

voorkomen in het spint van loofhouten tengels<br />

of latten. Tijdens een deel van hun levenscyclus<br />

kunnen deze zwammen in dergelijk hout lichte<br />

aantasting veroorzaken zoals scheurvorming.<br />

10 Ridout, 2000, p. 153.<br />

11 Rond een oude reparatie aan een balklaag<br />

werd wel aantasting door een houtrotverwekkende<br />

schimmel aangetroffen, maar van actieve<br />

aantasting bleek geen sprake.<br />

12 Allwinkle, 1997, pp. 45-46.<br />

13 Tucker, 1981, p. 3.<br />

14 Singh, 1991, p. 27.<br />

15 Ridout, 2000, p. 143.<br />

16 Ridout, 2000, p. 144.<br />

17 Ridout, 2000, p. 147.<br />

18 Singh, 1991, p. 27.<br />

19 Singh, 1991, p. 27.<br />

20 Ridout, 2000, p. 146.<br />

21 Tucker, 1981, p. 4.<br />

22 Singh, 1991, p. 27.<br />

23 Kidd, 1995, p. 54.<br />

Literatuur<br />

– Allwinkle, S. et.al., 1997, Fire protection<br />

measures in Scottish historic buildings.<br />

Technical advice note 11, Edinburgh, pp. 45-52.<br />

– Dukers, B., 2007, Bouwhistorische verkenning<br />

entree Missiemuseum Steyl, Roermond.<br />

– Dukers, B., B. Klück en H. van der Borgh,<br />

2008, Inventarisatie brandschade Schutterijmuseum-Moubishuis<br />

Steyl, Roermond.<br />

– Kidd, S. (red.), 1995, Heritage under fire.<br />

A guide to the protection of historic buildings,<br />

London, pp. 49-55.<br />

– Ridout, B., 2000, Timber decay in buildings.<br />

The conservation approach to treatment, London<br />

en New York, pp. 142-159.<br />

– Rose, W., 2005, Water in buildings.<br />

An architect’s guide to moisture and mold,<br />

Hoboken, pp. 233-252.<br />

– Schiffers, H., 2008a, Sanierungsvorschlag.<br />

1. Mitteilung, Aachen.<br />

- Schiffers, H., 2008b, Untersuchungsbericht.<br />

2. Mitteilung, Aachen.<br />

- Schiffers, H., 2008c, Untersuchungsbericht.<br />

3. Mitteilung, Aachen.<br />

- Singh, J., 1991, Preventing decay after the<br />

fire, in: Fire Prevention, 244, pp. 26-29.<br />

- Tucker, D. en R. Read, 1981, Assessment<br />

of fire damaged structures. BRE information<br />

paper 24/81. Garston.<br />

- Visser, J., 2008, Schutterijmuseum in Steyl<br />

verwoest, in: Brand&Brandweer, 5,<br />

pp. 247-249.


VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009 40<br />

v.a. 12.02.2009<br />

DARWINJAAR 2009<br />

Op 12 februari jl. werd in Naturalis in<br />

Leiden het startschot gegeven voor<br />

het Darwinjaar 2009. Op die datum<br />

is het precies 200 jaar geleden dat<br />

Charles Darwin werd geboren.<br />

En op 24 november 2009 is het<br />

150 jaar geleden dat Darwin zijn<br />

boek ‘On the Origin of Species by<br />

Means of Natural Selection, or<br />

the Preservation of Favoured Races<br />

in the Struggle for Life’ publiceerde.<br />

Gedurende het Darwinjaar worden<br />

er wetenschappelijke congressen,<br />

tentoonstellingen en lezingen georganiseerd.<br />

Op www.darwinjaar2009.nl meer informatie over de activiteiten<br />

en partners. In het Darwinjaar werken science centra, musea,<br />

openbare bibliotheken en wetenschappelijke instellingen samen.<br />

In het Darwinjaar zijn de volgende tentoonstellingen te zien:<br />

– Artis: Expo en wandelroute ‘Door de ogen van Darwin’<br />

– Museon: ‘Ontdek Darwin in het Museon!’<br />

– Museum Boerhaave: ‘De wereld voor Darwin’, een rondwandeling<br />

door Museum Boerhaave<br />

– Naturalis: ‘Expeditie Darwin - evolutie op eilanden’<br />

– Nationaal Onderwijsmuseum: ‘Van Aap tot Mens: De evolutietheorie<br />

in het onderwijs’<br />

– Natuurhistorisch Museum Maastricht: ‘Darwin, Cuvier en het<br />

Grand Animal de Maestricht’<br />

– Natuurmuseum Rotterdam: ‘H5N1 –<br />

de evolutie van een griepvirus’<br />

– Teylers Museum: ‘De Exotische<br />

Mens - andere culturen als<br />

amusement’<br />

– Universiteitsmuseum<br />

Groningen: ‘Darwins wereld’<br />

Mens, natuur en evolutie<br />

– Universiteitsmuseum Utrecht:<br />

‘De evolutie draait door’<br />

– Zoologisch Museum<br />

Amsterdam: ‘De sporen<br />

van Darwin’<br />

17 en 18.04.2009 Limburgs Museum<br />

LIMBURGSE ARCHEOLOGIE DAGEN<br />

In het Limburgs Museum te Venlo worden op vrijdag 17 en zaterdag 18<br />

april 2009 de eerste Limburgse Archeologie Dagen georganiseerd. Dit<br />

archeologisch congres wil een ontmoetingsplaats zijn voor beroepsen<br />

amateur-archeologen, beleidmakers, beleiduitvoerders, bedrijven<br />

en geïnteresseerden. Er is een markt met archeologische bedrijven<br />

en instellingen. Verder zijn er iedere dag zes korte presentaties over<br />

actuele archeologische onderwerpen en ontdekkingen, een top-10<br />

van archeologische vondsten en de uitreiking van de Guillon-penning.<br />

Deelnemers kunnen kennis en ervaring uitwisselen.<br />

Vrijdag 17 april wordt een dag speciaal voor gemeente-ambtenaren, de<br />

politiek en archeologische bedrijven. Het accent van het programma<br />

ligt op beleid formuleren en uitvoeren, organisatie en de dagelijkse<br />

praktijk. Met name zal aandacht besteed worden aan de nieuwe taken<br />

die de gemeenten hebben gekregen op archeologisch terrein.<br />

Op zaterdag 18 april staan de ontdekkingen en de wetenschappelijke<br />

inhoud van de archeologie in de schijnwerpers. Beroeps- en amateurarcheologen<br />

en geïnteresseerden kunnen elkaar spreken over recente<br />

opgravingen, topvondsten en hoe het publiek te informeren.<br />

Om archeologie dichter bij de mensen te brengen wordt op de<br />

Limburgse Archeologie Dagen een Archeologie Top 10 van Limburg<br />

gepresenteerd. Uit deze selectie kiezen deelnemers aan het congres<br />

de topvondst van het jaar 2009. Archeologie is mensenwerk en daarom<br />

wordt de persoon die veel voor de Limburgse archeologie betekent in<br />

het zonnetje gezet. Deze persoon krijgt de Guillon-penning, vernoemd<br />

naar een van de eerste Limburgse archeologen.<br />

De Dagen zijn een initiatief van het Limburgs Museum, de<br />

Archeologische Vereniging Limburg, de Provincie Limburg, het<br />

Steunpunt Archeologie en het archeologisch advies bureau RAAP.<br />

Meer informatie: www.limburgsmuseum.nl, www.avl.nl


17.4 1.11.2009<br />

Rijksmuseum van Oudheden<br />

‘DORESTAD, WERELDSTAD<br />

IN DE MIDDELEEUWEN’<br />

Wie denkt dat de Middeleeuwen saai en donker<br />

waren, heeft het mis. Dorestad, gelegen op de<br />

plek van het huidige Wijk bij Duurstede, was rond<br />

het jaar 800 een stad die bruiste van de<br />

activiteiten en waar het wemelde van de mensen<br />

en handelaren. In het levendige decor van de<br />

nieuwe familie-tentoonstelling ‘Dorestad.<br />

Wereldstad in de Middeleeuwen’ kan jong en oud kennismaken met<br />

het leven in deze middeleeuwse havenplaats. Archeologische vondsten,<br />

spellen, een kinderroute en een film staan garant voor een avontuurlijke<br />

ontdekkingstocht.<br />

Zo’n 1200 jaar geleden groeide het dorpje Dorestad, gelegen langs de<br />

Rijn, uit tot een bloeiende handelsstad. Er woonden vele rijke koopmannen,<br />

scheepslui en ambachtslieden. Luxe goederen als edelstenen,<br />

wijn en barnsteen gingen van hand tot hand. De bloei van<br />

Dorestad was van korte duur. De stad verzwakte na tientallen plunderingen<br />

door de Vikingen. Aan het einde van de 9de eeuw was Dorestad<br />

van de kaart verdwenen, om pas in 1842 herontdekt te worden tijdens<br />

opgravingen van het Rijksmuseum van Oudheden.<br />

In de tentoonstelling komt de dynamische handelsplaats opnieuw tot<br />

leven. In de decors van de<br />

stad in wintersfeer en de<br />

haven in een zomerse setting<br />

vertellen vele honderden<br />

voorwerpen het verhaal over<br />

de stadsbewoners en de<br />

handelsgeest in de vroege<br />

Middeleeuwen. De rijkdom<br />

van de stad is te bewonderen<br />

in een ’schatkamer’ met<br />

zeldzame kerkschatten en<br />

sieraden, waaronder de<br />

‘fibula van Dorestad’. Deze<br />

mantelspeld van goud en<br />

edelstenen werd in 1969 op<br />

de bodem van een waterput<br />

gevonden. Naast luxe artikelen<br />

zoals glaswerk, gouden<br />

munten en bijzondere handschriften,<br />

zijn eenvoudige voorwerpen te zien zoals gereedschappen,<br />

voorraadvaten, wapens en een wollen want.<br />

Voor kinderen is er van alles te beleven. Zo kunnen munten ontwerpen,<br />

een gebroken vaas restaureren, puzzelen en aan de slag gaan met een<br />

middeleeuws zwaard en gereedschap van archeologen. Voor jong en<br />

oud is er een spel van spellenuitgever 999 Games, lezingen, een<br />

speurtocht, familierondleidingen, een ‘Ontwerp een nieuwe fibula van<br />

Dorestad’-wedstrijd, activiteiten tijdens schoolvakanties en een<br />

Middeleeuwen-assortiment in de Museumshop. Voor de hoogste klas-<br />

41 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />

sen van het basisonderwijs en de brugklas van<br />

het voortgezet onderwijs komt er een speciaal<br />

scholenprogramma. Het activiteitenaanbod staat<br />

op www.rmo.nl.<br />

Op basis van de nieuwste wetenschappelijke<br />

feiten maakten archeologische illustratoren<br />

nieuwe schoolplaten, als opvolgers van de voor<br />

de oudere generatie overbekende plaat ‘De<br />

Noor-mannen voor Dorestad’ van H.J. Isings<br />

uit 1927. Tijdens het internationale congres<br />

‘Dorestad in an international Framework’ (24<br />

t/m 27 juni) wisselen wetenschappers met<br />

elkaar van gedachten over de nieuwe onderzoeksgegevens.<br />

Bij de tentoonstelling verschijnt ‘Dorestad, een wereldstad<br />

in de Middeleeuwen’ van de hand van conservator dr. Annemarieke<br />

Willemsen (Walburg Pers, 193 pagina’s, ISBN 978 90 5730 627 3,<br />

€ 29,95 in Museumshop).<br />

8.5 31.10.2009 Grote Kerk Dordrecht<br />

EXPOSITIE ‘CALVIJN EN WIJ’<br />

In Dordrecht zijn de voorbereidingen in volle gang voor een tentoonstelling<br />

over de befaamde zestiende-eeuwse denker en hervormer<br />

van de middeleeuwse kerk Jean Cauvin en over het calvinisme in<br />

Nederland. De expositie ‘Calvijn & Wij’ opent in mei 2009 en is de<br />

eerste in Nederland ooit over dit onderwerp. Dordrecht pakt uit met<br />

de markante Grote Kerk als locatie voor de expositie en met een<br />

gevarieerd cultureel programma in de stad. Wereldwijd wordt dit<br />

jaar Calvijns 500ste geboortejaar herdacht. Dordrecht is met de<br />

tentoonstelling en het cultureel programma het centrum van de<br />

Calvijnherdenking in Nederland.<br />

De presentatie in de Grote Kerk belooft onconventioneel en multimediaal<br />

te worden. De bezoeker wordt eerst geconfronteerd<br />

met het begrip ‘calvinisme’, waarmee typisch<br />

Nederlandse karaktertrekjes worden getypeerd,<br />

en met zijn eigen ideeën en<br />

gevoelens hierover. Staat het voor<br />

soberheid, degelijkheid, ijver,<br />

‘zuunigheid’, dat ene koekje bij<br />

de koffie? Is het typisch<br />

Nederlands? En wat is het verband<br />

met Calvijn en zijn ideeën; is dat er<br />

wel? Vervolgens bieden animaties een<br />

bijna persoonlijke ontmoeting met<br />

de mens Calvijn, en maakt de<br />

bezoeker kennis met zijn leven,<br />

zijn leer, zijn tijd en de betekenis<br />

van zijn werk voor<br />

het protestantisme in<br />

Nederland. De<br />

tentoonstelling<br />

zal aantrekkelijk<br />

zijn


VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009 42<br />

voor niet-gelovigen die zich in de cultuurhistorische betekenis willen<br />

verdiepen alsook voor mensen met een kerkelijke achtergrond.<br />

Dordrecht en cultureel programma<br />

De organisatoren verwachten meer dan 80.000 bezoekers te trekken<br />

met dit programma. In de monumentale Grote Kerk is de gehele kooromgang<br />

gereserveerd voor ‘Calvijn & Wij’. De kerk is een historisch<br />

passende locatie; Willem van Oranje nam hier in 1573 deel aan het heilig<br />

avondmaal en koos zo de zijde van de calvinisten. Ook werden er in<br />

1619 de uitkomsten van de Dordtse Synode openbaar afgekondigd,<br />

geïnspireerd door Calvijns ideeën. En Dordrecht biedt meer ‘Calvijn’<br />

in 2009. In Het Hof is de fototentoonstelling ‘Calvijn & Ik’ gepland, met<br />

foto’s van wat Nederlanders als calvinistisch ervaren; het Dordrechts<br />

Museum aan de Haven en het Simon van Gijn-museum aan huis tonen<br />

elk een selectie kunstwerken rond Calvijn en de Reformatie; er zullen<br />

tal van culturele activiteiten worden georganiseerd, met film, theater,<br />

muziek en debat. Op 31 mei zal de Nationale Calvijnherdenking in<br />

Dordrecht plaatsvinden met bijdragen van premier Balkenende en<br />

James Kennedy, hoogleraar Nederlandse geschiedenis.<br />

De tentoonstelling is te bezichtigen van 8 mei t/m 31 oktober in de<br />

Grote Kerk te Dordrecht. Meer informatie: www.calvijndordrecht.nl<br />

zo. 19.4 14-16uur Apeldoorn<br />

VERHALEN ACHTER APELDOORNSE<br />

OORLOGSMONUMENTEN Waarom zijn er in Apeldoorn<br />

zoveel oorlogsmonumenten?<br />

Dat is één van de vragen waarop<br />

Jan Heerze (oud-leraar<br />

Nederlands van de Koninklijke<br />

Scholengemeenschap) en Jelle<br />

Reitsma (brigadegeneraal der<br />

cavalerie bd) in deze lezing antwoord<br />

willen geven, de auteurs<br />

van het in ‘06 verschenen boek<br />

‘Apeldoorn ‘40-’45, het verhaal<br />

achter de Apeldoornse oorlogsmonumenten’.<br />

In woord en<br />

beeld komen bekende en<br />

minder bekende monumenten<br />

aan de orde. Het oudste<br />

monument staat er sinds 1945,<br />

het jongste werd opgericht in<br />

november 2007. Welk verhaal<br />

gaat schuil achter die plaquettes, zuilen, muren, bomen en beelden?<br />

Hoe komt het dat we over sommige namen op monumenten bijna<br />

niets weten? Kun je het verhaal meer dan zestig jaar nog achterhalen?<br />

Locatie: CODA, Vosselmanstraat 299. Entree € 7,50.<br />

23-25.5 Brabanthallen<br />

NEDERLANDSE RESTAURATIEBEURS ‘09<br />

De Nederlandse erfgoedsector is volop in beweging. Professionals en<br />

andere liefhebbers van het Nederlandse erfgoed de gelegenheid om<br />

kennis te nemen van de actuele stand van zaken tijdens deze 2-jaarlijkse<br />

beurs. Allerlei partijen die aan de instandhouding, verbetering en<br />

toegankelijkheid van het Nederlandse cultureel erfgoed bijdragen,<br />

komen drie dagen samen in ’s-Hertogenbosch. De beurs brengt vraag<br />

en aanbod bij elkaar op het gebied van het onroerende, roerende,<br />

materiële en immateriële erfgoed. Locatie: Brabanthallen.<br />

1.6 Heel Nederland<br />

LANDELIJKE DAG VAN HET KASTEEL<br />

Op 1 juni a.s. zal de tweede editie van de Landelijke Dag van het<br />

Kasteel zijn. Rond het Pinksterweekend, en vooral op Tweede<br />

Pinksterdag, zullen er op ruim 50 locaties in Nederland allerlei activiteiten<br />

plaats vinden voor het grote publiek. Een aantal kastelen is<br />

opengesteld, in het kader van het thema ‘Het Historisch Interieur’,<br />

maar ook buitenplaatsen, kasteeltuinen en ruïnes zullen eens extra<br />

in de schijnwerpers staan. Het uitgebreide programma is te vinden<br />

op www.kastelen.nl en wordt telkens geactualiseerd.<br />

KASTEEL DOORWERTH (VOORAANZICHT)<br />

Tips en persberichten voor de Agenda kunt u mailen naar info@uitgeverijeducom.nl<br />

A G E N D A


VOOR U GELEZEN<br />

Greetings from Europe. Landscape and Leisure<br />

Auteurs Niek Hazendonk, Mark Hendriks, Hans Venema (redactie)<br />

Recensent Henk Baars<br />

Uitgave 010 Publishers<br />

Details incl. DVD, ISBN 978-90-6450-650-5. Prijs € 24,50<br />

Leisure staat voor de ‘vrijetijdsindustrie’, een<br />

alsmaar groter wordende industrie, waar<br />

wereldwijd enorme bedragen in omgaan.<br />

Iedereen kan zelf waarnemen welke invloed die<br />

vrijetijdseconomie heeft op het landschap. In<br />

Nederland is dit thema al eens op een prettige<br />

manier uitgewerkt door Tracy Metz (Pret!<br />

Leisure and landscape, 2002), maar op<br />

Europese schaal is dit het eerste werk dat een<br />

eerste overzicht biedt van de “problematiek”<br />

van de ongebreidelde groei van het toerisme en<br />

de recreatie en de invloed daarvan op het landschap.<br />

Voorbeelden hiervan zijn de continue<br />

aaneenschakeling van hotels en appartementen<br />

aan de Spaanse costa’s, de vergelijkbare aaneenschakeling<br />

van ‘golfresorts’ aan de<br />

Portugese kust, de tweede huizen op de<br />

Griekse eilanden of de skipistes, skidorpen en<br />

kabelbanen in de Alpen.<br />

Dertig universiteiten uit twintig verschillende<br />

Europese landen werden door Dirk Sijmons,<br />

toenmalig Rijksadviseur voor het Landschap,<br />

benaderd om door ontwerponderzoek uit te<br />

zoeken wat de relatie tussen landschap en leisure<br />

nu precies inhoudt. Het boek start met een<br />

aantal prikkelende essays die een beeld neerzetten<br />

over de relatie tussen de opkomst van<br />

het massatoerisme en de impact daarvan op<br />

het landschap. De essays worden zeer treffend<br />

geïllustreerd door foto’s van Martin Parr. Het lijken<br />

haast vakantiefoto’s zoals iedereen die<br />

43 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />

maakt, maar door de invalshoek van het boek<br />

valt opeens op hoe grappig groepen mensen<br />

zijn die “met z’n allen” rust zoeken in de bergen.<br />

Grappig en ontnuchterend, want maken we<br />

zelf ook niet vaak deel uit van zo’n compositie?<br />

Vervolgens komen de ontwerpstudies aan bod,<br />

telkens ingeleid met een analyse van de verschillende<br />

Europese landschappen (kust, bergen,<br />

eilanden, platteland, bossen en rivieren).<br />

Deze analyse maakt zowel de kansen als de<br />

bedreigingen inzichtelijk. De uitkomsten van de<br />

ontwerponderzoeken worden in tekst en beeld<br />

verhaald, en staan in uitgebreidere vorm ook op<br />

de bijgevoegde DVD. Deze bevat ook vele kaartjes,<br />

gelukkig maar, want deze staan in het boek<br />

vaak veel te klein afgebeeld.<br />

Het initiatief van Sijmons heeft geleid tot een<br />

prettig leesbaar en mooi geïllustreerd boek. Het<br />

is uiteraard de vraag in hoeverre de goede<br />

ideeën die hier zijn geopperd worden opgepakt<br />

in een markt die zich kenmerkt door een enorme<br />

concurrentie en om het maken van kortetermijn<br />

winsten. En een markt die blijkbaar voldoet<br />

aan de wensen van de consument, die zich<br />

vooralsnog elk jaar weer gedwee naar de<br />

Spaanse costa’s laat vervoeren. Zijn lokale,<br />

regionale en nationale overheden in staat om<br />

kwaliteit voor kwantiteit te zetten? Wat Sijmons<br />

betreft is hier een grote rol voor Europa weggelegd.<br />

Hij pleit voor een ‘European Transition<br />

Plan for Sustainable Tourism’, een kaderplan<br />

dat individuele lidstaten handvatten moeten<br />

geven om zelf aan de slag te gaan met een<br />

meer duurzame vorm van toerisme en recreatie.<br />

Verder pleit hij voor een verdere implementatie<br />

van de Europese Landschapsconventie, die<br />

richting moet geven aan het behoud, de ontwikkeling<br />

en de toegankelijkheid van de verschillende<br />

landschappen. De Gemeenschappelijk<br />

Europees Landbouwbeleid moet zodanig worden<br />

omgevormd dat boeren ook inkomsten<br />

kunnen genereren uit het beheer en de toegankelijkheid<br />

van het landschap. Als laatste pleit hij<br />

voor een grote(re) rol van de landschapsarchitect<br />

bij de verdere ontwikkeling van de vrijetijdseconomie.<br />

Zoals dit boek probeert aan te<br />

geven kunnen beide elkaar prima gebruiken.


44<br />

R ECENT VERSCHENEN VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />

Monumenten van<br />

Romeins Nederland<br />

Uitgave<br />

Waanders Uitgevers<br />

i.s.m. RACM<br />

Details<br />

Paperback, 88 pag.,<br />

90 kleurenfoto’s,<br />

ISBN 978-90-400-8569-7<br />

Prijs € 17,95<br />

Minister Plasterk maakte in<br />

januari 2009 een lijst van 23<br />

archeologische monumenten<br />

bekend die voorgedragen worden<br />

voor wettelijke bescherming.<br />

De nieuw te beschermen<br />

vindplaatsen dragen bij aan de<br />

opbouw van een representatief<br />

archeologisch monumentenbestand;<br />

de lacune in de<br />

bescherming van ‘onzichtbare<br />

archeologie’ wordt hiermee<br />

deels opgevuld. Deze onzichtbaarheid<br />

maakt het soms<br />

moeilijk, maar ook uitdagend<br />

om deze archeologische monumenten<br />

bij een breder publiek<br />

voor het voetlicht te brengen.<br />

Opvallend is de aanwijzing van<br />

een relatief groot aantal vindplaatsen<br />

uit de Romeinse tijd.<br />

Monumentenbestand<br />

uit balans<br />

In 2006 publiceerde de toenmalige<br />

ROB het rapport ‘Uit<br />

Balans’. Uit onderzoek bleek<br />

dat het huidige bestand van<br />

wettelijk beschermde archeologische<br />

monumenten onevenwichtig<br />

van opbouw is, en niet<br />

representatief is voor de<br />

geschiedenis van het<br />

Nederlandse grondgebied en<br />

zijn bewoners. Naast factoren<br />

als wisselende beleidsvisies en<br />

oorzaken van geografische en<br />

geologische aard, is de meest<br />

bepalende factor voor deze<br />

onevenwichtigheid de zichtbaarheid<br />

van archeologische<br />

monumenten. Van de nietzichtbare<br />

complexen is<br />

slechts tien procent wettelijk<br />

beschermd tegen 30% van de<br />

zichtbare. Dit verschil wordt<br />

grotendeels verklaard door<br />

de doorslaggevende rol die de<br />

factoren schoonheid en cultuurhistorische<br />

waarde gespeeld<br />

hebben bij de selectie voor<br />

bescherming. Ook de bescherming<br />

van sites van verschillende<br />

complextypen en uit de<br />

diverse tijdsperioden blijkt te<br />

variëren; zo zijn er uit het<br />

Mesolithicum, de Late Middeleeuwen<br />

en de Nieuwe Tijd<br />

minder dan vijftien procent<br />

beschermd. De conclusie van<br />

dit onderzoek: het bestand van<br />

wettelijk beschermde archeologische<br />

sites is fors uit balans<br />

en verre van representatief voor<br />

de totale bekende voorraad<br />

archeologie.<br />

Tijdelijke beleidsregel<br />

Op 1 juli trad de door de minister<br />

van OCW opgestelde ‘tijdelijke<br />

beleidsregel aanwijzing<br />

beschermde monumenten<br />

2007’ in werking. Hierin werd<br />

benoemd dat archeologische<br />

sites aangewezen kunnen worden<br />

als (inter)-nationaal erkend<br />

monument, op basis van<br />

schoonheid, betekenis voor de<br />

wetenschap en cultuurhistorische<br />

waarde. Bovendien is het<br />

zaak dat het monument een<br />

wezenlijke lacune opvult in het<br />

huidige monumentenbestand.<br />

De RACM heeft in het kader van<br />

deze beleidsregel de minister<br />

geadviseerd om de nu bekendgemaakte<br />

lijst van 23 voor te<br />

dragen voor wettelijke bescherming;<br />

ze dragen bij aan een<br />

representatief archeologisch<br />

monumentenbestand.<br />

Unieke serie Romeinse<br />

monumenten<br />

De nieuw te beschermen vindplaatsen<br />

laten een grote variatie<br />

in aard en datering zien.<br />

Uniek in de lijst is de serie van<br />

Romeinse monumenten. Nog<br />

niet eerder werd in deze<br />

samenhang een groep monumenten<br />

uit deze tijdsperiode<br />

aangewezen. Door de verscheidenheid<br />

aan typen en geografische<br />

ligging vormen deze<br />

sites een veelzijdig beeld van<br />

Romeins Nederland. Uniek en<br />

van internationale betekenis<br />

zijn bijvoorbeeld de resten van<br />

een aquaduct bij Nijmegen,<br />

de Romeinse tempel onder de<br />

grote kerk van Elst en de<br />

monumenten die deel uitmaken<br />

van de noordgrens van het<br />

Romeinse Rijk (de Limes),<br />

zoals de legerkampen (castella)<br />

in Woerden en Utrecht (Domplein),<br />

een deel van de Limesweg<br />

en een Romeins rivierschip<br />

in de Leidsche Rijn en<br />

een kampdorp (vicus) in Leiden.<br />

Dit zijn stuk voor stuk aansprekende<br />

voorbeelden aan<br />

de hand waarvan het verhaal<br />

van Romeins Nederland kan<br />

worden verteld.<br />

Publieksboek<br />

Het is de wens van de minister<br />

om de onzichtbare archeologische<br />

schatten in de Nederlandse<br />

bodem zichtbaar te<br />

maken voor een breed publiek.<br />

Om aan dit verzoek vanuit de<br />

RACM bij te dragen is de lijst<br />

van 23 archeologische monumenten<br />

opgenomen in een<br />

publieksboek: Monumenten<br />

van Romeins Nederland. Het<br />

boek bevat een uniek concept,<br />

want er is juist voor gekozen<br />

om (naast de gevonden objecten,<br />

opgravingsfoto’s en kaarten)<br />

de actuele situatie te laten zien<br />

van de plek waar het archeologische<br />

monument zich bevindt.<br />

Fotografen zijn op pad geweest<br />

en hebben, met name voor de<br />

Romeinse monumenten, foto’s<br />

gemaakt van de vindplaats<br />

zoals deze er nu bij ligt. En dat<br />

is verrassend: deze beelden<br />

laten ons een Nederlands<br />

landschap zien dat soms wél<br />

bewust ingericht is, rekening<br />

houdend met de aanwezigheid<br />

van archeologie, en soms lijkt<br />

het of de omgeving zich niets<br />

heeft aangetrokken van het<br />

bijzondere verhaal van de plek.<br />

Een mooie manier om het<br />

Nederlandse publiek te laten<br />

zien wat de aanwezigheid van<br />

archeologische erfgoed in de<br />

bodem kan doen met ons<br />

landschap, en welk verhaal een<br />

soms onbeduidend lijkende<br />

plek ons kan vertellen.<br />

Radio Kootwijk<br />

Monument in<br />

gewapend beton<br />

Auteurs<br />

Pieter Spits (einden<br />

beeldredactie,<br />

Jacques Linssen en<br />

Henk Wapperom)<br />

Uitgave<br />

Uitgeverij Æneas<br />

Details<br />

Hardcover, 84 pag.,<br />

geheel full colour,<br />

ISBN 978-90-75365-92-4<br />

Prijs € 19,95<br />

Uitgeverij Æneas publiceerde<br />

onlangs het boek ‘Radio<br />

Kootwijk, monument in gewa-


R ECENT VERSCHENEN<br />

pend beton’. Dit deed zij ter ere<br />

van het 60-jarige jubileum van<br />

Cement, vakblad voor ontwerp<br />

en constructie. Het nieuwe<br />

boek beschrijft het ontstaan<br />

van het zendstation, gebouwd<br />

‘in the middle of nowhere’.<br />

Het gaat in op de keuzes in<br />

het ontwerp en de uitvoering<br />

in het begin van de jaren ’20<br />

van de vorige eeuw.<br />

Vanuit het voormalige zendstation<br />

Radio Kootwijk werd in<br />

Bergen op Zoom -<br />

Monumenten,<br />

cultuurlandschappen<br />

en archeologie<br />

Auteurs<br />

J.T. van Eekelen,<br />

M. Vermunt<br />

Uitgave<br />

Trichis<br />

Details<br />

Hardcover, gebonden,<br />

232 pag., full colour,<br />

ISBN 978-90-812416-5-6<br />

Prijs € 35,-<br />

Korte hoektanden,<br />

lange benen en<br />

een sexy brein<br />

de vorige eeuw contact onderhouden<br />

met Nederlands-Indië.<br />

Het inmiddels bijna 90 jaar<br />

oude bouwwerk, ontworpen in<br />

Art Deco stijl, vormt een herkenbaar<br />

silhouet temidden<br />

van de Veluwse natuur. ‘Radio<br />

Kootwijk, monument in gewapend<br />

beton’ beschrijft waarom<br />

het gebouw juist werd opgetrokken<br />

uit gewapend beton.<br />

Ook wordt de impact die de<br />

bouw van het zendstation had<br />

op de omtrek beschreven; niet<br />

Wie dacht inmiddels wel alles<br />

te weten van de monumenten<br />

die Bergen op Zoom rijk is,<br />

heeft met dit boek een aangename<br />

verrassing in handen.<br />

Vanzelfsprekend kunnen in een<br />

Bergs Monumentenboek pronkjuwelen<br />

als het Markiezenhof,<br />

het Stadhuis op de Grote Markt,<br />

de Gevangenpoort en de<br />

Gertrudiskerk niet ontbreken.<br />

Maar dan wisten de deskundige<br />

samenstellers aan deze alom<br />

bekende bouwwerken toch<br />

weer weinig belichte aspecten<br />

te ontdekken.<br />

Bijdragen echter als die over<br />

de onzichtbare maar immer<br />

onmisbare Grebbe, over het<br />

archeologisch schatgraven<br />

onder de zoveelste gedaantevernieuwing<br />

van de Parade,<br />

over het Gouvernements-<br />

Auteurs<br />

Paul Storm<br />

Uitgave<br />

Uitgeverij DrukWare<br />

Details<br />

Gebonden, 192 pag.,<br />

geheel full colour,<br />

ISBN 978-90-78707-07-3<br />

Prijs € 29,95<br />

De mens is een opvallende,<br />

zich slechts op twee benen<br />

voortbewegende, intelligente,<br />

naakte mensaap, die op dit<br />

moment de aarde naar een<br />

45<br />

alleen architectonisch, maar<br />

ook sociologisch was het<br />

gebouw bepalend in de omgeving.<br />

De mensen die er<br />

bouwden, woonden en werkten<br />

vormden een bijzondere<br />

gemeenschap.<br />

Besloten wordt met een<br />

beschouwing van de huidige<br />

situatie en toekomstscenario’s.<br />

Na het wegvallen van de zendfunctie<br />

verkocht KPN Telecom<br />

in 2003 de gebouwen en de<br />

omliggende 400 hectare natuur<br />

gebouw als de deksteen waaronder<br />

slachtoffers van de Grote<br />

Pest in massagraven werden<br />

aangetroffen, over de ooit<br />

hoogste industrieschoorsteen<br />

van ons land en de West-<br />

Brabantse Waterlinie die in de<br />

spanne van een halve eeuw<br />

zesmaal haar importantie<br />

moest bewijzen; in die en<br />

soortgelijke bijdragen worden<br />

voor de geïnteresseerde lezer<br />

werkelijk opzienbarende<br />

bevindingen gemeld. Voordat<br />

hij onze nationale zeeheld werd<br />

vocht Michiel de Ruyter als<br />

jonge jongen in Bergen op<br />

Zoom mee tegen de Spaanse<br />

benden. Colijn lag hier als<br />

soldaat en de grote humanist<br />

Erasmus schreef tijdens zijn<br />

verblijf in Halsteren in een boek<br />

zijn bedenkingen tegen het<br />

catastrofe lijkt te doen afstevenen.<br />

In dit boek gaat Paul<br />

Storm er vanuit dat ons ‘opgeblazen’<br />

slimme brein is ontstaan<br />

onder druk van seksuele<br />

selectie. Kernvraag: is voor het<br />

ontstaan van een dergelijk<br />

wezen als de mens nog een<br />

logische natuurlijke verklaring<br />

te bedenken? Het antwoord: ja.<br />

In dit boek geeft Paul Storm<br />

een eenvoudig model over het<br />

ontstaan van de mens. Een<br />

zienswijze die gebaseerd is<br />

op de ideeën van Darwin over<br />

VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />

aan het Rijk. Verschillende<br />

overheden zoeken nu samen<br />

naar een nieuwe bestemming<br />

voor dit unieke en kwetsbare<br />

complex.<br />

Met veel uniek fotomateriaal en<br />

een schat aan gegevens over<br />

dit bijzondere Rijksmonument<br />

heeft het boek ‘Radio Kootwijk,<br />

monument in gewapend beton’<br />

veel te bieden voor een<br />

breed publiek.<br />

toen gangbare onderwijs neer.<br />

Dit boek behandelt een veelheid<br />

aan onderwerpen die<br />

samen een boeiende ontdekkingsreis<br />

garanderen door de<br />

geschiedenis van Bergen op<br />

Zoom en zijn ommelanden.<br />

Bijeengenomen vormen ze een<br />

palet dat door zijn veelkleurigheid<br />

als het ware een nieuwe<br />

kennismaking met ons prachtig<br />

stukje Nederland mogelijk<br />

maakt. Mede dankzij de fotografie<br />

komt het verleden van<br />

Bergen op Zoom in een nieuw<br />

licht te staan.<br />

Nuttige bijlage is een dvd met<br />

de database waarin meer dan<br />

achthonderd monumenten in<br />

en rondom Bergen op Zoom<br />

zijn opgenomen en van uitgebreide<br />

informatie zijn voorzien.<br />

natuurlijke en seksuele<br />

selectie.<br />

Geen toeval dat dit boek uitkomt<br />

in het Darwin-jaar. Een<br />

berg mensachtige fossielen,<br />

verreweg de meeste gevonden<br />

na Darwin’s publicaties, kan<br />

verklaard worden met behulp<br />

van zijn ideeën. Volgens de<br />

makers is dit boek te zien als<br />

een eerbetoon aan Darwin,<br />

150 jaar na het uitkomen van<br />

zijn ‘On the origin of species’<br />

en 200 jaar na zijn geboorte.


46<br />

R ECENT VERSCHENEN VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />

Vinex Atlas<br />

Auteurs<br />

Jelte Boeijenga<br />

Jeroen Mensink<br />

Uitgave<br />

Uitgeverij 010 Publishers<br />

Details<br />

Hardcover, 304 pag.,<br />

rijkelijk geïllustreerd,<br />

ISBN 978-90-6450-594-2<br />

Prijs € 59,50<br />

Begin jaren negentig publiceerde<br />

het ministerie van Volkshuisvesting,<br />

Ruimtelijke Ordening<br />

en Milieubeheer de Vierde Nota<br />

over de Ruimtelijke Ordening<br />

Extra. Deze raakte bekend,<br />

beroemd en berucht onder<br />

de naam Vinex. Met in totaal<br />

honderdduizenden woningen<br />

werden vervolgens overal in<br />

het land de zogenaamde vinexwijken<br />

gebouwd. Soms geprezen,<br />

vaak bekritiseerd, maar<br />

altijd onderwerp van debat.<br />

In dit boek is voor het eerst de<br />

totale bouwproductie minutieus<br />

in kaart gebracht. 52 vinexwijken<br />

worden tot in detail<br />

beschreven met historische<br />

luchtfoto’s, plattegronden,<br />

gegevens over de locatie en<br />

recente foto’s van het straatbeeld.<br />

Samen met de uitgebreide<br />

inleiding over de ontstaansgeschiedenis<br />

en de uitvoering<br />

van het vinexprogramma maakt<br />

dit de Vinex Atlas tot een compleet<br />

naslagwerk van deze<br />

unieke ruimtelijke opgave in<br />

Nederland.<br />

In de internationale competitie<br />

Schonste Bucher aus Aller Welt<br />

heeft de Vinex Atlas een gouden<br />

medaille gewonnen. Een zevenkoppige<br />

internationale jury<br />

beoordeelde in Leipzig maar<br />

liefst zevenhonderd bekroonde<br />

boeken uit zesendertig landen,<br />

waaronder de Nederlandse<br />

inzending met de Best<br />

Verzorgde Boeken van 2008.<br />

Het gerechtsportaal<br />

van de<br />

Sint-Walburgiskerk<br />

te Zutphen<br />

Auteurs<br />

Els van Nieuwland-<br />

Landheer<br />

Uitgave<br />

Clavis Publicaties<br />

Details<br />

Gebrocheerd, 54 pag.,<br />

ISBN 978-90-75616-10-1<br />

Prijs € 12,50<br />

Aan de noordzijde van de<br />

Sint-Walburgkerk te Zutphen<br />

bevindt zich een ruim, rijk<br />

uitgevoerd portaal dat een<br />

opvallende gelijkenis vertoont<br />

met het noordportaal van de<br />

Sint-Maartenskerk te<br />

Zaltbommel en in mindere<br />

mate met het noordportaal<br />

van de Sint-Nicolaas of<br />

Bovenkerk te Kampen.<br />

Alle drie de portalen zijn in de<br />

tweede helft van de 15e eeuw<br />

tegen de zijbeuken van de kerken<br />

aangebouwd. Opvallend is<br />

dat de drie portalen geografisch<br />

gezien naar het bestuurlijk-juridische<br />

centrum van de<br />

stad gericht zijn. Op grond van<br />

het ‘voorhal'-karakter, de banken<br />

en de ligging is er voldoende<br />

reden om zich af te vragen<br />

of hier sprake is van gerechtsportalen.<br />

De juridische functie<br />

van het kerkportaal was in de<br />

Middeleeuwen niet uitzonderlijk.<br />

Men vond deze portalen<br />

vanaf de 9e eeuw in heel het<br />

Heilige Roomse Rijk. In dit boek<br />

wordt voor het eerst aangetoond<br />

dat het Zutphense<br />

Mariaportaal als gerechtsportaal<br />

kan worden geïnterpreteerd.


R ECENT VERSCHENEN<br />

Paleis Soestdijk –<br />

Drie eeuwen huis<br />

van Oranje<br />

Auteurs<br />

M. Jansen, K. Kleijn, C.<br />

Krabbe, E. Kurpershoek,<br />

B. Laan, P. Rem, B. Speet,<br />

K. Verboeket, Kunsthistorisch<br />

Bureau<br />

D’ARTS (samenstelling)<br />

Uitgave<br />

Waanders Uitgevers<br />

Details<br />

Gebonden, 384 pag’s, ca.<br />

350 foto’s kleur & z/w,<br />

ISBN 978-90-400-8608-3<br />

Prijs € 49,95<br />

De moskee<br />

Politieke,<br />

architectonische en<br />

maatschappelijke<br />

transformaties<br />

Auteurs<br />

Ergün Erkoçu, Cihan<br />

Bugdaci (fotografie<br />

Christian van der Kooy<br />

en Dick Barendsen)<br />

Na bijna 350 jaar trouwe dienst<br />

heeft Paleis Soestdijk zijn functie<br />

als jachthuis, zomerverblijf en<br />

woon- en werkpaleis van de<br />

Oranjes verloren. Het overlijden<br />

van koningin Juliana en prins<br />

Bernhard in 2004 betekende het<br />

einde van een tijdperk. Dit<br />

moment verdient een blijvende<br />

herinnering en een bijzonder<br />

boek. De rijke geschiedenis van<br />

gebouw, park en bewoners wordt<br />

door een keur van kunsthistorici<br />

tot leven gewekt en prachtig,<br />

vaak ongepubliceerd historisch<br />

fotomateriaal, geeft een overweldigende<br />

impressie van de wereld<br />

achter de alom bekende facade.<br />

Een hedendaagse fotoreeks<br />

toont op indringende wijze de<br />

staat en sfeer van een groot aantal<br />

vertrekken in het verweesde<br />

paleis. Voor de naoorlogse generatie<br />

is de koninklijke familie met<br />

de opgroeiende prinsessen in<br />

Soestdijk het hoopvolle beeld<br />

van een herrijzend Nederland.<br />

Dit monument in boekvorm<br />

maakt die bijzondere sfeer<br />

voelbaar.<br />

Uitgave<br />

Nai Uitgevers<br />

Details<br />

Paperback, 192 pag’s,<br />

full colour,<br />

ISBN 978-90-5662-571-9<br />

Prijs € 29,90<br />

Ongeveer 800.000 moslims in<br />

Nederland hebben in totaal bijna<br />

vijfhonderd moskeeën tot hun<br />

beschikking. Waar moskeeën<br />

vanaf de jaren 70 werden<br />

ondergebracht in oude schoolgebouwen,<br />

fabrieken of kerken,<br />

worden er nu nieuwe moskeeën<br />

gebouwd die de Islam letterlijk<br />

‘zichtbaar’ maken in de samenleving.<br />

De huidige discussie over<br />

de religieuze, maatschappelijke,<br />

politieke en culturele positie van<br />

47<br />

De Zwolse canon -<br />

De geschiedenis van<br />

Zwolle in 50 vensters<br />

Auteurs<br />

Jan van de Wetering<br />

Uitgave<br />

Waanders Uitgevers<br />

Details<br />

Paperback, 116 pag’s,<br />

vnl. kleur geïllustreerd,<br />

ISBN 978-90-400-8612-0<br />

Prijs € 14,95<br />

Ter gelegenheid van het 25jarig<br />

jubileum van de Zwolse<br />

Historische Vereniging verschijnt<br />

dit boek naar voorbeeld<br />

van de Canon van de Nederlandse<br />

geschiedenis. De onder-<br />

de moskee is onderdeel van de<br />

samenleving. Niet alleen in<br />

Nederland, maar ook internationaal.<br />

Dit boek heeft een agenda<br />

voor ogen die verder gaat dan<br />

het vaak gehoorde Euro-<br />

Islamitisch alternatief. Het<br />

eerste deel van dit boek bevat<br />

een unieke inventarisatie van het<br />

fenomeen moskee als architectonische<br />

verschijning en de problematiek<br />

van de moskee in<br />

zowel binnen en buitenland.<br />

Het tweede deel van het boek<br />

zet de moskee op de politieke<br />

agenda; het gaat het politiekmaatschappelijke<br />

debat aan.<br />

Vanuit een interdisciplinaire<br />

benadering geven een politicus,<br />

een theoloog, een socioloog, een<br />

VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />

werpen zijn bepaald aan de<br />

hand van een aantal uitgangspunten:<br />

belang, spreiding in<br />

tijd, thema en herkenbaarheid.<br />

Stadsiconen als de Peperbus<br />

en het oorlogsmonument zijn<br />

opgenomen, maar ook Thomas<br />

Kempis, Rhijnvis Feith en<br />

Herman Brood.<br />

De vensters staan niet op zichzelf.<br />

Elk onderwerp wordt in<br />

de tijd geplaatst, zoals bij het<br />

Vrouwenhuis of de arbeiderswoningen<br />

in Assendorp. Zo<br />

ontstaat een beeld van de<br />

Zwolse geschiedenis van de<br />

eerste bewoning tot de eerste<br />

Zwolse moskee en van het<br />

(vermeende) stadsrecht tot<br />

de Blauwvingers.<br />

Daarmee is de geschiedenis<br />

voor dit moment vastgelegd:<br />

zonder pretentie, maar als aanzet<br />

voor discussie en studie.<br />

Voor het onderwijs ontstaat een<br />

handzaam overzicht van de<br />

geschiedenis van de eigen<br />

omgeving. Door de vele illustraties<br />

ontstaat ook letterlijk<br />

een beeld van dat verleden.<br />

filosoof, een antropoloog en een<br />

architectuurhistoricus hun visie<br />

op de architectonische verschijning<br />

van dit (voor Nederland)<br />

nieuwe type gebouw en zetten<br />

uiteen welke sociaal-maatschappelijke<br />

invloeden dit heeft.<br />

De verschillende essays,<br />

columns, interviews, infographics,<br />

bijzondere fotografie en<br />

de in het boek geschetste toekomstvisie<br />

zullen een leidraad<br />

vormen voor de verdere ontwikkeling<br />

van het ontwerp van de<br />

moskee.


Havik 26<br />

Van dit fraaie woonhuis dateert de kern vermoedelijk uit de 16e eeuw.<br />

Het was het sterfhuis van de in die tijd bekende Amersfoortse<br />

apotheker Pieter Hondius (1816-1889).<br />

Stadsherstel verwerft, restaureert en beheert monumenten en<br />

beeldbepalende panden. Zij verhuurt haar bezit als woonhuis, winkel,<br />

atelier, horecagelegenheid of met bijzondere functie. Op deze manier<br />

blijft dit cultureel erfgoed deel uitmaken van ons leven.<br />

NV Amersfoortse Maatschappij tot Stadsherstel<br />

Muurhuizen 159<br />

Postbus 842<br />

3800 AV Amersfoort<br />

Telefoon 033-460 50 20<br />

Fax 033-460 50 39<br />

E-mail info@stadsherstelamersfoort.nl<br />

www.stadsherstelamersfoort.nl<br />

FOTO: ARCHIEF STADSHERSTEL AMERSFOORT

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!