Download PDF
Download PDF
Download PDF
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
ARCHEOLOGIE CULTUURLANDSCHAP MONUMENTENZORG<br />
DE HISTORISCHE CANON<br />
EN STEDELIJKE<br />
DE VOOR- EN<br />
WOONCULTUUR<br />
VROEGSTE GESCHIEDENIS<br />
VAN NEDERLAND<br />
JAARGANG 2 I NUMMER 7 I APRIL 2009<br />
ONAFHANKELIJK VAKBLAD VOOR ERFGOEDPROFESSIONALS<br />
HET VERLEDEN<br />
INDACHTIG<br />
MONUMENTENZORG<br />
UIT DE BRAND<br />
IN HET
Vitruvius:wie<br />
erachter<br />
staat<br />
staat<br />
voorop.<br />
Een SPONSOR VAN VITRUVIUS geniet voordelen:<br />
Bereik 4x per jaar uw doelgroep met een vakblad van hoogstaand niveau,<br />
gemaakt i.s.m. de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en<br />
Monumenten (RACM) en organisaties van naam<br />
Profileer uw organisatie als betrokken bij goede kennisuitwisseling<br />
en als cultuur-minnend<br />
Krijg de mogelijkheid tot publiceren, adverteren en meehelpen richting geven<br />
Steun een vernieuwend platform<br />
(tot op heden het enige dat archeologie+cultuurlandschap+monumentenzorg verbindt)<br />
Profiteer van het sterke imago van Vitruvius.<br />
Bel de uitgever Educom 010-425 6544 en zeg:<br />
‘Wij staan erachter’. Educom zet u erin.
A R C H E O L O G I E C U LTUURLANDSCHAP MONUMENTENZORG<br />
20<br />
PROF. DR. J. BAZELMANS<br />
50+3<br />
DE HISTORISCHE CANON<br />
VAN NEDERLAND<br />
28<br />
DRS. S. DIEPENDAAL - DRS. H. KREMER<br />
AYLBADA<br />
EN TAKUMA<br />
14<br />
PROF. IR. E. LUITEN<br />
HET VERLEDEN<br />
INDACHTIG<br />
www.vakbladvitruvius.nl<br />
Hier vindt u alle voorgaande<br />
edities en deze zijn<br />
gratis te downloaden.<br />
KORT PAG 4-9: Minister Plasterk beschermt archeologische vindplaatsen •<br />
Werelderfgoedstatus grachtengordel Amsterdam • Pactgemeenten beschermen<br />
gezamenlijk bodemschatten • Boerderijenstichtingen en agrarisch erfgoed •<br />
Grootste hunebed moet opgegraven • Symposium Stucwerk en Pleister<br />
VOOR U GELEZEN/ RECENT VERSCHENEN<br />
PAG 10-13, 43-47<br />
A G E N D A<br />
PAG 40-42<br />
34<br />
H.A.G. VAN DE VEN<br />
UIT DE<br />
BRAND<br />
REAGEREN<br />
REACTIES OP ARTIKELEN<br />
IN DEZE UITGAVE<br />
KUNNEN TOT 15 MEI<br />
2009 NAAR DE UITGEVER<br />
WORDEN GESTUURD.
EEN UITGAVE VAN<br />
SUB-SPONSORS<br />
Rijksdienst voor<br />
Archeologie,<br />
Cultuurlandschap en<br />
Monumenten (RACM)<br />
Postbus 1600<br />
3800 BP Amersfoort<br />
Tel. 033-421 7421<br />
www.racm.nl<br />
NV Amersfoortse Maatschappij<br />
tot Stadsherstel<br />
Postbus 842, 3800 AV Amersfoort<br />
Tel. 033-460 5020<br />
www.stadsherstelamersfoort.nl<br />
Synthegra bv<br />
Doetinchemseweg 61A<br />
7007 CB Doetinchem<br />
Tel. 0314-36 99 40<br />
www.synthegra.com<br />
MEDE-ONDERSTEUNERS<br />
Past2Present-<br />
ArcheoLogic<br />
Pelmolenlaan 12-14<br />
3447 GW Woerden<br />
Tel. 0348-437 788 Fax 437 789<br />
info@archeologic.nl www.archeologic.nl<br />
Vitruvius is een informatief,<br />
promotioneel, onafhankelijk<br />
vaktijdschrift dat beoogt kennis<br />
en ervaring uit te wisselen,<br />
inzicht te bevorderen en<br />
belangstelling te kweken voor<br />
de vakgebieden archeologie,<br />
cultuurlandschap en<br />
monumentenzorg.<br />
Uitgeverij Educom BV<br />
2 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />
Mathenesserlaan 347, 3023 GB Rotterdam<br />
Tel. 010-425 6544 info@uitgeverijeducom.nl<br />
Fax 010-425 7225 www.uitgeverijeducom.nl<br />
Projectbureau<br />
Belvedere<br />
Postbus 389<br />
3500 AJ Utrecht<br />
Tel. 030-230 5010<br />
www.belvedere.nu<br />
Postbus 15, 3870 DA Hoevelaken<br />
Tel. 033-253 9439<br />
info@restauratiefonds.nl<br />
www.restauratiefonds.nl<br />
Nijverheidsweg-Noord 114, 3812 PN Amersfoort<br />
Postbus 1513, 800 BM Amersfoort<br />
Tel. 033-299 8181<br />
Fax 299 8180 www.archeologie.nl<br />
COLOFON<br />
UITGEVER/<br />
BLADMANAGER<br />
Robert Diederiks<br />
REDACTIE<br />
Drs. J.E. Abrahamse<br />
Drs. H.G. Baas<br />
mw. Drs. P.J. Braaksma<br />
R.P.H. Diederiks<br />
Ir. M. van Hunen<br />
mw. Drs. M. Kapelle<br />
Dr. H.C.M.Kleijn<br />
Dr. R.C.G.M. Lauwerier<br />
S.A. Muller<br />
mw. Dr. E.M. Theunissen<br />
REDACTIERAAD<br />
Dr. C.H.M. (Chris) de Bont<br />
Wageningen Universiteit<br />
Drs. H.M.P. (Jeroen) Bouwmeester<br />
Synthegra<br />
Drs. D.E. (Dorien) Fröling ADC<br />
Drs. B. (Boudewijn) Goudswaard<br />
Past2Present/Archeologic<br />
Dr. R.J. (Reinout) Rutte TU Delft<br />
Prof.Dr.Ir. M. (Theo) Spek<br />
RACM, Rijksuniversiteit<br />
Groningen<br />
Ir. F.G.M. (Frank) Véhof NRf<br />
Ir. G.A. (Gerdy) Verschuure-Stuip<br />
TU Delft<br />
ABONNEMENTEN<br />
Nederland 4 nrs/jaar E 45.-<br />
België 4 nrs/jaar E 55.-<br />
Voor betaling wordt een<br />
factuur verzonden. Vermeld<br />
bij correspondentie altijd het<br />
abonneenummer (zie de<br />
factuur). Tijdige betaling<br />
garandeert regelmatige<br />
toezending. Abonnementen<br />
lopen automatisch door.<br />
Opzeggingen (uitsluitend<br />
schriftelijk per aangetekend<br />
schrijven) dienen uiterlijk<br />
twee maanden voor afloop<br />
van de abonnementsperiode<br />
in ons bezit te zijn.<br />
LEZERSSERVICE /<br />
NABESTELLINGEN<br />
Adresmutaties/abonnementen<br />
en nabestellingen doorgeven<br />
via info@uitgeverijeducom.nl<br />
© Copyrights Uitgeverij Educom BV<br />
April 2009.<br />
Niets uit deze uitgave mag worden<br />
gereproduceerd door middel van<br />
boekdruk, foto-offset, fotokopie,<br />
microfilm of welke andere methode<br />
dan ook, zonder schriftelijke<br />
toestemming van de uitgever.<br />
ISSN 1874-5008
V AN DE REDACTIE<br />
VITRUVIUS<br />
VARIETY IS THE SPICE OF LIFE<br />
Een nieuwe lente, een nieuwe Vitruvius. Nieuw is de vormgeving<br />
die nu wat meer rust uitstraalt. Nieuw is ook dat de Rijksdienst<br />
voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) subsponsor<br />
is geworden; de dienst neemt nu een iets andere positie ten<br />
opzichte van het blad. Hiermee wordt het nog iets duidelijker – en misschien<br />
ten overvloede – dat Vitruvius géén RACM-nieuwsbrief is.<br />
Onveranderd blijft ons inziens de variëteit aan artikelen, de rubrieken<br />
en de kwaliteit ervan. Belangrijker is natuurlijk dat u – lezer – dat ook<br />
vindt. Uw opmerkingen kunt u sturen naar: info@uitgeverijeducom.nl<br />
3 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />
Vitruvius blijft natuurlijk Vitruvius, maar dit tweede nummer van 2009<br />
laat zien dat er ook voldoende flexibiliteit is om grotere aanpassingen<br />
door te voeren. In gezamenlijkheid tillen we dit vaktijdschrift naar een<br />
steeds hoger niveau.<br />
Wilt u hieraan een bijdrage leveren in de vorm van een artikel, kort<br />
bericht of boekrecensie, meldt u bij de uitgever via bovenstaand<br />
e-mailadres.<br />
Tot slot: op www.vakbladvitruvius.nl vindt u alle voorgaande edities en<br />
u kunt ze kostenloos downloaden.<br />
— De redactie
K ORT<br />
Minister Plasterk beschermt<br />
archeologische vindplaatsen<br />
Op 15 januari 2009 heeft minister Plasterk<br />
van Cultuur in het Museon in Den Haag<br />
een lijst van 23 archeologische vindplaatsen<br />
bekend gemaakt, die voorgedragen worden<br />
voor wettelijke bescherming.<br />
De vindplaatsen zullen dit jaar als rijksmonument<br />
beschermd gaan worden. Ze vullen een<br />
wezenlijke lacune (op) in het huidige bestand<br />
van beschermde archeologische monumenten.<br />
Het grootste deel van deze lijst bestaat uit<br />
Romeinse monumenten en ligt langs de<br />
Limes. Het gaat onder andere om militaire forten,<br />
een wachttoren (foto), een scheepswrak,<br />
een tempel en de resten van een aquaduct. Een<br />
inhaalslag op dit gebied ligt voor de hand,<br />
omdat in de ons omringende landen al delen<br />
van de Romeinse rijksgrens op de UNESCOlijst<br />
van het Werelderfgoed geplaatst zijn.<br />
In Nederland zijn circa 1500 archeologische<br />
Het dossier voor de voordracht van de<br />
Amsterdamse grachtengordel voor de<br />
Werelderfgoedlijst is overgedragen aan<br />
Unesco. De Nederlandse Permanente Vertegenwoordiger<br />
in Parijs leverde het ruim 600 pagina’s<br />
dikke dossier af bij het Werelderfgoedcentrum<br />
, dat de aanvraag nu in behandeling<br />
gaat nemen.<br />
In het voordrachtsdossier worden de cultuurhistorische<br />
en uitzonderlijke universele waarden<br />
van de 17e eeuwse grachtengordel van<br />
Amsterdam beschreven. De structuur van<br />
grachten, wegen, bruggen, grachtenpanden en<br />
kavels van het gebied rond Singel, Herengracht,<br />
Keizersgracht en Prinsengracht is een<br />
internationaal icoon voor de stedenbouw, dat<br />
na vier eeuwen nog steeds in tact is. De status<br />
van Werelderfgoed zou een internationale<br />
erkenning van de cultuurhistorische waarde<br />
van dit deel van Amsterdam zijn. Ook staat in<br />
het dossier beschreven hoe Rijk, gemeente<br />
Amsterdam, Stadsdeel Centrum en Hoogheemraadschap<br />
Amstel, Gooi en Vecht deze<br />
waarden in stand gaan houden.<br />
Cultureel en natuurlijk erfgoed kan op de Werelderfgoedlijst<br />
komen als het van ‘uitzonderlijke<br />
universele waarde’ is en<br />
daarom behouden moet<br />
worden. Door plaatsing<br />
op de lijst groeit de<br />
naamsbekendheid van<br />
een locatie, wat meer<br />
toeristen kan trekken.<br />
4 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />
vindplaatsen wettelijk beschermd. Recent<br />
onderzoek van de Rijksdienst voor Archeologie,<br />
Cultuurlandschap en Monumenten<br />
(RACM) laat zien dat de reeds bestaande groep<br />
van archeologische monumenten niet evenwichtig<br />
is samengesteld. Kort gezegd: zichtbare<br />
resten, zoals hunebedden, grafheuvels en<br />
huisterpen zijn oververtegenwoordigd, terwijl<br />
onzichtbare resten, zoals nederzettingen en<br />
grafvelden uit vrijwel alle perioden, ondervertegenwoordigd<br />
zijn. Minister Plasterk rekent<br />
het tot zijn taak de komende jaren tot een<br />
representatiever bestand te komen.<br />
In navolging van de Wet op de archeologische<br />
monumentenzorg streeft de minister bovendien<br />
naar behoud in situ. Dit betekent dat<br />
archeologisch erfgoed zo veel mogelijk wordt<br />
bewaard op de plaats waar het is aangetroffen,<br />
Voordracht werelderfgoedstatus<br />
grachtengordel Amsterdam bij Unesco<br />
De gezamenlijke overheden<br />
en eigenaars zijn<br />
verantwoordelijk voor<br />
de bescherming en<br />
instandhouding van het<br />
erfgoed. Op dit moment<br />
zijn zeven Nederlandse<br />
objecten en gebieden<br />
Werelderfgoed: Willemstad op de Nederlandse<br />
Antillen, voormalig eiland Schokland in<br />
Flevoland, de Stelling van Amsterdam, de<br />
molens van Kinderdijk, het Ir. D.F. Woudagemaal<br />
in Lemmer, de droogmakerij De<br />
Beemster en het Rietveld Schröderhuis in<br />
Utrecht. Het natuurgebied de Waddenzee is<br />
door Nederland en Duitsland samen genomineerd<br />
voor de Werelderfgoedlijst; die aanvraag<br />
is sinds februari 2008 in behandeling bij het<br />
Werelderfgoedcomité van Unesco.<br />
om zo de archeologische waarden te kunnen<br />
behouden. De bodem is de beste garantie voor<br />
een goede conservering van archeologische<br />
resten.<br />
PERMANENT ERTEGENWOORDIGER<br />
BIJ DE UNESCO, BAS TER HAAR<br />
(R), BIEDT HET DOSSIER AAN<br />
AAN DE HEER FRANCESCO<br />
BANDARIN, DIRECTEUR VAN<br />
HET WERELDERFGOED-<br />
CENTRUM VAN UNESCO<br />
Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en<br />
Wetenschap en de Gemeente Amsterdam stelden<br />
de voordracht van de 17e eeuwse grachtengordel<br />
gezamenlijk op. In de zomer van<br />
2009 bezoekt ICOMOS, een adviesorgaan van<br />
het Werelderfgoedcomité, Amsterdam voor<br />
een inspectie van het voor te dragen gebied.<br />
Het comité besluit in 2010 of dit unieke stuk<br />
Amsterdam inderdaad op de Werelderfgoedlijst<br />
geplaatst wordt.
K ORT<br />
PACT VAN DUIVENVOORDE<br />
Pactgemeenten<br />
beschermen<br />
gezamenlijk<br />
bodemschatten<br />
De gemeenten Leidschendam-Voorburg,<br />
Wassenaar en Voorschoten zetten zich<br />
gezamenlijk onder de naam ‘Pact van Duivenvoorde’<br />
in voor een duurzaam behoud van het<br />
unieke gebied Duin, Horst en Weide. Eén<br />
van de resultaten van deze samenwerking is<br />
de archeologienota en de werving van een<br />
archeoloog.<br />
De archeologienota ‘Het Bodemarchief ontrafeld’<br />
is onlangs vastgesteld door de gemeenteraden<br />
van Wassenaar, Voorschoten en Leidschendam-Voorburg.<br />
Uit de bodemopbouw<br />
van het gebied, de gedane vondsten en de<br />
bewoningsgeschiedenis komt naar voren hoezeer<br />
hier sprake is van bijzondere cultuurhisto-<br />
5 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />
rische en archeologische kwaliteiten. Deze zijn<br />
gemeentegrensoverschrijdend. Mede vanwege<br />
de ‘samenhang’, maar ook om te komen tot een<br />
eenduidig beleid, hebben de drie gemeenten er<br />
voor gekozen gezamenlijk beleid te ontwikkelen<br />
en uit te voeren.<br />
De archeologienota van het Pact van Duivenvoorde<br />
is tot stand gekomen in nauw overleg<br />
met de lokale archeologische werkgroepen, de<br />
historische verenigingen, de Provincie Zuid-<br />
Holland en de Rijksdienst voor Archeologie,<br />
Cultuurlandschap en Monumenten.<br />
De archeoloog krijgt als opdracht mee om het<br />
in de nota vastgelegde beleid te implementeren<br />
in de ruimtelijke ordeningstrajecten bij de<br />
drie gemeenten en zorg te dragen voor de<br />
opbouw van goede en toegankelijke documentatie<br />
en kaartmateriaal.<br />
Om iedereen kennis te laten maken met de bijzondere<br />
ontstaansgeschiedenis van het gebied<br />
zal er vanaf juni een tentoonstelling onder het<br />
motto: ‘Archeologie krijgt een gezicht’ in<br />
samenwerking met de historische verenigingen<br />
en lokale musea worden georganiseerd.<br />
Vondsten vanaf de prehistorie tot aan de middeleeuwen<br />
zullen tentoongesteld worden en de<br />
rijke bewoningsgeschiedenis van het gebied<br />
zichtbaar gemaakt.<br />
Unieke kwaliteiten Duin, Horst<br />
en Weide<br />
Het gebied Duin, Horst en Weide is een overwegend<br />
landelijk gebied met een bijzonder<br />
cultuurlandschap tussen de stedelijke concentraties<br />
van Leiden, Den Haag en Zoetermeer.<br />
De drie gemeenten vinden dat met dit cultuurhistorisch<br />
en landschappelijk waardevol<br />
gebied zorgvuldig moet worden omgegaan.<br />
Het gebied heeft unieke kwaliteiten, die het<br />
waard zijn behouden te blijven. Denk hierbij<br />
aan de onbebouwde duinen van ‘duin’, de grote<br />
kastelen en landhuizen van de ‘horst’ en de<br />
lange polderlinten met boerderijen van het<br />
‘weide'gebied. Mede hierom heeft het Rijk het<br />
gebied zowel vanuit ruimtelijk oogpunt<br />
(Rijksbufferzone) als vanuit cultuurhistorisch<br />
en monumentaal oogpunt (beschermd dorpsgezicht)<br />
aangewezen als een gebied, dat bijzondere<br />
aandacht en bescherming verdient. Door<br />
de vaststelling van de nota ‘Het bodemarchief<br />
ontrafeld’ zal hier met het bijbehorende<br />
bodemarchief op eenduidige en zorgvuldige<br />
wijze aandacht aan worden besteed.<br />
Eerdere initiatieven van het Pact van Duivenvoorde<br />
waren de Cultuurhistorische Impuls<br />
‘Duin, Horst en Weide’, het Boerenerfgoedproject<br />
en de Kunst en Vormgevingsroute.
K ORT<br />
Boerderijenstichtingen op de<br />
bres voor agrarisch erfgoed<br />
De gezamenlijke boerderijenstichtingen<br />
reageren kritisch op de nieuwe plannen<br />
van Minister Plasterk. Zij voorzien dat de<br />
modernisering van de monumentenwet,<br />
MoMo geheten, verkeerd zal uitpakken voor<br />
het monumentale boerderijenbestand in het<br />
land.<br />
Het gaat niet goed met de monumentale boerderijen<br />
in Nederland. De meeste panden hebben<br />
een grote achterstand in het onderhoud en<br />
er is veel leegstand. Het rijk maakt zich hierover<br />
ook zorgen. In de MoMo nota van de<br />
minister wordt bevestigd dat het met de onderhoudstoestand<br />
van boerderijen, ten opzichte<br />
van andere groepen monumenten, slecht is<br />
gesteld. Geëigende maatregelen om dit te verbeteren<br />
ontbreken echter. Het rijk mist inzicht<br />
over hoe dit komt en wat daar het beste aan<br />
gedaan kan worden. De boerderijen- en erfgoedstichtingen<br />
in de regio’s hebben dagelijks<br />
contact met eigenaren van rijksmonumentale<br />
boerderijen. Zij weten wat de knelpunten zijn<br />
en wat er moet veranderen. Na gedegen onderzoek<br />
stellen zij in een gemeenschappelijke<br />
brandbrief aan OC&W, dat boerderijen een<br />
‘onzichtbare’ groep monumenten vormen. Op<br />
basis van dit onderzoek, uitgevoerd door<br />
Bureau Helsdingen in Vianen met medewerking<br />
van de boerderijenstichtingen uit het<br />
hele land, komt men tot aanbevelingen gebaseerd<br />
op vijf speerpunten:<br />
1. Boerderijen moeten binnen de rijksmonumenten<br />
als één specifieke groep worden<br />
behandeld, evenals de kerken en molens.<br />
2. Een eenvoudiger subsidieregeling met meer<br />
6 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />
opbrengst en minder administratieve rompslomp.<br />
3. Hergebruik van boerderijen moet gestimuleerd<br />
worden en niet worden gefrustreerd.<br />
4. De rietdekker moet net als de schilder naar<br />
het 6% BTW tarief.<br />
5. De gebiedskennis van boerderijenstichtingen<br />
en het SHBO archief moet beter benut<br />
worden.<br />
In opdracht van de Stichting Boerderij & Erf<br />
Alblasserwaard- Vijfheerenlanden heeft<br />
Bureau Helsdingen zich grondig verdiept in<br />
de voorstellen van de minister. De resultaten<br />
zijn zorgwekkend. Om hierop constructief te<br />
kunnen reageren richting Den Haag en tevens<br />
een vuist te kunnen maken, werden alle andere<br />
boerderijenstichtingen benaderd. Deze<br />
betuigden adhesie en leverden inhoudelijke<br />
bijdragen voor de reactie naar de minister. Wat<br />
opviel was de grote eensgezindheid van de<br />
stichtingen. Alle neuzen stonden direct dezelfde<br />
kant op. Dit is opvallend omdat de problematiek<br />
in de regio’s nogal verschilt. Zo is in<br />
Noord-Brabant met hulp van de Provincie een<br />
goed werkende boerderijenlijn opgezet. Hier<br />
kunnen eigenaren van boerderijen terecht met<br />
hun vragen. In Drenthe daarentegen is het<br />
akelig stil.<br />
Boerderijen één groep<br />
binnen rijksmonumenten<br />
Sinds jaren wordt er in subsidieland onderscheid<br />
gemaakt tussen boerderijen waarin een<br />
agrariër woont en woonboerderijen waarin een<br />
burger woont. De agrarische boerderijen vallen<br />
onder de categorie ‘overige’ Zij zitten in<br />
één groep met begraafplaatsen, stadhuizen en<br />
grenspalen. De woonboerderijen behoren tot<br />
de grote groep ‘woonhuizen’. De boerderijenstichtingen<br />
willen dat alle circa 6000 rijksmonumentale<br />
boerderijen samen één groep<br />
gaan vormen. Hierdoor zijn zij als groep niet<br />
meer onzichtbaar en kunnen hun specifieke<br />
problemen ook effectief aangepakt worden.<br />
Boerderijen hebben van oudsher een directe<br />
relatie met het landschap en verdienen daarom<br />
als groep een aparte benadering.<br />
Eenvoudiger subsidieregeling<br />
Boeren die in een rijksmonument wonen<br />
komen in aanmerking voor een Brim-subsidie.<br />
Deze subsidieregeling is een enorme “paarse<br />
krokodil”. Om subsidie aan te vragen voor<br />
gewoon onderhoud (schilderwerk, riet vervangen<br />
en kleine reparaties) moet er bij de RACM<br />
(Rijksdienst van Archeologie Cultuurlandschap<br />
en Monumenten) een rapport worden<br />
ingeleverd dat gemiddeld 70 pagina’s dik is.<br />
Zonder ondersteuning van een ingehuurd<br />
bouwkundig adviesbureau is deze aanvraag<br />
voor een eigenaar niet te doen.<br />
Hergebruik boerderijen stimuleren<br />
Momenteel beëindigen in Nederland iedere<br />
dag vijf boeren hun agrarische bedrijf. Een<br />
deel van de boerderijen wordt verkocht. De<br />
nieuwe eigenaar mag er echter pas gaan wonen<br />
of een ander bedrijf vestigen als het bestemmingsplan<br />
veranderd is. Dit is een langdurige<br />
procedure. Daarnaast is er voor herbestemming<br />
geen subsidie beschikbaar en ook de<br />
belastingaftrek voor het onderhoud van het<br />
pand vervalt. Hierdoor wordt de herbestemming<br />
van deze panden gefrustreerd. Daardoor<br />
staan er momenteel veel en vooral grote boer-
K ORT<br />
derijen leeg. Leegstand leidt altijd tot verval<br />
en verdwijnen van een boerderij. Hierdoor<br />
verarmt zowel ons landschap als het erfgoedbestand!<br />
Rietdekker net als schilder 6% BTW<br />
In Nederland zijn er naar schatting 91.000<br />
historische boerderijen. 7% hiervan zijn rijksof<br />
gemeentelijk monument. De overige 93%<br />
van de historische boerderijen krijgen geen<br />
financiële ondersteuning of bescherming. En<br />
dat terwijl ook zij essentieel zijn voor de<br />
schoonheid van ons platteland, zoals in 2003<br />
Jaar van de Boerderij door het rijk werd aangetoond.<br />
De onderhoudskosten van deze boerderijen<br />
zijn enorm. De grootste post is meestal<br />
het rietdekken: een zeer arbeidsintensief<br />
Sinds 1968 is er geen hunebed in Nederland<br />
meer groots onderzocht. ‘Archeologie<br />
is gebaat bij een opgraving van één hunebed<br />
per generatie, om te beginnen met die van<br />
Borger’. Dat is de stelling van de directeur van<br />
het Hunebedcentrum, Hein Klompmaker.<br />
Geheel oneens met deze stellingname is<br />
Wijnand van der Sanden, provinciaal archeoloog<br />
in Drenthe. Hij meent, dat opgraven het<br />
vernietigen van het bodemarchief is en dat<br />
eerst de onderzoeksmethoden van archeologen<br />
moeten verbeteren. Zo tekent zich in Drenthe<br />
een controverse af in de wereld van de archeologie.<br />
Dit blijkt uit het boek en de filmtrailer<br />
‘Het geheim van het grootste hunebed’. Het<br />
boek en de filmtrailer werden op 17 februari jl.<br />
officieel gepresenteerd in het Hunebedcentrum.<br />
7 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />
ambacht. De rietdekker zou als de schilder in<br />
het lage 6% BTW tarief moeten vallen.<br />
Kennis boerderijenstichtingen<br />
en SHBO beter benut<br />
De brede praktijkkennis van de regionale<br />
boerderijenstichtingen wordt door de RACM<br />
(Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap<br />
en Monumenten) en de overheden te<br />
weinig benut. Het bijzondere archief met oude<br />
foto’s en bouwtekeningen van de SHBO<br />
(Stichting Historisch Boerderijen Onderzoek)<br />
is momenteel niet toegankelijk. Het is aan de<br />
RACM om deze waardevolle informatiebron,<br />
zoals beloofd, weer openbaar toegankelijk te<br />
maken voor voorlichting en advisering aan<br />
ambtenaren en boerderijbewoners.<br />
Twee aanleidingen zijn voor de meningsverschillen<br />
verantwoordelijk. In september<br />
2008 hebben Nederlandse archeologen op<br />
initiatief van het Hunebedcentrum deelgenomen<br />
aan een opgraving van een hunebed in<br />
Zweden, nabij het plaatsje Falköping. En dan<br />
is er nu dus ook nog het boek van Lukas<br />
Koops. Beide elementen – opgraving en boek –<br />
geven het Hunebedcentrum aanleiding om het<br />
adagium, dat opgraven vernietigen is, in aanmerking<br />
komt voor discussie en heroverweging.<br />
Schrijver Lukas Koops onderneemt in<br />
zijn boek een zoektocht naar de gevolgen van<br />
hoe een veertienjarige puber in 1983 wat<br />
scherfjes en botjes peuterde uit het grootste<br />
hunebed van Nederland. Ruim 25 jaar bleef<br />
het T-Forddoosje vol prehistorisch materiaal<br />
op zolder liggen. Toen kwam het vervolgens als<br />
Om deze speerpunten onder de aandacht te<br />
brengen bij de politiek en het publiek laten de<br />
gezamenlijke boerderijenstichtingen nu één<br />
landelijk geluid horen. De boerderijenstichtingen<br />
zetten zich in voor het behoud van alle<br />
streekeigen boerderijen en erven met hun<br />
authentieke erfelementen, zoals monumentale<br />
toegangspoorten en -lanen, boomgaardjes,<br />
moes- en siertuinen, hooibergen, wagenschuren,<br />
zomer- en bakhuisjes, boenstoepen,<br />
welputten, hennepakkers, enz. enz. De streekeigen<br />
boerderijen vormen een eenheid met het<br />
omringende landschapstype. Zij zijn cultuurhistorisch<br />
en landschappelijk van grote waarde<br />
en mede bepalend voor de toeristisch recreatieve<br />
potentie van elk gebied.<br />
Borger - grootste hunebed moet opgegraven<br />
schenking in het bezit van het Hunebedcentrum,<br />
dat er onderzoek naar verrichtte. Het<br />
boek is mede mogelijk gemaakt door Provincie<br />
Drenthe.<br />
Het onderzoek naar de vondst van de puber<br />
leverde het spectaculaire gegeven op, dat in het<br />
grootste hunebed van Nederland een na-bijzetting<br />
heeft plaatsgevonden in de Bronstijd,<br />
ruim 2000 jaar na de bouw van het hunebed.<br />
Drie kleine botfragmenten (rond 950 v.Chr.)<br />
van een gecremeerde, menselijke schedel<br />
vormen de basis voor deze opzienbarende conclusie.<br />
In 1685 beweerde de Groningse dichteres<br />
Titia Brongersma al, dat ze crematieresten<br />
had gevonden in het hunebed van Borger. Ze<br />
is nooit geloofd.<br />
Het Hunebedcentrum heeft het voornemen<br />
om van dit opzienbarende verhaal een documentaire<br />
te realiseren. Met hulp van het Prins<br />
Bernhard Cultuurfonds Drenthe kon er een<br />
trailer van de voorgenomen documentaire<br />
gemaakt worden, onder meer met opnamen<br />
van de hunebedopgraving in Zweden.<br />
Van de 53 Nederlandse hunebedden zijn in de<br />
loop van eeuwen zo’n 13 exemplaren archeologisch<br />
onderzocht c.q. opgegraven. De laatste<br />
opgraving van een compleet hunebed vond<br />
plaats in 1968. De gehele inventaris van dit<br />
hunebed (D26, Drouwenerveld) is onderdeel<br />
van de permanente expositie van het Hunebedcentrum.<br />
Om schatgraverij tegen te gaan<br />
zijn alle ‘kamers’ van nog niet opgegraven hunebedden<br />
verzegeld met grasbetonblokken.
K ORT<br />
Symposium Stucwerk en Pleister<br />
Het jaarlijkse instandhoudingsymposium<br />
van de RACM wordt dit jaar gewijd aan<br />
Stucwerk en pleister. Dit symposium wordt op<br />
14 oktober gehouden in het Koninklijk<br />
Instituut voor de Tropen (KIT) in Amsterdam.<br />
Het thema stucwerk en pleister is een rijk<br />
onderwerp dat zowel de gevels van gebouwen,<br />
als de wanden en plafonds in het interieur<br />
betreft. Dit veelzijdige thema is interessant en<br />
van belang voor de wereld van de monumentenzorg,<br />
de stucwerkbranche en de wetenschappelijke<br />
wereld van de architectuur- en interieurhistorie.<br />
Tijdens het symposium zal uitgebreid worden<br />
ingegaan op zowel de cultuurhistorische als de<br />
technische kant van stucwerk en pleister. Zo<br />
zal een overzicht worden geven van stucwerk<br />
in het interieur door de eeuwen heen en van<br />
geprefabriceerde decoratieve elementen van<br />
firma’s zoals Silberling die in de tweede helft<br />
van de 19de eeuw in zwang raakten. Ook<br />
gekleurde pleistersystemen zoals stucco lustro,<br />
stuc marmer en scagliola worden belicht, evenals<br />
de kleurig uitgemonsterde cementbepleisterde<br />
buitengevels.<br />
Daarnaast uiteraard veel aandacht voor de<br />
technische kant van het thema. Specialisten<br />
zullen vertellen over de materiaalkundige en<br />
uitvoeringstechnische aspecten van de consolidatie<br />
van aangetast stucwerk, over het (op)nieuw<br />
aanbrengen van verdwenen stucwerk en de<br />
technieken en materialen die de restauratiestukadoor<br />
daarvoor beschikbaar heeft en over<br />
het standaardbestek voor restauratiestucwerk<br />
dat het Neerlandsch Stucgilde in samenwerking<br />
met andere partijen heeft ontwikkeld.<br />
Natuurlijk is er ook ruim aandacht voor zoutschade,<br />
maatregelen om deze schade te beperken<br />
en het gedrag van de verschillende typen<br />
pleistersystemen die geschikt zijn voor zoutbelaste<br />
ondergronden. Tot slot zal door de<br />
Rijksdienst een visie geven op de diverse<br />
aspecten van de instandhouding van stucwerk<br />
en de vaak lastige keuzen waar eigenaren en<br />
monumentenzorgers in de praktijk voor<br />
komen te staan, zoals het al dan niet toepassen<br />
van ‘black box’-pleistersystemen.<br />
Uiteraard zorgen niet alleen technisch problemen<br />
zoals aantasting door vocht en zout voor<br />
instandhoudingsdilemma’s, maar ook een<br />
functieverandering van het gebouw of wijzigende<br />
opvattingen over de cultuurhistorische<br />
waarde van afwerklagen. Keuzen voor partieel<br />
herstel of vernieuwen, materiaalgebruik, hersteltechnieken<br />
en afwerking zijn zelden eenduidig;<br />
het is een ware kunst om alle aspecten<br />
die een rol spelen evenwichtig mee te laten<br />
wegen in het uiteindelijke plan. Evenals vorig<br />
jaar zult u niet zonder inspirerend naslagwerk<br />
naar huis gaan.<br />
Informatie en aanmelden kunt u in het voorjaar<br />
vinden op de site van de RACM. Voor vragen<br />
en opmerkingen over het symposium kunt<br />
u terecht bij Michiel van Hunen van de RACM<br />
030-698 3285, m.van.hunen@racm.nl.<br />
Opgraving Merovingisch grafveld Borgharen<br />
Op een zonnige dag in oktober 2008 ging<br />
de schop in de grond om een deel van het<br />
te beschermen Merovingische grafveld in het<br />
Limburgse Borgharen op te graven. Dit klinkt<br />
als een contradictie, maar is in feite het resultaat<br />
van een combinatie van een tegenstribbelend<br />
monument en diverse partijen die hun<br />
verantwoordelijkheid nemen.<br />
Het vroegmiddeleeuwse grafveld was in 1995<br />
bij proefsleuvenonderzoek in het kader van de<br />
Maaswerken, binnen de resten van een<br />
Romeinse villa aangetroffen. Vanwege de waarde<br />
van deze waarschijnlijk samenhangende<br />
fenomenen paste Rijkswaterstaat de plannen<br />
aan, zodat grafveld en villa in situ behouden<br />
konden blijven en droeg de Rijksdienst voor<br />
Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten<br />
de vindplaats voor als rijksmonument. Bij het<br />
8 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />
onderzoek werd echter ook geconstateerd dat<br />
de conditie van de skeletten achteruitgaat en<br />
behoud geen optie is.<br />
Oplossing voor dit probleem is behouden wat<br />
kan, en veiligstellen wat niet in situ bewaard<br />
kan worden. Concreet betekent dit dat in<br />
enkele jaren het kwetsbare grafveld met de<br />
grootste zorgvuldigheid wordt opgegraven,<br />
bestudeerd en gepubliceerd en dat de rest van<br />
het rijksmonument intact wordt gelaten.<br />
Omdat er geen ‘veroorzaker’ is die de kosten<br />
draagt, nemen de gemeente Maastricht, de<br />
Universiteit van Amsterdam en de Rijksdienst<br />
gezamenlijk de verantwoordelijkheid dit<br />
belangrijke erfgoed veilig te stellen. De<br />
gemeente zorgt voor de publiciteit en de conservering<br />
van de voorwerpen, de universiteit<br />
levert inhoudelijke expertise en doet het ske-<br />
letonderzoek en de Rijksdienst doet de rest.<br />
Naast het veiligstellen van het grafveld wordt<br />
de opgraving gebruikt om allerlei methoden<br />
en technieken te testen. Zo is er geëxperimenteerd<br />
met een klein röntgenapparaat – een<br />
hand-held XRF-, digitale scanning van vondsten<br />
en fotogrammetrie. Zo gaan opgraving en<br />
proeftuin samen.<br />
Bij de eerste campagne is onder andere een<br />
graf van een jonge vrouw aangetroffen dat<br />
voorzien was van sieraden met meer dan 120<br />
kralen, een kaurischelp en een houten kistje<br />
met beslag, maar ook een sleutel, een bronzen<br />
schaal en enkele bijgezette dieren. Komende<br />
zomer ligt de focus bij het veldwerk op het<br />
vaststellen van de omvang van het grafveld en<br />
op mogelijke differentiatie in de mate van conservering<br />
van het bot.
K ORT<br />
Brochure over scheurend<br />
baksteenmetselwerk<br />
herzien<br />
Bij historische baksteenconstructies komen verschillende vormen<br />
van schade voor. Zo is scheurvorming een veelvoorkomend probleem,<br />
maar ook afpoederen, afschilferen en afbrokkelen van baksteen<br />
en mortel treden regelmatig op.<br />
In de brochure Baksteenmetselwerk: scheuren en herstel wordt ingegaan op<br />
de bouwtechnische en constructieve oorzaken van scheuren, en op de<br />
mogelijkheden tot herstel. Deze vijfde druk is stevig herzien en geheel<br />
verrijkt met nieuwe afbeeldingen.<br />
De brochure is gratis te verkrijgen via info@racm.nl.<br />
Erfgoed Akademie van start<br />
edereen is erfgoedfilosoof.’ Met die woor-<br />
‘Iden maakte Fons Asselbergs (foto) een<br />
start met de gedachtewisseling in de Erfgoed<br />
Akademie. ‘In de huidige ruimtelijke inrichting<br />
van Nederland is erfgoed voortdurend in<br />
het geding, als kans en als bedreiging. Als erfgoedprofessional<br />
moet je in dit soort situaties<br />
verantwoordelijkheid durven nemen of verantwoording<br />
durven afleggen,’ aldus Fons<br />
Asselbergs. De Erfgoed Akademie biedt een<br />
setting voor professionals om de eigen opvattingen<br />
rondom behoud en ontwikkeling van<br />
erfgoed te scherpen aan de opvatting van anderen<br />
en zo als geheel het niveau van het vak<br />
vooruit te helpen.<br />
Er is een maatschappelijke behoefte aan meer<br />
‘sturing met kwaliteit’ waarin erfgoedprofessionals<br />
een belangrijke positie vervullen.<br />
Hierdoor verandert de rol van leverancier van<br />
cultuurhistorische kennis en informatie naar<br />
die van transformatiedeskundige die participeert<br />
in processen van planvorming tot en met<br />
uitvoering en daarin te maken krijgt met<br />
verschillende publieke en private opdrachtgevers,<br />
deskundigen én burgers. Deze veranderende<br />
rol vraagt om aanvullende nieuwe<br />
kennis en vaardigheden van de erfgoedprofessional.<br />
Daarom hebben de Rijksadviseur voor het<br />
Cultureel Erfgoed en projectbureau Belvedere<br />
het initiatief genomen om de Erfgoed<br />
Akademie op te richten. Dit initiatief wordt<br />
gedragen door de RACM, Federatie Grote<br />
9 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />
Monumentengemeenten, Erfgoed Nederland,<br />
de Erfgoedinspectie, het Nationaal restauratiefonds,<br />
de Technische Universiteit Delft, ®MIT,<br />
de Vrije Universiteit Amsterdam, het Interprovinciaal<br />
Overleg, het Nirov, de Hogeschool<br />
Utrecht en het Ministerie van OCW / Directie<br />
Cultureel Erfgoed.<br />
Opzet en inhoud van de cursus<br />
Het programma van de cursus richt zich op de<br />
overdracht van kennis, de mogelijkheid tot<br />
reflectie en het verkrijgen van inzicht in de<br />
cultuurhistorie. Ook traint het in aanscherping<br />
van vaardigheden die nodig zijn om te kunnen<br />
opereren in de ruimtelijk-economische wereld<br />
waar het cultuurhistorisch belang ingebracht<br />
wordt.<br />
In de cursus worden een aantal thema’s verder<br />
uitgediept; wat is authenticiteit, wat is<br />
behoud, over wiens erfgoed spreken we en hoe<br />
maak ik keuzes in de historische gelaagdheid.<br />
Het speelveld is gebiedsontwikkeling, herbestemming,<br />
herontwikkeling, reconstructie<br />
en landelijk gebied. Met smaakmakende sprekers<br />
worden de cursisten op recente ideeën en<br />
kennis getrakteerd. Setting van deze discussies<br />
wordt gevormd door boeiende projecten die<br />
bezocht en besproken worden; herbestemd<br />
industrieel erfgoed, probleemwijken, een<br />
gebiedsontwikkelingsproject en een project<br />
waarbij sprake is van de transformatie van het<br />
landelijk gebied. Hier worden de dilemma’s<br />
concreet.<br />
Als rode draad door de cursus loopt verder een<br />
filosofische reflectie op het eigen denken en<br />
handelen met behulp van het Griekse trivium<br />
van de vrije kunsten: retorica, dialectica en<br />
grammatica. Tenslotte nemen de cursisten<br />
allen hun eigen casus mee, die ze in dialoog- en<br />
intervisiesessies verder kunnen brengen.<br />
De eindwerkstukken van de cursisten worden<br />
aan het eind van de cursus gepresenteerd en<br />
gepubliceerd.<br />
De droom van Fons Asselbergs, voormalig<br />
Rijksadviseur van het Cultureel Erfgoed, is<br />
daarmee uitgekomen. De Erfgoed Akademie is<br />
februari jl. gestart. Na afloop van de pilotcursus<br />
besluiten de betrokken partijen of en hoe<br />
de Erfgoed Akademie een vervolg krijgt.
VOOR U GELEZEN<br />
Canons van het Nederlandse landschap<br />
Auteurs Henk van Blerck en Harry Harsema (redactie), Met tekstbijdragen<br />
van Gerrie Andela, Henk van Blerck, Chris de Bont, Harry Harsema,<br />
Karel Leenders, Marc Nolden, Theo Spek en Dirk Sijmons<br />
Recensent Henk Baars<br />
Uitgave Uitgeverij Blauwdruk<br />
Details Paperback met flap, japans gevouwen, ISBN 978-90-75271-30-0. Prijs € 29,50<br />
Het ontstaan van het Nederlandse landschap<br />
Een canon in 12 thema’s en 50 vensters<br />
Auteurs J.A.M. van den Ancker<br />
Recensent Henk Baars<br />
Uitgave Werkgroep Canon – Geoheritage NL en Buro voor Explanation Design.<br />
Buijten en Schipperheijn - Zie ook www.canonvanhetlandschap.nl<br />
Details Paperback, 36 pagina’s, ISBN 978-90-74980-20-3. Prijs € 5,95<br />
In 2008 zijn twee publicaties verschenen die de<br />
titel ‘Canon van het landschap’ in zich dragen. In<br />
het kader van eerste Internationale Triënnale<br />
Apeldoorn is onder leiding van voormalig<br />
Rijksadviseur voor het Landschap Dirk Sijmons<br />
een ‘canon’ van het Nederlandse landschap<br />
samengesteld. Sijmons liet zich bij de selectie<br />
van landschappen bijstaan door historisch geograaf<br />
Theo Spek en architectuurhistoricus<br />
Gerrie Andela.<br />
In samenwerking met de twaalf provincies zijn<br />
totaal 60 (plus 1) landschappen geselecteerd die<br />
staan voor de meest bijzondere en karakteristieke<br />
landschappen van ons land. Terecht merkt<br />
Minister Plasterk in zijn voorwoord op dat deze<br />
canon niet de pretentie heeft dé canon van het<br />
Nederlandse landschap te zijn. Het landschap<br />
en de waardering ervan zijn immers aan verandering<br />
onderhevig, en subjectief. Doel van deze<br />
canon was dan ook vooral om de variatie en de<br />
rijkdom van het Nederlandse landschap te<br />
tonen en met de beelden de discussie te stimuleren<br />
over de toekomst van het Nederlandse<br />
landschap. De ‘plus 1’ slaat overigens op de<br />
10 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />
Slufter van Texel, die Dirk Sijmons tijdens de<br />
opening van de gelijknamige fototentoonstelling<br />
eigenhandig heeft toegevoegd. De reden hiervan<br />
was dat de duinen als landschapstype ontbraken.<br />
Als we wat inzoomen op de 61 landschappen die<br />
tezamen de landschapscanon vormen, dan valt<br />
op dat de kleur groen overheerst. In het voorwoord<br />
wordt hier door de minister ook iets over<br />
gezegd. Als we namelijk kijken naar de feitelijke<br />
cijfers over het grondgebruik van ons dichtbevolkte<br />
land, dan blijkt 65% nog altijd agrarisch<br />
gebruikt te worden, en is 10% bos. Die bijna 17<br />
miljoen Nederlanders gebruiken met elkaar<br />
maar zo’n 9% van ons oppervlak! Doordat het<br />
merendeel van die bevolking in steden woont, en<br />
op en neer reist via spoorwegen en snelwegen,<br />
ontstaat het gevoel van een totaal verstedelijkt<br />
en verrommeld landschap, maar zowel de cijfers<br />
als de foto’s ontkrachten dit overheersende<br />
idee. Overigens is wel een aantal ‘rode’ landschappen<br />
opgenomen, maar de focus is nu eenmaal<br />
heel anders dan bijvoorbeeld het ongeveer<br />
gelijktijdige verschenen boek ‘Nature as artifice’,<br />
ook een fotoboek over het Nederlandse<br />
landschap. In dit boek staat de kunst van het<br />
fotograferen voorop, en is vooral gezocht naar<br />
expressies van de moderne samenleving die<br />
zich uiten in het landschap. Dat heeft ook geleid<br />
tot een spannend boek over het Nederlandse<br />
landschap, maar gaat nadrukkelijk niet over<br />
representativiteit.<br />
De 61 gebieden die passeren kunnen wel gezien<br />
worden als representant van onze landschapsgeschiedenis.<br />
Enkele zeer recente landschappen laten zien dat<br />
deze traditie nog altijd actueel is, zoals in de<br />
natuurontwikkelingsgebieden langs de grote<br />
rivieren. Dit voorbeeld wordt ook vaak aangehaald<br />
vanuit het perspectief van “vernietiging<br />
van historisch cultuurlandschap”, maar zoals<br />
gezegd betreft het hier geen selectie van historisch<br />
waardevolle cultuurlandschappen, maar<br />
zijn het gebieden die “ergens voor staan”. In die<br />
zin is elke foto een les in geschiedenis over onze<br />
voorouders.<br />
Uiteraard kun je van mening verschillen over de<br />
uiteindelijke keuze die gemaakt is. Zelf zou ik<br />
bijvoorbeeld het landschap bij de Hondsbossche<br />
Zeewering (als les over de historische kustverdediging)<br />
hebben toegevoegd aan de canon, of<br />
een specifiek industrieel landschap als dat van<br />
de Botlek. Maar zoals het bij een canon gebruikelijk<br />
is: het gaat in feite niet om de uiteindelijke<br />
selectie van 61 landschappen, maar meer om de<br />
discussie die er (hopelijk) ontstaat over de betekenis<br />
en waardering van het landschap.<br />
Naast de 61 prachtige foto’s van de geselecteerde<br />
landschappen en de verklarende tekstjes, bevat<br />
het boek een tweetal inleidingen, van Dirk<br />
Sijmons en Gerrie Andela (over de veranderende<br />
waardering van het landschap), en een uitleiding<br />
van Henk van Blerck, de initiatiefnemer.<br />
Prachtig boek!<br />
Minder ambitieus lijkt de andere landschapscanon’<br />
te zijn: een nog net in 2008 verschenen<br />
vouwfolder, met als titel ‘Het ontstaan van<br />
Het Nederlandse landschap. Een canon in 12<br />
thema’s, in 50 vensters’. Hoewel dit niet in de<br />
titel valt terug te lezen, gaat het hier om een<br />
aardkundige canon, dus één waarbij het landschap<br />
wordt bezien vanuit het perspectief van<br />
de geologie, geomorfologie en de bodem. De<br />
lijst van de werkgroepleden bevat dan ook vooral<br />
fysisch geografen, geologen en bodemkundigen.<br />
De titel ‘canon van het aardkundige landschap’<br />
was dan ook beter geweest, omdat andere<br />
aspecten geheel onderbelicht blijven.<br />
De twaalf thema’s en de vijftig vensters maken<br />
de lezer duidelijk welke natuurlijke processen<br />
onze landschappen vormden. Via vensters wordt<br />
ingezoomd op locaties waar je die processen –<br />
of de resultaten daarvan - nog kunt waarnemen.<br />
De vouwfolder heeft dan ook een hoge educatieve<br />
betekenis, en poogt minder dan die van<br />
Sijmons een selectie te zijn van de meest<br />
karakteristieke landschappen van ons land.
VOOR U GELEZEN<br />
Rivieren & Inspiratie<br />
Auteurs Robbert de Koning en Liesbeth Eshuis (samenstelling)<br />
Recensent Henk Baars<br />
Uitgave Programmadirectie Ruimte voor de Rivier. Bestellen enkel via de<br />
website van Uitgeverij Eburon (www.eburon.nl/rivieren_en_inspiratie)<br />
Details Hardcover, 110 pagina’s, geïllustreerd, ISBN 978-90-5972-294-1. Prijs € 17,95<br />
Het programma Ruimte voor de Rivier gaat<br />
primair over het creëren van meer ruimte voor<br />
het water om het rivierengebied beter te<br />
beschermen tegen overstromingen. Als gevolg<br />
van klimaatsveranderingen krijgen de rivieren<br />
meer water te verwerken, waardoor de kans op<br />
overstromingen toeneemt. Het traditionele antwoord<br />
hierop, het ophogen van de dijken, biedt<br />
geen oplossing voor de langere termijn, waardoor<br />
men op zoek is gegaan naar nieuwe oplossingen:<br />
de rivier moet meer ruimte krijgen,<br />
bijvoorbeeld door het verleggen van dijken,<br />
het graven van nevengeulen of het verlagen<br />
van uiterwaarden.<br />
Uiterlijk in 2015, dat is dus al over 6 jaar!, moeten<br />
langs de grote Nederlandse rivieren zo'n 40<br />
“rivierverruimende maatregelen” zijn gerealiseerd.<br />
Hierbij gaat men in alle gevallen uit van<br />
het begrip ‘ruimtelijke kwaliteit’, een containerbegrip<br />
waar iedereen zo zijn eigen beelden en<br />
oplossingen bij heeft. Voor de één is het een<br />
soort oernatuur in de uiterwaarden, voor de<br />
ander gaat het vooral om behoud van het traditionele<br />
uiterwaardenlandschap. In dit boek<br />
wordt een groot aantal voorbeelden van elders<br />
gepresenteerd die als inspiratie kunnen dienen<br />
voor de inrichting van het Nederlandse rivierengebied.<br />
De voorbeelden zijn met name geselecteerd<br />
op hun toepasbaarheid voor Nederland.<br />
Ze zijn “na zorgvuldige selectie” gekozen door<br />
het Q-team”, een aantal mensen dat invulling<br />
moest geven aan het begrip van ruimtelijke<br />
kwaliteit. Via de website van Ruimte voor de<br />
Rivier (www.ruimtevoorderivier.nl) kunnen we<br />
zien dat dit Q-team bestaat uit Dirk Sijmons<br />
(landschapsarchitect), Frans Klijn (fysisch geograaf),<br />
Maurits de Hoog (stedenbouwkundige),<br />
Dick de Bruin (rivierkundige) en Sjef Jansen<br />
(ecoloog). De uitwerking en het advies zijn<br />
verzorgd door Robbert de Koning Landschapsarchitect<br />
BNT en Liesbeth Eshuis van ARCADIS.<br />
Het inspiratieboek is opgebouwd rond een aantal<br />
thema’s, zoals riviersystemen, stedelijke<br />
waterfronten of waterbelevenissen. Wat betreft<br />
het onderdeel ‘riviersystemen’ worden voorbeelden<br />
aangehaald uit Duitsland, Polen, Italië<br />
en Frankrijk. Rivieren die wat betreft de natuurlijke<br />
processen die spelen veel overeenkomsten<br />
vertonen met de rivieren in Nederland. Hierbij<br />
is met name gekeken naar de gemiddelde<br />
rivierwaterafvoer, de mate van sedimentafzet<br />
en de vorm van de rivierbedding.<br />
Het probleem dat ik altijd heb met dit soort<br />
voorbeeld- en inspiratieboeken is dat men voorbeelden<br />
uit het buitenland gebruikt, terwijl hét<br />
kenmerk van ons rivierenlandschap is dat het<br />
zo typisch voor Nederland is. Het kan best zo<br />
11 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />
zijn dat de Oder, de Po of de Vistula op het vlak<br />
van waterafvoer, sediment of rivierbedding<br />
vergelijkbaar zijn, maar verder zijn de rivieren<br />
totaal onvergelijkbaar met de Rijn, Waal, Maas<br />
of IJssel. Is het kenmerk van ons rivierenlandschap<br />
nu juist niet dat we hier een echt cultuurlandschap<br />
van hebben gemaakt? Dat de uiterwaarden<br />
eeuwenlang in gebruik zijn, soms zelf<br />
bewoond, en dat daarin enorm veel sporen van<br />
menselijke activiteiten aanwezig zijn, zowel<br />
boven als ondergronds?<br />
En is het kenmerk ook niet dat we dit prachtige<br />
landschap enorm onder handen hebben genomen.<br />
Grootschalige zand- en grindwinning<br />
hebben enorme gaten in het landschap achtergelaten.<br />
Beken en rivieren zijn stuk voor stuk<br />
‘genormaliseerd’, waardoor de waterafvoer versneld<br />
plaatsvond. Steeds meer beek- en rivierlandschappen<br />
zijn belast met bedrijventerreinen<br />
en nieuwbouwlocaties, met alle gevolgen van<br />
dien voor de waterhuishouding en waterbergingsmogelijkheden.<br />
Vervolgens wordt de<br />
afgelopen 20 jaar door natuurorganisaties en<br />
waterschappen (in nauwe samenwerking<br />
met klei-, zand- en grindbedrijven, iets waar<br />
overigens met geen woord over wordt gerept<br />
in dit boek) weer hard gewerkt aan herstel van<br />
met name de boven- en benedenlopen van<br />
beken, door hermeanderingsprogramma’s,<br />
de aanleg van vistrappen en broekbosjes.<br />
In dit inspiratieboek ontbreekt het aan positieve<br />
en negatieve voorbeelden uit ons eigen rivierengebied.<br />
Moeten nieuwe opgaven niet veel meer<br />
uitgaan van het cultuurlandschap zoals dat<br />
door de mens in de loop der eeuwen vorm is<br />
gegeven? En van de positieve en negatieve<br />
ervaringen die zijn opgedaan met `grootschalige’<br />
en `minder grootschalige’ werkzaamheden in<br />
deze landschappen?<br />
In de studie Levend Verleden (1989) zijn de verschillende<br />
Nederlandse landschapstypen in een<br />
internationaal perspectief geplaatst. Het rivierengebied,<br />
met zijn stroomruggen en kommen,<br />
is in tegenstelling tot het landschap dat zich<br />
voortzet aan de andere zijde van de Neder-<br />
lands-Duitse grens veel meer een eenheid. Het<br />
Nederlandse rivierengebied vormt volgens deze<br />
studie, internationaal beschouwd, een zeldzaam<br />
en bijzonder landschapstype. Bijzonder is het<br />
intensieve gebruik van het rivierenlandschap<br />
door de eeuwen heen, waarbij buitendijks werd<br />
gewoond en gewerkt. De uiterwaarden zijn veel<br />
meer dan elders onderdeel van de agrarische<br />
bedrijfsvoering geweest.<br />
Zou je bij een nieuwe inrichting dus niet veel<br />
meer moeten uitgaan van het eigene, het specifieke<br />
van ons rivierenlandschap? De landschapsecologische<br />
benadering die men nu<br />
voorstaat plaatst de rol van de mens op het<br />
tweede plan. Het lijkt nu vaak te gaan om de<br />
aanleg van nevengeulen, of begrazing door<br />
Poolse Konikpaarden en Schotse Gallowayrunderen<br />
(Millingerwaard). Maar is dit wat<br />
men onder ruimtelijke kwaliteit verstaat? Een<br />
sjabloon van pseudo natuurlijkheid? Zoals men<br />
zelf al aangaf: de één wel, de ander niet. Maar<br />
waar is de rol van “de ander” in dit boek? De<br />
nadruk ligt wel heel erg op de natuurlijkheid<br />
van de systemen. De cultuurhistorische betekenis<br />
van dit bijzondere landschap komt niet of<br />
nauwelijks aan de orde. En waar is de burger in<br />
dit verhaal? Het zijn ontwerpers en techneuten<br />
die met oplossingen komen aandragen, waarbij<br />
de groep van deskundigen onevenwichtig is<br />
samengesteld. Ik zou meer willen pleiten voor<br />
een benadering waarbij voor elk van de projecten<br />
wordt uitgegaan van het specifieke van de<br />
locatie, waarbij een gedegen historische analyse<br />
van de riviergeschiedenis inzicht geeft in de<br />
genese van het cultuurlandschap, en waarbij<br />
daadwerkelijk inspraak en betrokkenheid van<br />
burgers leidt tot oplossingen die passen bij<br />
gebiedsspecifieke problemen.<br />
Los van deze persoonlijke kanttekeningen bevat<br />
het boek tal van leuke voorbeelden van over de<br />
hele wereld die mogelijk binnen de verschillende<br />
Ruimte voor de Rivierprojecten wel degelijk<br />
inspiratie kunnen bieden voor oplossingen.<br />
Soms heeft dit meer het karakter van landart,
VOOR U GELEZEN<br />
of zijn het waterbouwkundige werken die<br />
reflecteren die wel degelijk passen bij de ingenieursmentaliteit<br />
van ons land. Inspirerend zijn<br />
de Aziatische voorbeelden van tijdelijke waterbergingsgebieden,<br />
zoals retentiebekkens in de<br />
stad (Japan) of sportvelden in de uiterwaarden<br />
(Taiwan). Of van een groene rivier (Bonnet Carré<br />
Spillway) in New Orleans, die is ingericht voor<br />
Limesweg<br />
Auteurs Marieke Berkers en Maike van Stiphout (redactie)<br />
Recensent Joep Hendriks<br />
Uitgave Architectura & Natura, Amsterdam<br />
Details Paperback, 241 pagina’s full colour met uitklapbare kaartdelen. ISBN: 978-90-7686-350-4. Prijs € 35,-<br />
Bijna 8,5 meter kaartmateriaal, schaal 1:20.000.<br />
Zo wordt in Limesweg voor het eerst het hele<br />
Nederlandse traject van de Romeinse limes<br />
weergegeven. Dit alleen al maakt het boek,<br />
waarmee eind november 2008 het project ‘De<br />
limes anno nu, een biografie’ is afgesloten, een<br />
bijzonder vormgegeven publicatie. Het project,<br />
uitgevoerd door DS Landschapsarchitecten uit<br />
Amsterdam op initiatief van de directeur Maike<br />
van Stiphout en mede mogelijk gemaakt door<br />
een projectsubsidie in het kader van Belvedere,<br />
had tot doel verhalen over de limes te verzamelen<br />
en onder de aandacht te brengen van bewoners,<br />
eigenaren, ontwerpers en bestuurders.<br />
Geleid door de vraag wat nu nog fysiek en mentaal<br />
van de limesweg overgebleven is, liep men<br />
met een afwisselend team van onder andere<br />
landschapsarchitecten, lokale bestuurders en<br />
archeologen in 18 dagetappes van Katwijk naar<br />
Lobith. Onderweg werden bewoners en eigenaren<br />
van percelen, die op de route van de limesweg<br />
gelegen zijn, ingelicht over het bijzondere<br />
monument dat zich onder hun voeten bevond.<br />
De resultaten van deze wandelingen zijn op<br />
initiatief van Stichting Letterlijk overgezet op<br />
recente topografische kaarten, waarop langs<br />
het vermoedelijke tracé van de limesweg de<br />
locaties van archeologische vondsten, de<br />
namen van publieke perceelseigenaren en de<br />
geplande ontwikkelingen volgens De Nieuwe<br />
Kaart van Nederland vermeld zijn. Deze cartografische<br />
gegevens zijn aangevuld met korte<br />
verhalen van specialisten over het fenomeen<br />
van de Romeinse limes(weg) en gebundeld tot<br />
een publicatie. Pakkender dan de achterkaft<br />
dit doet, kan het resultaat niet samengevat<br />
worden: ‘De limesweg, de grensweg van het<br />
Romeinse rijk, is het grootste archeologisch<br />
relict in Nederland. De weg ligt vrijwel geheel<br />
verborgen in de ondergrond en is verspoeld<br />
door de rivieren. Dit boek bevat gedetailleerd<br />
kaartmateriaal, met cruciale GPS-coördinaten,<br />
essays van archeologen, ontwerpers, historici<br />
en anekdotes van bewoners. ‘Limesweg’ hoort<br />
thuis in de boekenkast van de 3772 eigenaren!<br />
Het boek bevat ook onmisbaar feitenmateriaal<br />
voor planners, bestuurders, ontwerpers en<br />
12 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />
actieve recreatie. Hoezo nevengeulen aanleggen<br />
en uiterwaarden afgraven? Dit boek heeft als<br />
doel om te prikkelen. Om ideeën te krijgen die<br />
aanzetten tot sprankelende ontwerpen. Maar<br />
misschien is dit wel een verkeerd doel, en zou<br />
het meer moeten gaan om een zeer zorgvuldige<br />
benadering, met ontwerpen die niet sprankelend<br />
zijn, maar juist heel subtiel oplossingen<br />
geïnteresseerden die met dit onzichtbare fenomeen<br />
te maken krijgen. Immers, een kwart<br />
van het traject ligt in gebieden die in de nabije<br />
toekomst herontwikkeld gaan worden.’<br />
De meer dan 150 km lange tocht dwars door<br />
Nederland zal op zijn minst een spannende en<br />
uitdagende onderneming zijn geweest. Wetend<br />
dat er van de originele limesweg tegenwoordig<br />
helmaal niets meer zichtbaar is en dat het<br />
archeologisch aangetoonde deel de tien procent<br />
niet overstijgt, moet dit toch redelijk wat van<br />
ieders inlevingsvermogen hebben gevergd. Net<br />
zo is het voor mij als archeoloog een uitdaging<br />
dit boek op waarde te schatten. Het is immers<br />
de tweede publicatie over de limes die verschijnt<br />
vanuit de Belvedere-gedachte om cultuur<br />
erfgoed tastbaar en inzichtelijk te maken,<br />
voor zowel de spelers op het vlak van de ruimtelijke<br />
ordening als voor de ‘gewone’ geïnteresseerde.<br />
Die eerste publicatie, de Limes Atlas uit<br />
2005, was op een evenzeer onorthodoxe wijze<br />
uitgegeven met als doel een archeologisch<br />
monument met een meer dan 100-jarige<br />
onderzoeksgeschiedenis te belichten. Ik kan<br />
Limesweg – met zijn toepasselijk dubbelzinnige<br />
titel – dan ook moeilijk los zien van de discussie<br />
die door Evert van Ginkel en Frank Strolenberg<br />
enige tijd geleden in de Archeobrief (nr.4,<br />
december 2006 en nr. 2, juni 2007) werd<br />
gevoerd over de tot dan toe geboekte resultaten<br />
van het Limesprogramma.<br />
Maar laat ik eerst ingaan op het boek zelf. Dat<br />
oogt aantrekkelijk door de kleurige afwisseling<br />
van pagina’s met tekst en foto’s en uitklapbare<br />
delen met kaartsegmenten. Na een voorwoord<br />
van Sim Visser, waarin hij gevat het probleem<br />
van die onzichtbare en ontastbare limes verwoord,<br />
laat Jan Kolen in zijn inleiding zien hoe<br />
de historische gelaagdheid van het limeslandschap<br />
zowel problematisch als uitdagend kan<br />
werken voor het ruimtelijke ontwerp: ‘Kan de<br />
limes, ondanks (of dankzij) onze bemoeienis<br />
nog voorbestaan als een ‘buitenstebinnen<br />
gekeerd’ landschap?’ Maike van Stiphout legt<br />
uit hoe de limes haar tijdens het project heeft<br />
geprikkeld als een onzichtbare lijn, van uit de<br />
wetenschap dat de trajectdelen aan weerskant<br />
bieden voor complexe problemen? Die uitgaan<br />
van een zachte transformatie waarbij zoveel<br />
mogelijk onderdelen van het huidige cultuurlandschap<br />
behouden blijven. Het is de vraag of<br />
deze meer genuanceerde benadering van de<br />
transformatie van het rivierenlandschap voldoende<br />
tot uiting komt door de gepresenteerde<br />
voorbeelden in dit boek.<br />
van het Nederlandse deel (in Duitsland en<br />
Groot-Brittannië) al zijn voorgedragen voor de<br />
Werelderfgoedlijst van Unesco. De vraag is wat<br />
er bij ons moet gebeuren, nu de vermoedelijke<br />
ligging van de weg in deze publicatie bekend is<br />
gemaakt. Zij stelt een aanpak voor waarbij een<br />
grotere rol voor de gebruikers van (het traject<br />
van) de limesweg op lokaal niveau is weggelegd.<br />
Niet van bovenaf – door de overheid<br />
gestuurd – musealiseren, maar van onderaf<br />
vormgeven.<br />
Met deze conceptuele thematiek in het achterhoofd<br />
beginnen we aan een zestal historische<br />
en archeologische essays. En deze verhalen zijn<br />
goed! Bovendien gaat Limesweg hier verder<br />
dan de Limes Atlas, die na enkele inleidingen<br />
toch heel veel aan de verbeelding over laat. Het<br />
eerste essay van Cornelis van Tilburg geeft een<br />
kort overzicht van Romeinse wegen in het algemeen<br />
en de plaats die de limesweg daarbinnen<br />
inneemt. Illustratief voor het wegennet is hierbij<br />
het eerste segment van de Tabula<br />
Peutingeriana, in kleur. Hierna volgen de bijdragen<br />
van vier archeologen en een fysischgeograaf<br />
, die elk een segment bespreken van<br />
de limesweg aan de hand van de meest recente<br />
stand van zaken op archeologisch gebied.<br />
Chrystel van Brandenburgh doet dit voor het<br />
traject van Katwijk tot Leiderdorp, Rien Polak<br />
voor het traject van Leiderdorp tot aan De<br />
Meern, Erik Graafstal voor dat van De Meern tot<br />
Vechten, Wilfried Hessing van Vechten tot Wijk<br />
bij Duurstede en Eckhart Heunks neemt het<br />
laatste deel tot aan de grens met Duitsland voor<br />
zijn rekening. Zij geven elk tekst en uitleg bij de<br />
kaartdelen, waarop telkens de vindplaatsen –<br />
indien aanwezig – van een castellum of een<br />
stukje limesweg zijn aangegeven. Tussen de<br />
teksten en de kaarten door wordt het geheel<br />
opgefleurd met vele foto’s van materialen die<br />
een wegdek kunnen bekleden, landschappen
VOOR U GELEZEN<br />
en veel flora, die men her en der<br />
langs de route moet zijn tegengekomen.<br />
Wat vertelt Limesweg ons? In ieder<br />
geval het verhaal van een groot<br />
archeologisch monument dat<br />
ondergronds door verschillende<br />
landschappen slingert en soms<br />
even dagzoomt, daar waar wij de<br />
bodem openen en er onderzoek<br />
kunnen verrichten. Maar ook een<br />
verhaal van een moeilijk te traceren<br />
lijn, zoals het stuk tussen<br />
Vechten en Wijk bij Duurstede,<br />
waar zelfs meer dan één variant<br />
voor het tracé van de limesweg<br />
bestaat. En een lijn die ten oosten<br />
van Wijk voor een groot deel is uitgeveegd<br />
door de erosieve werking<br />
van de Rijn. De vraag is echter of<br />
deze verhalen en beelden voldoende<br />
bouwstenen leveren om – zoals<br />
vanuit het project werd voorgesteld<br />
– de limesweg op lokaal niveau<br />
vorm te geven. En dan niet door de<br />
weg volledig te reconstrueren,<br />
maar telkens op een eigen wijze in<br />
te passen in het straatbeeld. Want<br />
de wetenschap dat de limesweg je<br />
straat kruist of dat er mogelijk resten<br />
van een wachtpost in je achtertuin<br />
gelegen zijn, kan zeker aanspreken.<br />
Maar hoe die limes er nu<br />
in 3D uitzag, blijft in Limesweg<br />
tamelijk onderbelicht en het is dan<br />
moeilijk je iets voor te stellen bij<br />
die Romeinse grens in dat natte<br />
Hollandse landschap. Het aanstellen<br />
van een centrale contactpersoon,<br />
zoals Van Stiphout voorstelt,<br />
is in dit kader zeker geen gek idee.<br />
Deze zou moeten nadenken over<br />
de overeenkomsten tussen de verschijningsvormen<br />
van beoogde<br />
lokale ‘limesweginitiatieven’ en de<br />
uitvoering ervan in de gaten houden.<br />
En dat brengt me bij de hierboven<br />
aangehaalde discussie over het<br />
resultaat van alle aandacht voor de<br />
limes vanuit Belvedereprojecten.<br />
Op zich is het natuurlijk pure winst<br />
dat de archeologie en de limes op<br />
deze wijze voor het voetlicht van<br />
een groter publiek worden<br />
gebracht. Alleen deel ik de mening<br />
van Evert van Ginkel dat concrete<br />
uitwerkingen lang op zich (hebben)<br />
laten wachten. Dit doet natuurlijk<br />
niets af aan de inhoud van dit boek,<br />
maar het schept wel veel verwachtingen.<br />
En daarnaast houd ik er als<br />
archeoloog nog altijd een beetje<br />
onbevredigd gevoel aan over, na<br />
het lezen van eerst de Limes Atlas<br />
en nu Limesweg. Want het liefst<br />
zag ik in plaats van coördinaatkrui-<br />
zen de contouren van castella,<br />
wachtposten en opgegraven stukken<br />
limesweg op de kaarten weergegeven.<br />
En een paar foto’s van de<br />
weg in een opgraving, waarmee de<br />
minimale overblijfselen van de<br />
wegconstructies toch het best<br />
gevisualiseerd kunnen worden.<br />
Of reconstructietekeningen van<br />
het castellum van Valkenburg of<br />
Zwammerdam en één van de<br />
wachttorens bij De Meern, die voor<br />
de geïnteresseerde maar nietingevoerde<br />
lezer zeker ter verbeelding<br />
zullen hebben gesproken.<br />
Het is duidelijk dat de initiatieven<br />
die in het kader van Belvedere<br />
rond de Limes geïnitieerd zijn,<br />
geen afbreuk doen aan het werk<br />
van de archeoloog; ze vullen dit<br />
juist aan. Alleen in andere bewoordingen<br />
en met een andere beeldtaal<br />
dan wij gewend zijn. Er is<br />
onder archeologen wellicht<br />
behoefte aan te veel van hetzelfde<br />
(tentoonstellingen, mooie boeken,<br />
etc.), iedere keer weer aangepast<br />
op basis van de nieuwste opgravingen<br />
en jongste interpretaties. De<br />
subsidies die er beschikbaar zijn<br />
voor de ontwikkeling van strategieën<br />
voor de vertaling van fysiek<br />
archeologisch erfgoed naar ontwerpopgaven<br />
kunnen dan jaloerse<br />
gevoelens oproepen. Een boek als<br />
Limesweg is in de eerste plaats<br />
natuurlijk gericht op een ander<br />
publiek, al moet ik zeggen dat de<br />
essays ook voor de ingevoerde<br />
lezer een helder overzicht geven,<br />
soms aangevuld met de nieuwste<br />
inzichten. Een waardevolle aanvulling<br />
dus, ook voor de boekenkast<br />
van een archeoloog!<br />
Minpunten zijn er nauwelijks, al<br />
had op pagina 172 natuurlijk daadwerkelijk<br />
de plattegrond van het<br />
castellum Meinerswijk afgebeeld<br />
moeten zijn, in plaats van die van<br />
het castellum Zwammerdam voor<br />
de tweede maal (maar nu in kleur).<br />
Daarnaast was een kaart met de<br />
ingewikkelde situatie van de rivierlopen<br />
rond Arnhem in het begin<br />
van de Romeinse tijd een goede<br />
aanvulling geweest op het verhaal<br />
van Heunks. En ik moet zeggen dat<br />
een harde kaft het heen-en-weer<br />
bladeren tussen teksten en kaartbladen<br />
zeker aangenamer zou hebben<br />
gemaakt. Maar dat had het<br />
boek onbetaalbaar gemaakt en dan<br />
was het zijn doel weer voorbij<br />
geschoten: het verhaal vertellen<br />
van de limesweg, aan iedereen.<br />
13 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />
Delft. Stad met een rijk verleden. Stad van Vermeer,<br />
Hugo de Groot en Antonie van Leeuwenhoek. Stad met<br />
een levendig en monumentaal centrum. Ook een stad met<br />
een toekomst. Zowel vanwege de ligging in het hart van<br />
de randstad als vanwege de aanwezigheid van bekende<br />
bedrijven en hoogwaardige onderwijs- en onderzoeksinstituten<br />
zoals de Tech nische Universiteit en TNO.<br />
Verleden en heden bepalen sterk het karakter van<br />
Delft als stad met kwaliteit voor bewoners, bezoekers<br />
en ondernemers, als kennisstad.<br />
Delft zoekt per 1 november 2009 een<br />
Bouw- / Architectuurhistoricus (m/v)<br />
van de gemeentelijke commissie<br />
voor welstand en monumenten<br />
De commissie<br />
Binnen de gemeente is één commissie belast met advisering over<br />
de esthetische kwaliteit van te (ver)bouwen bouwwerken en het<br />
omgaan met de monumentale aspecten van de gemeentelijke- en<br />
rijksmonumenten. Sinds juli 2004 is de gemeentelijke welstandsnota<br />
het toetsingskader voor welstandsaspecten. De leden worden<br />
benoemd voor een periode van 3 jaar. Eenmalige herbenoeming<br />
voor 3 jaar is mogelijk.<br />
De functie<br />
De commissie voor welstand en monumenten heeft tot taak om<br />
gevraagd en ongevraagd schriftelijk advies uit te brengen aan het<br />
college van burgemeester en wethouders ten aanzien van:<br />
- vergunningsaanvragen voor bouw en verbouw;<br />
- vergunningaanvragen voor wijzigingen van beschermde monumenten;<br />
- het aanwijzen van beschermde monumenten en beschermde<br />
stadsgezichten;<br />
- andere aangelegenheden, die voor het uiterlijk aanzien en/of<br />
de monumentale waarde van afzonderlijke gebouwen of bouwwerken<br />
van belang zijn of kunnen zijn, zoals stedenbouwkundige<br />
plannen en voorstellen voor de (her)inrichting van de<br />
openbare ruimte en bestemmingsplannen.<br />
Functie-eisen Bouw- / Architectuurhistoricus<br />
- een brede oriëntatie op de vakgebieden bouwhistorie,<br />
architectuur-geschiedenis en monumentenzorg;<br />
- in het bezit zijn van een relevante opleiding<br />
(universitair of HBO-niveau);<br />
- als architectuur- of bouwhistoricus werkzaam zijn, bij<br />
voorkeur niet binnen Delft;<br />
- ervaring hebben met het herkennen van bouwhistorische<br />
waarden;<br />
- in staat zijn tot het analyseren van verbouwings- en restauratieplannen<br />
voor monumenten op bouwhistorische aspecten en<br />
aspecten van monumentenzorg;<br />
- kennis van de gemeente Delft is een pre;<br />
- het vermogen oplossingsgericht te adviseren;<br />
- op de hoogte zijn van het toepassen van het<br />
gemeentelijk welstands- en monumentenbeleid.<br />
Honorering, aanmelding en informatie<br />
Voor de vergaderingen geldt een vaste vergoeding per uur en kan<br />
reiskostenvergoeding van toepassing zijn. De commissie vergadert<br />
eens per twee weken, op de even weken, op donderdagmiddag.<br />
Richt uw brief met C.V. voor 30 april aan: Burgemeester en<br />
Wet houders van Delft, ter attentie van de heer J.P. Smolders,<br />
Hoofd monumentenzorg en bouwkwaliteit, Postbus 78, 2600 ME<br />
Delft. Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met het<br />
secretariaat van de commissie, vak team monumentenzorg<br />
en bouwkwaliteit, telefoon 015-2602125.
VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />
ERIC LUITEN<br />
BELVEDERE-LEERSTOEL TU DELFT<br />
WAT JONGE, HISTORISCH<br />
GEÏNVOLVEERDE<br />
ONTWERPERS LEREN<br />
Het verleden<br />
indachtig<br />
1/2 – PRODUCTIEPARK MEINERSWIJK - WINTER EN ZOMER<br />
ULTUURLANDSCHAP<br />
Het onderzoeks- en onderwijsprogramma van de Belvedereleerstoel bij Bouwkunde in Delft<br />
richt zich op twee aspecten: ten eerste onderzoek doen naar de wijze waarop in het ruimtelijke<br />
ontwerp historische patronen en artefacten worden bewerkt en ten tweede jonge ontwerpers<br />
inhoudelijk voorbereiden op ruimtelijke opgaven waarin de spanning tussen bescherming en<br />
ontwikkeling expliciete aandacht vraagt. Natuurlijk is die spanning op het niveau van gebouwen<br />
al veel langer een onderwerp van architectonische bewerking. Er bestaat een rijk scala aan<br />
methoden en technieken om monumentale objecten te restaureren en renoveren. Belvedere<br />
rekt de probleemstelling op naar stedelijke ensembles en de inrichting van het landschap en<br />
situeert hem midden in de actualiteit van project- en gebiedsontwikkeling.<br />
H<br />
et onderzoeksprogramma, waarvan een<br />
deel door promotieonderzoek wordt ingevuld,<br />
zal leiden tot inzicht in de interpretaties<br />
van historisch materiaal, in de keuzes<br />
die ontwerpers maken, in de ontwerpmethoden<br />
die worden toegepast. Het streven is een<br />
idioom en zo mogelijk een grammatica te destilleren<br />
uit de grote variatie van termen, thema’s<br />
en technieken die door ontwerpers worden<br />
gebruikt om hun omgang met historische<br />
informatie en materiaal te duiden. Dat is<br />
nodig omdat in de beroepspraktijk en de ontwerpopleidingen<br />
over het algemeen impliciet,<br />
zo niet terloops op historische kenmerken van<br />
gebouwen, buurten, steden of landschappen<br />
wordt gereageerd. Wat we de studenten bijbrengen<br />
is dat in elke ruimtelijke opgave een<br />
historische dimensie zit, soms met betrekking<br />
tot de locatie of het gebouw in kwestie, soms<br />
op het niveau van het architectonisch of stedebouwkundig<br />
repertoire dat wordt toegepast in<br />
het ontwerp. Als de studenten bezig gaan met<br />
een afstudeerproject vragen we hun de ontwerpopgave<br />
voortdurend te bezien vanuit het<br />
dilemma bescherming en ontwikkeling. Welke<br />
kwaliteiten zijn de moeite waard te worden<br />
meegenomen in een volgende fase, welke<br />
eigenschappen moeten worden vernieuwd of<br />
vervangen?<br />
In de recente stroom afstudeerprojecten van<br />
negen Nederlandse hogere opleidingen voor<br />
ruimtelijk ontwerpers (landschapsarchitecten<br />
en stedebouwkundigen) is duidelijk de tendens<br />
te zien dat studenten hun opgave graag<br />
plaatsen in het perspectief van behoud en ontwikkeling.<br />
In Blauwe Kamer van afgelopen<br />
augustus is een overzicht opgenomen van de<br />
beste projecten die in het studiejaar 2007-2008<br />
werden afgerond. In de annotatie bij dat overzicht<br />
schrijft Dorine van Hoogstraten dat het<br />
erop lijkt dat 10 jaar Belvedereprogramma<br />
vaste voet aan de grond heeft gekregen in de<br />
opleidingen en in de hoofden van de studenten.<br />
We zien plannen waarin de opgave van<br />
revitalisering van gevoelig cultureel erfgoed<br />
expliciet wordt uitgediept, zoals voor de<br />
Stelling van Amsterdam, de militaire Green<br />
Line op Cyprus, het voormalige Sperrgebiet in
Berlijn en de bazaar in Istanbul. Meer impliciet<br />
komt herinterpretatie en herontwikkeling<br />
van historische patronen en objecten aan de<br />
orde bij afstudeerprojecten als Centrum<br />
Heerenveen, stedelijke krimp in Leipzig en<br />
herontwerp van de polder Schieveen bij<br />
Rotterdam.<br />
Bij Bouwkunde in Delft is bij de oprichting<br />
van de Belvedereleerstoel besloten tot de<br />
invoering van een zogenaamde Belvedereaantekening,<br />
uit te reiken bij het Masterdiploma,<br />
voor afstudeerders die zich op verschillende<br />
manieren hebben verdiept in het<br />
ontwerpen met geschiedenis. Ze worden<br />
geacht mee te doen met de interuniversitaire<br />
Belvederemodule van VU, WU en TU.<br />
Daarnaast moeten ze minimaal 15 studiepunten<br />
verzamelen in Belvederegerelateerde keuzevakken<br />
en in hun afstudeerproject moet een<br />
substantieel deel van de opgave gaan over ontwerpdilemma’s<br />
rond de bescherming of modificatie<br />
van historische kwaliteiten. Wat we<br />
beogen is dat jonge architecten, stedebouwkundigen,<br />
ontwikkelaars, zich bewust worden<br />
van hun eigen positie in de omgang met<br />
geschiedenis, erfgoed en monumenten. We<br />
ondervragen hen op de aard van de bouwkundige<br />
of ruimtelijke bewerking van het bestaande,<br />
bekende en gewaardeerde, en dringen er op<br />
aan dat ze consistent en min of meer verifieerbaar<br />
te werk gaan. De achterliggende veronderstelling<br />
is dat de samenleving – die de lokale,<br />
regionale en nationale geschiedenis als een<br />
nieuwe hype heeft omarmd – dat in toenemende<br />
mate van hen als professionals zal verwachten<br />
en hen daarop zal aanspreken. Dat ze in<br />
staat zijn uit te leggen en aannemelijk te maken<br />
hoe ze de geschiedenis in hun project hebben<br />
benaderd en welke consequenties dat heeft<br />
voor het plan. Het gaat er niet om schoolvorming<br />
te bedrijven. We vragen hun niet zich<br />
volgens een specifiek set van Belvedereregels<br />
te gedragen. Het is aan de studenten om te<br />
bepalen op welk abstractie- en schaalniveau de<br />
bewerking van geschiedenis opportuun is. Ook<br />
Belvedere en ontwerp<br />
Eric Luiten is een van de drie Belvederehoogleraren die in het kader van<br />
het Belvedereprogramma een leerstoel vervullen. Luiten doet dit aan de<br />
Technische Universiteit Delft, Jan Kolen aan de Vrije Universiteit in<br />
Amsterdam en André van der Zande aan Wageningen Universiteit. Aan de<br />
VU ligt de focus op het erfgoedbegrip in een dynamisch perspectief, bij de<br />
WU gaat het om de relatie tussen erfgoed en planning en bestuur en bij<br />
Bouwkunde in Delft wordt de verhouding tussen erfgoed en ruimtelijk<br />
ontwerp geproblematiseerd. De leerstoelhouders treffen elkaar met<br />
grote regelmaat om hun activiteiten op elkaar af te stemmen, samen initiatieven<br />
te bedenken en voor te bereiden én om waar mogelijk<br />
eendrachtig te reageren op relevante ontwikkelingen en gebeurtenissen.<br />
15 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />
een volledige verwerping van het historisch<br />
aspect uitmondend in integrale sloop van oude<br />
artefacten als basis voor het ontwerp is gelegitimeerd.<br />
Het gaat erom dat daar een valide<br />
redenering aan ten grondslag ligt. Hoe genuanceerd<br />
en gedifferentieerd de bewerking van<br />
historische weefsels, patronen en objecten kan<br />
zijn, laat de volgende selectie van drie projecten<br />
zien. De makers studeerden allen recent af<br />
aan de faculteit Bouwkunde van de TU en ontvingen<br />
een Belvedereaantekening bij hun<br />
diploma.<br />
Een productiepark voor Meinerswijk<br />
Architect Ruud Smeelen ontwierp voor zijn<br />
afstuderen een nieuwe toekomst voor<br />
Meinerswijk, de zuidelijke Rijnuiterwaarden<br />
tussen Arnhem-Noord en Arnhem-Zuid. Het<br />
gebied herbergt een prachtige collectie<br />
patronen en artefacten die verwijzen naar<br />
verschillende geschiedenissen die zich hier na<br />
en naast elkaar hebben voorgedaan. Op de<br />
schaal van het landschap is er sprake van een<br />
fascinerende reeks ontginningen: de Romeinen<br />
traceerden hier hun noordgrens en bouwden<br />
er een verharde weg en defensiewerken, daarna<br />
voltrokken zich achtereenvolgens een<br />
agrarische ingebruikname, een geschiedenis<br />
van oppervlakkige kleiwinning en baksteenfabricage,<br />
de aanleg van waterwerken voor de<br />
IJssellinie en recent de herbestemming van<br />
drassige kleiputten en weidegronden tot<br />
natuurgebied. Smeelens interesse voor dit<br />
binnenstedelijke rivierdal is gelegen in de<br />
betekenis die het heeft voor de mensen die in<br />
de nabijheid wonen. Meinerswijk blijkt bij<br />
nadere beschouwing een zeer informele,<br />
avontuurlijke ontspanningsruimte te zijn,<br />
moeilijk bereikbaar en slecht toegankelijk.<br />
Allerlei activiteiten die in de klassieke<br />
Arnhemse stadsparken niet passen of verboden<br />
zijn vinden hier plaats.<br />
De recente, gedeeltelijke aankoop door een<br />
projectontwikkelaar was voor de afstudeerder<br />
de aanleiding zich te verdiepen in de bijzondere<br />
kwaliteiten en potenties van het gebied. Hij<br />
heeft in beeld gebracht hoe een volgende ontginning<br />
zich zou moeten voltrekken, tegen de<br />
achtergrond van zijn streven het groene karakter<br />
van Meinerswijk overeind te houden. Het<br />
voorstel is opnieuw de totale oppervlakte in te<br />
zetten als productiefactor maar nu ten behoeve<br />
van snelgroeiend wilgenbos. Smeelen schetst<br />
een scenario waarin een genuanceerd mozaïek<br />
van wilgenplantages, geselecteerd uit een<br />
matrix van wilgensoorten en oogstmethodes,<br />
het terrein een compleet nieuwe aanblik geeft<br />
zonder dat de landschappelijke geheimzinnigheid<br />
wordt aangetast. De oogst van het wilgenhout<br />
in het najaar en de vroege winter vindt<br />
decentraal plaats in kleine zagerijen verspreid<br />
over het gebied. Daarvandaan wordt het hout<br />
verplaatst – bij hoog water per schip – naar een<br />
enorme centrale hal waarin het te drogen<br />
wordt gehangen. De droogplaats is op zijn<br />
beurt geheel opgetrokken uit hout, en staat op<br />
een cruciale, hoger gelegen plek in de bocht<br />
van de Rijn met zicht op de stuwwal en het silhouet<br />
van Arnhem. In de zomer, als gedurende<br />
het groeiseizoen geen bosbouwactiviteiten<br />
plaats vinden, vervult de hal de functie van<br />
ontmoetingsplaats voor mensen die in<br />
Meinerswijk, al of niet georganiseerd, al of<br />
niet heimelijk, hun zomerdagen slijten.<br />
De intelligentie van dit Belvedere-afstudeerproject<br />
is gelegen in de overtuiging dat<br />
bescherming van dit uiterwaardenlandschap<br />
met zijn gelaagde geschiedenis het beste wordt<br />
ondersteund door drastisch in te zetten op<br />
landschapsontwikkeling. Er wordt een nieuwe<br />
occupatielaag aan de bestaande patronen toegevoegd,<br />
die de landelijke uitstraling op langere<br />
termijn verzekert. Smeelen refereert daarbij<br />
subtiel aan eerdere ontwikkelingsfasen van<br />
Meinerswijk. Zo zet hij opnieuw in op utiliteit<br />
en commerciële exploitatie als basis voor<br />
landschappelijke continuïteit. De kleine houtproductie-units<br />
parafraseren qua spreiding en<br />
constructie de IJssellinierelicten. De centrale<br />
droogplaats is in zijn architectuur, functie,<br />
constructie en positie een regelrechte aubade<br />
In dit artikel gaat Luiten in op hoe studenten architectuur en stedebouw<br />
leren vanuit een ontwerpopgave om te gaan met de geschiedenis en de<br />
spanning tussen bescherming en ontwikkeling bij ruimtelijke opgaven.<br />
Hij bespreekt drie recente afstudeerprojecten, aan de hand waarvan<br />
hij laat zien ‘hoe genuanceerd en gedifferentieerd de bewerking van<br />
historische weefsels, patronen en objecten kan zijn’. De drie afstudeerprojecten<br />
zijn het resultaat van de bewustwording van de studenten van<br />
hun eigen positie in de omgang met geschiedenis, erfgoed en monumenten,<br />
het zijn ‘denkoefeningen’, ontwerpend onderzoek, waar geen daadwerkelijke<br />
opdrachtgever bij betrokken was.
VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009 CULTUURLANDSCHAP<br />
REGIONAAL ONTWERP IN VIER LAGEN<br />
3a – LANDSCHAPPELIJK RAAMWERK<br />
3A – SCHAALVERKLEINING MET BEHULP VAN BEPLANTING OP<br />
DE VOORMALIGE STROOMRUGGEN, LANGS DIJKEN EN KADES;<br />
NATUURONTWIKKELING IN HET GEBIED VAN DE RONDE VENEN<br />
REGIONAAL ONTWERP IN VIER LAGEN<br />
3c – BEBOUWING<br />
16<br />
REGIONAAL ONTWERP IN VIER LAGEN<br />
3b – LANDGEBRUIK<br />
REGIONAAL ONTWERP IN VIER LAGEN<br />
3d– INFRASTRUCTUUR EN VOORZIENINGEN
4a – PLANKAART SPENGEN<br />
17<br />
4c – TRANSFORMATIESCHEMA<br />
4b – SCHEMA SPENGEN<br />
VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />
aan de nog aanwezige boerderijen en steenfabrieken.<br />
Smeelen won met dit afstudeerproject<br />
de Archiprix 2008.<br />
Over oude boeren en nieuwe<br />
buren in het Groene Hart<br />
Stedebouwkundige Gepke Heun studeerde<br />
vorig jaar af op een strategie en een ruimtelijk<br />
ontwerp voor de bouw van nieuwe woningen<br />
in het Groene Hart. Haar vooronderzoek had<br />
uitgewezen dat de ruimtelijke en sociale<br />
samenhang in de eeuwenoude lintdorpen in<br />
het venige noordwesten van de provincie<br />
Utrecht sterk onder druk is komen te staan als<br />
gevolg van de schaalvergroting in de landbouw<br />
en de geleidelijke instroom van burgers in<br />
voormalige boerderijen. De analyse van Heun<br />
leidde tot de overtuiging dat die vernieuwing<br />
van het platteland niet langer spontaan en in<br />
goed vertrouwen mag verlopen, maar geregisseerd<br />
ter hand moet worden genomen. Haar<br />
inzet is om nieuwe buurtschappen op te bouwen,<br />
op basis van de uitgifte van landschapsaandelen.<br />
In de nieuwe gemeenschappen zijn<br />
het de bewoners die niet alleen hun particuliere<br />
woongenot komen botvieren maar die gezamenlijk<br />
ook als landschapsbeheerder willen<br />
worden aangesproken. De buurtschappen reageren<br />
ruimtelijk en functioneel nadrukkelijk<br />
op de geomorfologie en de topografie.<br />
Geïnspireerd door de bijzondere eigenschappen<br />
van het dorp Kamerik, twee stroken boerderijen<br />
op hoger gelegen stroomruggen op
VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009 18<br />
CULTUURLANDSCHAP<br />
afstand van het ontginningslint, schetst de<br />
ontwerper een nieuw regionaal landschappelijk<br />
raamwerk dat de subtiele bodemverschillen<br />
tot expressie brengt. Analoog aan Kamerik<br />
wordt er een tweede hoofdpatroon opgebouwd<br />
dat contramal is van de oude ontginningsstructuur<br />
en waarin nieuwe bewoners zich<br />
groepsgewijs kunnen vestigen. Er ontstaat als<br />
het ware een ruimtelijk potentiaalverschil tussen<br />
oude en nieuwe bewoningslinten. Meestal<br />
liggen de twee netwerken op respectvolle maar<br />
zichtbare afstand, soms kruisen de structuren<br />
elkaar en ontstaan er plekken voor fysieke en<br />
maatschappelijke interactie.<br />
Dit afstudeerproject zet de Belvederebenadering<br />
in op een relatief hoog abstractieniveau. De<br />
vondst is dat in het historische landschap<br />
moeilijk zichtbare maar fundamentele eigenschappen<br />
kunnen worden benut om nieuwe<br />
ontwikkelingen te dragen. Alle ruimtelijke<br />
ingrediënten voor het stedebouwkundige en<br />
landschapsarchitectonische ontwerp werden<br />
gevonden in de bestaande topografie. Daarmee<br />
zoekt het plan dus aansluiting op wat er al is.<br />
Toch verandert het landschap natuurlijk sterk.<br />
De visuele effecten van de strategie van de<br />
twee ontginningsstructuren zijn zodanig dat<br />
de huidige vergezichten vanaf de oude ontginningswegen<br />
op het lege land, worden verkleind.<br />
De horizon komt dichterbij te liggen<br />
en de oriëntatie verandert. Daar staat tegenover<br />
dat er ruimtelijk, sociaal en economisch<br />
een basis voor differentiatie en continuïteit<br />
wordt gelegd.<br />
Mariahoeve revisited<br />
Architectuurstudent Teun van den Ende<br />
richtte zich met zijn afstuderen op de toekomst<br />
van de naoorlogse wijk Mariahoeve in<br />
Den Haag Noordwest. De bouw van Mariahoeve<br />
startte in 1957 op basis van een ontwerp<br />
van ambtelijk stedebouwkundige Van der<br />
Sluys. Het plan wordt gekenmerkt door een<br />
stevig basisconcept dat losjes is uitgewerkt en<br />
vormgegeven. Mariahoeve heeft een rechthoekige<br />
hoofdstructuur met een viertal wijkont-<br />
sluitende wegen, waarvan in de meeste gevallen<br />
de rijbanen door groenstroken zijn<br />
gescheiden. De wijk wordt op deze wijze in zes<br />
nogal introverte buurten verdeeld. Deze hebben<br />
als gemeenschappelijk kenmerk een groene<br />
kern met aan de noordoostzijde flats in vier<br />
lagen en aan de westzijde eengezinswoningen.<br />
In vijf van deze groenkernen staan overhoeks<br />
geplaatste flatgebouwen van twaalf lagen, een<br />
school en buurtwinkelcentrum. De middelste<br />
buurten van Mariahoeve hebben een wijkpark<br />
of een sportterrein. De kwaliteit van Mariahoeve<br />
is redelijk. Het is geen Vogelaarwijk,<br />
maar er zijn wel zorgen over de verlopen houdbaarheidsdatum<br />
van de woningvoorraad, de<br />
kleine schaal van de voorzieningen, de sociale<br />
cohesie. Van den Ende ontdekte dat de troefkaarten<br />
van de wijk er eigenlijk net buiten liggen:<br />
de naburige topwijk Marlot, het landschap<br />
van de Duivenvoordse corridor en het<br />
NS-station Mariahoeve op loopafstand. Zijn<br />
analyse van de wijk leidde tot de overtuiging<br />
dat het renovatieproces van Mariahoeve niet<br />
moet starten bij de aanpak van de woningen,<br />
zoals in vrijwel alle probleemwijken wordt<br />
gedaan, maar bij de vernieuwing van de buurtcentra.<br />
Van den Ende signaleerde dat op het<br />
niveau van de publieke voorzieningen en de<br />
openbare ruimte daaromheen een enorme<br />
kwaliteitsslag kan worden gemaakt en dát met<br />
relatief bescheiden middelen. De veronderstelling<br />
is dat met beter toegankelijke, zichtbare<br />
en bruikbare buurtcentra de sociaal-economische<br />
kracht van de wijk groeit en ook de<br />
aandacht en de zorg van de bewoners voor hun<br />
eigen woonomstandigheden zal verbeteren.<br />
De ontwerper stelt voor de centra te differentiëren<br />
en te openen. In plaats van de huidige,<br />
toevallige samenstelling van kwijnende<br />
winkeltjes en lelijke kantoortjes krijgt elk van<br />
de vijf locaties een specifiek programmatisch<br />
profiel toegewezen. Dat profiel wordt afgeleid<br />
op basis van de aanwezigheid van onderwijs-,<br />
zorg-, bedrijfs- of culturele voorzieningen.<br />
5 – MARIAHOEVE: BUURTCENTRA BESTAAND 6 – MARIAHOEVE: BUURTCENTRA NIEUW<br />
7 – MARIAHOEVE: INDELING EN CONSTRUCTIE VAN BESTAAND BLOK EN HERONTWERP<br />
MET TOEVOEGING VAN ONDERNEMERSHUIS
8a – MARIAHOEVE: STEDEBOUWKUNDIGE ONDERLEGGER<br />
Vervolgens zijn inrichtingsplannen getekend<br />
voor de herstructurering van de openbare<br />
ruimte van de zes locaties en wordt een herschikking<br />
en herbenaming voorgesteld van de<br />
tramhaltes, waardoor de centra veel beter<br />
waarneembaar en bereikbaar worden vanaf de<br />
hoofdroutes door de wijk. Ten slotte wordt<br />
voor een specifieke locatie uitgewerkt hoe een<br />
benauwde tweelaagse galerijflat op een onduidelijk<br />
georiënteerde begane grond van<br />
winkels, kan worden omgebouwd tot een volume<br />
van dubbelhoge bedrijfsruimtes en ruime<br />
maisonnettewoningen met kantoor aan huis.<br />
Je kunt aan de pretentieloze, enigszins onvast<br />
vormgegeven, actuele stadswijk Mariahoeve<br />
nauwelijks het predikaat cultureel erfgoed<br />
verbinden. Maar in het licht van Belvedere is<br />
de benadering en bewerking van de wijk door<br />
Teun van den Ende interessant. In het bijzonder<br />
was het hem te doen het concept achter het<br />
ontstaan van de wijk te doorgronden en zijn<br />
voorstellen daarop te enten. De stedebouwkundige<br />
opzet van de wijk draait om de<br />
indeling in buurten met een eigen centrum<br />
voor de dagelijkse levensbehoeften. De maat<br />
en schaal van dit principe is afgestemd op leefpatronen<br />
uit de zestiger jaren, die in niets<br />
meer lijken op de onze. De schaalvergroting<br />
die zich in onze dagelijkse actieradius heeft<br />
voorgedaan moet als het ware opnieuw worden<br />
‘doorberekend’ naar het Mariahoeve van nu.<br />
Met het gedifferentieerd vernieuwen en herontwikkelen<br />
van de buurtcentra introduceert<br />
Van den Ende een nieuwe compleetheid, maar<br />
nu op de schaal van de stadswijk. Tegelijkertijd<br />
ondersteunt hij de specifieke kenmerken van<br />
dit naoorlogse stadsdeel door zorgvuldig aansluiting<br />
te zoeken bij de samenstellende delen.<br />
19 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />
Bevindingen<br />
Het studentenwerk laat zien dat de ontwerpers<br />
goed hebben nagedacht op welk niveau het<br />
adagium ‘behoud door ontwikkeling’ geldig<br />
gemaakt kan worden. Alle drie hebben ze de<br />
ontstaans- en ontwikkelingsgeschiedenis van<br />
de ontwerplocaties grondig bestudeerd alvorens<br />
tot de conclusie te komen dat hun ontwerpopgave<br />
moest aansluiten op de historische<br />
factoren die ooit ten grondslag lagen aan de<br />
gedaante van het landschap en de stad. Ze<br />
willen ontsnappen aan de valkuil van de<br />
historische falsificatie van de leefomgeving.<br />
Hun bevinding is dat het niet zo veel zin heeft<br />
historische patronen te beschermen als de<br />
redenen van hun bestaan zijn weggevallen.<br />
De drie projecten gaan op zoek naar nieuwe<br />
maatschappelijke of ruimtelijke factoren die<br />
inpasbaar zijn in de bestaande structuur. In<br />
Meinerswijk is dat de nieuwe bosbouwkundige<br />
ontginning van het gebied waardoor de maatschappelijke<br />
betekenis behouden blijft. In het<br />
Groene Hart is dat de ruimtelijk geregisseerde<br />
instroom van nieuwkomers die het integrale<br />
beheer van het landschap waarborgen. In<br />
Mariahoeve is dat de opschaling en stroomlijning<br />
van de buurtcentra waardoor de wijkgedachte<br />
nieuw leven wordt ingeblazen. Geen<br />
van de ontwerpers maakt zich druk om het feit<br />
dat hun ingrepen de morfologie van hun locaties<br />
behoorlijk beïnvloeden. Ze laten zich niet<br />
verlammen door stilistische, panoramische of<br />
museale kwaliteiten. Hun stelling lijkt te zijn:<br />
als we op een structureel niveau aansluiting<br />
vinden op de geschiedenis, wordt het resultaat<br />
bijna vanzelf mooi. Dat is een verademing.<br />
Een tweede observatie naar aanleiding van dit<br />
werk is, dat het voor ontwerpers altijd nodig<br />
blijkt te zijn op enig moment in het planproces<br />
8b – MARIAHOEVE: NIEUW VERBAND TUSSEN BUURTCENTRA EN<br />
VERPLAATSTE TRAMHALTES<br />
selectief te worden. De historische informatie<br />
over de actuele werkelijkheid is vrijwel altijd<br />
veelzijdig, genuanceerd, gelaagd en ook rafelig.<br />
De jonge ontwerpers deinzen er niet voor<br />
terug daarin interpreterend en pragmatisch te<br />
werk te gaan. Er bestaat geen historisch primaat<br />
in hun projecten, geen hermetisch betoog<br />
over het verleden. Er is eerst en vooral een<br />
wens om de maatschappelijke waarde en betekenis<br />
van hun locaties of ensembles te vermeerderen.<br />
Net als in de hoofden van bewoners<br />
en gebruikers wordt de geschiedenis in de<br />
hoofden van de ontwerpers een kneedbaar<br />
gegeven. Sommige aspecten, tijdvakken, artefacten<br />
kunnen worden gedupliceerd, uitvergroot<br />
of zelfs overdreven. Andere kunnen worden<br />
gemarginaliseerd omdat ze tegen de achtergrond<br />
van de ambitie van waardevermeerdering<br />
niet effectief zijn. Smeelen kiest voor een<br />
nieuwe landschappelijke laag waarin voor<br />
sommige relicten uit voorgaande lagen een<br />
nieuw bestaan is gegund. Heun is gefascineerd<br />
door de structuur van Kamerik, minder door<br />
oudere of jongere patronen in de omgeving.<br />
Van den Ende zet frontaal in op de buurtcentra<br />
en helemaal niet op de woningvoorraad. Al die<br />
selecties worden goed beargumenteerd en<br />
bewijzen zichzelf in het ontwerp.<br />
De bijzondere meerwaarde van deze afstudeerprojecten<br />
is dat ze zich niet zozeer uitspreken<br />
op het niveau van gebouwen maar betrekking<br />
hebben op grotere gebieden. De balans tussen<br />
bescherming en ontwikkeling wordt daardoor<br />
moeilijker te traceren en is voor meerdere<br />
benaderingen vatbaar. Alleen genuanceerde,<br />
sensitieve ontwerpers kunnen dat aan.<br />
Meer info over onderwijsnetwerk Belvedere:<br />
www.belvedere.nu zoek op onderwijsnetwerk
VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />
NEDERLAND<br />
50+3<br />
O<br />
JOS BAZELMANS<br />
BIJZONDER HOOGLERAAR ARCHEOLOGISCHE<br />
MONUMENTENZORG AAN DE VU EN WERK-<br />
ZAAM ALS SECTORHOOFD KENNISERFGOED<br />
BIJ DE RIJKSDIENST VOOR ARCHEOLOGIE,<br />
CULTUURLANDSCHAP EN MONUMENTEN<br />
DE HISTORISCHE CANON<br />
EN DE VOOR- EN VROEGSTE<br />
GESCHIEDENIS VAN<br />
ok de voorloper van de officiële canon, de<br />
Canon van het Nederlands verleden van Jan<br />
Bank en Piet de Rooij uit 2004, besteedt<br />
weinig aandacht aan de Nederlandse pre- en<br />
protohistorie. Volgens beide hoogleraren is ‘de<br />
voorgeschiedenis’ zelfs ‘een onoplosbaar mysterie’.<br />
Terwijl het vakgebied van de archeologie<br />
toch verantwoordelijk is voor het onderzoek<br />
naar het meest omvangrijke deel van de<br />
menselijke geschiedenis, van het ontstaan van<br />
de menselijke soort, meer dan twee miljoen<br />
jaar geleden, tot het moment dat sprake is van<br />
een volledige dominantie van het schrift<br />
(figuur 2). Voor Nederland strekt het verhaal<br />
zich uit over meer dan 300.000 jaar.<br />
Archeologen maken studie van de oudste<br />
‘menselijke’ sporen, zoals van goed geconserveerde<br />
concentraties vuursteen in de Maastrichtse<br />
groeve Belvédère. Deze dateren uit de<br />
vroegste fase van het midden-Paleolithicum<br />
(350.000 tot 250.000 jaar v.Chr.) en kunnen worden<br />
toegeschreven aan vroege Neanderthalers.<br />
Maar hun aandacht gaat bijvoorbeeld ook uit<br />
naar begravingen uit de late Middeleeuwen en<br />
de vroegmoderne tijd rond de kerk van het<br />
Gelderse Elst. In geen enkele schriftelijke<br />
bron wordt het grafritueel of de demografische<br />
ontwikkeling van deze dorpsgemeenschap<br />
beschreven. De laatste jaren worden zelfs<br />
resten uit de Tweede Wereldoorlog volgens de<br />
RCHEOLOGIE<br />
‘Teleurgesteld’, zo kunnen we de reactie van veel Nederlandse archeologen typeren op de in<br />
2006 in opdracht van de minister van OCW Maria van der Hoeven opgestelde historische canon.<br />
In vijftig vensters (figuur 1) werd een overzicht gegeven van ‘het geheel van belangrijke<br />
personen, teksten, kunstwerken, voorwerpen, verschijnselen en processen die samen laten<br />
zien hoe Nederland zich heeft ontwikkeld tot het land waarin we nu leven’. Met twee vensters<br />
– hunebedden en de Romeins limes – speelt de archeologie van en in Nederland een beperkte<br />
rol. Archeologen moeten in mijn ogen geen investering plegen in een eigen canon. In alle<br />
bescheidenheid, zo zal ik in deze bijdrage laten zien, hadden archeologen wel minstens drie<br />
extra vensters kunnen bijdragen aan de officiële historische canon.<br />
regels van het archeologische ambacht geborgen.<br />
Zo werden onlangs bij het Limburgse<br />
Mook afvalkuilen uit februari 1945 van de<br />
Canadese First Husars gedocumenteerd.<br />
De publicatie van de historische canon heeft<br />
veel reacties uitgelokt. Het vormt een Neder-<br />
1 – DE HISTORISCHE CANON VAN<br />
NEDERLAND, 2006 (WWW.ENTOEN.NU)<br />
landse variant van de ‘herinneringskoorts’<br />
– het begrip is van de historicus Andreas<br />
Huyssen – waar Europa aan lijdt sinds de val<br />
van de Muur in 1989 (figuur 3). Terecht werd<br />
de vraag gesteld of de staat een canon moet<br />
aanbieden die ‘een beschaafde vorm van<br />
Nederlanderschap en zelfs zelfbewustzijn
schraagt’. De winst van het debat op dit punt<br />
ligt in de betrekkelijk brede consensus dat het<br />
project ten dienste mag staan van een verbeelding<br />
en verankering van de waarden die ten<br />
grondslag liggen aan ons democratisch bestel<br />
maar niet van een welbepaalde Nederlandse<br />
identiteit. Het is echter mogelijk dat op dit<br />
laatste punt de discussie een andere wending<br />
krijgt nu ook wetenschappers, Schuyt, en<br />
ministers van sociaal-democratische huize,<br />
Bos en Plasterk, pleiten voor een vorm van<br />
‘beschaafd nationalisme’. Ook werd kritiek<br />
geuit op het feit dat de canon het zicht op de<br />
wereld buiten Nederland belemmert. Hoewel<br />
verschillende vensters iets laten zien van de<br />
Europese en wereldgeschiedenis, had een aantal<br />
aanvullende archeologische vensters als<br />
vanzelfsprekend de aandacht gevestigd op<br />
Nederland in de wereld. Een blik op de pre- en<br />
protohistorie had duidelijk gemaakt dat Nederland,<br />
de Nederlandse staat en de Nederlandse<br />
gemeenschap jonge verschijnselen zijn. Nederland<br />
vormt geen natuurlijke grootheid, maar<br />
een toevallig product met een wisselvallige en<br />
korte voorgeschiedenis. Dat betekent ook dat<br />
het onderwerp van de canon naar de toekomst<br />
toe geen eeuwigheidswaarde heeft. Een blik op<br />
een reeks van kaarten in een willekeurige historische<br />
atlas maakt duidelijk hoe het vaderland<br />
al snel vervluchtigt naar mate men dieper<br />
in de tijd terug gaat: via de Staat der<br />
Nederlanden, de Republiek, de Bourgondische<br />
Nederlanden en ten slotte het bisdom Utrecht.<br />
Daarvoor is er niets wat ook maar in de verste<br />
verte lijkt op het onderwerp van de nieuwe<br />
canon. Voor de pre- en protohistorie is het<br />
beter om Nederland te beschouwen als een<br />
onlosmakelijk deel van de Noordwest-Europese<br />
laagvlakte (beneden 300 m +NAP): het<br />
omvangrijke kustgebied dat loopt van Noord-<br />
Frankrijk tot ver in Polen en dat is gesitueerd<br />
in een gematigde klimaatzone.<br />
Tussen alfa en bèta<br />
‘Het verhaal van Nederland’ – de canon –<br />
vormde ook een inspiratiebron om te komen<br />
tot alternatieve of andere canons. Tegenwoordig<br />
zijn canons beschikbaar voor bijvoorbeeld<br />
de stad Leiden, de provincie Fryslân, de<br />
Nederlandse muziekgeschiedenis of de aardkunde<br />
van Nederland. Onlangs verscheen De<br />
bètacanon. In deze canon is in vijftig kern-<br />
2 – TIJDSDIEPTE. DE<br />
VOOR- EN VROEGSTE<br />
GESCHIEDENIS VAN<br />
NEDERLAND<br />
Samenvatting<br />
In de officiële historische canon speelt de archeologie en de voor- en<br />
vroegste geschiedenis van Nederland een te bescheiden rol. Jos<br />
Bazelmans, hoofd van de sector Kennis Erfgoed van de Rijksdienst voor<br />
Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten, is van mening dat de<br />
Nederlandse archeologie geen eigenstandige canon moet opstellen. In<br />
bovenstaand essay stelt hij dat de toevoeging van drie ‘vensters’<br />
21<br />
begrippen te vinden wat iedere Nederlander<br />
zou moeten weten van natuurwetenschap en<br />
technologie. Tot grote tevredenheid van archeologen<br />
worden in deze canon twee begrippen<br />
behandeld die in hun vakgebied een grote rol<br />
spelen – ‘de mens’ en ‘landbouw’ – en die in de<br />
historische canon ontbreken of op een ongelukkige<br />
wijze worden besproken. Onder het<br />
kopje ‘Weg van de Savanne’ wordt in hoofdstuk<br />
38 de geschiedenis van de menselijke<br />
voorouders beschreven. Hier vinden we wat in<br />
de historische canon om allerlei redenen het<br />
VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />
3 – HERINNERINGSKOORTS<br />
IN EUROPA. SINDS 2001 WORDT<br />
JAARLIJKS AANDACHT BESTEED<br />
AAN HET NEDERLANDSE<br />
SLAVERNIJVERLEDEN EN DE<br />
AFSCHAFFING VAN DE SLAVERNIJ.<br />
(NATIONAAL MONUMENT NEDER-<br />
LANDS SLAVERNIJ-VERLEDEN)<br />
eerste venster had moeten zijn. Het wijst ons<br />
er op dat de historische canon niet alleen door<br />
historici geschreven had moeten worden.<br />
Gechargeerd gezegd: ze hebben geen flauw<br />
benul van het wetenschappelijke onderzoek<br />
naar de geschiedenis van Nederland en (West-)<br />
Europa voor 1500 na Chr. Ook laat het ons zien<br />
dat er nog een lange weg te gaan is als het gaat<br />
om het samenbrengen van een evolutionairbiologisch<br />
en een historisch perspectief. Samen<br />
met ethologen zijn archeologen uitstekend in<br />
staat om alfa en bèta bij elkaar te brengen.<br />
en de ingrijpende wijziging van één venster van Van Oostroms canon kan<br />
volstaan. Samen met het bestaande vijfde venster over de Romeinse<br />
limes vormen vensters over het ontstaan van mensachtigen, de menswording,<br />
huis en haard in pre- en protohistorie en over Indoeuropese<br />
stamsamenlevingen de rode draad van een lang verhaal dat voor de<br />
geschiedenis van Nederland wel 300.000 jaar omvat.
VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009 ARCHEOLOGIE<br />
4 – VENSTER 1 - VUISTBIJL, MIDDEN PALEO-<br />
LITHICUM (OUDER DAN 150.000 JAAR), RHENEN<br />
Het is hier niet de plaats om alsnog volledig<br />
vorm te geven aan de ontbrekende vensters<br />
voor de pre- en protohistorie van Nederland.<br />
Wel wordt een eerste aanzet gegeven. Om<br />
discussie uit te lokken, maar vooral om te laten<br />
zien waarom het verhaal over de pre- en protohistorie<br />
zo interessant én belangrijk is. Het<br />
kan ons een eerste houvast bieden als het gaat<br />
om de uiteenlopende waarden die bij elkaar<br />
komen in het op het eerste gezicht ongemakkelijke<br />
begrip ‘beschaafd nationalisme’.<br />
Venster op het vroegste verleden<br />
Bij de beschrijving van het eerste venster moet<br />
het exclusieve perspectief op Nederland verlaten<br />
worden. Het fenomeen waarop het venster<br />
betrekking heeft, speelde zich af in Afrika. Het<br />
gaat over het proces van menswording, eerst en<br />
vooral op het ontstaan van het geslacht Homo:<br />
alle soorten, waaronder de moderne mens, die<br />
we rekenen tot de hominiden. Dit proces reikt<br />
wel zes tot acht miljoen jaar terug: het moment<br />
waarop de mens een laatste voorouder deelt<br />
met verschillende andere primaten. Rond vier<br />
miljoen jaar geleden ontstond de gemeen-<br />
5 – VENSTER 2. ‘TRIJNTJE’, GRAF VAN EEN 40-60 JAAR OUDE VROUW, LAAT MESOLITHICUM, HARDINXVELD<br />
6 – VENSTER 3. BOERENGEHUCHT UIT DE IJZERTIJD IN HET RIVIERENGEBIED (KELVIN WILSON)<br />
22<br />
schappelijke voorouder van de hominiden: de<br />
rechtoplopende Australopithecus. Uit deze ‘zuidelijke<br />
aap’ ontstonden 2,5 tot 1,7 miljoen jaar<br />
geleden na en naast elkaar diverse hominide<br />
soorten. Eén van hen, Homo Erectus, maakte en<br />
gebruikte werktuigen en vuur én begaf zich als<br />
eerste ook buiten Afrika (‘Out of Africa 1’).<br />
Een andere nazaat was de Neanderthaler. Zijn<br />
aanwezigheid sinds 500.000 jaar geleden in<br />
grote delen van Europa is goed gedocumenteerd.<br />
Zoals hierboven opgemerkt, zijn ook in<br />
Nederland de vuurstenen artefacten gevonden<br />
van deze soort. Jammer genoeg slechts hoogst<br />
zelden in hun oorspronkelijke context. Een<br />
passend icoon voor dit venster is de vuistbijl<br />
(figuur 4), een betrekkelijk gecompliceerd en<br />
veelzijdig werktuig dat door onze verre hominide<br />
voorouders over grote gebieden van de<br />
wereld en over honderdduizenden jaren werd<br />
gehanteerd.<br />
Hoewel er duidelijke grenzen te trekken zijn<br />
tussen diverse geslachten en soorten, is het<br />
genetische verschil tussen primaten en hominiden<br />
en uiteindelijk de mens niet groot. Uit<br />
ethologisch onderzoek blijkt tevens dat de verschillen<br />
op sociaal en cognitief gebied klein<br />
zijn. Niet alleen voor de ontwikkeling van de<br />
mens is een combinatie van natuur en cultuur<br />
maatgevend: ook bij andere primaten spelen<br />
imitatie, leerprocessen en culturele overdracht<br />
een rol. Ook door het werk in de archeologie<br />
wordt het eeuwenoude dogma van de onbetwistbare<br />
grens tussen mens en dier met kracht<br />
en met redenen omkleed ter discussie gesteld.<br />
De mens: ontstaan en verspreiding<br />
Een tweede venster betreft de menselijke soortvorming:<br />
het ontstaan van de moderne mens of<br />
Homo sapiens. Ook dit proces speelt zich in<br />
Afrika af. Daar ontstond, wellicht al 150.000 tot<br />
200.000 jaar geleden, de menselijk soort. Na de<br />
soortvorming, in het bezit van volledige taalvaardigheid,<br />
en pas na 60.000 jaar voor heden<br />
verspreidde Homo sapiens zich vanuit Afrika in<br />
een reeks van stappen over vrijwel de gehele<br />
aarde (‘Out of Africa 2’). Kenmerkend voor de<br />
vroege moderne mens was een ingewikkelder<br />
en intensiever werktuiggebruik, waarbij niet<br />
alleen gebruik gemaakt werd van steen maar<br />
ook van been, gewei en ivoor. Technologische<br />
ontwikkelingen voltrokken zich in een steeds<br />
hoger tempo. Bijzonder zijn de eerste aanwijzingen<br />
voor het gebruik van sieraden en voor<br />
kunst.<br />
In Europa trof de mens de Neanderthaler aan,<br />
een verwant uit het geslacht Homo, waarvan de<br />
mens zich in genetische, sociale en culturele<br />
zin fors onderscheidde; de wegen van beide<br />
soorten hadden zich immers al meer dan een<br />
half miljoen jaar geleden gescheiden. De Homo
neanderthalensis stierf zo rond 30.000 jaar<br />
geleden uit onder nog onopgehelderde<br />
omstandigheden. Daarmee ontstond pas de<br />
voor de moderne mens zo vertrouwde, maar<br />
eigenlijk uitzonderlijke situatie dat hij/zij<br />
de enige representant op aarde is van het<br />
geslacht Homo.<br />
De oudste resten van de moderne mens in<br />
Nederland stammen uit de periode van na ca<br />
13.000 v.Chr. (het laat-Paleolithicum). Vanaf<br />
die tijd is – met enkele kleine eeuwenlange<br />
onderbrekingen tijdens het einde van de laatste<br />
IJstijd – sprake van een aaneengesloten<br />
menselijke bewoning van ons gebied.<br />
Niemand anders dan ‘Trijntje’ (figuur 5), de<br />
oudste archeologisch gedocumenteerde persoon<br />
uit het verleden van Nederland, kan<br />
staan voor de in dit venster beschreven ontwikkelingen.<br />
In evolutionaire zin gaat het<br />
hier om zeer recente gebeurtenissen. Gelet op<br />
het korte tijdsbestek sinds ‘Out of Africa 2’ is<br />
er weinig ruimte voor genetische verandering<br />
ten opzichte van onze voorouders van rond<br />
60.000 jaar geleden. Onontkoombaar is daarom<br />
de conclusie dat alle mensen ter wereld in<br />
genetische zin gelijk geboren worden.<br />
In de aanloop naar en tijdens de betrekkelijke<br />
langzame menselijke soortvorming speelden<br />
veranderingen in de genetische make-up en in<br />
de culturele bagage samen een rol. Na de verspreiding<br />
van de soort uit Afrika zijn de genetische<br />
veranderingen binnen de soort zeer<br />
klein geweest en is de menselijke ontwikkeling<br />
volledig bepaald door processen van culturele<br />
innovatie en overdracht. Enigszins gechargeerd:<br />
de mens geeft zelf vorm aan zijn eigen<br />
ontwikkeling. Via complexe processen van<br />
afscheiding, (gescheiden) ontwikkeling en<br />
(hernieuwd) contact en onderwerping is wereldwijd<br />
een complex mozaïek ontstaan van culturen<br />
en cultuurgroepen. De archeologie staat<br />
nog maar aan het begin van de vergelijkende<br />
studie naar de overeenkomsten en verschillen<br />
in de ontwikkeling van mens en samenleving<br />
in de verschillende delen van de wereld.<br />
Huis en haard<br />
Het derde venster lijkt vertegenwoordigd in de<br />
historische canon. Het eerste venster heeft<br />
immers betrekking op de hunebedden en op<br />
de ‘revolutionaire’ overgang van een bestaanswijze<br />
die gebaseerd is op jagen, vissen en verzamelen<br />
naar een die is gebaseerd op landbouw.<br />
Toch kan bij dit venster een aantal kritische<br />
kanttekeningen worden geplaatst. Hoewel<br />
de hunebedden ongetwijfeld een bijzonder<br />
fenomeen vormen – en uiteraard moet iedere<br />
Nederlander weet hebben van het bestaan en<br />
de betekenis van hunebedden – mag niet de<br />
23 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />
7 – VENSTER 4. ‘VORSTENGRAF’ VAN OSS, VROEGE IJZERTIJD<br />
indruk ontstaan dat de bewoning in Nederland<br />
begint met de bouwers van deze monumentale<br />
grafkelders. Hiermee reproduceert de canon<br />
een sterk verouderd beeld dat in het onderwijs<br />
tot in de jaren zestig gemeengoed was, maar<br />
waarmee in de wetenschap al tientallen jaren is<br />
afgerekend. De eenzijdige en exclusieve aandacht<br />
voor de hunebedden als het gaat om<br />
onze vroegste geschiedenis doet ook geen recht<br />
aan een diepere voorgeschiedenis en aan de<br />
enorme vooruitgang in het archeologisch<br />
onderzoek in Nederland. Archeologen zijn op<br />
basis van grootschalig onderzoek van nederzettingen<br />
en grafvelden in staat voor de meeste<br />
regio’s binnen Nederland een gedetailleerd<br />
beeld te geven van de ontwikkeling van lokale<br />
boerengemeenschappen van enkele duizenden<br />
jaren voor Christus tot diep in de Middeleeuwen.<br />
Archeologen hadden waarschijnlijk liever<br />
geopteerd voor een venster waarin de boerderij,<br />
het vee, het erf en de omliggende in- en outfields<br />
centraal staan (figuur 6). Onze geschiedenis is<br />
over een periode van wel vijfduizend jaar, en<br />
tot ver in de twintigste eeuw, vooral een verhaal<br />
van kleine boerengemeenschappen.<br />
Archeologen schrijven de canon liever met een<br />
kleine dan met een hoofdletter ‘C’. En daarbij<br />
is niet de nieuwe wijze van voedselproductie<br />
het belangrijkst, maar de ervaring vast te<br />
wonen op één plek: het ontstaan, met andere<br />
woorden, van de praktijk en het idee van ‘huis<br />
en haard’. Voor het belangrijkste deel van de<br />
pre- en protohistorie gaat het overigens voor<br />
Nederland over betrekkelijk kleine aantallen<br />
mensen. Het is moeilijk voorstelbaar maar<br />
Nederland werd tot in de vroege Middeleeuwen<br />
bewoond door enkele tienduizenden<br />
mensen, met uitzondering van de Romeinse<br />
tijd toen het aantal opliep tot wellicht een<br />
kwart miljoen. Door een eeuwenlang, intensief,<br />
en vaak desastreus gebruik van het landschap<br />
was de hand van de mens wel al vroeg<br />
overal zichtbaar.<br />
Overigens verdient de overgang naar de landbouw<br />
voor de Nederlandse delta enkele belangrijke<br />
aantekeningen. Opnieuw lag Nederland<br />
ver buiten het gebied waar voor Europa en<br />
Azië de oorspong ligt voor deze nieuwe<br />
bestaans- en levenswijze. Voor de autochtone<br />
bevolking was een onvoorwaardelijke en volledige<br />
overgang naar een agrarische voedselproductie<br />
namelijk helemaal niet vanzelfsprekend.<br />
Minstens duizend jaar bleef een wijze<br />
van voedselverzameling dominant waarin<br />
oude en nieuwe voedselbronnen werden<br />
gecombineerd. In dat verband is het ook goed<br />
te beseffen dat de overgang naar een bestaanswijze<br />
als boer niet alleen te begrijpen is als een<br />
positieve stap in de menselijke beschaving: het<br />
betekende ook de definitieve stap uit het<br />
Paradijs. In vergelijking met jagers en verzamelaars<br />
zijn landbouwers gedwongen een veel<br />
groter deel van hun tijd te besteden aan economische<br />
activiteiten. De overgang naar landbouw<br />
betekende ook het einde van de egalitaire<br />
vormgeving van de samenleving. Ook de<br />
oorsprong van een versterkt besef van het
VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009 24<br />
ARCHEOLOGIE<br />
verschil tussen ‘wij’ en ‘zij’ ligt in de hierboven<br />
beschreven ontwikkelingen besloten.<br />
Stamsamenlevingen in de marge<br />
Met het vierde venster begeven we ons<br />
opnieuw buiten de gebaande paden van de officiële<br />
canon. Bijzondere aandacht verdient het<br />
feit dat Nederland in de loop van de bronstijd<br />
deel wordt van het Indo-europese veld van<br />
talen en culturen. De aard, oorzaak en fasering<br />
van de Indo-europese expansie is nog zeer<br />
omstreden. Duidelijk is wel dat er grote verschillen<br />
bestaan tussen de samenlevingen van<br />
de landbouwers van het Neolithicum en de<br />
vroege bronstijd enerzijds en van de middenbronstijd<br />
en later anderzijds, en niet alleen in<br />
taalkundige zin. In de eerste groep zijn weliswaar<br />
al begerenswaardige objecten van waarde<br />
te vinden – zoals grote (onbruikbare) geslepen<br />
bijlen – maar deze samenlevingen lijken een<br />
sterke nadruk te leggen op het belang van de<br />
gemeenschap als geheel. De gemeenschap ligt<br />
ook ten grondslag aan relatief grote inspanningen,<br />
zoals de bouw van hunebedden. In de<br />
archeologische nalatenschap, bijvoorbeeld in<br />
het grafritueel, zijn vooraanstaande personen<br />
echter niet te vinden. Dat is wezenlijk anders<br />
in de tweede, jongere groep van samenlevingen,<br />
waarvan we voor de jongste vertegenwoordigers<br />
een glimp opvangen in middeleeuwse helden-<br />
8 – VENSTER 5. DE ROMEINSE LIMES,<br />
MIJLPAAL MONSTER<br />
dichten. Het prestige van individuele mannen<br />
is voor de late prehistorie en protohistorie<br />
nadrukkelijk wel archeologisch zichtbaar;<br />
vooral in de strijd, persoonlijke hygiëne, feesten,<br />
rituelen en koningschap. In de graven van<br />
deze mannen vinden we dan ook kostbare<br />
wapens, toiletgereedschap, bijzondere kleding,<br />
sieraden, strijdwagens, paarden, drinkserviezen<br />
en soms objecten die staan voor een sacraal<br />
koningschap. Een treffend voorbeeld binnen<br />
Nederland van de symbolische vormgeving<br />
van verschillen in status is het zogeheten<br />
vorstengraf van het Noord-Brabantse Oss uit<br />
de vroege IJzertijd (figuur 7). Overigens is het<br />
duidelijk dat zich op het latere Nederlandse<br />
grondgebied nooit zeer uitgesproken sociaalpolitieke<br />
verschillen tussen mensen en binnen<br />
groepen hebben ontwikkeld. De mensen<br />
woonden in geïsoleerde boerderijen of gehuchten<br />
van ten hoogste twee of drie boerderijen.<br />
Echte dorpen kwamen tot in de late ijzertijd of<br />
de Romeinse tijd niet voor. In afwijking tot<br />
wat in de grootste delen van Europa gebruikelijk<br />
was, leefde men in Nederland samen met<br />
het vee onder één dak. Deze traditie, waaraan<br />
pas in de loop van de twintigste eeuw een<br />
einde is gekomen, gaat terug tot in de middenbronstijd.<br />
Het is in dit verband opmerkelijk<br />
dat ter bevordering van het welzijn van dieren<br />
het millenniaoude aanbinden van vee binnenkort<br />
zal worden verboden.<br />
Geraakt door de beschaving<br />
Met het vijfde en laatste venster vinden we<br />
aansluiting bij de officiële canon. Het is<br />
terecht dat de Romeinse tijd een plek in de<br />
canon heeft gekregen met het venster over de<br />
Romeinse limes. Een Romeinse mijlpaal vormt<br />
een goedgekozen icoon (figuur 8). Het is in de<br />
eerste eeuw v.Chr. voor het eerst dat de stamsamenlevingen<br />
in de Nederlandse delta te<br />
maken krijgen met een staatssamenleving<br />
waarin het schrift, recht, een staatsmonopolie<br />
op geweld, geïnstitutionaliseerde en gewijde<br />
macht en een handelseconomie een vooraanstaande<br />
rol spelen. Over de belangstelling van<br />
de Romeinen voor ons gebied hoeven we ons<br />
geen illusies te koesteren. Nederland had<br />
slechts een strategische betekenis, als een<br />
belangrijke verbindingszone tussen het Duitse<br />
Rijnland en Brittannië. Daarnaast gold het als<br />
gebied voor de rekrutering van soldaten. De<br />
beroemde, allochtone Bataven, bij uitstek<br />
exponenten van een Indo-europese krijgertraditie,<br />
vormden de groep die de meeste soldaten<br />
leverden. Omstreden is de vraag of in hun leefwijze<br />
en ontwikkeling, die nauw aansloot bij<br />
de tradities van late prehistorie, een zelfbewust<br />
vasthouden zichtbaar is aan eigen culturele<br />
tradities of dat sprake was van onderontwikkeling<br />
door structurele afhankelijkheid en uit-<br />
buiting. Duidelijk is wel dat met het wegvallen<br />
van het Romeinse gezag in Nederland een situatie<br />
ontstond die sprekend leek op de situatie<br />
in de late prehistorie. Weinig omvangrijke<br />
boerengemeenschappen in kleine stamverbanden<br />
– opnieuw in totaal niet meer dan enkele<br />
tienduizenden personen – domineerden het<br />
landschap. Het belang van het Romeinse Rijk<br />
lag niet in haar onmiddellijke nalatenschap<br />
maar vooral in de machtspolitieke mogelijkheden<br />
van de herinnering van wat eeuwenlang<br />
als de oudste beschaving werd beschouwd. De<br />
Nederlandse delta verandert pas onherkenbaar<br />
in de volle Middeleeuwen als door grootscheepse<br />
ontginningen een enorme demografische<br />
transitie vorm krijgt (een zesde venster?)<br />
en de basis wordt gelegd voor de uitzonderlijke<br />
positie van het Nederlandse kustgebied in de<br />
late Middeleeuwen en vroegmoderne tijd.<br />
Geschiedenis en<br />
maatschappelijke waarden<br />
In bovengenoemde alternatieve archeologische<br />
vensters (figuur 9) draait het om de menswording,<br />
de menselijke kolonisatie van de<br />
wereld, de domesticatie van dieren en gewassen,<br />
de totstandkoming van een samenhangend<br />
veld van Indo-europese talen en culturen<br />
en de eerste staats- en imperiumvorming en de<br />
consequenties van deze ingrijpende processen<br />
voor de bewoningsgeschiedenis van het gebied<br />
dat later Nederland werd. Deze processen confronteren<br />
ons op een directe wijze met ons<br />
denken én onze waardering van het contrast<br />
tussen mens en dier, tussen autochtoon en<br />
allochtoon, tussen huis en erf en buitenwereld,<br />
en tussen persoon enerzijds en samenleving en<br />
staat anderzijds. Het gaat hier om een bespreking<br />
van de combinaties van medemenselijkheid<br />
én culturele diversiteit, van zelfbewustzijn<br />
én openheid, en van gemeenschapszin én<br />
autonomie. Dit zijn combinaties van cruciale<br />
maatschappelijke waarden die belangrijk zijn<br />
in de vormgeving van een samenleving die<br />
zich zowel voorstaat op haar democratische<br />
grondslag als haar in een gemeenschappelijke<br />
geschiedenis gewortelde saamhorigheid. Ze<br />
laten zien dat ‘beschaafd nationalisme’ geen<br />
eenvoudig concept is: de constructie van een<br />
eigen nationale identiteit moet vergezeld gaan<br />
van een oriëntatie op en waardering van de<br />
relaties met andere sociale groepen en onze<br />
natuurlijke omgeving. Deze wijze van bespreking<br />
van onze geschiedenis maakt het mogelijk<br />
een tussenpositie te kiezen tussen een te<br />
sterke beklemtoning van het eigene en het<br />
taboe op de bespreking en waardering van culturele<br />
verschillen. Archeologen en onderzoekers<br />
van de natuurlijke historie kunnen hierover<br />
een belangwekkend verhaal vertellen dat uitnodigt<br />
tot overdenking en discussie.
DE HISTORISCHE<br />
CANON<br />
4. –1.800<br />
3. –5.300<br />
2. –8.200<br />
1. –350.000<br />
9 – 50+3: DE HISTORISCHE CANON EN DE VOOR- EN VROEGSTE GESCHIEDENIS VAN NEDERLAND<br />
Verantwoording<br />
In Bazelmans 2007 is een eerste voorstel te vinden<br />
voor vier alternatieve ‘archeologische’<br />
vensters binnen de historische canon. Een<br />
belangrijke inspiratiebron bij de uitwerking<br />
van de vensters werd gevormd door het jongste<br />
werk van de grand old man van de Europese<br />
archeologie, Colin Renfrew (Renfrew 2007).<br />
De voorloper van de officiële historische canon<br />
(zie www.entoen.nu) is Bank en de Rooij, 2004.<br />
Voor de bètacanon, zie Dijkgraaf, Fresco,<br />
Gualthérie van Weezel en Van Calmthout,<br />
2008. Van Heeteren (2008) schreef het hoofdstuk<br />
over de menswording in de bètacanon.<br />
Voor de overbrugging van de kloof tussen<br />
alpha en bèta is aansluiting nodig bij het werk<br />
van ethologen (zie De Waal 2005 en 2007, met<br />
vele verwijzingen naar zijn omvangrijke en<br />
belangwekkende oeuvre).<br />
Een goede toegang tot het onderzoek van de<br />
Nederlandse pre- en protohistorie wordt<br />
gevormd door de Nationale Onderzoeksagenda<br />
Archeologie (www.noaa.nl). Een standaardwerk<br />
voor de Nederlandse prehistorie is<br />
Louwe Kooijmans et al. 2005. Een belangrijke<br />
aanvulling voor de steentijd wordt gevormd<br />
door Deeben et al. 2005. De Limes Atlas<br />
(Colenbrander en MUST 2005) geeft een goed<br />
inzicht in de militiare infrastructuur langs de<br />
Neder-, Kromme en Oude Rijn. Een goede<br />
25 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />
opvolger van het sterk verouderde De<br />
Romeinen in Nederland (Van Es 1981) is jammer<br />
genoeg (nog) niet beschikbaar. Voor de<br />
twee steden uit de Romeinse tijd op Nederlands<br />
grondgebied zie Willems et al. 2005<br />
(Nijmegen) en De Jonge, Bazelmans en De<br />
Jager 2006 (Voorburg). Een bijzondere studie<br />
van een Bataafs dorp is Roymans, Derks en<br />
Heeren 2007. Laatstgenoemd werk biedt voor<br />
Romeins Nederland een uitstekende toegang<br />
tot relevante, moderne literatuur uit binnenen<br />
buitenland.<br />
Literatuur<br />
– Bank, J, en P. de Rooij, 2004: Wat iedereen<br />
móet weten van de vaderlandse geschiedenis.<br />
Een canon van het Nederlands verleden,<br />
NRC Handelsblad, d.d. 30 oktober 2004.<br />
– Bazelmans, J., 2007: Waarde en waarden in de<br />
archeologie en de archeologische monumentenzorg,<br />
in J. Rodermond (red.), Perspectief. Maakbare<br />
geschiedenis, Rotterdam.<br />
– Colenbrander, B., en MUST, 2005:<br />
Limes Atlas, Rotterdam.<br />
– Deeben, J., E. Drenth, M-F. van Oorsouw<br />
en L. Verhart (red.), 2005: De Steentijd van<br />
Nederland, Zutphen (Archeologie 11/12).<br />
– Dijkgraaf, R, L. Fresco, T. Gualthérie van<br />
Weezel en M. Van Calmthout, 2008: De bètacanon.<br />
Wat iedereen moet weten van de natuurwetenschappen,<br />
Amsterdam.<br />
– Es, W.A. van, 1981 3 (1972): De Romeinen<br />
in Nederland, Bussum.<br />
– Heeteren, A. van, 2008: De mens.<br />
Weg van de savanne, in R. Dijkgraaf et al.,<br />
De bètacanon. Wat iedereen moet weten van de<br />
natuurwetenschappen, Amsterdam, 169-172.<br />
– Huyssen, A., 1995: Twilight memories.<br />
Marking time in a culture of amnesia, Londen.<br />
– Jonge, W. de, J. Bazelmans en D.H. de Jager,<br />
2006: Forum Hadriani. Van Romeinse stad<br />
tot monument, Utrecht.<br />
– Louwe Kooijmans, L., P.W. van den Broeke,<br />
H. Fokkens en A. van Gijn (red.), 2005:<br />
Nederland in de prehistorie, Amsterdam.<br />
– Renfrew, C., 2007: Prehistory. The making<br />
of the modern mind, Londen.<br />
– Roymans, N., T. Derks en S. Heeren, 2007:<br />
Een Bataafse gemeenschap in de wereld van het<br />
Romeinse rijk. Opgravingen te Tiel-Passewaaij,<br />
Utrecht.<br />
– Waal, F. de, 2005: De aap in ons. Waarom we<br />
zijn wie we zijn, Amsterdam en Antwerpen.<br />
– Waal, F. de, 2007: De aap en de filosoof. Hoe<br />
de moraal is ontstaan, Amsterdam en Antwerpen.<br />
– Willems, W.J.H., H. Van Enckevort,<br />
J. Thijssen en J.K. Haalebos, 2005: Nijmegen.<br />
Geschiedenis van de oudste stad van Nederland.<br />
Prehistorie en Oudheid, Wormer.
HAVIK 37AMERS<br />
’S<br />
Stadsherstel timmert aan de stad’. Dat is de slogan, waarmee<br />
de NV Amersfoortse Maatschappij tot Stadsherstel<br />
zich manifesteert in met name de historische binnenstad<br />
van Amersfoort. Door haar brede taakopvatting bestaat<br />
het bezit van Stadsherstel niet louter uit ‘beschermde’ monumenten,<br />
maar voor een groter deel uit zgn. gemeentelijke monumenten<br />
en beeldbepalende panden, althans objecten, gelegen binnen<br />
het beschermde stadsgezicht van Amersfoort.<br />
In 2007 verwierf Stadsherstel het rijksmonument Havik 37. Tot<br />
het overlijden – enkele jaren daarvoor – van de eigenaar, was dit<br />
pand in gebruik als feestartikelenwinkel en woning op de bovengelegen<br />
etages.<br />
Zo op het eerste gezicht is Havik 37 geen bijzonder historisch<br />
object. Een 19de-eeuwse lijstgevel, zoals er veel zijn in de stad. De<br />
gevel is afgewerkt met pleisterwerk in blokverband, natuursteen<br />
suggererend. Aardig is zeker de vroeg 20ste-eeuwse winkelpui op<br />
de begane grond, met gebogen raamroeden in de bovenlichten en<br />
geslepen glas. Maar er is meer...<br />
Het fraaie tegeltableau met jugendstilmotieven Bij de entree verwijst<br />
een fraai tegeltableau naar de functie van het pand in die<br />
periode. Tussen 1830 en 1925 was hier de firma H. Wolters<br />
gevestigd, een boekhandel en groothandel in behangselpapieren en<br />
religieuze artikelen.<br />
Havik 37 is ‘gestript’, waarna het aan een bouwhistorisch onderzoek<br />
werd onderworpen. De conclusie daarvan is dat de bouwhistorische<br />
ontwikkeling van Havik 37 zich niet eenvoudig laat<br />
ontrafelen. De vele bouwsporen roepen een beeld op van een in<br />
verschillende perioden ingrijpend gewijzigd gebouw, maar anderzijds<br />
te sporadisch om een duidelijk overzicht te krijgen. Alle<br />
eeuwen zijn in dit pand vertegenwoordigd. De datering van Havik<br />
37 voert terug tot de 16 e eeuw.<br />
De opgave, waar Stadsherstel Amersfoort, in een situatie als deze<br />
voor staat is – behalve de restauratie en renovatie van het pand –<br />
het vinden van een passend hergebruik daarvan. In dit geval let dat<br />
Cultureel erfgoed voor de toekomst
heel nauw omdat achter de voormalige winkelruimte zich een – in<br />
oorsprong - rijk gedecoreerde tuinkamer met een fraai bewerkte<br />
rococo schouw bevindt. Zou op de begane grond weer een winkel<br />
worden gerealiseerd, dan valt te verwachten dat de tuinkamer de<br />
functie van opslagruimte zal verkrijgen. Daarom is niet uitgekeken<br />
naar ‘zomaar’ een huurder, maar gezocht naar een gebruiker, die<br />
het object met eerbied wil bejegenen. Dat is gelukt! Nog voordat<br />
de restauratie van start ging heeft zich gegadigde in de sfeer van<br />
dienstverlening gemeld, die belang hecht aan het behoud van de<br />
monumentale waarden in dit object en ook graag bereid is tijdens<br />
Open Monumentendag geïnteresseerden deelgenoot te maken van<br />
wat Havik 37 te bieden heeft.<br />
DRS. FONS DE BACKER<br />
DIRECTEUR<br />
NV AMERSFOORTSE<br />
MAATSCHAPPIJ TOT<br />
STADSHERSTEL<br />
NV Amersfoortse Maatschappij tot Stadsherstel<br />
Muurhuizen 159<br />
Postbus 842<br />
3800 AV Amersfoort<br />
Telefoon 033-460 50 20<br />
Fax 033-460 50 39<br />
E-mail info@stadsherstelamersfoort.nl<br />
www.stadsherstelamersfoort.nl<br />
De bovengelegen etages bevatten veel ruimte. Daarin zal een<br />
drietal (huur)appartementen worden gerealiseerd. Het gehele<br />
project zal uiterlijk voorjaar 2010 voltooid zijn, waarmee de stad<br />
weer een pareltje rijker is.<br />
BRONNEN<br />
– Sandra Hovens Verrassingen achter een 19de-eeuwse gevel<br />
KRONIEK tijdschrift historisch Amersfoort jaargang 9,<br />
nummer 3, september 2007.<br />
– Bureau voor Bouwhistorie en Architectuurgeschiedenis BBA:<br />
Havik 37 Amersfoort, bouwhistorische opname en waardestelling<br />
augustus 2008.<br />
FOORT–een restauratie<br />
2 – XXX<br />
Cultureel erfgoed voor de toekomst
VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />
SANDER DIEPENDAAL ARCHEOLOOG<br />
MW. HANTZEN KREMER<br />
KNA-ARCHEOLOOG ARCHEOLOGISCH<br />
ADVIESBUREAU SYNTHEGRA<br />
ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK<br />
NAAR TWEE MIDDELEEUWSE<br />
STEENHUIZEN NABIJ UITHUIZEN<br />
(PROV. GRONINGEN)<br />
Aylbada<br />
enTakuma<br />
D<br />
at in de omgeving van de huidige<br />
Menkemaborg in Uithuizen nog twee<br />
steenhuizen hebben gestaan, was bij de<br />
gemeente Eemsmond bekend. Het uitgebreide<br />
onderzoek van de vroeger in Uithuizen woonachtige<br />
historicus Alje Bolt heeft duidelijkheid<br />
gegeven over de locatie van de beide<br />
verdwenen steenhuizen. Bovendien heeft hij<br />
aangetoond dat het de steenhuizen Aylbada en<br />
Takuma betreft. Bolt heeft zijn waarnemingen<br />
deels uit eerste hand. Zo was hij in 1946 getuige<br />
van het slechten van de huiswierde aan de<br />
Treubweg (steenhuis Aylbada) en het dempen<br />
van de daar aanwezige sloot, die als relict van<br />
de gracht kan worden bestempeld. De locatie<br />
van het steenhuis Takuma werd aangegeven<br />
door de toenmalige landbouwer, wijlen de heer<br />
D.L. de Boer. Dit werd bevestigd door het<br />
minuutplan uit 1828, waarop nog een sloot te<br />
zien was die als een relict van de gracht is geïnterpreteerd.<br />
Reden genoeg voor de gemeente Eemsmond<br />
om voorafgaande aan de geplande ontwikkeling<br />
van de tijdelijke huisvesting de terreinen<br />
archeologisch te laten onderzoeken. De hoofdvraag<br />
die de gemeente Eemsmond aan het<br />
RCHEOLOGIE<br />
De Eemshaven is volop in ontwikkeling en ontpopt zich steeds meer als vestigingsplaats voor<br />
bedrijven op het gebied van energie. Zo willen de energiebedrijven NUON en het Duitse RWE de<br />
komende jaren in de Eemshaven elk een energiecentrale bouwen. De werkzaamheden hiervoor<br />
gaan in 2009 van start. Tijdens de bouw, die ongeveer vijf jaar zal duren, komen enkele duizenden<br />
werknemers (grotendeels uit andere landen) naar de Eemshaven. Om deze werknemers op<br />
te vangen heeft de gemeente Eemsmond besloten tot het creëren van tijdelijke huisvesting<br />
nabij Uithuizen. Voorafgaand aan de geplande ontwikkeling van de tijdelijke huisvesting zijn<br />
twee beoogde huisvestingslocaties archeologisch onderzocht.<br />
onderzoek stelde was, wat de cultuurhistorische<br />
waarde van de archeologische resten is en<br />
daaruit voortvloeiend de vraag hoe de gemeente<br />
het best met de archeologische resten kan<br />
omgaan.<br />
Het archeologisch onderzoek mondde uit in<br />
het vrijleggen en documenteren van de archeologische<br />
resten op beide steenhuislocaties in<br />
het voorjaar van 2007 door archeologisch<br />
adviesbureau Synthegra uit Doetinchem.<br />
Het onderzoek zou de precieze locatie van de<br />
steenhuizen aangeven en een beeld geven<br />
1 – LOCATIE TAKUMA<br />
2 – LOCATIE AYLBADA<br />
van de plattegrond en de periode waarin ze<br />
functioneerden.<br />
In de onderstaande tekst wordt de historische<br />
context van de steenhuizen geschetst. Door het<br />
ontbreken van een centraal gezag (Friese vrijheid)<br />
heerste in Noord-Nederland en Noordoost<br />
Duitsland vanaf de middeleeuwen een<br />
groot gevoel van zelfbewustzijn, onafhankelijkheid<br />
en vrijheid. De bewoners regelden<br />
hun eigen zaken. Zo moesten ze zichzelf<br />
beschermen tegen inbraken van de zee waardoor<br />
in de omgeving terpen of zoals ze in<br />
Groningen worden genoemd ‘wierden’ en
dijken werden opgeworpen. De steenhuizen<br />
Takuma en Aylbada liggen in het oude kweldergebied.<br />
Dit gebied wordt gekenmerkt door<br />
relatief hoogliggende kwelderwallen die werden<br />
doorsneden door kleine rivieren en beken.<br />
Dit gebied werd al voor 500 v. Chr. bewoond<br />
maar werd voortdurend bedreigd door overstromingen.<br />
Tussen 800 en 1000 n. Chr. waren<br />
er minder inbraken van de zee en nam de<br />
bevolkingsdichtheid toe. Uithuizen is in deze<br />
periode op een kwelderrug of schoorwal<br />
gesticht. Uithuizen wordt voor het eerst<br />
omstreeks het jaar 1000 genoemd als Uthuson<br />
in de goederenlijst van het klooster Werden<br />
a/d Ruhr in Duitsland. De zeeborg (dijk) rondom<br />
Uithuizen dateert uit circa 1200. Door de<br />
bedijking werd het achterland beschermd en<br />
konden rijkere families in het gebied hun status<br />
en verdediging uitbreiden. Deze rijkere<br />
families of hoofdelingen kunnen worden vergeleken<br />
met de klasse van de lage adel. Dit<br />
kwam ondermeer tot uiting in de bouw van versterkte<br />
huizen. Mogelijk stammen de eerste<br />
versterkte huizen, in houtbouw, uit de 10e tot<br />
de 12e eeuw.<br />
Nadat de baksteenproductie in de late 12e<br />
eeuw haar intrede deed in Noord-Nederland<br />
ging de lokale elite in de loop van de 13e eeuw<br />
over tot het bouwen van versterkte bakstenen<br />
huizen. Deze stenen huizen (Steenhuizen) zijn<br />
rechthoekige torens van circa 7 à 8,5 meter bij<br />
10,5 à 11 meter die op een verhoogd woonplatform<br />
stonden. Het waren eenvoudige torens<br />
die de functies van wonen en verdedigen combineerden.<br />
Rond het woonplatform was een<br />
gracht aanwezig. In de meeste gevallen<br />
bestond de toren uit drie verdiepingen waarbij<br />
de ingang zich op de eerste verdieping bevond.<br />
Tijdens belegeringen kon men de houten trap<br />
die de ingang met het platform verbond in de<br />
toren terugtrekken. De kelder was vaak alleen<br />
toegankelijk via de eerste verdieping.<br />
Mogelijk hebben in Groningen en Friesland in<br />
de middeleeuwen circa vierhonderd tot zevenhonderd<br />
steenhuizen gestaan. 1 In Groningen<br />
werden de steenhuizen tot in de 15e eeuw<br />
gebouwd. 2<br />
3 – STEENHUIS MENKEMABORG<br />
Samenvatting<br />
De Eemshaven is volop in ontwikkeling en ontpopt zich steeds meer als<br />
vestigingsplaats voor bedrijven op het gebied van energie. Zo willen de<br />
energiebedrijven NUON en het Duitse RWE de komende jaren in de<br />
Eemshaven elk een energiecentrale bouwen. Om de werknemers op te<br />
vangen die deze centrales gaan bouwen, heeft de gemeente Eemsmond<br />
besloten tot het creëren van tijdelijke huisvesting nabij het dorp Uithuizen.<br />
Voorafgaand aan de geplande ontwikkeling van de tijdelijke huisvesting<br />
zijn twee beoogde huisvestingslocaties archeologisch onderzocht.<br />
Van beide terreinen was bekend dat er in het verleden steenhuizen<br />
29 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />
4 – STEENHUIS OPGENOMEN<br />
IN DE MENKEMABORG<br />
Het merendeel van deze steenhuizen zal<br />
bewoond zijn geweest door de hoofdelingen.<br />
Dit waren personen of invloedrijke families<br />
met veel land. Sommige steenhuizen hebben<br />
mogelijk alleen als toevluchtsoord gediend. De<br />
familie Aylbada wordt al vanaf 1275 in de<br />
kloosterkronieken van Emo en Menko<br />
genoemd. Het huis Alybada werd hoogstwaarschijnlijk<br />
door de oudste zoon Meynco, d.i.<br />
Menko of Menke voortgezet. Deze familielijn<br />
zou lopen naar de Menkemaheerd en vandaar<br />
naar de nog bestaande Menkemaborg. De eerste<br />
Menkema waarvan de naam bekend is, heette<br />
Eppo. Volgens een gevelsteen uit 1614 zou zijn<br />
steenhuis (mogelijk Aylbada) in 1400 zijn<br />
verwoest. Wie de bewoners van het steenhuis<br />
Takuma waren is onbekend.<br />
Tussen 1300 en 1400 heeft het ontbreken van<br />
een centraal bestuurs- en gezagsapparaat<br />
geleid tot vele onderlinge twisten en vetes<br />
tussen de families die de steenhuizen bezaten.<br />
In deze periode werden veel steenhuizen<br />
verwoest. 3 In de 15e eeuw zorgde de steeds<br />
machtiger wordende stad Groningen ervoor<br />
dat steenhuizen nergens tot ongenaakbare kastelen<br />
konden uitgroeien en de stad zouden<br />
kunnen overvleugelen. In deze periode werden<br />
veel steenhuizen van politieke tegenstanders<br />
van de stad door haar gesloopt. Tegen het<br />
einde van de 15e eeuw nam de dreiging van<br />
vuurgeschut toe. Zodoende werden de steenhuizen<br />
militair gezien minder waardevol.<br />
Vanaf de 15e eeuw zien we dan ook een terugloop<br />
in het aantal steenhuizen. 4 Bovendien<br />
ontstond de wens voor een meer op wooncomfort<br />
ingerichte behuizing. In die eeuw<br />
werden ze veelal omgebouwd en uitgebreid tot<br />
borgen (grotere landhuizen). Een voorbeeld<br />
hiervan is de Menkemaborg in Uithuizen. In<br />
figuur 3 en 4 is aangegeven hoe het oude steenhuis<br />
uit de 15e eeuw is opgenomen in de latere<br />
borg. Het oude steenhuis is aangegeven in het<br />
rood.<br />
hebben gestaan. Tijdens dit onderzoek zijn de resten van de steenhuizen<br />
Aylbada en Takuma vrij gelegd en onderzocht. Er was geen sprake van<br />
een daadwerkelijke opgraving. Overeenkomstig de wens van de gemeente<br />
Eemsmond zijn de archeologische resten in de bodem achtergebleven.<br />
Het streven van de gemeente Eemsmond is dat de aangetroffen resten in<br />
de toekomst gevrijwaard zullen blijven van bodemverstorende ingrepen<br />
en dat de vroegere woonplatforms waar de steenhuizen op waren<br />
gebouwd weer zichtbaar gemaakt kunnen worden in het gebied. Zo kunnen<br />
de oude contouren van de steenhuizen in beeld worden gebracht.
VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009 30<br />
ARCHEOLOGIE<br />
Waren er in de 17e eeuw nog ongeveer 110<br />
borgen, eind 18e eeuw waren dat er nog maar<br />
40. Tegenwoordig is nog maar een handvol<br />
borgen over in Groningen waaronder de<br />
Menkemaborg in Uithuizen. De informatie<br />
over de steenhuizen (de voorgangers van de<br />
borgen) is in Nederland nog beperkter. Van de<br />
vele steenhuizen die in Groningen, Friesland<br />
en het noordoosten van Duitsland hebben<br />
gestaan, is heel weinig bewaard gebleven.<br />
Steenhuizen die redelijk intact zijn gebleven,<br />
zijn onder andere de Schierstins bij<br />
Veenwouden en het Iwemasteenhuis in<br />
Niebert.<br />
De locaties waar de steenhuizen en borgen<br />
hebben gestaan zijn vaak niet meer te herkennen<br />
in het landschap. De stenen van de<br />
gesloopte huizen zijn veelal hergebruikt in de<br />
omgeving. De woonplatforms waar ze op<br />
waren gebouwd, zijn meestal verdwenen door<br />
egalisatie van de terreinen ten behoeve van de<br />
landbouw waarbij tevens de grachten met het<br />
5 – FOTO SCHIERSTINS TE<br />
VEENWOUDEN<br />
6 – SCHEMATISCHE RECONSTRUC-<br />
TIE VAN EEN AANGEAARDE WOON-<br />
TOREN (‘HILLEGERSBERG’ IN DE<br />
OMGEVING VAN ROTTERDAM).<br />
DE RODE LIJN GEEFT GLOBAAL<br />
HET NIVEAU WEER TOT WAAROP<br />
DE RESTEN VAN DE STEENHUIS-<br />
RESTEN VERWIJDERD ZIJN<br />
7 – LUCHTFOTO STEENHUIS AYLBADA<br />
materiaal van de woonplatforms zijn opgevuld.<br />
Hierdoor zijn de terreinen moeilijk te traceren<br />
op het Actueel Hoogtebestand van Nederland<br />
(AHN). Ook is het moeilijk de locatie van een<br />
borgterrein vast te stellen op basis van de<br />
kadastrale minuutplan. Veel van deze terreinen<br />
waren al verdwenen voor de vervaardiging<br />
van de kadastrale minuutplan uit circa 1832.<br />
Wel zijn vaak nog oprijlanen, grachten en singels<br />
zichtbaar. In sommige gevallen is op de<br />
locatie van het vroegere steenhuis een boerderij<br />
gebouwd, in de muren en kelders zijn dan<br />
nog resten van het steenhuis zichtbaar.<br />
Het grootste probleem met het vaststellen van<br />
de exacte locaties van de steenhuizen Aylbada<br />
en Takuma is de egalisatie die op de terreinen<br />
heeft plaatsgevonden. Voor de locatie van het<br />
steenhuis Aylbada is het restant van de woonheuvel,<br />
in de volksmond ‘hoogte’ genoemd in<br />
1946 geëgaliseerd. De kruin van de woonheuvel<br />
werd afgegraven voor het dempen van sloten<br />
en het egaliseren van het westelijk gelegen<br />
land. De aangetroffen puinresten ruimde men<br />
op. De locatie van het steenhuis Takuma werd<br />
vastgesteld aan de hand van de sloot (relict van<br />
de gracht) die nog zichtbaar was op het<br />
minuutplan uit 1828. Niets in de terreinen<br />
wijst op de vroegere aanwezigheid van de<br />
steenhuizen. In figuur 6 is globaal het niveau<br />
weergegeven tot waarop de resten van de steenhuisterreinen<br />
zijn verwijderd. Alleen de sporen<br />
onder de rode stippellijn zijn bewaard<br />
gebleven. Met de bij de egalisatie van de woonheuvel<br />
vrijkomende grond werden de grachten<br />
gedempt.<br />
Het primaire doel van het onderzoek was het<br />
definitief vaststellen van de locaties van de<br />
twee steenhuizen en daarnaast een eerste interpretatie<br />
(plattegrond) te geven van de aangetroffen<br />
resten. Voorafgaand aan het gravend<br />
onderzoek is een bureauonderzoek en inventariserend<br />
booronderzoek voor beide locaties<br />
uitgevoerd door onderzoeksbureau Oranjewoud.<br />
In de boringen werd de woonheuvel<br />
herkend door de aanwezigheid van een antropogeen<br />
pakket met fosfaatvlekken, houtskool<br />
en kalkmortel. Op grond van deze resultaten<br />
werd door Oranjewoud de locatie van het<br />
bewuste steenhuis Aylbada vastgesteld. Er kon<br />
geen uitsluitsel worden gegeven voor de locatie<br />
van het steenhuis Takuma. Op beide locaties<br />
werd in de boringen puin (als gevolg van de egalisatie)<br />
aangetroffen.<br />
Na dit booronderzoek is op beide locaties een<br />
geofysisch onderzoek met behulp van grondradar<br />
uitgevoerd door MEDUSA Explorations<br />
BV. Op de locaties van de steenhuizen Aylbada<br />
en Takuma zijn tijdens het geofysisch onderzoek<br />
geen aanwijzingen gevonden voor funde-
ingen. De resultaten vielen tegen omdat op de<br />
locaties geen sprake meer was van intact muurwerk<br />
waardoor de plattegrond van de steenhuizen<br />
niet kon worden vastgesteld. Hierdoor<br />
was een gravend onderzoek de enige andere<br />
mogelijkheid om zekerheid te krijgen over<br />
de aard en omvang van de mogelijk aanwezige<br />
resten.<br />
De strategie van het gravende onderzoek<br />
bestond uit twee delen. Eerst werden op beide<br />
locaties in kruisvorm twee proefsleuven gegraven.<br />
De sleuven werden over de gehele lengte/<br />
breedte van het terrein aangelegd waarbij de<br />
sleuven elkaar in het midden overlapten.<br />
Hierdoor werd de kans op het missen van de<br />
(vermoedelijk centraal gelegen) resten van de<br />
steenhuizen minimaal. Zodra de resten van de<br />
steenhuizen waren aangetroffen werden deze<br />
volledig vrij gelegd om zo de plattegronden<br />
van de steenhuizen te kunnen bepalen. Tijdens<br />
het onderzoek is getracht de archeologische<br />
resten zo min mogelijk te verstoren. Het streven<br />
van de gemeente Eemsmond is om de<br />
archeologische resten in de bodem te bewaren<br />
en te vrijwaren van bodemverstorende ingrepen.<br />
Daarom zijn bijvoorbeeld de aangetroffen<br />
sporen niet gecoupeerd. Nadat beide locaties<br />
waren vrij gelegd en de resten gedocumenteerd,<br />
zijn van beide locaties luchtfoto’s<br />
genomen.<br />
Tijdens de aanleg van de proefsleuven op<br />
zowel locatie Takuma als locatie Aylbada werd<br />
geconstateerd dat verspreid over de onderzoeksterreinen,<br />
zich in de bovengrond grote<br />
hoeveelheden baksteenpuin bevond. Deze<br />
puinresten zijn de restanten van de steenhuizen.<br />
De ruime verspreiding van het puin is het<br />
gevolg van het afschuiven van de hogere delen<br />
van de terreinen ten behoeve van egalisatie en<br />
het latere gebruik als akkerland. Bij de egalisaties<br />
raakte niet alleen afbraakpuin verspreid,<br />
maar werden ook archeologische grondsporen<br />
opgeruimd. Dit betekent dat ondiep ingegraven<br />
grondsporen verloren zijn gegaan. Van diepere<br />
grondsporen, zoals de grachten, is alleen de<br />
onderzijde bewaard gebleven (figuur 6). De<br />
diepte van de grachten is aan de hand van<br />
grondboringen bepaald. Op beide locaties zijn<br />
de grachten nog 1,5 tot 2,0 meter diep.<br />
Takuma<br />
Het steenhuis Takuma was gelegen op een<br />
woonplatform. Tijdens het onderzoek op het<br />
terrein van het voormalige steenhuis Takuma<br />
zijn geen muurresten aangetroffen. Wel zijn<br />
uitbraaksleuven en puinbanen waargenomen.<br />
Hieruit kan worden afgeleid dat het een rechthoekige<br />
ruimte betreft (toren) met een afmeting<br />
van 7,5 x 14 meter (buitenwerks). Binnen<br />
de rechthoekige ruimte zijn drie cirkelvormige<br />
8 – DE DRIE<br />
CIRKELVORMIGE<br />
PUINCONCENTRATIES<br />
9 –<br />
PLATTEGROND<br />
TAKUMA<br />
31 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />
puinconcentraties met een diameter van circa<br />
1,5 meter waargenomen (afbeelding 8). Deze<br />
puinconcentraties kunnen als uitbraaksporen<br />
van funderingen worden geïnterpreteerd. De<br />
omvang van deze puinsporen doet vermoeden<br />
dat dit restanten van de fundamenten (met<br />
mogelijk een overwelfde verdieping) van de<br />
toren zijn. Het is onduidelijk of het hier gaat<br />
om een woon- of een zaaltoren. Het onderscheid<br />
tussen woontorens en zaaltorens is dat<br />
zaaltorens meer dan één vertrek per verdieping<br />
telden. 5<br />
Op het woonplatform is een haardkuil aangetroffen.<br />
Deze haardkuil kon op basis van<br />
daarin aangetroffen korrels verkoold graan<br />
rond 1050 worden gedateerd (900+ / -40 BP) 6 .<br />
Vermoedelijk heeft deze haardkuil in een houten<br />
voorganger van het rechthoekige zaalhuis<br />
gelegen, maar van deze voorganger zijn geen<br />
sporen gevonden. Een mogelijkheid is dat dit<br />
gebouw ondiep gefundeerd (Schwellbalken)<br />
was en dat de resten hiervan zijn vergraven bij<br />
de aanleg van de latere steenbouw.<br />
Naast bovengenoemde sporen is langs de
VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009 32<br />
ARCHEOLOGIE<br />
randen van het platform, een puinbaan waargenomen<br />
die de aanwezigheid van een ring- of<br />
keermuur doet vermoeden. Ten gevolge van<br />
egalisatie is er geen muurwerk bewaard gebleven.<br />
De puinbaan is enigszins ovaal van vorm<br />
en heeft een grootste diameter van ruim 20<br />
meter. Deze waarnemingen leiden tot de volgende<br />
reconstructie (figuur 9). Het was niet<br />
mogelijk om fasering in de ring- of keermuur<br />
en de zaaltoren te reconstrueren. Dit komt<br />
omdat er slechts één intacte baksteen<br />
(30x13,5x7,5) werd gevonden. Het is mogelijk<br />
dat Takuma uit een ringmuur bestond met een<br />
rechthoekige toren. In de provincie Groningen<br />
zijn geen complexen met een soortgelijke<br />
plattegrond bekend.<br />
Een andere, minder spectaculaire interpretatie<br />
is dat Takuma een woon- of zaaltoren zonder<br />
ringmuur is geweest. Het is namelijk opmerkelijk<br />
dat alleen aan de grachtzijde sporen van de<br />
funderingen zijn teruggevonden. Een mogelijke<br />
verklaring hiervoor is dat het steenhuis aan<br />
de grachtzijde dieper en zwaarder was gefundeerd<br />
dan op het daadwerkelijke woonplatform.<br />
Mogelijk stond centraal op het woonplatform<br />
nog een gebouw waardoor naar de<br />
rand van het platform is uitgeweken. Het puin<br />
aan de rand van het woonplatform kan dan verklaard<br />
worden door de aanwezigheid van een<br />
keermuur. De keermuur zal dan de druk hebben<br />
10 – KAART<br />
VAN JAN<br />
POTTER 1580<br />
11 –<br />
PLATTEGROND<br />
AYLBADA<br />
opgevangen van het hoger gelegen woonplatform.<br />
Een parallel is een woontoren die te<br />
zien is op een kaart van Jan Potter uit 1580. Op<br />
deze kaart staat de Burch van Rijswijk afgebeeld<br />
(figuur 10). Deze toren was ook aan de<br />
gracht gesitueerd. Helaas is deze locatie nooit<br />
goed onderzocht.<br />
Op basis van het vondstmateriaal, in het bijzonder<br />
het lokaal of regionaal vervaardigde<br />
kogelpotmateriaal, kunnen we concluderen<br />
dat er bij Takuma al bewoning moet zijn<br />
geweest in de 12e eeuw. Door het ontbreken<br />
van materiaal zoals, Delfts aardewerk, oosters<br />
porselein, Engels industrieel aardewerk en<br />
Duits luxe steengoed kan worden geconcludeerd<br />
dat het steenhuis Takuma in de nieuwe<br />
tijd niet meer werd bewoond.<br />
Aylbada<br />
De interpretatie van de aangetroffen resten<br />
van het steenhuis Aylbada is een stuk eenduidiger.<br />
Deze passen in tegenstelling tot<br />
Takuma wel in het algemene beeld van de<br />
opzet van een steenhuis (figuur 11). Van dit<br />
steenhuis zijn de hoekfundamenten aangetroffen.<br />
Deze waren ingegraven in het woonplatform.<br />
De fundamenten waren opgetrokken in<br />
bakstenen met het formaat 32 x 15 x 8,5 cm. De<br />
funderingen maakten deel uit van een spaarboogconstructie<br />
waar het steenhuis op rustte<br />
en omsluiten een rechthoekige zaal met een<br />
afmeting van circa 7,5 bij 11 meter (buitenwerks).<br />
De ingang van het steenhuis, die via<br />
een houten ladder te bereiken was, bevond<br />
zich boven het maaiveld, waarschijnlijk op de<br />
eerste verdieping, zodat in tijden van strijd<br />
de ladder kon worden ingetrokken.<br />
Rondom het woonplatform is een uitbraaksleuf<br />
aangetroffen. De ring- of keermuur die<br />
rondom het steenhuis Aylbada ligt heeft een<br />
carrévorm. Deze vorm komt overeen met die<br />
rond het steenhuis te Wedde (figuur 12). Het<br />
steenhuis Aylbada lag net zoals het steenhuis<br />
te Wedde centraal op het woonplatform. Het<br />
steenhuis te Wedde is gebouwd rondom 1300,<br />
de ommuring is toegevoegd in 1360.<br />
12 – PLATTEGROND VAN HET<br />
STEENHUIS TE WEDDE DE<br />
TOREN IS GEBOUWD ROND<br />
1300. DE OMMURING IS<br />
TOEGEVOEGD CIRCA 1360
Voor Aylbada geldt dat het vroegste aardewerk<br />
in de 13e eeuw kan worden gedateerd. Het<br />
jongst aangetroffen aardewerk (en metaalvondsten)<br />
dateren uit de 16e en 17e eeuw. Dit<br />
jongere materiaal is afkomstig uit de puinbanen<br />
die de afbraakfase markeren en de bouwvoor<br />
die na de afbraak is ontstaan.<br />
Tijdens het bovenbeschreven onderzoek zijn<br />
de locaties van de voormalige steenhuizen<br />
Aylbada en Takuma in de gemeente Eemsmond<br />
vastgesteld. Beide steenhuizen kunnen<br />
in de 13e eeuw worden gedateerd. Op het terrein<br />
van het steenhuis Takuma zijn sporen<br />
gevonden die met een mogelijke oudere voorganger<br />
samenhangen. Ondanks het feit dat<br />
beide complexen door latere grondbewerkingsactiviteiten<br />
zijn aangetast, kon de opzet<br />
in hoofdlijnen worden bepaald. Het onderzoek<br />
is geïnitieerd en mogelijk gemaakt door de<br />
gemeente Eemsmond. De gemeente Eemsmond<br />
heeft er tevens voor gezorgd dat van<br />
beide terreinen luchtfoto’s zijn genomen en<br />
dat er een publiekspublicatie van het archeologisch<br />
onderzoek is verschenen. Tenslotte is een<br />
expositie over de resultaten van het archeologische<br />
onderzoek in de Menkemaborg in Uithuizen<br />
georganiseerd.<br />
Kortom het onderzoek is gaan leven bij de<br />
inwoners van de gemeente Eemsmond en de<br />
bewoners van Uithuizen in het bijzonder.<br />
Omdat de gemeente Eemsmond wat betreft de<br />
tijdelijke huisvesting van werknemers in de<br />
Eemshaven op de locatie Takuma heeft gekozen<br />
voor een gefaseerde aanpak is het mogelijk dat<br />
de plannen tussentijds kunnen worden aangepast<br />
aan nieuwe ontwikkelingen. De locatie<br />
Aylbada is bestemd voor een toekomstige<br />
woonlocatie. Hierdoor bestaat nog altijd de<br />
kans dat het advies van dhr J. Molema van de<br />
stichting Libau integraal wordt overgenomen<br />
door de gemeente Eemsmond betreffende de<br />
beide steenhuis locaties. Dit advies behelst dat<br />
de aangetroffen resten in de toekomst gevrijwaard<br />
zullen blijven van bodemverstorende<br />
ingrepen en dat de vroegere woonplatforms<br />
waar de steenhuizen op waren gebouwd weer<br />
zichtbaar gemaakt kunnen worden in het<br />
gebied. Zo kunnen de oude contouren van de<br />
steenhuizen in beeld worden gebracht.<br />
De publiekspublicatie van dit onderzoek is<br />
verkrijgbaar via www.eemsmond.nl.<br />
Voor € 6,- wordt het in kleur geïllustreerde<br />
boekwerk van 64 pagina’s toegezonden.<br />
1 Formsma (1987) 7 5 Janssen (1996) 89<br />
2 Jansen (1996) 85<br />
6 GrA-37032, ref<br />
3 Luurtsema (2008) 11<br />
4 Schroor (2007) 107<br />
CIO/492-2007/HD<br />
13 – VLAK VAN AYLBADA<br />
33 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />
14 – DE PUBLIEKSDAGEN DIE TIJDENS HET ONDERZOEK WERDEN GEORGANISEERD WERDEN GOED BEZOCHT<br />
Literatuur<br />
Deze bijdrage is mede gebaseerd op de bronnen die<br />
vermeld zijn in de volgende publicaties:<br />
– Bärenfänger R. (2008), Ostfriesische Verteidigung:<br />
Steinhäuser und Burgen In: Mitteilungen<br />
der Deutschen Gesellschaft für Archäologie des<br />
Mittelalters und der Neuzeit 20.<br />
– Battjes J., H. Ladrak (2005), Van steenhuis tot borg.<br />
De Bouwhistorie van de Menkemaborg.<br />
– Berendsen H. J. A. (2005), Landschappelijk<br />
Nederland.<br />
– Formsma W.J. e.a. (1987), De Ommerlander<br />
Borgen en Steenhuizen.<br />
– Janssen H.L. (1996), 1000 jaar kastelen in<br />
Nederland.<br />
– Kremer H. e.a (2008), Vlakdekkend onderzoek van de<br />
Steenhuizen Takuma en Aylbada te Uithuizen (gr.).<br />
– Koot H. (2008), Opgegraven! Archeologisch<br />
onderzoek in Rijswijk.<br />
– Luurtsema B. (2008), De steenhuizen Aylbada en<br />
Takuma nabij Uithuizen (Gr). Een zoektocht naar twee<br />
middeleeuwse steenhuizen.<br />
– Schroor, M. en J. Meijering (2007), Golden Raand,<br />
Landschappen van Groningen.
VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009 34 ONUMENTENZORG<br />
HUUB VAN DE VEN<br />
ONDERZOEKER INSTANDHOUDINGS-<br />
TECHNOLOGIE BIJ DE RIJKSDIENST<br />
VOOR ARCHEOLOGIE,<br />
CULTUURLANDSCHAP<br />
EN MONUMENTEN<br />
Uit de<br />
brand<br />
D<br />
e brand heeft huisgehouden in een van de<br />
historische kloosters die Steyl rijk is, het<br />
St.-Gregorklooster (figuur 1). Het gebouw<br />
is van grote betekenis voor Steyl als unieke<br />
klooster-enclave, ontstaan op het einde van de<br />
negentiende eeuw als toevluchtsoord voor<br />
Duitse kloosterlingen. Die waren gedwongen<br />
hun heil over de grens te zoeken door een<br />
verbod van kanselier Bismarck op katholieke<br />
ordes en congregaties. Maar de historische<br />
waarde van het gebouw gaat nog verder: het is<br />
ook van betekenis voor Steyl als eeuwenoude<br />
handelsplaats in wijn tot ongeveer het midden<br />
van de negentiende eeuw. De kern van het<br />
kloostercomplex is namelijk een voormalig<br />
wijnkopershuis uit 1810 (figuur 2). 1 De brand<br />
sloeg vooral toe in het oude wijnkopershuis en<br />
de vroegste uitbreiding van het klooster uit<br />
1876. Twee latere uitbreidingen uit omstreeks<br />
1890 en 1930 2 ontsnapten aan de vuurzee.<br />
Kort na de brand diende zich een nieuwe ramp<br />
aan: een explosieve groei van schimmels op<br />
houten balken, vloerdelen en vooral pleisterwerk.<br />
Al het bluswater dat in de bouwmassa<br />
was verdwenen, begon zich letterlijk af te tekenen<br />
in de vorm van zwarte, bruine, groene en oranje<br />
schimmels. En niet op een enkele plek, maar<br />
Brand kan overal toeslaan, ook in monumenten. Iedere week voltrekt zich gemiddeld in één<br />
rijksmonument een brand. In de vroege ochtend van 10 april 2008 was het raak in het<br />
Limburgse Steyl. Daar woedde in een klooster een grote uitslaande brand. De schade aan het<br />
monument was omvangrijk. Een deel van de kap en de onderliggende verdieping gingen in<br />
vlammen op. De grote vraag is altijd wat te doen na een brand, als de rook is opgetrokken.<br />
De plotselinge, grootschalige opkomst van schimmels ziet er vaak vervaarlijk uit, maar kan<br />
ons tegelijkertijd ook gemakkelijk op het verkeerde been zetten. Met alle onnodige gevolgen<br />
vandien. Daarover gaat dit artikel.<br />
1 – DEEL VAN HET KLOOSTERDORP STEYL MET MIDDENONDER HET DOOR BRAND GETROFFEN ST. GREGOR-<br />
KLOOSTER. TE ZIEN IS HOE EEN GEDEELTE VAN DE KAP DOOR DE BRAND IS INGESTORT (FOTO PETER TIMMER)<br />
2 – TOESTAND VÓÓR DE<br />
BRAND VAN DE EERSTE<br />
BOUWFASE UIT 1810,<br />
HET VOORMALIGE<br />
WIJNKOPERSHUIS<br />
(FOTO BIRGIT DUKERS)<br />
praktisch overal (figuur 3).<br />
Uit vrees voor misschien wel een nog groter<br />
probleem met de intact gebleven balklagen,<br />
dreigde sloop van alle historische stucplafonds<br />
uit 1810. Ook gingen er stemmen op om het<br />
geornamenteerde stuc van twee Empireschouwen<br />
te demonteren. Twijfel rees. Was dit<br />
echt noodzakelijk? Kan het misschien ook<br />
anders? Wat is wijsheid? Zonder op de zaken<br />
vooruit te lopen, kunnen we nu al zeggen dat<br />
het balletje uiteindelijk de andere kant oprolde.<br />
Monumenten: één groot luchtfilter<br />
Terug naar de eerste week na de brand. De<br />
verzekeraar van het klooster liet toen nagaan
3 – EEN EXPLOSIE VAN SCHIMMELS OP STUCWERK ENIGE WEKEN NA DE BRAND<br />
(FOTO BIRGIT DUKERS)<br />
of er door de brand schadelijke stoffen waren<br />
vrijgekomen. Ook schimmels kregen daarbij<br />
aandacht. Van de lucht werden monsters genomen<br />
om de aanwezigheid van levensvatbare<br />
schimmelsporen te achterhalen. 3 Van de binnenlucht<br />
werden zeven monsters genomen, van<br />
de buitenlucht één monster. Het resultaat:<br />
binnen lagen de sporenconcentraties in de<br />
lucht aanzienlijk lager dan buiten.<br />
Dit resultaat is niet verontrustend, zelfs niet<br />
bijzonder. Het is namelijk heel gebruikelijk<br />
dat binnenlucht minder sporen bevat dan<br />
buitenlucht. Nu is binnenlucht uiteraard<br />
afkomstig van buiten, maar er zit altijd iets<br />
tussen. En dat iets is de gebouwschil. Het<br />
geheel van gevels en daken werkt als een filter<br />
waarin schimmelsporen verstrikt raken. Dat is<br />
een goede zaak, want hierdoor vallen de concentraties<br />
van schimmelsporen in de binnenlucht<br />
lager uit. Hogere concentraties van<br />
schimmelsporen in het materiaal van de<br />
gebouwschil wijzen – zolang het er droog is –<br />
dus niet op een probleem. Ze wijzen juist op de<br />
positieve werking van de gebouwschil als<br />
luchtfilter. Helaas wordt dit in de praktijk niet<br />
altijd goed begrepen. 4<br />
Kortom, vooralsnog was er in het klooster<br />
weinig aan de hand. Vooralsnog. Want niet<br />
veel later verschenen op vrijwel alle wanden en<br />
plafonds schimmels. Dit was gewoon met het<br />
blote oog te zien. Er is geen meting aan te pas<br />
Samenvatting<br />
Enkele dagen tot vele maanden na een brand kunnen allerlei schimmels<br />
de kop opsteken die sterk lijken op de veelgevreesde huiszwam,<br />
maar dat niet zijn. Anders dan huiszwam zijn deze schimmels niet in<br />
staat om hout of andere bouwmaterialen aan te tasten. Als er vóór de<br />
brand geen problemen met huiszwam waren, kan het zeker nog één<br />
35 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />
gekomen. Was dit wel gebeurd, dan zouden de<br />
concentraties van schimmelsporen in de<br />
binnenlucht zonder twijfel vele malen hoger<br />
hebben gelegen dan die van de buitenlucht.<br />
Concentraties in de lucht binnen hoger dan<br />
buiten wijzen op actieve schimmelgroei in het<br />
gebouw. Daarvan was in het klooster duidelijk<br />
zichtbaar sprake.<br />
Pyronema domesticum<br />
In ieder gebouw komen ontelbare hoeveelheden<br />
schimmelsporen voor. Dat is niet alleen<br />
heel normaal, er valt ook weinig aan te doen.<br />
Ook al werkt de gebouwschil als een filter,<br />
altijd en overal zijn in een pand schimmelsporen<br />
aanwezig. Wachtend op de juiste<br />
omstandigheden om tot ontwikkeling te<br />
komen, om te ontkiemen. Meestal worden die<br />
omstandigheden nooit bereikt en is er dus<br />
niets aan de hand.<br />
Maar na een brand ligt dit anders. Om te<br />
ontkiemen hebben sporen water nodig, iets<br />
waaraan na een brand geen gebrek bestaat. Om<br />
een indruk te krijgen: in het klooster van Steyl<br />
werd tweeënhalf uur na het ontdekken van de<br />
brand het sein ‘brand meester’ gegeven. Weer<br />
zes uur later was de brand volledig geblust. 5<br />
Precieze cijfers zijn moeilijk te geven, maar<br />
het zal duidelijk zijn dat het hier om tienduizenden<br />
liters water gaat. Met als later<br />
gevolg een explosieve groei van schimmels op<br />
4 – VOOR HOUT ONSCHULDIGE OPPERVLAKTESCHIMMELS OP VLOERDELEN EN<br />
BALKEN, ENIGE WEKEN NA DE BRAND (FOTO DIMITRA HIERCK)<br />
5 – BLUSWERKZAAMHEDEN IN DE VROEGE<br />
OCHTEND VAN 10 APRIL 2008, UREN NA HET<br />
UITBREKEN VAN DE BRAND (FOTO BART KLÜCK)<br />
wanden, stucplafonds en balklagen.<br />
Op meerdere plekken werd van verschillende<br />
oppervlakken wat schimmelmateriaal afgenomen<br />
voor onderzoek. Deze zogeheten veegmonsters<br />
werden in een laboratorium op<br />
voedingsmedia uitgezet en in een broedstoof<br />
opgekweekt. 6 Microscopisch onderzoek van<br />
deze monsters wees vervolgens uit dat het ging<br />
om diverse soorten oppervlakte-schimmels<br />
(figuur 4). Dit zijn de schimmels die ook menig<br />
Nederlandse badkamer bevolken. In het onderzoek<br />
werden de volgende soorten aangetroffen:<br />
tot twee jaar duren na een brand voor deze schimmel verschijnt. Weten<br />
om welke schimmelsoorten het gaat en een zorgvuldige droging van<br />
de bouwmassa kan veel onnodig sloopwerk voorkomen, nu én later.<br />
Een voorbeeld van een grote kloosterbrand in het Limburgse Steyl<br />
laat dit zien.
VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009 36<br />
MONUMENTENZORG<br />
6 – MET BLUSWATER<br />
VERZADIGD STUCWERK<br />
WAAROP KUDDE-<br />
SCHIJFJES GROEIEN,<br />
EEN SCHIMMEL DIE<br />
VOORAL VOORKOMT<br />
NA BRAND<br />
(FOTO DIMITRA HIERCK)<br />
7 – NOODKAP VAN<br />
STEIGERBUIZEN EN<br />
GEPROFILEERDE<br />
DAKPLATEN BOVEN<br />
DE KAPEL<br />
(FOTO HUUB VAN DE VEN)<br />
Aspergillus versicolor, Cladosporium spp. en<br />
Penicillium spp. In de laatste twee gevallen gaat<br />
het om meerdere soorten – in het Latijn species<br />
of kortweg spp. – die niet verder op naam<br />
waren te brengen.<br />
Tijdens het onderzoek werd ook een schimmel<br />
gevonden uit het geslacht Pyronema, mogelijk<br />
het grootsporig kuddeschijfje (figuur 6). 7 Deze<br />
schimmel gaat in het Latijn door het leven als<br />
Pyronema domesticum, een naam die eigenlijk al<br />
genoeg zegt. Meer schimmels werden er in het<br />
klooster niet gevonden. Echter, uit andere<br />
branden blijkt dat het hier meestal niet bij<br />
blijft. Zo komen na brand ook regelmatig<br />
bekerzwammen (Peziza spp.) en inktzwammen<br />
(Coprinus spp.) voor.<br />
Onschuldige dubbelgangers<br />
De ervaring leert dat oppervlakte-schimmels<br />
zich snel kunnen ontwikkelen in de eerste<br />
dagen na een brand. Voor kuddeschijfjes (Pyronema<br />
spp.) is dat een week of twee na een<br />
brand. Bekerzwammen en inktzwammen<br />
blijken in de praktijk pas veel later na een<br />
brand de kop op te steken. Bekerzwammen<br />
meestal zo’n zes maanden later, inktzwammen<br />
acht tot negen maanden. 8 De eerste die vaak<br />
weer verdwijnen zijn de kuddeschijfjes. Zij<br />
delven na enige tijd meestal het onderspit<br />
tegen oppervlakte-schimmels. Het klooster in<br />
Steyl vormde daarop geen uitzondering. Ook<br />
hier konden de kuddeschijfjes het niet winnen<br />
en verdwenen ze geleidelijk van het toneel.<br />
Oppervlakte-schimmels, kuddeschijfjes, bekerzwammen<br />
en inktzwammen kunnen ons<br />
behoorlijk de schrik aanjagen door hun snelle<br />
groei over grote oppervlakken. En of dat niet<br />
genoeg is, doen ze soms sterk denken aan de<br />
veelgevreesde huiszwam (Serpula lacrymans).<br />
Sommige soorten oppervlakte-schimmels en<br />
kuddeschijfjes vormen grote hoeveelheden<br />
witte, pluizige weefsels die lijken op huiszwam,<br />
maar dat dus niet zijn. Bekerzwammen<br />
kunnen opvallende witte draadjes vormen en<br />
inktzwammen ontwikkelen vaak roodachtigbruingele<br />
weefsels. Beide hebben veel weg van<br />
huiszwam, maar hebben niets met deze zwam<br />
te maken.<br />
Oppervlakte-schimmels, kuddeschijfjes, bekerzwammen<br />
en inktzwammen voeden zich met<br />
het huisstof dat voorkomt op materiaaloppervlakken.<br />
Ook als deze schimmels op hout voorkomen,<br />
halen ze daar geen voedingsstoffen uit.<br />
Daardoor zijn deze schimmels – in tegenstelling<br />
tot huiszwam – niet in staat om hout af te<br />
breken of de sterkte van hout te verminderen. 9<br />
Ook pleisterwerk tasten ze niet aan. Wel<br />
kunnen de sporen van oppervlakte-schimmels<br />
een gezondheidsrisico vormen, maar dit beperkt
zich tot enkele soorten van deze schimmels.<br />
Hoge concentraties in de binnenlucht van op<br />
zichzelf onschuldige oppervlakte-schimmels<br />
kunnen bij mensen die daar gevoelig voor<br />
zijn, wel klachten veroorzaken zoals allergie en<br />
irritatie van huid en luchtwegen.<br />
Hoe zit het met de huiszwam zelf? De praktijk<br />
wijst uit dat huiszwam meestal niet eerder is te<br />
verwachten dan een jaar of twee na een<br />
brand. 10 Hetzelfde geldt voor alle andere<br />
schimmelsoorten die houtrot veroorzaken. En<br />
dat biedt kansen. Kansen om de bouwmassa<br />
te drogen en daarmee zoveel mogelijk te<br />
behoeden tegen onnodige houtrotaantasting<br />
en sloop. De angst voor huiszwam of andere<br />
houtrotveroorzakende schimmels is alleen<br />
gegrond als er vóór de brand al een probleem<br />
met deze schimmels speelde. Dan kunnen deze<br />
schimmels zich vanuit een al bestaande actieve<br />
aantasting gemakkelijk verder verspreiden.<br />
Dit bleek in het klooster niet het geval. 11<br />
Een kathedraal van staal<br />
Tegenover de ernstige brandschade die kap en<br />
balklagen van het klooster hadden opgelopen,<br />
stond dat allerlei constructies en elementen<br />
nog goed uit de brand tevoorschijn waren<br />
gekomen. Waar het vuur heeft gewoed, stonden<br />
de meeste wanden nog overeind. De dikke,<br />
massieve muren van het oude wijnkopershuis<br />
hebben daarbij gewerkt als een barrière waar<br />
het vuur tegenop moest kruipen. Dergelijk<br />
massief metselwerk kan, zeker als het voegwerk<br />
goed is, uitstekende diensten bewijzen<br />
om een snelle verspreiding van brand tegen te<br />
gaan. 12 Verder zat het historische stucwerk op<br />
de meeste plaatsen nog goed vast. Dit laatste<br />
is in moderne gebouwen vaak anders.<br />
8 – STEMPELWERK IN EEN VAN DE KLOOSTERVERTREKKEN (FOTO BIRGIT DUKERS)<br />
37 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />
Moderne gipspleisters komen namelijk bij<br />
brand gemakkelijk los, 13 terwijl historische<br />
kalkpleisters meestal goed vast blijven zitten.<br />
Verder van de vuurhaard vandaan bleef veel<br />
houtwerk van het klooster gespaard, zoals<br />
balklagen, vloeren, deuren en kozijnen. Deze<br />
houten elementen waren echter door bluswater<br />
meestal zo vochtig geworden, dat hun<br />
goede staat wel eens van korte duur zou<br />
kunnen zijn.<br />
Maar iedere poging om de constructie te drogen<br />
zou tevergeefs zijn zolang hemelwater vrij spel<br />
had. Een deel van de kap en enkele verdiepingsvloeren<br />
waren bij de brand ingestort,<br />
onder andere boven de kapel. Om te voorkomen<br />
dat met iedere regenbui de bouwmassa<br />
vochtiger en vochtiger zou worden, verrees er<br />
een noodkap van stalen steigerbuizen en<br />
geprofileerde stalen dakplaten. Wie nu de<br />
kleine kapel binnenloopt, waant zich in een<br />
reusachtige kathedraal van staal (figuur 7). De<br />
noodkap is zodanig geconstrueerd dat er later<br />
ook de herbouw gemakkelijk onder kan plaatsvinden.<br />
Het drogen van vochtige constructies gaat<br />
alleen goed als vooraf duidelijk is waar de<br />
grootste vochtproblemen zitten. Eerste indicatieve<br />
vochtmetingen in het klooster wezen op<br />
een veelvoorkomende vochtverdeling na<br />
brand: hoger in de constructie was het aanzienlijk<br />
droger dan onderin. Weten waar<br />
vochtproblemen zich concentreren door het<br />
vochtgehalte van hout en metselwerk te meten,<br />
is belangrijk om maatregelen precies daar in te<br />
zetten waar ze het effectiefst zijn. Hoe vreemd<br />
het ook klinkt, zelfs oppervlakte-schimmels<br />
kunnen daarbij helpen. Het zijn namelijk ver-<br />
klikkers van vochtige plekken en graadmeters<br />
voor het verloop van het droogproces. 14<br />
Het drogen van vochtige constructies is vruchteloos<br />
als er reservoirs van bluswater achterblijven<br />
in bijvoorbeeld kelders of (rook)kanalen.<br />
Bouwkundige tekeningen kunnen goed van<br />
pas komen om dergelijke bouwdelen op te<br />
sporen. Om nog even in de sfeer van kloosters<br />
en kerken te blijven, ook in de aanzetten van<br />
kruisgewelven kunnen reservoirs van bluswater<br />
ontstaan. Bovendien bestaat het risico<br />
dat volgelopen gewelven door het gewicht van<br />
het water bezwijken.<br />
Mooi opdrogen<br />
Om een met bluswater verzadigde constructie<br />
goed te laten drogen is een aantal maatregelen<br />
nodig. En vaak niet voor even, maar voor enige<br />
tijd. Want alleen met beleid en het nodige<br />
geduld kan een gebouw na een brand mooi<br />
opdrogen. Het klooster in Steyl zit nu nog<br />
midden in dat proces. Pas later dit jaar zal<br />
blijken hoe een en ander heeft uitgepakt.<br />
Maatregelen om een gebouw te drogen kunnen<br />
alleen plaatsvinden als eerst het noodzakelijke<br />
stut- en stempelwerk is verricht op plaatsen<br />
waar de stabiliteit in het geding is (figuur 8).<br />
Dit is niet alleen belangrijk om veilig in het<br />
pand te kunnen werken, maar ook om te<br />
voorkomen dat waardevolle constructies of<br />
elementen bezwijken.<br />
De belangrijkste maatregel om de bouwmassa<br />
te drogen is het op gang brengen van de ventilatie<br />
door deuren en ramen zoveel mogelijk en<br />
zo lang mogelijk te openen. Vaak is dit niet de<br />
eerste gedachte, maar blijven deuren en ramen<br />
juist hermetisch gesloten om onbevoegden te<br />
9 – OPEENGEHOOPT PUIN IN EEN DEEL VAN HET KLOOSTER.<br />
PUIN VORMT EEN BELANGRIJKE HINDERNIS IN DE DROGING VAN<br />
VOCHTIGE CONSTRUCTIES (FOTO DIMITRA HIERCK)
VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009 38<br />
MONUMENTENZORG<br />
weren. Dat is vooral goed te zien bij gevallen<br />
van brandstichting, waar ook het klooster in<br />
Steyl slachtoffer van werd. Het openen van<br />
deuren en ramen is niet alleen goed voor de<br />
ventilatie, ook nemen de sporenconcentraties<br />
in de lucht er drastisch door af. Open ook de<br />
deuren van vaste kasten. Dergelijke plekken<br />
waar de lucht stilstaat, zijn namelijk ideaal<br />
voor schimmels.<br />
Hoe goed u ook ventileert, droging blijft<br />
beperkt zolang het puin nog niet is geruimd<br />
(figuur 9). 15 Niet alleen is puin meestal met<br />
bluswater verzadigd, ook hindert het de stroming<br />
van lucht langs materiaaloppervlakken.<br />
Hetzelfde geldt voor vloerbedekking, zeker de<br />
moderne soorten met een rug van foam. Voer<br />
puin en vloerbedekking zonder historische<br />
waarde daarom zo snel mogelijk af. Bedenk<br />
echter dat puin belangrijke bouwhistorische<br />
informatie kan bevatten, die later bijzonder<br />
waardevol kan zijn tijdens de restauratie- en<br />
herstelfase. Wacht daarom met puinruimen tot<br />
lopend bouwhistorisch noodonderzoek is afgerond.<br />
Het ruimen van puin in contact met<br />
vochtig zand, zoals bij kruipruimtebodems,<br />
helpt bovendien ook tegen de ontwikkeling<br />
10 – EMPIRE<br />
SCHOUW UIT 1810<br />
MET OP HET STUC<br />
DONKERE VLEKKEN<br />
VAN OPPERVLAKTE-<br />
SCHIMMELS<br />
(FOTO BIRGIT DUKERS)<br />
van allerlei schimmels.<br />
Bluswater kan soms even desastreus zijn als<br />
een brand zelf. Houtwerk, zoals betimmeringen,<br />
kozijnen, plinten en vloerdelen, dat geen<br />
brandschade opliep, kan door toedoen van<br />
vocht ernstig vervormen, kromtrekken,<br />
scheuren en uiteindelijk ook verrotten. 16<br />
Voorkom dit door goed demonteerbaar timmerwerk<br />
voorzichtig los te halen van wanden die<br />
met bluswater zijn verzadigd. Bewaar het uitgenomen<br />
houtwerk in een droge, goed geventileerde<br />
ruimte waar het langzaamaan – dus<br />
beetje bij beetje – kan drogen. Ga voor geklimatiseerde<br />
ruimten uit van een relatieve luchtvochtigheid<br />
tussen 45-60% en een temperatuur<br />
van 18-20˚C. Zorg voor voldoende luchtbeweging<br />
tussen de opgestapelde onderdelen,<br />
bijvoorbeeld door te werken met blokjes of<br />
latten als afstandhouder. Voorkom te allen<br />
tijde dat uitgenomen timmerwerk in korte tijd<br />
snel droogt, zoals door directe warmte-aanstraling<br />
of geforceerde droogwijzen.<br />
Timmerwerk dat lastiger is uit te nemen<br />
– zoals kozijnen met een dragende functie –<br />
kan meestal beter drogen door het omringende<br />
pleisterwerk te verwijderen of door alle verflagen<br />
eraf te halen. Dit is uiteraard geen optie<br />
als het om historisch waardevolle verf- of pleisterlagen<br />
gaat of als het hout extreem vochtig is.<br />
Het is zaak om bij vochtige houten vloeren<br />
enkele vloerdelen uit te nemen. Dit gaat tegen<br />
dat het zwellende vloerhout bekneld raakt en<br />
daardoor vervormt. Wanneer u op tijd enige<br />
vloerdelen uitneemt, krijgt het hout in de<br />
vloer doorgaans weer zijn oorspronkelijke<br />
vorm terug. 17<br />
Een apart verhaal vormt het stucwerk op<br />
wanden. Historisch stucwerk komt meestal<br />
goed uit een brand tevoorschijn, maar vormt<br />
tegelijkertijd een rem op de droging van metselwerk<br />
dat met bluswater is verzadigd. Vaak zit<br />
er niets anders op dan stuc van zeer vochtige<br />
wanden te verwijderen. Voor waardevol stucwerk<br />
of stucornamenten is dit uiteraard geen<br />
optie. Bovendien levert demontage van stucornamenten,<br />
hoe voorzichtig uitgevoerd ook,<br />
vaak meer schade op dan behoud ter plaatse.<br />
Om die reden is er in het klooster gekozen om<br />
het geornamenteerde stucwerk te handhaven<br />
op de waardevolle schouwen in empirestijl<br />
(figuur 10). Over de schimmels zelf kunnen we<br />
kort zijn. Wanneer dat nodig zou zijn, laten<br />
oppervlakte-schimmels en andere onschuldige<br />
schimmelsoorten zich eenvoudig bestrijden<br />
door een behandeling met een schimmelwerende<br />
oplossing.<br />
En verder<br />
Wees bedacht op alle rondom opgesloten ruimten<br />
zonder noemenswaardige ventilatie die tijdens<br />
de brand of daarna vochtig zijn geworden.<br />
Vaak zijn dit de plaatsen waar hout vroeger<br />
of later een groot risico loopt op aantasting<br />
door schimmels die houtrot veroorzaken. 18<br />
Denk daarbij aan ruimten onder vloeren,<br />
boven plafonds, achter betimmeringen of de<br />
opleggingen in vochtige muren. Het is zaak na<br />
een brand deze rondom opgesloten ruimten<br />
gedeeltelijk te openen of vrij te leggen. Dit om<br />
de ventilatie en droging te bevorderen. Bij een<br />
vloer is het daarbij belangrijk om niet alleen<br />
hier en daar een vloerdeel uit te nemen, maar<br />
ook de vloerdelen aan beide koppen van de<br />
vloer. Dit voorkomt dat er hoeken achterblijven<br />
met stilstaande lucht. In de eerste tijd<br />
na een brand werken balkkoppen vaak als een<br />
soort wondverband: 19 ze nemen uit het omringende<br />
metselwerk veel vocht op. Door de<br />
vloerdelen nabij opleggingen in vochtig metselwerk<br />
te verwijderen, kunnen balkkoppen beter<br />
drogen.<br />
Waar het uitnemen van waardevolle vloerdelen<br />
tot onherroepelijke schade zou leiden, kan de<br />
oplossing aan de onderzijde van de balklaag<br />
liggen door daar het plafond weg te halen. In<br />
het klooster gebeurde overigens precies het<br />
omgekeerde. Stucplafonds onder de vochtige
alklagen belemmerden de droging van het<br />
hout in ernstige mate, maar deze plafonds<br />
waren te belangrijk om te worden gesloopt.<br />
De stucplafonds bleven behouden door balklagen<br />
van bovenaf te drogen door het plaatselijk<br />
openen van de vloer.<br />
Natuurlijke ventilatie is de meest veilige<br />
manier van drogen, maar ook de manier die<br />
het meeste geduld vraagt. Natuurlijke ventilatie<br />
werkt goed bij een groot verschil in dampdruk<br />
tussen de binnen- en buitenlucht.<br />
Meestal is dit verschil echter te gering om<br />
zware constructies en elementen binnen redelijke<br />
termijnen te drogen. Zal het drogen van<br />
houtwerk door natuurlijke ventilatie nog<br />
tamelijk snel gaan, het drogen van massief<br />
metselwerk is vaak een ander verhaal. Daarom<br />
is na een brand meestal geforceerd drogen aan<br />
te raden voor plaatsen waar metselwerk zeer<br />
vochtig is. Geforceerd drogen kan op verschillende<br />
manieren, maar de beste papieren hebben<br />
elektrische ontvochtigers. Deze apparaten<br />
werken alleen als de toevoer van buitenlucht<br />
nihil is. Dit kan vrij eenvoudig door openingen<br />
zoals deuropeningen en rookkanalen dicht<br />
te zetten met tape en polyethyleenfolie. Het<br />
gebruik van elektrische ontvochtigers wordt<br />
belangrijker als waardevolle onderdelen die de<br />
droging belemmeren, zoals stucplafonds,<br />
gehandhaafd blijven. 20 Zie er in dat geval wel<br />
op toe dat de droging niet te snel verloopt.<br />
Zo kunnen bijvoorbeeld verschillen in droogsnelheid<br />
tussen de stuclaag en de drager leiden<br />
tot schade aan het plafond.<br />
Tijdens het gehele droogproces is het belangrijk<br />
om het vochtgehalte van houtwerk in de<br />
gaten te houden en te kijken of zich onverhoopt<br />
toch problemen voordoen met houtrotveroorzakende<br />
schimmels.<br />
Restauratie en herstel<br />
Na de droogfase volgt vroeg of laat het herstel<br />
of de restauratie. Daarbij is het goed op een<br />
aantal zaken te letten. Brandschade aan zwaarder<br />
gedimensioneerd houtwerk zoals balken<br />
beperkt zich soms tot een dunne verkoolde<br />
buitenlaag. Besef goed dat het hout onder de<br />
verkoolde laag feitelijk niets aan sterkte heeft<br />
verloren. 21 Zolang het vuur niet diep is doorgedrongen<br />
in droogscheuren of openstaande<br />
verbindingsnaden, kan dergelijk hout meestal<br />
behouden blijven. De koollaag laat zich eenvoudig<br />
verwijderen door het hout te zandstralen.<br />
Hoewel er nooit helemaal aan te ontkomen<br />
valt, is het beter om natte bouwwijzen tijdens<br />
de restauratie zoveel mogelijk te vermijden.<br />
Hetzelfde geldt voor de toepassing van dampdichte<br />
afwerkingen en materialen. Gebruik<br />
verder geen grote hoeveelheden water om<br />
39 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />
oppervlakken schoon of stofvrij te maken.<br />
Verder is het zaak om alle nieuwe betimmeringen,<br />
opleggingen en dergelijke ventilerend te<br />
maken.<br />
Gebouwen die vóór de brand last hadden van<br />
huiszwamaantasting, kunnen na een brand<br />
opnieuw met dit probleem te maken krijgen. 22<br />
Soms zelfs in ernstige mate. Vooral vanuit de<br />
kern van muren kan huiszwam na een brand<br />
opnieuw opkomen. Ook als destijds het metselwerk<br />
grondig is geïnjecteerd met een<br />
bestrijdingsmiddel tegen huiszwam.<br />
Hoe goed men de droging van een constructie<br />
ook aanpakt, vaak is metselwerk nog niet helemaal<br />
droog als de restauratie begint. Soms ook<br />
daalt het vochtgehalte van massief metselwerk<br />
niet meer tot aan het oorspronkelijke niveau.<br />
Laat daarom nieuw hout vooraf verduurzamen,<br />
ook al omdat twintigste-eeuws naaldhout<br />
van nature minder weerstand biedt tegen<br />
houtrot. Verder is het zaak om opleggingen<br />
– ook al is het hout verduurzaamd – ventilerend<br />
te maken.<br />
In de eerste tijd valt er nog weinig van te<br />
merken, maar wat later na een brand krijgt<br />
metselwerk regelmatig te maken met uitbloeiende<br />
zouten. 23 Voor nieuw aan te brengen<br />
stucwerk valt daarom meestal een zoutbestendige<br />
pleistersoort aan te raden.<br />
Geen einde<br />
Weten om welke schimmels het gaat, hemelwater<br />
weren met een noodkap, ruimten ventileren,<br />
waardevol timmerwerk demonteren en<br />
voorzichtig drogen, rondom opgesloten constructies<br />
openleggen en ruimten zo nodig<br />
geforceerd drogen, daar draait het om na een<br />
brand. Het houdt grootschalige houtrot en dus<br />
verdere schade buiten de deur. Zodat een<br />
brand niet het definitieve einde voor een<br />
monument betekent, maar een nieuw begin.<br />
1 Dukers, 2007, p. 15.<br />
2 Dukers, 2007, p. 17.<br />
3 Luchtmonsters genomen in opdracht van de<br />
Duitse verzekeraar zeven dagen na de brand door<br />
expertisebureau Dr. Heinz Schiffers uit Aken.<br />
Gebruikt is een RCS-kiemgetalverzamelaar van de<br />
firma Biotest met als voedingsmedium DG18.<br />
4 Rose, p. 241.<br />
5 Visser, 2008, pp. 247-248.<br />
6 Veegmonsters genomen ongeveer zes weken na<br />
de brand door expertisebureau Dr. Heinz Schiffers.<br />
Laboratoriumonderzoek verricht door Umweltmykologie<br />
GbR in Berlijn. De genomen veegmonsters<br />
werden uitgezet op de voedingsmedia<br />
mout-agar en DG18. De voedingsmedia zijn<br />
bebroed bij 24oC en microscopisch onderzocht<br />
na drie, zes en tien dagen.<br />
7 Van de gevonden schimmel uit het geslacht<br />
Pyronema kon de precieze soort niet worden<br />
bepaald. Het grootsporig kuddeschijfje (Pyronema<br />
domesticum) heeft een voorkeur voor een alkalisch<br />
milieu zoals pleisterwerk, het materiaal waarop de<br />
schimmel is aangetroffen. Een andere mogelijkheid<br />
is het nauw verwante spinragkuddeschijfje<br />
(Pyronema omphalodes).<br />
8 Ridout, 2000, pp. 149-150.<br />
9 Een uitzondering vormen inktzwammen die<br />
voorkomen in het spint van loofhouten tengels<br />
of latten. Tijdens een deel van hun levenscyclus<br />
kunnen deze zwammen in dergelijk hout lichte<br />
aantasting veroorzaken zoals scheurvorming.<br />
10 Ridout, 2000, p. 153.<br />
11 Rond een oude reparatie aan een balklaag<br />
werd wel aantasting door een houtrotverwekkende<br />
schimmel aangetroffen, maar van actieve<br />
aantasting bleek geen sprake.<br />
12 Allwinkle, 1997, pp. 45-46.<br />
13 Tucker, 1981, p. 3.<br />
14 Singh, 1991, p. 27.<br />
15 Ridout, 2000, p. 143.<br />
16 Ridout, 2000, p. 144.<br />
17 Ridout, 2000, p. 147.<br />
18 Singh, 1991, p. 27.<br />
19 Singh, 1991, p. 27.<br />
20 Ridout, 2000, p. 146.<br />
21 Tucker, 1981, p. 4.<br />
22 Singh, 1991, p. 27.<br />
23 Kidd, 1995, p. 54.<br />
Literatuur<br />
– Allwinkle, S. et.al., 1997, Fire protection<br />
measures in Scottish historic buildings.<br />
Technical advice note 11, Edinburgh, pp. 45-52.<br />
– Dukers, B., 2007, Bouwhistorische verkenning<br />
entree Missiemuseum Steyl, Roermond.<br />
– Dukers, B., B. Klück en H. van der Borgh,<br />
2008, Inventarisatie brandschade Schutterijmuseum-Moubishuis<br />
Steyl, Roermond.<br />
– Kidd, S. (red.), 1995, Heritage under fire.<br />
A guide to the protection of historic buildings,<br />
London, pp. 49-55.<br />
– Ridout, B., 2000, Timber decay in buildings.<br />
The conservation approach to treatment, London<br />
en New York, pp. 142-159.<br />
– Rose, W., 2005, Water in buildings.<br />
An architect’s guide to moisture and mold,<br />
Hoboken, pp. 233-252.<br />
– Schiffers, H., 2008a, Sanierungsvorschlag.<br />
1. Mitteilung, Aachen.<br />
- Schiffers, H., 2008b, Untersuchungsbericht.<br />
2. Mitteilung, Aachen.<br />
- Schiffers, H., 2008c, Untersuchungsbericht.<br />
3. Mitteilung, Aachen.<br />
- Singh, J., 1991, Preventing decay after the<br />
fire, in: Fire Prevention, 244, pp. 26-29.<br />
- Tucker, D. en R. Read, 1981, Assessment<br />
of fire damaged structures. BRE information<br />
paper 24/81. Garston.<br />
- Visser, J., 2008, Schutterijmuseum in Steyl<br />
verwoest, in: Brand&Brandweer, 5,<br />
pp. 247-249.
VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009 40<br />
v.a. 12.02.2009<br />
DARWINJAAR 2009<br />
Op 12 februari jl. werd in Naturalis in<br />
Leiden het startschot gegeven voor<br />
het Darwinjaar 2009. Op die datum<br />
is het precies 200 jaar geleden dat<br />
Charles Darwin werd geboren.<br />
En op 24 november 2009 is het<br />
150 jaar geleden dat Darwin zijn<br />
boek ‘On the Origin of Species by<br />
Means of Natural Selection, or<br />
the Preservation of Favoured Races<br />
in the Struggle for Life’ publiceerde.<br />
Gedurende het Darwinjaar worden<br />
er wetenschappelijke congressen,<br />
tentoonstellingen en lezingen georganiseerd.<br />
Op www.darwinjaar2009.nl meer informatie over de activiteiten<br />
en partners. In het Darwinjaar werken science centra, musea,<br />
openbare bibliotheken en wetenschappelijke instellingen samen.<br />
In het Darwinjaar zijn de volgende tentoonstellingen te zien:<br />
– Artis: Expo en wandelroute ‘Door de ogen van Darwin’<br />
– Museon: ‘Ontdek Darwin in het Museon!’<br />
– Museum Boerhaave: ‘De wereld voor Darwin’, een rondwandeling<br />
door Museum Boerhaave<br />
– Naturalis: ‘Expeditie Darwin - evolutie op eilanden’<br />
– Nationaal Onderwijsmuseum: ‘Van Aap tot Mens: De evolutietheorie<br />
in het onderwijs’<br />
– Natuurhistorisch Museum Maastricht: ‘Darwin, Cuvier en het<br />
Grand Animal de Maestricht’<br />
– Natuurmuseum Rotterdam: ‘H5N1 –<br />
de evolutie van een griepvirus’<br />
– Teylers Museum: ‘De Exotische<br />
Mens - andere culturen als<br />
amusement’<br />
– Universiteitsmuseum<br />
Groningen: ‘Darwins wereld’<br />
Mens, natuur en evolutie<br />
– Universiteitsmuseum Utrecht:<br />
‘De evolutie draait door’<br />
– Zoologisch Museum<br />
Amsterdam: ‘De sporen<br />
van Darwin’<br />
17 en 18.04.2009 Limburgs Museum<br />
LIMBURGSE ARCHEOLOGIE DAGEN<br />
In het Limburgs Museum te Venlo worden op vrijdag 17 en zaterdag 18<br />
april 2009 de eerste Limburgse Archeologie Dagen georganiseerd. Dit<br />
archeologisch congres wil een ontmoetingsplaats zijn voor beroepsen<br />
amateur-archeologen, beleidmakers, beleiduitvoerders, bedrijven<br />
en geïnteresseerden. Er is een markt met archeologische bedrijven<br />
en instellingen. Verder zijn er iedere dag zes korte presentaties over<br />
actuele archeologische onderwerpen en ontdekkingen, een top-10<br />
van archeologische vondsten en de uitreiking van de Guillon-penning.<br />
Deelnemers kunnen kennis en ervaring uitwisselen.<br />
Vrijdag 17 april wordt een dag speciaal voor gemeente-ambtenaren, de<br />
politiek en archeologische bedrijven. Het accent van het programma<br />
ligt op beleid formuleren en uitvoeren, organisatie en de dagelijkse<br />
praktijk. Met name zal aandacht besteed worden aan de nieuwe taken<br />
die de gemeenten hebben gekregen op archeologisch terrein.<br />
Op zaterdag 18 april staan de ontdekkingen en de wetenschappelijke<br />
inhoud van de archeologie in de schijnwerpers. Beroeps- en amateurarcheologen<br />
en geïnteresseerden kunnen elkaar spreken over recente<br />
opgravingen, topvondsten en hoe het publiek te informeren.<br />
Om archeologie dichter bij de mensen te brengen wordt op de<br />
Limburgse Archeologie Dagen een Archeologie Top 10 van Limburg<br />
gepresenteerd. Uit deze selectie kiezen deelnemers aan het congres<br />
de topvondst van het jaar 2009. Archeologie is mensenwerk en daarom<br />
wordt de persoon die veel voor de Limburgse archeologie betekent in<br />
het zonnetje gezet. Deze persoon krijgt de Guillon-penning, vernoemd<br />
naar een van de eerste Limburgse archeologen.<br />
De Dagen zijn een initiatief van het Limburgs Museum, de<br />
Archeologische Vereniging Limburg, de Provincie Limburg, het<br />
Steunpunt Archeologie en het archeologisch advies bureau RAAP.<br />
Meer informatie: www.limburgsmuseum.nl, www.avl.nl
17.4 1.11.2009<br />
Rijksmuseum van Oudheden<br />
‘DORESTAD, WERELDSTAD<br />
IN DE MIDDELEEUWEN’<br />
Wie denkt dat de Middeleeuwen saai en donker<br />
waren, heeft het mis. Dorestad, gelegen op de<br />
plek van het huidige Wijk bij Duurstede, was rond<br />
het jaar 800 een stad die bruiste van de<br />
activiteiten en waar het wemelde van de mensen<br />
en handelaren. In het levendige decor van de<br />
nieuwe familie-tentoonstelling ‘Dorestad.<br />
Wereldstad in de Middeleeuwen’ kan jong en oud kennismaken met<br />
het leven in deze middeleeuwse havenplaats. Archeologische vondsten,<br />
spellen, een kinderroute en een film staan garant voor een avontuurlijke<br />
ontdekkingstocht.<br />
Zo’n 1200 jaar geleden groeide het dorpje Dorestad, gelegen langs de<br />
Rijn, uit tot een bloeiende handelsstad. Er woonden vele rijke koopmannen,<br />
scheepslui en ambachtslieden. Luxe goederen als edelstenen,<br />
wijn en barnsteen gingen van hand tot hand. De bloei van<br />
Dorestad was van korte duur. De stad verzwakte na tientallen plunderingen<br />
door de Vikingen. Aan het einde van de 9de eeuw was Dorestad<br />
van de kaart verdwenen, om pas in 1842 herontdekt te worden tijdens<br />
opgravingen van het Rijksmuseum van Oudheden.<br />
In de tentoonstelling komt de dynamische handelsplaats opnieuw tot<br />
leven. In de decors van de<br />
stad in wintersfeer en de<br />
haven in een zomerse setting<br />
vertellen vele honderden<br />
voorwerpen het verhaal over<br />
de stadsbewoners en de<br />
handelsgeest in de vroege<br />
Middeleeuwen. De rijkdom<br />
van de stad is te bewonderen<br />
in een ’schatkamer’ met<br />
zeldzame kerkschatten en<br />
sieraden, waaronder de<br />
‘fibula van Dorestad’. Deze<br />
mantelspeld van goud en<br />
edelstenen werd in 1969 op<br />
de bodem van een waterput<br />
gevonden. Naast luxe artikelen<br />
zoals glaswerk, gouden<br />
munten en bijzondere handschriften,<br />
zijn eenvoudige voorwerpen te zien zoals gereedschappen,<br />
voorraadvaten, wapens en een wollen want.<br />
Voor kinderen is er van alles te beleven. Zo kunnen munten ontwerpen,<br />
een gebroken vaas restaureren, puzzelen en aan de slag gaan met een<br />
middeleeuws zwaard en gereedschap van archeologen. Voor jong en<br />
oud is er een spel van spellenuitgever 999 Games, lezingen, een<br />
speurtocht, familierondleidingen, een ‘Ontwerp een nieuwe fibula van<br />
Dorestad’-wedstrijd, activiteiten tijdens schoolvakanties en een<br />
Middeleeuwen-assortiment in de Museumshop. Voor de hoogste klas-<br />
41 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />
sen van het basisonderwijs en de brugklas van<br />
het voortgezet onderwijs komt er een speciaal<br />
scholenprogramma. Het activiteitenaanbod staat<br />
op www.rmo.nl.<br />
Op basis van de nieuwste wetenschappelijke<br />
feiten maakten archeologische illustratoren<br />
nieuwe schoolplaten, als opvolgers van de voor<br />
de oudere generatie overbekende plaat ‘De<br />
Noor-mannen voor Dorestad’ van H.J. Isings<br />
uit 1927. Tijdens het internationale congres<br />
‘Dorestad in an international Framework’ (24<br />
t/m 27 juni) wisselen wetenschappers met<br />
elkaar van gedachten over de nieuwe onderzoeksgegevens.<br />
Bij de tentoonstelling verschijnt ‘Dorestad, een wereldstad<br />
in de Middeleeuwen’ van de hand van conservator dr. Annemarieke<br />
Willemsen (Walburg Pers, 193 pagina’s, ISBN 978 90 5730 627 3,<br />
€ 29,95 in Museumshop).<br />
8.5 31.10.2009 Grote Kerk Dordrecht<br />
EXPOSITIE ‘CALVIJN EN WIJ’<br />
In Dordrecht zijn de voorbereidingen in volle gang voor een tentoonstelling<br />
over de befaamde zestiende-eeuwse denker en hervormer<br />
van de middeleeuwse kerk Jean Cauvin en over het calvinisme in<br />
Nederland. De expositie ‘Calvijn & Wij’ opent in mei 2009 en is de<br />
eerste in Nederland ooit over dit onderwerp. Dordrecht pakt uit met<br />
de markante Grote Kerk als locatie voor de expositie en met een<br />
gevarieerd cultureel programma in de stad. Wereldwijd wordt dit<br />
jaar Calvijns 500ste geboortejaar herdacht. Dordrecht is met de<br />
tentoonstelling en het cultureel programma het centrum van de<br />
Calvijnherdenking in Nederland.<br />
De presentatie in de Grote Kerk belooft onconventioneel en multimediaal<br />
te worden. De bezoeker wordt eerst geconfronteerd<br />
met het begrip ‘calvinisme’, waarmee typisch<br />
Nederlandse karaktertrekjes worden getypeerd,<br />
en met zijn eigen ideeën en<br />
gevoelens hierover. Staat het voor<br />
soberheid, degelijkheid, ijver,<br />
‘zuunigheid’, dat ene koekje bij<br />
de koffie? Is het typisch<br />
Nederlands? En wat is het verband<br />
met Calvijn en zijn ideeën; is dat er<br />
wel? Vervolgens bieden animaties een<br />
bijna persoonlijke ontmoeting met<br />
de mens Calvijn, en maakt de<br />
bezoeker kennis met zijn leven,<br />
zijn leer, zijn tijd en de betekenis<br />
van zijn werk voor<br />
het protestantisme in<br />
Nederland. De<br />
tentoonstelling<br />
zal aantrekkelijk<br />
zijn
VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009 42<br />
voor niet-gelovigen die zich in de cultuurhistorische betekenis willen<br />
verdiepen alsook voor mensen met een kerkelijke achtergrond.<br />
Dordrecht en cultureel programma<br />
De organisatoren verwachten meer dan 80.000 bezoekers te trekken<br />
met dit programma. In de monumentale Grote Kerk is de gehele kooromgang<br />
gereserveerd voor ‘Calvijn & Wij’. De kerk is een historisch<br />
passende locatie; Willem van Oranje nam hier in 1573 deel aan het heilig<br />
avondmaal en koos zo de zijde van de calvinisten. Ook werden er in<br />
1619 de uitkomsten van de Dordtse Synode openbaar afgekondigd,<br />
geïnspireerd door Calvijns ideeën. En Dordrecht biedt meer ‘Calvijn’<br />
in 2009. In Het Hof is de fototentoonstelling ‘Calvijn & Ik’ gepland, met<br />
foto’s van wat Nederlanders als calvinistisch ervaren; het Dordrechts<br />
Museum aan de Haven en het Simon van Gijn-museum aan huis tonen<br />
elk een selectie kunstwerken rond Calvijn en de Reformatie; er zullen<br />
tal van culturele activiteiten worden georganiseerd, met film, theater,<br />
muziek en debat. Op 31 mei zal de Nationale Calvijnherdenking in<br />
Dordrecht plaatsvinden met bijdragen van premier Balkenende en<br />
James Kennedy, hoogleraar Nederlandse geschiedenis.<br />
De tentoonstelling is te bezichtigen van 8 mei t/m 31 oktober in de<br />
Grote Kerk te Dordrecht. Meer informatie: www.calvijndordrecht.nl<br />
zo. 19.4 14-16uur Apeldoorn<br />
VERHALEN ACHTER APELDOORNSE<br />
OORLOGSMONUMENTEN Waarom zijn er in Apeldoorn<br />
zoveel oorlogsmonumenten?<br />
Dat is één van de vragen waarop<br />
Jan Heerze (oud-leraar<br />
Nederlands van de Koninklijke<br />
Scholengemeenschap) en Jelle<br />
Reitsma (brigadegeneraal der<br />
cavalerie bd) in deze lezing antwoord<br />
willen geven, de auteurs<br />
van het in ‘06 verschenen boek<br />
‘Apeldoorn ‘40-’45, het verhaal<br />
achter de Apeldoornse oorlogsmonumenten’.<br />
In woord en<br />
beeld komen bekende en<br />
minder bekende monumenten<br />
aan de orde. Het oudste<br />
monument staat er sinds 1945,<br />
het jongste werd opgericht in<br />
november 2007. Welk verhaal<br />
gaat schuil achter die plaquettes, zuilen, muren, bomen en beelden?<br />
Hoe komt het dat we over sommige namen op monumenten bijna<br />
niets weten? Kun je het verhaal meer dan zestig jaar nog achterhalen?<br />
Locatie: CODA, Vosselmanstraat 299. Entree € 7,50.<br />
23-25.5 Brabanthallen<br />
NEDERLANDSE RESTAURATIEBEURS ‘09<br />
De Nederlandse erfgoedsector is volop in beweging. Professionals en<br />
andere liefhebbers van het Nederlandse erfgoed de gelegenheid om<br />
kennis te nemen van de actuele stand van zaken tijdens deze 2-jaarlijkse<br />
beurs. Allerlei partijen die aan de instandhouding, verbetering en<br />
toegankelijkheid van het Nederlandse cultureel erfgoed bijdragen,<br />
komen drie dagen samen in ’s-Hertogenbosch. De beurs brengt vraag<br />
en aanbod bij elkaar op het gebied van het onroerende, roerende,<br />
materiële en immateriële erfgoed. Locatie: Brabanthallen.<br />
1.6 Heel Nederland<br />
LANDELIJKE DAG VAN HET KASTEEL<br />
Op 1 juni a.s. zal de tweede editie van de Landelijke Dag van het<br />
Kasteel zijn. Rond het Pinksterweekend, en vooral op Tweede<br />
Pinksterdag, zullen er op ruim 50 locaties in Nederland allerlei activiteiten<br />
plaats vinden voor het grote publiek. Een aantal kastelen is<br />
opengesteld, in het kader van het thema ‘Het Historisch Interieur’,<br />
maar ook buitenplaatsen, kasteeltuinen en ruïnes zullen eens extra<br />
in de schijnwerpers staan. Het uitgebreide programma is te vinden<br />
op www.kastelen.nl en wordt telkens geactualiseerd.<br />
KASTEEL DOORWERTH (VOORAANZICHT)<br />
Tips en persberichten voor de Agenda kunt u mailen naar info@uitgeverijeducom.nl<br />
A G E N D A
VOOR U GELEZEN<br />
Greetings from Europe. Landscape and Leisure<br />
Auteurs Niek Hazendonk, Mark Hendriks, Hans Venema (redactie)<br />
Recensent Henk Baars<br />
Uitgave 010 Publishers<br />
Details incl. DVD, ISBN 978-90-6450-650-5. Prijs € 24,50<br />
Leisure staat voor de ‘vrijetijdsindustrie’, een<br />
alsmaar groter wordende industrie, waar<br />
wereldwijd enorme bedragen in omgaan.<br />
Iedereen kan zelf waarnemen welke invloed die<br />
vrijetijdseconomie heeft op het landschap. In<br />
Nederland is dit thema al eens op een prettige<br />
manier uitgewerkt door Tracy Metz (Pret!<br />
Leisure and landscape, 2002), maar op<br />
Europese schaal is dit het eerste werk dat een<br />
eerste overzicht biedt van de “problematiek”<br />
van de ongebreidelde groei van het toerisme en<br />
de recreatie en de invloed daarvan op het landschap.<br />
Voorbeelden hiervan zijn de continue<br />
aaneenschakeling van hotels en appartementen<br />
aan de Spaanse costa’s, de vergelijkbare aaneenschakeling<br />
van ‘golfresorts’ aan de<br />
Portugese kust, de tweede huizen op de<br />
Griekse eilanden of de skipistes, skidorpen en<br />
kabelbanen in de Alpen.<br />
Dertig universiteiten uit twintig verschillende<br />
Europese landen werden door Dirk Sijmons,<br />
toenmalig Rijksadviseur voor het Landschap,<br />
benaderd om door ontwerponderzoek uit te<br />
zoeken wat de relatie tussen landschap en leisure<br />
nu precies inhoudt. Het boek start met een<br />
aantal prikkelende essays die een beeld neerzetten<br />
over de relatie tussen de opkomst van<br />
het massatoerisme en de impact daarvan op<br />
het landschap. De essays worden zeer treffend<br />
geïllustreerd door foto’s van Martin Parr. Het lijken<br />
haast vakantiefoto’s zoals iedereen die<br />
43 VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />
maakt, maar door de invalshoek van het boek<br />
valt opeens op hoe grappig groepen mensen<br />
zijn die “met z’n allen” rust zoeken in de bergen.<br />
Grappig en ontnuchterend, want maken we<br />
zelf ook niet vaak deel uit van zo’n compositie?<br />
Vervolgens komen de ontwerpstudies aan bod,<br />
telkens ingeleid met een analyse van de verschillende<br />
Europese landschappen (kust, bergen,<br />
eilanden, platteland, bossen en rivieren).<br />
Deze analyse maakt zowel de kansen als de<br />
bedreigingen inzichtelijk. De uitkomsten van de<br />
ontwerponderzoeken worden in tekst en beeld<br />
verhaald, en staan in uitgebreidere vorm ook op<br />
de bijgevoegde DVD. Deze bevat ook vele kaartjes,<br />
gelukkig maar, want deze staan in het boek<br />
vaak veel te klein afgebeeld.<br />
Het initiatief van Sijmons heeft geleid tot een<br />
prettig leesbaar en mooi geïllustreerd boek. Het<br />
is uiteraard de vraag in hoeverre de goede<br />
ideeën die hier zijn geopperd worden opgepakt<br />
in een markt die zich kenmerkt door een enorme<br />
concurrentie en om het maken van kortetermijn<br />
winsten. En een markt die blijkbaar voldoet<br />
aan de wensen van de consument, die zich<br />
vooralsnog elk jaar weer gedwee naar de<br />
Spaanse costa’s laat vervoeren. Zijn lokale,<br />
regionale en nationale overheden in staat om<br />
kwaliteit voor kwantiteit te zetten? Wat Sijmons<br />
betreft is hier een grote rol voor Europa weggelegd.<br />
Hij pleit voor een ‘European Transition<br />
Plan for Sustainable Tourism’, een kaderplan<br />
dat individuele lidstaten handvatten moeten<br />
geven om zelf aan de slag te gaan met een<br />
meer duurzame vorm van toerisme en recreatie.<br />
Verder pleit hij voor een verdere implementatie<br />
van de Europese Landschapsconventie, die<br />
richting moet geven aan het behoud, de ontwikkeling<br />
en de toegankelijkheid van de verschillende<br />
landschappen. De Gemeenschappelijk<br />
Europees Landbouwbeleid moet zodanig worden<br />
omgevormd dat boeren ook inkomsten<br />
kunnen genereren uit het beheer en de toegankelijkheid<br />
van het landschap. Als laatste pleit hij<br />
voor een grote(re) rol van de landschapsarchitect<br />
bij de verdere ontwikkeling van de vrijetijdseconomie.<br />
Zoals dit boek probeert aan te<br />
geven kunnen beide elkaar prima gebruiken.
44<br />
R ECENT VERSCHENEN VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />
Monumenten van<br />
Romeins Nederland<br />
Uitgave<br />
Waanders Uitgevers<br />
i.s.m. RACM<br />
Details<br />
Paperback, 88 pag.,<br />
90 kleurenfoto’s,<br />
ISBN 978-90-400-8569-7<br />
Prijs € 17,95<br />
Minister Plasterk maakte in<br />
januari 2009 een lijst van 23<br />
archeologische monumenten<br />
bekend die voorgedragen worden<br />
voor wettelijke bescherming.<br />
De nieuw te beschermen<br />
vindplaatsen dragen bij aan de<br />
opbouw van een representatief<br />
archeologisch monumentenbestand;<br />
de lacune in de<br />
bescherming van ‘onzichtbare<br />
archeologie’ wordt hiermee<br />
deels opgevuld. Deze onzichtbaarheid<br />
maakt het soms<br />
moeilijk, maar ook uitdagend<br />
om deze archeologische monumenten<br />
bij een breder publiek<br />
voor het voetlicht te brengen.<br />
Opvallend is de aanwijzing van<br />
een relatief groot aantal vindplaatsen<br />
uit de Romeinse tijd.<br />
Monumentenbestand<br />
uit balans<br />
In 2006 publiceerde de toenmalige<br />
ROB het rapport ‘Uit<br />
Balans’. Uit onderzoek bleek<br />
dat het huidige bestand van<br />
wettelijk beschermde archeologische<br />
monumenten onevenwichtig<br />
van opbouw is, en niet<br />
representatief is voor de<br />
geschiedenis van het<br />
Nederlandse grondgebied en<br />
zijn bewoners. Naast factoren<br />
als wisselende beleidsvisies en<br />
oorzaken van geografische en<br />
geologische aard, is de meest<br />
bepalende factor voor deze<br />
onevenwichtigheid de zichtbaarheid<br />
van archeologische<br />
monumenten. Van de nietzichtbare<br />
complexen is<br />
slechts tien procent wettelijk<br />
beschermd tegen 30% van de<br />
zichtbare. Dit verschil wordt<br />
grotendeels verklaard door<br />
de doorslaggevende rol die de<br />
factoren schoonheid en cultuurhistorische<br />
waarde gespeeld<br />
hebben bij de selectie voor<br />
bescherming. Ook de bescherming<br />
van sites van verschillende<br />
complextypen en uit de<br />
diverse tijdsperioden blijkt te<br />
variëren; zo zijn er uit het<br />
Mesolithicum, de Late Middeleeuwen<br />
en de Nieuwe Tijd<br />
minder dan vijftien procent<br />
beschermd. De conclusie van<br />
dit onderzoek: het bestand van<br />
wettelijk beschermde archeologische<br />
sites is fors uit balans<br />
en verre van representatief voor<br />
de totale bekende voorraad<br />
archeologie.<br />
Tijdelijke beleidsregel<br />
Op 1 juli trad de door de minister<br />
van OCW opgestelde ‘tijdelijke<br />
beleidsregel aanwijzing<br />
beschermde monumenten<br />
2007’ in werking. Hierin werd<br />
benoemd dat archeologische<br />
sites aangewezen kunnen worden<br />
als (inter)-nationaal erkend<br />
monument, op basis van<br />
schoonheid, betekenis voor de<br />
wetenschap en cultuurhistorische<br />
waarde. Bovendien is het<br />
zaak dat het monument een<br />
wezenlijke lacune opvult in het<br />
huidige monumentenbestand.<br />
De RACM heeft in het kader van<br />
deze beleidsregel de minister<br />
geadviseerd om de nu bekendgemaakte<br />
lijst van 23 voor te<br />
dragen voor wettelijke bescherming;<br />
ze dragen bij aan een<br />
representatief archeologisch<br />
monumentenbestand.<br />
Unieke serie Romeinse<br />
monumenten<br />
De nieuw te beschermen vindplaatsen<br />
laten een grote variatie<br />
in aard en datering zien.<br />
Uniek in de lijst is de serie van<br />
Romeinse monumenten. Nog<br />
niet eerder werd in deze<br />
samenhang een groep monumenten<br />
uit deze tijdsperiode<br />
aangewezen. Door de verscheidenheid<br />
aan typen en geografische<br />
ligging vormen deze<br />
sites een veelzijdig beeld van<br />
Romeins Nederland. Uniek en<br />
van internationale betekenis<br />
zijn bijvoorbeeld de resten van<br />
een aquaduct bij Nijmegen,<br />
de Romeinse tempel onder de<br />
grote kerk van Elst en de<br />
monumenten die deel uitmaken<br />
van de noordgrens van het<br />
Romeinse Rijk (de Limes),<br />
zoals de legerkampen (castella)<br />
in Woerden en Utrecht (Domplein),<br />
een deel van de Limesweg<br />
en een Romeins rivierschip<br />
in de Leidsche Rijn en<br />
een kampdorp (vicus) in Leiden.<br />
Dit zijn stuk voor stuk aansprekende<br />
voorbeelden aan<br />
de hand waarvan het verhaal<br />
van Romeins Nederland kan<br />
worden verteld.<br />
Publieksboek<br />
Het is de wens van de minister<br />
om de onzichtbare archeologische<br />
schatten in de Nederlandse<br />
bodem zichtbaar te<br />
maken voor een breed publiek.<br />
Om aan dit verzoek vanuit de<br />
RACM bij te dragen is de lijst<br />
van 23 archeologische monumenten<br />
opgenomen in een<br />
publieksboek: Monumenten<br />
van Romeins Nederland. Het<br />
boek bevat een uniek concept,<br />
want er is juist voor gekozen<br />
om (naast de gevonden objecten,<br />
opgravingsfoto’s en kaarten)<br />
de actuele situatie te laten zien<br />
van de plek waar het archeologische<br />
monument zich bevindt.<br />
Fotografen zijn op pad geweest<br />
en hebben, met name voor de<br />
Romeinse monumenten, foto’s<br />
gemaakt van de vindplaats<br />
zoals deze er nu bij ligt. En dat<br />
is verrassend: deze beelden<br />
laten ons een Nederlands<br />
landschap zien dat soms wél<br />
bewust ingericht is, rekening<br />
houdend met de aanwezigheid<br />
van archeologie, en soms lijkt<br />
het of de omgeving zich niets<br />
heeft aangetrokken van het<br />
bijzondere verhaal van de plek.<br />
Een mooie manier om het<br />
Nederlandse publiek te laten<br />
zien wat de aanwezigheid van<br />
archeologische erfgoed in de<br />
bodem kan doen met ons<br />
landschap, en welk verhaal een<br />
soms onbeduidend lijkende<br />
plek ons kan vertellen.<br />
Radio Kootwijk<br />
Monument in<br />
gewapend beton<br />
Auteurs<br />
Pieter Spits (einden<br />
beeldredactie,<br />
Jacques Linssen en<br />
Henk Wapperom)<br />
Uitgave<br />
Uitgeverij Æneas<br />
Details<br />
Hardcover, 84 pag.,<br />
geheel full colour,<br />
ISBN 978-90-75365-92-4<br />
Prijs € 19,95<br />
Uitgeverij Æneas publiceerde<br />
onlangs het boek ‘Radio<br />
Kootwijk, monument in gewa-
R ECENT VERSCHENEN<br />
pend beton’. Dit deed zij ter ere<br />
van het 60-jarige jubileum van<br />
Cement, vakblad voor ontwerp<br />
en constructie. Het nieuwe<br />
boek beschrijft het ontstaan<br />
van het zendstation, gebouwd<br />
‘in the middle of nowhere’.<br />
Het gaat in op de keuzes in<br />
het ontwerp en de uitvoering<br />
in het begin van de jaren ’20<br />
van de vorige eeuw.<br />
Vanuit het voormalige zendstation<br />
Radio Kootwijk werd in<br />
Bergen op Zoom -<br />
Monumenten,<br />
cultuurlandschappen<br />
en archeologie<br />
Auteurs<br />
J.T. van Eekelen,<br />
M. Vermunt<br />
Uitgave<br />
Trichis<br />
Details<br />
Hardcover, gebonden,<br />
232 pag., full colour,<br />
ISBN 978-90-812416-5-6<br />
Prijs € 35,-<br />
Korte hoektanden,<br />
lange benen en<br />
een sexy brein<br />
de vorige eeuw contact onderhouden<br />
met Nederlands-Indië.<br />
Het inmiddels bijna 90 jaar<br />
oude bouwwerk, ontworpen in<br />
Art Deco stijl, vormt een herkenbaar<br />
silhouet temidden<br />
van de Veluwse natuur. ‘Radio<br />
Kootwijk, monument in gewapend<br />
beton’ beschrijft waarom<br />
het gebouw juist werd opgetrokken<br />
uit gewapend beton.<br />
Ook wordt de impact die de<br />
bouw van het zendstation had<br />
op de omtrek beschreven; niet<br />
Wie dacht inmiddels wel alles<br />
te weten van de monumenten<br />
die Bergen op Zoom rijk is,<br />
heeft met dit boek een aangename<br />
verrassing in handen.<br />
Vanzelfsprekend kunnen in een<br />
Bergs Monumentenboek pronkjuwelen<br />
als het Markiezenhof,<br />
het Stadhuis op de Grote Markt,<br />
de Gevangenpoort en de<br />
Gertrudiskerk niet ontbreken.<br />
Maar dan wisten de deskundige<br />
samenstellers aan deze alom<br />
bekende bouwwerken toch<br />
weer weinig belichte aspecten<br />
te ontdekken.<br />
Bijdragen echter als die over<br />
de onzichtbare maar immer<br />
onmisbare Grebbe, over het<br />
archeologisch schatgraven<br />
onder de zoveelste gedaantevernieuwing<br />
van de Parade,<br />
over het Gouvernements-<br />
Auteurs<br />
Paul Storm<br />
Uitgave<br />
Uitgeverij DrukWare<br />
Details<br />
Gebonden, 192 pag.,<br />
geheel full colour,<br />
ISBN 978-90-78707-07-3<br />
Prijs € 29,95<br />
De mens is een opvallende,<br />
zich slechts op twee benen<br />
voortbewegende, intelligente,<br />
naakte mensaap, die op dit<br />
moment de aarde naar een<br />
45<br />
alleen architectonisch, maar<br />
ook sociologisch was het<br />
gebouw bepalend in de omgeving.<br />
De mensen die er<br />
bouwden, woonden en werkten<br />
vormden een bijzondere<br />
gemeenschap.<br />
Besloten wordt met een<br />
beschouwing van de huidige<br />
situatie en toekomstscenario’s.<br />
Na het wegvallen van de zendfunctie<br />
verkocht KPN Telecom<br />
in 2003 de gebouwen en de<br />
omliggende 400 hectare natuur<br />
gebouw als de deksteen waaronder<br />
slachtoffers van de Grote<br />
Pest in massagraven werden<br />
aangetroffen, over de ooit<br />
hoogste industrieschoorsteen<br />
van ons land en de West-<br />
Brabantse Waterlinie die in de<br />
spanne van een halve eeuw<br />
zesmaal haar importantie<br />
moest bewijzen; in die en<br />
soortgelijke bijdragen worden<br />
voor de geïnteresseerde lezer<br />
werkelijk opzienbarende<br />
bevindingen gemeld. Voordat<br />
hij onze nationale zeeheld werd<br />
vocht Michiel de Ruyter als<br />
jonge jongen in Bergen op<br />
Zoom mee tegen de Spaanse<br />
benden. Colijn lag hier als<br />
soldaat en de grote humanist<br />
Erasmus schreef tijdens zijn<br />
verblijf in Halsteren in een boek<br />
zijn bedenkingen tegen het<br />
catastrofe lijkt te doen afstevenen.<br />
In dit boek gaat Paul<br />
Storm er vanuit dat ons ‘opgeblazen’<br />
slimme brein is ontstaan<br />
onder druk van seksuele<br />
selectie. Kernvraag: is voor het<br />
ontstaan van een dergelijk<br />
wezen als de mens nog een<br />
logische natuurlijke verklaring<br />
te bedenken? Het antwoord: ja.<br />
In dit boek geeft Paul Storm<br />
een eenvoudig model over het<br />
ontstaan van de mens. Een<br />
zienswijze die gebaseerd is<br />
op de ideeën van Darwin over<br />
VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />
aan het Rijk. Verschillende<br />
overheden zoeken nu samen<br />
naar een nieuwe bestemming<br />
voor dit unieke en kwetsbare<br />
complex.<br />
Met veel uniek fotomateriaal en<br />
een schat aan gegevens over<br />
dit bijzondere Rijksmonument<br />
heeft het boek ‘Radio Kootwijk,<br />
monument in gewapend beton’<br />
veel te bieden voor een<br />
breed publiek.<br />
toen gangbare onderwijs neer.<br />
Dit boek behandelt een veelheid<br />
aan onderwerpen die<br />
samen een boeiende ontdekkingsreis<br />
garanderen door de<br />
geschiedenis van Bergen op<br />
Zoom en zijn ommelanden.<br />
Bijeengenomen vormen ze een<br />
palet dat door zijn veelkleurigheid<br />
als het ware een nieuwe<br />
kennismaking met ons prachtig<br />
stukje Nederland mogelijk<br />
maakt. Mede dankzij de fotografie<br />
komt het verleden van<br />
Bergen op Zoom in een nieuw<br />
licht te staan.<br />
Nuttige bijlage is een dvd met<br />
de database waarin meer dan<br />
achthonderd monumenten in<br />
en rondom Bergen op Zoom<br />
zijn opgenomen en van uitgebreide<br />
informatie zijn voorzien.<br />
natuurlijke en seksuele<br />
selectie.<br />
Geen toeval dat dit boek uitkomt<br />
in het Darwin-jaar. Een<br />
berg mensachtige fossielen,<br />
verreweg de meeste gevonden<br />
na Darwin’s publicaties, kan<br />
verklaard worden met behulp<br />
van zijn ideeën. Volgens de<br />
makers is dit boek te zien als<br />
een eerbetoon aan Darwin,<br />
150 jaar na het uitkomen van<br />
zijn ‘On the origin of species’<br />
en 200 jaar na zijn geboorte.
46<br />
R ECENT VERSCHENEN VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />
Vinex Atlas<br />
Auteurs<br />
Jelte Boeijenga<br />
Jeroen Mensink<br />
Uitgave<br />
Uitgeverij 010 Publishers<br />
Details<br />
Hardcover, 304 pag.,<br />
rijkelijk geïllustreerd,<br />
ISBN 978-90-6450-594-2<br />
Prijs € 59,50<br />
Begin jaren negentig publiceerde<br />
het ministerie van Volkshuisvesting,<br />
Ruimtelijke Ordening<br />
en Milieubeheer de Vierde Nota<br />
over de Ruimtelijke Ordening<br />
Extra. Deze raakte bekend,<br />
beroemd en berucht onder<br />
de naam Vinex. Met in totaal<br />
honderdduizenden woningen<br />
werden vervolgens overal in<br />
het land de zogenaamde vinexwijken<br />
gebouwd. Soms geprezen,<br />
vaak bekritiseerd, maar<br />
altijd onderwerp van debat.<br />
In dit boek is voor het eerst de<br />
totale bouwproductie minutieus<br />
in kaart gebracht. 52 vinexwijken<br />
worden tot in detail<br />
beschreven met historische<br />
luchtfoto’s, plattegronden,<br />
gegevens over de locatie en<br />
recente foto’s van het straatbeeld.<br />
Samen met de uitgebreide<br />
inleiding over de ontstaansgeschiedenis<br />
en de uitvoering<br />
van het vinexprogramma maakt<br />
dit de Vinex Atlas tot een compleet<br />
naslagwerk van deze<br />
unieke ruimtelijke opgave in<br />
Nederland.<br />
In de internationale competitie<br />
Schonste Bucher aus Aller Welt<br />
heeft de Vinex Atlas een gouden<br />
medaille gewonnen. Een zevenkoppige<br />
internationale jury<br />
beoordeelde in Leipzig maar<br />
liefst zevenhonderd bekroonde<br />
boeken uit zesendertig landen,<br />
waaronder de Nederlandse<br />
inzending met de Best<br />
Verzorgde Boeken van 2008.<br />
Het gerechtsportaal<br />
van de<br />
Sint-Walburgiskerk<br />
te Zutphen<br />
Auteurs<br />
Els van Nieuwland-<br />
Landheer<br />
Uitgave<br />
Clavis Publicaties<br />
Details<br />
Gebrocheerd, 54 pag.,<br />
ISBN 978-90-75616-10-1<br />
Prijs € 12,50<br />
Aan de noordzijde van de<br />
Sint-Walburgkerk te Zutphen<br />
bevindt zich een ruim, rijk<br />
uitgevoerd portaal dat een<br />
opvallende gelijkenis vertoont<br />
met het noordportaal van de<br />
Sint-Maartenskerk te<br />
Zaltbommel en in mindere<br />
mate met het noordportaal<br />
van de Sint-Nicolaas of<br />
Bovenkerk te Kampen.<br />
Alle drie de portalen zijn in de<br />
tweede helft van de 15e eeuw<br />
tegen de zijbeuken van de kerken<br />
aangebouwd. Opvallend is<br />
dat de drie portalen geografisch<br />
gezien naar het bestuurlijk-juridische<br />
centrum van de<br />
stad gericht zijn. Op grond van<br />
het ‘voorhal'-karakter, de banken<br />
en de ligging is er voldoende<br />
reden om zich af te vragen<br />
of hier sprake is van gerechtsportalen.<br />
De juridische functie<br />
van het kerkportaal was in de<br />
Middeleeuwen niet uitzonderlijk.<br />
Men vond deze portalen<br />
vanaf de 9e eeuw in heel het<br />
Heilige Roomse Rijk. In dit boek<br />
wordt voor het eerst aangetoond<br />
dat het Zutphense<br />
Mariaportaal als gerechtsportaal<br />
kan worden geïnterpreteerd.
R ECENT VERSCHENEN<br />
Paleis Soestdijk –<br />
Drie eeuwen huis<br />
van Oranje<br />
Auteurs<br />
M. Jansen, K. Kleijn, C.<br />
Krabbe, E. Kurpershoek,<br />
B. Laan, P. Rem, B. Speet,<br />
K. Verboeket, Kunsthistorisch<br />
Bureau<br />
D’ARTS (samenstelling)<br />
Uitgave<br />
Waanders Uitgevers<br />
Details<br />
Gebonden, 384 pag’s, ca.<br />
350 foto’s kleur & z/w,<br />
ISBN 978-90-400-8608-3<br />
Prijs € 49,95<br />
De moskee<br />
Politieke,<br />
architectonische en<br />
maatschappelijke<br />
transformaties<br />
Auteurs<br />
Ergün Erkoçu, Cihan<br />
Bugdaci (fotografie<br />
Christian van der Kooy<br />
en Dick Barendsen)<br />
Na bijna 350 jaar trouwe dienst<br />
heeft Paleis Soestdijk zijn functie<br />
als jachthuis, zomerverblijf en<br />
woon- en werkpaleis van de<br />
Oranjes verloren. Het overlijden<br />
van koningin Juliana en prins<br />
Bernhard in 2004 betekende het<br />
einde van een tijdperk. Dit<br />
moment verdient een blijvende<br />
herinnering en een bijzonder<br />
boek. De rijke geschiedenis van<br />
gebouw, park en bewoners wordt<br />
door een keur van kunsthistorici<br />
tot leven gewekt en prachtig,<br />
vaak ongepubliceerd historisch<br />
fotomateriaal, geeft een overweldigende<br />
impressie van de wereld<br />
achter de alom bekende facade.<br />
Een hedendaagse fotoreeks<br />
toont op indringende wijze de<br />
staat en sfeer van een groot aantal<br />
vertrekken in het verweesde<br />
paleis. Voor de naoorlogse generatie<br />
is de koninklijke familie met<br />
de opgroeiende prinsessen in<br />
Soestdijk het hoopvolle beeld<br />
van een herrijzend Nederland.<br />
Dit monument in boekvorm<br />
maakt die bijzondere sfeer<br />
voelbaar.<br />
Uitgave<br />
Nai Uitgevers<br />
Details<br />
Paperback, 192 pag’s,<br />
full colour,<br />
ISBN 978-90-5662-571-9<br />
Prijs € 29,90<br />
Ongeveer 800.000 moslims in<br />
Nederland hebben in totaal bijna<br />
vijfhonderd moskeeën tot hun<br />
beschikking. Waar moskeeën<br />
vanaf de jaren 70 werden<br />
ondergebracht in oude schoolgebouwen,<br />
fabrieken of kerken,<br />
worden er nu nieuwe moskeeën<br />
gebouwd die de Islam letterlijk<br />
‘zichtbaar’ maken in de samenleving.<br />
De huidige discussie over<br />
de religieuze, maatschappelijke,<br />
politieke en culturele positie van<br />
47<br />
De Zwolse canon -<br />
De geschiedenis van<br />
Zwolle in 50 vensters<br />
Auteurs<br />
Jan van de Wetering<br />
Uitgave<br />
Waanders Uitgevers<br />
Details<br />
Paperback, 116 pag’s,<br />
vnl. kleur geïllustreerd,<br />
ISBN 978-90-400-8612-0<br />
Prijs € 14,95<br />
Ter gelegenheid van het 25jarig<br />
jubileum van de Zwolse<br />
Historische Vereniging verschijnt<br />
dit boek naar voorbeeld<br />
van de Canon van de Nederlandse<br />
geschiedenis. De onder-<br />
de moskee is onderdeel van de<br />
samenleving. Niet alleen in<br />
Nederland, maar ook internationaal.<br />
Dit boek heeft een agenda<br />
voor ogen die verder gaat dan<br />
het vaak gehoorde Euro-<br />
Islamitisch alternatief. Het<br />
eerste deel van dit boek bevat<br />
een unieke inventarisatie van het<br />
fenomeen moskee als architectonische<br />
verschijning en de problematiek<br />
van de moskee in<br />
zowel binnen en buitenland.<br />
Het tweede deel van het boek<br />
zet de moskee op de politieke<br />
agenda; het gaat het politiekmaatschappelijke<br />
debat aan.<br />
Vanuit een interdisciplinaire<br />
benadering geven een politicus,<br />
een theoloog, een socioloog, een<br />
VITRUVIUS NUMMER 7 APRIL 2009<br />
werpen zijn bepaald aan de<br />
hand van een aantal uitgangspunten:<br />
belang, spreiding in<br />
tijd, thema en herkenbaarheid.<br />
Stadsiconen als de Peperbus<br />
en het oorlogsmonument zijn<br />
opgenomen, maar ook Thomas<br />
Kempis, Rhijnvis Feith en<br />
Herman Brood.<br />
De vensters staan niet op zichzelf.<br />
Elk onderwerp wordt in<br />
de tijd geplaatst, zoals bij het<br />
Vrouwenhuis of de arbeiderswoningen<br />
in Assendorp. Zo<br />
ontstaat een beeld van de<br />
Zwolse geschiedenis van de<br />
eerste bewoning tot de eerste<br />
Zwolse moskee en van het<br />
(vermeende) stadsrecht tot<br />
de Blauwvingers.<br />
Daarmee is de geschiedenis<br />
voor dit moment vastgelegd:<br />
zonder pretentie, maar als aanzet<br />
voor discussie en studie.<br />
Voor het onderwijs ontstaat een<br />
handzaam overzicht van de<br />
geschiedenis van de eigen<br />
omgeving. Door de vele illustraties<br />
ontstaat ook letterlijk<br />
een beeld van dat verleden.<br />
filosoof, een antropoloog en een<br />
architectuurhistoricus hun visie<br />
op de architectonische verschijning<br />
van dit (voor Nederland)<br />
nieuwe type gebouw en zetten<br />
uiteen welke sociaal-maatschappelijke<br />
invloeden dit heeft.<br />
De verschillende essays,<br />
columns, interviews, infographics,<br />
bijzondere fotografie en<br />
de in het boek geschetste toekomstvisie<br />
zullen een leidraad<br />
vormen voor de verdere ontwikkeling<br />
van het ontwerp van de<br />
moskee.
Havik 26<br />
Van dit fraaie woonhuis dateert de kern vermoedelijk uit de 16e eeuw.<br />
Het was het sterfhuis van de in die tijd bekende Amersfoortse<br />
apotheker Pieter Hondius (1816-1889).<br />
Stadsherstel verwerft, restaureert en beheert monumenten en<br />
beeldbepalende panden. Zij verhuurt haar bezit als woonhuis, winkel,<br />
atelier, horecagelegenheid of met bijzondere functie. Op deze manier<br />
blijft dit cultureel erfgoed deel uitmaken van ons leven.<br />
NV Amersfoortse Maatschappij tot Stadsherstel<br />
Muurhuizen 159<br />
Postbus 842<br />
3800 AV Amersfoort<br />
Telefoon 033-460 50 20<br />
Fax 033-460 50 39<br />
E-mail info@stadsherstelamersfoort.nl<br />
www.stadsherstelamersfoort.nl<br />
FOTO: ARCHIEF STADSHERSTEL AMERSFOORT