12.09.2013 Views

mijn kennismaking met walter beckers

mijn kennismaking met walter beckers

mijn kennismaking met walter beckers

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Walter Beckers / Anno Atlantae


Walter Beckers<br />

Anno Atlantae<br />

Met een voorwoord door Hubert Lampo<br />

15 magische verhalen over leven en dood<br />

Uitgeverij Brito<br />

Antwerpen/Utrecht 1971


© Copyright by Uitgeverij Brito p.v.b.a. en Walter<br />

Beckers, 1971, Antwerpen<br />

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of<br />

openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie,<br />

mikrofilm of op welke wijze ook zonder voorafgaande<br />

schriftelijke toestemming van de uitgever.<br />

No part of this book may be reproduced in any other<br />

means without written permission from the publisher.<br />

D/1971/1342/2


Inhoud<br />

Mijn <strong>kennismaking</strong> <strong>met</strong> Walter Beckers<br />

door Hubert Lampo 9<br />

Witte piramide 23<br />

Hello my dear 31<br />

Het engelmeisje 37<br />

Zichermans dwanggedachte 47<br />

Het levenselixir 61<br />

De story van Dr. A. Cula G Frank N. Stein 69<br />

De afwezige getuige 85<br />

Pastis en beaujolais 97<br />

Rapport zonder naam 113<br />

De dame in de kanariegele bikini 123<br />

Mirjam 131<br />

Wespen M3<br />

Barabbas 1967 151<br />

Nacht en leven over Caesar en Isabelle 169<br />

Het feestmaal 183<br />

Bibliografie 199


MIJN KENNISMAKING<br />

MET WALTER BECKERS<br />

EEN WOORD VOORAF<br />

GEDEELTEUJK BEDOELD OM OOK ALS EEN<br />

VERHAAL GELEZEN TE WORDEN...<br />

Ik kan het niet helpen, maai het lijkt nu eenmaal op<br />

de aanhef van een roman.<br />

Het begon namelijk <strong>met</strong> een brief, afkomstig van literair<br />

agent A. van Hageland. Alleen de omslag van<br />

zo'n brief <strong>met</strong> voormelde naam erop, is reeds voldoende<br />

om voor mij een sfeer van gunstige vooringe-


nomenheid in het leven te roepen. Nooit zal ik<br />

namelijk vergeten, dat door een tijdschriftartikel van<br />

A. van Hageland voorgoed <strong>mijn</strong> aandacht op het<br />

werk van Jean Ray gevestigd werd. En dat de auteur<br />

van bedoeld stuk er bovendien aanzienlijk het zijne<br />

toe bijdroeg, opdat de schepper van Malpeituis tijdens<br />

zijn laatste jaren gelukkig nog de roem mocht<br />

beleven, die hij reeds decenniënlang verdiende.<br />

A. van Hageland vroeg mij, of ik er eventueel zou voor<br />

te vinden zijn, een bundel short-stories van de uitgever<br />

Walter Beckers <strong>met</strong> een door mij geschreven<br />

woordje vooraf van stapel te laten lopen.<br />

Opdat het schrijven van een inleiding tot het werk<br />

van een collega méér zou blijken dan een louter academische<br />

geste, moet er nochtans zoiets als een zielsverwantschap<br />

mee gemoeid zijn, die ons de plaats<br />

doet vinden, waar we er precies de schouders onder<br />

kunnen zetten. Bert van Hageland weet dat ook wel!<br />

Daarom vestigde hij er in geestdriftige bewoordingen<br />

<strong>mijn</strong> aandacht op, dat het proza van Walter Beckers<br />

thuishoort in de fantastische verbeeldingscontreien,<br />

die steeds <strong>mijn</strong> aandacht heftig aanspreken. Mijn<br />

correspondent is een man, die weet waar hij het over<br />

heeft. Gezien het aankweken van achterdocht en<br />

het zoeken van spijkers op laag water niet tot <strong>mijn</strong><br />

normale vrijetijdsbesteding behoren, leek niets een<br />

principieel 'ja' als antwoord het desbetreffende verzoek<br />

in de weg te staan. Wellicht ware het vergeeflijk<br />

10


geweest, nog eerst even de kat uit de boom te kijken.<br />

Zolang het avontuur mij er echter niet toe verplicht,<br />

het verder dan <strong>mijn</strong> schrijfmachine te zoeken, durf<br />

ik een of andere roekeloosheid wel aan...<br />

Het gevolg van <strong>mijn</strong> instemmend antwoord was, dat<br />

spoedig de postbode het ene verhaal na het andere in<br />

<strong>mijn</strong> bus stopte, soms samen <strong>met</strong> een geestdriftige<br />

brief van Bert van Hageland. Hoe dan ook, aan die<br />

verhalen zelf merkte ik dadelijk, dat het de moeite<br />

loont <strong>met</strong> Walter Beckers scheep te gaan.<br />

Inmiddels prijs ik me gelukkig dat de omstandigheden<br />

mij de kans hebben geboden het gebruikelijk 'woordje<br />

vooraf' naar eigen inzicht op te vatten. Deze inleidende<br />

bladzijden danken namelijk grotendeels hun<br />

ontstaan aan het ingrijpen van het Lot zélf ! Hierdoor<br />

wordt het mij mogelijk iets aan Beckers' Anno Atlantae<br />

toe te voegen, dat in zekere zin tot het geheel behoort<br />

en aldus, in de mate van het mogelijke, de eenheid<br />

van het boek respecteert. Men kan er mij bezwaarlijk<br />

van verdenken, dat ik het nodig acht mij aan het<br />

oeuvre van een jonger collega op te trekken. Wel neem<br />

ik geestdriftig de kans te baat, om hier een stukje<br />

zelfbeleefd magisch-realisme op schrift te stellen, dat<br />

opvallend bij de hiernavolgende verhalen aansluit.<br />

Waker Beckers' stories behoren tot de wereld van de<br />

fantastiek. Ook ik ben er mij van bewust, dat het<br />

papier geduldig is. Niets is gemakkelijker dan een<br />

schrijver, die het territorium van het occulte betreedt,<br />

11


een overdaad aan verbeelding in de schoenen te schuiven.<br />

Nuchterlingen zullen hem wel steeds meesmuilend<br />

op de tastbare, door de zintuigen omvadembare<br />

en door de rede verklaarbare werkelijkheid blijven<br />

wijzen. Het is hun goed recht. Met de verhalen van<br />

Walter Beckers begint voor mij de werkelijkheid<br />

nochtans ook automatisch, waar de kunstenaarsverbeelding<br />

van stapel loopt. Als alibi lijkt mij dat voor<br />

om het even welk auteur voldoende. Zonder een<br />

dergelijk alibi zou ik trouwens een behoorlijk aantal<br />

onder de eigen romans behoren te verloochenen, ware<br />

het niet, dat ik zélf weet, — 'steun en stut' tegenover<br />

de oppervlakkige kritiek van de fantasielozen, —<br />

welke aanzienlijke rol de realiteit ook bij het ontstaan<br />

van <strong>mijn</strong> meest 'ongeloofwaardige' bedenksels placht<br />

te spelen. Het is echter moeilijker voor een ander te<br />

getuigen, 'que la réalité dépasse la fiction', dan voor<br />

zichzelf het goede recht te verdedigen, de eigen realiteit<br />

via haar fantastische polarisatievlakken te benaderen.<br />

Ach, het is natuurlijk oud nieuws voor mij, dat de<br />

artistieke successen louter een kwestie zijn van overtuigingskracht.<br />

Doch het zou niet verantwoord zijn,<br />

hier te verzwijgen, hoe ik totaal onverwacht de schrijver<br />

van .Anno Atlantae leerde kennen. En dit door<br />

een fenomeen, of noem het een samenloop van omstandigheden,<br />

die best als inspiratiestof tot een van<br />

diens stories had kunnen dienen. Als het waar is, dat<br />

12


ieder schrijver een eigen wereld schept, dan had ik op<br />

geen doeltreffender manier <strong>met</strong> de zijne kunnen<br />

kennismaken.<br />

Wat hier volgt is de Waarheid, niets dan de Waarheid,<br />

zo helpe mij God.<br />

Ik wist dus, dat Walter Beckers een jong auteur is.<br />

Bovendien wist ik natuurlijk ook, dat hij het beroep<br />

van uitgever uitoefent. In De Standaard was een uitvoerig<br />

interview verschenen, waarin de journalist die<br />

het stuk schreef erop wees dat Beckers inzake prestaties<br />

en verworven positie op dat gebied een plaats bekleedt<br />

<strong>met</strong> Amerikaanse allures... Uitgaven in 'Club'verband<br />

in het Nederlands, het Frans en het Engels<br />

zijn dagelijkse kost voor hem. Zijn uitgaven richten<br />

zich echter vooral naar particulieren, zodat er —<br />

merkwaardig genoeg — nooit voldoende <strong>mijn</strong> aandacht<br />

op gevestigd werd.<br />

Hoe dan ook, op 30 november 1967 trek ik er als<br />

hoofdinspecteur bij het Bibliotheekwezen op uit, om<br />

een aantal achterstallige bezoeken bij te spijkeren. Na<br />

een rit door zware Kempense mistbanken meld ik<br />

mij aan in een van de meest bescheiden bibliotheekjes,<br />

vlak bij de Nederlandse grens gelegen en door<br />

een nonnetje beheerd.<br />

Terwijl ik automatisch de blik langs de rekken laat<br />

glijden, word ik o.m. getroffen door een kennelijk luxueuze<br />

Franse uitgave van Leslie Charteris' verhalen<br />

over The Saint. Ik kan best verdragen dat er zich een<br />

13


Frans zonnetje weerspiegelt in onze Vlaamse bibliotheekwatertjes,<br />

doch niettemin vraag ik de zusterbibliothecaresse<br />

of zij de aankoop van Franse boeken,<br />

en dan nog wel in een zo royale uitgave, op een zo<br />

afgelegen gehucht een verantwoorde investering vindt.<br />

'Ach, meneer de inspecteur,' antwoordt zij, 'die boeken<br />

kosten mij niets. Een oud-leerlingetje van me werkt bij<br />

de uitgever, van wie zij de beschadigde exemplaren<br />

cadeau krijgt. Voor de verkoop deugen ze niet meer,<br />

maar als ik er hier en daar een paar woorden <strong>met</strong><br />

de machine aan toevoeg, een verfrommelde bladzijde<br />

<strong>met</strong> het strijkijzer bewerk of de uitstekende randen<br />

rechtknip, zijn ze nog best bruikbaar voor de paar<br />

lezers van me, die "hun talen" willen bijhouden.'<br />

Uit ervaring weet ik, dat in het bibliotheekwezen<br />

nonnetjes hun hoofdinspecteur geen foefjes op de<br />

mouw spelden. Nochtans neem ik nieuwsgierig een<br />

van die prachtbanden ter hand. Nauwelijks kan ik<br />

<strong>mijn</strong> eigen ogen geloven, zoals men dat destijds uitdrukte.<br />

Het uitgeversadres luidt: 'Walter Beckers,<br />

Editeur, Kapellen.' Gezien ik ook wel een beetje verbeelding<br />

bezit, is de situatie mij thans opeens duidelijk.<br />

Het is beslist een fantastische samenloop van omstandigheden<br />

! Langs een omweg maak ik in een openbare<br />

bibliotheek kennis <strong>met</strong> de particuliere 'Club'-uitgaven<br />

van Walter Beckers, die uiteraard niet in de gewone<br />

boekhandel te krijgen zijn. Dat het in dit verre grens-<br />

14


gehucht gebeurt, helemaal op de boerenbuiten, berust<br />

op een mathematisch zo onwaarschijnlijk toeval, dat<br />

zelfs het nonnetje <strong>mijn</strong> plotselinge verbijstering opmerkt<br />

en mij oecumenisch een borrel aanbiedt.<br />

Even is de zon er doorgekomen, doch op het middaguur<br />

baadt de nabije Kalmthoutse heide opnieuw in<br />

een dichte mist. Na enig zoeken vind ik een restaurant.<br />

Aan de tafel tegenover de <strong>mijn</strong>e zit een kloeke<br />

blonde kerel, die net gegeten heeft.<br />

Instinctief herken ik de medemensen die, op een of<br />

andere manier, van de gebruikelijke middelmaat afwijken.<br />

De blonde jongeman tegenover mij behoort<br />

heel zeker tot dergelijke afwijkingsverschijnselen ! Het<br />

kost mij enige moeite, om hem niet al te nadrukkelijk<br />

aan te kijken... Niettemin zie ik hem overleg plegen<br />

<strong>met</strong> de ober. Deze laatste komt naar mij toe en zegt:<br />

'Neemt u me niet kwalijk, maar meneer Beckers zou<br />

graag weten, aan wat voor een drankje u de voorkeur<br />

geeft ?'<br />

'Walter Beckers ?' stamel ik stomverbaasd.<br />

Inderdaad!<br />

De blonde jongeman aan de nabije tafel is de Walter<br />

Beckers die vóór een paar dagen langs Van Hageland<br />

om in <strong>mijn</strong> leven opdook !<br />

Ik vrees dat ons onmiddellijk goed op dreef komend<br />

gesprek nochtans een lamentabele indruk op hem gemaakt<br />

heeft! Tegen één toevallig snijpunt van onze<br />

levensdraden ben ik wel opgewassen. Maar twee snij-<br />

15


punten, eerst in een weinig spectaculair bibliotheekje,<br />

daarna ergens in de novembermist in een desolate<br />

streek van heide en moerassen, is méér dan ik zomaar<br />

terstond verwerken kan.<br />

Trillend van emotie ga ik daarna weer op weg door de<br />

steeds compacter wordende mist om <strong>mijn</strong> dagtaak af<br />

te maken. Natuurlijk weet ik een heleboel over de<br />

synchronische toevalsreeksen van <strong>mijn</strong> geliefde psychiater-filosoof<br />

C.G. Jung, bij wie ikzelf de verklaring<br />

voor het magisch-realisme in eigen werk meen gevonden<br />

te hebben. Zo'n samenhangende, door een verborgen<br />

zin beheerste keten van toevalligheden, doet<br />

het bij de schemerlamp onder het lezen van Jungs<br />

oeuvre voortreffelijk. Gans anders is het er nochtans<br />

mee gesteld, wanneer men ze zelf, als een verbijsterende<br />

samenzwering van het onbekende, het hoofd moet<br />

bieden!<br />

's Avonds kan ik het reeds schertsend 'de vinger<br />

Gods' noemen, het duidelijk teken aan de wand, dat<br />

het introduceren van Walter Beckers' verhalen in de<br />

sterren geschreven staat. En dat er van aarzelen geen<br />

sprake kan zijn. Ergens moet echter een geheimzinnige<br />

godheid onze onschuldige, vooral als geruststelling<br />

voor onszelf bedoelde scherts, verkeerd — ik bedoel<br />

als een onderschatting van een zinvol gebeuren —<br />

begrepen hebben !<br />

's Anderendaags, op i december 1967, rijden wij <strong>met</strong><br />

de wagen naar Antwerpen. Een geroutineerd chauffeur<br />

16


let op de weg, niet op de wandelaars op het voetpad.<br />

Tenzij laatstgenoemden aanstalten maken om de rijweg<br />

over te steken... Op het Komedieplein is er zo'n<br />

voorbijganger, die op de rand van het voetpad naar<br />

een gaatje in de verkeersstroom staat te wachten.<br />

Een kloeke, blonde jongeman: Walter Beckers, die ik<br />

nauwelijks een etmaal voordien voor het eerst ontmoet<br />

heb... Hijzelf kan vermoedelijk in zijn agenda controleren,<br />

dat hij die dag daar in de buurt is geweest!<br />

Tot daar <strong>mijn</strong> verhaal over de brief van een literair<br />

agent, het ter hand nemen van een luxueuze Beckersuitgave<br />

in een afgelegen bibliotheekje, onmiddellijk<br />

aansluitend onze <strong>kennismaking</strong> in een restaurant op<br />

de heide, en ten slotte 's schrijvers opduiken tussen<br />

honderdduizenden mensen, in volle stadsdrukte.<br />

Dit is <strong>mijn</strong> verhaal...<br />

Méér <strong>mijn</strong> verhaal, dan een artistieke verantwoording,<br />

benadering en toelichting van Walter Beckers' surrealistische<br />

vertellingen.<br />

Wie te kwader trouw is, zal beweren dat een inleiding<br />

als deze kant noch wal raakt. Dat ik, uit domheid of<br />

gebrek aan eerbied, de draak steek <strong>met</strong> de sacrosante<br />

ernst van de literatuurbeschouwing. Anderen zullen<br />

beweren, dat ik Walter Beckers te kort doe, door mij te<br />

beperken tot de evocatie van de vreemdsoortige wijze,<br />

waarop wij elkaar leerden kennen. Men zal mij verwijten,<br />

dat ik als een kat om de hete brij loop te<br />

draaien, in plaats van een duidelijk standpunt in te<br />

17


nemen, wat deze nieuwe naam in het Zuidnederlands<br />

literaire landschap betreft. Verdachtmakingen en insinuaties<br />

zullen niet van de lucht zijn.<br />

Maar daar is in elk geval het feit, dat onder een vierhonderdtal<br />

inzenders diezelfde Walter Beckers in oktober<br />

1967 de Europese 'Atlanta-prijs' verwierf voor het<br />

beste kortverhaal in het fantastische genre. De pers<br />

heeft er op het ogenblik zelf voldoende ruchtbaarheid<br />

aan gegeven, om er hier niet langer bij stil te staan.<br />

Maar het feit is daar, en weegt zwaarder dan de hele<br />

hedendaagse literaire 'fashion'...<br />

Gezien ik zelf door een jarenlange training tegen het<br />

hele arsenaal van die literaire 'fashion' gehard ben,<br />

interesseert mij slechts de ingehouden glimlach, die<br />

Walter Beckers erbij zal handhaven. De ingehouden<br />

glimlach van de oersterke naturen. De glimlach van<br />

hen, die weten dat het onmiddellijke succes het gemakkelijkst<br />

vanuit efemere modeverschijnselen schrijvende<br />

'literaten' te beurt valt.<br />

Vandaag de dag is de mode niet door de fantastiek<br />

gediend. Er gaat weliswaar geen week voorbij, zonder<br />

dat ons een nieuwe toekomstbelofte op een zilveren<br />

schaaltje van uitgeversstrategie en soms doorzichtige<br />

verstandhouding <strong>met</strong> de informatiemedia onder de<br />

neus wordt geduwd, doch steevast laat de bijdrage van<br />

de verbeelding het hierbij af weten. De zogenaamd<br />

vooruitstrevende schrijver is voorlopig niet meer de<br />

man, die op de meest originele manier zijn innerlijke<br />

18


wereld gestalte verleent, doch hij, die het meest gedisciplineerd<br />

in de ganzepas marcheert, naar het voorbeeld<br />

van een paar buitenlandse mandarijnen, die ons<br />

via Amsterdam (waar men echter o.m. niet voldoende<br />

Frans kent om een 'nouveau roman' in zijn originele<br />

vorm te assimileren), als reactie op drie eeuwen calvinistische<br />

frustraties, als hét van hét worden voorgehouden.<br />

Walter Beckers weet zo goed als om het even wie, wat<br />

van een moderne auteur door de hedendaagse 'fashion'<br />

vanop het Leidseplein en omstreken — tot in<br />

sommige Vlaamse kringen toe ! — gevergd wordt, om<br />

'in' te zijn. Hij lapt die 'fashion' glorieus aan zijn<br />

laarzen ! Niet alleen, omdat hij het niet hebben moet<br />

van 'een vagina per pagina' als ordewoord en commerciële<br />

hartewens. Maar tevens omdat hij een van die<br />

zeldzame 'grands seigneurs' is in de kunst, die zich<br />

de weelde veroorloven, tegen de draad in, hun eigen<br />

weg te zoeken. Op het ogenblik dat naaperij alles is<br />

wat de klok slaat, hebben wij dergelijke auteurs nodig.<br />

Voor oningewijden kan de weg van Walter Beckers<br />

nog aarzelend lijken. Zoeken gaat uiteraard <strong>met</strong> aarzeling<br />

en keuze tussen diverse mogelijkheden gepaard.<br />

Maar zoeken betekent ook, dat men het leven als een<br />

nooit aflatend mysterie ondergaat. Ik ontwaar in zijn<br />

korte, soms tot het uiterste minimum herleide verhalen,<br />

té veel potentiële mogelijkheden, om op dit<br />

ogenblik door een roekeloze voorspelling te willen<br />

19


anticiperen op de verdere ontwikkeling van zijn sterk<br />

persoonlijk en derhalve apart talent.<br />

Voorlopig kan Beckers nog vele richtingen uit!<br />

'Vele' richtingen, zeg ik. Ik zeg niet: 'alle' richtingen.<br />

Want reeds nu — ik ben er zeker van — ligt zijn<br />

Lotsbestemming als kunstenaar vast. Hij zal een alleenloper<br />

blijven, althans van het standpunt der<br />

elkander opvolgende modeverschijnselen uit.<br />

In werkelijkheid behoort hij, bewust of onbewust, tot<br />

een occulte, wijdvertakte broederschap, die ik de broederschap<br />

van de literaire alchimisten zou willen noemen.<br />

Hoe men het draaie of kere, ook de behendigste<br />

dialecticus overtuigt er ons niet van, dat zelfs de<br />

meest op de spits gedreven hedendaagse avant-gardeprobeersels<br />

méér zijn dan de zoveelste, meestal steriele<br />

varianten op het ruim drie eeuwen oud psychorealisme<br />

van La princesse de Clèves. Men kan<br />

zich er desgevallend mee amuseren, te proberen de<br />

verhalen uit Anno Atlantae onder de zwaartillende<br />

apparatuur van de zogenaamde 'close reading' (lugubere<br />

schoolvossenuitvinding van de Meesters Pennewip<br />

dezer dagen !) dood te drukken. Maar het zal al<br />

boter aan de galg zijn.<br />

Deze verhalen behoren namelijk tot de niet uit te<br />

roeien magische, uit de diepste afgronden van het<br />

menselijke onbewuste gevoede en steeds weer —<br />

gejouw en ergernis ten spijt — opduikende scheppingen<br />

van een niet door voorbijgaande modever-<br />

20


schijnselen en tijdelijke conditioneringen geremde<br />

verbeeldingskracht.<br />

Men benadert zé niet, gewapend <strong>met</strong> de gebruikelijke<br />

schoolse normen. De alledaagse kritisch-kadastrale<br />

technieken hebben er geen vat op.<br />

Zij behoren tot een 'andere' literatuur, even oud en<br />

authentiek als de mens zelf.<br />

Hubert Lampo<br />

21


W I T T E P I R A M I D E<br />

Kende ik deze kamer ?<br />

Was ik hier vroeger reeds geweest ?<br />

Veeleer was deze kamer het beeld van wat ze had<br />

binnen zijn. Voor de meesten van ons is dat een<br />

doodgewoon verschijnsel. Herhaaldelijk stellen wij<br />

ons voor, ergens te zijn geweest, iets voordien reeds<br />

te hebben gezien. Maar daar we het onbewuste in<br />

ons — de werkelijke essentie van ons wezen — niet<br />

23


willekeurig te hulp kunnen roepen, blijven we perplex<br />

bij zulke indrukken staan.<br />

Of ontmoet jij nooit een mens die je erg bekend<br />

voorkomt en die je toch voor de eerste keer in de<br />

ogen kijkt ?<br />

Het leek me alsof ik hier vroeger nog ooit geweest<br />

was, en dat ik deze kamer voortreffelijk kende, zonder<br />

me ze te kunnen herinneren.<br />

Het rook er naar etensgeuren, en meer bepaald naar<br />

eieren, gebakken in 'goede' boter, zoals men bij ons<br />

zegt.<br />

Twee mensen zaten aan bij de tafel. Ook hen had ik<br />

waarschijnlijk reeds gezien. Maar waar ?<br />

Dromerig waren haar ogen op hem gericht. Misschien<br />

peilden ze nog even verder, tot bij de kale muur.<br />

Verder heel zeker niet. Hij at langzaam. Het was er<br />

pikzwart stil. Een stilte die je bij de keel grijpt.<br />

Een stilte die over de vloeren schuift en onweerstaanbaar,<br />

wonderlijk, tot onder de stenen tegels kruipt.<br />

Een stilte die hoorbaar ademt en onweerstaanbaar<br />

verder glijdt en zich langzaam als een olievlek uitspreidt.<br />

Een stilte die uiteindelijk bezit neemt van de hele<br />

kamer en die, voor je het echt gaat merken, zo drukkend<br />

wordt dat je eronder bezwijkt. Een stilte die<br />

je niet toelaat normaal verder te leven. Een stilte die<br />

bezit van je neemt en je ontaardt Neen ! Dit was<br />

geen kamer. Ik bevond me in een kelder. Ik leefde<br />

24


nu onderaards. Nochtans, beklemmen deed me zulks<br />

niet. Ik was bepaald te onrustig nu, om werkelijk<br />

bang te kunnen worden.<br />

Mogelijk had de vrouw geen eetlust. Er was slechts<br />

voor de man opgediend. Zij had trouwens geen blik<br />

over voor dat voedsel.<br />

Geboeid keek ze wel naar de cementen voegen tussen<br />

de grove stenen tegels. Ik keek er eveneens naar.<br />

Gelijkmatig getrokken cementen lijnen. Rechte lijnen,<br />

terugkerende lijnen en terugkomende stilte.<br />

Waarom voelde ik zulke rillingen over <strong>mijn</strong> ruggegraat<br />

lopen ? Er was toch geen reden voor ? Toch<br />

voelde ik dat zelfs <strong>mijn</strong> hoofd kil en klammig werd,<br />

en ik drukte de nagels van <strong>mijn</strong> vingers steeds dieper<br />

in de handpalmen.<br />

'Heb je nog wat koffie voor me ?' vroeg eensklaps<br />

de man, en ik keek op, verbolgen door zulke banale<br />

vraag in zulke tempelsfeer.<br />

De stilte viel dood.<br />

Zonder te antwoorden, schonk ze wat koffie bij.<br />

'Ik loop reeds de hele dag te denken over liefde/<br />

ging hij voort. 'Is dit nu gekomen door het feit, dat<br />

ik de kerstsfeer zo prangend heb ondergaan tijdens<br />

<strong>mijn</strong> terugkeer? Hoe dan ook, ik vind het bijzonder<br />

erg. Rijk ons beiden maar! Waarom die lange stilte,<br />

zeg ? Waarom zeg je niet <strong>met</strong>een dat ik gek ben ?<br />

Ik weet het: omdat je zelf best weet hoe egoïstisch<br />

ik ben. Men trekt het zich meestal niet zo erg aan,<br />

25


emind te zijn voor wat men aan beminnelijkheid<br />

bezit. Meestal volstaat het, die koele drift te kunnen<br />

opwekken. Maar de gebreken die we hebben, juist<br />

deze gebreken te verdoezelen in plaats van ze al maar<br />

door te tonen, dat is werkelijk liefde, meen ik.'<br />

Haar antwoord was spontaan, en zonder nadenken<br />

antwoordde zij : 'Daarvoor heb ik een potje liefdezalf,'<br />

en lachte daarbij.<br />

'Iiefdezalf,' zuchtte hij. 'Och, als je wil... Maar wat<br />

me wel verveelt is, dat wanneer iemand je helpt<br />

de scherpe hoeken af te ronden, je er steeds zo ijl<br />

bij wordt; dat gevoel en waardebesef erbij overhoop<br />

raken, dat men er de juiste normen bij uit het oog<br />

verliest.'<br />

Toen sprak zij woorden, die ik immer horen zal:<br />

'Het is als <strong>met</strong> de bloemen; bloemen zijn ons niet<br />

alleen gegeven om de tuin. Leg ze in de armen van<br />

een kind, en uit de platgedrukte bloemen zal het<br />

kind hun leven inademen, om zelf grootser te leven<br />

en te geven.' 'Bloemen leven, vooral jij. Je bent<br />

mooi. Je weet het, en dat betreur ik, want van dat<br />

ogenblik af reken je niet meer op liefde, maar bereken<br />

je ze. Och, misschien is wel niemand voor niemand<br />

en elkeen voor zichzelf. Zichzelf beminnen is<br />

reeds leven, en leven is liefde.'<br />

'Leven is ook vechten, en vechten is geen liefde.'<br />

'Toch wel,' zei hij halsstarrig en ik merkte dat hij<br />

het meende.<br />

26


'Men kan ook vechten voor liefde. Leven kan hard<br />

zijn en pijnlijk. Liefde ook kan verdomd pijnlijk<br />

zijn. Leven is soms pijn, en zonde, en haat en honger.<br />

Liefde is eveneens hongerig en kan zelfs haten.'<br />

Zij antwoordt niet meer, getroffen door deze woorden,<br />

glashelder gesproken, zonder reserve en zonder<br />

één overbodige letter.<br />

Met een zelfverzekerd gebaar drukte zij haar lange,<br />

smalle handen op het tafelblad en kwam overeind.<br />

Nu pas besefte ik, dat ze erg groot was. Of was het<br />

slechts het afluisteren van dit gesprek, dat me zo<br />

klein had gemaakt? Of de stilte van daareven, die<br />

eensklaps weer intens waarneembaar werd ? Die afmattende<br />

stilte, welke geen verhoudingen liet meespelen<br />

en me wellicht afleidde van wat hier omging ?<br />

Nu ik haar langs me heen zag lopen, en een nieuwe<br />

waarheid zich voor mij openvouwde als tekeningen<br />

in een sprookjesboek, wist ik dat ik door een speling<br />

van het noodlot waarheden mocht afwegen die<br />

buiten tijd en ruimte stonden. Ik zag haar hier, in<br />

het gezelschap van een andere man. En zij was mooier<br />

dan ooit tevoren. Of was ik die andere man ?<br />

Een mooie vrouw wil immers bemind worden om<br />

haar schoonheid. Zij smukt zich op, masseert zich<br />

het gelaat, koopt allerhande flacons en crèmes voor<br />

haar wonden. Zij wordt verliefd bij elk compliment<br />

in ieder gezelschap. Zij verlangt, zij eist door haar<br />

minnaar bemind te worden om wat zij desgevallend<br />

27


zou kunnen zijn. Angstvallig bewaart zij zijn liefdebrieven<br />

en leest ze dikwijls, zo dikwijls dat zij ze<br />

uit het hoofd citeren kan, of toch minstens de liefste<br />

regels uit de laatste brief.<br />

De laatste brief.<br />

De laatste brief die blijft.<br />

Ik schrijf je een regel; hele boeken schrijf ik je. Ik<br />

schrijf je steeds hetzelfde. En als ik dit geschreven<br />

heb, dan schrijf ik je weer dat ik steeds bij jou zal<br />

willen zijn, om je oogleden te kussen en je nooit meer<br />

te verlaten.<br />

Ik zag voor het eerst de kleur van haar ogen en las :<br />

roem voor blauw<br />

purper voor rouw<br />

wit voor kinderen<br />

en zuiver rood<br />

rode rozen<br />

rode wijn<br />

en een regenboog van passie...<br />

'Johan, het is tijd voor de nachtmis/ hoorde ik<br />

haar zeggen, terwijl de klok sloeg.<br />

Halftwaalf.<br />

De besefte plotseling dat <strong>mijn</strong> knieën, gekneld onder<br />

de hardgespannen ronding van <strong>mijn</strong> broek, en dat<br />

<strong>mijn</strong> rug van het lange voorovergebogen hurken, mij<br />

pijn deden.<br />

28


Langzaam kwam ik overeind. Ik legde <strong>mijn</strong> agenda<br />

weer naast me op de lage tafel. Afgedankte agenda,<br />

dagboek van twaalf vergane maanden. Plotseling<br />

stond ik bij het venster en schoof, zonder erbij te<br />

denken, de witte kanten gordijnen opzij.<br />

Dan keek ik weer naar de kelder die een kamer was<br />

geworden.<br />

Er was geen andere man. Er was geen andere vrouw...<br />

Buiten was het pikdonker. Geen sterren. Geen sneeuw<br />

<strong>met</strong> Kerstmis.<br />

Ik keek de kamer rond. Ik had witte, kanten gordijnen.<br />

Witte, kraakwit geschilderde muren. Een witte<br />

boekenkast.<br />

Ik voelde me goed.<br />

Wit is heerlijk in het leven.<br />

29


H E L L O MY D E A R I<br />

Het hoofd zoveel mogelijk in de opstaande kraag geborgen,<br />

de handen diep in de zakken van zijn overjas,<br />

stapte Mr. Ellerby op kille benen huiswaarts.<br />

De Londense winteravond was guur. Het was een van<br />

die avonden dat je maar één betrachting hebt: een<br />

warme huiskamer en een welkom 'Hello my dear',<br />

gevolgd door een geurige kop thee.<br />

Naarmate hij de ondergrondse verder achter zich<br />

31


wist en dichter bij huis kwam, vond Mr. Ellerby<br />

de rukwinden ondraaglijk worden. Zijn huis was gelegen<br />

in een van de welonderhouden buitenwijken,<br />

waar de meeste woningen in Tudor-stijl zijn opgetrokken.<br />

Het zijne eveneens.<br />

Bij de voordeur gekomen, stak hij haastig de sleutel<br />

in het slot en betrad het voorportaal. De pantoffels<br />

stonden trouw op de voetmat te wachten. Alles was<br />

als naar gewoonte, huiselijk en cosy, hoewel het hem<br />

verbaasde dat hij het hartelijke 'Hello my dear'<br />

van zijn echtgenote nog niet hoorde, wat normaal bij<br />

het dagelijks ritueel paste.<br />

Ook op zijn 'hello' kwam geen antwoord.<br />

Een weinig ongerust haastte hij zich naar de huiskamer.<br />

Tot zijn grote verwondering trof hij zijn<br />

echtgenote snikkend in een zetel aan. Hun oude Siamese<br />

kat lag op haar schoot. Aan de slap neerhangende<br />

kop van het beige-bruine dier merkte hij dat<br />

het er slecht aan toe was. Erger nog, de kat was<br />

dood!<br />

Door haar tranen heen slaagde zijn vrouw erin hem<br />

te vertellen dat het allemaal zo plotseling gebeurd was.<br />

Het arme dier was opeens zo vreemd gaan doen. Zij<br />

had niet eens de tijd gekregen het nog iets te drinken<br />

te geven. Eer ze het goed en wel besefte had de kat<br />

<strong>met</strong> een stuiptrekking de laatste adem uitgeblazen.<br />

Het werd een avondtafel gespeend van eetlust. Mr.<br />

en Mrs. Ellerby zaten er zo lusteloos bij, dat ze niet<br />

32


eter vroegen dan zohaast mogelijk verkwikking en<br />

vergetelheid te vinden in de slaap. De volgende ochtend<br />

was Mr. Ellerby reeds vroeg uit de veren. Wat<br />

nochtans niet hoefde, aangezien het zaterdag was,<br />

dus geen kantoordag. De waarheid was, dat hij het<br />

niet langer in bed kon uithouden. De dood van de<br />

kat en het leed van zijn vrouw speelden hem door het<br />

hoofd. Hij kon gewoon aan niets anders denken.<br />

Zijn vrouw, die de hele nacht had liggen woelen en<br />

haast geen oog had dichtgedaan, was tegen de morgen<br />

in een loodzware slaap verzonken, en Mr. Ellerby<br />

oordeelde het wenselijk haar te laten rusten.<br />

Hij keek naar buiten en merkte dat het waarschijnlijk<br />

de hele nacht gesneeuwd had. De omliggende<br />

tuinen en huizen lagen onder een dichte witte vacht.<br />

Als hij zich warm induffelde, kon het best prettig<br />

worden voor een ochtendwandeling. De buitenlucht<br />

zou welkom zijn en zijn zinnen waren hard aan ontspanning<br />

toe.<br />

Mr. Ellerby had er geen vermoeden van dat hij reeds<br />

twee uur van huis was. Flink stapte hij verder, de<br />

ene dreef na de andere door, totdat hij bij de kleine<br />

landwegen kwam die de golvende weilanden dwarsten.<br />

Mooi was het hier wel, maar zo oneindig verlaten,<br />

zo troosteloos. Hij vergaapte zich aan het verge-<br />

33


zicht en de eentonig witte weilanden die zich voor<br />

hem uitstrekten. De effen lichtgrijze lucht, niet langer<br />

zwanger van de sneeuw, werkte melancholisch op<br />

zijn gemoed, en geleidelijk kwam hij meer en meer<br />

onder de invloed van deze deprimerende atmosfeer.<br />

Tijd en ruimte vloeiden langzaam in elkaar over.<br />

Het was alsof zijn lichaam gewicht verloor, zijn gedachten<br />

vrijer werden. Hij was nu één <strong>met</strong> de lucht,<br />

de nevel en de witte uitgestrektheid. Er was geen<br />

vast omlijnd landschap meer. Maar er was iets anders.<br />

Voor zijn ogen rees langzaam een grijze bol. De bol<br />

begon te bewegen en tolde rond. Zijn omtrek vervormde<br />

zich tot draaiende spiralen. Het donkergrijs<br />

veranderde in zwart, de vage lijnen namen vaste vormen<br />

aan. Hij zag eerst een kattepoot die zich splitste.<br />

Het werden vier poten <strong>met</strong> een lijf. De kat kreeg<br />

haar volledige gedaante.<br />

Mr. Ellerby kwam tot het besef dat hij naar een<br />

spelende kat keek. Een kat die speelde <strong>met</strong> een<br />

vrouw, en die vrouw was Mrs. Ellerby. Zij nam de kat<br />

op haar schoot. Naast haar in een zetel lag een<br />

gevuld speldenkussen. Geboeid staarde Mr. Ellerby<br />

naar zijn fata morgana. Hij keek geschrokken toe,<br />

toen de vrouw de kat herhaaldelijk in de onderbuik<br />

begon te prikken. De kat verzette zich en sprong<br />

blazend van haar schoot af. Toen kwam de vrouw<br />

<strong>met</strong> een schoteltje aanzetten en Mr. Ellerby kon duidelijk<br />

zien dat zij een speld in een sardientje schoof.<br />

34


Mr. Ellerby wilde hiertegen ageren maar slaagde<br />

er niet in,- hij leek als vastgegroeid, <strong>met</strong> ijskoude handen<br />

en verkleumde voeten. Star keek hij voor zich<br />

uit naar al de witheid die hem omringde, en het<br />

sadistische tafereel dat er zich in afspeelde.<br />

Mrs. Ellerby lokte het dier naar het schoteltje. Schuw<br />

kwam de kat naderbij, begon aan de sardine te likken<br />

en slokte ze dan <strong>met</strong>een in. In trance staarde<br />

Mr. Ellerby naar het ledige schoteltje. Dan werd hij<br />

opgeschrikt door het doodsgeschrei van de sterver/de<br />

kat. Het dier eindigde zijn leven <strong>met</strong> een krampachtige,<br />

hoog gerekte sprong en bleef als roerloos voor<br />

zijn ogen hangen, de muil ver opengesperd, de witte<br />

tanden blinkend naar een prooi die het nooit meer<br />

veroveren zou. Toen verloor Mr. Ellerby alle besef<br />

van tijd en omgeving.<br />

De loeiende sirene van de naderbij komende Rover<br />

deed de mensen op de helling uiteenstuiven. De remmen<br />

werden brutaal ingedrukt. Een inspekteur en<br />

twee rechercheurs sprongen uit de wagen. Ze liepen<br />

naar de uitgestrekte mensengedaante in de sneeuw<br />

toe. Een van de omstaanders kwam naar voren.<br />

'De man is dood, inspecteur !' zei hij.<br />

De aangesprokene antwoordde niet Hij boog zich<br />

voorover en keek naar de uitpuilende ogen van het<br />

35


lijk. Twee angstaanjagende koude vlekken, zonder<br />

leven.<br />

'Ontbied de wetsdokter en laat een ambulance aanrukken/<br />

gromde hij tegen een van zijn rechercheurs.<br />

Opnieuw had hij zijn aandacht bij het lijk en mompelde<br />

voor zich uit: 'Dat is niet de gelaatsuitdrukking<br />

van iemand die alleen maar doodgevroren is.<br />

Het is veeleer de uitdrukking van iemand die zich<br />

doodgeschrokken of doodgeërgerd heeft...'<br />

Hij begon de dode te onderzoeken op identiteitspapieren.<br />

Vlug vond hij een kleine lederen portefeuille. De omstaanders<br />

hoorden hem zeggen :<br />

'John Peter Ellerby... Woont wel een eind hiervandaan,<br />

althans als je het helemaal lopen moet.'<br />

Dan staarde hij naar een ander kaartje, keerde het<br />

even om en zei halfluid, nog steeds verstaanbaar<br />

voor de omstanders :<br />

'Erg jammer voor de stakkerd, hier m de koude te<br />

moeten sterven. Hij zal wel een goed mens zijn geweest.'<br />

Toen toonde hij het kaartje en voegde eraan<br />

toe: 'Dit is zijn lidmaatschapskaart van de dierenbescherming.'<br />

36


•WT'<br />

HET E N G E L M E I S J E<br />

Paul Joi'&cflS loodste zijn wagen behendig door de<br />

drukke straten : een Pontiac ja€t twee deur& en in<br />

twee kleuren j wit^n seagreen hardtop.<br />

Hijzelf kifAiu Li al even keurig verzorgd voor als<br />

M\ix iitBLy 55=dS&£ een donkergrijs gestreept pak<br />

<strong>met</strong> <strong>met</strong>? dubbele rij knopen, J& bigto* hemd en<br />

zijden das. •*' 4 '^<br />

U<br />

37


Hij parkeerde zijn voertuig op de hoek *a«klapte<br />

zwierig het portier dicht, liep enige schreden<br />

en belde aan het tweede huis. Etentjes Nroorovergebogen<br />

wachtte hij bij de parlofoon. Toen de zoemer<br />

ging, zei hij onmiddellijk :<br />

leur klikte dadelijk<br />

portaal. De lift bracht<br />

hénVnaar de vijf&^en hoogste verdieping^ E> wwon<br />

appartementen aan woarozijden. Hij duwde op de<br />

drukknop van de flat aan zijn linkerkant. Niemcmd/lo<br />

verscheen. In de trapzaal was er niet het minste<br />

geruchthoorbaar. Paul Jorg#»s belde PPJ^ÊUW- Neg AII<br />

kwam »i goon ttntwoord. WpFhtuigiflfc duwde hij tegen<br />

de deur, £€.£fét4#lu\i hat tf^Mct gomottm Hy<br />

stapfeBg bSTde hall hinnen en op.ende de enige deur<br />

die daarop uitkwam. Hij stona m een grote, smaakvol<br />

gemeubelde »>


naar zich toe. Het Ttmaid»,. paarsrood aangelopen<br />

aangezicht zag er wooroinwekkond uit; de neusvje<br />

gels stonden abnormaal breed opengesperd, 'de J<br />

»toèin ogen M M sterk gezwollen^-doharon plalü<br />

jan ülltüüi iaii hel mwoot. Er wac geen opoor<br />

naaide voorzichtig de aigaiwt tussen de vingers<br />

van do man vandaan. Hij deed het langzaam, 2.o«iom<br />

vooral peon \s ep het tapijt te morsen. TOEH Hy<br />

kwam -faif <strong>met</strong> duizend voorzorgen overeind en tikte<br />

de as af in een tj?akjsr op é&t- nabijotaand» tafel.<br />

Naast ÜÉfi-asbakji stond een sierlijk bewerkte zilveren<br />

doos. WB, opende ze, nam er een iiit6C#&**ft<br />

uit.en ctak ge qar>. Vervolgens ging hij weer in de<br />

^edejen zetel zitten en begon^<br />

•feé in te<br />

Fnij8 minuten niHTm liet<br />

neervallen en stond opu.ii.uw up. Mot flinke alappen<br />

tt? t)oMViH6W|fiiaar het andere eind van de<br />

kamer en klopte tepop een iefi


Een zachte glimlach verscheen op haar gelaat. Haar<br />

donkere ogen waren fel geschminkt, waardoor ze<br />

het betrachte fluwelig effect bereikten. Ze richtte<br />

zich wat meer op en nam Paul de sigaret uit de<br />

hand. Haar huid was glad en diepgebruind, behalve<br />

de kleine borsten, die een pittig blank contrast vormden<br />

en de laag uitgesneden vorm van haar bikini<br />

aangaven.<br />

Ze deed twee diepe halen aan de sigaret en gaf ze<br />

dan terug. Elegant streek ze <strong>met</strong> haar smalle hand<br />

even door haar lange blonde lokken en liet zich dan<br />

weer onder de helderwitte lakens glijden.<br />

'Ik vond het verkieslijk dat je hem alleen aantrof,'<br />

zei ze eindelijk. 'Toen je belde, ben ik maar <strong>met</strong>een<br />

weer in bed gegaan. Ik wilde precies weten wat een<br />

indruk het op jou zou maken, hem daar levenloos te<br />

vinden, zonder dat er iemand bij was. Zelfs ik niet.'<br />

Alvorens te antwoorden, drukte Paul Jorgens zorgvuldig<br />

zijn sigaret uit.<br />

'Ik had er geen flauw idee van, hoe het zou zijn.<br />

Ik heb een dode gevonden. Het was een gebeurtenis<br />

die ik verwachtte, maar ik had er mij vooraf helemaal<br />

geen voorstelling van gemaakt.'<br />

'Toch zou ik graag weten wat het je deed, welke je<br />

gevoelens waren toen je hem languit op het tapijt<br />

zag liggen/ vroeg de vrouw.<br />

De man antwoordde niet onmiddellijk. Hij stond op<br />

van het bed en begon zich uit te kleden. Met zorg de-<br />

40


poneerde hij zijn kledingstukken op een stoel. Nadat<br />

hij tenslotte zijn sokken netjes op zijn schoenen onder<br />

de stoel had gelegd, strekte hij zich uit naast de<br />

vrouw, die de lakens reeds voor hem opengeslagen<br />

had. Zij nestelde zich in zijn rechterarm en bleef<br />

tegen hem aangedrukt liggen.<br />

De man keek naar het plafond. De vrouw eveneens.<br />

Zo bleven ze enige minuten roerloos liggen. De stilte,<br />

waarin hun gedachten dwaalden, werd alleen maar<br />

gebroken door het geluid van voorbijrijdende auto's,<br />

waarvan men de motor telkens hoorde optrekken als<br />

ze de straat indraaiden.<br />

'Je hebt me nog niet geantwoord op <strong>mijn</strong> vraag naar<br />

je indrukken,' drong de vrouw aan.<br />

Hij zei: 'Ik heb eens gedroomd van een meisje, dat<br />

ik dood aantrof bij <strong>mijn</strong> thuiskomst. Die droom staat<br />

mij nog steeds voor ogen. Wat mij zopas in de living<br />

het sterkst heeft getroffen, was de verbazende gelijkenis<br />

tussen de manier waarop ze beiden op de grond<br />

uitgestrekt lagen. Ook het meisje uit <strong>mijn</strong> droom lag<br />

languit op het tapijt, <strong>met</strong> wijd uitgespreide benen en<br />

het gelaat naar de vloer. Haar aangezicht was eveneens<br />

gezwollen en <strong>met</strong> bloed doorlopen en in haar<br />

hand hield ze een sigaret! Welnu, in <strong>mijn</strong> droom had<br />

ik net dezelfde reactie, die ik zoeven in de living had.<br />

Ook toen heb ik haar de sigaret uit de hand gehaald,<br />

bezorgd om geen asse te morsen. Zopas heb ik je<br />

VTaag niet onmiddellijk beantwoord, omdat ik naar<br />

41


een bepaald verband zocht tussen die droom en de<br />

huidige werkelijkheid.'<br />

'Hoe is het verder <strong>met</strong> je droom vergaan ? Kun je<br />

me daar nog meer over vertellen? Het boeit me/<br />

zei de jonge vrouw, terwijl ze zich nog dichter tegen<br />

de man trachtte aan te vlijen.<br />

Paul Jorgens liet zich niet pramen.<br />

'Ik droomde dat ik het meisje opnam en naar <strong>mijn</strong><br />

kamer droeg. Daar vlijde ik haar op <strong>mijn</strong> bed. Ik<br />

kleedde me snel uit en ging naast haar liggen. Al<br />

was elke seksuele drang me vreemd daarbij, toch<br />

wilde ik haar naast mij hebben. Was het misschien<br />

een vorm van medelijden, van devotie voor een jong<br />

meisje, bijna een kind nog ? Toen begon ik eensklaps<br />

te bidden. Ik bad voor haar zielerust en voor de <strong>mijn</strong>e...'<br />

Paul aarzelde enige ogenblikken, alsof hij naar de<br />

juiste woorden moest zoeken. De jonge vrouw bleef<br />

hem onbeweeglijk aankijken.<br />

'Nadat ik geruime tijd gebeden had, begon ik te filosoferen<br />

en richtte mij tot het meisje : "Kind, lief kind,<br />

dit is de weg naar een betere wereld voor je. Een wereld<br />

van stil en rein geluk. Je ligt hier best in dit zachte<br />

bed. Niemand kan je nu nog pijn doen. Niemand is<br />

nog in staat je te doen schreien. Nu ben je volmaakt<br />

gelukkig, kleintje. Het is beter voor jou, zo jong tussen<br />

die kraakheldere dodenlakens te liggen, dan op<br />

je oude dag. Indien je oud geworden was, zou het je<br />

42


pijn gedaan hebben; je zou geleden hebben om de vele<br />

herinneringen, die een zacht bed bij jou zou hebben<br />

opgeroepen. Jé zou verdriet gehad hebben om het<br />

scherpe contrast tussen je stramme ledematen en het<br />

malse, soepele dons. Je verlaat een wereld van tranen<br />

voor een wereld van geluk. De goede God maakt van<br />

jou nu een engel. Je wordt beslist een engel, want<br />

je hebt in deze wereld de kans niet gekregen om te<br />

zondigen. Vaarwel, kleintje. Ik bid voor jou. Bid jij<br />

ook voor mij. Vaarwel!".'<br />

'En toen ontwaakte je plotseling en sprong je verschrikt<br />

op ?' vroeg de vrouw.<br />

'Helemaal niet,' antwoordde Paul Jorgens. 'Mijn grote<br />

verschrikking kwam pas de volgende ochtend... De<br />

volgende ochtend, althans in <strong>mijn</strong> droom.'<br />

'Hoezo ?'<br />

'Ik werd gewoon wakker, flink uitgerust en ontspannen.<br />

Ik dacht dat het reeds volop dag was. Mijn eerste<br />

blik was natuurlijk voor het meisje naast me. Ze lag<br />

daar vredig en gelukkig. Haar gezwollen en <strong>met</strong> bloed<br />

doorlopen trekken hadden plaatsgemaakt voor een sereen<br />

en gaaf gelaat. Het was alsof ze sliep... Maar toen<br />

ik haar heel even aanraakte, voelde ik haar huid onder<br />

de druk van <strong>mijn</strong> vingertoppen begeven. Verbijsterd<br />

begon ik als hysterisch haar hele lichaam te betasten...<br />

Overal waar <strong>mijn</strong> handen haar beroerden,<br />

verging het vlees in het niet. Er bleef zelfs geen stofje<br />

achter... Hoe lang ik zo voortging, weet ik niet. Ik<br />

43


herinner me alleen nog, dat het eensklaps als een<br />

schok tot me doordrong, dat ik een afschuwelijke<br />

droom beleefde. Ik zat rechtop in bed, ik was alleen,<br />

de lakens en dekens waren dooreengewoeld. Mijn<br />

hoofd woog loodzwaar. Het was drie uur in de ochtend.<br />

Instinctmatig voelde ik, dat het nachtelijk visioen<br />

mij sterk had aangegrepen en dat er die nacht<br />

van slapen geen sprake meer kon zijn. Ik wilde <strong>mijn</strong><br />

droom niet verder op mij laten inwerken en daarom<br />

besloot ik, me aan te kleden. Ik reed terug naar de<br />

stad en bracht nog enige uren in bars en late nachtgelegenheden<br />

door. Omstreeks tien uur 's morgens<br />

kwam ik weer thuis. Het eigenaardige was, dat ik me<br />

volstrekt niet vermoeid voelde en zelfs dadelijk <strong>met</strong><br />

<strong>mijn</strong> werkzaamheden kon beginnen. Die droom heb<br />

ik volledig uit <strong>mijn</strong> gedachten kunnen verbannen. Tot<br />

ik... tot ik daarnet...'<br />

Paul Jorgens draaide zijn hoofd naar de vrouw toe<br />

en merkte tot zijn ontzetting, dat hij alleen te bed<br />

lag. Hoe was dat mogelijk?... Terwijl hij zijn droom<br />

vertelde, had hij niets, maar dan ook niets gevoeld.<br />

Hij had het moeten weten als de vrouw uit het<br />

bed gestapt was... Amper enige ogenblikken voordien<br />

was hij zich nog bewust geweest van haar aanwezigheid,<br />

dicht bij hem.<br />

Hij sprong uit het bed en riep :<br />

'Hilde ! Hilde ! Waar ben je ?...'<br />

44


Werktuiglijk liep hij naar de deur en opende ze <strong>met</strong><br />

een ruk. Als versteend bleef hij staan.<br />

Vóór hem, op het wijnrode Afghaanse tapijt, lag de<br />

man van daareven niet meer. In zijn plaats lag een<br />

meisje. Een zeer jong meisje, bijna een kind nog. Het<br />

meisje uit zijn droom...<br />

Paul Jorgens kon aanvankelijk geen woord uitbrengen.<br />

Hij voelde het bloed in zijn keel hoorbaar kloppen.<br />

Zijn hart hamerde wild en luid. Aarzelend trad<br />

hij naderbij, de ogen als vastgeschroefd op de mysterieuze<br />

gedaante. Hij voelde het klamme zweet op<br />

zijn voorhoofd parelen. Ook zijn rug, zijn borst en<br />

zijn handen waren vochtig. In zijn neusgaten drong<br />

een onaangename, zure zweetlucht, die zich uit zijn<br />

poriën perste. Hij werd duizelig. Toen hij bij het<br />

meisje kwam, keek hij in een vredig, zacht glimlachend<br />

gelaat, waarop een serene uitdrukking lag, als<br />

een weerspiegeling van het geluk zelf. Wellicht waren<br />

dit de vredige trekken van een engel ? De uitstraling<br />

van het volmaakte geluk ?...<br />

Het was de laatste vraag die Paul Jorgens zich nog<br />

ooit stelde. Terwijl hij ineenstuikte en <strong>met</strong> een doffe<br />

plof op het vloerkleed terechtkwam, stamelde hij zijn<br />

laatste en positief antwoord :<br />

'Ja, een engel!'<br />

45


Paul Jorgens lag levenloos en eenzaam op het wijnrode<br />

tapijt. Zijn opengespalkte ogen keken star naar<br />

het plafond. Zijn handen waren krampachtig tot vuisten<br />

gebald.<br />

Het was allesbehalve de uitdrukking van iemand die<br />

rustig en vredig gestorven was.


ZICHERMAN S<br />

D W A N G G E D A C H T E<br />

'Wat een dag!'<br />

Met deze woorden betrad Fritz Zicherman de huiskamer.<br />

Zijn vrouw kwam naar hem toe, zoende hem, lief als<br />

altijd. Maar ze schonk geen aandacht aan zijn problemen.<br />

Nooit, ook ditmaal niet. Had zij eigenlijk wel<br />

gehoord, wat een ellende in die drie woorden verscholen<br />

lag ?<br />

47


'Ach, laat maar gaan...' dacht hij.<br />

Terwijl hij naar de badkamer stapte, reikte zijn vrouw<br />

hem de post over. Hij nam er voorlopig nog geen<br />

kennis van. Toen hij de deur van de badkamer bereikte<br />

veranderde hij van mening, draaide zich eensklaps<br />

om en stapte naar de keuken. Daar nam hij<br />

een flesje bier uit de ijskast en dronk <strong>met</strong> gesloten<br />

ogen. Hij neusde eens in de kookpotten. Asperges,<br />

rosbief. Fijn! Pas dan begaf hij zich naar de badkamer.<br />

Zijn hemd was vies van het zweet. Het was me ook<br />

een dag geweest! Zo warm, en dan die zorgen op<br />

kantoor, gejaagdheid en spanning.<br />

Hij opende het apotheekkastje en zocht de aspirines.<br />

Hij nam er twee, bedacht zich even en nam nog een<br />

derde. Wat een hoofd! Bah, die voortdurende drukking<br />

boven de ogen. Ellendig.<br />

Hij liet wat lauw water in een glas lopen en slikte<br />

er de tabletten mee in. Dan opende hij de badkraan.<br />

Het water spoot onmiddellijk, plezierig opspringend,<br />

in de witte kuip. Ondertussen begon hij zich uit te<br />

kleden. Daar hij toch enige minuten zou moeten wachten,<br />

dacht hij die tijd best te kunnen gebruiken om<br />

zich vlug even te scheren. Terwijl hij voor de spiegel<br />

stond en het elektrische apparaat aanzette, bekeek<br />

hij zijn gegroefd gelaat.<br />

'Je wordt oud, man. Je bent een enig voorbeeld van<br />

vermoeidheid en kommer...'


Nadat hij het apparaat ritmisch over zijn gezicht had<br />

laten glijden, verfriste hij zich <strong>met</strong> een vleugje toiletwater.<br />

De geparfumeerde alcohol prikkelde zijn huid.<br />

Hij draaide de mengkraan dicht en stapte voorzichtig<br />

in het water. Aai, die rug ! Het contact <strong>met</strong> het water<br />

deed hem goed. Eensklaps dacht hij aan de correspondentie.<br />

Waar ? Ja, daar op het kastje. Zonder zich<br />

te bekreunen om het water, dat naar alle kanten<br />

spatte, stapte hij vlug uit en daarna opnieuw in de<br />

kuip. Zijn handen droogde hij haastig af. De brieven<br />

mochten niet nat worden. Aai, die rug toch! Wat<br />

een ramp, zich zo dikwijls te moeten bukken.<br />

Eindelijk zat hij weerom in het water. De krant liet<br />

hij liggen. Een paar reclamefolders, een uitnodiging<br />

voor een vergadering. Saaie boel! En één brief...<br />

Zonderling : geen adres van afzender. Hij scheurde de<br />

envelop open. Geen briefhoofd, een <strong>met</strong> de machine<br />

getikt velletje, vrij keurig geschikt, zonder taal- of<br />

tikfouten.<br />

Hij las:<br />

Mijnheer,<br />

Hierbij delen wij u mee, dat u door onze Raad van<br />

Commissarissen aangeduid werd voor ondervraging in<br />

de zesde graad.<br />

Het thema is : 'Uw recht op leven'.<br />

Mogen wij u verzoeken enkele uren over dit onder-<br />

49


werp te mediteren, opdat u zich goed voorbereid zou<br />

aanmelden.<br />

Wij verwachten u morgen, klokslag tien.<br />

Met ware hoogachting.<br />

Het Comité voor Berechting.<br />

Fritz Zicherman las de brief driemaal over. Belachelijk<br />

! Een grap ? Inzet van een zenuwoorlog ? Had<br />

hij nog niet meer dan voldoende zorgen, zonder die<br />

humbug ?<br />

Zijn vrouw klopte aan. Het avondeten stond op tafel.<br />

'Ja, ik kom.'<br />

Hij droogde zich vlug af en trok nonchalant zijn kleren<br />

aan. Voor de spiegel kamde hij zich nog even.<br />

Weerom constateerde hij : 'Wat zie ik er vermoeid<br />

uit. Je zou moeten rusten, man. Een paar weken vakantie<br />

nemen, aan zee, of misschien beter nog in de<br />

bergen. Maar hoe zou je dat kunnen ? Je zit nu eenmaal<br />

verstrikt in een rotsituatie.'<br />

Terwijl hij zichzelf in de ogen bleef kijken, schoot<br />

de brief hem weer te binnen. Kon het zijn, dat iemand<br />

hem kwaad wilde ? Had hij vijanden ? Och, wie<br />

heeft die niet ? De zakenwereld, iemand op kantoor,<br />

er waren zoveel mogelijkheden.<br />

'Kom nu toch, Fritz.'<br />

50


Zijn vrouw stond achter hem.<br />

De asperges noch de rosbief smaakten hem. Die verdomde<br />

brief lag hem zwaar op de maag. En de hoofdpijn,<br />

die maar niet wijken wou.<br />

Ook het nagerecht liet hij onaangeroerd.<br />

'Je hebt alweer niets gegeten,' had zijn vrouw gezegd.<br />

Meer niet. Toen had ze de televisie aangezet.<br />

Uit zijn stoel, nog steeds aan tafel, volgde Zicherman<br />

verstrooid het nieuws. Hevige brand in een<br />

meubelfabriek. Men toonde de beelden van de vreselijk<br />

laaiende gloed. Beelden van op het nippertje aan<br />

de vuurdood ontsnapte arbeiders. Pijnlijk vertrokken<br />

gezichten. Gekwetsten werden weggevoerd. Over sommige<br />

lichamen was reeds een mantel gespreid...<br />

'Ik hou het niet meer uit!'<br />

Een glas viel aan scherven. Met vertrokken gelaat<br />

was Fritz Zicherman rechtgesprongen. Hij had de stoel<br />

omgegooid en hield het tafellaken verfrommeld in zijn<br />

gebalde vuisten. De blik in zijn ogen was die van een<br />

man in paniek.<br />

Zijn vrouw kwam verschrikt uit haar zetel overeind.<br />

'Fritz, wat is er ? Wat heb je gedaan ? Mijn mooi vaatwerk<br />

! Ben je gek geworden ?'<br />

Zicherman stond nog steeds onbeweeglijk voor de<br />

tafel. Geleidelijk werd hij kalmer. De blik in zijn ogen<br />

werd weer menselijk. Zijn neusvleugels trilden niet<br />

langer. Zijn gehemelte en tong waren wel kurkdroog,<br />

maar zijn lippen ontsloten zich.<br />

51


'Vergeef me, ik weet niet wat me overkomt,' stamelde<br />

hij.<br />

Toen liep hij van tafel weg en liet zijn vrouw ontsteld<br />

achter.<br />

Hij rende naar de badkamer en liet koud water over<br />

zijn hoofd en in zijn hals lopen.<br />

Naast de badkuip, op de rubbermat, zag hij weer de<br />

brief liggen.<br />

'Eric Lang!'<br />

Die naam flitste hem eensklaps door het hoofd. Ja,<br />

Eric Lang ! Die heeft me nog vóór een paar maanden<br />

gezworen, dat hij wraak zou nemen. Nu weet ik het...<br />

In verband <strong>met</strong> die zaak waarvoor ik hem geen commissie<br />

heb willen uitkeren. Had hij ook geen recht<br />

op! De klant had rechtstreeks besteld, zonder zijn<br />

tussenkomst. Nu begrijp ik het: die brief is van<br />

hem!<br />

Met een klap sloeg hij de deur van de badkamer dicht,<br />

trok zijn jas aan en liep het huis uit, zonder zich om<br />

zijn echtgenote te bekommeren.<br />

Enige stappen verder was een café. Hij stapte er binnen,<br />

bestelde een filter en vroeg om het telefoonboek.<br />

Lad... Laf fens... Laegermans... Hier had je het: Lang,<br />

Eric Lang. Hij noteerde vlug adres en telefoonnummer.<br />

Even zat hij de kwestie te overpeinzen. Neen, opbellen<br />

kon hij niet. Aan de telefoon kan je zo'n zaak niet<br />

uitpraten.<br />

Hij betaalde zijn consumptie en vroeg om een taxi.<br />

52


Eric Lang woonde aan het andere uiteinde van de stad.<br />

Het was reeds na achten, en het verkeer normaal. De<br />

taxi vorderde flink, stopte eindelijk voor een flatgebouw.<br />

Fritz Zicherman rekende af.<br />

Dertig belletjes, dertig namen. Eric Lang woonde op<br />

de vierde verdieping.<br />

Er kwam geen antwoord.<br />

Tenslotte drukte hij op 'conciërge'. Onmiddellijk<br />

kreeg hij de gewenste inlichting: de heer Lang was<br />

een tiental dagen geleden <strong>met</strong> vakantie vertrokken,<br />

naar Portugal. De heer Lang zou nog wel de hele<br />

maand wegblijven. Zou de conciërge een boodschap<br />

noteren ? Niet ? Goedenavond, <strong>mijn</strong>heer.<br />

Traag verwijderde hij zich van het flatgebouw.<br />

Zicherman stak een sigaret op, maar gooide ze reeds<br />

na enige seconden weg. De rook maakte hem duizelig.<br />

Hij had tevens een vuile smaak in de mond. De hoofdpijn<br />

had nog toegenomen. Zijn benen wogen zwaar.<br />

Enkele huizen verder werd hij aangetrokken door de<br />

kleurig verlichte etalage van een speelgoedwinkel.<br />

Zijn oog viel op een James-Bondpistool... Een vulpen<br />

<strong>met</strong> onzichtbare inkt, aangeprezen door Napoleon<br />

Solo... Een miniatuurzender in een manchetknop,<br />

merk Illya Kuryakin... Een perfecte miniatuur van de<br />

Batcar...<br />

Plotseling werd hij geboeid door een grote pop. Een<br />

clown, gekleed in een veel te groot pak; een bonte<br />

mengeling van veelkleurige ruiten. De clown had een<br />

53


prachtig weergegeven, groteske uitdrukking. Gefascineerd<br />

bleef Zicherman kijken. Afgezien van de door<br />

dikke rode verf breed omlijnde ogen van de pop, de<br />

borstelige witte wenkbrauwen, de neus als een rijpe<br />

tomaat, meende Fritz Zicherman zichzelf in de clown<br />

te herkennen.<br />

Eensklaps verbeeldde hij zich, dat de clown hem begon<br />

uit te lachen:<br />

'Hahaha... hihihi... hahaha...'<br />

Een ruit viel aan scherven.<br />

Fritz Zicherman keek verbijsterd naar zijn bebloede<br />

hand. Het bloed begon allengs sneller te stromen, over<br />

zijn arm, op zijn jas. Schuim stond hem op de lippen.<br />

In paniek rende hij weg. Een voorbijganger keek hem<br />

verschrikt na. Zicherman haalde een zakdoek te voorschijn<br />

en beschutte zijn gekwetste hand zo goed mogelijk.<br />

Hij kon het rennen niet langer volhouden. Dit tempo<br />

snoerde hem de keel dicht. Het werd hem wazig voor<br />

de ogen.<br />

Hij merkte dat hij zich in een openbaar park bevond.<br />

Op de eerste bank zonk hij zwaar neer en sloot de<br />

ogen.<br />

'Door onze Raad aangeduid... Uw recht op Leven...<br />

Enkele uren mediteren... Goed voorbereid... Klokslag<br />

tien...'<br />

En toen, op die bank in het park, aanvaardde hij voor<br />

het eerst de ernst van die brief. En de angst nam bezit<br />

54


van zijn hele wezen toen hij er zich eensklaps rekenschap<br />

van gaf, dat hij niet eens wist waai hij zich<br />

diende aan te melden !<br />

'Er staat geen adres op die hrief... noch op de envelop...<br />

Ik weet niet waar men mij morgen verwacht!...'<br />

Hij keek om zich heen. Het park was verlaten. Hij zag<br />

niets dan groen, alle soorten van groen, gedomineerd<br />

door grote eike- en beukebomen. Vredig groen, slapend<br />

groen.<br />

Zijn gekwetste rechterhand voelde pijnlijk aan. Het<br />

bloed vloeide niet meer, maar de gestolde bruine massa<br />

gaf zijn hand een vieselijk uitzicht.<br />

Hij dacht er beter aan te doen, voort te gaan. Hoe<br />

lang zat hij hier reeds ?<br />

Moeizaam stond hij op, op onvaste benen. Het draaide<br />

hem voor de ogen.<br />

Het was bijna middernacht. Toch geraakte hij thuis.<br />

Zijn vrouw sliep. In de woonkamer was alles keurig<br />

opgeruimd. Geen spoor van zijn scène. Zicherman<br />

begaf zich naar de badkamer. Geruime tijd verzorgde<br />

hij zijn gekwetste hand.<br />

Toen hij het licht wou uitknippen, zag hij opnieuw de<br />

brief liggen; nog steeds op dezelfde plaats. Had zijn<br />

vrouw hem gelezen ? Waarschijnlijk niet, ze had immers<br />

geen interesse voor zijn zaken.<br />

Hij raapte de brief op, verfrommelde hem en gooide<br />

hem in de papiermand. Maar de woorden bleven in<br />

zijn hoofd hameren:<br />

55


'Dooi onze Raad aangeduid... Uw recht op leven...<br />

Enkele uien mediteien... Goed vooibeieid... Klokslag<br />

tien...'<br />

Hij voelde het klamme zweet weer uitbreken. Zijn<br />

hoofd, zijn handen, onder de oksels, alles voelde klammig<br />

aan. Zijn maag kneep samen toen <strong>met</strong> gTOte neonletters<br />

in zijn geest werd gebrand :<br />

COMITÉ VOOR BERECHTING<br />

COMITÉ VOOR BERECHTING<br />

COMITÉ VOOR BERECHTING.<br />

Hij holde de badkamer uit, de handen tegen de slapen<br />

gedrukt.<br />

In de woonkamer ontkurkte hij een fles cognac. Hij<br />

bracht de hals van de fles aan zijn mond en dronk<br />

verscheidene slokken, gulzig en onbezonnen, als was<br />

het spuitwater. De sterke alcohol pijnigde zijn maag,<br />

snoerde hem de keel dicht, prikkelde zijn neusvliezen.<br />

Zijn hersens bonsden opstandig. De tranen<br />

sprongen hem in de ogen, rolden hem over de wangen<br />

als bij een weerloos mishandeld kind. Toen kreeg<br />

hij een droge hoestbui. Blijkbaar was hij niet meer<br />

voor logica of rede vatbaar. Hij zocht een glas en<br />

schonk het boordevol cognac. De fles was reeds flink<br />

gevorderd.<br />

Hij nam plaats in een zetel. Nogmaals dronk hij, een<br />

slokje maar. Het glas ontglipte zijn hand. Zijn hoofd<br />

viel achterover. Een zware slaap overviel hem.<br />

56


'Fritz ! Sta op ! Fritz, word toch wakker !'<br />

Langzaam en <strong>met</strong> tegenzin opende hij de ogen. De stekende<br />

pijn in zijn hoofd was er nog steeds. Als achter<br />

een gordijn bemerkte hij een wazige gestalte.<br />

'Fritz, wat is er aan de hand ? Waarom ben je niet in<br />

bed gekomen? En... o hemel... ben je gekwetst?'<br />

Hij schudde ontkennend het hoofd.<br />

'Hier, drink een kop koffie. Sterke koffie, dat zal je<br />

er weer bovenop helpen.'<br />

Instinctmatig nam hij het kopje aan, morste even, en<br />

dronk dan <strong>met</strong> kleine teugen van het hete vocht.<br />

'Hoe laat is het ?'<br />

'Halfnegen, Fritz. Meer dan tijd voor kantoor.'<br />

Er werd tussen de echtgenoten verder geen woord gewisseld.<br />

Eigenaardig... Ze waren als vreemdelingen,<br />

die deden alsof ze elkaar kenden.<br />

Omstreeks half tien kwam Fritz Zicherman op zijn<br />

bureau. Van werken kwam niet veel terecht. Hij kon<br />

zijn gedachten niet ordenen. Andermaal piekerde hij<br />

over de geheimzinnige convocatie. Over een halfuur<br />

moest hij op de afspraak zijn.<br />

'Maar waar ? Waar moet ik naar toe ?' schreeuwde<br />

hij luid.<br />

Zijn ogen zochten de muren af. Noch de grafieken,<br />

noch de dossiers gaven hem enig antwoord.<br />

Hij belde zijn secretaresse in het aanpalend vertrek.<br />

57


'Juffrouw, ik wil in geen geval gestoord worden. Geen<br />

telefoon, geen afspraken. Ik ben er voor niemand, vandaag.'<br />

Door het brede raam blikte hrj in de drukke straat.<br />

Van op de zevende verdieping leken de mensen en de<br />

auto's uiterst klein, miniem, onbetekenend. Onschuldig<br />

zelfs. Hij voelde zich op deze hoogte betrekkelijk<br />

veilig. Het was zelfs alsof hij van hier uit de mensen<br />

en het leven domineerde.<br />

Onwillekeurig keek hij naar zijn horloge.<br />

Nog twintig minuten...<br />

Plotseling bemerkte hij tussen het verkeer een grote,<br />

glimmende, zwartgeschilderde auto. Een luxewagen,<br />

versierd <strong>met</strong> zilveren... ja, dat zouden wel engelen<br />

zijn... Verzilverde engelen.<br />

Toen zag hij ook de talrijke bloemtuilen en kransen.<br />

De lijkwagen reed zeer langzaam en belemmerde<br />

enigszins het verkeer. Een lange sliert auto's volgde.<br />

Eensklaps snelde Zicherman zijn kantoor uit.<br />

In de gang belde hij onmiddellijk voor de lift. Het<br />

leek hem een eeuwigheid alvorens de lift tot zijn verdieping<br />

steeg, en nog eindeloos langer eer ze opnieuw<br />

de benedenverdieping bereikte.<br />

Hij snelde de gang door en de straat op.<br />

De lijkwagen was het gebouw reeds een eind voorbij.<br />

Fritz Zicherman liep zo vlug als hij kon tussen de<br />

drukke, dichte menigte, Excuseer... Pardon... Excuseer...<br />

58


Na menigeen tegen het lijf te hebben gelopen was hij<br />

eindelijk ter hoogte van de hem fascinerende lijkwagen<br />

en las hij de woorden op de grote kransen :<br />

Aan <strong>mijn</strong> beminde echtgenoot — Aan ons diepbetieuid<br />

diensthoofd — Vaarwel Bioedei. En dan de<br />

laatste : Vanwege het Comité...<br />

Zicherman keek strak naar de vier engelenkoppen,<br />

bevestigd op de uithoeken van de wagen. Deze hier<br />

leek normaal, maar die daar, dacht hij, heeft plezier!<br />

Net dezelfde gelaatsuitdrukking als die clown, gisteravond<br />

in de etalage.<br />

'Vervloekt!' schreeuwde Zicherman plotseling.<br />

Mensen keken verschrikt om zich heen. Zicherman<br />

stond <strong>met</strong> zijn omwikkelde hand boven zijn hoofd te<br />

zwaaien. Gereed om op de lijkwagen toe te stormen.<br />

De pijn, die het ballen van zijn vuist hem berokkende,<br />

bracht hem echter enigszins tot zichzelf. Meteen besefte<br />

hij het ongehoorde van zijn daad. Beschaamd<br />

trachtte hij zich in de menigte te verbergen. De lijkwagen<br />

reed langzaam en onverstoorbaar verder.<br />

Met gebogen hoofd keerde hij naar het kantoorgebouw<br />

terug. Hij keek nogmaals op zijn horloge.<br />

Eén minuut vóór tien.<br />

Wat er nu ook nog mocht gebeuren, de afspraak zou<br />

hij in elk geval missen.<br />

Toen hij de gang van het gebouw betrad, stonden de<br />

wijzers vrijwel op tien uur... Hij haalde zijn sigarettenkoker<br />

te voorschijn en stak vlug een sigaret op.<br />

59


Weer voelde hij zich draaierig worden. Nadat hij op<br />

de knop <strong>met</strong> het opwaartse pijltje had gedrukt, leunde<br />

hij hijgend tegen de muur aan. Hij was bang dat hij<br />

zou vallen.<br />

De liftdeur schoof open.<br />

Onvast stapte hij naar binnen. Terzelfdertijd flitste<br />

hem door het hoofd :<br />

'ER IS GEEN LICHT IN DE LIFT !'<br />

En huilend stortte hij neer in een bodemloze diepte...<br />

'Hartaandoening. De dood moet onmiddellijk zijn ingetreden.'<br />

De dokter richtte zich weer op.<br />

'Hoe is het gebeurd ? Hoe hebt u hem ontdekt ?'<br />

De secretaresse, krijtwit en volledig overstuur, antwoordde,<br />

naar haar woorden zoekend :<br />

'Ik weet het niet. Het is niet hier in het kantoor gebeurd.<br />

Men heeft hem zo aangetroffen in de lift.<br />

Iemand is over hem gestruikeld. Men zegt dat de verlichting<br />

in de lift niet meer werkt, ofschoon ze verder<br />

normaal functioneert.'<br />

60


HET LEVENSELIXIR<br />

Dit verhaal speelt zich af op het eiland Manda. Een<br />

eiland gekoesterd in de zon, zoals we het ons in onze<br />

dromen voorstellen. Een lieflijk eiland, bewoond door<br />

zorgeloze, primitieve mensen, die de volheid van hun<br />

eenvoudig geluk niet beseffen.<br />

Nochtans is de gebeurtenis, die we hier verhalen, helemaal<br />

niet zo eenvoudig en liefelijk als we het zouden<br />

willen. Maar we mogen de waarheid geen geweld aandoen.<br />

61


Hoofdpersonage is een jonge vrouw, goddelijk en begerenswaardig.<br />

Kortom, een vrouw om van te dromen.<br />

Maar dit verhaal werd geschreven na de droom.<br />

Voor de beschaving was het kleine Manda een vergeten<br />

eiland. Nochtans lag het niet zo ver van de westerse<br />

cultuur verwijderd. Toch legde er slechts sporadisch<br />

een cargo aan, omdat het eiland uit de regelmatige<br />

zeevaartlijn lag. Wanneer er om de drie maanden toch<br />

een vrachtschip in de vissershaven aanlegde, dan gebeurde<br />

dit hoofdzakelijk om de inboorlingen de hun<br />

ontbrekende voedingsmiddelen en huisraad te bezorgen,<br />

en ook wel een of ander extraatje, dat ze trouwens<br />

best hadden kunnen missen. De nederzetting telde ongeveer<br />

achthonderd inwoners, die ruimschoots in hun<br />

eigen behoeften konden voorzien. Hoe goed ze het<br />

hadden, bleek ten overvloede uit het feit, dat niemand<br />

eraan dacht het eiland te verlaten. Niet één van de<br />

aanleggende schepen had zich ooit erop kunnen beroemen<br />

één passagier te hebben ingescheept.<br />

De inboorlingen leefden als broers en zusters onder<br />

elkaar. Maar toch was er iemand, voor wie ze een bijzondere<br />

genegenheid koesterden. Ze telde slechts achttien<br />

lentes. Maar haar bevalligheid, haar rijkdom van<br />

hart en gemoed waren zo overweldigend, dat zij als<br />

vanzelf het hart en de trots van de dorpsgemeenschap<br />

werd.<br />

62


Magdala, zo was haar naam, was ongetwijfeld het<br />

mooiste meisje van het eiland, en het verrassende was<br />

wel, dat niemand haar daarom benijdde. Haar stap<br />

was als een verfijnde dans, haar gang was speels, levendig,<br />

jubelend en zo fris als een bruisende fontein,<br />

bespeeld door de zonnestralen die er miljoenen kristallen<br />

in toveren.<br />

Wanneer ze <strong>met</strong> iemand sprak, werd die dadelijk ingepalmd<br />

door de zachte intonatie van haar stem, waarvan<br />

de klank was als een penseel waarmee ze haar gedachten<br />

schilderde.<br />

Magdala had ogen als parels uit de diepste zeeën. Haar<br />

neus was als ontstolen aan een Griekse Afrodite. Haar<br />

mond vol en welgevormd, <strong>met</strong> lippen als gedegen bourgogne.<br />

Haar gelaatstint mat en zacht als albast. Haar<br />

huid was soepel, als bestemd om voortdurend gestreeld<br />

te worden. Haar lichaam was als dat van een gazelle,<br />

gracieus, rank en lenig.<br />

Maar toen ze achttien was geworden, verliet de onschuld<br />

haar lichaam. De bewustwording van haar<br />

schoonheid en de aantrekkingskracht op het andere<br />

geslacht waren er verantwoordelijk voor dat ze nu<br />

vrouw werd.<br />

Sedert enige tijd voelde Magdala zich sterk aangetrokken<br />

tot de jonge, knappe Arno, die vooraan in de<br />

63


twintig, stevig gebouwd, gul en vriendelijk was. En<br />

niemand verbaasde zich erover toen, enkele weken<br />

nadien, de ouders van Magdala en Arno het huwelijk<br />

van hun respectieve kinderen aankondigden. De bruiloft<br />

werd vastgesteld op de eerste meidag, een dag die<br />

vrij snel aanbrak. De genodigden werden bedacht <strong>met</strong><br />

de heerlijkste spijzen en dranken. Er werd gedanst en<br />

er werden moppen getapt, schuine en andere, tot in de<br />

vroege ochtenduren.<br />

Vanzelfsprekend waren er ook talrijke geschenken.<br />

Er was ook één zeer speciaal geschenk.<br />

Magdala's vader, die zich tot het uiterste had ingespannen<br />

om het huwelijksfeest tot een onvergetelijk<br />

festijn te maken, had een paar dagen tevoren, bij het<br />

afladen van goederen in de kleine baai, een matroos<br />

ontmoet.<br />

In ruil voor een hoeveelheid inlandse tabak had hij<br />

van hem een fles gekregen <strong>met</strong> een zeer oud en kostbaar<br />

elixir. De zeeman had hem plechtig verzekerd,<br />

dat alwie ervan dronk voor het hele verdere leven zou<br />

worden bedeeld <strong>met</strong> een nooit afnemende kracht en<br />

bovenmenselijke wellust.<br />

Magdala's vader had toen onmiddellijk gedacht aan<br />

het jonge paar: dit was werkelijk een onschatbaar geschenk<br />

voor zijn schoonzoon en dochter.<br />

64


Het feest was nog volop aan de gang, toen Magdala<br />

merkte, dat haar echtgenoot genoeg had van de traditionele<br />

kokoswijn. Ze oordeelde dat het tijd werd, hem<br />

voor haar op te eisen. Zonder afscheid te nemen, in<br />

alle stilte, verlieten ze de feestvierders en begaven<br />

zich naar de woning, die voor hen was opgetrokken<br />

in de nabijheid van het ouderlijk huis van het meisje.<br />

Groot was hun verrassing, toen ze op de tafel een stevig<br />

gesloten oeroude fles vonden, <strong>met</strong> ernaast een<br />

kaartje : 'Dit is jullie levenselixir F<br />

'Kijk! Dit is de bekroning van deze dag!' had de<br />

reeds ietwat beschonken Arno uitgeroepen.<br />

De hals van de fles was voorzien van een afbeelding<br />

van een zevenkoppige draak. Met enige moeite werd<br />

ze ontkurkt.<br />

Arno schonk twee glaasjes vol.<br />

'Op ons lang en gelukkig huwelijksleven !' glunderde<br />

hij.<br />

Zij dronken.<br />

Dan droeg Arno zijn bruid naar de slaapkamer.<br />

De volgende ochtend, vrij vroeg reeds, slenterde Magdala's<br />

vader rond de woning van de jonggehuwden.<br />

Zijn vrouw had er weliswaar op gezinspeeld dat het<br />

onbehoorlijk was, het jonge paar nu al lastig te vallen,<br />

maar de oude kon zijn ongeduld niet bedwingen. Hij<br />

65


wou zich vooral graag vergewissen van de uitwerking<br />

van het wonderbare elixir.<br />

Hij had reeds een keer aangeklopt, zonder antwoord<br />

te krijgen. Een poosje nog wandelde hij rond de hut.<br />

Toen hij eindelijk, door nieuwsgierigheid gedreven, de<br />

voordeur wou openen, merkte hij dat ze niet gegrendeld<br />

was. Hij mocht dus naar binnen gaan...<br />

Waarschijnlijk zaten de jonggehuwden al bij de koffietafel.<br />

Hij kwam in de woonkamer en riep hun naam. Geen<br />

antwoord.<br />

Zijn hart begon feller te kloppen. Koude rillingen liepen<br />

over zijn rug. Hij werd eensklaps als door een<br />

bovennatuurlijke vrees bevangen.<br />

'Magdala ! Waar ben je ?...'<br />

Toen klonk plotseling een stem :<br />

'Kom toch binnen ! Waarop wacht je eigenlijk ?'<br />

Zo blij was hij, een stem te horen, dat het aanvankelijk<br />

niet tot zijn bewustzijn doordrong dat het niet de<br />

stem van Arno was, en evenmin die van zijn dochter.<br />

Hij ging op het verzoek in en betrad de slaapkamer...<br />

Zijn rechterhand greep naar zijn hart...<br />

In een hoek stond Arno, <strong>met</strong> wijd opengesperde ogen<br />

te staren naar het bed; een versteende Arno, in wiens<br />

blik nog een vonk van leven en begrijpen vloeide,<br />

maar wiens ledematen tot krampachtige roerloosheid<br />

versteven waren. Machteloze moordzucht laaide in<br />

zijn ogen.<br />

66


In het bed lag Magdala, <strong>met</strong> verdwaasde blikken, in de<br />

armen van een man die hij slechts éénmaal ontmoet<br />

had : de matroos. De matroos die hem het levenselixir<br />

had bezorgd.<br />

Terwijl hij dit ontzettende tafereel als aan de grond<br />

genageld bleef beschouwen, merkte hij hoe zijn dochter<br />

door de zeeman driftig omhelsd werd. En hij hoorde<br />

hoe zij, tussen zijn liefkozingen in, prevelde :<br />

'Arno... Mijn lieve, lieve Arno !...'<br />

De oude zag dat op de linker bovenarm van de matroos<br />

een zevenkoppige draak was getatoeëerd. Dezelfde<br />

draak als op de fles <strong>met</strong> het levenselixir...<br />

De grijsaard voelde het schuldbewustzijn als een loodzware<br />

last op zijn hart drukken. Onmachtig snakte hij<br />

naar lucht. Maar Arno kon hem niet helpen. Zijn glazige<br />

ogen zagen niets meer. Hij plofte neer op de<br />

grond.<br />

In de kamer klonk het nog steeds <strong>met</strong> overgave :<br />

'Arno !... Mijn sterke, lieve Arno !...'<br />

67


DE STORY VAN DR. A. CULA<br />

& FRANK N. STEIN<br />

BEKROOND VERHAAL<br />

ATLANTA-PRIJS 1967<br />

Zoals steen, kaas en nylonkousen, zo hoort de angst —<br />

warme angst, kille angst, bewuste en verdoken angst —<br />

tot deze wereld. Een wereld waarin mensen elkaar omhelzen,<br />

bedwelmen, vermoorden. Een wereld waarin<br />

mensen lijden in angst, terwijl anderen genieten in<br />

angst.<br />

Ik kende iemand, die op een overdreven manier dweep-<br />

69


te <strong>met</strong> al wat verband hield <strong>met</strong> griezelen, en die een<br />

horror-story niet had willen ruilen <strong>met</strong> de meest fantastische<br />

LSD-hallucinatie. De science-fiction fenomenen<br />

kende hij als zijn geldbeugel. Menige passage uit<br />

de klassieke fantastische verhalen kon hij zo, vóór de<br />

vuist weg, citeren. Er mocht geen film vertoond worden<br />

<strong>met</strong> gruwelijke griezelpoppen, of Jonathan Steller<br />

was er als de kippen bij. Door zulk overmatig gebruik<br />

van griezelpillen werd de man allengs blasé. De kleurenfilm<br />

mag dan nog zoveel mogelijkheden bieden,<br />

een gelijkwaardige prent als de eerste Duitse versie<br />

van Het kabinet van dokter Caligaii kon hij zich niet<br />

meer voorstellen in onze tijd. Aldus wekte het bij<br />

hem geen erge verbazing meer, toen hij onlangs constateerde,<br />

bij het zien van een middelmatige Engelse<br />

gruwelfilm, dat de steeds zeldzamer geworden gelukzalige<br />

rillingen dit keer volkomen uitbleven. Blijkbaar<br />

had hij de kaap van de bereikbare griezelgenoegens<br />

overschreden. Terneergeslagen verliet hij de donkere<br />

zaal, nog vóór het einde van de vertoning.<br />

Thuisgekomen stapte hij als gehypnotiseerd naar zijn<br />

flink gevuld boekenrek en begon, gewiegd tussen hoop<br />

en twijfel, te zoeken in zijn verzameling gespecialiseerde<br />

literatuur. Na uren doorbladeren en bewogen<br />

speuren naar het hartstochtelijk begeerde redmiddel,<br />

merkte hij dat al zijn pogingen volstrekt nutteloos waren.<br />

De top-evenementen van de griezelliteratuur stonden<br />

zo scherp in zijn geheugen gegrift, dat hij ze woor-<br />

70


delijk kon citeren. Citeren, zonder enige ontroering of<br />

beroering, zonder enige sensatie.<br />

Het was hem <strong>met</strong> griezelen vergaan zoals <strong>met</strong> de overdaad<br />

aan lekker eten, fijne sausen, als <strong>met</strong> te veel<br />

roken.<br />

Jarenlang had hij geleefd in een labyrint van goed<br />

humeur. Hij had griezelboulevards bewandeld als was<br />

hij in één persoon een verliefd paar geweest, bochten<br />

nemend, klimmend, dalend, en achter elk evenement<br />

genotzalige rilvreugde vindend. Hij was verlicht, verliefd<br />

en bezeten geweest. Hij had geleefd in samenklank<br />

<strong>met</strong> de griezelstories. Thans bleef hem slechts<br />

een spaarzaam smeulend vuur over.<br />

Hij voelde zich als een door de herfstwind onttakelde<br />

boom. De resten van een warm-zalige avond: enige<br />

magere vlam<strong>met</strong>jes die likten aan stervende sintels in<br />

de haard, zonder hoop op verder voedsel. Verslagen<br />

zonk hij in een zetel, schonk zich een glas Scotch in<br />

en nam, als laatste toevlucht, de krant ter hand.<br />

Mocht hij zijn ogen geloven ?!<br />

Voor de derde keer las hij de kleine tekst, netjes gezet<br />

over één kolom, vijf centi<strong>met</strong>er hoog en <strong>met</strong> extra<br />

vette kaderlijn eromheen.<br />

71


Ja, het stond er zwart op wit:<br />

IT349 GM<br />

. ' «•• •<br />

•£ en 19 u ,<br />

g, Van Gotp,<br />

Zich aanmcl<br />

> Verhiagensu.<br />

WIL JE GRIEZELEN ? ? ?<br />

'\<br />

17297 G<br />

NIET als in de kino<br />

NIET als in de science-fiction<br />

NIET ab in je dromen<br />

maar ECHT!<br />

Wend je dan tot Dr. A. Cula &<br />

Frank N. Stein Ltd.<br />

Schriftelijke verzoeken blijven<br />

onbeantwoord.<br />

92S-473 CV<br />

WERKVIIOUW Ja irtCTrinkél, Isabellaki<br />

3J. Woensö. v. 1 tot 5. Dond. v, l tot<br />

l tot 6. ,_ *<br />

OACHEISJI<br />

t?t. mud.<br />

Belgiélet).<br />

MEISJ'<br />

Daarop volgde het adres. Een telefoonnummer werd<br />

niet vermeld. Bizar ! Dat was het enige woord, dat hij<br />

vooralsnog kon uiten.<br />

Ja, erg bizar, herhaalde hij nogmaals voor zichzelf. Als<br />

vastgehecht in zijn zetel bleef hij vóór zich uit staren,<br />

zich niet langer van de vertrouwde omgeving bewust.<br />

Concrete zaken hadden hem nooit erg geïnteresseerd.<br />

Nu zeker niet meer. Hij voelde zich totaal afwezig,<br />

zwevend in een zwoel rood en purper getint universum.<br />

72


Een krachtige stem sprak hem toe, zinderend van bewuste<br />

macht:<br />

'Tijdens dit vraaggesprek wil ik op elk van <strong>mijn</strong> vragen<br />

een duidelijk en beknopt antwoord. Ik wens dat<br />

jij me Mister Press zou noemen. Meteen ken je <strong>mijn</strong><br />

functie ten overstaan van <strong>mijn</strong> patroons, de heren<br />

Frank N. Stein en Dr. A. Cula. Ik ben inderdaad hun<br />

persagent, en tevens hun vertrouwensman. We hadden<br />

reeds een dossier over jou, maar wegens <strong>mijn</strong> uiterst<br />

drukke bezigheden kon ik je pas heden rechtstreeks<br />

onze krant bezorgen.'<br />

De stem zweeg verscheidene seconden, om deze mededeling<br />

te laten bezinken.<br />

'Ik zeg wel degelijk onze krant. Het is namelijk zó<br />

dat jij, wanneer dit gesprek een einde heeft genomen<br />

en je weer tot je zogenaamd normale toestand terugkeert,<br />

deze advertentie niet meer zult aantreffen. Ze<br />

was er alleen maar voor jou en slechts voor één oogwenk.'<br />

Jonathan Steller voelde zijn geest weerom sterker aanwezig.<br />

Hij meende opnieuw over al zijn vermogens te beschikken<br />

en was uitermate gespannen. Van plaats en<br />

uur was hij zich echter niet bewust. Dat hoefde ook<br />

niet. Hij voelde alleen maar die andere aanwezigheid,<br />

zonder ze <strong>met</strong> de zintuigen te kunnen identificeren.<br />

'Je bent bediende van beroep ?'<br />

73


'Inderdaad, Mister Press.'<br />

'Als je een goed bediende bent, dan ben jij je bewust<br />

van de ernst en gebondenheid van een overeenkomst ?'<br />

'Dat ben ik heel zeker.'<br />

'Goed. Ga je ermee akkoord, als compensatie voor de<br />

totale, absolute griezelgenoegens die je te wachten<br />

staan, tien jaar van je leven te verbeuren ?'<br />

'Jawel, Mister Press.'<br />

'Prachtig, je zegt dat op vaste toon en zonder aarzelen.<br />

Zulke antwoorden volstaan en dit betekent dan <strong>met</strong>een<br />

het einde van ons vraaggesprek. Gelieve je bij de<br />

eerste gelegenheid aan te bieden op het je bekende<br />

adres. Verontschuldig me voor <strong>mijn</strong> haast, maar een<br />

volgende klant wacht me. Ik wens je veel griezelgenoegens,<br />

Jonathan!'<br />

'Ik dank je... dank je wel, Mister Press.'<br />

• *<br />

Het rood en purper waas omhulde hem helemaal. Hij<br />

voelde zich lichter dan lucht en dreef maar, gelukzalig<br />

in deze warme omhulsels die afwisselend allerhande<br />

door elkaar warrelende en spelende vormen aannamen.<br />

Geleidelijk werden de slierten doorzichtiger en weldra<br />

bleef alleen de herinnering aan die bezochte toverwereld<br />

over. Het was Jonathan Steller alsof hij terugkeerde<br />

van een verre reis waarvan de draagwijdte en<br />

74


de conclusies slechts later naar hun juiste waarde bepaald<br />

zouden worden.<br />

Op zijn knieën lag nog steeds de opengevouwen krant.<br />

Hij keek lusteloos de advertenties door. Wippend van<br />

Ford 65 als nieuw naar Deft. Wed. 55 ;. wenst contact<br />

<strong>met</strong> Deft. Bej. Hr., en over naar Grote bijverdienste.<br />

Dat alles interesseerde hem niet. Vluchtig keek hij op<br />

zijn horloge en merkte dat het reeds bij middernacht<br />

was. Tijd om slapen te gaan. Trouwens, morgen wou<br />

hij vroeg uit de veren. Had hij niet het voornemen<br />

gemaakt, een bezoek te brengen aan Dr. A. Cula en<br />

Frank N. Stein ?<br />

De volgende ochtend was Jonathan Steller reeds vlug<br />

druk bezig. Scheren, wassen en kleden in een no-time.<br />

Slechts om koffie te zetten nam hij zijn tijd. Goede<br />

koffie was voor hem de inzet van een goede dag. Nu<br />

vooral. Een wonderbare dag, 'de' grote dag wellicht<br />

van zijn leven.<br />

Hij werd pas zenuwachtig toen hij de huisdeur dichtsloeg.<br />

Zodra hij op straat kwam kenden zijn benauwdheid<br />

en benieuwdheid geen grenzen meer. Hij wou er<br />

in de kortst mogelijke tijd komen. Als een dolverliefde<br />

75


die vreest zijn eerste rendez-vous te missen, rende hij<br />

naar de dichtstbijzijnde taxi-standplaats. Na een half<br />

uur druk verkeer en opgehouden door te veel rode<br />

lichten, bereikte de taxi de gevraagde straat. Hij betaalde<br />

de chauffeur en liet hem op de hoek van de<br />

straat vertrekken. Het huis in kwestie wou hij zelf al<br />

wandelend ontdekken. Het was een sombere, kille, onaangename<br />

straat. Een straat zonder spelende kinderen<br />

en nergens een bloem vóór de ramen te bespeuren.<br />

De meeste huizen waren verschaald en verwaarloosd.<br />

Huizen zonder persoonlijkheid of karakter. Enkel kille,<br />

vochtige, ziltige gevels, getuigend van verval en armoede.<br />

Zo ook was nummer 16. Een bronzen klopper<br />

was het enige decoratieve en tevens nuttige element,<br />

dat hij op de voordeur kon ontdekken. De twee slagen<br />

kwamen op de deur neer als een hamer op een leeg<br />

<strong>met</strong>alen vat. Bijzonder vlug werd ze geopend door een<br />

jongeman in jeans en pullover.<br />

'Kom binnen en volg me maar,' zei hij.<br />

Op de tussenverdieping wees de jongeman hem de op<br />

een kier staande deur van een kleine, benepen kamer,<br />

waarvan de muren zwartgeschilderd waren. In die kamer<br />

stond een zware eikehouten tafel, die dienst deed<br />

als bureau. De enige verlichting was een spotlamp in<br />

het plafond aangebracht en waarvan het rode licht<br />

deels de tafel en deels het gezicht van de jongeman<br />

verlichtte die, na plaatsgenomen te hebben, Jonathan<br />

Steller verzocht hetzelfde te willen doen.<br />

76


Het verwonderde de bezoeker niet, dat de jonge kerel<br />

onmiddellijk aan het gesprek een directe wending gaf.<br />

'Onze medewerker, Mister Press, heeft me je dossier<br />

bezorgd. Ik heb inmiddels de gelegenheid gehad, het<br />

ernstig door te nemen en ben verheugd dat je antwoord<br />

positief is. Verder dien ik je nog te melden dat<br />

<strong>mijn</strong> patroons, de heren Dr. A. Cula en Frank N.<br />

Stein, zich verontschuldigen je niet persoonlijk te<br />

kunnen begroeten, maar ze hebben het momenteel<br />

heel druk. De laatste tijd hebben wij namelijk ernstige<br />

moeilijkheden <strong>met</strong> enige verzekeringsmaatschappijen,<br />

die onze bedrijvigheid op het spoor zijn gekomen<br />

en er niet erg gelukkig om zijn dat we van sommige<br />

van hun klanten, die een levensverzekering aangegaan<br />

hebben, tien jaar van hun aards bestaan eisen<br />

als compensatie voor het absolute griezelen...'<br />

Jonathan voelde een nijpende hand om zijn hart!<br />

Kwam er een kink in de kabel ? Hij stamelde enkele<br />

wazige woorden:<br />

'Verzekeraars... Hoe kwamen die erachter ?'<br />

'Heel eenvoudig,' zei de jongeman op steeds zelfverzekerde<br />

toon. 'Je begrijpt dat ook een inspecteur van<br />

de verzekering een liefhebber van het fantastische kan<br />

zijn. De vraag is, wat bij hem het zwaarst doorweegt:<br />

zijn fanatieke verkleefdheid aan bepaalde sensaties,<br />

ofwel zijn beroepsijver... Het spijtige voor ons is, dat<br />

Mister Press bij zijn veelvuldige contacten <strong>met</strong> griezelkandidaten<br />

aanvankelijk verwaarloosd heeft te infor-<br />

77


meren naar het beroep van de kandidaat, vooraleer<br />

onze speciale dagbladeditie achter te laten...'<br />

Dit alles vond Jonathan zeer gewoon. Hij was inmiddels<br />

weer zichzelf geworden en oordeelde het moment<br />

gekomen orn tot de aanval over te gaan. Hij had nu<br />

lang genoeg in spanning geleefd !<br />

'Nu, <strong>mijn</strong>heer, wat <strong>mijn</strong> geval betreft... Wanneer kan<br />

ik nu werkelijk beginnen te griezelen ? Ik sterf van<br />

verlangen en ongeduld en ben bereid er tien jaar van<br />

<strong>mijn</strong> leven voor te geven.'<br />

'Die tien jaar van je leven,' sprak de jongeman, 'hoef<br />

jij niet meer af te staan. Dat heb je reeds gisteren gedaan,<br />

ten overstaan van Mister Press. En daarom<br />

kan je nu terecht écht beginnen te griezelen !...'<br />

Het eerste ogenblik snapte Jonathan Steller niet onmiddellijk<br />

wat de jongeman bedoelde. Maar plotseling,<br />

als een stortbui, viel het angstwekkende van dat<br />

koude, nuchtere en wrede antwoord hem te binnen !<br />

Eensklaps de draagwijdte van zijn daad beseffend, bekropen<br />

hem allerhande rillingen, zoals niet één auteur<br />

van griezelverhalen hem ooit had kunnen bezorgen.<br />

Hij begreep namelijk dat de drang naar bevrediging<br />

van zijn passie hem inderdaad tien jaar van zijn<br />

leven kostte ! Hoeveel jaar had hij normaal nog voor<br />

de boeg ? Hij was niet meer zo jong! Hij had die<br />

voorwaarde beschouwd als een element zonder belang,<br />

in het onderbewustzijn verwerkt, automatisch concluderend<br />

dat iemand die er negentig zou worden, gere-<br />

78


delijk van tien jaar méér afstand zou doen indien de<br />

hem resterende jaren werkelijk fascinerend zouden<br />

zijn. Maar wie verzekerde hem, dat hij werkelijk voorbestemd<br />

was om een hoge leeftijd te bereiken ?<br />

Hij begreep dat elke dag die komen zou, elk uur, elk<br />

ogenblik, hem een ondraaglijke kwelling zou worden.<br />

De doodsangst, de wérkelijke doodsangst, zou hem<br />

geen ogenblik meer verlaten.<br />

En ja, dat was pas griezelen...<br />

Het absolute griezelen!<br />

Hij lachte waanzinnig en wou de jongeman naar de<br />

keel grijpen !...<br />

Maar toen merkte hij pas, dat hij alleen was in de<br />

donkere kamer.<br />

Hij voelde zich eensklaps veel ouder, en herinnerde<br />

zich plotseling de schaarse dagen van geluk. De zaligheid<br />

van zijn jeugd, de overmoed van een achttienjarige<br />

die gewoon soldaat was in een banaal infanterieregiment.<br />

De gekheid van het eerste uniform. Zijn<br />

eerste flirt... De onbeholpenheid tegenover wegwijze<br />

meisjes. Er bleef hem geen enkel houvast over. Zelfs<br />

geen illusies... Die waren vergaan als rook in de nacht.<br />

Tal van mensen vinden voldoening in de duistere liefde,<br />

een sigaret of een pijp, hebben kinderen en boeken.<br />

Jonathan Steller bleef niets dan de bodemloze<br />

angst... Soms kan een zwak, verslagen mens nog ergens<br />

moed en wilskracht vinden, om de redding te<br />

forceren. Zelfs dat miste Jonathan, omdat hij alle be-<br />

79


staande maatstaven hopeloos door elkaar had geschopt.<br />

De wanorde in zijn brein was van zulke aard,<br />

dat hij zich niet meer nuchter kon concentreren. Hij<br />

zou voortaan verder zwalpen als een automaat. Hij<br />

had geen begrip meer voor rede, nu hij echt besefte<br />

wat zijn verbond aan angsten inhield.<br />

Het leek wel een eeuwigheid vooraleer hij erin slaagde<br />

langzaam overeind te komen. Houterig daalde hij<br />

de trappen af en tastte naar de voordeur, die nog<br />

steeds op een kier stond. Als een opiumschuiver<br />

zwaaide hij over de drempel, merkte het verschil niet<br />

tussen voetpad en straatkeien, en stak zonder uit te<br />

kijken de straat over...<br />

Een geroep en getier klonk hem in de oren. Een<br />

vrachtwagen trachtte nog te remmen. Het krijsen van<br />

de geplette truckbanden onderstreepte de inspanning<br />

van de chauffeur die zijn wagen tijdig tot stilstand<br />

wou brengen. Het helse geluid deed Jonathan Steller<br />

instinctief de handen om het hoofd slaan, als meende<br />

hij zodoende het gevaar te kunnen weren. In zijn<br />

laatste ogenblik had hij nog wild in de radiator van<br />

de truck gekeken, als in de muil van een gapend monster...<br />

Het werd volkomen duister rondom hem. Het absolute<br />

griezelen maakte plaats voor een absolute nacht...<br />

80


Er waren slechts een tiental mensen in de hoge barokkerk<br />

<strong>met</strong> de pronkerige, tonnenzware zuilen en het<br />

decor van een zwaar zwart fluweel. De stille, rustig<br />

officiërende priester was wellicht de enige die verwijlde<br />

bij de thans in de Schemerzone zwervende ziel...<br />

De lijkkist stond er nutteloos bij. De schaarse aanwezigen<br />

keken geniepig rond, kuchten en gaapten. Er<br />

was geen enkel licht te bespeuren, geen bloem, geen<br />

passende muziek, ook geen kleuren. Er was zelfs niet<br />

eens ingetogenheid.<br />

Ook niet bij mij, ofschoon ik er nog steeds niet in<br />

slaagde te begrijpen op welke manier Jonathan Steller<br />

— of iemand anders ? — mij op de hoogte had gebracht<br />

van zijn laatste belevenissen. Ik kende hem immers<br />

erg oppervlakkig. Wie had me dat zonderling relaas<br />

dan ingefluisterd ?<br />

Terwijl ik doelloos en onwennig achteraan in de kerk<br />

stond nam ik me voor, dit verhaal op papier te zetten.<br />

Misschien zou ik op die manier de sleutel tot het mysterie<br />

ontdekken.<br />

Het relaas kwam inmiddels uit <strong>mijn</strong> tikmachine. Maar<br />

een verantwoorde verklaring kan ik nog steeds niet<br />

geven, te meer omdat elke gedachten- en gevoelsassociatie<br />

<strong>met</strong> wijlen Jonathan Steller mij volstrekt<br />

vreemd is. A priori houd ik niet van griezelfilms!<br />

81


Ik heb me getroost <strong>met</strong> de verklaring, dat dit verhaal<br />

een boodschap zou zijn. Een boodschap uit de vierde<br />

dimensie. Glashelder voor hen die er vatbaar voor<br />

zijn...<br />

Ik heb <strong>mijn</strong> manuscript zorgvuldig in een kaftje geborgen<br />

en me dan goedschiks op een oude whisky vergast.<br />

Straight, no ice. Zuivere, gedegen Chivas Regal.<br />

Het gouden brouwsel deed me goed. Ik was tevreden,<br />

die netelige affaire aan het papier te hebben toevertrouwd.<br />

Mijn gedachten moeten ver gezworven hebben,<br />

want toen ik nadien de pas geopende fles whisky<br />

bekeek, merkte ik dat ze voor de helft leeg was. Ik<br />

had dus, deels onbewust, wel aardig wat alcohol op.<br />

Dat zal wel de verklaring zijn voor de zonderlinge<br />

droom welke ik die nacht beleefde.<br />

Vanzelfsprekend was die droom gebrandmerkt door de<br />

belevenissen van Jonathan Steller, en meer nog door<br />

het feit dat ik een stem had herkend die bleek toe te<br />

behoren aan een zekere 'Mister Press'! Nochtans<br />

was het een zachte, bijna honigzoete stem, helemaal<br />

niet de pedante en zelfverzekerde, hooghartige stem<br />

die Jonathan in de oren had geklonken. Was het<br />

misschien een andere of een ontdubbelde 'Mister<br />

Press' ? Ik voelde me licht en door wolkenslierten<br />

omgeven. En herinnerde me duidelijk dat een slanke,<br />

witte hand me een visitekaartje had toegestoken. Ik<br />

82


zie het kaartje nog zó vóór mij. In halfvette Garamond-letter<br />

stond erop gedrukt:<br />

ZOEK JIJ DE VREDE ? ? ?<br />

NIET als in de boeken...<br />

NIET als in je dromen...<br />

Maar de WARE vrede ?<br />

Wend je dan tot<br />

MIKE & GABRIEL, Unlimited<br />

Op de andere zijde stond zijn adres.<br />

*<br />

• *<br />

...Als ontbijt heb ik me een copieus Engels breakfast<br />

laten voorzetten. Dan heb ik me warm ingeduffeld.<br />

En ondertussen dacht ik andermaal aan Jonathan Steller.<br />

Buiten sneeuwde het. Mensen liepen gehaast door de<br />

straten.<br />

Mensen op weg naar hun trein, op zoek naar een betere<br />

job, een vriend, een warm bed, een koud huis,<br />

een jonge vrouw ?<br />

Misschien was er ook wel iemand onder hen op zoek<br />

naar het absolute griezelen ! In elk geval, aan de manier<br />

waarop vele mensen me voorbijliepen, de handen<br />

diep in de zakken weggestopt, lichtjes voorovergebogen<br />

en <strong>met</strong> dampende monden, kon ik wel vermoe-<br />

83


den dat ze rillingen over hun ruggegraat voelden lopen.<br />

Ik betrapte me erop, dat ik bij het ritmisch voortstappen<br />

het adres van 'Mike & Gabriel Unlimited'<br />

binnensmonds bleef herhalen.


DE AFWEZIGE GETUIGE<br />

Op een verre kerktoren had ik het pas één uur horen<br />

slaan. Zou ik dan de hele nacht de slaap niet kunnen<br />

vinden ? Ik voelde mij totaal overspannen en de materiële<br />

problemen, die voortdurend voor <strong>mijn</strong> geest<br />

oprezen, lieten mij geen ogenblik <strong>met</strong> rust, aangezien<br />

ik er onmogelijk een oplossing kon voor vinden.<br />

Toen de telefoon eensklaps begon te rinkelen, schrok<br />

ik eerst wel even op, maar <strong>met</strong> één sprong stond ik<br />

bij het apparaat.<br />

85


'Hallo!'<br />

Er kwam niet <strong>met</strong>een antwoord. De herhaalde <strong>mijn</strong><br />

oproep, in de mening dat de persoon aan het andere<br />

eind van de draad waarschijnlijk verbaasd was dat ik<br />

zo vlug gereageerd had. Nadat ik een derde keer <strong>mijn</strong><br />

'hallo!' geroepen had, hoorde ik een mannenstem<br />

duidelijk zeggen :<br />

'We hebben u gekozen als getuige voor een moord.<br />

De volmaakte moord bestaat immers niet. Hij wordt<br />

te pas en te onpas beschouwd als een ongeval. Ieder<br />

actief mens, ook een moordenaar, wenst ergens een<br />

toeschouwer, een getuige, een publiek. U bent ons publiek.<br />

Kom morgenavond, op dit uur, naar het uiteinde<br />

van de dreef waar u woont, nabij de spoorweg. Precies<br />

tien minuten voor één zal de sneltrein die van<br />

Rotterdam komt, daar voorbijrazen. Als u dan niets<br />

bijzonders hebt opgemerkt, mag u naar huis terugkeren.<br />

We zullen dan later een nieuwe afspraak maken.'<br />

Met een droge klik werd de aansluiting verbroken.<br />

Rustig legde ik de hoorn neer. Ik stapte naar de koelkast,<br />

schonk mij een glas koude melk in en ging daarmee<br />

in de living in een comfortabele zetel zitten. Met<br />

kleine teugjes dronk ik het glas leeg, stak dan een sigaret<br />

op en ging enkele van <strong>mijn</strong> schilderijen bekijken.<br />

Inmiddels dacht ik al maar door aan de geheimzinnige<br />

mededeling.<br />

Kon het een grap zijn ? Uitgesloten, meende ik. Waar-<br />

86


om ik er zo rotsvast van overtuigd was, dat het hier<br />

om 'du tres sérieux' ging, kan ik nog steeds niet verklaren.<br />

Zullen we het maar intuïtie noemen ?<br />

Ik bleef nog ongeveer een uur in de living toeven. Terwijl<br />

ik mij volpropte <strong>met</strong> Planters Peanuts, een tweede<br />

glas koude melk dronk en nog een sigaret rookte,<br />

piekerde ik onafgebroken. Enig aanknopingspunt <strong>met</strong><br />

<strong>mijn</strong> relaties kon ik niet vinden. De kon niet gissen<br />

wiens stem het geweest was. Trouwens, als het<br />

iemand geweest was die mij kende, zou hij er natuurlijk<br />

wel voor gezorgd hebben zijn stem te veranderen.<br />

Ten einde raad besloot ik, weer naar bed te gaan. Ik<br />

was doodop. Ik dacht niet meer aan <strong>mijn</strong> zaken en<br />

zelfs de mysterieuze oproep kon mij niet uit de slaap<br />

houden. Na enige ogenblikken was ik reeds ingedommeld.<br />

De volgende ochtend kreeg ik dadelijk de bevestiging,<br />

dat het wel degelijk 'du tres sérieux' was. De conciërge<br />

bezorgde mij een brief. Ze vertelde dat enige ogenblikken<br />

tevoren bij haar was aangeklopt. Toen ze de<br />

deur had geopend, was er evenwel niemand te bespeuren.<br />

Het had weliswaar een poosje geduurd, eer ze<br />

haar sleutels gevonden had en naar de voordeur was<br />

gegaan, maar toch... Op de drempel had ze de brief<br />

87


gevonden, die ze mij nu overhandigde. Ik dankte haar<br />

en zei, dat ze zich niet ongerust hoefde te maken.<br />

Ik ging op <strong>mijn</strong> bed zitten en bekeek de envelop. Het<br />

was een omslag van goede kwaliteit, die <strong>mijn</strong> familienaam<br />

in hoofdletters droeg, geschreven <strong>met</strong> een dikke<br />

viltstift. De haalde er een kwartoblad wit papier uit.<br />

Met dezelfde viltstift, en weerom in kapitalen, stonden<br />

er deze woorden op geschreven :<br />

DON'T FORGET<br />

Alsof ik het had kunnen vergeten! Het voorval van<br />

de voorbije nacht zou <strong>mijn</strong> gedachten wel bekommerd<br />

hebben, ook zonder die brief ! Indien het de bedoeling<br />

van de man aan de telefoon was geweest, mij<br />

nog meer te prikkelen, nog nerveuzer te maken, dan<br />

was hij in zijn opzet uitstekend geslaagd.<br />

Van werken zou er die dag wel niets terechtkomen.<br />

Ik kon mij onmogelijk op <strong>mijn</strong> zaken concentreren en<br />

besloot dus <strong>mijn</strong> tijd zo aangenaam mogelijk door te<br />

brengen. Ik nam <strong>mijn</strong> hond mee op een lange wandeling<br />

door de bossen, en naar zijn dwaze sprongen te<br />

oordelen stelde hij die onverwachte ontspanning erg<br />

op prijs.<br />

Bij <strong>mijn</strong> thuiskomst las ik een paar uurtjes en speelde<br />

dan enige platen van Miles Davies, Coltrane en<br />

Charly Mingus. Toen ik de goede jazz beu was, probeerde<br />

ik het <strong>met</strong> The Rolling Stones. Driemaal ach-<br />

88


ter elkaar speelde ik 'Aftermath'. Daarna gaf ik het<br />

op.<br />

'Ik moet kalm blijven, ik moet kalm blijven,' herhaalde<br />

ik onverpoosd voor mezelf. Ik besloot naar<br />

de stad te rijden en een film te gaan zien. 's Avonds<br />

ging ik Chinees eten en de loempia en de chopsoy<br />

smaakten me opperbest. Het was ruim tien uur, toen<br />

ik weer thuiskwam. Mijn rug deed pijn en ik voelde<br />

een razende hoofdpijn. Uiterlijk was ik kalm, maar<br />

innerlijk had de dag mij eronder gekregen. Nadat ik<br />

twee aspirines geslikt had, legde ik mij wat te rusten.<br />

De donkere kamer, de onverstoorde stilte, misschien<br />

ook de aspirines, deden mij goed.<br />

Sliep ik? Droomde ik? In de pikdonkere slaapkamer<br />

— ik had de vensterluiken gesloten en bovendien<br />

de gordijnen dichtgetrokken — zweefde ik als in<br />

een onwezenlijke, vloeibare wereld. De hoorde zeer<br />

duidelijk hoe waterdruppels van de witte wanden<br />

ritselden. Ik voelde, ja voelde werkelijk, hoe lange gordijnen<br />

van glinsterende parels zich aan elkaar regen<br />

en van het plafond naar het zandkleurige vloertapijt<br />

tikten en daar openspatten. Duizenden, honderdduizenden<br />

druppels in eindeloze orde. Het werd een obsessie<br />

die me geleidelijk wanhopig maakte. Een mateloze<br />

angst overweldigde mij. Uit vrees dat ik de ka-<br />

89


mer zou ontvluchten, hetgeen ik te allen prijze wilde<br />

vermijden, begon ik aan <strong>mijn</strong> lakens te trekken. Ik<br />

trok en bleef rukken, tot ik ze in lange repels had gescheurd<br />

en op de grond liet vallen, waar ze in grillige<br />

hoopjes, als door elkaar gekronkelde witte slangen,<br />

bleven liggen.<br />

Ik snoof een zure lucht op, die mij de ademhaling belemmerde<br />

en mij hoe langer hoe meer begon te hinderen.<br />

Mijn keel werd dichtgeknepen en braakneigingen<br />

doorschokten <strong>mijn</strong> lichaam. Rode, gele, groene en<br />

paarse cirkels wentelden mij voor de ogen en begonnen<br />

een wilde rondedans. Het pletsen van de waterdruppels,<br />

de wisselende kleuren van de spiralen maakten<br />

mij zo ellendig, dat ik woest <strong>met</strong> armen en benen<br />

begon te slaan. Met een akelig gekraak brak <strong>mijn</strong><br />

bed middendoor. Ik stortte naar beneden, dwars door<br />

de vloer, suisde in duizelingwekkende vaart tussen<br />

zwartglimmende, kleverige wanden. Een vieze brij<br />

stroomde over <strong>mijn</strong> lichaam. De zware lucht rook<br />

nu niet alleen zurig, maar was vermengd <strong>met</strong> een<br />

walgelijke bloedgeur. Ik zweefde in het ijle; handen<br />

en voeten kon ik niet meer bewegen. Ik vermoedde<br />

dat ze door een machtige, klauwende greep omsloten<br />

waren.<br />

Eensklaps voelde ik hoe lange, puntige tanden zich<br />

vasthechtten in <strong>mijn</strong> ledematen. Eerst was het niet<br />

meer dan een onaangename prikkeling, maar geleidelijk<br />

ging de gewaarwording over in een stekende<br />

90


pijn, groeide tot een martelend boren in <strong>mijn</strong> vlees en<br />

culmineerde in een gloeiende, helse gruwel, die zich<br />

in <strong>mijn</strong> hele wezen vastzoog en mij totaal verlamde.<br />

Mijn hoofd werd koud als een bevroren aardklomp,<br />

een ijzige wind blies in <strong>mijn</strong> oren en streek over <strong>mijn</strong><br />

mond; <strong>mijn</strong> haren versteven tot een bundel warrelige<br />

stekels. De wind zoefde nu in een tollende beweging<br />

om <strong>mijn</strong> voorhoofd en draaide dan langzaam, als een<br />

smalle cirkelzaag, naar omlaag...<br />

Eigenaardig... Ik voelde opeens geen angst meer. Ik<br />

werd geheel opgenomen, opgeslorpt door het allesbeheersende<br />

mysterieuze gebeuren om mij heen. Elk<br />

gevoel van vrees was als een zware mantel eensklaps<br />

van mij afgevallen. Maar wat betekende dat vreemde<br />

contrast tussen <strong>mijn</strong> van klam zweet druipend lichaam<br />

en <strong>mijn</strong> ijskoude hoofd, waarrond nog altijd<br />

die vliemende wind zinderde ? De cirkelzaag had nu<br />

<strong>mijn</strong> hals bereikt... En plotseling scheidde <strong>mijn</strong> hoofd<br />

van <strong>mijn</strong> lichaam... Alleen <strong>mijn</strong> hoofd bestond nog,<br />

in de donkere ruimte om mij heen.<br />

Mijn linkeroog maakte zich los uit <strong>mijn</strong> hoofd... Als<br />

een glanzende hommel steeg het opwaarts en gleed<br />

rustig weg. Dan kwam ook <strong>mijn</strong> rechteroog vrij en<br />

nam een andere richting. Daarna volgde <strong>mijn</strong> neus,<br />

die als een dansende driehoek verdween. Mijn oren<br />

91


vlogen weg als een paar jonge vleermuizen,- tenslotte<br />

ontsnapten ook <strong>mijn</strong> tong en <strong>mijn</strong> hersenen uit hun<br />

gevangenis en gingen op zwerftocht door dit onbekende<br />

universum. Geen stalen of stenen wanden, geen<br />

deuren noch ramen konden ze tegenhouden; als onzichtbare<br />

kogels flitsten ze overal door en verkenden<br />

steden en dorpen, musea en huizen, zolders en kelders,<br />

slaap- en badkamers. Ze waren overal tegelijk:<br />

in tuinen en parken, in velden en wouden, bioscopen<br />

en balzalen, op recepties en conferenties. Met ragfijne,<br />

eindeloze draden bleven ze <strong>met</strong> <strong>mijn</strong> wezen<br />

verbonden. Ik leefde <strong>met</strong> de mensen, <strong>met</strong> de bomen;<br />

ik bewoog me vrij in het heelal, op de zon, de maan<br />

en de sterren. Ik dreef mee <strong>met</strong> de wolken, schoot<br />

over de wereld op een bliksemschicht, ruiste neer<br />

<strong>met</strong> de regen en zonk in de peilloze diepten van de<br />

oceanen...<br />

De zon blikkert fel op de straatstenen en het asfalt;<br />

alles koestert ze <strong>met</strong> haar deugdelijke warmte. Ik<br />

houd van de zon, van haar licht en haar gloed. Ik heb<br />

de zon lief als ze de planten en de bloemen kust en<br />

doet bloeien en rijpen; ik ben verzot op de helle<br />

kleuren om mij heen en op de kalme berusting van<br />

de hele natuur. Ik houd nu niet van de straten.<br />

Vanavond echter, als de zon verdwenen is, zal ik van<br />

de straten houden. Als de zwarte, <strong>met</strong> sterren beprik-<br />

92


te mantel van de nacht over de straten hangt, als de<br />

kleurige reclamelichten een dolle dans uitvoeren boven<br />

de stad en de autolampen lange lichtstrepen trekken<br />

over het zwarte asfalt van de wegen, zal ik van<br />

de straten houden. Als ik de late nachtmensen zie<br />

lopen, <strong>met</strong> hun voortdurend krimpende en dan weer<br />

verlengende schaduwen...<br />

De nachtelijke straten en de nachtelijke mensen zijn<br />

mij lief. Ik luister <strong>met</strong> intens behagen naar de liederen<br />

die — wie weet waar ? — opwieken en weer wegsterven,<br />

als uiting van hoop en verlangen. Ik luister<br />

grinnikend naar de gesyncopeerde jazzritmen die de<br />

sensuele dansen in de nachtbars begeleiden en overstemmen.<br />

Ik verheug mij en leef mee <strong>met</strong> de oneindige<br />

variaties op het thema van de nachtelijke symfonie<br />

van de liefde, <strong>met</strong> de smachtende zuchten en<br />

strelingen van verliefde paren. Ik verblijd mij <strong>met</strong><br />

alle gelieven die hopen op de zon van morgen...<br />

Met een schok werd ik wakker. Een felle gedachte<br />

snerpte door <strong>mijn</strong> hoofd: <strong>mijn</strong> afspraak voor die<br />

nacht!... Hoe laat is het ?... Kwart over negen !<br />

Ik snokte de gordijnen <strong>met</strong> een ruk opzij en haakte<br />

de vensterluiken open. Een balk zonnelicht schoof<br />

feestelijk de slaapkamer binnen : een glanzend visitekaartje<br />

voor een heerlijke dag.<br />

93


Toen herinnerde ik mij de brief, die ik in de vorige<br />

ochtend ontvangen had. Ik liep naar de nachttafel. De<br />

envelop vond ik niet meer. Misschien had ik die weggegooid.<br />

Het blad briefpapier was aan weerskanten<br />

onbeschreven. Hoe ik het ook draaide en naar het<br />

licht hield, de woorden 'Don't forget' waren niet<br />

meer te bespeuren.<br />

Ik waste mij vlug <strong>met</strong> ijskoud water, schoot een paar<br />

kledingstukken aan en rende naar de keuken, want ik<br />

had een reuzehonger. Onder het eten speelde ik nogmaals<br />

'Aftermath'; de schijf was op de platendraaier<br />

blijven liggen. De beatmuziek en de geëngageerde stem<br />

van Mick Jagger vulden de kamer:<br />

94<br />

I'm going home<br />

I'm going home<br />

I'm going home<br />

I'm going home<br />

I'm going home boam boam boam boboam<br />

Back home<br />

Yes I am<br />

All right<br />

I see my baby<br />

I just can't wait<br />

I just can't wait


Mijn afspraak van één na middernacht had ik verslapen.<br />

Was er wel een afspraak geweest? Wat was<br />

er vannacht eigenlijk gebeurd? Had ik de fantastische<br />

gebeurtenissen, die me nog <strong>met</strong> flarden door<br />

het hoofd gingen, werkelijk beleefd ? Of had ik alleen<br />

maar een bevreemdende, boze droom, een nachtmerrie<br />

gehad ?<br />

Ik voelde mij gezond en sterk, goed uitgerust en tevreden.<br />

Vandaag wilde ik mij in geen geval om problemen<br />

bekommeren. Tien minuten later startte ik<br />

de motor van <strong>mijn</strong> wagen en zoemde weg. Ik reed<br />

naar het bos, naar de heide, naar het groen.<br />

Het leven is fantastisch. Leve het leven !<br />

95


PASTIS EN BEAUJOLAIS<br />

Ik stond bij het raam van het restaurant La Sauvagine,<br />

geëxploiteerd door een vriend van me, te Parijs.<br />

'Mon cher,' zei hij, 'ik voel dat er op dit ogenblik<br />

twee mannen hier in de straat parkeren. Ze verlaten<br />

de wagen en zijn thans op weg naar hier. Ik voel het<br />

in <strong>mijn</strong> maag.'<br />

Ik keek hem verwonderd en zelfs een tikje verontrust<br />

aan.<br />

97


'Denk maar niet dat ik de grapjas uithang. De heb die<br />

bijzondere eigenschap altijd min of meer gehad. Dit<br />

wil niet zeggen, dat ik dezelfde voorspelling zou kunnen<br />

doen voor om het even welke klant. Maar die<br />

twee heb ik nu reeds dagenlang verwacht. Ik heb me<br />

op dat moment afgestemd, en weet dat het nu is aangebroken.<br />

Op dit ogenblik denken ze aan mij en bespreken<br />

ze opnieuw bepaalde details van de manier<br />

waarop ze te werk zullen gaan. Een vorm van checkup.'<br />

Hij had deze woorden pas uitgesproken, of de deur<br />

werd geopend en twee heren stapten naar binnen.<br />

Het was amper iets over twaalf en zij waren uiteraard<br />

de eerste klanten voor het dejeuner.<br />

Ze hingen hun overjas bij de deur, keken even rond<br />

en begaven zich dan resoluut naar de achterzaal. Langzaam<br />

liepen ze de rij grote en kleine tafel langs, respectievelijk<br />

gedekt <strong>met</strong> twee tot vier couverts, en namen<br />

tenslotte in de linkerhoek plaats.<br />

De grootste van beiden was gekleed in een zwart pak,<br />

wit hemd en zwarte das, waardoor zijn bleke gelaatskleur<br />

nog meer uitkwam. Zijn mager, hoekig gezicht,<br />

zijn ongewoon wakkere ogen, de strakke lijn om zijn<br />

dunne lippen, zijn rechte houding, dit alles wees erop,<br />

dat hij alvast een man was, gewend te bevelen.<br />

Zijn <strong>met</strong>gezel was kleiner van gestalte. Hij had een<br />

gezond gebruind gelaat Een charmante glimlach. Sympathiek.<br />

Zijn grijzende slapen gaven hem een voor-<br />

98


naam voorkomen, dat nog beklemtoond werd door<br />

een sober grijs pak van perfecte snit, dat geheel in<br />

harmonie was <strong>met</strong> zijn jaren. Vooraan in de vijftig,<br />

schatte ik. Zijn sombere reisgenoot leek me zowat<br />

tien jaar jonger, hoewel hij door zijn streng uiterlijk<br />

gemakkelijk voor de oudste van het tweetal kon doorgaan.<br />

Mijn vriend stapte recht op hun tafel af. Het viel me<br />

onmiddellijk op welke gedaanteverwisseling hij onderging.<br />

Het was of hij door angst overvallen werd. In<br />

een tijdspanne van slechts enkele seconden was hij<br />

ijselijk bleek geworden. Met zijn handen wist hij geen<br />

weg meer. Hij drukte de hand van de heer in het<br />

grijze pak.<br />

'Monsieur Bargain, wat een genoegen, u weer eens te<br />

mogen begroeten! U ziet er heerlijk uitgerust uit.<br />

Een zuiderse vakantie ongetwijfeld ?'<br />

De stem van <strong>mijn</strong> vriend trilde. Zijn enthousiasme<br />

was gemaakt. Wat overkwam hem ? Had hij moeilijkheden<br />

? Voelde hij zich gecompromitteerd ? In<br />

welke relatie stond hij <strong>met</strong> dit duo ? Al deze vragen<br />

schoten me door het hoofd.<br />

Dan richtte hij zich tot de andere :<br />

'Mijnheer...' begon hij enigszins vragend.<br />

'Noname,' zei de heer in het zwarte pak. 'Enchanté.'<br />

'Je suis heureux de vous voir, monsieur. Wat mag<br />

ik u als aperitief aanbieden ? Martini, sherry, un petit<br />

gin-tonic ?'<br />

99


Uiteindelijk verkozen zij pastis.<br />

De eerste pastis werd spoedig een tweede en een dei<br />

de. Toen het menu geserveerd werd, kwam de beaujolais-maison<br />

aan de beurt.<br />

Het restaurant liep stilaan vol. Er werd flink gegeten<br />

en geconverseerd. Kelners haastten zich tussen de<br />

tafels, in gimkana-stijl.<br />

Mijn vriend schonk me niet de geringste aandacht<br />

meer.<br />

Dat stemde me aanvankelijk wel wat wrevelig, maar<br />

ik kwam weldra tot het besluit dat er beslist belangrijke<br />

problemen behandeld werden door het trio. Zij<br />

intrigeerden me.<br />

Ik had <strong>mijn</strong> 'Sole au Noilly', gevolgd door 'Le choix<br />

de fromages' reeds binnen, maar bleef aan <strong>mijn</strong> koffie<br />

nippen, om niet te snel <strong>mijn</strong> plaats te moeten<br />

ruimen. Met hun drieën waren ze nu reeds meer dan<br />

een uur in een levendig gesprek gewikkeld. Met hun<br />

drieën ? Dat is misschien wel iets te veel gezegd, want<br />

in feite was het vooral de heer in het grijze pak —<br />

monsieur Bargain — die aan het woord was en <strong>met</strong><br />

<strong>mijn</strong> vriend een vrij vinnige conversatie voerde.<br />

Monsieur Noname zat er gereserveerd bij. Wanneer<br />

hij de mond opende, was het uitsluitend om van zijn<br />

beaujolais te drinken. Met eten was hij al even karig<br />

geweest als <strong>met</strong> het praten.<br />

'Geen wonder/ dacht ik, 'dat zijn kaaksbeenderen<br />

zo fel vooruitsteken !'<br />

100


Hoewel hij dus zelf zwijgzaam was, kon het toch niet<br />

gezegd worden, dat hij de conversatie niet volgde.<br />

Aan de zwakke, antipathieke glimlach die om zijn<br />

mondhoeken speelde, meende ik zelfs te kunnen merken<br />

dat het gesprek tussen zijn gezel en <strong>mijn</strong> vriend<br />

hem amuseerde.<br />

Het was reeds kwart over drie !<br />

Ik was aan <strong>mijn</strong> tweede likeurtje toe. Het restaurant<br />

was nu vrijwel leeg. Enige zeldzame personen<br />

bleven nog wat napraten. Mensen die geen haast hadden<br />

of niets bepaalds te doen hadden, net zoals ik.<br />

Messieurs Bargain en Noname en <strong>mijn</strong> vriend hadden<br />

inmiddels hun derde fles beaujolais geledigd !<br />

Eensklaps stond Noname op en liep <strong>met</strong> vlugge stappen<br />

naar de plaats waar zijn overjas hing. Zijn gezel<br />

volgde hem op de voet. Ook hij nam zijn overjas.<br />

Het verraste me dat dit lange gesprek zo plotseling<br />

werd afgebroken.<br />

Mijn vriend stond langzaam op. Wat een schril contrast<br />

<strong>met</strong> de twee anderen ! Het was duidelijk dat de<br />

pastis en de beaujolais-maison hem in sterk beschonken<br />

toestand hadden gebracht. De wijngaard des Heren<br />

bekwam hem beslist niet te best. Zijn hoofd stond<br />

hoogrood. Zijn ogen waren <strong>met</strong> bloed doorlopen. Ik<br />

schrok ervan, toen ik hem zo zag !<br />

101


Mijn vriend keek het restaurant in, alsof hij vruchteloos<br />

iets zocht Het zou me trouwens verwonderd<br />

hebben als hij inderdaad nog iets of iemand had kunnen<br />

opmerken, laat staan herkennen. Ik was ervan<br />

overtuigd dat hij zelf mij niet meer herkende. Zijn<br />

houding was werkelijk het tegenovergestelde van de<br />

twee anderen, van wie niemand kon zeggen dat ze<br />

gedronken hadden. Fantastische drinkers ! Vaten zonder<br />

bodem!<br />

Recht vóór zich uit kijkend, stapte <strong>mijn</strong> vriend in zigzag<br />

naar hen toe. Monsieur Bargain ging links, monsieur<br />

Noname rechts. Mijn vriend namen zij tussen<br />

hen in. Langzaam begaven ze zich naar de uitgang.<br />

Ik volgde het tafereel <strong>met</strong> bonzend hart. Ik voelde<br />

een duidelijk aanwezig, maar niet te omschrijven<br />

gevoel van spanning. Er gebeurde nochtans niets bijzonders.<br />

Ofschoon ik verwachtte dat <strong>mijn</strong> vriend elk<br />

ogenblik in elkaar zou storten, bleef hij — weliswaar<br />

ondersteund — op zijn beide benen overeind. Vóór<br />

de thans geopende deur bemerkte ik een wachtende<br />

Rolls Royce. Uniek geraffineerd koetswerk in twee<br />

kleuren : diep purper, <strong>met</strong> zwart gepolijst dak.<br />

Een chauffeur in livrei had het portier reeds geopend.<br />

Monsieur Bargain en <strong>mijn</strong> vriend namen achteraan<br />

plaats. Monsieur Noname zat mee vooraan.<br />

Het was allemaal erg vlug gegaan. Alvorens ik mij<br />

goed en wel rekenschap ervan gaf, was de wagen<br />

reeds in tweede versnelling.<br />

102


Ijlings stond ik op en liep naar buiten. De miljonairswagen<br />

was halverwege de straat opgenomen in het<br />

drukke verkeer. Instinctmatig wou ik de nummerplaat<br />

opnemen. Maar ik kreeg er de kans niet meer<br />

toe. Vaag meende ik de letter E gezien te hebben.<br />

Verder niets. Wat betekende dat ? Waarschijnlijk een<br />

in Spanje ingeschreven voertuig...<br />

Ik keerde terug naar het restaurant en begaf me onwillekeurig<br />

naar de tafel waar het trio had zitten<br />

drinken, eten en praten. Mijn blik gleed van de laatste<br />

lege fles beaujolais naar de overvolle asbak. Enkele<br />

vlekken op het tafelkleed. Een ledig pakje Gauloise.<br />

Toen merkte ik eensklaps dat er op het witte tafellaken<br />

iets gegrift stond, net op de plaats waar <strong>mijn</strong><br />

vriend Roger, de restaurateur, gezeten had. Gegrift,<br />

in hoofdletters, <strong>met</strong> een verbrande lucifer. Ik las tot<br />

<strong>mijn</strong> verbazing:<br />

JE BOIS POUR ME SUICIDER<br />

MAÏS ON SE REVERRA<br />

en twijfelde er geen ogenblik aan, dat die woorden<br />

voor mij bestemd waren.<br />

Ik bleef ernaar kijken, als was het een wonder hiërogliefenschrift.<br />

Altijd opnieuw las ik die woorden, maar<br />

hoe dan ook, ze hielpen me niets verder.<br />

Er de juiste draagwijdte van te vatten, bleek me on-<br />

103


mogelijk, hoe duidelijk de zin ook mocht zijn. 'Je<br />

bois pour me suicider.' Tot daar aan toe... Maar:<br />

'On se reverra.' Ik kon het ene maar niet <strong>met</strong> het andere<br />

aaneenknopen. Op zichzelf waren beide zinsdelen<br />

duidelijk genoeg, maar <strong>met</strong> elkaar hadden ze, althans<br />

voor mij, niet het minste logisch verband.<br />

Of was er misschien een onlogisch verband, dat ontsnapte<br />

aan een Cartesiaanse geest als de <strong>mijn</strong>e ?<br />

Ik bleef pal vóór de tafel staan, starend op die zwarte<br />

gekraste woorden.<br />

Uiteindelijk haalde ik de schouders op en begaf me<br />

naar buiten. Terwijl ik doelloos over het trottoir slenterde,<br />

trachtte ik de verschillende onderdelen van de<br />

puzzle weer samen te stellen; het hele gebeuren te reconstrueren.<br />

Ik poogde ergens een bindteken te leggen<br />

tussen de aanwezigheid van die twee zonderlinge<br />

bezoekers en <strong>mijn</strong> vriend Roger, tussen de drinkpartij<br />

en de inscriptie op het tafelkleed — voor mij ? —<br />

achtergelaten.<br />

Nadat ik piekerend omheen een paar huizenblokken<br />

had gelopen, ging ik een bistro binnen en bestelde een<br />

pastis.<br />

Ik dronk drie glazen.<br />

Niet zozeer omdat ik er echt zin in had. Maar ik wou<br />

me <strong>met</strong>en <strong>met</strong> het trio, dat me vanmiddag zodanig<br />

geschokt had. Wou ik voor mezelf uitmaken, hoe<br />

Roger zich gevoeld moest hebben, toen hij tussen<br />

zijn beide bezoekers het restaurant uitsukkelde ?<br />

104


Ik had niet de geringste belangstelling voor de andere<br />

verbruikers in de bistro. Ik keek vóór me uit, zonder<br />

iets te zien, nog steeds in gedachten verbonden <strong>met</strong><br />

het evenement van die middag.<br />

Ik bestelde een fles beaujolais. Na een uurtje bestelde<br />

ik een tweede. Ik besefte niet wat een ophef ik<br />

maakte. Ook de gelaatsuitdrukking van de barman<br />

ontsnapte me volkomen. Een tweede fles beaujolais<br />

na drie pastis! Dergelijke zuipschuiten ontmoet men<br />

niet alle dagen. Ook de commentaar van de andere<br />

aanwezigen bestond niet voor mij.<br />

Het was intussen reeds vrij laat in de namiddag geworden,<br />

maar ook dat stoorde me niet. Ik had geen<br />

afspraak, <strong>met</strong> niemand.<br />

Na de tweede fles beaujolais voelde ik me nochtans<br />

allesbehalve prettig : ik was ijl, droevig, draaierig, misselijk.<br />

Hoe het mogelijk was, dat ik dat alles naar binnen<br />

kreeg, zonder éénmaal naar het toilet te moeten gaan,<br />

is me een raadsel. Of ben ik toch naar de toiletten<br />

geweest ?<br />

Het werd een hele prestatie, het glas nog naar <strong>mijn</strong><br />

lippen te brengen. Mijn lippen en tong waren als gevoelloos<br />

geworden. Ik dronk toch verder, automatisch.<br />

Ik voelde me in trance.<br />

105


'Bonjour Hubert/ zei de barman, en hij knipoogde.<br />

'Bekijk die kerel daar eens, aan dat tafeltje. Die is<br />

zijn tweede fles rouge aan 't zuipen, en voordien<br />

heeft hij nog drie pastis naar binnen gekapt'<br />

'C'est pas vrai...'<br />

'Je te Ie jure,' antwoordde de barman opnieuw, en<br />

wees <strong>met</strong> het hoofd naar een andere verbruiker aan<br />

de bar.<br />

'Demande un peu a monsieur, alors. Monsieur is<br />

hier al een hele tijd.'<br />

"t Is inderdaad zo,' antwoordde de klant. 'En bekijk<br />

de kerel eens goed... Zijn handen beven, telkens<br />

als hij het glas opneemt. De tafel is volgemorst.'<br />

'Mais enfin ! en wat een uitdrukking op dat gezicht!<br />

Hij lijkt wel een dode. Hij is zo wit als krijt.'<br />

"Hij rookt de ene sigaret na de andere. De hele tijd<br />

dat hij hier zit, heeft hij nog maar één lucifer gebruikt.<br />

Hij steekt telkens een nieuwe sigaret op, <strong>met</strong><br />

het peukje van de vorige.'<br />

'C'est un fou.'<br />

'Hij maakt me ziek,' zei de barman. 'Je n'aime pas<br />

ca. Mais pas du tout Je vais Ie f... a la porte.'<br />

De barman verliet even zijn tapkast en stapte naar<br />

de zuiplap toe.<br />

'Pardon, monsieur, <strong>mijn</strong> dienst eindigt nu. Mag ik afrekenen,<br />

alsjeblieft? Ca fait vingt-six francs. Sans Ie<br />

service.'<br />

106


Hoe ik betaald heb en hoe ik de kroeg ben uitgesukkeld,<br />

weet ik niet. Evenmin kan ik me herinneren,<br />

hoe ik ertoe gekomen ben een taxi te vragen. Maar<br />

waarom vroeg ik de taxichauffeur, me naar het restaurant<br />

terug te voeren ?<br />

Eén feit staat vast, dat ik de chauffeur even later<br />

hoorde zeggen : 'Qa nous fait trois francs cinquante,<br />

monsieur.'<br />

Ik betaalde en stapte uit, zo goed als het ging. Een<br />

mallemolen draaide vóór <strong>mijn</strong> ogen.<br />

Maar plotseling voelde ik, dat ik geholpen werd.<br />

Dit verwekte een gevoel van overmatige dronkemansdankbaarheid<br />

in mij.<br />

Iemand bracht me enige <strong>met</strong>ers verder. Met een schok<br />

stapte ik eensklaps van de stoep.<br />

Men duwde me in een auto.<br />

Ik voelde dat de wagen geleidelijk aan snelheid won.<br />

Toen werd ik toch enigszins ongerust. Of beter: onbewust<br />

werd ik in zekere mate angstig en benauwd,<br />

als een in een hoek gedreven dier.<br />

Ondanks het feit dat de drank me geestelijk en lichamelijk<br />

aan flarden rukte, besefte ik dat de auto een<br />

razende snelheid ontwikkelde. Bc slaagde erin, even<br />

de ogen te openen, maar alles was me zo vreemd, zo<br />

onbekend. Een stekende pijn doorboorde <strong>mijn</strong> hele<br />

107


lichaam. Ik voelde me brakerig. Maar er was iets in<br />

mij, dat me tot voorzichtigheid dwong. Ik liet niet<br />

blijken dat ik nog bepaalde dingen opmerkte en tevens<br />

een zekere vorm van bewustzijn bewaard had.<br />

Ik deed alsof ik <strong>mijn</strong> roes uitsliep.<br />

Ik leunde in de zachtlederen kussens. Mijn hoofd<br />

wiegelde van links naar rechts. Het was nu stikdonker.<br />

We reden blijkbaar op een buitensteedse hoofdweg.<br />

De kruislichten van de tegenliggers vlogen voorbij.<br />

Ik had er geen flauw idee van, welke richting we insloegen.<br />

Nogmaals opende ik de ogen op een spleet.<br />

Aan het stuur zat een chauffeur in livrei. Het interieur<br />

van de wagen was uiterst ruim en luxueus. De<br />

ruggen van de voorzetels waren bijzonder hoog. Dan<br />

herkende ik eensklaps het klassieke mahoniehouten<br />

dashboard. Dit was een Rolls Royce.<br />

Dit was de Rolls.<br />

Het kon gewoon niet anders! Dit was de Rolls van<br />

vanmiddag, de Rolls die Roger en zijn twee bezoekers<br />

had vervoerd.<br />

Die constatatie ontnuchterde me gedeeltelijk. Ik hield<br />

me muisstil. Langzaam wendde ik het hoofd. Ik verkeerde<br />

in de mening dat ik alleen zat op de achterbank,<br />

maar toen bemerkte ik, naast me, een ineengedoken<br />

gedaante. Toen we de neonlichten van een tankstation<br />

voorbij snelden keek ik aandachtig toe. Er was<br />

geen twijfel meer mogelijk. Ik had hem herkend.<br />

108


Het was wel degelijk Roger, die daar op de vloer lag,<br />

ineengezonken als een lege zak.<br />

In normale omstandigheden had ik ongetwijfeld vinnig<br />

gereageerd. Nu kon ik niet. Mijn ledematen waren<br />

als verlamd. Ik kon gewoon niet handelen. Doodziek<br />

was ik. Doodziek.<br />

Hoe lang reed ik reeds in deze geheimzinnige auto ?<br />

Geen idee van.<br />

Toen stopte de wagen.<br />

De chauffeur stapte uit. Ik zag hoe hij snel het achterportier<br />

openrukte en Roger hardhandig uit de wagen<br />

trok. Toen kwam hij <strong>mijn</strong> kant op. Ook mij sleurde<br />

hij hardhandig naar buiten. Die man had een reuzenkracht.<br />

Zelfs in gewone omstandigheden zou ik<br />

het tegen hem in een no-time hebben moeten afleggen.<br />

Nu bood ik niet méér weerstand dan een kind<br />

had kunnen opbrengen.<br />

Ik viel voorover op het wegdek. Een vocht liep me uit<br />

de mond. Ik likte het op. Het smaakte naar... naar<br />

pastis ?... of naar beaujolais ?...<br />

Toch was ik me bewust van wat zich rond en <strong>met</strong> mij<br />

afspeelde. Maar ik was onmachtig om te reageren. Ik<br />

wilde opstaan, maar ik bewoog niet. Ik opende de<br />

mond om te schreeuwen, maar geen geluid kwam<br />

me over de lippen.<br />

Ach, dat deed pijn ! De chauffeur sleepte me bij de<br />

voeten over het asfalt. Ik zag sterren aan de hemel<br />

109


staan. Het was een prachtige herfstnacht. Ik voelde<br />

<strong>mijn</strong> ledematen over het wegdek schuren.<br />

Daar lag ik. Roerloos op een autoweg.<br />

Naast mij zag ik het lichaam van Roger uitgestrekt<br />

liggen. Hij had geen overjas, zelfs geen jas meer aan.<br />

Zijn doorgaans s<strong>met</strong>teloos wit hemd was besmeurd<br />

<strong>met</strong> bloed en braaksel. Vieselijk ! Toen dacht ik eensklaps<br />

weer aan de woorden, die hij nog op het tafelkleed<br />

had gekrast: 'On se reverra.'<br />

Ik trachtte in zijn opengesperde ogen te kijken. Maar<br />

ik ontmoette geen spoor van herkenning. Slechts een<br />

starre, doffe uitdrukking. Toch leefde hij nog. Een<br />

reutelend geluid ontsnapte bijwijlen uit zijn spasmisch<br />

vertrokken mond. Een vuil braaksel gulpte opnieuw<br />

over zijn lippen. De stank ervan drong in <strong>mijn</strong><br />

neusvleugels. Ik wou ook braken, maar kon niet. Ik<br />

had er gewoon de kracht niet meer toe. Toch was het<br />

alsof <strong>mijn</strong> maag tot explosie wou overgaan. De stekende<br />

pijn nam nog toe. Het waren net dolksteken.<br />

Of waren het inderdaad dolksteken ?<br />

Ik hoorde een motor starten. De Rolls reed langzaam<br />

vooruit. Ik zag de grote wielen van de imponerende<br />

wagen geleidelijk snellere wentelingen maken. Liggend<br />

op het wegdek, volgde ik gespannen de actie<br />

van het voertuig.<br />

Na enige tientallen <strong>met</strong>er zag ik de voorwielen eensklaps<br />

zwenken. De auto beschreef een halve cirkel.<br />

Het gaspedaal werd dieper ingedrukt. De wagen<br />

110


kwam thans recht op ons af. De twee voorwielen<br />

leken me plotseling vreselijk groot...<br />

Het laatste wat ik zag was de grote rechthoekige,<br />

verchroomde radiator.<br />

Het was het dichte tralienet van de gevangenis waarin<br />

ik thans zou terechtkomen.<br />

Wat het eigenlijk was, wist ik zelf niet. Nog niet...<br />

Maar ik had geen pijn meer. Het was een verlossing.<br />

Morgen zou men in de krant lezen dat twee dronkelappen<br />

dood op de weg waren aangetroffen.<br />

Men zou spreken van een vluchtmisdrijf.<br />

Geen getuigen. Niet één aanknopingspunt.<br />

Want de god van de dronkaards is een duivel...<br />

111


RAPPORT ZONDER NAAM<br />

Een drukkende zomemamiddag, veroorzaakt door een<br />

gesloten loodgrijze hemel, waar de zon voorlopig niet<br />

meer doorpriemen kon.<br />

Een benauwende onweerslucht, die je nog meer naar<br />

adem deed snakken en je constant dorstig maakte.<br />

Gejaagd stapte een man door de hoofdstraat die —<br />

het was even na vijf — krioelde van een winkelende<br />

113


en dus veeleer slenterende menigte. Hij liep zo vlug<br />

zijn benen het hem toelieten en de wriemelende mensenzee<br />

het hem mogelijk maakte. Even deed hij me<br />

denken aan een worm tussen grassprieten.<br />

Hoe het kwam, dat hij <strong>mijn</strong> aandacht opwekte ? Gemakkelijk<br />

te begrijpen. Zijn kledij stak immers<br />

scherp af tegen de kleurige, lichte damestoiletten en<br />

de zomerpakken van de heren, aangezien hij daar<br />

liep <strong>met</strong> een dikke overjas, een wollen sjaal om de<br />

hals, een vilthoed op het hoofd.<br />

Hoe die man het in dat plunje uithield, bij een temperatuur<br />

van om en bij de dertig graden Celsius, was me<br />

een raadsel. En het verwonderde me, dat hij vanwege<br />

de andere voorbijgangers niet méér bekijks had. Nu<br />

is het wel zo, dat je méér de aandacht trekt als je te<br />

weinig kleren draagt, dan wanneer je helemaal bent<br />

ingeduffeld...<br />

Toen hij me voorbij snelde, merkte ik dat zijn ogen<br />

enigszins verdwaasd en diep in hun kassen lagen.<br />

Nochtans zag ik minder paniek, dan wel gejaagdheid<br />

in zijn blik.<br />

Ofschoon ik onmiddellijk wist dat ik hem nooit voordien<br />

had ontmoet, lag er in die blik, op dat gezicht,<br />

toch iets dat me niet helemaal vreemd voorkwam.<br />

Voortdurend draaide hij zich om. Zocht hij iemand in<br />

deze massa ? Of meende hij dat hij geschaduwd werd ?<br />

Mijn nieuwsgierigheid was geprikkeld en ik liep hem<br />

achterna. Een innerlijk stem<strong>met</strong>je fluisterde mij<br />

114


weliswaar toe, dat ik me beter zou intomen, maar ik<br />

schonk er vanzelfsprekend geen aandacht aan.<br />

Op een bepaald ogenblik vreesde ik, dat hij me ontsnapt<br />

was. Maar dan zag ik hem vóór de etalage van<br />

een exclusieve pelshandel staan. In de vitrine waren<br />

slechts drie stuks uitgestald: een zilveren nertsmantel,<br />

enige gedrapeerde vellen jaguar en een bijzonder<br />

mooie driekwart in tijgerhuid. Voelde hij wellicht<br />

lust daarin te duiken? Was zijn overjas hem nog te<br />

licht ?<br />

Op dat ogenblik merkte ik voor de eerste keer, dat hij<br />

rilde. En hoe ongerijmd die gedachte me ook toescheen,<br />

ik had de indruk dat het van kou was, en<br />

niet van angst. Minutenlang bleef hij roerloos vóór<br />

zich uit kijken, tot hij eensklaps gejaagd weer verder<br />

liep. Op de hoek van de grote winkelstraat diende<br />

hij even te wachten tot het verkeerslicht weer op<br />

groen stond, dan schoof hij <strong>met</strong> de wachtende groep<br />

mensen mee naar de overkant.<br />

Op de avenue waren verscheidene grote, drukke cafés,<br />

meestal <strong>met</strong> een overdekt terras. De onbekende<br />

vertraagde zijn stap en keek aandachtig naar de namen<br />

van de drankgelegenheden. Het leek wel, alsof<br />

hij zijn jacht even wou onderbreken om uit te rusten<br />

in een van die comfortabele terraszetels.<br />

Toen hij plotseling het hoofd in <strong>mijn</strong> richting draaide,<br />

meende ik dat hij <strong>mijn</strong> achtervolging had opge-<br />

115


merkt. Maar hij keek als het ware dwars door me<br />

heen.<br />

Hij scheen, gevonden te hebben wat hij zocht, betrad<br />

een van de caféterrassen. Ofschoon er daar nog enkele<br />

plaatsen beschikbaar waren, wandelde hij verder en<br />

stapte de gelagzaal binnen. In het grote lokaal was<br />

niet één klant te bespeuren en het was er benauwd.<br />

Normaal had hij zich dadelijk van mantel, hoed en<br />

sjaal moeten ontdoen. Niets daarvan !<br />

Voortdurend liepen bedrijvige kelners langs hem heen.<br />

Achteraan in de gelagzaal haalden ze hun bestellingen<br />

aan de bar af en spoedden zich dan, beladen <strong>met</strong> frisse<br />

consumpties, weer naar buiten.<br />

Noch de kelners, noch de barman en zijn helpers, hadden<br />

enig oog voor de zonderlinge klant. Deze had intussen<br />

een krant opengevouwen en hield ze zeer dicht<br />

voor zijn gezicht. Was hij bijziende of deed hij maar<br />

alsof ? Wou hij zijn gezicht verbergen ? Voor mij ?<br />

Het was me te heet in de gelagzaal. Daarom schoof<br />

ik omzichtig naar het terras en vond nog een plaatsje<br />

vanwaaruit ik hem onopvallend in het oog kon houden.<br />

Ik bestelde een glas bier en wachtte benieuwd<br />

de komende gebeurtenissen af.<br />

Onrustig bewerkten zijn handen de krant. Zijn rusteloze<br />

vingers kreukten het papier, betastten en omknelden<br />

het, kneedden en bewerkten het. Zijn hoofd<br />

bleef verdoken achter het nieuwsblad.<br />

Toch was het duidelijk, dat hij niet las.<br />

116


Verwonderd keek ik naar zijn hand: ook <strong>mijn</strong> vingers<br />

dansten nerveus op het tafelblad! En onder<br />

de respectieve cafétafeltjes dansten onze voeten; schoven<br />

voortdurend heen en weer, <strong>met</strong> een eenvormig<br />

schurend geluid.<br />

Dans van handen, dans van voeten, dans van papier.<br />

Waarom had ik geen krant in <strong>mijn</strong> handen ?<br />

Tergend langzaam kruipt de tijd voorbij.<br />

Het is nu bijna acht uur geworden en er is nog steeds<br />

niets gebeurd.<br />

Zit ik hier niet gewoon <strong>mijn</strong> tijd te verknoeien l<br />

Maar wat is tijd t Is dit niet het ritme volgens hetwelk<br />

we ons bewegen, of ademen terwijl we rusten !<br />

Is er iets subjectievers dan de tijd i Op het ogenblik<br />

dat ik zeg: 'nu is NU', behoort dit NU reeds<br />

tot het verleden I<br />

Drie lange uren zit die zonderling reeds in de grote<br />

gelagzaal, nog steeds verdoken achter zijn brede waaier<br />

van dagbladpapier. Versteend t<br />

Onderwijl was de gelagzaal bijna geheel volgelopen.<br />

Maar nog steeds had niet één kelner de tijd of de<br />

lust gevonden, de vreemdsoortige bezoeker te bedienen.<br />

117


Of was hij onzichtbaar voor hen ?<br />

Ik was intussen ook naar binnen gegaan en had een<br />

tafel genomen in zijn nabijheid. Ik had een licht souper<br />

besteld. Dit gaf me weerom de gelegenheid de<br />

geheimzinnige onbekende verder ongestoord te kunnen<br />

gadeslaan. Eetlust had ik helemaal niet. Ik at<br />

automatisch.<br />

Half negen op de grote klok boven het buffet.<br />

Een knappe jonge vrouw treedt de gelagzaal binnen.<br />

Het verwondert me, dat haar bevallige verschijning<br />

niet méér de aandacht trekt. Mij boeit ze onmiddellijk.<br />

Zij is elegant gekleed en loopt als een mannequin.<br />

Een perfecte combinatie van charme. Zij kijkt<br />

rond. Dan blijven haar ogen eensklaps gericht op de<br />

man, die ik reeds zo lange tijd gadesla. Resoluut stapt<br />

ze naar hem toe en trekt de vrije stoel vóór de onbekende<br />

geruisloos achteruit.<br />

Langzaam neemt zij plaats. Dan beweegt zij niet meer<br />

en kijkt eveneens strak naar het dagblad.<br />

Enige minuten verlopen» trage, lange minuten. Ditmaal<br />

vind ik het werkelijk onbeschoft vanwege de<br />

kelners, ook haar geen blik waardig te gunnen.<br />

Dan merk ik opeens dat zij een kostbare pelsmantel<br />

draagt! Het kan best de driekwartmantel zijn, welke<br />

ik die namiddag in de luxueuse pelshandel heb opge-<br />

118


merkt. Vanop <strong>mijn</strong> plaats merk ik dat haar vingers<br />

als verkleumd zijn van de kou, terwijl ikzelf en andere<br />

verbruikers baden in het zweet.<br />

Ze is hooguit vijfentwintig. Warme kastanjebruine<br />

ogen. Haar lippen glimmen uitdagend. Ik zou graag<br />

die uitdaging beantwoorden. Maar ze schijnt al haar<br />

aandacht op de onbekende te concentreren, die eindelijk<br />

de krant vóór zijn gezicht heeft weggenomen.<br />

Zijn gezicht is wit, pijnlijk vertrokken.<br />

Zij praten. Of beter: hij begint een monoloog. Dit is<br />

de eerste keer dat ik zijn stem hoor, en ze bevalt me<br />

wel. Er schuilt een zekere warmte in.<br />

Ofschoon ik op een afstand van minstens vier <strong>met</strong>er<br />

van hun tafeltje verwijderd zit, en ze amper de lippen<br />

bewegen, hoor ik zeer duidelijk dat de man zich<br />

op een ongewone manier uitdrukt. Wat hij zegt, zijn<br />

slechts kernwoorden, verkapte zinnen. Een soort van<br />

vrije versvorm, waarin slechts de kern wordt ontbolsterd.<br />

Eigenaardig! Tegen de rumoerige achtergrond van de<br />

cafégeluiden vlammen zijn woorden :<br />

'Trots ben je, trots op je slankheid, trots op je vurige<br />

jeugd, op je sierlijke vormen. Je vormen, omgevormd<br />

tot <strong>mijn</strong> vlijmende pijn. Door <strong>mijn</strong> rusteloos zoeken,<br />

verglijden, lijden, door <strong>mijn</strong> smartelijk speuren naar<br />

jou. Jou te zoeken, te vinden, jou te horen, te voelen,<br />

jou te ruiken, in droom ben ik gevangen: scherven<br />

in een rozentuil. Jij bent graniet, <strong>mijn</strong> gebiedend gra-<br />

119


niet, gesteund op wetten, o natuur, van tijd en ruimte.'<br />

Zijn laatste woorden sprak hij zeer langzaam en waren<br />

twee normale zinnen:<br />

'Je wetten van vrouwelijk schoon drinken <strong>mijn</strong> bloed.<br />

Ik ben een vis in je paradijs.'<br />

En hierop antwoordt zij:<br />

'Ik zie je, schim, een mier, schijnmens, schijn-heilig<br />

in mist. Dat de angst je stukknaagt, je overweldigt<br />

als hongerige ratten, griezelig je overspoelt als een<br />

vloedgolf en je ogen dooft: mateloze angst. En op<br />

hun netvlies staat gegrift de dood! Doodgepijnigd<br />

hart. Geen weg, geen licht, je berust in de hypnotische<br />

overheersing. Geisja, die ik voor je ben.'<br />

Nog stiller fluistert ze, dreigend nu. Maar ik hoor en<br />

begrijp alles:<br />

'Traag worden je gebaren. Het uur is daar: niet bewegen,<br />

nooit meer, geen gefluister, geen prevelen. In<br />

ijzige kilte bevroren. NU !'<br />

'Pardon, <strong>mijn</strong>heer!'<br />

'Excuseert u mij, <strong>mijn</strong>heer. Mag ik afrekenen ?'<br />

Ik schrok op.<br />

Vóór mij stond de kelner. Onmiddellijk gingen <strong>mijn</strong><br />

bukken naar het raadselachtige paar. Maar er zat nie-<br />

120


mand meer. Er was zelfs geen mens meer in heel de<br />

gelagzaal. Ik was de laatste klant. De meeste tafels<br />

waren reeds afgeruimd.<br />

'Neemt u me niet kwalijk, maar <strong>mijn</strong> dienst eindigt<br />

te middernacht. Op een gewone weekdag komen er zo<br />

laat toch geen klanten meer.'<br />

'O natuurlijk, natuurlijk,' antwoordde ik onthutst<br />

en automatisch ging <strong>mijn</strong> hand reeds naar <strong>mijn</strong> binnenzak.<br />

Ik legde een bankbiljet op tafel en vroeg<br />

dan:<br />

'Zijn de dame en de heer, die aan ginds tafeltje<br />

zaten, reeds lang vertrokken ?'<br />

De kelner keek verbaasd.<br />

'Daar, zegt u? Vergist u zich niet? Dat tafeltje<br />

staat reeds de hele avond leeg. Het verwonderde me<br />

zelfs, dat niemand er wou gaan zitten, al hadden sommige<br />

bezoekers het bij momenten vrij lastig om een<br />

plaatsje te vinden. U moet zich vergissen, <strong>mijn</strong>heer.'<br />

Ik wenkte dat hij de pasmunt mocht houden en stond<br />

op.<br />

Ijverig zei hij:<br />

'Pardon, <strong>mijn</strong>heer. U vergeet uw papieren...'<br />

Verbluft keek ik naar de tafel. Daar lagen inderdaad<br />

enige blaadjes uit <strong>mijn</strong> notitieboekje, <strong>met</strong> <strong>mijn</strong> handschrift.<br />

Er was slechts één blik nodig om te weten, dat het<br />

de vrije verzen waren... Het gesprek in versvorm,<br />

dat ik afgeluisterd had. Ik stak de blaadjes haastig<br />

121


weg. Ik voelde me bijna als een dief die zichzelf besteelt.<br />

Ik stond weer buiten. De avenue lag volkomen verlaten.<br />

Ik speurde de donkere hemel af, als zocht ik daar<br />

een antwoord op <strong>mijn</strong> onuitgesproken vraag. Ik voelde<br />

instinctmatig, dat daar inderdaad het antwoord<br />

lag. Maar ik zag de Kosmos slechts als een opeenstapeling<br />

van grauwe wolken.<br />

Ik kreeg het eensklaps erg koud...<br />

122


DE DAME IN DE KANARIEGI<br />

BIKINI<br />

Het was een van die zeldzame snikhete zondagen, die<br />

de Belgische kust veel te weinig kent. De badstad<br />

Oostende — om allerlei juiste en gezochte redenen,<br />

koningin van de badsteden genoemd — krioelde van<br />

lichtgeklede toeristen. Op de visserskaai was het een<br />

hele prestatie, een tafel te kunnen bemachtigen aan<br />

een van de nochtans talrijke eetterrassen, waar gTote<br />

123


zwarte borden, versierd <strong>met</strong> witte krijtletters heerlijke<br />

visgerechten aanprezen.<br />

Over de zeedijk wandelden druk pratende, gelaten,<br />

rustige, luid lachende, slaperige, kakelende en roomijs<br />

likkende mensen.<br />

De Engelsen kon men, als gewoonlijk, herkennen aan<br />

hun nonchalante kleding, de Duitsers aan hun zwaarlijvigheid<br />

van welgedane hereboeren en 'Wirtschaftswunderkinder.'<br />

Het was nog vroeg in de namiddag. Het strand leek<br />

een zee van mensen die aanleunde tegen een zee van<br />

water. Vooral bij het Wellington Hotel en vóór de<br />

Kursaal was de toeloop enorm, alsof er de finale van<br />

de Europa Cup werd gespeeld.<br />

In een rood-blauw-wit gestreepte 'transatlantique' liet<br />

een aantrekkelijke vrouw zich koesteren door de voor<br />

één keer erg vrijgevige zon. Haar lange haren hingen<br />

over haar schouders: haren van een Indisch-blauwzwarte<br />

kleur. De grote donkere ogen keken als omfloerst<br />

vanuit de prachtig gebruinde huid. Onder haar<br />

zijige wimpers zat een fijne neus, niet klassiek gevormd,<br />

maar pittig en uitdagend. De welgevormde<br />

mond <strong>met</strong> de licht opgetrokken mondhoeken gaf haar<br />

gezicht iets vrolijks en bijzonder charmerend. De<br />

hals, misschien iets te stevig, gaf haar een zelfverzekerdheid,<br />

die nog geaccentueerd werd door een paar<br />

slanke Dietrichbenen. Haar voeten waren fijn en smal.<br />

Het waren de voeten van iemand die gewoon is te<br />

124


winkelen in de Faubourg Saint-Honoré, in muiltjes<br />

<strong>met</strong> extra hoge hakken. De tenen waren niet minder<br />

verzorgd dan de vingers, alle bestreken <strong>met</strong> een zilverroze<br />

nagellak, die beslist elke dag opnieuw werd<br />

aangebracht.<br />

Haar fraaie lichaam werd minimaal bedekt door een<br />

knal-kanariegele bikini. De inhoud van het bovenste<br />

gedeelte van de bikini scheen toe te behoren aan een<br />

frele juffrouw van achttien, het onderste gedeelte<br />

daarentegen omhulde de perfecte plastiek van een<br />

rijpe, laat ik zeggen zesentwintigjarige vrouw. Dit contrast<br />

deed echter helemaal geen afbreuk aan het geheel.<br />

De tegenstelling gaf haar een pikant en perfide<br />

uiterlijk. Zij was geknipt als een model voor een Japanse<br />

schilder. Waarom laten de grote Japanse kunstenaars<br />

zo vaak opzettelijk een kleine onvolkomenheid<br />

in hun scheppingen bestaan ?<br />

'Wat een mooie bal! Wat een kleurenpracht! En<br />

groot dat hij is ! Is die werkelijk van jou ?<br />

Het was de jonge vrouw in de kanariegele bikini die<br />

deze vraag, haast een vreugdevolle uitroep stelde aan<br />

het meisje dat achter de bal aanholde. Deze was tot<br />

aan de voeten van de mooie zonnebaadster gerold. Ze<br />

125


lachte nu haar witte tanden bloot en reikte het stukje<br />

speelgoed aan.<br />

't Was alsof beiden altijd de beste maatjes waren geweest.<br />

De jonge vrouw richtte zich in haar ligstoel op en<br />

steunde haar kin <strong>met</strong> de linkerhand. Aan een van de<br />

vingers zat een trouwring.<br />

Het kind streek nonchalant door haar weerbarstige<br />

lokken en nam dan aandachtig — of aandachtig doende,<br />

zoals alleen kleine kinderen dat kunnen — <strong>met</strong><br />

opeengeperste lippen de nieuwe relatie op.<br />

'Hoe heet je ?' vroeg de gebruinde schoonheid.<br />

'Moi, je m'appelle Chantal, et mon petit frère s'appelle<br />

Pierrot. Mais lui ne peut pas venir a la plage<br />

eet après-midi. Il doit rester a la maison avec maman<br />

et papa.'<br />

'En waarom mag je broertje niet in het zand spelen ?'<br />

vroeg de dame terwijl ze <strong>met</strong> een licht nerveuze beweging<br />

een sigaret opstak.<br />

'Pierrot moet nog veel slapen. Et Ie soleil n'est pas<br />

bon pour lui,' antwoordde het kind zonder aarzelen.<br />

De dame verschoof wat in haar stoel. Zij borg het<br />

pakje sigaretten in een hoge beige strandzak, smaakvol<br />

<strong>met</strong> een koperen gesp versierd. Dan kruiste ze<br />

elegant de benen en inhaleerde diep de sigaretterook.<br />

'Je moet weten, Chantal, dat ook ik zo'n mooi meisje<br />

126


als jij heb gehad. Maar ik heb haar helaas verloren...<br />

Ik hoop dat jij...'<br />

Maar Chantal schonk geen aandacht aan zulke ernstige<br />

woorden en wierp de bal achteloos voor de voeten<br />

van haar nieuwe vriendin. Dan liep ze plotseling in<br />

de richting van de zee, zonder de bal nog een blik<br />

te gunnen, en wees naar een rubberzwaan die wat<br />

verderop in het mulle zand lag.<br />

'Wat een prachtige zwaan !' riep de dame, die nu<br />

uit haar zetel was opgestaan. 'Daar kun je fijn mee<br />

in het water spelen !'<br />

'Oh, oui, madame ! Pucky et moi, nous nageons ensemble<br />

tous les jours. Pucky nage tres, tres bien!<br />

Et moi, je me <strong>met</strong>s dessus comme sur un cheval.'<br />

'Dat moet wel heerlijk zijn. Willen we samen zwemmen<br />

?'<br />

Hand in hand liepen ze naar de zee. Het water lag er<br />

verleidelijk bij. Honderden baders plonsten erin rond<br />

en gingen erg clownesk tekeer in de aanrollende golven.<br />

Verder in zee bevonden zich slechts enkele zwemmers.<br />

Chantal liet de zwaan in het water vallen. De<br />

dame tilde het kind op en zette het op het grote rubberdier.<br />

Langzaam begon ze kind en zwaan naar dieper<br />

water te duwen.<br />

Spoedig stonden ze reeds zover dat het water de<br />

dame tot aan de borst reikte.<br />

'Kun jij goed zwemmen ?' vroeg het kind ietwat<br />

angstig.<br />

127


'Jammer genoeg niet, lieveling, ik kan helemaal niet<br />

zwemmen. En je hebt gelijk ongerust te zijn, hoor.<br />

Waar zijn <strong>mijn</strong> gedachten ? Jij bent nog zo jong, zo<br />

onschuldig, zo lief. Zo lief en onschuldig was ook<br />

<strong>mijn</strong> meisje, alvorens... Ook zij hield erg veel van de<br />

zee. Het was op een mooie dag als deze, dat ze...'<br />

Haar mondhoeken trokken samen in een pijnlijke<br />

grimas. Eén ogenblik maar sloot ze de ogen. Dan<br />

maakte ze plotseling rechtsomkeert. Het kostte de<br />

vrouw heel wat moeite het kind, tegen de stroming<br />

van het ebbende water in, opnieuw naar het strand<br />

te duwen.<br />

Ze hijgde en zwoegde.<br />

Eindelijk! Het kind kroop in het vochtige zand, aan<br />

de scheiding van strand en zee. Ze speelde nog wat<br />

<strong>met</strong> haar zwaan, zonder verder op haar oudere vriendin<br />

te letten. Dan liep ze weg in de richting van de<br />

cabines. De dame schikte haar kanariegele bikini om<br />

haar lichaam, legde de smalle schouderbandjes weerom<br />

recht en staarde Chantal na. Dan keerde zij zich<br />

langzaam om en stapte opnieuw de zee in. Niemand<br />

van de uitbundige baders had er erg in, dat de eenzame<br />

vrouw steeds verder en dieper de zee inwaadde.<br />

Zonder aarzeling, zonder weerstand. Niet één keer<br />

keek ze om.<br />

De gele schouderbandjes waren al onder het wateroppervlak<br />

verdwenen. Het hoofd alleen was nog boven.<br />

128


Niemand zou haar laatste woorden horen.<br />

'Mijn kind zou nu haar leeftijd gehad hebben. En<br />

toch... ik had het me nooit vergeven, indien... Ik had<br />

niet zo ver in zee mogen gaan <strong>met</strong> haar.'<br />

Even ver als <strong>met</strong> Chantal...<br />

Een tweede keer, neen, dat mocht niet.<br />

Toen voelde ze de zandige zeebodem niet meer.<br />

129


M I R J A M<br />

Het was een prettige avond geweest.<br />

Als socioloog had John Merdow terdege genoten van<br />

de filmvoordracht over seksuologie, waartoe zijn<br />

vriend dokter Peter Sym, hem had uitgenodigd. Peter<br />

ontving geregeld, als arts dergelijke uitnodigingen,<br />

uitgaande van firma's die farmaceutische produkten<br />

op de markt brengen en de dokters op zulke wijze —<br />

gepaard <strong>met</strong> een flink diner en een reeks cocktails —<br />

131


gunstig trachten te stemmen voor bepaalde medicamenten,<br />

die ze hun patiënten nadien zouden voorschrijven.<br />

Terwijl John <strong>met</strong> vaste hand zijn wagen door de duisternis<br />

stuurde, wisselde hij <strong>met</strong> zijn vriend nog van<br />

gedachten over de aangrijpende beelden, die zij gezien<br />

hadden in verband <strong>met</strong> psychiatrische contacten<br />

<strong>met</strong> seksueel geobsedeerden.<br />

De dokter bleef nochtans vrij koel. Hij ging van het<br />

standpunt uit, dat ook de seksuele daden steeds op<br />

beheerste manier dienen te geschieden, terwijl John<br />

Merdow daarentegen de mening was toegedaan, dat<br />

de seksuele obsessie iemands gehele leven kan beïnvloeden<br />

en zelfs richten.<br />

Eindelijk bereikten zij de villa van John Merdow.<br />

'Je blijft nog even praten <strong>met</strong> Mirjam en mij, en dan<br />

voer ik je naar huis,' besliste John. Peter Sym had er<br />

hoegenaamd niets op tegen. Hij wou nog wel een<br />

whisky.<br />

Het licht brandde vóór de brede ramen van de living.<br />

Zijn vrouw kwam hen nochtans niet tegemoet. Mogelijk<br />

volgde zij nog een tv-programma.<br />

Inderdaad, toen zij hun overjas hadden weggehangen<br />

in de hall, en de living betraden, zagen zij dat de televisie<br />

aanstond. Maar Mirjam zat niet te kijken...<br />

Mirjam lag op het parket! Roerloos uitgestrekt.<br />

Met een angstkreet snelde John Merdow naar haar<br />

toe. Zij lag, als gebroken, in een bijna onmogelijke<br />

132


houding; het rechterbeen opgetrokken en gekruist<br />

over het linkerbeen. Het zijden kleed was hoog opgeschort.<br />

Aan haar rechtervoet ontbrak het muiltje.<br />

Dat lag een <strong>met</strong>er verder.<br />

Mirjam bewoog niet meer.<br />

'Ze is dood !' kreet Merdow.<br />

Hij knielde bij haar neer, nam haar hoofd in zijn<br />

handen en kuste vol overgave haar gesloten lippen.<br />

Hij streelde de zachte, soepele haren, de ranke fijne<br />

hals, de koude bleke wangen. Hij klemde haar koude<br />

vingers in zijn handpalm. Hij trok haar lichaam tegen<br />

zich aan, als om haar te warmen en weer tot leven<br />

te wekken. Hij schreeuwde haar naam, herhaaldelijk.<br />

Vruchteloos.<br />

Peter Sym trok hem zachtjes maar <strong>met</strong> aandrang<br />

van haar weg.<br />

'Neem even plaats, <strong>mijn</strong> beste,' verzocht hij. 'En<br />

schenk je iets in. Al wat je probeert, is volstrekt nutteloos.'<br />

Hij voelde haar pols. 'Mirjam is dood.'<br />

'Maar waarom ?' kreunde John.<br />

Peter Sym keek hem <strong>met</strong> een beschuldigende blik<br />

aan. Dan hield hij een lege tube omhoog.<br />

'Zie je dit ?'<br />

John keek toe <strong>met</strong> starre blik.<br />

'Slaapmiddel. Dat nam ze uiterst zelden.'<br />

'Deze tube is nochtans helemaal leeg! John, ik haat<br />

het zulks te moeten zeggen, maar-dit-is-zelfmoord !'<br />

133


'Geen sprake van!' huilde zijn vriend. 'Mirjam was<br />

niet gek ! Ze had alle goede redenen om aan het leven<br />

te houden. Het kan gewoon geen zelfmoord zijn!'<br />

De dokter liet zich niet van de wijs brengen. Hij nam<br />

zelf twee glazen uit de bar en schonk voor elk een<br />

bijna boordevol glas whisky in.<br />

'Drink!' gebood hij.<br />

John Merdow gehoorzaamde. Dan keek hij zijn<br />

vriend smekend aan.<br />

'Ik begrijp je niet, Peter. Waarom blijft je zo onbewogen<br />

? En waarom is er die beschuldigende blik in<br />

je ogen ? Ik wacht op een geruststellend woord van<br />

jou. Zeg me... zeg me dat je je vergist hebt. Dat<br />

Mirjam geen zelfmoord heeft gepleegd.'<br />

Peter Sym zuchtte ontmoedigd.<br />

'Luister, John, ik begrijp je gevoelens maar al te best.<br />

Maar hoe we het ook draaien of keren: dit is een<br />

zelfmoord en je moet de gevolgen ervan onder ogen<br />

durven zien! Jij, veel beter dan ik, moet een verklaring<br />

kunnen vinden voor het feit, waarom Mirjam er<br />

een eind heeft aan gemaakt. Een hele tube slaapmiddelen!<br />

Bah... ik vind het jammer, ellendig, dramatisch,<br />

rampzalig. Ik sta even machteloos als jij tegenover<br />

deze verschrikkelijke waarheid, maar we moeten<br />

de politie op de hoogte brengen, John. En daarom<br />

moet jij eens flink nadenken over wat je verklaren<br />

zal, als je door hen op de rooster wordt gelegd.<br />

Die mannen houden inderdaad slechts rekening<br />

134


<strong>met</strong> feiten, naakte feiten, en zonder sentiment Waarom<br />

heeft Mirjam zelfmoord gepleegd ?'<br />

John sprong recht<br />

'Hoe kan ik dat weten ? Je staat tegenover mij als<br />

een rechter ! Mirjam had geen reden, noch voor zichzelf,<br />

noch voor mij. We waren gelukkig <strong>met</strong> elkaar.'<br />

'Daar ben je toch héél zeker van, is het niet ?'<br />

John Merdow keek zijn vriend <strong>met</strong> een blik van onbegrip<br />

aan.<br />

'Wat zeg je ?! Meen je dat ? Twijfel je eraan ?'<br />

De dokter schudde het hoofd.<br />

'Ik tracht slechts een verklaring te vinden voor wat<br />

hier gebeurd is. Het antwoord kan alleen van jou komen.<br />

Denk goed na... Is er werkelijk niets, absoluut<br />

niets dat zulke hopeloze daad kan verklaren ?'<br />

John Merdow zonk in zijn zetel. Hij duizelde.<br />

Dokter Sym zocht in zijn zakken en haalde een tube<br />

te voorschijn, waaruit hij twee tabletten nam.<br />

'Hier, neem die in <strong>met</strong> een slok water, dat zal je<br />

helpen.'<br />

John Merdow gehoorzaamde werktuigelijk.<br />

Nadat hij de medicijn ingenomen had, begon hij opnieuw<br />

:<br />

'Dat kan niet... dat kan niet...' herhaalde hij maar<br />

steeds voor zichzelf.<br />

'En toch is het zo,' onderbrak hem Peter Sym. 'Zeg<br />

mij, John, wat ging er niet tussen Mirjam en jou ?'<br />

Merdow schudde wild het hoofd.<br />

135


'Niets! Totaal niets ging er verkeerd! Waarom me<br />

daarover blijven martelen ? Zie je dan niet, dat je me<br />

kwelt ? Jij, duivel!'<br />

Opeens liep hij naar de deur toe en snelde naar buiten.<br />

'John ! John ! Bega geen domheden...'<br />

Nu reeds klonk de stem van Peter hem als een ver<br />

verwijderde roep in de oren.<br />

John Merdow snelde als bezeten over het tuinpad,<br />

liep door het nog openstaande hek, door de kleine dreven.<br />

Vlug had hij de kleine villawijk achter zich en<br />

bevond hij zich in het veld... Hij voelde instinctmatig<br />

dat zijn handelwijze dwaas was, maar slaagde er<br />

niet in, zichzelf tot kalmte te brengen.<br />

'Mirjam, Mirjam !' huilde hij al maar door.<br />

Hij zag nog steeds het dode, gekromde lichaam op de<br />

vloer van zijn living. Neen, hij kon onmogelijk begrijpen<br />

dat zoiets zich had kunnen voordoen. Zelfmoord ?<br />

Waarom ?? Had hij haar niet alles geschonken, wat<br />

het leven bieden kan ?<br />

Geruime tijd rende hij door de nacht en de verlaten<br />

velden, handelend als een volslagen dronkaard. Zijn<br />

stappen werden onevenwichtig. Zijn gelaat was vertrokken.<br />

Zijn handen trilden koortsachtig. Plotseling<br />

struikelde hij over een vooruitstekende boomstronk<br />

en viel voorover, <strong>met</strong> het gezicht in de aarde. Kreunend<br />

draaide hij zich op de rug en zocht <strong>met</strong> zijn<br />

blikken de sterrenhemel af.<br />

136


'Waarom ?' schreeuwde hij.<br />

De sterren gaven geen antwoord.<br />

Hij merkte dat hij vlak bij een korenveld gevallen<br />

was. Wat stonden de stengels hoog! De halmen leken<br />

vraagtekens, hemelwaarts gericht. Elke korenhalm<br />

werd voor hem een bondgenoot: Waarom ?<br />

Waarom ? Waarom ? Waarom ?...<br />

Een grijnslach gleed over zijn gelaat. Rondom zich<br />

voelde hij overal steeds opnieuw dezelfde vraag, gesteld<br />

door een leger wiegende korenhalmen : Waarom<br />

? Waarom ? Waarom ? Waarom ?...<br />

En <strong>met</strong>een herinnerde hij zich zijn leeftijd : zevenenveertig.<br />

En die van Mirjam : drieëntwintig.<br />

Twee jaar geleden waren zij getrouwd. Iedereen in de<br />

beide families had die echtverbintenis afgekeurd.<br />

Morgen zou elkeen in de buurt, in de gemeente, in het<br />

land over Mirjam spreken. Het meisje dat zich het<br />

leven benomen had, omdat ze het leven <strong>met</strong> een man,<br />

die haar vader had kunnen zijn, niet langer aanvaarden<br />

kon.<br />

Dat kon hij niet aan ! Dat zou hij niet kunnen verwerken...<br />

Kreunend kroop hij overeind. Hij liep verder en snelde<br />

het korenveld door.<br />

Hij wou sterven. Sterven om Mirjam vergiffenis te<br />

kunnen vragen.<br />

137


Eensklaps was het voor hem een uitgemaakte zaak,<br />

dat hem geen andere oplossing overbleef.<br />

Het viel hem moeilijk vooruit te komen tussen de<br />

dicht opeengepakte aren. Zijn borst ging hijgend op<br />

en neer. Het zweet plakte op zijn bleke gezicht. Slikken<br />

kostte hem moeite en pijn.<br />

Ruw trok hij zijn hemd open. Zijn das kraakte.<br />

Lucht! Adem!<br />

John Merdow liep niet meer, maar struikelde verder.<br />

Hij hield nu even halt, en keek over zijn schouders<br />

naar de verre, magere straatlantaarns, waar hij de<br />

buitenwijk wist en waar hij woonde. Het leek allemaal<br />

zo kalm, zo vredig en stil. Iedereen was nu wel<br />

te bed. Eén ogenblik meende hij Mirjam boven de<br />

huizen te zien. Hij zag haar boven de huizen lopen<br />

in een lichtzijden, doorschijnend nachtgewaad. Ja, nu<br />

hoorde hij haar roepen :<br />

'John! John! Kom terug... John, waar ben je ? John,<br />

ik heb je nodig! John... John !...'<br />

Koude rillingen liepen over zijn ruggegraat.<br />

Plotseling zette hij het op een lopen en schreeuwde<br />

het uit:<br />

'Mirjam ! Mirjam ! Hier ben ik !'<br />

Toen viel hij opnieuw.<br />

Onmiddellijk was hij weer te been en speurde opnieuw<br />

de hemel af, boven de huizen, op zoek naar het<br />

beeld van zijn vrouw.<br />

'Mirjam! MIRJAM!'<br />

138


Er kwam geen antwoord.<br />

Hij ontwaarde geen beeld meer.<br />

John Merdow barstte in snikken los en liet zich als<br />

gebroken voorovervallen. Na enige tijd bemerkte hij<br />

tussen het graan een veldmuis. Het kleine grijze dier<br />

keek hem angstig in de ogen. Enkele seconden slechts.<br />

Toen sprong het weg, als bezeten door een mateloze<br />

vrees. Zo voelde hij zich ook: bevangen en beklemd<br />

door een vreselijk angstgevoel.<br />

Ditmaal kwam hij uiterst langzaam overeind. Hij<br />

voelde zich lichamelijk gekraakt, geestelijk geknakt.<br />

Zijn rug deed onmenselijk pijn. Zijn handen en gezicht<br />

prikten, als bewerkt <strong>met</strong> de angels van geniepige<br />

insekten. Zijn gezicht was gezwollen en doorstreept<br />

<strong>met</strong> enige lijntjes gestold bloed. Doorademen kon hij<br />

niet meer. Zijn longen leken voor luchttoevoer gesloten.<br />

Hij voelde zich steeds duizeliger worden. Op<br />

trillende benen strompelde hij verder. Toen stond hij<br />

eensklaps voor een water.<br />

Een klein meer.<br />

Zonder nadenken liet hij zich voorovervallen, languit<br />

in het vuile, broeierige water. Hij voelde hoe zijn<br />

hoofd, zijn hals, zijn borstkas en zijn onderlijf langzaam<br />

betast werden door de vettig aandoende plantengroei<br />

en het voze water. Instinctief dronk hij ervan.<br />

Hij lette niet op de afschuwelijke smaak. Wellustig<br />

liet hij zich steeds verder in het water glijden.<br />

Toch dacht hij eraan dat hij eigenlijk nooit van wa-<br />

139


ter gehouden had; dat hij niet eens zwemmen kon.<br />

Het flitste hem door het hoofd, dat zijn vrienden<br />

hem vroeger, zelfs niet in het heetst van de zomer,<br />

nooit hadden kunnen verleiden mee uit zwemmen te<br />

gaan.<br />

Maar was het niet veeleer dat hij nu eindelijk het<br />

begrip vrees had overwonnen ?...<br />

Door en voor Mirjam voelde hij zich nu gesterkt.<br />

Gesterkt in het uur van de loutering. Want Mirjam<br />

had geen zelfmoord gepleegd !<br />

Mirjam was niet dood... Mirjam leefde.<br />

'Mirjam wacht op mij/ schoot het hem door het<br />

hoofd. Eigenaardig toch, wat de gedachte aan zijn<br />

vrouw bij hem vermocht te doen... De kracht die<br />

zij hem inblies...<br />

Hij voelde de zandige bodem onder zich wegglijden.<br />

Meteen begon hij een gevecht <strong>met</strong> het meer. Een instinctief<br />

vechten voor zelfbehoud. Zijn armen sloegen<br />

wild in het rond. Zijn handen grepen naar een<br />

onvindbaar houvast. Woest sloeg hij <strong>met</strong> de handpalmen<br />

op het zich boven hem sluitende water.<br />

'Waarom ? Waarom ? Waarom ?' riep hij nog. Toen<br />

zoog het water hem op.<br />

De man die enige stappen van de oever af stond en<br />

geen hand had uitgestoken om hem te redden, antwoordde<br />

niet, ofschoon hij wel het juiste antwoord<br />

had kunnen geven.<br />

Het riet bewoog lichtjes in de kale nacht. De laatste<br />

140


luchtblaasjes barstten open op het wateroppervlak.<br />

Peter Sym keerde vlug naar de villa terug, waar de<br />

listige Mirjam, door tegengif opnieuw tot berekend<br />

leven gewekt, op hem wachtte.<br />

'Welnu ?' vroeg zij, toen de jonge dokter de living<br />

betrad.<br />

Peter knikte slechts en begaf zich resoluut naar de<br />

telefoon. Hij draaide rustig de verschillende cijfers.<br />

'Politiecommissariaat? Hier dokter Sym, in de villa<br />

van John Merdow. Ik vrees dat mister Merdow, in een<br />

vlaag van overspanning, zelfmoord heeft gepleegd.<br />

Wilt u dringend komen ?'<br />

141


W E S P E N<br />

Ik maakte een wandeling, vroeg in de ochtend, op<br />

zoek naar nieuwe perspectieven.<br />

Een stille, zonnige ochtend in augustus. Een vrijdag,<br />

rustig te midden van bossen en heidegrond.<br />

Ik stapte door de dreef naar het dorpskerkhof. Ik<br />

dronk van die dreef. Ik keek in de wijde boomtoppen<br />

en de koepel die ze samen spanden. Een organisch<br />

143


geheel. Deels speelse natuurlijkheid, deels blijde romantiek,<br />

gehaakt in een mysterie van wisselende<br />

lichteffecten. Een bewegende levensvreugde, een gelaten<br />

afsterven. Komen en gaan. De dreef was als een<br />

mooie vrouw.<br />

Bij de ingang van het kerkhof bleef ik staan. Een<br />

oude man kwam de begraafplaats uitgestapt. Hij<br />

leidde zijn fiets <strong>met</strong> de rechterhand en droeg een<br />

spade in de andere. Wij wisselden een hoofdknik.<br />

Met een droefgeestig gezicht ging hij me voorbij.<br />

Ik liep de begraafplaats op. Nu was ik alleen, te midden<br />

van enige honderden. Honderden wat? Doden,<br />

beenderen, overblijfselen, aanwezigen, zielen ?<br />

De stilte plakte tegen <strong>mijn</strong> huid. Een paar vogels<br />

wipten in hoge dennen en slanke cipressen. Enkele<br />

magere boomtakken werden licht geroerd door een<br />

lusteloze wind.<br />

Ik rook de aarde, nog enigszins vochtig van de dauw.<br />

En ik voelde de vrede.<br />

Even werd <strong>mijn</strong> volmaakte stemming verstoord door<br />

een auto, die door de dreef raasde. Het rumoerig<br />

schakelen en gas geven verdreef een ogenblik <strong>mijn</strong><br />

rust. Toen was de auto al verdwenen en genoot ik<br />

opnieuw intens van de eenzaamheid, het licht en de<br />

mij toesprekende stilte.<br />

Een wesp nam even plaats op <strong>mijn</strong> hand, dan op<br />

<strong>mijn</strong> hoofd. Een tweede cirkelde om me heen. Wachtend<br />

op toelating om te landen ? Ik verjoeg ze.<br />

144


Een van de graven trok vooral <strong>mijn</strong> aandacht. Een<br />

graf, volgegroeid <strong>met</strong> welige, prangende klimop. Van<br />

de eigenlijke grafzerk, eens door mensenhanden gemaakt,<br />

was niets meer te bespeuren. De inpalmende<br />

klimop had volledig bezit genomen van deze rechthoek,<br />

eenmaal voorbehouden aan een nu onbekende<br />

overledene. Een vrouw ? Een kind ? Een grijsaard ?<br />

Het graf was naamloos geworden; de welige plantengroei<br />

overwoekerde het geheel en de klimop was zelfs<br />

reeds gedeeltelijk naar het aanpalende graf, aan <strong>mijn</strong><br />

linkerkant, geslopen. Een kleine tombe in grijs graniet.<br />

Het inschrift was nog leesbaar:<br />

J... M... Gesneuveld vooihet Vaderland<br />

Het daaropvolgende graf vertoonde een soortgelijke<br />

inscriptie :<br />

L...P... Gesneuveld voor het Vaderland<br />

Ook dit graf was verwaarloosd en vergeten. Hier<br />

nochtans geen klimop; het was overwoekerd door<br />

onkruid. Ik keerde terug tot bij het naamloze graf.<br />

Het prikkelde <strong>mijn</strong> verbeelding. Wat, wie en hoe ?<br />

Waarom ? En waarom niet ? Hoe lang stond ik hier<br />

reeds ?<br />

Ik zag de klimop, door magische krachten bewogen,<br />

steeds hoger groeien De bovenste stengels hadden<br />

zelfs geen houvast meer. Hadden ze ook niet nodig.<br />

Ze klommen maar, elke natuurwet tartend, tot ze de<br />

145


graven beschermend overweefden. Een groene hemel.<br />

Wat was er gaande ?<br />

Plechtig hoorde ik de stilte spreken.<br />

io mei 1940... Ik was, als zoveel andere Belgen, onder<br />

de wapens geroepen. Op de vierde april was ik twintig<br />

jaar geworden. Een slagveld heb ik nooit gezien. Ook<br />

<strong>mijn</strong> beide makkers niet, hier naast mij begraven.<br />

Geen van ons drieën heeft ooit de kans gekregen, één<br />

kogel af te vuren. Het was een gekke geschiedenis.<br />

Wij stonden op die bepaalde ochtend in mei '40 op<br />

het binnenplein van onze kazerne. Duitse troepen waren<br />

ons land binnengerukt. Wij bespraken het evenement.<br />

Een bevel om op te rukken werd elk ogenblik<br />

verwacht. Eensklaps verschenen een paar vliegtuigen<br />

aan de hemel. Zij cirkelden boven de kazerne. Eerst<br />

dachten we dat het Belgische toestellen waren, tot<br />

ze plotseling als wespen naar ons toescheerden. Rakketakketak<br />

! Rakketakketak! Wij drieën lagen dood op<br />

het binnenplein. Wij hadden even pech gehad.<br />

Even werd het stil. Na enige seconden hernam de<br />

stem vragend:<br />

MAAR WAAROM DUURT DIE OORLOG NOG<br />

ALTIID VOORT ?<br />

En het -werd weerom voelbaar stil...<br />

146


Nadat ik enige tijd vruchteloos op een hernemen<br />

van de stem had gewacht, zag ik het naamloos graf<br />

opnieuw in normale proporties.<br />

Andermaal moest ik een paar wespen wegjagen. Het<br />

was alsof ze mij in <strong>mijn</strong> meditatie wilden storen. Of<br />

wilden ze mij van deze plaats verdrijven ? Met moeite<br />

kon ik ze op een afstand houden.<br />

Eensklaps bemerkte ik tussen de klimop een dikke<br />

boomstronk, midden in het graf. Hoe is het mogelijk,<br />

dacht ik, dat ik die stronk niet vroeger heb opgemerkt<br />

? Maar ik kreeg de tijd niet, hierover na te<br />

denken. Op de dorpstoren sloeg het elf uur. Elf korte<br />

slagen. Bij het wegsterven van de laatste slag werd<br />

ik plotseling uit <strong>mijn</strong> contemplatie opgeschrikt.<br />

Uit de plaats waar ik, even voordien, een boomstronk<br />

meende te hebben opgemerkt, spoot een zwarte zoemende<br />

massa op. Als gekatapulteerd hemelwaarts.<br />

Het schrikwekkende zoemen pijnigde <strong>mijn</strong> zinnen.<br />

Op en rond het graf toerden nog enige honderden<br />

kleine, geniepige, geel-zwarte insekten door elkaar.<br />

Als op een afgesproken teken schoten ook zij als<br />

raketten het luchtruim in. Het wespennest was volledig<br />

opgestegen. Ik haalde diep adem en keek rond.<br />

Ik was nog steeds alleen op het kerkhof. Nerveus stak<br />

ik een sigaret op. Het was allemaal zo vlug gebeurd,<br />

dat ik niet eens de kans had gekregen om echt bang<br />

te worden. Maar nu kwam de reactie. Een positieve<br />

reactie. En <strong>met</strong>een het antwoord.<br />

147


Het antwoord lag besloten in de laatste zin die de<br />

naamloze stem gesproken had. Het beklag over de<br />

oorlog, die nog altijd voortduurde. Met feilloze zekerheid<br />

wist ik nu, dat ook zielloze dingen een nabestaan<br />

hebben, in de vorm van een <strong>met</strong>amorfose. Het<br />

kon niet anders, of die wespen waren jaren geleden<br />

Stuka's geweest, die nu nog hun slachtoffers kwamen<br />

kwellen in hun verworven rust.<br />

Meteen dacht ik weer aan de boomstronk. Maar <strong>met</strong><br />

de beste wil kon ik op het onbekende graf niets<br />

soortgelijks meer ontwaren. Terloops keek ik nog<br />

eens naar de andere twee graven, die van J.M. en<br />

L.P., beiden eveneens gestorven voor het vaderland.<br />

Die graven leken me geenszins veranderd. Of toch ?<br />

In elk geval, de wespen hadden me ernstig overstuur<br />

gemaakt. Van geordend denken zou die morgen wel<br />

niet veel terechtkomen. Ik verliet de begraafplaats.<br />

Uit de tegenovergestelde richting van daareven kwam<br />

weer de oude man voorbij, zijn fiets in de ene, zijn<br />

spade in de andere hand. Ik vertraagde <strong>mijn</strong> stap.<br />

Hij bleef staan bij de ingang en bekeek me nogmaals<br />

<strong>met</strong> zijn onveranderde treurige blik. Weer<br />

knikten we elkaar toe, alsof we beiden een geheim<br />

deelden.<br />

Ik had geen aandacht meer voor de poëzie in de<br />

bomen, want ik voelde dat hij me bleef nastaren. Na<br />

een twintigtal <strong>met</strong>er te hebben afgelegd, zocht ik<br />

naar <strong>mijn</strong> sigaretten. Dit gaf me de gelegenheid even<br />

148


stil te staan en me zo natuurlijk mogelijk om te<br />

draaien.<br />

De oude man stond er niet meer.<br />

En toch voelde ik zijn blik nog op me rusten...<br />

Gelaten stapte ik de dreef uit.<br />

149


B A R A B B A S 1 9 6 7<br />

Mevrouw Dircks was amper vierentwintig, toen ze<br />

eindelijk, en wel dank zij het toedoen van haar echtgenoot,<br />

van een gekweld geweten verlost werd.<br />

Het was waarschijnlijk de enige dienst, die hij haar<br />

ooit bewees.<br />

O, I die Homtio.<br />

The potent poison quite o'er-aows my spirit.<br />

(Hamlet)<br />

151


Bewust had ze, <strong>met</strong> de hulp van haar echtgenoot,<br />

zich het magere leven benomen. Zij had het zo gewenst.<br />

Uiteindelijk. Zij kon niet meer leven. Maandenlang<br />

had ze eraan gedacht.<br />

Haar echtgenoot had die wens enthousiast begroet.<br />

Voor een groot deel was hij de oorzaak van haar<br />

levensonrust geweest. Hij stelde dus graag een einde<br />

aan haar zorgen. In niets de mindere !<br />

Is Hitler dood i<br />

Is Che Guevara dood i<br />

Is Landru dood l<br />

Was het wel Landru's hoofd dat viel,<br />

of een ander t<br />

Haar zorgeloze en zoutloze jeugd had ze doorgebracht<br />

in een fris Limburgs dorpje, bij de Maas. Enig kind<br />

van een plattelandsdokter. Op een avond — zij was<br />

toen achttien jaar — woonde zij een circusvoorstelling<br />

bij. Op slag werd zij smoorlijk verliefd op de<br />

atletisch gebouwde trapezist van het gezelschap, en<br />

liet het hem merken. Het kostte de gewiekste Don<br />

Juan niet de minste moeite zijn verovering te voltooien.<br />

Het naïeve kind was vlug overtuigd, en bereid<br />

hem op zijn zwerftochten te volgen.<br />

Nooit meer zou ze naar het ouderlijk huis terugkeren.<br />

Aanvankelijk dacht zij er zelfs niet aan. Later kon ze<br />

niet meer terug.<br />

152


Ten slotte ontbrak het haar aan wilskracht. Met de<br />

tijd was haar schuldbesef zo sterk toegenomen, dat<br />

het pathologische vormen aannam. En voortdurend<br />

werd het nog aangewakkerd door de gespierde echtgenoot.<br />

Een duivel} Een pooier {Een gigolo i<br />

En zij! Een eentonig melodrama i<br />

Grijze huizen, grijze bomen, grijze lucht<br />

en wolken. Grijze iook en as.<br />

Was zij wat men noemt verbrand t<br />

Vaag vuur i<br />

Haar hart was als pickles :<br />

Rode kolen. Brandende tapijten. Roze hait.<br />

Maagpijn. Zuren. Zuurtjes.<br />

V/as zij wat men noemt verzuurd l<br />

Geen wonder, dat zij niet langer leven kon onder de<br />

zware vracht van zoveel ingebeelde zonden. Met haar<br />

ziel?<br />

Do you not remember, 'a saw a flea stick<br />

upon Bardolph's nose, and'a said it was<br />

a black soul burning in hell I<br />

(Boy in King Henry V)<br />

153


Vooral op zondagen werden de kwellingen ondraaglijk.<br />

Zondags was ze zich telkens het ergst van haar<br />

zonden bewust. Zij, die tot haar achttiende jaar niet<br />

één hoogmis had gemist, durfde sindsdien geen kerk<br />

meer te betreden.<br />

Haar circusster, die inmiddels marktkramer, slagersknecht,<br />

portier was geweest, en bovendien een slecht<br />

minnaar bleek, bracht haar langzaam op het idee, er<br />

een einde aan te maken.<br />

Of was het haar inval geweest ?<br />

Geen zon, geen licht, geen wierook.<br />

Een kinderziel in de herfst.<br />

Geen bloemen, geen lach, geen lied.<br />

En zonder seks.<br />

Uiteindelijk kwam het idee dus uit haarzelf.<br />

Dacht zij dat werkelijk ? Ook die zondag ?<br />

Zij namen de trein naar Luik. Aan de boorden van de<br />

Maas hadden ze een bootje gehuurd. Hij was <strong>met</strong><br />

haar de Maas opgeroeid, naar afgelegen natuurschoon.<br />

Op het uur van de hoogmis sprong ze overboord. Hij<br />

had haar zelfs geen duw moeten geven. Zonder adieu.<br />

Expressieloos, hopeloos, tuimelde ze in het koele water.<br />

Berekend sprong hij haar achterna. Aan de verkeerde<br />

kant. Toen hij weer in het bootje klom, was<br />

zij reeds voorgoed in de diepte verdwenen. Pas de<br />

volgende dag werd haar lijk teruggevonden.<br />

154


Er was een gerechtelijk onderzoek, dat niets ongewoons<br />

uitwees.<br />

Vrij spoedig werd de zaak geklasseerd.<br />

Amen en uit.<br />

Sedert weken voelde ik me draaierig, moe, moedeloos,<br />

zonder energie. Toen de dokter erop wees dat <strong>mijn</strong><br />

bloeddruk andermaal <strong>met</strong> een punt was gedaald, gaf<br />

ik toe.<br />

Veertien dagen volstrekte rust zouden me goed doen.<br />

Hij noemde een dorpje in Limburg, ergens in de<br />

nabijheid van de Maas, waarvan ik de plaatsnaam<br />

nooit voordien had gehoord. Er was een hotelletje,<br />

uitsluitend bezocht door mensen die de volmaakte<br />

stilte naar waarde konden schatten. Toeristen en drukdoenerij<br />

zou ik er niet vinden.<br />

Ik regelde <strong>mijn</strong> werk. De volgende ochtend stapte ik<br />

in <strong>mijn</strong> wagen, op weg naar de stilte.<br />

Op de autoweg Antwerpen-Hasselt zette ik de boordradio<br />

aan:<br />

— Welke moorden hebben deze aaidse<br />

schepselen op hun geweten, dat ze zo<br />

moeten lijden l<br />

— Geen moorden,<br />

niets misschien, of zeer weinig.<br />

155


Aardse schepselen zijn eenvoudig<br />

van conceptie : ze verbeelden zich<br />

allerhande schuld en pijn.<br />

Vlug veranderde ik van kanaal. Geen filosofie voor<br />

het ogenblik. Op Radio Luxemburg draaide President<br />

Rosko de platen van de week. Beat and pop music.<br />

Waren alle presidenten maar zo...<br />

Naar de mening van bepaalde waarnemers is de<br />

belangrijkste factor in de Vietnamese kwestie<br />

de nadering van de presidentsverkiezing in de<br />

Verenigde Staten. Welke ook de besluiten zijn,<br />

die uit het verslag zullen worden afgeleid, is<br />

het volgens de militaire bevelvoerders volstrekt<br />

onmogelijk vóór de volgende zomer zodanige<br />

sucessen te oogsten, dat de Vietnamese kwestie<br />

niet meer in het brandpunt van de verkiezingscampagne<br />

zou staan.<br />

(New York Times, oktober '67)<br />

Ik had een eenvoudige kamer naar oud beproefd recept<br />

: behangpapier <strong>met</strong> bloe<strong>met</strong>jes en een zwaar<br />

eiken bed.<br />

Er waren slechts weinig gasten. En deze bleken al<br />

spoedig helemaal niet opdringerig. Het zou me hier<br />

best bevallen.<br />

Na enige dagen voelde ik me inderdaad reeds ont-<br />

156


spannen. Ik werd weer opgewekt. Van elke wandeling<br />

genoot ik.<br />

Toen <strong>mijn</strong> tweede week begon, bleven er behalve<br />

mezelf nog maar drie gasten over: een bejaard echtpaar,<br />

dat meestal in het salonnetje bleef zitten, en<br />

een weduwnaar. Een zekere heer Dircks. Bij onze<br />

eerste ontmoeting hadden we ons beleefdheidshalve<br />

aan elkaar voorgesteld. Verder geen contact. Het gebeurde<br />

dat, wanneer we elkaar tijdens een wandeling<br />

ontmoetten, we even knikten en dan gewoon onze<br />

weg voortzetten. Ik was alleen en wou alleen blijven,<br />

om toch maar zoveel mogelijk van dit rustige oord te<br />

genieten.<br />

Het dorp bestond, behalve uit het hotelletje, uit één<br />

herberg, één winkel — waar men zowat alles kon krijgen<br />

wat voor het levensonderhoud noodzakelijk was<br />

—, een kerkje <strong>met</strong> aanpalende pastorie, even onopvallend<br />

als de andere huizen. Verder enkele kleine hoeven<br />

<strong>met</strong> doorgaans slechts één koe, één geit, een rist<br />

kippen en vanzelfsprekend een paar vette varkens.<br />

Ik had bijna de gehele tijd mooi weer.<br />

Op de dertiende dag veranderde de lucht voor het<br />

eerst echt van kleur. Het blauw werd grijs. Uit het<br />

westen kwamen tonnen olifantenwolken, dreigend<br />

van Inhoud en somber van proporties, aangedreven.<br />

157


Aangezien het <strong>mijn</strong> laatste dag was — de volgende<br />

ochtend wilde ik reeds vroeg vertrekken — was ik<br />

er toch erg op gesteld, nog een lange wandeling te<br />

maken.<br />

De was een flink uur gaans van <strong>mijn</strong> hotelletje verwijderd,<br />

toen de eerste regendruppels vielen. De wind<br />

werd eensklaps nijdig. Na vijf minuten regende het<br />

pijpestelen.<br />

In de verte bemerkte ik een hoeve, niet veel méér<br />

dan een bouwvallige stulp. Bliksemflitsen spookten<br />

vrijpostig door de lucht.<br />

De wind sloeg nijdig door <strong>mijn</strong> jas en hemd.<br />

Eindelijk bereikte ik het gebouwtje. Hijgend en doordrenkt.<br />

Toen zag ik uit de tegenovergestelde richting<br />

de heer Dircks komen aanlopen.<br />

Wij hoefden helemaal niet te kloppen. Een oude<br />

vrouw liet ons binnen. Mijn dankwoord werd overstemd<br />

door woeste donderslagen. Ik keek nog even<br />

om, vóór zij de deur weer achter ons sloot. Vuur spoot<br />

aan alle kanten door de zwarte hemel.<br />

Een grote kamer, een oude kast, vier stoelen. Kaarslicht.<br />

Een krant op de tafel.<br />

Toen pas zag ik de oude man zitten.<br />

Dromerig zat hij bij het vuur. Hij leek nog ouder<br />

dan het vrouwtje.<br />

Blokken turf gloeiden aanmatigend.<br />

We trokken beiden onze jas uit en hurkten neer bij<br />

het vuur.<br />

158


Er werd niet veel gepraat. De schaarse conversatie<br />

stond natuurlijk in het teken van het onweer. Toch<br />

heerste er in de kamer een rustige sfeer. Synoniem<br />

van twee eenvoudige, primitieve mensen.<br />

Door het raam zag ik voortdurend vurige vingers en<br />

vlijmscherpe haken de lucht doorkerven.<br />

De oude man wist wat we nodig hadden.<br />

Er kwam vlug een fles jonge jenever op tafel. Puik<br />

idee. Drie borrels. De vrouw dronk niet mee. Gezondheid<br />

! De brandewijn prikkelde heerlijk.<br />

Het werd een lange, bijna eindeloos lijkende namiddag.<br />

Normaal. Het was reeds donker geworden en de<br />

regen viel nog steeds onophoudend. Normaal ? Ik<br />

kende inmiddels reeds het hele levensverhaal van de<br />

oudjes. Maar van Dircks nog niemendal. (Zonder<br />

belang!)<br />

De oude vrouw stelde ons voor, bij hen te overnachten.<br />

Haar man stemde daar dadelijk mee in.<br />

'Ja, jongens/ zei hij, 'dat zou raadzaam zijn. Het<br />

deugt nu helemaal niet. Het is Laurentiusnacht.'<br />

Dit laatste zei hij zo diep ernstig... De vroeg me af<br />

wat Laurentiusnacht <strong>met</strong> onweer te maken had. Ik<br />

voelde er echter werkelijk niets voor, nu naar het<br />

hotelletje terug te keren. Zonder droge kleren, in de<br />

159


donkere nacht, over onbekende wegen, door plassen<br />

en slijk.<br />

Neen, liever niet. Ik nam dankbaar hun voorstel aan.<br />

Een stoel naast het vuur was me voldoende.<br />

Dircks verraste me <strong>met</strong> een negatief antwoord.<br />

'Ik stap liever op,' zei hij kort. 'Maar als het kan,<br />

zou ik graag een lantaarn meekrijgen. Die breng ik<br />

dan morgen wel terug.'<br />

De oudjes en ikzelf trachtten hem te bepraten. Tevergeefs.<br />

Al spoedig voelde ik dat hij niet te bepraten<br />

was. Hij luisterde niet eens naar onze opwerpingen.<br />

Ook niet toen de man andermaal zei:<br />

'Laurentiusnacht! Man toch, een lantaarn kan u niet<br />

helpen. Niets of niemand kan u vannacht helpen.'<br />

Zijn mateloze angst om de Sint-Laurentiusnacht raakte<br />

me persoonlijk niet, maar op zijn doorweerd en<br />

gegroefd gezicht las ik zeer duidelijk dat die angst<br />

werkelijk en integraal van hem bezit had genomen:<br />

160<br />

Boze geesten / Boze mensen<br />

Doodzonden / Hel / Vuur<br />

Brandend vlees<br />

Rotte appels<br />

Kanker / Syfilis / Lepra<br />

lic zag duivels vóór zijn tot spleten geknepen<br />

oogjes dansen.


De ene duivel bestookte de andere <strong>met</strong><br />

machinegeweervuur. Hun beider wapens<br />

waren gericht op de onderbuik. Het vuur en de<br />

kogels ketsten als arme hagelbollen op hun<br />

buikbetonbunkers terug. De kogels vlogen<br />

aan alle kanten en doodden een wellustig<br />

toekijkende Fauna.<br />

'Vader bedoelt dat het onweer — al is het nu wat<br />

verminderd — best plotseling opnieuw kan opsteken,'<br />

zei de oude vrouw. Zij sprak <strong>met</strong> overgave, in de<br />

hoop Dircks in extremis nog tot rede te kunnen<br />

brengen.<br />

'Ach, het onweer is niets, niemendal,' meende haar<br />

man. 'Het is DE WILDE JACHT die je moet vrezen.<br />

In de Laurentiusnacht maakt ze, elk jaar opnieuw,<br />

de hele streek onveilig.'<br />

Even keek de oude man in het vuur.<br />

Na enige ogenblikken van overpeinzing beklemtoonde<br />

hij:<br />

'... 't Is een wilde, duivelse nacht. En nu zeker.<br />

Morgen is het juist zondag...'<br />

Ik snapte hem niet. Zijn vrouw sloot de ogen en<br />

bleef stil op haar stoel zitten.<br />

Dircks haalde de schouders op en liet duidelijk merken<br />

dat hij de woorden van de grijsaard als seniele<br />

wartaal beschouwde.<br />

Aangezien de oude man in mij de enige aandachtige<br />

161


toehoorder zag, wendde hij zich nu meer bepaald tot<br />

mij:<br />

'Als je niet van de streek bent, ja... toen ik nog<br />

maar een kind was, vertelde vader mij van de Wilde<br />

Jacht... van de bende van Barabbas... ieder jaar razen<br />

die geesten over de heide, door de lucht... alles is<br />

dan onveilig... ik heb zoveel vreselijke verhalen gehoord<br />

over Barabbas <strong>met</strong> zijn woeste gezellen te<br />

paard... <strong>met</strong> hun vuurspuwende hellehonden... geen<br />

mens komt hier nu buitenshuis... niemand, niemand...<br />

en hij die toch de Wilde Jacht <strong>met</strong> eigen ogen ziet,<br />

zal de zon niet meer zien opgaan...'<br />

Men heeft mij voorgesteld als een feuilletonfiguui.<br />

Ik ben wel verplicht, <strong>mijn</strong> rol zó verder te spelen.<br />

(Henri-Désiré Landru, tijdens zijn proces)<br />

Hij schonk de borrels nogmaals vol.<br />

De oude man intrigeerde mij. De sagen en legenden,<br />

overleveringen van zoveel generaties, lagen verankerd<br />

in zijn ziel. Zijn leven, te midden van een oersterke<br />

natuur, soms woest en vijandig, had hem murw gemaakt.<br />

Waar haalde hij Barabbas vandaan ?<br />

Barabbas en de Wilde Jacht ? Welk verband ?<br />

What's in a name ?<br />

HOE NOEM JE MIJ ?<br />

162


De oude man kwam nog beter op dreef en vertelde<br />

meer typische streekverhalen. Opnieuw in verband<br />

<strong>met</strong> de Wilde Jacht. Met Barabbas en zijn bereden<br />

bende vervloekten. Zondagonteerders. Het waren sagen<br />

over helse en demonische machinaties in het kader<br />

van de zeven hoofdzonden. Al die tijd had Dircks<br />

niet geluisterd. En het oude vrouwtje had niet bewogen.<br />

De stenen vloer gloeide rood. Mijn stoel kraakte.<br />

Met de minuut werd Dircks ongeduriger. Zijn angst<br />

— maar welke angst ? — werd tastbaar. Eindelijk<br />

durfde hij op te staan.<br />

Mijn nagels waren zwart omrand.<br />

Het was bijna tien uur toen de oude hem eindelijk<br />

een lantaarn bezorgde en Dircks zich gejaagd uit de<br />

voeten maakte.<br />

Ik begreep hem niet. Was hij mensenschuw ? Durfde<br />

hij niet één nacht door te brengen in het gezelschap<br />

van mensen, die hem spontaan onderdak aanboden ?<br />

Die het goed meenden ?<br />

Was Dircks een gefrustreerde natuur ? Een goedkope<br />

banaan ? Was hij een hond ? Was ik ook bang ? Had<br />

ik te veel jenever op ? Was een lantaarn mij niet<br />

voldoende ?<br />

Ik nam de krant van de tafel.<br />

Reeds dertig jaar geleden...<br />

DE GEVAREN VAN HET SPELEVAREN<br />

163


in onze uitgave van 12 augustus 1937 kon men<br />

lezen :<br />

Het geluk van een jong echtpaar werd op 10<br />

dezer ruw en onbarmhartig gebroken. De echtelingen<br />

Dircks-Vanleen brachten enige dagen<br />

vakantie door te Luik en waren <strong>met</strong> een roeiboot<br />

de Maas opgevaren, toen de jonge vrouw<br />

door onvoorzichtigheid overboord sloeg.<br />

Ondanks het feit, dat hij zelf niet goed zwemmen<br />

kon, poogde de echtgenoot haar te redden.<br />

Al zijn inspanningen bleven vruchteloos. Tragisch<br />

is dit voorval in dubbele betekenis, want<br />

het ongeluk gebeurde precies op de verjaardag<br />

van hun huwelijk, Sint-Laurentiusdag.<br />

Zou Dircks, deze Dircks <strong>met</strong> zijn lantaarn, één en<br />

dezelfde persoon zijn ?<br />

De oude man zat nu ook te soezen. Ik maakte <strong>mijn</strong><br />

vuile nagels schoon.<br />

De had pas <strong>mijn</strong> handen gewassen, toen wij — het<br />

was ongeveer kwart over tien — opgeschrikt werden<br />

door een donderslag, die me zo geweldig leek als het<br />

inslaan van een bom. In een fractie van een seconde<br />

stond de kamer als in lichtelaaie. Buiten was het<br />

plotseling dag. Daglicht door een rode filter. De slag<br />

was kort geweest, maar hypersterk. Zo sterk dat,<br />

hoewel de uitbarsting al weer voorbij was, ik de<br />

uitwerking ervan nog steeds aanwezig voelde.<br />

164


Het donderde nog na in <strong>mijn</strong> hoofd, toen het vrouwtje<br />

zei:<br />

'Laten wij' nu maar gaan slapen. En bidden voor<br />

allen die buiten zijn. Ook voor meneer Dircks.'<br />

De twee oudjes waren naar bed. Nogmaals nam ik<br />

de krant ter hand. Ik probeerde nog wat te lezen,<br />

maar geen ander artikel kon me nog boeien. Ik gooide<br />

het dagblad in de smeulende haard. De krant stonk.<br />

Kort nadien moest ik ingedommeld zijn.<br />

's Morgens werd ik gewekt door het rinkelen van<br />

vaatwerk en bestek.<br />

Het vrouwtje had de tafel reeds gedekt. Van het onweer<br />

was niets meer te merken, althans niet in de<br />

lucht. Maar rond het huis en zover ik zien kon, was<br />

de grond drassig. Veel slijk en grote plassen.<br />

Na het ontbijt nam ik afscheid. In de doorweekte<br />

grond kwam ik slechts langzaam vooruit.<br />

Na een paar honderd <strong>met</strong>er stond de modder in <strong>mijn</strong><br />

schoenen.<br />

BIJ HET VEN VOND IK HEM.<br />

De lantaarn lag enige <strong>met</strong>ers verder ongeschonden.<br />

Zelfs het nochtans broze glas had de val overleefd.<br />

165


HIJ NIET. Dat liet geen twijfel. De rechterkant van<br />

zijn gezicht was vermorzeld. Een half gezicht maar.<br />

Vreselijk.<br />

'Als door een hoefslag!' zei ik luidop.<br />

Waai haalde ik dat l<br />

Was ik nog bezeten door de verhalen van Barabbas<br />

en zijn vervloekte ruiters ?<br />

Het was zondag. Blauwe lucht. Geen windje. Een lantaarn.<br />

Een verminkt gezicht. Cocktail van slijk en<br />

bloed.<br />

Smerig, ellendig tableau.<br />

Vieze werkelijkheid.<br />

Laurentiusnacht ?<br />

Het liep tegen de middag eer de gendarmes ter plaatse<br />

kwamen.<br />

Ik begeleidde hen naar het ven.<br />

Zij namen me eerst een kort verhoor af. Maar ik had<br />

een goed alibi.<br />

Wat zouden de oudjes schrikken. Of niet ?<br />

De wetsdokter bekeek het lijk. Onderzoeken deed hrj<br />

het niet Wat was er ook te onderzoeken aan dat<br />

vermorzeld gelaat? Toch keek hij geruime tijd naar<br />

het wrede spektakel.<br />

166


'Nooit in <strong>mijn</strong> leven heb ik zoiets gezien/ zei hij<br />

eindelijk.<br />

'Omstreeks welk uur schat u zijn dood?' vroeg ik.<br />

'Deze keer hoef ik niet te schatten,' antwoordde hij.<br />

Hij hield de slappe, levenloze rechterhand vast. Toen<br />

merkte ook ik het gebroken polshorloge. Glas is toch<br />

fragiel!<br />

De wijzers stonden op kwart over tien.<br />

Ik dacht terug aan de kamer en de overweldigende<br />

donderslag, waarbij de bliksem alles helrood had<br />

gekleurd. Nu ik me dat moment herinnerde vond ik<br />

dat beeld bijna grotesk : onze rode gezichten, de rode<br />

jenever, de rode kast, de brandende muren en ook,<br />

buiten, de rode bomen en het rode gras.<br />

De wereld had een ogenblik in vuur en vlam gestaan.<br />

Om kwart over tien...<br />

Eensklaps fluisterde iemand me in het oor :<br />

'Daar is meer in de hemel en op aarde, vriend Horatio,<br />

dan waarvan uw wijsheid droomt!'<br />

Ik keek op. Ik stond alleen. De dichtstbijzijnde mens<br />

was de geknielde wetsdokter, op bijna drie <strong>met</strong>er<br />

afstand.<br />

Hamlet was weer verdwenen. Als hij er ooit geweest<br />

was...<br />

167


NACHT EN NEVEL OVER CAESAR<br />

EN ISABELLE<br />

Gentle friends,<br />

Let's kill him boldly, but not wiathfully.<br />

(Shakespeare: Julius Caesai).<br />

Vannacht heeft het lang en zwaar geregend.<br />

Als ik buitenkom ruik ik onmiddellijk de zuivere,<br />

pikante geuren die opstijgen uit de druipende, bevredigde<br />

planten, de tranende, rillende bomen en de<br />

doorweekte malse weiden.<br />

169


De hoge dennen hebben hun naalden witgekleurd van<br />

de koele ochtenddauw. Ze hebben iets van de artificiële<br />

opgespoten stof van de eindejaarsbomen uit de<br />

supermarket. Vanop afstand bekeken is het wel, alsof<br />

deze hoge dennen <strong>met</strong> pinkelende zilveren bloemen<br />

versierd zijn. De maagdelijke herfstzon is hier niet<br />

vreemd aan.<br />

Mijn ogen kunnen het irreële bijna niet van het natuurlijke<br />

onderscheiden. Misschien is er trouwens<br />

geen verschil tussen beide. Nu toch niet.<br />

Eenzaamheid klinkt uit een verre kerktoren. Ik hoor<br />

de torenklok zeven uur slaan. Geen mens in de nabijheid<br />

te bespeuren. Ik stap verder. Slechts de krakende<br />

takken en de dorre afgevallen bladeren, die onder<br />

<strong>mijn</strong> voeten jammeren, vergezellen mij.<br />

Ik denk terug aan de oogstmaand.<br />

Augustus was dit jaar een vrolijke, warme zomermaand.<br />

Een levende maand. Rijp als zon gekust.<br />

De zomer was te vlug voorbij. Het is nu winter. De<br />

elfde maand van het jaar is reeds half weggescheurd.<br />

November is de dodenmaand.<br />

Wijl ik hier zo door de dreven loop en aan iemand<br />

terugdenk — iemand die ik deze warme zomer zo goed<br />

heb leren kennen — zie ik niet meer of het een dode<br />

of een levende betreft. Iemand die uit <strong>mijn</strong> omgeving<br />

verdwenen is, kan toch best dood zijn. Zoals Isabelle.<br />

Isabelle, waarmee ik in augustus dertig dagen gegeten,<br />

gedronken, gezwommen, geleefd heb.<br />

170


Begin september is ze weer vertrokken. Zo hadden we<br />

tevoren afgesproken.<br />

Eén maand, niet langer. We zijn nu reeds twee en<br />

een halve maand verder in het kalenderjaar. De kringloop<br />

is bijna ten einde.<br />

Ik denk aan vannacht, aan <strong>mijn</strong> droom en deze éne<br />

zin, welke het motief van die rauwe, eenzame nacht is<br />

geweest:<br />

Isabelle loopt door het goed van de doden :<br />

Bij elke grafzerk blijft zij even staan<br />

heel even slechts,<br />

en loopt dan langzaam verder...<br />

De zandweg is ondanks de regenvlagen van de nacht<br />

tamelijk hard gebleven. Het is hier arme grond. Een<br />

magere aarde, die alles gewillig aanvaardt<br />

De koude deert mij niet. Integendeel, deze gezonde<br />

atmosfeer doet me goed. De kilte maakt me innerlijk<br />

stil en warm tegelijk. Ik voel de rust van de slapende<br />

natuur. Wat een contrast <strong>met</strong> de bazige wind!<br />

Ik luister nochtans graag naar zijn wilde lied.<br />

Het verwart en verontrust mij enigszins, dat ik geniet<br />

van deze dodenklacht. Wat anders verwijt de<br />

wind me ? Ieder mens is ergens medeplichtig aan de<br />

misdaad in de wereld.<br />

171


En toch...<br />

Ik verdrijf die gedachte. Dit gaat nochtans niet zo gemakkelijk.<br />

Er blijft steeds iets onbestemds van hangen.<br />

Ergens in een plooi van <strong>mijn</strong> onderbewustzijn,<br />

gereed om af en toe — wanneer ik dat het minst verlang<br />

— me weer door elkaar te schudden.<br />

Ik kom aan <strong>mijn</strong> geliefde boom. Een oude, stoere eik.<br />

Sterk en onwrikbaar staat hij in de aarde verankerd.<br />

Zijn dikke wortels, waarvan sommige deels boven de<br />

grond lopen, lijken wel van beton. Nochtans vecht<br />

ook deze boom — ik noem hem Caesar — tegen de<br />

dood.<br />

Op een bepaald ogenblik, misschien reeds vóór ik geboren<br />

werd, is er iets gebeurd dat hem de toevoer van<br />

levenssappen belemmerde. Amper een halve <strong>met</strong>er<br />

boven de grond splitst de geweldige buik zich in<br />

tweeën en zet zich dan verder rijkelijk uit in tal van<br />

sterke, dikke armen.<br />

Slechts hier en daar trilt wanhopig nog een zeldzaam<br />

blad.<br />

Het laatste blad zal spoedig vallen.<br />

Naakte Caesar. Vriest hij deze winter dood ?...<br />

172<br />

Strijdmakkers in het Oosten I<br />

In deze uien zijn de ogen van geheel het Duitse<br />

volk op u gericht. Ik reken op u, op uw standvastigheid,<br />

op uw fanatisme, uw wapens en uw<br />

leiders, opdat de bolsjevistische aanval zal ge-


smooid worden in een bloedbad. Op het ogenblik<br />

dat het Lot de grootste oorlogsmisdadiger<br />

aller tijden tot de aarde heeft teruggeroepen (i)<br />

zal de laatste ommekeer van deze oorlog beslissend<br />

zijn...<br />

(Adolf Hitler, 15 april 194s)<br />

Ik zette <strong>mijn</strong> wandeling voort.<br />

Ik merkte dat, een eindje verder, een groep arbeiders<br />

— aangebracht <strong>met</strong> een dienstauto van de PTT —<br />

reeds <strong>met</strong> hun werk een aanvang genomen hadden.<br />

Zij hanteerden lange, zware kabelrollen.<br />

Tussen de draden van de telefoonpalen hing nog een<br />

zware boomtak. Die was er beslist tussengeslagen door<br />

de grillige rukwinden van de voorbije nacht.<br />

Ik hield even stil en volgde hun werkzaamheden.<br />

Zij hadden mij zien naderen, maar niet één hief even<br />

het hoofd op om me te groeten of me toe te laten<br />

hen te groeten. Het was gewoon alsof ik voor hen niet<br />

bestond, alsof ik me in een andere dimensie bewoog.<br />

Meteen viel het me op, dat ze allen een bleek en droef<br />

gezicht vertoonden. Geen enkel woord, geen vloek,<br />

geen glimlach. Niet één kwinkslag. Het waren verstarde<br />

maskers.<br />

Regelmatig werkten zij verder, zonder geluiden.<br />

(1) Hier zinspeelde Hitler op de toen juist overleden president van de<br />

Verenigde Staten van Noord-Amerika, Franklin Delano Roosevelt.<br />

173


Het was ongelooflijk hoe een groep van zes man zo<br />

zonder gerucht, zonder een woord, bedrijvig kon zijn.<br />

Was hier nog wel leven aanwezig ?<br />

Plotseling schoot mij het woord<br />

LIEFDE<br />

door het hoofd.<br />

Ik dacht terug aan Isabelle en verbeeldde me, dat zij<br />

me in het oor fluisterde :<br />

Wat we liefde noemen is meer het verlangen<br />

naar de paring als middel om even onze zorgen<br />

te vergeten.<br />

Smelten, versmelten en hersmelten<br />

Weinig geven om veel te kunnen nemen.<br />

Meteen was ik niet meer zo zeker dat het haar stem<br />

was, die ik gemeend had te herkennen.<br />

Had ik haar misschien deze woorden toegefluisterd ?<br />

Hun kleding was armzalig, tot op de draad versleten.<br />

Vanzelfsprekend verwachtte ik niet, dat zij hier op<br />

hun paasbest zouden verschijnen. Maar toch: zij<br />

droegen werkelijk te dunne en te weinig kleren voor<br />

deze lage temperatuur.<br />

Waarom dacht ik bij dit schouwspel eensklaps aan<br />

dwangarbeiders ?<br />

174


Was het om hun vale katoenen zomerbroeken en versleten<br />

blue-jeans ?<br />

Bij twee van hen, die hoog op de telefoonpaal zaten,<br />

zag ik zelfs gaten in de zolen van hun schoenen. De<br />

anderen stonden <strong>met</strong> natte schoenen in de regenplassen.<br />

Automatisch keek ik naar <strong>mijn</strong> eigen stevige, waterdichte<br />

jagerslaarzen.<br />

Zij was gehuld in een fijn geweven kleed<br />

dat tot op haar slanke voeten reikte.<br />

De stof was zijde.<br />

Haar slanke lichaam wreef en kuste de<br />

zijde van alle kanten.<br />

Terwijl ze bewoog, kon men haar<br />

wellustige vormen meer dan vermoeden.<br />

Haar glimlach was een uitnodiging,<br />

haar ogen een rivier,<br />

haar haren een zacht bed,<br />

haar lichaam wulps getekend als in een<br />

zedenroman.<br />

Ze was veel meer dan verleidelijk,<br />

Isabelle...<br />

Ik keek opnieuw de hoogte in.<br />

De twee arbeiders welke al die tijd op de paal hadden<br />

gewerkt, keerden terug naar de begane grond. Toen<br />

175


was het een andere, welke die taak overnam. Hij was<br />

de grootste van de groep. Ik vermoedde dat het zijn<br />

bedoeling was de zware afgeknotte tak te gaan verwijderen.<br />

Als een automaat klom hij naar omhoog.<br />

Hij had een groot, dik touw bij zich. Bovengekomen,<br />

bevestigde hij het touw aan een van de steunhaken<br />

die de anderen in de paal hadden geslagen. Het ging<br />

allemaal erg vlug. Zijn vijf werkmakkers stonden hem<br />

daarbij aan te gapen. Zoals ik. En nog steeds geen<br />

woord. Meer zelfs : <strong>mijn</strong> aanwezigheid bleef volkomen<br />

genegeerd. Uiterlijk althans.<br />

Eindelijk besloot ik verder te wandelen.<br />

De lucht was koel marineblauw. Ik raapte een afgewaaide<br />

tak op. Er zaten nog enige bladeren aan. Roestige<br />

kleurenpracht. Op elk blad zat nog onberoerde<br />

dauw; zuivere magisch tintelende druppels als loepzuivere<br />

blauwwitte diamanten.<br />

Ik bracht een blad aan <strong>mijn</strong> lippen. Serene koelte.<br />

Ik dacht aan <strong>mijn</strong> twee kinderen op school. Meteen<br />

gingen <strong>mijn</strong> gedachten ook weer naar de zes arbeiders.<br />

Eigenaardige kerels, zo ongewoon licht gekleed in dit<br />

novemberweer.<br />

Waarom waren zij zo mistroostig ?...<br />

176<br />

...maar aangezien ze weer op krachten konden<br />

komen dooi het nemen van zuurstof, haalden zij<br />

de dragers in op een hoogte van 7500 <strong>met</strong>er. Ze


versnelden de pas, in de hoop op 7900 <strong>met</strong>er een<br />

kamp te Jcunnen opslaan. Maai dit bleek achteraf<br />

onmogelijk, daai omstreeks 13 uur een ijskoude<br />

wind opstak. De sneeuw begon overdadig<br />

te vallen. Het weer werd <strong>met</strong>een dreigend en<br />

uiterst gevaarlijk. Er diende onmiddellijk een<br />

schuilplaats gevonden. De dragers moesten van<br />

de noordelijke bergwand terugkomen. Men mocht<br />

hun leven niet in gevaar brengen door hen te<br />

verplichten in de blizzard af te dalen...<br />

(Sir Francis Younghusband : De Everest)<br />

Ik dacht <strong>met</strong>een aan <strong>mijn</strong> werk. Over een half uur<br />

had ik een afspraak.<br />

Ik keerde op <strong>mijn</strong> stappen terug. Tegen <strong>mijn</strong> gewoonte<br />

in, nam ik dezelfde weg terug.<br />

Naarmate ik de PTT-arbeiders opnieuw naderde,<br />

voelde ik mij ergens beklemd worden. Een vermoeden<br />

dat er iets ergs gebeurd was, overviel me.<br />

Het was plotseling windstil.<br />

De vijf stonden nog altijd werkloos en keken als verstard<br />

op naar de paal, waarop de arbeider <strong>met</strong> het<br />

dikke touw gekropen was. Hun ogen stonden nochtans<br />

niet langer dof; ze waren betraand. Maar nog<br />

steeds spraken ze geen woord.<br />

De man op de paal hing <strong>met</strong> gebroken hoofd te<br />

bengelen in de strop. Hij had zich verhangen ! Ver-<br />

177


hangen in de strop, die hij zélf kort tevoren gelegd<br />

had.<br />

Ik kon <strong>mijn</strong> ogen van die akelige gedaante niet afwenden.<br />

Terzelfdertijd voelde ik nochtans, dat de<br />

ogen van de vijf anderen nu <strong>met</strong> haat en gloeiend<br />

verwijt op mij gericht waren. Opstand! Opspraak!<br />

Wat kon ik eraan doen ? Had ik hier schuld ? En zij ?<br />

En hij?<br />

Zijn gezicht was hoogrood aangelopen. Een vies rood<br />

waterhoofd. Zijn neusvleugels stonden, als blazend,<br />

breed uit elkaar. Het was alsof hij nog wilde spreken.<br />

Zag ik die dikke gezwollen tong niet bewegen ? De<br />

wind speelde <strong>met</strong> zijn slappe armen en handen. Ook<br />

zijn benen wiegden langzaam heen en weer. Als<br />

speelgoed. Loden soldaten. Het leek alsof al zijn gewicht<br />

in zijn benen zat. Zij waren overdreven dik<br />

en opgezet. Hij had afgrijselijke ogen. Als waren het<br />

kleine rotte appels. In elk geval hadden ze niets<br />

menselijks meer. De gehangene riep trouwens niets<br />

menselijks in mij op. Had dit lichaam ooit warmte<br />

gekend ? Een moederschoot, een vrouwenschoot ?<br />

Liefde ?<br />

Een vrouw kwam, zo vlug als zij kon, naderbij gelopen.<br />

Ik herkende haar. Zij woonde hier vlakbij. Toen<br />

zij de gehangene zag, viel haar mond open. Wijd<br />

open. Er kwam geen geluid uit... Eerst dacht ik dat zij<br />

zou neerstorten. Maar terwijl ook dat achterwege<br />

bleef, scheen ze zich te bezinnen en hep ze van ons<br />

178


weg, zoals ze gekomen was. Als een clown op<br />

stramme benen. Toch blijkbaar gehaast. Bezeten?<br />

Schichtig ? Haar bedoeling was wel duidelijk.<br />

Enige minuten nadien was de politie er al. Een ambulancewagen<br />

volgde kort daarop,<br />

's Middags vertelde de politiecommissaris mij, dat<br />

de vijf werkmakkers van de gehangene voor ondervraging<br />

waren voorgeleid, maar dat vier van hen onmiddellijk<br />

weer waren vrijgelaten. De vijfde bleef in<br />

hechtenis, omdat uit het onderzoek gebleken was dat<br />

hij een verhouding had <strong>met</strong> de vrouw van de dode.<br />

In hoeverre dit iets <strong>met</strong> het drama te maken had, was<br />

nog niet uitgemaakt.<br />

De volgende ochtend:<br />

Met belangstelling had ik uitgekeken naar de krant.<br />

Ik hoefde niet te zoeken. Op de voorpagina, onderaan,<br />

stond in vette kapitalen :<br />

VERDACHTE VERHANGT ZICH<br />

IN GEVANGENISCEL<br />

Ik las niet verder...<br />

Ik legde de krant neer en keek door het hoge, brede<br />

raam de tuin in.<br />

179


Dorre bladeren dansten vrij door elkaar. Enkele late<br />

rozen wiegden in de wind. Twee merels schoten door<br />

de lucht, zo heftig als wilden ze de wolken wegborstelen.<br />

Dit lukte hun blijkbaar niet. Er kwamen steeds<br />

meer wolken aandrijven. Grauwe onweerswolken.<br />

Eensklaps hoorde ik een geweldig gekraak, begeleid<br />

door een brutaal huilende wind.<br />

Verschrikt sprong ik op.<br />

Het pijnlijke gekraak, gevolgd door een harde,<br />

doffe klap, zo hevig dat de dakpannen ervan<br />

trilden, kwam uit Caesars lichting.<br />

Was dat het kraken van een boom geweest ?<br />

Maar indien het werkelijk een boom betrof,<br />

waarom dan juist CAESAR f...<br />

Hij, de schoonste en de sterkste aller dappersten.<br />

En toch: had ikzelf, pas gisteren nog, niet durven<br />

denken dat Caesar misschien wel deze winter dood<br />

zou kunnen vriezen ?<br />

Mijn hart bonsde. Ik durfde niet te gaan kijken. Morgen<br />

misschien.<br />

En toch, morgen zou nog te vroeg zijn, maakte ik mezelf<br />

nu reeds wijs.<br />

180<br />

Waar zou lsabelle nu zijn t


De wind huilde onverstoorbaar verder.<br />

Ik liep naar <strong>mijn</strong> boekenrek.<br />

Shakespeare. Complete works.<br />

Comedies... Histories... Tragedies... Poems...<br />

That's it!<br />

Hier zou ik het gepaste antwoord wel in vinden.<br />

Een antwoord en een einde dat me liever was dan nu<br />

naar de werkelijkheid in de dreef te lopen.<br />

En dan nog...<br />

Waar ligt de essentie van de werkelijkheid ?<br />

Waar begint de comedy, de history ?<br />

Of de historische komedie ?<br />

Was de tragedie in de krant of in de telefoonpaal te<br />

vinden ?<br />

Of in een bed, een kinderbed, een bruidsbed ? In een<br />

rendez-vous huis ? De cinq a sept ?<br />

Toen las ik deze woorden, door Shakespeare in de<br />

mond van Antonius gelegd. Of omgekeerd ?<br />

O mighty Caesar! Dost thou lie so low I<br />

Are all they conquests, Tories, triumphs, spoilsr<br />

Shrunk to this little measure I — Fare thee well.<br />

Ik zette het boek terug op de boekenplank.<br />

Daarna ging ik lui op <strong>mijn</strong> zwartlederen rustbed liggen<br />

en sloot de ogen voor meditatie. Ik zag nog steeds<br />

de bandstempel van Shakespeares boek in gedachten<br />

vóór me.<br />

181


Ik trachtte de naam van de beroemde Engelse auteur<br />

te vergeten en, letter na letter, vormde ik haar naam<br />

in gouden kapitalen:<br />

182<br />

ISABELLE


H E T F E E S T M A A L<br />

Na een week weet hij het niet meer. Weet hij van<br />

zichzelf niet meer hoe lang hij reeds in deze kelder<br />

opgesloten zit.<br />

Dagen van hopeloze uren, van onvoorstelbaar langgerekte<br />

minuten, van onnoembare, eindeloos lijkende<br />

seconden.<br />

Hatelijke dagen gevuld <strong>met</strong> steeds maar opnieuw<br />

aangolvende angstgevoelens.<br />

183


Hatelijk trage uren waarin zijn wanhopige blik altijd<br />

opnieuw kale muren blijft aftasten. Maagpijn en vier<br />

muren die zijn vragende ogen onbeantwoord laten.<br />

Geluiden.<br />

Magere geluiden van koud glas, van traag barstend<br />

hout, van heet bonzend bloed.<br />

Pijngeluiden van weggeslikt speeksel, van krassende<br />

nagels en zenuwachtig schurende voeten.<br />

Het schuiven van een druppel water langs de muur.<br />

Het schichtig ritselen van muizen. Het pootje-likken<br />

van een kat. Het obsederend druppelen van een waterkraan.<br />

Het kraken van zijn stram lichaam. En dat bonzen<br />

in zijn gemarteld hoofd.<br />

Nachturen ? Daguren ?<br />

Hartslag 125 ? 200 ?<br />

Pijnlijk kloppen in zijn gespannen aderen.<br />

Ei is geen gas in de kelder, alleen lauw-vuil bezoedelde<br />

lucht.<br />

De eerste twee dagen had hij kunnen volgen. Uit een<br />

zware slaap ontwaakt, ziet hij dat zijn horloge stilstaat.<br />

Hij acht het nutteloos het weer op te winden.<br />

Hij is op-ge-won-den.<br />

Het leven is een verrader. Het legt een valstrik om<br />

zijn natte, bezwete hals. Een halsbandvenadei.<br />

Een obsessie.<br />

De schaduw van de dood lijkt hem vooraf te gaan op<br />

de wanden van de oude kelder.<br />

Op sommige ogenblikken schijnt het alsof hij dit zou<br />

184


aanvaarden. Deze gevangenschap <strong>met</strong> waardigheid<br />

ondergaan.<br />

HIJ BEDRIEGT ZICHZELF. En voor het eerst beseft<br />

hij dat hij een bedrieger is.<br />

Hij slaapt enkel omdat hij doodop is. En daarom is<br />

zijn slaap ogenschijnlijk rustig in deze ongewone<br />

omgeving.<br />

Af en toe gebeurt het nochtans dat hij opschrikt.<br />

Noem het een bedrogslaap. Niet zonder reden. Zijn<br />

handen rillen dan, als de handen van een epilepticus.<br />

Handen zonder ogenschijn.<br />

Het lijkt wel alsof hij een greep slijk wil omklemmen.<br />

Slijk dat zich op de huid vastzet als gestold<br />

bloed, en zijn handen langzaam tot kalmte brengt.<br />

Slijk ademt een elastische kalmte. Een verloren<br />

kalmte.<br />

De kelder is een gevangenis.<br />

Om uit te breken ontbreekt de geringste kans. De deur<br />

is te stevig, het slot te degelijk. Er is zelfs geen raampje,<br />

voor de illusie.<br />

Zijn vrouw heeft alles wel zeer degelijk voorbereid.<br />

Zij is hem te slim af geweest. Dat moet hij toegeven.<br />

Eindelijk is hij toegeeflijk. Haar actie is dodelijker<br />

dan de beet van een cobra: het is de beet van een<br />

mens.<br />

Na eindeloze uren wordt het hem duidelijk dat zijn<br />

vrouw hem beslist <strong>met</strong> opzet heeft opgesloten.<br />

185


Hoe kwam zij erachter dat hij in de kelder een schuilplaats<br />

zocht ? En dat hij daar wachtte tot zij vertrokken<br />

zou zijn voor een vakantie van drie weken bij<br />

haar moeder op het platteland ?<br />

Niemand is verondersteld te weten dat hij in de kelder<br />

opgesloten zit. Ook zij niet. Zij weet het, en dit is<br />

wel het beste bewijs dat zij hem bespied heeft. Dat<br />

zijn vermoedens juist zijn, dat zij niet zo maar op haar<br />

eentje <strong>met</strong> vakantie gaat, en dan zeker niet naar haar<br />

moeder.<br />

Of toch ? Spanden zij niet altijd tegen hem samen ?<br />

Ongeveer op het uur dat zij <strong>met</strong> de wagen zou vertrekken,<br />

heeft hij het slot tweemaal aan de buitenkant<br />

horen knarsen.<br />

Van de kelderdeur, die nooit op slot werd gedaan !<br />

Hij weet niet eens waar de sleutel lag.<br />

Op dat moment durfde hij niet te bewegen. Het duurde<br />

een half uur alvorens hij zich tegen de deur wierp,<br />

begon te huilen en luid op de deur te bonzen. Zonder<br />

enig resultaat, behalve stukgeslagen vuisten.<br />

Hopeloos zoeken, tieren, slaan...<br />

Ja, zij weet maar al te goed dat hij zich daar verborgen<br />

heeft!<br />

Aanvankelijk hoopte hij dat zij hem alleen maar de<br />

les wou spellen.<br />

Nu twijfelt hij niet meer. Voor de buitenwereld is hij<br />

reeds dood.<br />

186


IS HIJ REEDS DOOD ?<br />

WANNEER WORDT HIJ GEKIST ? BEGRAVEN ?<br />

IS DEZE KELDER ZIJN GRAF ?<br />

Vanzelfsprekend heeft zij voor getuigen gezorgd, die<br />

later (wat weet hi; af van later ?!) zouden bevestigen,<br />

van hemzelf gehoord te hebben dat hij die ochtend<br />

zeer vroeg op zakenreis zou vertrekken.<br />

Wie bevroedde zijn aanwezigheid in de kelder ?<br />

ALLEEN 7,1]! En enkele muizen en een kat...<br />

Aanvankelijk heeft hij enige hoop gesteld op Marian,<br />

zijn maïtresse. Maar hij beseft nu wel ten volle dat<br />

zij haar mond zal houden. Marian zal wel nooit vertellen<br />

dat het <strong>met</strong> haar was, dat hij voor drie weken<br />

op reis wou!<br />

SPRAKELOOS<br />

zonder glorie, zonder wapens<br />

zonder foto's<br />

ZONDER OGEN DIE ZIEN, zonderling...<br />

kunstlicht.<br />

Alleen<br />

en uitgesteld voordeel voor een andere<br />

PARTNER<br />

NORMAAL (normaal gesteld op vleselijke genoegens)<br />

normale transplantatie van gedachten...<br />

187


gedachten zonder handen<br />

zinnen<br />

borsten<br />

benen<br />

namen<br />

naaktheid<br />

menselijkheid<br />

MET: zwakheid<br />

VAN HARTE?<br />

Door te blijven twijfelen heeft hij zich alleen uitstel<br />

van executie verleend.<br />

Menselijke dwaling!<br />

Als mens g.e.s.c.h.r.a.p.t.<br />

Als lijk ?<br />

Wezenlijk ?<br />

Uiteindelijk heeft de eenzaamheid hem vol-redelijk<br />

geknaagd. Alle illusies zijn weggevaagd, en in zijn<br />

gepijnigd brein blijft nu al de ruimte voor het zuiver<br />

opstellen van zijn eigen doodsbericht.<br />

Hier is dan : zijn totale overblijvende — IK — persoon<br />

en een kelder.<br />

EN EEN AARTSVIJAND !<br />

Juist vóór de deur — een eeuw geleden — op slot werd<br />

gedraaid, was ze vlug nog even op een kier gezet. Net<br />

voldoende tijd om de huiskat in de kelder te laten.<br />

Een lenig zwart beest. Chou-chou, die aanvankelijk<br />

188


heerlijk en rustig spon en hem prettig gezelschap<br />

hield.<br />

De eerste dag, ook nog enigszins de tweede, konden<br />

zij het samen best stellen, als in vroeger dagen.<br />

Daarna, <strong>met</strong> de trage sleep der uren, wordt Chou-chou<br />

agressiever, listiger, geniepiger. Het gaat tenslotte zover<br />

dat ze, bij de minste beweging die hij maakt, in<br />

paniek door de kelderruimte stuift. Bang van hem ?<br />

Angstig, bezeten, hongerig ?<br />

Onbetrouwbaar, wild, wild!<br />

La mort est venue quand j'ai vendu mon dme.<br />

J'ai vendu ma peau. Ma peau poui un Ut de moit.<br />

Is het Marian die ik terugvind in Chou-chou''s ogen {<br />

Is het <strong>mijn</strong> vrouw i<br />

Zie ik mezelf dan voor het eerst i<br />

Is dit een spiegelbeeld l Mijn oordeel f Mijn laatste i<br />

Hoe staat het <strong>met</strong> <strong>mijn</strong> bloeddruk l<br />

Hoe word ik begraven f<br />

Hoe lang brandt de elektrische lamp nog i<br />

Wie betaalt de huur i<br />

Mon Ut de mort I Mon Ut d'amour I<br />

Crepeer!<br />

Ik sterf van de honger l<br />

Van de honger ?<br />

Het is nu zover. De vriendschap, het paaien, spinnen<br />

189


en wrijven van de vlezige kat is omgeslagen in gloeiende<br />

haat.<br />

Wederzijdse haat.<br />

Plotseling wordt hij melancholisch en sadistisch terzelfdertijd,<br />

en braakt hij weer woorden :<br />

Als ik een venster zag, zou ik zingen, leven.<br />

Als ik het licht zag, zou ik je mond stielen, kussen.<br />

Zou ik je nemen en bijten in je borsten. Ik zou je<br />

uitzuigen.<br />

Eindelijk zou ik je genezen van je drift.<br />

Eindelijk zou ik leven.<br />

Hij valt voorover. Zijn lichaam schokt voor twee, als<br />

parenden. Zijn handen, zijn nagels klauwen in de<br />

vloertegels. Zijn nagels breken. Zijn weerstand neemt<br />

af.<br />

Lang-zaam-aan drijft hij de vernieling van zijn eigen<br />

IK verder.<br />

Hij tracht alles uit te braken. Hopeloos. Wild bijt hij<br />

zich de lippen stuk en zuigt het bloed op.<br />

Enkele druppels stollen in zijn baard. (Met die bloeddoorlopen<br />

ogen wordt zijn gezicht zo dierlijk-bloederig<br />

en vies.)<br />

Vies als een havenhoer van veertig.<br />

Gelukkig is er nog de waterkraan. Helder, fris water<br />

190


verdrijft de bloedsmaak. Maar zo komt de honger weer<br />

sterker te voorschijn. En steeds <strong>met</strong> kortere tussenpozen.<br />

Knagend, overrompelend.<br />

Geruime tijd zit hij op een stuk hout te kauwen.<br />

De splinters steken in zijn vormeloze mond.<br />

Heeft hij lang gesoesd of is het bewusteloosheid ?<br />

In elk geval is het de kat die hem terug tot de werkelijkheid<br />

brengt.<br />

Zij is erin geslaagd weer enkele muizen te vangen.<br />

Bij de derde muis slaat hij toe !<br />

Met een ruk haalt hij het nog lillend beestje tussen<br />

de pootjes van


Hij komt weer bij en denkt instinctief aan de tijd.<br />

Is het nu dag ? Nacht ?<br />

Zijn hoofd, als opengespleten, bonst in voelbare dimensies.<br />

Het kost hem moeite zijn ogen nog langer<br />

dan «nige seconden open te houden. Veel ziet hij niet<br />

meer. De kelder lijkt hem steeds kleiner te worden.<br />

Naakter.<br />

De kat wordt steeds groter. Hariger.<br />

Of verbeeldt hij zich dat maar? Wat is uiteindelijk<br />

ZIJN werkelijkheid ?<br />

Hij denkt terug aan de muis die hij niet kan eten.<br />

Waarom eigenlijk niet ?<br />

Nu zou het wel gaan. Het moet gaan ! Zijn maag lijkt<br />

bij momenten wel te scheuren. Zijn voeten zwellen.<br />

Hij kan zijn eigen lucht niet meer verdragen. Zijn<br />

eigen vuile reuk ? Neen, het is de kat die zo vreselijk<br />

stinkt.<br />

Smerig beest!<br />

Chou-chou zit nu al een hele tijd in de hoek. Soms ziet<br />

hij hoe ze prof ij tig stukjes vlees afscheurt van een<br />

moeizaam opgespoorde muis. De kat is spaarzaam geworden.<br />

De muizen zeldzaam.<br />

Tragische zeldzaamheid.<br />

Ten einde raad speurt hij de wanden af, onderzoekt<br />

hoeken en kanten naar spinnen. Bij deze speurtochten<br />

heeft hij aanvankelijk geluk. Behalve spinnen, treft hij<br />

ook weieens muggen en vliegen als een extraatje aan.<br />

192


Zijn buik staat als opgeblazen, een hol vat.<br />

Van angst, honger, of water ?<br />

Bijna voortdurend leunt hij nu tegen een der vier muren<br />

aan.<br />

Voor zover hij nog overeind blijven kan. Liggen kan<br />

hij helemaal niet meer. Daarvoor doen zijn ledematen<br />

hem te veel pijn.<br />

Hij duizelt.<br />

Kan hij zich niet verhangen ?<br />

Geobsedeerd kijkt hij naar de andere hoek van de kelder.<br />

Wat blijft er hem tenslotte nog over ?<br />

Het vreselijke beest zit hem onverschrokken aan te<br />

kijken.<br />

Doorgrondt het zijn gedachten ? Is hij nu zó doorzichtig<br />

?<br />

Begrijpt zij dat hij zich reddeloos verloren voelt; dat<br />

hij zoekt naar iets dat als strop kan dienen. Rillingen<br />

glijden in brede golven over zijn lichaam. Plotseling<br />

valt hij aan.<br />

In een laatste super-inspanning stort hij zich op de<br />

kat.<br />

Althans is dit zijn bedoeling. Zover komt hij niet...<br />

Hij kijkt en merkt dat het beest gevlucht is en hem<br />

de resten van de muis laat. Dan toch gelukt!<br />

Moeizaam kruipt hij op de knieën tot bij het onooglijke<br />

restje kreng, de staart en wat gemalen knookjes.<br />

Niets van het lekkere vlees...<br />

193


Wie is deze kat ?<br />

Hield hij dan toch al die tijd<br />

van zijn vrouw ?<br />

Is het Marian ?<br />

Is hij gek ?<br />

De kat is intussen een weinig naderbij gekomen.<br />

Hij zit nu in haai hoek. Verslagen en zonder enige<br />

reserve, onmachtig om nog weg te komen.<br />

Hij kan niet meer bewegen. Geen stap, geen voet.<br />

Voelt hij zijn ademhaling nog ?<br />

Het zwarte beest zit nu midden in de kelder.<br />

Ze blijven elkaar beloeren. Weldra ziet hij haar pels<br />

niet meer. Alleen die ogen, duivelse ogen. Het ene<br />

ogenblik lijken ze bloedrood, het andere valsgroen,<br />

dan weer haatgeel.<br />

De pupillen kan hij niet meer onderscheiden. Is hij in<br />

de ban van die obsederende lichtbollen ?<br />

BOLLEN<br />

ZUURTJES<br />

ANIJSBOLLEN<br />

KARAMELLEN<br />

Als kind snoepte hij veel. Hij herinnert zich nu levendig<br />

de tijd dat hij <strong>met</strong> het zakgeld, zodra hij het in<br />

handen had, jubelend naar het winkeltje rende.<br />

194


Hij ziet de heerlijke bonbons in alle mogelijke kleuren<br />

en verleidelijk glinsterende papiertjes. Niets dan heerlijk<br />

snoepgoed.<br />

Hij ziet een grote winkel, volgepropt <strong>met</strong> de verrukkelijkste<br />

lekkernijen.<br />

MARSEPEIN.<br />

DOZEN MARSEPEIN.<br />

CHOCOLADE.<br />

DOZEN CHOCOLADE.<br />

VRACHTEN KOEKJES.<br />

De dozen en pakken zijn degelijk her<strong>met</strong>isch gesloten.<br />

Hij krijgt ze niet open. ONMOGELIJK.<br />

Hij weent als een kind...<br />

Onverhoeds vliegt ze op hem af.<br />

Haar klauwen schieten pijlsnel vooruit, rukken en<br />

scheuren hem de huid open.<br />

Zijn gelaat is spoedig één vormeloze bloederige massa.<br />

Als waanzinnig blijft Chou-chou hem toetakelen.<br />

Haar klauwen rusten pas als het bloed van alle kanten<br />

wegvloeit.<br />

Dan sluipt het beest langzaam, waakzaam, op alles<br />

voorbereid, om hem heen.<br />

Hij beweegt niet meer.<br />

Het bloed loopt tussen de voegen van de vloertegels<br />

weg en camoufleert de vuile keldervloer.<br />

195


Het dier likt gretig van de steeds groter wordende<br />

bloedplas.<br />

Lenig springt ze op het lijk en rukt het eerste stukje<br />

vlees uit de lauwe hals.<br />

196<br />

Crans-sur-Sierre, s'Agaró,<br />

Brissago, Kapellenbos<br />

anno 1967


B I B L I O G R A F I E<br />

OORSPRONKELIJK IN HET NEDERLANDS :<br />

'ONVOLTOOID VERLEDEN' (GEDICHTEN).<br />

UITGAVE VAN 'DE BLADEN VOOR DE POËZIE',<br />

NR. I, JG. XII, LIER, 1964.<br />

'NACHT- EN DAGKONTAKTEN' (GEDICHTEN).<br />

UITGAVE DELTA, 1966.


'DRIE KORTE VERHALEN INGEBLAZEN DOOR DE WINTER'.<br />

KAPELLEN-BOS, DECEMBER 1967.<br />

(GENUMMERDE UITGAVE 150 EX., NIET IN DE HANDEL).<br />

OORSPRONKELIJK IN HET FRANS :<br />

'CERTAINES MULTIPLICATIONS'.<br />

EDITIONS 9 PAILLES, LIEGE.<br />

COLLECTION 'POESIE CONTEMPORAINE', 1967.<br />

SARABANDE POUR UN HOMME SEUL (POESIE).<br />

EDITIONS A.E.L.P., MOXHE, 1968.<br />

VERTALINGEN:<br />

VERTALINGEN DOOR JACQUES FINNE<br />

VAN OORSPRONKELIJK IN HET NEDERLANDS<br />

GESCHREVEN VERHALEN VAN WALrER BECKERS<br />

VERSCHENEN IN HET TIJDSCHRIFT 'ATLANTA'.<br />

UITGEGEVEN DOOR DE «ASSOCIATION EUROPEENNE<br />

DES LITTERATURES PARALLEI.ES'.<br />

'WESPEN' (LES GUEPES)<br />

WERD IN HET FRANS VERTAALD DOOR THOMAS OWEN.


EEN SPAANSE VERSIE VAN 'HELLO MY DEAR !'<br />

VERSCHEEN IN 1968 IN DE ANTHOLOGIE<br />

'LAS MEJORES HISTORIAS DE HORROR',<br />

SAMENGESTELD DOOR FORREST J ACKERMAN<br />

(MISTER SCIENCE-FICTION), LOS ANGELES.<br />

UITGEVERIJ EDITORIAL BRUGUERA, BARCELONA.<br />

'DE STORY VAN DR. A. CULA & FRANK N. STEIN'<br />

WERD IN DE FRANSE VERTALING BEKROOND<br />

MET DE ATLANTA-PRIJS 1967<br />

EN VERSCHEEN IN EEN SPAANSE VERTALING IN DE<br />

ANTHOLOGIE «LAS MEJORES HISTORIAS SINIESTRAS',<br />

SAMENGESTELD DOOR M. PIZER.<br />

EDITORIAL BRUGUERA, BARCELONA, 1968.


Kolofon<br />

Deze paperback * Anno Atlanta^ •>. 15 magische verhalen<br />

van Walter Beckers, samengelezen in opdracht<br />

van Brito-uitgever, Jan Berghmans, verschenen in het<br />

voorjaar van 1971, bevat eveneens het verhaal «De<br />

Story van Dr. A. Cula & Frank N. Stein » jvelke door<br />

de Association Européenne de Littérature Parallèle bekroond<br />

werd <strong>met</strong> de Atlanta-prijs 1967.<br />

Anno Atlantae verscheen onder dezelfde titel in franse<br />

vertaling bij les Editions du Rocher, Parijs, 1970; en<br />

in spaanse vertaling als « Las Mejores Historias Siniestras<br />

» bij Editorial Bruguera, Barcelona, 1968.<br />

Het werd gezet uit 10 punt Mediaeval classico.<br />

Cover : op de voorzijde een situatie van Szukalskï's Entourage<br />

du Vide, en op het achterplat een foto van de<br />

auteur. Beide foto's zijn het werk van Gerald Dauphin.<br />

De redaktie was in handen van dichter en Brito-manager<br />

Jan Berghmans en een boven elke vorm van publiciteit<br />

staande groep van lektoren en medewerkers.


De vijftien beste kortveriialen van Waker Beckers, waaronder het bekroonde verhaal<br />

'Dr. ArCBUearRuiRT^rSlein', waarmee de auteur de Europese Atlanta-Prijs won.<br />

Vijftien fascinerende, wonderlijke verhalen waarvan de spanning en de intrigue niet<br />

te evenaren zijn... of zoals FENIKS in 't PALLIETERKE •<br />

'ZE BEHOREN TOT HET BESTE INZAKE 'FANTASTIEK' OOIT IN 'T NE-<br />

DERLANDS GESCHREVEN. WALTER BECKERS ZAL (EN WIL ONGE-<br />

TWIJFELD) EEN ALLEENLOPER BLIJVEN. MAAR EEN VEELZIJDIG<br />

ALLEENLOPER VAN GROOT FORMAAT, DAT UNIVERSEEL FORMAAT<br />

AAN 'T WORDEN IS.'<br />

Een nieuwe stijl, levend en erotisch... gedurfd-spannende onderwerpen; aangrijpend,<br />

fascinerend en boordevol suspense. De inhoud is magisch, realistisch, sexvol...<br />

De figuren zijn echt, van deze wereld, kunnen rondom u leven... zonder dat u dit<br />

beseft.<br />

ANNO ATLANTAE is een belevenis ! Na ANNO ATLANTAE zult u het leven<br />

anders zien... Beleef deze happening !<br />

Uitgeverij Brito

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!