geïntegreerd ontwerpen Meer duurzame energie in ... - Rooilijn
geïntegreerd ontwerpen Meer duurzame energie in ... - Rooilijn
geïntegreerd ontwerpen Meer duurzame energie in ... - Rooilijn
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008<br />
P. 305<br />
<strong>Rooilijn</strong><br />
Tijdschrift voor wetenschap en beleid <strong>in</strong> de ruimtelijke orden<strong>in</strong>g<br />
Stell<strong>in</strong>g<br />
Niels Hoefsloot<br />
InBeeld<br />
Riv<strong>in</strong>gton Street,<br />
Gentrification <strong>in</strong> de<br />
New Yorkse Lower<br />
East Side<br />
Achtergrond<br />
Ceci n’est pas une<br />
(Dis)functies van illegaal bibliothèque<br />
verblijf <strong>in</strong> Amsterdam en<br />
Rotterdam<br />
Interview<br />
Planologie voor de<br />
“De nuance van vloeibare stad<br />
plannen”<br />
Genrebenader<strong>in</strong>g:<br />
woorden zijn daden<br />
Wettelijke veranker<strong>in</strong>g<br />
van veiligheids<strong>geïntegreerd</strong><br />
<strong>ontwerpen</strong><br />
<strong>Meer</strong> <strong>duurzame</strong><br />
<strong>energie</strong> <strong>in</strong> <strong>Meer</strong>stad<br />
Kostenvereven<strong>in</strong>g<br />
en baatafrom<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />
Engeland, Valencia<br />
en Nederland
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008<br />
Colofon<br />
Uitgever<br />
<strong>Rooilijn</strong> is een uitgave van de<br />
Faculteit der Maatschappij en<br />
Gedragswetenschappen, Afdel<strong>in</strong>g<br />
Geografie, Planologie en Internationale<br />
Ontwikkel<strong>in</strong>gsstudies van de<br />
Universiteit van Amsterdam.<br />
Bureauredactie en adm<strong>in</strong>istratie<br />
<strong>Rooilijn</strong><br />
Nieuwe Pr<strong>in</strong>sengracht 130<br />
1018 VZ Amsterdam<br />
Telefoon: 020 525 4365<br />
Telefax: 020 525 4051<br />
Email: <strong>in</strong>fo@rooilijn.nl<br />
Internet: www.rooilijn.nl<br />
Kopij<br />
De redactie stelt spontane toezend<strong>in</strong>g<br />
van voorstellen voor artikelen op prijs.<br />
Auteursrichtlijnen treft u aan op<br />
www.rooilijn.nl of kunnen worden<br />
opgevraagd bij de bureauredactie.<br />
Advertenties<br />
Tarieven kunnen worden opgevraagd<br />
bij de bureauredactie.<br />
Prijzen jaarabonnement 2008<br />
39,00 euro voor particulieren<br />
63,00 euro voor <strong>in</strong>stell<strong>in</strong>gen<br />
26,00 euro voor studenten<br />
Prijs los nummer<br />
7,50 euro exclusief verzendkosten<br />
Colofon<br />
Abonnementen worden jaarlijks<br />
stilzwijgend verlengd, tenzij uiterlijk<br />
vóór 1 november schriftelijk is<br />
opgezegd.<br />
<strong>Rooilijn</strong><br />
Jg. 41 / Nr. 5 / 2008<br />
Oplage: 1600<br />
ISSN 13802860<br />
Redactie<br />
Annemarie Maarse (hoofdredacteur),<br />
Bart Sleutjes (e<strong>in</strong>d- en<br />
beeldredacteur) Marjole<strong>in</strong> Blaauboer<br />
(InBeeld), Maarten Rottschäfer<br />
(penn<strong>in</strong>gmeester), Niels Al, Manuel<br />
Aalbers, Jelle Adamse, Raffael<br />
Argiolu, Wilma Bakker, Els Beukers,<br />
Sebastian Dembski, Albert<strong>in</strong>e<br />
van Diepen, Mendel Giezen, Joram<br />
Grünfeld, Nadav Haran, Carla<br />
Huisman, Robert Kloosterman, Femke<br />
Kloppenburg, Melika Levelt, Sab<strong>in</strong>e<br />
Meier, Renee Nycolaas, Olivia Somsen,<br />
Eva Stegmeijer, Thijs Terpstra, Ineke<br />
Teijmant, Frans Thissen, Thijs Turel,<br />
Els Veldhuizen, Samantha Volgers,<br />
Clement<strong>in</strong>e Vooren, Hilde van Wijk ,<br />
Michel van Wijk<br />
Rechten<br />
© Auteurs en Universiteit van<br />
Amsterdam, Afdel<strong>in</strong>g Geografie,<br />
Planologie en Internationale<br />
Ontwikkel<strong>in</strong>gsstudies.<br />
P. 306<br />
Deze uitgave heeft geen commercieel<br />
oogmerk. Getracht is alle<br />
rechthebbenden te achterhalen.<br />
Diegenen die menen alsnog aanspraak<br />
te kunnen doen op gelden worden<br />
verzocht contact op te nemen met de<br />
redactie.<br />
Artikelen uit <strong>Rooilijn</strong> mogen niet<br />
worden verveelvoudigd, opgeslagen<br />
of openbaar gemaakt zonder<br />
voorafgaande schriftelijke toestemm<strong>in</strong>g<br />
van de redactie.<br />
Ontwerp en productie<br />
LandofPlenty (Anto<strong>in</strong> Buiss<strong>in</strong>k)<br />
Fotografie<br />
Alle fotografie door Marcel Heemskerk<br />
tenzij anders vermeld.<br />
Drukwerk<br />
Dékavé, Alkmaar
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008<br />
Redactioneel<br />
Redactioneel<br />
Ongebreidelde groei<br />
P. 307<br />
In september presenteerde het kab<strong>in</strong>et haar Toekomstvisie voor de<br />
Randstad ‘Naar een <strong>duurzame</strong> en concurrerende Europese topregio’.<br />
Het sleutelwoord is zonder twijfel ambitie. De Randstad moet <strong>in</strong> de<br />
toekomst beter kunnen concurreren met andere metropolitane regio’s.<br />
De noodzakelijke groei moet zodoende gefaciliteerd worden. Er komen<br />
een half miljoen won<strong>in</strong>gen bij. De <strong>in</strong>frastructuur wordt aangepakt en er<br />
moet voldoende ruimte over blijven voor groen. De kranten stonden er<br />
de afgelopen weken vol van. Vooral het geschetste beeld van won<strong>in</strong>gen<br />
en kantoren <strong>in</strong> hoogbouw, afgewisseld met groen van een Central<br />
Park-achtige kwaliteit, sprak veel mensen tot de verbeeld<strong>in</strong>g. En dan niet<br />
<strong>in</strong> positieve z<strong>in</strong>. De discussie over de gewenstheid van superhoogbouw<br />
langs de A2 bij Utrecht, waar m<strong>in</strong>ister Cramer en de rijksbouwmeester<br />
een negatief advies over uitgaven, staat ons nog helder op het netvlies.<br />
Op 16 oktober trapt <strong>Rooilijn</strong> af met de Kenniskr<strong>in</strong>g. De <strong>Rooilijn</strong><br />
Kenniskr<strong>in</strong>g is een tweejaarlijkse bijeenkomst waar<strong>in</strong> aandacht wordt<br />
besteed aan onderwerpen die de ruimtelijke orden<strong>in</strong>gspraktijk en<br />
–actualiteit raken. De eerste bijeenkomst zal gaan over de kloof tussen<br />
de dynamiek van de stad en de samenlev<strong>in</strong>g en het huidige plann<strong>in</strong>gsstelsel.<br />
Er wordt onder meer kritisch stil gestaan bij de ongebreidelde<br />
bouwlust. De stell<strong>in</strong>g van spreker Willem Hartman is dat planners, bouwers<br />
en de f<strong>in</strong>anciële wereld de bouw, ongeacht de behoefte aan groei,<br />
<strong>in</strong> stand houden. Ook bij behoeftebepal<strong>in</strong>gen zijn volgens Hartman<br />
de nodige vraagtekens te zetten. In plaats van het huidige stelsel, dat<br />
sterk gebaseerd is op de pr<strong>in</strong>cipes van ‘survey before plann<strong>in</strong>g’, zouden<br />
planners hun beleid veel meer moeten afstemmen op het ‘vloeibare’<br />
karakter van stad en samenlev<strong>in</strong>g. In dit nummer geeft bij een <strong>in</strong>leid<strong>in</strong>g<br />
op het onderwerp. Op 16 oktober geven een aantal professionals een<br />
doorkijk naar de gevolgen van deze nieuwe benader<strong>in</strong>g van ruimtelijke<br />
plann<strong>in</strong>g voor planologen, ontwerpers en beleidmakers. Wellicht dat we,<br />
samen met de aanwezigen, tot nieuwe <strong>in</strong>zichten komen ten aanzien van<br />
het vormgeven van groei, en krijgt de kab<strong>in</strong>etsvisie op de Randstad een<br />
aantal nieuwe <strong>in</strong>valshoeken.<br />
Annemarie Maarse<br />
Hoofdredacteur <strong>Rooilijn</strong> (annemarie@rooilijn.nl)
<strong>Rooilijn</strong><br />
Inhoud<br />
Jg. 41 / Nr. 5 / 2008<br />
Inhoud<br />
309 Stell<strong>in</strong>g<br />
“De praktijk als leerschool:<br />
evaluaties van gerealiseerde<br />
projecten zijn belangrijke<br />
<strong>in</strong>formatiebronnen om de<br />
effecten van nieuwe projecten <strong>in</strong><br />
te schatten”<br />
Niels Hoefsloot<br />
310 Achtergrond<br />
(Dis)functies van illegaal verblijf<br />
<strong>in</strong> Amsterdam en Rotterdam<br />
Aandacht voor de lokale context<br />
vergroot het <strong>in</strong>zicht <strong>in</strong> de betekenis van<br />
illegalen voor de stad<br />
Arjen Leerkes<br />
318 Ceci n’est pas une<br />
bibliothèque<br />
De Openbare Bibliotheek Amsterdam is<br />
af. Boeken stallen en boeken lezen <strong>in</strong> de<br />
21ste eeuw<br />
Jelle Adamse en Mart<strong>in</strong> Cobian<br />
324 Genrebenader<strong>in</strong>g: woorden<br />
zijn daden<br />
De genrebenader<strong>in</strong>g als nieuw<br />
perspectief op wijfelende planologie<br />
Wim de Haas<br />
330 <strong>Meer</strong> <strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong> <strong>in</strong><br />
<strong>Meer</strong>stad<br />
Uitvoer<strong>in</strong>g van <strong>energie</strong>ambities <strong>in</strong> het<br />
Gron<strong>in</strong>gse <strong>Meer</strong>stad<br />
Nanka Karstkarel en Marjole<strong>in</strong> van<br />
Schoonhoven<br />
338 InBeeld<br />
Riv<strong>in</strong>gton Street<br />
Gentrification <strong>in</strong> de New Yorkse<br />
Lower East Side<br />
Sab<strong>in</strong>a Theijs<br />
348 Planologie voor de vloeibare<br />
stad<br />
Is het planologische stelsel alleen<br />
gericht op groei of kan het ook de<br />
vloeibare stad faciliteren?<br />
Willem Hartman<br />
P. 308<br />
354 Wettelijke veranker<strong>in</strong>g<br />
van veiligheids<strong>geïntegreerd</strong><br />
<strong>ontwerpen</strong><br />
Zolang het concept veiligheids<strong>geïntegreerd</strong><br />
<strong>ontwerpen</strong> niet wettelijk<br />
wordt verankerd, wordt de veiligheid<br />
niet structureel geborgd<br />
Shahid Suddle en V<strong>in</strong>cent van der Vlies<br />
360 Kostenvereven<strong>in</strong>g en<br />
baatafrom<strong>in</strong>g <strong>in</strong> Engeland,<br />
Valencia en Nederland<br />
Wie krijgt de meerwaarde van grond<br />
na wijzig<strong>in</strong>g van de bestemm<strong>in</strong>g?<br />
Nederland vergeleken met Engeland<br />
en Spanje<br />
Demetrio Muñoz Gielen<br />
370 Interview<br />
“De nuance van plannen”<br />
Interview met Marco Kerstens<br />
Samantha Volgers en Michel van Wijk<br />
374 Recensies<br />
> Stedelijk vernieuw<strong>in</strong>gsbeleid Groot-<br />
Brittannië helpt niet<br />
Cities Limited<br />
Hugo Priemus<br />
> Een verbandtrommel voor<br />
stedelijkheid?<br />
Disconnected Innovations. New<br />
Urbanity <strong>in</strong> Large-Scale Urban<br />
Development Projects: Zuidas<br />
Amsterdam, Ørestad Kopenhagen, and<br />
Forum Barcelona<br />
Gert-Joost Peek<br />
374 Signalement<br />
> Amsterdam, het mekka van de<br />
volkshuisvest<strong>in</strong>g<br />
378 Column<br />
De Nieuwe Maakbaarheid<br />
O. Naphta
<strong>Rooilijn</strong><br />
Stell<strong>in</strong>g<br />
Jg. 41 / Nr. 5 / 2008<br />
Stell<strong>in</strong>g<br />
“De praktijk als leerschool: evaluaties van<br />
gerealiseerde projecten zijn belangrijke<br />
<strong>in</strong>formatiebronnen om de effecten van nieuwe<br />
projecten <strong>in</strong> te schatten”<br />
Ex-post evaluaties van gebiedsontwikkel<strong>in</strong>gsprojecten<br />
waarbij wordt nagegaan welke effecten een project teweeg<br />
heeft gebracht, worden <strong>in</strong> praktijk nauwelijks uitgevoerd.<br />
Informatie over welke <strong>in</strong>greep <strong>in</strong> welke context tot welk<br />
effect heeft geleid kan van grote betekenis zijn voor nieuwe<br />
projecten en de besluitvorm<strong>in</strong>g daarover.<br />
In de huidige praktijk ligt steeds meer nadruk op een<br />
<strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g van effecten van projecten vooraf. Onder meer de<br />
veel toegepaste ‘maatschappelijke kosten-batenanalyses’<br />
(MKBA’s) worden hiervoor gebruikt. De methode van de<br />
MKBA staat bekend als een <strong>in</strong>tegrale projectbeoordel<strong>in</strong>g<br />
waarmee alle maatschappelijke effecten van een project<br />
zo goed mogelijk <strong>in</strong> beeld worden gebracht en uite<strong>in</strong>delijk<br />
<strong>in</strong> geld worden uitgedrukt. Deze methodiek wordt<br />
bijvoorbeeld gebruikt bij de selectie van projecten voor<br />
de Nota Ruimtebudget of voor het Fonds Economische<br />
Structuurversterk<strong>in</strong>g.<br />
Er zijn twee specifieke gebreken bij de toepass<strong>in</strong>g van een<br />
MKBA. Ten eerste is het een vrij technische methode, die<br />
vaak resulteert <strong>in</strong> een bijna alles verbl<strong>in</strong>dend rendementscijfer.<br />
Het gevolg hiervan is dat het rendement van het project<br />
de boventoon <strong>in</strong> de discussie voert en voorbij wordt gegaan<br />
aan de daadwerkelijke merites van een project. Niet alle<br />
effecten zijn even goed <strong>in</strong> geld uit te drukken. Een andere<br />
valkuil bij MKBA’s is dat bepaalde, veel gebruikte, kengetallen<br />
m<strong>in</strong>der universeel zijn dan ze vaak worden gepresenteerd.<br />
Algemene waarder<strong>in</strong>gen op basis van stated preference<br />
onderzoek, waarbij burgers bijvoorbeeld wordt gevraagd<br />
welke waarde zij toekennen aan natuur, zal altijd enige mate<br />
van subjectiviteit bevatten en bovendien projectspecifiek zijn.<br />
Het maakt namelijk nogal uit aan wie je het vraagt, en om<br />
welke woonomgev<strong>in</strong>g en welke natuur het gaat. Het gebruik<br />
van ‘algemene’ kengetallen en het overnemen van waarden<br />
Niels Hoefsloot<br />
P. 309<br />
van andere projecten, benefit shar<strong>in</strong>g geheten, kan daarom<br />
een vertekend beeld geven van de werkelijke kwaliteiten<br />
van een project.<br />
Er bestaat een zeer goede mogelijkheid deze gebreken<br />
te verbeteren; namelijk het gebruik van gerealiseerde<br />
projecten om goed te kijken naar gewenste en ongewenste<br />
effecten van ruimtelijke <strong>in</strong>grepen, met als doel hiervan voor<br />
toekomstige projecten te leren. Dit kan door projecten na<br />
realisatie goed te monitoren en te evalueren. Systematische<br />
bestuder<strong>in</strong>g van projecten uit het verleden levert op deze<br />
wijze kennis op waarmee de genoemde bezwaren bij<br />
MKBA’s het hoofd wordt geboden. Het plaatsen van een<br />
nieuw project <strong>in</strong> een kader met vergelijkbare projecten<br />
uit het verleden, met een duidelijke opsomm<strong>in</strong>g van alle<br />
kwantitatieve maar ook kwalitatieve effecten ervan, kan<br />
voorkomen dat de discussie over een project alleen nog<br />
gaat over het rendement. Analyse van specifieke<br />
(deel)projecten en de verschillende effecten die deze<br />
hebben gehad kan daarnaast bijdragen aan een beter begrip<br />
van de effecten van specifieke <strong>in</strong>grepen.<br />
De <strong>in</strong>zet van ervar<strong>in</strong>gen uit eerdere projecten bij ex-ante<br />
evaluatietechnieken, zoals de MKBA, is een goed middel om<br />
de besluitvorm<strong>in</strong>g over ruimtelijke projecten te verbeteren.<br />
Gestructureerde ex-post evaluaties zijn daarbij een<br />
voorwaarde om tot een echte kwaliteitssprong te komen.<br />
Hiervoor is nu nog te we<strong>in</strong>ig aandacht. En dat kan met recht<br />
worden gezien als een gemiste kans.<br />
Niels Hoefsloot (n.hoefsloot@decisio.nl) is partner bij Decisio BV,<br />
een onderzoeks- en adviesbureau voor economische, ruimtelijke en<br />
mobiliteitsvraagstukken.
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 (Dis)functies van illegaal verblijf <strong>in</strong> Amsterdam en Rotterdam P. 310<br />
(Dis)functies van illegaal verblijf <strong>in</strong><br />
Amsterdam en Rotterdam<br />
Arjen Leerkes<br />
Er woedt <strong>in</strong> de sociale wetenschappen al geruime tijd een debat over de macht van<br />
de staat <strong>in</strong> een tijd van geïntensiveerde mondialiser<strong>in</strong>g. Daar<strong>in</strong> doet zich onder meer<br />
de vraag voor <strong>in</strong> hoeverre lokale overheden aan <strong>in</strong>vloed w<strong>in</strong>nen (Borja & Castells,<br />
1997) en of nationale overheden <strong>in</strong>ternationale migratiestromen nog wel kunnen<br />
sturen (Andreas & Snyder, 2000). De stadssociologische blik van waaruit dit artikel is<br />
geschreven vergroot het <strong>in</strong>zicht <strong>in</strong> de (<strong>in</strong>)effecitiviteit van nationaal immigratiebeleid.<br />
Illegaal verblijf <strong>in</strong> Nederland<br />
Evenals andere westerse landen is Nederland vanaf het<br />
midden van de jaren zeventig een restrictief immigratiebeleid<br />
gaan voeren voor mensen uit niet-westerse<br />
landen. Vooral vanaf het e<strong>in</strong>de van de jaren tachtig is<br />
de nationale overheid zich bovendien gaan <strong>in</strong>spannen<br />
om migranten die zich zonder overheidstoestemm<strong>in</strong>g<br />
vestigen – ‘illegale vreemdel<strong>in</strong>gen’ <strong>in</strong> juridisch jargon –<br />
daadwerkelijk uit te sluiten. Zij hebben niet langer<br />
toegang tot de formele arbeidsmarkt en won<strong>in</strong>gmarkt,<br />
en zijn uitgesloten van sociale voorzien<strong>in</strong>gen, uitgezonderd<br />
medisch noodzakelijke gezondheidszorg. Toch zijn<br />
dergelijke <strong>in</strong>spann<strong>in</strong>gen niet volledig doeltreffend. Naar<br />
schatt<strong>in</strong>g verblijven er ongeveer 100.000 tot 150.000<br />
migranten zonder overheidstoestemm<strong>in</strong>g <strong>in</strong> Nederland.<br />
Ze wonen vooral <strong>in</strong> de steden: ongeveer 50.000 van hen<br />
wonen <strong>in</strong> Amsterdam en Rotterdam (Van der Heijden<br />
e.a., 2006). In bepaalde stadswijken gaat het vermoedelijk<br />
om 6-8 procent van de bevolk<strong>in</strong>g (Leerkes e.a.,<br />
2004). De structurele aanwezigheid van illegalen – <strong>in</strong> de<br />
rest van dit artikel wordt de voorkeur gegeven aan deze<br />
maatschappelijk courante term – moet mede verklaard<br />
worden vanuit het bestaan van symbiotische relaties<br />
tussen dergelijke migranten enerzijds en (delen van) de<br />
meer gevestigde bevolk<strong>in</strong>g anderzijds. Werk, familie<br />
en partners trekken hen naar steden als Amsterdam<br />
en Rotterdam; de <strong>in</strong>formele stedelijke won<strong>in</strong>gmarkt<br />
maakt het, voor sommigen meer dan voor anderen,<br />
mogelijk om <strong>in</strong> bepaalde buurten betaalbare woonruimte<br />
te v<strong>in</strong>den, ook zonder <strong>in</strong>geschreven te zijn <strong>in</strong> het<br />
bevolk<strong>in</strong>gsregister. Hoewel illegalen enerzijds diverse<br />
economische en affectieve functies vervullen, gaat<br />
hun aanwezigheid soms gepaard met disfuncties. Met<br />
disfuncties worden alle soorten van processen bedoeld<br />
die de stabiliteit van een sociaal systeem ondermijnen<br />
(Merton & Nisbet, 1976). Ten eerste doen zich soms<br />
praktijken van economische uitbuit<strong>in</strong>g en vrouwenhandel<br />
voor die strijdig zijn met fundamentele rechtsbeg<strong>in</strong>selen<br />
(gelijkheidsbeg<strong>in</strong>sel, lichamelijke <strong>in</strong>tegriteit).<br />
Ten tweede kan er sprake zijn van overbewon<strong>in</strong>g van<br />
oude panden <strong>in</strong> oude wijken, met diverse vormen van<br />
buurtoverlast als gevolg. Ten derde kan er sprake zijn<br />
van epidemiologische risico’s (ook vanwege de beperkte<br />
gezondheidszorg voor illegalen). Ten slotte is er onder<br />
bepaalde groepen sprake van crim<strong>in</strong>aliteit.<br />
In wat volgt wordt duidelijk dat er tussen Amsterdam<br />
en Rotterdam naast overeenkomsten ook verschillen<br />
zijn <strong>in</strong> de wijze waarop illegalen lokaal worden<br />
geïncorporeerd en geweerd. Terwijl de lokale functies
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008<br />
(Dis)functies van illegaal verblijf <strong>in</strong> Amsterdam en Rotterdam<br />
Achtergrond<br />
van illegaal verblijf helpen verklaren waarom lokale<br />
overheden hen <strong>in</strong> de regel blijven gedogen, maken de<br />
plaatselijke disfuncties <strong>in</strong>zichtelijk waarom zij illegaal<br />
verblijf wel selectief bestrijden, en waarom Amsterdam<br />
en Rotterdam daarbij uiteenlopende accenten leggen.<br />
In dit artikel zijn – deels niet eerder gepubliceerde<br />
– gegevens verwerkt die werden verzameld voor een<br />
promotieonderzoek naar illegaal verblijf en veiligheid<br />
<strong>in</strong> Nederland (Leerkes, 2007). Er zijn aanwijz<strong>in</strong>gen<br />
dat de omvang van het verschijnsel (tijdelijk?) wat is<br />
gedaald vanwege de vijfde en zesde uitbreid<strong>in</strong>g van de<br />
Europese Unie – meer Oost-Europese migranten verkregen<br />
daarmee een ‘immigratievergunn<strong>in</strong>g’ – en het<br />
generaal pardon. Dit artikel kent de volgende opbouw.<br />
Eerst wordt <strong>in</strong>gegaan op de beeldvorm<strong>in</strong>g over illegalen<br />
<strong>in</strong> Amsterdam en Rotterdam. Dan volgt een analyse<br />
van de lokale patronen van illegaal verblijf. Vervolgens<br />
komt het vraagstuk van crim<strong>in</strong>aliteit en (drugs)<br />
overlast aan de orde. De conclusie vat de belangrijkste<br />
bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen nog eens samen.<br />
Berichtgev<strong>in</strong>g <strong>in</strong> Amsterdam en<br />
Rotterdam<br />
Op 18 juni 2007 staat <strong>in</strong> de Volkskrant een bericht<br />
onder de kop “Opgepakte West-Afrikanen moeten land<br />
uit”. Het bericht maakt meld<strong>in</strong>g van een zogenoemde<br />
Spirit-actie, waarbij de Amsterdamse politie een reeks<br />
dossiers rond illegale vreemdel<strong>in</strong>gen bij elkaar brengt<br />
om hen met een grote actie te kunnen aanhouden<br />
en uitzetten. Daarbij zijn behalve gewone agenten<br />
ook de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND),<br />
de Kon<strong>in</strong>klijke Marechaussee, de ‘vliegende brigade’<br />
van de mobiele eenheid, het Horeca Interventie<br />
Team (HIT) en ambtenaren van justitie en de<br />
Vreemdel<strong>in</strong>genpolitie betrokken. De actie – de twaalfde<br />
<strong>in</strong> zijn soort – was ditmaal gericht op West-Afrikanen<br />
die betrokken zouden zijn bij <strong>in</strong>ternetfraude, documentfraude<br />
en drugshandel. Er werden deze keer ruim<br />
honderd illegalen aangehouden. De eerste actie vond<br />
plaats <strong>in</strong> 2002.<br />
Op 7 december 2004 berichtte hetzelfde dagblad<br />
onder de kop “Grote actie overheid bij Keileweg” over<br />
P. 311<br />
Tabel 1 Aantal (verschillende) krantenberichten over illegaal<br />
verblijf <strong>in</strong> Amsterdam en Rotterdam <strong>in</strong> 2004 (N=103)<br />
bron: LexisNexis Academic, 2004, Geanalyseerde kranten: Algemeen<br />
Dagblad, E<strong>in</strong>dhovens Dagblad, Fem Bus<strong>in</strong>ess, De Tijd, Het F<strong>in</strong>ancieele<br />
Dagblad, Haagsche Courant, NRC Handelsblad, Het Parool, De Telegraaf,<br />
Trouw, de Volkskrant<br />
Amsterdam Rotterdam<br />
Crim<strong>in</strong>aliteit, drugs, fraude 21 5<br />
Illegale bewon<strong>in</strong>g 4 15<br />
Leefbaarheid 4 8<br />
Werk 2 9<br />
Prostitutie 6 2<br />
Besmettelijke ziektes (HIV) 7 0<br />
Terrorisme 4 2<br />
Ruimtelijke concentratie 0 5<br />
Mensensmokkel 2 3<br />
Illegaliteit algemeen 3 1<br />
Totaal 53 50<br />
een grote controle op het bedrijventerre<strong>in</strong> van de<br />
huisjesmelker Cees Engel, naast de tippelzone op<br />
de Rotterdamse Keileweg. Het wijkteam Spangen-<br />
Mathenesse viel het bedrijvencomplex b<strong>in</strong>nen, samen<br />
met onder meer de Regionale Ondersteun<strong>in</strong>gs Groep,<br />
de Vreemdel<strong>in</strong>gendienst, Eneco en de arbeids<strong>in</strong>spectie.<br />
In de veertig onderzochte panden werden elf illegalen<br />
aangehouden. De politie arresteerde daarnaast twee<br />
mensen voor drugsbezit en diefstal. Twee hennepkwekerijen<br />
werden ontmanteld. Het conflict tussen Engel<br />
en de gemeente gaat over de manier waarop Engel met<br />
zijn huizenbezit omspr<strong>in</strong>gt. Hij zou de verloeder<strong>in</strong>g van<br />
oude wijken bevorderen, onder meer door willens en<br />
wetens te verhuren aan illegalen en drugshandelaren.<br />
De gemeente heeft Engel <strong>in</strong> 2007 voor 13 miljoen euro<br />
uitgekocht, maar soortgelijke acties van Rotterdamse<br />
‘<strong>in</strong>terventieteams’ v<strong>in</strong>den tot op heden plaats.<br />
Zoals ook uit het bovenstaande blijkt, berichten de<br />
media (uiteraard) vooral over de veronderstelde disfuncties<br />
van illegaal verblijf. Beide berichten geven een<br />
aardige illustratie van de manier waarop Amsterdam<br />
en Rotterdam problematische aspecten van het<br />
illegalenvraagstuk def<strong>in</strong>iëren en bestrijden. Analyse<br />
van een groter aantal krantenberichten laat zien dat<br />
bepaalde aspecten van illegaal verblijf weliswaar <strong>in</strong><br />
beide steden als problematisch worden gezien, maar dat<br />
het illegalenvraagstuk <strong>in</strong> Rotterdam vooral wordt gerelateerd<br />
aan illegale bewon<strong>in</strong>g, ruimtelijke concentratie<br />
en leefbaarheid, terwijl de aandacht zich <strong>in</strong> Amsterdam<br />
veeleer richt op crim<strong>in</strong>ele illegalen en gezondheidsrisico’s,<br />
met name het risico van HIV (tabel 1). In de
<strong>Rooilijn</strong><br />
Jg. 41 / Nr. 5 / 2008<br />
volgende paragrafen wordt getracht deze overeenkomst<br />
(<strong>in</strong> beide steden is blijkbaar een ‘illegalenvraagstuk’)<br />
en verschillen (<strong>in</strong> beide steden worden verschillende<br />
accenten gelegd) stadssociologisch te verklaren.<br />
Illegaliteit <strong>in</strong> Amsterdam en Rotterdam<br />
De onderstaande analyse is gebaseerd op door de<br />
politie geregistreerde woonadressen van alle illegalen<br />
die <strong>in</strong> Nederland zijn staandegehouden <strong>in</strong> de periode<br />
1997-2003. Voorts is gebruik gemaakt van de resultaten<br />
van kwalitatief veldwerk <strong>in</strong> een Rotterdamse en<br />
Haagse stadsbuurt waar illegaal verblijf veelvuldig<br />
voorkomt. Deze kwalitatieve <strong>in</strong>zichten zijn ook nuttig<br />
om de cijfermatige patronen voor Amsterdam te<br />
<strong>in</strong>terpreteren. Bij het veldwerk is gesproken met tw<strong>in</strong>tig<br />
sleutel<strong>in</strong>formanten die professioneel te maken hebben<br />
met illegaal verblijf (politiemensen, medewerkers van<br />
won<strong>in</strong>gbouwverenig<strong>in</strong>gen, buurtwerkers en dergelijke).<br />
Ook hebben hoogopgeleide <strong>in</strong>terviewers, die<br />
mede waren geselecteerd op hun etnische achtergrond,<br />
zeventig illegalen uit zes herkomstlanden <strong>in</strong> hun<br />
moedertaal geïnterviewd, evenals 45 personen die hen<br />
woonruimte boden. Ze wierven via de sleutel<strong>in</strong>formanten.<br />
Daarnaast spraken ze potentiële respondenten<br />
aan <strong>in</strong> cafés, theehuizen, de moskee en op straat. Verder<br />
<strong>in</strong>terviewden ruim honderd sociologiestudenten van de<br />
Universiteit van Amsterdam er elk een buurtbewoner<br />
over de buurtveiligheid en -leefbaarheid (Leerkes &<br />
Bernasco, 2007).<br />
In de onderzoeksperiode werd er ruim vijftienduizend<br />
keer per jaar een ‘illegale vreemdel<strong>in</strong>g’ staandegehouden.<br />
Ongeveer vijfduizend keer gebeurde dat <strong>in</strong><br />
Amsterdam of Rotterdam. De redenen van staandehoud<strong>in</strong>g<br />
varieerden. Landelijk g<strong>in</strong>g het <strong>in</strong> circa de helft<br />
van de gevallen om ‘illegaal verblijf’, ‘illegale arbeid’<br />
of een (andere) overtred<strong>in</strong>g zoals ‘zwartrijden <strong>in</strong> het<br />
openbaar vervoer’. Overige redenen waren verdenk<strong>in</strong>gen<br />
van misdrijven; meestal diefstal, identiteitsfraude<br />
of drugshandel. De opgepakte illegalen kwamen vooral<br />
uit een groot aantal niet-EU landen. Ongeveer vijftien<br />
procent was van westerse herkomst. In Rotterdam<br />
bestaat de laatstgenoemde groep voornamelijk uit<br />
(Dis)functies van illegaal verblijf <strong>in</strong> Amsterdam en Rotterdam<br />
P. 312<br />
Franse en Belgische drugstoeristen die hun verblijfsrecht<br />
zijn kwijtgeraakt wegens overlast en crim<strong>in</strong>aliteit.<br />
Volgens een schatt<strong>in</strong>g van Cruyff en Van der Heijden<br />
(2004) woonden er <strong>in</strong> Amsterdam jaarlijks vijftien-<br />
tot vijfentw<strong>in</strong>tigduizend illegalen en <strong>in</strong> Rotterdam<br />
tw<strong>in</strong>tig- tot dertigduizend. Dit impliceert dat twee<br />
tot drie procent van de hoofdstedelijke en drie tot<br />
vijf procent van de Rotterdamse bevolk<strong>in</strong>g illegaal<br />
<strong>in</strong> Nederland verbleef. Er zijn aanwijz<strong>in</strong>gen dat er <strong>in</strong><br />
Rotterdam sprake was van een verm<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g van het<br />
aantal westerse illegalen. Door de Rotterdamse aanpak<br />
heeft drugsproblematiek zich deels verplaatst naar<br />
steden <strong>in</strong> de grensstreek (Venlo, Heerlen, Maastricht,<br />
Antwerpen).<br />
Het zal geen verbaz<strong>in</strong>g wekken dat illegaal verblijf<br />
meestal niet <strong>in</strong> de stedelijke goudkust is gesitueerd.<br />
Het betreft veeleer m<strong>in</strong>der aantrekkelijke gebieden<br />
waar welgestelden zich liever niet vestigen. Illegalen<br />
wonen er temidden van andere relatief kapitaalarme<br />
groepen zoals legale niet-westerse migranten, hun<br />
nazaten, werklozen en studenten. Elders is de ‘ruimtelijke<br />
kansenstructuur van illegaal verblijf’ uitgebreid<br />
beschreven (Leerkes e.a., 2007). Hieronder wordt<br />
vooral <strong>in</strong>gegaan op de overeenkomsten en verschillen<br />
tussen Amsterdam en Rotterdam.<br />
De ruimtelijke concentratie van illegaal verblijf <strong>in</strong><br />
achterstandswijken heeft diverse achtergronden.<br />
Ten eerste is er een verband tussen illegaal verblijf<br />
en een, voor Nederlandse begrippen, lage lokale<br />
levensstandaard. Het Nederlandse immigratiebeleid<br />
discrim<strong>in</strong>eert namelijk sterk naar herkomstland<br />
en <strong>in</strong>komen: terwijl onderdanen van lidstaten van<br />
de Europese Unie aan steeds m<strong>in</strong>der voorwaarden<br />
hoeven te voldoen om <strong>in</strong> Nederland te wonen en/of te<br />
werken, gelden er voor niet-westerse migranten strenge<br />
(<strong>in</strong>komens)eisen. Degenen die daar niet aan voldoen<br />
zijn, als ze toch <strong>in</strong> Nederland willen leven, aangewezen<br />
op illegaal verblijf. Zonder verblijfsvergunn<strong>in</strong>g is een<br />
hoog <strong>in</strong>komen vervolgens praktisch uitgesloten. Een<br />
andere reden voor de concentratie <strong>in</strong> armere buurten<br />
is dat illegalen vaak goedkoop willen wonen. Net als
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008<br />
(Dis)functies van illegaal verblijf <strong>in</strong> Amsterdam en Rotterdam<br />
andere armere migranten proberen ze veelal te sparen<br />
om familie thuis te ondersteunen, als appeltje voor<br />
de dorst, bijvoorbeeld als verzeker<strong>in</strong>g tegen periodes<br />
van werkloosheid, of voor een gedroomde toekomst<br />
<strong>in</strong> een geboorteland. Toch vestigen illegalen zich niet<br />
alleen <strong>in</strong> achterstandsbuurten omdat ze alleen daar<br />
betaalbare huisvest<strong>in</strong>g v<strong>in</strong>den. Velen hebben er familie<br />
of landgenoten wonen, waarmee ze vaak gemengde<br />
huishoudens vormen. Doorgaans kunnen ze bij hen<br />
om niet <strong>in</strong>wonen of ze leveren een schappelijke, al dan<br />
niet f<strong>in</strong>anciële, tegenprestatie. Een vergelijkbare figuur<br />
ontstaat wanneer illegale migranten samenwonen met<br />
een allochtone of autochtone partner. Het gaat deels<br />
om liefdesparen waarvan degene die al <strong>in</strong> Nederland<br />
woonde (nog) niet aan de overheidsvoorwaarden<br />
voldoet – bijvoorbeeld op het gebied van <strong>in</strong>komen – om<br />
de buitenlandse partner officieel naar Nederland te<br />
halen. Daarnaast betreft het <strong>in</strong> Nederland gevormde<br />
koppels, waarbij de partner al om een andere reden<br />
illegaal <strong>in</strong> Nederland was. In het laatste geval kan er<br />
sprake zijn van meer <strong>in</strong>strumentele relaties, waarbij<br />
de illegale migrant(e) uite<strong>in</strong>delijk via de partner een<br />
verblijfsvergunn<strong>in</strong>g hoopt te verwerven.<br />
Anderen vestigen zich primair <strong>in</strong> een bepaalde buurt<br />
vanwege de nabijheid tot werk. De werkplek kan <strong>in</strong><br />
de buurt zelf liggen (bijvoorbeeld een Turkse w<strong>in</strong>kel)<br />
of erbuiten (schoonmaakwerk bij Hollandse tweeverdieners<br />
elders <strong>in</strong> de stad). Vaak gaat het dan om<br />
laaggeschoold werk <strong>in</strong> de commerciële dienstverlen<strong>in</strong>g<br />
of tu<strong>in</strong>bouw. Dergelijke arbeidsmigranten huren veelal<br />
tegen een commerciële prijs een bed, kamer of etage<br />
van een particulier. Informele pensions waar mensen<br />
tijdelijk een (stapel)bed huren worden ook wel ‘slaappanden’<br />
of ‘draaihuizen’ genoemd. Huisjesmelkers<br />
plaatsen daar<strong>in</strong> vaak schotten om een zo groot<br />
mogelijk aantal mensen te kunnen huisvesten. Door<br />
hun comb<strong>in</strong>atie van economisch en sociaal kapitaal<br />
zijn illegalen met relatief goedbetaald werk en familie<br />
of vrienden <strong>in</strong> de wijk op de won<strong>in</strong>gmarkt meestal het<br />
beste af. Zij hebben de grootste kans op onderhuur van<br />
een (corporatie)won<strong>in</strong>g die officieel gehuurd wordt<br />
door een legale <strong>in</strong>gezetene.<br />
P. 313<br />
Buurten met verhoogde concentraties illegaal verblijf<br />
kenmerken zich vaak door een cumulatie van<br />
omstandigheden die illegaal verblijf mogelijk maken<br />
of er althans we<strong>in</strong>ig weerstand tegen bieden: er wonen<br />
veel eerste en tweede generatie legale migranten, er<br />
is <strong>in</strong> de omgev<strong>in</strong>g werk voorhanden, de waarde van<br />
de (particuliere) won<strong>in</strong>gen is er laag en er wonen<br />
veel (armere) alleenstaanden. Deze condities zijn <strong>in</strong><br />
zowel Amsterdam als Rotterdam <strong>in</strong> belangrijke mate<br />
aanwezig. De steden vertonen veel overeenkomsten.<br />
Zo zijn niet-westerse m<strong>in</strong>derheidsgroeper<strong>in</strong>gen er sterk<br />
vertegenwoordigd. Voorts bestaat ongeveer de helft<br />
van de won<strong>in</strong>gvoorraad uit goedkopere won<strong>in</strong>gen van<br />
won<strong>in</strong>gcorporaties. Ten slotte is er de nodige bedrijvigheid<br />
<strong>in</strong> de commerciële dienstverlen<strong>in</strong>g (detailhandel,<br />
horeca, zakelijke dienstverlen<strong>in</strong>g).<br />
Er zijn ook belangrijke verschillen. Ten eerste biedt<br />
Rotterdam relatief veel open<strong>in</strong>gen voor illegalen met<br />
een laag <strong>in</strong>komen en zonder gevestigde familie of<br />
vrienden. Er zijn relatief veel goedkope won<strong>in</strong>gen <strong>in</strong><br />
particliere handen die door huisjesmelkers kunnen<br />
worden opgekocht. Ook is de huurprijs per vierkante<br />
meter er lager dan <strong>in</strong> Amsterdam. Verder is er aan<br />
de onderkant van de Rotterdamse won<strong>in</strong>gmarkt vrij<br />
veel leegstand. Leegstaande won<strong>in</strong>gen vormen voor<br />
armere en/of verslaafde illegalen een alternatief voor<br />
dakloosheid.<br />
In Amsterdam, waar relatief veel bedrijfsvestig<strong>in</strong>gen<br />
en banen zijn, liggen er juist voor werkende illegalen<br />
wat meer bestaanskansen. Mede door de opkomst van<br />
de duale arbeidsmarkt (Sassen, 1991) ligt het werkloosheidspercentage<br />
<strong>in</strong> Amsterdam s<strong>in</strong>ds 1992 enkele<br />
procentpunten lager dan <strong>in</strong> Rotterdam, vooral bij de<br />
allochtone bevolk<strong>in</strong>g. Wel is er <strong>in</strong> de regio Rotterdam<br />
weer wat meer werkgelegenheid voor illegalen <strong>in</strong><br />
de tu<strong>in</strong>bouw. Ten slotte zijn er <strong>in</strong> Amsterdam nog<br />
meer eenpersoonshuishoudens – vaak s<strong>in</strong>gles – dan<br />
<strong>in</strong> Rotterdam. Zo wordt <strong>in</strong>zichtelijker waarom er<br />
<strong>in</strong> Amsterdam en Rotterdam substantiële aantallen<br />
illegalen leven. Beide steden bieden hen een relatief<br />
rijk ontwikkelde kansenstructuur, dat wil zeggen een
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008<br />
(Dis)functies van illegaal verblijf <strong>in</strong> Amsterdam en Rotterdam<br />
Figuur 1a Spreid<strong>in</strong>g van legale Sur<strong>in</strong>amers over Amsterdam, van m<strong>in</strong>der dan<br />
8,2 procent naar meer dan 39,8 procent van de bevolk<strong>in</strong>g<br />
Figuur 2a Spreid<strong>in</strong>g van legale Noord-Afrikanen (Marokkanen) over<br />
Amsterdam, van m<strong>in</strong>der dan 6,9 procent naar maximaal 35,2 procent van de<br />
bevolk<strong>in</strong>g<br />
Figuur 3a Spreid<strong>in</strong>g van legale Turken over Rotterdam, van m<strong>in</strong>der dan 6,1<br />
procent naar maximaal 25,1 procent van de bevolk<strong>in</strong>g<br />
Figuur 4a Spreid<strong>in</strong>g van legale Oost-Europeanen (m.u.v. voormalig<br />
Joegoslaviërs) over Rotterdam, van m<strong>in</strong>der dan 0,6 procent naar maximaal 3,5<br />
procent van de bevolk<strong>in</strong>g<br />
P. 314<br />
Figuur 1b Spreid<strong>in</strong>g van illegale Sur<strong>in</strong>amers over Amsterdam, van m<strong>in</strong>der dan<br />
0,5 procent naar maximaal 4,4 procent van de bevolk<strong>in</strong>g<br />
Figuur 2b Spreid<strong>in</strong>g van illegale Noord-Afrikanen (Marokkanen) over<br />
Amsterdam, van m<strong>in</strong>der dan 0,6 procent naar maximaal 2,1 procent van de<br />
bevolk<strong>in</strong>g<br />
Figuur 3b Spreid<strong>in</strong>g van illegale Turken over Rotterdam, van m<strong>in</strong>der dan 0,4<br />
procent naar maximaal 2,2 procent van de bevolk<strong>in</strong>g<br />
Figuur 4b Spreid<strong>in</strong>g van legale Oost-Europeanen (m.u.v. voormalig<br />
Joegoslaviërs) over Rotterdam, van m<strong>in</strong>der dan 0,6 procent naar maximaal 4,9<br />
procent van de bevolk<strong>in</strong>g
<strong>Rooilijn</strong><br />
Jg. 41 / Nr. 5 / 2008<br />
exogene sociaaleconomische structuur die illegaal<br />
verblijf op bepaalde plaatsen <strong>in</strong> het stedelijke landschap<br />
mogelijk maakt en er deels ook vraag naar<br />
oproept. En voorzover een aspect van die structuur wat<br />
zwakker is ontwikkeld (we<strong>in</strong>ig goedkope won<strong>in</strong>gen<br />
<strong>in</strong> Amsterdam), is ee een op de vier n andere dimensie<br />
juist wat sterker aanwezig (meer werk <strong>in</strong> A exogene<br />
sociaal msterdam). Zo houden de <strong>in</strong>terstedelijke<br />
verschillen elkaar als het ware <strong>in</strong> balans.<br />
Bovenstaande blik op de won<strong>in</strong>gmarktstructuur maakt<br />
al duidelijker waarom Rotterdam illegaal verblijf<br />
vooral <strong>in</strong> negatieve z<strong>in</strong> verb<strong>in</strong>dt met ‘illegale bewon<strong>in</strong>g’<br />
en ‘leefbaarheid’. Het is <strong>in</strong> de hoofdstad simpelweg<br />
moeilijker om slaappanden uit te baten, omdat er<br />
relatief we<strong>in</strong>ig goedkope particuliere won<strong>in</strong>gen zijn.<br />
Ook zijn er we<strong>in</strong>ig leegstaande won<strong>in</strong>gen die een tijdje<br />
als drugspand kunnen dienen. Bovendien is de werkloosheid<br />
er lager, vermoedelijk ook onder de ‘illegale<br />
beroepsbevolk<strong>in</strong>g’.<br />
Etnische samenstell<strong>in</strong>g<br />
Het aandeel van de drie ‘klassieke m<strong>in</strong>derheidsgroeper<strong>in</strong>gen’<br />
(Sur<strong>in</strong>amers, Turken en Marokkanen) is<br />
onder de illegale bevolk<strong>in</strong>g wat kle<strong>in</strong>er dan onder de<br />
legale allochtone bevolk<strong>in</strong>g. Veel illegalen belichamen<br />
namelijk recentere migratiestromen die de nationale<br />
overheid probeert te beperken. Het gaat daarbij om een<br />
bonte verzamel<strong>in</strong>g van uitgeprocedeerde asielzoekers,<br />
‘pioniers’ die met mensensmokkelaars naar Nederland<br />
komen, (overige) pendelmigranten zoals Oost-Europese<br />
landarbeiders (aspergestekers, aardbeienplukkers)<br />
en bandieten die hun werkterre<strong>in</strong> naar West-Europa<br />
uitbreiden.<br />
In de onderzoeksperiode kwam een aanzienlijk deel<br />
van deze nieuwkomers uit Oost-Europa. In Amsterdam<br />
en Rotterdam was één op de vier staandegehouden<br />
illegalen een Oost-Europeaan. Ter vergelijk<strong>in</strong>g: bij de<br />
legale niet-westerse bevolk<strong>in</strong>g was het aandeel van de<br />
Oost-Europeanen m<strong>in</strong>der dan tien procent. Illegale<br />
Oost-Europeanen woonden overwegend <strong>in</strong> dezelfde<br />
wijken als illegale volgmigranten uit de klassieke m<strong>in</strong>derheidsgroeper<strong>in</strong>gen,<br />
hoewel hun verbijf er vooral was<br />
gerelateerd aan de aanwezigheid van betaalbare en toegankelijke<br />
huisvest<strong>in</strong>g (particuliere huisbazen) en niet<br />
zozeer aan de aanwezigheid van legale landgenoten. De<br />
schaarse legale Oost-Europeanen die er <strong>in</strong> Amsterdam<br />
en Rotterdam waren, behoorden meestal tot de wat<br />
‘betere’ kr<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> middenstandswijken (zie figuur<br />
4a en 4b voor Rotterdam; r=.19). Etnische verschillen<br />
tussen Amsterdamse en Rotterdamse illegalen komen<br />
(Dis)functies van illegaal verblijf <strong>in</strong> Amsterdam en Rotterdam<br />
P. 315<br />
pas naar voren bij kle<strong>in</strong>ere groepen. Zo woonden er<br />
<strong>in</strong> Rotterdam meer Kaapverdische en Joegoslavische<br />
illegalen. In Amsterdam waren veel illegale Ghanezen.<br />
Deze lokale bijzonderheden zijn het gevolg van de<br />
demografische opbouw van beide steden. In Rotterdam<br />
wonen van oudsher namelijk veel Kaapverdische en<br />
Joegoslavische havenarbeiders. Recent is er <strong>in</strong> de hoofdstad<br />
een bloeiende Ghanese gemeenschap gegroeid van<br />
ongeveer 10.000 personen met rechtmatig verblijf.<br />
Illegaal verblijf en etnische segregatie<br />
In Rotterdam is de segregatie naar <strong>in</strong>komen en etniciteit<br />
ongeveer een kwart sterker dan <strong>in</strong> Amsterdam (Van<br />
der Woude e.a., 2001). De ruimtelijke <strong>in</strong>corporatie<br />
van illegalen volgt de segregatie bij de legale bevolk<strong>in</strong>g<br />
en borduurt er op voort: de sterkere ontmeng<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />
Rotterdam prest ook illegale nieuwkomers tot een<br />
sterkere ruimtelijke concentratie en segregatie. De<br />
politiegegevens suggereren althans dat 41 procent<br />
van de Rotterdamse illegalen naar een ander postcodegebied<br />
zou moeten verhuizen om een gelijkmatige<br />
spreid<strong>in</strong>g over de stad te verkrijgen. In Amsterdam<br />
is dit 34 procent. De segregatie met de autochtone<br />
bevolk<strong>in</strong>g is nog wat sterker en loopt tussen beide<br />
steden tevens meer uiteen. In de hoofdstad zou 37<br />
procent van de illegalen naar een andere buurt moeten<br />
verhuizen om volledige meng<strong>in</strong>g te verkrijgen met de<br />
Hollandse Amsterdammers. In Rotterdam is dit met<br />
52 procent bijna de helft meer. De sterkere segregatie <strong>in</strong><br />
Rotterdam vormt wellicht een additionele verklar<strong>in</strong>g<br />
waarom illegaal verblijf er <strong>in</strong> sterkere mate wordt<br />
gerelateerd aan ‘leefbaarheid’; <strong>in</strong> Amsterdam is illegaal<br />
verblijf wat meer over de hele stad gespreid. Daardoor<br />
vallen eventuele negatieve effecten voor de buurt<br />
misschien m<strong>in</strong>der op dan <strong>in</strong> Rotterdam. De sterkere<br />
meng<strong>in</strong>g met de reguliere bevolk<strong>in</strong>g, gekoppeld aan<br />
het relatief hoge percentage s<strong>in</strong>gles – ook gezien de kans<br />
op relatievorm<strong>in</strong>g tussen illegalen en andere stedel<strong>in</strong>gen<br />
–, vormt misschien een deel van de verklar<strong>in</strong>g<br />
waarom Amsterdam zich juist meer zorgen lijkt te<br />
maken over besmettelijke ziektes (HIV). Overigens<br />
hoeft de laatstgenoemde zorg niet per se te leiden tot<br />
restrictief beleid. Ook preventie en behandel<strong>in</strong>g zijn tot<br />
op zekere hoogte mogelijk, al is de handel<strong>in</strong>gsruimte<br />
van medici aan grenzen gebonden. In 1998 werd een<br />
legale verblijfsstatus namelijk een voorwaarde voor<br />
een ziektekostenverzeker<strong>in</strong>g. In de praktijk wordt de<br />
behandel<strong>in</strong>g voor AIDS bij illegalen dan ook pas gestart<br />
als zich concrete ziekteverschijnselen voordoen, waarna<br />
de kosten worden gedeclareerd bij het zogenoemde<br />
Koppel<strong>in</strong>gsfonds voor onverzekerden. Illegaliteit kan<br />
preventie en behandel<strong>in</strong>g ook op andere manieren
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008<br />
(Dis)functies van illegaal verblijf <strong>in</strong> Amsterdam en Rotterdam<br />
bemoeilijken, bijvoorbeeld wanneer migranten<br />
(mede) door hun illegale status geen vaste verblijfplaats<br />
hebben.<br />
Crim<strong>in</strong>aliteit<br />
In het voorgaande zijn enkele lokale (dis)functies<br />
van illegaal verblijf <strong>in</strong> verband gebracht met de<br />
stedelijke sociale structuur als geheel. De bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g<br />
dat de media vaak berichten over crim<strong>in</strong>ele illegalen<br />
<strong>in</strong> relatie tot Amsterdam is vooralsnog onverklaard<br />
gebleven. Plegen illegalen er werkelijk meer misdrijven?<br />
En zo ja: wat is daarvan de achtergrond? In de<br />
onderzoeksperiode was drie tot vijf procent van de<br />
Rotterdamse crim<strong>in</strong>aliteitsverdachten illegaal (tabel<br />
3), ongeveer evenveel als het plaatselijke bevolk<strong>in</strong>gsaandeel<br />
van illegalen. In Amsterdam lag op basis van<br />
de politiecijfers het aandeel illegale crim<strong>in</strong>aliteitsverdachten<br />
e<strong>in</strong>d jaren negentig eveneens op drie tot vijf<br />
procent. Ervan uitgaande dat illegalen twee tot drie<br />
procent van de Amsterdamse bevolk<strong>in</strong>g vertegenwoordigden,<br />
waren illegalen <strong>in</strong> de crim<strong>in</strong>aliteitscijfers<br />
dus met een factor anderhalf tot twee oververtegenwoordigd<br />
<strong>in</strong> de hoofdstad. Rond de eeuwwissel<strong>in</strong>g<br />
stijgt het aantal illegale crim<strong>in</strong>aliteitsverdachten <strong>in</strong><br />
Amsterdam bovendien fl<strong>in</strong>k, mede als gevolg van<br />
verscherpt politieoptreden. Zoals gezegd vond <strong>in</strong><br />
2002 de eerste Spirit-actie plaats. Toch wijst de stijg<strong>in</strong>g<br />
vermoedelijk ook op een werkelijke toename van<br />
crim<strong>in</strong>aliteit, gezien ook de tim<strong>in</strong>g ervan, voor de<br />
eerste Spirit-actie. Mijn promotieonderzoek suggereert<br />
dat die toename twee hoofdoorzaken heeft. Ten<br />
eerste werkt de voortschrijdende <strong>in</strong>ternationaliser<strong>in</strong>g<br />
vormen van transnationaal banditisme <strong>in</strong> de hand.<br />
Een onbedoeld gevolg van het politieke streven naar<br />
Europese <strong>in</strong>tegratie is bijvoorbeeld dat groepjes Oost-<br />
Europeanen afreizen naar West-Europa om te stelen.<br />
Voor banditisme vanuit Afrika (meestal fraude) en<br />
Zuid-Amerika (drugshandel) zijn eveneens aanwijz<strong>in</strong>gen.<br />
In dit verband wordt ook wel gesproken van<br />
‘importcrim<strong>in</strong>aliteit’ (Bovenkerk, 2003).<br />
De tweede verklar<strong>in</strong>g moet worden gezocht <strong>in</strong> de<br />
afgenomen bestaanskansen van illegalen op de<br />
P. 316<br />
arbeids- en won<strong>in</strong>gmarkt als gevolg van het strengere<br />
Nederlandse illegalenbeleid. Betrokkenheid bij<br />
misdaad is dan een gedragsaanpass<strong>in</strong>g aan de soms<br />
zeer marg<strong>in</strong>ale maatschappelijke positie waar<strong>in</strong><br />
iemand terecht kan komen, mede vanwege de illegale<br />
verblijfsstatus. Met name deze laatste factor verklaart<br />
waarom de bijdrage van de niet-westerse illegalen aan<br />
de Rotterdamse crim<strong>in</strong>aliteitscijfers tijdens de jaren<br />
negentig eveneens is toegenomen, terwijl het drugstoerisme<br />
er juist afnam.<br />
De sterkere Amsterdamse preoccupatie met crim<strong>in</strong>ele<br />
illegalen lijkt dus niet helemaal ongegrond. Hoewel ik<br />
niet specifiek studie heb gemaakt van de achtergronden<br />
van de hogere crim<strong>in</strong>aliteit <strong>in</strong> Amsterdam, geeft<br />
de crim<strong>in</strong>ologische literatuur een aantal aanknop<strong>in</strong>gspunten.<br />
Ten eerste is Amsterdam een belangrijk<br />
centrum voor de Europese drugshandel (Zaitch,<br />
2002). Daardoor zijn er misschien meer misdaadorganisaties<br />
actief waarvan de leden zich (deels) illegaal<br />
<strong>in</strong> Nederland vestigen of waarvoor illegalen worden<br />
geworven die oorspronkelijk om een andere reden<br />
naar Nederland kwamen. De politiecijfers suggereren<br />
<strong>in</strong>derdaad dat illegalen zich <strong>in</strong> Amsterdam vaker op<br />
ernstige misdrijven en drugshandel toeleggen. Ten<br />
tweede lijkt toeristisch Amsterdam meer kansen te<br />
bieden aan ongeorganiseerde zakkenrollers. Loef en<br />
Holla (1989) ontdekten reeds dat 70 procent van de<br />
plaatselijke slachtoffers van berov<strong>in</strong>g toeristen zijn.<br />
<strong>Meer</strong> recent <strong>in</strong>terviewde Van Kalmthout (2004) een<br />
professionele illegale Algerijnse zakkenroller die het <strong>in</strong><br />
Amsterdam <strong>in</strong>derdaad voornamelijk op toeristen had<br />
voorzien (en zich daarvan een goed hotel kon veroorloven).<br />
Het kan zijn dat Oost-Europese zakkenrollers<br />
zich <strong>in</strong> de periode voor de uitbreid<strong>in</strong>g van de EU <strong>in</strong><br />
toenemende mate illegaal <strong>in</strong> de hoofdstad vestigden<br />
om gebruik te maken van deze crim<strong>in</strong>ele kansen (en<br />
tegelijkertijd iets van onze fraaie hoofdstad te zien).<br />
Het belang voor de stad<br />
In dit artikel heb ik beargumenteerd dat de aanwezigheid<br />
van illegalen <strong>in</strong> Amsterdam en Rotterdam<br />
mede begrepen moet worden vanuit vier structurele
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008<br />
(Dis)functies van illegaal verblijf <strong>in</strong> Amsterdam en Rotterdam<br />
factoren: de aanwezigheid van (1) een grote verscheidenheid<br />
aan (legale) migrantengroepen, (2)<br />
werkgelegenheid (vooral <strong>in</strong> de dienstensector),<br />
(3) s<strong>in</strong>gles en (4) goedkope (vooral particuliere)<br />
huisvest<strong>in</strong>g. Vooral de eerste drie factoren zijn<br />
steeds kenmerkender voor het moderne stadsleven.<br />
De genoemde functies van illegaal verblijf variëren<br />
we<strong>in</strong>ig tussen Amsterdam en Rotterdam. Ze helpen<br />
ons begrijpen waarom beide lokale overheden <strong>in</strong><br />
feite nog altijd een gedoogbeleid voeren, <strong>in</strong> weerwil<br />
van het strengere nationale illegalenbeleid. Als<br />
lokale overheden sterker zouden optreden, zouden<br />
ze te <strong>in</strong>grijpend <strong>in</strong>terveniëren <strong>in</strong> situaties die <strong>in</strong> het<br />
reguliere stadsleven van waarde zijn: economische<br />
banden, familierelaties, relatievorm<strong>in</strong>g.<br />
In dit artikel is betoogd dat er ook disfuncties van<br />
illegaal verblijf waarneembaar zijn. Juist die lijken<br />
tussen Amsterdam en Rotterdam te verschillen. In<br />
Amsterdam is er vooral sprake van overlast op het<br />
gebied van crim<strong>in</strong>aliteit en zijn er medische zorgen.<br />
In Rotterdam neemt overlast vooral de vorm aan van<br />
leefbaarheidsproblemen <strong>in</strong> concentratiebuurten.<br />
Deze plaatselijke disfuncties van illegaal verblijf<br />
maken <strong>in</strong>zichtelijk waarom lokale overheden <strong>in</strong><br />
de grote steden wel degelijk een selectief repressief<br />
beleid zijn gaan voeren, en waarom Amsterdam en<br />
Rotterdam daarbij uiteenlopende accenten leggen.<br />
En <strong>in</strong> feite dw<strong>in</strong>gen de plaatselijke omstandigheden<br />
hen tot de ‘gekozen’ accenten: we hebben gezien<br />
dat de plaatselijke disfuncties van illegaal verblijf<br />
evenm<strong>in</strong> los gedacht kunnen worden van de lokale<br />
sociale structuur als geheel. Ook daar<strong>in</strong> schuilt de<br />
<strong>in</strong>vloed van lokale omstandigheden op de doeltreffendheid<br />
van het streven van nationale overheden<br />
om <strong>in</strong>ternationale migratiestromen te sturen.<br />
Arjen Leerkes (a.s.leerkes@m<strong>in</strong>jus.nl) werkt als onderzoeker bij het<br />
Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum (WODC) van<br />
het M<strong>in</strong>isterie van Justitie en is daarnaast verbonden aan de Erasmus<br />
Universiteit Rotterdam. E<strong>in</strong>d 2007 promoveerde hij bij de Universiteit<br />
van Amsterdam op een onderzoek naar illegaal verblijf en veiligheid <strong>in</strong><br />
Nederland.<br />
Literatuur<br />
P. 317<br />
Andreas, P. & T. Snyder (red.) (2000) The wall around the West: state borders and<br />
immigration controls <strong>in</strong> North America and Europe, Rowman & Littlefield, Lanham,<br />
MD<br />
Bovenkerk, F. (2003) ‘Taboe <strong>in</strong> de crim<strong>in</strong>ologie’, Proces. Tijdschrift voor berecht<strong>in</strong>g en<br />
de reclasser<strong>in</strong>g, jg. 82, p. 242-251<br />
Borja, J. & M. Castells (1997) Local and global: the management of cities <strong>in</strong> the<br />
<strong>in</strong>formation age, Earthscan, London<br />
Cruyff, M. & P. van der Heijden (2004) ‘Een ram<strong>in</strong>g van het aantal illegalen <strong>in</strong><br />
Nederland’.A. Leerkes, M. van San, G. Engbersen, M. Cruyff & P. van der Heijden,<br />
Wijken voor illegalen. Over ruimtelijke spreid<strong>in</strong>g, huisvest<strong>in</strong>g en leefbaarheid, p.<br />
31-42, Sdu, Den Haag,<br />
Heijden, P. van der, M. Cruyff & H. van Houwel<strong>in</strong>gen (2006) Een schatt<strong>in</strong>g van het aantal<br />
<strong>in</strong> Nederland verblijvende illegale vreemdel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> 2005,Universiteit van Utrecht,<br />
Utrecht<br />
Kalmthout, A. van (2004) Terugkeermogelijkheden van vreemdel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong><br />
vreemdel<strong>in</strong>genbewar<strong>in</strong>g, Wolf Legal Publishers, Nijmegen<br />
Leerkes, A. (2007) Illegaal verblijf en veiligheid <strong>in</strong> Nederland, Proefschrift Universiteit<br />
van Amsterdam (downloadbaar), Amsterdam. Een Engelstalige uitgave verschijnt<br />
naar verwacht<strong>in</strong>g e<strong>in</strong>d 2008, beg<strong>in</strong> 2009 <strong>in</strong> de IMISCOE reeks van de Amsterdam<br />
University Press, Amsterdam<br />
Leerkes, A., M. van San, G. Engbersen, M. Cruyff & P. van der Heijden (2004) Wijken<br />
voor illegalen: Over ruimtelijke spreid<strong>in</strong>g, huisvest<strong>in</strong>g en leefbaarheid Sdu, Den Haag<br />
Leerkes, A. & W. Bernasco (2007) ‘Tegen de wetten van de staat, tegen de wetten van<br />
de straat? Illegaal verblijf en veiligheid <strong>in</strong> Nederlandse stadsbuurten’, Sociologie, jg.<br />
3, p. 168-204<br />
Leerkes, A., G. Engbersen & M. van San (2007) ‘Shadow Places. Patterns of Spatial<br />
Concentration and Incorporation of Irregular Immigrants <strong>in</strong> the Netherlands’, Urban<br />
Studies, jg. 44, p. 1491-1516<br />
Loef, C. & P. Holla (1989) ‘Straatroof <strong>in</strong> Amsterdam’, Justitiële verkenn<strong>in</strong>gen, jg. 15, p.<br />
92-110<br />
Merton, R. en R. Nisbet (1976) Contemporary Social Problems, Harcourt Brace<br />
Jovanovich, New York<br />
Sassen, S. (1991) The Global City: New York, London, Tokyo, Pr<strong>in</strong>ceton University<br />
Press, Pr<strong>in</strong>ceton<br />
Tilburg, W. van, J. Lammers, K. Lakhi & J. Pr<strong>in</strong>s (2004) Landelijke crim<strong>in</strong>aliteitskaart<br />
2003. Een analyse van geregistreerde misdrijven en verdachten op basis van HKSgegevens,<br />
KLPD-DNRI, Zoetermeer<br />
Wouden, R. van der, E. Bruijne en K. Wittebrood (2001) De stad <strong>in</strong> de omtrek problemen<br />
en perspectieven van de vier grootstedelijke gebieden <strong>in</strong> de Randstad, Sociaal en<br />
Cultureel Planbureau, Den Haag<br />
Zaitch, D. (2002) Traffick<strong>in</strong>g coca<strong>in</strong>e: Colombian drug entrepreneurs <strong>in</strong> the<br />
Netherlands, Kluwer Law International, Den Haag
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 Ceci n’est pas une bibliothèque<br />
P. 318<br />
Ceci n’est pas une<br />
bibliothèque<br />
Jelle Adamse en Mart<strong>in</strong> Cobian<br />
Boven (4x): Openbare bibliotheek <strong>in</strong> Amsterdam, Onder: Openbare bibliotheek <strong>in</strong> Boston, Verenigde Staten (foto: Jelle Adamse)
<strong>Rooilijn</strong><br />
Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 Ceci n’est pas une bibliothèque<br />
P. 319<br />
De herontwikkel<strong>in</strong>g van de Amsterdamse IJ-oevers kreeg vorig jaar een extra<br />
impuls door de open<strong>in</strong>g van de nieuwe centrale vestig<strong>in</strong>g van de Openbare<br />
Bibliotheek Amsterdam (OBA). Het acht verdiep<strong>in</strong>gen hoge gebouw is ontworpen<br />
door toparchitect Jo Coenen, <strong>in</strong>gericht volgens de laatste trends op het gebied van<br />
<strong>in</strong>terieur, huisstijl, media en IT, is de grootste openbare bibliotheek van Europa en<br />
kostte 80 miljoen euro. Ook de uitgangspunten van de nieuwe bibliotheek vormen<br />
de complete tegenpool van de voormalige centrale bibliotheek van Amsterdam<br />
op de Pr<strong>in</strong>sengracht, wat kan worden verklaard aan de hand van bredere<br />
maatschappelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen.<br />
Op verschillende plekken <strong>in</strong> Europa zijn<br />
de laatste jaren <strong>in</strong>novaties gaande bij het<br />
<strong>ontwerpen</strong> van bibliotheken. In Engeland<br />
worden bijvoorbeeld zogenaamde Ideastores<br />
gebouwd, gebouwen met daar<strong>in</strong> comb<strong>in</strong>aties<br />
van een traditionele bibliotheek<br />
met (digitale) <strong>in</strong>formatie- en educatievoorzien<strong>in</strong>gen,<br />
en <strong>in</strong> Scand<strong>in</strong>avië is het concept<br />
van Kulturhus ontwikkeld, een gebouw<br />
waar<strong>in</strong> meerdere zorg-, welzijn-, culturele<br />
en educatieve <strong>in</strong>stell<strong>in</strong>gen zijn gevestigd en<br />
waarbij een bibliotheek vaak een centrale<br />
rol speelt. Amsterdam draagt aan deze<br />
trend bij met de OBA als belevenisbibliotheek;<br />
de bibliotheek als verblijfplaats voor<br />
<strong>in</strong>forma <strong>in</strong>gezet zichtbaar tievoorzien<strong>in</strong>g,<br />
ontspann<strong>in</strong>g en ontmoet<strong>in</strong>g. Bibliotheken<br />
zijn hip geworden voor stedenbouwers<br />
en architecten, getuige onder andere de<br />
aandacht die Rem Koolhaas er onlangs<br />
aan besteedde <strong>in</strong> het tijdschrift Volume 15<br />
(Archis, AMO & C-Lab, 2008).<br />
Wat de OBA <strong>in</strong>teressant maakt, is haar locatie<br />
en moment van oplever<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het herontwikkel<strong>in</strong>gsproces<br />
van het Oosterdokseiland.<br />
De bibliotheek is het eerste nieuw<br />
opgeleverde gebouw op het bejubelde<br />
Oosterdokseiland, een gebied dat nu al<br />
de ‘gouden IJbocht’ (Dienst Ruimtelijke<br />
Orden<strong>in</strong>g Amsterdam, 2004) wordt<br />
genoemd. De vraag kan worden gesteld<br />
wat de functie van de bibliotheek is <strong>in</strong> de<br />
herontwikkel<strong>in</strong>g van het Oosterdokseiland.<br />
Is er een verband tussen deze functie en de<br />
culturele beleidsstrategieën die planologen<br />
hanteren om stedelijkheid <strong>in</strong> nieuw ontwikkelde<br />
stadsdelen te laten ontbranden? En<br />
welke uitwerk<strong>in</strong>g heeft deze rol op het<br />
programma, de gebruikers en de ruimtelijke<br />
uitwerk<strong>in</strong>g van de bibliotheek zelf?<br />
Naast de rol van de OBA <strong>in</strong> haar stedenbouwkundige<br />
context wordt bekeken wat<br />
voor plekken en diensten <strong>in</strong> deze bibliotheek<br />
aangeboden worden en de manier<br />
waarop deze bemand en aangestuurd<br />
worden. In tegenstell<strong>in</strong>g tot traditionele<br />
openbare bibliotheken lijkt Amsterdams<br />
nieuwe bibliotheek aan te sluiten bij een<br />
nieuwe <strong>in</strong>stitutionele filosofie die het<br />
midden houdt tussen de publieke en de<br />
commerciële sector, namelijk die van de<br />
ondernemende overheid. Op basis hiervan<br />
is een proces van herformuler<strong>in</strong>g van<br />
publieke <strong>in</strong>stituties naar de richtlijnen van<br />
economische duurzaamheid en publiekprivate<br />
samenwerk<strong>in</strong>g gaande. Hoe verhoudt<br />
dit proces zich tot de verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong><br />
zowel de <strong>in</strong>terne organisatie als de externe<br />
functie van de bibliotheek? En wat is de<br />
impact van vercommercialiser<strong>in</strong>g van de<br />
dienstverlen<strong>in</strong>g op de maatschappelijke<br />
doele<strong>in</strong>den van de OBA? Door <strong>in</strong>zicht <strong>in</strong><br />
het historische <strong>in</strong>stituut ‘bibliotheek’, zoals<br />
deze <strong>in</strong> de Victoriaanse tijd is ontstaan,<br />
wordt de nieuwe lijn die met de OBA is<br />
<strong>in</strong>gezet, zichtbaar.
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 Ceci n’est pas une bibliothèque<br />
P. 320<br />
Van recreatief naar artefact<br />
De historische ontwikkel<strong>in</strong>g van de<br />
openbare bibliotheek is een vrucht van de<br />
negentiende-eeuwse, Victoriaans liberaaldemocratische<br />
agenda <strong>in</strong> de Verenigde<br />
Staten en het Verenigd Kon<strong>in</strong>krijk. Middels<br />
deze agenda zijn tal van vernieuwende<br />
sociale openbare voorzien<strong>in</strong>gen, zoals<br />
scholen, ziekenhuizen en bibliotheken, <strong>in</strong><br />
het adm<strong>in</strong>istratieve dome<strong>in</strong> van westerse<br />
steden geïntroduceerd en geïnstitutionaliseerd.<br />
De openbare bibliotheek opereerde<br />
als een Democratisch Kennishuis om<br />
het ‘lezen om te leren’ onder de massa<br />
(de arbeidersklasse) te bevorderen. De<br />
bibliotheek was voor iedereen toegankelijk,<br />
maar richtte zich primair op achtergestelde<br />
klassen.<br />
Naast democratiser<strong>in</strong>g was morele controle<br />
van de massa een ander speerpunt op de<br />
Victoriaanse agenda. De Victoriaanse<br />
openbare bibliotheek was een pog<strong>in</strong>g om<br />
kuis vrijetijdsbested<strong>in</strong>g voor de massa te<br />
realiseren, namelijk zelfontwikkel<strong>in</strong>g door<br />
middel van serieuze studie. De populaire<br />
vrijetijdsbested<strong>in</strong>gen van de arbeidersklasse<br />
werden geassocieerd met drankgebruik,<br />
gokken en politieke radicaalheid.<br />
Deze gebruiken g<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> tegen de<br />
productiegerichte ziel van de Victoriaanse<br />
tijd. ‘Tijd is Geld’ is een Victoriaans<br />
gezegde dat impliceert dat de Victorianen<br />
sterk tegen het onproductief gebruiken<br />
van tijd waren. De Victorianen zochten<br />
naar manieren om de vrije tijd van de<br />
arbeidersklasse “doelgericht, systematisch<br />
en met verbeterend effect op het <strong>in</strong>dividu”<br />
<strong>in</strong> te vullen met een vorm van recreatieve<br />
educatie (Hayes & Morris, 2005, p. 76).<br />
De Anglo-Amerikaanse, Victoriaanse<br />
bibliotheek werd de standaard voor<br />
openbare bibliotheken <strong>in</strong> de meeste liberaal<br />
democratische landen (McCrossen, 2006).<br />
De recreatieve educatie zou de kernregel<br />
vormen waardoor bibliotheekmanagement<br />
en -gebruik zich <strong>in</strong> de tw<strong>in</strong>tigste<br />
eeuw zou laten leiden, zoals <strong>in</strong> Nederland<br />
(Schneiders, 1990). Ook het huidige<br />
kerndoel van de openbare bibliotheken van<br />
Amsterdam komt voort uit de Victoriaanse<br />
standaard, namelijk leesbevorder<strong>in</strong>g (OBA,<br />
2008). De waarden van de Victoriaanse tijd<br />
zijn echter veranderd. Er is anno 2008 m<strong>in</strong>der<br />
verschil <strong>in</strong> de vrijetijdsbested<strong>in</strong>g b<strong>in</strong>nen<br />
verschillende sociaaleconomische klassen, de<br />
post<strong>in</strong>dustriële samenlev<strong>in</strong>g is <strong>in</strong>getreden en<br />
de welvaartstaat heeft de laatste decennia een<br />
handreik<strong>in</strong>g naar de private sector gemaakt.<br />
Drie met elkaar verbonden trends die <strong>in</strong> de<br />
jaren negentig hun weerklank v<strong>in</strong>den, zijn<br />
<strong>in</strong> de nieuwe bibliotheek <strong>in</strong>gebed. Dit is ten<br />
eerste de commodificer<strong>in</strong>g of ‘vermarkt<strong>in</strong>g’<br />
van cultuur wat <strong>in</strong>houdt dat cultuur wordt<br />
<strong>in</strong>gezet voor market<strong>in</strong>gdoele<strong>in</strong>den van een<br />
stad. De tweede trend is de toenemende mate<br />
waar<strong>in</strong> een stedelijk artefact een strategische<br />
rol krijgt <strong>in</strong> stedelijke plann<strong>in</strong>g, waarbij<br />
een stedelijk artefact is gedef<strong>in</strong>ieerd als een<br />
gebouw of plek dat publieksstromen genereert<br />
en stedelijke ontwikkel<strong>in</strong>g verder mogelijk<br />
maakt. Ten derde is de opkomst van de stur<strong>in</strong>gsfilosofie<br />
van de ondernemende overheid<br />
van <strong>in</strong>vloed.<br />
Gouden IJbocht <strong>in</strong> de grondverf<br />
Het Oosterdokseiland verbeeldt bovengenoemde<br />
trends. De ontwikkel<strong>in</strong>g van<br />
het Oosterdokseiland is onderdeel van<br />
de herontwikkel<strong>in</strong>g van de IJ-oevers en<br />
cruciaal voor het realiseren van een politiek<br />
doel als ‘Amsterdam Topstad’ (Gemeente<br />
Amsterdam, 2006). Het Oosterdokseiland<br />
wordt getypeerd als de nieuwe ‘Gouden<br />
IJbocht’. Door de tijdelijke vestig<strong>in</strong>g van<br />
het Stedelijk Museum <strong>in</strong> PostCS, het<br />
Muziekgebouw aan ’t IJ, het Amsterdams<br />
conservatorium en de centrale bibliotheek<br />
op honderd meter van elkaar te ontwikkelen<br />
wordt een cultureel cluster gecreëerd<br />
wat een gevarieerd publiek van toeristen<br />
tot yuppen moet aantrekken. Deze gewilde<br />
stedelijke m<strong>in</strong>derheden oefenen een positieve<br />
<strong>in</strong>vloed uit op de waardeontwikkel<strong>in</strong>g van<br />
het vastgoed en garanderen een verdere<br />
succesvolle private ontwikkel<strong>in</strong>g van het<br />
Oosterdokseiland.<br />
Doordat de OBA als eerste nieuwe culturele<br />
functie op het Oosterdokseiland is<br />
opgeleverd, laat het zien hoe het stedelijke<br />
artefact OBA <strong>in</strong> de ontwikkel<strong>in</strong>g van het
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 Ceci n’est pas une bibliothèque<br />
P. 321<br />
Oosterdokseiland als culturele hefboom<br />
fungeert. Het is een levendige plek die<br />
publieksstromen te weeg brengt en de<br />
nieuwe stedelijke ontwikkel<strong>in</strong>g onder<br />
de aandacht brengt. De nieuwbouw<br />
van OBA is onderdeel van een bredere<br />
stedelijke ontwikkel<strong>in</strong>g en vervult met<br />
deze culturele hefboomfunctie <strong>in</strong> deze<br />
ontwikkel<strong>in</strong>g een strategische rol. Dit is<br />
een fundamenteel verschil ten opzichte van<br />
het verleden, waar de bibliotheek enkel een<br />
Democratisch Kennishuis was. In tabel 1<br />
zijn de verschillen tussen de huidige OBA<br />
en de Victoriaanse bibliotheken samengevat<br />
onder de noemers structurele <strong>in</strong>bedd<strong>in</strong>g en<br />
structurele functie. De OBA valt door haar<br />
ruimtelijk strategische rol b<strong>in</strong>nen de paradigma’s<br />
en logica’s van stedelijke ontwikkel<strong>in</strong>g<br />
en stedelijke ontwikkelaars. Dit heeft<br />
niet alleen gevolgen voor de ontwikkel<strong>in</strong>g<br />
van het Oosterdokseiland, maar ook voor<br />
de <strong>in</strong>terne organisatie van de bibliotheek,<br />
zoals het ondernemende karakter van de<br />
adm<strong>in</strong>istratieve organisatie.<br />
Ondernemende overheid <strong>in</strong><br />
OBA<br />
De neoliberale herstructurer<strong>in</strong>g van de<br />
Nederlandse overheid die gepaard is gegaan<br />
met gekorte subsidies en een zoektocht naar<br />
f<strong>in</strong>anciële middelen door publieke <strong>in</strong>stituties<br />
heeft ook de managementstijl van<br />
Tabel 1 Structurele <strong>in</strong>bedd<strong>in</strong>g en functie van de Victoriaanse Bibliotheek en de OBA<br />
Structurele Inbedd<strong>in</strong>g Victoriaanse bibliotheek OBA<br />
de OBA beïnvloed. Deze stur<strong>in</strong>gsfilosofie<br />
wordt de ondernemende overheid genoemd,<br />
waarbij economische duurzaamheid <strong>in</strong><br />
publieke <strong>in</strong>stituties wordt <strong>in</strong>gebouwd<br />
door ze te runnen als commerciële<br />
ondernem<strong>in</strong>gen.<br />
Karakteristiek voor de adm<strong>in</strong>istratieve<br />
organisatie van de OBA is de scheid<strong>in</strong>g<br />
tussen een front- en een back-office<br />
(<strong>in</strong>terview 1 met bibliothecaris, april 2008).<br />
De front-office is verantwoordelijk voor de<br />
face-to-face contacten en de dienstverlen<strong>in</strong>g<br />
tussen medewerkers en bezoekers. De backoffice<br />
houdt zich bezig met de market<strong>in</strong>g,<br />
boekhoud<strong>in</strong>g en het beheren van de OBA<br />
met als doel het genereren van <strong>in</strong>komsten.<br />
In de OBA zijn een aantal <strong>in</strong>komstgenererende<br />
mechanismen <strong>in</strong>gebouwd; een cafetaria<br />
(een La Place vestig<strong>in</strong>g) op de achtste<br />
verdiep<strong>in</strong>g met uitzicht over Amsterdam en<br />
een tweede (nog te openen) restaurant naast<br />
de hoofd<strong>in</strong>gang, een aantal conferentiezalen<br />
(<strong>in</strong>clusief rondleid<strong>in</strong>g door de bibliotheek),<br />
een borrel- en d<strong>in</strong>erdienst, een concertzaal,<br />
een aantal te verhuren ‘ple<strong>in</strong>en’, de foyer en<br />
andere plekken waar kle<strong>in</strong>ere bijeenkomsten<br />
en tentoonstell<strong>in</strong>gen gehouden kunnen<br />
worden.<br />
De back-office promoot en verhuurt deze<br />
faciliteiten en kan verschillende arran-<br />
Macro-economische oriëntatie Industriële productie-economie Post<strong>in</strong>dustriële kenniseconomie<br />
Overheidsoriëntatie en <strong>in</strong>stitutionele doelen Welvaartsstaat; dienend aan de arbeidersklasse Ondernemende overheid; meebouwen aan<br />
concurrerende stad<br />
Ruimtelijke Orden<strong>in</strong>g Sociale huisvest<strong>in</strong>g; publieke voorzien<strong>in</strong>g; Op bovenlaag van samenlev<strong>in</strong>g georiënteerde<br />
<strong>in</strong>dustriële <strong>in</strong>frastructuur stedelijke vernieuw<strong>in</strong>g.<br />
Functies van Cultuur Onafhankelijk dome<strong>in</strong> van kunst, schrijven; Cultuur als product; middel voor economische w<strong>in</strong>st;<br />
Structurele Functie<br />
ontwikkel<strong>in</strong>g en verbeter<strong>in</strong>g van het <strong>in</strong>dividu City market<strong>in</strong>g.<br />
Institutionele doelen Recreatieve educatie arbeidersklasse Openbaar leisure; toegang tot <strong>in</strong>formatie<br />
Rol van de centrale bibliotheek <strong>in</strong> ruimtelijke Marg<strong>in</strong>aal voor stedelijke ontwikkel<strong>in</strong>gsstrategie; Stedelijk artefact als pullfactor voor het<br />
orden<strong>in</strong>g standaard openbare voorzien<strong>in</strong>g Oosterdokseiland<br />
Adm<strong>in</strong>istratief milieu Gesubsidieerd door overheid; Publiek-private samenwerk<strong>in</strong>g; commercieel<br />
<strong>in</strong>stitutionele richtlijnen van het bibliotheekwezen management
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 Ceci n’est pas une bibliothèque<br />
P. 322<br />
gementen aanbieden. Ook toeristen en<br />
Amsterdamse stedelijke professionals komen<br />
af op dit culturele en cul<strong>in</strong>aire aanbod. Het<br />
functioneren van de OBA lijkt daarmee veel<br />
op het aansturen van een conferentie- of<br />
cultureel centrum. Door te werken aan de<br />
aantrekk<strong>in</strong>gskracht van de OBA draagt<br />
de back-office ook bij aan de positie van<br />
‘Topstad Amsterdam’ en de ontwikkel<strong>in</strong>g<br />
van de Gouden IJbocht als stedelijke locatie<br />
die er toe doet.<br />
Voor f<strong>in</strong>anciële stabiliteit is de OBA afhankelijk<br />
van een gestaag groeiende stroom<br />
toeristen en bezoekers. Deze stroom dient<br />
niet op gang te komen voor leesbevorder<strong>in</strong>g<br />
of vergelijkbare, bibliotheekachtige<br />
bekommer<strong>in</strong>gen, maar voor de f<strong>in</strong>anciële<br />
overeenkomsten die de OBA met haar<br />
private partners heeft, zoals samenwerk<strong>in</strong>g<br />
met de cafetaria. In plaats van een standaard<br />
huurovereenkomst gebaseerd op een<br />
vastgestelde huurprijs, vraagt de OBA van<br />
de cafetaria een percentage van de w<strong>in</strong>st. De<br />
f<strong>in</strong>anciële <strong>in</strong>komsten van de OBA verhouden<br />
zich daardoor rechtevenredig met het<br />
omzetniveau van de cafetaria. De sleutel tot<br />
f<strong>in</strong>ancieel succes van de OBA is daarmee niet<br />
alleen een toename van het aantal bezoekers,<br />
maar vooral dat een aanzienlijk percentage<br />
van deze bezoekers de weg naar de cafetaria<br />
weet te v<strong>in</strong>den.<br />
Deze ondernem<strong>in</strong>gsstrategie wordt ondersteund<br />
doordat de OBA als must-see attractie<br />
wordt genoemd op hotelkaarten en <strong>in</strong><br />
toeristengidsen, maar ook op de richt<strong>in</strong>gaanwijzers<br />
voor de verkeersstromen die <strong>in</strong> het<br />
gebouw zelf zijn <strong>geïntegreerd</strong>. Een vluchtige<br />
studie van de bezoekersstromen <strong>in</strong> de OBA<br />
laat zien dat klanten gestimuleerd worden<br />
om vooral niet de bovenste verdiep<strong>in</strong>g te<br />
missen waar de conferentiezalen, de cafetaria<br />
en het mooiste uitzicht over de stad zich<br />
bev<strong>in</strong>den. De aanwezigheid van de cafetaria<br />
wordt kenbaar gemaakt door de billboards<br />
naast de liften en op de plattegrond van het<br />
gebouw. Het andere (toekomstige) restaurant<br />
zal een groot deel van de voorgevel<br />
omvatten en is daardoor ook duidelijk aanwezig.<br />
Het aantrekken van consumerende<br />
bezoekers werkt beter dan gedacht. “De<br />
bibliotheek heeft na zes maanden al één<br />
miljoen bezoekers verwelkomd, terwijl dat<br />
de verwacht<strong>in</strong>g was voor een heel jaar. Van<br />
deze miljoen bezoekers hebben meer dan<br />
driehonderdduizend de cafetaria bezocht.<br />
Deze La Place is daarmee succesvoller dan<br />
die <strong>in</strong> de V&D Kalverstraat” (<strong>in</strong>terview 3<br />
met manager La Place, april 2008).<br />
De ondernemendheid van de OBA en de<br />
functie als stedelijk artefact <strong>in</strong> stedelijke<br />
ontwikkel<strong>in</strong>g hebben het gebruik en de<br />
betekenis van de bibliotheek drastisch<br />
gewijzigd. In tegenstell<strong>in</strong>g tot het verleden<br />
is het f<strong>in</strong>anciële succes van de bibliotheek<br />
nu afhankelijk van het aantrekken van<br />
toeristen en bezoekers, niet zozeer als<br />
vaste klanten van de traditionele recreatief<br />
educatieve voorzien<strong>in</strong>gen, maar als<br />
consumenten van leisure diensten. Het is<br />
daarom niet verrassend dat de groei van<br />
bezoekers niet terug te v<strong>in</strong>den is <strong>in</strong> een<br />
toename van het aantal uitgeleende boeken<br />
(<strong>in</strong>terview 6 met bibliothecaris, april 2008).<br />
Er kan worden afgevraagd <strong>in</strong> hoeverre het<br />
algemeen gestelde doel van leesbevorder<strong>in</strong>g<br />
<strong>in</strong> de OBA wordt gerealiseerd.<br />
Naast het wezenlijk anders functioneren<br />
van de back-office ten opzichte<br />
van traditionele bibliotheken is ook de<br />
dienstverlen<strong>in</strong>g van de front-office radicaal<br />
gewijzigd. In plaats van een traditionele<br />
helpdesk voor vragen over een schrijver of<br />
onderwerp, staat men <strong>in</strong> de OBA <strong>in</strong> de rij<br />
voor de ‘klantenservice’ om een conferentiezaal,<br />
een rondleid<strong>in</strong>g, of een borrel voor<br />
zakenlieden te boeken. De bibliothecaris,<br />
met zijn of haar meedogenloos stille aanwezigheid<br />
en kennis van boeken, is <strong>in</strong> de<br />
OBA vervangen door zogenoemde WIMers,<br />
‘Wandelende Informatie Medewerker’<br />
(<strong>in</strong>terview 6 met bibliothecaris, april 2008).<br />
De WIM-ers dragen een outfit ontworpen<br />
door de Marokkaanse modeontwerper<br />
Aziz en helpen bijvoorbeeld mensen<br />
met de automatische uitleenmach<strong>in</strong>es of<br />
geven luidsprekend een rondleid<strong>in</strong>g door<br />
de bibliotheek. Hun uniform maakt ze<br />
gemakkelijk herkenbaar en <strong>in</strong>tegreert ze<br />
esthetisch <strong>in</strong> het postmoderne decor van<br />
de OBA.
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 Ceci n’est pas une bibliothèque<br />
P. 323<br />
<strong>Meer</strong> dan een bibliotheek<br />
De omschreven ontwikkel<strong>in</strong>gsmechanismen<br />
die de OBA sturen zijn opvallend<br />
doordat ze betrekkelijk nieuw zijn, maar<br />
vooral vanwege het contrast ten opzichte<br />
van de Victoriaanse bibliotheek. De<br />
traditionele bibliotheek kwam voort uit<br />
Victoriaanse normen en waarden, met<br />
als doel de recreatieve educatie en morele<br />
en culturele ontwikkel<strong>in</strong>g van de arbeidersklasse<br />
te stimuleren. De nieuwe OBA<br />
<strong>in</strong>troduceert andere normen en waarden<br />
gebaseerd op dienstverlen<strong>in</strong>g, stedelijke<br />
artefacten, strategische plann<strong>in</strong>g en economische<br />
duurzaamheid. Op basis van het<br />
bovenstaande kunnen een aantal algemene<br />
conclusies worden getrokken.<br />
In de nieuwe OBA is de uitwerk<strong>in</strong>g van<br />
het stur<strong>in</strong>gsmechanisme van de ondernemende<br />
overheid en de functie van het<br />
artefact <strong>in</strong> de stedelijke ontwikkel<strong>in</strong>g<br />
dom<strong>in</strong>ant over de traditionele functies van<br />
recreatieve educatie en leesbevorder<strong>in</strong>g.<br />
Ondanks de toegenomen oppervlakte van<br />
de bibliotheek is het aantal uitgestalde<br />
boeken niet evenredig toegenomen en<br />
zijn de extra vierkante meters vooral<br />
bestemd voor de leisure functies. Deze<br />
ondernemendheid en strategische<br />
stedelijke plann<strong>in</strong>g zijn van <strong>in</strong>vloed op de<br />
<strong>in</strong>stitutionele doelen van de OBA. Er zijn<br />
andere adm<strong>in</strong>istratieve prioriteiten, te<br />
weten economische duurzaamheid en het<br />
promoten van de bibliotheek als stedelijk<br />
artefact. Direct en <strong>in</strong>direct hebben deze<br />
operationele doelen de prom<strong>in</strong>ente positie<br />
van de <strong>in</strong>stitutionele overgenomen.<br />
Een van de vastgestelde <strong>in</strong>stitutionele<br />
doelen van de OBA is bijvoorbeeld om<br />
meer bezoekers te trekken om het lezen te<br />
bevorderen (OBA, 2008). Het herschrijven<br />
van dit <strong>in</strong>stitutionele doel naar een doel<br />
van de ondernemende overheid leidt tot de<br />
overtuig<strong>in</strong>g dat meer bezoekers nodig zijn<br />
om extra <strong>in</strong>komsten te genereren en om<br />
de ontwikkel<strong>in</strong>g van het Oosterdokseiland<br />
te stimuleren. De doelstell<strong>in</strong>g van één<br />
miljoen bezoekers per jaar is zes maanden<br />
voor tijd behaald, maar heeft niet geleid<br />
tot meer gelezen boeken <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g tot<br />
de voormalige centrale bibliotheek op de<br />
Pr<strong>in</strong>sengracht. Terwijl de ondernem<strong>in</strong>gs-<br />
en stedelijke ontwikkel<strong>in</strong>gsdoelen van de<br />
OBA op een proactieve manier door de<br />
back-office worden nagestreefd, blijven de<br />
<strong>in</strong>stitutionele doelen achter.<br />
De bibliotheek is s<strong>in</strong>ds de open<strong>in</strong>g een van<br />
de meest gewaardeerde plekken van de stad<br />
geworden. Haar succes als studieplaats,<br />
ontmoet<strong>in</strong>gsplek voor flexwerkers en<br />
locatie met gratis <strong>in</strong>ternet roept vragen op<br />
over wat van openbare functies <strong>in</strong> onze<br />
maatschappij verlangd wordt, maar moet<br />
ook leiden tot reflectie op wat hiermee<br />
gewonnen en verloren wordt ten opzichte<br />
van de traditionele publieke voorzien<strong>in</strong>gen.<br />
Zonder voor of tegen de OBA<br />
te pleiten, wordt duidelijk dat er met de<br />
nieuwe bibliotheek <strong>in</strong> de Gouden IJbocht<br />
een totale andere weg is <strong>in</strong>geslagen en is<br />
gebroken met het verleden. Deze breuk<br />
is zo fundamenteel dat het verleidt om <strong>in</strong><br />
goed Nederlands te zeggen: Ceci n’est pas<br />
une bibliothèque.<br />
Jelle Adamse (jelle_adamse@hotmail.com) is student<br />
Metropolitan Studies aan de Universiteit van Amsterdam<br />
en tevens redacteur van <strong>Rooilijn</strong>. Mart<strong>in</strong> Cobian (cobian8@<br />
hotmail.com) is <strong>in</strong> 2007 afgestudeerd als stadssocioloog aan<br />
de Universiteit van Amsterdam.<br />
Literatuur<br />
Archis, AMO & C-Lab (2008) Volume 15: Dest<strong>in</strong>ation Library. To<br />
beyond or not to be. Archis Foundation, Amsterdam<br />
Dienst Ruimtelijke Orden<strong>in</strong>g Amsterdam (2004) Plan<br />
Amsterdam: Het Oosterdokseiland, dRO, Amsterdam.<br />
Hayes, E., & A. Morris (2005) ‘Leisure role of public libraries:<br />
A historical perspective’, Journal of Librarianship and<br />
Information Science, jg. 37, p. 75-81<br />
Gemeente Amsterdam (2006) Amsterdam Topstad, gemeente<br />
Amsterdam<br />
McCrossen, A. (2006) ‘“One Cathedral More” or “Mere<br />
Loung<strong>in</strong>g Places for Bummers”? The Cultural Politics of<br />
Leisure and the Public Library <strong>in</strong> Gilded Age America’,<br />
Libraries & Culture, jg. 41, nr. 2, p. 169-187<br />
Openbare Bibliotheek Amsterdam (2008) Over de OBA,<br />
Openbare Bibliotheek Amsterdam, http://www.oba.nl, 23-<br />
06-2008<br />
Schneiders, P. (1990) ‘Lezen voor iedereen; de geschiedenis<br />
van de openbare bibliotheek <strong>in</strong> Nederland’, Nederlands<br />
Bibliotheek en lectuur centrum, Den Haag
<strong>Rooilijn</strong><br />
Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 Genrebenader<strong>in</strong>g: woorden zijn daden<br />
P. 324<br />
Wim de Haas<br />
De ambities van de ruimtelijke plann<strong>in</strong>g zijn <strong>in</strong> de laatste decennia sterk<br />
bijgesteld. De plann<strong>in</strong>gsidealen uit de tw<strong>in</strong>tigste eeuw, kennis, <strong>in</strong>tegraliteit,<br />
oplosbaarheid en realiseerbaarheid, worden alom ter discussie gesteld en lijken<br />
verouderd. Omdat planologie haar vanzelfsprekendheid heeft verloren, is een<br />
nieuwe taal nodig met nieuwe kernbegrippen. Door middel van een onverwacht<br />
perspectief wordt <strong>in</strong> de genrebenader<strong>in</strong>g een nieuw vocabulaire aangeboden aan<br />
de nu zo weifelachtige planologie.<br />
Genrebenader<strong>in</strong>g:<br />
woorden zijn daden
<strong>Rooilijn</strong><br />
Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 Genrebenader<strong>in</strong>g: woorden zijn daden<br />
P. 325<br />
Het idee ‘ruimtelijke plann<strong>in</strong>g’ lijkt alle<br />
relevantie verloren te hebben. Plann<strong>in</strong>g<br />
impliceert maakbaarheid, oplosbaarheid<br />
en <strong>in</strong>tegraliteit. Dit zijn idealen die tegenwoordig<br />
op de een of andere manier worden<br />
betwist. Dit is zeker het geval voor ruimtelijke<br />
orden<strong>in</strong>g op hogere schaalniveaus.<br />
Het onbehagen hierover vraagt om meer<br />
dan discussies over ruimtelijke concepten,<br />
bestuurlijke processen of wetgev<strong>in</strong>g. Het<br />
vraagt om hernieuwde reflectie op de vraag<br />
wat plann<strong>in</strong>g <strong>in</strong> wezen is.<br />
In dit artikel wordt hiertoe een benader<strong>in</strong>g<br />
geïntroduceerd, geïnspireerd op het latere<br />
werk van Lyotard (1983). Deze gaat uit van<br />
de even simpele als fasc<strong>in</strong>erende constater<strong>in</strong>g<br />
dat plann<strong>in</strong>g bestaat uit een aaneenrijg<strong>in</strong>g<br />
van verschillende ‘taalspelen’ of genres (De<br />
Haas, 2006). Deze genrebenader<strong>in</strong>g biedt<br />
naast een def<strong>in</strong>itie van plann<strong>in</strong>g ook een<br />
basis om een norm voor goede plann<strong>in</strong>g te<br />
formuleren, namelijk die van gelijkwaardigheid<br />
(symmetrie) tussen genres. Omdat symmetrie<br />
vaak <strong>in</strong> het gedrang komt, wordt hier<br />
een meer terughoudende plann<strong>in</strong>g bepleit.<br />
Plann<strong>in</strong>g is taalhandelen<br />
Concrete handel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> plann<strong>in</strong>gsprocessen<br />
vormen het uitgangspunt van de genrebenader<strong>in</strong>g.<br />
Wat gebeurt er <strong>in</strong> plann<strong>in</strong>g? Op<br />
de keper beschouwd, bestaat plann<strong>in</strong>g uit<br />
taalhandel<strong>in</strong>gen (zie ook Van den Br<strong>in</strong>k &<br />
Metse, 2006); zoals praten, schrijven, telefoneren,<br />
e-mailen en lezen. Deze taalhandel<strong>in</strong>gen<br />
gaan op den duur over <strong>in</strong> fysieke acties.<br />
Een plann<strong>in</strong>gsproces kan daarom worden<br />
opgevat als een complex geheel van ketens<br />
van taalhandel<strong>in</strong>gen. Het gaat daarbij altijd<br />
om regulatief taalhandelen, dat bedoeld is<br />
om andere (taal)handel<strong>in</strong>gen te beïnvloeden.<br />
Voor alle duidelijkheid: taalhandelen is<br />
niet hetzelfde als beschaafd discussiëren.<br />
Integendeel, taal is een medium waarmee<br />
zowel <strong>in</strong>houd als macht wordt overgedragen<br />
en posities van actoren worden bestendigd<br />
of verzwakt. In een taalhandel<strong>in</strong>gsbenader<strong>in</strong>g<br />
staat, <strong>in</strong> plaats van macht en betekenis,<br />
juist machtsvorm<strong>in</strong>g en betekenisgev<strong>in</strong>g<br />
centraal. Deze benader<strong>in</strong>g is daardoor zeer<br />
geschikt als grondslag voor een theorie<br />
over plann<strong>in</strong>g, wat immers een proces van<br />
machtsvorm<strong>in</strong>g en betekenisgev<strong>in</strong>g is.<br />
Het universum van alle mogelijke taalhandel<strong>in</strong>gen<br />
kent grote onderl<strong>in</strong>ge verschillen.<br />
De taalhandel<strong>in</strong>g ‘geven van een opdracht’<br />
heeft bijvoorbeeld een heel ander karakter<br />
dan de taalhandel<strong>in</strong>g ‘schrijven van een<br />
gedicht’. De verschillen tussen taalhandel<strong>in</strong>gen<br />
hebben vooral te maken met hun doel<br />
en effect. Een opdracht zet mensen aan om<br />
iets te doen, een gedicht bespeelt emoties.<br />
Op grond van hun verschillen <strong>in</strong> doel en<br />
effect kunnen taalhandel<strong>in</strong>gen worden <strong>in</strong>gedeeld<br />
naar taalspelen of genres. Ieder genre<br />
heeft een eigen karakteristieke vorm. Deze<br />
vorm maakt het voor deelnemers helder aan<br />
welk taalspel zij meedoen en welke regels<br />
gelden voor het aanvaarden of verwerpen<br />
van uitspraken. Zo gelden <strong>in</strong> wetenschappelijke<br />
discussies heel andere regels dan <strong>in</strong><br />
besliss<strong>in</strong>gsprocessen.<br />
Genres <strong>in</strong> plann<strong>in</strong>g<br />
Voor ruimtelijke plann<strong>in</strong>g zijn vier<br />
genres essentieel, namelijk: <strong>ontwerpen</strong>,<br />
onderzoeken, beslissen en <strong>in</strong>grijpen. Deze<br />
vier vertonen gelijkenis met fasen <strong>in</strong> een<br />
planvorm<strong>in</strong>gsproces, maar mogen daaraan<br />
niet gelijk worden gesteld. Ze wisselen elkaar<br />
b<strong>in</strong>nen het proces van plann<strong>in</strong>g en b<strong>in</strong>nen<br />
planfasen namelijk voortdurend af.<br />
Het eerste plann<strong>in</strong>gsgenre is <strong>ontwerpen</strong>. Dit<br />
is het verbeelden van ruimtelijke mogelijk-
<strong>Rooilijn</strong><br />
heden, processen of afspraken. Leidend<br />
pr<strong>in</strong>cipe van dit genre is vernieuw<strong>in</strong>g.<br />
Het genre veronderstelt dat verbeter<strong>in</strong>g<br />
door vernieuw<strong>in</strong>g mogelijk is. Het tweede<br />
plann<strong>in</strong>gsgenre is onderzoeken. Het gaat<br />
hierbij niet om wetenschappelijk onderzoeken<br />
maar om het vaststellen van een<br />
situatie of ontwikkel<strong>in</strong>g die het ontwerp<br />
kan <strong>in</strong>spireren, ondersteunen of onderuithalen.<br />
Onderzoeken <strong>in</strong> plann<strong>in</strong>g heeft<br />
waarheid als leidend pr<strong>in</strong>cipe, <strong>in</strong>clusief de<br />
relativer<strong>in</strong>g ervan (De Haas, 1998). Het<br />
derde genre is beslissen. In feite is dit het<br />
creëren van een werkelijkheid waardoor<br />
zekerheid over nieuwe stappen ontstaat.<br />
Het omvat de afstemm<strong>in</strong>g van en coörd<strong>in</strong>atie<br />
tussen wensen en belangen. Beslissen<br />
<strong>in</strong> plann<strong>in</strong>g omvat officiële besluitvorm<strong>in</strong>g,<br />
maar ook kle<strong>in</strong>e besliss<strong>in</strong>gen. Beslissen<br />
impliceert machtsvorm<strong>in</strong>g maar heeft de<br />
mogelijkheid van een werkbaar compromis<br />
als leidend pr<strong>in</strong>cipe. Het vierde plann<strong>in</strong>gsgenre<br />
is <strong>in</strong>grijpen. Dit is het beïnvloeden<br />
van volgende (taal)handel<strong>in</strong>gen<br />
<strong>in</strong> het plann<strong>in</strong>gsproces. Dit kan diverse<br />
gedaanten aannemen: stellen van regels,<br />
beschikbaar stellen van geld, uitvoeren van<br />
fysieke maatregelen, vergroten van kennis.<br />
Ingrijpen heeft maakbaarheid als leidend<br />
pr<strong>in</strong>cipe. Er valt nog meer te zeggen over<br />
genres afzonderlijk, maar voor plann<strong>in</strong>g<br />
is vooral het samenspel tussen genres<br />
<strong>in</strong>teressant.<br />
Samenspel tussen genres<br />
In een plann<strong>in</strong>gsproces worden voortdurend<br />
overgangen gemaakt van het ene<br />
genre naar het andere. Op het ene moment<br />
gaan de taalhandel<strong>in</strong>gen over van het genre<br />
onderzoeken naar het genre <strong>ontwerpen</strong>,<br />
op een volgend moment is een heel andere<br />
overgang aan de orde. In een plann<strong>in</strong>gsproces<br />
moeten deze overgangen uite<strong>in</strong>delijk<br />
Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 Genrebenader<strong>in</strong>g: woorden zijn daden<br />
P. 326<br />
allemaal tot een resultaat leiden. Plann<strong>in</strong>g<br />
is dan ook te def<strong>in</strong>iëren als het creëren<br />
van geslaagde koppel<strong>in</strong>gen tussen de vier<br />
genres.<br />
Genres laten zich niet zomaar koppelen,<br />
denk alleen maar eens aan de vertaalproblemen<br />
van onderzoek naar ontwerp.<br />
Omdat de taal van het <strong>ontwerpen</strong>,<br />
onderzoeken, beslissen en <strong>in</strong>grijpen<br />
zo wezenlijk van elkaar verschilt, zijn<br />
overdrachtelijke taalhandel<strong>in</strong>gen als<br />
hulpmiddel nodig. Alleen met behulp van<br />
modellen, metaforen, symbolen, iconen<br />
of mantra’s lukt het om de plann<strong>in</strong>gsgenres<br />
te verb<strong>in</strong>den. Een goed voorbeeld van<br />
de werk<strong>in</strong>g van zo’n overdrachtelijke verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g,<br />
is de metafoor het Groene Hart.<br />
Doordat deze metafoor <strong>in</strong> alle genres<br />
betekenis heeft, krijgt deze kracht. In het<br />
<strong>ontwerpen</strong> representeert deze metafoor<br />
een <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>gsconcept, <strong>in</strong> het beslissen<br />
verwijst het naar een vitale functie die<br />
niet ongedaan mag worden gemaakt.<br />
Zelfs tegenstanders van het openhouden<br />
van het Groene Hart worden gedwongen<br />
om zich <strong>in</strong> termen van het Groene Hart<br />
uit te spreken.<br />
Goede plann<strong>in</strong>g<br />
De genrebenader<strong>in</strong>g geeft een basis om<br />
goede plann<strong>in</strong>g te def<strong>in</strong>iëren. Ter illustratie:<br />
de voormalig rijksbouwmeester Mels<br />
Crouwel heeft op verschillende plekken<br />
gepleit voor de terugkeer van het nationale<br />
ruimtelijke ontwerp, onder meer om<br />
verrommel<strong>in</strong>g te voorkomen (Hulsman,<br />
2007). Hij spreekt tevens over het plezier<br />
<strong>in</strong> maakbaarheid. Hoogleraar en projectontwikkelaar<br />
Friso de Zeeuw komt daarentegen<br />
regelmatig <strong>in</strong> het nieuws met een<br />
pleidooi voor het loslaten van top-down<br />
denken. Hij is voorstander van regionale
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 Genrebenader<strong>in</strong>g: woorden zijn daden<br />
P. 327<br />
coalities tussen publieke en private partijen.<br />
Dit is niet alleen een verschil <strong>in</strong> opvatt<strong>in</strong>g,<br />
maar ook een bots<strong>in</strong>g tussen genres. De<br />
genres <strong>ontwerpen</strong> en <strong>in</strong>grijpen strijden hier<br />
om dom<strong>in</strong>antie. Dit voorbeeld raakt de kern<br />
van goede plann<strong>in</strong>g. Het toont een symmetrische<br />
relatie tussen genres. Essentieel voor<br />
plann<strong>in</strong>g is dat genres elkaar niet mogen<br />
dom<strong>in</strong>eren maar op basis van gelijkwaardigheid<br />
op elkaar <strong>in</strong>haken. Als het <strong>in</strong>grijpen<br />
overheerst, ontstaat <strong>in</strong>genieurstechnocratie;<br />
als het beslissen overheerst ad-hoc-cratie,<br />
als het <strong>ontwerpen</strong> overheerst onuitvoerbare<br />
plannen en als het onderzoeken overheerst,<br />
gebeurt er waarschijnlijk niets.<br />
Symmetrie is niet meer dan een m<strong>in</strong>imale<br />
moraal. Het is een beg<strong>in</strong>sel dat voortbouwt<br />
op één van de grote uitv<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen van onze<br />
beschav<strong>in</strong>g, namelijk de scheid<strong>in</strong>g van de<br />
wetgevende, uitvoerende en rechterlijke<br />
macht. Door dit beg<strong>in</strong>sel als <strong>in</strong>tr<strong>in</strong>siek<br />
onderdeel op te nemen <strong>in</strong> de def<strong>in</strong>itie van<br />
plann<strong>in</strong>g, krijgt het begrip plann<strong>in</strong>g iets<br />
terug van het normatieve karakter dat het<br />
van oudsher heeft gehad. De genredef<strong>in</strong>itie<br />
van plann<strong>in</strong>g is meer dan een neutraal<br />
beschrijvende aanduid<strong>in</strong>g. Het def<strong>in</strong>ieert<br />
plann<strong>in</strong>g als maatschappelijke vorm die<br />
voortbouwt op één van de beg<strong>in</strong>selen van de<br />
democratische samenlev<strong>in</strong>g.<br />
Van proces naar <strong>in</strong>houd<br />
De vraag is welke consequenties de genrebenader<strong>in</strong>g<br />
heeft voor de <strong>in</strong>houd van ruimtelijke<br />
plann<strong>in</strong>g. Duidelijk mag zijn dat de<br />
genrebenader<strong>in</strong>g niet zomaar kan worden<br />
omgezet <strong>in</strong> ruimtelijke concepten. Wel kan<br />
het beg<strong>in</strong>sel van symmetrie worden toegepast<br />
op vigerende plann<strong>in</strong>gsdiscoursen.<br />
Grof geschetst vertonen de momenteel<br />
dom<strong>in</strong>ante plann<strong>in</strong>gsdiscoursen de<br />
volgende kenmerken. Er wordt uitgegaan<br />
van ontwikkel<strong>in</strong>gsplanologie, niet van<br />
toelat<strong>in</strong>gsplanologie. Het project staat<br />
centraal. Waardenpluriformiteit en<br />
maatschappelijke fragmentatie worden<br />
als uitgangspunt en als uitdag<strong>in</strong>g gezien.<br />
Het gebied vormt hèt schaalniveau voor<br />
<strong>in</strong>tegratie van wensen, belangen en<br />
geldstromen. Alle actoren zijn b<strong>in</strong>nen deze<br />
discoursen gelijkwaardige partners, maar<br />
wel met eigen verantwoordelijkheden<br />
en (machts)middelen. Lagere overheden<br />
en marktpartijen zijn verantwoordelijk<br />
voor <strong>in</strong>itiatieven, hogere overheden voor<br />
randvoorwaarden en f<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>g. Een<br />
typerende uitspraak is die van Friso de<br />
Zeeuw en Agnes Franzen (2007, p. 7): “De<br />
toekomst van een mooier Nederland ligt<br />
<strong>in</strong> de handen van de lagere overheden, <strong>in</strong><br />
samenwerk<strong>in</strong>g met de markt. En niet <strong>in</strong> een<br />
bureaucratenfeest met ‘alomvattende visies’<br />
en beleidsdocumenten.”<br />
Bovengenoemde plann<strong>in</strong>gsdiscoursen<br />
kunnen worden gekarakteriseerd als<br />
esthetisch. Deze term heeft betrekk<strong>in</strong>g<br />
op de wijze waarop de genres op elkaar<br />
<strong>in</strong>haken; als een speelse stap, vanuit lokale<br />
keuzen en met een open relatie tussen<br />
ruimtelijke problemen en oploss<strong>in</strong>g. Dit<br />
zijn kenmerken van esthetische oordelen<br />
over het algemeen, vandaar deze karakteriser<strong>in</strong>g.<br />
Het esthetische verwijst dus<br />
niet naar schoonheid, maar naar het soort<br />
oordelen dat deze discoursen hanteren.<br />
Zo noemt Ankersmit (1997) de politiek<br />
esthetisch, omdat deze ten opzichte van de<br />
gerepresenteerde werkelijkheid <strong>in</strong> dezelfde<br />
positie verkeert als de kunst.<br />
Esthetische plann<strong>in</strong>gsdiscoursen leggen<br />
veel nadruk op de genres <strong>ontwerpen</strong><br />
en uitvoeren. Genres als beslissen en
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 Genrebenader<strong>in</strong>g: woorden zijn daden<br />
P. 328<br />
onderzoeken worden <strong>in</strong> de esthetische<br />
plann<strong>in</strong>gsdiscoursen kritisch benaderd met<br />
termen als polderen, bureaucratie en topdownplann<strong>in</strong>g.<br />
Sterke metaforen vormen<br />
het middel waarmee de genres ‘<strong>ontwerpen</strong>’<br />
en ‘uitvoeren’ het genre ‘beslissen’ dom<strong>in</strong>eren.<br />
Denk bijvoorbeeld aan het plan om een<br />
eiland voor de kust <strong>in</strong> de vorm van een tulp<br />
aan te leggen. Met de nadruk op <strong>ontwerpen</strong><br />
en uitvoeren doen deze discoursen afbreuk<br />
aan het beg<strong>in</strong>sel van symmetrie.<br />
Tegengeluid<br />
Veel planners v<strong>in</strong>den de esthetische trekken<br />
van de dom<strong>in</strong>ante plann<strong>in</strong>gsdiscoursen<br />
onbevredigend. Zij verlangen naar een<br />
situatie waar<strong>in</strong> het <strong>ontwerpen</strong> is gericht op<br />
het creëren van realistische alternatieven;<br />
serieus onderzoek wordt gedaan naar<br />
mogelijkheden en waarschijnlijkheden;<br />
besliss<strong>in</strong>gen zijn gebaseerd op een goede<br />
afweg<strong>in</strong>g van voor- en nadelen en plannen<br />
worden uitgevoerd zoals ze zijn bedoeld.<br />
En vooral waar<strong>in</strong> de overheid vasthoudt<br />
aan genomen ruimtelijke keuzen. Klaas<br />
van Egmond, hoogleraar milieukunde<br />
<strong>in</strong> Utrecht en voormalig directeur van<br />
het Milieu- en Natuurplanbureau, zegt<br />
bijvoorbeeld: “... als je het hebt over een<br />
snelweg langs het Naardermeer, zou daar<br />
een debat over de Randstad als grand design<br />
aan vooraf moeten gaan” (Schreuder, 2006,<br />
p. 3). Voormalig rijksbouwmeester Mels<br />
Crouwel stelt: “Wat ontbreekt, is een visie<br />
van de rijksoverheid over hoe Nederland<br />
er <strong>in</strong> 2030 uit moet zien” (Hulsman, 2007).<br />
Wat opvalt, is dat zij woorden gebruiken als<br />
grand design, visie, rijksoverheid en moet.<br />
Deze discoursen worden hier getypeerd<br />
als ethisch. Niet omdat ze moreel hoogstaander<br />
zijn dan andere plann<strong>in</strong>gsdiscoursen<br />
maar omdat <strong>in</strong> deze discoursen<br />
het verlangen naar heldere, normstellende<br />
doelen centraal staat. In ethische plann<strong>in</strong>gsdiscoursen<br />
voltrekt de koppel<strong>in</strong>g van<br />
genres zich als een doordachte zet, vanuit<br />
een keuze voor een visie op het geheel.<br />
Eigenlijk zoeken deze discoursen naar een<br />
nieuw, groot verhaal voor de ruimtelijke<br />
<strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g van Nederland. In de jaren vijftig<br />
was de wederopbouw het grote verhaal,<br />
tegenwoordig zou klimaatverander<strong>in</strong>g tot<br />
zo’n verhaal kunnen uitgroeien. Een groot<br />
verhaal heeft als risico dat andere genres<br />
<strong>in</strong> dienst komen te staan van het vertolken<br />
van dat verhaal, wat afbreuk doet aan het<br />
beg<strong>in</strong>sel van symmetrie.<br />
Een derde weg?<br />
Esthetische en ethische plann<strong>in</strong>gsdiscoursen<br />
vertegenwoordigen een verschillende<br />
kijk op ruimtelijke orden<strong>in</strong>g en <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g.<br />
Esthetische discoursen passen goed <strong>in</strong><br />
deze tijd, ethische discoursen geven hierop<br />
kritiek maar komen met een alternatief<br />
dat slecht valt <strong>in</strong> deze tijd. Is het mogelijk<br />
om deze tegenstell<strong>in</strong>g te overbruggen via<br />
een derde weg? Omdat de symmetrie <strong>in</strong><br />
beide andere discoursen onder druk staat,<br />
zou symmetrie bij een derde weg centraal<br />
moeten worden gesteld. Dat vraagt om<br />
terughoudendheid met de voortdurende<br />
<strong>in</strong>troductie van nieuwe projecten, nieuwe<br />
concepten of nieuwe gebiedscategorieën.<br />
Eigenlijk gaat het vooral om een nieuwe<br />
houd<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de ruimtelijke plann<strong>in</strong>g. Een<br />
houd<strong>in</strong>g van aandacht, waar<strong>in</strong> wordt<br />
gewacht met het maken van keuzen, totdat<br />
deze zich aan ons opdr<strong>in</strong>gen. Zou het niet<br />
verstandig zijn, vraagt de aandachtige planner,<br />
om niets te doen <strong>in</strong> plaats van steeds<br />
iets nieuws te verz<strong>in</strong>nen?<br />
Dit lijkt een rare gedachte, maar komt wel<br />
degelijk <strong>in</strong> de praktijk voor. Zie bijvoor-
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 Genrebenader<strong>in</strong>g: woorden zijn daden<br />
P. 329<br />
beeld de Vierde Nota over de Ruimtelijke<br />
Orden<strong>in</strong>g, waar<strong>in</strong> juist geen nieuwe<br />
structuurschets werd voorgesteld. Zie ook<br />
de uitspraak van de voormalig directeurgeneraal<br />
Milieu van het M<strong>in</strong>isterie van<br />
VROM, Hans van der Vlist (2006), waaruit<br />
blijkt dat de notie van aandacht <strong>in</strong> de<br />
beleidspraktijk wel degelijk aan de orde is:<br />
“We hebben nu vier milieubeleidsplannen<br />
uitgebracht en stonden voor de vraag of<br />
we weer een nieuwe beleidsnota wilden<br />
maken. Dat was niet het geval. We zagen<br />
meer <strong>in</strong> een toekomstagenda.”<br />
Een praktische werkvorm die goed past<br />
<strong>in</strong> aandachtige plann<strong>in</strong>g is de community<br />
of practice (Wenger, 1998). Voor een grote<br />
ruimtelijke opgave, waarvoor een ethische<br />
plann<strong>in</strong>gsdiscours een nota zou produceren<br />
en een esthetisch plann<strong>in</strong>gsdiscours<br />
een wervend plan zou maken, zal een<br />
aandachtige plann<strong>in</strong>g een community of<br />
attention oprichten. Dit kan bijvoorbeeld<br />
uitgewerkt worden als netwerk met een<br />
tijdelijke bevoegdheid, waar<strong>in</strong> diverse<br />
overheden en andere partijen participeren.<br />
De community of attention, als variant op<br />
de community of practice, is slechts één<br />
voorstel. Aandachtige plann<strong>in</strong>g verdient<br />
verdere uitwerk<strong>in</strong>g en doordenk<strong>in</strong>g, juist<br />
voor de grote ruimtelijke opgaven zoals<br />
de klimaatverander<strong>in</strong>g, de vastlopende<br />
mobiliteit en de verloeder<strong>in</strong>g van het<br />
Nederlandse landschap. Dit zijn vraagstukken<br />
die niet om flitsende <strong>ontwerpen</strong>, snelle<br />
besliss<strong>in</strong>gen, grote onderzoeksprogramma’s<br />
of stoere uitvoer<strong>in</strong>gsplannen vragen,<br />
maar vooral om aandacht.<br />
In dit artikel is een nieuwe benader<strong>in</strong>g van<br />
plann<strong>in</strong>g geïntroduceerd. Deze benoemt<br />
de essentie van plann<strong>in</strong>g, verklaart<br />
stor<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> plann<strong>in</strong>gsprocessen en geeft<br />
een beg<strong>in</strong>sel voor goede plann<strong>in</strong>g. In<br />
één z<strong>in</strong> samengevat is plann<strong>in</strong>g volgens<br />
deze genrebenader<strong>in</strong>g: het creëren van<br />
goed werkende koppel<strong>in</strong>gen tussen vier<br />
pr<strong>in</strong>cipieel verschillende taalgenres <strong>in</strong><br />
plann<strong>in</strong>g, op grond van symmetrie tussen<br />
genres. Het beg<strong>in</strong>sel van symmetrie vraagt<br />
om een houd<strong>in</strong>g van aandacht <strong>in</strong> plann<strong>in</strong>g.<br />
Het vernieuwende van de genrebenader<strong>in</strong>g<br />
is dat deze plann<strong>in</strong>g opnieuw normatief<br />
positioneert. Dat is hard nodig <strong>in</strong> een tijd<br />
die niet zo van plann<strong>in</strong>g houdt.<br />
Wim de Haas (w.dehaas@planet.nl) werkt bij de Kon<strong>in</strong>klijke<br />
Nederlandse Academie van Wetenschappen.<br />
Literatuur<br />
Ankersmit, F.R. (1997) Macht door representatie, Exploraties<br />
III: politieke filosofie, Kok Agora, Kampen<br />
Br<strong>in</strong>k, M. van den & T. Metze (red.) (2006) Words matter <strong>in</strong><br />
policy and plann<strong>in</strong>g, NGS nr. 344, Nethur/KNAG, Utrecht<br />
Franzen, A. & F. de Zeeuw (2007) ‘Verrommel<strong>in</strong>g niet<br />
aanpakken uit Den Haag; Ruimtelijke orden<strong>in</strong>g’, Trouw, 16<br />
februari, p. 7<br />
Haas, W. de (1998) Onderzoek <strong>in</strong> plann<strong>in</strong>g, Proefschrift<br />
Landbouwuniversiteit, Wagen<strong>in</strong>gen<br />
Haas, W. de (2006) Plann<strong>in</strong>g als Gesprek, Grondslagen voor<br />
ruimtelijke plann<strong>in</strong>g en beleid <strong>in</strong> de eenentw<strong>in</strong>tigste eeuw,<br />
Uitgeverij De Graaff, Utrecht<br />
Hulsman, B. (2007) ‘Afslagje hier, baantje daar; gesprek met<br />
rijksbouwmeester Mels Crouwel over de ‘verrommel<strong>in</strong>g’ van<br />
Nederland’, NRC Handelsblad, 3 februari, p. 41<br />
Lyotard, J.F. (1983) Le Différand [Engelse vertal<strong>in</strong>g (1988) The<br />
Different, Phrases <strong>in</strong> Dispute, University of M<strong>in</strong>nesota Press,<br />
MN]<br />
Schreuder, A. (2006) ‘Nederland verliest elke dag een heel<br />
Vondelpark; Dat het platteland wordt volgebouwd is soms al<br />
treurig, maar dat het slordig gebeurd is nog treuriger’, NRC<br />
Handelsblad, 29 september, p. 3<br />
Vlist, H. van der (2006) ‘Soms zoeken we de grens op’, PM, jg.<br />
31, nr. 8, p. 16-19<br />
Wenger, E (1998) Communities of Practice, Learn<strong>in</strong>g, Mean<strong>in</strong>g<br />
and Identity, Cambridge University Press, Cambridge
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 <strong>Meer</strong> <strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong> <strong>in</strong> <strong>Meer</strong>stad<br />
P. 330<br />
Nanka Karstkarel en Marjole<strong>in</strong> van Schoonhoven<br />
<strong>Meer</strong> <strong>duurzame</strong><br />
<strong>energie</strong> <strong>in</strong><br />
<strong>Meer</strong>stad
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 <strong>Meer</strong> <strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong> <strong>in</strong> <strong>Meer</strong>stad<br />
P. 331<br />
Duurzame <strong>energie</strong> is <strong>in</strong>, zeker b<strong>in</strong>nen de<br />
beleidswereld van de ruimtelijke orden<strong>in</strong>g. Zo<br />
heeft ook de Prov<strong>in</strong>cie Gron<strong>in</strong>gen grote ambities op<br />
<strong>energie</strong>gebied. De uitgangspunten deugen, maar<br />
de praktijk werkt vaak m<strong>in</strong>der goed uit. Hoe dit<br />
komt zal blijken uit een analyse van het planproces<br />
van <strong>Meer</strong>stad, een groot nieuwbouwproject ten<br />
oosten van de stad Gron<strong>in</strong>gen.<br />
Doordat het gebruik van fossiele brandstoffen<br />
schadelijke effecten heeft op het milieu<br />
en deze brandstoffen bovendien uitgeput<br />
raken, neemt de <strong>in</strong>teresse <strong>in</strong> een meer<br />
duurzaam <strong>energie</strong>systeem toe. De <strong>energie</strong>behoefte<br />
wordt <strong>in</strong> een dergelijk systeem<br />
zoveel mogelijk gedekt door gebruik te<br />
maken van hernieuwbare bronnen, zoals<br />
zon, w<strong>in</strong>d, water, geothermie en biomassa.<br />
Dit gebeurt met behulp van conversietechnieken<br />
die het milieu niet schaden (Van<br />
Schoonhoven, 2007). Deze overgang van<br />
<strong>energie</strong>opwekk<strong>in</strong>g uit fossiele brandstoffen<br />
naar een meer duurzaam <strong>energie</strong>systeem<br />
wordt de <strong>energie</strong>transitie genoemd.<br />
Onderdeel van deze <strong>energie</strong>transitie is het<br />
ver<strong>duurzame</strong>n van de <strong>energie</strong>huishoud<strong>in</strong>g.<br />
Onder <strong>energie</strong>huishoud<strong>in</strong>g wordt de hele<br />
keten van de bron, de conversie en het<br />
gebruik van <strong>energie</strong> verstaan. Een <strong>duurzame</strong><br />
<strong>energie</strong>huishoud<strong>in</strong>g is economisch<br />
efficiënt, belast het milieu m<strong>in</strong>der zwaar<br />
en voorziet <strong>in</strong> voldoende <strong>energie</strong> van de<br />
juiste kwaliteit. Het gebruik van <strong>duurzame</strong><br />
<strong>energie</strong>bronnen alleen is dus niet genoeg<br />
om een <strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong>huishoud<strong>in</strong>g tot<br />
stand te brengen. Energiebespar<strong>in</strong>g staat<br />
aan de basis van het gebruik van <strong>duurzame</strong><br />
<strong>energie</strong>bronnen (SenterNovem, 2007).<br />
Volgens het Energieonderzoek Centrum<br />
Nederland (ECN) kan een <strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong>huishoud<strong>in</strong>g<br />
relatief eenvoudig gereali-<br />
seerd worden <strong>in</strong> de gebouwde omgev<strong>in</strong>g die<br />
bestaat uit bestaande bouw en nieuwbouw.<br />
Een voorbeeld is het Rotterdamse haven- en<br />
<strong>in</strong>dustriecomplex Rijnmond, dat een half<br />
miljoen huizen <strong>in</strong> Zuid-Holland van (rest)<br />
warmte gaat voorzien. Maar vooral <strong>in</strong> de<br />
nieuwbouw is het potentieel voor <strong>energie</strong>bespar<strong>in</strong>g<br />
groot, omdat daar alle mogelijke<br />
<strong>energie</strong>toepass<strong>in</strong>gen nog open liggen.<br />
Hoewel <strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong>toepass<strong>in</strong>gen<br />
volgens het ECN technisch en f<strong>in</strong>ancieel<br />
haalbaar zijn, maken deze nog niet volledig<br />
deel uit van nieuwbouwplannen (ECN,<br />
2006).<br />
De vraag is dus waarom de implementatie<br />
van <strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong> <strong>in</strong> nieuwbouwwijken<br />
nog niet goed van de grond komt, ondanks<br />
de potenties en ook de behoefte b<strong>in</strong>nen<br />
de samenlev<strong>in</strong>g. Het blijft vaak steken<br />
bij <strong>in</strong>dividuele projecten waar <strong>duurzame</strong><br />
oploss<strong>in</strong>gen voor de hand liggen, zoals het<br />
voorbeeld van Rijnmond. Een reden zou<br />
kunnen zijn dat de toepass<strong>in</strong>g van <strong>duurzame</strong><br />
<strong>energie</strong> slechts een doelstell<strong>in</strong>g is en<br />
niet wettelijk verplicht is gesteld. Meestal is<br />
het planontwerp sturend en zijn <strong>duurzame</strong><br />
<strong>energie</strong>toepass<strong>in</strong>gen volgend. Hierdoor<br />
heeft <strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong> nog een ondergeschikte<br />
rol <strong>in</strong> de ruimtelijke orden<strong>in</strong>g en<br />
wordt de <strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong>potentie van<br />
het desbetreffende plangebied vaak niet<br />
volledig benut.<br />
Duurzame <strong>in</strong>itiatieven <strong>in</strong><br />
Gron<strong>in</strong>gen<br />
Om <strong>energie</strong>neutraliteit te bereiken <strong>in</strong><br />
nieuwbouw zal <strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong> een meer<br />
sturend pr<strong>in</strong>cipe moeten worden b<strong>in</strong>nen de<br />
ruimtelijke orden<strong>in</strong>g. Onduidelijk is waar<br />
<strong>in</strong> het ruimtelijk planproces van planvoorbereid<strong>in</strong>g,<br />
planbepal<strong>in</strong>g, uitvoer<strong>in</strong>g en<br />
evaluatie van het gevoerde beleid het aspect<br />
<strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong> het beste kan worden<br />
<strong>in</strong>gebracht (Van Schoonhoven, 2007).<br />
Dit wordt geanalyseerd aan de hand van<br />
<strong>Meer</strong>stad.<br />
<strong>Meer</strong>stad is een gebiedsontwikkel<strong>in</strong>gsproject<br />
aan de oostzijde van de stad Gron<strong>in</strong>gen<br />
en ligt <strong>in</strong> de gemeenten Gron<strong>in</strong>gen en<br />
Slochteren. Er komen 10.000 won<strong>in</strong>gen,
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 <strong>Meer</strong> <strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong> <strong>in</strong> <strong>Meer</strong>stad<br />
P. 332<br />
135 hectare bedrijventerre<strong>in</strong>, 600 hectare<br />
nieuwe natuur en 600 hectare nieuw water.<br />
Het project moet rond 2025 gereed zijn.<br />
Midden <strong>in</strong> het gebied komt een meer voor<br />
waterberg<strong>in</strong>g en -buffer<strong>in</strong>g en als recreatieve<br />
trekker. Om een kwalitatief hoogwaardig<br />
landschap te creëren maakt een<br />
groot areaal groen eveneens onderdeel uit<br />
van het plan. Op deze manier ontstaat een<br />
robuuste verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gszone ter versterk<strong>in</strong>g<br />
van de ecologische hoofdstructuur van stad<br />
en regio. De <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g van de bedrijventerre<strong>in</strong>en<br />
zal gericht zijn op het verb<strong>in</strong>den van<br />
de b<strong>in</strong>nenstad van Gron<strong>in</strong>gen met <strong>Meer</strong>stad<br />
(Bureau Alle Hosper & KCAP, 2005). De<br />
<strong>in</strong>tegratie van functies maakt van <strong>Meer</strong>stad<br />
een pluriform leefgebied.<br />
Het Energieconvenant Gron<strong>in</strong>gen is<br />
opgesteld door de Prov<strong>in</strong>cie en Gemeente<br />
Gron<strong>in</strong>gen, de Gasunie, Nuon en Shell<br />
Solar. Dit convenant heeft als doel<br />
projecten te realiseren op het gebied van<br />
<strong>energie</strong>bespar<strong>in</strong>g en <strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong><br />
(Prov<strong>in</strong>cie Gron<strong>in</strong>gen, 2007). Een van<br />
die projecten is ‘Duurzaamheid <strong>in</strong><br />
<strong>Meer</strong>stad’. Het oorspronkelijke convenant<br />
liep tot 2007. Momenteel wordt gewerkt<br />
aan een vervolgconvenant met oude en<br />
nieuwe partijen. Daarnaast wordt <strong>in</strong> het<br />
Milieuprogramma 2006 van de Gemeente<br />
Gron<strong>in</strong>gen het opstellen van een <strong>energie</strong>visie<br />
voor <strong>Meer</strong>stad genoemd als activiteit<br />
die bijdraagt aan een <strong>duurzame</strong> stedelijke<br />
ontwikkel<strong>in</strong>g. In 2006 maakte Gron<strong>in</strong>gen<br />
bekend de meest <strong>duurzame</strong> stad van<br />
Nederland te willen worden. Beg<strong>in</strong> 2007<br />
is deze ambitie vertaald naar de doelstell<strong>in</strong>g<br />
om <strong>in</strong> 2025 <strong>energie</strong>neutraal te zijn<br />
(Gemeente Gron<strong>in</strong>gen, 2007).<br />
Gron<strong>in</strong>gen is niet de enige stad <strong>in</strong><br />
Nederland met dergelijke ambities.<br />
Zo hebben de steden Apeldoorn,<br />
Heerhugowaard en Tilburg aangegeven<br />
om b<strong>in</strong>nen een realistische termijn CO 2 -<br />
neutraal te willen zijn. Hiertoe zijn diverse<br />
losstaande projecten gerealiseerd, maar<br />
van een vastomlijnd planproces voor het<br />
ontwikkelen van <strong>duurzame</strong> nieuwbouwwijken<br />
is vooralsnog geen sprake. Juist daarom<br />
is het zo <strong>in</strong>teressant om te onderzoeken hoe<br />
en waar <strong>in</strong> het planproces van <strong>Meer</strong>stad<br />
het thema <strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong> is <strong>in</strong>gebracht,<br />
wetende dat er <strong>in</strong> Gron<strong>in</strong>gen een grote<br />
ambitie op dit gebied bestaat. Daarbij is het<br />
een recent project, waarvan het planproces<br />
<strong>in</strong>middels bijna volledig is doorlopen.<br />
Planproces van <strong>Meer</strong>stad<br />
De planvorm<strong>in</strong>g van <strong>Meer</strong>stad is gefaseerd<br />
verlopen. <strong>Meer</strong>stad, toen nog Gron<strong>in</strong>gen-<br />
Oost, komt voor het eerst naar voren<br />
<strong>in</strong> de Regiovisie Gron<strong>in</strong>gen-Assen uit<br />
1999. Hier<strong>in</strong> wordt <strong>Meer</strong>stad gezien als<br />
oploss<strong>in</strong>gsricht<strong>in</strong>g voor de groei van de<br />
Gemeente Gron<strong>in</strong>gen en voor de groene<br />
en blauwe doelstell<strong>in</strong>gen van de Regiovisie<br />
(Gemeente Slochteren en Gron<strong>in</strong>gen, 2006).<br />
Het Prov<strong>in</strong>ciaal Omgev<strong>in</strong>gsplan (POP)<br />
Gron<strong>in</strong>gen uit 2000 gaat verder <strong>in</strong> op de<br />
ontwikkel<strong>in</strong>g van Gron<strong>in</strong>gen-Oost. Het<br />
stelt dat ten oosten van de stad Gron<strong>in</strong>gen<br />
een aantrekkelijk waterrijk woon- en<br />
recreatiegebied moet worden gerealiseerd.<br />
De betrokken publieke partijen hebben<br />
<strong>in</strong> 2001 een <strong>in</strong>tentieovereenkomst voor<br />
de ontwikkel<strong>in</strong>g van <strong>Meer</strong>stad opgesteld.<br />
Opvallend is dat de doelstell<strong>in</strong>gen van de<br />
<strong>in</strong>tentieovereenkomst geen aspecten van<br />
duurzaamheid en <strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong> bevatten.<br />
In 2002 wordt tenslotte een samenwerk<strong>in</strong>gsprotocol<br />
getekend door zowel publieke<br />
als private partijen, waarmee het publiekprivaat<br />
samenwerk<strong>in</strong>gverband (PPS) een
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 <strong>Meer</strong> <strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong> <strong>in</strong> <strong>Meer</strong>stad<br />
P. 333<br />
feit is. Het samenwerk<strong>in</strong>gsprotocol heeft de<br />
doelstell<strong>in</strong>gen uit de <strong>in</strong>tentieovereenkomst<br />
overgenomen en gaat daardoor tevens niet<br />
<strong>in</strong> op <strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong>. Voor <strong>Meer</strong>stad is<br />
een PPS met een open planproces gehanteerd,<br />
waarbij plannen naar buiten worden<br />
gebracht, zodat betrokken actoren kunnen<br />
participeren <strong>in</strong> de planvorm<strong>in</strong>g. Ook<br />
burgers hadden regelmatig de mogelijkheid<br />
tot <strong>in</strong>spraak. Daarnaast is er voor gekozen<br />
om de procedures en formele <strong>in</strong>spraak- en<br />
overlegmomenten van de streekplanuitwerk<strong>in</strong>g,<br />
het masterplan en het milieueffect<br />
rapport (MER) te comb<strong>in</strong>eren.<br />
De streekplanuitwerk<strong>in</strong>g is <strong>in</strong> 2004 def<strong>in</strong>itief<br />
vastgesteld en legt de uitgangspunten<br />
voor <strong>Meer</strong>stad juridisch vast (Bureau Alle<br />
Hosper & KCAP, 2005). In de streekplanuitwerk<strong>in</strong>g<br />
staat niets vermeld over <strong>duurzame</strong><br />
<strong>energie</strong>. Er wordt slechts kort gesproken<br />
over duurzaam stedelijk waterbeheer om<br />
schoon oppervlaktewater te krijgen en te<br />
behouden.<br />
Het masterplan is gedetailleerder <strong>in</strong> de<br />
beschrijv<strong>in</strong>gen en als planontwerp leidend.<br />
Dit plan is tot stand gekomen na een langdurig<br />
traject van overleg tussen verschillende<br />
partijen. In 2005 hebben de gemeenteraden<br />
van Slochteren en Gron<strong>in</strong>gen<br />
een Motie duurzaamheid voor <strong>Meer</strong>stad<br />
aangenomen met daar<strong>in</strong> de volgende aanbevel<strong>in</strong>gen:<br />
een <strong>energie</strong>prestatie op locatie<br />
(EPL) van m<strong>in</strong>imaal zeven, toepass<strong>in</strong>g<br />
Handboek Gron<strong>in</strong>ger Woonkwaliteit (dit<br />
betekent een <strong>energie</strong>prestatiecoëfficiënt die<br />
tien procent lager ligt dan het Bouwbesluit<br />
voorschrijft), gebruik van nieuwe <strong>energie</strong>besparende<br />
technologie en het aanstellen<br />
van een duurzaamheidscoörd<strong>in</strong>ator<br />
(Gemeente Slochteren en Gron<strong>in</strong>gen,<br />
2006, p. 51). In deze Motie duurzaamheid<br />
wordt voor het eerst over duurzaamheid<br />
met betrekk<strong>in</strong>g tot <strong>Meer</strong>stad gesproken. In<br />
de samenwerk<strong>in</strong>gsovereenkomst voor het<br />
masterplan is afgesproken de aanbevel<strong>in</strong>gen<br />
te toetsen op haalbaarheid. Daarnaast is<br />
besloten een <strong>energie</strong>studie uit te voeren en<br />
zijn er twee duurzaamheidscoörd<strong>in</strong>atoren<br />
aangesteld.<br />
Gelijktijdig met het masterplan is vrijwillig<br />
een MER uitgevoerd. Een MER maakt de te<br />
verwachten gevolgen van de verschillende<br />
alternatieven voor de ontwikkel<strong>in</strong>g van<br />
<strong>Meer</strong>stad <strong>in</strong>zichtelijk. Ook onderzoekt de<br />
MER de duurzaamheidsaspecten. Naar<br />
aanleid<strong>in</strong>g van de effectbeoordel<strong>in</strong>g van<br />
alternatieven uit de MER zijn randvoorwaarden<br />
opgesteld voor duurzaamheid.<br />
Deze moeten bijdragen aan de beperk<strong>in</strong>g<br />
van het <strong>energie</strong>gebruik of aan het gebruik<br />
van <strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong> <strong>in</strong> <strong>Meer</strong>stad. De<br />
randvoorwaarden zijn: zorg voor een<br />
optimale bereikbaarheid met een m<strong>in</strong>imaal<br />
<strong>energie</strong>gebruik door compact te bouwen,<br />
herkomst- en bestemm<strong>in</strong>gsplekken te<br />
mengen en door efficiënte <strong>in</strong>pass<strong>in</strong>g van<br />
langzaam verkeer- en OV-routes. Ook dient<br />
men de won<strong>in</strong>gen zodanig te concentreren<br />
dat <strong>energie</strong>verlies zoveel mogelijk wordt<br />
beperkt en ruimtelijke mogelijkheden te<br />
scheppen voor het grootschalig opwekken<br />
van <strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong> (Bureau Alle Hosper<br />
& KCAP, 2005, p. 142). Het gaat bij deze<br />
randvoorwaarden voornamelijk om stedenbouwkundige<br />
maatregelen wat betreft<br />
<strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong>. De te kiezen <strong>energie</strong><strong>in</strong>frastructuur,<br />
het transport en distributie<br />
van <strong>energie</strong>dragers naar de e<strong>in</strong>dgebruikers<br />
(Menkveld e.a., 2002), is niet opgenomen.<br />
De <strong>in</strong>zichten die bij het maken van de MER<br />
zijn verkregen, zijn <strong>in</strong>tegraal verwerkt <strong>in</strong> het<br />
uite<strong>in</strong>delijke masterplan van 2005.<br />
Als uitwerk<strong>in</strong>g van het masterplan en de
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 <strong>Meer</strong> <strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong> <strong>in</strong> <strong>Meer</strong>stad<br />
P. 334<br />
samenwerk<strong>in</strong>gsovereenkomst is <strong>in</strong> 2006<br />
de Energiestudie <strong>Meer</strong>stad opgesteld. Voor<br />
de <strong>energie</strong>studie is een quickscan uitgevoerd<br />
waarbij <strong>energie</strong>concepten worden<br />
vergeleken. “Een <strong>energie</strong>concept kan een<br />
pakket maatregelen op won<strong>in</strong>gniveau zijn,<br />
een <strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong>voorzien<strong>in</strong>g of een<br />
comb<strong>in</strong>atie hiervan” (G3 Advies, 2006, p.<br />
14). Een <strong>energie</strong>concept omvat zowel <strong>energie</strong>besparende<br />
maatregelen als <strong>duurzame</strong><br />
<strong>energie</strong>bronnen. Ook is een marktverkenn<strong>in</strong>g<br />
gedaan. Uit de <strong>energie</strong>studie blijkt<br />
dat vanwege kostenefficiency een mix van<br />
<strong>energie</strong>maatregelen het meest kansrijk is.<br />
Vervolgens zijn de <strong>energie</strong>concepten voor<br />
won<strong>in</strong>gbouw geordend naar gebiedstype,<br />
omdat de haalbaarheid van een <strong>energie</strong>concept<br />
afhankelijk kan zijn van het type<br />
bebouw<strong>in</strong>g (zie figuur 1).<br />
De <strong>energie</strong>studie concludeert dat de <strong>energie</strong><strong>in</strong>frastructuur<br />
en de <strong>energie</strong>concepten het<br />
beste per deelplan bepaald kunnen worden,<br />
vanwege de verschillende dichtheden <strong>in</strong><br />
<strong>Meer</strong>stad. Verder is het van belang om de<br />
totale gebiedsontwikkel<strong>in</strong>g en de uitwerk<strong>in</strong>g<br />
van deel- en bouwplannen tijdig af te<br />
stemmen. De <strong>energie</strong>-<strong>in</strong>frastructuur beperkt<br />
namelijk de keuzemogelijkheden voor<br />
<strong>energie</strong>concepten. Zo is bij een warmtenet<br />
gaslever<strong>in</strong>g uitgesloten (G3 advies, 2006).<br />
De Energiestudie <strong>Meer</strong>stad adviseert<br />
tenslotte om de resultaten uit te werken<br />
<strong>in</strong> een plan van aanpak duurzaamheid.<br />
Vervolgens stelde Bureau <strong>Meer</strong>stad, de<br />
overkoepelende organisatie die de ontwikkel<strong>in</strong>g<br />
van <strong>Meer</strong>stad leidt, het Actieprogramma<br />
duurzaamheid op. In dit actieplan wordt<br />
duurzaamheid gezien als een onderdeel van<br />
kwaliteit op het gebied van wonen, werken<br />
en recreëren en is daarmee een stur<strong>in</strong>gsfactor<br />
voor de ontwikkel<strong>in</strong>g van <strong>Meer</strong>stad. Bij<br />
<strong>duurzame</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g worden sociale,<br />
economische en fysische aspecten meegenomen.<br />
Zo moeten won<strong>in</strong>gen niet alleen<br />
<strong>energie</strong>bewust worden gebouwd, maar ook<br />
comfortabel zijn met een gezond b<strong>in</strong>nenmilieu.<br />
Tevens dient er vraag te bestaan naar dat<br />
type won<strong>in</strong>g en moeten ze verkoopbaar zijn.<br />
De ambities op het gebied van <strong>energie</strong> zijn<br />
het beperken van onnodig <strong>energie</strong>verbruik,<br />
het gebruik van natuurlijke <strong>energie</strong>bronnen<br />
(<strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong>) en het efficiënt gebruiken<br />
van fossiele brandstoffen. Dit alles dient<br />
te worden afgestemd op het ontwerp per<br />
deelgebied (Bureau <strong>Meer</strong>stad, 2006).<br />
Om de ambities voor <strong>duurzame</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g<br />
te bewerkstelligen adviseert het plan subsidiemogelijkheden<br />
te v<strong>in</strong>den en de <strong>energie</strong>studie<br />
uit te werken voor elk deelplan. Deze acties<br />
worden echter niet gekoppeld aan de <strong>duurzame</strong><br />
<strong>energie</strong>ambities. In april 2007 hebben de<br />
publieke partijen een motie <strong>in</strong>gediend waar<strong>in</strong><br />
zij pleiten voor een eigen <strong>energie</strong>concept per<br />
won<strong>in</strong>gtype en waarbij een hoge EPL dient te<br />
worden behaald. Deze zienswijze is vastgesteld.<br />
Ook is er een <strong>energie</strong>markt georganiseerd<br />
voor alle betrokken partijen en worden<br />
de toepass<strong>in</strong>gsmogelijkheden voor onder<br />
andere de warmtepomp onderzocht.<br />
Concluderend kan gesteld worden dat het<br />
thema <strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong> slechts beperkt wordt<br />
uitgewerkt <strong>in</strong> de plannen voor <strong>Meer</strong>stad. Dit is<br />
Figuur 1 Mogelijke <strong>energie</strong>concepten voor <strong>Meer</strong>stad (bewerkt naar G3 Advies, 2006)Gebiedstype<br />
Gebieden met lage Gebieden met hoge Alle gebieden<br />
bebouw<strong>in</strong>gsdichtheid bebouw<strong>in</strong>gsdichtheid<br />
- <strong>in</strong>dividuele elektrische - bio-olie ketels - bosaanplant<br />
warmtepompen - biogas WKK - w<strong>in</strong>dturb<strong>in</strong>es<br />
- zonne-<strong>energie</strong> - restwarmte - <strong>duurzame</strong><br />
- Micro warmte- Nederlandse Aardolie stedenbouw<br />
krachtkoppel<strong>in</strong>g Maatschappij - isolatie<br />
(WKK) - collectieve warmtepomp - zonne-<strong>energie</strong>
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 <strong>Meer</strong> <strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong> <strong>in</strong> <strong>Meer</strong>stad<br />
P. 335<br />
Figuur 2. Duurzame <strong>energie</strong> <strong>in</strong> de plannen van <strong>Meer</strong>stad (bewerkt naar Van Schoonhoven, 2007)<br />
Plannen <strong>Meer</strong>stad<br />
Intentieovereenkomst (2001)<br />
Samenwerk<strong>in</strong>gsprotocol (2002)<br />
Streekplanuitwerk<strong>in</strong>g (2004)<br />
Masterplan (2005)<br />
Energiestudie (2006)<br />
Actieprogramma duurzaamheid (2006)<br />
te zien <strong>in</strong> figuur 2. Pas tijdens het ontwikkelen<br />
van het masterplan is voor het eerst<br />
<strong>in</strong> het planproces aandacht geschonken aan<br />
<strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong>. De vraag is nu hoe het<br />
planproces beter kan worden vormgegeven.<br />
Naar een <strong>duurzame</strong><br />
<strong>energie</strong>huishoud<strong>in</strong>g<br />
De <strong>in</strong>tentieovereenkomst en het samenwerk<strong>in</strong>gsprotocol<br />
(PPS) van <strong>Meer</strong>stad<br />
gaan beide niet <strong>in</strong> op <strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong>.<br />
Er is dus niet overlegd tussen de publieke<br />
en private partijen over een gezamenlijk<br />
standpunt betreffende dit thema.<br />
Wanneer de <strong>energie</strong>ambitie meteen<br />
was vastgelegd, had het vervolg van het<br />
planproces op basis hiervan aangepast<br />
kunnen worden. Het verdient verder de<br />
voorkeur dat <strong>in</strong> de PPS vanaf het beg<strong>in</strong><br />
een onafhankelijke duurzaamheidscoord<strong>in</strong>ator<br />
en/of <strong>energie</strong>adviseur zitt<strong>in</strong>g<br />
neemt, die de <strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong>ambitie<br />
<strong>in</strong> het planproces brengt en gedurende de<br />
looptijd van het project deze ambitie <strong>in</strong><br />
de gaten houdt. Wat de precieze taak en<br />
autorisatie van deze functie moet zijn kan<br />
per project verschillen.<br />
Duurzame <strong>energie</strong> <strong>in</strong> plannen <strong>Meer</strong>stad<br />
–<br />
–<br />
–<br />
Opstellen <strong>energie</strong>studie<br />
Suggesties Motie duurzaamheid onderzoeken<br />
Randvoorwaarden duurzaamheid<br />
Aandachtspunten <strong>energie</strong><br />
Kansrijke <strong>energie</strong>concepten<br />
Per deelplan uitwerken<br />
<strong>energie</strong>-<strong>in</strong>frastructuur en <strong>energie</strong>concepten<br />
Plan van aanpak duurzaamheid opstellen<br />
Ambities duurzaamheid<br />
Acties behorende bij ambities duurzaamheid<br />
De samenwerk<strong>in</strong>gsovereenkomst en<br />
het masterplan hebben als doel een zo<br />
hoog mogelijke EPL te behalen en om de<br />
aanbevel<strong>in</strong>gen uit de Motie duurzaamheid<br />
te onderzoeken. Deze doelen zijn we<strong>in</strong>ig<br />
concreet. Daarnaast gaat het vooral om<br />
stedenbouwkundige randvoorwaarden<br />
en dergelijke voorwaarden hoeven pas<br />
ten tijde van het bestemm<strong>in</strong>gsplan aan de<br />
orde te komen. Ook is het momenteel voor<br />
de betrokken partijen niet verplicht de<br />
aanbevel<strong>in</strong>gen van het masterplan daadwerkelijk<br />
op te volgen. Het is sterk aan te<br />
bevelen om een concrete <strong>energie</strong>ambitie <strong>in</strong><br />
de vorm van een resultaatverplicht<strong>in</strong>g met<br />
heldere <strong>in</strong>dicatoren vast te leggen <strong>in</strong> een<br />
masterplan. Betrokken actoren zijn dan<br />
verplicht om een bepaalde <strong>energie</strong>prestatie<br />
te behalen.<br />
Idealiter zou er <strong>in</strong> het masterplan al een<br />
keuze moeten zijn gemaakt over de aan<br />
te leggen <strong>energie</strong>-<strong>in</strong>frastructuur. In het<br />
masterplan voor <strong>Meer</strong>stad wordt slechts<br />
gesproken over het <strong>in</strong>vesteren <strong>in</strong> een goede<br />
<strong>energie</strong>-<strong>in</strong>frastructuur. Op basis van het<br />
masterplan zullen uite<strong>in</strong>delijk bestem-
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 <strong>Meer</strong> <strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong> <strong>in</strong> <strong>Meer</strong>stad<br />
P. 336<br />
Figuur 3 Planproces voor ontwikkel<strong>in</strong>g nieuwbouwwijk met <strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong>huishoud<strong>in</strong>g<br />
(Van Schoonhoven, 2007)<br />
Publieke actoren<br />
Programma van Eisen<br />
PLANPROCES<br />
PPS<br />
Samenwerk<strong>in</strong>gsovereenkomst<br />
Energiestudie<br />
BAEI<br />
Masterplan<br />
BAEI<br />
Bestemm<strong>in</strong>gsplan<br />
Stedenbouwkundig plan<br />
Private actoren<br />
AANDACHTSPUNTEN DUURZAME ENERGIE<br />
Duurzaamheidscoörd<strong>in</strong>ator<br />
Probleemduid<strong>in</strong>g<br />
Doelstell<strong>in</strong>gen<br />
Energieambitie als resultaatverplicht<strong>in</strong>g<br />
Mogelijke <strong>energie</strong>-<strong>in</strong>frastructuur<br />
Mogelijke <strong>energie</strong>concepten<br />
Haalbare <strong>energie</strong>ambitie<br />
Marktscan<br />
Besluit tot openbare procedure<br />
Keuze <strong>energie</strong>-<strong>in</strong>frastructuur<br />
Energieambitie als resultaatverplicht<strong>in</strong>g<br />
Keuze <strong>energie</strong>-<strong>in</strong>frastructuur<br />
Paragraaf <strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong><br />
Inspraakrondes en externe communicatie<br />
Openbaar aanbesteden<br />
Gunnen op duurzaamheid<br />
Randvoorwaarden <strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong><br />
Uitgangspunten en eisen <strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong><br />
Energieconcepten<br />
Keuze <strong>energie</strong>concepten<br />
Zonverkavel<strong>in</strong>g<br />
Won<strong>in</strong>gdichtheid<br />
Etc.
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 <strong>Meer</strong> <strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong> <strong>in</strong> <strong>Meer</strong>stad<br />
P. 337<br />
m<strong>in</strong>gsplannen worden gemaakt. Als de<br />
<strong>energie</strong>-<strong>in</strong>frastructuur nog niet bekend<br />
is, kunnen <strong>in</strong> een bestemm<strong>in</strong>gsplan geen<br />
<strong>energie</strong>concepten gekozen worden.<br />
Het uitvoeren van een <strong>energie</strong>studie voor<br />
een nieuwbouwwijk is onontbeerlijk om de<br />
<strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong>potentie van het desbetreffende<br />
plangebied volledig te benutten.<br />
Dit is voor <strong>Meer</strong>stad wel gebeurd maar<br />
pas nadat het masterplan was opgesteld.<br />
Hierdoor zijn mogelijk potentiële kansen<br />
onbenut. Wanneer er eerst een <strong>energie</strong>studie<br />
was gedaan dan had een procedure<br />
voor aanbested<strong>in</strong>g via het Besluit Aanleg<br />
Energie Infrastructuur (BAEI) gevolgd<br />
kunnen worden. In het geval van een<br />
openbare aanbested<strong>in</strong>g kan de gemeente<br />
duurzaamheidsaspecten <strong>in</strong> het bestek <strong>in</strong>tegreren<br />
en vervolgens de aanbieder kiezen<br />
die het meest duurzaam is. Wanneer de<br />
BAEI-procedure voor het opstellen van een<br />
masterplan wordt gestart, kan de keuze<br />
voor de <strong>energie</strong>-<strong>in</strong>frastructuur meteen <strong>in</strong><br />
het masterplan verwerkt worden.<br />
De hiervoor behandelde onderdelen van<br />
het planproces voor de ontwikkel<strong>in</strong>g<br />
van een nieuwbouwwijk met <strong>duurzame</strong><br />
<strong>energie</strong> zijn, behalve op <strong>Meer</strong>stad, ook<br />
toepasbaar op vergelijkbare projecten<br />
elders <strong>in</strong> Nederland. Het voorgestelde<br />
planproces met aandachtspunten voor een<br />
<strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong>huishoud<strong>in</strong>g is schematisch<br />
weergegeven <strong>in</strong> figuur 3.<br />
In de planvorm<strong>in</strong>g van <strong>Meer</strong>stad wordt<br />
dus wel aandacht besteed aan <strong>duurzame</strong><br />
<strong>energie</strong> maar niet op een optimale wijze.<br />
Concrete besliss<strong>in</strong>gen worden te laat<br />
genomen, waardoor mogelijkheden voor<br />
<strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong>toepass<strong>in</strong>gen beperkt<br />
worden. Het zou <strong>in</strong>teressant zijn om na<br />
de realisatie van <strong>Meer</strong>stad te onderzoeken<br />
wat er terecht is gekomen van de geformu-<br />
leerde <strong>energie</strong>ambities en welke <strong>energie</strong><strong>in</strong>frastructuur<br />
en <strong>duurzame</strong> <strong>energie</strong>concepten<br />
uite<strong>in</strong>delijk zijn toegepast.<br />
Nanka Karstkarel (N.Karstkarel@rug.nl) werkt als<br />
universitair docent en onderzoeker planologie bij de<br />
Universiteit Gron<strong>in</strong>gen. Marjole<strong>in</strong> van Schoonhoven<br />
(mvanschoonhoven@slochteren.nl) is medewerker<br />
ruimtelijke orden<strong>in</strong>g bij de Gemeente Slochteren.<br />
Literatuur<br />
Bureau Alle Hosper & KCAP (2005) Masterplan, bijlagen,<br />
Haarlem/Gron<strong>in</strong>gen<br />
Bureau <strong>Meer</strong>stad (2006) Actieprogramma duurzaamheid<br />
<strong>Meer</strong>stad, Bureau <strong>Meer</strong>stad, Harkstede<br />
ECN (2006) Energie <strong>in</strong> de gebouwde omgev<strong>in</strong>g, http://www.<br />
ecn.nl/egon/ (bezocht op 23 januari 2007)<br />
G3 Advies (2006) Energiestudie <strong>Meer</strong>stad Gron<strong>in</strong>gen, G3<br />
Advies, Culemborg<br />
Gemeente Gron<strong>in</strong>gen (2007) Duurzaamheidsvisie<br />
Gron<strong>in</strong>gen<br />
Gemeente Slochteren en Gron<strong>in</strong>gen (2006) Toelicht<strong>in</strong>g<br />
bestemm<strong>in</strong>gsplan <strong>Meer</strong>stad-Midden<br />
Menkveld, M. e.a. (2002) Flexibele <strong>energie</strong>-<strong>in</strong>frastructuur<br />
<strong>in</strong> won<strong>in</strong>gen, ECN, Petten<br />
Prov<strong>in</strong>cie Gron<strong>in</strong>gen (2007) Energieconvenant Gron<strong>in</strong>gen,<br />
http://www.prov<strong>in</strong>ciegron<strong>in</strong>gen.nl/ (bezocht op 30 januari<br />
2007)<br />
Schoonhoven, M.H. van (2007) <strong>Meer</strong>stad, meer <strong>duurzame</strong><br />
<strong>energie</strong>: Duurzame <strong>energie</strong> <strong>in</strong> het planproces van een<br />
nieuwbouwwijk, Rijksuniversiteit Gron<strong>in</strong>gen, Gron<strong>in</strong>gen<br />
(afstudeerscriptie)<br />
SenterNovem (2007) http://www.senternovem.nl/ (bezocht<br />
op 6 maart 2007)
<strong>Rooilijn</strong><br />
InBeeld<br />
Riv<strong>in</strong>gton Street<br />
Gentrification <strong>in</strong> de New Yorkse<br />
Lower East Side<br />
Sab<strong>in</strong>a Theijs<br />
Jg. 41 / Nr. 5 / 2008<br />
In de Lower East Side van New York is het gentrificationproces <strong>in</strong> volle gang. De<br />
wijk stond lange tijd bekend als migrantenwijk. Zo had het tot de jaren veertig van<br />
de vorige eeuw overwegend Joodse <strong>in</strong>woners. Daarna vormden de Puerto Ricanen<br />
en Dom<strong>in</strong>icanen de grootste bevolk<strong>in</strong>gsgroepen. De gentrification begon <strong>in</strong> de jaren<br />
tachtig, toen kunstenaars geïnteresseerd raakten <strong>in</strong> de vele vervallen, maar ruime<br />
en leegstaande panden.<br />
InBeeld: Riv<strong>in</strong>gton Street<br />
Geïntrigeerd door zowel de Lat<strong>in</strong>o gemeenschap als de nieuwe, jonge en trendy<br />
bewoners van de Lower East Side, besloot de fotografe het gentrificationproces<br />
weer te geven <strong>in</strong> beeld. Hierbij richtte zij zich op Riv<strong>in</strong>gton Street. Deze straat vormt<br />
een brug tussen de buurten die het proces al volledig doorlopen hebben, zoals<br />
Soho en Nolita, en de sociale won<strong>in</strong>gbouwflats aan de East River waar mensen <strong>in</strong><br />
de laagste <strong>in</strong>komensklasse zijn gevestigd.<br />
P. 338
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008<br />
InBeeld: Riv<strong>in</strong>gton Street<br />
P. 339
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008<br />
InBeeld: Riv<strong>in</strong>gton Street<br />
P. 340
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008<br />
InBeeld: Riv<strong>in</strong>gton Street<br />
P. 341
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008<br />
InBeeld: Riv<strong>in</strong>gton Street<br />
P. 342
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008<br />
InBeeld: Riv<strong>in</strong>gton Street<br />
P. 343
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008<br />
InBeeld: Riv<strong>in</strong>gton Street<br />
P. 344
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008<br />
InBeeld: Riv<strong>in</strong>gton Street<br />
P. 345
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008<br />
InBeeld: Riv<strong>in</strong>gton Street<br />
P. 346
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 InBeeld: Riv<strong>in</strong>gton Street<br />
P. 347<br />
Sab<strong>in</strong>a Theijs (www.sab<strong>in</strong>atheijs.com) is <strong>in</strong> 2007 afgestudeerd als<br />
fotografe aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht. De foto’s <strong>in</strong> deze<br />
serie, gemaakt tussen juli 2006 en februari 2007, maken deel uit van haar<br />
afstudeerproject. De, als fotoboek vormgegeven, scriptie genaamd L.E.S.<br />
Art, over de rol van kunstenaars <strong>in</strong> het gentrificationproces van de Lower<br />
East Side, is te bestellen via <strong>in</strong>fo@sab<strong>in</strong>atheijs.com.
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 Planologie voor de vloeibare stad<br />
P. 348<br />
Willem Hartman<br />
Planologie voor<br />
de vloeibare stad<br />
Westerdok Amsterdam (foto: Willem Hartman)
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 Planologie voor de vloeibare stad<br />
P. 349<br />
De planologische praktijk is sterk gestuurd<br />
vanuit ruimtelijk-functionele modellen met<br />
de stad als een morfologische eenheid en<br />
een tekort aan ruimte. Steeds meer dr<strong>in</strong>gen<br />
zich echter vragen op naar z<strong>in</strong> en ratio van de<br />
ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>g en van de effectiviteit<br />
van het planologisch handelen bij een<br />
dergelijke overvloedige bouwlust.<br />
Jaar <strong>in</strong> jaar uit formuleert het m<strong>in</strong>isterie<br />
van VROM een productiedoel voor de<br />
bouw van won<strong>in</strong>gen, meestal zo rond de<br />
tachtigduizend. Hoewel de bevolk<strong>in</strong>gsontwikkel<strong>in</strong>g<br />
niet l<strong>in</strong>eair groeit en doorgaans<br />
neigt naar dal<strong>in</strong>g, wordt toch een fikse<br />
behoefte becijferd. De ruimteproductie<br />
vormt een vast aandeel van het landelijk<br />
<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gsvolume (Brouwer, 1990).<br />
De verstedelijk<strong>in</strong>g lijkt eerder te worden<br />
bepaald door een doelstell<strong>in</strong>g voor het te<br />
<strong>in</strong>vesteren volume dan door een duidelijk<br />
afgetekende vraag naar ruimte. Als dat zo is<br />
wordt de stad niet alleen meer gedef<strong>in</strong>ieerd<br />
als milieu voor productie en consumptie<br />
maar is haar betekenis ook gelegen <strong>in</strong> haar<br />
potentie als afzetgebied voor ruimteproductie.<br />
Verstedelijk<strong>in</strong>g is een kernbetekenis<br />
van de stad geworden. Groei is de opdracht.<br />
De stad is daardoor <strong>in</strong> voortdurende<br />
verander<strong>in</strong>g. Je zou van een vloeibare stad<br />
kunnen spreken.<br />
Het RBK-complex<br />
De ruimteproductie komt strikt gezien niet<br />
voort uit een urgente ruimtebehoefte, maar<br />
uit een groei-opdracht die nauw verbonden<br />
is met onze op groei gebaseerde economie.<br />
Ruimteproductie is onmisbaar als onderdeel<br />
van die economie. Daarbij kan ruimte<br />
zowel betrekk<strong>in</strong>g hebben op land<strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g,<br />
voorzien<strong>in</strong>gen of <strong>in</strong>frastructuur als op<br />
bedrijfsbebouw<strong>in</strong>g. In won<strong>in</strong>gbouw wordt<br />
verreweg het meeste geïnvesteerd en ze<br />
wordt bovendien vaak gebruikt als functie<br />
die geld moet opbrengen om andere functies<br />
te kunnen f<strong>in</strong>ancieren.<br />
De dynamiek van de verstedelijk<strong>in</strong>g komt<br />
voor een goed deel voort uit drijvende<br />
krachten die eigen zijn aan de vloeibare stad<br />
zelf. Een krachtig driespan, bestaande uit<br />
de overheden, de bouwsector en de kapitaalverschaffers,<br />
zorgt voor een permanente<br />
productie van fysieke ruimte. De overheden<br />
zijn bevoegd om de nodige Ruimtelijke plancapaciteit<br />
te scheppen en achten zich verantwoordelijk<br />
voor een fl<strong>in</strong>ke en permanente<br />
ruimteproductie. De Bouwsector staat klaar<br />
met haar productieapparaat dat moet blijven<br />
draaien en de Kapitaalverschaffers dienen<br />
gespaard kapitaal te beleggen. Gedrieën<br />
houden ze de productie op gang. Zij hebben<br />
elkaar nodig om hun doelen te bereiken. In<br />
tijden van voorspoedige productie houden ze<br />
afstand tot elkaar en <strong>in</strong> tijden van stagnatie<br />
weten ze elkaar te v<strong>in</strong>den om de voortgang<br />
veilig te stellen.<br />
Deze situatie is te vergelijken met het<br />
‘<strong>in</strong>dustrieel-militair complex’, waar oorlogsdreig<strong>in</strong>g<br />
bevorderlijk is voor de omzet van<br />
een breed scala aan <strong>in</strong>dustrieën. Je zou bij de<br />
ruimteproductie kunnen spreken van het<br />
RBK-complex waarvoor ruimtevraag, desnoods<br />
cosmetisch van aard, wenselijk is voor<br />
de omzet. Tegenover het productie-aanbod<br />
van het RBK-complex dient een schaarste te<br />
staan om de afzet te garanderen. De bouw is<br />
een semi-<strong>in</strong>dustrieel productieproces. Het
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 Planologie voor de vloeibare stad<br />
P. 350<br />
kent weliswaar een zekere diversiteit, maar<br />
het is toch nodig om de vraag zo te sturen<br />
dat die b<strong>in</strong>nen die bandbreedte past. Er<br />
wordt daarom enorm geïnvesteerd <strong>in</strong> design,<br />
advertis<strong>in</strong>g, lifestyle en city-market<strong>in</strong>g. Zo<br />
wordt voortdurend druk uitgeoefend op het<br />
<strong>in</strong>dividu om te consumeren en om daarbij te<br />
kiezen uit de door het RBK-complex voorgeschotelde<br />
opties. De menselijke neig<strong>in</strong>g tot<br />
imiteren helpt de wensen zo te manipuleren<br />
dat een zekere afstemm<strong>in</strong>g van de vraag op<br />
het aanbod plaatsv<strong>in</strong>dt. De bouwactiviteiten<br />
zelf leveren het tastbare en vertrouwenwekkende<br />
bewijs voor de vitaliteit van de stad.<br />
Bouwen schept vertrouwen. Het lijkt wel<br />
alsof het bouwen zelf belangrijker is dan het<br />
product. Een soort natuurlijk animo bezielt<br />
de stadsvorm<strong>in</strong>g, houdt het spektakel van<br />
de verstedelijk<strong>in</strong>g op gang en nodigt uit tot<br />
deelname.<br />
Media en de stad zelf spelen mee <strong>in</strong> de<br />
afstemm<strong>in</strong>g van op<strong>in</strong>ies en voorkeuren. De<br />
<strong>in</strong>formatietechnologie voegt daar beelden<br />
aan toe die met elkaar een soort mediastad<br />
vormen. Een virtuele werkelijkheid van<br />
droom en verlangen, die het <strong>in</strong>dividu steeds<br />
weer verleidt tot deelname. De traditionele<br />
stad is uitgebreid met de mediastad waar<strong>in</strong><br />
het <strong>in</strong>dividu wordt gepamperd omdat zij<br />
beslist over het voortbestaan van sites,<br />
programma’s en markten. De massamedia,<br />
mobieltjes en het <strong>in</strong>ternet produceren en<br />
verspreiden met razende snelheid collectieve<br />
men<strong>in</strong>gen en speculaties.<br />
Veelvoud aan ruimtes<br />
Twee realiteiten, die van de gebouwde<br />
omgev<strong>in</strong>g en die van de ononderbroken<br />
verstedelijk<strong>in</strong>g, werken door elkaar<br />
heen. Verander<strong>in</strong>g, groei en voortgang<br />
zijn dermate dom<strong>in</strong>ant voor de stad dat<br />
bestuurlijke en planologische begrenz<strong>in</strong>gen<br />
<strong>in</strong> de fysieke ruimte aan betekenis <strong>in</strong>boeten.<br />
De vloeiende aard van de stedelijke ontwikkel<strong>in</strong>g<br />
verdraagt zich niet met dergelijke<br />
vaste contouren. Het ontgrenzen leidt tot<br />
onzekerheid over de geldigheid of de kracht<br />
van de ruimtelijk-functionele verbanden<br />
waaraan <strong>in</strong> de huidige planologie zo’n<br />
groot belang wordt toegekend. Natuurlijk<br />
worden steeds plannen gemaakt en grenzen<br />
getrokken maar deze worden stelselmatig<br />
<strong>in</strong>gehaald door autonome ontwikkel<strong>in</strong>gen.<br />
Ontwikkel<strong>in</strong>gen die, behalve door de grote<br />
spelers van het RBK-complex, <strong>in</strong> hoge mate<br />
worden bepaald door een grote stroom aan<br />
kle<strong>in</strong>e <strong>in</strong>dividuele stappen. Het <strong>in</strong>dividu<br />
laat zich zien als een belangrijke actor die<br />
<strong>in</strong>itiatieven neemt, <strong>in</strong>vesteert, risico’s neemt<br />
of vermijdt en door creatief gedrag en animo<br />
een onmisbare bijdrage aan de verstedelijk<strong>in</strong>g<br />
en de dynamiek levert. Het <strong>in</strong>dividu is<br />
de spil van de verstedelijk<strong>in</strong>g.<br />
Eigenlijk is er niet sprake van één objectieve,<br />
fysieke, meetbare ruimte die gevuld en (her)<br />
<strong>in</strong>gericht moet worden, maar is er een veelvoud<br />
aan ruimtes van vele soorten. Ruimtes<br />
van sociale, ideële, culturele, speelse,<br />
beveiligende, spann<strong>in</strong>gsvolle, riskante,<br />
wetenschappelijke, religieuze en genotvolle<br />
soort. Al deze ruimtes vormen tezamen het<br />
steeds wisselende stedelijke landschap, zeg<br />
maar dé stedelijke ruimte. Deze stedelijke<br />
ruimte is dynamisch naar omvang en<br />
samenstell<strong>in</strong>g, waardoor de stad als een<br />
gebeurtenis is te begrijpen en te beschrijven.<br />
Een gebeurtenis die gestuurd wordt door de<br />
wisselwerk<strong>in</strong>g tussen alle soorten ruimtes,<br />
zoals door hun verander<strong>in</strong>g, toevoeg<strong>in</strong>g en<br />
opheff<strong>in</strong>g. Een <strong>energie</strong>rijke, vrij chaotische<br />
en grillige gebeurtenis, waarvan je gelukkig<br />
kunt constateren dat deze, ondanks haar<br />
chaotisch karakter, toch een soort orde<br />
produceert. Meestal is dat niet de orde die<br />
met de planvorm<strong>in</strong>g is besteld, maar wel één<br />
waar mensen hun weg en plek <strong>in</strong> kunnen<br />
v<strong>in</strong>den. In feite is het vooral de <strong>in</strong>dividuele<br />
animo en wil tot communicatie en direct<br />
contact die de cohesie tot stand brengt waardoor<br />
een stad kan bestaan. Er is samenhang,<br />
maar deze is <strong>in</strong>stabiel en bestaat ondanks<br />
de dynamiek van de verstedelijk<strong>in</strong>g. De<br />
dynamiek is echter onmisbaar voor het<br />
voortbestaan van de stad.<br />
Verstedelijk<strong>in</strong>g als handelswaar<br />
Stap voor stap neemt Nederland afstand<br />
van het sociaal-coöperatieve erfgoed en
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 Planologie voor de vloeibare stad<br />
P. 351<br />
van een geleide economie. De vrije markt<br />
is de basisformule geworden voor het<br />
economisch-maatschappelijk verkeer. Daar<br />
wordt bepaald wat de prijs is voor goederen,<br />
diensten en ook van ruimte van allerlei<br />
soorten en maten. Omdat veel van de <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen<br />
met geleend geld worden gedaan is<br />
die markt steeds meer vervlochten met de<br />
f<strong>in</strong>anciële markt. De f<strong>in</strong>anciële markt is een<br />
wereldmarkt die <strong>in</strong> hoge mate speculatief van<br />
aard is. Dat slaat terug op de onroerend goed<br />
markt. Shiller schrijft daarover (2008, p. 27):<br />
“The <strong>in</strong>creas<strong>in</strong>gly large role of speculative<br />
markets for homes, … , has fundamentally<br />
changed our lives. The price activity that<br />
once was very local and conf<strong>in</strong>ed to such<br />
events as the build<strong>in</strong>g of highways, canals,<br />
and railroads has become national and even<br />
<strong>in</strong>ternational, ... connected to popular stories<br />
of new economic eras.”<br />
Prijsstell<strong>in</strong>g maakt zich los van de reële<br />
bouwkosten en wordt bepaald door speculatieve<br />
verwacht<strong>in</strong>gen. Zowel won<strong>in</strong>gen<br />
als andere ruimtes, arbeidsplaatsen en<br />
productiemiddelen worden <strong>in</strong> toenemende<br />
mate gezien als handelswaar. Voor het<br />
<strong>in</strong>dividu betekent dat een groeiende onzekerheid<br />
over de toekomst die vol risico’s is.<br />
Sparen is voor losers, risico nemen wordt<br />
als dé manier gezien om de toekomst veilig<br />
te stellen. Dat geldt zelfs voor corporatieve<br />
<strong>in</strong>stell<strong>in</strong>gen zoals de pensioenfondsen en<br />
won<strong>in</strong>gcorporaties.<br />
Verstedelijk<strong>in</strong>g gaat <strong>in</strong> deze ‘new economy’<br />
<strong>in</strong> hoge mate over w<strong>in</strong>st maken. Ook<br />
gemeentes proberen hier nogal eens een<br />
graantje mee te pikken. Vaak bouwt men<br />
niet met de bedoel<strong>in</strong>g om zich ergens te<br />
vestigen, maar om het gebouwde met<br />
w<strong>in</strong>st door te verkopen. In de vloeibare<br />
stad wordt geld niet blijvend vastgelegd<br />
<strong>in</strong> onroerend goed, maar dient het bij<br />
voorkeur weer verder te stromen. De stad<br />
maakt als het ware omzet en beweegt<br />
zich <strong>in</strong> de f<strong>in</strong>anciële mondiale ruimte.<br />
Voor zowel stad als <strong>in</strong>dividu geldt dat<br />
de <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>g en het gebruik van de<br />
neergezette stedelijke ruimte door dit alles<br />
als tijdelijk te beschouwen zijn. Vandaar<br />
de vrolijke losbandigheid van gebruik en<br />
vormgev<strong>in</strong>g die veel van de verstedelijk<strong>in</strong>g<br />
kenmerkt. Daarbij moet worden opgemerkt<br />
dat er gelukkig veel deelnemers aan de<br />
verstedelijk<strong>in</strong>g zijn die zich niet louter<br />
door w<strong>in</strong>stbejag laten leiden, maar zich<br />
ook laat betrekken <strong>in</strong> genereuze extra’s<br />
op maatschappelijk gebied of op het punt<br />
van vormgev<strong>in</strong>g. Dat komt zowel het eigen<br />
genoegen als de kwaliteit van het resultaat<br />
ten goede.<br />
Planologie van de overvloed<br />
Op ‘De Nieuwe Kaart van Nederland’<br />
is te zien hoeveel ruimte wordt aangemaakt.<br />
Niet alleen als uitbreid<strong>in</strong>g van of<br />
nabij bestaande steden, maar ook <strong>in</strong> een<br />
regen van locaties verspreid over geheel<br />
Nederland. Het beeld dat verstedelijk<strong>in</strong>g<br />
iets van de stad is moet worden opgegeven.<br />
Het morfologisch ideaal van een scherpe<br />
tegenstell<strong>in</strong>g tussen stad en land is nauwelijks<br />
meer vol te houden. Wie kennis neemt<br />
van het leven op het platteland weet dat er<br />
weliswaar culturele verschillen zijn met de<br />
stad, maar dat er ook volop deelname is aan<br />
de stedelijke economie en activiteitenpatronen.<br />
De ontsluit<strong>in</strong>g van het platteland<br />
door media en <strong>in</strong>frastructuur is dermate<br />
goed, dat de stedelijke levensstijl de fysieke<br />
verstedelijk<strong>in</strong>g vooruit is gesneld. Daarvoor<br />
zijn geen groeikernen meer nodig. Het<br />
kaartbeeld laat niet toe om nog te denken<br />
<strong>in</strong> een planologisch onderscheid tussen<br />
urb of suburb. De spreid<strong>in</strong>g is dusdanig dat<br />
geheel Nederland als een ‘metropolitaan<br />
landschap’ is te typeren. Nergens is er<br />
nog een horizon zonder bebouw<strong>in</strong>g, een<br />
gebied zonder overvliegende vliegtuigen of<br />
zoemende snelwegen.<br />
De ruimteproductie is overvloedig en<br />
verstoort de morfologische orde en soms,<br />
zoals bij sloop van naoorlogse stadswijken,<br />
ook de sociale structuur. Het riekt naar<br />
verspill<strong>in</strong>g en consumentisme, ware het<br />
niet dat er ook een ecologische ratio <strong>in</strong><br />
zou kunnen zitten. Het gaat dan niet om<br />
de gangbare <strong>in</strong>zet van het begrip ecologie,
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 Planologie voor de vloeibare stad<br />
P. 352<br />
zoals bij het handhaven of bevorderen van<br />
biotopen, of om het omgaan met milieuvraagstukken<br />
of met duurzaamheid. Waar<br />
het hier om gaat is de veronderstell<strong>in</strong>g dat<br />
ook de menselijke soort haar ecologie heeft,<br />
dat wil zeggen een voortdurende afstemm<strong>in</strong>g<br />
met de ‘grote natuur’, die nodig is om<br />
als menselijke soort te kunnen voortbestaan.<br />
De stedelijke ruimte die steeds<br />
wordt aangemaakt schept condities om <strong>in</strong><br />
de onverbiddelijke natuur met zovelen te<br />
kunnen voortbestaan, zonder elkaar <strong>in</strong> een<br />
strijd om leefgebied naar het leven te staan.<br />
Zeker bij de huidige enorme mondiale<br />
bevolk<strong>in</strong>gsgroei geldt dat. Daarvoor is<br />
het voortdurend, niet aflatend proces van<br />
productie en aanpass<strong>in</strong>g van zowel fysieke<br />
als niet-fysieke ruimtes nodig.<br />
De meerwaarde van zo’n stedelijke ruimte<br />
als de vloeibare stad zit <strong>in</strong> de veelheid en<br />
voortdurende aanmaak van levenskansen,<br />
levensvormen en samenwerk<strong>in</strong>gsvormen.<br />
Een veelvoud aan ruimtes en ruimtesoorten<br />
die betrekk<strong>in</strong>g hebben op economische<br />
krachten en op psychologische, sociologische<br />
en wetenschappelijke activiteiten. De<br />
snelle uitwissel<strong>in</strong>g van kennis, <strong>in</strong>zichten en<br />
standpunten is essentieel. Bij het welvaren<br />
van de vloeibare stad staat derhalve veel op<br />
het spel en krijgt overvloed een ecologische<br />
dimensie. Zoals bij alle ecologieën is zij niet<br />
stabiel maar ontleent zij haar voortbestaan<br />
aan voortdurende aanpass<strong>in</strong>g, waarvoor<br />
<strong>energie</strong> moet worden geleverd. De voortdurende<br />
deelname van het <strong>in</strong>dividu en<br />
de stuw<strong>in</strong>g door het RBK-complex zijn<br />
daarvoor absolute voorwaarden.<br />
Update van de planologie<br />
De planologie is een k<strong>in</strong>d van de eeuw<br />
van de sociaal-democratie. Een krachtige<br />
centrale stur<strong>in</strong>g door de overheid van<br />
maatschappelijke processen, tene<strong>in</strong>de<br />
sociale rechtvaardigheid en een humane<br />
positie voor het <strong>in</strong>dividu te realiseren. Het<br />
staatsapparaat, met zelfs een Nationaal<br />
Planbureau waaronder ook de ruimtelijke<br />
orden<strong>in</strong>g viel, werd daartoe bewerktuigd.<br />
Sneller dan vele andere landen heeft ons<br />
land dit staats- en maatschappijmodel<br />
overboord gezet en zet het <strong>in</strong> op een<br />
geliberaliseerd <strong>in</strong>dividu en een geliberaliseerde<br />
markt.<br />
De planoloog was, als overheidsdienaar <strong>in</strong><br />
dat bestel, gewend om een toekomstbeeld<br />
voor haar overheid op te stellen. Daarna<br />
konden alle overheidsmiddelen worden<br />
<strong>in</strong>gezet zoals onteigen<strong>in</strong>g, het tegenhouden<br />
van ontwikkel<strong>in</strong>gen die niet <strong>in</strong> het<br />
e<strong>in</strong>dbeeld passen. Krasse <strong>in</strong>grepen <strong>in</strong> het<br />
maatschappelijk leven, maar het doel<br />
heiligt de middelen. Het planproces voor<br />
grotere lokaties duurt m<strong>in</strong>stens vijf jaar.<br />
Gezien de <strong>in</strong>spann<strong>in</strong>gen die dat gekost<br />
heeft wordt het plan vervolgens <strong>in</strong> grote<br />
ontwikkel<strong>in</strong>gseenheden gerealiseerd;<br />
een schaal die door de bouw<strong>in</strong>dustrie<br />
als een voorwaarde wordt gesteld om<br />
rendabel te realiseren. Scott (1998) schetst<br />
op smakelijke wijze hoe, bij een sterk<br />
topdown opererende overheid “certa<strong>in</strong><br />
schemes to improve the human condition<br />
have failed”. Grote toekomstbeelden<br />
zetten potentiële, lokale maatschappelijke<br />
en <strong>in</strong>dividuele deelnemers aan de<br />
verstedelijk<strong>in</strong>g te lang buiten spel en de<br />
plannen verouderen bovendien al tijdens<br />
hun ontstaan.<br />
Nu Nederland is overgestapt op een<br />
ander staatsmodel, is het logisch om op<br />
te houden met staatsstur<strong>in</strong>g aan de hand<br />
van grote toekomstbeelden. Ook als dat<br />
ruimtelijke beelden betreft. Planologen<br />
en stedebouwers kunnen zich niet meer<br />
op een dergelijke opdracht beroepen.<br />
Bovendien is een vloeibare stad niet<br />
alleen een fysiek ruimtelijk product,<br />
maar is het vooral een gebeurtenis. De<br />
opdracht luidt daarom veeleer om de<br />
cont<strong>in</strong>uïteit en kwaliteit van die gebeurtenis<br />
te dienen. In termen van duurzaamheid<br />
is het dan ook productiever<br />
om vooral <strong>in</strong> te haken op reeds aanwezige<br />
dynamiek en ondernem<strong>in</strong>gslust van<br />
maatschappij en economie, dan een ver<br />
weg liggend doel te formuleren waaraan<br />
het heden ondergeschikt wordt gemaakt.
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 Planologie voor de vloeibare stad<br />
P. 353<br />
Op die manier gaat zo m<strong>in</strong> mogelijk<br />
maatschappelijk kapitaal verloren.<br />
Het b<strong>in</strong>den van maatschappelijke <strong>energie</strong><br />
en f<strong>in</strong>anciën aan de stad (vrij naar Jane<br />
Jacobs, 2000) en daarmee het onttrekken<br />
van f<strong>in</strong>anciële middelen aan de consumptieve<br />
bested<strong>in</strong>g dienen prioriteit te krijgen.<br />
Het is zaak om de plann<strong>in</strong>gshorizon en<br />
de schaal van de <strong>in</strong>terventie af te stemmen<br />
op de fijnmazige maatschappelijke<br />
realiteit, <strong>in</strong> plaats van andersom. In het<br />
nieuwe staatsmodel wordt de overheid<br />
vooral deelnemer aan de verstedelijk<strong>in</strong>g en<br />
schept ze voorwaarden. Dat laatste kan <strong>in</strong><br />
de juridische sfeer liggen, maar ook <strong>in</strong> het<br />
<strong>in</strong>vesteren <strong>in</strong> grotere <strong>in</strong>frastructuren. Het<br />
RBK-complex dient <strong>in</strong> de nieuwe situatie<br />
te worden afgesteld op een kle<strong>in</strong>ere schaal<br />
die ruimte maakt voor het <strong>in</strong>dividu. Het<br />
<strong>in</strong>dividu kan en moet een veel <strong>in</strong>teressantere<br />
rol vervullen dan alleen als consument<br />
of als kiezer die het nakijken heeft. Lokale<br />
<strong>in</strong>breng zal de kwaliteit van de verstedelijk<strong>in</strong>g<br />
sterk verbeteren.<br />
De opdracht aan de planologie is eerst en<br />
vooral om de voortgang van de verstedelijk<strong>in</strong>g,<br />
onder bovengenoemde condities,<br />
veilig te stellen. Haar onderzoeksagenda<br />
zou zich daarom onder andere moeten<br />
richten op de drijvende krachten van<br />
de verstedelijk<strong>in</strong>g en hun samenhang.<br />
Bovendien is het de vraag of het nog<br />
verstandig en praktisch is om planologie<br />
vanuit een regierol van de overheid en<br />
daarmee vanuit doelen van de overheid<br />
te bedrijven. Het perspectief van <strong>in</strong>dividu<br />
en van reeds bestaande maatschappelijke<br />
processen is veel relevanter. De<br />
onderzoeksagenda dient daarom ruimte<br />
te maken voor ‘verkenn<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het veld’,<br />
omdat statistieken en kaartbeelden wel<br />
een algemene oriëntatie kunnen bieden<br />
maar te grof zijn om de eerder genoemde<br />
veelheid aan ruimtes en hun <strong>in</strong>teractie te<br />
registreren.<br />
Willem Hartman (ctwh@xs4all.nl) is directeur van Buro4DStad<br />
en auteur van het boek “De Vloeibare Stad”.<br />
Literatuur<br />
Brouwer, J. (1990) Ruimte voor <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen, Waltman, Delft<br />
Hartman, W. (2007) De vloeibare stad, Architectura & Natura<br />
Pers, Amsterdam<br />
Jacobs, J. (2000) The nature of economies, V<strong>in</strong>tage Books,<br />
New York<br />
Scott, J.C. (1998) See<strong>in</strong>g like a state, Yale University Press,<br />
New Haven, London<br />
Shiller, J.S. (2008) Irrational exuberance, Tweede editie.<br />
Doubleday, New York<br />
Westerdok Amsterdam<br />
Pamflet Krakers Rijksmuseum
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 Wettelijke veranker<strong>in</strong>g van veiligheids<strong>geïntegreerd</strong> <strong>ontwerpen</strong> P. 354<br />
Shahid Suddle en V<strong>in</strong>cent van der Vlies<br />
Wettelijke<br />
veranker<strong>in</strong>g van<br />
veiligheids<strong>geïntegreerd</strong><br />
<strong>ontwerpen</strong>
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 Wettelijke veranker<strong>in</strong>g van veiligheids<strong>geïntegreerd</strong> <strong>ontwerpen</strong> P. 355<br />
In de ontwikkel<strong>in</strong>g van de nieuwe wetgev<strong>in</strong>g om de spann<strong>in</strong>g tussen het vervoer<br />
van gevaarlijke stoffen en ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen te beheersen, ontbreekt<br />
de juridische afdw<strong>in</strong>gbaarheid om veiligheidsmaatregelen <strong>in</strong> het ontwerp te<br />
<strong>in</strong>tegreren. Het veiligheids<strong>geïntegreerd</strong> <strong>ontwerpen</strong> is een effectief concept om<br />
de <strong>in</strong>tegratie van ruimtelijke en functionele maatregelen (steden)bouwkundig<br />
te waarborgen. Zolang het concept veiligheids<strong>geïntegreerd</strong> <strong>ontwerpen</strong> niet<br />
wettelijk wordt verankerd, wordt de veiligheid niet structureel geborgd bij<br />
ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen langs routes met transport van gevaarlijke stoffen.<br />
Door de toenemende mobiliteit en<br />
verstedelijk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> Nederland ontstaan er<br />
spann<strong>in</strong>gen tussen de ruimtelijke orden<strong>in</strong>g<br />
en het transport van gevaarlijke stoffen per<br />
weg, spoor, water en buis. Dergelijke spann<strong>in</strong>gen<br />
ontstaan eveneens bij ruimtelijke<br />
ontwikkel<strong>in</strong>gen bij bedrijven met opslag<br />
en productie en verwerk<strong>in</strong>g van gevaarlijke<br />
stoffen. Deze spann<strong>in</strong>gen impliceren<br />
externe veiligheidsrisico’s voor mensen <strong>in</strong><br />
de nabijheid van bijvoorbeeld wegen, sporen<br />
en buisleid<strong>in</strong>gen. In Nederland wordt <strong>in</strong> het<br />
externe veiligheidsbeleid (EV-beleid) mede<br />
door het ruimtegebrek <strong>in</strong> b<strong>in</strong>nenstedelijke<br />
gebieden een risicobenader<strong>in</strong>g gehanteerd.<br />
Hier<strong>in</strong> wordt niet alleen naar het effect van<br />
een ongeval gekeken, maar ook naar de<br />
kans hierop. S<strong>in</strong>ds het midden van de jaren<br />
zeventig zijn gangbare maatvoer<strong>in</strong>gen bij<br />
EV het plaatsgebonden risico (PR) en het<br />
groepsrisico (GR). Het PR is de kans dat<br />
iemand, die permanent en onbeschermd ter<br />
plekke aanwezig is, overlijdt als gevolg van<br />
een calamiteit. Plaatsgebonden risico is een<br />
geografische grens waar wel of niet gebouwd<br />
mag worden. Deze grens is een harde norm<br />
en b<strong>in</strong>dend. Het groepsrisico wordt bepaald<br />
aan de hand van de kans op een ongeluk en<br />
het aantal slachtoffers dat daarbij valt. Hoe<br />
groter de groep van mogelijke slachtoffers<br />
bij een calamiteit, hoe kle<strong>in</strong>er de kans moet<br />
zijn dat deze optreedt. Deze afweg<strong>in</strong>g is<br />
echter een oriënterende waarde en geen<br />
harde norm. Dit biedt de gemeente ruime<br />
beleidsvrijheid <strong>in</strong> het al dan niet realiseren<br />
van een nieuwbouwplan langs <strong>in</strong>frastructuur<br />
met gevaarlijke stoffen. Hiervoor moet<br />
de gemeente de stijg<strong>in</strong>g van het groepsrisico<br />
wel motiveren, waarbij eventuele maatregelen<br />
worden aangedragen. De regionale<br />
brandweer is de aangewezen organisatie die<br />
een advies moet uitbrengen aan het bevoegd<br />
gezag (het gemeentebestuur). Dit advies<br />
kan door de gemeente naast zich neergelegd<br />
worden en is dus niet b<strong>in</strong>dend. De hulpverlenende<br />
diensten gaan meestal uit van<br />
een effectbenader<strong>in</strong>g, waarbij ervan wordt<br />
uitgegaan dat het ongeluk altijd plaatsv<strong>in</strong>dt.<br />
Derhalve worden <strong>in</strong> dergelijke adviezen<br />
voornamelijk de maatregelen voor de hulpverlen<strong>in</strong>g<br />
en rampenbestrijd<strong>in</strong>g benadrukt,<br />
terwijl er nauwelijks wordt <strong>in</strong>gegaan op<br />
ruimtelijke maatregelen en/of de functionele<br />
<strong>in</strong>pasbaarheid hiervan. Het Basisnet<br />
is de nieuwe wetgev<strong>in</strong>g (nog <strong>in</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g)<br />
die de belangen van het vervoer van<br />
gevaarlijke stoffen, de ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>g<br />
en de externe veiligheid duurzaam<br />
met elkaar <strong>in</strong> evenwicht moet brengen. Het<br />
Basisnet gaat dus onder meer over de functionele<br />
<strong>in</strong>del<strong>in</strong>g van het ruimtegebruik langs<br />
transportassen met gevaarlijke stoffen. Om<br />
dit evenwicht te bewerkstelligen worden <strong>in</strong><br />
het Basisnet drie categorieën onderscheiden.<br />
De eerste categorie betreft: onbeperkt<br />
vervoer van gevaarlijke stoffen & beperk<strong>in</strong>gen<br />
voor ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>g. De
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 Wettelijke veranker<strong>in</strong>g van veiligheids<strong>geïntegreerd</strong> <strong>ontwerpen</strong> P. 356<br />
tweede categorie betreft: beperk<strong>in</strong>gen voor<br />
het vervoer van gevaarlijke stoffen alsmede<br />
beperk<strong>in</strong>gen voor ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>g.<br />
De derde categorie legt grote beperk<strong>in</strong>gen op<br />
het vervoer van gevaarlijke stoffen en geen<br />
beperk<strong>in</strong>gen voor ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>g.<br />
Het Basisnet kan een hulpmiddel zijn om<br />
ruimtelijke maatregelen te treffen en de<br />
functionele <strong>in</strong>pasbaarheid te waarborgen. In<br />
de praktijk zullen categorie één en drie van<br />
het Basisnet naar verwacht<strong>in</strong>g nauwelijks<br />
voor problemen zorgen <strong>in</strong> de toekomst.<br />
Dit geldt niet voor categorie twee van het<br />
Basisnet, met name als het gaat om ruimtegebruik<br />
<strong>in</strong> b<strong>in</strong>nenstedelijke gebieden.<br />
De risico’s van het vervoer van gevaarlijke<br />
stoffen levert <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g met de<br />
risico’s voor <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de bestuurlijkjuridische<br />
praktijk meer problemen op.<br />
De vraagstukken zijn over het algemeen<br />
meer complex, doordat vervoer <strong>in</strong> beg<strong>in</strong>sel<br />
‘overal’ plaats v<strong>in</strong>dt (er is een geografische<br />
spreid<strong>in</strong>g). Daarnaast is er een grote<br />
spreid<strong>in</strong>g van een zogenaamde ‘vervoersvrijheid’,<br />
welke door <strong>in</strong>ternationale verdragen<br />
gegarandeerd wordt. De vervoerder mag<br />
hierdoor <strong>in</strong> pr<strong>in</strong>cipe vervoeren wat hij wenst,<br />
als hij maar b<strong>in</strong>nen deze <strong>in</strong>ternationaal<br />
gestelde regels opereert. Het type modaliteit<br />
en route is daarbij vrij te kiezen. Tenslotte<br />
is vanuit een gemeente nauwelijks stur<strong>in</strong>g<br />
op de transportsector en wel stur<strong>in</strong>g aan de<br />
effectzijde, dus bij ruimtelijke orden<strong>in</strong>g.<br />
De meeste situaties uit categorie twee<br />
van het Basisnet betreffen transport van<br />
gevaarlijke stoffen door of langs stedelijke<br />
gebieden. Uit de voorlopige analyse van<br />
het Basisnet blijkt dat vooral het bouwen<br />
langs sporen <strong>in</strong> b<strong>in</strong>nenstedelijke gebieden<br />
de grootste externe veiligheidsknelpunten<br />
oplevert. Deze knelpunten worden veroorzaakt<br />
door de hoge bebouw<strong>in</strong>gsdichtheid<br />
gecomb<strong>in</strong>eerd met een transportstroom<br />
van gevaarlijke stoffen.<br />
Stedenbouwkunde en externe<br />
veiligheid<br />
Besliss<strong>in</strong>gen die worden genomen voor een<br />
bepaald tracé kunnen risico’s op een andere<br />
plaats (negatief) beïnvloeden. Bij categorie<br />
twee van het Basisnet kunnen problemen<br />
ontstaan <strong>in</strong>dien wettelijk niet wordt voorgeschreven<br />
hoe om te gaan met de functionele<br />
en ruimtelijke maatregelen <strong>in</strong> de ruimte<br />
tussen de <strong>in</strong>frastructuur met transport van<br />
gevaarlijke stoffen en de bebouw<strong>in</strong>g. De<br />
projectontwikkelaars wensen vaak juist om<br />
vlak naast de <strong>in</strong>frastructuur en soms erboven<br />
te bouwen, vooral <strong>in</strong> de eerste dertig meter<br />
naast de <strong>in</strong>frastructuur. Deze zone wordt<br />
<strong>in</strong> de discussie van het Basisnet ook wel<br />
aangeduid als veiligheidszone (zie figuur 1).<br />
Uit het oogpunt van stedelijke <strong>in</strong>pass<strong>in</strong>g en<br />
<strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g hebben de projectontwikkelaars<br />
een terechte wens. Echter, vanuit het huidige<br />
externe veiligheidsbeleid is deze wens niet te<br />
vervullen. Op dit moment speelt de discussie<br />
bij het Basisnet dat bij categorie twee <strong>in</strong> een<br />
profiel van dertig meter naast de <strong>in</strong>frastructuur<br />
het liefst niet gebouwd wordt. Dat is<br />
een doorn <strong>in</strong> het oog voor de projectontwikkelaar<br />
en de gemeente.<br />
Figuur 1 Diverse <strong>ontwerpen</strong> vanuit diverse ontwerpcriteria bekeken
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 Wettelijke veranker<strong>in</strong>g van veiligheids<strong>geïntegreerd</strong> <strong>ontwerpen</strong> P. 357<br />
Juist b<strong>in</strong>nen die dertig meter zone kunnen<br />
ruimtelijke en constructieve maatregelen<br />
getroffen worden, zodat het transport<br />
van gevaarlijke stoffen plaats kan v<strong>in</strong>den<br />
en de bebouw<strong>in</strong>g ‘veilig’ gerealiseerd kan<br />
worden. Vanuit een stedenbouwkundig<br />
perspectief is dit <strong>in</strong>teressant. De constructieve<br />
maatregelen <strong>in</strong> deze veiligheidszone<br />
kunnen onderdeel zijn van het gebouw<br />
erachter. Op die manier kan ook voor<br />
categorie twee aan de doelstell<strong>in</strong>g van het<br />
Basisnet ‘veilig bouwen en veilig vervoeren’<br />
worden voldaan. Hiermee wordt het tot<br />
nu toe onbekende begrip ‘veiligheids<strong>geïntegreerd</strong><br />
<strong>ontwerpen</strong>’ <strong>in</strong> externe veiligheid<br />
geïntroduceerd door Suddle (2007). Indien<br />
mogelijk zou dit begrip en de daadwerkelijke<br />
uitwerk<strong>in</strong>g en borg<strong>in</strong>g hiervan<br />
een wettelijke status moeten krijgen. Het<br />
treffen van maatregelen betekent daadwerkelijk<br />
dat er ofwel meer gebouwd ofwel<br />
meer vervoerd mag worden (figuur 2).<br />
Voor de realisatie van maatregelen b<strong>in</strong>nen<br />
de veiligheidszone (figuur 1) moeten de<br />
risico’s beoordeeld worden op kosteneffectiviteit<br />
en constructieve mogelijkheden<br />
Figuur 3 Een voorbeeld van een veiligheids<strong>geïntegreerd</strong> ontwerp<br />
Figuur 2 Uitbouw van bouw- en transportmogelijkheden door<br />
veiligheids<strong>geïntegreerd</strong> ontwerp<br />
om deze maatregelen te treffen <strong>in</strong> het<br />
stedenbouwkundig ontwerp.<br />
Veiligheids<strong>geïntegreerd</strong><br />
ontwerp<br />
Een voorbeeld van een veiligheids<strong>geïntegreerd</strong><br />
ontwerp is geïllustreerd <strong>in</strong> figuur 3.<br />
Hier<strong>in</strong> is te zien dat er een aantal functionele<br />
maatregelen zijn getroffen, gecomb<strong>in</strong>eerd<br />
met constructieve en bouwkundige<br />
maatregelen. Zo is te zien dat de<br />
parkeergarage (lage bezett<strong>in</strong>gsgraad) <strong>in</strong><br />
de veiligheidszone een buffer vormt voor<br />
de bebouw<strong>in</strong>g en eventuele calamiteiten<br />
(bijvoorbeeld een plasbrand) op het<br />
spoor. Daarnaast is de brandwerendheid<br />
van de gevel langs het spoor verhoogd<br />
door het toepassen van een extra brandwerende<br />
laag die effectief werkt tegen de<br />
brandbelast<strong>in</strong>g van een plasbrand. Het<br />
kantoorgedeelte (hoge bezett<strong>in</strong>gsgraad) is<br />
zo ver mogelijk buiten de veiligheidszone<br />
gerealiseerd. Vervolgens is er reken<strong>in</strong>g mee<br />
gehouden dat de liftschacht niet bezwijkt<br />
bij een eventuele plasbrand. Derhalve<br />
is deze zo ver mogelijk van de bron af<br />
gesitueerd. Nooduitgangen en vluchtwegen<br />
van de bebouw<strong>in</strong>g zijn eveneens zo ver<br />
mogelijk van de <strong>in</strong>frastructuur gesitueerd<br />
om te voorkomen dat bij een mogelijke<br />
calamiteit op de <strong>in</strong>frastructuur de mensen<br />
van het gebouw vluchten <strong>in</strong> de richt<strong>in</strong>g<br />
van de calamiteit.<br />
Ook kan op stedenbouwkundig niveau<br />
de veiligheid <strong>in</strong> het ontwerp <strong>geïntegreerd</strong><br />
worden door het kantoorgedeelte van<br />
het gebouw loodrecht op de <strong>in</strong>frastructuur<br />
te plaatsen en het parkeergedeelte<br />
parallel aan de <strong>in</strong>frastructuur. Hiermee<br />
wordt een kle<strong>in</strong>er oppervlak blootgesteld<br />
aan het effect van de calamiteit op de<br />
<strong>in</strong>frastructuur (figuur 4). Dit voorbeeld
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 Wettelijke veranker<strong>in</strong>g van veiligheids<strong>geïntegreerd</strong> <strong>ontwerpen</strong> P. 358<br />
Figuur 4 De functionele <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g van de veiligheidszone<br />
(vanaf de 10-6 contour) moet <strong>in</strong> de bestemm<strong>in</strong>gsplannen<br />
opgenomen worden<br />
toont aan dat b<strong>in</strong>nen de veiligheidszone<br />
zeker gebouwd kan worden, mits de<br />
maatregelen <strong>geïntegreerd</strong> kunnen worden<br />
<strong>in</strong> het stedenbouwkundig ontwerp. Vooral<br />
het situeren en comb<strong>in</strong>eren van bepaalde<br />
functies en het treffen van bouwkundige<br />
en constructieve maatregelen kunnen het<br />
risico voor plasbranden en aanrijd<strong>in</strong>gen<br />
aanzienlijk reduceren.<br />
Maatregelen <strong>in</strong> wetgev<strong>in</strong>g<br />
De vraag is hoe dergelijke maatregelen<br />
kunnen worden <strong>in</strong>gebed <strong>in</strong> besluitvorm<strong>in</strong>g.<br />
Eisen voor vluchtpaden en constructieve veiligheid<br />
<strong>in</strong> gebouwen (<strong>in</strong> ante veiligheid) zijn<br />
genoeg te v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> het Bouwbesluit respectievelijk<br />
<strong>in</strong> de NEN-normen (NEderlandse<br />
Norm dat als bedrijf standaardnormen,<br />
over bijvoorbeeld veiligheid, vastlegt voor<br />
onder andere de bouwsector). Echter, eisen<br />
aan de bebouw<strong>in</strong>g langs <strong>in</strong>frastructuur met<br />
gevaarlijke stoffen (ex ante veiligheid) zijn<br />
tot op heden niet geregeld <strong>in</strong> de wetgev<strong>in</strong>g.<br />
Dergelijke situaties zullen <strong>in</strong> de toekomst<br />
veel vaker voorkomen dan dat nu het geval<br />
is. Het verdient derhalve aanbevel<strong>in</strong>g om de<br />
regelgev<strong>in</strong>g op het gebied van stedenbouwkundige<br />
en ruimtelijke orden<strong>in</strong>gsmaatregelen<br />
op landelijk niveau te organiseren. De<br />
uitwerk<strong>in</strong>g van het Basisnet is hier bij uitstek<br />
geschikt voor. Indien men <strong>in</strong>derdaad aan de<br />
doelstell<strong>in</strong>gen van het Basisnet tegemoet wil<br />
komen, dan dienen de ruimtelijke maatregelen<br />
ondergebracht te worden <strong>in</strong> de wetgev<strong>in</strong>g,<br />
bijvoorbeeld <strong>in</strong> het Bouwbesluit of wellicht <strong>in</strong><br />
de Algemene maatregel van Bestuur (AmvB)<br />
omtrent het Basisnet. Dit vereist echter wel<br />
een gedegen onderzoek, waaraan technische,<br />
economische en juridische haalbaarheid<br />
ten grondslag ligt, zoals eerder opgemerkt<br />
door Van der Vlies & Suddle (2008). Met<br />
dergelijke onderzoeken kunnen maatregelen<br />
afgedwongen worden, hetgeen bijdraagt aan<br />
de wensen van bijvoorbeeld bouwbedrijven<br />
en gemeenten. De functionele <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g van<br />
het ruimtegebruik <strong>in</strong> de veiligheidszone zou<br />
op zijn m<strong>in</strong>st <strong>in</strong> bestemm<strong>in</strong>gsplannen opgenomen<br />
moeten worden (zie figuur 4). Dit<br />
geldt eveneens voor het ruimtegebruik naast<br />
de veiligheidszone. Tevens is een handreik<strong>in</strong>g<br />
voor het treffen van maatregelen hiervoor<br />
van belang, hetgeen tot op heden ontbreekt.<br />
Tenslotte moet opgemerkt worden dat<br />
bij meervoudig ruimtegebruik (bouwen<br />
boven <strong>in</strong>frastructuur waarbij transport van<br />
gevaarlijke stoffen plaatsv<strong>in</strong>dt) de veiligheidszone<br />
technisch gezien niet bl<strong>in</strong>del<strong>in</strong>gs<br />
verticaal getrokken kan worden, omdat dit<br />
behalve nieuwe veiligheidseisen ook nieuwe<br />
technische eisen aan de bebouw<strong>in</strong>g stelt.<br />
Het hanteren van een veiligheidszone van<br />
dertig meter <strong>in</strong> de hoogte betekent namelijk<br />
extra kosten voor de constructie en derv<strong>in</strong>g<br />
van <strong>in</strong>komsten door het niet realiseren van<br />
verdiep<strong>in</strong>gen dicht boven de <strong>in</strong>frastructuur.<br />
Dergelijke knelpunten kunnen zich<br />
voordoen bij stationsoverbouw<strong>in</strong>gen. Om<br />
die reden is het bij het bouwen boven <strong>in</strong>frastructuur<br />
<strong>in</strong>teressanter om veiligheids<strong>geïntegreerd</strong><br />
te <strong>ontwerpen</strong> voor de laatste verdiep<strong>in</strong>gsvloer<br />
<strong>in</strong> plaats van een veiligheidszone<br />
van dertig meter <strong>in</strong> de hoogte. Hierdoor<br />
wordt het <strong>in</strong>stort<strong>in</strong>gsgevaar beperkt.<br />
Het juridisch b<strong>in</strong>dend maken van veiligheids<strong>geïntegreerd</strong><br />
<strong>ontwerpen</strong> is geen<br />
panacee voor de huidige malaise op het<br />
gebied van veiligheid. Ondanks het feit dat
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 Wettelijke veranker<strong>in</strong>g van veiligheids<strong>geïntegreerd</strong> <strong>ontwerpen</strong> P. 359<br />
Nederland een lange historie heeft als het<br />
gaat om b<strong>in</strong>dende (milieu)normen (zie<br />
bijvoorbeeld De Roo, 2003) kan niet voorbij<br />
worden gegaan aan het feit dat sommige<br />
zaken zich eenvoudigweg niet laten b<strong>in</strong>den.<br />
Zoals door Fischhoff e.a.(1981) opgemerkt<br />
wordt, is er niet een norm of een bepaalde<br />
optie die zalig maakt. De kern van de oploss<strong>in</strong>g<br />
is dat men met gezond verstand gaat<br />
<strong>ontwerpen</strong> waarbij veiligheids<strong>geïntegreerd</strong><br />
<strong>ontwerpen</strong> centraal staat. De logische<br />
vraag is hoe je ervoor zorgt dat men met<br />
gezond verstand gaat <strong>ontwerpen</strong>. Een goed<br />
antwoord hierop is niet direct te formuleren;<br />
het is wellicht meer een kwestie van het<br />
formuleren van de juiste condities en randvoorwaarden<br />
waardoor men gaat nadenken<br />
over veiliger ruimtelijk ordenen. De<br />
wetgev<strong>in</strong>g, <strong>in</strong> dit geval het Besluit Vervoer<br />
Gevaarlijke Stoffen van het Basisnet, kan<br />
wel de kapstok zijn die er toe moet leiden dat<br />
er veiligheids<strong>geïntegreerd</strong> ontworpen kan<br />
worden aan de effectzijde (de bebouw<strong>in</strong>g),<br />
mede omdat de gemeente nauwelijks maatregelen<br />
kan afdw<strong>in</strong>gen aan de bronzijde (het<br />
transport). Aan deze redener<strong>in</strong>g liggen een<br />
aantal gedachten ten grondslag. Allereerst<br />
is het kwantitatief berekenen van risico’s<br />
een zachte heelmeester gebleken. Met name<br />
de manier waarop men met de motiver<strong>in</strong>g<br />
van het groepsrisico omgaat, ofwel<br />
risicoaanvaardbaarheid, is niet heilzaam.<br />
Veiligheids<strong>geïntegreerd</strong> <strong>ontwerpen</strong> vormt<br />
geen onderdeel van de huidige rekenmethodiek.<br />
Daarnaast kan een aantal zaken niet<br />
juridisch b<strong>in</strong>dend worden gemaakt. Een<br />
dergelijke wijze van <strong>ontwerpen</strong> is immers<br />
iets anders dan je aan een norm houden. Tot<br />
slot kan veiligheids<strong>geïntegreerd</strong> <strong>ontwerpen</strong><br />
worden gestuurd door randvoorwaarden<br />
vast te stellen. Hierbij is het belangrijk om<br />
het Bouwbesluit nader onder de loep te<br />
nemen. Het Bouwbesluit is momenteel niet<br />
gericht op de omgev<strong>in</strong>g rond het bouwwerk.<br />
Het Bouwbesluit zou de omgev<strong>in</strong>g <strong>in</strong>tegraal<br />
moeten benaderen, zodat externe veiligheid<br />
ook deel kan en gaat uitmaken van nieuwe<br />
bebouw<strong>in</strong>g. Hoe nieuwe randvoorwaarden<br />
voor veiligheids<strong>geïntegreerd</strong> <strong>ontwerpen</strong><br />
vormgegeven kunnen worden is nu nog niet<br />
precies te zeggen. Maar het is wel duidelijk<br />
dat de randvoorwaarden een noodzakelijke<br />
conditie zijn. Er wordt daarom aanbevolen<br />
om <strong>in</strong> ieder geval de afdw<strong>in</strong>gbaarheid van<br />
maatregelen op te nemen <strong>in</strong> het Bouwbesluit.<br />
Daarnaast kan het tot de mogelijkheden<br />
behoren om een ‘decision support tool’ te<br />
<strong>ontwerpen</strong> die <strong>in</strong>zichtelijk maakt wat de<br />
kosten en baten van een veiligheidsmaatregel<br />
<strong>in</strong> risicoreductie zijn, ook wel de kosteneffectiviteit<br />
van maatregelen genoemd. Dit is niet<br />
zonder meer te bewerkstelligen. Desondanks<br />
is het wel een streven om <strong>in</strong> de nabije<br />
toekomst een dergelijk middel voor te leggen.<br />
Shahid Suddle (s.i.suddle@sscm.nl) is werkzaam als zelfstan-<br />
dig adviseur bij SSCM en universitair docent aan de TU Delft.<br />
V<strong>in</strong>cent van der Vlies (v.vandervlies@fm.ru.nl) is werkzaam<br />
als promovendus ruimtelijke orden<strong>in</strong>g en externe veiligheid<br />
en docent bij de Faculteit Managementwetenschappen van de<br />
Radboud Universiteit van Nijmegen.<br />
Literatuur<br />
Roo, G. de (2003) Environmental plann<strong>in</strong>g <strong>in</strong> the Netherlands:<br />
Too Good to be true. From command-and-control plann<strong>in</strong>g to<br />
shared governance, Ashgate, Hampshire<br />
Fischhoff, B., S. Lichtenste<strong>in</strong>, P. Slovic, S.L. Derby & R.L. Keeney<br />
(1981) Acceptable risk, Cambridge University Press Press,<br />
Cambridge<br />
Suddle, S. (2007) ‘Het Basisnet als <strong>in</strong>strument voor<br />
veiligheids<strong>geïntegreerd</strong> <strong>ontwerpen</strong>?’, Externe Veiligheid, jg. 3,<br />
nr. 4, p. 39-42<br />
Vlies, V. van der & S.I. Suddle (2008) ‘Structural measures for a<br />
safer transport of hazardous materials by rail: The case of the<br />
Basic Network <strong>in</strong> the Netherlands’, Safety Science, jg. 46, nr. 1,<br />
p. 119-131
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 Kostenvereven<strong>in</strong>g en baatafrom<strong>in</strong>g <strong>in</strong> Engeland,<br />
Valencia en Nederland<br />
P. 360<br />
Demetrio Muñoz Gielen<br />
Kostenvereven<strong>in</strong>g<br />
en baatafrom<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />
Engeland, Valencia<br />
en Nederland
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 Kostenvereven<strong>in</strong>g en baatafrom<strong>in</strong>g <strong>in</strong> Engeland,<br />
Valencia en Nederland<br />
P. 361<br />
De nieuwe Grondexploitatiewet <strong>in</strong> Nederland reguleert <strong>in</strong> hoeverre de<br />
grondeigenaar of de gemeenschap recht heeft op de meerwaarde van de<br />
grond die ontstaat door bestemm<strong>in</strong>gsplanwijzig<strong>in</strong>g. Ook regelt de nieuwe wet<br />
welke bijdragen gemeenten kunnen vragen aan marktpartijen voor publieke<br />
voorzien<strong>in</strong>gen en voorzien<strong>in</strong>gen bij gebiedsontwikkel<strong>in</strong>g. In vergelijk<strong>in</strong>g met de<br />
situatie <strong>in</strong> Engeland en Spanje wordt duidelijk welke keuzes <strong>in</strong> Nederland zijn<br />
gemaakt over de fundamentele vraag aan wie de meerwaarde van de grond<br />
toekomt na wijzig<strong>in</strong>g van de bestemm<strong>in</strong>g.<br />
Er bestaat geen unanimiteit over wie de<br />
zeggenschap heeft op de meerwaarde van<br />
de grond die ontstaat na wijzig<strong>in</strong>g van de<br />
bestemm<strong>in</strong>g. De liberale lez<strong>in</strong>g stelt dat de<br />
toegenomen waarde van grond toebehoort<br />
aan de eigenaar onafhankelijk van wat de<br />
oorzaak van die toegenomen waarde is.<br />
Een meer op het collectief gerichte lez<strong>in</strong>g<br />
is dat de toegenomen waarde toebehoort<br />
aan de gemeenschap (Krueckeberg, 1995;<br />
García-Bellido 1993). Deze uiteenlopende<br />
visies weerspiegelen zich <strong>in</strong> verscheidene<br />
<strong>in</strong>terpretaties van eigendomsrechten van de<br />
grond <strong>in</strong> relatie tot kostenvereven<strong>in</strong>g en/of<br />
baatafrom<strong>in</strong>g voor publieke voorzien<strong>in</strong>gen<br />
bij gebiedsontwikkel<strong>in</strong>g.<br />
Bij kostenvereven<strong>in</strong>g realiseren marktpartijen<br />
zelf de publieke voorzien<strong>in</strong>gen<br />
of betalen zij de gemeenten hiervoor.<br />
Onder publieke voorzien<strong>in</strong>gen worden<br />
alle onrendabele onderdelen verstaan<br />
waarvan realiser<strong>in</strong>g als publiek belang<br />
kan worden beschouwd, bijvoorbeeld het<br />
bouw- en woonrijpmaken <strong>in</strong>clusief het<br />
leggen van kabels, leid<strong>in</strong>gen en rioler<strong>in</strong>g, of<br />
de realiser<strong>in</strong>g van publieke voorzien<strong>in</strong>gen<br />
zoals scholen en sociale won<strong>in</strong>gen. Bij<br />
baatafrom<strong>in</strong>g ontvangen overheden (een<br />
deel van) de meerwaarde van de gebiedsontwikkel<strong>in</strong>g,<br />
los van de realiser<strong>in</strong>g van<br />
de publieke voorzien<strong>in</strong>gen. Dit artikel<br />
gaat <strong>in</strong> op de wijze waarop dit vraagstuk<br />
is gereguleerd <strong>in</strong> Nederland, voor en na<br />
de <strong>in</strong>werk<strong>in</strong>gtred<strong>in</strong>g van de nieuwe Wro<br />
en diens hoofdstuk grondexploitatie<br />
(voortaan: Grondexploitatiewet), en <strong>in</strong> de<br />
planologische stelsels van Engeland en de<br />
Spaanse regio Valencia.<br />
<strong>Meer</strong>waarde nationaliseren<br />
In 1947 werd <strong>in</strong> Engeland de zogenaamde<br />
‘nationalisatie van ontwikkel<strong>in</strong>gsrechten’<br />
bij wet geïntroduceerd. De ontwikkel<strong>in</strong>gsrechten<br />
waren vanaf toen bij de overheid<br />
gevestigd en niet bij de grondeigenaar<br />
(Cull<strong>in</strong>gworth & Nad<strong>in</strong>, 2006). Hierdoor<br />
werd het mogelijk de meerwaarde die<br />
ontstond door bestemm<strong>in</strong>gsplanwijzig<strong>in</strong>g<br />
fiscaal te belasten door middel van een
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 Kostenvereven<strong>in</strong>g en baatafrom<strong>in</strong>g <strong>in</strong> Engeland,<br />
Valencia en Nederland<br />
P. 362<br />
Herontwikkel<strong>in</strong>g voormalige rangeerterre<strong>in</strong> Het Funen, Amsterdam. De<br />
ontwikkelaar betaalde een deel van de grondontwikkel<strong>in</strong>gskosten, leverde een<br />
deel van de grond voor publieke <strong>in</strong>frastructuur, en realiseerde sociale won<strong>in</strong>gen<br />
met overheidssubsidie (Bestemm<strong>in</strong>gsplan Czaar Peterbuurt-Oost, 2000).
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 Kostenvereven<strong>in</strong>g en baatafrom<strong>in</strong>g <strong>in</strong> Engeland,<br />
Valencia en Nederland<br />
P. 363<br />
w<strong>in</strong>stbelast<strong>in</strong>g op de meerwaarde bij<br />
grondontwikkel<strong>in</strong>g. Deze w<strong>in</strong>stbelast<strong>in</strong>g<br />
is tegenwoordig niet meer mogelijk <strong>in</strong> het<br />
Verenigd Kon<strong>in</strong>grijk, maar recent heeft de<br />
Commissie Baker zich uitgesproken voor<br />
de <strong>in</strong>troductie van een <strong>in</strong> bepaalde opzichten<br />
vergelijkbare belast<strong>in</strong>g (Baker, 2004).<br />
De wet uit 1947 heeft niet het pr<strong>in</strong>cipe<br />
veranderd dat grondeigenaren het exclusieve<br />
recht hebben hun grond te bebouwen<br />
<strong>in</strong>dien de overheid daar toestemm<strong>in</strong>g voor<br />
geeft. Ontwikkelaars kunnen zodoende<br />
alleen grond ontwikkelen als deze hun<br />
bezit is of als er een overeenkomst is<br />
gesloten met de eigenaren.<br />
Plann<strong>in</strong>g obligations<br />
Los van de wet uit 1947 zijn gemeenten<br />
<strong>in</strong> Engeland s<strong>in</strong>ds een wet uit 1932 (Town<br />
and Country Plann<strong>in</strong>g Act) bevoegd om<br />
tegenprestaties (plann<strong>in</strong>g obligations)<br />
af te spreken met een ontwikkelaar die<br />
om wijzig<strong>in</strong>g van de bestemm<strong>in</strong>g van de<br />
grond vraagt. Ook kan een ontwikkelaar<br />
eenzijdig tegenprestaties op zich nemen<br />
(undertak<strong>in</strong>gs). Beide soorten tegenprestaties<br />
omvatten een actieve <strong>in</strong>breng van<br />
de ontwikkelaar en zijn gebaseerd op het<br />
pr<strong>in</strong>cipe dat bouwprojecten ruimtelijke<br />
gevolgen hebben en de ontwikkelaar verantwoordelijk<br />
is voor de reparatie daarvan<br />
(Ratcliffe e.a., 2002). Het projectbesluit dat<br />
de nieuwe bestemm<strong>in</strong>g vastlegt (plann<strong>in</strong>g<br />
permission) verkrijgt pas juridische kracht<br />
nadat gemeente en ontwikkelaar een realisatieovereenkomst<br />
hebben ondertekend<br />
(Plann<strong>in</strong>g Agreement).<br />
Tot de jaren zeventig werd er niet veel<br />
gebruik gemaakt van deze regel<strong>in</strong>g. Dat<br />
veranderde toen bij vele gemeenten die te<br />
kampen hadden met m<strong>in</strong>der rijkssubsidier<strong>in</strong>g<br />
het idee ontstond dat bouwprojecten<br />
publieke baten konden opleveren (Moore,<br />
2005). In de laatste decennia zijn deze<br />
overeenkomsten duidelijk toegenomen,<br />
namelijk van 26 procent van de omvangrijke<br />
projecten <strong>in</strong> de periode 1997-1998 tot<br />
40 procent <strong>in</strong> de periode 2003-2004. Deze<br />
omvangrijke projecten hadden betrekk<strong>in</strong>g<br />
op bestemm<strong>in</strong>gswijzig<strong>in</strong>gen ten behoeve<br />
van meer dan tien won<strong>in</strong>gen of een<br />
plangebied van half hectare of meer; of ontwikkel<strong>in</strong>g<br />
van detailhandel van meer dan<br />
duizend vierkante meter vloeroppervlakte<br />
of een plangebied van een hectare of meer.<br />
Met deze overeenkomsten worden niet<br />
alleen ‘harde’ voorzien<strong>in</strong>gen gef<strong>in</strong>ancierd<br />
(bouw- en woonrijp maken en aansluit<strong>in</strong>g<br />
met omliggende <strong>in</strong>frastructuur), ook<br />
‘zachte’ voorzien<strong>in</strong>gen als bijdragen aan<br />
sociale won<strong>in</strong>gbouw, buitenplanse publieke<br />
voorzien<strong>in</strong>gen en andere beleidsprogramma’s<br />
(Campbell e.a., 2000; DCLG, 2006).<br />
Ook <strong>in</strong> de komende jaren verwacht men dat<br />
dit mechanisme een deel van de publieke<br />
voorzien<strong>in</strong>gen zal bekostigen (Gallent &<br />
Tewdwr-Jones, 2007).<br />
Juist het ruimere gebruik van het<br />
mechanisme van plann<strong>in</strong>g obligations<br />
leidde de laatste jaren tot controverse.<br />
Belangenorganisaties, overige <strong>in</strong>stanties<br />
en deskundigen verdenken gemeenten<br />
ervan dat ze contributies vragen die<br />
verder gaan dan direct aan de ontwikkel<strong>in</strong>g<br />
gerelateerde publieke voorzien<strong>in</strong>gen<br />
(DCLG, 2006; Barker, 2004). In de jaren<br />
negetig kwam nieuw beleid van de centrale<br />
reger<strong>in</strong>g die het doel had om misbruik<br />
te voorkomen. Tegenprestaties moesten<br />
voortaan (1) planologisch relevant zijn, (2)<br />
noodzakelijk om de voorgenomen ontwikkel<strong>in</strong>g<br />
aanvaardbaar te maken <strong>in</strong> planologische<br />
termen, (3) direct gerelateerd aan de
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 Kostenvereven<strong>in</strong>g en baatafrom<strong>in</strong>g <strong>in</strong> Engeland,<br />
Valencia en Nederland<br />
P. 364<br />
voorgenomen ontwikkel<strong>in</strong>g, (4) billijk en<br />
redelijk gerelateerd <strong>in</strong> schaal en soort aan<br />
de voorgenomen ontwikkel<strong>in</strong>g en (5) redelijk<br />
<strong>in</strong> alle andere aspecten. Verder wijst het<br />
beleid van de centrale overheid het gebruik<br />
van plann<strong>in</strong>g obligations als baatafrom<strong>in</strong>g<br />
<strong>in</strong>strument af (ODPM, 2004).<br />
Daarbij moet worden opgemerkt dat dit<br />
centrale beleid geen rechtstreekse juridisch<br />
b<strong>in</strong>dend karakter heeft, maar wel zwaar<br />
weegt omdat het is gebaseerd op eerdere<br />
jurisprudentie. Wanneer de centrale<br />
overheid door ontwikkelaars <strong>in</strong>gediende<br />
beroepen tegen gemeentelijke besluiten<br />
behandelt, zal dit beleid als leidraad fungeren.<br />
De praktijk kan zodoende afwijken<br />
van centraal geformuleerde beleid, zonder<br />
dat dit <strong>in</strong> pr<strong>in</strong>cipe illegaal is (Moore,<br />
2005). Belangrijke rechterlijke uitspraken<br />
<strong>in</strong> de jaren tachtig en negentig bevonden<br />
het echter acceptabel om tegenprestaties<br />
af te spreken die niet voldeden aan de<br />
noodzakelijkheid en de directe relatie tot<br />
de ontwikkel<strong>in</strong>g, zolang ze voldeden aan<br />
de andere genoemde criteria; planologisch<br />
relevant, billijk en redelijk en redelijk<br />
<strong>in</strong> alle andere aspecten (Moore, 2005).<br />
Tegenprestaties voor bovenplanse voorzien<strong>in</strong>gen<br />
zoals opleid<strong>in</strong>gsprogramma’s <strong>in</strong> de<br />
bouw, verbeter<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> historische centra,<br />
openbare kunstwerken, landschap- en<br />
bosbeheer, culturele plannen, theaters<br />
en musea zijn zodoende aanvaardbaar<br />
(ODPM, 2004).<br />
De Valenciaanse<br />
herverkavel<strong>in</strong>g<br />
Het fundament van het huidige Spaanse<br />
planologische stelsel, <strong>in</strong>clusief de regio<br />
Valencia, komt voort uit een wet van<br />
1956. De grondexploitatie, urbanisatie<br />
genoemd (de planvorm<strong>in</strong>g, herverkave-<br />
l<strong>in</strong>g van de gronden, bestekvorm<strong>in</strong>g en<br />
bouw- en woonrijp maken tot en met de<br />
oplever<strong>in</strong>g van te bebouwen kavels), wordt <strong>in</strong><br />
Spanje beschouwd als een publieke taak. De<br />
uitvoer<strong>in</strong>g wordt echter vanaf 1956 toevertrouwd<br />
aan de grondeigenaren waarbij het<br />
pr<strong>in</strong>cipe wordt gehanteerd dat de baten (de<br />
economische waardetoename) en de kosten<br />
(de grondexploitatiekosten) die resulteren uit<br />
de ontwikkel<strong>in</strong>g verdeeld dienen te worden<br />
tussen alle grondeigenaren, <strong>in</strong> verhoud<strong>in</strong>g<br />
tot de oppervlakte van de <strong>in</strong>gebrachte<br />
grond. De uitvoer<strong>in</strong>g wordt geoperationaliseerd<br />
middels een herverkavel<strong>in</strong>gregel<strong>in</strong>g<br />
(Reparcelación).<br />
S<strong>in</strong>ds 1995 is het <strong>in</strong> de regio Valencia mogelijk<br />
een derde partij te selecteren als uitvoerder,<br />
de urbanisator (agente urbanizator). Deze<br />
urbanisator is een publieke of een private<br />
partij die geen grond hoeft te hebben en<br />
optreedt als gebiedsontwikkelaar. De urbanisator<br />
trekt het hele planproces, maakt de<br />
plannen en de bestekken, maakt het gebied<br />
bouw- en woonrijp en bouwt eventueel<br />
publieke voorzien<strong>in</strong>gen. Grondeigenaren zijn<br />
verplicht om de grondexploitatiekosten te<br />
betalen en de grond bij te dragen die nodig<br />
is voor de publieke voorzien<strong>in</strong>gen. In ruil<br />
daarvoor ontvangen zij van de urbanisator de<br />
bouwrijpe kavels waarop ze vastgoed kunnen<br />
ontwikkelen. De waardetoename wordt aldus<br />
gebruikt om grondeigenaren te compenseren<br />
voor hun verantwoordelijkheid voor de<br />
grondexploitatie(Muñoz Gielen & Korthals<br />
Altes, 2007).<br />
Grondeigenaren b<strong>in</strong>nen een herverkavel<strong>in</strong>ggebied<br />
zijn verplicht om grond <strong>in</strong> te leveren<br />
voor de publieke voorzien<strong>in</strong>gen b<strong>in</strong>nen<br />
het plangebied, <strong>in</strong>clusief maatschappelijke<br />
voorzien<strong>in</strong>gen en andere publieke gebouwen<br />
en eventueel grond voor bovenplanse
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 Kostenvereven<strong>in</strong>g en baatafrom<strong>in</strong>g <strong>in</strong> Engeland,<br />
Valencia en Nederland<br />
P. 365<br />
voorzien<strong>in</strong>gen buiten het plangebied.<br />
Grondeigenaren zijn daarnaast verplicht<br />
om de grondexploitatiekosten, de w<strong>in</strong>stmarge<br />
van de urbanisator en zijn <strong>in</strong>terne<br />
organisatorische kosten en eventueel een<br />
bijdrage voor de aanleg van bovenplanse<br />
voorzien<strong>in</strong>gen te betalen (Parejo & Blanc,<br />
1999). Gemeenten zijn vrij om aanvullende<br />
tegenprestaties te eisen van de urbanisator,<br />
zoals publieke gebouwen, sociale<br />
won<strong>in</strong>gbouw of geldelijke betal<strong>in</strong>gen. De<br />
Herontwikkel<strong>in</strong>g havengebied Harbourside Bristol (Canon’s<br />
Marsh), Engeland: 7,89 ha, ca. 700 won<strong>in</strong>gen en vergelijkbaar<br />
bouwvolume aan kantoorruimte. De ontwikkelaar betaalde<br />
hier alle grondontwikkel<strong>in</strong>gskosten, leverde 3/5 van de grond<br />
die nodig was voor publieke <strong>in</strong>frastructuur, realiseerde 9<br />
procent van het won<strong>in</strong>gprogramma als sociale won<strong>in</strong>gen<br />
(koop en huur) en betaalde een bedrag naast het bedrag van<br />
30 miljoen euro voor bovenwijkse voorzien<strong>in</strong>gen (bron foto’s:<br />
Report Head Bristol Plann<strong>in</strong>g Services to Bristol Local Council<br />
Committee, 17 October 2001; and Maps Live).<br />
urbanisator kan deze kosten echter niet<br />
doorberekenen aan de grondeigenaren,<br />
maar moet ze uit eigen middelen betalen.<br />
Dat is mogelijk wanneer de urbanisator<br />
grond heeft en hiermee deze extra’s vanuit<br />
zijn vastgoedexploitatie kan betalen.<br />
Publiek aandeel van<br />
meerwaarde<br />
De Spaanse Grondwet uit 1978 bepaalt dat<br />
“De gemeenschap mee zal profiteren van
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 Kostenvereven<strong>in</strong>g en baatafrom<strong>in</strong>g <strong>in</strong> Engeland,<br />
Valencia en Nederland<br />
P. 366<br />
de waardetoename die het gevolg is van het<br />
ruimtelijk beleid van overheden” (sectie<br />
47). Dankzij dit constitutionele pr<strong>in</strong>cipe<br />
hebben gemeenten bij uitbreid<strong>in</strong>gslocaties<br />
recht op een deel van de bouwrechten,<br />
s<strong>in</strong>ds 2007 tussen vijf en vijftien procent,<br />
naast de bijdragen die reeds zijn genoemd.<br />
Grondeigenaren zijn aldus verplicht om<br />
voldoende bouwrijpe kavels over te dragen<br />
aan de gemeente om dit percentage te<br />
kunnen bebouwen. De grondeigenaar<br />
draagt weliswaar de grond over, maar<br />
geen bouwrechten. Deze zijn volgens de<br />
wet namelijk nooit zijn eigendom geweest<br />
van de grondeigenaar, maar van de<br />
gemeenschap.<br />
Spaanse gemeenten kunnen s<strong>in</strong>ds 1992<br />
grond bestemmen voor sociale won<strong>in</strong>gbouw.<br />
De algemene trend <strong>in</strong> Spanje is dat<br />
regio’s wettelijke m<strong>in</strong>imale percentages<br />
vastleggen voor sociale won<strong>in</strong>gbouw.<br />
Baskenland is hierbij koploper. Vanaf 1994<br />
moet er 20 procent <strong>in</strong> b<strong>in</strong>nenstedelijke<br />
locaties en 65 procent <strong>in</strong> uitbreid<strong>in</strong>gsgebied<br />
sociale won<strong>in</strong>gbouw zijn. S<strong>in</strong>ds 2006 zijn<br />
deze percentages respectievelijk 40 en 75<br />
(Burón, 2006). In Valencia is het wettelijk<br />
m<strong>in</strong>imum voor sociale won<strong>in</strong>gbouw<br />
25 procent <strong>in</strong> b<strong>in</strong>nenstedelijke locaties<br />
en 40 procent <strong>in</strong> uitbreid<strong>in</strong>gsgebied. De<br />
centrale reger<strong>in</strong>g heeft <strong>in</strong> 2007 een wettelijk<br />
m<strong>in</strong>imaal percentage van 20 procent<br />
geïntroduceerd, wat geldt voor het hele<br />
land. De last van sociale won<strong>in</strong>gbouw (een<br />
kle<strong>in</strong>ere w<strong>in</strong>stmarge dan bij vrije markt<br />
won<strong>in</strong>gbouw) wordt gelijkwaardig verevend<br />
tussen alle grondeigenaren b<strong>in</strong>nen<br />
het herverkavel<strong>in</strong>ggebied.<br />
Nederland: oude en nieuwe Wro<br />
In Nederland bestaat geen wettelijk pr<strong>in</strong>cipe<br />
dat de overheid recht heeft op een deel<br />
van de waardetoename, maar de Tweede<br />
Kamer is vrij om regel<strong>in</strong>gen te treffen over<br />
kostenvereven<strong>in</strong>g en kostenverhaal. Er zijn<br />
geen grenzen aan deze tot voor kort we<strong>in</strong>ig<br />
gebruikte bevoegdheid, zolang de wetgever<br />
zich houdt aan de Algemene wet bestuursrecht<br />
en aan <strong>in</strong>ternationale verdragen als<br />
het Europees Verdrag van de Rechten van<br />
de Mens. Tot voor kort was het algemeen<br />
geldend pr<strong>in</strong>cipe dat de waardetoename<br />
als gevolg van bestemm<strong>in</strong>gswijzig<strong>in</strong>g<br />
aan de eigenaar toe komt. Met de nieuwe<br />
Grondexploitatiewet bevestigt de wetgever<br />
dit pr<strong>in</strong>cipe. De mogelijkheden om greep te<br />
krijgen op de waardetoename, voor en na<br />
de <strong>in</strong>voer<strong>in</strong>g van de Grondexploitatiewet,<br />
zijn beperkt tot kostenvereven<strong>in</strong>g en<br />
kostenverhaal. Baatafrom<strong>in</strong>g hoort daar<br />
niet bij.<br />
Onder de regelgev<strong>in</strong>g van de oude Wet<br />
op de Ruimtelijke Orden<strong>in</strong>g was het<br />
mogelijk dat gemeente en grondeigenaar<br />
<strong>in</strong> een exploitatieovereenkomst het<br />
kostenverhaal afspraken voor de kosten<br />
die gemeenten maakten voor publieke<br />
voorzien<strong>in</strong>gen. Weigerde de ontwikkelaar<br />
dan was de gemeente bevoegd om te<br />
weigeren de voorzien<strong>in</strong>gen aan te leggen.<br />
Deze overeenkomst moest gebaseerd zijn<br />
op de exploitatieverorden<strong>in</strong>g waar<strong>in</strong> was<br />
vastgelegd onder welke omstandigheden<br />
welke contributies mochten worden<br />
gevraagd aan de grondeigenaar. De oude<br />
Wro beperkte de tegenprestaties (artikel<br />
42) tot geldelijke bijdragen en grond voor<br />
bouw- en woonrijp werkzaamheden<br />
die een directe relatie hadden met het te<br />
ontwikkelen plangebied. Dit beperkte de<br />
mogelijkheden om grond en kosten van<br />
bovenplanse voorzien<strong>in</strong>gen te verhalen.<br />
Indien gemeenten een hogere bijdrage<br />
afspraken bestond de mogelijkheid dat een
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 Kostenvereven<strong>in</strong>g en baatafrom<strong>in</strong>g <strong>in</strong> Engeland,<br />
Valencia en Nederland<br />
P. 367<br />
Herontwikkel<strong>in</strong>g <strong>in</strong>dustrieterre<strong>in</strong> Cam<strong>in</strong>o Hondo del Grao, Valencia, Spanje. De<br />
grondeigenaren betaalden alle grondontwikkel<strong>in</strong>gskosten, leverden alle grond voor<br />
publieke <strong>in</strong>frastructuur, restaureerden een aantal historische <strong>in</strong>dustriële gebouwen<br />
en betaalden daarnaast een bedrag van ruim 4 miljoen euro (Programa de Actuación<br />
Integrada Cam<strong>in</strong>o Hondo del Grau, 2005).
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 Kostenvereven<strong>in</strong>g en baatafrom<strong>in</strong>g <strong>in</strong> Engeland,<br />
Valencia en Nederland<br />
P. 368<br />
rechter de overeenkomst teniet deed en<br />
was de gemeente verplicht om de volledige<br />
gevorderde bijdrage terug te geven.<br />
De situatie was anders wanneer niet de<br />
gemeente maar de ontwikkelaar deze<br />
kosten maakte. Gemeenten en ontwikkelaars<br />
waren <strong>in</strong> dat geval vrij om een realisatieovereenkomst<br />
af te sluiten waar<strong>in</strong> de<br />
ontwikkelaar de realisatie verzekerde van<br />
publieke voorzien<strong>in</strong>gen. De beperk<strong>in</strong>gen<br />
hier waren kle<strong>in</strong>er dan met de exploitatieovereenkomst.<br />
Het was voor gemeenten<br />
en ontwikkelaars mogelijk alle soorten<br />
tegenprestaties af te spreken, zolang het<br />
de ontwikkelaar was die de voorzien<strong>in</strong>gen<br />
realiseerde en er geen geldelijke betal<strong>in</strong>g<br />
aan de gemeente plaatsvond. De<br />
mogelijkheid aan tegenprestaties was niet<br />
onbeperkt. Bijdragen voor bijvoorbeeld<br />
bovenwijkse voorzien<strong>in</strong>gen waren niet<br />
altijd rechtsgeldend te maken (M<strong>in</strong>isterie<br />
van VROM e.a., 2008). Indien de ontwikkelaar<br />
geen realisatieovereenkomst<br />
aang<strong>in</strong>g, kon de gemeente echter formeel<br />
niet weigeren het bestemm<strong>in</strong>gsplan te<br />
wijzigen, of een vrijstell<strong>in</strong>g te verlenen.<br />
Informeel gebeurde dat wel vaak al was dat<br />
een juridisch discutabele weg.<br />
In 2008 is de nieuwe Wet op de Ruimtelijke<br />
Orden<strong>in</strong>g (nWro) <strong>in</strong>getreden, <strong>in</strong>clusief de<br />
Grondexploitatiewet (Gew) (M<strong>in</strong>isterie<br />
van VROM e.a., 2008). De wet <strong>in</strong>troduceert<br />
het exploitatieplan. Wanneer een plan<br />
kosten <strong>in</strong> publieke voorzien<strong>in</strong>gen met<br />
zich meebrengt, zijn gemeenten verplicht<br />
om een exploitatieplan te maken en die<br />
tegelijkertijd met het bestemm<strong>in</strong>gplan of<br />
projectbesluit vast te stellen, tenzij deze<br />
kosten reeds zijn verzekerd, bijvoorbeeld <strong>in</strong><br />
een realisatieovereenkomst, ook ‘anterieure’<br />
overeenkomst genoemd. De gemeente<br />
kan, formeel gezien, nog steeds niet haar<br />
planologische medewerk<strong>in</strong>g weigeren als de<br />
ontwikkelaar geen anterieure realisatieovereenkomst<br />
aan wil gaan. Zoals bij de oude<br />
Wro bestaat wel de mogelijkheid om dat<br />
<strong>in</strong>direct toch te doen door de economische<br />
uitvoerbaarheid van het bestemm<strong>in</strong>gsplan<br />
als argument te gebruiken om bestemm<strong>in</strong>gswijzig<strong>in</strong>g<br />
af te wijzen. De mogelijke te<br />
verhalen kosten <strong>in</strong> een anterieure realisatieovereenkomst<br />
zijn ruimer dan <strong>in</strong> de eerdere<br />
exploitatieovereenkomst gebaseerd op de<br />
exploitatieverorden<strong>in</strong>g. Nu bestaat bijvoorbeeld<br />
de mogelijkheid om bijdragen af te<br />
spreken voor bovenplanse voorzien<strong>in</strong>gen<br />
(ook ‘ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>gen’ genoemd<br />
<strong>in</strong> de wet).<br />
Wanneer gemeente en ontwikkelaar toch<br />
geen anterieure overeenkomst sluiten moet<br />
het bestemm<strong>in</strong>gsplan vastgesteld worden<br />
samen met een exploitatieplan. Dit plan legt<br />
de kosten vast die verhaald kunnen worden<br />
op de grondeigenaren <strong>in</strong> ruil voor de verlen<strong>in</strong>g<br />
van de bouwvergunn<strong>in</strong>g. De mogelijke<br />
te verhalen kosten zijn beperkter dan <strong>in</strong> een<br />
anterieure realisatieovereenkomst, zoals<br />
m<strong>in</strong>der bovenplanse voorzien<strong>in</strong>gen en<br />
lagere grondexploitatiekosten (M<strong>in</strong>isterie<br />
van VROM e.a., 2008). Gedurende de<br />
parlementaire behandel<strong>in</strong>g heeft de Tweede<br />
Kamer ervoor gekozen om uit te sluiten dat<br />
maatschappelijke voorzien<strong>in</strong>gen (bijvoorbeeld<br />
scholen en welzijngebouwen) worden<br />
doorberekend aan de grondeigenaren (Van<br />
den Brand, 2008).<br />
Engeland, Spanje en Nederland<br />
Los van de verschillen <strong>in</strong> het specifieke<br />
uitvoer<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>strumentarium <strong>in</strong> Engeland,<br />
Spanje en Nederland zijn een aantal<br />
<strong>in</strong>teressante pr<strong>in</strong>cipiële verschillen te<br />
noemen met betrekk<strong>in</strong>g tot de benader<strong>in</strong>g
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 Kostenvereven<strong>in</strong>g en baatafrom<strong>in</strong>g <strong>in</strong> Engeland,<br />
Valencia en Nederland<br />
P. 369<br />
van kostenvereven<strong>in</strong>g en baatafrom<strong>in</strong>g bij<br />
gebiedsontwikkel<strong>in</strong>g. Engeland, met haar<br />
<strong>in</strong> 1947 geïntroduceerde nationalisatie van<br />
ontwikkel<strong>in</strong>gsrechten, en Spanje, met haar<br />
constitutionele mandaat uit 1978, wijken af<br />
van Nederland wat betreft baatafrom<strong>in</strong>g.<br />
In Engeland heeft de overheid het recht om<br />
de economische meerwaarde te fiscaliseren,<br />
al blijkt dit <strong>in</strong> de praktijk niet veel te<br />
gebeuren. Wat <strong>in</strong> Engeland <strong>in</strong> de praktijk<br />
wel goed blijkt te werken is een ruime<br />
kostenverven<strong>in</strong>g en kostenverhaal middels<br />
realisatieovereenkomsten en steeds breder<br />
gedef<strong>in</strong>ieerde en strenger gereguleerde<br />
mogelijkheden van te verhalen kostenposten.<br />
In Spanje heeft de overheid het recht op<br />
een deel van de meerwaarde wat betekent<br />
dat doorgaans tien procent van de bouwrechten<br />
publiek is en grondeigenaren de<br />
grond moeten <strong>in</strong>leveren die nodig is om dit<br />
percentage te realiseren. Kostenvereven<strong>in</strong>g<br />
en kostenverhaal <strong>in</strong> Spanje v<strong>in</strong>den plaats<br />
b<strong>in</strong>nen een uitermate gereguleerd kader<br />
met wettelijke m<strong>in</strong>imale standaards voor de<br />
te verhalen publieke voorzien<strong>in</strong>gen en een<br />
herverkavel<strong>in</strong>gregel<strong>in</strong>g. Aanvullend zijn er<br />
ook mogelijkheden voor ruimere afspraken<br />
middels privaatrechterlijke overeenkomsten.<br />
Nederland heeft met de Grondexploitatiewet<br />
de lijn willen cont<strong>in</strong>ueren die al overheerste<br />
<strong>in</strong> het wettelijk kader en <strong>in</strong>strumentarium.<br />
De economische meerwaarde die door<br />
bestemm<strong>in</strong>gswijz<strong>in</strong>g ontstaat, behoort toe<br />
aan de grondeigenaar. Ten opzichte van<br />
Engeland en Spanje valt op dat is gekozen<br />
voor uitsluit<strong>in</strong>g van maatschappelijke<br />
voorzien<strong>in</strong>gen als een mogelijk te verhalen<br />
kostenpost. Deze genoemde verschillen<br />
kunnen van belang zijn voor de doelmatigheid<br />
waarmee gemeenten <strong>in</strong> geval van<br />
ontwikkel<strong>in</strong>gen op private grond <strong>in</strong> staat<br />
zijn om publieke voorzien<strong>in</strong>gen en andere<br />
publieke doelen uit de vastgoedopbrengsten<br />
te f<strong>in</strong>ancieren. Het Engelse en het Spaanse<br />
stelsel lijken daar meer op gericht te zijn dan<br />
het Nederlandse.<br />
Demetrio Muñoz Gielen (d.munozgielen@tudelft.nl)<br />
promoveert bij het Onderzoeks<strong>in</strong>stituut OTB, TU Delft en is<br />
zelfstandig adviseur gebiedsontwikkel<strong>in</strong>g.<br />
Literatuur<br />
Barker, K. (2004) Review of Hous<strong>in</strong>g Supply. Deliver<strong>in</strong>g Stability:<br />
Secur<strong>in</strong>g our Future Hous<strong>in</strong>g Needs, Barker Review, London<br />
Burón Cuadrado, J. (2006) Las reservas de suelo para vivienda<br />
protegida: lecciones del caso de Vitoria-Gasteiz, ACE<br />
Campbell, H., H. Ellis, J. Henneberry, C. Gladwell (2000)<br />
Plann<strong>in</strong>g obligations, plann<strong>in</strong>g practice, and land-use<br />
outcomes, Environmental and Plann<strong>in</strong>g B: Plann<strong>in</strong>g and Design,<br />
jg. 27, p. 759 - 775<br />
Cull<strong>in</strong>gworth, J. B.& V. Nad<strong>in</strong> (2006) Town & Country Plann<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />
the UK, Routledge, London<br />
Department for Communities & Local Government (2006)<br />
Valu<strong>in</strong>g Plann<strong>in</strong>g Obligations <strong>in</strong> England, University of Sheffield,<br />
Sheffield<br />
García-Bellido, J. (1993) La liberalización efectiva del mercado<br />
del suelo, CyT-ET<br />
Krueckeberg, D.A. (1995) The Difficult Character of Property:<br />
To Whom Do Th<strong>in</strong>gs Belong?, Journal of the American Plann<strong>in</strong>g<br />
Association, jg. 61(3), p. 301 - 309<br />
M<strong>in</strong>isterie van VROM, VNG en VVG (2008) Handreid<strong>in</strong>g<br />
Grondexploitatiewet, Sdu uitgevers bv<br />
Moore, V. (2005) A Practical Approach to Plann<strong>in</strong>g Law, Oxford<br />
University Press, Oxford<br />
Muñoz Gielen, D. & W Korthals Altes (2007) Lessons from<br />
Valencia: Separat<strong>in</strong>g Infrastructure Provision from Land<br />
Ownership, Town Plann<strong>in</strong>g Review, jg. 78 (1), p. 61 - 79<br />
Office of the Deputy Prime M<strong>in</strong>ister (2004) Reform<strong>in</strong>g Plann<strong>in</strong>g<br />
Obligations: the Use of Standard Charges , London<br />
Parejo Alfonso, L., F. Blanc Clavero (1999) Derecho urbanístico<br />
valenciano, Tirant lo blanch, Valencia<br />
Ratcliffe, J., M. Stubbs, M. Shepherd (2002) Urban Plann<strong>in</strong>g and<br />
Real Estate Development, Spon Press, London<br />
Van den Brand, J. A. M. (2008) Interview door Demetrio Muñoz<br />
Gielen
<strong>Rooilijn</strong><br />
Jg. 41 / Nr. 5 / 2008<br />
“De nuance van plannen”<br />
Marco Kerstens<br />
“De nuance van plannen”<br />
Hoe komt ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>g tot stand? Waarom lukt iets op de ene plek wel<br />
en op de andere niet? Het is de vraag of we daar ooit precies de v<strong>in</strong>ger op kunnen<br />
leggen, aldus Marco Kerstens, directeur bij de divisie Ruimte en Wonen van advies<br />
en managementbureau BMC. Net als de computerspellen die hij <strong>in</strong> zijn jeugd<br />
speelde, waarvan hij niet wist hoe ze werkten, alleen dàt ze werkten, <strong>in</strong>trigeert het<br />
hem hoe d<strong>in</strong>gen tot stand komen. De nieuwe Wet ruimtelijke orden<strong>in</strong>g biedt nieuwe<br />
mogelijkheden. We bespreken hoe daarmee <strong>in</strong> de beleidspraktijk wordt omgegaan.<br />
Samantha Volgers en Michel van Wijk<br />
“Voor de gemeente Almere heb ik <strong>in</strong> kaart gebracht wat<br />
de gevolgen van de nieuwe Wet ruimtelijke orden<strong>in</strong>g<br />
(nWro) zijn en hoe daar bij de planontwikkel<strong>in</strong>g op kan<br />
worden <strong>in</strong>gespeeld. Het gaat daarbij om alle planvormen<br />
die de nieuwe wet biedt. Van structuurvisie tot<br />
bestemm<strong>in</strong>gsplan, maar ook de beheersverorden<strong>in</strong>g<br />
en het projectbesluit. De vraag is welke <strong>in</strong>strumenten<br />
op welk moment het beste kunnen worden <strong>in</strong>gezet om<br />
de gigantische ontwikkel<strong>in</strong>gsopgave van Almere te<br />
kunnen realiseren. De nieuwe wet is een mooie aanleid<strong>in</strong>g<br />
om kritisch naar het proces van planontwikkel<strong>in</strong>g<br />
te kijken. De opdrachtgever stelt daarbij nadrukkelijk<br />
de vraag of alle <strong>in</strong>zet <strong>in</strong> het ontwikkelproces ook echt<br />
nodig is. Gezien de grote opgave moeten steden als<br />
Almere slim en efficiënt omgaan met de beschikbare<br />
tijd, middelen en mensen.”<br />
P. 370<br />
U kijkt vooral naar de <strong>in</strong>strumenten die de nieuwe<br />
wet biedt. Hoe moeten die worden <strong>in</strong>gezet?<br />
“Het politiek-bestuurlijke deel en het ambtelijke<br />
procesdeel moeten naast elkaar worden gezet om tot<br />
goede plannen te komen. Plannen die met kaderstell<strong>in</strong>g<br />
te maken hebben komen <strong>in</strong> de gemeenteraad.<br />
De dagelijkse stur<strong>in</strong>g v<strong>in</strong>dt plaats bij het college van<br />
B&W. De voorbereid<strong>in</strong>g daarvan v<strong>in</strong>dt plaats <strong>in</strong> het<br />
ambtelijk apparaat. Het is zoeken naar het optimum<br />
<strong>in</strong> beide proceslijnen en hun onderl<strong>in</strong>ge samenhang.<br />
Daarvoor is het allereerst van belang te weten<br />
waarop je wilt sturen. Wat heb je als college aan de<br />
raad voor te leggen? En wat wil je als gemeenteraad<br />
het college meegeven? Vervolgens moet worden<br />
bepaald wat het ambtelijk apparaat daarvoor moet<br />
aanleveren.
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 “De nuance van plannen”<br />
“Een vergelijkbare kwestie speelt <strong>in</strong> de relatie tussen<br />
gemeente en prov<strong>in</strong>cie. Prov<strong>in</strong>cies zoeken momenteel<br />
hun weg om het prov<strong>in</strong>ciaal belang te behartigen.<br />
Dat is een <strong>in</strong>teressante zoektocht maar tegelijkertijd<br />
worstelen ze ermee. Nu hebben de prov<strong>in</strong>cies de<br />
kans om heldere keuzes te maken. Waarom niet het<br />
landelijk gebied aanwijzen als prov<strong>in</strong>ciaal belang en<br />
het stedelijk gebied aan de gemeenten laten? Zo’n keuze<br />
moet natuurlijk goed worden doordacht. Ik denk dat<br />
de nWro kansen biedt voor een effectiever ruimtelijk<br />
ontwikkel<strong>in</strong>gsstelsel <strong>in</strong> Nederland. Er kan meer<br />
worden gedaan want er zijn nieuwe <strong>in</strong>strumenten met<br />
veel mogelijkheden. Net als op gemeentelijk niveau<br />
is op prov<strong>in</strong>ciaal niveau de keuze voor de <strong>in</strong>zet van<br />
<strong>in</strong>strumenten puur politiek. De keuzen die gemaakt<br />
worden zijn <strong>in</strong>teressant en bepalen het speelveld.”<br />
P. 371<br />
Hoe moeten gemeenten en prov<strong>in</strong>cies met deze keuzemogelijkheden<br />
om gaan?<br />
“Het heeft met leiderschap en lef te maken. De hamvraag<br />
is: wat vertrouw je toe aan het gemeentebestuur<br />
en wat niet? Er moet vertrouwen zijn dat het lokale<br />
bestuur op de juiste wijze om gaat met ruimtelijke<br />
afweg<strong>in</strong>gen. De keuzes moeten een bewuste en<br />
expliciete afweg<strong>in</strong>g zijn. Onder de oude WRO was de<br />
bemoeienis met de lokale ruimtelijke orden<strong>in</strong>g meer een<br />
automatisme dan een bewuste afweg<strong>in</strong>g. De <strong>in</strong>troductie<br />
van de nieuwe wet is een mooi moment om afweg<strong>in</strong>gen<br />
expliciet te maken. Waarom wil de prov<strong>in</strong>cie zich<br />
bemoeien met won<strong>in</strong>gbouw of met detailhandel? Twee<br />
criteria van belang zijn de schaal van de problematiek<br />
en de bovenlokale afweg<strong>in</strong>g. In de eerste plaats zijn dit<br />
zaken die door hun aard de lokale schaal overstijgen.
<strong>Rooilijn</strong><br />
Jg. 41 / Nr. 5 / 2008<br />
“De nuance van plannen”<br />
Denk aan stromen: water, verkeer en milieu. In de<br />
tweede plaats zaken waarbij bovenlokale samenhang<br />
<strong>in</strong> het ged<strong>in</strong>g is. Bij luchthavens is dat helder. De<br />
verdel<strong>in</strong>g van won<strong>in</strong>gbouw is een <strong>in</strong>teressante. Kan de<br />
prov<strong>in</strong>cie dat helemaal aan de gemeente en de markt<br />
over laten of gaat het dan fout?”<br />
Wat is de grootste uitdag<strong>in</strong>g met de nWro?<br />
“De koppel<strong>in</strong>g van ruimte en flexibiliteit aan juridische<br />
waarborg<strong>in</strong>g en rechtszekerheid is een klassiek<br />
vraagstuk en ook nu de grootste opgave. In de nWro<br />
is geprobeerd beleid en de juridische veranker<strong>in</strong>g uit<br />
elkaar te houden. Beleid <strong>in</strong> de structuurvisie, de juridische<br />
uitwerk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> bestemm<strong>in</strong>gsplan, verorden<strong>in</strong>g en<br />
projectbesluit. In de literatuur wordt echter al gesproken<br />
over de verticale doorwerk<strong>in</strong>g van structuurvisies.<br />
Daarmee krijgt de structuurvisie toch juridische<br />
kantjes. Dat was volgens mij nooit de bedoel<strong>in</strong>g. De<br />
structuurvisie zou een <strong>in</strong>strument moeten zijn dat het<br />
vaststellende orgaan b<strong>in</strong>dt. De gemeente maakt beleid<br />
voor de omgev<strong>in</strong>g: een visie, een perspectief schetsend.<br />
Dat kan anders zijn dan de visie van prov<strong>in</strong>cie of<br />
het Rijk. Voor de burger kan dit misschien verwarrend<br />
zijn omdat die eenheid van bestuur mag verwachten.<br />
Maar ik v<strong>in</strong>d dat de beleidslijn op de verschillende<br />
overheidniveaus kan afwijken.”<br />
“Als die afwijk<strong>in</strong>gen worden geaccepteerd kan het<br />
spel straks tot het e<strong>in</strong>de aan toe helder gespeeld<br />
worden. Het is dan volstrekt duidelijk wie welke rol<br />
heeft gespeeld en met welke argumenten. Dat vereist<br />
lef en leiderschap van de bestuurders. Die zullen op<br />
een open en gedurfde manier met structuurvisies om<br />
moeten gaan. Bij bovenlokale belangen die lokaal<br />
heel gevoelig liggen kan dan iets worden bereikt<br />
richt<strong>in</strong>g de burger. Nu is het spel vaak schimmig. De<br />
gemeente stelt wel te willen maar niet te mogen van de<br />
prov<strong>in</strong>cie.”<br />
Zal de structuurvisie als <strong>in</strong>strument vaak <strong>in</strong>gezet<br />
worden?<br />
“Indien structuurvisies een juridische lad<strong>in</strong>g krijgen<br />
zal het we<strong>in</strong>ig meerwaarde opleveren ten opzichte van<br />
P. 372<br />
de huidige praktijk. Dan laten we ook echt iets liggen.<br />
Ik v<strong>in</strong>d het juist van belang dat de doorwerk<strong>in</strong>g van<br />
boven naar beneden eraf is. Als bestuurders leiderschap<br />
tonen en dat voor elkaar krijgen, dan is de structuurvisie<br />
een positief <strong>in</strong>strument en dan hoop ik ook dat<br />
het vaak <strong>in</strong>gezet zal worden. We moeten er volgens mij<br />
wel voor waken dat we niet voor alles structuurvisies<br />
gaan maken. Het wordt dan een onoverzichtelijk<br />
geheel waarb<strong>in</strong>nen partijen het zichzelf en elkaar lastig<br />
maken. Ik zou willen pleiten voor samenhangende<br />
<strong>in</strong>tegrale structuurvisies die voor langere tijd meegaan.<br />
Dat vereist strategisch niveau van de visie. Die visies<br />
worden als een kompas gebruikt. En van een kompas<br />
mag je beredeneerd afwijken. Dat is een belangrijke<br />
aanvull<strong>in</strong>g voor de ruimtelijke ontwikkel<strong>in</strong>gspraktijk.”<br />
In de vorige <strong>Rooilijn</strong> stelde voormalig Rijksadviseur<br />
voor het landschap Dirk Sijmons dat de habitus van<br />
mensen, de mentaliteit waarmee we d<strong>in</strong>gen doen en<br />
laten, meer centraal gesteld moet worden. Hoe denkt u<br />
dat die omslag mogelijk is?<br />
“Een mooi concept van Sijmons. Ik veronderstel dat hij<br />
dat vooral <strong>in</strong>houdelijk bedoeld heeft. De aanvull<strong>in</strong>g<br />
die ik zou willen maken is: hoe ga je met ruimtelijke<br />
plannen om? Dat is precies de vraag die we <strong>in</strong> Almere<br />
proberen te beantwoorden. En dat <strong>in</strong> het kader van<br />
een nieuwe wet. Welke mensen zijn <strong>in</strong> de planvorm<strong>in</strong>g<br />
betrokken en hoe ver durven zij te gaan. Dan kom je<br />
weer uit bij leiderschap. Een lastig begrip, zeker voor<br />
een consultant, omdat het niet iets is dat je kunt verkopen<br />
of aanbevelen. Mooie d<strong>in</strong>gen gebeuren omdat er<br />
een klik is tussen de betrokken partijen, dat lukt niet<br />
overal. Het bij elkaar brengen van de juiste mensen<br />
is het hoogst haalbare. Door mijn hobby heb ik een<br />
netwerk aan contacten over de hele wereld opgebouwd.<br />
Waarom is dat gelukt? Mensen komen blijkbaar<br />
gemakkelijk tot elkaar om iets dat ze samen delen. Dat<br />
is ook wat ik <strong>in</strong> de praktijk zie gebeuren, en ik zou niet<br />
weten hoe we het op een andere manier moeten doen.”<br />
“Daarmee kom ik bij de doorwerk<strong>in</strong>g van plannen.<br />
Hans Mastop en Andreas Faludi hebben geschreven<br />
over het doel van plannen en de vraag beantwoord
<strong>Rooilijn</strong><br />
Jg. 41 / Nr. 5 / 2008<br />
“De nuance van plannen”<br />
wanneer een plan effectief is. In de kern komt het<br />
er op neer dat als een plan heeft bijgedragen aan de<br />
besluitvorm<strong>in</strong>g, dus als een plan wordt meegenomen<br />
<strong>in</strong> wat er gebeurt bij de uitvoer<strong>in</strong>g, het plan zijn doel<br />
heeft vervuld. Dat is een heel genuanceerde kijk op de<br />
werk<strong>in</strong>g van plannen. Die nuance zou ik <strong>in</strong> de beleidspraktijk<br />
graag meer willen zien. Kijk naar de opgave<br />
en <strong>in</strong> welk tijdgewricht iets speelt. Hierbij is het van<br />
belang de wet en <strong>in</strong>zet van <strong>in</strong>strumenten en processen<br />
te relativeren. Dat leidt tot een meer realistische en<br />
ontspannen beleidspraktijk. Paradoxaal genoeg denk<br />
ik dat we zo meer grip op de zaak zullen krijgen.”<br />
Hoe denkt u bij te dragen aan ruimtelijke kwaliteit?<br />
“Ik ben een aanhanger van het dynamisch kwaliteitsbegrip<br />
van Teisman. Volgens deze bestuurskundige<br />
wordt dynamiek en ruimtelijke kwaliteit achteraf<br />
bepaald door de belanghebbenden als gebruikers van<br />
de ruimte. Kwaliteit is daar<strong>in</strong> niet vooraf te def<strong>in</strong>iëren.<br />
Een <strong>in</strong>teressant voorbeeld is het ontwerp voor Ple<strong>in</strong><br />
1944 <strong>in</strong> het centrum van Nijmegen. Daar hebben burgers<br />
het “Ple<strong>in</strong> voor iedereen” als def<strong>in</strong>itief ontwerp<br />
gekozen. Dat ontwerp past goed bij een ander nieuw<br />
deel van de stad, de Marikenstraat, en grijpt niet teveel<br />
<strong>in</strong> de bestaande structuur <strong>in</strong>. Een behapbaar plan. Het<br />
concurrerend ontwerp was veel complexer, met een<br />
glazen gebouw als monumentale her<strong>in</strong>ner<strong>in</strong>g en een<br />
doorsnijd<strong>in</strong>g van de bestaande wand op het ple<strong>in</strong>. Als<br />
<strong>in</strong>woner koos ik hiervoor omdat het afwijkend was.<br />
Hebben we daar nou een kans op grotere ruimtelijke<br />
kwaliteit gemist?”<br />
“Ik stel <strong>in</strong> elk geval vast dat het met de grote stapel<br />
handboeken procesmanagement vaak toch niet lukt<br />
om mooie d<strong>in</strong>gen te maken. Echt bijzondere d<strong>in</strong>gen<br />
worden gemaakt door geniale gekken. Dat bedoel ik<br />
positief. Mensen die met een visie, ontwerp of idee<br />
anderen weten te verleiden. En <strong>in</strong> tijden van crisis.<br />
Dan kan <strong>in</strong>eens heel veel, zoals bij de Deltawerken.<br />
Had het gemeentebestuur van Nijmegen nou toch<br />
moeten kiezen voor het meer controversiële plan<br />
of heeft ze er goed aan gedaan om de voorkeur van<br />
de meerderheid te volgen? Kijk naar het Gron<strong>in</strong>ger<br />
P. 373<br />
museum. Vooraf en vlak na gereedkomen werd het<br />
waardeloos gevonden en nu is het een icoon voor<br />
Gron<strong>in</strong>gen. De V<strong>in</strong>exwijken zijn ook een prachtig voorbeeld.<br />
Architecten en stedenbouwkundigen v<strong>in</strong>den het<br />
vaak niet bijzonder terwijl gebruikers het fantastisch<br />
v<strong>in</strong>den. Er zit een <strong>in</strong>trigerend spann<strong>in</strong>gsveld tussen de<br />
kwaliteitseisen van de e<strong>in</strong>dgebruiker en de kennelijk<br />
bestaande ‘objectieve’ kwaliteit van onze vakgenoten.<br />
Dat gaan we niet met een standaardaanpak oplossen,<br />
hoogstens wat meer hanteer maken.”<br />
Wat voor stad is Almere <strong>in</strong> 2030?<br />
“Almere en Amsterdam zijn <strong>in</strong> 2030 een dubbelmetropool.<br />
Er v<strong>in</strong>dt schaalvergrot<strong>in</strong>g plaats en er zijn nieuwe<br />
bestuurlijke autoriteiten. Een blijvend probleem is<br />
de verhoud<strong>in</strong>g tussen de oude en nieuwe stad. Zoals<br />
we nu ook naar de Vogelaarwijken kijken. Dat is een<br />
cyclus. Ik denk dat de ontwikkel<strong>in</strong>g naar een dubbelmetropool<br />
die tegenstell<strong>in</strong>g versterkt. Almere zal<br />
zich op tijd moeten realiseren dat de bestaande stad net<br />
zo belangrijk is als de bouwopgave van zestigduizend<br />
won<strong>in</strong>gen. Maar de vraag is wat al gezaaid is aan<br />
toekomstige problemen en of je daar op tijd bij bent,<br />
of je dat überhaupt kunt zijn. Het is een stukje van<br />
de eerder genoemde nuancer<strong>in</strong>g. Vooruitstrevende<br />
plannen, zoals destijds de uitbreid<strong>in</strong>gswijk Dukenburg<br />
<strong>in</strong> Nijmegen, zijn met de beste bedoel<strong>in</strong>gen gebouwd.<br />
Ze ontwikkelden zich echter op een manier die we<br />
niet voorzien hadden en waar we nu iets mee moeten.<br />
De grootste kans voor Almere en Amsterdam is het<br />
creëren van een uniek stedelijk woonmilieu dat verder<br />
<strong>in</strong> Nederland niet voorkomt. Goede strategische visies<br />
en lef en leiderschap is de manier om dat te bereiken. Ik<br />
ben benieuwd straks te zien hoe ons dat is gelukt.”<br />
Samantha Volgers (samantha@bureaumiddelkoop.nl) is als adviseur en<br />
onderzoeker werkzaam bij Bureau Middelkoop. Michel van Wijk (mvw@sadc.nl) is<br />
projectleider gebiedsontwikkel<strong>in</strong>g bij SADC. Beide zijn redacteur van <strong>Rooilijn</strong>.
<strong>Rooilijn</strong><br />
Recensies<br />
Hugo Priemus<br />
Jg. 41 / Nr. 5 / 2008<br />
Stedelijk vernieuw<strong>in</strong>gsbeleid<br />
Groot-Brittannië<br />
helpt niet<br />
Leunig, Tim & James Swaffield (2007)<br />
Cities Limited, Policy Exchange,<br />
London, 53 p., ISBN 978-1-906097-<br />
09-7, £ 10 [gratis download via www.<br />
policyexchange.org.uk]<br />
Policy Exchange is een onafhankelijke<br />
Engelse denktank, naar eigen<br />
zeggen gericht op de ontwikkel<strong>in</strong>g<br />
en de bevorder<strong>in</strong>g van nieuwe<br />
beleidsideeën die leiden tot een vrije<br />
maatschappij, gebaseerd op sterke<br />
gemeenschappen, persoonlijke vrijheid,<br />
een beperkte overheid, nationaal<br />
zelfvertrouwen en een ondernemende<br />
cultuur. Onder auspiciën<br />
van Policy Exchange schreven Tim<br />
Leunig en James Swaffield, beiden<br />
verbonden aan de London School<br />
of Economics and Political Science<br />
(LSE), een beknopte studie over de<br />
effectiviteit van Brits stedelijk beleid<br />
<strong>in</strong> de afgelopen jaren, getiteld Cities<br />
Limited. Na een voorwoord van Paul<br />
Cheshire, hoogleraar Economische<br />
Geografie aan de LSE, formuleren<br />
Leunig en Swaffield de centrale<br />
probleemstell<strong>in</strong>g van hun studie: ‘Is<br />
stedelijk beleid, <strong>in</strong> welke vorm dan<br />
ook, er<strong>in</strong> geslaagd om een ommekeer<br />
teweeg te brengen <strong>in</strong> het lot van<br />
onze achterstandssteden (decl<strong>in</strong><strong>in</strong>g<br />
cities)?’ De studie is gericht op 18<br />
grote en middengrote steden die <strong>in</strong><br />
de afgelopen tien jaar de ontvangers<br />
waren van substantiële <strong>in</strong>terventies<br />
van stedelijk beleid.<br />
Recensies<br />
Na enkele <strong>in</strong>leid<strong>in</strong>gen over de rol van<br />
steden en de geschiedenis van de Britse<br />
verstedelijk<strong>in</strong>g presenteren de auteurs<br />
een mooie, beknopte geschiedenis van<br />
het stedelijk beleid <strong>in</strong> Groot-Brittannië.<br />
De auteurs brengen de genealogie<br />
van het Britse stedelijk beleid <strong>in</strong> beeld.<br />
Vervolgens zoomt de analyse <strong>in</strong> op<br />
het stedelijke herstructurer<strong>in</strong>gsbeleid<br />
<strong>in</strong> Groot-Brittannië s<strong>in</strong>ds 1997, dat<br />
uitvoerig wordt gespecificeerd. In<br />
hoofdstuk vijf volgt de evaluatie van<br />
het Britse stedelijk beleid. De auteurs<br />
kiezen niet voor de vaak toegepaste<br />
micro-evaluatie, waarbij de output<br />
van programma’s wordt gemeten en<br />
beoordeeld maar passen een macroevaluatie<br />
toe. De volgende vraag staat<br />
centraal: Wat is er gebeurd met steden<br />
die het object waren van significante<br />
<strong>in</strong>terventies van stedelijk beleid <strong>in</strong><br />
de afgelopen tien jaar? De onderliggende<br />
vraag is eigenlijk: wat zou er<br />
zijn gebeurd zonder de <strong>in</strong>zet van een<br />
stedelijk stimuler<strong>in</strong>gsprogramma?<br />
Door hun aanpak proberen de auteurs<br />
<strong>in</strong>zicht te krijgen <strong>in</strong> de additionaliteit van<br />
het programma en <strong>in</strong> mogelijke verdr<strong>in</strong>g<strong>in</strong>gseffecten.<br />
Het gaat dus om de<br />
vraag of de begunstigde steden op basis<br />
van subsidies en andere stimulansen<br />
voor stedelijke herstructurer<strong>in</strong>g, al of<br />
niet schitterende successen boeken en<br />
niet om de effecten van afzonderlijke<br />
regel<strong>in</strong>gen.<br />
De geselecteerde 16 Engelse steden<br />
blijken <strong>in</strong> de periode 1994-2007<br />
allemaal geconfronteerd te zijn<br />
geweest met tenm<strong>in</strong>ste vier en ten<br />
hoogste acht verschillende regel<strong>in</strong>gen.<br />
Achtereenvolgens gaan de auteurs<br />
na hoe <strong>in</strong> elk van de steden het Bruto<br />
P. 374<br />
Regionaal Product per hoofd van de<br />
bevolk<strong>in</strong>g, het persoonlijk <strong>in</strong>komen,<br />
werkloosheid, won<strong>in</strong>gprijzen en verhuiswensen<br />
zich hebben ontwikkeld.<br />
Deze scores worden vergeleken met<br />
de ontwikkel<strong>in</strong>g van het gemiddelde<br />
<strong>in</strong> Groot-Brittannië. De uitgevoerde<br />
analyse laat zien dat het Britse stedelijk<br />
beleid niet effectief is geweest (“urban<br />
policy has not worked”; p. 45) en voorts<br />
dat, volgens een recent rapport van de<br />
Joseph Rowntree Foundation waarnaar<br />
de auteurs verwijzen (Dorl<strong>in</strong>g e.a.,<br />
2007), <strong>in</strong> de periode 1990-2000 meer<br />
en meer mensen geconcentreerd zijn<br />
geraakt <strong>in</strong> enclaves van grote armoede.<br />
Ten opzichte van het nationaal gemiddelde<br />
en ten opzichte van een geselecteerde<br />
groep ‘succesvolle steden’<br />
presteren de steden die object waren<br />
van stedelijk stimuler<strong>in</strong>gsbeleid slecht<br />
(‘poorly’). Het Bruto Regionaal Product<br />
lag <strong>in</strong> 1997 rond 7 procent achter bij het<br />
nationaal gemiddelde. De achterstand<br />
was <strong>in</strong> 2004 opgelopen tot 14 procent.<br />
De steekproef van succesvolle steden<br />
vergrootte <strong>in</strong> dezelfde periode zijn<br />
voorsprong van 29 procent <strong>in</strong> 1997 tot<br />
46 procent <strong>in</strong> 2004. Eenzelfde conclusie<br />
geldt voor het persoonlijk <strong>in</strong>komen en<br />
de werkloosheid. De won<strong>in</strong>gprijzen <strong>in</strong><br />
de steden die object waren van stedelijk<br />
beleid, zijn m<strong>in</strong>der gestegen (gemiddeld<br />
£ 82.000) tussen 1994 en 2005, m<strong>in</strong>der<br />
dan gemiddeld <strong>in</strong> Groot-Brittannië en<br />
veel m<strong>in</strong>der dan <strong>in</strong> de geselecteerde<br />
successteden (gemiddeld £ 125.000 <strong>in</strong><br />
dezelfde periode).<br />
Leunig en Swaffield trekken twee verontrustende<br />
conclusies (p. 8): “Across<br />
all of our <strong>in</strong>dicators, cities which have<br />
received significant urban policy <strong>in</strong>ter-
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008<br />
Recensies<br />
vention and fund<strong>in</strong>g, not only failed to<br />
converge with other UK cities, but they<br />
slipped farther beh<strong>in</strong>d.” En voorts: “The<br />
relative gap <strong>in</strong> liv<strong>in</strong>g standards between<br />
the nation as a whole and people<br />
liv<strong>in</strong>g <strong>in</strong> these towns [de steden die<br />
onderworpen waren aan stimulerend<br />
stedelijk beleid] is grow<strong>in</strong>g.”<br />
De auteurs melden dat het rapport<br />
Cities limited is bedoeld als het eerste<br />
<strong>in</strong> een serie van drie. De tweede studie<br />
is gericht op de ervar<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> Europa,<br />
Azië en Noord-Amerika om na te gaan<br />
wat van successen en mislukk<strong>in</strong>gen<br />
<strong>in</strong> andere landen kan worden geleerd.<br />
In het derde deel <strong>in</strong> de trilogie zullen<br />
de aanbevel<strong>in</strong>gen centraal staan. De<br />
auteurs beloven ‘alomvattende’ en<br />
‘radicale’ aanbevel<strong>in</strong>gen die een nieuwe<br />
visie zullen brengen voor mensen <strong>in</strong><br />
probleemsteden. Het lijkt de moeite<br />
waard om van de complete trilogie<br />
kennis te nemen.<br />
Op de studie van Leunig en Swaffield<br />
valt wel wat af te d<strong>in</strong>gen. Als er als<br />
object van f<strong>in</strong>anciële stimuler<strong>in</strong>gsmaatregelen<br />
steden worden gekozen die<br />
het economisch slecht doen, dan mag<br />
<strong>in</strong> het algemeen niet worden verwacht<br />
dat deze steden daardoor b<strong>in</strong>nen<br />
enkele jaren zullen oprukken naar een<br />
toppositie. De economische structuur<br />
wordt door overheidsmaatregelen<br />
gewoonlijk niet veranderd. De analyse<br />
van Leunig en Swaffield beantwoordt<br />
de vraag niet wat er met de 18 steden<br />
zou zijn gebeurd, als er helemaal geen<br />
maatregelen zouden zijn genomen.<br />
Niettem<strong>in</strong> is de analyse van Leunig<br />
en Swaffield belangwekkend, ook<br />
voor de Nederlandse praktijk. Als het<br />
Nederlandse kab<strong>in</strong>et het perspectief<br />
schetst dat 40 probleemwijken b<strong>in</strong>nen<br />
tien jaar zullen worden getransformeerd<br />
tot prachtwijken, dan is dat<br />
geheel <strong>in</strong> strijd met de analyse van<br />
Leunig en Swaffield. Deze analyse<br />
speelde zich af op stedelijk niveau en<br />
niet op wijkniveau. Toch mag het boek<br />
Cities limited worden beschouwd als<br />
een waarschuw<strong>in</strong>g tegen te hooggestemde<br />
verwacht<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de stedelijke<br />
vernieuw<strong>in</strong>g en voorts als een pleidooi<br />
voor effectief stedelijk beleid.<br />
Hugo Priemus (h.priemus@tudelft.nl) is<br />
emeritus hoogleraar volkshuisvest<strong>in</strong>g en<br />
verbonden aan het Onderzoeks<strong>in</strong>stituut OTB van<br />
de Technische Universiteit Delft.<br />
Literatuur<br />
Dorl<strong>in</strong>g, D., J. Rigby, B. Wheeler, D. Ballas, B.<br />
Thomas, E. Fahmy & R. Lupton (2007) Poverty,<br />
Wealth and Place <strong>in</strong> Brita<strong>in</strong>, 1968 to 2005, Joseph<br />
Rowntree Foundation, London<br />
Gert-Joost Peek<br />
Een verbandtrommel<br />
voor stedelijkheid?<br />
Majoor, Stan (2008) Disconnected<br />
Innovations. New Urbanity <strong>in</strong> Large-<br />
Scale Development Projects: Zuidas<br />
Amsterdam, Ørestad Kopenhagen,<br />
and Forum Barcelona, Eburon, Delft,<br />
268 p., ISBN 978-90-5972-238-5, €<br />
29.00<br />
Het proefschrift Disconnected<br />
Innovations van Stan Majoor doet<br />
verslag van de totstandkom<strong>in</strong>g van<br />
stedelijkheid <strong>in</strong> grote projecten<br />
vanuit sociologisch perspectief.<br />
Majoor beschouwt drie grootschalige<br />
P. 375<br />
gebiedsontwikkel<strong>in</strong>gen van strategisch<br />
belang voor de ontwikkel<strong>in</strong>g van<br />
de stad: Zuidas Amsterdam, Ørestad<br />
Kopenhagen en Forum Barcelona.<br />
Dergelijke grootschalige stedelijke<br />
<strong>in</strong>- of uitbreid<strong>in</strong>gen zijn geboren uit<br />
de behoefte aan goed bereikbare<br />
concentraties van grootschalige, veelal<br />
zakelijke functies waarvoor de historische<br />
b<strong>in</strong>nenstad onvoldoende ruimte<br />
biedt. Aanleid<strong>in</strong>g voor het onderzoek<br />
is de teleurstellende stadrandse stedelijkheid<br />
van deze gebieden. Majoor<br />
detecteert een tegenbeweg<strong>in</strong>g: new<br />
urbanity. Dit normatieve plann<strong>in</strong>gsconcept,<br />
dat hij def<strong>in</strong>ieert als “a (proposal<br />
for a) considerable program of spatial<br />
functions alongside a program of office<br />
construction, plus a certa<strong>in</strong> ambition<br />
to spatially <strong>in</strong>tegrate and/or connect<br />
different uses, either by locat<strong>in</strong>g them<br />
close to each other, or by propos<strong>in</strong>g<br />
the shared use of build<strong>in</strong>gs” (p. 38),<br />
speelde een belangrijke rol <strong>in</strong> de<br />
<strong>in</strong>itiatieffase van de drie cases.
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008<br />
Recensies<br />
Naast een louter ruimtelijke <strong>in</strong>novatie,<br />
ziet hij nieuwe stedelijkheid staan voor<br />
“het betrekken van een bredere groep van<br />
partijen en belangen bij de besluitvorm<strong>in</strong>g<br />
om projecten hierdoor een bredere<br />
weerslag te laten zijn van de complexiteit<br />
van stedelijkheid” (p. 246 [Nederlandse<br />
samenvatt<strong>in</strong>g]). Majoor onderzoekt vanuit<br />
sociologisch perspectief de veranker<strong>in</strong>g<br />
van de gebiedsontwikkel<strong>in</strong>gen en meer<br />
specifiek van de ambities van nieuwe stedelijkheid<br />
<strong>in</strong> de metropolitan action space,<br />
bestaande uit vier dome<strong>in</strong>en: private<br />
actoren, <strong>in</strong>terregionale en <strong>in</strong>ternationale<br />
overheden, <strong>in</strong>traregionale overheden en<br />
sociaal-maatschappelijke en culturele<br />
actoren. Deze veranker<strong>in</strong>g operationaliseert<br />
hij door de sociale normen die de<br />
betrokken actoren <strong>in</strong> het project hanteren<br />
en die tevens de koppel<strong>in</strong>g vormen naar<br />
de concrete gang van zaken zoals we deze<br />
kunnen waarnemen.<br />
Naast de wetenschappelijke vraag naar<br />
begrip van de dynamiek van deze veranker<strong>in</strong>g,<br />
stelt Majoor de vraag wat we van<br />
de drie projecten kunnen leren over de<br />
condities voor het realiseren van nieuwe<br />
stedelijkheid <strong>in</strong> grootschalige ruimtelijke<br />
ontwikkel<strong>in</strong>gsprojecten. Conclusie is dat<br />
alle drie de projecten vooralsnog falen<br />
<strong>in</strong> het realiseren van nieuwe stedelijkheid.<br />
De belangrijkste oorzaak hiervan is<br />
volgens Majoor zwaktes <strong>in</strong> de veranker<strong>in</strong>g<br />
<strong>in</strong> de metropolitane actieruimte,<br />
waarbij vooral opvalt dat <strong>in</strong> alle cases de<br />
relatie met het sociaal-maatschappelijke<br />
en culturele dome<strong>in</strong> onderontwikkeld<br />
is. In geen van de cases heeft de ambitie<br />
van nieuwe stedelijkheid zich ontwikkeld<br />
tot een betekenisvolle sociale norm. Een<br />
belangrijke oorzaak voor deze teleurstellende<br />
stand van zaken is het <strong>in</strong>troverte<br />
karakter van de projectorganisaties die<br />
sterk gericht zijn op het realiseren van<br />
specifieke deelprojecten.<br />
Promotieonderzoek dient wetenschap<br />
en – getuige de vraagstell<strong>in</strong>gen hier –<br />
praktijk een stapje verder te brengen.<br />
Ik beoordeel deze bijdrage vanuit<br />
het vakgebied gebiedsontwikkel<strong>in</strong>g.<br />
Majoor is helder over zijn wetenschappelijke<br />
bijdrage (p. 236). Sterk v<strong>in</strong>dt hij<br />
zijn theoretisch raamwerk waar<strong>in</strong> hij<br />
koppel<strong>in</strong>gen legt tussen het handelen<br />
van actoren en de veranker<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de<br />
metropolitane actieruimte en het<br />
normatieve karakter van dat handelen<br />
via het construct van de sociale norm.<br />
Zwak v<strong>in</strong>dt hij dat via de gekozen onderzoeksmethode<br />
niet voldoende duidelijk<br />
gemaakt kan worden wat nu precies<br />
de relatie is tussen het handelen van<br />
de actoren uit de vier dome<strong>in</strong>en en de<br />
sociale norm van nieuwe stedelijkheid.<br />
Er ontbreken verwijz<strong>in</strong>gen naar recent<br />
onderzoek over gebiedsontwikkel<strong>in</strong>g,<br />
zoals Bruil e.a. (2004) en Verbart (2004),<br />
waar<strong>in</strong> naast op de besluitvorm<strong>in</strong>g bij<br />
vergelijkbare stedelijke projecten ook<br />
wordt <strong>in</strong>gegaan op het tot stand komen<br />
van ruimtelijke oploss<strong>in</strong>gen, de planvorm<strong>in</strong>g,<br />
en de koppel<strong>in</strong>g tussen beide.<br />
Vraag is of de sociale norm van nieuwe<br />
stedelijkheid juist <strong>in</strong> de keuzen b<strong>in</strong>nen<br />
de planvorm<strong>in</strong>g sterk naar voren komt.<br />
Via de gekozen casestudiemethode<br />
ontstaan wel globale projectbeschrijv<strong>in</strong>gen,<br />
die een goed beeld geven van de<br />
context van de projecten en de ontwikkel<strong>in</strong>g<br />
ervan <strong>in</strong> termen van gekozen<br />
ruimtelijke oploss<strong>in</strong>gen maar niet van<br />
de achterliggende afweg<strong>in</strong>gen tussen<br />
mogelijke alternatieven. Onderzoek<br />
P. 376<br />
naar bijvoorbeeld de totstandkom<strong>in</strong>g<br />
van ontwerpoploss<strong>in</strong>gen en de rol die<br />
waarden van actoren hierbij spelen had<br />
het analysekader van sociale normen<br />
explicieter en preciezer kunnen maken.<br />
Bovendien had zo de globale def<strong>in</strong>itie<br />
van nieuwe stedelijkheid verder uitgewerkt<br />
kunnen worden.<br />
In onderzoek over gebiedsontwikkel<strong>in</strong>g<br />
wordt ook een meer filosofische vraag<br />
over stedelijkheid gesteld: hoe relevant<br />
is het achterliggende ideaaltype van<br />
nieuwe stedelijkheid zoals Majoor deze<br />
hanteert en die blijkbaar ook bij actoren<br />
<strong>in</strong> de projecten leeft? Dit is de oude<br />
b<strong>in</strong>nenstad, die – refererend aan Jane<br />
Jacobs – te typeren is als kle<strong>in</strong>schalig,<br />
levendig, gemengd en met een hoge<br />
dichtheid. Vraag is of we niet op zoek<br />
moeten naar een ander referentiebeeld<br />
van stedelijkheid dat beter aansluit bij<br />
de wijze waarop moderne mensen het<br />
(<strong>in</strong>ternationale) stedelijk netwerklandschap<br />
gebruiken. Majoor stapt over<br />
deze fundamentele vraag heen en richt<br />
zich vervolgens op een analyse van het<br />
proces dat nodig is voor het succesvol<br />
realiseren van zijn nieuwe stedelijkheid.<br />
Van de aanbevel<strong>in</strong>gen voor de<br />
praktijk van gebiedsontwikkel<strong>in</strong>g<br />
op basis van het verleden van de<br />
drie projecten mogen we geen al te<br />
hoge verwacht<strong>in</strong>gen hebben, ook al<br />
omdat het geen best-practices zijn.<br />
Eén belangrijke aanbevel<strong>in</strong>g voor het<br />
realiseren van nieuwe stedelijkheid <strong>in</strong><br />
de praktijk is het bevorderen van de<br />
verbondenheid met het dome<strong>in</strong> van<br />
sociaal-maatschappelijke en culturele<br />
actoren. Het geobserveerde gebrek<br />
hieraan is volgens mij niet het grootste
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008<br />
Signalemet<br />
probleem. In gebiedsontwikkel<strong>in</strong>g<br />
is het belangrijk een onderscheid te<br />
maken tussen actoren op basis van<br />
de middelen die zij kunnen <strong>in</strong>brengen<br />
en deze niet als gelijk te beschouwen.<br />
Sociaal-maatschappelijke en<br />
culturele actoren missen de middelen<br />
om een gebied te ontwikkelen, <strong>in</strong><br />
tegenstell<strong>in</strong>g tot private actoren.<br />
Ik zie dan ook veel <strong>in</strong> een andere<br />
aanbevel<strong>in</strong>g van Majoor dat het voor<br />
publieke actoren van groot belang is<br />
te zoeken naar private partijen die een<br />
langetermijnbelang <strong>in</strong> de gebiedsontwikkel<strong>in</strong>g<br />
willen nemen. Voorbeelden<br />
uit Amsterdam, zoals het filmmuseum<br />
<strong>in</strong> Overhoeks en Post CS, de<br />
bibliotheek en het conservatorium<br />
op Oosterdokseiland, laten zien<br />
dat dergelijke partijen zelfs ook de<br />
betrokkenheid van de maatschappelijke<br />
en culturele sector stimuleren.<br />
Het onderzoek maakt aannemelijk dat<br />
de geobserveerde ger<strong>in</strong>ge veranker<strong>in</strong>g<br />
van de drie projecten <strong>in</strong> de<br />
gehele metropolitane actieruimte niet<br />
bijdraagt aan de totstandkom<strong>in</strong>g van<br />
nieuwe stedelijkheid. Het toetsen van<br />
het analysekader van de sociale norm<br />
is moeilijk gebleken. Majoor legt sterk<br />
de nadruk op disconnected en geeft<br />
te we<strong>in</strong>ig aandacht aan <strong>in</strong>novations.<br />
Nieuwe stedelijkheid als <strong>in</strong>novatie<br />
ontstaat uit meer dan functiemix en<br />
schaalniveau. Ik sluit me graag aan<br />
bij Majoors slotz<strong>in</strong>: “F<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g a balance<br />
between organized physical <strong>in</strong>terventions<br />
and more organic processes<br />
of city-build<strong>in</strong>g <strong>in</strong> a broader sense<br />
cont<strong>in</strong>ues to be at the heart of our<br />
profession” (p. 242). Wanneer deze<br />
professie de praktijk en wetenschap<br />
van gebiedsontwikkel<strong>in</strong>g is en deze<br />
gedef<strong>in</strong>ieerd kan worden als “de kunst<br />
van het verb<strong>in</strong>den van functies, discipl<strong>in</strong>es,<br />
partijen, belangen en geldstromen,<br />
met het oog op de (her-)ontwikkel<strong>in</strong>g<br />
van een gebied” (De Zeeuw, 2007, p. 7),<br />
dan vertelt Disconnected Innovations<br />
dat we nog een hele weg te gaan<br />
hebben.<br />
Gert-Joost Peek (gert-joost.peek@<strong>in</strong>grealestate.<br />
com) is director Research bij ING Real Estate<br />
Development International en verbonden aan de<br />
afdel<strong>in</strong>g Real Estate & Hous<strong>in</strong>g van de faculteit<br />
Bouwkunde aan de Technische Universiteit Delft.<br />
Literatuur<br />
Bruil, A.W., F.A.M. Hobma, G.J. Peek & G. Wigmans<br />
(red.) (2004) Integrale gebiedsontwikkel<strong>in</strong>g. Het<br />
stationsgebied ’s-Hertogenbosch, Sun, Amsterdam<br />
Verbart, J.S. (2004) Management van ruimtelijke<br />
kwaliteit. De ontwikkel<strong>in</strong>g en veranker<strong>in</strong>g van<br />
<strong>in</strong>richt<strong>in</strong>gsconcepten <strong>in</strong> het Utrechtse stationsgebied,<br />
Eburon, Delft<br />
Zeeuw, F. de (2007) De engel uit het marmer.<br />
Reflecties op gebiedsontwikkel<strong>in</strong>g, Technische<br />
Universiteit Delft, Delft<br />
P. 377<br />
Amsterdam, het mekka<br />
van de volkshuisvest<strong>in</strong>g<br />
Stissi, Vladimir (2007) Amsterdam, het<br />
mekka van de volkshuisvest<strong>in</strong>g. Sociale<br />
won<strong>in</strong>gbouw 1909–1942, Uitgeverij 010,<br />
Rotterdam, 520 p., ISBN 978-90-6450-<br />
574-4, € 39,50<br />
Met de revolutionaire Won<strong>in</strong>gwet van<br />
1901, het elan van bestuurders als<br />
Wibaut en de <strong>in</strong>spiratie van Berlage en<br />
later de Amsterdamse School heeft<br />
een handvol won<strong>in</strong>gbouwverenig<strong>in</strong>gen<br />
van het vooroorlogse Amsterdam <strong>in</strong><br />
een relatief korte periode een mekka<br />
van de volkshuisvest<strong>in</strong>g gemaakt. Zo<br />
kon de architectuur ontstaan waarvoor<br />
Amsterdam nog steeds geroemd wordt.<br />
In deze publicatie wordt uitgebreid<br />
<strong>in</strong>gegaan op de belangrijkste hoofdpersonen<br />
(architecten en bestuurders) en<br />
hun ideeën en op het bestuurlijke, <strong>in</strong>tellectuele<br />
en architectonische klimaat<br />
waar<strong>in</strong> deze <strong>in</strong>ternationaal geroemde<br />
volkswon<strong>in</strong>gbouw tot stand kwam.<br />
Het boek sluit af met een complete<br />
en rijk geïllustreerde catalogus van<br />
alle <strong>in</strong> deze periode gerealiseerde<br />
Amsterdamse won<strong>in</strong>gbouwprojecten<br />
<strong>in</strong>clusief plattegrond, gevelteken<strong>in</strong>gen<br />
en foto’s.
<strong>Rooilijn</strong><br />
Jg. 41 / Nr. 5 / 2008<br />
Column O. Naphta<br />
Laatst kwam ik het weer tegen. In een van de talloze <strong>in</strong>ter-<br />
views die zo karakteristiek zijn voor de gemakzuchtige<br />
journalistiek die tegenwoordig ook <strong>in</strong> de vakpers welig<br />
tiert. Vooral niet zelf studeren en analyseren, maar een of<br />
(echt briljant) twee of drie deskundigen het laten vertellen.<br />
Wat kwam ik tegen? Dat ‘we’ vroeger dachten dat de<br />
samenlev<strong>in</strong>g maakbaar was en dat we daar nu mooi vanaf<br />
zijn. Doorgaans wordt daarbij naar de wederopbouwwijken<br />
gewezen die voor een maakbare samenlev<strong>in</strong>g zouden<br />
zijn ontworpen.<br />
En nu? Nee, nu niet meer, debiteert de gemiddelde geïnterviewde.<br />
De samenlev<strong>in</strong>g is zo verspl<strong>in</strong>terd, gedifferentieerder,<br />
uiteenlopender van levenswijze en lifestyle. Nee,<br />
nu wordt maatwerk geleverd (hype s<strong>in</strong>ds AD 1995) en is<br />
er <strong>in</strong>teractieve plann<strong>in</strong>g om Jan en Allemans waarden<br />
<strong>in</strong> het plan te verknopen en te verkopen, zodat het plan<br />
een afdruk wordt van de multiwaardensamenlev<strong>in</strong>g. De<br />
postmoderne filosofie wordt er als bewijslast niet eens<br />
meer bijgesleept. Moeilijk verhaal ook wel.<br />
Opvallend is dat de neonconservatief-liberale (neoconlib)<br />
retoriek, onder het mom van niet-maakbaarheid,<br />
plannen en opvatt<strong>in</strong>gen verz<strong>in</strong>t die een veel hogere graad<br />
van maakbaarheid veronderstellen dan de constater<strong>in</strong>g<br />
achteraf dat de waarden en normen <strong>in</strong> de brave samenlev<strong>in</strong>g<br />
van de Wederopbouwtijd we<strong>in</strong>ig uit elkaar liepen.<br />
Neem nu de afschuwelijke gedachte van de levensloopbestendige<br />
won<strong>in</strong>g en woonbuurt (hype s<strong>in</strong>ds AD 1998)<br />
en bouwprogramma’s, shopp<strong>in</strong>g centers en cultuurvoorzien<strong>in</strong>gen<br />
voor naar levensstijl gescreende groepen<br />
van medeburgers. De grondgedachte is maakbaarheid,<br />
beheersbaarheid en de ruimtelijke schaal is kle<strong>in</strong>er: de<br />
buurt. De jongste trend van maakbaarheid betreft de<br />
kle<strong>in</strong>st mogelijke schaal: gez<strong>in</strong>, <strong>in</strong>dividu door kijken,<br />
meten en regelen achter de voordeur (hype AD 2006).<br />
De nietmaakbaarheidsfilosofen monitoren zich suf van<br />
de conceptie tot de geboorte en vanaf de geboorte tot de<br />
crèche, van de basisschool tot het VMBO tot de jeugdwerkloosheid<br />
en kle<strong>in</strong>e crim<strong>in</strong>aliteit.<br />
Column: De Nieuwe Maakbaarheid<br />
De Nieuwe Maakbaarheid<br />
P. 378<br />
Het aldus gemonitoorde (gepolitoerde wil mijn spell<strong>in</strong>g<br />
checker, niet zo gek) volk dient gekneed naar het evenbeeld<br />
van de nette, gemiddelde, behoorlijk geschoolde, zich<br />
fatsoenlijk gedragende en sociaal verantwoordelijke, wetende<br />
burgers. Het onontkoombare e<strong>in</strong>ddoel is het MAKEN van<br />
hard-werkende-burgers-met-een-baan-waar-onbetaaldeoveruren-normaal-zijn,<br />
opdat ze geen kattenkwaad uithalen,<br />
overlast veroorzaken, de boel onder de graffiti spuiten, hun<br />
afval op straat flikkeren, andere mensen lastig vallen met<br />
bedelpraatjes en rondlummelen op kosten van de belast<strong>in</strong>gbetaler.<br />
Hype AD 1850: het toen opkomende liberalisme zong<br />
het lied van schol<strong>in</strong>g en werk, werk en nog eens werk en van<br />
verantwoordelijke burgers die zich netjes (zedelijk) gedragen.<br />
En verantwoordelijk en netjes werd je na opleid<strong>in</strong>g en schol<strong>in</strong>g<br />
en spiegel<strong>in</strong>g aan de zich fatsoenlijk gedragende medemens.<br />
Schoon, heel en veilig (hype AD 1998-2008 die 10-jarig bestaan<br />
viert) is de neoconlibdoelstell<strong>in</strong>g voor de gewone man, vrees<br />
ik. Deze badkamerspreuk is ongeacht de samenstell<strong>in</strong>g van<br />
colleges van B en W en reger<strong>in</strong>gen de laatste tien jaar steeds<br />
loyaal overgenomen door de wethouder of m<strong>in</strong>ister van dienst<br />
en is uitgemond <strong>in</strong> het meest cynische etiket dat de beleidsmaffia<br />
kon verz<strong>in</strong>nen: prachtwijk. Deze wijk is het ultieme<br />
condensaat van maakbaarheid, een ondoordr<strong>in</strong>gbaar oerwoud<br />
van maatregelen en plannen op alle gebied, van achter de<br />
voordeur, via de tu<strong>in</strong> tot straten, ple<strong>in</strong>en, buurthuizen, scholen,<br />
corporatieburelen, gemeentelijke diensten, consultatiebureaus,<br />
m<strong>in</strong>isteries en talrijke particuliere en semi-particuliere<br />
adviesbureaus. Prachtwijken zijn kortom een profijtelijke <strong>in</strong>dustrie<br />
geworden waar niemand meer vanaf wil. Daar zou maar<br />
grote werkloosheid van komen onder de hard-werkendeburgers-met-een-baan-waar-onbetaalde-overuren-normaalzijn.<br />
Vermoedelijk zou ieder bedrijf aan de kosten-batenverhoud<strong>in</strong>g<br />
van deze <strong>in</strong>dustrie terstond failliet gaan, maar hier<br />
hebben we met nieuwe maakbaarheid te maken, die <strong>in</strong> staat is<br />
om haar aandacht evenwichtig te verdelen over alle partijen,<br />
doekjes voor het bloeden uitdeelt, prettige <strong>in</strong>komens verschaft<br />
en bless<strong>in</strong>gs <strong>in</strong> disguise aan politieke partijen verstrekt. Het is<br />
de b<strong>in</strong>nenlandse variant van de buitenlandse ontwikkel<strong>in</strong>gshulp,<br />
waarvan veertig prachtlanden profiteren.
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008<br />
Advertentie<br />
P. 379
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 41 / Nr. 5 / 2008 <strong>Rooilijn</strong> Kenniskr<strong>in</strong>g<br />
<strong>Rooilijn</strong> presenteert <strong>Rooilijn</strong> Kenniskr<strong>in</strong>g: een reeks halfjaarlijkse<br />
ennis RING 16 oktober 2008<br />
bijeenkomsten waar<strong>in</strong> aandacht wordt gegeven aan <strong>in</strong>teressante en actuele<br />
onderwerpen aangaande ruimtelijke plann<strong>in</strong>g. Op 16 oktober 2008 trapt de<br />
eerste Kenniskr<strong>in</strong>g af. <strong>Rooilijn</strong> nodigt jonge professionals, ervaren planners<br />
en studenten uit mee te praten over de toekomst van ons vak.<br />
P. 380<br />
Planologie van de Overvloed<br />
De maatschappij en de stad veranderen <strong>in</strong> een hoog tempo en meestal niet zoals<br />
dat was gepland. Sluit het huidige plann<strong>in</strong>gsstelsel nog wel aan bij de dynamiek<br />
van de samenlev<strong>in</strong>g? En wat zou de rol van de professional daar<strong>in</strong> moeten zijn?<br />
Inleid<strong>in</strong>g door<br />
Willem Hartman, directeur van Buro4DStad en auteur van ‘De Vloeibare Stad’<br />
Met reacties van onder meer<br />
Henk Ov<strong>in</strong>k, Directeur Generaal Ruimte, M<strong>in</strong>isterie van VROM<br />
Tess Broekmans, stedenbouwkundige en directeur van Urhahn Urban Design<br />
Arnold Reijndorp, bijzonder hoogleraar stadssociologie en directeur van<br />
Reijndorp BV, stedelijk onderzoek en advies<br />
Discussieleider<br />
Marco Kerstens, directeur Ruimte en Wonen van BMC<br />
Locatie<br />
Café Restaurant Dauph<strong>in</strong>e, Pr<strong>in</strong>s Bernardple<strong>in</strong> 175, Amsterdam<br />
Tijd<br />
17.00-18.30 met aansluitend een borrel<br />
Deelname is kosteloos.<br />
Aanmelden kan via <strong>in</strong>fo@rooilijn.nl<br />
In dit nummer van <strong>Rooilijn</strong> geeft Willem Hartman een <strong>in</strong>leid<strong>in</strong>g op het onderwerp.