22.09.2013 Views

De campus als publiek domein - Rooilijn

De campus als publiek domein - Rooilijn

De campus als publiek domein - Rooilijn

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Special Roeterseiland: 2 ha. stedelijkheid<br />

<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />

P. 229<br />

Stelling<br />

Leon <strong>De</strong>ben<br />

Interview<br />

“The challenge is to make the<br />

Roeterseiland part of the city”<br />

Achtergrond<br />

Compacte<br />

clusteruniversiteit<br />

1950-2010<br />

Broedmachine van de<br />

creatieve klasse<br />

<strong>De</strong> <strong>campus</strong> <strong>als</strong> een<br />

stad<br />

<strong>De</strong> <strong>campus</strong> <strong>als</strong><br />

<strong>publiek</strong> <strong>domein</strong><br />

Roeterseiland:<br />

van Complex naar<br />

Campus<br />

Tegels rechtleggen<br />

in de Wibautstraat<br />

<strong>Rooilijn</strong><br />

Tijdschrift voor wetenschap en beleid in de ruimtelijke ordening


<strong>Rooilijn</strong><br />

Colofon<br />

Uitgever<br />

<strong>Rooilijn</strong> is een uitgave van de<br />

Faculteit der Maatschappij en<br />

Gedragswetenschappen, Afdeling<br />

Geografie, Planologie en Internationale<br />

Ontwikkelingsstudies van de<br />

Universiteit van Amsterdam.<br />

Bureauredactie en administratie<br />

<strong>Rooilijn</strong><br />

Nieuwe Prinsengracht 130<br />

1018 VZ Amsterdam<br />

Telefoon: 020 525 4365<br />

Telefax: 020 525 4051<br />

Email: info@rooilijn.nl<br />

Internet: www.rooilijn.nl<br />

Kopij<br />

<strong>De</strong> redactie stelt spontane toezending<br />

van voorstellen voor artikelen op prijs.<br />

Auteursrichtlijnen treft u aan op<br />

www.rooilijn.nl of kunnen worden<br />

opgevraagd bij de bureauredactie.<br />

Advertenties<br />

Tarieven kunnen worden opgevraagd<br />

bij de bureauredactie.<br />

Prijzen jaarabonnement 2009<br />

40,00 euro voor particulieren<br />

64,00 euro voor instellingen<br />

26,50 euro voor studenten<br />

Prijs los nummer<br />

7,50 euro exclusief verzendkosten<br />

Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Colofon<br />

P. 230<br />

Abonnementen worden jaarlijks<br />

stilzwijgend verlengd, tenzij uiterlijk<br />

vóór 1 november schriftelijk is<br />

opgezegd.<br />

<strong>Rooilijn</strong><br />

Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />

Oplage: 11.100<br />

ISSN 13802860<br />

Redactie<br />

Annemarie Maarse (hoofdredacteur),<br />

Bart Sleutjes (eind- en beeldredacteur),<br />

Arend Jonkman (bureauredacteur),<br />

Maarten Rottschafer (penningmeester),<br />

Manuel Aalbers, Jelle Adamse,<br />

Wilma Bakker, Els Beukers, Marjolein<br />

Blaauboer, Margot <strong>De</strong>erenberg,<br />

Sebastian <strong>De</strong>mbski, Albertine van<br />

Diepen, Mendel Giezen, Joram<br />

Grünfeld, Nadav Haran, Eva Heinen,<br />

Carla Huisman, Femke Kloppenburg,<br />

Marije Koudstaal, Melika Levelt, Sabine<br />

Meier, Renee Nycolaas, Olivia Somsen,<br />

Andrew Switzer, Ineke Teijmant,<br />

Frans Thissen, Els Veldhuizen, Rick<br />

Vermeulen, Samantha Volgers,<br />

Clémentine Vooren, Hilde van Wijk<br />

Nummerredactie<br />

Carla Huisman, Annemarie Maarse,<br />

Ineke Teijmant, Frans Thissen,<br />

Samantha Volgers<br />

Rechten<br />

© Auteurs en Universiteit van<br />

Amsterdam, Afdeling Geografie,<br />

Planologie en Internationale<br />

Ontwikkelingsstudies.<br />

<strong>De</strong>ze uitgave heeft geen commercieel<br />

oogmerk. Getracht is alle rechthebbenden<br />

te achterhalen. Diegenen<br />

die menen <strong>als</strong>nog aanspraak te kunnen<br />

doen op gelden worden verzocht<br />

contact op te nemen met de redactie.<br />

Artikelen uit <strong>Rooilijn</strong> mogen niet<br />

worden verveelvoudigd, opgeslagen<br />

of openbaar gemaakt zonder<br />

voorafgaande schriftelijke toestemming<br />

van de redactie.<br />

Ontwerp en productie<br />

LandofPlenty (Antoin Buissink)<br />

Fotografie<br />

Alle fotografie door Marcel Heemskerk<br />

tenzij anders vermeld.<br />

Drukwerk<br />

Dékavé, Alkmaar


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />

Redactioneel<br />

Redactioneel<br />

Roeterseiland wordt bouwput<br />

P. 231<br />

<strong>De</strong> Universiteit van Amsterdam is in verbouwing. Na de afronding van<br />

het Science Park in de Watergraafsmeer is het Roeterseiland aan de beurt.<br />

<strong>De</strong> Faculteit der Maatschappij en Gedragswetenschappen heeft <strong>Rooilijn</strong><br />

medio 2008 benaderd met het verzoek een speciale uitgave over de<br />

verbouwingsplannen voor het Roeterseiland te maken. Alhoewel <strong>Rooilijn</strong><br />

doorgaans geen uitgaven in opdracht maakt, vond de redactie dit een<br />

bijzondere kans. <strong>Rooilijn</strong> kan bij uitstek de plannen voor het Roeterseiland<br />

in een breder perspectief plaatsen. Naast de informatiebrieven en glossy<br />

folders met toekomstplaatjes die tot het standaardrepertoire van de<br />

communicatie-afdeling behoren, kan met deze speciale uitgave van<br />

<strong>Rooilijn</strong> dieper op de achtergrond van de verbouwing worden ingegaan.<br />

In deze special komen verschillende inv<strong>als</strong>hoeken aan bod. Dick Schuiling,<br />

al jarenlang werkzaam aan de UvA, geeft een historisch overzicht van de<br />

relatie tussen universiteit en stad. Met name na de Tweede Wereldoorlog<br />

heeft de UvA tal van verbouwingsplannen gemaakt die stuk voor stuk<br />

na breed verzet, soms onder leiding van Schuiling zelf, op de plank zijn<br />

beland. Met de huidige plannen wordt het tij gekeerd. Dit keer gaan ze<br />

écht door! <strong>De</strong> drie decanen van de faculteiten die straks het Roeterseiland<br />

zullen ‘bewonen’, de vice-voorzitter van het College van Bestuur en een<br />

studentenvertegenwoordiger treden met elkaar in gesprek over nut en<br />

noodzaak van de verbouwing en de punten die nog aandacht verdienen.<br />

<strong>De</strong> architect van de nieuwbouw, Simon Allford, geeft een toelichting op<br />

de plannen en presenteert in het beeldkatern de toekomstbeelden van het<br />

vernieuwde Roeterseiland. Naast concrete bijdragen over de verbouwing<br />

van het Roeterseiland, kijkt een aantal auteurs met wat meer afstand naar<br />

de plannen. Arnold Reijndorp en Robert Kloosterman, beiden verbonden<br />

aan de UvA, kijken respectievelijk naar de rol van <strong>campus</strong>vorming op het<br />

<strong>publiek</strong>e <strong>domein</strong> en de rol van de UvA voor Amsterdam <strong>als</strong> kennisstad.<br />

Monique Arkesteijn en Alexandra den Heijer gaan in op <strong>campus</strong>vorming<br />

in het algemeen. Zef Hemel en Ton Schaap, ten slotte, bekijken de<br />

verbouwing van het Roeterseiland van een hoger schaalniveau <strong>als</strong><br />

onderdeel van de aanpak van de Wibautas.<br />

<strong>De</strong> redactie heeft met veel plezier aan dit extra nummer gewerkt en hoopt<br />

met deze bijdrage meer inzicht te geven in het hoe en waarom van de<br />

toekomstige bouwput.<br />

Annemarie Maarse<br />

Hoofdredacteur <strong>Rooilijn</strong> (annemarie@rooilijn.nl)


<strong>Rooilijn</strong> Special Roeterseiland: 2 ha. stedelijkheid<br />

foto: Hilde van Wijk<br />

P. 232


Special Roeterseiland: 2 ha. stedelijkheid<br />

<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />

Inhoud<br />

Inhoud<br />

234 Inleiding<br />

<strong>De</strong> plannen<br />

Toelichting op de herstructureringsplannen<br />

van het Roeterseiland<br />

<strong>De</strong> redactie<br />

237 Stelling<br />

“<strong>De</strong> verbondenheid met de<br />

binnenstad is essentieel voor de<br />

aantrekkelijkheid van zowel de<br />

UvA <strong>als</strong> van Amsterdam”<br />

Leon <strong>De</strong>ben<br />

238 Achtergrond<br />

Compacte clusteruniversiteit<br />

1950-2010<br />

Ervaring leert: verwevenheid tussen<br />

universiteit en stad is nog een grote<br />

opgave<br />

Dick Schuiling<br />

248 Interview<br />

“The challenge is to make the<br />

Roeterseiland part of the city”<br />

Interview met Simon Allford, architect<br />

van de herstructurering van het<br />

Roeterseiland<br />

Sabine Meier en Samantha Volgers<br />

252 <strong>De</strong> <strong>campus</strong> <strong>als</strong> een stad<br />

Bouwen Nederlandse universiteiten<br />

hun eigen stad of wordt de <strong>campus</strong><br />

onderdeel van de bestaande stad?<br />

Monique Arkesteijn en Alexandra den<br />

Heijer<br />

260 InBeeld<br />

Het nieuwe Roeterseiland<br />

Het Amsterdamse Quartier Latin?<br />

Simon Allford<br />

270 Roeterseiland: van Complex<br />

naar Campus<br />

<strong>De</strong> nieuwe gebruikers zetten in op<br />

academische meerwaarde voor minder<br />

geld en meer stad en nog meer fietsen<br />

Carla Huisman en Ineke Teijmant<br />

P. 233<br />

278 Broedmachine van de<br />

creatieve klasse<br />

Een meer strategische blik op het<br />

belang van hoogopgeleiden voor<br />

Amsterdam zou geen kwaad kunnen<br />

Robert Kloosterman<br />

284 <strong>De</strong> <strong>campus</strong> <strong>als</strong> <strong>publiek</strong><br />

<strong>domein</strong><br />

Teken het gebouwencomplex <strong>als</strong><br />

onderdeel van de openbare ruimte van<br />

de stad. Nu kan het nog!<br />

Arnold Reijndorp<br />

288 Tegels rechtleggen in de<br />

Wibautstraat<br />

In gesprek met Zef Hemel en Ton<br />

Schaap: “We moeten van die straat gaan<br />

houden!”<br />

Annemarie Maarse<br />

296 Recensie<br />

> <strong>De</strong> universiteit <strong>als</strong> ontwikkelaar<br />

Global universities and urban<br />

development. Case studies and analysis<br />

Els Beukers<br />

297 Signalement<br />

> Higher Education and Regions:<br />

Globally Competitive, Locally Engaged,<br />

298 Column<br />

Universitas<br />

O. Naphta


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />

Inleiding: <strong>De</strong> plannen<br />

Inleiding<br />

<strong>De</strong> plannen<br />

<strong>De</strong> Universiteit van Amsterdam (UvA) werkt aan de<br />

clustering van haar faculteiten op vier plaatsen in de<br />

stad. Met de oplevering van het Science Park in de<br />

Watergraafsmeer komt het Bètacluster gereed. <strong>De</strong><br />

Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en<br />

Informatica (FNWI) neemt er dit jaar haar intrek. Door<br />

het vertrek van de FNWI komt op het Roeterseiland<br />

een aantal gebouwen vrij. <strong>De</strong>ze worden de komende<br />

jaren ingrijpend verbouwd zodat de gehele Faculteit<br />

der Maatschappij- en Gedragswetenschappen (FMG)<br />

en de Faculteit der Rechtsgeleerdheid (FdR) er kunnen<br />

worden gehuisvest. Samen met de Faculteit Economie<br />

en Bedrijfskunde vormen ze het Gammacluster. Door<br />

deze schuifoperatie komt een aantal locaties op de<br />

Oudemanhuispoort en het Binnengasthuisterrein vrij.<br />

In dit Alfacluster wordt in de toekomst de Faculteit der<br />

Geesteswetenschappen en de universiteitsbibliotheek<br />

gehuisvest. Het vierde cluster, de Faculteit der<br />

Geneeskunde, is het Academisch Medisch Centrum,<br />

gesitueerd in Amsterdam Zuidoost.<br />

<strong>De</strong> UvA heeft verschillende redenen om de faculteiten<br />

te clusteren. <strong>De</strong> eerste reden is een financiële. <strong>De</strong> UvA<br />

is op dit moment in vijfenzestig gebouwen gehuisvest,<br />

met flinke beheerskosten tot gevolg. Elk gebouw heeft<br />

bijvoorbeeld een portier nodig en moet apart worden<br />

verwarmd. Door clustering van faculteiten kan het<br />

beheer efficiënter worden georganiseerd. <strong>De</strong> UvA<br />

wil jaarlijks niet meer dan twaalf procent van haar<br />

budget besteden aan huisvesting. <strong>De</strong> solvabiliteit, de<br />

verhouding tussen het eigen en het vreemd vermogen,<br />

mag niet onder twintig procent zakken, zodat de<br />

universiteit financieel gezond blijft. Als de UvA haar<br />

huisvesting binnen deze uitgangspunten wil vormgeven<br />

dan moet het aantal vierkante meters wat ze bezit en<br />

beheert omlaag. Een tweede, eveneens belangrijke reden<br />

is de mogelijkheid de samenwerking tussen verwante<br />

disciplines te vergroten en gezamenlijke onderzoeks- en<br />

onderwijsprogramma’s op te zetten. <strong>De</strong> studies Rechten<br />

P. 234<br />

Door de redactie<br />

en Economie liggen bijvoorbeeld op tal van vlakken<br />

sterk in elkaars verlengde. Als ze ondergebracht worden<br />

op één locatie wordt het gemakkelijker om samen te<br />

werken. Ten slotte biedt clustering meer flexibiliteit.<br />

<strong>De</strong> studentenaantallen wisselen sterk per jaar en<br />

zijn moeilijk voorspelbaar. In grotere gebouwen kan<br />

makkelijker worden ingedikt en uitgedijt.<br />

Het nieuwe Roeterseiland<br />

Het Roeterseiland was vroeger het ‘afvalputje’ van de<br />

grachtengordel. Het gebied heeft dienst gedaan <strong>als</strong><br />

afv<strong>als</strong>tort, industrieterrein en tramremise alvorens de<br />

UvA zich er rond 1900 vestigde. In de jaren zestig en<br />

zeventig zijn de gebouwen A, B en C gerealiseerd. Het<br />

stedenbouwkundige plan uit die tijd is erg naar binnen<br />

gekeerd. Daar komt met de nieuwe plannen verandering<br />

in. <strong>De</strong> gebouwen B en C worden na verhuizing van de<br />

FNWI verbouwd, zodat de FMG er haar intrek kan<br />

nemen (2010-2013). Ook Psychologie, nu gehuisvest in<br />

gebouw A, verhuist naar het verbouwde deel. Gebouw A<br />

wordt vervolgens getransformeerd tot Rechtenfaculteit<br />

(2014-2015). Gebouw I, de Diamantslijperij, wordt<br />

gerenoveerd en uitgebreid (2010). Hier komt CREA, de<br />

culturele organisatie van de UvA, in.<br />

<strong>De</strong> schuifoperatie moet een nieuw karakter geven aan<br />

het Roeterseiland. Van een van de buurt afgesloten<br />

rommelig geheel van gebouwen, wordt het gebied<br />

getransformeerd tot stedelijk studie- en werkgebied,<br />

onderdeel van de buurt. Eén van de belangrijkste<br />

onderdelen van de plannen is de opwaardering van de<br />

Nieuwe Achtergracht tot centrale as van het gebied. Aan<br />

de gracht komen de hoofdingangen van de universiteit<br />

en op de begane grond komen horeca en commerciële<br />

voorzieningen. In het deel van gebouw B boven de<br />

gracht wordt een grote opening gemaakt, zodat er een<br />

ruimtelijke relatie tot stand komt met het achterliggende<br />

gebied. Ook de komst van CREA draagt bij aan het<br />

stedelijke karakter van het gebied. Het is nadrukkelijk


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />

Inleiding: <strong>De</strong> plannen<br />

Plattegrond van de UvA-gebouwen op het Roeterseiland (bron: Universiteit van Amsterdam)<br />

de bedoeling niet alleen bezoekers van de universiteit<br />

naar het Roeterseiland te trekken. Ook buurtbewoners<br />

worden gezien <strong>als</strong> nieuwe gebruikers van het gebied.<br />

Veel mensen weten nu niet eens dat er achter de<br />

gebouwen B en C nog meer is. Dat moet in de toekomst,<br />

<strong>als</strong> het aan de UvA ligt, anders. Andere onderdelen van<br />

het plan zijn het oplossen van het fietsenprobleem door<br />

de aanleg van fietsenkelders en het onder de grond<br />

parkeren van alle auto’s. In de toekomst wordt niet<br />

meer langs de gracht geparkeerd. <strong>De</strong> openbare ruimte<br />

tussen de gebouwen krijgt een groen karaker, in plaats<br />

van de huidige stenige uitstraling. Tenslotte wordt er<br />

een doorgang van de Nieuwe Achtergracht naar de<br />

Sarphatistraat gerealiseerd.<br />

P. 235<br />

Oningevulde planonderdelen<br />

Een aantal onderdelen van het verbouwingsplan moet<br />

nog worden uitgekristalliseerd. Zo is nog niet bekend wat<br />

gebeurt met gebouw G, waar nu Planologie, Geografie<br />

en Onderwijskunde gehuisvest zijn. Ook de invulling<br />

van de gebouwen J en K, gelegen aan de achterkant van<br />

gebouwen B en C, is nog onbekend. <strong>De</strong> UvA kijkt naar<br />

mogelijkheden voor studentenhuisvesting en gebruik<br />

door facilitaire diensten.<br />

Als de verbouwing voorspoedig verloopt, is het nieuwe<br />

Roeterseiland in 2016 klaar.


<strong>Rooilijn</strong><br />

Agnietenkapel (bron:Antoin Buissink)<br />

Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />

P. 236


<strong>Rooilijn</strong><br />

Stelling<br />

Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />

Stelling<br />

“<strong>De</strong> verbondenheid met de binnenstad is<br />

essentieel voor de aantrekkelijkheid van zowel<br />

de UvA <strong>als</strong> van Amsterdam”<br />

Sinds het Atheneum Illustre in 1632 de Agnietenkapel betrok,<br />

hoort de UvA bij de binnenstad. <strong>De</strong> drommen jonge mensen<br />

die na afloop van en tussen de colleges over straat struinen,<br />

schilderen een prachtig beeld van de levendige binnenstad<br />

dat men niet snel vergeet. <strong>De</strong> universiteit draagt sterk bij<br />

aan het gemengde karakter van het stadscentrum door<br />

haar gebruik van vele historisch waardevolle gebouwen.<br />

<strong>De</strong> geschiedenis van Amsterdam vindt men op vele plekken<br />

terug. Zo ziet men de handelsgeest aan de Turfmarkt en<br />

in de bestuurskamer van de VOC in het Oost-Indisch-Huis.<br />

Herinnert de Oude Manhuispoort met de aanwezige boekenstalletjes<br />

aan de ouderenzorg en is de sfeer in de prachtige<br />

Aula, de Lutherse kerk, uniek en onvervangbaar. Het is een<br />

fantastisch decor voor het onderwijs dat onmogelijk op de<br />

stads<strong>campus</strong> Roeterseiland te creëren is.<br />

Natuurlijk hebben al die oude gebouwen hun keerzijde. Ze<br />

zijn lastig schoon te houden, meerdere portiers zijn nodig en<br />

het is logistiek onhandig, kostbaar en tijdrovend. Maar deze<br />

oude verspreid liggende gebouwen zijn tegelijk het tafelzilver<br />

van de universiteit, dat door zorgvuldig beheer bewondering<br />

afdwingt en nieuwe studenten trekt. <strong>De</strong> situering in het<br />

stadshart is een wezenlijk onderdeel van de charme van<br />

deze universiteit en speelt een belangrijke rol bij keuze van<br />

studenten voor de UvA. Het geschetste beeld klinkt misschien<br />

romantisch maar blijkt tot op heden effectief.<br />

Het Roeterseiland is weliswaar tot de binnenstad te rekenen,<br />

maar de schaal en concentratie zijn van een andere orde dan<br />

het historische beeld van de Amsterdamse stadsuniversiteit<br />

in het stadshart. Het is een grootschalig mono-functioneel<br />

complex dat een tegenstelling vormt met de fijne structuur<br />

van de binnenstad. <strong>De</strong> bruisende levendigheid op het<br />

Binnen Gasthuisterrein, Spuistraat en Kloveniersburgwal,<br />

waar studenten zich mengen met toeristen, moeders met<br />

Leon <strong>De</strong>ben<br />

P. 237<br />

kinderen, dagjesmensen, werkers en buurtbewoners, staat<br />

tegenover de rust in de Plantagebuurt.<br />

<strong>De</strong> helaas veel te vroeg overleden voorzitter van het College<br />

van Bestuur Jankarel Gevers zei in de nog altijd zeer<br />

behartigenswaardige brochure Assepoester of Prinses<br />

(Amsterdams Binnenstads Comité (ABC), eindredactie<br />

Frans Heddema) dat er wel wat onderdelen naar de<br />

Watergraafsmeer gaan maar dat de binnenstad de hoofdplek<br />

blijft. “We kunnen er goed uit de voeten en de studenten<br />

en medewerkers waarderen de plek om er te werken.” Het<br />

argument dat soms opduikt bij de concentratieplannen is<br />

de vermeende toename van ontmoeting en uitwisseling van<br />

kennis. Zet medewerkers bij elkaar in een gebouw en het<br />

komt wel goed is de doorsnee opvatting. Als kennisuitwisseling<br />

belangrijk wordt gevonden dan gebeurt dat toch wel.<br />

Fysisch determinisme bestaat niet. Een fysieke structuur<br />

kan echter wel gunstige randvoorwaarden scheppen.<br />

<strong>De</strong> historicus Donald Olsen – bekend door zijn boek <strong>De</strong><br />

stad <strong>als</strong> kunstwerk – wijst erop hoe de Amsterdammers<br />

met een bewonderenswaardige eigenzinnigheid het<br />

bijzondere van hun stad vast hebben weten te houden. Laat<br />

dit ook gelden voor de huisvesting van de UvA en voorkom<br />

dat de stads<strong>campus</strong> zich naar binnen gaat opsluiten. Dat<br />

laboratoria naar de rand verhuizen in de Watergraafsmeer<br />

en het enorme AMC aan de Zuid Oostelijke stadsrand<br />

zit, is logisch en voor de handliggend. Dat het<br />

Roeterseilandcomplex wordt vernieuwd, ligt ook voor de<br />

hand. Maar de binnenstad heeft de studenten nodig voor<br />

haar bruisende karakter. <strong>De</strong> UvA zal haar aantrekkelijkheid<br />

verliezen <strong>als</strong> ze de historische gebouwen te lichtvaardig<br />

verlaat om louter financiële redenen.<br />

Leon <strong>De</strong>ben is oud-hoofddocent Stadssociologie aan de UvA


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />

Compacte clusteruniversiteit 1950-2010<br />

Compacte clusteruniversiteit 1950-2010<br />

Dick Schuiling<br />

A<br />

Kaart 1 Overzicht van de toekomstige universitaire vestigingen naar omvang (bruto terrein- en vloeroppervlak)<br />

Terreinoppervlakte Vloeroppervlakte<br />

Vestiging Uilenburg 106.000 m 2 150.000 m 2<br />

A-faculteit 83.000 m 2 139.000 m 2<br />

B-faculteit 210.000 m 2 226.000 m 2<br />

(bron: dienst der <strong>publiek</strong>e werken afdeling stadsontwikkeling 1967)<br />

U<br />

P. 238<br />

B<br />

Schaal: 1: 12.500


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />

Compacte clusteruniversiteit 1950-2010<br />

Achtergrond<br />

We schrijven 1632, de oprichting van het Athenaeum Illustre. Bijna vier eeuwen<br />

later worden de herstructureringsplannen van het Roeterseiland gepresenteerd.<br />

Met de opgedane kennis en ervaring richt de opgave zich nu op een succesvolle<br />

transformatie van het Roeterseilandcomplex en de Amstel<strong>campus</strong>. In dit artikel<br />

wordt een overzicht gegeven van de huisvestingsplannen die de Universiteit van<br />

Amsterdam sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw heeft gepresenteerd. Lang niet<br />

alle plannen en voorstellen zijn tot uitvoering gekomen. Verschil in inzichten over<br />

verweving en scheiding tussen universiteit en stad volgde de trends van de periode<br />

waarin de plannen werden gemaakt.<br />

<strong>De</strong> Universiteit van Amsterdam kent een eeuwenoude<br />

traditie om grotere gebouwen te transformeren voor<br />

nieuw gebruik (Souwer, 2000). Het begon met de<br />

voorloper van de universiteit, het Athenaeum Illustre<br />

gehuisvest in de Agnietenkapel. Bij de Alteratie van<br />

Amsterdam in 1578 was deze overgegaan van de<br />

katholieke kerk naar de (inmiddels calvinistische)<br />

gemeente. <strong>De</strong> kapel werd benut <strong>als</strong> auditorium en de<br />

toenmalige universiteitsbibliotheek, de ‘stadslibrye’,<br />

werd gehuisvest op de zolder van de kapel. Tot het<br />

einde van de negentiende eeuw konden de 250<br />

studenten daar goed uit de voeten. In 1877 werd<br />

het Athenaeum Illustre universiteit en kwam de<br />

Oudemanhuispoort beschikbaar voor huisvesting.<br />

In het voormalig bejaardenhuis werd ook de aula<br />

gevestigd. <strong>De</strong> medici kregen het Binnengasthuis en de<br />

P. 239<br />

biologen de Hortus Botanicus en Artis. Later kwamen<br />

in en bij de Plantagebuurt ook instituten voor andere<br />

bètaopleidingen. Tot 1961 is de universiteit van de<br />

gemeente (GU). <strong>De</strong> gemeente faciliteert in die tijd de<br />

huisvesting, maakt huisvestingsplannen en ontwerpt<br />

zelfs de gebouwen.<br />

Tot 1920 telt de voorloper van de Universiteit van<br />

Amsterdam niet meer dan duizend studenten (zie<br />

figuur 1). Vlak na de Tweede Wereldoorlog wordt de<br />

grens van vijfduizend studenten gepasseerd en in 1950<br />

telt de UvA zevenduizend studenten. Voor de periode<br />

daarna verwachtte de universiteit een beperkte en geleidelijke<br />

groei van het studentenaantal. Een voorspelling<br />

die klopte, want tussen 1952 en 1962 groeide het aantal<br />

niet verder.


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Compacte clusteruniversiteit 1950-2010<br />

P. 240<br />

Figuur 1 Ingeschrevenen 1877-2001 totaal (bron: Bureau Bestuursinformatie UvA)<br />

30.000<br />

25.000<br />

20.000<br />

15000<br />

10.000<br />

5.000<br />

0<br />

Het Drie-kernen-plan 1955<br />

In die periode van stagnerende studentenaantallen<br />

werd in 1955 door de gemeente en de universiteit<br />

het Drie-kernen-plan aanvaard. Het plan voorzag<br />

in de huisvesting van 10.000 à 12.000 studenten op<br />

drie locaties in de stad: het Roeterseilandcomplex en<br />

omgeving (REC), de Oudemanhuispoort (OMHP)<br />

en het Wilhelmina Gasthuisterrein (WG-terrein).<br />

<strong>De</strong> terreinen waren alledrie in of nabij de binnenstad<br />

gelegen. Het Roeterseiland was bedoeld<br />

voor de huisvesting van de bètafaculteiten en de<br />

Oudemanhuispoort voor de alfafaculteiten en centrale<br />

voorzieningen. <strong>De</strong> locatie OMHP werd later uitgebreid<br />

met het Binnengasthuisterrein (BG-terrein), de Oude<br />

Turfmarkt en het Maagdenhuis. Het WG-terrein en<br />

omgeving was bedoeld voor de medische faculteit<br />

en het ziekenhuis. Daarvoor moest wel eerst de<br />

Kinkerbuurt-Zuid worden gesloopt.<br />

Alternatieve ideeën<br />

Opvallend voor de periode 1965-1975 en geheel<br />

passend in de tijdgeest van democratisering, is dat de<br />

discussie over het huisvestingsbeleid van de UvA in alle<br />

universitaire geledingen en in de pers werd gevoerd.<br />

<strong>De</strong> redeneringen vanuit verschillende belangen<br />

1877/78<br />

1880/81<br />

1885/86<br />

1890/91<br />

1895/96<br />

1900/01<br />

1905/06<br />

1910/11<br />

1915/16<br />

1920/21<br />

1925/26<br />

1930/31<br />

1935/36<br />

1940/41<br />

1945/46<br />

1950/51<br />

1955/56<br />

1960/61<br />

1965/66<br />

1970/71<br />

1975/76<br />

1980/81<br />

1985/86<br />

1990/91<br />

1995/96<br />

2000/01<br />

werkten door in de uiteenlopende voorkeuren voor<br />

huisvesting. Sommigen prefereerden de universiteit<br />

in de bestaande stad door rigoureuze sloop en<br />

herstructurering, anderen kozen voor aanpassing aan<br />

het historisch erfgoed en stadsweefsel. Weer anderen<br />

kozen voor de weilanden en nieuwe polders buiten de<br />

stad.<br />

<strong>De</strong> eerste hoogleraar planologie, Steigenga, bekritiseerde<br />

het drie-kernen-plan. Hij was het weliswaar<br />

eens met het universitaire huisvestingscredo dat alle<br />

faculteiten in elkaars nabijheid behoren te zijn, maar<br />

in de binnenstad en negentiende eeuwse wijken was<br />

daarvoor volgens hem geen plaats. Als alternatief<br />

adviseerde hij de omgeving van de Bijlmermeer. Ook<br />

anderen stelden alternatieve huisvestingslocaties voor.<br />

Zo droomde een clubje verontruste hoogleraren, die<br />

de Oudemanhuispoort een ‘verstopt ex-bejaardenhuis<br />

in een aftandse buurt’ vonden, van een Cité universitaire<br />

op het Frederiksplein. Professor F. de Jong<br />

Edz. stelde de strook tussen de Utrechtsebrug en<br />

Ouderkerk voor. <strong>De</strong> CPN-gemeenteraadsfractie<br />

propageerde een <strong>campus</strong>universiteit buiten de stad.<br />

Een commissie onder leiding van professor Enschedé<br />

stelde zelfs Flevoland voor (Souwer, 2000).


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />

Compacte clusteruniversiteit 1950-2010<br />

Groeiende studentenaantallen<br />

Halverwege de jaren zestig was de verwachting dat het<br />

studentenaantal in 1975 zou zijn gegroeid tot 14.000.<br />

Dankzij de babyboom en toenemende participatie aan<br />

het wetenschappelijk onderwijs werd dit aantal al veel<br />

eerder gehaald. Eind jaren zestig werd de studentenprognose<br />

daarom bijgesteld richting 25.000 in 1975<br />

waarvan 18.000 alfastudenten (men maakte in die tijd<br />

nog geen onderscheid tussen alfa- en gammastudies).<br />

<strong>De</strong> alfastudies moeten volgens de gemeente en de<br />

universiteit grotendeels in de binnenstad gehuisvest<br />

worden.<br />

Het BG-terrein was op dat moment nog niet beschikbaar.<br />

<strong>De</strong> Nederlandsche Bank, toen nog gehuisvest<br />

in het huidige Allard Pierson Museum, aasde ook op<br />

het terrein. Voor de alfa’s werden daarom steeds meer<br />

kleine grachtenpanden gekocht of gehuurd om te<br />

voorzien in de ruimtebehoefte. <strong>De</strong> ad hoc oplossingen<br />

wakkerden de discussie over de huisvesting van de<br />

alfawetenschappen voortdurend aan. In de periode<br />

1965-1970 werden zeer uiteenlopende locaties voorgesteld.<br />

Die varieerden van nieuwbouw in de Bijlmermeer<br />

of Flevoland en sloop en nieuwbouw van de gemengde<br />

woonwerkbuurten Uilenburg en Valkenburg tot een<br />

universiteit langs de grachten. Het laatste voorstel<br />

speelde in op de trend dat bedrijven op dat moment<br />

massaal uit de binnenstad vertrokken. <strong>De</strong> leegstaande<br />

kantoren boden interessante huisvestingsmogelijkheden<br />

voor de universiteit. <strong>De</strong> leegstand in de binnenstad<br />

en de gelijktijdige woningnood vormden de aanleiding<br />

voor een fel verzet tegen de sloop van woningen op<br />

Uilenburg, Valkenburg en nabij het Roeterseiland<br />

voor de bouw van nieuwe universiteitscomplexen. In<br />

1972 werd zelfs de actiegroep Geen woningsloop voor<br />

universiteitsbouw opgericht (Schuiling, 1972).<br />

Ook de huisvesting van de medische faculteit naast<br />

het WG-terrein verliep problematisch. In 1965<br />

werd duidelijk dat de ‘sanering’ van de Kinkerbuurt<br />

nog flink op zich liet wachten. <strong>De</strong> gemeente bood<br />

de universiteit <strong>als</strong> alternatief 64 hectare aan in de<br />

Bullewijkerpolder (naast de Bijlmer) voor het nieuw<br />

P. 241<br />

te bouwen AMC. Dat werd door de universiteit in<br />

dank aanvaard, mede omdat goede alternatieven voor<br />

de huisvesting van de medische faculteit ontbraken<br />

(Jonker en Schuiling, 1974). <strong>De</strong> planvorming en bouw<br />

op het Roeterseilandcomplex zelf konden wel doorgang<br />

vinden. <strong>De</strong> nieuwbouw op het terrein week sterk af<br />

van de woonbuurten er om heen. <strong>De</strong> compacte, hoge<br />

bebouwing zorgde voor een nieuw aanzicht in de<br />

Amsterdamse binnenstad. In 1964 werd Anna’s Hoeve<br />

in de Watergraafsmeer aangekocht. Die locatie, ver<br />

buiten de binnenstad, was bedoeld voor de biologen.<br />

Het Zeven-kernen-plan 1973<br />

In 1973 nam het College van Bestuur van de UvA<br />

het Zeven-kernen-plan aan: een gebundelde deconcentratie.<br />

Vier vestigingen binnen de binnenstad<br />

en vier erbuiten. <strong>De</strong> door de gemeente aangedragen<br />

locatie Valkenburg/Uilenburg aan weerszijden van<br />

de aanvoerweg naar de IJ-tunnel stond de universiteit<br />

wel aan, maar bleek controversieel. Zowel de beoogde<br />

gebruiker (de Letterenfaculteit) <strong>als</strong> de Universiteitsraad<br />

(toen het hoogste orgaan) stemden tegen deze locatie.<br />

Het College van Bestuur droeg het besluit vervolgens<br />

voor aan de Kroon, die het vernietigde. Hierop volgde<br />

een jarenlange impasse. In de tussentijd werden panden<br />

gehuurd en voorstellen gedaan voor indikken op het<br />

BG-terrein en bij het AMC.<br />

Ook het eerste plan voor het BG-terrein (1975) vond<br />

geen doorgang. Het was monofunctioneel, diende<br />

alleen de belangen van de universiteit en ging uit van<br />

sloop. Het wordt uiteindelijk door de Universiteitsraad<br />

afgestemd na breed verzet zowel vanuit de buurt <strong>als</strong> van<br />

monumentenliefhebbers. Veel kritiek was er op het feit<br />

dat er geen inspraak met belanghebbenden had plaatsgevonden,<br />

de cijfers over de ruimtebehoefte van de UvA<br />

discutabel en ondoorzichtig waren en onvoldoende duidelijk<br />

was of concentratie van ongelijksoortige instellingen<br />

wel zinvol was. Ten slotte werd het bezwaar van<br />

velen tegen de grootschaligheid van de nieuwbouw en<br />

de eenzijdigheid van de bestemmingen breed gedeeld.<br />

In 1977 telde de universiteit meer dan 20.000 studenten<br />

en was de prognose voor 1980 opgelopen tot 24.000.


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />

Compacte clusteruniversiteit 1950-2010<br />

Figuur 2 Percentage studenten naar opleiding 1945 - 2001 (bron: Bureau Bestuursinformatie UvA)<br />

1945/46<br />

1950/51<br />

1955/56<br />

1960/61<br />

1965/66<br />

1970/71<br />

1975/76<br />

1980/81<br />

1985/86<br />

1990/91<br />

1995/96<br />

2000/01<br />

Figuur 3 Aantal ingeschrevenen UvA 1991-2007 (bron: Bureau Bestuursinformatie UvA)<br />

30.000<br />

25.000<br />

20.000<br />

15000<br />

10.000<br />

5.000<br />

0<br />

0%<br />

1991<br />

1992<br />

10%<br />

1993<br />

1994<br />

1995<br />

Alle ingeschrevenen Voltijd ingeschrevenen<br />

20%<br />

Humanities/Law Social sc./Economics Science Medicine<br />

BG-areaal en Huisvestingsplan 1980-2005<br />

In 1978 werd ten behoeve van de ontwikkeling van het<br />

BG-terrein een gemengde werkgroep voorgesteld. <strong>De</strong>ze<br />

organiseerde een soort open planproces (Schuiling,<br />

1980, 1982 en 1984). In 1981 verschijnt het eindrapport<br />

(Werkgroep BG-areaal, 1980-1981). Het tweede<br />

BG-plan behelsde veertig procent niet-universitaire<br />

30%<br />

1996<br />

1997<br />

40%<br />

1998<br />

50%<br />

1999<br />

2000<br />

60%<br />

2001<br />

70%<br />

2002<br />

2003<br />

2004<br />

P. 242<br />

functies (vooral wonen) op het BG-terrein. Daarnaast<br />

werd het tot dan toe gesloten (ziekenhuis)complex<br />

geopend voor fietsers en voetgangers. <strong>De</strong> werkgroep<br />

sprak van “het terrein teruggeven aan de stad”. <strong>De</strong><br />

concentratiegedachte werd in het plan verder afgezwakt<br />

wat de verwevenheid met de stad bevorderde. Het plan<br />

werd grotendeels uitgevoerd.<br />

80%<br />

2005<br />

90%<br />

2006<br />

100%<br />

2007


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />

Compacte clusteruniversiteit 1950-2010<br />

In het eveneens in 1981 verschenen Huisvestingsplan<br />

1980-2005 werden per faculteit nieuwe ruimtenormen<br />

vastgesteld. In figuur 2 is de ontwikkeling van het<br />

aantal studenten naar type opleiding weergegeven.<br />

Het feit dat de bèta’s door dalende belangstelling in die<br />

opleidingen op het Roeterseiland veel te ruim in hun<br />

jasje kwamen te zitten, werd een beetje verdoezeld.<br />

Ombouwen van halfgebruikte practicumruimten<br />

was ook erg kostbaar. In de jaren tachtig namen<br />

de gammafaculteiten Economie en Bedrijfskunde<br />

(FEB) en delen van de huidige Maatschappij- en<br />

Gedragswetenschappen (FMG) steeds meer hun<br />

intrek in bestaande en nieuwe gebouwen op het<br />

Roeterseiland. Nog steeds geven die soms colleges<br />

vanachter een practicumtafel, ooit bestemd voor schei-<br />

en natuurkundigen.<br />

<strong>De</strong> ruimteprognoses klapten vanaf 1982 om.<br />

Bezuinigingen leidden tot een formatiekrimp van een<br />

kleine 20 procent tussen 1980 en 1986. Het ministerie<br />

verwachtte nog een lichte studentengroei <strong>als</strong> gevolg<br />

van het emancipatie-effect, maar in de periode daarna<br />

(1988-2000) werd een scherpe daling verwacht van<br />

maar liefst 33 procent. Prognoses zijn blijkbaar erg<br />

lastig want rondom 1992 had de UvA een piek van<br />

28.000 studenten (zie figuur 3). Na een dip in 2000 met<br />

21.000 studenten telt de UvA in 2009 inmiddels 28.000<br />

studenten in voltijd en deeltijd samen.<br />

<strong>De</strong> vier-clusters-plannen van 2005<br />

en 2008<br />

Na een periode van huisvesting in zes kernen<br />

(Uilenburg/Valkenburg is inmiddels afgevallen) en<br />

een aantal verspreide panden, wordt in het huisvestingsbeleid<br />

langzamerhand een draai gemaakt. Van zes<br />

kernen is het huidige beleid erop gericht de faculteiten<br />

te concentreren in vier clusters: de OMHP en het<br />

BG-terrein in de binnenstad, het REC eveneens in de<br />

binnenstad, het Science Park in de Watergraafsmeer<br />

(rondom de oorspronkelijke Anna’s Hoeve) en het<br />

AMC. Op de lange duur wordt verwacht dat de<br />

gebouwen van het Spui en het Singelgebied (UB,<br />

Maagdenhuis, Bungehuis, PC Hoofthuis) niet meer<br />

P. 243<br />

nodig zijn voor het zogenaamde primaire proces.<br />

<strong>De</strong> functies van deze gebouwen worden in de plannen<br />

overgeplaatst naar de OMHP, het BG-terrein en het<br />

Roeterseilandcomplex. Daar vindt verdichting plaats,<br />

waarvoor nauwelijks meer woningen maar wel andere<br />

monumentale gebouwen gesloopt moeten worden.<br />

Sommige van die gebouwen in het Spui/Singelgebied,<br />

zo<strong>als</strong> het Maagdenhuis en de Universiteits Bibliotheek,<br />

zijn echter beeldbepalend voor de historie van de<br />

universiteit en de verwevenheid met de stad.<br />

Huisvestingsplan 2005-2015<br />

Het Huisvestingsplan 2005-2015 vermeldt vier doelen<br />

die de UvA wil bereiken. Ten eerste is dat het hebben<br />

van een karakteristieke en herkenbare uitstraling<br />

zodat de identiteit en zichtbaarheid van de universiteit<br />

worden versterkt. Het tweede doel is om <strong>als</strong> stadsuniversiteit<br />

de cultuur en geschiedenis van de stad te<br />

bewaren en ontsluiten. Het derde doel is te fungeren <strong>als</strong><br />

ontmoetingsplaats voor mensen die zich bezighouden<br />

met wetenschap en cultuur. Ten slotte is het doel een<br />

inspirerend lokaal centrum met een mondiale toegang<br />

tot informatie te zijn.<br />

Het belangrijkste uitgangspunt van het Huisvestingsplan<br />

2005-2015 is dat de UvA een stadsuniversiteit is en<br />

dus in de stad wil blijven. Omdat de huidige huisvestingssituatie<br />

van de universiteit verre van ideaal wordt<br />

genoemd, is het idee de universiteit te concentreren in<br />

vier clusters. Een van de redenen voor clustering zijn de<br />

hoge onderhoudskosten van het huidige aantal gebouwen.<br />

Daarnaast wordt gesteld dat in grotere eenheden<br />

flexibeler met wisselende studentenaantallen kan<br />

worden omgegaan. Ook neemt de herkenbaarheid van<br />

de UvA toe <strong>als</strong> er vier grotere clusters zijn. Onderlinge<br />

samenwerking en het opzetten van nieuwe onderwijs-<br />

en onderzoeksprogramma’s wordt met vier clusters<br />

gemakkelijker. <strong>De</strong> vier clusters zijn onderverdeeld op<br />

basis van verwante disciplines. Alfa op de OMHP en<br />

het BG-terrein, bèta op het Science Park, gamma op<br />

het Roeterseilandcomplex en het medische cluster<br />

op en rondom het AMC. Het Academisch Centrum<br />

Tandheelkunde Amsterdam (ACTA) in Slotervaart


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />

Compacte clusteruniversiteit 1950-2010<br />

wordt verplaatst naar het VU-kwartier aan de Zuidas.<br />

Dat heeft ermee te maken dat deze opleiding door de<br />

universiteiten gemeenschappelijk wordt gebruikt.<br />

Meerjarenplan Huisvesting 2008<br />

Het Huisvestingsplan 2005-2015 gaat voor die periode<br />

uit van nulgroei. Dat is opmerkelijk want sinds 2002<br />

heeft de UvA aan populariteit gewonnen en zijn de studentenaantallen<br />

flink gegroeid. In het Meerjarenplan<br />

Huisvesting 2008 van een nieuw aangetreden College<br />

van Bestuur is de prognose dat de studentenaantallen<br />

tot 2020 waarschijnlijk stijgen. <strong>De</strong> universiteit gaat uit<br />

van een groei van 0 tot 25 procent. Het is zodoende zeer<br />

waarschijnlijk dat de studenten- en onderzoekerspopulatie<br />

toeneemt. Die grotere aantallen worden op vier<br />

clusters gehuisvest, de footprint van de UvA in de stad<br />

neemt in die zin dus af. Daar tegenover staat verdichting<br />

op de open binnenterreinen die in eigen bezit zijn.<br />

Daarnaast is er sprake van een ‘centrifugale schuifoperatie’;<br />

overbodig geworden panden in de binnenstad<br />

kunnen worden getransformeerd of afgestoten.<br />

Voor de schuifoperatie van faculteiten naar de vier clusters<br />

is een grootscheepse verbouwing noodzakelijk. <strong>De</strong><br />

afronding van het Science Park is in zicht. Na vertrek<br />

van de bètastudies is het REC aan de beurt. Om in de<br />

toekomst de volledige FMG en Faculteit der Rechten<br />

(FdR) te kunnen huisvesten (de FEB blijft in de huidige<br />

gebouwen op het REC) worden de gebouwencomplexen<br />

op het REC grondig verbouwd. Tegelijkertijd<br />

vindt de verbouwing en nieuwbouw van de Hogeschool<br />

van Amsterdam (HvA) plaats aan de Wibautstraat, de<br />

nieuwe Amstel-<strong>campus</strong>. <strong>De</strong> bouwplannen van beide<br />

opleidingsinstituten zouden mogelijkheden voor<br />

verweving met elkaar moeten bieden.<br />

Het verwevingsdiscours<br />

In december 2008 is in opdracht van de HvA en<br />

UvA een verkennende studie verschenen over de<br />

kansen voor de verbetering van de ruimtelijke en<br />

functionele verbinding tussen het Roeterseiland<br />

en de Amstel<strong>campus</strong> onderling en met hun directe<br />

omgeving (Van Iersel en Jenniskens, 2008). In het<br />

P. 244<br />

rapport worden <strong>als</strong> speerpunten voor verbetering de<br />

opwaardering van de openbare ruimte, de ontwikkeling<br />

van aantrekkelijke nieuwe voorzieningen en de<br />

opwaardering van het metrostation genoemd.<br />

Voor het Roeterseiland (135.000 m 2 bvo) wordt in het<br />

rapport uitgegaan van circa 15.000 studenten en 2.500<br />

medewerkers. <strong>De</strong> bouw start in 2009 en de geplande<br />

oplevering is in 2016. <strong>De</strong> Nieuwe Achtergracht wordt<br />

de centrale openbare ruimte waaraan alle ingangen<br />

worden gesitueerd. Parkeren kan straks niet meer op<br />

het maaiveld, maar alleen nog in parkeerkelders. Het<br />

maaiveld wordt verlevendigd door de toevoeging van<br />

<strong>publiek</strong>sfuncties en (studenten)woningen.<br />

<strong>De</strong> Amstel<strong>campus</strong> (100.000 m 2 bvo) bevindt zich aan<br />

weerszijden en op de noordkop van de Wibautstraat.<br />

Het wordt met 25.000 studenten en 5.000 medewerkers<br />

de grootste vestiging van de HvA. Verder komen<br />

er 250 studentenwoningen, een sport- en fitnesshal,<br />

een basisschool, een jongerencentrum met horeca<br />

en onderwijsgerelateerde bedrijvigheid. <strong>De</strong> meeste<br />

bedrijvigheid bevindt zich op de begane grond<br />

waardoor levendigheid in de plint wordt gecreëerd.<br />

Om de Amstel<strong>campus</strong> te realiseren is de sloop<br />

van het Wibauthuis jaren geleden al gestart. Het<br />

Kohnstammhuis wordt nu getransformeerd<br />

en de verbouw van het Singelgrachtgebouw is inmiddels<br />

gereed. Roeterseiland en Amstel<strong>campus</strong> samen<br />

worden met 40.000 studenten en 7.500 medewerkers<br />

het grootste onderwijscluster van de stad. In het<br />

rapport wordt zelfs gezegd dat zij een meerderheid<br />

vormen ten opzichte van de 22.000 inwoners van de<br />

omliggende buurten Oosterparkbuurt, Weesperzijde,<br />

Weesperbuurt en Plantage.<br />

In het rapport wordt terecht geconstateerd dat<br />

de wisselwerking tussen het Roeterseiland en de<br />

Amstel<strong>campus</strong> nu nog zeer beperkt is. Studenten en<br />

medewerkers zijn grotendeels gericht op hun eigen<br />

onderwijsfaciliteiten. Ook bewoners hebben weinig<br />

reden om beide onderwijscomplexen te bezoeken<br />

omdat het ontbreekt aan <strong>publiek</strong>svoorzieningen en


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />

Compacte clusteruniversiteit 1950-2010<br />

een aantrekkelijke openbare ruimte. Het Weesperplein<br />

vormt <strong>als</strong> verkeersknooppunt voor beide onderwijsclusters<br />

het scharnierpunt. <strong>De</strong> routes voor het<br />

openbaar vervoer verschillen wel van de belangrijkste<br />

fiets- en looproutes. Rondom het Weesperplein is het<br />

voorzieningenniveau laag. Er is wat horeca en een<br />

enkele winkel. Maar er zijn geen grote <strong>publiek</strong>strekkers,<br />

die liggen verder weg.<br />

Het vraagstuk van scheiding of verweving en de voor-<br />

en nadelen van <strong>campus</strong>universiteiten kent al een lange<br />

historie. In een interview in het vaktijdschrift Plan met<br />

de <strong>De</strong>lftse prof.ir. S.J. van Embden, stedebouwkundige<br />

van de TU Twente en Eindhoven (Plan, 1970), zegt Van<br />

Embden dat de sleutelbegrippen interne en externe integratie<br />

en flexibiliteit zijn. Maar volgens hem “bemoeilijkt<br />

de eis van een nauwe interne samenhang, ter wille<br />

van de integratie van de disciplines, gecombineerd met<br />

deze toenemende omvang van het totale instituut, de<br />

integratie van dat totale universiteitscomplex in het<br />

stadsgeheel en daarmee van de universiteitsgemeenschap<br />

(zo die al zou willen ontstaan) in de maatschappij.<br />

Was de universiteit vroeger misschien een soort collectieve<br />

ivoren behuizing voor een kleine elite, vandaag<br />

dreigt zij een onverteerbare reuzenklont te worden<br />

in het stadsgeheel” (Plan, p. 673). <strong>De</strong>ze opmerkelijke<br />

waarschuwing van de Nederlandse <strong>campus</strong>specialist bij<br />

uitstek heeft nog niets van zijn waarde verloren. Het is<br />

dan ook opvallend dat de term <strong>campus</strong> aan de UvA en<br />

HvA weer zo populair is geworden, terwijl men tegelijkertijd<br />

propageert een stadsuniversiteit te zijn. Volgens<br />

van Dale’s Etymologisch Woordenboek betekent de term<br />

<strong>campus</strong> wel universiteitsterrein, maar stamt deze af van<br />

het Latijnse <strong>campus</strong>, wat het vlakke veld betekent. Dat<br />

lijkt niet bepaald een geschikt label om de verweving<br />

van de universiteit met de stad aan te duiden. In die zin<br />

is de term cluster veel neutraler en minder verwarrend.<br />

Creëren van stedelijkheid<br />

Van Iersel en Jenniskens (2008) constateren dat het<br />

gebied rond de Wibautstraat nu nog de aantrekkingskracht<br />

en de levendigheid van beroemde studentenwijken<br />

<strong>als</strong> Quartier Latin in Parijs of Greenwich Village<br />

P. 245<br />

in New York mist. Volgens hen ligt dat onder andere<br />

aan de ligging in de stad, het soort en aantal studenten<br />

en de schaalverschillen tussen de onderwijsgebouwen<br />

en de directe omgeving. Hier wordt mijns inziens de<br />

vinger op de zere plek gelegd. <strong>De</strong> monofunctionaliteit<br />

en grofkorreligheid van de huidige gebouwen van de<br />

UvA en HvA zijn een handicap om de beoogde unieke,<br />

levendige stads<strong>campus</strong> te bereiken. Het stofferen van<br />

de plinten met <strong>publiek</strong>svoorzieningen is onvoldoende.<br />

Winkels dienen immers aan een doorgaande belangrijke<br />

looproute te liggen. <strong>De</strong> krimp in de bestaande<br />

winkellinten in de Plantage Kerklaan en Plantage<br />

Middenlaan en de moeilijke verhuurbaarheid van de<br />

nieuwe commerciële ruimten in de Roetersstraat en<br />

Sarphatistraat illustreren dit.<br />

Van Iersel en Jenniskens (2008) zien diverse ruimtelijke<br />

en functionele kansen en bedreigingen. In ruimtelijke<br />

zin ligt het Roeterseiland nu erg verscholen.<br />

<strong>De</strong> Singelgracht en de Mauritskade vormen fysieke<br />

barrières voor de doorsteek van de Amstel<strong>campus</strong><br />

naar het Roeterseiland. Een eerste kans zou zijn het<br />

Weesperplein het ‘huisadres’ van de UvA en HvA te<br />

laten zijn. Hoewel geluid- en stankoverlast rondom<br />

het Weesperplein de gebruiksmogelijkheden daar<br />

belemmeren, kan de universiteit wel beter zichtbaar<br />

worden gemaakt in de metrohalte en op straat.<br />

Een nieuwe naamgeving van het metrostation,<br />

‘Universiteit van Amsterdam’, is volgens hen een<br />

eerste stap in de goede richting. Een andere kans<br />

is te zorgen voor extra studentenhuisvesting op de<br />

beide <strong>campus</strong>sen zodat er meer levendigheid komt.<br />

Ook het toevoegen van sportfaciliteiten (op de<br />

Amstel<strong>campus</strong>) en culturele voorzieningen (op het<br />

Roeterseiland) zorgt voor meer onderlinge loopstromen<br />

en daarmee voor meer levendigheid.<br />

Voor het Roeterseilandcomplex lijkt de les van het<br />

BG-terrein enigszins ter harte genomen. Er komen<br />

meer openbare routes over het terrein die ook voor<br />

andere stadsbewoners toegankelijk zijn. Ook komen<br />

er meer niet-universitaire functies in de plinten. Het<br />

percentage niet-universitaire functies is weliswaar


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />

Compacte clusteruniversiteit 1950-2010<br />

foto: Hilde van Wijk<br />

veel lager dan op het BG-terrein, maar ook op het<br />

BG-terrein zal dat percentage flink afnemen <strong>als</strong> de<br />

nieuwe Universiteitsbibliotheek zich daar vestigt.<br />

In een notendop<br />

In de periode van functiescheiding en verkeersdoorbraken<br />

(1950-1975) bleef de UvA niet achter. Er<br />

werden grootschalige kantoorkolossen (Roeterseiland)<br />

gebouwd en de sloop van gemengde woonbuurten<br />

werd gepland (Uilenburg en het eerste plan voor<br />

het BG-terrein). Niet toevallig was de architect<br />

van het Wibauthuis dezelfde <strong>als</strong> die van de<br />

Roeterseilandgebouwen B en C. Grootschaligheid en<br />

functieconcentratie leken toen ook het meest efficiënt<br />

voor het beheer. <strong>De</strong> universiteit en de gemeente<br />

traden in deze tijd op <strong>als</strong> gesloten organisaties, die<br />

de zaakjes onderling regelden. Dat leidde tot veel<br />

maatschappelijke weerstand. <strong>De</strong> sloopplannen voor<br />

de Kinkerbuurt, Uilenburg/Valkenburg, de omgeving<br />

van het Roeterseilandcomplex en het BG-terrein<br />

kwamen dan ook vrijwel nergens tot uitvoering.<br />

In de daarop volgende periode van meer behoedzame<br />

stadsvernieuwing (1975-1990), werden, na flink wat<br />

strijd, de uitgangspunten aanpassing aan de schaal<br />

P. 246<br />

van de binnenstad en functiemenging. Een tijd lang<br />

hebben deze nieuwe uitgangspunten geprevaleerd,<br />

zo<strong>als</strong> in de plannen voor het Bungehuis, PC Hoofthuis<br />

en het tweede plan voor het BG-terrein. <strong>De</strong> top van<br />

de UvA liep niet voorop in deze omslag in het denken.<br />

Terwijl de basis het al eerder aanvoelde, zagen de<br />

toenmalige bestuurders en raadsleden uiteindelijk ook<br />

in dat een gewenste en belangrijke instelling <strong>als</strong> de UvA<br />

niet <strong>als</strong> een eenkennige moloch te werk kan gaan.<br />

In de huidige plannen wordt een zekere mate van<br />

functiemenging nagestreefd. <strong>De</strong> functies waarmee<br />

wordt gemengd liggen erg dicht bij het universitaire<br />

belang. Het gaat vaak om studentenwoningen of aan de<br />

universiteit verwante commerciële voorzieningen zo<strong>als</strong><br />

een kopieerwinkel. Met de internationalisering van<br />

het wetenschappelijk onderwijs bestaat immers steeds<br />

meer behoefte aan (snel beschikbare) woningen voor<br />

buitenlandse studenten en onderzoekers. Menging<br />

met de woonfunctie is daardoor een universitair<br />

belang geworden, én een wapen in de concurrentie met<br />

andere universiteiten. In totaliteit wordt de UvA meer<br />

grofkorrelig. Ze trekt zich terug op minder clusters, die<br />

in volume toenemen.


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />

Compacte clusteruniversiteit 1950-2010<br />

Opgave<br />

Kostenoverwegingen en efficiencywensen zijn van<br />

alle tijden, maar des te meer sinds universiteiten hun<br />

eigen huisvesting moeten betalen. Het geeft toch te<br />

denken dat juist veel van de speciaal voor de UvA<br />

ontworpen gebouwen uit de jaren zestig, zo<strong>als</strong> het<br />

Swammerdaminstituut aan de Eerste Constantijn<br />

Huygensstraat, de Narwal op het Bickerseiland en<br />

het Maupoleum aan de Jodenbreestraat, al weer<br />

verdwenen zijn. Dat de VU niet meer uit de voeten<br />

kan met haar <strong>campus</strong>gebouwen uit de jaren zeventig<br />

is ook opvallend. Groter is dus kennelijk lang niet<br />

altijd flexibeler.<br />

<strong>De</strong> waardering onder professoren voor het Oudemanhuispoortcomplex<br />

heeft ook een flinke verandering<br />

doorgemaakt. In de Frederikspleinvoorstellen van<br />

vroeger wilden zij weg van de OMHP, nu voeren de<br />

juristen actie om op de OMHP te blijven. Daarbij wordt<br />

het argument ‘verlies aan identiteit’ genoemd. Dat<br />

blijkt op meerdere vlakken een belangrijk dilemma.<br />

Het College van Bestuur van de UvA wil al jaren haar<br />

corporate identity in steen laten zien, met grote hoge<br />

logo’s die van verre zichtbaar zijn. Vele medewerkers en<br />

studenten hechten minder aan die corporate identity,<br />

maar meer aan de identiteit van hun eigen opleiding of<br />

instituut. Zij vrezen verloren te gaan in grote flexibele<br />

clusters. In die zin zou de slogan uit het instellingsplan<br />

“klein binnen groot” veel verder geconcretiseerd<br />

moeten worden.<br />

<strong>De</strong> onderlinge verwevenheid tussen de instellingen<br />

UvA en HvA zal moeilijk blijken. <strong>De</strong> verwevenheid met<br />

de stad doet daar nog een schepje bovenop, zeker <strong>als</strong> de<br />

clusters groter worden. Er ligt nog een grote opgave.<br />

Dick Schuiling (d.schuiling@uva.nl) is docent aan de opleiding Planologie van<br />

de Universiteit van Amsterdam.<br />

Literatuur<br />

Iersel, M. Van & A. Jenniskens (2008) Verbinding Roeterseiland en<br />

Amstel<strong>campus</strong>; kansen voor verbetering van het gebied rondom de <strong>campus</strong>sen<br />

van de UvA en HvA, LAgroup, Amsterdam<br />

Jonker, M. en D. Schuiling (1974) ‘Godshuis, gasthuis, ziekenhuis, medisch<br />

centrum, cité medicale’, Wonen-TA/BK, nr. 24, p. 22-28<br />

P. 247<br />

Plan; maandblad voor ontwerp en omgeving (1970) ‘Interview met prof.ir. S.J. van<br />

Embden; sleutelbegrippen: integratie en flexibiliteit’, nr.10, p. 671-673<br />

Schuiling, D. (1972) ‘Universiteit helpt mee de bewoners de stad uit te jagen’, Folia,<br />

nr. 24, p.5<br />

Schuiling, D. (1972) ‘Het slopende bouwbeleid van de Amsterdamse Universiteit’,<br />

<strong>De</strong> Groene Amsterdammer, nr. 17-23 oktober, p. 9<br />

Schuiling, D. (1980) ‘Planvorming Binnengasthuis’, <strong>Rooilijn</strong>, nr. 6, p. 162-168<br />

Werkgroep Binnengasthuisareaal (1980-1981) Naar een plan voor het<br />

Binnengasthuisterrein deel 1 en 2, Amsterdam<br />

Schuiling, D. (1982) ‘Bouw- en huisvestingsbeleid van de UvA 1950-2000’, <strong>Rooilijn</strong>,<br />

nr. 6, p. 193-201<br />

Schuiling, D. (1984) ‘Tweedehandsplanvorming op het BG- en WG-terrein’,<br />

<strong>Rooilijn</strong>, nr. 1, p. 24-31<br />

Souwer, G. (2000) ‘<strong>De</strong> krappe kleren van de UvA; drie eeuwen van het ene<br />

kapelletje naar het ander’, Folia, jg. 53, nr. 38, p. 6-8<br />

foto: Hilde van Wijk


<strong>Rooilijn</strong><br />

Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />

Simon Allford<br />

“The challenge is to make the Roeterseiland<br />

part of the city”<br />

Sabine Meier and Samantha Volgers<br />

“The challenge is to make the Roeterseiland part of the city”<br />

Allford Hall Monaghan Morris (AHMM) won the international competition for the<br />

restructuring of the Roeterseilandcomplex (REC). The scope of the project is to<br />

renovate buildings A, B and C. One of the major interventions is the intersection in the<br />

building crossing the Nieuwe Achtergracht to open up the area behind it. The jury was<br />

convinced by AHMM functional and flexible concept of architecture. “New architecture<br />

is a way of thinking of a building. The three key-elements are strategy, people and<br />

aesthetics.” Simon Allford speaks with us about how to integrate the REC in the daily<br />

lives of students, staff and the urban public.<br />

“We studied together and invented AHMM in 1989<br />

because we wanted to make architecture that is beautiful<br />

to look at and satisfying to use. Everyone has his<br />

own projects and the individual intelligence has a great<br />

amount of autonomy, even though the collective intelligence<br />

can be much better than the individual one.<br />

That means that we share experience and opinions. If<br />

one feels constrained, the collective intelligence helps<br />

to liberate and invigorate it. This is what we call ‘our<br />

fifth man’.”<br />

How do you and your ‘fifth man’ approach the restructuring<br />

of the REC?<br />

“The international competition for the REC was a<br />

challenge for us; we had never built outside of England<br />

before. It was an interesting competition because<br />

P. 248<br />

they asked us to tell what we thought of the existing<br />

buildings, instead of asking us to present a complete<br />

and elaborated design. We showed our ideas of the<br />

restructuring as a way of thinking of a building. We<br />

actually showed a process of thinking.”<br />

What is the process about?<br />

“First, a process is always about trying to understand<br />

a place and the politics in the broader sense, and<br />

analysing the needs later on. They do not come to us<br />

and say we need a university building. They say we<br />

have got this site and we may place a hotel, offices,<br />

some housing here and a school there. All those<br />

buildings can come together within a multi-layered<br />

city programme. Second, consultation is part of the<br />

process. When making all those buildings smart and


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 “The challenge is to make the Roeterseiland part of the city”<br />

P. 249<br />

bron: ALLFORD HALL MONAGHAN MORRIS


<strong>Rooilijn</strong><br />

Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />

clever, it becomes possible to trade functions. In the<br />

end, the building stays alive much longer. Far too often<br />

a building has just one function and we cannot change<br />

it when the context has changed.”<br />

How do you interpret the existing place of the REC?<br />

“To keep this building at the REC and to reinvent it,<br />

was a very good decision. In that sense, it is almost<br />

the opposite of the general danger of conservation.<br />

The danger of all our good intentions (by rules about<br />

aesthetics – red.) lies in the fact that it becomes too<br />

difficult to regenerate historical cities for all kinds of<br />

people. The consequence is that we build places outside<br />

of the city for the workers and all the rich people live in<br />

the middle of Amsterdam. Although this is my London<br />

experience, I think it is a general danger. To freeze a<br />

city, for example by saying 1972 is the end of all changes,<br />

then inevitably that part becomes more and more<br />

valuable. It becomes more and more expensive. In the<br />

end, anyone who works in Amsterdam and makes the<br />

city happen, ends up living outside. I am not against<br />

preservation, but I think it can kill the city.”<br />

So your design is the opposite of preservation?<br />

“Physically the REC has a powerful impression. But<br />

the building is tired now. When I was walking around<br />

this building I remembered the 1960s. I could see the<br />

ambition of the past times. Nowadays, this ambition has<br />

been lost because of all the changes inside and outside<br />

the complex. For me the strengths and weaknesses are<br />

very clear. I have called it an ‘elegant banality’.”<br />

“If you start a project, very often it looks fantastic at<br />

the beginning. The danger is you are either losing<br />

your eye or repeating something you already know<br />

which is comfortable, lazy even. I like it more to<br />

work in a project that may at times appear dubious.<br />

It creates nice challenges. Architects need buildings<br />

that are difficult at times because it means you are<br />

asking difficult questions.”<br />

What is the most difficult question for restructuring<br />

the REC?<br />

“This building at the Nieuwe Achtergracht has a super<br />

large scale. It is a modernist building in the middle of<br />

“The challenge is to make the Roeterseiland part of the city”<br />

P. 250<br />

historic Amsterdam. As one of the few major physical<br />

interventions it stands out: because of it’s remarkably<br />

different scale to the surrounding city. Amsterdam is<br />

particular because it is quite well-preserved. The more<br />

well-preserved a city is, the more likely the danger of<br />

conservation becomes. But cities need functions like a<br />

hospital, a school, a university. So they have to fit them<br />

in. Otherwise the energy of a city disappears. Cities<br />

are built in layers. The different layers cover different<br />

pieces of history. Each layer is another piece of history<br />

on which you have to react differently. Nowadays,<br />

people tend to say that what was built in the 1960s is<br />

wrong and it has to be removed. I think it is not wrong<br />

at all, it is just another piece of history. So to reinvent<br />

a building like the REC is smart to do because you do<br />

not throw away everything.”<br />

What is your strategy to react on this piece of history?<br />

“The REC is part of the grain of the city. It is not a<br />

cloister or a courtyard building. But at the moment<br />

the connections are bad. There are no reasons to walk<br />

into it. The only people who go there are students and<br />

staff. It is such a particular world. Therefore potentially<br />

it becomes a dead end. The danger is that it becomes a<br />

monoculture dislocated urbanity: the opposite of what<br />

people like if they are in a city: a rich mix and multiculture.<br />

The challenge is to make the REC part of the city<br />

and to employ different forms of use. Otherwise why<br />

build it in a city?”<br />

Which interventions are necessary for the connection<br />

of the REC to the city?<br />

“The building over the water is a dead end. Visually<br />

it says ‘do not come in’. People do not go from there<br />

to the zoo, so it functions as a barrier. Whatever you<br />

put behind it. To get more movement you need a<br />

multilayered programme. The first intervention is to<br />

cut a big hole in that part of the building crossing the<br />

water so suddenly people enter a new world. Our job is<br />

to remake the connection in the buildings, the entrance<br />

and the crossing of the water as well as to make the connection<br />

to the Sarphatistraat and Artis.<br />

“The second intervention has to do with the assignment.<br />

It is not especially a university building. We


<strong>Rooilijn</strong><br />

Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />

don’t concentrate on making a university building in<br />

particular. It could be any public office building. We<br />

want to design a legible building that communicates,<br />

that is open to the public and for university members.<br />

In a sense it is about organizing public programmes<br />

within and throughout the building. Cities have a<br />

public and a private world so it does not mean that the<br />

building should be open always and at every entrance.<br />

But it is important that the general public, not just<br />

one type of person, will naturally filter through the<br />

area. If we get that right, architecture can flow.”<br />

“The third intervention is playing with the levels of<br />

the building. What was wrong about the REC was<br />

the idea of upper level access, because people live on<br />

the street. A building begins to engage when people<br />

like it and has the possibility for easy entry. If people<br />

enjoy the building that comes across on every level.<br />

Maybe they do not like the furniture, but that does<br />

not matter because furniture comes and goes. To<br />

make people like the building in the future is one of<br />

your key challenges. Our focus lies on the redesign of<br />

the entrances, the atrium and the connection of the<br />

different departments.”<br />

A new atrium?<br />

“One of our key ideas for making the connection<br />

is to create an open view on the outside as well as<br />

the inside of the building. This is done by creating a<br />

few mini-atria. The mini-atria are made as vertical<br />

connections so that they become little buildings in<br />

themselves. University and the use of the different<br />

departments will always change, but the lift and stairs<br />

will not change. Whenever you come out of the lift<br />

in one of the atria you will see the city. That gives<br />

the building an identity and in addition there is an<br />

orientation what makes the building visible and intelligible<br />

internally. The atria combine flexibility with<br />

a kind of personality and specific views: flexibility<br />

because the basis of the building is suitable for different<br />

functions, personality because the atria create<br />

social engagement. The different atria are one of the<br />

opportunities the users can respond to. Finally, the<br />

idea of the mini-atria is an idea that can be applied to<br />

other projects as well.”<br />

“The challenge is to make the Roeterseiland part of the city”<br />

P. 251<br />

What advice would you give to students in their career?<br />

“My advice to students would be live your life, look and<br />

learn, and see what comes out. Invention is not for the<br />

sake of invention. From life experience you notice that<br />

things can be done differently and always better. Do<br />

not just drop visions on the city, but try to understand<br />

what is going on. Then what comes out might be<br />

extraordinary.”<br />

How do you deal with the complex contracting body of<br />

the University of Amsterdam?<br />

“We work with a strategy and not with a vision as a<br />

starting point. The danger of working with a vision<br />

is that when you have 25 university stakeholders, the<br />

vision gets picked apart in an instant. With a set of strategic<br />

ideas that are robust and intelligent, architecture<br />

can slowly develop. Ideas that were unpopular in the<br />

beginning slowly get more and more interesting. It is<br />

about going on a journey together that allows everyone<br />

to do more risky things. In this way it is possible to<br />

be more responsive to key ideas. It is about creating<br />

architecture instead of fighting for sketches of visions.”<br />

“You could compare building architecture with playing<br />

music. It is inevitable that we are playing for different<br />

audiences at different times. If you chase the audience<br />

I think you’re lost as a band and as a band of architects.<br />

In addition to that, it is not about fashion. Of course,<br />

you do not want to be not of your time, but you <strong>als</strong>o do<br />

not want to be just an instant reflection of your time.<br />

We have to make uneasy, tough, challenging music.<br />

Not a soft easy melody, not a mainstream production.<br />

Furthermore, we should not be obsessed with one thing<br />

because then you loose the vision on other things. If<br />

you are obsessed with one thing you cannot really<br />

make the right choices.”<br />

Sabine Meier (s.o.meier@uva.nl) is <strong>als</strong> promovenda verbonden aan de<br />

onderzoeksgroep Urban Geographies bij het Amsterdam Institute for Metropolitan<br />

and International <strong>De</strong>velopment Studies, Universiteit van Amsterdam.<br />

Samantha Volgers (samantha@bureaumiddelkoop.nl) is <strong>als</strong> adviseur en<br />

onderzoeker werkzaam bij Bureau Middelkoop. Beiden zijn redacteur bij <strong>Rooilijn</strong>.


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 <strong>De</strong> <strong>campus</strong> <strong>als</strong> een stad<br />

P. 252<br />

<strong>De</strong> <strong>campus</strong><br />

<strong>als</strong> een stad<br />

Monique Arkesteijn en Alexandra den Heijer<br />

Foto boven: de Uithof (bron AAArchitecten). Onder: Relatie <strong>publiek</strong>e ruimte en functies (academiegebouw) in de binnenstad van Groningen (foto: Alexandra den Heijer)


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 <strong>De</strong> <strong>campus</strong> <strong>als</strong> een stad<br />

P. 253<br />

Universiteiten erkennen in toenemende mate<br />

de strategische waarde van de <strong>campus</strong>. Niet<br />

alleen voor het aantrekken en vasthouden van<br />

talentvolle studenten en wetenschappers in<br />

een globaliserende kenniseconomie, maar<br />

ook voor het stimuleren van samenwerking<br />

binnen en buiten de universiteit. <strong>De</strong> traditionele<br />

<strong>campus</strong> voor onderwijs en onderzoek maakt,<br />

in Nederland en buitenland, steeds meer<br />

plaats voor woningen, bedrijfsruimte, horeca<br />

en vrijetijdsvoorzieningen. Met deze ambities<br />

worden <strong>campus</strong>managers steeds meer<br />

stadsontwikkelaars. Tegelijkertijd erkennen<br />

steden het economisch belang van een goede<br />

kennisinfrastructuur. Wordt de <strong>campus</strong> een stad<br />

of wordt de stad een <strong>campus</strong>?<br />

Campusstrategieën van universiteiten in<br />

binnen- en buitenland krijgen steeds meer<br />

parallellen met gebiedsontwikkelingen.<br />

Het multifunctionele karakter, de toenemende<br />

aandacht voor de openbare ruimte<br />

en de multiculturele universiteitspopulatie<br />

zijn slechts enkele overeenkomsten. Perry<br />

& Wiewel (2007) beschrijven voorbeelden<br />

van ‘de universiteit <strong>als</strong> stedelijke ontwikkelaar’.<br />

Zij benadrukken ook de verantwoordelijkheid<br />

die vooral Amerikaanse<br />

universiteiten nemen voor de economische<br />

groei en maatschappelijke dienstverlening<br />

in de steden waarin zij gevestigd zijn.<br />

Campusstrategieën zijn echter primair<br />

huisvestingstrategieën voor steeds bedrijfsmatiger<br />

opererende universiteiten.<br />

Kansen en bedreigingen<br />

Sinds de Nederlandse universiteiten in 1995<br />

eigenaar werden van hun grond en gebouwen<br />

is de bestuurlijke aandacht voor de<br />

<strong>campus</strong> gegroeid. Op de agenda verschenen<br />

echter niet alleen kansen, maar ook bedreigingen.<br />

Met de eigendomsoverdracht van<br />

het rijk naar de universiteiten werd, naast<br />

de beslissingsvrijheid over investeringen in<br />

de <strong>campus</strong>, een technisch en functioneel<br />

verouderde gebouwenvoorraad overgedragen.<br />

Dit bleek destijds uit de vergelijking<br />

van de universitaire masterplannen, huisvestingsplannen<br />

en <strong>campus</strong>visies (<strong>De</strong> Jonge<br />

e.a., 2000). Ambities werden geformuleerd<br />

om onderwijs en onderzoek beter te<br />

ondersteunen of, negatiever geformuleerd,<br />

om productiviteitsverlies en ontevreden<br />

gebruikers te voorkomen. Bij deze plannen<br />

hoorden herinvesteringsopgaven en<br />

onderhoudsplanningen, met grote gevolgen<br />

voor de universitaire financiën.<br />

Binnen deze veranderde context moeten<br />

<strong>campus</strong>managers de potentiële baten van<br />

elke <strong>campus</strong>beslissing afwegen tegen de<br />

lasten. Voor hun advies aan bestuurders<br />

hebben zij steeds meer behoefte aan<br />

vergelijkingen met andere universiteiten<br />

(<strong>De</strong>n Heijer, 2007). Krachten van alle<br />

Nederlandse universiteiten zijn gebundeld<br />

om <strong>campus</strong>data en recente projecten te<br />

vergelijken en collectieve trends te signaleren<br />

ten bate van de universiteitsspecifieke<br />

<strong>campus</strong>strategieën. Het gezamenlijke<br />

onderzoeksresultaat is een bron van<br />

managementinformatie voor het onderbouwen<br />

van een <strong>campus</strong>strategie. Een van<br />

de collectieve trends in de strategievorming<br />

is de steeds sterkere relatie tussen <strong>campus</strong><br />

en stad.


<strong>Rooilijn</strong><br />

Campusstrategieën<br />

Strategievorming is een proces dat volgens<br />

de theorie (<strong>De</strong> Jonge e.a., 2008) uit vier<br />

stappen bestaat. Voor een <strong>campus</strong>strategie<br />

omvat dit proces het in kaart brengen<br />

van de huidige <strong>campus</strong> (stap 1), trends en<br />

ontwikkelingen rond de <strong>campus</strong> (stap 2),<br />

toekomstbeelden voor de <strong>campus</strong> (stap<br />

3) en mogelijke strategieën en samenwerkingsverbanden<br />

om de huidige <strong>campus</strong><br />

te transformeren in de <strong>campus</strong> van de<br />

toekomst (stap 4). In dit artikel worden<br />

deze stappen beschreven met de nadruk<br />

op de relatie met de stad.<br />

<strong>De</strong> huidige <strong>campus</strong><br />

<strong>De</strong> hedendaagse <strong>campus</strong> laat zich<br />

karakteriseren door een groot aandeel<br />

gebouwen uit de jaren zestig en zeventig<br />

(<strong>De</strong>n Heijer, 2007). <strong>De</strong> sterke groei in<br />

Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 <strong>De</strong> <strong>campus</strong> <strong>als</strong> een stad<br />

P. 254<br />

studentenaantallen die de universiteiten in<br />

deze decennia hebben doorgemaakt, laat<br />

nog steeds zijn sporen na. In tabel 1 is de<br />

leeftijdopbouw van de gebouwenvoorraad<br />

van de Nederlandse universiteiten anno<br />

2007 weergegeven. <strong>De</strong> sterk toegenomen<br />

ruimtebehoefte werd destijds vervuld<br />

met grote faculteitsgebouwen op perifere<br />

<strong>campus</strong>sen met een ruime stedenbouwkundige<br />

opzet. Zo verlieten veel faculteiten,<br />

vooral de bètawetenschappen vanwege<br />

de veiligheidseisen van laboratoria, de<br />

historische binnensteden en ontstonden<br />

van de stad geïsoleerde <strong>campus</strong>sen.<br />

<strong>De</strong> ruime opzet en relatief perifere ligging<br />

hebben de universiteiten lange tijd autonomie<br />

gegeven in de stedelijke ontwikkeling.<br />

Inmiddels hebben de universiteitssteden<br />

veel <strong>campus</strong>sen gedeeltelijk of geheel<br />

Tabel 1 Leeftijdopbouw gebouwenvoorraad Nederlandse universiteiten 2007 (bron: <strong>De</strong>n Heijer, 2007)<br />

EUR LEI RU RUG TUD TUE UM UT UU UvA UvT VU WU OU<br />

% m 2 % m 2 % m 2 % m 2 % m 2 % m 2 % m 2 % m 2 % m 2 % m 2 % m 2 % m 2 % m 2 % m 2<br />

< 1900 4% 5% 16% 15% 4%<br />

00’s 1% 2%<br />

10’s 1% 4% 3% 3%<br />

20’s 2% 2%<br />

30’s 1% 2%<br />

40’s 0%<br />

50’s 5% 1% 15% 11% 18%<br />

60’s 30% 27% 27% 9% 28% 45% 47% 20% 20% 50% 16%<br />

70’s 7% 14% 23% 36% 37% 16% 14% 34% 19% 64% 33% 41% 28%<br />

80’s 9% 34% 8% 21% 4% 4% 29% 5% 16% 18% 13% 10% 66%<br />

90’s 27% 5% 3% 12% 7% 8% 19% 13% 11% 10% 24% 2% 20% 21%<br />

> 2000 27% 8% 39% 8% 7% 17% 21% 1% 16% 4% 11% 7% 4% 13%<br />

100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%


<strong>Rooilijn</strong><br />

Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 <strong>De</strong> <strong>campus</strong> <strong>als</strong> een stad<br />

P. 255<br />

Figuur 1 <strong>De</strong> Nederlandse <strong>campus</strong>sen getypeerd naar drie modellen in relatie tot de stad (bron: <strong>De</strong>n Heijer, 2007)<br />

<strong>campus</strong><br />

stad<br />

CAMPUS BUITEN DE STAD<br />

UT-Enschede<br />

UU-Utrecht (<strong>De</strong> Uithof)<br />

<strong>campus</strong><br />

omsloten. Er is onderscheid te maken in<br />

drie ruimtelijke configuraties van <strong>campus</strong><br />

en stad, geïllustreerd in figuur 1: een<br />

<strong>campus</strong> buiten de stad, een <strong>campus</strong> <strong>als</strong> relatief<br />

geïsoleerd gebied binnen de stad en de<br />

<strong>campus</strong> die geïntegreerd is met de (binnen)<br />

stad. In dezelfde figuur zijn de Nederlandse<br />

<strong>campus</strong>sen anno 2007 gegroepeerd naar<br />

één van de drie modellen (<strong>De</strong>n Heijer,<br />

2007). Het eerste model, de <strong>campus</strong> buiten<br />

de stad, komt in de Nederlandse context het<br />

minst voor. Dit heeft te maken met relatief<br />

korte afstanden, verstedelijking en hoge<br />

dichtheden. Dit model kent in bijvoorbeeld<br />

de Amerikaanse context veel extremere<br />

vormen. In Nederland liggen dergelijke<br />

<strong>campus</strong>sen nog steeds op fietsafstand van<br />

de nabije (binnen)stad. Het tweede model,<br />

de gesloten <strong>campus</strong> binnen de stad, heeft<br />

duidelijk gedefinieerde grenzen die een<br />

drempel opwerpen voor niet-universitaire<br />

gebruikers van de stedelijke bevolking.<br />

In het derde, geïntegreerde model is de<br />

<strong>campus</strong> onderdeel van het stedelijk weefsel<br />

door functiemenging met wonen, werken<br />

en andere niet-universitaire functies.<br />

stad<br />

CAMPUS ALS (GEïSOLEERD)<br />

GEBIED BINNEN DE STAD<br />

EUR-Rotterdam<br />

LEI-Leiden (Leeuwenhoek)<br />

RU-Nijmegen<br />

RUG-Groningen (Zernike)<br />

TUD-<strong>De</strong>lft<br />

WU-Wageningen<br />

TUE-Eindhoven<br />

UU-Utrecht (University College)<br />

UvA-Amsterdam (Watergraafsmeer)<br />

UvT-Tilburg<br />

VU-Amsterdam<br />

<strong>campus</strong><br />

stad<br />

CAMPUS GEïNTEGREERD<br />

MET DE (BINNEN)STAD<br />

UM-Maastricht<br />

LEI-Leiden (city centre)<br />

RUG-Groningen (city centre)<br />

UvA-Amsterdam (city centre &<br />

Roeterseiland)<br />

UU-Utrecht (city centre)<br />

Door de groei van de stad en de verdichting<br />

van de <strong>campus</strong> met andere functies<br />

kunnen deze drie modellen ook worden<br />

gezien <strong>als</strong> drie stadia van de veranderende<br />

relatie tussen <strong>campus</strong> en stad. Dit is een<br />

ontwikkelingsproces van geïsoleerd naar<br />

geïntegreerd, maar het verleden heeft laten<br />

zien dat het omgekeerde proces ook een<br />

<strong>campus</strong>strategie kan zijn. Universiteiten en<br />

steden kunnen dit proces samen sturen.<br />

Veranderende eisen<br />

Strategische plannen van de meeste<br />

universiteiten benadrukken dat enerzijds<br />

onderwijs- en onderzoeksprocessen steeds<br />

plaatsonafhankelijker worden en dat<br />

anderzijds ‘meaningful places’, ‘community<br />

building’ en ‘creating a place to meet’ steeds<br />

belangrijkere thema’s worden (Chapman,<br />

2006; <strong>De</strong>n Heijer, 2007). In vele scenario’s<br />

voor de universiteit van de toekomst is<br />

netwerksturing een gemeenschappelijk<br />

begrip. <strong>De</strong> netwerkuniversiteit legt vele<br />

verbindingen met nationale en internationale<br />

kennisinstellingen, gerelateerde<br />

bedrijvigheid en de voorzieningen


<strong>Rooilijn</strong><br />

in de universiteitsstad en regio. Ook<br />

Worthington (2007) stelt dat leren en<br />

onderzoeken meer multidisciplinaire<br />

samenwerking behoeft en dat faculteiten<br />

en afdelingen daartoe gestimuleerd<br />

moeten worden, ook via de universitaire<br />

huisvesting. Dit legt veel meer nadruk op<br />

de informele ruimte dan op de formele,<br />

meer traditionele onderwijsruimten, kantoren<br />

en laboratoria. Er is een toenemende<br />

behoefte aan <strong>publiek</strong>e ruimte tussen<br />

afdelingen, tussen faculteiten en ook<br />

tussen universiteit en stedelijke functies.<br />

Door de ambities om een ‘learning<br />

experience’ en ‘homebase’ te bieden aan een<br />

steeds internationaler wordende populatie<br />

van studenten, docenten en wetenschappers,<br />

wordt de <strong>campus</strong> steeds multifunctioneler<br />

(Worthington, 2007; <strong>De</strong>n Heijer,<br />

2007). Voorbeelden zijn studentenwoningen,<br />

maar ook woningen of hotelcapaciteit<br />

voor visiting professors, hippe koffiebars en<br />

ruimten voor startende ondernemingen.<br />

Voor het realiseren van deze functies is de<br />

universiteit steeds meer aangewezen op<br />

de samenwerking met gemeente, woningcorporaties<br />

met studentenhuisvesting en<br />

lokaal en regionaal bedrijfsleven. Toch<br />

bestaat de <strong>campus</strong> anno 2007 bij de meeste<br />

universiteiten nog voor het overgrote deel<br />

uit gebouwen voor onderwijs en onderzoek.<br />

Daarmee staan de universiteiten<br />

voor een belangrijke afweging: bouwen we<br />

een eigen stad of gaan we voor het voorzien<br />

in de veranderende behoefte samen te<br />

werken met de stad?<br />

Ontwikkelingen kennisstad<br />

Parallel aan de ontwikkelingen binnen<br />

de universiteit, richten steden zich onder<br />

invloed van de veranderingen in de<br />

economie steeds meer op hun rol in de<br />

Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 <strong>De</strong> <strong>campus</strong> <strong>als</strong> een stad<br />

P. 256<br />

diensten- en kenniseconomie. <strong>De</strong> kenniseconomie<br />

is veel minder plaatsgebonden dan de<br />

agrarische of industriële: het is een netwerkeconomie.<br />

Dit betekent dat bedrijven en kennisinstellingen<br />

in de kenniseconomie steeds<br />

meer <strong>als</strong> knopen in een netwerk (moeten)<br />

gaan fungeren, en dat specialisatie noodzakelijk<br />

is in de mondiale concurrentie. Een<br />

tendens voor de meeste universiteitssteden is<br />

de transitie van studentenstad naar kennisstad<br />

(<strong>De</strong>n Heijer, 2007). Uit onderzoek van<br />

Van den Berg (2005) naar Europese steden<br />

in de kenniseconomie blijkt dat steden een<br />

zevental fundamenten moeten hebben om<br />

kennisstad te worden of te blijven: een kennisbasis,<br />

een economische basis, kwaliteit van<br />

leven, toegankelijkheid, stedelijke diversiteit,<br />

stedelijke schaal en sociaal potentieel. Naast<br />

deze fundamenten noemt Van den Berg het<br />

organiserend vermogen om achtereenvolgens<br />

kenniswerkers aan te trekken, kennis te<br />

creëren, kennis toe te passen en groeiclusters<br />

ontwikkelen. Voor deze vier activiteiten, met<br />

<strong>als</strong> doel economische groei, moet een stad de<br />

krachten bundelen met de aanwezige kennisinstellingen<br />

en bedrijven, respectievelijk<br />

de kennisbasis en de economische basis. Dit<br />

ook om te voorkomen dat steden en universiteiten<br />

de synergie tussen beide onvoldoende<br />

benutten. Nadin & Rocco (2008) herdefiniëren<br />

de rol van de stad van ‘randvoorwaarden<br />

scheppen voor ontwikkelingen’ naar het<br />

‘creëren van synergie in samenwerking met<br />

haar economische motoren in de kenniseconomie’.<br />

Bestaande stedelijke voorzieningen<br />

en de kwaliteiten van de stad zijn belangrijke<br />

bouwstenen voor zowel de kennisstad <strong>als</strong> de<br />

<strong>campus</strong> van de toekomst.<br />

Toekomstmodellen<br />

Ook in de literatuur blijken modellen voor<br />

de <strong>campus</strong> van de toekomst sterke overeenkomsten<br />

te vertonen met modellen voor de


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 <strong>De</strong> <strong>campus</strong> <strong>als</strong> een stad<br />

P. 257<br />

kennisstad (Van den Berg, 2005; Chapman,<br />

2006; Hoeger e.a., 2007). <strong>De</strong> <strong>campus</strong> wordt,<br />

ook vanuit de Angelsaksische definitie,<br />

steeds meer een verzamelterm voor alle aan<br />

de instelling gerelateerde voorzieningen.<br />

Hierbij gaat het om vijf groepen <strong>campus</strong>functies:<br />

onderwijs & onderzoek, wonen,<br />

winkels & vrijetijdsvoorzieningen, gerelateerde<br />

bedrijvigheid en infrastructuur.<br />

Universiteitsbestuurders geven aan dat de<br />

universiteit voor het bereiken van de instellingsdoelen,<br />

waaronder internationalisering<br />

maar ook de tevredenheid van studenten en<br />

medewerkers, steeds meer afhankelijk is van<br />

de nabijheid van deze functies; functies die<br />

doorgaans al aanwezig zijn in de stad maar<br />

niet specifiek voor de universiteit of voor<br />

studenten of medewerkers. Afhankelijk van<br />

de ruimtelijke configuratie (figuur 1) zijn<br />

de vijf groepen <strong>campus</strong>functies in minder<br />

of meerdere mate in samenwerking met de<br />

stad te ontwikkelen. In het geval van het<br />

Roeterseiland is de uitgangssituatie, een<br />

<strong>campus</strong> geïntegreerd met de Amsterdamse<br />

binnenstad, gunstig voor het gezamenlijk<br />

ontwikkelen en managen van deze functies.<br />

Ook het delen van academische voorzieningen<br />

met de Hogeschool van Amsterdam in<br />

de nabijheid biedt kansen.<br />

Voor de afwegingen bij de <strong>campus</strong> van<br />

de toekomst zijn drie <strong>campus</strong>modellen<br />

van Chapman (2006) illustratief: ‘Clicks<br />

& Mortar’, ‘Intellectual Agora’ en ‘Back to<br />

the future’. ‘Clicks & Mortar’ gaat uit van<br />

een veel kleinere <strong>campus</strong> met veel inspirerende<br />

ruimte voor sociale en intellectuele<br />

ontmoetingen, een belangrijke trend in<br />

<strong>campus</strong>ontwerp. ‘Intellectual Agora’ staat<br />

voor een open marktplaats voor het creëren<br />

en uitwisselen van kennis en de <strong>campus</strong><br />

<strong>als</strong> integraal onderdeel van de stad, waarin<br />

veel ruimten met andere gebruikers worden<br />

gedeeld. ‘Back to the future’ blijft het meest<br />

bij de huidige situatie: een instelling met<br />

een grote vastgoedvoorraad die grotendeels<br />

exclusief door de instelling zelf gebruikt<br />

wordt. <strong>De</strong> relatie stad-<strong>campus</strong> is het meest<br />

gebaat bij de keuze voor ‘Intellectual Agora’<br />

maar kan in elk model een rol krijgen.<br />

In relatie tot modellen voor de kennisstad<br />

(Van den Berg e.a., 2005), wordt de<br />

kwaliteit van leven, een van de eerder<br />

genoemde zeven fundamenten, <strong>als</strong> belangrijke<br />

concurrentiekracht gezien van zowel<br />

de Europese universiteit <strong>als</strong> de Europese<br />

kennisstad. Corneil & Parsons (2007)<br />

pleiten voor het zo goed mogelijk inzetten<br />

van het cultureel erfgoed: de historische<br />

gebouwen en de fijnmazige historische<br />

binnensteden. <strong>De</strong> aantrekkingskracht<br />

op de steeds internationaler wordende<br />

kenniswerker wordt door diverse bronnen<br />

bevestigd. Ook recente bevindingen naar<br />

aanleiding van de herhuisvesting van de<br />

faculteit Bouwkunde van de TU <strong>De</strong>lft in<br />

een monumentaal universiteitsgebouw en<br />

de discussies over het faculteitsgebouw van<br />

de toekomst (Arkesteijn, 2009) bevestigen<br />

dit. In de samenwerking tussen universiteit<br />

en stad dienen deze baten zorgvuldig te<br />

worden afgewogen tegen de (extra) lasten<br />

van gebruik en eigendom van historisch<br />

erfgoed.<br />

Geïntegreerde strategieën<br />

Uit recente studies (Arkesteijn, 2009) en<br />

universitaire <strong>campus</strong>plannen (<strong>De</strong>n Heijer,<br />

2007) blijkt dat er steeds meer krachten<br />

zijn die het samenwerken en het delen van<br />

voorzieningen bevorderen. Niet alleen de<br />

primaire processen geven daartoe aanleiding,<br />

maar ook ‘de duurzame <strong>campus</strong>’ is<br />

een belangrijke internationale doelstelling.<br />

Het spaarzaam omgaan met kostbare<br />

middelen en schaarse energiebronnen


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 <strong>De</strong> <strong>campus</strong> <strong>als</strong> een stad<br />

P. 258<br />

foto: Hilde van Wijk


<strong>Rooilijn</strong><br />

Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 <strong>De</strong> <strong>campus</strong> <strong>als</strong> een stad<br />

P. 259<br />

krijgt tevens bij de gebruikers, studenten<br />

en medewerkers, steeds meer draagvlak.<br />

Bovendien bevorderen de krappe financiële<br />

kaders het delen van voorzieningen,<br />

zeker <strong>als</strong> er sprake is van een relatief lage<br />

bezetting en benutting.<br />

Ook hebben gebruikers steeds liever<br />

minder oppervlak met een hogere kwaliteit<br />

dan een grote gebouwenvoorraad met<br />

een matige tot redelijke technische conditie<br />

(<strong>De</strong>n Heijer, 2007). Daarnaast krijgt<br />

het toelaten van andere gebruikersgroepen<br />

ten dienste van de kwaliteit steeds<br />

meer draagvlak, zowel tussen faculteiten<br />

<strong>als</strong> tussen universiteit en stad. Bijkomend<br />

voordeel is dat gemeenschappelijk<br />

gebruik de ontmoetingsfunctie versterkt,<br />

ten gunste van onderwijs en onderzoek,<br />

de levendigheid van de kennisstad en<br />

de ‘learning experience’ van student en<br />

wetenschapper. Hiermee bindt de stad de<br />

kenniswerker die de economische motor<br />

laat draaien, waarmee de batenkant<br />

van investeringen in <strong>campus</strong> en stad<br />

meetbaar wordt.<br />

<strong>De</strong> <strong>campus</strong> wordt in toenemende mate<br />

ontwikkeld <strong>als</strong> een stad. Afhankelijk<br />

van de historische context, de huidige<br />

inpassing in de stad en de scenario’s voor<br />

de toekomst, zijn er voor de relatie met<br />

de stad twee modellen: de <strong>campus</strong> <strong>als</strong><br />

autonome stad of de <strong>campus</strong> <strong>als</strong> geïntegreerd<br />

stadsdeel. <strong>De</strong> meeste universiteiten<br />

en universiteitssteden geven aan dat<br />

zij gebaat zijn bij het laatste. Dit stelt<br />

hoge eisen aan de samenwerking en de<br />

bereidheid om voor gezamenlijke doelen<br />

gezamenlijke middelen in te zetten.<br />

Alexandra den Heijer (a.c.denheijer@tudelft.nl) en<br />

Monique Arkesteijn (m.h.arkesteijn@tudelft.nl) zijn beiden<br />

universitair docent Real Estate Management bij de afdeling<br />

Real Estate & Housing van de faculteit Bouwkunde aan de TU<br />

<strong>De</strong>lft.<br />

Literatuur<br />

Arkesteijn, M. (red.) (2009) Envisioning the faculty of the<br />

future, TU <strong>De</strong>lft, <strong>De</strong>lft<br />

Berg, L. van den & P. M.J. Pol e.a. (2005) European cities in the<br />

knowledge economy, Ashgate, Aldershot<br />

Chapman, M. P. (2006) American Places, in search of the<br />

twenty-first century <strong>campus</strong>, ACE Praeger, Westport, CT<br />

Corneil, J. & P. Parsons (2007) ‘The contribution of <strong>campus</strong><br />

design to the knowledge society’, in K. Hoeger & K.<br />

Christiaanse (red.), Campus and the city. gta Verlag, Zurich<br />

Heijer, A. den (2007) Universiteitsvastgoed in Nederland<br />

(onderzoek in samenwerking met Nederlandse<br />

universiteiten). Real Estate & Housing, Faculteit Bouwkunde,<br />

TU <strong>De</strong>lft, <strong>De</strong>lft<br />

Heijer, A. den, J. de Vries, T. Raas (2006) ‘Hoger Onderwijs <strong>als</strong><br />

motor voor de stad’, Nova Terra, 6, nr. 4, p. 3-8<br />

Hoeger, K. & K. Christiaanse (red.) (2007) Campus and the city,<br />

urban design for the knowledge society, gta Verlag, Zurich<br />

Jonge, H. de (2000) Analyse universitaire vastgoedplannen,<br />

TU <strong>De</strong>lft, <strong>De</strong>lft<br />

Jonge, H. de (2008) Corporate Real Estate Management,<br />

designing an accommodation strategy in four steps, TU <strong>De</strong>lft,<br />

<strong>De</strong>lft<br />

Nadin, V. & R. Rocco (2008) ‘A new role for comprehensive<br />

spatial planning’. In: Corporations & Cities, proceedings for<br />

colloquium Brussels, May 26-28, 2008<br />

Perry, D. C. & W. Wiewel (2007) The University, the City, and the<br />

State: Institutional Entrepreneurship or Instrumentality of the<br />

State?, M.E.Sharpe / Lincoln Institute of Land Policy, New York<br />

/ Cambridge<br />

Wortington, J. (2007) ‘European Universities - Ivory Tower<br />

of City Quarter?’ Proceedings for conference Competitive<br />

Campuses. NTNU, June 2007. Trondheim


<strong>Rooilijn</strong><br />

InBeeld<br />

Het nieuwe<br />

Roeterseiland<br />

Het Amsterdamse Quartier Latin?<br />

Simon Allford<br />

Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />

Simon Allford is de ontwerper van het nieuwe Roeterseiland. Bij de herontwikkeling<br />

van het gebied is niet gekozen voor sloop of nieuwbouw, maar voor grondige renovatie<br />

van de bestaande gebouwen. <strong>De</strong> geplande veranderingen vinden zowel aan de<br />

binnenkant <strong>als</strong> aan de buitenkant van de gebouwen plaats en hebben zo een complete<br />

metamorfose tot gevolg. Eén van de grote geplande veranderingen die direct in het<br />

oog springt, is het verwijderen van de onderste verdiepingen van het bruggebouw<br />

over de Nieuwe Achtergracht. Dit moet zorgen voor een betere verbinding met de rest<br />

van de stad. <strong>De</strong> gracht zal bovendien de centrale as van het eiland gaan vormen.<br />

<strong>De</strong> nieuwe huisvestingsplannen moeten er voor zorgen dat het straatbeeld levendiger<br />

wordt en dat het Roeterseiland een studentikoze, academische omgeving wordt, à<br />

la Bloomsbury of het Quartier Latin. Bekijk en vergelijk de huidige situatie met de<br />

nieuwe plannen en oordeel zelf.<br />

InBeeld: Het nieuwe Roeterseiland<br />

P. 260


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />

InBeeld: Het nieuwe Roeterseiland<br />

P. 261


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />

InBeeld: Het nieuwe Roeterseiland<br />

P. 262


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />

InBeeld: Het nieuwe Roeterseiland<br />

P. 263


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />

InBeeld: Het nieuwe Roeterseiland<br />

P. 264


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />

InBeeld: Het nieuwe Roeterseiland<br />

P. 265


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />

InBeeld: Het nieuwe Roeterseiland<br />

P. 266


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />

InBeeld: Het nieuwe Roeterseiland<br />

P. 267


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />

InBeeld: Het nieuwe Roeterseiland<br />

P. 268


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 InBeeld: Het nieuwe Roeterseiland<br />

P. 269<br />

Simon Allford is partner bij het Londense architectenbureau ALLFORD<br />

HALL MONAGHAN MORRIS (www.ahmm.co.uk), winnaar van de<br />

open internationale competitie voor het ontwerpen van het nieuwe<br />

Roeterseilandcomplex.


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Roeterseiland: van Complex naar Campus<br />

P. 270<br />

Roeterseiland:<br />

van Complex<br />

naar Campus<br />

Carla Huisman en Ineke Teijmant


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Roeterseiland: van Complex naar Campus<br />

P. 271<br />

Complex is het zeker. Het Roeterseiland is een<br />

wirwar van gebouwen die daar in de loop van<br />

honderd jaar zijn neergezet. Het geeft onderdak<br />

aan een veelheid van, weinig met elkaar delende,<br />

faculteiten. Met het vertrek van de Bètafaculteiten<br />

naar het Science Park komt daar verandering in.<br />

Het Roeterseiland wordt een Gamma<strong>campus</strong>.<br />

<strong>Rooilijn</strong> praat met de toekomstige gebruikers:<br />

de decanen van de drie faculteiten, een<br />

afgevaardigde van de Centrale Studentenraad en<br />

de vice-voorzitter van het College van Bestuur. Het<br />

gesprek gaat over de voordelen van het nieuwe<br />

cluster, de voorwaarden voor een succesvolle<br />

<strong>campus</strong>, de massaliteit van mensenstromen en<br />

de kwaliteit van de gebouwen.<br />

Het Gammacluster<br />

<strong>De</strong> drie decanen zien veel in het<br />

Gammacluster, zowel in de academische<br />

meerwaarde <strong>als</strong> in de economies of<br />

scale. Edgar du Perron, decaan van de<br />

Rechtenfaculteit, ziet een directe en voor<br />

de hand liggende relatie tussen rechten,<br />

economie en sommige maatschappij- en<br />

gedragswetenschappen. “Dat zijn deels<br />

verwante studies. Ze hebben te maken met<br />

prikkels en hoe mensen daarop reageren,<br />

met de ordening van de samenleving.<br />

Je ziet dat studenten de belangstelling<br />

daarvoor vaak combineren. Daar ligt dus<br />

voor het onderwijs een geweldige mogelijkheid.<br />

Rechten is al lang niet meer alleen<br />

een tekststudie; een studie van het heilige<br />

boek, het wetboek. Het gaat in de moderne<br />

rechtenstudie steeds meer om hoe regels<br />

worden gemaakt en hoe ze in de praktijk<br />

werken of niet werken, en dan komen we bij<br />

de gedragswetenschappen. Het verbaast me<br />

dat mijn eigen studentenraad ook inhoudelijk<br />

tegen de verhuizing is. Vraag je aan de<br />

individuele goede student: ‘Wat voor soort<br />

opleiding zou je willen?’ dan zeggen de<br />

meesten: ‘Wat recht, ethiek, beetje politicologie,<br />

beetje economie en aan het eind van<br />

de bachelor of in de master specialiseren,<br />

dat lijk me nou hartstikke leuk.’ Dat kan<br />

toch veel makkelijker <strong>als</strong> je bij elkaar zit.<br />

‘Maar dat kan ook op afstand’, wordt dan<br />

gezegd, ‘via internet en desnoods fiets je<br />

een stukje’, maar zo werkt het in de praktijk<br />

niet. <strong>De</strong> ontmoeting - het centrale thema<br />

van het instellingsplan - is essentieel voor<br />

de geboorte van spontane ideeën. Als die<br />

ideeën er eenmaal zijn, kun je ze op afstand<br />

uitwerken. Een relatie kan inderdaad op<br />

internet tot bloei komen, via datingsites,<br />

dat weten we. Maar het café is toch nog<br />

steeds een veel effectievere methode. En<br />

zo is het in de wetenschap ook.” <strong>De</strong> andere<br />

twee decanen knikken instemmend.<br />

“<strong>De</strong> mogelijkheden voor samenwerking<br />

zijn natuurlijk vele malen groter door


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Roeterseiland: Van Complex naar Campus<br />

P. 272<br />

fysieke nabijheid”, aldus Tom Wansbeek,<br />

decaan van de Faculteit Economische<br />

Wetenschappen. Edward de Haan<br />

ziet, <strong>als</strong> de decaan van de Faculteit der<br />

Maatschappij- en Gedragswetenschappen,<br />

niet alleen een meerwaarde in de<br />

samenwerking met de andere faculteiten,<br />

maar ook dat al zijn nu nog door de stad<br />

verspreid liggende afdelingen voor het eerst<br />

in de geschiedenis onder één dak komen.<br />

Mooier kan het natuurlijk niet in zijn ogen.<br />

Last but not least de mening van de studenten.<br />

Gijs van der Poel heeft de onmogelijke<br />

taak hier <strong>als</strong> vertegenwoordiger van de<br />

Centrale Studentenraad (CSR) voor 28.000<br />

studenten te spreken, waarmee hij meteen<br />

aangeeft dat er niet één mening bestaat.<br />

Hij begrijpt heel goed dat de rechtenstudenten<br />

en de Spin- en Bushuisstudenten<br />

emotioneel aan hun plek zijn gehecht. Dat<br />

is hij zelf ook, maar toevallig zit hij al op het<br />

Roeterseiland en vindt het er prachtig. Ook<br />

de CSR staat zeker niet afwijzend tegen<br />

de clustering. “Als je bedenkt dat al vanaf<br />

1955 over clustering wordt gesproken, is<br />

het nu misschien wel tijd dat het ook gaat<br />

gebeuren.”<br />

“Het liefst zou je alles bij elkaar willen<br />

hebben, maar dat gaat niet. We hebben er<br />

daarom voor gekozen de stad de <strong>campus</strong><br />

te laten zijn en dat is een uitdaging,” aldus<br />

Paul Doop, vice-voorzitter van het College<br />

van Bestuur. “Wat we niet willen, zijn vier<br />

eilanden in de stad die elkaar niet bereiken.<br />

<strong>De</strong> stad verbindt ze met elkaar. Het<br />

Roeterseiland is wat dat betreft een fantastische<br />

locatie, met Geesteswetenschappen<br />

op een fietsafstand van vijf minuten en de<br />

Bèta’s op vijftien minuten. Dat moeten we<br />

weten duidelijk te maken.”<br />

Fysisch determinisme<br />

Zijn de decanen niet bang dat de fysieke<br />

clustering een eerste stap is naar een grote<br />

brede bacheloropleiding met een veelheid<br />

Paul Doop:<br />

Een lege <strong>campus</strong> is het ergste<br />

wat je kan gebeuren; hoe<br />

meer studenten hoe beter


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Roeterseiland: Van Complex naar Campus<br />

P. 273<br />

Edward de Haan:<br />

Geen <strong>campus</strong> zonder<br />

studentenhuisvesting<br />

aan specialistische masters? Du Perron<br />

verwacht dat niet. Opleidingen zullen niet<br />

samensmelten tot een brede gammaopleiding,<br />

maar zullen eerder een palet aan<br />

opleidingen vormen, met brede naast meer<br />

gespecialiseerde opleidingen. “En dat maak<br />

je mogelijk door de faculteiten bij elkaar te<br />

zetten. Er moet voor de Rechtenfaculteit<br />

natuurlijk wel de inhoudelijke meerwaarde<br />

zijn, anders heeft verhuizen geen zin. Ik<br />

moet meteen zeggen dat in mijn faculteit<br />

niet iedereen overtuigd is van die meerwaarde.<br />

Het vervelende is dat er zelfs een<br />

beweging de andere kant op is. Mensen<br />

willen heel graag op een bepaalde locatie<br />

blijven en willen daarom niet meer over<br />

die inhoudelijke samenwerking nadenken.<br />

Zouden ze zeggen: ‘die samenwerking is<br />

een goed idee’, dan stemmen ze ook in<br />

met verhuizen, terwijl ze dat niet willen.”<br />

Wansbeek gaat in die samenwerking nog<br />

een stapje verder, of liever gezegd hij licht<br />

een tipje van de sluier op over vergevorderde<br />

toekomstplannen. “Meerwaarde<br />

krijg je door samen een kindje te maken.<br />

Misschien niet zo’n gelukkige metafoor <strong>als</strong><br />

je met z’n drieën bent, maar juist door deze<br />

drie faculteiten bij elkaar te zetten genereer<br />

je meerwaarde. Er wordt op dit moment<br />

met de drie faculteiten serieus gesproken<br />

over een tweede University College: alleen<br />

voor de UvA, Engelstalig en met een breed<br />

bachelorprogramma.” Paul Doop rekent<br />

voor dat <strong>als</strong> het College van Bestuur <strong>als</strong><br />

doel heeft tien procent van de studenten<br />

in de toekomst op de een of andere manier<br />

een honoursprogramma aan te bieden, een<br />

tweede University College geen overbodige<br />

luxe is. Het eerste University College telt<br />

900 plaatsen, waarvan 450 naar buitenlandse<br />

studenten gaan en 225 naar de VU.<br />

Daardoor krijgt slechts een klein gedeelte<br />

van het huidige potentieel goede UvAstudenten<br />

een kans. <strong>De</strong> uiterst representatieve<br />

Artisbibliotheek, “die zoveel wijsheid<br />

uitstraalt”, wordt nu al voor het nieuwe<br />

University College gereserveerd.<br />

Economies of scale en<br />

massaliteit<br />

Het Roeterseiland is volgens Doop voor de<br />

drie grote faculteiten bijzonder geschikt,<br />

niet in de laatste plaats vanwege de grote<br />

collegezalen. Het gaat om circa vijftienduizend<br />

studenten. Weliswaar zijn die niet<br />

allemaal tegelijk, alle dagen van de week,<br />

aanwezig, maar <strong>als</strong> ze er zijn verplaatsen ze<br />

zich continu. <strong>De</strong> Haan voegt hieraan toe:<br />

“Wanneer bij een college met vijfhonderd<br />

studenten twee groepen binnen tien minu-


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Roeterseiland: Van Complex naar Campus<br />

P. 274<br />

ten eruit en erin moeten, is dat een hele<br />

opgave. Dat kan niet in elk gebouw. Als het<br />

verkeerd is georganiseerd, sluiten colleges<br />

niet meer goed op elkaar aan in de tijd en<br />

daar zal de organisatie van het onderwijs<br />

onder lijden. Dat soort dingen kunnen we<br />

hier goed regelen. Alle grote collegezalen<br />

zijn op de begane grond of eenvoudig met<br />

de trap bereikbaar”. Du Perron: “Kijk naar<br />

de VU hoe het mis kan gaan. Daar ben<br />

je afhankelijk van de lift. Een afspraak<br />

op een hoge verdieping betekent twintig<br />

minuten eerder komen om een plaatsje in<br />

de lift te bemachtigen. Te veel onderwijsruimtes<br />

zitten hoog in het gebouw waar<br />

studenten niet met de trap naartoe gaan.”<br />

Grote aantallen studenten betekent ook<br />

een groot draagvlak voor voorzieningen.<br />

Op en rond het Roeterseiland verwacht<br />

men een binnenstedelijk voorzieningenniveau.<br />

Weliswaar voorzieningen voor<br />

een specifiek <strong>publiek</strong> maar daardoor niet<br />

minder aantrekkelijk voor de rest van de<br />

buurt en de middenstand. In ieder geval<br />

zal de plint van een aantal gebouwen in<br />

het complex een vrolijke facelift krijgen en<br />

wordt CREA met haar druk bezochte café<br />

en theater- en danszalen de nieuwe gebrui-<br />

Edgar du Perron:<br />

<strong>De</strong> ontmoeting is essentieel<br />

voor de geboorte van<br />

spontane ideeën<br />

ker van de oude monumentale diamantslijperij<br />

en daarmee een binnenstedelijke<br />

attractie. Ook binnen en tussen de gebouwen<br />

wordt het een gaan en komen van<br />

mensen. Het zorgt voor de nodige reuring.<br />

Volgens Van der Poel is er op dit moment<br />

“een gigantisch tekort aan studieplekken,<br />

groepswerkplekken en informele ruimten<br />

om met een groep te kunnen overleggen en<br />

opdrachten te maken. Er komen hier veel<br />

extensieve faculteiten, extensief onderwijs<br />

met weinig contacturen. Dat betekent nog<br />

meer zelfstudie dan nu. Terwijl er nu al<br />

een schrijnend tekort aan studieplekken<br />

is. Als de universiteit groter wordt, moeten<br />

er veel plekken bij komen.” Hij krijgt<br />

onmiddellijk bijval van Du Perron: “We<br />

hebben <strong>als</strong> Rechtenfaculteit gevraagd om<br />

een eigen bibliotheek, daarmee bedoelen<br />

we vooral eigen studieruimten. Studenten<br />

moeten in de buurt van hun eigen faculteit<br />

kunnen studeren en een bibliotheek is een<br />

goede ontmoetingsplek tussen studenten<br />

en docenten. Dat bereik je niet door in de<br />

binnenstad één grote studieruimte neer<br />

te zetten. Ontmoetingsplekken horen zo<br />

dicht mogelijk bij de medewerkers te zijn,<br />

zeker bij het masteronderwijs. Dat moet<br />

beter worden ingevuld.”


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Roeterseiland: Van Complex naar Campus<br />

P. 275<br />

<strong>De</strong> Campus<br />

Het was <strong>De</strong> Haan opgevallen dat in de<br />

laatste presentatie van de plannen het<br />

woord <strong>campus</strong> ontbrak. Hij hoopt dat het<br />

geen opzet is, want studentenhuisvesting<br />

maakt volgens hem een cruciaal deel<br />

uit van het plan. Geen <strong>campus</strong> zonder<br />

studentenhuisvesting. Over de wenselijkheid<br />

en noodzakelijkheid van studentenhuisvesting<br />

bestaat een opmerkelijke<br />

gelijkgezindheid onder de decanen en<br />

de studentvertegenwoordiger. Volgens<br />

Wansbeek neemt de rol van een <strong>campus</strong><br />

zelfs “kwadratisch toe met de toename van<br />

het aantal <strong>campus</strong>bewoners”. En daar komt<br />

bij “dat de toekomst van de universiteit<br />

afhangt van de komst van buitenlandse<br />

studenten, zowel financieel <strong>als</strong> academisch.<br />

<strong>De</strong> behoefte aan huisvesting onder die<br />

groep is nog veel groter; binnenhalen<br />

betekent ook ze een thuis geven. Gebouw J<br />

en K zou ik nooit afstoten. Gebouw J lijkt al<br />

een beetje op het Maagdenhuis en kan die<br />

functie goed vervullen <strong>als</strong> het Maagdenhuis<br />

wordt afgestoten. Het zou geweldig zijn <strong>als</strong><br />

gebouw K wordt bestemd voor huisvesting.


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Roeterseiland: Van Complex naar Campus<br />

P. 276<br />

Ton Wansbeek:<br />

<strong>De</strong> rol van een <strong>campus</strong><br />

neemt kwadratisch toe met<br />

de toename van het aantal<br />

<strong>campus</strong>bewoners<br />

Het ligt achteraan, mensen moeten over het<br />

terrein lopen en dat brengt levendigheid<br />

in het gebied.” Wansbeek ziet het helemaal<br />

zitten. Nu is het “een beetje een achterbuurtje”,<br />

waar hij wel komt, maar niet graag<br />

is. Du Perron vult aan “dat huisvesting<br />

bieden aan buitenlandse medewerkers en<br />

studenten verschrikkelijk belangrijk is voor<br />

de internationale concurrentiepositie.”<br />

Niet helemaal onverwacht houdt ook<br />

Van der Poel een warm pleidooi voor<br />

studentenhuisvesting op het Roeterseiland.<br />

Hij vindt op dit punt ook het College van<br />

Bestuur aan zijn zijde, echter niet zonder<br />

voorbehoud: “We hebben gezegd, het moet<br />

wel betaalbaar blijven.” Blijkbaar is dat<br />

nog niet gegarandeerd want er is nog geen<br />

definitief besluit genomen, aldus Doop.<br />

Wel wijst hij de aanwezigen er op dat het<br />

met die studentenhuisvesting helemaal<br />

niet zo slecht is gesteld. Zeker niet <strong>als</strong> het<br />

aan de gemeente ligt. Die heeft de ambitie<br />

de komende jaren circa 7.600 studentenwoningen<br />

te realiseren. Hij is het overigens<br />

volstrekt met Wansbeek eens wat betreft de<br />

buitenlandse studenten. <strong>De</strong> universiteit is,<br />

door de toenemende vergrijzing, de afname<br />

van het aantal achttienjarigen en zeker<br />

gezien de nieuwe tariefstelling, in toenemende<br />

mate van die groep afhankelijk. In<br />

die zin is de opgave dan ook residentieel;<br />

huisvesting hoort erbij. “Een lege <strong>campus</strong><br />

is het ergste wat kan gebeuren. Hoe meer<br />

studenten hoe beter”.<br />

Horizontale en verticale<br />

kwaliteit<br />

Het huidige Roeterseiland is geen aantrekkelijk<br />

geheel. Daar is iedereen het over eens.<br />

Het is rommelig en ongeordend, gebouwd<br />

in verschillende perioden in totaal verschillende<br />

bouwstijlen en tot nu toe zonder<br />

enige poging daar een stedenbouwkundig<br />

samenhangend geheel van te maken.<br />

Dat negatieve oordeel geldt niet voor de<br />

gebouwen afzonderlijk. <strong>De</strong> voormalige<br />

diamantslijperij staat op de monumentenlijst,<br />

het G-gebouw is een min of meer<br />

klassiek voorbeeld van de Amsterdamse<br />

Schoolarchitectuur en het B- en C-gebouw<br />

toonbeelden van het modernisme. Op z’n<br />

minst een interessante verzameling, te<br />

meer daar de hoge pijp op het laboratorium<br />

van scheikunde niet alleen een uiting is<br />

van puur rationele architectuur, maar ook<br />

<strong>als</strong> een landmark functioneert. Met het<br />

logo van de Universiteit van Amsterdam<br />

erop is hij in de wijde omtrek te zien. Met<br />

deze verticale kwaliteit van het complex<br />

is dus iedereen dik tevreden. Horizontaal,


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Roeterseiland: Van Complex naar Campus<br />

P. 277<br />

op het maaiveld, moet nog wel het een<br />

en ander gebeuren. Hoe pakken de fraaie<br />

toekomstbeelden in werkelijkheid uit, is<br />

een vraag die op ieders gezicht is te lezen en<br />

op dat punt zijn er wel wat twijfels. Edgar<br />

du Perron maakt zich zorgen over de mooie<br />

plaatjes: “Ik vind de plaatjes altijd heel<br />

mooi, maar ben altijd benieuwd naar de<br />

computersimulatie met hoe mensen zich<br />

daadwerkelijk gedragen in een bepaalde<br />

omgeving. Zouden de fietsen dan echt<br />

allemaal netjes in de rekken geparkeerd<br />

staan? Natuurlijk niet!” Edward de Haan<br />

onderschrijft het fietsenprobleem en noemt<br />

daarnaast de plaatsing van de hoofdingang<br />

aan de Achtergracht “problematisch”. Is dat<br />

de juiste plek? Lopen daar straks de meeste<br />

mensen langs? Paul Doop geeft toe dat er<br />

nog een aantal puntjes op de ‘i’ moeten<br />

worden gezet in de verbouwingsplannen,<br />

maar hij is hoopvol. <strong>De</strong> universiteit<br />

timmert hard aan de weg met de clustering.<br />

Doop: “Natuurlijk moeten we niet onbezorgd<br />

door het leven gaan. Als we <strong>als</strong> universiteit<br />

echt alleen maar plannen zouden<br />

Gijs van der Poel:<br />

<strong>De</strong> universiteit kan best<br />

een beetje meer doen, dan<br />

wettelijk is voorgeschreven<br />

hebben en niets tot uitvoering brengen, zou<br />

ik ook twijfels hebben. Maar we doen wat<br />

we zeggen. Zelfs de Rechtenfaculteit naar<br />

het Roeterseiland verhuizen.” “Mooi”, zie<br />

je Gijs van der Poel denken, “maar kijk en<br />

passant ook nog even naar de duurzaamheid<br />

van de plannen, want wij zagen de<br />

energie- en milieubesparende maatregelen<br />

er niet echt van af druipen. <strong>De</strong> universiteit<br />

mag best iets meer doen dan wettelijk is<br />

voorgeschreven.”<br />

Carla Huisman (carla.huisman@student.uva.nl) is student<br />

stadssociologie en Ineke Teijmant (i.teijmant@uva.nl) is docent<br />

stadssociologie bij de Universiteit van Amsterdam. Beiden zijn<br />

redacteur van <strong>Rooilijn</strong>.


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Broedmachine van de creatieve klasse<br />

P. 278<br />

foto: Hilde van Wijk<br />

Robert Kloosterman<br />

Broedmachine<br />

van de creatieve<br />

klasse


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Broedmachine van de creatieve klasse<br />

P. 279<br />

<strong>De</strong> plannen voor het Roeterseilandcomplex (REC) ademen de sfeer van<br />

institutionele veranderingen waarbij de financiering steeds meer gekoppeld raakt<br />

aan de aantallen studenten. Maar dat is niet de enige verandering die van belang<br />

is voor de herontwikkeling van het REC. Er is ook sprake van een veranderde visie<br />

op de relatie tussen kennis(-werkers) en steden waarbij de kwaliteit van de plaats<br />

<strong>als</strong> een belangrijke vestigingsfactor wordt gezien. Universiteiten moeten opereren<br />

in een context die in bepaalde opzichten verschilt van die van tien jaar geleden.<br />

Het Roeterseilandcomplex is op te vatten <strong>als</strong><br />

een geologische formatie met de individuele<br />

gebouwen <strong>als</strong> representanten van verschillende<br />

perioden. Het zogeheten G-gebouw<br />

aan de Nieuwe Prinsengracht is een specimen<br />

uit de jaren dertig. Dit gebouw, in de<br />

stijl van de Amsterdamse School maar met<br />

een eigen identiteit en zelfs met een in steen<br />

gehouwen opschrift ‘Geologisch Instituut’,<br />

ademt de sfeer van de universiteit <strong>als</strong> een<br />

tamelijk verheven en gesloten bolwerk van<br />

kennis. Eenmaal binnen biedt het gebouw<br />

ruime toegang tot de werkplekken van<br />

de medewerkers. Het A-gebouw aan de<br />

Roetersstraat weerspiegelt veel meer de veranderingen<br />

van de jaren zestig en zeventig<br />

toen studeren massale proporties begon aan<br />

te nemen en de wereld doortrokken was van<br />

een optimistisch modernisme. Een grote<br />

hal, grote collegezalen zonder enige opsmuk<br />

en bordjes met namen van instituten die<br />

snel weer vervangen kunnen worden. Voor<br />

de medewerkers, toen nog de nieuwe vrijgestelden,<br />

de gestandaardiseerde wereld van<br />

systeemplafonds, dunne scheidingswanden<br />

en plastic koffiebekertjes. <strong>De</strong> meest recente<br />

toevoeging, het E-gebouw, eveneens aan de<br />

Roetersstraat, is weer anders. <strong>De</strong> universiteit<br />

<strong>als</strong> een in zichzelf gekeerde broedmachine.<br />

Na een grote hal, een labyrint van smalle<br />

gangen en klein bemeten uniforme kamertjes<br />

met nauwelijks uitzicht op de wereld<br />

daarbuiten. Voor de daar gehuisveste<br />

economen maakt het misschien ook weinig<br />

uit. Doorgaans zijn ze toch alleen maar<br />

geïnteresseerd in de wereld van hun model<br />

en niet in de wereld om hen heen.<br />

<strong>De</strong> student <strong>als</strong> consument<br />

We staan nu aan de vooravond van een<br />

nieuwe periode. <strong>De</strong> Universiteit van<br />

Amsterdam wil een grote slag slaan in de<br />

huisvesting en overgaan tot het ruimtelijk<br />

concentreren. In dat plan zal het REC<br />

domicilie bieden aan drie Faculteiten:<br />

de Faculteit der Rechtsgeleerdheid, de<br />

Faculteit Maatschappij- en Gedragswetenschappen<br />

en de Faculteit Economie<br />

en Bedrijfskunde. <strong>De</strong>ze ruimtelijke<br />

clustering omvat een grootscheepse verbouwing<br />

en nieuwbouw. In 2006 hadden<br />

de drie Faculteiten samen zo’n 18.100<br />

studenten en 1.560 fte medewerkers. In<br />

de ramingen voor 2020 gaat het respectievelijk<br />

om 24.400 studenten en 1.790 fte<br />

medewerkers bij de FEB, FGW en FdR.<br />

<strong>De</strong> plannen (Roeterseiland gebiedsontwikkeling,<br />

2007; Meerjaren Huisvestingsplan,<br />

2008) laten een duidelijke koerswijziging<br />

zien. Ten eerste wil men streven naar<br />

een soort van <strong>campus</strong> waarbij meerdere<br />

functies (onderwijs, kantoren, sport,<br />

winkels, theater en horeca) in één complex<br />

worden ondergebracht. Ten tweede wordt<br />

gestreefd naar een veel minder scherpe<br />

scheiding tussen de semi-<strong>publiek</strong>e ruimte<br />

van de universiteit en de openbare


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Broedmachine van de creatieve klasse<br />

P. 280<br />

ruimte: “Gebouwen moeten zich openen<br />

op het maaiveld naar de voorbijganger”<br />

(Meerjaren Huisvestingsplan, 2008, p.<br />

9). <strong>De</strong> UvA wil niet alleen de kosten van<br />

de huisvesting drukken, maar zich met<br />

de herontwikkeling van het REC ook<br />

profileren om zo de concurrentiestrijd met<br />

andere universiteiten binnen en buiten<br />

Nederland, maar heel expliciet vooral die<br />

met de VU, aan te gaan. Want veel meer<br />

dan voorheen moet een universiteit aantrekkelijk<br />

zijn voor studenten. Die vormen<br />

“een belangrijke inkomstenbron voor de<br />

universiteit” (Meerjaren Huisvestingsplan,<br />

2008, p. 12). <strong>De</strong> huisvesting speelt in dat<br />

gevecht om de student een belangrijke<br />

rol. Mooie gebouwen zijn dan niet meer<br />

voldoende, ook de directe omgeving, de<br />

‘<strong>campus</strong>’, moet aantrekkelijk worden.<br />

Van kathedra<strong>als</strong>chool tot<br />

opwerkfabriek<br />

<strong>De</strong> eerste universiteiten in Europese steden<br />

werden opgericht in de Middeleeuwen,<br />

met die van Bologna in 1088 <strong>als</strong> eerste.<br />

<strong>De</strong>ze instellingen hadden een nauwe band<br />

met de (katholieke) kerk en waren deels<br />

een uitvloeisel van kathedra<strong>als</strong>cholen.<br />

<strong>De</strong> locaties van universiteiten waren dan<br />

ook nauw verbonden met de ruimtelijke<br />

structuur van de katholieke hiërarchie.<br />

Na de Reformatie en mede onder invloed<br />

van de Verlichting werden in tal van grote<br />

steden nieuwe universiteiten opgericht om<br />

te fungeren <strong>als</strong> leverancier van theologen,<br />

juristen en artsen. Veel recenter, na de<br />

Tweede Wereldoorlog, werden universiteiten<br />

ingezet <strong>als</strong> instrument om regionale<br />

ontwikkeling te bevorderen (Newlands,<br />

2002). Met het oprichten van een nieuwe<br />

universiteit dachten beleidsmakers de lokale<br />

economie te kunnen versterken. Eerst en<br />

direct door de bouw van het complex, vaak<br />

een echte <strong>campus</strong>, en naderhand door de<br />

lokale bestedingen van de universiteit zelf,<br />

de studenten en de medewerkers. Daarnaast<br />

zou de vestiging van een universiteit een<br />

zeker prestige met zich mee brengen. In<br />

bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk<br />

en Frankrijk treffen we veel van deze,<br />

inmiddels vaak al weer enigszins vervallen,<br />

modernistische complexen aan. In<br />

Nederland kunnen de universiteiten van<br />

Enschede, Tilburg en Maastricht onder deze<br />

noemer worden geschaard. Hun vestiging<br />

was mede ingegeven om de lokale economische<br />

ontwikkeling te stimuleren. Geheel<br />

in de geest van het modernisme trachtte<br />

men vaak de mogelijke effecten van zo’n<br />

vestiging in te schatten met behulp van regionale<br />

input-output modellen (zie Bleaney<br />

et al., 1992; Armstrong et al., 1997; Harris,<br />

1997). Met de bestedingen kwam men een<br />

heel eind. Maar met minder tastbare en<br />

direct meetbare effecten die gekoppeld zijn<br />

aan kennisverspreiding wist men in zulke<br />

modellen veel minder raad (Felsenstein,<br />

1996). Toch zijn het juist de indirecte (meer<br />

lange termijn) gevolgen in termen van<br />

verbetering van het lokaal beschikbare<br />

human capital die er steeds meer toe lijken<br />

te doen in een kenniseconomie. Human<br />

capital is echter mobiel en kan letterlijk de<br />

benen nemen naar andere, meer aantrekkelijke<br />

plekken. <strong>De</strong> universiteit en de stad<br />

waarin deze gevestigd is zou dan een soort<br />

van ‘opwerkfabriek’ voor human capital<br />

worden, waarbij eenmaal afgestudeerden<br />

hun heil elders zoeken.<br />

<strong>De</strong> creatieve klasse<br />

Het strategische belang van human<br />

capital voor de economische ontwikkeling<br />

van steden heeft door het werk van<br />

Richard Florida (2002) nieuwe aandacht<br />

getrokken. Hij wees niet alleen op het


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Broedmachine van de creatieve klasse<br />

P. 281<br />

belang van human capital in de mondiale<br />

concurrentie maar onderstreepte ook de<br />

ruimtelijke mobiliteit van deze hulpbron.<br />

Werd in de literatuur veelal gesteld dat<br />

hoogopgeleiden het werk en dus de locatie<br />

van bedrijven volgen, Florida draaide deze<br />

relatie om. In zijn ogen kiezen hoogopgeleiden<br />

een stad uit vanwege de kwaliteiten<br />

en niet zozeer vanwege het werk en de daar<br />

gevestigde bedrijven. Die hoogopgeleiden,<br />

die hij met een handige vorm van sales talk<br />

de ‘creatieve klasse’ heeft genoemd, zijn<br />

primair geïnteresseerd in een interessante<br />

leefomgeving. Een tolerante stad met een<br />

reeks van voorzieningen, van poptempels<br />

tot klimmuren, van galerieën tot grand<br />

cafés en van niche winkeltjes tot flagship<br />

stores, is in zijn ogen essentieel in het<br />

behouden en aantrekken van leden van de<br />

creatieve klasse.<br />

Op de visie van Florida is veel kritiek<br />

gekomen. <strong>De</strong> creatieve klasse is geen echte<br />

klasse, creativiteit is niet erg nauwkeurig<br />

afgebakend, de ruimtelijke schaal is<br />

onduidelijk, en de empirische basis van<br />

zijn verhaal laat te wensen over. Dit zijn<br />

maar een paar van de kritiekpunten die<br />

naar voren zijn gebracht. Belangrijker in<br />

dit verband is de kritiek (zie bijvoorbeeld<br />

Scott, 2008) dat Florida de vrijheidsgraden<br />

in de keuze van woon- en werkplaats, zelfs<br />

van hoogopgeleiden, heeft overschat en<br />

de rol van de lokale productiestructuur<br />

heeft onderschat. Om het heel beknopt te<br />

zeggen: tolerantie en voorzieningen zijn<br />

allemaal heel aardig, maar <strong>als</strong> er geen werk<br />

is, houdt het snel op en zullen ook hoogopgeleiden,<br />

hoe creatief ook, naar een andere<br />

plek moeten uitkijken. <strong>De</strong> komende tijd<br />

zal uitwijzen in hoeverre de analyse van<br />

Florida vooral op een hoogconjunctuur<br />

van toepassing is waarin de vraag naar<br />

arbeid relatief groot is en wat de waarde is<br />

in een periode waarin juist bedrijven de<br />

werknemers kunnen uitkiezen.<br />

Quality of place<br />

Die kritiek op Florida neemt echter niet weg<br />

dat het belang van hoogopgeleiden voor de<br />

lokale stedelijke economie, zo<strong>als</strong> ook voor<br />

Nederland empirisch is vastgesteld (Marlet<br />

& Van Woerkens, 2004), inderdaad groot<br />

is. Tevens is het duidelijk dat de quality of<br />

place in termen van voorzieningen van<br />

stad tot stad sterk kan verschillen en dat er<br />

een relatie bestaat tussen die kwaliteit en<br />

de omvang van de lokale creatieve klasse<br />

(Trip, 2007). Hoe de quality of place en de<br />

creatieve klasse nu causaal samenhangen<br />

is veel minder duidelijk, wel is zeker dat<br />

de voorzieningen een rol spelen in het<br />

keuzeproces van hoogopgeleiden.<br />

<strong>De</strong> plannen voor het REC sluiten aan bij de<br />

visie dat studenten kunnen worden gezien<br />

<strong>als</strong> aspirant-leden van de creatieve klasse.<br />

<strong>De</strong> verwachting dat studenten niet alleen<br />

maar voor een universiteit kiezen op basis<br />

van het aangeboden onderwijs, maar ook<br />

op grond van de kwaliteit van de voorzieningen<br />

ligt evident ten grondslag aan de<br />

herontwikkeling. Een belangrijk deel van<br />

die voorzieningen ligt buiten het bereik<br />

van de universiteit, namelijk in de stad<br />

Amsterdam zelf, maar met het nieuwe plan<br />

voor het REC wordt nu toch een poging<br />

gedaan om een grotere ruimtelijke greep<br />

te krijgen en ook de directe omgeving<br />

erbij te betrekken. Niet alleen onderwijs<br />

en onderzoek moeten een plaats krijgen<br />

maar ook “aanpalende faciliteiten (die)<br />

ter beschikking staan voor student en<br />

medewerker. Daarbij valt te denken aan<br />

voldoende culturele ontmoetingsplekken,<br />

ontspanningsmogelijkheden, horeca


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Broedmachine van de creatieve klasse<br />

P. 282<br />

en specifiek winkel aanbod… Ook het<br />

plaatsen van voorzieningen in de plint<br />

moet bijdragen aan een betere inrichting<br />

van de <strong>campus</strong> van de UvA” (Meerjaren<br />

Huisvestingsplan, 2008, p. 12). <strong>De</strong> plannen<br />

voorzien in een verbetering van de<br />

openbare ruimte: “Bij de planvorming<br />

van het Roeterseilandcomplex wordt<br />

uitgegaan van een hoger kwaliteitsniveau<br />

van afwerking in de openbare ruimte”<br />

(Meerjaren Huisvestingsplan, 2008, p. 12).<br />

Ontmoeting en functiemenging<br />

Geavanceerde steden moeten het hebben<br />

van kennisintensieve activiteiten. In de (re)<br />

productie van kennis spelen universiteiten<br />

een grote rol. <strong>De</strong> plannen voor de herontwikkeling<br />

van het Roeterseilandcomplex<br />

passen in een perspectief van het aantrekkelijk<br />

maken van de universiteit voor<br />

een categorie van mobiele (aspirant-)<br />

kenniswerkers. Met het nastreven van een<br />

soort van <strong>campus</strong> tracht de UvA de quality<br />

of place te verhogen en de opbrengsten<br />

daarvan voor een deel te internaliseren.<br />

Dat is allemaal heel mooi. <strong>De</strong> schitterende<br />

verbouwing van het Kamerlingh<br />

Onnes Gebouw van de Faculteit<br />

Rechtsgeleerdheid van de Universiteit<br />

Leiden heeft laten zien wat een kwaliteitsimpuls<br />

kan betekenen voor studenten en<br />

medewerkers. Ook mooi dat men inziet dat<br />

ontmoetingen, gezochte en ongezochte,<br />

een essentieel element vormen van een<br />

universitaire gemeenschap. Dat daarmee<br />

allerlei vormen van samenwerking tussen<br />

de drie faculteiten zullen opbloeien, lijkt<br />

me weer een typisch idee van managers<br />

die van bovenaf kijken en geen flauw idee<br />

hebben wat er nu eigenlijk op de werkvloer<br />

speelt. “Hier is ook de wisselwerking<br />

tussen de faculteiten onderling maximaal<br />

mogelijk” (Meerjaren Huisvestingsplan,<br />

2008 p. 6) heet het dan in even ronkend <strong>als</strong><br />

nietszeggend proza. Maar ach, het idee om<br />

ontmoeting centraal te stellen is op zichzelf<br />

goed. <strong>De</strong> gedachte om de functiemenging<br />

op het REC verder door te voeren, moet<br />

ook worden toegejuicht. Interessant zal<br />

zijn om te zien hoe universiteitsfuncties en<br />

andere functies in elkaar zullen grijpen.<br />

Een bezoekje aan een Starbucks of een<br />

grote boekhandel in een Amerikaanse<br />

universiteitsstad waar veel gasten achter hun<br />

laptop zitten te werken, toont de vervaging<br />

van plekken om te werken of te studeren en<br />

plekken om te consumeren, te ontspannen<br />

en mensen te ontmoeten. Juist dit soort<br />

plekken maken de omgeving van een<br />

universiteit tot een aantrekkelijke plaats in<br />

de stad.<br />

Kanttekeningen<br />

Toch zijn er nog belangrijke kanttekeningen<br />

te maken bij de plannen voor het REC mede<br />

vanuit het perspectief van het belang van<br />

hoogopgeleiden voor de stad Amsterdam.<br />

Het binnenhalen van studenten is heel<br />

positief voor universiteit en voor de stad.<br />

Zij maken mede een hele infrastructuur<br />

van culturele en horecavoorzieningen<br />

mogelijk. Maar voor de stad is het vooral<br />

belangrijk om een deel van deze in potentie<br />

mobiele groep ook een tijdje te behouden<br />

na het afstuderen. Wat lijkt te ontbreken<br />

zijn voorzieningen voor startende bedrijven,<br />

zo<strong>als</strong> die wel zijn aangebracht in en<br />

om het Sciencepark van de Faculteit der<br />

Natuurwetenschappen, Wiskunde en<br />

Informatica in de Watergraafsmeer. Dat de<br />

Amsterdamse economie het vooral moet<br />

hebben van bedrijvigheid in de zogeheten<br />

creative industries met kleine bedrijven<br />

in communicatie, (juridisch) advies en<br />

reclame, is blijkbaar nog niet overal doorgedrongen.<br />

Omdat juist ook de stad hiervan


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Broedmachine van de creatieve klasse<br />

P. 283<br />

Sfeerimpressie van openbare ruimte op de Nieuwe Achtergracht (bron: ALLFORD HALL MONAGHAN MORRIS)<br />

profiteert, zou het raadzaam zijn om met<br />

de stad naar mogelijkheden te zoeken voor<br />

ruimten waar starters hun eerste stappen<br />

kunnen zetten. Een bredere en meer strategische<br />

blik op het belang van broedmachine<br />

van hoogopgeleiden voor Amsterdam zou<br />

geen kwaad kunnen.<br />

Los van de soms zelfs hemeltergende<br />

taal, ‘ontmoetings- en leerfaciliteit’ en,<br />

jakkes, ‘faciliteren van het ontmoeten’<br />

(Meerjaren Huisvestingsplan, 2008, p.7) is<br />

veel van wat in de plannen staat zinvol. Het<br />

opknappen van de openbare ruimte op en<br />

rond het Roeterseiland is hoognodig en<br />

ook het meer transparant en open maken<br />

van de universiteit verdient steun. Maar<br />

bij de UvA zit het venijn doorgaans in de<br />

uitvoering. Mooie plannen worden vaak<br />

uiteindelijk door geldgebrek of ordinaire<br />

klunzigheid om zeep gebracht. Dus eerst<br />

maar eens zien en dan geloven.<br />

Robert Kloosterman (R.C.Kloosterman@uva.nl) is <strong>als</strong><br />

hoogleraar economische geografie en planologie werkzaam<br />

bij de Afdeling Geografie, Planologie en Internationale<br />

Ontwikkelingsstudies aan de Universiteit van Amsterdam.<br />

Literatuur<br />

Armstrong, H.W., J. Darrall, R. Grove-White (1997) Maximising<br />

the local economic, environmental and social benefits of a<br />

university: Lancaster University, GeoJournal, jg. 41, nr. 4, p.<br />

339-350<br />

Bleaney M.F., M.R. Binks, D. Greenaway, G.V. Reed, and<br />

D.K. Whynes (1992) What does a University add to its local<br />

economy? Applied Economics, vol.24(03), p. 305-311<br />

Felsenstein, D. (1996) The University in the Metropolitan<br />

Arena: Impacts and Public Policy Implications, Urban<br />

Studies, jg. 33, nr. 9, p. 1565-1580<br />

Florida, R. (2002) The Rise of the Creative Class; and how it’s<br />

transforming work, leisure, community and everyday life,<br />

Basic Books, New York<br />

Harris, R.I.D. (1997) The impact of the university of<br />

Portsmouth on the local economy, Urban Studies, jg. 34, nr.<br />

4, p. 605-626<br />

Marlet, G. en C.M.C.M. van Woerkens (2004) Het economisch<br />

belang van de creatieve klasse, Economische-Statistische<br />

Berichten, jg. 89, nr. 4435, p. 280-283<br />

Newlands, D. (2002) The contribution of universities to<br />

regional economic development In: Y. Higano, P. Nijkamp, J.<br />

Poot and K. van Wyk (Eds.) The Region in the New Economy:<br />

An International Perspective, Ashgate Pub Ltd, Aldershot<br />

Palmboom & van den Bout Stedenbouwkundigen bv. (2007)<br />

Roeterseiland gebiedsontwikkeling<br />

Scott, A.J. (2008) Social Economy of the Metropolis;<br />

Cognitive-Cultural Capitalism and the Global Resurgence of<br />

Cities, Oxford University Press, Oxford<br />

Trip, J.J. (2007) Assessing quality of place: a comparative<br />

analysis of Amsterdam and Rotterdam, Journal of Urban<br />

Affairs, jg. 29, nr. 5, p. 501-517<br />

Universiteit van Amsterdam (2008) Meerjaren<br />

Huisvestingsplan, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 <strong>De</strong> <strong>campus</strong> <strong>als</strong> <strong>publiek</strong> <strong>domein</strong><br />

P. 284<br />

In de plannen voor de Roeterseiland Campus is veel aandacht voor de openbare<br />

ruimte. <strong>De</strong> huidige slagbomen zullen verdwijnen, de ingangen van de verschillende<br />

gebouwen komen aan de Nieuwe Achtergracht <strong>als</strong> centrale openbare ruimte<br />

en deze wordt met een passage verbonden met de Sarphatistraat. Tussen de<br />

gebouwen ontstaan openbare groene binnenhoven. Het ziet er veelbelovend uit.<br />

Maar wordt die belofte ook ingelost?<br />

Arnold Reijndorp<br />

<strong>De</strong> <strong>campus</strong><br />

<strong>als</strong> <strong>publiek</strong> <strong>domein</strong>


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 <strong>De</strong> <strong>campus</strong> <strong>als</strong> <strong>publiek</strong> <strong>domein</strong><br />

P. 285<br />

Vorig najaar was ik te gast bij één van de<br />

nieuwe, particuliere universiteiten, die in<br />

Istanboel <strong>als</strong> paddenstoelen uit de grond<br />

springen. <strong>De</strong> Santral Istanbul vestiging van<br />

de Bilgi Universiteit is gevestigd op het terrein<br />

van een voormalige elektriciteitscentrale.<br />

Een deel van de gebouwen is gehandhaafd.<br />

<strong>De</strong> generatorhal functioneert nu <strong>als</strong><br />

museum van de elektriciteitsvoorziening en<br />

<strong>als</strong> een kunsthal met wisselende tentoonstellingen.<br />

Tijdens mijn verblijf toonden<br />

ze de enorme impact van de bekende foto<br />

van Che Guevara, die <strong>als</strong> icoon op talloze<br />

manieren is gereproduceerd. In de voormalige<br />

werkplaatsen zijn naast een infocentrum,<br />

café’s en restaurants gevestigd in<br />

verschillende prijsklassen. Daartussendoor<br />

zijn de faculteitsgebouwen gelegen. Dit alles<br />

in een parkachtige setting.<br />

Santral Istanbul<br />

Juridisch gesproken is het nog steeds<br />

privé-terrein. Dat was het natuurlijk ook<br />

toen het nog een elektriciteitscentrale was.<br />

Maar door het gevarieerde programma<br />

is het nu feitelijk openbaar, hoewel er een<br />

slagboom is. Met de auto kun je er niet<br />

zomaar op, maar de voetganger loopt<br />

gewoon door. Tegelijk bepaalt de combinatie<br />

van universiteit en cultureel centrum<br />

de sfeer en de uitstraling van het gebied. <strong>De</strong><br />

studenten behoren duidelijk tot de rijkere<br />

middenklasse. <strong>De</strong> <strong>campus</strong> onderscheidt<br />

zich mede daardoor van de wat verkommerde<br />

arbeidersbuurt aan de overkant<br />

van de straat, waarvan waarschijnlijk<br />

een belangrijk deel van de bewoners in<br />

de centrale werkte. Het is absoluut niet<br />

ondenkbaar dat de gentrification van<br />

deze buurt al is begonnen.<br />

Parochiale ruimte<br />

Hoe de vestiging van deze universiteit<br />

bijdraagt aan de revitalisering van dit<br />

deel van Istanboel staat ter discussie.<br />

Het antwoord op die vraag hangt af<br />

van de wisselwerking tussen <strong>campus</strong><br />

en wijk op het gebied van huisvesting<br />

en voorzieningen. Die wisselwerking<br />

bepaalt de manier waarop en de mate<br />

waarin de <strong>campus</strong>, <strong>als</strong> een in principe<br />

parochiaal <strong>domein</strong>, bijdraagt aan het<br />

<strong>publiek</strong>e <strong>domein</strong> van dit deel van de<br />

stad. Maarten Hajer en ik (2001) hebben<br />

laten zien dat de kwaliteit van de openbare<br />

ruimte niet zit in de onbepaaldheid<br />

ervan, <strong>als</strong> een neutrale ontmoetingsruimte<br />

van en voor iedereen. Culturele<br />

uitwisseling tussen verschillende groepen<br />

vindt juist daar plaats waar bepaalde<br />

groepen hun stempel op die ruimte<br />

drukken, zowel door hun aanwezigheid<br />

<strong>als</strong> door de voorzieningen die symbool<br />

staan voor hun levenswijze. In de stadssociologische<br />

literatuur staan dergelijke<br />

plaatsen te boek <strong>als</strong> parochiale ruimten<br />

(Lofland, 1998). In Op zoek naar nieuw<br />

<strong>publiek</strong> <strong>domein</strong> verdedigen we de stelling<br />

dat de ervaring van het verschil, die<br />

het gevolg is van het betreden van de<br />

parochiale ruimte van een andere groep,<br />

het kenmerk is van <strong>publiek</strong> <strong>domein</strong>. Het<br />

<strong>publiek</strong>e <strong>domein</strong> van de stad is zogezien<br />

de optelsom van elkaar overlappende<br />

parochiale <strong>domein</strong>en.


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 <strong>De</strong> <strong>campus</strong> <strong>als</strong> <strong>publiek</strong> <strong>domein</strong><br />

P. 286<br />

Vreemde eend<br />

Met de ervaring van de hiervoor beschreven,<br />

in sommige opzichten, voorbeeldige<br />

<strong>campus</strong>, kijk ik naar de plannen voor het<br />

Roeterseiland. Er zijn natuurlijk belangrijke<br />

verschillen. Het eerste is wel dat het<br />

Roeterseiland al een universiteitslocatie<br />

is. Het tweede dat de Universiteit van<br />

Amsterdam geen elite universiteit is,<br />

hoewel ze daar vergeleken met de Vrije<br />

Universiteit of de Erasmusuniversiteit<br />

wel de trekken van vertoont. Kijk alleen<br />

maar naar het geringe aandeel allochtone<br />

studenten. Waar het mij om gaat is de<br />

wisselwerking van het huidige complex<br />

en de toekomstige <strong>campus</strong> met dit deel<br />

van Amsterdam. Het is duidelijk dat deze<br />

momenteel niet groot is. Dat ligt niet eens<br />

aan de afwezigheid van, voor een universiteitsbuurt,<br />

typische parochiale voorzieningen.<br />

Het aantal cafés’s en goedkopere<br />

restaurants is niet veel kleiner dan in de<br />

directe omgeving van het Binnengasthuis,<br />

het Oost-Indischhuis en het Spinhuis.<br />

Met Kriterion en een boekhandel heeft de<br />

Roetersstraat zelfs een paar troeven. Verder<br />

kan dit deel van de stad er met de Hortus,<br />

Artis en het Tropeninstituut prat op gaan<br />

al een eeuwlang universiteitswijk te zijn.<br />

Maar waarom beschouwen de meeste<br />

studenten sociale wetenschappen dit<br />

gebied desondanks <strong>als</strong> een buiten het<br />

centrum gelegen complex? En waarom<br />

ervaart geen enkele bezoeker het <strong>als</strong> het<br />

typische parochiale <strong>domein</strong> dat men met de<br />

aanwezigheid van een universiteit verbindt?<br />

Het grote verschil met de vestigingen in de<br />

oude binnenstad is, denk ik, dat deze daar<br />

van de grachten en de straten een <strong>campus</strong><br />

maken. Voorzieningen en de massaal op<br />

straat aanwezige studenten drukken er dat<br />

stempel op. Die situatie is heel vergelijkbaar<br />

Columbia University<br />

met de ‘<strong>campus</strong>’ van de City University<br />

of New York rond Washington Square<br />

in zuidelijk Manhattan. Een situatie die<br />

wezenlijk verschilt van die van de <strong>campus</strong><br />

van Columbia University in Harlem, die<br />

veel meer weg heeft van het Istanboelse<br />

voorbeeld. Het Roeterseiland zit er tussen<br />

in. Het doet zich, ook architectonisch, voor<br />

<strong>als</strong> een enorme school zonder enige relatie<br />

met de omgeving; een fremdkörper.<br />

Wisselwerking met de stad<br />

In de plannen voor de Roeterseiland<br />

Campus, waarvoor nu al de vreselijke<br />

aanduiding REC is ingebureaucratiseerd,<br />

is veel aandacht voor de openbare ruimte,<br />

maar weinig voor de wisselwerking met de<br />

stad. Die is zuiver functioneel en logistiek.<br />

<strong>De</strong> tekeningen van de stedenbouwkundige<br />

opzet beperken zich tot het gebied van de<br />

universiteit binnen enge eigendomsgrenzen.<br />

Daarmee wordt de indruk gewekt<br />

van een <strong>campus</strong> à la Columbia. Maar de<br />

omvang en de kwaliteit van de openbare<br />

ruimte binnen het complex weerspreken<br />

dat. Op de dag van de buluitreiking is de<br />

<strong>campus</strong> van Columbia, met een centraal<br />

podium en heel veel partytenten, één<br />

groot feestterrein. Dat zal op de REC nooit<br />

gebeuren. Daarvoor is een andere strategie<br />

gekozen. Met de Nieuwe Achtergracht <strong>als</strong>


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 <strong>De</strong> <strong>campus</strong> <strong>als</strong> <strong>publiek</strong> <strong>domein</strong><br />

P. 287<br />

centrale openbare ruimte en de passage<br />

naar de Sarphatistraat wordt de stad ogenschijnlijk<br />

naar binnengehaald. <strong>De</strong> vraag<br />

is, of de aan de Nieuwe Achtergracht gesitueerde<br />

<strong>publiek</strong>e voorzieningen (horeca,<br />

CREA) voldoende zijn om dat streven ook<br />

daadwerkelijk te realiseren. Het antwoord<br />

op die vraag is afhankelijk van de functie<br />

die de Nieuwe Achtergracht en de passage<br />

gaan vervullen in het stratenpatroon van<br />

dit deel van Amsterdam. Daar bieden<br />

de stedenbouwkundige tekeningen geen<br />

inzicht in. Die tekeningen laten zien dat<br />

bij opdrachtgevers en ontwerpers een<br />

duidelijk idee ontbreekt van het type<br />

‘<strong>campus</strong>’ dat het REC moet worden en<br />

op welke wijze een wisselwerking met de<br />

stad zal ontstaan. Daarin staan ze niet<br />

alleen. Het geldt in overtreffende trap<br />

voor de opdrachtgevers en ontwerpers van<br />

de enorme uitbreiding van het Erasmus<br />

MC in Rotterdam, dat door zijn omvang<br />

en geslotenheid een heel stadsdeel op slot<br />

dreigt te zetten. In beide gevallen is het<br />

nog niet te laat.<br />

Helikopter view<br />

<strong>De</strong> wisselwerking tussen universiteit en<br />

stad kan nu nog <strong>als</strong> een belangrijk uitgangspunt<br />

voor de planvorming worden<br />

genomen. Dan moeten eerst de grenzen<br />

van de tekening worden opgerekt. Teken<br />

het gebouwencomplex <strong>als</strong> een onderdeel<br />

van de openbare ruimte van de stad. Op de<br />

manier waarop Giambatista Nolli in 1748<br />

een kaart van Rome tekende, waarin hij niet<br />

alleen de straten en pleinen maar ook de<br />

ruimte in de (semi-)openbare gebouwen <strong>als</strong><br />

openbare ruimte weergaf. Vervolgens kun<br />

je daarop intekenen waar zich parochiale<br />

<strong>domein</strong>en ontwikkelen door specifieke<br />

voorzieningen en het gebruik van de<br />

straat. Een voorbeeld van een dergelijke<br />

werkwijze is de ontwikkelingsvisie voor het<br />

Coolhaveneiland in Rotterdam, van de hand<br />

van stedenbouwkundige Miranda Reitsma<br />

(zie Reijndorp en Reitsma, 2006). <strong>De</strong> (nog<br />

liggende) ontwerpopgave is dan om de ontwikkelingsmogelijkheden<br />

van die parochiale<br />

<strong>domein</strong>en, binnen en buiten de muren, en<br />

daarmee de bijdrage van de Roeterseiland<br />

Campus aan het <strong>publiek</strong>e <strong>domein</strong> van de<br />

stad te vergroten.<br />

Publiek <strong>domein</strong><br />

Publiek <strong>domein</strong> is niet enkel een kwestie<br />

van ontwerp, maar vooral van beheer<br />

en regels. Bibliotheken die, zo<strong>als</strong> de<br />

Koninklijke Bibliotheek in <strong>De</strong>n Haag,<br />

controle op lidmaatschap uitoefenen<br />

aan de ingang zijn collectieve <strong>domein</strong>en,<br />

vergelijkbaar met een besloten club.<br />

Bibliotheken die aan de uitgang controleren<br />

of men niet zonder te registreren een boek<br />

meeneemt en verder alleen het gedrag van<br />

de bezoekers enigszins sturen, ontwikkelen<br />

zich tot ware <strong>publiek</strong>e <strong>domein</strong>en, waar ook<br />

een dakloze de krant leest. En een college<br />

van bestuur dat contracten afsluit met grote<br />

cateraars, die geen concurrentie dulden van<br />

initiatieven van studenten en medewerkers,<br />

belemmert de ontwikkeling van nieuw<br />

<strong>publiek</strong> <strong>domein</strong>.<br />

Arnold Reijndorp (A.Reijndorp@uva.nl) is bijzonder hoogleraar<br />

sociaal-economische en ruimtelijke ontwikkelingen van nieuwe<br />

stedelijke gebieden aan de Universiteit van Amsterdam.<br />

Literatuur<br />

Hajer, M. & A. Reijndorp (2001) Op zoek naar nieuw <strong>publiek</strong><br />

<strong>domein</strong>, NAi Uitgevers, Rotterdam<br />

Lofland, L.H. (1998) The Public Realm. Exporing the City’s<br />

Quintessential Social Territory, Aldine de Gruyter, New York<br />

Reijndorp, A. & M. Reitsma (2006) ‘<strong>De</strong> stad in kaart. Onderzoek<br />

en ontwikkeling: Coolhaveneiland Rotterdam’, Stedenbouw &<br />

Ruimtelijke Ordening, nr. 4, p. 38-43


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Tegels rechtleggen in de Wibautstraat<br />

P. 288<br />

Annemarie Maarse<br />

Tegels rechtleggen<br />

in de Wibautstraat<br />

Stedelijke voorzieningen aan en nabij de Wibautstraat (bron: Gemeente Amsterdam)


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Tegels rechtleggen in de Wibautstraat<br />

P. 289<br />

In oktober 2007 presenteerde het stadsdeel Oost-Watergraafsmeer de conceptvisie<br />

Wibaut aan de Amstel. Het doel is een volwaardige stadsentree vanaf de<br />

A10 tot aan de oostelijke binnenstad te realiseren, met daaraan culturele en<br />

onderwijsvoorzieningen, overheidsinstituties, levendige woonbuurten en het<br />

stedelijke knooppunt Amstelstation. Zef Hemel en Ton Schaap, respectievelijk<br />

adjunct-directeur en stedenbouwkundige van de Dienst Ruimtelijke Ordening van<br />

de gemeente Amsterdam, geven een toelichting op het project.<br />

“Voor het project Wibaut aan de Amstel<br />

kwam het stadsdeel Oost-Watergraafsmeer<br />

bij de wethouder van de centrale stad”,<br />

vertelt Zef Hemel. “Het stadsdeel had<br />

hulp nodig bij het verwezenlijken van<br />

haar plannen. Het project was te groot<br />

voor het stadsdeel alleen. Toen is het<br />

Projectbureau Wibaut aan de Amstel<br />

opgericht; een coalitie tussen de centrale<br />

stad en het stadsdeel”. Ton Schaap vult<br />

aan dat het logischer was geweest ook het<br />

stadsdeel Centrum te betrekken bij het<br />

projectbureau maar dat zou het project<br />

volgens de wethouder onnodig ingewikkeld<br />

maken. Bovendien heeft het stadsdeel<br />

Centrum al veel grote projecten, zo<strong>als</strong> het<br />

rode loper-project en de herinrichting van<br />

het Leidseplein. Er is simpelweg te weinig<br />

geld beschikbaar om op dit moment<br />

mee te doen aan de plannen rondom de<br />

Wibautstraat, aldus Ton Schaap.<br />

Rond de Wibautstraat zijn verschillende<br />

ontwikkelingen gaande, waarop het<br />

projectbureau aansluit. <strong>De</strong> grootste ont-<br />

wikkelingen zijn de verbouwingen van<br />

de UvA op het Roeterseiland en de HvA<br />

aan de Wibautstraat. Ton Schaap spreekt<br />

over ‘cadeautjes’. <strong>De</strong> gemeente is alleen<br />

verantwoordelijk voor de herprofilering<br />

van de Wibautstraat en de inrichting van<br />

de openbare ruimte. <strong>De</strong> herontwikkeling<br />

van grote complexen langs de straat zijn<br />

dan natuurlijk zeer welkom voor het<br />

vormgeven aan de ‘facelift’ van de as.<br />

Verblijfskwaliteit<br />

<strong>De</strong> Wibautstraat is één van de weinige<br />

straten in Amsterdam waar infrastructuur<br />

onder de grond is gebracht; de<br />

metrolijn. Het verhogen van de kwaliteit<br />

op het maaiveld wordt vaak <strong>als</strong> argument<br />

genoemd om zoveel mogelijk infrastructuur<br />

onder de grond te brengen, maar<br />

dat is in de Wibautstraat nooit gelukt.<br />

Het is een weinig geliefde straat bij<br />

Amsterdammers en de verblijfskwaliteit<br />

laat te wensen over. Ton Schaap<br />

heeft hier wel een verklaring voor:<br />

“Toen de metrolijn af was, was het geld


<strong>Rooilijn</strong><br />

op. Het verhaal doet de ronde dat het<br />

toenmalige hoofd Groenvoorzieningen<br />

van de gemeente heeft voorgesteld de<br />

Wibautstraat vol te planten met linden;<br />

lekker goedkoop. Alle restruimten ‘overhoekjes’<br />

zijn zo vol geplant, maar linden<br />

kunnen slecht tegen verdichting van het<br />

wortelgestel. Tussen stoepen gaan ze<br />

dood.” <strong>De</strong> oostlijn was de eerste metrolijn<br />

van de stad. “Men wist nog niet dat <strong>als</strong><br />

je zo’n lijn ontwerpt, je de ingangen en<br />

openingen van het station heel goed in<br />

het bovengrondse plan moet inpassen”.<br />

<strong>De</strong> openbare ruimte in de Wibautstraat<br />

is destijds <strong>als</strong> ‘restruimte’ behandeld. Het<br />

maken van een mooie stedelijke stadsentree<br />

was toen geen doel op zich, nu wel.<br />

<strong>De</strong> Parooldriehoek is één van de grote Wibautsasprojecten<br />

Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Tegels rechtleggen in de Wibautstraat<br />

P. 290<br />

Groene loper<br />

Één van de belangrijkste opgaven van de<br />

gemeente nu is van de Wibautstraat een<br />

mooie, geliefde straat te maken. Volgens<br />

Zef Hemel is de belangrijkste ingreep het<br />

aanpakken van de infrastructuur. “<strong>De</strong><br />

huidige Wibautstraat is nu teveel een<br />

racebaan: zodra de verkeerslichten op<br />

groen springen trekt iedereen hard op;<br />

twee rijen aan de ene kant en twee aan de<br />

andere kant. Dat zijn we in Amsterdam<br />

helemaal niet gewend! Daarom houden we<br />

ook niet van de Wibautstraat”. Ton Schaap<br />

vult aan dat “het openbaar gebied in de<br />

eerste plaats prettig moet aanvoelen voor<br />

voetgangers en fietsers. Vervolgens moet<br />

al het gemotoriseerde verkeer er op een


<strong>Rooilijn</strong><br />

Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Tegels rechtleggen in de Wibautstraat<br />

P. 291<br />

Het metrostation Weesperplein wordt over een aantal jaar metrostation Universiteit van Amsterdam<br />

elegante en comfortabele manier doorheen”.<br />

<strong>De</strong> verkeerssituatie wordt aangepakt<br />

door meer stoplichten en misschien<br />

drempels, maar ook door optisch bedrog;<br />

je kunt de rijbaan smaller laten lijken dan<br />

die is. Schaap: “Smaller maken is moeilijk<br />

aangezien je aan wettelijke bepalingen<br />

moet voldoen, maar door witte strepen en<br />

detaillering van de goot kun je net doen<br />

of de straat smaller lijkt. Dan denkt de<br />

automobilist ‘even rustig aan nu’. Verder<br />

gaan we goede bomen planten, in kaarsrechte<br />

lijnen, vier rijen dik, mooie rechte<br />

fietspaden en een groene middenberm”.<br />

<strong>De</strong> Apollolaan en lanen in Buitenveldert<br />

zijn daarbij de referentiebeelden. <strong>De</strong><br />

Wibautstraat wordt de ‘groene loper’ die<br />

leidt naar het centrum van de stad.<br />

“Vervolgens kijken we naar de gebouwen”,<br />

aldus Schaap. <strong>De</strong> Hogeschool aan de kop<br />

van de Wibautstraat en de Parooldriehoek<br />

(bij metrostation Wibautstraat – red.) zijn<br />

de grootste projecten. “Het gaat allemaal<br />

vanzelf!”, roept Schaap enthousiast. “<strong>De</strong><br />

stad is er klaar voor, wij hoeven alleen


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Tegels rechtleggen in de Wibautstraat<br />

P. 292<br />

<strong>De</strong> Amstel<strong>campus</strong> in verbouwing


<strong>Rooilijn</strong><br />

Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Tegels rechtleggen in de Wibautstraat<br />

P. 293<br />

maar de tegels recht te leggen”, zegt hij<br />

gekscherend. Hemel voorspelt dat <strong>als</strong> het<br />

“verkeersriool” wordt aangepakt, we met<br />

terugwerkende kracht van de Wibautstraat<br />

gaan houden. “Dan denken mensen<br />

ineens: ‘Wat een leuke gebouwen!’, net<br />

zo<strong>als</strong> het Volkskrant-gebouw nu pas<br />

wordt ontdekt. Op een haar na was de<br />

Renaultgarage waar nu café-restaurant<br />

Dauphine in zit, gesloopt.” Je moet er toch<br />

niet aan denken, lees je van de gezichten af.<br />

Levendige woonbuurt<br />

Aan de Wibautstraat staan overwegend<br />

kantoren, overheidsgebouwen<br />

en onderwijsinstellingen. Allemaal<br />

gebouwen die mensen aantrekken tijdens<br />

kantoortijden. <strong>De</strong> uitdaging is zo’n straat<br />

ook ’s avonds een stedelijk karakter te<br />

geven. Schaap licht toe dat het projectbureau<br />

daarom niet alleen focust op de<br />

Wibautstraat zelf, maar ook probeert<br />

de omliggende buurten naar de as toe te<br />

halen. “<strong>De</strong> menging met wonen is heel<br />

interessant. Nieuwe woningen bouwen<br />

aan de Wibautstraat is ingewikkeld.<br />

Er moet in een hoge dichtheid worden<br />

gebouwd, de woningen moeten een<br />

geluidsluwe gevel hebben en de bezonning<br />

moet goed zijn. Schaap: “Je wil<br />

zon, een balkon, maar geen geluid. Dat<br />

is architectonisch een superinteressante<br />

puzzel, daar nemen we de tijd voor.”<br />

<strong>De</strong> menging met wonen wordt daarnaast<br />

gezocht in de omliggende buurten. Alle<br />

zijstraten van de Wibautstraat zijn woonstraten.<br />

“<strong>De</strong> negentiende eeuwse straten<br />

vormen een heel aangenaam stedelijk<br />

milieu, met straten van vijftien meter breed<br />

en huizen van vijftien meter hoog, dat door<br />

iedereen aantrekkelijk wordt gevonden”.<br />

<strong>De</strong> gebouwen aan de Wibautstraat zijn van<br />

een andere schaal. Volgens Schaap is het<br />

belangrijk dat in ieder geval de hoeken,<br />

de uitmondingen van de zijstraten in de<br />

Wibautstraat, de sfeer ademen van de<br />

achterliggende straten. <strong>De</strong> hoekoplossing<br />

is daarom heel belangrijk. “Van die oude<br />

oplossingen waarbij de entree van een<br />

winkel onder een hoek van 45 graden op<br />

de hoek van het gebouw is gesitueerd,<br />

gaan we herintroduceren”. Hoe hoog de<br />

gebouwen in de tussenliggende stukken<br />

worden, maakt Schaap niet zoveel uit,<br />

“<strong>als</strong> het karakter van de zijstraten maar<br />

zichtbaar blijft”.<br />

<strong>De</strong> visie van het Projectbureau werkt <strong>als</strong><br />

een katalysator voor andere projecten.<br />

Alle corporaties werken aan plannen om<br />

hun bezit aan en rond de Wibautstraat aan<br />

te pakken. Nu de stad aandacht besteedt<br />

aan dit deel van de stad komen ook zij in<br />

actie. Schaap vertelt dat “het tien jaar lang<br />

zo’n soort gebied was waar niemand wat<br />

aan deed. Het was Het land achter Gods<br />

rug (roman van A. den Doolaard – red.),<br />

waar je een beetje aan kon kloten. Nu zijn<br />

opeens alle ogen op het gebied gericht.<br />

<strong>De</strong> stad investeert in asfalt, stoepen en<br />

bomen. <strong>De</strong> andere investeringen moeten<br />

van andere partijen komen en dat gebeurt<br />

nu ook”.<br />

Discussies over stedelijkheid<br />

<strong>De</strong> gemeente moedigt de verbouwing<br />

van het Roeterseilandcomplex aan.<br />

“Met de nieuwe ontwikkelingen liggen<br />

er kansen om van het Roeterseiland<br />

een Oudemanhuispoortachtig gebied<br />

te maken”, aldus Schaap. Door van de<br />

Nieuwe Achtergracht de centrale as te<br />

maken waaraan de ingangen komen,<br />

kun je straks “door allerlei vertrekken en<br />

gangen scharrelen om er aan de andere


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Tegels rechtleggen in de Wibautstraat<br />

P. 294<br />

kant, bij de volgende gracht, weer uit te<br />

komen”. Schaap vindt de clustering van<br />

faculteiten een logische keuze van de UvA.<br />

<strong>De</strong> bètastudies hebben meer behoefte<br />

aan een kloosterachtig complex. In de<br />

Watergraafsmeer is dat met het Science<br />

Park goed gelukt.<br />

Voor de gemeente is het vooral van belang<br />

dat de entrees van de universiteit goed<br />

aansluiten op het openbaar gebied. <strong>De</strong><br />

bijdrage van de gemeente is de opwaardering<br />

van het metrostation Weesperplein.<br />

<strong>De</strong> ingangen van het station worden zo<br />

georiënteerd dat de routes richting de<br />

UvA en HvA logisch zijn. Overigens is de<br />

routing één van de discussiepunten tussen<br />

gemeente, universiteit en hogeschool.<br />

Er is over gesproken om de route van de<br />

HvA en de UvA zoveel mogelijk via het<br />

oude spoorbruggetje over de Singelgracht<br />

achter de Sarphatistraat te laten lopen. Die<br />

route wordt nu al veel gebruikt en is binnendoor<br />

bovendien het snelst en veiligst.<br />

Schaap: “Het is de vraag of dat slim is.<br />

Laat de studenten van de hoofdboulevard<br />

(Wibautstraat – red.) gebruik maken,<br />

daar zitten de meeste cafés, daar komen<br />

de printshops enzovoort. <strong>De</strong> route via het<br />

bruggetje leent zich er minder goed voor.<br />

Daar wonen mensen en die zitten niet<br />

op grote stromen studenten te wachten.”<br />

Een andere route die de universiteit<br />

graag gebruikt ziet worden, is de route<br />

Weesperstraat – Nieuwe Achtergracht.<br />

<strong>De</strong> gracht moet straks immers de centrale<br />

as van het Roeterseilandcomplex<br />

worden, waar ook de ingangen van de<br />

faculteiten Rechten en Maatschappij- en<br />

Gedragswetenschappen komen. Schaap<br />

voorspelt echter dat de meeste studenten<br />

ook na de verbouwing voornamelijk<br />

gebruik zullen blijven maken van de loop-<br />

route door de Valckeniersstraat, omdat de<br />

uitgang van de metro precies aan het begin<br />

van die straat uitkomt. “Eén van de stellingen<br />

was dat dat verholpen moest worden,<br />

maar we kunnen mensen niet dwingen een<br />

bepaalde route te lopen. Kun je niet beter<br />

zeggen: ‘Van dat straatje maken we een<br />

voetgangersstraatje, niet al te ingewikkeld,<br />

met een rij bomen desnoods’? Daarmee<br />

proberen we elkaar op te zoeken.”<br />

<strong>De</strong> gemeente heeft met de HvA een discussie<br />

gehad over luchtbruggen. Er is in het<br />

verleden gesuggereerd tussen de gebouwen<br />

aan beide zijden van de Amstel<strong>campus</strong> een<br />

luchtbrug te maken, aldus Schaap. “Daar is<br />

de gemeente faliekant op tegen. Esthetisch<br />

is het natuurlijk niet wenselijk, maar nog<br />

belangrijker is het maaiveld. <strong>De</strong> gemeente<br />

wil juist levendigheid op straat. Dan is een<br />

luchtbrug niet erg bevorderlijk. Dit is een<br />

stuk stad. Als je <strong>als</strong> hogeschool optimale<br />

verkeersveiligheid wil, dan is een buitenwijk<br />

in Almere een betere optie. Daar gebeuren<br />

nooit ongelukken, maar het is ook saai.<br />

Hier is het juist omgekeerd, hier zit je in de<br />

stad, dus we willen het stedelijk leven, met<br />

verkeer, horeca, en winkels op het maaiveld,<br />

niet in gebouwen en luchtbruggen.” Voor de<br />

gemeente zijn de hogeschool en de universiteit<br />

heel belangrijk. Schaap is er zelfs “dol<br />

op”, maar vervolgt dat de gemeente niet wil<br />

dat ze “in hun eigen <strong>domein</strong>, los van de stad<br />

gaan zweven. Zo ligt het een beetje.”<br />

Annemarie Maarse (annemarie@rooilijn.nl) is werkzaam<br />

<strong>als</strong> onderzoeker en adviseur bij Bureau Middelkoop en is<br />

hoofdredacteur van <strong>Rooilijn</strong>.


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Tegels rechtleggen in de Wibautstraat<br />

<strong>De</strong> Wibautstraat: nu nog een verkeersader, straks een groene loper<br />

P. 295


<strong>Rooilijn</strong><br />

Recensie<br />

Els Beukers<br />

<strong>De</strong> universiteit <strong>als</strong><br />

ontwikkelaar<br />

Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />

Wiewel, Wim & David C. Perry (eds.)<br />

(2008) Global universities and urban<br />

development. Case studies and analysis,<br />

Lincoln Institute of Land Policy,<br />

Cambridge, MA, 384 p.,<br />

ISBN 978-0-7656-2040-8, $39,95<br />

Waar een universiteit is, zijn studenten,<br />

bevinden zich cafés, ontmoetingsplekken,<br />

copyshops, andere<br />

dienstverleners en is er vraag naar<br />

studentenhuisvesting. Universiteiten<br />

zijn door hun omvang en karakter<br />

duidelijk aanwezig in de stad of regio,<br />

maar deze aanwezigheid is rond sommige<br />

universiteiten duidelijker dan bij<br />

andere. <strong>De</strong> universiteit en <strong>campus</strong> van<br />

de Universiteit van Wageningen zijn<br />

bijvoorbeeld zeer dominant in de stad,<br />

terwijl de binnenstedelijke faculteiten<br />

van de Universiteit van Amsterdam<br />

vrijwel geruisloos opgaan in het stedelijke<br />

leven. Voor de publicatie Global<br />

universities and urban development<br />

hebben de redacteuren Wim Wiewel en<br />

David Perry van het Lincoln Institute of<br />

Land Policy een internationale oproep<br />

gedaan aan auteurs om in te gaan op<br />

de relatie tussen de ontwikkeling van<br />

universiteiten en steden.<br />

Dat de aanwezigheid van een universiteit<br />

invloed heeft op het (internationaal)<br />

functioneren van een stad en de stedelijke<br />

economie is volgens de redacteuren<br />

al uitgebreid beschreven, maar<br />

niet hoe deze relatie precies werkt.<br />

<strong>De</strong> universiteit wordt in toenemende<br />

Recensie<br />

mate gezien <strong>als</strong> een maatschappelijke<br />

speler die naast een rol bij kennisontwikkeling<br />

ook een sociale, culturele en<br />

economische rol heeft. Gesuggereerd<br />

wordt dat een universiteit een internationale<br />

invulling geeft aan idealen <strong>als</strong><br />

democratie, tolerantie, de ontwikkeling<br />

van menselijk kapitaal en gelijke kansen<br />

voor verschillende sociale klassen. Ook<br />

een internationaal concurrerende regionale<br />

en stedelijke economie is gebaat bij<br />

kennisontwikkeling op universiteiten. Bij<br />

de fysieke uitbreiding van een universiteit<br />

zou de mogelijkheid bestaan om de<br />

aanwezigheid en invloed van de universitaire<br />

cultuur strategisch in te zetten<br />

en zo het stedelijke leven te beïnvloeden<br />

en de internationale concurrentiepositie<br />

van de stad te vergroten.<br />

In de casestudies wordt echter duidelijk<br />

dat ontwikkeling en uitbreiding van<br />

universiteiten bij uitstek door pragmatische<br />

redenen worden gedreven <strong>als</strong><br />

financiering en de beschikbare ruimte.<br />

P. 296<br />

Ook de expansiedrift van universiteiten<br />

komt voornamelijk door demografische<br />

groei. In hoeverre ideeën over gelijkheid<br />

en toegankelijkheid van het hoger<br />

onderwijs daarbij een rol spelen, komt<br />

in de casestudies minimaal aan de orde.<br />

Wel geven de casestudies vanuit elf<br />

verschillende landen een variatie op wat<br />

er komt kijken bij lokale vastgoedontwikkeling.<br />

Daarbij is de ontwikkeling van een<br />

universiteit bijzonder vanwege de vele<br />

betrokken <strong>publiek</strong>e en private partijen.<br />

Om de diversiteit van de casestudies te<br />

ondervangen is het boek ingedeeld in<br />

vijf delen. Naast een goed leesbare en<br />

informatieve introductie en conclusie<br />

(delen I en V) bestaat het boek uit ‘The<br />

university, the devolving state, and<br />

development’ (deel II), ‘The university as<br />

a zone of development’ (deel III) en ‘The<br />

university and the contested city’ (deel<br />

IV). In deel II komen casestudies aan de<br />

orde uit Helsinki (Finland), Lüneburg<br />

(Duitsland), Aberdeen, Dundee (beide<br />

Schotland) en Tokio (Japan) met <strong>als</strong><br />

gemeenschappelijke deler de invloed van<br />

een terugtredende overheid en de explosieve<br />

toename van het aantal studenten<br />

die de ontwikkeling van de universiteit<br />

bepalen. Universiteiten kregen in de<br />

jaren zestig en zeventig van de vorige<br />

eeuw een grotere toestroom studenten te<br />

verwerken <strong>als</strong> gevolg van de babyboom<br />

en de toegenomen welvaart.<br />

<strong>De</strong> behoefte aan uitbreiding van<br />

bestaande historische universiteiten en<br />

de oprichting van nieuwe universiteiten<br />

om de stroom studenten op te vangen<br />

kan vanuit financieel oogpunt niet in de<br />

dure binnenstad worden gerealiseerd.<br />

Universiteiten worden geconfronteerd


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />

Signalement<br />

met het dilemma of zij geheel of<br />

gedeeltelijk, buiten of aan de rand van<br />

de stad uitbreiden. Een gedeeltelijke<br />

verplaatsing en uitbreiding van bepaalde<br />

faculteiten van de universiteit buiten de<br />

stad kan een achteruitgang betekenen<br />

van het interdisciplinaire onderwijs en<br />

onderzoek. Ook kan de verkoop van<br />

het binnenstedelijk vastgoed veel geld<br />

opleveren om de benodigde nieuwbouw<br />

te financieren. Dit laatste argument<br />

wordt mede ingegeven door een terugtredende<br />

overheid die universiteiten<br />

stimuleert financieel zelfstandig te zijn.<br />

Inkomsten uit vastgoed worden daarbij<br />

niet over het hoofd gezien. <strong>De</strong> traditionele<br />

varsities (Schotse benaming voor<br />

volksuniversiteiten) die voor een breed<br />

<strong>publiek</strong> toegankelijk zijn, illustreren<br />

echter dat een binnenstedelijke locatie<br />

cruciaal kan zijn. <strong>De</strong> casestudies in deel<br />

II zijn in grote lijnen vergelijkbaar met<br />

de Universiteit van Amsterdam, net<br />

<strong>als</strong> de gekozen pragmatische ontwikkelingsrichting:<br />

de faculteiten gericht<br />

op de maatschappij (rechten, filosofie,<br />

maatschappij- en gedragstudies)<br />

behouden hun binnenstedelijke locatie<br />

en de bètastudies verschuiven naar de<br />

rand van de stad.<br />

In deel III staat de universiteit <strong>als</strong> actieve<br />

ontwikkelaar ter discussie. In Mexicostad<br />

(Mexico), Seoel (Zuid-Korea),<br />

Caracas (Venezuela), Jatinangor<br />

(Indonesië) en Porto (Portugal) hebben<br />

de universiteiten ambitieuze vastgoedontwikkelingen<br />

gerealiseerd. Soms met<br />

de staat <strong>als</strong> initiator, zo<strong>als</strong> in Jatinangor,<br />

terwijl in Seoel private partijen het<br />

initiatief hebben genomen voor de<br />

vastgoedontwikkeling. Interessant aan<br />

de casestudie van de Universiteit van<br />

Caracas is de bijzondere architectonische<br />

en stedenbouwkundige ontwikkeling<br />

waarbij het noodzakelijk was om<br />

een onafhankelijke ontwikkelingsorganisatie<br />

op te zetten. <strong>De</strong> architectonische<br />

kracht van universitair vastgoed komt<br />

ook in deel IV tot uiting in de casestudie<br />

van de Hebreeuwse Universiteit <strong>als</strong><br />

politiek symbool in Jeruzalem (Israël).<br />

Dat de universiteit een actieve politieke<br />

functie kan hebben geldt ook voor<br />

Belfast (Noord-Ierland) waar de universiteit<br />

meewerkt aan een poging om de<br />

strijdende partijen te verenigen.<br />

Universiteiten drukken over het algemeen<br />

een stempel op hun omgeving,<br />

echter zonder dat deze invloed van<br />

culturele, sociale of economische aard<br />

hoeft te zijn. <strong>De</strong> aangekondigde te<br />

onderzoeken relatie tussen de ontwikkeling<br />

van universiteiten en de stedelijke<br />

ontwikkeling komt in de casestudies<br />

helaas nauwelijks aan bod. Ook de<br />

redacteuren betreuren dit in hun conclusie.<br />

Potentiële lezers die vooral geïnteresseerd<br />

zijn in de strategische rol van<br />

de universiteit in stedelijke ontwikkeling<br />

kunnen deze publicatie beter overslaan.<br />

Wel wordt de vastgoedontwikkeling van<br />

de universiteiten belicht, wat door de<br />

internationale variatie een interessant<br />

beeld oplevert. Daarmee staat de vraag<br />

nog steeds open hoe universiteiten<br />

bijdragen aan de ontwikkeling van de<br />

(internationale) stedelijke dynamiek en<br />

stedelijke economie. In een tijd waarin<br />

kenniseconomie <strong>als</strong> belangrijk thema<br />

naar voren wordt geschoven zou het<br />

mooi zijn om deze vragen te beantwoorden.<br />

Wellicht kan daar in een volgende<br />

publicatie wel aandacht aan worden<br />

besteed en een artikel over de ontwik-<br />

P. 297<br />

Signalement<br />

keling van de Universiteit van Amsterdam<br />

zou hier niet misstaan.<br />

Els Beukers (e.beukers@decisio.nl) is redacteur<br />

van <strong>Rooilijn</strong> en werkzaam bij het onderzoeks- en<br />

adviesbureau <strong>De</strong>cisio.<br />

Higher Education and<br />

Regions<br />

OECD (2007) Higher Education and<br />

Regions: Globally Competitive, Locally<br />

Engaged, OECD Publishing, Paris, 240 p.,<br />

ISBN 978-92-64-03414-3, € 40,00<br />

<strong>De</strong> titel van deze OECD (Organisation<br />

for Economic Co-operation and<br />

<strong>De</strong>velopment) studie zegt al duidelijk<br />

waarover het gaat: de relatie tussen<br />

instellingen voor hoger onderwijs<br />

(universiteiten en hogescholen) en de<br />

regio. <strong>De</strong> internationale oriëntatie van<br />

zowel universiteiten <strong>als</strong> ook regio’s gaat<br />

vaak niet gepaard. Erger nog, universiteiten<br />

raken footloose en hebben alleen<br />

nog zwakke banden met hun regio.<br />

Tegelijkertijd wordt de aanwezigheid van<br />

kennis voor regio’s belangrijker. In het<br />

verleden was er noch door de overheid<br />

noch door onderwijsinstellingen veel aandacht<br />

voor de betekenis van instellingen<br />

voor hoger onderwijs voor de ontwikkeling<br />

van de regio waarin deze gevestigd<br />

waren. <strong>De</strong>ze publicatie verkent een set<br />

van beleidsmaatregelen en institutionele<br />

aanpassingen. Puttend uit een uitgebreide<br />

studie van veertien regio’s in twaalf<br />

landen, waaronder de regio Twente, kijkt<br />

deze studie naar het regionale engagement<br />

van universiteiten en hogescholen<br />

met betrekking tot onderwijs, onderzoek<br />

en maatschappelijke dienstverlening.


<strong>Rooilijn</strong><br />

Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />

Column O. Naphta<br />

Universitas<br />

<strong>De</strong> universiteit is ontstaan in de polis die in het<br />

klassieke Griekenland de bakermat was van onze<br />

Westerse stadssamenleving, onder meer gekenmerkt<br />

door een levendige belangstelling voor abstracte<br />

waarden, zo<strong>als</strong> openbaar bestuur, kennis en kunst.<br />

Het oorspronkelijke doel van de universiteit was om<br />

stedelingen te scholen tot burgers die zich staande<br />

kunnen houden in de samenleving. Wij danken daaraan<br />

het begrip pedagogai.<br />

Onze oudste universiteiten zijn rond 1200 gesticht.<br />

Nederland was dus laat met de Leidse uit 1575, Italië<br />

had er toen al 16, Duitsland en Frankrijk ieder 14. <strong>De</strong><br />

oudste universiteiten staan in Bologna en Parijs. Van<br />

meet af aan heeft de universitas twee betekenissen:<br />

de organisatie van het wetenschappelijk onderwijs en<br />

studie en de sociale organisatie van de universitaire<br />

bevolking. Daarbij ging en gaat het om gezamenlijkheid<br />

en verbondenheid. <strong>De</strong>ze corporatie van leermeesters<br />

(magistri) en leerlingen (scolares), zegt<br />

mijn oude encyclopedie, sloten zich aaneen ‘om zich<br />

in rechte af te zetten tegen andere maatschappelijke<br />

verbanden, inclusief de wereldlijke en kerkelijke<br />

overheid.’ Wie in de geschiedenis van een eerbiedwaardige<br />

instelling zo<strong>als</strong> de universiteit leest, komt<br />

evengoed geknoei tegen <strong>als</strong> in de geschiedenissen<br />

van iedere andere maatschappelijke instelling van<br />

betekenis zo<strong>als</strong> de stad en de staat. Het recht om te<br />

doceren (licentia docendi) was al vroeg voorwerp van<br />

lucratieve handel die in 1179 op het <strong>De</strong>rde Lateraanse<br />

Concilie werd verboden. Doceren werd voortaan<br />

alleen toegestaan op grond van een wetenschappelijke<br />

graad, uiteindelijk die van doctor (= docent). <strong>De</strong><br />

doctorstitel kreeg het karakter van een meesterstuk<br />

dat toegang gaf tot het lidmaatschap van een gilde.<br />

In 2009 is dat nog steeds zo: geen (vaste) aanstelling<br />

zonder doctorsgraad.<br />

<strong>De</strong> oudste Engelse universiteiten van Cambridge en<br />

Oxford hebben het best de corporatieve structuur van<br />

Column: Universitas<br />

P. 298<br />

gezamenlijkheid en verbondenheid behouden, getuige de<br />

levenslange verbondenheid van studenten met het college<br />

waar zij studeerden. <strong>De</strong> autonomie van de universiteiten<br />

die in de loop van de dertiende eeuw ontstond ging<br />

ver. <strong>De</strong> universiteiten hadden een eigen rechtsspraak<br />

ontwikkeld, uitgeoefend door de rector. Tegen de dreiging<br />

van ingrijpen door een stadsbestuur werd het secessio of<br />

dispersio ingezet: uitwijking naar elders. Zo is Cambridge<br />

ontstaan, weggetrokken uit Oxford; natuurlijk leidend tot<br />

eeuwigdurende rivaliteit. Een blijvend kenmerk van de<br />

colleges is het persoonlijk onderricht, het privatissimum,<br />

dat in onze massa-universiteiten jalousie opwekt.<br />

Cambridge en Oxford, beide kleiner dan de Universiteit<br />

van Amsterdam, maken zich absoluut niet druk om zoiets<br />

<strong>als</strong> internationalisering of groei van studentenaantallen.<br />

Ik herinner me dat bij de opening van het huidige<br />

academische jaar de rector, ik meen van Cambridge, haar<br />

afschuw uitsprak over de politieke oproep dat universiteiten<br />

minder elitair moeten worden en hebben bij te dragen<br />

aan de verheffing van de zwakkeren in de samenleving.<br />

<strong>De</strong> vooruitgang van wetenschappelijke kennis is het enige<br />

dat telt. Wie er te stom voor is heeft er niets te zoeken,<br />

aldus mijn even korte <strong>als</strong> lompe samenvatting van haar<br />

scherpzinnige betoog. Een instelling begrijpt men beter<br />

door haar geschiedenis te bestuderen. Hetzelfde geldt<br />

voor de ruimtelijke omgeving waarin ze gedijt. Kan de<br />

UvA nu nog besluiten om zich in Almere te vestigen?<br />

<strong>De</strong>ze daad van dispersio zal in de nieuwe stad met open<br />

armen worden ontvangen. In Leuven is het nog gebeurd<br />

in de jaren zestig. Toen de taalkwestie weer eens hoog<br />

werd opgespeeld, werd Louvain-la-Neuve gesticht, een<br />

echte <strong>campus</strong>universiteit. Op het Roeterseiland moet<br />

een open stads<strong>campus</strong> ontstaan, niet meer afgesloten<br />

maar samensmeltend met de locale stedelijke omgeving.<br />

Juist daarom moet gestudeerd worden op de eigentijdse<br />

betekenis van de universiteit <strong>als</strong> verzameling corporaties<br />

van gezamenlijkheid en verbondenheid en moet worden<br />

doorgrond wat dat voor de ruimtelijke inrichting betekent:<br />

dubbel reflexieve planning is een delicate opgave.


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />

Advertentie<br />

Promotie<br />

<strong>De</strong> promotie van Marjolijn van der Klis vindt plaats op<br />

vrijdag 15 Mei om 14.00 in de Agnietenkapel van de UvA,<br />

Oudezijds Voorburgwal 231.<br />

P. 299


<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 InBeeld: Het nieuwe Roeterseiland<br />

P. 300

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!