De campus als publiek domein - Rooilijn
De campus als publiek domein - Rooilijn
De campus als publiek domein - Rooilijn
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Special Roeterseiland: 2 ha. stedelijkheid<br />
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />
P. 229<br />
Stelling<br />
Leon <strong>De</strong>ben<br />
Interview<br />
“The challenge is to make the<br />
Roeterseiland part of the city”<br />
Achtergrond<br />
Compacte<br />
clusteruniversiteit<br />
1950-2010<br />
Broedmachine van de<br />
creatieve klasse<br />
<strong>De</strong> <strong>campus</strong> <strong>als</strong> een<br />
stad<br />
<strong>De</strong> <strong>campus</strong> <strong>als</strong><br />
<strong>publiek</strong> <strong>domein</strong><br />
Roeterseiland:<br />
van Complex naar<br />
Campus<br />
Tegels rechtleggen<br />
in de Wibautstraat<br />
<strong>Rooilijn</strong><br />
Tijdschrift voor wetenschap en beleid in de ruimtelijke ordening
<strong>Rooilijn</strong><br />
Colofon<br />
Uitgever<br />
<strong>Rooilijn</strong> is een uitgave van de<br />
Faculteit der Maatschappij en<br />
Gedragswetenschappen, Afdeling<br />
Geografie, Planologie en Internationale<br />
Ontwikkelingsstudies van de<br />
Universiteit van Amsterdam.<br />
Bureauredactie en administratie<br />
<strong>Rooilijn</strong><br />
Nieuwe Prinsengracht 130<br />
1018 VZ Amsterdam<br />
Telefoon: 020 525 4365<br />
Telefax: 020 525 4051<br />
Email: info@rooilijn.nl<br />
Internet: www.rooilijn.nl<br />
Kopij<br />
<strong>De</strong> redactie stelt spontane toezending<br />
van voorstellen voor artikelen op prijs.<br />
Auteursrichtlijnen treft u aan op<br />
www.rooilijn.nl of kunnen worden<br />
opgevraagd bij de bureauredactie.<br />
Advertenties<br />
Tarieven kunnen worden opgevraagd<br />
bij de bureauredactie.<br />
Prijzen jaarabonnement 2009<br />
40,00 euro voor particulieren<br />
64,00 euro voor instellingen<br />
26,50 euro voor studenten<br />
Prijs los nummer<br />
7,50 euro exclusief verzendkosten<br />
Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Colofon<br />
P. 230<br />
Abonnementen worden jaarlijks<br />
stilzwijgend verlengd, tenzij uiterlijk<br />
vóór 1 november schriftelijk is<br />
opgezegd.<br />
<strong>Rooilijn</strong><br />
Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />
Oplage: 11.100<br />
ISSN 13802860<br />
Redactie<br />
Annemarie Maarse (hoofdredacteur),<br />
Bart Sleutjes (eind- en beeldredacteur),<br />
Arend Jonkman (bureauredacteur),<br />
Maarten Rottschafer (penningmeester),<br />
Manuel Aalbers, Jelle Adamse,<br />
Wilma Bakker, Els Beukers, Marjolein<br />
Blaauboer, Margot <strong>De</strong>erenberg,<br />
Sebastian <strong>De</strong>mbski, Albertine van<br />
Diepen, Mendel Giezen, Joram<br />
Grünfeld, Nadav Haran, Eva Heinen,<br />
Carla Huisman, Femke Kloppenburg,<br />
Marije Koudstaal, Melika Levelt, Sabine<br />
Meier, Renee Nycolaas, Olivia Somsen,<br />
Andrew Switzer, Ineke Teijmant,<br />
Frans Thissen, Els Veldhuizen, Rick<br />
Vermeulen, Samantha Volgers,<br />
Clémentine Vooren, Hilde van Wijk<br />
Nummerredactie<br />
Carla Huisman, Annemarie Maarse,<br />
Ineke Teijmant, Frans Thissen,<br />
Samantha Volgers<br />
Rechten<br />
© Auteurs en Universiteit van<br />
Amsterdam, Afdeling Geografie,<br />
Planologie en Internationale<br />
Ontwikkelingsstudies.<br />
<strong>De</strong>ze uitgave heeft geen commercieel<br />
oogmerk. Getracht is alle rechthebbenden<br />
te achterhalen. Diegenen<br />
die menen <strong>als</strong>nog aanspraak te kunnen<br />
doen op gelden worden verzocht<br />
contact op te nemen met de redactie.<br />
Artikelen uit <strong>Rooilijn</strong> mogen niet<br />
worden verveelvoudigd, opgeslagen<br />
of openbaar gemaakt zonder<br />
voorafgaande schriftelijke toestemming<br />
van de redactie.<br />
Ontwerp en productie<br />
LandofPlenty (Antoin Buissink)<br />
Fotografie<br />
Alle fotografie door Marcel Heemskerk<br />
tenzij anders vermeld.<br />
Drukwerk<br />
Dékavé, Alkmaar
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />
Redactioneel<br />
Redactioneel<br />
Roeterseiland wordt bouwput<br />
P. 231<br />
<strong>De</strong> Universiteit van Amsterdam is in verbouwing. Na de afronding van<br />
het Science Park in de Watergraafsmeer is het Roeterseiland aan de beurt.<br />
<strong>De</strong> Faculteit der Maatschappij en Gedragswetenschappen heeft <strong>Rooilijn</strong><br />
medio 2008 benaderd met het verzoek een speciale uitgave over de<br />
verbouwingsplannen voor het Roeterseiland te maken. Alhoewel <strong>Rooilijn</strong><br />
doorgaans geen uitgaven in opdracht maakt, vond de redactie dit een<br />
bijzondere kans. <strong>Rooilijn</strong> kan bij uitstek de plannen voor het Roeterseiland<br />
in een breder perspectief plaatsen. Naast de informatiebrieven en glossy<br />
folders met toekomstplaatjes die tot het standaardrepertoire van de<br />
communicatie-afdeling behoren, kan met deze speciale uitgave van<br />
<strong>Rooilijn</strong> dieper op de achtergrond van de verbouwing worden ingegaan.<br />
In deze special komen verschillende inv<strong>als</strong>hoeken aan bod. Dick Schuiling,<br />
al jarenlang werkzaam aan de UvA, geeft een historisch overzicht van de<br />
relatie tussen universiteit en stad. Met name na de Tweede Wereldoorlog<br />
heeft de UvA tal van verbouwingsplannen gemaakt die stuk voor stuk<br />
na breed verzet, soms onder leiding van Schuiling zelf, op de plank zijn<br />
beland. Met de huidige plannen wordt het tij gekeerd. Dit keer gaan ze<br />
écht door! <strong>De</strong> drie decanen van de faculteiten die straks het Roeterseiland<br />
zullen ‘bewonen’, de vice-voorzitter van het College van Bestuur en een<br />
studentenvertegenwoordiger treden met elkaar in gesprek over nut en<br />
noodzaak van de verbouwing en de punten die nog aandacht verdienen.<br />
<strong>De</strong> architect van de nieuwbouw, Simon Allford, geeft een toelichting op<br />
de plannen en presenteert in het beeldkatern de toekomstbeelden van het<br />
vernieuwde Roeterseiland. Naast concrete bijdragen over de verbouwing<br />
van het Roeterseiland, kijkt een aantal auteurs met wat meer afstand naar<br />
de plannen. Arnold Reijndorp en Robert Kloosterman, beiden verbonden<br />
aan de UvA, kijken respectievelijk naar de rol van <strong>campus</strong>vorming op het<br />
<strong>publiek</strong>e <strong>domein</strong> en de rol van de UvA voor Amsterdam <strong>als</strong> kennisstad.<br />
Monique Arkesteijn en Alexandra den Heijer gaan in op <strong>campus</strong>vorming<br />
in het algemeen. Zef Hemel en Ton Schaap, ten slotte, bekijken de<br />
verbouwing van het Roeterseiland van een hoger schaalniveau <strong>als</strong><br />
onderdeel van de aanpak van de Wibautas.<br />
<strong>De</strong> redactie heeft met veel plezier aan dit extra nummer gewerkt en hoopt<br />
met deze bijdrage meer inzicht te geven in het hoe en waarom van de<br />
toekomstige bouwput.<br />
Annemarie Maarse<br />
Hoofdredacteur <strong>Rooilijn</strong> (annemarie@rooilijn.nl)
<strong>Rooilijn</strong> Special Roeterseiland: 2 ha. stedelijkheid<br />
foto: Hilde van Wijk<br />
P. 232
Special Roeterseiland: 2 ha. stedelijkheid<br />
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />
Inhoud<br />
Inhoud<br />
234 Inleiding<br />
<strong>De</strong> plannen<br />
Toelichting op de herstructureringsplannen<br />
van het Roeterseiland<br />
<strong>De</strong> redactie<br />
237 Stelling<br />
“<strong>De</strong> verbondenheid met de<br />
binnenstad is essentieel voor de<br />
aantrekkelijkheid van zowel de<br />
UvA <strong>als</strong> van Amsterdam”<br />
Leon <strong>De</strong>ben<br />
238 Achtergrond<br />
Compacte clusteruniversiteit<br />
1950-2010<br />
Ervaring leert: verwevenheid tussen<br />
universiteit en stad is nog een grote<br />
opgave<br />
Dick Schuiling<br />
248 Interview<br />
“The challenge is to make the<br />
Roeterseiland part of the city”<br />
Interview met Simon Allford, architect<br />
van de herstructurering van het<br />
Roeterseiland<br />
Sabine Meier en Samantha Volgers<br />
252 <strong>De</strong> <strong>campus</strong> <strong>als</strong> een stad<br />
Bouwen Nederlandse universiteiten<br />
hun eigen stad of wordt de <strong>campus</strong><br />
onderdeel van de bestaande stad?<br />
Monique Arkesteijn en Alexandra den<br />
Heijer<br />
260 InBeeld<br />
Het nieuwe Roeterseiland<br />
Het Amsterdamse Quartier Latin?<br />
Simon Allford<br />
270 Roeterseiland: van Complex<br />
naar Campus<br />
<strong>De</strong> nieuwe gebruikers zetten in op<br />
academische meerwaarde voor minder<br />
geld en meer stad en nog meer fietsen<br />
Carla Huisman en Ineke Teijmant<br />
P. 233<br />
278 Broedmachine van de<br />
creatieve klasse<br />
Een meer strategische blik op het<br />
belang van hoogopgeleiden voor<br />
Amsterdam zou geen kwaad kunnen<br />
Robert Kloosterman<br />
284 <strong>De</strong> <strong>campus</strong> <strong>als</strong> <strong>publiek</strong><br />
<strong>domein</strong><br />
Teken het gebouwencomplex <strong>als</strong><br />
onderdeel van de openbare ruimte van<br />
de stad. Nu kan het nog!<br />
Arnold Reijndorp<br />
288 Tegels rechtleggen in de<br />
Wibautstraat<br />
In gesprek met Zef Hemel en Ton<br />
Schaap: “We moeten van die straat gaan<br />
houden!”<br />
Annemarie Maarse<br />
296 Recensie<br />
> <strong>De</strong> universiteit <strong>als</strong> ontwikkelaar<br />
Global universities and urban<br />
development. Case studies and analysis<br />
Els Beukers<br />
297 Signalement<br />
> Higher Education and Regions:<br />
Globally Competitive, Locally Engaged,<br />
298 Column<br />
Universitas<br />
O. Naphta
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />
Inleiding: <strong>De</strong> plannen<br />
Inleiding<br />
<strong>De</strong> plannen<br />
<strong>De</strong> Universiteit van Amsterdam (UvA) werkt aan de<br />
clustering van haar faculteiten op vier plaatsen in de<br />
stad. Met de oplevering van het Science Park in de<br />
Watergraafsmeer komt het Bètacluster gereed. <strong>De</strong><br />
Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en<br />
Informatica (FNWI) neemt er dit jaar haar intrek. Door<br />
het vertrek van de FNWI komt op het Roeterseiland<br />
een aantal gebouwen vrij. <strong>De</strong>ze worden de komende<br />
jaren ingrijpend verbouwd zodat de gehele Faculteit<br />
der Maatschappij- en Gedragswetenschappen (FMG)<br />
en de Faculteit der Rechtsgeleerdheid (FdR) er kunnen<br />
worden gehuisvest. Samen met de Faculteit Economie<br />
en Bedrijfskunde vormen ze het Gammacluster. Door<br />
deze schuifoperatie komt een aantal locaties op de<br />
Oudemanhuispoort en het Binnengasthuisterrein vrij.<br />
In dit Alfacluster wordt in de toekomst de Faculteit der<br />
Geesteswetenschappen en de universiteitsbibliotheek<br />
gehuisvest. Het vierde cluster, de Faculteit der<br />
Geneeskunde, is het Academisch Medisch Centrum,<br />
gesitueerd in Amsterdam Zuidoost.<br />
<strong>De</strong> UvA heeft verschillende redenen om de faculteiten<br />
te clusteren. <strong>De</strong> eerste reden is een financiële. <strong>De</strong> UvA<br />
is op dit moment in vijfenzestig gebouwen gehuisvest,<br />
met flinke beheerskosten tot gevolg. Elk gebouw heeft<br />
bijvoorbeeld een portier nodig en moet apart worden<br />
verwarmd. Door clustering van faculteiten kan het<br />
beheer efficiënter worden georganiseerd. <strong>De</strong> UvA<br />
wil jaarlijks niet meer dan twaalf procent van haar<br />
budget besteden aan huisvesting. <strong>De</strong> solvabiliteit, de<br />
verhouding tussen het eigen en het vreemd vermogen,<br />
mag niet onder twintig procent zakken, zodat de<br />
universiteit financieel gezond blijft. Als de UvA haar<br />
huisvesting binnen deze uitgangspunten wil vormgeven<br />
dan moet het aantal vierkante meters wat ze bezit en<br />
beheert omlaag. Een tweede, eveneens belangrijke reden<br />
is de mogelijkheid de samenwerking tussen verwante<br />
disciplines te vergroten en gezamenlijke onderzoeks- en<br />
onderwijsprogramma’s op te zetten. <strong>De</strong> studies Rechten<br />
P. 234<br />
Door de redactie<br />
en Economie liggen bijvoorbeeld op tal van vlakken<br />
sterk in elkaars verlengde. Als ze ondergebracht worden<br />
op één locatie wordt het gemakkelijker om samen te<br />
werken. Ten slotte biedt clustering meer flexibiliteit.<br />
<strong>De</strong> studentenaantallen wisselen sterk per jaar en<br />
zijn moeilijk voorspelbaar. In grotere gebouwen kan<br />
makkelijker worden ingedikt en uitgedijt.<br />
Het nieuwe Roeterseiland<br />
Het Roeterseiland was vroeger het ‘afvalputje’ van de<br />
grachtengordel. Het gebied heeft dienst gedaan <strong>als</strong><br />
afv<strong>als</strong>tort, industrieterrein en tramremise alvorens de<br />
UvA zich er rond 1900 vestigde. In de jaren zestig en<br />
zeventig zijn de gebouwen A, B en C gerealiseerd. Het<br />
stedenbouwkundige plan uit die tijd is erg naar binnen<br />
gekeerd. Daar komt met de nieuwe plannen verandering<br />
in. <strong>De</strong> gebouwen B en C worden na verhuizing van de<br />
FNWI verbouwd, zodat de FMG er haar intrek kan<br />
nemen (2010-2013). Ook Psychologie, nu gehuisvest in<br />
gebouw A, verhuist naar het verbouwde deel. Gebouw A<br />
wordt vervolgens getransformeerd tot Rechtenfaculteit<br />
(2014-2015). Gebouw I, de Diamantslijperij, wordt<br />
gerenoveerd en uitgebreid (2010). Hier komt CREA, de<br />
culturele organisatie van de UvA, in.<br />
<strong>De</strong> schuifoperatie moet een nieuw karakter geven aan<br />
het Roeterseiland. Van een van de buurt afgesloten<br />
rommelig geheel van gebouwen, wordt het gebied<br />
getransformeerd tot stedelijk studie- en werkgebied,<br />
onderdeel van de buurt. Eén van de belangrijkste<br />
onderdelen van de plannen is de opwaardering van de<br />
Nieuwe Achtergracht tot centrale as van het gebied. Aan<br />
de gracht komen de hoofdingangen van de universiteit<br />
en op de begane grond komen horeca en commerciële<br />
voorzieningen. In het deel van gebouw B boven de<br />
gracht wordt een grote opening gemaakt, zodat er een<br />
ruimtelijke relatie tot stand komt met het achterliggende<br />
gebied. Ook de komst van CREA draagt bij aan het<br />
stedelijke karakter van het gebied. Het is nadrukkelijk
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />
Inleiding: <strong>De</strong> plannen<br />
Plattegrond van de UvA-gebouwen op het Roeterseiland (bron: Universiteit van Amsterdam)<br />
de bedoeling niet alleen bezoekers van de universiteit<br />
naar het Roeterseiland te trekken. Ook buurtbewoners<br />
worden gezien <strong>als</strong> nieuwe gebruikers van het gebied.<br />
Veel mensen weten nu niet eens dat er achter de<br />
gebouwen B en C nog meer is. Dat moet in de toekomst,<br />
<strong>als</strong> het aan de UvA ligt, anders. Andere onderdelen van<br />
het plan zijn het oplossen van het fietsenprobleem door<br />
de aanleg van fietsenkelders en het onder de grond<br />
parkeren van alle auto’s. In de toekomst wordt niet<br />
meer langs de gracht geparkeerd. <strong>De</strong> openbare ruimte<br />
tussen de gebouwen krijgt een groen karaker, in plaats<br />
van de huidige stenige uitstraling. Tenslotte wordt er<br />
een doorgang van de Nieuwe Achtergracht naar de<br />
Sarphatistraat gerealiseerd.<br />
P. 235<br />
Oningevulde planonderdelen<br />
Een aantal onderdelen van het verbouwingsplan moet<br />
nog worden uitgekristalliseerd. Zo is nog niet bekend wat<br />
gebeurt met gebouw G, waar nu Planologie, Geografie<br />
en Onderwijskunde gehuisvest zijn. Ook de invulling<br />
van de gebouwen J en K, gelegen aan de achterkant van<br />
gebouwen B en C, is nog onbekend. <strong>De</strong> UvA kijkt naar<br />
mogelijkheden voor studentenhuisvesting en gebruik<br />
door facilitaire diensten.<br />
Als de verbouwing voorspoedig verloopt, is het nieuwe<br />
Roeterseiland in 2016 klaar.
<strong>Rooilijn</strong><br />
Agnietenkapel (bron:Antoin Buissink)<br />
Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />
P. 236
<strong>Rooilijn</strong><br />
Stelling<br />
Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />
Stelling<br />
“<strong>De</strong> verbondenheid met de binnenstad is<br />
essentieel voor de aantrekkelijkheid van zowel<br />
de UvA <strong>als</strong> van Amsterdam”<br />
Sinds het Atheneum Illustre in 1632 de Agnietenkapel betrok,<br />
hoort de UvA bij de binnenstad. <strong>De</strong> drommen jonge mensen<br />
die na afloop van en tussen de colleges over straat struinen,<br />
schilderen een prachtig beeld van de levendige binnenstad<br />
dat men niet snel vergeet. <strong>De</strong> universiteit draagt sterk bij<br />
aan het gemengde karakter van het stadscentrum door<br />
haar gebruik van vele historisch waardevolle gebouwen.<br />
<strong>De</strong> geschiedenis van Amsterdam vindt men op vele plekken<br />
terug. Zo ziet men de handelsgeest aan de Turfmarkt en<br />
in de bestuurskamer van de VOC in het Oost-Indisch-Huis.<br />
Herinnert de Oude Manhuispoort met de aanwezige boekenstalletjes<br />
aan de ouderenzorg en is de sfeer in de prachtige<br />
Aula, de Lutherse kerk, uniek en onvervangbaar. Het is een<br />
fantastisch decor voor het onderwijs dat onmogelijk op de<br />
stads<strong>campus</strong> Roeterseiland te creëren is.<br />
Natuurlijk hebben al die oude gebouwen hun keerzijde. Ze<br />
zijn lastig schoon te houden, meerdere portiers zijn nodig en<br />
het is logistiek onhandig, kostbaar en tijdrovend. Maar deze<br />
oude verspreid liggende gebouwen zijn tegelijk het tafelzilver<br />
van de universiteit, dat door zorgvuldig beheer bewondering<br />
afdwingt en nieuwe studenten trekt. <strong>De</strong> situering in het<br />
stadshart is een wezenlijk onderdeel van de charme van<br />
deze universiteit en speelt een belangrijke rol bij keuze van<br />
studenten voor de UvA. Het geschetste beeld klinkt misschien<br />
romantisch maar blijkt tot op heden effectief.<br />
Het Roeterseiland is weliswaar tot de binnenstad te rekenen,<br />
maar de schaal en concentratie zijn van een andere orde dan<br />
het historische beeld van de Amsterdamse stadsuniversiteit<br />
in het stadshart. Het is een grootschalig mono-functioneel<br />
complex dat een tegenstelling vormt met de fijne structuur<br />
van de binnenstad. <strong>De</strong> bruisende levendigheid op het<br />
Binnen Gasthuisterrein, Spuistraat en Kloveniersburgwal,<br />
waar studenten zich mengen met toeristen, moeders met<br />
Leon <strong>De</strong>ben<br />
P. 237<br />
kinderen, dagjesmensen, werkers en buurtbewoners, staat<br />
tegenover de rust in de Plantagebuurt.<br />
<strong>De</strong> helaas veel te vroeg overleden voorzitter van het College<br />
van Bestuur Jankarel Gevers zei in de nog altijd zeer<br />
behartigenswaardige brochure Assepoester of Prinses<br />
(Amsterdams Binnenstads Comité (ABC), eindredactie<br />
Frans Heddema) dat er wel wat onderdelen naar de<br />
Watergraafsmeer gaan maar dat de binnenstad de hoofdplek<br />
blijft. “We kunnen er goed uit de voeten en de studenten<br />
en medewerkers waarderen de plek om er te werken.” Het<br />
argument dat soms opduikt bij de concentratieplannen is<br />
de vermeende toename van ontmoeting en uitwisseling van<br />
kennis. Zet medewerkers bij elkaar in een gebouw en het<br />
komt wel goed is de doorsnee opvatting. Als kennisuitwisseling<br />
belangrijk wordt gevonden dan gebeurt dat toch wel.<br />
Fysisch determinisme bestaat niet. Een fysieke structuur<br />
kan echter wel gunstige randvoorwaarden scheppen.<br />
<strong>De</strong> historicus Donald Olsen – bekend door zijn boek <strong>De</strong><br />
stad <strong>als</strong> kunstwerk – wijst erop hoe de Amsterdammers<br />
met een bewonderenswaardige eigenzinnigheid het<br />
bijzondere van hun stad vast hebben weten te houden. Laat<br />
dit ook gelden voor de huisvesting van de UvA en voorkom<br />
dat de stads<strong>campus</strong> zich naar binnen gaat opsluiten. Dat<br />
laboratoria naar de rand verhuizen in de Watergraafsmeer<br />
en het enorme AMC aan de Zuid Oostelijke stadsrand<br />
zit, is logisch en voor de handliggend. Dat het<br />
Roeterseilandcomplex wordt vernieuwd, ligt ook voor de<br />
hand. Maar de binnenstad heeft de studenten nodig voor<br />
haar bruisende karakter. <strong>De</strong> UvA zal haar aantrekkelijkheid<br />
verliezen <strong>als</strong> ze de historische gebouwen te lichtvaardig<br />
verlaat om louter financiële redenen.<br />
Leon <strong>De</strong>ben is oud-hoofddocent Stadssociologie aan de UvA
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />
Compacte clusteruniversiteit 1950-2010<br />
Compacte clusteruniversiteit 1950-2010<br />
Dick Schuiling<br />
A<br />
Kaart 1 Overzicht van de toekomstige universitaire vestigingen naar omvang (bruto terrein- en vloeroppervlak)<br />
Terreinoppervlakte Vloeroppervlakte<br />
Vestiging Uilenburg 106.000 m 2 150.000 m 2<br />
A-faculteit 83.000 m 2 139.000 m 2<br />
B-faculteit 210.000 m 2 226.000 m 2<br />
(bron: dienst der <strong>publiek</strong>e werken afdeling stadsontwikkeling 1967)<br />
U<br />
P. 238<br />
B<br />
Schaal: 1: 12.500
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />
Compacte clusteruniversiteit 1950-2010<br />
Achtergrond<br />
We schrijven 1632, de oprichting van het Athenaeum Illustre. Bijna vier eeuwen<br />
later worden de herstructureringsplannen van het Roeterseiland gepresenteerd.<br />
Met de opgedane kennis en ervaring richt de opgave zich nu op een succesvolle<br />
transformatie van het Roeterseilandcomplex en de Amstel<strong>campus</strong>. In dit artikel<br />
wordt een overzicht gegeven van de huisvestingsplannen die de Universiteit van<br />
Amsterdam sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw heeft gepresenteerd. Lang niet<br />
alle plannen en voorstellen zijn tot uitvoering gekomen. Verschil in inzichten over<br />
verweving en scheiding tussen universiteit en stad volgde de trends van de periode<br />
waarin de plannen werden gemaakt.<br />
<strong>De</strong> Universiteit van Amsterdam kent een eeuwenoude<br />
traditie om grotere gebouwen te transformeren voor<br />
nieuw gebruik (Souwer, 2000). Het begon met de<br />
voorloper van de universiteit, het Athenaeum Illustre<br />
gehuisvest in de Agnietenkapel. Bij de Alteratie van<br />
Amsterdam in 1578 was deze overgegaan van de<br />
katholieke kerk naar de (inmiddels calvinistische)<br />
gemeente. <strong>De</strong> kapel werd benut <strong>als</strong> auditorium en de<br />
toenmalige universiteitsbibliotheek, de ‘stadslibrye’,<br />
werd gehuisvest op de zolder van de kapel. Tot het<br />
einde van de negentiende eeuw konden de 250<br />
studenten daar goed uit de voeten. In 1877 werd<br />
het Athenaeum Illustre universiteit en kwam de<br />
Oudemanhuispoort beschikbaar voor huisvesting.<br />
In het voormalig bejaardenhuis werd ook de aula<br />
gevestigd. <strong>De</strong> medici kregen het Binnengasthuis en de<br />
P. 239<br />
biologen de Hortus Botanicus en Artis. Later kwamen<br />
in en bij de Plantagebuurt ook instituten voor andere<br />
bètaopleidingen. Tot 1961 is de universiteit van de<br />
gemeente (GU). <strong>De</strong> gemeente faciliteert in die tijd de<br />
huisvesting, maakt huisvestingsplannen en ontwerpt<br />
zelfs de gebouwen.<br />
Tot 1920 telt de voorloper van de Universiteit van<br />
Amsterdam niet meer dan duizend studenten (zie<br />
figuur 1). Vlak na de Tweede Wereldoorlog wordt de<br />
grens van vijfduizend studenten gepasseerd en in 1950<br />
telt de UvA zevenduizend studenten. Voor de periode<br />
daarna verwachtte de universiteit een beperkte en geleidelijke<br />
groei van het studentenaantal. Een voorspelling<br />
die klopte, want tussen 1952 en 1962 groeide het aantal<br />
niet verder.
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Compacte clusteruniversiteit 1950-2010<br />
P. 240<br />
Figuur 1 Ingeschrevenen 1877-2001 totaal (bron: Bureau Bestuursinformatie UvA)<br />
30.000<br />
25.000<br />
20.000<br />
15000<br />
10.000<br />
5.000<br />
0<br />
Het Drie-kernen-plan 1955<br />
In die periode van stagnerende studentenaantallen<br />
werd in 1955 door de gemeente en de universiteit<br />
het Drie-kernen-plan aanvaard. Het plan voorzag<br />
in de huisvesting van 10.000 à 12.000 studenten op<br />
drie locaties in de stad: het Roeterseilandcomplex en<br />
omgeving (REC), de Oudemanhuispoort (OMHP)<br />
en het Wilhelmina Gasthuisterrein (WG-terrein).<br />
<strong>De</strong> terreinen waren alledrie in of nabij de binnenstad<br />
gelegen. Het Roeterseiland was bedoeld<br />
voor de huisvesting van de bètafaculteiten en de<br />
Oudemanhuispoort voor de alfafaculteiten en centrale<br />
voorzieningen. <strong>De</strong> locatie OMHP werd later uitgebreid<br />
met het Binnengasthuisterrein (BG-terrein), de Oude<br />
Turfmarkt en het Maagdenhuis. Het WG-terrein en<br />
omgeving was bedoeld voor de medische faculteit<br />
en het ziekenhuis. Daarvoor moest wel eerst de<br />
Kinkerbuurt-Zuid worden gesloopt.<br />
Alternatieve ideeën<br />
Opvallend voor de periode 1965-1975 en geheel<br />
passend in de tijdgeest van democratisering, is dat de<br />
discussie over het huisvestingsbeleid van de UvA in alle<br />
universitaire geledingen en in de pers werd gevoerd.<br />
<strong>De</strong> redeneringen vanuit verschillende belangen<br />
1877/78<br />
1880/81<br />
1885/86<br />
1890/91<br />
1895/96<br />
1900/01<br />
1905/06<br />
1910/11<br />
1915/16<br />
1920/21<br />
1925/26<br />
1930/31<br />
1935/36<br />
1940/41<br />
1945/46<br />
1950/51<br />
1955/56<br />
1960/61<br />
1965/66<br />
1970/71<br />
1975/76<br />
1980/81<br />
1985/86<br />
1990/91<br />
1995/96<br />
2000/01<br />
werkten door in de uiteenlopende voorkeuren voor<br />
huisvesting. Sommigen prefereerden de universiteit<br />
in de bestaande stad door rigoureuze sloop en<br />
herstructurering, anderen kozen voor aanpassing aan<br />
het historisch erfgoed en stadsweefsel. Weer anderen<br />
kozen voor de weilanden en nieuwe polders buiten de<br />
stad.<br />
<strong>De</strong> eerste hoogleraar planologie, Steigenga, bekritiseerde<br />
het drie-kernen-plan. Hij was het weliswaar<br />
eens met het universitaire huisvestingscredo dat alle<br />
faculteiten in elkaars nabijheid behoren te zijn, maar<br />
in de binnenstad en negentiende eeuwse wijken was<br />
daarvoor volgens hem geen plaats. Als alternatief<br />
adviseerde hij de omgeving van de Bijlmermeer. Ook<br />
anderen stelden alternatieve huisvestingslocaties voor.<br />
Zo droomde een clubje verontruste hoogleraren, die<br />
de Oudemanhuispoort een ‘verstopt ex-bejaardenhuis<br />
in een aftandse buurt’ vonden, van een Cité universitaire<br />
op het Frederiksplein. Professor F. de Jong<br />
Edz. stelde de strook tussen de Utrechtsebrug en<br />
Ouderkerk voor. <strong>De</strong> CPN-gemeenteraadsfractie<br />
propageerde een <strong>campus</strong>universiteit buiten de stad.<br />
Een commissie onder leiding van professor Enschedé<br />
stelde zelfs Flevoland voor (Souwer, 2000).
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />
Compacte clusteruniversiteit 1950-2010<br />
Groeiende studentenaantallen<br />
Halverwege de jaren zestig was de verwachting dat het<br />
studentenaantal in 1975 zou zijn gegroeid tot 14.000.<br />
Dankzij de babyboom en toenemende participatie aan<br />
het wetenschappelijk onderwijs werd dit aantal al veel<br />
eerder gehaald. Eind jaren zestig werd de studentenprognose<br />
daarom bijgesteld richting 25.000 in 1975<br />
waarvan 18.000 alfastudenten (men maakte in die tijd<br />
nog geen onderscheid tussen alfa- en gammastudies).<br />
<strong>De</strong> alfastudies moeten volgens de gemeente en de<br />
universiteit grotendeels in de binnenstad gehuisvest<br />
worden.<br />
Het BG-terrein was op dat moment nog niet beschikbaar.<br />
<strong>De</strong> Nederlandsche Bank, toen nog gehuisvest<br />
in het huidige Allard Pierson Museum, aasde ook op<br />
het terrein. Voor de alfa’s werden daarom steeds meer<br />
kleine grachtenpanden gekocht of gehuurd om te<br />
voorzien in de ruimtebehoefte. <strong>De</strong> ad hoc oplossingen<br />
wakkerden de discussie over de huisvesting van de<br />
alfawetenschappen voortdurend aan. In de periode<br />
1965-1970 werden zeer uiteenlopende locaties voorgesteld.<br />
Die varieerden van nieuwbouw in de Bijlmermeer<br />
of Flevoland en sloop en nieuwbouw van de gemengde<br />
woonwerkbuurten Uilenburg en Valkenburg tot een<br />
universiteit langs de grachten. Het laatste voorstel<br />
speelde in op de trend dat bedrijven op dat moment<br />
massaal uit de binnenstad vertrokken. <strong>De</strong> leegstaande<br />
kantoren boden interessante huisvestingsmogelijkheden<br />
voor de universiteit. <strong>De</strong> leegstand in de binnenstad<br />
en de gelijktijdige woningnood vormden de aanleiding<br />
voor een fel verzet tegen de sloop van woningen op<br />
Uilenburg, Valkenburg en nabij het Roeterseiland<br />
voor de bouw van nieuwe universiteitscomplexen. In<br />
1972 werd zelfs de actiegroep Geen woningsloop voor<br />
universiteitsbouw opgericht (Schuiling, 1972).<br />
Ook de huisvesting van de medische faculteit naast<br />
het WG-terrein verliep problematisch. In 1965<br />
werd duidelijk dat de ‘sanering’ van de Kinkerbuurt<br />
nog flink op zich liet wachten. <strong>De</strong> gemeente bood<br />
de universiteit <strong>als</strong> alternatief 64 hectare aan in de<br />
Bullewijkerpolder (naast de Bijlmer) voor het nieuw<br />
P. 241<br />
te bouwen AMC. Dat werd door de universiteit in<br />
dank aanvaard, mede omdat goede alternatieven voor<br />
de huisvesting van de medische faculteit ontbraken<br />
(Jonker en Schuiling, 1974). <strong>De</strong> planvorming en bouw<br />
op het Roeterseilandcomplex zelf konden wel doorgang<br />
vinden. <strong>De</strong> nieuwbouw op het terrein week sterk af<br />
van de woonbuurten er om heen. <strong>De</strong> compacte, hoge<br />
bebouwing zorgde voor een nieuw aanzicht in de<br />
Amsterdamse binnenstad. In 1964 werd Anna’s Hoeve<br />
in de Watergraafsmeer aangekocht. Die locatie, ver<br />
buiten de binnenstad, was bedoeld voor de biologen.<br />
Het Zeven-kernen-plan 1973<br />
In 1973 nam het College van Bestuur van de UvA<br />
het Zeven-kernen-plan aan: een gebundelde deconcentratie.<br />
Vier vestigingen binnen de binnenstad<br />
en vier erbuiten. <strong>De</strong> door de gemeente aangedragen<br />
locatie Valkenburg/Uilenburg aan weerszijden van<br />
de aanvoerweg naar de IJ-tunnel stond de universiteit<br />
wel aan, maar bleek controversieel. Zowel de beoogde<br />
gebruiker (de Letterenfaculteit) <strong>als</strong> de Universiteitsraad<br />
(toen het hoogste orgaan) stemden tegen deze locatie.<br />
Het College van Bestuur droeg het besluit vervolgens<br />
voor aan de Kroon, die het vernietigde. Hierop volgde<br />
een jarenlange impasse. In de tussentijd werden panden<br />
gehuurd en voorstellen gedaan voor indikken op het<br />
BG-terrein en bij het AMC.<br />
Ook het eerste plan voor het BG-terrein (1975) vond<br />
geen doorgang. Het was monofunctioneel, diende<br />
alleen de belangen van de universiteit en ging uit van<br />
sloop. Het wordt uiteindelijk door de Universiteitsraad<br />
afgestemd na breed verzet zowel vanuit de buurt <strong>als</strong> van<br />
monumentenliefhebbers. Veel kritiek was er op het feit<br />
dat er geen inspraak met belanghebbenden had plaatsgevonden,<br />
de cijfers over de ruimtebehoefte van de UvA<br />
discutabel en ondoorzichtig waren en onvoldoende duidelijk<br />
was of concentratie van ongelijksoortige instellingen<br />
wel zinvol was. Ten slotte werd het bezwaar van<br />
velen tegen de grootschaligheid van de nieuwbouw en<br />
de eenzijdigheid van de bestemmingen breed gedeeld.<br />
In 1977 telde de universiteit meer dan 20.000 studenten<br />
en was de prognose voor 1980 opgelopen tot 24.000.
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />
Compacte clusteruniversiteit 1950-2010<br />
Figuur 2 Percentage studenten naar opleiding 1945 - 2001 (bron: Bureau Bestuursinformatie UvA)<br />
1945/46<br />
1950/51<br />
1955/56<br />
1960/61<br />
1965/66<br />
1970/71<br />
1975/76<br />
1980/81<br />
1985/86<br />
1990/91<br />
1995/96<br />
2000/01<br />
Figuur 3 Aantal ingeschrevenen UvA 1991-2007 (bron: Bureau Bestuursinformatie UvA)<br />
30.000<br />
25.000<br />
20.000<br />
15000<br />
10.000<br />
5.000<br />
0<br />
0%<br />
1991<br />
1992<br />
10%<br />
1993<br />
1994<br />
1995<br />
Alle ingeschrevenen Voltijd ingeschrevenen<br />
20%<br />
Humanities/Law Social sc./Economics Science Medicine<br />
BG-areaal en Huisvestingsplan 1980-2005<br />
In 1978 werd ten behoeve van de ontwikkeling van het<br />
BG-terrein een gemengde werkgroep voorgesteld. <strong>De</strong>ze<br />
organiseerde een soort open planproces (Schuiling,<br />
1980, 1982 en 1984). In 1981 verschijnt het eindrapport<br />
(Werkgroep BG-areaal, 1980-1981). Het tweede<br />
BG-plan behelsde veertig procent niet-universitaire<br />
30%<br />
1996<br />
1997<br />
40%<br />
1998<br />
50%<br />
1999<br />
2000<br />
60%<br />
2001<br />
70%<br />
2002<br />
2003<br />
2004<br />
P. 242<br />
functies (vooral wonen) op het BG-terrein. Daarnaast<br />
werd het tot dan toe gesloten (ziekenhuis)complex<br />
geopend voor fietsers en voetgangers. <strong>De</strong> werkgroep<br />
sprak van “het terrein teruggeven aan de stad”. <strong>De</strong><br />
concentratiegedachte werd in het plan verder afgezwakt<br />
wat de verwevenheid met de stad bevorderde. Het plan<br />
werd grotendeels uitgevoerd.<br />
80%<br />
2005<br />
90%<br />
2006<br />
100%<br />
2007
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />
Compacte clusteruniversiteit 1950-2010<br />
In het eveneens in 1981 verschenen Huisvestingsplan<br />
1980-2005 werden per faculteit nieuwe ruimtenormen<br />
vastgesteld. In figuur 2 is de ontwikkeling van het<br />
aantal studenten naar type opleiding weergegeven.<br />
Het feit dat de bèta’s door dalende belangstelling in die<br />
opleidingen op het Roeterseiland veel te ruim in hun<br />
jasje kwamen te zitten, werd een beetje verdoezeld.<br />
Ombouwen van halfgebruikte practicumruimten<br />
was ook erg kostbaar. In de jaren tachtig namen<br />
de gammafaculteiten Economie en Bedrijfskunde<br />
(FEB) en delen van de huidige Maatschappij- en<br />
Gedragswetenschappen (FMG) steeds meer hun<br />
intrek in bestaande en nieuwe gebouwen op het<br />
Roeterseiland. Nog steeds geven die soms colleges<br />
vanachter een practicumtafel, ooit bestemd voor schei-<br />
en natuurkundigen.<br />
<strong>De</strong> ruimteprognoses klapten vanaf 1982 om.<br />
Bezuinigingen leidden tot een formatiekrimp van een<br />
kleine 20 procent tussen 1980 en 1986. Het ministerie<br />
verwachtte nog een lichte studentengroei <strong>als</strong> gevolg<br />
van het emancipatie-effect, maar in de periode daarna<br />
(1988-2000) werd een scherpe daling verwacht van<br />
maar liefst 33 procent. Prognoses zijn blijkbaar erg<br />
lastig want rondom 1992 had de UvA een piek van<br />
28.000 studenten (zie figuur 3). Na een dip in 2000 met<br />
21.000 studenten telt de UvA in 2009 inmiddels 28.000<br />
studenten in voltijd en deeltijd samen.<br />
<strong>De</strong> vier-clusters-plannen van 2005<br />
en 2008<br />
Na een periode van huisvesting in zes kernen<br />
(Uilenburg/Valkenburg is inmiddels afgevallen) en<br />
een aantal verspreide panden, wordt in het huisvestingsbeleid<br />
langzamerhand een draai gemaakt. Van zes<br />
kernen is het huidige beleid erop gericht de faculteiten<br />
te concentreren in vier clusters: de OMHP en het<br />
BG-terrein in de binnenstad, het REC eveneens in de<br />
binnenstad, het Science Park in de Watergraafsmeer<br />
(rondom de oorspronkelijke Anna’s Hoeve) en het<br />
AMC. Op de lange duur wordt verwacht dat de<br />
gebouwen van het Spui en het Singelgebied (UB,<br />
Maagdenhuis, Bungehuis, PC Hoofthuis) niet meer<br />
P. 243<br />
nodig zijn voor het zogenaamde primaire proces.<br />
<strong>De</strong> functies van deze gebouwen worden in de plannen<br />
overgeplaatst naar de OMHP, het BG-terrein en het<br />
Roeterseilandcomplex. Daar vindt verdichting plaats,<br />
waarvoor nauwelijks meer woningen maar wel andere<br />
monumentale gebouwen gesloopt moeten worden.<br />
Sommige van die gebouwen in het Spui/Singelgebied,<br />
zo<strong>als</strong> het Maagdenhuis en de Universiteits Bibliotheek,<br />
zijn echter beeldbepalend voor de historie van de<br />
universiteit en de verwevenheid met de stad.<br />
Huisvestingsplan 2005-2015<br />
Het Huisvestingsplan 2005-2015 vermeldt vier doelen<br />
die de UvA wil bereiken. Ten eerste is dat het hebben<br />
van een karakteristieke en herkenbare uitstraling<br />
zodat de identiteit en zichtbaarheid van de universiteit<br />
worden versterkt. Het tweede doel is om <strong>als</strong> stadsuniversiteit<br />
de cultuur en geschiedenis van de stad te<br />
bewaren en ontsluiten. Het derde doel is te fungeren <strong>als</strong><br />
ontmoetingsplaats voor mensen die zich bezighouden<br />
met wetenschap en cultuur. Ten slotte is het doel een<br />
inspirerend lokaal centrum met een mondiale toegang<br />
tot informatie te zijn.<br />
Het belangrijkste uitgangspunt van het Huisvestingsplan<br />
2005-2015 is dat de UvA een stadsuniversiteit is en<br />
dus in de stad wil blijven. Omdat de huidige huisvestingssituatie<br />
van de universiteit verre van ideaal wordt<br />
genoemd, is het idee de universiteit te concentreren in<br />
vier clusters. Een van de redenen voor clustering zijn de<br />
hoge onderhoudskosten van het huidige aantal gebouwen.<br />
Daarnaast wordt gesteld dat in grotere eenheden<br />
flexibeler met wisselende studentenaantallen kan<br />
worden omgegaan. Ook neemt de herkenbaarheid van<br />
de UvA toe <strong>als</strong> er vier grotere clusters zijn. Onderlinge<br />
samenwerking en het opzetten van nieuwe onderwijs-<br />
en onderzoeksprogramma’s wordt met vier clusters<br />
gemakkelijker. <strong>De</strong> vier clusters zijn onderverdeeld op<br />
basis van verwante disciplines. Alfa op de OMHP en<br />
het BG-terrein, bèta op het Science Park, gamma op<br />
het Roeterseilandcomplex en het medische cluster<br />
op en rondom het AMC. Het Academisch Centrum<br />
Tandheelkunde Amsterdam (ACTA) in Slotervaart
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />
Compacte clusteruniversiteit 1950-2010<br />
wordt verplaatst naar het VU-kwartier aan de Zuidas.<br />
Dat heeft ermee te maken dat deze opleiding door de<br />
universiteiten gemeenschappelijk wordt gebruikt.<br />
Meerjarenplan Huisvesting 2008<br />
Het Huisvestingsplan 2005-2015 gaat voor die periode<br />
uit van nulgroei. Dat is opmerkelijk want sinds 2002<br />
heeft de UvA aan populariteit gewonnen en zijn de studentenaantallen<br />
flink gegroeid. In het Meerjarenplan<br />
Huisvesting 2008 van een nieuw aangetreden College<br />
van Bestuur is de prognose dat de studentenaantallen<br />
tot 2020 waarschijnlijk stijgen. <strong>De</strong> universiteit gaat uit<br />
van een groei van 0 tot 25 procent. Het is zodoende zeer<br />
waarschijnlijk dat de studenten- en onderzoekerspopulatie<br />
toeneemt. Die grotere aantallen worden op vier<br />
clusters gehuisvest, de footprint van de UvA in de stad<br />
neemt in die zin dus af. Daar tegenover staat verdichting<br />
op de open binnenterreinen die in eigen bezit zijn.<br />
Daarnaast is er sprake van een ‘centrifugale schuifoperatie’;<br />
overbodig geworden panden in de binnenstad<br />
kunnen worden getransformeerd of afgestoten.<br />
Voor de schuifoperatie van faculteiten naar de vier clusters<br />
is een grootscheepse verbouwing noodzakelijk. <strong>De</strong><br />
afronding van het Science Park is in zicht. Na vertrek<br />
van de bètastudies is het REC aan de beurt. Om in de<br />
toekomst de volledige FMG en Faculteit der Rechten<br />
(FdR) te kunnen huisvesten (de FEB blijft in de huidige<br />
gebouwen op het REC) worden de gebouwencomplexen<br />
op het REC grondig verbouwd. Tegelijkertijd<br />
vindt de verbouwing en nieuwbouw van de Hogeschool<br />
van Amsterdam (HvA) plaats aan de Wibautstraat, de<br />
nieuwe Amstel-<strong>campus</strong>. <strong>De</strong> bouwplannen van beide<br />
opleidingsinstituten zouden mogelijkheden voor<br />
verweving met elkaar moeten bieden.<br />
Het verwevingsdiscours<br />
In december 2008 is in opdracht van de HvA en<br />
UvA een verkennende studie verschenen over de<br />
kansen voor de verbetering van de ruimtelijke en<br />
functionele verbinding tussen het Roeterseiland<br />
en de Amstel<strong>campus</strong> onderling en met hun directe<br />
omgeving (Van Iersel en Jenniskens, 2008). In het<br />
P. 244<br />
rapport worden <strong>als</strong> speerpunten voor verbetering de<br />
opwaardering van de openbare ruimte, de ontwikkeling<br />
van aantrekkelijke nieuwe voorzieningen en de<br />
opwaardering van het metrostation genoemd.<br />
Voor het Roeterseiland (135.000 m 2 bvo) wordt in het<br />
rapport uitgegaan van circa 15.000 studenten en 2.500<br />
medewerkers. <strong>De</strong> bouw start in 2009 en de geplande<br />
oplevering is in 2016. <strong>De</strong> Nieuwe Achtergracht wordt<br />
de centrale openbare ruimte waaraan alle ingangen<br />
worden gesitueerd. Parkeren kan straks niet meer op<br />
het maaiveld, maar alleen nog in parkeerkelders. Het<br />
maaiveld wordt verlevendigd door de toevoeging van<br />
<strong>publiek</strong>sfuncties en (studenten)woningen.<br />
<strong>De</strong> Amstel<strong>campus</strong> (100.000 m 2 bvo) bevindt zich aan<br />
weerszijden en op de noordkop van de Wibautstraat.<br />
Het wordt met 25.000 studenten en 5.000 medewerkers<br />
de grootste vestiging van de HvA. Verder komen<br />
er 250 studentenwoningen, een sport- en fitnesshal,<br />
een basisschool, een jongerencentrum met horeca<br />
en onderwijsgerelateerde bedrijvigheid. <strong>De</strong> meeste<br />
bedrijvigheid bevindt zich op de begane grond<br />
waardoor levendigheid in de plint wordt gecreëerd.<br />
Om de Amstel<strong>campus</strong> te realiseren is de sloop<br />
van het Wibauthuis jaren geleden al gestart. Het<br />
Kohnstammhuis wordt nu getransformeerd<br />
en de verbouw van het Singelgrachtgebouw is inmiddels<br />
gereed. Roeterseiland en Amstel<strong>campus</strong> samen<br />
worden met 40.000 studenten en 7.500 medewerkers<br />
het grootste onderwijscluster van de stad. In het<br />
rapport wordt zelfs gezegd dat zij een meerderheid<br />
vormen ten opzichte van de 22.000 inwoners van de<br />
omliggende buurten Oosterparkbuurt, Weesperzijde,<br />
Weesperbuurt en Plantage.<br />
In het rapport wordt terecht geconstateerd dat<br />
de wisselwerking tussen het Roeterseiland en de<br />
Amstel<strong>campus</strong> nu nog zeer beperkt is. Studenten en<br />
medewerkers zijn grotendeels gericht op hun eigen<br />
onderwijsfaciliteiten. Ook bewoners hebben weinig<br />
reden om beide onderwijscomplexen te bezoeken<br />
omdat het ontbreekt aan <strong>publiek</strong>svoorzieningen en
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />
Compacte clusteruniversiteit 1950-2010<br />
een aantrekkelijke openbare ruimte. Het Weesperplein<br />
vormt <strong>als</strong> verkeersknooppunt voor beide onderwijsclusters<br />
het scharnierpunt. <strong>De</strong> routes voor het<br />
openbaar vervoer verschillen wel van de belangrijkste<br />
fiets- en looproutes. Rondom het Weesperplein is het<br />
voorzieningenniveau laag. Er is wat horeca en een<br />
enkele winkel. Maar er zijn geen grote <strong>publiek</strong>strekkers,<br />
die liggen verder weg.<br />
Het vraagstuk van scheiding of verweving en de voor-<br />
en nadelen van <strong>campus</strong>universiteiten kent al een lange<br />
historie. In een interview in het vaktijdschrift Plan met<br />
de <strong>De</strong>lftse prof.ir. S.J. van Embden, stedebouwkundige<br />
van de TU Twente en Eindhoven (Plan, 1970), zegt Van<br />
Embden dat de sleutelbegrippen interne en externe integratie<br />
en flexibiliteit zijn. Maar volgens hem “bemoeilijkt<br />
de eis van een nauwe interne samenhang, ter wille<br />
van de integratie van de disciplines, gecombineerd met<br />
deze toenemende omvang van het totale instituut, de<br />
integratie van dat totale universiteitscomplex in het<br />
stadsgeheel en daarmee van de universiteitsgemeenschap<br />
(zo die al zou willen ontstaan) in de maatschappij.<br />
Was de universiteit vroeger misschien een soort collectieve<br />
ivoren behuizing voor een kleine elite, vandaag<br />
dreigt zij een onverteerbare reuzenklont te worden<br />
in het stadsgeheel” (Plan, p. 673). <strong>De</strong>ze opmerkelijke<br />
waarschuwing van de Nederlandse <strong>campus</strong>specialist bij<br />
uitstek heeft nog niets van zijn waarde verloren. Het is<br />
dan ook opvallend dat de term <strong>campus</strong> aan de UvA en<br />
HvA weer zo populair is geworden, terwijl men tegelijkertijd<br />
propageert een stadsuniversiteit te zijn. Volgens<br />
van Dale’s Etymologisch Woordenboek betekent de term<br />
<strong>campus</strong> wel universiteitsterrein, maar stamt deze af van<br />
het Latijnse <strong>campus</strong>, wat het vlakke veld betekent. Dat<br />
lijkt niet bepaald een geschikt label om de verweving<br />
van de universiteit met de stad aan te duiden. In die zin<br />
is de term cluster veel neutraler en minder verwarrend.<br />
Creëren van stedelijkheid<br />
Van Iersel en Jenniskens (2008) constateren dat het<br />
gebied rond de Wibautstraat nu nog de aantrekkingskracht<br />
en de levendigheid van beroemde studentenwijken<br />
<strong>als</strong> Quartier Latin in Parijs of Greenwich Village<br />
P. 245<br />
in New York mist. Volgens hen ligt dat onder andere<br />
aan de ligging in de stad, het soort en aantal studenten<br />
en de schaalverschillen tussen de onderwijsgebouwen<br />
en de directe omgeving. Hier wordt mijns inziens de<br />
vinger op de zere plek gelegd. <strong>De</strong> monofunctionaliteit<br />
en grofkorreligheid van de huidige gebouwen van de<br />
UvA en HvA zijn een handicap om de beoogde unieke,<br />
levendige stads<strong>campus</strong> te bereiken. Het stofferen van<br />
de plinten met <strong>publiek</strong>svoorzieningen is onvoldoende.<br />
Winkels dienen immers aan een doorgaande belangrijke<br />
looproute te liggen. <strong>De</strong> krimp in de bestaande<br />
winkellinten in de Plantage Kerklaan en Plantage<br />
Middenlaan en de moeilijke verhuurbaarheid van de<br />
nieuwe commerciële ruimten in de Roetersstraat en<br />
Sarphatistraat illustreren dit.<br />
Van Iersel en Jenniskens (2008) zien diverse ruimtelijke<br />
en functionele kansen en bedreigingen. In ruimtelijke<br />
zin ligt het Roeterseiland nu erg verscholen.<br />
<strong>De</strong> Singelgracht en de Mauritskade vormen fysieke<br />
barrières voor de doorsteek van de Amstel<strong>campus</strong><br />
naar het Roeterseiland. Een eerste kans zou zijn het<br />
Weesperplein het ‘huisadres’ van de UvA en HvA te<br />
laten zijn. Hoewel geluid- en stankoverlast rondom<br />
het Weesperplein de gebruiksmogelijkheden daar<br />
belemmeren, kan de universiteit wel beter zichtbaar<br />
worden gemaakt in de metrohalte en op straat.<br />
Een nieuwe naamgeving van het metrostation,<br />
‘Universiteit van Amsterdam’, is volgens hen een<br />
eerste stap in de goede richting. Een andere kans<br />
is te zorgen voor extra studentenhuisvesting op de<br />
beide <strong>campus</strong>sen zodat er meer levendigheid komt.<br />
Ook het toevoegen van sportfaciliteiten (op de<br />
Amstel<strong>campus</strong>) en culturele voorzieningen (op het<br />
Roeterseiland) zorgt voor meer onderlinge loopstromen<br />
en daarmee voor meer levendigheid.<br />
Voor het Roeterseilandcomplex lijkt de les van het<br />
BG-terrein enigszins ter harte genomen. Er komen<br />
meer openbare routes over het terrein die ook voor<br />
andere stadsbewoners toegankelijk zijn. Ook komen<br />
er meer niet-universitaire functies in de plinten. Het<br />
percentage niet-universitaire functies is weliswaar
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />
Compacte clusteruniversiteit 1950-2010<br />
foto: Hilde van Wijk<br />
veel lager dan op het BG-terrein, maar ook op het<br />
BG-terrein zal dat percentage flink afnemen <strong>als</strong> de<br />
nieuwe Universiteitsbibliotheek zich daar vestigt.<br />
In een notendop<br />
In de periode van functiescheiding en verkeersdoorbraken<br />
(1950-1975) bleef de UvA niet achter. Er<br />
werden grootschalige kantoorkolossen (Roeterseiland)<br />
gebouwd en de sloop van gemengde woonbuurten<br />
werd gepland (Uilenburg en het eerste plan voor<br />
het BG-terrein). Niet toevallig was de architect<br />
van het Wibauthuis dezelfde <strong>als</strong> die van de<br />
Roeterseilandgebouwen B en C. Grootschaligheid en<br />
functieconcentratie leken toen ook het meest efficiënt<br />
voor het beheer. <strong>De</strong> universiteit en de gemeente<br />
traden in deze tijd op <strong>als</strong> gesloten organisaties, die<br />
de zaakjes onderling regelden. Dat leidde tot veel<br />
maatschappelijke weerstand. <strong>De</strong> sloopplannen voor<br />
de Kinkerbuurt, Uilenburg/Valkenburg, de omgeving<br />
van het Roeterseilandcomplex en het BG-terrein<br />
kwamen dan ook vrijwel nergens tot uitvoering.<br />
In de daarop volgende periode van meer behoedzame<br />
stadsvernieuwing (1975-1990), werden, na flink wat<br />
strijd, de uitgangspunten aanpassing aan de schaal<br />
P. 246<br />
van de binnenstad en functiemenging. Een tijd lang<br />
hebben deze nieuwe uitgangspunten geprevaleerd,<br />
zo<strong>als</strong> in de plannen voor het Bungehuis, PC Hoofthuis<br />
en het tweede plan voor het BG-terrein. <strong>De</strong> top van<br />
de UvA liep niet voorop in deze omslag in het denken.<br />
Terwijl de basis het al eerder aanvoelde, zagen de<br />
toenmalige bestuurders en raadsleden uiteindelijk ook<br />
in dat een gewenste en belangrijke instelling <strong>als</strong> de UvA<br />
niet <strong>als</strong> een eenkennige moloch te werk kan gaan.<br />
In de huidige plannen wordt een zekere mate van<br />
functiemenging nagestreefd. <strong>De</strong> functies waarmee<br />
wordt gemengd liggen erg dicht bij het universitaire<br />
belang. Het gaat vaak om studentenwoningen of aan de<br />
universiteit verwante commerciële voorzieningen zo<strong>als</strong><br />
een kopieerwinkel. Met de internationalisering van<br />
het wetenschappelijk onderwijs bestaat immers steeds<br />
meer behoefte aan (snel beschikbare) woningen voor<br />
buitenlandse studenten en onderzoekers. Menging<br />
met de woonfunctie is daardoor een universitair<br />
belang geworden, én een wapen in de concurrentie met<br />
andere universiteiten. In totaliteit wordt de UvA meer<br />
grofkorrelig. Ze trekt zich terug op minder clusters, die<br />
in volume toenemen.
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />
Compacte clusteruniversiteit 1950-2010<br />
Opgave<br />
Kostenoverwegingen en efficiencywensen zijn van<br />
alle tijden, maar des te meer sinds universiteiten hun<br />
eigen huisvesting moeten betalen. Het geeft toch te<br />
denken dat juist veel van de speciaal voor de UvA<br />
ontworpen gebouwen uit de jaren zestig, zo<strong>als</strong> het<br />
Swammerdaminstituut aan de Eerste Constantijn<br />
Huygensstraat, de Narwal op het Bickerseiland en<br />
het Maupoleum aan de Jodenbreestraat, al weer<br />
verdwenen zijn. Dat de VU niet meer uit de voeten<br />
kan met haar <strong>campus</strong>gebouwen uit de jaren zeventig<br />
is ook opvallend. Groter is dus kennelijk lang niet<br />
altijd flexibeler.<br />
<strong>De</strong> waardering onder professoren voor het Oudemanhuispoortcomplex<br />
heeft ook een flinke verandering<br />
doorgemaakt. In de Frederikspleinvoorstellen van<br />
vroeger wilden zij weg van de OMHP, nu voeren de<br />
juristen actie om op de OMHP te blijven. Daarbij wordt<br />
het argument ‘verlies aan identiteit’ genoemd. Dat<br />
blijkt op meerdere vlakken een belangrijk dilemma.<br />
Het College van Bestuur van de UvA wil al jaren haar<br />
corporate identity in steen laten zien, met grote hoge<br />
logo’s die van verre zichtbaar zijn. Vele medewerkers en<br />
studenten hechten minder aan die corporate identity,<br />
maar meer aan de identiteit van hun eigen opleiding of<br />
instituut. Zij vrezen verloren te gaan in grote flexibele<br />
clusters. In die zin zou de slogan uit het instellingsplan<br />
“klein binnen groot” veel verder geconcretiseerd<br />
moeten worden.<br />
<strong>De</strong> onderlinge verwevenheid tussen de instellingen<br />
UvA en HvA zal moeilijk blijken. <strong>De</strong> verwevenheid met<br />
de stad doet daar nog een schepje bovenop, zeker <strong>als</strong> de<br />
clusters groter worden. Er ligt nog een grote opgave.<br />
Dick Schuiling (d.schuiling@uva.nl) is docent aan de opleiding Planologie van<br />
de Universiteit van Amsterdam.<br />
Literatuur<br />
Iersel, M. Van & A. Jenniskens (2008) Verbinding Roeterseiland en<br />
Amstel<strong>campus</strong>; kansen voor verbetering van het gebied rondom de <strong>campus</strong>sen<br />
van de UvA en HvA, LAgroup, Amsterdam<br />
Jonker, M. en D. Schuiling (1974) ‘Godshuis, gasthuis, ziekenhuis, medisch<br />
centrum, cité medicale’, Wonen-TA/BK, nr. 24, p. 22-28<br />
P. 247<br />
Plan; maandblad voor ontwerp en omgeving (1970) ‘Interview met prof.ir. S.J. van<br />
Embden; sleutelbegrippen: integratie en flexibiliteit’, nr.10, p. 671-673<br />
Schuiling, D. (1972) ‘Universiteit helpt mee de bewoners de stad uit te jagen’, Folia,<br />
nr. 24, p.5<br />
Schuiling, D. (1972) ‘Het slopende bouwbeleid van de Amsterdamse Universiteit’,<br />
<strong>De</strong> Groene Amsterdammer, nr. 17-23 oktober, p. 9<br />
Schuiling, D. (1980) ‘Planvorming Binnengasthuis’, <strong>Rooilijn</strong>, nr. 6, p. 162-168<br />
Werkgroep Binnengasthuisareaal (1980-1981) Naar een plan voor het<br />
Binnengasthuisterrein deel 1 en 2, Amsterdam<br />
Schuiling, D. (1982) ‘Bouw- en huisvestingsbeleid van de UvA 1950-2000’, <strong>Rooilijn</strong>,<br />
nr. 6, p. 193-201<br />
Schuiling, D. (1984) ‘Tweedehandsplanvorming op het BG- en WG-terrein’,<br />
<strong>Rooilijn</strong>, nr. 1, p. 24-31<br />
Souwer, G. (2000) ‘<strong>De</strong> krappe kleren van de UvA; drie eeuwen van het ene<br />
kapelletje naar het ander’, Folia, jg. 53, nr. 38, p. 6-8<br />
foto: Hilde van Wijk
<strong>Rooilijn</strong><br />
Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />
Simon Allford<br />
“The challenge is to make the Roeterseiland<br />
part of the city”<br />
Sabine Meier and Samantha Volgers<br />
“The challenge is to make the Roeterseiland part of the city”<br />
Allford Hall Monaghan Morris (AHMM) won the international competition for the<br />
restructuring of the Roeterseilandcomplex (REC). The scope of the project is to<br />
renovate buildings A, B and C. One of the major interventions is the intersection in the<br />
building crossing the Nieuwe Achtergracht to open up the area behind it. The jury was<br />
convinced by AHMM functional and flexible concept of architecture. “New architecture<br />
is a way of thinking of a building. The three key-elements are strategy, people and<br />
aesthetics.” Simon Allford speaks with us about how to integrate the REC in the daily<br />
lives of students, staff and the urban public.<br />
“We studied together and invented AHMM in 1989<br />
because we wanted to make architecture that is beautiful<br />
to look at and satisfying to use. Everyone has his<br />
own projects and the individual intelligence has a great<br />
amount of autonomy, even though the collective intelligence<br />
can be much better than the individual one.<br />
That means that we share experience and opinions. If<br />
one feels constrained, the collective intelligence helps<br />
to liberate and invigorate it. This is what we call ‘our<br />
fifth man’.”<br />
How do you and your ‘fifth man’ approach the restructuring<br />
of the REC?<br />
“The international competition for the REC was a<br />
challenge for us; we had never built outside of England<br />
before. It was an interesting competition because<br />
P. 248<br />
they asked us to tell what we thought of the existing<br />
buildings, instead of asking us to present a complete<br />
and elaborated design. We showed our ideas of the<br />
restructuring as a way of thinking of a building. We<br />
actually showed a process of thinking.”<br />
What is the process about?<br />
“First, a process is always about trying to understand<br />
a place and the politics in the broader sense, and<br />
analysing the needs later on. They do not come to us<br />
and say we need a university building. They say we<br />
have got this site and we may place a hotel, offices,<br />
some housing here and a school there. All those<br />
buildings can come together within a multi-layered<br />
city programme. Second, consultation is part of the<br />
process. When making all those buildings smart and
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 “The challenge is to make the Roeterseiland part of the city”<br />
P. 249<br />
bron: ALLFORD HALL MONAGHAN MORRIS
<strong>Rooilijn</strong><br />
Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />
clever, it becomes possible to trade functions. In the<br />
end, the building stays alive much longer. Far too often<br />
a building has just one function and we cannot change<br />
it when the context has changed.”<br />
How do you interpret the existing place of the REC?<br />
“To keep this building at the REC and to reinvent it,<br />
was a very good decision. In that sense, it is almost<br />
the opposite of the general danger of conservation.<br />
The danger of all our good intentions (by rules about<br />
aesthetics – red.) lies in the fact that it becomes too<br />
difficult to regenerate historical cities for all kinds of<br />
people. The consequence is that we build places outside<br />
of the city for the workers and all the rich people live in<br />
the middle of Amsterdam. Although this is my London<br />
experience, I think it is a general danger. To freeze a<br />
city, for example by saying 1972 is the end of all changes,<br />
then inevitably that part becomes more and more<br />
valuable. It becomes more and more expensive. In the<br />
end, anyone who works in Amsterdam and makes the<br />
city happen, ends up living outside. I am not against<br />
preservation, but I think it can kill the city.”<br />
So your design is the opposite of preservation?<br />
“Physically the REC has a powerful impression. But<br />
the building is tired now. When I was walking around<br />
this building I remembered the 1960s. I could see the<br />
ambition of the past times. Nowadays, this ambition has<br />
been lost because of all the changes inside and outside<br />
the complex. For me the strengths and weaknesses are<br />
very clear. I have called it an ‘elegant banality’.”<br />
“If you start a project, very often it looks fantastic at<br />
the beginning. The danger is you are either losing<br />
your eye or repeating something you already know<br />
which is comfortable, lazy even. I like it more to<br />
work in a project that may at times appear dubious.<br />
It creates nice challenges. Architects need buildings<br />
that are difficult at times because it means you are<br />
asking difficult questions.”<br />
What is the most difficult question for restructuring<br />
the REC?<br />
“This building at the Nieuwe Achtergracht has a super<br />
large scale. It is a modernist building in the middle of<br />
“The challenge is to make the Roeterseiland part of the city”<br />
P. 250<br />
historic Amsterdam. As one of the few major physical<br />
interventions it stands out: because of it’s remarkably<br />
different scale to the surrounding city. Amsterdam is<br />
particular because it is quite well-preserved. The more<br />
well-preserved a city is, the more likely the danger of<br />
conservation becomes. But cities need functions like a<br />
hospital, a school, a university. So they have to fit them<br />
in. Otherwise the energy of a city disappears. Cities<br />
are built in layers. The different layers cover different<br />
pieces of history. Each layer is another piece of history<br />
on which you have to react differently. Nowadays,<br />
people tend to say that what was built in the 1960s is<br />
wrong and it has to be removed. I think it is not wrong<br />
at all, it is just another piece of history. So to reinvent<br />
a building like the REC is smart to do because you do<br />
not throw away everything.”<br />
What is your strategy to react on this piece of history?<br />
“The REC is part of the grain of the city. It is not a<br />
cloister or a courtyard building. But at the moment<br />
the connections are bad. There are no reasons to walk<br />
into it. The only people who go there are students and<br />
staff. It is such a particular world. Therefore potentially<br />
it becomes a dead end. The danger is that it becomes a<br />
monoculture dislocated urbanity: the opposite of what<br />
people like if they are in a city: a rich mix and multiculture.<br />
The challenge is to make the REC part of the city<br />
and to employ different forms of use. Otherwise why<br />
build it in a city?”<br />
Which interventions are necessary for the connection<br />
of the REC to the city?<br />
“The building over the water is a dead end. Visually<br />
it says ‘do not come in’. People do not go from there<br />
to the zoo, so it functions as a barrier. Whatever you<br />
put behind it. To get more movement you need a<br />
multilayered programme. The first intervention is to<br />
cut a big hole in that part of the building crossing the<br />
water so suddenly people enter a new world. Our job is<br />
to remake the connection in the buildings, the entrance<br />
and the crossing of the water as well as to make the connection<br />
to the Sarphatistraat and Artis.<br />
“The second intervention has to do with the assignment.<br />
It is not especially a university building. We
<strong>Rooilijn</strong><br />
Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />
don’t concentrate on making a university building in<br />
particular. It could be any public office building. We<br />
want to design a legible building that communicates,<br />
that is open to the public and for university members.<br />
In a sense it is about organizing public programmes<br />
within and throughout the building. Cities have a<br />
public and a private world so it does not mean that the<br />
building should be open always and at every entrance.<br />
But it is important that the general public, not just<br />
one type of person, will naturally filter through the<br />
area. If we get that right, architecture can flow.”<br />
“The third intervention is playing with the levels of<br />
the building. What was wrong about the REC was<br />
the idea of upper level access, because people live on<br />
the street. A building begins to engage when people<br />
like it and has the possibility for easy entry. If people<br />
enjoy the building that comes across on every level.<br />
Maybe they do not like the furniture, but that does<br />
not matter because furniture comes and goes. To<br />
make people like the building in the future is one of<br />
your key challenges. Our focus lies on the redesign of<br />
the entrances, the atrium and the connection of the<br />
different departments.”<br />
A new atrium?<br />
“One of our key ideas for making the connection<br />
is to create an open view on the outside as well as<br />
the inside of the building. This is done by creating a<br />
few mini-atria. The mini-atria are made as vertical<br />
connections so that they become little buildings in<br />
themselves. University and the use of the different<br />
departments will always change, but the lift and stairs<br />
will not change. Whenever you come out of the lift<br />
in one of the atria you will see the city. That gives<br />
the building an identity and in addition there is an<br />
orientation what makes the building visible and intelligible<br />
internally. The atria combine flexibility with<br />
a kind of personality and specific views: flexibility<br />
because the basis of the building is suitable for different<br />
functions, personality because the atria create<br />
social engagement. The different atria are one of the<br />
opportunities the users can respond to. Finally, the<br />
idea of the mini-atria is an idea that can be applied to<br />
other projects as well.”<br />
“The challenge is to make the Roeterseiland part of the city”<br />
P. 251<br />
What advice would you give to students in their career?<br />
“My advice to students would be live your life, look and<br />
learn, and see what comes out. Invention is not for the<br />
sake of invention. From life experience you notice that<br />
things can be done differently and always better. Do<br />
not just drop visions on the city, but try to understand<br />
what is going on. Then what comes out might be<br />
extraordinary.”<br />
How do you deal with the complex contracting body of<br />
the University of Amsterdam?<br />
“We work with a strategy and not with a vision as a<br />
starting point. The danger of working with a vision<br />
is that when you have 25 university stakeholders, the<br />
vision gets picked apart in an instant. With a set of strategic<br />
ideas that are robust and intelligent, architecture<br />
can slowly develop. Ideas that were unpopular in the<br />
beginning slowly get more and more interesting. It is<br />
about going on a journey together that allows everyone<br />
to do more risky things. In this way it is possible to<br />
be more responsive to key ideas. It is about creating<br />
architecture instead of fighting for sketches of visions.”<br />
“You could compare building architecture with playing<br />
music. It is inevitable that we are playing for different<br />
audiences at different times. If you chase the audience<br />
I think you’re lost as a band and as a band of architects.<br />
In addition to that, it is not about fashion. Of course,<br />
you do not want to be not of your time, but you <strong>als</strong>o do<br />
not want to be just an instant reflection of your time.<br />
We have to make uneasy, tough, challenging music.<br />
Not a soft easy melody, not a mainstream production.<br />
Furthermore, we should not be obsessed with one thing<br />
because then you loose the vision on other things. If<br />
you are obsessed with one thing you cannot really<br />
make the right choices.”<br />
Sabine Meier (s.o.meier@uva.nl) is <strong>als</strong> promovenda verbonden aan de<br />
onderzoeksgroep Urban Geographies bij het Amsterdam Institute for Metropolitan<br />
and International <strong>De</strong>velopment Studies, Universiteit van Amsterdam.<br />
Samantha Volgers (samantha@bureaumiddelkoop.nl) is <strong>als</strong> adviseur en<br />
onderzoeker werkzaam bij Bureau Middelkoop. Beiden zijn redacteur bij <strong>Rooilijn</strong>.
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 <strong>De</strong> <strong>campus</strong> <strong>als</strong> een stad<br />
P. 252<br />
<strong>De</strong> <strong>campus</strong><br />
<strong>als</strong> een stad<br />
Monique Arkesteijn en Alexandra den Heijer<br />
Foto boven: de Uithof (bron AAArchitecten). Onder: Relatie <strong>publiek</strong>e ruimte en functies (academiegebouw) in de binnenstad van Groningen (foto: Alexandra den Heijer)
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 <strong>De</strong> <strong>campus</strong> <strong>als</strong> een stad<br />
P. 253<br />
Universiteiten erkennen in toenemende mate<br />
de strategische waarde van de <strong>campus</strong>. Niet<br />
alleen voor het aantrekken en vasthouden van<br />
talentvolle studenten en wetenschappers in<br />
een globaliserende kenniseconomie, maar<br />
ook voor het stimuleren van samenwerking<br />
binnen en buiten de universiteit. <strong>De</strong> traditionele<br />
<strong>campus</strong> voor onderwijs en onderzoek maakt,<br />
in Nederland en buitenland, steeds meer<br />
plaats voor woningen, bedrijfsruimte, horeca<br />
en vrijetijdsvoorzieningen. Met deze ambities<br />
worden <strong>campus</strong>managers steeds meer<br />
stadsontwikkelaars. Tegelijkertijd erkennen<br />
steden het economisch belang van een goede<br />
kennisinfrastructuur. Wordt de <strong>campus</strong> een stad<br />
of wordt de stad een <strong>campus</strong>?<br />
Campusstrategieën van universiteiten in<br />
binnen- en buitenland krijgen steeds meer<br />
parallellen met gebiedsontwikkelingen.<br />
Het multifunctionele karakter, de toenemende<br />
aandacht voor de openbare ruimte<br />
en de multiculturele universiteitspopulatie<br />
zijn slechts enkele overeenkomsten. Perry<br />
& Wiewel (2007) beschrijven voorbeelden<br />
van ‘de universiteit <strong>als</strong> stedelijke ontwikkelaar’.<br />
Zij benadrukken ook de verantwoordelijkheid<br />
die vooral Amerikaanse<br />
universiteiten nemen voor de economische<br />
groei en maatschappelijke dienstverlening<br />
in de steden waarin zij gevestigd zijn.<br />
Campusstrategieën zijn echter primair<br />
huisvestingstrategieën voor steeds bedrijfsmatiger<br />
opererende universiteiten.<br />
Kansen en bedreigingen<br />
Sinds de Nederlandse universiteiten in 1995<br />
eigenaar werden van hun grond en gebouwen<br />
is de bestuurlijke aandacht voor de<br />
<strong>campus</strong> gegroeid. Op de agenda verschenen<br />
echter niet alleen kansen, maar ook bedreigingen.<br />
Met de eigendomsoverdracht van<br />
het rijk naar de universiteiten werd, naast<br />
de beslissingsvrijheid over investeringen in<br />
de <strong>campus</strong>, een technisch en functioneel<br />
verouderde gebouwenvoorraad overgedragen.<br />
Dit bleek destijds uit de vergelijking<br />
van de universitaire masterplannen, huisvestingsplannen<br />
en <strong>campus</strong>visies (<strong>De</strong> Jonge<br />
e.a., 2000). Ambities werden geformuleerd<br />
om onderwijs en onderzoek beter te<br />
ondersteunen of, negatiever geformuleerd,<br />
om productiviteitsverlies en ontevreden<br />
gebruikers te voorkomen. Bij deze plannen<br />
hoorden herinvesteringsopgaven en<br />
onderhoudsplanningen, met grote gevolgen<br />
voor de universitaire financiën.<br />
Binnen deze veranderde context moeten<br />
<strong>campus</strong>managers de potentiële baten van<br />
elke <strong>campus</strong>beslissing afwegen tegen de<br />
lasten. Voor hun advies aan bestuurders<br />
hebben zij steeds meer behoefte aan<br />
vergelijkingen met andere universiteiten<br />
(<strong>De</strong>n Heijer, 2007). Krachten van alle<br />
Nederlandse universiteiten zijn gebundeld<br />
om <strong>campus</strong>data en recente projecten te<br />
vergelijken en collectieve trends te signaleren<br />
ten bate van de universiteitsspecifieke<br />
<strong>campus</strong>strategieën. Het gezamenlijke<br />
onderzoeksresultaat is een bron van<br />
managementinformatie voor het onderbouwen<br />
van een <strong>campus</strong>strategie. Een van<br />
de collectieve trends in de strategievorming<br />
is de steeds sterkere relatie tussen <strong>campus</strong><br />
en stad.
<strong>Rooilijn</strong><br />
Campusstrategieën<br />
Strategievorming is een proces dat volgens<br />
de theorie (<strong>De</strong> Jonge e.a., 2008) uit vier<br />
stappen bestaat. Voor een <strong>campus</strong>strategie<br />
omvat dit proces het in kaart brengen<br />
van de huidige <strong>campus</strong> (stap 1), trends en<br />
ontwikkelingen rond de <strong>campus</strong> (stap 2),<br />
toekomstbeelden voor de <strong>campus</strong> (stap<br />
3) en mogelijke strategieën en samenwerkingsverbanden<br />
om de huidige <strong>campus</strong><br />
te transformeren in de <strong>campus</strong> van de<br />
toekomst (stap 4). In dit artikel worden<br />
deze stappen beschreven met de nadruk<br />
op de relatie met de stad.<br />
<strong>De</strong> huidige <strong>campus</strong><br />
<strong>De</strong> hedendaagse <strong>campus</strong> laat zich<br />
karakteriseren door een groot aandeel<br />
gebouwen uit de jaren zestig en zeventig<br />
(<strong>De</strong>n Heijer, 2007). <strong>De</strong> sterke groei in<br />
Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 <strong>De</strong> <strong>campus</strong> <strong>als</strong> een stad<br />
P. 254<br />
studentenaantallen die de universiteiten in<br />
deze decennia hebben doorgemaakt, laat<br />
nog steeds zijn sporen na. In tabel 1 is de<br />
leeftijdopbouw van de gebouwenvoorraad<br />
van de Nederlandse universiteiten anno<br />
2007 weergegeven. <strong>De</strong> sterk toegenomen<br />
ruimtebehoefte werd destijds vervuld<br />
met grote faculteitsgebouwen op perifere<br />
<strong>campus</strong>sen met een ruime stedenbouwkundige<br />
opzet. Zo verlieten veel faculteiten,<br />
vooral de bètawetenschappen vanwege<br />
de veiligheidseisen van laboratoria, de<br />
historische binnensteden en ontstonden<br />
van de stad geïsoleerde <strong>campus</strong>sen.<br />
<strong>De</strong> ruime opzet en relatief perifere ligging<br />
hebben de universiteiten lange tijd autonomie<br />
gegeven in de stedelijke ontwikkeling.<br />
Inmiddels hebben de universiteitssteden<br />
veel <strong>campus</strong>sen gedeeltelijk of geheel<br />
Tabel 1 Leeftijdopbouw gebouwenvoorraad Nederlandse universiteiten 2007 (bron: <strong>De</strong>n Heijer, 2007)<br />
EUR LEI RU RUG TUD TUE UM UT UU UvA UvT VU WU OU<br />
% m 2 % m 2 % m 2 % m 2 % m 2 % m 2 % m 2 % m 2 % m 2 % m 2 % m 2 % m 2 % m 2 % m 2<br />
< 1900 4% 5% 16% 15% 4%<br />
00’s 1% 2%<br />
10’s 1% 4% 3% 3%<br />
20’s 2% 2%<br />
30’s 1% 2%<br />
40’s 0%<br />
50’s 5% 1% 15% 11% 18%<br />
60’s 30% 27% 27% 9% 28% 45% 47% 20% 20% 50% 16%<br />
70’s 7% 14% 23% 36% 37% 16% 14% 34% 19% 64% 33% 41% 28%<br />
80’s 9% 34% 8% 21% 4% 4% 29% 5% 16% 18% 13% 10% 66%<br />
90’s 27% 5% 3% 12% 7% 8% 19% 13% 11% 10% 24% 2% 20% 21%<br />
> 2000 27% 8% 39% 8% 7% 17% 21% 1% 16% 4% 11% 7% 4% 13%<br />
100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
<strong>Rooilijn</strong><br />
Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 <strong>De</strong> <strong>campus</strong> <strong>als</strong> een stad<br />
P. 255<br />
Figuur 1 <strong>De</strong> Nederlandse <strong>campus</strong>sen getypeerd naar drie modellen in relatie tot de stad (bron: <strong>De</strong>n Heijer, 2007)<br />
<strong>campus</strong><br />
stad<br />
CAMPUS BUITEN DE STAD<br />
UT-Enschede<br />
UU-Utrecht (<strong>De</strong> Uithof)<br />
<strong>campus</strong><br />
omsloten. Er is onderscheid te maken in<br />
drie ruimtelijke configuraties van <strong>campus</strong><br />
en stad, geïllustreerd in figuur 1: een<br />
<strong>campus</strong> buiten de stad, een <strong>campus</strong> <strong>als</strong> relatief<br />
geïsoleerd gebied binnen de stad en de<br />
<strong>campus</strong> die geïntegreerd is met de (binnen)<br />
stad. In dezelfde figuur zijn de Nederlandse<br />
<strong>campus</strong>sen anno 2007 gegroepeerd naar<br />
één van de drie modellen (<strong>De</strong>n Heijer,<br />
2007). Het eerste model, de <strong>campus</strong> buiten<br />
de stad, komt in de Nederlandse context het<br />
minst voor. Dit heeft te maken met relatief<br />
korte afstanden, verstedelijking en hoge<br />
dichtheden. Dit model kent in bijvoorbeeld<br />
de Amerikaanse context veel extremere<br />
vormen. In Nederland liggen dergelijke<br />
<strong>campus</strong>sen nog steeds op fietsafstand van<br />
de nabije (binnen)stad. Het tweede model,<br />
de gesloten <strong>campus</strong> binnen de stad, heeft<br />
duidelijk gedefinieerde grenzen die een<br />
drempel opwerpen voor niet-universitaire<br />
gebruikers van de stedelijke bevolking.<br />
In het derde, geïntegreerde model is de<br />
<strong>campus</strong> onderdeel van het stedelijk weefsel<br />
door functiemenging met wonen, werken<br />
en andere niet-universitaire functies.<br />
stad<br />
CAMPUS ALS (GEïSOLEERD)<br />
GEBIED BINNEN DE STAD<br />
EUR-Rotterdam<br />
LEI-Leiden (Leeuwenhoek)<br />
RU-Nijmegen<br />
RUG-Groningen (Zernike)<br />
TUD-<strong>De</strong>lft<br />
WU-Wageningen<br />
TUE-Eindhoven<br />
UU-Utrecht (University College)<br />
UvA-Amsterdam (Watergraafsmeer)<br />
UvT-Tilburg<br />
VU-Amsterdam<br />
<strong>campus</strong><br />
stad<br />
CAMPUS GEïNTEGREERD<br />
MET DE (BINNEN)STAD<br />
UM-Maastricht<br />
LEI-Leiden (city centre)<br />
RUG-Groningen (city centre)<br />
UvA-Amsterdam (city centre &<br />
Roeterseiland)<br />
UU-Utrecht (city centre)<br />
Door de groei van de stad en de verdichting<br />
van de <strong>campus</strong> met andere functies<br />
kunnen deze drie modellen ook worden<br />
gezien <strong>als</strong> drie stadia van de veranderende<br />
relatie tussen <strong>campus</strong> en stad. Dit is een<br />
ontwikkelingsproces van geïsoleerd naar<br />
geïntegreerd, maar het verleden heeft laten<br />
zien dat het omgekeerde proces ook een<br />
<strong>campus</strong>strategie kan zijn. Universiteiten en<br />
steden kunnen dit proces samen sturen.<br />
Veranderende eisen<br />
Strategische plannen van de meeste<br />
universiteiten benadrukken dat enerzijds<br />
onderwijs- en onderzoeksprocessen steeds<br />
plaatsonafhankelijker worden en dat<br />
anderzijds ‘meaningful places’, ‘community<br />
building’ en ‘creating a place to meet’ steeds<br />
belangrijkere thema’s worden (Chapman,<br />
2006; <strong>De</strong>n Heijer, 2007). In vele scenario’s<br />
voor de universiteit van de toekomst is<br />
netwerksturing een gemeenschappelijk<br />
begrip. <strong>De</strong> netwerkuniversiteit legt vele<br />
verbindingen met nationale en internationale<br />
kennisinstellingen, gerelateerde<br />
bedrijvigheid en de voorzieningen
<strong>Rooilijn</strong><br />
in de universiteitsstad en regio. Ook<br />
Worthington (2007) stelt dat leren en<br />
onderzoeken meer multidisciplinaire<br />
samenwerking behoeft en dat faculteiten<br />
en afdelingen daartoe gestimuleerd<br />
moeten worden, ook via de universitaire<br />
huisvesting. Dit legt veel meer nadruk op<br />
de informele ruimte dan op de formele,<br />
meer traditionele onderwijsruimten, kantoren<br />
en laboratoria. Er is een toenemende<br />
behoefte aan <strong>publiek</strong>e ruimte tussen<br />
afdelingen, tussen faculteiten en ook<br />
tussen universiteit en stedelijke functies.<br />
Door de ambities om een ‘learning<br />
experience’ en ‘homebase’ te bieden aan een<br />
steeds internationaler wordende populatie<br />
van studenten, docenten en wetenschappers,<br />
wordt de <strong>campus</strong> steeds multifunctioneler<br />
(Worthington, 2007; <strong>De</strong>n Heijer,<br />
2007). Voorbeelden zijn studentenwoningen,<br />
maar ook woningen of hotelcapaciteit<br />
voor visiting professors, hippe koffiebars en<br />
ruimten voor startende ondernemingen.<br />
Voor het realiseren van deze functies is de<br />
universiteit steeds meer aangewezen op<br />
de samenwerking met gemeente, woningcorporaties<br />
met studentenhuisvesting en<br />
lokaal en regionaal bedrijfsleven. Toch<br />
bestaat de <strong>campus</strong> anno 2007 bij de meeste<br />
universiteiten nog voor het overgrote deel<br />
uit gebouwen voor onderwijs en onderzoek.<br />
Daarmee staan de universiteiten<br />
voor een belangrijke afweging: bouwen we<br />
een eigen stad of gaan we voor het voorzien<br />
in de veranderende behoefte samen te<br />
werken met de stad?<br />
Ontwikkelingen kennisstad<br />
Parallel aan de ontwikkelingen binnen<br />
de universiteit, richten steden zich onder<br />
invloed van de veranderingen in de<br />
economie steeds meer op hun rol in de<br />
Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 <strong>De</strong> <strong>campus</strong> <strong>als</strong> een stad<br />
P. 256<br />
diensten- en kenniseconomie. <strong>De</strong> kenniseconomie<br />
is veel minder plaatsgebonden dan de<br />
agrarische of industriële: het is een netwerkeconomie.<br />
Dit betekent dat bedrijven en kennisinstellingen<br />
in de kenniseconomie steeds<br />
meer <strong>als</strong> knopen in een netwerk (moeten)<br />
gaan fungeren, en dat specialisatie noodzakelijk<br />
is in de mondiale concurrentie. Een<br />
tendens voor de meeste universiteitssteden is<br />
de transitie van studentenstad naar kennisstad<br />
(<strong>De</strong>n Heijer, 2007). Uit onderzoek van<br />
Van den Berg (2005) naar Europese steden<br />
in de kenniseconomie blijkt dat steden een<br />
zevental fundamenten moeten hebben om<br />
kennisstad te worden of te blijven: een kennisbasis,<br />
een economische basis, kwaliteit van<br />
leven, toegankelijkheid, stedelijke diversiteit,<br />
stedelijke schaal en sociaal potentieel. Naast<br />
deze fundamenten noemt Van den Berg het<br />
organiserend vermogen om achtereenvolgens<br />
kenniswerkers aan te trekken, kennis te<br />
creëren, kennis toe te passen en groeiclusters<br />
ontwikkelen. Voor deze vier activiteiten, met<br />
<strong>als</strong> doel economische groei, moet een stad de<br />
krachten bundelen met de aanwezige kennisinstellingen<br />
en bedrijven, respectievelijk<br />
de kennisbasis en de economische basis. Dit<br />
ook om te voorkomen dat steden en universiteiten<br />
de synergie tussen beide onvoldoende<br />
benutten. Nadin & Rocco (2008) herdefiniëren<br />
de rol van de stad van ‘randvoorwaarden<br />
scheppen voor ontwikkelingen’ naar het<br />
‘creëren van synergie in samenwerking met<br />
haar economische motoren in de kenniseconomie’.<br />
Bestaande stedelijke voorzieningen<br />
en de kwaliteiten van de stad zijn belangrijke<br />
bouwstenen voor zowel de kennisstad <strong>als</strong> de<br />
<strong>campus</strong> van de toekomst.<br />
Toekomstmodellen<br />
Ook in de literatuur blijken modellen voor<br />
de <strong>campus</strong> van de toekomst sterke overeenkomsten<br />
te vertonen met modellen voor de
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 <strong>De</strong> <strong>campus</strong> <strong>als</strong> een stad<br />
P. 257<br />
kennisstad (Van den Berg, 2005; Chapman,<br />
2006; Hoeger e.a., 2007). <strong>De</strong> <strong>campus</strong> wordt,<br />
ook vanuit de Angelsaksische definitie,<br />
steeds meer een verzamelterm voor alle aan<br />
de instelling gerelateerde voorzieningen.<br />
Hierbij gaat het om vijf groepen <strong>campus</strong>functies:<br />
onderwijs & onderzoek, wonen,<br />
winkels & vrijetijdsvoorzieningen, gerelateerde<br />
bedrijvigheid en infrastructuur.<br />
Universiteitsbestuurders geven aan dat de<br />
universiteit voor het bereiken van de instellingsdoelen,<br />
waaronder internationalisering<br />
maar ook de tevredenheid van studenten en<br />
medewerkers, steeds meer afhankelijk is van<br />
de nabijheid van deze functies; functies die<br />
doorgaans al aanwezig zijn in de stad maar<br />
niet specifiek voor de universiteit of voor<br />
studenten of medewerkers. Afhankelijk van<br />
de ruimtelijke configuratie (figuur 1) zijn<br />
de vijf groepen <strong>campus</strong>functies in minder<br />
of meerdere mate in samenwerking met de<br />
stad te ontwikkelen. In het geval van het<br />
Roeterseiland is de uitgangssituatie, een<br />
<strong>campus</strong> geïntegreerd met de Amsterdamse<br />
binnenstad, gunstig voor het gezamenlijk<br />
ontwikkelen en managen van deze functies.<br />
Ook het delen van academische voorzieningen<br />
met de Hogeschool van Amsterdam in<br />
de nabijheid biedt kansen.<br />
Voor de afwegingen bij de <strong>campus</strong> van<br />
de toekomst zijn drie <strong>campus</strong>modellen<br />
van Chapman (2006) illustratief: ‘Clicks<br />
& Mortar’, ‘Intellectual Agora’ en ‘Back to<br />
the future’. ‘Clicks & Mortar’ gaat uit van<br />
een veel kleinere <strong>campus</strong> met veel inspirerende<br />
ruimte voor sociale en intellectuele<br />
ontmoetingen, een belangrijke trend in<br />
<strong>campus</strong>ontwerp. ‘Intellectual Agora’ staat<br />
voor een open marktplaats voor het creëren<br />
en uitwisselen van kennis en de <strong>campus</strong><br />
<strong>als</strong> integraal onderdeel van de stad, waarin<br />
veel ruimten met andere gebruikers worden<br />
gedeeld. ‘Back to the future’ blijft het meest<br />
bij de huidige situatie: een instelling met<br />
een grote vastgoedvoorraad die grotendeels<br />
exclusief door de instelling zelf gebruikt<br />
wordt. <strong>De</strong> relatie stad-<strong>campus</strong> is het meest<br />
gebaat bij de keuze voor ‘Intellectual Agora’<br />
maar kan in elk model een rol krijgen.<br />
In relatie tot modellen voor de kennisstad<br />
(Van den Berg e.a., 2005), wordt de<br />
kwaliteit van leven, een van de eerder<br />
genoemde zeven fundamenten, <strong>als</strong> belangrijke<br />
concurrentiekracht gezien van zowel<br />
de Europese universiteit <strong>als</strong> de Europese<br />
kennisstad. Corneil & Parsons (2007)<br />
pleiten voor het zo goed mogelijk inzetten<br />
van het cultureel erfgoed: de historische<br />
gebouwen en de fijnmazige historische<br />
binnensteden. <strong>De</strong> aantrekkingskracht<br />
op de steeds internationaler wordende<br />
kenniswerker wordt door diverse bronnen<br />
bevestigd. Ook recente bevindingen naar<br />
aanleiding van de herhuisvesting van de<br />
faculteit Bouwkunde van de TU <strong>De</strong>lft in<br />
een monumentaal universiteitsgebouw en<br />
de discussies over het faculteitsgebouw van<br />
de toekomst (Arkesteijn, 2009) bevestigen<br />
dit. In de samenwerking tussen universiteit<br />
en stad dienen deze baten zorgvuldig te<br />
worden afgewogen tegen de (extra) lasten<br />
van gebruik en eigendom van historisch<br />
erfgoed.<br />
Geïntegreerde strategieën<br />
Uit recente studies (Arkesteijn, 2009) en<br />
universitaire <strong>campus</strong>plannen (<strong>De</strong>n Heijer,<br />
2007) blijkt dat er steeds meer krachten<br />
zijn die het samenwerken en het delen van<br />
voorzieningen bevorderen. Niet alleen de<br />
primaire processen geven daartoe aanleiding,<br />
maar ook ‘de duurzame <strong>campus</strong>’ is<br />
een belangrijke internationale doelstelling.<br />
Het spaarzaam omgaan met kostbare<br />
middelen en schaarse energiebronnen
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 <strong>De</strong> <strong>campus</strong> <strong>als</strong> een stad<br />
P. 258<br />
foto: Hilde van Wijk
<strong>Rooilijn</strong><br />
Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 <strong>De</strong> <strong>campus</strong> <strong>als</strong> een stad<br />
P. 259<br />
krijgt tevens bij de gebruikers, studenten<br />
en medewerkers, steeds meer draagvlak.<br />
Bovendien bevorderen de krappe financiële<br />
kaders het delen van voorzieningen,<br />
zeker <strong>als</strong> er sprake is van een relatief lage<br />
bezetting en benutting.<br />
Ook hebben gebruikers steeds liever<br />
minder oppervlak met een hogere kwaliteit<br />
dan een grote gebouwenvoorraad met<br />
een matige tot redelijke technische conditie<br />
(<strong>De</strong>n Heijer, 2007). Daarnaast krijgt<br />
het toelaten van andere gebruikersgroepen<br />
ten dienste van de kwaliteit steeds<br />
meer draagvlak, zowel tussen faculteiten<br />
<strong>als</strong> tussen universiteit en stad. Bijkomend<br />
voordeel is dat gemeenschappelijk<br />
gebruik de ontmoetingsfunctie versterkt,<br />
ten gunste van onderwijs en onderzoek,<br />
de levendigheid van de kennisstad en<br />
de ‘learning experience’ van student en<br />
wetenschapper. Hiermee bindt de stad de<br />
kenniswerker die de economische motor<br />
laat draaien, waarmee de batenkant<br />
van investeringen in <strong>campus</strong> en stad<br />
meetbaar wordt.<br />
<strong>De</strong> <strong>campus</strong> wordt in toenemende mate<br />
ontwikkeld <strong>als</strong> een stad. Afhankelijk<br />
van de historische context, de huidige<br />
inpassing in de stad en de scenario’s voor<br />
de toekomst, zijn er voor de relatie met<br />
de stad twee modellen: de <strong>campus</strong> <strong>als</strong><br />
autonome stad of de <strong>campus</strong> <strong>als</strong> geïntegreerd<br />
stadsdeel. <strong>De</strong> meeste universiteiten<br />
en universiteitssteden geven aan dat<br />
zij gebaat zijn bij het laatste. Dit stelt<br />
hoge eisen aan de samenwerking en de<br />
bereidheid om voor gezamenlijke doelen<br />
gezamenlijke middelen in te zetten.<br />
Alexandra den Heijer (a.c.denheijer@tudelft.nl) en<br />
Monique Arkesteijn (m.h.arkesteijn@tudelft.nl) zijn beiden<br />
universitair docent Real Estate Management bij de afdeling<br />
Real Estate & Housing van de faculteit Bouwkunde aan de TU<br />
<strong>De</strong>lft.<br />
Literatuur<br />
Arkesteijn, M. (red.) (2009) Envisioning the faculty of the<br />
future, TU <strong>De</strong>lft, <strong>De</strong>lft<br />
Berg, L. van den & P. M.J. Pol e.a. (2005) European cities in the<br />
knowledge economy, Ashgate, Aldershot<br />
Chapman, M. P. (2006) American Places, in search of the<br />
twenty-first century <strong>campus</strong>, ACE Praeger, Westport, CT<br />
Corneil, J. & P. Parsons (2007) ‘The contribution of <strong>campus</strong><br />
design to the knowledge society’, in K. Hoeger & K.<br />
Christiaanse (red.), Campus and the city. gta Verlag, Zurich<br />
Heijer, A. den (2007) Universiteitsvastgoed in Nederland<br />
(onderzoek in samenwerking met Nederlandse<br />
universiteiten). Real Estate & Housing, Faculteit Bouwkunde,<br />
TU <strong>De</strong>lft, <strong>De</strong>lft<br />
Heijer, A. den, J. de Vries, T. Raas (2006) ‘Hoger Onderwijs <strong>als</strong><br />
motor voor de stad’, Nova Terra, 6, nr. 4, p. 3-8<br />
Hoeger, K. & K. Christiaanse (red.) (2007) Campus and the city,<br />
urban design for the knowledge society, gta Verlag, Zurich<br />
Jonge, H. de (2000) Analyse universitaire vastgoedplannen,<br />
TU <strong>De</strong>lft, <strong>De</strong>lft<br />
Jonge, H. de (2008) Corporate Real Estate Management,<br />
designing an accommodation strategy in four steps, TU <strong>De</strong>lft,<br />
<strong>De</strong>lft<br />
Nadin, V. & R. Rocco (2008) ‘A new role for comprehensive<br />
spatial planning’. In: Corporations & Cities, proceedings for<br />
colloquium Brussels, May 26-28, 2008<br />
Perry, D. C. & W. Wiewel (2007) The University, the City, and the<br />
State: Institutional Entrepreneurship or Instrumentality of the<br />
State?, M.E.Sharpe / Lincoln Institute of Land Policy, New York<br />
/ Cambridge<br />
Wortington, J. (2007) ‘European Universities - Ivory Tower<br />
of City Quarter?’ Proceedings for conference Competitive<br />
Campuses. NTNU, June 2007. Trondheim
<strong>Rooilijn</strong><br />
InBeeld<br />
Het nieuwe<br />
Roeterseiland<br />
Het Amsterdamse Quartier Latin?<br />
Simon Allford<br />
Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />
Simon Allford is de ontwerper van het nieuwe Roeterseiland. Bij de herontwikkeling<br />
van het gebied is niet gekozen voor sloop of nieuwbouw, maar voor grondige renovatie<br />
van de bestaande gebouwen. <strong>De</strong> geplande veranderingen vinden zowel aan de<br />
binnenkant <strong>als</strong> aan de buitenkant van de gebouwen plaats en hebben zo een complete<br />
metamorfose tot gevolg. Eén van de grote geplande veranderingen die direct in het<br />
oog springt, is het verwijderen van de onderste verdiepingen van het bruggebouw<br />
over de Nieuwe Achtergracht. Dit moet zorgen voor een betere verbinding met de rest<br />
van de stad. <strong>De</strong> gracht zal bovendien de centrale as van het eiland gaan vormen.<br />
<strong>De</strong> nieuwe huisvestingsplannen moeten er voor zorgen dat het straatbeeld levendiger<br />
wordt en dat het Roeterseiland een studentikoze, academische omgeving wordt, à<br />
la Bloomsbury of het Quartier Latin. Bekijk en vergelijk de huidige situatie met de<br />
nieuwe plannen en oordeel zelf.<br />
InBeeld: Het nieuwe Roeterseiland<br />
P. 260
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />
InBeeld: Het nieuwe Roeterseiland<br />
P. 261
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />
InBeeld: Het nieuwe Roeterseiland<br />
P. 262
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />
InBeeld: Het nieuwe Roeterseiland<br />
P. 263
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />
InBeeld: Het nieuwe Roeterseiland<br />
P. 264
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />
InBeeld: Het nieuwe Roeterseiland<br />
P. 265
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />
InBeeld: Het nieuwe Roeterseiland<br />
P. 266
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />
InBeeld: Het nieuwe Roeterseiland<br />
P. 267
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />
InBeeld: Het nieuwe Roeterseiland<br />
P. 268
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 InBeeld: Het nieuwe Roeterseiland<br />
P. 269<br />
Simon Allford is partner bij het Londense architectenbureau ALLFORD<br />
HALL MONAGHAN MORRIS (www.ahmm.co.uk), winnaar van de<br />
open internationale competitie voor het ontwerpen van het nieuwe<br />
Roeterseilandcomplex.
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Roeterseiland: van Complex naar Campus<br />
P. 270<br />
Roeterseiland:<br />
van Complex<br />
naar Campus<br />
Carla Huisman en Ineke Teijmant
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Roeterseiland: van Complex naar Campus<br />
P. 271<br />
Complex is het zeker. Het Roeterseiland is een<br />
wirwar van gebouwen die daar in de loop van<br />
honderd jaar zijn neergezet. Het geeft onderdak<br />
aan een veelheid van, weinig met elkaar delende,<br />
faculteiten. Met het vertrek van de Bètafaculteiten<br />
naar het Science Park komt daar verandering in.<br />
Het Roeterseiland wordt een Gamma<strong>campus</strong>.<br />
<strong>Rooilijn</strong> praat met de toekomstige gebruikers:<br />
de decanen van de drie faculteiten, een<br />
afgevaardigde van de Centrale Studentenraad en<br />
de vice-voorzitter van het College van Bestuur. Het<br />
gesprek gaat over de voordelen van het nieuwe<br />
cluster, de voorwaarden voor een succesvolle<br />
<strong>campus</strong>, de massaliteit van mensenstromen en<br />
de kwaliteit van de gebouwen.<br />
Het Gammacluster<br />
<strong>De</strong> drie decanen zien veel in het<br />
Gammacluster, zowel in de academische<br />
meerwaarde <strong>als</strong> in de economies of<br />
scale. Edgar du Perron, decaan van de<br />
Rechtenfaculteit, ziet een directe en voor<br />
de hand liggende relatie tussen rechten,<br />
economie en sommige maatschappij- en<br />
gedragswetenschappen. “Dat zijn deels<br />
verwante studies. Ze hebben te maken met<br />
prikkels en hoe mensen daarop reageren,<br />
met de ordening van de samenleving.<br />
Je ziet dat studenten de belangstelling<br />
daarvoor vaak combineren. Daar ligt dus<br />
voor het onderwijs een geweldige mogelijkheid.<br />
Rechten is al lang niet meer alleen<br />
een tekststudie; een studie van het heilige<br />
boek, het wetboek. Het gaat in de moderne<br />
rechtenstudie steeds meer om hoe regels<br />
worden gemaakt en hoe ze in de praktijk<br />
werken of niet werken, en dan komen we bij<br />
de gedragswetenschappen. Het verbaast me<br />
dat mijn eigen studentenraad ook inhoudelijk<br />
tegen de verhuizing is. Vraag je aan de<br />
individuele goede student: ‘Wat voor soort<br />
opleiding zou je willen?’ dan zeggen de<br />
meesten: ‘Wat recht, ethiek, beetje politicologie,<br />
beetje economie en aan het eind van<br />
de bachelor of in de master specialiseren,<br />
dat lijk me nou hartstikke leuk.’ Dat kan<br />
toch veel makkelijker <strong>als</strong> je bij elkaar zit.<br />
‘Maar dat kan ook op afstand’, wordt dan<br />
gezegd, ‘via internet en desnoods fiets je<br />
een stukje’, maar zo werkt het in de praktijk<br />
niet. <strong>De</strong> ontmoeting - het centrale thema<br />
van het instellingsplan - is essentieel voor<br />
de geboorte van spontane ideeën. Als die<br />
ideeën er eenmaal zijn, kun je ze op afstand<br />
uitwerken. Een relatie kan inderdaad op<br />
internet tot bloei komen, via datingsites,<br />
dat weten we. Maar het café is toch nog<br />
steeds een veel effectievere methode. En<br />
zo is het in de wetenschap ook.” <strong>De</strong> andere<br />
twee decanen knikken instemmend.<br />
“<strong>De</strong> mogelijkheden voor samenwerking<br />
zijn natuurlijk vele malen groter door
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Roeterseiland: Van Complex naar Campus<br />
P. 272<br />
fysieke nabijheid”, aldus Tom Wansbeek,<br />
decaan van de Faculteit Economische<br />
Wetenschappen. Edward de Haan<br />
ziet, <strong>als</strong> de decaan van de Faculteit der<br />
Maatschappij- en Gedragswetenschappen,<br />
niet alleen een meerwaarde in de<br />
samenwerking met de andere faculteiten,<br />
maar ook dat al zijn nu nog door de stad<br />
verspreid liggende afdelingen voor het eerst<br />
in de geschiedenis onder één dak komen.<br />
Mooier kan het natuurlijk niet in zijn ogen.<br />
Last but not least de mening van de studenten.<br />
Gijs van der Poel heeft de onmogelijke<br />
taak hier <strong>als</strong> vertegenwoordiger van de<br />
Centrale Studentenraad (CSR) voor 28.000<br />
studenten te spreken, waarmee hij meteen<br />
aangeeft dat er niet één mening bestaat.<br />
Hij begrijpt heel goed dat de rechtenstudenten<br />
en de Spin- en Bushuisstudenten<br />
emotioneel aan hun plek zijn gehecht. Dat<br />
is hij zelf ook, maar toevallig zit hij al op het<br />
Roeterseiland en vindt het er prachtig. Ook<br />
de CSR staat zeker niet afwijzend tegen<br />
de clustering. “Als je bedenkt dat al vanaf<br />
1955 over clustering wordt gesproken, is<br />
het nu misschien wel tijd dat het ook gaat<br />
gebeuren.”<br />
“Het liefst zou je alles bij elkaar willen<br />
hebben, maar dat gaat niet. We hebben er<br />
daarom voor gekozen de stad de <strong>campus</strong><br />
te laten zijn en dat is een uitdaging,” aldus<br />
Paul Doop, vice-voorzitter van het College<br />
van Bestuur. “Wat we niet willen, zijn vier<br />
eilanden in de stad die elkaar niet bereiken.<br />
<strong>De</strong> stad verbindt ze met elkaar. Het<br />
Roeterseiland is wat dat betreft een fantastische<br />
locatie, met Geesteswetenschappen<br />
op een fietsafstand van vijf minuten en de<br />
Bèta’s op vijftien minuten. Dat moeten we<br />
weten duidelijk te maken.”<br />
Fysisch determinisme<br />
Zijn de decanen niet bang dat de fysieke<br />
clustering een eerste stap is naar een grote<br />
brede bacheloropleiding met een veelheid<br />
Paul Doop:<br />
Een lege <strong>campus</strong> is het ergste<br />
wat je kan gebeuren; hoe<br />
meer studenten hoe beter
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Roeterseiland: Van Complex naar Campus<br />
P. 273<br />
Edward de Haan:<br />
Geen <strong>campus</strong> zonder<br />
studentenhuisvesting<br />
aan specialistische masters? Du Perron<br />
verwacht dat niet. Opleidingen zullen niet<br />
samensmelten tot een brede gammaopleiding,<br />
maar zullen eerder een palet aan<br />
opleidingen vormen, met brede naast meer<br />
gespecialiseerde opleidingen. “En dat maak<br />
je mogelijk door de faculteiten bij elkaar te<br />
zetten. Er moet voor de Rechtenfaculteit<br />
natuurlijk wel de inhoudelijke meerwaarde<br />
zijn, anders heeft verhuizen geen zin. Ik<br />
moet meteen zeggen dat in mijn faculteit<br />
niet iedereen overtuigd is van die meerwaarde.<br />
Het vervelende is dat er zelfs een<br />
beweging de andere kant op is. Mensen<br />
willen heel graag op een bepaalde locatie<br />
blijven en willen daarom niet meer over<br />
die inhoudelijke samenwerking nadenken.<br />
Zouden ze zeggen: ‘die samenwerking is<br />
een goed idee’, dan stemmen ze ook in<br />
met verhuizen, terwijl ze dat niet willen.”<br />
Wansbeek gaat in die samenwerking nog<br />
een stapje verder, of liever gezegd hij licht<br />
een tipje van de sluier op over vergevorderde<br />
toekomstplannen. “Meerwaarde<br />
krijg je door samen een kindje te maken.<br />
Misschien niet zo’n gelukkige metafoor <strong>als</strong><br />
je met z’n drieën bent, maar juist door deze<br />
drie faculteiten bij elkaar te zetten genereer<br />
je meerwaarde. Er wordt op dit moment<br />
met de drie faculteiten serieus gesproken<br />
over een tweede University College: alleen<br />
voor de UvA, Engelstalig en met een breed<br />
bachelorprogramma.” Paul Doop rekent<br />
voor dat <strong>als</strong> het College van Bestuur <strong>als</strong><br />
doel heeft tien procent van de studenten<br />
in de toekomst op de een of andere manier<br />
een honoursprogramma aan te bieden, een<br />
tweede University College geen overbodige<br />
luxe is. Het eerste University College telt<br />
900 plaatsen, waarvan 450 naar buitenlandse<br />
studenten gaan en 225 naar de VU.<br />
Daardoor krijgt slechts een klein gedeelte<br />
van het huidige potentieel goede UvAstudenten<br />
een kans. <strong>De</strong> uiterst representatieve<br />
Artisbibliotheek, “die zoveel wijsheid<br />
uitstraalt”, wordt nu al voor het nieuwe<br />
University College gereserveerd.<br />
Economies of scale en<br />
massaliteit<br />
Het Roeterseiland is volgens Doop voor de<br />
drie grote faculteiten bijzonder geschikt,<br />
niet in de laatste plaats vanwege de grote<br />
collegezalen. Het gaat om circa vijftienduizend<br />
studenten. Weliswaar zijn die niet<br />
allemaal tegelijk, alle dagen van de week,<br />
aanwezig, maar <strong>als</strong> ze er zijn verplaatsen ze<br />
zich continu. <strong>De</strong> Haan voegt hieraan toe:<br />
“Wanneer bij een college met vijfhonderd<br />
studenten twee groepen binnen tien minu-
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Roeterseiland: Van Complex naar Campus<br />
P. 274<br />
ten eruit en erin moeten, is dat een hele<br />
opgave. Dat kan niet in elk gebouw. Als het<br />
verkeerd is georganiseerd, sluiten colleges<br />
niet meer goed op elkaar aan in de tijd en<br />
daar zal de organisatie van het onderwijs<br />
onder lijden. Dat soort dingen kunnen we<br />
hier goed regelen. Alle grote collegezalen<br />
zijn op de begane grond of eenvoudig met<br />
de trap bereikbaar”. Du Perron: “Kijk naar<br />
de VU hoe het mis kan gaan. Daar ben<br />
je afhankelijk van de lift. Een afspraak<br />
op een hoge verdieping betekent twintig<br />
minuten eerder komen om een plaatsje in<br />
de lift te bemachtigen. Te veel onderwijsruimtes<br />
zitten hoog in het gebouw waar<br />
studenten niet met de trap naartoe gaan.”<br />
Grote aantallen studenten betekent ook<br />
een groot draagvlak voor voorzieningen.<br />
Op en rond het Roeterseiland verwacht<br />
men een binnenstedelijk voorzieningenniveau.<br />
Weliswaar voorzieningen voor<br />
een specifiek <strong>publiek</strong> maar daardoor niet<br />
minder aantrekkelijk voor de rest van de<br />
buurt en de middenstand. In ieder geval<br />
zal de plint van een aantal gebouwen in<br />
het complex een vrolijke facelift krijgen en<br />
wordt CREA met haar druk bezochte café<br />
en theater- en danszalen de nieuwe gebrui-<br />
Edgar du Perron:<br />
<strong>De</strong> ontmoeting is essentieel<br />
voor de geboorte van<br />
spontane ideeën<br />
ker van de oude monumentale diamantslijperij<br />
en daarmee een binnenstedelijke<br />
attractie. Ook binnen en tussen de gebouwen<br />
wordt het een gaan en komen van<br />
mensen. Het zorgt voor de nodige reuring.<br />
Volgens Van der Poel is er op dit moment<br />
“een gigantisch tekort aan studieplekken,<br />
groepswerkplekken en informele ruimten<br />
om met een groep te kunnen overleggen en<br />
opdrachten te maken. Er komen hier veel<br />
extensieve faculteiten, extensief onderwijs<br />
met weinig contacturen. Dat betekent nog<br />
meer zelfstudie dan nu. Terwijl er nu al<br />
een schrijnend tekort aan studieplekken<br />
is. Als de universiteit groter wordt, moeten<br />
er veel plekken bij komen.” Hij krijgt<br />
onmiddellijk bijval van Du Perron: “We<br />
hebben <strong>als</strong> Rechtenfaculteit gevraagd om<br />
een eigen bibliotheek, daarmee bedoelen<br />
we vooral eigen studieruimten. Studenten<br />
moeten in de buurt van hun eigen faculteit<br />
kunnen studeren en een bibliotheek is een<br />
goede ontmoetingsplek tussen studenten<br />
en docenten. Dat bereik je niet door in de<br />
binnenstad één grote studieruimte neer<br />
te zetten. Ontmoetingsplekken horen zo<br />
dicht mogelijk bij de medewerkers te zijn,<br />
zeker bij het masteronderwijs. Dat moet<br />
beter worden ingevuld.”
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Roeterseiland: Van Complex naar Campus<br />
P. 275<br />
<strong>De</strong> Campus<br />
Het was <strong>De</strong> Haan opgevallen dat in de<br />
laatste presentatie van de plannen het<br />
woord <strong>campus</strong> ontbrak. Hij hoopt dat het<br />
geen opzet is, want studentenhuisvesting<br />
maakt volgens hem een cruciaal deel<br />
uit van het plan. Geen <strong>campus</strong> zonder<br />
studentenhuisvesting. Over de wenselijkheid<br />
en noodzakelijkheid van studentenhuisvesting<br />
bestaat een opmerkelijke<br />
gelijkgezindheid onder de decanen en<br />
de studentvertegenwoordiger. Volgens<br />
Wansbeek neemt de rol van een <strong>campus</strong><br />
zelfs “kwadratisch toe met de toename van<br />
het aantal <strong>campus</strong>bewoners”. En daar komt<br />
bij “dat de toekomst van de universiteit<br />
afhangt van de komst van buitenlandse<br />
studenten, zowel financieel <strong>als</strong> academisch.<br />
<strong>De</strong> behoefte aan huisvesting onder die<br />
groep is nog veel groter; binnenhalen<br />
betekent ook ze een thuis geven. Gebouw J<br />
en K zou ik nooit afstoten. Gebouw J lijkt al<br />
een beetje op het Maagdenhuis en kan die<br />
functie goed vervullen <strong>als</strong> het Maagdenhuis<br />
wordt afgestoten. Het zou geweldig zijn <strong>als</strong><br />
gebouw K wordt bestemd voor huisvesting.
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Roeterseiland: Van Complex naar Campus<br />
P. 276<br />
Ton Wansbeek:<br />
<strong>De</strong> rol van een <strong>campus</strong><br />
neemt kwadratisch toe met<br />
de toename van het aantal<br />
<strong>campus</strong>bewoners<br />
Het ligt achteraan, mensen moeten over het<br />
terrein lopen en dat brengt levendigheid<br />
in het gebied.” Wansbeek ziet het helemaal<br />
zitten. Nu is het “een beetje een achterbuurtje”,<br />
waar hij wel komt, maar niet graag<br />
is. Du Perron vult aan “dat huisvesting<br />
bieden aan buitenlandse medewerkers en<br />
studenten verschrikkelijk belangrijk is voor<br />
de internationale concurrentiepositie.”<br />
Niet helemaal onverwacht houdt ook<br />
Van der Poel een warm pleidooi voor<br />
studentenhuisvesting op het Roeterseiland.<br />
Hij vindt op dit punt ook het College van<br />
Bestuur aan zijn zijde, echter niet zonder<br />
voorbehoud: “We hebben gezegd, het moet<br />
wel betaalbaar blijven.” Blijkbaar is dat<br />
nog niet gegarandeerd want er is nog geen<br />
definitief besluit genomen, aldus Doop.<br />
Wel wijst hij de aanwezigen er op dat het<br />
met die studentenhuisvesting helemaal<br />
niet zo slecht is gesteld. Zeker niet <strong>als</strong> het<br />
aan de gemeente ligt. Die heeft de ambitie<br />
de komende jaren circa 7.600 studentenwoningen<br />
te realiseren. Hij is het overigens<br />
volstrekt met Wansbeek eens wat betreft de<br />
buitenlandse studenten. <strong>De</strong> universiteit is,<br />
door de toenemende vergrijzing, de afname<br />
van het aantal achttienjarigen en zeker<br />
gezien de nieuwe tariefstelling, in toenemende<br />
mate van die groep afhankelijk. In<br />
die zin is de opgave dan ook residentieel;<br />
huisvesting hoort erbij. “Een lege <strong>campus</strong><br />
is het ergste wat kan gebeuren. Hoe meer<br />
studenten hoe beter”.<br />
Horizontale en verticale<br />
kwaliteit<br />
Het huidige Roeterseiland is geen aantrekkelijk<br />
geheel. Daar is iedereen het over eens.<br />
Het is rommelig en ongeordend, gebouwd<br />
in verschillende perioden in totaal verschillende<br />
bouwstijlen en tot nu toe zonder<br />
enige poging daar een stedenbouwkundig<br />
samenhangend geheel van te maken.<br />
Dat negatieve oordeel geldt niet voor de<br />
gebouwen afzonderlijk. <strong>De</strong> voormalige<br />
diamantslijperij staat op de monumentenlijst,<br />
het G-gebouw is een min of meer<br />
klassiek voorbeeld van de Amsterdamse<br />
Schoolarchitectuur en het B- en C-gebouw<br />
toonbeelden van het modernisme. Op z’n<br />
minst een interessante verzameling, te<br />
meer daar de hoge pijp op het laboratorium<br />
van scheikunde niet alleen een uiting is<br />
van puur rationele architectuur, maar ook<br />
<strong>als</strong> een landmark functioneert. Met het<br />
logo van de Universiteit van Amsterdam<br />
erop is hij in de wijde omtrek te zien. Met<br />
deze verticale kwaliteit van het complex<br />
is dus iedereen dik tevreden. Horizontaal,
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Roeterseiland: Van Complex naar Campus<br />
P. 277<br />
op het maaiveld, moet nog wel het een<br />
en ander gebeuren. Hoe pakken de fraaie<br />
toekomstbeelden in werkelijkheid uit, is<br />
een vraag die op ieders gezicht is te lezen en<br />
op dat punt zijn er wel wat twijfels. Edgar<br />
du Perron maakt zich zorgen over de mooie<br />
plaatjes: “Ik vind de plaatjes altijd heel<br />
mooi, maar ben altijd benieuwd naar de<br />
computersimulatie met hoe mensen zich<br />
daadwerkelijk gedragen in een bepaalde<br />
omgeving. Zouden de fietsen dan echt<br />
allemaal netjes in de rekken geparkeerd<br />
staan? Natuurlijk niet!” Edward de Haan<br />
onderschrijft het fietsenprobleem en noemt<br />
daarnaast de plaatsing van de hoofdingang<br />
aan de Achtergracht “problematisch”. Is dat<br />
de juiste plek? Lopen daar straks de meeste<br />
mensen langs? Paul Doop geeft toe dat er<br />
nog een aantal puntjes op de ‘i’ moeten<br />
worden gezet in de verbouwingsplannen,<br />
maar hij is hoopvol. <strong>De</strong> universiteit<br />
timmert hard aan de weg met de clustering.<br />
Doop: “Natuurlijk moeten we niet onbezorgd<br />
door het leven gaan. Als we <strong>als</strong> universiteit<br />
echt alleen maar plannen zouden<br />
Gijs van der Poel:<br />
<strong>De</strong> universiteit kan best<br />
een beetje meer doen, dan<br />
wettelijk is voorgeschreven<br />
hebben en niets tot uitvoering brengen, zou<br />
ik ook twijfels hebben. Maar we doen wat<br />
we zeggen. Zelfs de Rechtenfaculteit naar<br />
het Roeterseiland verhuizen.” “Mooi”, zie<br />
je Gijs van der Poel denken, “maar kijk en<br />
passant ook nog even naar de duurzaamheid<br />
van de plannen, want wij zagen de<br />
energie- en milieubesparende maatregelen<br />
er niet echt van af druipen. <strong>De</strong> universiteit<br />
mag best iets meer doen dan wettelijk is<br />
voorgeschreven.”<br />
Carla Huisman (carla.huisman@student.uva.nl) is student<br />
stadssociologie en Ineke Teijmant (i.teijmant@uva.nl) is docent<br />
stadssociologie bij de Universiteit van Amsterdam. Beiden zijn<br />
redacteur van <strong>Rooilijn</strong>.
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Broedmachine van de creatieve klasse<br />
P. 278<br />
foto: Hilde van Wijk<br />
Robert Kloosterman<br />
Broedmachine<br />
van de creatieve<br />
klasse
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Broedmachine van de creatieve klasse<br />
P. 279<br />
<strong>De</strong> plannen voor het Roeterseilandcomplex (REC) ademen de sfeer van<br />
institutionele veranderingen waarbij de financiering steeds meer gekoppeld raakt<br />
aan de aantallen studenten. Maar dat is niet de enige verandering die van belang<br />
is voor de herontwikkeling van het REC. Er is ook sprake van een veranderde visie<br />
op de relatie tussen kennis(-werkers) en steden waarbij de kwaliteit van de plaats<br />
<strong>als</strong> een belangrijke vestigingsfactor wordt gezien. Universiteiten moeten opereren<br />
in een context die in bepaalde opzichten verschilt van die van tien jaar geleden.<br />
Het Roeterseilandcomplex is op te vatten <strong>als</strong><br />
een geologische formatie met de individuele<br />
gebouwen <strong>als</strong> representanten van verschillende<br />
perioden. Het zogeheten G-gebouw<br />
aan de Nieuwe Prinsengracht is een specimen<br />
uit de jaren dertig. Dit gebouw, in de<br />
stijl van de Amsterdamse School maar met<br />
een eigen identiteit en zelfs met een in steen<br />
gehouwen opschrift ‘Geologisch Instituut’,<br />
ademt de sfeer van de universiteit <strong>als</strong> een<br />
tamelijk verheven en gesloten bolwerk van<br />
kennis. Eenmaal binnen biedt het gebouw<br />
ruime toegang tot de werkplekken van<br />
de medewerkers. Het A-gebouw aan de<br />
Roetersstraat weerspiegelt veel meer de veranderingen<br />
van de jaren zestig en zeventig<br />
toen studeren massale proporties begon aan<br />
te nemen en de wereld doortrokken was van<br />
een optimistisch modernisme. Een grote<br />
hal, grote collegezalen zonder enige opsmuk<br />
en bordjes met namen van instituten die<br />
snel weer vervangen kunnen worden. Voor<br />
de medewerkers, toen nog de nieuwe vrijgestelden,<br />
de gestandaardiseerde wereld van<br />
systeemplafonds, dunne scheidingswanden<br />
en plastic koffiebekertjes. <strong>De</strong> meest recente<br />
toevoeging, het E-gebouw, eveneens aan de<br />
Roetersstraat, is weer anders. <strong>De</strong> universiteit<br />
<strong>als</strong> een in zichzelf gekeerde broedmachine.<br />
Na een grote hal, een labyrint van smalle<br />
gangen en klein bemeten uniforme kamertjes<br />
met nauwelijks uitzicht op de wereld<br />
daarbuiten. Voor de daar gehuisveste<br />
economen maakt het misschien ook weinig<br />
uit. Doorgaans zijn ze toch alleen maar<br />
geïnteresseerd in de wereld van hun model<br />
en niet in de wereld om hen heen.<br />
<strong>De</strong> student <strong>als</strong> consument<br />
We staan nu aan de vooravond van een<br />
nieuwe periode. <strong>De</strong> Universiteit van<br />
Amsterdam wil een grote slag slaan in de<br />
huisvesting en overgaan tot het ruimtelijk<br />
concentreren. In dat plan zal het REC<br />
domicilie bieden aan drie Faculteiten:<br />
de Faculteit der Rechtsgeleerdheid, de<br />
Faculteit Maatschappij- en Gedragswetenschappen<br />
en de Faculteit Economie<br />
en Bedrijfskunde. <strong>De</strong>ze ruimtelijke<br />
clustering omvat een grootscheepse verbouwing<br />
en nieuwbouw. In 2006 hadden<br />
de drie Faculteiten samen zo’n 18.100<br />
studenten en 1.560 fte medewerkers. In<br />
de ramingen voor 2020 gaat het respectievelijk<br />
om 24.400 studenten en 1.790 fte<br />
medewerkers bij de FEB, FGW en FdR.<br />
<strong>De</strong> plannen (Roeterseiland gebiedsontwikkeling,<br />
2007; Meerjaren Huisvestingsplan,<br />
2008) laten een duidelijke koerswijziging<br />
zien. Ten eerste wil men streven naar<br />
een soort van <strong>campus</strong> waarbij meerdere<br />
functies (onderwijs, kantoren, sport,<br />
winkels, theater en horeca) in één complex<br />
worden ondergebracht. Ten tweede wordt<br />
gestreefd naar een veel minder scherpe<br />
scheiding tussen de semi-<strong>publiek</strong>e ruimte<br />
van de universiteit en de openbare
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Broedmachine van de creatieve klasse<br />
P. 280<br />
ruimte: “Gebouwen moeten zich openen<br />
op het maaiveld naar de voorbijganger”<br />
(Meerjaren Huisvestingsplan, 2008, p.<br />
9). <strong>De</strong> UvA wil niet alleen de kosten van<br />
de huisvesting drukken, maar zich met<br />
de herontwikkeling van het REC ook<br />
profileren om zo de concurrentiestrijd met<br />
andere universiteiten binnen en buiten<br />
Nederland, maar heel expliciet vooral die<br />
met de VU, aan te gaan. Want veel meer<br />
dan voorheen moet een universiteit aantrekkelijk<br />
zijn voor studenten. Die vormen<br />
“een belangrijke inkomstenbron voor de<br />
universiteit” (Meerjaren Huisvestingsplan,<br />
2008, p. 12). <strong>De</strong> huisvesting speelt in dat<br />
gevecht om de student een belangrijke<br />
rol. Mooie gebouwen zijn dan niet meer<br />
voldoende, ook de directe omgeving, de<br />
‘<strong>campus</strong>’, moet aantrekkelijk worden.<br />
Van kathedra<strong>als</strong>chool tot<br />
opwerkfabriek<br />
<strong>De</strong> eerste universiteiten in Europese steden<br />
werden opgericht in de Middeleeuwen,<br />
met die van Bologna in 1088 <strong>als</strong> eerste.<br />
<strong>De</strong>ze instellingen hadden een nauwe band<br />
met de (katholieke) kerk en waren deels<br />
een uitvloeisel van kathedra<strong>als</strong>cholen.<br />
<strong>De</strong> locaties van universiteiten waren dan<br />
ook nauw verbonden met de ruimtelijke<br />
structuur van de katholieke hiërarchie.<br />
Na de Reformatie en mede onder invloed<br />
van de Verlichting werden in tal van grote<br />
steden nieuwe universiteiten opgericht om<br />
te fungeren <strong>als</strong> leverancier van theologen,<br />
juristen en artsen. Veel recenter, na de<br />
Tweede Wereldoorlog, werden universiteiten<br />
ingezet <strong>als</strong> instrument om regionale<br />
ontwikkeling te bevorderen (Newlands,<br />
2002). Met het oprichten van een nieuwe<br />
universiteit dachten beleidsmakers de lokale<br />
economie te kunnen versterken. Eerst en<br />
direct door de bouw van het complex, vaak<br />
een echte <strong>campus</strong>, en naderhand door de<br />
lokale bestedingen van de universiteit zelf,<br />
de studenten en de medewerkers. Daarnaast<br />
zou de vestiging van een universiteit een<br />
zeker prestige met zich mee brengen. In<br />
bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk<br />
en Frankrijk treffen we veel van deze,<br />
inmiddels vaak al weer enigszins vervallen,<br />
modernistische complexen aan. In<br />
Nederland kunnen de universiteiten van<br />
Enschede, Tilburg en Maastricht onder deze<br />
noemer worden geschaard. Hun vestiging<br />
was mede ingegeven om de lokale economische<br />
ontwikkeling te stimuleren. Geheel<br />
in de geest van het modernisme trachtte<br />
men vaak de mogelijke effecten van zo’n<br />
vestiging in te schatten met behulp van regionale<br />
input-output modellen (zie Bleaney<br />
et al., 1992; Armstrong et al., 1997; Harris,<br />
1997). Met de bestedingen kwam men een<br />
heel eind. Maar met minder tastbare en<br />
direct meetbare effecten die gekoppeld zijn<br />
aan kennisverspreiding wist men in zulke<br />
modellen veel minder raad (Felsenstein,<br />
1996). Toch zijn het juist de indirecte (meer<br />
lange termijn) gevolgen in termen van<br />
verbetering van het lokaal beschikbare<br />
human capital die er steeds meer toe lijken<br />
te doen in een kenniseconomie. Human<br />
capital is echter mobiel en kan letterlijk de<br />
benen nemen naar andere, meer aantrekkelijke<br />
plekken. <strong>De</strong> universiteit en de stad<br />
waarin deze gevestigd is zou dan een soort<br />
van ‘opwerkfabriek’ voor human capital<br />
worden, waarbij eenmaal afgestudeerden<br />
hun heil elders zoeken.<br />
<strong>De</strong> creatieve klasse<br />
Het strategische belang van human<br />
capital voor de economische ontwikkeling<br />
van steden heeft door het werk van<br />
Richard Florida (2002) nieuwe aandacht<br />
getrokken. Hij wees niet alleen op het
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Broedmachine van de creatieve klasse<br />
P. 281<br />
belang van human capital in de mondiale<br />
concurrentie maar onderstreepte ook de<br />
ruimtelijke mobiliteit van deze hulpbron.<br />
Werd in de literatuur veelal gesteld dat<br />
hoogopgeleiden het werk en dus de locatie<br />
van bedrijven volgen, Florida draaide deze<br />
relatie om. In zijn ogen kiezen hoogopgeleiden<br />
een stad uit vanwege de kwaliteiten<br />
en niet zozeer vanwege het werk en de daar<br />
gevestigde bedrijven. Die hoogopgeleiden,<br />
die hij met een handige vorm van sales talk<br />
de ‘creatieve klasse’ heeft genoemd, zijn<br />
primair geïnteresseerd in een interessante<br />
leefomgeving. Een tolerante stad met een<br />
reeks van voorzieningen, van poptempels<br />
tot klimmuren, van galerieën tot grand<br />
cafés en van niche winkeltjes tot flagship<br />
stores, is in zijn ogen essentieel in het<br />
behouden en aantrekken van leden van de<br />
creatieve klasse.<br />
Op de visie van Florida is veel kritiek<br />
gekomen. <strong>De</strong> creatieve klasse is geen echte<br />
klasse, creativiteit is niet erg nauwkeurig<br />
afgebakend, de ruimtelijke schaal is<br />
onduidelijk, en de empirische basis van<br />
zijn verhaal laat te wensen over. Dit zijn<br />
maar een paar van de kritiekpunten die<br />
naar voren zijn gebracht. Belangrijker in<br />
dit verband is de kritiek (zie bijvoorbeeld<br />
Scott, 2008) dat Florida de vrijheidsgraden<br />
in de keuze van woon- en werkplaats, zelfs<br />
van hoogopgeleiden, heeft overschat en<br />
de rol van de lokale productiestructuur<br />
heeft onderschat. Om het heel beknopt te<br />
zeggen: tolerantie en voorzieningen zijn<br />
allemaal heel aardig, maar <strong>als</strong> er geen werk<br />
is, houdt het snel op en zullen ook hoogopgeleiden,<br />
hoe creatief ook, naar een andere<br />
plek moeten uitkijken. <strong>De</strong> komende tijd<br />
zal uitwijzen in hoeverre de analyse van<br />
Florida vooral op een hoogconjunctuur<br />
van toepassing is waarin de vraag naar<br />
arbeid relatief groot is en wat de waarde is<br />
in een periode waarin juist bedrijven de<br />
werknemers kunnen uitkiezen.<br />
Quality of place<br />
Die kritiek op Florida neemt echter niet weg<br />
dat het belang van hoogopgeleiden voor de<br />
lokale stedelijke economie, zo<strong>als</strong> ook voor<br />
Nederland empirisch is vastgesteld (Marlet<br />
& Van Woerkens, 2004), inderdaad groot<br />
is. Tevens is het duidelijk dat de quality of<br />
place in termen van voorzieningen van<br />
stad tot stad sterk kan verschillen en dat er<br />
een relatie bestaat tussen die kwaliteit en<br />
de omvang van de lokale creatieve klasse<br />
(Trip, 2007). Hoe de quality of place en de<br />
creatieve klasse nu causaal samenhangen<br />
is veel minder duidelijk, wel is zeker dat<br />
de voorzieningen een rol spelen in het<br />
keuzeproces van hoogopgeleiden.<br />
<strong>De</strong> plannen voor het REC sluiten aan bij de<br />
visie dat studenten kunnen worden gezien<br />
<strong>als</strong> aspirant-leden van de creatieve klasse.<br />
<strong>De</strong> verwachting dat studenten niet alleen<br />
maar voor een universiteit kiezen op basis<br />
van het aangeboden onderwijs, maar ook<br />
op grond van de kwaliteit van de voorzieningen<br />
ligt evident ten grondslag aan de<br />
herontwikkeling. Een belangrijk deel van<br />
die voorzieningen ligt buiten het bereik<br />
van de universiteit, namelijk in de stad<br />
Amsterdam zelf, maar met het nieuwe plan<br />
voor het REC wordt nu toch een poging<br />
gedaan om een grotere ruimtelijke greep<br />
te krijgen en ook de directe omgeving<br />
erbij te betrekken. Niet alleen onderwijs<br />
en onderzoek moeten een plaats krijgen<br />
maar ook “aanpalende faciliteiten (die)<br />
ter beschikking staan voor student en<br />
medewerker. Daarbij valt te denken aan<br />
voldoende culturele ontmoetingsplekken,<br />
ontspanningsmogelijkheden, horeca
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Broedmachine van de creatieve klasse<br />
P. 282<br />
en specifiek winkel aanbod… Ook het<br />
plaatsen van voorzieningen in de plint<br />
moet bijdragen aan een betere inrichting<br />
van de <strong>campus</strong> van de UvA” (Meerjaren<br />
Huisvestingsplan, 2008, p. 12). <strong>De</strong> plannen<br />
voorzien in een verbetering van de<br />
openbare ruimte: “Bij de planvorming<br />
van het Roeterseilandcomplex wordt<br />
uitgegaan van een hoger kwaliteitsniveau<br />
van afwerking in de openbare ruimte”<br />
(Meerjaren Huisvestingsplan, 2008, p. 12).<br />
Ontmoeting en functiemenging<br />
Geavanceerde steden moeten het hebben<br />
van kennisintensieve activiteiten. In de (re)<br />
productie van kennis spelen universiteiten<br />
een grote rol. <strong>De</strong> plannen voor de herontwikkeling<br />
van het Roeterseilandcomplex<br />
passen in een perspectief van het aantrekkelijk<br />
maken van de universiteit voor<br />
een categorie van mobiele (aspirant-)<br />
kenniswerkers. Met het nastreven van een<br />
soort van <strong>campus</strong> tracht de UvA de quality<br />
of place te verhogen en de opbrengsten<br />
daarvan voor een deel te internaliseren.<br />
Dat is allemaal heel mooi. <strong>De</strong> schitterende<br />
verbouwing van het Kamerlingh<br />
Onnes Gebouw van de Faculteit<br />
Rechtsgeleerdheid van de Universiteit<br />
Leiden heeft laten zien wat een kwaliteitsimpuls<br />
kan betekenen voor studenten en<br />
medewerkers. Ook mooi dat men inziet dat<br />
ontmoetingen, gezochte en ongezochte,<br />
een essentieel element vormen van een<br />
universitaire gemeenschap. Dat daarmee<br />
allerlei vormen van samenwerking tussen<br />
de drie faculteiten zullen opbloeien, lijkt<br />
me weer een typisch idee van managers<br />
die van bovenaf kijken en geen flauw idee<br />
hebben wat er nu eigenlijk op de werkvloer<br />
speelt. “Hier is ook de wisselwerking<br />
tussen de faculteiten onderling maximaal<br />
mogelijk” (Meerjaren Huisvestingsplan,<br />
2008 p. 6) heet het dan in even ronkend <strong>als</strong><br />
nietszeggend proza. Maar ach, het idee om<br />
ontmoeting centraal te stellen is op zichzelf<br />
goed. <strong>De</strong> gedachte om de functiemenging<br />
op het REC verder door te voeren, moet<br />
ook worden toegejuicht. Interessant zal<br />
zijn om te zien hoe universiteitsfuncties en<br />
andere functies in elkaar zullen grijpen.<br />
Een bezoekje aan een Starbucks of een<br />
grote boekhandel in een Amerikaanse<br />
universiteitsstad waar veel gasten achter hun<br />
laptop zitten te werken, toont de vervaging<br />
van plekken om te werken of te studeren en<br />
plekken om te consumeren, te ontspannen<br />
en mensen te ontmoeten. Juist dit soort<br />
plekken maken de omgeving van een<br />
universiteit tot een aantrekkelijke plaats in<br />
de stad.<br />
Kanttekeningen<br />
Toch zijn er nog belangrijke kanttekeningen<br />
te maken bij de plannen voor het REC mede<br />
vanuit het perspectief van het belang van<br />
hoogopgeleiden voor de stad Amsterdam.<br />
Het binnenhalen van studenten is heel<br />
positief voor universiteit en voor de stad.<br />
Zij maken mede een hele infrastructuur<br />
van culturele en horecavoorzieningen<br />
mogelijk. Maar voor de stad is het vooral<br />
belangrijk om een deel van deze in potentie<br />
mobiele groep ook een tijdje te behouden<br />
na het afstuderen. Wat lijkt te ontbreken<br />
zijn voorzieningen voor startende bedrijven,<br />
zo<strong>als</strong> die wel zijn aangebracht in en<br />
om het Sciencepark van de Faculteit der<br />
Natuurwetenschappen, Wiskunde en<br />
Informatica in de Watergraafsmeer. Dat de<br />
Amsterdamse economie het vooral moet<br />
hebben van bedrijvigheid in de zogeheten<br />
creative industries met kleine bedrijven<br />
in communicatie, (juridisch) advies en<br />
reclame, is blijkbaar nog niet overal doorgedrongen.<br />
Omdat juist ook de stad hiervan
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Broedmachine van de creatieve klasse<br />
P. 283<br />
Sfeerimpressie van openbare ruimte op de Nieuwe Achtergracht (bron: ALLFORD HALL MONAGHAN MORRIS)<br />
profiteert, zou het raadzaam zijn om met<br />
de stad naar mogelijkheden te zoeken voor<br />
ruimten waar starters hun eerste stappen<br />
kunnen zetten. Een bredere en meer strategische<br />
blik op het belang van broedmachine<br />
van hoogopgeleiden voor Amsterdam zou<br />
geen kwaad kunnen.<br />
Los van de soms zelfs hemeltergende<br />
taal, ‘ontmoetings- en leerfaciliteit’ en,<br />
jakkes, ‘faciliteren van het ontmoeten’<br />
(Meerjaren Huisvestingsplan, 2008, p.7) is<br />
veel van wat in de plannen staat zinvol. Het<br />
opknappen van de openbare ruimte op en<br />
rond het Roeterseiland is hoognodig en<br />
ook het meer transparant en open maken<br />
van de universiteit verdient steun. Maar<br />
bij de UvA zit het venijn doorgaans in de<br />
uitvoering. Mooie plannen worden vaak<br />
uiteindelijk door geldgebrek of ordinaire<br />
klunzigheid om zeep gebracht. Dus eerst<br />
maar eens zien en dan geloven.<br />
Robert Kloosterman (R.C.Kloosterman@uva.nl) is <strong>als</strong><br />
hoogleraar economische geografie en planologie werkzaam<br />
bij de Afdeling Geografie, Planologie en Internationale<br />
Ontwikkelingsstudies aan de Universiteit van Amsterdam.<br />
Literatuur<br />
Armstrong, H.W., J. Darrall, R. Grove-White (1997) Maximising<br />
the local economic, environmental and social benefits of a<br />
university: Lancaster University, GeoJournal, jg. 41, nr. 4, p.<br />
339-350<br />
Bleaney M.F., M.R. Binks, D. Greenaway, G.V. Reed, and<br />
D.K. Whynes (1992) What does a University add to its local<br />
economy? Applied Economics, vol.24(03), p. 305-311<br />
Felsenstein, D. (1996) The University in the Metropolitan<br />
Arena: Impacts and Public Policy Implications, Urban<br />
Studies, jg. 33, nr. 9, p. 1565-1580<br />
Florida, R. (2002) The Rise of the Creative Class; and how it’s<br />
transforming work, leisure, community and everyday life,<br />
Basic Books, New York<br />
Harris, R.I.D. (1997) The impact of the university of<br />
Portsmouth on the local economy, Urban Studies, jg. 34, nr.<br />
4, p. 605-626<br />
Marlet, G. en C.M.C.M. van Woerkens (2004) Het economisch<br />
belang van de creatieve klasse, Economische-Statistische<br />
Berichten, jg. 89, nr. 4435, p. 280-283<br />
Newlands, D. (2002) The contribution of universities to<br />
regional economic development In: Y. Higano, P. Nijkamp, J.<br />
Poot and K. van Wyk (Eds.) The Region in the New Economy:<br />
An International Perspective, Ashgate Pub Ltd, Aldershot<br />
Palmboom & van den Bout Stedenbouwkundigen bv. (2007)<br />
Roeterseiland gebiedsontwikkeling<br />
Scott, A.J. (2008) Social Economy of the Metropolis;<br />
Cognitive-Cultural Capitalism and the Global Resurgence of<br />
Cities, Oxford University Press, Oxford<br />
Trip, J.J. (2007) Assessing quality of place: a comparative<br />
analysis of Amsterdam and Rotterdam, Journal of Urban<br />
Affairs, jg. 29, nr. 5, p. 501-517<br />
Universiteit van Amsterdam (2008) Meerjaren<br />
Huisvestingsplan, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 <strong>De</strong> <strong>campus</strong> <strong>als</strong> <strong>publiek</strong> <strong>domein</strong><br />
P. 284<br />
In de plannen voor de Roeterseiland Campus is veel aandacht voor de openbare<br />
ruimte. <strong>De</strong> huidige slagbomen zullen verdwijnen, de ingangen van de verschillende<br />
gebouwen komen aan de Nieuwe Achtergracht <strong>als</strong> centrale openbare ruimte<br />
en deze wordt met een passage verbonden met de Sarphatistraat. Tussen de<br />
gebouwen ontstaan openbare groene binnenhoven. Het ziet er veelbelovend uit.<br />
Maar wordt die belofte ook ingelost?<br />
Arnold Reijndorp<br />
<strong>De</strong> <strong>campus</strong><br />
<strong>als</strong> <strong>publiek</strong> <strong>domein</strong>
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 <strong>De</strong> <strong>campus</strong> <strong>als</strong> <strong>publiek</strong> <strong>domein</strong><br />
P. 285<br />
Vorig najaar was ik te gast bij één van de<br />
nieuwe, particuliere universiteiten, die in<br />
Istanboel <strong>als</strong> paddenstoelen uit de grond<br />
springen. <strong>De</strong> Santral Istanbul vestiging van<br />
de Bilgi Universiteit is gevestigd op het terrein<br />
van een voormalige elektriciteitscentrale.<br />
Een deel van de gebouwen is gehandhaafd.<br />
<strong>De</strong> generatorhal functioneert nu <strong>als</strong><br />
museum van de elektriciteitsvoorziening en<br />
<strong>als</strong> een kunsthal met wisselende tentoonstellingen.<br />
Tijdens mijn verblijf toonden<br />
ze de enorme impact van de bekende foto<br />
van Che Guevara, die <strong>als</strong> icoon op talloze<br />
manieren is gereproduceerd. In de voormalige<br />
werkplaatsen zijn naast een infocentrum,<br />
café’s en restaurants gevestigd in<br />
verschillende prijsklassen. Daartussendoor<br />
zijn de faculteitsgebouwen gelegen. Dit alles<br />
in een parkachtige setting.<br />
Santral Istanbul<br />
Juridisch gesproken is het nog steeds<br />
privé-terrein. Dat was het natuurlijk ook<br />
toen het nog een elektriciteitscentrale was.<br />
Maar door het gevarieerde programma<br />
is het nu feitelijk openbaar, hoewel er een<br />
slagboom is. Met de auto kun je er niet<br />
zomaar op, maar de voetganger loopt<br />
gewoon door. Tegelijk bepaalt de combinatie<br />
van universiteit en cultureel centrum<br />
de sfeer en de uitstraling van het gebied. <strong>De</strong><br />
studenten behoren duidelijk tot de rijkere<br />
middenklasse. <strong>De</strong> <strong>campus</strong> onderscheidt<br />
zich mede daardoor van de wat verkommerde<br />
arbeidersbuurt aan de overkant<br />
van de straat, waarvan waarschijnlijk<br />
een belangrijk deel van de bewoners in<br />
de centrale werkte. Het is absoluut niet<br />
ondenkbaar dat de gentrification van<br />
deze buurt al is begonnen.<br />
Parochiale ruimte<br />
Hoe de vestiging van deze universiteit<br />
bijdraagt aan de revitalisering van dit<br />
deel van Istanboel staat ter discussie.<br />
Het antwoord op die vraag hangt af<br />
van de wisselwerking tussen <strong>campus</strong><br />
en wijk op het gebied van huisvesting<br />
en voorzieningen. Die wisselwerking<br />
bepaalt de manier waarop en de mate<br />
waarin de <strong>campus</strong>, <strong>als</strong> een in principe<br />
parochiaal <strong>domein</strong>, bijdraagt aan het<br />
<strong>publiek</strong>e <strong>domein</strong> van dit deel van de<br />
stad. Maarten Hajer en ik (2001) hebben<br />
laten zien dat de kwaliteit van de openbare<br />
ruimte niet zit in de onbepaaldheid<br />
ervan, <strong>als</strong> een neutrale ontmoetingsruimte<br />
van en voor iedereen. Culturele<br />
uitwisseling tussen verschillende groepen<br />
vindt juist daar plaats waar bepaalde<br />
groepen hun stempel op die ruimte<br />
drukken, zowel door hun aanwezigheid<br />
<strong>als</strong> door de voorzieningen die symbool<br />
staan voor hun levenswijze. In de stadssociologische<br />
literatuur staan dergelijke<br />
plaatsen te boek <strong>als</strong> parochiale ruimten<br />
(Lofland, 1998). In Op zoek naar nieuw<br />
<strong>publiek</strong> <strong>domein</strong> verdedigen we de stelling<br />
dat de ervaring van het verschil, die<br />
het gevolg is van het betreden van de<br />
parochiale ruimte van een andere groep,<br />
het kenmerk is van <strong>publiek</strong> <strong>domein</strong>. Het<br />
<strong>publiek</strong>e <strong>domein</strong> van de stad is zogezien<br />
de optelsom van elkaar overlappende<br />
parochiale <strong>domein</strong>en.
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 <strong>De</strong> <strong>campus</strong> <strong>als</strong> <strong>publiek</strong> <strong>domein</strong><br />
P. 286<br />
Vreemde eend<br />
Met de ervaring van de hiervoor beschreven,<br />
in sommige opzichten, voorbeeldige<br />
<strong>campus</strong>, kijk ik naar de plannen voor het<br />
Roeterseiland. Er zijn natuurlijk belangrijke<br />
verschillen. Het eerste is wel dat het<br />
Roeterseiland al een universiteitslocatie<br />
is. Het tweede dat de Universiteit van<br />
Amsterdam geen elite universiteit is,<br />
hoewel ze daar vergeleken met de Vrije<br />
Universiteit of de Erasmusuniversiteit<br />
wel de trekken van vertoont. Kijk alleen<br />
maar naar het geringe aandeel allochtone<br />
studenten. Waar het mij om gaat is de<br />
wisselwerking van het huidige complex<br />
en de toekomstige <strong>campus</strong> met dit deel<br />
van Amsterdam. Het is duidelijk dat deze<br />
momenteel niet groot is. Dat ligt niet eens<br />
aan de afwezigheid van, voor een universiteitsbuurt,<br />
typische parochiale voorzieningen.<br />
Het aantal cafés’s en goedkopere<br />
restaurants is niet veel kleiner dan in de<br />
directe omgeving van het Binnengasthuis,<br />
het Oost-Indischhuis en het Spinhuis.<br />
Met Kriterion en een boekhandel heeft de<br />
Roetersstraat zelfs een paar troeven. Verder<br />
kan dit deel van de stad er met de Hortus,<br />
Artis en het Tropeninstituut prat op gaan<br />
al een eeuwlang universiteitswijk te zijn.<br />
Maar waarom beschouwen de meeste<br />
studenten sociale wetenschappen dit<br />
gebied desondanks <strong>als</strong> een buiten het<br />
centrum gelegen complex? En waarom<br />
ervaart geen enkele bezoeker het <strong>als</strong> het<br />
typische parochiale <strong>domein</strong> dat men met de<br />
aanwezigheid van een universiteit verbindt?<br />
Het grote verschil met de vestigingen in de<br />
oude binnenstad is, denk ik, dat deze daar<br />
van de grachten en de straten een <strong>campus</strong><br />
maken. Voorzieningen en de massaal op<br />
straat aanwezige studenten drukken er dat<br />
stempel op. Die situatie is heel vergelijkbaar<br />
Columbia University<br />
met de ‘<strong>campus</strong>’ van de City University<br />
of New York rond Washington Square<br />
in zuidelijk Manhattan. Een situatie die<br />
wezenlijk verschilt van die van de <strong>campus</strong><br />
van Columbia University in Harlem, die<br />
veel meer weg heeft van het Istanboelse<br />
voorbeeld. Het Roeterseiland zit er tussen<br />
in. Het doet zich, ook architectonisch, voor<br />
<strong>als</strong> een enorme school zonder enige relatie<br />
met de omgeving; een fremdkörper.<br />
Wisselwerking met de stad<br />
In de plannen voor de Roeterseiland<br />
Campus, waarvoor nu al de vreselijke<br />
aanduiding REC is ingebureaucratiseerd,<br />
is veel aandacht voor de openbare ruimte,<br />
maar weinig voor de wisselwerking met de<br />
stad. Die is zuiver functioneel en logistiek.<br />
<strong>De</strong> tekeningen van de stedenbouwkundige<br />
opzet beperken zich tot het gebied van de<br />
universiteit binnen enge eigendomsgrenzen.<br />
Daarmee wordt de indruk gewekt<br />
van een <strong>campus</strong> à la Columbia. Maar de<br />
omvang en de kwaliteit van de openbare<br />
ruimte binnen het complex weerspreken<br />
dat. Op de dag van de buluitreiking is de<br />
<strong>campus</strong> van Columbia, met een centraal<br />
podium en heel veel partytenten, één<br />
groot feestterrein. Dat zal op de REC nooit<br />
gebeuren. Daarvoor is een andere strategie<br />
gekozen. Met de Nieuwe Achtergracht <strong>als</strong>
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 <strong>De</strong> <strong>campus</strong> <strong>als</strong> <strong>publiek</strong> <strong>domein</strong><br />
P. 287<br />
centrale openbare ruimte en de passage<br />
naar de Sarphatistraat wordt de stad ogenschijnlijk<br />
naar binnengehaald. <strong>De</strong> vraag<br />
is, of de aan de Nieuwe Achtergracht gesitueerde<br />
<strong>publiek</strong>e voorzieningen (horeca,<br />
CREA) voldoende zijn om dat streven ook<br />
daadwerkelijk te realiseren. Het antwoord<br />
op die vraag is afhankelijk van de functie<br />
die de Nieuwe Achtergracht en de passage<br />
gaan vervullen in het stratenpatroon van<br />
dit deel van Amsterdam. Daar bieden<br />
de stedenbouwkundige tekeningen geen<br />
inzicht in. Die tekeningen laten zien dat<br />
bij opdrachtgevers en ontwerpers een<br />
duidelijk idee ontbreekt van het type<br />
‘<strong>campus</strong>’ dat het REC moet worden en<br />
op welke wijze een wisselwerking met de<br />
stad zal ontstaan. Daarin staan ze niet<br />
alleen. Het geldt in overtreffende trap<br />
voor de opdrachtgevers en ontwerpers van<br />
de enorme uitbreiding van het Erasmus<br />
MC in Rotterdam, dat door zijn omvang<br />
en geslotenheid een heel stadsdeel op slot<br />
dreigt te zetten. In beide gevallen is het<br />
nog niet te laat.<br />
Helikopter view<br />
<strong>De</strong> wisselwerking tussen universiteit en<br />
stad kan nu nog <strong>als</strong> een belangrijk uitgangspunt<br />
voor de planvorming worden<br />
genomen. Dan moeten eerst de grenzen<br />
van de tekening worden opgerekt. Teken<br />
het gebouwencomplex <strong>als</strong> een onderdeel<br />
van de openbare ruimte van de stad. Op de<br />
manier waarop Giambatista Nolli in 1748<br />
een kaart van Rome tekende, waarin hij niet<br />
alleen de straten en pleinen maar ook de<br />
ruimte in de (semi-)openbare gebouwen <strong>als</strong><br />
openbare ruimte weergaf. Vervolgens kun<br />
je daarop intekenen waar zich parochiale<br />
<strong>domein</strong>en ontwikkelen door specifieke<br />
voorzieningen en het gebruik van de<br />
straat. Een voorbeeld van een dergelijke<br />
werkwijze is de ontwikkelingsvisie voor het<br />
Coolhaveneiland in Rotterdam, van de hand<br />
van stedenbouwkundige Miranda Reitsma<br />
(zie Reijndorp en Reitsma, 2006). <strong>De</strong> (nog<br />
liggende) ontwerpopgave is dan om de ontwikkelingsmogelijkheden<br />
van die parochiale<br />
<strong>domein</strong>en, binnen en buiten de muren, en<br />
daarmee de bijdrage van de Roeterseiland<br />
Campus aan het <strong>publiek</strong>e <strong>domein</strong> van de<br />
stad te vergroten.<br />
Publiek <strong>domein</strong><br />
Publiek <strong>domein</strong> is niet enkel een kwestie<br />
van ontwerp, maar vooral van beheer<br />
en regels. Bibliotheken die, zo<strong>als</strong> de<br />
Koninklijke Bibliotheek in <strong>De</strong>n Haag,<br />
controle op lidmaatschap uitoefenen<br />
aan de ingang zijn collectieve <strong>domein</strong>en,<br />
vergelijkbaar met een besloten club.<br />
Bibliotheken die aan de uitgang controleren<br />
of men niet zonder te registreren een boek<br />
meeneemt en verder alleen het gedrag van<br />
de bezoekers enigszins sturen, ontwikkelen<br />
zich tot ware <strong>publiek</strong>e <strong>domein</strong>en, waar ook<br />
een dakloze de krant leest. En een college<br />
van bestuur dat contracten afsluit met grote<br />
cateraars, die geen concurrentie dulden van<br />
initiatieven van studenten en medewerkers,<br />
belemmert de ontwikkeling van nieuw<br />
<strong>publiek</strong> <strong>domein</strong>.<br />
Arnold Reijndorp (A.Reijndorp@uva.nl) is bijzonder hoogleraar<br />
sociaal-economische en ruimtelijke ontwikkelingen van nieuwe<br />
stedelijke gebieden aan de Universiteit van Amsterdam.<br />
Literatuur<br />
Hajer, M. & A. Reijndorp (2001) Op zoek naar nieuw <strong>publiek</strong><br />
<strong>domein</strong>, NAi Uitgevers, Rotterdam<br />
Lofland, L.H. (1998) The Public Realm. Exporing the City’s<br />
Quintessential Social Territory, Aldine de Gruyter, New York<br />
Reijndorp, A. & M. Reitsma (2006) ‘<strong>De</strong> stad in kaart. Onderzoek<br />
en ontwikkeling: Coolhaveneiland Rotterdam’, Stedenbouw &<br />
Ruimtelijke Ordening, nr. 4, p. 38-43
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Tegels rechtleggen in de Wibautstraat<br />
P. 288<br />
Annemarie Maarse<br />
Tegels rechtleggen<br />
in de Wibautstraat<br />
Stedelijke voorzieningen aan en nabij de Wibautstraat (bron: Gemeente Amsterdam)
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Tegels rechtleggen in de Wibautstraat<br />
P. 289<br />
In oktober 2007 presenteerde het stadsdeel Oost-Watergraafsmeer de conceptvisie<br />
Wibaut aan de Amstel. Het doel is een volwaardige stadsentree vanaf de<br />
A10 tot aan de oostelijke binnenstad te realiseren, met daaraan culturele en<br />
onderwijsvoorzieningen, overheidsinstituties, levendige woonbuurten en het<br />
stedelijke knooppunt Amstelstation. Zef Hemel en Ton Schaap, respectievelijk<br />
adjunct-directeur en stedenbouwkundige van de Dienst Ruimtelijke Ordening van<br />
de gemeente Amsterdam, geven een toelichting op het project.<br />
“Voor het project Wibaut aan de Amstel<br />
kwam het stadsdeel Oost-Watergraafsmeer<br />
bij de wethouder van de centrale stad”,<br />
vertelt Zef Hemel. “Het stadsdeel had<br />
hulp nodig bij het verwezenlijken van<br />
haar plannen. Het project was te groot<br />
voor het stadsdeel alleen. Toen is het<br />
Projectbureau Wibaut aan de Amstel<br />
opgericht; een coalitie tussen de centrale<br />
stad en het stadsdeel”. Ton Schaap vult<br />
aan dat het logischer was geweest ook het<br />
stadsdeel Centrum te betrekken bij het<br />
projectbureau maar dat zou het project<br />
volgens de wethouder onnodig ingewikkeld<br />
maken. Bovendien heeft het stadsdeel<br />
Centrum al veel grote projecten, zo<strong>als</strong> het<br />
rode loper-project en de herinrichting van<br />
het Leidseplein. Er is simpelweg te weinig<br />
geld beschikbaar om op dit moment<br />
mee te doen aan de plannen rondom de<br />
Wibautstraat, aldus Ton Schaap.<br />
Rond de Wibautstraat zijn verschillende<br />
ontwikkelingen gaande, waarop het<br />
projectbureau aansluit. <strong>De</strong> grootste ont-<br />
wikkelingen zijn de verbouwingen van<br />
de UvA op het Roeterseiland en de HvA<br />
aan de Wibautstraat. Ton Schaap spreekt<br />
over ‘cadeautjes’. <strong>De</strong> gemeente is alleen<br />
verantwoordelijk voor de herprofilering<br />
van de Wibautstraat en de inrichting van<br />
de openbare ruimte. <strong>De</strong> herontwikkeling<br />
van grote complexen langs de straat zijn<br />
dan natuurlijk zeer welkom voor het<br />
vormgeven aan de ‘facelift’ van de as.<br />
Verblijfskwaliteit<br />
<strong>De</strong> Wibautstraat is één van de weinige<br />
straten in Amsterdam waar infrastructuur<br />
onder de grond is gebracht; de<br />
metrolijn. Het verhogen van de kwaliteit<br />
op het maaiveld wordt vaak <strong>als</strong> argument<br />
genoemd om zoveel mogelijk infrastructuur<br />
onder de grond te brengen, maar<br />
dat is in de Wibautstraat nooit gelukt.<br />
Het is een weinig geliefde straat bij<br />
Amsterdammers en de verblijfskwaliteit<br />
laat te wensen over. Ton Schaap<br />
heeft hier wel een verklaring voor:<br />
“Toen de metrolijn af was, was het geld
<strong>Rooilijn</strong><br />
op. Het verhaal doet de ronde dat het<br />
toenmalige hoofd Groenvoorzieningen<br />
van de gemeente heeft voorgesteld de<br />
Wibautstraat vol te planten met linden;<br />
lekker goedkoop. Alle restruimten ‘overhoekjes’<br />
zijn zo vol geplant, maar linden<br />
kunnen slecht tegen verdichting van het<br />
wortelgestel. Tussen stoepen gaan ze<br />
dood.” <strong>De</strong> oostlijn was de eerste metrolijn<br />
van de stad. “Men wist nog niet dat <strong>als</strong><br />
je zo’n lijn ontwerpt, je de ingangen en<br />
openingen van het station heel goed in<br />
het bovengrondse plan moet inpassen”.<br />
<strong>De</strong> openbare ruimte in de Wibautstraat<br />
is destijds <strong>als</strong> ‘restruimte’ behandeld. Het<br />
maken van een mooie stedelijke stadsentree<br />
was toen geen doel op zich, nu wel.<br />
<strong>De</strong> Parooldriehoek is één van de grote Wibautsasprojecten<br />
Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Tegels rechtleggen in de Wibautstraat<br />
P. 290<br />
Groene loper<br />
Één van de belangrijkste opgaven van de<br />
gemeente nu is van de Wibautstraat een<br />
mooie, geliefde straat te maken. Volgens<br />
Zef Hemel is de belangrijkste ingreep het<br />
aanpakken van de infrastructuur. “<strong>De</strong><br />
huidige Wibautstraat is nu teveel een<br />
racebaan: zodra de verkeerslichten op<br />
groen springen trekt iedereen hard op;<br />
twee rijen aan de ene kant en twee aan de<br />
andere kant. Dat zijn we in Amsterdam<br />
helemaal niet gewend! Daarom houden we<br />
ook niet van de Wibautstraat”. Ton Schaap<br />
vult aan dat “het openbaar gebied in de<br />
eerste plaats prettig moet aanvoelen voor<br />
voetgangers en fietsers. Vervolgens moet<br />
al het gemotoriseerde verkeer er op een
<strong>Rooilijn</strong><br />
Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Tegels rechtleggen in de Wibautstraat<br />
P. 291<br />
Het metrostation Weesperplein wordt over een aantal jaar metrostation Universiteit van Amsterdam<br />
elegante en comfortabele manier doorheen”.<br />
<strong>De</strong> verkeerssituatie wordt aangepakt<br />
door meer stoplichten en misschien<br />
drempels, maar ook door optisch bedrog;<br />
je kunt de rijbaan smaller laten lijken dan<br />
die is. Schaap: “Smaller maken is moeilijk<br />
aangezien je aan wettelijke bepalingen<br />
moet voldoen, maar door witte strepen en<br />
detaillering van de goot kun je net doen<br />
of de straat smaller lijkt. Dan denkt de<br />
automobilist ‘even rustig aan nu’. Verder<br />
gaan we goede bomen planten, in kaarsrechte<br />
lijnen, vier rijen dik, mooie rechte<br />
fietspaden en een groene middenberm”.<br />
<strong>De</strong> Apollolaan en lanen in Buitenveldert<br />
zijn daarbij de referentiebeelden. <strong>De</strong><br />
Wibautstraat wordt de ‘groene loper’ die<br />
leidt naar het centrum van de stad.<br />
“Vervolgens kijken we naar de gebouwen”,<br />
aldus Schaap. <strong>De</strong> Hogeschool aan de kop<br />
van de Wibautstraat en de Parooldriehoek<br />
(bij metrostation Wibautstraat – red.) zijn<br />
de grootste projecten. “Het gaat allemaal<br />
vanzelf!”, roept Schaap enthousiast. “<strong>De</strong><br />
stad is er klaar voor, wij hoeven alleen
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Tegels rechtleggen in de Wibautstraat<br />
P. 292<br />
<strong>De</strong> Amstel<strong>campus</strong> in verbouwing
<strong>Rooilijn</strong><br />
Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Tegels rechtleggen in de Wibautstraat<br />
P. 293<br />
maar de tegels recht te leggen”, zegt hij<br />
gekscherend. Hemel voorspelt dat <strong>als</strong> het<br />
“verkeersriool” wordt aangepakt, we met<br />
terugwerkende kracht van de Wibautstraat<br />
gaan houden. “Dan denken mensen<br />
ineens: ‘Wat een leuke gebouwen!’, net<br />
zo<strong>als</strong> het Volkskrant-gebouw nu pas<br />
wordt ontdekt. Op een haar na was de<br />
Renaultgarage waar nu café-restaurant<br />
Dauphine in zit, gesloopt.” Je moet er toch<br />
niet aan denken, lees je van de gezichten af.<br />
Levendige woonbuurt<br />
Aan de Wibautstraat staan overwegend<br />
kantoren, overheidsgebouwen<br />
en onderwijsinstellingen. Allemaal<br />
gebouwen die mensen aantrekken tijdens<br />
kantoortijden. <strong>De</strong> uitdaging is zo’n straat<br />
ook ’s avonds een stedelijk karakter te<br />
geven. Schaap licht toe dat het projectbureau<br />
daarom niet alleen focust op de<br />
Wibautstraat zelf, maar ook probeert<br />
de omliggende buurten naar de as toe te<br />
halen. “<strong>De</strong> menging met wonen is heel<br />
interessant. Nieuwe woningen bouwen<br />
aan de Wibautstraat is ingewikkeld.<br />
Er moet in een hoge dichtheid worden<br />
gebouwd, de woningen moeten een<br />
geluidsluwe gevel hebben en de bezonning<br />
moet goed zijn. Schaap: “Je wil<br />
zon, een balkon, maar geen geluid. Dat<br />
is architectonisch een superinteressante<br />
puzzel, daar nemen we de tijd voor.”<br />
<strong>De</strong> menging met wonen wordt daarnaast<br />
gezocht in de omliggende buurten. Alle<br />
zijstraten van de Wibautstraat zijn woonstraten.<br />
“<strong>De</strong> negentiende eeuwse straten<br />
vormen een heel aangenaam stedelijk<br />
milieu, met straten van vijftien meter breed<br />
en huizen van vijftien meter hoog, dat door<br />
iedereen aantrekkelijk wordt gevonden”.<br />
<strong>De</strong> gebouwen aan de Wibautstraat zijn van<br />
een andere schaal. Volgens Schaap is het<br />
belangrijk dat in ieder geval de hoeken,<br />
de uitmondingen van de zijstraten in de<br />
Wibautstraat, de sfeer ademen van de<br />
achterliggende straten. <strong>De</strong> hoekoplossing<br />
is daarom heel belangrijk. “Van die oude<br />
oplossingen waarbij de entree van een<br />
winkel onder een hoek van 45 graden op<br />
de hoek van het gebouw is gesitueerd,<br />
gaan we herintroduceren”. Hoe hoog de<br />
gebouwen in de tussenliggende stukken<br />
worden, maakt Schaap niet zoveel uit,<br />
“<strong>als</strong> het karakter van de zijstraten maar<br />
zichtbaar blijft”.<br />
<strong>De</strong> visie van het Projectbureau werkt <strong>als</strong><br />
een katalysator voor andere projecten.<br />
Alle corporaties werken aan plannen om<br />
hun bezit aan en rond de Wibautstraat aan<br />
te pakken. Nu de stad aandacht besteedt<br />
aan dit deel van de stad komen ook zij in<br />
actie. Schaap vertelt dat “het tien jaar lang<br />
zo’n soort gebied was waar niemand wat<br />
aan deed. Het was Het land achter Gods<br />
rug (roman van A. den Doolaard – red.),<br />
waar je een beetje aan kon kloten. Nu zijn<br />
opeens alle ogen op het gebied gericht.<br />
<strong>De</strong> stad investeert in asfalt, stoepen en<br />
bomen. <strong>De</strong> andere investeringen moeten<br />
van andere partijen komen en dat gebeurt<br />
nu ook”.<br />
Discussies over stedelijkheid<br />
<strong>De</strong> gemeente moedigt de verbouwing<br />
van het Roeterseilandcomplex aan.<br />
“Met de nieuwe ontwikkelingen liggen<br />
er kansen om van het Roeterseiland<br />
een Oudemanhuispoortachtig gebied<br />
te maken”, aldus Schaap. Door van de<br />
Nieuwe Achtergracht de centrale as te<br />
maken waaraan de ingangen komen,<br />
kun je straks “door allerlei vertrekken en<br />
gangen scharrelen om er aan de andere
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Tegels rechtleggen in de Wibautstraat<br />
P. 294<br />
kant, bij de volgende gracht, weer uit te<br />
komen”. Schaap vindt de clustering van<br />
faculteiten een logische keuze van de UvA.<br />
<strong>De</strong> bètastudies hebben meer behoefte<br />
aan een kloosterachtig complex. In de<br />
Watergraafsmeer is dat met het Science<br />
Park goed gelukt.<br />
Voor de gemeente is het vooral van belang<br />
dat de entrees van de universiteit goed<br />
aansluiten op het openbaar gebied. <strong>De</strong><br />
bijdrage van de gemeente is de opwaardering<br />
van het metrostation Weesperplein.<br />
<strong>De</strong> ingangen van het station worden zo<br />
georiënteerd dat de routes richting de<br />
UvA en HvA logisch zijn. Overigens is de<br />
routing één van de discussiepunten tussen<br />
gemeente, universiteit en hogeschool.<br />
Er is over gesproken om de route van de<br />
HvA en de UvA zoveel mogelijk via het<br />
oude spoorbruggetje over de Singelgracht<br />
achter de Sarphatistraat te laten lopen. Die<br />
route wordt nu al veel gebruikt en is binnendoor<br />
bovendien het snelst en veiligst.<br />
Schaap: “Het is de vraag of dat slim is.<br />
Laat de studenten van de hoofdboulevard<br />
(Wibautstraat – red.) gebruik maken,<br />
daar zitten de meeste cafés, daar komen<br />
de printshops enzovoort. <strong>De</strong> route via het<br />
bruggetje leent zich er minder goed voor.<br />
Daar wonen mensen en die zitten niet<br />
op grote stromen studenten te wachten.”<br />
Een andere route die de universiteit<br />
graag gebruikt ziet worden, is de route<br />
Weesperstraat – Nieuwe Achtergracht.<br />
<strong>De</strong> gracht moet straks immers de centrale<br />
as van het Roeterseilandcomplex<br />
worden, waar ook de ingangen van de<br />
faculteiten Rechten en Maatschappij- en<br />
Gedragswetenschappen komen. Schaap<br />
voorspelt echter dat de meeste studenten<br />
ook na de verbouwing voornamelijk<br />
gebruik zullen blijven maken van de loop-<br />
route door de Valckeniersstraat, omdat de<br />
uitgang van de metro precies aan het begin<br />
van die straat uitkomt. “Eén van de stellingen<br />
was dat dat verholpen moest worden,<br />
maar we kunnen mensen niet dwingen een<br />
bepaalde route te lopen. Kun je niet beter<br />
zeggen: ‘Van dat straatje maken we een<br />
voetgangersstraatje, niet al te ingewikkeld,<br />
met een rij bomen desnoods’? Daarmee<br />
proberen we elkaar op te zoeken.”<br />
<strong>De</strong> gemeente heeft met de HvA een discussie<br />
gehad over luchtbruggen. Er is in het<br />
verleden gesuggereerd tussen de gebouwen<br />
aan beide zijden van de Amstel<strong>campus</strong> een<br />
luchtbrug te maken, aldus Schaap. “Daar is<br />
de gemeente faliekant op tegen. Esthetisch<br />
is het natuurlijk niet wenselijk, maar nog<br />
belangrijker is het maaiveld. <strong>De</strong> gemeente<br />
wil juist levendigheid op straat. Dan is een<br />
luchtbrug niet erg bevorderlijk. Dit is een<br />
stuk stad. Als je <strong>als</strong> hogeschool optimale<br />
verkeersveiligheid wil, dan is een buitenwijk<br />
in Almere een betere optie. Daar gebeuren<br />
nooit ongelukken, maar het is ook saai.<br />
Hier is het juist omgekeerd, hier zit je in de<br />
stad, dus we willen het stedelijk leven, met<br />
verkeer, horeca, en winkels op het maaiveld,<br />
niet in gebouwen en luchtbruggen.” Voor de<br />
gemeente zijn de hogeschool en de universiteit<br />
heel belangrijk. Schaap is er zelfs “dol<br />
op”, maar vervolgt dat de gemeente niet wil<br />
dat ze “in hun eigen <strong>domein</strong>, los van de stad<br />
gaan zweven. Zo ligt het een beetje.”<br />
Annemarie Maarse (annemarie@rooilijn.nl) is werkzaam<br />
<strong>als</strong> onderzoeker en adviseur bij Bureau Middelkoop en is<br />
hoofdredacteur van <strong>Rooilijn</strong>.
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 Tegels rechtleggen in de Wibautstraat<br />
<strong>De</strong> Wibautstraat: nu nog een verkeersader, straks een groene loper<br />
P. 295
<strong>Rooilijn</strong><br />
Recensie<br />
Els Beukers<br />
<strong>De</strong> universiteit <strong>als</strong><br />
ontwikkelaar<br />
Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />
Wiewel, Wim & David C. Perry (eds.)<br />
(2008) Global universities and urban<br />
development. Case studies and analysis,<br />
Lincoln Institute of Land Policy,<br />
Cambridge, MA, 384 p.,<br />
ISBN 978-0-7656-2040-8, $39,95<br />
Waar een universiteit is, zijn studenten,<br />
bevinden zich cafés, ontmoetingsplekken,<br />
copyshops, andere<br />
dienstverleners en is er vraag naar<br />
studentenhuisvesting. Universiteiten<br />
zijn door hun omvang en karakter<br />
duidelijk aanwezig in de stad of regio,<br />
maar deze aanwezigheid is rond sommige<br />
universiteiten duidelijker dan bij<br />
andere. <strong>De</strong> universiteit en <strong>campus</strong> van<br />
de Universiteit van Wageningen zijn<br />
bijvoorbeeld zeer dominant in de stad,<br />
terwijl de binnenstedelijke faculteiten<br />
van de Universiteit van Amsterdam<br />
vrijwel geruisloos opgaan in het stedelijke<br />
leven. Voor de publicatie Global<br />
universities and urban development<br />
hebben de redacteuren Wim Wiewel en<br />
David Perry van het Lincoln Institute of<br />
Land Policy een internationale oproep<br />
gedaan aan auteurs om in te gaan op<br />
de relatie tussen de ontwikkeling van<br />
universiteiten en steden.<br />
Dat de aanwezigheid van een universiteit<br />
invloed heeft op het (internationaal)<br />
functioneren van een stad en de stedelijke<br />
economie is volgens de redacteuren<br />
al uitgebreid beschreven, maar<br />
niet hoe deze relatie precies werkt.<br />
<strong>De</strong> universiteit wordt in toenemende<br />
Recensie<br />
mate gezien <strong>als</strong> een maatschappelijke<br />
speler die naast een rol bij kennisontwikkeling<br />
ook een sociale, culturele en<br />
economische rol heeft. Gesuggereerd<br />
wordt dat een universiteit een internationale<br />
invulling geeft aan idealen <strong>als</strong><br />
democratie, tolerantie, de ontwikkeling<br />
van menselijk kapitaal en gelijke kansen<br />
voor verschillende sociale klassen. Ook<br />
een internationaal concurrerende regionale<br />
en stedelijke economie is gebaat bij<br />
kennisontwikkeling op universiteiten. Bij<br />
de fysieke uitbreiding van een universiteit<br />
zou de mogelijkheid bestaan om de<br />
aanwezigheid en invloed van de universitaire<br />
cultuur strategisch in te zetten<br />
en zo het stedelijke leven te beïnvloeden<br />
en de internationale concurrentiepositie<br />
van de stad te vergroten.<br />
In de casestudies wordt echter duidelijk<br />
dat ontwikkeling en uitbreiding van<br />
universiteiten bij uitstek door pragmatische<br />
redenen worden gedreven <strong>als</strong><br />
financiering en de beschikbare ruimte.<br />
P. 296<br />
Ook de expansiedrift van universiteiten<br />
komt voornamelijk door demografische<br />
groei. In hoeverre ideeën over gelijkheid<br />
en toegankelijkheid van het hoger<br />
onderwijs daarbij een rol spelen, komt<br />
in de casestudies minimaal aan de orde.<br />
Wel geven de casestudies vanuit elf<br />
verschillende landen een variatie op wat<br />
er komt kijken bij lokale vastgoedontwikkeling.<br />
Daarbij is de ontwikkeling van een<br />
universiteit bijzonder vanwege de vele<br />
betrokken <strong>publiek</strong>e en private partijen.<br />
Om de diversiteit van de casestudies te<br />
ondervangen is het boek ingedeeld in<br />
vijf delen. Naast een goed leesbare en<br />
informatieve introductie en conclusie<br />
(delen I en V) bestaat het boek uit ‘The<br />
university, the devolving state, and<br />
development’ (deel II), ‘The university as<br />
a zone of development’ (deel III) en ‘The<br />
university and the contested city’ (deel<br />
IV). In deel II komen casestudies aan de<br />
orde uit Helsinki (Finland), Lüneburg<br />
(Duitsland), Aberdeen, Dundee (beide<br />
Schotland) en Tokio (Japan) met <strong>als</strong><br />
gemeenschappelijke deler de invloed van<br />
een terugtredende overheid en de explosieve<br />
toename van het aantal studenten<br />
die de ontwikkeling van de universiteit<br />
bepalen. Universiteiten kregen in de<br />
jaren zestig en zeventig van de vorige<br />
eeuw een grotere toestroom studenten te<br />
verwerken <strong>als</strong> gevolg van de babyboom<br />
en de toegenomen welvaart.<br />
<strong>De</strong> behoefte aan uitbreiding van<br />
bestaande historische universiteiten en<br />
de oprichting van nieuwe universiteiten<br />
om de stroom studenten op te vangen<br />
kan vanuit financieel oogpunt niet in de<br />
dure binnenstad worden gerealiseerd.<br />
Universiteiten worden geconfronteerd
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />
Signalement<br />
met het dilemma of zij geheel of<br />
gedeeltelijk, buiten of aan de rand van<br />
de stad uitbreiden. Een gedeeltelijke<br />
verplaatsing en uitbreiding van bepaalde<br />
faculteiten van de universiteit buiten de<br />
stad kan een achteruitgang betekenen<br />
van het interdisciplinaire onderwijs en<br />
onderzoek. Ook kan de verkoop van<br />
het binnenstedelijk vastgoed veel geld<br />
opleveren om de benodigde nieuwbouw<br />
te financieren. Dit laatste argument<br />
wordt mede ingegeven door een terugtredende<br />
overheid die universiteiten<br />
stimuleert financieel zelfstandig te zijn.<br />
Inkomsten uit vastgoed worden daarbij<br />
niet over het hoofd gezien. <strong>De</strong> traditionele<br />
varsities (Schotse benaming voor<br />
volksuniversiteiten) die voor een breed<br />
<strong>publiek</strong> toegankelijk zijn, illustreren<br />
echter dat een binnenstedelijke locatie<br />
cruciaal kan zijn. <strong>De</strong> casestudies in deel<br />
II zijn in grote lijnen vergelijkbaar met<br />
de Universiteit van Amsterdam, net<br />
<strong>als</strong> de gekozen pragmatische ontwikkelingsrichting:<br />
de faculteiten gericht<br />
op de maatschappij (rechten, filosofie,<br />
maatschappij- en gedragstudies)<br />
behouden hun binnenstedelijke locatie<br />
en de bètastudies verschuiven naar de<br />
rand van de stad.<br />
In deel III staat de universiteit <strong>als</strong> actieve<br />
ontwikkelaar ter discussie. In Mexicostad<br />
(Mexico), Seoel (Zuid-Korea),<br />
Caracas (Venezuela), Jatinangor<br />
(Indonesië) en Porto (Portugal) hebben<br />
de universiteiten ambitieuze vastgoedontwikkelingen<br />
gerealiseerd. Soms met<br />
de staat <strong>als</strong> initiator, zo<strong>als</strong> in Jatinangor,<br />
terwijl in Seoel private partijen het<br />
initiatief hebben genomen voor de<br />
vastgoedontwikkeling. Interessant aan<br />
de casestudie van de Universiteit van<br />
Caracas is de bijzondere architectonische<br />
en stedenbouwkundige ontwikkeling<br />
waarbij het noodzakelijk was om<br />
een onafhankelijke ontwikkelingsorganisatie<br />
op te zetten. <strong>De</strong> architectonische<br />
kracht van universitair vastgoed komt<br />
ook in deel IV tot uiting in de casestudie<br />
van de Hebreeuwse Universiteit <strong>als</strong><br />
politiek symbool in Jeruzalem (Israël).<br />
Dat de universiteit een actieve politieke<br />
functie kan hebben geldt ook voor<br />
Belfast (Noord-Ierland) waar de universiteit<br />
meewerkt aan een poging om de<br />
strijdende partijen te verenigen.<br />
Universiteiten drukken over het algemeen<br />
een stempel op hun omgeving,<br />
echter zonder dat deze invloed van<br />
culturele, sociale of economische aard<br />
hoeft te zijn. <strong>De</strong> aangekondigde te<br />
onderzoeken relatie tussen de ontwikkeling<br />
van universiteiten en de stedelijke<br />
ontwikkeling komt in de casestudies<br />
helaas nauwelijks aan bod. Ook de<br />
redacteuren betreuren dit in hun conclusie.<br />
Potentiële lezers die vooral geïnteresseerd<br />
zijn in de strategische rol van<br />
de universiteit in stedelijke ontwikkeling<br />
kunnen deze publicatie beter overslaan.<br />
Wel wordt de vastgoedontwikkeling van<br />
de universiteiten belicht, wat door de<br />
internationale variatie een interessant<br />
beeld oplevert. Daarmee staat de vraag<br />
nog steeds open hoe universiteiten<br />
bijdragen aan de ontwikkeling van de<br />
(internationale) stedelijke dynamiek en<br />
stedelijke economie. In een tijd waarin<br />
kenniseconomie <strong>als</strong> belangrijk thema<br />
naar voren wordt geschoven zou het<br />
mooi zijn om deze vragen te beantwoorden.<br />
Wellicht kan daar in een volgende<br />
publicatie wel aandacht aan worden<br />
besteed en een artikel over de ontwik-<br />
P. 297<br />
Signalement<br />
keling van de Universiteit van Amsterdam<br />
zou hier niet misstaan.<br />
Els Beukers (e.beukers@decisio.nl) is redacteur<br />
van <strong>Rooilijn</strong> en werkzaam bij het onderzoeks- en<br />
adviesbureau <strong>De</strong>cisio.<br />
Higher Education and<br />
Regions<br />
OECD (2007) Higher Education and<br />
Regions: Globally Competitive, Locally<br />
Engaged, OECD Publishing, Paris, 240 p.,<br />
ISBN 978-92-64-03414-3, € 40,00<br />
<strong>De</strong> titel van deze OECD (Organisation<br />
for Economic Co-operation and<br />
<strong>De</strong>velopment) studie zegt al duidelijk<br />
waarover het gaat: de relatie tussen<br />
instellingen voor hoger onderwijs<br />
(universiteiten en hogescholen) en de<br />
regio. <strong>De</strong> internationale oriëntatie van<br />
zowel universiteiten <strong>als</strong> ook regio’s gaat<br />
vaak niet gepaard. Erger nog, universiteiten<br />
raken footloose en hebben alleen<br />
nog zwakke banden met hun regio.<br />
Tegelijkertijd wordt de aanwezigheid van<br />
kennis voor regio’s belangrijker. In het<br />
verleden was er noch door de overheid<br />
noch door onderwijsinstellingen veel aandacht<br />
voor de betekenis van instellingen<br />
voor hoger onderwijs voor de ontwikkeling<br />
van de regio waarin deze gevestigd<br />
waren. <strong>De</strong>ze publicatie verkent een set<br />
van beleidsmaatregelen en institutionele<br />
aanpassingen. Puttend uit een uitgebreide<br />
studie van veertien regio’s in twaalf<br />
landen, waaronder de regio Twente, kijkt<br />
deze studie naar het regionale engagement<br />
van universiteiten en hogescholen<br />
met betrekking tot onderwijs, onderzoek<br />
en maatschappelijke dienstverlening.
<strong>Rooilijn</strong><br />
Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />
Column O. Naphta<br />
Universitas<br />
<strong>De</strong> universiteit is ontstaan in de polis die in het<br />
klassieke Griekenland de bakermat was van onze<br />
Westerse stadssamenleving, onder meer gekenmerkt<br />
door een levendige belangstelling voor abstracte<br />
waarden, zo<strong>als</strong> openbaar bestuur, kennis en kunst.<br />
Het oorspronkelijke doel van de universiteit was om<br />
stedelingen te scholen tot burgers die zich staande<br />
kunnen houden in de samenleving. Wij danken daaraan<br />
het begrip pedagogai.<br />
Onze oudste universiteiten zijn rond 1200 gesticht.<br />
Nederland was dus laat met de Leidse uit 1575, Italië<br />
had er toen al 16, Duitsland en Frankrijk ieder 14. <strong>De</strong><br />
oudste universiteiten staan in Bologna en Parijs. Van<br />
meet af aan heeft de universitas twee betekenissen:<br />
de organisatie van het wetenschappelijk onderwijs en<br />
studie en de sociale organisatie van de universitaire<br />
bevolking. Daarbij ging en gaat het om gezamenlijkheid<br />
en verbondenheid. <strong>De</strong>ze corporatie van leermeesters<br />
(magistri) en leerlingen (scolares), zegt<br />
mijn oude encyclopedie, sloten zich aaneen ‘om zich<br />
in rechte af te zetten tegen andere maatschappelijke<br />
verbanden, inclusief de wereldlijke en kerkelijke<br />
overheid.’ Wie in de geschiedenis van een eerbiedwaardige<br />
instelling zo<strong>als</strong> de universiteit leest, komt<br />
evengoed geknoei tegen <strong>als</strong> in de geschiedenissen<br />
van iedere andere maatschappelijke instelling van<br />
betekenis zo<strong>als</strong> de stad en de staat. Het recht om te<br />
doceren (licentia docendi) was al vroeg voorwerp van<br />
lucratieve handel die in 1179 op het <strong>De</strong>rde Lateraanse<br />
Concilie werd verboden. Doceren werd voortaan<br />
alleen toegestaan op grond van een wetenschappelijke<br />
graad, uiteindelijk die van doctor (= docent). <strong>De</strong><br />
doctorstitel kreeg het karakter van een meesterstuk<br />
dat toegang gaf tot het lidmaatschap van een gilde.<br />
In 2009 is dat nog steeds zo: geen (vaste) aanstelling<br />
zonder doctorsgraad.<br />
<strong>De</strong> oudste Engelse universiteiten van Cambridge en<br />
Oxford hebben het best de corporatieve structuur van<br />
Column: Universitas<br />
P. 298<br />
gezamenlijkheid en verbondenheid behouden, getuige de<br />
levenslange verbondenheid van studenten met het college<br />
waar zij studeerden. <strong>De</strong> autonomie van de universiteiten<br />
die in de loop van de dertiende eeuw ontstond ging<br />
ver. <strong>De</strong> universiteiten hadden een eigen rechtsspraak<br />
ontwikkeld, uitgeoefend door de rector. Tegen de dreiging<br />
van ingrijpen door een stadsbestuur werd het secessio of<br />
dispersio ingezet: uitwijking naar elders. Zo is Cambridge<br />
ontstaan, weggetrokken uit Oxford; natuurlijk leidend tot<br />
eeuwigdurende rivaliteit. Een blijvend kenmerk van de<br />
colleges is het persoonlijk onderricht, het privatissimum,<br />
dat in onze massa-universiteiten jalousie opwekt.<br />
Cambridge en Oxford, beide kleiner dan de Universiteit<br />
van Amsterdam, maken zich absoluut niet druk om zoiets<br />
<strong>als</strong> internationalisering of groei van studentenaantallen.<br />
Ik herinner me dat bij de opening van het huidige<br />
academische jaar de rector, ik meen van Cambridge, haar<br />
afschuw uitsprak over de politieke oproep dat universiteiten<br />
minder elitair moeten worden en hebben bij te dragen<br />
aan de verheffing van de zwakkeren in de samenleving.<br />
<strong>De</strong> vooruitgang van wetenschappelijke kennis is het enige<br />
dat telt. Wie er te stom voor is heeft er niets te zoeken,<br />
aldus mijn even korte <strong>als</strong> lompe samenvatting van haar<br />
scherpzinnige betoog. Een instelling begrijpt men beter<br />
door haar geschiedenis te bestuderen. Hetzelfde geldt<br />
voor de ruimtelijke omgeving waarin ze gedijt. Kan de<br />
UvA nu nog besluiten om zich in Almere te vestigen?<br />
<strong>De</strong>ze daad van dispersio zal in de nieuwe stad met open<br />
armen worden ontvangen. In Leuven is het nog gebeurd<br />
in de jaren zestig. Toen de taalkwestie weer eens hoog<br />
werd opgespeeld, werd Louvain-la-Neuve gesticht, een<br />
echte <strong>campus</strong>universiteit. Op het Roeterseiland moet<br />
een open stads<strong>campus</strong> ontstaan, niet meer afgesloten<br />
maar samensmeltend met de locale stedelijke omgeving.<br />
Juist daarom moet gestudeerd worden op de eigentijdse<br />
betekenis van de universiteit <strong>als</strong> verzameling corporaties<br />
van gezamenlijkheid en verbondenheid en moet worden<br />
doorgrond wat dat voor de ruimtelijke inrichting betekent:<br />
dubbel reflexieve planning is een delicate opgave.
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009<br />
Advertentie<br />
Promotie<br />
<strong>De</strong> promotie van Marjolijn van der Klis vindt plaats op<br />
vrijdag 15 Mei om 14.00 in de Agnietenkapel van de UvA,<br />
Oudezijds Voorburgwal 231.<br />
P. 299
<strong>Rooilijn</strong> Jg. 42 / Nr. 4 / 2009 InBeeld: Het nieuwe Roeterseiland<br />
P. 300