Erasmus Mobiliteit Handboek 2010/2011 - Epos
Erasmus Mobiliteit Handboek 2010/2011 - Epos
Erasmus Mobiliteit Handboek 2010/2011 - Epos
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>/<strong>2011</strong><br />
1
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
1. ALGEMEEN<br />
1.1. Doel van dit handboek<br />
Dit handboek geeft de richtlijnen voor hogeronderwijsinstellingen voor het<br />
beheer van <strong>Erasmus</strong> mobiliteitsfondsen in de contractperiode <strong>2010</strong>/<strong>2011</strong> en<br />
maakt als bijlage deel uit van de overeenkomst tussen EPOS (het Nationaal<br />
Agentschap) en de hogeronderwijsinstellingen. Dit handboek is gebaseerd<br />
op de volgende documenten:<br />
– <strong>2010</strong> Guide for National Agencies implementing the Lifelong Learning<br />
Programme<br />
– LLP Guide <strong>2010</strong> Part IIa Sub-Programmes and Actions, Part IIb<br />
Explanations by Action<br />
1.2. Beheer en verdeling van <strong>Erasmus</strong>beurzen en toelagen voor<br />
stafleden<br />
De hogeronderwijsinstelling beheert de door EPOS ter beschikking gestelde<br />
toelagen en dragen zorg voor een rechtmatige, doelmatige en transparante<br />
verdeling van de beschikbare <strong>Erasmus</strong>beurzen, toelagen voor stafleden en<br />
toelagen voor de organisatie van mobiliteit. De selectie van studenten en<br />
stafleden is zodanig georganiseerd, dat onpartijdigheid van de<br />
selectieprocedure gewaarborgd is.<br />
1.3. Begeleiding en voorlichting<br />
De instelling zal haar studenten en stafleden informeren over:<br />
o de beschikbaarheid van <strong>Erasmus</strong>beurzen en toelagen voor<br />
stafleden;<br />
o de aanvraagprocedure(s);<br />
o de voorwaarden.<br />
De instelling zal de rechthebbende studenten voorlichten over en<br />
voorbereiden op de periode in het buitenland, zowel voor wat betreft de<br />
aspecten van studie/stage (zoals contactpersoon/begeleider aan de<br />
thuisinstelling en aan de gastinstelling/gastonderneming,<br />
studieplan/stageplan, erkenning van studiepunten), als het verblijf (controle<br />
of de student voldoende verzekerd is, voorbereiding op taalvaardigheden en<br />
cultuur).<br />
De instelling zal de rechthebbende stafleden informeren over de<br />
mogelijkheden van een onderwijsopdracht en/of staftraining en hen<br />
begeleiden in de aanvraag en organisatie daarvan.<br />
1.4. <strong>Erasmus</strong> (Extended) University Charter (EUC)<br />
In het Charter, dat door de Europese Commissie wordt toegekend, staan de<br />
basisbeginselen vermeld die ten grondslag liggen aan alle activiteiten in het<br />
kader van <strong>Erasmus</strong>. Ook bevat het de minimum vereisten waaraan een<br />
hoger onderwijsinstelling moet voldoen als deze aan het programma wenst<br />
deel te nemen. Toelagen voor studentenmobiliteit voor studie,<br />
onderwijsopdrachten en stafmobiliteit kunnen slechts aan hoger<br />
2
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
onderwijsinstellingen worden toegekend die in het bezit zijn van een geldig<br />
EUC. Wanneer het studentenmobiliteit voor stage betreft, dient de instelling<br />
in het bezit te zijn van een geldig Extended EUC.<br />
1.5. Kroatië<br />
Studenten (studie en stage) die studeren in Kroatië kunnen in aanmerking<br />
komen voor een <strong>Erasmus</strong>studiebeurs. Ook kunnen docenten en<br />
stafmedewerkers in dit land deelnemen. Het betreft hier alleen uitgaande<br />
mobiliteit uit Kroatië. Belgische (Vlaamse) studenten en docenten/staf<br />
kunnen nog niet met <strong>Erasmus</strong> naar Kroatië.<br />
1.6. Veelvoudige <strong>Erasmus</strong>periodes<br />
Studenten mogen slechts twee keer van <strong>Erasmus</strong> gebruik maken, één keer<br />
voor een studieperiode en één keer voor een stageperiode.<br />
Een derde <strong>Erasmus</strong>beurs voor deelname aan <strong>Erasmus</strong> Mundus is niet meer<br />
mogelijk. Het blijft mogelijk voor Europese en niet-Europese studenten die<br />
deelnemen aan een <strong>Erasmus</strong> Mundus joint programme en die nog geen<br />
<strong>Erasmus</strong> Mundus Scholarship hebben gekregen om een aanvraag te doen<br />
voor een <strong>Erasmus</strong>beurs (studie of stage) op voorwaarde dat ze nog niet<br />
eerder genoten hebben van een dergelijke beurs. De thuisinstelling van de<br />
<strong>Erasmus</strong>student kent de <strong>Erasmus</strong>beurs toe en rapporteert hierover aan haar<br />
nationaal Agentschap.<br />
De totale duur van de beurzen mag de 24 maanden niet overschrijden.<br />
Deze regels zijn van toepassing ongeacht het feit of het over een zero-grant<br />
student gaat of niet. Voor studenten die onder de programma’s Socrates en<br />
Leonardo da Vinci II al een beurs gekregen hebben, gelden volgende regels:<br />
o Indien een student één beurs voor studie in het kader van Socrates II<br />
heeft gekregen, kan hij/zij nog één beurs krijgen voor een stage<br />
onder LLP<br />
o Indien een student één beurs voor stage in het kader van Leonardo<br />
da Vinci II heeft gekregen, kan hij/zij nog één beurs krijgen voor<br />
studies onder LLP.<br />
1.7. Gebruik logo<br />
De instelling zal in alle voorlichtingsdocumenten die worden verspreid of<br />
gepubliceerd en die betrekking hebben op het <strong>Erasmus</strong>programma het logo<br />
van de Europese Commissie hanteren. Het logo is te downloaden van de<br />
website van EPOS.<br />
3
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
2. ERASMUSBEURZEN VOOR STUDIE (SMS)<br />
2.1. Doel<br />
De <strong>Erasmus</strong>beurzen zijn bedoeld als tegemoetkoming in de extra<br />
mobiliteitsuitgaven van de rechthebbende student, te weten; verzekering,<br />
eventueel de hogere kosten van levensonderhoud in het gastland en andere<br />
bijkomende extra kosten. De <strong>Erasmus</strong>beurzen beogen niet de volledige<br />
kosten van het buitenlandverblijf te dekken.<br />
2.2. Contractduur<br />
De instelling kan een <strong>Erasmus</strong>beurs toekennen voor studie in het buitenland<br />
die tussen 1 juni <strong>2010</strong> en 30 september <strong>2011</strong> plaatsvindt.<br />
2.3. Periode<br />
2.3.1 Studieperiode<br />
De <strong>Erasmus</strong>beurs wordt toegekend voor een studieperiode in het buitenland<br />
van minimaal drie maanden (of een volledig academisch<br />
trimester/semester) en maximaal twaalf maanden.<br />
2.3.2 Afronding maanden<br />
Er wordt gerekend van maand tot maand en het resterend aantal dagen<br />
wordt als volgt afgerond: minder dan 14 dagen naar beneden en 14 dagen<br />
of meer naar boven.<br />
Voorbeeld:<br />
Een student gaat op <strong>Erasmus</strong> van 14 januari <strong>2011</strong> tot 28 april <strong>2011</strong>. Dan<br />
wordt als volgt geteld: 14 februari, 14 maart, 14 april, is drie maanden,<br />
plus 14 april tot 28 april is 14 dagen dus in totaal 4 maanden.<br />
2.3.3 Aaneensluitende periodes in verschillende locaties<br />
Studiemobiliteit naar verschillende locaties is alleen toegestaan als ze<br />
plaatsvindt in één en dezelfde gastinstelling die verschillende vestigingen<br />
heeft (in hetzelfde of verschillende landen) en de studieperiodes onderdeel<br />
zijn van hetzelfde Learning Agreement.<br />
Aaneensluitende periodes in verschillende locaties dienen te voldoen aan de<br />
volgende voorwaarden:<br />
o De overeenkomst en de afspraken met betrekking tot<br />
aaneensluitende periodes dienen op voorhand gemaakt te<br />
worden;<br />
o de studieperiode per locatie moet in principe de minimumduur<br />
van drie maanden respecteren. Alleen als er een sterke<br />
academische rechtvaardiging is, kan de periode per locatie<br />
korter zijn dan drie maanden. In dat geval dient de<br />
studieperiode in totaal op zijn minst drie maanden te zijn. De<br />
gastinstelling die voor de statistische doeleinden moet<br />
4
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
gerapporteerd worden, is de instelling die het Learning<br />
Agreement ondertekend heeft.<br />
o studieperiodes in verschillende locaties dienen op elkaar aan te<br />
sluiten binnen hetzelfde academiejaar;<br />
o de verblijfsperiode in het buitenland met <strong>Erasmus</strong>status, mag<br />
bij aaneensluitende periodes niet langer dan tot 30 september<br />
<strong>2011</strong> duren en de twaalf maanden niet overschrijden.<br />
2.3.4 Verlenging periode<br />
De studieperiode van een student kan gedurende het verblijf verlengd<br />
worden, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:<br />
o de afspraken met betrekking tot verlenging van een periode<br />
dienen voor afloop van de, in eerste instantie, vastgestelde<br />
periode gemaakt te worden;<br />
o de nieuwe periode moet onmiddellijk aansluiten op de<br />
vastgestelde periode;<br />
o de studieperiode in het buitenland met de <strong>Erasmus</strong>status,<br />
inclusief de verlenging, mag niet langer dan tot 30 september<br />
<strong>2011</strong> duren en de twaalf maanden niet overschrijden.<br />
2.3.5. Onderbreking van een studieperiode<br />
Persoonlijk geval van overmacht («force majeure»)<br />
Voor een definitie van het begrip «force majeure» dient men artikel 8 van<br />
de algemene voorwaarden van de financieringsovereenkomst te raadplegen.<br />
Als een student zijn/haar studieperiode moet onderbreken ingevolge een<br />
persoonlijk geval van overmacht voor het einde van de minimum<br />
studieperiode, dan kan de student een tweede kans krijgen onder de<br />
volgende voorwaarden:<br />
o het moet opnieuw om een periode van studiemobiliteit gaan;<br />
o er moet een nieuw Learning Agreement getekend worden;<br />
o er dient een aparte rapportage gedaan te worden over elke<br />
mobiliteitsperiode<br />
Als een student zijn/haar studieperiode moet onderbreken ingevolge een<br />
persoonlijk geval van overmacht na het einde van de minimum<br />
studieperiode, dan kan de student geen tweede kans krijgen voor een<br />
studieperiode in het buitenland.<br />
Gevallen van overmacht die resulteren in een collectieve onderbreking van<br />
de studieperiode in het buitenland<br />
Wanneer in uitzonderlijke gevallen of omstandigheden (bv. een algemene<br />
staking in een hogeronderwijsinstelling, een natuurramp, …) een groep<br />
studenten zijn studieperiode in het buitenland moet onderbreken, dan zullen<br />
het Nationale Agentschap en de Europese Commissie geval per geval<br />
beslissen over de erkenning van de situatie als een geval van overmacht en<br />
5
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
over de te nemen maatregelen (bv. aanvaarding van onontvankelijke<br />
mobiliteitsduur en herneming van de mobiliteitsperiodes)<br />
2.4. Eenmalige <strong>Erasmus</strong>status voor studie<br />
Per rechthebbende student kan slechts éénmaal de <strong>Erasmus</strong>status voor<br />
studie toegekend worden (met <strong>Erasmus</strong>beurs of als nulbeursstudent zonder<br />
<strong>Erasmus</strong>beurs).<br />
2.5. Dubbele financiering<br />
De <strong>Erasmus</strong>beurs kan niet worden aangewend om kosten te dekken die al<br />
door Europese gelden worden gefinancierd.<br />
2.6. Voorwaarden instelling<br />
2.6.1 <strong>Erasmus</strong> University Charter<br />
Zowel de thuisinstelling als de gastinstelling dienen te beschikken over een<br />
geldig <strong>Erasmus</strong> University Charter (zie artikel 1.4. <strong>Erasmus</strong> University<br />
Charter).<br />
2.6.2 Bilaterale overeenkomst<br />
<strong>Erasmus</strong>beurzen worden alleen verleend aan studenten die op uitwisseling<br />
gaan op grond van een bilaterale overeenkomst die is afgesloten tussen<br />
twee instellingen voordat de uitwisseling plaatsvindt (zie bijlage IV Minimum<br />
requirements bilateral agreements).<br />
2.6.3 Transparantie van selectieprocedure<br />
De instelling dient de procedure bij de selectie van <strong>Erasmus</strong>studenten<br />
openbaar te maken aan alle betrokken partijen. Naast de algemene<br />
voorwaarden, kan de instelling eigen criteria hanteren zoals kennis van de<br />
taal van het gastland, kennis van de Engelse taal of motivatie. De procedure<br />
dient rechtvaardig en volledig transparant te zijn en er mag geen sprake<br />
zijn van belangenverstrengeling.<br />
2.6.4 Inschrijvingsgelden<br />
<strong>Erasmus</strong>studenten dienen geen inschrijvingsgeld aan de gastinstelling te<br />
betalen, met inbegrip van lesgeld, examengeld, kosten voor gebruik van<br />
laboratorium en/of bibliotheek. Er kan echter wel een kleine bijdrage<br />
worden gevraagd - net zo groot als die van de lokale studenten - voor<br />
kosten als verzekering, studentenverenigingen, het gebruik van diverse<br />
faciliteiten zoals fotokopieerapparaten, laboratoriumproducten, etc. De<br />
studenten dienen aan de eigen instelling ingeschreven te blijven en zullen<br />
tijdens de studie in het buitenland hun reguliere inschrijvingsgeld aan de<br />
thuisinstelling moeten blijven betalen.<br />
6
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
Aan uitgaande <strong>Erasmus</strong>studenten mogen geen extra kosten voor het<br />
organiseren of administreren van de <strong>Erasmus</strong>periode door de instellingen<br />
worden doorberekend.<br />
De instelling stelt EPOS op de hoogte van alle gevallen waarin een<br />
gastinstelling betaling van inschrijvingsgeld vraagt van de betrokken<br />
<strong>Erasmus</strong>studenten.<br />
2.6.5 Inhoud studie<br />
De <strong>Erasmus</strong>status wordt uitsluitend gebruikt voor de volgende activiteiten in<br />
het buitenland:<br />
o het volgen van een voltijdse studie op bachelor, master of<br />
doctoraatsniveau, dan wel het volgen van een<br />
aanvullende/postdoctorale studie, inclusief voorbereiding van<br />
de scriptie en promoveren; de studie moet leiden tot een<br />
erkend diploma of een erkende graad<br />
o academisch of wetenschappelijk onderzoek, als dergelijk<br />
onderzoek expliciet deel uitmaakt van het normale<br />
studieprogramma en/of van de voorbereiding van een<br />
afstudeerscriptie.<br />
2.6.6 Combinatie stage en studie tijdens één enkele periode van de<br />
studiemobiliteit<br />
Het is mogelijk om een periode van stage met een periode van studie<br />
tijdens één enkele periode van studiemobiliteit in het buitenland te<br />
combineren. Eén enkele periode betekent dat:<br />
o de stage moet plaatsvinden onder supervisie van de<br />
gastinstelling waar de student zijn studie zal volgen;<br />
o de twee activiteiten in opeenvolgende periodes moeten<br />
plaatsvinden.<br />
De beurs die voor de gecombineerde periode wordt gebruikt is een<br />
studiebeurs.<br />
De duur van de gecombineerde periode is tussen drie en twaalf maanden.<br />
Dit betekent dat het mogelijk is om bijvoorbeeld een maand stage en twee<br />
maanden studie te combineren.<br />
Een student die in het kader van Leonardo da Vinci een beurs heeft gehad<br />
voor een stage als onderdeel van een niet-tertiaire beroepsopleiding, kan<br />
een <strong>Erasmus</strong> studiebeurs voor een gecombineerde stage en studieperiode<br />
worden toegekend.<br />
2.6.7 Volledige erkenning studiepunten<br />
De thuisinstelling draagt er zorg voor dat alle <strong>Erasmus</strong>studenten een<br />
academische erkenning van hun studie aan de gastinstelling krijgen als<br />
zijnde een volledig erkend onderdeel van zijn/haar diploma/graad aan de<br />
thuisinstelling. Voor de erkenning wordt gebruik gemaakt van ECTS credits.<br />
7
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
De thuisinstelling kan de daadwerkelijke overdracht van de studiepunten<br />
alleen weigeren wanneer een student niet voldoet aan de eisen van de<br />
studieperiode in het buitenland.<br />
2.6.8 Nulbeursstudenten: <strong>Erasmus</strong>status zonder <strong>Erasmus</strong>beurs<br />
In het kader van <strong>Erasmus</strong> bestaat de mogelijkheid van zogenaamde<br />
nulbeursstudenten («zero-grant <strong>Erasmus</strong> students»). Dat zijn studenten die<br />
voldoen aan alle <strong>Erasmus</strong>voorwaarden en onder die voorwaarden in<br />
<strong>Erasmus</strong> participeren, zonder daadwerkelijk een <strong>Erasmus</strong>beurs te<br />
ontvangen. Alle regels die van toepassing zijn op de <strong>Erasmus</strong>studenten met<br />
een beurs, (zoals het niet betalen van inschrijvingsgeld aan de<br />
gastinstelling) zijn ook van toepassing op de <strong>Erasmus</strong>nulbeursstudenten,<br />
met uitzondering van de regels ten aanzien van de beursverlening. Dat<br />
betekent dat een tweede studieverblijf met <strong>Erasmus</strong>status niet is<br />
toegestaan (zie artikel 2.4. Eenmalige <strong>Erasmus</strong>status voor studie).<br />
2.6.9 Terugkeer naar land van origine<br />
Studenten, woonachtig in een ander land dan het land van origine, die naar<br />
het land van origine op <strong>Erasmus</strong>uitwisseling gaan, dienen bij de toekenning<br />
de laagste prioriteit te krijgen.<br />
De thuisinstelling zal de aandacht van de gastinstelling erop vestigen dat zij<br />
studenten voorstelt die terugkeren naar land van origine<br />
Bij de eindrapportage dient de instelling hierover te rapporteren.<br />
2.7. Voorwaarden studenten<br />
2.7.1 Nationaliteit studenten<br />
De instelling kent uitsluitend de <strong>Erasmus</strong>beurs toe aan<br />
o studenten die onderdaan zijn van één van de aan het<br />
<strong>Erasmus</strong>programma deelnemende landen<br />
o studenten die onderdaan zijn van een ander land en<br />
ingeschreven staan voor een normaal studieprogramma in een<br />
school of een instelling voor hoger onderwijs in een<br />
deelnemend land, volgens de voorwaarden die zijn vastgelegd<br />
door dat deelnemend land, rekening houdend met de aard van<br />
het programma<br />
De deelnemende landen zijn: België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken,<br />
Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland,<br />
Italië, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Malta 1 , Nederland,<br />
Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije,<br />
Spanje, Tsjechië, Turkije, Verenigd Koninkrijk, IJsland, Zweden; evenals de<br />
aan die landen verbonden overzeese gebieden.<br />
1 Malta werd op 7 mei <strong>2010</strong> met onmiddellijke ingang geschortst voor deelname aan de<br />
gedecentraliseerde acties van het LLP-programma onder de call <strong>2010</strong>.<br />
8
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
De <strong>Erasmus</strong>studiebeurs voor studenten afkomstig uit Luxemburg wordt<br />
alleen door het Nationaal Agentschap van Luxemburg toegekend, in<br />
verband met een specifieke regeling van de Europese Commissie.<br />
Studenten uit dit land dienen zich dan ook te wenden tot het Nationaal<br />
Agentschap in Luxemburg.<br />
2.7.2 Inschrijving<br />
De studenten dienen aan de eigen instelling ingeschreven te blijven en<br />
zullen tijdens de studie in het buitenland hun reguliere inschrijvingsgeld aan<br />
de thuisinstelling moeten blijven betalen. De studenten dienen te zijn<br />
ingeschreven voor een studie die leidt tot een erkende graad of een andere<br />
erkende kwalificatie (met inbegrip van het doctoraat) van het hoger<br />
onderwijs.<br />
2.7.3 Eerste studiejaar afgerond<br />
De <strong>Erasmus</strong>status voor studie wordt slechts toegekend aan studenten<br />
tenminste in het tweede jaar zijn ingeschreven en daadwerkelijk met hun<br />
tweede jaar gestart zijn.<br />
2.8. Verplichtingen van/aan student<br />
2.8.1 Studie-overeenkomst<br />
De instelling is verplicht om met iedere rechthebbende student (dus ook<br />
nulbeursstudent) een overeenkomst af te sluiten. De instelling kan daarvoor<br />
gebruik maken van het standaardmodel in bijlage V.1. Dit model bevat de<br />
wederzijdse verplichtingen van de student en de instelling. De instelling<br />
mag een eigen model gebruiken, mits dit minimaal de gegevens van het<br />
standaardmodel en het logo van de Europese Commissie bevat (zie artikel<br />
1.8 Gebruik logo).<br />
2.8.2 Learning Agreement<br />
Alvorens een student een <strong>Erasmus</strong> studieperiode aanvat, zal zijn/haar<br />
thuisinstelling er zich van gewissen dat het studieprogramma aan de<br />
gastinstelling aanvaardbaar is voor doelstellingen die de betrokken student<br />
nastreeft en dat de <strong>Erasmus</strong> studieperiode daarvoor kan erkend worden op<br />
voorwaarde dat ze op voldoende wijze werd uitgevoerd.<br />
Elke student dient vóór vertrek een Learning Agreement te ontvangen. De<br />
instelling kan daarvoor het standaardmodel in bijlage V.2 gebruiken. De<br />
instelling kan ook een eigen model gebruiken, mits dit minimaal de<br />
gegevens van het standaardmodel en het logo van de Europese Commissie<br />
bevat. Het Learning Agreement beschrijft welke vakken de student gaat<br />
volgen en hoeveel ECTS/studiepunten de student daarvoor zal ontvangen.<br />
De overeenkomst wordt afgesloten tussen student, thuisinstelling en<br />
gastinstelling. Het initiële Learning Agreement kan achteraf nog gewijzigd<br />
worden mits onderlinge overeenstemming.<br />
9
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
Wanneer na aankomst van de student een wijziging aan het Learning<br />
Agreement nodig blijkt te zijn, dan dient deze wijziging binnen de maand na<br />
aankomst van de student gefinaliseerd te worden. Latere wijzigingen dienen<br />
door de drie partijen formeel goedgekeurd te worden en moeten<br />
onmiddellijk uitgevoerd worden.<br />
Credits/ECTS van in het buitenland behaalde vakken die van te voren zijn<br />
overeengekomen, dienen door de thuisinstelling te worden erkend.<br />
Credits voor en erkenning van de studie kunnen enkel geweigerd worden<br />
indien de student het professionele/academisch niveau dat vereist wordt<br />
door de gastinstelling, niet bereikt of indien de student op een andere<br />
manier niet voldoet aan de afspraken gemaakt tussen de deelnemende<br />
instellingen in verband met de erkenning van de credits.<br />
2.8.3 Transcript of Records<br />
Aan het eind van de studieperiode in het buitenland dient de gastinstelling<br />
de student een Transcript of Records te verstrekken dat bevestigt dat het<br />
overeengekomen programma voltooid is met daarbij een overzicht van de<br />
behaalde studiepunten/ECTS. De gastinstelling kan hiervoor een eigen<br />
formulier gebruiken.<br />
2.8.4 Verklaring gastinstelling<br />
De instelling dient de student vóór vertrek het formulier “Statement of Host<br />
Institution” te verstrekken waarop de gastinstelling de verblijfsdata van de<br />
student moet vermelden en bevestigen. Dit formulier moet door de<br />
gastinstelling gehandtekend en gedateerd worden.<br />
2.8.5 Budget Online <strong>Erasmus</strong> studentenenquête<br />
Binnen de twee weken na afloop van de studieperiode moet de student de<br />
<strong>Erasmus</strong> Studentenenquête in Budget Online invullen. De thuisinstelling<br />
bezorgt een uitnodiging aan de student om de enquête in te vullen. Deze<br />
uitnodiging bevat een link waarmee de student zich kan registeren in<br />
Budget Online.<br />
2.8.6 <strong>Erasmus</strong> Student Charter<br />
Alle rechten en verplichtingen van een <strong>Erasmus</strong>student staan in het<br />
<strong>Erasmus</strong> Student Charter (ESC) dat elke student voor vertrek naar het<br />
buitenland van de thuisinstelling dient te ontvangen (bijlage V.3). Het ESC<br />
is te downloaden van de website www.epos-vlaanderen/be.<br />
2.8.7 Beursbedragen studie<br />
De beurzen voor <strong>Erasmus</strong> studies zijn samengesteld uit een deel Europese<br />
en een deel Vlaamse co-financiering.<br />
Er zijn twee categorieën van studenten:<br />
10
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
o Categorie I: alle studenten die genieten van een verminderd<br />
studiegeld (beursstudenten, bijna-beursstudenten en<br />
beurstariefstudenten) + <strong>Erasmus</strong> Mundus Studenten<br />
o Categorie II: alle andere studenten<br />
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen EILC en niet-EILC landen. De<br />
EILC-landen zijn: IJsland, Noorwegen, Zweden, Finland, Denemarken,<br />
Estland, Letland, Litouwen, Polen, Tsjechië, Slovakije, Hongarije, Slovenië,<br />
Roemenië, Bulgarije, Portugal, Italië, Cyprus, Malta, Griekenland en Turkije.<br />
In Spanje worden vanaf het academiejaar <strong>2010</strong>/<strong>2011</strong> EILC-cursussen<br />
Catalaans, Valenciaans, Gallicisch en Baskisch georganiseerd. Aan de<br />
studenten die naar Spanje gaan en voorafgaandelijk aan hun feitelijke<br />
<strong>Erasmus</strong>periode een EILC-cursus volgen, mag één extra beursmaand<br />
toegekend worden. Voor het overige blijft EPOS Spanje als een niet -EILC<br />
land beschouwen (dus de beurzen voor niet-EILC landen dienen gehanteerd<br />
te worden).<br />
EPOS heeft het maandelijkse beursbedrag voor studie vastgesteld als volgt:<br />
EILC 240 €<br />
niet EILC 210 €<br />
EU= Europese Commissie<br />
VR = Vlaamse Regering<br />
Categorie I student Categorie II student<br />
EU VR Totaal EU VR Totaal<br />
55 €<br />
55 €<br />
295 €<br />
265 €<br />
11<br />
210 €<br />
180 €<br />
55 €<br />
55 €<br />
De instellingen zijn verplicht deze beursbedragen te hanteren.<br />
2.9. Betaling aan de student<br />
265 €<br />
235 €<br />
De instelling is slechts gehouden studiebeurzen aan studenten uit te<br />
betalen, indien de instelling de (voorlopige) toekenning voor studiemobiliteit<br />
heeft ontvangen van EPOS. De instelling zal de <strong>Erasmus</strong>beurs pas<br />
betaalbaar stellen, nadat de student de afspraken in de studieovereenkomst<br />
door middel van ondertekening heeft bevestigd. Uitbetaling<br />
vindt bij voorkeur vóór vertrek van de student plaats en de toekenning van<br />
de beurzen in ieder geval vóór het einde van de contractperiode, 30<br />
september <strong>2011</strong>. Indien en voor zover de instelling bij de toekenning van<br />
beurzen aan studenten verplichtingen aangaat die uitstijgen boven de<br />
(bijgestelde) voorlopige toekenning (zie artikel 7.2 Voorlopige toekenning<br />
en 7.4 Bijstelling voorlopige toekenning) dan doet zij dat voor eigen<br />
rekening en eigen risico.<br />
2.10. Terugvorderen beurs<br />
Eén van de verplichtingen betreft de gehele of gedeeltelijke terugbetaling<br />
van het beursbedrag door de student, indien deze toerekenbaar tekort komt<br />
in de nakoming van de voorwaarden uit de overeenkomst. Er zijn ook niet
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
toerekenbare tekortkomingen mogelijk. Er is in ieder geval geen<br />
toerekenbare tekortkoming indien er sprake is van zodanige<br />
omstandigheden dat in redelijkheid niet van de student verwacht kan<br />
worden dat hij/zij het verblijf in het buitenland zal voortzetten en indien<br />
deze omstandigheden bovendien aan de contactpersoon van de<br />
thuisinstelling zijn gemeld en door zowel de instelling als EPOS (schriftelijk)<br />
zijn aanvaard.<br />
2.11. EILC (<strong>Erasmus</strong> Intensive Language Course)<br />
De instelling kan aan rechthebbende studenten, die in het buitenland<br />
voorafgaande aan hun studieperiode een <strong>Erasmus</strong> Intensive Language<br />
Course (EILC) volgen, een extra beursmaand toekennen.<br />
De EILC’s worden alleen aangeboden door landen met een ‘kleine taal’:<br />
België (Nederlands), Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Estland, Finland,<br />
Griekenland, Hongarije, Italië, Letland, Litouwen, Malta (Maltees),<br />
Noorwegen, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje<br />
(Gallicisch, Baskisch, Catalaans en Valenciaans), Tsjechië, Turkije, IJsland<br />
en Zweden.<br />
Toekenning van een extra beursmaand voor deelname aan een EILC dient<br />
op de verklaring van de gastinstelling en in de eindrapportage van de<br />
thuisinstelling vermeld te worden.<br />
2.12. Studenten met een functiebeperking<br />
De instelling dient bij het toekennen van de <strong>Erasmus</strong>status bijzondere<br />
aandacht te besteden aan studenten die door een functiebeperking extra<br />
voorzieningen nodig hebben. In dat geval kan EPOS aanvullende subsidie<br />
verlenen die hoger is dan het individuele beursbedrag, mits deze extra<br />
kosten niet uit andere fondsen kunnen worden gefinancierd. EPOS<br />
reserveert hiertoe als richtbedrag 0,25% van het <strong>Erasmus</strong> budget voor<br />
mobiliteit.<br />
Voor deze aanvullende subsidie bovenop de <strong>Erasmus</strong>beurs, kan de instelling<br />
een aanvraag indienen bij EPOS volgens de aanwijzingen beschreven in<br />
bijlage VIII. Bij de tussen- en eindrapportage dient de instelling hierover te<br />
rapporteren.<br />
12
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
3. ERASMUSBEURZEN VOOR STAGE (SMP)<br />
3.1. Doel<br />
De verleende <strong>Erasmus</strong>beurzen voor stage zijn bedoeld als tegemoetkoming<br />
in de extra mobiliteitsuitgaven van de rechthebbende student, te weten;<br />
reiskosten, zonodig de kosten voor taalkundige voorbereiding, eventueel de<br />
hogere kosten van levensonderhoud in het gastland en andere bijkomende<br />
extra kosten.<br />
De <strong>Erasmus</strong>beurzen beogen niet de volledige kosten van het<br />
buitenlandverblijf te dekken.<br />
3.2. Contractduur<br />
De instelling kan een <strong>Erasmus</strong>beurs toekennen voor stage in het buitenland<br />
die tussen 1 juni <strong>2010</strong> en 30 september <strong>2011</strong> plaatsvindt.<br />
3.3. Periode<br />
3.3.1 Stageperiode<br />
De <strong>Erasmus</strong>beurs wordt toegekend voor een fulltime stage van minimaal<br />
drie en maximaal twaalf maanden. Het aantal uren van een fulltime stage<br />
moet in lijn zijn met de uren die het personeel per week werkt in Europa<br />
(tussen 36 en 40 uur).<br />
Stages die plaatsvinden tijdens de zomervakantie mogen korter zijn dan 3<br />
maanden indien een periode van 3 maanden om academische redenen niet<br />
mogelijk is. Ze moeten wel minstens 10 weken duren.<br />
Stageperiodes mogen onderbroken worden indien het bedrijf sluit omwille<br />
van een vakantieperiode. De beurs blijft behouden gedurende deze periode.<br />
De sluitingstijd van het bedrijf telt niet mee voor de minimumduur van de<br />
stageperiode.<br />
3.3.2 Afronding maanden<br />
Er wordt gerekend van maand tot maand en het resterend aantal dagen<br />
wordt als volgt afgerond: minder dan 14 dagen naar beneden en 14 dagen<br />
of meer naar boven.<br />
Voorbeeld:<br />
Een student gaat op <strong>Erasmus</strong> van 14 januari <strong>2011</strong> tot 28 april <strong>2011</strong>. Dan<br />
wordt als volgt geteld: 14 februari, 14 maart, 14 april, is drie maanden,<br />
plus 14 april tot 28 april is 14 dagen dus in totaal 4 maanden.<br />
3.3.3 Aaneensluitende periodes in verschillenden landen<br />
Stagemobiliteit naar verschillende locaties is alleen toegestaan wanneer het<br />
gastbedrijf/gastorganisatie die het Training Agreement ondertekend, de<br />
verantwoordelijkheid voor de volledige stageperiode op zich neemt. Dit<br />
13
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
houdt in dat er een verband is tussen de diverse<br />
gastbedrijven/gastorganisaties (bv. de ontvangende instanties zijn het<br />
hoofdkwartier van een bedrijf en zijn filialen in één of meerdere gastlanden)<br />
en dat er slechts één Training Agreement ondertekend wordt.<br />
Aaneensluitende periodes in verschillende locaties dienen te voldoen aan de<br />
volgende voorwaarden:<br />
o De overeenkomst en de afspraken met betrekking tot<br />
aaneensluitende periodes dienen op voorhand gemaakt te<br />
worden;<br />
o De stageperiode per locatie moet in principe de minimumduur<br />
van drie maanden respecteren. Alleen als er een sterke<br />
professionele rechtvaardiging is, kan de periode per locatie<br />
korter zijn dan drie maanden. In dat geval dient de<br />
stageperiode in totaal op zijn minst drie maanden te zijn. De<br />
gastinstelling die voor de statistische doeleinden moet<br />
gerapporteerd worden, is het bedrijf/de instelling/de<br />
organisatie die het Training Agreement ondertekend heeft.<br />
3.3.5 Verlenging periode<br />
De stageperiode van een student kan gedurende het verblijf verlengd<br />
worden, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:<br />
o de afspraken met betrekking tot verlenging van een periode<br />
dienen voor afloop van de, in eerste instantie, vastgestelde<br />
periode gemaakt te worden;<br />
o de nieuwe periode moet onmiddellijk aansluiten op de<br />
vastgestelde periode;<br />
o de stageperiode in het buitenland met de <strong>Erasmus</strong>status,<br />
inclusief de verlenging, mag niet langer dan tot 30 september<br />
<strong>2011</strong> duren en de twaalf maanden niet overschrijden<br />
o bij wijze van uitzondering, mag een stageperiode duren tot<br />
uiterlijk 31 oktober <strong>2011</strong>, op voorwaarde dat ze begonnen is<br />
vóór 1 juni <strong>2011</strong>.<br />
3.4. Eenmalige <strong>Erasmus</strong>status voor stage<br />
Per rechthebbende student kan slechts eenmaal een <strong>Erasmus</strong>beurs voor<br />
stage toegekend worden (zie artikel 1.6 Veelvoudige <strong>Erasmus</strong>periodes).<br />
3.5. Dubbele financiering<br />
De <strong>Erasmus</strong>beurs kan niet worden aangewend om kosten te dekken die al<br />
door Europese gelden worden gefinancierd.<br />
3.6. Voorwaarden thuisinstelling<br />
3.6.1 <strong>Erasmus</strong> Extended University Charter<br />
De thuisinstelling dient te beschikken over een geldig Extended University<br />
Charter (zie artikel 1.4 <strong>Erasmus</strong> (Extended) University Charter).<br />
14
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
Als de ontvangende onderneming een hoger onderwijsinstelling is, wordt de<br />
hoger onderwijsinstelling gezien als onderneming en is een Extended<br />
University Charter niet vereist.<br />
3.6.2 Bilaterale overeenkomst<br />
Voor stagemobiliteit is er geen bilaterale overeenkomst nodig tussen de<br />
thuisinstelling en de ontvangende onderneming. Dit is ook niet nodig in het<br />
geval dat de ontvangende onderneming een hoger onderwijsinstelling is.<br />
3.6.3 Ontvankelijke ondernemingen<br />
Onder onderneming wordt verstaan: alle ondernemingen belast met<br />
economische activiteiten in de publieke of private sector ongeacht hun<br />
grootte, rechtsvorm of economische sector. Naast bedrijven, kunnen ook<br />
hoger onderwijsinstellingen, onderzoekcentra’s, zelfstandigen,<br />
familiebedrijven,vennootschappen en verenigingen die regelmatig met<br />
economische activiteiten bezig zijn, beschouwd worden als ondernemingen.<br />
De bepalende factor is de economische activiteit, niet de juridische vorm.<br />
De volgende organisatietypes komen niet in aanmerking als<br />
gastorganisatie:<br />
o Europese instellingen inclusief de agentschappen van de EU<br />
(zie volledige lijst: http://europa.eu/institutions/index_en.htm<br />
).<br />
o Organisaties die EU-programma’s beheren (dit om mogelijk<br />
belangengeschil en/of dubbele financiering te vermijden);<br />
o Vertegenwoordigingen of publieke instellingen van het land van<br />
de student (bv. ambassades, consulaten, culturele instellingen,<br />
scholen, enz.).<br />
3.6.4 Transparantie van selectieprocedure<br />
De instelling dient de procedure bij de selectie van <strong>Erasmus</strong>studenten<br />
openbaar te maken aan alle betrokken partijen. Naast de algemene<br />
voorwaarden, kan de instelling eigen criteria hanteren zoals kennis van de<br />
taal van het gastland, kennis van de Engelse taal of motivatie. In veel<br />
gevallen zal de ontvangende organisatie ook een rol spelen bij de selectie<br />
van de studenten. De procedure dient rechtvaardig en volledig transparant<br />
te zijn en er mag geen sprake zijn van belangenverstrengeling.<br />
3.6.5 Inschrijvingsgelden<br />
De studenten dienen aan de eigen instelling ingeschreven te blijven en<br />
zullen tijdens de stage in het buitenland hun reguliere inschrijvingsgeld aan<br />
de thuisinstelling moeten blijven betalen.<br />
Aan uitgaande <strong>Erasmus</strong>studenten mogen geen extra kosten voor het<br />
organiseren of administreren van de <strong>Erasmus</strong>periode door de instellingen<br />
worden doorberekend.<br />
15
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
De instelling stelt EPOS op de hoogte van alle gevallen waarin een<br />
gastinstelling betaling van inschrijvingsgeld vraagt van de betrokken<br />
<strong>Erasmus</strong>studenten.<br />
3.6.6 Volledige erkenning studiepunten<br />
De thuisinstelling draagt er zorg voor dat elke <strong>Erasmus</strong>student een<br />
academische erkenning van zijn/haar studie aan de gastinstelling krijgt als<br />
zijnde een volledig erkend onderdeel van zijn/haar diploma/graad aan de<br />
thuisinstelling. Voor de erkenning wordt gebruik gemaakt van ECTS credits.<br />
In het bijzondere geval dat de stage geen onderdeel vormt van het<br />
curriculum, dient de stage op het Diploma Supplement te worden vermeld.<br />
De thuisinstelling kan de daadwerkelijke overdracht van de credits alleen<br />
weigeren wanneer een student zich niet houdt aan de afspraken over de<br />
stageperiode in het buitenland.<br />
3.6.7 Combinatie stage en studie tijdens één enkele periode van de<br />
studiemobiliteit<br />
(zie artikel 2.6.6 )<br />
3.6.8 Nulbeursstudenten: <strong>Erasmus</strong>status zonder <strong>Erasmus</strong>beurs<br />
In het kader van <strong>Erasmus</strong> bestaat de mogelijkheid van zogenaamde<br />
nulbeursstudenten («zero-grant <strong>Erasmus</strong> students». Dat zijn studenten die<br />
voldoen aan alle <strong>Erasmus</strong>voorwaarden en onder die voorwaarden in<br />
<strong>Erasmus</strong> participeren, zonder daadwerkelijk een <strong>Erasmus</strong>beurs te<br />
ontvangen. Alle regels die van toepassing zijn op de <strong>Erasmus</strong>studenten met<br />
een beurs, (zoals het niet betalen van inschrijvingsgeld aan de<br />
gastinstelling) zijn ook van toepassing op de <strong>Erasmus</strong>nulbeursstudenten,<br />
met uitzondering van de regels ten aanzien van de beursverlening. Dat<br />
betekent dat een tweede studieverblijf met <strong>Erasmus</strong>status niet is<br />
toegestaan (zie artikel 3.4. Eenmalige <strong>Erasmus</strong>status voor stage).<br />
3.6.9 Terugkeer naar land van origine<br />
Studenten, woonachtig in een ander land dan het land van origine, die naar<br />
het land van origine op <strong>Erasmus</strong>uitwisseling gaan, dienen bij de toekenning<br />
de laagste prioriteit te krijgen.<br />
De thuisinstelling zal de aandacht van de gastinstelling erop vestigen dat zij<br />
studenten voorstelt die terugkeren naar land van origine<br />
Bij de eindrapportage dient de instelling hierover te rapporteren.<br />
3.7. Voorwaarden studenten<br />
3.7.1 Nationaliteit studenten<br />
De instelling kent uitsluitend de <strong>Erasmus</strong>beurs toe aan<br />
16
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
o studenten die onderdaan zijn van één van de aan het<br />
<strong>Erasmus</strong>programma deelnemende landen<br />
o studenten die onderdaan zijn van een ander land en<br />
ingeschreven staan voor een normaal studieprogramma in een<br />
school of een instelling voor hoger onderwijs in een<br />
deelnemend land, volgens de voorwaarden die zijn vastgelegd<br />
door dat deelnemend land, rekening houdend met de aard van<br />
het programma<br />
De deelnemende landen zijn: België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken,<br />
Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland,<br />
Italië, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland,<br />
Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije,<br />
Spanje, Tsjechië, Turkije, Verenigd Koninkrijk, IJsland, Zweden; evenals de<br />
aan die landen verbonden overzeese gebieden.<br />
3.7.2 Inschrijving<br />
De studenten dienen aan de eigen instelling ingeschreven te blijven en<br />
zullen tijdens de stage in het buitenland hun reguliere collegegeld aan de<br />
thuisinstelling moeten blijven betalen. De studenten dienen te zijn<br />
ingeschreven voor een studie die wordt afgesloten met een erkend hoger<br />
onderwijsdiploma.<br />
3.8. Verplichtingen van/aan student<br />
3.8.1 Stageovereenkomst (placement agreement)<br />
De instelling is verplicht om met iedere rechthebbende student (dus ook<br />
nulbeursstudent) een stageovereenkomst af te sluiten.<br />
De instelling kan daarvoor gebruik maken van het standaardmodel in bijlage<br />
V.5. Dit model bevat de wederzijdse verplichtingen van de student en de<br />
instelling. De instelling mag een eigen model gebruiken, mits dit minimaal<br />
de gegevens van het standaardmodel en het logo van de Europese<br />
Commissie bevat (zie artikel 1.8 Gebruik logo).<br />
3.8.2 Training Agreement en Quality Commitment<br />
Het Training Agreement en het Quality Commitment zijn onderdeel van de<br />
stageovereenkomst.<br />
Elke student dient vóór vertrek een Training Agreement te ontvangen. De<br />
instelling kan daarvoor het standaardmodel in bijlage V.6 gebruiken. De<br />
instelling kan ook een eigen model gebruiken, mits dit minimaal de<br />
gegevens van het standaardmodel en het logo van de Europese Commissie<br />
bevat.<br />
Het Training Agreement beschrijft<br />
o het stageprogramma;<br />
o het takenpakket van de student<br />
o de kennis, vaardigheden en competenties die zullen verworven<br />
worden;<br />
17
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
o de afspraken in verband met monitoring en evaluatie<br />
o de afspraken in verband met erkenning: toekenning van ECTS<br />
credits of vermelding van de stageperiode op het<br />
diplomasupplement<br />
De stageovereenkomst wordt gesloten tussen student, thuisinstelling en<br />
gastonderneming.<br />
Het initiële Training Agreement kan achteraf nog gewijzigd worden mits<br />
onderlinge overeenstemming.<br />
Binnen de eerste week na aankomst, zal de student de uit te voeren taken<br />
in detail bespreken met zijn/haar mentor om tot een gemeenschappelijk<br />
begrip te komen.<br />
Wanneer na aankomst van de student een wijziging aan het Training<br />
Agreement nodig blijkt te zijn, dan dient deze wijziging binnen de maand na<br />
aankomst van de student gefinaliseerd te worden. Latere wijzigingen dienen<br />
door de drie partijen formeel goedgekeurd te worden en moeten<br />
onmiddellijk uitgevoerd worden.<br />
Credits voor en erkenning van de stage kunnen enkel geweigerd worden<br />
indien de student het professionele niveau dat vereist wordt door de<br />
gastinstelling, niet bereikt of indien de student op een andere manier niet<br />
voldoet aan de afspraken gemaakt tussen de deelnemende instellingen in<br />
verband met de erkenning.<br />
Het Quality Commitment (een integraal onderdeel van het Training<br />
Agreement) is een standaarddocument dat de rollen en de<br />
verantwoordelijkheden van de drie partijen beschrijft.<br />
3.8.3 Verklaring gastonderneming<br />
De instelling dient aan de student vóór diens vertrek het formulier<br />
“Statement of Host Enterprise” (zie bijlage IX) te verstrekken waarop de<br />
gastonderneming na afloop van de stage de verblijfsdata van de student<br />
moet vermelden en bevestigen door middel van een handtekening en<br />
stempel.<br />
3.8.4 Transcript of Work<br />
Aan het eind van de stageperiode in het buitenland dient de<br />
gastonderneming een Transcript of Work te ondertekenen dat bevestigt<br />
welke taken de student volbracht heeft en de behaalde resultaten. Hierop<br />
dient ook een overzicht van de behaalde ECTS credits te staan.<br />
3.8.5 Final Report Placement<br />
Binnen de twee weken na afloop van de stageperiode moet de student de<br />
<strong>Erasmus</strong> Studentenenquête in Budget Online invullen. De thuisinstelling<br />
18
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
bezorgt een uitnodiging aan de student om de enquête in te vullen. Deze<br />
uitnodiging bevat een link waarmee de student zich kan registeren in<br />
Budget Online.<br />
3.8.6 <strong>Erasmus</strong> Student Charter<br />
Alle rechten en verplichtingen van een <strong>Erasmus</strong>student staan in het<br />
<strong>Erasmus</strong> Student Charter (ESC) dat elke student voor vertrek naar het<br />
buitenland van de thuisinstelling dient te ontvangen (bijlae V.3). Deze ESC’s<br />
zijn te downloaden van de website www.epos-vlaanderen.be.<br />
3.8.7 Beursbedragen stages<br />
De beursbedragen voor stages worden vanaf het academiejaar <strong>2010</strong>/<strong>2011</strong><br />
gelijkgeschakeld met de beursbedragen voor studies.<br />
De beurzen voor <strong>Erasmus</strong> studies zijn samengesteld uit een deel Europese<br />
en een deel Vlaamse co-financiering.<br />
Er zijn twee categorieën van studenten:<br />
o Categorie I: alle studenten die genieten van een verminderd<br />
studiegeld (beursstudenten, bijna-beursstudenten en<br />
beurstariefstudenten).<br />
o Categorie II: alle andere studenten<br />
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen EILC en niet-EILC landen. De<br />
EILC-landen zijn: IJsland, Noorwegen, Zweden, Finland, Denemarken,<br />
Estland, Letland, Litouwen, Polen, Tsjechië, Slovakije, Hongarije, Slovenië,<br />
Roemenië, Bulgarije, Portugal, Italië, Cyprus, Malta, Griekenland en Turkije.<br />
In Spanje worden vanaf het academiejaar <strong>2010</strong>/<strong>2011</strong> EILC-cursussen<br />
Catalaans, Valenciaans, Gallicisch en Baskisch georganiseerd. Aan de<br />
studenten die naar Spanje gaan en voorafgaandelijk aan hun feitelijke<br />
<strong>Erasmus</strong>periode een EILC-cursus volgen, mag één extra beursmaand<br />
toegekend worden. Voor het overige blijft EPOS Spanje als een niet -EILC<br />
land beschouwen (dus de beurzen voor niet-EILC landen dienen gehanteerd<br />
te worden).<br />
EPOS heeft het maandelijkse beursbedrag voor studie vastgesteld als volgt:<br />
EILC 240 €<br />
niet EILC 210 €<br />
EU= Europese Commissie<br />
VR = Vlaamse Regering<br />
Categorie I student Categorie II student<br />
EU VR Totaal EU VR Totaal<br />
55 €<br />
55 €<br />
295 €<br />
265 €<br />
19<br />
210 €<br />
180 €<br />
55 €<br />
55 €<br />
De instellingen zijn verplicht deze beursbedragen te hanteren.<br />
265 €<br />
235 €
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
3.9. Betaling aan de student<br />
De instelling is slechts gehouden stagebeurzen aan studenten uit te betalen,<br />
indien de instelling de (voorlopige) toekenning voor studiemobiliteit heeft<br />
ontvangen van EPOS. De instelling zal de <strong>Erasmus</strong>beurs pas betaalbaar<br />
stellen, nadat de student de afspraken in de stageovereenkomst door<br />
middel van ondertekening heeft bevestigd. Uitbetaling vindt bij voorkeur<br />
vóór vertrek van de student plaats en de toekenning van de beurzen in<br />
ieder geval vóór het einde van de contractperiode, 30 september <strong>2011</strong>.<br />
Indien en voor zover de instelling bij de toekenning van beurzen aan<br />
studenten verplichtingen aangaat die uitstijgen boven de (bijgestelde)<br />
voorlopige toekenning (zie artikel 7.2 Voorlopige toekenning en 7.4<br />
Bijstelling voorlopige toekenning) dan doet zij dat voor eigen rekening en<br />
eigen risico.<br />
3.10. Terugvorderen beurs<br />
Eén van de verplichtingen betreft de gehele of gedeeltelijke terugbetaling<br />
van het beursbedrag door de student, indien deze toerekenbaar tekort komt<br />
in de nakoming van de voorwaarden uit de overeenkomst. Er zijn ook niet<br />
toerekenbare tekortkomingen mogelijk. Er is in ieder geval geen<br />
toerekenbare tekortkoming indien er sprake is van zodanige<br />
omstandigheden dat in redelijkheid niet van de student verwacht kan<br />
worden dat hij/zij het verblijf in het buitenland zal voortzetten en indien<br />
deze omstandigheden bovendien aan de contactpersoon van de<br />
thuisinstelling zijn gemeld en door zowel de instelling als EPOS (schriftelijk)<br />
zijn aanvaard.<br />
3.11. EILC (<strong>Erasmus</strong> Intensive Language Course)<br />
De instelling kan aan rechthebbende studenten, die in het buitenland<br />
voorafgaande aan hun stage een <strong>Erasmus</strong> Intensive Language Course<br />
(EILC) volgen, een extra beursmaand toekennen.<br />
De <strong>Erasmus</strong> Intensive Language Courses worden alleen aangeboden door<br />
landen met een ‘kleine taal’: België (Nederlands), Bulgarije, Cyprus,<br />
Denemarken, Estland, Finland, Griekenland, Hongarije, Italië, Letland,<br />
Litouwen, Malta (Maltees), Noorwegen, Polen, Portugal, Roemenië,<br />
Slovenië, Slowakije, Tsjechië, Turkije, IJsland en Zweden. Toekenning van<br />
een extra beursmaand voor deelname aan een EILC dient in de<br />
eindrapportage van de thuisinstelling vermeld te worden.<br />
3.12. Studenten met een functiebeperking<br />
De instelling dient bij het toekennen van de <strong>Erasmus</strong>status bijzondere<br />
aandacht te besteden aan studenten die door een functiebeperking extra<br />
voorzieningen nodig hebben. In dat geval kan EPOS aanvullende subsidie<br />
verlenen die hoger is dan het individuele beursbedrag, mits deze extra<br />
kosten niet uit andere fondsen kunnen worden gefinancierd. EPOS<br />
reserveert hiertoe als richtbedrag 0,25% van het <strong>Erasmus</strong> budget voor<br />
mobiliteit.<br />
20
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
Voor deze aanvullende subsidie bovenop de <strong>Erasmus</strong>beurs, kan de instelling<br />
een aanvraag indienen bij EPOS volgens de aanwijzingen beschreven in<br />
bijlage VII. Bij de tussen- en eindrapportage dient de instelling hierover te<br />
rapporteren<br />
21
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
4. ERASMUSTOELAGE VOOR ONDERWIJS-<br />
OPDRACHTEN (STA)<br />
4.1. Doel<br />
De <strong>Erasmus</strong>toelage voor onderwijsopdrachten is bedoeld voor onderwijzend<br />
personeel van hoger onderwijsinstellingen om bij een hoger<br />
onderwijsinstelling in het buitenland onderwijs te geven. Tevens kan<br />
personeel van een buitenlandse onderneming (zie artikel 3.6.3<br />
Ontvankelijke ondernemingen) op uitnodiging van een Vlaamse<br />
hogeronderwijsinstelling een onderwijsopdracht komen verzorgen.<br />
Gemakshalve zal in dit hoofdstuk voor beide mobiliteitstypen gesproken<br />
worden over ‘onderwijzend personeel’.<br />
De toelage is bedoeld als vergoeding voor de extra mobiliteitsuitgaven van<br />
het onderwijzend personeel, te weten; reiskosten, zonodig de kosten voor<br />
taalkundige voorbereiding en bijkomende verblijfkosten in het gastland. De<br />
toelage beoogt niet de volledige kosten van het buitenlandse verblijf te<br />
dekken. De instelling wordt nadrukkelijk verzocht aanvullende financiering<br />
uit eigen en/of alternatieve bronnen te zoeken.<br />
4.2. Contractperiode<br />
De instelling kan een toelage voor onderwijsopdrachten toekennen voor een<br />
periode in het buitenland die tussen 1 juni <strong>2010</strong> en 30 september <strong>2011</strong><br />
plaatsvindt.<br />
4.3. Duur<br />
De toelage wordt alleen toegekend voor een onderwijsopdracht met een<br />
duur van ten minste 5 lesuren. Een minimum duur van 5 dagen wordt sterk<br />
geadviseerd om zo een zinvolle bijdrage te leveren aan het<br />
onderwijsprogramma en het internationale academische leven bij de<br />
gastinstelling. De maximale duur van een onderwijsopdracht is 6 weken.<br />
4.4. Voorwaarden instelling<br />
4.4.1 <strong>Erasmus</strong> University Charter<br />
Zowel de thuisinstelling als de gastinstelling dienen te beschikken over een<br />
geldig <strong>Erasmus</strong> University Charter (zie artikel 1.4. <strong>Erasmus</strong> University<br />
Charter). Als het een uitwisseling tussen een hoger onderwijsinstelling en<br />
een onderneming betreft, dient de hoger onderwijsinstelling in het bezit te<br />
zijn van een geldig EUC.<br />
4.4.2 Bilaterale overeenkomst<br />
Toelagen voor onderwijsopdrachten worden alleen verleend aan<br />
onderwijzend personeel dat op uitwisseling gaat op grond van een bilaterale<br />
overeenkomst afgesloten tussen de twee instellingen voordat de<br />
uitwisseling plaatsvindt (zie bijlage IV Minimum requirements bilateral<br />
22
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
agreements). Indien personeel van een buitenlandse onderneming op<br />
uitnodiging van de Vlaamse hoger onderwijsinstelling een onderwijs<br />
opdracht komt verzorgen, is een bilaterale overeenkomst niet nodig.<br />
4.4.3 Transparantie van selectieprocedure<br />
De instelling dient de procedure bij de selectie van onderwijzend personeel<br />
bekend te maken aan alle betrokken partijen. De procedure dient<br />
rechtvaardig en volledig transparant te zijn en er mag geen sprake zijn van<br />
belangenverstrengeling.<br />
4.4.4 Tweede toelage<br />
Om ervoor te zorgen dat een zo groot mogelijk aantal stafleden kan worden<br />
uitgezonden, geldt prioriteit voor onderwijzend personeel dat voor de eerste<br />
maal naar het buitenland gaat met een <strong>Erasmus</strong>toelage.<br />
4.5. Voorwaarden onderwijzend personeel<br />
4.5.1 Arbeidsrelatie<br />
Om een <strong>Erasmus</strong> onderwijsopdracht te kunnen verzorgen, dient het<br />
onderwijzend personeel in dienst te zijn bij de thuisinstelling van waaruit de<br />
onderwijsopdracht plaatsvindt. De thuisinstelling dient houder te zijn van<br />
een EUC.<br />
Personeel van een buitenlandse onderneming kan op uitnodiging van een<br />
Vlaamse hoger onderwijsinstelling een onderwijsopdracht komen verzorgen.<br />
In dat geval is een uitnodiging van de gastinstelling vereist en wordt de<br />
toelage door de gastinstelling beheerd. Er zal bij deze groep goed gekeken<br />
moeten worden of er geen belangenverstrengeling is. Zowel de zendende<br />
onderneming als de ontvangende instelling zijn verantwoordelijk voor de<br />
kwaliteit van de uitwisseling.<br />
4.5.2. Nationaliteit onderwijzend personeel<br />
De instelling kent uitsluitend de <strong>Erasmus</strong>toelage toe aan<br />
o onderwijzend personeel dat onderdaan is van één van de aan<br />
het <strong>Erasmus</strong>programma deelnemende landen<br />
o onderwijzend personeel dat onderdaan is van een ander land<br />
en tewerkgesteld is in een ander deelnemend land, volgens de<br />
voorwaarden die zijn vastgelegd door elk van de deelnemende<br />
landen.<br />
De deelnemende landen zijn: België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken,<br />
Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland,<br />
Italië, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland,<br />
Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije,<br />
Spanje, Tsjechië, Turkije, Verenigd Koninkrijk, IJsland, Zweden; evenals de<br />
aan die landen verbonden overzeese gebieden.<br />
23
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
4.6. Verplichtingen van/aan het onderwijzend personeel<br />
4.6.1 Overeenkomst onderwijzend personeel<br />
Om de rechten van het onderwijzend personeel ten aanzien van de toelage<br />
te waarborgen, heeft de instelling de verplichting om afspraken met<br />
betrekking tot de onderwijsopdracht schriftelijk vast te leggen. De instelling<br />
kan daarvoor gebruik maken van het model in bijlage V.9. Dit model bevat<br />
de wederzijdse verplichtingen van het onderwijzend personeel en de<br />
instelling. De instelling mag een eigen formulier gebruiken, mits dit<br />
minimaal de gegevens van het model en het logo van de Europese<br />
Commissie bevat (artikel 1.7 Gebruik logo).<br />
4.6.2 Teaching Programme<br />
Voor onderwijsopdrachten dient het onderwijzend personeel van tevoren<br />
een ‘Teaching Programme’ (bijlage V.10) in te dienen, bekrachtigd door<br />
zowel de thuis- als de gastinstelling. Daarin wordt de doelstelling en<br />
toegevoegde waarde van de mobiliteit beschreven, de inhoud van het<br />
onderwijsprogramma en de te verwachtten resultaten.<br />
4.6.3 Final Report Teaching Assignment<br />
Na terugkeer dient het onderwijzend personeel een verslag in te leveren bij<br />
de thuisinstelling. De instelling maakt daarvoor gebruik van het model in<br />
bijlage V.11.<br />
4.7. Toegestane toelage<br />
Het subsidiebedrag dat het onderwijzend personeel per week mag<br />
ontvangen, bedraagt bij de voorlopige toekenning € 500 per week. Dit<br />
bedrag wordt uitgekeerd als een lump sum en is inclusief reiskosten.<br />
In uitzondering hierop kunnen stafleden met een functiebeperking<br />
aanvullende subsidie ontvangen op deze toelage (zie artikel 4.9.<br />
Onderwijzend personeel met een functiebeperking).<br />
4.8. Betaling ten behoeve van de onderwijsopdracht<br />
De instelling is slechts gehouden toelagen ten behoeve van de<br />
onderwijsopdracht betaalbaar te stellen, indien de instelling de (voorlopige)<br />
toekenning voor onderwijsopdrachten heeft ontvangen van EPOS. De<br />
instelling zal de mobiliteitstoelage pas betaalbaar stellen, nadat het<br />
onderwijzend personeel afspraken in de overeenkomst door middel van<br />
ondertekening heeft bevestigd. Uitbetaling vindt bij voorkeur vóór vertrek<br />
van de onderwijsopdracht plaats en de toekenning in ieder geval vóór het<br />
einde van de contractperiode, 30 september <strong>2011</strong>. Indien en voor zover de<br />
instelling bij de toekenning van toelagen aan het onderwijzend personeel<br />
verplichtingen aangaat die uitstijgen boven de (bijgestelde) voorlopige<br />
toekenning (zie artikel 7.2 Voorlopige toekenning en 7.4 Bijstelling<br />
voorlopige toekenning), dan doet de instelling dat voor eigen rekening en<br />
eigen risico.<br />
24
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
4.9. Onderwijzend personeel met een functiebeperking<br />
De instelling dient bij het toekennen van mobiliteitstoelagen bijzondere<br />
aandacht te besteden aan onderwijzend personeel dat door een<br />
functiebeperking extra voorzieningen nodig heeft. In dat geval kan EPOS<br />
aanvullende subsidie verlenen die hoger is dan de individuele maximale<br />
toelage, mits deze kosten niet uit andere fondsen kunnen worden<br />
gefinancierd. EPOS reserveert hiertoe als richtbedrag 0,25% van het<br />
<strong>Erasmus</strong> mobiliteitsbudget.<br />
Voor een extra, aanvullende subsidie op de mobiliteitstoelage voor<br />
onderwijzend personeel kan de instelling een aanvraag indienen bij EPOS<br />
volgens de aanwijzingen beschreven in bijlage VII.2. Bij de tussen- en<br />
eindrapportage dient de instelling hierover te rapporteren.<br />
25
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
5. ERASMUSTOELAGE VOOR STAFTRAINING (STT)<br />
5.1. Doel<br />
<strong>Erasmus</strong>toelage voor staftraining is bedoeld voor onderwijzend en niet<br />
onderwijzend personeel aan hoger onderwijsinstellingen met het doel<br />
opleiding te volgen in een onderneming, organisatie of instelling voor hoger<br />
onderwijs in een ander deelnemend land. Er zijn verschillende benamingen<br />
voor de opleiding in de buitenlandse onderneming/organisatie/instelling:<br />
kortlopende detachering, jobshadowing, studiebezoek, workshop,<br />
conferentie, enz.<br />
De toelage voor staftraining is bedoeld als vergoeding voor de extra<br />
mobiliteitsuitgaven van de rechthebbende stafleden, te weten reiskosten,<br />
zonodig de kosten voor taalkundige voorbereiding en bijkomende<br />
verblijfkosten in het gastland. De toelage beoogt niet de volledige kosten<br />
van het buitenlandse verblijf te dekken.<br />
5.2. Contractperiode<br />
De instelling kan een toelage voor staftraining toekennen voor een periode<br />
in het buitenland die tussen 1 juni <strong>2010</strong> en 30 september <strong>2011</strong> plaatsvindt.<br />
5.3. Duur<br />
De toelage wordt alleen toegekend voor een training/scholing met een duur<br />
van minimaal 1 week (5 werkdagen) en maximaal 6 weken.<br />
Verblijfperiodes van minder dan 5 werkdagen mogen worden goedgekeurd,<br />
als belangrijke personeelsleden moeilijk gedurende deze hele<br />
minimumperiode gemist kunnen worden en wanneer het gaat om het<br />
bijwonen van conferenties, seminars en workshops. De instelling dient in<br />
zulke gevallen te verantwoorden welke de relevantie van deelname aan<br />
seminarie/conferentie/workshop is voor het betrokken personeelslid. De<br />
door <strong>Erasmus</strong> gefinancierde trainingsperiode mag echter niet voor het<br />
merendeel gevuld worden met het volgen van taalcursussen en het<br />
bijwonen van conferenties, seminars en workshops. Deze regel geldt per<br />
thuisinstelling en academisch jaar (per subsidieovereenkomst).<br />
5.4. Voorwaarden instelling<br />
5.4.1 <strong>Erasmus</strong> University Charter<br />
De thuisinstelling dient te beschikken over een geldig <strong>Erasmus</strong> University<br />
Charter (artikel 1.4. <strong>Erasmus</strong> University Charter). Als stafmobiliteit tussen<br />
twee hogeronderwijsinstellingen plaatsvindt, dient ook de gastinstelling over<br />
een geldig <strong>Erasmus</strong> University Charter te beschikken.<br />
5.4.2 Bilaterale overeenkomst<br />
Als stafmobiliteit tussen twee hoger onderwijsinstellingen plaatsvindt, moet<br />
er een bilaterale overeenkomst tussen de twee instellingen zijn afgesloten<br />
26
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
voordat de uitwisseling plaats vindt (zie bijlage IV Minimum requirements<br />
bilateral agreements). Deze regel geldt niet voor de uitwisseling tussen een<br />
hoger onderwijsinstelling en een onderneming.<br />
5.4.3 Transparantie van selectieprocedure<br />
De instelling dient de procedure bij de selectie van stafleden bekend te<br />
maken aan alle betrokken partijen. De procedure dient rechtvaardig en<br />
volledig transparant te zijn en er mag geen sprake zijn van<br />
belangenverstrengeling.<br />
5.4.4 Tweede toelage<br />
Om ervoor te zorgen dat een zo groot mogelijk aantal stafleden kan worden<br />
uitgezonden, geldt prioriteit voor stafleden die voor de eerste maal naar het<br />
buitenland gaan met een <strong>Erasmus</strong>toelage.<br />
5.5. Voorwaarden stafleden<br />
5.5.1 Arbeidsrelatie<br />
De stafleden dienen in dienst te zijn bij de thuisinstelling (die houder is van<br />
een EUC).<br />
5.5.2. Nationaliteit stafleden<br />
De instelling kent uitsluitend de <strong>Erasmus</strong>toelage toe aan<br />
o stafleden die onderdaan zijn van één van de aan het<br />
<strong>Erasmus</strong>programma deelnemende landen;<br />
o stafleden die onderdaan zijn van een ander land en werkzaam<br />
zijn in een deelnemend land onder de voorwaarden gesteld<br />
door elk van de deelnemende landen<br />
De deelnemende landen zijn: België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken,<br />
Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland,<br />
Italië, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland,<br />
Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije,<br />
Spanje, Tsjechië, Turkije, Verenigd Koninkrijk, IJsland, Zweden; evenals de<br />
aan die landen verbonden overzeese gebieden.<br />
5.6. Verplichtingen van/aan stafleden<br />
5.6.1 Overeenkomst stafleden<br />
Om de rechten van de stafleden ten aanzien van de toelage te waarborgen,<br />
heeft de instelling de verplichting om afspraken met betrekking tot de<br />
training schriftelijk vast te leggen. De instelling kan daarvoor gebruik<br />
maken van het model in bijlage V.12. Dit model bevat de wederzijdse<br />
verplichtingen van de stafleden en de instelling. De instelling mag een eigen<br />
formulier gebruiken, mits dit minimaal de gegevens van het model en het<br />
logo van de Europese Commissie bevat (artikel 1.7 Gebruik logo).<br />
27
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
5.6.2 Work Plan<br />
De stafleden dienen van tevoren een ‘Work Plan’ in te dienen, bekrachtigd<br />
door zowel de thuis- als de gastinstelling/onderneming. Daarin wordt de<br />
doelstelling en toegevoegde waarde van de mobiliteit beschreven, de uit te<br />
voeren activiteiten en de te verwachtten resultaten. Opleidingsactiviteiten,<br />
zoals het volgen van taalcursussen, het bijwonen van seminars, workshops<br />
en conferenties, zijn toegestaan zolang deze activiteiten niet de<br />
meerderheid vormen van het totaal aantal trainingsdagen per instelling.<br />
De instelling kan voor het Work Plan gebruik maken van het model in<br />
bijlage V.13. De instelling mag een eigen formulier gebruiken, mits dit<br />
minimaal de gegevens van het model en het logo van de Europese<br />
Commissie bevat (artikel 1.7 Gebruik logo).<br />
5.6.3 Final Report Staff Training<br />
Na terugkeer dient het staflid een verslag in te leveren bij de thuisinstelling.<br />
De instelling maakt daarvoor gebruik van het format in bijlage V.14.<br />
5.7. Maximaal toegestane toelagen<br />
Het maximale subsidiebedrag dat een staflid per week mag ontvangen<br />
bedraagt bij de voorlopige toekenning € 500 per week. Dit bedrag wordt<br />
uitgekeerd als een lump sum en is inclusief reiskosten.<br />
In uitzondering hierop kunnen stafleden met een functiebeperking<br />
aanvullende subsidie ontvangen op deze toelage (zie artikel 5.9. Stafleden<br />
met een functiebeperking).<br />
5.8. Betaling ten behoeve van de training<br />
De instelling is slechts gehouden toelagen ten behoeve van een training<br />
betaalbaar te stellen indien de instelling de (voorlopige) toekenning voor<br />
stafmobiliteit heeft ontvangen van EPOS. De instelling zal de<br />
mobiliteitstoelage pas betaalbaar stellen nadat het staflid de afspraken in de<br />
overeenkomst door middel van ondertekening heeft bevestigd. Uitbetaling<br />
vindt bij voorkeur vóór vertrek van het staflid plaats en de toekenning in<br />
ieder geval vóór het einde van de contractperiode, 30 september <strong>2011</strong>.<br />
Indien en voor zover de instelling bij de toekenning van toelagen aan<br />
stafleden verplichtingen aangaat die uitstijgen boven de (bijgestelde)<br />
voorlopige toekenning (zie artikel 7.2 Voorlopige toekenning en 7.4<br />
Bijstelling voorlopige toekenning), dan doet de instelling dat voor eigen<br />
rekening en eigen risico.<br />
5.9. Stafleden met een functiebeperking<br />
De instelling dient bij het toekennen van mobiliteitstoelagen bijzondere<br />
aandacht te besteden aan stafpersoneel dat door een functiebeperking extra<br />
voorzieningen nodig heeft. In dat geval kan EPOS aanvullende subsidie<br />
28
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
verlenen die hoger is dan de individuele maximale toelage, mits deze kosten<br />
niet uit andere fondsen kunnen worden gefinancierd. EPOS reserveert<br />
hiertoe als richtbedrag 0,25% van het <strong>Erasmus</strong> mobiliteitsbudget.<br />
Voor een extra, aanvullende subsidie op de mobiliteitstoelage voor<br />
stafpersoneel kan de instelling een aanvraag indienen bij EPOS volgens de<br />
aanwijzingen beschreven in bijlage VII.2. Bij de tussen- en eindrapportage<br />
dient de instelling hierover te rapporteren.<br />
29
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
6. TOELAGEN VOOR DE ORGANISATIE VAN<br />
MOBILITEIT (OM)<br />
6.1. Doel<br />
De toelage voor de organisatie van mobiliteit is bedoeld als vergoeding voor<br />
de extra uitgaven voor de organisatie van mobiliteit.<br />
De organisatie van mobiliteit kan onder meer de volgende activiteiten<br />
omvatten. Deze lijst is niet uitputtend:<br />
o Voorzieningen voor het selecteren van studenten en<br />
personeelsleden om deel te nemen aan mobiliteitsactiviteiten<br />
o Het verschaffen van taalvoorbereiding aan studenten en<br />
personeelsleden die aan mobiliteitsactiviteiten zullen<br />
deelnemen<br />
o Verstrekken van informatie en ondersteuning aan inkomende<br />
en uitgaande studenten en personeelsleden (bv. kennismaking<br />
met gastinstelling/-organisatie, verwelkoming, studieadvies<br />
aan studenten, hulp bij praktische zaken zoals huisvesting,<br />
sociale zekerheid, verblijfsvergunningen, vervoer, begeleiding<br />
van gaststudenten door studiebegeleider/mentor)<br />
o Academische en organisatorische afspraken met<br />
partnerinstellingen (bijv. voor studenten:erkenning van<br />
studieperiodes in het buitenland; voor onderwijzend personeel:<br />
opname van cursussen in het normale studieprogramma van<br />
de gastinstelling; regelingen voor de evaluatie van studenten<br />
en cursussen, enz. Dit kan bezoeken aan partnerinstellingen<br />
met zich meebrengen, die houder zijn van een EUC.)<br />
o Bezoeken aan potentiële partnerinstellingen die houder zijn<br />
van een EUC om interinstitutionele overeenkomsten te<br />
bespreken en te bepalen<br />
o De ontwikkeling en het gebruik van het European Credit<br />
Transfer and Accumulation System (ECTS) en het<br />
Diplomasupplement (DS)<br />
o Ervoor zorgen dat er met studenten de nodige afspraken<br />
worden gemaakt over hun studie- /stageprogramma en over<br />
de evaluaties die daarmee samenhangen (d.w.z.<br />
studieovereenkomsten, stageovereenkomsten)<br />
o Het treffen van regelingen voor het opvolgen van de eigen<br />
studenten tijdens de studieperiode in het buitenland, onder<br />
meer via bezoeken aan partnerinstellingen of -organisaties<br />
o Het verzamelen van feedback van teruggekeerde studenten en<br />
personeelsleden en deze feedback ter beschikking stellen aan<br />
gegadigde studenten en personeelsleden voor een verblijf in<br />
het buitenland (daartoe zou onder meer hulp geboden kunnen<br />
worden aan plaatselijke studentenorganisaties of geselecteerde<br />
studenten van verschillende departementen bij activiteiten op<br />
het gebied van voorlichting en begeleiding ten behoeve van<br />
vertrekkende studenten of gaststudenten)<br />
o Het treffen van specifieke regelingen om de kwaliteit van<br />
bedrijfsstages voor studenten te waarborgen<br />
30
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
o Informatie bezorgen over en voor publiciteit zorgen rond het<br />
<strong>Erasmus</strong> programma (mobiliteit van studenten en personeel)<br />
NB: De verzekeringkosten voor uitgaande studenten vallen niet onder de<br />
OM toelage maar moeten door de student zelf worden gedekt. De<br />
thuisinstelling moet de student vooraf over de situatie in het gastland<br />
informeren en verifiëren of de uitgaande student voldoende<br />
verzekeringsdekking heeft.<br />
6.2. Contractduur<br />
De instelling kan een toelage voor de organisatie van mobiliteit gebruiken<br />
voor kosten die tussen 1 juni <strong>2010</strong> en 30 september <strong>2011</strong> gemaakt zijn.<br />
6.3. Dubbele financiering<br />
De Eramustoelage voor de organisatie van mobiliteit kan niet worden<br />
ingezet voor financiering van zaken die al door Europese gelden worden<br />
gefinancierd of gesubsidieerd.<br />
6.4. Verantwoording<br />
De instelling dient te beschikken over een document waaruit blijkt dat de<br />
kosten voor organisatie van mobiliteit daadwerkelijk gemaakt zijn en<br />
waarmee de datum van uitvoering wordt bevestigd (bijvoorbeeld bonnen,<br />
interne declaraties).<br />
6.5. Minimaal en maximaal toegestane toelagen<br />
Elke instelling, die minimaal één individu aan mobiliteit realiseert, heeft<br />
recht op een vergoeding voor de organisatie van mobiliteit van minimaal €<br />
500. Voor gerealiseerde mobiliteit wordt per individu aan elke instelling een<br />
toelage toegekend. De hoogte van de voorlopige toelage wordt vastgesteld<br />
middels een per capita vergoeding volgens een verdeling van vier schalen.<br />
Aantal mobiele personen Per individu<br />
Schaal 1 1 t/m 25 125<br />
Schaal 2 26 t/m 100 100<br />
Schaal 3 101 t/m 400 75<br />
Schaal 4 meer dan 400 50<br />
Het finale bedrag voor de organisatie van mobiliteit zal afhangen van het<br />
feitelijk aantal gerealiseerde uitgaande mobiliteiten. Inkomende mobiliteiten<br />
van personeel uit bedrijven dat werd uitgenodigd, zullen ook in rekening<br />
gebracht worden.<br />
Indien het totaal aantal gerealiseerde mobiliteiten hoger ligt dan het aantal<br />
geraamde mobiliteiten (vermeld in de subsidie-overeenkomst), kan de OMtoelage<br />
niet verhoogd worden.<br />
Indien het totaal aantal gerealiseerde mobiliteiten lager ligt dan het aantal<br />
geraamde mobiliteiten (vermeld in de subsidie-overeenkomst), zal de OM-<br />
31
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
toelage verminderd worden, tenzij het verschil tussen het aantal<br />
gerealiseerde en het aantal geraamde mobiliteiten kleiner is dan 10%.<br />
6.6. Betaling ten behoeve van organisatie van mobiliteit<br />
De instelling is slechts gehouden toelagen ten behoeve van de organisatie<br />
van mobiliteit betaalbaar te stellen indien de instelling de (voorlopige)<br />
toekenning voor organisatie van mobiliteit heeft ontvangen van EPOS.<br />
Indien en voor zover de instelling bij de toekenning van toelagen voor de<br />
organisatie van mobiliteit verplichtingen aangaat die uitstijgen boven de<br />
(bijgestelde) voorlopige toekenning (zie artikel 7.2 Voorlopige toekenning<br />
en 7.4 Bijstelling voorlopige toekenning), dan doet de instelling dat voor<br />
eigen rekening en eigen risico.<br />
32
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
7. TOEKENNING VAN FONDSEN AAN DE<br />
INSTELLINGEN EN BETALING<br />
7.1. Initiële toekenning<br />
EPOS berekent per instelling een initiële toekenning van mobiliteitsfondsen.<br />
Deze initiële toekenning is gebaseerd op gerealiseerde en gerapporteerde<br />
mobiliteit (de zogenaamde past performance).<br />
7.2 Uitbetaling van de initiële toekenning<br />
7.2.1 Overgaan tot betaling<br />
EPOS is slechts gehouden fondsen aan de instelling uit te betalen op<br />
voorwaarde dat EPOS deze gelden heeft ontvangen van de Europese<br />
Commissie en de Vlaamse Regering. EPOS gaat over tot betaling van 80%<br />
van de initiële toekenning zodra de instelling een exemplaar van de<br />
financieringsovereenkomst ondertekend en gedateerd aan EPOS heeft<br />
bezorgd.<br />
7.2.2 Opschorting van betaling<br />
EPOS heeft het recht om de uitbetaling van de initiële toekenning<br />
afhankelijk te stellen van de mate waarin de instelling heeft voldaan aan de<br />
rapportage- en betalingsverplichtingen met betrekking tot voorgaande<br />
jaren.<br />
EPOS kan tevens besluiten geen fondsen uit te keren als de instelling nog<br />
een creditbedrag van een voorgaand jaar open heeft staan.<br />
7.3. Aanpassing van de initiële toekenning<br />
Op 15 november <strong>2010</strong> en 14 januari <strong>2011</strong> dienen de instellingen een<br />
tussentijds rapport in voor zowel studie-, stage- als stafmobiliteit.<br />
Tegen uiterlijk 15 november <strong>2010</strong> bezorgen de instellingen aan EPOS de<br />
lijst met alle personen (studenten en staf) die zijn geselecteerd voor een<br />
<strong>Erasmus</strong>beurs voor een mobiliteit die start tussen 1 juni <strong>2010</strong> en 30<br />
september <strong>2011</strong>. Voor elke persoon op de lijst dienen de volgende<br />
gegevens vermeld te worden:<br />
o Voornaam<br />
o Naam<br />
o Gastinstelling of gastonderneming<br />
o Land van bestemming<br />
o Datum van vertrek<br />
o Datum van terugkeer<br />
o Type mobiliteit : SMS, SMP, STA of STT<br />
o Contract getekend met de thuisinstelling: ja/neen<br />
33
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
Voor elke type mobiliteit dient het totaal aantal mobiliteiten en de duur (in<br />
maanden voor SMS en SMP en in dagen voor STA en STT) vermeld te<br />
worden.<br />
Tegen uiterlijk 14 januari <strong>2011</strong> bezorgen de instellingen aan EPOS de lijst<br />
met alle personen (studenten en staf) die zijn geselecteerd voor een<br />
<strong>Erasmus</strong>beurs voor een mobiliteit die start tussen 1 juni <strong>2010</strong> en 30<br />
september <strong>2011</strong>. Voor elke persoon op de lijst dienen de volgende<br />
gegevens vermeld te worden:<br />
o Voornaam<br />
o Naam<br />
o Gastinstelling of gastonderneming<br />
o Land van bestemming<br />
o Datum van vertrek<br />
o Datum van terugkeer<br />
o Type mobiliteit : SMS, SMP, STA of STT<br />
o Contract getekend met de thuisinstelling: ja/neen<br />
Voor elke type mobiliteit dient het totaal aantal mobiliteiten en de duur (in<br />
maanden voor SMS en SMP en in dagen voor STA en STT) vermeld te<br />
worden.<br />
Op basis van de door de instellingen gerealiseerde en nog te realiseren<br />
mobiliteiten en van het beschikbare budget, maakt EPOS een herverdeling<br />
van de beschikbare subsidies. Deze herverdeling resulteert in een<br />
aangepaste toekenning per instelling. Ook wordt een herberekening voor<br />
OM gemaakt. De instelling ontvangt een formele kennisgeving met daarin<br />
de bedragen en aantallen van de aanpassing. Deze aangepaste toekenning<br />
dient als maximale toekenning (plafond) te worden beschouwd.<br />
7.4 Uitbetaling van de aangepaste toekenning<br />
7.5.1 Overgaan tot betaling<br />
EPOS is slechts gehouden gelden aan de instelling uit te betalen, die de<br />
EPOS reeds ontvangen heeft van de Europese Commissie en de Vlaamse<br />
Regering. EPOS gaat over tot betaling zodra de instelling een exemplaar<br />
van het aanvullend contract ondertekend en gedateerd heeft teruggestuurd<br />
naar EPOS. Indien de instelling het aanvullende contract niet heeft<br />
teruggestuurd binnen uiterlijk één maand na dagtekening van de<br />
begeleidende brief, vervalt de aanspraak op het beschikbaar gestelde<br />
bedrag.<br />
7.5.2 Rapportage afhankelijk<br />
EPOS heeft het recht om de uitbetaling van de aangepaste voorlopige<br />
toekenning afhankelijk te stellen van de mate waarin de instelling heeft<br />
voldaan aan de rapportage- en betalingsvoorwaarden.<br />
EPOS kan tevens besluiten geen gelden uit te keren als de instelling nog<br />
een creditbedrag van een voorgaand jaar open heeft staan.<br />
34
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
7.6.Definitieve subsidie<br />
EPOS stelt aan de hand van de eindrapportages van de instellingen (zie<br />
artikel 8.3 Eindrapportage) de definitieve subsidie vast.<br />
7.7. Uitbetaling definitieve subsidie<br />
7.7.1 Overgaan tot betaling<br />
EPOS is slechts gehouden gelden aan de instelling uit te betalen, die de<br />
EPOS reeds ontvangen heeft van de Europese Commissie en de Vlaamse<br />
Regering. EPOS gaat over tot betaling van het bedrag van de definitieve<br />
subsidie, zodra EPOS heeft vastgesteld wat het rechtmatige bedrag van<br />
subsidie is voor de betreffende instelling.<br />
7.7.2 Rapportage afhankelijk<br />
EPOS heeft het recht om de uitbetaling van de definitieve subsidie<br />
afhankelijk te stellen van de mate waarin de instelling heeft voldaan aan de<br />
rapportage- en betalingsvoorwaarden.<br />
EPOS kan tevens besluiten geen gelden uit te keren als de instelling nog<br />
een creditbedrag van een voorgaand jaar open heeft staan.<br />
7.8. Financieringsperiode<br />
De instelling dient de gelden voor studenten, docenten en stafleden uit te<br />
betalen tussen 1 juni <strong>2010</strong> en 30 september <strong>2011</strong>. Het is de instelling<br />
verboden na 30 september <strong>2011</strong> resterende gelden aan te wenden in de<br />
volgende contractperiode.<br />
7.9. Terugbetaling<br />
7.9.1 Algemeen<br />
De instelling dient op eerste verzoek van EPOS alle ter beschikking gestelde<br />
bedragen terug te betalen, indien deze niet of in strijd met de in de<br />
overeenkomst genoemde voorwaarden aan (de) student(en) en/of stafleden<br />
en/of organisatie van mobiliteit zijn toegekend (zie ook artikel 8.5 Primaire<br />
controles).<br />
35
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
8. ADMINISTRATIE, RAPPORTAGE EN CONTROLE<br />
8.1.Algemeen<br />
De instelling beheert de door EPOS ter beschikking gestelde gelden en<br />
draagt zorg voor een deugdelijke financiële administratie met daarin<br />
opgenomen de maatregelen van interne controle. De besteding van<br />
toelagen dient rechtmatig en in overeenstemming met het doel waartoe de<br />
gelden zijn verstrekt plaats te vinden, met inachtneming van de in de<br />
overeenkomst gestelde voorwaarden.<br />
De betalingen van de studentenbeurzen worden altijd op naam van de<br />
individuele student gesteld.<br />
De betalingen van de toelagen voor stafleden wordt op naam van de<br />
betreffende vakgroep of faculteit gedaan onder vermelding van de<br />
betreffende persoon.<br />
Bewijzen van betaling dienen door de instelling te worden bewaard in de<br />
administratie.<br />
8.2. Tussentijds rapport<br />
De instelling zal uiterlijk tegen 14 januari <strong>2011</strong> door middel van een<br />
tussentijds rapport EPOS informeren over het totaal aantal toegekende<br />
<strong>Erasmus</strong>beurzen (SMS en SMP) en toelagen voor onderwijsopdrachten en<br />
staftraining (STA en STT) en de reeds uitbetaalde bedragen. Dit tussentijds<br />
rapport dient zowel voor studenten- als stafmobiliteit te geschieden met<br />
behulp van de rapportagetool (SOP/Budget Online).<br />
8.3. Eindrapport<br />
De instelling zal uiterlijk tegen 31 oktober <strong>2011</strong> een eindrapport naar EPOS<br />
sturen waarin zij informeert over het totaal aantal toegekende<br />
<strong>Erasmus</strong>beurzen en toelagen voor onderwijsopdrachten en staftraining.<br />
Tevens dient de instelling een inhoudelijk verslag op te stellen waarin een<br />
toelichting wordt gegeven op het gebruik van de subsidie. Deze<br />
eindrapportage dient voor studenten- en stafmobiliteit te geschieden met<br />
behulp van de rapportagetool dat door EPOS aan de instelling beschikbaar<br />
wordt gesteld.<br />
EPOS gebruikt de eindrapportage van de instelling om:<br />
•<br />
o een inhoudelijke toelichting op het beheer van de beurzen en<br />
toelagen voor <strong>Erasmus</strong> te krijgen;<br />
o een verantwoording van de besteding van de ontvangen<br />
gelden met studentgegevens en stafgegevens op te stellen van<br />
elke instelling;<br />
•<br />
36
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
8.4. Monitoring<br />
o te controleren of de instelling de toelagen in overeenstemming<br />
met de bepalingen uit deze overeenkomst heeft toegekend en<br />
uitbetaald aan de studenten en stafleden;<br />
o een inhoudelijke en financiële verantwoording voor de<br />
Europese Commissie op te kunnen stellen;<br />
o overzichtsstatistieken over <strong>Erasmus</strong>mobiliteit te kunnen<br />
maken.<br />
EPOS zal in <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> ten minste één monitoringbezoek afleggen bij een<br />
hogeronderwijsinstelling gecombineerd voor studenten- en stafmobiliteit en<br />
de organisatie van mobiliteit. De instelling wordt door EPOS aangewezen.<br />
EPOS zal het monitoringbezoek minstens twee weken van tevoren<br />
aankondigen. Doel van een monitoringbezoek is het kritisch bespreken van<br />
het kader en het beleid van de <strong>Erasmus</strong>mobiliteit, van de<br />
mobiliteitsactiviteiten zelf en van de administratie.<br />
8.5. Primaire controles<br />
De Europese Commissie legt het NA primaire controles op voor de<br />
uitvoering van het <strong>Erasmus</strong>programma. Per jaar zijn op voorhand de criteria<br />
en het aantal te controleren instellingen door de Europese Commissie<br />
vastgesteld. Nadat de eindrapportage is ingediend op 31 oktober <strong>2011</strong><br />
vinden in het algemeen de volgende controles plaats.<br />
8.5.1 Final Report Check<br />
Elke instelling dient, conform het overeengekomen instellingscontract, een<br />
eindrapport op te stellen. Het eindrapport dient inzicht te bieden in de<br />
resultaten van de gesubsidieerde activiteit(en).<br />
Daarnaast biedt de eindrapportage de grondslag voor de vaststelling van de<br />
definitieve subsidiebedragen. Alle eindrapporten zullen aan een analyse<br />
onderworpen worden.<br />
8.5.2 Desk Check<br />
Naast de Final Report Check heeft het NA ook de Desk Check als instrument<br />
om het risico van onrechtmatig gebruik van <strong>Erasmus</strong>subsidie te beperken.<br />
Voor het uitvoeren van de desk check selecteert EPOS ad random het aantal<br />
instellingen dat gecontroleerd wordt. Van deze instellingen worden dossiers<br />
en originele documenten en/of kopieën opgevraagd die het eerder<br />
aangeleverde eindrapport zowel inhoudelijk als financieel verder<br />
onderbouwen.<br />
8.5.3 System Check<br />
Door de toenemende automatisering wordt de inzichtelijkheid van<br />
bedrijfsprocessen in relatie tot ICT steeds belangrijker. Met het afnemen<br />
van een System Check verkrijgt EPOS inzicht in de processen en procedures<br />
met betrekking tot de uitvoer van het <strong>Erasmus</strong>programma. Naast deze<br />
controle behelst de system check ook een financiële controle. Tijdens deze<br />
37
<strong>Erasmus</strong> <strong>Mobiliteit</strong> <strong>Handboek</strong> <strong>2010</strong>-<strong>2011</strong> EPOS<br />
controle wordt de tijdigheid, volledigheid en juistheid van het laatst<br />
ingeleverde eindrapport vastgesteld. Met deze controles verkrijgt EPOS<br />
inzicht in de kwaliteit van het management rondom de <strong>Erasmus</strong>gelden.<br />
Tevens verschaft het zich inzicht in de mate van rechtmatig handelen van<br />
de instellingen. Bij een aantal instellingen zal een System Check worden<br />
uitgevoerd door de regeringscommissarissen van de Vlaamse Regering.<br />
8.5.4 Financial Check<br />
De Financial Check heeft tot doel de rechtmatigheid van financieel handelen<br />
vast te stellen. Concreet moet EPOS tijdens de Financial Check controleren<br />
of de gerapporteerde financiële bedragen daadwerkelijk ten goede zijn<br />
gekomen aan de studenten en/of het gastdocentschap en/of staftraining.<br />
Tevens dient EPOS te controleren of de data en de bestemming van de<br />
buitenlandse studie/stage of gastdocentschap/staftraining in<br />
overeenstemming zijn met de gerapporteerde gegevens en de betaling op<br />
grond van een rechtmatige toekenning is geschied. Om dit te<br />
bewerkstelligen wordt een selectie van instellingen conform een<br />
controleprotocol gemaakt. Per instelling worden vervolgens de studenten<br />
en/of stafleden geselecteerd waarvan de dossiers gecontroleerd worden.<br />
Voor de uitvoering van de Financial Check zullen deze instellingen worden<br />
bezocht door de regeringscommissarissen van de Vlaamse Regering.<br />
38