13.09.2013 Views

gids wegwijzer 64 - Het Utrechts Archief

gids wegwijzer 64 - Het Utrechts Archief

gids wegwijzer 64 - Het Utrechts Archief

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

6.2 Interlokaal verkeer en wegen<br />

- voor het eerst vermeld in een ordonnantie uit 1536 - die onder de<br />

verantwoordelijkheid van de maarschalk en de ridderschap vielen.<br />

Onder heerwegen werd verstaan ‘die weegen daar die koopman<br />

of varende man, te wagenen van die een stad in d’ander, ofte<br />

van een groot dorp totten anderen vaart’. <strong>Het</strong> waren de wegen<br />

Utrecht-Ouderkerk a/d Amstel, Utrecht-Leiden, Amsterdam-<br />

Schoonhoven - waarvan het traject Mijdrecht-Kamerik in het<br />

gewest Utrecht viel -, Utrecht-Schoonhoven en de verharde weg<br />

tussen Utrecht en De Bilt. Ze moesten voldoen aan minimale eisen<br />

voor wat betreft de breedte, berijdbaarheid en bruggen.<br />

Een andere groep wegen die veel aandacht van historici heeft<br />

getrokken, vormen de hessenwegen. Dit zijn routes die ooit<br />

gebruikt zijn door voerlieden uit Hessen, die zich hadden gespecialiseerd<br />

in het lange-afstandsvervoer over de weg. Omdat hun<br />

karren een afwijkende spoorbreedte hadden, mochten ze geen<br />

gebruik maken van de bestaande karrensporen. In de Nederlanden<br />

was de belangrijkste bestemming van de hessenkarren in de<br />

16de eeuw nog Antwerpen, later werd dit Amsterdam. In de 17de en<br />

18de eeuw liepen dan ook enkele druk bereden hessenwegen vanuit<br />

Midden-Duitsland via Amersfoort naar Amsterdam. Deze<br />

wegen zijn vooral in de 17de en 18de Van een hogere orde dan al deze lokale waren de interlokale<br />

wegen. De oudste lange-afstandsverbindingen die in het landschap<br />

zijn aan te wijzen, stammen uit de Romeinse tijd. De<br />

belangrijke Romeinse wegen waren verhard en waar het terrein<br />

dat mogelijk maakte kaarsrecht. Romeinse wegen spreken tot de<br />

verbeelding en ze hebben dan ook aanleiding gegeven tot de nodige<br />

gissingen. Over het algemeen kan alleen archeologisch onderzoek<br />

hier uitsluitsel bieden. De enige Romeinse tracé’s in Nederland<br />

die nog altijd in gebruik zijn, treffen we aan in de provincie<br />

Limburg en in de stad Utrecht (Zadelstraat). Van de wegen die de<br />

Romeinse forten langs de Rijn met elkaar verbonden, zijn resten<br />

in het terrein teruggevonden. Zo werden in de afgelopen jaren<br />

delen van de Romeinse weg over de zuidoever van de Rijn bij Vleuten<br />

en eerder al bij Harmelen en Woerden gevonden en in kaart<br />

gebracht.<br />

In de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd waren vrijwel alle dorpen<br />

en steden in de provincie Utrecht met elkaar verbonden. Daarnaast<br />

onderscheidde men ook in deze periode al wegen die van<br />

een nog hogere orde waren. <strong>Het</strong> waren de zogenoemde heerwegen<br />

eeuw van belang geweest.<br />

Over land was de stad Utrecht vanaf de tweede helft van de 17 de<br />

eeuw met een aantal grotere steden verbonden door middel van<br />

wagenveren. Dit waren reguliere postwagendiensten voor het vervoer<br />

van passagiers en goederen, meestal op steden in het oosten<br />

en zuiden van het land, zoals Zutphen, Deventer en ’s-Hertogenbosch,<br />

die niet of nauwelijks per schip of trekschuit bereikbaar<br />

waren. De postwagens werden getrokken door 4 paarden en haalden<br />

een gemiddelde snelheid van 7-8 kilometer per uur. De capaciteit<br />

was ongeveer zes personen met goederen op het dak. Evenals<br />

bij trekschuiten het geval was, verleenden de betrokken stadsbesturen<br />

de vergunning om een wagenveer te exploiteren en bepaalden<br />

ze de hoogte van de tarieven en andere voorwaarden.<br />

In het rivierengebied vormden de rivierdijken, die als waterkering<br />

een stevige ondergrond hadden en altijd droog en begaanbaar<br />

bleven, van nature goede verbindingen voor de langere<br />

afstand. De dijken volgden de bochtige loop van de rivieren en in<br />

de loop van de tijd hebben reparaties van dijkdoorbraken de meeste<br />

dijken nog veel bochtiger gemaakt. Veelal kaarsrecht zijn daarentegen<br />

de jaagpaden langs trekvaarten en andere kanalen. Verreweg<br />

het belangrijkste jaagpad lag langs de in 1626 aangelegde<br />

trekschuitverbinding tussen Utrecht en Amsterdam. <strong>Het</strong> bestuur<br />

van het pad bestond uit vertegenwoordigers van beide steden, die<br />

ook de aanleg en het onderhoud op zich hadden genomen.<br />

Buiten de genoemde voorbeelden bestonden er lange tijd maar<br />

weinig speciaal aangelegde interlokale wegen. Een voorbeeld<br />

daarvan is de Amersfoortseweg van Vollenhoven naar Amersfoort,<br />

aangelegd in 1653, maar pas in 1808 verhard. Naast de weg werden<br />

rechthoekige percelen heidegrond uitgegeven met een breedte<br />

van 100 roeden (ca. 376 m), waarbij de nieuwe eigenaren het aangrenzende<br />

deel van de weg moesten onderhouden. Vanaf het landgoed<br />

Vollenhoven liep de weg kaarsrecht naar Amersfoort; het<br />

tracé wordt voor het grootste deel nog gevolgd door de huidige<br />

N237.<br />

Tot voor kort was het maar weinig bekend dat vroeger ook in<br />

het voetgangersverkeer fors is geïnvesteerd. De slechte toestand<br />

van de wegen maakte dat zelfs voetgangers soms moeilijk vooruit<br />

kwamen. Vanaf het eind van de 16 de eeuw is rond de stad Utrecht<br />

een net van voetpaden aangelegd, de zandpaden, genoemd naar<br />

de 15 cm dikke laag grof zand die op de onderliggende veen- of<br />

kleigrond werd aangebracht. Een aantal van deze zandpaden liep<br />

langs vaarten, waardoor ze tevens dienden als trek- of jaagpad.<br />

Daarnaast zijn ook wel vrijliggende paden aangelegd. Deze laatste<br />

38 Landwegen tot 1814

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!