Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
3938<br />
2259. Paul HUYS (<strong>nr</strong>. 537) “De Segenpraelende Esther ende onderganck van<br />
Mardocheus”. (Door de stadsschepenen verboden toneelopvoering aan Petegem-<br />
Knok in 1780)<br />
De zgn. “Resolutieboeken”, waarin de beslissingen van de Deinse schepenen genotuleerd<br />
staan, vermelden af en toe ook wel een of ander bijzonder feit dat een apart licht werpt op<br />
meningen of houdingen van vroeger, die nu toch wat doen opkijken. In het Resolutieboek<br />
over de jaren 1777-1793 1 bijvoorbeeld vinden we een uitvoerig, drievoudig relaas over een<br />
door de schepenen verboden toneelopvoering door “eenige jongelingen, soo van binnen der<br />
Stede als van de prochie van Petegem-buijten”, begin april 1780. Hier in onze gewesten zijn<br />
dan de Ooste<strong>nr</strong>ijkers baas. En 1780 is het jaar dat keizerin Maria Theresia sterft en<br />
opgevolgd wordt door haar zoon, Jozef II, de bemoeizieke “keizer-koster”, onder wiens<br />
regering negen jaar later de Brabantse Omwenteling zal uitbreken.<br />
In de gewone schepenenzitting van 1 april 1780 neemt het college kennis van het feit dat de<br />
bovenvermelde jongelingen “geïntentioneert ende selfs al preparatie sijn maekende om op<br />
den tweeden deser ende volgende daegen op den bijvang [= ongevraagd door een<br />
grondgebruiker ingepalmd deel van een straat, gelegen vóór een erf] van d‟herberge Den<br />
grooten Hert 2 op Sinte Martens prochie binnen dese stede ten tooneel aen het publicq te<br />
vertoonen het blij-eijndig treurspel der “Segenpraelende Esther ende onderganck van<br />
Mardocheus”. Het probleem blijkt te zijn dat de jongelingen dit willen doen “zonder volgens<br />
het oud gebruik daartoe verzocht of bekomen te hebben ons prealabel [= voorafgaand]<br />
consent en permissie”. Ze hadden nochtans eerst om de toelating moeten vragen, zoals<br />
voorgeschreven “in de plakkaten van Zijne Majesteit en de “uitgegeven politieke<br />
ordonnanties”, dwz. het officieel afgekondigd stedelijk politiereglement. Op grond daarvan<br />
menen de schepenen de niet-aangevraagde toneelopvoering te moeten verbieden “als<br />
teenemael strijdig ende contrarie” [= aan de voormelde plakkaten en reglementen] en als een<br />
aanslag op “onze autoriteit”, hetgeen zij “geenszins vermogen toe te laten of te gedogen”. De<br />
schepenen beslissen dus, “om diergelijcke inbreuken van soo grossiere [= grove]<br />
misbruijcken te beletten”, opdracht te geven aan hun stadsbode Joannes Cras om aan de<br />
jongelingen “uijt onsen naeme te doen gebeuren formele interdictie van met het geseijde<br />
tonneelspel voorts te gaen ofte het selve aen het publicq binnen de jurisdictie deser Stede te<br />
vertoonen sonder alvooren van ons daertoe versogt ende bekommen te hebben de noodige<br />
permissie als naer gewoonte ende oudt gebruijck […] tot maintien van onse authoriteijt”.<br />
Deze resolutie van 1 april 1780 is gesigneerd door burgemeester Beyens en vijf van zijn<br />
schepenen, F. van Wonterghem, J. Vermandele, [A.] L. van Quickenborne fs. Andries, E.<br />
vander Straeten en F.D. Bracke.<br />
Op 3 april vergadert het schepencollege opnieuw over deze aangelegenheid, waarover de<br />
“messagier” Cras verslag uitbrengt. Hij heeft zich, in opdracht van het college, nog op<br />
dezelfde 1 e aprildag ter plaatse begeven, “alwaer hij, besig vindende eenige van de<br />
principaele acteurs met den theater te regten (= op te richten), aen hen vanwege het<br />
Magistraet geïnterdiceert heeft […] hun geprojecteerde spel op den bijvang van d‟herberge<br />
Den Grooten Hert binnen onse jurisdictie”. Maar de jongelingen hebben aan Cras<br />
geantwoord dat zij er wél mee doorgingen, en wel “met het consent alleene van den heer<br />
pastoor der prochie van Sinte Martens binnen dese stede ende vanden heer hoogbailliu”, en<br />
dat ze op 2 april toch de geplande opvoering zouden brengen. Het verslag van de stadsbode<br />
gehoord, beslissen de schepenen “de voorengemelde contraventie […] te beletten” en<br />
intussen “dry fameuse advocaeten tot Gend te doen consulteren om hun advijs”. De<br />
(afwezige !) stadsschepen Emanuel vander Straeten krijgt de opdracht om daartoe “op<br />
morgent [= 4 april] soo haest als doendelijck te voijageren naer de stad Gend”. Deze<br />
resolutie is gesigneerd door dezelfden, maar zonder schepen Vander Straeten, die de klus<br />
toebedeeld kreeg…<br />
En op 5 april wordt opnieuw vergaderd, ditmaal in “extraordinaire” zitting. Schepen Em.<br />
vander Straeten brengt verslag uit: hij heeft in Gent overleg gepleegd met de advocaten<br />
Blommaert, Van de Poule en Vermandel, “dewelcke eenpaerelijck van sentiment waeren dat<br />
het Magistraet [van <strong>Deinze</strong>] met seer goed fondament […] geregt is van aen de gemelde