15.09.2013 Views

nr. I, 1 - KGK Deinze

nr. I, 1 - KGK Deinze

nr. I, 1 - KGK Deinze

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

3954<br />

voorseijden Martens is uijtstaende.Verclaerende d‟onderschreven alle hetselve alsoo met<br />

eede te bevestigen ten allen tijden tot dies [= daartoe] aensocht sijnde. Desen 3en februarij<br />

1789.<br />

De brief draagt een zestal signaturen. Drie ondertekenaars zijn in staat hun eigen naam te<br />

schrijven (Joannes Batista Rogiers, M.J. de Vos, A. Cadet) en de andere drie (Ludovicus<br />

Dhont, Marie Catharine Lammon en Joanne Catherine Lammon), als ongeletterd zijnde,<br />

moeten volstaan met een “merk” (een +).<br />

Maar wat was de eigenlijke aanleiding hiertoe? Werden Jan van Brabandt inderdaad (af en<br />

toe) processen aangedaan? Dat blijkt althans uit een paar andere procesdocumenten uit het<br />

jaar 1788 6 : in een eerste stuk, dd° 26 februari 1788, wordt aan hovenier Jan van Brabandt<br />

“geordonneerd te compararen sonder assistentie van raed en taelman (!) voor<br />

commissarissen uijt den collegie daertoe gedeputeerd […] omme alsdan te antwoorden op<br />

de pointen ende tichten van officiewege over te geven”. Pas vele maanden later, op 8<br />

november 1788, beslissen burgemeester en schepenen van <strong>Deinze</strong> (ingevolge het advies<br />

van Gentse rechtsgeleerden dd° 06.09.1788) te zullen “regelen dese saecke ter preuve à<br />

charge et décharge”). Een vonnis terzake hebben we echter niet gevonden.<br />

Maar terug nu naar de brief van 3 februari 1789. Welk gevolg heeft die gehad? Het heeft<br />

blijkbaar langdurige moeite gekost om de zaak te onderzoeken. Het duurt wel bijna een vol<br />

jaar vooraleer terzake enige vooruitgang is geboekt. Op 7 januari 1790 zijn, op basis van een<br />

(nieuw?) onderzoek, de “Tichten” [= officiële aanklacht] geformuleerd geraakt door<br />

stadsgriffier De Caigny en kunnen een aantal getuigen worden gehoord. Er worden niet<br />

minder dan veertien personen opgeroepen om onderhoord te worden, en onder hen<br />

uiteraard ook de zes briefschrijvers, die het wel hebben aangedurfd de hoogbaljuw in een<br />

ongunstig daglicht te stellen. (Ze moeten zich toch heel zeker gevoeld hebben van hun zaak<br />

en/of ten einde raad geweest zijn, om tot die stap over te gaan…).<br />

De notulen van de eigenlijke ondervraging zelf hebben we (nog) niet teruggevonden. Over<br />

de zes opgeroepen getuigen worden ons enkele summiere identificatiegegevens<br />

meegedeeld:<br />

1. Joannes Batista Rogiers fs Jan, 39 jaar oud, waard In het Damhert aan de Knok 7 .<br />

2. Joanne Catharine Ledonne, huisvrouw van J.B. Rogiers.<br />

3. Anthone Cadet, 29 jaar oud, meester-schrijnwerker 8 .<br />

4. Ludovicus Dhont, 36 jaar oud, stokersknecht 9 .<br />

5. Marie Catherine Lammon, vrouw van Ludovicus Dhont.<br />

6. M.J. de Vos: vermoedelijk gaat het hier om notaris Martinus Joannes de Vos 10 , die toen in<br />

de Kerkstraat woonde.<br />

Ook over het uiteindelijke resultaat van de hele zaak zijn we niet ingelicht. Een vonnis of<br />

uitspraak over deze klacht hebben we in de archiefdocumenten alsnog niet gevonden. Maar<br />

hoe dan ook, het feit alleen al van de aanklacht (die wellicht niet zo lichtvaardig is gebeurd)<br />

bevestigt eens te meer het beeld dat ons van hoogbaljuw Martens al bekend is. En precies<br />

omdat er in diens attitudes al precendenten bekend zijn, is ook deze nieuwe aanklacht des te<br />

geloofwaardiger. Al moeten we de hoogbaljuw althans in deze zaak, bij ontstentenis van<br />

vonnis, het voordeel van de twijfel gunnen.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!