18.09.2013 Views

Untitled

Untitled

Untitled

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

D F,<br />

h E V E N S<br />

V A N<br />

PLUTARCHUS.


D E<br />

L E V E N S<br />

V A N<br />

D O O R L U C H T I G E<br />

GRIEKEN EN ROMEINEN,<br />

ONDERLING VERGELEKEN,<br />

DOOK.<br />

PLUTARCHUS:<br />

IT HET OORSP RONKELYKE GRIEKSCH , GEHEEL OP NIEUW VER.<br />

YAALD, EN MET ZEER VELE AANTEEKENINGEN OPGEHELDERD,<br />

DOOR.<br />

ET. WASSENBERGH EN H. BOSSCHA,<br />

HOOGLEERAREN TE FRANEKER EN GRONINGEN.<br />

D E R T T E N D E DEEL.<br />

MET PLATEN.<br />

TE AMSTERDAM, BY<br />

JOHANNES ALLART,<br />

M D C C C I X,


H E T<br />

L E V E N<br />

V A N<br />

G A L B A.<br />

XIII. DEEL. A,


H E T<br />

L E V E N<br />

VAN<br />

G A L B A.<br />

De Atheenfche veldheer IPHICRATES<br />

wilde, dat een bezoldigd krygsman een<br />

liefhebber ware van geld en zinnelyk ver­<br />

maak , opdat hy, middelen zoekende om<br />

die driften voldaan te krygen^ des te moe­<br />

diger in den itryd zoude zyn. Doch de<br />

meesten zyn van oordeel, dat het krygs»<br />

volk, even als een fterk lichaam (0), nimmer<br />

(Ö) Het kwam ons met REISKE voor, d«c<br />

men de gewone lezing , waarin DU SOUL ert<br />

IRYANE verandering wilden ronken, wel kan behouden,<br />

en dat de fchryver wil zeggen, dat gelyk<br />

het menfchelyk lichaam in het gebruik va^t<br />

2yne krachten, die anders gevaarlyk konden worden,<br />

beftuurd wordt door het hoofd of de zie! 3<br />

zo ook een lichaam van krygsvolk, welks krach-<br />

A a t«*a»


1 H E T L E V E N<br />

mer uit eigene beweging handelen, maar<br />

in zyne • bewegingen den veldheer vol­<br />

gen moet. Dus verhaalt men ook , dat<br />

PAULUS EMILIUS, toen hy het leger,<br />

't welk by in Macedonië overnam, vol<br />

fnappers en bemoeiallen vond, die her.<br />

opperbevel mede wilden voeren, een be.<br />

vel deed uitgaan , waarby elk gelast<br />

wierd zyne hand gereed, en zyn zwaard<br />

wel fcherp te hebben, maar al het ove­<br />

rige voor rekening van hem te laten. Ook<br />

begreep PLATO, dat de beste veldheer<br />

en bevelhebber niets kan uitrechten, wan­<br />

neer by het leger geene goede tucht en<br />

gehoorfaamheid plaats heeft j en dat de<br />

deugd van gehoorfamen, zo wel als van<br />

gebieden, eenen rechtfehapen inborst vor­<br />

dert, en eene verftandige opvoeding, die<br />

vooral het oplopende en driftige door<br />

zachtheid en menschlievendheid tempert;<br />

en voor deze. zyne ftelling heeft hy tot<br />

bewyzen en voorbeelden, behalven vele<br />

an-<br />

ten, kwalyk gebruikt, nog des te gevaarlyker zyn<br />

zouden, niet uit eigene beweging en drift moet<br />

bandelen, maar zich werktuiglyk door het opper­<br />

hoofd moet laten bewegen.


T A » GALBA, f<br />

andere droevige ondervindingen, byzonder<br />

datgene , 't welk den Romeinen na den<br />

dood van NERO is overgekomen , waaruit<br />

blykt, dat in een gebied niets verfchrikke-<br />

lyker kan zyn, dan eene krygsmagt, die<br />

naar domme en drieste driften te werk<br />

gaat. Te recht vergeleek hierom ook DE-<br />

MADES het Macedonisch leger, na den<br />

dood van ALEXANWKK, by den Cykloop,<br />

dien het oog was uitgeftoken (b~), daar hy<br />

hetzelve velerhande ongeregelde en wilde<br />

bewegingen zag maken. Maar het ging<br />

met de fchokken en bewegingen van het<br />

Romeinfche gebied omtrent zoo als met die<br />

van de Titanen in de fabel; daar hetzelve,<br />

in vele gedeelten vaneengefcheurd, tevens<br />

van alle kanten weder op zich zeiven ne-«<br />

derftortede, niet zo zeer door de heersch-<br />

zucht der genen, die tot Imperatoren wier­<br />

den uitgeroepen, als wel door de fchraap.<br />

zucht en losbandigheid van het krygsvolk,<br />

't welk telkens den eenen Imperator door<br />

den anderen wegdreef, zo als men den<br />

eenen fpyker wegdryft door den anderen.<br />

Dio-<br />

(£) De bekende Cycloop POLYPHEMUS, diea<br />

door ULYSSES het oog werd uitgeftoken.<br />

A 3


& B E T L E V E N<br />

DiONVSius, fpottende met de fchielyké'<br />

ïotverwisfeling van PHER^EUS, die, nadac<br />

hy flechts tien maanden de opperheer-<br />

fchappy in Thesfalië gevoerd had , reeds<br />

om 't leven werd gebracht, noemde den-<br />

zelven eenen Tyran van de Tragedie.- Maar<br />

het Palatium en Vorftelyk huis der Cé-<br />

zars heeft binnen nog koneren tyd vier<br />

Imperators gehad, daar de een als 't ware<br />

ten toneele wierd opgeleid, en de andere<br />

hetzelve moest verlaten (cj. Echter bleef<br />

voor het ongelukkig volk deze ééne troost<br />

over, dat zy geene andere wraak voor de<br />

bewerkers van dat kwaad nodig hadden,<br />

vermids zy hen onderling zich zeiven zagen<br />

om hals brengen, en wel in de eerfte<br />

plaats, en met het hoogfte recht, den ge­<br />

nen, die hen door een valsch lokaas had<br />

bedrogen, en hen uit de verandering van<br />

eenen CJSSAR ZÓ veel had geleerd te ho­<br />

pen, als hy zelf hun beloofde, eh die de<br />

- edel-<br />

• (V) GALBA, OTHO, VITELLIUS, VESPASIA»<br />

BUS, Met de befchryving van PLUTARCHUS<br />

yan de toenmalige gefteldheid des Romeinfchen<br />

igebieds verdient vergeleken te worden die van<br />

TACIXUS in 't begin van zyne Gelchiedenisfen.


V A N G A L B A.<br />

edelfte daad , den opdand tegen NÊ&Ö,'<br />

fchandvlekte door de beloningen, dïe by<br />

daarby voegde, waardoor dezelve toe een<br />

verraad werd gemaakt.<br />

Namelyk NYMPHIDIUS SABINUS, die,<br />

zo als wy te voren gezegd hebben (i),.<br />

Préfect van.de lyfwacht was met TSGIL-<br />

L I N u s , toen het met de zaken van N E-<br />

R o wanhopig ftnnd, en deze, zo als<br />

bleek, - zich gereed maakte om naar Egïpte<br />

te vluchten, haalde het krygsvolk over<br />

om, even als ware NERO reeds weg en<br />

werkelyk op de vlucht, GAL BA als Imperator<br />

uitteroepen, en loofde tot heloning.<br />

uit aan ieder der zoldaten van de ftad en<br />

van de lyfwacht zevenduizend en vyfhon-derd<br />

drachmen, en aan die van de winge,<br />

westen ieder twaalfhonderd en vyftig: eene<br />

zom<br />

00 Daar het hier aangehaalde nergens in deze<br />

Levens van PLUTARCHUS voorkoomt, mag men<br />

befluiten, dat het leven van NERO- en welligt ook<br />

die van de voorgaande Imperators, mede door<br />

onzen Schryver geboekt doch niet tot ons geko­<br />

men zyn. Zo geeft hy ook aan 't flot der levens-<br />

befchryving van OTHO te kennen, dat hy het le­<br />

ven van VITELLIUS befchreven heeft, 't welk<br />

almede niet voorhanden is.<br />

A 4


ï SET L E V E N<br />

zom zoo groot, dat het onmogelyk was<br />

dezelve byeen te krygen, zonder tiendui.<br />

zendmaal meer onheils over hef gehele<br />

volk te brengen, dan NERO veroorzaakt<br />

had. Hierdoor toch werd wel de ondergang<br />

van NERO voltooid, maar ook wel.<br />

dra GAL BA zelf ten val gebracht: want<br />

den eerften vielen zy af om de beloofde<br />

beloning te ontvangen , en den katften,<br />

om dat hun dezelve niet wierd gegeven.<br />

Terwyl zy vervolgens iemand zochten om<br />

hun die zom gelds te geven, zagen zy<br />

door gedurigen afval en herhaald verraad<br />

zich zeiven eer uitgeput, dan zy den gehoopten<br />

loon magtig wierden. Dan dit<br />

alles in byzonderheden naauwkeurig te ver.<br />

halen, is het werk van eenen eigenlyken<br />

gefchiedfchryver: ik heb flechts te zorgen,<br />

dat ik de merkwaardige omftandigheden in<br />

de daden en lotgevallen der CAESARS niet<br />

met ftilzwygen voorbygaa.<br />

Het is buiten tegenfpraak, dat SULPI-'<br />

cius GALBA de rykfte was van alle andere<br />

burger.perzonen, die in het geflacht<br />

der CAESARS zyn ingedrongen. En daar<br />

hy zich, door zyne afkomst uit het ge.<br />

flacht der SERVIUSSEN, op eene zeer<br />

aan-


V A N G A L B A.<br />

aanzienlyke geboorte kon beroemen , liet<br />

hy zich nog meer voorftaan op zyne ver.<br />

wantfchap met CATULUS (e), een man,<br />

die in deugd en achting de eerfte was van<br />

alle zyne tydgenoten, fchoon hy den voor­<br />

rang van grote magt gaarne aan anderent<br />

afftond. Daarby Hond GAL BA ook nog<br />

in eenige betrekking van verwantfchap met<br />

LI VIA, de gemalin van AUGUSTUS, en<br />

het was door hare gunst, dat hy als Con-<br />

ful het Palatium verliet. Men pryst ook<br />

zeer zyn bewind over de legioenen in Ger-<br />

manië, en zegt, dat hy als Proconful van<br />

Afrika zich by uitftek heeft onderfcheiden.<br />

Dan zyne eenvoudige levensvvyze, en zyne<br />

fpaarfaamheid en karigheid, werden hem,<br />

toen hy Imperator was geworden, als ge­<br />

breken van eenen al te bekrompen geesr.<br />

toegerekend, waarvan hy niet dan eenen<br />

fchralen roem van huishoudelykheid en zui­<br />

nigheid behaalde. Hy werd met het op-<br />

perkrygsbewind naar Spanje gezonden door<br />

NERO, toen deze nog niet geleerd had<br />

bur-<br />

(


io H E T L E V E N<br />

burgers in hoog bewind geplaatst re vre­<br />

zen. En daar hy van aard zachtzinnig<br />

fcheen te zyn, verwekten zyne jaaren een<br />

ganftig denkbeeld van-voorziduigheid.<br />

Als nu fno: 3<br />

e Landvoogden de winge­<br />

westen op eene vvre.le en onmcnfchetyke<br />

wyze mishandelden (f), was hy wel niet<br />

in ftaat om door andere middelen die<br />

kwaad te verhelpen ; doch evenwel door<br />

openlyk zyn leedwezen daarover te laten<br />

blyken, en deel te nemen in bet lyderi<br />

der verdrukten, bragt hy in zekeren zin<br />

verligting en troost toe aan die genen,<br />

welke onrechtvaardig behandeld en als Ha­<br />

ven verkocht wierden. En als 'er fchimp-<br />

dïchten op NERO gemaakt, en overal ver-<br />

fpreid en gezongen wierden, ging hy zulks<br />

niet tegen, noch deelde in de verontwaar­<br />

diging, welke de Landvoogden daarover<br />

betoonden: en dit maakte hem nog meer<br />

bemind by de ingezetenen; want hy was<br />

reeds<br />

- (/) Hy bedoelt die genen, welke door de lm-<br />

perators ter waarneming hunner zaken, en byzon-<br />

d'er tot het befhmr der geldmiddelen en het inza­<br />

melen van penningen voor 's Vorften kas, naar<br />

de Provinciën gezonden werden.


V A N G A L B A . li<br />

reeds gemeenfaam met hun geworden, daar<br />

hy agt jaren lang het bewind in dat ge­<br />

west had gevoerd , toen J U N I U S V I N -<br />

D E X , Proprét.or van Galliën, tegen N E K O<br />

ópftond. . Men verhaalt, dat hy, voordat<br />

de opftand openlyk was uitgeborften, eenen<br />

brief daarover van V I N D E X ontving, doch<br />

dat hy geen geloof daaraan floeg, noch<br />

de zaak ontdekte of aanbragt, zo als de<br />

overige Landvoogden deeden , die de brie­<br />

ven aan hun gefchreven aan N E R O over­<br />

zonden, en daardoor, zo veel in hun was,<br />

nadeel toebragten aan eene onderneming,<br />

waarin zy naderhand deel nemende beken­<br />

nen moesten , dat zy even zo zeer zich<br />

zeiven als den ondernemer verraden had­<br />

den. Maar als V I N D E X naderhand, toen<br />

hy openlyk den oorlog had verklaard,<br />

G A L B A door eenen brief aanporde , om<br />

de oppermagt te aanvaarden, en zich als*<br />

hoofd te voegen by het lichaam der Gal­<br />

liërs, 't welk een hoofd nodig had, en<br />

genoegfame fterkte bezat , daar het hon­<br />

derdduizend man werkelyk onder de wa­<br />

penen had, en in (laat was om nog meer<br />

pnder de wapenen te brengen, raadpleegde<br />

hy hierover met zyne vrienden, van wel­<br />

ken


12 HET L E V E N<br />

ken zommigen oordeelden, dat men voor<br />

als nog moest blyven, die men was, en<br />

afwachten, wat 'er te Rome gebeurde, en<br />

hoe daar over den opftand gedacht wierd:<br />

maar TITUS VINIUS (g), Préfect van de<br />

hof bende, zeide: „ waartoe toch, o GAL-<br />

„ B A ! zal dat marren dienen ? want in<br />

„ overweging te nemen, of wy NERO<br />

getrouw zullen blyven , is reeds op«<br />

„ ftand QJi). Een van beiden dus, gy<br />

„ moet, even als of NERO reeds voor<br />

„ vyand verklaard was, niet aarzelen om<br />

„ met VINDEX eene gemeene zaak te<br />

„ maken, of gy moet hem terftond aan-<br />

„ brengen en de wapenen tegen hem op-<br />

„ vatten, omdat hy u verkiest tot opper.<br />

hoofd der Romeinen, in plaats van den<br />

„ dwingeland NERO."<br />

Hierop liet GALBA openlyk by gefchrifc<br />

eenen dag aankondigen, waarop hy beloof,<br />

de aan elk, die het begeeren zoude, be-<br />

vry-<br />

(g) Dus fchynt de ware naam te zyn, en nier<br />

TITUS JUNIUS, gelyk XYLANDER wil. Zie<br />

ERNESTI ad Tacit. Hht. init.<br />

(A) Zo oordeelde ook TACITUS: qui delibe*<br />

rant, defciverunt.


V A N G A L B A . 13<br />

viyding van flaverny te zullen fchenken.<br />

Hec gerucht van de zaak , 't welk zich.<br />

vroegtydig verfprcid had, deed eene grote<br />

menigte menfchen opkomen , gereed om<br />

de omwenteling te voltooien. Zodra hy<br />

zich dus in het openbaar vertoonde, geze.<br />

ten op het verheven geftoelte, werd hy<br />

van allen eenftemmig voor Imperator uit­<br />

geroepen. Hy wilde echter niet dadelyk<br />

dezen tytel aannemen, maar, nadat hy<br />

zware befchuldigingen tegen NERO had<br />

ingebracht, en op eenen klagenden toon<br />

vermeld den dood van zo velen der aan-<br />

zienlykfte mannen, die door NERO waren<br />

vermoord, verklaarde hy zich gereed om<br />

zyne zorg aan het vaderland te koste te<br />

leggen, niet onder den tytel van CES AR.<br />

of Imperator t maar onder dien van hoofd<br />

des Raads en des Volks van Rome. Dat<br />

nu VINDEX met recht en naar verdiende<br />

GALBA tot het bewind had geroepen,<br />

daarvan leverde het gedrag van NERO zei­<br />

ven een fterkfprekend bewys op. Want<br />

daar deze zich hield, als of hy de bewe­<br />

gingen in Galliè'n niet ter harte nam, en<br />

zich deswegen in 't geheel niet bekom,<br />

merde , vernam hy niet zo ras, wat 'er<br />

met


H E T L E V E N<br />

met GALBA was voorgevallen , 't welk'<br />

hem gemeld werd op het oogenblik, dat<br />

hy uit het bad komende zich aan tafel<br />

had gezet, of hy wierp in drift de tafel<br />

omver. Evenwel, nadat de Raad GALBA<br />

voor vyand verklaard had, nam hy by zy­<br />

ne vrienden eene fpottende houding aan,<br />

en wilde den kloekmoedigen man verto-<br />

res, zeggende, dat hem. daar hy thans<br />

geld nodig had, geene kwade gelegenheid<br />

om zich te redden was ingevallen (/),<br />

want dat hy de goederen der Galliërs,<br />

wanneer die ondergebracht zouden zyn,<br />

voor buit zoude nemen, 't welk niet wei­<br />

nig zoude aanbrengen, en wat de goede<br />

ren van GALBA betrof, daar deze voor<br />

vyand verklaard was, konden die terftond<br />

aangetast en verkocht worden. Hy gaf<br />

ook werkelyk bevel om GALBA'S goede,<br />

ren te verkopen: doch deze, zulks hoo-<br />

rende , kondigde insgelyks de verkoping<br />

aan van alles, wat NERO in Spanje be­<br />

zat,<br />

6') Volgens de geraeene lezing zou het zyn<br />

,, geene kwade voor/pe/litig"; doch de verbetering<br />

van DU SOUL kwam ons hier aannemelyker<br />

voor.


V A N GALBA. i$<br />

«ai, en fcrèeg daartoe een groot aactal<br />

veel gereeder kopers.<br />

Daar nu meest allen NERO afvielen, en<br />

zich by GALBA voegden, bleven CLO-<br />

nïi'S MACER, die het bewind in Africa<br />

had, en VERGINIUS RUFUS, Bevelheb.<br />

ber van hét Germanifche krygsvolk in Gal-<br />

Hën, op zich zelven, zónder nogtans dcn-<br />

gelfdcn zin te volgen: want CLOPÏÜS<br />

di2 , v/reed en fchraapzuchtig van aard,<br />

zich geheel en al aan roof en moord l;?d<br />

overgegeven, 'toonde duidelyk nier. te we.<br />

ten, wac hy doen zoude, daarin rjamelyk,<br />

dat hy zich noch in het opperbewind<br />

durfde bevestigen, noch van hetzelve af.<br />

ftand doen; terwyl VERGINIUS, aan het<br />

hocfd zynde van de magtigfte keurbenden,<br />

die hem verfcheidene malen voor Impera­<br />

tor uitgeroepen hadden, en hem wiidea<br />

dwingen om de oppermagt aantenemen,<br />

verklaarde, dat hy die niet aannemen zou­<br />

de, noch ook toelaten, dat dezelve aan<br />

iemand anders wierd opgedragen, dan die<br />

door den Raad verkoren zoude zyn. Dit<br />

reeds maakte GALBA niet weinig onthutst.<br />

Maar toen de krygsbenden van VERGI­<br />

NIUS en VINDEX hunne Opperbevelheb­<br />

bers,


IÓ* H E T L E V E N<br />

bers, even als voerlieden, die niet meer<br />

in ftaac zyn om hunne paarden in toom te<br />

houden, hadden vervoerd om handgemeen<br />

te worden, en een woedend gevecht daar­<br />

uit was ontftaan, 't welk aan twintigdui­<br />

zend Galliërs het leven kostte, en VIN­<br />

DEX de handen aan zich zei ven deed<br />

Haan; en toen daarop, het gerucht ver-<br />

fpreid wierd , dat allen , na zulk eene<br />

grote overwinning, begeerden, dat VER.<br />

GINIUS de oppermagt zoude aannemen,<br />

en zich anders bereid toonden om weder­<br />

om de party van NERO te kiezen; toen<br />

fchreef GALBA, in de uiterfte verlegen­<br />

heid, eenen brief aan VERGINIUS, waar.<br />

in hy hem bad om met hem de handen<br />

inéénteflaan, en de Romeinfche heerfchap-<br />

py en vryheid te helpen behouden. En<br />

hierop begaf hy zich met zyne vrienden<br />

naar Cluma(k) 9<br />

eene ftad in Spanje, waar<br />

hy meer den tyd doorbragt in berouw<br />

over 't gene hy begonnen bad^ en in ver.<br />

langen naar zyn vorig ftil en gerust leven,<br />

waar-<br />

(i) Eene Romeinfche volkplanting en rechtsftad,<br />

ter plaatfe omtrent, waar thans Valladolid<br />

gelegen is.


T A N G A L B A . 17<br />

waaraan hy van jongs af gewoon was ge­<br />

weest, dan in het nemen van de nodige<br />

maatregelen voor zyne tegenwoordige om-<br />

ftandigheden.<br />

Het was thans zomer, toen laat in den<br />

avond een vrygelaten van hem, met name<br />

ICELUS (/), van Rome aankwam, heb­<br />

bende de reis in zeven dagen volbracht.<br />

Deze hoorende , dat GALBA zich reeds<br />

had afgezonderd , en ter ruste begeven,<br />

ging ylings naar deszelfs flaapvertrek, deed,<br />

zonder zich aan de wachten te ftooren, de<br />

deur open, en binnen gegaan zynde bragt<br />

hy de tyding, dat terwyl NERO nog leef­<br />

de, doch zich reeds zoek had gemaakt,<br />

eerst het leger, en vervolgens het volk en<br />

de Raad GALBA als Imperator hadden uit­<br />

geroepen, en dat men kort daarop bericht<br />

van,<br />

(O In den tekst ftaat 2/x(A5, 't welk ook<br />

•door de Vertalers Siculus of de Siciliaan wordt<br />

overgezet. Doch LIPSIUS heeft bij T A C I T U J<br />

Hist. I. 13. dit reeds verbeterd. Van dien ICE­<br />

LUS, den vrijgelatenen en lieveling van GALBA,<br />

heeft SUETONIUS'OP het einde van GALBA'S le­<br />

ven ons eene walgelijke bijzonderheid verhaald.<br />

XIII. DEEL. B


'i8 H E T L Ë V E N<br />

van zynen dood had bekomen: dat hy<br />

evenwel zich met die blote tyding niet<br />

had te vreden gehouden, maar zich bege­<br />

ven naar de plaats, waar het lyk was, en<br />

dit gevonden hebbende was heengegaan.<br />

•Dit nieuws beurde GALBA grotelyks op,<br />

en 'er kwam eene grote menigte volks<br />

voor het huis zamenvloeien, welken hy<br />

hierdoor ten fterkftcn bemoedigde, fchoon<br />

de fpoed, waarmede de vrygelatene gereisd<br />

bad, ongelooflyk fcheen. Twee dagen la­<br />

ter echter kwam TITUS VIBINIUS met<br />

meer anderen uit het leger, die omftandig<br />

verhaalde hetgene door den Raad befloten<br />

was. Deze werd hiervoor tot hogen rang<br />

verheven. Den vrygelatenen fchonk hy het<br />

recht om eenen gouden ring te dragen, en<br />

deze, die voortaan MARTIANUS ICEL-<br />

LUS genoemd werd, verkreeg tevens het<br />

voornaamfte gezach onder alle zyne vryge­<br />

latenen.<br />

Maar te Rome was inmiddels N YMP Mi­<br />

ni us SABINUS bezig met niet heimelyk<br />

of langfamerhand, maar in eens het opper-<br />

gezach over alles aan zich te trekken,<br />

voorwendende, dat GALBA oud, en naauw-<br />

Ifks


V A N G A L B A . 19<br />

ïyks in ftaat was om zich in eene draag-<br />

koets naar Rome te laten voeren (want<br />

deze was reeds drie en zeventig jaar); en<br />

daarby begrypende, dat de Hof benden, die<br />

hem reeds voorlang genegen waren, thans<br />

geheel en al aan hem verkleefd waren, en<br />

hem, wegens de ryke vereering, die zy<br />

van hem ontvingen, als hunnen weldoener<br />

befchouwden, terwyl zy GALBA flechts<br />

als hunnen fchuldenaar aanzagen. Zynen<br />

ambtgenoot TIGELLINUS beval, hy dade-<br />

lyk het zwaard aftegeven; hy richtte gast.<br />

malen aan, waarop hy de Oud-Confuls,<br />

en zulken die over legers of wingewesten<br />

het bevel hadden gehad, liet nodigen,<br />

't welk hy deed op naam van GALBA: in<br />

5<br />

t leger maakte hy verfcheidenen op om te<br />

zeggen, dat men door Afgezanten van GAL­<br />

BA moest begeeren, dat NYMPHIDIUS<br />

voor altoos, en alleen, tot Overften over<br />

de Hof bende wierd aangefteld. Dan 't geen<br />

de Raad deed om hem te vereeren, met<br />

hem hunnen weldoener te noemen, en da-<br />

gelyks zyn hof by hem te maken, en alle<br />

befluiten door hem te laten bekrachtigen,<br />

maakte bem fteeds nog ftouter; zodat hy<br />

B 2 ia


to H E T L E V E N<br />

in korten tyd by zyne vleiers zeiven niec<br />

alleen gehaat, maar ook gevreesd vvierd.<br />

Als de Confuls flaven, in 's lands dienst<br />

ftaande, hadden afgezonden om de beflui.<br />

ten aan den Imperator overtebrengen, en aan<br />

dezelven de gewone gezegelde opene brieven<br />

hadden medegegeven, op vertoon van welken<br />

de ftedelyke beftuuren gewoon waren<br />

aan de boden telkens versch gefpan te bezorgen<br />

om met zo veel te meer fpoed te<br />

reizen , toonde hy zich niet weinig gebelgd<br />

, dat men niet zyn zegel en zyne<br />

zoldaten daartoe had gebruikt. Zelf3 verhaalt<br />

men, dat hy in ovetweging ftond om<br />

de Confuls daarvoor te ftraffen; dan toen<br />

zy redenen van hun gedrag gaven , en<br />

hem deswegen om verfchoning fmeekten,<br />

liet hy zich weder te vrede ftellen. Om<br />

aan het volk genoegen te geven, liet hy<br />

toe, dat al wie van NERO'S aanhang hun<br />

in handen viel, doodgeflagen wierd. Dus<br />

werd SPICILLUS, de zwaardvechter, onder<br />

de ftandbeelden van NERO, die door<br />

de ftad gefleept werden, geworpen , en<br />

midden op de markt verpletterd. APO-<br />

NIUS, een van deszelfs verklikkers, werd<br />

on.


V A N G A L B A . er<br />

onder den voet geworpen , en door karren<br />

, met fteen geladen , dood gereden;<br />

vele anderen werden door het volk verfcheurd,<br />

onder welken zommigen waren,<br />

die niets kwaads bedreven hadden: zodat<br />

MAURJSCUS, die voor eenen van de beste<br />

burgers doorging, en zulks inderdaad<br />

was, tot den Raad zeide, dat hy vreesde,<br />

men zou weldra verlangen NERO weerom<br />

te hebben*<br />

Terwyl NYMPHIDIUS dus fteeds nader<br />

aan het doel van zyne wenfchen poogde<br />

te komen, hoorde hy niet ongaarne, dat<br />

men hem deed voorkomen als eenen zoon<br />

van CAJUS CAESAR, den opvolger van<br />

TIBERIUS. CAJUS namelyk zoude in<br />

zyne jeugd gemeenfchap hebben gehad<br />

met de moeder van hem, die 'er zeer<br />

wel uitzag, en de dochter was van cAL-<br />

LI STUS, eenen vrygelatenen van c JE SAR,<br />

by eene naaifter, die hem voor loon diende;<br />

Doch het koomt my voor, dat die<br />

verkeering van CAJUS met de moeder van<br />

NYMPHIDIUS eerst heeft plaats gehad,<br />

nadat hy reeds geboren was. Anderen zei-<br />

B 3 den


st H E T LEVEN<br />

den dan ook, dat hy een zoon was van<br />

den zwaardvechter MARTIANUS, op wien<br />

NYMPHIDIA, om deszelfs groten roem,<br />

verliefd was geworden; gelyk hy dan ook<br />

in wezenstrekken het meest op dezen ge­<br />

leek. Hoe dit zy, zeker is het, dat hy<br />

NYMPHIDIA voor zyne moeder erkende;<br />

en dat hy, zich zeiven alleen de eer toe.<br />

kennende van NERO'S val, niet te vreden<br />

was met de beloningen van eer en geld,<br />

die hy daarvoor genoot, noch ook, dat<br />

hy zyne lusten mogt voldoen met SPO-<br />

RUS, voorheen den lieveling van NERO,<br />

dien hy dadelyk na NERO'S dood, en ter-<br />

wyl bet lyk van dezen nog lag te branden<br />

op den houtftapel, by zich had genomen,<br />

en onder den naam van POPP^IA als zyne<br />

vrouw gebruikte; maar zich nog daaren.<br />

boven in de opperheerfchappy, als opvol­<br />

ger van NERO, zocht intedringen. Hier.<br />

aan werkte hy heimelyk te Rome door<br />

zyne vrienden, wordende tevens in Y ge.<br />

heim onderfteund door eenige vrouwen en<br />

raadsheeren; en voorts zond hy eenen zy-<br />

fler vrienden, GELHANUS genaamd, naar<br />

Span*


V A N G A L B A . 22<br />

Spanje, om te befpieden, hoe het daar<br />

gefield ware (m).<br />

Intusfchen liep GALBA, na den dood<br />

van NERO, alles mede: alleen VIRGIN tus<br />

RUFus, die nog geene party gekozen had,<br />

baarde hem nog ongerustheid, daar hy<br />

vreesde, dat deze , nadat hy by het be­<br />

wind over het grootfle en dapperfte leger<br />

de overwinning over VINDEX had ge­<br />

voegd , en een groot deel van het Romein-<br />

fche gebied, namelyk geheel Galliën,'twelk<br />

in eene oproerige gisting was, te onderge-<br />

bragt, eindelyk gehoor zoude geven aan<br />

de genen, die hem aanzetteden om het be.<br />

wind op zich te nemen. Want niemand<br />

had groter naam noch roem dan VIRGI-<br />

«ius, als die het meest had toegebragt<br />

om<br />

Cm) Schoon hier in den grondtekst iets, mis-<br />

fchien toch maar een enkel woord , bij het af-<br />

fchrijven is verloren geraakt, en een ander woord<br />

bedorven is geworden, levert echter het overge­<br />

blevene , met eene kleine verandering, den zin<br />

op, dien wij hebben uitgedrukt, en dien men<br />

kan onderftellen de hoofdmeening des Schrijvers<br />

te bevatten.<br />

B 4


24 H E I L E V E N<br />

om den Romeinfchen Staat tevens van eene<br />

ondragelyke dvvingelandy en van de Galli-<br />

fche oorlogen te verlosfen. Dan deze,<br />

volhardende in zyne vorige denkwyze, wil­<br />

de de keuze van eenen Imperator open<br />

houden voor den Raad , niettegenftaande<br />

dat, NERO'S dood openbaar geworden<br />

zynde, niet alleen het leger van nieuws<br />

by hem aanhield, maar zelfs een der Over-<br />

ften in zyne tent het zwaard tegen hem<br />

trok, en zeide, dat hy kiezen moest tus-<br />

fchen het opperbewind en het zwaard.<br />

Maar toen FABIUS VALENS, die één<br />

Legioen onder zyn bevel had, het eerst<br />

den eed van getrouwheid aan GALBA had<br />

gedaan, en 'er brieven uit Rome aange-<br />

komen waren, waarin het befluic van den.<br />

Raad werd gemeld, overreedde hy einde-<br />

lyk, fchoon met grote moeite, het krygs-<br />

volk om GALBA voor Imperator uitteroe-<br />

pen , en weigerde niet FLACCUS HOR.<br />

DEONIUS, die als zyn opvolger gezonden<br />

werd , te erkennen. Aan dezen dus het<br />

leger hebbende overgegeven, ging hy GAL­<br />

BA by deszelfs overkomst te gemoet, en<br />

vergezelde hem, zonder dat hy met eenig<br />

by-


V A N G A L B A . 25<br />

byzónder blyk van misnoegen noch ook<br />

van hoogachting bejegend wierd. Wat het<br />

eerfte betreft, dit kon de achting, die<br />

GALBA hem toedroeg, niet dulden , en<br />

het laatlle werd veroorzaakt door GALBA'S<br />

vrienden; voornamelyk door TITUS y'cfe<br />

NIUS, die, terwyl hy uit nyd VIRGINIUS<br />

zocht te benadeelen, zonder dat hy het<br />

wist, deszelfs geluk bevorderde, daar hy<br />

hem buiten oorlogen en andere rampen<br />

hield, waarin de overige veldheeren ge-<br />

wikkeld werden, en hem'daarentegen een<br />

ftil léven en eenen gansch vreedzamen en<br />

gerusten ouderdom deed genieten.<br />

De afgevaardigden uit den Raad vonden<br />

GALBA omftreeks Narbo, eene ftad van<br />

Galliën, waar zy hem begroeteden, en<br />

ernftig verzochten óm zich hoe eer hoe<br />

liever aan het volk, 't welk zulks verlang­<br />

de, te vertonen. Hy onding en behandel­<br />

de hen niet alleen in andere opzichten op<br />

eene vriendelyke en alzins gemeenfame ma­<br />

nier, maar gebruikte ook by de maaltyden,<br />

waarop hy hen onthaalde , niets van al dien<br />

toeftel van tafelgereedfchap en omflag van<br />

bedienden, die NYMPHIDIUS hem uit den<br />

B < voor-


&6 HET L E V E N<br />

voorraad van NERO gezonden had, maar<br />

beholp zich geheel en al met het zyne;<br />

waarom hy geprezen werd als een grootmoedig<br />

man, en die toonde boven dwaze<br />

verwaandheid verheven te zyn. Dan fpoedig<br />

wist VINIUS, die deze edele eenvoudigheid,<br />

die onopgefmukte en burgerlyke<br />

manier van doen, volksvleiery noemde, en<br />

eenen fmaak die al wat groot was verfmaadde<br />

, hem te bewegen om van N E-<br />

RO'S rykdommen gebruik te maken, en by<br />

zyne maaltyden geenen koninglyken pracht<br />

te fparen; ja langzamerhand deed de oude<br />

man genoeg zien, dat hy geheel en al van<br />

VINIUS zoude afhangen.<br />

VINIUS nu was zo uitermaten geldgierig,<br />

dat hy daarin niemand toegaf, en<br />

daarenboven zeer overgegeven aan onkuifche<br />

liefde voor de vrouwen. Reeds nog<br />

zeer jong zynde, toen hy onder CALVI-<br />

SIUS SABINUS zynen eerften veldtogt<br />

deed, had hy de vrouw van dien veld.<br />

overften, die zeer befaamd was, by<br />

nacht in krygsgewaad in het leger gebragt,<br />

en op de plaats, welke by de Romeinen<br />

Prin*


V A N G A L B A . '27<br />

'Princlpia genoemd wordt, bekend (V).<br />

Hierom had CAJUS C JE SAR. hem gevangen<br />

gezet, doch na den dood van dezen<br />

had hy het geluk gehad om weder op vryc<br />

voeten te geraken. Eens, toen hy by<br />

CLAUDIUS CAESAR ter maaltyd was, ftal<br />

hy eenen zilveren beker. C^SAR, dit vernomen<br />

hebbende, liet hem 'sanderdaags<br />

weder ter maaltyd nodigen, en beval, toen<br />

hy kwam, aan zyne bedienden, hem niets<br />

van zilver, maar alles van aardewerk, aantebieden<br />

en voortezetten. Dit nu werd uit<br />

hoofde van C^SAR'S zachtheid, die meer<br />

in het fpotachtige viel, geoordeeld eer belachelyk<br />

te zyn, dan waardig om 'er over<br />

vertoornd te worden. Maar 't gene hy<br />

door<br />

(«) principia heette ia de Romeinfche leger­<br />

plaats eene ruimte van honderd voeten breedte,<br />

en lopende van het eene einde tot het andere<br />

tiisfchen het hoofdkwartier en de tenten der Offi­<br />

cieren, en die der zoldaten , waardoor dus het<br />

opper-gedeelte der legerplaats van het beneden­<br />

gedeelte gefcheiden werd. Hier werden de veli-<br />

teekenen bewaard, en werd rechtspleging gehou­<br />

den; en dit was dus het aanzienlijkfte gedeelte<br />

van de geheele legerplaats.


*S H E T L E V E N<br />

door zytien groten invloed en vermogen op<br />

GALBA om geld uitvoerde, gaf aan zommigen<br />

aanleiding, aan anderen voorwendzels<br />

voor de grootfte treurtoneelen en onheilen,<br />

die zy aanrichteden.<br />

NYMPHIDIUS namelyk, zodra GEL-<br />

LI ANUS terug was gekomen, dien hy<br />

min of meer als verfpieder naar GALBA<br />

gezonden had, van dezen vernomen heb­<br />

bende, dat CORNELIUS LACO tot Overfte<br />

van de Hof bende was aangefteld, en<br />

dat VINIUS alleen het beduur van alles<br />

had, dat hy [Gellianus] zelfs niet in de<br />

nabyheid van GALBA had kunnen komen,<br />

noch gelegenheid had gehad om afzonderlyk<br />

met hem te fpreken, daar elk hem in<br />

't oog hield en naging, werd hierover zeer<br />

ontrust, en de hoofden van de krygsmagt<br />

hebbende zamengeroepen, zeide hy, dat<br />

GALBA wel een goed oud man, billyk en<br />

gematigd was, doch dat hy zelden uit zyne<br />

eigene oogen zag, en zich door VI­<br />

NIUS en LACO, geenszins ten besten, liet<br />

leiden; hy Helde dus voor, eer dat dezen<br />

ongemerkt den zelfden invloed in alles<br />

kregen,dien TIGELLINUS had gehad,afge-<br />

vaar.


V A N G A L B A . 49<br />

vaardigden uit het leger naar den Imperator te<br />

zenden, om hem onder het oog te bren­<br />

gen, dat, zo hy Hechts die twee vrienden<br />

van zich verwyderde, hy te Rome met<br />

veel meer blydfchap en genegenheid zoude<br />

worden ontfangen. Dan toen dit zyn voor-<br />

ftel geenen ingang vond, en het vreemd en<br />

ongerymd geoordeeld wierd, eenen Impera­<br />

tor van die hoge jaren, even als eenen jon­<br />

geling, die het Opperbewind nog pas ge-<br />

fmaakt had, voortefchryven, welke vrien»<br />

den hy al of niet moest hebben, floeg hy<br />

eenen anderen weg in, en zocht GALBA door<br />

brieven vervaard te maken; nu eens fchry.<br />

vende , dat 'er in de Had heimelyk kwaad<br />

fchuilde, en vele gemoederen' aan 't gisten<br />

waren; dan eens, dat CLODIUS MACER.<br />

de koornfchepen in Afrika achterhield; op<br />

eenen anderen tyd, dat onder het krygs.<br />

volk in Germanië bewegingen befpeurd<br />

wierden, en dat zulks ook aangaande de<br />

legioenen in Syrië en Judéa bericht wierd.<br />

Dan daar GALBA zich dit alles luttel aan­<br />

trok, en aan die berichten geen geloof<br />

floeg, befloot hy hem den voet te ligten.<br />

Zulks werd hem wel door CLODIUS CEL­<br />

SUS


C<br />

3 H E T L E V E N<br />

sus van Antiochië, een • verftandig man,<br />

én die het als een getrouw vriend wel met<br />

hem meende, afgeraden, daar 'er, zo als<br />

deze zeide, zeer waarfchynlyk geene enkele<br />

te Rome was, die NYMPHIDIUS tot CM<br />

SAR wilde uitroepen: dan.de meesten fpot.<br />

teden daarmede, en MITHRIDATES van<br />

Pontus, fchimpende op het kale hoofd en<br />

de rimpels van GALBA, zeide, dat de Ro­<br />

meinen nu wel vry wat met hem op had­<br />

den, maar dat zy, hem ziende, oordeelen<br />

zouden, dat het eene fchande voor dezen<br />

tyd was, san zulk eenen den titel van<br />

c iE SAR te geven.<br />

Men befloot werkelyk NYMPHIDIUS<br />

omtrent middernacht in 't leger te brengen,<br />

en hem daar voor Imperator uitteroepen.<br />

Maar ANTONIUS HONORATUS, de eer­<br />

de ia rang onder de krygs - overften, liet<br />

's avonds de zoldaten , die onder zyn bevel<br />

ftonden, byeenkomen, en befchuldigde eerst<br />

zich zei ven, en vervolgens hem, van bin­<br />

nen zo korten tyd zo menigmaal van party<br />

veranderd te zyn, niet uit een verftandig<br />

overleg, noch met keuze van beter, maar<br />

uit involging van. zekeren bozen geest, die<br />

hem


V A N GALBA. 31<br />

hem van de eene trouwloosheid tot de ani<br />

dere had vervoerd. „ Voor de eerfte<br />

„ maal, zeide hy, hadden de wandaden<br />

„van NERO eene fchynbare reden opge-<br />

„ leverd: maar zullen wy nu ook trouw-<br />

„ loos worden tegen GALBA? hebben wy<br />

„ dan ook ten zynen laste eenen moeder.<br />

„ moord, of het ombrengen van eene<br />

„ echtgenoot? hebben wy ons over hem<br />

„ te fchamen, om dat hy danste op het<br />

„ toneel, of rollen in eene Tragedie fpeeU<br />

„ de? En zelfs dat fcheen ons gene ge-<br />

„ noegfame reden om NERO te verlaten;<br />

„ zulks hebben wy gedaan op het zeggen<br />

„van NYMPHIDIUS, waaraan wy geloof<br />

„ floegen, dat namelyk hy ons het eerst<br />

„ had verlaten, en naar Egipte gevlugt<br />

„ was. Zullen wy dan GALBA tevens<br />

„ met NERO opofferen, en den bloedver-<br />

„ want van LIVIA ombrengen, gelyk wy<br />

„ den zoon van AGRIPPINA hebben om.<br />

„ gebragt, om den zoon van NYMPHI-<br />

„ DIA tot Imperator te kiezen? of zullen<br />

„ wy niet liever, even als wy ons als<br />

„ wrekers tegen NERO betoond hebben,<br />

„ door hem te ftraffen voor zyne euvelda-<br />

„ den,


32 H E T L E V E N<br />

„ den, ons als dappere en getrouwe lyf.<br />

„ wachten van GALBA gedragen?" In dit<br />

voordel van den Overften namen alle de<br />

zoldaten genoegen , en gingen ook naar de<br />

anderen, die zy aanfpoorden om den Im­<br />

perator getrouw te blyven, van welken zy<br />

een groot gedeelte tot hunne party over­<br />

haalden. Dit werd gevolgd van een groot<br />

geroep; waarop NYMPHIDIUS,'! zy omdat<br />

hy meende, gelyk zommigen zeggen, dat<br />

hy reeds door het krygsvolk wierd opge-<br />

roepen, of om dat hy haast maakte om de<br />

muitenden, en de genen die zich nog niet<br />

vóór hem verklaard hadden, voortekomen,<br />

zich derwaards begaf by het licht van een<br />

aantal fakkelen, houdende in de hand eene<br />

gefchrevene redevoering, opgefteld door<br />

CINGONIUSVARRO, welke hy van bui,<br />

ten geleerd had om dezelve voor het krygs •<br />

volk uittefpreken. Maar toen hy de poor*<br />

ten van de legerplaats gefloten vond, en,<br />

eene menigte gewapend volk op de wallen<br />

zag, werd hy bevreesd, en nader bykomen-<br />

de, vraagde hy, wat zy voorhadden, en<br />

op wiens bevel zy in de wapenen waren<br />

gekomen. Als hem allen hierop als uk.<br />

ééne


V A N G A L B A . 33<br />

ifcénen mond toeriepen , dat zy GALBA<br />

voor Imperator erkenden , kwam hy by<br />

hen, hief mede, even als de anderen, een<br />

vreugdegejuich aan , en beval zyn volk<br />

hetzelfde te doen, Dan, nadat de wacht}<br />

die aan de poort ftond, hem had binnengelaten,<br />

werd 'er eene werpfpies naar hem<br />

geworpen, welke door SEPPIMIUS, die<br />

vóór hem ging, met het fehild werd afgekeerd.<br />

Maar toen hierop de anderen met<br />

blote zwaarden op hem aanvielen, nam hy<br />

de vlugt; doch achterhaald zynde, werd<br />

hy in de tent van eenen zoldaat doodgeftoken.<br />

Zyn lyk werd midden in de le^<br />

gerplaats gefleept,met palisfaden omheind *<br />

en zó voor het oog van eiken nieuwsgier<br />

rigen den volgenden dag ten toon gefield;<br />

NYMPHIDIUS dus van kant gebragc<br />

zynde, gaf GALBA, zodra hy dit vernomen<br />

had, bevel om ook alle deszells me»<br />

depligtigen ter dood te brengen, voor zö<br />

Verre die niet reeds dadelyk de handen aati<br />

zich zeiven hadden geflagen: onder anderen<br />

moesten dit lot ondergaan CINGÖ-<br />

NIUS, die de redevoering had opgefteld, en<br />

MITHRIDATÉS van Pontus. Dan hierin<br />

iverd hy geoordeeld , zo al naar (breng<br />

XIII. DEEL. C recht I


34<br />

H E T L E V E N<br />

recht, echter niet volgens de wetten ert<br />

als een volksvriend te handelen, daar hy<br />

mannen van geen gering aanzien zó zon-<br />

der rechtspleging ter dood liet brengen.<br />

Allen namelyk hadden zich eene andere<br />

wyze van beftuur voorgefteld, hebbende<br />

zich, zo als het gemeenlyk gaat, door<br />

de eerde geruchten laten bedriegen. Nog<br />

meer was men geërgerd, dat hy PETRO*<br />

NIUS TERTULIANUS (o), een' Oud-<br />

Conful, en een getrouw vriend van NE*<br />

RO, Het ombrengen; want dat hy MA.<br />

CRON in Afrika door TREBONIANUS*<br />

en FRONTEJUS in Germanië door VA-<br />

LENS den dood deed ondergaan, daarvoor<br />

kon hy als reden voorwenden, dat hy hen,<br />

als gewapend en aan 't hoofd van een le­<br />

ger zynde, te vrezen had; maar niets kon<br />

hem<br />

(Ö) Het lydt wel geenen twyfel, of deze naam<br />

is hier kwalyk gefpeld, en moet zyn TURPILU-<br />

KUS, zo als hy by TACITUS betlendig vcor-<br />

ltoomtj dan daar ook andere namen, welke hier<br />

voorkomen, anders by TACITUS gefpeld worden,<br />

zo als TREBONIANUS, welke daar TREBONIUS<br />

gelezen wordt, fchynt de misllag niet zo zeer aan<br />

de Affchryvers, als aan PLUTARCHUS zeiven te<br />

moeten toegefchreveu worden.


V A N G A L B A . iS<br />

hem beletten om aan eenen weerlozen en<br />

ongewapenden man, als TURPILIANUS<br />

was , gelegenheid tot verantwoording te<br />

geven, zo hy anders voornemens was in­<br />

derdaad die gematigdheid in zyn beiTuuf<br />

te houden, welke hy met den mond be­<br />

leed. Dit nu waren de klagien, welke<br />

men in dit opzicht tegen hem had inte-<br />

brengen.<br />

Maar toen hy op weg naar Rome om­<br />

trent vyfentwintig ftadiën van de ffad was^<br />

ontmoette hy eenen onbefchofton en op-<br />

roerigen hoop fchcpelingen, die zich vóór<br />

hem in den weg Helden, en hem van al la<br />

kanten omfingelden. Dit waren lieden,<br />

welke NERO tot zoldaten gemaakt, en toe<br />

één afzonderlyk legioen vcreenigd had. De­<br />

zen waren thans hier gekomen Q>), ora<br />

in hunnen dienst bevestigd te worden, en<br />

benamen aan de ménfehen, die GALBA te<br />

gemoet kwamen, de gelegenheid om den<br />

Imperator te zien, of te hooren, vorde*<br />

fende met een oproerig gefebreeuw, dafi<br />

men<br />

Cp) Men kan, dunkt ons, den Tekst, waaraan<br />

hier iets hapert , het gemakkelykst tientallen $<br />

door, in plaats van 5r«f«»7«s, te lezen «vifmij.<br />

C a


S6 « E T L E V E N<br />

men hun vaandels voor hun legioen en<br />

eene verblyfplaats zoude geven; en als hy<br />

hen afwees , en beval op eenen anderen<br />

tyd hierover met hem te komen fpreken,<br />

zeiden zy, dat dit uitftel niet veel beter<br />

dan eene weigering was, werden boos, en<br />

voeren voort hem met een aanhoudend<br />

gefchreeuw te volgen. Dan toen het zó<br />

ver kwam , dat zommigen van hun zelfs<br />

de zwaarden trokken, gaf GALBA aan de<br />

ruitery bevel om "er op intevallen. Dit<br />

gefchiedde met dat gevolg , dat niemand<br />

hunner bleef ftaan; zommigen werden da-<br />

delyk overhoop geworpen , anderen wer­<br />

den gedood in de vlugt. Het was zeker-<br />

lyk geen gunftig en heuchlyk voorteeken<br />

voor GALBA, door zo veel bloed en<br />

over zo vele lyken de flad intetreden.<br />

Dan het had echter dit gevolg, dat, zo<br />

al zommigen hem te vooren als zwak en<br />

oud veracht hadden, hy nu van elk als ge­<br />

ducht en verfchrikkelyk befchouwd wierd.<br />

Daar hy eene grote verandering wilde<br />

maken in de buitenfpoorige en kostbare<br />

wyze van gefchenken te geven, welke<br />

door NERO was ingevoerd, fchcen hy aan<br />

den anderen kant de welvoeglykheid uit<br />

bet


V A N G A L B A . 3?<br />

het oog te verliezen. Eens, als CANUS<br />

voor hem onder het eten op de fluit had<br />

gefpeeld, (en deze CANUS was een be.<br />

roemd meester) liet hy, nadat hy den man<br />

geprezen en blyken van zyn genoegen ge.<br />

geven had, zich zyne beurs brengen, nam<br />

daaruit eenige ftukken goud (^), en (telde<br />

die aan CANUS ter hand, met byvoeging,<br />

dat hy hem die fchonk uit zyne eigene<br />

beurs j en niet uit 's lands kas. De ge-<br />

fchenken, die NERO. aan de toneelfpelers<br />

en worftelaars gegeven had, liet hy met<br />

grote geftrengheid terug eifchen, willende,<br />

dat zy niet meer dan een tiende gedeelte<br />

zouden houden. Dan als hy hiervan zeer<br />

weinig , en 't welk naauwlyks noemens­<br />

waardig was , inzamelde (want de mees-<br />

tcn van die knapen, brooddronken en ge­<br />

woon by den dag te leven, hadden alles<br />

reeds door de keel gelapt) liet hy vervol-<br />

gens onderzoek doen naar de genen, die<br />

iets van hun gekocht of op eene andera<br />

wyze gekregen hadden, en vorderde dat<br />

van<br />

(?) Volgens, SUETONIUS gaf hy den Muzy-<br />

kant niet meer dan vyf ctenarien, makende onge­<br />

veer eenen daalder van ons geid»<br />

C 3


3§ H E T L E V E N<br />

van dezen terug. Daar 'er nu geen einde<br />

was aan dit werk, 't welk ftceds al verder<br />

werd voortgezet,- en waarin een aantal lie­<br />

den betrokken waren , behaalde hy voor<br />

zich fchande daarvan, en VINIUS nyd en<br />

haat, als die den Imperator bekrompen en<br />

gierig jegens anderen deed zyn, tcrwyl hy<br />

zelf zich tot overdaad toe zegende, en al­<br />

les kreeg en kocht. Want VINIUS han­<br />

delde volgens de les van HESIODUS, die<br />

zegt, dat men zich te goede moet doen:<br />

„Als 't vat is in 't begin, en als 't ten éinde loopt;"<br />

ziende namelyk, dat GALBA zwak en oud<br />

was,, bediende hy zich rykelyk van des'<br />

zelfs vermogen, 't welk eerst begon, doch<br />

tevens ten einde fpoedde.<br />

Den ouden Vorst gefchiedde inmiddels<br />

groot: ongelyk door de handelwyze van<br />

VINIUS , wiens beduur vooreerst zeer<br />

flecht was, en die ten anderen al het goe-<br />

de, 't welk door GALBA verricht wierd,<br />

ten kwaden duidde, of poogde te verhin­<br />

deren. Dit laatde had onder anderen plaats<br />

in het iïraffen van de aanhangers van NE­<br />

RO, van welken GALBA de flechtden, zo<br />

als ELéus, POLYCLITUS , PETINUS,<br />

en


V A N G A L B A . 39<br />

cn PATROBIUS, ter dood liet brengen.<br />

Dit werd door het volk toegejuicht,<br />

't welk , terwyl zy over de markt ter<br />

ftrafplaats gevoerd wierden , uitriep , dat<br />

dit eene heerlyke, en den Goden wclbe-<br />

hagelyke fiaatfy was, doch dat beiden Go­<br />

den en mentchen ook den leermeester en<br />

betfuurder der D wingelanden , T ifilLLI*<br />

NUS, ter ftrafFe vorderden. Maar die eer-<br />

lykc man had door grote onderpanden VI­<br />

NIUS in tyds weten te winnen. En even­<br />

wel moest TURPILIANUS, die gehaat<br />

was, orn dat hy eenen Vorst, als NERO,<br />

niet verraden noch gehaat had, fchoon hy<br />

buiten dien niets kwaads van belang had<br />

gepleegd, het leven verliezen, terwyl de<br />

man, die NERO ZO doodfchuldig gemaakt,<br />

en hem vervolgens verlaten en verraden<br />

had, bleef leven, en ten bewyze ftrekte,<br />

dat de genen, die VINIUS de handen vul­<br />

den, alles konden uitvoeren, en aan niets<br />

behoefden te wanhopen : want daar het<br />

volk naar geen fchouwfpel zó zeer ver­<br />

langde, als naar dat der firafoefening van<br />

TIG IL LI NUS, en niet ophield van in alle<br />

fchouwburgen en renbanen deszelfs draf te<br />

vorderen, werd het door ccn gebod van<br />

C 4 oen


4q H E T L E V E N<br />

den Imperator deswegen beftraft, waarin,<br />

hy zeide, dat TIGILLINUS, die aan eene<br />

teeringziekte kwynde, niet lang meer kon<br />

leven, en verzocht, dat zy door dat ftraf-<br />

vorderen zyn beduur niet tot wreedheid<br />

en tyranny mogten doen overhellen. Daar<br />

zulks het volk bedroefde, ftaken die kna­<br />

pen ?<br />

er openlyk den fpot mede: TIG IE.<br />

LINUS deed eene offerhande voor het be­<br />

houd van zyn leven, en richtede eene kost­<br />

bare maaltyd aan; en VINIUS, na eerst<br />

by den Imperator te gast geweest te zyn,<br />

ging vandaar naar TIGILLINUS, om ach­<br />

terna eene flempparty te houden, met zy-<br />

ne dochter, die weduwe was. Aan deze<br />

bragt TIGILLINUS den beker toe, met<br />

eene vereering van tweemaal honderd en<br />

vyfeig duizend drachmen :. ook beval hy<br />

aan de voornaamtle zyner byzitten de hals-<br />

keten, die zy droeg, aftedoen, en gemelde<br />

weduw omtehangen; welke halsketen hon­<br />

derd en vyftig duizend diachmen waardig<br />

werd gefchat.<br />

Van nu af werden zelfs zyne gematigde<br />

bedryven ongunflig beoordeeld; zo als zyn<br />

gedrag omtrent de Galliërs, die met VIN­<br />

DEX hadden zamengefpannen : want daar<br />

de-


V A N G A L B A . 41<br />

dezen vryheid van belastingen en bet bur*<br />

gerrecht bekwamen , werd dit zó uitge»<br />

legd, dat zy dit niet verkregen hadden<br />

door de goedgunftigheid van den Impera­<br />

tor, maar voor geld van VINIUS hadden<br />

gekocht. Dit- maakte 'zyn beltuur by het<br />

gemeen gehaat, en de zoldaten, die de<br />

beloofde gefchenken niet ontvingen, vlei­<br />

den zich wel eenen geruimen tyd, dat zy,<br />

zo al niet zo veel als hun beloofd was,<br />

ten minften zo veel van hem krygen zou­<br />

den, als NERO hun gegeven had; maar<br />

vervolgens begonden zy te morren; 't welk<br />

hem ter ooren zynde gekomen, voerde hy<br />

eene taal, die eenen groten Vorst waardig<br />

was, zeggende, dat hy gewoon was zol.<br />

daten te kiezen, maar niet te koopen (r).<br />

Dit zeggen vervulde hen met haat en woe­<br />

de tegen hem: want zy begrepen, dat niet<br />

alleen hy voor zich hun dus te kort deed,<br />

maar ook aan volgende Imperators eene<br />

les<br />

(V) Legt a fe mültem, non ewi, volgens Ti-<br />

CITUS, die, ir.ee zyne gewone nadrukkelyke<br />

kortheid, deze taa! van GALBA noemt vox, pre<br />

rep. hotiesta, t'pfi anceps, „ eerlyk voor den Staat,<br />

hachelyk voor hem.'<br />

C 5


4» H E T L E V E N<br />

les en voorbeeld gaf, hoe zy handelen<br />

moesten. Te Rome echter borst de op-<br />

fchudding niet los, en een zeker ontzach<br />

voor de tegenwoordigheid van GALBA<br />

hield de drift en den voortgang van den<br />

opftand tegen , terwyl ook de weinige<br />

kans, die zich opdeed, om met goed ge­<br />

volg eene omwenteling te beginnen, eeni-<br />

germate hun misnoegen binnen de palen<br />

en in 't hart verborgen hield. Maar die<br />

genen , welken onder VERGINIUS ge­<br />

diend hadden, en thans onder bevel van<br />

FLACCUS in Germanië ftonden, zich veel<br />

mecnende te mogen beloven van wegen<br />

het gevecht , tegen VINDEX gehouden,<br />

en niets ontvangende , konden door hunne<br />

bevelhebbers op geenerhande wyze te vre­<br />

de worden gefield. FLACCUS zelf, die<br />

wegens geweldig voeteuvel met zyn lichaam<br />

niets kon bedryven, en boven dien in al­<br />

les onkundig was, werd diep van hun ver­<br />

acht; en als by zeker fchouwfpel de Over-<br />

ften en Hoplieden volgens gewoonte den<br />

Imperator GALBA heil wenschten, maakte<br />

de menigte eerst een groot gedruisch, en<br />

toen die zegenwensch van de anderen her­<br />

haald


V A N G A L B A . 43<br />

haald wierd, hoorde racn roepen :. „ zo<br />

„ hy hec verdient" (f).<br />

Zoortgelyke hoonende ftoutheden ver­<br />

oorloofde zich ook telkens het krygsvolk ,<br />

s<br />

c welk onder bevel van TIGILLINUS<br />

ftondj waarvan GALBA door brieven van<br />

zyne zaakgelastigden verwittigd werd. Iïy<br />

nu vrezende, dat hy niet flechts om zynen<br />

ouderdom, maar ook omdat hy geene kin­<br />

deren had, veracht wierd, nam in over­<br />

weging, een of ander jong mensen uit een<br />

voornaam huis voor zoon jtantenemen, en<br />

tot zynen opvolger te benoemen. 'Er was<br />

toen M ARC os o THO, edel genoeg van<br />

afkomst, maar reeds van jongs af door<br />

weelde en wellust zó zeer bedorven, als<br />

naauwlyks iemand der Romeinen. En ge-<br />

lyk• PARIS door HOMERUS meermalen<br />

ie man van de fchone Helena genaamd<br />

wordt, als hebbende geenen anderen roem,<br />

dan dien hy van zyne vrouw ontleende,<br />

•zo werd OTHO te Rome algemeen ge­<br />

roemd als de man van POPP/EA. Op deze<br />

vrouw<br />

(7) Volgens eene andere lezing, die echter de<br />

voorkeur niet verdient, heet het: „ hy verdient<br />

„ het niet, M


'44 HET L E V E N<br />

vrouw was NERO, toen zy nog aan CRIS»<br />

PINUS getrouwd was, verliefd geworden,<br />

doch daar hy toen nog fchaamte voor zyne<br />

vrouw, en vrees voor zyne moeder<br />

had, wilde hy zelf geene aanzoeken by<br />

haar doen, maar maakte OTHO daartoe op-,<br />

OTHO was namelyk om zyne buitenfpo*<br />

lige levenswyze de vriend en gezelfchaps.<br />

man van NERO, die recht in zyn fehik<br />

was , wanneer hy van denzelven wegens<br />

bekrompenheid en zuinigheid wierd uitgelachen.<br />

Men verhaalt, dat wanneer NERO<br />

eens van zekere welriekende en kostbare<br />

olie, waarmede hy zich gezalfd had, iets<br />

op OTHO had gefprengd, deze daartegen<br />

den volgenden dag, toen hy NERO by<br />

zich te gast had, onverwacht van verfcheïdene<br />

kanten gouden en zilveren pypen had<br />

laten plaatfen, die zodanig reukwerk in<br />

overvloed als water hadden uitgeworpen<br />

en over de gasten geftort. Toen hy nu<br />

de eerfte gunst van POPP^A ten gevalle<br />

van NERO had genoten , wist hy haar<br />

door het vooruitzicht op de liefde van dezen<br />

te verleiden, dat zy zich fcheidde van<br />

haren wettigen man; maar toen zy vervolgens<br />

met hem getrouwd was,, was hy<br />

niet


V A N G A L B A * 45<br />

'niet te vreden deelgenoot te zyn van haré<br />

gunften, maar kon ook kwalyk den ande­<br />

ren als medeminnaar dulden. Deze min-<br />

yver, zegt men, was POPP/EA niet on­<br />

aangenaam , en men verhaalt, dat zy, wan­<br />

neer OTHO van huis was, aan NERO gee-<br />

nen toegang vergunde, 't zy , opdat hy<br />

niet door te ruim mingenot ras verzadigd<br />

wierd, 't zy omdat zy, gelyk zommigen<br />

willen, CESAR niet begeerde als man te<br />

genieten, maar wegens hare wellustigheid<br />

wel genegen was hem tot haren minnaar<br />

te hebben. Hierdoor liep OTHO groot<br />

gevaar van zyn leven te verliezen; en het<br />

is inderdaad te verwonderen, dat NERO,<br />

die om 't huwelyk met POPPJEA zyne<br />

vrouw en tevens zyne zuster deed om<br />

't leven brengen, OTHO gefpaard heeft.<br />

Dan hy had SENECA te vriend, en op<br />

raad van dezen befloot NERO hem als<br />

Proprator naar Lufitanie, aan den Oceaan<br />

gelegen , te verzenden (ƒ). Hier gedroeg<br />

(f) Men zocht dus, onder den fchonen fchyri<br />

van eene vereerende zending, de taf van balliug-<br />

fchap en de oirzaak daarvan te verbergen, welke<br />

echter beiden niet onbekend bleven, zo als blykt<br />

uit


M É T L E V E N<br />

hy zich zo, dat de inwoners van dat win­<br />

gewest hem wel lyden mogten, en zich<br />

over geene onderdrukkingen hadden te be­<br />

klagen : want hy wist, dat dit landvoogdy-<br />

fchap hem gegeven was als eene verzach-<br />

ting en bedekking van zyne ballingfchap.<br />

Zo haast GALBA tegen NERO was opge­<br />

daan, was hy de eerde der Landvoogden,<br />

die zich by hem voegde, en nemende alle<br />

de gouden en zilveren drinkfchalcn cn va­<br />

ten , die hy had, delde hy die aan GAL­<br />

BA ter hand om geld daarvan te munten.<br />

Ook vereerde hy hem van zyne bedienden<br />

alle dezulken, die het best afgericht waren<br />

om eenen Vorst te dienen. Voorts was<br />

hy hem in alles getrouw, en bewees door<br />

proeven, dat hy in kunde en bekwaamheid<br />

voor niemand behoefde ondertedoen. De<br />

geheele reis over vergezelde hy hem vele<br />

dagen lang in het zelfde rydtuig zittende.<br />

Ook<br />

uit het tweeregelig fchimpdicht, 't welk federt ia<br />

zwang ging:<br />

Car Otho mentito fit, qua erith, exful hotwret<br />

Uxoris moechus coeperat esfe fuae.<br />

Zie SUEÏONIUS in Olhonê C. 3.


V A N G A L B A . 47<br />

Ook wist hy op reis en in den dagelykfchen<br />

omgang VINIUS door vriendelykheid<br />

en gefchenken aan zich te verbinden,<br />

en door aan dezen (leeds den eerden rang<br />

te laten, bevestigde hy zich door hem in<br />

het bezit van den tweeden. Tevens overtrof<br />

hy hem hierin, dat hy fchootvry bleef<br />

voor den nyd, daar hy om niet dienst bewees<br />

aan allen die zynen dienst begeerden,<br />

en zich jegens allen minfaam en vriendeiyk<br />

betonende. Byzonder gedroeg hyzich dienstvaardig<br />

jegens het krygsvolk, en bezorgde aan<br />

velen Bevelhebbers -plaatfen, welke hy deels<br />

van den Imperator verzocht, deels van VI­<br />

NIUS en van 's Vorden vrygelatenen ICE-<br />

LUS en ASIATICUS; want dezen hadden<br />

toen aan het Mof den meestcn invloed.<br />

Zo vaak hy GALBA by zich ter maaltyd<br />

onthaalde, paaide hy de wachthebbende<br />

manfehap van de hofbende door gefchenken,<br />

deelende aan elk van hm een dufc<br />

goud uit. Door dit middel, waarmede hy<br />

in fchyn den Vorst vereerde, bereidde hy<br />

inderdaad eenen aanhang tegen dcnzclven,<br />

en bragt het krygsvolk op zyne haud.<br />

Als nu GALBA in overweging was om<br />

«enen opvolger cc kiezen, (lelde VINIUS<br />

hem


41 K E I L E V E N<br />

hem voor om OTHO te benoemen. Dezë<br />

deed zulks echter niet uit blote gunst,<br />

maar met oogmerk om zyne dochter uit-<br />

tehuwelyken, daar hy met OTHO een bei<br />

ding had gemaakt $ dat die zyne dochter<br />

ter vrouwe zoude nemen, ingeval hy door<br />

GALBA voor zoon aangenomen en tot<br />

deszelfs opvolger benoemd wierd. Maar<br />

GALBA toonde fteedSj het algemeene be^<br />

lang boven zyn byzonder te ftellen, en<br />

gezind te zyn om voor zoon aantenemen,<br />

niet die hem de lieffle, maar die voor het<br />

Romeinfehe volk de beste ware. Zelfs is<br />

het niet denkelyk, dat hy OTHO tot erfge­<br />

naam van zyn eigen goed zou hebben ge*<br />

kozen, daar hy wist, hoe ongebonden en<br />

verkwistende dezelve was, en dat hy tot<br />

over 't hoofd in fchulden ftak, waarvan<br />

de zom vyf millioenen drachmen beliepi<br />

Hy hoorde dus den voorflag van VINIUS<br />

ftilzwygende en met bedaardheid aan, doch<br />

fchortte zyn befluit daaromtrent op. Na­<br />

dat hy vervolgens zich zeiven tot Conful<br />

en VINIUS tot zynen ambtgenoot had aan­<br />

gebeld , verwachtte men, dat hy in 't be»<br />

gin van 't jaar eenen opvolger zoude be­<br />

noemen, en het krygsvolk vleide zich met<br />

dtj


V A N G A L B A . 49<br />

öé hoop, dan OTHO de voorkeur boven;<br />

allen zoude hebben. '<br />

Dan terwyl hy nog draalde en weifelde<br />

in het nemen van een befluït, werd hy<br />

verrast door den opftand in Germanië. Ge-<br />

lyk-GALBA in 't gemeen by al het krygs.<br />

volk gehaat was, omdat liy met de be­<br />

loofde vereering achterbleef, hadden dê<br />

Germanifche krygsbenden nog byzondere<br />

bezwaren tegen hem: namelyk, dat hy<br />

VERGINIUS RUFUS op eene fmadelyke<br />

wyze had verftoten; dat hy dé Galliërs 4<br />

die de wapenen tegen hun gevoerd had­<br />

den, beloond had; dat hy elk, die zich<br />

niet by VINDEX had gevoegd, deed ftrafe<br />

fen , en dat VINDEX de eénigfté was,<br />

aan wieh hy zyne dankerkentenis bewees,!<br />

wiens nagedachtenis hy openlyk met lyk-<br />

ofFeranden vereerde, even als had die- hem<br />

èigenlyk Imperator gemaakt. Nadat reeds<br />

diergeiyke redenen openlyk door het leger<br />

waren gevoerd geworden, kwam cle eerlte<br />

January opdagen. Toen nu FLACCUS hen<br />

op dezen dag had zamengeroepen om,<br />

Volgens gewoonte, den eed van getrouw­<br />

heid aan den Imperator afteleggen, liepen<br />

£y naar de ftandbeelden van GALBA, ruk-<br />

XIII. DEEL. D tm


S O H E T L E V E N<br />

ten die omver, en verbryzelden dezelven;<br />

waarop zy getrouwheid zwoeren aan den<br />

Raad en het volk van Rome, en vervol,<br />

gens uitééngingen. Den bevelhebberen be­<br />

kroop hierop de vrees, dat deze afzwee­<br />

ring van den Vorst eenen gebeden afval<br />

ten gevolge zoude hebben, en een derzel-<br />

ven fprak hen dus aan: „ Wat gaat ons<br />

„ aan, fpitsbroeders? zullen wy het Op.<br />

„perhoofd, dat wy hebben, verwerpen,<br />

„ en geen ander Opperhoofd aanftellen?<br />

„ Zou dit niet zyn, als of wy ons niet<br />

„ flechts van GALBA, maar van alle op-<br />

„ pergezach en van alle ondergefchiktheid<br />

„wilden ontdoen? Dat wy FLACCUS<br />

„ HORDEONIUS, die niets meer is dan<br />

„ eene fchaduw en een beeld van GAL.<br />

„BA, lopen laten; doch flechts ééne dag-<br />

„ reize vanhier hebben wy VITELLIUS,<br />

„ die het andere gedeelte van Germanië<br />

„ beftuurt; een man, wiens vader Cenfor<br />

„ en driemaal Conful is geweest, en min<br />

„ of meer het bewind met CLAUDIUS<br />

„ C;ESAR gedeeld heeft; die zelf arm<br />

„ zynde , 't welk van zommigen voor<br />

„ fchande wordt geacht, juist daardoor<br />

„ een in 't oog lopend bew.ys geeft van<br />

r> zy-


V A N G A L B A . 51<br />

„ zyne eerlykheid en edelmoedigheid. Wel*<br />

„ aan! laac ons dezen kiezen, en daardoor<br />

„ aan de wereld tonen, dat wy beter keu-<br />

„ ze van eenen Imperator weten te doen,<br />

„ dan de Spanjaarden en Lufitaniers." Als<br />

dit voorftel door zommigen dadelyk goedgekeurd,<br />

doch door anderen verworpen<br />

wierd, Hoop een der vaandragers heimelyk<br />

weg uit het leger, en bragt de tyding van<br />

het voorgevallene over aan VITELLIUS,<br />

die thands, daar het nacht was, met een<br />

aantal gasten aan tafel zat. De tyding<br />

door het leger verfpreid zynde , kwam<br />

FABIUS VALENS, Ovcrfle van een Legioen,<br />

's anderendaags met' een groot gevolg<br />

van ruitery aanfnellen, en begroetede<br />

bet eerst VITELLIUS als Imperator. Deze<br />

nu had wel in vorige dagen gefchenen<br />

afkcerig te zyn van dien titel, en, als<br />

bang zynde voor den last van het opperbelluur,<br />

denzelven te ontwyken ; maar<br />

thands, daar hy van 's middags af rykelyk<br />

gegeten en gedronken had (u), was hy,<br />

zegt men, aanftonds gereed om den naam<br />

van<br />

00 De voorbeeldeloze zwelgery van dit ge­<br />

drocht is algemeen genoeg bekend : lezers., die<br />

D 2 'er


5a . H E T L E V E N<br />

van GERMANICUS, dien-men hem gaf,<br />

aantenemen, doch wees dien van CAESAR<br />

van de band. Weidra kwamen ook de<br />

benden van FLACCUS, afziende van dien<br />

fraaien en republyks-gezinden eed aan den<br />

Raad gedaan, aan VITELLIUS als Impe­<br />

rator trouw en gehoorfaamheid zweeren.<br />

Op deze wyze werd VITELLIUS als<br />

Imperator in Germanië uitgeroepen. GAL­<br />

BA, de tyding van dezen ophand bekomen<br />

hebbende, wilde nu niet langer dralen met<br />

iemand voor zoon aantenemen, en weten­<br />

de, dat eenigen van zyne vrienden DOLA-<br />

BELLA, doch de mecsten OTHO genegen<br />

waren, welke beiden door hem werden af.<br />

gekeurd, liet hy, zonder hun een woord<br />

daarvan te zeggen, PISO ontbieden, zynde<br />

een afftammeling van CRASSUS en SCRI-<br />

BONIUS (y) t die door NERO waren om-<br />

gebragt, en een jongman, in wiens karak­<br />

ter,<br />

'er nog ftalen van behoeven, kunnen die vinden<br />

by onzen STUART in het 25de deel van zyne<br />

Romeinfche Gefchiedenisfen, bladz. 16 en volgg.<br />

(v) Wy volgen hier de verbetering, door LIP-<br />

SIUS en DU SOUL op goede gronden als nood-<br />

zakelyk beweerd.


V A N G A L B A . 53<br />

ter, geheel 1<br />

tot deugd geftemd, zedigheid<br />

en ernsthaftigheid ten duidelyklten door-<br />

lrraaklen. Daarop ging hy naar het leger,<br />

om dezen tot CISAR te benoemen, en<br />

voor zynen opvolger te verklaaren. Dan<br />

reeds terftond, zo als hy de deur uitging,<br />

bejegenden hem kwade voorteekens van<br />

den hemel; en toen hy vervolgens in het<br />

leger begonnen was zyne aanfpraak te<br />

doen, die hy deels uit het geheugen op.<br />

zeide, deels gefchreven voorlas, donderde<br />

en blikfcmdc het zó aanhoudend, en viel<br />

'er zulk een geweldige ilortregen , van<br />

dikke duisternis vergezeld, over het leger<br />

en de ftad, 'dat men duidelyk zag, dat de<br />

Goden die keuze niet bekrachtigden noch<br />

goedkeurden, en dat dus deze zoons-aan­<br />

neming geen goed gevolg zoude hebben.<br />

Ook gaf het krygsvolk door een {troef<br />

gelaat hun inwendig misnoegen te kennen,<br />

dat zelfs nu hun geene vereering wierd<br />

uitgereikt. Ten aanzien van PISO waren<br />

de omftanders, lettende op den toon van<br />

zyne Hem en op zyn gelaat, zeer verwon­<br />

derd, dat hy eene zo grote gunst zonder<br />

eenige verrukking, fchoon geenzins onver.<br />

fehiHIg, ontving; gelyk men aan den an-<br />

D 3 de-


54 H E T L E V E N<br />

deren kant op het gelaat van OTHO me*<br />

nigvuldige blyken befpeurde van verbittering<br />

en gramfchap over zyne teleurgeftelde<br />

hoop op het oppergebied; want daar hy<br />

te voren hetzelve waardig was geoordeeld,<br />

en reeds zeer öaby het bezit daarvan was<br />

geweest, befchomvde hy deze teleurfteiling<br />

als een teeken van GALBA'S haat en<br />

vyandige gezindheid tegen hem ; en dit<br />

maakte hem eenigzins beducht voor zyn<br />

toekomltig lot. Dan, daar hy p i s o vreesde,<br />

GALBA verfoeide, en op VINIUS gebeten<br />

was, ging hy met zeer verfchillendê<br />

gemoeds»aandoeningen heen; want de Wichelaars<br />

en Chaldéers, die hem omringden,<br />

deeden hun best om te beletten, dat<br />

hy zyne hoop opgaf en zyne oogmerken<br />

liet varen; voornamelyk PTOLEMJÏUS,<br />

die zich daarop beriep, dat hy hem voor*<br />

heen meermalen voorfpeld had, dat NERO<br />

hem niet om 't leven brengen> maar zelf<br />

vóór hem fterven zoude, en dat hy niet<br />

alleen in leven zou blyven, maar ook tot<br />

het opperbewind over het Romeinfche volk<br />

zou geraken; en vermids hy nu in het eene<br />

een waar Profeet was geweest, beweerde<br />

hy, dat OTHO ook de uhoop op het andere


V A N G A L B A . 55<br />

dere niet moest opgeven. Niet weinig<br />

verkerkten hem ook hierin dezulken, die<br />

hem heimelyk hun medelydcn betoonden,<br />

en hem beklaagden, als iemand, die on­<br />

dankbaar behandeld wierd. Ook kwamen<br />

zeer velen van de vrienden van TIGILLI­<br />

NUS en NYMPHIDIUS, die voorheen in<br />

aanzien geweest waren, maar thans verne­<br />

derd waren en bet onderfpit delfden, zich<br />

aan hem aanbieden, beklaagden zyn lot,<br />

en wekten zyne gevoeligheid meer en<br />

meer op.<br />

Onder dezelven bevonden zich VETU-<br />

EIUS en BARBIUS, de een Onder-hop­<br />

man, en de ander Tesferarius; zo noem­<br />

de men die zoort van officieren, die als'<br />

overbrengers van het wagtwoord en kond-<br />

fchappers in het leger dienden (V> By<br />

dezen voegde zich ook ONOMASTUS,<br />

een<br />

(V) Van Tesfera, beteekenende de Order of<br />

ook het Wachtwoord : het overbrengen hiervan,<br />

gefchiedde eertyds door eenen der wachthebbende<br />

Tribunen, die hetzelve aan de hoplieden ter hand<br />

ftelde, door welken het verder aan de zoldaten,<br />

werd overgebracht: doch naderhand werd dit het<br />

werk van afzonderlyk daartoe aangeftelde perzo­<br />

nen, Tesferarii genoemd.<br />

D 4


§6 H E T L E V E N<br />

een vrygelatene van OTIIO; welken te ga»<br />

men een gedeelte van het volk door geld,<br />

een ander gedeelte door vleiende vooruit-<br />

zichten afvallig maakten, daar het van zelf<br />

reeds aangefloken was, en flechts op eene<br />

gelegenheid tot afval wachtte : anders was<br />

bet zekerlyk geen werk van vier dagen,<br />

die 'er flechts tusfehen de aanneming en<br />

den moord verlopen zyn, een geheel le­<br />

ger, dat welgezind was, tot afval te ver­<br />

leiden ; want op den zesden dag daarna<br />

werden zy vermoord (x), zynde de vyf-<br />

tiende January. Op dezen dag was GALBA<br />

in den vroegen morgen in het Palatiura.<br />

bezig met eene offerande te doen, in te­<br />

genwoordigheid yan zyne vrienden. De<br />

offerpriester UMBRICIUS, zodra hy het<br />

geweide van 't offerdier in handen kreeg,<br />

Verklaarde, niet in bedekte uitdrukkingen,<br />

maar ronduit, dat 'er zich teekenen van<br />

een groot oproer vertoonden, cn van een<br />

gevaar van verraad, 't welk den Imperator<br />

boven 't hoofd hing. In dit zelfde tydflip<br />

leverde de Godheid hem genoegfaam OTHO<br />

in handen: want deze ftond hierby, achter<br />

Te weten GALBA en PISO.<br />

GAL-.


V A N G A L B A . 57<br />

GALBA, en hoorde en zag wat 'er door<br />

UMBRICIUS gezegd en aangewezen wierd.<br />

Als hem dit ontdeld maakte, zodat hy tel­<br />

kens van kleur verfchoot, kwam zyn vry-<br />

gelatcn ONOMASTUS hein zeggen, dat<br />

'ér bouwmeesters aan zyn huis op hem<br />

wachteden, Dit was een afgefproken feq-<br />

kcn, dat de tyd daar was voor OTHO, om<br />

het krygsvolk te gemoet te gaan. Onder<br />

voorivendzcl dus, dat hy een oud huis had<br />

gekocht, waarvan hy de gebreken aan de<br />

aannemers wilde aanwyzen, ging hy heen,<br />

en langs het zogenaamde huis van TIBE-<br />

mus afdygende begaf hy zich naar die<br />

plaats van de Markt, daar de gouden zuil<br />

ilaat, waarop alle de wegen van geheel<br />

Italië uitlopen (y~).<br />

D3<br />

(y) AUGUSTUS had als Curator viarum op<br />

de Markt eene kleine goude zuil doen plaatfen,<br />

waarop alle de hoofdwegen, die door Italië lie­<br />

pen, getekend waren, en vanwaar af elke duizend<br />

fchreden door eenen fteen werden aangeduid:<br />

hierom vindt men meermalen by de Latynfcha<br />

Sehryvers aan den tienden, of aan den honderd-<br />

ften fteen van de ftad, waarmede aangeduid wordt,<br />

dat zulk eene plaats zo vele duizend fchreden of<br />

mylen van de ftad, of eigenlyk van die myl-zuü<br />

gelegen is.<br />

D s


53 H E T L E V E N<br />

De eerften , welken hem daar ontvin­<br />

gen , en als Imperator begroetedcn , wa­<br />

ren, naar men zegt, niet meer dan drie­<br />

entwintig in getal. Schoon hy nu noch<br />

verzwakt naar 't lichaam, noch lafhartig van<br />

ziel was, fchrikte hem dit nogthans af.<br />

Dan de zoldaten lieten hem geenen tyd,<br />

plaatften zich met uitgetogene zwaarden<br />

rondom de draagkoets, en geboden den<br />

dragers dezelve optenemen. Hy zelf riep<br />

tusfchen beiden herhaalde keeren, dat hy<br />

verloren was, en dreef de dragers insge.<br />

lyks aan: want zulks werd duidelyk ge­<br />

hoord van eenigen, die meer daarover ver­<br />

wonderd waren , dan onthutst door het<br />

klein getal der genen, die zulk eene on­<br />

derneming waagden. Terwyl hy dus over<br />

de markt wierd gedragen, kwam weder<br />

een gelyk getal anderen opdagen, en ver.<br />

volgens voegden zich nog meer anderen,<br />

by drieën en vieren, daarby. Gezamenlyk<br />

begaven zy zich daarop met hem naar het<br />

leger, hem als CAESAR uitroepende, en<br />

de blanke zwaarden vooruithoudende. De<br />

Overfte, die thands voor aan de legerplaats<br />

de wacht had, MART IA LIS genaamd, en<br />

van de zaak, naar men zegt, onkundig<br />

was,


V A N G A L B A . 59<br />

was , door dit onverwachte voorval ont.<br />

fteld en verlegen, liet OTHO binnen. Toen<br />

hy binnen was, vond hy nergens tegenftand<br />

; want de genen, die van 't gene 'er<br />

gaande was onkundig waren, werden, over»<br />

eenkomftig het gemaakt ontwerp, door dedeelgenoten<br />

der zamenzweering terftond omfingeld,<br />

en hier en daar, by éénen en tweën,<br />

eerst door vrees, en vervolgens door overreding<br />

bewogen om mede te doen. Weldra<br />

kwam de tyding hiervan aan GALBA<br />

in het Palatium, terwyl de offerpriester nog<br />

by hem was, bezig met het geweide te<br />

befchouwen; zodat zelfs die genen, welken<br />

anders ongelovig waren en met die<br />

zoort vnn dingen ipotteden, zich verwonderden<br />

, en verbaasd (tonden over dit middel<br />

van Goddelyke openbaaring. Terwyl<br />

eene grote menigte van allerlei (lag van<br />

volk van de Markt naar het Palatium kwam<br />

aanwonnen, (telden zich VINIUS, LACO<br />

en eenige vrygelatenen met blote zwaarden<br />

te weer om hem te befchermen, en PISO<br />

liep naar buiten om met de lyfwacht te<br />

fpreken. MARIUS CELSUS, een dapper<br />

man , werd naar het Illyrifche legioen,<br />

't welk in de gallery, die naar VIPSA*<br />

mus


co H E T LEVEN<br />

NIUS haren naam had, post hield, gezon­<br />

den, om hetzelve nog in tyds te winnen,<br />

il Als nu GALBA wilde buiten komen, en<br />

VINIUS dit afried, doch CELSUS daaren-<br />

tegen en LACO hem daartoe aanporden,<br />

hevig tegen VINIUS uitvarende, kwam<br />

zich inmiddels een gerucht verfpreiden, dat<br />

OTHO in het leger was omgebragt; en<br />

kort daarop zag men JULIUS ATTICUS,<br />

die met roem onder de lyfwacht diende,<br />

in drift met ontbloot zwaard aanlopen,<br />

roepende, dat hy CESAR'S vyand had om-<br />

gebragt; vervolgens drong hy door de me­<br />

nigte , die in den weg ftond, heen , en<br />

toonde aan GALBA het zwaard, dat mee<br />

bloed geverfd was. Deze, hem aanziende,<br />

zeide tot hem: „ wie heeft u dit gebo-<br />

„ den ?" en als de ander daarop ten ant­<br />

woord gaf, dat hem zulks geboden was<br />

door zyne trouw, en door den eed, dien<br />

hy gedaan had, riep de menigte hem toe,<br />

dat hy wél gedaan had, en klapte in de<br />

handen: waarop GALBA zich in de draag­<br />

koets plaatfte en liet wegvoeren, met oog­<br />

merk om aan JUPITER te offeren , en<br />

zich aan de burgery te vertonen. Dan zo-<br />

dra hy op de Markt gekomen was, beje.<br />

gen*


V A N G A L B A . 6t<br />

gende hem , even als ware de wind gé.<br />

draaid, eene geheel andere tyding, dat<br />

OTHO meester was van 't leger. Hierop,<br />

zo als het gemecnlyk gaat in zulk eene<br />

grote menigte volks , riepen zommigen,<br />

dat hy terug moest keeren, anderen, dat<br />

hy voort moest gaan ; dezen, dat hy ge.<br />

rust, genen, dat hy op zyne hoede moest<br />

zyn; terwyl zyne draagkoets, even als een<br />

fchrp in iiorm, dan herwaards, dan der-<br />

waard geilingerd wierd, en menigmaal dreig­<br />

de omteflaan. Kort daarop kwam eerst<br />

paardevolk, en daarna voetvolk van de Ba-<br />

filica van p AU LUS aanfnellen , roepende<br />

als uit éénen mond , weg met den man<br />

zonder gezach (ï\ Nu ging de menigte<br />

arn 't lopen, niet om ieder voor zich een<br />

goed heenkomen te zoeken, maar om zich<br />

meester te maken van de galleryen en van<br />

de hoogte van de Markt, als ware 'er een<br />

fchouwfpel te zien. ATILIUS SERCEL»<br />

LO (a~) gaf als 't ware het teeken tot den<br />

uryd,<br />

(2) Of, zo ris men in onduitsch zonde zeg­<br />

gen , weg met den privaatman: zo noemde men<br />

hem nu, als zynde, nadat OTHO voor Imperator<br />

was uitgeroepen, van alle waardigheid ontzet.<br />

(V) Volgens TACITUS is de waare nanm Att*<br />

iius Fergilio,


& H E T L E V E N<br />

ftryd, door hen ftandbeeld van GALBA ter<br />

neder te werpen, waarop van alle kanten<br />

pylen op de draagkoets geworpen werden.<br />

Dan daar geen derzelvcn hem trof, viel<br />

men van naby met blanke zwaarden op<br />

hem aan. Niemand was 'er, die hem be-<br />

fchermde, of liand hield , behaiven één<br />

enkel man, zynde dus onder zo vele dui-<br />

zenden de ecnigfle, dien de zon als<br />

waardig het Romeinfche gebied befchouw-<br />

de. Deze was de Hoofdman SEMPRO-<br />

NIUS DENSUS (£), die voor zich nooit<br />

eenige gunst van GALBA genoten hebben-<br />

de, alleen uit gehoorfaamheid aan eed en<br />

plïgt, zich voor de draagkoets te weer<br />

Helde, cn eerst zynen hopmans-ftok, wel.<br />

ke diende om den moedwilligen krygsman<br />

te ftraffen , omhoog houdende, den aan-<br />

valleren op eenen gebiedenden toon toe­<br />

riep, dat zy hunne handen van den Impe­<br />

rator moesten afhouden. Doch als nu de.<br />

zen<br />

(è) Ook deze naam is hier in den tekst weder<br />

geheel anders gefpeld , en wel zó, dat het naar<br />

gociien Romeinfchen naam gelykt, waarom wy<br />

met andere vertalers de opgave van TACITUS ge*<br />

Volgd zyn.


V A N G A L B A . 63<br />

zen op hem zeiven aanvielen, trok hy her<br />

zwaard, en verweerde zich eenen gcrui.<br />

men tyd, totdat hy in de knieën gehou.<br />

wen zynde ter aarde zeeg.<br />

De draagkoets by het meir van c u R-<br />

TIUS omgeworpen, en GALBA daaruit ge-<br />

ftort zynde, fchoten de moorders toe, en<br />

hieuwen naar hem, die geharnascht was;<br />

waarop hy hun den ftrot bood, zeggende:<br />

toe maar, zo dit ten beste van 't Ro-<br />

meinfche volk kan ftrekken. Hy kreeg dus<br />

verfcheidene houwen aan beenen en ar.<br />

men ; dan de gene, die hem den ftrot<br />

doorhieuw, was, zo als de meesten zeg­<br />

gen , CAMURius, een zoldaat van het<br />

vyftiende Legioen: zommigen willen, dat<br />

het een TERENTIUS, anderen een AR.<br />

CADIUS, eenigen ook, dat het een FA»<br />

BIUS FABULUS geweest is, en voegen<br />

'er by, dat deze laatstgenoemde, nadat hy<br />

het hoofd had afgehouwen, hetzelve in<br />

zyn kleed wegdroeg , dewyl het wegens<br />

de kaalheid moeilyk te var.en was; doch<br />

als de genen, die by hem waren, niet wil.<br />

den, dat hy het verborgen zoude houden,<br />

maar dat hy het bewys van zyne dapper­<br />

heid


Bi H E T L E V E N<br />

heid aan elk zou laten zien, had hy het<br />

aan eene piek gedoken, en dus omhoog<br />

geheven dat hoofd eens grysaards, die<br />

een goed Vorst 4 die Opper-pontifex, die<br />

Conful geweest was ; en was daarmede<br />

fondgelopen, op de wyze der Bacchanten,<br />

zich telkens omdraaiende, en fchuddende<br />

de piek, die droop van bloed.<br />

Toen nu dit hoofd aan OTHO gebragt<br />

wierd, zegt men, dat hy uitriep: „ dat is<br />

„niets, myne fpitsbroeders ! het hoofd<br />

„ van PISO moet gy my vertonen." Ook<br />

dit werd hem kort daarna gebragt; want<br />

die jonge Vorst had, na het bekomen van<br />

eene wonde, de vlagt genomen, doch was<br />

achterhaald door zekeren MURCUS, en by<br />

den tempel van VESTA vermoord. Ooit<br />

werd VINIUS ter dood gebragt, fchoori<br />

hy verklaarde deelgenoot te zyn van dó<br />

zamenzweering tegen GALBA, en uitriep,<br />

dat het tegen de meening van OTHO was,<br />

dat men hem om 't leven bragt. Men<br />

hieuw dus hem, gelyk ook L A C O , het<br />

hoofd af, en bragt beiden aan OTriOj<br />

verzoekende daarvoor eene beloning. Dan,<br />

als ARCHILOCIIUS zegt;


VAN G A L B A . €5<br />

„ *T 2yn flechts zeven, die in 't vluchten door<br />

„ ons zwaard zyn neêrgeveld:<br />

„ Duizend onzer willen echter mede als moorders<br />

„ zyn geteld."<br />

zo waren 'er ook eene menigte lieden, die,<br />

geen deel aan den moord hebbende gehad,<br />

hunne handen en zwaarden met bloed verfden,<br />

en met vertoon daarvan fmeekfc'hrifren<br />

aan OTHO inleverden om beloningen<br />

te erlangen. Als zodanigen werden naderhand<br />

honderd en twintig uit de ftaatspap-ieren<br />

bekend, welken VITELLIUS allen<br />

liet opzoeken en ter dood brengen. MA-<br />

'KIUS CELSUS kwam ook in 't leger,<br />

waar velen met befchuldigingen tegen hem<br />

opkwamen, dat hy de zoldaten had aangepord<br />

om GALBA ter hu'lpe te komen,<br />

'en deswegen cischten, dat by gedood zou.<br />

de worden. Dit wilde OTHO wel niet<br />

'toelhan, dan daar by hun ook niet durfde<br />

tegenfprekeh, zeide hy, dat hy hem nog<br />

zo fchielyk niet wilde ter doöd gebragt<br />

hebben, omdat 'ér dingen waren, die hy<br />

vooraf van hem moest uitvorfchen; hy liet<br />

hem dus binden, en gaf hem in bewaring<br />

over aan die genen, waarin hy het meeste<br />

vertrouwen ftelde.<br />

|ÜU. DEEL. £ JVeV


66 HET L E V E N<br />

Weldra werd de Raad byeengeroepen,<br />

en even als of het andere menfchen wa­<br />

ren , of dat 'er andere Góden gekomen<br />

waren, die Raad kwam gereedelyk op,<br />

en zwoer getrouwheid aan OTHO, die zelf<br />

den eed van getrouwheid, aan GALBA ge-<br />

zwooren, verbroken had ; ook gaf men<br />

hem de titels van CAESAR en AUGUS­<br />

TUS: en dit alles gefchiedde, terwyl de<br />

lyken der vermoorden, zonder hoofden, in<br />

Confuls gewaad, op de Markt verachtelyk<br />

neergeworpen lagen. Toen men met de<br />

hoofden nu verder niet meer wist te doen,<br />

verkocht het volk dat van VINIUS aan<br />

deszelfs dochter voor tweeduizend en vyf-<br />

honderd drachmen; dat van PISO werd<br />

aan deszelfs vrouw VERANIA , op hare<br />

bede, ter hand gefteld; dat van G A L B A<br />

gaf men aan de Haven van PATROBIUS<br />

en VITELLIUS (O, die hetzelve eerst op<br />

de wreedfte en fmadelykfte wyze behandel­<br />

den, en vervolgens wegfmeten ter plaatfe,<br />

waar de genen, die door de CJESARS ver­<br />

oor.<br />

(c) De naam van VITELLIUS koomt noch by<br />

TACITUS noch by SUETONIUS in dit geval<br />

voor, en wordt daarom van XYLANQER en DW<br />

SOUL verdacht gehouden.


V A N G A L B A . 67<br />

oordeeld zyn, ter dood gebragt worden,<br />

festertium genaamd (^). Het lyk van GAL­<br />

BA werd door PRISCUS HELVIDIUS, met<br />

toeftemming van OTHO, weggenomen, en<br />

's nachts door deszelfs vrygelaten ARGIUS<br />

begraven.<br />

Dus verre het leven van GALBA, een<br />

man, die in afkomst en rykdom voor weinigen<br />

der oude Romeinen behoefde onder<br />

te doen, en in beiden alle zyne tydgenoten<br />

overtrof; die onder vyf Imperators in<br />

aanzien en roem had geleefd, zodat hy<br />

meer door zynen naam, dan door zyne<br />

magt, NERO deed vallen. Zyne medezamengezworenen<br />

werden deels door niemand<br />

waardig geacht om de oppermagt te<br />

bekleden, deels oordeelden zy zich zeiven<br />

het niet waardig. Maar GALBA, die voor<br />

Imperator werd uitgeroepen, en die roep.<br />

ftem gehoorfaamde, en die aan de ftoute<br />

onderneming van VINDEX zynen naam<br />

leende, maakte, dat de afval van dezen,<br />

Welke een oproer en omkeering van 't be-<br />

ftuur<br />

00 Das heette die plaats, omdat zy twee en<br />

eene halve myl van de ftad lag buiten de Esqui»<br />

lynfche poort,<br />

E *


68 H E T , L E V E N<br />

ftuur werd genoemd, als een burger-oor-<br />

log befchouwd wierd, toen 'er een man<br />

aan 't hoofd kwam, die waardig was het<br />

gebied te voeren. Waarom hy ook, be-<br />

weerende, dat hy niet voor zich het ge­<br />

bied aangreep, maar veelmeer zich zeiven<br />

aan het gebied overgaf, zich gezind be-<br />

toonde om als opperbevelhebber het krygs-<br />

Volk , dat door TIGILLINUS en NYM­<br />

PHIDIUS bedorven was, tot ondergefchikt.<br />

heid terug te brengen, even zo als FABRI-<br />

CIUS en CAMILLUS hadden gedaan met<br />

het Romeinfche krygsvolk van hunnen tyd.<br />

En hoe zeer zyn ouderdom hem in den<br />

weg was, is hy nogthans, met betrekking<br />

tot de wapenen en krygsverrichtingen, een<br />

deugdzaam opperbeftuurder geweest, even<br />

als die van den ouden tyd. Dan, vermids<br />

hy zich te veel overgaf aan eenen VÏNIUS,<br />

LACO en aan zyne vrygelatenen, die alles<br />

voor geld veil hadden, gelykerwys NERO<br />

zich ook aan onverzadelyke fchepfels had<br />

overgegeven, vond men niemand, toen hy<br />

dood was, die om het verlies van hem als<br />

Imperator treurde, maar wel zeer velen,<br />

«ie zyn ongelukkig uiteinde beklaagden.<br />

IET


H E T<br />

L E V E N<br />

V A N<br />

O T H O .<br />

E 3


H E T<br />

L E V E N<br />

V A N<br />

O T H O .<br />

J) e<br />

nieuwe Imperator begaf zich reeds<br />

in den vroegen morgen naar het Kapi-<br />

tool fjz), waar hy offerde, en vervolgens<br />

MARIUS CELSUS by zich liet brengen,<br />

welken hy vriendelyk ontving en aanfprak,<br />

hem vermanende, dat hy meer moest ver-<br />

ge*<br />

(a) Deze woorden, welke het leven van OTHO<br />

aan dat van GALBA aanknopen, en een voortge­<br />

zet verhaal te kennen geven, toonen genoeg, dat<br />

hier een geheel verfchillend plan is van dat,<br />

't welk PLUTARCHUS in de Levens der Grieken<br />

en Romeinen, onderling vergeleken , gevolgd<br />

heeft, en dat de fchryver hier eene achtereen vol-<br />

gënde gefchiedenis van alle de C^ESAR'S levert.<br />

Dit fchynt myne gisfing te bevestigen, dat deze<br />

levens van eene andere hand zyn. Fr. Vert.<br />

E 4


72 H E T LEVEN<br />

geten zyne befchuldiging, dan zyne vry-<br />

fpraak. Deze beantwoordde zulks zonder<br />

laagheid , doch niet zonder gevo.1 van<br />

dankbaarheid, zeggende dat zyne befchul­<br />

diging een overtuigend bewys was van<br />

zyn goed gedrag, daar men hem befchul-<br />

digd had getrouw te zyn gebleven aan<br />

GALBA, aan wien hy geenerhande ver?<br />

pligting had. Dit gedrag van beiden<br />

was zeer tot genoegen der omftanders, en<br />

werd van het krygsvolk geprezen. De re>.<br />

denen, die hy in den Raad voerde, waren<br />

geriemd op den toon van burgerlykheid en<br />

zachtmoedigheid, en den tyd, die hem<br />

van het Confulfchap nog overig was, deel­<br />

de hy met VERGINIUS RUFUS: ook liet<br />

hy allen, die door NERO of GALBA tot<br />

Confuls benoemd waren, dien rang behou­<br />

den. De priesterlyke waardigheid fchonk<br />

hy aan dezulken, die uit hoofde van jaren<br />

of verworven roem aanfpraak daarop had­<br />

den. Aan alle de Raadsheeren, die onder<br />

NERO gebannen en onder GALBA terug<br />

geroepen waren, gaf hy hunne goederen,<br />

voor zo verre die niet verkocht waren en<br />

nog gevonden werden, terug. Dit had ten


V A N O T I I O. 73<br />

gevolge, dat de eerden en voornaamften<br />

van den Staat, die in 't eerst gebeefd had.<br />

den, even als of niet een mensch, maar<br />

eene Furie, of een boze Geest, zich eensklaps<br />

meester van het Opperbewind gemaakt<br />

had, thans gundiger vooruitzichten begonden<br />

te koesteren van een Beduur, 't welk<br />

een vriendelyk gelaat toonde.<br />

Tevens drekce niets den Romeinen zó<br />

zeer tot genoegen en won zó zeer deszelfs<br />

genegenheid , als zyn gedrag ten aanzien<br />

van TIGELLINUS. Deze werd, wel is<br />

waar, reeds heimelyk gedraft door de vrees<br />

voor de draf, welke het volk als eene<br />

fchuld voor den Staat invorderde, en door<br />

de ongeneeslyke kwalen, die hy leed aan<br />

het lichaam. Ook werden zyne fnode en<br />

verfoeilyke ontuchtigheden met openbare<br />

en liederlykc vrouwlieden, naar welken<br />

zyne tomeloze drift met een dervend lichaam<br />

nog deeds fmachtend haakte , door<br />

verdandige lieden befchouwd als de zwaar,<br />

de draf voor hem, en zo goed als duizend<br />

doden. Met dat alles echter konden do<br />

meesten niet duldeu, dat hy het daglicht<br />

nog aanfchouwde, nadat hy zo vele en zo<br />

E 5 voor-


74 H E T L E V E N<br />

voorname mannen van hetzelve beroofd had.<br />

Derhalven zond OTHO iemand tot hem af<br />

naar zyn landgoed by Sinuesfa, waar hy<br />

zyn verblyf hield, en fchepen had gereed<br />

leggen om daarmede de vlugt te nemen.<br />

Eerst zocht hy den afgezondenen met geld<br />

omtekopen, dat hy hem liet ontkomen;<br />

maar toen dit niet gelukte, gaf hy evenwel<br />

gefchenken , doch verzocht hem zo<br />

lang te vertoeven tot dat hy zynen baard<br />

gefchoren had; en daarop fneed hy zich<br />

zelf met het fcheermes de keel af.<br />

Nadat C;ESAR dus aan het volk de<br />

rechtmatigfte voldoening had gegeven, toonde<br />

hy voor zich zeiven allen byzonderen<br />

haat ter zyde te ftellen. En om 't gemeen<br />

genoegen te geven, weigerde hy niet voor<br />

*t eerst in de fchouwburgen met den naam<br />

van NERO begroet te worden, noch belette<br />

ook , dat de ftandbeelden van NERO<br />

door zommigen in 't openbaar ten toon<br />

wierden gefteld. Ook verhaalt CLAUDIUS<br />

RUFUS (b~) dat in de opene brieven, die<br />

naar<br />

O) LIPSIUS heeft by TACITUS Annal.<br />

XIII. 20. aangemerkt, dat de naam van dezen<br />

fchry-


V A N O T H O . 75<br />

naar Spanje gingen, waarmede de boden<br />

worden afgezonden, de naam (c) van NE­<br />

RO by dien van OTHO gevoegd was ; doch<br />

dat hy evenwel, merkende, dat zulks by<br />

de voornaamften en meestvermogenden kwa-<br />

lyk wierd opgenomen, dit in 't vervolg<br />

heeft nagelaten.<br />

Nadat OTHO zyn beftuur op dezen voet<br />

had ingericht, moest hy last lyden van de<br />

zoldaten, die hem telkens kwamen waar-<br />

fchouwen , dat hy op zyne hoede moest zyn<br />

tegen de aanzienlyke lieden, en dat hy die<br />

van zich moest weeren; 't zy dat zulks<br />

voortkwam uit genegenheid, die hen in<br />

der daad gevaar voor hem deed vrezen, of<br />

dat zy onder dit voorwendfel beroering en<br />

corlog zochten te verwekken. Eens, als<br />

hy CRISPINUS had uitgezonden om de<br />

zeventiende Cohors van Ostia aftehalen, en<br />

de.<br />

fchryver niet CLAUDIUS maar CLUVIUS RUFUS<br />

geweest is, en dat, overeenkomftig hiermede PLU-<br />

TARCHUS uit TACITUS verbeterd moet worden.<br />

(/) Wy hebben het byvoeglyke SÏIOV onvertaald<br />

gelaten, oordelende met I.IPSIUS, BRYANE en<br />

»u SOUL, dat hetzelve, immers zb als het'er<br />

nu Haat, geenen voegfamen zin oplevert.


76 H E T L E V E N<br />

deze zich te midden van den nacht tot die<br />

reis gereed maakte, en de wapenen op de<br />

wagens laadde, begonden de floutmoedig-<br />

ften alle te roepen, dat CRISPINUS met<br />

hetgene hy daar kwam doen niets goeds<br />

in den zin had, dat de Raad aanvankelyk<br />

pogingen tot eene on wen teling deed, en<br />

dat die wapenen niet vóór CAESAR, maar<br />

tegen CES AI in gereedheid gebragt wier­<br />

den. Daar deze taal op velen indruk<br />

maakte, en de gemoederen aan 't gisten<br />

bragt, vielen zommigen op de wagens aan,<br />

anderen op de twee Hoplieden , die het<br />

geweld tegengingen, en bragten dezen met<br />

CRISPINUS zei ven om 't leven; allen zich<br />

van 't nodige voorzien, en elkander aan­<br />

gemoedigd hebbende om ter hulpe van<br />

C/ESAR toetefchieten, togen op weg naar<br />

Rome. Daar vernomen hebbende, dat 'er<br />

tachtig leden van den Raad by C^SAR<br />

ter maaltyd waren, liepen zy dadelyk naar<br />

bet Paleis, zeggende, dstt nu de gelegen,<br />

beid fchoon ftond om in eens alle de vy.<br />

anden van CAESAR van kant te helpen.<br />

Dit gaf' eene algemeene ontftelcenis door<br />

de geheele flad, als wierd dezelve mee<br />

eene oogenblikkelyke plondering bedreigd.<br />

In


V A N O T H O . 77<br />

In het Paleis liep men af en aan , en<br />

OTHO zelf was in de uiterfte bedremmeling.<br />

Want daar hy voor de leden van den Raad<br />

vreesde, was hy de gene, wien zy vrees­<br />

den, en hy zag, hoe zy fprakeloos en ten<br />

uiterlten beangst de oogen op hem geves­<br />

tigd hielden, hebbende zommigen ook nog<br />

hunne vrouwen medegebragt. Hierop zond<br />

hy dadelyk Krygsbevelhebbers uit, om met<br />

de zoldaten te fpreken en hen neer te zet­<br />

ten, doch brak tevens de maaltyd af, en<br />

liet zyne gasten door eene andere deur<br />

vertrekken. Naauwlyks hadden zy tyd ge­<br />

had om te ontkomen, toen het krygsvolk<br />

de zaal kwam binnen ftormen, vragende,<br />

waar de vyanden van C^SAR gebleven<br />

waren. Hy daarop van zyn tafelbed op-<br />

ryzende ftelde alle zyne welsprekendheid te<br />

werk, om hen tot bedaren te brengen, en<br />

had genoeg te doen om hen door fmeeken,<br />

ja zelfs door het Horten van tranen, te be­<br />

wegen om heen te gaan. 's Anderendaags,<br />

nadat hy aan allen hoofd voor hoofd eene<br />

vereering van twaalfhonderd en vyftig<br />

drachmen gegeven had, ging hy by hen<br />

in 't leger, en prees hen in 't gemeen we­<br />

gens de blyken van genegenheid en yver,<br />

wel-


78 H E T L E V E N<br />

i<br />

welke zy jegens hem betoond hadden;<br />

doch zeide tevens, dat zommigen met kwa­<br />

de oogmerken heimelyk zamenfpanden, die<br />

zyne goedheid, en de getrouwheid der<br />

overigen door hun gedrag lasterden, ver­<br />

zoekende, dat zy in zyn misnoegen hier­<br />

over mogten deelen, en hem behulpfaam<br />

zyn om de zodanigen te ftraffen. Dit werd<br />

algemeen goedgekeurd, en op de ftraf der<br />

fchuldigen aangedrongen. Echter kipte hy<br />

flechts twee daaruit, zynde dezulken, om<br />

wier ftraf zich niemand zeer bekreunen<br />

zoude, en daarop ging hy weder heen.'<br />

Zy, die met hem ingenomen waren, en<br />

reeds vertrouwen in hem ftelden, bewon­<br />

derden deze verandering: doek anderen be»<br />

fchouwden zulks als eenen trek van ftaat-<br />

kunde, die zich naar de tydsomftandighe-<br />

den febikte, zodat hy het volk vleide we­<br />

gens het vooruitzicht van eenen oorlog.<br />

Er was namelyk reeds de zekere tyding<br />

ingekomen, dat VITELLIUS den tytel en<br />

het gezach van Imperator had aangeno­<br />

men, en 'er kwamen onophoudelyk vlie­<br />

gende boden, met een bericht, dat des­<br />

zelfs magt fteeds groter wierd: dan 'er<br />

kwamen ook anderen met tyding, dat de<br />

le-


V A N OTHO. 79<br />

legers in Pannonië, Dalmatië en Myfië met<br />

derzei ver Opperbevelhebbers OTHO hadden<br />

verkoren. Spoedig kwamen 'er ook gunftige<br />

brieven van MUCIANUS en VESPA-<br />

SIANUS, die beiden, de een in Syrië, de<br />

ander in Judéa, eene grote magt byeen<br />

hadden. Hierdoor hooggevoelend geworden<br />

, fchreef hy aan VITELLIUS eenen<br />

brief, waarin hy hem vermaande zich met<br />

geene oorlogzuchtige plans optehouden (d\<br />

belovende hem aanzienlyke zommen gclds<br />

te zullen geven , benevens eene ftad, waar<br />

hy een gemakkelyk en vrolyk leven buiten<br />

alle onrust zou kunnen leiden. Deze<br />

beantwoordde hem eerst met bedekte fpotterny<br />

; maar daar het vervolgens hooger<br />

tusfcben hen begon, fchreven zy elkander<br />

van weerskanten fcheldwoorden en onbetamelyke<br />

befchimpingen, verwytende de een<br />

den anderen, wel niet tegen de waarheid,<br />

maar toch op eene dolle en befpottelyke<br />

manier de ondeugden, waarmede beiden befmet<br />

waren: zo als ongebondenheid, ver.<br />

wyfd-<br />

(i) Daar de gewone lezing hier niet voldeed,<br />

jkwam ons de eenvoudigfte weg voor, met REIS-<br />

«B het woordeken w in den Tekst aantenemen.


8o K I T L E V E N<br />

wyfdheid, gebrek aan krygskunde, hunnen<br />

vorigen behoeftigen ftaat, en de menigte<br />

van fchulden, waarin zy zich daardoor ge-<br />

ftoken hadden (e); in alle welke opzich­<br />

ten het moeilyk viel te bepalen, wie van<br />

beiden daarin den anderen overtrof, 'Er<br />

werden ook velerlei voorteekenen en vreem­<br />

de verfchynfelen verteld, die meestal twy.<br />

felacbtig en door geene getuigen bevestigd<br />

waren; doch op het Kapitool, waar een<br />

beeld der Overwinning op eenen wagen<br />

Hond, hadden allen gezien, dat die Over­<br />

winning de teugels uit de handen liet vallen,<br />

als niet meer in (laat zynde om dezel-<br />

ven te houden; en op het Eiland van den<br />

Tiber had men het llandbeeld van CAJUS<br />

CAESAR, zonder dat 'er eene aardbeving<br />

of rukwind had plaats gehad, zich van het<br />

Westen naar het Oosten zien keeren. Dit<br />

zelfde gaf men voor ook gebeurd te zyn<br />

ten tyde , dat VESPASIANUS zich reeds<br />

•openlyk van het beuuur van zaken meester<br />

maak-<br />

O) Mqgelyk is hier In het oorfpronkelyke een<br />

-woord uitgevallen; anders zeker moet, zo als DU<br />

SOUL wilde, xect worden weggelaten: dit laatifc<br />

gevoelen hebben wij in de vertaling gevolgd.


V A N O T H O , Bi<br />

maakte. Ook werd in 't algemeen het<br />

overlopen van den Tiber als een kwaad<br />

voorteeken befchouwd: want fchoon he«<br />

de tyd van t jaar was, dat de rivieren hec<br />

meest gezwollen zyn, was echter de Tiber<br />

nooit voorheen zó hoog geweest, noch<br />

had zó vele fchade en verwoesting veroor­<br />

zaakt als thans, daar hy een groot gedeek<br />

te van de ftad overftroomde , en wel<br />

voornamelyk de Markt, waar het koorni<br />

verkocht wordt, waardoor een zware hon­<br />

gersnood in de ftad ontftond, die vele dut<br />

gen achtereen duurde.<br />

Na dat 'er vervolgens tyding gekomen<br />

was , dat CECINA en VALENS, Bevel­<br />

hebbers in dienst van VITELLIUS, de Al«<br />

pen hadden bezet, viel te Rome DOLA-<br />

BELLA, een man van aanzienlyke geboor­<br />

te , in vermoeden by het krygsvolk vari<br />

eene omwenteling in 't hoofd te hebben;<br />

OTHO zond dezen i 't zy uit vrees voor<br />

Hem, of voor iemand anders (ƒ), naar<br />

Aqui-<br />

(/) REIKE betuigt deze plaats niet te vèrftaanj<br />

en inderdaad de woorden, zo als die thans in<br />

'i oorfpronkeïyke gelezen worden, en door ons' ver­<br />

teld zyn, fchynen geenen draaglyken ain optele-<br />

XIII. DEEL. F V**


8a H E T L E V E N<br />

Aqinum (g~) 9 bevelende hem goedsmoeds<br />

te zyn. Daarop eene opfchryving doende<br />

van de aanzienlyke lieden, die hy met zich<br />

op den togt wilde nemen, fchreef hy me­<br />

de op LUCIUS, den broeder van VITEL­<br />

LIUS, zonder hem in aanzien enigzins te<br />

vermeerderen of te verminderen. Ook liet<br />

hy aan de moeder en de vrouw van VI­<br />

TELLIUS fterke verzekering geven, dat zy<br />

niets voor zich te vrezen hadden. Het<br />

bevel over de ftad gaf hy aan FLAVIUS<br />

sABINus, broeder van VESPASIANUS,<br />

't zy dat hy ook dit deed om NERO te<br />

vereeren, (want van dezen had SABINUS<br />

dat bevel ontvangen, 't welk GALBA hem<br />

weder had afgenomen) 't zy dat hy aan<br />

VESPASIANUS een bewys wilde geven<br />

van<br />

veren. Onzes beduukens, is de meer ing des fchryvers<br />

geweest, dat OTHO bevreesd was, of dat<br />

DOLABELLA, volgens het vermoeden van het<br />

krygsvolk , waarlyk oproerige plans in 't hoofd<br />

had, of dut deze, fchoon hy dan ook daaraan onfchuldig<br />

ware, gevaar liep om, wegens dat vermoeden,<br />

door het krygsvolk mishandeld te worden:<br />

doch in dat geval moet 'er in het oorfpronkelyke<br />

eenige verandering worden gemaakt.<br />

Eene ftad in 't koningrijk Napels. F. Fert.


V A » O T H O .<br />

83<br />

van zyne genegenheid en trouw, door SA­<br />

BINUS te verhoogen.<br />

Hy zelf ging niet verder dan tot Brixi.<br />

lum, eene ftad van Italië, aan de Po ge­<br />

legen (//),. en zond zyne krygsbenden af<br />

onder bevel van MARIUS CELSUS, SUE-<br />

TONIUS PAULINUS, GALLUS en SPURI-<br />

N A , mannen van naam, doch die nogthans<br />

niet konden handelen volgens de ontwer­<br />

pen , vooraf door hun gemaakt, wegens<br />

gebrek aan krygstucht en overmoed onder<br />

het krygsvolk, 't welk weigerde de beve»<br />

len van iemand anders te gehoorfamen, dan<br />

van den Imperator, die zy zeiden, dat het<br />

bewind van hun had ontvangen. Dan by<br />

den vyand was het in dit opzicht ook niet<br />

volkomen pluis, zynde ook daar het krygs­<br />

volk, in plaats van aan hunne hoofden te<br />

gehoorfamen, weerfpannig en oproerig uïc<br />

dezelfde oorzaak: dezen echter waren daar-*<br />

by bedreven in den oorlog, en niet afkee-<br />

rig van zwaren arbeid, waaraan zy gewoon'<br />

waren, terwyl de anderen, door ledigheid 9<br />

en een leven buiten oorlog doorgebragt,<br />

ver«<br />

Qi) Thans Berfello geheeten, op den Eöidalf-<br />

ken oeyer van de Po. Dezdfdt*<br />

F 2


8 4 H È T L E V E N<br />

verwyfd geworden, en gewoon den tyd in<br />

fchouwburgen en openbare volksvermaken<br />

te- flyten, wilden fchynen uit hoogmoed en<br />

laatdunkendheid zich aan de pligten eens<br />

krygsmans te onttrekken , als zich zeiven<br />

daartoe te goed achtende, en niet als waren<br />

zy niet in ftaat om dezelven waartenemen.<br />

SPURINA hen met geweld daartoe<br />

willende dwingen, liep byna gevaar van daardoor<br />

onder hunne handen zyn leven te<br />

verliezen. Geenerhande fmaadredenen en<br />

fcheldwoorden werden 'er door hun gefpaard,<br />

en zy noemden hem eenen verra.<br />

der, die de gunftige gelegenheden van<br />

cassAR en deszelfs belangen bedorf. Eenigen<br />

zelf kwamen 's nachts dronken by hem<br />

in de tent, en eischten verlof om heen te<br />

gaan, zeggende, dat zy by ciESAR moesten<br />

zyn om hem aanteklagen.<br />

Dan voor de omftandigheden en voor<br />

SPURINA werkte ten goeden eene belediging,<br />

die ten zelfden tyde aan het krygsvolk<br />

by Placentia werd aangedaan. Te<br />

weten, de zoldaten van VITELLIUS befpotteden<br />

die van OTHO, welke op de<br />

wallen ftonden, hun toeroepende, dat zy<br />

goed waren om eene rol op het toneel te<br />

fpe-


V A N OTHO. B|<br />

fpelen, eene Pyrrkha te danfen (z), en<br />

in de Pythifche en Olympifche fpelen als<br />

toekykers te zitten, maar dat zy van oorlogen<br />

en veldtogten geen verftand noch<br />

ondervinding hadden , en zich veel daarop<br />

lieten voorflaan, omdat zy eenen ongevvapenden<br />

grysaard, namelyk GALBA, het<br />

hoofd hadden afgeflagen, terwyl zy geenen<br />

moed hadden om in eenen veldflag of ge ­<br />

vecht mannen onder de oogen te zien.<br />

Door deze fchimpredenen werden zy dermate<br />

getroffen en in drift ontftoken, dat zy<br />

SPURINA te voet vielen, en hem baden<br />

om zich van hun te bedienen, verklarende,<br />

dat geen gevaar, geene moeite hun te<br />

groot zoude zyn. Daarop volgde een hevige<br />

ftorm op de muuren, waarby velerlei<br />

werktuigen werden aangevoerd. Hierin<br />

be*<br />

(O Eene zoort van dans , welke door gewa­<br />

pende jonge lieden van beiderlei kunne in den<br />

Circus te Rome plagt uitgevoerd te worden, zyn­<br />

de af komftig van de Grieken. Dezelve was voor-<br />

namelyk onder de Keizers in gebruik, en heefr,<br />

zich nog, zelfs onder de opvolgers van Conftan-<br />

tinus, onder den veranderden naam van Armatu-<br />

ra, ftaande gehouden. Zie V A L E S I U S ad Atn^<br />

psian. Marcell, L. xiv. C. IU<br />

F 3


86" H E T L E V E N<br />

behield het volk van SPURINA de over­<br />

hand, zodat zy, den vyand met groot ver­<br />

lies terugflaande, eene der beroemdfte en<br />

bloeiendfte fteden van Italië behielden. Voorts<br />

waren ook de Veldoverften van OTHO<br />

minder ftug in hunne bejegeningen met de<br />

fteden en byzondere perzonen , dan die<br />

van VITELLIUS, onder welken byzonder<br />

CECINA noch behaaglyk van ftem noch<br />

van voorkomen wasj makende eene aan-<br />

llotelyke en vreemde vertoning, wanneer<br />

hy met zyn plomp lichaam, op zyn Gal­<br />

lisch gekleed met een' langen broek en<br />

lange mouwen, met de Romeinfche vanen<br />

en bevelhebbers in gefprek was. Ook liet<br />

hy zich altyd vergezellen van zyne vrouw,<br />

die omringd van een ruiterbende te paard<br />

zat, en prachtig was uitgedoscht. F LA*<br />

Vius VALENS, de andere Veldoverfte van<br />

VITELLIUS, was een man, die noch<br />

door den roof op de vyanden behaald,<br />

noch door de diefftalien en afperfingen aan<br />

bondgenoten gepleegd, zyne geldzucht had<br />

kunnen verzadigen; cn het feheen, dat hy,<br />

'juist daardoor lang op weg zynde, by den<br />

eerften flag was achtergebleven. Anderen<br />

evenwel geven hiervan de fchuld aan CE-<br />

CÏ-


V A N OTHO. 8/<br />

CINA, die zich haastende om, vóór de<br />

aankomst van VA LENS, de overwinning<br />

voor zich te behalen, behalven andere mindere<br />

fouten, ook dezen beging , dat hy<br />

ten onrechten tyde , en dan nog niet<br />

recht dapper, flag leverde, en daardoor de<br />

zaken van zyne party genoegfaam geheel<br />

bedorf.<br />

Toen namelyk CECINA, voor Placentia<br />

het hoofd gefloten hebbende, vervolgens<br />

eenen aanval op Cremona , eene andere<br />

ryke en groote ftad, had begonnen, was<br />

ANNIUS GALLUS de eerfte, die naar Pla.<br />

centia ter hulpe van SPURINA fhellende,<br />

als hy op weg vernam, dat de inwoners<br />

van Placentia de overhand behouden hadden<br />

, doch dat nu die van Cremona gevaar<br />

liepen, met zyn leger derwaards trok, en<br />

zich in de nabyheid van den vyand neder*<br />

floeg: vervolgens kwamen ook de overi.<br />

gen, de een na den anderen, den veldheer<br />

ter hulp. CECINA, die het grootfte gedeelte<br />

van zyn voetvolk in bedekte en<br />

boschachtige plaatfen gelegd had, liet zyne<br />

ruitery aanrukken, en gaf dezelve in last<br />

om, wanneer de vyanden zich met hen in<br />

gevecht begaven, langfamerhand aftedein-<br />

F 4 zea


88 H E T L E V E N<br />

zen en de vlugt te nemen, tot dat hunne<br />

yervolgers in de hinderlage geraakt waren.<br />

Dit was door overlopers aan CELSUS<br />

kond gedaan, die wel met zyne wakkere<br />

ruitery tegen hen optrok, doch in het<br />

vervolgen van hun zorgvuldig . op zyne<br />

hoede was, en om de hinderlage heen<br />

trekkende dezelve opjaagde, en toen het<br />

voetvolk uit de legerplaats opriep, Waar-<br />

fchynlyk hadden dezen , zo zy in tyds<br />

waren opgekomen, geenen man van den<br />

vyand overgelaten, en de ruitery volgende<br />

het gehele leger van CECINA in de pan<br />

gehakt. Maar by deze gelegenheid be-<br />

fchuldigt men PAULINUS, dat hy te laat<br />

en te flaauw ter hulpe komende, door te<br />

groote voorzichtigheid niet beantwoordde<br />

aan den roem, dien hy als veldoverlle be.<br />

haald had. Zelfs befchuldigden velen van<br />

het krygsvolk hem van verraad, en hitften<br />

OTHO tegen hem op, roemende, dat zy<br />

overwinnaars geweest waren, maar dat de<br />

lafhartigheid hunner hoofden hen belet had<br />

de overwinning te voltooien. Doch OTHO<br />

fiam meer den fchyn aan van hun niet te<br />

Svantrouwen, dan hy inderdaad op hun verr<br />

«rouwde, en zond derhalven naar het Ie-<br />

ger


VAN OTHO. 89<br />

ger zynen broeder TITIANUS, met PRO.<br />

CULUS Overfte van de lyfwacht, welke<br />

laatfte inderdaad het gehele bewind in han.<br />

den had, terwyl TITIANUS flechts eene<br />

blote vertoning daarvan, maakte. Voorts<br />

voerden CELSUS en PACLINUS den<br />

naam van raadslieden en vrienden, doch<br />

hadden in 't beduur van zaken generhande<br />

gezach of invloed. Aan de zyde der vyanden<br />

heerschte geene mindere verwarring,<br />

vooral onder het krygsvolk van VALESS;<br />

want toen dezen bericht hadden ontvangen<br />

van 't gevecht, dat by de hinderlaag was<br />

voorgevallen, waren zy ten hoogften gebelgd,<br />

dat zy daar niet by geweest waren,<br />

ter onderfteuning dier brave lieden, die in<br />

zo groten getale daar gefneuveld waren.<br />

Hy had moeite genoeg om hen tot reden<br />

te brengen, en door bidden en fmeken<br />

eenen werkelyken aanval op zynen perzoon<br />

afteweeren, waarna hy liet opbreken, en<br />

zich by CECINA ging voegen.<br />

Als nu OTHO te Bedriacum, zynde eene<br />

kleine flad in de nabyheid van Cremona,<br />

gekomen was, hield hy eenen krygsraad<br />

om te overleggen, of men flag zoude le­<br />

veren. PROCULUS en TITIANUS waren<br />

F 5 van


9 o H E T L E V E N<br />

van oordeel, dat men, uit hoofde van de<br />

goede gezindheid van het krygsvolk, en<br />

van de nieuvvlings behaalde overwinning,<br />

den flag moest wagen, en niet door ftilzit-<br />

ten de drift laten verflaauwen, of wach-<br />

ten, tot dat VITELLIUS zelf uit Galliën<br />

overkwam. PAULINUS daarentegen merk­<br />

te aan, dat de vyanden reeds alle hunne<br />

magt tot het gevecht byeen, en aan niets<br />

gebrek hadden, daar OTHO, by hetgene<br />

hy werkelyk had, eene nog aanzienlyker<br />

magt verwachtte uit Myflë en Pannonië,<br />

mids hy maar zynen tyd wilde verbeiden,<br />

en den vyand geene gelegenheid geven om<br />

zynen kans waartencmen ; dat het toch<br />

niet te denken was, dat zyn volk, 't welk<br />

mi met eene kleiner magt zich zo moedig<br />

betoonde, flaauwmoediger zoude worden,<br />

wanneer zy met een groter getal ftryders<br />

verfterkt wierden, maar veel eer, dat zy<br />

dan met zo veel te meerder moed zouden<br />

itryden; en dat, behalven dien, het uitftel<br />

altyd ten voordele was van hunne party,<br />

die overvloed van levensmiddelen had, daar<br />

de tegenparty zich op een vyandelyk<br />

grondgebied bevindende, by verloop van<br />

tyd gebrek aan het nodige moest krygen.<br />

/<br />

Het


V A N O T H O . 91<br />

Het gevoelen van PAULINUS werd on-<br />

derfteund door MARIUS CEL SUS. AN-<br />

NIUS GALLUS was hierby niet tegen­<br />

woordig, zynde van 't paard gevallen en<br />

onder handen van den geneesmeester,<br />

doch fchriftelyk door OTHO geraadpleegd<br />

zynde, ried hy, geenen Ipoed te maken,<br />

maar de verfterking uit Myfië, die reeds<br />

op weg was, aftewachten. Dan dit ge­<br />

voelen werd niet gevolgd, en dat van de<br />

anderen, die 'er op aandrongen om flag<br />

te leveren, kreeg de overhand.<br />

Verfchillende zyn de beweegredenen ,<br />

welke men hiervan vindt opgegeven; doch<br />

dit blykt genoeg, dat het krygsvolk, 't welk<br />

de lyfwacht uitmaakte, zich thans onder<br />

eene eigenlyke krygstucht gebragt ziende,<br />

en verlangende naar het ftadsleven en de<br />

vermaken der fchouwfpelen en volksbyeen-<br />

komften, niet te weerhouden was van de<br />

drift tot vechten, zich vóórhellende, dat<br />

zy met éénen aanval den vyand ganfchelyk<br />

verdaan zouden. Ook fchynt het, dat<br />

OTHO het in dien ftaat van onzekerheid<br />

niet langer kon uithouden, en uit onge­<br />

woonte en llapheid geen moeds genoeg<br />

had


pa K E T L E V E N<br />

had om bedaard zynen gevaarlyken toe»<br />

Hand te overdenken, zodat hy, even als<br />

iemand die zich met bedekten hoofde van<br />

eene fteilte nederftort, in der haast alles<br />

aan het blind geval overgaf. Zodanig is<br />

de opgave van den Redenaar SECUNDUS,<br />

die Geheimfchryver was by OTHo. Anderen<br />

verhalen , dat de beide legers meermalen<br />

op het punt Honden om eene gemeene<br />

zaak te maken, en , volgens onderlinge<br />

overeenkomst, uit hunne tegenwoordige legerhoofden<br />

den besten tot Imparator te<br />

kiezen , of anders den Raad byeen te<br />

roepen, en aan dezen de keuze overtelaten.<br />

Het fcbynt ook niet vreemd, dat,<br />

daar de beide benoemde Imperators geene<br />

voorwerpen van achting waren, by brave ,<br />

geoefende en verHandige krygslieden deze<br />

bedenkingen opkwamen, dat het eene ha.<br />

telyke en verfchrikkelyke zaak zoude zyn,<br />

hetzelfde, 't geen voorheen, eerst ten gevalle<br />

van SULLA en MARIUS, en naderhand<br />

van C^SAR en POMPEJUS, burgers<br />

tegen burgers gedaan en van elkander geleden<br />

hadden , nu weder te ondergaan,<br />

om de opperheerfchappy te bezorgen of<br />

aan


V A N O T H Oi 93<br />

aan eenen v i T E L L I U S * ter voldoening van<br />

zyne vraat- en zwelgzucht, of aan eenen<br />

OTHO, ter voldoening van zyne weelde<br />

en brooddronkenheid. Deze bedenkingen<br />

noopten CEL sus ora uitftel te zoeken,<br />

daar hy hoopte op eenen uitflag van za*<br />

ken, zonder moeilykheden en bloedvergie­<br />

ten ; doch dezelfde bedenkingen deeden<br />

OTHO, uit vrees, haast maken om tot<br />

den flag te komen.<br />

Deze begaf zich nu weder naar Brixi.<br />

lum; waarmede hy eene dubbele fout be­<br />

ging , vooreerst , omdat hy dus aan zyn<br />

krygsvolk in den ftryd de fchaamte en eer­<br />

zucht benam, die zyne tegenwoordigheid<br />

hun zoude hebben ingeboezemd, en ten<br />

anderen , omdat hy tot zyne lyfwacht me*<br />

denam het kloekfte en bestgezinde gedeelte<br />

van zyne ruitery en van zyn voetvolk, en<br />

daardoor een deel van zyne magt van het<br />

overige lichaam affneed. In dezen zelfden<br />

tyd viel 'er een gevecht voor aan de rivier<br />

de Po, by gelegenheid dat CECINA eene<br />

brug daarover liet flaan, 't welk die vatl<br />

OTHO met geweld poogden te beletten.<br />

Dan ziende, dat zy hiermede niet vorder­<br />

den #


94 H E T L E V E N<br />

den, zetceden zy fakkels in de fchil-<br />

den (T), die mee zwavel en pek gevuld<br />

waren , welke vervolgens door den wind<br />

voor Aroom af op den vyand werden aan.<br />

gedreven. Toen nu eerst een rook, en-<br />

vervolgens eene hevige vlam hieruit op­<br />

rees, werden de vyanden ontfteld, fprongen<br />

in de rivier, keerden de fchepen om, en<br />

gaven zich in de handen van hunne te.<br />

genparty, die hartelyk hierom lachte. De<br />

Germanen , handgemeen geworden zynde<br />

met de zwaardvechters van OTHO op klei-<br />

ne eilandjes in de rivier, verfloegen dezen,<br />

en bragten een aantal van dezelven om<br />

hals.<br />

De zoldaten van OTHO, die te Bedria-<br />

eum Jagen, werden door dit voorval gaan.<br />

de gemaakt, en driftig om te »echte»ï<br />

wes-<br />

^ O) Wy verftaan hier, met REISKE, door<br />

fe*A« fchilden, en hebben geene zwarigheid gemaakt<br />

om het woord dus te vertalen, vermids het Ia<br />

dien zelfden zin ook voorkomt by XENOPU<br />

Ilist. gr. L. II. C. 4. §. 16. waar het door MORUS<br />

mede aldus vertaald wordt. Verandering van Ie-<br />

zing is hier dus onnodig, en de gisfing van DV<br />

SOUL, dat hier v>*ï» gelezen moest worden,<br />

fehynt ons geheel onaahnemelyk.


V A N O T H O . 95<br />

weshalven PROCULUS met hun uittrok j<br />

en vyftig ftadien van de ftad zich legerde,<br />

gaande hierin zó dom en belachelyk te<br />

werk, dat, daar het thans Lente was, en<br />

de gehele omliggende Jandflreek een aantal<br />

rivieren en nimmer uitdrogende bronnen<br />

had, hy eene plaats koos, waar hy ge­<br />

brek aan water had. Als hy nu den vol­<br />

genden dag wilde voortrukken tegen dert<br />

vyand, die nog honderd ftadien van hun<br />

af was,» verzettede p AU LI NUS zich daar­<br />

tegen, van oordeel zynde, dat men moest<br />

wachten, en zich niet te voren afmatten,<br />

en zó dadelyk van de marsch flag leveren<br />

aan eenen vyand, die tyd had gehad om<br />

op zyn gemak de wapenen aantegorden<br />

en zich in postuur te ftellen, inmiddels<br />

dat zy eenen zó langen weg moesten af­<br />

leggen, met een gevolg van lastvee en le-<br />

gerknechten bezwaard. Terwyl dus de<br />

hoofden in dit ftuk verdeeld waren, kwam<br />

'er van OTHO een Numidifche ruiter (/),<br />

met<br />

(7) De Numidiers zyn, uit vele plaatfen der<br />

ouden, bekend als bekwame paardryders, die zelfs<br />

Zonder toom de grootlb handigheid in die kunst<br />

betoonden. Men kan hierover naricht vinden by<br />

Dl


06" H E T L E V E N<br />

met brieven, waarin bevolen werd niet<br />

langer te wachten en uitteftellen, maar<br />

terltond op den vyand aanterukken. Men<br />

brak dus op, en ging op marsen. CECI-<br />

NA hoorende, dat zy in aantogt waren, werd<br />

ontfteld, verliet haastig zyn gemaakt werk<br />

en de rivier, en kwam terug in de leger»<br />

plaats. Hier ftond het grootfte gedeelte<br />

reeds onder de wapenen, en ontving het<br />

krygswoord van VALENS; waarop de keur<br />

der ruitery vooruit werd gezonden ^ terwyl<br />

de legioenen zich in flagorde fchaarden.<br />

Maar, ziet, onder de voorfte gelederen van<br />

OTHO ontftaat 'er, mer? weet niet hoe.;<br />

een gerucht en eene opvatting, dat het<br />

volk van VITELLIUS tot hunne party<br />

was overgegaan. Zodra zy dus elkander<br />

genaderd waren, fpraken zy dezen vriende-<br />

lyk aan, en begroeteden hen met den naam<br />

van fpitsbroeders. Dan dezen beantwoord*<br />

den<br />

DE LA CÈRDA ad firg Aen, L. iv. vs. 41 en.<br />

by LIPSIUS de milit. Kom. L. m. dial. 8. Geen<br />

wonder dus, da: de Romeinen, nadat zy mees­<br />

ters van Atrica geworden waren, zich van dez'el-<br />

ven in hunne oorlogen bedienden, byzonder ook,'<br />

zo als hier, om fpoedig brieven met bevelen of<br />

berichten overtebrengen.


V A N O T H O . 97<br />

den die groete geenzins mee wederkeeri-<br />

ge vriendelykheid , maar integendeel mee<br />

woede en gefchreeuw, 't welk hen, die<br />

zoo vriendelyk gegroet hadden, kleinmoe­<br />

dig maakte, en by de overigen een ver­<br />

moeden verwekte, dat die vriendelyke<br />

groeters verraders waren. Dit bragt hen<br />

al ten eerften in de war, van 't oogen-<br />

blik, dat zy met den vyand reeds handge­<br />

meen waren geworden , en vervolgens ging<br />

ook alles zonder orde toe; want het kst-<br />

vee zich vermengende onder het ftrydende<br />

krygsvolk veroorzaakte daar grote verwar­<br />

ring; daarby kwam, dat zy zich verdeelen<br />

moesten uit hoofde van de gefteldheid der<br />

plaats, die overal grachten en kuilen had,<br />

om welke te verniyden zy daarom heem<br />

trekkende genoodzaakt waren onordelyk en<br />

by gedeelten den vyand het hoofd te bie­<br />

den. Alleen twee legioenen, het eene van<br />

VITELLIUS, zynde bygenaamd het Ro<<br />

vende, het andere van OTHO, bygenaamd<br />

het Helpende, uit die belemmering zich<br />

gered, en een vlak en openveld ingeno­<br />

men hebbende, konden phalangswyze aan­<br />

vallen, en ftreden eenen geruimen tyd, zoo<br />

als het behoorde. Het volk van OTHO<br />

XIII. DEEL. G was


9S H E T L E V E N<br />

kloek en dapper, maar had tot hiertoe<br />

geene ondervinding van oorlog en gevechten<br />

> daar integendeel de zoldaten van v i-<br />

TELLIUS wel dikwyls in den flag waren<br />

geweest, doch tevens al oud en verzwakt<br />

waren. OTHO'S volk dus, met kracht op<br />

dezen aanvallende, floeg dezelven op de<br />

vlugt, nam hun den Adelaar af, en deed<br />

genoegfaam allen, die in de voorfte gele»<br />

deren waren, fneuvelen. Dan de anderen<br />

, door fchaamte en woede aangezet,<br />

vielen mede hevig aan, doodden ORPHI-<br />

DIUS, den Overften van het Legioen, en<br />

namen verfcheidene vaandelen weg. Tegen<br />

de zwaardvechters, die den naam hadden<br />

van grote bedrevenheid en moed in<br />

't gevecht te hebben, voerde ALPHENUS<br />

VA RUS de Bataaffche benden aan; zynde<br />

een volk, 't welk een eiland, door den<br />

Rhyn omgeven, bewoont, en beroemd als<br />

de beste ruiters onder de Germanen. Slechts<br />

weinige zwaardvechters hielden tegen hun<br />

vol, de meesten namen de vlugt naar de<br />

ïivier, en vervielen onder handen van eeni.<br />

ge vyandelyke benden, die daar in flag-<br />

*)rde ftonden, en zich dapper te weer ftellea-


V A N O T H O . 99<br />

lende hen allen in de pan hakten (m). Het<br />

fchandelykst van allen gedroegen zich de<br />

zoldaten van de lyfwacht i die zelfs deti<br />

vyand niet afwachteden om hem het hoofd<br />

te bieden, maar midden door de genen,<br />

die nog in 't ftryden waren, heen vlugte-<br />

den , en daardoor ook onder dezen de<br />

fchrik<br />

fm~) TACITUS heef: aangemerk:, dat da<br />

zwaardvechters min ftandvastigen moed in den<br />

ftryd bezitten , dan de krygslieden. Sed tieque<br />

ea conflantia gladiatoribus ad praelia , quae<br />

militibus. Doch wy hebben reeds eene oude oor-<br />

deelsvelling aangaande de zwaardvechters ; na-<br />

melyk van PLATO , die in zyne zamenfpraak;<br />

over de dapperheid, getiteld LACHES, duidelyk<br />

aantoont het gebrek aan moed en de nutteloosheid<br />

Van dat flag van lieden in den oorlog, waarin zy<br />

zich nimmer wel gekweten hebben. Hy voegt<br />

LACHES , Veldheer der Athenienzers, aldus fpre-<br />

kende in : „ ik heb eene menigte van die zwaard-<br />

„ vechters gezien in gevallen, waarin het vry heet<br />

„ toeging; ik weet wat men aan hun heeft, ik ken<br />

„ dezelven volkomen, en hieruit laat zich gemak-<br />

„ kelyk opmaken, wat men van hun te denken<br />

„ hebbe. Het fchynt, dat de Voorzienigheid met<br />

„ voordacht heeft toegelaten, dat geen van die He-<br />

„ den ooit den minften roem in den oorlog be.<br />

„ haalden." Fr. Vert.<br />

G a


100 H E T L E V E N<br />

fchrik en de verwarring bragten. Vele an­<br />

deren echter van OTHO'S benden verfloe.<br />

gen hunne tegenparty, en baanden zich<br />

met geweld midden door den overwinnen-<br />

den vyand eenen weg naar de legerplaats,<br />

-waar zy dus ontkwamen.<br />

Van de Bevelhebbers durfden PROCIJ-<br />

LUS en PAULINUS hen derwaards niet<br />

volgen, maar floegen eenen anderen weg<br />

in, iiit vrees voor het krygsvolk, 't welk<br />

reeds de fchuld op de hoofden wierp. AN-<br />

NIUS GALLUS nam in de ftad Bedria-<br />

cum op die genen, die zich uit het ge­<br />

vecht byeenverzameld hadden, en troostede<br />

hen met te zeggen, dat 'er met gelyk ge­<br />

luk geftreden was, en dat de hunnen aan<br />

verfcheidene kanten de overwinning behaald<br />

hadden. Maar MARIUS CELSUS de Hoof­<br />

den byeengeroepen hebbende, zeide, dat<br />

men voor het algemeen belang moest zor-<br />

gen, want dat in dezen noodlottigen toe-<br />

ftand, en na het verlies van zoo vele bur­<br />

gers , OTHO zelf, indien hy een braaf<br />

man was, niet andermaal eenen hachelyken<br />

kans zou willen wagen, daar CATO en<br />

SCIPIO door hunne ftyfhoofdigheid, om<br />

sa de Pharfalifche overwinning voor CAE­<br />

SAR


V A N O T H O .<br />

SAR niet te willen bukken, oorzaak ge.<br />

weest waren, dat een aantal brave lieden<br />

in Afrika buiten noodzaak het leven gelaten<br />

hadden, fchoon ftrydende voor de vrybeid<br />

van Rome: dat toch de Fortuin,<br />

fchoon: zich voor het overige jegens allen<br />

gelyk betonende, dit eene aan brave lieden<br />

niet kon ontnemen, dat zy, na het<br />

lyden van eenen rampfpoed, wys wierden<br />

voor het toekomende. Deze woorden von»<br />

den ingang by de legerhoofden; en toen<br />

men vervolgens, de zoldaten ondertast hebbende,<br />

bevond, dat allen vrede begeerden,<br />

en TITIANUS ried, dat men afgevaardigden<br />

zond om te onderhandelen, befloten<br />

CELSUS en GALLUS heen te gaan om<br />

met CECINA en VA LENS te fpreken.<br />

Onderweg ontmoeteden zy eenige Hoplie.<br />

den van den vyand, welke te kennen<br />

gaven, dat wel hun leger reeds in aantogt<br />

was naar Bcdriacum, doch dat zy door de<br />

Opperbevelhebbers waren afgezonden om<br />

te onderhandelen. CELSUS en GALLUS<br />

hierop verklarende, dat hun zulks aangenaam<br />

was, verzochten hen terugtekceren,<br />

en met hun naar CECINA te gaan. In<br />

's vyands nabyheid gekomen zynde, ge-<br />

G 3 raak-


ioi H E T LEVEN<br />

raakte CEL sus in levensgevaar. Het ge­<br />

val wilde, dat de ruiters, die in 't ge­<br />

vecht by de hinderlage geflagen waren, in<br />

de voorhoede waren. Dezen, zodra zy<br />

CEL sus zagen naderen , vielen dadelyk<br />

met groot getier op hem aan. Dan de<br />

Hoplieden fprongen toe, om hem te be.<br />

fchermen; terwyl ook de overige Bevel,<br />

hebbers het volk toeriepen, dat men hem<br />

geen leed moest doen. CECINA zelf,<br />

dit hoorende, kwam mede ylings toefchie-<br />

ten, bragt de onftuimige ruiters ras tot<br />

bedaren, en nadat hy CEL sus vriendelyk<br />

verwelkoomd had, ging men gezamenlyk<br />

naar Bedriacum.<br />

Dan middelerwyl had TITIANUS be­<br />

rouw gekregen van gezanten gezonden te<br />

hebben, en had de Itoutmoedigften van<br />

zyn krygsvolk weder op de wallen doen<br />

komen, en de overigen vermaand om te­<br />

genweer te gebruiken. Doch als CECINA<br />

kwam aangereden, en hun de hand toe.<br />

ftak, wilde geen van allen tegenfiand bie.<br />

deu: in tegendeel verwelkoomden zy ge-<br />

deeltelyk van de wallen het aankomende<br />

krygsvolk, terwyl een ander gedeelte de<br />

poorten opende, naar buiten liep, en zich<br />

QS-


V A N OTHO. 103<br />

onder de aankomenden vermengde. Nie­<br />

mand deed den ander eenig leed, maar<br />

van weerskanten bejegende men elkander<br />

vredelievend, en gaf de hand van vriend,<br />

fchap. Allen deden den eed van getrouw-<br />

heid aan VITELLIUS, en gingen in zy­<br />

nen dienst over.<br />

Op deze wyze verhalen de meesten van<br />

hun, die het gevecht zeiven hebben by-<br />

gewoond, dat zich de zaken daar hebben<br />

toegedragen, terwyl zy tevens echter be­<br />

kennen alle by zon derheden niet naauwkeu-<br />

rig te weten, ter oorzake van de wanor­<br />

de, die 'er plaats had, en de ongelykheid<br />

van den grond, waar het gevecht voorviel.<br />

Doch toen ik naderhand over dat flagveld<br />

trok, heeft METRIUS FLORUS , Oud-<br />

Conftil, behoorende tot die genen, die,<br />

niet uit verkiezing, maar gedwongen, zich<br />

by de party van OTHO bevonden had­<br />

den O), terwyl hy my op eenen ouden<br />

tempel wees, my verhaald, dat hy na het<br />

gevecht by dien tempel komende eenen<br />

fla-<br />

(») Wy hebben deze plaats vertaald naar de lezing<br />

door REIsKB aangenomen, die ons voorkwam<br />

hier de ware te zyn.<br />

G 4


ïo4 H E T L E V E N<br />

ftapel van lyken had gezien, zoo groor,<br />

dat men op het dak ftaande dezelven kon*<br />

bereiken : hy voegde 'er by, dat hy de<br />

oorzaak daarvan niet had kunnen gisfen,<br />

noch ook dezelve vananderen te weten ko,<br />

men; want offchoon het natuurlyk was, dat<br />

in burgeroorlogen, wanneer de eene party<br />

geflagen wordt, 'er meer «euvelen dan<br />

anders, door dat 'er geene krygsgevange-<br />

nen gemaakt worden, verraids de gene,<br />

die dezelven krygt, daarvan geen gebruik<br />

kan maken, was het echter niet te verkla­<br />

ren, hoe alle die Jyken, tot zulk eene<br />

hoogte opeengeftapeld, daar gekomen wa­<br />

ren.<br />

De eerde tyding, welke OTHO wegens<br />

het voorgevallene kreeg, was, zo als ge-<br />

woonlyk,twvfelachtig: dan, toen verfcbei-<br />

denen , die gewond waren , uit den flag<br />

aankwamen met verzekering daarvan, be­<br />

hoeft men zich niet zoo zeer te verwonde­<br />

ren, dat zyne vrienden hun best deden om<br />

hem van wanhoop tërugtehoüden, en hem<br />

vermaanden moed te houden; doch het­<br />

geen alle geloof te boven gaat, is de op.<br />

rechte genegenheid, welke zyne zoldaten<br />

hem betoonden, en die Z Q 0 groot was, dat


V A N O T H O . 105<br />

niet alleen niemand hem verliet en tot den<br />

overwinnaar overliep, maar dat men zelfs<br />

niemand zag, die zyn eigen leven zocht te<br />

redden, toen hun Opperhoofd reeds alle<br />

hoop had opgegeven. Zy verzamelden zich<br />

allen voor de deur, noemden hem hunnen<br />

Imperator (0), grepen hem jammerende<br />

eu fmeekende by de hand, vielen neder<br />

voor zyne voeten, fchreiden , en bad ;n<br />

hem, dat hy hen niet mogt verlaten, en<br />

overleveren aan de vyanden , maar gebruik<br />

maken van hunnen moed en van hunne<br />

krachten, zoo lang 'er eenige adem in hun<br />

zoude zyn. Zoodanig was de algemeene<br />

fmeekftem van allen; doch één uit de ge»<br />

meene zoldaten , zyn zwaard opgeheven<br />

hebbende, zeide: „ C«SAR, gy kunt ver.<br />

„ zekerd zyn, dat allen hun leven voor u<br />

„ over hebben, even als ik;" en doorfok<br />

daarop zich zeiven. Dan niets van dat<br />

alles was in ftaat om OTHO tot andere<br />

ge-<br />

(#) 'T gene hier in het oorfpro'ike'yk.' volgt:<br />

zat f/nvi]o i^nxctia., is zeker'yk eene b dorven le­<br />

zing, waarom wy die woorden liever o -er nald<br />

N wiiden laten, dan de al te gewaagde gisfingen van,<br />

py SOUL of REISKE overtenemen.<br />

G 5


ÏC6 H E T L E V E N<br />

gedachten te brengen, Met een vrolyk en<br />

bedaard wezen naar alle kanten rondzien­<br />

de , zeide hy : „ Myne fpitsbroeders! ik<br />

„ achte dezen dag gelukkiger dan dien,<br />

„ waarop gy my Imperator hebt gemaakt,<br />

„ daar ik u dusdanig gezind zie , en ik<br />

„ zoo grote waarde in uwe oogen heb.<br />

„ Dan berooft my toch niet van 't gene<br />

„ my nog meerder waarde moet geven,<br />

„ dat ik voor zulke brave burgers edel-<br />

,, moedig den dood ondergaa. Ben ik in«<br />

„ derdaad waardig geweest het Romein'<br />

„ fche gebied te bezitten , dan moet ik<br />

„ myn leven voor het vaderland niet fpa-<br />

„ ren. Ik weet wel, dat de overwinning<br />

„ der vyanden niet volkomen noch zeker<br />

„ is: wy hebben tyding, dat onze krygs-<br />

,, magt, die uit Myfië komt, flechts wei.<br />

,, nige dagreizen meer vanhier is ; Afia,<br />

„ Syrië en Egypte komen de Adiïadfche<br />

„ zee afzakken; de legers, die in Judéa<br />

„ oorlogen, houden het met ons; de Raad<br />

„ is op onze hand, en wy hebben de kin-<br />

„ deren en vrouwen der vyanden tot on»<br />

„ derpanden in onze magt. Maar de oor-<br />

„ log, dien wy om het meesterfchap van<br />

„ Italië voeren, is geen oorlog met HAN-<br />

« Ni-


V A N O T H O . 10?<br />

„ NIBAL, of met PYRRHUS, of met de<br />

,, Cimbren, maar Romeinen tegen Romei-<br />

„ nen oorlogende, maken wy beiden, zoo<br />

„ die overwinnen , als die overwonnen<br />

„ worden, ons fchuldig aan onrechtvaar-<br />

„ digheid tegen ons vaderland; want wat<br />

„ hier goed is voor den overwinnaar, is<br />

„ voor het vaderland verderflyk. Gelooft<br />

„ myne herhaalde verzekering, dat ik met<br />

„ groter roem kan derven, dan ik zou kun*<br />

„ nen regeeren. Ik zie toch niet, hoe ik<br />

„ door de overwinning zulk eenen groten<br />

„ dienst aan de Romeinen zou kunnen<br />

„ doen, als ik doen zal door my opteof-<br />

„ feren voor den vrede en de eensgezïnd-<br />

„ heid, en door voortekomen, dat Italië<br />

„ ooit weder eenen tyd als dezen beleve."<br />

Nadat hy deze aanfpraak gedaan , en<br />

Zich tegen alle pogingen der genen, die<br />

hem van zyn voornemen zochten aftetrek-<br />

ken en eenen riem onder het hart te de»<br />

ken, ftandvastig verzet had, beval hy zy­<br />

nen vrienden, en zoo velen uit den Raad<br />

als daar tegenwoordig waren , heen te gaan,<br />

en deed den afwezigen zulks by brieven<br />

te verdaan geven, zendende tevens aan de<br />

deden fchriftelyke bevelen, om hen over­<br />

een-


108 H E T L E V E N<br />

eenkomflïg hunnen rang te behandelen, en<br />

voor hunne veiligheid te zorgen. Daarop<br />

liet hy zynen neef COCCEJÜS (ƒ>), die<br />

nog zeer jong was, by zich komen , ver­<br />

maande, hem welgemoed te zyn, en niet te<br />

vrezen, dat VITELLIUS hem kwaad zou<br />

doen, daar deszelfs moeder, vrouw en kin­<br />

deren door hem in 't leven gefpaard, en<br />

als de zynen behandeld waren: zynde dit<br />

ook de rede, zoo als hy zeide, waarom hy<br />

hem, COCCEJUS, niet voor zoon aange­<br />

nomen, maar dit fteeds uitgefteld had; dat<br />

hy moest bedenken, dat zulks daarom was<br />

uitgefteld, opdat hy, wanneer CAESAR.<br />

overwinnaar was, dan met hem in het<br />

ryksbeftu.ur kon deelen, zonder dat hy, in<br />

het tegenovergeftelde geval, behoefde tq<br />

deelen in deszelfs ongeluk. „ Het katfte,<br />

„ dat ik u, myn zoon, te bevelen heb, zei-<br />

„ de hy, is dit, dat gy niet geheel moet<br />

„ vergeten, doch ook niet te veel daaraan<br />

moet<br />

O) By TACITUS en SUETONIUS koomt deze<br />

voor onder den naam van COCCEJANUS, zynde<br />

naderhand , omdat hy den verjaardag van zynen<br />

Oom gevierd had, op last van DOMITIANÜS<br />

gedood. Zie SUETON. in Domit. c. 10,


V A N O T H O . - ic$<br />

„ moet denken , dat gy CSSAR tot<br />

„ uwen Oom hebt gehad."<br />

Kort, nadat dit toneel was afgelopen,<br />

hoorde hy gedruisch en getier aan de<br />

deur, veroorzaakt door dat de zoldaten de<br />

leden van den Raad, die heen wilden<br />

gaan, dreigden te vermoorden, zo zy niet<br />

bleven, en den Imperator in den nood<br />

wilden gaan verlaten. Hy dus, vrezende<br />

voor het leven van deze lieden, ging an­<br />

dermaal naar buiten, en zich vertonende<br />

niet in de houding van iemand, die met<br />

fmeken en met zachtheid hen poogde te<br />

bewegen , maar met een gelaat, waarop<br />

gramfchap en bedreiging gefchilderd fton.<br />

den tegen de genen die zich het meest<br />

roerden , bragt hy te wege, dat zy be­<br />

vreesd geworden en zwigtende aftrokken.<br />

De avond inmiddels gevallen zynde,<br />

kreeg hy dorst, en na eene teug waters ge­<br />

nomen te hebben, nam hy vry lang de proef<br />

met twee zwaarden, die hy by zich had,<br />

welk van beiden het fcherpst ware , gaf<br />

vervolgens het eene over, en nam het an­<br />

dere onder zynen arm. Vervolgens troostte<br />

hy zyne bedienden, en verdeelde, ten bly-<br />

ke van genegenheid, zyn geld onder hen,


IIO H E T L E V E N<br />

gevende den eenen meer, den ander min­<br />

der, niet als of hy met eens anders goed<br />

kwistig omging, maar zorgvuldig acht ge.<br />

vende om hetzelve naar ieders verdiende<br />

en met mate te verdeelen. Nadat hy de­<br />

zen had laten gaan, fliep hy het overige<br />

van den nacht zoo gerust, dat zyne kamer­<br />

dienaars duidelyk hoorden , dat hy diep in<br />

flaap was. 's Morgens vroeg, riep hy den<br />

vrygelatenen , welken hy gebruikt had om<br />

de leden van den Raad te redden, en be­<br />

val denzelven te vernemen, hoe het daar­<br />

mede gefteld was. Toen hy nu bericht<br />

ontving, dat elk hunner bekomen had ,<br />

't geen hy nodig had , zeide hy: „ gaa gy<br />

,, dan nu heen , en vertoon u aan het<br />

krygsvolk, zo gy niet wredelyk onder<br />

hunne handen wilt omkomen, als heb-<br />

„ bende my geholpen om my zei ven van<br />

5, kanr te helpen." De vrygelaten wegge­<br />

gaan zynde, zettede by het zwaard met de<br />

punt naar boven op den grond, en het­<br />

zelve met beide handen vasthoudende,<br />

viel hy 'er van boven neder in , zon­<br />

der eenig ander teeken van fmert, dan<br />

eenen enkelen zucht te geven, welke door<br />

de genen, die buiten het vertrek waren,


V A N OTHO. üi<br />

gehoord werd. Zyne bedienden hieven<br />

daarop een luid gefchreeuw aan,-en dade.<br />

lyk verfpreidde zich het geklag door het<br />

leger en de ftad. Het krygsvolk kwam<br />

met groot getier naar de deur gelopen ,<br />

kermende en klagende, en zich zeiven befchuldigende,<br />

dat zy hunnen Imparator niet<br />

beter bewaard, en hem belet hadden zyn<br />

leven voor hun opteofferen. Niemand verliet<br />

zyn lyk om voor eigen lyfsbehoud<br />

te zorgen , fchoon de vyand vast naderde,<br />

maar zy bezorgden hetzelve, richteden<br />

eenen houtftapel op, droegen ge.<br />

wapend het lyk derwaards, en maakten<br />

het zich om ftryd tot eene eer om onder<br />

de lykbaar te gaan, en het lykbed te dragen.<br />

Van de overigen wierpen zommigen<br />

zich op het lyk en kuschten de wonde,<br />

anderen vatteden hetzelve by de handen,<br />

of wierpen het van verre kuschhanden<br />

coe. 'Er waren 'er ook, die, na de fakkels<br />

in den houtftapel geftoken te hebben,<br />

zich zeiven het leven benamen, zonder dat<br />

zy, zo veel men wist, of eenige weldaad<br />

van den overledenen genoten hadden, of<br />

vreesden voor het kwaad, 't welk hun<br />

des-


ïi» HET L E V E N<br />

deswegen van den overwinnaar kon over­<br />

komen: veel eer moet men zeggen, dat<br />

geen Opperheer of Koning immer'zulk<br />

eene geweldige en dolle drift om te heer-<br />

fchen bezeten heeft, als deze zoldaten be.<br />

zielde om onder OTHO te ftaan en hem<br />

te gehoorzamen; eene drift, die hen zelfs<br />

na zynen dood niet verliet, maar fteeds<br />

bybleef, zodat zy eenen ofiverzoenlyken<br />

haat tegen VITELLIUS bleven voeden.<br />

Dan hiervan zullen wy ter gelegene plaat,<br />

fe nader fpreken.<br />

Nadat zy het overfchot van OTHO be­<br />

graven hadden, richteden zy hem een<br />

grafteeken op, dat noch door zyne grootte,<br />

noch door een brommend opfchrift in de<br />

oogen ftak. Altans ik zelf heb, toen ik<br />

te Brixiium was, een grafteeken van ma­<br />

tige hoogte gezien, met dit opfchrift;<br />

„ TER NAGEDACHTENIS VAN MAR-<br />

„ cus OTHO." Hy was zevenendertig<br />

jaren oud, toen hy ffierf, en had drie<br />

maanden geregeerd. Heeft zyn leven<br />

ftrenge berispers gevonden, zyn dood<br />

heeft niet weiniger noch Hechter lofrede­<br />

naars


V A N O T H O . 113<br />

raars gehad: want daar zyn levensgedrag<br />

niet beter dan.dat van NERO was geweest,<br />

was zyn .dood des te edeler. Toen POL.<br />

LI o, een der krygsoverften, van de zolda-<br />

ten vergde dat zy dadclyk den eed van<br />

getrouwheid aan VITELLIUS deeden, ver-<br />

zetteden zy zich hier tegen, en vernomen<br />

hebbende, dat nog eenigen van de Raden<br />

waren achter gebleven, lieten zy de overi­<br />

gen ongemoeid, doch bragten VERGI­<br />

NIUS RUFUS in groote ongelegenheid,<br />

daar zy gewapend naar zyn huis liepen,<br />

hem aanzoekende en willende dwingen om<br />

het opperbewind te aanvaarden, of hun<br />

voorfpraak te zyn. Dan deze begreep,<br />

dat het dolheid ware het Opperbewind te<br />

ontvangen van hun die overwounen, daar<br />

hy het te voren, toen zy overwinnaars<br />

waren , geweigerd had van hun aantene­<br />

men, en als voorfpraak voor hun te gaan<br />

naar de Germaanfche krygsbenden , die<br />

zich verbeeldden door hem tot vele dingen<br />

tegen hunnen zin gedwongen re zyn, achte-<br />

de hy gevaarlyk, waarom hy zich heime.<br />

lyk door eene achterdeur wegpakte. Zo-<br />

XIII. DEEL. II dra


H4 HET LEVEN VAN OTHO.<br />

dra de zoldaten dit vernomen hadden ,<br />

waren zy gereed om den eed aan VITEL­<br />

LIUS te doen, en vergiffenis wegens hun<br />

vorig gedrag bekomen hebbende, voeg­<br />

den zy zich by het volk van CECINA.<br />

NB. Ver.


NB. Volgens bet Berigt van d?n Üitgev-r ï<br />

geplaatst voor het Ddrde Deel dezes<br />

Werks, beeft hy, om aldaar opgegeven<br />

reden , in dat Deel — gelyk ook in<br />

eenige volgende, ieder afzonderlyk Leven<br />

onder afzonderlyke Signaturen en<br />

met nieuwe Bladz. doen drukken. —<br />

Om dat men dit, by de aanhalingen, in<br />

het oog moet houden, zyn de aanwyzingen<br />

in dezen Bladwyzer, b. v. van<br />

het Derde Deel, de nieuwe daarin voorkomende<br />

Bladzyden dus aangeteekend:<br />

III. $ b 3 c 3 en dus ook in de andere<br />

Deelen.<br />

ALPHABETISCHE LYST<br />

DER<br />

DOORLUCHTIGE GRIEKEN EN RO­<br />

MEINEN, WIER LEVENS IN DIT<br />

WERK BESCHREVEN WORDEN.<br />

^EMILIUS. (PAUL1;S) AGIS. X. 223. b.<br />

IV. 119. ALCIBIADES. III. 3. C.<br />

AGESH.AUS. VIII. 171. ALEXANDER. IX. 5;<br />

H a A»


n6 ALPHABETISHE LYST.<br />

ANTONIUS. XI. 3. C<br />

AR AT US. XII. 97. C.<br />

ARISTIDE5. V. 3.<br />

ARTAXERXES. XII. 3. C.<br />

BRUTU?. (M.) XIL 3. b. LYSANDER. Vb 344.<br />

C/ESAR. CC.J.) IX. 5.^.<br />

CAMILLUS. II. 326.<br />

CATO. 0ti P.) V. IJl. MARIUS. CC.) VL 165.<br />

.- • de Jonge. X. 12. NICIAS. VII. 269.<br />

CICERO. XI. 3. b.<br />

'ClWON. VII. 14.<br />

CLEOMENÊS.X. 277. h.<br />

CORIOLANUS. 3. d. PERICLES. III. lü.<br />

'CRASSUS. (MO VII. 3. d. PHILOPOEMEN. V.232.<br />

DEME TRIUS. XI. 151. b.<br />

DEMOSTHENÈS.XI, IO.<br />

DION. XII. 3.<br />

EUMENES. VIII. 79.<br />

FABIUS MAXIMUS. III.<br />

4. b.<br />

FLAMININU'CT.QUINC-<br />

TIÜS) V. 4. b.<br />

GALBA. XIII. 3.<br />

CRACCHUS (TIBERIUS)<br />

< X.30.<br />

GRACCHUS. (CAJUS}<br />

X.54-<br />

LUCULLUS. VII. I03.<br />

LYCURGUS. I. 299.<br />

MARCELLUS.CM.C.) IV.<br />

371.<br />

KCMA POMPILIUS I.425.<br />

OTHO. XIII. 71.<br />

PELOPIDAS. IV.'235.<br />

PIIOCION. X. 5.<br />

POMPEJUS. VIII. 4. b.<br />

POPLICOLA. II. I36.<br />

ROMULUS. I. 365.<br />

SERTORIUS. VIII. 6.<br />

SOLON. II. 3.<br />

SULLA. VL 5. b. .<br />

THEMiSTOCLES. II. 20$.<br />

TIIESEUS. I. 59.<br />

TIMOLEON. IV. 3.<br />

BLAD.


B L A D ¥ Y Z E R.<br />

/lankiagte; hoe men daarover oudtyds by de<br />

Romeinen dacht. VII. 104.<br />

Atrd der menfchen; of die door zekere omitandigheden<br />

veranderd wordt, dan of by<br />

zekere omftandigheden de aard, die in het<br />

hart reeds zit, alleen eerst wordt ontdekt.<br />

VI. 100. b.<br />

Aardbeving in het Land der Lacedttmoniers.<br />

VII. ' 79.: zie ook I. 406, 407: byzonderheid<br />

by deze gebeurtenis. 80.<br />

Aarde; gevoelens van PLATO en der Pythagoristen,<br />

omtrent dezelve. I. 460.<br />

^EACUS; wie geweest is. I. 76. aant.<br />

ALdiles Plebis; welke die waren. III. 37, d<br />

aant.: zie ook VI. 172.<br />

/EGEÜS; wie geweest is. I. 61. aant.: vader<br />

van THESEUS. 62.: zie verder van hem 81.:<br />

erkent THESEUS voor zynen Zoon. 83.:<br />

redenen van zynen ontydigen dood. 109.<br />

Angina; een Eiland in den Saronifchen Zeeboezem.<br />

II. 217. -aant.<br />

^Egypte; breedte van de landengte, die deRoode<br />

Zee van de Egyptilche fcheidt. XI. 158. e.<br />

Onderneming van CL E OPATRA ter dier<br />

plaatfe. ald.: zie ook van die landengte XI.8.c.<br />

JEMILIÜS; (P AU LUS) zyne afkomst; zyn<br />

uitmuntend karakter. IV. 119,120,121,123.<br />

• wordt AtZdilis. IV. 120.<br />

hoe hy zich in 't Collegïe der Wichelaren<br />

gedroeg. IV. 121.<br />

*——— zyn krygsbedryven in Spanje. IV. 122.<br />

H 3 MMI-


n3 B L A D W Y Z E R .<br />

£MILIUS; (PAULUO fcheidt zich vjn<br />

zyne eerfte Echtgenoote. IV. 124.: trouwt<br />

eene andere. 125.: zyne kinderen en derzelver<br />

huwelyken. 126.<br />

— behandelt de overwonnen Liguriers<br />

> menschlievend. IV. 127, 128.<br />

—— — zyn uil en godsdienltig leven, na zyn<br />

eerde Confulfchap. IV. 129.: ftaat van het<br />

Land destyds. ald.<br />

•• zyn gedrag, toen men hem voor de<br />

tweedemaal het Conuülchap wilde opdragen.<br />

IV. 137—140.<br />

: berigt aangaan.de zyn beleid en dapperheid<br />

in het bevechten en overwinnen van<br />

PEiisEus, Koning van Macedonië. IV.<br />

141 —168.: zyne blydfchap over de terugkomst<br />

van zynen vermisten zoou scipio,<br />

na den fiag. 169,170.: verdere byzonde'rheden<br />

na deze overwinning. 171. : zyn<br />

aanfpraak aan den overwonnen PERSEUS.<br />

180.; en aan de zynen over de wisselvalligheid<br />

des geluks en der menfehelyke zaken.<br />

X8i.<br />

—-— zyne verrigtingen in Griekenland. IV.<br />

183.<br />

• • geeft aan de Macedoniers hun Land<br />

terug. iy. 185.: zyne verdere belangelooze<br />

en grootmoedige bedryven in Macedonië. 187.<br />

• geeft de Steden van Epirus ter plundering<br />

over. IV. i8§.; ea trekt naar Italit<br />

terug. 189.


B L A D W Y Z E R . 119<br />

JEMILIUS; (PAULUS) na veel tegenfiribbeling<br />

van het Krygsvolk, wordt, op eene<br />

treffelyke aanlpraak' van den Oud-Conful,<br />

voor hem de Triumf belloten. IV. 190 —<br />

196.: belchryving der plegtigheden van dezen<br />

Triumf. 197.<br />

— zyn gedrag onder een' zwaren llag,<br />

welke zyn huis trof na zyne gevierde zegepraal.<br />

IV. 303 — 207.<br />

. zyne overwinning in Macedonië allergunftigst<br />

voor de Schatkist van Rome. IV. 208.<br />

„I — blyft bellendig de party der Grooten<br />

toegedaan. IV. 209.<br />

m berigt aangaande zyn dood en uit«<br />

vaart. IV. 213, 214.<br />

> zyn lof. IV. 215.<br />

. vergelyking tusfchen hem en TIMO-<br />

LEON. IV. 219 — 224.<br />

^EMILIUS; CL' PAUELUS) zyn bedryven<br />

en dood. III. 39 — 46.<br />

/EscmENES,een Mededinger van DE MOS-<br />

THE NES. II. 4°« "ant.<br />

^SCHYLUS, aanhaling uit zyn treurfpel.<br />

VII. 3. b.<br />

iEsopijs, Fabelfchryver..II. 113. aant,<br />

Abanteni wie waren. I. -65. aant.<br />

Academie,de Leerplaats van PLATO. I. 149.<br />

aant.: waar van deze naam ontleend is.<br />

150.: door CIMON verfraaid. VII. 69.;<br />

aanmerking omtrent de verdeeling van dezelve.<br />

247. aant,<br />

H4 Ac A*


i2o B L A D W Y Z E R<br />

ACADEMUS; wie geweest zy. I. 149. aam.-<br />

ACHASUS ; wie men daardoor vedtaat. V.<br />

247. aant.<br />

• 1 waardoor derzelver Bondgenootfchap<br />

hare vryheid wist te handhaven, en aude»<br />

ren in vryheid te ltdlen. XII. 119. c.: zie<br />

verder in 't leven van ARATUS.<br />

ACIIILLES; aanteekening omtrent hem. VI.<br />

31 aam.: zyn graf door AI.EXANDER<br />

bekranst. IX. 50Ï<br />

'Achttal; wat de ouden door dit getal beduidden.<br />

I. iör. en aant.<br />

Acroamatifche. en Optifcht Wetenfchappen ;<br />

hoe men in de zeiven werd ingewyd. IX,<br />

39. aant.<br />

ADA, Koningin van Co.rie. IX. or.<br />

ADONIS; hoe zyn Feest gehouden werd.<br />

III. 59. c.<br />

Adriatifche Zee; waarom dus genoemd. II. 359.<br />

AGESILAÜS; zyne afkomst. VIII. 171.: en<br />

opvoeding. 172.: aanmerking omtrent de opvoeding<br />

van toekomstige Koningen, by cie<br />

Spartanen. 173. aant.: zyn inborst. 175.:<br />

zyn Ügchaams gedaante. 176.<br />

*- » bygeloovige aanmerking omtrent zyne<br />

kreupelheid. VUL* 180.; en verfcbillende<br />

uitlegging van eene zekere Godfpraak. 181.<br />

aant.<br />

— zyne eerde verrigting als Koning te<br />

Laced&mon. VIII. 183.<br />

** eerbiedigde de Ephoren. VIII. 184.<br />

AGE-


B L A D W Y Z E R . isi<br />

AGESILAUS; zyn gedrag omtrent Vyan*<br />

den en Vrienden. VUL 185.<br />

_ aanmerking omtrent zyne iufchikkclyk-<br />

heid. VIII. i8ó.<br />

. aanteekening omtrent zyne offerande,<br />

by zyne optogt tegen den Koning van Per-<br />

fij. VIIL 188 — 192.<br />

. — wordt boven LYSANDER by velen<br />

geacht. VIII. 194.<br />

— begin der oneenigheden tusfehen hem<br />

en I.YS ANDER. VIII. 195.: gevolgen van<br />

dezelven. 197.<br />

aanmerking omtrent het gedrag van<br />

hem en van LYSANDER. VUL 198.<br />

. maakt vrede met ÏISAPHEHNES.<br />

VUL 199.: die eerlang het verdrag breekt.<br />

aïd.<br />

—. wreekt zich over de trouwloosheid<br />

van TÏS APHERNES, door eene geoorloof­<br />

de misleiding. VUL 200.<br />

, op welk eene wyze hy te werk ging<br />

in het werven eene* Ruiterbende. VIII. 201.<br />

. zyn antwoord by de verkooping der<br />

gevangenen en hunne klederen. VIII. 202.<br />

- flaat üe vyand op de vlugt. VIII. 203.<br />

• geeft blyken van onbaatzuchtigheid.<br />

VUL 204. 209.<br />

zyn roem. VIII. 205. 218. 2:4.<br />

. • zyne verdere krygsbedryven. VUL 206.<br />

. ' zyne onweêrftaanbare liefde voor den<br />

jongen MIGABATES. VIII. 20.9.<br />

H5. AGE-


Isa B L A D W Y Z E R .<br />

AGESILAUS; houdt een byzonder mondge-<br />

fprek met PHARNABAZUS. ViH. 213.<br />

——— blyken van zyne genegenheid voor<br />

Vrienden. VJII. 217.: van ingetoogenheid,<br />

eenvoudigheid en foberheid. 219.<br />

gehoorzaamt op eene voortreffelyke wy-<br />

ze aan de Ephoren, die hem van eenen bui-<br />

tenlandfchen oorlog terug riepen naar Spar-<br />

frar,in eenen inlandfchen oorlog,door hunne<br />

Griekfche naburen ingewikkeld. VIII. 213.:<br />

hierin te Hellen boven HANNIBAL en<br />

A L E X A N D E R. 214.<br />

• zyn gedrag in het doortrekken door<br />

Griekenland naar Sparte. VIII. 226, enz.<br />

— zyne bezorgdheid voor het behoud van<br />

voortreffelyke Mannen. VIII. 229.<br />

• geeft nieuwe blyken van gehoorzaam­<br />

heid aan Overigbeden. VIII. 230.: wordt te<br />

Lacedatnon openbaar vereerd. 231.<br />

• zyn krygstogt tegen de Boeotiers. VIII.<br />

231 — 237.: wordt wegens zyne Overwin­<br />

ning door de Lacedtsrfloniefs zeer geëerd,<br />

byzonderst wegens zyne oude Spartafche<br />

zeden en Ieveuswyze, na zyne terugkomst<br />

Vit Afie. 238.<br />

aanmerkelyke Oudheid van zyn Ko-<br />

ninglyk Paleis. VIII. 238. aant.<br />

aanteekening omtrent de namen van<br />

zyne Huisvrouw en Dochters. VIIL 239.<br />

- '• laat zich raden eene door LYSAN­<br />

DER achtergelaten gevaarlyke Redevoering<br />

• niet


B L A D W Y Z E R . 123<br />

niet wereldkundig te maken. VUL 142.<br />

AGESILAUS; wist zyne Tegenftandeis tot<br />

zyne Vrienden te maken. VUL 243.<br />

wilde dat men eene matige gezetheid<br />

voor Ihyd- en foortgelyke fpelen toonde,<br />

maar toonde geene achting voor dingen die<br />

elders bewonderd werden. VIII. 246 — 248.<br />

. . welke gevolgen zyne kleinachtige behandeling<br />

der Thebaanfche Gezanten had.<br />

VIII. 249.<br />

• geeft een gepast antwoord aan afgevaardigde<br />

Acfuscrs. VIII. 250.<br />

• verhief de Regtvaardigheid als eene<br />

Deugd, boven de Dapperheid. VIII. 255.:<br />

zie ook I. 363.<br />

• liet zich wel eens door Eerzucht en<br />

Vyandfchap , vooral tegen de Thebanen,<br />

wegliepen. VIII. 256.; blyken hiervan in<br />

zyn gedrag omtrent e 11 o E n 1 o A S en s p H O-<br />

DP.IAS. 257-2Ö4.: oorlog hieruit ontftaande<br />

met de Thebanen. 265.: de Spartanen<br />

kiygen de nederlaag. 273.: de itad Lacedamon<br />

geeft, by dien rampfpoed , een lot-<br />

]yk bewys van ltandvastigheid en moed. 274.<br />

. • handhaaft, omtrent hun die uit den<br />

ftryd de vlugt hadden genomen , het gezag<br />

der Wetten en de eer zyner Medeburgers.<br />

VIII. 279.<br />

• zyn gedrag by den inval van EPAMI-<br />

NONDAS in het Laconhch Gebied. VIII.<br />

280 — 284,<br />

AGE-


12-4 E L A D W Y Z £ R.<br />

AGESILAUS; zyn verftandig gedrag omtrent<br />

oproerlingen te Sparte; en na de ontdekking<br />

van eene andere zam enz wering. VIII.<br />

' 285,286.<br />

• behoudt Sparte door zyne voorzigtigheid.<br />

VIII. 288.<br />

• het gedrag der Spartanen by de overwinning<br />

, door zynen-Zoon ARCHIDA.<br />

MAS behaald. VIII. 290.<br />

1<br />

gevolgen van zynen onverzettelyken haat<br />

tegen de Tbebamn. VIII. 292. ; en oorlog<br />

met EPAMINONDAS. 293 — 29?;<br />

• geraakt in opfpraak wegens zyne<br />

ftyfhoofdigheid omtrent de Mes/enters; en<br />

üog meer, dat hy reeds tachtig jaren oud<br />

eenen overtocht naar' Egy/te deed. VIII.<br />

298 — 299.: byzonderhedeu by zyne aankomst;<br />

en zyne verdere ontmoetingen en<br />

bedryven in Egypte. 300—313.<br />

• fterft in eenen hooge'n ouderdom , en<br />

wordt opgevolgd door zynen Zoon AR.<br />

CHIDAMUS. VIII. 314 — 315.<br />

vergelyking vaa hem met POMPE«<br />

jus. VIII. aar. b.<br />

AGJS,- Koning te Sparte; maakt fe Sparte',<br />

het eerst eenige inbreuk op de Wetten van<br />

I-YCURGUS, I. 411.: ontrouw van zy:;e<br />

gemalin. III. 75. c.<br />

' zyne afkomst. X. 223. b.: zyn karakter.<br />

227. b.<br />

- vindt, ter invoering der aloude Gelyk-<br />

heid


B L A D W Y Z E R . 1=5<br />

beid te Sparte, by de Jongelingfchap méér<br />

byvaf, dan by cie oude Lieden. X. 232. b.:<br />

haalt, doch bezwaarlyk, zyne Moeder tot<br />

zyne gedachten over. 235. b.: ontmoet by<br />

de aanzienlyke Vrouwen den meesten tegen-<br />

Hand. 236. b.<br />

AG is; bewerkt dat LYS ANDER Ephorus<br />

wordt, die eene verdecling der Landeryen •<br />

voorftelt. X. 23S. b.<br />

——- geeft voor de door hem voorgeftelde<br />

Staatsinrigting, de aanzienlykfte toelagen.<br />

X. 24.2. b.<br />

• LEONIDAS verzet zich, uit eene ver­<br />

keerde Eerzucht, tegen zyne ondernemingen.<br />

X. 243.<br />

— hoe hy dacht omtrent de Wet van LY-<br />

CÜRGÜS, ten aanzien der Vreemdelingen.<br />

X. 244. b.<br />

. uitvoerig berigt der gefchillen tusfehen<br />

hem en LEONIDAS, en derzelver gevolgen.<br />

X. 247—264. b. enz.<br />

zyn verblyf, als vlugteling, in den Tem­<br />

pel Van MINERVA CHALCIOECUS. X.<br />

260. b. 266. b.: wordt, zich uit den Tempel<br />

eens naar het Bad begevende, opgeligt<br />

en in de gevangenis geworpen. 267. b.:<br />

regtspleging met hem begonnen. 268. b.i<br />

verantwoordt zich vrymoedig 269. b.: wordt<br />

in de gevangenis geworgd ; als ook zyn<br />

Moeder en Grootmoeder. 270. b.: aanmerking<br />

omtrent die gebeurtenis. 374. b.<br />

Aois;


126 B L A D W Y Z E R .<br />

AG is; vergelyking van hem met de G R A C ­<br />

CU ussEN. X. 99. c.<br />

AGIS en C L E O M E N E S ; algemeene aanmerkingen,<br />

omtrent deze Spartaanfche Koningen.-<br />

X, 222. b.<br />

A G R A U L E ; zoon van C L E O M B R O T U S J<br />

Koning van Sparte. III. 287. aant.<br />

A H A L A ; CSERVJLIUS) floot SPINIUS<br />

M ^ L I U S overhoop. XII. 4. b.<br />

Akkus; oudtyds, by de Grieken, afgezonderd<br />

voor Mannen van verdienden. I. 115. aant.<br />

Albaanfche Meir; een vreemd verfcbynfel aan<br />

het zelve gebeurd. II. 3 3 T . : gevolgen va»<br />

deze gebeurtenis. 333.<br />

Alba tonga; eene der oudfte fteden van La*<br />

tium. I. 171. aant.<br />

A L C I B I A D E S ; zyne afkomst. III. 3. c.<br />

• was beroemd wegens zyne fchoon.<br />

heid. III. 5. c. 12. c.<br />

• zyn aard en zeden. III. 7. e.<br />

• was zeer afkeerig van het fpelen op<br />

de Luit. III. 9. c.<br />

>- hoe hy in zyn jongelingsjaren met<br />

S O C R A T E S verkeerde, en, in welken<br />

zin deze hem eene byzondere liefde toedroeg.<br />

III. 13.C i 9. c.; en tot deugd vormde.<br />

20. 22. c.<br />

hoe hy met zyne Minnaars te werk<br />

ging. III. 16, 17. c.<br />

verdere berigten van zyn jongeling»<br />

fchap. ui. 22. e; en ongebondene bedryven.<br />

2.6 — 30. c.<br />

AL-


B L A D W Y Z E R . 127<br />

ALCJBIADESJ muntte uit in Welfprekendheid.<br />

III. 31 c.<br />

. beli aaide veel eer wegens zyne overwinningen<br />

in de Olympifche fpelen. III. 33.c.<br />

. > doet het Ostracismus op zynen tegenparty<br />

HYPERBOLUS zelveii vallen. 111.<br />

39. c.<br />

werpt het Vrede - Verbond met de Lacedemoniers<br />

in duigen. III. 41. c.: zyn ge*<br />

drag omtrent de, naar Athene gezonden,<br />

Gezanten van Sparte. 44. bedryft overfpel met de gemalin van<br />

Koning AGIS. III. 75. c. VIII. 178.<br />

m •«•["!! doet, in gemeenfchap met de Sparta*<br />

ntn,


•iaS B L A D W Y Z E R .<br />

nen, den Athenienferen groote afbreuk. III.<br />

77- c- r<br />

AL CI BI AD ES; geraakt in afgunst by de Spartaanfche<br />

grooten, en valt daarna weder tot<br />

de Athenienferen over, welken hy , door<br />

ayne vereenïging met den Perliaönfchen Koning,<br />

alle hulp tegen de Spartanen toebragt.<br />

III. 78 — 85. ft<br />

„ wordt door het Volk van Athene weder<br />

ingeroepen. III. 86. c. 101. c.<br />

. zyne verdere krygsbedryven ten voordeele<br />

der Athenienferen. III. 87 — 97. c.<br />

wordt, met blydfchap, te Athene weder<br />

ingehaald. III. 100. c.; en tot Opperbevelhebber<br />

te land en ter zee aangefteld.<br />

ÏOÜ. c.<br />

. Qeékt met eene vloot weder in zee. III.<br />

106. c.<br />

» • eene zekere omftandighctd geeft aanleiding<br />

tot zyne laatfte befchuldiging. III.<br />

107. c. '— 109. c.<br />

», • wykt naar Bithynien en vervolgens<br />

naar ARTAXERXES. III. 112. c.<br />

• geraakt, op eene moordadige vvyze, in<br />

een dorp van Frygien, om het leven. III.<br />

115. c.<br />

5i753i9> 323-<br />

344. VIII. 173.<br />

AI.CM^ON; Legerhoofd der Aihcnienfen*<br />

II. 41<br />

ALP


ÊLADWYZER. ifl£<br />

ALCMAN; eeri beroemd Lierdichter. I. 40Ö;<br />

aant.<br />

ALCMENE; zonderlinge verhalen van haan<br />

I. 271.<br />

'Alta. jacta kit; een fpTeekvvoörd afkomltig<br />

van c AS AR. VIII. 167. IX. 87. b.<br />

AiiExiMDEk; zyne afkomst. IV*. 32; è.<br />

aant. IX. 5.<br />

'


I 3o B L A D W Y Z E R ,<br />

tlers huis naar Wjriem dan komt daarna<br />

weder terug. IX. 38 , 40.<br />

-ALEXANDER; wegens zyn voorgenomen<br />

huwelyk met eene dochter var. den Landvoogd<br />

van Cacie raakt hy in ongenade by<br />

zynen Vader. IX. 42.<br />

j . z y n gedrag omtrent de mishandeling<br />

vanPAUsANiAS en CLEOPATRA. IX.44.<br />

± hoe hy zich by het aanvaarden der<br />

- Regeering gedroeg, omtrent de zaken van<br />

..Griekenland en der naburige afhaukelyke<br />

Volkeren. IX. 45-<br />

. zyne krygsbedryven tegen de afvallige<br />

Thebanen. IX. 47-! verovert Thebe. 48.: zyn<br />

loflyk gedrag omtrent TIMOCLEA, welke<br />

zich kloekmoedig aan haren onteerder gewroken<br />

had. IX. 50.<br />

bevredigtzich metdeAfthenienfers. IX.51^<br />

^ óe Grieken beüuiten zich by hem te<br />

voegen ter beoorloging der Per/tanen. IX 53.<br />

_ Zyn byzondere ontmoeting met DIO-<br />

GENES. IX. 54.<br />

„ pleegt het Orakel te Delphi raad. IX.<br />

55.: verdere voorteekenen. 56.<br />

«s • begrooting van zyne legermagt.IX.56.:<br />

fchenkt meest alles, waarover hy in Macedonië<br />

befchikken kon , aan zyne vertrouwde<br />

vrienden weg. 67.<br />

„ trekt op naar Iliurn, en zyne verrig.<br />

tingen aldaar. IX. 58.<br />

_ . zyn overtogt over de rivier Granions.<br />

IX. 59.<br />

A l e<br />

*


B L A D W Y Z E R . 13*<br />

ALEXANDER; zyne dapperheid in het eerde<br />

gevecht met het leger van DARIUS.<br />

IX, 62.: dryft hetzelve op de vlugt. 6n..$<br />

opfchrift hetwelk hy op den verzamelden<br />

buit liet Hellen. 66.<br />

verhaal van wondergebeurtenisfen by<br />

zyne verdere optogt langs de zeekust. IX.<br />

67. ; en bemagtigt Phrygie. 71.<br />

— op welk eene wyze hy den wonderbaren<br />

Knoop te Gordium losmaakte. IX. 72.<br />

> • • verwint de Papkiagoniers en Cappado*<br />

eters. IX. 73.<br />

b— grootheid van DARIUS legermagr.<br />

IX. 73.<br />

——— droom van DARIUS, met opzigt op<br />

ALEXANDER'S roem en leven IX. 74.<br />

1». wordt in Cicilie door den Geneesheer<br />

PHILIPPUS van eene gevaarlyke ziekte<br />

genezen. IX. 76 — 78.<br />

' behaalt eene luisterryke overwinning<br />

op DARIUS. LX. 8i.: verbazende,kostbaarheden,<br />

in de Tent en Badfloof van DA­<br />

RIUS , buit gemaakt. 83.: behandelt de<br />

fcrygsgevangen gemaakte Moeder en Gemalin<br />

van DARIUS, nevens twee zyner Dochters<br />

menschlievend 85.<br />

dalen van zyne ingetogenheid. IX.<br />

88,90.<br />

• zyn foberheid in 't gebruiken Van fpy«<br />

zen. IX. 91, 95.<br />

» zyn dagelyksch leven. IX. oè — 96.<br />

• I % A kB*


I 3i B L A D W Y Z E R .<br />

ALEXANDER; verovert Damascus. IX. 96.i<br />

belegert en verovert Tyrus. 97 —102.<br />

L redt zich uit een gevaar by den Ati'<br />

tilibanon. IX. 99.: verovert Gaza. 103.<br />

. verdeelt den gemaakten buit, en zendt<br />

vele ponden Wierook en Myrrhe aan I.EO-<br />

NIDAS. IX. 105.<br />

_ . aanteekening omtrent een kostbaar buitgemaakt<br />

Kistje van DARIUS. IX. 105.: zit<br />

ook 30. aant,<br />

11 verhaal van zyn voornemen om een<br />

Griekfche Stad in Egypte te ftichten, die<br />

zynen naam zou dragen, en volvoering<br />

van hetzelve. IX. 106 —110.<br />

_ byzonderheden van zyne reis naar den<br />

Tempel van JUPITER AMMON, en zyne<br />

ontmoeting aldaar met den Opperpriester. °<br />

IX 110— 116.<br />

, „- praalt by de Barbaren; doch meer fpaarzaam<br />

by de Grieken op zyn oorfprong uit<br />

JUPI'BER. IX. 116,118.<br />

— zyn gepast antwoord aan den Sophist<br />

ANAXARCHUS. IX. II7.<br />

_ . geeft kostbare Toneelfpelen. IX. 119.:<br />

en aanmerking omtrent de Alttifche fpelen.<br />

120 aant.<br />

— weigert eene onderhandeling met DA­<br />

RIUS. IX. 122.<br />

— befchikt voor de overledene Huisvrouw<br />

van DARIUS eene zeer heerlyke begravenis.<br />

IX. 123.: merkwaardig gebed van<br />

PA-


B L A D W Y Z E R . 133<br />

DARIUS, toen hy de bevestiging ontving<br />

van deze edelmoedige daad van AL EX AN­<br />

DER. 126.<br />

ALEXANDER ; laat een zonderling tweegevecht<br />

houden, tusfehcn twee die uit kortswyl<br />

aanvoerders van twee partyen waren.<br />

IX. 118.<br />

• wederzydfche toerustingen tot den beflisfenden<br />

flag. IX. 136.<br />

befchryving van tzyne wapenrusting.<br />

IX. 136.<br />

- 'geeft het teeken tot den ftryd. IX. 138.:<br />

het leger van DARIUS wordt gellagen. 140.:<br />

wordt voor Koning van AJie uitgeroepen,<br />

241.: zyne loffelyke daden, na den (lag.<br />

14a.: het geheele Landfchap der JSabylo.<br />

m'ers onderwierp zich. 143.: zyne verwondering<br />

over de vuurkolk te Ecbatana of<br />

Aractene. 143. en aant.<br />

- kostbare fchatten door hem te Sufa<br />

gevonden. IX. 151.<br />

dringt door in Per/ie. IX. 153,<br />

. • merkwaardig zeggen van DOMARA-<br />

Tus, toen ALEXANDER te Perfepolis op<br />

den Koninklyken troon van DARIUS zat.<br />

-54.<br />

1<br />

-Q een drinkparty geeft aanleiding dat hy<br />

zelve voorop ging, om het Paleis der Per*<br />

fuanfche Koningin , te PerfepoIist \e verbranden<br />

, waarover hy terftond berouw had.<br />

LX. 149 —151.<br />

I 3 ALE n


V34 B L A D W Y Z E R .<br />

ALEXANDER; voorbeelden van zyne Vriendelyke<br />

milddadigheid. IX. 157. : en van<br />

zynen wcêrzin van brooddronkenheid. 162.:<br />

andere byzonderheden. 154.<br />

_.. voorbeelden van goedwilligheid en<br />

vereeringen, waarmede de geringde beleefdheden<br />

omtrent zyne Gunftelingen gepaard<br />

gingen. IX. 166.<br />

zyne oplettendheid voor zyne Vrienden,<br />

in zyne brieven. IX. 168.<br />

, vvas gevoelig omtrent iemands eer zoo<br />

wel als omtrent zyn eigen eer en roem.<br />

' IX. 170. * :<br />

• •"•<br />

.. gaf bewys" van-onthouding en groot­<br />

moedigheid. IX. ïfïi<br />

L- —• zyne aandoeningen by het zien van<br />

het lyk vaa :<br />

3ARius, IX. 173.: hetwelka<br />

hy op eene prachtige wyze vereerde, 174.<br />

- trekt af naar Hyrcanie:- aanmerking<br />

• omtrent eenen Zee-boezem aldaar. IX. 174-.<br />

„ behandelt hun, die zyn paard Buce.<br />

phalus opgeligt en weder terug gaven, met<br />

vriend lykheid. IX. 175.<br />

• hoe zyn Volk er over oordeelde toen<br />

hy zich half op de Perfifche en half op de<br />

Medifche wyze kleedde , en welk oogmerk<br />

hy daarmede had. IX. 176, 177. 9<br />

- wat men oudtyds dacht over de ver-<br />

fc' yning van de Amazone aan hem. IX.<br />

,78. •<br />

' op welk eene wyze hy de geestdrift<br />

in


B L A D W Y Z E R . i?5<br />

• in zyn Volk verwekte om met hem verder<br />

te trekken, werwaarts hy hun ter wereld<br />

" leiden wilde.' IX. 182.<br />

ALEXANDER; fchikt zich meer naar de<br />

Jpatifche zeden. IX. 183.: en trouwt RO-<br />

X A N E. :<br />

ald. •<br />

. waarom hy HEPHEESTÏON het<br />

meest beminde en CRATERUS het meest<br />

vereerde.' IX. 185.: zyn verder' byzonder<br />

gedrag omtrent hun, ald,<br />

»_ zyn gedrag omtrent PHILOTAS. IX.<br />

—188.: doét hem en daarna PARMENIO,<br />

als waren zy fchuldig aan eene zamenzwering<br />

tegen hem, om 't leven brengen. 193.<br />

194,: uitvoerig berigt van de aanleiding en<br />

de omftandigheden van een gevalwaarin hy<br />

zelve CLITUS met een fpies, in woede,<br />

doorboort. 194 —202.:' verfchillende wyzen,<br />

op welke hy wegens zyne droefheid<br />

over dit geval door twee Wysgeeren onderhouden<br />

werd. 203 — 206.<br />

— nadeelige gevoïgen, welke de redenen<br />

- van den trotichen ANAXAGORAS , ten<br />

opzigte van :<br />

. 1<br />

zyne zeden, in het vervolg<br />

hadden. 206; enz.<br />

vereert DEMARATUS met eene prachtige<br />

begravenis. IX. 217.<br />

— maakt zich gevreesd door onderfcheidene<br />

ftrafoefFeningen. IX. 219.<br />

• hyzondere voorteekenen. IX. 220.<br />

• flreeft naar de eer om de Fortuin door<br />

I 4 oa-


!3*<br />

B L A D W Y Z E R .<br />

pnverzaagdheid, een vyandeiyke magt doof<br />

dapperheid te overweldigen. IX. 222.<br />

ALEXANDER; zyne ontmoeting met TAXI-,<br />

LES, had de beste gevolgen ten aanzien<br />

van uitheemfche Volkeren. IX. 227.<br />

e-—r— zyn optogt naar de Indien en zyne bedryven<br />

aldaar. IX. 228. enz.: zie ook IV. 145.<br />

» —; BQRUS; doorhem overwonnen, doch<br />

op egn vrymoedig antwoord edelmoedig behandeld.<br />

IX. 235.<br />

~>—-r- zyn gedrag by den dood van zyn<br />

paard Bucephahs, en van zynen hond Pe~<br />

rit as IX 236.<br />

-rr—— zyn belluit, toen zyn Krygsvolk zich<br />

onwillig toonde om den Ganges over te<br />

trekken. IX. 237 -7-239*<br />

c wordt, by h et<br />

afzakken, naar den<br />

Oceaan, in een gevecht met de Barbaren,<br />

z-vaar gewond. IX. 243.: zyn moedig gedrag<br />

hy het behandelen van die wonde, ald.<br />


B L A D W Y Z E R . S3?<br />

ALEXANDER; ontvangt berigt van den zeetogt<br />

zyner Scheepsbevelhebbers. IX. 257.<br />

. beroeringen in de overheerde Land»<br />

fchappen in zyn Ryk. IX. 2.58.<br />

*--r^— zyn eerfte bedryf in Perfis. IX. 259.<br />

zyne aandoeningen by het lezen van het<br />

graffchrift op het graf van CYRUS. IX. 260.<br />

• een zonderling geval van eenen Gym-,<br />

nofophist. IX. 261,<br />

s geeft te Sitfa , by zyn huwelykmet de<br />

Dochter van DARIUS, een algemeene brui.<br />

lofts - maaltyd , en fpreidt de fchitterend-<br />

Ite pracht en mildheid, in 't uitdeelen van<br />

gefchenken en 't hetalen voor Schuldenaars<br />

ten toon. IX. 264.: zyn byzondere handeling<br />

met eenen vallenen Schuldenaar. 265.: zie<br />

ook van zyn huwelyk met STATIKA de<br />

Dochter van DARIUS. VIII. 82. aant.<br />

* de Macedoniër;, door zyne gunstbe»<br />

v<br />

wyzen aan de Perjianen, tot nayver en<br />

gramfchap vervoerd, worden op eene byzondere<br />

wyze met hem verzoend. IX. 268.<br />

zyn zonderling gedrag, by de rouw<br />

over het fterven van HEPHESTJON, en<br />

de verbazende kosten welke hy aan de Tombe<br />

van zynen Gunlteling befteedde. IX. 270<br />

— 272.<br />

r • verfcheidene voortekenen van zynen<br />

naderenden dood. IX. 275.<br />

mwUr wordt gedurig angstvalliger en door<br />

yrees geflingerd. IX. 279,28c.<br />

I $ ACE-


i 38 B L A D W Y Z E R .<br />

ALEXANDER; aanmerking omtrent de wy-.<br />

ze van zynen dood. IX. 281—285.<br />

~» aanteekening uit het dagverhaal omtrent<br />

zyne ziekte. IX. 282.<br />

». gedrag van ROX A N E na zynen dood.-<br />

IX. 287.<br />

i vergeiyking vah hem met CAJUS<br />

JULIUS CESAR. IX. 187 — 243. b.<br />

— berigt aangaande zyne Opvolgers. IV.<br />

131.: zie ook BERSECS.<br />

• benoemt EUMENES tot zynen Gehei<br />

mfchryver en bevordert hem verder tot<br />

Bevelhebber. VIII 81.: vermaagfchapt zich<br />

aan hem door het huwelyk.''82.: zyn verder<br />

gedrag, in zekere gevallen, omtrent dien<br />

Bevelhebber. 84 — 89.<br />

• < oneenigheden tusfchen zyne ;Bevelheb*<br />

bers na zynen dood. VIII. 89.<br />

. byzonderheden van zyne onderhandeling<br />

met PHOCION, en zyne vereering van<br />

dien voortreflyken Veldheer en Staatsman.<br />

X. 55 -63.<br />

;—— aanteekening omtrent het gedrag--van<br />

zynen Schatbewaarder HARPALÜS. X. 67.<br />

by^ondere loffpraak van den Rede-<br />

"naar DEMADES voor hem.' X. 71. en aant.<br />

- • aanmerking omtrent de geftadige Oorlogen<br />

van zyne Opvolgers. XI. 160. ^235. b.<br />

alle zyne Opvolgerea nemen den naam<br />

van Koning aan, XI. 197. b.: dit bragt.hunne<br />

. hoogmoed en troudiheid in 1 beweeging,<br />

ald. AEE-


B L A D W Y Z E R . I39<br />

ALEXANDF. R ; Tyran van Pherie in Thes~<br />

falien.: ftalen van zyne wreedheid. IV. 339.:<br />

door PELOPIDAS en EPAMINONDAS<br />

bedwongen. 324— 341.: hernieuwt zyne aanvallen<br />

: wordt overwonnen en door zyne<br />

huisvrouw vermoordi IV. '350 — 368.<br />

ALEXANDER van Myndus; wie geweest<br />

zy. Vl. 210. aïrit't<br />

Alexandn'e; verhaal van het bouwen van die<br />

Stad-in Egypte, IX. ic6— 110. •<br />

»' aaüteekening omtrent het toeftoppen<br />

der kanalen aldaar om CAESAR, gebrek aan<br />

Water te doen hebben. IX. 127, b. aant.<br />

* 1 een gedeelte der Boekverzameling al-<br />

• daar, by geval van den in brand gedoken<br />

vloot van CASAR', verbrand. IX. 128.<br />

b. én 'aant. —<br />

Allobrogers, bewooners van 't geen 'daarna<br />

Dauphiné heette, zenden gezanten naar Ro-<br />

~me. XI. 45- b.<br />

Almanak, door NU MA verbeterd. I. 479.<br />

«8 door' SOLON. IR 100. 1<br />

— door c. j. CVESAR IX. 154I b.<br />

Altaar van Hoornen; een zeer oud Altaar,<br />

op het eiland 'Delos. I. 108. aant.<br />

Altaren , by het Eedzweren dikwyls door<br />

de Grieken genaderd. Hl 269. aant.<br />

Amazonen ; fabelachtige gefchkd;nis Van dezelven.<br />

I. 126. enz.<br />

Jmbronen', hun krygsgefchreeuw by het aanva»*<br />

1


ï 4* B L A D W Y Z E R .<br />

vangen van een gevecht. VI. 217.: door de<br />

Romeinen geflagen. 220.<br />

'America; of de oudfte Inwooners van Afrik»<br />

daarvan kennis gehad hebben. II. 104. aant.<br />

Amimetobaos; wie door dit woord betekend<br />

werd. XI. 61. c. aant.<br />

Amnestie; wet van vergetelheid; wanneer dat<br />

woord eerst daartoe werd gebruikt. VI. 4.23.<br />

aant.<br />

AMPHICRATES; een redekunftenaar: eenige<br />

byzonderheden van zyn gedrag en uiteinde.<br />

VII i 7B.<br />

Amphictyons; welke deze waren en van waar<br />

ze hunnen naam ontleenden. IL 39. aant,'.<br />

waarin byzonderst hun pligt beltond. ald,:<br />

zie ook V. 165. aant.<br />

AMULIUS; zie van dezen Koning \anAlba,<br />

I. 171. 179. 180.<br />

ANACHARSIS; een Scythifche Wysgeer, zyn<br />

ommegang met SOEON. II. 19.<br />

Anarhemata, Tempelgefchenken. VII. 275. aant.<br />

A S A X A G O R A S ; of TE MISTO CE ES een<br />

Leerling van hem geweest zy. II. 212. aant.:<br />

verdere aanteekening omtrent dezen Wysgeer.<br />

ald.<br />

• zyn gedachten omtrent de ordening<br />

van het Geheelal, lil. 19. a : werd nimmer<br />

tot lagchen bewoogen. 20. a. aant,: zyn byzondere<br />

levenswyze . en aanmerkelyk gezegde.<br />

74,76. a.<br />

——— fchryft het eerst over de Maansverduis-


B L A D W Y Z E R . 14*<br />

duistering. VII. 380. aant.: deswegens gevangen<br />

gezet. ald.<br />

ANAXARCHUS; zie van dezen Wysgeer*<br />

IX. 35. enz.<br />

.11 •• houdt affchuwelyke redenen tot ALHx<br />

ANDER, nadat deze CUTUS gedood had.<br />

IX. 204.: verder berigt van hem. 205. enz.<br />

AndalupZe; oudtyds Btstka genoemd. VIII. 21.<br />

aant.<br />

Andria ; gemeenfchappelyke burgermaaltydea<br />

by de Spartanen. I. 340. en aant.<br />

ANDROGEOS; wie geweest is. I. 88.<br />

ANDROTION; een Schryver van de Gefchiedenis<br />

van Attica. II. 60. aant.<br />

Anecdoten ; van ANTISTHENES; I. 03.:<br />

PLUTARCHUS. 35.: ARIADNE. IO4. .<br />

GERADAS. 362.: DEMACRATUS. 378.:<br />

van zekeren Spartaan. 392, •<br />

— van eenen AKUNS. II. 358.: PERI.<br />

CLES. III. 21, 66,76.: FABIUS MAXI-<br />

MUS. 55. b. 56. b. 64. b.6$.b.: ALCIBIA-<br />

DES. 8. c. 23. c. 29. c. 30. c. 35. c. 55. c,<br />

VIII. 178.<br />

• van ARISTIDES den Locrenfer. IV.<br />

17.: TlHOLEONi 41.: DIONYSIUS<br />

• den Ouden. 43. XII. 33.: van zekeren Romein.<br />

124.: van zekeren Krygsman. 226.<br />

. van PAUSANIAS. VII. 30. : ci-<br />

• MON. 45, 55-: LUCULLUS. 238 — 245. :<br />

NICIAS. 283,299, 306,344.<br />

». ••••> van SERTOIUUS. VIII. 43, 56.:<br />

SU»


i 4* B L A D W Y Z E R.<br />

ÏUMENES, 138. aant. :' ARCHÏDAMUI<br />

177: AGESI.LAUS, 209, 218, 219, 247.<br />

248,255,267.: POTUPEJUS. 7. b.: 10. b.:<br />

11. b.: 28. b.: 30, b.: 111. b.: 145. "v.<br />

Ï56 163. b.z 165 — 1Ó9. 17'.<br />

CARBO. 26. £.<br />

Anecdoten van ALEXANDER. IX. 18, 19, 21,<br />

39. 54, i»5, 127,251, 265.: DIOGENES.<br />

54.: j. CJESAR. 31. b.i I3 Ö<br />

- b.: XII. 13. b.<br />

• van PHOCION. X.'iS, 23, 36, 58,<br />

65.: POLYEUCTUS. 32..' ARCHIBIA-<br />

DES. 34.: A RIST O C HIT O N. 35*! C A T O<br />

den Jongen. 8. b. 9. b..iï.b. 19. b. 23. b.<br />

32. b. 48. é. 58. é.<br />

- , van DEMOSTHENES. XI. 83. I05.:<br />

DEMETRIUS. 201. b. 2.6$. b. 2.66. b.\ PUI-<br />

LIPPUS. 272. b,\ ANTONIUS den Jongen.<br />

63. C. %\. C.< CAESAR AUGUSTUS. XI.<br />

147. c.<br />

, 1' van c ASSIUS. XII. 21. b.: BRUTUS.<br />

53. b. 55. b. 57. b. 77. b.: DIO N. 43.: AR-<br />

TAXERXËS. II. C. 33.V.: CLEARCHUS.<br />

49. C: AS PAS IA. 79. Cl PERS^EUS.<br />

156. C<br />

,. , — van VITUS VINIUS. XIII. 29.:<br />

GALBA. 37, 4 1<br />

, 44'<br />

A N T A L C I D A S ; zyn geestig antwoord aan<br />

Koning AGESILAUS. L 350.<br />

ANTiEUs; een zogenaamde Reus,door HER­<br />

CULES verftikt. I. 79. aant.<br />

„ , berigt aangaande dezen befaamden Reus.<br />

VIII.


B L A D W Y Z E R . 145<br />

VIII. 25.: en van deszelfs huisvrouw na zynen<br />

dood. ald.<br />

ANÏIGONUS, Va:kr van DEMETRIUS en<br />

een der Bevelhebberen van ALEXANDER,<br />

daarna Koning van Macedonië. I.. 225. aant.:<br />

. . waarom Dofon genoemd. V. 247. aant.<br />

, zie ook van hem in.'t leven van EUME«<br />

NES. VIII. 89 enz: en X. 360. b. XI. 151.<br />

b. en 234. b. •<br />

ANTIMACHUS van Teos; niet te verwarren<br />

met ANTIMACHUS van Colop hon. I 1 yg.aant.<br />

Antiochia ; hoofclltad van Syrië. VII. 172.<br />

ANTIOCHUS; de Zo.m van SELEÜCUS:<br />

verhaal van zyn huwelyk met zyne ftiefmoe*<br />

der STRATONICE. XI. 253 — 257. b.<br />

ANTIPATER; zie van hem in 't leven van<br />

EUMENES, VIII. 90. enz.:, en X. 79,<br />

93,98,100.<br />

ANTISTHENES; Stichter der Cynifche Secte.<br />

I. 416. aant.<br />

ANTONIUS; zyne afkomst. XI. 3. c.<br />

. •• oorzaak van zynen dodelyken haat te­<br />

gen CICERO. XI. 5. c.<br />

— -zyne verkeering met cuRioencLO-<br />

DIUS. XI. 6. c.<br />

•— zyne geaardheid. XI. 7 c. IÏ.C. 53. c.<br />

**—. zyne e,er(le krygsbedryven in Syrië tegen<br />

de Joden. XI. 7. c: verder in Egypte.<br />

8. . : in Macedonië. 18. c,<br />

——— blyken van zyne dapperheid en menschlie-


i4» B L A D W Y Z E R .<br />

lievendheid. XI. g. c.: van zyne milddadig*<br />

heid. n. t.<br />

ANTOMUS; zyn gedaante én kleding. Xt<br />

10. 'c.: levenswyze. 22. c. 51. e.<br />

wordt door CURIO ih de belangen<br />

van CJESAR overgehaald. XI. ja. c.<br />

M • zyn gedrag als Gemeentsman Voör d#<br />

Zaak van casARi XI. 14. c<br />

- of hy als de* oorzaak van den burger*<br />

oorlog kan aangemerkt wórden. XI. 15. éi<br />

*. •- was by het krygsvolk zeer geliefd:<br />

by het overige des Volks gehaat. XI. ïS.<br />

c. 22. c.<br />

zyn dienst door CAESAR gebruikt*<br />

XI. 17. c. 20. c.<br />

ï ftalen van zyne fchandelyke levenswy*<br />

ze. XI. ia. ik CAJSAR brengt hem van<br />

deze levenswyze merkelyk terug. 24. e.<br />

, -trouwt aan FULVIA, die over hem<br />

heerschre. XI. 25. c.: zyn gecirag omtrent<br />

haar. ald.<br />

~- - - zyn vrendfchap met C^SAR. XI. 27. c.<br />

* — geeft door éenè zekere daad, op het<br />

Feest van LÜPÉRCUS, omtrent C^SAR<br />

een voorwendfel aan de zamenzwering te­<br />

gen c iKSAR. XI. 29. c.<br />

e_ • zyn gedrag iia het Ombrengen Varl<br />

c^sAR. XI. 31. 'c.\ maakt door eene Lyk-<br />

rede de drift van het volk tegen BRUT ui<br />

en CASSIUS gaande. 33. c.<br />

t-m. handelt willekeurig in Rome.Xh 34. c.i<br />

en*


B L A D W Y Z E R . 145<br />

en* omtrent den jongen c JE SAR, op eene<br />

finadelijkie wyse. 35. c.: verbittering tus-<br />

fchen hem en CAESAR. 36. c.<br />

AN TONIUS; in een gevecht, tegen CES AR,<br />

op de vlugt gedreven, geraakt in moeijelyke<br />

omftandigheden. XI. 37. e.<br />

1<br />

zyne gelatenheid in tegenfpoed. XL<br />

38.


I 46 B L A D W Y Z E R .<br />

den naar CUicie. trekt wel uitgedoscht aerwaarts.<br />

XI. |$6i. uitvoerig berigt van zyne<br />

verkeering met haar in CUicie en te Altxandrie.<br />

56— 67. c. '<br />

ANTONIUS; pracht en overdadigheid van<br />

:<br />

zYne maaltyden. XI. 59 — 6<br />

3-


0<br />

B L A D W Y Z E R . Uf<br />

zyn gedrag omtrent zyne vrouw OCTAVIA,<br />

en de buitenfpoorigc uitdeelingen aan CLEO-<br />

PATRA en zyne kinderen by haar verwekt»<br />

XI. 1244 c. 133. c.<br />

ANTONIUS; nieuwe oorlog met C/ESAR.'<br />

XI. 126. 127. c.: zyn Ongebonden gedrag<br />

te Samos, by de toerusting tot dien nieu-<br />

- wei kryg. 129. c. 130. c.<br />

• * zyn testament aan CAÏSAR Ontdekt*<br />

en verfcheidene andere befchuldigingen te-<br />

. gen hem ingebragt. XI. 132 ->-134. c.<br />

. kwade voorteekenen. X. 137. c.<br />

> befchryving van zyne zee- en landmagt,<br />

hulpbenden en uitgeftrekte heerfchappy<br />

in Jf K en Afrika. XI. 138, 139. c.<br />

wederzydfche fnorkeryen van hem en<br />

CAESAR. XI. 140, 141. e.<br />

*— • befchryving van de bijzonderheden vati<br />

zynen ftryd met c ms A R , en deszelfs ongc»<br />

lukkig einde voor hem. XI. 142 — 150. c. ><br />

«• • volgt met zyn fchip de vlugtende<br />

CLEOPATRA, en komt by haar aan boord*<br />

X. 151, 152, c.<br />

* 1 zyne beftellingen omtrent zyn leger<br />

en kostbare bagaadje. XI. 153, 154. c \<br />

trouw en dapperheid Van zyn krygsvolk*<br />

155- c.<br />


Ï4? B L A D W Y Z E R .<br />

ANTONIUS; antwoord van CJESAR op<br />

zyne en CLEOPATRA'S voorftellen. XI.<br />

165. c.<br />

. CJESAR trekt weder tegen hem, in<br />

Syrië, op. XI. 167. c.: zyn volk loopt naar<br />

C/ESAR over. 171. c.<br />

— • eene, doch valfche, tyding van den<br />

dood van C L E O P A T R A ontvangen hebbende,<br />

wondt by zich zeiven, doch niet<br />

aanftonds doodelyk. XI. 17a.: laat zich,<br />

vernomen hebbende dat zy nog leefde, naar<br />

het verblyf van ' C L E O P A T R A 'brengen,<br />

alwaar hy fterft. 174. c.: C/ESAR'S aandoeningen<br />

over zynen dood, en poogingen<br />

om C L E O P A T R A levendig in handen te<br />

krygen. 175—178. c.<br />

C L E O P A T R A bezorgt voor hem eene<br />

prachtige begravenis. XI. 181. c.l en doet<br />

eene lykplenging op zyn graf. 184. c.<br />

, lot van zyne kinderen en verder nageüacht.<br />

XI. 190—192. c.<br />

r - vergelyking van hem met D E M E -<br />

TRIUS. XI. I95. C.<br />

A P E L L E S ; beroemd fchilder. XI. 211. b.<br />

verwerft te Sicyon den gcmeeiuamen<br />

omgang met twee beroemde fchilders aldaar,<br />

voor de fom van een talent. XII. 127. c.<br />

Aphit


B L A D W Y Z E R . 149<br />

Apobates; wie, in de wedftryden waren. X.<br />

63.''aant*<br />

APOLLO; Jongelingen offerden aan hemde<br />

eerftelingen van hun hair. I. 64.<br />

• aanmerking van PLUTARCHUS omtrent<br />

de plaats van zyne geboorte, en omtrent<br />

zynen rang onder de Goden. IV.<br />

286. 288.<br />

» kostbare gefchenken aan hun te De.<br />

los geofferd. VII. 284.<br />

APOLLODORUS de Letterkundige. I. 30b.<br />

aant. 0<br />

APOLLODORUS; eene byzonderheid van<br />

dezen yverigen aanhanger van SQCRATES.<br />

X. 114. b. aant.<br />

APPIUS CLAUDIUS; doet eene redevoering<br />

ter voortzetting van den kryg tegen PYR-<br />

RHUS. VI. 82.<br />

Aqua Sextits; nu Aix, eene ftad in het voormalig<br />

Provence. VI. 215. aant.<br />

Arabia Petr


l 5o B L A D W Y Z E R .<br />

ARATUS; zyne opvoeding te Argos. XIL<br />

102. c'. en eerfte oefeningen, ald.<br />

. . » belluit om Sicyon van de tyranny te<br />

verlosfen. XII 106. c.; en de Had te bemagtigen.<br />

109. c.: misleidt eenige verfpieders.<br />

te Argos. 111. c. : neemt de ftad in onder<br />

veel gevaar van ontdekt te worden, en ver-,<br />

dreef den Tyran NICOCLES, zonder burgerbloed<br />

te Horten. 116, 117. c: doet de<br />

burgers van Sicyon deelnemen aan het<br />

•bondgenootfehap der Achaërs. 118.. c.<br />

r— & zyn karakter. XII. 120— 122. c.<br />

. zyne ondergeschiktheid maakt hem be­<br />

mind. XII. 123.<br />

e landt , na verfcheidene gevaren , iis<br />

Egypte, by Ptolonueu-s. om voor zyne ftad<br />

van hem eenig geld te leenen. XII. 124 —<br />

129. c.: waarin hy gelukkig Haagde. 130..C<br />

BI • laat alle de afbeeldingen der dwingelanden<br />

te Sicyon vernietigen. XIII. 128.


[ B L A D W Y Z E R . 151<br />

Tbiirgt van Corinthus, Griekenland van de<br />

Macedonifche overheerfching te verlosfen,<br />

een der roemruchtige bedryven. XII. 135—<br />

157. c.: gevolgen hiervan. 158. c.<br />

ARA TUF; liet niets gelden boven den aanwas<br />

van het Ach


I$a B L A D W Y Z E R .<br />

ARATUS; wordt voor de twaalfde maal Op»<br />

perbevelhebber. XII. 188. c.<br />

.—n— zyne krygsbedryven tegen CLEOME-<br />

NES. XII. 189. e* — 19a, c.<br />

»• aanmerking omtrent zyne weigering<br />

om het Opperbevelhebberfchap weder aan<br />

te nemen. XII. 193. c.; en zyne verfchil en<br />

met CLEOMENES. 198. c.: zie ook X.<br />

284, b.<br />

*—heeft veel moeite om het Achaifche.<br />

bondgenootfchap ftaande te houden. XII.<br />

200. c. :zyn gedrag in dien toeftand. 201. c. —»<br />

211. c.<br />

- p komt in een kwaad gerucht wegens<br />

het doen ombrengen van ARISTOMA-<br />

CHUS, XII. 311. c.j en wegens andere gevallen.<br />

212 c. — 216. c.<br />

T • zyn gedrag omtrent de Altoliers, diede<br />

Ach&trs begonnen te verachten , uit hoofde<br />

van hunne werkeloosheid.. XII. 218. c.<br />


«<br />

B L A D W Y Z E R . 153<br />

ARATUS; zyn zoon door PHILIPPUS ten<br />

val gebragt, die niet ongewroken blyft..<br />

XII 234, 235. c.<br />

Arbeid; door een zonderling bedryf geleerd,,<br />

dat aanhoudende arbeid alles overwint. VIII.44.<br />

ARCESILAUS; een Platonisch Wysgeer. V.'<br />

2<br />

33-<br />

ARCHIAS; aanteekening omtrent hem. XI. 103.<br />

ARCHILOGUS; een'der oudfte Dichters hl<br />

Griekenland, wanneer geleefd heeft. 1,66. aant*,<br />

ARCHIMKDES; berigt aangaande dezen be« .<br />

roemden Werktuigkundigen , in het beleg van<br />

Syracufen. IV. 410 — 422.: aanteekening omtrent<br />

zyn graf. 422. aant.: komt deerlyk<br />

om 't leven. 427.<br />

Archonten; een naam der Overheden, aangefteld<br />

nadat het bewind der Koningen te<br />

Athene ophield.. II. 41. aant.: onder hun<br />

droeg één den naam ,vau Koning. 75. aant.:<br />

zie ook I. 157. aant.<br />

Ardettus; eene gerigtsplaats te Athene.l. 133.<br />

Arend; hoe veel eijeren dezelve legt. VI. 269.<br />

Areopagus; hoe deze Raad te Athene verkoren<br />

werd. II. 72.: by denzelfden Raad werd,<br />

door SOLON, nog een tweede aangeftdd.<br />

73, 74.: zie ook 76. aant.<br />

Argos; verhaal van eenen koperen Wolf en<br />

Stier, op de markt aldaar, als zekere gedenkteekenen<br />

geplaatst, VI. 150.<br />

*• befchryving van het beleg dier ftad door<br />

PYRRHUS. VI. I44—I56.<br />

K 5 dr-


i 54 B L A D W Y Z E R ,<br />

^rgwjgebeurtenisfen aldaar. XII. 162—171.C.<br />

ARIADNE; verhalen omtrent haar, en hare<br />

gevallen met THESEUS. I. 99» I0<br />

3> io<br />

5><br />

ARI M A N 1 u s; een God der Peruanen. II. 305.<br />

Ariminium; eene ftad in Italië, nu Rimini.lX.<br />

85. b. aant.<br />

ARISTEUS; zonderlinge verbalen aangaande<br />

hem. I. 270.<br />

ARSTIDES, de Locrenfer; een Platonisch<br />

Wysgeer. IV. 17.<br />

'ARISTIDES; zyne geboorteplaats. V. 1.<br />

verfchillende gevoelens omtrent zyne<br />

gegoedheid. V. 2.<br />

» . verfchil van zyn karakter met dat van<br />

THSMISTOCLES, en daaruit voort Spruitende<br />

vyandfehap tusfchen hen beiden. V.'<br />

13, 33.,- zie ook II. 217.<br />

• . zyne dapperheid in het gevecht by<br />

Marathon. V. 26.<br />

. zyn onbaatzuchtig gedrag by c*te verovering<br />

van eene aanzienlyke buit. V. 27.<br />

— wordt eerfte Archon. V. 29.<br />

ontving den toenaam van, deRegtvaar-<br />

dige. V. 30.<br />

. > eenige byzonderheden by zyne uitban­<br />

ning., V. 34» 37»<br />

£ zyn edel gedrag omtrent THEMIS-<br />

T O c L E s, uit zucht voor 't algemeen belang.<br />

V. 38.: behaalt eene luisteiryke over­<br />

winning ter zee op XERXES. 43.: zie ock<br />

II. 252, 265-268.<br />

ARIS-


B L A D W Y Z E R . 155<br />

ARISTIDEs; laat een deftig antwoord ge.<br />

ven aan de Gezanten van Lacedcemon en<br />

van MARDONITJS. 47.<br />

•~- > zyn gedrag in een gezantfchap naar<br />

Lacedcemon, by een' tweeden inval der Perfianen.<br />

V. 49.<br />


56 B L A D W Y Z E R .<br />

ARISTIDES; vergelyking tusfehen hem eis<br />

MARCUS CATO. V. 213.<br />

ARISTIPPUS; de gewoonte deed de menigte<br />

te Argos zich goedwillig, als Haven, aan<br />

dien dwingeland onderwerpen. XII. 162. c.<br />

166. e.<br />

—- — zyne zonderlinge levenswyze. XII.164.rr.:<br />

zyne' verdere krygsbedryven tegen ARATUS;<br />

nederlaag en dood. 165—ifix c.<br />

ARISTO; een peripatetisch Wysgeer. II. 217.<br />

aant.<br />

ARISTOBULUS; de Joodfche Koning, in de<br />

zegepraal van POMPEJUS omgevoerd. VIII.<br />

123, b.<br />

ARISTOTELES; wordt de Leermeester van<br />

ALEXANDER. IX. 27.: verder berigt van<br />

dezen Wysgeer. ald. aant. 28 — 34.<br />

-" aanmerking omtrent zyne fchriften, VI.<br />

83. b. aant.<br />

ARISTOVISTUS; Koning'der Germanen. IX.<br />

51. I. enz.<br />

ARISTOXENUS; een Discipel van ARIS­<br />

TOTELES: zyne fchriften verloren. 1.420.<br />

aant.<br />

Armenië; achterlykheid der jaargetyden in Opper-Armenië.<br />

VII. 210. aant.<br />

Armilustrium; een feest der Romeinen. I. 253.<br />

ARSACES; de algemeene naam der Partifche<br />

Koningen. VII. 64. b. aant.<br />

Au TAB ANUS; Krygsbevelhebber der Per/ta­<br />

nen. II. 300.: zyn gefprek met THEMIS-<br />

TOCLES. ald. Ar-


B L A D W Y Z E R . 15?<br />

Artaxata; de hoofdftad van Armenië: eerfte<br />

aanleiding tot derzelver Richting. VI. 212.<br />

ARTAXERXES Langhand; zyn karakter. XII.<br />

3. c.<br />

ARTAXERXES Mnemon; zyn genacht. XII.<br />

3. c.: hoe te voren genoemd. 4. c.<br />

- wordt Koning. XII. 6. c.: byzondere<br />

wyze van zyne plegtige invvyding. ald.:<br />

CYRUS, naar het Koningfchap ftaande,<br />

komt vry, op het kermen van zyne moeder.<br />

8. c.<br />

——— zyne geaardheids XII. 14. c. 15. c.<br />

*•* geeft in 't begin zyner regeering blyken<br />

van zachtmoedigheid. XII. 11. c.<br />

* zyn Broeder CYRUS haalt door velerleie<br />

beloften de Lacedamoniers over, om<br />

hem te helpen in eenen oorlog, dien by tegen<br />

hem aanving. XII. 14. c.: groote opfchuddingendoor<br />

de tyding hiervan veroorzaakt.<br />

15. c.<br />

• CYRUS trekt tegen zynen Broeder<br />

op, en ftaat verwonderd over de talryke<br />

legerbenden, die zich zoo onverwacht tegen<br />

hem in geregelde flagorde Hellen. XII.<br />

15. c. 19. c.: verhaal van den flag. 20—24.tr.<br />

verfchillende berigten van de wyze, op welke<br />

CYRUS in dien veldflag fneuvelde. 25—<br />

31' c.<br />

lescht, op zynen togt,met eenen vuilen<br />

waterdronk zyn'hevigen dorst, dooreenen<br />

0)1-


158<br />

B L A D W Y Z ER.<br />

onbekenden hein. onverwacht, ter verkwik-<br />

king toegebragt. XII. 34. c.<br />

ARTAXERXES; deelt na den. velddag ver-<br />

fcheidene groote gefchenken uit. XII. 37. c.<br />

— • ongelukkige lotgevallen van eenen<br />

MITHRIDATES en eenen Caunier, die na<br />

het ontvangen van gefchenken zich dwaas-<br />

lyk gedroegen. XII. 40 c. 44. c.<br />

— verfchrikkejyke wraakzucht vanpARY-<br />

SATIS omtrent eenen üefnedenen, welke<br />

CYRUS het hoofd en de hand had afge­<br />

houwen. XII. 46. c.<br />

i—- 1 heeft berouw over het doen ombren­<br />

gen van den gevangen' Bevehebber CLE AR-<br />

CHUS. XII. 53. c<br />

- zyne]Gemalin STATIRA wordt,doof<br />

PARYSATIS, zyne Moeder, met eeren<br />

vergiftigden fpys , om 't leven gebragt. XII.<br />

55/ c.: gedrag van hem, omtrent zyne<br />

Moeder, na deze daad. 56. c.-<br />

*> verhaal van den volgenden . -oorlog<br />

tusfehen hem en de Grieken onder AGES -Ï-<br />

LAUS. XII. 58—62. C.<br />

Hl A M T A L C Ï D A S ; een Spartnamch Veld­<br />

heer j door hem zeer begunlligd.XII.63.cs<br />

daarna verftoten. 64. c.<br />

——1— vereert den jdtkeenfehen Afgezant<br />

TIMAGORAS. XII. 65. c.: zie ook II.<br />

310.<br />

— verzoent zich met zyne Moeder PA-<br />

RY-


B L A D W Y Z E R . 159<br />

RYSATIS en laat TISAPHERNES ter dood<br />

brenger). XIf. 67. c.<br />

A R T / x E R x E s; trouwt zyne Dochter A T o s-<br />

SA. XII. 69. c.<br />

• ; zyne oorlogen tegen de Egyptenaren ,<br />

tegen de Caduoiers. XII. 70. c.<br />

. — toont, door zyn voorbeeld, dat Weelde<br />

en overvloed iemand niet altoos weekhartig<br />

en vreesachtig maken. XII. 74. c.<br />

— verklaart zynen zoon DARIUS tot<br />

zynen opvolger. XII. 78. c.<br />

*— zyn gedrag toen DARIL'S eene zyner<br />

Bywyven , ASPASIA, ten huwelyk<br />

vroeg. XII. 79. c. 82. c.: gevolgen hiervan.<br />

83. e.<br />

— • • eene zamenzwering , door TIRIBA-<br />

ZUS en DARIUS tegen hem gemaakt, op<br />

eene byzondere wyze door hem ontdekt<br />

en geftraft. XII. 87 — 91. c.<br />

„ zyn zoons ARIASPES en ARSAMES,<br />

door de loosheid en wreedaardigheid van<br />

hunnen broeder OCHUS, om 't leven gebragt.<br />

XII. 92. c. 93, c.<br />

«— j eindigt door rouw en mismoedigheid,<br />

in eenen" zeer hoogen ouderdom, het leven.<br />

XII. 93- c.<br />

AS LIPIADES; een naam van vele onder.<br />

fchryvers. II. 3. aant.<br />

Ajopus-, een naam van verfcheidene rivieren<br />

in Griekenland. II. 32.<br />

As-


löo B L A D W Y Z E R .<br />

ASPASIA; eene vrouw, die de kunst bezat,<br />

van de voornaamïle enkundigfte (taatsmannen<br />

aan zich te onderwerpen; kort<br />

verilag van haar. III. 91 — 93. 125.<br />

ASPASIA; eenige byzondeiheden omtrent<br />

deze, eene der Byvvyven van ARTAXËR*<br />

x ii s Mnemon , door zynen zoon D A-<br />

RIUS ten huvvelyk gevraagd. XII. 79. c.<br />

Aspis\ aanteekening omtrent de vergiftige beet<br />

•van dit dier. XI. 164. e.<br />

Asjis; een kleine zilvermunt. H. 355.<br />

Asftandes; aanmerking omtrent dit woord.<br />

IX. 74.<br />

Astypdaa, nu Stampalia; een Eiland in den<br />

Archipel. I. S70.<br />

Apyhtm; een wyk- of vryrlaats, door RO-<br />

MULUS opengezet. 190. aant.<br />

Athene ; wie de beroémdfte van alle derzelver<br />

Koningen was. I. 84. aant.<br />

» namen van verfrheidene burgten aldaar»<br />

ï. 84. aant,: 130. aant.: II. 161. 285.<br />

— eertyds Cccropia ; door THESEUS<br />

daarna Athene genoemd, en eene Gemenebest-<br />

Regering aldaar door hem ingevoerd. I. 117,<br />

120.<br />

• omwenteling . in de Regering aldaar,<br />

in gevolge van dezelve. I. 147— 157*<br />

— • des zeiver Burgers overmeesteren, onder<br />

het beleid van SOL ON, het Eiland SaUt-<br />

mis. II. 30— 38.<br />

Athe-


I L A D W Y Z E Ü . ifii<br />

Athene) voert eenen heiligen oorlog tegen de<br />

Cirrhceersy als fcheriders van het Orakel<br />

van Delphi. II. 39.<br />

Archonten aldaar aangefteld. II. 41.<br />

aant.<br />

« de Cylonifche fchennis aldaar geftraft.<br />

II. 4^ — 45.<br />

t gedurige verdeeldheden aldaar,- over<br />

het omhelzen van deze of gené Regeringsvorm,<br />

II. 49.<br />

* hardigheid der fchuldeifchers, geeft<br />

aldaar aanleiding tot beroerten, en tot aan-<br />

Helling van s OLON tot Archont. II. 51, 53.<br />

*• gewoonte der Athenienferen, om onaangename<br />

dingen door" zachte benamingen,<br />

op eene befchaafde wyze te vergoeijelyken.<br />

II. 59*<br />

inrigting en vverkzaamheid van den<br />

Raad aldaaar. II. 73.<br />

welk rëgt een beklaagde aldaar had.<br />

II. 75. aant.: zie ook, SOLON;<br />

. omwenteling der Regeering aldaar door<br />

PISISTRATUS. II. 116—129.<br />

• e k Burger moest aldaar de wapens<br />

dragen. II. 126. aant.<br />

* — was in 174 Buurtfchappen of Distt icten<br />

verdeeld. II. 206. aant.: namen der 10<br />

Wyken. ald. a6i. aant. 285.<br />

••• wie voor een' echt' Athenienfer gehouden<br />

werd. II. 207. aant,<br />

XIII. DEEL» L Athe»<br />

0


ï6t B L A D W Y Z E R .<br />

Athene; inwydingshuis aldaar, waartoe hetzelve<br />

diende. II. 208. aant.<br />

. derzelver toeftand onder PERICX.ES.<br />

UI. 67. a.: 76. a.: zie PERICLES.<br />

.. akelige toeftand van die ftad en derzelver<br />

belegering door SULLA. VI. 35. b.:<br />

befchryving van den Ceramicus aldaar. 46.<br />

b. aant.: de ftad wordt veroverd. 48. b.:<br />

vreesfeiyke bloedftorting by dat geval. ald.'.<br />

beroemd tuighuis aldaar. s°- b.<br />

. in oorlog met LYSANDEK; zie LÏ-<br />

SAN DER. VI. 367. enz.<br />

_ wegens gastvryheid en menschlievend-<br />

heid altoos beroemd. VII. 51.<br />

. door CISION verfraaid. VII. 69.<br />

v. randering in hel ftaatsbeftuur. VII. 74,<br />

m<br />

e n sparta: aanmerking omtrent dezel­<br />

ve. VII. 83. aant.<br />

. vereischten van een Atkeensch Bur­<br />

ger. VII. 277- wnt. ,<br />

. aanmerking omtrent de Redenaars al­<br />

daar. VII. S°7' "ant.<br />

« aanmerking: omtrent de Burgten of<br />

Buurfchappen aldaar. VIL iS, aant.<br />

1 ; ftaatstwisten aldaar. VII. 326.<br />

_ op welke plaatfen de Burgers plagten<br />

zaam te komen. VII. 33*•<br />

— — verdere gebeurtenisfen aldaar. VII. 334.<br />

Athenienfers ; door THEMISTOCEES in<br />

fcliippers en zeelieden herfchapen. II. 220,<br />

275.<br />

Athe.


B L A D W Y Z È R . 163<br />

Athenienfers; T H E M Ï S T O G L E s door hen<br />

verbannen. II. 286.<br />

-—— wegens hunne menschlievendheid heit<br />

algemeen outir van Griekenland genoemd.<br />

IV. 248. aant.<br />

1<br />

hunne zachtmoedigheid omtrent last­<br />

en huisdieren. V. 145.<br />

zie ook van hun in 't leven van<br />

A L E X A N D E R . IX. 51.<br />

Atlantisch verhaal; wat hetzelve behelst. II.<br />

103. aant.: zie ook 129, 130.<br />

.^Stlantifche, nu Kanarifche Eilanden; waarom<br />

ook AtGelukkige Eilanden genoemd. VIII. 22.<br />

Athleten; welke die waren. V. 238.: hoe de­<br />

zelve bekwaam gemaakt werden. 239.<br />

Augur; waarin dit ambt beftond. IV. 373.<br />

• A U G U S T U S C C / E S A R ocTAviANus);zyné<br />

J<br />

afkomst. XI. 119. b. 35. c: eerst vriend,<br />

daarna vyand van C I C E R O . XI: 119. b.i<br />

122. b.<br />

• maakt vriendfehap met A N T O N I Ü S<br />

en L E P I D U S , en verdeelt met hun het<br />

Romeinfche gebied. XI. 122. b.<br />

• laat C I C E R O ten prooi aari dè woede<br />

van A N T Ö N I U S . XI. 123. b.<br />

- zyn lof aan C I C E R O gegeven. XI.<br />

130. b.: kiest den zoon van C I C E R O , als<br />

Conful, tot zynen ambtgendot. ald.<br />

zie ook van hem i XI. 26. c.<br />

wordt , als een onnozel jongeling ,<br />

E 2 van


,64 BLADWYZER.<br />

van ANTONIUS behandeld, toen hy naar<br />

de erfenis van CAESAR vraagde. XI. 35. c.<br />

AüGUSTUSfJCiESAROCTA VIA NUS); met<br />

ANTONIUS bevredigd, maakt met dezen<br />

en LEPIDUS eene vereeniging. XI. 41.c:<br />

en fluit met hun een affchuwelyk verdrag.<br />

42; el<br />

. — overwinningen op CASSIUS en BRU­<br />

TUS behaald. XI. 46 — 48. c.<br />

> oneenigheden tusfehen hem en AN«<br />

TONIUS bygelegd. XI. 69. c: ANTONI­<br />

US trouwt met zyne zuster OCTAVIA.<br />

70. c.<br />

- nieuwe oneenigheden met ANTONI­<br />

US bygelegd. XI. 79 — 81. c.<br />

_ , nieuwe oorlog tegen ANTONIUS en<br />

C L E O P A T R A beiloten. XI. 136. c: begin<br />

en •uitflag van denzelveu. 142— 156. c.<br />

.... ,—• antwoord van hem op de voorftellen<br />

van ANTONIUS en C L E O P A T R A . XI.<br />

165. c<br />

een herhaalde togt tegen ANTONI­<br />

US loopt mede ongelukkig voor den laatften<br />

af. XI 171. c.<br />

zyne aandoeningen over den dood van<br />

ANTONIUS, en zyne pogingen om CLEO-<br />

BATRA levendig in handen te krygen.<br />

XI. 175 — 178. c.<br />

• doet zyne intrede in Alexandrie. XI.<br />

178. c,: zyn gedrag aldaar omtrent den<br />

Wys-


B L A D W Y Z E R . 165<br />

Wysgeer ARCUS, den Sophist PHILO-<br />

SRTATS, de kinderen van ANTONIUS<br />

en CLEOPATRA. XI. 179, 180. c.<br />

AUGUSTUS (C/ESAR OCTAVIANUS);<br />

zyne zamenfpraak met CLEOPATRA. XI.<br />

182. c.<br />

• iaat CLOPATRA met eene Koninklyke<br />

ftaatfie begraven. XI. 189. c. .<br />

• • zyn gedrag na den moord van j. c/Es<br />

A R. XII. 50.<br />

Autochtones; wie van ouds dus genoemd<br />

werden. I. 6c. aant.<br />

AUTOLYCUS; de ftichter van Sinöpe. VII.<br />

Automatia; wat daardoor betekend wordt.<br />

IV. 100. aant.<br />

Autonomen ; welke volken deze waren. IX.<br />

235. aant.<br />

BACCHUS ; waarom ORNESTES byge.<br />

naamd. IL 257. aant.<br />

mm ingewyden in zyne geheimenisfen ;<br />

welke gewoonte zy hadden te Athene. II.<br />

263. aant.<br />

BACCHYLIDES; een beroemd Lierdichter.<br />

L 438.<br />

Bardiêen; welke dezen waren. VI. 288.<br />

Bafilka; wat men door dit gebouw verftond.<br />

IX.<br />

1 welke gebouwen te Rome deze waren,<br />

V. 183. aant.<br />

L 3 Bast-


166, B L A D W Y Z E R .<br />

Bastaarden? wie daarvoor te Athene gehou»<br />

den werden. III. 96. a. aant, : zie ook<br />

I44. CL.<br />

Bastamen; befchryving van dezelve. IV-. 14a.<br />

BAtaaffche. henden; beroemd als de beste ruiters<br />

onder de Germanen. XIII. 98.<br />

Batalus; aanteekening omtrent dezen naam.<br />

XI. 14.<br />

BAÏHYCLES; een kuniliggraveerder. II. 19.<br />

aant.<br />

Beelden; van de Godheid te maken, door N u-<br />

M. A poMPitius verboden, I. 449.,<br />

Beer van Calydon ; hagch.elyke jagt op dit<br />

dier. I. 139.<br />

Begrafenis/én; wetten van LVCURGUS omtrent<br />

dezelve. I. 400.<br />

Begraven; plechtig formulier by het neodir<br />

gen ter begravenisfe van ouds gebruikelyk.<br />

I. 235. aant.<br />

» de Athenienfers- keerden de lyken by<br />

het begraven westwaarts. II. 32. aant.<br />

Beker, by, de gastmalen der Grieken; aanteekening<br />

daaromtrent. XL 92. aant.<br />

Beklaagde; welk regt zulk een te Athene had.<br />

IX. 75. aant.<br />

Belgen,, 't magtigfte Volk der Galliërs]; op.»<br />

togt van C^SAR tegen hun. IX. 56. b.<br />

BERENICE, Vrouw van MITHRIDATES;<br />

laat zich worgen, VII. 163.<br />

Befchuldiger.; hoe veel Hemmen dezelve, by<br />


BLADWYZER. tó><br />

Bevelhebbers', zie Staatsmannen.<br />

BIBULUS; de nietigheid van zyn Conful-<br />

fchap , door fpotfchrifcen aangeduid. VUL<br />

132; b. aant.<br />

Bidden; voorfchriften van NU MA omtrent<br />

hetzelve. I. 470, 471. IV. 389.<br />

Blikfemfiraal ; offeranden daardoor verteerd,<br />

van ouds een goed voorteek-en. IV. 173. aant.<br />

Bloed der dieren; hoe de Sceptifche Wysgee-<br />

ren daarover dachten. IV. 150.<br />

Bloedregens; aanmerking omtrent dezelve.<br />

IV. 380. aant.<br />

Boe'ótarch; wie dus by de Thebanen genoemd<br />

werd. IV. 274 aant.<br />

Booten; ftraffe der Booten by de Perfen: be­<br />

fchryving van dezelve. XII. 44. c.<br />

Bospotus; de Cimmerifche onderfcheiden van<br />

de Thracifche. I. 131. aant.<br />

Boulimie, of Geeuwhonger; befchryving van deze<br />

ongefteldheid, XII. 57. b.<br />

Bouwkunde; aanmerking omtrent dezelve. III.<br />

57. a. aant.<br />

Brachmanen; wie deze waren. I. 313. aant.<br />

BRENNUS; Opperhoofd der Gallen, bele­<br />

gert Clujium. II. 359.:, zyn merkwaardig<br />

antwoord aan de Afgezanten van Rome 361.<br />

eischt voldoening voor eene verongelyking<br />

door de Romeinfche Gezanten hem aange­<br />

daan. 262.: de weigering hiervan doet hem,<br />

met zyne benden, naar Rome fnellen. 363.1<br />

zyne btfeheidenheid in de landen, die zy<br />

L 4 door-


^68 B L A D W Y Z E R .<br />

doortrokken, ald.: flaat de Romeinen op de<br />

vlugt. 365.: vermeestert Rome. 374.: zyne<br />

verdere krygsverigtingen aldaar en op het<br />

omliggende land. 375.; een gedeelte van<br />

zyn leger wordt door CAMILLUS verflagen.<br />

378.: zyn aanval op het Kapitool,<br />

door een zonderling geval mislukt 385.;<br />

een vergelyk, door hem met de Romeinen,<br />

gemaakt, door CAMILLUS vernietigd, en<br />

met zyn leger op de vlugt geflagen 389,391.<br />

Btïges; wie dus genoemd werden. XII. 102.<br />

b. aant.<br />

Brieven; aanmerking omtrent de gewone groete<br />

(Chairein) in dezelve, by de Grieken.<br />

X. 57. aant.<br />

Brittsnje; aanmerking omtrent C/ESAR'stogt<br />

derwaarts IX. 05, b.<br />

Bronnen', aanmerking omtrent het water het«<br />

welk dezelve in zich bevatten. IV. 150.<br />

BRUTUS (DECI Mus)toegenamd ALBINUS;<br />

zyne verraderlyke houding in een gefprek met<br />

CÜESAR. IX. 169. b.<br />

BRUTUS (JUNIUS)} aanmerking omtrent<br />

hem. XII. 3. b.<br />

BRUTUS CLUCIUS); de eerfte ondernemer<br />

der omwenteling, waartoe de geweldenary<br />

van TARQUINIUS den trQtfcheti het teeken<br />

gaf. IL 137.<br />

tot Conful verkoren. II, 137.<br />

. zyn karakter. II. 149.<br />

%.\m*.. zyn gedrag omtrent het verzoek der<br />

Ge-


B L A D W Y Z E R . 169<br />

Gezanten van TARQUINIUS II. 140.<br />

BRUTUS; (LUCIUS) waarom hy den naam<br />

van BRUTUS droeg. II. 142.<br />

zyne hardvochtigheid by de, ftrafoefcn<br />

ning aan zyne beide zonen. II. 146.<br />

« — fneuvelt, te gelyk met zyne tegenpar-<br />

ty, AR UNS, denzoon, van TARQUINIUS.<br />

II. 153-<br />

BRUTUS; (SIARCUS) zyne afkomst. Xir,<br />

4, 5- b.\ zyne letteroefeningen. 7, 8. b.:<br />

was een beminnaar der Laconifche kort-,<br />

fpraak. ald.<br />

* zyee bedryven, in zyne vroege jeugd,<br />

onder CATO en POMPEJUS, XII. 9. b,<br />

ir. b.<br />

waarom CES AR in den beginne zoo<br />

veel werks van hem maakte, en hem begunftigde.<br />

XII, ia, 14, 16, 17.br. zie ook<br />

IX- 120. b. 139. b. 149. b.<br />

- zyn karakter. XII. 15. b. 66. b.<br />

• wanneer C-ÈSAR het eerfte blyk van<br />

wantrouwen omtrent hem gaf. XII. 19. b.<br />

r • onderfcheid tusfehen hem en CASsius,<br />

ten aanzien van hunnen haat tegen<br />

C/ESAR. XII. 20. b.<br />

« • op welk eene wyze door CASSIUS<br />

de zamenzwering tegen OESAR met hem<br />

werd aangelegd. XII. 23. b.: zie ook IX.<br />

163, 169, 173, 175. b.<br />

- zyne pogingen om anderen tot de zameazwering<br />

over te halen. XII. 26. b,<br />

L 5 BRU-


17» B L A D W Y Z E R ,<br />

BRUTUS; (MARCUS) zonderlinge proeve,<br />

welke zyne hii^vrouw, PORCIA, nam,<br />

vóór zy de geheimen van baren Echtgenoot<br />

wilde uitvorfchen II. 30. b.<br />

1 > uitvoerig verbaal van voorafgaande en<br />

verzeilende omftandigheden van het ombrengen<br />

van c i S A K , door hem en de zamengezworenen.<br />

XII. 32 40»<br />

m- verzet zich tegen het ombrengen van<br />

ANTONIU . XII. 41. b.<br />

. i—i zyn gedrag en dat zyner medeftanders<br />

na den rao rd van eis AR. XII. 42. b.: zy<br />

allen d >or den raad vrygefproken, en eerbewyzingen<br />

toegelegd 44. b.: zie ook.<br />

IX. 176 — 183. b;<br />

-*-.—f—» ftemt, met ANTONIUS, tot het<br />

voorlezen van het testament van ciESAR..<br />

XII. 45. b : uitwerkzels hiervan, ald.<br />

« — neemt de vlugt naar Antium. XII. 48.<br />

b.\ geeft prachtige fpelen aan het Volk.<br />

49. b.<br />

- • haalt in eenen brief CICERO heftig<br />

door, die zich by den jongen CXSAR begon<br />

te voegen. XII. 51. b.<br />

- lterke aandoeningen van zyne vrouw<br />

PORCIA, by zyn vertrek uit Italië. XII.<br />

82 b.<br />

\ rust zich te Athene heimelyk tot den<br />

oorlog toe. XII. 54. b.<br />

T- zyn merkwaardig gezegde aan eene,<br />

door hem gegeven, prachtige maaltyd. XII.<br />

5> b. BR U-


B L A D W Y Z ' E L<br />

BRUTUS; (MARCUS) zyne verdere krygstoerustingen,<br />

XII. 56. b.; en krygsbedryven,,<br />

50, b. 63. b. Q. b. 84 b, 0<br />

- zyn by zonder geval by Epidaurm.<br />

XII. 58 '<br />

*—— wordt te Rome gedagvaard en veroor*<br />

deeid. XII, 62. b.<br />

m. het drieraanfchap, tegen hem en zy­<br />

•<br />

nen aanhang opgerigt, verklaart 200 Burgers<br />

in den ban. XII 62. b.<br />

wien hy de fchuld gaf van het ombrengen<br />

van cic KRO. XII. 63. b.<br />

1—- vriendelyke ontmoeting van hem en<br />

c<br />

CASSius te Smyrna. XII. 64. b.<br />

• aanmerking omtrent zyne geaardheid<br />

en bedoelingen. XII. 66, 67. b.<br />

- • belegert Xantus. XII. 70. b.: onbegrypelyk<br />

gedrag van de belegerden in di*<br />

ftad; 71. b.<br />

— iaat eenen THEODOTUS ter dood<br />

brengen, die weleer de oorzaak was van<br />

den moord van POMPEJUS. XII. 76. b.<br />

. in twist met CASSIUS, worden zy<br />

door het byzonaer gedrag van eenen FA-<br />

VONIUS gefcheiden. XII. 78. b.: zyn gedrag<br />

omtrent EAVONIUS. ald.<br />

u


17* BLADWYZER.<br />

81. b. IIQ b.: zyn gedrag by en na dit<br />

nachtgezigt. 82. b.: door CASSIUS ge-<br />

.rust gefield. 84. b.<br />

BRUTUS; (MARCUS) C^SSAR legert zich<br />

tegen over hem by Filippen. Xlf. 85. b.<br />

• — i uitvoerige befchryving van den flag<br />

by Filippen, en de nederlaag en dood van<br />

CASSIUS. XII. 86—100.: zyn gecirag na<br />

die nederlaag. 101. : omtrent de gevangenen<br />

en eenige fpottende kluchtfpelers. 103,105. b.<br />

" aanmerking omtrent den loon dien hy<br />

zyne krygsknechten beloofde. XII. 106. b.<br />

— i Hechte toeftand van het leger zyner<br />

vyanden. XII. 107. b.<br />

•— voordeden door zyne fcheepsmagt op<br />

zee behaald. XII. 108 b.<br />

• kwade voorteekenen vóór den laatften<br />

veldflag. XII. 11 o. b.<br />

• • een zekere LUCILIUS redt hem op<br />

eene zonderlinge wyze uit een oogfchyn-<br />

Jyk gevaar. XII. 114. b.: deswegens daarna<br />

door ANTONIUS op eene byzondere wy.<br />

ze vereerd, 117. b.<br />

• brengt zich zeiven om het leven. IX.<br />

184. b.: XII. 119 —iai. b.: zyne vrienden<br />

MESSALA en STRATO daarna, door<br />

es SAR, gunstig behandeld. 132. b.<br />

' zyn lyk door ANTONIU vereerd.<br />

XII. 123. b.<br />

aanteekening omtrent het einde van zyne<br />

vrouw PORCIA. XII. 123. b.<br />

BRU-


B L A D W Y Z E R .<br />

m<br />

BRUTUS; '(MARCUS) vergelyking van hem<br />

met DION. XII. 127.<br />

m o CVESAR'S byzonder gedrag by het<br />

vinden van zyn ftandbeeld te Milaan. XII.<br />

135- *•<br />

Brutus; aanmerking omtrent de beteekenis van<br />

dit woord. IX. 160. aant.<br />

Bucephales; berigt aangaande dit paard van<br />

ALEXANDER. IX. 22,137, 175- aangaande<br />

deszelfs dood. 236.<br />

Buitenzee, de Levant. III. 102. aant.<br />

Burgerkryg te Rome; tusfehen MARIUS en<br />

SÏLLA. VI. 282. enz.<br />

Burgerkryg ; aanmerking omtrent denzelven.<br />

VIII. 192. b.<br />

Burgers; hoe by de Romeinen verdeeld werden.<br />

V. 130, aant.<br />

, wie al en wie niet, te Rome, tot het<br />

ilemregt en het dragen der wapenen werden<br />

toegelaten. V. 185.<br />

Burgt; de Burgt innemen, een fpreekwys, beteekenende,<br />

zich meester maken van de oppermagt.<br />

VII. 5». b. aant.<br />

BUSIRIS; wie geweest is. I. 79- aant.<br />

Bygeloof; eenige Halen van hetzelve. I. 400,<br />

409, 443, 444- H- 2<br />

4i •> a<br />

SÓ, 262, 296.:<br />

III. 6. b. 54. b. 50. c. 53- d<br />

-' IV. 455,<br />

457.: VI. 134, 140» I45-. 208—213,268,<br />

a74, 378» 439 » 457 » 459 ,ai.*.fl6.*. 33-*«<br />

38. b. 58. b. 86. b. 89. b. 115. b.\ VII. 8,<br />

l 8<br />

a i<br />

32» 92, 95» 137 i8«» 2, 186, 3 »<br />

334t


B L A D W Y Z E R . .<br />

334, 33°% 343. 380, 38a, 3*6, 58; ï:<br />

*%. b.: VIII. 189, 191, 186. kx IX. 6,<br />

ió'i 55». V3» 99» «af» i°3»<br />

I l D<br />

» *3 8<br />

»<br />

aao, 274, in. 120. b. 164. : X. 89,<br />

90, 103. £. 248. £. 294- b. 386. 43. Cl<br />

44. c. 77. c: XL 66, 105, 51. J. 86. b.<br />

158. &. 182. £. 198. b. 232. 75. c. 137. t.:<br />

XII. "60, Si, 98, 84. b. 86. & 110. b.t<br />

XIII. 56, 80.<br />

Bygeloof; wat men oudtyds daar niet voör<br />

hield. IV. 385.<br />

JBygelovigheid omtrent luchtverfchynfelen; aanmerking<br />

van PLUTARCHUS<br />

zelve. IIL 43. a.<br />

omtrent de­<br />

Bynamen; waaruit by de Romeinen ontdaan;<br />

VI. 164.: verdere aanmerking omtrent dei<br />

zelve. ald. aant.: zie ook Toenamem<br />

BYZANTIUS; (LEO) een leerling van PLA-V<br />

TO. VII. 377. aant.<br />

C AD MUS; overlevering omtrent benn VL<br />

60. b. aant.<br />

C*SAR; (CAJUS JULIUS) de oorfprong<br />

der vyandfcbap tusfehen hem en SUL LA<br />

waarin te zoeken. IX. 5. b.'<br />

• '•• wordt als Prester van JUPITER door<br />

SULLA weder afgezet. IX. 6. b. aant.<br />


BLADWYZËRi 175;<br />

de welfprekendheid op aan zyne zucht om<br />

de eerfte in het ftaatsbewind te zyn. IXs<br />

10. b.<br />

CAESAR; (CAJUS JULIUS) waardoor hy<br />

al vroeg de volksgunst verkreeg. IX. 11,12. b.<br />

• hoe CICERO over hem, dacht. IX.<br />

12. b.<br />

• eerfte blyk van genegenheid hem door<br />

het volk betoond. IX. 13. b.<br />

m 1 houdt eene 'lykreden over zyne overledene<br />

Gemalin. IX. 14. b.: zyn derde hu*<br />

welylr. 15. b.<br />

• zyne buitenfpoorige geldverkwistingea<br />

bragten hem in verbazende fchulden. IX.<br />

15- 16. b.<br />

• op welk eene wyze hy zich voor den<br />

aanhang van MARIUS verklaarde. IX. 17.b.<br />

1 geraakt wegens zyn gevoelen omtrent<br />

• IENTULUS en CETHEGUS in gevaar,<br />

doch wordt gered. IX. 23. b.<br />

— — hem bejegent een onaangenaam voor­<br />

val in zyn huis, door PUBLIUS CLODIus.<br />

IX. 25. b.: 29. b.: XI. 73-80. L<br />

113. b.<br />

.. verkrygt de Landvoogdyfchap over Opper-Spanje.<br />

IX. 30. b,<br />

. c R A s s u s voldoet zyne onverbiddelykfte<br />

fchuldeifchers- IX. 31. b.<br />

• een byzonder gezegde van hem by *t<br />

lezen van 't leven van ALEXANDER.<br />

IX. 3a. b.<br />

C/B-


i 75 BLADWYZER.<br />

C/ESAR; (CAJUS JULIUS) zyne krygsbedryven<br />

in - Spanje. IX. 32. b. enz.<br />

» zyne bedryven in vredes yd in Spanje*<br />

IX. 33. b.<br />

— wordt door bet maken ecner vereeniging<br />

tusfehen POMPEJUS en cW&i,'SVS t<br />

Conful, en legde den grond ter omkeering<br />

der ftaatsgefleldheid. VII. 50 b.: en- IX. 34.<br />

m——-•— dringt met geweld zekere we'ten door<br />

ten genoegen des Volks.' IX. 37. b.<br />

verbindt zich naauwer aan POMPE»<br />

JUS. IX. 37. b. 38. b.<br />

- . aanmerking omtrent het doel van zyn<br />

huwelyk, en van 't huwelyk van zyne Doch­<br />

ter JULIA. IX. 37. b.<br />

zyn gedrag omtrent CATO en c L 0r><br />

1 us. IX. 38, 39 b.: omtrent c A T I £1 H A.<br />

XI. si b.: omtrent CICERO. XI |8i b. 9? b.<br />

. - . aanmerking omtrent zyne krygsbedryven<br />

in Gallt'è. IX. 40. b.<br />

,_ . een voorbeeld van genegenheid en yvef<br />

zyner foldaten voor hem. IX. 4:. b.: wy.<br />

ze waarop hy hunne eergierigheid aanzette,<br />

42. b.<br />

; zyn uitwendig voorkomen en gewone<br />

levenswyze IX. 45. b.; op welk eene wvze<br />

hy reisde. 46. b. en te paard reed. ald,<br />

• 1— was de eerfte uitvinder van het zoogenaamde<br />

cyfferfchrift. IX. 46. b.<br />

~ was niet op zyn' mond gefield. IX.<br />

47. b.<br />

CM-


B L A D W Y Z E R »<br />

C*SAR; (CAJUS JULIUS) zyn eerfte oor*<br />

log in Gal/ie, tegen de Helvetiers en Tigu*<br />

rynen, IX. 48. b.: zyn tweede oorlog te*<br />

gen de Germanen. 51. b><br />

• trekt op tegen de Belgen. LX. 56. b.t<br />

en verilaat de Nerviers. 58. b.<br />

• poogt meer en meer, door geld en<br />

vereeniging van zich met POMPEJUS en<br />

CRASSUS, zyne magt te vergrooten. IX»<br />

59- **•<br />

'—'— zyn gevecht met de Ufipeten en Tench*<br />

teren. LX. 61. b. enz.<br />

aanmerking omtrent zyn' togt naar Brit*<br />

tanj'e. IX. 65. b.<br />

*> dempt een' opftand der Gallen. IX. 66,<br />

68. b><br />

berigt van de merkwaardige belege*<br />

ring en verovering van Alejia, door hem.<br />

IX. 74. 75. b. aant.<br />

—' hyen POMPEJUS zoeken eikanderen<br />

den voet te ligten. IX. 75. b.: welke voor*<br />

wendfels hun daartoe gegeven werden. 76.6.<br />

—— beginielen van den burgerkryg tusfehen<br />

hem en POMPEJUS. IX. 78. b. 81. b.<br />

—— trekt op naar Rome. IX. 87. b.i ert<br />

de oorlog breekt aan alle kanten uit. 88.<br />

verbazende beroerten alornme, wegens<br />

zynen optogt , en verlegenheid van<br />

POMPEJUS zeiven. IX. 89. b.: akelige toeftand<br />

van Rome. 91. b.i byzonder gedrag<br />

van DOMITIUS. 92. b,<br />

XII. DEEL, M CM"


•173<br />

BLADWYZER.<br />

CAESAR; (CAJUS JULIUS) keert, na de<br />

vlugt van POMPEJUS, naar Rome terug,<br />

en wordt meester van geheel Italië. IX. 94.<br />

„ Zyn ftout antwoord aan den Tribuun<br />

METELLUS. IX. 95'<br />

; _ trekt naar Spanje; wordt na zyne te-<br />

rugkomst DICTATOR. IX. 97. b.<br />

, Zyne verdere krygsbedryven. IX. 98. b.<br />

- • byzonder gedrag van zyn onverge­<br />

noegd krygsvolk. IX. 99. b.<br />

zyn hagchelyke toeftand op zyn' zeetogt<br />

naar Brundufium. IX. 100. b.<br />

. i; breedvoerig verflag van het gevecht<br />

tusfehen 't leger van hem en van POM­<br />

PEJUS, teu nadeele van den laatften. IX.<br />

103 —118.: zyn gezegde by het binnenkomen<br />

der legerplaats van POMPEJUS. 119.*.<br />

_ behandelt velen der gevangenen zachtmoedig,<br />

en fchenkt ook vergiffenis aan BRU­<br />

TUS, die hem naderhand vermoordde. IX.. 1 20.<br />

veelvuldige voorteekenen van deze overwinning<br />

op POMPEJUS, door hem behaald.<br />

IX. 120.: dit geval beoordeeld. 121.<br />

I. aant»<br />

_ - zyn gedrag, na de overwinning, omtrent<br />

jde Thesfaliers , en aan de inwoners<br />

van Afia IX. 12a. b.: en omtrent de aanhangers<br />

van POMPEJUS na den dood van<br />

dezen. 123. b,<br />

«, zyn verder gedrag in Egypte omtrent<br />

FHOTINUS en CLEOPATRA. IX. 124»


B L A D W Y Z E R . Ï 7«<br />

CJÈSAR; CCAJUS JULIUS) geraakt in on»<br />

derfcheidene gevaren. IX. 126, 128. b.<br />

1- verwint den Egyptifchen Koning, en<br />

bevestigt CLEOPATRA op den troon. IX.<br />

130. b.<br />

• duidt, met drie woorden, ik kwam,<br />

ik zag, ik won, de gezwindheid uit van<br />

zyne overwinning op PH'KRNACES. IX.<br />

131.<br />

—— na zyne terugkomst te Rome leed zyn<br />

goede naam eenen grooten krak. IX. 133. b.<br />

befluit tegen CATO en SCIPIO in<br />

Afrika op te trekken. IX. 134. b.: geraakt,<br />

by eene overrompeling zyner,, ruitery, in gevaar.<br />

136. b.<br />

verllaat de benden van SCIPIO. IX.<br />

138. b.: zyn gezegde by het vernemen van<br />

m<br />

den zelfsmoord van CATO. 139. b,<br />

- aanmerking op het ftuk tegen CATO*<br />

na deszelfs dood, door hem gefchreven.<br />

IX. 139. b.<br />

viert in één maand vier zegepralen.<br />

IX. 141. b, aant.<br />

doet ryke uitdeelingen, en geeft eert<br />

gastmaal van twee en twintig duizend tafels.<br />

IX. 141. b.: en aant.<br />

——• houdt eene volkstelling. IX. 14a. b.t<br />

aanmerking op de aanteekening van PLU-<br />

TARCHUS. ald» aant.<br />

1<br />

behaalt met veel moeite eene overwirining<br />

op de zonen van POMPEJUS iri<br />

M * Spar*


j8o BLADWYZER.<br />

Spanje. IX. 146. b.: dit was zyn laatfte<br />

oorlog; de zegepraal, hierover ergerde de<br />

Romeinen. 147. b.<br />

C«SAR; (CAJUS JULIUS) ftondt nooit te<br />

voren naar roem in de burgerlyke oorlogen.<br />

IX. 147- B<br />

'<br />

mm aanmerkingen omtrent de buitenfporige<br />

verheffingen' door het volk IX. 148. b.<br />

_ zyn onberispelyk en zachtmoedig ge­<br />

drag , na het einde der burgeroorlogen. IX.<br />

148. b.<br />

_ ,,, Zendt nieuwe volkplantingen naar Carthago<br />

en Corinthus. IX. 149. b.: en laat die<br />

fteden weder herbouwen. 150. b. aant.<br />

, gepaste aanmerking omtrent onverzadelyke<br />

eerzucht. IX 151. b.: zyne verbazende<br />

voornemens bleven fteken. 153. b.<br />

, verbetert de tydrekening. IX. 154 b.:<br />

veroorzaakt nyd 155. b.<br />

L. zyne begeerte om Koning te worden<br />

ontfteekt eenen voor hem dodelyken haat.<br />

IX. 155- b.<br />

- behandelt den raad met minachting. IX.<br />

157. b.: 't welk ergernis geeft, vermeerderd<br />

door de mishandeling van twee gemeentsmannen.<br />

158. b.<br />

« - begin der zamenzwering tegen hem.<br />

IX. 161. b.: aanteekening van verfcheidene<br />

voorteekenen. 165. b.: — 168. b.<br />

„ zyn huis op de wyze van de tempels<br />

der goden ingerigt. IX. 168. b. aant.<br />

C/B-


B L A D W Y Z E R . 181<br />

CJESAR; CCAJUS JULIUS) wordt in de<br />

raadzaal vermoord. IX. 173 —176. b.: gedrag<br />

van zyne vrienden en vyanden na zy.<br />

nen dood. 177. b.: verfchrikkelyke geestdrift<br />

van het volk tegen zyne "moordenaars, by<br />

het openen van zyn testament. 179. b.i<br />

zyn lyk wordt verbrand, ald.<br />

aanmerking omtrent het verfchynen<br />

van een groote ftaartfter, en andere teekenen<br />

na zyn' dood. IX. 182.: uiteinde van CAS­<br />

SIUS en BRUTUS. 181,184. b.<br />

• vergelyking van hem met ALEXAN­<br />

DER, door den Franfchen vertaler DA-<br />

CIER. IX. 187 — 243. b.<br />

zie verder van hem in 't leven van<br />

POMPEJUS. VIII. 125. b.i X. £9. b.i<br />

63. b.: 77. b. : XII. 19. b.<br />

CJESAR, de jonge; zie AUGUSTUS.<br />

CAL ANUS; een Gymnofophist , laat zich,<br />

met buikpyn gekweld, levendig op den<br />

brandftapel verbranden. IX. 261.<br />

CA LIPPUS; een vriend van DION: zie van<br />

deszelfs bedryven. XII. 134. enz.<br />

Calle; eene Had, nu Fort a Port. IX. 31.<br />

b. aant.<br />

CALLICRATIDAS; vlootvoogd te Ephefus,<br />

6 1<br />

VI. 356,358.- zyn lof- 3 -<br />

CALLISTHENES; aanteekening omtrent dezen<br />

Wysgeer. IX. 263. 207. enz: zie ook.<br />

II. 367. aant.<br />

M 3 CAL-


j8a B L A D W Y Z E R .<br />

CALLISTRATUS; een Grieksch Redenaar*<br />

aanteekening omtrent hem- XI. 16. aant.<br />

Camerium; eene ftad in het oude Latium. L 256.<br />

Camillus; een toenaam. II. 327. aant.<br />

CAMILLUS; waarom hy niet eenmaal Con.<br />

ful is geweest. II. 32Ó.<br />

- zyne dapperheid. II. 328.<br />

tot wordt Cenfor. II. 328.: verrigt in die»<br />

post twee aanmerkelyke zaken. 329.<br />

«•——•» wordt voor de tweedemaal Krygs»><br />

tribuun. II. 331.<br />

•• zyne krygsverrigtingen tegen de Cape-<br />

- «aten. II. 333.: tegen de Vepers. 338.: de<br />

Faliscers. 349.<br />

« wordt Dictator. II. 335.: neemt Pejt<br />

gewapenderhand in. 339.:. vreemde gebeur-<br />

tenisfen na de verovering van die ftad. 341.<br />

« houdt, de eerfte, eene zegepraal op.<br />

, eenen wagen met vier witte paarden be-<br />

fpannen. II. 343.<br />

»«. geraakt in ongunst by het volk. II. 344.:<br />

byzonderst over het terug doen eisfchen<br />

van den, te Veje, veroverden en uirgedeelden<br />

buit. 345.: merkwaardig gevolg van dit ge­<br />

val. 346-348.<br />

»• belegert Falerien. II. 349.: zonderlinge<br />

ftraf, aan eenen verraderlyken fchoolmees-<br />

ter van die ftad, door hem opgelegd. 351.:,-<br />

maakt een verbond met de Faleriers. 35a.<br />

komt in verderen haat by het volk.<br />

IJ. 353.: doet een merkwaardig gebed en<br />

gaat


B L A D W Y Z E R . 183<br />

gaat vrywillig in ballingfchap. 354.: aan­<br />

merking omtrent zyn' uitgebroken' vloek<br />

over Rome. 355.<br />

CAMILLUS; voorteekenen van de door hem<br />

aan Rome voorfpelde ramp. II. 356.<br />

». . verzamelt in zyne ballingfchap, te<br />

Ardea.ttwi. legerbende, en verlost Rome van<br />

den inval der Gallen. II. 377—"39 1<br />

-<br />

. door lasterzucht op nieuw vervolgd,<br />

op zyne voortellingen om het verwoeste<br />

Rome weder te herbouwen. II 393.<br />

— zyn bedryf in eenen nieuwen oorlog<br />

met de Latynen en Folscen; en zegepraal<br />

over dezelve. II 397—4°5«<br />

. . veroordeelt MARCUS MANLIUS.<br />

. Hs 407.<br />

——— zyne verdere krygsbedryven tegen de<br />

Prettestinen, Vohcen en Toskanen. II. 409.<br />

- zyn gedrag , in eene opfchudding in<br />

den ftaat, door LUCINIUS STOLO ver­<br />

wekt. II. 412 — 415'<br />

— de Gallen andermaal door zyn byzon-<br />

der beleid geflagen. II. 415 — 4*9*<br />

_. verbetert de wapenrusting van zyne<br />

krygsbenden, om zich tegen de Hagen der<br />

Gallifche zwaarden te beveiligen. II. 416.<br />

, ftemt het verkiezen van eenen C011-<br />

ful, uit den burgerftand, toe, en Iticht den<br />

Tempel der Eendragt. II. 4"-<br />

mmf 1 fterft hoog bejaard aan de pest, en<br />

wordt algemeen betreurd. II. 422.;zie ook 416.<br />

M 4 CA-


1*4 BLADWYZER.<br />

CAMILLUS; vergelyking tusfehen hem ea<br />

THEMISTOCL.ES. II. 425—445.<br />

Campaniers; in Sicilië. XII. 70.<br />

Canathra; eene foort van ligte wagens. VUL.<br />

239. aant.<br />

Canduce, een Oosterfche naam. II. 255. aant-*<br />

Cmopus, eene ftad aan de Nyl. II. 103. aant»<br />

Capratince; (Nona) welke dag dus genoemd<br />

werd. I. 275.; zie ook 278.<br />

CARMBNTALIA; een feest der Romeinen»<br />

I. 242.<br />

Carneius; de naam eener maand te Sparta,<br />

overeenkomftig met July en Augustus, VII.<br />

400. aant.<br />

Carthago; wanneer door SCIPIO verwoest<br />

en door CAESAR herbouwd. JX. 150. b,<br />

aant.; zie ook. V. 206:<br />

——— kwade voorteekenen by deszelfs her-<br />

bouwing doorc AJUS GRACCHUS.X.76.C.<br />

Caryatiden; wie dus genoemd \yerden. XII.<br />

49. c. aant.<br />

CASANDER; de opvoeder van PHILEPOE-<br />

MEN. V. 232.<br />

CASSIUS; zie van hem in 't leven van A N»<br />

TONIUS. XI. 47. c.<br />

welke de oorzaak is geweest van zyn'<br />

haat tegen CES AR. XII. 21. b.: zie ver­<br />

der van hem in het leven van BRUTUS<br />

(M) XII. 23. b. enz.<br />

—-—• zyne geaardheid. XII. 65. b.: 66. b.<br />

* ! zyn dood. XII. 100. b.<br />

CAS-


[ B L A D W Y Z E R . 18$<br />

CASTOR en POLLUX; Lacedamonifche Prinfen,<br />

daarna vergood. L 387. aant.<br />

Castor en Pollux; aanteekening omtrent dit<br />

gefternte. VI. 378.<br />

Castulon; eene ftad in Spanje. VIII. 9.<br />

CATILINA; (LUCIUS) flecht karakter van 6<br />

hem. XI. 27. b.: verhaal van zyne zatnen»<br />

zwering. 29. b. enz.<br />

• .. . • zie van hem ook. X- 55. b. t<br />

CAT 0; C-MA a c us POR CIUS) zyne afkomst,<br />

naamsoorfprong, ligchaamsgefteldheid, en karakter.<br />

V. 131 —133.<br />

-< 1 zyn landgoed, naby den boerenftulp<br />

van MANIUS CURIUS gelegen. V. 134.<br />

» werd laat met de Griekfche letterkunde<br />

bekend. V. 136.<br />

trekkken van zyne billykheid en gematigdheid.<br />

V. 13 7<br />

, 139.<br />

geraakt in gemeenzaamheid met VALE-<br />

RIUS FLACCUS, die hem bevordert. V.<br />

138.; en met FAIMUS MAXÏMUS. 139.<br />

« • zyn afkeer van SCIPIO,wegens diens<br />

onuoemelyke geldverkwistingen in den oor­<br />

log. V. 140.<br />

> verkreeg door zyne welfprekendheid<br />

eenen zeer grooten invloed, en genoemd de<br />

Romeinfche DEMOST HENES. V. 141.<br />

zyne fobere levenswyze. V. 142.; en<br />

bewondering zyner matigheid. 147.<br />

• aanmerking omtrent zyne taal. V. 148.:<br />

eenige van zyne zinryke gezegden opgege-<br />

M 5 ven.


186<br />

B L A D W Y Z E R .<br />

ven. 149 — 159, 168, 172, 184, 201, 202.<br />

CATO; (MARCUS FORCTUS) hoe hy<br />

dacht omtrent het bedingen van hulp van<br />

barbaren voor loon. V. 158.<br />

- was niet baatzuchtig. V. 159.<br />

°- ' •- zyn gedrag in Spanje, tegen het misnoegen<br />

van SCIPIO, door den Raad goedgekeurd.<br />

V. 161.<br />

. «— verflaauwde niet in zyne loffelyke pogingen.<br />

V. 162.<br />

zyn gedrag in Griekenland. V. 164,166.<br />

. aanmerking omtrent zyn' fiyl. V. 165.<br />

zyne krygsbedryven in Griekenland, tegen<br />

A N T1 o C'H u s den Grooten.V.165—171.<br />

«—— zyne regts- en ftaatkundige verrigtingen,<br />

V. 171.<br />

«J > werd zelf veelmalen voor het Regt<br />

i gedaagd. V. 172.'<br />

bereikte eenen zeer hoogen ouderdom.<br />

V. 173.<br />

** wordt, niet zonder tegenftreving van<br />

den Adel, Cenfor, V. 175.<br />

LUCIUS QUINTIUS, wegens deszelfs<br />

gedrag by een gastmaal, door hem<br />

uit den Raad gezet. V. 199.; zie ook V.<br />

61. b.\ als ook MAMILITJS. ald. : meer<br />

voorbeelden van zyne ftrengheid. 180.: zyne<br />

verdere verrigtingen als Cenfor. 182.<br />

een ftandbeeld voor hem opgerigt. V.<br />

183.<br />

• zyn gedrag als huisvader, echtgenoot<br />

en


B L A D W Y Z E R » xS?<br />

en huishouder. V. 185.: hoe- hy zynen zoon<br />

opvoedde. 186.: kloekheid van dezen zoon<br />

in den oorlog. V. 188.<br />

CATO; (MARCUS PORCIUS) zyn gedrag<br />

omtrent zyne ilaven. V. 190.<br />

,—— aan welke bezittingen hy de voorkeu»<br />

gaf. V. 192.<br />

*-—>—• zyne wyze van woeker van fcheepsredery<br />

van allen 't meest afgekeurd. V. 193.<br />

m had een afkeer van de Griekfche Philofophen.<br />

V. 194—198.: als ook van de<br />

Geneeskunst. 199.<br />

... treedt, hoog bejaard, in een tweede<br />

huwelyk, met eene dochter van eenen zyner<br />

Klerken. V. 201.: antwoord by die gelegenheid<br />

aan zynen zoon. 202.<br />

- • volhardt, oud zynde, in zyne ambts»<br />

bezigheden. V. 203.<br />

*. zyne werken zyn meest verloren. V.<br />

204. aant. en 205, aant,<br />

— zyne levenswyze op het land. V. 205.<br />

. zyn laatst itaatkundig bedryf was de<br />

verwoesting van Carthago. V. 206".<br />

fterft alsPrator. V. 210.: zyne nagelatene<br />

kinderen, ald.<br />

./. vergelyking tusfehen hem en ARISTI-<br />

ÖES. V. 213 — 228.: zie ook van hem VIL<br />

24. b.<br />

CATO de jonge; vergeleken met PHOCION.<br />

X. 12.


188 BLADWYZER.<br />

X. 12. enz.; en vervolgens, (volgens DA-<br />

CIEK) 177 — 212. b.<br />

CATO de jonge; zyne afkomst. X. 3. b.; en<br />

opvoeding. 4. b.: zie ook. V. 187.<br />

> zyn karakter. X. 5. b. 13. b. 14. b*<br />

28. 47. 54. b. 119. 13K b. 155. b<br />

— — aanmerking omtrent zyne hardleerend-<br />

heid. X. 6. b.<br />

1 eenige byzonderheden omtrent hem,<br />

in zyne kindfche jaren X. 8. b. 9. b. n.b.<br />

13- ; en in zyn' verderen leeftyd. 19. b.<br />

93. b. 32. b. 59. 61.<br />

> zyne levenswyze was ingetogen en<br />

ftreng. X. 13. b. 19. b. 16. b.<br />

geeft blyken van zyne welfprekendheid<br />

en van zyn verfiand. X. 15. b.<br />

zyn gedrag by maaltyden. X. 17. b.<br />

aanteekening omtrent zyn eerfte en<br />

tweede huwelyk. X. 20. b. 60. b.: zie ook<br />

V. 189.<br />

•> • geeft blyken van moed en dapperheid<br />

in den flaven - oorlog. X. 21. b.: zie ook.<br />

V. 189.<br />

1<br />

' bedient zich niet, in 't ftaan naar<br />

eenen eerepost, van eenen nomindatar* X.<br />

22. b.<br />

oefent zyn krygsvolk tot dapperheid.<br />

X. 24. b.<br />

haalt den wysgeerigen ATHENODO-<br />

R U S over, om tot hem in 't leger te komen.<br />

X. 26.<br />

CA-


B L A D W Y Z E R . 189<br />

CATO de jonge; geeft blyken van de zwaarite<br />

droefheid over den dood van zynen broe*<br />

der C/EPIO. X. 27. b.: doet hem op eene<br />

prachtige wyze begraven. 28. b.<br />

m • was zeer geliefd by het krygsvolk.<br />

X. 30. b.<br />

• • befchryving van zyne reis naar den Ga/a*<br />

tifchen Vorst DE JOTA RUS. X. 30.<br />

• had eene belagchelyke ontmoeting inSyrie.<br />

X. 32. b.<br />

m wordt door POMPEJUS vereerd. X.<br />

34. b.<br />

- weigert gefchenken van DEJOTARUS<br />

aan te nemen. X. 37.<br />

i» . zyn gedrag toen hy het Quaestor*ambt<br />

aanvaardde. X. 38.: byzonderst omtrent<br />

eenen van zyne Klerken, die een testament<br />

vervalscht had. 40. b.: maakt 'sLands rekenkamer<br />

achtbaarder dan de Raad was.<br />

41. b.i redt MARCELLUS. 45. b.<br />

m zyn gedrag in den Raad. X. 46. b.: blyken<br />

van zyne regtvaardigheid. 47. b. 54. b.<br />

65. b. 74. b.<br />

. , menfchen van Hechte zeden; doch geftreg<br />

in hunne redenen fpottenderwyze CA*<br />

TO'S genoemd. X. 49. b.<br />

zyn gedrag, toen men hem aanzocht<br />

om naar de waardigheid van Tribuun te<br />

dingen. X. 50. b.'. en hoe hy zich in dien<br />

post gedroeg. 52.<br />

- • veegt handhaving van geregtigheid met<br />

goed-


po BLADWYZER,<br />

goedwilligheid jegens elk zanien. X. 54. # k<br />

CATO de jonge; hielp CICERO zyne groote<br />

onderneming tegen CATILINA en des»<br />

zelfs aanhang ten einde brengen. X. 55—<br />

58. b. XI. 54 b. 60. b.<br />

- door welken weg de eenigfte van zyne<br />

redevoeringen is overgebleven. X. 57. b.<br />

m was oHgelukkig ten aanzien van zyne<br />

vrouwen, X. 59. b. \ ftaat zyne vrouw MAR*<br />

CIA aan.HORTENSIUS af. 63. b.<br />

**~ > berigt van zyne ftandvastigheid, in het<br />

verlosfen van den flaat van het drukkend<br />

Tribunaatfchap van ME T E L L U S , en het<br />

fnuiken van de magt van POMJPEJUS. X.<br />

64 — 72. b,<br />

m befchermt LUCULLUS. X. 73. b.<br />

verzet zich tegen het aanzoek van<br />

POMPEJUS om eene van zyne nichten of<br />

dochters te trouwen. X. 75. b.: aanmerking<br />

omtrent deze weigering. 76. b.<br />

»« zyn gedrag omtrent CAESAR en POM­<br />

PEJUS. X. 77. b. 8i. b. 100. b.<br />

•• wordt door CLODIUS gedwongeM<br />

tot den kryg naar Cyprus te vertrekken.<br />

X. 85, b.<br />

—— ontvangt den Egyptifchett Koning<br />

PTOLOM/EUS ten zynen huize te Rom,<br />

op eene onhoffelyke wyze; doch geeft hem<br />

eenen getrouwen raad. X. 88. b.<br />

• • behartigt de verkoping van den Konink-


B L A D W Y Z E R » IJI<br />

ninklyken inboedel op Cyprus met de uiterfte<br />

naauwkeurigheid. X. 89. b.<br />

CATO de ionge; MUNATJUS zicb tegen CA­<br />

TO over minachting beklagende , wordt,<br />

door hem, befcheiden beantwoord. X. 91.<br />

b.: ontmoet MUNATIUS daarna vriendelykst.<br />

93. b.<br />

m, brengt eene groote fchat uit Cyprus mede;<br />

doch verliest op de reis zyne aanteekeningen.<br />

X. 95. b.: zyn zonderling gedrag<br />

toen by, by zyne terugkomst , door den<br />

Raad, aan de rivier verwelkomd werd. 96. b.<br />

• wordt buitengewoon Praetor. X. j6. b.<br />

u verdedigt de wettigheid van het beftuur<br />

van CLODIUS, fchoon hy, als Tribuun,<br />

alles Hecht verrigt had. X. 98. b.<br />

mm onmin tusfehen hem en CICERO. X.<br />

99- *•<br />

_ verzet zich, uit zucht voor de vryheid,<br />

tegen het geweldig ftaan van POM­<br />

PEJUS en CRASSUS naar het Confulfchap,<br />

doch te vergeefs. X. 101. b.<br />

1 wordt, op eene onwaardige wyze door<br />

POMPEJUS behandeld zynde, wegens zyne<br />

vrymoedige taal tegen de overheerfching,<br />

van 't volk toegejuicht. X. 104. b.<br />

• verzet zich, fchoon 'bedreigd, ftoutmoedig<br />

tegen de verdeeling der Provinciën<br />

tusfehen POMPEJUS en CRASSUS. X.<br />

105. b.<br />

mm. _ voorfpelt POMPEJUS zynen ondergang


lot B L A D W Y Z E R .<br />

gang door CASAR. X. 106. b. isi. b.<br />

127. b.<br />

CATO de jonge; betoog van zyne regtvaardigheid<br />

in het ftuk van flemming. X. 107<br />

— iir. b.<br />

— verdedigt zich tegen de verwytingen<br />

van POMPEJUS. X. 113. b.<br />

—•• • zyne zonderlinge regeling der fpelen<br />

in den fchouwburg. X. 115. b.<br />

zyne bedryven waren nooit ingerigt<br />

om iemand te behagen, maar wel om den<br />

Haat te behouden. X. 119. b.: getoond in zyn<br />

gedrag omtrent POMPEJUS. ald. 121. b.<br />

— zijne ftrenge regtvaardigheid in regts»<br />

plegingen. X. rao. b.<br />

— gedraagt zich verftandig in zyne te*<br />

leurftelling ten aanzien van het Confulfchap*<br />

X. 123. b,<br />

— hoe hy dacht omtrent de offeranden<br />

aan de goden, wegens de overwinning Op<br />

de Germanen, door C•<br />

— Werkt op eene moedige wyze de flechte<br />

ontwerpen van CAESAR tegen, tot genoegen<br />

van den Raad. X. 126, 127. b.<br />

——— neemt, by het naderen van C^SAR'S<br />

leger, de vlugt, en toont alle blyken van<br />

neêrflagtigheid, tot aan zynen dood toe. X.<br />

129, b.: vertrekt, na eene goede raadgeving,<br />

vervolgens van Sicilien naar POMPEJUS,<br />

dien


B L A D W Y Z E R . \ 9%<br />

^len hy een menschlievend belluit doet nemen.<br />

133. b.<br />

CATO de jonge; POMPEJUS verandert, om<br />

fchandelyke redenen, van befluit, ten aanzien<br />

van het opdragen van het opperbevel<br />

over de vloot aan CATO. X. 133. b.<br />

• op zyne aanfpraak wordt al het krygs­<br />

volk van POMP ÜJUS met dapperen krygsmoed<br />

bezield. X. 134. b.<br />

— j - zyn gedrag na de nederlaag by Phar*<br />

falie. X. 135. b.: en komst in Afrika.<br />

137. b.: zyn gedrag aldaar omtrent den<br />

Koning JUBA. 139. b.<br />

-" • weigert het opperbewind Op zich te<br />

nemen, daar de Proconful SCIPIO tegenwoordig<br />

was. X. 140. b.<br />

• SCIPIO, zynen raad laatdunkend verfmadende,<br />

wordt door C/ESAR op de vlugt<br />

geflagen. X. 143. b.<br />

— geeft met veel bedaardheid , na de tij*<br />

ding van de nederlaag, aan de burgery van<br />

Utica raad, en doet aan het overige krygs»<br />

volk eene bemoedigende aanfpraak. X. 144—<br />

147. goede uitwerking hiervan op de leden<br />

van den Raad. 148. b.: Verfchillendè<br />

taal van hun die kooplieden waren. 149. bi<br />

l zyn zachtzinnig en rustig gedrag in<br />

de neteiigfte omltandigheden, waarin hy zich<br />

met zyn volk te Utica bevond. X. 151. b,<br />

» • - zyn gefprek met de driehonderden tê<br />

Utica, die hy niet toeftaat voor hem by<br />

XIII. SUL. N


jfö B L A D W Y Z E R .<br />

CJSAR om vergiffenis te bidden. X. 156.i1.<br />

CATO de jonge; zyne bezorgdheid voor de<br />

Romeinen en de burgers van Utica. by het<br />

aannaderen van c ZE SAR. X. 157. b.<br />

—.— zyn byzonder gedrag omtrent zynen<br />

zoon en zekeren STATYELIUS. X. 159.0.<br />

.... eenigé byzonderheden kort vóór hy<br />

zich zei ven het leven benam. X. 160—169.^.:<br />

zyn uitvaart. 170. b.<br />

gezegde van CASAR, op de tyding<br />

van zynen dood. X. 171. b.<br />

eenige byzonderheden omtrent zynen<br />

zoon, zyne dochter en STATYLLIDES.<br />

X. 172—174.<br />

u , zie van hem ook in het leven van<br />

POMPEJUS. VIII. 142. b. 152. b. enz.:<br />

en van CAESAR. IX. 22. b. 35. b.<br />

CATULUS; CL.) deszelfs ongelukkig uiteinde.<br />

VI. 292.: zie ook van hem in 't<br />

leven van POMPEJUS. VIII. 41. b.<br />

Caufta; een Macedonische krygsmuts. VIII. 99.<br />

Celer; waarvan deze toenaam oorfpronkelyk<br />

zy. I. i95 :<br />

Celten; dus Werden alle volken genoemd, die<br />

oudtyds naar het Noorden woonden. 1L<br />

356. aant.: Gallen van hun afkomftig. ald.<br />

Cenfors; waarin hun ambt beftond. II. 3*8.<br />

aant. 329. aant.<br />

. groote heiligheid, door de Romeinen<br />

aan dat ambt toegefchreven. II. 355- v<br />

« I<br />

74-<br />

Cen-


0 B L A D W Y Z Ê R. $3<br />

\tenfors; welk regt zy haddert omtrent de leden<br />

van den Raad. IV. mi.<br />

CEPHISODOTUS; een der oude kunftenaren.<br />

X. 61. aant.<br />

CERCYON^ een beroemd worfteliar. 1. 78.<br />

aant.<br />

CETHEGUS; zie van hem X. 55. b. XÏ.<br />

39. b. enz.<br />

CHABRIAS; berigt aangaande deztn Griek,<br />

fchen Veldheer. X. 19.: zyne genegenheid<br />

voor PHOCION. 20.<br />

Chuerbnca; eene ftad in Bocotïc: derzelver bürgery,<br />

door L. LÜCULLUS»OP eene zonderlinge<br />

wyze van haren ondergang gered.<br />

VII. ie<br />

CHALCEDON; onzeker wie deze Held ge*<br />

weest zy. I. 132* aant.<br />

Chalcioecus , hef koperen Huis; een tempel Van<br />

• MINERVA. I. 317. mant.<br />

Chaldeërs; een naam van Waarzeggers by de<br />

Romeinen. VI. 17. b. aant.<br />

CHAR ON; een oud Gefchiedfchryver. II. 298»<br />

aant.<br />

Charoniten- dezelfde als Orcini; wie düs genoemd<br />

werden. XI. 34. c. aant.<br />

Cherfonefus; een half eiland, aan de *Egeefchi<br />

zee. III. 49. a.<br />

CHOERILUS; 'er zyn drie Dichters van de»<br />

zen naam geweest. VI. 409. aant.<br />

Chreocopiden} een bynaam der vrienden vaft<br />

N s soi


i 96 B L A D W Y Z E R ; ^<br />

s o L o N. II. 63.: woordfpeling in dien naam.<br />

ald. aant.<br />

CICERO; (MARCUS TULLIUS) zyne afkomst.<br />

XI. 3. b.: waarvan de naam CICERO<br />

zynen oorfprong ontleent. ,4. b. en aant.:<br />

verdere byzonderheden zynen naam betref-<br />

, fende. 5. b,<br />

— byzonderheid omtrent zynen geboortedag,<br />

xr. 5. b.<br />

zyn aanleg tot allerleie foort van geleerdheid.<br />

XI. 7. b.<br />

~ eerfte proeven van zyne vroege dichtkunst.<br />

XI. 7. b.<br />

— zyne jeugdige letteroefeningen. XI. 8,b.<br />

.—. verkrygt eenen grooten naam, door<br />

het winnen van het pleit ten voordeele van<br />

ROSCIU s. XI. 9. b.<br />

—1— zyn ligchaamsgeftel, XI. 10. b.<br />

geeft zich te Athene over aan de wysbegeerte.<br />

XI. 11. b.<br />

. doet tzRhodus, tot verwondering, by-<br />

,1 zonderst van APOLLONIUS MOLO, eene<br />

redevoering in 't Grieksch. XI. 12. b.<br />

. antwoord van 't Orakel vap APOLLO<br />

aan hem.,XI. 13. b.<br />

ftreeft fchielyk alle de Pleitredenaars<br />

voorby. XI. 14. b.: gaf wel eens ergernis,<br />

• door zyne fchertfende taal. 15. b.<br />

zyne eerzucht door eene kluchtige<br />

- ontmoeting ingetoomd, XI. 17, b.<br />

CL


B L A D W Y Z E R . . w<br />

CICERO; (MARCUS TULLIUS) vormt<br />

zich tot eenen ftaatsman. XI. 18. b.<br />

> bewerkt de veroordeeling van dén<br />

Landvoogd van Sicilië , zonder pleitrede.<br />

IX. 19. b.<br />

«——- ftalen van zyne boertige invallen. XI.<br />

19. b. 20. b.<br />

m .. zyn huislyk leven. XI. 22. b.<br />

~>—- als Pretor oefende hy het regt, vol.<br />

gens geweten, uit. XI. 23. b.i voorbeeld<br />

hiervan, ald. en 25.<br />

m het behoud der ftaatsgefteldheid tegen<br />

de zamenzwering van CATILINA. XI.26.b.<br />

de vrees voor CATILINA deed hem<br />

het Confulfchap verkrygen. XI. 26 — 29. b.<br />

« zyn voorzichtig en ftandvastig gedrag,<br />

en verdere inrigtingen ten aanzien der zamenzwering<br />

van CATILINA. XI.30 — 56.b,<br />

» • aanteekening omtrent het karakter van<br />

zyne vrouw TERENTIA, XI. 50. b.<br />

— wordt wegens zyne vernietiging der<br />

zamenzwering van CATILINA, na het ter<br />

dood brengen der zamengezworenen, van<br />

de Romeinfche Grooten en de menigte toegejuicht.<br />

XI. 57. b.: anderen belasterden<br />

hem deswegens. 58. b.: zie ook 8i.b.aanr.<br />

— is de eerfte, wien de eernaam van Pader<br />

des Vaderlands opgedragen werd, door<br />

CATO. XI. 60. b.<br />

. • maakt zich gehaat door altoos zich<br />

zeiven te pryzen. XI. 61. b.: gaf echter<br />

N 3 veel


joS BLADWYZER.<br />

veel lof aan groote mannen van vroegeren<br />

en van zynen eigenen leeftyd. ald.i zyn lof<br />

aan DEMOSTHENÏS gegeven. 62. b.<br />

CICERO; (MARCUS TULLIUI) zag wel<br />

eens in 't fpreken de vrelvoegelykheid voorby.<br />

XL 64. b.: voorbeelden hiervan. 65. b.—<br />

73- b.<br />

*—— CLODIUS en zyn aanhang fpanneti<br />

tegen hem zamen. XI. 73. b.: wat de eerfte<br />

aanleiding daartoe gaf. 74. b.: CLODIUS<br />

hitst elk tegen hem op. 79. b.<br />

'— :<br />

vlugt, om de vervolging van CLO­<br />

DIUS te ontgaan, naar Lukanie. XI. 84. h.\<br />

kleinmoedigheid in zyn ongeval. 86. b.<br />

«• • 11<br />

CLODIUS laat zyne landhuizen en<br />

zyn huis in de ftad verbranden. XL 87. b.\<br />

weder opgebouwd. 89. b.<br />

** zyne zaken en die van CLODIUS nemen<br />

een' anderen keer. XI. 88. b.<br />

komt uit zyne ballingfchap terug, met<br />

eene algeraeene en buitengewone toejuiching.<br />

XI. 89. b,<br />

«a • was min kloekmoedig onder de wapenen,<br />

en vreesachtig als hy in 't openbaar<br />

zou fpreken. XI. 91. b. 92. b. aant.<br />

5»<br />

z<br />

yn gedrag in zyn beftuur in CUicie.<br />

XI. 94. b.: en toen CM SAK gewapend op,<br />

Rome aanrukte. 97. b.: en vervolgens in die<br />

ftaaisberoerten. 99. b. — 106. b.<br />

— CE SA u's aandoeningen , by het bepleiten<br />

van de zaak van QUINTUS LIGA-<br />

Riys. XI. 105. b. Ci-


B L A D W Y Z E R . 399<br />

CICERO; (MARCUS TULLIUS) zyne bezigheden,<br />

nadat de Republiek in eene alleenheerfching<br />

was veranderd. XI. 106. b. t<br />

— aanteekening omtrent het verftoten zyner<br />

huisvrouw; tweede huwelyk en andere<br />

huisfelyke omftandigheden. XI. 109—111 b.<br />

- had geen deel in de zamenzwering tegen<br />

ciESAR. XI. na. b.<br />

m.„ ... verfchillen tusfehen hem en ANTO­<br />

NIUS. XI. 113. b. enz.<br />

. aanteekening van eenen droom van<br />

hem. XL 117. b.<br />

— welke de aanleidende oorzaken waren<br />

van zyne vriendfehap met den jongen c AI-<br />

SAR. XI. 119. b.<br />

1 bevordert C/CSAR tot het Conful-<br />

-<br />

fchap, tot zyn eigen nadeel. XI. 122. b.<br />

• berigt van zyn rampzalig uiteinde,<br />

onder het Driemanfchap vaa es SAR, AN­<br />

TONIUS en EEPIDUS. XI. 123--129. b.<br />

— ivreed gedrag van ANTONIUS omtrent<br />

zyn lyk. XI. 130. : wraakoefening der<br />

Voorzienigheid aan ANTONIUS. ald.<br />

mm • vergelyking van hem met DE MOS-<br />

THE NES. XI. 133 — 144. b.<br />

m< zie ook van hem VIL 48. b. X. 97. b.\<br />

en in het leven van POMÏEJUS, C, J.<br />

C£SAK en ANTONIUS. VIII. 127. b.<br />

IX. 12. b. en XI. 15, 37» 41* 4«« c<br />

'<br />

CIMON; met t. LUCULEUS vergeleken.<br />

VII. 14.<br />

N 4 Ci-


flo« B L A D W Y Z E R ;<br />

CÏMON; zyne afkomst. VIL iö".<br />

* berigc van zyn jongelingfchap. VII. 19.<br />

• aanmerking omtrent zyn huwelyk met;<br />

zyne zusrer ELPINICE. VII. 23.<br />

* blyken van zyne dapperheid en krygtkunde.<br />

VII. 2.5.<br />

« • neemt deel aan het ftaatsbeftuur. VII. 27.<br />

brengt door zachtheid het gebied over<br />

het Griekfche Bondgenootfchap over tot d'e<br />

Athenienfers. VII. 29.<br />

— wordt door de Athenienfers, wegens<br />

zyne bedryven als Opper vlootvoogd, grootelyks<br />

vereerd. VII. 34. 37.<br />

S hoe in 't bezit van het eiland Scyros<br />

geraakte. VII. 38.: ontdekt aldaar het graf<br />

van THESEUS. 39.<br />

'-" zyne loosheid in het verdeelen va»<br />

den buit, op de Perfianen veroverd. VII. 45.<br />

-J—— op welke byzondere wyzen hy zich.<br />

*<br />

by zyne medeburgers bemind maakte. VII. 47.<br />

overtreft de Athenienfers in gastvryheid<br />

en menschlievendheid. VIL 52.<br />

1 was onomkoopbaar. VII. 54.<br />

• bevordert, zonder dwangmiddelen, de<br />

fcheepstoertistingen. VIL 56.<br />

,—.— « zyne in e krygsbedryven Ri vssnc rwrn ter ri"r zee, TOP ter top<br />

vernedering<br />

van den Koning van Perfit. VIL<br />

58 — 66 : fluit vrede met denzelven. 67.<br />

1 ; verfraait Athene. VII. 69.<br />

\ zyne verdere zeebedryven. VIL 70.<br />

m wordt van eene aanklsgt vrygefpro^<br />

kfi», VIL 73- CH


B L A D W Y Z E R , tot<br />

CIMON; zyn gedrag in het ihatsbeftuur.<br />

VII. 74.: men zocht hem, als een voorftander<br />

der Aanzienlyken, gahaat te maken.<br />

75,<br />

toonde al vroeg gróore genegenheid<br />

voor de Lacedamoniers. VIL 76.: haak zich<br />

deswegens veel misnoegen op den hals. 70.<br />

« waarom hy befloot den Laced


203 B L A D W Y Z E R .<br />

C i N N A ; berigt Tan zyne bedryven ïn de»<br />

burgeroorlog tusfehen hem en OCTAVIUST<br />

zie in het leven van MA mus. VI. 284.<br />

de oorzaak van zynen dood. VIII. 15. b.<br />

Ciranifche Spelen ; welke die waren. III. 56. d. sant-<br />

Circus ; een groot gebouw te Rome. 1.178. aant.<br />

CLAUSUS; (APPIUS) wordt, naar zyne ver-<br />

dienften, door POPLICOIA vereerd.II. 1S5.<br />

CI.EANTHES; een Stoïsch Wysgeer.III.20.c.<br />

CLEOMENES; wordt de Echtgenoot der<br />

weduwe van Koning AGIS. X. 277. b.:<br />

zyne liefde tot haar. 278. b.<br />

1 zyn karakter. X. 279. b.<br />

. • hoe hy dacht over het bedorven Staatsbeltuur<br />

van- zynen tyd, te Sparte. X. 279. b m<br />

282. b.<br />

• zyne opvoeding, X. 280. b t<br />

• 1 neemt voor het bedorven Staatsbo»<br />

Huur, op denzelfden voet van AGIS, te<br />

veranderen. X. 283. b.: zoekt daartoe de<br />

gelegenheid in den oorlog met de Athenienfers.<br />

284. b.<br />

m ARATUS durft met hem den flag<br />

niet wagen. X. 284. b.<br />

« zyn gedrag omtrent ARCHIDAMUS,<br />

den zoon van AGIS. X. 290. b.<br />

M I . - volvoert zyn voornemen ten aanzien<br />

der veranderinge van de Regeering van Lace»<br />

* damon. X. 291 — 297. b.<br />

- . geeft in zyne verantwoording van zyn<br />

gedrag , omtrent de Ephoren, eene verklaring<br />

van


B L A D W Y Z E R . AOJ<br />

van den aard hunner inllelling. X. 301. l.\<br />

zyn voornemen ten aanzien zynar ftaatsomwenteling.<br />

304. b.<br />

CLEOMBNES; zyn gedrag in de ftaarsverandering<br />

ten aanzien der Laconifche levenswyze.<br />

X. 305, 306. b.<br />

• verklaart zynen broeder nevens zich<br />

tot Koning. X. 306. b.<br />

-.. laat, op vyandelyken grond, een op«<br />

geligte troep Tooneelfpelers , ter befchimpinge<br />

van zyne vyanden, fpelen. X. 308. b.<br />

*. zyn lof, wegens zyne eenvoudige levenswyze<br />

als Koning en by zyne maaltyden.<br />

X. 309 — 31*. b.: hoe hy dacht dat<br />

Koningen de gemoederen moesten winnen.<br />

3'3- b.<br />

- . een onvoorzigtige dronk koud waters<br />

bederft toevallig de zaken van Griekenland,<br />

die anders door hem zouden zyn herfteld<br />

geworden. X. 316, 317. b.<br />

-!—'—• wordt, op eene fchandelyke wyze,<br />

door ARETUS gedwarsboomd, in de herftelling<br />

van zaken. X. 318, 319. b.: zyn<br />

gedrag onder alle die onregtvaardigheden<br />

hem aangedaan. 322. b.: brengt Jrges op<br />

de zyde der Lacedcemoniers. 325. b.<br />

•. zyne voortvarendheid en fchranderheidj<br />

by de Spartanen,bewonderd.X. 326.^.:<br />

het oppergezag over Griekenland voor Laced/zmon,<br />

door hem gewonnen. 327. b.<br />

CLE.


204 B L A D W Y Z E R .<br />

CLEOMENES; doet AEATUS de vlugt nemen<br />

uit Corinthus. X. 327. b.<br />

• doet de voornemens van ANTIGO-<br />

NUS mislukken. X. 331. b.<br />

wordt daarna weder door ANTI GO*<br />

NUS in verlegenheid gebragt. X. 334. b.<br />

• — gedraagt zich grootmoedig by het verlies<br />

van zyne geliefde huisvrouw. X. 336. b.<br />

• uitmuntend gedrag van zyne moeder, ©<br />

in hetgeen zy ondergaan wilde ten voordeeie<br />

der Spartanen. X. 338, 339. b.<br />

neemt Megalopolis, by verrasfing, in.<br />

X. 342. b.: en , te leur gefield in zyne<br />

edelmoedige aanbieding , verwoest hy die<br />

ftad. 345. b,<br />

— zyne verdere krygsbedryven tegen AN­<br />

TI GÓ NUS, als blyken van geene middenmatige<br />

bekwaamheid. X. 346 — 351. b.<br />

— lydt eene nederlaag door de overmaat<br />

van ANTIGONUS. X. 355, 358. b.<br />

zyn gedrag na deze nederlaag'. X.<br />

360. b.: waarop kort daarna ANTIGONUS<br />

fchielyk ftierf. ald.<br />

beantwoordt op eene treffende wyze<br />

een breedvoerig voorfkl van THERÏc<br />

1 o N , welke hem den zelfmoord aanprees.<br />

X. 361-365. b.<br />

vertrekt naar Egypte; wordt daar eerst<br />

minzaam ontvangen. X. 366. b.<br />

zyne verdere ontmoetingen aan het<br />

losbandig Hof van PTOLOM^EUS PIIILO-<br />

P A-


B L A D W Y Z E R . 205<br />

PATOR. X. 367. b.: geraakt, door 't verraderlyk<br />

gedrag van NICAGORAS, in hechtenis.<br />

376. b: beneemt, na veel uitgedaan<br />

onregt en mishandeling, zich zeiven het leven.<br />

X, 317 — 382. b.<br />

CLÏOMENES; zyn ligchaam, en daarna de<br />

zynen, op eene allerwreedaardigfte wyze<br />

behandeld. X. 383. b.: kloekhartigheid vaa<br />

de vrouw van PANTEUS. 385. b.<br />

• een ilang flingerde zich om het hoofcf<br />

van zyn, aan een kruis opgehangen, ligchaam.<br />

X. 386. b.: bygeloovige gedachten<br />

omtrent dit geval. 387. c.<br />

. , ,— vergelyking van hem met de GRAC-<br />

CHUSS EN. X. 99. b.<br />

• zie ook van hem in 't leven van<br />

ARATUS. XII. 189. C.<br />

CLEOMEDE.S; zonderlinge verhalen van<br />

hem. L ft?x.<br />

CLEON, een fchraapzuchtig gezagvoerder te<br />

2 8 1<br />

Athene. VII. 279» •> 3°5» 3 11<br />

»<br />

CLEOPATRA; de liefde van ANTONIUS,<br />

voor haar, voltooit zyn ongeluk. XI. 54.c.enz.<br />

>. door ANTONIUS opontboden naar<br />

Cilicie, om zich te verantwoorden, laat zy<br />

zich overhalen om derwaarts te'Vertrekken,'<br />

XI. 56. c.: prachtige toerusting van het<br />

vaartuig en van haar gezelfchap. 57. c.<br />

aanteekening omtrent eene naarvolging in<br />

het Laiyn en Nederduitsch van de befchryving<br />

van deze toerusting. 58. c, aant.'.<br />

prach.


fcoS B L A D W Y Z Ë R.<br />

prachtige maaltyden waarop zy ANTO­<br />

NIUS cn hy haar onthaalde. 59. r 63. c»<br />

CLEOPATRA; befchryving van hare fchoonheid<br />

en vermogens. XI. 60.<br />

hare verdere ontmoetingen met ANTO­<br />

NIUS. XI. 82. c. 118. c. 142. c. 127. c.<br />

1<br />

130. c. 134. c. enz.<br />

neemt verfcheidene proeven op ter<br />

dood gedoemden,, welk vergif het fpoedigst<br />

en minst pynlyk werkt. XI. 163. e,<br />

• haar voorftel aan C/ESAR wordt afgeflagen.<br />

XI. 165. c, : gevolgen hiervan.<br />

166. c,<br />

• hare verdere ontmoetingen met AK-<br />

TONIUS. X. 171 —173 c.: zyne laatfte<br />

gefprekken met haar vóór zynen dood. 174. c.<br />

c M SAR poogt haar levendig in handen<br />

te krygen. XI. 176. c: zamenfpraafc<br />

van haar met CJESAR. 182. e.<br />

» doet eene lykplenging op het graf va»<br />

ANTONIUS. XI. 184. c,<br />

byzonderheden van haren dood. XT.<br />

186 — 188. c.: CJESAR laat haar met ko*<br />

ninklyke ftaatfie begraven. 187. c.<br />

zigj ook van hare verheffing tot den<br />

troon van Egypte, hare zwangerfchap, en<br />

bevalling van eenen zoon, C^ESARION<br />

genoemd. IX. 125. b. 130. b.<br />

Cliënten; wie dus genoemd werden. I. 205.<br />

CLISTHENES; zyne roemwaardige bedryven.<br />

III. 11 a.<br />

ca-


B L A D W Y Z E R . ao?<br />

Clitoriers; wie dezen waren. I. 304. aant.<br />

CLITUS ; uitvoerig bcrigt van het geval,<br />

waarin ALEXANDER zelf hem om 't leven<br />

brengt. IX. 194—003.: gevolgen daarvan.<br />

103. enz.<br />

CLODIUS? (PUBLIUO byzonder voorval<br />

met hem op een heilig feest, wegens zyn<br />

gedrag omtrent de vrouw van j. C*SAR.<br />

X. 26. b. XI. 11-— 79. b.: verder berigt<br />

aangaande hetgene tusfehen hem en<br />

«AR is voorgevallen. XI. 79 — 90. b.<br />

wordt door MILO vermoord. XI.90. b.:<br />

zie ook van «em. VIII. 126. b. IX. 39. b. X.<br />

77» 79- b.<br />

CLOELIA; hare kloekmoedigheid door POR-<br />

SENA met een byzonder gefchenk vereerd.<br />

II. 180.<br />

Cloton; eene vermaarde ftad in Italië.<br />

Clufium, thans Chihji, eene Toskaanfche ftadj.<br />

door de Gallen , belegerd. II. 359.<br />

Goahmus; beteekenis van dien bynaam. VIL<br />

19. aant.<br />

A T I U S<br />

COCLEJ; CH°B- ) dappere daad van<br />

hem, ter reddinge van Rome, in den kryg<br />

inet PORSENNA. II. 173.: heerlyk beloond.<br />

174.<br />

COLLATINUSJ CTARQUINIUS) zyne afkomst.<br />

II. 137. aant.<br />

—• • werd Conful. II. 137.<br />


£0S B L A D W Y Z E R .<br />

de inwilliging van het verzoek der afgezanten<br />

van TARQUINIUS. II. 140. aant.<br />

COLLATINUS; (TARQUINIUS) zyne Hap*<br />

htid, in het doen ftraffen zyner Neeven ,<br />

als medepligtigen in de zamenzwering tegen<br />

de Confuls. II. 148. •<br />

— ftaat van de Regering af, en verlaat<br />

Rome. II. 150.<br />

COMINIUS; (PONTIUS) zyne roemryke<br />

daad, in het beklimmen van 't Kapitool.<br />

II. 382.<br />

Comitïum ; vanwaar die naam oorfpronkelyk<br />

is. I. 236.<br />

Concordia discors; aanmerking hieromtrent.<br />

VIII. 187. en aant. XI. 160. aant.<br />

CONDE; aanmerkelyk gezegde van dezen beroemden<br />

Veldheer, in 't by wonen van een<br />

zeegevecht. V. 284. aant.<br />

Con/ualia ; een feest der Romeinen. I. 200»<br />

aant. 215.<br />

Conful', hoe oud iemand zyn moes*,, die deze<br />

waardigheid kon bekleden. V. 8. b, aant.<br />

Confulfchap; wat de gewoonte was der ge»<br />

nen, die naar hetzelve Honden. III 30. d.<br />

CoNSusj welke Godheid dus genoemd. 1.208.<br />

Corcyra; een eiland in de lönijche zee, nu<br />

Corfu. IL 289. aant. III. na. aant.<br />

Corinthus; wanneer door M UMMI us vernield,<br />

en door C/ESAR herfte''d. IX. 150. b. aant.<br />

—•—- de burgt Yan die üad door een zonder»


B L A D W Y Z E R . «109<br />

derling bedryf van ANTIGONUS bemagtigd.<br />

XIL 137. c.<br />

CORIOLANUS; CCAJUS MARCUS) zyne<br />

afkomst en opvoeding. III. 3. 4.<br />

» 1 — zyn karakter. III. 4. d. 33. d. 48. d.<br />

- doet zynen eerden veldtogt. III. 6. d.<br />

aanmerking omtrent zyne eerzucht.<br />

III. 9. d.<br />

»-. zyn gedrag in eene zware tweefpalt<br />

tusfehen den Raad en het Volk. III. 11 —<br />

16. d.<br />

* verrigtte wonderen van dapperheid in<br />

de verovering der ftad Coriolen, waarvan<br />

hem de bynaam van CORIOLANUS gege«<br />

ven werd. III. 17—24. d.<br />

*— trekken van zyne edelmoedigheid. III a<br />

2$, 23. d.<br />

m~ 's volks genegenheid voor hem verandert,<br />

en weigert hem tot Conful te verkiezen.<br />

III. 30, 32 d,<br />

*— — toont eenen openlvken voorftander der<br />

Aanzienlyken te zyn. III. 33. d.: 'it wekt<br />

verbittering. 37. d.: verdere onaangenaam,<br />

heden hieruit voortgekomen. 38 d.<br />

. wordt befchuld'gd en veroordeeld, III.<br />

39. d.: verdere gevolgen van die regtsple-<br />

ging. 40. d.: wordt tot eene eeuwige ballingfchap<br />

verwezen. 47. d.; en vertrekt naar<br />

Antjunt. 49. d.<br />

" 2yn byzonder gedrag by zyne aankomst<br />

te Antium, in het huis van zynen vyand<br />

XIII. DEEL, O 1U1>


210 B L A D W Y Z E R .<br />

TULLUS.: en wordt daar vriendelyk ontvangen.<br />

III. 50 — 53.<br />

CORIOLANUS; CCAJUS MARCUS) fchrikbarende<br />

verfchynfeleu te Rome, wegens zyne<br />

veroordeelirg. III. 53.<br />

. • ftookt de Vohccn tot eenen oorlog tegen<br />

de Romeinen op. Hl. 56. d.: wordt tot<br />

Opperbevelhebber by hen aangefteld. 60. d.;<br />

en brengt Rome in het naauw. 65. d.<br />

. • het volk doet den voorflag. om zich<br />

met hem te verzoenen. III. 66. d.<br />

—— — Rome , door een byzonder gedrag van<br />

zyne moeder en echtgenoote, gerted. III.<br />

70—81. d»<br />

- wordt, op aandryven van TULLUS,<br />

uit nyd en partydigheid, vermoord. III.<br />

86. d.: zyn dood had zeer nadeelige gevolgen<br />

voor TULLUS en &tVolscen.%%. d.<br />

. • vergelyking van hem met ALCIBIA-<br />

DES. III. 01 — 102. d.<br />

CORNELIA; deugdzame huisvrouw van TI-<br />

BERIUS GRACCHUS. X. 5. C.<br />

. wordt een ftandbeeld opgerigt, met<br />

het opfchrift: Moeder der Gracchusfcn. X.<br />

64. c.<br />

Cos, nu Lnngo, in den Archipel; de geboor­<br />

teplaats van tiii'POCRATES. II. 17. aant.<br />

Cossus; (CORNELIUS) aanmerking omtrent<br />

zyne zegepraal. I. 221. aant. en 223.<br />

aant.<br />

Cotkon. Laconifche beker; waartoejdezelve<br />

diende. I. 334. Ce-.


B L A D W Y Z E R . au<br />

Cothurnus; als een bynaam gebruikt. VII. 277,<br />

CRASSUS; (MARCUS) zyne afkomst en<br />

'<br />

opvoeding. VII. 3. b.<br />

van de befchuldiging van ongeoorloofde<br />

gemeenfchap met eene Pestaalfche<br />

maagd vrygefproken. VII. 4, b.<br />

•'' geldgierigheid bevlekte zyne menigvuldige<br />

deugden. VII. 5. b : bewyzen van<br />

zyne geldzucht, ald.: op welk eene wyze<br />

hy zyne rykdommen vermeerderde. 7. b.<br />

ao. b. ar. b*<br />

• 1<br />

zyn byzonder gedrag omtrent zyne<br />

Haven. VII. 8. b.: omtrent vreemdelingen<br />

en het fchieten van geld. 9. b.: het onthalen<br />

van gasten. 10. b.<br />

- zyn lof als Redenaar en Gefchiekundige.<br />

VII. 11. b.<br />

- •' ontkomt, jong zynde, het gevaar der<br />

wreedheden van MA mus, VIL 14. b.:<br />

zyn verblyf , ten dien tyd , in een fpelonk<br />

by 't landgoed van den getrouwen<br />

VIBIUS. 15. b.: wordt daar, op eene byzondere<br />

wyze, door VIBIUS bezorgd. 16.b,<br />

• zyne verrigtingen onder SULLA. VIL<br />

18. b, ai. b.<br />

- de eerfte grond van zyne yverzucht<br />

en ftryd met POMPEJUS. VII. 19, £.22. b,<br />

——— waarin hy vau POMPEJUS verfchilde.<br />

VII. 23. b.<br />

'!" zyn onftandvastig gedrag in de party-<br />

O 3 fchap


Ais B L A D W Y Z E R .<br />

fchappen van POMPEJUS en CES AR. VIL<br />

25. b,<br />

CRASSUS; (MARCOS) verkrygt het opperbevel<br />

in den Oorlog der Zwaardvechters of<br />

van SPART AC i;s. VII. 33 b : oefent eene<br />

van ouds gebruikelyke krygsftraf uit. 35 b.:<br />

brengt dien oorlog gelukkig ten einde, doch<br />

wordt, door de verwaandheid van POM­<br />

PEJUS, verhinderd de eer van eene plegtige<br />

zegepraal te genieten. 43. b.<br />

— 11<br />

doei kostbare offeranden aan HER­<br />

CULES. VIL 45. b.<br />

voert als Conful, en daarna als Cenfor,<br />

niets byzonders uit. VIL 46. b.<br />

• of hy ook onder de medepligtigen van<br />

CATILINA hebbe behoord. VIL 47. b aant.<br />

• ciEsAR maakt met hem en POMPE­<br />

JUS eene verbindtenis. VIL 50. b.<br />

»• • laat, nevens POMPETUS, door geweld<br />

zich weder tot Conful benoemen. VII.<br />

55. b ; en krygt Syrië tot zyne provincie.<br />

aid.: zyne blydfchap daarover. 56. b.<br />

• ver:rekt naar zyne provincie onder de<br />

geduchrfte vervloekingen van den Tribuun<br />

ATEJUS. VIL 58. b.i trekt op tegen de<br />

Parthen. 60. b. : zyne misflagen in dien<br />

togt. 61 b.<br />

m zyne trotschheid, door eenen der Par~<br />

tifche Gezanten,flout beantwoord. Vll.6s.b.<br />

w laat zich door geene redenen van den<br />

oorlog tegen de Parthen aftrekken. VIL 67 b.<br />

nocb


B L A D W Y Z E R . 213<br />

tioch door kwaad voorfpellende teekenen.<br />

69, b. : verwerpt den goeden raad van den<br />

Quaistor CASSIUS. 71. b.; en volgt den<br />

bedriegelyken raad van ARIAMNRS. 72 —<br />

f6. b. 78. b.: beantwoordt dc voordellen<br />

van den Armenifchen Koning met trot.-chheid.<br />

77. b,; fchikt, met ontfteltenis, het<br />

leger in dagorde. 80 b.: fchrikbarende aan.<br />

val der Parthers op zyn volk- 82 — 84. b.<br />

CRASSUS; (MARCUS) breedvoerig verhaal<br />

van den llaa tusfehen zyn leger en dat der<br />

Parthen, eindigende met zyn nederlaag en<br />

dood. VIL, 85— 117. b.<br />

•' vergelyking van hem met NICIAS.<br />

VIL 124—136. b-: zie ook van hem in<br />

't Lven van POMPEJUS. VIII. 60. b.; en<br />

van CiESAR. IX. 30. b.<br />

CRATINUS; Blyipeldichter. II. 98.<br />

CREOPHYLUS; wie geweest is. I. 312. aant.<br />

Creta, nu Candia; gefchiedenis van deszelfs<br />

Koning MINOS. I. 87. enz.<br />

Cretenfer; den Cretenfer by den Cretenfer fpe-<br />

Jen; een fpreekwoord by de Grieken. VI.<br />

417.<br />

Cretenfers; bedriegelyk van aard. IV. 172. aant.<br />

CRITOLAUS; aanteekening omtrent dezen<br />

Wysgeer. III. 29. aant.<br />

CROESUS; zyne ontmoeting met SOLON en<br />

CYRUS. II. I06 —JIÖ.<br />

Cromyon; een vlek, in 't regtsgebied van Corinihus.<br />

I. 75. aant.<br />

O 3 Cryp.


214 B L A D W Y Z E R .<br />

Cryptra; (De hinderlage') waarin dezelve by de<br />

Spartanen belfond I. 403.<br />

Cureten, anders Idai Dactyli genoemd. II. 46.<br />

aant.<br />

CORIO; zie ook van hem in 't leven van<br />

POMPEJUS. VIII. 101. enz.<br />

Cu KIUS (M A N IU S) zyne bekrompene leven»wyze.<br />

V. 137.<br />

Cutnanen; een fchimpnaam. IX. 160. aant.<br />

Cusfceërs; berigt aangaande dit volk. IX. 271.<br />

aant.<br />

CYRELE; aanteekening omtrent deze Godin.<br />

VI 2ia. aam.<br />

Cyhernefia; de naam van een feest te Athene.<br />

1.97.<br />

CYCHREUS; wie geweest is. I. 76. aant.<br />

CYENUS; door HERCULES overwonnen. I.<br />

79. aant.<br />

Cyferfchrift; zoo genoemd, daarvan was c j&*<br />

SAR de eerfte uitvinder. IX. 46. b. en aant.<br />

CYLON; merkwaardige gebeurtenis van hem,<br />

en derzelver gevolgen te Athene. II- 41.<br />

Cynifche Secte; ANTISTHENES ftichter van<br />

dezelve. I. 46. aant.<br />

C Y P h u s; v E N u s, Patroneife van dit Eiland.<br />

II. 105. aant'<br />

CYRUS; aandoeningen van ALEXANDER<br />

by het lezen van zyn graffchrift. IX. 260.<br />

11<br />

waarvan hy dien naam draagt. XII.<br />

'4. c. zyne geaardheid, ald.: zyn huwelyk,<br />

'ald.: verdere aauteekeningen omtrent hem.<br />

5. c.


B L A D W Y Z E R . 215<br />

5. e. 6. c. 7. c; zie verder van h m in 't<br />

leven van ARTAXERXES. XII. 14- c.<br />

Cytherfpeelders; oudtijds in hooge achting. II.<br />

223. aant.<br />

Daden; welke derzelver grondflagen moeten<br />

zyn, als men, na de uil voering, over dezelve<br />

geen berouw zal hebben. IV 15,16.<br />

Dagen; aanmerkingen omtrent noodlottige,,öf<br />

omtrent het onderlcheid tusfehen gelukkige<br />

en ongelukkige dagen. II. 365 — 369 : zie<br />

ook Dies nefasti.<br />

DAMASTES, ook POLYPEMON; waarom<br />

de Uitrekker genoemd. I. 78. aant,<br />

DAMASTES; een leerling van HELLANI-<br />

CUS. II. 367. aant.<br />

DAMON; uit het geflacht van PERIPOE-<br />

TAS; zyne geweldige bedryven te Chceronca,<br />

Vil. 5-: wordt vermoord. 7.<br />

DAMON ; een beroemd Muziekmeester. III.<br />

16. a.<br />

Dankfeesten by de Romeinen. IX. 58. b. aant.<br />

Dapperheid en roekeloosheid, moeten wel degelyk<br />

onderfcheiden worden. IV. 227.<br />

der vrouwen te Sparte. VI. 129.<br />

der Kimbrifche vrouwen. VI. 217.<br />

aanmerking omtrent dezelve. X. 13.<br />

299. b.<br />

Dareiken; een Perftaanfche geldmunt. VI. 352.<br />

DARIUS,. Koning van Perften, zie van den<br />

oorlog tusfehen hem en ALEXANDER.<br />

IX. 62. enz.: grootheid van zyne leger-<br />

O 4 magt.


2i5 B L A D W Y Z E R . '<br />

mag 1<br />

' 73-•' Z<br />

W droom. 74.: zyn leger verflagen.<br />

8[.: zyne gevangen genomene huisvrouw<br />

llerft, wordt prachtig door ALE­<br />

XANDER begraven. 123.: zyn merkwaardig<br />

gebed by het hooren van die gebeurtenis<br />

126.: zyn leger andermaal geflagen.<br />

140.: zyn lyk op eene prachtige wyze door<br />

ALEXANDER vereerd. 113,174.: zie ook<br />

van hem. V. 44.<br />

DARIUS, de zoon van ARTAXERXES<br />

MISTE MON; door eenen TIRIBAZUS opgekookt<br />

om, door het ombrengen van zynen<br />

vader, zich meester van den troon te<br />

maken. XII. 84. c. enz.: de zamenzwering<br />

werd op eene byzondere wyze ontdekt.<br />

88. c.; en hy met den dood geftraft. 91. e.<br />

zyne kinderen. XII. 3. c.: zyn oudlle<br />

zoon wordt na hem Koning. 6. c: zie AR-<br />

TAXERXlS.<br />

Dtcies festertium; zoo veel als tienmaal honderd<br />

duizend festertien. Xt. 11. c. aant.<br />

Decinnatio; aanmerking omtrent deze oude<br />

Romeinfche krygsftraf. VII. 35. b. aant.<br />

De/os; aanteekening omtrent dit eiland. VII.<br />

285. aant.<br />

Delphi; aanmerking omtrent den ouden naam<br />

dier ftad. I. 129. aant.<br />

Godfpraken aldaar. V. 51. VII. 336.<br />

IX. 34. enz.<br />

Deiphinium; een gebouw in Athene. I. 83. aant.<br />

DE MADES, een Attisch Redenaar, beroemd<br />

we-


B L A D W Y Z E R . *i<br />

wegens zyne geestige gezegden. II. 68. aant.<br />

DEMADIS; aanmerking op hetgene hy eens,<br />

ter verfchoninge van vele dingen, in zyne<br />

redevoering zeide. X. 3. en aant.<br />

geestig gezegde omtrent hem, toen hy<br />

oud was geworden. X. 5.: zie verder van<br />

hem. 71, 96, 98.: zyn dood. 99.<br />

——— aanteekening omtrent den zin van eene<br />

zekere fpreekwyze van hem: Het deeg maken<br />

gaat voor de fitebben. X. 352. b. aant.: zie<br />

verder van hem. XI. 26. aant. 31, 36,40,<br />

45' 8<br />

4, 85, 103, 114.<br />

Demagoogen; aanmerking omtrent derzelver<br />

handelwyzen. I. 14S, aant.<br />

DEMARIUS, een Spartaan; by den Vorst<br />

van Per (ie door THEMISTOCLES verzoend.<br />

II. 309.<br />

DEMETRIUS, een vrygelatene van POM­<br />

PEJUS; aanteekening omtrent zyne trotschheid.<br />

VIII. 110. *.<br />

DEMETRIUS, bygenaamd Poliorcetes; met<br />

ANTONIUS vergeleken. XI. 151. b. 193 —.<br />

203. e.<br />

zyne afkomst en uiterlyke geftalte. XL<br />

153, 154. b.<br />

— zyn karakter. XI. 154. 157, 160. b.<br />

bewyzen van zyne vaderliefde en<br />

menschlievendheid. XI. 155, 157. b.; en<br />

vriendfchap. ald.<br />

- — zyne rustigheid by de wisfelvalligheden<br />

des oorlogs. XI. 16a. b.<br />

O § Da


2 L8 B L A D W Y Z E R .<br />

DEMETRIUS; zyn gedrag, by eene overwinning<br />

op het leger van PTOLOM^EUS<br />

behaald. XI. 164. b.<br />

grootte van zyn ontzag by de Ara*<br />

bieren. XL 165. b.<br />

- zyne krygsbedryven tegen SELEUc<br />

u s. XI. 166.: tegen P T O L O M & u s. 190. b.<br />

verlost Griekenland van de flaverny<br />

Van CASA NDER en PTOEOM-ffiUS. XI.<br />

167 — 174. b.<br />

ontvangt van de Athenienfers den naam<br />

van Koning. XI. 175- b 196. b.<br />

. werd, nevens zyn' vader ANTI CO­<br />

NUS, als Goden vereerd. XI. 176. b. 178. b.:<br />

verdere Üaafachtige vereeringen hem aangedaan.<br />

179. b. 185. b.<br />

. fchrikbarende teekenen. XI. 181. b.:<br />

aanmerking omtrent dezelve, ald.<br />

zyn huwelyk met EÜPVYDICE. XI.<br />

187. b.: en anderen. 189. b.:<br />

zyne zachtmoedigheid en menschlievendheid<br />

by de overwinning door hem op<br />

PTOLOM;EUS behaald. XI. 193. b,<br />

. — vervolg van zyne krygsbedryven tegen<br />

PT01.OMJEUS. XI. 198. b.<br />

verichillendheid van zyne levenswyze<br />

in oorlog en vrede. XI. 200. b. 203. b.<br />

- zyne ongeregeldheden door zynen vader<br />

verfchoond. XI. 200, 202. b.<br />

aard van zyneuitfpanningen. XI. 203.b.'.<br />

vindt veel kunftig oorlogstuig uit. 205. b.aant.<br />

DE-


B L A D W Y Z E R . 219<br />

DEMETRIUS; betoont eene groote achting<br />

voor eene fchildery van pR a TOGEN E S,<br />

hetwelk hy, fchoon den vyand toebehoorende,<br />

ongefchonden bewaart. XI. aio. b.<br />

f • wordt op eene buitenfporige wyze<br />

door de Athenienfers vereerd. XI. 213. b.<br />

218 b.<br />

• pleegt fchandeïyke ongeregeldheden met<br />

jongelingen en vrouwen. XI. 214, 215. b.:<br />

verfchillend gedrag van CLE^NETUS en<br />

den kuifchen jongeling DEMOCLES omtrent<br />

hem. 216, 217. bn<br />

— trekken van zyn' opgeblazen' hoogmoed.<br />

XI. 220. b.<br />

». laat 'door de Athenienfers eene groote<br />

geldfom, voor LAMIES, eene zyn^r byzitten,<br />

en de overige ligtekooijen, opbrengen.<br />

XI. 224. b.: verdere byzonderheden<br />

omtrent deze zyne byzit. 225 — 229. b.<br />

>— zyne bedryven in den ïhyd der tegen<br />

zynen vader ANTIGONUS zamengefpannen<br />

Vorfteu. XI. 231. b. 233. b.: zyn misflag.<br />

ald*<br />

•—. • de zegepralende Koningen verdeelen<br />

het ryk van zynen vader, na deszelfs nederlaag.<br />

XI. 235. b.<br />

— zyn Itil gedrag toen by, door de Athenienfers<br />

, niet als weleer met eerbewys out»<br />

vangen werd. XI. 237. b. 238. b.<br />

>. •' • gedrag van SELEUCUS omtrent hem.<br />

XI.


420 B L A D W Y Z E R .<br />

XL 239. b. — 243. b.: zyn gedrag omtrent<br />

SELEUCUS. 244. b.<br />

DEMETRIUS; maakt, met de Athenienfers.<br />

wederom vrede. XI. 248. b.<br />

aanmerking omtrent de fnelle veranderingen<br />

van het Geluk, omtrent hem. XI.<br />

250. b — 256. b.<br />

• wordt tot Koning van Macedonië uitgeroepen.<br />

XL 256. b.<br />

• zyne dochter STRATONICE, aan<br />

SELEUCUS gehuwd, trouwt haren (lief-<br />

zoon ANTIOCHUS. XI. 252 257. b.<br />

• zyne nieuwe krygsondernemingen. XL<br />

257. b.: verovert Thebe. 261. b. : oorlogt<br />

tegen PYRRHUS. 262. b.<br />

geeft ergernis door zyne weidfche praal<br />

en grootfche levenswyze. XI. 265. b.: eenige<br />

byzonderheden van hem. ald.<br />

zyne trotschheid en valfche glorie.<br />

XI. 274. b.<br />

laat eene menigte fchepen van een<br />

buitengewoon maakfel bouwen. XI. 276. b.<br />

geraakt in eenen geduchten oorlog.<br />

XI. 277. b.: verliest alle zyne bezittingen.<br />

281. b.<br />

afbeelding van zyne lotgevallen.XI.280A<br />

1<br />

• verdere afwisfelingen van zyn geluk<br />

en tegenfpoed. XI. 283 — 294. b.<br />

geeft zich en al het zyne in de han­<br />

den van SELEUCUS. XI. 295. b.i de toe-<br />

bcreidfelen , om hem minzaam te ontvangen»


B L A D W Y Z E R . sas<br />

gen, veranderen fchielyk. 297. b.: wordt<br />

gevankelyk weggevoerd; doch met onder,<br />

fcheiding behandeld. 298. b. 299, b.: zie<br />

ook VI. 49. aant.<br />

DEMETRIUS ; aanmerking omtrent zyne<br />

vroegere bedoelingen en derzelver uitüag.<br />

XI. 30c b.<br />

••• vervalt in eene ziekte en fterft. XI.<br />

301. b.: byzonderheden van zyne uitvaart.<br />

302. b.<br />

— • aanteekening omtrent zyn gedacht. XI.<br />

304. b.<br />

DEMOCLES; verbazend geval van dezen<br />

kuifchen jongeling, by de fchandelyke aanzoeken<br />

van DEMETRIUS. XI. 216.<br />

DEMOCRITUS; zyne leer aangaande de<br />

wyze waarop wy de voorwerpen , door<br />

het gezigt, gewaar worden. IV 116. aant.<br />

DEMOSTHENES; met CICERO vergeleken.<br />

XI. 10. en 133. b.<br />

- zyne afkomst XI. 12.: opvoeding en<br />

ligchaamsgefteldheid. 13.: bynamen. 14,15.<br />

1——— de eerfte aanleidende oorzaak, welke<br />

hem op de beoefening der welfprekendheid<br />

deed vailen. XI. 16.<br />

mm, zyne Leermeesters. XI. 18.<br />

— zyn eerfte pleitgeding. XI. 21.<br />

— hoe hy zyne gebreken in de welfprekendheid<br />

van tyd tot tyd verbeterde. XI.<br />

23 — 29, 38.<br />

m w '• fprak niet ligtelyk yoor de vuist. XI. 29.:<br />

gaf


£22 B L A D W Y Z E R .<br />

gaf aan PYTHEAS, die hem deswegen befchimpte,<br />

een bitter antwoord. 30.<br />

DEMOSTHENKS; aanmerking omtrent het<br />

uit fpreken zyner redevoeringen. XI. 31.<br />

aanmerking omtrent eenige<br />

gezegden van hem. XI. 41.<br />

geestige<br />

« begint deel te nemen aan de regeering.<br />

XI. 42.<br />

•" was heftig om geleden ongelyk te<br />

wreken. XI. 43.<br />

kleefde altoos dezelfde party aan, welke<br />

hy van den begii ne af aan in het ftaatsbeftuur<br />

omhelsd had. XI. 45, 47.<br />

oordeelvelling van PANEETUS over<br />

zyne redevoeringen. XI 47.<br />

aanmerking omtrent zyn karakter. XI. 49.<br />

was een voorffander van de regeering<br />

van weinigen. XI. 51.<br />

aanteekening omtrent fommigen<br />

zyne redevoeringen. XI. 54 -56. aant.<br />

van<br />

1<br />

zet de Athenienfers tegen PHILIP­<br />

PUS, Koning van Macedonië, op. XI. 58.:<br />

zie verder van zyne bedryven in den oorlog<br />

van het Griekfche Bondgenootfchap met<br />

de Macedoniërs, 62, 69, 70, 81.<br />

wordt door den Koning der Perfen<br />

zeer vereerd. XI. 73.<br />

zyn gedrag na de nederlaag der Grie*<br />

ken by Charonea. X. 75, 76.<br />

aanmerking over zyne vreugdebedryven<br />

wegens den dood van Koning PHILIP-<br />

PUS S


B L A D W Y Z E R . saj<br />

pus, ten tyde dat zyne dochter pas geftorven<br />

was. XI. 77 — 80.: lof van zyn<br />

ftaatkundig bedryf in dat geval. 79.<br />

DEMOSTHENES; zyne bedryven tegen de<br />

Macedom'ers, onder AL EX AN DE R. XI.81.<br />

» verhaalt voor het volk eene fabel, toen<br />

hy met zyne vrienden door ALEXANDER.<br />

van de Athenienfers opgeëischt werd. XI. 83.<br />

.in behaalt , in een pleitgeding tegen<br />

iESCHiNES, over eene aan hem vereerde<br />

gouden kroon, door zyne welfprekendheid,<br />

de overwinning. XI. 87. en aant.<br />

_ ~ neemt eenen gouden beker met twintig<br />

talenten aan van HARPALUS , die van<br />

ALEXANDER tot het Atheenfche volk zynen<br />

toevlugt genomen had. XI. 90.: de<br />

menigte des wegens tegen hem verbitterd. 91.:<br />

wordt gevat en in de gevangenis gezet. 93.:<br />

ontvlugt de gevangenis, ald.: wordt op zyne<br />

vlugt van zyne vyanden gunftig bejegend.<br />

94. en aant.: is kleinmoedig in zyne<br />

ballingfchap. 96.<br />

., voegt zich, na den dood van ALE­<br />

XANDER, weder by het herftelde Griekfche<br />

Bondgenootfchap, tegen de Macedoniers.<br />

XI. 98. : fcherpe woordenvvisfeling<br />

deswegens tusfehen hem en PYTHEAS. 99.<br />

— 1 wordt uit zyne ballingfchap met hartelykheid<br />

weder ingehaald. X. ieo. ; en,<br />

door eenen vond, van 't opbrengen der<br />

boete verlost, iel.<br />

DE-


22 4 B L A D W Y Z E R .<br />

DEMOSTHENES;wordt, wegens zyne vlugt,<br />

op het aannaderen der Macedoniers, ter dood<br />

veroordeeld. XI. 102.: zyne ontmoeting op<br />

Calauria. 105.: brengt zich, op eene by­<br />

zondere wyze , door vergif' om 't leven.<br />

108.: verfchillende verhalen over deze ver­<br />

giftiging. 109, 110.<br />

» wordt met een ftandbeeld, en een op­<br />

fchrift daarop, vereerd. XI. 111.<br />

een byzonder verbaal van eene ge­<br />

beurtenis omtrent zyn ftandbeeld. XI. 113.<br />

... DEMADIS, zyn vervolger, komt op<br />

eene rampzalige wyze, als een' verrader,<br />

om 't lev.n. XI. 115.<br />

Deugd; hoe -OLON daarover dacht. ÏL 13.<br />

• beteekende, te Rome, dapperheid. III.<br />

m gedachten van PLUTARCI'ÜS over<br />

derzelver waarde, vergeleken by de waar­<br />

de van voortreffelyke kunstftnkken en der­<br />

zelver beoefenaars. Iïï. 5—10. a.<br />

m 1 belangrykheid van dezelve. IV. 239.<br />

241. V. 31. VL 345.<br />

- wat dikmaals haar lot is. X. b.: ver­<br />

dere aanmerkingen omtrent dezelve. 13. XI.<br />

48. b.<br />

—•' aanmerkingen der Ouden omtrent der­<br />

zelver waarde voor eenen Vorst. XII. 25,<br />

Deus e machina; oorfprong van dit fpreek-<br />

woord. VI. 439. aant»


B L A D W Y Z E R . «25<br />

Diacriërs; te Athene, yveraars voor eene Volks»<br />

regering, II. 5c.<br />

DIAGORUS; een aeroemd worftelaar. IV.<br />

363.<br />

DIANA; Wanneer haar tempel te Ephefus afbrandde.<br />

IX. 13;<br />

DicteARcHUs; leerling van ARISTOTE»<br />

LES. I. 108; aant.<br />

•Dichters; namen van Verfcheidene dichters j<br />

van welke in de aanteekeningen eeuig barigt<br />

wordt gegeven.<br />

iEscHiLus; I. 58, 140.<br />

JESÖPUS. II. 113.<br />

A L c A 13 u S-. V. 30. b.<br />

A L c MAN. I. 406.<br />

ANACREON. III. 107^<br />

ANTILOCHUS. VI. 409.<br />

ANTIMACHUS- I. 199, VI. 410.<br />

ARCHELAUS. VII. 16.<br />

ARCHILOCHUS. I. 66. X. 20. h<br />

. • X. 20. b.<br />

ARCHIPPUS. III. 7. c.<br />

ARCHISTRATUS. III. 55. c.<br />

A R1STOPHANUS. III. 6. ff!<br />

BACCHILIDES. L 438.<br />

B U.TAS. I. S45.<br />

CHOERILUS. VI- 409.<br />

ClNNA (CAJUS HELVIUS) XII. 47. ïi<br />

CREOPHYLUS. L 312.<br />

DIONYSIUS, de oude. IV. 43.<br />

DIPHILUS. VII. 271.<br />

XIII. DEEL. P


226 B L A D W Y Z E R .<br />

EPIPHARMUS. L 450.<br />

EUPOLIS. III. 15. VII 290.-<br />

EURIPIDES. I. 140,141.<br />

HOMERUS. IV. 98.<br />

HORATIUS. VI. 61. VII. 339.<br />

IBYOUS. I. 504.<br />

JON. I. 105. XI. 9.<br />

MELANTHIUS. VII. 16.<br />

ME NA ND ER. IX. 69.<br />

NlCETARUS. VI. 4IO.<br />

PHILIPPIDES. XI. 183. b.<br />

PlIILOXENUS. IX. 34.<br />

PHRYNICHUS. II. 225. III. 65. c.<br />

PINDARUS. I. 172, 384.<br />

PLATO, de blyfpeldichter.il. 321.<br />

PRANICHUS. IX. 196.<br />

SlMONIDES. I. 76.<br />

SlMYLUS. I. zij.<br />

SOPHOCLES. II. 6.<br />

TELECIDES. lil. 15, fu<br />

TELESTES. IX. 34.<br />

TERPANDER. I. 3S3.<br />

THALES. I. 310.<br />

THE OP OM PUS. VI. 389.<br />

THESPis. II. 119.<br />

TIMOCREON. II. 281.<br />

TIMON. L 448.<br />

TlMOTHEUS. V. 273.<br />

T?RTH«ÜS. I. 325.<br />

Dichters der Grieken;, aanteekening omtrent<br />

eenigen van die. VI. 409.<br />

Die-


B L A D W Y Z E R . ft2?<br />

Dictator; befchryving van dat ambt. N. 336;<br />

aant.: door wie dezelve verkoren wërd. III;<br />

ia. aant.: aanmerking omtrent deze waardigheid.<br />

VI. 105.. b. aant.<br />

Didytnus de letter kuudige; waarom CH AL-<br />

CENTERUS genoemd. II. 3. aant.<br />

Dieren; zachtmoedigheid omtrent dezelven;<br />

V. 146,147. en aant.<br />

Dies nefasti', welke waren. L 243. aant. II.<br />

365 — 369. VIL 198.<br />

Dikroten; waren roeigaleijen. VII. 108.<br />

DIOCLES van Peparethus; een oud Históriefchryver.<br />

I. 171, 187. aant.<br />

DIOGENES; over zyne hooghartigheid doof<br />

ALEXANDER, in zyne ontmoeting met<br />

hem, bewonderd. IX. 54.<br />

DION; vergeleken met BRUTUS. XII. 4, 5<br />

en 117. b.<br />

_ door PLATO tot deugd gevormd. XII;<br />

10.<br />

in aanzien aan het hof van DIONY-<br />

SIUS, den ouden. XII. li.<br />

, zyne proeve om DIONYSIUsnaar de<br />

lesfen van PLATO te doen hooren, liep ongelukkig<br />

af. XII. 13.<br />

zyne vrymoedigheid in het berispen<br />

van de gebreken "des beftuurs. XII. 14,16.<br />

r wordt wegens zyne grootmoedigheid<br />

door DIONYSIUS den jongeren bewonderd;<br />

XII. 17;: en wegens zyne ingetogenheid by<br />

P a éi


225 B L A D W Y Z E R .<br />

de hovelingen gehaat. 18.: tegen eigenwaan<br />

door PLATO gewaarfchouwd. ar.<br />

DION ; poogt den jongen 'DIONYSIUS<br />

imaak in wetenfchappen en deugd te doen<br />

krygen. XII. 22, 25.<br />

op zyne herhaalde voorftellen van de<br />

leeringen van PLATO, wordt DIONYSIUS<br />

door eene hevige drift gedreven naar het<br />

onderwys en den omgang met dezen wysgeer.<br />

XII. 27.<br />

wordt in zyne poogingen ter vernietiging<br />

der willekeurige overheeffchinge gedwarsboomd.<br />

XII. 3T, 33.<br />

-—•—• wordt door DIONYSIUS gebannen.<br />

XII. 33 - 37-: en houdt zich in Griekenland<br />

bezig onder de lesfen van PLATO. 40.<br />

wordt van de Grieken geëerd. XII. 42.<br />

• wordt wegens het gedrag van DIO- :<br />

NYSÏUS omtrent PLA TO zeer verbitterd,<br />

byzonderst wegens het voorval met zyne<br />

huisvrouw. XII. 51, 52.<br />

begint zich ten oorloge tegen "DIO­<br />

NYSIUS uit te rusten. XII. 12.: gezindheid<br />

der Sicilianen omtrent hem. 55.<br />

deels gunitige, deels ongunftige voorteekenenen<br />

zyner onderneminge. XII. 60.<br />

• fteekt in zee. VII. 6a.: rampfpoeden<br />

op die zeetogt 63.: landt met zyne krygsmagt<br />

by Minoa op Sicilië. 66.: zyne krygsverrigtingen<br />

aldaar. 68. enz.<br />

wordt op eene vereerende wyze te Syra-


B L A D W Y Z E B - . as^<br />

racufè ontvangen. XII. 72. 73,: zyne bedry«<br />

ven. aldaar. 74.<br />

DION,' het gedrag van DIONYSIUS omtrent<br />

hem en de Syraeufiers. XII. 77, 79, 80.<br />

»1 ontvangt brieven van zyne naastbe-<br />

Itaanden. XII. 82.: geeft na het voorlezen<br />

van dezelven teekenen van itandvastigheid<br />

en grootmoedigheid. 84.<br />

— gebeurteirisfcn met HERACLIDES.<br />

XII. 85.<br />

. geraakt in allerleie verdrietelykheden.<br />

XII.87.: byzonderst door eenen zekeren s 0 s 1 s.<br />

88.: sosis wegens zyne verraderlyke handelwyze<br />

door het volk ter dood verweze'!. 89,91.<br />

. komt in nieuwe moeijelykheden. XII*.<br />

92.<br />

m . zyn tegenftrever PHILISTUS komt<br />

om 't leven. XII. 93.: aanmerkingen omtrent<br />

dezen PHIEISTUS» 94..<br />

n kwade voorteekenen by eene volksvergadering.<br />

XII. 98.<br />

1 komt in benarde-omftandigheden. XII..<br />

100.: geraakt in gevecht met de Syracufa*<br />

Tien. 101. ,<br />

» geleidt de zynen naar Lcontini, enwordt<br />

aldaar met eerbewyzingen ontvangen.<br />

XII. 102.: men zendt afgezanten van Syracufe<br />

om hem weder terug te halen. 106.:<br />

doet eene aanfpraak in de volksvergadering»<br />

107.<br />

P 3 Di-


«3* B L A D W Y Z E R .<br />

DION; trekt wederom op ter hulpe van de<br />

Syracujiers tegen DIONYSIUS. XII. 109.:<br />

haast zich om Syracufe te redden. 113. Ï<br />

wordt by zyne komst in de ftad met de<br />

namen van Behouder, ja van God, vereerd.<br />

114.: verdere gebeurtenisfen, na zyne komst<br />

te Syracufe. 115.: behandelt zynen tegenftander<br />

HÏRACLIDES edelmoedig. 117,<br />

119.: onedelmoedig gedrag van HERACLI­<br />

DES omtrent hem. 121.<br />

• • ; trekt tegen DIONYSIUS kger op.;<br />

doch aarfelende llag te leveren, poogt HE-<br />

RACMDES hem weder in een kwaad vermoeden<br />

te brengen. XII. 12a.<br />

*—1 ; de zoon van DIONYSIUS geeft de<br />

burg van Syracufe aan hem over en trekt,<br />

met vrygeleide, naar zynen vader. XII. 126.<br />

zyne grootmoedigheid in het ontmoeten<br />

van zyne toP hem terug keerende nabeftaanden,<br />

byzonderst omtrent zyne vrouw<br />

ARE TE en anderen. XII. 127, 128.<br />

zyne zedigheid en deftigheid in zynen.<br />

herltelden vooripoed. XII. 130.<br />

— belet niet dat HERACLIDES, die,<br />

hem weder begon te dwarsboomen, van kant<br />

gemaakt werd. XII. 131, 133.<br />

— CALLIPPUS, eerst een vriend van<br />

hem, wordt daarna zyn fnoodfte verrader.<br />

XII. 134.: by dit vastgefteld verraad verfchynt<br />

hem een verfchrikkelyk fpookfel. 136.:<br />

kort daarop brengt zyn zoon zich om het<br />

^ven. 137. Di-


B L A D W Y Z E R . a$l<br />

DION; kwelt zich over het ombrengen van<br />

HARACLIDES. XII. 138.<br />

- wordt door de zamengezworenen van<br />

CALLIPPUS, op eene gruwzame wyze,<br />

vermoord. XII. 140.: zyne zuster en huisvrouw<br />

worden mishandeld. 141.; en om<br />

't leven gebragt. 144.<br />


a Sa B L A D W Y Z E R .<br />

DIONYSIUS , de jongere; bewondert de.<br />

grootmoedigheid van DION in zyne aan-,<br />

fpraak over den toeftand van het gebied.<br />

XII. 16.<br />

\ zyne Hechte opvoeding. XII. j8, 22;<br />

n ff door DION'S voorftellen bewogen,<br />

haalt hy PLATO over om tot hem overtekomen,<br />

om van zyn onderwys en omgang<br />

gebruik te maken. XII. 28.<br />

ta- laat zich opzetten tegen DION dien<br />

hy verbant. XIL 35 > 37»; en zendt PLA-<br />

TO weg. 39.<br />

>r — laat PLATO vcor de derdemaal tot<br />

hem overkomen. XII. 46.; en zendt hem<br />

weder weg. 52.<br />

i-. — DION maakt zich ten oorloge tegen<br />

hem gereed. XII. 54,<br />

» • byzonder geval van eenen briefdrager,<br />

die hem de tyding der landing van DION.<br />

op Sicilië bragt. XII. 63.<br />

t zyn gedrag omtrent DION en de Sy~<br />

racufiers, by zyne terugkomst uit Italië naar<br />

Siciiie XII. 77, 79. zie verder DION.<br />

DIONYSIUS HALLICARNASSUS; een<br />

uitmuntend gcfchiedfehryver. VI. 76.<br />

DIPHILUS ; een blyfpeldichter te Athene. ViJ[.<br />

271. aant.<br />

Discus; zie Werpfchyf.<br />

POLABILLA; zie van hem ook in 't leven<br />

van AN TO NI US. XI. 21. c.: 27. c.<br />

Do-


U A D W Y Z E L 333<br />

DOMITIANUS; zyne zucht voor prachtige<br />

pranlgebouwen. ü. 171.<br />

D.ood ; gedachten van PLUTARCHUS om..<br />

trcnt den Uaat d.er braven na hunnen dood.<br />

t *73-<br />

1 gefteldheid van ondeugende- menfchen<br />

by deszelfs aannadering, volgens het zeggen<br />

van PLATO. VI 337,<br />

-1 Zy zyn eer geweest ; of',• Zy nebben geleefd<br />

; eene fpreekwyze der Romeinen, om,,<br />

op eene zachte, wyze te kennen te geven<br />

dat iemand dood is. XI. 56. b. aant.<br />

Dorischs; wat beteekent. VI. 35. b. aant.<br />

Doryenium; een Uaapverwekkend kruid. XI.<br />

304. b, aant-,,<br />

Drachme of Denarhis, een fcheïling II. 243.<br />

aant. 355. aant. VII. 245. aant.<br />

DRACO; Archon te Athene; verfchooning voor<br />

zyne Itrenge wetten. II. 67. aant: zyne<br />

wetten door SOLON vernietigd, ald.: gepast<br />

zeggen van HEM ADES, omtrent zyne<br />

'wetten. 68.; en zyn antwoord daarop, ald.<br />

Drietal; PYTHAGORAS en PLATO hadden<br />

ongemeen veel op met dit getal. III. 15. b..<br />

aant.<br />

Drinken; door ALEXANDER eens tot een<br />

wedfpel gemaakt; Hecht gevolg hiervan. IX.<br />

262.<br />

Drinktuigen der ouden. IX. 252.<br />

Droefheid; aanmerking omtrent dezelve. LI,<br />

48. d.<br />

? 5 Drot-


fl S4<br />

B L A D W Y Z E R .<br />

Droomefi; aanmerkinging omtrent het geloof<br />

aan derzelver beduidenis. VI{. 182.<br />

« eem'ge aanmerkingen van PHILIPPUS,<br />

vader van ALEXANDER, cn deszelfs moe­<br />

der OLYMPIAS. IX.5,6.: van DARIUS LX.<br />

73.: van-ALEXANDER. 98. 106.: van CM-<br />

SAR. 90. b.: van de huisvrouw van CA SAR.<br />

167. b.: zie ook VIII. 185. b. X. 294. b.x<br />

van CAJUS HELVIUS CINNA XIII. 47. b.<br />

Dwingeland^; waardoor dezelve tot moorden<br />

aangezet wordt. XII. 76. c.<br />

waardoor men dikmaals zich goedwillig<br />

daaraan onderwerpt. XII. 162, 163. c.<br />

166. c.<br />

Ecbatana; wonderbare vuurkolk aldaar. IX.<br />

143.: proef genomen met derzelver ontvlambare<br />

naphta. 145.: of deze naphta niet<br />

het vergiftig vocht van MEDE A geweest zy.<br />

147.: verdere aanmerkingen omtrent deze<br />

vloeijende vuurltofFe. 149.<br />

ECDEMUS en DEMOPHANES; het doel<br />

van hunne wysbegeerte. V. 233.: onderwy-<br />

zers van PUIL OPOE MEN. 234.<br />

Echtfckeiding; door wien en wanneer het<br />

eerst, onder de Romeinen, gemaakt. I. 294.<br />

en aant.<br />

aanmerking omtrent de redenen van<br />

dezelve. IV. 124.<br />

Edelknapen of Pages van ALEXANDER;<br />

aanteekening omtrent dezelven. VIII. 84. aant.<br />

Editia-y zie Andria.<br />

Eed;


B L A D W Y Z E R , 235<br />

ged; zekere plegtigheid by het afleggen van<br />

denzelven, by de Grieken. V. uo.: by de<br />

Laced&moniers heilig, VI. 365.: zie ook II,<br />

2.69.<br />

— — op welk eene wyze de groote eed te<br />

Syracufe gedaan werd. XII. 138.<br />

Eendragt en tweedragt in den Staat; hoe men<br />

te Spana daarover dacht. VIII. 187.<br />

Eerbewyzingen; averdrevene aan Koningen en|<br />

Vorften, een gebrekkig kenmerk van de genegenheid<br />

der menigte. XI. 237. b.<br />

Eerzucht; aanmerking omtrent dezelve. III. 9.d.<br />

X. 216. b,<br />

Egypte; zie van de gebeurtenisfen aldaar in<br />

het leven van ALEXANDER. LX. 106.:<br />

van ANTONIUS. XI. 8. c, enz;<br />

Eleatifche iecte; waarvan dus genoemd. III.<br />

18. a. aant.<br />

Elephantendoor PYRRHUS eerst in Italië<br />

overgevoerd. VI. 88. aant.<br />

- verhaal van het bedryf van zekeren<br />

elephant te Argos. VI. 154.<br />

— gevechten met dezelve , ten gevalle<br />

des volks, door POMPEJUS gegeven.VIII.<br />

144. b.<br />

-— blyken van verftand en voorzorg van<br />

éenen voor zynen meester. IX. 234.<br />

Eleufmifche- geheimen; inwyding in dezelven<br />

moeijelyk. I. 143. aant. 152. aant.<br />

Eleuthera; eene ftad op de grenzen van Bceo~<br />

tie en Attica. I; 141. aant.<br />

END-


*3 6<br />

B L A D W Y Z E R .<br />

ENDCIS; wie geweest is. I. 76. aam.<br />

ENDYMION; fabel omtrent hem. l^.aant.<br />

Emhymema; eene onvoltooide fluitreden; aanteekening<br />

daaromtrent. XL 24. aant.<br />

Enyalius; een bynaam van MARS. II. 34.<br />

EPAMINONDAS; een der grootfte en braaffte<br />

mannen van Griekenland. I. 348.<br />

• =- zyne afkomst. IV. 236.<br />

•i • zyne byzondere levenswyze. IV. 238.<br />

240, 241.<br />

— waarin deze van zynen vriend PELO­<br />

PIDAS verfchüde. IV. 238.: bewyzen van<br />

zyne v^endfchap omtrent PELOPIDAS.<br />

141, 243.<br />

H wat zyn bedryf is geweest in de ver-<br />

Josfinge der Thebanen , van de overweldiging<br />

der Lacedamoniers. IV. 252, 273. e n aanu<br />

> maakt zich by zyn vaderland verdienfteïyk.<br />

IV. 002, 309, 313.<br />

'<br />

u w o r d t<br />

wegens z y n gedrag tegen de<br />

plaatshebbende wetten voor de vierfchaar<br />

'<br />

gebragt, doch vrygefproken. IV. 317.<br />

zegepraalt over zyne nydige vyanden,<br />

IV. 32r. 3:3.<br />

zyn karakter. IV. 328.<br />

zyne groote vermaardheid als Veldheer<br />

by de Thesfaliers. IV. 337.<br />

redt PELOPIDAS uit de handen van<br />

ALEXANDER den Phereër. IV. 338—341.:<br />

zie van hem verder in 't leven van AGE-<br />

SILAUS. VIII. 272, 279. enz.<br />

Ephe*


B L A D W Y Z E R. *37<br />

Ephefus; LYSANDER legt den grondflag van<br />

den volgenden luister en grootheid van die<br />

ftad VI. 350. 355.<br />

——- wanneer de T.-mpel van DIANA aldanr<br />

afbrandde. IX. 13.<br />

Epbeten; eene fourt van Regters te Athene.<br />

II. 74.<br />

EPHIALTES; een der voornaamfte Demagogen<br />

te Athene. III. 40. a.: aanmerkingen omtrent<br />

de oorzaken van zynen dood. 45. a.<br />

Ephori; wat die naam betekent I. 326.: tot<br />

welk einde dezelve ingefteld werden by<br />

de Spartanen, ald.: aanmerking van PLA„<br />

TO en ARISTOTELES omtrent deze inftelling<br />

ald. en 327. aant. 411.<br />

— — hoe de Raad door hen verkoren<br />

werd. I. 395. aant.<br />

1 gebruikkelykheden by het aanvaarden.<br />

van hun ambt. X. 298. b.: hunne magt. 300.<br />

b.: hunne zetels door CLE OMENES weggenomen<br />

ald.: wat LïcunGUf met hunne<br />

inftelling bedoeld had , en hoe zy allengs<br />

het gezag naar zich getrokken hadden.<br />

301. b.<br />

— • zie van dezelven ook. Vilt. 184. 186.<br />

EPHORUS; een oud Gefchiedfchryver. II.<br />

299. aant.<br />

EPHORUS van Cumce, een leerling van ïsoc<br />

RAT ES. II. 367. aant. /<br />

EPICHARMUS; een oude Komediefchryver.<br />

I 450.<br />

Epi-


fi3* B L A D W Y Z E R ,<br />

Epicuristen; hun gevoelen omtrent het bettaan<br />

van geesten. XII. 83. b.<br />

ËPICURUS; PLUTARCHUS beftrydt de<br />

gevolgen van deszelfs leer, byzonderst omtrent<br />

de ligchamelyke vermaken, t. 42.; en<br />

last nog eenen anderen ftelregel van dien<br />

Wysgeer aan: „ Hsudt u fchuil ih uw Ie-<br />

„ ven." 45.<br />

wanneer geleefd hebbe. VI. 89. aant.ï<br />

zyne gevoelens, ald.<br />

Epidaurus; nu Malvajia. I. 72. aant. III. 137.<br />

EPIMENIDES; een zeer beroemd man uit<br />

het eiland Creta. II. 46. aant. : een vers<br />

van hem door den Apostel PAULUS aangehaald,<br />

ald,<br />

«' komt te Athene; maakt vriendfchap<br />

met SOLON, en maakt verfcheidene verbeteringen<br />

aldaar. II. 47.<br />

Epirus; verhaal van de vroegfle Koningen van<br />

dat landfchap; byzonderst van PYRRHUS.<br />

VI. 1. enz.<br />

EPITADEUS; een Ephorus te Sparte; dringt<br />

\ eene nadeelige wet, ten aanzien der erfmakingen,<br />

door. X. 229. b,<br />

Éppe; waartoe dit kruid by de Grieken diende.<br />

IV. 72.<br />

de fpreekwyze: Hy heeft Eppe noodig,<br />

wat beteekent. IV. ald.<br />

ERATOSTHENES de Cyrenaër. I. 300; aant.<br />

ERECHTEUS; de beroemdfte der oude Koningen<br />

van Athene. I. 84. aant:<br />

Er-


BLADWYZER. *39<br />

Ërfenisfen, aan voorname en ryke lieden ver­<br />

maakt; aanmerking daaromtrent. X. 230. i> t<br />

aant,<br />

Eridanus; aanmerking omtrent deze rivier. II.<br />

93. aant.<br />

EuANCHES; drie oude fchryvers van dien<br />

naam. II. 40. aant,<br />

EUCLIA; wie men daarvoor te houden hebbe.<br />

V. 95.<br />

EÜMENES; zyne afkomst en opvoeding VUL<br />

79-<br />

— wordt gebeimfchryver hy ALEXANm<br />

DER, en vervolgens tot Bevelhebber bevorderd.<br />

VIII. 81.<br />

wordt aan ALEXANDER door het<br />

huwelyk vermaagfchapt. VIII. 82. 84. aant,<br />

. eenige gevallen welke het ongenoegen<br />

van ALEXANDER tegen hem opwekten.<br />

m<br />

VIII. 83. 87.: verkrygt door loosheid deszelfs<br />

gunst weder. ald.<br />

verkrygt, naden dood van ALEXAN­<br />

DER de landvoogdy over Cappadocie en<br />

Paphlagonie. VIII. 89.: wordt, door PER*<br />

DICCUS, derwaarts geleid, met eene gewapende<br />

magt,en vervolgens gehuldigd. 92,93*<br />

mm zyn gemeen en vriendfchappelyk gedrag<br />

met PUDICCAS, onder de oneenigheden<br />

der overige Bevelhebberen. VIII. 94—99-<br />

>— blyken van zyne voorzigtigheid en<br />

krygskunde, in den ftryd tegen CRATERUS<br />

en NEOPTOLEMUS. VIII. 101.: geraakt in<br />

een


*4° B L A D W Y Z E R .<br />

een 'tweegevecht met NEOPTOLÉMUS»<br />

dien hy doodelyk wondt. 108.,- en bejam­<br />

mert den dood van CRATERUS. VIII.<br />

109.: zyn roem wegens deze overwinning*<br />

ald.: wordt deswegens benyd en geraakt in<br />

oorlog met ANTIPATER en ANTIGO.<br />

NUS. 110. 112.<br />

EÜMENES; ontvangt van zyn krygsvolk al­<br />

11<br />

le blyken van liefde. VIII. 113.<br />

•" • zyne ftoutmoedigheid en rustigheid in<br />

een geval, waarin. hy door verraad was<br />

overwonnen. VIII. 115.<br />

—- » blyken van zyne voorzigtigheid töen<br />

hy zich van de geheele bagaadje van AN­<br />

TI GO NUS kon meester maken. VilL 116.<br />

• zyn gedrag omtrent ANTIGO NUS<br />

die hem te Nora belegerde. VIII. 120.<br />

1<br />

op welk eene byzondere wyze hy<br />

met zyn volk, in die belegering, en aan<br />

hun en aan de paarden de noodige bewee­<br />

ging bezorgde. VIII. 123 — 125.<br />

• aanteekening omtrent zyne fchoone<br />

ligchaamsgeftalte en zyne taal. VIII. 123.<br />

zyn gedrag omtrent eenen, door AN-<br />

TOGONUS hem voorgefcheven eed. VIII. 124.<br />

1<br />

— verhaal van een nachtgezigt aan hem<br />

verfcheenen, VIII. 130.<br />

wordt, door brieven uit Macedonië,<br />

verzocht; zich te verzetten tegen de ver­<br />

grooting der magt van ANTIGO NUS te­<br />

gen wien hy dan ook optrok en ilag le­<br />

ver-


B L A D W Y Z E R . * 4t<br />

verde. VIII. 134.: verdere byzonderheden<br />

van dezen ftryd tegen ANTIGONUS. 135.<br />

enz,: wordt na het verliezen der bagaadje<br />

ter terugkryging van dezelve, levendig door<br />

de zynen in handen van zynen vyand overgegeven.<br />

151.: doet een hartige aanfpraak<br />

by het wegleiden aan het verradelyk voetvolk.<br />

153.: zyne behandeling als gevangene.<br />

156.: wordt ter dood gebragt. 159.:<br />

lot van zyne verraders. 160.<br />

EÜMENES; vèrgelyking van hem met sER-<br />

TOU ius. VUL 163: aanmerking omtrent<br />

deze vèrgelyking. 167. aant.<br />

Eunuchen; wie waren. VIII. aio. b. aant.<br />

EUPOLISJ zie van dezen UI. 15., VII. 284.<br />

EURIPIDESJ zyn treurfpel, de Ootmoedige<br />

of Smeekende , nog voorhanden. 1.141. aant.<br />

m . • byzondere uitwerking van zyne Gedichten.<br />

VII. 405.<br />

EURYBIADES ; Vlootvoogd der Grieken.<br />

II. 231.<br />

EURYTIGN, beter EURYPON of EURY-<br />

PHON, zoon van den Spartaan/eken Koning<br />

sous; zyne llappe toegevendheid ga<br />

Sparte ten prooi van wetteloosheid en wanorde.<br />

I. 305.<br />

Eurytioniden , beter gezegd Eurypontiden,<br />

het nagedacht van den Spartaan/eken Koning<br />

sous, dus genoemd. I. 305. en<br />

sant.<br />

XIIL BEEI,. Q Eu-


34* B L A D W Y Z E R ;<br />

EUTYCHIDAS; ook wordt zyn naam gefchreven<br />

DIE UT YC HIDAS. I. 30a. aant,<br />

Exostracismus; wat by de Athenienfers was.<br />

H. 286.<br />

Ezel; de Romeinfche Ridder Q. AXIUS kocht<br />

eenen ezel voor 400,000 festatiën, dat is<br />

50,000 livres. IX. 23. aant.<br />

Ezelinnenmelk; ondtyds reeds voor een geneesmiddel<br />

gehouden. XI. 99.<br />

Fabelachtig; aanmerking van PLUTARC HUS<br />

omtrent het fabelachtige van de verhalen<br />

der oudheid. I. 59.<br />

FABIUS PICTOR; een oud Historiefchry.<br />

ver. I. 187.<br />

FABIUS MAXIMUS; zyne afkomst. III. 4.<br />

- afleiding van den naam van FABIUS.<br />

ald. aant.<br />

• wordt, by het naderen van HANNI-<br />

BAL, tot Dictator benoemd. III. 12. b.<br />

——— trekt, met godsdienftige denkbeelden<br />

vervuld, tegen HANNIBAL op. III. 16. b.<br />

- bleef volftandig by het befluit, om,<br />

door het ontwyken van een gevecht, HAN­<br />

NIBAL af te matten. III. 17, 52 b.: MI-<br />

NUCIUS, wegens zynen hoonenden laster,<br />

trefFend beantwoord. 19. b.<br />

• • zyne verdere krygsbedryven tegen<br />

HANNIBAL. III. 22. b.<br />

< zyn edelmoedig gedrag onder de onbillyke<br />

behandeling zyner medeburgers. III.<br />

35- b.<br />

f A-


B L A D W Y Z E R . H2<br />

FABIUS MAXIMUS; zyn raad om niet te<br />

vechten, door MINUCIUS , tot deszelfs<br />

fchade, onvoorzigtig in den wind gellagen.<br />

III. 25, 32. b.<br />

«t redt MINUCIUS, wiens leger door<br />

HANNIBAL was ingefloten. III. 34.: wederzydfche<br />

edelmoedige ontmoeting na die<br />

verlosüng. 35, 36. b.<br />

• 1<br />

'•' legt zyn Dictatorfchap neder. III. 37.^.<br />

——— zyn rastig gedrag, om het geleden<br />

verlies te herftellen en het vaderland te redden<br />

, na den ongelukkigen veldflag by Cannen.<br />

III. 49, b.<br />

< gedraagt zich, omtrent HANNIBAL,<br />

op eene verfchillende wyze met zynen me­<br />

debevelhebber MARCELLUS, III. 52. b.<br />

• — begaat, door list van HANNIBAL,<br />

eenen kleinen misflag. III. 54. b.<br />

' behandelt de verdachte perfoonen niet<br />

met ftrengheid : twee voorbeelden hiervan<br />

opgegeven. III. 55, 56., b.<br />

o— herwint, op eene zonderlinge wyze,<br />

de ftad Tarentum, die door verraad was ingenomen.<br />

III. 57. b,: zyn grootmoedig gedrag<br />

by het willen wegvoeren van geplunderde<br />

goederen aldaar. 62. b.<br />

zyn geestig antwoord aan den bevelhebber<br />

LIVIUS, na het veroveren van Tarent<br />

urn. III. 64. b.<br />

——- zyn byzonder gedrag, toen zyn zoon<br />

Q % de


*44 B L A D W Y Z E R .<br />

de waardigheid van Conful omtrent hem<br />

handhaafde. III. 65. b.<br />

FABIUS MAXIMUS; een byzonder voorbeeld<br />

van zynen Overgrootvader, van onderwerping<br />

aan de wetten en de uitvoerende<br />

magt gegeven. III. 66. b.<br />

• • zyn gedrag omtrent SCIPIO, die de<br />

Romeinfche wapenen naar Carthago wilde<br />

overvoeren. III. 67. b. enz.<br />

< • wordt ziek, derft, en door bekostiging<br />

der burgeren begraven. III. 73. b.<br />

< vèrgelyking van hem met PERICLES.<br />

III. 77 — 84. b.<br />

FABRITIUS; (CAJUS) zyn gedrag in den<br />

oorlog met PYRRHUS. VI. 78 ,87,88, 93.<br />

Fakkeldrager; eene Priester]yke bediening by<br />

de Athenienfers. V. 27. aant.<br />

Falerien; door CAMILLUS belegerd. II. 349.:<br />

verraad van eenen fchoolmeester aldaar op<br />

eene zonderlinge wyze geftraft. 351.: gevolgen<br />

hiervan voor de ftad. 352.<br />

Faunus; een Landgod. I. 247. aant.<br />

FAUSTULUS; een zwynenhoeder van Amulus;<br />

zie van hem. I. 179, 183, 1S5, i 9 4 .<br />

Februarius; waarom die maand dus genoemd.<br />

I. 243, 483.<br />

Feesten; op welk eene wyze de Latynfche gevierd<br />

werden. II. 334. aant.: zie ook. VII.<br />

.399-<br />

- de kinder-reien, op dezelven werden<br />

0<br />

door


B L A D W Y Z E R . H$<br />

door de gegoedften te Athene bekostigd.<br />

XIL Ati aant.<br />

Ferialen; het niet raadplegen van hun voor<br />

een fchending van den Godsdienst gehou.<br />

den. II. 363.<br />

Fetialen; waarin derzelver ambt beftond. 1.462.<br />

FLACCUS; (VALERIUS) bevorderaar van<br />

MARCUS CATO. V. 138.<br />

Flamen Dialis-, een Priester van JUPITER.<br />

IX. 5. b. aant.<br />

FLAMINIUS; (CAJUS) trekt HANNÏBAL<br />

te gemoet en fneuvelt. III. 10, n . b.<br />

FLAMININUS; (T. QUINCTIUS) zyne gedaante<br />

en geaardheid. V. 4. b.<br />

>• zyne krygsbedieningen. V. 5, 6. b.<br />

——»- wordt Conful. V. '8. b. : zyne gefchiktheid<br />

ter overheerfching der Grieken.<br />

9. b.<br />

— fchikt zich, op' eene welbeiadene wy.<br />

ze, tot den oorlog tegen den Koning vair<br />

Macedonië. V. 11. bi<br />

*~ zyne krygsbedryven in Griekenland,"<br />

V. 14. b. — 31. b'. enz. 52. b.<br />

• zyne krygstucht. V. 17. bi 1<br />

• brengt den oorlog met PHILIPPUS,<br />

Koning van Macedonië, ten einde. V.<br />

handelt in het eindigen van dien oorlog<br />

' wysfelyk. 32. b.: zyn verder gedTag omtrent<br />

de Griekfche fteden. 34. b.<br />

wordt, wegens de behaalde overwin-<br />

.ning op PHILII'PUS in de Isthmifche fpe-<br />

Q 3 len


B L A D W Y Z E R ,<br />

len algemeen toegejuicht. V. 36. b.: hoe de<br />

Grieken over het gebeurde fpraken. 38. b.<br />

41.<br />

FLAMINJNÜS; (T. Q.UINCTIUS) kondigt<br />

overal de vryverklaring der Grieken af. V.<br />

AI. b.: had zelve een groot denkbeeld van<br />

deze vryverklaring. 43. b. : gevolgen, vaa<br />

deze gebeurtenis ten aanzien van andere<br />

Volken en Koningen, ald.<br />

• oorlogt tegen NABIS , den fnoodften<br />

Dwingeland der Lacedcemoniers. V. 45. b.t<br />

dan maakt fpoedig weder vrede met hem.<br />

46. b.: welke redenen hem daartoe bevvo»<br />

gen. ald.<br />

— — ontvangt eene edelmoedige belooning,<br />

evenredig aan zyne verdienden , van de<br />

Achacrs. V. 49. b.<br />

• eene verbazende buit van goud ep zilver,<br />

in zyne zegepraa), rondgevoerd. V.$o.b,<br />

- PHILIPPUS , op zyne voorfpraak,<br />

edelmoedig behandeld. V. 51. b.<br />

• zyn gedrag, ten voordeele der belegerde<br />

Etoliers. V. 54. b.<br />

- redt, door zyne voorfpraak, de Cha~<br />

leidenfers uit den nood. V. 55. b.: deswegens<br />

door hun dankbaar vereerd, ald,: en<br />

door de overige Grieken. 56. b.<br />

• • eenige trekken' van zyn karakter. V»<br />

57.1.<br />

1<br />

wordt Cenfor. V. 59. b,<br />

• -• — door welk geval hy CATO tot zynen<br />

vyand


B L A D W Y Z E R . Hf<br />

vyand kreeg. V. 60. b.: zie ook van dat<br />

geval. V. 179.<br />

FLAMININUS; (T. QTJINCTIUS) was van<br />

nature eerzuchtig. V. 64. b.<br />

... wordt, wegens zyne vervolgzucht te»<br />

gen HAKNiBALjby velen gehaat. V. 65. b.<br />

70. b.i by fommigen geprezen. 72. b.<br />

. — Iterft in vrede. V. 74.<br />

, — vèrgelyking tusfehen hem en PHILO-<br />

POEMEN. V. 78 — S3. b.<br />

Fortuin; aanmerking omtrent hare uitkomften<br />

VII. 329.<br />

Franfchen; aanmerking omtrent de bekwaamheden<br />

van derzelver tegenwoordigen O 802)<br />

grooten ftaatsbeftuurder. X. 25. aant.: zie<br />

ook. 369. b. aant.<br />

FULVIA; haar gedrag omtrent haren echtge*<br />

noot ANIONius. XI. 25. c.: fterft. 69. c.<br />

Furcifer; wie dus genoemd wierden. III. 56. d.<br />

Gaèii; eene oude ftad in Lattum. I. 179. aant.<br />

Gades; de Hi aat van Gades, thans de ftraat<br />

van Gibraltar. XIII. 21. aant.<br />

Gaf aten; Wie onder de Gaden dus genoemd<br />

werden. IV. 377. aant.<br />

Galaten; VI. 17.: opgehelderd. III. 104. a.<br />

• aant.<br />

GALBA; het krygsvolk overgehaald om hem<br />

als Imperator uit te roepen. XIII. 7, 13»<br />

-—I— zyn afkomst. XIII. 8.; en levenswy­<br />

ze. 9.<br />

Q 4 GAL-


243 B L A D W Y Z E R .<br />

GALBA; had te yooren het krygsbewind in<br />

Spanje. XIII. 9.<br />

hoe hy zich gedroeg op de tyding van<br />

den opftand tegen NERO. XIII. 11, 12.;<br />

en by zyne verheffing. 13.<br />

gedrag van NERO omtrent zyne goederen.<br />

XIII. 14.<br />

zyne verlegenheid in zyne omftandig-<br />

heden. XIII. 16.<br />

- beloont de eerde boodfchappers van<br />

de vlugt en dood van NERO. XIIL 18.<br />

NYMPHIDIUS SABINUS wordt zyn<br />

tegenfïander te Rome. XIII. 19—22, 29,:<br />

wordt met VIR GINIUS bevredigd.XIII.~24!<br />

-~ wordt door afgevaardigden van den<br />

Raad in Galliën als Imperator begroet. XIII.<br />

wordt van zyne eenvoudigheid door<br />

VINIUS afgebragt. XIII. 26.<br />

«trt— ANTONIUS HONORATUS verzet<br />

zich tegen de woelingen der genen die weder<br />

eenen anderen Imperator wilden aanflel.<br />

len, met eere deftige aanfpraak aan het<br />

krygsvolk. XIII. 31.<br />

zyn groote tegenfïander NYMPHÏ-<br />

DIÜS, wordt, na eene byzondere rol omtrent<br />

hem gefpeeld te hebben, om 't Ieven<br />

gebragt. XIII. 33.: doet alle medepligtigen<br />

ter dood brengen. 34. : geeft hierdoor<br />

veel ergenis en reden tot klagten. 35.<br />

— - laat een onbefchoften en oproerigen<br />

hoop


B L A D W Y Z E R . 149<br />

hoop fchcpelingen , op zyn' weg naar Rome ,<br />

overhoop werpen en maakt zich geduchttr.<br />

XIIL 36.<br />

GALBA; maakt zich gehaat door op eene onvoegelyke<br />

wyze het geven van kostbare gefchenken<br />

tegen te gaan. XIIL 37.<br />

—• • wordt door de handelwyze van VI­<br />

NIUS groot ongelyk aangedaan. XIIL 38.<br />

— •• . houdt een ongelyken voet in het ftraffen<br />

van fchuldigen, XIII. 39, 40.<br />

•• ••» zyn, gematigde bedryven worden ongunfiig<br />

beoordeeld. XIIL 41.<br />

beginfels van eenen opftand tegen hem<br />

onder het krygsvolk. XIIL 42, 43.<br />

•" aanmerking omtrent zyn huwelyk met<br />

POPPEA de voormalige vrouw va'.i NÊE.0.<br />

XIIL 44.<br />

VINIUS Helt hem voor om OTHO<br />

tot zynen opvolger te benoemen. XIIL 47.:<br />

blyft daaromtrent befluiteloos. 49.<br />

is by het krygsvolk gehaat het welke<br />

in Germanie eenen oplland maakt. XIII. 49.<br />

— • de Germanifihs krygsbenden begroeten<br />

VITELLIUS als Imperator in zyne<br />

plaats. XIIL 51.<br />

-—• benoemt p 1 s 0 tot zynenopvolger. XIIL<br />

53.: waarna alles zich bereidde om een' afval<br />

van hem te bewerken. 55.<br />

—— de Offerpriester voorfpelt hem het bo.<br />

ven zyn hoofd hangende gevaar van verraad.<br />

XIIL 56, 59.<br />

Q 5 GAL-


s 5° BLADWYZER. 1<br />

GALBA; verdere byzonderheden van den opftand<br />

tegen hem. XIIL 60 — 62.<br />

••• wordt vermoord en zyn hoofd op een<br />

piek rond gedragen. XIIL 63.<br />

verfcheidene byzonderheden 'omtrent<br />

het ter dood brengen van PISO, VINIUS<br />

LACO. XIIL 65.-<br />

1 zyn hoofd wegeworpen en zyn lyk<br />

begraven. XIIL 67.: verdere aanmerkingea<br />

omtrent zyn beftuur en gedrag. 67, 68.<br />

Galeien, van eene buitengewone grootte door<br />

DEMETRIUS en P T O L O M J E U S PHILO-<br />

PATOR gebouwd. XI. 276.<br />

Gallen, een Celtifche Natie, waar zy, na hunne<br />

verhuizing, zich nederfloegen. Bi 357.<br />

wie de eerfte den wyn by hun in-,<br />

voerde, en hen aanzette om naar Italië te<br />

verhuizen. ÏL 357, 358.<br />

-*——— belegeren de Toskaanfche ftad Clttfwm.<br />

II. 359.: zie verder BREN NES<br />

en CAMILLUS.<br />

nieuwe oorlogen tusfehen hen en de :<br />

Romeinen. IV. 376 — 391.<br />

• Gasaten, welk volk onder hun dust<br />

genoemd werden. IV. 377. en aant.<br />

Gallie, zie van de gebeurtenisfen aldaar, in<br />

'c leven van CAESAR. IX. 48. b. enz.<br />

Ganges, Indus, Nyl, Donau, aanteekening<br />

omtrent deze rivierén. IX. 237. aant.<br />

• berigt aangaande deze rivier , en<br />

A L E -


BLADWYZER, aji<br />

ALEXANDER'S krygs ejryfren aldaar. IX.<br />

S37. en aant.<br />

Ganzen., op het Kapitcol , ontdekken den<br />

aanval der Gallen. II. 385.<br />

Gastmalen; aanmerking van PLUTARCH-US,<br />

omtrent het bywoneu van dezelven door<br />

uitmuntende mannen. III. 2,8. a.: zie ook<br />

Maaltyden.<br />

Gastvryheid by de Grieken, ondtyds hpog geëerbiedigd.<br />

I. 82. aant.<br />

Geesfelen; waarom de Romeinen, de misdadigers,<br />

welken zy ter dood wilden brengen,<br />

vooraf geesfelden. II. 147. aant.<br />

Geesten; hoe een Epicurist over het beftaan<br />

van dezelven dacht. XII. 83. b.,<br />

Geheelal, zit Wereld.<br />

Geheimfchryver; by mannen van den degen<br />

was dit ambt oudtyds min aanzienlyk. VUL<br />

Si. aant.<br />

Gelaatkunde; by de Chaldeërs. bekend. VI.<br />

17- b.<br />

Geld; werd oudtyds genoemd naar hetgeen<br />

er op ftond. I. 122. aant.<br />

Geldmunt; te Athene. VI. 401.: te Laceda*<br />

mon. 402.<br />

GELEERDEN; namen van verfcheidene Geleerden,<br />

van'welke in de aanteekeningen,<br />

eenig berigt gegeven wordt.<br />

ANAC HARSIS. 11. 19.<br />

ANAXAGORAS. If. 212. III. 19, 20.<br />

ANAXARCHUS. IX. 3j«<br />

AN-


252 B L A D W Y Z E R .<br />

ANTIOCHUS. VIT. 201. XI. ic bi<br />

APOLLODORUS. I. 300.<br />

APOLLONIUS MOLO. XI. 12. b.<br />

ARCESILAUS. V. 233.<br />

ARISTIDES, de Locrenfer. IV. 17.<br />

ARISTIPPUS. XII. 47.<br />

ARISTO. II. 217.<br />

ARISTOTELES. I. 320. IX. 47.<br />

ARISTOXENUS. I. 420.<br />

CALANUS. IX. 36.<br />

CLEANTHES. III. 20. c.<br />

CRITOLAUS. III. 29.<br />

DAN DA MIS. IX. 36.<br />

DEMOCRITUS. IV. tïëi<br />

DIDYMUS. II. 3.<br />

DIOGENES. I. 4 I 7. Ix. 53;<br />

EPICURUS. VI. 89.<br />

ERATOSTHENES de Cyrenaêr. I. 30c,<br />

EURIPIDES. III. 29.<br />

GORGIGAS de Lemttner. VJI. 49.<br />

HERACLIDES. II. 4.<br />

— _....


B L A D W Y Z E R . 35$<br />

PERIANDER. II. 16.<br />

PLATO. II. 130. aant.<br />

PYTHAGORAS. I. 426.<br />

SciEVOLA. (MUCIUS) XI. 8. b.<br />

SEXTIÜS SYELA. I. 213.<br />

SUCRATES. X. 97, 120. j<br />

STILPO. XI. 173. b.<br />

STRABO. VII. A02.<br />

THEODECTES. IX. 71.<br />

THUGYDIDES. III. 33.<br />

TiMiEUS, de Siciliaan. I. 301.<br />

TüBERO (QUINTUS VII.<br />

247-<br />

VAR.RO. (M. TERENTIUS) I. 200.<br />

XENOCRATES. V. 41. b. IX. 35. X.<br />

83 > 94-<br />

XENOPHON, I. 402.<br />

ZE NO. I. 417. III. 18, X. 280. b.<br />

Geleigeest; leer der Ouden omtrent^dezelven.<br />

XI. 75, aant.<br />

Geluk; Aan het goed geluk, een gewoon formulier<br />

by de Grieken. XI. 70.<br />

— aanmerking over deszelfs wonderbare<br />

werking. IV. 48.<br />

Geringachting; van het begin eener zaak dik.<br />

maals gevaarlyk. IX. 12. b.<br />

Gefchreeuw; uitvverkfels van een ongeloofelyk<br />

fterk gefchreeuw V. 37. b.<br />

Gejlacht, of Generatie; werd by de Romeinen<br />

op 30 jaren gerekend. V. 173. aant.<br />

Ger.


254 B L A D W Y Z E R .<br />

Germanen; zie van hunne ooriogen tegen c JE*<br />

SAK. IX. 51. b. enz. I<br />

Geruchten, of tydingen welke op verafgelegene<br />

plaatfeu vcrfpreid werden, op denzelfden<br />

dag waarop de zaken, waarvan die tydingen<br />

gewaagden , waren voorgevallen; aanmerkingen<br />

daaromtrent. IV. 174, 177. aant.<br />

Gefchenken; in de gewyde Tempels, waren<br />

van byzondere foorten. VI 406. aant.<br />

Gefchiedenis van voortreffelyke mannen; waartoe<br />

dezelve moet dienen. IV. 115. 126.<br />

Getrouwheid der Veldheercn, ten aanzien van<br />

behaalde buit; daarop waren de Romeinen<br />

zeer naauw gezet. VIII. 13. aant.<br />

Gezegden; eenige ftalen van fcherpzinnïge en<br />

merkwaardige gezegden, van<br />

• CESAR AUGUSTUS. I. 225.<br />

• GOK GO, I. 354.<br />

' G E R A DA S. I. 362.<br />

1<br />

1<br />

1<br />

LYCURGUS. I. 376, 377^<br />

LEONIDAS. I. 377.<br />

AGIS. I. 375. 3 7 9. X. 271. b.<br />

' LYCURGUS. I. 376, 377.<br />

ARCHIDAMIDAS. I. 378.<br />

DEM ARATUS, I. 378.<br />

> THEOPOMPUS. en<br />

' PLISTONAX. I. 379.<br />

• ARIGIUS en andere Spartanen. I,<br />

380. 381. 388. '<br />

PISISTRATIDAS. I. 396.<br />

— ARGILIONIS. I. 396.


B L A D W Y Z E R . 255<br />

Gezegden; eenige ftakn van fcherpzinnige cn<br />

merkwaardige gezegden, van<br />

> ANTISTHENES. h 416. III, 6. ...<br />

. 1 NUMA POMPILIUS. I. 419.<br />

« • SOLON, II. 9 , 10, 13, 20, ai, 22,<br />

56, 66, 71, 72, 102,105,ii2,114,122,<br />

123, 125, 127, 129.<br />

. . DEMADES. II. 63.; en VRACO.ald.<br />

. 1 1 , DIONYSIUS, den dwingeland. II. 81.<br />

IV-. 41, 42.<br />

r — — T H E MIST O CL E S. I. 71. II. 211, 223,<br />

226,247, 248, 249, 172, 273, 2<br />

74t 3 I0<br />

«<br />

m • MITROPAUSTES. II. 309.<br />

». CAMILLUS. II. 350.<br />

m — BRENNUS. II. 360.<br />

— Koning PHILIPPUS. III. 7.<br />

, . PERICLES. III. 35, 66, 80, 113,<br />

131, 149.<br />

— .. • ANAXAGORAS. III. 76.<br />

. HIPPOCRATES. III. 142. aant.<br />

„ FABIUS MAXIMUS. III. 19. b. 33.<br />

b. 64 en 65. b.<br />

— ALCIBIADES. III. 49. c. 70. C.<br />

MENENIUS. AGRIPPA. III. 13. d,<br />

m • CORIOLANUS. III. 52. d.<br />

* . EPICTETUS. III. 101. d. aant.<br />

m. — LEOSTHENES, A RIS TI DES, TE»<br />

LECLIDES.1V. 17. 19.<br />

DIONYSIUS, den ouden. IV. 43.<br />

• TIMOLEON. IV. I03.<br />

— — zekeien Romein. IV. 124.


256 B L A D W Y Z E R .<br />

Gezegden; eenige fhleri van fcherpzinnige en<br />

merkwaardige gezegden, van<br />

P A U L U S JEMILIUS. IV. 124. i8r.<br />

• C A T O , den ouden. IV. 227.<br />

• zekeren krygsman. IV. 229.<br />

• zekeren Syhariet. IV. 229.<br />

• ANTIGONUS. IV. 233.<br />

• TIMOTHEus. IV. 234.<br />

• PELOPIDAS. IV. 30*. 353.<br />

184.<br />

M. CATO. V. I49 — I59. l68. \~t.<br />

SE O PAS. V. 181«<br />

P H I L O P O E M E N . V. 3OO.<br />

F L A M I N I N U S . V. 57. b. 58. b.<br />

H A N N I B A L . V. JU b.<br />

• PYRRHUS VI. 33, 34, 35. 99. 127.<br />

C. T. CINEAS, VI. 57.<br />

APPIUS CLAUDIUS. VI, 8a.<br />

• C. FAIiRICIUS. VI. 90, 91.<br />

— — M A N D R I C ID A S. VI. 127.<br />

— P L A T O . VI. I67. 411. XII. 4.<br />

——- MARIUS. VI. 258, 259. 280.<br />

• PINDARUS. VI. 357,<br />

L Y S A N D E R . VI. 363. 424.425. 433.<br />

P H I L O C L E S . VI. 386.<br />

L A C R A T I D A S . VI. 463.<br />

s. j. CJESAR, VI. 15. b.<br />

S U L L A . VI. 77. b. 109. b. VII. 19. b.<br />

C. M E T E L L U S . VI. IOI. b.<br />

c 1 M 0 N. VIL 55.<br />

LUCULLUS. VII. 238, 24I, 243.<br />

Ge.


B L A D W Y Z E R * 257<br />

Gezegden; eenige ftalen van fcherpzinnige ell<br />

merkwaardige gezegden, van<br />

* SOPHOCLES. VII. 345.<br />

* NIC I AS. VII. 396.<br />

' • M. CRASSUS. VII. 46. b. 60. h.<br />

* DE JOTARUS. VIL 60. b.<br />

• • VAGISES. VIL 65. b.<br />

> SERTORIUS. VIII. 44, 6$,<br />

" EU ME NES. VIII. 153.<br />

— — AGESILAUS. VIII. 222, 22Ö, 22f<br />

•—229, 247, 248, 256, 265.<br />

1<br />

POMPEJUS.<br />

159. b. 203. b.<br />

VIII. 25. b* 58. b.<br />

> — ALEXANDER. LX. iS, 21, 23,<br />

241 47, 54» 57, 105, 118, 132, 134.<br />

185, 223, 225, 227,<br />

»• " PHILIPPUS. IX. 26.<br />

1 Dl O GE NES. IX. 54.<br />

• TAXILES. IX. 226.<br />

• PORUS. IX. 234.<br />

— «.— CAESAR. IX. 31. b. 48. b. 95. bé<br />

101. b. 119. b. 139. b.: zie ook. VI. 15. b,<br />

——— CICERO. IX. 151. b. aam. XI. 19 .b.<br />

20. b. 24. b. 26. b, 65. b. 68. b. 69. b.<br />

75- b. 93. b. 101. b. 302. b,<br />

r—-— ANTIPATER. X. 5.<br />

PHOCION. X. 16, 18, 23, 28, 29,<br />

30, 31— 36, 38/50, 52, 53 — 59, 65,<br />

66, 71, 7&— 82.<br />

' • DE MOS THE NES. X. 19. XI. 3ö*<br />

51, 83, 94, 96, 106.<br />

XIIL DEEL. R G*-


*58 B L A D W Y Z E R .<br />

merkwaardige gezegden, van<br />

— — D E M A DES. X. 71 , 97.<br />

X E N O C R A T E S . X. 95.<br />

S O C R A T E S . X. 97. aant.<br />

• • C A T O den jongen. X. 15. b. 31. b*<br />

47. £. 4S. b. 75. ^. 122. b. 127. £. 158.<br />

161. b. 165. b. 167. b.<br />

• C L E O M E N E S , X. 312. £.313.<br />

— TI1JEKIUS G R A C C H Ü S . X. 64. C.<br />

> C A J U S G R A C C H U S . X. 64. f.<br />

— CREOiiïtüS. XI. 60.<br />

• • C A T I L I N A . XI. 36. b.<br />

— • A N T I G O N U S . XI. aoi. b. 52. f.<br />

• H Y i! R E A S. XI. 52. C.<br />

• C L E O P A T R A . XI. 67.<br />

DION. XII. 15.<br />

• A R I S T I P P U S . XII. 47.<br />

• T H E STA. XII. 53.<br />

P O R C I A . XII. 30. b.<br />

- CASSIUS. XII. 69. b. 90. b.<br />

— A N T O N I U S . XII. 116. b.<br />

. L U C I L I U S . XII. 115. b.<br />

. M E S S A LA. XII. 122. b.<br />

. CAESAR A U G U S T U S . Xlf. I2Ö. b.<br />

- A R T A X E R X E S M N E M O N. XII. I I.f.<br />

12. C. 13. C.<br />

C Y R U S . XII. 21. C.<br />

• T I T U S VINIUS. XIII. 12.<br />

- • A N T O N I U S H O N O R A T U S . XIIL 31*<br />

• ' O T H O . XIIL 106, 108.<br />

Gier ;


B L A D W Y Z E R .<br />

Gier; een voorwikkende vogel by de Romei&<br />

nen, nïet by de Grieken. ï. 192. aant.<br />

GOD; begrippen van . PLU TAK. c HU s omtrent<br />

dit wezen en deszelfs dienst. ï. 39. :<br />

en waarom de Godheid traag is in het<br />

Itraffen der boozen. 42.<br />

— hoe PLUTARCIÏUS dacht omtrent<br />

de verkeering der Goden met de menfchen,<br />

I en derzelver liefde voor Dichters en voorname<br />

Staatsbeltuurders. I. 435 — 438.: hoe'<br />

PYTHAGORAS daarover dacht. 447. 449.-<br />

m afbeelding van de Goden te maken ,<br />

door NUMA verboden. I. 449.<br />

gevoelen van SULLA, omtrent zyn'<br />

befhiur van menfchelyke zaken. VI. 20— 2a.<br />

b.: aanmerking van Egyptifche Wysgeeren'<br />

daaromtrent. IX. 115.: zie ook. X. 10.<br />

Godsdienst; trekken van Godsdienftige gevoelens<br />

by Romeinen en Grieken. II. 354, 355,<br />

362, 39S, 420. III. 13. b. 72. d. IV. 12I0<br />

enz.<br />

— naauwgezetheid der Romeinen op denzeiven.<br />

IIL 58. d. IV. 121, 382, 384, 385.<br />

hoe de Wysgeeren dien befchreven.<br />

IV. ifll. IX. 280 en 164, b. 172. b.<br />

Goede; befchryving van de viering van hef<br />

feest van de Godin, by de Romeinen genoemd,<br />

de Goeds; en by de Grieken , de.Godin<br />

der vrouwen, IX. 25. b.: byzonder voor.<br />

val met CLODIUS op dit feest. ad. b. XI»<br />

48, §0 en 73. b.<br />

R a er-»


seo BLAD WYZERi<br />

Gordynen; het gebruik van dezelve voor de<br />

0<br />

deuren zeer oud. IX. zot. aant.<br />

GORGIAS; de vader der Sophisten. VII 49.<br />

aant.<br />

GORGO, huisvrouw van den dapperen LEO-<br />

NIDAS; haar fcherpzinnig antwoord aan<br />

eene buitenlandfclie vrouw. L 354.: zie ook<br />

3 R<br />

4-<br />

Goud- en Zilvermunt: wetten daaromtrent te<br />

Lacedamon. VI. 402, 403.<br />

GHACCHUS, Cr 1 BERIUs) de Vader van<br />

TIBERICS en CAJUS; wegens zyne deugd<br />

beroemd. X. 3. c.<br />

•' zyn huwelyk met CORNELIA de<br />

dochter van SCIPIO. X. 4. e.<br />

- aanmerking omtrent het gebeurde met<br />

een paar Hangen in zyn bed gevonden. X.<br />

5. c. aant.<br />

GRACCHUS; (TIHERIUS en CAJUS)verfchil<br />

tusfehen deze twee broeders ten aanzien<br />

van hunne gelaatstrekken en ligchaamsbewegingen.<br />

X. 7. c.: \an hunne huishoudelyke<br />

levenswyze en van hunne tafel. 9.<br />

c.: punten waarin zy met eikanderen overeen<br />

kwamen, 11. c.<br />

- (TIBERIUS) APPIUS CLAUDIUS<br />

verlooft aan hem, wegens zyne deugd, zyne<br />

dochter. X. 12. c. 13. c, aant.<br />

- blyken van zyne dapperheid. X. 14. c.<br />

" • • — brengt een verdrag met de Numantyven<br />

tot ftand. X. 16, c: wordt op de<br />

vrieB;


B L A D W Y Z E R .<br />

Vriendelykfte wyze 'vervolgens door hun<br />

onthaald. 17. ei: verfchillende oordeëlvéffirigen<br />

te Reme over zyn gedrag. 18. c.<br />

GRACCHUS; Cr IE E mus) uitvoerig berigt<br />

van zyne pogingen om de veroverde<br />

landeryen, die den Staat behoorden ,<br />

onder de armen te verdeden , waaruit<br />

zoo veel onheil voor hem geboren werd.<br />

X. 23. c enz.: doet ten dien einde eene<br />

treffende aanfpraak. 25. c.i geeft een blyk<br />

van edelmoedigheid aan zynen tegenfïander<br />

OCTAVIUS. a8. c.: wordt belaagd. 29. c :<br />

zoekt OCTA vius door de redelykftc voorftellen<br />

ten voordeele der -armen, vruchteloos<br />

overtehalen. 31. c. 32. c: OCTAVIUS<br />

blyft, uit lage vrees voor de ryke landbezitters,<br />

by zyn gedrag tegen T-iBEiuub<br />

33. f.: OCTAVIUS met geweld uit -zynen<br />

post gezet. 34., c. de wet der landv'érdea.<br />

ling komt tot ftand. a!d.<br />

raakt wegens zyne hanïleHjng vr.n zekeren<br />

MUCIUS tot Tribuun in oen haat<br />

der grooten» X. 34. c. : de Raad weigert<br />

hem eene tent by de lan'dsve'rdceling: het<br />

daggeld gefield op negen ftuivers. 35. c.<br />

byzonderheid by liet bigraven van<br />

eenen zyner vrienden. X. 35. cl<br />

zyne verlegenheid op eene vraag van<br />

eenen ANNIUS, met opzigt tot het mishandelen<br />

van zynen ambtgenoot OCTAVIUS.<br />

X. 39: c.<br />

R 3 Gu AC«


f§9 B L A D W Y Z E R .<br />

GR ACCnus; (r;B ERIUS) dalen van zyne<br />

kracht om te ovenreden en nadrukkelyke<br />

voordragt. X. 39. c.<br />

s verdedigt het regt des volks om eenen<br />

Hechten gemeentsman af te zetten. X. 40. e.<br />

• doet nieuwe voordellen om het volk<br />

op zyne hand te krygen. X. 42. c.: zyn<br />

tegenparty heeft de meerderheid en hy komt<br />

zelf in gevaar. 43. c.<br />

kwade voorteekenen ontroeren hem.<br />

X. 44. c: komt met toejuiching op het kapitool.<br />

45. c.<br />

-~ komt met vele" anderen, ineen oproer,<br />

om .het leven. X. 49. c: aanmerking omtrent<br />

dit oproer, ald.: gruwlykbeden aan<br />

zyn lyk en zyne vrienden gepleegd. 50. c.: -<br />

ftoulmoedig antwoord van eenen zyner vrien­<br />

den aan NASICA. 51. c.<br />

het volk vaart hevig uit tegen NASI­<br />

CA, als de aandoker van den bedreven'<br />

moord.X . 5a. e.<br />

(CAJUS) verwisfeit zyne dille levenswyze;<br />

wordt door het vojjc toegejuicht!<br />

en door de gfooten gevreesd. X. 54, 55. c.<br />

58. c.<br />

gaat als Qu&stor, met den Conful<br />

ORESTES, naar Sardinië X. 56. c.<br />

geeft blyken van deugd en dapperheid.<br />

X. 57- c.<br />

wordt befchuldigd dat hy als Quaestor<br />

vroeger terug kwam dan de Conful,<br />

en


B L A D W Y Z E R . 263<br />

en wordt, op zyne verdediging, vrygefproken.<br />

X. 59. c.: als ook wegens eene andere be.<br />

fchuldiging. 60. c.<br />

GRACCHUSJ (CAJUS) tegen den zin der<br />

aanzienlyken, en door een' buitengewonen toevloed<br />

des volks tot Tribuun verkoren, maakt<br />

het volk gaande tegen de mishandeling van<br />

zynen vermoorden broeder. X. 62, c.: zyn<br />

verder gedrag als Tribuun. 63. c. 65. c.<br />

— — zyn voordel omtrent de regterlyke<br />

magt, door 't volk aangenomen, verfchaft<br />

hem een groote magt in den Raad ten voordeele<br />

des volks. X. 67. c.<br />

. was geliefd by het volk hetwelk hy<br />

fteeds vriendelyk bejegende. X. 68. c.<br />

m verbetert en verfraait de wegen. X.<br />

69. c.<br />

m doet, voor de tweedemaal Tribuun geworden<br />

, nieuwe voordellen. X. 71. c.<br />

.. de Raad poogt hem in de kunst om<br />

het volk te believen de loef aftewiniien. X.<br />

72. c.<br />

• • •• wordt, na zyn vertrek als opziener<br />

over de herbouwing van Carthago, door LI-<br />

VIUS DRUSUS heviger aangevallen. X. 74.<br />

c.; en onder ongegronde verdenkingen gebragt.<br />

75. c.<br />

. • kwade voorteekenen by de herbouwing<br />

van Carthago. X. 77. c<br />

•m- zyn invloed begint te verzwakken. X.<br />

R 4 7§. *•*


*64 B L A D W Y Z E R .<br />

78. c.: en geraakt in eenen hevigen ftryd<br />

met zyne ambtgeuooten. 79. c.<br />

GRACCHUS; C^AJUS) wordt te leur gefield<br />

in bet verkrygen van de waardigheid van<br />

Tribuun. X. §0. c.<br />

«— alles in 't werk gefield om een voorwendfel<br />

te bekomen om hem van kant te<br />

maken. X. 81. c.<br />

:— het ombrengen van eenen der Lïctors,<br />

die zynen aanhang voor Hechte burgers had<br />

uitgemaakt, geeft aanleiding tot de gruwelykfie<br />

bedryven. X. 82. c.<br />

• • de Raad neemt een ; belluit om den<br />

aanhang van CAJUS, als waren zy tyrau»<br />

nen, te verdelgen. X. 84. c.<br />

1 ' aandoenlyke aanfpraak van zyne<br />

vrouw aan hem, toen hy ongewapend naar<br />

de markt ging. X. 86. c. .<br />

trotsch antwoord van den Conful<br />

opiMius aan den jongflen zoon van FUL-<br />

VIus gegeven. X. 87. c: FUL.VIUS om<br />

'c leven gebragt. 89. c.<br />

laat zich, in zyne vlugt, door zynen<br />

flaaf doorfleken. X. 91. « gruwelyke mishandeling<br />

van zyn lyk en van de overige vermoorden,<br />

ald. en 92. c.<br />

opiMius ergert het volk door het<br />

nichten van eenen Tempel voor de Eendragt.<br />

X. 92. c.: en moet eindelyk nog zyne da.<br />

gen in eeroosheid doorbrengen, van elk<br />

gevloekt. 94. c.<br />

GRAC-


B L A D W Y Z E R . 265<br />

0<br />

GRACCHUS; CC A J u S) de GRACCHUS*<br />

s E N vereerd. X. 94. c.<br />

• grootmoedig gedrag van zyne moeder<br />

CORNELIA. V. 95. C.<br />

•• vèrgelyking van hem met AGIS en<br />

CLEOMENES. X. 99. C.<br />

• i (TIBERIUS en CAJUS) het bejagen<br />

van de gunst der menigte had, ten<br />

aanzien van hnn, de rampzaligfte gevolgen.<br />

X, 220. b.<br />

Graffchrift; op Helden. IVJ 230.<br />

Graflieden; hoe oudtyds verfierd werden. V.<br />

99. aant.<br />

Grieken, Buiten • Grieken; wie dus genoemd<br />

werden, VIL 405. aant.<br />

Örieksch; deze taal was ten tyde van PLU*<br />

TARCHUS, te Rome zeer gemeen. Li 5, 6.<br />

Grieksch Bondgenootfchap ten tyde van DE-<br />

MO STHE N-ES. XI. 61, 74, 97.<br />

Gunst van het volk te winnen; waarvan men<br />

zich daartoe oudtyds bediende. \\.


s.66 B L A D W Y Z E R .<br />

Gymnofophisten; hunne gewoonte van zich Ie- 1<br />

vendig op eenen brandftapel te laten verbranden<br />

, by het minfte ongemak van ziekte. IX.<br />

aói.: voorbeeld daarvan IIICALANUS. ald.<br />

Gyrifznen; een geheel onbekeride naam. VIII.<br />

9. aant.<br />

Haar; jongelingen, in Griekenland, oudtyds<br />

gewoon hetzelve van 't voorhoofd weg te<br />

i'cheren. I. 65.: daarna ook by krygs lieden<br />

de gewoonte om den baard af te fnyden.<br />

I. 66.<br />

Haard/leden ; oudtyds onder de fchuil- en<br />

vryplaatfen gerekend. II. 291. aant.<br />

Hand opjleeken; by de Spartanen een blyk van<br />

overwonnen te zyn. I. 376. aant.<br />

Handwerken by de Spartanen ; onedel en flaafscft<br />

gehouden. I. 392, 393.<br />

1<br />

door soi.oN aangemoedigd. H.88,89.<br />

HANNIBAL; zyne krygsbedryven in Italië.<br />

III. 10. b. enz.<br />

aanmerking omtrent zyne overwinning<br />

op de Romeinen behaald, in den flag by<br />

Cannen. Hl. 47. b.\ gevolgen daarvan. 48.<br />

IV. 395.<br />

heeft het meest te doen gehad met<br />

FABIUS MAXIMUS en MARCEL I. US«<br />

III. 53. b. IV. 395 — 407. 441 -460.<br />

veriaat balie, en wordt by Carthago»<br />

door SCIPIO, verdagen. III. 72. b.<br />

verfchillende berigten omtrent zyn uiteinde.<br />

V. 68. i.<br />

IlAX»


B L A D W Y Z E R , 267<br />

HANNIBAL; edelmoedig gedrag van SCIPIO<br />

omtrent hem. V. 70 b.<br />

Harmost; de naam van den opperften Magi«<br />

ftraatsperfóon te Theia. XI. 258. b. aant.<br />

Harmosten, by de Lacedtemoniers; welke dezen<br />

waren. IV. 276. aant.<br />

HAP*PALUS ; poog: de Athenienfers door<br />

zyne omkoping.n u bederven. X. 68: laat<br />

eene prachtige grafftede voor zyne Minna­<br />

res PVTTHIONICE oprigten. 70.<br />

1<br />

^Opt van ALEXANDER UÏt Aflt<br />

weg naar Athene. XL 88.: zyne handeling<br />

met D E M o s ï H I' N È s. 90.<br />

Har poerates; een Egyptifche Godheid. J, 208.<br />

aant.<br />

Hasta ctslibafis; wat dus genoemd werd. I.<br />

215. aant.<br />

HE CAL E; wat het oud verhaal van haar<br />

zegt. I. 86.<br />

Heerschzucht der Vorflen ; aanmerking daaromtrent.<br />

VI. 46, 51.<br />

> - aanmerkelyk gefprek van CINEAS met<br />

PYRRHUS, om deze onveizadelyke<br />

zucht in hem te beteugelen. VI. 56 — 61.<br />

HEGESIAS; verfchillende beoordeeling van<br />

een zeker zeggen van bert. 3 by het verbranden<br />

van den tempel van DIANA te Ephe*<br />

fus. IX. 12 aant.<br />

Heiligfchennis; te Athene, g ftraft. II. 45.<br />

HELE NA ; verhalen omtrent hare lchaking.<br />

L -45—149-


268 B L A D W Y Z E R .<br />

Hekpolen, van DEMETRIUS, hoedanig toegefield<br />

waren. XI. 205. b. aant. 206. b.<br />

Heïicea; de voornaamfte vierfchaar te Athene,<br />

van burgeriyke regtzaken. X. 49. aant.<br />

Heliopolis; eene ftad aan den Nyl. II. 103.<br />

HELLANICUS; er zyn twee Historiefchryvers<br />

van dien naam geweest. I. 95. aant.<br />

Hellejpont; fchipbrug daarover gellagen, door<br />

XERXES. II. 266. aant.<br />

Heloten; vanwaar zy dien naam dragen, I.<br />

333. aam.: zie ook van hun. 404.<br />

HEPH/ESTION; verbazende kosten welke<br />

A L E X A N D E R aan de tombe van dien<br />

gunfteling befteedde. IX. 270 — 272.<br />

Heraclea; verfcheiden fteden dus genoemd.<br />

VII. 32. aant.<br />

Heracleum; tempel van MINERVA op Sala*<br />

mis. II. 255.<br />

HERACLIDES, de Portier; een beroemd<br />

Wysgeer, leerling van PLATO en ARIS-<br />

TOTELES. II. 4. aant. 374. aant.<br />

HERACLIDES; zyne bedryven en dood. XII.<br />

85, 119, 121. I 3o, 133.<br />

H E R A C L I T U S ; zyne gedachten omtrent de<br />

fcheiding van ziel en ligchaam. I. 273.<br />

Hcraea; een feest te Argot, ter eere van ju-<br />

NO. VI. 147. aant. t<br />

HERCULES; deszelfs heldhaftige bedryven.<br />

I. 69 , 79, 126.<br />

• infteller der Olympifche fpelen. I. 123.<br />

aant.<br />

HER-


B L A D W Y Z E R . 269<br />

HERCULES; zyn echte geflachtlyst. I. 303.<br />

aant.<br />

Heriemorien; gemeene landbouwers te Athene.<br />

11. 51.<br />

HERMIPPUS; Levensbefchryver der Wetgeveren.<br />

I. 316. aant.<br />

HERODES; Koning der Joden, kiest met<br />

eenige legioenen de zyde van CAESAR. XI.<br />

162. c. 165. c.<br />

Hestsata, nu Negroponte; een zeeftad van<br />

Euboea. II. Z36. aant.<br />

HlCETAS, Zie TIMOLEOiV.<br />

tlierapolus; de Asfyri/che VENUS, haar tem.<br />

pel voor de rykfte gehouden, door CRAS­<br />

SUS bemagtigd. VII. 63. b.<br />

HIERONYMUS, de Cardianer; een Griekfiche<br />

Gefchiedfchryver. VI. 77.<br />

Hierophant, te Athene; waarin deszelfs ambt<br />

beftond. IV. 266. aant.<br />

Hippoboten; wie dus genoemd werden. III.<br />

90. a.<br />

HIPPOCOON; wie geweest zy. I. 145. aant.<br />

0 HIPPOCRATES, de Wiskundige; onderfcheiden<br />

van HIPPOCRATES, den Geneeskundigen.<br />

II. 11.<br />

HOMERUS; PISISTRATUS bragt zyne<br />

Gedichten byeen. I. 104. aant.<br />

• zyne Gedichten door LYCIJRGUS het<br />

eerst volkomen bekend gemaakt. I. 312.<br />

* loffpraak aan hem gegeven. IV. 98. en<br />

aant,<br />

Ho-


27° B L A D W Y Z E R ,<br />

HOMERUS; aanmerking omtrent dien fchry.<br />

vcr. V. 243. aant.<br />

• zyn Ilias het geliefde handboek van<br />

ALEXANDER. IX. 32.<br />

• aanmerking omtrent zyne fchetzen<br />

van de dapperheid. X. 13. aant.<br />

Hond; byzonder voorbeeld van deszelfs ge*<br />

trouwheid. II. 245.<br />

Hoofdkrabben met éénen vinger; zie over de»<br />

ze uitdrukking. VIII. 134. aant. IX. 13. b.<br />

Hoogmoed; van byzondere perfoonen en volken<br />

, volgens het gevoelen der Heidenen,<br />

meermalen door de Goden vernederd. VII.<br />

354. aant.<br />

Hoon; men toont zich over hoon meer gebelgd<br />

dan over fchade. IV. 80.<br />

Hoornen; Iets op zyne hoornen hebben; waarvan<br />

deze Nederlandfche fpreekwyze af komflig is.<br />

Vil. 26. b.<br />

Horoscoop trekken; aanmerking daaromtrent. L<br />

201.<br />

Horoscopen; het trekken van dezelven van<br />

ouds bekend. ï. 200.<br />

Huwelyk; van eenen halven Broeder met zyne<br />

halve Zuster volgens eene Wet van SOLON<br />

geoorloofd. VII. 22. aant.<br />

wetten van SOLON omtrent de huwelyken.<br />

II. 78 — 82.<br />

• van ANTIOCHUS met zyne ftiefmoe-<br />

der STUATONJCE. XI. 252. b.<br />

Htfc


B L A D W Y Z E R . 271<br />

Huwelyken, by de Spartanen. I. 355, 356,<br />

5° 6<br />

-<br />

Huwelyksplegtigheid. VIII. 13. b.<br />

Huwelyksvei bintenisfen ; eene byzondere wet<br />

omtrent dezelve by de Athenienfers. VI.<br />

364. #<br />

Hyacinthia; "een feest der Lacedcemoniers. V.<br />

48.


272 B L A D W Y Z E R *<br />

in het leven van GALBA. XIIL 17, 18.'<br />

Ichor, bloed; aanteekening omtrent dit woord<br />

in onderfcheiding van haema, IX. 117. aant.<br />

Mum; verrigtingen van ALEXANDER aldaar»<br />

IX. 18.<br />

Illyrjum; hoe thans genoemd. I. 9. aant.<br />

Imperator ; wanneer die eernaam aan iemand<br />

gegeven werd. VII. 61. b.aant.x deszelfs gewaad.<br />

79. b. aant,<br />

»—— aanmerking omtrent dezen naam. XI.<br />

151. b, aant.<br />

Imperatoren, der Romeinen; aanmerking omtrent<br />

derzelver fchielyke lotverwisfelingen.<br />

XIII. 5.<br />

Indiaanfche Wysgeeren ; gedrag van ALE­<br />

XANDER omtrent dezelven. IX. 245—248.<br />

Indien; optogt van ALEXANDER derwaarts,<br />

iV. 145. IX. 228.<br />

INE; aanmerking omtrent deze Godin, de<br />

moeder van BACCHUS. II. 337. aant.<br />

Interregnum; tusfchenregering by de Romei»<br />

nen, wanneer plaats had. VIII. 149. aant.<br />

JON van Chios (nu Scio~); een bekend Treurfpeldichter.<br />

I. 105. aant.<br />

Jongelingfchap ; hoe de Spartanen dezelve bepaalden.<br />

VIII. 258.<br />

"Ionie; in latere tyden , wegens weelde, dartelheid<br />

en verwyfdheid befaamd. I. 313,<br />

aant.<br />

Joniers; waarvan afkomftig. II. 238.<br />

IPHITUS; wie geweest is. 1. 67, aant. 299.<br />

aant. IP H i-


B L A D W Y Z E R . - .<br />

IPHITUS; infteller der Olympifihe fpelen, I.<br />

=99. 39°lYtnen;<br />

wie by de Spartanen dus genoemd<br />

'werden. I. 369.<br />

ISJEÜS; de leermeester van DE MOSTHE-<br />

NES. XI. 18.<br />

Ismenus; een Rivier by Thebe. II. 18. aant.<br />

ISOCRATES; een Grieksch Redenaar. XI. 19.<br />

ïsthmus ; gedenkwaardige zuil , aldaar door'<br />

•<br />

THESEUS, opgerigt. I. 122.<br />

1<br />

hthmifche fpelen ingefteld. I'. 123.: zie'<br />

dok V. 35. b. aant.<br />

< - eene landengte van Peïoponnefus.<br />

239. aant.<br />

II.-<br />

J u u A ; berigt aangaande dezen Historiefchryver.<br />

I. aio. aant. ®<br />

jfudcéat döör POMPEJUS vermeesterd. VIII.<br />

108. b.<br />

JUGRUTHA; aan SULLA overgeleverd. VI.<br />

189.: zyn uiteinde. 19?.<br />

.JUNO MONETA; waarom dus genoemd. I.<br />

«39. aant.<br />

JuP 1 TLR ; waarom FERÉTRIUS genoemd.<br />

1. 219. aant. IV. 393.<br />

waarbm STUTOR genoemd. I. dit.'<br />

JUPITER CAPITOI.INUS; byzonderheden'<br />

voorgevallen by de bouwing en in wydhlg varr<br />

deszelfs tempel. II. 165, 167.: deze tempel<br />

daarna driemaal herbouwd. 17b.<br />

'— aanteekening omtrent zyn vermaard'<br />

ftandbeeld te O/ympia. IV. 18. aant.<br />

XIIL DEEL. S


274<br />

B L A D W Y Z E R .<br />

JustUiam; ftilflaad van re.gtszaktn. VI. 30.<br />

b, aant.<br />

IXÏON; aanmerking omtrent deszelfs fabel.<br />

X 215. *.<br />

Kalender} zie Almanak.<br />

Kampvechters der Grieken; hoe zy gewoon<br />

waren hunne ligchamen te verfterken. XII.<br />

102. c.<br />

Kap; dezelve werd te Athene alleen door ongeftelden<br />

gedragen. II. 28. aant.<br />

Kapellen; van de Vrees, van den Dood, en<br />

van den Lach, te Lacedcemon. X. 298, b.<br />

Karakter; aanmerking daaromtrent. VIII. 28.<br />

Ken 11 zeiven; eene beroemde fpreuk. XI. 10.<br />

Keurjieen; waarin de witte van den zwarten<br />

was onderfcheiden. L 344. aant.<br />

Kidaris; een Koninklyke Perjiaanfche muts.<br />

II. 338. aant.<br />

Kimbren; befchryving van hunnen inval in Ita*<br />

lie; derzelver gevechten met MARIUS en<br />

CATULUS, en nederlaag. V. 214 —242.<br />

. hunne fioutmoedigheid in het over-'<br />

trekken der Alpen. VI. 228.: hun koperen<br />

Hier was niets dan hun veldteken. 229.<br />

aant.i hunne krygstoerusting. ,235.: hun<br />

gruwelyk bedryf by hunne nederlaag 239.<br />

»• aanmerkingen omtrent den oorfprong<br />

van dien naam, en de oude woonplaats van<br />

dit volk. VI. 192. en aant.: hun karakter.<br />

195.: dreigen ItaV.s met eenea verwoestenden<br />

inval. ald.<br />

KitS'


B L A D W Y Z E R . 275<br />

Kimmeriers; dezelfde als de Ktmbren. VI. 194..<br />

zie verder Ktmbren.<br />

Kinderen; op onderfcheidene wyzen by de<br />

Romeinen verfierd. VIII. 39. aant.: handelwyze<br />

van SERTORIUS omtrent dezelven.<br />

ald.<br />

• wat dezelve aan hunne ouders, voor<br />

hunne opvoeding, verpligt waren. VIII. 294.<br />

aant.<br />

Kinderljke ouderdom; hoe lang by de Spartanen<br />

duurde. I. 369. aant.<br />

Koning; wanneer deze het best van allen de<br />

kroon waardig is. I. 489.<br />

oudtyds eene algemeene benaming van<br />

elk opperhoofd, XI. 3. b.<br />

Koningen Cl) L, 't laatfte vers; I. 317. aant.<br />

Koningen', waardoor zy het best de gemoederen<br />

kunnen winnen. X. 313. b.<br />

——— of hunne broeders hunne beste raadslieden<br />

zyn. X. 369. b. aant.<br />

Koophandel; dezelve was oudtyds reeds in<br />

veel aanzien, tl. n.i voorbeelden hiervan.<br />

ald.: de namen van koopman en fchipper,<br />

by de Grieken en Romeinen, waren genoe/zaam<br />

van eene zelfde beteekenis. 1^aant!<br />

Koper; hiervan werden de oudfte wapennis»<br />

tingen en het gereedfchap voor den akkerbouw<br />

gemaakt. I. 158. aant.<br />

Kotylusi eene Griekfche maat, bevattende ze«<br />

glazen of behoorlyke tongen. II. 386. aant é<br />

Kranfen; met deze werden de Haven verfierd,<br />

S a kj,


£76" B L A D W Y Z E R .<br />

by het aanbrengen van blyde boodfchap-<br />

pen. I. no. aant.<br />

Krygsèelooningen; hoe dezelve gegeven wer­<br />

den by de Grieken. III. 25. c. aant.: waar*<br />

in beftonden by de Romeinen III 7 d.<br />

Krygsbevelhebbers ; lesfen voor dezelven. III. 19.<br />

b. 80. b. IV. 148. 156. en aant. 227 — 235.<br />

241, 302, 316, aant. VI. 117, 136.<br />

aant. 180, 206. VII. 154, 218. IX. 132. b.<br />

aant. enz.<br />

Krygsman; hoe hy bekwaam gemaakt werd.<br />

V. 239.<br />

Krygsftraf; aanmerking omtrent eene zekere<br />

by de Romeinen van ouds gebruikelyke<br />

krygsltraf. VII. 35. b. aant.<br />

Krygs -Tribunen; wanneer en waarom dezen<br />

aangefteld werden. II. 326* aant.<br />

Krygstucht; van MARIUS, door zyn volk'<br />

als biliyk en heilzaam befchouwd. VI. 200.<br />

—— verzuim daarvan allerverderfelykst.XÏII.4.<br />

Kunstenaars; namen van verfcheidene kunste­<br />

naars , waarvan in de aanteekeningen eenig<br />

b.rigt gegeven wordt.<br />

AGATHARCHUS. III 53. 55. c.<br />

APEI.LES, XI. sli. b.<br />

ARCHIMDES. IV. 414.<br />

ARISÏOPI-ION. III. 54. C.<br />

ARTEMO. UI. 106.<br />

BATHYCEES, de Magnefier, II. 19.<br />

MELANTHUS. XII. 127. c,<br />

N E ACLES. XII. ia8. c.<br />

Kan'


B L A D W Y Z E R.<br />

Kunstenaars;, narren van verfcheidene kunste­<br />

naars , vvaa an in de aanttekeningen eenig<br />

berigr ge, en wordt.<br />

Nu O M A C H U S . IV. 97.<br />

P - MP' H : L ' us. XII. 127. c.<br />

PA Na; li us. XI; 47,<br />

PoLYGNTT US. Vi[. 21.<br />

pROTOG ENtS. X. 2IO. £.<br />

Ï I M A N T H E S . XII. 18®. c. aant.<br />

Zoï LUS. XI. 208. b.<br />

Kunstftukken; der Grieken te i?o?«£? opeenge-<br />

lluwd, door de vlammen vernield. XI. 212.<br />

b. aant.<br />

Kwaaafpreken; van overledenen en levenden,<br />

door S O L O N verboden. II. 83.<br />

Labyrinthiis, of Doolhof, op het eiland Crc<br />

ta; wat dezelve geweest zy. I. 90.<br />

LacedcemotJ; zie Sparta.<br />

Laconij'che uitdrukkingen; in welke de kinde­<br />

ren oer Spar tanen onderwezen werden;<br />

eenige frasltjes van dezelven. I. 375—381.<br />

395» 396.<br />

L J B V I N U S ^ Bevelhebber der Romeinen,<br />

door PYRRfius overwonnen. VI. 76.<br />

L A M I A ; eene geliefde byzit van D E M E ­<br />

T R I U S . XL 192. b. 200. b.i wordt door<br />

hem overdadig befchonken. 224. b.\ verde­<br />

re byzonderheden van haar. 225—228. b.<br />

Landbouw; loffpraak over denzelven. V. 241.<br />

Landengte; tusfehen de Roode en Egyptifche<br />

zee; zie daarvan. XI. 8. c. 158. c.<br />

i> 3 Lan*


M B L A D W Y Z E R .<br />

Landeryen; welke gewoonte de Romeinen<br />

hadden omtrent die, welke op hunne naburen<br />

veroverd waren* X. 2c. c.<br />

Landfchapptn; zit ook Steden.<br />

Langkopers, by de Grieken', wie waren. XI.<br />

23. aant,<br />

LAOMEDON, de Orchomenier; verhaal van<br />

hem. XI. 22.<br />

Larentalia-, twee feesten van dezen naam te<br />

Rome. I. 175.<br />

latomia, fleengroeven; de gewone gevangenisfen<br />

te Syracufe. VIL 400. aant.<br />

Laurenfum; eene Had in het oude Latium. I.<br />

252. aant.<br />

Laureum; een gebergte aan den zeekant van<br />

Attica. II. a 18. aant.<br />

LAVERNA; de befchermgodin der dieven.<br />

VI. 21. b. aant.<br />

leermeesters; waren, by de Ouden, de Haven.<br />

I. 343. aant. zie Padagogen.<br />

Legioen; uit hoe veel man hetzelve befiond,<br />

ten tyde van ROMULTJS. I. 236,<br />

Legioenen by de Romeinen; hoe,groot dezelve<br />

waren. I. 236. aant.<br />

LENTULUS (CORNELIUS) SURA; zie van<br />

dezen aanhanger van CATILINA in 't le.<br />

ven van CICERO. XI.41. b. 45. b. enz.<br />

LEONIDAS; zie van hem in 't leven van<br />

AGIS. X.243. ?nz.: ALEXANDER. IX.<br />

LE-


B L A D W Y Z E R . 279<br />

LEONIDAS; Leermeester van ALEXANDER.<br />

IX. ril, 91, i°4-<br />

LEONIDAS; deszelfs afkomst. X. 224 b.-.verder<br />

berigt van hem. 225 , 226. b. 236. b.<br />

238. b. 247. b. 248. b.: zie verder van zyne<br />

oneenigheden met Koning AGIS. 249. enz.<br />

. dwingt na het ombrengen van AGIS,<br />

deszelfs weduwe de vrouw te worden van<br />

zynen zoon CLEOMKKES, X. 277. b.:<br />

zie verder CLEOMENKS.<br />

LEOSTHENES; een beroemd krygsovetfte<br />

IV. 16.<br />

LEOT\C ÜIDAS; zoon van M E NARE S, Koning<br />

van Sparte. I. 349*<br />

LEPIDUS; zie ook van hem in 't leven van<br />

POMPEJUS. VIII. 39. b. enz. en XI. 38. c.<br />

40. c. 127. c.<br />

Lesche; eene zekere plaats in Sparte. I. 362 ,394.<br />

Leucas of Leucadia; een Eiland in de jfonifche<br />

zee, nu St. Mama. H. 290. aant.<br />

Leuctra; graf van zekere ongelukkige maag.<br />

den in de vlakte van die Had. IV. 303.:<br />

byzonder voorval aldaar aan PELOPIDAS<br />

gebeurd. 305.<br />

Livensbefchrjyer; waarop deze, in zyne verhalen,<br />

te letten hebbe. VIL 13.<br />

Levensregel; aanmerking daaromtrent , met<br />

toepasfing op eene flaatsregeling. VIII. 289.<br />

Leviticus XIX. 13.; opgehelderd. I. 61. aant.<br />

Liberalia; onderfcheiden van de Bacchsnalia.<br />

IX. 148. b. aant,<br />

S 4 Li-


aSo B L A D W Y Z E R.<br />

Libethrd; eene ftad en Tirade. IX. 55.<br />

roedendragers: waarvan dit woord is<br />

afgeieid. I, 262.<br />

LICYMNIÜS; zyne afkomst en grafftede.<br />

VI. 156.<br />

aanmerking van PLATO omtrent dezelve.<br />

I. 286. aant.<br />

• • onnatuurlyke tot jongelingen te Sparte<br />

niet fchandelyk. VIII. 244.<br />

Ligurkrs; derzelver aard en woonplaats. IV.<br />

12-7.: door PA UU'S 4MILI vs, na hun><br />

ne overwinning menschlievend behandeld<br />

128.<br />

'—; eene Gallifche natie. VI. 218.: hun<br />

aanval op de Jimbronon, die met de Ktmbren<br />

een' inval in Italië deden. ald.<br />

Lituus; de naam eener wichelroede. I. 248.<br />

LIVIUS; zyne aanmerking omtrent den oorfprong<br />

van Rome. J. iSS. aant.<br />

LONGINUS; deszelfs oordeel over den ftyl<br />

van TIM^US. IX. 12.. aant.; zie ook.<br />

IX. 122.<br />

Lous; de dag eener maand by de Macedoniers.<br />

IX. 12.<br />

LUCAS; VIL 37. opgehelderd. IV. & S.<br />

' Hand. 19.; opgehelderd. VIL 283.<br />

aant.<br />

* Hand. 24; 1.; opgehelderd. VIL 0.<br />

aant.<br />

LUCUULUSJ CLO welk eene roemryke daad<br />

aan-


B L A D W Y Z E R . 281<br />

aanleiding tot zyne levensbefchryvmg gegeven<br />

heeft. VIL 6 — 11.<br />

LUCÜLLUS; zyne afkom t. VIL 103.<br />

wordt door eene zekere aanklagte het<br />

eerst bekend. VIL 124.<br />

«-, was al vroeg een beminnaar der fraaije<br />

letteren. VII. ic6 3: geeft daarvan eene byzondere<br />

proeve. 107.<br />

wordt SE Wis. VII. 107.<br />

~* zyne oorlogsbedryven. VIL 108 , 119»<br />

130, 149, 180, 186, 204, 206, aio.<br />

- zyne krygsbedryven ter zee. VIL 109,<br />

113, 114, 116, 118, 124. 146.<br />

fchryft de wet aan de Cyrenêêrs voor.<br />

VIL 109.<br />

«s —.wordt, met veel beleefdheid, in Egypte<br />

ontvangen. VII. 110.; en door PTOI.O-<br />

MJE.US vereerd, in.<br />

• trekken van .zyne belangeloosheid en<br />

menschlievendheid. VII, 113.<br />

1 door S U L L A begunüigd boven POM­<br />

PEJUS. VII. 1 [9.<br />

— zyn voorzigtig gedng in fiaatskwalen.<br />

VII. 121.<br />

« verkrygt, door loosheid, het bewind<br />

over Cicilie. VIL 124.<br />

brengt de bedorvene kr\gsmagt onder<br />

behoorlyke krygstuebt. VIL 125.<br />

— zyne edelmoedigheid omtrent COTTA<br />

VIL 129.: zyn verder voorzigtig gedrag in<br />

S 5 het


a3* B L A D W Y Z E R .<br />

het beftryden van MITHRTDATES. 130 —<br />

159.: wordt door de Ichrnapzucht van zyn<br />

krygsvolk verdoken van de gelegenheid om<br />

MITHRIDATÜS gevangen in handen te<br />

krygen. VII. 160.<br />

LUCULLUS; (O zyne aandoeningen over het<br />

ongeh.kkig uiteinde van de beide zusters en<br />

vrouwen van den vlugtende MITHRIDA­<br />

TES. VII. 164.<br />

zyn edelmoedig gedrag by de verovering<br />

van de dad Amifus. VIL 165—168.<br />

— herfielt het regt en de goede orde in<br />

de deden van Afia. VII. 169.<br />

- was als Landvoogd by allen ten hoogden<br />

bemind. VII. 171.<br />

1<br />

verrigtingen van APPIUS CLODIUS<br />

door hem naar het hof van TIGRANES<br />

gezonden, om MITHRIDATES OP te eifchen.<br />

VIL 172.<br />

zyn bedryf te Ephefus. VII. 179.<br />

• draagt groote zorg voor de veroverde<br />

dad Sinope. VII. 180.<br />

' aanmerking omtrent zyne aanhoudende<br />

oorlogroeringen. VIL 184.<br />

— trekt over den Euphraat, vervolgens<br />

over den Tlgsr en rukt in Armenië. VIL<br />

186, 187.<br />

behaalt eene zeer luisterryke overwin­<br />

ning op TIGRANES. VIL 188 — 200.:<br />

aanmerking omtrent deze overwinning. 202.<br />

Lu-


B L A D W Y Z E R * 283<br />

LUCULLÜS; (L.) zyn lof als een verftandig<br />

Veldheer. VII. 203.<br />

• toont zich in alle zyne krygsbedryven<br />

regtvaardig en mensenlievend. VII. 205.<br />

1 neemt door eene loffelyke daad, de<br />

Gordfinen voor hem in. VII. 207.<br />

» ziet, wegens de onwilligheid van zyn<br />

krygsvolk, van den oorlog tegen de Par»<br />

thers af. VII. 21.<br />

. • wordt, na eene tweede overwinning op<br />

TIGRANES behaald, door het ruwfte winterweêr<br />

belet, verder door te dringen. VIL<br />

215.<br />

»- verovert de ftad Ni/ibis. VII. 217.<br />

—. • welke zyne voornaamfte gebreken waren.<br />

VIL 1119.<br />

« • misnoegen door zyn krygsvolk tegen<br />

hem opgevat, en door eenen PUBLIUS<br />

CLODIUS aangeftockt. VII. 220.: nadeelige<br />

gevolgen daaruit voor zynen roem ontdaan<br />

de. 225,<br />

•» POMPEJUS krygt in zyne plaats het<br />

opperbevel in den kryg tegen MITURIDA­<br />

TES. VIL 227.<br />

• ondankbaar behandeld, keert naar Reme<br />

terug. VII. 231.: verkrygt met veel<br />

moeite een zegepraal die echter niat gemeen<br />

was. 232.<br />

«— fcheidt van zyne ontuchtige huisvrouw,<br />

CLODIA , en trouwt met de zuster van CA­<br />

TO.


*84 B L A D W Y Z E R.<br />

TO. VIL 233.: fcheLit insgelyk van deze;<br />

«34-<br />

LUCULLUS; Ca) wordt na veel moeilykea<br />

ftryd-, toi een gemakkelyk en wellustig leveu<br />

verleid, VIL 234.: W y k e n h i e r y s u > ><br />

a<br />

37, 240 , 2., 3 , 245.<br />

»-- doet prijswaardige uitgaven om eene<br />

boekery te verzamelen. VIL 245 . die voor<br />

elk een open (t.,,id. 246.<br />

~ — • was een Jielheboer der Wysbegeerte,<br />

Vil. 245.<br />

' gaat de heersch zuchtige aanflagen van<br />

POMPEJUS tegen. VIL 249.<br />

onttrekt zich aan alle :fhatszaken,<br />

vil. 251.<br />

- - zyn dood en fiatelyke uitvaart. VII.<br />

*5L: gedrag van zynen broeder by die gelegenheid.<br />

VIL 250.<br />

- vèrgelyking van hem met CIMON.<br />

VIL 255- 2 66.<br />

• zie ook van hem. VIII. 125. b. X.<br />

Luizenziekte; verfchcidene voorbeelden van<br />

menfchen, die, gelyk SULLA, can deze<br />

ziekte geftorven zyn. VI. I l 4, n 5 ^ 4<br />

Lupercaiia; een feest der Romeinen. 1.24*. «A*<br />

484. aant. XI. 28. c. '<br />

LÜPERC usj waarom Pan dus genoemd<br />

werd. I. 244. aant.<br />

Lmtplaatfen der Romeinen in Kampanie. VI.


B L A D W Y Z E R . a.85<br />

Lycium; eene gerigtsplaats te Athene. I. 133.<br />

LYCURGUS; zyne geichiedenis, over het<br />

geheel aan twyfeling onderworpen. I. 299.:<br />

verfchillend zyn de berigten van zyne afkomst,<br />

uitlandigheid en dood. ald.: verfchillen<br />

omtrent zynen leeftyd. ald.: of hy<br />

deel gehad hebbe aan het inltellen der Olympifche<br />

fpelen. 300. aant. 391.<br />

zyn edelmoedig gedrag omtrent den<br />

wettigen Troonopvolger van Sparte. L<br />

306.<br />

——— trekt naar Creta, óm de wetten aldaar<br />

te ondezoeken en de besten over te nemen.<br />

I. 309.: en naar Ionie om het onderfcheid<br />

van zeden en regeeringen te zien. 311. :<br />

daar by de gedichten van HOMERUS ontdekt<br />

en by een verzamelt. 312.<br />

of hy ook in Egypte en elders gereisd<br />

hebbe, onzeker. L 313.<br />

— laat geene handwerkslieden tot de re«<br />

geering toe. I. 313. en aant.<br />

— zyne terugkomst wordt van elk verlangd.<br />

I. 314.<br />

keert terug en verandert het beftuur.<br />

I, 315. pleegt het Orakel te Delphi raad.<br />

ald.<br />

zyne eerfte en voornaamfte inftelling<br />

was de Raad. I. 318.: aanmerking van<br />

PLATO hier omtrent, ald. aant.<br />

——— zyne tweede inftelling was de verdeeling


B L A D W Y Z E R ,<br />

ling der landeryen. ft 329.. e n vervolgen*<br />

der roerende goederen. 331.<br />

LYCURGUS; doet alle gouden en zilveren munt<br />

affchaffen en alleen yzer gebruiken. I. 333.<br />

1<br />

• doet alle onnutte en overtollige handwerken<br />

uit den ftaat verhuizen. I. 333.<br />

' ftelt het houden alleen van algemeene<br />

maaltyden in. I, 3 3 5. . w o r d t ó e s w e g e n<br />

vervolgd. 33 ?. : maakt zyne vervolgers befchaamd.<br />

3S8.: hoe de Cretenfen deze<br />

, maaltyden noemden. S 4o.; en hoe dezelve<br />

gehouden werden. 341 — 34,5.<br />

• waarom hy geene gefchrevene wetten<br />

maakte. \, 347.<br />

• beteugelt® de pracht in het bouwen<br />

van huizen. I. 34S.<br />

verbood tegen denzelfden vyand meermalen<br />

te veld te trekken. I. 349,<br />

maakt inrigtingen omtrent de opvoeding<br />

der jeugd, zoo der jongelingen als<br />

der jonge dochters. I. 3 5 I. : bevordert de<br />

hgchaams oefeningen en vrolyke fcherts der<br />

jonge maagden. 352.: z o rgt voor den huwelyken<br />

ftaat. 355. § 0 7. : r e g e l t d e e c h t v e r < p<br />

bmtemsfen. 356.: doei de yverzucht of de<br />

jaloersheid der mannen verhuizen. 358. 503.:<br />

fchikkingen by de geboorte der kinderen.<br />

363.: omtrent derzelver voedilers. 364.:<br />

leermeesters. 365. letterkunde. 366.: omtrent<br />

hunne verdere opvoeding, na den kinderlyken<br />

ouderdom. 368. enz.<br />

Lv.


B L A D W Y Z E R . **7<br />

LÏCÜRGÜS; was afgerigt op korte en<br />

fcherpziunige fpreuken. I. 375.<br />

• zeer kundig in den kryg. I. 589.<br />

bepaalt de wyze op welke de Raad<br />

zou verkoren worden. I. 397.<br />

——— maaki wetten om:rent de begrafenisfen.<br />

I. 400.: om rent den rouw. 401.: zorgt<br />

tegen de verfpreiding van de ondeugd, ald.'.<br />

verbiedt het reizen buiten 'slands en het<br />

inkomen van vreemdelingen. 402.<br />

—— of de inftelling der Cryptia op zyne<br />

rekening gefield moet worden. I. 403. 407.<br />

m laat zyne wetten door het orakel van<br />

APOLLO goedkeuren. I. 409.: vertrekt en<br />

derft. 410.<br />

mm gedurende een afloop van vyf honderd<br />

jaren zyn zyne wetten te Sparte in<br />

acht genomen. I. 411.<br />

— zyn daatsbeduur door verfcheidene<br />

Wysgeeren van Griekenland geprezen. 1.417.:<br />

hoe hy oordeelde over het geluk van een,<br />

volk. ald.<br />

. na zynen dood , als een God, vereerd.<br />

I. 418.<br />

verfchiüende gevoelens omtrent de<br />

plaats, alwaar hy overleden is. I 420.<br />

vèrgelyking tusfehen hem en N u M A<br />

POMPILIUS. I. 497—511.<br />

— vergeleken met SOLON. II. 64.<br />

Lyk; oud bygeloof omtrent het vervoeren van<br />

Jyken over zee. X. 37. b.<br />

Lyk-


a8g<br />

B L A D W Y Z E R .<br />

Lyh-edenm; derzelver eerde oorfprong fc Grie<br />

henland en by de tómetnèn. TT. ^ ^<br />

L Ï S A N D E R ; z y H e af k o m s f 0<br />

karakter. VI. 34 4__ 3 4 7.<br />

0<br />

—•— maakt Laced'èmoh meer met de rvk-<br />

dommen bekend. VI. 347.<br />

• - xvordt Opperbevelhebber over de Ster*<br />

taavjche vloot. VI. 349.: landt re Èphïfut,<br />

en legt den grondflag der „amalige grootheid<br />

van die ffad. VI. 350.<br />

• — vvordt, door r v n n c<br />

» 'uui i-ïEus, op zyn verzoele,<br />

met geld onderfreund. VI. 3 5 I.<br />

1<br />

• behaalt eene overwinning ter zee Vr<br />

. 354. '<br />

• - — bevordert de eer en heerschzucht te<br />

hphejus. VI. 355.<br />

• laat zynen opvolger CALUCRATÏ.<br />

DAS, als Vlootvoogd, in groote verlegenheid.<br />

VI. 358.<br />

• trekken van zyne loosheid en onop-<br />

Kgtheid. VI. 363, 364.: fpringt ligtvaardisst<br />

met den eed om. VI. 365. 4 I 0.<br />

• leeft in goede verlhndhouding met<br />

CYRUS. VI. 366.<br />

zyn beleid in het leveren van eeneti<br />

zeellag aan de Athenienfers, welke hy, tevens<br />

in eenen veldflag overwon. VI. 36-7<br />

377.: aanmerking omtrent het eindigen van<br />

dezen oorlog. 378.: aanmerking omtrent<br />

den


BLADWYZER. aSa<br />

den val van eenen zekeren fteen, als een<br />

voorbeduidlel. 379.<br />

L.YSANDER; moedig antwoord van PHILoer<br />

LES, by de ter dood veroordeeling der<br />

gevangene Atheners. VI, 385.<br />

——— maakt overal veranderingen in de oude<br />

Regeringsform. VI, 387, 390.<br />

- • • Haaltjes van zyne wreedheid. VI. 388 ,<br />

398, 412.; en Hechte Regeeringabeftelling.<br />

3 S<br />

9' 39°-<br />

' de Ephoren te Lacedamon fchryven<br />

de wet voor aan de overwonnene Athenienfers.<br />

VI. 391.<br />

! maakt verandering in de Regeeringswyze<br />

te Athene. VI. 395.: Athene door<br />

een zangfluk uit eene Tragedie van EURI-<br />

P 1 D E s voor eene volkomene vernieling bewaard.<br />

598.<br />

- eene byzonderheid by het overvoeren<br />

van het overig zynde geld naar Lacedamon %<br />

door GYLIPPUS. VI. 400.<br />

L wordt wegens zyn geldzucht gelaakt,<br />

VI. 401.: zyn aanhang maakt omtrent<br />

goud- en zilvermunt eene byzondere wet.<br />

4°3-<br />

-<br />

laat verfcheidene gewyde gefchenken,<br />

ter gedachtenis van den bevochten zegen ter<br />

zee, op de Athenienfers» in den Tempel ts<br />

Delphi en te Acanthus plaatfen. VI. 40*».<br />

Halen van zyneil overmoed en trotschheid.<br />

VI. 407.<br />

XIIL DEM., X Lx-


aoo B L A D W Y Z E R ,<br />

LYSANDER ; was zeer ingenomen met de<br />

Dichters die hem door de poëzy verheerlykten.<br />

VI. 409.<br />

; maakt zich wegens zyne wreedaardige<br />

norschheiden verregaande achterdochtigheid,<br />

niet min dan door zyne eerzucht, by elk<br />

gehaat. VI. 412.<br />

• op klagten tegen hem ingebragt wordt<br />

hy door de Ephoren naar Sparte opontboden.<br />

VI. 415, 417.: vveet, door list, verlof<br />

te krygen tot eene reize naar Afrika. 421.<br />

• door welk geval hy in zyn' roem<br />

ftaande blyft. VI. 423.<br />

' zyne wyze van fpreken dikwyls<br />

trotsch en fchrikverwekkende. VI. 424.<br />

-,.. .. , AGESILAUS wordt, door zyn toedoen,<br />

tot eene hooge eerepost, te Sparte,<br />

bevorderd. VI. 225, 229.<br />

wordt door AGESILAUS onder het<br />

getal der XXX Raden opgenomen. VI. 429.<br />

• houdt eene zamenfpraak met AGESI­<br />

LAUS, die zyne eerzucht zachtjes poogde<br />

te wyzigen. VI, 431—433,<br />

niettegenftaande op AGESILAUS gebeten<br />

, betrachtte hy zyn' pligt- in eene zending<br />

naar den Hellefpont. VI. 435.<br />

verflag van het gene hy te werk Helde,<br />

ter omverwerping van den ouden, en tot in<br />

ihndbrenging van eenen nieuwen regeeringsvorm<br />

te Sparte. VI. 436 — 445.: zyn voorne-<br />

X


B L A D W Y Z E R . 291<br />

iiemen wordt door een toeval vernietigd.<br />

445.: zie ook 462, 463.<br />

LYSANDEP. ; befchryving van den oorlog<br />

tegen de Bocötiers, in welken hy fneuvelde.<br />

VI. 445 — 455-<br />

- zyn lyk ter aarde befteld. VI. 457.:<br />

verhaal van byzondere voorfpellingen van<br />

zynen dood. 458, 459.<br />

* de roem zyner dapperheid wordt verhoogd<br />

door de armoede waarin hy flierf.<br />

VI. 461.<br />

•• aanteekening omtrent de verbrokene<br />

trouwbeloften aan zyne nagelatene dochter.<br />

V. 363.<br />

« vèrgelyking tusfehen hem en SULLA.<br />

VI. 122—132. b.: zie ook van hem in het<br />

leven van AGESILAUS. VIII. 193. enz.<br />

LYSIADAS , dwingeland van Megalopolis;<br />

neemt een allervereerendst befluit, en voegt<br />

zich by het Achaisch verbond. XII. 173,<br />

174. c.: poogt zich boven ARATUS te<br />

verheffen. 175. c.: wordt wegens veinzery<br />

verdacht gehouden 176. c.<br />

Maaltyden; weleer te Athene, tot het behan.<br />

delen van de gewigtigfte onderwerpen ,<br />

dienstbaar gemaakt. I. 3. aant.<br />

by vrolyken hadden de Grieken zan«<br />

gers en muzyk achter tafel. VI. 396. aant.<br />

zeer kostbare van LUCULLUS. VII.<br />

245.: van CRASSus.45. **•: van CAESAR.<br />

IX. lAi.b.aant.: van ALEXANDER. 264.:<br />

T * VSTJ


spa B L A D W Y Z E R .<br />

van ANTONIUS en CLEOPATRA. XL<br />

59 — 63. c.<br />

Maaltyden; oudtyds liet men op dezelven zich<br />

voorlezen. IX. 211. enz.<br />

. eenvoudigheid van die van CLEOME-<br />

NES. X. 310. b.<br />

— welke de voornaamfte plaats by dezelven<br />

was. XII. 79. b. aant.<br />

Maan; by de ouden de hemelfche aarde genoemd.<br />

I, 135^ aant.<br />

Maanden; namen derzelver by de Grieken.: —><br />

Hsc'atombieon ftemt in met onze Wieds- en<br />

Hooimaanden. I. 81. aant.:— Gorpieeus overeenltemmende<br />

met onze September cf Herfstmaand.<br />

I. 106. aant.: — Pyanepfion ftemt<br />

overeen gedeeltelyk met onze Wyn- en Slagtmaand.<br />

I 111. aant.: — Boïdromion ftemt in<br />

met onze Augustus en September. I. 132. aant.<br />

—« onderfcheid omtrent derzelver begin by<br />

de Romeinen en by de Grieken. I. 199. aant.<br />

Egyptifche ; vèrgelyking van eenigen<br />

derzelven met de onzen. I. 202. aant:<br />

oorfprong van derzelver benamingen.<br />

L 483-<br />

.• - hoe de Grieken dezelven verdeelden.<br />

VII. 399. aant.<br />

Maanjaren; in de oudfte tyden by de Remei»<br />

nen in gebruik. IX. 154. b.<br />

Maansverduistering; hoe men oudtyds omtrent<br />

dit verfchynfel dacht. IV. 158.<br />

• ..1— onkunde van het gemeen, oudtyds, omtrent


B L A D W Y Z E R. *93<br />

trent dit verfchynfel: wie het eerst daar­<br />

over eene verhandeling waagde te fchryven.<br />

VIL 379-<br />

Maansverduistering; voorgevallen by den be«<br />

ilisfenden flag tusfehen DARIUS eii ALE-<br />

XANDE R. IX. 129.<br />

• befchryving van dezelve. XIL 59.<br />

Macedonië; berigt van derzelver Koningen na<br />

ALEXANDER. IV. I 3I.<br />

» aanteekening omtrent het gedrag van<br />

verfcheidene Koningen , ten aanzien van<br />

hunne naastbeltaanden, en bloedverwanten.<br />

XI. 157m,<br />

zie OOk ALEXANDER. IX. 55.<br />

enz.: ANTONIUS. IX. 18. e.<br />

Macedoniërs; hunne verkleefdheid aan hunne<br />

Koningen. IV. 173.<br />

MACROBIUS; een dapper man, en fchoonzoon<br />

van XERXES. II. 268. aant.<br />

Magt; waren de Geleerden en Wyzen in Pet*<br />

fie. II. 308. aant.<br />

Magister Equitum; welk eene waardigheid<br />

dezelve wa 3. XI. 20. c. •<br />

Maldoa; nu Mallega. VIL 18. b.<br />

MAMERS, MAMERCUS; aanmerking omtrent<br />

dezen naam. I. 450. aantU<br />

Mamertyrion; waarom fommigen dus genaamd<br />

werden. VI. 103. aant.<br />

JMANILIUS; aanmerking omtrent dezen Tribuun.<br />

VIII. 80. b. aant.<br />

T 3 Ma*


394 B L A D W Y Z E R .<br />

Manipulares ; wie dus genoemd werden. I.178.<br />

MANLIUS; OIARCUS) door CAMILLUS<br />

veroordeeld. II. 407. en aant.<br />

MANLIUS; een begunftiger van CATILI-<br />

NA.: zie van hem in 't leven van CICE-<br />

RO. XI. 35. b. enz.<br />

Mannen; byzonderheden van het gedrag van<br />

groote mannen by de Romeinen. V. 162.<br />

aant.<br />

• wat wel eens aanleiding geeft om<br />

verdienftelyke mannen te beledigen. X. 6.<br />

~ aanmerking omtrent brave mannen. X.<br />

217. b.<br />

aanteekening omtrent het minnen onder<br />

de Spartaanfche mannen. X. 283. b. aant.<br />

Mantel; een flepende mantel in Griekenland<br />

een teeken van verwyfdheid. III. 7, C, A A N T T<br />

Het hoofd met zynen mantel omwinden;<br />

een teeken van wanhoop. III. 75. A.<br />

aant. IV. 13.<br />

Marathon; naar wien dus genoemd. I. 150.<br />

MARCELLUS; (MARCUS CLAUDIUS)<br />

• zyn afkomst en karakter. IV. 37r.<br />

'<br />

doet eene geregtelyke aanklagte tegen<br />

CAPITOLINUS. IV. 374.<br />

z<br />

n e<br />

y<br />

bedryven in den nieuwen oorlo*-<br />

met de Gallen. IV. 375- 3 9 I. : byzonderheden<br />

van zyne zegepraal over de overwinning<br />

der Gallen. 392.<br />

! zyne krygsbedryven tegen HANNI­<br />

BAL. IV. 397, 401, 441-450, 455.<br />

MAR-


B L A D W Y Z E R . 29J<br />

M A R C E L L U S ; (MARCUS CLAUDIUS)<br />

zyn edel gedrag omtrent LUCIUS CAIU-<br />

T 1 u s. IV. 398, 399.<br />

deekt over naar Sicilien. IV. 405.:<br />

zyne bedryven aldaar. 408.; in bet beleg<br />

van Syracufen tegen ARCHIMEDES. 410.:<br />

zyne aandoeningen by bet veroveren van de<br />

ftad, en het deerlyk lot van ARCHIME­<br />

DES. 426, 427.<br />

» trekken van zyn zachtmoedig , en<br />

menschlievend karakter. IV. 429.<br />

• voert verfcheidene kostbaarheden uit<br />

het veroverde Syracufen naar Rome over;<br />

waarover men hem berispte. IV. 434.<br />

« zyn gedrag by eene befchuldiging der<br />

Syracufers wegens mishandeling. IV. 439.<br />

• zuivert zich van eenen anderen blaam.<br />

IV. 451.<br />

. zyne groote zucht naar krygsroem.<br />

IV. 453-<br />

»~ • wordt in een gevecht tegen HANNI-<br />

35AL doorftoken. IV. 459.: byzonderheden,<br />

»a eene ftatelyke uitvaart door HANNI­<br />

BAL aan hem gegeven. 461.<br />

zyn nagedacht nog lang in ftand gebleven.<br />

IV. 463.<br />

— — vèrgelyking tusfehen hem en PELO­<br />

PIDAS. IV. 467 — 476.<br />

MARCUS XVII: 27, 28.; opgehelderd. IV.<br />

94. aant,<br />

MARIUS; (CAJUS) zyn uiterlyk roorko-<br />

T 4 men»


t$6 B L A D W Y Z E R.<br />

men. VI. 165. : en afkeer van de Griekfike<br />

Letterkunde. 167. : z y n karakter. 16S.: en<br />

afkomst, ald.: zyne levenswyze. 169.<br />

MARIUS; (GAJUS) zyne eerlle veldtogt.VI,<br />

169.: en aanleg tot eenen voornamen bevelhebber.<br />

ald.<br />

- zyn gedrag als Tribuun. VI. 170.<br />

*- zoekt vergeefs JEdilis Curulis te wor.<br />

den. VI. 173.<br />

« wordt vrygefproken van eene befchuldiging<br />

van omkoping, in ' t ftaan n a a r h e t<br />

Pratorsambt. VI. 175.<br />

• hoe hy tot eerambten geraakte. VI. 177.<br />

> trouwt met de moei van JULIUS<br />

SAR, die zyn naftrever daarna werd.<br />

VI. 177. en aant.<br />

' eenige karaktertrekken van hem. VI. 178.<br />

*<br />

z<br />

y<br />

n<br />

Pdrag onder het opperbevel van<br />

c. ME TELLUS in Afrika. VI. 179.: wordt<br />

meer dan deze van de foldaten bemind.<br />

181.: daarom, en om het gebeurde met<br />

TURPILIUS, worden zy openbare vyanden.<br />

183. *<br />

wordt Conful. VI. 184.<br />

------ had eene byzondere drift, om, ten<br />

gevalle van het gemeen, geene groote lieden<br />

van aanzien te fparen. VL 187.<br />

• berigt. van den oorlog door hem, in<br />

Afrika, gevoerd. VI. 187. •<br />

—-— oorfprong der verbittering tusfchea<br />

fcem en SULLA. VI. 189.<br />

MA.


B L A D W Y Z E R . «97<br />

MARIUS; (GAJUS) wordt, fchoon uitlandig,<br />

voor de tweedemaal Conful: komt uit<br />

Afrika terug, en zegepraalt. VI. 196,197.<br />

• • waaraan hy zyn volk, in den optogt,<br />

gewenie. VI. 198.: houdt eene ftrenge krygstucht<br />

onder hen. 200.<br />

• — een Haaltje var. zyne onzydigheid. VI.<br />

201.<br />

. «» wordt, na zyn tweede Confulfchapy<br />

nog tweemalen aehterëen Cunful, wegens de<br />

aannadering der Ktmbren. V. 203.<br />

trekt de Kimbren tegen, en zorgt voor<br />

den aanvoer van genoegzamen leeftogt. VI.<br />

204 : zyn voorzigtig beleid om zyne foldaten<br />

tot den ftryd voor te bereiden. 206.:<br />

maakt zich tot den Uag gereed. 215 : begin<br />

van den llag. 217.: overwint de Am*<br />

bronen. 223.: trekt verder CATULUS ter<br />

hulpe te gemoed , tegen den aaotogt der<br />

Kimbren over de Alpen. 227,231.: verdere<br />

befchryving der gevechten met de Kimbren,<br />

en derzelver nederlaag. 232 — 242.<br />

* , wordt voor de vyfdemaal Conful. VI.<br />

226.: en Haat daarna, op eene laaghartige<br />

wyze, naar het zesde Confulfchap. 242.<br />

**- krygt den Adel tegen, en handelt ondankbaar<br />

omtrent METELLUS.VI.243,250.<br />

— maakt zich zeer gebaat. VI. 246.<br />

» • zyn gedrag omtrent SATURNINUS<br />

wordt , zonder dat hy het merkte , een<br />

bron van onheil voor den Staat. VI. 251.<br />

T 5 MA-


B L A D W Y Z E R .<br />

MARIUS; CCAJUS) maakt zich fchullig aan<br />

eene laage en regt fchurkachiige daad. VI.<br />

252.<br />

• was ongefchikt voor tyden van vrede,<br />

# en zonder goede ftaatkunde. VI. 254.; Zyn*<br />

gedrag omtrent MITHRIDATES. 255.<br />

• zyn gedrag in den Marftfchen oor'og<br />

VI. 257.<br />

• houdt een kostbaar en wellustig leven<br />

te Mifenum. VI. 160.<br />

• - toont in zynen ouderdom eene kin.<br />

derachtige eerzucht. VI. 261.<br />

' • begin der uitbarfiing van den burgerkryg<br />

tusfehen hem en SULLA. VI. "6a •<br />

vlugt uit Rome.- 165.: fteekt over naar<br />

Afrika. 266. : moet wegens ftorm landen<br />

op het ftrand van Circeje; zyne verlegenheid<br />

aan land. 267.: na het uitftaan van<br />

vele gevaren, landt hy in Afrika. 279.:<br />

moet Afrika weder ontruimen. 281.<br />

• eene groote verdeeldheid onder de<br />

Confuls, en de onderlinge opvatting der<br />

wapenen te Rome, geeft hem gelegen,<br />

heid om mede deel te nemen in den burgerkryg.<br />

VI. o8 2.: ft eekt m e t e e n e z a m e n g e.<br />

raapte bende over naar Etrurie. ald.: vereenigt<br />

zich met CINNA. 283.: trekt gewapendermagt<br />

in Rome. 287.: gruwzame bedryven,<br />

door hem aldaar gepleegd. 288-292.<br />

' wordt, ten zevenden male , Conful.<br />

VI. 293.: fterft, na vele angflcn en folte-<br />

rin«


B L A D W Y Z E R. 299<br />

ringen van het geweten, kort na zyne aan-<br />

ftelling. 299.<br />

MARIUS; CCAJUS) zyn zoon, na insgelyks<br />

vele moorden gepleegd te hebben, brengt<br />

zich zeiven om 't leven. VI. 300.<br />

, . vèrgelyking tusfehen hem en PYR-<br />

RHUS. VI. 303— 338-<br />

MARTHA; eene gewaande Syrifche Prophe-<br />

tesfe. VI. 209.<br />

Maskers, in de Tragediën; hoe oudtyds wa­<br />

ren. VII. 117.<br />

Matronalia; een feest der Romeinen. I. 242.<br />

Maximus en Magnus; eeretytels door de Romeinen<br />

aan mannen van verdienden gegeven.<br />

VIII. 356".<br />

MEDEA; haar bedryf, om THESEUS van<br />

kant te helpen. I. 81.<br />

Medewerking van de Godheid met 's menfehen<br />

vrywillige daden; hoe PLUTARCHUS dair»<br />

over zeer wysgeerig dacht. III. 71, 72» ~h<br />

Medimnus; hield zes mudden, I. 331. aant.<br />

V. 147. aant.<br />

Meermin 5 aanmerking omtrent de beruchte<br />

Edamfche Meermin. VI. 85. b. aant.<br />

Mellirenen; welke, by de Spartanen, dus gc«<br />

noemd werden. I. 369.<br />

MEMNON; aanmerking omtrent dezen Bevelhebber.<br />

IX. 72. aant.<br />

MENESTHEUS; bewerkt eene omwenteling<br />

in de Regering te Ather.e. Ii 147. : zyn<br />

dood, 157.<br />

'M'n-


i°° B L A D W Y Z E R .<br />

Menfchen - offers ; oudtyds niet ongewoon. JJ,<br />

258, aant.: aanmerking omtrent dezelven IV*<br />

307-: verfchrikkelyk voorbeeld daarvan. 379.'<br />

ME TELLUS; door MARIUS ondankbaar<br />

behandeld. VI. 243, 250.: Zyne kvensbefchryving<br />

door PLUTARCHUS is verloren.<br />

251. aant.: verdere aanteekeningen omtrent<br />

hem. 253. : z i e 0 0k van hem in 't leven<br />

van SERTORius. VIII. 33,60. enz.:<br />

van POMPEJUS. VIII. 45. b. e n z.. v a n<br />

CES AR. IX. 40. b. enz.<br />

• CATO verlost den Staat van zyn druk­<br />

kend Tribunaatfchap. X. 64—.72. b.<br />

Metoicia; verhuizings-offer, door THESEUS<br />

ingefteld, I. ng.<br />

Miletus; eene beroemde ftad in klein Afie.<br />

daar T HA LES woonde. II. 17. aant.<br />

MILTIADES; eindigt zyn leven in de ge-<br />

vangenis. VII. 19.<br />

Mimallones en Clodines; welke vrouwen daardoor<br />

beteekend werden. IX. 9. aant.<br />

Mina; gerekend op dertig guldens. 1.332.^»,.<br />

III. 29. c.<br />

• bedraagt honderd drachmen. II. 61. aant.<br />

MINETAURUS; verdichtlelen omtrent denzei<br />

ven. I. 89.<br />

Minnaren; derzelver onderlinge verkeering, by<br />

de Grieken, was ten uiterfien zedeloos.<br />

III. ai. c aant.<br />

MiNNciusjzie onder FABIUS MAXIMUS.<br />

Min*


B L A D W Y Z E R . 301<br />

Minnen; onder de Spartaanfehe mannen en<br />

jongelingen. X. 283. b. aant.<br />

MINOS, Koning van Creta; wat de oude<br />

Schryvers opgeven van de fchatting, welke<br />

hy van Athene kwam afhalen, en de oorzaak<br />

waarom dezelve een einde nam. 1.87. enz.<br />

MINOS^ de oude; van MINOS EL te onder-<br />

fcheiden. I. 92. aant.<br />

MITHRIDATES; in oorlog met de Romeinen.<br />

VI. 38 — 80. b. VII. 125, 128 — 160.:<br />

door LUCÜLLUS op de vlugt gedreven,<br />

neemt den toevlugt tot TIGRANES; zie<br />

m<br />

m<br />

TIGRANES.<br />

ongelukkig lot van zyne beide zusters<br />

en vrouwen. VII. 161, 163.<br />

~_ zyn gedrag omtrent zynen gezant ME«<br />

TRODORUS. VII. 177.<br />

, — zyn gedrag na de nederlaag van TI­<br />

GRANES. VII. 204.<br />

_ zyne verdere krygsbedryven. VII. ai4,<br />

124. VIII. 64. en 87. b.<br />

„ , zyn dood. VIII. 114. b.\ zyn lyk, en<br />

prachtige wapenrusting. 116. b.<br />

Moederliefde; verhaal van eene uitttekende<br />

moederliefde. II. m. aant.<br />

M o E R o c L E s; een Grieksch Redenaar. XI. 48.<br />

Molosfen; bewooners van Neder-Epirus. I.<br />

147. aant.<br />

MONIMA, vrouw van MITHRIDATES;<br />

laat zich door het zwaard ter dood bren.<br />

gen. VII. 163.<br />

Muil*


3os B L A D W Y Z E R .<br />

Muilezels van 'MARIUS; oorfprong van deze<br />

fpreekwyze. VI. 199. en aant.<br />

Munichion; de naam van eene maand by de<br />

Grieken. I. 98. aant.<br />

Mufaum; eene verfterkte hoogte te Athene. I<br />

130. aant.<br />

Myoparonen; eene foort van kaper-fchepen,<br />

VII. 10S. aant.<br />

Namen; de Romeinen, na de aanneming in<br />

een ander gedacht, verbogen hun' eigen' gedachtnaam.<br />

IV*. 125. aant.<br />

• • de Romeinen hadden gewoonlyk drie<br />

namen. V. 130. aant. VI. l 6 3, 164. aant.<br />

Naphta; aanmerkingen omtrent deze vurige<br />

8<br />

vloeiftof. IX, 145 — I 4 9 <<br />

Natuurkundigen; hoe het volk oudtyds omtrent<br />

dezelven dacht. VII. 380.<br />

Necyomantium; welke plaats door het Byge.<br />

loof dus werd genaamd. VII. 3 i. aant<br />

Nederlaag; hoe men te Sparte zich daaronder<br />

eens gedroeg. VIII. 275.<br />

Nek; eenen grooten of breeden nek hebben; wat<br />

deze Latynfche fpreekwyze beteekent. XI<br />

24. b.<br />

Nemnfche fpelen; aanteekening omtrent dezelven.<br />

XII. 166. c. aant. 169. c.<br />

NEOPTOLEMUS; zie van hem in 't leven<br />

van EU ME NES. VIII. 95. enz.<br />

— - - tegenparty . V A N * Y R R H U S , I N<br />

Lptrus: zie p YRRHUS.


B L A D W Y Z E R , 3°3<br />

NEPTUNUS; aanmerkingen omtrent hem. I.<br />

162, 208. aant.: werd op den achttien dag<br />

van elke maand vereerd. I. 160.<br />

NERO; zie van hem in 't leven van GALJBA.<br />

XIII. 13.<br />

Netviers; waren de inwooners van Henegwwen<br />

en Cameryk, IX. 56. b. aant.<br />

NJCANOR, berigt van hem. X. 100, 104.<br />

NICIUS; PLUTARCHUS verwydert van<br />

zich den waan, van in ftaat te zyn , in de<br />

levensbefchryving van dezen Veldheer, THU-<br />

CYDIDES te kunnen overtreffen. VII. 269.<br />

. aanmerking van ARISTOTELKS omtrent<br />

hem. VII. 276.<br />

— vergeleken met CLEON en PERI-<br />

CLES. VII. 279, 280.<br />

waardoor hy de genegenheid van het<br />

volk won. VII. 280, 2S1.<br />

. . doet ryke gefchenken in de tempels.<br />

VII. 282.<br />

• • bekleedt een heilig gezantfchap naar<br />

De/os, met kostbare gefchenken aan APOL-<br />

LO. VII. 284.<br />

. aanmerking omtrent zyn karakter. VII.<br />

287, 289, 291, 296.<br />

• • trekken van zyne kleinmoedigheid. Vil.<br />

291.<br />

>—« zyne zonderlinge levenswyze. VII. 294.<br />

• fteeds fchroomachtig in het doen van<br />

verafgelegene krygstpgten. VII. 296, 334, 371.<br />

Ni-


304 B L A D W Y Z E R .<br />

NICIUS, zyne krygsbedryven, VII. 298, 301,<br />

3°7, 33 1<br />

» 332-<br />

• geeft aanleiding tot onwelvocgelykheden,<br />

by het fpreken in volksvergaderingen.<br />

VU- 309.<br />

poogt de Spartanen en Athenienferen<br />

te bevredigen. VII, 31a.: behaalt, by die<br />

bevrediging, veel roems. 316.: bevordert een<br />

onderling verdrag. 3i 7. : w t mj t door AL-<br />

CIBIADES gedwarsboomd. 319, 323,<br />

• misnoegen der Athenienfers tegen hem<br />

opgevat. VII. 323.<br />

• ALCIBIABES weder met hem, tegen<br />

eenen HYPERBOLUS^ vereenigd. VII.<br />

327.<br />

moet het vervolgens weder opgeven ,<br />

voor de loosheid en eerzucht van ALCI!<br />

BIADES omtrent het zenden van een le^er<br />

naar Sicilië. VU. 331.: verhaal van zekere<br />

voorteekens by dezen krygstogt. 334-338.:<br />

blyft onverzettelyk tegen den optogt naar<br />

Sicilië. 340.<br />

—— blyft, niettegenftaande de woelingen<br />

van zyne tegenparty, in het geheele beftuur.<br />

VII. 344.; en, wegens zyne rykdornmen<br />

en verkregen' roem, in aanzien, ald.<br />

zyne angftige behoedzaamheid en tal»<br />

mery in krygszaken. VII, 345, 346, 3 5 l.<br />

• zyn lofwaardigfte krygslist 'in den Sieiliaanfchen<br />

oorlog. IV. 431. VII. 347.: be«<br />

J<br />

haalt


BLADWYZER.. 505<br />

haa't de overwinning, maar maakt van de»<br />

zehe geen gebruik. VII. 350.<br />

Nicrus; behaalt daarna', door omzigtigheid<br />

eene tweede overwinning, en vermeestert<br />

Syracufe. VIL 352.; zyn roem by deze<br />

. g •tegenheid, aja.<br />

— graffchnït Van E ÜRIPIDES op hem<br />

na zyne volgende nederbag. VI(. 353]<br />

• — 1 — v"'••r it, pp eene byzondtre wyze, by<br />

een' aanval dei Sy> acufanen , gered. Vil. 356".<br />

v 1I1 a van de onverwachte omwenteling<br />

van zyn kry s'geiuk op Sicilië, dóór<br />

de aankomst van d^n Spartaanfchen veldheer<br />

cv LIP PUS. VIL 357 — 374.<br />

•—1 ; wordt do r bygelooyign'eid , omtrent eene<br />

invallende maansverduistering, terug gehouden<br />

om Sicilië te verlaten. VII. 375 — 383.:<br />

zy"e nederlaag daardoor veroorzaakt. 384.:<br />

m eijclykheid om zoo wel te water als te<br />

lande Sici.ie te ontruimen. 385.: hardnekkig<br />

daarop gevolgd zeegevecht, ten nadeele der<br />

Athenienferen. 388.: benarde toeftand van<br />

zyn leger te lande. 391.: hy zelf zoekt<br />

de zynen op te beuren. 393.: flaat vruchteloos<br />

Voor, vryheid te mogen hebben om.<br />

uil Sicilië te vertrekhal. 395.: fchrikkélyke<br />

flagting onder de Athenienferen , door fmêkingen<br />

van hem , eindelyk gefluit. 397.:<br />

vreugdefeesten deswegens door de Syracufen<br />

ingefteld. 399. ; verfchillend lot dér<br />

krygsgevangeneu. 400 — 406»<br />

3tM. DEEL. V


^.6 B L A D W Y Z E R .<br />

fjicius; verfcbillende berigten omtrent zynen<br />

dood, na zyne nederlaag. Vil. 402.<br />

y. ongelukkig lot van eenen vreemdeling<br />

, die te Athene de nederlaag van IN I-<br />

CIUS verhaalde VII. 407.<br />

. vèrgelyking van hem met MARCU*<br />

Cl* AS SOS, VII. 123. b.<br />

Nico M A C H 1 s; een beroemd fchilder. IVi 97.<br />

Nieuwelingen; wu by de Romeinen dus genoemd<br />

w.rden. V. 130.<br />

Niezen; b^ygeibovighèid omtrent het niezen by<br />

de Grieken. II. 257. aant.<br />

Nifaa; eene zeefiad, aan de golf van Corin*<br />

thus. II. 45. aant.<br />

NomcncUUor; wie met dezen naam, te Rome.<br />

benoemd werden. X. 22. b.<br />

\ Noedbtfluit; by de.i Romeinfchen Raad. X. 84. e.<br />

XL 38. b.<br />

Noorderlicht; aanmerking omtrent hetzelve.<br />

IX. 165. b. amt.<br />

Noriciers; hunne oude woonplaats.VI. 205.aant.<br />

Notarius; wie by de Romeinen dus genoemd<br />

werden. X. 56. b. aant.<br />

Novumcomum, nu Como, in het Milancfche,<br />

JX 78. b aant.<br />

fJOMA POMPILIUS; verfchil aangaande 'zyn'<br />

leefiyd. I. 4.05.<br />

_ na het wegnemen van onderlinge verdeeldheid<br />

, tot Koning der Romeinen verkoren.<br />

I. 429 — 432.<br />

« zyne afkomst en karakter. I.433>44°.


B L A I) \V Y Z Ë R. 307<br />

Nu M A P O M P I L I U S ; zyné ambtelooze levenswyze<br />

vöór en na den dood van zyne<br />

echtgenoote. I. 433, 434.: vertellingen vari<br />

zyne verkeering met de Godinne E G E »<br />

RiA. ald.<br />

geeft aan de Afgevaardigden, om herri<br />

de regeering qp te dragen, een treffend antwoord,<br />

ï. 439. 1<br />

1<br />

—— wprdt eindelyk , ria de hartelykdë<br />

voordellen, overgehaald om de regeering<br />

op zich te nemen, tot algemeen genoegen<br />

des volks. I. 441, 443.<br />

welke, na het aannemen der rcgeéring,<br />

zyne eerfte fchikkingen waren. I. 445.<br />

poogt de ruwe zeden der Romeinen té<br />

verzachten. I. 446-, en hun godsdienst ïri<br />

te boezemen, ald.<br />

verbiedt het maken van beelden der<br />

Godheid. I. 449.<br />

; Heit de Pontifices 'in. I. 451.; als ook<br />

de Priestercsfen van V E S T A . 454,<br />

maakt bepalingen omtrent de lykpleg-»<br />

tigheden en het rouwdragen. I. 460, 461.<br />

Helt de Fetialen, eene foort van Vredehouders,<br />

in. I. 462.<br />

—— Helt de Saliers in. I. 466.<br />

regelt de godsdienltige Verrigtingehi<br />

t 469 — 472-<br />

• verhaal van eene zamenfpraak van herri<br />

met ju PI T E R gehouden. I. 473.<br />

•• moedigt den landbouw aan. X, 47?.;<br />

V a Ver-


3«S B L A D W Y Z E R *<br />

verdeelt de burgery naar de onderfcheidene<br />

kunften en handwerken. 478.<br />

NÜMA POMPILIUS; verbetert de wet, volgens<br />

welke het eenen vader vryftond zyne<br />

kinderen te veikoopen. I. 479.<br />

verbetert den almanak. I. 480.<br />

—! in al den tyd van zyne regeering heeft<br />

noch oorlog, noch oproer, noch zucht tot<br />

verandering plaats gehad. I. 487.<br />

'<br />

w a s e e n<br />

gen. I. 488.<br />

voorbeeld der beste Konin­<br />

verfchillende gevoelens omtrent zyne<br />

kinderen en vrouwen. I. 489.<br />

— fterft in eenen hoogen ouderdom, en<br />

wordt plegtig begraven. I. 491.: zyne fchriften<br />

te gelyk met hein begraven. 492.: daarna<br />

gevonden en te Comitium verbrand. 493.<br />

zyn lof-en aanmerking omtrent zyne<br />

opvolgers. I. 493.<br />

vèrgelyking tusfehen hem en LYCUR-<br />

GUS. I, 497 —5H'-" byzonderst omtrent<br />

zyne inftellingen van de gemeenfehap der<br />

vrouwen. 503.: vrouwelyke eerbaarheid. 504.:<br />

onzedigheid. 505.: huwelyken. 506.; opvoeding.<br />

509.<br />

NuMiToitj zie van dezen Koning van Alba.<br />

I. 171, 180.<br />

Nundina; marktdagen by de Romeinen. III.4a. d.<br />

Nymphaum; wat dit woord beteekent. VI.<br />

85. b. aant.. IX. a8. aant.<br />

Obolen; waarvan deze benaming afkomftig. VI.<br />

403- Qbo*


B L A D W Y Z E R . 3c<br />

Obolus; het zesde deel van een drachme, II.<br />

86. aant.<br />

OCHUS, zoon van ARTAXERXES MNE«<br />

MON; zyne geaardheid. XII. 77. c. 91, c,<br />

93- c<br />

'<br />


3*0 B L A D W Y Z E R ,<br />

Olympia; eene ftad van E LIS, die den naam,<br />

gaf aan de Olympifihe fpelen. II, 224. aant.<br />

OLYMPIAS, de moeder van ALEXAN-<br />

DER; zie in 't leven van ALEXANDER.<br />

IX. 5. enz.<br />

Olympifihe fpelen; vrouwen daartoe niet toegelaten.<br />

I. ipo. aant.<br />

' door HERCULES ingefteld. I. 123.<br />

aant.: zie ook 299. aant. 391.<br />

aanmerking over de luisterrykheid der<br />

overwinningen in dezelven. III. 35.. c. aant.<br />

Olympus; aanmerking omtrent dezen berg. IV.<br />

Omkooping; hoe in zwang geraakt is. III. Si.d.<br />

OMPHALE; wie geweest is. I. 67. aam.'<br />

ONESICRITUS; aanteekening omtrent dezen<br />

Gefchiedfchryver. IX. 33. aant.<br />

ONESICRITUS; berigt van eene ontmoetinvan<br />

dezen Synifihen Wysgeer met CALA-<br />

NUS. IX. 248.<br />

Ongehuwden by de Lacedetmonjers; derzelver<br />

ftraf<br />

- I" 355- en aant.<br />

Ongelukken, of verliezen van geivenschte dingen;<br />

onredelykheid van fommigen om dezelven,<br />

op hunne wyze, voor te komen.<br />

II. 26.<br />

Ongrieken, geene verachtelyke henaming. VI.<br />

69. aant.<br />

Oog; PHILIPPUS ANTIGO NUS, HANNI-<br />

BAL en SERTORIUS hebben Hechts één<br />

Wg gehad \ aanmerking daaromtrent. VIII. 5.<br />

Oogen ;


B L A D W Y Z E R . 311<br />

Oogen; de voornaamfte hovelingen en venrouwelingen<br />

by de Per [en droegen den naam<br />

van 'sKonings oogen en ooren, XII. 32. c.<br />

aant.: zie ook 163. c. aant.<br />

Oorlog; hoe dezelve door de Spartanen ge«<br />

voerd werd. 1. 387.<br />

_ hoe dezelve door de Romeinen ver­<br />

klaard werd. I 462.<br />

. , aanmerking omtrent de aanhoudende<br />

verfchilleu van naburige VGrfien. IX, 160. i.<br />

aant.<br />

Ooilogfchepen ; prachtige uitrusting van dezeiven,<br />

oudtyds, in Afia en Egypte. VII<br />

127. aant.<br />

„ - onderfcheidings-teekenen van dezel­<br />

ven. VII. 369. aant.<br />

Oorlogstuig van DEMETRIUS en van zoï<br />

LUS. XI. «05—208.<br />

Ooster[chc Koningen; gaven aan hunne bezelfs gefchiedenis is duister.<br />

VII. 1. aant.<br />

Opperbevelhebber; oudtyds in krygslieden fchandelyk<br />

geacht, hunne gefneuvelde Vddheeren<br />

te overleden. VIII. 40. aant.<br />

Opperpriester[chap van v E N u s; een zeer aanmerkelyke<br />

post. X. 86. b. aant<br />

OPPIUS; C^AJUO Gtfchiedi'chryver. VIII.<br />

3.6. fc<br />

V 4 Op-


3ï« BLADWYZER.<br />

Opvoeding der kinderen; by de Spartanen. 1.<br />

3


B L A D W Y Z E R . 3'3<br />

opperbewind waren zeer tot genoegen van<br />

het volk. XIII. 72, 73*<br />

OTHO; zyn gedrag omtrent den flechtcn Ti-<br />

GELLINUS, en deszelfs uiteinde. XIU. 74.<br />

— — voegt den naam van NERO by zynen<br />

eigenen naam. XIII. 75.<br />

„ zyne foldaten zyn met eene fterke geestdrift<br />

voor hem ingenomen. XIII. 76, 83,<br />

104, 105, 109.<br />

. verfcheidene wingewesten erkennen<br />

hem als Imperator. XIII. 79.<br />

—:— poogt vruchteloos VITELLIUS van<br />

oorlogzuchtige plans te doen afzien. XIH- 79«<br />

verfcheidene kwade voorteekenen.<br />

XIII. 80.<br />

— zendt VITELLIUS, die op de Aipeti<br />

tegen hem optrok, zyne krygsbenden te gemoet.<br />

XIH. 83.<br />

« zyne krygsknechten, door die van VI­<br />

TELLIUS befpot, vallen met drift op dezelven<br />

aan. XIII. 85.: verdere befchryving<br />

van den ftryd tusfehen hem en VITEL­<br />

LIUS. XIIL 86 — 103.: ontvangt de tyding<br />

van de nederlaag der zynen. 104.: doet<br />

eene aanfpraak aan zyne foldaten. 106.; en<br />

aan zynen neef cocc E JUS. 108.: valt in<br />

j . zyn eigen zwaard. 110.: zyn lyk door zyn<br />

krygsvolk vereerd, en het overfchot begraven.<br />

112.<br />

i zyn grafteeken met een eenvoudig op-<br />

V 5 fchrü't,


3'4 B L A D W Y Z E R ,<br />

mm XIII. W» verder gedrag v a„ 2 y n<br />

krygsvolk na zynen dood. 113.<br />

Ouders; wat de Griekfche wetten eiscbten<br />

van kinderen omtrent dezelven. VIII. 204<br />

aant. '<br />

Ovatio; welke foort van zegenpraa! deze by<br />

de Romeinen was. IV. 485.<br />

Overheden; lesfen v,or dezelven. I. 2r I r I<br />

150. «w. III. 65. b. IV. 103, ,40/141.'<br />

aant. 231, 24 r. enz. XII. 26.<br />

• hoe ryken en aanzienlyken zich gedragen<br />

moeten omtrent mindere Overheden.<br />

I. 25.<br />

Overfpe/; wetten van SOLON daaromtrent.<br />

II. 90.<br />

Paarden; hoe EUMENES dezelve in eene<br />

naauwbeflotene plaats de noodige beweeging<br />

bezorgde , en dezelven voederde. VIII. 125.<br />

- Arabifche, meermalen voor eenen ver»<br />

bazenden prys verkocht. IX. 23. aant.<br />

Padagogen; wie oudtyds waren.' I. 64. aanti<br />

143. aant. . III. ^ b. aant.<br />

'Padera-.trïe; by de Lacedamonters door de<br />

wetten niet verboden. I. 368. aant.<br />

P^EON of PHEON; gefchiedfchryver. I. 105.<br />

aant.<br />

Paga/a,- eene zeelhd van Magnejte in de Pe»<br />

lasgifche golf. II. 278.<br />

Paliita; een feest te Rome. \. 198.<br />

Palladium; eene gerigtsplaats te Athene. I. 133.<br />

Pallantiden; door THESEUS verdagen. I. 85.<br />

-Pa.


B L A D W Y Z E R . 3*5<br />

Panathenaa; een Grieksch feest. I. 118, X.<br />

63. aant.<br />

PANCETIUS; aanteekening van dezen Wysgeer.<br />

XI. 47. aartt.<br />

Pancratia; vechtfpelen. VIII. 80.<br />

Pancratiasten; wie dezen waren. IX 19. aant.<br />

Parmenides; leermeester van den wysgeer ZE­<br />

IS o. III. 18. a,<br />

P A R M EN 10; bevelhebber van A L E X A N ­<br />

D E R , als deel hebbende aan eene zamenzwering,<br />

ter dood gebragt. IX. 193.<br />

Parthen; CRASSUS trekt tegen dezelven op.<br />

VII. 60. b. enz.<br />

, . befchryving van derzelver manier van<br />

vechten. VII. 66. b><br />

m— • het teeken tot den aanval by hun al»<br />

lervervaarlykst. VII. Si. b.<br />

. vlugten al vechtende. VII. 85. b.<br />

_ — zyn niet gewoon by nacht te vech­<br />

ten. VU- 103. b.<br />

Paiuien te Athene; oordeelen eene gemengde<br />

Regeering de beste. II. 50.<br />

PASIPHON; een verloren fchryver. VII. 287.<br />

aant.<br />

pasfaatwinden; by het Eiland Zacynthus.<br />

XII. 58.<br />

PAT^ECUS; een Historiefchryver van onzekeren<br />

leeftyd. I. 34.<br />

Patricii; wie dus genoemd werden. I. 203.:<br />

door ROMüLus,in 't vervolg, van het beftuur<br />

uitgefloten. 263.<br />

Pa-


3 1 6<br />

B L A D W Y Z E R .<br />

Patrocinium; wat beteeken t. I. 203<br />

PAUCUS- G a l a u V L I J P ï helderd. III.<br />

104. aant.<br />

— de plaats in zynen brief aan TITUS<br />

«. 1, IE., opgehelderd. VI. 417. a a P t 5<br />

PAUSANIAS; welk een byzonder voorval<br />

hem de verontwaardiging der Griekfcke<br />

bondgeiiooten verwekte. VII. 30.: zie van<br />

zynen dood. II. 288.<br />

Ptdiaïn, te Athene; yveraars voor eene Regeering<br />

van weinigen, if. 5 0 ><br />

ÏWPIDAS; aanmerking omtrent zyno<br />

roekelooze dapperheid. IV. 235.<br />

' zyne afkomst. IV. 236.<br />

• — - zyne gulheid en menschlievende mededeelzaamheid.<br />

IV. 237.<br />

'<br />

p w e , k<br />

°<br />

e e n e<br />

wyze hy van EPAMI-<br />

NONDAS vcrfchilde. IV. 238.<br />

-rh wordt op eene edelmoedige wyz«<br />

door zynen vriend EFABUNONDAé, me<br />

levensgevaar bygeftaan. IV. 243.<br />

' de Thebanen, op eene verachtelyke<br />

wyze door toedoen van fommigen van hunne<br />

beftuurders, door de Lacedxmoniers overrompeld,<br />

werden door zynen Houten moed<br />

en onverzaagdheid uit de magt van hunne<br />

overweldigers verlost. IV. 244 — 277 • aan<br />

merklng omtrent het verhaal van déze'gebeurtenis.<br />

275. aant.<br />

• zyne listige te werkfteiling 0.m de<br />

Athe-


B L A D W Y Z E R . 317<br />

Athenienfers en Lacedamoniers wederom aan<br />

eikanderen te helpen. IV. 279.<br />

PELOPIDAS; zyn roem in den ftryd by Tegyra<br />

in Boe'ótie. IV. 284, 290 — 292, 300.<br />

mm overwint de Lacedamoniers. IV. 302 —<br />

313.: ziet, vóór het aangaan van den ftryd<br />

by Lenetra , een gezigt. 303, 305.<br />

. valt met EPAMINONDAS in Pek'<br />

psnnefus. IV. 313.<br />

mmm wordt, wegens zyn gedrag tegen de<br />

plaatshebbende wetten, voor de viérfchaar<br />

gebragt, doch vrygefproken. IV. 317.<br />

, zegepraalt over de pogingen van dert<br />

nydigen MENECLIDAS, om hem by het<br />

volk gehaat te maken. IV. 318 — 323.<br />

,.„- • - verlost de Thesfaliers van de dwingelandy<br />

van ALEXANDER, Tyran van Phe.<br />

ra. IV. 324.<br />

«» brengt be gefchillen te Mocèdonie tor<br />

een gelukkig einde. IV. 326.<br />

—— gaat in gezantfchap naar ALEXAN­<br />

DER den Phere'ér. IV. 328.: wordt op<br />

eene verraderlyke wyze door dezen gevangen<br />

gehouden. 332.: en wordt door E PA-<br />

MI-NONDAS verlokt. 337 -341.<br />

m wordt als gezant naar ARTAXER­<br />

XES. Koning van Per/ie, gezonden. IV.<br />

342.: geniet aldaar eene uitmuntende eer.<br />

344. : dit gezantfchap vermeerderde de<br />

gunst waarin hy by zyne medeburger»<br />

ftond. 349.<br />

PE-


3*&. B L A D W Y Z E R .<br />

PE LOPI D A S. T R E K T M E T D E T H S S F A U E R S ^<br />

derom op tegen ALEXANDER den Pk e.<br />

reet. IV. S 5o. ; de vyand wordt verflagen •<br />

doch hy f n e u v e ] t j n b e t g^ e c h t > « ^<br />

delyke ftilte en neêrflagtigheid in het leger<br />

over zyn verlies. 35S.<br />

- — treffende aanfpraak by zyne luisterryke<br />

urtvaart. iV. 3 Ö 0.: aanmerking omtrent<br />

zyne uitvaart. 36a.<br />

zyn ongelyk door den moord van<br />

ALEXANDER o p eene geduchte wyze ge.<br />

wroken. IV. 365 — 368.<br />

' " vèrgelyking tusfehen hem en MAR.<br />

CELLUs. IV. 46 7 — 4 ?6.<br />

Peloponnefm; nu Morea. II. 239. a a n t.<br />

• verfchillende oorzaken v a n den Pelo.<br />

ponnefifchen oorlog. ÜU 120. «. aant.<br />

PELOPS; zyne kinderen. I. 60<br />

Peltanen; met kieine fchildjes' geWapenden.<br />

VIII. 203.<br />

Pentathlos; eene foort van wedftryd by de<br />

Grieken. I». I 4 0. a a„ t m X I L ^<br />

PKNTHEUS; Koning van Theben, wordt,by<br />

iet vernietigen van ongeregeldheden op de<br />

Jaacchusfeesren, vermoord. Vil. Xi6 b.<br />

Peplus; wat geweest is. XI. 176. b. aant-<br />

181. b.<br />

PERDICCAS; Bevelhebber van ALEXAN­<br />

DER; zie van hem in 't leven van EUSJE-<br />

NES. VIII. 81. enz*<br />

Pt-


B L A D W Y Z E R . 3'9<br />

PERTANDER; een der VII. oude Wyzen<br />

van Griekenland. Ui 16. aant.<br />

J^RICLES; zyne afkomst en ligcbaamsgedaante.<br />

III. 12. a.: toefpelingen op de gedaante<br />

van zyn hoofd. 13. a.<br />

_ zyne gemeenzame verkering met den<br />

muzi kmeester DAMON. 17.


8»ö B L A D W Y Z E R .<br />

PERJCLES; brengt den Atcopagus \ n w, n.<br />

gunst. lil, 4 0. a.: bewerkt de verbanning<br />

van CIMON ald.; en zyne terugroeping.<br />

43*


B L A D W Y Z E R . jaf<br />

ir«f en foó/> de onfluimige driften des'<br />

volks te temperen. III. 68, 69. a,<br />

PERICLES; was trouw en eerlyk, III. 70". aa — groot vermogen en magt, door d«<br />

Athenienfers aan hem afgedaan. III. 72. rf.<br />

— houdt het hoogde toppunt van den<br />

bloei zyner Regering veertig jaren daande.<br />

TIL 72. ai<br />

***•• — was onbaatzuchtig, echter niet onachtzaam<br />

omtrent het beduur zyner huislèlyke<br />

zaken. III. 73. a : byzonderheden van zyiir<br />

huishoudelyk gedrag. 74. a.: byzonder<br />

•<br />

voorval met ANAXAGORAS. 75, a.<br />

wordt in zyne onderneming, om eene<br />

algemeene vergadering der Griekfche daten<br />

byeen te roepen, door de Lacedamoniers<br />

verhinderd. III. 77 — 79'. d.<br />

»' 1<br />

zyn gedrag in veldtogten. III, 79. d.<br />

onder alle zyne veldtogten was de<br />

voornaamftê die hy naar Cherfonefus ondernam.<br />

III. 81. a.<br />

zyiie roemryke zeétógten. ÏII, 82 —<br />

m<br />

"<br />

84. a. 90. 91. a. 99, a. 136. a. 137. a.<br />

hield , met eene wyze daatkunde, de<br />

magt der Athenienfers, tot hun voordeel,<br />

binnen de grenspalen van Griekenland terug.<br />

IÏL S£-i- 87. d.<br />

'—— wist de Spartanen, met eene jaarlykfche<br />

geldfom, te belezen. III. 89. a.<br />

» aanmerking omtrent zyn eerfte eo<br />

tweede huwelyk. III.. 95. a.<br />

XIH. DEEL. X" Pï.


3S3 B L A D W Y Z E R .<br />

PERICLES; zyne bedryven in den oorlog tel­<br />

gen de Samiers. lil. 98—109. a.: zyn te<br />

onderbrenging van Samos verlchillend beoordeeld.<br />

1 io. a.<br />

——— zyn gedrag in den oorlog der Corcjrteers<br />

tegen de Corinthiers. III. 1.12.<br />

— zyn niet inwilligen van den eisch der<br />

LacediSmoniers was eene aanleidende oorzaak<br />

van den Peloponnejifchen oorlog. I1L.<br />

121. a. aant. iaS. a. aant.<br />

• verfchillende woelingen zyner benyders<br />

en vyanden tegen hem. IIL 122 —<br />

Ï28. a.: over welken hy volkomen zegepraalt.<br />

129. a.<br />

• • "- zyneftandvastigheid en zachtzinnigheid ,•<br />

• onder allerleie eerroveryen, wegens zyn ge.<br />

drag by den inval der Lacednemoniers in<br />

het Attisch gebied. III. 133—133. a.<br />

* • zyn gedrag by eene woedende pcstziekte<br />

te Athene, en by eene zware zonsverduistering.<br />

III. 134., 136. a.<br />

——— wordt van het Opperbevelhebberfchap<br />

afgeze\ III. 138. a.<br />

— lyJt, door de pest, vele verliezen aan<br />

zyne gemeenzaamfte vrienden, kinderen en<br />

naastbeftaanden. III. 139, 142.; zyne aandoeningen<br />

by den dood van zynen zoon<br />

PARALUS. I43. a.<br />

• •* onaangenaamheden hem door zynent<br />

oudftaï zoon aangedaan. III. 139, 140. a.


B L A D W Y Z E i 323<br />

PERIÏLES; wordt nogmaals tot Opperbevelhebber<br />

aangefteld. IK. 144. a,<br />

fcbaft de wet omtrent onechte kindè*<br />

ren af. III. 144. a.: zie ook III. 96 a.<br />

* ondankbare wreedheid, door de Athe*<br />

nienfirs, zynen zoon opgelegd. III. 146. a.<br />

aant.<br />

~—— Wordt door eene ilcepende ziekte aangetast.<br />

III. 147. a.<br />

*—.— lof wegens zyn voortreffelyk karakter.<br />

III. 149, a.i na zynen dood, zyn gemis<br />

door de Athenienfers fpoedig betreurd.<br />

151. a.<br />

ï-n—- vèrgelyking van hem en FABIUS<br />

MAXIMUS. HL 77 — 84. b.<br />

PERIPOLTUS, de wichelaar; verhaal van<br />

zeker bedryf van eenen OAMgN , uit<br />

zyn gedacht af komflig, te Charonea, en de<br />

gevolgen daarvan. VII. 4. ..<br />

PERPENNA; de moordenaar van den bra­<br />

ven SERTORIUS. VIII. 70 — 73: wordt<br />

zelf daarna van kant geholpen. 75.: zie<br />

ook VIII. 51. b.<br />

Perfepolis; door ALEXANDER vei brand.<br />

IX. 149.<br />

PERSEUS; koning van Macedonië in oorlog<br />

met de Romeinen. IV. 129, 134.: zyn<br />

Hecht karakter, ald. en 180.: behaalt eerst<br />

èenige voordeelen op de Romeinen. 136.;'<br />

doch wordt daarna, met zyne geheele magt;<br />

door het beleid en de. dapperheid van<br />

X 2 JPAU-


3*4 S L AD W Y Z E R..<br />

FAULUS «MILIOS,geflagen; zie daarvan<br />

een uitvoerig berigt. 141-168.: gevolgen<br />

van dien nederlaag. 169—174.: z y n<br />

gedrag bij de ontmoeting van zynen overwinnaar.<br />

180.: zyn dood. 207.<br />

PERSE US; wanneer geleefd hebbe. VIL<br />

15. aant.<br />

JPerfïanen; derzelver optooifel. II. 271.<br />

- hunne koningen droegen den toenaam<br />

van Groot. II. 304. aant.<br />

— hun God, ARIMANIUS, gehouden<br />

voor den oorfprong van het goede. II.<br />

305. aant.<br />

— iemand op het eerepaard door de<br />

ftad rond te voeren , by hunne Koningen<br />

een teeken van vriendfchap en gunst. II.<br />

3®8. aant,<br />

• in oorlog met AGESILAUS. VIII.<br />

188. enz.: met ALEXANDER. IX. 6a. enz.<br />

1<br />

• byzondere plegtigheid van inwyding<br />

hunner oude Koningen. XII. 6. a.<br />

— -eene vereischte, oudtyds, dat hunne<br />

Koningen in de Wetenfchappen der Magen<br />

onderwezen waren. XII. 15. c. aant:.<br />

Perfisch; overeenkomst tusfehen hetzelve en<br />

het Nederduitsch. IX. 74. aant.<br />

Petra, hoofdftad van Arabia Petraa. VIII.<br />

112. b.<br />

Phalanx; hoe dezelve door de Macedonters<br />

werd ingerigt. V. 26. b.: aant. VIII. S8.<br />

aant.<br />

PHA-


B L A D W Y Z E R ,<br />

3*5<br />

PHANIAS; een leerling van ARISTOTE-<br />

LES. II. 53, aant.<br />

PHANOMEDES; beroemd Gefchiedfchryver.<br />

II. 254. aant.<br />

Phqrfaliai beroemd door den belastenden flag<br />

tusfehen C«SAR en POMPEJUS. VIII,<br />

i85. b. aant. IX. 108. b<br />

Pharus; berigt van dit eiland. IX. 107. aant*<br />

PHERECIDES; Gefchiedfchryver. I. 90. -<br />

PHIDIAS; vermaard Kunftenaar. IV. 184.<br />

. eenige byzonderheden omtrent dezen<br />

beeldwerker, en 2yn dood. III. 122 —124*.<br />

PJ?iditia t; gemeenfehappelyke burgermaaltyden<br />

te Lacedamon. X. 66. aant.<br />

PHILIPPIDES; een Blyfpeldichter. XI. 183.<br />

h. aant.<br />

PHILIPPUS, vader van ALEXANDER den<br />

grooten; aanteekening omtrent hem. IV.<br />

132, 326, 327.<br />

mm. zie ook van zyne bedryven, in den<br />

oorlog met het Grieksck bondgenootfehap,<br />

in het leven van DEMOSTHENES. XI.<br />

61. enz. 71. aant.<br />

PHILISTUS; als Gefchiedfchryver door CI­<br />

CERO geroemd. VIL 270. aant,<br />

— zyne poogingen om de overheerfching<br />

van DIONYSIUS, den jongeren, tegen het<br />

beleid van DION en PLATO, in Sicilië te<br />

bevestigen. XII. 31,<br />

PHILOCHORUS; een oud Griehch Histo-<br />

riefchryver. I. 87. aant.<br />

X 3 PHI*


3*5 B L A D W Y Z E R ,<br />

EHILOCTETES; zyn lyden wordt een onderwerp<br />

van zeker treurfpel. II. 82. aant.<br />

PHILOPOEMEN; zyne afkomst en opv.'e.<br />

ding. V. 232.: by uitnemendheid door<br />

Griekenland geliefkoosd. 235,<br />

zyne Iigchaamlyke geftalre. V. 235.:<br />

byzondere ontmoeting-met eene Megarifche<br />

vrouwe. 136.<br />

• zyne geaardheid. V. 237.: afkeer van<br />

het worstelperk en de ftrydfpelen. 240.<br />

—— zy.ie levenswyze. V. 241.<br />

1 hoe hy zich tot eenen held zocht te<br />

vormen. V. 243. ,<br />

* zyne krygsbedryven. V. 245, 247.<br />

ö<br />

54» 257, 26o, 266, 287, 294.<br />

zyn krygsrocm. V. 253.<br />

— maakt verandering in de legerfchik.<br />

king en flagorde. V*. 260.; en de wyze van<br />

leven zyner krygsbenden. 263. 266.<br />

: vertoont aan eene vergadering van<br />

Grieken zyne Phalanx, in haar ichitterend<br />

krygsgewaad. V. 272.<br />

! Griekenland in moed door hem op°- e.<br />

beurd. V. 273.<br />

toeleg op zyn leven mislukt. V. » 7 S<br />

— - zyn naam verbreidde alom fchrikon-<br />

der zyne vyanden. V. 275, 276.<br />

— zyn vertrek naar C«te, 'op verzoek<br />

der Gortymers van fommigen afgekeurd<br />

door anderen verdedigd. V. 277.: zyne be'<br />

dry ven aldaar. 281.<br />

PHI.


B L A D W Y Z E R ; 3*7<br />

PHILOPOEMEN; keert terug naar Pehponne*<br />

fus. V. 28a.: waagt reukeloos eenen zeeflag.<br />

£85.; doch behaalt kort daarna eene luiste*<br />

rijke overwinning te lande. 287.<br />

. > wyst eene aangienlyke ge'daanbieding<br />

der Lacedcemoniers van de hand. V. 29-r.<br />

brengt, door eene grootmoedige daad ,<br />

de Laceda noniers weder tot het bondgenoot-<br />

fchap terug. V. 294.<br />

. (laat vervolgens het ftaatsbeftuur der<br />

Laced


82? B L A D W Y Z E R ,<br />

pmtrent hem. IX. ,87, m . befchuldigd<br />

van zamenzwering tegen den Koning, om<br />

't leven gebragt. i 9o- I 9 a.<br />

&<br />

'<br />

PHOCION; aanmerking omtrent zyne deugd.<br />

5.: met CATO denjongeren vergeleken<br />

r—" zyn karakter. X. 14, 2 Q j 2 3 j<br />

37» 02.<br />

!— zyne afkomst, opvoeding en levens-<br />

) - roem van zyne welfprekendheid. X.<br />

r — fopat, onder den veldheer CHA BRJAS,<br />

zyne bekwaamheid tot den kryg,dienst X<br />

?.a.j zyn zorg voor de uabeftaanden<br />

van CHAERIAS , na deszelfs dood. 2 3<br />

S^r-r yereenigde in zich de bekwaamheden van<br />

eenenStaaatsman en Krygsbevelhebber.X ^ •<br />

aanmerking van den vertaler hieromtrent, met<br />

opz.gt op den tegenwoordige» Staatsbefluurder<br />

in Frankrijk. C1802,) ald, aant.<br />

Z y<br />

TT<br />

" g e d r a g b y 1 , e t a<br />

a«Nlen van Over-<br />

heden en Legerhoofden. X 27.<br />

• ^ — betoont zich, i„ allep,' g e e n v h v<br />

van het volk te zyn. X. fl8,: ftalen<br />

zyne geftrengheid en ingetogenheid. 2 9 _<br />

35.: hoe by desniettegenftaande den naam<br />

van de goede kon verkrygen. 36.<br />

— waarin hy 2 y n e onverzettelyke ge.<br />

PHQ.


B L A D W Y Z E R . 3 2<br />

9<br />

PHOCION; geeft in eene krygstogt tegen de<br />

Maadoniers blyken van zyne ervarenheid en<br />

krygsdeugd. X. 39 — 44.» en vervolgens.<br />

46 — 49.<br />

«r—— zyn voorzigtige raad aan de Athenienfers,<br />

na de nederlaag by Charonea. X. 51.:<br />

en na den dood van PHILIPPUS, ten pp*<br />

zigte eener bevrediging met ALEXANDER.<br />

68«<br />

; wordt als afgevaardigde, door ALE­<br />

XANDER, op eene minzame wyze ontvangen,<br />

X. 55. ; zyne behendigheid in<br />

ftaatszaken ten nutte van zyn vaderland,<br />

in de onderhandeling met ALEXANDER<br />

getoond. 56.<br />

W.—ir z<br />

yn e<br />

ftandvastigbeid in het weigeren<br />

van een aanzienlyk, door ALEXANDER<br />

r<br />

hem aangeboden, gefchenk. 58 — 61.<br />

• zyne fobere levenswyze. X. 58.<br />

zyne vrouw wegens eerbaarheid en<br />

eenvoudigheid vermaard. X. 62.<br />

• > gaat de wellustige levenswyze van<br />

zynen zoon, op eene zonderlinge wyze,<br />

tegen. X. 65.<br />

* zyn gevoelen omtrent het eifchen<br />

van oprlogfchepen door ALEXANDER.<br />

X. 66.<br />

6 e- zyn gedrag omtrent HAR PA LUS.<br />

X. 68.; en het verfpreiden van het gerucht<br />

van den dood van ALE X A ND ER. 72,<br />

v* zyn gedrag omtrent LEOSTHENES,<br />

X 5 die


33° B L A D W Y Z E R .<br />

die het volk van Athene tot het voeren van<br />

den Griekfchen oorlog had doen befluiten.<br />

x<br />

- 73-<br />

PHOCION* doet op eene zonderlinge wyze<br />

de Athenienferen, in hunne drift om tegen de<br />

Bocoticrs uit te trekken, bedaren. X. °?7.<br />

- dryft het leger van MICIO op de<br />

vlugt. X. 79.<br />

zyn gezantfehap naar ANTIPATER<br />

X. 8r—S


B L A D W Y Z E R . 33»<br />

PHRUNICHUS; Treurfpeldichter. II. 225.<br />

P n Y L A R c H.Ü s ; een Historiefchryver. II.<br />

319. aant,'<br />

Phytaliden; welke' waren. I. 63, 80. aant.<br />

PINDARUS; een. gewigtig -Ruk uit zyne<br />

klaagliederen door PLUTARCHUS aangehaald<br />

, omtrent den ftaat der mer.fchen na<br />

hunnen dood. I. 272.<br />

PIRITHONS; boezemvriend van THE­<br />

SEUS. I. 141, 145- oarit,<br />

Pis 1 STRATUS; bragt de gedichten van HO­<br />

MERUS byeen. I. 104. aant.<br />

was van een voortreffeiykst karakter.<br />

II. 5. aant,<br />

m, het karakter van hem volkomen naar<br />

waarheid gefchilderd. II. 118.<br />

i . verhaal van de wyze op welke hy<br />

zich van het gebied te Athene meester<br />

maakte. II. 116, 122 — 129.<br />

TITTHEUS; zoon van PELOPS. i, 60.: ver.<br />

dere berigten van hem. ald. en 62, 63,<br />

67, 70.<br />

Pitynfae; twee eilanden thans Tvics en Fcr-<br />

•nientera. VIII. 20. aant.<br />

PLATO; iets omtrent zyne gevoelens. I. 2S6,<br />

288. aant.<br />

. zyne aanmerking omtrent de inrigting<br />

van het befluur te Sparte, door LYCUR-<br />

GU s. I. 318. aant.<br />

* kort verüag van eenige zyner werken,<br />

byzonderst van den Atlanticus of Critias,<br />

en


33* H A D W Y z E R,<br />

en het oordeel daarover van PLUTAR­<br />

CHUS. II. i 3 o , , 3 r,<br />

PtATo; zyne afkomst van eenen broeder van<br />

SOL ON. II. 130, a a v t m<br />

— had veel op met het drietal. UI. i<<br />

r~ zyn gevoelen omtrent de beweegelvkheid<br />

der aarde. I. 460.<br />

y<br />

'<br />

w e l & 0<br />

'<br />

d e b £ t e<br />

5 middelen waren, volgens<br />

zyn gevoelen, om een volk gelukk.v<br />

te doen zyn. I. 488.<br />

0<br />

zyne aanmerking omtrent" de wellust,<br />

y. i36. h o e h<br />

" 7 y ^ gefteldheid van eenen ondeugenden<br />

by het aannaderen des dood s befchryft.<br />

VI. 337.<br />

— antwoord van dien Wysgeer aan de<br />

tyrentërs. VII. 109.<br />

— — veranderingen van deszelfs Academie.<br />

VII. 246, 247. XI. 10. b.<br />

^ — hoe hy, als Wysgeer, zyne achting<br />

behield. VII. 381.<br />

0<br />

— ~ zyne les aan iemand welke in waar,<br />

beid ryk wil z y n. XI. 243. b.<br />

1 : zyne komst in Sicilië , ter verftooringe<br />

der dwinglandy. XII. i 0. : wordt Leermeester<br />

van DION. ald.: geraakt in ongena­<br />

de by DIONYSIUS. I 4. : Z I E V E R D E R V A N<br />

hem m t leven van DION.<br />

z y n e aan<br />

' merking omtrent de dapperen<br />

cn regtvaardigen. XII. 12.<br />

PLA.


15 L A D W Y Z E RV 333<br />

PLATO; wordt door DIONYSIUS, den jbngen,<br />

weder overgehaald om naar Sicilië andermaal<br />

overtekomen. XII. 28.: zyne ontmoetingen<br />

aldaar, 3a, 38, 39.<br />

.—1 keert weder naar Griekenland terug,<br />

en houdt DION by de Academie bepaald.<br />

XII. 40.<br />

. komt voor de derdemaal aan 't Hof<br />

van DIONYSIUS. XII. 46.: Wordt weder<br />

weggezonden. 52.<br />

1 neemt geen deel aan 'den oorlog waar­<br />

toe, DION zich tegen DIONYSIUS toerust­<br />

te. XII. 54.<br />

——~ zyn begrip omtrent den besten Veld»<br />

heer. XIII. 4.<br />

Plunteria; een feest ter egre van ÏIINERVA.<br />

III. 102. c. aant.<br />

PLUTARCHUS; zyne geboorteplaats was<br />

Ckerotïia, in Beotien. I. Ui zyne afkomst<br />

aanzienlyk. a.: zyn geboortejaar onzeker.<br />

4.: zyne opvoeding. 5.: zyn verblyf te<br />

Rome fchynt alleen plaats gehad te hebben,<br />

onder de regeringen van VESPA­<br />

SIANUS, TITUS en DOMITIANUS. 6.1<br />

of hy de Leermeester geweest zy van°TRA-<br />

JA NUS, en door dezen vereerd met de<br />

Burgemeesterlyke waardigheid. 9.: zyne<br />

lesfen werden te Rome, door vele aanzienlyken,<br />

met de grootfte aandacht bygewoond.<br />

13.: hield zyne redevoeringen te<br />

Rome in het Grieksch. 35. XI. 7 : z<br />

y" e<br />

be-


334 B L A D W Y Z E R .<br />

bekwaamheden reeds vroeg in zyn Vader",<br />

land bekend. ié.ï wyze raad van zyneri<br />

Vader aan hem gegeven. 17.: hoogde top.<br />

punt van zynen roem. 18.: eenige byzon.<br />

derheden uit zyn gelukkig huwelyksleven.<br />

I9-: zyne zedige en zedelyke gemoedsgefteldheid,<br />

iu het behartigen van geringere<br />

bedieningen. -3, 2,1.: zyn eerbied voor<br />

mindere Overheden 25.: zoekt zekere mis.<br />

bruiken in de twistgedingen te verbeteren.<br />

£ö.: yvert fte'rk voor de aankweeking van<br />

eensgezindheid onder broederen. 28.: zyrt<br />

maagfchap. 3r.. zachtheid van zyn karakter<br />

omtrent zyne Haven en zyne beesten.<br />

32.: Wat hy,by noodigé geflrengheid,bedoelde.<br />

35 : een aanmejkelyk geval van zulk eene<br />

geftrengheid. ald.: helde over tot de Platoni.<br />

fche Wysbegeerte. 38, 288. zyne begrippen<br />

omtrent de Godheid, en den Godsdienst. 39.•<br />

zyne begrippen omtrent de onfferflykheid van<br />

de ziel, en het beloonen en ftraffen na dit leven.<br />

42.: befirydt de gevolgen uit de leer van<br />

EPICURUS voortvloeiende. 43.: byzonderst<br />

omtrent ligchamelyke vermaken. 44. ;<br />

en omtrent den ftelregel van eenen Ëpicu.<br />

Hst:" Houd u ichuil in uw leven." 45 •<br />

legt,ais Gefchiedfchryver, overal zyne liefde<br />

tot de waarheid aan den dag. 46. : j n twee<br />

gevallen vergat hy zyne gewone onpartydigheid.<br />

47, 48. : aanmerking omtrent zy.<br />

ne tydelyke middelen. 49.: loffpraak vair<br />

derf


B L A D W Y Z E R. 335<br />

den Hoogleeraar WYTTENEACH omtrent<br />

hem. Shi aanmerking omtrent zyne gefchriften.<br />

51. aant.<br />

PLUTARCHUS; zyne aanmerkingen, omtrent<br />

het fabelachtige van de verhalen der<br />

Aloudheid. 59, 69. aant.<br />

- zyne aanmerking omtrent het verhef-,<br />

fen van de menfchelyke natuur tot het Goddelyke.<br />

I. 272.: omtrent den Haat der braven<br />

na hunnen dood. 273:<br />

. groote waarde van zyne vèrgelyking<br />

van THESEUS met ROMULUS. L 233.<br />

aant.<br />

leidt de ongelukken af van de zeden<br />

en driften. I. 289.<br />

— zyne gedachten over de Ityf hoofdigheid<br />

van fommigen tegen den echt; om door<br />

dien weg de fmerten over het verlies van<br />

kinderen voor te komen. II. 24 — 27.<br />

aanmerking omtrent zynen fchryfftyl.<br />

II. 131. aant.<br />

• zyne gedachten omtrent de verkeering<br />

der Goden met menfchen. I. 435.; en derzelver<br />

byzondere liefde voor Dichters en<br />

voorname Staatsmannen. 437.<br />

zyne gedachten omtrent deze en gene<br />

vreemdigheden. II. 342. UI. 82. d.z omtrent<br />

het beduur der Goden. 355.<br />

•» zyne gedachten over de waarde det<br />

deugd, vergeleken by de waarde van voortreffelyke<br />

konstflukken en derzelver beoefenaars'


'<br />

'<br />

B L A D W Y Z E R .<br />

naars. III. 7-10. d. V. 31. : aanmerking<br />

omtrent zyne verachting van anders zeer<br />

geachte kunftenaars. ald. aant.<br />

PLUTARCHUS; zyne aanmerking omtrent<br />

de bygeloovigheid met betrekking tot lucht-<br />

verfchynfelen, III. 23. a.<br />

— had eene gelukkige ftoutheid in het<br />

wagen van overdragtelyke fpreekWyzen.<br />

II. 56. a. aant.<br />

' zyne aanmerking .omtrent het n'afpoören<br />

van gefchiedkundïge \Vaarheden. III.<br />

65. a.<br />

z n e<br />

y aanmerking omtrent het beftuur<br />

van' den geest der menfchen. III. 69. a.<br />

w e ]<br />

k onderfcheid hy (telt tusfchén<br />

éen befpiegelend Wysgeer en eeflen Staats.'<br />

man. III. 75. a.<br />

' - hecht veel Waarde aan den Gods-<br />

dienst. III. 13 b.<br />

— zyne aanmerking 1<br />

omtrent de eerzucht.<br />

III. 9. d.: omtrent de droefheid en gramfcbap.<br />

48. d.<br />

gedachten over de beftaanBaarheid<br />

Van 'smenfchen vryen wil, met de onlochenbare<br />

werking der Godheid op onzê<br />

ziel. IH. 71. d. en aant.<br />

zyne gedachten óver de magt van God<br />

en zyne werken. III. 84. d.<br />

1 z v n e<br />

hoe hy dacht over de grondffagen vaff<br />

onze daden; indien men, na de uitvoering,<br />

daarover geen r<br />

berouw zal hebben. fV. 15,16.<br />

PL'U« ;


B L A D W Y Z E R . 33?<br />

PLUTARCHUS; zyn oordeel over de ver­<br />

zen van HOME.RUS, en de fchilderyefi van<br />

NICOMACHUS. IV. 97.<br />

• •- zyne gedachten omtrent het nut van<br />

de gefchiedenisfen van beroemde mannen.<br />

IV. 115, 116.<br />

« zyne aanmerkingen omtrent de geboor­<br />

teplaats van APOLLo. IV. 286.<br />

— zyne aanmerking omtrent het voort­<br />

brengen van oorlogshelden. IV. 292.: om­<br />

trent nydigaards. 319.: omtrent den dood<br />

en uitvaart van brave en verdienftelyke<br />

menfchen. 362.: omtrent bygeloof. 385.<br />

•• zyne aanmerking omtrent het vereeren<br />

der Goden. V. 32.: omtrent regtvaardig-<br />

heid en onregtvaardigheid. 33.: omtrent<br />

den landbouw. 241.: omtrent het menfchfif-<br />

lyk geluk. V. 73. b.<br />

— — eene aanteekening op zyne, door hem<br />

aangehaalde,levensbefchryving van scisiö»<br />

VI. 30. aant.<br />

• zyne aanmerkingen omtrent het doen<br />

van vergeldingen. VI. 32.<br />

• zyne aanmerking omtrent de gevolgen!<br />

van twee inhalige en heerschzuchtige Vor-<br />

ften. VI. 46.<br />

niet geheel boven het bygeloof zyne<br />

natie verheven. VI. an. aant.<br />

• • Iaat de vraag onbeantwoord: of d$<br />

voorfpoed wel eene verandering in iemands<br />

aard teweeg brengt; dan of dé boosheid *<br />

XIIL BEiLt Y wek


338 B L A D W Y Z E R .<br />

welke reeds in 't harte zit, zich by menfchen,<br />

als zy tot magt geraken, eerst ontdekt.<br />

VI. ioo. b.<br />

PLUTARCHUS ; zyne aanmerking omtrent<br />

huwelyksverbintenisfen. VI. 112.<br />

• zyne aanmerking omtrent hetgeen<br />

waarop een levensbefchryver, in zyne verhalen,<br />

te letten hebbe. VIL 13.<br />

• zyne aanmerkingen omtrent het najagen<br />

van oorlogsroem. VII. 206.<br />

' aanmerking omtrent zyne aanhaling van<br />

eene plaats uit HORATIUS. VIL239.aant,<br />

1 aanmerking omtrent zyne uitdrukking,<br />

aangaande het gevoelen van ORPHEUS.<br />

VII. 256. aant.<br />

- zyne aanmerking omtrent het geen<br />

waardoor men by het volk genegenheid<br />

verkrygt. VIL 280.<br />

zyne aanmerking op de uitkomfien van<br />

de fortuin. VIL 329. X. 6.<br />

zyne aanmerkingen omtrent toevallige<br />

omftanaigheden. VIII. 4.: omtrent iemands<br />

karakter. 28.: omtrent de onderlinge oorlogen<br />

in Grieken/and. *22.: omtrent de<br />

moeijclykheid om eenen Haat, door eenen<br />

misdag vervallen, weêr op te beuren. VIII,<br />

289.<br />

zyne aanmerking op de wyze waardoor<br />

mannen van den degen en van den<br />

tabberd het best hun aanzien en meerderheid<br />

kunnen bewaren. VIII. 61, b.<br />

PLU-


B L A D W Y Z E R . 339<br />

PLUTARCHUS; zyne aanmerking overhel<br />

vallen van vogelen uit de lucht, by gelegenheid<br />

van een groot gefchreeuw door eene<br />

groote menigte. VIII. 69. b.<br />

. — zyne gevoelens omtrent het Goddelyk<br />

Wezen. VIII. 118. b.<br />

- . zyne aanmerkingen omtrent het verfchil<br />

der uitkom ften van het beftuur van<br />

groote en brave mannen. X. 6.<br />

- zyne aanmerking omtrent de regtvaardigheid.<br />

X. ilr. b.<br />

——— zyne aanmerking omtrent de fabel van<br />

IXION. X. 215. b.: omtrent eerzuchtigen.<br />

±16. b.: omtrent Regenten. 217. b.: omtrent<br />

de fabel van de flang. 219. b.<br />

-, zyne aanmerking omtrent de Stoïfch»<br />

Wysbegeerte. X. 281. b.: omtrent de zwakheid<br />

der menfchelyke natuur. X. 321. b.<br />

——> zyne aanmerking omtrent den invloed<br />

van iemands geboorteplaats op deszelfs geluk<br />

of levensgedrag. XI. 4.: omtrent hetgeen<br />

een Gefchiedfchryver noodig heeft. 6.<br />

. 1 zyne aanmerking omtrent den mensch.<br />

XI. 124- b.<br />

- zyne aanmerking omtrent de vèrgelyking<br />

der Kunften en Wetenfshappen met<br />

de zinnen. XI. 147. b.<br />

- de overdrevene eerbevvyzingen aan<br />

Koningen en Vorften. XI. 237. b.: blyken<br />

hierin van zyn Wysgeerig ca Staatkundig<br />

verftand, 538. b. aant.<br />

Y» PLU-


3 +o B L A D W Y Z E R .<br />

PLUTARCHUS; omtrent den invloed van<br />

tegenfpoed op fommige menfchen. XI.<br />

3». e.<br />

- • — omtrent fpookverfchyningen. XII. 6.:<br />

omtrent de roemryke daden der voorouderen.<br />

XII. 98. c: omtrent de eigenliefde.<br />

99. e,; omtrent de fchroomachtigheid van<br />

fommige menfchen, en tegenftrydigheid in<br />

hunne karakters. 122. c.: omtrent uitbundige<br />

vreugde. 140. *-.: omtrent de genegenheid<br />

des volks. 163. c.: omtrent de krygstucht.<br />

XIII. '3, 4.<br />

P/iyx; eene verfterkte hoogte te Athene. 1.<br />

150. aant. II. 277.<br />

PoJemarchen ; welke Overheden dezen waren.<br />

I. 342. aant.<br />

— te Thehe; waarin hunne magt beftond.<br />

IV. 251. aant.<br />

POLYCRATES; een afftammeling van VRA-<br />

TUS. XII. 165. c. aant.<br />

POLYEUCTUS; een beroemd Redenaar. X.<br />

17. aant. 3a.<br />

PoLYZELus,de Rhodier; Gefchiedfchryver.<br />

II. 63.<br />

Pomarium , in plaats van Postmueium; wat<br />

beteekent. I. 197. aant.<br />

Pometium; aanteekening omtrent dezen naam.<br />

IX. 153. b. aant.<br />

POMPEJUS ; niemand dan hy llerker bY<br />

de Romeinen geliefd, en niemand by hun<br />

wos-


B L A D W Y Z E R . 341<br />

woedender gehaat dan zyn vader STRABO.<br />

VIII. 4- &<br />

POMPEJUS"; zyn loffelyk karakter.VIII. 5.<br />

en uiterlyk voorkomen. 6. b.: en


34* B L A D W Y Z E R .<br />

POMPEJUS; behandelt CARBO op eene OHwaardige<br />

wy« in Sicilië eer hy hem ter<br />

doodftraf overgaf. VIII. a 6. b.: zyne verde<br />

re regtsplegingen omtrent vyanden van<br />

SULLA. 27. b.<br />

- zorgt tegen de ongeregeldheden van<br />

vm.ïT n<br />

° P e e n e z o n d e r l i n<br />

* e w<br />

y«-<br />

fteekt naar Utica en Charthago over.<br />

vm. a 9. b.: had daar eene kluchtige ommoering,<br />

ald.: bemagtigt Afrika. 3*\<br />

— brengt zyne foldaten tot bedaren, die<br />

«et wilden dat hy, door SULL A opontbo.<br />

den, vertrekken zou. VIII. 33. b.: wordt<br />

by zyne terugkomst door SULLA met den<br />

naam van de groote vereerd. 34. b • aan<br />

.1 merking omtrent zulke tytels door de Ro'.<br />

metnen aan mannen vau verdienflen geee-<br />

6 fi<br />

ven. ald.<br />

' zyn gedrag toen SULLA hem de zegepraai<br />

niet toe/rond , welke hy nogtans<br />

doordreef. VIII. 3 7. b.: zyn gedrag omtrent<br />

fommigen van zyne oproerige foldaten by<br />

die gelegenheid. 38. b.<br />

zyne zonderlinge roemzucht, door<br />

het volk erkend. VIII. 39. b.: hetwelk de<br />

kwade gezindheid v a n SULLA tegen hem<br />

opwekte, waaronder hy zich gelaten gedroeg,<br />

40. b.<br />

s<br />

" zyn edelmoedig gedrag by de uitvaart<br />

van SULLA. VIII. 41. b.<br />

POM-


B L A D W Y Z E R . 343<br />

POMPEJUS; voegt zich na den dood van<br />

' SULLA by de party van CATULUS.<br />

VIII. 41. b.<br />

m . zyn bedryf in Galliên, daar hy door<br />

't ombrengen van BRUTUS (den' ouden)<br />

zynen goeden naam krenkte. VIII. 42. b.<br />

m . zyne krygsbedryven in Spanje tegen<br />

SËRTORIUS. VIII. 45- b<br />

'- on.tfnapt het<br />

gevaar van gedood of gevangen te worden.<br />

48. b.<br />

. wordt door den Oud-Conful ME-<br />

TELLUS op eene befcheidene wyze behan­<br />

deld. VIII. 49- b.<br />

_ verlaat Spanje en deelt mede in den<br />

roem der overwinning, door CRASSUS in<br />

den flavenoorlog behaald. VIII. 53. b.<br />

, , tracht de magt der Tribunen tot ge­<br />

noegen des volks weêr te herftellen. VIII.<br />

55. b.: zyne achting by het volk neemt,<br />

ook om andere redenen, meer toe. 57. b.<br />

, _ geeft aan de Cenforen rekenfchap.<br />

VUL 58. b.<br />

, . verzoent zich met<br />

60. b.<br />

CRASSUS. VIII.<br />

hoe hy zyne waardigheid bewaarde.<br />

m<br />

VUL 60. b.<br />

. verfchillen in den Raad toen men<br />

hem eene onbepaalde magt in den kryg te-<br />

gen de zeeroovers wilde opdragen. VIII. 68.<br />

b.: dezelven eindigden tot zyn voordeel<br />

70. b.<br />

y 4 POM-


344 BLADWYZER.<br />

POMPEJUS; Z Y N E B E D R Y R E N I N D E N<br />

gen de zeerovers. VUL 71. & Z Y N ^<br />

omtrent de overwonnenen. 75.<br />

*<br />

g e e f t e e n<br />

,<br />

k o r t<br />

bezoek te Athene, Vffi<br />

73- twee verzen voor hem aldaar op<br />

de poort gefchreven. ald.<br />

~ — zyn gedrag, omtrent ME TEL LUS op<br />

Ueta 2 elf s v a n 2 y n e b e s t £<br />

keurd. VIII, 77. J.<br />

8<br />

' - zyne magt op eene buitengewone wy­<br />

ze door het volk vermeerderd. VIII. 8 2<br />

wind, belgde zyne beste vrienden. 83. 6.<br />

~ ~ SJ gedrag i„ ^fe o m t r c n t L U C Ü L,<br />

VIII. 8 4. 87.^.; zie ook in 'c le.<br />

ven van LUCULLUS.<br />

— vertrekt, met een leger, tegen M r.<br />

THRIDATES. VII. 22,6. VIII. g 9J I o 6 i<br />

— trekt in e„ vermeestert Judea\<br />

VUL 118. zyne regtsoefeningen aldaar.<br />

Ï09.<br />

Z.Z<br />

' ; aanteekening omtrent de trotschheid<br />

nen vryseIatenen deme<br />

- ontvangt de tyding van den dood van<br />

MITHRIDATES, wiens lyk hy weigert te<br />

zien. VIII. 116.<br />

— de genoegens van zyne terugkomst<br />

worden verbitterd. VIII. „8. j,<br />

— fcheidt zich van zyne'vrouw MUcf<br />

4. VIII. n8. b,<br />

PoM-<br />

/•<br />

A<br />

^'^


B L A D W Y Z E R . 3+5<br />

POMPEJUS; dankt, by zyne terugkomst te<br />

Rome, zyn leger af. VIII. 119. b.: vermeerdert<br />

daardoor zyne achting by het volk.<br />

120.<br />

^ zoekt vruchteloos door huwelyk zich<br />

aan het gellacht van CATO te verbinden.<br />

VIII. iai. b.<br />

- groote toeftel tot zyne zegepraal. VIII.<br />

122. b.: groote inkomlten door hem den<br />

Staat toegevoegd 123. b.: waarin de voor-<br />

F naamfte roem van deze zyne zegepraal be-<br />

flond. 124. b.<br />

zyne achting begon door 't overwigt<br />

van zyne magt, ongemerkt te dalen. 115. b.:<br />

byzonderst door de magt, die hy aan CJR*<br />

! SAR, tegen anderen, gegeven had. ald.<br />

, gedraagt zich verraderlyk omtrent<br />

CICERO. VIII. 127. b.<br />

. C S C A R ' S verrigtingen doodelyk<br />

voor hem en voor den S;aat VIII. 13S.<br />

enz. 139. b.<br />

_ trouwt met de dochter van c iE 1 A R.<br />

VIII. 130. b.<br />

ïi - zyn gedrag omtrent ces AR. VIII.<br />

i»<br />

130. b.<br />

wordt hafélyk door den Gemeen'sman<br />

CLODIUS behandeld. VIII. 134. b:\<br />

gevolgen hiervan. 135. b.<br />

iÜ bevordert, door de herftelling van<br />

CICERO , zyne zinkende magt. ,ViII.<br />

Y 5<br />

136. b.i


34^ B L A D W Y Z E R .<br />

136. b.: aanmerking omtrent zyne eerzucht.<br />

138. b.<br />

POMPEJUS; verzorgt den Staat en naburige<br />

volken van een' overvloed van koren. Vlfl<br />

139. b.<br />

• CESAR fluit met hem en CRASSUS<br />

een verbond. VIII. 140. b.: zie ook het<br />

leven van CRASSUS. VII. 53.<br />

« wordt met CRASSUS op eene geweldige<br />

wyze Conful. VIII. ï 4a b.<br />

• zyne getrouwe liefde omtrent zyne<br />

echtgenoote VIII. 145. b. S byzonder bewys<br />

daarvan H6. b.: haar dood en plegtige<br />

uitvaart ald.<br />

• ' de burgerkryg tusfehen hem en c JE-<br />

SAR neemt eenen aanvang. VIII. 146. b.<br />

- 't gedrag van c ATO omtrent hem, ter<br />

beteugeling van zyne heer.chzucht. VIII.<br />

150. b. enz.<br />

wordt tot Conful, zonder ambtgenoot,<br />

benoemd. VIII. I 5 r. è m. byzonder gedrag<br />

van CATO in dat geval. ald.<br />

trouwt met de weduwe van PUBLIUS<br />

CRASÜUS VIII. 15a. b.: befchryving van<br />

deze vrouw. ald.<br />

de ongelykheid van zyn gedrag in<br />

regisplegingen, verwekt hem veel opfpraak.<br />

VIII. i 5 4 , I 5 5.<br />

zyn gedrag omtrent CAESAR VIII.<br />

156. b, 159. b. enz.<br />

POM-


B L A D W Y Z E R . 347<br />

POMP E J U S^ vreugdebedryveri over zyne herftelling.<br />

VIII. 158. b.<br />

-—. vergeet zyne gewone behoedzaamheid.<br />

VUL 159. b.<br />

CÏSAR neemt maatregelen tegen zyn<br />

toenemend gezag. VIII. 161. b. enz.<br />

TTT verfchillende gevoelens in den raad,<br />

omtrent de voortduring van zyn bewind en<br />

dat van C;ESAR. VIII. 162. b.<br />

. berigt van dezen burgerkryg tusfchen<br />

hem en C*SAR. VIII. 166 —197. b.<br />

_ zyn aftogt van Brundufium, wordt<br />

onder de fchranderfte krygsvonden gerekend.<br />

VIII. 173. b.<br />

mm befchryving van zyne zee- en landmagt.<br />

VIII. 175. b.: oefent te Bereea zich<br />

en zyn voetvolk in den wapenhandel.<br />

176. b.<br />

„ overleggingen hoe men zich in een gevecht<br />

zou gedragen. 177. b.: klagten over zyne<br />

krygsverrigtingen. 183. b.: befpottelyk gedrag<br />

van zyne bevelhebbers. 185. b.: zyn<br />

droom. 1S7. b.: befchryving van de fiagorde.<br />

189. b.: gepaste aanmerking omtrent<br />

dezen ftryd tusfehen burgers en burgers.<br />

19a.: befchryving van den ftryd, met deszelfs<br />

nadeeligen uitflag voor POMPEJUS.<br />

194. b.: gedrag van hem na die nederlaag.<br />

197. b. 198. b.: wordt op zee, in zyne<br />

vlugt, door een' koopvaarder opgenomen,<br />

aoo. b.i zyn byzonder gedrag op het fchip.<br />

201. b.:


4S B L A D W Y Z E R .<br />

201. aandoenlyke ontmoeting van 2 y n e<br />

uw CORNELIA, by zynè aankomst te<br />

Mttykne. ao 3. b., n e e m t > n a y e ] e ^<br />

leggingen, z y n e toevlugt tot PTOLO-<br />

MEUS in Egypte. 209. b.: wordt, na veel<br />

verraderlyk overleg van 'sKoniugs hovelingen,<br />

op eene verachtelyke wyze, in<br />

een pink vermoord. 214. b.: byzondèrheden<br />

by zyne uitvaart. 216. b.: gedrag van<br />

CES AR omtrent de genen die POM­<br />

PEJUS vermoord hadden, 217. b.<br />

POMPEJUS; vèrgelyking van faemmet AGE-<br />

«LAU...VAL.»,, b. enz.: zie verder van<br />

hem. VII. 2 26. , 2 9. 2 4 5. A 4 P <<br />

«3- VUL 49. IX. 35. ^ jL^<br />

77- f«: 99- *« i 5«.*.: XI. gg. o r j"<br />

enz.: XII. 75. *. * *'<br />

POPLICOLA; ( V A L E R I ü 0 zyne af k o m s t.<br />

II. 136.: waarom hy by de eerfte aanftelJin»<br />

der Confuls werd voorbygegaan. i 3 7.- d o* t<br />

evenwel den eed voor het handhaven der<br />

vryheid , en bevestigt dien door daden<br />

M». 139-•• was gemeenzaam en van een<br />

menschlievend karakter. 144,: z y n g e c J<br />

by de ontdekte zamenzweering der AQUTL<br />

BUSSEN en der twee zoonen van B R O."<br />

TUS. I45—149.<br />

— - wordt, op eene luisterryke wyze tot<br />

Conful benoemd. II. i 5 o.<br />

— - zegepraal wegens de overwinning<br />

der Toskanen. II. 155.<br />

6<br />

Po-


B L A D W Y Z E R . 34!»<br />

POPLICOLA; (VALERIUS) houdt eene<br />

lykrede over BRUTUS. II. 155.<br />

> . zyn gedrag ter wegneminge der ergernis<br />

, tegen hem opgevat, als ftond hy<br />

naar de alleenheerfching. II. 157.<br />

m geeft aan de waardigheid van Conful<br />

eene zachtere gedaante. II. 159 ; en ontvangt<br />

vervolgens den toenaam van p OPIIC o LA,<br />

Volksvriend. 160.<br />

. maakt verfcheidene wetten, die de<br />

magt des Volks vergrooteH. II. 161.: byzonderst<br />

omtrent het beftuur der geldmiddelen.<br />

163.<br />

— — wordt ten tweedemaal Conful. II. 172.<br />

. Rome door hem verdedigd tegen den<br />

aanval van PORSENA, die daarop met de<br />

Romeinen vrede maakt. II. 172 — 181.<br />

- zyne verdere bedryven in de aanvallen<br />

der Sabynen. II. 181. - 187.<br />

, ~* fterfr, en werd, op algemeene kosten ,<br />

ftatelyk begraven. II. 189.: zyn lof. ald.<br />

aant.<br />

, vèrgelyking van hem met SOLON.<br />

II. 193 — 20a.<br />

Pond; hoeveel een Romeinich pond zilver be­<br />

droeg. IV. 187. aant.<br />

Pontificis; waarvan deze naam afgeleid wordt.<br />

I. 451mm<br />

• waarin de bediening van den Opper-<br />

Pontifex beftond. I, 453, 4 6o<br />

«<br />

Poif-


350 B L A D W Y Z E R .<br />

Poorten; d e r 2 e l v e r n a f f l e n ^<br />

p<br />

; R<br />

.T;, h<br />

?;r;r a<br />

" M<br />

-<br />

doorgaans meervoudig. XH 7 4<br />

'tri' * ,<br />

I ^ <br />

t a<br />

^ . * « t a l<br />

3^ / gevoerd, en van den<br />

vrede daarop g e„ 0i g d. „, d<br />

<br />

^^•edÏoe^l^oÏÏ.^r 0<br />

""-<br />

Pratextata; (verbad wh, \ 8<br />

'<br />

— war dien naam droeg. 3 J &<br />

^ hoevee, Lictoren deze had. IV. * a ><br />

de geboorteplaats v a„ B I A S. „ _ Q<br />

Priesterlyke ordonnantie, bv d*><br />

^ze boeken behelsde,, IV. 8 f **<br />


B L A D W Y Z E R » 351<br />

Provence; waarvan dien naam draagt. IX. 49.<br />

b. aant.<br />

Prytanaum ; het raadhuis te Athene. I. 97.<br />

aant: II. 75. VII. 52. aant.<br />

P/alter ium; een fnaartuig, te Athene. II. 211.<br />

aant.<br />

P T O L O M / E Ü S C E R A U N U S ; in een gevecht<br />

tegen de Celten om 't leven gebragt. VI.<br />

101. aant.<br />

P T O L O M / E Ü S ; een gemeeuenaam der Mgyptifche<br />

Koningen; VII. 110. aant.<br />

P T O L O M / E U S Ï H I L O P A T O R ; aanmerking<br />

omtrent zyne bedorvene hofhouding, en zyn<br />

gedrag omtrent C L E O M Ü N E S . X. 367. b.<br />

enz.<br />

Punters; als de grootffe bedriegers bekend.<br />

IV. 30. aant.<br />

Purper ; (HermioniscK) aanmerking omtrent<br />

hetzelve. IX. 151. aant.<br />

Pylagoren; wie dus genoemd werden. II. 260.<br />

P Y R R H U S , Koning van Epirus; zyne afkomst.<br />

VI. 6, 122. aant.<br />

. . ontkomt op eene zonderlinge wyze,<br />

nog een kind zynde , de vervolging der<br />

zoonen van N E O P T O L E M U S , en komt<br />

by G L A U C I A S , Koning van Illyrien. VI.<br />

7 — 10.: door wiens hulp hy terug gebragt<br />

en tot Koning van Epirus werd uitgeroepen.<br />

12.<br />

>• —. aanmerking omtrent een verhaal van<br />

zyn


35* BLADWYZER»<br />

zyn karakter, tanden en grooten teen. VI»<br />

13. aant.<br />

PYRRHUS; begeeft zich, door den aanhang<br />

van NEOPTOLEMUS onttroond, naar<br />

DEMETRIUS. VI. 14.<br />

' trouwt, in een gezantfchap naar Egyp.<br />

te, aldaar met ANTIGONE,fh'efdochter van<br />

PTOLOMEUS VI. 17.: keert naar Epirus<br />

terug, en maakt een verdrag en vrie


B L A D W Y Z E R . 353<br />

PÏRRHUSJ zyne huweiyken en kinderen, VI.<br />

34-<br />

— — krygt den bynaam van den Arend,<br />

VL 35.<br />

. • zyn inval in Macedonië liep voor<br />

hem kwalyk af". VL 35,<br />

. maakt eene overeenkomst met DE-<br />

M E TRI US. VL 37.<br />

. vak, door aandryving der naburige<br />

Koningen, met LYSIMACHUS in 'r. ryic<br />

van OEMETRIUS'. VI. 40,: verbeeldt zicli<br />

in den flaap door ALEXANDER geroepen<br />

te worden, die hejn helpen wilde. 41. : bemagtigt<br />

zonder llag of floot de legerplaats<br />

Van D E M E T R I U 6. 44.<br />

> verdeelt met LYSIMACHUS de overmeesterde<br />

landfc !<br />

iappen ; doch de vriendfchap<br />

duurde niet lang. VJ. 45, 46, 49.<br />

.—— raakt na dat DEMETRIUS, door<br />

SELEUCUS; in Syrië was te onder gebragt,<br />

met LYSIMACHUS in oorlog. VI. 49.<br />

ip blyft, na 't verlies van Macedonië , rusteloos<br />

en krygt ook weder gelegenheid om<br />

aan zyn oorlogszucht te voldoen. VI.<br />

5 1<br />

<<br />

•> 52.<br />

aanmerkelyk gefprek van CINCAS<br />

met hem, ter beteugeling van zyne veroveringszucht.<br />

VI. 57.<br />

—- • zendt, met vrachlfchepen een leger<br />

dea Tarentynen tegen de Romeinen ter hulpe.<br />

VI. 62.<br />

XIIL DEZL. Z PÏH-


354 B L A D W Y Z E R .<br />

PHRRHUS; ko Ï% na vele uirgeflane zeegevaren<br />

aan land. VI. 65.: brengt de zorgeloozc<br />

Burgery re Tarentum door dwangmiddelen in<br />

berer orde. 67.: raakt met de Romeinen onder<br />

1<br />

taviNus in gevecht en behaalt de overwinning,<br />

na betoon van uitflekende dapperheid.<br />

68 — 76.<br />

zendt cINCAS naar Rome om over<br />

den vrede te handelen, welke onderhandeling<br />

door de redevoering van APÏIUS afgebroken<br />

wordt. VI. 85.<br />

—:— ontvangt van CINCAS een treffdyk<br />

berigt van den raad en het volk van Rome.<br />

VI. 86.<br />

c. FABRIT ius weigert edelmoedig<br />

zyne gefchenken. VL 88.: en ontdekt door<br />

eenen brief aan hem eenen verraaerlyken<br />

toeleg op zyn leven. 93.<br />

• — raakt , voor de tweedemaal met de<br />

Romeinen in een gevecht, en behaalt de<br />

overwinning. VI. 95 — 99.<br />

• befluit, op een' aan hem gedanen voorllag<br />

der Sicilianen, derwaarts over te fteken,<br />

om dezen tegen de Carthagenitnfers te<br />

helpen. VL 101.<br />

raakt, wegens zyne dwinglandy, by<br />

de Sicilianen in den grootften haat VI. 109.:<br />

verlaat Sicilië cn trekt weder over naar ha-<br />

He. 110.<br />

geeft, uitgedaagd, een blyk van onverfchrokkene<br />

dapperheid. VL 112.<br />

Puil-


BLADWYZER. 355<br />

PVRRHUS; wordt door de Romeinen op<br />

de vlugt geilagen. VI. 116.<br />

! bezorgt niet behnorlyk het geen hy<br />

reeds vermeesterd had. VI. 117.<br />

keert terug naar Epirus. VI. 118.<br />

dry ft ANTI GO NUS uit Macedonië»<br />

VI. 120.: gevolgen van deze overwinning. 121.<br />

„ trekt, aangezocht, op tegen Lacedamon.<br />

IV. 125.: omftandig verhaal van de belegering<br />

van Lacedcemon en het ontzet van die<br />

ftad. VI. 127-139"<br />

„ zyne verdere en laatfte krygsbedryven<br />

te Argos, omftandig belchreven. VI. 144.:<br />

wordt door eenen gemeenen Argivet gekwetst.<br />

155-: kort daarop door ten fteenworp<br />

eener vrouwe zwaar gekneusd, en vervolgens<br />

door eenen zopYB.ua afgemaakt.<br />

Ï56, 157.<br />

, z y l l lyk op eene eerwaardigen wyze<br />

door ANTIGONUS zynen vyand behandeld,<br />

VL i*3.: als ook zyn nagelaten zoon<br />

e o o k<br />

HELENUS. 159- zi<br />

n<br />

leven van DEMETRIUS. XL 259- b.<br />

»em m't<br />

PYTHAGORAS; verfchillende gevoelens om­<br />

2


35


B L A D W Y Z E R . 35?<br />

werd. 395. aant., en 397.: deszelfs verga,<br />

deringen hoe te Sparte gehouden werden.<br />

I- 3^3-<br />

. zyne leden te Rome, zender wettige<br />

redenen, afwezig zynde, werden geboet. X.<br />

92. b. aant.<br />

door Welke wegen, iemand, die daar<br />

uitgezet was, by de Romeinen daar weêr<br />

in kon komen. XI. 42. b. aant.<br />

Rangen; of THESus de eerfte infteffêr van<br />

dezelven geweest zy. I. 120. aant,<br />

Rapfodr.i; wie dezen waren. IX. 18. aant.<br />

Redenaars; namen van verfcheidene Redenaars<br />

, van welken in de aanteekeningen<br />

eenig berigt gegeven wordt.<br />

AGNONIDES, X. ic5.<br />

AEEIDAMAS. XI. ar.<br />

ANDOCIDES. II. 319.<br />

ANTIPHON, III. 11. c.<br />

ANTONIUS (MARCUS). VIII. 65.<br />

* CALLISTRATUS. XI. 16.<br />

CHANDEH US. X. 51.<br />

CICERO. XI. 3. b.<br />

DEMADES. II. 68. X. 3. enz. 352. b.<br />

XI. 26.<br />

DE MOST HE NES. XI. 3.<br />

HEPËRIDES. X. 14. 37. XI. 45.<br />

Is 2t U S. XI. l8.<br />

ISOCRA T'JiS. XI. 19.<br />

LEO ÜYSANTIUS. VIL 377.<br />

MOEROCLES. XL 48z<br />

3


55* B L A D W Y Z E R .<br />

Redenaars; namen van verfcheidene Redenaars<br />

, van welken in de aanteekeningen<br />

eenig berigt gegeven wordt.<br />

NAUCRATES. Vil. 99.<br />

PHI LIPPUS CL UCIüSMARCUI SOVIIIi<br />

7% b.<br />

PllILOCRATES. XL 58,<br />

POLYEUCTUS. X. If.<br />

PYTHON. XI. 31.<br />

Redenaart by de Grieken; hadden eenen be.<br />

paalden prys, volgens welken zy moesten<br />

betaald worden door hunne leerlingen. XL<br />

19. aant.<br />

~ oordeelvellingen omtrent hen. XI. 16<br />

40.<br />

0<br />

*<br />

Redenkunde; derzelver invloed in het beftuur<br />

van menfchen. III. 69. a.<br />

Regent ; deszelfs eerfte pligt. I. a8 7. : z i e<br />

ook Overheden.<br />

door welk een middel het volk het<br />

best kan gelukkig maken. I. 488.: zie ook<br />

Koning.<br />

Regenten; aanmerking omtrent derzelver be.<br />

Huur. X. 9, f217. b.<br />

Regeringsvorm; verdeeldheden te Athene over<br />

het omhelzen van deze of gene. II. 49, s o<br />

' onderfcheidene neigingen der volken<br />

tot onderfcheidene Regeringsvormen naar<br />

gelang der plaatfen welke zy bewonen. II.<br />

50. aant.<br />

gegtvaardikheid en Onregtvaardigheid; aan.<br />

mer-


B L A D W Y Z E R . 359<br />

merking van PLUTARCHUS daaromtrent.<br />

V. 33.<br />

Regtvaardigheid en dapperheid; hoe de menigte<br />

doorgaans daaromtrent verkeeert. X? iri. b. •<br />

R-EMUSj zie van hem in da gefchiedenis<br />

e n z<br />

van ROMULUS. I. 179* *<br />

Renbaan; Diaulos geheetcn. XI. 199. b.<br />

Reukeloosheid; verfchilt van dapperheid. IV.<br />

2-7 — 235.<br />

REVILIUS; (CANINIUS) wordt flechts<br />

voor écV.en dag Conful. IX. 150. b.: geestig<br />

gezegden van CICERO daarop. IX. 151.<br />

b. aant.<br />

R het ar ; wat dus genoemd werd. *I. 321 ,<br />

347 > 35°'<br />

Rhyntaces; aanteekening omtrent dit zeer kleine<br />

vogeltje in Perfle. XII. 54. e.<br />

Ridders ; na hun tyd uitgediend te hebben<br />

moeten aan de Cenfurert .rekenfehap geven,<br />

VUL 57- h.<br />

Rivieren; namen van verfcheidene Rivieren,<br />

waarvan in de aanteekeningen eenig berigt<br />

gegeven wordt.<br />

Abolus of Alabus. IV. 90.<br />

JEgtis Potamos. VI. 369.<br />

Albanus. VIII. 98.<br />

Ab'us. IX. 100. b.<br />

Alpbus. V. 232.<br />

Anio nu Tevorone. II. 185.<br />

Arfanias. VII. 212.<br />

Aftnarus. VIL 395»<br />

' . Z 4


3°° B L A D W Y Z Ë R.<br />

Rivieren ; „men van «JUMm Réfêm<br />

w-van m de aanteekeningen eenig t<br />

ligt gegeven wordt.<br />

' ir. 32.<br />

^e$r mi de jgflgpl VI. 227.<br />

Axius. XI.- 272.<br />

^<br />

n u<br />

Guadalquhir. VIII<br />

ClgM$Stt I. go.<br />

few. IX. 324.<br />

' *<br />

' Cophenus. 'IX. 223.<br />

CVw, VI/I. pö. &<br />

Echedprus, I. 79,<br />

Eurotas. I. 345.<br />

Eur'ymedon, VII. 6"r.<br />

G^o-w- JX. 237.<br />

Hydaspes. IX. 225.<br />

Indus. IX. 223.<br />

Ismen us. II. 18.<br />

Larisfus. V. 25T,<br />

ZjfC«f of Halycus. IV. oi^<br />

XI. 286,<br />

Meander. VIII. m.<br />

Oenuns. I. 323.<br />

Oraxartes. IV;<br />

Oaw. IX. 220.<br />

Pafitigris. VIII. i 3 4,<br />

Rhyndacus. VII. 140.<br />

VIII. 166.<br />

«£


B L A D W Y Z E R . $Ci<br />

Rivieren; namen van véffcheidene Rivieren,<br />

waarvan , in de aanteekeningen eenig be.<br />

rigt gegeven wordt.<br />

Tt- s, én Turitis, VIII. 53.<br />

Rivieren; welke de grootiten zyn, IX. 237.<br />

aant.<br />

Rome; wat h 't Cr'elfh betekende. I. 165.<br />

aant.<br />

< veiTchi'lende verbalen omtrent de herkomst<br />

vau dezen raam. I. 165.: 't waarfchytHykfte'<br />

gevoelen. 167.:<br />

— wanneer de bouwing; van deze Trad<br />

aanvang nam. 1. 197.<br />

• wat derzei ver o ftaat het meest heelt<br />

doen toenemen. I. 217.<br />

in wyken verdeeld, I. 237,<br />

— hoe eens, na de verdryving der Celte!<br />

, de ftad, door eene list van eenen<br />

aanval der Latynen gered 'werd, I. 277.<br />

• verde'eling aldaar, r>a de verdwyning<br />

van ROMULUS, omtrent het verkiezen<br />

van eenen Koning. I. 429. een Inïerregniim<br />

aldaar ingevoerd. 431. NUMA POMFILIÜS<br />

eindelyk door de Romeinen tot Koning verkoren.:<br />

zie NUMA roMPir.ius.<br />

— omwenteling aldaar, bewerkt door<br />

BRUTUS: zie BRUTUS, en P'OPLI-<br />

COLA.<br />

hne het Heilige Eiland aldaar, in den<br />

Tiber, geformd is. II. 152.<br />

• door HORRATIUS COCLES, en<br />

Z 5 M ü*


36a BLADWYZER;<br />

MUCITJS jeivoLA, uit haar gevaar gered.<br />

11. 173. 175.<br />

Rome; door BOREN NU?, Opperhoofd der<br />

Gal/en vermeesterd , eu door CAMIL­<br />

LUS wederom verlost. II. 374. ^91.<br />

wordt weder herbouwd. II. ^95.<br />

zuiverheid van zeden aldaar verloren.<br />

V. 14 r.<br />

Romeinen; zie van hunre gefcbiedenlsfën in<br />

het leven van ROMULUS, en van de overige<br />

doorluchtige Romeinen ia dit werk,<br />

ROMULUS; befchryving van zyn leven. L<br />

165 — aSo.<br />

geeft zynen naam aan die ftad, I.'ïó?.<br />

verfchillende gevoelend omtrent zyne afkomst.<br />

i63.: welke bet geloofwaardigst gefchiedverbaal<br />

daarvan zy. 171 —179.: verhaal van<br />

zyne opvoeding. 179. 180.: wat aanleiding<br />

gaf tot de ontdekking van zyne geboorte, 181.<br />

nadert, met eene aanzienlyke magt,<br />

de ftad Alba. I. jR5. : bezorgt de regering<br />

aldaar aan zynen Grootvader NUMITCR,<br />

en vertrekt naar elders, om eene nieuwe<br />

ftad te bouwen. 189.: oneenigheden me:<br />

zynen broeder REMUS. 191.: zet het bouwen<br />

der nieuwe ftad . voort. 195.: wanneer<br />

de bouwing van Rome aanvang nam. 197.<br />

verdeeling van het volk, te Rome,<br />

door hem gemaakt. I. aos. enz.: vrouwenroof<br />

door hem aangelegd. zc6.: oorlog<br />

daaruit ontftaan. 171.: verilaat ACRON.<br />

3117.:


B L A D W Y Z E R . 363<br />

317. : rigt een Tropeeum of zegeteeken<br />

op. 218.: overwint de overige Sabynen.<br />

024.: verraad van TARPEIA ftrekt tot<br />

baren eigen verderf. 216.: vervolg van<br />

den Sabynfchen oorlog. 229.: vredeverdrag<br />

gefloten, en de Sabynen met de Romeinen<br />

tot eenen gemeenen ftaat gemaakt. 235. :<br />

verdeelt Rome in wyken. 237.: maakt eenige<br />

inftelliugen ter eere de Sabynfche vrouwen.<br />

238.: maakt met de Sabynen eenige<br />

nieuwe fchikkin en *\l, 24a.: of de Festalen<br />

ingefteld heeft. 248.: is een liefhebber<br />

der wichelary 248.: maakt wetten.<br />

249.: oordeelt de vadermoord onmogelyk.<br />

L 251.: wegens zyne regtvaardigheid, in<br />

een zeker geval , door die van Laurenturn<br />

toegejuicht. 253,: maakt een verbond<br />

met de oude Latynen. 254.: bemagtigd<br />

Fidena. ald. : pestziekte , als een wraak<br />

der Goden, na het ftrafTen van een' beganen'<br />

moord geflild. 255.: overwint de Came~<br />

riens. 256.: en de Ptj'ers. 258.: en fluit<br />

met de laatflen een verbond. 260.: begint<br />

in eenen overheerfcher te ontaarden. 262.:<br />

vevdwyut op eene zonderlinge wyze. 264.:<br />

verfchillende gedachten van deze verdwy-<br />

nig, 2.66. : JUMUS PROCULUS verzekert<br />

het volk van de opneming van R O MÜ«<br />

LUS onder de Goden. 268.: wordt vervolgens<br />

, onder den naam van nu TRI NUS,<br />

als God geëerd. 269.: zie ook. 428, 429.<br />

Ro.


3^4 B L A D W Y Z E R .<br />

ROMULUS; vergeleken met THESEUS I<br />

59» 283-295.<br />

hoe cle dag, op welke hy verhuisde,<br />

genaamd werd. I. 275.<br />

-— • in welk jaar hy verdwenen is. I. 269.<br />

• zyn wichelfhf, na de verwoesting<br />

van Rome door de Gallen, onder de puinhoopen<br />

wedergevonden. II. 397.<br />

Rouw over eenen afgeftorvenen; bepalingen<br />

daaromtrent gemaakt door LYCURGUS.<br />

L 401. door NUMA. 461.<br />

Romklagten; wetten van SOLON daaromtrent.<br />

II. 87.<br />

ROXANE ; haar gedrag na den dood van<br />

ALEXANDER. IX. 2.8?.<br />

RUFINUS; CPUBL. C ü m 0 eenige aanteekeningen<br />

omtrent zyne fchraapzucht. VI. 2.<br />

h. aant.<br />

Rumhialis; een zeker vygeboom; waarom dus<br />

genoemd. I. 173.<br />

RUTILIUS; OO aanteekening omtrent hem.<br />

VI. 244. aant.<br />

Ryk; les van PLATO van iemand die waar-<br />

lyk ryk wil zyn. XI. 243. b.<br />

Rykdom ; hoe SOLO N daarover dacht. II.<br />

9, 13.<br />

aanmerking omtrent het gebruik en •<br />

misbruik van denzelven. IV. 236.<br />

* hoe noodwendig om de deugd te<br />

doen gelden en wigtig te maken. IV. 239.<br />

aant.<br />

Ryk.


B L A D W Y Z E R . 365<br />

Rykdam; verbazende rykdom van MARCUS<br />

CR.USSUS. VIL 6. b.<br />

SABINÜS; (NYMPHIDIUS) zie van dezen<br />

in het leven van GALBA. Xlïf. 7, 18,<br />

19, 21, 22, 28.: wordt omgebragt. 33.<br />

Sabynen; een krygshaftig volk'. 1. 215-: hun<br />

gedrag omtrent den vrouwenroof door RO­<br />

MULUS aangelegd. I. 216.<br />

Salaminifche galey ; by welke gelegenheden<br />

dezelve gebruikt werd, III. 29. a. aant.<br />

Saïamis; een eiland onder het beleid van SO­<br />

LON veroverd. II. 30.<br />

. • ook Jonic genoemd. II. 38.<br />

• « gaat voor Athene weêr verloren. II.<br />

45-<br />

• beroemde zeedag aldaar tusfehen de<br />

Grieken en Xerxes. II. 255.<br />

Saliers; derzelver ooifprong. I. 464.<br />

Samttna ; een fchip te Samos; waarom dus ge*<br />

noemd. III. 105. a.<br />

SAMOTHRACE ; aanmerking omtrent hare<br />

byzondere godsdienstigheid, VII. 145.<br />

aant. •<br />

SAMUEL, 1. Sam. XXVIlL: opgehelderd.<br />

VII. 32. aant. en l. Sam. XX., XL 159.<br />

b. aant.<br />

Sardi yenalet; aanmerking omtrent dit fpreekwoord.<br />

I. 261. aant.<br />

Sardonifche lach; wat de ouden daardoor verftönden.<br />

X. 80. c„<br />

Sa»


366 TJL A D W Y Z E R.<br />

Sarisfen; kromme Macedonifche houwers.<br />

VIII. ic6.<br />

Sater ; aanmerking omtrent het verhaal van<br />

eenen later by een fontein gevonden. VI.<br />

85. b. aant.<br />

Satrapen; waarfchynlyk Ryksgrooten by de<br />

Armeniërs. VII. 214. aant.<br />

Satura, Ferre fenteneiam per Saturam ; welk<br />

eene wy/.e van Hemmen de Latynen daardoor<br />

te keunen geven. IX. 29. b.<br />

Saturnalia; een feest te Rome. VI. 91.<br />

• wanneer zyn feest gevierd werd. I.<br />

50c. aant.<br />

SATÜRNL S, aanmerking omtrent zyne regeering,<br />

en den oorfprong van zyn feest<br />

een vreugdefeest voor de Haven. I. 500.<br />

en aant.<br />

Satyrus ; fpeling met dat woord door de<br />

waarzeggers van ALEXANUDER in 't beleg<br />

van Tyrus. IX. 99.<br />

SATYRUS; een beroemd Tooneelfpeelder, de<br />

onderrigter van DEMOSTHENES. XI. 26.<br />

SC/EVOLA (MÜCIUOJ z<br />

yn kloekmoedig<br />

gedrag omtrent poRSE NA. II. 175.<br />

Scemten; eene foort van Arabieren. VII. 173.<br />

Schepen; derzelver gedaante by de Ouden. L,<br />

102. aant.<br />

• • • derzelver ftevens oudtyds met beeldwerk<br />

veiüerd. II. 235. aant.<br />

Schilder/tukken; van* de ftad Sicyon zeer beroem.<br />

XII. 127. c*<br />

SchiU


B L A D W Y Z E R . 3^7<br />

Schilder/tukken; ARATUS laat velefchilderyen<br />

dier Dwingelanden te Sicyon vernietigen. XII.<br />

128. c: byzonder geval aldaar met de<br />

fchildery van AR.ISTR.ATUS. 129. c.<br />

Schouwburg; diende dikmaals tot voiksvergaderingen.<br />

X. 18. aant.<br />

• gefchillen over de zitplaatfen der Ridders<br />

in dezelven. XI. 33. b.<br />

Schuldeijfchers; derzelver hardigheid geeft te<br />

Athene aanleiding tot hevige beroerten. II.<br />

52.<br />

• LUCULLUS beteugelt derzelver onmenfchelyke<br />

handelwyze in A/ia. VIL 169.<br />

Schuldenaren; door SOLON van de hardigheid<br />

hunner fchuldeifchers verlost. II. 59.<br />

Schryvers; namen van verfcheidene Schryvers ,<br />

van welken in de aantekeningen eenig berigt<br />

gegeven woidt.<br />

AcESTODORUS. II. 255.<br />

iEsCHINES. II. 40.<br />

ALEXO of ALEXANDER. van Myndus.<br />

II. 210.<br />

ANDROTION. II. 60.<br />

ANTIGONUS. I. 237.<br />

ANTISTHENES. III. 5. c.<br />

ARATUS. X. 057. b.<br />

ARISTAXENUS. IV. 42.<br />

ARRIANUS. V. 243.<br />

ASCLEPIADES. II. 3.<br />

ATHANES. IV. 65.<br />

BATO. X. 257. b.<br />

Schry


§C8 B L A D W Y Z E R .<br />

Schryvers; nanen vsn yerrcheidene Schryvers,<br />

van welken in de aanteekeningen eenig he«<br />

rigt gegeven wordt,<br />

B i o N de Soknfer. I. 127.<br />

CAESAR (j. c.) IX. 61. bi 75. b.<br />

CAJUS ACILIUS. I. 246.<br />

CALLIMACHOS. I. 316.<br />

CALLISTHENES. II. 367. IV. 289:<br />

CATO (MARCUS). V. 204.<br />

C A T U LUS. VI. 238.<br />

CHARON de Lapfacener. II, 298.<br />

CHARES. IX. 81.<br />

CLEDEMUS Of CLITODEMUS. I.<br />

IOI.<br />

COLÜMELLA. V. 242.<br />

CRATERUS V. 117.<br />

CRITIAS. L 334.<br />

CTESIAS. XII. 4, c.<br />

CTESISIS. XI. 50.<br />

DAMACHUS. VI. 3S2.<br />

DEMARATUS. VIII. 222.<br />

DAMASTES. II. 367.<br />

DEMETRIUS de Magnefïer. XI. 55.<br />

DEMON. I. 99.<br />

DlC.fiAR CHUS. L 8lO.<br />

DmYMUS. II. 3.<br />

DIOCLES de Pepare. I. 171.<br />

DIODORUS de Peiigeet. h 160.<br />

DIONYSIUS van Halkamasfus. VI. 76.<br />

DIOSCORID ES. I. 339.<br />

Du RIS de Scmier. III. 108.<br />

E OP HO-


B L A D W Y Z E R . 369<br />

Sihryvers; namen van verfcheidene Schryvers,<br />

van welken in de aanteekeningen eenig be'<br />

rigt gegeven wordt.<br />

EPHORUS. II. 299, 367.<br />

EUANGELUS. V 243.<br />

EUANTES. II. 40.<br />

FABIUS PICTOR. I. 171.<br />

F A N N IU S. X. 14 C<br />

FE N E S T E L L A. VI. 93. b.<br />

HELLANICUS. I. 95.<br />

HER E AS. I. 104.<br />

HERMIPPUS. I. 316, 390 XI. S9»<br />

HERODOTUS, van Pontin. I iz6,<br />

HIERONYMUS, de Cardianer. VI 77V<br />

VIII. 126.<br />

HIERONYMUS, van Rhodus. V. 12L<br />

IDOMENKUS. III. 44.<br />

IPPARCHUS. L 314.<br />

ISTER, Of IS T RUS. I. I53.<br />

JÜBA. I. 2IO. IV. 469.<br />

M A RSYA S. XI 63.<br />

MENECRATES, van Xanthus, I. üj;<br />

MEANTOES, II. 207.<br />

ONESICRITUS. IX. 33, 231.<br />

PANJETIUS. V. 122.<br />

P A s i p H O N. VIL 287.<br />

pATiECTJS II. 24.<br />

PIIANIAS, de Lesbier. II. 53*<br />

P H A N O M E D F S. II. 254.<br />

PHERECYDES. I 99, '<br />

PHILISTUS. IV. 360.<br />

XIIL DEEL. Aa fcfcf*


57°<br />

B L A D W Y Z E R .<br />

Schryvers; namen van verfcheidene Schryvers.,<br />

van welken in de aanteekeningen eenig berigt<br />

gegeven wordr.<br />

PHILOCHORUS. L 87. VII. 382.<br />

PHILOSTEPHANUS. I. 390.<br />

PHYLARCHUS. II. 319.<br />

POLYBIUS. IV. 29O. V. 315, 317.<br />

POLYZELUS. II. 63.<br />

POSIDONIUS. IV. 162.<br />

POTAM ON. IX. 236.<br />

RUÏILIUS (PÜBL.) RUEUS. VIII. I05.<br />

SOTJON. IX. 236.<br />

SPH/ERUS. I. 320. X. 280. b.<br />

STESIMBROTUS. VII. 77.<br />

STILBIDES. VII. 382.<br />

STRABO. VII, 202.<br />

SULLA. VI. 234.<br />

SULPITIUS GALBA. I. 226.<br />

THARONTAS. VI. 5.<br />

THEOPHANUS , dsLesbier. XI. 100. b.<br />

THEOPOMP US. VI. 389.<br />

THUCYDIDES. III. 33.<br />

TiMaus. VIL 270.<br />

TUBERO. (QUINTUS ^LIUS) VII.<br />

337-<br />

VALERIUS ANTIAS. I. 210.<br />

XENARCHUS. VIL 272.<br />

ZENODOIÜS, L au.<br />

Sciathus; een eiland over Thesfalie en Magnefia.<br />

II. 232. aant.<br />

Sci-


B L A D W Y Z E R . 371<br />

SCIPIO; (PUULIUS CORNELIUS) de Afri'<br />

kaner, in zyn huis dood gevonden. I. 265.<br />

en aant.<br />

* zyne krygsverrigtingen in Afrik», en<br />

zyne overwinning van HANNIBAL. IIL<br />

67, 70—72. b.<br />

zyn edelmoedig gedrag omtrent HAN-<br />

NfBAL. V. 70. b.<br />

SCIRON, een roover; verhalen van hem*<br />

L 75.<br />

Scirophorion ; een maand by de Spartanen,<br />

overeenkomende met Mey en jfuny. VIII.<br />

273. aant.<br />

Scriphus ; een der Cyciadifehe eilanden. II.<br />

272. aant.<br />

Scytala; een flingerbriefje: welk gebruik men<br />

daarvan by de Spartanen maakte. I. 41ste<br />

aant. VI. 415.<br />

SELEUCUS; zie van hem in het leven van<br />

DEMETRIUS. XI. 233. b. 239. b. 256. bo<br />

Sella Curulis; befchryving van dit eergeftoelte*<br />

II. 373. aant,<br />

Aa as H*


37* B L A D W Y Z E R .<br />

Senatus; wat beteekent. I. 203.<br />

Sequanen; derzelver land naderhand la Fraif.<br />

che comté geheten. IX. 54. b.<br />

Serbonis; aanteekening omtrent de plaats waar<br />

Git meir ontfpringt. XI. 8. c.<br />

Serenade brengen; oudtyds ook gebruikelyk.<br />

III. 16. c. aant.<br />

SERTORIUS ; vergeleken met PHILIPPUS,<br />

ANTIGONUS en HANNIBAL. VIII. 6. j<br />

als ook met METELLUS POMPEJUS)<br />

SULLA en EUMENES ald.<br />

1 z n e<br />

' y afkomst en opvoeding. VIII. 7.<br />

geeft in zynen eerden veldtogt, onder<br />

cfiPio, i„ Gallien , verfcheidene blyken<br />

van beleid en moed. VIII. 9.<br />

—•— verlost zich met.de zynen in Spanje,<br />

door voorzigtigheid en list, tot nadeel zyL<br />

ner vyanden. VIII. i 0.<br />

— - verliest één van zyne oogen in een<br />

bedryf van bewonderde ftoutmoedigheid<br />

en verwierf hierdoor eenen buitengewonen<br />

roem. VIII. n, l s u<br />

• kiest de party van MARIUS. VIII. r 3.<br />

' geeft een bewys aan CINNA van<br />

goede trouw omtrent MARIUS. Vlll. i 4,<br />

— - toont zich een vriend van gematigdheid<br />

en een vyand en wreker van wreedheid.<br />

VIII. 15.<br />

handelt verftandig, in een zeker geval<br />

met de Barbaren, op zyne reis, als Proconful<br />

naar Spanje. VIII. 17-.<br />

SER-


B L A D W Y Z E R . 373<br />

SERTORIUS; betoont zich in Spanjt vrien«<br />

delyk omtrent elk, en geducht voor zyne<br />

vyanden. VIII. iBt<br />

. wordt genoodzaakt- Spanje te ontruimen<br />

: trekt naar Afrika -. vandaar weder<br />

naar Spanje , daar hem het landen belet<br />

wordt. VHL 19—3,1.<br />

P*, zyn zachtaardig gedrag omtrent de<br />

overwonnenen in Mauritankn. VIII. 24-36.<br />

mm, aanmerking omtrent zyn karakter.<br />

VUL 3S.<br />

m. • op welk eene kunflige wyze hy de<br />

ivoeste Lufitaniers in orde bragt. VIII»<br />

„<br />

39 — 31»<br />

. geeft blyken van zyne krygskunde.<br />

VIII. 32—38.<br />

zyne haudelwyze met kinderen. VIII.<br />

38.<br />

. — was zeer geliefd by zyne foldaten.<br />

VIII. 40.<br />

„ leert , door eene byzondere verrigting,<br />

zyn leger geduld oefenen en de ge­<br />

t<br />

legenheid niet dwingen. VIII. 43 ; aanmerking<br />

omtrent dezen verfiandigen vond. ald.<br />

aant.<br />

. brengt door een zonderling bedryf de<br />

Characitanen te onder. VIII. 45 — 48...<br />

*> verfchalkt , door zyn krygsbeleid,<br />

POMPEJUS. VIII. 50 — 52.<br />

M behaalt veel roems door het herffellen<br />

van geledene nadeelen. VIII. 52.<br />

Aa 3 SER-


374 B L A D W Y Z E R .<br />

SERTORIUS; een byzonder geval met zyne<br />

geliefde hinde, vervult de zynen met<br />

den besten moed. VIII. 56.<br />

• brengt door zyne fchranderheid de<br />

grootfte Veldheeren in het naauw. VIII. 59.<br />

METELLUS geeft blyken van ontzag<br />

voor hem. VIII. 60.<br />

•—— geeft bevvyzen van zyne grootmoedig.<br />

heid in onderfcheidene gevallen. VIII. 61.:<br />

• byzonderst ten aanzien van MITHRIDA-<br />

T t s. 63.<br />

« men zoekt in Spanje, uit nyd, hem<br />

gehaat te maken en het opperbewind te<br />

betwisten. VIII. 63.: dit veroorzaakte ontaarding<br />

van zyne voorige goedheid en<br />

menschlievendheid. 69.: aanmerking hierop.<br />

70. aant.<br />

*• PERPENNA maakt eene zamenzwering<br />

tegen hem. Vffl. 71.: verder berigt<br />

der byzondere omftandigheden dier zamenzwering.<br />

72.<br />

9——— wordt op eene verrader'yke wyze aan<br />

een' maaltyd vermoord. VIII. 73.: P E R-<br />

PENNA daarna zelf van kant gemaakt. 75.<br />

• vèrgelyking van hem met EUME NES.<br />

VIII. 163—168.<br />

*• 1<br />

zie ook van hem in 't leven van<br />

POMPEJUS VIII. 43. b., enz.: wordt vermoord.<br />

51 b.<br />

Sestertium; welke plaats dus genoemd werd.<br />

XIII. 67. aant.<br />

Si-


B L A D W Y Z E R . 375<br />

Sibillynfche boeken; zorgvuldig en met ftaaf<br />

kundige oogmerken bewaard. II. 182. aant.<br />

L aanmerking omtrent dezelven. IV.<br />

379. aant.<br />

e n z<br />

Sicilië; zie DION. XII. 3- -<br />

Sicyoniers; aanmerking omtrent de omwentelingen<br />

in derzelver gemeenebest. XII. 100. c.<br />

Sillen; fpotgedichten: derzelver fchryver, TI-<br />

MON, oudtyds beroemd. XII. 41.<br />

SIMONIOES; wanneer gebloeid heeft. I.<br />

76. aant.<br />

Si NIS; een wreedaard, door THESEUS van<br />

kant gemaakt. I. 73.<br />

Sinope; eene ftad aan den Pontus Euxinus,<br />

de geboorteplaats van D 10 GE NES. III. 84.<br />

a. aant.<br />

Slagveld; aanmerking omtrent de vruchtbaarheid<br />

van hetzelve. VI. 224.<br />

glaog; aanmerking omtrent derzelver fabel.<br />

X. 219- h<br />

-<br />

Slangen; bygeloovige gedachten<br />

omtrent dezelven. X. 389. b.<br />

der ouden<br />

Slaven; moesten op het feest van SATUR-<br />

NUS, met hunne heeren, gastmaal hou­<br />

„<br />

den , volgens de inftelling van N u M A. I. 499.<br />

1 waar derzelver ftraf in beftond by de<br />

Romeinen. III. 55, d.<br />

„ waren by de Grieken, ook bedfprei-<br />

ders. IV. 347. aant.<br />

. van qoRNU rus; derzelver lofwaar­<br />

dig gedrag. VI. 289.<br />

A a 4<br />

S m e e i<br />

'


37Ó* B L A D W Y Z E R .<br />

Smeekroede; wat oudtyds is geweest. L o§<br />

Snelfchryver: zie Notarluti<br />

Soberheid, en oude ipaarzaamheid, te Rome<br />

verloren. V. 141.<br />

S Ü C V A T E S . D R A A G T ALCIBIADES eene<br />

byzondere liefde toe. IfL I 3. Ct I p > c.<br />

zyn verder verkeer met hem. 24. c.<br />

• • aanmerking omtrent zynen gemeenzamen<br />

geest lil. 58. c. aant.<br />

- • zyne voorfpelling omtrent eene onderneming<br />

der Athenienfirs tegen Sicilië. VIL<br />

330. aant.<br />

Soli, voorheen Mfea; eene ftad op 't Eiland<br />

oprits, ter eere van SOLON. dus ge-<br />

noemd. II. 105.<br />

SOLON; waarom zyne wetten by uitnemend-<br />

heid tafelen werden genoemd. II 3. aant.<br />

! : was van koninklyken bloede. II. \,<br />

aant. 65.: een vriend van PI SISTRA'<br />

TUS. 5.<br />

• • wist den rykdom op deszelfs prys te<br />

ftellen, fchoon hy niet zeer hoog op denzel.<br />

ven zag. II. 9, 13.<br />

had eene fterke genegenheid tot den<br />

koophandel. II. 12,<br />

• — i — hoe hy over de deugd dacht. II. J 3<br />

! waarop hy, i n ' c eerst, z y n dicht-<br />

vermogen oefende. II. 13.<br />

• zyne verkeering met den wysgeer ANA-<br />

CHAltSIS, II. 19.<br />

r— zyn gefprek met THA LES, over het<br />

ver-


B L A D W Y Z E R . 377<br />

verwaarloozen van den gehuwden ftaat. N.<br />

si,: aanmerkingen vau PLUTARCHUS<br />

over het gedrag van THALES. 25.<br />

SOLON; bewerkt de vernietiging eener wet,<br />

waarby de doodltraf bepaald werd, zoo<br />

iemand het waagde weder van eenen<br />

oorlog tegen Sslamis te fpreken. II. 27, 30,.<br />

verfchillende verhalen omtrent de verovering<br />

van Salami's. 31, 32 — 37.<br />

- fchynt op het eiland Salami's geboren<br />

te zyn. II. 29. aant.<br />

• • heeft het hoofdbeftuur in den heiligen oorlog<br />

der Amphictyons tegen de Cirrbtsërs. lL^o.<br />

— • de Cylonefche fchennis, door zy;i beleid<br />

geftraft. 11. 44.<br />

. E PIMENIDES van Creta maakt<br />

yriendfchap met hem , en baant voor hem<br />

den weg ter wetgevinge. II. 47.<br />

~- • wordt tot Archon aangefteld. II.<br />

53.: en verder aangezocht om de Ópperheerfchappy<br />

te vermermeesteren. 54.: hoe<br />

hy zich in dit geval gedroeg. 56.<br />

— zyn antwoord op de vraag: of hy<br />

de beste wetten aen Athenienferen had voorgefchreven.<br />

II. 59,<br />

» • vernietigt, door eene wet, de fchulden;<br />

en gevolgen daarvan. II. 59 — 66.<br />

•., geeft aan de vernietiging van fchulden<br />

den verzachtenden naam van Seisachtie, of<br />

opheffing van lasten. II. 59, 61.<br />

een lelyke trek,wegens de vernietiging<br />

Aa 5 der


378<br />

B L A D W Y Z E R .<br />

der fchuldbrieven , hem gefpeeld. II. 62.<br />

SOLON; vernietigt aüe de Wetten van<br />

DRA CO. II. 67.<br />

> — maakt eene rangfchikking van zyne<br />

medeburgers, naar derzelver vermogen en<br />

inkomflen. II. 69.<br />

— zyne verdere verordeningen omtrent<br />

de magt van het volk. II. 71.: omtrent veronge'ykten.<br />

72.: Itelt, boven den raad der<br />

Areopagiten, nog een' tweeden raad in. 73.:<br />

verklaart voor eerloos die', in tyden van burgerlyke<br />

tweedragt, geen party kiest. 77.:<br />

maakt eene byzondere Wet omtrent het<br />

huwelyk van beftorvene dochters ; en verdere<br />

beftellingen omtrent de andere huwelyken.<br />

78—82.: verbiedt van eenen overle*<br />

denm kwaad te fpreken. 83.: zyne fchikkingen<br />

omtrent de uiterfle willen, 84.: omtrent<br />

de uittogten der vrouwen en andere rouwbedryvingen.<br />

86.: zet aan de handwerken<br />

eer en aanzien by. 89.: zyne wetten om»<br />

trent overfpel. 90.: omtrent zekere pryzen.<br />

91.: omtrent de benamingen der wyken.<br />

92.; omtrent het water; het planten<br />

van boomen ; het oprigten van byënftallen;<br />

de uitvoer van veldvruchten; het byten<br />

van honden; het toeftaan van het burgerregt;<br />

het openbaar eeten op kosten van<br />

den Staal. 93 — 97-<br />

_ Zyne Wetten ingefleld voor den tyd van<br />

honderd jaren, en in houtene. tafelen gegraveerd.


B L A D W Y Z E R . 379<br />

veerd. II, 97.: en door den Raad bezworen.<br />

99.<br />

S O L O N ; regelt den tyd naar de oude en nieuwe<br />

maan. II. 100.<br />

„ verkrygt van de Athenienferen verlof<br />

om zich 10 jaren buiten 'slands te begeven.<br />

II ioa.<br />

komt in Egypte. II. 103.: te Cyprus<br />

104,: de ftad JEpea aldaar, op eene<br />

betere plaats, naar zynen raad, herbouwd,<br />

en naar hem Solt genoemd. 105.<br />

zyne ontmoeting met C R O E S U S , te<br />

gelyk met de zwarigheden omtrent 'de echt*<br />

heiddiergebeuitenisopgegeven.il 106- 116.<br />

~ vindt, na zyne terugkomst te Athene,<br />

alles daar voorbereid tot eene omwenteling.<br />

II. 117.: gebruikt zynen invloed by p 1 SI­<br />

S T R A TUS. ald.: zyn verder gedrag Onder<br />

de omwenteling te Athene, door P 1 s t s T R A-<br />

Tusbewerkt. 119-129 : zie PISISTRATU.^<br />

» zyn dichtftuk aangaande het Atlantisch<br />

eüand blyft onvoltooid. II. 1=9.<br />

— P L A T O een afftammeling van eenen<br />

broeder van hem. II. 1:0. aant.<br />

, -fterftin ecinen hoogen ouderdom. II. 132.<br />

«—— vèrgelyking van hem met P O P L I C O «<br />

L A . II. 193 — ^02.<br />

. zyne wet omtrent de erfmakingen te<br />

Athene. X. 229. b. aant.<br />

Siphia ; de oudfte ttffarü der Wysbegeerte.<br />

II 213. aant.<br />

So.


3S0 B L A D W Y Z E R .<br />

Sophisten; wie oudtyds dus genoemd werden.<br />

II. 214.: zie ook PROTACORAf.<br />

' hielden zich veel met fpitsvindigheden<br />

op. III. 141. a, aant.<br />

SOPIIOCLES; aanteekening omtrent dezen<br />

Treurfpeldichter. VII. 43.<br />

Sous,^ een oude Spartaanfche Koning. I,<br />

303. aant.<br />

- behoudt, door eene byzondere daad,<br />

de Koninklyke waardigheid. I. 304.<br />

•<br />

L 3°5-<br />

z<br />

Y n<br />

gedacht Eurytioniden genoemd,<br />

SPARTACUS; de oorlog van SPARTAcus;<br />

aanleiding tot denzelven. VII. 26. b.<br />

Spartanen ; de ongehuwde ftaat, by hnn<br />

veracht. I. 355..- 0p welk eene wyze zy<br />

huwelykten 356.; en hunne kinderen opbragten.<br />

3Ö1 — 368.: hoe hunne kinderen,<br />

na den kinderlyken ouderdom, door Tuchtmeesters<br />

verder opgebragt werden. 369.:<br />

in verfchillende bezigheden. 372.: in zich<br />

fcherpzinnig en bevallig uittedrukken. 374.:<br />

verfcheidene Haaltjes van korte en veel beteekenende<br />

gezegden. 375 — 381, 395,596.<br />

de beoefening en kundigheid in liederen<br />

en maatgezangen werd by hen niet<br />

minder behartigd. I. 381 — 384.<br />

lieten fomtyds af van de geftrcngfte<br />

tucht. 1. 385.<br />

wegens hunne flrydbaarheid vermaard.<br />

L 387.<br />

Spar-


B L A D W Y Z E R . 3^ t<br />

Spartanen; volwasferien onder lmn ftond het<br />

niet vry volgens eigene verkiezing te le­<br />

ven. I. 391.<br />

. handwerken en allerleie bemoeijingen<br />

om geld te winnen by hun onedel en<br />

(laafsch gehouden. I. 392. 393'<br />

. verrigtingen der jonge manfchappen<br />

beneden de 30 jaren. I. 393.<br />

. nemen, gedurende vyf honderd ja­<br />

ren , de wetten van LXCURGUS in acht.<br />

I. 411,<br />

wat de reden was van hun behoud,<br />

volgens het byzonder antwoord van Koning<br />

THE OP OM PUS, 1. 4T4.<br />

• 'JPILOPIDAS verlost de Thebanen uit<br />

hunne overweldiging. IV, 244 — 277.<br />

hunne fiaatsinftellingen door PHÏLOp<br />

OEMEN vernietigd, daarna door toelatinge<br />

der Romeinen weder herft.'ld. V. 296.<br />

. hunne kleding zeer eenvoudig VII.<br />

362. aant.<br />

. i aanmerking omtrent het dalen van hunnen<br />

ouden luister. X. 223. b, 230, b: zie<br />

verder van hunne ftaatsomwenteling in 't<br />

leven van CLEOMENES. X. 29T. b. enz.<br />

1- • aanmerking omtrent hunnen afkeer van<br />

ongebondenheden in hunne legers; en der*<br />

zeiver tydkortingen. X. 308, 309. b.\ zie<br />

verder hunne lotgevallen. 310.: enz.: zie<br />

ook van hun in het leven van AGESI-<br />

IAÜS. VIII. 173.: enz.: in 't leven van<br />

AGIS.


SS» B L A D W Y Z E R .<br />

AGIS. X. 232. b.\ van A L C I B A D E S , HL<br />

41. C. : A R IS TI DES. V.<br />

Spatte; back twee Koningen. I. 314.; vóór<br />

L Y C U R G U S , door vele en lange beroerten<br />

gefchokt, 314. aant.<br />

' waarom Goud- en Zilvermunt aldaar<br />

geene plaats had. VL 402.: o P welk eene<br />

wyze Yzermunt aldaar vervaardigd werd.<br />

ala.: wetten omtrent Goud - en Zilvermunt<br />

aldaar gemaakt. 403.<br />

* • Waarom Menfchentemfter genoemd.<br />

VIII. 172.<br />

" aanmerking omtrent de Spartaanfchè<br />

Staatsregeling, VIIL 187.: zie van hare gefchiedenisfen<br />

ook in 't kven van A G E S I ­<br />

L A U S . VIIL 188. enz.<br />

onnatuurlyke jongelingsliefde was aidaar<br />

niet fchandelyk. VIIL 244.<br />

* hoe men daar de jaren der jongelingfchap<br />

bepaalde, en daarnaar iemands ouderdom<br />

berekende. VIIL 258.<br />

men gaf daar, na eene geleden nederlaag,<br />

bewonderingwaardige bewyzen van<br />

ftandvastigheid en moed. VIII. 275.<br />

h o e m e<br />

~- » ^ Sparte handelde met die<br />

welke in den ftryd de vlugt genomen had!<br />

den. VIIL 278.<br />

deze Staat heeft eens 600 jaren rust<br />

genooten. VIII. 280.<br />

vlll. 289.<br />

waardoor die Staat is te gronde gegaan.<br />

Sparte; zie LÏCURGU.S. spe*


B L A D W Y Z E R . 383<br />

Spelen der Grieken; hoe derzelver vier hoofdipelen<br />

genoemd werden. I. 388* aant.<br />

• groote fpelen , ook de Romeinfche<br />

fpelen genaamd, welke waren. III. 14. b.<br />

aant.<br />

• onder den naam van Pentathlus, welke<br />

dezen waren. III. 140. a. aant.<br />

Spolia opima; waarom dus genoemd. I. 219.:<br />

wie dezelven behaalde. 22c. aant.<br />

Spooken; derzelver verfchyning op plaatfen,<br />

daar een moord is gepleegd , een oud bygeloof.<br />

VII. 8. en aant.<br />

— aanmerking omtrent derzelver verfchyningen.<br />

XII 6.: zie ook. 136. 80. b. 82. b.<br />

Staat; waarvan het geluk van eenen gehelen<br />

flaat afhangt. I. 417: zie ook 488.<br />

waarby dezelve te gronde kan gaan.<br />

VIIL 289.<br />

Staatkunde en Zedekunde; welke betrekkingen<br />

dezen op eikanderen hebben. II. 14. aant.<br />

der Athenienfers en Lacedamoniert<br />

zeer onderfcheiden. VI. 3S8. aant.<br />

Staatsban zie Ostracistnus.<br />

Staatsbefluur; wat alleen het heilzame tfn<br />

regt gefchikte is voor de befiuuring van<br />

menfchen. X. 10.<br />

. aanmerking van CATO omtrent het­<br />

zelve. VIIL 151. b.<br />

Staatskrakeelen; hoe men zich wel eens, onder<br />

dezelven in Griekenland, met befcheL<br />

denheid gedroeg, VIL 90.<br />

Staats*


384 B L A D W Y Z E R .<br />

Staatsman; dé bekwaamheden van eènetf<br />

Staats- en Krygsman vereen igen zich b«~<br />

zwaariyk in éénen mensch. X. 24. aam.<br />

deszelfs pligten. VII. 235. XI 32.<br />

zie ook Regent. Overheden.<br />

Staatsmannen, Krygsèevelhebberen enz.; namen<br />

van verfcheidene Staatsmannen enz., van welken<br />

in de aanteekeningen eenig berigt gegeven<br />

wordt.<br />

Ac ADE MUS. I. 149.<br />

ADA. IX. 91.<br />

M A c us. I. 76.<br />

JE GE US I. 6l.<br />

TEMTLIUS (L.) PAULLUS. HL 39. &<br />

AGESILAUS. VUL tft.<br />

AGIS. X. 216. b.<br />

ALCAMENES. L 324.<br />

ALCIBIADES. III. 3. c.<br />

ALEXANDER. IX. 3.<br />

ALEYONEUS. VI. 158.<br />

AMILC AR. IV. 67.<br />

AMYNTHAS. IV. 326. IX. 78.<br />

AN DROGE os. I. 88.<br />

ANTALCIDAS. I. 350.<br />

ANTIPATER. VI. 43.<br />

ANTOLYCUS. VII. 181.<br />

APPIUS CLAUDIUS. VI. 82.<br />

ARATUS. V. 234, 257. b.<br />

ARCHELAUS. I. 318.<br />

ARCHIDAMUS. VIIL 171,'<br />

AltlSTiENETUS. V. 279.-<br />

. ARTABAZES. VIL 67. b.<br />

Staats


B L A D W Y Z E R ; 385<br />

Staatsmannen , Ktygsbevelhebberen enz; namen<br />

van verfcheidene Staatsmannen enz., van<br />

welken in de aanteekeningen eenig berigt<br />

gegeven wordt.<br />

ARTEMISIA. II. 262.<br />

ASPASIA. III. 98.<br />

ATTALUS PIIILOMETOR X. 36. c.<br />

BERENICE. VI. 19.<br />

BUSIRIS. L 79.<br />

CES AR (c. j.) IX. 3. b.<br />

C/ESAR (OCTAVÏANUS) AUGUS­<br />

TUS. IX. 183. 6.<br />

GALLIAS. III; 95.<br />

C ALLICRATIDAS. IV. 232;<br />

CALLIPPUS. IV. 3a.<br />

CAMILLUS. Ü, 327.<br />

CASTOR en POLLUX. L 149., 387;<br />

CATILINA (F.) VI. 105. b,<br />

CATO. (MARCUS) V. 131.<br />

CATO, de jonge. X. 3. b.<br />

CERAUNUS. VI. 100,<br />

CERCYON. I. 78.<br />

CHRYSANTES. IV. 473.<br />

CICERO. XI. 3. b.<br />

CIM o N. II. 280. VII. 3.<br />

CORIOLANUS. III. 3. d.<br />

CÖRNEEIA, VUL 153. b.<br />

CORVINUS. (VALERIUS) VI. 24Ö;<br />

CLEOMENES. X. 278. b,<br />

CLUILIUS. III. 65. d.<br />

CRASSUS. (M) VII. 3, b,<br />

XIH. CEEL; Bb Staali*


B L A D W Y Z E R .<br />

Staatsmannen, Ki ygslevelhebberen enz.; namen<br />

van verfcheidene Staatsmannen enz., van<br />

welken in de aanteekeningen eenig berigt<br />

gegeven wordt.<br />

CURIUS C"0 DENTATUS VI. 113.<br />

CYCHREUS. I. 76.<br />

CYCNUS. I. 79.<br />

CYLIPPUS. III. 89.<br />

CYEON. II, 41.<br />

CYRUS. VI. 350.<br />

DAÏMACHUS. II. 200.<br />

DAMASTES. I. 78.<br />

.DeJOTARUS. VII. 56. b.<br />

DEMARATUS. II. 308.<br />

DEMETRIUS, de Phalere'êr. I. 113.<br />

DRA co. II. 67.<br />

END EIS. I. 77.<br />

EPAMINONDAS» I. 348.<br />

EPHALTES. III. 40.<br />

EPICIDES. II. 227.'<br />

ER ECH THE us. I. 85.<br />

Eu ME NES. VIIL 79.<br />

EüRYBIADES. II. Sl^U<br />

FABIUS MAXIMUS. III: 7. b.<br />

FABRITIUS. CC) VI. 87.<br />

FIMBRIA. VIL 115.<br />

FEAMININUS. Cr. Q.) V. 3. b.<br />

FLAMINIUS. CCAJUS) III. 8. b.<br />

GRACCHUS. CCAJUS) X. 58. c.<br />

CTIBERIUS) X. 3. c.<br />

HANNIBAL. III. 47. b.<br />

Staau-


B L A D W Y Z E R . •J7<br />

Staatsmannen, Krygsbeyelhebberen enz.; namen<br />

van verfcheidene Staatsmannen enz., Vart<br />

welken in de aanteekeningen eenig berigt<br />

gegeven wordt*<br />

HECALE. I. 86".<br />

HER MUS. I. 129.<br />

HIPPOCOÖN. I. 143.<br />

HlC E TAS. IV. 23.<br />

IGLAUS. IV. 295.<br />

IPHICRATES. IV. 23Iè<br />

IPHITUS. I. 69.<br />

JAS ON. IV. 334.<br />

JüBA. I. 2IO.<br />

LEO BYZANTIUS. VIL 37?.<br />

LEOSTHENES. IV. 16.<br />

LEOTYCHIDAS. I. 349.<br />

LUCULLUS. VIL 103.<br />

LYCIMNIUS, VI. 156.<br />

LYCURGÜS. ï. 299.<br />

LYSIMACHUS. II. 216.<br />

LYSICLES. III. 93.<br />

MANLIUS. II. 497.<br />

MARCELLUS. IV. 371.<br />

MARDONIUS. Ii. 268.<br />

MARIUS. (CAJUS) VI. 163.<br />

MEMNON. IX. 72.<br />

MENTOR. VIIL 84.<br />

MINOS. I. 89, 92.<br />

MINUCIUS. III. 18, b.<br />

ÏMEOPTOLEMUS. VI. 6.<br />

• NICIAS. VII. 269.<br />

Bb 3 Stal ft*


583 B L A D W Y Z E R .<br />

Staatsmannen, Krygsbevelhebberen enz.; namen<br />

van verfcheidene Staatsmannen enz., van<br />

welken in de aanteekeningen eenig berigt<br />

gegeven wordt.<br />

NUMA POMPILIUS. I. 425.<br />

OMPHALE. I. 69.'<br />

OP HELT AS. VIL 3.<br />

P^EDARCTUS. I. 395.<br />

PAUSANI AS. II, 2i?}<br />

PELOPIDAS. IV. 2.27.<br />

PERICLES III. 3.<br />

PHARAX. IV. 32.<br />

PHILIPPUS. IV. 326.<br />

PHILOPOEMEN. V. 231.<br />

PHOCION. X. 5.<br />

Plf ISTRATUS, I. I04. II. Ïl8.<br />

PlSSONTHNES. III. IOO.<br />

Pi TT HEUS. I. 60.<br />

PLUTARCHUS, de Eritrienfer. X. $9.<br />

POLYDORUS. I. 324.<br />

POLYSPERCHON. VI. 31<br />

POMPEJUS. VIIL 3. i.<br />

PoI'LICOLA. II. 136.<br />

P Y R R H U S. VI. J.<br />

ROMULUS. I. 165*<br />

ROXANE. VI. 14.<br />

RUTILIUS. (p.) VI. 245.<br />

SERTORIUS. VIIL 3.<br />

SlCINUS. II. 250.<br />

SOLON. II. 6.<br />

SOPHROSYNE. IV. 38.<br />

Staats*


B L A D W Y Z E R . 3*9<br />

Staatsmannen^Krygsbevelhebberen enz.; namen<br />

van verfcheidene Staatsmannen enz,, van<br />

welken in de .aanteekeningen eenig berigt<br />

gegeven wordt.<br />

Sosius (c.) SENECIO. L 57«<br />

SULLA. VL 3. b.<br />

TARQUINIUS. I. 223.<br />

— — - (LUCIU s) II. 137.<br />

TAXILES. IX. 225.<br />

THARGELIA. III. 92.<br />

T H E M I S T O C L E S. II. 205»<br />

T HESE us. I. 57-<br />

TlMOLEON. IV. 3.<br />

TlMOTHEUS. IV..233,<br />

Ï Y N N ONDAS. II. 55.<br />

VARRO. (TERKNTIUS) III. 38. h.<br />

XANDRAMES. IX. 240. aapt.<br />

Staatsomwentelingen; aanmerkingen daaromtrent.<br />

X. 303. b.<br />

—. hoe men zich meermalen, na eene on.<br />

wettige, gedraagt. XI. 26. b. 30. b.<br />

Staatstwisten; gevolgen van dezelven., VII. 325.<br />

Stadiei ééne fiadie is 125 pasfen. VIII. 123.<br />

aant*<br />

Standbeeld; welk een bovenal aanzienlyk<br />

ftandbeeld STASICRATES voor ALEXAN­<br />

DER wilde oprigten. IX. 273.<br />

STASICRATES; berigt van dezen Kunftenaar<br />

en deszelfs ftandbeeld , hetwelk hy<br />

voor ALEXANDER vervaardigen wilde.<br />

IX. 273.<br />

Bb 3 Sta.


S9


B L A D W Y Z E^R. 39*<br />

Steden, Landfchappen en?.; namen van verfcheidene<br />

Steden enz,, waarvan in de aanteekeningen<br />

eenig berigt gegeven wordt.<br />

Aptera. VI. 140.<br />

Aqua Sextice, nu Aïx. VI. 215.<br />

Aquinum. XIII• 82.<br />

Arbela IX. 129. 143.<br />

Argolis. X. 323. b.<br />

Argos. VI. 158.<br />

Ariminttm, nu Rimittl. IX. 85. b.<br />

Arpi. XI. 21. b.<br />

Asculum. VI. 95.<br />

Astypalaa, nu Stampalia. I. 27°'<br />

Astyra. XI. 124. b.<br />

Autun. IX. 49, b m<br />

Auximum, nu 0/?OTO of Osmo, VIIL 17.<br />

Bcetica. VIIL 21.<br />

Beneventum. VI. 114.<br />

Bibracte. IX. 49, Z>.<br />

Briximim,n\i Berfello. XIIL 83.<br />

Brundufium. VIIL 171.<br />

Caelencs VIII. lil.<br />

CW/e, nu Por? d Porf. IX. 3a. i.<br />

Cameria. Vl. 243.<br />

Caphyue. X. 287.<br />

Caraca. VIII. 45.<br />

CW/*. VI. 77. VIII. 79.<br />

Carthago. IX. 150. £.<br />

Cataonie. XI. 29D.<br />

Caunus. VII. 406.<br />

Ce/e«


302 B L A D W Y Z E R .<br />

Steden, Landfchappen enz.; namen van ver-<br />

IcheiJene Steden enz, waarvan in de aanteekeningen<br />

eenig berigt gegeven wordt.<br />

Cenchrete. IV. 326.<br />

dos, ook Cea. VII. 277.<br />

Cercina. VI. 381.<br />

Chalcestra. IX. 189.<br />

Cherfonefus. III. 49.<br />

Cheffonnefas (Syrisch'), XI. 297. £.<br />

CKW. X- 60.<br />

Circheeaton, of Cernetum. VI. 16S.<br />

Cirrha I. 420.<br />

Cisium. VII. 96.<br />

Clazomena. Vil. 336.<br />

Cleona. IV. 10.<br />

Ckonce.. X. 327. £.<br />

Clitor. I. 304.<br />

Clufium. I. 463.<br />

Comum, nu CW. IX. 79.<br />

Cercyra, nu CW«. II. 289.<br />

CM, nu Ifango. H. 17.<br />

Cw/2r. V. 6.<br />

Cranon, X. 79. XL 101.<br />

Creta, nu Candia. I. 87.<br />

Cromyon. \, 75.<br />

Croton. I. 270.<br />

Cöwtf, nu AW


B L A D W Y Z E R . 393<br />

Steden. Landfchappen enz., namen van verfcheidene<br />

Steden enz., waarvan in de aan«<br />

teekeningen eenig berigt gegeven wordt.<br />

Cythera. VIL £198.<br />

Cythera. X, 361. h,<br />

Cyzicus. VIL 134.<br />

Daphne. Vïï. 172.<br />

Decelea. III. 72. c. V. 367.<br />

Delhim. III. 25. £. VI. 459.<br />

Dionyfiopolis. IX., 224.<br />

Dy ma. X. 314.<br />

EcbatanaAX. 143.<br />

Elaca. X. 60.<br />

Elatea. XL 62.<br />

III, 18, VIL 118,<br />

£/e»ï. V- 369.<br />

.E/e»#f. I. 77?<br />

EJeutherce. L 14 r.<br />

£//« of XIL $2, &.<br />

Elimea. IV. 136.<br />

X. 315. *•<br />

Ephefus. VI. 350.<br />

Epidaurus, nu Malvajïa. I. 72. III. 137*<br />

Ep'ms. VI. 3.<br />

Eretria, X« 40.<br />

jBrjijc. VI. 278.<br />

Euboea, nu Negroponte, II. J3^,<br />

Gabena. VIIL 141.<br />

Gttbii, I. 179.<br />

Galepfus. IV. 172»;<br />

Gergithus. X. (>o.<br />

Bb 5


394 B L A D WYZER,<br />

Steden. Landfchappen tnz.; namen van verfcheidene<br />

Steden enz., waarvan in de aanteekeningen<br />

eenig berigt gegeven wordr.<br />

Gombhen. IX. 1071 b.<br />

Gordium. IX. 71;<br />

Gythium. V. 285. X. 359. b*<br />

Heliopolh. II. 103.<br />

Heracka. VI. 68. 410.<br />

Her&a. X. 295. b.<br />

Hereeum. X. 332. b.<br />

Herculanum. VIL 31. b»<br />

Hermione. II, 223.<br />

Hesticea. II. 236.<br />

Hetrurie, nu Toscane. I. ïöö.<br />

Histiaa, nu Or/o. III. 90.<br />

laJyfus, of Ièlisfus. II, *82.<br />

Iapigien. I. 91. XII. 62.<br />

Illyrium, nu Sclavonie. I, 9. VI. 10.<br />

7ó7^«y. XI. 203.<br />

7o»/i?. I, 311.<br />

VI. 15.<br />

ƒ;/»;. IX. 96.<br />

Isthmus. II. 239.<br />

Koronea. III, 81.<br />

Lampfacus. II. 310. VI. 368.<br />

Lancobriga. VIII. 36.<br />

Laugon. X. 315. £. ' •<br />

Larisfa. IV. 325.<br />

Laureum. II. 218.'<br />

Lauron. VIII. 50.<br />

Leontocephalus. II. 311.


B L A D W Y Z E R . 595<br />

'Steden, Landfchappen enz.; namen van verfcheidene<br />

Steden enz., waaarvan in de aantekeningen<br />

eenig herige gegeven wordt.<br />

Lerna. X. 316. b.<br />

Leucas , of Leucadia, nu St. Mama. U,<br />

290. IV. 41.<br />

Libethra. IX. 55.<br />

Ligmica. VI. 205.<br />

Lisfus. XI. 19. c.<br />

Magnefia. II. 310.<br />

Mantinea. III. 47. c. IV. 24c<br />

Megalopolis. V, 232.<br />

Melibata. IV. 339.<br />

Melitea. VI. 68. £.<br />

Mellaria. VIII. 32.<br />

ik/e/oj. III. 54- c<br />

- VI. 391.'<br />

Mefene. VI. 105.<br />

Mefopotamie. VII. 173.<br />

Methone. XII. 124. c.<br />

Methydrium. X. 287.<br />

Miletus. II. 17.<br />

ilf/«


306- B L A D W Y Z E R .<br />

Steden , Landfchappen enz.; namen van ver*<br />

icheidene Steden enz., waarvan in de aanteekeningen<br />

eenig berigt gegeven wordt,<br />

Naxus. VII. 287, 350.<br />

Nemea. III. 82. V. 40. b.<br />

Nerg. IX. 224.<br />

Piifea. II. 45. VII. 259.<br />

Ni/ibis. VII. 217.<br />

Novumcomum. IX. 79.<br />

Nymphtea, VI. 22.<br />

iVy/tf. IX. 224.<br />

O/fcfe. VIII. 26.<br />

Olizon, II. 236.<br />

Olympia. II. 224.<br />

Olynthus. IX. 2o8.<br />

Orchomenus, IV. 284,<br />

Orestcum. V. 49.<br />

Oreum. IV. 136.<br />

Or/c»r. IX. 986.<br />

Oropus. XL 12.<br />

Pachynum , nu clwp Pasfaro. XII. 58<br />

Pa-ga fee. II. 278.<br />

Pallantium. X. 288. £.<br />

Pandofta. VI. 68.<br />

Pafargada. XII. 6. tr.<br />

Pellene. X. 323.<br />

Pelopsnnefus, nu Morea. I. 70. II. 339,<br />

Penteleum. X. 324.<br />

Perccop. III. 81. ötf/tf,<br />

Percote. II. 3H.<br />

Petelle, nu Strongoli. VII. 40.


BLADWYZER. 397<br />

Steden, Landfchappen enz.; namen van ver*<br />

fcheidene Steden enz,, waarvan in de aanteekeningen<br />

eenig berigt gegeven wordt.<br />

Potidaa. II. 115.<br />

Petra. VIII. 112. b.<br />

Perfepolis IX. 154.<br />

Pkceneus. X. 324.<br />

Phalerum. I. 97.<br />

Pharmacufa. IX. 7.<br />

P'iarjalus. IV. 330. VIII. 186.<br />

Pharus. IX. 107.<br />

Pherce. 17. 324.<br />

Phlius. X. 327. &<br />

Phocea. Vf. 353.<br />

Phtioth. VI. 68.<br />

Pitane. Vil. 113.<br />

Plemmyrium. VII. 365*<br />

Pomitium. \X. 153.<br />

Potidtea. IX. 13.<br />

Priapus. VII. 146.<br />

Priene. II. 19. III. 99.<br />

Proconnefus. nu Marmora. I. 269.<br />

Pydua. II. 294.<br />

Python. I. 326,<br />

Rhamnus. X. 78:<br />

VII. 285.<br />

Rhoetium, of Zoetium. X. 341.<br />

II. 103.<br />

Salamis. II. 3S. XI. IJI.<br />

Salinen. VII. 31.<br />

Salomit. IX. 119.


398<br />

B L A D W Y Z E R .<br />

Steden Landfchappen enz.; namen van vetfcheidene<br />

Steden enz., waarvan in de aanteekeningen<br />

eenig berigt gegeven wordt.<br />

Samnium. VI. 114.<br />

Samothrace. VII. 145.<br />

Sardes, nu Carajïa. I. 69.<br />

Scaptè Hylê. Vil. 17.<br />

Scarphe. LX. 121.<br />

Sciathus. II. 232.<br />

Sciene. VI. 391.<br />

Scotufa. IV. 339, V. 23. £.<br />

Scotusfea. 1. 136.<br />

Scyrus. I. 156.<br />

Selajia. V. 248.<br />

Setium. IX. 153. &<br />

Sicyon, XII. 100. c.<br />

Signium. VL 93.<br />

III. 84. VIL 183.<br />

.Sb//. II. 105. IX. 119.<br />

Sphacteria. III. 42. c. VIL 302.<br />

Stagira, nu Stauros. LX. 28.<br />

J//>«. VIL 8.<br />

Sybaria. VIL 114. &<br />

Sybaris. III. 49.<br />

Syracufe. IV. 55.<br />

Tanarus. X. 338.<br />

Tamyna X. 40.<br />

Tanagra. III. 41. IX. 283.<br />

Taxila. IX. 225.<br />

TAtf/fc. VIL 70.<br />

Tempé, II. 230.


BLADWYZER. 399<br />

Sleden, Landfchappen enz. ; namen van verfcheidene<br />

Steden enz. , waarvan in de aanteekeningen<br />

eenig berigt gegeven wordt.<br />

Thapfus. VIL 3,51. IX 137. b.<br />

Thafus. X. 28. b.: XII. 84. b,<br />

Thebe. VI. 61. b.<br />

Thegyra. IV. 284.<br />

Themiscyren. VIL 148.<br />

Thermopyla. II. 237.<br />

Thespice. IV. 279.<br />

Thurie. VIL 293.<br />

Thyrea. VI. 154. VII. 301.<br />

Tithoraa. VI. 53. b.<br />

Trachis. I. 143.<br />

Tragice. III. ior.<br />

Trapezus, nu Trebifonde, VIIL 89.<br />

Va ga, of ifagtf. VI. 181.<br />

Veje. I. 257.<br />

Velitren. II. 419.<br />

Zacynthus, nu Zante. VII. 381. XIL<br />

56. 58.<br />

Zela, of Ziela. IX. 131. £.<br />

Zenodotia. VIL 6r. £.<br />

Zeugma, VIL 69.<br />

Steeniging; eene der fchandelykfte doodfiraffen<br />

by de Grieken V. 316. /ra/tf.<br />

Stelen; hardvochtigheid der Spartaanfche jongelingen,<br />

in het doorllaan van flagen voor<br />

het altaar van DIANA, om, als dief, niet<br />

ondekt te worden. I. 371, 372. aant.<br />

Stem-


40* B L A D W Y Z E R .<br />

Stemming ; hoedanig derzelver plaats by de<br />

Romeinen ingerigt was. VI. 174. aant.<br />

« hoe dezelve by de Romeinen in Itemkisten<br />

gefchiedde. X 29. c. aant.<br />

Sterren , en het verfchieten van dezelven.;<br />

aanmerking der ouden daaromtrent. VI.<br />

380, 381.<br />

Stierenbloed; terftond ha de flagting warm gedronken,<br />

doodelyk. II. 317. aant.<br />

Stok; eene foort van kluister voor gevangenen;<br />

VII. 327. aant.<br />

Strafoefeningens op eene wreede wyze by de<br />

Perfen. XII. 40. c. 44. e.<br />

Stratiotides; welke lbort van oorlogfchepen dezen<br />

waren. III. 99. a. aant.<br />

STRATOCLES; zyn karakter. XI. 178. £«'<br />

218. b. *22. b.<br />

Stryd; wat het teeken tot denzelven was by<br />

de Romeinen. VIIL 188.<br />

Strydfpelen der Grieken; I. 9©. aant. 123.; eri<br />

aant. ald»<br />

Stygbeugeis; Oudtyds riiet bekend; en hoé<br />

c. GRACCHUS derzelver gemis op de wegen<br />

vergoedde. X. 69. c. aant.<br />

SULLA (LUCIUS CORNELUS) zyne afv<br />

komst, en vroegere itaat' en levenswyze. VI.<br />

5. b.: zyne uiterlyke gedaante. 7. b.: eene<br />

fchimpende aanmerking op zijne gedaante ald.<br />

. zyn karakter, VI. 8. b. 17. b. 22. b.<br />

- zyn gedrag in den Jugenthynfchcnoorlog,<br />

onder MARIUS. VI: 9. b.<br />

SUL-


E L A D W Y Z E R . 4 0 I<br />

SULLA; (LUCIUS CORNELIUS) eerde<br />

aanleiding der verwydering tusfehen hem<br />

en MARIUS, in Afrika. VI. 10. b. 15. b.<br />

l8. b.<br />

• begint naar eerambten te ftaan. VI,<br />

14. b.: wordt Prator. ald.<br />

' trekt naar Kappadocien. VI. 15. b.<br />

ontvangt, met trotschheid, een gezantfehap<br />

der Parther s. VI. 16 b.<br />

' — de vyandfcbap tusfehen hem en MA­<br />

RIUS neemt toe. VI. 18. b. 25. b.<br />

• zyn roemruchtig gedrag in den oor-<br />

. log der Bondgenooten. VI. 19. b.<br />

— — eenige aanmerkingen omtrent zyne Godsdienftige<br />

gevoelens. VI. ao — 22. b. 97. b.<br />

— was in zyn gedrag zeer onregelmatig<br />

en ongelyk aan zich zeiven. VL 22. b *<br />

zyne onderfcheidene huvvelyken. Vf.<br />

24. h.<br />

gewaande voorfpellingen van den<br />

burgerkryg, tusfehen hem en M A R I U S .<br />

VI. 26. b.: dezelve neemt een' aanvang 30.'<br />

b.: SULLA rukt in Rome. 35, b.: ftelt<br />

het hoofd van MARIUS op prys; ergernis<br />

van den Raad daarover. 36. b. ..<br />

• zyne bedryven in den kryg tegen M T„<br />

THRILATES. VI. 39, b.: tast de gewyde -<br />

fchatten van .Griekenland aan, ^i.b.-. hoe<br />

de Grieken daarover dachten. 4-. b.<br />

• zyn trotsch gedrag in he& beleg van<br />

Athene. VI. 45. b.<br />

XIII. DEEL. Cc SUL-


4 O A B L A D W Y Z E R .<br />

SULLA; (LUCIUS CORNELIUS) fchrik-<br />

kelyke bloedfturting aangerigt, by het innemen<br />

der ftad. 48. b.<br />

. zyne krygsbedryven in Biotien. VL<br />

52. b.: zyne krygsbenden door de trotiche '<br />

vertooning der vyandelyke krygstoer'ustjng<br />

verfchrikt. 54. b.: zet den kryg verder<br />

voort. 56. b.: behaalt de overwinning, en<br />

viert die te Theben. 67. b,<br />

m zyne verdere krygsbedryven in Grieken­<br />

land. VL 63. *. — 73- b.<br />

)- verfcheidene byzonderheden by de '<br />

onderhandeling met ARCHELAUS,over het<br />

fluiten van den vrede met MITHUIDATES,<br />

welke eindelyk gefloten werd.VI. 74.b, — dï.b.<br />

by eigent zich toe de böëkety van<br />

APELLICON van Teos VI. 82. b.: aanmerking<br />

omtrent de fchriften van ARIS-<br />

TOTELES, in deze boekery gevonden. 83.<br />

b. aant.<br />

„—— wordt te Athene door eene foort van<br />

voeteuvel overvallen. VI. 83. b.; trekt naar<br />

^DOPSUS en Helt eenige visfchers van<br />

Aleën gerust. 84. b.-<br />

>- • merkwaardig gedrag van zyne foldaten<br />

omtrent hem. VI. 86. b.<br />

m— keert naar Italien terug,onder verfcheidene<br />

gewaande voorfpellingen. VI. 87. b.:<br />

komt door list veilig door zyne vyanden<br />

been. 91. b.<br />

~• verilaat MARIUS. VI. 93. b.<br />

SUL*


BLADWYZER. 403<br />

S U L L A ; (LUCIUS CORNELIUS) wordt<br />

in zynen laatften ftryd tegen de Samniten,<br />

door eenen kampvechter, voor Rome, by*<br />

na over hoop geworpen. VI. 94 —96. b.<br />

*• doet op eene wreede wyze zes duizend<br />

Romeinfche foldaten in den Circus ver­<br />

moorden. VI. 99. b.i wordt,als een tyran be-<br />

fchouwd, nog flechter dan MARIUS. 100.<br />

b.: wordt over zyne wreedheden door ee­<br />

nen jongen Romein, in den Raad, moedig aan-<br />

gefproken. roi.è. : verdere ftalen van zynen'<br />

gruwzamen moordlust. 101—104.<br />

— benoemt zich zeiven tot Dictator. VI.<br />

105.: vervolg van zyne wreedheden. 107. b.<br />

houdt een zegepraal. VI. 108. b.<br />

geeft zich zeiven toenamen fpelende<br />

op zyn geluk, waarop hy zich meer liet<br />

voorftaan dan op zyne daden. VI. 109. b.<br />

begeeft zich tot een ambteloos leven.<br />

VI. 109. b.: geeft kostbare maaltyden, en<br />

eene prachtige lykftatie aan zyne overlede­<br />

ne vrouw. in. b.: hertrouwt, door een<br />

byzonder geval, aan eene VALERÏA. 112.<br />

b.: verkeert met Tooneelfpeelfters. 113. b."<br />

krygt eene luizen-ziekte waaraan hy<br />

fterft. VI. 114. b. IIÓ. b.: beftellingen door<br />

hem nog vóór zynen dood gemaakt, nó. b m<br />

•—— byzonderheden omtrent zyne lykftatie.<br />

VI. 117.<br />

vèrgelyking tusfehen hem en SULLA.<br />

VI. 121 —132.<br />

Ces SUL-


404 B L A D W Y Z E R .<br />

SULI.A;,.(LUCIUS CORNELIUS) zie ook<br />

van hem. VI. 189. VII. 18, b. 20, b, VIII.<br />

16, b. IX, 3. b, 5. b. enz. % 11. b.<br />

S u R E N A s, Krygsoverfte der Parthen; zyne<br />

bedryven tegen CRASSUS. VII. 85—117.^:<br />

zyne trouwloosheid. 107. b.: wordt omgebragt.<br />

119. b.<br />

Sybaris; eene Griekfche volkplanting. IV, £29.<br />

Sycophanter, te Athene; wie dezelven waren.<br />

X. 38 aant. XL 51.<br />

Syracufe; hoe het: nut de zaken van d,?c<br />

ftal ftond, na dat DION den dwingeland<br />

DIOVYSIUS verjaagd had, en eer TIMO-<br />

LEON ai:aar kwam. IV. 3.<br />

gebeurteiüsfen aldaar onder DIONY­<br />

SIUS den jongeren : zie in 't leven van<br />

DION. XII. 3. e.iz.<br />

Syracufen ; door A R c : 11 M E p E s tegen de<br />

Romeinen verdedigd. IV. 418.: ingenomen,<br />

door MARCELLUS. 425.<br />

door NICIUS gellagen. VII. 348.: be«<br />

halen de overwinning op hem. VII. 357 —<br />

396.: Öelfen .'.CrW^gcn feesten in. 399.<br />

Taarten; op. welken CICERO niet onthaald<br />

wilde worden. XI 69. b.<br />

Taiafia, of t)M i", i uverk ; wat daartoe beboerde.<br />

I. 214. aant.<br />

Talasfius; by de bruiloftsfeesten der Romeinen<br />

gezongen. I. 212.-<br />

1— ? .oorfprong van het uitroepen van Ta-<br />

Jasjia. by de huwelyksplegtigheid. VIII. 14- b.<br />

Ta-


B L A D W Y Z E R . 405<br />

Talent; een zilveren bedroeg zesduizend drachmen.<br />

III. 62. b. aant,<br />

een Attisch wordt gerekend op 1800<br />

guldens Bollandsch. II. 63. aant. tVTI, 5. b.<br />

aant.<br />

Tdrentynéfi; ontvangen hulp van PYRRHUS<br />

tegen de Romeinen. VI. 62.: zie PYRRHUS.<br />

Tarpeifche hoogte ; waaraan deze naam ontleend<br />

is. S6 208., : boosdoeners werden van<br />

deze rots' afgeltort. 229.<br />

TARQUINIUS,'^ trotfche; wordt, door<br />

de bewerking van LUCIUS BRUTUS, ten<br />

lande uitgedreven. II. 136.<br />

— poogt, door een gezantfchap, een heimelyk<br />

verraad te fmeden. II. 141.: ontdekking<br />

van het verraad en derzelver gevolgen.<br />

143 —<br />

het leger der Toskanen, 't' welk hem<br />

poogt te herftellen, geraakt op de vlugt. II.<br />

153. \55-<br />

- verhaal van een wondcrteeken na zyne<br />

onttrooning , by den bouw van den Tempel<br />

voor JUPITER, gebeurd. II. 165.<br />

• . neemt zyne toe vlugt naar LARS<br />

P RS a NN A. II. 172.<br />

T A RuT 1 us, vriend van VARRO. I. 200.:<br />

legt zich toe op het horoscooptrekken. ald.<br />

TATIUS ; Koning der Sabynen, met den Ro*<br />

meinfchén Staat vereenigd. I. 235, 239.:<br />

wordt vermoord. 253.<br />

Cc 3 Tuy


406<br />

B L A D W Y Z E R ,<br />

Taygetus; een hoog gebergte in Laconica. I.<br />

36a. aant.<br />

Tegenfpoed; wat dezelve by menfchen menigmaal<br />

uitwerkt. XI. 38. c.<br />

Tegenjlrydigheid in anderzins ukftekende karakters;<br />

aanmerking daaromtrent. XLI. 122. c.<br />

TELECLIDES. III. 15. VIL 283.<br />

Tempé; de beroemde engte van Thesfalie, digt<br />

met bosch bewasfen. IL 230. aant. V. io- b.<br />

Tempel; het inwydeii van Tempels by de<br />

Ouden voor eene groote eer gerekend. II.<br />

169. aant.<br />

de tempeldeuren gewoonlyk oostwaarts<br />

gekeerd. II. 236. aant.<br />

Tempeltjes; daarvan maakten de Godsdienftige<br />

Heidenen gefchenken aan hunne Goden: de<br />

plaats van LUCAS, Pland. 19.: hiermede<br />

vergeleken. Vil. 282. aant.<br />

TERENTIUS VARRO; zyne afkomst en<br />

bedryven. III. 38 —45.<br />

. zyne nederigheid na het verlies by<br />

Cannen. III. 51. b.<br />

TERENTIUS; (LUCIUS) een vriend van<br />

POMPEJUS: zie van hem in 't leven van<br />

tOMPEjus. VIIL 10. h. enz.<br />

TERMINUS; als de God der grensfclieiding<br />

geëerd. I. 475. aant.<br />

TERPANDER; een zeer oud Dichter, van<br />

het eiland Lesbos. I. 385. aant. .<br />

Tesfera; wachtwoord, hoe hetzelve by de<br />

Romeinen werd overgebragt. XIIL 55. aant.<br />

Tei'


B L A D W Y Z E R . 4°7<br />

Testamenten, of uiterfie willen ; wetten van<br />

SOLON omtrent dezelven. II. 84,: afkeu­<br />

rende aanmerkingen omtrent dezelven. ald.<br />

aant,<br />

Testamentum in Prccinetu; waarom zoo genoemd.<br />

III. 19. d. aant.<br />

Teuionen; zie Kimbren.<br />

THALES; de Lierdichter (onderfcheiden van<br />

THA LES den MHefier,-) een der eerfte<br />

Dichters van Griekenland. I. 310. en aant.<br />

——. de Wiek fier; zie van hem. II. 46.<br />

aant.: zyne voorfpelling. 49-<br />

Thehaanfche keurbende; wie derzelver eerfte<br />

oprigter was. IV. 393.: verdere aanmerkingen<br />

omtrent dezelven. 294.<br />

Tnebanen; zie van derzelver gefchiedenisfen in<br />

het leven van PELOPIDAS. IV. 244.: van<br />

ALEXANDER. IX. 47.: van DEMOSTHE-<br />

NES. XI. 61.: zie ook van hun in 't leven<br />

van AGESILAUS. VIIL 249, 255, 265,<br />

292; en van ALEXANDER. IX. 47.<br />

Thebe; begraafplaatfen der gefneuvelden al­<br />

daar. L I4°«<br />

THEMISIOCLES;<br />

hem. I. 7<br />

beroemd zeggen van<br />

1<br />

-<br />

_<br />

- zyne afkomst. II. 205»<br />

. eenige trekken van zyn karakter uit<br />

n<br />

zyne jongelingsjaren. II. 209 — 215.: en<br />

vervolgens. 222 — 0.1(1.<br />

was al vroeg met ftaatzucht bezield.<br />

Cc 4 II. 316.:


B L A D W Y Z E R .<br />

II. 216.: heeft in ARISTIDES eenen grooten<br />

tegenfïander. ald.<br />

THEMISTOCLES ; vormt de Athenienfers<br />

van krygslieden op het land, tot fchippers<br />

en zeelieden, II. 220, 276.<br />

1<br />

aanmerking omtrent zyne fchraapzócht.<br />

II.222. aant.; en eergierigheid. 225.<br />

— • eenige anecdoten van hem. II. 224,225,<br />

a 2 5<br />

> 2<br />

34> 270 — 274.<br />

• zyn gedrag by het naderen der Meden<br />

naar Griekenland. II. 227.<br />

— het opperbevel in handen hebbende,<br />

zet de Athenienferen aan om den oorlog ter<br />

zee te voeren. II. 230.: ^yne verdere verrigtingen<br />

in dezen oorlog. 231. enz.: de<br />

vloot van XERXES, door zyn beleid, op<br />

de vlugt geflagen. 264.<br />

— — herftclt de muren van Athene, en bevestigt<br />

de Pirccéfihe haven. II. 270.<br />

1<br />

legt zich toe, om de magt der Athg.<br />

nienferen ter zee te vergrooten. II. 276, 27$.<br />

"*<br />

v e r z<br />

^ zich tegen de Laced<br />

Griekenland uit te «uiten. II. 280.<br />

wordt door TIMOCREON gelasterd,<br />

en vervolgens door de Athenienferen gebannen.<br />

II. 281, 286.: fchryft ter zyner verdediging<br />

aan zyne medeburger?. 289.: vlugt<br />

naar Corcyra, en vervolgens naar AOME-<br />

TUS, Koning der Molesfen. 289, 290.: begeeft<br />

zich wyders naar Cume en Mga.<br />

395-


B L A D W Y Z E R . 409<br />

295. : zyne ontmoeting aan het huis fvan<br />

NicoGENES en droom aldaar. 296.: begeeft<br />

zich naar het Hof van Perjie. 298.:<br />

wordt aldaar gunfh'g ontvangen, befchermd,<br />

en op eene zonderlinge wyze vereerd. 300.<br />

— 310.<br />

T H £ M 1 s T o c L E s; wordt, op eene byzondere<br />

wyze, uiteen groot gevaar gered. II. 313.<br />

• > verfehillende verhalen omtrent de wy- •<br />

ze van zynen dood, aan het Perfiaanfche<br />

Hof, II. 315— 317.<br />

——— zyne nageJatene kinderen. II. 318.<br />

. verfehillende berigten omtrent zyn<br />

overfchot en begraafplaats, II. 319'—322.<br />

• ' vèrgelyking tusfehen hem en CAMIL-<br />

L U S. II. 425 — 446.<br />

verlchil en vyandfehap tusfehen hem<br />

en ARISTIDES. V. 13.: zie verder ARIS­<br />

TIDES.<br />

Theooren; wie zoo genoemd werden. XI.<br />

177. b.<br />

THEOPOMPUS; een Attisch Blyfpeldichter.<br />

VI. 389.<br />

THE RAMEN ES, de zoon van AGNON; aanmerking<br />

omtrent hem. VII. 277.<br />

Thermopyla; eene bergengte. II. 257.<br />

THESEUS; vèrgelyking van hem met RO­<br />

MULUS. I. 59. 283 — 296»<br />

zyne afkomst, I. 60.': zyne geboorte<br />

en naamgeving. 6a, 63.: zyne opvoeding<br />

ald.: reist naar Delphi. 64..: zyne geboorte<br />

Cc 5 door


41°<br />

B L A D W Y Z E R .<br />

door zyne moeder, aan hem ontdekt. 67.:<br />

weigert te fcheep naar Athene te gaan. 68.<br />

70.: door den roem van HERCULES tot<br />

dappere daden ontvlamd, onderfcheidt hy zich<br />

door vele roemwaardige bedryven. 70 — 80.:<br />

komt te Athene en wordt door *GEUS<br />

voor zynen zoon erkend. 82. 84.: wordt<br />

door zynen vader tot deszelfs opvolger,<br />

als Koning van Athene verklaard. 84.:<br />

overwint de Pallantiden. 85.; en den uier<br />

van Marathen. 86.: verfehillende verhalen<br />

van zyne reis naar Creta, het ombrengen<br />

van den Minotaurus aldaar, en zyn geval<br />

met AFCIADNE. 87—110.<br />

THESEUS; het lyk van zynen vader ter aarde<br />

befteld hebbende, volbragt zyne gelofte<br />

aan APOLLO. I. 111.: (lelt het feest<br />

OSCHOPHORIA in. 114.: voert een gemenebest-regering<br />

in. 116.: geeft aan de<br />

oude en nieuwe ftad den naam van Athene.<br />

117.: ontvangt van DELPHI het ant.<br />

woord omtrent het noodlot van zyn nieuw<br />

gemeenebest. n3.: noodigt elk uit tot zynen<br />

ftaat. 120.: ftelt afgezonderde rangen<br />

in, ald.: laat geld flaan, waarop een Os<br />

gemunt was. 122.: rigt, op den Isthmus<br />

een gedenkwaardige zuil op. ald. :,<br />

ftelt de Isthmifche fpelen in. 123.: trekt<br />

met HERCULES ten ftryde , tegen de<br />

Amazonen. 126.: verfehillende verhalen van<br />

dien togt. 127.<br />

THE-


B L A D W Y Z E R , 411<br />

THESEUS; een aantal vertellingen van zyne<br />

huwelyken. I. 137.: zyne roemryke ftryden<br />

tegen de Centauren; den Beer van Calydon.<br />

139.: hoe zyne naauwe vriendfchap<br />

met PiRiTHOus eenen aanvang nam-<br />

141. : verhalen omtrent de fchaking van<br />

HELEN A door hem. 144.: MENESTHEUS<br />

maakt de menigte, tegen hem, oproerig.<br />

148.: verdere bedryven van MENES­<br />

THEUS tegen de ftad Aphidna en Athene.<br />

149 —152. THESEUS aan 't Hof van<br />

AI DO NEUS, den Mclosfer, gekomen en<br />

gevangen gezet, werd weder ontflagen, «en<br />

komt weder naar Athene. 154.: poogt<br />

vruchtloos het beduur aldaar weder te aanvaarden.<br />

155.: begeeft zich naar LYCO-<br />

MIDES, Koning der Scyriers , en komt<br />

daar onverwacht om het leven. 156. J<br />

MENESTHEUS krygt het beltuur te Athene<br />

in handen. 157. : zyne kinderen kry-<br />

gen, na den dood van MENESTHEUS,<br />

het Koningryk wederom, en THESEUS<br />

werd als een halve God vereerd. 157.:<br />

na de Medi/che tyden werd zyn lyk<br />

naar Athene vervoerd en aldaar begraven.<br />

158. 159.: een offerfeest, hem ter eere,<br />

ingefteld. 160.<br />

• niet zonder THESEUS; waarvan dit<br />

fpreekwoord afkomftig. L 139.<br />

THESPIS; aanmerkingen omtrent dezen<br />

Trcurfpeldichter. II. 119. aant.<br />

The-


4ia B L A D W Y Z E R .<br />

Theten; werklieden, arbeiders te Athene. II.<br />

5-i-<br />

THUCIDIDES ; een oprnerkelyk gezegde<br />

van hem, omtrent PERICLES. III. 33.<br />

• waar deze gefchiedfchryver zyn leven<br />

eindigde. VIL 17.<br />

• bëfcbryft , in eenen onnavolgbaren<br />

ftyl, het leven van NICICJS. VII. 170.<br />

• begunftiger der voornaamllen en besten.<br />

VII. 278.<br />

TIGRANES; fommigen hem onderdanig gewordene<br />

Vorften werden , door hem , op<br />

eene lage wyze behandeld. VII. 174.<br />

• weigert aan APPIUS, door LUCUL-<br />

IUS tot hem gezonden, de uitlevering van<br />

MITHRIDATES. VII. 175. : geraakt deswegens<br />

met de Romeinen in oorlog. 180.:<br />

aanmerking omtrent zyn gedrag, 182.: door<br />

LUCULLUS verflagen. 18S — 200.<br />

zyne verdere krygsbedryven tegen LU­<br />

CULLUS. VII. 210 — 224.<br />

TiM^EUS, de Siciliaan, I.< 30L aant.<br />

TiMiEus; de dwaze inbeelding van dezen<br />

Gefchiedfchryver berispt. VII. 270, 274.<br />

aant.<br />

TIMOCLEA; kloekmoedige daad van deze<br />

aanzienlyke vrouw te Thebe , door A L E-<br />

XANDER bewonderd. IX. 50,<br />

T IM o c R E o N ; een oude Blyfpeldichter. II. 281.<br />

TIMOLEON ; toeftand van Syracufe vóór"<br />

zyne aankomst aldaar. IV. 3.<br />

Ti-


B L A D W Y Z E R . 413<br />

TIMOLEON; zyn afkomstcn karakter.IV.8,9.<br />

——r- bergt het lyf van zynen broeder, met<br />

eigen lyfsgevaar. IV. 10,<br />

. doet zynen broeder van kant helpen,<br />

die openlyk als dwingeland, te voorfchyn<br />

kwam. IV. 13.: verfehillende oordeelvellingen<br />

over dit beoryf brengen hem in de<br />

grootfte neêrilagtigheid. 15, 18. en aant.<br />

. wordt als Opperbevelhebber naar Si'<br />

cilie gezonden, tol hulp, tegen de Curthagenienfers.<br />

IV, 19.: gelukkige voorteekens<br />

tot dien togt. fttr, 22-: HICETAS, na<br />

den nederlaag van DIONYSIUS, overmeestert<br />

Syracufe en poogt de overkomst-van<br />

TIMOLEON te beletten, 23.<br />

— . ftelt het gezantfehap der Carthagi-,<br />

nienfers te leur, en landt op Sicilië aan.<br />

IV. 28, 31.: geeft aan HICETAS de<br />

nederlaag. 35.<br />

lüONïSius geeft zich aan hem.<br />

. over. IV. 37. •<br />

bemagtigt het kasteel van Syracufe.<br />

IV. 45.<br />

. HICETAS poogt hem te laten ombrengen.<br />

IV. 46.: wordt op eene zonderlinge<br />

wyze behouden. 48.<br />

mm. 1 zyne verdere krygsbedryven, tegen<br />

HICETAS en de Carthaginienfers. IV.<br />

49— 59, 68, 82, 86.<br />

verovert Syracufe en laat de burg<br />

Hechten. IV. 62.<br />

Ti-


4U<br />

B L A D W Y Z E R .<br />

TIMOIEON; bezorgt dat het verlaten Syracufe<br />

weder bevolkt werd. IV. 63 — 67.<br />

•— • befluit alle overheerfehing in Sicilië<br />

uit te roeijen. IV. 68.<br />

- verflaat, onder begunftiging van een<br />

verfchrikkelyk onweder, het leger der Carthaginienfers.<br />

IV. 69 - 8r.<br />

- 1 1<br />

zyn byzonder geluk in zyne verdere<br />

»<br />

krygsverrigtingen. IV. 82 — 85.<br />

trekt tegen HICEBAS op. IV. 87.:<br />

zeldzame twist tusfehen zyne Hoplieden.<br />

eld,: HICETAS verflagen, gevangen, en<br />

als tyran en verrader gedood. 88.: waarom<br />

hy toeliet dat de vrouwen en dochters van<br />

HICETAS om het leven gebragt werden. 90.<br />

. • trekt op tegen MAMERCUS en flaar<br />

hem op de vlugt. IV. 90.; die zich aan<br />

hem overgeeft en daarna ter dood werd gebragt.<br />

93.<br />

maakt vrede met de Carthaginienfers.<br />

IV. pu; en roeit alle Dwingelanden in ft'.<br />

cilie uit. 04.<br />

herfielt Sicilië in eenen bloeijenden<br />

luister. IV. 94.<br />

—— voortreffelykheid van zyne daden boven<br />

die van andere beroemde mannen. IV.<br />

96—99, 103.<br />

zyne verrigtingen, na alle zyne overwinningen.<br />

IV. 101.<br />

'zyn gedrag omtrent twee Demagoo*<br />

gen. IV. 102.<br />

Ti-


B L A D W Y Z E R . 415<br />

TIMOLEON; wordt in zyn' ouderdom blind.<br />

IV. 104.: eindigt zyn leven met roem, en<br />

wordt met eenen prachtigen uitvaart vereerd.<br />

10S — nu.<br />

1 . vèrgelyking van hem met P AU LUS<br />

iEMILIUS. IV. AIO—S24.<br />

TIM ON, beroemd door zyne fpotgedichten.<br />

I. 448. aant.<br />

TIM ON, de menfchenhater; zyne ontmoeting<br />

met ALCIBIADES. III. 55. c.<br />

- ... . byzonderheden omtrent zynen aard.<br />

XL 159—162, c. •<br />

TIMOTHEUS; aanmerking omtrent eene aanhaling<br />

uit zyn gedicht. VIIL 220. aant.<br />

TISAPHERNES, Koning van Perfie, door<br />

AGESILAUS beoorloogd. VIIL 200.: zie<br />

verder AGESILAUS.<br />

Tithorea; korte aanteekening omtrent deze ftad.<br />

VI. 53. aant.<br />

Toenamen; op welk eene wyze de Grieken en<br />

Romeinen dezelven gaven. III. 24, 25. d.<br />

aant.: zie ook V. 31. en, Bijnamen.<br />

Toga Prtetexta; welk kleed dit was. VI. 198.<br />

aant.<br />

Toga en Tunica; aanmerking omtrent deze kleding<br />

der Romeinen. X. 107. b. aant.<br />

Tooneelfipelen der Athenienfers; aanmerking omtrent<br />

dezelven. IX. 1.20. aant.<br />

Tooneelfpelers ; aanmerking omtrent dezelven.<br />

X. 307. b. aant.<br />

ToP'


4i6 B L A D W Y Z E R.<br />

Tooneelfpekrs; vróuwen fpeelden, by de Grie.<br />

3 ken, geene rollen. XI. 221. b. aant.<br />

Toryne ; aanmerking omtrent dezen naam. XI.<br />

141. c. aant.<br />

Tragediën der Romeinen; aanmerking omtrent<br />

dezelven en derzelver Naklucht.VlI. 119. b,<br />

aant.<br />

Trapezus, nu Trebifande, in Natoliën. VIII.<br />

89. aant.<br />

Treurfpel; toeftand VHfl hetzelve te Athene.<br />

.II. 119. aam.: maakt aldaar veel opgang.<br />

224. aant.<br />

— aanmerkingen omtrent de treurfpelen<br />

der oude Grieken. III. 22. aant.<br />

Treurfpeldichters; gevolgen van derzelver wedftryd<br />

te Athene. VII. 42.<br />

Trihen, of wijken ; hoe het volk te Rome<br />

daarin verdeeld was. 111. 44. d. aant.-<br />

Tribium; hce CATO over deszelfs magt dacht.<br />

X. 51. b.<br />

Tribunen; waarin derzelver ambt beftond, III.<br />

15. d. aant.<br />

• 1<br />

- kracht van hunne tegenfpraak. X. 27. c.:<br />

hun regt. 38, 39. c. 40. c.<br />

Tribuni militum; zie Krygstribunen.<br />

Tribunus Pkbis; wie tot die waardigheid verkoren<br />

werden. V. 7. b. aant.<br />

Triumf van FAULUS .EMILIUS; befchryving<br />

van deszelfs plegtigheden. IV. 196.<br />

Triumf.


B L A D W Y Z E R , 41*<br />

Trimnfwagen, door wien eerst gebruikt 6y<br />

het houden eener zegepraal. I. 223.<br />

Troje; het fpel van Troje\ een ridderlyk fpel<br />

by de Romeinen. X. 10. h. aant.<br />

Tropaum; wat beteekent. I. 218.<br />

Trotschheid; byzonéérst, volgens de ouden,<br />

by de Wraakgodin ftraf baar. VIII. 249. aant.<br />

Tusfchenkoningen, by de Romeinen; wie waren.<br />

IV. 386. aant.<br />

Tydkortingen der Spartanen. X. 309. b.<br />

Tydrekening; door c. j. c ZE SAR verbeterd.<br />

IX. 154. b.: zie Almanak.<br />

Tyran; dit woord werd van ouds ook in<br />

eenen goeden zin gebezigd. II. 55. aant.<br />

TïRTiEus; beurt de Spartanen, door zyne<br />

krygsliederen, op. I. 323. aant.<br />

Uilen; de beeltenisfen van dezen vogel overal<br />

te Athene. VI. 401. aant.<br />

Uitfpanningen van fommige Griekfche Vorften.<br />

XL 203, 205. b.<br />

Ulami; uit hoe vele manfchappen deze hoopeii<br />

beftaan hebben. I. 390. aant.<br />

ULYSSES; zyne welfprekendheid en listigheid.<br />

VI. 419. aant.<br />

Vadermoord; in de eerfte zeshonderd jaren na<br />

Romers bouw, by de Romeinen, onbekena.<br />

I. 251.: L. HOSTIUS maakt zich de eerfte<br />

daaraan fchuldig. 252.<br />

>- aanmerkingen omtrent deze misdaad,<br />

en de wetgeving daar tegen. L 251. aant.<br />

XIIL DEEL. Dd V A-


4i* BLADWYZER.<br />

VALERIA; hare roemryke daad ter behoudenis<br />

van Rome. III, 73. d.<br />

VALERIUS ANIIAS; Gefchiedfchryver. I*<br />

aio.<br />

Vallende ziekte; by de Romeinen genoemd<br />

Morbus comitialis. VII. 321. aant.<br />

VARRO; CM. TERENTIUS) de geleerdfte<br />

aller Romeinen. I. 200. aant.<br />

Veji; eene zeer aanzienlyke ftad. I. 257. II.<br />

330.: na een beleg van tien Jaren door CA­<br />

MILLUS gewapenderhand ingenomen. II.<br />

339-<br />

Veldheeren der Romeinen; met welke benaming<br />

zy hunne foldaten aanfpraken , en hoe in<br />

geval van lafhartigheid. IX. 132. b. aant!<br />

zie ICrygsbevelhebbers.<br />

VENUS; eene Eemelfche en Algemeene; oudtyds<br />

geëerd. I. 99. aant.<br />

1<br />

— verhaal van een venusbeeld , door<br />

D.EDALUS vervaardigd. I. iojt aant,<br />

Venus was de gelukkigfte worp in het dobbelfpel.<br />

X. 17. b. aant.<br />

Verdeeldheid; waarfchouwing tegen inwendige.<br />

V. 47. b. aant.<br />

Vergeldingen ; daarin mag men niet nalatig.<br />

zyn. VI. 32.<br />

Vergif; aanteekening omtrent het fpoedigst en<br />

min pynlykst werken van hetzelve. XI,<br />

164. c.<br />

Vergiftigen; welke derzelver ftraf was by de<br />

Rerfin. Xll 56, e.<br />

Ver.


B L A D W Y Z E R . 4i 9<br />

Verliefdheid van ANTIOCHUS omtrent zyne<br />

ftiefmoeder STRATONICE; teekenen van<br />

dezelve. XL 254. b.: zie ook XI. 152. c.<br />

Verraad; van eenen Schoolmeester te Falerien,<br />

op eene zonderlinge wyze, geftraft. II. 350,<br />

351-<br />

Verraders van bet Vaderland; by de Grieken<br />

door fteeniging geftraft. II. 43. aant.<br />

Verfchijnfelen in de lucht; aanmerking omtrent<br />

dezelven. IX. 165. b. aant.<br />

Verfpieder; een post, by Romeinen en Grieken<br />

in veel aanzien. VUL 8. aam.<br />

Vervloekingen; aanmerking omtrent eene zekere<br />

vervloeking by de Romeinen. VIL 58. b,<br />

VESTA; derzelver Priesteresfen door NUMA<br />

ingefteld. L 454.: waarin derzelver bedie*<br />

ning beftond. 455.: hoe groot derzelver getal<br />

was. 456.: hadden groote voorregten.<br />

457.: werden, in gevalle van onkuischheid,<br />

verfchrikkelyk geftraft. 45 8.<br />

i——- nemen de vlugt uit Rome, op de aam<br />

nadering der Gallen. II, 370.<br />

Vefuvius; aanteekening omtrent dezen berg,<br />

VIL 29. b. aam.<br />

VINDICIUS, een Haaf; zyne gefcbiedenis,'<br />

als ontdekker der zamenzwering, door de<br />

gezanten van TARQUINIUS, bewerkt te.<br />

gen de Confuls. II. 143, 145, 146, 148,<br />

149.: verkrygt zyne vryheid en wordt Item<br />

geregtigd burger. 150.<br />

Dd 4 Vin-


420 E L A D W Y Z E R .<br />

Vindkta; de volkomene viylating van eenetl<br />

flaaf, waarom dus genoemd. II. i 5 o ,<br />

VINIUS,- (VITUS) z; e Van hem in 't Jeven<br />

van GALBA. XïIIi 12, 26, 38, 47« Zyn<br />

dood. 64.<br />

VIRGILIA; zie VOLUMNIA.<br />

VIRGINIUS RUPOS ; baart aan GALBA,<br />

omtrent het opperbewind, ongerustheid. XIII.<br />

=3': zie verder van hem. 24.<br />

VITELLIUS; een voorbeeldeloos zwelger,<br />

door de Germanifche krygsbenden als Imperator<br />

begroet, en GALBA afgezet. XIII.<br />

51.: neemt den naam niet van es SAR,<br />

maar van GERMANICUS, aan. 52.: als<br />

Imperator in Germanie uitgeroepen, ald. '<br />

byzonderheden van zynen optogt tegen<br />

OTHO, eindigende in de 0verwinning<br />

van den laatften. XIII. 83 — 104.<br />

Fleeschfop; (zwart) by de Spartanen een aangename<br />

fpys. i. 345.<br />

Vlugten; hoe men te Sparte handelde met die.<br />

in den ftryd de vlugt genomen hadden.<br />

VIII. 278.<br />

Volk; waardoor deszelfs genegenheid te win*<br />

nen is. VII. 280.<br />

— doorgaans achterdochtig omtrent mannen<br />

van bekwaamheid. VII. 295.<br />

Volkplantingen; uit te zenden; het werk der<br />

Gemeentslieden. VIII. 129. b. aant.<br />

Volksbejiuurders; zie Regenten.<br />

*• Volks-


B L A D WYZER. 421<br />

Volksgunst; aanmerking omtrent deszelfs bejaging.<br />

IX. ia. b. X. 217 — 219. b. 220. b.<br />

Volksvergaderingen te Rome, meermalen! afgebroken<br />

door het voorwenden van ongunftige<br />

voorteekencn. VII. 321. VIII. 143. b.<br />

VOLUMNIA en VIRGILIA; roemryke daad<br />

van deze vrouwen om CORIOLANUS van<br />

voor Rome met het leger te doen opbreken.<br />

III. 74. d.; derzelver edelmoedigheid. 82. d.<br />

Vonnis feu; mogten , by de Grieken, uit gunst,<br />

niet vernietigd worden. XI. iao.-<br />

P oorhoefden ; het misvormen van dezelven met<br />

verfehillende figuren of letters, was by de<br />

ouden zeer gemeen. III. K93. a, aant.<br />

Voorfpoed; aanmerking omtrent denzelven. VII.<br />

188.<br />

Vorflen; waarop dezen zich moeten toeleggen.<br />

XU. 2Ó.<br />

Vrede; buitengewoone langdurigheid van vrede<br />

en rust te Sparte. VIII, 280.<br />

Vreemdelingen; in Sparte niet toegelaten om<br />

het bederf der zeden voor te komen, I. 402.<br />

Vreeze; hoe dezelve vereerd werd by de Lacedcemaniers.<br />

X. 298. b.<br />

Vrienden; groote bezorgdheid-van PHOCION<br />

en c a x o den jongen voor dezelven, X.<br />

210. b.<br />

Vrouwen; door derzelver gemeenfehap zochten<br />

LYCURGUS en NUMA, dochoponderfcheidene<br />

wyzen,de jmuineftyd te verbannen.<br />

L 503 •<br />

Dd 3 Vrou-


422 B L A D W Y Z E R .<br />

Vrouwen; zorg van NUMA voor dezelven.<br />

L 505.; en voor hare zedigheid, ald.<br />

* een Haaltje van derzelver moed en<br />

dapperheid, te Lacedeemon , in den kryg<br />

tegen PÏRRHUS. VI. 129.<br />

Vrouwenroof; door ROMULUS aangelegd. L<br />

206, 209. enz. 116.<br />

Vrouwenvertrek by de Grieken; waartoe dezelve<br />

gefchikt waren. IV. 261. aant.<br />

Vrye wil; merkwaardige redekaveling van<br />

PLUTARCHUS , o ver de bcftaanbaarheid<br />

van 's menfchen vryen wil met de onlochenbare<br />

werking der Godheid op onze ziel.<br />

III. 71. d. en aam.<br />

Vrygelatenen; bezaten foms verbazende fchatten.<br />

VIII» 8. b. aant.<br />

Vryheids aanmerking op fommige herfiellers<br />

van dezelve. IV. 32-<br />

• aanmerking omtrent derzelver misbruik.<br />

V. 47. b. aant.<br />

Vuur; aanmerking omtrent de heiligheid van<br />

hetzelve. II. 370.<br />

Vyand; aanmerking over de vreugde wegens<br />

den dood van eenen vyand. XI. 78. aant.<br />

Wachtels ; het aankweeken van dezelve eene<br />

gewoone dwaasheid der wellustige Athenienferen.<br />

III. 30. c. aant.<br />

Wagens; befchryving van de met feiten gewapende<br />

ftrydwagens. VI. 51. b. aant.<br />

Water en vuur iemand ontzeggen; een formu*<br />

lier


B L A D W Y Z E R . 423<br />

lier by 't uitfpreken van het vonnis van<br />

ballingfchap. VI. 250. aant.<br />

Water geven voor de handen; een oud gebruik<br />

by de Grieken, na zy aan tafel zyn gegaan.<br />

X. 27. aant.<br />

Waterputten; wetten van SOLON omtrent de­<br />

zelven. II. 94.<br />

Wellust; aanmerking van PLATO en PYTHA­<br />

GORAS omtrent denzei ven, en hoe het beste<br />

beftryden. V. 136.<br />

Welfprekendheid; te Athene eene volftrekte behoefte<br />

voor een' man van ftaat. ÏL 210.<br />

aant.<br />

Wereld; gedachten van ANAXAGORAS omtrent<br />

het beginfel van derzelver ordening.<br />

III. 19. a.<br />

- dezelve door PYTHAGORAS het<br />

eerst met de benaming van Kosmos (orde<br />

en fieraad beteekenende,) benoemd. XII.<br />

25. aant.<br />

Werpfchyf; in de Griekfche fpelen gebruikelyk.<br />

I. 300. aant.<br />

Wetenfchappen; aanmerking omtrent dezelven.<br />

XI. 148. b.<br />

Wetten van ROMULUS. I. 249.<br />

L Y c u R G u s ; hij maakte geene ge-*<br />

fchrevene , maar liet den ganfchen omdag<br />

zyner wetten van de opvoeding afhangen.<br />

I. 348.<br />

van SOLON. II. 69—97.<br />

D d 4 Wit-


424 B L A D W Y Z E R /<br />

Wetten; hebben geene terugwerkende kracht.<br />

X. 119. b.<br />

Wichelaren; wie dezen waren. IV. 120.<br />

Wichelary; by de Romeinen in hooge achting.<br />

IV. 38a.: verachters van dezelve, by hun,<br />

niet onverfchillig behandeld, ald. en aant.<br />

384 , 385.: zie Bygeloof.<br />

Wiskundigen ; hunne gewoonte, van hunne<br />

figuren op den grond, in het daartoe geftrooide<br />

fiof, af te teekenen. XII. 33. aant.<br />

Woile; by de Grieken gebruikt by verootmoedigingen.<br />

I, 98. aant. II. 42. aant.<br />

Wolven; prys op derzelver uitroeijing by de<br />

Athenienfers. II. 92.<br />

Wraakgodinvolgens het denkbeeld der ouden<br />

, flrafte deze voornamelyk baldadige<br />

irotschheid, VIIL 249. aant.<br />

Wraakgodinnen; eerwaardige Godinnen,, by<br />

verzachting, genoemd. II. 42.<br />

Wyken; hoe veel ROMULUS te R o m maakte.<br />

I. 237.<br />

Wynplenging; een gebruik by gastmalen. III.<br />

28. a.<br />

Wysbsgeerte, eertyds Sophia genoemd. II. 215.<br />

aant.<br />

' aanmerking omtrent de Stoïfcke. X.<br />

281. h.<br />

Wysgeeren; zie Geleerden.<br />

Wyzen; waardoor de zeven oude Wyzen van<br />

Griekenland vooral hunne achting en roe.n<br />

ge-


B t A D W Y Z E R. 323<br />

'gevestigd hebben. II. 17.: verhaal van de<br />

reis, welke de Drievoet in het ronde deed.<br />

ald.<br />

Wyzen jf de oudffe Wyzen van Griekenland<br />

waren tevens Politieker?. II. 213. aant.<br />

XANDRAMES; een Indiaansen Koning van<br />

lage geboorte. IX. 241. aant.<br />

Xanthus ; onbegrypelyk gedrag der in woneren<br />

van deze ftad, door BRUTUS belegerd.<br />

XII. 71, 72. b.<br />

XENARCHus; wie geweest zy. VII. 272.<br />

aant.: zyne beuzelachtigheid, ald.<br />

XENOCRATES; eene byzonderheid omtrent<br />

dezen Wysgeer. V. 41. b. X. 82, 95. .<br />

XERXES; komt naar Griekenland afzakken.<br />

II. 227.: deezelfa vloot, komt by Aphette.<br />

232.: houdt verfcheidene kleine gevechten.<br />

234.: gevecht by Thermopylce. 237.: zyne<br />

overwinningen te land. 239.: hy zet zich<br />

op eene hoogte om den zeedag, by Salamis,<br />

te zien. 255.: grootte van zyne vloot<br />

en die der Athenienfers. 259." verdere byzonderheden<br />

van dezen zeedag. 260—263.:<br />

zyne vloot, door het beleid van THE MIS»<br />

TOCLES, op de vlugt geflagen. 264.:<br />

trekt uit Griekenland terug. 268.<br />

. . THE MIS TOCLES, uit Athene gebannen<br />

, vlugt naar zyn Hof, en werpt<br />

zich in zyne armen, met een gelukkig gevolg.<br />

II. 297. enz. : verfchillend verhaal<br />

Dd 5 om-


426 B L A D W Y Z E R .<br />

omtrent deze ontmoeting , of die onder<br />

XERXES of zyn' zoon ARTAXERXES<br />

gebeurde. II. 299.<br />

Tzer; hetzelve was niet vroeg bekend. I. 158.<br />

aant.<br />

Tzer van Margiane en Damascus vermaard.<br />

VIL 83. b, aant.<br />

Tzer-munt; by de Spartanen in gebruik. VI.<br />

40a.: hoe vervaardigd werd. ald.<br />

Zamengezworenen, tegen hun vaderland; of<br />

men die , zonder form van regtspleging,<br />

mag doen fterven. VIII. 286. aant.<br />

Zedekunde en Staatkunde; welke betrekkingen<br />

dezen op eikanderen hebben. II. 14, aant.<br />

Zeegevechten; Bevelhebbers te lande altoos niet<br />

voor dezelven gerchikr. V. 284. aant.<br />

Zeerovers; berigt van derzelver kryg ten tyde<br />

van den oorlog met MITHRIDATES.VUL<br />

61. b.: derzelver geweldenaryen.6 4./3>.: hunne<br />

uitgebreide magt. 66. b.<br />

Zegepraal; in eene zegekoets, met vier paarden<br />

befpannen, het eerst gefchied door den<br />

Conful VALERIUS POPLICOLA. II. I55.<br />

— van POMPEJUS. VIII. 122, b.<br />

Zegepralen; aanmerking omtrent derzelver<br />

twee foorten by de Romeinen. IV. 435.<br />

Zegezangen der Grieken. VI. 408.<br />

Zelfmoord; twee uitmuntende harangues, vóór<br />

en tegen den zelfmoord. X. 361—365. b.<br />

»• • 1<br />

hoe BRUTUS voorheen dacht omtrent<br />

denzei ven. XII. 91. b.<br />

ZË-


B L A D W Y Z E R . „ ^if<br />

ZENO; beroemd Wysgeer. III. 18. a.<br />

Ziel; derzelver onfterfelykheid door PEUT AR»<br />

CHUS erkend. I. 41.<br />

• • het gevoelen van PLUTARCHUS, om«<br />

trent de bekoorlykheid van de vermaken<br />

der ziel, boven de ligchamelyke vermaken.<br />

L 43-45-<br />

• hoe Heidenfche Wysgeeren over die der<br />

braven, na hunnen dood, dachten. I; 273.<br />

.Zilver'ï hoe veel een Romeinsck pond zilver<br />

waardig was. IV. 187. aant.<br />

Zinnen ; vèrgelyking van dezelven met de<br />

Kunften en Wetenfchappen. XI. 148. b.<br />

ZOÏLUS; een Grieksch Kunftenaar. XI. 2.09.6.<br />

Zonnecirkel; ME TON voor deszelfs uitvinder<br />

gehouden. 111. 58. c. aant.<br />

Zonsverduistering; wekte oudtyds vrees en<br />

Verlegenheid. III. 136. a.: gedrag van PE-<br />

RIC LES in dit geval. ald.: zie ook IV. 350.<br />

"— gedachten der ouden daaromtrent. VIL<br />

379-<br />


438 B L A D W Y Z E R .<br />

Zwaardvechters - oorlog ; berigt van deszelfs uit*<br />

barfüng. VII. 26. b.<br />

Zwaarmoedigheid; voorbeelden van groote man-<br />

'nen, die daartoe van nature overhelden. VL<br />

346.<br />

Zwemmen; de ouden hadden het daarin verre<br />

gebragt. VI, 65. aant.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!