Cultuur historische waardering (PDF 36 Mb) - Gemeente ...
Cultuur historische waardering (PDF 36 Mb) - Gemeente ...
Cultuur historische waardering (PDF 36 Mb) - Gemeente ...
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
De Heuvel - leiDscHenDam<br />
een magnifieke Hof<br />
<strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> analyse en <strong>waardering</strong><br />
Opdrachtgever:<br />
<strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg<br />
Uitgevoerd door:<br />
Hebly-Theunissen architecten, Arjan Hebly<br />
i.s.m. Cees Boekraad<br />
Dolf Broekhuizen architectuurhistoricus<br />
Delft, juni 2012<br />
1
inHouD<br />
1. InleIdIng en conclusIe 5<br />
2. de naoorlogse archItectuur en stedenbouw In leIdschendam In<br />
natIonale context 9<br />
2.1 Een radicaal alternatief 9<br />
2.2 Vooroorlogse uitbreidingsplannen in Leidschendam 15<br />
2.3 De ontwerpers, bestuurders en werkgroep 20<br />
2.4 Plangeschiedenis en bouw van De Heuvel 24<br />
2.5 Naoorlogse uitbreidingsplannen en deelgebieden 31<br />
2.6 Latere ontwikkelingen en herstructurering 32<br />
3. de heuvel - stedenbouw 35<br />
3.1 Gegevens De Heuvel 35<br />
3.2 Ligging in de stad en begrenzing 35<br />
3.3 Programmatische en ruimtelijke typologie 37<br />
3.4 Verkaveling en typologie woningbouw 38<br />
3.5 Voorzieningen als afspiegeling van de verzuiling 42<br />
3.6 Openbare ruimte, groenaanleg en waterstructuur 44<br />
3.7 Herstructurering en visies 49<br />
4. de heuvel – archItectuur en beeldende kunst 51<br />
4.1 Gegevens van de architectuur en beeldende kunst 51<br />
4.2 Karakteristiek van de architectuur 51<br />
4.3 Beeldende kunst 64<br />
4.4 Renovatie en nieuwbouw 65<br />
5. waarderIng: stedenbouw, gebouwen, kunst en archeologIe 67<br />
Inleiding 67<br />
5.1 <strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waardestelling stedenbouw 69<br />
5.2 <strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waardestelling gebouwen 91<br />
5.3 <strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waardestelling kunst 126<br />
5.4 <strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waardestelling archeologie 130<br />
6. ruImtelIjke kernwaarden de heuvel 131<br />
bIjlagen 133<br />
1. Beknopte biografie Wim de Bruijn (1904-1972) 135<br />
2. Samenvatting, Ir W. de Bruijn, ‘Structuur en beeld in levensruimte en samenleving’ 141<br />
3. Bronnen bij het onderzoek van De Heuvel 147<br />
3
1. inleiDing en conclusie<br />
Aanleiding en opdracht<br />
Een uniek ‘Grand Project’, dat is de reeks uitbreidingsplannen die het gemeentebestuur<br />
van Leidschendam in de naoorlogse jaren liet opstellen. Hoofdbestanddeel<br />
van de uitbreidingsvisie was een nieuwe woonwijk in het noordwesten van de<br />
toenmalige gemeente, een wijk waarin twee ongekende buurten met een glasheldere<br />
vorm de ruggengraat vormen. De beide ‘grands ensembles’ De Heuvel en<br />
Prinsenhof zijn gebouwd in de vorm van een hof. De loepzuivere realisatie en de<br />
grote schaal van beide carré-vormige hoven binnen het uitbreidingsplan Leidschendam-Noord<br />
uit 1959, zijn in Nederland ongeëvenaard. Voor het ontwerp gaf<br />
de toenmalige burgemeester Banning opdracht aan de Utrechtse stedenbouwkundige<br />
en architect Wim de Bruijn. De burgemeester was de drijvende kracht achter<br />
de voortvarende uitvoering. De Bruijn liet zich voor de uitwerking van onderdelen<br />
bijstaan door een team van adviseurs. Een uitvoerig advies werd opgesteld door de<br />
socioloog J.L. Haverda in 1957. Deze Utrechtse socioloog verrichtte een diepgaand<br />
onderzoek naar de gewenste wijkopbouw.<br />
Erkenning voor zijn ‘magnum opus’ in Leidschendam spreekt ook uit De Bruijns benoeming<br />
in 1965 tot hoogleraar stedenbouwkunde aan de Technische Hogeschool<br />
in Delft.<br />
Zowel De Heuvel als Prinsenhof zijn in het huidige stadsbeeld nog evidente ruimtelijke<br />
ensembles. Sinds ongeveer 2000 is Prinsenhof voor een groot deel gerenoveerd,<br />
voor zover mogelijk met respect voor de stedenbouwkundige structuur en<br />
ruimtelijke vorm van het geheel. In De Heuvel is sinds de realisatie in de jaren zestig<br />
voornamelijk regulier onderhoud gepleegd. Hier is niet alleen de stedenbouwkundige<br />
structuur nog grotendeels intact, ook de architectuur en inrichting van de<br />
openbare ruimte zijn nog overwegend oorspronkelijk. Vanwege de opzet, uitvoering<br />
en de huidige staat is De Heuvel te beschouwen als een magnifieke hof. Om<br />
de cultuur<strong>historische</strong> waarden te benoemen heeft de gemeente Leidschendam-<br />
Voorburg begin 2012 een cultuur<strong>historische</strong> analyse en <strong>waardering</strong> op laten stellen.<br />
Deze opdracht vloeit mede voort uit de nieuwe Visie erfgoed en ruimte, Kiezen voor<br />
karakter (2011) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. In die visie kregen in<br />
de categorie naoorlogse woonwijken De Heuvel samen met Prinsenhof het predikaat<br />
‘van nationale betekenis’ (RCE, 2011, pag 85).<br />
Uitvoering<br />
Opdracht voor het onderzoek naar De Heuvel is verstrekt aan het bureau Hebly<br />
Theunissen architecten in Delft. Het onderzoek is uitgevoerd door Arjan Hebly (architect),<br />
in samenwerking met de externe onderzoekers Dolf Broekhuizen (architectuurhistoricus)<br />
en Cees Boekraad (bouwkundig onderzoeker). Vanuit de gemeente<br />
is het onderzoek begeleid door Marcelle van Haersma Buma (cultuurhistorie) en Pim<br />
Felix (stedenbouw).<br />
Werkwijze<br />
De onderzoeksperiode beslaat de periode 1940-1970. In kort bestek wordt aandacht<br />
geschonken aan de wijzigingen van de wijk na realisering. Het onderzoek is verricht<br />
op basis van veldwerk, archiefonderzoek en literatuuronderzoek. Het archiefonderzoek<br />
betrof de archieven van de gemeente Leidschendam-Voorburg. Dossiers over<br />
diverse uitbreidingsplannen zijn onderzocht in het archief van de afdeling Documentaire<br />
Informatie Voorziening (DIV) van de gemeente Leidschendam-Voorburg.<br />
5
6<br />
Bij Bouw- en Woningtoezicht van de gemeente zijn de dossiers op pandniveau op<br />
adres geraadpleegd. In het gemeentearchief is relevante literatuur geraadpleegd.<br />
Daarnaast is in het Nederlands Architectuurinstituut (NAi) in Rotterdam aanvullend<br />
literatuuronderzoek uitgevoerd.<br />
Leeswijzer<br />
De inleiding (hoofdstuk 1) bevat de aanleiding van dit onderzoek en een verantwoording<br />
van de werkwijze. Hoofdstuk 1 sluit af met de conclusies voor wat betreft<br />
de cultuur<strong>historische</strong> <strong>waardering</strong> van De Heuvel. Hoofdstuk 2 beschrijft woonbuurt<br />
De Heuvel vanuit meerdere invalshoeken: de locale en nationale context, de betrokken<br />
ontwerpers en bestuurders en de planvorming voor de andere buurten in de<br />
naoorlogse periode. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving en analyse van de stedenbouwkundige<br />
kenmerken van De Heuvel. Het daaropvolgende hoofdstuk (hoofdstuk<br />
4) zoemt in op de afzonderlijke gebouwen en beeldende kunst. In hoofdstuk<br />
5 wordt de cultuur<strong>historische</strong> <strong>waardering</strong> van De Heuvel geformuleerd, zowel voor<br />
stedenbouw en gebouwen als kunst en archeologie. In hoofdstuk 6 tenslotte staat<br />
een opsomming van twaalf belangrijke ruimtelijke kernwaarden.<br />
In de Bijlagen staan de geraadpleegde bronnen, een beknopte biografie van Wim<br />
de Bruijn en een samenvatting van een sleuteltekst van zijn hand uit 1955.<br />
Conclusie<br />
In 1953 kondigt burgemeester Banning af dat er in het noordwestelijke deel van<br />
Leidschendam 25.000 mensen zullen worden gehuisvest, waardoor het inwoneraantal<br />
bijna zal verdrievoudigen. In 1959 presenteert Banning vol trots het voortvarende<br />
uitbreidingsplan Noord. De opvallendste onderdelen van dit plan zijn twee<br />
immense woonhoven, De Heuvel en Prinsenhof, die hun gelijke in die periode niet<br />
hadden. Het ontwerp van deze hoven van de stedenbouwkundige Wim de Bruijn<br />
is radicaal en consistent, geeft een antwoord op een aantal urgente vragen van<br />
woningnood en planning van toentertijd en spreekt tot op de dag van vandaag<br />
tot de verbeelding vanwege zijn doordachte en uitgesproken visie. Door de hof<br />
wordt ontegenzeggelijk een gemeenschap gevormd. De bewoners van de hoven<br />
maken niet alleen deel uit van de eigen buurt, maar zijn tegelijkertijd aangetakt aan<br />
een netwerk dat de wijde wereld beslaat. Dit bereikt De Bruijn door de integrale<br />
verwerking van moderne fenomenen als toenemende mobiliteit, sociologische en<br />
psychologische inzichten en door het benutten van de voordelen van een gestandaardiseerde<br />
woningproductie.<br />
De wijk De Heuvel is een uniek ensemble in de context van de naoorlogse architectuur<br />
en stedenbouw in Nederland. De wijk is in zijn huidige staat bovendien nog<br />
bijzonder gaaf. Deze gaafheid geldt zowel ten aanzien van de stedenbouwkundige<br />
opbouw, de inrichting van de openbare ruimte, de groenaanleg als de architectuur.<br />
Bijzonder aan De Heuvel is bovendien dat In het ontwerp een aantal levensbeschouwelijke<br />
uitgangspunten van de stedenbouwkundig ontwerper Wim de<br />
Bruijn zijn te herkennen. Deze levensbeschouwing bestaat kort samengevat uit een<br />
persoonlijk mengsel van moderne psychologische en fenomenologische inzichten<br />
en denkwijzen die stoelen op het in katholieke kringen gangbare neothomisme.<br />
<strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waardestelling De Heuvel<br />
De <strong>waardering</strong> van De Heuvel is opgedeeld in drieën: stedenbouw, gebouwen en<br />
kunst. Op een kaart zijn de archeologische waarden aangegeven. Ten slotte zijn er<br />
vanuit de cultuur<strong>historische</strong> analyse een aantal ruimtelijke kernwaarden geformuleerd.
De <strong>waardering</strong> van de stedenbouw en architectuur is gebaseerd op schouw ter<br />
plekke aangevuld met inventariserend archiefonderzoek en literatuuronderzoek en<br />
in nauw overleg met verschillende betrokkenen, waaronder de betrokken ambtenaren<br />
van de gemeente, de welstandcommissie, en vertegenwoordigers van de<br />
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed bepaald. In de <strong>waardering</strong> van de architectuur<br />
tellen de volgende wegingsfactoren mee: cultuur<strong>historische</strong> waarde, architectonische<br />
waarde, ensemblewaarde, gaafheid en zeldzaamheid.<br />
Waardering stedenbouw<br />
De Heuvel kan vanuit de cultuur<strong>historische</strong> analyse in zijn geheel worden aangemerkt<br />
als een sterk samenhangende wijk met een beschermingswaardige status.<br />
In de Heuvel zijn een tiental hoge cultuur<strong>historische</strong> waarden te onderscheiden:<br />
1 De hoofdopzet heeft de helderheid van een kristal.<br />
2 Er is een hoge ruimtelijke kwaliteit bereikt door de samenhang tussen plattegrond<br />
en doorsnede.<br />
3 De buitenranden zijn royale stedelijke parkways.<br />
4 De entrees vertonen allure.<br />
5 De kloeke woongebouwen liggen aan luisterrijke lanen.<br />
6 De Schout van Eijklaan straalt een subtiele schoonheid uit.<br />
7 De magnifieke hof is tegelijk overzichtelijk en afwisselend door het middenplein,<br />
omringende boomgroepen en grasvelden, waterpartijen en verstrooid liggende<br />
expressieve lage voorzieningengebouwen.<br />
8 Eén wandelpad ‘with a view’ springt er uit vanwege zijn omlijsting door bomen<br />
en zichtas op de R.K. Kerk.<br />
9 Om het centrale plein liggen aan de vier zijden rijen bomen en verlaagde ‘verstilde’<br />
terrassen aan het water, die wederom samen een carré vormen.<br />
10 De Heuvel is een goed doordachte en overtuigende verbeelding van een idealistisch<br />
wereldbeeld, dat tevens de consequenties van de moderne tijd ten volle<br />
erkent.<br />
Waardering gebouwen<br />
In De Heuvel staan éénendertig gebouwen waarvan het overgrote deel, achtentwintig,<br />
stamt uit de tijd van het ontstaan van de wijk. De architectuur van deze<br />
gebouwen is over het algemeen nog goed intact.<br />
In De Heuvel hebben vier wooncomplexen (2, 5, 6, 7) en drie voorzieningengebouwen<br />
de status ‘cultuurhistorisch waardevol’. De twee kerken (101, 106) hebben de<br />
hoogste <strong>waardering</strong>sstatus ‘beschermingswaardig’. De overige gebouwen hebben<br />
een architectonische basiskwaliteit.<br />
Waardering beeldende kunst<br />
Op een aantal plaatsen bevinden zich in De Heuvel kunstwerken. Deze zijn veelal<br />
onderdeel van een gebouw en zijn niet in de waardestelling van de vrijstaande<br />
kunstwerken opgenomen, maar bij de waardestelling van het betreffende gebouw.<br />
Eén kunstwerk (201) springt eruit, het uit 1964 stammende vrijstaande betonnen<br />
Heuvel kunstwerk van de kunstenaar Ben Aalbers (1916-2004). Dit speciaal voor de<br />
wijk gemaakte object heeft een hoge cultuur<strong>historische</strong> waarde en heeft derhalve<br />
de beschermingswaardige status.<br />
Waardering Archeologie<br />
De archeologische waarden zijn zichtbaar op een kaart.<br />
7
Ruimtelijke kernwaarden De Heuvel<br />
Vanuit de cultuur<strong>historische</strong> waardestelling zijn een twaalftal ruimtelijke kernwaarden<br />
geformuleerd die richtinggevend zijn voor toekomstige plannen voor en het<br />
gesprek over De Heuvel. Samenvattend kan worden gezegd dat de stedenbouwkundige<br />
plattegrond en doorsnede moeten worden gehandhaafd. De woongebouwen<br />
hebben platte daken en de voorzieningengebouwen in de hof zijn laag<br />
en hebben juist geen platte dakvorm. De groen- en waterstructuur voor het geheel<br />
van De Heuvel moet behouden blijven en (her)inrichting van het maaiveld moet<br />
gebaseerd zijn op de ‘rechte klare hoek’. De hof moet zijn huidige ‘verenigende’,<br />
collectieve en openbare karakter behouden. De architectuur is licht van kleur en<br />
transparant en moet werken als een décor voor het groen. En ten slotte moeten<br />
kunsttoepassingen affiniteit hebben met de abstract ruimtelijke kwaliteiten van De<br />
Heuvel
2. De naoorlogse arcHitectuur en steDenbouw<br />
in leiDscHenDam in nationale context<br />
2.1 EEn RADiCAAL ALtERnAtiEf<br />
In 1953 kondigde burgemeester Banning aan dat er in het noordwestelijke deel van<br />
Leidschendam 25.000 mensen zullen worden gehuisvest, wat neer komt op een<br />
verdrievoudiging van het aantal inwoners in de komende jaren. In 1959 presenteerde<br />
Banning vol trots het voortvarende uitbreidingsplan Noord. De opvallendste<br />
onderdelen van dit plan waren twee immense woonhoven, De Heuvel en Prinsenhof,<br />
die hun gelijke in die periode niet hadden. In het ontwerp van deze hoven gaf<br />
de stedenbouwkundige Wim de Bruijn een radicaal en consistent antwoord op een<br />
aantal urgente vragen van woningnood en planning. Het visionaire plan forceert<br />
een breuk met de gangbare praktijk. Daarom is het nodig om het plan eerst te plaatsen<br />
ten opzichte van de stedenbouwkundige praktijk in het eerste decennium na de<br />
Tweede Wereldoorlog.<br />
Door het hofprincipe wordt ontegenzeggelijk een gemeenschap gecreëerd. Door<br />
de immense maat ervan krijgt de hof daarnaast een regionale en landschappelijke<br />
betekenis, die de eigen buurt overstijgt. De bewoners van de hoven maken niet alleen<br />
deel uit van de eigen buurt, maar zijn tegelijkertijd aangetakt aan een netwerk<br />
dat de wereld in zijn geheel beslaat. Dit bereikte De Bruijn door de integrale verwerking<br />
van moderne fenomenen als toenemende mobiliteit, met name door de auto,<br />
en een gestandaardiseerde productie van woningen.<br />
De naoorlogse opgave en de wijkgedachte<br />
Na de Tweede Wereldoorlog was de behoefte aan nieuwe en goede woningen<br />
groot. Een groot deel van de steden en dorpen lag in puin. Ook de industrie was<br />
zwaar gehavend. Daarbij was er gebrek aan geschoolde arbeidskrachten en bouwmaterialen.<br />
De rationalisatie van de bouw door middel van seriematige productie<br />
van eenheden nam in de naoorlogse jaren dan ook een grote vlucht. Maar de<br />
nadelen van standaardisatie waren bekend, zoals eenvormigheid, karakterloosheid,<br />
en saaiheid. Om prettige, leefbare dorpen en wijken te creëren, was het vinden van<br />
juiste composities van sociale en ruimtelijke eenheden belangrijk.<br />
In de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog is de wijkgedachte hiervoor een belangrijke<br />
leidraad. De wijkgedachte is een stedelijke woonfilosofie waarin het begrip<br />
‘gemeenschap’ een centrale plaats heeft. Dit resulteert in een wijk- en buurtopbouw<br />
die meer naar binnen dan naar buiten gericht is. De wijk is opgebouwd via een<br />
getrapt systeem dat parallel loopt aan de manier waarop een opgroeiend kind zich<br />
de ruimte eigen maakt, van huis, tuin en achterpad, via straat, buurtpark, sportterreinen<br />
en voorzieningen naar de wijk in haar geheel en de stad. De wijkgedachte gaat<br />
uit van zelfvoorzienende wijken volgens het satellietmodel. Dit betekent ondermeer<br />
dat de bewoners voor alle wijkvoorzieningen en typen woningen, in principe van de<br />
wieg tot het graf, in de wijk terecht kunnen.<br />
De ideevorming over de wijkgedachte in Nederland is ontwikkeld door studiegroepen,<br />
zoals de groep rond A. Bos, de directeur van de Rotterdamse Dienst Volkshuisvesting<br />
(Bos, 1946). Zij lieten zich inspireren door het buitenland, zoals Engeland en<br />
de Verenigde staten, waar de socioloog Clarence Perry de opvattingen over neighborhoudplanning<br />
ontwikkelde (Blom, 2004).<br />
Dit omvattende maatschappelijke idee over nieuwe woonwijken is door ontwerpers<br />
in Nederland op verschillende manieren uitgewerkt. De wijk Zuidwijk in Rotterdam<br />
van Willem van Tijen geldt wel als de modelwijk van de wijkgedachte. In Pendrecht,<br />
eveneens in Rotterdam Zuid, bestaat de wooneenheid uit een terugkerende open
Alternatief plan voor het AUP Amsterdam, Groep 32 (Zanstra, Giesen, Sijmons e.a.), 1946<br />
10
groepering van uiteenlopende woningtypen, geschikt voor alle soorten huishoudens.<br />
Het principe van het herhalen van een dergelijk gedifferentieerd bouwblok,<br />
of wooneenheid, wordt ook wel stempelen genoemd. In andere naoorlogse wijken,<br />
zoals in Den Bosch en Tilburg is juist de toepassing van traditionele architectuur<br />
typerend. Voor de landschappelijke inpassing van de wijken en de open, veelal<br />
speelse, plaatsing van de gebouwen in het groen, keken Nederlandse stedenbouwkundigen<br />
naar de Scandinavische landen. Daarnaast zijn er ontwerpers geweest<br />
die minder vanuit een ideaal maatschappijbeeld vertrokken. Zij benaderden de<br />
vormgeving van wijken eerder vanuit een esthetische of functionalistische invalshoek.<br />
Den Haag Zuidwest ontworpen door Willem Marinus Dudok is een voorbeeld<br />
van een esthetische benadering. En bij de westelijke tuinsteden in Amsterdam van<br />
Cornelis van Eesteren is een meer functionele aanpak te herkennen. (Boekraad en<br />
Hebly, 2004)<br />
Typerend ten slotte aan de vroegnaoorlogse wijken is dat de wooneenheid waarmee<br />
de wijken zijn opgebouwd in hun maat en karakter ontleend blijven aan het<br />
principe van het traditionele Hollandse bouwblok en de daaraan gelegen straat.<br />
De wooneenheden zijn weliswaar ‘geopend’ door strokenbouw, stempels of haken,<br />
maar in de onderlegger blijft het traditionele Hollandse bouwblok met zijn maten<br />
van circa 100 tot150 bij 50 tot 75 meter te herkennen. (Risselada e.a., 2002)<br />
Kritiek op de wijkgedachte en alternatieve denkbeelden<br />
De toepassing van herhaalbare stedenbouwkundige eenheden, wooneenheden<br />
en wijkopbouw volgens de wijkgedachte was in de jaren vijftig aan de orde van de<br />
dag. Dit stedenbouwkundige model stond in het middelpunt van de belangstelling,<br />
maar er werden ook alternatieven ontwikkeld. Zo publiceerden architecten<br />
verenigd in ‘Groep 32’ in 1946 een tegenplan voor het functionalistische Algemeen<br />
Uitbreidingsplan van Amsterdam. In hun studie ‘Bouwen van woning tot stad’ (1946)<br />
publiceerden zij een alternatief voorstel waar grote hoven onderdeel uitmaken van<br />
de stadsopbouw. (Zanstra e.a. 1946, onder andere p. 117, 119)<br />
De Amsterdamse architectenvereniging De 8, waarin de functionalisten zich verenigd<br />
hadden, kreeg in 1947 de kans om Nagele, een polderdorp in de Noordoostpolder,<br />
te ontwerpen. Een collectief, waaraan onder meer C. van Eesteren, A. Bodon,<br />
A. van Eyck, G. Rietveld en M. Ruys bijdroegen, werkte in fasen tot 1957 aan het<br />
ontwerp. Een belangrijk thema was de ‘kern’ van een dorp: hoe geef je zo’n ‘kern’, of<br />
met een Engelse term ‘core’ vorm? In Nagele kreeg het de vorm van een groen veld<br />
waar de kleinschalige voorzieningen zoals scholen en kerken waren gesitueerd.<br />
Deze ‘kern’ was een eigentijdse variant van een Nederlandse groene brink en een<br />
Engelse common green (Blom en Van Geest, 2011)<br />
Terwijl antropologen en geografen omstreeks die tijd met hernieuwde aandacht<br />
de brinkdorpen en esdorpen in het oosten van Nederland gingen bestuderen, en<br />
jonge architecten als Aldo van Eyck en Herman Haan naar Afrika reisden om nederzettingen<br />
van ‘primitieve’ volkeren als Dogon te analyseren, concentreerde De<br />
Bruijn zich juist op de eigentijdse ontwikkelingen in de wetenschap en filosofie. Hij<br />
formuleerde in 1955 een kritiek op de wijkgedachte, die besproken werd tijdens een<br />
congres in Amsterdam over ‘sociale samenhangen in nieuwe stadswijken’. Hij liet<br />
niet na tevens een weg naar een in de eigen tijd passend stedenbouwkundig beeld<br />
te wijzen. (Zie bijlage 2) In Leidschendam en Zeist zou hij dat verwerkelijken.<br />
Uit de inaugurele rede van De Bruijn ‘Enkele gedachten over wonen’ blijkt dat hij<br />
zich van de <strong>historische</strong> ontwikkeling van het huishouden en het wonen, van steden<br />
en stedelingen zeer wel bewust was. Hij besefte de veranderde betekenis van het<br />
11
Nagele, polderdorp Noordoostpolder, De 8 (Van Eesteren, Bodon, van Eyck, Rietveld, Ruys e.a.),<br />
1957<br />
Boeimeer, stadswijk Breda, P. Verhagen 1948<br />
12
perceel en het domein en van het verdwijnen van het ambacht door de opkomende<br />
industrie, wetenschap en techniek. In de twintigste eeuw zet een wereldomspannende<br />
bedrijfsmatige productiewijze en handel, specialisatie en teamwork<br />
de toon. De Bruijn ontwikkelde in de stedenbouw een theorie omtrent zich in de<br />
loop der historie steeds wijzigende verbondenheden van de mens en medemens<br />
aan een domein en de beleving ervan. De moderne mens wordt in zijn visie beter<br />
bediend, indien de aard van de private, collectieve en openbare ruimte sterker is<br />
gedefinieerd en de ervaring daarvan in de vormgeving van zijn tijdelijke private<br />
verblijf, van gemeenschappelijke ‘voorzienende elementen’ en openbare netwerken<br />
verwerkt is. Hij verbond op deze wijze stedenbouw met de fenomenologische<br />
psychologie in een sterk filosofisch getint betoog. (De Bruijn, 1966)<br />
Synthese door magnifieke hoven<br />
De radicaliteit in het ontwerp voor Leidschendam-Noord zat in het loslaten van<br />
de ‘dubbelzinnige’ en ‘belemmerende’ kanten van de wijkgedachte en de bijbehorende<br />
stempelverkaveling, binnen het kader van een uiterst gerationaliseerde<br />
woningbouwproductie. De Bruijn projecteerde twee grote carré-vormige hoven als<br />
toekomstwijzende buurten binnen het hele uitbreidingsgebied. Het zijn waarlijk<br />
superblokken. Zowel De Heuvel als Prinsenhof kenmerken zich door een dubbele<br />
rij woonstroken, met een ruime tussenmaat, gebouwd rondom een grote rechthoekige<br />
groene hof met voorzieningen. Die opzet had een ideologische, sociale<br />
en praktische achtergrond. Hij koppelde de rationaliteit van de bouwproductie die<br />
ruimte verschafte aan een private wooonruimten, zowel aan een collectief gegeven,<br />
als aan een openbare ruimte die de mobiliteit van de persoon garandeerde. De<br />
private ruimte was bestemd voor het gezinsleven, de hof voor recreatie in een park,<br />
voor bijeenkomstruimte en ook voor de buurtvoorzieningen zoals scholen, kerken<br />
en speelvoorzieningen. Door die gemeenschappelijke voorzieningen van een plek<br />
te voorzien, ze vrijliggend te situeren en er vanuit de woningen zicht op te bieden,<br />
verankerde De Bruijn ze in de beleving van de bewoners. De Bruijn hield terdege<br />
rekening met de perceptie van de ruimte. Want op die wijze kon volgens De Bruijn<br />
het beste een sociale gemeenschap ontstaan. Het riante openbare wegennet tussen<br />
de woonstroken gaf ruim baan aan de automobiliteit richting werk en regionale<br />
voorzieningen. Het nieuwe Leidschendam, dat Oud-Leidschendam overvleugelde,<br />
kreeg op die wijze twee duidelijk uitgekristalliseerde buurtschappen waarvan een<br />
grote structurende werking op het hele stadsdeel is uitgegaan.<br />
De socioloog Jozef Haverda (zie paragraaf 2.3) stelde op voordracht van De Bruijn<br />
een reeks onderzoeksrapporten op waarin hij de uitgangspunten en gedachtegangen<br />
van De Bruijn wetenschappelijk en getalsmatig onderbouwde. De Bruijn<br />
hechtte grote waarde aan een wisselwerking met een socioloog en diens ‘sociale<br />
survey’. (De Bruijn, 1955) In het voetspoor van De Bruijn verantwoordde Haverda de<br />
hoven in zijn advies aan Burgemeester en Wethouders in 1957 als een rechtstreekse<br />
kritiek op de wijkgedachte. De hoven dienden saamhorigheidsgevoel te bevorderen,<br />
stelde hij:<br />
‘De Plannen “De Heuvel” en “Prinsenhof” zijn geïnspireerd door de conceptie van een<br />
grote woongemeenschap. Daardoor wijken ze fundamenteel af van het conventionele<br />
type van de moderne stadswijk, die in de eerste plaats een massale woonaccommodatie<br />
is en tot het ontstaan van een woongemeenschap geen adequate<br />
structurele mogelijkheden biedt. […] In het plan “De Heuvel” is de bebouwing<br />
geprojecteerd rondom een grote centrale ruimte en langs een deze ruimte omringend<br />
secundair wegenstelsel. In de centrale ruimte liggen alle buurtvoorzieningen:<br />
13
14<br />
scholen, sociaal-culturele centra en eventueel ook kerken, terwijl de ruimte zelf de<br />
functie heeft van een gemeenschappelijke tuin, plantsoen en terrein voor jeugd- en<br />
gezinsrecreatie. Alle voorzieningen zijn dus sterk geconcentreerd zodat de bewoners<br />
op het functionele centrum van deze buurt sterker zullen zijn georiënteerd dan<br />
bij de conventionele bebouwing het geval zou zijn. Deze sterke functionele binding<br />
aan de buurt geeft meer concrete mogelijkheden tot het ontstaan van een open<br />
buurtgemeenschap dan de auteurs van de z.g. “wijkgedachte” voor ogen hadden.’<br />
(Haverda, 1957, nota 7a)<br />
Waarom de hoven?<br />
In nationaal opzicht is het door De Bruijn voorgestelde hofprincipe ter geleding van<br />
een arbeiderswijk te beschouwen als een persoonlijk statement. Hij positioneert<br />
zichzelf met een eigen stellingname in het debat over wijkopbouw, rationalisatie en<br />
gemeenschapszin. De achtergrond daarvan kan gevonden worden in zijn opleiding<br />
aan de afdeling Bouwkunde van de TH Delft, waar hij les kreeg van prof. M.J. Granpré<br />
Molière (1883-1972). Molière was een grote propagandist van het ontwerpen<br />
op een regionale schaal. Op de TH leerde hij diens student-assistent J.F. Berghoef<br />
(1903-!994) kennen, een generatiegenoot, die vanaf 1948 met het arbeidbesparende<br />
bouwsysteem Airey opvallende resultaten behaalde in grote geïndustrialiseerde<br />
woningbouwcomplexen, zoals in Amsterdam-West. Molières bureaugenoot<br />
van het eerste uur, de invloedrijke stedenbouwkundige P. Verhagen (1882-1950),<br />
die De Bruijn direct na de oorlog heeft voorgedragen als stedenbouwkundige van<br />
Enschede, tekende in 1948 een opmerkelijke stadswijk voor Breda, Boeimeer. Ook<br />
hierin komt een grote groene ruimte met voorzieningen en een doorlopende carrévormige<br />
ringweg voor, waaraan flats liggen. Deze schets, zo meldt M. Steenhuis in<br />
haar boek over Verhagen, werd ‘in de vakwereld met belangstelling en <strong>waardering</strong><br />
ontvangen’. (Steenhuis 2007, p. 405)<br />
Voor De Bruijn had de uitoefening van het vak als architect en stedenbouwer een<br />
sterk filosofische dimensie. Hij beschouwde zichzelf als architect én filosoof. Om<br />
het vak van de stedenbouw verder te helpen, bouwde hij voort op de professionalisering<br />
en verwetenschappelijking van het vak. Hij maakte niet alleen gebruik van<br />
sociologisch onderzoek voor de ruimtelijke opzet van het uitbreidingsplan. Voor<br />
zijn ideevorming maakte hij tevens gebruik van nieuwe inzichten van bevriende<br />
Utrechtse wetenschappers op het gebied van de fenomenologie, pedagogiek en<br />
psychiatrie. Uit literatuur over de ideeën van De Bruijn en uit een interview met zijn<br />
kinderen blijkt dat De Bruijn persoonlijke contacten onderhield met bijvoorbeeld<br />
Johannes Linschoten (1925-1964), een jonge briljante psycholoog van de Utrechtse<br />
fenomenologische school. De Bruijn zag zichzelf als denker en theoreticus, die de<br />
stedenbouw wilde funderen op ‘antropologische en psychologische visies op de<br />
mens’. (Tummers, Tummers-Zuurmond, 1997, p. 87) Hierop wordt nader ingegaan in<br />
de beknopte biografie van De Bruijn in bijlage 1.<br />
Naast deze theoretische invalshoek, heeft de ongekend grote schaal van de twee<br />
hoven in Leidschendam Noord ook een meer concrete rechtvaardiging. Burgemeester<br />
Banning, De Bruijn en Haverda zagen Leidschendam Noord niet zozeer als<br />
de uitbreiding van de historisch gegroeide kern van Leidschendam, maar als een<br />
wijk van Den Haag. Het was een nieuwe satelliet van Den Haag, en daar paste deze<br />
schaalsprong bij. Of beter nog: dit was de enige juiste maat ervoor. Concluderend:<br />
de hoven zijn zowel proefondervindelijk als noodzaakelijk. Uitbreidingsplan Noord<br />
was een praktijktest van nieuwe wetenschappelijke inzichten en een noodzaak in
de verstedelijkende agglomeratie rond Den Haag. De acceptatie van Uitbreidingsplan<br />
Noord als satelliet van Den Haag en het afnemend belang van de tuinbouw<br />
verklaart wellicht dat er zo weinig discussie ontstond over de twee exorbitante<br />
hoven.<br />
2.2 VooRooRLogSE UitbREiDingSpLAnnEn in LEiDSCHEnDAm<br />
Couleur locale<br />
Uitbreidingsplan Noord is een opmerkelijke schaalsprong voor de gemeente.<br />
Tot aan de tweede wereldoorlog groeide Leidschendam geleidelijk. Het gebied<br />
bestond voor een groot deel uit tuinbouwgebied en boerenbedrijven. Een van<br />
de redenen dat in het noorden de uitbreiding plaats vond, was dat hier relatief<br />
minder kassen stonden. Een goede sfeer van de couleur locale in de eerste helft<br />
van de twintigste eeuw geven Persoon in De Kort in hun geschiedschrijving over<br />
Leidschendam-Voorburg: ‘Ook al hadden Veur en Stompwijk aan het begin van<br />
deze eeuw een puur agrarisch karakter, toch zouden beide gemeenten niet ontkomen<br />
aan de invloeden van de nabij gelegen grote steden. Met het ontwerpen<br />
van allerlei plannen werd hierop echter positief ingespeeld. Toen de samenvoeging<br />
van Stompwijk en Veur tot de nieuwe gemeente Leidschendam een feit was, had<br />
men met deze planologische schetsen al de “eerste steen” gelegd voor de enorme<br />
expansie na de Tweede Wereldoorlog. Nadat een begin was gemaakt met de realisatie<br />
van het Raadhuiskwartier, had niemand kunnen denken dat binnen de kortste<br />
keren vrijwel het gehele weidegebied tussen de Veurse Achterweg en de spoorlijn<br />
Leiden-Den Haag zou veranderen in een aantal woonwijken voor huisvesting<br />
zoekende burgers. Nog minder lag het in de verwachting dat de Veurse tuinbouw<br />
bijna compleet zou verdwijnen om eveneens voor woningen plaats te maken. Zelfs<br />
Stompwijk deelde in deze “vooruitgang” mee. Vele natuurlijke waarden gingen verloren,<br />
maar het mag als een compensatie worden beschouwd dat hiervoor andere<br />
publieke nutsvoorzieningen in de plaats zijn gekomen. Van deze waarden trekt elke<br />
inwoner nog dagelijks profijt’ (Persoon, De Kort, 1988, p. <strong>36</strong>5)<br />
Uitbreidingsplan Raadhuis<br />
De Bruijns ontwerp voor Leidschendam-Noord is in nationaal opzicht een correctie<br />
op de werkwijze volgens de wijkgedachte, stempelverkavelingen en strokenbouw.<br />
Tegelijk is er ook een directe meer plaatselijke aanleiding. De laatste grote uitbreiding<br />
voor Leidschendam waar De Bruijn halverwege jaren vijftig mee te maken<br />
kreeg was het uitbreidingsgebied ten noorden van het nieuwe Raadhuis. Dat<br />
gebied was in de eerste helft van de jaren vijftig in aanbouw, naar ontwerp van de<br />
Haagse architect H. Van der Kloot Meijburg. Het lag ten noorden van het in 1939-<br />
1940 gebouwde nieuwe raadhuis, een ontwerp van architect Kropholler. In dit ‘uitbreidingsgebied<br />
Raadhuis’ was volgens De Bruijn onvoldoende ruimte gereserveerd<br />
voor bijzondere voorzieningen. En het was min of meer een natuurlijke aanhechting<br />
aan de bestaande bebouwing, zonder dat daar een meer gerichte, sturende visie<br />
op sociale wijkopbouw aan ten grondslag lag. De Bruijn en Haverda vonden zo’n<br />
wijze van groei te karakterloos en zij voorzagen een behoefte aan wijkcentra. In de<br />
toelichting op het uitbreidingsplan Noord (1959) wordt als motivatie gegeven: ‘Een<br />
van de grootste tekortkomingen van nieuwe wijken is het ontbreken van ontmoetingspunten.<br />
De nieuwe buurten dreigen daardoor steeds onsamenhangende<br />
nederzettingen te worden, met alle bezwaren daaraan verbonden’. In de collectieve<br />
voorzieningen in de hoven van De Heuvel en Prinsenhof concentreerde zich ‘het<br />
15
Topografische kaart Leidschendam e.o., 1911<br />
16<br />
0 1 km 2 km<br />
1911
uurtleven’. (Toelichting uitbreidingsplan Noord, 1959, p. 5, 8. GLV, archief DIV, dossier<br />
Uitbreidingsplan Noord)<br />
Het Raadhuiskwartier beslaat het gebied tussen het raadhuis van Kropholler en de<br />
Noordsingel. Het was voornamelijk traditioneel verkaveld, met woningen gebouwd<br />
langs straten. Er zijn wel enige openbare voorzieningen. Min of meer centraal ligt<br />
het bijzondere openluchtbad aan de Prins Bernhardlaan en Prinses Marijkelaan. Dit<br />
natuurzwembad was een vooroorlogs fenomeen, en is een onderdeel van zogenoemde<br />
tuinsteden, alhoewel ze niet vaak voorkomen. Zo’n buurtzwembad bevorderde<br />
niet alleen sociaal leven, maar ook de gezondheid van de bewoners. Voor andere<br />
voorzieningen zoals kerken, belangrijke winkelvoorzieningen en scholen was<br />
nauwelijks ruimte gereserveerd naar oordeel van De Bruijn. Hij beschouwde het als<br />
een stratenplan. Het was een uitbreiding van de bestaande kern, ingegeven door<br />
de bouw van het nieuwe raadhuis. De Bruijn verzweeg dit zwembad overigens in<br />
zijn kritiek. Dat er opzettelijk geen gebieden waren bestemd voor bijzondere bebouwing<br />
blijkt uit een brief van Neukirchen, de directeur van gemeentewerken, aan<br />
Burgemeester en Wethouders. Als verweer tegen De Bruijn stelde Neukirchen in<br />
juni 1956: ‘Hierbij meen ik te moeten opmerken dat het plan “Raadhuis” doelbewust<br />
zonder grote ruimten voor bijzondere gebouwen is ontworpen, om de ontwikkeling<br />
van de oude kern van Leidschendam te kunnen bevorderen’. Met andere<br />
woorden: de oude kern was de meest geschikte plaats voor het actualiseren van de<br />
voorzieningen. (Brief van Neukirchen aan B & W, 30 juni 1956. GLV, Archief DIV, Dossier<br />
Uitbreidingsplan Leidschendam 1956-1957)<br />
Uitbreidingsplan in hoofdzaken (1938 en 1956)<br />
Het Raadhuiskwartier is onderdeel van het vooroorlogse uitbreidingsplan in<br />
hoofdzaken voor Leidschendam dat door de Haagse architect H. van der Kloot<br />
Meijburg tussen 1938 en 1940 was opgesteld. Dat ‘Uitbreidingsplan der <strong>Gemeente</strong><br />
Leidschendam. Plan in hoofdzaak’ kan worden beschouwd als een aanzet om tot<br />
een meer gesloten bebouwde kom te komen. De gemeente Leidschendam stond<br />
achter dit uitbreidingsplan en keurde het in 1938 goed, gevolgd door gedeputeerde<br />
Staten in 1940, maar het besluit werd vernietigd door Binnenlandse Zaken. Dat<br />
betekende dat de plannen moesten worden herzien. Aanvankelijk gaf de gemeente<br />
in 1946 en 1947 weer aan Van der Kloot Meyburg de opdracht tot herziening. Maar<br />
de gemeente stelde ook voor dat Van der Kloot Meyburg vanwege zijn gevorderde<br />
leeftijd zich liet assisteren door een jonge stedenbouwkundige. Van der Kloot<br />
Meyburg benaderde daarop W. de Bruijn uit Utrecht. En in 1948 zag Van der Kloot<br />
Meyburg helemaal af van de opdracht waardoor de jonge Wim de Bruijn in dat jaar<br />
verantwoordelijk werd gesteld voor de opdracht. (Persoon, De Kort, 1988, p. 370).<br />
In de jaren daarna leverde hij als vaste stedenbouwkundig adviseur eerst meerdere<br />
partiële herzieningen, voordat hij een voldragen nieuw algemeen uitbreidingsplan<br />
in hoofdzaken kon presenteren. De Bruijn had meerdere jaren nodig om tot een<br />
nieuw voorstel te komen. In 1956 presenteerde hij het nieuwe uitbreidingsplan: ‘<strong>Gemeente</strong><br />
Leidschendam. Plan in hoofdzaak’, dat in datzelfde jaar werd goedgekeurd<br />
door de raad. (Persoon, De Kort, 1988, p. <strong>36</strong>9 vv)<br />
17
Uitbreidingsplan in hoofdzaak Leidschendam, W. de Bruijn 1956<br />
18<br />
LAANZICHT<br />
DE ZIJDE DUIVENVOORDE<br />
DE HEUVEL<br />
Raadhuis<br />
AMSTELWIJK<br />
PRINSENHOF
20<br />
2.3 DE ontWERpERS, bEStUURDERS En WERKgRoEp<br />
Wim de bruijn, architect en stedenbouwkundige<br />
De hoofdontwerper van het Uitbreidingsplan Leidschendam-Noord, de Utrechtse<br />
architect en stedenbouwkundige Wim de Bruijn (1904-1972) is tegenwoordig relatief<br />
onbekend. In de overzichtwerken op het gebied van stedenbouw en architectuur<br />
komt hij slechts summier voor. Zijn bekendste projecten zijn de uitbreidingsplannen<br />
voor Leidschendam-Noord en Kerckebosch in Zeist. Kerckebosch is iets<br />
eerder gerealiseerd dan De Heuvel in Leidschendam. Terwijl Kerckebosch in 1958<br />
werd gepresenteerd en de daarop volgende jaren gerealiseerd, is De Heuvel vanaf<br />
1959 gerealiseerd. Kerckebosch wordt ook gekenmerkt door de bouw van grote<br />
woonflats rond een hof. Maar in tegenstelling tot De Heuvel is in Zeist de woonstrook<br />
uit een enkele rij opgebouwd. En de hof is langgerekter en wordt aan één<br />
zijde door bestaande. minder hoge en opener bebouwing omgeven. Het hofconcept<br />
als omsluiting van een groen hart met collectieve voorzieningen is hier minder<br />
consequent uitgewerkt. Er eerder sprake van inspelen op de bosrijke situationele<br />
gegevens. In De Heuvel gaat De Bruijn uit van een tabula rasa planning.<br />
De Bruijn kreeg verwierf in zijn tijd ook bekendheid door zijn geschriften. Hiermee<br />
mengde hij zich in het toenmalige debat. De artikelen van De Bruijn geven een<br />
goed beeld van zijn opvattingen. Vanaf 1946 publiceerde hij geregeld in nationale<br />
vakbladen. Centraal thema in zijn teksten zijn de mate van sociale gemeenschapsvorming<br />
en de problematiek van hoge en lage bebouwing. Dat is ook precies het<br />
hoofdthema in zijn ontwerp voor Leidschendam-Noord. Alhoewel De Bruijn niet alleen<br />
stedenbouwkundige maar ook architect is, blijkt uit dit inventariserend onderzoek<br />
dat hij zelf geen gebouwen heeft ontworpen voor De Heuvel en Prinsenhof.<br />
Wel blijkt uit verslagen van de werkbesprekingen van het projectteam Uitbreidingsplan<br />
Noord dat hij als stedenbouwkundig ontwerper nauw betrokken was bij de<br />
welstandsbeoordeling van de architectonische invullingen en van de inrichting van<br />
de openbare ruimte.<br />
Veel werkzaamheden van De Bruijn, zoals zijn jarenlange zitting in de Planologische<br />
en Stedenbouwkundige Adviescommissie IJsselmeerpolders (1958-1971) ontrok<br />
zich aan het oog van de buitenwereld. Zijn benoemingen in 1965 tot hoogleraar<br />
stedenbouw aan de Technische Hogeschool in Delft kan als een bekroning van zijn<br />
langjarige onderwijs- en onderzoeksactiviteiten worden gezien.<br />
burgemeester banning en de werkgroep<br />
H.A.C. Banning (1900-1970) werd in oktober 1940 de tweede burgemeester van<br />
Leidschendam. Voorheen bekleedde hij al hetzelfde ambt in Tubbergen (1927-1929)<br />
en Weerseloo (1929-1940). Vanwege onenigheden met de bezetter werd hij in 1943<br />
ontslagen en keerde na de bevrijding weer op zijn post terug.<br />
Na het afscheid van de bejaarde architect en stedenbouwer H. van der Kloot Meijburg<br />
in 1948 stelde hij de ‘nieuwlichter’ W. de Bruijn aan als stedenbouwkundig adviseur.<br />
In 1965 ging Banning zeer tegen zijn zin met pensioen en moest de afbouw<br />
van Leidschendam Noord, waarvoor hij in 1953 de planvorming had gestart, aan zijn<br />
opvolger overlaten.<br />
Een hoogtepunt in zijn burgemeesterschap was de presentatie van het Uitbreidingsplan<br />
Noord aan het publiek samen met de directeur gemeentewerken K.H.<br />
Neukirchen. Zij lichtten het uitbreidingsplan toe op een persconferentie (5 maart<br />
1959) in de raadzaal van het gemeentehuis waarvoor de pers breed was uitgenodigd.<br />
De Bruijn werd in de uitvoering van het ontwerp sterk gesteund door de
W. de Bruijn<br />
Burgemeester H.A.C. Banning presenteert op 5 maart 1959<br />
Uitbreidingsplan Noord<br />
21
22<br />
burgemeester. Uit verslagen van de werkgroep die de bouwplannen beoordeelde<br />
komt Banning als een actieve, sturende kracht naar voren, die er op toe zag dat de<br />
plannen voortvarend werden uitgevoerd. De architectonische ontwerpen werden<br />
tijdens werkbesprekingen van de ‘Commissie van voorbereiding voor uitvoering van<br />
Uitbreidingsplannen Leidschendam-Noord’ besproken met de welstandsadviseur<br />
voor bouwplannen in Leidschendam Noord, hoogleraar prof. A. van Kranendonk. In<br />
die werkgroep zaten W. de Bruijn, K.H. Neukirchen en ingenieur D. ‘t Hooft. Geregeld<br />
schoven Van Kranendonk en Banning aan.<br />
Jozef L. Haverda, socioloog<br />
De Bruijn vond een wetenschappelijke onderbouwing van stedenbouwkundig plan<br />
onmisbaar. Het inschakelen van sociologen is een vorm van professionalisering van<br />
het opstellen van uitbreidingsplannen.<br />
Uit bewaard gebleven correspondentie blijkt dat de socioloog Haverda – een stadgenoot<br />
van De Bruijn – op zijn initiatief als adviseur voor Uitbreidingsplan Noord<br />
(1956 vv) wordt aangetrokken om een onderzoeksrapport op te stellen (Brief van<br />
W. de Bruijn aan B&W van Leidschendam, juni 1956. GLV, archief DIV, dossier Uitbreidingsplan<br />
Leidschendam, 1956-1958). Deze ‘survey’ was dringend gewenst om<br />
het uitbreidingsplan in hoofdzaken om te werken tot partiële uitbreidingsplannen.<br />
‘Survey before plan’ werd als goede richtlijn gesteld: eerst onderzoeken wat sociaal<br />
economische ontwikkelingen en trends zijn. Vervolgens wordt op basis van de<br />
meetgegevens en bevindingen een (gewenste) prognose opgesteld. Die prognose<br />
levert de onderbouwing en detaillering van het partiële uitbreidingsplan.<br />
Het rapport van Haverda bevatte niet alleen een cijfermatige onderbouwing, maar<br />
ook een advies over wijkopbouw. Haverda benadrukte dat wijkvoorzieningen nodig<br />
waren. In de voordracht om Haverda te betrekken bij de uitwerking van ‘Uitbreidingsplan<br />
Leidschendam’ motiveerde de Bruijn dit als reactie op de praktijk bij het<br />
uitbreidingsplan Raadhuis. Hij schreef aan Burgemeester en wethouders dat in het<br />
uitbreidingsplan “Raadhuis” onvoldoende rekening is gehouden met de behoefte<br />
aan bijzondere voorzieningen zoals kerken, scholen, winkels, bedrijven, en speel- en<br />
sportterreinen. Volgens hem was een survey noodzakelijk: ‘Zou het plan “De Heuvel”<br />
niet worden ontwikkeld op basis van een goede survey, dan zou hetzelfde risico<br />
ontstaan als bij het plan “Raadhuis” bleek aanwezig te zijn, en zou door het volbouwen<br />
van het plan “De Heuvel” voorgoed de mogelijkheid ontbreken in de tekorten<br />
van beide plannen te voorzien’. (Dossier ‘Uitbreidingsplan Leidschendam, 1957’)<br />
Met andere woorden, ten noorden van het raadhuis verschenen wel woningen,<br />
maar voor andere gebouwen, waar een gemeenschap ook behoefte aan heeft,<br />
was onvoldoende ruimte gereserveerd. Een jaar later, juli 1957 leverde Haverda zijn<br />
uitvoerig geformuleerde rapport ‘Uitbreidingsplan Leidschendam’ 1957, dat was<br />
opgebouwd uit uit negen deelnota’s die allerlei deelonderwerpen behandelen. De<br />
relatie met Den Haag was uiterst belangrijk, zo blijkt uit de opzet van de nota. Nota<br />
1 ging bijvoorbeeld over ‘De ontwikkeling van de Haagse Agglomeratie’.<br />
Van het rapport verscheen tien jaar na dato een geactualiseerde publieksversie van<br />
80 pagina’s: J.L. Haverda, Sociologisch rapport voor de gemeente Leidschendam,<br />
1968. De studie naar de sociale en sociaalplanologische aspecten is toegankelijk geschreven<br />
en voorzien van enkele grafieken zoals over bevolkingsopbouw, categorie<br />
woningen en grootte der woningen. In deze publieksversie voegde Haverda een<br />
korte inleiding toe met daarin de verslaglegging van de stand van zaken, bijstellingen<br />
en vorderingen ten opzichte van het oorspronkelijke plan uit 1959.
Publieksversie van het sociologisch onderzoek Uitbreidingsplan<br />
Leidschendam (1957), J.L. Haverda, 1968<br />
inrichting van de openbare ruimte<br />
De inrichting van de openbare ruimte is in 1961 getekend door de Grontmij in De<br />
Bilt. De Bruijn bepaalde wel de hoofdstructuur, maar het inrichtingsplan is getekend<br />
door de dienst recreatie en landschapsverzorging van de Grontmij. Het hoofd van<br />
de plantsoenendienst, Paul van Deurzen, was vanaf 1963 bij de uitvoering betrokken.<br />
Hij was verantwoordelijk voor de technische kant van de uitvoering en hij<br />
maakte het beplantingsvoorstel (Interview auteur met Paul van Deurzen, 24 feb<br />
2012). Paul van Deurzen kwam in 1963 in de gemeente Leidschendam werken.<br />
Daarvoor werkte hij in Haarlem. In De Heuvel is de oorspronkelijke inrichting van<br />
de openbare ruimte in grote lijnen nog aanwezig. Uit de verslagen van de welstandsbesprekingen<br />
blijkt dat De Bruijn de hoofdlijnen bewaakte. Hij zette zich<br />
onder meer in voor het verlagen van de wandelpaden bij het water in het hart van<br />
De Heuvel. Uit de opeenvolgende uitbreidingsplannen blijkt dat de opzet van het<br />
eiland (President Kennedyplein) van begin af aan in de plannen zit. De asymmetrische<br />
profielen van de autostraten tussen de twee woonstroken van de dubbele<br />
wandbebouwing worden vanaf ongeveer 1961 getekend. Een belangrijk ontwerpuitgangspunt<br />
is het werken met een maatstramien van rechthoekige vakken en<br />
lijnen waarop het ontwerp is gebaseerd. In De Heuvel is nog goed te zien hoe de<br />
hoogte en positie van de bomen een tussenmaat vormen tussen de wand van de<br />
hogere woonbebouwing en de als lage losse objecten in het veld gepositioneerde<br />
voorzieningen als kerken, scholen en sportgebouwen.<br />
betrokken architectenbureaus<br />
Voor de uitvoering van De Heuvel waren De Bruijn en Banning afhankelijk van de<br />
uitwerking van de architectuur die immers nauw met de stedenbouwkundige opzet<br />
samenhing. Meerdere bureaus waren bij de uitwerking betrokken. De meeste<br />
bureaus waren gevestigd in Leidschendam of in de regio. Het plaatselijke Architectenbureau<br />
J. en J.F. van Vliet, Leidschendam heeft veel gebouwd in De Heuvel,<br />
23
24<br />
net als de <strong>Gemeente</strong>lijke Woningdienst Den Haag. Andere bureaus zijn onder<br />
meer Architectenbureau Lucas en Niemeijer met vestigingen in Voorburg en<br />
Rijswijk; Architectenbureau Blankespoor en De Vries uit Den Haag; en Architectenbureau<br />
J.W. Fiolet, Rotterdam. Bouwbedrijf MUWI, Muys en De Winter’s Bouw- en<br />
aannemingsbedrijf uit Rotterdam, was bij meerdere projecten betrokken, veelal in<br />
combinatie met een architectenbureau. Voor het ontwerp van enkele bijzondere<br />
voorziening, zoals een kerk, werd een bureau gevraagd dat elders in Nederland<br />
was gevestigd.<br />
Woningbouwverenigingen en opdrachtgevers<br />
De bouw van de woningen in Leidschendam Noord geschiedde in opdracht van zowel<br />
particuliere bedrijven als woningbouwverenigingen. In 1958, aan de vooravond<br />
van de uitvoering van Noord, maakten woningbouwverenigingen zich gereed voor<br />
de opgave. Twee katholieke verenigingen, St. Willibrordus en St. Josef, fuseerden tot<br />
de R.K. Woningbouwvereniging Leidschendam. In datzelfde jaar werd de Protestant<br />
Christelijke Woningbouwvereniging Leidschendam opgericht. Vier jaar later, in 1962<br />
ontstond de Algemene Woningbouwvereniging. Andere opdrachtgevers voor De<br />
Heuvel zijn bijvoorbeeld pensioenfondsen en aannemingsbedrijven. De meeste<br />
scholen en kerken werden gebouwd door de zuilen. De gemeente zelf gaf opdracht<br />
voor de openbare scholen.<br />
2.4 pLAngESCHiEDEniS En boUW VAn DE HEUVEL<br />
Als stedenbouwkundig adviseur van de gemeente Leidschendam heeft De<br />
Bruijn een stevig stempel kunnen drukken op De Heuvel. Hij was ontwerper van<br />
het algemeen uitbreidingsplan ‘Uitbreidingsplan in hoofdzaak’ 1956 en van het<br />
‘Uitbreidingsplan Noord’ (1958). En hij was verantwoordelijk voor diverse partiële<br />
uitbreidingsplannen en herzieningen, waaronder Laanzicht en De Heuvel. Ook<br />
was hij betrokken bij de uitvoering als lid van het projectteam dat de bouwaanvragen<br />
beoordeelde.<br />
1957<br />
In het partieel uitbreidingsplan “Laanzicht - De Heuvel” uit 1957 wordt de duidelijke<br />
scheiding in bestemmingen van het Heuvelgebied al aangegeven, die in de loop<br />
der tijd nauwelijks zal veranderen. De Bruijn tekent een dubbele rij woonstroken<br />
rond een hof. Uit de toelichting (1957) blijkt dat sprake is van lagere bouw dan<br />
uiteindelijk gerealiseerd zal worden. De ‘woningen, ongeveer 1000, zullen worden<br />
opgericht in drie en vier lagen’. In die hof maakt hij vier velden voor de voorzieningen.<br />
In elk veld is een ‘speelweide’ uitgespaard. Centraal in het midden ligt het plein,<br />
omzoomd door water. Op het plein wordt de bestaande boerderij Op den heuvel<br />
aangegeven, als te behouden voor een wijkcentrum. Er zijn twee hoofdverkeerswegen:<br />
de ringvormige woonstraat tussen de woonstroken en de kruisvormige<br />
dwarsverbinding. De korte dwarse strookjes met de winkels in de plint voor het<br />
winkelcentrum bij de Burgemeester Sweenslaan staan ook al aangegeven. Bij de<br />
Burgemeester Roeringlaan worden nog twee korte haken getekend bij de stroken<br />
van de binnenring, maar die zullen uiteindelijk als paviljoen gerealiseerd worden.<br />
Ten zuidwesten van De Heuvel ligt Laanzicht, dat bestemd is voor woningbouw in<br />
het duurdere segment. In de toelichting is sprake van ongeveer 200 eengezinswoningen.<br />
Hier zal uiteindelijk winkelcentrum Leidsenhage gebouwd worden. (‘Uitbreiingsplan<br />
in onderdelen Laanzicht - De Heuvel, 1957, DIV)
Partieel Uitbreidingsplan Laanzicht – De Heuvel, W. de Bruijn 1957<br />
Voorstudie verkaveling met verspringende rooilijnen en varianten in de hoekoplossing naar de hof, circa 1957<br />
25
Partiële Wijziging Uitbreidingsplan Laanzicht<br />
– De Heuvel, W. de Bruijn 1958-1959<br />
26<br />
Partieel Uitbreidingsplan Amstelwijk, W.<br />
De Bruijn 1958-1959<br />
1958-1959<br />
In 1958-1959 worden de twee gebieden Laanzicht en De Heuvel als partiële wijzigingen<br />
van elkaar losgekoppeld. Er komt een apart uitbreidingsplan voor Laanzicht,<br />
tevens met een andere opzet. In plaats van de 220 woningen is nu sprake<br />
van ongeveer 130 tot 150 bungalows. Die lagen gunstig omdat ze grensden aan<br />
het westelijker gelegen recreatiegebied (oa huidige Zijdepark). (‘Partiële wijziging<br />
Uitbreidingsplan Laanzicht - De Heuvel, omvattende het onderdeel Laanzicht’, 1959,<br />
GLV, archief DIV)<br />
1959<br />
De uitvoering voor de werkzaamheden voor De Heuvel startten officieel in 1959.<br />
In maart van dat jaar werden de plannen voor Uitbreidingsplan Noord publiek<br />
gemaakt en aan de pers getoond. De burgemeester verrichtte later dat jaar, op 27<br />
november 1959, zelf het eerste grondverzet. Met een dragline voerde hij symbolisch<br />
graafwerkzaamheden in De Heuvel uit, samen met wethouders P.G.M. Groenewegen<br />
en J. Ten Heuvelhof, gemeentesecretaris Chr.J.M. Maas en de directeur gemeentewerken<br />
Neukirchen. In 1961 is het inrichtingsontwerp voor de openbare ruimte<br />
getekend door de Grontmij in de Bilt. Uit de vergaderverslagen van het projectteam<br />
blijkt dat De Bruijn erop aandrong de uitvoering van de werkzaamheden voor
de openbare ruimte niet uit te stellen. De Heuvel is daarmee enkele jaren eerder<br />
gebouwd dan Prinsenhof. In 1965 waren in Prinsenhof de eerste drie stroken aan de<br />
Gravin Juliana van Stolberglaan en Prinses Annalaan in uitvoering.<br />
1961<br />
In 1961 wordt een nieuwe opzet voor De Heuvel vastgesteld: ‘Uitbreidingsplan in<br />
onderdelen De Heuvel’. Deze is in plattegrond grotendeels identiek aan de opzet uit<br />
1957. Het verschil is dat Laanzicht er nu geen onderdeel meer van uitmaakt. Ten opzichte<br />
van 1957 is de bebouwingshoogte opgevoerd. Dat heeft volgens de toelichting<br />
een financiële achtergrond. In dit ontwerp uit 1961 is sprake van flats met vijf<br />
woonlagen. ‘De om financieel-economische reden noodzakelijke intensivering der<br />
bebouwing heeft ertoe geleid in het plan “De Heuvel” de mogelijkheid te openen<br />
tot het bouwen in vijf woonlagen met een onderbouw’. Dat was mogelijk omdat de<br />
wet toestond liften in woningwetwoningen aan te brengen. Bovendien is de plaats<br />
van de stroken nauwkeuriger vastgelegd. Uit raadsverslagen (22 februari 1961, 29<br />
maart 1961) van de discussie over het uitbreidingsplan blijkt dat de hofvorm niet ter<br />
sprake komt. Op dit uitbreidingsplan wordt het wijkcentrum (voormalige boerderij<br />
Op den heuvel) niet meer getekend. Die wijziging komt evenmin ter sprake in de<br />
raad. (‘Uitbreidingsplan in onderdelen De Heuvel’, 1960-1961. GLV, archief DIV)<br />
1961 Laanzicht<br />
In 1961 wordt het bestemmingsplan voor Laanzicht ingrijpend gewijzigd. In plaats<br />
van de bungalows is nu de bouw van een regionaal winkelcentrum voorzien. De<br />
Rotterdamse architect Ernest Groosman zal voor het winkelcentrum een overallplan<br />
maken. (‘Uitbreidingsplan in onderdelen Laanzicht’, 1962. GLV, archief DIV)<br />
Uitbreidingsplan in Onderdelen De Heuvel, profielen, W. de Bruijn, 1961<br />
27
Uitbreidingsplan<br />
in Onderdelen De<br />
Heuvel, plankaart,<br />
W. de Bruijn 1961<br />
29
Luchtfoto, 1964, voor de aanleg van de Noordsingel<br />
Gezicht vanaf de toren van het dr. Neherlaboratorium van de PTT op de wijk De Heuvel<br />
met op de voorgrond de kruising Van Ruysdaellaan met de J.S. Bachlaan. Rechts de<br />
Prot. Chr. lagere school (de blauwe school). Links boven de afbraak van de boerderij<br />
“Op den Heuvel”. Bron: Beeldbank Leidschendam<br />
30
2.5 nAooRLogSE UitbREiDingSpLAnnEn En DEELgEbiEDEn<br />
Leidschendam-noord<br />
Het uitbreidingsplan voor Leidschendam-Noord (1959) waar De Heuvel en Prinsenhof<br />
deel van uitmaken was zonder twijfel het grootste uitbreidingsplan voor<br />
Leidschendam in de naoorlogse jaren. Volgens de toelichting uit 1959 op ‘Uitbreidingsplan<br />
Noord’ zou het plaats gaan bieden aan ongeveer 25.000 mensen, terwijl<br />
Leidschendam op dat moment 15.600 inwoners telde. (Uitbreidingsplan Noord,<br />
1959, p. 2) De ambitieuze onderneming werd zoals gezegd door burgemeester<br />
Banning en door ing. Neukirchen, de directeur gemeentewerken, persoonlijk toegelicht<br />
(5 maart 1959) op een persconferentie. Het uitbreidingsplan zelf bestond uit<br />
meerdere deelgebieden, waaronder zes buurten. De twee woonbuurten De Heuvel<br />
en Prinsenhof zouden als eerste gerealiseerd worden. Maart 1959 werd met graafwerkzaamheden<br />
een start gemaakt van de uitvoering van De Heuvel. Prinsenhof<br />
werd in 1963 bouwrijp gemaakt. Vooral bij De Heuvel was het uitbreidingsgebied<br />
aangehecht aan de bestaande bebouwing van Leidschendam. De Noordsingel was<br />
het verbindingsstuk tussen De Heuvel en het in 1955 in uitvoering zijnde Raadhuiskwartier.<br />
Laanzicht, De Heuvel en prinsenhof<br />
Het hart van Uitbreidingsplan Noord (1959) werd zoals gezegd gevormd door de<br />
twee woonbuurten De Heuvel en Prinsenhof. Dat waren grootse karaktervolle<br />
woonbuurten in de wijk. Uitbreidingsplan De Heuvel maakte op dat moment<br />
overigens deel uit van nog een ander gebied; de woonbuurt Laanzicht. Laanzicht<br />
lag ten zuidwesten van De Heuvel en was bestemd voor meer gegoede burgers.<br />
In Laanzicht was een wijk met bungalows voorzien, maar er zou het latere Leidsenhage<br />
gerealiseerd worden. In 1958 werd het ‘Partieel uitbreidingsplan Laanzicht –De<br />
Heuvel’ genoemd. Zoals hierboven gesteld werden tussen 1958 en 1960 Laanzicht<br />
en De Heuvel van elkaar losgekoppeld, als zelfstandige uitbreidingsplannen. De hof<br />
in Uitbreidingsplan Prinsenhof was in 1958 nog een derde groter dan de uiteindelijk<br />
gerealiseerde hof. Vanaf 1960 zou het noord-oostelijk deel een wijk met middenstandswoningen<br />
in het Prinsenhofdeel worden opgenomen. Ten noordoosten van<br />
Prinsenhof was een bestaande medische voorziening, het psychiatrisch ziekenhuis<br />
Hulp en Heil (later: Robert Fleury Stichting), een min of meer natuurlijke grens.<br />
Amstelwijk, De Zijde, Duivenvoorde<br />
Tussen de beide superblokken van De Heuvel en Prinsenhof lag de Amstelwijk<br />
die in het uitbreidingsplan uit 1959 was gedacht als ‘city’, zoals dat omstreeks eind<br />
jaren vijftig werd genoemd. De Bruijn en Haverda omschreven de voorzieningen<br />
in Amstelwijk als het wijkcentrum. Het lag ook geografisch gezien centraal in het<br />
gebied. In de Amstelwijk zouden de wijkvoorzieningen komen zoals kantoren<br />
en het winkelcentrum. De locatie van het geplande winkelcentrum zou in 1960<br />
overigens wijzigen. Het winkelcentrum met de ‘city’ kwam niet tussen De Heuvel en<br />
Prinsenhof maar op de huidige locatie van Leidsenhage, ten westen van De Heuvel,<br />
het voormalige Laanzicht. Langs de noord-westzijde was een strook met woningen<br />
voor de betere burgerij: het huidige De Zijde en Duivenvoorde. Deze woningenstrook<br />
werd van De Heuvel, Amstelwijk en Prinsenhof gescheiden door een brede<br />
verkeersweg (de huidige Heuvelweg en Graaf Willem de Rijkelaan) en een groene<br />
strook met voorzieningen (zoals scholen) zodat deze weg het karakter kreeg van<br />
een Parkway.<br />
31
32<br />
Recreatiegebied<br />
In het westen lag een zone die een buffer vormde met de gemeente Voorburg:<br />
hier was een recreatiegebied gepland met openbaar plantsoen, een zwembad<br />
en sportvelden. Het park was bestemd voor bewoners uit Voorburg, Den Haag en<br />
Leidschendam. Later zou Park Veurse Hout bebouwd raken. Maar het Zijdepark ten<br />
zuid-westen van Leidsenhage bestaat nog. Het zwembad is gerealiseerd in de Amstelwijk.<br />
Dit recreatiegebied lag tegen een geprojecteerde rijksweg aan (de huidige<br />
noordelijke randweg) en volgde min of meer de gemeentegrens. Langs de zuidzijde<br />
was eveneens een brede doorgaande weg geprojecteerd, de huidige Noordsingel.<br />
Afstemming op Den Haag en de industrie<br />
Met de realisatie van Uitbreidingsplan Noord maakte de gemeente een vergroting<br />
van inwonersaantal mogelijk van 25.000 inwoners. In korte tijd zou Leidschendam<br />
kunnen groeien van 15.600 (1959) naar 40.600 inwoners. De nieuwe wijk was vooral<br />
bedoeld als overlooplocatie van het werkende deel van Den Haag. Voor deze 25.000<br />
inwoners was in 1958 de bouw van 5600 woningen voorzien. In 1968 was dat iets<br />
naar beneden bijgesteld tot 5400. Leidschendam accepteerde dat het dicht bij Den<br />
Haag lag. Haverda omschreef het aldus: ‘Leidschendam is geen tuindersdorp noch<br />
randgemente van Den Haag meer, maar een deel van een stedelijke agglomeratie<br />
met al haar functies.’ (Haverda, 1968, p. 6). Overigens wilde de gemeente er wel voor<br />
waken dat huishoudens zonder inkomen afkomstig uit Den Haag zich in de gemeente<br />
zouden vestigen en een belasting gaan vormen voor het gemeentebudget<br />
van Leidschendam. ‘Het spreekt vanzelf dat een grote gemeente als ’s Gravenhage<br />
dit soort van problemen beter kan oplossen dan Leidschendam’, aldus de socioloog<br />
Haverda. Het middel daartoe was een selectie vooraf op basis van schriftelijke gegevens<br />
over beroep en inkomen. (Haverda, 1957, nota 9, p. 2-4)<br />
In Leidschendam zelf was overigens ook sprake van groeiende werkgelegenheid, zoals<br />
bij het Dr. Neher laboratorium, de machinefabriek van N.V. Enkes de meubelfabriek<br />
van N.V. Pander en het research laboratorium voor Berkel’s Patent N.V. De groei werd<br />
niet verwacht van de agrarische sector, want die was tot stilstand gekomen. In 1947<br />
bedroeg de beroepsbevolking van Leidschendam werkzaam in de agrarische sector<br />
nog 25 procent. In 1959 was dat gedaald naar 16 procent. (Haverda, 1968, p. 3)<br />
overige naoorlogse uitbreidingen<br />
Als in 1961 Uitbreidingsplan Noord geleidelijk tot uitvoering komt, groeit het besef<br />
dat de oude kern een nieuwe impuls moet krijgen. Er worden saneringsplannen gemaakt.<br />
Tegelijk groeide de overtuiging dat in het zuidelijke gebied ook woningbouw<br />
kan komen. Plan Zuid was bedoeld als compensatie voor de sloop van de woningen<br />
aan de Venestraat. Over de invulling van het Plan Zuid ten zuiden van de Vliet is veel<br />
discussie geweest. Omstreeks 1967 was een plan waarin hoogbouw domineerde.<br />
Voorgesteld werd hoogbouw in twaalf lagen langs de Rijksweg en de Starrevaart. Er<br />
waren 912 flatwoningen voorzien en 48 eengezinswoningen. Later zou dit drastisch<br />
worden bijgesteld naar 408 eengezinswoningen en 294 galerijflats. In 1973 startten<br />
de uitvoeringswerkzaamheden. Omstreeks 1986 was de wijk grotendeels voltooid.<br />
(Persoon, De Kort, 1988, p. 376-377)<br />
2.6 LAtERE ontWiKKELingEn En HERStRUCtURERing<br />
Vanaf de jaren zeventig ontwikkelde Leidschendam zich geleidelijk steeds meer tot een<br />
aaneengesloten woongebied met Den Haag en Voorburg. Richting de buurgemeenten<br />
Wassenaar, Voorburg en Zoetermeer is nog wel een groot onbebouwd gebied.
Isometrie De Heuvel, 2012<br />
Het Banningbalkon op de hoek van de<br />
Noordsingel en de Burgemeester Banninglaan<br />
Aantal woningen sociale huur 610<br />
Aantal woningen vrije sector koop 643<br />
Aantal woningen vrije sector huur 203 +<br />
Aantal woningen totaal 1456<br />
Ha (tot aan het midden van de rondwegen) 26,5 ha<br />
Aantal woningen/ha 55 wo/ha
H<br />
HEUVELWEG<br />
4<br />
6<br />
6<br />
5<br />
113<br />
SCHOUT VAN EIJKLAAN<br />
107<br />
108<br />
112<br />
S<br />
DOBBELAAN<br />
6<br />
106<br />
BURG. ROERINGLAAN<br />
6<br />
BURG. BANNINGLAAN<br />
BURG. CAEN VAN NECKLAAN<br />
202<br />
S<br />
109<br />
3<br />
105<br />
KO<br />
2<br />
PRESIDENT<br />
KENNEDYPLEIN<br />
201<br />
S<br />
104<br />
110<br />
KO<br />
7<br />
8<br />
BURG. KEIJZERLAAN<br />
DOBBELAAN<br />
BURG. SWEENSLAAN<br />
111<br />
2<br />
103<br />
S<br />
BURG. KOLFSCHOTENLAAN<br />
2<br />
102<br />
9<br />
BURG. VELTHUIJZENLAAN<br />
203<br />
101<br />
203<br />
114<br />
2<br />
2<br />
2<br />
1<br />
BURG. VAN DUYVENDIJKLAAN<br />
NOORDSINGEL<br />
2012<br />
CENTRUM<br />
S<br />
0 20 40 60 80 100 m<br />
De Heuvel - Leidschendam<br />
1<br />
H<br />
S<br />
KO<br />
straat, stoep, pad<br />
water<br />
openbaar groen<br />
privé groen<br />
appartementengebouw (4, 5 of 6 lagen)<br />
nummer verwijst naar bouwplan (H. 4 en 5.2)<br />
woningen (grondgebonden)<br />
school/kinderopvang<br />
kerken<br />
openbare voorzieningen<br />
winkels<br />
winkels in plint<br />
winkelgebied<br />
winkelcentrum<br />
ziekenhuis<br />
bibliotheek<br />
Rooms-katholieke kerk<br />
Protestantse kerk<br />
school<br />
kinderopvang<br />
tramhalte<br />
bushalte
Tussen de voormalige gemeenten Leidschendam en Voorburg, bij de Noordelijke<br />
Randweg, is recentelijk een nieuw woongebied gebouwd. Deze hangt samen met<br />
de aanleg van een tunneltracé. De in 2003 geopende Sijtwendetunnel volgt het<br />
tracé van de landscheidingsdijk, een oude waterkering tussen Rijnland en Delfland.<br />
De tunnel bestaat uit drie delen: Spoortunnel, Parktunnel en Vliettunnel. Tegelijk<br />
met de bouw van de Sijtwendetunnel is een woonwijk gerealiseerd, grotendeels op<br />
de tunnel. (De Jonge, 2001)<br />
In 2002 zijn de gemeenten Leidschendam en Voorburg samengevoegd. De woonwijk<br />
Leidschenveen en het bedrijventerrein Forepark zijn gerealiseerd op voormalig<br />
grondgebied van Leidschendam, dat door de gemeente Den Haag is geannexeerd.<br />
Basisschool De Elzenheuvel (Architectuurkaart 108)<br />
33
3. De Heuvel - steDenbouw<br />
3.1 gEgEVEnS DE HEUVEL<br />
Uitbreidingsplan: ‘Uitbreidingsplan in onderdelen: Laanzicht –De Heuvel’ (1957)<br />
Stedenbouwkundig ontwerp: 1955-1957 (daarna diverse malen herzien), onder<br />
andere in 1961 scheiding: ‘Uitbreidingsplan in onderdelen “De Heuvel”’, 1961 en<br />
‘Uitbreidingsplan in onderdelen “Laanzicht”, 1961<br />
Ontwerper: Wim de Bruijn, architect en stedenbouwkundige, Utrecht<br />
Ontwerp inrichtingsplan: Grontmij, De Bilt<br />
Uitwerking beplanting: Paul van Deurzen, hoofd plantsoenen gemeente Leidschendam,<br />
vanaf 1963<br />
3.2 Ligging in DE StAD En bEgREnZing<br />
Het zuivere carré-vormige ensemble De Heuvel wordt begrensd door de Noordsingel,<br />
Burgemeester Kolfschotenlaan, Heuvelweg en Burgemeester Banninglaan. Het<br />
gebied ligt aan de noordzijde van de gemeente.<br />
Culturele en sociale betekenis<br />
Woonbuurt De Heuvel is een van de twee carré-vormige woonbuurten in het ‘Uitbreidingsplan<br />
Noord’ van Leidschendam uit 1959. Een dubbele wand van woonstroken<br />
is gebouwd rondom een hof met voorzieningen. De beide hoven vormen de<br />
zeer herkenbare kern van het uitbreidingsgebied dat bedoeld was om de groei van<br />
het inwonersaantal van buurgemeente Den Haag op te vangen. De Heuvel is samen<br />
met Prinsenhof te beschouwen als het hoofdwerk van stedenbouwkundige Wim<br />
de Bruijn, die hier zijn ideeën voor een nieuwe vorm voor een sociale gemeenschap<br />
kon realiseren. De Bruijn werd in de realisatie van zijn ontwerp bijgestaan door de<br />
toenmalige burgemeester Banning, die in 1965 ook zelf in De Heuvel ging wonen.<br />
Banning woonde op de hoek van de Noordsingel en de Burgemeester Banninglaan,<br />
op het scharnier van de nieuwe buurt De Heuvel, het oude dorp en de weg richting<br />
Den Haag en Voorburg. Banning liet zijn woning voorzien van een balkon, als<br />
bescheiden markering van de bijzondere status van deze woning.<br />
In nationaal opzicht zijn De Heuvel en Prinsenhof uniek wat betreft de schaal en zuivere<br />
realisatie van het ensemble. De maat van de buurten die een samenhangende<br />
eenheid vormen en gerealiseerd zijn rond een openbaar gebied met de collectieve<br />
voorzieningen, is in die tijd cultuurhistorisch bezien zeer bijzonder. De Heuvel heeft<br />
aan de buitenzijde een maat van ongeveer 500 bij 450 meter. De hof is ongeveer<br />
370 bij 315 meter. Prinsenhof is nog groter. Aan de buitenzijde is deze buurt ongeveer<br />
610 bij 450 meter. Oorspronkelijk was Prinsenhof in opzet zelfs 750 meter<br />
lang. In de geschiedenis van de stedenbouw in Nederland zijn beide hoven uniek,<br />
waarbij De Heuvel zowel stedenbouwkundig als architectonisch nog vrij oorspronkelijk<br />
is. De Prinsenhof is de laatste jaren ingrijpend gerenoveerd maar ruimtelijk zijn<br />
de grote schaal en hoofdopzet nog te ervaren.<br />
De Heuvel is tot op de dag van vandaag een zeer herkenbaar ensemble in Leidschendam-Voorburg.<br />
Wat dat betreft is het streven om een herkenbare woonbuurt<br />
te creëren in het uitbreidingsgebied, geslaagd te noemen. Voor een groot deel van<br />
de eerste levensbehoeften en collectieve voorzieningen kunnen de buurtbewoners<br />
terecht in de eigen buurt. Het winkelcentrum aan de Burgemeester Sweenslaan is<br />
een trefpunt, en een ruimtelijk scharnier tussen de buurt en de omgeving. Ook de<br />
35
<strong>36</strong><br />
De Heuvel<br />
Prinsenhof<br />
0 0,5 km<br />
1 km<br />
2006<br />
De Vliet
ondomlopende buurtweg en groene hof zijn met de paden, pleinen, waterlopen<br />
en groenvoorziening een geleed en geproportioneerd gebied met vanzelfsprekende<br />
looproute en plekken voor verpozing en samenkomst. Wandelaars komen<br />
gemakkelijk met elkaar in contact door de rustige aanleg. Kinderen kunnen relatief<br />
eenvoudig de school bereiken en spelen in een verkeersveilige omgeving.<br />
3.3 pRogRAmmAtiSCHE En RUimtELiJKE typoLogiE<br />
Het hof als woongemeenschap<br />
Programmatisch is De Heuvel opgezet als een buurt voor een duidelijk gedefinieerde<br />
doelgroep. De woonbuurten in het Uitbreidingsplan Noord waren voor verschillende<br />
doelgroepen. De Heuvel was bestemd voor de ‘burgerij’. Het was een buurt<br />
voor een sociaal iets hogere klasse dan arbeiders. Prinsenhof was in vergelijking<br />
daarmee opgezet als ‘arbeidersbuurt’. Concreet hield dit in dat er een andere verdeling<br />
werd gemaakt in de hoeveelheid woningen die in de woningwetsector werden<br />
gerealiseerd of door particulieren werden gebouwd. Het aantal zou in de loop der<br />
tijd licht wijzigen, maar in grote lijnen is deze opzet zo gerealiseerd. In de toelichting<br />
op het Uitbreidingsplan Noord werd het als volgt omschreven. In het hele gebied<br />
zouden ruim 5800 woningen worden gerealiseerd. In Laanzicht-De Heuvel was de<br />
grond bestemd voor 1232 etagewoningen en 174 eengezinshuizen. ‘Ongeveer 1000<br />
etagewoningen worden gebouwd in de woningsector, de overige zullen door particulieren<br />
worden gebouwd.’ (Uitbreidingsplan Noord, 1959, p. 6) De genoemde 174<br />
eengezinshuizen (de bungalowwijk) zouden niet in De Heuvel worden gebouwd, er<br />
was dus geen menging. Ze lagen duidelijk van De Heuvel gescheiden in het gebied<br />
Laanzicht (uiteindelijk niet gerealiseerd). In Prinsenhof was de bouw voorzien van<br />
ongeveer 2000 etagewoningen in de woningwetsector. De Heuvel telde in de opzet<br />
van 1959 de helft van de inwoners van Prinsenhof. Op de ontwerpen is dat ook te<br />
zien, want in 1959 is Prinsenhof nog veel groter getekend dan de uiteindelijk gerealiseerde<br />
vorm. Overigens had Prinsenhof in de eerste ontwerpen tot omstreeks 1960<br />
ook een andere opzet van de kern. In de kern van Prinsenhof had De Bruijn een<br />
kleine ring getekend van woonstroken, een derde ring die het centrum vormde, de<br />
kern van de buurt. Deze is niet gerealiseerd. Deze ring en de latere verkleining wekken<br />
de indruk dat De Bruijn de maat van het hof niet te groot wilde maken, omdat<br />
anders de eenheid niet meer te ervaren is.<br />
Woonstroken met een voorzieningenveld<br />
Van begin af aan was het de bedoeling van de stedenbouwkundige De Bruijn om<br />
alle woningen in De Heuvel te bouwen als etagewoningen rond een hof. De kern van<br />
de ruimtelijke opzet van De Heuvel is de grootsheid van de bebouwing rond de hof.<br />
Het gaat om de conceptie van een duidelijk herkenbare buurt, als een ensemble van<br />
woningen rond een hof met voorzieningen. Die ruimtelijke vorm diende overduidelijk<br />
in het stadsbeeld aanwezig te zijn, en zich enerzijds als een eenheid te manifesteren<br />
en anderzijds zich te onderscheiden van de buurten met een ander karakter. De<br />
bewoners van de hof zijn een gemeenschap op zich. Ze wonen allemaal in etagewoningen<br />
langs een woonstraat, in de woningen aan de binnenring en buitenring.<br />
De woningen langs de binnenring kijken uit op een cluster van lage paviljoens die<br />
verspreid zijn over de groene binnenhof, met scholen, sportvoorzieningen, kerken en<br />
bijeenkomstruimten. De woningen van de buitenring vormen de buitenste wand van<br />
het ensemble, maar zijn door de ontsluiting via de rondom gaande woonstraat tussen<br />
de dubbele woonstrook sterk met het ensemble verbonden.<br />
37
38<br />
precedenten van superblokken met dubbele ring<br />
De Heuvel en Prinsenhof zijn in hun opzet en zeker in hun omvang wereldwijd<br />
uniek. De omvang van De Heuvel heeft, met buitenmaten van 500 bij ruim 400<br />
meter en een hof van 370 bij ruim 300 meter, zoals Tummers en Zuurmond betuigen,<br />
inderdaad een landschappelijke schaal met een regionale betekenis. De opzet<br />
met een buitenring en een binnenring, waarin voornamelijk in de tussenruimte de<br />
(auto)ontsluiting van de woningen plaatsvindt, waardoor de hof het domein is van<br />
openbare en collectieve voorzieningen, groen en recreatie, is in deze hermetische<br />
samenhang, eveneens zonder precedenten. Het ruimtelijke karakter van en de clustering<br />
van voorzieningen in het centrale groengebied, de ‘core’, van het dorp Nagele<br />
(vanaf 1947 tot eind jaren vijftig) vertoont enigszins verwantschap met de grote hoven<br />
in Leidschendam maar zonder de vernuftige stedelijke oplossing voor de auto.<br />
Juist in Nederland is er in de beginperiode van de sociale woningbouw, in de eerste<br />
decennia van de twintigste eeuw, wel geëxperimenteerd met superblokken met<br />
een dubbele ring. Echter in deze voorbeelden bevindt zich in de tussenruimte<br />
tussen de twee woonstroken over het algemeen een gebied met privé tuinen, of<br />
in ieder geval een niet openbaar te betreden gebied. Het Zaandammerplein in de<br />
Spaarndammerbuurt in Amsterdam is hiervan een mooi voorbeeld. Bijzonder aan<br />
dit blok is dat tussen de woonstroken zich collectieve tuinen bevinden en in de<br />
hof een scala aan buitenactiviteiten. De architectuur aan het plein is van K.P.C. de<br />
Bazel en gebouwd in de jaren twintig van de vorige eeuw. Ook de in die zelfde tijd<br />
gebouwde en naastgelegen Zaanhof van H.J.M. Walenkamp toont het principe met<br />
een dubbele ring maar nergens met de omvang en de programmatische rijkdom<br />
van De Heuvel.<br />
Ook in andere steden werd dit principe toentertijd wel toegepast. Zo bestond de<br />
Molenwijk in Den Haag en een deel van de wijk Transvaal, voorafgaand aan de<br />
stadsvernieuwing en recente herstructurering, uit blokken met een dubbele ring<br />
(Hebly, 1989). De Papaverhof van Jan Wils is in zijn grotere stedenbouwkundige setting<br />
ook als een bewerking van dit principe te lezen.<br />
Na de realisaties van de superblokken van De Bruijn in Leidschendam is dit principe<br />
eigenlijk nergens meer zo exact en voortvarend toegepast. Carel Weeber<br />
heeft wel diverse superblokken gerealiseerd maar altijd met een enkele ring en<br />
zonder voorzieningen in het binnengebied. Het principe van een groot dubbel<br />
geringd blok is, in een stedelijke gesloten setting, te herkennen in het plan van<br />
Charles Vandenhove tussen het Huygenspark en Het Zieken in Den Haag uit<br />
1987-1992.<br />
Al met al kan worden gezegd dat het hermetische typologische schema, de programmatische<br />
rijkdom en de landschappelijke schaal van De Heuvel en Prinsenhof<br />
voor en na het ontstaan, nergens zijn gelijke heeft.<br />
3.4 VERKAVELing En typoLogiE WoningboUW<br />
De woningen in De Heuvel hebben krachtige collectieve kenmerken, waardoor de<br />
buurt als een hecht ensemble overkomt. Alhoewel ze op details van elkaar kunnen<br />
verschillen komen ze als een eenheid over door de positionering in het stramien<br />
van de rechthoek, de hoogte van vier of vijf woonlagen met een plat dak, en de<br />
typologie. Ze zijn allemaal uitsluitend gebouwd als etagewoningen (zowel in de<br />
woonstroken als boven de winkels) en ze staan allemaal in de dubbele ring aan de<br />
woonstraat rond het hof en het plein bij de Burgemeester Sweenslaan. De enige<br />
uitzondering hierop vormt de woning voor de koster van de katholieke kerk (R.K.<br />
kerk St. Joseph Opifex), die als een ensemble is ontworpen en in het veld met de<br />
voorzieningen is gebouwd.
Dubbele ringblokken<br />
1<br />
4<br />
2 3<br />
1 Enkel gesloten blok - Commelinstraat - Dapperbuurt Amsterdam - 19e eeuw<br />
2 Zaanhof - Spaarndammerbuurt Amsterdam - Walenkamp - 1925<br />
3 Zaandammerplein - Spaarndammerbuurt Amsterdam - De Bazel - 1925<br />
4 Justus van Effenblok - Spangen Rotterdam - Brinkman - 1922<br />
5 D. Theronstraat- Transvaal Amsterdam - Amsterdamse School - 1920<br />
6 Kraaipanstraat - Transvaal Amsterdam - Amsterdamse School - 1920<br />
7 De Heuvel - Leidschendam - De Bruijn - 1959<br />
8 Huygenspark - Den Haag - Vandenhove - 1987-1992<br />
9 Schinkelplatz - Berlijn - Krier - 1977-1987<br />
5<br />
7<br />
0 50 100 150 200 250 m<br />
8<br />
39<br />
9<br />
6
Woningbouw in vijf bouwlagen aan de Schout van Eijklaan (Architectuurkaart 6a)<br />
40
De woonstroken zijn niet alleen groot van schaal. Ze zijn ook groots. Vooral langs de<br />
buitenring staan stroken met een forse lengte. In de meeste gevallen schermt de<br />
strook ongeveer de helft van het hof af. De ritmering en schaalverkleining ontstaat<br />
door de herkenbaarheid van de afzonderlijke woningen in de gevel en de ontsluiting.<br />
Sterk ruimtebepalende elementen zijn de trappenhuizen, die geregeld als min<br />
of meer losstaande verticale volumes langs de strook zijn geplaatst. Alleen bij het<br />
winkelcentrum aan de Burgemeester Sweenslaan wordt dit stramien doorbroken<br />
met dwars geplaatste kortere stroken, zodat een winkelgebied ontstaat aan een<br />
plein en een entree tot de buurt. De woonstroken zijn vier of vijf bouwlagen hoog<br />
met een plint.<br />
Er zijn weinig woningen met woonruimte op de begane grond. De begane grond<br />
van de woonstroken is voor het merendeel in gebruik als berging voor de woningen,<br />
als garage, scooterberging of als winkel. Een uitzondering is het ensemble<br />
stroken langs de twee rooms katholieke velden: de zes stroken die zijn ontworpen<br />
door de <strong>Gemeente</strong>lijke Woningdienst ’s Gravenhage (oa Burgemeester Velthuijsenlaan).<br />
Deze stroken hebben op de begane grond wel woonruimte, afgewisseld met<br />
Woningbouw in vijf en zes lagen in de zuidhoek (boven) en in de oosthoek (onder)<br />
41
42<br />
bergingen en de portieken. In de huidige situatie hebben enkele van deze woningen<br />
een privétuin op de begane grond, grenzend aan het hof.<br />
Bijna alle woningen worden ontsloten via de woonstraat die als een rondgaande<br />
laan tussen de dubbele wand woonstroken ligt. In de woonlaan kunnen de bewoners<br />
de auto parkeren. Hier is ook de hoofdentree van de woningen. Soms zijn<br />
er ook entrees, parkeerplaatsen en garageboxen aan de hofzijde. In de Heuvel zijn<br />
zowel portiekwoningen als galerijwoningen gerealiseerd. Een groot deel van de<br />
woningen op de verdieping is bereikbaar met een lift. Burgemeester Banning heeft<br />
zich hier voor ingezet.<br />
3.5 VooRZiEningEn ALS AfSpiEgELing VAn DE VERZUiLing<br />
Eenmalige ontwerpen<br />
In De Heuvel zijn meerdere soorten voorzieningen. De meeste winkelvoorzieningen<br />
zijn geïntegreerd met de woonstroken en liggen geconcentreerd bij de Burgemeester<br />
Sweenslaan. Er zijn nog twee winkels in paviljoenbouw, die een soort poortmotief<br />
vormen in de woonstraat bij de Burgemeester Roeringlaan. De sociale en religieuze<br />
voorzieningen zijn uitsluitend als losse objecten in de binnenhof gebouwd.<br />
Het zijn typische buurtvoorzieningen zoals scholen, sportgebouwen, kerken en<br />
andere bijeenkomstruimten. Voor werk en voor de wijk- of stedelijke voorzieningen<br />
konden bewoners buiten de buurt terecht, zoals ziekenhuis, voortgezet onderwijs,<br />
grotere bedrijven, industrie.<br />
De meeste sociale voorzieningen zijn ontworpen als unieke, eenmalige gebouwen.<br />
De voorzieningen worden gekenmerkt door maximaal twee bouwlagen en<br />
een schuin dak. Uit de welstandbesprekingen blijkt dat de dakvorm bijzondere<br />
aandacht kreeg. Het is opvallend dat alle daken van de sociale voorzieningen een<br />
schuine kap hebben, in tegenstelling tot de woonstroken met een plat dak. Terwijl<br />
in Prinsenhof voor scholenbouw een bouwsysteem werd toegepast, zijn de scholen<br />
in het hof van De Heuvel verschillend van vorm. Mogelijk zijn in het groene veld van<br />
De Heuvel geen systeemscholen gebouwd vanwege het platte dak van de genormaliseerde<br />
school. Overigens staat buiten het carré, ten noorden van de Heuvelweg<br />
en ten zuiden van de Noordsingel, nog een systeemschool. Het SET systeem was<br />
een standaardontwerp voor een lagere school en een kleuterschool ontworpen<br />
door de Leidschendamse architect Van Vliet. De constructie was gebaseerd op stalen<br />
kolommen. De pui stond iets terug, los van de kolom. Ongeacht lokale omstandigheden<br />
kon het als een reproduceerbaar gebouw snel worden gerealiseerd. De<br />
gymzaal (Dobbelaan 4a) bij de protestante basisschool in De Heuvel (Dobbelaan 10)<br />
is eveneens een standaard gymnastiekzaal.<br />
De zichtbaarheid van de verzuiling<br />
Het hof is verdeeld in vier bebouwingsvelden, in aansluiting op de verzuiling van<br />
de samenleving. Het grootste deel bestond uit rooms katholieke voorzieningen: het<br />
noordelijke veld en oostelijke veld. Dat grote aandeel komt overeen met de bevolkingssamenstelling<br />
die overwegend van katholieke huize was. Op het westelijke<br />
veld stond een concentratie van protestants christelijke voorzieningen waaronder<br />
een gereformeerde kerk (de Kruisheuvelkerk) en een christelijke lagere school. Het<br />
zuidelijke veld was voor openbaar onderwijs.
RK St. Josef Opifexkerk, Van de Leur 1962 (Architectuurkaart 101)<br />
43
44<br />
boerderij op den Heuvel als sociaal centrum<br />
In het centrum van het hof is een gedeelte niet bebouwd. Dit werd vrij van bebouwing<br />
gehouden en is vormgegeven als een plein voor de hele buurt. Aanvankelijk<br />
was het de bedoeling dat de bestaande boerderij die hier stond, de boerderij ‘Op<br />
den heuvel’, behouden zou blijven en met een nieuwe functie geïntegreerd werd<br />
in de opzet van De Heuvel. Het was de bedoeling dat hier een buurtcentrum in<br />
zou worden ingericht. De socioloog Haverda ging in 1957 vrij gedetailleerd op dit<br />
gemeenschapshuis in: ‘Het verdient aanbeveling om een organisatie op te richten<br />
of te stimuleren, die de gemeenschappelijke belangen van de buurtbewoners zou<br />
behartigen en sociaal-culturele activiteiten zou stimuleren. Uiteraard zou zich deze<br />
organisatie (Buurtvereniging of stichting) niet op het terrein van de kerken en de<br />
kerkelijke organisaties moeten begeven. In “De Heuvel” zou deze organisatie in de<br />
oude boerderij kunnen zetelen, welke als sociaal-cultureel centrum dienst zal doen’.<br />
(Haverda, nota 7, 1957, p. 5. GLV, DIV) Maar uiteindelijk is de boerderij afgebroken.<br />
Tot aan omstreeks 1960 nam De Bruijn de boerderij op in het plan. Vanaf 1961 wordt<br />
deze niet meer ingetekend.<br />
3.6 opEnbARE RUimtE, gRoEnAAnLEg En WAtERStRUCtUUR<br />
Verkeer en parkeren<br />
Alhoewel De Heuvel hoofdzakelijk is ontworpen als een tabula rasa, is wel degelijk<br />
rekening gehouden met de ondergrond: de bodemgesteldheid. Het is ingepast<br />
in het landschap en aangehecht aan bestaande wegen. Een hoofdelement van<br />
de ontsluiting van De Heuvel voor het verkeer, en de ontsluiting van de hele wijk<br />
Noord, zijn de twee noordoost en zuidwest georiënteerde doorgaande wegen: de<br />
Noordsingel en de Heuvelweg. Het gehele gebied van het Uitbreidingsplan Noord<br />
is in deze richting georiënteerd. Aan die opzet ligt de geografische gesteldheid van<br />
het grondgebied ten grondslag. Die langgerekte strook volgt de reeks van strandwallen.<br />
In grote lijnen volgen de twee hoofdontsluitingswegen het tracé van twee<br />
strandwallen in het gebied. Dwars door De Heuvel ligt nog een derde strandwal, die<br />
precies door de kern van De Heuvel gaat. Op het zand van die middelste strandwal<br />
was de boerderij Op den Heuvel gebouwd. De woningen in De Heuvel zelf worden<br />
via een secundaire weg ontsloten: de woonstraat die tussen de binnen- en buitenring<br />
ligt. Dat concept is even radicaal als de keuze voor twee hoven. De Bruijn maakt<br />
ruim baan voor het gemotoriseerde verkeer en het parkeren in de stedelijke straat<br />
waar ook voetgangers over een bijzonder breed en groen wandelpad beschikken.<br />
Hij maakt met de ringstraat een verbinding tussen het verkeer en de hoven.<br />
Ringvormige woonstraat, parkeren aan de voet<br />
De Bruijn ontwierp de hoofdopzet van de openbare ruimte, groenaanleg en waterstructuur<br />
in nauwe samenhang met de bebouwing. De wijze waarop het verkeer<br />
door de buurt beweegt is als een onlosmakelijk onderdeel van het gehele uitbreidingsplan<br />
ontworpen. Hij weerde het doorgaande verkeer uit de buurt. Hij projecteerde<br />
doorgaande wegen langs de randen van De Heuvel. Halverwege alle vier de<br />
buitenringen was een doorgang voor gemotoriseerd verkeer. Op de hoeken waren<br />
verder doorgangen in de buitenring voor wandelaars en eventueel fietsverkeer. Alle<br />
woningen worden voor het gemotoriseerde verkeer ontsloten via een ringvormige<br />
woonstraat. Haverda vergeleek die ringvormige weg met de Ringstrasse in Wenen<br />
waar in de negentiende eeuw een ring van grootse allure rondom het <strong>historische</strong><br />
centrum is gerealiseerd. In De Heuvel projecteerde De Bruijn parkeerplaatsen in de
woonstraat, aan de voet van de woningen. Bij meerdere woonstroken kan ook aan<br />
de parkzijde worden geparkeerd. De typologie van de woningen stemde hij hier<br />
op af. In de plint van de woonstroken zijn garages opgenomen, geen woningen.<br />
De voorzieningen zijn toegankelijk via een kruisvormig wegentracé, dwars door het<br />
hof met een kruising op het centrale plein: het President Kennedyplein. Daar tussen<br />
door loopt een stelsel van voetpaden, langs de woonstroken en over het hof, voor<br />
het langzame verkeer tussen de woningen en de voorzieningen.<br />
plein met Dobbe<br />
Het centrum van het hof wordt gevormd door een verhard plein: het President<br />
Kennedyplein, ook wel Heuvelplein genoemd. Dit plein wordt omzoomd door een<br />
bomenrand en een waterloop. Het plein is opgezet als een evenementenplein. Hier<br />
kunnen bijvoorbeeld tijdelijke bijeenkomsten, manifestaties of markten worden<br />
gehouden. Op andere momenten is het in gebruik als parkeerplaats. Hier stond<br />
tot omstreeks begin jaren zestig de boerderij ‘Op den heuvel’, waarnaar de buurt is<br />
genoemd. Dit centrale plein wordt ruimtelijk versterkt door een waterloop die als<br />
een ring met overgangen om het plein heen ligt. Die waterloop herinnert nog aan<br />
de plek van de vroegere Dobbewetering. De boerderij Op den Heuvel lag langs<br />
deze <strong>historische</strong> waterloop. Deze wetering is in het uitbreidingsplan Heuvel op een<br />
geabstraheerde wijze aanwezig. De vroegere Dobbe is door De Bruijn recht getrokken<br />
en volgt als fragment de nieuwe Dobbelaan. Bij het plein legt hij de waterloop<br />
als een rechthoek en hier en daar verbreed rond om het plein. De Dobbewetering is<br />
ook nog op een andere wijze geïntegreerd in het ontwerp van De Heuvel. De Dobbelaan<br />
en de doorgangen in de oost-west wanden van de woonstroken refereert<br />
nog aan de Dobbewetering. Daarnaast is ook het carré van bomen dat het plein<br />
omzoomd te interpreteren als een referentie aan de vroegere bomengroep rond<br />
de boerderij. Overigens stond lange tijd een molen op de hoek Dobbelaan/Burgemeester<br />
Velthuysenlaan. De molen ‘Zijde polder’ is afgebroken gedurende de bouw<br />
van De Heuvel. Deze plek van de molen wordt op archeologische kaart wel aangegeven<br />
in de ondergrond.<br />
inrichtingsontwerp<br />
Het inrichtingsontwerp van De Heuvel is in 1961 getekend door de Grontmij en<br />
vanaf 1963 uitgewerkt in een beplantingsvoorstel door de chef plantsoenen van de<br />
gemeente, Paul van Deurzen. Van Deurzen begeleidde ook de technische uitvoering<br />
zoals het regelen van het grondwerk. (Interview auteurs met Paul van Deurzen,<br />
24 februari 2012). Belangrijk element in het ontwerp is het rechthoekige raster dat<br />
ten grondslag ligt aan de algehele opzet. Afgezien van de abstracte verwerking van<br />
de Dobbe en de standwallen in het ontwerp, zijn nauwelijks lijnen van de vroegere<br />
polderstructuur en kavels in het ontwerp herkenbaar. Wel volgt de Burgemeester<br />
Velthuijsenlaan nog een vroegere begrenzing in de polder. Maar hoofdzakelijk is<br />
sprake van een tabula rasa aanleg. Mogelijk is tussen de Noordsingel en de Burgemeester<br />
Sweenslaan nog een restant van <strong>historische</strong> beplanting aanwezig. (Interview<br />
auteurs met Toine van Wieringen, 26 januari 2012)<br />
Karakteristiek voor het parkkarakter van het hof is niet alleen het weren van het<br />
buurtverkeer, en de toepassing van paviljoenbouw, maar ook het orthogonale<br />
grid van de inrichting. De grote maat van het gehele carré verkleint getrapt in het<br />
inrichtingsplan. Dwars door het hof loopt een kruisvormig padenstelsel, dat in het<br />
centrum net iets verspringt, en het hof in vier kwadranten verdeeld. In elk van de<br />
vier hoofdvakken is een speelplaats voor kinderen ontworpen, waarvan nog res-<br />
45
Inrichtingsontwerp De Heuvel,<br />
Grontmij en W. de Bruijn, 1961<br />
47
Burgemeester Caen van Necklaan Schout van Eijklaan richting Burgemeester<br />
Keijzerlaan<br />
Burgemeester Caen van Necklaan Burgemeester Banninglaan<br />
48<br />
Ansichtkaart, circa 1967
tanten aanwezig zijn. Van Deurzen ordende de beplanting in rechthoekige vakken<br />
en langs lange zichtlijnen. Hij maakte rechthoekige bomengroepen met en zonder<br />
onderbegroeiing. Rond het President Kennedyplein is een rechthoekige omzoming<br />
van hoogopgaande bomen aangeplant. Doordat vanaf het plein onder het gebladerte<br />
door gekeken kan worden is er wel contact met de omliggende voorzieningen.<br />
Maar door de hoge bomen wordt wel een groot deel van de flats aan het oog<br />
onttrokken. Typerend voor de groenaanleg is ook de asymmetrische beplanting van<br />
de woonstraat. Een zijde van de straat is bestemd voor het autoverkeer, met rijbaan<br />
terwijl de andere zijde bestemd is voor wandelverkeer met een brede grasstrook,<br />
met bomen, heggen en perken. Bomen zijn ook aangeplant langs wandelpaden, in<br />
de woonstraat en langs de Noordsingel en Heuvelweg. De Heuvelweg heeft bovendien<br />
het karakter van een Parkway, door de brede groenstrook waarin voorzieningen<br />
van wijkniveau zijn gerealiseerd. Hier begeleiden de bomen de verkeersrichtingen.<br />
Ook maakte hij vakken met rozenperken. Het rosarium in het Rooms Katholieke<br />
veld bij het centrale plein is niet meer aanwezig.<br />
Van begin af aan was het centrale plein ontworpen als een ‘eiland’ door het langs<br />
grote delen te begeleiden met een waterloop. Deze was in de uitbreidingsplannen<br />
van De Bruijn rechthoekig van vorm. Ten noordoosten van de waterloop lag een<br />
rosarium. In de huidige situatie is op de plek van het rosarium het water met een<br />
glooiende vorm vergroot en is een eiland in het water gemaakt. Een nog bijzonder<br />
inrichtingselement zijn de terrassen bij het President Kennedyplein. Het wandelpad<br />
langs het plein is op meerdere plekken verlaagd naar het water toe, zodat het<br />
contact met het water wordt benadrukt. De muurtjes langs de trappen naar het<br />
verlaagde bordes zijn uitgevoerd in rode zandsteen. Die ogen nog oorspronkelijk.<br />
Agrarische associaties<br />
Overigens wekt het inrichtingsontwerp van het hof nog wel associaties met de<br />
vroegere polderstructuur met de boerderijen. De sociale voorzieningen zijn alle<br />
opgezet als langgerekte horizontale volumes, met opvallende grote egale schuine<br />
dakvlakken, en één bouwlaag hoog. Alsof het agrarische bedrijfsgebouwen zijn.<br />
Hier doet De Bruijn een beroep op de sterke psychische kracht van archetypische<br />
vormen op bewoners.<br />
3.7 HERStRUCtURERing En ViSiES<br />
park en verkeer<br />
De inrichting van de openbare ruimte met de groenstructuur is in de loop der tijd<br />
op enkele punten wel veranderd. De hoofdstructuur is nog wel aanwezig maar wat<br />
verwaterd. Zo is het rosarium op het Rooms Katholieke veld bij het centrale plein<br />
niet meer aanwezig. De waterloop rond het verkeersplein was rechthoekig, maar<br />
heeft aan de noordoostzijde (het katholieke veld) een glooiende uitbreiding gekregen.<br />
Enkele boompartijen zijn uitgedund. Aanvankelijk beschikte elk van de vier<br />
vakken over een speeltuin. De westelijke speeltuin oogt met de vierkante aanleg<br />
nog het meest oorspronkelijk. De zuidelijke is vrijwel verdwenen. De oostelijke en<br />
noordelijke speeltuinen zijn sterk van vorm veranderd.<br />
Herstructurering en ontwikkelingen<br />
Over het algemeen is De Heuvel (de architectuur van de woningen, de voorzieningen<br />
en openbare ruimte) in hoofdopzet nog oorspronkelijk. Recente wijzigingen<br />
49
50<br />
voegen zich in het algemeen in de hoofdopzet. Enkele ingrepen sluiten minder<br />
nauwkeurig aan op de oorspronkelijke hoofdopzet. Zo is het paviljoen Burgemeester<br />
Sweenslaan 19 een verdichting. En de tendens om van harde oevers natuurlijke<br />
oevers te maken, heeft bij de noord-oostzijde van de waterloop langs het President<br />
Kennedyplein ertoe geleid dat daar de voorheen heldere orthogonale structuur<br />
wordt veranderd in een golvende aanleg met glooiende oevers. Door natuurlijk<br />
verloop en onderhoudsingrepen is ook de terreinaanleg inmiddels veranderd, zoals<br />
het verdwijnen van het rosarium, bomen en de kinderspeelplaatsen. Bij de Burgemeester<br />
Velthuijsenlaan zijn enkele woningen met een privétuin aan de voet van de<br />
strook.<br />
Visies en plannen<br />
De voormalige Opifexkerk is zoals gezegd sinds enige jaren niet meer in gebruik<br />
met een religieuze functie. De eigenaar onderzoekt mogelijkheden voor nieuw<br />
gebruik. Voor het gebied ten oosten van De Heuvel bij het Fluitpolderplein zijn<br />
bouw- en verbouwinitiatieven. Onderdeel daarvan zijn woningen en een school<br />
voor voortgezet onderwijs. Architect Marie-Jeanne Sas leverde in 2011 het ontwerp<br />
voor een nieuwe VMBO-MBO school met bibliotheek. Deze architect ontwierp ook<br />
ongeveer tachtig woningen voor het gebied. Begin 2012 wordt er gestudeerd op<br />
de mogelijkheid om het zwembad De Fluit te vernieuwen (renovatie/nieuwbouw).<br />
Dit kan een impuls geven aan De Heuvel.
4. De Heuvel – arcHitectuur en beelDenDe kunst<br />
4.1 gEgEVEnS VAn DE ARCHitECtUUR En bEELDEnDE KUnSt<br />
Betrokken architectenbureaus (onder andere):<br />
— Architectenbureau J. en J.F. van Vliet, Leidschendam<br />
— C.J. de Bruin, architect, Rotterdam<br />
— <strong>Gemeente</strong>lijke Woningdienst Den Haag<br />
— Architectenbureau Lucas en Niemeijer, Voorburg/Rijswijk<br />
— Architectenbureau Blankespoor en De Vries, Den Haag<br />
— Architectenbureau J.W. Fiolet, Rotterdam<br />
Bouwbedrijf:<br />
— MUWI, Muys en De Winter’s Bouw- en aannemingsbedrijf, Rotterdam, veelal in<br />
combinatie met een architectenbureau<br />
Beeldende kunst (onder andere):<br />
— Sculptuur ‘HEUVEL’, naast Dobbelaan 9, driezijdige reliëfbalk met lettermotief,<br />
kunstenaar B.J. Aalbers, 1964 (plastiek met de naam van de buurt)<br />
— Diverse vaste kunstwerken aan de collectieve voorzieningen<br />
4.2 KARAKtERiStiEK VAn DE ARCHitECtUUR<br />
Samenhang in schaalniveaus<br />
Het was cruciaal dat de architectuur de stedenbouwkundige opzet volgde zoals die<br />
in het uitbreidingsplan was vastgelegd. De architecten moesten zich min of meer<br />
daaraan ten dienste stellen. Daarbij ging het om de samenhang tussen ruimtelijke<br />
opzet, typologie en materialisering. Hoofdelement is de hoge wandbebouwing die<br />
een min of meer egaal scherm vormt van het hof, zowel aan de hofzijde als aan de<br />
buitenzijde van de buurt. Tevens vormen de beide stroken een ringvormige binnenruimte:<br />
de woonstraat. De typologie sloot hierop aan: de ontsluiting van de meeste<br />
woningen is gesitueerd aan de autostraat tussen de binnen- en buitenring in. De<br />
losse voorzieningen zijn in het groene veld gesitueerd, uitgevoerd als lage paviljoens<br />
met schuine daken. De woningen komen sterk homogeen over alhoewel de<br />
detaillering en materialisering kan verschillen. De woningen zijn te beschouwen als<br />
een wand voor het groen en de paviljoens.<br />
Uit de aanvraag voor de bouwvergunningen blijken de kleuren wit, grijs, crèmewit<br />
en ‘lichte kleuren’ veel voor te komen. Het lijkt alsof er een richtlijn gold voor lichte<br />
kleuren, en met wit gemende kleuren. Felle kleuren werden vermeden. Door de<br />
toepassing van wit, grijs en zwart, en lichte kleuren ontstond een grote eenheid in<br />
de bebouwing. De architectuur heeft door deze karakteristieken een sterke ensemblekwaliteit.<br />
Daarbij zijn de woonstroken met de winkels een ensemble. De sociale-,<br />
religieuze- en sportvoorzieningen zijn eveneens een ensemble. Dat kenmerk is nog<br />
grotendeels aanwezig.<br />
Woningbouw<br />
De Heuvel bestaat uit zeventien woonstroken, waarin negen woningbouwprojecten<br />
zijn te onderscheiden. Enkele stroken zijn gebouwd als zelfstandige strook, zoals<br />
de door Blankespoor en De Vries ontworpen flat aan de Burgemeester Caan van<br />
51
4<br />
Heuvelweg<br />
52<br />
6b<br />
6a<br />
Schout van Eijklaan<br />
Burgemeester Banninglaan<br />
De Heuvel - Leidschendam<br />
Inventarisatie Architectuur<br />
107<br />
108<br />
113<br />
5<br />
112<br />
6b<br />
106<br />
109<br />
6a<br />
202<br />
3<br />
2b<br />
Burgemeester Caen van Necklaan<br />
Burgemeester Roeringlaan<br />
105<br />
President<br />
Kennedyplein<br />
201 110<br />
104<br />
7<br />
103<br />
8<br />
2b<br />
Dobbelaan<br />
111<br />
2b<br />
Burgemeester Sweenslaan<br />
Burgemeester Keijzerlaan<br />
Burgemeester Kolfschotenlaan<br />
Burgemeester Velthuijsenlaan<br />
9<br />
102<br />
203<br />
203<br />
101<br />
114<br />
0 20 40 60 80 100 m<br />
2a<br />
2a<br />
Noordsingel<br />
2a<br />
1<br />
Burgemeester van Duyvendijklaan<br />
0 20 40 60 80 100 m<br />
De<br />
Inv<br />
Arc
De Heuvel - Leidschendam<br />
Inventarisatie Architectuur<br />
Nr. op kaart Adres Oorspronkelijke Functie Architect/ontwerper Bouwjaar<br />
1 Burg. van Duyvendijklaan zuid Woningen Gem. Wo.dienst Den Haag 1962<br />
2a Burg. van Duyvendijklaan noord - Burg. Veldhuijsenlaan Woningen Gem. Wo.dienst Den Haag 1961-1962<br />
2b Burg. Veldhuijsenlaan - Burg. Caen van Necklaan zuidoost Woningen Gem. Wo.dienst Den Haag 1960-1961<br />
3 Burg. Caen van Necklaan noordoost Woningen Muijs & de Winter 1960<br />
4 Burg. Caen van Necklaan noordwest Woningen Lucas en Niemeijer 1960<br />
5 Burg. Caen van Necklaan zuidwest Woningen Blankenspoor en de Vries 1961<br />
6a Schout van Eijklaan Woningen C.J. De Bruin 1961<br />
6b Schout van Eijklaan Woningen C.J. De Bruin 1961<br />
7 Burg. Keijzerlaan noord Woningen Blankenspoor en de Vries 1962-1965<br />
8 Burg. Keijzerlaan zuid Woningen Blankenspoor en de Vries 1960<br />
9 Burg. Sweenslaan oost Woningen Van Coolwijk 1961-1962<br />
101 Burg. Sweenslaan oost R.K. kerk H.C. Van de Leur 1960-1962<br />
102 Dobbelaan noordoost School Van Vliet 1963-1966<br />
103 Dobbelaan noordwest School Hogervorst 1990-1991<br />
104 Dobbelaan noordwest School Van Vliet 1964-1965<br />
105 Burg. Roeringlaan oost School De Ruyter 1965<br />
106 Burg. Roeringlaan west P. Kerk Van der Zee 1961<br />
107 Dobbelaan Gymzaal Heidemij 1966<br />
108 Dobbelaan zuidwest School Swemle & Kranendonk 1961-1963<br />
109 Dobbelaan zuidoost School Buurman & Schutte 1961-1963<br />
110 Burg Sweenslaan west Buurtcentrum G.A. De Ruijter 1963<br />
111 Burg Sweenslaan west Buurtcentrum Montfort 1986<br />
112 Burg. Roeringlaan - Burg. Caen van Necklaan Dagwinkel Muijs & de Winter 1960-1962<br />
113 Burg. Roeringlaan - Burg. Caen van Necklaan Vrijstaand bedrijfsgebouw Lucas en Niemeijer 1963-1966<br />
114 Burg. Sweenslaan - Burg. van Duyvendijklaan Biologische supermarkt H. Verburg 1999<br />
201 Heuvelbeeld Vrijstaand beeld Aalbers 1964<br />
202 IJsbeer Vrijstaand beeld M. Verharen 1988<br />
203 Reclining Figures Vrijstaand beeld B.J. Holslag 2001<br />
53
54<br />
Necklaan 181-339 (nr.5). Het complex aan weerszijde van de Schout van Eijklaan is<br />
als één ontwerp van vier stroken door één architect, de Rotterdamse architect C.J.<br />
de Bruin, ontworpen, in opdracht van waarschijnlijk twee opdrachtgevers (nr.6a/6b).<br />
De <strong>Gemeente</strong>lijke Woningdienst ’s Gravenhage maakte een ontwerp waarbij zes<br />
stroken als één project werden gerealiseerd, langs of dwars op de Burgemeester<br />
Velthuijsenlaan (nr.2a/2b).<br />
Het merendeel van de woongebouwen zijn opgezet als galerijflats, in vier of vijf<br />
woonlagen op een begane grond laag met daarin de entreehallen, bergingen, garages<br />
en hier en daar woonruimten van de bovengelegen woningen (nr.2a/2b). Op<br />
de woongebouwen met winkels (nr.8 & 9) en aan de Schout van Eijklaan (nr.6a/6b)<br />
na waren alle woongebouwen zes lagen hoog. Alle woonstroken zijn afgedekt<br />
door een plat dak. In de literatuur wordt gesteld dat De Bruijn aanvankelijk overal<br />
vier woonlagen met plint wilde toepassen, maar dat dat om economische redenen<br />
deels is verhoogd naar vijf woonlagen. (Persoon, de Kort, 1988, p. 375). Bij het winkelcentrum<br />
aan de Burg. Sweenslaan zijn twee korte stroken met winkels in de plint<br />
en drie woonlagen daar boven. Hier verlaagde De Bruijn de bouwhoogte, waardoor<br />
een ander karakter ontstaat dan in de woonstraten. Ook portiekontsluiting komt<br />
voor, zoals de strook Burgemeester Caan van Necklaan 181-339, waar elk inpandig<br />
portiek is voorzien van een lift. Ook mengvormen tussen portiek en galerij komen<br />
voor. De hoofdentrees zijn meestal aan de woonstraat, maar entrees aan de hofzijde<br />
en buitenzijde komen ook voor.<br />
De materialisering van de buitengevels bestaat overwegend uit metselwerk en<br />
beton. Opvallend zijn de externe liftschachten en de glazen portieken die sterke<br />
geleding aan de horizontale stroken geven.<br />
2a/2b Omvangrijk woningbouwcomplex met een beheerste complexiteit<br />
Burgemeester Velthuijsenlaan<br />
Het grootste woningbouwproject bestaande uit 480 woningen, is gerealiseerd bij<br />
de Burgemeester Velthuijsenlaan, Burgemeester Caan van Necklaan en Burgemeester<br />
van Duijvendijklaan. Hier zijn zes stroken volgens een uniform ontwerp gerealiseerd,<br />
in een U-vorm rond het hof. Twee opdrachtgevers de RK Woningbouwvereniging<br />
“Leidschendam” (2a) en de Christelijke Woningbouwvereniging “Leidschendam”<br />
Ansichtkaart, circa 1967
Burgemeester Velthuijsenlaan, ansichtkaart, circa 1967<br />
(2b) gaven aan de gemeentelijke Woningdienst Den Haag opdracht het ontwerp te<br />
leveren. Voor de Christelijke Woningbouwvereniging “Leidschendam”, opgericht op<br />
28 oktober 1958, was het het eerste project met een dergelijke omvang. Door het<br />
kenmerkende uniforme ontwerp is een ensemble ontstaan. Opvallend zijn bijvoorbeeld<br />
de losse liftschachten die de bovenste woonlaag ontsluiten. Door de spleetvormige<br />
ventilatie openingen in de gevel naast het balkon is de waskamer met het<br />
lavet en de ruimte voor het drogen van de was aan het exterieur zichtbaar gemaakt.<br />
Net als een aantal andere woningbouwprojecten bestaat ook hier de gevel van de<br />
begane grond uit een soort breuksteen. Hierdoor heeft het basement een versterkte,<br />
solide uitdrukking. De woningen in deze stroken zijn in vergelijking met de<br />
andere woningen in De Heuvel bijzonder, omdat ze ook woonruimte op de begane<br />
grond hebben. De bovenste woningen worden via liften en een doorgaande galerij<br />
ontsloten. De lagere verdiepingen via een portiek en een korte galerij. Op deze<br />
manier is een rijk geschakeerd blok ontstaan in doorsnede, woningtypologie en<br />
gevelcompositie. Eind 1960 ging de eerste paal voor dit complex de grond in.<br />
In de huidige situatie hebben de twee noordelijke woonstroken aan het hof, privétuin<br />
op de begane grond. Door de daarbij horende erfafscheidingen en bergingen<br />
is daar een minder gewenst rommelig beeld ontstaan.<br />
5 Woongebouw met neutraal raster als decor voor het groen<br />
Burgemeester Caan van Necklaan 181-339<br />
De door Blankespoor en De Vries ontworpen flat aan de Burgemeester Caan van<br />
Necklaan 181-339 heeft een opvallende hofgevel. Deze portiekwoningen zijn aan<br />
de tuinzijde voorzien van een betonnen balkon, dat als een doorlopend raster over<br />
de hele gevel zich uitstrekt. De woonkamer (de grootste kamer) met een kleinere<br />
werkkamer of hobbykamer zijn op de woonstraat georiënteerd, de keuken en twee<br />
slaapkamers liggen aan de relatief rustige tuinzijde. Door het betonnen raster lijkt<br />
het complex op de stroken die in De Bruijns ontwerp voor Kerckebosch in Zeist zijn<br />
gerealiseerd. De tuingevel legt een sterke relatie tussen de individuele woningen en<br />
de collectieve tuin.<br />
55
56<br />
6a/6b Vier woongebouwen van een subtiele en optimistisch naoorlogse architectuur<br />
Schout van Eijklaan<br />
De vier stroken etagewoningen aan de Schout van Eijklaan zijn door één bureau<br />
ontworpen: door architect C.J. de Bruin. Uit de aanvragen voor de bouwvergunning<br />
blijkt dat eerst sprake is geweest van andere bureaus. In 1960 was sprake van<br />
architectenbureau Tauber. In 1961 diende Architect Groosman een aanvraag in voor<br />
de twee stroken aan de binnenring, maar dat is niet uitgevoerd. Uiteindelijk zou De<br />
Bruins ontwerp uit 1961 voor de buitenring ook voor de binnenring worden toegepast.<br />
De portiekontsluiting is op de begane grond opvallend vanwege de dwarse<br />
plaatsing van de trap in de hal. De vier woonlagen worden tevens door een lift ontsloten.<br />
De woonkamers van alle stroken zijn georiënteerd op het zuidwesten, terwijl<br />
de zijde met eetkeuken, badruimte en het droogbalkon met een lamellendeel op<br />
het noordoosten is georiënteerd.<br />
7 Woongebouw met de uitstraling van ‘licht lucht en ruimte’<br />
Burgemeester Keijzerlaan 2-180<br />
Architectenbureau Blankespoor en De Vries tekende het ontwerp voor de woningen<br />
aan de binnenring van de Burgemeester Keijzerlaan 2-180. Het is een van<br />
de voorbelden waarin geprefabriceerde en gestandaardiseerde elementen in de<br />
constructie zijn toegepast, zoals systeemelementen van Muwi. Toegepast zijn onder<br />
andere ‘vulblokken’ en ‘systeemvloeren’ van het Muwi-systeem. Uit de aanvraag blijkt<br />
dat de strook in drie fases is gerealiseerd: ongeveer 30 woningen per keer van de in<br />
totaal 89 woningen in 1 winkel. Die genoemde winkel is gepositioneerd in de plint<br />
van de strook, aan de kant van het winkelplein van de Burg. Sweenslaan.<br />
Winkels (nr.8, 9, 112, 113 & 114)<br />
De winkels in de plint van de stroken bij de Burgemeester Sweenslaan (nr. 8 & 9)<br />
vormen de entree tot de buurt en de hoofdentree tot het hof. Het zijn twee korte stroken,<br />
die door de aswerking een poortfunctie vervullen en tevens een plein creëren.<br />
Beide stroken zijn opgezet als een strook met winkels in de plint en woningen in drie<br />
lagen daar boven. Burgemeester Sweenslaan 12-50 (nr.8) heeft nog een haakvormige<br />
lage uitbreiding. De twee voorzieningen precies aan de andere zijde van het hof, een<br />
de Burgemeester Roeringlaan, zijn van een terughoudender opzet. Dit zijn twee paviljoens,<br />
oorspronkelijk gebouwd als een dagwinkel (nr.112) en als een winkel gecombineerd<br />
met een bijkantoor van de Nutsspaarbank (nr.113). Het paviljoen Burgemeester<br />
Sweenslaan met een biologische supermarkt is gebouwd in 1999 (nr. 114).<br />
Kerken<br />
De twee kerken zijn door hun herkenbare en afwijkende vorm de meest karakteristieke<br />
onderdelen van de voorzieningen in het hof van De Heuvel. Het zijn ook<br />
in beide gevallen de meeste rijke gesammtkunstwerken in de De Heuvel, dat wil<br />
zeggen dat architectuur, inrichting en beeldende kunst een geheel vormen. Zij<br />
zijn door de sociale betekenis tevens het meest karakteristiek voor de toenmalige<br />
verzuiling in de samenleving.<br />
101 Naoorlogse monumentale kerk<br />
RK Sint Jozef Opifexkerk<br />
De Rooms Katholieke St. Jozef Opifexkerk maakt onderdeel uit van een ensemble<br />
met kerk, pastorie, kosterwoning, doopkapel en lokalen en een losstaande to-
Burgemeester Caen van Necklaan (boven) en Burgemeester Sweenslaan<br />
(onder), ansichtkaarten, circa 1967<br />
57
58<br />
ren. Het complex is ontworpen door de Nijmeegse architect H.C. van der Leur, in<br />
1960-1962. Over het ontwerp is door de werkgroep die de plannen voor De Heuvel<br />
beoordeelde diverse malen gediscussieerd. Aanvankelijk, 7 maart 1960, vond de<br />
commissie het ontwerp met kerk en nevenruimten te onduidelijk van vorm, ook in<br />
relatie tot de functie. Vooral de cilinder waarin de kerkzaal is ondergebracht was onvoldoende<br />
uitgesproken. Daarom heeft de architect in latere ontwerpen de cilinder<br />
hoger ontworpen, met duidelijker verticale accenten. De losstaande toren is bovenin<br />
voorzien van een luidklok. In zijaanzicht heeft de toren het aanzicht van een kruisvorm.<br />
De twee woningen in het naast gelegen volume zijn in verhouding daarmee<br />
lager gemaakt, meer horizontaal van uitdrukking. Een van de woningen heeft bij de<br />
entree een relief, met het jaartal 1963. Het tussenlid tussen kerkzaal en woonstrook<br />
is van glas zodat de volumes kerk, doopkapel en kapelruimte, en woningen worden<br />
verzelfstandigd. De stijl is een goed voorbeeld van de Bossche School. Zowel de<br />
kerkzaal als doopkapel zijn voorzien van grote glas-in-lood ramen met gekleurd glas<br />
met voorstellingen en een geometrisch motief. De in de zaal geplaatste doopkapel<br />
is aan het exterieur zichtbaar doordat de koepel boven het dak van de zaal uitsteekt.<br />
Het ensemble is hoofdzakelijk opgebouwd uit rechthoekige en cirkelvormige volu-<br />
RK St. Josef<br />
Opifexkerk, ansichtkaarten,<br />
circa 1967
mes. Sinds enkele jaren is de Opifexkerk niet meer als kerk in gebruik. Het interieur<br />
is omstreeks 2007 verbouwd. Het doopvont en de vaste banken zijn verwijderd. In<br />
de zaal zijn vier gebogen wanden geplaatst. Het hoofdaltaar is verplaatst. (Interview<br />
auteurs met Guido Bennebroek, 27 maart 2012) Sinds 2010 heeft het gebouw geen<br />
functie meer. De detaillering van het exterieur oogt nog oorspronkelijk.<br />
106 Expressief functionalistische kerk<br />
Kruisheuvelkerk<br />
De Kruisheuvelkerk, Burgemeester Roeringlaan 6, is ontworpen door architect J.H.<br />
van der Zee in 1961. In 1963 is het gereformeerde kerkgebouw in gebruik genomen.<br />
De stijl vertoont kenmerken van een expressief-functionalistische of organischfunctionalistische<br />
stijl. Deze is mogelijk geïnspireerd op architectuur zoals van Hans<br />
Scharoun en het vrijwel gelijktijdig gebouwde concertgebouw ‘Philharmonie’ in Berlijn<br />
(1956-1963). De Kruisheuvelkerk is opgemetseld uit een lichte baksteen en veel<br />
schuine hoeken en lijnen, zowel in de plattegrond, doorsnede, massaopbouw als de<br />
beeldbepalende indeling van de ramen. Bijzonder is bovendien de verankering van<br />
het gebouw in de omgeving door de plaatsing ervan direct in het water. Deze kerk<br />
heeft een bijzonder glas in lood venster in de noordoost gevel. Het raam is waarschijnlijk<br />
uitgevoerd door Atelier Liefkens in Den Haag, mogelijk op aanwijzingen<br />
van Van der Zee. Afgebeeld lijkt te zijn een voorstelling van een zee en een lucht,<br />
met zonlicht, zeilboot, duif en vissen in driehoekige vormen. Links in de voorstelling<br />
zijn de architectuurvormen een verwijzing naar de Kruisheuvelkerk zelf. Dat wekt associaties<br />
op met hemel en aarde, de Schepping en de kerk. Het grote doorzichtige<br />
venster in de westgevel maakt visueel contact mogelijk tussen de zaal en de groene<br />
parkachtige omgeving en de buurt. Tijdens de dienst kunnen de gelovigen contact<br />
houden met de wereld buiten de kerk. Uit de aanvraag voor de bouwvergunning<br />
blijkt dat het een goed voorbeeld is van de toepassing van lichte kleuren en van<br />
materiaalkleuren: ‘Buitenverfwerk: kozijnen lichte kleur hout en staal, deuren blank<br />
hout, ramen lichte kleur hout en staal, overig werk lichte kleuren. Buitenmetselwerk:<br />
genuanceerd geel-brons. Dakbedekking twee tinten grijs.’ (Aanvraag vergunning 1<br />
december 1961, GLV panddossier). Die dakbedekking was oorspronkelijk in geëmailleerde<br />
platen uitgevoerd. Vanwege lekkage is in 1967 een nieuwe afdeklaag aangebracht.<br />
In literatuur wordt gemeld dat deze laag over de oude is aangebracht. Dus<br />
Gereformeerde kerk, Kruisheuvelkerk, ansichtkaart, circa 1967<br />
59
60<br />
mogelijk zijn de oorspronkelijke platen daaronder nog aanwezig. (Daams, de Kort,<br />
1988, p. 314) De kerk is begin 2012 nog met de oorspronkelijke functie in gebruik.<br />
Scholen en sport<br />
De scholen in De Heuvel zijn, net als de kerken, in stedenbouwkundig opzicht<br />
beeldbepalend voor de aanleg van het hof. De typologie van de schoolgebouwen<br />
is kenmerkend voor de bouw van lagere scholen en kleuterscholen in de jaren rond<br />
1960. Ze zijn overwegend gebouwd als twee of drie klassige kleuterscholen en<br />
als zes of zeven klassige lagere scholen. Ze staan als eenlaagse paviljoens met een<br />
schuin dak op een groen veld met een ruim speelterrein. Ze zijn hierdoor te ervaren<br />
als een ensemble. Naast de scholen staan bijgebouwen als gymzalen of een fietsenberging.<br />
102 Kleuterschool zonder gang<br />
School Dobbelaan 1<br />
Een eveneens voor de wederopbouw kenmerkende typologie had de voormalige<br />
R.K. kleuterschool Dobbelaan 1. Het Leidschendamse architectenbureau Van Vliet<br />
tekende het ontwerp in 1963, dat in 1965 is uitgevoerd. Het is oorspronkelijk gebouwd<br />
als een portaalschool, dat wil zeggen dat het lokaal bereikbaar is via een<br />
eigen entree met portaal en garderobe direct vanaf het schoolplein. Er was geen<br />
collectieve gang tussen het lokaal en het speelplein. Dit heeft als voordeel dat de lokalen<br />
van twee zijden veel direct daglicht krijgen (in plaats van 1 zoals bij een gangschool).<br />
Twee zijden met raamwanden betekent veel licht en ventilatie. Kenmerkend<br />
in de indeling van het lokaal zijn de speelnisjes, in de boogvormige uitbreiding. De<br />
plattegrond (gangloze school) in later veranderd. Bij de verbouwing tot Bridgehome<br />
in 1993 zijn zowel de portalen en indeling met nisjes en afzonderlijke lokalen verwijderd.<br />
Door deze functiewijziging en de wijziging in de structuur is de gaafheid van<br />
het schoolgebouw in ernstige mate aangetast.<br />
104 Functionele school met markante entree<br />
Voormalige lagere school Dobbelaan 4<br />
De scholen in De Heuvel zijn hoofdzakelijk gebouwd als gangscholen, dat wil zeggen<br />
een rij van lokalen die worden ontsloten via een gang. Dat is en gebruikelijke<br />
typologie. Een goed voorbeeld hiervan is de voormalige zesklassige lagere school<br />
aan de Dobbelaan 4. Het gebouw is eveneens ontworpen door het Leidschendamse<br />
architectenbureau Van Vliet, in 1964. Sinds enige jaren is het in gebruik als VMBO<br />
(voortgezet onderwijs). Door de grote schuine luifel bij de entree met een expressief<br />
kunstwerk, gericht naar het Pres. Kennedyplein, en de regelmatig ingedeelde langgerekte<br />
langsgevel met het grote dakvlak heeft het gebouw een stedenbouwkundig<br />
markante ligging.<br />
105 Tweeklassige kleuterschool als geschakelde tenthuisjes<br />
School Burgemeester Roeringlaan 3<br />
Een kenmerkend gebouw is de voormalige kleuterschool Burgemeester Roeringlaan<br />
3. Daar worden toenmalige actuele opvattingen over opvoeding, opgroeien vertaald<br />
naar de typologie van het gebouw. De twee speelwerklokalen voor een kleine<br />
groep kleuters zijn opgebouwd als een klein huisje. De Leidschendamse architect<br />
De Ruyter ontwierp in 1965 voor de Vereniging voor Protestants Christelijk Onderwijs<br />
een kleine leefgemeenschap. De afzonderlijke eenheden worden geaccentueerd<br />
door de diagonale schakeling, de verspringing in de gevel en het afzonderlijk
tentdak. Elk huisje heeft eigen voorzieningen als een nis, toiletgroep en garderobe.<br />
Zo kregen de kleinste kinderen het gevoel dat ze naar een eigen huis gingen, in<br />
plaats van naar een groot collectief complex. Die architectuur sloot het beste aan<br />
op de psychologische behoeften van het kind in de kleuterleeftijd. Het gebouw was<br />
uitbreidbaar met nog een derde lokaal, eveneens diagonaal geschakeld. Dat moest<br />
dan wel aan de oostzijde zijn, want het gebouw staat precies tegen een rooilijn<br />
van de flats geplaatst langs de Burg. Roeringlaan. De Ruyter is niet de uitvinder van<br />
deze typologie, er zijn vroegere voorbeelden bekend, maar het gebouw is wel een<br />
exemplarisch voorbeeld van deze nieuwe tendens in de kleuterscholenbouw in de<br />
jaren zestig. Het sluit bovendien aan op de interesse van De Bruijn voor de integratie<br />
van architectuur en inzichten uit de psychologie.<br />
Plattegrond en doorsnede voormalige kleuterschool (nu kinderopvang De<br />
Peuterhof), De Ruyter 1965<br />
61
62<br />
109 Paviljoenschool met ruimtelijke geleding<br />
Lagere school Dobbelaan 9<br />
De Prinses Margrietschool, Dobbelaan 9, is weliswaar een gangschool, maar heeft<br />
ook kenmerken van een paviljoenschool. De lokalen zijn als losse paviljoens te<br />
herkennen. De toiletblokken liggen tussen twee lokalen in. Achter de toiletten<br />
ligt een werknis voor handvaardigheid. Bij die werknis springt de gevel naar binnen,<br />
zodat deze ruimtelijk een bijzonder karakter krijgt. In het dakvlak wordt die<br />
scheiding zichtbaar gemaakt door een opening in het dakvlak. Het ontwerp is van<br />
het Leidse architectenbureau van B. Buurman, M.P. Schutte uit 1961, en gebouwd<br />
in 1963-1964. Dit gebouw is gepubliceerd in het Bouwkundig Weekblad, 11 april<br />
1967. In de toelichtende tekst, geschreven door de architecten M.P. Schutte en<br />
G.H. Bellaard, wordt het dakvlak specifiek genoemd. ‘De situering van het gebouw,<br />
dat als laagbouw tussen hoogopgaande woonblokken zou moeten komen te<br />
staan, leidde tot een schuin dak, bedekt met singles’. (Buurman, Schutte, 1967,<br />
pag 107) ‘Singles’ is waarschijnlijk een soort dakleer, gelegd als leisteen. In het<br />
tijdschrift is een foto geplaatst waaruit blijkt dat de sculptuur van Ben Aalbers, met<br />
de naam Heuvel, al voor 1967 is geplaatst. De school is in 1998 uitgebreid met<br />
een tweede rij lokalen aan de zijde van de gang, daarbij wordt de oorspronkelijke<br />
opzet in hoofdlijnen gespiegeld. Aan de zijde van het wandelpad is het gebouw<br />
niet ingrijpend veranderd.<br />
Voorgrond voormalige kleuterschaal (nu kinderopvang Het Spektakel en<br />
Speel-o-theek De Beer), De Ruyter 1963 (Architectuurkaart 110). Achtergrond<br />
Openbare basisschool De Margriet, Buurman e.a. 1963 (Architectuurkaart 109).<br />
Ansichtkaart, circa 1967
Gevels en plattegrond, Openbare basisschool De Margriet, Buurman e.a. 1963<br />
(Architectuurkaart 109)<br />
107 Verzorgd gestandaardiseerd gymlokaal<br />
Gymnastiekzaal Dobbelaan 4a<br />
Het gymnastieklokaal aan de Dobbelaan 4a is zoals gezegd een standaard gymnastiekzaal,<br />
ontworpen door de Koninklijke Nederlandsche Heidemaatschappij. Dat het<br />
kleine gebouw een plat dak heeft zag de welstand waarschijnlijk door de vingers.<br />
Het standaardontwerp werd ook in Prinsenhof gebouwd, maar daar zijn ze allemaal<br />
inmiddels afgebroken.<br />
63
64<br />
4.3 bEELDEnDE KUnSt<br />
Op een aantal plaatsen bevindt zich in De Heuvel kunst. Zo zijn aan meerdere<br />
scholen kunstwerken aan het gebouw aangebracht. Zoals aan de eerder genoemde<br />
Dobbelaan 4 (nr.104), waar een opmerkelijke metalen plastiek uit 1965 aan de luifel<br />
is bevestigd (kunstenaar onbekend). In beide kerken zijn glas in lood ramen aangebracht.<br />
Boven de zijentree van de RK Sint Jozef Opifexkerk bevindt zich het reliëf<br />
‘Driekoningen - afweerzegen’, van de Voorburgse kunstenaar Wilhelminus Maria Pim<br />
van Moorsel (1932).<br />
Boven de entree van de woning Burgemeester Sweenslaan 7 is ook een reliëf aangebracht.<br />
In De Heuvel staan drie vrijstaande plastieken waarvan het markante Heuvelkunstwerk<br />
van Ben Aalbers stamt uit de periode van het ontstaan van de wijk. De twee<br />
andere kunstwerken zijn van later datum en vallen derhalve buiten de periode.<br />
201 De Heuvel abstract verbeeld<br />
Ben Aalbers<br />
In De Heuvel is een kunstwerk in de openbare ruimte dat specifiek verwijst naar de<br />
buurt. Deze plastiek is van kunstenaar Bernard Jan (Ben) Aalbers (1916-2004) bij de<br />
Prinses Margrietschool, Dobbelaan 9. Het is in 1964 geplaatst, tegelijk met de opening<br />
van de school. In de publicatie van dit gebouw in het Bouwkundig Weekblad,<br />
11 april 1967, is een foto van de sculptuur afgebeeld. Het is daarmee zeker dat het<br />
van begin af aan op die plek is geplaatst en in de periode dat de buurt werd gebouwd.<br />
Het is opmerkelijk dat de sculptuur van Ben Aalbers, met de naam Heuvel,<br />
een ‘speelplastiek’ wordt genoemd in het tijdschrift. Het lijkt daar niet geschikt voor.<br />
Ook de toenmalige ruwe stenen verharding onder de plastiek is niet kindvriendelijk.<br />
Het is meer een zelfstandig kunstwerk dat kenmerkend is voor het oeuvre van<br />
de kunstenaar. Het bestaat uit drie vrijwel identieke betonnen reliëfbalken met<br />
één centrale voet. De hoofdvoorstelling is het woord HEUVEL dat met positieve en<br />
Kunstwerk Heuvel, Ben Aalbers 1964. Bron: Bouwkundig Weekblad, 1967, p.107
negatieve vormen wordt gevormd. Op de achtergrond zijn nog kleine symbolen,<br />
cijfers en letters in reliëf aangebracht. De verwerking van kalligrafie is kenmerkend<br />
voor deze gerenommeerde kunstenaar, die in Voorburg en Den Haag woonde en<br />
werkzaam was en exposeerde in binnen- en buitenland.<br />
202 IJsbeer<br />
Marty Verharen<br />
Op de speelplaats van de voormalige tweeklassige kleuterschool aan de Burgemeester<br />
Roeringlaan nummer 3 staat een uit 1988 daterend betonnen ijsbeer van<br />
de Haagse kunstenares Marty Verharen.<br />
203 Reclining Figures<br />
Berry Holslag<br />
Bij de entree van De Heuvel aan de Burgemeester Sweenslaan zijn in 2001 twee<br />
glimmende keramische plastieken van een man en een vrouw geplaatst van de<br />
kunstenares Berry Holslag (1947) ‘Reclining Figures’.<br />
4.4 REnoVAtiE En niEUWboUW<br />
De hoofdopzet van De Heuvel is nog grotendeels oorspronkelijk. In tegenstelling tot<br />
Prinsenhof waar de afgelopen jaren wel gerenoveerd is, zijn zowel de woningen, de<br />
voorzieningen als de openbare ruimte niet ingrijpend gewijzigd. Daarmee is Heuvel<br />
nog een zeer goed voorbeeld van een naoorlogse buurt.<br />
Woningbouw<br />
Aan de woningen is onderhoud gepleegd en hier en daar zijn ook kozijnen vervangen,<br />
maar de hoofdopzet is nauwelijks veranderd. Of de kleuren nog oorspronkelijk<br />
zijn vergt nader kleuronderzoek.<br />
Winkels<br />
In 1999 is bij het winkelplein Burgemeester Sweenslaan een nieuw paviljoen toegevoegd,<br />
nr 19, ontworpen door de Haagse architect Han Verburg.<br />
Sociale en religieuze voorzieningen<br />
De meeste voorzieningen zijn in hoofdopzet nog oorspronkelijk. Het dak van de<br />
Kruisheuvelkerk is in 1967, vier jaar na de oplevering, veranderd. De inrichting van<br />
het interieur van de Opifexkerk is in 2007 sterk gewijzigd. Het wijkgebouw Burgemeester<br />
Sweenslaan 6 uit 1966 is na een brand in 1985 vervangen. De voormalige<br />
bibliotheek kreeg een nieuwe functie als buurtgebouw ’t Heuvelhonk (1986). In<br />
tegenstelling tot in Prinsenhof, waar alle oorspronkelijke scholen zijn afgebroken,<br />
zijn de scholen in De Heuvel nog in hoofdlijnen nog oorspronkelijk. De scholen zijn<br />
wel geregeld onderhouden, gedeeltelijk verbouwd en uitgebreid. Ook zijn diverse<br />
scholen van functie veranderd. Het kinderdagverblijf Dobbelaan 2 is in 1990 toegevoegd.<br />
De voormalige kleuterschool (Dobbelaan 1) heeft een nieuwe wijkfunctie<br />
gekregen, het is in gebruik door de Bridgevereniging. Langs de rand van De Heuvel<br />
staan nog twee SET-systeemscholen: ten noorden en zuiden van het carré.<br />
65
5. waarDering:<br />
steDenbouw, gebouwen, kunst en arcHeologie<br />
inLEiDing<br />
De wijk De Heuvel in Leidschendam is een uniek ensemble in de context van de<br />
naoorlogse architectuur en stedenbouw in Nederland. De wijk is in zijn huidige staat<br />
bovendien nog bijzonder gaaf. Deze gaafheid geldt zowel de stedenbouwkundige<br />
opbouw, de inrichting van de openbare ruimte, de groenaanleg als de architectuur.<br />
De Heuvel heeft een grote mate van helderheid en logica. Deze is het resultaat van<br />
een weloverwogen ontwerpproces. Dergelijke hermetische ontwerpen lopen het<br />
gevaar door hun vanzelfsprekendheid niet of onvoldoende opgemerkt te worden.<br />
Dit maakt De Heuvel ook kwetsbaar voor toekomstige onbegrepen ingrepen.<br />
Daarom is het nodig deze kwaliteiten opnieuw naar boven te halen door middel<br />
van analyse in woord en beeld. Het object van onderzoek is daarbij de bestaande<br />
hoedanigheid van De Heuvel omdat daarin de originele kwaliteiten nog ruim voor<br />
handen zijn.<br />
Bijzonder aan De Heuvel is bovendien dat In het ontwerp een aantal levensbeschouwelijke<br />
uitgangspunten van de stedenbouwkundig ontwerper Wim de<br />
Bruijn zijn te herkennen. Deze levensbeschouwing bestaat kort samengevat uit<br />
een samengaan van psychologische en fenomenologische inzichten en het neothomisme.<br />
Psychologie en fenomenologie leveren een fascinatie op met moderne<br />
onderwerpen, zoals de auto, de waarneming tijdens het bewegen, de verhouding<br />
tussen sociologie en stedenbouw en de moderne verhouding tussen individu en<br />
gemeenschap. Het Neothomisme is te herkennen in een sterk op orde, zowel fysiek<br />
als maatschappelijk, en vooruitgang der gehele mensheid gerichte denkbeelden.<br />
De manier waarop de Bruijn deze elementen samenvoegt in het ontwerp geeft blijk<br />
van grote vindingrijkheid en vakmanschap.<br />
De <strong>waardering</strong> begint met de hoofdopzet van de wijk. Daarna worden een aantal<br />
onderdelen van De Heuvel nader beschouwd. Hierin worden stedenbouwkundige<br />
en architectonische waarden en de kunsttoepassing in de wijk nader omschreven.<br />
Op een enkele plaats in de tekst worden opmerkingen gemaakt over onwenselijke<br />
ruimtelijke aantastingen en ontwikkelingen van De Heuvel. Tenslotte zijn de archeologische<br />
waarde in een kaart inzichtelijk gemaakt.<br />
67
3<br />
68<br />
5<br />
SCHOUT VAN EIJKLAAN<br />
6<br />
BURG. BANNINGLAAN<br />
De Heuvel - Leidschendam<br />
Waarderingskaart<br />
Stedenbouw<br />
HEUVELWEG<br />
4<br />
7<br />
4<br />
DOBBELAAN<br />
BURG. ROERINGLAAN<br />
6<br />
BURG. CAEN VAN NECKLAAN<br />
7<br />
5<br />
PRESIDENT<br />
KENNEDYPLEIN<br />
7<br />
BURG. KEIJZERLAAN<br />
9<br />
8<br />
5<br />
DOBBELAAN<br />
BURG. SWEENSLAAN<br />
4<br />
4<br />
BURG. KOLFSCHOTENLAAN<br />
7<br />
5<br />
BURG. VELTHUIJZENLAAN<br />
NOORDSINGEL<br />
BURG. VAN DUYVENDIJKLAAN<br />
1 de hoofdopzet met de helderheid van een kristal<br />
2 de ruimtelijke kwaliteit van de samenhang tussen plattegrond en doorsnede<br />
3 buitenranden als stedelijke parkways<br />
4 entrees met allure<br />
5 luisterrijke lanen met kloeke woongebouwen<br />
6 subtiele schoonheid van de Schout van Eijklaan<br />
7 de magnifieke hof met plein, park, water en expressieve lage voorzieningengebouwen<br />
8 wandelpad ‘with a view’<br />
9 verstilde waterterrassen om het plein<br />
10 De Heuvel als overtuigende verbeelding van een idealistisch wereldbeeld<br />
2<br />
CENTRUM<br />
3<br />
0 20 40 60 80 100 m
5.1 CULtUURHiStoRiSCHE WAARDEStELLing StEDEnboUW<br />
De Heuvel: sterk samenhangende wijk - beschermingswaardig<br />
De Heuvel is vanwege zijn gaafheid, zijn uniciteit in het geheel van naoorlogse wijkenbouw<br />
en zijn nog altijd aansprekende ruimtelijke werking en schoonheid, in zijn<br />
geheel beschermingswaardig.<br />
In het navolgende worden de onderscheidende ruimtelijke kwaliteiten waarop deze<br />
<strong>waardering</strong> is gebaseerd, belicht.<br />
1 De hoofdopzet met de helderheid van een kristal<br />
De Heuvel ligt, net als Prinsenhof, als een groot helder kwadrant in de stadsplattegrond<br />
van Leidschendam. Het midden van het kwadrant bestaat uit een grootse hof<br />
met een door bomen omzoomd centraal plein, groen, wandelpaden, waterpartijen<br />
en lage gebouwen met voorzieningen met bijzondere dakvormen. Deze hof wordt<br />
omgeven door een dubbele ring met rationeel gebouwde appartementenblokken<br />
van zes en vijf lagen hoog. In de royale straatruimten tussen de blokken zijn<br />
parkeervoorzieningen en groenstroken vanzelfsprekend opgenomen. De auto is als<br />
het symbool van het moderne leven en de verbinding met de wijdere omgeving<br />
positief en ruimhartig opgenomen in het plan.<br />
In De Heuvel zorgen subtiele verschillen voor verbijzonderingen in de ruimtelijke<br />
beleving. De Heuvel bereikt een synthese tussen de vorming van een karaktervolle<br />
gemeenschap met de grote hof als verbindend en landschappelijk element, een<br />
optimale inbedding van de wijk in het netwerk van autowegen van de regio en een<br />
ver doorgevoerde rationalisatie van de woningbouwproductie.<br />
De Heuvel is door deze combinatie van elementen niet alleen in de naoorlogse<br />
periode uniek voor Nederland, maar ook vandaag de dag nog steeds actueel. De<br />
Heuvel laat zien hoe een aanzienlijke stedelijke woningdichtheid kan worden<br />
gecombineerd met grote landschappelijke openheid en een hoogwaardige en<br />
betekenisvolle openbare ruimte.<br />
De heldere hoofdopzet heeft een hoge cultuur<strong>historische</strong> waarde en is derhalve<br />
beschermingswaardig.<br />
2 De ruimtelijke kwaliteit van de samenhang tussen plattegrond en doorsnede<br />
Cruciaal in de ruimtelijke werking van de Heuvel is de geprortioneerde samenhang<br />
tussen de plattegrond en de doorsnede over de gehele wijk. Van buiten naar bin-<br />
69
Noordsingel<br />
Heuvelweg<br />
70<br />
nen bestaat deze uit: de stedelijke autowegen, de buitenranden, de vier entreegebieden,<br />
de lanen en tenslotte de hof. Het geheel eigen karakter van De Heuvel<br />
hangt in sterke mate samen met deze ruimtelijke proportionering. In het navolgende<br />
worden de verschillende onderdelen van de plattegrond en de doorsnede<br />
nader beschouwd.<br />
3 Buitenranden als stedelijke parkways<br />
Om het grote kwadrant van de wijk De Heuvel, met een totale afmeting van 500 bij<br />
420/440 meter, lopen de stedelijke verbindingswegen: Noordsingel, Burgemeester<br />
Kolfschotenlaan, Heuvelweg en de Burgemeester Banninglaan. De maatvoeringen<br />
van deze wegen zijn afwisselend van breedte, variërend van 150 tot 50 meter en<br />
afgestemd op een optimale verkeerafwikkeling van Leidschendam en de regio.<br />
De inrichting van deze hoofdwegen hebben door het aanwezige groen en de<br />
robuuste zes en vijf lagen hoge gebouwen, het karakter van voort- en welvarende<br />
Amerikaanse Parkways. Dit is met name het geval bij de Noordsingel. Door de knik<br />
in deze weg ontstaat in de zuidoosthoek een fraaie groene driehoekige ruimte die<br />
tevens de entree van De Heuvel, bij de Burgemeester Sweenslaan, op een vanzelfsprekende<br />
manier introduceert.<br />
voortvarende ruImten voor het snelverkeer<br />
Burgemeester Banninglaan<br />
Burgemeester Kolfschotenlaan
4 Entrees met allure<br />
De ingangen van De Heuvel voor het verkeer zijn gelegen in het midden van<br />
vier zijden van het kwadrant, ter plaatse van de Burgemeester Sweenslaan in het<br />
zuidoosten, de doorgaande Dobbelaan in het zuidwesten (alleen voor langzaam<br />
verkeer) en het noordoosten en de Burgemeester Roeringlaan in het noordwesten.<br />
De vier entrees zijn op een bijzondere manier gedifferentieerd. Aan de noordwestelijke<br />
en zuidoostelijke entrees bevinden zich winkelvoorzieningen en horeca.<br />
Deze entrees zijn daardoor op te vatten als de twee ‘stedelijke entrees’ van de wijk.<br />
De noordoostelijke en zuidwestelijke entrees liggen daarentegen in het verlengde<br />
van de oude waterloop de Dobbe. Deze entrees zijn daardoor op te vatten als de<br />
‘natuurlijke entrees’ van De Heuvel.<br />
De hoofdentree van de wijk, ter plaatse van de Burgemeester Sweenslaan met de<br />
belangrijkste winkel- en horecaconcentratie is bovendien ruimtelijk verbijzonderd<br />
door een mooie verspringing in het wegenpatroon en twee dwars geplaatste blokken.<br />
Deze bajonetvorm genereert een ruimtelijke dynamiek in dit entreegebied die<br />
goed past bij de centrumfunctie. De noordwestelijke entree, bij de Burgemeester<br />
Roeringlaan, wordt gemarkeerd door twee gebouwen met voorzieningen van één<br />
laag met een plat dak, die als een soort poortwachters dienst doen.<br />
Entree Burgemeester Roeringlaan<br />
71
onnadrukkelIjke naoorlogse vormgevIng en ruImtewerkIng In optIma forma<br />
Noordsingel - Burgemeester Sweenslaan<br />
Burgemeester De Keijzerlaan – Burgemeester Sweenslaan<br />
72
Noordsingel - Burgemeester Sweenslaan<br />
Heuvelweg – Burgemeester Roeringlaan<br />
73
74<br />
5 Luisterrijke lanen<br />
Eenmaal in het Heuvelkwadrant bestaat de eerste ring uit vijf luisterrijke lanen.<br />
Aan deze lanen staan kloeke woongebouwen van vijf en zes lagen hoog met een<br />
hoogte tussen de 15 en 18 meter. De breedte van de lanen bedraagt circa 40 meter.<br />
Ter vergelijking: deze profielmaat komt overeen met die van de voorname Minervalaan<br />
in Amsterdam Zuid.<br />
Zoals eerder gezegd zorgen subtiele verschillen voor verbijzonderingen in de ruimtelijke<br />
beleving. Dit kenmerk van De Heuvel is in de opbouw van de lanen duidelijk<br />
herkenbaar. Zo verschilt bijvoorbeeld het perspectief van de lanen. Het zicht van<br />
de Schout van Eijklaan en de Burgemeester Velthuisenlaan wordt gestopt door de<br />
doorstekende bebouwing van de dwars daarop staande lanen. De Burgemeester<br />
Caen van Necklaan heeft vrij zicht naar beide kanten. Het perspectief van de Burgemeester<br />
Keijzerlaan en de Burgemeester Duyvendijklaan zijn open naar buiten toe.<br />
Naar binnen toe is het zicht gericht op de dwars geplaatste winkelbebouwing.<br />
In een aantal lanen spelen ook de liftschachten of uitgebouwde portieken een prominente<br />
rol in de perspectivische geleding en het ritme van de ruimte.<br />
De lanen in de Heuvel hebben een asymmetrische inrichting. De rijweg met het<br />
parkeren bevindt zich steeds aan de minder goed bezonde noordoost of de noordwest<br />
zijde van de straat. Aan de andere zonzijde van de straat, de zuidoost en zuidwest<br />
kant, bevinden zich zorgvuldig vormgegeven plantsoenstroken met gazons,<br />
bloemperken, hagen, struiken en bomen. De inrichting van weggedeelten en plantsoenen<br />
is overeenkomstig de geordende tijdgeest van toen, rechthoekig van opzet.<br />
Hoewel de lanen in de loop van de tijd, vanwege de toegenomen parkeerdruk, zijn<br />
heringericht is de bijzondere asymmetrische en rechthoekige opzet in alle lanen<br />
nog aanwezig. Op basis van dit principe verschilt elke straat ook weer enigszins<br />
van de andere. In de Burgemeester Caen van Necklaan en de Schout van Eijklaan<br />
bevinden zich bijvoorbeeld garages op de begane grond. De toeritten naar deze<br />
garages zijn in de Caen van Necklaan op een onopvallende manier opgenomen in<br />
de plantsoenstroken. Bovendien zijn de auto’s door hagen aan het zicht onttrokken.<br />
Door dit soort uitgekiende oplossingen hebben ook deze lanen een nog steeds een<br />
aangenaam ruim en groen karakter.<br />
Burgemeester De Keijzerlaan
majestueuze chIque groene lanen<br />
Burgemeester van Duyvendijklaan Burgemeester Caen van Necklaan Gesloten hoek Schout van Eijklaan<br />
Burgemeester Caen van Necklaan<br />
75
76<br />
6 Subtiele schoonheid van de Schout van Eijklaan<br />
De sfeer van met name de Schout van Eijklaan doet nog bijzonder authentiek<br />
naoorlogs aan. Deze laan is lichter dan de andere straten omdat de blokken slechts<br />
vijf lagen hoog zijn, in plaats van de zes lagen die alle andere woongebouwen in De<br />
Heuvel tellen. De boomsoorten versterken dit lichte beeld. Door de toepassing van<br />
een witte baksteen, hebben ook de gevels een lichte uitstraling. In dit kleurbeeld<br />
zijn in de borstweringsstroken passende groengrijze, blauwgrijze en grijze kleuraccenten<br />
aangebracht. De architectuur van de woonblokken, naar een ontwerp van<br />
de Rotterdamse architect J.C. de Bruin, heeft met zijn fraai gedetailleerde en gedimensioneerde<br />
entreepartijen, vrijstaande kolommen, balkons en hekwerken en<br />
schermen voor de droogbalkons, een bovengemiddelde subtiele kwaliteit.<br />
Vanwege deze elkaar versterkende kwaliteiten van stedenbouw en architectuur en<br />
de gaafheid ervan is de Schout van Eijklaan binnen het geheel van De Heuvel aangemerkt<br />
als een laan met een extra hoge cultuur<strong>historische</strong> ensemblewaarde.<br />
samenwerkIng van InrIchtIng, groen, kleur, materIaal,<br />
maatverhoudIng en lIcht maken de laan tot een ensemble
7 Magnifieke hof met plein, park, water en expressieve lage voorzieningengebouwen<br />
De grootste hof is niet alleen ruimtelijk het ‘pièce de résistance’ van De Heuvel maar<br />
ook een hoofdbestandeel van De Bruijns idee betreffende een moderne stadswijk.<br />
De ruimtelijke kenmerken van deze opmerkelijke grootse hof bestaan uit de volgende<br />
elementen. De afmetingen van de immense hof is 370 bij 315 meter. Drie van<br />
de vier wanden van de hof zijn zes lagen, circa 18 meter hoog, en één wand, aan de<br />
Schout van Eijklaan zijde, telt vijf lagen, circa 15 meter hoog. In het midden is een<br />
groot centraal ‘plein’ of bestrate open ruimte, het President Kennedyplein, gelegen<br />
met een afmeting van 85 bij 60 meter, omzoomd door bomen in een grasstrook. Ter<br />
vergelijking: deze pleinruimte is niet veel kleiner dan de Delftse Markt. De bestrating<br />
van het plein heeft gedeeltelijk nog het oorspronkelijke blokpatroon. Dit blokpatroon<br />
is doorsneden door de twee meanderende rijwegen van de Burgemeester<br />
Roeringlaan/Burgemeester Sweenslaan en de Dobbelaan. Op oorspronkelijke<br />
inrichtingstekeningen staat dit kruispunt van wegen al met potlood aangegeven.<br />
Om het bestrate deel en de groenstrook met bomen ligt een mooie waterpartij, die<br />
dicht benaderbaar is door verlaagde wandelpaden. Zie hiervoor punt 9. Oorspronkelijk<br />
was de waterpartij rechthoekig. Echter inmiddels zijn een aantal beschoeiingen<br />
verandert in natuurlijke oevers, het wateroppervlak vergroot en is een eilandje<br />
toegevoegd. De waterpartij loopt evenwijdig aan de Dobbelaan door en herinnert<br />
op die manier aan de oude waterloop van weleer in de polder.<br />
Om het centrale plein en de waterpartij ligt een royale parkstrook. Het padenverloop<br />
de boom- en plantvlakken hadden aanvankelijk een helder orthogonale opzet.<br />
Voor het overgrote deel is deze opzet nog steeds aanwezig. Alleen in het noordoostelijke<br />
kwadrant loopt het padenverloop, ten gevolge van de natuurlijke oevers, met<br />
vloeiende lijnen.<br />
In de parkstrook zijn ook de gebouwen gelegen met openbare en collectieve voorzieningen,<br />
zoals kerken en scholen van verschillende gezindten. Deze gebouwen<br />
zijn harmoniërend door een in omvang en vormgeving duidelijk contrast met de<br />
rechthoekige strakke woonbebouwing rondom. De hoogte van de gebouwen is<br />
beperkt tot, overwegend, één bouwlaag én de dakvormen zijn verbijzonderd door<br />
de toepassing van flauw hellende daken of expressieve dakvormen De Kruisheuvelkerk<br />
is van dat laatste een mooi voorbeeld. De schoolpleinen zijn afgeschermd<br />
met hekken maar voor de rest staan de scholen zonder hekken op een fraaie manier<br />
direct in het park.<br />
In de hoeken van de hof zijn nog drie van de vier oorspronkelijke speelplaatsen<br />
aanwezig. De inrichting ervan is uiteraard aangepast aan het huidige gebruik.<br />
Drie woongebouwen ten noordoosten van de Burgemeester Roeringlaan/Burgemeester<br />
Sweenslaan stonden aanvankelijk op een mooie passende manier direct<br />
in het park. Bij het blok ten zuidoosten van de Dobbelaan is dit nog altijd het geval.<br />
Helaas zijn van de twee andere woongebouwen (ten noordwesten van de Dobbelaan)<br />
de zones langs de gebouwen uitgegeven als privé tuinen met de daarbij<br />
horende tuinschuttingen, bergingen en illegale bouwsels.<br />
Al met al is de ruimtelijke werking van deze magnifieke hof door zijn bijzondere<br />
afstemming tussen de robuuste randbebouwing, de inrichting van de openbare<br />
ruimte, water- en groenaanleg en de bouwkundige pareltjes in het midden, nog<br />
bijzonder in tact en van een hoge cultuur<strong>historische</strong> waarde.<br />
77
decor, spIegelend water, uItbundIg groen, mIddenpleIn en bIjzondere losse<br />
bebouwIng maken de hof tot een gedIstIngeerde verblIjfplaats<br />
78
82<br />
8 Wandelpad ‘with a view’<br />
Een karakteristieke element in de hof van De Heuvel is het wandelpad in het zuidelijke<br />
kwadrant. Dit pad ontleent niet zozeer aan de architectuur van de gebouwen<br />
zijn bijzonderheid maar aan de samenhang van de verschillende ruimtelijke elementen<br />
ten opzichte van elkaar. Ten eerste liggen de gebouwen vrijelijk ter weerszijden<br />
van het pad. In het midden van het pad ligt de fraaie betonnen sculptuur<br />
‘De Heuvel’ van kunstenaar B.J. Aalbers uit 1964. Daarbij valt de boomplaatsing op.<br />
Tussen het wandelpad en de openbare Margrietschool staan solitaire oude bomen<br />
maar deze staan niet in de orthogonale ordening van de rest van het park. De boom<br />
vlak langs de rand van het wandelpad heeft een opvallende plaatsing. Aan de zuidoostelijke<br />
kant van het wandelpad bevindt zich ook nog een kleine bospartij die als<br />
avontuurlijke speelplek dienst doet. Deze meer vrije boomplaatsing in dit kwadrant<br />
van De Heuvel zou verband houden met de oorspronkelijke beplanting. Terugkijkend<br />
richting het midden van de hof, richting Burgemeester Sweenslaan heeft dit<br />
pad een bijzonder perspectief. Vanuit hier heeft de beschouwer door de takken van<br />
de direct langs het wandelpad geplaatste boom een uniek geënsceneerd zicht op<br />
de Opifexkerk en zijn karakteristieke vrijstaande toren.<br />
gebalanceerde enscenerIng van de wandelIng door opeenvolgende<br />
perspectIeven op natuurlIjke en gebouwde elementen
84<br />
9 Verstilde waterterrassen om het plein<br />
Om het bestrate middendeel en de groenstrook met bomen ligt een mooie waterpartij.<br />
Het water hiervan is dicht benaderbaar door verlaagde wandelpaden.<br />
Het perspectief vanaf de verlaagde paden naar de hofruimte heeft een heel eigen<br />
intiem karakter. De keermuren van de trappen naar deze verlaagde paden bestaan<br />
uit fraaie natuursteen. Opvallend is het speelse patroon van de nog volledig oorspronkelijke<br />
bestrating van de paden. Het patroon bestaat uit een afwisseling van<br />
rechthoekige betonstenen, stroken klinkers en vierkanten vakken met kasseien.<br />
Oorspronkelijk was de waterpartij volledig rechthoekig. Inmiddels zijn een aantal<br />
beschoeiingen veranderd in natuurlijke oevers, het wateroppervlak vergroot en is<br />
een eilandje toegevoegd. De waterpartij loopt evenwijdig aan de Dobbelaan door<br />
en herinnert op die manier aan de Dobbewetering van weleer.<br />
tot rust komen aan het water
De Heuvel gezien vanaf het ziekenhuis Antoniushove, 1971<br />
86
10 De Heuvel als overtuigende verbeelding van een idealistisch wereldbeeld<br />
In de ruimtelijke werking van De Heuvel en in het bijzonder de grootse hof wordt<br />
het wereldbeeld van De Bruijn bijna tastbaar. Het is de intentie van de Bruijn om<br />
nieuwe stadsuitbreidingen te enten op de actuele stand van zaken en menselijke<br />
verhoudingen in de maatschappij. Het teruggrijpen op oude modellen en stadbeelden<br />
levert volgens De Bruijn geen bevredigende oplossingen op. De Bruijn<br />
ontvouwt zijn zienswijze in zijn prae-advies ‘Structuur en beeld in levensruimte en<br />
samenleving’ uit 1955. Deze bezielde beschouwing staat aan de vooravond van zijn<br />
omvangrijke werk in Leidschendam en Zeist en is daarvan de inhoudelijke blauwdruk.<br />
In de doorwrochte tekst beziet De Bruijn ondermeer het flatgebouw als de plaats<br />
voor de emancipatie van het gesloten stedelijke gezin naar openheid. Door ‘nabuurschap’<br />
kan deze woonvorm zich ontwikkelen tot het model van een uitgebreid<br />
hotel. Het traditionele begrip ‘domicilie’ is in het collectieve woongebouw omgezet<br />
in ‘plaats voor tijdelijk verblijf’.<br />
De individuele persoon vindt echter zijn levensontplooiing niet meer uitsluitend<br />
binnen het gezin. Zijn woning is slechts de plaats waar hij verblijft als gezinslid en<br />
niet meer. Zijn thuis is daarbij overal waar zijn maatschappelijke bindingen hem<br />
heenvoeren. Stedenbouwkundig is deze zienswijze door De Bruijn vertaald naar een<br />
geordend stelsel van openbare ruimten, waarop verschillende domeinen van organisaties,<br />
van bedrijfsleven, onderwijs enz. georiënteerd zijn. Deze openbare stelsels<br />
krijgen een dubbele taak. Ten eerste verenigen zij het geheel tot één eenheid, en<br />
ten tweede maken zij de binding mogelijk van de verschillende soorten gemeenschappen<br />
onderling. Met name dit laatste aspect, de verenigende werking van een<br />
ruimte, waarin verschillen tussen mensen en groepen worden overkomen, is in de<br />
grootste hof van De Heuvel nog altijd op een bijzondere en unieke manier voelbaar.<br />
Deze utopische inzet van De Bruijn is ook in overeenstemming met het elan van die<br />
tijd. Het is de tijd waarin de grootste fototentoonstelling ooit ‘The Family of Man’ uit<br />
1955 vertrekt vanuit dezelfde idealen.<br />
87
4<br />
Heuvelweg<br />
88<br />
6b<br />
6a<br />
Schout van Eijklaan<br />
Burgemeester Banninglaan<br />
107<br />
108<br />
113<br />
De Heuvel - Leidschendam<br />
Waarderingskaart<br />
Architectuur<br />
5<br />
112<br />
Burgemeester Roeringlaan<br />
6b<br />
106<br />
Beschermingswaardig<br />
<strong>Cultuur</strong>historisch waardevol<br />
Architectonische basiskwaliteit<br />
Buiten de periode<br />
109<br />
6a<br />
202<br />
3<br />
2b<br />
Burgemeester Caen van Necklaan<br />
105<br />
President<br />
Kennedyplein<br />
201 110<br />
104<br />
7<br />
103<br />
8<br />
2b<br />
Dobbelaan<br />
111<br />
2b<br />
Burgemeester Sweenslaan<br />
Burgemeester Keijzerlaan<br />
Burgemeester Kolfschotenlaan<br />
Burgemeester Velthuijsenlaan<br />
9<br />
102<br />
203<br />
203<br />
101<br />
114<br />
2a<br />
2a<br />
Noordsingel<br />
2a<br />
1<br />
Burgemeester van Duyvendijklaan<br />
0 20 40 60 80 100 m
De Heuvel - Leidschendam<br />
Waardering Architectuur<br />
Nr. op kaart Adres Oorspronkelijke Functie Architect/ontwerper Bouwjaar<br />
1 Burg. van Duyvendijklaan zuid Woningen Gem. Wo.dienst Den Haag 1962<br />
2a Burg. van Duyvendijklaan noord - Burg. Veldhuijsenlaan Woningen Gem. Wo.dienst Den Haag 1961-1962<br />
2b Burg. Veldhuijsenlaan - Burg. Caen van Necklaan zuidoost Woningen Gem. Wo.dienst Den Haag 1960-1961<br />
3 Burg. Caen van Necklaan noordoost Woningen Muijs & de Winter 1960<br />
4 Burg. Caen van Necklaan noordwest Woningen Lucas en Niemeijer 1960<br />
5 Burg. Caen van Necklaan zuidwest Woningen Blankenspoor en de Vries 1961<br />
6a Schout van Eijklaan Woningen C.J. De Bruin 1961<br />
6b Schout van Eijklaan Woningen C.J. De Bruin 1961<br />
7 Burg. Keijzerlaan noord Woningen Blankenspoor en de Vries 1962-1965<br />
8 Burg. Keijzerlaan zuid Woningen Blankenspoor en de Vries 1960<br />
9 Burg. Sweenslaan oost Woningen Van Coolwijk 1961-1962<br />
101 Burg. Sweenslaan oost R.K. kerk H.C. Van de Leur 1960-1962<br />
102 Dobbelaan noordoost School Van Vliet 1963-1966<br />
103 Dobbelaan noordwest School Hogervorst 1990-1991<br />
104 Dobbelaan noordwest School Van Vliet 1964-1965<br />
105 Burg. Roeringlaan oost School De Ruyter 1965<br />
106 Burg. Roeringlaan west P. Kerk Van der Zee 1961<br />
107 Dobbelaan Gymzaal Heidemij 1966<br />
108 Dobbelaan zuidwest School Swemle & Kranendonk 1961-1963<br />
109 Dobbelaan zuidoost School Buurman & Schutte 1961-1963<br />
110 Burg Sweenslaan west Buurtcentrum G.A. De Ruijter 1963<br />
111 Burg Sweenslaan west Buurtcentrum Montfort 1986<br />
112 Burg. Roeringlaan - Burg. Caen van Necklaan Dagwinkel Muijs & de Winter 1960-1962<br />
113 Burg. Roeringlaan - Burg. Caen van Necklaan Vrijstaand bedrijfsgebouw Lucas en Niemeijer 1963-1966<br />
114 Burg. Sweenslaan - Burg. van Duyvendijklaan Biologische supermarkt H. Verburg 1999<br />
201 Heuvelbeeld Vrijstaand beeld Aalbers 1964<br />
202 IJsbeer Vrijstaand beeld M. Verharen 1988<br />
203 Reclining Figures Vrijstaand beeld B.J. Holslag 2001<br />
Beschermingswaardig<br />
<strong>Cultuur</strong>historisch waardevol<br />
Architectonische basiskwaliteit<br />
Buiten de periode<br />
89
5.2 CULtUURHiStoRiSCHE WAARDEStELLing gEboUWEn<br />
In De Heuvel staan éénendertig gebouwen waarvan er verreweg het merendeel,<br />
achtentwintig, stammen uit de tijd van het ontstaan van de wijk. Bovendien is de<br />
architectuur van deze gebouwen over het algemeen nog behoorlijk in tact. Van het<br />
totaal aantal gebouwen bestaan zeventien gebouwen uit woongebouwen, twee<br />
zijn gecombineerd met winkels, drie paviljoens met winkels, negen gebouwen<br />
met voorzieningen, voornamelijk schoolgebouwen, en twee kerken. In architectonisch<br />
opzicht zijn er negen woningbouwcomplexen te onderscheiden en veertien<br />
gebouwen met voorzieningen. Voor een beschrijving van de gebouwen wordt<br />
verwezen naar hoofdstuk 4.2.<br />
Systematiek van inventarisatie en <strong>waardering</strong><br />
De verschillende gebouwen zijn geïnventariseerd in een gestandaardiseerd formulier<br />
waarop de belangrijkste gegevens, zoals: adres, architect, opdrachtgever,<br />
bestemming en bouwjaar, staan aangegeven. Daarbij zijn één of meerdere foto’s<br />
toegevoegd en van belangrijke gebouwen relevante originele bouwtekeningen.<br />
In de <strong>waardering</strong> worden drie gradaties onderscheiden. Deze gradaties zijn gebaseerd<br />
op een gemiddelde score over vijf wegingsfactoren in een puntensysteem<br />
van nul tot vijf. De gebouwen zijn op de volgende wegingsfactoren gewaardeerd:<br />
cultuur<strong>historische</strong> waarde, architectonische waarde, ensemblewaarde, gaafheid en<br />
zeldzaamheid. Van gebouwen met een lagere gemiddelde score dan 2,5, een ‘architectonische<br />
basiskwaliteit’, worden geen afzonderlijke scores opgesomd. De gebouwen<br />
met een <strong>waardering</strong> tussen de 2,5 en 3,5 zijn ‘cultuurhistorisch waardevol’. De<br />
gebouwen met een score hoger dan 3,5 zijn ‘beschermingswaardig’.<br />
In De Heuvel zijn zeven gebouwen en wooncomplexen met de status ‘cultuurhistorisch<br />
waardevol’ en twee met de status ‘beschermingswaardig’.<br />
De volgende gebouwen zijn ‘cultuurhistorisch waardevol’ of ‘beschermingswaardig’.<br />
Woningbouw<br />
2a/2b Omvangrijk woningbouwcomplex met een beheerste complexiteit<br />
zes woonblokken bestaande uit 480 woningen met een gemengde ontsluitingsstructuur<br />
en liftschacht, burgemeester caen van necklaan, burgemeester<br />
velthuysenlaan, burgemeester duyvendijklaan, gemeentelijke woningdienst<br />
den haag, 1961. cultuurhistorisch waardevol<br />
5 Woongebouw met neutraal raster als decor voor het groen<br />
portiekflat met lift, burgemeester caen van necklaan (h.nr. 181-339 – zuidoostzijde<br />
van de straat), blankenspoor en de vries, 1961. cultuurhistorisch waardevol<br />
6a/6b Vier woongebouwen van een subtiele en optimistisch naoorlogse architectuur<br />
vier blokken portiekflats met lift, burgemeester schout van eijklaan, c.j. de<br />
bruin, 1961. cultuurhistorisch waardevol<br />
7 Woongebouw met de uitstraling van ‘licht lucht en ruimte’<br />
portiekflat met lift, burgemeester keijzerlaan (h.nr. 2-180 – noordzijde van de<br />
straat), blankenspoor en de vries, 1962-1965. cultuurhistorisch waardevol<br />
Voorzieningen<br />
101 Naoorlogse monumentale kerk<br />
91
92<br />
rooms katholieke kerk, sint josef opifexkerk, burgemeester sweenslaan 5, 7, 9,<br />
h.c. van der leur, 1960-1962. beschermingswaardig<br />
104 Functionele school met markante entree<br />
voormalige rk basisschool, nu vmbo dalton, dobbelaan 4, j. en j.f. van vliet,<br />
1964-1965. cultuurhistorisch waardevol<br />
105 Tweeklassige kleuterschool als geschakelde tenthuisjes<br />
tweeklassige kleuterschool, burgemeester roeringlaan 3, architectenbureau de<br />
ruyter, 1965. cultuurhistorisch waardevol<br />
106 Expressief functionalistische kerk<br />
gereformeerde kerk, kruisheuvelkerk, burgemeester roeringlaan 6, j.h. van der<br />
zee, 1961. beschermingswaardig<br />
109 Paviljoenschool met ruimtelijke geleding<br />
openbare basisschool de margriet, dobbelaan 9, architect b. buurman en m.p.<br />
schutte, 1963. cultuurhistorisch waardevol
InventarIsatIe en waarderIng — wonIngbouw<br />
1<br />
Straat en huisnummers: Burgemeester van Duyvendijklaan 1-259 (oneven), Leidschendam-Voorburg<br />
Naam pand/complex: 130 woningen<br />
Gebouwtype: galerijflat<br />
Bouwsysteem/materialen: buitengevel baksteen, muwi-holbloksteen, kolommen gewapend beton<br />
Opdrachtgever: R.K. Woningbouwvereniging “Leidschendam”, Leidschendam<br />
Architect/ontwerper: <strong>Gemeente</strong>lijke Woningdienst ’s-Gravenhage<br />
Jaar van ontwerp /bouw: 1962<br />
Gebruik na oplevering:<br />
Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />
op adres<br />
Veranderingen: 1987 wijzigen balkongevel (geluidwering, suskasten); 1993 veranderen en vergroten<br />
van een flatgebouw; 2010 wijzigen hoofdentrees galerijen, balkons en gevelkozijnen<br />
(groot onderhoud), opdrachtgever Vidomes, architect Delta architecten Delft<br />
Literatuur:<br />
Bijzonderheden: constructietekeningen uitgevoerd door Muys en De Winters Bouw en Aannemingsbedrijf<br />
Rotterdam<br />
Beeldende kunst:<br />
Waardestelling: architectonische basiskwaliteit<br />
94
2a<br />
Straat en huisnummers: Burgemeester van Duyvendijklaan 2-120 (even), 122 en 124, en Burg. Velthuijsenlaan,<br />
121-329, 122-330 Leidschendam-Voorburg<br />
Naam pand/complex: 270 woningen (verdeeld over 3 blokken)<br />
Gebouwtype: meergezinshuizen in vijf bouwlagen, combinatie van portiek- en galerijontsluiting, lift<br />
naar vijfde woonverdieping<br />
Bouwsysteem/materialen: muwi-blokken, muwi-systeemvloeren<br />
Opdrachtgever: R.K. Woningbouwvereniging “Leidschendam”, Leidschendam<br />
Architect/ontwerper: <strong>Gemeente</strong>lijke Woningdienst ’s-Gravenhage<br />
Jaar van ontwerp /bouw: 1961-1962<br />
Gebruik na oplevering:<br />
Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />
op adres<br />
Veranderingen: 1990 gevelrenovatie, [ontwerp technische dienst R.K. Woningbouwvereniging<br />
Leidschendam]<br />
Literatuur:<br />
Bijzonderheden: Hoort bij 2b<br />
Beeldende kunst:<br />
<strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waarde: 2,5<br />
Architectuurhist. waarde: 2,5<br />
Ensemblewaarde: 3<br />
Gaafheid: 3<br />
Zeldzaamheid: 4<br />
Waardestelling: <strong>Cultuur</strong>historisch waardevol (3)<br />
Aanbevelingen: Vanwege de relatieve gaafheid van deze drie blokken, vernieuwingen nauwkeurig<br />
afstemmen op bestaande architectonische kwaliteiten. Aansluiting van het gebouw<br />
aan het maaiveld baseren op de bestaande karakteristiek.<br />
95
2b<br />
Straat en huisnummers: Burg. Velthuijsenlaan, 1-119 (oneven), 2-120 (even), en Burgemeester Caan van Necklaan<br />
1-179 (oneven), Leidschendam-Voorburg (de drie noordelijke blokken)<br />
Naam pand/complex: 210 woningen<br />
Gebouwtype: meergezinshuizen in vijf woonlagen, combinatie galerij- en portiekontsluiting, lift<br />
naar vijfde woonverdieping<br />
Bouwsysteem/materialen: bouwmuren MUWI-systeemblokken<br />
Opdrachtgever: Christelijke Woningbouwvereniging “Leidschendam” (=principaal), Muijs en De Winter<br />
(=opdrachtgever)<br />
Architect/ontwerper: <strong>Gemeente</strong>lijke Woningdienst, Den Haag<br />
Jaar van ontwerp /bouw: 1960-1961<br />
Gebruik na oplevering:<br />
Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />
op adres<br />
Veranderingen: 1980 veranderen van 4 portieken; 1990 groot onderhoud trappenhuis ontwerp technische<br />
dienst Stichting Samenwerkende Woningcorporaties Leidschendam<br />
Literatuur:<br />
Bijzonderheden: Hoort bij 2a<br />
<strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waarde: 2,5<br />
Architectuurhist. waarde: 2,5<br />
Ensemblewaarde: 3<br />
Gaafheid: 2<br />
Zeldzaamheid: 4<br />
Waardestelling: <strong>Cultuur</strong>historisch waardevol (2,8)<br />
Aanbevelingen: Deze drie blokken zijn minder gaaf. Oorspronkelijke kwaliteiten waar mogelijk<br />
herstellen. Achterkanten met privé tuinen zijn nu niet passend bij het openbare park<br />
waaraan zij granzen. Tuinen en erfafscheidingen visueel goed afstemmen op de ligging<br />
ervan aan een openbaar park.<br />
97
3<br />
Straat en huisnummers: Burgemeester Caan van Necklaan 66-354 (even), Leidschendam-Voorburg<br />
Naam pand/complex: 135 etagewoningen, ‘premieplan’<br />
Gebouwtype: galerijflat<br />
Bouwsysteem/materialen: Muwi stapelmuren, Muwi vloeren en Muwi systeemtrappen<br />
Opdrachtgever: Muys en De Winter’s Beheermaatschappij NV<br />
Architect/ontwerper: Muijs en De Winter’s Bouw en aannemingsbedrijf NV, Rotterdam<br />
Jaar van ontwerp /bouw: 1960<br />
Gebruik na opl evering:<br />
Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />
op adres<br />
Veranderingen: 1999 vervangen gevelkozijnen; 2002 veranderen kleur garagedeuren; 2005 wijzigen<br />
van de gevel kozijnrenovatie<br />
Literatuur:<br />
Bijzonderheden: zie ook vrijstaande dagwinkel Burg Roeringlaan 1 (hoort bij dit complex)<br />
Waardestelling: Architectonische basiskwaliteit<br />
98
4<br />
Straat en huisnummers: Burgemeester Caan van Necklaan 412-690 (even), Leidschendam-Voorburg<br />
Naam pand/complex: 140 flatwoningen met bergingen, 20 garages en 2 scooterbergingen<br />
Gebouwtype: galerijflat<br />
Bouwsysteem/materialen: gevelklinkers, betonstapelblokken bouwmuren<br />
Opdrachtgever: Pensioenfonds Bedrijfschappen Voedselvoorziening, Den Haag<br />
Architect/ontwerper: arch. bureau ir. Jan. A. Lucas b.i. & ir. H.E. Niemeijer b.i., Voorburg/Rijswijk<br />
Jaar van ontwerp /bouw: 1960<br />
Gebruik na oplevering:<br />
Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />
op adres<br />
Veranderingen:<br />
Literatuur:<br />
Bijzonderheden:<br />
Waardestelling: Architectonische basiskwaliteit<br />
99
5<br />
Straat en huisnummers: Burgemeester Caan van Necklaan 181-339 (oneven), Leidschendam-Voorburg<br />
Naam pand/complex: 80 flatwoningen<br />
Gebouwtype: portiekflat<br />
Bouwsysteem/materialen: hardgrauw buitenmuren, natuurbims scheidingswanden<br />
Opdrachtgever: NV Makelaarskantoor Gemako, Den Haag<br />
Architect/ontwerper: arch. bureau Blankespoor en de Vries bna, Den Haag<br />
Jaar van ontwerp /bouw: 1961<br />
Gebruik na oplevering:<br />
Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />
op adres<br />
Veranderingen: 1981 veranderen gevelkozijnen woningen nrs 261-339<br />
Literatuur:<br />
Bijzonderheden: architectuur vertoont gelijkenissen met architectuur in Zeist, Kerkebosch, stedenbouwkundig<br />
ontwerp W. de Bruijn, met het betonraster in gevel als scherm tussen<br />
priveruimte woning/balkon en openbare groengebied. genoemde kleuren in aanvraag<br />
vergunning: gebroken wit, wit, wit, wit, grijs.<br />
<strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waarde: 2,5<br />
Architectuurhist. waarde: 2,5<br />
Ensemblewaarde: 3,5<br />
Gaafheid: 3,5<br />
Zeldzaamheid: 3<br />
Waardestelling: <strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waardevol (3)<br />
Aanbevelingen: De rastergevel die als een decor werkt voor het groen is een architectonische kernwaarde,<br />
dit karakter handhaven.<br />
100
101
6a<br />
Straat en huisnummers: Schout van Eijklaan 1-239 (oneven), Leidschendam-Voorburg<br />
Naam pand/complex: 120 flatwoningen, 18 en 21 garages<br />
Gebouwtype: portiekflat<br />
Bouwsysteem/materialen: B2-bouwmuurblokken<br />
Opdrachtgever: onbekend [mogelijk N.V. Bouwfonds Nederlandse <strong>Gemeente</strong>n, Den Haag]<br />
Architect/ontwerper: architect C.J. de Bruin, Rotterdam<br />
Jaar van ontwerp /bouw: 1961<br />
Gebruik na oplevering:<br />
Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />
op adres.<br />
Veranderingen: 1980 veranderen van 6 woningen Schout van Eijklaan 7, 13, 39, 55, 73, 101; 2000<br />
vernieuwen van de gevelkozijnen<br />
Literatuur:<br />
Bijzonderheden: Hoort bij 6b. In dit dossier zit tevens een niet uitgevoerd ontwerp van architect J.F.<br />
Groosman, Rotterdam in opdracht van N.V. Bouwfonds Nederlandse <strong>Gemeente</strong>n,<br />
Den Haag. Ontwerp nr 1-239 is idem aan Schout van Eijklaan 2-240.<br />
Beeldende kunst:<br />
<strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waarde: 2,5<br />
Architectuurhist. waarde: 2,5<br />
Ensemblewaarde: 4<br />
Gaafheid: 3,5<br />
Zeldzaamheid: 3,5<br />
Waardestelling: <strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waardevol (3,2)<br />
Aanbevelingen: Lichte kleurstelling en verfijnde architectuur en detaillering handhaven en waar mogelijk<br />
herstellen.<br />
102
103
6b<br />
Straat en huisnummers: Schout van Eijklaan 2-240 (even), Leidschendam-Voorburg<br />
Naam pand/complex: 56 woningen en 21 garages; 64 woningen en 24 garages (totaal 120 woningen en 45<br />
garages)<br />
Gebouwtype: portiekflat<br />
Bouwsysteem/materialen: B2-bouwmuurblokken<br />
Opdrachtgever: Fa. A. Brandwijk, Sliedrecht<br />
Architect/ontwerper: architect C.J. de Bruin, Rotterdam<br />
Jaar van ontwerp /bouw: 1961<br />
Gebruik na oplevering:<br />
Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />
op adres<br />
Veranderingen: 1997 veranderen gevelkozijnen nr 2-112, [aannemingsbedrijf Waaier, Leidschendam]<br />
Literatuur:<br />
Bijzonderheden: Hoort bij 6a. Ontwerp Schout van Eijklaan nr 1-239 is idem aan Schout van Eijklaan<br />
2-240.<br />
Beeldende kunst:<br />
<strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waarde: 2,5<br />
Architectuurhist. waarde: 2,5<br />
Ensemblewaarde: 4<br />
Gaafheid: 3 (gedeeltelijk gewijzigde balkons aan de Burgemeester Banninglaan)<br />
Zeldzaamheid: 3,5<br />
Waardestelling: <strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waardevol (3,2)<br />
Aanbevelingen: Lichte kleurstelling en verfijnde architectuur en detaillering handhaven en waar mogelijk<br />
herstellen.<br />
104
7<br />
Straat en huisnummers: Burgemeester Keijzerlaan 2-180 (even nummers), Leidschendam-Voorburg<br />
Naam pand/complex: 89 flatwoningen, 1 winkel<br />
Gebouwtype:<br />
Bouwsysteem/materialen: MUWI (betonnen systeemelementen)<br />
Opdrachtgever: NV Gemeenschappelijk eigendom, Den Haag<br />
Architect/ontwerper: arch. bureau Blankespoor en de Vries bna, Den Haag<br />
Jaar van ontwerp /bouw: 1962-1965<br />
Gebruik na oplevering:<br />
Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />
op adres<br />
Veranderingen: 1994 veranderen van een apotheek Burg. Keyzerlaan 2<br />
Literatuur:<br />
Bijzonderheden:<br />
<strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waarde: 2,5<br />
Architectuurhist. waarde: 2,5<br />
Ensemblewaarde: 3<br />
Gaafheid: 3,5<br />
Zeldzaamheid: 3<br />
Waardestelling: <strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waardevol (2,9)<br />
Aanbevelingen: Architectonische karakteristiek van licht lucht en ruimte handhaven<br />
105
8<br />
Straat en huisnummers: Burgemeester Keijzerlaan 1-241 (oneven), Burgemeester Sweenslaan 12-50 (even),<br />
Leidschendam-Voorburg<br />
Naam pand/complex: 120 flatwoningen, 15 galerijwoningen en 5 dagwinkels<br />
Gebouwtype:<br />
Bouwsysteem/materialen:<br />
Opdrachtgever: Nederlandse Bouw-Maatschappij, Zaandam NV, Den Haag<br />
Architect/ontwerper: arch. bureau Blankespoor en de Vries bna, Den Haag<br />
Jaar van ontwerp /bouw: 1960<br />
Gebruik na oplevering:<br />
Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />
op adres<br />
Veranderingen: 1989 aanpassen gevel gevelvullende houten puien naar ontwerp van PKP architecten<br />
Leidschendam; 2001 plaatsen van twee ketelhuizen op dak<br />
Literatuur:<br />
Bijzonderheden:<br />
Waardestelling: Architectonische basiskwaliteit<br />
106
9<br />
Straat en huisnummers: Burgemeester Sweenslaan 11-57 (oneven), Burg. van Duyvendijklaan 122, 124,<br />
Leidschendam-Voorburg<br />
Naam pand/complex: 8 winkels, 18 galerijwoningen en 9 garages<br />
Gebouwtype: galerijflat met winkels in plint, bij entreeplein van buurt<br />
Bouwsysteem/materialen:<br />
Opdrachtgever: Firma G.J. van den Elshout P. Zn, Leidschendam<br />
Architect/ontwerper: Ir. P.J.G. van Coolwijk b.i. Leidschendam<br />
Jaar van ontwerp /bouw: 1961-1962<br />
Gebruik na oplevering:<br />
Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />
op adres<br />
Veranderingen:<br />
Literatuur:<br />
Bijzonderheden:<br />
Beeldende kunst:<br />
Waardestelling: Architectonische basiskwaliteit<br />
107
InventarIsatIe en waarderIng — voorzIenIngen<br />
101<br />
Straat en huisnummers: Burgemeester Sweenslaan 5, 7, 9, Leidschendam-Voorburg<br />
Naam pand/complex: R.K. St. Jozef Opifexkerk<br />
Gebouwtype: R.K. kerkcomplex met oa kerk, pastorie, kosterwoning, doopkapel en lokalen<br />
Bouwsysteem/materialen:<br />
Opdrachtgever: R.K. Kerkbestuur St. Joseph Opifex, Leidschendam<br />
Architect/ontwerper: H.C. van de Leur, arch. Nijmegen<br />
Jaar van ontwerp /bouw: 1960-1962<br />
Gebruik na oplevering:<br />
Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />
op adres<br />
Veranderingen: 1987 veranderen kosterswoning, ontwerp door adviesburo G.E. de Jeu, Leidschendam<br />
Literatuur:<br />
Bijzonderheden: Interieur: de inrichting oa het ‘sacramentsaltaar’ is ook ontworpen door H.C. van de<br />
Leur, ontwerp mei 1962<br />
Beeldende kunst: — boven de ingang van woning Burg. Sweenslaan 9 is een relief aangebracht: titel:<br />
Driekoningen – afweerzegen’, kunstenaar: Wilhelmus Maria (Pim) van Moorsel, materiaal:<br />
betonrelief gepatineerd, tekstband in relief langs onderzijde: ‘19 * C * M * B * 63’,<br />
verwijzend naar het jaartal van plaatsing 1963<br />
— in kerk Burg. Sweenslaan 5: glas in lood<br />
<strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waarde: 4<br />
Architectuurhist. waarde: 4<br />
Ensemblewaarde: 4<br />
Gaafheid: 4<br />
Zeldzaamheid: 4<br />
Waardestelling: Beschermingswaardig<br />
Aanbevelingen: Zeer beeldbepalend gebouw van De Heuvel. Voor een dergelijk monumentaal gebouw<br />
is een passende ‘wijkoverstijgende’ functie vereist.<br />
108
109
110
102<br />
Straat en huisnummers: Dobbelaan 1, Leidschendam-Voorburg<br />
Naam pand/complex: voormalige R.K. kleuterschool, nu ‘Bridgehome’<br />
Gebouwtype: 3 klassige kleuterschool, onderwijsgebouw<br />
Bouwsysteem/materialen:<br />
Opdrachtgever: Stichting R.K. Schoolbestuur Leidschendam<br />
Architect/ontwerper: arch.buro J. en J.F. van Vliet hbo, Leidschendam<br />
Jaar van ontwerp /bouw: 1963-1966<br />
Gebruik na oplevering: in 1993 verbouwd tot bridgeclub<br />
Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />
op adres<br />
Veranderingen: in 1993 verbouwd in opdracht van bridgeclub, door architectenbureau F.M.E. Hendriks,<br />
Leiden<br />
Literatuur:<br />
Bijzonderheden:<br />
Waardestelling: Architectonische basiskwaliteit<br />
111
103<br />
Straat en huisnummers: Dobbelaan 2, Leidschendam-Voorburg<br />
Naam pand/complex: Kinderdagverblijf Piggelmee<br />
Gebouwtype: kinderopvang<br />
Bouwsysteem/materialen: betonsteen<br />
Opdrachtgever: <strong>Gemeente</strong>bestuur van Leidschendam<br />
Architect/ontwerper: architect A.A.J. Hogervorst (Medicom Zes ‘bouwer’)<br />
Jaar van ontwerp /bouw: 1990/1991<br />
Gebruik na oplevering:<br />
Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />
op adres<br />
Veranderingen:<br />
Literatuur:<br />
Bijzonderheden:<br />
Waardestelling: Valt buiten de periode van de waardestelling.<br />
112
104<br />
Straat en huisnummers: Dobbelaan 4, Leidschendam-Voorburg<br />
Naam pand/complex: voormalige RK Basisschool Elsbergschool, basisschool De Elzenheuvel, nu VMBO<br />
Dalton Leidschendam<br />
Gebouwtype: 6 klassige lagere school<br />
Bouwsysteem/materialen:<br />
Opdrachtgever: Stichting R.K. Schoolbestuur Leidschendam<br />
Architect/ontwerper: arch. bur. J. en J.F. van Vliet hbo Leidschendam<br />
Jaar van ontwerp /bouw: 1964-1965<br />
Gebruik na oplevering: VMBO locatie, Dalton Leidschendam (voortgezet onderwijs)<br />
Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />
op adres<br />
Veranderingen: 1979-1980 uitbreiding Elsbergschool met een zevende lokaal (d.m.v. deuren betrekken<br />
bij bestaande bouw), naar ontwerp van architectenburo Van Vliet<br />
Literatuur:<br />
Bijzonderheden: Ruime luifel bij entree aan Dobbelaan<br />
Beeldende kunst: Metaalplastiek aan de voorgevel, hangend aan de luifel bij de entree<br />
kunstenaar onbekend, Abstract kunstwerk, 1965<br />
<strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waarde: 2,5<br />
Architectuurhist. waarde: 2,5<br />
Ensemblewaarde: 4<br />
Gaafheid: 3<br />
Zeldzaamheid: 3<br />
Waardestelling: <strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waardevol (3)<br />
Aanbevelingen: Relatie vormopbouw, positie kunstwerk en stedenbouwkundige gerichtheid op<br />
het President Kennedyplein is bijzonder waardevol. Vormgeving is op een passende<br />
manier onnadrukkelijk aanwezig.<br />
113
114
105<br />
Straat en huisnummers: Burgemeester Roeringlaan 3, Leidschendam-Voorburg<br />
Naam pand/complex: Kleuterschool, peutercentrum, peuterspeelzaal Peuterhof<br />
Gebouwtype: 2 klassige kleuterschool<br />
Bouwsysteem/materialen:<br />
Opdrachtgever: Vereniging tot Prot. Chr. Onderwijs te Leidschendam<br />
Architect/ontwerper: arch. bur. de Ruyter, Leidschendam<br />
Jaar van ontwerp /bouw: 1965<br />
Gebruik na oplevering:<br />
Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />
op adres<br />
Veranderingen:<br />
Literatuur:<br />
Bijzonderheden: kleuterschool is gerealiseerd naast kerkgebouw Kruisheuvelkerk Burg. Roeringlaan 6.<br />
Beeldende kunst: In 1988 is bijgeplaatst een beeld op het schoolplein: titel: Ijsbeer, kunstenaar Marty<br />
Verharen, schenking aan gemeente, 1988. [Is beeld nog aanwezig?]<br />
<strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waarde: 3,5<br />
Architectuurhist. waarde: 2,5<br />
Ensemblewaarde: 3<br />
Gaafheid: 4<br />
Zeldzaamheid: 3,5<br />
Waardestelling: <strong>Cultuur</strong>historisch waardevol (3,3)<br />
Aanbevelingen: De architectuur van het gebouw, bestaande uit twee geschakelde huisjes, sluit<br />
voorbeeldig aan bij de pedagogische inzichten van die tijd en heeft zijn functie en<br />
geldigheid niet verloren. Het gebouw is nog bijzonder gaaf.<br />
115
106<br />
Straat en huisnummers: Burgemeester Roeringlaan 6, Leidschendam-Voorburg<br />
Naam pand/complex: Gereformeerde kerk, ‘Kruisheuvelkerk’<br />
Gebouwtype: zaalkerk met lokalen<br />
Bouwsysteem/materialen: baksteen gevelsteen, dak oorspronkelijk ‘geemailleerd plaatstaal’ , dakspanten, lichte<br />
houten kozijnen<br />
Opdrachtgever: Raad der Gereformeerde Kerk te Leidschendam<br />
Architect/ontwerper: J.H. van der Zee, hbo architect bna<br />
Jaar van ontwerp /bouw: 1961<br />
Gebruik na oplevering:<br />
Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />
op adres<br />
Veranderingen: 1987 veranderen kerk (oa invalidentoilet) adviesburo G.E. de Jeu, Leidschendam. De<br />
dakafdekking met zichtbare schuine dakvlakken oorspronkelijk uitgevoerd in ‘geemailleerd<br />
plaatstaal’ is veranderd in ander materiaal.<br />
Literatuur:<br />
Bijzonderheden: in aanvraag bouwvergunning worden lichte kleuren genoemd:<br />
Beeldende Kunst: in de kerk is een glas in lood raam.<br />
<strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waarde: 4<br />
Architectuurhist. waarde: 4<br />
Ensemblewaarde: 4<br />
Gaafheid: 4<br />
Zeldzaamheid: 4<br />
Waardestelling: Beschermingswaardig (4)<br />
Aanbevelingen: Voor De Heuvel een bijzonder beeldbepalend gebouw. Het expressieve gebouw<br />
vormt een boeiend contrast met de R.K. Sint Opifexkerk. Verankering in de situatie,<br />
waaronder de plaatsing direct in het water is bijzonder waardevol.<br />
116
117
107<br />
Straat en huisnummers: Dobbelaan 4a, Leidschendam-Voorburg<br />
Naam pand/complex: Standaard Gymnastieklokaal<br />
Gebouwtype: sportgebouw<br />
Bouwsysteem/materialen:<br />
Opdrachtgever: <strong>Gemeente</strong>bestuur van Leidschendam<br />
Architect/ontwerper: Koninklijke Nederlandsche Heidemaatschappij<br />
Jaar van ontwerp /bouw: 1966<br />
Gebruik na oplevering:<br />
Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />
op adres<br />
Veranderingen:<br />
Literatuur:<br />
Bijzonderheden: gymnastiekruimte naast schoolgebouw Dobbelaan 10<br />
Waardestelling: Architectonische basiskwaliteit<br />
Aanbevelingen: Degelijk voorbeeld van gestandaardiseerde gymzalenbouw<br />
118
108<br />
Straat en huisnummers: Dobbelaan 10, Leidschendam-Voorburg<br />
Naam pand/complex: Protestants Christelijke Basisschool<br />
Gebouwtype: 7 klassige school voor gewoon lager onderwijs<br />
Bouwsysteem/materialen: balken plafond, spouwmuur, betonnen vloer<br />
Opdrachtgever: Bestuur van de vereniging tot oprichting en instandhouding van een of meer scholen<br />
met de Bijbel<br />
Architect/ontwerper: architecten W. Swemle en J.H. Kranendonk, Den Haag<br />
Jaar van ontwerp /bouw: 1961-1963<br />
Gebruik na oplevering: in 2009 verbouwd tot kinderdagverblijf<br />
Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />
op adres<br />
Veranderingen: 1986 veranderen van school; 1998 uitbreiding met twee noodlokalen; 2009 veranderen<br />
van schoolgebouw tot kinderdagverblijf B4Kids naar ontwerp van bouwkundig<br />
Ontwerpbureau Herms Van den Berg te Leiden<br />
Literatuur:<br />
Bijzonderheden: Pr. Ch. schoolgebouw is naast Pr. Ch. kerkgebouw gerealiseerd.<br />
Beeldende kunst: aanduiding van verbijzondering van buitengevel/beeldende kunst in de gevel komt<br />
op ontwerptekeningen voor (uitgevoerd/aanwezig?)<br />
Waardestelling: Architectonische basiskwaliteit<br />
119
109<br />
Straat en huisnummers: Dobbelaan 9, Leidschendam-Voorburg<br />
Naam pand/complex: Openbare basisschool De Margriet<br />
Gebouwtype: Lagere school voor gewoon lager onderwijs<br />
Bouwsysteem/materialen: Nehobo-vloer, spouwmuur<br />
Opdrachtgever: <strong>Gemeente</strong>bestuur van Leidschendam<br />
Architect/ontwerper: Architect B. Buurman, M.P. Schutte, en G.H. Belaard, Leiden<br />
Jaar van ontwerp /bouw: 1961-1963<br />
Gebruik na oplevering:<br />
Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />
op adres<br />
Veranderingen: 1985 veranderen van de school; 1998 uitbreiding basisschool door ingenieursburo<br />
Van der Smit: aan de voormalige gangschool is een rij lokalen toegevoegd, zodat een<br />
middengang ontstaat<br />
Literatuur: Schutte, Bellaard, ‘Lagere school te Leidschendam’, in: Bouwkundig Weekblad, 11 april<br />
1967, nr 7, p. 107-109<br />
Bijzonderheden:<br />
Beeldende kunst: Naast de school staat op de openbare weg een wijksculptuur: titel: Driezijdige reliefbalk<br />
met lettermotief’, kunstenaar: Bernard Jan (Ben) Aalbers, materiaal: betonrelief,<br />
deels gekleurd, tekstband drie keer herhaald: ‘HEUVEL’, jaar van plaatsing: 1964: bijzonder<br />
omdat het refereert aan de bouw van de buurt De Heuvel. Het Heuvel-beeld<br />
is ook afgebeeld in het artikel over de school in Bouwkundig Weekblad, 1967, p. 107<br />
<strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waarde: 3,5<br />
Architectuurhist. waarde: 2,5<br />
Ensemblewaarde: 3,5<br />
Gaafheid: 2,5<br />
Zeldzaamheid: 2,5<br />
Waardestelling: <strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waardevol (2,9)<br />
Aanbevelingen: De samenhangende stedenbouwkundige ligging van de school aan het wandelpad<br />
met het Heuvel kunstwerk van Aalbers, en de gedifferentieerde klaslokalen maken<br />
het geheel tot een waardevol gebouw. Het herstellen van de oorspronkelijke detaillering<br />
en materialisering van het gebouw is een vereiste om het gebouw weer ten<br />
volle tot zijn recht te laten komen.<br />
120
110<br />
Straat en huisnummers: Burgemeester Sweenslaan 2, 4, Leidschendam-Voorburg<br />
Naam pand/complex: Kleuterschool De Bloemenheuvel<br />
Gebouwtype: tweeklassige kleuterschool<br />
Bouwsysteem/materialen: hardgrauw gevels en B2 blokken bouwmuren<br />
Opdrachtgever: <strong>Gemeente</strong>bestuur van Leidschendam<br />
Architect/ontwerper: architectenbureau G.A. de Ruyter, Leidschendam<br />
Jaar van ontwerp /bouw: 1963<br />
Gebruik na oplevering:<br />
Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />
op adres<br />
Veranderingen: 1983-1988 verbouwing kleuterschool tot verenigingsgebouw ontwerp gemeentewerken<br />
Leidschendam (uitvoering onduidelijk); 2000 uitbreiding kinderdagverblijf<br />
ontwerp Fugo Ingenieursburo<br />
Literatuur:<br />
Bijzonderheden:<br />
Waardestelling: Architectonische basiskwaliteit<br />
Aanbevelingen: Dakvorm behouden, deze vormt een mooi geheel met de Margrietschool.<br />
121
111<br />
Straat en huisnummers: Burgemeester Sweenslaan 6, Leidschendam-Voorburg<br />
Naam pand/complex: Buurtgebouw ‘t Heuvelhonk<br />
Gebouwtype: wijkgebouw<br />
Bouwsysteem/materialen:<br />
Opdrachtgever: <strong>Gemeente</strong>bestuur Leidschendam<br />
Architect/ontwerper: S. & W. Montfoort BV, te Montfoort<br />
Jaar van ontwerp /bouw: 1986<br />
Gebruik na oplevering:<br />
Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />
op adres<br />
Veranderingen: In 1986 oprichten van een buurtgebouw omdat het oude gebouw in 1985 door<br />
brand is verwoest: buurtgebouw ’t Heuvelhonk. Dat oude gebouw was in 1966 gebouwd<br />
als een bibliotheek in systeembouw<br />
Literatuur:<br />
Bijzonderheden:<br />
Beeldende kunst: in gevel Burg. Sweenslaan 6, naast entree wijkgebouw ’t Heuvelhonk: is een metaalplastiek,<br />
titel: ‘Fenix’, kunstenaar: Inge van den Nouweland, materiaal: staal en kunstglas,<br />
jaar van plaatsing: 1986<br />
Waardestelling: Valt buiten de periode van de waardestelling.<br />
122
112<br />
Straat en huisnummers: Burgemeester Roeringlaan 1, Leidschendam-Voorburg<br />
Naam pand/complex: 1 dagwinkel<br />
Gebouwtype:<br />
Bouwsysteem/materialen: gemetselde spouwmuren, stalen plafondbalken, aluminium etalagepuien<br />
Opdrachtgever: Muys en De Winter’s Beheermaatschappij NV<br />
Architect/ontwerper: Muijs en De Winter’s Bouw en aannemingsbedrijf NV, Rotterdam<br />
Jaar van ontwerp /bouw: 1960-1962<br />
Gebruik na oplevering:<br />
Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />
op adres<br />
Veranderingen:<br />
Literatuur:<br />
Bijzonderheden: onderdeel van dossier Burg. Caan van Necklaan 66-354<br />
Waardestelling: Architectonische basiskwaliteit<br />
Aanbevelingen: Poortwerking samen met het gebouw aan de overkant van de Burgemeester Roeringlaan<br />
(nr.113) moet behouden blijven.<br />
123
113<br />
Straat en huisnummers: Burgemeester Roeringlaan 4, Leidschendam-Voorburg<br />
Naam pand/complex: Bijkantoor Nutsspaarbank en winkel<br />
Gebouwtype: vrijstaand bedrijfsgebouw<br />
Bouwsysteem/materialen: spouwmuur, systeemvloer<br />
Opdrachtgever: Stichting Pensioenfonds Productschap Voedselvoorziening, Den Haag<br />
Architect/ontwerper: ir. Jan A. Lucas b.i., ir. H.E. Niemeijer b.i., Voorburg/Rijswijk<br />
Jaar van ontwerp /bouw: 1963-1966<br />
Gebruik na oplevering:<br />
Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />
op adres<br />
Veranderingen:<br />
Literatuur:<br />
Bijzonderheden: op kruising van Burg. Caan van Necklaan en Burg. Roeringlaan<br />
Waardestelling: Architectonische basiskwaliteit<br />
Aanbevelingen: Poortwerking samen met het gebouw aan de overkant van de Burgemeester<br />
Roeringlaan (nr.112) moet behouden blijven.<br />
124
114<br />
Straat en huisnummers: Burgemeester Sweenslaan 19, Leidschendam-Voorburg<br />
Naam pand/complex: winkel/kiosk, Meijer Biologisch Specialist<br />
Gebouwtype: winkel kiosk bij entree van buurt<br />
Bouwsysteem/materialen: staalskelet<br />
Opdrachtgever: Dover B.V., Den Haag<br />
Architect/ontwerper: Han Verburg, Ockenburg, Bureau voor architectuur, bouwkunde en advisering, Den<br />
Haag<br />
Jaar van ontwerp /bouw: 1999<br />
Gebruik na oplevering:<br />
Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />
op adres<br />
Veranderingen:<br />
Literatuur:<br />
Bijzonderheden:<br />
Beeldende kunst:<br />
Waardestelling: Valt buiten de periode van de waardestelling.<br />
125
5.3 CULtUURHiStoRiSCHE WAARDEStELLing KUnSt<br />
201 De Heuvel abstract verbeeld<br />
Straat en huisnummers: Dobbelaan zonder nummer (naast Dobbelaan nr 9), Leidschendam-Voorburg<br />
Naam pand/complex: Heuvelbeeld (naast Openbare Basisschool De Margriet)<br />
Gebouwtype: Beeldende kunst in de openbare ruimte, vrijstaand beeld<br />
Bouwsysteem/materialen: Beton, betonreliëf<br />
Opdrachtgever: [<strong>Gemeente</strong>bestuur van Leidschendam]<br />
Architect/ontwerper: Bernard Jan (Ben) Aalbers, beeldend kunstenaar (geb. 1916 Coevorden, woont en<br />
werkt in Voorburg/Den Haag))<br />
Jaar van ontwerp /bouw: 1964<br />
Gebruik na oplevering:<br />
Archief inventaris nrs.:<br />
Veranderingen:<br />
Literatuur: Schutte, Bellaard, ‘Lagere school te Leidschendam’, in: Bouwkundig Weekblad, 11 april<br />
1967, nr 7, p. 107 (gedateerde afbeelding van beeld bij school)<br />
Bijzonderheden: uniek, eenmalig monument, nog oorspronkelijk, opgericht naar aanleiding van de<br />
bouw van de buurt, op het monument is de naam van de buurt vermeld in betonreliefletters:<br />
Heuvel<br />
Beeldende kunst: Naast de Margrietschool staat op de openbare weg een wijksculptuur: titel: ‘Driezijdige<br />
reliëfbalk met lettermotief’, kunstenaar: Bernard Jan (Ben) Aalbers, materiaal:<br />
betonreliëf, deels gekleurd, tekstband drie keer herhaald: ‘HEUVEL’, jaar van plaatsing:<br />
1964: bijzonder omdat het refereert aan de bouw van de buurt De Heuvel. Het<br />
Heuvel-beeld is ook afgebeeld in het artikel over de school in Bouwkundig Weekblad,<br />
1967, p. 107. Zichtbaar is een andere (dan de huidige) bestrating eronder. Wel<br />
oorspronkelijk lijkt de witte schildering.<br />
<strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waarde: 5<br />
Ensemblewaarde: 4,5<br />
Gaafheid: 4,5<br />
Zeldzaamheid: 5<br />
Waardestelling: Beschermingswaardig (4,8)<br />
Aanbevelingen: Van grote cultuur<strong>historische</strong> waarde. Zeer bijzonder.<br />
126
127
202 IJsbeer<br />
Straat en huisnummers: Speelplaats van de voormalige tweeklassige kleuterschool Burgemeester<br />
Roeringlaan 3<br />
Naam pand/complex: IJsbeer<br />
Gebouwtype: Beeldende kunst in de openbare ruimte, vrijstaand beeld<br />
Bouwsysteem/materialen: Keramiek<br />
Opdrachtgever: Gift<br />
Architect/ontwerper: Marty Verharen, Den Haag, geboren in Apeldoorn<br />
Jaar van ontwerp /bouw: 1988<br />
Gebruik na oplevering:<br />
Archief inventaris nrs.:<br />
Veranderingen:<br />
Literatuur:<br />
Waardestelling: Valt buiten de periode van de waardestelling.<br />
128
203 Reclining Figures<br />
Straat en huisnummers: Twee beelden op de Burgemeester Sweenslaan, in de as van de Burgemeester<br />
Keijzerlaan en de Burgemeester Duyvendijklaan<br />
Naam pand/complex: Reclining Figures<br />
Gebouwtype: Beeldende kunst in de openbare ruimte, vrijstaand beeld<br />
Bouwsysteem/materialen: Keramiek<br />
Opdrachtgever: [<strong>Gemeente</strong>bestuur van Leidschendam]<br />
Architect/ontwerper: Bertha Johanna (Berry) Holslag (1947), Haagse kunstenares<br />
Jaar van ontwerp /bouw: 2001<br />
Gebruik na oplevering:<br />
Archief inventaris nrs.:<br />
Veranderingen:<br />
Literatuur:<br />
Waardestelling: Valt buiten de periode van de waardestelling.<br />
129
130<br />
5.4 CULtUURHiStoRiSCHE WAARDEStELLing ARCHEoLogiE<br />
1 Beschermde archeologische Rijksmonumenten<br />
2 Terreinen van hoge en zeer hoge archeologische waarde<br />
3 Historische kernen en bewoningsplaatsen<br />
4 Hoge verwachting voor de periode Neolithicum t/m Nieuwe<br />
tijd: Duinen<br />
5 Hoge verwachting voor de periode Neolithicum t/m Nieuwe<br />
tijd: Hollandveen op zand en rivierklei<br />
6 Lage archeologische verwachting: Hollandveen op klei<br />
7 Hoge archeologische verwachting: lintbebouwing 16e – 17e<br />
eeuw en locaties <strong>historische</strong> bebouwing<br />
8 Lage archeologische verwachting: klei, ontveent of afgraving<br />
9 (zee). Hoge archeologische verwachting: gezonken wrakken en<br />
strandingen (<strong>historische</strong> scheepvaartroutes en visserij) en<br />
verdronken nederzettingen
6. ruimtelijke kernwaarDen De Heuvel<br />
Vanuit de cultuur<strong>historische</strong> waardestelling zijn een aantal ruimtelijke kernwaarden<br />
geformuleerd. Deze kernwaarden zijn richtinggevend voor toekomstige plannen<br />
voor De Heuvel en het gesprek daarover.<br />
1 Stedenbouwkundige maatvoering zowel in het horizontale als in het verticale<br />
vlak aanhouden.<br />
2 De huidige plattegrond en doorsnede van De Heuvel, met middelhoogbouw<br />
aan de dubbele ring en laagbouw met bijzondere dakvormen in de hof behouden.<br />
3 Groen- en waterstructuur van de Heuvel in zijn geheel handhaven. Herinrichtingen<br />
van de openbare ruimte baseren op de ‘klare rechte hoek’.<br />
4 De (mogelijk nieuwe) functies in de hof ondersteunen de ‘verenigende’ kwaliteiten<br />
en het collectieve en stedelijk openbare karakter van de hofruimte.<br />
5 De bebouwing van de ring heeft platte daken.<br />
6 Bebouwing in de hof is laag en heeft een niet-platte dakvorm.<br />
7 De architectuur van de woongebouwen is ritmisch en werkt als een decor voor<br />
de hof- en straatruimte en het groen.<br />
8 De gevels zijn licht van kleur.<br />
9 De gevels verouderen op een mooie manier.<br />
10 De architectuur is transparant, heeft grote glasvlakken, straalt ‘licht, lucht en<br />
ruimte’ uit.<br />
11 De architectuur heeft een humane plastiek.<br />
12 Kunsttoepassing heeft affiniteit met de abstract ruimtelijke kwaliteiten van De<br />
Heuvel.<br />
Aanbeveling voor nader onderzoek<br />
Het doen van nader onderzoek naar de oorspronkelijke groenstructuur in relatie tot<br />
de huidige situatie. Het op basis hiervan bepalen waar herstel van de oorspronkelijke<br />
situatie wenselijk is.<br />
Het doen van nader onderzoek naar het oorspronkelijke kleurbeeld van De Heuvel.<br />
131
132
ijlagen<br />
1. beknopte bIografIe wIm de bruIjn (1904-1972)<br />
2. samenvattIng, Ir w. de bruIjn, ‘structuur en beeld In levens-<br />
ruImte en samenlevIng’<br />
3. bronnen bIj het onderzoek van de heuvel<br />
133
134
iJLAgE 1<br />
beknopte biografie Wim de bruijn (1904-1972)<br />
De vader van Wim voer in dienst van een stoomvaartmaatschappij tussen de eilanden<br />
van de Oost-Indische archipel. Hij was een vrijmetselaar en een stuk ouder dan<br />
de moeder van Wim. Na zijn dood in 1908 repatrieerden moeder en zoontje – hij<br />
was enig kind, geboren in 1904 te Soerabaja – naar Nederland en gingen ze in Den<br />
Haag wonen, waar zich veel familie bevond die beiden opvingen. Wim volgt een<br />
HBS opleiding aan het tot in Nederlands-Indië bekende Instituut Wullings (H.H.G.<br />
Wullings 1869-19<strong>36</strong>), een chique jongenskostschool, gevestigd sinds 1893 in het<br />
onder architectuur gebouwde Huize Beresteyn, gelegen op het oude landgoed<br />
Bebice te Voorschoten.<br />
Wim trouwde in 1928 met Cornelia Geertruida de Haan (geboren 22-2-1905, overleden<br />
enige maanden na Wim in 1972), een zus van een vriend op Beresteyn, die leed<br />
aan kinderverlamming. Het eerste kind, Hans, werd geboren in 1929. Hij werd antropoloog<br />
en overleed in 2009. Op de geboorte-akte van Hans stond als beroep van de<br />
vader ‘meubelmaker’. Wim runde in Twello een meubelfabriekje, maar het was geen<br />
commercieel succes. Wel ontwikkelde hij ruimtelijk en constructief inzicht.<br />
Na een jaar wis- en natuurkunde in Leiden te hebben gestudeerd, ging Wim in 1931<br />
met vrouw en kind in Delft wonen in een huurhuis waar veel studenten woonden.<br />
Hij ging er bouwkunde studeren aan de TH Delft en deed mee aan prijsvragen,<br />
o.a. van A et A. In 19<strong>36</strong> werd zijn inzending voor een ontwerp van een eenvoudig<br />
vakantiehuisje voor een intellectueel echtpaar met twee kinderen gepubliceerd. In<br />
1937, het jaar waarin hij afstudeerde, deed hij onder leiding van “ome Jo” Berghoef<br />
mee aan opmetingen in Zierikzee. Zijn belangrijkste leermeester was M.J. Granpré<br />
Molière die in 1924 benoemd was tot hoogleraar architectuur en stedenbouw. Het<br />
Rotterdamse bureau Granpré Molière en Verhagen had naam gemaakt met het ontwerp<br />
van tuinstad Vreewijk, het Uitbreidingsplan Linker Maasoever en het Kralingse<br />
Bos. In 1927 trad Granpré Molière toe tot de Rooms Katholieke kerk, waartoe Wim<br />
zich in het begin van de jaren veertig eveneens bekeerde.<br />
Na enkele jaren voor de gemeente Rotterdam te hebben gewerkt, krijgt Wim in<br />
1940 een baan bij de Provinciale Planologische Dienst Utrecht. Hij verhuisde naar<br />
de stad Utrecht, waar hij tot 1965 met zijn gezin en vanaf 1946 met zijn bureau<br />
op het adres Ramstraat 9 woonde en werkte. Hij krijgt in totaal vijf kinderen: Hans<br />
(1929-2009), Jan (1938), Anne Marie (1942), Mick (1946) en Madeleine (1948-1975).<br />
Zij groeiden op ‘tussen de tekenrollen’ en moesten hun slaapplaatsen op zolder<br />
verlaten voor de uitbreiding van het kantoor.<br />
De Bruijn was een hartstochtelijke automobilist die graag in moderne Amerikaanse<br />
auto’s reed. Hij liet de waarneming van de wegen en de ervaring van het rijden<br />
vastleggen door zijn vrouw, die tijdens ritten filmopnames maakte.<br />
In de ogen van zijn kinderen was Wim de Bruijn eigenlijk een theologisch filosoof.<br />
Hij was altijd aan het vertellen over de dingen die hij bedacht, wat er in zijn<br />
hoofd opkwam: “Je was zijn gehoor, van hoog tot laag.” Anderzijds was het steeds<br />
‘één verhaal’, maar wel een diepgaand verhaal, waarmee hij door het land trok om<br />
lezingen te geven. Zijn denkbeelden over wonen ontwikkelde hij in discussies met<br />
vooraanstaande Utrechtse psychologen van de zogenoemde Utrechtse School en<br />
filosofen en architecten van katholieke huize, die ook bij De Bruijn thuis kwamen.<br />
De belangrijkste psycholoog was de jonggestorven Utrechtenaar Hans Linschoten<br />
(1925-1964), die in 1957 werd benoemd tot opvolger van de fenomenoloog prof.<br />
135
1<strong>36</strong><br />
F.J.J. Buytendijk. De Bruijn was betrokken bij Linschotens onderzoek naar ‘kijken &<br />
taal’, dat o.a. culmineerde in zijn toonaangevende proefschrift ‘Struktuuranalyse der<br />
binoculären Tiefenwahrnehmung’. Onder de invloedrijke katholieke filosofen kon De<br />
Bruijn Frans Tellegen (1904-1985) en Chris Barendse (1906-1977) tot zijn vrienden rekenen.<br />
Beiden waren in de jaren dertig verkondigers van het neothomisme. Tellegen<br />
is de grondlegger van de Wijsgerige Kring Eindhoven, die in 1933 werd opgericht<br />
en nog steeds floreert. Hij werd hoogleraar in de wijsbegeerte aan de Technische<br />
Hogescholen in Delft en Eindhoven en publiceerde verhandelingen over ‘wonen<br />
als levensvraag’. Barendse was dominicaan en werd in 1930 priester. Hij redigeerde<br />
tot zijn dood het Tijdschrift voor Filosofie. In 1951 werd hij hoogleraar in de thomistische<br />
wijsbegeerte en sloeg nieuwe wegen in betreffende de verhouding tussen<br />
geloof en rede.<br />
Anderen waarmee De Bruijn intensief contact had waren o.a. Jan van Kampen (archivaris<br />
van Utrecht), C. van Poederoyen (architect) en Jan van der Laan (architect).<br />
Al vroeg had De Bruijn contacten met hoge ambtsdragers op regeringsniveau. In<br />
1940 werd hij de provinciale contactcommissaris voor Utrecht en werkte direct<br />
onder de Algemeen gemachtigde voor de Wederopbouw J.A. Ringers. Ook droeg hij<br />
bij aan het lijdzaam verzet van de architecten in de oorlogstijd, dat onder meer de<br />
vorm kreeg in de door de het genootschap Architectura et Amicitia vanaf 1941 georganiseerde<br />
Doornse Leergangen. De Bruijn gaf een lezing op de eerste leergang<br />
in 1941, die tot thema had ‘De kenmerken der Nederlandse bouwkunst’. De Bruijn<br />
typeert de architectuur treffend als ‘gesublimeerde utiliteitsbouw’.<br />
Direct na het eind van de oorlog stonden De Bruijns activiteiten in het teken van<br />
de Wederopbouw en de doorbraakgedachte. Zijn naam prijkt in het Bevrijdingsnummer<br />
van Vrij Nederland, 17 mei 1945, als ‘rubriekredacteur voor planologie e.d.’<br />
Hij werd vice-voorzitter van A et A. Het maandblad Forum zag het licht, waarmee<br />
dit genootschap een breed publiek wilde interesseren voor een pluriforme benadering<br />
van de architectuur. De Bruijn introduceerde in 1946 in dit blad het begrip<br />
‘sociale stedenbouw’: ‘Bouwen is het inrichten van de aarde als als menswaardige<br />
verblijfplaats’. Jaap Bakema haakte hierop in door in Forum te wijzen op de studie<br />
“De stad der toekomst – de toekomst der stad’, waarin de wijkgedachte uiteengezet<br />
wordt. Maar in datzelfde jaar verlegde hij zijn aandacht naar het Katholiek<br />
Bouwblad, waarvan hij een jaar hoofdredacteur werd en tot 1958 redacteur bleef.<br />
Zijn stedenbouwkundige werk kreeg serieuze vorm toen hij van rijkswege als stedenbouwkundig<br />
adviseur voor de wederopbouw en uitbreiding werd toegewezen<br />
aan Enschede. In deze eerste jaren na de oorlog werkte De Bruijn samen met baron<br />
Jan van Asbeck. Het wederopbouwplan vertoont een opvallende 72 meter brede<br />
boulevard van 800 meter lang en had twee autowegen met een brede middenberm<br />
en aan weerzijden een bedieningsweg. Het tracé loopt pal langs de oude<br />
binnenstad, op welk raakpunt een driehoekig plein is geprojecteerd. Het plan is in<br />
1961 volledig uitgevoerd.<br />
Ook in andere plaatsen werd De Bruijn aangetrokken als stedenbouwkundige.<br />
Samen met ir. G. Friedhoff kreeg hij in 1957 de opdracht tot herziening van het<br />
uitbreidingsplan van Zandvoort. Naast zijn langdurige werkzaamheden voor<br />
Leidschendam, werkte hij een even lange periode voor de gemeente Zeist. Hier<br />
realiseerde hij de omvangrijke plannen Kerckebosch en Vollenhove, die in veel<br />
opzichten vergelijkbaar zijn met De Heuvel en Prinsenhof. In 1970 stelde hij nog het<br />
Voorlopig structuurplan Zeist op.
In de jaren vijftig klom de jonge J. Vlaming binnen het bureau op tot mede-eigenaar.<br />
Hij was een harde en intelligente werker, die pas op latere leeftijd was gaan<br />
studeren. Door het hele land realiseert het bureau van W. de Bruijn en J. Vlaming<br />
een reeks kleinere woningbouwplannen, bijvoorbeeld de Jachtlaanbuurt in De Bilt,<br />
en kantoorgebouwen, zoals het Texpo-complex aan de Boulevard in Enschede.<br />
Vlaming was echter materialistisch ingesteld en tegen de tijd dat de planning van<br />
New Towns in Utrecht in beeld kwam zijn De Bruijn en Vlaming uit elkaar gegaan. In<br />
1965 is het echtpaar De Bruijn naar Voorburg verhuisd.<br />
De Bruijn heeft zitting gehad in een aantal belangrijke adviescommissies.<br />
Bij de de uitvoering van het Basisplan in Rotterdam werd de beoordeling van de<br />
derde dimensie overgelaten aan een daarvoor in het leven geroepen Werkcommisie.<br />
Voorzitter Van Traa selecteerde hiervoor zelf de leden: Fledderus, De Buijn, Van<br />
den Broek, Kraaijvanger, Merkelbach en Vegter.<br />
In 1947 benoemde de landelijke Katholieke Stichting voor behuizing van Bejaarden<br />
een bouwcommisie met de opdracht ‘te adviseren omtrent het bouwen van complexen<br />
woninkjes, die geheel op ‘t het gerief van ouden van dagen zijn ingesteld,<br />
met diverse centrale voorzieningen per complex en daarvoor tevens proto-typen te<br />
ontwerpen’. Het rapport, waaraan De Bruijn bijdroeg, verscheen in maart 1948. De<br />
Bruijn realiseerde in 1952 het Tehuis voor Ouden van Dagen in Vleuten, dat positief<br />
in de vakpers wordt beoordeeld.<br />
De zwaarste commissie waar De Bruijn voor is benoemd is de Planologische en Stedebouwkundige<br />
Adviescommissie IJsselmeerpolders, waar hij van 1958 tot 1966 in<br />
zat met de twee betrokken directeuren en de stedenbouwkundigen Scheffer en Van<br />
Eesteren. Van Eesteren kreeg in 1959 opdracht een ontwerp te maken voor Lelystad.<br />
Als zijn voorstellen in de commissie besproken werden, nam Van Embden zijn plaats<br />
in. Uiteindelijk keurde de commissie in 1964 Van Eesterens plan af. In 1966 werd de<br />
Stedebouwkundige commissie Lelystad ingesteld, waarin De Bruijn, Van Embden en<br />
Kuiper een actieve taak kregen. De werkcontacten met de Rijksdienst IJsselmeerpolders<br />
werden gedelegeerd aan De Bruijn. In 1969 werd het Structuurschema Lelystad<br />
gepresenteerd, dat op vele punten afweek van de plannen van Van Eesteren. In<br />
1971 beëindigden de leden hun werkzaamheden.<br />
De Bruijn stond bekend als een boeiend spreker en een geliefd docent. Vanaf het<br />
begin van de roemruchte Doornse Leergangen in 1941 startte een lange reeks<br />
lezingen die hij gaf voor vakgenoten en geïnteresseerden, tot in de jaren zestig op<br />
de Congressen in Bergeijk.<br />
Zijn publicaties betreffen redactionele bijdragen aan vakbladen als Forum en Katholiek<br />
Bouwblad, waarin hij polemiseerde met vakgenoten, bijvoorbeeld met prof. J.<br />
van den Broek over kerkenbouw en rationalisatie in de bouw. Een belangrijk praeadvies<br />
leverde De Bruijn voor het Congres over Sociale Samenhangen in Nieuwe<br />
Stadswijken, gehouden op 17 december 1955. (Zie voor een samenvatting Bijlage 3)<br />
Hierin ontvouwt hij zijn woonfilosofie, aan de vooravond van zijn belangrijke en omvangrijke<br />
stedenbouwkundige werk aan Leidschendam en Zeist in de jaren vijftig en<br />
zestig.<br />
Een volgend belangrijk werkterrein van De Bruijn is zijn jarenlange bijdragen aan<br />
het stedenbouwkundige onderwijs, die uiteindelijk culmineerden in zijn hoogleraarschap<br />
aan de TH Delft (1965-1972). In zijn inaugurele rede ‘Enkele gedachten over<br />
wonen’ zet De Bruijn nogmaals zijn evolutionaire woonfilosofie uiteen in aanwezigheid<br />
van zijn leermeester Granpré Molière en zijn vrienden Frans Tellegen en Chris<br />
137
138<br />
Barendse. J. Nicolai, die in1971 bij De Bruin promoveerde, herinnert zich hem als<br />
bijzonder ‘aardig en grenzeloos’.<br />
Over Wim de Bruijn is na zijn dood relatief weinig gepubliceerde en zijn bijzondere<br />
bijdragen aan de naoorlogse architectuur en stedenbouw zijn in de vergetelheid<br />
geraakt tot L. Tummers en J. Tummers-Zuurmond er in hun proefschrift ‘Het land in<br />
de stad’ in 1997 uitvoerig aandacht aan besteedden.<br />
bronnen<br />
Deze beknopte biografie is mede gebaseerd op interviews met de volgende personen:<br />
De kinderen van Wim de Bruijn: Jan, Anne Marie Veraart-de Bruijn, en Mick,<br />
24 februari 2012.<br />
Leo Tummers, wetenschappelijk medewerker leerstoel prof. W. de Bruin, 25 januari<br />
2012.<br />
Peter Jonquière, student-assistent leerstoel prof W. de Bruijn, 31 maart 12 april 2012.<br />
Frits Veltmeijer, lector stedebouwkunde, maart 2012.<br />
Dr. ir J. Nicolai, promovendus bij prof ir W. de Bruijn in 1971, 6 mei 2012.<br />
Utrechtse School<br />
J. Linschoten en J.H. van den Berg (red.), Persoon en wereld. Bijdragen tot de fenomenologische<br />
psychologie, Utrecht1953.<br />
J. Lintschoten, Strukturanalyse der binoculären Tiefenwahrnemung, Eine experimentelle<br />
Untersuchung, Groningen 1956.<br />
J. Linschoten, Idolen van de psycholoog, Utrecht 1964.<br />
W.J. Berkelaar, ‘Existentialisme in de Domstad. Het bezoek van Jean-Paul Sartre aan<br />
Utrecht in december 1946’, in: Maandblad Oud-Utrecht, jg. 68, juli/augustus 1994, p.<br />
76-83.<br />
Id., ‘L’Existentialisme à Utrecht. La visite de Jean-Paul Sartre à Utrecht en 1946’, in:<br />
Relief , jg. 1, nr. 1, 2007, 89-104.<br />
René van Hezewijk en Henderikus J. Stam, Psychology as an autonomous discipline:<br />
Johannes Linschoten’s dissertation; id, Idols of the psychologist: Johannes Linschoten<br />
and the demise of phenomenology in the Netherlands; id., The Psychologists<br />
Dilemma Game: The implicit vs the explicit is not a zero sum game. Zie: www.<br />
academia.edu<br />
Chris Barendse<br />
Biografisch Woordenboek van Nederland 1880-2000,<br />
http://www.historici.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata/bwn4/barendse.<br />
B.A.M. Barendse, F. Ph A. Tellegen e.a., Verdraagzaamheid, Amsterdam 1957.<br />
M. Monteiro, Gods Predikers, Dominikanen in Nederland (1795-2000), Hilversum<br />
2008.<br />
Doornse Leergangen/wijkgedachte<br />
Jeroen Schilt, Jouke van der Werf, Genootschap Architectura et Amicitia 1855-1990,<br />
Rotterdam 1992.<br />
F.F. Berghoef, Documentatie van landelijke bouwkunst, in: Bouwkundig Weekblad<br />
Architectura (1940) 153.
De kenmerken der Nederlandse bouwkunst. Zes voordrachten en een samenvatting,<br />
Uitgave van het Genootschap Architectura et Amicitia 1941.<br />
De architectuur, Vijf voordrachten en een samenvatting, Uitgave van het genootschap<br />
Architectura et Amicitia 1942.<br />
De techniek en de architectuur. Zeven voordrachten en twee samenvattingen, Uitgave<br />
van het Genootschap Architecture et Amicitia 1946.<br />
W. de Bruijn, ‘Het sociale element in het bouwen’, in: Forum (1946), 26.<br />
J. Bakema, ‘A et A, het sociale en een nieuw boek’, in: Forum (1946), 213-214.<br />
Ir A. Bos (red.), De stad der toekomst – de toekomst der stad, Rotterdam 1946.<br />
Koos Bosma en Cor Wagenaar (redactie), Een geruisloze doorbraak. De geschiedenis<br />
van architectuur en stedenbouw tijdens de bezetting en de wederopbouw van<br />
Nederland, Rotterdam 1995, blz. 95, 182.<br />
J.A.A. van Doorn, ‘Wijk en stad: reële integratiekaders?’, in: Nederlandse democratie.<br />
Historische en sociologische waarnemingen, Amsterdam 2009, blz. 90-116.<br />
Publicaties van en over De Bruijn<br />
In de database van de Stichting Bibliografieën en Oeuvrelijsten Architecten en<br />
Stedebouwkundigen (Bonas) zijn een circa honderd treffers te vinden op zijn naam.<br />
Vaak wordt de naam van De Bruijn ook als De Bruyn gespeld. Deze lijst is echter niet<br />
volledig. Hier twee voorbeelden van vroege vermeldingen die ontbreken.<br />
‘Juryrapport prijsvraag Vakantie en weekendhuisje aan de Vecht, uit bescheiden<br />
beurs te bouwen voor intellectueel Amsterdams echtpaar met twee zonen’, in:<br />
Bouwkundig Weekblad Architectura (19<strong>36</strong>), 521-525.<br />
‘Juryrapport Ontwerpstudie 13: Gedenkteken voor een oud-burgemeester van een<br />
provinciestadje, in: Bouwkundig Weekblad Architectura (1939), 332.<br />
Stedenbouwkundige Zandvoort i.s.m. G. Friedhoff, 1957-1962<br />
W.M.B. Bosman, Zandvoort in de jaren 1945-1965, Zandvoort 1965.<br />
Evert van der Hoeven, ‘De verloren droom, De wederopbouw van de badplaatsen’,<br />
in: Een geruisloze doorbraak, blz. 462-477.<br />
Badplaatsen. Monografie van de Stichting Bouw, October 1946, door Prof. W.E. Boerman,<br />
W. van Gelderen, Ir J.H van den Broek. Chr. A.C. Nell, Prof. Dr. Ir J.T.P Bijhouwer,<br />
A. de Vos en J.J. Eggericx.<br />
Wederopbouw van Rotterdam, lid werkcommissie ASRO o.l.v. C. van Traa, 1945-?<br />
Koos Bosma en Cor Wagenaar (redactie), Een geruisloze doorbraak. De geschiedenis<br />
van architectuur en stedenbouw tijdens de bezetting en de wederopbouw van<br />
Nederland, Rotterdam 1995, blz. 311.<br />
Wederopbouw- en Uitbreidingsplan Enschede, 1946-1949.<br />
Jouke van der Werf, ‘De wederopbouw van Enschede. Een nieuw stadsbeeld met<br />
traditionele middelen’, in: Koos Bosma / Cor Wagenaar (redactie), Een geruisloze<br />
doorbraak. De geschiedenis van architectuur en stedenbouw tijdens de bezetting en<br />
de wederopbouw van Nederland, Rotterdam 1995, blz. 456, 458-460, 462.<br />
Nieuw Enschede, (1946) I.<br />
W. de Bruyn, J.B. Baron van Asbeck, Toelichting bij het wederopbouwplan voor de<br />
gemeente Enschede (plan in hoofdzaken binnenstad), typoscript, Utrecht 1946, I.<br />
Semi-Statisch Archief Enschede (SAE), map 14714.<br />
J. van Dungen, ‘Enschede als woonstad’, in: De Bouwrevue, Tijdschrift voor bouwwereld<br />
en industrie. (1958), Enschede-nummer, 3-5.<br />
139
140<br />
S.J. van Embden, Structuurplan voor de gemeente Enschede. Grondslagen voor de<br />
stedenbouwkundige ontwikkeling, 1964. SAE, map 10262.<br />
J.J. Dekker (red.), Sociografie Enschede 1991. Een overzicht van historisch en actueel<br />
materiaal vanuit verschillende aspecten belicht, Enschede 1991.<br />
Planologische en Stedenbouwkundige Adviescommissie IJsselmeerpolders,<br />
1958-1971.<br />
Zef Hemel, Het landschap van de IJsselmeerpolders. Planning inrichting en vormgeving,<br />
Rotterdam 1993, blz. 252, 255, 274, 275, 282-288.<br />
S.J. van Embden, ‘Over vormgevers en vorgeving in de Nederlandse stedenbouw<br />
van de 20e eeuw’, in F. De Jong (red.) Stedebouw in Nederland: 50 jaar Bond van<br />
Nederlandse Stedebouwkundigen, Zutphen 1985.<br />
A.J. Geurts, Lelystad Stedebouwkundige ontwikkeling en vormgeving, Lelystad 1995,<br />
blz. 59-61, 91.<br />
Stedenbouwkunde en filosofie van het wonen en waarneming<br />
P. Dijkema, Innen und Aussen, Hilversum 1960.<br />
O.F. Bollnow, Mensch und Raum, Stuttgart 1963.<br />
F.Ph.A. Tellegen, Wonen als levensvraag, Amsterdam 1965.<br />
R.L. Gregory, Visuele waarneming. De psychologie van het zien, Amsterdam 1966.<br />
Ir W. de Bruijn, Enkele gedachten over wonen, Delft 1966.<br />
M.J. Granpré Molière, F.Ph.A. Tellegen e.a., Bouwen wonen leven, Amsterdam 1966.<br />
Johannes Nicolai, De visuele invloed van woonplaatsen op open ruimten, Delft<br />
1971.<br />
J.A. Kuiper, Visueel & dynamisch. De stedebouw van Granpé Molière & Verhagen,<br />
1915-1950, Delft 1991.<br />
L.J.M. Tummers en J.M. Tummers-Zuurmond, Het land in de stad. De stedebouw van<br />
de grote agglomeratie, Bussum 1997.<br />
Marinke Steenhuis, Stedenbouw in het landschap. Pieter Verhagen (1882-1950),<br />
Rotterdam 2007.
iJLAgE 2<br />
Samenvatting, ir W. de bruijn, Structuur en beeld in levensruimte en samenleving<br />
Deze bijlage bevat een ruime samenvatting van de bijdrage van Wim de Bruijn<br />
aan de publicatie Prae-adviezen voor het Congres over Sociale Samenhangen in<br />
Nieuwe Stadswijken. Dit congres vond plaats op 17 december 1955 te Amsterdam.<br />
Het was een activiteit van het in 1940 gestarte Instituut voor sociaal onderzoek van<br />
het Nederlandse volk ISONEVO. De publicatie bevat nog twee bijdragen die kritiek<br />
verwoorden op de gangbare wijkgedachte, namelijk van de juriste en voorvechtster<br />
van de vouwenrechten dr. F.T. Diemer-Lindeboom (Woning en wijk als waarden<br />
voor gezin en samenleving) en de socioloog drs. J.A.A. van Doorn (Wijk en stad:<br />
reële integratiekaders?).<br />
De Bruijn voltooide in 1955 een algemeen uitbreidingsplan voor Leidschendam en<br />
in 1957 het uitbreidingsplan Noord, waarvan De Heuvel een van de deelplannen is.<br />
De tekst van De Bruijn verschijnt op een cruciaal moment in zijn stedenbouwkundige<br />
loopbaan en geeft zijn gedachten weer die leidden tot de opmerkelijke opzet<br />
van het plan Noord.<br />
SAmEnVAtting<br />
Ir W. de Bruijn<br />
Structuur en beeld in levensruimte en samenleving<br />
De Bruijn begint met de constatering dat zich zowel in onze samenleving als in<br />
onze waarneming der dingen structurele wijzigingen voltrekken, ‘kortom in alles<br />
wat het wereldbeeld tot een “wereld”-beeld maakt’. Hij wil in dit prae-advies een<br />
poging wagen ‘een structuurbeeld op te bouwen, daarvan de veranderingen te<br />
bezien in hun oorzaken en van daaruit een mogelijk toekomstbeeld in skeletvorm’<br />
opbouwen.<br />
Vast uitgangspunt dat De Bruijn kiest is dat ‘de mens steeds bestaat in samenhang<br />
met andere mensen en met dode zowel als levende dingen’. Hij vraagt zich af ‘of en<br />
op welke wijze in het huis en de bewoonde wereld bovenbedoelde coëxistentie<br />
verschijnt’.<br />
Een woning is in de officiële statistieken ‘een perceel dat afgeperkt is, waarop en<br />
waarbinnen een gezin of familie zelfstandig kan huishouden’. Gelet op de vermoedelijk<br />
structurele verandering van de wereld, ‘ligt het voor de hand na te gaan of er<br />
niet een geheel ander begrip van wonen en woning groeiende is, dat wezenlijk van<br />
het vanouds gangbare afwijkt en zich baseert op andere fundamenten’. De Bruijn<br />
wil trachten ‘aan de hand van gegevens uit het verleden een structuurbeeld samen<br />
te stellen wat dienstig kan zijn bij het onderzoek waarnaar onze tijd tendeert’. Maar<br />
voor De Bruijn dat doet zet hij zijn uitgesproken filosofie over de mens, de anderen<br />
en de dingen uiteen.<br />
We spreken wel over de mens, de anderen en de dingen, doch dat betekent niet<br />
dat het geheel een loutere optelling zou zijn van “zijnden” en het bestaande niet<br />
één zou zijn. Alle onderscheidingen als gevolg van het individuele bestaan, kunnen<br />
volgens De Bruijn slechts begrepen worden binnen het bestaan van één enkelvoudige<br />
werkelijkheid.<br />
141
142<br />
Wanneer een ding gaat deelnemen aan de menselijke zijnswijzen, wanneer het dus<br />
wordt onteigend, verandert niet alleen het ding, maar evenzeer de mens. Zijn lichaam<br />
wordt “als het ware” met deze dingen vergroot, zij wordt de mens “eigen”. Het<br />
gaat dus om de mens, het ding en de “dominium-verhouding” van mens en ding.<br />
We voeden ons niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk in de omgang met de<br />
dingen, zowel door observatie als door bewerking, die in één proces hand in hand<br />
gaan. De zelfverwerkelijking van de mens behoeft objecten buiten hem, en wel als<br />
zodanig, ter inlijving en als domein.<br />
Het geheel der ingelijfde zaken kan verschillende vormen hebben, in de loop der<br />
tijden in verschillende culturele sferen. Maar we zien iets gemeenschappelijks in<br />
die verschillende complexen: ieder mens als individu ordent de hem eigen goederen<br />
tot een persoonlijk geheel. Daarbinnen bestaat hij, is hij ten volle mens, vrij en<br />
onbedreigd. Dit is zijn wereld, waarin alles voorkomt wat in de wereld bestaat, zoals<br />
in hem alles voorkomt wat tot het menszijn behoort. ‘Zulk een alomvattend geheel<br />
nu is het huis. Het ontrukken van de dingen aan de natuur is bouwen. Het bestaan<br />
in huis is wonen, huishouden.’<br />
Het huis ‘is verzamelplaats van de bezittingen’, die ‘deze mens iets te zeggen hebben’.<br />
Ze zijn bezield. ‘Ze hebben derhalve zowel een lichamelijke als een geestelijke<br />
waarde. Ze kunnen niet alleen geëxploiteerd worden, doch representeren ook de<br />
mens.’<br />
Bovenstaande is zo gezegd om de ‘definitie der statistici te belichten, wat nodig is<br />
wanneer men deze definitie wil gebruiken om te komen tot waardeoordelen’.<br />
Nu werpt De Bruijn een blik op het verleden, en wel op de laatste twintig eeuwen<br />
van West-Europa, ‘omdat ons deze geschiedenis het meest vertrouwd is’. Dit mag<br />
volgens hem omdat het er slechts om gaat ‘de <strong>historische</strong> feiten en mogelijk te<br />
schetsen structuur’ te gebruiken ‘als een illustratie van een gedachtewereld’.<br />
Het oerbeeld waarop onze West-Europese wooncultuur is gefundeerd, is de persoon<br />
met zijn grond, met zijn voortbrengers, nakomelingen en echtgeno(o)te en<br />
de zich daarop bevindende goederen, ‘souverein zonder betrekkingen tot anderen,<br />
bestaande temidden van de natuurlijke wildernis’. De mens is vrij binnen zijn domein,<br />
‘waarbuiten hij niet ten volle mens kan zijn’. In dit oerbeeld behoort “de ander”<br />
‘geheel tot de wildernis, waarmede geen relatie is’. De feitelijke relatie is dat zij ‘een<br />
plaats ten opzichte van elkaar innemen in geografische zin’. Het oerbeeld kent deze<br />
coëxistentie niet, ondanks het feit dat ze reëel is: ‘het eerste conflict in een overigens<br />
harmonische structuur’, een zuivere object-object verhouding, die ‘de kiem van de<br />
subject-subject relatie’ in zich draagt.<br />
Oervormen voor het aangaan van een relatie zijn de ruil en de gastvrijheid. De<br />
‘ongelijkheid van de ruilobjecten zijn aanleiding tot de ontwikkeling van functionele<br />
aanvulling op elkanders bestaan’, ‘als complement op het eigen tekort’. Verdere ontwikkeling<br />
leidt ‘tot een gemeenschap waarbinnen door enkelen speciale functies<br />
worden verricht’, wiens overschot complementair is aan een markt. Het geld doet<br />
zijn intrede, de eerste steen voor een georganiseerde maatschappij. De specialist<br />
(kooplieden, ambachtslieden) kiest zijn domein niet toevallig, maar ten opzichte van<br />
andere domeinen. Dit leidt tot ‘samenbundeling op nagenoeg dezelfde plaats’: de<br />
middeleeuwse stad ontstaat. ‘Heel duidelijk zien wij in onze middeleeuwse steden<br />
met hun gilden, specialisten van dezelfde soort zich binnen het geheel der stad,<br />
zowel geografisch als sociaal verenigen, zodoende de organen vormend voor het<br />
hele land.’<br />
Wordt de stadsbevolking te groot ten opzichte van de boeren, dan worden ‘vreemde<br />
markten ontsloten en het kolonialisme met de wereldzeevaart doet zijn intrede’.
‘Vanaf de zeventiende eeuw ongeveer zien wij bedrijven groeien in onze steden<br />
waarin tientallen verschillende ambachten tot samenwerking worden gebracht, o.a<br />
de lakenindustrie.’ ‘De gilden verdwijnen en de industrie komt op.’ ‘De industrie is een<br />
maatschappelijk verschijnsel, die in de tijd samenvalt met de groei van natuurwetenschap<br />
en techniek.’ De industrie kwam niet in handen van de stedelingen als ambachtslieden,<br />
die loonslaven werden, maar het bedrijf werd domein van een heer.<br />
Pas als de nieuwe structuur is geconsolideerd worden oude patronen afgeschaft en<br />
een nieuwe maatschappelijke formule uitgesproken.<br />
Tegelijk worden de steden gedenatureerd. De samenlevingscentra der stedelingen<br />
hergroeperen zich om de bedrijven in en om de stad (forensendom, pendelen).<br />
‘Bedrijven blijven zich oriënteren op hun markten, die dank zij de koloniale periode<br />
thans de gehele wereld omvatten.’<br />
Bij de woning in de oorspronkelijke steden verminderde de omvang van het perceel,<br />
‘bij ontstentenis van agrarische productie. Daarentegen ontwikkelde zich het<br />
front van het domein. De gevel is dat deel van het huis dat zich wendt tot de ander,<br />
aan de openbare weg is gelegen en de situatie tot stand brengt met degenen op<br />
wie zijn maatschappelijk bestaan is georiënteerd en van wie hij grotendeels afhankelijk<br />
is.’ ‘Zoals het geld uitgroeide tot het bankwezen met zijn uitgebreide techniek,<br />
zo groeide de openbare ruimte tot gestructureerd domein van de gemeenschap.’<br />
De Bruijn vindt de openbare ruimte een uiterst belangrijke creatie, ‘omdat in de<br />
uitbouw en structuur van dit element iets belangrijks is aan te wijzen. De openbare<br />
ruimte wordt de gemeenschappelijke ruimte bij uitstek ‘en niet te vergeten de polder,<br />
de markten enz.’<br />
Ten tijde van de gilden, verenigingen van gelijken, is de gemeenschappelijke ruimte<br />
een domein van gelijken. Als de stedelingen eigen organisaties in het leven roepen<br />
groeien de steden uit tot stadstaten ‘met overeenkomstige domeinen. Deze zijn<br />
eerst met recht openbare wegen en pleinen te noemen.’ De stad bestaat niet meer<br />
in afhankelijkheid van het omringende platteland, ‘doch heeft haar markten aan zich<br />
ondergeschikt gemaakt.’ ‘De boerenstand raakt in diskrediet en de slavernij wordt<br />
ingevoerd in de koloniën, geheel overeenkomstig de situatie waarin de bedrijven<br />
kwamen te staan tegenover de arbeider, de concurrent enz.’<br />
De Bruijn maakt een sprong naar een kenschets van de ontwikkeling in de eerste<br />
helft van de twintigste eeuw. ‘Het bedrijf als maatschappijvorm is geconsolideerd,<br />
d.w.z. gespecialiseerde beroepen voor ieder, organisch t.o.v. elkander uitgeoefend<br />
binnen een geheel, producerend voor de wereldmarkt. Vrije beroepskeuze. De mens<br />
vindt een plaats in welk bedrijf dan ook, uitsluitend op grond van gespecialiseerd<br />
kunnen. De oorspronkelijke zelfgenoegzame heer en boer is verdwenen, ook hij is<br />
als specialist ingepast in een maatschappelijke orde van bedrijven. De ambachtsman<br />
en stedeling, d.w.z. de op de boeren georiënteerden, zijn verdwenen. Er zijn<br />
geen steden meer in oorspronkelijk zin, evenmin als er gilden mogelijk zijn. De<br />
loonslaaf waarmee de industrie begon, is verdwenen en heeft plaatsgemaakt voor<br />
de geïntegreerde burger. ... Er is geen enkele activiteit meer die wij alleen tot stand<br />
kunnen brengen.’<br />
‘Het spreekt vanzelf dat het patroon der samenleving en dat van ieder individu nog<br />
steeds voor een groot deel onaangepast voortbestaan in de onbruikbare vormen<br />
van vroeger.’ ... ‘Enkel en alleen omdat wij het oude en vertrouwde wereldbeeld uit<br />
vervlogen dagen, het oude patroon nog niet kunnen vervangen door een nieuw,<br />
weerstreven wij de maatschappelijke ontwikkelingen met gevolg dat wij zelf de<br />
143
144<br />
dupe worden van ons gebrek aan werkelijkheidszin en aan genie om het nieuwe<br />
patroon uit te vinden.’<br />
‘Het antwoord dat onze tijd geeft op de vraag naar een nieuw patroon is niet duidelijk.<br />
Wel kan gewezen worden op enkele losse pogingen om een structureel aangepast<br />
patroon te stellen. Op het gebied van de stedenbouw en de volkshuisvesting<br />
in onze cultuurkring is de z.g. wijkgedachte er een.’ Is hier sprake van een werkelijke<br />
vernieuwing, vraagt De Bruijn zich af.<br />
Naar zijn mening is ‘de moderne woonwijk gebaseerd op de gedachte dat een<br />
voldoende aantal woningen bijeen moet worden gebracht om een optimaal aantal<br />
voorzienende organen binnen de wijk te verkrijgen. Dat wil dus zeggen, dat de<br />
onderlinge afstand zo gering moet zijn, dat het geheel overzichtelijk blijft en de<br />
woningen bedienbaar blijven, dat voorts bedienende organen aanwezig zijn ten<br />
behoeve van het huiselijk leven, dat een gestructureerd openbaar wegennet aanwezig<br />
is waarop de elementen georiënteerd kunnen worden en dat tenslotte een<br />
zeker aantal maatschappelijke instellingen als buurthuis, scholen, medische posten<br />
en clubs (recreatie en sport) in het hele bestel zijn opgenomen, alles ter wille van de<br />
groei ener gezonde gemeenschap.’<br />
De Bruijns kritiek op de moderne woonwijk luidt: ‘Beziet men zulk een woonwijk<br />
vanuit de ontwikkelde gedachtengang, dan blijkt dat nog al te veel gesteund wordt<br />
op oude vergane structuren. De keuze van elementen die organisch tot de wijk<br />
behoren berust nog grotendeels op de middeleeuwse toestand. Primair beschouwt<br />
men immers de woningen als het platteland, dat bediend wordt vanuit de aloude<br />
stad. Scholen en clubactiviteiten, wezenlijk nieuwe elementen van de moderne<br />
maatschappij, ziet met evenals de bedrijven bijna nimmer op overtuigende wijze<br />
in de wijk opgenomen. Het is dan ook de vraag in hoeverre deze inpasbaar zijn.’ De<br />
Bruijn is geneigd deze inpasbaarheid te ontkennen en ‘wil pleiten voor het verlaten<br />
van de middeleeuwse idee van woningen met bedieningsorganen. De wijkgedachte<br />
hinkt op twee uitgangspunten. Enerzijds ‘een wijkcentrum gezien als een<br />
middeleeuwse stad, en anderzijds het invoeren van samenleving- en samenwerkingselementen<br />
als het verenigingsleven, het bedrijf, de medische voorziening, het<br />
onderwijs e.d.’<br />
‘De laatste elementen zijn van deze tijd en derhalve zullen we moeten stellen op<br />
welke wijze deze elementen ten opzichte van het wonen moeten verschijnen. We<br />
moeten daarbij bedenken dat het hier gaat om elementen van samenleven der<br />
individuele personen en niet om voorzieningen van het gezin en de woning.’ ...<br />
‘Ziet men deze elementen zo, dan blijkt nog geen enkel verband met gezin en<br />
woning, en blijft de groepering van deze elementen nog zaak op zichzelf.’ Er is, naar<br />
de mening van De Bruijn, ‘geen aanwijzing aanwezig om een relateren van deze<br />
elementen ten opzichte van de woningen dwingend te stellen.’<br />
Om deze kwestie op te lossen neemt De Bruijn de woning en het gezin onder de<br />
loep. ‘Met de ontwikkeling van de steden is het open dorpsgezin van de plattelander<br />
geworden tot het gesloten gezin van de open stadsgemeenschap. We zijn<br />
daarom geneigd in de moderne wijk die uit de stad gegroeid is het gesloten gezin<br />
als uitgangspunt te kiezen.’ De Bruijn weet niet of dit wel juist is, maar wijst erop<br />
dat het wonen in zo grote mate afhankelijk is geworden van gemeenschappelijke<br />
voorzieningen (woongebouw, riolering, aanvoer van gas, water elektriciteit, radio telefoon,<br />
was, voedingsmiddelen, warmte) dat verondersteld mag worden dat wonen
ook een collectieve aangelegenheid gaat worden. ‘Is de zuivere woongemeenschap<br />
als gemeenschappelijke levensuiting niet onontkoombaar aan het groeien? Zo ja,<br />
dan behoeft dit nog niet de ondergang van het gezin te betekenen. ... Deze angst is<br />
begrijpelijk doch ongegrond.’ De Bruijn wijst op de aloude vormen van buurschap,<br />
die het gezin uit zijn isolement hebben verlost binnen het dorp en hij vraagt zich<br />
hardop af ‘of een dergelijke ontsluiting van het gangbare stadsgezin niet een zegen<br />
zou kunnen zijn.’<br />
‘Wanneer de tendens naar het collectieve wonen in het woongebouw of een andere<br />
vorm van buurschap zou blijken door te zetten, dan betekent dit dat in de wijk<br />
alle voorzienende elementen moeten verdwijnen aangezien ze in de buurschap<br />
zijn opgenomen en rest ons dus na te gaan welke de wijkverbinding zal zijn, indien<br />
blijkt dat deze werkelijk reden van bestaan heeft.’ De Bruijn doelt op de relatie tussen<br />
de bedrijfs- en andere elementen waarbinnen de persoon los van het gezin een<br />
deel van zijn levensontplooiing kan vinden.<br />
Op dit punt van zijn betoog introduceert De Bruijn een nieuw element. Het hedendaagse<br />
begrip van domein kan een onverwacht licht werpen op deze materie. ‘Door<br />
het wegvallen van het exclusief gelokaliseerde domein is het onze weer overal, echter<br />
niet ten alle tijde. Typisch voor onze tijd is dat alle dingen overal tot ons domein<br />
behoren op het ogenblijk dat wij ze exploiteren en er onszelf mee zijn, geheel zoals<br />
bij de jager, echter met dien verstande dat ze eerst ons domein zijn krachtens ons<br />
deelhebben aan de geordende gemeenschap.’<br />
Dit geldt ook voor onroerend goed: dat kan ons domein zijn ‘voorzover wij participeren<br />
aan samenlevingsvormen die dit goed op dit ogenblik te onzer beschikking<br />
stelt, hetzij als verblijfplaats hetzij als middel tot arbeid en andere levensactiviteit.<br />
Kortom, onze tijd heeft het begrip “domicilie” definitief omgezet in “plaats voor tijdelijk<br />
(zelfs langdurig) verblijf”.’ ...<br />
‘Neemt men nu deze mobiel geworden wereld als realiteit van het ogenblik dan<br />
blijkt dat niet slechts 12% van het aardoppervlak bewoonde wereld is, doch dat het<br />
gehele oppervlak daartoe behoort en dat de wijze van bewonen een geheel ander<br />
is geworden, met name een krachtens participatie aan de georganiseerde samenleving,<br />
verblijfhouden op een plaats voor kortere of langere tijd. ... Voor degenen die<br />
terugschrikken voor een dergelijk geheel gesocialiseerd wereldbeeld zij opgemerkt<br />
... dat dit eerst deze sociale orde effectueert. Hoe sociaal ook, de persoonlijke ontplooiing<br />
ligt steeds daaraan ten grondslag en is daarvan de vrucht, omwille waarvan<br />
deze orde bestaat.’<br />
‘In deze overgangssituatie bedenke men dat vasthouden aan versleten patronen de<br />
ontwikkeling van de gemeenschap en van de persoon belemmeren. Zo zijn bijvoorbeeld<br />
de stad en de nationale staat zulke belemmeringen. Binnen het kader van de<br />
werkelijkheden zoeke men dus naar die vormen die geschikt zijn deze werkelijkheden<br />
te dragen.’<br />
De moderne wijk is, naar de mening van De Bruijn, ‘niet de vorm die ons naar een<br />
gezonde toekomst kan leiden, daarvoor is zij in wezen te middeleeuws.’<br />
Een waarschuwing aan het adres van de onderzoekers, die de materie voor het stedenbouwkundige<br />
werk leveren, is op zijn plaats. Zij gaan in de ogen van De Bruijn te<br />
simplistisch te werk, uitgaande van bestaande categorale statistische gegevens. De<br />
keuze der categorieën, zonodig het ontwerpen van nieuwe, is ‘de eigenlijke materie<br />
145
146<br />
die zou moeten worden onderzocht, ... op grond van visie op de zich ontwikkelende<br />
werkelijkheid’.<br />
‘Zoals de stedebouwkundige ontwerper voor een deel vertaler is van de survey zijner<br />
onderzoekers, zo is de onderzoeker deels ontwerper van de toekomstige structuur.’<br />
... ‘In de huidige situatie kan de stedebouwkundige slechts gissen, hij vraagt<br />
naar een sociale survey die hem steunen kan en hem vooral nieuwe wegen opent.’<br />
Terugkomend op het toekomstige stedenbouwkundige beeld komt De Bruijn tot<br />
de volgende schetsmatige opzet.<br />
‘De individuele persoon vindt zijn levensontplooiing niet meer uitsluitend binnen<br />
gezin en domein. Zijn thuis is overal waar zijn maatschappelijke bindingen hem<br />
heenvoeren. Zijn woning is de plaats waar hij verblijft qua gezinslid en niet meer. De<br />
maatschappij kan eerst mobiel zijn wanneer zijn leden door bundeling van complementaire<br />
levensfuncties georganiseerd zijn. Daardoor ook is een ieder die deelheeft<br />
aan de samenleving overal thuis waar het samenleven hem brengt.’<br />
‘Voor een stedebouwkundig beeld, dat op het bovenstaande gegeven berust, is<br />
derhalve primair de aanwezigheid van een georganiseerd stelsel van openbare<br />
ruimten, waarop verschillende domeinen van organisaties, van bedrijfsleven, onderwijs<br />
enz. georiënteerd zijn. Een van deze organisaties kan dan de buurschap zijn,<br />
die de gezamenlijke groep van gezinnen in zich houdt met de hen toekomende<br />
apparatuur voor het gezinsleven.’ De Bruijn ziet deze apparatuur in beginsel als een<br />
uitgebreid hotel.<br />
‘De openbare stelsels krijgen een dubbele taak. Ten eerste verenigen zij het geheel<br />
tot één eenheid, en ten tweede maken zij de binding mogelijk van de verschillende<br />
soorten gemeenschappen onderling.’ Deze laatste functie kan tot het openbare behoren<br />
maar ook binnen de sfeer van het gemeenschappelijke liggen. Woonwezen,<br />
schoolwezen en volksgezondheid vergen gemeenschappelijke actie. Het transportwezen,<br />
dat het samenleven in groot verband betreft, kan rechtstreeks betrokken<br />
worden op het openbare stelsel.<br />
Een onderzoek waarbij de categorieën op bovenstaande beginselen zijn gekozen,<br />
zou vermoedelijk tot een geheel ander beeld leiden dan de gebruikelijke moderne<br />
stadwijk vertoont.<br />
‘Tevens zou zo’n onderzoek terdege rekening moeten houden met de economische<br />
ontwikkelingen. Vat men bijvoorbeeld een buurschap op als hotel, dan zou dienen<br />
te worden nagegaan binnen welke economische mogelijkheden men zou kunnen<br />
komen tot units, zoals dit bijvoorbeeld in de grootindustrie gebeurt. Wanneer men<br />
daarbij in het oog zou houden het te verwachten aantal voertuigen, dat onmiddellijk<br />
betrokken is bij het woonoord en deszelfs onderdelen, dan zou daaruit reeds<br />
alleen, een geheel nieuw stedebouwkundig beeld ontstaan.’<br />
Erkennen wij de nieuwe werkelijkheid, ‘dan zal blijken dat een passende nieuwe<br />
vorm onmiddellijk verwerkelijkt dient te worden, d.w.z. dat wij onszelf innerlijk<br />
moeten herzien in ons beeld van de beschaving die wij tot stand brachten en<br />
onderhouden. Dat nieuwe beeld is het dat de stedebouwkundige tesamen met de<br />
onderzoeker naar de werkelijke feiten en structuren zal moeten scheppen om die<br />
nieuwe werkelijkheid een lichaam te verschaffen dat haar gezonde levenskansen<br />
biedt en ons in staat stelt daarin te bestaan en gelukkig te zijn.’
iJLAgE 3<br />
bronnen bij het onderzoek van De Heuvel<br />
IntervIews<br />
Guido Bennebroek, 27 maart 2012<br />
Paul van Deurzen, 24 februari 2012<br />
Toine van Wieringen, 26 januari 2012<br />
nota’s en rapporten<br />
J.L. Haverda, Uitbreidingsplan Leidschendam, Nota’s en bijlagen, Utrecht 1957<br />
(meerdere versies die van elkaar verschillen: 1957-1959, in: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg<br />
(GLV), Archief DIV, dossier ‘Uitbreidingsplan Noord’):<br />
Nota 1: Ontwikkeling van de Haagse Agglomeratie<br />
Nota 2: Toestand van de woningvoorraad in de gemeente<br />
Nota 3: De woningdifferentiatie in Leidschendam-Noord<br />
Nota 4: De noodzakelijke voorzieningen (scholen) in de buurt<br />
Nota 5: Buurtrecreatieterreinen<br />
Nota 6: Voorzieningen voor religieus, sociaal en cultureel leven<br />
Nota 7: Buurtverzorgende winkels en bedrijven<br />
Nota 7a: Structurele opzet van de buurten De Heuvel en Prinsenhof<br />
Nota 8: Amstelwijk, het centrum van de toekomstige gemeente<br />
Nota 9: Het sociale karakter van Leidschendam-Noord.<br />
J.L. Haverda, Sociologisch rapport voor de gemeente Leidschendam, Utrecht 1968<br />
(<strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief DIV, dossier ‘Bestuurs- en secretariearchief<br />
1938-1990’).<br />
M. van Rijn, Historie Prinsenhof Hoogbouw te Leidschendam, Leidschendam-Voorburg<br />
2003.<br />
Archol, T. Hamburg, Neolithische bewoningsresten te Leidschendam, Begeleiding,<br />
Inventariserend Veldonderzoek (IVO) en Opgraving (DO) Leidschendam Prinsenhof,<br />
Leiden 2005.<br />
<strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Bestemmingsplan Prinsenhof 2011, vastgesteld<br />
door de raad 13 september 2011.<br />
<strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Buitengewoon groen. Groenstructuurplan<br />
<strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, conceptversie 2011.<br />
geraadpleegde archIeven<br />
Archief <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Afdeling DIV, Secretariearchief, dossiers<br />
Uitbreidingsplannen (afgekort: GLV DIV).<br />
Archief <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Panddossiers Bouw- en Woningtoezicht<br />
(afgekort: GLV Panddossiers).<br />
Archief <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, <strong>Gemeente</strong>archief (afgekort: GLV gemeentearchief<br />
).<br />
Beeldbank<br />
Bibliotheek<br />
147
148<br />
geraadpleegde lIteratuur<br />
Algemene publicaties over de Haagse regio, Leidschendam en de wederopbouw<br />
Zanstra, Giesen en Sijmons (e.a.), Bouwen van woning tot stad, Amsterdam 1946.<br />
A. Bos e.a., De stad der toekomst, de toekomst der stad, Rotterdam 1946.<br />
W.F. Geyl, ‘De opbloei van de wijkgedachte’, in: Bouw, 13 april 1946, p. <strong>36</strong>5-371.<br />
H. Brouwer Schut, Veur, een dynamische woon- en werkplek, Leidschendam 1987.<br />
P. Persoon, J.D. de Kort, ‘Woningbouw in een gesaneerd centrum en vele uitbreidingsplannen’,<br />
in: F.H.Chr.M. Daams, J.D. de Kort (red.), Over, door en om de Leytsche<br />
Dam. Geschiedenis van een gouden gemeente, Leidschendam 1988, p. <strong>36</strong>5-380.<br />
Hebly Theunissen architecten, Bouwen in de stad. Stedebouwkundige en architectonische<br />
aspecten van de stadsvernieuwing in Den Haag, Den Haag 1989.<br />
K. Bosma, C. Wagenaar (red.), Een geruisloze doorbraak. De geschiedenis van architectuur<br />
en stedenbouw tijdens de bezetting en de wederopbouw van Nederland,<br />
Rotterdam 1995.<br />
L. van Meijel, De naoorlogse wijk in historisch perspectief, de praktijk, Den Haag<br />
2001.<br />
H. Brouwer Schut, Van landelijk Stompwijk naar Leidschendam, 2003.<br />
A. Blom, B. Janssen, M. van der Heiden, De typologie van de vroeg-naoorlogse woonwijken,<br />
Zeist 2004.<br />
Cees Boekraad en Arjan Hebly, Bouwen in de wederopbouwstad, Delft 2004.<br />
P. P. Witsen, ‘Wrikken zonder slopen. Leidschendam Prinsenhof’, in: Stadscahiers,<br />
2008-2009, p. 26-33.<br />
R. van Norel, M. Lameris, Parels van baksteen. Monumenten van Leidschendam-<br />
Voorburg, Hollandsche Rading 2008.<br />
A. Blom en J. van Geest, ‘Nagele, modern dorp in de Noordoostpolder’, in: Vitruvius<br />
nr. 14, januari 2011, p. 34-38.<br />
RCE (Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed), Kiezen voor karakter, Amersfoort 2011.<br />
Risselada e.a., Atlas van het Hollandse bouwblok, Bussum 2002.<br />
teksten van wIm de bruIjn<br />
Red., ‘Lezing cyclus over Stedebouw’, in: Forum, 1946, nr 9, p. 266.<br />
W. de Bruyn, ‘Rationele woningbouw? Openbare brief aan prof. ir. J.H. van den Broek’,<br />
in: Katholiek Bouwblad, 1948-1949, nr 10, p. 109-111 (antwoord Van den Broek op<br />
pag 222-225).<br />
W. de Bruyn, ‘Het openbare gebouw in onze Nederlandse samenleving’, in: Katholiek<br />
Bouwblad, 1951-1952, nr 16, p. 241-243.<br />
W. de Bruyn, ‘Standaardisatie-problemen in de woningbouw’, in: Bouw, 1953, nr 8, p.<br />
142.<br />
W. de Bruyn, ‘Structuur en beeld in levensruimte en samenleving’, in: A. van Doorn<br />
(e.a.), Prae-adviezen voor het congres over sociale samenhangen in nieuwe stadswijken,<br />
gehouden op 17 december 1955 te Amsterdam, Amsterdam Instituut voor<br />
sociaal onderzoek van het Nederlandse volk, 1955.<br />
W. de Bruyn, ‘Flatbouw: voor en tegen’, in: Bouw, 1958, nr 42, p. 1090.<br />
W. de Bruyn, ‘Het vraagstuk van de ruimtelijke ordening’, in: Bouw, 1966, nr 28, p.<br />
1098-1099.<br />
W. de Bruyn, Enkele gedachten over wonen, inaugurale rede TH Delft, 2 februari<br />
1966.
teksten over en projectpresentatIes van w.j. de bruIjn<br />
Red., ‘Huisvesting van bejaarden’, in: Bouw, 1952, nr 17, p. 318<br />
J.H. van den Broek (red.), ‘Vleuten, Tehuis voor bejaarden, ir. W. de Bruijn’, in: J.H. van<br />
den Broek (red.), Na-oorlogse bouwkunst in Nederland, Amsterdam 1956, p. 144.<br />
Red., ‘Volkshuisvesting in Zeist, Gorinchem en ’s-Gravenhage’, in: Publieke Werken,<br />
1960, jrg 28, november, p. 137-147.<br />
S.J. van Embden, ‘In memoriam Prof. Ir. W. de Bruyn’, in: Stedebouw en Volkshuisvesting,<br />
1972, jrg 53, vol 10, p. 529-530.<br />
F. de Jong, ‘Zeist, Kerckebosch 1958. Leidschendam De Heuvel 1959’, in: F. de Jong<br />
(red.), Stedebouw in Nederland, Vijftig jaar BNS, Zutphen 1985, p. 269, 280.<br />
N. de Boer, D. Lambert, Woonwijken, Nederlandse stedebouw 1945-1985, Rotterdam<br />
1987, p. 67-68 (Kerckebosch).<br />
Zef Hemel, Het landschap van de IJsselmeerpolders, Rotterdam 1994, p. 252 vv.<br />
L.J.M. Tummers, J.M. Tummers-Zuurmond, Het land in de stad. De stedebouw van de<br />
grote agglomeratie, Bussum 1997, p. 87-93.<br />
W. Willems Floet, E. Gramsbergen, ‘Kerckebosch’, in: Zakboek voor de woonomgeving,<br />
Rotterdam 2001, p. 352-358.<br />
teksten over kerken In de heuvel<br />
F.P. van Stam, 75 jaar Gereformeerde kerk te Leidschendam 1909-1984, Leidschendam<br />
1984.<br />
F.H.Chr.M. Daams, J.D. de Kort, Over, door en om de Leytsche Dam. Geschiedenis van<br />
een gouden gemeente, Leidschendam 1988, p. 313-314.<br />
teksten over wInkelcentrum leIdsenhage<br />
E.F. Groosman, ‘Winkelcentrum te Leidschendam’, in: Bouw, 1966, nr 18, p. 681.<br />
E.F. Groosman, ‘Winkelcentrum te Leidschendam architecten Groosman Partners te<br />
Rotterdam’, in: Bouw, 1973, nr 35, p. 1037-1038.<br />
H. Hellinga (e.a.), Ernest Groosman. Bouwer met grenzeloze ambities, Rotterdam<br />
2001, p. 60-66.<br />
teksten over scholen In leIdschendam de heuvel/prInsenhof:<br />
J.F. van Vliet, ‘Set-systeemscholen’, in: Bouw, 1966, nr 14, p. 496-498.<br />
J.F. van Vliet, ‘Scholenbouw te Leidschendam in het Set-systeem’, in: Bouwwereld, 17<br />
maart 1967, nr 6, p. 678-687.<br />
M.P. Schutte, G.H. Bellaard, ‘Lagere school te Leidschendam’, in: Bouwkundig Weekblad,<br />
1967, nr 7, p. 107.<br />
E. Cuperus, ‘Optimaal kenniseiland. Brede school De Waterlelie in Leidschendam<br />
door VVKH architecten’, in: de Architect, oktober 2007, p. 110-113.<br />
D. Broekhuizen, ‘Brede school De Waterlelie Leidschendam-Voorburg’, in: D. Bergvelt<br />
(red,), Aap, noot, mis. De basis van de Brede school, Amsterdam Architectuur Lokaal<br />
2008, p. 163-166.<br />
149
150<br />
teksten over woongebouwen In leIdschendam:<br />
C.J. de Bruin, ‘Flatgebouwen te Leidschendam’, in: Bouw, 1966, nr 14, p. 498.<br />
L.J. Cusell, J. Cusell, A.H. Willems, ‘Flatwoningen te Leidschendam’, in: Bouw, 1967, nr<br />
18, p. 670.<br />
E. Moederscheim, ‘”De Dillenburgh Leidschendam”, Heren 5 architecten’, in: de Architect,<br />
Maart 2011, p. 26-29.<br />
teksten over beeldende kunst:<br />
E. Speekenbrink, R. van Wijngaarden, Monumenten en beelden in Leidschendam,<br />
<strong>Gemeente</strong> Leidschendam, 1992.<br />
teksten over sIjtwende:<br />
W. de Jonge, Archeologische Werkgroep Voorburg, Op weg naar Sijtwende. De<br />
geschiedenis en archeologie van een veranderend landschap en zijn bewoners,<br />
Voorburg 2001.
151
152<br />
WooRD VAn DAnK<br />
Tijdens het opstellen van dit advies hebben we veel hulp<br />
gekregen van de gemeente Leidschendam-Voorburg:<br />
Opdracht en begeleiding:<br />
Marcelle van Haersma Buma, Pim Felix<br />
Documentaire informatievoorziening:<br />
Jan Gijben<br />
Bouw en Woningtoezicht:<br />
Siets Keuvelaar, Michael Bink<br />
Archief:<br />
Idsard Bosman<br />
Landschap:<br />
Toine van Wieringen<br />
Bodemdeskundige:<br />
Martin van Rijn<br />
DPC:<br />
Mark Otsen<br />
Voor de biografie van W. De Bruijn zijn we dank verschuldigd<br />
aan de volgende personen waarmee gesprekken zijn<br />
gevoerd:<br />
Jan de Bruijn, Anne Marie Veraart-De Bruijn, Mick de Bruijn,<br />
Louis Banning,<br />
Leo Tummers, Peter Jonquière, Frits Veltmeijer en Johannes<br />
Nicolai<br />
CoLofon<br />
© Alle tekst en beelden:<br />
<strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg<br />
Hebly Theunissen architecten Delft,<br />
Arjan Hebly, Guy Speelman, Roy Gorissen<br />
Cees Boekraad<br />
Dolf Broekhuizen architectuurhistoricus Rotterdam<br />
Foto omslag<br />
De Heuvel gezien vanaf het ziekenhuis Antoniushove, 1971<br />
Fotografie 2012<br />
Cees Boekraad en Arjan Hebly
153