18.09.2013 Views

Cultuur historische waardering (PDF 36 Mb) - Gemeente ...

Cultuur historische waardering (PDF 36 Mb) - Gemeente ...

Cultuur historische waardering (PDF 36 Mb) - Gemeente ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

De Heuvel - leiDscHenDam<br />

een magnifieke Hof<br />

<strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> analyse en <strong>waardering</strong><br />

Opdrachtgever:<br />

<strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg<br />

Uitgevoerd door:<br />

Hebly-Theunissen architecten, Arjan Hebly<br />

i.s.m. Cees Boekraad<br />

Dolf Broekhuizen architectuurhistoricus<br />

Delft, juni 2012<br />

1


inHouD<br />

1. InleIdIng en conclusIe 5<br />

2. de naoorlogse archItectuur en stedenbouw In leIdschendam In<br />

natIonale context 9<br />

2.1 Een radicaal alternatief 9<br />

2.2 Vooroorlogse uitbreidingsplannen in Leidschendam 15<br />

2.3 De ontwerpers, bestuurders en werkgroep 20<br />

2.4 Plangeschiedenis en bouw van De Heuvel 24<br />

2.5 Naoorlogse uitbreidingsplannen en deelgebieden 31<br />

2.6 Latere ontwikkelingen en herstructurering 32<br />

3. de heuvel - stedenbouw 35<br />

3.1 Gegevens De Heuvel 35<br />

3.2 Ligging in de stad en begrenzing 35<br />

3.3 Programmatische en ruimtelijke typologie 37<br />

3.4 Verkaveling en typologie woningbouw 38<br />

3.5 Voorzieningen als afspiegeling van de verzuiling 42<br />

3.6 Openbare ruimte, groenaanleg en waterstructuur 44<br />

3.7 Herstructurering en visies 49<br />

4. de heuvel – archItectuur en beeldende kunst 51<br />

4.1 Gegevens van de architectuur en beeldende kunst 51<br />

4.2 Karakteristiek van de architectuur 51<br />

4.3 Beeldende kunst 64<br />

4.4 Renovatie en nieuwbouw 65<br />

5. waarderIng: stedenbouw, gebouwen, kunst en archeologIe 67<br />

Inleiding 67<br />

5.1 <strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waardestelling stedenbouw 69<br />

5.2 <strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waardestelling gebouwen 91<br />

5.3 <strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waardestelling kunst 126<br />

5.4 <strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waardestelling archeologie 130<br />

6. ruImtelIjke kernwaarden de heuvel 131<br />

bIjlagen 133<br />

1. Beknopte biografie Wim de Bruijn (1904-1972) 135<br />

2. Samenvatting, Ir W. de Bruijn, ‘Structuur en beeld in levensruimte en samenleving’ 141<br />

3. Bronnen bij het onderzoek van De Heuvel 147<br />

3


1. inleiDing en conclusie<br />

Aanleiding en opdracht<br />

Een uniek ‘Grand Project’, dat is de reeks uitbreidingsplannen die het gemeentebestuur<br />

van Leidschendam in de naoorlogse jaren liet opstellen. Hoofdbestanddeel<br />

van de uitbreidingsvisie was een nieuwe woonwijk in het noordwesten van de<br />

toenmalige gemeente, een wijk waarin twee ongekende buurten met een glasheldere<br />

vorm de ruggengraat vormen. De beide ‘grands ensembles’ De Heuvel en<br />

Prinsenhof zijn gebouwd in de vorm van een hof. De loepzuivere realisatie en de<br />

grote schaal van beide carré-vormige hoven binnen het uitbreidingsplan Leidschendam-Noord<br />

uit 1959, zijn in Nederland ongeëvenaard. Voor het ontwerp gaf<br />

de toenmalige burgemeester Banning opdracht aan de Utrechtse stedenbouwkundige<br />

en architect Wim de Bruijn. De burgemeester was de drijvende kracht achter<br />

de voortvarende uitvoering. De Bruijn liet zich voor de uitwerking van onderdelen<br />

bijstaan door een team van adviseurs. Een uitvoerig advies werd opgesteld door de<br />

socioloog J.L. Haverda in 1957. Deze Utrechtse socioloog verrichtte een diepgaand<br />

onderzoek naar de gewenste wijkopbouw.<br />

Erkenning voor zijn ‘magnum opus’ in Leidschendam spreekt ook uit De Bruijns benoeming<br />

in 1965 tot hoogleraar stedenbouwkunde aan de Technische Hogeschool<br />

in Delft.<br />

Zowel De Heuvel als Prinsenhof zijn in het huidige stadsbeeld nog evidente ruimtelijke<br />

ensembles. Sinds ongeveer 2000 is Prinsenhof voor een groot deel gerenoveerd,<br />

voor zover mogelijk met respect voor de stedenbouwkundige structuur en<br />

ruimtelijke vorm van het geheel. In De Heuvel is sinds de realisatie in de jaren zestig<br />

voornamelijk regulier onderhoud gepleegd. Hier is niet alleen de stedenbouwkundige<br />

structuur nog grotendeels intact, ook de architectuur en inrichting van de<br />

openbare ruimte zijn nog overwegend oorspronkelijk. Vanwege de opzet, uitvoering<br />

en de huidige staat is De Heuvel te beschouwen als een magnifieke hof. Om<br />

de cultuur<strong>historische</strong> waarden te benoemen heeft de gemeente Leidschendam-<br />

Voorburg begin 2012 een cultuur<strong>historische</strong> analyse en <strong>waardering</strong> op laten stellen.<br />

Deze opdracht vloeit mede voort uit de nieuwe Visie erfgoed en ruimte, Kiezen voor<br />

karakter (2011) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. In die visie kregen in<br />

de categorie naoorlogse woonwijken De Heuvel samen met Prinsenhof het predikaat<br />

‘van nationale betekenis’ (RCE, 2011, pag 85).<br />

Uitvoering<br />

Opdracht voor het onderzoek naar De Heuvel is verstrekt aan het bureau Hebly<br />

Theunissen architecten in Delft. Het onderzoek is uitgevoerd door Arjan Hebly (architect),<br />

in samenwerking met de externe onderzoekers Dolf Broekhuizen (architectuurhistoricus)<br />

en Cees Boekraad (bouwkundig onderzoeker). Vanuit de gemeente<br />

is het onderzoek begeleid door Marcelle van Haersma Buma (cultuurhistorie) en Pim<br />

Felix (stedenbouw).<br />

Werkwijze<br />

De onderzoeksperiode beslaat de periode 1940-1970. In kort bestek wordt aandacht<br />

geschonken aan de wijzigingen van de wijk na realisering. Het onderzoek is verricht<br />

op basis van veldwerk, archiefonderzoek en literatuuronderzoek. Het archiefonderzoek<br />

betrof de archieven van de gemeente Leidschendam-Voorburg. Dossiers over<br />

diverse uitbreidingsplannen zijn onderzocht in het archief van de afdeling Documentaire<br />

Informatie Voorziening (DIV) van de gemeente Leidschendam-Voorburg.<br />

5


6<br />

Bij Bouw- en Woningtoezicht van de gemeente zijn de dossiers op pandniveau op<br />

adres geraadpleegd. In het gemeentearchief is relevante literatuur geraadpleegd.<br />

Daarnaast is in het Nederlands Architectuurinstituut (NAi) in Rotterdam aanvullend<br />

literatuuronderzoek uitgevoerd.<br />

Leeswijzer<br />

De inleiding (hoofdstuk 1) bevat de aanleiding van dit onderzoek en een verantwoording<br />

van de werkwijze. Hoofdstuk 1 sluit af met de conclusies voor wat betreft<br />

de cultuur<strong>historische</strong> <strong>waardering</strong> van De Heuvel. Hoofdstuk 2 beschrijft woonbuurt<br />

De Heuvel vanuit meerdere invalshoeken: de locale en nationale context, de betrokken<br />

ontwerpers en bestuurders en de planvorming voor de andere buurten in de<br />

naoorlogse periode. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving en analyse van de stedenbouwkundige<br />

kenmerken van De Heuvel. Het daaropvolgende hoofdstuk (hoofdstuk<br />

4) zoemt in op de afzonderlijke gebouwen en beeldende kunst. In hoofdstuk<br />

5 wordt de cultuur<strong>historische</strong> <strong>waardering</strong> van De Heuvel geformuleerd, zowel voor<br />

stedenbouw en gebouwen als kunst en archeologie. In hoofdstuk 6 tenslotte staat<br />

een opsomming van twaalf belangrijke ruimtelijke kernwaarden.<br />

In de Bijlagen staan de geraadpleegde bronnen, een beknopte biografie van Wim<br />

de Bruijn en een samenvatting van een sleuteltekst van zijn hand uit 1955.<br />

Conclusie<br />

In 1953 kondigt burgemeester Banning af dat er in het noordwestelijke deel van<br />

Leidschendam 25.000 mensen zullen worden gehuisvest, waardoor het inwoneraantal<br />

bijna zal verdrievoudigen. In 1959 presenteert Banning vol trots het voortvarende<br />

uitbreidingsplan Noord. De opvallendste onderdelen van dit plan zijn twee<br />

immense woonhoven, De Heuvel en Prinsenhof, die hun gelijke in die periode niet<br />

hadden. Het ontwerp van deze hoven van de stedenbouwkundige Wim de Bruijn<br />

is radicaal en consistent, geeft een antwoord op een aantal urgente vragen van<br />

woningnood en planning van toentertijd en spreekt tot op de dag van vandaag<br />

tot de verbeelding vanwege zijn doordachte en uitgesproken visie. Door de hof<br />

wordt ontegenzeggelijk een gemeenschap gevormd. De bewoners van de hoven<br />

maken niet alleen deel uit van de eigen buurt, maar zijn tegelijkertijd aangetakt aan<br />

een netwerk dat de wijde wereld beslaat. Dit bereikt De Bruijn door de integrale<br />

verwerking van moderne fenomenen als toenemende mobiliteit, sociologische en<br />

psychologische inzichten en door het benutten van de voordelen van een gestandaardiseerde<br />

woningproductie.<br />

De wijk De Heuvel is een uniek ensemble in de context van de naoorlogse architectuur<br />

en stedenbouw in Nederland. De wijk is in zijn huidige staat bovendien nog<br />

bijzonder gaaf. Deze gaafheid geldt zowel ten aanzien van de stedenbouwkundige<br />

opbouw, de inrichting van de openbare ruimte, de groenaanleg als de architectuur.<br />

Bijzonder aan De Heuvel is bovendien dat In het ontwerp een aantal levensbeschouwelijke<br />

uitgangspunten van de stedenbouwkundig ontwerper Wim de<br />

Bruijn zijn te herkennen. Deze levensbeschouwing bestaat kort samengevat uit een<br />

persoonlijk mengsel van moderne psychologische en fenomenologische inzichten<br />

en denkwijzen die stoelen op het in katholieke kringen gangbare neothomisme.<br />

<strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waardestelling De Heuvel<br />

De <strong>waardering</strong> van De Heuvel is opgedeeld in drieën: stedenbouw, gebouwen en<br />

kunst. Op een kaart zijn de archeologische waarden aangegeven. Ten slotte zijn er<br />

vanuit de cultuur<strong>historische</strong> analyse een aantal ruimtelijke kernwaarden geformuleerd.


De <strong>waardering</strong> van de stedenbouw en architectuur is gebaseerd op schouw ter<br />

plekke aangevuld met inventariserend archiefonderzoek en literatuuronderzoek en<br />

in nauw overleg met verschillende betrokkenen, waaronder de betrokken ambtenaren<br />

van de gemeente, de welstandcommissie, en vertegenwoordigers van de<br />

Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed bepaald. In de <strong>waardering</strong> van de architectuur<br />

tellen de volgende wegingsfactoren mee: cultuur<strong>historische</strong> waarde, architectonische<br />

waarde, ensemblewaarde, gaafheid en zeldzaamheid.<br />

Waardering stedenbouw<br />

De Heuvel kan vanuit de cultuur<strong>historische</strong> analyse in zijn geheel worden aangemerkt<br />

als een sterk samenhangende wijk met een beschermingswaardige status.<br />

In de Heuvel zijn een tiental hoge cultuur<strong>historische</strong> waarden te onderscheiden:<br />

1 De hoofdopzet heeft de helderheid van een kristal.<br />

2 Er is een hoge ruimtelijke kwaliteit bereikt door de samenhang tussen plattegrond<br />

en doorsnede.<br />

3 De buitenranden zijn royale stedelijke parkways.<br />

4 De entrees vertonen allure.<br />

5 De kloeke woongebouwen liggen aan luisterrijke lanen.<br />

6 De Schout van Eijklaan straalt een subtiele schoonheid uit.<br />

7 De magnifieke hof is tegelijk overzichtelijk en afwisselend door het middenplein,<br />

omringende boomgroepen en grasvelden, waterpartijen en verstrooid liggende<br />

expressieve lage voorzieningengebouwen.<br />

8 Eén wandelpad ‘with a view’ springt er uit vanwege zijn omlijsting door bomen<br />

en zichtas op de R.K. Kerk.<br />

9 Om het centrale plein liggen aan de vier zijden rijen bomen en verlaagde ‘verstilde’<br />

terrassen aan het water, die wederom samen een carré vormen.<br />

10 De Heuvel is een goed doordachte en overtuigende verbeelding van een idealistisch<br />

wereldbeeld, dat tevens de consequenties van de moderne tijd ten volle<br />

erkent.<br />

Waardering gebouwen<br />

In De Heuvel staan éénendertig gebouwen waarvan het overgrote deel, achtentwintig,<br />

stamt uit de tijd van het ontstaan van de wijk. De architectuur van deze<br />

gebouwen is over het algemeen nog goed intact.<br />

In De Heuvel hebben vier wooncomplexen (2, 5, 6, 7) en drie voorzieningengebouwen<br />

de status ‘cultuurhistorisch waardevol’. De twee kerken (101, 106) hebben de<br />

hoogste <strong>waardering</strong>sstatus ‘beschermingswaardig’. De overige gebouwen hebben<br />

een architectonische basiskwaliteit.<br />

Waardering beeldende kunst<br />

Op een aantal plaatsen bevinden zich in De Heuvel kunstwerken. Deze zijn veelal<br />

onderdeel van een gebouw en zijn niet in de waardestelling van de vrijstaande<br />

kunstwerken opgenomen, maar bij de waardestelling van het betreffende gebouw.<br />

Eén kunstwerk (201) springt eruit, het uit 1964 stammende vrijstaande betonnen<br />

Heuvel kunstwerk van de kunstenaar Ben Aalbers (1916-2004). Dit speciaal voor de<br />

wijk gemaakte object heeft een hoge cultuur<strong>historische</strong> waarde en heeft derhalve<br />

de beschermingswaardige status.<br />

Waardering Archeologie<br />

De archeologische waarden zijn zichtbaar op een kaart.<br />

7


Ruimtelijke kernwaarden De Heuvel<br />

Vanuit de cultuur<strong>historische</strong> waardestelling zijn een twaalftal ruimtelijke kernwaarden<br />

geformuleerd die richtinggevend zijn voor toekomstige plannen voor en het<br />

gesprek over De Heuvel. Samenvattend kan worden gezegd dat de stedenbouwkundige<br />

plattegrond en doorsnede moeten worden gehandhaafd. De woongebouwen<br />

hebben platte daken en de voorzieningengebouwen in de hof zijn laag<br />

en hebben juist geen platte dakvorm. De groen- en waterstructuur voor het geheel<br />

van De Heuvel moet behouden blijven en (her)inrichting van het maaiveld moet<br />

gebaseerd zijn op de ‘rechte klare hoek’. De hof moet zijn huidige ‘verenigende’,<br />

collectieve en openbare karakter behouden. De architectuur is licht van kleur en<br />

transparant en moet werken als een décor voor het groen. En ten slotte moeten<br />

kunsttoepassingen affiniteit hebben met de abstract ruimtelijke kwaliteiten van De<br />

Heuvel


2. De naoorlogse arcHitectuur en steDenbouw<br />

in leiDscHenDam in nationale context<br />

2.1 EEn RADiCAAL ALtERnAtiEf<br />

In 1953 kondigde burgemeester Banning aan dat er in het noordwestelijke deel van<br />

Leidschendam 25.000 mensen zullen worden gehuisvest, wat neer komt op een<br />

verdrievoudiging van het aantal inwoners in de komende jaren. In 1959 presenteerde<br />

Banning vol trots het voortvarende uitbreidingsplan Noord. De opvallendste<br />

onderdelen van dit plan waren twee immense woonhoven, De Heuvel en Prinsenhof,<br />

die hun gelijke in die periode niet hadden. In het ontwerp van deze hoven gaf<br />

de stedenbouwkundige Wim de Bruijn een radicaal en consistent antwoord op een<br />

aantal urgente vragen van woningnood en planning. Het visionaire plan forceert<br />

een breuk met de gangbare praktijk. Daarom is het nodig om het plan eerst te plaatsen<br />

ten opzichte van de stedenbouwkundige praktijk in het eerste decennium na de<br />

Tweede Wereldoorlog.<br />

Door het hofprincipe wordt ontegenzeggelijk een gemeenschap gecreëerd. Door<br />

de immense maat ervan krijgt de hof daarnaast een regionale en landschappelijke<br />

betekenis, die de eigen buurt overstijgt. De bewoners van de hoven maken niet alleen<br />

deel uit van de eigen buurt, maar zijn tegelijkertijd aangetakt aan een netwerk<br />

dat de wereld in zijn geheel beslaat. Dit bereikte De Bruijn door de integrale verwerking<br />

van moderne fenomenen als toenemende mobiliteit, met name door de auto,<br />

en een gestandaardiseerde productie van woningen.<br />

De naoorlogse opgave en de wijkgedachte<br />

Na de Tweede Wereldoorlog was de behoefte aan nieuwe en goede woningen<br />

groot. Een groot deel van de steden en dorpen lag in puin. Ook de industrie was<br />

zwaar gehavend. Daarbij was er gebrek aan geschoolde arbeidskrachten en bouwmaterialen.<br />

De rationalisatie van de bouw door middel van seriematige productie<br />

van eenheden nam in de naoorlogse jaren dan ook een grote vlucht. Maar de<br />

nadelen van standaardisatie waren bekend, zoals eenvormigheid, karakterloosheid,<br />

en saaiheid. Om prettige, leefbare dorpen en wijken te creëren, was het vinden van<br />

juiste composities van sociale en ruimtelijke eenheden belangrijk.<br />

In de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog is de wijkgedachte hiervoor een belangrijke<br />

leidraad. De wijkgedachte is een stedelijke woonfilosofie waarin het begrip<br />

‘gemeenschap’ een centrale plaats heeft. Dit resulteert in een wijk- en buurtopbouw<br />

die meer naar binnen dan naar buiten gericht is. De wijk is opgebouwd via een<br />

getrapt systeem dat parallel loopt aan de manier waarop een opgroeiend kind zich<br />

de ruimte eigen maakt, van huis, tuin en achterpad, via straat, buurtpark, sportterreinen<br />

en voorzieningen naar de wijk in haar geheel en de stad. De wijkgedachte gaat<br />

uit van zelfvoorzienende wijken volgens het satellietmodel. Dit betekent ondermeer<br />

dat de bewoners voor alle wijkvoorzieningen en typen woningen, in principe van de<br />

wieg tot het graf, in de wijk terecht kunnen.<br />

De ideevorming over de wijkgedachte in Nederland is ontwikkeld door studiegroepen,<br />

zoals de groep rond A. Bos, de directeur van de Rotterdamse Dienst Volkshuisvesting<br />

(Bos, 1946). Zij lieten zich inspireren door het buitenland, zoals Engeland en<br />

de Verenigde staten, waar de socioloog Clarence Perry de opvattingen over neighborhoudplanning<br />

ontwikkelde (Blom, 2004).<br />

Dit omvattende maatschappelijke idee over nieuwe woonwijken is door ontwerpers<br />

in Nederland op verschillende manieren uitgewerkt. De wijk Zuidwijk in Rotterdam<br />

van Willem van Tijen geldt wel als de modelwijk van de wijkgedachte. In Pendrecht,<br />

eveneens in Rotterdam Zuid, bestaat de wooneenheid uit een terugkerende open


Alternatief plan voor het AUP Amsterdam, Groep 32 (Zanstra, Giesen, Sijmons e.a.), 1946<br />

10


groepering van uiteenlopende woningtypen, geschikt voor alle soorten huishoudens.<br />

Het principe van het herhalen van een dergelijk gedifferentieerd bouwblok,<br />

of wooneenheid, wordt ook wel stempelen genoemd. In andere naoorlogse wijken,<br />

zoals in Den Bosch en Tilburg is juist de toepassing van traditionele architectuur<br />

typerend. Voor de landschappelijke inpassing van de wijken en de open, veelal<br />

speelse, plaatsing van de gebouwen in het groen, keken Nederlandse stedenbouwkundigen<br />

naar de Scandinavische landen. Daarnaast zijn er ontwerpers geweest<br />

die minder vanuit een ideaal maatschappijbeeld vertrokken. Zij benaderden de<br />

vormgeving van wijken eerder vanuit een esthetische of functionalistische invalshoek.<br />

Den Haag Zuidwest ontworpen door Willem Marinus Dudok is een voorbeeld<br />

van een esthetische benadering. En bij de westelijke tuinsteden in Amsterdam van<br />

Cornelis van Eesteren is een meer functionele aanpak te herkennen. (Boekraad en<br />

Hebly, 2004)<br />

Typerend ten slotte aan de vroegnaoorlogse wijken is dat de wooneenheid waarmee<br />

de wijken zijn opgebouwd in hun maat en karakter ontleend blijven aan het<br />

principe van het traditionele Hollandse bouwblok en de daaraan gelegen straat.<br />

De wooneenheden zijn weliswaar ‘geopend’ door strokenbouw, stempels of haken,<br />

maar in de onderlegger blijft het traditionele Hollandse bouwblok met zijn maten<br />

van circa 100 tot150 bij 50 tot 75 meter te herkennen. (Risselada e.a., 2002)<br />

Kritiek op de wijkgedachte en alternatieve denkbeelden<br />

De toepassing van herhaalbare stedenbouwkundige eenheden, wooneenheden<br />

en wijkopbouw volgens de wijkgedachte was in de jaren vijftig aan de orde van de<br />

dag. Dit stedenbouwkundige model stond in het middelpunt van de belangstelling,<br />

maar er werden ook alternatieven ontwikkeld. Zo publiceerden architecten<br />

verenigd in ‘Groep 32’ in 1946 een tegenplan voor het functionalistische Algemeen<br />

Uitbreidingsplan van Amsterdam. In hun studie ‘Bouwen van woning tot stad’ (1946)<br />

publiceerden zij een alternatief voorstel waar grote hoven onderdeel uitmaken van<br />

de stadsopbouw. (Zanstra e.a. 1946, onder andere p. 117, 119)<br />

De Amsterdamse architectenvereniging De 8, waarin de functionalisten zich verenigd<br />

hadden, kreeg in 1947 de kans om Nagele, een polderdorp in de Noordoostpolder,<br />

te ontwerpen. Een collectief, waaraan onder meer C. van Eesteren, A. Bodon,<br />

A. van Eyck, G. Rietveld en M. Ruys bijdroegen, werkte in fasen tot 1957 aan het<br />

ontwerp. Een belangrijk thema was de ‘kern’ van een dorp: hoe geef je zo’n ‘kern’, of<br />

met een Engelse term ‘core’ vorm? In Nagele kreeg het de vorm van een groen veld<br />

waar de kleinschalige voorzieningen zoals scholen en kerken waren gesitueerd.<br />

Deze ‘kern’ was een eigentijdse variant van een Nederlandse groene brink en een<br />

Engelse common green (Blom en Van Geest, 2011)<br />

Terwijl antropologen en geografen omstreeks die tijd met hernieuwde aandacht<br />

de brinkdorpen en esdorpen in het oosten van Nederland gingen bestuderen, en<br />

jonge architecten als Aldo van Eyck en Herman Haan naar Afrika reisden om nederzettingen<br />

van ‘primitieve’ volkeren als Dogon te analyseren, concentreerde De<br />

Bruijn zich juist op de eigentijdse ontwikkelingen in de wetenschap en filosofie. Hij<br />

formuleerde in 1955 een kritiek op de wijkgedachte, die besproken werd tijdens een<br />

congres in Amsterdam over ‘sociale samenhangen in nieuwe stadswijken’. Hij liet<br />

niet na tevens een weg naar een in de eigen tijd passend stedenbouwkundig beeld<br />

te wijzen. (Zie bijlage 2) In Leidschendam en Zeist zou hij dat verwerkelijken.<br />

Uit de inaugurele rede van De Bruijn ‘Enkele gedachten over wonen’ blijkt dat hij<br />

zich van de <strong>historische</strong> ontwikkeling van het huishouden en het wonen, van steden<br />

en stedelingen zeer wel bewust was. Hij besefte de veranderde betekenis van het<br />

11


Nagele, polderdorp Noordoostpolder, De 8 (Van Eesteren, Bodon, van Eyck, Rietveld, Ruys e.a.),<br />

1957<br />

Boeimeer, stadswijk Breda, P. Verhagen 1948<br />

12


perceel en het domein en van het verdwijnen van het ambacht door de opkomende<br />

industrie, wetenschap en techniek. In de twintigste eeuw zet een wereldomspannende<br />

bedrijfsmatige productiewijze en handel, specialisatie en teamwork<br />

de toon. De Bruijn ontwikkelde in de stedenbouw een theorie omtrent zich in de<br />

loop der historie steeds wijzigende verbondenheden van de mens en medemens<br />

aan een domein en de beleving ervan. De moderne mens wordt in zijn visie beter<br />

bediend, indien de aard van de private, collectieve en openbare ruimte sterker is<br />

gedefinieerd en de ervaring daarvan in de vormgeving van zijn tijdelijke private<br />

verblijf, van gemeenschappelijke ‘voorzienende elementen’ en openbare netwerken<br />

verwerkt is. Hij verbond op deze wijze stedenbouw met de fenomenologische<br />

psychologie in een sterk filosofisch getint betoog. (De Bruijn, 1966)<br />

Synthese door magnifieke hoven<br />

De radicaliteit in het ontwerp voor Leidschendam-Noord zat in het loslaten van<br />

de ‘dubbelzinnige’ en ‘belemmerende’ kanten van de wijkgedachte en de bijbehorende<br />

stempelverkaveling, binnen het kader van een uiterst gerationaliseerde<br />

woningbouwproductie. De Bruijn projecteerde twee grote carré-vormige hoven als<br />

toekomstwijzende buurten binnen het hele uitbreidingsgebied. Het zijn waarlijk<br />

superblokken. Zowel De Heuvel als Prinsenhof kenmerken zich door een dubbele<br />

rij woonstroken, met een ruime tussenmaat, gebouwd rondom een grote rechthoekige<br />

groene hof met voorzieningen. Die opzet had een ideologische, sociale<br />

en praktische achtergrond. Hij koppelde de rationaliteit van de bouwproductie die<br />

ruimte verschafte aan een private wooonruimten, zowel aan een collectief gegeven,<br />

als aan een openbare ruimte die de mobiliteit van de persoon garandeerde. De<br />

private ruimte was bestemd voor het gezinsleven, de hof voor recreatie in een park,<br />

voor bijeenkomstruimte en ook voor de buurtvoorzieningen zoals scholen, kerken<br />

en speelvoorzieningen. Door die gemeenschappelijke voorzieningen van een plek<br />

te voorzien, ze vrijliggend te situeren en er vanuit de woningen zicht op te bieden,<br />

verankerde De Bruijn ze in de beleving van de bewoners. De Bruijn hield terdege<br />

rekening met de perceptie van de ruimte. Want op die wijze kon volgens De Bruijn<br />

het beste een sociale gemeenschap ontstaan. Het riante openbare wegennet tussen<br />

de woonstroken gaf ruim baan aan de automobiliteit richting werk en regionale<br />

voorzieningen. Het nieuwe Leidschendam, dat Oud-Leidschendam overvleugelde,<br />

kreeg op die wijze twee duidelijk uitgekristalliseerde buurtschappen waarvan een<br />

grote structurende werking op het hele stadsdeel is uitgegaan.<br />

De socioloog Jozef Haverda (zie paragraaf 2.3) stelde op voordracht van De Bruijn<br />

een reeks onderzoeksrapporten op waarin hij de uitgangspunten en gedachtegangen<br />

van De Bruijn wetenschappelijk en getalsmatig onderbouwde. De Bruijn<br />

hechtte grote waarde aan een wisselwerking met een socioloog en diens ‘sociale<br />

survey’. (De Bruijn, 1955) In het voetspoor van De Bruijn verantwoordde Haverda de<br />

hoven in zijn advies aan Burgemeester en Wethouders in 1957 als een rechtstreekse<br />

kritiek op de wijkgedachte. De hoven dienden saamhorigheidsgevoel te bevorderen,<br />

stelde hij:<br />

‘De Plannen “De Heuvel” en “Prinsenhof” zijn geïnspireerd door de conceptie van een<br />

grote woongemeenschap. Daardoor wijken ze fundamenteel af van het conventionele<br />

type van de moderne stadswijk, die in de eerste plaats een massale woonaccommodatie<br />

is en tot het ontstaan van een woongemeenschap geen adequate<br />

structurele mogelijkheden biedt. […] In het plan “De Heuvel” is de bebouwing<br />

geprojecteerd rondom een grote centrale ruimte en langs een deze ruimte omringend<br />

secundair wegenstelsel. In de centrale ruimte liggen alle buurtvoorzieningen:<br />

13


14<br />

scholen, sociaal-culturele centra en eventueel ook kerken, terwijl de ruimte zelf de<br />

functie heeft van een gemeenschappelijke tuin, plantsoen en terrein voor jeugd- en<br />

gezinsrecreatie. Alle voorzieningen zijn dus sterk geconcentreerd zodat de bewoners<br />

op het functionele centrum van deze buurt sterker zullen zijn georiënteerd dan<br />

bij de conventionele bebouwing het geval zou zijn. Deze sterke functionele binding<br />

aan de buurt geeft meer concrete mogelijkheden tot het ontstaan van een open<br />

buurtgemeenschap dan de auteurs van de z.g. “wijkgedachte” voor ogen hadden.’<br />

(Haverda, 1957, nota 7a)<br />

Waarom de hoven?<br />

In nationaal opzicht is het door De Bruijn voorgestelde hofprincipe ter geleding van<br />

een arbeiderswijk te beschouwen als een persoonlijk statement. Hij positioneert<br />

zichzelf met een eigen stellingname in het debat over wijkopbouw, rationalisatie en<br />

gemeenschapszin. De achtergrond daarvan kan gevonden worden in zijn opleiding<br />

aan de afdeling Bouwkunde van de TH Delft, waar hij les kreeg van prof. M.J. Granpré<br />

Molière (1883-1972). Molière was een grote propagandist van het ontwerpen<br />

op een regionale schaal. Op de TH leerde hij diens student-assistent J.F. Berghoef<br />

(1903-!994) kennen, een generatiegenoot, die vanaf 1948 met het arbeidbesparende<br />

bouwsysteem Airey opvallende resultaten behaalde in grote geïndustrialiseerde<br />

woningbouwcomplexen, zoals in Amsterdam-West. Molières bureaugenoot<br />

van het eerste uur, de invloedrijke stedenbouwkundige P. Verhagen (1882-1950),<br />

die De Bruijn direct na de oorlog heeft voorgedragen als stedenbouwkundige van<br />

Enschede, tekende in 1948 een opmerkelijke stadswijk voor Breda, Boeimeer. Ook<br />

hierin komt een grote groene ruimte met voorzieningen en een doorlopende carrévormige<br />

ringweg voor, waaraan flats liggen. Deze schets, zo meldt M. Steenhuis in<br />

haar boek over Verhagen, werd ‘in de vakwereld met belangstelling en <strong>waardering</strong><br />

ontvangen’. (Steenhuis 2007, p. 405)<br />

Voor De Bruijn had de uitoefening van het vak als architect en stedenbouwer een<br />

sterk filosofische dimensie. Hij beschouwde zichzelf als architect én filosoof. Om<br />

het vak van de stedenbouw verder te helpen, bouwde hij voort op de professionalisering<br />

en verwetenschappelijking van het vak. Hij maakte niet alleen gebruik van<br />

sociologisch onderzoek voor de ruimtelijke opzet van het uitbreidingsplan. Voor<br />

zijn ideevorming maakte hij tevens gebruik van nieuwe inzichten van bevriende<br />

Utrechtse wetenschappers op het gebied van de fenomenologie, pedagogiek en<br />

psychiatrie. Uit literatuur over de ideeën van De Bruijn en uit een interview met zijn<br />

kinderen blijkt dat De Bruijn persoonlijke contacten onderhield met bijvoorbeeld<br />

Johannes Linschoten (1925-1964), een jonge briljante psycholoog van de Utrechtse<br />

fenomenologische school. De Bruijn zag zichzelf als denker en theoreticus, die de<br />

stedenbouw wilde funderen op ‘antropologische en psychologische visies op de<br />

mens’. (Tummers, Tummers-Zuurmond, 1997, p. 87) Hierop wordt nader ingegaan in<br />

de beknopte biografie van De Bruijn in bijlage 1.<br />

Naast deze theoretische invalshoek, heeft de ongekend grote schaal van de twee<br />

hoven in Leidschendam Noord ook een meer concrete rechtvaardiging. Burgemeester<br />

Banning, De Bruijn en Haverda zagen Leidschendam Noord niet zozeer als<br />

de uitbreiding van de historisch gegroeide kern van Leidschendam, maar als een<br />

wijk van Den Haag. Het was een nieuwe satelliet van Den Haag, en daar paste deze<br />

schaalsprong bij. Of beter nog: dit was de enige juiste maat ervoor. Concluderend:<br />

de hoven zijn zowel proefondervindelijk als noodzaakelijk. Uitbreidingsplan Noord<br />

was een praktijktest van nieuwe wetenschappelijke inzichten en een noodzaak in


de verstedelijkende agglomeratie rond Den Haag. De acceptatie van Uitbreidingsplan<br />

Noord als satelliet van Den Haag en het afnemend belang van de tuinbouw<br />

verklaart wellicht dat er zo weinig discussie ontstond over de twee exorbitante<br />

hoven.<br />

2.2 VooRooRLogSE UitbREiDingSpLAnnEn in LEiDSCHEnDAm<br />

Couleur locale<br />

Uitbreidingsplan Noord is een opmerkelijke schaalsprong voor de gemeente.<br />

Tot aan de tweede wereldoorlog groeide Leidschendam geleidelijk. Het gebied<br />

bestond voor een groot deel uit tuinbouwgebied en boerenbedrijven. Een van<br />

de redenen dat in het noorden de uitbreiding plaats vond, was dat hier relatief<br />

minder kassen stonden. Een goede sfeer van de couleur locale in de eerste helft<br />

van de twintigste eeuw geven Persoon in De Kort in hun geschiedschrijving over<br />

Leidschendam-Voorburg: ‘Ook al hadden Veur en Stompwijk aan het begin van<br />

deze eeuw een puur agrarisch karakter, toch zouden beide gemeenten niet ontkomen<br />

aan de invloeden van de nabij gelegen grote steden. Met het ontwerpen<br />

van allerlei plannen werd hierop echter positief ingespeeld. Toen de samenvoeging<br />

van Stompwijk en Veur tot de nieuwe gemeente Leidschendam een feit was, had<br />

men met deze planologische schetsen al de “eerste steen” gelegd voor de enorme<br />

expansie na de Tweede Wereldoorlog. Nadat een begin was gemaakt met de realisatie<br />

van het Raadhuiskwartier, had niemand kunnen denken dat binnen de kortste<br />

keren vrijwel het gehele weidegebied tussen de Veurse Achterweg en de spoorlijn<br />

Leiden-Den Haag zou veranderen in een aantal woonwijken voor huisvesting<br />

zoekende burgers. Nog minder lag het in de verwachting dat de Veurse tuinbouw<br />

bijna compleet zou verdwijnen om eveneens voor woningen plaats te maken. Zelfs<br />

Stompwijk deelde in deze “vooruitgang” mee. Vele natuurlijke waarden gingen verloren,<br />

maar het mag als een compensatie worden beschouwd dat hiervoor andere<br />

publieke nutsvoorzieningen in de plaats zijn gekomen. Van deze waarden trekt elke<br />

inwoner nog dagelijks profijt’ (Persoon, De Kort, 1988, p. <strong>36</strong>5)<br />

Uitbreidingsplan Raadhuis<br />

De Bruijns ontwerp voor Leidschendam-Noord is in nationaal opzicht een correctie<br />

op de werkwijze volgens de wijkgedachte, stempelverkavelingen en strokenbouw.<br />

Tegelijk is er ook een directe meer plaatselijke aanleiding. De laatste grote uitbreiding<br />

voor Leidschendam waar De Bruijn halverwege jaren vijftig mee te maken<br />

kreeg was het uitbreidingsgebied ten noorden van het nieuwe Raadhuis. Dat<br />

gebied was in de eerste helft van de jaren vijftig in aanbouw, naar ontwerp van de<br />

Haagse architect H. Van der Kloot Meijburg. Het lag ten noorden van het in 1939-<br />

1940 gebouwde nieuwe raadhuis, een ontwerp van architect Kropholler. In dit ‘uitbreidingsgebied<br />

Raadhuis’ was volgens De Bruijn onvoldoende ruimte gereserveerd<br />

voor bijzondere voorzieningen. En het was min of meer een natuurlijke aanhechting<br />

aan de bestaande bebouwing, zonder dat daar een meer gerichte, sturende visie<br />

op sociale wijkopbouw aan ten grondslag lag. De Bruijn en Haverda vonden zo’n<br />

wijze van groei te karakterloos en zij voorzagen een behoefte aan wijkcentra. In de<br />

toelichting op het uitbreidingsplan Noord (1959) wordt als motivatie gegeven: ‘Een<br />

van de grootste tekortkomingen van nieuwe wijken is het ontbreken van ontmoetingspunten.<br />

De nieuwe buurten dreigen daardoor steeds onsamenhangende<br />

nederzettingen te worden, met alle bezwaren daaraan verbonden’. In de collectieve<br />

voorzieningen in de hoven van De Heuvel en Prinsenhof concentreerde zich ‘het<br />

15


Topografische kaart Leidschendam e.o., 1911<br />

16<br />

0 1 km 2 km<br />

1911


uurtleven’. (Toelichting uitbreidingsplan Noord, 1959, p. 5, 8. GLV, archief DIV, dossier<br />

Uitbreidingsplan Noord)<br />

Het Raadhuiskwartier beslaat het gebied tussen het raadhuis van Kropholler en de<br />

Noordsingel. Het was voornamelijk traditioneel verkaveld, met woningen gebouwd<br />

langs straten. Er zijn wel enige openbare voorzieningen. Min of meer centraal ligt<br />

het bijzondere openluchtbad aan de Prins Bernhardlaan en Prinses Marijkelaan. Dit<br />

natuurzwembad was een vooroorlogs fenomeen, en is een onderdeel van zogenoemde<br />

tuinsteden, alhoewel ze niet vaak voorkomen. Zo’n buurtzwembad bevorderde<br />

niet alleen sociaal leven, maar ook de gezondheid van de bewoners. Voor andere<br />

voorzieningen zoals kerken, belangrijke winkelvoorzieningen en scholen was<br />

nauwelijks ruimte gereserveerd naar oordeel van De Bruijn. Hij beschouwde het als<br />

een stratenplan. Het was een uitbreiding van de bestaande kern, ingegeven door<br />

de bouw van het nieuwe raadhuis. De Bruijn verzweeg dit zwembad overigens in<br />

zijn kritiek. Dat er opzettelijk geen gebieden waren bestemd voor bijzondere bebouwing<br />

blijkt uit een brief van Neukirchen, de directeur van gemeentewerken, aan<br />

Burgemeester en Wethouders. Als verweer tegen De Bruijn stelde Neukirchen in<br />

juni 1956: ‘Hierbij meen ik te moeten opmerken dat het plan “Raadhuis” doelbewust<br />

zonder grote ruimten voor bijzondere gebouwen is ontworpen, om de ontwikkeling<br />

van de oude kern van Leidschendam te kunnen bevorderen’. Met andere<br />

woorden: de oude kern was de meest geschikte plaats voor het actualiseren van de<br />

voorzieningen. (Brief van Neukirchen aan B & W, 30 juni 1956. GLV, Archief DIV, Dossier<br />

Uitbreidingsplan Leidschendam 1956-1957)<br />

Uitbreidingsplan in hoofdzaken (1938 en 1956)<br />

Het Raadhuiskwartier is onderdeel van het vooroorlogse uitbreidingsplan in<br />

hoofdzaken voor Leidschendam dat door de Haagse architect H. van der Kloot<br />

Meijburg tussen 1938 en 1940 was opgesteld. Dat ‘Uitbreidingsplan der <strong>Gemeente</strong><br />

Leidschendam. Plan in hoofdzaak’ kan worden beschouwd als een aanzet om tot<br />

een meer gesloten bebouwde kom te komen. De gemeente Leidschendam stond<br />

achter dit uitbreidingsplan en keurde het in 1938 goed, gevolgd door gedeputeerde<br />

Staten in 1940, maar het besluit werd vernietigd door Binnenlandse Zaken. Dat<br />

betekende dat de plannen moesten worden herzien. Aanvankelijk gaf de gemeente<br />

in 1946 en 1947 weer aan Van der Kloot Meyburg de opdracht tot herziening. Maar<br />

de gemeente stelde ook voor dat Van der Kloot Meyburg vanwege zijn gevorderde<br />

leeftijd zich liet assisteren door een jonge stedenbouwkundige. Van der Kloot<br />

Meyburg benaderde daarop W. de Bruijn uit Utrecht. En in 1948 zag Van der Kloot<br />

Meyburg helemaal af van de opdracht waardoor de jonge Wim de Bruijn in dat jaar<br />

verantwoordelijk werd gesteld voor de opdracht. (Persoon, De Kort, 1988, p. 370).<br />

In de jaren daarna leverde hij als vaste stedenbouwkundig adviseur eerst meerdere<br />

partiële herzieningen, voordat hij een voldragen nieuw algemeen uitbreidingsplan<br />

in hoofdzaken kon presenteren. De Bruijn had meerdere jaren nodig om tot een<br />

nieuw voorstel te komen. In 1956 presenteerde hij het nieuwe uitbreidingsplan: ‘<strong>Gemeente</strong><br />

Leidschendam. Plan in hoofdzaak’, dat in datzelfde jaar werd goedgekeurd<br />

door de raad. (Persoon, De Kort, 1988, p. <strong>36</strong>9 vv)<br />

17


Uitbreidingsplan in hoofdzaak Leidschendam, W. de Bruijn 1956<br />

18<br />

LAANZICHT<br />

DE ZIJDE DUIVENVOORDE<br />

DE HEUVEL<br />

Raadhuis<br />

AMSTELWIJK<br />

PRINSENHOF


20<br />

2.3 DE ontWERpERS, bEStUURDERS En WERKgRoEp<br />

Wim de bruijn, architect en stedenbouwkundige<br />

De hoofdontwerper van het Uitbreidingsplan Leidschendam-Noord, de Utrechtse<br />

architect en stedenbouwkundige Wim de Bruijn (1904-1972) is tegenwoordig relatief<br />

onbekend. In de overzichtwerken op het gebied van stedenbouw en architectuur<br />

komt hij slechts summier voor. Zijn bekendste projecten zijn de uitbreidingsplannen<br />

voor Leidschendam-Noord en Kerckebosch in Zeist. Kerckebosch is iets<br />

eerder gerealiseerd dan De Heuvel in Leidschendam. Terwijl Kerckebosch in 1958<br />

werd gepresenteerd en de daarop volgende jaren gerealiseerd, is De Heuvel vanaf<br />

1959 gerealiseerd. Kerckebosch wordt ook gekenmerkt door de bouw van grote<br />

woonflats rond een hof. Maar in tegenstelling tot De Heuvel is in Zeist de woonstrook<br />

uit een enkele rij opgebouwd. En de hof is langgerekter en wordt aan één<br />

zijde door bestaande. minder hoge en opener bebouwing omgeven. Het hofconcept<br />

als omsluiting van een groen hart met collectieve voorzieningen is hier minder<br />

consequent uitgewerkt. Er eerder sprake van inspelen op de bosrijke situationele<br />

gegevens. In De Heuvel gaat De Bruijn uit van een tabula rasa planning.<br />

De Bruijn kreeg verwierf in zijn tijd ook bekendheid door zijn geschriften. Hiermee<br />

mengde hij zich in het toenmalige debat. De artikelen van De Bruijn geven een<br />

goed beeld van zijn opvattingen. Vanaf 1946 publiceerde hij geregeld in nationale<br />

vakbladen. Centraal thema in zijn teksten zijn de mate van sociale gemeenschapsvorming<br />

en de problematiek van hoge en lage bebouwing. Dat is ook precies het<br />

hoofdthema in zijn ontwerp voor Leidschendam-Noord. Alhoewel De Bruijn niet alleen<br />

stedenbouwkundige maar ook architect is, blijkt uit dit inventariserend onderzoek<br />

dat hij zelf geen gebouwen heeft ontworpen voor De Heuvel en Prinsenhof.<br />

Wel blijkt uit verslagen van de werkbesprekingen van het projectteam Uitbreidingsplan<br />

Noord dat hij als stedenbouwkundig ontwerper nauw betrokken was bij de<br />

welstandsbeoordeling van de architectonische invullingen en van de inrichting van<br />

de openbare ruimte.<br />

Veel werkzaamheden van De Bruijn, zoals zijn jarenlange zitting in de Planologische<br />

en Stedenbouwkundige Adviescommissie IJsselmeerpolders (1958-1971) ontrok<br />

zich aan het oog van de buitenwereld. Zijn benoemingen in 1965 tot hoogleraar<br />

stedenbouw aan de Technische Hogeschool in Delft kan als een bekroning van zijn<br />

langjarige onderwijs- en onderzoeksactiviteiten worden gezien.<br />

burgemeester banning en de werkgroep<br />

H.A.C. Banning (1900-1970) werd in oktober 1940 de tweede burgemeester van<br />

Leidschendam. Voorheen bekleedde hij al hetzelfde ambt in Tubbergen (1927-1929)<br />

en Weerseloo (1929-1940). Vanwege onenigheden met de bezetter werd hij in 1943<br />

ontslagen en keerde na de bevrijding weer op zijn post terug.<br />

Na het afscheid van de bejaarde architect en stedenbouwer H. van der Kloot Meijburg<br />

in 1948 stelde hij de ‘nieuwlichter’ W. de Bruijn aan als stedenbouwkundig adviseur.<br />

In 1965 ging Banning zeer tegen zijn zin met pensioen en moest de afbouw<br />

van Leidschendam Noord, waarvoor hij in 1953 de planvorming had gestart, aan zijn<br />

opvolger overlaten.<br />

Een hoogtepunt in zijn burgemeesterschap was de presentatie van het Uitbreidingsplan<br />

Noord aan het publiek samen met de directeur gemeentewerken K.H.<br />

Neukirchen. Zij lichtten het uitbreidingsplan toe op een persconferentie (5 maart<br />

1959) in de raadzaal van het gemeentehuis waarvoor de pers breed was uitgenodigd.<br />

De Bruijn werd in de uitvoering van het ontwerp sterk gesteund door de


W. de Bruijn<br />

Burgemeester H.A.C. Banning presenteert op 5 maart 1959<br />

Uitbreidingsplan Noord<br />

21


22<br />

burgemeester. Uit verslagen van de werkgroep die de bouwplannen beoordeelde<br />

komt Banning als een actieve, sturende kracht naar voren, die er op toe zag dat de<br />

plannen voortvarend werden uitgevoerd. De architectonische ontwerpen werden<br />

tijdens werkbesprekingen van de ‘Commissie van voorbereiding voor uitvoering van<br />

Uitbreidingsplannen Leidschendam-Noord’ besproken met de welstandsadviseur<br />

voor bouwplannen in Leidschendam Noord, hoogleraar prof. A. van Kranendonk. In<br />

die werkgroep zaten W. de Bruijn, K.H. Neukirchen en ingenieur D. ‘t Hooft. Geregeld<br />

schoven Van Kranendonk en Banning aan.<br />

Jozef L. Haverda, socioloog<br />

De Bruijn vond een wetenschappelijke onderbouwing van stedenbouwkundig plan<br />

onmisbaar. Het inschakelen van sociologen is een vorm van professionalisering van<br />

het opstellen van uitbreidingsplannen.<br />

Uit bewaard gebleven correspondentie blijkt dat de socioloog Haverda – een stadgenoot<br />

van De Bruijn – op zijn initiatief als adviseur voor Uitbreidingsplan Noord<br />

(1956 vv) wordt aangetrokken om een onderzoeksrapport op te stellen (Brief van<br />

W. de Bruijn aan B&W van Leidschendam, juni 1956. GLV, archief DIV, dossier Uitbreidingsplan<br />

Leidschendam, 1956-1958). Deze ‘survey’ was dringend gewenst om<br />

het uitbreidingsplan in hoofdzaken om te werken tot partiële uitbreidingsplannen.<br />

‘Survey before plan’ werd als goede richtlijn gesteld: eerst onderzoeken wat sociaal<br />

economische ontwikkelingen en trends zijn. Vervolgens wordt op basis van de<br />

meetgegevens en bevindingen een (gewenste) prognose opgesteld. Die prognose<br />

levert de onderbouwing en detaillering van het partiële uitbreidingsplan.<br />

Het rapport van Haverda bevatte niet alleen een cijfermatige onderbouwing, maar<br />

ook een advies over wijkopbouw. Haverda benadrukte dat wijkvoorzieningen nodig<br />

waren. In de voordracht om Haverda te betrekken bij de uitwerking van ‘Uitbreidingsplan<br />

Leidschendam’ motiveerde de Bruijn dit als reactie op de praktijk bij het<br />

uitbreidingsplan Raadhuis. Hij schreef aan Burgemeester en wethouders dat in het<br />

uitbreidingsplan “Raadhuis” onvoldoende rekening is gehouden met de behoefte<br />

aan bijzondere voorzieningen zoals kerken, scholen, winkels, bedrijven, en speel- en<br />

sportterreinen. Volgens hem was een survey noodzakelijk: ‘Zou het plan “De Heuvel”<br />

niet worden ontwikkeld op basis van een goede survey, dan zou hetzelfde risico<br />

ontstaan als bij het plan “Raadhuis” bleek aanwezig te zijn, en zou door het volbouwen<br />

van het plan “De Heuvel” voorgoed de mogelijkheid ontbreken in de tekorten<br />

van beide plannen te voorzien’. (Dossier ‘Uitbreidingsplan Leidschendam, 1957’)<br />

Met andere woorden, ten noorden van het raadhuis verschenen wel woningen,<br />

maar voor andere gebouwen, waar een gemeenschap ook behoefte aan heeft,<br />

was onvoldoende ruimte gereserveerd. Een jaar later, juli 1957 leverde Haverda zijn<br />

uitvoerig geformuleerde rapport ‘Uitbreidingsplan Leidschendam’ 1957, dat was<br />

opgebouwd uit uit negen deelnota’s die allerlei deelonderwerpen behandelen. De<br />

relatie met Den Haag was uiterst belangrijk, zo blijkt uit de opzet van de nota. Nota<br />

1 ging bijvoorbeeld over ‘De ontwikkeling van de Haagse Agglomeratie’.<br />

Van het rapport verscheen tien jaar na dato een geactualiseerde publieksversie van<br />

80 pagina’s: J.L. Haverda, Sociologisch rapport voor de gemeente Leidschendam,<br />

1968. De studie naar de sociale en sociaalplanologische aspecten is toegankelijk geschreven<br />

en voorzien van enkele grafieken zoals over bevolkingsopbouw, categorie<br />

woningen en grootte der woningen. In deze publieksversie voegde Haverda een<br />

korte inleiding toe met daarin de verslaglegging van de stand van zaken, bijstellingen<br />

en vorderingen ten opzichte van het oorspronkelijke plan uit 1959.


Publieksversie van het sociologisch onderzoek Uitbreidingsplan<br />

Leidschendam (1957), J.L. Haverda, 1968<br />

inrichting van de openbare ruimte<br />

De inrichting van de openbare ruimte is in 1961 getekend door de Grontmij in De<br />

Bilt. De Bruijn bepaalde wel de hoofdstructuur, maar het inrichtingsplan is getekend<br />

door de dienst recreatie en landschapsverzorging van de Grontmij. Het hoofd van<br />

de plantsoenendienst, Paul van Deurzen, was vanaf 1963 bij de uitvoering betrokken.<br />

Hij was verantwoordelijk voor de technische kant van de uitvoering en hij<br />

maakte het beplantingsvoorstel (Interview auteur met Paul van Deurzen, 24 feb<br />

2012). Paul van Deurzen kwam in 1963 in de gemeente Leidschendam werken.<br />

Daarvoor werkte hij in Haarlem. In De Heuvel is de oorspronkelijke inrichting van<br />

de openbare ruimte in grote lijnen nog aanwezig. Uit de verslagen van de welstandsbesprekingen<br />

blijkt dat De Bruijn de hoofdlijnen bewaakte. Hij zette zich<br />

onder meer in voor het verlagen van de wandelpaden bij het water in het hart van<br />

De Heuvel. Uit de opeenvolgende uitbreidingsplannen blijkt dat de opzet van het<br />

eiland (President Kennedyplein) van begin af aan in de plannen zit. De asymmetrische<br />

profielen van de autostraten tussen de twee woonstroken van de dubbele<br />

wandbebouwing worden vanaf ongeveer 1961 getekend. Een belangrijk ontwerpuitgangspunt<br />

is het werken met een maatstramien van rechthoekige vakken en<br />

lijnen waarop het ontwerp is gebaseerd. In De Heuvel is nog goed te zien hoe de<br />

hoogte en positie van de bomen een tussenmaat vormen tussen de wand van de<br />

hogere woonbebouwing en de als lage losse objecten in het veld gepositioneerde<br />

voorzieningen als kerken, scholen en sportgebouwen.<br />

betrokken architectenbureaus<br />

Voor de uitvoering van De Heuvel waren De Bruijn en Banning afhankelijk van de<br />

uitwerking van de architectuur die immers nauw met de stedenbouwkundige opzet<br />

samenhing. Meerdere bureaus waren bij de uitwerking betrokken. De meeste<br />

bureaus waren gevestigd in Leidschendam of in de regio. Het plaatselijke Architectenbureau<br />

J. en J.F. van Vliet, Leidschendam heeft veel gebouwd in De Heuvel,<br />

23


24<br />

net als de <strong>Gemeente</strong>lijke Woningdienst Den Haag. Andere bureaus zijn onder<br />

meer Architectenbureau Lucas en Niemeijer met vestigingen in Voorburg en<br />

Rijswijk; Architectenbureau Blankespoor en De Vries uit Den Haag; en Architectenbureau<br />

J.W. Fiolet, Rotterdam. Bouwbedrijf MUWI, Muys en De Winter’s Bouw- en<br />

aannemingsbedrijf uit Rotterdam, was bij meerdere projecten betrokken, veelal in<br />

combinatie met een architectenbureau. Voor het ontwerp van enkele bijzondere<br />

voorziening, zoals een kerk, werd een bureau gevraagd dat elders in Nederland<br />

was gevestigd.<br />

Woningbouwverenigingen en opdrachtgevers<br />

De bouw van de woningen in Leidschendam Noord geschiedde in opdracht van zowel<br />

particuliere bedrijven als woningbouwverenigingen. In 1958, aan de vooravond<br />

van de uitvoering van Noord, maakten woningbouwverenigingen zich gereed voor<br />

de opgave. Twee katholieke verenigingen, St. Willibrordus en St. Josef, fuseerden tot<br />

de R.K. Woningbouwvereniging Leidschendam. In datzelfde jaar werd de Protestant<br />

Christelijke Woningbouwvereniging Leidschendam opgericht. Vier jaar later, in 1962<br />

ontstond de Algemene Woningbouwvereniging. Andere opdrachtgevers voor De<br />

Heuvel zijn bijvoorbeeld pensioenfondsen en aannemingsbedrijven. De meeste<br />

scholen en kerken werden gebouwd door de zuilen. De gemeente zelf gaf opdracht<br />

voor de openbare scholen.<br />

2.4 pLAngESCHiEDEniS En boUW VAn DE HEUVEL<br />

Als stedenbouwkundig adviseur van de gemeente Leidschendam heeft De<br />

Bruijn een stevig stempel kunnen drukken op De Heuvel. Hij was ontwerper van<br />

het algemeen uitbreidingsplan ‘Uitbreidingsplan in hoofdzaak’ 1956 en van het<br />

‘Uitbreidingsplan Noord’ (1958). En hij was verantwoordelijk voor diverse partiële<br />

uitbreidingsplannen en herzieningen, waaronder Laanzicht en De Heuvel. Ook<br />

was hij betrokken bij de uitvoering als lid van het projectteam dat de bouwaanvragen<br />

beoordeelde.<br />

1957<br />

In het partieel uitbreidingsplan “Laanzicht - De Heuvel” uit 1957 wordt de duidelijke<br />

scheiding in bestemmingen van het Heuvelgebied al aangegeven, die in de loop<br />

der tijd nauwelijks zal veranderen. De Bruijn tekent een dubbele rij woonstroken<br />

rond een hof. Uit de toelichting (1957) blijkt dat sprake is van lagere bouw dan<br />

uiteindelijk gerealiseerd zal worden. De ‘woningen, ongeveer 1000, zullen worden<br />

opgericht in drie en vier lagen’. In die hof maakt hij vier velden voor de voorzieningen.<br />

In elk veld is een ‘speelweide’ uitgespaard. Centraal in het midden ligt het plein,<br />

omzoomd door water. Op het plein wordt de bestaande boerderij Op den heuvel<br />

aangegeven, als te behouden voor een wijkcentrum. Er zijn twee hoofdverkeerswegen:<br />

de ringvormige woonstraat tussen de woonstroken en de kruisvormige<br />

dwarsverbinding. De korte dwarse strookjes met de winkels in de plint voor het<br />

winkelcentrum bij de Burgemeester Sweenslaan staan ook al aangegeven. Bij de<br />

Burgemeester Roeringlaan worden nog twee korte haken getekend bij de stroken<br />

van de binnenring, maar die zullen uiteindelijk als paviljoen gerealiseerd worden.<br />

Ten zuidwesten van De Heuvel ligt Laanzicht, dat bestemd is voor woningbouw in<br />

het duurdere segment. In de toelichting is sprake van ongeveer 200 eengezinswoningen.<br />

Hier zal uiteindelijk winkelcentrum Leidsenhage gebouwd worden. (‘Uitbreiingsplan<br />

in onderdelen Laanzicht - De Heuvel, 1957, DIV)


Partieel Uitbreidingsplan Laanzicht – De Heuvel, W. de Bruijn 1957<br />

Voorstudie verkaveling met verspringende rooilijnen en varianten in de hoekoplossing naar de hof, circa 1957<br />

25


Partiële Wijziging Uitbreidingsplan Laanzicht<br />

– De Heuvel, W. de Bruijn 1958-1959<br />

26<br />

Partieel Uitbreidingsplan Amstelwijk, W.<br />

De Bruijn 1958-1959<br />

1958-1959<br />

In 1958-1959 worden de twee gebieden Laanzicht en De Heuvel als partiële wijzigingen<br />

van elkaar losgekoppeld. Er komt een apart uitbreidingsplan voor Laanzicht,<br />

tevens met een andere opzet. In plaats van de 220 woningen is nu sprake<br />

van ongeveer 130 tot 150 bungalows. Die lagen gunstig omdat ze grensden aan<br />

het westelijker gelegen recreatiegebied (oa huidige Zijdepark). (‘Partiële wijziging<br />

Uitbreidingsplan Laanzicht - De Heuvel, omvattende het onderdeel Laanzicht’, 1959,<br />

GLV, archief DIV)<br />

1959<br />

De uitvoering voor de werkzaamheden voor De Heuvel startten officieel in 1959.<br />

In maart van dat jaar werden de plannen voor Uitbreidingsplan Noord publiek<br />

gemaakt en aan de pers getoond. De burgemeester verrichtte later dat jaar, op 27<br />

november 1959, zelf het eerste grondverzet. Met een dragline voerde hij symbolisch<br />

graafwerkzaamheden in De Heuvel uit, samen met wethouders P.G.M. Groenewegen<br />

en J. Ten Heuvelhof, gemeentesecretaris Chr.J.M. Maas en de directeur gemeentewerken<br />

Neukirchen. In 1961 is het inrichtingsontwerp voor de openbare ruimte<br />

getekend door de Grontmij in de Bilt. Uit de vergaderverslagen van het projectteam<br />

blijkt dat De Bruijn erop aandrong de uitvoering van de werkzaamheden voor


de openbare ruimte niet uit te stellen. De Heuvel is daarmee enkele jaren eerder<br />

gebouwd dan Prinsenhof. In 1965 waren in Prinsenhof de eerste drie stroken aan de<br />

Gravin Juliana van Stolberglaan en Prinses Annalaan in uitvoering.<br />

1961<br />

In 1961 wordt een nieuwe opzet voor De Heuvel vastgesteld: ‘Uitbreidingsplan in<br />

onderdelen De Heuvel’. Deze is in plattegrond grotendeels identiek aan de opzet uit<br />

1957. Het verschil is dat Laanzicht er nu geen onderdeel meer van uitmaakt. Ten opzichte<br />

van 1957 is de bebouwingshoogte opgevoerd. Dat heeft volgens de toelichting<br />

een financiële achtergrond. In dit ontwerp uit 1961 is sprake van flats met vijf<br />

woonlagen. ‘De om financieel-economische reden noodzakelijke intensivering der<br />

bebouwing heeft ertoe geleid in het plan “De Heuvel” de mogelijkheid te openen<br />

tot het bouwen in vijf woonlagen met een onderbouw’. Dat was mogelijk omdat de<br />

wet toestond liften in woningwetwoningen aan te brengen. Bovendien is de plaats<br />

van de stroken nauwkeuriger vastgelegd. Uit raadsverslagen (22 februari 1961, 29<br />

maart 1961) van de discussie over het uitbreidingsplan blijkt dat de hofvorm niet ter<br />

sprake komt. Op dit uitbreidingsplan wordt het wijkcentrum (voormalige boerderij<br />

Op den heuvel) niet meer getekend. Die wijziging komt evenmin ter sprake in de<br />

raad. (‘Uitbreidingsplan in onderdelen De Heuvel’, 1960-1961. GLV, archief DIV)<br />

1961 Laanzicht<br />

In 1961 wordt het bestemmingsplan voor Laanzicht ingrijpend gewijzigd. In plaats<br />

van de bungalows is nu de bouw van een regionaal winkelcentrum voorzien. De<br />

Rotterdamse architect Ernest Groosman zal voor het winkelcentrum een overallplan<br />

maken. (‘Uitbreidingsplan in onderdelen Laanzicht’, 1962. GLV, archief DIV)<br />

Uitbreidingsplan in Onderdelen De Heuvel, profielen, W. de Bruijn, 1961<br />

27


Uitbreidingsplan<br />

in Onderdelen De<br />

Heuvel, plankaart,<br />

W. de Bruijn 1961<br />

29


Luchtfoto, 1964, voor de aanleg van de Noordsingel<br />

Gezicht vanaf de toren van het dr. Neherlaboratorium van de PTT op de wijk De Heuvel<br />

met op de voorgrond de kruising Van Ruysdaellaan met de J.S. Bachlaan. Rechts de<br />

Prot. Chr. lagere school (de blauwe school). Links boven de afbraak van de boerderij<br />

“Op den Heuvel”. Bron: Beeldbank Leidschendam<br />

30


2.5 nAooRLogSE UitbREiDingSpLAnnEn En DEELgEbiEDEn<br />

Leidschendam-noord<br />

Het uitbreidingsplan voor Leidschendam-Noord (1959) waar De Heuvel en Prinsenhof<br />

deel van uitmaken was zonder twijfel het grootste uitbreidingsplan voor<br />

Leidschendam in de naoorlogse jaren. Volgens de toelichting uit 1959 op ‘Uitbreidingsplan<br />

Noord’ zou het plaats gaan bieden aan ongeveer 25.000 mensen, terwijl<br />

Leidschendam op dat moment 15.600 inwoners telde. (Uitbreidingsplan Noord,<br />

1959, p. 2) De ambitieuze onderneming werd zoals gezegd door burgemeester<br />

Banning en door ing. Neukirchen, de directeur gemeentewerken, persoonlijk toegelicht<br />

(5 maart 1959) op een persconferentie. Het uitbreidingsplan zelf bestond uit<br />

meerdere deelgebieden, waaronder zes buurten. De twee woonbuurten De Heuvel<br />

en Prinsenhof zouden als eerste gerealiseerd worden. Maart 1959 werd met graafwerkzaamheden<br />

een start gemaakt van de uitvoering van De Heuvel. Prinsenhof<br />

werd in 1963 bouwrijp gemaakt. Vooral bij De Heuvel was het uitbreidingsgebied<br />

aangehecht aan de bestaande bebouwing van Leidschendam. De Noordsingel was<br />

het verbindingsstuk tussen De Heuvel en het in 1955 in uitvoering zijnde Raadhuiskwartier.<br />

Laanzicht, De Heuvel en prinsenhof<br />

Het hart van Uitbreidingsplan Noord (1959) werd zoals gezegd gevormd door de<br />

twee woonbuurten De Heuvel en Prinsenhof. Dat waren grootse karaktervolle<br />

woonbuurten in de wijk. Uitbreidingsplan De Heuvel maakte op dat moment<br />

overigens deel uit van nog een ander gebied; de woonbuurt Laanzicht. Laanzicht<br />

lag ten zuidwesten van De Heuvel en was bestemd voor meer gegoede burgers.<br />

In Laanzicht was een wijk met bungalows voorzien, maar er zou het latere Leidsenhage<br />

gerealiseerd worden. In 1958 werd het ‘Partieel uitbreidingsplan Laanzicht –De<br />

Heuvel’ genoemd. Zoals hierboven gesteld werden tussen 1958 en 1960 Laanzicht<br />

en De Heuvel van elkaar losgekoppeld, als zelfstandige uitbreidingsplannen. De hof<br />

in Uitbreidingsplan Prinsenhof was in 1958 nog een derde groter dan de uiteindelijk<br />

gerealiseerde hof. Vanaf 1960 zou het noord-oostelijk deel een wijk met middenstandswoningen<br />

in het Prinsenhofdeel worden opgenomen. Ten noordoosten van<br />

Prinsenhof was een bestaande medische voorziening, het psychiatrisch ziekenhuis<br />

Hulp en Heil (later: Robert Fleury Stichting), een min of meer natuurlijke grens.<br />

Amstelwijk, De Zijde, Duivenvoorde<br />

Tussen de beide superblokken van De Heuvel en Prinsenhof lag de Amstelwijk<br />

die in het uitbreidingsplan uit 1959 was gedacht als ‘city’, zoals dat omstreeks eind<br />

jaren vijftig werd genoemd. De Bruijn en Haverda omschreven de voorzieningen<br />

in Amstelwijk als het wijkcentrum. Het lag ook geografisch gezien centraal in het<br />

gebied. In de Amstelwijk zouden de wijkvoorzieningen komen zoals kantoren<br />

en het winkelcentrum. De locatie van het geplande winkelcentrum zou in 1960<br />

overigens wijzigen. Het winkelcentrum met de ‘city’ kwam niet tussen De Heuvel en<br />

Prinsenhof maar op de huidige locatie van Leidsenhage, ten westen van De Heuvel,<br />

het voormalige Laanzicht. Langs de noord-westzijde was een strook met woningen<br />

voor de betere burgerij: het huidige De Zijde en Duivenvoorde. Deze woningenstrook<br />

werd van De Heuvel, Amstelwijk en Prinsenhof gescheiden door een brede<br />

verkeersweg (de huidige Heuvelweg en Graaf Willem de Rijkelaan) en een groene<br />

strook met voorzieningen (zoals scholen) zodat deze weg het karakter kreeg van<br />

een Parkway.<br />

31


32<br />

Recreatiegebied<br />

In het westen lag een zone die een buffer vormde met de gemeente Voorburg:<br />

hier was een recreatiegebied gepland met openbaar plantsoen, een zwembad<br />

en sportvelden. Het park was bestemd voor bewoners uit Voorburg, Den Haag en<br />

Leidschendam. Later zou Park Veurse Hout bebouwd raken. Maar het Zijdepark ten<br />

zuid-westen van Leidsenhage bestaat nog. Het zwembad is gerealiseerd in de Amstelwijk.<br />

Dit recreatiegebied lag tegen een geprojecteerde rijksweg aan (de huidige<br />

noordelijke randweg) en volgde min of meer de gemeentegrens. Langs de zuidzijde<br />

was eveneens een brede doorgaande weg geprojecteerd, de huidige Noordsingel.<br />

Afstemming op Den Haag en de industrie<br />

Met de realisatie van Uitbreidingsplan Noord maakte de gemeente een vergroting<br />

van inwonersaantal mogelijk van 25.000 inwoners. In korte tijd zou Leidschendam<br />

kunnen groeien van 15.600 (1959) naar 40.600 inwoners. De nieuwe wijk was vooral<br />

bedoeld als overlooplocatie van het werkende deel van Den Haag. Voor deze 25.000<br />

inwoners was in 1958 de bouw van 5600 woningen voorzien. In 1968 was dat iets<br />

naar beneden bijgesteld tot 5400. Leidschendam accepteerde dat het dicht bij Den<br />

Haag lag. Haverda omschreef het aldus: ‘Leidschendam is geen tuindersdorp noch<br />

randgemente van Den Haag meer, maar een deel van een stedelijke agglomeratie<br />

met al haar functies.’ (Haverda, 1968, p. 6). Overigens wilde de gemeente er wel voor<br />

waken dat huishoudens zonder inkomen afkomstig uit Den Haag zich in de gemeente<br />

zouden vestigen en een belasting gaan vormen voor het gemeentebudget<br />

van Leidschendam. ‘Het spreekt vanzelf dat een grote gemeente als ’s Gravenhage<br />

dit soort van problemen beter kan oplossen dan Leidschendam’, aldus de socioloog<br />

Haverda. Het middel daartoe was een selectie vooraf op basis van schriftelijke gegevens<br />

over beroep en inkomen. (Haverda, 1957, nota 9, p. 2-4)<br />

In Leidschendam zelf was overigens ook sprake van groeiende werkgelegenheid, zoals<br />

bij het Dr. Neher laboratorium, de machinefabriek van N.V. Enkes de meubelfabriek<br />

van N.V. Pander en het research laboratorium voor Berkel’s Patent N.V. De groei werd<br />

niet verwacht van de agrarische sector, want die was tot stilstand gekomen. In 1947<br />

bedroeg de beroepsbevolking van Leidschendam werkzaam in de agrarische sector<br />

nog 25 procent. In 1959 was dat gedaald naar 16 procent. (Haverda, 1968, p. 3)<br />

overige naoorlogse uitbreidingen<br />

Als in 1961 Uitbreidingsplan Noord geleidelijk tot uitvoering komt, groeit het besef<br />

dat de oude kern een nieuwe impuls moet krijgen. Er worden saneringsplannen gemaakt.<br />

Tegelijk groeide de overtuiging dat in het zuidelijke gebied ook woningbouw<br />

kan komen. Plan Zuid was bedoeld als compensatie voor de sloop van de woningen<br />

aan de Venestraat. Over de invulling van het Plan Zuid ten zuiden van de Vliet is veel<br />

discussie geweest. Omstreeks 1967 was een plan waarin hoogbouw domineerde.<br />

Voorgesteld werd hoogbouw in twaalf lagen langs de Rijksweg en de Starrevaart. Er<br />

waren 912 flatwoningen voorzien en 48 eengezinswoningen. Later zou dit drastisch<br />

worden bijgesteld naar 408 eengezinswoningen en 294 galerijflats. In 1973 startten<br />

de uitvoeringswerkzaamheden. Omstreeks 1986 was de wijk grotendeels voltooid.<br />

(Persoon, De Kort, 1988, p. 376-377)<br />

2.6 LAtERE ontWiKKELingEn En HERStRUCtURERing<br />

Vanaf de jaren zeventig ontwikkelde Leidschendam zich geleidelijk steeds meer tot een<br />

aaneengesloten woongebied met Den Haag en Voorburg. Richting de buurgemeenten<br />

Wassenaar, Voorburg en Zoetermeer is nog wel een groot onbebouwd gebied.


Isometrie De Heuvel, 2012<br />

Het Banningbalkon op de hoek van de<br />

Noordsingel en de Burgemeester Banninglaan<br />

Aantal woningen sociale huur 610<br />

Aantal woningen vrije sector koop 643<br />

Aantal woningen vrije sector huur 203 +<br />

Aantal woningen totaal 1456<br />

Ha (tot aan het midden van de rondwegen) 26,5 ha<br />

Aantal woningen/ha 55 wo/ha


H<br />

HEUVELWEG<br />

4<br />

6<br />

6<br />

5<br />

113<br />

SCHOUT VAN EIJKLAAN<br />

107<br />

108<br />

112<br />

S<br />

DOBBELAAN<br />

6<br />

106<br />

BURG. ROERINGLAAN<br />

6<br />

BURG. BANNINGLAAN<br />

BURG. CAEN VAN NECKLAAN<br />

202<br />

S<br />

109<br />

3<br />

105<br />

KO<br />

2<br />

PRESIDENT<br />

KENNEDYPLEIN<br />

201<br />

S<br />

104<br />

110<br />

KO<br />

7<br />

8<br />

BURG. KEIJZERLAAN<br />

DOBBELAAN<br />

BURG. SWEENSLAAN<br />

111<br />

2<br />

103<br />

S<br />

BURG. KOLFSCHOTENLAAN<br />

2<br />

102<br />

9<br />

BURG. VELTHUIJZENLAAN<br />

203<br />

101<br />

203<br />

114<br />

2<br />

2<br />

2<br />

1<br />

BURG. VAN DUYVENDIJKLAAN<br />

NOORDSINGEL<br />

2012<br />

CENTRUM<br />

S<br />

0 20 40 60 80 100 m<br />

De Heuvel - Leidschendam<br />

1<br />

H<br />

S<br />

KO<br />

straat, stoep, pad<br />

water<br />

openbaar groen<br />

privé groen<br />

appartementengebouw (4, 5 of 6 lagen)<br />

nummer verwijst naar bouwplan (H. 4 en 5.2)<br />

woningen (grondgebonden)<br />

school/kinderopvang<br />

kerken<br />

openbare voorzieningen<br />

winkels<br />

winkels in plint<br />

winkelgebied<br />

winkelcentrum<br />

ziekenhuis<br />

bibliotheek<br />

Rooms-katholieke kerk<br />

Protestantse kerk<br />

school<br />

kinderopvang<br />

tramhalte<br />

bushalte


Tussen de voormalige gemeenten Leidschendam en Voorburg, bij de Noordelijke<br />

Randweg, is recentelijk een nieuw woongebied gebouwd. Deze hangt samen met<br />

de aanleg van een tunneltracé. De in 2003 geopende Sijtwendetunnel volgt het<br />

tracé van de landscheidingsdijk, een oude waterkering tussen Rijnland en Delfland.<br />

De tunnel bestaat uit drie delen: Spoortunnel, Parktunnel en Vliettunnel. Tegelijk<br />

met de bouw van de Sijtwendetunnel is een woonwijk gerealiseerd, grotendeels op<br />

de tunnel. (De Jonge, 2001)<br />

In 2002 zijn de gemeenten Leidschendam en Voorburg samengevoegd. De woonwijk<br />

Leidschenveen en het bedrijventerrein Forepark zijn gerealiseerd op voormalig<br />

grondgebied van Leidschendam, dat door de gemeente Den Haag is geannexeerd.<br />

Basisschool De Elzenheuvel (Architectuurkaart 108)<br />

33


3. De Heuvel - steDenbouw<br />

3.1 gEgEVEnS DE HEUVEL<br />

Uitbreidingsplan: ‘Uitbreidingsplan in onderdelen: Laanzicht –De Heuvel’ (1957)<br />

Stedenbouwkundig ontwerp: 1955-1957 (daarna diverse malen herzien), onder<br />

andere in 1961 scheiding: ‘Uitbreidingsplan in onderdelen “De Heuvel”’, 1961 en<br />

‘Uitbreidingsplan in onderdelen “Laanzicht”, 1961<br />

Ontwerper: Wim de Bruijn, architect en stedenbouwkundige, Utrecht<br />

Ontwerp inrichtingsplan: Grontmij, De Bilt<br />

Uitwerking beplanting: Paul van Deurzen, hoofd plantsoenen gemeente Leidschendam,<br />

vanaf 1963<br />

3.2 Ligging in DE StAD En bEgREnZing<br />

Het zuivere carré-vormige ensemble De Heuvel wordt begrensd door de Noordsingel,<br />

Burgemeester Kolfschotenlaan, Heuvelweg en Burgemeester Banninglaan. Het<br />

gebied ligt aan de noordzijde van de gemeente.<br />

Culturele en sociale betekenis<br />

Woonbuurt De Heuvel is een van de twee carré-vormige woonbuurten in het ‘Uitbreidingsplan<br />

Noord’ van Leidschendam uit 1959. Een dubbele wand van woonstroken<br />

is gebouwd rondom een hof met voorzieningen. De beide hoven vormen de<br />

zeer herkenbare kern van het uitbreidingsgebied dat bedoeld was om de groei van<br />

het inwonersaantal van buurgemeente Den Haag op te vangen. De Heuvel is samen<br />

met Prinsenhof te beschouwen als het hoofdwerk van stedenbouwkundige Wim<br />

de Bruijn, die hier zijn ideeën voor een nieuwe vorm voor een sociale gemeenschap<br />

kon realiseren. De Bruijn werd in de realisatie van zijn ontwerp bijgestaan door de<br />

toenmalige burgemeester Banning, die in 1965 ook zelf in De Heuvel ging wonen.<br />

Banning woonde op de hoek van de Noordsingel en de Burgemeester Banninglaan,<br />

op het scharnier van de nieuwe buurt De Heuvel, het oude dorp en de weg richting<br />

Den Haag en Voorburg. Banning liet zijn woning voorzien van een balkon, als<br />

bescheiden markering van de bijzondere status van deze woning.<br />

In nationaal opzicht zijn De Heuvel en Prinsenhof uniek wat betreft de schaal en zuivere<br />

realisatie van het ensemble. De maat van de buurten die een samenhangende<br />

eenheid vormen en gerealiseerd zijn rond een openbaar gebied met de collectieve<br />

voorzieningen, is in die tijd cultuurhistorisch bezien zeer bijzonder. De Heuvel heeft<br />

aan de buitenzijde een maat van ongeveer 500 bij 450 meter. De hof is ongeveer<br />

370 bij 315 meter. Prinsenhof is nog groter. Aan de buitenzijde is deze buurt ongeveer<br />

610 bij 450 meter. Oorspronkelijk was Prinsenhof in opzet zelfs 750 meter<br />

lang. In de geschiedenis van de stedenbouw in Nederland zijn beide hoven uniek,<br />

waarbij De Heuvel zowel stedenbouwkundig als architectonisch nog vrij oorspronkelijk<br />

is. De Prinsenhof is de laatste jaren ingrijpend gerenoveerd maar ruimtelijk zijn<br />

de grote schaal en hoofdopzet nog te ervaren.<br />

De Heuvel is tot op de dag van vandaag een zeer herkenbaar ensemble in Leidschendam-Voorburg.<br />

Wat dat betreft is het streven om een herkenbare woonbuurt<br />

te creëren in het uitbreidingsgebied, geslaagd te noemen. Voor een groot deel van<br />

de eerste levensbehoeften en collectieve voorzieningen kunnen de buurtbewoners<br />

terecht in de eigen buurt. Het winkelcentrum aan de Burgemeester Sweenslaan is<br />

een trefpunt, en een ruimtelijk scharnier tussen de buurt en de omgeving. Ook de<br />

35


<strong>36</strong><br />

De Heuvel<br />

Prinsenhof<br />

0 0,5 km<br />

1 km<br />

2006<br />

De Vliet


ondomlopende buurtweg en groene hof zijn met de paden, pleinen, waterlopen<br />

en groenvoorziening een geleed en geproportioneerd gebied met vanzelfsprekende<br />

looproute en plekken voor verpozing en samenkomst. Wandelaars komen<br />

gemakkelijk met elkaar in contact door de rustige aanleg. Kinderen kunnen relatief<br />

eenvoudig de school bereiken en spelen in een verkeersveilige omgeving.<br />

3.3 pRogRAmmAtiSCHE En RUimtELiJKE typoLogiE<br />

Het hof als woongemeenschap<br />

Programmatisch is De Heuvel opgezet als een buurt voor een duidelijk gedefinieerde<br />

doelgroep. De woonbuurten in het Uitbreidingsplan Noord waren voor verschillende<br />

doelgroepen. De Heuvel was bestemd voor de ‘burgerij’. Het was een buurt<br />

voor een sociaal iets hogere klasse dan arbeiders. Prinsenhof was in vergelijking<br />

daarmee opgezet als ‘arbeidersbuurt’. Concreet hield dit in dat er een andere verdeling<br />

werd gemaakt in de hoeveelheid woningen die in de woningwetsector werden<br />

gerealiseerd of door particulieren werden gebouwd. Het aantal zou in de loop der<br />

tijd licht wijzigen, maar in grote lijnen is deze opzet zo gerealiseerd. In de toelichting<br />

op het Uitbreidingsplan Noord werd het als volgt omschreven. In het hele gebied<br />

zouden ruim 5800 woningen worden gerealiseerd. In Laanzicht-De Heuvel was de<br />

grond bestemd voor 1232 etagewoningen en 174 eengezinshuizen. ‘Ongeveer 1000<br />

etagewoningen worden gebouwd in de woningsector, de overige zullen door particulieren<br />

worden gebouwd.’ (Uitbreidingsplan Noord, 1959, p. 6) De genoemde 174<br />

eengezinshuizen (de bungalowwijk) zouden niet in De Heuvel worden gebouwd, er<br />

was dus geen menging. Ze lagen duidelijk van De Heuvel gescheiden in het gebied<br />

Laanzicht (uiteindelijk niet gerealiseerd). In Prinsenhof was de bouw voorzien van<br />

ongeveer 2000 etagewoningen in de woningwetsector. De Heuvel telde in de opzet<br />

van 1959 de helft van de inwoners van Prinsenhof. Op de ontwerpen is dat ook te<br />

zien, want in 1959 is Prinsenhof nog veel groter getekend dan de uiteindelijk gerealiseerde<br />

vorm. Overigens had Prinsenhof in de eerste ontwerpen tot omstreeks 1960<br />

ook een andere opzet van de kern. In de kern van Prinsenhof had De Bruijn een<br />

kleine ring getekend van woonstroken, een derde ring die het centrum vormde, de<br />

kern van de buurt. Deze is niet gerealiseerd. Deze ring en de latere verkleining wekken<br />

de indruk dat De Bruijn de maat van het hof niet te groot wilde maken, omdat<br />

anders de eenheid niet meer te ervaren is.<br />

Woonstroken met een voorzieningenveld<br />

Van begin af aan was het de bedoeling van de stedenbouwkundige De Bruijn om<br />

alle woningen in De Heuvel te bouwen als etagewoningen rond een hof. De kern van<br />

de ruimtelijke opzet van De Heuvel is de grootsheid van de bebouwing rond de hof.<br />

Het gaat om de conceptie van een duidelijk herkenbare buurt, als een ensemble van<br />

woningen rond een hof met voorzieningen. Die ruimtelijke vorm diende overduidelijk<br />

in het stadsbeeld aanwezig te zijn, en zich enerzijds als een eenheid te manifesteren<br />

en anderzijds zich te onderscheiden van de buurten met een ander karakter. De<br />

bewoners van de hof zijn een gemeenschap op zich. Ze wonen allemaal in etagewoningen<br />

langs een woonstraat, in de woningen aan de binnenring en buitenring.<br />

De woningen langs de binnenring kijken uit op een cluster van lage paviljoens die<br />

verspreid zijn over de groene binnenhof, met scholen, sportvoorzieningen, kerken en<br />

bijeenkomstruimten. De woningen van de buitenring vormen de buitenste wand van<br />

het ensemble, maar zijn door de ontsluiting via de rondom gaande woonstraat tussen<br />

de dubbele woonstrook sterk met het ensemble verbonden.<br />

37


38<br />

precedenten van superblokken met dubbele ring<br />

De Heuvel en Prinsenhof zijn in hun opzet en zeker in hun omvang wereldwijd<br />

uniek. De omvang van De Heuvel heeft, met buitenmaten van 500 bij ruim 400<br />

meter en een hof van 370 bij ruim 300 meter, zoals Tummers en Zuurmond betuigen,<br />

inderdaad een landschappelijke schaal met een regionale betekenis. De opzet<br />

met een buitenring en een binnenring, waarin voornamelijk in de tussenruimte de<br />

(auto)ontsluiting van de woningen plaatsvindt, waardoor de hof het domein is van<br />

openbare en collectieve voorzieningen, groen en recreatie, is in deze hermetische<br />

samenhang, eveneens zonder precedenten. Het ruimtelijke karakter van en de clustering<br />

van voorzieningen in het centrale groengebied, de ‘core’, van het dorp Nagele<br />

(vanaf 1947 tot eind jaren vijftig) vertoont enigszins verwantschap met de grote hoven<br />

in Leidschendam maar zonder de vernuftige stedelijke oplossing voor de auto.<br />

Juist in Nederland is er in de beginperiode van de sociale woningbouw, in de eerste<br />

decennia van de twintigste eeuw, wel geëxperimenteerd met superblokken met<br />

een dubbele ring. Echter in deze voorbeelden bevindt zich in de tussenruimte<br />

tussen de twee woonstroken over het algemeen een gebied met privé tuinen, of<br />

in ieder geval een niet openbaar te betreden gebied. Het Zaandammerplein in de<br />

Spaarndammerbuurt in Amsterdam is hiervan een mooi voorbeeld. Bijzonder aan<br />

dit blok is dat tussen de woonstroken zich collectieve tuinen bevinden en in de<br />

hof een scala aan buitenactiviteiten. De architectuur aan het plein is van K.P.C. de<br />

Bazel en gebouwd in de jaren twintig van de vorige eeuw. Ook de in die zelfde tijd<br />

gebouwde en naastgelegen Zaanhof van H.J.M. Walenkamp toont het principe met<br />

een dubbele ring maar nergens met de omvang en de programmatische rijkdom<br />

van De Heuvel.<br />

Ook in andere steden werd dit principe toentertijd wel toegepast. Zo bestond de<br />

Molenwijk in Den Haag en een deel van de wijk Transvaal, voorafgaand aan de<br />

stadsvernieuwing en recente herstructurering, uit blokken met een dubbele ring<br />

(Hebly, 1989). De Papaverhof van Jan Wils is in zijn grotere stedenbouwkundige setting<br />

ook als een bewerking van dit principe te lezen.<br />

Na de realisaties van de superblokken van De Bruijn in Leidschendam is dit principe<br />

eigenlijk nergens meer zo exact en voortvarend toegepast. Carel Weeber<br />

heeft wel diverse superblokken gerealiseerd maar altijd met een enkele ring en<br />

zonder voorzieningen in het binnengebied. Het principe van een groot dubbel<br />

geringd blok is, in een stedelijke gesloten setting, te herkennen in het plan van<br />

Charles Vandenhove tussen het Huygenspark en Het Zieken in Den Haag uit<br />

1987-1992.<br />

Al met al kan worden gezegd dat het hermetische typologische schema, de programmatische<br />

rijkdom en de landschappelijke schaal van De Heuvel en Prinsenhof<br />

voor en na het ontstaan, nergens zijn gelijke heeft.<br />

3.4 VERKAVELing En typoLogiE WoningboUW<br />

De woningen in De Heuvel hebben krachtige collectieve kenmerken, waardoor de<br />

buurt als een hecht ensemble overkomt. Alhoewel ze op details van elkaar kunnen<br />

verschillen komen ze als een eenheid over door de positionering in het stramien<br />

van de rechthoek, de hoogte van vier of vijf woonlagen met een plat dak, en de<br />

typologie. Ze zijn allemaal uitsluitend gebouwd als etagewoningen (zowel in de<br />

woonstroken als boven de winkels) en ze staan allemaal in de dubbele ring aan de<br />

woonstraat rond het hof en het plein bij de Burgemeester Sweenslaan. De enige<br />

uitzondering hierop vormt de woning voor de koster van de katholieke kerk (R.K.<br />

kerk St. Joseph Opifex), die als een ensemble is ontworpen en in het veld met de<br />

voorzieningen is gebouwd.


Dubbele ringblokken<br />

1<br />

4<br />

2 3<br />

1 Enkel gesloten blok - Commelinstraat - Dapperbuurt Amsterdam - 19e eeuw<br />

2 Zaanhof - Spaarndammerbuurt Amsterdam - Walenkamp - 1925<br />

3 Zaandammerplein - Spaarndammerbuurt Amsterdam - De Bazel - 1925<br />

4 Justus van Effenblok - Spangen Rotterdam - Brinkman - 1922<br />

5 D. Theronstraat- Transvaal Amsterdam - Amsterdamse School - 1920<br />

6 Kraaipanstraat - Transvaal Amsterdam - Amsterdamse School - 1920<br />

7 De Heuvel - Leidschendam - De Bruijn - 1959<br />

8 Huygenspark - Den Haag - Vandenhove - 1987-1992<br />

9 Schinkelplatz - Berlijn - Krier - 1977-1987<br />

5<br />

7<br />

0 50 100 150 200 250 m<br />

8<br />

39<br />

9<br />

6


Woningbouw in vijf bouwlagen aan de Schout van Eijklaan (Architectuurkaart 6a)<br />

40


De woonstroken zijn niet alleen groot van schaal. Ze zijn ook groots. Vooral langs de<br />

buitenring staan stroken met een forse lengte. In de meeste gevallen schermt de<br />

strook ongeveer de helft van het hof af. De ritmering en schaalverkleining ontstaat<br />

door de herkenbaarheid van de afzonderlijke woningen in de gevel en de ontsluiting.<br />

Sterk ruimtebepalende elementen zijn de trappenhuizen, die geregeld als min<br />

of meer losstaande verticale volumes langs de strook zijn geplaatst. Alleen bij het<br />

winkelcentrum aan de Burgemeester Sweenslaan wordt dit stramien doorbroken<br />

met dwars geplaatste kortere stroken, zodat een winkelgebied ontstaat aan een<br />

plein en een entree tot de buurt. De woonstroken zijn vier of vijf bouwlagen hoog<br />

met een plint.<br />

Er zijn weinig woningen met woonruimte op de begane grond. De begane grond<br />

van de woonstroken is voor het merendeel in gebruik als berging voor de woningen,<br />

als garage, scooterberging of als winkel. Een uitzondering is het ensemble<br />

stroken langs de twee rooms katholieke velden: de zes stroken die zijn ontworpen<br />

door de <strong>Gemeente</strong>lijke Woningdienst ’s Gravenhage (oa Burgemeester Velthuijsenlaan).<br />

Deze stroken hebben op de begane grond wel woonruimte, afgewisseld met<br />

Woningbouw in vijf en zes lagen in de zuidhoek (boven) en in de oosthoek (onder)<br />

41


42<br />

bergingen en de portieken. In de huidige situatie hebben enkele van deze woningen<br />

een privétuin op de begane grond, grenzend aan het hof.<br />

Bijna alle woningen worden ontsloten via de woonstraat die als een rondgaande<br />

laan tussen de dubbele wand woonstroken ligt. In de woonlaan kunnen de bewoners<br />

de auto parkeren. Hier is ook de hoofdentree van de woningen. Soms zijn<br />

er ook entrees, parkeerplaatsen en garageboxen aan de hofzijde. In de Heuvel zijn<br />

zowel portiekwoningen als galerijwoningen gerealiseerd. Een groot deel van de<br />

woningen op de verdieping is bereikbaar met een lift. Burgemeester Banning heeft<br />

zich hier voor ingezet.<br />

3.5 VooRZiEningEn ALS AfSpiEgELing VAn DE VERZUiLing<br />

Eenmalige ontwerpen<br />

In De Heuvel zijn meerdere soorten voorzieningen. De meeste winkelvoorzieningen<br />

zijn geïntegreerd met de woonstroken en liggen geconcentreerd bij de Burgemeester<br />

Sweenslaan. Er zijn nog twee winkels in paviljoenbouw, die een soort poortmotief<br />

vormen in de woonstraat bij de Burgemeester Roeringlaan. De sociale en religieuze<br />

voorzieningen zijn uitsluitend als losse objecten in de binnenhof gebouwd.<br />

Het zijn typische buurtvoorzieningen zoals scholen, sportgebouwen, kerken en<br />

andere bijeenkomstruimten. Voor werk en voor de wijk- of stedelijke voorzieningen<br />

konden bewoners buiten de buurt terecht, zoals ziekenhuis, voortgezet onderwijs,<br />

grotere bedrijven, industrie.<br />

De meeste sociale voorzieningen zijn ontworpen als unieke, eenmalige gebouwen.<br />

De voorzieningen worden gekenmerkt door maximaal twee bouwlagen en<br />

een schuin dak. Uit de welstandbesprekingen blijkt dat de dakvorm bijzondere<br />

aandacht kreeg. Het is opvallend dat alle daken van de sociale voorzieningen een<br />

schuine kap hebben, in tegenstelling tot de woonstroken met een plat dak. Terwijl<br />

in Prinsenhof voor scholenbouw een bouwsysteem werd toegepast, zijn de scholen<br />

in het hof van De Heuvel verschillend van vorm. Mogelijk zijn in het groene veld van<br />

De Heuvel geen systeemscholen gebouwd vanwege het platte dak van de genormaliseerde<br />

school. Overigens staat buiten het carré, ten noorden van de Heuvelweg<br />

en ten zuiden van de Noordsingel, nog een systeemschool. Het SET systeem was<br />

een standaardontwerp voor een lagere school en een kleuterschool ontworpen<br />

door de Leidschendamse architect Van Vliet. De constructie was gebaseerd op stalen<br />

kolommen. De pui stond iets terug, los van de kolom. Ongeacht lokale omstandigheden<br />

kon het als een reproduceerbaar gebouw snel worden gerealiseerd. De<br />

gymzaal (Dobbelaan 4a) bij de protestante basisschool in De Heuvel (Dobbelaan 10)<br />

is eveneens een standaard gymnastiekzaal.<br />

De zichtbaarheid van de verzuiling<br />

Het hof is verdeeld in vier bebouwingsvelden, in aansluiting op de verzuiling van<br />

de samenleving. Het grootste deel bestond uit rooms katholieke voorzieningen: het<br />

noordelijke veld en oostelijke veld. Dat grote aandeel komt overeen met de bevolkingssamenstelling<br />

die overwegend van katholieke huize was. Op het westelijke<br />

veld stond een concentratie van protestants christelijke voorzieningen waaronder<br />

een gereformeerde kerk (de Kruisheuvelkerk) en een christelijke lagere school. Het<br />

zuidelijke veld was voor openbaar onderwijs.


RK St. Josef Opifexkerk, Van de Leur 1962 (Architectuurkaart 101)<br />

43


44<br />

boerderij op den Heuvel als sociaal centrum<br />

In het centrum van het hof is een gedeelte niet bebouwd. Dit werd vrij van bebouwing<br />

gehouden en is vormgegeven als een plein voor de hele buurt. Aanvankelijk<br />

was het de bedoeling dat de bestaande boerderij die hier stond, de boerderij ‘Op<br />

den heuvel’, behouden zou blijven en met een nieuwe functie geïntegreerd werd<br />

in de opzet van De Heuvel. Het was de bedoeling dat hier een buurtcentrum in<br />

zou worden ingericht. De socioloog Haverda ging in 1957 vrij gedetailleerd op dit<br />

gemeenschapshuis in: ‘Het verdient aanbeveling om een organisatie op te richten<br />

of te stimuleren, die de gemeenschappelijke belangen van de buurtbewoners zou<br />

behartigen en sociaal-culturele activiteiten zou stimuleren. Uiteraard zou zich deze<br />

organisatie (Buurtvereniging of stichting) niet op het terrein van de kerken en de<br />

kerkelijke organisaties moeten begeven. In “De Heuvel” zou deze organisatie in de<br />

oude boerderij kunnen zetelen, welke als sociaal-cultureel centrum dienst zal doen’.<br />

(Haverda, nota 7, 1957, p. 5. GLV, DIV) Maar uiteindelijk is de boerderij afgebroken.<br />

Tot aan omstreeks 1960 nam De Bruijn de boerderij op in het plan. Vanaf 1961 wordt<br />

deze niet meer ingetekend.<br />

3.6 opEnbARE RUimtE, gRoEnAAnLEg En WAtERStRUCtUUR<br />

Verkeer en parkeren<br />

Alhoewel De Heuvel hoofdzakelijk is ontworpen als een tabula rasa, is wel degelijk<br />

rekening gehouden met de ondergrond: de bodemgesteldheid. Het is ingepast<br />

in het landschap en aangehecht aan bestaande wegen. Een hoofdelement van<br />

de ontsluiting van De Heuvel voor het verkeer, en de ontsluiting van de hele wijk<br />

Noord, zijn de twee noordoost en zuidwest georiënteerde doorgaande wegen: de<br />

Noordsingel en de Heuvelweg. Het gehele gebied van het Uitbreidingsplan Noord<br />

is in deze richting georiënteerd. Aan die opzet ligt de geografische gesteldheid van<br />

het grondgebied ten grondslag. Die langgerekte strook volgt de reeks van strandwallen.<br />

In grote lijnen volgen de twee hoofdontsluitingswegen het tracé van twee<br />

strandwallen in het gebied. Dwars door De Heuvel ligt nog een derde strandwal, die<br />

precies door de kern van De Heuvel gaat. Op het zand van die middelste strandwal<br />

was de boerderij Op den Heuvel gebouwd. De woningen in De Heuvel zelf worden<br />

via een secundaire weg ontsloten: de woonstraat die tussen de binnen- en buitenring<br />

ligt. Dat concept is even radicaal als de keuze voor twee hoven. De Bruijn maakt<br />

ruim baan voor het gemotoriseerde verkeer en het parkeren in de stedelijke straat<br />

waar ook voetgangers over een bijzonder breed en groen wandelpad beschikken.<br />

Hij maakt met de ringstraat een verbinding tussen het verkeer en de hoven.<br />

Ringvormige woonstraat, parkeren aan de voet<br />

De Bruijn ontwierp de hoofdopzet van de openbare ruimte, groenaanleg en waterstructuur<br />

in nauwe samenhang met de bebouwing. De wijze waarop het verkeer<br />

door de buurt beweegt is als een onlosmakelijk onderdeel van het gehele uitbreidingsplan<br />

ontworpen. Hij weerde het doorgaande verkeer uit de buurt. Hij projecteerde<br />

doorgaande wegen langs de randen van De Heuvel. Halverwege alle vier de<br />

buitenringen was een doorgang voor gemotoriseerd verkeer. Op de hoeken waren<br />

verder doorgangen in de buitenring voor wandelaars en eventueel fietsverkeer. Alle<br />

woningen worden voor het gemotoriseerde verkeer ontsloten via een ringvormige<br />

woonstraat. Haverda vergeleek die ringvormige weg met de Ringstrasse in Wenen<br />

waar in de negentiende eeuw een ring van grootse allure rondom het <strong>historische</strong><br />

centrum is gerealiseerd. In De Heuvel projecteerde De Bruijn parkeerplaatsen in de


woonstraat, aan de voet van de woningen. Bij meerdere woonstroken kan ook aan<br />

de parkzijde worden geparkeerd. De typologie van de woningen stemde hij hier<br />

op af. In de plint van de woonstroken zijn garages opgenomen, geen woningen.<br />

De voorzieningen zijn toegankelijk via een kruisvormig wegentracé, dwars door het<br />

hof met een kruising op het centrale plein: het President Kennedyplein. Daar tussen<br />

door loopt een stelsel van voetpaden, langs de woonstroken en over het hof, voor<br />

het langzame verkeer tussen de woningen en de voorzieningen.<br />

plein met Dobbe<br />

Het centrum van het hof wordt gevormd door een verhard plein: het President<br />

Kennedyplein, ook wel Heuvelplein genoemd. Dit plein wordt omzoomd door een<br />

bomenrand en een waterloop. Het plein is opgezet als een evenementenplein. Hier<br />

kunnen bijvoorbeeld tijdelijke bijeenkomsten, manifestaties of markten worden<br />

gehouden. Op andere momenten is het in gebruik als parkeerplaats. Hier stond<br />

tot omstreeks begin jaren zestig de boerderij ‘Op den heuvel’, waarnaar de buurt is<br />

genoemd. Dit centrale plein wordt ruimtelijk versterkt door een waterloop die als<br />

een ring met overgangen om het plein heen ligt. Die waterloop herinnert nog aan<br />

de plek van de vroegere Dobbewetering. De boerderij Op den Heuvel lag langs<br />

deze <strong>historische</strong> waterloop. Deze wetering is in het uitbreidingsplan Heuvel op een<br />

geabstraheerde wijze aanwezig. De vroegere Dobbe is door De Bruijn recht getrokken<br />

en volgt als fragment de nieuwe Dobbelaan. Bij het plein legt hij de waterloop<br />

als een rechthoek en hier en daar verbreed rond om het plein. De Dobbewetering is<br />

ook nog op een andere wijze geïntegreerd in het ontwerp van De Heuvel. De Dobbelaan<br />

en de doorgangen in de oost-west wanden van de woonstroken refereert<br />

nog aan de Dobbewetering. Daarnaast is ook het carré van bomen dat het plein<br />

omzoomd te interpreteren als een referentie aan de vroegere bomengroep rond<br />

de boerderij. Overigens stond lange tijd een molen op de hoek Dobbelaan/Burgemeester<br />

Velthuysenlaan. De molen ‘Zijde polder’ is afgebroken gedurende de bouw<br />

van De Heuvel. Deze plek van de molen wordt op archeologische kaart wel aangegeven<br />

in de ondergrond.<br />

inrichtingsontwerp<br />

Het inrichtingsontwerp van De Heuvel is in 1961 getekend door de Grontmij en<br />

vanaf 1963 uitgewerkt in een beplantingsvoorstel door de chef plantsoenen van de<br />

gemeente, Paul van Deurzen. Van Deurzen begeleidde ook de technische uitvoering<br />

zoals het regelen van het grondwerk. (Interview auteurs met Paul van Deurzen,<br />

24 februari 2012). Belangrijk element in het ontwerp is het rechthoekige raster dat<br />

ten grondslag ligt aan de algehele opzet. Afgezien van de abstracte verwerking van<br />

de Dobbe en de standwallen in het ontwerp, zijn nauwelijks lijnen van de vroegere<br />

polderstructuur en kavels in het ontwerp herkenbaar. Wel volgt de Burgemeester<br />

Velthuijsenlaan nog een vroegere begrenzing in de polder. Maar hoofdzakelijk is<br />

sprake van een tabula rasa aanleg. Mogelijk is tussen de Noordsingel en de Burgemeester<br />

Sweenslaan nog een restant van <strong>historische</strong> beplanting aanwezig. (Interview<br />

auteurs met Toine van Wieringen, 26 januari 2012)<br />

Karakteristiek voor het parkkarakter van het hof is niet alleen het weren van het<br />

buurtverkeer, en de toepassing van paviljoenbouw, maar ook het orthogonale<br />

grid van de inrichting. De grote maat van het gehele carré verkleint getrapt in het<br />

inrichtingsplan. Dwars door het hof loopt een kruisvormig padenstelsel, dat in het<br />

centrum net iets verspringt, en het hof in vier kwadranten verdeeld. In elk van de<br />

vier hoofdvakken is een speelplaats voor kinderen ontworpen, waarvan nog res-<br />

45


Inrichtingsontwerp De Heuvel,<br />

Grontmij en W. de Bruijn, 1961<br />

47


Burgemeester Caen van Necklaan Schout van Eijklaan richting Burgemeester<br />

Keijzerlaan<br />

Burgemeester Caen van Necklaan Burgemeester Banninglaan<br />

48<br />

Ansichtkaart, circa 1967


tanten aanwezig zijn. Van Deurzen ordende de beplanting in rechthoekige vakken<br />

en langs lange zichtlijnen. Hij maakte rechthoekige bomengroepen met en zonder<br />

onderbegroeiing. Rond het President Kennedyplein is een rechthoekige omzoming<br />

van hoogopgaande bomen aangeplant. Doordat vanaf het plein onder het gebladerte<br />

door gekeken kan worden is er wel contact met de omliggende voorzieningen.<br />

Maar door de hoge bomen wordt wel een groot deel van de flats aan het oog<br />

onttrokken. Typerend voor de groenaanleg is ook de asymmetrische beplanting van<br />

de woonstraat. Een zijde van de straat is bestemd voor het autoverkeer, met rijbaan<br />

terwijl de andere zijde bestemd is voor wandelverkeer met een brede grasstrook,<br />

met bomen, heggen en perken. Bomen zijn ook aangeplant langs wandelpaden, in<br />

de woonstraat en langs de Noordsingel en Heuvelweg. De Heuvelweg heeft bovendien<br />

het karakter van een Parkway, door de brede groenstrook waarin voorzieningen<br />

van wijkniveau zijn gerealiseerd. Hier begeleiden de bomen de verkeersrichtingen.<br />

Ook maakte hij vakken met rozenperken. Het rosarium in het Rooms Katholieke<br />

veld bij het centrale plein is niet meer aanwezig.<br />

Van begin af aan was het centrale plein ontworpen als een ‘eiland’ door het langs<br />

grote delen te begeleiden met een waterloop. Deze was in de uitbreidingsplannen<br />

van De Bruijn rechthoekig van vorm. Ten noordoosten van de waterloop lag een<br />

rosarium. In de huidige situatie is op de plek van het rosarium het water met een<br />

glooiende vorm vergroot en is een eiland in het water gemaakt. Een nog bijzonder<br />

inrichtingselement zijn de terrassen bij het President Kennedyplein. Het wandelpad<br />

langs het plein is op meerdere plekken verlaagd naar het water toe, zodat het<br />

contact met het water wordt benadrukt. De muurtjes langs de trappen naar het<br />

verlaagde bordes zijn uitgevoerd in rode zandsteen. Die ogen nog oorspronkelijk.<br />

Agrarische associaties<br />

Overigens wekt het inrichtingsontwerp van het hof nog wel associaties met de<br />

vroegere polderstructuur met de boerderijen. De sociale voorzieningen zijn alle<br />

opgezet als langgerekte horizontale volumes, met opvallende grote egale schuine<br />

dakvlakken, en één bouwlaag hoog. Alsof het agrarische bedrijfsgebouwen zijn.<br />

Hier doet De Bruijn een beroep op de sterke psychische kracht van archetypische<br />

vormen op bewoners.<br />

3.7 HERStRUCtURERing En ViSiES<br />

park en verkeer<br />

De inrichting van de openbare ruimte met de groenstructuur is in de loop der tijd<br />

op enkele punten wel veranderd. De hoofdstructuur is nog wel aanwezig maar wat<br />

verwaterd. Zo is het rosarium op het Rooms Katholieke veld bij het centrale plein<br />

niet meer aanwezig. De waterloop rond het verkeersplein was rechthoekig, maar<br />

heeft aan de noordoostzijde (het katholieke veld) een glooiende uitbreiding gekregen.<br />

Enkele boompartijen zijn uitgedund. Aanvankelijk beschikte elk van de vier<br />

vakken over een speeltuin. De westelijke speeltuin oogt met de vierkante aanleg<br />

nog het meest oorspronkelijk. De zuidelijke is vrijwel verdwenen. De oostelijke en<br />

noordelijke speeltuinen zijn sterk van vorm veranderd.<br />

Herstructurering en ontwikkelingen<br />

Over het algemeen is De Heuvel (de architectuur van de woningen, de voorzieningen<br />

en openbare ruimte) in hoofdopzet nog oorspronkelijk. Recente wijzigingen<br />

49


50<br />

voegen zich in het algemeen in de hoofdopzet. Enkele ingrepen sluiten minder<br />

nauwkeurig aan op de oorspronkelijke hoofdopzet. Zo is het paviljoen Burgemeester<br />

Sweenslaan 19 een verdichting. En de tendens om van harde oevers natuurlijke<br />

oevers te maken, heeft bij de noord-oostzijde van de waterloop langs het President<br />

Kennedyplein ertoe geleid dat daar de voorheen heldere orthogonale structuur<br />

wordt veranderd in een golvende aanleg met glooiende oevers. Door natuurlijk<br />

verloop en onderhoudsingrepen is ook de terreinaanleg inmiddels veranderd, zoals<br />

het verdwijnen van het rosarium, bomen en de kinderspeelplaatsen. Bij de Burgemeester<br />

Velthuijsenlaan zijn enkele woningen met een privétuin aan de voet van de<br />

strook.<br />

Visies en plannen<br />

De voormalige Opifexkerk is zoals gezegd sinds enige jaren niet meer in gebruik<br />

met een religieuze functie. De eigenaar onderzoekt mogelijkheden voor nieuw<br />

gebruik. Voor het gebied ten oosten van De Heuvel bij het Fluitpolderplein zijn<br />

bouw- en verbouwinitiatieven. Onderdeel daarvan zijn woningen en een school<br />

voor voortgezet onderwijs. Architect Marie-Jeanne Sas leverde in 2011 het ontwerp<br />

voor een nieuwe VMBO-MBO school met bibliotheek. Deze architect ontwierp ook<br />

ongeveer tachtig woningen voor het gebied. Begin 2012 wordt er gestudeerd op<br />

de mogelijkheid om het zwembad De Fluit te vernieuwen (renovatie/nieuwbouw).<br />

Dit kan een impuls geven aan De Heuvel.


4. De Heuvel – arcHitectuur en beelDenDe kunst<br />

4.1 gEgEVEnS VAn DE ARCHitECtUUR En bEELDEnDE KUnSt<br />

Betrokken architectenbureaus (onder andere):<br />

— Architectenbureau J. en J.F. van Vliet, Leidschendam<br />

— C.J. de Bruin, architect, Rotterdam<br />

— <strong>Gemeente</strong>lijke Woningdienst Den Haag<br />

— Architectenbureau Lucas en Niemeijer, Voorburg/Rijswijk<br />

— Architectenbureau Blankespoor en De Vries, Den Haag<br />

— Architectenbureau J.W. Fiolet, Rotterdam<br />

Bouwbedrijf:<br />

— MUWI, Muys en De Winter’s Bouw- en aannemingsbedrijf, Rotterdam, veelal in<br />

combinatie met een architectenbureau<br />

Beeldende kunst (onder andere):<br />

— Sculptuur ‘HEUVEL’, naast Dobbelaan 9, driezijdige reliëfbalk met lettermotief,<br />

kunstenaar B.J. Aalbers, 1964 (plastiek met de naam van de buurt)<br />

— Diverse vaste kunstwerken aan de collectieve voorzieningen<br />

4.2 KARAKtERiStiEK VAn DE ARCHitECtUUR<br />

Samenhang in schaalniveaus<br />

Het was cruciaal dat de architectuur de stedenbouwkundige opzet volgde zoals die<br />

in het uitbreidingsplan was vastgelegd. De architecten moesten zich min of meer<br />

daaraan ten dienste stellen. Daarbij ging het om de samenhang tussen ruimtelijke<br />

opzet, typologie en materialisering. Hoofdelement is de hoge wandbebouwing die<br />

een min of meer egaal scherm vormt van het hof, zowel aan de hofzijde als aan de<br />

buitenzijde van de buurt. Tevens vormen de beide stroken een ringvormige binnenruimte:<br />

de woonstraat. De typologie sloot hierop aan: de ontsluiting van de meeste<br />

woningen is gesitueerd aan de autostraat tussen de binnen- en buitenring in. De<br />

losse voorzieningen zijn in het groene veld gesitueerd, uitgevoerd als lage paviljoens<br />

met schuine daken. De woningen komen sterk homogeen over alhoewel de<br />

detaillering en materialisering kan verschillen. De woningen zijn te beschouwen als<br />

een wand voor het groen en de paviljoens.<br />

Uit de aanvraag voor de bouwvergunningen blijken de kleuren wit, grijs, crèmewit<br />

en ‘lichte kleuren’ veel voor te komen. Het lijkt alsof er een richtlijn gold voor lichte<br />

kleuren, en met wit gemende kleuren. Felle kleuren werden vermeden. Door de<br />

toepassing van wit, grijs en zwart, en lichte kleuren ontstond een grote eenheid in<br />

de bebouwing. De architectuur heeft door deze karakteristieken een sterke ensemblekwaliteit.<br />

Daarbij zijn de woonstroken met de winkels een ensemble. De sociale-,<br />

religieuze- en sportvoorzieningen zijn eveneens een ensemble. Dat kenmerk is nog<br />

grotendeels aanwezig.<br />

Woningbouw<br />

De Heuvel bestaat uit zeventien woonstroken, waarin negen woningbouwprojecten<br />

zijn te onderscheiden. Enkele stroken zijn gebouwd als zelfstandige strook, zoals<br />

de door Blankespoor en De Vries ontworpen flat aan de Burgemeester Caan van<br />

51


4<br />

Heuvelweg<br />

52<br />

6b<br />

6a<br />

Schout van Eijklaan<br />

Burgemeester Banninglaan<br />

De Heuvel - Leidschendam<br />

Inventarisatie Architectuur<br />

107<br />

108<br />

113<br />

5<br />

112<br />

6b<br />

106<br />

109<br />

6a<br />

202<br />

3<br />

2b<br />

Burgemeester Caen van Necklaan<br />

Burgemeester Roeringlaan<br />

105<br />

President<br />

Kennedyplein<br />

201 110<br />

104<br />

7<br />

103<br />

8<br />

2b<br />

Dobbelaan<br />

111<br />

2b<br />

Burgemeester Sweenslaan<br />

Burgemeester Keijzerlaan<br />

Burgemeester Kolfschotenlaan<br />

Burgemeester Velthuijsenlaan<br />

9<br />

102<br />

203<br />

203<br />

101<br />

114<br />

0 20 40 60 80 100 m<br />

2a<br />

2a<br />

Noordsingel<br />

2a<br />

1<br />

Burgemeester van Duyvendijklaan<br />

0 20 40 60 80 100 m<br />

De<br />

Inv<br />

Arc


De Heuvel - Leidschendam<br />

Inventarisatie Architectuur<br />

Nr. op kaart Adres Oorspronkelijke Functie Architect/ontwerper Bouwjaar<br />

1 Burg. van Duyvendijklaan zuid Woningen Gem. Wo.dienst Den Haag 1962<br />

2a Burg. van Duyvendijklaan noord - Burg. Veldhuijsenlaan Woningen Gem. Wo.dienst Den Haag 1961-1962<br />

2b Burg. Veldhuijsenlaan - Burg. Caen van Necklaan zuidoost Woningen Gem. Wo.dienst Den Haag 1960-1961<br />

3 Burg. Caen van Necklaan noordoost Woningen Muijs & de Winter 1960<br />

4 Burg. Caen van Necklaan noordwest Woningen Lucas en Niemeijer 1960<br />

5 Burg. Caen van Necklaan zuidwest Woningen Blankenspoor en de Vries 1961<br />

6a Schout van Eijklaan Woningen C.J. De Bruin 1961<br />

6b Schout van Eijklaan Woningen C.J. De Bruin 1961<br />

7 Burg. Keijzerlaan noord Woningen Blankenspoor en de Vries 1962-1965<br />

8 Burg. Keijzerlaan zuid Woningen Blankenspoor en de Vries 1960<br />

9 Burg. Sweenslaan oost Woningen Van Coolwijk 1961-1962<br />

101 Burg. Sweenslaan oost R.K. kerk H.C. Van de Leur 1960-1962<br />

102 Dobbelaan noordoost School Van Vliet 1963-1966<br />

103 Dobbelaan noordwest School Hogervorst 1990-1991<br />

104 Dobbelaan noordwest School Van Vliet 1964-1965<br />

105 Burg. Roeringlaan oost School De Ruyter 1965<br />

106 Burg. Roeringlaan west P. Kerk Van der Zee 1961<br />

107 Dobbelaan Gymzaal Heidemij 1966<br />

108 Dobbelaan zuidwest School Swemle & Kranendonk 1961-1963<br />

109 Dobbelaan zuidoost School Buurman & Schutte 1961-1963<br />

110 Burg Sweenslaan west Buurtcentrum G.A. De Ruijter 1963<br />

111 Burg Sweenslaan west Buurtcentrum Montfort 1986<br />

112 Burg. Roeringlaan - Burg. Caen van Necklaan Dagwinkel Muijs & de Winter 1960-1962<br />

113 Burg. Roeringlaan - Burg. Caen van Necklaan Vrijstaand bedrijfsgebouw Lucas en Niemeijer 1963-1966<br />

114 Burg. Sweenslaan - Burg. van Duyvendijklaan Biologische supermarkt H. Verburg 1999<br />

201 Heuvelbeeld Vrijstaand beeld Aalbers 1964<br />

202 IJsbeer Vrijstaand beeld M. Verharen 1988<br />

203 Reclining Figures Vrijstaand beeld B.J. Holslag 2001<br />

53


54<br />

Necklaan 181-339 (nr.5). Het complex aan weerszijde van de Schout van Eijklaan is<br />

als één ontwerp van vier stroken door één architect, de Rotterdamse architect C.J.<br />

de Bruin, ontworpen, in opdracht van waarschijnlijk twee opdrachtgevers (nr.6a/6b).<br />

De <strong>Gemeente</strong>lijke Woningdienst ’s Gravenhage maakte een ontwerp waarbij zes<br />

stroken als één project werden gerealiseerd, langs of dwars op de Burgemeester<br />

Velthuijsenlaan (nr.2a/2b).<br />

Het merendeel van de woongebouwen zijn opgezet als galerijflats, in vier of vijf<br />

woonlagen op een begane grond laag met daarin de entreehallen, bergingen, garages<br />

en hier en daar woonruimten van de bovengelegen woningen (nr.2a/2b). Op<br />

de woongebouwen met winkels (nr.8 & 9) en aan de Schout van Eijklaan (nr.6a/6b)<br />

na waren alle woongebouwen zes lagen hoog. Alle woonstroken zijn afgedekt<br />

door een plat dak. In de literatuur wordt gesteld dat De Bruijn aanvankelijk overal<br />

vier woonlagen met plint wilde toepassen, maar dat dat om economische redenen<br />

deels is verhoogd naar vijf woonlagen. (Persoon, de Kort, 1988, p. 375). Bij het winkelcentrum<br />

aan de Burg. Sweenslaan zijn twee korte stroken met winkels in de plint<br />

en drie woonlagen daar boven. Hier verlaagde De Bruijn de bouwhoogte, waardoor<br />

een ander karakter ontstaat dan in de woonstraten. Ook portiekontsluiting komt<br />

voor, zoals de strook Burgemeester Caan van Necklaan 181-339, waar elk inpandig<br />

portiek is voorzien van een lift. Ook mengvormen tussen portiek en galerij komen<br />

voor. De hoofdentrees zijn meestal aan de woonstraat, maar entrees aan de hofzijde<br />

en buitenzijde komen ook voor.<br />

De materialisering van de buitengevels bestaat overwegend uit metselwerk en<br />

beton. Opvallend zijn de externe liftschachten en de glazen portieken die sterke<br />

geleding aan de horizontale stroken geven.<br />

2a/2b Omvangrijk woningbouwcomplex met een beheerste complexiteit<br />

Burgemeester Velthuijsenlaan<br />

Het grootste woningbouwproject bestaande uit 480 woningen, is gerealiseerd bij<br />

de Burgemeester Velthuijsenlaan, Burgemeester Caan van Necklaan en Burgemeester<br />

van Duijvendijklaan. Hier zijn zes stroken volgens een uniform ontwerp gerealiseerd,<br />

in een U-vorm rond het hof. Twee opdrachtgevers de RK Woningbouwvereniging<br />

“Leidschendam” (2a) en de Christelijke Woningbouwvereniging “Leidschendam”<br />

Ansichtkaart, circa 1967


Burgemeester Velthuijsenlaan, ansichtkaart, circa 1967<br />

(2b) gaven aan de gemeentelijke Woningdienst Den Haag opdracht het ontwerp te<br />

leveren. Voor de Christelijke Woningbouwvereniging “Leidschendam”, opgericht op<br />

28 oktober 1958, was het het eerste project met een dergelijke omvang. Door het<br />

kenmerkende uniforme ontwerp is een ensemble ontstaan. Opvallend zijn bijvoorbeeld<br />

de losse liftschachten die de bovenste woonlaag ontsluiten. Door de spleetvormige<br />

ventilatie openingen in de gevel naast het balkon is de waskamer met het<br />

lavet en de ruimte voor het drogen van de was aan het exterieur zichtbaar gemaakt.<br />

Net als een aantal andere woningbouwprojecten bestaat ook hier de gevel van de<br />

begane grond uit een soort breuksteen. Hierdoor heeft het basement een versterkte,<br />

solide uitdrukking. De woningen in deze stroken zijn in vergelijking met de<br />

andere woningen in De Heuvel bijzonder, omdat ze ook woonruimte op de begane<br />

grond hebben. De bovenste woningen worden via liften en een doorgaande galerij<br />

ontsloten. De lagere verdiepingen via een portiek en een korte galerij. Op deze<br />

manier is een rijk geschakeerd blok ontstaan in doorsnede, woningtypologie en<br />

gevelcompositie. Eind 1960 ging de eerste paal voor dit complex de grond in.<br />

In de huidige situatie hebben de twee noordelijke woonstroken aan het hof, privétuin<br />

op de begane grond. Door de daarbij horende erfafscheidingen en bergingen<br />

is daar een minder gewenst rommelig beeld ontstaan.<br />

5 Woongebouw met neutraal raster als decor voor het groen<br />

Burgemeester Caan van Necklaan 181-339<br />

De door Blankespoor en De Vries ontworpen flat aan de Burgemeester Caan van<br />

Necklaan 181-339 heeft een opvallende hofgevel. Deze portiekwoningen zijn aan<br />

de tuinzijde voorzien van een betonnen balkon, dat als een doorlopend raster over<br />

de hele gevel zich uitstrekt. De woonkamer (de grootste kamer) met een kleinere<br />

werkkamer of hobbykamer zijn op de woonstraat georiënteerd, de keuken en twee<br />

slaapkamers liggen aan de relatief rustige tuinzijde. Door het betonnen raster lijkt<br />

het complex op de stroken die in De Bruijns ontwerp voor Kerckebosch in Zeist zijn<br />

gerealiseerd. De tuingevel legt een sterke relatie tussen de individuele woningen en<br />

de collectieve tuin.<br />

55


56<br />

6a/6b Vier woongebouwen van een subtiele en optimistisch naoorlogse architectuur<br />

Schout van Eijklaan<br />

De vier stroken etagewoningen aan de Schout van Eijklaan zijn door één bureau<br />

ontworpen: door architect C.J. de Bruin. Uit de aanvragen voor de bouwvergunning<br />

blijkt dat eerst sprake is geweest van andere bureaus. In 1960 was sprake van<br />

architectenbureau Tauber. In 1961 diende Architect Groosman een aanvraag in voor<br />

de twee stroken aan de binnenring, maar dat is niet uitgevoerd. Uiteindelijk zou De<br />

Bruins ontwerp uit 1961 voor de buitenring ook voor de binnenring worden toegepast.<br />

De portiekontsluiting is op de begane grond opvallend vanwege de dwarse<br />

plaatsing van de trap in de hal. De vier woonlagen worden tevens door een lift ontsloten.<br />

De woonkamers van alle stroken zijn georiënteerd op het zuidwesten, terwijl<br />

de zijde met eetkeuken, badruimte en het droogbalkon met een lamellendeel op<br />

het noordoosten is georiënteerd.<br />

7 Woongebouw met de uitstraling van ‘licht lucht en ruimte’<br />

Burgemeester Keijzerlaan 2-180<br />

Architectenbureau Blankespoor en De Vries tekende het ontwerp voor de woningen<br />

aan de binnenring van de Burgemeester Keijzerlaan 2-180. Het is een van<br />

de voorbelden waarin geprefabriceerde en gestandaardiseerde elementen in de<br />

constructie zijn toegepast, zoals systeemelementen van Muwi. Toegepast zijn onder<br />

andere ‘vulblokken’ en ‘systeemvloeren’ van het Muwi-systeem. Uit de aanvraag blijkt<br />

dat de strook in drie fases is gerealiseerd: ongeveer 30 woningen per keer van de in<br />

totaal 89 woningen in 1 winkel. Die genoemde winkel is gepositioneerd in de plint<br />

van de strook, aan de kant van het winkelplein van de Burg. Sweenslaan.<br />

Winkels (nr.8, 9, 112, 113 & 114)<br />

De winkels in de plint van de stroken bij de Burgemeester Sweenslaan (nr. 8 & 9)<br />

vormen de entree tot de buurt en de hoofdentree tot het hof. Het zijn twee korte stroken,<br />

die door de aswerking een poortfunctie vervullen en tevens een plein creëren.<br />

Beide stroken zijn opgezet als een strook met winkels in de plint en woningen in drie<br />

lagen daar boven. Burgemeester Sweenslaan 12-50 (nr.8) heeft nog een haakvormige<br />

lage uitbreiding. De twee voorzieningen precies aan de andere zijde van het hof, een<br />

de Burgemeester Roeringlaan, zijn van een terughoudender opzet. Dit zijn twee paviljoens,<br />

oorspronkelijk gebouwd als een dagwinkel (nr.112) en als een winkel gecombineerd<br />

met een bijkantoor van de Nutsspaarbank (nr.113). Het paviljoen Burgemeester<br />

Sweenslaan met een biologische supermarkt is gebouwd in 1999 (nr. 114).<br />

Kerken<br />

De twee kerken zijn door hun herkenbare en afwijkende vorm de meest karakteristieke<br />

onderdelen van de voorzieningen in het hof van De Heuvel. Het zijn ook<br />

in beide gevallen de meeste rijke gesammtkunstwerken in de De Heuvel, dat wil<br />

zeggen dat architectuur, inrichting en beeldende kunst een geheel vormen. Zij<br />

zijn door de sociale betekenis tevens het meest karakteristiek voor de toenmalige<br />

verzuiling in de samenleving.<br />

101 Naoorlogse monumentale kerk<br />

RK Sint Jozef Opifexkerk<br />

De Rooms Katholieke St. Jozef Opifexkerk maakt onderdeel uit van een ensemble<br />

met kerk, pastorie, kosterwoning, doopkapel en lokalen en een losstaande to-


Burgemeester Caen van Necklaan (boven) en Burgemeester Sweenslaan<br />

(onder), ansichtkaarten, circa 1967<br />

57


58<br />

ren. Het complex is ontworpen door de Nijmeegse architect H.C. van der Leur, in<br />

1960-1962. Over het ontwerp is door de werkgroep die de plannen voor De Heuvel<br />

beoordeelde diverse malen gediscussieerd. Aanvankelijk, 7 maart 1960, vond de<br />

commissie het ontwerp met kerk en nevenruimten te onduidelijk van vorm, ook in<br />

relatie tot de functie. Vooral de cilinder waarin de kerkzaal is ondergebracht was onvoldoende<br />

uitgesproken. Daarom heeft de architect in latere ontwerpen de cilinder<br />

hoger ontworpen, met duidelijker verticale accenten. De losstaande toren is bovenin<br />

voorzien van een luidklok. In zijaanzicht heeft de toren het aanzicht van een kruisvorm.<br />

De twee woningen in het naast gelegen volume zijn in verhouding daarmee<br />

lager gemaakt, meer horizontaal van uitdrukking. Een van de woningen heeft bij de<br />

entree een relief, met het jaartal 1963. Het tussenlid tussen kerkzaal en woonstrook<br />

is van glas zodat de volumes kerk, doopkapel en kapelruimte, en woningen worden<br />

verzelfstandigd. De stijl is een goed voorbeeld van de Bossche School. Zowel de<br />

kerkzaal als doopkapel zijn voorzien van grote glas-in-lood ramen met gekleurd glas<br />

met voorstellingen en een geometrisch motief. De in de zaal geplaatste doopkapel<br />

is aan het exterieur zichtbaar doordat de koepel boven het dak van de zaal uitsteekt.<br />

Het ensemble is hoofdzakelijk opgebouwd uit rechthoekige en cirkelvormige volu-<br />

RK St. Josef<br />

Opifexkerk, ansichtkaarten,<br />

circa 1967


mes. Sinds enkele jaren is de Opifexkerk niet meer als kerk in gebruik. Het interieur<br />

is omstreeks 2007 verbouwd. Het doopvont en de vaste banken zijn verwijderd. In<br />

de zaal zijn vier gebogen wanden geplaatst. Het hoofdaltaar is verplaatst. (Interview<br />

auteurs met Guido Bennebroek, 27 maart 2012) Sinds 2010 heeft het gebouw geen<br />

functie meer. De detaillering van het exterieur oogt nog oorspronkelijk.<br />

106 Expressief functionalistische kerk<br />

Kruisheuvelkerk<br />

De Kruisheuvelkerk, Burgemeester Roeringlaan 6, is ontworpen door architect J.H.<br />

van der Zee in 1961. In 1963 is het gereformeerde kerkgebouw in gebruik genomen.<br />

De stijl vertoont kenmerken van een expressief-functionalistische of organischfunctionalistische<br />

stijl. Deze is mogelijk geïnspireerd op architectuur zoals van Hans<br />

Scharoun en het vrijwel gelijktijdig gebouwde concertgebouw ‘Philharmonie’ in Berlijn<br />

(1956-1963). De Kruisheuvelkerk is opgemetseld uit een lichte baksteen en veel<br />

schuine hoeken en lijnen, zowel in de plattegrond, doorsnede, massaopbouw als de<br />

beeldbepalende indeling van de ramen. Bijzonder is bovendien de verankering van<br />

het gebouw in de omgeving door de plaatsing ervan direct in het water. Deze kerk<br />

heeft een bijzonder glas in lood venster in de noordoost gevel. Het raam is waarschijnlijk<br />

uitgevoerd door Atelier Liefkens in Den Haag, mogelijk op aanwijzingen<br />

van Van der Zee. Afgebeeld lijkt te zijn een voorstelling van een zee en een lucht,<br />

met zonlicht, zeilboot, duif en vissen in driehoekige vormen. Links in de voorstelling<br />

zijn de architectuurvormen een verwijzing naar de Kruisheuvelkerk zelf. Dat wekt associaties<br />

op met hemel en aarde, de Schepping en de kerk. Het grote doorzichtige<br />

venster in de westgevel maakt visueel contact mogelijk tussen de zaal en de groene<br />

parkachtige omgeving en de buurt. Tijdens de dienst kunnen de gelovigen contact<br />

houden met de wereld buiten de kerk. Uit de aanvraag voor de bouwvergunning<br />

blijkt dat het een goed voorbeeld is van de toepassing van lichte kleuren en van<br />

materiaalkleuren: ‘Buitenverfwerk: kozijnen lichte kleur hout en staal, deuren blank<br />

hout, ramen lichte kleur hout en staal, overig werk lichte kleuren. Buitenmetselwerk:<br />

genuanceerd geel-brons. Dakbedekking twee tinten grijs.’ (Aanvraag vergunning 1<br />

december 1961, GLV panddossier). Die dakbedekking was oorspronkelijk in geëmailleerde<br />

platen uitgevoerd. Vanwege lekkage is in 1967 een nieuwe afdeklaag aangebracht.<br />

In literatuur wordt gemeld dat deze laag over de oude is aangebracht. Dus<br />

Gereformeerde kerk, Kruisheuvelkerk, ansichtkaart, circa 1967<br />

59


60<br />

mogelijk zijn de oorspronkelijke platen daaronder nog aanwezig. (Daams, de Kort,<br />

1988, p. 314) De kerk is begin 2012 nog met de oorspronkelijke functie in gebruik.<br />

Scholen en sport<br />

De scholen in De Heuvel zijn, net als de kerken, in stedenbouwkundig opzicht<br />

beeldbepalend voor de aanleg van het hof. De typologie van de schoolgebouwen<br />

is kenmerkend voor de bouw van lagere scholen en kleuterscholen in de jaren rond<br />

1960. Ze zijn overwegend gebouwd als twee of drie klassige kleuterscholen en<br />

als zes of zeven klassige lagere scholen. Ze staan als eenlaagse paviljoens met een<br />

schuin dak op een groen veld met een ruim speelterrein. Ze zijn hierdoor te ervaren<br />

als een ensemble. Naast de scholen staan bijgebouwen als gymzalen of een fietsenberging.<br />

102 Kleuterschool zonder gang<br />

School Dobbelaan 1<br />

Een eveneens voor de wederopbouw kenmerkende typologie had de voormalige<br />

R.K. kleuterschool Dobbelaan 1. Het Leidschendamse architectenbureau Van Vliet<br />

tekende het ontwerp in 1963, dat in 1965 is uitgevoerd. Het is oorspronkelijk gebouwd<br />

als een portaalschool, dat wil zeggen dat het lokaal bereikbaar is via een<br />

eigen entree met portaal en garderobe direct vanaf het schoolplein. Er was geen<br />

collectieve gang tussen het lokaal en het speelplein. Dit heeft als voordeel dat de lokalen<br />

van twee zijden veel direct daglicht krijgen (in plaats van 1 zoals bij een gangschool).<br />

Twee zijden met raamwanden betekent veel licht en ventilatie. Kenmerkend<br />

in de indeling van het lokaal zijn de speelnisjes, in de boogvormige uitbreiding. De<br />

plattegrond (gangloze school) in later veranderd. Bij de verbouwing tot Bridgehome<br />

in 1993 zijn zowel de portalen en indeling met nisjes en afzonderlijke lokalen verwijderd.<br />

Door deze functiewijziging en de wijziging in de structuur is de gaafheid van<br />

het schoolgebouw in ernstige mate aangetast.<br />

104 Functionele school met markante entree<br />

Voormalige lagere school Dobbelaan 4<br />

De scholen in De Heuvel zijn hoofdzakelijk gebouwd als gangscholen, dat wil zeggen<br />

een rij van lokalen die worden ontsloten via een gang. Dat is en gebruikelijke<br />

typologie. Een goed voorbeeld hiervan is de voormalige zesklassige lagere school<br />

aan de Dobbelaan 4. Het gebouw is eveneens ontworpen door het Leidschendamse<br />

architectenbureau Van Vliet, in 1964. Sinds enige jaren is het in gebruik als VMBO<br />

(voortgezet onderwijs). Door de grote schuine luifel bij de entree met een expressief<br />

kunstwerk, gericht naar het Pres. Kennedyplein, en de regelmatig ingedeelde langgerekte<br />

langsgevel met het grote dakvlak heeft het gebouw een stedenbouwkundig<br />

markante ligging.<br />

105 Tweeklassige kleuterschool als geschakelde tenthuisjes<br />

School Burgemeester Roeringlaan 3<br />

Een kenmerkend gebouw is de voormalige kleuterschool Burgemeester Roeringlaan<br />

3. Daar worden toenmalige actuele opvattingen over opvoeding, opgroeien vertaald<br />

naar de typologie van het gebouw. De twee speelwerklokalen voor een kleine<br />

groep kleuters zijn opgebouwd als een klein huisje. De Leidschendamse architect<br />

De Ruyter ontwierp in 1965 voor de Vereniging voor Protestants Christelijk Onderwijs<br />

een kleine leefgemeenschap. De afzonderlijke eenheden worden geaccentueerd<br />

door de diagonale schakeling, de verspringing in de gevel en het afzonderlijk


tentdak. Elk huisje heeft eigen voorzieningen als een nis, toiletgroep en garderobe.<br />

Zo kregen de kleinste kinderen het gevoel dat ze naar een eigen huis gingen, in<br />

plaats van naar een groot collectief complex. Die architectuur sloot het beste aan<br />

op de psychologische behoeften van het kind in de kleuterleeftijd. Het gebouw was<br />

uitbreidbaar met nog een derde lokaal, eveneens diagonaal geschakeld. Dat moest<br />

dan wel aan de oostzijde zijn, want het gebouw staat precies tegen een rooilijn<br />

van de flats geplaatst langs de Burg. Roeringlaan. De Ruyter is niet de uitvinder van<br />

deze typologie, er zijn vroegere voorbeelden bekend, maar het gebouw is wel een<br />

exemplarisch voorbeeld van deze nieuwe tendens in de kleuterscholenbouw in de<br />

jaren zestig. Het sluit bovendien aan op de interesse van De Bruijn voor de integratie<br />

van architectuur en inzichten uit de psychologie.<br />

Plattegrond en doorsnede voormalige kleuterschool (nu kinderopvang De<br />

Peuterhof), De Ruyter 1965<br />

61


62<br />

109 Paviljoenschool met ruimtelijke geleding<br />

Lagere school Dobbelaan 9<br />

De Prinses Margrietschool, Dobbelaan 9, is weliswaar een gangschool, maar heeft<br />

ook kenmerken van een paviljoenschool. De lokalen zijn als losse paviljoens te<br />

herkennen. De toiletblokken liggen tussen twee lokalen in. Achter de toiletten<br />

ligt een werknis voor handvaardigheid. Bij die werknis springt de gevel naar binnen,<br />

zodat deze ruimtelijk een bijzonder karakter krijgt. In het dakvlak wordt die<br />

scheiding zichtbaar gemaakt door een opening in het dakvlak. Het ontwerp is van<br />

het Leidse architectenbureau van B. Buurman, M.P. Schutte uit 1961, en gebouwd<br />

in 1963-1964. Dit gebouw is gepubliceerd in het Bouwkundig Weekblad, 11 april<br />

1967. In de toelichtende tekst, geschreven door de architecten M.P. Schutte en<br />

G.H. Bellaard, wordt het dakvlak specifiek genoemd. ‘De situering van het gebouw,<br />

dat als laagbouw tussen hoogopgaande woonblokken zou moeten komen te<br />

staan, leidde tot een schuin dak, bedekt met singles’. (Buurman, Schutte, 1967,<br />

pag 107) ‘Singles’ is waarschijnlijk een soort dakleer, gelegd als leisteen. In het<br />

tijdschrift is een foto geplaatst waaruit blijkt dat de sculptuur van Ben Aalbers, met<br />

de naam Heuvel, al voor 1967 is geplaatst. De school is in 1998 uitgebreid met<br />

een tweede rij lokalen aan de zijde van de gang, daarbij wordt de oorspronkelijke<br />

opzet in hoofdlijnen gespiegeld. Aan de zijde van het wandelpad is het gebouw<br />

niet ingrijpend veranderd.<br />

Voorgrond voormalige kleuterschaal (nu kinderopvang Het Spektakel en<br />

Speel-o-theek De Beer), De Ruyter 1963 (Architectuurkaart 110). Achtergrond<br />

Openbare basisschool De Margriet, Buurman e.a. 1963 (Architectuurkaart 109).<br />

Ansichtkaart, circa 1967


Gevels en plattegrond, Openbare basisschool De Margriet, Buurman e.a. 1963<br />

(Architectuurkaart 109)<br />

107 Verzorgd gestandaardiseerd gymlokaal<br />

Gymnastiekzaal Dobbelaan 4a<br />

Het gymnastieklokaal aan de Dobbelaan 4a is zoals gezegd een standaard gymnastiekzaal,<br />

ontworpen door de Koninklijke Nederlandsche Heidemaatschappij. Dat het<br />

kleine gebouw een plat dak heeft zag de welstand waarschijnlijk door de vingers.<br />

Het standaardontwerp werd ook in Prinsenhof gebouwd, maar daar zijn ze allemaal<br />

inmiddels afgebroken.<br />

63


64<br />

4.3 bEELDEnDE KUnSt<br />

Op een aantal plaatsen bevindt zich in De Heuvel kunst. Zo zijn aan meerdere<br />

scholen kunstwerken aan het gebouw aangebracht. Zoals aan de eerder genoemde<br />

Dobbelaan 4 (nr.104), waar een opmerkelijke metalen plastiek uit 1965 aan de luifel<br />

is bevestigd (kunstenaar onbekend). In beide kerken zijn glas in lood ramen aangebracht.<br />

Boven de zijentree van de RK Sint Jozef Opifexkerk bevindt zich het reliëf<br />

‘Driekoningen - afweerzegen’, van de Voorburgse kunstenaar Wilhelminus Maria Pim<br />

van Moorsel (1932).<br />

Boven de entree van de woning Burgemeester Sweenslaan 7 is ook een reliëf aangebracht.<br />

In De Heuvel staan drie vrijstaande plastieken waarvan het markante Heuvelkunstwerk<br />

van Ben Aalbers stamt uit de periode van het ontstaan van de wijk. De twee<br />

andere kunstwerken zijn van later datum en vallen derhalve buiten de periode.<br />

201 De Heuvel abstract verbeeld<br />

Ben Aalbers<br />

In De Heuvel is een kunstwerk in de openbare ruimte dat specifiek verwijst naar de<br />

buurt. Deze plastiek is van kunstenaar Bernard Jan (Ben) Aalbers (1916-2004) bij de<br />

Prinses Margrietschool, Dobbelaan 9. Het is in 1964 geplaatst, tegelijk met de opening<br />

van de school. In de publicatie van dit gebouw in het Bouwkundig Weekblad,<br />

11 april 1967, is een foto van de sculptuur afgebeeld. Het is daarmee zeker dat het<br />

van begin af aan op die plek is geplaatst en in de periode dat de buurt werd gebouwd.<br />

Het is opmerkelijk dat de sculptuur van Ben Aalbers, met de naam Heuvel,<br />

een ‘speelplastiek’ wordt genoemd in het tijdschrift. Het lijkt daar niet geschikt voor.<br />

Ook de toenmalige ruwe stenen verharding onder de plastiek is niet kindvriendelijk.<br />

Het is meer een zelfstandig kunstwerk dat kenmerkend is voor het oeuvre van<br />

de kunstenaar. Het bestaat uit drie vrijwel identieke betonnen reliëfbalken met<br />

één centrale voet. De hoofdvoorstelling is het woord HEUVEL dat met positieve en<br />

Kunstwerk Heuvel, Ben Aalbers 1964. Bron: Bouwkundig Weekblad, 1967, p.107


negatieve vormen wordt gevormd. Op de achtergrond zijn nog kleine symbolen,<br />

cijfers en letters in reliëf aangebracht. De verwerking van kalligrafie is kenmerkend<br />

voor deze gerenommeerde kunstenaar, die in Voorburg en Den Haag woonde en<br />

werkzaam was en exposeerde in binnen- en buitenland.<br />

202 IJsbeer<br />

Marty Verharen<br />

Op de speelplaats van de voormalige tweeklassige kleuterschool aan de Burgemeester<br />

Roeringlaan nummer 3 staat een uit 1988 daterend betonnen ijsbeer van<br />

de Haagse kunstenares Marty Verharen.<br />

203 Reclining Figures<br />

Berry Holslag<br />

Bij de entree van De Heuvel aan de Burgemeester Sweenslaan zijn in 2001 twee<br />

glimmende keramische plastieken van een man en een vrouw geplaatst van de<br />

kunstenares Berry Holslag (1947) ‘Reclining Figures’.<br />

4.4 REnoVAtiE En niEUWboUW<br />

De hoofdopzet van De Heuvel is nog grotendeels oorspronkelijk. In tegenstelling tot<br />

Prinsenhof waar de afgelopen jaren wel gerenoveerd is, zijn zowel de woningen, de<br />

voorzieningen als de openbare ruimte niet ingrijpend gewijzigd. Daarmee is Heuvel<br />

nog een zeer goed voorbeeld van een naoorlogse buurt.<br />

Woningbouw<br />

Aan de woningen is onderhoud gepleegd en hier en daar zijn ook kozijnen vervangen,<br />

maar de hoofdopzet is nauwelijks veranderd. Of de kleuren nog oorspronkelijk<br />

zijn vergt nader kleuronderzoek.<br />

Winkels<br />

In 1999 is bij het winkelplein Burgemeester Sweenslaan een nieuw paviljoen toegevoegd,<br />

nr 19, ontworpen door de Haagse architect Han Verburg.<br />

Sociale en religieuze voorzieningen<br />

De meeste voorzieningen zijn in hoofdopzet nog oorspronkelijk. Het dak van de<br />

Kruisheuvelkerk is in 1967, vier jaar na de oplevering, veranderd. De inrichting van<br />

het interieur van de Opifexkerk is in 2007 sterk gewijzigd. Het wijkgebouw Burgemeester<br />

Sweenslaan 6 uit 1966 is na een brand in 1985 vervangen. De voormalige<br />

bibliotheek kreeg een nieuwe functie als buurtgebouw ’t Heuvelhonk (1986). In<br />

tegenstelling tot in Prinsenhof, waar alle oorspronkelijke scholen zijn afgebroken,<br />

zijn de scholen in De Heuvel nog in hoofdlijnen nog oorspronkelijk. De scholen zijn<br />

wel geregeld onderhouden, gedeeltelijk verbouwd en uitgebreid. Ook zijn diverse<br />

scholen van functie veranderd. Het kinderdagverblijf Dobbelaan 2 is in 1990 toegevoegd.<br />

De voormalige kleuterschool (Dobbelaan 1) heeft een nieuwe wijkfunctie<br />

gekregen, het is in gebruik door de Bridgevereniging. Langs de rand van De Heuvel<br />

staan nog twee SET-systeemscholen: ten noorden en zuiden van het carré.<br />

65


5. waarDering:<br />

steDenbouw, gebouwen, kunst en arcHeologie<br />

inLEiDing<br />

De wijk De Heuvel in Leidschendam is een uniek ensemble in de context van de<br />

naoorlogse architectuur en stedenbouw in Nederland. De wijk is in zijn huidige staat<br />

bovendien nog bijzonder gaaf. Deze gaafheid geldt zowel de stedenbouwkundige<br />

opbouw, de inrichting van de openbare ruimte, de groenaanleg als de architectuur.<br />

De Heuvel heeft een grote mate van helderheid en logica. Deze is het resultaat van<br />

een weloverwogen ontwerpproces. Dergelijke hermetische ontwerpen lopen het<br />

gevaar door hun vanzelfsprekendheid niet of onvoldoende opgemerkt te worden.<br />

Dit maakt De Heuvel ook kwetsbaar voor toekomstige onbegrepen ingrepen.<br />

Daarom is het nodig deze kwaliteiten opnieuw naar boven te halen door middel<br />

van analyse in woord en beeld. Het object van onderzoek is daarbij de bestaande<br />

hoedanigheid van De Heuvel omdat daarin de originele kwaliteiten nog ruim voor<br />

handen zijn.<br />

Bijzonder aan De Heuvel is bovendien dat In het ontwerp een aantal levensbeschouwelijke<br />

uitgangspunten van de stedenbouwkundig ontwerper Wim de<br />

Bruijn zijn te herkennen. Deze levensbeschouwing bestaat kort samengevat uit<br />

een samengaan van psychologische en fenomenologische inzichten en het neothomisme.<br />

Psychologie en fenomenologie leveren een fascinatie op met moderne<br />

onderwerpen, zoals de auto, de waarneming tijdens het bewegen, de verhouding<br />

tussen sociologie en stedenbouw en de moderne verhouding tussen individu en<br />

gemeenschap. Het Neothomisme is te herkennen in een sterk op orde, zowel fysiek<br />

als maatschappelijk, en vooruitgang der gehele mensheid gerichte denkbeelden.<br />

De manier waarop de Bruijn deze elementen samenvoegt in het ontwerp geeft blijk<br />

van grote vindingrijkheid en vakmanschap.<br />

De <strong>waardering</strong> begint met de hoofdopzet van de wijk. Daarna worden een aantal<br />

onderdelen van De Heuvel nader beschouwd. Hierin worden stedenbouwkundige<br />

en architectonische waarden en de kunsttoepassing in de wijk nader omschreven.<br />

Op een enkele plaats in de tekst worden opmerkingen gemaakt over onwenselijke<br />

ruimtelijke aantastingen en ontwikkelingen van De Heuvel. Tenslotte zijn de archeologische<br />

waarde in een kaart inzichtelijk gemaakt.<br />

67


3<br />

68<br />

5<br />

SCHOUT VAN EIJKLAAN<br />

6<br />

BURG. BANNINGLAAN<br />

De Heuvel - Leidschendam<br />

Waarderingskaart<br />

Stedenbouw<br />

HEUVELWEG<br />

4<br />

7<br />

4<br />

DOBBELAAN<br />

BURG. ROERINGLAAN<br />

6<br />

BURG. CAEN VAN NECKLAAN<br />

7<br />

5<br />

PRESIDENT<br />

KENNEDYPLEIN<br />

7<br />

BURG. KEIJZERLAAN<br />

9<br />

8<br />

5<br />

DOBBELAAN<br />

BURG. SWEENSLAAN<br />

4<br />

4<br />

BURG. KOLFSCHOTENLAAN<br />

7<br />

5<br />

BURG. VELTHUIJZENLAAN<br />

NOORDSINGEL<br />

BURG. VAN DUYVENDIJKLAAN<br />

1 de hoofdopzet met de helderheid van een kristal<br />

2 de ruimtelijke kwaliteit van de samenhang tussen plattegrond en doorsnede<br />

3 buitenranden als stedelijke parkways<br />

4 entrees met allure<br />

5 luisterrijke lanen met kloeke woongebouwen<br />

6 subtiele schoonheid van de Schout van Eijklaan<br />

7 de magnifieke hof met plein, park, water en expressieve lage voorzieningengebouwen<br />

8 wandelpad ‘with a view’<br />

9 verstilde waterterrassen om het plein<br />

10 De Heuvel als overtuigende verbeelding van een idealistisch wereldbeeld<br />

2<br />

CENTRUM<br />

3<br />

0 20 40 60 80 100 m


5.1 CULtUURHiStoRiSCHE WAARDEStELLing StEDEnboUW<br />

De Heuvel: sterk samenhangende wijk - beschermingswaardig<br />

De Heuvel is vanwege zijn gaafheid, zijn uniciteit in het geheel van naoorlogse wijkenbouw<br />

en zijn nog altijd aansprekende ruimtelijke werking en schoonheid, in zijn<br />

geheel beschermingswaardig.<br />

In het navolgende worden de onderscheidende ruimtelijke kwaliteiten waarop deze<br />

<strong>waardering</strong> is gebaseerd, belicht.<br />

1 De hoofdopzet met de helderheid van een kristal<br />

De Heuvel ligt, net als Prinsenhof, als een groot helder kwadrant in de stadsplattegrond<br />

van Leidschendam. Het midden van het kwadrant bestaat uit een grootse hof<br />

met een door bomen omzoomd centraal plein, groen, wandelpaden, waterpartijen<br />

en lage gebouwen met voorzieningen met bijzondere dakvormen. Deze hof wordt<br />

omgeven door een dubbele ring met rationeel gebouwde appartementenblokken<br />

van zes en vijf lagen hoog. In de royale straatruimten tussen de blokken zijn<br />

parkeervoorzieningen en groenstroken vanzelfsprekend opgenomen. De auto is als<br />

het symbool van het moderne leven en de verbinding met de wijdere omgeving<br />

positief en ruimhartig opgenomen in het plan.<br />

In De Heuvel zorgen subtiele verschillen voor verbijzonderingen in de ruimtelijke<br />

beleving. De Heuvel bereikt een synthese tussen de vorming van een karaktervolle<br />

gemeenschap met de grote hof als verbindend en landschappelijk element, een<br />

optimale inbedding van de wijk in het netwerk van autowegen van de regio en een<br />

ver doorgevoerde rationalisatie van de woningbouwproductie.<br />

De Heuvel is door deze combinatie van elementen niet alleen in de naoorlogse<br />

periode uniek voor Nederland, maar ook vandaag de dag nog steeds actueel. De<br />

Heuvel laat zien hoe een aanzienlijke stedelijke woningdichtheid kan worden<br />

gecombineerd met grote landschappelijke openheid en een hoogwaardige en<br />

betekenisvolle openbare ruimte.<br />

De heldere hoofdopzet heeft een hoge cultuur<strong>historische</strong> waarde en is derhalve<br />

beschermingswaardig.<br />

2 De ruimtelijke kwaliteit van de samenhang tussen plattegrond en doorsnede<br />

Cruciaal in de ruimtelijke werking van de Heuvel is de geprortioneerde samenhang<br />

tussen de plattegrond en de doorsnede over de gehele wijk. Van buiten naar bin-<br />

69


Noordsingel<br />

Heuvelweg<br />

70<br />

nen bestaat deze uit: de stedelijke autowegen, de buitenranden, de vier entreegebieden,<br />

de lanen en tenslotte de hof. Het geheel eigen karakter van De Heuvel<br />

hangt in sterke mate samen met deze ruimtelijke proportionering. In het navolgende<br />

worden de verschillende onderdelen van de plattegrond en de doorsnede<br />

nader beschouwd.<br />

3 Buitenranden als stedelijke parkways<br />

Om het grote kwadrant van de wijk De Heuvel, met een totale afmeting van 500 bij<br />

420/440 meter, lopen de stedelijke verbindingswegen: Noordsingel, Burgemeester<br />

Kolfschotenlaan, Heuvelweg en de Burgemeester Banninglaan. De maatvoeringen<br />

van deze wegen zijn afwisselend van breedte, variërend van 150 tot 50 meter en<br />

afgestemd op een optimale verkeerafwikkeling van Leidschendam en de regio.<br />

De inrichting van deze hoofdwegen hebben door het aanwezige groen en de<br />

robuuste zes en vijf lagen hoge gebouwen, het karakter van voort- en welvarende<br />

Amerikaanse Parkways. Dit is met name het geval bij de Noordsingel. Door de knik<br />

in deze weg ontstaat in de zuidoosthoek een fraaie groene driehoekige ruimte die<br />

tevens de entree van De Heuvel, bij de Burgemeester Sweenslaan, op een vanzelfsprekende<br />

manier introduceert.<br />

voortvarende ruImten voor het snelverkeer<br />

Burgemeester Banninglaan<br />

Burgemeester Kolfschotenlaan


4 Entrees met allure<br />

De ingangen van De Heuvel voor het verkeer zijn gelegen in het midden van<br />

vier zijden van het kwadrant, ter plaatse van de Burgemeester Sweenslaan in het<br />

zuidoosten, de doorgaande Dobbelaan in het zuidwesten (alleen voor langzaam<br />

verkeer) en het noordoosten en de Burgemeester Roeringlaan in het noordwesten.<br />

De vier entrees zijn op een bijzondere manier gedifferentieerd. Aan de noordwestelijke<br />

en zuidoostelijke entrees bevinden zich winkelvoorzieningen en horeca.<br />

Deze entrees zijn daardoor op te vatten als de twee ‘stedelijke entrees’ van de wijk.<br />

De noordoostelijke en zuidwestelijke entrees liggen daarentegen in het verlengde<br />

van de oude waterloop de Dobbe. Deze entrees zijn daardoor op te vatten als de<br />

‘natuurlijke entrees’ van De Heuvel.<br />

De hoofdentree van de wijk, ter plaatse van de Burgemeester Sweenslaan met de<br />

belangrijkste winkel- en horecaconcentratie is bovendien ruimtelijk verbijzonderd<br />

door een mooie verspringing in het wegenpatroon en twee dwars geplaatste blokken.<br />

Deze bajonetvorm genereert een ruimtelijke dynamiek in dit entreegebied die<br />

goed past bij de centrumfunctie. De noordwestelijke entree, bij de Burgemeester<br />

Roeringlaan, wordt gemarkeerd door twee gebouwen met voorzieningen van één<br />

laag met een plat dak, die als een soort poortwachters dienst doen.<br />

Entree Burgemeester Roeringlaan<br />

71


onnadrukkelIjke naoorlogse vormgevIng en ruImtewerkIng In optIma forma<br />

Noordsingel - Burgemeester Sweenslaan<br />

Burgemeester De Keijzerlaan – Burgemeester Sweenslaan<br />

72


Noordsingel - Burgemeester Sweenslaan<br />

Heuvelweg – Burgemeester Roeringlaan<br />

73


74<br />

5 Luisterrijke lanen<br />

Eenmaal in het Heuvelkwadrant bestaat de eerste ring uit vijf luisterrijke lanen.<br />

Aan deze lanen staan kloeke woongebouwen van vijf en zes lagen hoog met een<br />

hoogte tussen de 15 en 18 meter. De breedte van de lanen bedraagt circa 40 meter.<br />

Ter vergelijking: deze profielmaat komt overeen met die van de voorname Minervalaan<br />

in Amsterdam Zuid.<br />

Zoals eerder gezegd zorgen subtiele verschillen voor verbijzonderingen in de ruimtelijke<br />

beleving. Dit kenmerk van De Heuvel is in de opbouw van de lanen duidelijk<br />

herkenbaar. Zo verschilt bijvoorbeeld het perspectief van de lanen. Het zicht van<br />

de Schout van Eijklaan en de Burgemeester Velthuisenlaan wordt gestopt door de<br />

doorstekende bebouwing van de dwars daarop staande lanen. De Burgemeester<br />

Caen van Necklaan heeft vrij zicht naar beide kanten. Het perspectief van de Burgemeester<br />

Keijzerlaan en de Burgemeester Duyvendijklaan zijn open naar buiten toe.<br />

Naar binnen toe is het zicht gericht op de dwars geplaatste winkelbebouwing.<br />

In een aantal lanen spelen ook de liftschachten of uitgebouwde portieken een prominente<br />

rol in de perspectivische geleding en het ritme van de ruimte.<br />

De lanen in de Heuvel hebben een asymmetrische inrichting. De rijweg met het<br />

parkeren bevindt zich steeds aan de minder goed bezonde noordoost of de noordwest<br />

zijde van de straat. Aan de andere zonzijde van de straat, de zuidoost en zuidwest<br />

kant, bevinden zich zorgvuldig vormgegeven plantsoenstroken met gazons,<br />

bloemperken, hagen, struiken en bomen. De inrichting van weggedeelten en plantsoenen<br />

is overeenkomstig de geordende tijdgeest van toen, rechthoekig van opzet.<br />

Hoewel de lanen in de loop van de tijd, vanwege de toegenomen parkeerdruk, zijn<br />

heringericht is de bijzondere asymmetrische en rechthoekige opzet in alle lanen<br />

nog aanwezig. Op basis van dit principe verschilt elke straat ook weer enigszins<br />

van de andere. In de Burgemeester Caen van Necklaan en de Schout van Eijklaan<br />

bevinden zich bijvoorbeeld garages op de begane grond. De toeritten naar deze<br />

garages zijn in de Caen van Necklaan op een onopvallende manier opgenomen in<br />

de plantsoenstroken. Bovendien zijn de auto’s door hagen aan het zicht onttrokken.<br />

Door dit soort uitgekiende oplossingen hebben ook deze lanen een nog steeds een<br />

aangenaam ruim en groen karakter.<br />

Burgemeester De Keijzerlaan


majestueuze chIque groene lanen<br />

Burgemeester van Duyvendijklaan Burgemeester Caen van Necklaan Gesloten hoek Schout van Eijklaan<br />

Burgemeester Caen van Necklaan<br />

75


76<br />

6 Subtiele schoonheid van de Schout van Eijklaan<br />

De sfeer van met name de Schout van Eijklaan doet nog bijzonder authentiek<br />

naoorlogs aan. Deze laan is lichter dan de andere straten omdat de blokken slechts<br />

vijf lagen hoog zijn, in plaats van de zes lagen die alle andere woongebouwen in De<br />

Heuvel tellen. De boomsoorten versterken dit lichte beeld. Door de toepassing van<br />

een witte baksteen, hebben ook de gevels een lichte uitstraling. In dit kleurbeeld<br />

zijn in de borstweringsstroken passende groengrijze, blauwgrijze en grijze kleuraccenten<br />

aangebracht. De architectuur van de woonblokken, naar een ontwerp van<br />

de Rotterdamse architect J.C. de Bruin, heeft met zijn fraai gedetailleerde en gedimensioneerde<br />

entreepartijen, vrijstaande kolommen, balkons en hekwerken en<br />

schermen voor de droogbalkons, een bovengemiddelde subtiele kwaliteit.<br />

Vanwege deze elkaar versterkende kwaliteiten van stedenbouw en architectuur en<br />

de gaafheid ervan is de Schout van Eijklaan binnen het geheel van De Heuvel aangemerkt<br />

als een laan met een extra hoge cultuur<strong>historische</strong> ensemblewaarde.<br />

samenwerkIng van InrIchtIng, groen, kleur, materIaal,<br />

maatverhoudIng en lIcht maken de laan tot een ensemble


7 Magnifieke hof met plein, park, water en expressieve lage voorzieningengebouwen<br />

De grootste hof is niet alleen ruimtelijk het ‘pièce de résistance’ van De Heuvel maar<br />

ook een hoofdbestandeel van De Bruijns idee betreffende een moderne stadswijk.<br />

De ruimtelijke kenmerken van deze opmerkelijke grootse hof bestaan uit de volgende<br />

elementen. De afmetingen van de immense hof is 370 bij 315 meter. Drie van<br />

de vier wanden van de hof zijn zes lagen, circa 18 meter hoog, en één wand, aan de<br />

Schout van Eijklaan zijde, telt vijf lagen, circa 15 meter hoog. In het midden is een<br />

groot centraal ‘plein’ of bestrate open ruimte, het President Kennedyplein, gelegen<br />

met een afmeting van 85 bij 60 meter, omzoomd door bomen in een grasstrook. Ter<br />

vergelijking: deze pleinruimte is niet veel kleiner dan de Delftse Markt. De bestrating<br />

van het plein heeft gedeeltelijk nog het oorspronkelijke blokpatroon. Dit blokpatroon<br />

is doorsneden door de twee meanderende rijwegen van de Burgemeester<br />

Roeringlaan/Burgemeester Sweenslaan en de Dobbelaan. Op oorspronkelijke<br />

inrichtingstekeningen staat dit kruispunt van wegen al met potlood aangegeven.<br />

Om het bestrate deel en de groenstrook met bomen ligt een mooie waterpartij, die<br />

dicht benaderbaar is door verlaagde wandelpaden. Zie hiervoor punt 9. Oorspronkelijk<br />

was de waterpartij rechthoekig. Echter inmiddels zijn een aantal beschoeiingen<br />

verandert in natuurlijke oevers, het wateroppervlak vergroot en is een eilandje<br />

toegevoegd. De waterpartij loopt evenwijdig aan de Dobbelaan door en herinnert<br />

op die manier aan de oude waterloop van weleer in de polder.<br />

Om het centrale plein en de waterpartij ligt een royale parkstrook. Het padenverloop<br />

de boom- en plantvlakken hadden aanvankelijk een helder orthogonale opzet.<br />

Voor het overgrote deel is deze opzet nog steeds aanwezig. Alleen in het noordoostelijke<br />

kwadrant loopt het padenverloop, ten gevolge van de natuurlijke oevers, met<br />

vloeiende lijnen.<br />

In de parkstrook zijn ook de gebouwen gelegen met openbare en collectieve voorzieningen,<br />

zoals kerken en scholen van verschillende gezindten. Deze gebouwen<br />

zijn harmoniërend door een in omvang en vormgeving duidelijk contrast met de<br />

rechthoekige strakke woonbebouwing rondom. De hoogte van de gebouwen is<br />

beperkt tot, overwegend, één bouwlaag én de dakvormen zijn verbijzonderd door<br />

de toepassing van flauw hellende daken of expressieve dakvormen De Kruisheuvelkerk<br />

is van dat laatste een mooi voorbeeld. De schoolpleinen zijn afgeschermd<br />

met hekken maar voor de rest staan de scholen zonder hekken op een fraaie manier<br />

direct in het park.<br />

In de hoeken van de hof zijn nog drie van de vier oorspronkelijke speelplaatsen<br />

aanwezig. De inrichting ervan is uiteraard aangepast aan het huidige gebruik.<br />

Drie woongebouwen ten noordoosten van de Burgemeester Roeringlaan/Burgemeester<br />

Sweenslaan stonden aanvankelijk op een mooie passende manier direct<br />

in het park. Bij het blok ten zuidoosten van de Dobbelaan is dit nog altijd het geval.<br />

Helaas zijn van de twee andere woongebouwen (ten noordwesten van de Dobbelaan)<br />

de zones langs de gebouwen uitgegeven als privé tuinen met de daarbij<br />

horende tuinschuttingen, bergingen en illegale bouwsels.<br />

Al met al is de ruimtelijke werking van deze magnifieke hof door zijn bijzondere<br />

afstemming tussen de robuuste randbebouwing, de inrichting van de openbare<br />

ruimte, water- en groenaanleg en de bouwkundige pareltjes in het midden, nog<br />

bijzonder in tact en van een hoge cultuur<strong>historische</strong> waarde.<br />

77


decor, spIegelend water, uItbundIg groen, mIddenpleIn en bIjzondere losse<br />

bebouwIng maken de hof tot een gedIstIngeerde verblIjfplaats<br />

78


82<br />

8 Wandelpad ‘with a view’<br />

Een karakteristieke element in de hof van De Heuvel is het wandelpad in het zuidelijke<br />

kwadrant. Dit pad ontleent niet zozeer aan de architectuur van de gebouwen<br />

zijn bijzonderheid maar aan de samenhang van de verschillende ruimtelijke elementen<br />

ten opzichte van elkaar. Ten eerste liggen de gebouwen vrijelijk ter weerszijden<br />

van het pad. In het midden van het pad ligt de fraaie betonnen sculptuur<br />

‘De Heuvel’ van kunstenaar B.J. Aalbers uit 1964. Daarbij valt de boomplaatsing op.<br />

Tussen het wandelpad en de openbare Margrietschool staan solitaire oude bomen<br />

maar deze staan niet in de orthogonale ordening van de rest van het park. De boom<br />

vlak langs de rand van het wandelpad heeft een opvallende plaatsing. Aan de zuidoostelijke<br />

kant van het wandelpad bevindt zich ook nog een kleine bospartij die als<br />

avontuurlijke speelplek dienst doet. Deze meer vrije boomplaatsing in dit kwadrant<br />

van De Heuvel zou verband houden met de oorspronkelijke beplanting. Terugkijkend<br />

richting het midden van de hof, richting Burgemeester Sweenslaan heeft dit<br />

pad een bijzonder perspectief. Vanuit hier heeft de beschouwer door de takken van<br />

de direct langs het wandelpad geplaatste boom een uniek geënsceneerd zicht op<br />

de Opifexkerk en zijn karakteristieke vrijstaande toren.<br />

gebalanceerde enscenerIng van de wandelIng door opeenvolgende<br />

perspectIeven op natuurlIjke en gebouwde elementen


84<br />

9 Verstilde waterterrassen om het plein<br />

Om het bestrate middendeel en de groenstrook met bomen ligt een mooie waterpartij.<br />

Het water hiervan is dicht benaderbaar door verlaagde wandelpaden.<br />

Het perspectief vanaf de verlaagde paden naar de hofruimte heeft een heel eigen<br />

intiem karakter. De keermuren van de trappen naar deze verlaagde paden bestaan<br />

uit fraaie natuursteen. Opvallend is het speelse patroon van de nog volledig oorspronkelijke<br />

bestrating van de paden. Het patroon bestaat uit een afwisseling van<br />

rechthoekige betonstenen, stroken klinkers en vierkanten vakken met kasseien.<br />

Oorspronkelijk was de waterpartij volledig rechthoekig. Inmiddels zijn een aantal<br />

beschoeiingen veranderd in natuurlijke oevers, het wateroppervlak vergroot en is<br />

een eilandje toegevoegd. De waterpartij loopt evenwijdig aan de Dobbelaan door<br />

en herinnert op die manier aan de Dobbewetering van weleer.<br />

tot rust komen aan het water


De Heuvel gezien vanaf het ziekenhuis Antoniushove, 1971<br />

86


10 De Heuvel als overtuigende verbeelding van een idealistisch wereldbeeld<br />

In de ruimtelijke werking van De Heuvel en in het bijzonder de grootse hof wordt<br />

het wereldbeeld van De Bruijn bijna tastbaar. Het is de intentie van de Bruijn om<br />

nieuwe stadsuitbreidingen te enten op de actuele stand van zaken en menselijke<br />

verhoudingen in de maatschappij. Het teruggrijpen op oude modellen en stadbeelden<br />

levert volgens De Bruijn geen bevredigende oplossingen op. De Bruijn<br />

ontvouwt zijn zienswijze in zijn prae-advies ‘Structuur en beeld in levensruimte en<br />

samenleving’ uit 1955. Deze bezielde beschouwing staat aan de vooravond van zijn<br />

omvangrijke werk in Leidschendam en Zeist en is daarvan de inhoudelijke blauwdruk.<br />

In de doorwrochte tekst beziet De Bruijn ondermeer het flatgebouw als de plaats<br />

voor de emancipatie van het gesloten stedelijke gezin naar openheid. Door ‘nabuurschap’<br />

kan deze woonvorm zich ontwikkelen tot het model van een uitgebreid<br />

hotel. Het traditionele begrip ‘domicilie’ is in het collectieve woongebouw omgezet<br />

in ‘plaats voor tijdelijk verblijf’.<br />

De individuele persoon vindt echter zijn levensontplooiing niet meer uitsluitend<br />

binnen het gezin. Zijn woning is slechts de plaats waar hij verblijft als gezinslid en<br />

niet meer. Zijn thuis is daarbij overal waar zijn maatschappelijke bindingen hem<br />

heenvoeren. Stedenbouwkundig is deze zienswijze door De Bruijn vertaald naar een<br />

geordend stelsel van openbare ruimten, waarop verschillende domeinen van organisaties,<br />

van bedrijfsleven, onderwijs enz. georiënteerd zijn. Deze openbare stelsels<br />

krijgen een dubbele taak. Ten eerste verenigen zij het geheel tot één eenheid, en<br />

ten tweede maken zij de binding mogelijk van de verschillende soorten gemeenschappen<br />

onderling. Met name dit laatste aspect, de verenigende werking van een<br />

ruimte, waarin verschillen tussen mensen en groepen worden overkomen, is in de<br />

grootste hof van De Heuvel nog altijd op een bijzondere en unieke manier voelbaar.<br />

Deze utopische inzet van De Bruijn is ook in overeenstemming met het elan van die<br />

tijd. Het is de tijd waarin de grootste fototentoonstelling ooit ‘The Family of Man’ uit<br />

1955 vertrekt vanuit dezelfde idealen.<br />

87


4<br />

Heuvelweg<br />

88<br />

6b<br />

6a<br />

Schout van Eijklaan<br />

Burgemeester Banninglaan<br />

107<br />

108<br />

113<br />

De Heuvel - Leidschendam<br />

Waarderingskaart<br />

Architectuur<br />

5<br />

112<br />

Burgemeester Roeringlaan<br />

6b<br />

106<br />

Beschermingswaardig<br />

<strong>Cultuur</strong>historisch waardevol<br />

Architectonische basiskwaliteit<br />

Buiten de periode<br />

109<br />

6a<br />

202<br />

3<br />

2b<br />

Burgemeester Caen van Necklaan<br />

105<br />

President<br />

Kennedyplein<br />

201 110<br />

104<br />

7<br />

103<br />

8<br />

2b<br />

Dobbelaan<br />

111<br />

2b<br />

Burgemeester Sweenslaan<br />

Burgemeester Keijzerlaan<br />

Burgemeester Kolfschotenlaan<br />

Burgemeester Velthuijsenlaan<br />

9<br />

102<br />

203<br />

203<br />

101<br />

114<br />

2a<br />

2a<br />

Noordsingel<br />

2a<br />

1<br />

Burgemeester van Duyvendijklaan<br />

0 20 40 60 80 100 m


De Heuvel - Leidschendam<br />

Waardering Architectuur<br />

Nr. op kaart Adres Oorspronkelijke Functie Architect/ontwerper Bouwjaar<br />

1 Burg. van Duyvendijklaan zuid Woningen Gem. Wo.dienst Den Haag 1962<br />

2a Burg. van Duyvendijklaan noord - Burg. Veldhuijsenlaan Woningen Gem. Wo.dienst Den Haag 1961-1962<br />

2b Burg. Veldhuijsenlaan - Burg. Caen van Necklaan zuidoost Woningen Gem. Wo.dienst Den Haag 1960-1961<br />

3 Burg. Caen van Necklaan noordoost Woningen Muijs & de Winter 1960<br />

4 Burg. Caen van Necklaan noordwest Woningen Lucas en Niemeijer 1960<br />

5 Burg. Caen van Necklaan zuidwest Woningen Blankenspoor en de Vries 1961<br />

6a Schout van Eijklaan Woningen C.J. De Bruin 1961<br />

6b Schout van Eijklaan Woningen C.J. De Bruin 1961<br />

7 Burg. Keijzerlaan noord Woningen Blankenspoor en de Vries 1962-1965<br />

8 Burg. Keijzerlaan zuid Woningen Blankenspoor en de Vries 1960<br />

9 Burg. Sweenslaan oost Woningen Van Coolwijk 1961-1962<br />

101 Burg. Sweenslaan oost R.K. kerk H.C. Van de Leur 1960-1962<br />

102 Dobbelaan noordoost School Van Vliet 1963-1966<br />

103 Dobbelaan noordwest School Hogervorst 1990-1991<br />

104 Dobbelaan noordwest School Van Vliet 1964-1965<br />

105 Burg. Roeringlaan oost School De Ruyter 1965<br />

106 Burg. Roeringlaan west P. Kerk Van der Zee 1961<br />

107 Dobbelaan Gymzaal Heidemij 1966<br />

108 Dobbelaan zuidwest School Swemle & Kranendonk 1961-1963<br />

109 Dobbelaan zuidoost School Buurman & Schutte 1961-1963<br />

110 Burg Sweenslaan west Buurtcentrum G.A. De Ruijter 1963<br />

111 Burg Sweenslaan west Buurtcentrum Montfort 1986<br />

112 Burg. Roeringlaan - Burg. Caen van Necklaan Dagwinkel Muijs & de Winter 1960-1962<br />

113 Burg. Roeringlaan - Burg. Caen van Necklaan Vrijstaand bedrijfsgebouw Lucas en Niemeijer 1963-1966<br />

114 Burg. Sweenslaan - Burg. van Duyvendijklaan Biologische supermarkt H. Verburg 1999<br />

201 Heuvelbeeld Vrijstaand beeld Aalbers 1964<br />

202 IJsbeer Vrijstaand beeld M. Verharen 1988<br />

203 Reclining Figures Vrijstaand beeld B.J. Holslag 2001<br />

Beschermingswaardig<br />

<strong>Cultuur</strong>historisch waardevol<br />

Architectonische basiskwaliteit<br />

Buiten de periode<br />

89


5.2 CULtUURHiStoRiSCHE WAARDEStELLing gEboUWEn<br />

In De Heuvel staan éénendertig gebouwen waarvan er verreweg het merendeel,<br />

achtentwintig, stammen uit de tijd van het ontstaan van de wijk. Bovendien is de<br />

architectuur van deze gebouwen over het algemeen nog behoorlijk in tact. Van het<br />

totaal aantal gebouwen bestaan zeventien gebouwen uit woongebouwen, twee<br />

zijn gecombineerd met winkels, drie paviljoens met winkels, negen gebouwen<br />

met voorzieningen, voornamelijk schoolgebouwen, en twee kerken. In architectonisch<br />

opzicht zijn er negen woningbouwcomplexen te onderscheiden en veertien<br />

gebouwen met voorzieningen. Voor een beschrijving van de gebouwen wordt<br />

verwezen naar hoofdstuk 4.2.<br />

Systematiek van inventarisatie en <strong>waardering</strong><br />

De verschillende gebouwen zijn geïnventariseerd in een gestandaardiseerd formulier<br />

waarop de belangrijkste gegevens, zoals: adres, architect, opdrachtgever,<br />

bestemming en bouwjaar, staan aangegeven. Daarbij zijn één of meerdere foto’s<br />

toegevoegd en van belangrijke gebouwen relevante originele bouwtekeningen.<br />

In de <strong>waardering</strong> worden drie gradaties onderscheiden. Deze gradaties zijn gebaseerd<br />

op een gemiddelde score over vijf wegingsfactoren in een puntensysteem<br />

van nul tot vijf. De gebouwen zijn op de volgende wegingsfactoren gewaardeerd:<br />

cultuur<strong>historische</strong> waarde, architectonische waarde, ensemblewaarde, gaafheid en<br />

zeldzaamheid. Van gebouwen met een lagere gemiddelde score dan 2,5, een ‘architectonische<br />

basiskwaliteit’, worden geen afzonderlijke scores opgesomd. De gebouwen<br />

met een <strong>waardering</strong> tussen de 2,5 en 3,5 zijn ‘cultuurhistorisch waardevol’. De<br />

gebouwen met een score hoger dan 3,5 zijn ‘beschermingswaardig’.<br />

In De Heuvel zijn zeven gebouwen en wooncomplexen met de status ‘cultuurhistorisch<br />

waardevol’ en twee met de status ‘beschermingswaardig’.<br />

De volgende gebouwen zijn ‘cultuurhistorisch waardevol’ of ‘beschermingswaardig’.<br />

Woningbouw<br />

2a/2b Omvangrijk woningbouwcomplex met een beheerste complexiteit<br />

zes woonblokken bestaande uit 480 woningen met een gemengde ontsluitingsstructuur<br />

en liftschacht, burgemeester caen van necklaan, burgemeester<br />

velthuysenlaan, burgemeester duyvendijklaan, gemeentelijke woningdienst<br />

den haag, 1961. cultuurhistorisch waardevol<br />

5 Woongebouw met neutraal raster als decor voor het groen<br />

portiekflat met lift, burgemeester caen van necklaan (h.nr. 181-339 – zuidoostzijde<br />

van de straat), blankenspoor en de vries, 1961. cultuurhistorisch waardevol<br />

6a/6b Vier woongebouwen van een subtiele en optimistisch naoorlogse architectuur<br />

vier blokken portiekflats met lift, burgemeester schout van eijklaan, c.j. de<br />

bruin, 1961. cultuurhistorisch waardevol<br />

7 Woongebouw met de uitstraling van ‘licht lucht en ruimte’<br />

portiekflat met lift, burgemeester keijzerlaan (h.nr. 2-180 – noordzijde van de<br />

straat), blankenspoor en de vries, 1962-1965. cultuurhistorisch waardevol<br />

Voorzieningen<br />

101 Naoorlogse monumentale kerk<br />

91


92<br />

rooms katholieke kerk, sint josef opifexkerk, burgemeester sweenslaan 5, 7, 9,<br />

h.c. van der leur, 1960-1962. beschermingswaardig<br />

104 Functionele school met markante entree<br />

voormalige rk basisschool, nu vmbo dalton, dobbelaan 4, j. en j.f. van vliet,<br />

1964-1965. cultuurhistorisch waardevol<br />

105 Tweeklassige kleuterschool als geschakelde tenthuisjes<br />

tweeklassige kleuterschool, burgemeester roeringlaan 3, architectenbureau de<br />

ruyter, 1965. cultuurhistorisch waardevol<br />

106 Expressief functionalistische kerk<br />

gereformeerde kerk, kruisheuvelkerk, burgemeester roeringlaan 6, j.h. van der<br />

zee, 1961. beschermingswaardig<br />

109 Paviljoenschool met ruimtelijke geleding<br />

openbare basisschool de margriet, dobbelaan 9, architect b. buurman en m.p.<br />

schutte, 1963. cultuurhistorisch waardevol


InventarIsatIe en waarderIng — wonIngbouw<br />

1<br />

Straat en huisnummers: Burgemeester van Duyvendijklaan 1-259 (oneven), Leidschendam-Voorburg<br />

Naam pand/complex: 130 woningen<br />

Gebouwtype: galerijflat<br />

Bouwsysteem/materialen: buitengevel baksteen, muwi-holbloksteen, kolommen gewapend beton<br />

Opdrachtgever: R.K. Woningbouwvereniging “Leidschendam”, Leidschendam<br />

Architect/ontwerper: <strong>Gemeente</strong>lijke Woningdienst ’s-Gravenhage<br />

Jaar van ontwerp /bouw: 1962<br />

Gebruik na oplevering:<br />

Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />

op adres<br />

Veranderingen: 1987 wijzigen balkongevel (geluidwering, suskasten); 1993 veranderen en vergroten<br />

van een flatgebouw; 2010 wijzigen hoofdentrees galerijen, balkons en gevelkozijnen<br />

(groot onderhoud), opdrachtgever Vidomes, architect Delta architecten Delft<br />

Literatuur:<br />

Bijzonderheden: constructietekeningen uitgevoerd door Muys en De Winters Bouw en Aannemingsbedrijf<br />

Rotterdam<br />

Beeldende kunst:<br />

Waardestelling: architectonische basiskwaliteit<br />

94


2a<br />

Straat en huisnummers: Burgemeester van Duyvendijklaan 2-120 (even), 122 en 124, en Burg. Velthuijsenlaan,<br />

121-329, 122-330 Leidschendam-Voorburg<br />

Naam pand/complex: 270 woningen (verdeeld over 3 blokken)<br />

Gebouwtype: meergezinshuizen in vijf bouwlagen, combinatie van portiek- en galerijontsluiting, lift<br />

naar vijfde woonverdieping<br />

Bouwsysteem/materialen: muwi-blokken, muwi-systeemvloeren<br />

Opdrachtgever: R.K. Woningbouwvereniging “Leidschendam”, Leidschendam<br />

Architect/ontwerper: <strong>Gemeente</strong>lijke Woningdienst ’s-Gravenhage<br />

Jaar van ontwerp /bouw: 1961-1962<br />

Gebruik na oplevering:<br />

Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />

op adres<br />

Veranderingen: 1990 gevelrenovatie, [ontwerp technische dienst R.K. Woningbouwvereniging<br />

Leidschendam]<br />

Literatuur:<br />

Bijzonderheden: Hoort bij 2b<br />

Beeldende kunst:<br />

<strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waarde: 2,5<br />

Architectuurhist. waarde: 2,5<br />

Ensemblewaarde: 3<br />

Gaafheid: 3<br />

Zeldzaamheid: 4<br />

Waardestelling: <strong>Cultuur</strong>historisch waardevol (3)<br />

Aanbevelingen: Vanwege de relatieve gaafheid van deze drie blokken, vernieuwingen nauwkeurig<br />

afstemmen op bestaande architectonische kwaliteiten. Aansluiting van het gebouw<br />

aan het maaiveld baseren op de bestaande karakteristiek.<br />

95


2b<br />

Straat en huisnummers: Burg. Velthuijsenlaan, 1-119 (oneven), 2-120 (even), en Burgemeester Caan van Necklaan<br />

1-179 (oneven), Leidschendam-Voorburg (de drie noordelijke blokken)<br />

Naam pand/complex: 210 woningen<br />

Gebouwtype: meergezinshuizen in vijf woonlagen, combinatie galerij- en portiekontsluiting, lift<br />

naar vijfde woonverdieping<br />

Bouwsysteem/materialen: bouwmuren MUWI-systeemblokken<br />

Opdrachtgever: Christelijke Woningbouwvereniging “Leidschendam” (=principaal), Muijs en De Winter<br />

(=opdrachtgever)<br />

Architect/ontwerper: <strong>Gemeente</strong>lijke Woningdienst, Den Haag<br />

Jaar van ontwerp /bouw: 1960-1961<br />

Gebruik na oplevering:<br />

Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />

op adres<br />

Veranderingen: 1980 veranderen van 4 portieken; 1990 groot onderhoud trappenhuis ontwerp technische<br />

dienst Stichting Samenwerkende Woningcorporaties Leidschendam<br />

Literatuur:<br />

Bijzonderheden: Hoort bij 2a<br />

<strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waarde: 2,5<br />

Architectuurhist. waarde: 2,5<br />

Ensemblewaarde: 3<br />

Gaafheid: 2<br />

Zeldzaamheid: 4<br />

Waardestelling: <strong>Cultuur</strong>historisch waardevol (2,8)<br />

Aanbevelingen: Deze drie blokken zijn minder gaaf. Oorspronkelijke kwaliteiten waar mogelijk<br />

herstellen. Achterkanten met privé tuinen zijn nu niet passend bij het openbare park<br />

waaraan zij granzen. Tuinen en erfafscheidingen visueel goed afstemmen op de ligging<br />

ervan aan een openbaar park.<br />

97


3<br />

Straat en huisnummers: Burgemeester Caan van Necklaan 66-354 (even), Leidschendam-Voorburg<br />

Naam pand/complex: 135 etagewoningen, ‘premieplan’<br />

Gebouwtype: galerijflat<br />

Bouwsysteem/materialen: Muwi stapelmuren, Muwi vloeren en Muwi systeemtrappen<br />

Opdrachtgever: Muys en De Winter’s Beheermaatschappij NV<br />

Architect/ontwerper: Muijs en De Winter’s Bouw en aannemingsbedrijf NV, Rotterdam<br />

Jaar van ontwerp /bouw: 1960<br />

Gebruik na opl evering:<br />

Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />

op adres<br />

Veranderingen: 1999 vervangen gevelkozijnen; 2002 veranderen kleur garagedeuren; 2005 wijzigen<br />

van de gevel kozijnrenovatie<br />

Literatuur:<br />

Bijzonderheden: zie ook vrijstaande dagwinkel Burg Roeringlaan 1 (hoort bij dit complex)<br />

Waardestelling: Architectonische basiskwaliteit<br />

98


4<br />

Straat en huisnummers: Burgemeester Caan van Necklaan 412-690 (even), Leidschendam-Voorburg<br />

Naam pand/complex: 140 flatwoningen met bergingen, 20 garages en 2 scooterbergingen<br />

Gebouwtype: galerijflat<br />

Bouwsysteem/materialen: gevelklinkers, betonstapelblokken bouwmuren<br />

Opdrachtgever: Pensioenfonds Bedrijfschappen Voedselvoorziening, Den Haag<br />

Architect/ontwerper: arch. bureau ir. Jan. A. Lucas b.i. & ir. H.E. Niemeijer b.i., Voorburg/Rijswijk<br />

Jaar van ontwerp /bouw: 1960<br />

Gebruik na oplevering:<br />

Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />

op adres<br />

Veranderingen:<br />

Literatuur:<br />

Bijzonderheden:<br />

Waardestelling: Architectonische basiskwaliteit<br />

99


5<br />

Straat en huisnummers: Burgemeester Caan van Necklaan 181-339 (oneven), Leidschendam-Voorburg<br />

Naam pand/complex: 80 flatwoningen<br />

Gebouwtype: portiekflat<br />

Bouwsysteem/materialen: hardgrauw buitenmuren, natuurbims scheidingswanden<br />

Opdrachtgever: NV Makelaarskantoor Gemako, Den Haag<br />

Architect/ontwerper: arch. bureau Blankespoor en de Vries bna, Den Haag<br />

Jaar van ontwerp /bouw: 1961<br />

Gebruik na oplevering:<br />

Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />

op adres<br />

Veranderingen: 1981 veranderen gevelkozijnen woningen nrs 261-339<br />

Literatuur:<br />

Bijzonderheden: architectuur vertoont gelijkenissen met architectuur in Zeist, Kerkebosch, stedenbouwkundig<br />

ontwerp W. de Bruijn, met het betonraster in gevel als scherm tussen<br />

priveruimte woning/balkon en openbare groengebied. genoemde kleuren in aanvraag<br />

vergunning: gebroken wit, wit, wit, wit, grijs.<br />

<strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waarde: 2,5<br />

Architectuurhist. waarde: 2,5<br />

Ensemblewaarde: 3,5<br />

Gaafheid: 3,5<br />

Zeldzaamheid: 3<br />

Waardestelling: <strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waardevol (3)<br />

Aanbevelingen: De rastergevel die als een decor werkt voor het groen is een architectonische kernwaarde,<br />

dit karakter handhaven.<br />

100


101


6a<br />

Straat en huisnummers: Schout van Eijklaan 1-239 (oneven), Leidschendam-Voorburg<br />

Naam pand/complex: 120 flatwoningen, 18 en 21 garages<br />

Gebouwtype: portiekflat<br />

Bouwsysteem/materialen: B2-bouwmuurblokken<br />

Opdrachtgever: onbekend [mogelijk N.V. Bouwfonds Nederlandse <strong>Gemeente</strong>n, Den Haag]<br />

Architect/ontwerper: architect C.J. de Bruin, Rotterdam<br />

Jaar van ontwerp /bouw: 1961<br />

Gebruik na oplevering:<br />

Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />

op adres.<br />

Veranderingen: 1980 veranderen van 6 woningen Schout van Eijklaan 7, 13, 39, 55, 73, 101; 2000<br />

vernieuwen van de gevelkozijnen<br />

Literatuur:<br />

Bijzonderheden: Hoort bij 6b. In dit dossier zit tevens een niet uitgevoerd ontwerp van architect J.F.<br />

Groosman, Rotterdam in opdracht van N.V. Bouwfonds Nederlandse <strong>Gemeente</strong>n,<br />

Den Haag. Ontwerp nr 1-239 is idem aan Schout van Eijklaan 2-240.<br />

Beeldende kunst:<br />

<strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waarde: 2,5<br />

Architectuurhist. waarde: 2,5<br />

Ensemblewaarde: 4<br />

Gaafheid: 3,5<br />

Zeldzaamheid: 3,5<br />

Waardestelling: <strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waardevol (3,2)<br />

Aanbevelingen: Lichte kleurstelling en verfijnde architectuur en detaillering handhaven en waar mogelijk<br />

herstellen.<br />

102


103


6b<br />

Straat en huisnummers: Schout van Eijklaan 2-240 (even), Leidschendam-Voorburg<br />

Naam pand/complex: 56 woningen en 21 garages; 64 woningen en 24 garages (totaal 120 woningen en 45<br />

garages)<br />

Gebouwtype: portiekflat<br />

Bouwsysteem/materialen: B2-bouwmuurblokken<br />

Opdrachtgever: Fa. A. Brandwijk, Sliedrecht<br />

Architect/ontwerper: architect C.J. de Bruin, Rotterdam<br />

Jaar van ontwerp /bouw: 1961<br />

Gebruik na oplevering:<br />

Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />

op adres<br />

Veranderingen: 1997 veranderen gevelkozijnen nr 2-112, [aannemingsbedrijf Waaier, Leidschendam]<br />

Literatuur:<br />

Bijzonderheden: Hoort bij 6a. Ontwerp Schout van Eijklaan nr 1-239 is idem aan Schout van Eijklaan<br />

2-240.<br />

Beeldende kunst:<br />

<strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waarde: 2,5<br />

Architectuurhist. waarde: 2,5<br />

Ensemblewaarde: 4<br />

Gaafheid: 3 (gedeeltelijk gewijzigde balkons aan de Burgemeester Banninglaan)<br />

Zeldzaamheid: 3,5<br />

Waardestelling: <strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waardevol (3,2)<br />

Aanbevelingen: Lichte kleurstelling en verfijnde architectuur en detaillering handhaven en waar mogelijk<br />

herstellen.<br />

104


7<br />

Straat en huisnummers: Burgemeester Keijzerlaan 2-180 (even nummers), Leidschendam-Voorburg<br />

Naam pand/complex: 89 flatwoningen, 1 winkel<br />

Gebouwtype:<br />

Bouwsysteem/materialen: MUWI (betonnen systeemelementen)<br />

Opdrachtgever: NV Gemeenschappelijk eigendom, Den Haag<br />

Architect/ontwerper: arch. bureau Blankespoor en de Vries bna, Den Haag<br />

Jaar van ontwerp /bouw: 1962-1965<br />

Gebruik na oplevering:<br />

Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />

op adres<br />

Veranderingen: 1994 veranderen van een apotheek Burg. Keyzerlaan 2<br />

Literatuur:<br />

Bijzonderheden:<br />

<strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waarde: 2,5<br />

Architectuurhist. waarde: 2,5<br />

Ensemblewaarde: 3<br />

Gaafheid: 3,5<br />

Zeldzaamheid: 3<br />

Waardestelling: <strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waardevol (2,9)<br />

Aanbevelingen: Architectonische karakteristiek van licht lucht en ruimte handhaven<br />

105


8<br />

Straat en huisnummers: Burgemeester Keijzerlaan 1-241 (oneven), Burgemeester Sweenslaan 12-50 (even),<br />

Leidschendam-Voorburg<br />

Naam pand/complex: 120 flatwoningen, 15 galerijwoningen en 5 dagwinkels<br />

Gebouwtype:<br />

Bouwsysteem/materialen:<br />

Opdrachtgever: Nederlandse Bouw-Maatschappij, Zaandam NV, Den Haag<br />

Architect/ontwerper: arch. bureau Blankespoor en de Vries bna, Den Haag<br />

Jaar van ontwerp /bouw: 1960<br />

Gebruik na oplevering:<br />

Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />

op adres<br />

Veranderingen: 1989 aanpassen gevel gevelvullende houten puien naar ontwerp van PKP architecten<br />

Leidschendam; 2001 plaatsen van twee ketelhuizen op dak<br />

Literatuur:<br />

Bijzonderheden:<br />

Waardestelling: Architectonische basiskwaliteit<br />

106


9<br />

Straat en huisnummers: Burgemeester Sweenslaan 11-57 (oneven), Burg. van Duyvendijklaan 122, 124,<br />

Leidschendam-Voorburg<br />

Naam pand/complex: 8 winkels, 18 galerijwoningen en 9 garages<br />

Gebouwtype: galerijflat met winkels in plint, bij entreeplein van buurt<br />

Bouwsysteem/materialen:<br />

Opdrachtgever: Firma G.J. van den Elshout P. Zn, Leidschendam<br />

Architect/ontwerper: Ir. P.J.G. van Coolwijk b.i. Leidschendam<br />

Jaar van ontwerp /bouw: 1961-1962<br />

Gebruik na oplevering:<br />

Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />

op adres<br />

Veranderingen:<br />

Literatuur:<br />

Bijzonderheden:<br />

Beeldende kunst:<br />

Waardestelling: Architectonische basiskwaliteit<br />

107


InventarIsatIe en waarderIng — voorzIenIngen<br />

101<br />

Straat en huisnummers: Burgemeester Sweenslaan 5, 7, 9, Leidschendam-Voorburg<br />

Naam pand/complex: R.K. St. Jozef Opifexkerk<br />

Gebouwtype: R.K. kerkcomplex met oa kerk, pastorie, kosterwoning, doopkapel en lokalen<br />

Bouwsysteem/materialen:<br />

Opdrachtgever: R.K. Kerkbestuur St. Joseph Opifex, Leidschendam<br />

Architect/ontwerper: H.C. van de Leur, arch. Nijmegen<br />

Jaar van ontwerp /bouw: 1960-1962<br />

Gebruik na oplevering:<br />

Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />

op adres<br />

Veranderingen: 1987 veranderen kosterswoning, ontwerp door adviesburo G.E. de Jeu, Leidschendam<br />

Literatuur:<br />

Bijzonderheden: Interieur: de inrichting oa het ‘sacramentsaltaar’ is ook ontworpen door H.C. van de<br />

Leur, ontwerp mei 1962<br />

Beeldende kunst: — boven de ingang van woning Burg. Sweenslaan 9 is een relief aangebracht: titel:<br />

Driekoningen – afweerzegen’, kunstenaar: Wilhelmus Maria (Pim) van Moorsel, materiaal:<br />

betonrelief gepatineerd, tekstband in relief langs onderzijde: ‘19 * C * M * B * 63’,<br />

verwijzend naar het jaartal van plaatsing 1963<br />

— in kerk Burg. Sweenslaan 5: glas in lood<br />

<strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waarde: 4<br />

Architectuurhist. waarde: 4<br />

Ensemblewaarde: 4<br />

Gaafheid: 4<br />

Zeldzaamheid: 4<br />

Waardestelling: Beschermingswaardig<br />

Aanbevelingen: Zeer beeldbepalend gebouw van De Heuvel. Voor een dergelijk monumentaal gebouw<br />

is een passende ‘wijkoverstijgende’ functie vereist.<br />

108


109


110


102<br />

Straat en huisnummers: Dobbelaan 1, Leidschendam-Voorburg<br />

Naam pand/complex: voormalige R.K. kleuterschool, nu ‘Bridgehome’<br />

Gebouwtype: 3 klassige kleuterschool, onderwijsgebouw<br />

Bouwsysteem/materialen:<br />

Opdrachtgever: Stichting R.K. Schoolbestuur Leidschendam<br />

Architect/ontwerper: arch.buro J. en J.F. van Vliet hbo, Leidschendam<br />

Jaar van ontwerp /bouw: 1963-1966<br />

Gebruik na oplevering: in 1993 verbouwd tot bridgeclub<br />

Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />

op adres<br />

Veranderingen: in 1993 verbouwd in opdracht van bridgeclub, door architectenbureau F.M.E. Hendriks,<br />

Leiden<br />

Literatuur:<br />

Bijzonderheden:<br />

Waardestelling: Architectonische basiskwaliteit<br />

111


103<br />

Straat en huisnummers: Dobbelaan 2, Leidschendam-Voorburg<br />

Naam pand/complex: Kinderdagverblijf Piggelmee<br />

Gebouwtype: kinderopvang<br />

Bouwsysteem/materialen: betonsteen<br />

Opdrachtgever: <strong>Gemeente</strong>bestuur van Leidschendam<br />

Architect/ontwerper: architect A.A.J. Hogervorst (Medicom Zes ‘bouwer’)<br />

Jaar van ontwerp /bouw: 1990/1991<br />

Gebruik na oplevering:<br />

Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />

op adres<br />

Veranderingen:<br />

Literatuur:<br />

Bijzonderheden:<br />

Waardestelling: Valt buiten de periode van de waardestelling.<br />

112


104<br />

Straat en huisnummers: Dobbelaan 4, Leidschendam-Voorburg<br />

Naam pand/complex: voormalige RK Basisschool Elsbergschool, basisschool De Elzenheuvel, nu VMBO<br />

Dalton Leidschendam<br />

Gebouwtype: 6 klassige lagere school<br />

Bouwsysteem/materialen:<br />

Opdrachtgever: Stichting R.K. Schoolbestuur Leidschendam<br />

Architect/ontwerper: arch. bur. J. en J.F. van Vliet hbo Leidschendam<br />

Jaar van ontwerp /bouw: 1964-1965<br />

Gebruik na oplevering: VMBO locatie, Dalton Leidschendam (voortgezet onderwijs)<br />

Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />

op adres<br />

Veranderingen: 1979-1980 uitbreiding Elsbergschool met een zevende lokaal (d.m.v. deuren betrekken<br />

bij bestaande bouw), naar ontwerp van architectenburo Van Vliet<br />

Literatuur:<br />

Bijzonderheden: Ruime luifel bij entree aan Dobbelaan<br />

Beeldende kunst: Metaalplastiek aan de voorgevel, hangend aan de luifel bij de entree<br />

kunstenaar onbekend, Abstract kunstwerk, 1965<br />

<strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waarde: 2,5<br />

Architectuurhist. waarde: 2,5<br />

Ensemblewaarde: 4<br />

Gaafheid: 3<br />

Zeldzaamheid: 3<br />

Waardestelling: <strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waardevol (3)<br />

Aanbevelingen: Relatie vormopbouw, positie kunstwerk en stedenbouwkundige gerichtheid op<br />

het President Kennedyplein is bijzonder waardevol. Vormgeving is op een passende<br />

manier onnadrukkelijk aanwezig.<br />

113


114


105<br />

Straat en huisnummers: Burgemeester Roeringlaan 3, Leidschendam-Voorburg<br />

Naam pand/complex: Kleuterschool, peutercentrum, peuterspeelzaal Peuterhof<br />

Gebouwtype: 2 klassige kleuterschool<br />

Bouwsysteem/materialen:<br />

Opdrachtgever: Vereniging tot Prot. Chr. Onderwijs te Leidschendam<br />

Architect/ontwerper: arch. bur. de Ruyter, Leidschendam<br />

Jaar van ontwerp /bouw: 1965<br />

Gebruik na oplevering:<br />

Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />

op adres<br />

Veranderingen:<br />

Literatuur:<br />

Bijzonderheden: kleuterschool is gerealiseerd naast kerkgebouw Kruisheuvelkerk Burg. Roeringlaan 6.<br />

Beeldende kunst: In 1988 is bijgeplaatst een beeld op het schoolplein: titel: Ijsbeer, kunstenaar Marty<br />

Verharen, schenking aan gemeente, 1988. [Is beeld nog aanwezig?]<br />

<strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waarde: 3,5<br />

Architectuurhist. waarde: 2,5<br />

Ensemblewaarde: 3<br />

Gaafheid: 4<br />

Zeldzaamheid: 3,5<br />

Waardestelling: <strong>Cultuur</strong>historisch waardevol (3,3)<br />

Aanbevelingen: De architectuur van het gebouw, bestaande uit twee geschakelde huisjes, sluit<br />

voorbeeldig aan bij de pedagogische inzichten van die tijd en heeft zijn functie en<br />

geldigheid niet verloren. Het gebouw is nog bijzonder gaaf.<br />

115


106<br />

Straat en huisnummers: Burgemeester Roeringlaan 6, Leidschendam-Voorburg<br />

Naam pand/complex: Gereformeerde kerk, ‘Kruisheuvelkerk’<br />

Gebouwtype: zaalkerk met lokalen<br />

Bouwsysteem/materialen: baksteen gevelsteen, dak oorspronkelijk ‘geemailleerd plaatstaal’ , dakspanten, lichte<br />

houten kozijnen<br />

Opdrachtgever: Raad der Gereformeerde Kerk te Leidschendam<br />

Architect/ontwerper: J.H. van der Zee, hbo architect bna<br />

Jaar van ontwerp /bouw: 1961<br />

Gebruik na oplevering:<br />

Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />

op adres<br />

Veranderingen: 1987 veranderen kerk (oa invalidentoilet) adviesburo G.E. de Jeu, Leidschendam. De<br />

dakafdekking met zichtbare schuine dakvlakken oorspronkelijk uitgevoerd in ‘geemailleerd<br />

plaatstaal’ is veranderd in ander materiaal.<br />

Literatuur:<br />

Bijzonderheden: in aanvraag bouwvergunning worden lichte kleuren genoemd:<br />

Beeldende Kunst: in de kerk is een glas in lood raam.<br />

<strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waarde: 4<br />

Architectuurhist. waarde: 4<br />

Ensemblewaarde: 4<br />

Gaafheid: 4<br />

Zeldzaamheid: 4<br />

Waardestelling: Beschermingswaardig (4)<br />

Aanbevelingen: Voor De Heuvel een bijzonder beeldbepalend gebouw. Het expressieve gebouw<br />

vormt een boeiend contrast met de R.K. Sint Opifexkerk. Verankering in de situatie,<br />

waaronder de plaatsing direct in het water is bijzonder waardevol.<br />

116


117


107<br />

Straat en huisnummers: Dobbelaan 4a, Leidschendam-Voorburg<br />

Naam pand/complex: Standaard Gymnastieklokaal<br />

Gebouwtype: sportgebouw<br />

Bouwsysteem/materialen:<br />

Opdrachtgever: <strong>Gemeente</strong>bestuur van Leidschendam<br />

Architect/ontwerper: Koninklijke Nederlandsche Heidemaatschappij<br />

Jaar van ontwerp /bouw: 1966<br />

Gebruik na oplevering:<br />

Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />

op adres<br />

Veranderingen:<br />

Literatuur:<br />

Bijzonderheden: gymnastiekruimte naast schoolgebouw Dobbelaan 10<br />

Waardestelling: Architectonische basiskwaliteit<br />

Aanbevelingen: Degelijk voorbeeld van gestandaardiseerde gymzalenbouw<br />

118


108<br />

Straat en huisnummers: Dobbelaan 10, Leidschendam-Voorburg<br />

Naam pand/complex: Protestants Christelijke Basisschool<br />

Gebouwtype: 7 klassige school voor gewoon lager onderwijs<br />

Bouwsysteem/materialen: balken plafond, spouwmuur, betonnen vloer<br />

Opdrachtgever: Bestuur van de vereniging tot oprichting en instandhouding van een of meer scholen<br />

met de Bijbel<br />

Architect/ontwerper: architecten W. Swemle en J.H. Kranendonk, Den Haag<br />

Jaar van ontwerp /bouw: 1961-1963<br />

Gebruik na oplevering: in 2009 verbouwd tot kinderdagverblijf<br />

Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />

op adres<br />

Veranderingen: 1986 veranderen van school; 1998 uitbreiding met twee noodlokalen; 2009 veranderen<br />

van schoolgebouw tot kinderdagverblijf B4Kids naar ontwerp van bouwkundig<br />

Ontwerpbureau Herms Van den Berg te Leiden<br />

Literatuur:<br />

Bijzonderheden: Pr. Ch. schoolgebouw is naast Pr. Ch. kerkgebouw gerealiseerd.<br />

Beeldende kunst: aanduiding van verbijzondering van buitengevel/beeldende kunst in de gevel komt<br />

op ontwerptekeningen voor (uitgevoerd/aanwezig?)<br />

Waardestelling: Architectonische basiskwaliteit<br />

119


109<br />

Straat en huisnummers: Dobbelaan 9, Leidschendam-Voorburg<br />

Naam pand/complex: Openbare basisschool De Margriet<br />

Gebouwtype: Lagere school voor gewoon lager onderwijs<br />

Bouwsysteem/materialen: Nehobo-vloer, spouwmuur<br />

Opdrachtgever: <strong>Gemeente</strong>bestuur van Leidschendam<br />

Architect/ontwerper: Architect B. Buurman, M.P. Schutte, en G.H. Belaard, Leiden<br />

Jaar van ontwerp /bouw: 1961-1963<br />

Gebruik na oplevering:<br />

Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />

op adres<br />

Veranderingen: 1985 veranderen van de school; 1998 uitbreiding basisschool door ingenieursburo<br />

Van der Smit: aan de voormalige gangschool is een rij lokalen toegevoegd, zodat een<br />

middengang ontstaat<br />

Literatuur: Schutte, Bellaard, ‘Lagere school te Leidschendam’, in: Bouwkundig Weekblad, 11 april<br />

1967, nr 7, p. 107-109<br />

Bijzonderheden:<br />

Beeldende kunst: Naast de school staat op de openbare weg een wijksculptuur: titel: Driezijdige reliefbalk<br />

met lettermotief’, kunstenaar: Bernard Jan (Ben) Aalbers, materiaal: betonrelief,<br />

deels gekleurd, tekstband drie keer herhaald: ‘HEUVEL’, jaar van plaatsing: 1964: bijzonder<br />

omdat het refereert aan de bouw van de buurt De Heuvel. Het Heuvel-beeld<br />

is ook afgebeeld in het artikel over de school in Bouwkundig Weekblad, 1967, p. 107<br />

<strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waarde: 3,5<br />

Architectuurhist. waarde: 2,5<br />

Ensemblewaarde: 3,5<br />

Gaafheid: 2,5<br />

Zeldzaamheid: 2,5<br />

Waardestelling: <strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waardevol (2,9)<br />

Aanbevelingen: De samenhangende stedenbouwkundige ligging van de school aan het wandelpad<br />

met het Heuvel kunstwerk van Aalbers, en de gedifferentieerde klaslokalen maken<br />

het geheel tot een waardevol gebouw. Het herstellen van de oorspronkelijke detaillering<br />

en materialisering van het gebouw is een vereiste om het gebouw weer ten<br />

volle tot zijn recht te laten komen.<br />

120


110<br />

Straat en huisnummers: Burgemeester Sweenslaan 2, 4, Leidschendam-Voorburg<br />

Naam pand/complex: Kleuterschool De Bloemenheuvel<br />

Gebouwtype: tweeklassige kleuterschool<br />

Bouwsysteem/materialen: hardgrauw gevels en B2 blokken bouwmuren<br />

Opdrachtgever: <strong>Gemeente</strong>bestuur van Leidschendam<br />

Architect/ontwerper: architectenbureau G.A. de Ruyter, Leidschendam<br />

Jaar van ontwerp /bouw: 1963<br />

Gebruik na oplevering:<br />

Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />

op adres<br />

Veranderingen: 1983-1988 verbouwing kleuterschool tot verenigingsgebouw ontwerp gemeentewerken<br />

Leidschendam (uitvoering onduidelijk); 2000 uitbreiding kinderdagverblijf<br />

ontwerp Fugo Ingenieursburo<br />

Literatuur:<br />

Bijzonderheden:<br />

Waardestelling: Architectonische basiskwaliteit<br />

Aanbevelingen: Dakvorm behouden, deze vormt een mooi geheel met de Margrietschool.<br />

121


111<br />

Straat en huisnummers: Burgemeester Sweenslaan 6, Leidschendam-Voorburg<br />

Naam pand/complex: Buurtgebouw ‘t Heuvelhonk<br />

Gebouwtype: wijkgebouw<br />

Bouwsysteem/materialen:<br />

Opdrachtgever: <strong>Gemeente</strong>bestuur Leidschendam<br />

Architect/ontwerper: S. & W. Montfoort BV, te Montfoort<br />

Jaar van ontwerp /bouw: 1986<br />

Gebruik na oplevering:<br />

Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />

op adres<br />

Veranderingen: In 1986 oprichten van een buurtgebouw omdat het oude gebouw in 1985 door<br />

brand is verwoest: buurtgebouw ’t Heuvelhonk. Dat oude gebouw was in 1966 gebouwd<br />

als een bibliotheek in systeembouw<br />

Literatuur:<br />

Bijzonderheden:<br />

Beeldende kunst: in gevel Burg. Sweenslaan 6, naast entree wijkgebouw ’t Heuvelhonk: is een metaalplastiek,<br />

titel: ‘Fenix’, kunstenaar: Inge van den Nouweland, materiaal: staal en kunstglas,<br />

jaar van plaatsing: 1986<br />

Waardestelling: Valt buiten de periode van de waardestelling.<br />

122


112<br />

Straat en huisnummers: Burgemeester Roeringlaan 1, Leidschendam-Voorburg<br />

Naam pand/complex: 1 dagwinkel<br />

Gebouwtype:<br />

Bouwsysteem/materialen: gemetselde spouwmuren, stalen plafondbalken, aluminium etalagepuien<br />

Opdrachtgever: Muys en De Winter’s Beheermaatschappij NV<br />

Architect/ontwerper: Muijs en De Winter’s Bouw en aannemingsbedrijf NV, Rotterdam<br />

Jaar van ontwerp /bouw: 1960-1962<br />

Gebruik na oplevering:<br />

Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />

op adres<br />

Veranderingen:<br />

Literatuur:<br />

Bijzonderheden: onderdeel van dossier Burg. Caan van Necklaan 66-354<br />

Waardestelling: Architectonische basiskwaliteit<br />

Aanbevelingen: Poortwerking samen met het gebouw aan de overkant van de Burgemeester Roeringlaan<br />

(nr.113) moet behouden blijven.<br />

123


113<br />

Straat en huisnummers: Burgemeester Roeringlaan 4, Leidschendam-Voorburg<br />

Naam pand/complex: Bijkantoor Nutsspaarbank en winkel<br />

Gebouwtype: vrijstaand bedrijfsgebouw<br />

Bouwsysteem/materialen: spouwmuur, systeemvloer<br />

Opdrachtgever: Stichting Pensioenfonds Productschap Voedselvoorziening, Den Haag<br />

Architect/ontwerper: ir. Jan A. Lucas b.i., ir. H.E. Niemeijer b.i., Voorburg/Rijswijk<br />

Jaar van ontwerp /bouw: 1963-1966<br />

Gebruik na oplevering:<br />

Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />

op adres<br />

Veranderingen:<br />

Literatuur:<br />

Bijzonderheden: op kruising van Burg. Caan van Necklaan en Burg. Roeringlaan<br />

Waardestelling: Architectonische basiskwaliteit<br />

Aanbevelingen: Poortwerking samen met het gebouw aan de overkant van de Burgemeester<br />

Roeringlaan (nr.112) moet behouden blijven.<br />

124


114<br />

Straat en huisnummers: Burgemeester Sweenslaan 19, Leidschendam-Voorburg<br />

Naam pand/complex: winkel/kiosk, Meijer Biologisch Specialist<br />

Gebouwtype: winkel kiosk bij entree van buurt<br />

Bouwsysteem/materialen: staalskelet<br />

Opdrachtgever: Dover B.V., Den Haag<br />

Architect/ontwerper: Han Verburg, Ockenburg, Bureau voor architectuur, bouwkunde en advisering, Den<br />

Haag<br />

Jaar van ontwerp /bouw: 1999<br />

Gebruik na oplevering:<br />

Archief inventaris nrs.: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Panddossiers<br />

op adres<br />

Veranderingen:<br />

Literatuur:<br />

Bijzonderheden:<br />

Beeldende kunst:<br />

Waardestelling: Valt buiten de periode van de waardestelling.<br />

125


5.3 CULtUURHiStoRiSCHE WAARDEStELLing KUnSt<br />

201 De Heuvel abstract verbeeld<br />

Straat en huisnummers: Dobbelaan zonder nummer (naast Dobbelaan nr 9), Leidschendam-Voorburg<br />

Naam pand/complex: Heuvelbeeld (naast Openbare Basisschool De Margriet)<br />

Gebouwtype: Beeldende kunst in de openbare ruimte, vrijstaand beeld<br />

Bouwsysteem/materialen: Beton, betonreliëf<br />

Opdrachtgever: [<strong>Gemeente</strong>bestuur van Leidschendam]<br />

Architect/ontwerper: Bernard Jan (Ben) Aalbers, beeldend kunstenaar (geb. 1916 Coevorden, woont en<br />

werkt in Voorburg/Den Haag))<br />

Jaar van ontwerp /bouw: 1964<br />

Gebruik na oplevering:<br />

Archief inventaris nrs.:<br />

Veranderingen:<br />

Literatuur: Schutte, Bellaard, ‘Lagere school te Leidschendam’, in: Bouwkundig Weekblad, 11 april<br />

1967, nr 7, p. 107 (gedateerde afbeelding van beeld bij school)<br />

Bijzonderheden: uniek, eenmalig monument, nog oorspronkelijk, opgericht naar aanleiding van de<br />

bouw van de buurt, op het monument is de naam van de buurt vermeld in betonreliefletters:<br />

Heuvel<br />

Beeldende kunst: Naast de Margrietschool staat op de openbare weg een wijksculptuur: titel: ‘Driezijdige<br />

reliëfbalk met lettermotief’, kunstenaar: Bernard Jan (Ben) Aalbers, materiaal:<br />

betonreliëf, deels gekleurd, tekstband drie keer herhaald: ‘HEUVEL’, jaar van plaatsing:<br />

1964: bijzonder omdat het refereert aan de bouw van de buurt De Heuvel. Het<br />

Heuvel-beeld is ook afgebeeld in het artikel over de school in Bouwkundig Weekblad,<br />

1967, p. 107. Zichtbaar is een andere (dan de huidige) bestrating eronder. Wel<br />

oorspronkelijk lijkt de witte schildering.<br />

<strong>Cultuur</strong><strong>historische</strong> waarde: 5<br />

Ensemblewaarde: 4,5<br />

Gaafheid: 4,5<br />

Zeldzaamheid: 5<br />

Waardestelling: Beschermingswaardig (4,8)<br />

Aanbevelingen: Van grote cultuur<strong>historische</strong> waarde. Zeer bijzonder.<br />

126


127


202 IJsbeer<br />

Straat en huisnummers: Speelplaats van de voormalige tweeklassige kleuterschool Burgemeester<br />

Roeringlaan 3<br />

Naam pand/complex: IJsbeer<br />

Gebouwtype: Beeldende kunst in de openbare ruimte, vrijstaand beeld<br />

Bouwsysteem/materialen: Keramiek<br />

Opdrachtgever: Gift<br />

Architect/ontwerper: Marty Verharen, Den Haag, geboren in Apeldoorn<br />

Jaar van ontwerp /bouw: 1988<br />

Gebruik na oplevering:<br />

Archief inventaris nrs.:<br />

Veranderingen:<br />

Literatuur:<br />

Waardestelling: Valt buiten de periode van de waardestelling.<br />

128


203 Reclining Figures<br />

Straat en huisnummers: Twee beelden op de Burgemeester Sweenslaan, in de as van de Burgemeester<br />

Keijzerlaan en de Burgemeester Duyvendijklaan<br />

Naam pand/complex: Reclining Figures<br />

Gebouwtype: Beeldende kunst in de openbare ruimte, vrijstaand beeld<br />

Bouwsysteem/materialen: Keramiek<br />

Opdrachtgever: [<strong>Gemeente</strong>bestuur van Leidschendam]<br />

Architect/ontwerper: Bertha Johanna (Berry) Holslag (1947), Haagse kunstenares<br />

Jaar van ontwerp /bouw: 2001<br />

Gebruik na oplevering:<br />

Archief inventaris nrs.:<br />

Veranderingen:<br />

Literatuur:<br />

Waardestelling: Valt buiten de periode van de waardestelling.<br />

129


130<br />

5.4 CULtUURHiStoRiSCHE WAARDEStELLing ARCHEoLogiE<br />

1 Beschermde archeologische Rijksmonumenten<br />

2 Terreinen van hoge en zeer hoge archeologische waarde<br />

3 Historische kernen en bewoningsplaatsen<br />

4 Hoge verwachting voor de periode Neolithicum t/m Nieuwe<br />

tijd: Duinen<br />

5 Hoge verwachting voor de periode Neolithicum t/m Nieuwe<br />

tijd: Hollandveen op zand en rivierklei<br />

6 Lage archeologische verwachting: Hollandveen op klei<br />

7 Hoge archeologische verwachting: lintbebouwing 16e – 17e<br />

eeuw en locaties <strong>historische</strong> bebouwing<br />

8 Lage archeologische verwachting: klei, ontveent of afgraving<br />

9 (zee). Hoge archeologische verwachting: gezonken wrakken en<br />

strandingen (<strong>historische</strong> scheepvaartroutes en visserij) en<br />

verdronken nederzettingen


6. ruimtelijke kernwaarDen De Heuvel<br />

Vanuit de cultuur<strong>historische</strong> waardestelling zijn een aantal ruimtelijke kernwaarden<br />

geformuleerd. Deze kernwaarden zijn richtinggevend voor toekomstige plannen<br />

voor De Heuvel en het gesprek daarover.<br />

1 Stedenbouwkundige maatvoering zowel in het horizontale als in het verticale<br />

vlak aanhouden.<br />

2 De huidige plattegrond en doorsnede van De Heuvel, met middelhoogbouw<br />

aan de dubbele ring en laagbouw met bijzondere dakvormen in de hof behouden.<br />

3 Groen- en waterstructuur van de Heuvel in zijn geheel handhaven. Herinrichtingen<br />

van de openbare ruimte baseren op de ‘klare rechte hoek’.<br />

4 De (mogelijk nieuwe) functies in de hof ondersteunen de ‘verenigende’ kwaliteiten<br />

en het collectieve en stedelijk openbare karakter van de hofruimte.<br />

5 De bebouwing van de ring heeft platte daken.<br />

6 Bebouwing in de hof is laag en heeft een niet-platte dakvorm.<br />

7 De architectuur van de woongebouwen is ritmisch en werkt als een decor voor<br />

de hof- en straatruimte en het groen.<br />

8 De gevels zijn licht van kleur.<br />

9 De gevels verouderen op een mooie manier.<br />

10 De architectuur is transparant, heeft grote glasvlakken, straalt ‘licht, lucht en<br />

ruimte’ uit.<br />

11 De architectuur heeft een humane plastiek.<br />

12 Kunsttoepassing heeft affiniteit met de abstract ruimtelijke kwaliteiten van De<br />

Heuvel.<br />

Aanbeveling voor nader onderzoek<br />

Het doen van nader onderzoek naar de oorspronkelijke groenstructuur in relatie tot<br />

de huidige situatie. Het op basis hiervan bepalen waar herstel van de oorspronkelijke<br />

situatie wenselijk is.<br />

Het doen van nader onderzoek naar het oorspronkelijke kleurbeeld van De Heuvel.<br />

131


132


ijlagen<br />

1. beknopte bIografIe wIm de bruIjn (1904-1972)<br />

2. samenvattIng, Ir w. de bruIjn, ‘structuur en beeld In levens-<br />

ruImte en samenlevIng’<br />

3. bronnen bIj het onderzoek van de heuvel<br />

133


134


iJLAgE 1<br />

beknopte biografie Wim de bruijn (1904-1972)<br />

De vader van Wim voer in dienst van een stoomvaartmaatschappij tussen de eilanden<br />

van de Oost-Indische archipel. Hij was een vrijmetselaar en een stuk ouder dan<br />

de moeder van Wim. Na zijn dood in 1908 repatrieerden moeder en zoontje – hij<br />

was enig kind, geboren in 1904 te Soerabaja – naar Nederland en gingen ze in Den<br />

Haag wonen, waar zich veel familie bevond die beiden opvingen. Wim volgt een<br />

HBS opleiding aan het tot in Nederlands-Indië bekende Instituut Wullings (H.H.G.<br />

Wullings 1869-19<strong>36</strong>), een chique jongenskostschool, gevestigd sinds 1893 in het<br />

onder architectuur gebouwde Huize Beresteyn, gelegen op het oude landgoed<br />

Bebice te Voorschoten.<br />

Wim trouwde in 1928 met Cornelia Geertruida de Haan (geboren 22-2-1905, overleden<br />

enige maanden na Wim in 1972), een zus van een vriend op Beresteyn, die leed<br />

aan kinderverlamming. Het eerste kind, Hans, werd geboren in 1929. Hij werd antropoloog<br />

en overleed in 2009. Op de geboorte-akte van Hans stond als beroep van de<br />

vader ‘meubelmaker’. Wim runde in Twello een meubelfabriekje, maar het was geen<br />

commercieel succes. Wel ontwikkelde hij ruimtelijk en constructief inzicht.<br />

Na een jaar wis- en natuurkunde in Leiden te hebben gestudeerd, ging Wim in 1931<br />

met vrouw en kind in Delft wonen in een huurhuis waar veel studenten woonden.<br />

Hij ging er bouwkunde studeren aan de TH Delft en deed mee aan prijsvragen,<br />

o.a. van A et A. In 19<strong>36</strong> werd zijn inzending voor een ontwerp van een eenvoudig<br />

vakantiehuisje voor een intellectueel echtpaar met twee kinderen gepubliceerd. In<br />

1937, het jaar waarin hij afstudeerde, deed hij onder leiding van “ome Jo” Berghoef<br />

mee aan opmetingen in Zierikzee. Zijn belangrijkste leermeester was M.J. Granpré<br />

Molière die in 1924 benoemd was tot hoogleraar architectuur en stedenbouw. Het<br />

Rotterdamse bureau Granpré Molière en Verhagen had naam gemaakt met het ontwerp<br />

van tuinstad Vreewijk, het Uitbreidingsplan Linker Maasoever en het Kralingse<br />

Bos. In 1927 trad Granpré Molière toe tot de Rooms Katholieke kerk, waartoe Wim<br />

zich in het begin van de jaren veertig eveneens bekeerde.<br />

Na enkele jaren voor de gemeente Rotterdam te hebben gewerkt, krijgt Wim in<br />

1940 een baan bij de Provinciale Planologische Dienst Utrecht. Hij verhuisde naar<br />

de stad Utrecht, waar hij tot 1965 met zijn gezin en vanaf 1946 met zijn bureau<br />

op het adres Ramstraat 9 woonde en werkte. Hij krijgt in totaal vijf kinderen: Hans<br />

(1929-2009), Jan (1938), Anne Marie (1942), Mick (1946) en Madeleine (1948-1975).<br />

Zij groeiden op ‘tussen de tekenrollen’ en moesten hun slaapplaatsen op zolder<br />

verlaten voor de uitbreiding van het kantoor.<br />

De Bruijn was een hartstochtelijke automobilist die graag in moderne Amerikaanse<br />

auto’s reed. Hij liet de waarneming van de wegen en de ervaring van het rijden<br />

vastleggen door zijn vrouw, die tijdens ritten filmopnames maakte.<br />

In de ogen van zijn kinderen was Wim de Bruijn eigenlijk een theologisch filosoof.<br />

Hij was altijd aan het vertellen over de dingen die hij bedacht, wat er in zijn<br />

hoofd opkwam: “Je was zijn gehoor, van hoog tot laag.” Anderzijds was het steeds<br />

‘één verhaal’, maar wel een diepgaand verhaal, waarmee hij door het land trok om<br />

lezingen te geven. Zijn denkbeelden over wonen ontwikkelde hij in discussies met<br />

vooraanstaande Utrechtse psychologen van de zogenoemde Utrechtse School en<br />

filosofen en architecten van katholieke huize, die ook bij De Bruijn thuis kwamen.<br />

De belangrijkste psycholoog was de jonggestorven Utrechtenaar Hans Linschoten<br />

(1925-1964), die in 1957 werd benoemd tot opvolger van de fenomenoloog prof.<br />

135


1<strong>36</strong><br />

F.J.J. Buytendijk. De Bruijn was betrokken bij Linschotens onderzoek naar ‘kijken &<br />

taal’, dat o.a. culmineerde in zijn toonaangevende proefschrift ‘Struktuuranalyse der<br />

binoculären Tiefenwahrnehmung’. Onder de invloedrijke katholieke filosofen kon De<br />

Bruijn Frans Tellegen (1904-1985) en Chris Barendse (1906-1977) tot zijn vrienden rekenen.<br />

Beiden waren in de jaren dertig verkondigers van het neothomisme. Tellegen<br />

is de grondlegger van de Wijsgerige Kring Eindhoven, die in 1933 werd opgericht<br />

en nog steeds floreert. Hij werd hoogleraar in de wijsbegeerte aan de Technische<br />

Hogescholen in Delft en Eindhoven en publiceerde verhandelingen over ‘wonen<br />

als levensvraag’. Barendse was dominicaan en werd in 1930 priester. Hij redigeerde<br />

tot zijn dood het Tijdschrift voor Filosofie. In 1951 werd hij hoogleraar in de thomistische<br />

wijsbegeerte en sloeg nieuwe wegen in betreffende de verhouding tussen<br />

geloof en rede.<br />

Anderen waarmee De Bruijn intensief contact had waren o.a. Jan van Kampen (archivaris<br />

van Utrecht), C. van Poederoyen (architect) en Jan van der Laan (architect).<br />

Al vroeg had De Bruijn contacten met hoge ambtsdragers op regeringsniveau. In<br />

1940 werd hij de provinciale contactcommissaris voor Utrecht en werkte direct<br />

onder de Algemeen gemachtigde voor de Wederopbouw J.A. Ringers. Ook droeg hij<br />

bij aan het lijdzaam verzet van de architecten in de oorlogstijd, dat onder meer de<br />

vorm kreeg in de door de het genootschap Architectura et Amicitia vanaf 1941 georganiseerde<br />

Doornse Leergangen. De Bruijn gaf een lezing op de eerste leergang<br />

in 1941, die tot thema had ‘De kenmerken der Nederlandse bouwkunst’. De Bruijn<br />

typeert de architectuur treffend als ‘gesublimeerde utiliteitsbouw’.<br />

Direct na het eind van de oorlog stonden De Bruijns activiteiten in het teken van<br />

de Wederopbouw en de doorbraakgedachte. Zijn naam prijkt in het Bevrijdingsnummer<br />

van Vrij Nederland, 17 mei 1945, als ‘rubriekredacteur voor planologie e.d.’<br />

Hij werd vice-voorzitter van A et A. Het maandblad Forum zag het licht, waarmee<br />

dit genootschap een breed publiek wilde interesseren voor een pluriforme benadering<br />

van de architectuur. De Bruijn introduceerde in 1946 in dit blad het begrip<br />

‘sociale stedenbouw’: ‘Bouwen is het inrichten van de aarde als als menswaardige<br />

verblijfplaats’. Jaap Bakema haakte hierop in door in Forum te wijzen op de studie<br />

“De stad der toekomst – de toekomst der stad’, waarin de wijkgedachte uiteengezet<br />

wordt. Maar in datzelfde jaar verlegde hij zijn aandacht naar het Katholiek<br />

Bouwblad, waarvan hij een jaar hoofdredacteur werd en tot 1958 redacteur bleef.<br />

Zijn stedenbouwkundige werk kreeg serieuze vorm toen hij van rijkswege als stedenbouwkundig<br />

adviseur voor de wederopbouw en uitbreiding werd toegewezen<br />

aan Enschede. In deze eerste jaren na de oorlog werkte De Bruijn samen met baron<br />

Jan van Asbeck. Het wederopbouwplan vertoont een opvallende 72 meter brede<br />

boulevard van 800 meter lang en had twee autowegen met een brede middenberm<br />

en aan weerzijden een bedieningsweg. Het tracé loopt pal langs de oude<br />

binnenstad, op welk raakpunt een driehoekig plein is geprojecteerd. Het plan is in<br />

1961 volledig uitgevoerd.<br />

Ook in andere plaatsen werd De Bruijn aangetrokken als stedenbouwkundige.<br />

Samen met ir. G. Friedhoff kreeg hij in 1957 de opdracht tot herziening van het<br />

uitbreidingsplan van Zandvoort. Naast zijn langdurige werkzaamheden voor<br />

Leidschendam, werkte hij een even lange periode voor de gemeente Zeist. Hier<br />

realiseerde hij de omvangrijke plannen Kerckebosch en Vollenhove, die in veel<br />

opzichten vergelijkbaar zijn met De Heuvel en Prinsenhof. In 1970 stelde hij nog het<br />

Voorlopig structuurplan Zeist op.


In de jaren vijftig klom de jonge J. Vlaming binnen het bureau op tot mede-eigenaar.<br />

Hij was een harde en intelligente werker, die pas op latere leeftijd was gaan<br />

studeren. Door het hele land realiseert het bureau van W. de Bruijn en J. Vlaming<br />

een reeks kleinere woningbouwplannen, bijvoorbeeld de Jachtlaanbuurt in De Bilt,<br />

en kantoorgebouwen, zoals het Texpo-complex aan de Boulevard in Enschede.<br />

Vlaming was echter materialistisch ingesteld en tegen de tijd dat de planning van<br />

New Towns in Utrecht in beeld kwam zijn De Bruijn en Vlaming uit elkaar gegaan. In<br />

1965 is het echtpaar De Bruijn naar Voorburg verhuisd.<br />

De Bruijn heeft zitting gehad in een aantal belangrijke adviescommissies.<br />

Bij de de uitvoering van het Basisplan in Rotterdam werd de beoordeling van de<br />

derde dimensie overgelaten aan een daarvoor in het leven geroepen Werkcommisie.<br />

Voorzitter Van Traa selecteerde hiervoor zelf de leden: Fledderus, De Buijn, Van<br />

den Broek, Kraaijvanger, Merkelbach en Vegter.<br />

In 1947 benoemde de landelijke Katholieke Stichting voor behuizing van Bejaarden<br />

een bouwcommisie met de opdracht ‘te adviseren omtrent het bouwen van complexen<br />

woninkjes, die geheel op ‘t het gerief van ouden van dagen zijn ingesteld,<br />

met diverse centrale voorzieningen per complex en daarvoor tevens proto-typen te<br />

ontwerpen’. Het rapport, waaraan De Bruijn bijdroeg, verscheen in maart 1948. De<br />

Bruijn realiseerde in 1952 het Tehuis voor Ouden van Dagen in Vleuten, dat positief<br />

in de vakpers wordt beoordeeld.<br />

De zwaarste commissie waar De Bruijn voor is benoemd is de Planologische en Stedebouwkundige<br />

Adviescommissie IJsselmeerpolders, waar hij van 1958 tot 1966 in<br />

zat met de twee betrokken directeuren en de stedenbouwkundigen Scheffer en Van<br />

Eesteren. Van Eesteren kreeg in 1959 opdracht een ontwerp te maken voor Lelystad.<br />

Als zijn voorstellen in de commissie besproken werden, nam Van Embden zijn plaats<br />

in. Uiteindelijk keurde de commissie in 1964 Van Eesterens plan af. In 1966 werd de<br />

Stedebouwkundige commissie Lelystad ingesteld, waarin De Bruijn, Van Embden en<br />

Kuiper een actieve taak kregen. De werkcontacten met de Rijksdienst IJsselmeerpolders<br />

werden gedelegeerd aan De Bruijn. In 1969 werd het Structuurschema Lelystad<br />

gepresenteerd, dat op vele punten afweek van de plannen van Van Eesteren. In<br />

1971 beëindigden de leden hun werkzaamheden.<br />

De Bruijn stond bekend als een boeiend spreker en een geliefd docent. Vanaf het<br />

begin van de roemruchte Doornse Leergangen in 1941 startte een lange reeks<br />

lezingen die hij gaf voor vakgenoten en geïnteresseerden, tot in de jaren zestig op<br />

de Congressen in Bergeijk.<br />

Zijn publicaties betreffen redactionele bijdragen aan vakbladen als Forum en Katholiek<br />

Bouwblad, waarin hij polemiseerde met vakgenoten, bijvoorbeeld met prof. J.<br />

van den Broek over kerkenbouw en rationalisatie in de bouw. Een belangrijk praeadvies<br />

leverde De Bruijn voor het Congres over Sociale Samenhangen in Nieuwe<br />

Stadswijken, gehouden op 17 december 1955. (Zie voor een samenvatting Bijlage 3)<br />

Hierin ontvouwt hij zijn woonfilosofie, aan de vooravond van zijn belangrijke en omvangrijke<br />

stedenbouwkundige werk aan Leidschendam en Zeist in de jaren vijftig en<br />

zestig.<br />

Een volgend belangrijk werkterrein van De Bruijn is zijn jarenlange bijdragen aan<br />

het stedenbouwkundige onderwijs, die uiteindelijk culmineerden in zijn hoogleraarschap<br />

aan de TH Delft (1965-1972). In zijn inaugurele rede ‘Enkele gedachten over<br />

wonen’ zet De Bruijn nogmaals zijn evolutionaire woonfilosofie uiteen in aanwezigheid<br />

van zijn leermeester Granpré Molière en zijn vrienden Frans Tellegen en Chris<br />

137


138<br />

Barendse. J. Nicolai, die in1971 bij De Bruin promoveerde, herinnert zich hem als<br />

bijzonder ‘aardig en grenzeloos’.<br />

Over Wim de Bruijn is na zijn dood relatief weinig gepubliceerde en zijn bijzondere<br />

bijdragen aan de naoorlogse architectuur en stedenbouw zijn in de vergetelheid<br />

geraakt tot L. Tummers en J. Tummers-Zuurmond er in hun proefschrift ‘Het land in<br />

de stad’ in 1997 uitvoerig aandacht aan besteedden.<br />

bronnen<br />

Deze beknopte biografie is mede gebaseerd op interviews met de volgende personen:<br />

De kinderen van Wim de Bruijn: Jan, Anne Marie Veraart-de Bruijn, en Mick,<br />

24 februari 2012.<br />

Leo Tummers, wetenschappelijk medewerker leerstoel prof. W. de Bruin, 25 januari<br />

2012.<br />

Peter Jonquière, student-assistent leerstoel prof W. de Bruijn, 31 maart 12 april 2012.<br />

Frits Veltmeijer, lector stedebouwkunde, maart 2012.<br />

Dr. ir J. Nicolai, promovendus bij prof ir W. de Bruijn in 1971, 6 mei 2012.<br />

Utrechtse School<br />

J. Linschoten en J.H. van den Berg (red.), Persoon en wereld. Bijdragen tot de fenomenologische<br />

psychologie, Utrecht1953.<br />

J. Lintschoten, Strukturanalyse der binoculären Tiefenwahrnemung, Eine experimentelle<br />

Untersuchung, Groningen 1956.<br />

J. Linschoten, Idolen van de psycholoog, Utrecht 1964.<br />

W.J. Berkelaar, ‘Existentialisme in de Domstad. Het bezoek van Jean-Paul Sartre aan<br />

Utrecht in december 1946’, in: Maandblad Oud-Utrecht, jg. 68, juli/augustus 1994, p.<br />

76-83.<br />

Id., ‘L’Existentialisme à Utrecht. La visite de Jean-Paul Sartre à Utrecht en 1946’, in:<br />

Relief , jg. 1, nr. 1, 2007, 89-104.<br />

René van Hezewijk en Henderikus J. Stam, Psychology as an autonomous discipline:<br />

Johannes Linschoten’s dissertation; id, Idols of the psychologist: Johannes Linschoten<br />

and the demise of phenomenology in the Netherlands; id., The Psychologists<br />

Dilemma Game: The implicit vs the explicit is not a zero sum game. Zie: www.<br />

academia.edu<br />

Chris Barendse<br />

Biografisch Woordenboek van Nederland 1880-2000,<br />

http://www.historici.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata/bwn4/barendse.<br />

B.A.M. Barendse, F. Ph A. Tellegen e.a., Verdraagzaamheid, Amsterdam 1957.<br />

M. Monteiro, Gods Predikers, Dominikanen in Nederland (1795-2000), Hilversum<br />

2008.<br />

Doornse Leergangen/wijkgedachte<br />

Jeroen Schilt, Jouke van der Werf, Genootschap Architectura et Amicitia 1855-1990,<br />

Rotterdam 1992.<br />

F.F. Berghoef, Documentatie van landelijke bouwkunst, in: Bouwkundig Weekblad<br />

Architectura (1940) 153.


De kenmerken der Nederlandse bouwkunst. Zes voordrachten en een samenvatting,<br />

Uitgave van het Genootschap Architectura et Amicitia 1941.<br />

De architectuur, Vijf voordrachten en een samenvatting, Uitgave van het genootschap<br />

Architectura et Amicitia 1942.<br />

De techniek en de architectuur. Zeven voordrachten en twee samenvattingen, Uitgave<br />

van het Genootschap Architecture et Amicitia 1946.<br />

W. de Bruijn, ‘Het sociale element in het bouwen’, in: Forum (1946), 26.<br />

J. Bakema, ‘A et A, het sociale en een nieuw boek’, in: Forum (1946), 213-214.<br />

Ir A. Bos (red.), De stad der toekomst – de toekomst der stad, Rotterdam 1946.<br />

Koos Bosma en Cor Wagenaar (redactie), Een geruisloze doorbraak. De geschiedenis<br />

van architectuur en stedenbouw tijdens de bezetting en de wederopbouw van<br />

Nederland, Rotterdam 1995, blz. 95, 182.<br />

J.A.A. van Doorn, ‘Wijk en stad: reële integratiekaders?’, in: Nederlandse democratie.<br />

Historische en sociologische waarnemingen, Amsterdam 2009, blz. 90-116.<br />

Publicaties van en over De Bruijn<br />

In de database van de Stichting Bibliografieën en Oeuvrelijsten Architecten en<br />

Stedebouwkundigen (Bonas) zijn een circa honderd treffers te vinden op zijn naam.<br />

Vaak wordt de naam van De Bruijn ook als De Bruyn gespeld. Deze lijst is echter niet<br />

volledig. Hier twee voorbeelden van vroege vermeldingen die ontbreken.<br />

‘Juryrapport prijsvraag Vakantie en weekendhuisje aan de Vecht, uit bescheiden<br />

beurs te bouwen voor intellectueel Amsterdams echtpaar met twee zonen’, in:<br />

Bouwkundig Weekblad Architectura (19<strong>36</strong>), 521-525.<br />

‘Juryrapport Ontwerpstudie 13: Gedenkteken voor een oud-burgemeester van een<br />

provinciestadje, in: Bouwkundig Weekblad Architectura (1939), 332.<br />

Stedenbouwkundige Zandvoort i.s.m. G. Friedhoff, 1957-1962<br />

W.M.B. Bosman, Zandvoort in de jaren 1945-1965, Zandvoort 1965.<br />

Evert van der Hoeven, ‘De verloren droom, De wederopbouw van de badplaatsen’,<br />

in: Een geruisloze doorbraak, blz. 462-477.<br />

Badplaatsen. Monografie van de Stichting Bouw, October 1946, door Prof. W.E. Boerman,<br />

W. van Gelderen, Ir J.H van den Broek. Chr. A.C. Nell, Prof. Dr. Ir J.T.P Bijhouwer,<br />

A. de Vos en J.J. Eggericx.<br />

Wederopbouw van Rotterdam, lid werkcommissie ASRO o.l.v. C. van Traa, 1945-?<br />

Koos Bosma en Cor Wagenaar (redactie), Een geruisloze doorbraak. De geschiedenis<br />

van architectuur en stedenbouw tijdens de bezetting en de wederopbouw van<br />

Nederland, Rotterdam 1995, blz. 311.<br />

Wederopbouw- en Uitbreidingsplan Enschede, 1946-1949.<br />

Jouke van der Werf, ‘De wederopbouw van Enschede. Een nieuw stadsbeeld met<br />

traditionele middelen’, in: Koos Bosma / Cor Wagenaar (redactie), Een geruisloze<br />

doorbraak. De geschiedenis van architectuur en stedenbouw tijdens de bezetting en<br />

de wederopbouw van Nederland, Rotterdam 1995, blz. 456, 458-460, 462.<br />

Nieuw Enschede, (1946) I.<br />

W. de Bruyn, J.B. Baron van Asbeck, Toelichting bij het wederopbouwplan voor de<br />

gemeente Enschede (plan in hoofdzaken binnenstad), typoscript, Utrecht 1946, I.<br />

Semi-Statisch Archief Enschede (SAE), map 14714.<br />

J. van Dungen, ‘Enschede als woonstad’, in: De Bouwrevue, Tijdschrift voor bouwwereld<br />

en industrie. (1958), Enschede-nummer, 3-5.<br />

139


140<br />

S.J. van Embden, Structuurplan voor de gemeente Enschede. Grondslagen voor de<br />

stedenbouwkundige ontwikkeling, 1964. SAE, map 10262.<br />

J.J. Dekker (red.), Sociografie Enschede 1991. Een overzicht van historisch en actueel<br />

materiaal vanuit verschillende aspecten belicht, Enschede 1991.<br />

Planologische en Stedenbouwkundige Adviescommissie IJsselmeerpolders,<br />

1958-1971.<br />

Zef Hemel, Het landschap van de IJsselmeerpolders. Planning inrichting en vormgeving,<br />

Rotterdam 1993, blz. 252, 255, 274, 275, 282-288.<br />

S.J. van Embden, ‘Over vormgevers en vorgeving in de Nederlandse stedenbouw<br />

van de 20e eeuw’, in F. De Jong (red.) Stedebouw in Nederland: 50 jaar Bond van<br />

Nederlandse Stedebouwkundigen, Zutphen 1985.<br />

A.J. Geurts, Lelystad Stedebouwkundige ontwikkeling en vormgeving, Lelystad 1995,<br />

blz. 59-61, 91.<br />

Stedenbouwkunde en filosofie van het wonen en waarneming<br />

P. Dijkema, Innen und Aussen, Hilversum 1960.<br />

O.F. Bollnow, Mensch und Raum, Stuttgart 1963.<br />

F.Ph.A. Tellegen, Wonen als levensvraag, Amsterdam 1965.<br />

R.L. Gregory, Visuele waarneming. De psychologie van het zien, Amsterdam 1966.<br />

Ir W. de Bruijn, Enkele gedachten over wonen, Delft 1966.<br />

M.J. Granpré Molière, F.Ph.A. Tellegen e.a., Bouwen wonen leven, Amsterdam 1966.<br />

Johannes Nicolai, De visuele invloed van woonplaatsen op open ruimten, Delft<br />

1971.<br />

J.A. Kuiper, Visueel & dynamisch. De stedebouw van Granpé Molière & Verhagen,<br />

1915-1950, Delft 1991.<br />

L.J.M. Tummers en J.M. Tummers-Zuurmond, Het land in de stad. De stedebouw van<br />

de grote agglomeratie, Bussum 1997.<br />

Marinke Steenhuis, Stedenbouw in het landschap. Pieter Verhagen (1882-1950),<br />

Rotterdam 2007.


iJLAgE 2<br />

Samenvatting, ir W. de bruijn, Structuur en beeld in levensruimte en samenleving<br />

Deze bijlage bevat een ruime samenvatting van de bijdrage van Wim de Bruijn<br />

aan de publicatie Prae-adviezen voor het Congres over Sociale Samenhangen in<br />

Nieuwe Stadswijken. Dit congres vond plaats op 17 december 1955 te Amsterdam.<br />

Het was een activiteit van het in 1940 gestarte Instituut voor sociaal onderzoek van<br />

het Nederlandse volk ISONEVO. De publicatie bevat nog twee bijdragen die kritiek<br />

verwoorden op de gangbare wijkgedachte, namelijk van de juriste en voorvechtster<br />

van de vouwenrechten dr. F.T. Diemer-Lindeboom (Woning en wijk als waarden<br />

voor gezin en samenleving) en de socioloog drs. J.A.A. van Doorn (Wijk en stad:<br />

reële integratiekaders?).<br />

De Bruijn voltooide in 1955 een algemeen uitbreidingsplan voor Leidschendam en<br />

in 1957 het uitbreidingsplan Noord, waarvan De Heuvel een van de deelplannen is.<br />

De tekst van De Bruijn verschijnt op een cruciaal moment in zijn stedenbouwkundige<br />

loopbaan en geeft zijn gedachten weer die leidden tot de opmerkelijke opzet<br />

van het plan Noord.<br />

SAmEnVAtting<br />

Ir W. de Bruijn<br />

Structuur en beeld in levensruimte en samenleving<br />

De Bruijn begint met de constatering dat zich zowel in onze samenleving als in<br />

onze waarneming der dingen structurele wijzigingen voltrekken, ‘kortom in alles<br />

wat het wereldbeeld tot een “wereld”-beeld maakt’. Hij wil in dit prae-advies een<br />

poging wagen ‘een structuurbeeld op te bouwen, daarvan de veranderingen te<br />

bezien in hun oorzaken en van daaruit een mogelijk toekomstbeeld in skeletvorm’<br />

opbouwen.<br />

Vast uitgangspunt dat De Bruijn kiest is dat ‘de mens steeds bestaat in samenhang<br />

met andere mensen en met dode zowel als levende dingen’. Hij vraagt zich af ‘of en<br />

op welke wijze in het huis en de bewoonde wereld bovenbedoelde coëxistentie<br />

verschijnt’.<br />

Een woning is in de officiële statistieken ‘een perceel dat afgeperkt is, waarop en<br />

waarbinnen een gezin of familie zelfstandig kan huishouden’. Gelet op de vermoedelijk<br />

structurele verandering van de wereld, ‘ligt het voor de hand na te gaan of er<br />

niet een geheel ander begrip van wonen en woning groeiende is, dat wezenlijk van<br />

het vanouds gangbare afwijkt en zich baseert op andere fundamenten’. De Bruijn<br />

wil trachten ‘aan de hand van gegevens uit het verleden een structuurbeeld samen<br />

te stellen wat dienstig kan zijn bij het onderzoek waarnaar onze tijd tendeert’. Maar<br />

voor De Bruijn dat doet zet hij zijn uitgesproken filosofie over de mens, de anderen<br />

en de dingen uiteen.<br />

We spreken wel over de mens, de anderen en de dingen, doch dat betekent niet<br />

dat het geheel een loutere optelling zou zijn van “zijnden” en het bestaande niet<br />

één zou zijn. Alle onderscheidingen als gevolg van het individuele bestaan, kunnen<br />

volgens De Bruijn slechts begrepen worden binnen het bestaan van één enkelvoudige<br />

werkelijkheid.<br />

141


142<br />

Wanneer een ding gaat deelnemen aan de menselijke zijnswijzen, wanneer het dus<br />

wordt onteigend, verandert niet alleen het ding, maar evenzeer de mens. Zijn lichaam<br />

wordt “als het ware” met deze dingen vergroot, zij wordt de mens “eigen”. Het<br />

gaat dus om de mens, het ding en de “dominium-verhouding” van mens en ding.<br />

We voeden ons niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk in de omgang met de<br />

dingen, zowel door observatie als door bewerking, die in één proces hand in hand<br />

gaan. De zelfverwerkelijking van de mens behoeft objecten buiten hem, en wel als<br />

zodanig, ter inlijving en als domein.<br />

Het geheel der ingelijfde zaken kan verschillende vormen hebben, in de loop der<br />

tijden in verschillende culturele sferen. Maar we zien iets gemeenschappelijks in<br />

die verschillende complexen: ieder mens als individu ordent de hem eigen goederen<br />

tot een persoonlijk geheel. Daarbinnen bestaat hij, is hij ten volle mens, vrij en<br />

onbedreigd. Dit is zijn wereld, waarin alles voorkomt wat in de wereld bestaat, zoals<br />

in hem alles voorkomt wat tot het menszijn behoort. ‘Zulk een alomvattend geheel<br />

nu is het huis. Het ontrukken van de dingen aan de natuur is bouwen. Het bestaan<br />

in huis is wonen, huishouden.’<br />

Het huis ‘is verzamelplaats van de bezittingen’, die ‘deze mens iets te zeggen hebben’.<br />

Ze zijn bezield. ‘Ze hebben derhalve zowel een lichamelijke als een geestelijke<br />

waarde. Ze kunnen niet alleen geëxploiteerd worden, doch representeren ook de<br />

mens.’<br />

Bovenstaande is zo gezegd om de ‘definitie der statistici te belichten, wat nodig is<br />

wanneer men deze definitie wil gebruiken om te komen tot waardeoordelen’.<br />

Nu werpt De Bruijn een blik op het verleden, en wel op de laatste twintig eeuwen<br />

van West-Europa, ‘omdat ons deze geschiedenis het meest vertrouwd is’. Dit mag<br />

volgens hem omdat het er slechts om gaat ‘de <strong>historische</strong> feiten en mogelijk te<br />

schetsen structuur’ te gebruiken ‘als een illustratie van een gedachtewereld’.<br />

Het oerbeeld waarop onze West-Europese wooncultuur is gefundeerd, is de persoon<br />

met zijn grond, met zijn voortbrengers, nakomelingen en echtgeno(o)te en<br />

de zich daarop bevindende goederen, ‘souverein zonder betrekkingen tot anderen,<br />

bestaande temidden van de natuurlijke wildernis’. De mens is vrij binnen zijn domein,<br />

‘waarbuiten hij niet ten volle mens kan zijn’. In dit oerbeeld behoort “de ander”<br />

‘geheel tot de wildernis, waarmede geen relatie is’. De feitelijke relatie is dat zij ‘een<br />

plaats ten opzichte van elkaar innemen in geografische zin’. Het oerbeeld kent deze<br />

coëxistentie niet, ondanks het feit dat ze reëel is: ‘het eerste conflict in een overigens<br />

harmonische structuur’, een zuivere object-object verhouding, die ‘de kiem van de<br />

subject-subject relatie’ in zich draagt.<br />

Oervormen voor het aangaan van een relatie zijn de ruil en de gastvrijheid. De<br />

‘ongelijkheid van de ruilobjecten zijn aanleiding tot de ontwikkeling van functionele<br />

aanvulling op elkanders bestaan’, ‘als complement op het eigen tekort’. Verdere ontwikkeling<br />

leidt ‘tot een gemeenschap waarbinnen door enkelen speciale functies<br />

worden verricht’, wiens overschot complementair is aan een markt. Het geld doet<br />

zijn intrede, de eerste steen voor een georganiseerde maatschappij. De specialist<br />

(kooplieden, ambachtslieden) kiest zijn domein niet toevallig, maar ten opzichte van<br />

andere domeinen. Dit leidt tot ‘samenbundeling op nagenoeg dezelfde plaats’: de<br />

middeleeuwse stad ontstaat. ‘Heel duidelijk zien wij in onze middeleeuwse steden<br />

met hun gilden, specialisten van dezelfde soort zich binnen het geheel der stad,<br />

zowel geografisch als sociaal verenigen, zodoende de organen vormend voor het<br />

hele land.’<br />

Wordt de stadsbevolking te groot ten opzichte van de boeren, dan worden ‘vreemde<br />

markten ontsloten en het kolonialisme met de wereldzeevaart doet zijn intrede’.


‘Vanaf de zeventiende eeuw ongeveer zien wij bedrijven groeien in onze steden<br />

waarin tientallen verschillende ambachten tot samenwerking worden gebracht, o.a<br />

de lakenindustrie.’ ‘De gilden verdwijnen en de industrie komt op.’ ‘De industrie is een<br />

maatschappelijk verschijnsel, die in de tijd samenvalt met de groei van natuurwetenschap<br />

en techniek.’ De industrie kwam niet in handen van de stedelingen als ambachtslieden,<br />

die loonslaven werden, maar het bedrijf werd domein van een heer.<br />

Pas als de nieuwe structuur is geconsolideerd worden oude patronen afgeschaft en<br />

een nieuwe maatschappelijke formule uitgesproken.<br />

Tegelijk worden de steden gedenatureerd. De samenlevingscentra der stedelingen<br />

hergroeperen zich om de bedrijven in en om de stad (forensendom, pendelen).<br />

‘Bedrijven blijven zich oriënteren op hun markten, die dank zij de koloniale periode<br />

thans de gehele wereld omvatten.’<br />

Bij de woning in de oorspronkelijke steden verminderde de omvang van het perceel,<br />

‘bij ontstentenis van agrarische productie. Daarentegen ontwikkelde zich het<br />

front van het domein. De gevel is dat deel van het huis dat zich wendt tot de ander,<br />

aan de openbare weg is gelegen en de situatie tot stand brengt met degenen op<br />

wie zijn maatschappelijk bestaan is georiënteerd en van wie hij grotendeels afhankelijk<br />

is.’ ‘Zoals het geld uitgroeide tot het bankwezen met zijn uitgebreide techniek,<br />

zo groeide de openbare ruimte tot gestructureerd domein van de gemeenschap.’<br />

De Bruijn vindt de openbare ruimte een uiterst belangrijke creatie, ‘omdat in de<br />

uitbouw en structuur van dit element iets belangrijks is aan te wijzen. De openbare<br />

ruimte wordt de gemeenschappelijke ruimte bij uitstek ‘en niet te vergeten de polder,<br />

de markten enz.’<br />

Ten tijde van de gilden, verenigingen van gelijken, is de gemeenschappelijke ruimte<br />

een domein van gelijken. Als de stedelingen eigen organisaties in het leven roepen<br />

groeien de steden uit tot stadstaten ‘met overeenkomstige domeinen. Deze zijn<br />

eerst met recht openbare wegen en pleinen te noemen.’ De stad bestaat niet meer<br />

in afhankelijkheid van het omringende platteland, ‘doch heeft haar markten aan zich<br />

ondergeschikt gemaakt.’ ‘De boerenstand raakt in diskrediet en de slavernij wordt<br />

ingevoerd in de koloniën, geheel overeenkomstig de situatie waarin de bedrijven<br />

kwamen te staan tegenover de arbeider, de concurrent enz.’<br />

De Bruijn maakt een sprong naar een kenschets van de ontwikkeling in de eerste<br />

helft van de twintigste eeuw. ‘Het bedrijf als maatschappijvorm is geconsolideerd,<br />

d.w.z. gespecialiseerde beroepen voor ieder, organisch t.o.v. elkander uitgeoefend<br />

binnen een geheel, producerend voor de wereldmarkt. Vrije beroepskeuze. De mens<br />

vindt een plaats in welk bedrijf dan ook, uitsluitend op grond van gespecialiseerd<br />

kunnen. De oorspronkelijke zelfgenoegzame heer en boer is verdwenen, ook hij is<br />

als specialist ingepast in een maatschappelijke orde van bedrijven. De ambachtsman<br />

en stedeling, d.w.z. de op de boeren georiënteerden, zijn verdwenen. Er zijn<br />

geen steden meer in oorspronkelijk zin, evenmin als er gilden mogelijk zijn. De<br />

loonslaaf waarmee de industrie begon, is verdwenen en heeft plaatsgemaakt voor<br />

de geïntegreerde burger. ... Er is geen enkele activiteit meer die wij alleen tot stand<br />

kunnen brengen.’<br />

‘Het spreekt vanzelf dat het patroon der samenleving en dat van ieder individu nog<br />

steeds voor een groot deel onaangepast voortbestaan in de onbruikbare vormen<br />

van vroeger.’ ... ‘Enkel en alleen omdat wij het oude en vertrouwde wereldbeeld uit<br />

vervlogen dagen, het oude patroon nog niet kunnen vervangen door een nieuw,<br />

weerstreven wij de maatschappelijke ontwikkelingen met gevolg dat wij zelf de<br />

143


144<br />

dupe worden van ons gebrek aan werkelijkheidszin en aan genie om het nieuwe<br />

patroon uit te vinden.’<br />

‘Het antwoord dat onze tijd geeft op de vraag naar een nieuw patroon is niet duidelijk.<br />

Wel kan gewezen worden op enkele losse pogingen om een structureel aangepast<br />

patroon te stellen. Op het gebied van de stedenbouw en de volkshuisvesting<br />

in onze cultuurkring is de z.g. wijkgedachte er een.’ Is hier sprake van een werkelijke<br />

vernieuwing, vraagt De Bruijn zich af.<br />

Naar zijn mening is ‘de moderne woonwijk gebaseerd op de gedachte dat een<br />

voldoende aantal woningen bijeen moet worden gebracht om een optimaal aantal<br />

voorzienende organen binnen de wijk te verkrijgen. Dat wil dus zeggen, dat de<br />

onderlinge afstand zo gering moet zijn, dat het geheel overzichtelijk blijft en de<br />

woningen bedienbaar blijven, dat voorts bedienende organen aanwezig zijn ten<br />

behoeve van het huiselijk leven, dat een gestructureerd openbaar wegennet aanwezig<br />

is waarop de elementen georiënteerd kunnen worden en dat tenslotte een<br />

zeker aantal maatschappelijke instellingen als buurthuis, scholen, medische posten<br />

en clubs (recreatie en sport) in het hele bestel zijn opgenomen, alles ter wille van de<br />

groei ener gezonde gemeenschap.’<br />

De Bruijns kritiek op de moderne woonwijk luidt: ‘Beziet men zulk een woonwijk<br />

vanuit de ontwikkelde gedachtengang, dan blijkt dat nog al te veel gesteund wordt<br />

op oude vergane structuren. De keuze van elementen die organisch tot de wijk<br />

behoren berust nog grotendeels op de middeleeuwse toestand. Primair beschouwt<br />

men immers de woningen als het platteland, dat bediend wordt vanuit de aloude<br />

stad. Scholen en clubactiviteiten, wezenlijk nieuwe elementen van de moderne<br />

maatschappij, ziet met evenals de bedrijven bijna nimmer op overtuigende wijze<br />

in de wijk opgenomen. Het is dan ook de vraag in hoeverre deze inpasbaar zijn.’ De<br />

Bruijn is geneigd deze inpasbaarheid te ontkennen en ‘wil pleiten voor het verlaten<br />

van de middeleeuwse idee van woningen met bedieningsorganen. De wijkgedachte<br />

hinkt op twee uitgangspunten. Enerzijds ‘een wijkcentrum gezien als een<br />

middeleeuwse stad, en anderzijds het invoeren van samenleving- en samenwerkingselementen<br />

als het verenigingsleven, het bedrijf, de medische voorziening, het<br />

onderwijs e.d.’<br />

‘De laatste elementen zijn van deze tijd en derhalve zullen we moeten stellen op<br />

welke wijze deze elementen ten opzichte van het wonen moeten verschijnen. We<br />

moeten daarbij bedenken dat het hier gaat om elementen van samenleven der<br />

individuele personen en niet om voorzieningen van het gezin en de woning.’ ...<br />

‘Ziet men deze elementen zo, dan blijkt nog geen enkel verband met gezin en<br />

woning, en blijft de groepering van deze elementen nog zaak op zichzelf.’ Er is, naar<br />

de mening van De Bruijn, ‘geen aanwijzing aanwezig om een relateren van deze<br />

elementen ten opzichte van de woningen dwingend te stellen.’<br />

Om deze kwestie op te lossen neemt De Bruijn de woning en het gezin onder de<br />

loep. ‘Met de ontwikkeling van de steden is het open dorpsgezin van de plattelander<br />

geworden tot het gesloten gezin van de open stadsgemeenschap. We zijn<br />

daarom geneigd in de moderne wijk die uit de stad gegroeid is het gesloten gezin<br />

als uitgangspunt te kiezen.’ De Bruijn weet niet of dit wel juist is, maar wijst erop<br />

dat het wonen in zo grote mate afhankelijk is geworden van gemeenschappelijke<br />

voorzieningen (woongebouw, riolering, aanvoer van gas, water elektriciteit, radio telefoon,<br />

was, voedingsmiddelen, warmte) dat verondersteld mag worden dat wonen


ook een collectieve aangelegenheid gaat worden. ‘Is de zuivere woongemeenschap<br />

als gemeenschappelijke levensuiting niet onontkoombaar aan het groeien? Zo ja,<br />

dan behoeft dit nog niet de ondergang van het gezin te betekenen. ... Deze angst is<br />

begrijpelijk doch ongegrond.’ De Bruijn wijst op de aloude vormen van buurschap,<br />

die het gezin uit zijn isolement hebben verlost binnen het dorp en hij vraagt zich<br />

hardop af ‘of een dergelijke ontsluiting van het gangbare stadsgezin niet een zegen<br />

zou kunnen zijn.’<br />

‘Wanneer de tendens naar het collectieve wonen in het woongebouw of een andere<br />

vorm van buurschap zou blijken door te zetten, dan betekent dit dat in de wijk<br />

alle voorzienende elementen moeten verdwijnen aangezien ze in de buurschap<br />

zijn opgenomen en rest ons dus na te gaan welke de wijkverbinding zal zijn, indien<br />

blijkt dat deze werkelijk reden van bestaan heeft.’ De Bruijn doelt op de relatie tussen<br />

de bedrijfs- en andere elementen waarbinnen de persoon los van het gezin een<br />

deel van zijn levensontplooiing kan vinden.<br />

Op dit punt van zijn betoog introduceert De Bruijn een nieuw element. Het hedendaagse<br />

begrip van domein kan een onverwacht licht werpen op deze materie. ‘Door<br />

het wegvallen van het exclusief gelokaliseerde domein is het onze weer overal, echter<br />

niet ten alle tijde. Typisch voor onze tijd is dat alle dingen overal tot ons domein<br />

behoren op het ogenblijk dat wij ze exploiteren en er onszelf mee zijn, geheel zoals<br />

bij de jager, echter met dien verstande dat ze eerst ons domein zijn krachtens ons<br />

deelhebben aan de geordende gemeenschap.’<br />

Dit geldt ook voor onroerend goed: dat kan ons domein zijn ‘voorzover wij participeren<br />

aan samenlevingsvormen die dit goed op dit ogenblik te onzer beschikking<br />

stelt, hetzij als verblijfplaats hetzij als middel tot arbeid en andere levensactiviteit.<br />

Kortom, onze tijd heeft het begrip “domicilie” definitief omgezet in “plaats voor tijdelijk<br />

(zelfs langdurig) verblijf”.’ ...<br />

‘Neemt men nu deze mobiel geworden wereld als realiteit van het ogenblik dan<br />

blijkt dat niet slechts 12% van het aardoppervlak bewoonde wereld is, doch dat het<br />

gehele oppervlak daartoe behoort en dat de wijze van bewonen een geheel ander<br />

is geworden, met name een krachtens participatie aan de georganiseerde samenleving,<br />

verblijfhouden op een plaats voor kortere of langere tijd. ... Voor degenen die<br />

terugschrikken voor een dergelijk geheel gesocialiseerd wereldbeeld zij opgemerkt<br />

... dat dit eerst deze sociale orde effectueert. Hoe sociaal ook, de persoonlijke ontplooiing<br />

ligt steeds daaraan ten grondslag en is daarvan de vrucht, omwille waarvan<br />

deze orde bestaat.’<br />

‘In deze overgangssituatie bedenke men dat vasthouden aan versleten patronen de<br />

ontwikkeling van de gemeenschap en van de persoon belemmeren. Zo zijn bijvoorbeeld<br />

de stad en de nationale staat zulke belemmeringen. Binnen het kader van de<br />

werkelijkheden zoeke men dus naar die vormen die geschikt zijn deze werkelijkheden<br />

te dragen.’<br />

De moderne wijk is, naar de mening van De Bruijn, ‘niet de vorm die ons naar een<br />

gezonde toekomst kan leiden, daarvoor is zij in wezen te middeleeuws.’<br />

Een waarschuwing aan het adres van de onderzoekers, die de materie voor het stedenbouwkundige<br />

werk leveren, is op zijn plaats. Zij gaan in de ogen van De Bruijn te<br />

simplistisch te werk, uitgaande van bestaande categorale statistische gegevens. De<br />

keuze der categorieën, zonodig het ontwerpen van nieuwe, is ‘de eigenlijke materie<br />

145


146<br />

die zou moeten worden onderzocht, ... op grond van visie op de zich ontwikkelende<br />

werkelijkheid’.<br />

‘Zoals de stedebouwkundige ontwerper voor een deel vertaler is van de survey zijner<br />

onderzoekers, zo is de onderzoeker deels ontwerper van de toekomstige structuur.’<br />

... ‘In de huidige situatie kan de stedebouwkundige slechts gissen, hij vraagt<br />

naar een sociale survey die hem steunen kan en hem vooral nieuwe wegen opent.’<br />

Terugkomend op het toekomstige stedenbouwkundige beeld komt De Bruijn tot<br />

de volgende schetsmatige opzet.<br />

‘De individuele persoon vindt zijn levensontplooiing niet meer uitsluitend binnen<br />

gezin en domein. Zijn thuis is overal waar zijn maatschappelijke bindingen hem<br />

heenvoeren. Zijn woning is de plaats waar hij verblijft qua gezinslid en niet meer. De<br />

maatschappij kan eerst mobiel zijn wanneer zijn leden door bundeling van complementaire<br />

levensfuncties georganiseerd zijn. Daardoor ook is een ieder die deelheeft<br />

aan de samenleving overal thuis waar het samenleven hem brengt.’<br />

‘Voor een stedebouwkundig beeld, dat op het bovenstaande gegeven berust, is<br />

derhalve primair de aanwezigheid van een georganiseerd stelsel van openbare<br />

ruimten, waarop verschillende domeinen van organisaties, van bedrijfsleven, onderwijs<br />

enz. georiënteerd zijn. Een van deze organisaties kan dan de buurschap zijn,<br />

die de gezamenlijke groep van gezinnen in zich houdt met de hen toekomende<br />

apparatuur voor het gezinsleven.’ De Bruijn ziet deze apparatuur in beginsel als een<br />

uitgebreid hotel.<br />

‘De openbare stelsels krijgen een dubbele taak. Ten eerste verenigen zij het geheel<br />

tot één eenheid, en ten tweede maken zij de binding mogelijk van de verschillende<br />

soorten gemeenschappen onderling.’ Deze laatste functie kan tot het openbare behoren<br />

maar ook binnen de sfeer van het gemeenschappelijke liggen. Woonwezen,<br />

schoolwezen en volksgezondheid vergen gemeenschappelijke actie. Het transportwezen,<br />

dat het samenleven in groot verband betreft, kan rechtstreeks betrokken<br />

worden op het openbare stelsel.<br />

Een onderzoek waarbij de categorieën op bovenstaande beginselen zijn gekozen,<br />

zou vermoedelijk tot een geheel ander beeld leiden dan de gebruikelijke moderne<br />

stadwijk vertoont.<br />

‘Tevens zou zo’n onderzoek terdege rekening moeten houden met de economische<br />

ontwikkelingen. Vat men bijvoorbeeld een buurschap op als hotel, dan zou dienen<br />

te worden nagegaan binnen welke economische mogelijkheden men zou kunnen<br />

komen tot units, zoals dit bijvoorbeeld in de grootindustrie gebeurt. Wanneer men<br />

daarbij in het oog zou houden het te verwachten aantal voertuigen, dat onmiddellijk<br />

betrokken is bij het woonoord en deszelfs onderdelen, dan zou daaruit reeds<br />

alleen, een geheel nieuw stedebouwkundig beeld ontstaan.’<br />

Erkennen wij de nieuwe werkelijkheid, ‘dan zal blijken dat een passende nieuwe<br />

vorm onmiddellijk verwerkelijkt dient te worden, d.w.z. dat wij onszelf innerlijk<br />

moeten herzien in ons beeld van de beschaving die wij tot stand brachten en<br />

onderhouden. Dat nieuwe beeld is het dat de stedebouwkundige tesamen met de<br />

onderzoeker naar de werkelijke feiten en structuren zal moeten scheppen om die<br />

nieuwe werkelijkheid een lichaam te verschaffen dat haar gezonde levenskansen<br />

biedt en ons in staat stelt daarin te bestaan en gelukkig te zijn.’


iJLAgE 3<br />

bronnen bij het onderzoek van De Heuvel<br />

IntervIews<br />

Guido Bennebroek, 27 maart 2012<br />

Paul van Deurzen, 24 februari 2012<br />

Toine van Wieringen, 26 januari 2012<br />

nota’s en rapporten<br />

J.L. Haverda, Uitbreidingsplan Leidschendam, Nota’s en bijlagen, Utrecht 1957<br />

(meerdere versies die van elkaar verschillen: 1957-1959, in: <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg<br />

(GLV), Archief DIV, dossier ‘Uitbreidingsplan Noord’):<br />

Nota 1: Ontwikkeling van de Haagse Agglomeratie<br />

Nota 2: Toestand van de woningvoorraad in de gemeente<br />

Nota 3: De woningdifferentiatie in Leidschendam-Noord<br />

Nota 4: De noodzakelijke voorzieningen (scholen) in de buurt<br />

Nota 5: Buurtrecreatieterreinen<br />

Nota 6: Voorzieningen voor religieus, sociaal en cultureel leven<br />

Nota 7: Buurtverzorgende winkels en bedrijven<br />

Nota 7a: Structurele opzet van de buurten De Heuvel en Prinsenhof<br />

Nota 8: Amstelwijk, het centrum van de toekomstige gemeente<br />

Nota 9: Het sociale karakter van Leidschendam-Noord.<br />

J.L. Haverda, Sociologisch rapport voor de gemeente Leidschendam, Utrecht 1968<br />

(<strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Archief DIV, dossier ‘Bestuurs- en secretariearchief<br />

1938-1990’).<br />

M. van Rijn, Historie Prinsenhof Hoogbouw te Leidschendam, Leidschendam-Voorburg<br />

2003.<br />

Archol, T. Hamburg, Neolithische bewoningsresten te Leidschendam, Begeleiding,<br />

Inventariserend Veldonderzoek (IVO) en Opgraving (DO) Leidschendam Prinsenhof,<br />

Leiden 2005.<br />

<strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Bestemmingsplan Prinsenhof 2011, vastgesteld<br />

door de raad 13 september 2011.<br />

<strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Buitengewoon groen. Groenstructuurplan<br />

<strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, conceptversie 2011.<br />

geraadpleegde archIeven<br />

Archief <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Afdeling DIV, Secretariearchief, dossiers<br />

Uitbreidingsplannen (afgekort: GLV DIV).<br />

Archief <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, Panddossiers Bouw- en Woningtoezicht<br />

(afgekort: GLV Panddossiers).<br />

Archief <strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg, <strong>Gemeente</strong>archief (afgekort: GLV gemeentearchief<br />

).<br />

Beeldbank<br />

Bibliotheek<br />

147


148<br />

geraadpleegde lIteratuur<br />

Algemene publicaties over de Haagse regio, Leidschendam en de wederopbouw<br />

Zanstra, Giesen en Sijmons (e.a.), Bouwen van woning tot stad, Amsterdam 1946.<br />

A. Bos e.a., De stad der toekomst, de toekomst der stad, Rotterdam 1946.<br />

W.F. Geyl, ‘De opbloei van de wijkgedachte’, in: Bouw, 13 april 1946, p. <strong>36</strong>5-371.<br />

H. Brouwer Schut, Veur, een dynamische woon- en werkplek, Leidschendam 1987.<br />

P. Persoon, J.D. de Kort, ‘Woningbouw in een gesaneerd centrum en vele uitbreidingsplannen’,<br />

in: F.H.Chr.M. Daams, J.D. de Kort (red.), Over, door en om de Leytsche<br />

Dam. Geschiedenis van een gouden gemeente, Leidschendam 1988, p. <strong>36</strong>5-380.<br />

Hebly Theunissen architecten, Bouwen in de stad. Stedebouwkundige en architectonische<br />

aspecten van de stadsvernieuwing in Den Haag, Den Haag 1989.<br />

K. Bosma, C. Wagenaar (red.), Een geruisloze doorbraak. De geschiedenis van architectuur<br />

en stedenbouw tijdens de bezetting en de wederopbouw van Nederland,<br />

Rotterdam 1995.<br />

L. van Meijel, De naoorlogse wijk in historisch perspectief, de praktijk, Den Haag<br />

2001.<br />

H. Brouwer Schut, Van landelijk Stompwijk naar Leidschendam, 2003.<br />

A. Blom, B. Janssen, M. van der Heiden, De typologie van de vroeg-naoorlogse woonwijken,<br />

Zeist 2004.<br />

Cees Boekraad en Arjan Hebly, Bouwen in de wederopbouwstad, Delft 2004.<br />

P. P. Witsen, ‘Wrikken zonder slopen. Leidschendam Prinsenhof’, in: Stadscahiers,<br />

2008-2009, p. 26-33.<br />

R. van Norel, M. Lameris, Parels van baksteen. Monumenten van Leidschendam-<br />

Voorburg, Hollandsche Rading 2008.<br />

A. Blom en J. van Geest, ‘Nagele, modern dorp in de Noordoostpolder’, in: Vitruvius<br />

nr. 14, januari 2011, p. 34-38.<br />

RCE (Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed), Kiezen voor karakter, Amersfoort 2011.<br />

Risselada e.a., Atlas van het Hollandse bouwblok, Bussum 2002.<br />

teksten van wIm de bruIjn<br />

Red., ‘Lezing cyclus over Stedebouw’, in: Forum, 1946, nr 9, p. 266.<br />

W. de Bruyn, ‘Rationele woningbouw? Openbare brief aan prof. ir. J.H. van den Broek’,<br />

in: Katholiek Bouwblad, 1948-1949, nr 10, p. 109-111 (antwoord Van den Broek op<br />

pag 222-225).<br />

W. de Bruyn, ‘Het openbare gebouw in onze Nederlandse samenleving’, in: Katholiek<br />

Bouwblad, 1951-1952, nr 16, p. 241-243.<br />

W. de Bruyn, ‘Standaardisatie-problemen in de woningbouw’, in: Bouw, 1953, nr 8, p.<br />

142.<br />

W. de Bruyn, ‘Structuur en beeld in levensruimte en samenleving’, in: A. van Doorn<br />

(e.a.), Prae-adviezen voor het congres over sociale samenhangen in nieuwe stadswijken,<br />

gehouden op 17 december 1955 te Amsterdam, Amsterdam Instituut voor<br />

sociaal onderzoek van het Nederlandse volk, 1955.<br />

W. de Bruyn, ‘Flatbouw: voor en tegen’, in: Bouw, 1958, nr 42, p. 1090.<br />

W. de Bruyn, ‘Het vraagstuk van de ruimtelijke ordening’, in: Bouw, 1966, nr 28, p.<br />

1098-1099.<br />

W. de Bruyn, Enkele gedachten over wonen, inaugurale rede TH Delft, 2 februari<br />

1966.


teksten over en projectpresentatIes van w.j. de bruIjn<br />

Red., ‘Huisvesting van bejaarden’, in: Bouw, 1952, nr 17, p. 318<br />

J.H. van den Broek (red.), ‘Vleuten, Tehuis voor bejaarden, ir. W. de Bruijn’, in: J.H. van<br />

den Broek (red.), Na-oorlogse bouwkunst in Nederland, Amsterdam 1956, p. 144.<br />

Red., ‘Volkshuisvesting in Zeist, Gorinchem en ’s-Gravenhage’, in: Publieke Werken,<br />

1960, jrg 28, november, p. 137-147.<br />

S.J. van Embden, ‘In memoriam Prof. Ir. W. de Bruyn’, in: Stedebouw en Volkshuisvesting,<br />

1972, jrg 53, vol 10, p. 529-530.<br />

F. de Jong, ‘Zeist, Kerckebosch 1958. Leidschendam De Heuvel 1959’, in: F. de Jong<br />

(red.), Stedebouw in Nederland, Vijftig jaar BNS, Zutphen 1985, p. 269, 280.<br />

N. de Boer, D. Lambert, Woonwijken, Nederlandse stedebouw 1945-1985, Rotterdam<br />

1987, p. 67-68 (Kerckebosch).<br />

Zef Hemel, Het landschap van de IJsselmeerpolders, Rotterdam 1994, p. 252 vv.<br />

L.J.M. Tummers, J.M. Tummers-Zuurmond, Het land in de stad. De stedebouw van de<br />

grote agglomeratie, Bussum 1997, p. 87-93.<br />

W. Willems Floet, E. Gramsbergen, ‘Kerckebosch’, in: Zakboek voor de woonomgeving,<br />

Rotterdam 2001, p. 352-358.<br />

teksten over kerken In de heuvel<br />

F.P. van Stam, 75 jaar Gereformeerde kerk te Leidschendam 1909-1984, Leidschendam<br />

1984.<br />

F.H.Chr.M. Daams, J.D. de Kort, Over, door en om de Leytsche Dam. Geschiedenis van<br />

een gouden gemeente, Leidschendam 1988, p. 313-314.<br />

teksten over wInkelcentrum leIdsenhage<br />

E.F. Groosman, ‘Winkelcentrum te Leidschendam’, in: Bouw, 1966, nr 18, p. 681.<br />

E.F. Groosman, ‘Winkelcentrum te Leidschendam architecten Groosman Partners te<br />

Rotterdam’, in: Bouw, 1973, nr 35, p. 1037-1038.<br />

H. Hellinga (e.a.), Ernest Groosman. Bouwer met grenzeloze ambities, Rotterdam<br />

2001, p. 60-66.<br />

teksten over scholen In leIdschendam de heuvel/prInsenhof:<br />

J.F. van Vliet, ‘Set-systeemscholen’, in: Bouw, 1966, nr 14, p. 496-498.<br />

J.F. van Vliet, ‘Scholenbouw te Leidschendam in het Set-systeem’, in: Bouwwereld, 17<br />

maart 1967, nr 6, p. 678-687.<br />

M.P. Schutte, G.H. Bellaard, ‘Lagere school te Leidschendam’, in: Bouwkundig Weekblad,<br />

1967, nr 7, p. 107.<br />

E. Cuperus, ‘Optimaal kenniseiland. Brede school De Waterlelie in Leidschendam<br />

door VVKH architecten’, in: de Architect, oktober 2007, p. 110-113.<br />

D. Broekhuizen, ‘Brede school De Waterlelie Leidschendam-Voorburg’, in: D. Bergvelt<br />

(red,), Aap, noot, mis. De basis van de Brede school, Amsterdam Architectuur Lokaal<br />

2008, p. 163-166.<br />

149


150<br />

teksten over woongebouwen In leIdschendam:<br />

C.J. de Bruin, ‘Flatgebouwen te Leidschendam’, in: Bouw, 1966, nr 14, p. 498.<br />

L.J. Cusell, J. Cusell, A.H. Willems, ‘Flatwoningen te Leidschendam’, in: Bouw, 1967, nr<br />

18, p. 670.<br />

E. Moederscheim, ‘”De Dillenburgh Leidschendam”, Heren 5 architecten’, in: de Architect,<br />

Maart 2011, p. 26-29.<br />

teksten over beeldende kunst:<br />

E. Speekenbrink, R. van Wijngaarden, Monumenten en beelden in Leidschendam,<br />

<strong>Gemeente</strong> Leidschendam, 1992.<br />

teksten over sIjtwende:<br />

W. de Jonge, Archeologische Werkgroep Voorburg, Op weg naar Sijtwende. De<br />

geschiedenis en archeologie van een veranderend landschap en zijn bewoners,<br />

Voorburg 2001.


151


152<br />

WooRD VAn DAnK<br />

Tijdens het opstellen van dit advies hebben we veel hulp<br />

gekregen van de gemeente Leidschendam-Voorburg:<br />

Opdracht en begeleiding:<br />

Marcelle van Haersma Buma, Pim Felix<br />

Documentaire informatievoorziening:<br />

Jan Gijben<br />

Bouw en Woningtoezicht:<br />

Siets Keuvelaar, Michael Bink<br />

Archief:<br />

Idsard Bosman<br />

Landschap:<br />

Toine van Wieringen<br />

Bodemdeskundige:<br />

Martin van Rijn<br />

DPC:<br />

Mark Otsen<br />

Voor de biografie van W. De Bruijn zijn we dank verschuldigd<br />

aan de volgende personen waarmee gesprekken zijn<br />

gevoerd:<br />

Jan de Bruijn, Anne Marie Veraart-De Bruijn, Mick de Bruijn,<br />

Louis Banning,<br />

Leo Tummers, Peter Jonquière, Frits Veltmeijer en Johannes<br />

Nicolai<br />

CoLofon<br />

© Alle tekst en beelden:<br />

<strong>Gemeente</strong> Leidschendam-Voorburg<br />

Hebly Theunissen architecten Delft,<br />

Arjan Hebly, Guy Speelman, Roy Gorissen<br />

Cees Boekraad<br />

Dolf Broekhuizen architectuurhistoricus Rotterdam<br />

Foto omslag<br />

De Heuvel gezien vanaf het ziekenhuis Antoniushove, 1971<br />

Fotografie 2012<br />

Cees Boekraad en Arjan Hebly


153

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!