19.09.2013 Views

Deur Christus Alleen - AH Bogaards

Deur Christus Alleen - AH Bogaards

Deur Christus Alleen - AH Bogaards

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

LES 3.<br />

We komen nu tot hèt tweede hoofddeel van ons doopsformulier. Dit bevat een<br />

verdediging van 1) het recht der kinderen op de doop. Daarom schrijven we boven dit<br />

tweede hoofddeel:<br />

II. HET RECHT DES DOOPS.<br />

Het recht van de kinderen der kerk om óók gedoopt te worden, is hun in de loop der<br />

tijden telkens weer betwist. In de eeuw der grote kerkhervorming (1500—1600)<br />

geschiedde het door de Wederdopers. 2) Dezen beweerden, dat men niet mocht worden<br />

gedoopt alvorens men in <strong>Christus</strong> geloofde en wedergeboren was. Nu is het inderdaad<br />

waar, dat zeer jonge kinderkens — van een paar dagen oud — 3) nog niet Gods Woord<br />

kunnen horen en verstaan en dus ook nog niet kunnen geloven. Want het geloof is uit<br />

het gehoor èn het gehoor door het Woord Gods, Rom. 10:17. En evenmin kan men bij<br />

zulke kleine kinderen al van wedergeboorte spreken, 4) omdat zij nog niet de zonde<br />

kunnen haten en met lust en liefde beginnen te leven naar de wil van God. (Zie les 2<br />

onder ten 1e). Zij doen nog geen goed en geen kwaad, Rom. 9:11. Maar dat is óók al zo<br />

geweest met de kleine kinderkens van het volk Israel en toch heeft God zelf gewild, dat<br />

die reeds het sacrament van de besnijdenis ontvingen. Daarom verdedigt de kerk de<br />

doop van haar kinderen aldus:<br />

En hoewel onze kinderen deze dingen niet verstaan, zo mag men ze<br />

nochtans daarom van de doop niet uitsluiten, aangezien zij ook zonder<br />

hun weten de verdoemenis in Adam deelachtig zijn, en zo ook weder in<br />

<strong>Christus</strong> tot genade aangenomen worden; gelijk God spreekt tot<br />

Abraham; de vader aller gelovigen, en over zulks mede tot ons en onze<br />

kinderen, zeggende: Ik tal mijn verbond oprichten tussen Mij en u en uw<br />

zaad na u in hun geslachten tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een<br />

God en Uw zaad na u. Dit betuigt ook Petrus, met deze woorden: Want u<br />

komt de belofte toe en uw kinderen en allen, die daar verre zijn, zovelen<br />

als er de Heere onze God toeroepen zal. Daarom heeft God voormaals<br />

bevolen hen te besnijden, hetwelk een zegel des Verbonds en der<br />

gerechtigheid des geloofs was; gelijk ook <strong>Christus</strong> hen omhelsd, de<br />

handen opgelegd en gezegend heeft. Dewijl dan nu de doop in de plaats<br />

der besnijdenis gekomen is, zo zal men de kinderen, als erfgenamen van<br />

het rijk Gods en van zijn verbond, dopen. En de ouders zullen gehouden<br />

zijn hun kinderen, in het opwassen, hiervan breder te onderwijzen.<br />

Het is wel waar, dat vanwege de overtreding van Adam in het paradijs alle mensen bij<br />

God in ongenade zijn gevallen, Rom. 5:12. Toch heeft het God beliefd de kinderen van<br />

de oude, Israelitische, kerk te maken tot geheel andere kinderen dan die van de<br />

heidenen, n.l. tot 5) zijn kinderen. Ja, als kinderen van Hèm erkende de HEERE ze zelfs<br />

nog in de dagen van Ezechiël, toen hun ouders zeer zwaar tegen God gezondigd hadden.<br />

Ez. 16:20, 21. En de HEERE beval 6) niet alleen, dat zulke volwassen mannen als<br />

Abraham zouden besneden worden, maar Hij wilde, dat dit teken des Verbonds, Gen.<br />

17:11, Rom. 4:11, ook door de kleine kinderen zou worden ontvangen en wel ten<br />

achtsten dage, Gen. 17:12. Dus zonder dat ze 't wisten, waren die kinderen in Adam<br />

verdoemd, maar ook had God hen reeds, zonder dat ze 't wisten, vriendelijk tot zijn<br />

kinderen verklaard door aan hun ouders te beloven, dat Hij ook de God van hun<br />

kinderen zou zijn.<br />

Waaraan hadden die kinderkens van de oude Hebreeuwse kerk dat voorrecht nu te<br />

danken? Kregen ze dat nu omdat zij reeds een gelovig hartje hadden? Neen, want we<br />

zagen zoëven, dat kleintjes nog niet kunnen geloven.<br />

Zo heeft ook de Heere Jezus in de dagen zijner omwandeling de kinderen van de<br />

toenmalige kerk, het Joodse volk, hoog geëerd. Terwijl Hij de hèidenen met hun<br />

kinderen "hondekens'' noemde, Marc. 7:27, heeft Hij de Jóódse kinderen omhelsd en<br />

gezegend. Waarom? 7) Dat deed óók de Heere Jézus toen niet daarom, omdat die<br />

13

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!