Klimaatgordels en plantenzones - Jeka

Klimaatzones en plantengordels in de Alpen.
Zoals je al weet wordt het kouder naarmate je hoger gaat. Dit heeft zijn
gevolgen voor de plantengroei. Dit merk je ook in het gebergte.
De zonnigste bergwand is de zuidwand. Juist omdat aan de zuidkant van de
bergen de zon schijnt, groeien daar meer bomen en planten. Aan die kant
liggen de begroeiingsgrenzen ook veel hoger.
In het algemeen kan je zeggen dat…
• tot 500 m à 700 m hoogte akkers, weiden en hooilanden mogelijk zijn.
• men tot 1100 m à 1300 m loofbomen kan vinden zoals eiken en beuken.
• boven de loofboomgrens, dus vanaf 1300 m tot ongeveer 1800 m, men
voornamelijk naaldbossen aantreft met daartussen open plekken en
vooralmen (alm = alpenweide).
• de boomgrens bij 1600 m à 1800 m ligt. Daar groeien enkel nog grassen,
mossen en struiken. Je kan er soms wel eens dwergdennen zien, maar
meestal vindt men er enkel de alpenflora. Deze weiden kunnen tot 500 m
boven de boomgrens voorkomen.
• men tot ongeveer 2500 m nog wel steeds kleiner wordende stukken
grasgrond kan vinden, maar verder alleen maar kale rotsen
• op 2400 m a 2600 m de sneeuwgrens ligt. Dit is het gebied tot waar in de
zomer de sneeuw komt. Onder de sneeuw groeien nog een paar mossen,
verder niks. Vanaf daar is zo goed als alle leven onmogelijk. Dit is het
gebied van de eeuwige sneeuw, ijs en kale rotsen.
B.II.1

B.II.2