minimumspanningsdispositief en automatische ... - Schneider

4.2.3. Afregeling - werking
4.2.3.1. Activering
FBX Automatische wederinschakeling - EIBHN0003-02 nl1 06/09 - © AREVA 6/2009
SE-TEC PTS 20/06/2009
Omschakelaar S16 laat toe om de functie automatische wederinschakeling te activeren/desactiveren.
4.2.3.2. Vertraging
KT1 is een tijdafhankelijk relais DOLD IK 7817N/200 dat als volgt dient te worden ingesteld :
Fkt (function setting) op positie 3 teneinde een vertaagd impuls te geven wanneer het relais wordt
aangesproken,
t1 (max vertraging) en t2 (% max vertraging) dienen te worden ingesteld naargelang de gewenste
vertraging op elk vertrek dat met een wederinschakeling is uitgerust, de eerste zijnde geregeld op 2
minuten en de volgenden verspreid op 30s in vergelijking met de vorige.
4.2.3.3. Wederinschakeling
De hulptransformator van functie FBVT signaleert de aan/afwezigheid van spanning op het railstelsel en
voedt de motoren van de wederinschakeling.
Wanneer de spanning verdwijnt zal de ingang spanningsreferentie ‘’CON1’’ van het vertraagd minima niet
meer gevoed zijn; indien dit langer duurt dan de ingestelde vertraging zal deze de HS schakelaar doen
uitschakelen.
Wanneer de spanning opnieuw verschijnt zal deze, indien de omschakelaar S16 werd geactiveerd, het
relais KT1 aanspreken; indien de spanning nog steeds aanwezig is na de ingestelde vertraging van het
relais KT1 (geregeld op minstens 2 minuten), dan zal deze omschakelen en het controle relais K11E
aanspreken, de motor M voeden met de secundaire spanning van de hulptransformator TP en de HS
schakelaar opnieuw inschakelen.
De wederinschakeling is slechts automatisch na een uitschakeling veroorzaakt door het
verdwijnen van de netspanning gevolgd door een opnieuw verschijnen van deze netspanning.
4.2.3.4. Wederindienstname na een fout
• Wederindienstname na een uitschakeling door doorsmelten van een zekering op een functie T1
In geval van uitschakeling van de lastschakelaar-zekeringen als gevolg van overbelasting of kortsluitfout
of het optreden van een transformatorfout, dan moet eerst de fout worden weggenomen en het alarm
bevestigd voordat de lastschakelaar opnieuw wordt ingeschakeld. Zolang de fout niet werd geëlimineerd
en bevestigd is wederinschakeling niet mogelijk.
In geval van uitschakeling van de lastschakelaar-zekeringen als gevolg van het smelten of de werking
slagpin van een zekering wordt een rode aanduiding zichtbaar op het bedieningspaneel van de functie T1
op de plaats van het synoptisch symbool van de zekering. Elke elektrische wederinschakeling is dan
onmogelijk doordat de bedieningskring van de motor is onderbroken door het contact gesmolten zekering
F1 S32.
Om de electrische wederinschakeling opnieuw te activeren, moet de defecte zekering eerst worden
vernieuwd. Hierdoor wordt de invloed van het driefasig uitschakel-stangenstelsel op het
uitschakelmechanisme geneutraliseerd, wordt dit uitschakelmechanisme gereset, wordt de rode
aanduiding uitgezet en wordt het contact gesmolten zekering F1 S32 opnieuw gesloten.
Indien men handbediend wederinschakelt terwijl de fout nog steeds aanwezig is zal de
lastschakelaar opnieuw op de fout uitschakelen door smelten zekering of werking slagpin.
16