NTOG 2011 01
NTOG 2011 01
NTOG 2011 01
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
36<br />
vitale foetus. In deze gevallen is een maternale oorzaak<br />
niet ondenkbaar en onderzoek mogelijk en<br />
wellicht nuttig.<br />
2. Karyotypering?<br />
Paragraaf 2,1: Karyotypering van man en vrouw<br />
dient te worden geadviseerd na de tweede abortus<br />
als de vrouw onder de 34 jaar is, en bij vrouwen<br />
tussen 34 en 39 jaar als er bovendien sprake is van<br />
een positieve familieanamnese voor wat betreft miskramen.<br />
Dit onderzoek heeft geen nut voor het onderzoek<br />
naar oorzaak van de miskramen, maar zou aanleiding<br />
kunnen vormen voor prenataal onderzoek in<br />
een volgende zwangerschap ter voorkoming van de<br />
geboorte van een kind met congenitale afwijkingen.<br />
In een fraai onderzoek van de verkregen resultaten<br />
bij 12.000 echtparen 4 werd echter op overtuigende<br />
wijze aangetoond dat karyotypering van patiënten<br />
met herhaalde miskraam vrijwel niets oplevert. In<br />
3,2% werd bij een van de (wens)ouders een gebalanceerde<br />
translocatie aangetroffen. Bij 0,7% van<br />
deze echtparen ontstond in een volgende doorgaande<br />
zwangerschap een kind met een ongebalanceerde<br />
translocatie en daardoor ernstige congenitale<br />
afwijkingen. De a priori kans bij de echtparen met<br />
herhaalde abortus op een kind met zo’n afwijking is<br />
dus 0,7% maal 3,2% is 0,0024%, anders gezegd 2<br />
op de 10.000, uiterst gering in vergelijking met het<br />
gemiddelde risico op een ernstige congenitale afwijking<br />
in de bevolking, dat meestal op 2% wordt geschat.<br />
De poging om de oogst te vergroten door een<br />
betere selectie van te onderzoeken echtparen zoals<br />
in de richtlijn geadviseerd helpt slechts marginaal:<br />
twee of drie keer heel weinig blijft heel weinig. De<br />
evidente nadelen van deze vorm van screening wegen<br />
daarom zwaar. Het heeft even geduurd maar in<br />
haar recente proefschrift concludeert de eerste auteur<br />
van genoemde artikelen dan ook: Het karyotyperen<br />
van paren met herhaalde miskraam is niet<br />
efficiënt en zou daarom kunnen worden afgeschaft. 7<br />
3. Een speciale polikliniek voor herhaalde<br />
miskraam?<br />
Paragraaf 3: De psychosociale begeleiding verdient<br />
extra aandacht en verwijzing van het paar naar een<br />
Early Pregnancy Unit voor preconceptionele diagnostiek<br />
en advies en participatie in lopend onderzoek<br />
verdient aanbeveling.<br />
Het eerste deel van deze zin kan zonder meer worden<br />
onderschreven. De teleurstelling bij de echtparen<br />
die getroffen worden door achtereenvolgende<br />
miskramen kan zeer groot zijn. Zeker als hieraan<br />
nog niet de geboorte van een voldragen kind voor-<br />
af ging, is het begrijpelijk dat de wanhoop toeslaat<br />
en de betreffende echtparen aandringen op nader<br />
onderzoek en uiteraard behandeling. Uitleg en<br />
geruststelling moge werken na één of misschien<br />
twee miskramen, na drie of meer wordt dit door<br />
veel slachtoffers haast niet meer geaccepteerd.<br />
Ze willen ’hogerop’ en dan lijkt het geen slechte<br />
uitweg de patiënten te verwijzen naar zo’n speciaal<br />
universitair spreekuur. En deelnemen aan trials<br />
voor ’veelbelovende’ behandelingen geeft weer<br />
hoop.<br />
Maar uit de richtlijn zelf kan al worden geconcludeerd<br />
dat zo’n spreekuur weinig te bieden heeft. Er<br />
is een keurige tabel van wat wel en wat niet zou<br />
moeten gebeuren. Roken staken, afvallen bij overgewicht,<br />
preconceptioneel starten met foliumzuur,<br />
het zijn de normale adviezen bij kinderwens. Naar<br />
weinig voorkomende en slecht omschreven aandoeningen<br />
als hyperhomocysteïnemie en het antifosfolipidensyndroom<br />
kan worden gezocht, maar de<br />
relatie met herhaalde vroege miskraam is dubieus,<br />
en de met behandeling ervan verkregen resultaten<br />
zijn omstreden.<br />
Het is daarom de vraag of zo’n spreekuur geen averechts<br />
effect heeft. Er wordt valse hoop gewekt dat<br />
er toch iets aan gedaan zou kunnen worden. Dat<br />
bezwaar geldt ook voor deelname aan onderzoek<br />
naar mogelijke ’behandelingen’, afgezien van de<br />
methodologische bezwaren die hierboven al werden<br />
genoemd. De teleurstelling als het weer mis<br />
gaat, en de onvrede met de situatie wordt er alleen<br />
maar groter door.<br />
De echte goede begeleiding is voor de kritische lezer<br />
wel min of meer uit de richtlijn te destilleren,<br />
al is die wat overdekt door de hierboven opgesomde<br />
stofwolken. Aan de patiënte dient te worden<br />
uitgelegd dat de vroege miskraam een natuurlijk<br />
verschijnsel is, een onlosmakelijk onderdeel van<br />
de voortplanting, berustend op ernstig gestoorde<br />
embryogenese. Reeds voor de eerste uitgebleven<br />
menstruatie gaat een groot deel van de concepties<br />
verloren. Vroege embryonale sterfte komt bij<br />
alle daarop onderzochte zoogdieren voor in een<br />
frequentie van 10-50%. Er zou dan ook beter van<br />
misconceptie kunnen worden gesproken dan van<br />
miskraam. De prognose voor het bereiken van een<br />
doorgaande zwangerschap is in het algemeen zeer<br />
goed (zie de betreffende tabel in de richtlijn). Hoe<br />
teleurstellend de gebeurtenis ook mag worden ervaren,<br />
de miskraam verdient positief te worden<br />
gewaardeerd als selectiemechanisme om de geboorte<br />
van afwijkende vruchten te voorkomen. Dat<br />
geldt ook voor de herhaalde miskraam, zelfs als<br />
het grote series betreft. De hedendaagse geneeskunde<br />
doet veel moeite om met behulp van allerlei<br />
methoden aangeboren afwijkingen op te sporen<br />
om bij positieve bevindingen de zwangerschap af