Bijlage 1
Bijlage 1
Bijlage 1
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
2. Bureauonderzoek<br />
2.1. Werkwijze<br />
B&G rapport 948<br />
Versie 2.0 (definitief)<br />
Tijdens het aanvullend bureauonderzoek zijn gegevens verzameld over het onderzoeksgebied. Er is<br />
gekeken naar bekende archeologische waarden, uitgevoerde archeologische onderzoeken, de<br />
fysieke kenmerken van het oude en huidige landschap en naar informatie over bodemverstoringen. Er<br />
is gebruik gemaakt van het Programma van Eisen (PvE; Talle-Burger 2010), recent archeologisch<br />
onderzoek aan de Middenbaan (Nales 2009), de verwachtingskaart van de gemeente Barendrecht<br />
(BOOR kenmerkenkaart Barendrecht) en van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van de<br />
provincie Zuid-Holland. Daarnaast is er gekeken naar de landelijke verwachtingskaart (de Indicatieve<br />
Kaart van Archeologische Waarden) en naar het Archeologisch Informatie Systeem (Archis II) van de<br />
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Aanvullende historische informatie is verkregen uit<br />
beschikbaar historisch kaartmateriaal, waaronder het Minuutplan van begin 19 e eeuw en enkele<br />
historische topografische kaarten (watwaswaar.nl).<br />
Om inzicht te krijgen in de opbouw en ontwikkeling van het landschap zijn onder andere de<br />
bodemkaart, geologische en de geomorfologische kaarten van Nederland en de Rijn-Maas delta<br />
gebruikt (Stichting voor Bodemkartering 1983; Rijks Geologische Dienst 1975; Alterra 2005;<br />
Berendsen/Stouthamer 2001). Voor informatie over het reliëf in en rondom het plangebied is gebruik<br />
gemaakt van het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN; www.ahn.nl). Deze gegevens zijn<br />
aangevuld met informatie uit onderzoeksrapporten en achtergrondliteratuur (zie literatuurlijst). Er is<br />
voor het onderzoek geen gebruik gemaakt van historisch archiefmateriaal of oude luchtfoto’s omdat<br />
deze geen extra informatie leverden.<br />
2.2. Geologie, geomorfologie en bodem<br />
2.2.1. Ontstaansgeschiedenis landschap<br />
Het plangebied is gelegen in de zuidwestelijke delta van de Maas, waar mariene processen<br />
(sedimentatie en erosie) tot in relatief recente tijden nog grote invloed uitgeoefend hebben op het<br />
landschap (Berendsen 2005). Tijdens de laatste IJstijd (het Weichselien) stroomden de Rijn en de<br />
Maas samen ter plaatse van Rotterdam in een brede vlakte van vlechtende rivieren, die hoofdzakelijk<br />
bestond uit grofzandig sediment en grind. Geologisch gezien behoren deze grofzandige sedimenten<br />
tot de Formatie van Kreftenheije (de Mulder et al. 2003). Volgens Hijma et al (2009) zijn deze<br />
afzettingen te verwachten op een diepte van circa -15m NAP.<br />
Gedurende de warme Bølling en Allerød interstadialen (circa 13.000 en 11.000 jaar geleden)<br />
concentreerde de afvoer van de rivieren zich in enkele hoofdgeulen, die een meanderend (bochtig)<br />
karakter hadden. Door het voorkomen van slechts enkele meanderende hoofdgeulen ontstond een<br />
sterke differentiatie van sediment in beddingafzettingen, oeverafzettingen en komafzettingen<br />
(overstromingsafzettingen). Met name de oever- en komafzettingen uit deze perioden zijn terug te<br />
vinden als een dik kleipakket bovenop de grindige rivierafzettingen uit het Laat-Pleistoceen. Deze<br />
kleilaag kenmerkt zich als een relatief stugge blauwgrijze klei en staat bekend als de Laag van<br />
Wijchen (de Mulder et al. 2003). Na de Bølling en Allerød interstadialen verslechterde het klimaat<br />
tijdelijk weer. In deze perioden, de Oude en Jonge Dryas stadialen, namen de piekafvoeren van de<br />
rivieren weer toe en verdween de vegetatie waardoor er weer veel grofzandig materiaal vanuit de<br />
rivieren kon worden aangevoerd. Daardoor kon opnieuw een vlechtende riviervlakte ontstaan. Vanuit<br />
de ’s winters droogvallende rivierbedding kon tijdens deze stadialen verstuiving optreden, waarbij het<br />
grootste deel van het verstoven zand weer tot afzetting kwam langs het rivierdal. Hierdoor ontstonden<br />
zogenaamde rivierduinen, die geologisch gezien tot de Afzettingen van Delwijnen worden gerekend<br />
(de Mulder et al. 2003).<br />
De overgang van het Pleistoceen naar het huidige Holoceen (vanaf 10.000 jaar geleden) werd<br />
gekenmerkt door een abrupte overgang naar een warmer en vochtiger wordend klimaat. Door de<br />
veranderde sedimentslast en afvoer in de rivieren ontstond wederom een meanderend riviersysteem<br />
in het rivierdal. Daarnaast trad een stijging op van de relatieve zeespiegel, waardoor vanaf het Vroeg-<br />
7