(Clubblad 3) december 2008 - Watersport Vereniging Scharendijke

Ja, het is waar, de Oosterschelde heeft zandhonger, of beter gezegd de geulen
hebben dat. Vóór de deltawerken bestond er een dynamisch evenwicht tussen
opbouw en afbraak van het intergetijdengebied (dat zijn gebieden zoals de
Oosterschelde, de Westerschelde en de Waddenzee). De vloedstroom bracht
het ongewervelde zand vanuit de getijdengeulen op de platen en slikken en
liet het daar achter. Bij stormachtig weer woelden de golven het zand weer
los, dat terugstroomde naar de geulen.
Doorsnede van een dijk. Door de zandhonger wordt het voorland lager en neemt de
golfaanval toe. Dit vereist een sterkere steenbekleding op de glooiing en een hogere
kruin.
Na de bouw van de Oosterscheldekering, de Oesterdam en de Philipsdam is
het evenwicht tussen de opbouw en de afbraak verstoord. De afname is voor
60% een gevolg van de verkleining van de doorstroomopening door de kering
en de rest is het gevolg van de afsluiting van Markiezaat en Volkerak.
Er stroomt een kleinere hoeveelheid water en met minder snelheid de
Oosterschelde in en dat is voor het zandtransport en de opbouw van platen en
slikken ongunstig. De opbouw van het intergetijdengebied is bij rustig weer
vrijwel gestopt, maar de afbraak bij stormachtig weer gaat gewoon door.
Het opgewervelde zand belandt in de geulen en komt daar niet meer weg.
Dat heeft grote gevolgen voor deze geulen, maar ook voor slikken en platen.
In 15 jaar tijd zijn de platen en slikken kleiner geworden, het oppervlak is met
8% afgenomen. De platen en slikken zijn ook lager komen te liggen en wel
met 14 cm tot 32 cm beneden NAP. Het betekent een afname van gemiddeld
1 cm per jaar. Het reliëf in het gebied is ook minder geworden. De hogere
delen verliezen grond (sediment) dat deels in de geultjes en de lokale laagten
op de platen blijft liggen. De platen en slikken worden daardoor platter.
48
De Oosterschelde en zandhonger