Nederlandse vertaling - Jan P. Hogendijk.
Nederlandse vertaling - Jan P. Hogendijk.
Nederlandse vertaling - Jan P. Hogendijk.
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Wiskunde en geometrische ornamentiek in<br />
de middeleeuws Islamitische wereld.<br />
<strong>Jan</strong> P. <strong>Hogendijk</strong><br />
1 Inleiding<br />
Veel middeleeuwse Islamitische moskeeën en paleizen zijn versierd met prachtige<br />
geometrische ornamenten. Deze versieringen hebben moderne kunstenaars<br />
en kunsthistorici geïnspireerd en zij zijn vaak in verband gebracht met moderne<br />
wiskundige begrippen zoals kristallografische groepen en aperiodieke<br />
betegelingen. Islamitische ornamenten kunnen inderdaad goed gebruikt worden<br />
om zulke moderne begrippen te illustreren.<br />
De middeleeuws Islamitische beschaving heeft ons ook een belangrijke<br />
geschreven wiskundige erfenis nagelaten. Honderden Arabische en Perzische<br />
handschriften zijn bewaard geweest in bibliotheken in diverse gebieden in<br />
de wereld. Sommige teksten in deze manuscripten zijn Arabische <strong>vertaling</strong>en<br />
van de belangrijkste Griekse meetkundige werken uit de oudheid, zoals<br />
de Elementen van Euclides (ca. 300 v.C.) en de Kegelsneden van Apollonius<br />
(ca. 200 BC). Het leeuwendeel van de manuscripten bestaan it teksten<br />
van middeleeuwse auteurs die leefden tussen de achtste en zeventiende eeuw,<br />
met verschillende religieuze achtergronden en afkomstig uit verschillende gebieden.<br />
In het vervolg ik deze auteurs ‘Islamitisch’ noemen maar dit woord<br />
‘Islamitisch’ heeft een culturele betekenis. Veel ’Islamitische’ wiskundige teksten<br />
hadden niet te maken met de Islam als religie. En hoewel de meerderheid<br />
van de auteurs Moslim was, werden belangrijke bijdragen geleverd door<br />
Christenen, Joden, en auteurs met andere achtergrond die in de Islamitische<br />
wereld leefden.<br />
De meeste Islamitische geleerden die de Elementen van Euclides bestudeerden<br />
deden dit om sterrenkundige of astroloog te worden. Daarom zijn er veel<br />
Islamitische wiskundige teksten over boldriehoeksmeting. Maar er zijn ook<br />
Islamitische teksten over onderwerpen uit de meetkunde die niets te maken<br />
hebben met sterrenkunde. In bijna alle middeleeuwse Islamitische werken<br />
over meetkunde die tot nu toe bekend geworden zijn, is helemaal niets te<br />
vinden over Islamitische geometrische ornamenten. Dit is verrassend omdat<br />
de auteurs van deze teksten vaak in de grote Islamitische cultuurcentra<br />
leefden en deze versieringen vermoedelijk elke dag om zich heen zagen.<br />
1
In dit artikel zullen we zien dat de Islamitische geometrische ornamenten<br />
in het algemeen niet door wiskundigen ontworpen en geconstrueerd werden<br />
maar door handwerkers (Arabisch: s.unnā c .) Deze handwerkslieden waren<br />
niet getraind in de geleerde wiskunde in de stijl van de Elementen van Euclides.<br />
Onze belangrijkste vraag zal zijn wat voor soort wiskundige methoden<br />
deze handwerkers gebruikten (als ze wiskunde gebruikten), en in hoeverre ze<br />
contact hadden met de wiskundigen en sterrenkundigen die getraind waren<br />
in de methoden van de klassiek Griekse wiskunde. Wij zullen deze vragen<br />
bespreken aan de hand van het zeer fragmentarische bronnenmateriaal dat<br />
in handschriften overgeleverd is. Om het geheel niet te lang te maken zullen<br />
we ons beperken tot vlakke ornamenten; we zullen geen aandacht besteden<br />
aan patronen op koepels en muqarnas (stalactietgewelven).<br />
2 Abu’l-Wafā’<br />
Onze eerste bron is het boekje “over wat de handwerksman nodig heeft van<br />
de wetenschap van de meetkunde” 1 van de tiende-eeuwse toonaangevende<br />
wiskundige Abu’l-Wafā’ al-Būzjānī. Dit boekje bevat informatie over de<br />
werkmethoden van de handwerkers die verderop voor ons nuttig zal zijn.<br />
Abu’l-Wafā’ werkte in Baghdad, een van de intellectuele centra in de Islamitische<br />
wereld, en hij droeg zijn boek op aan Bahā’ al-Dawla, die van 988 tot<br />
1012 over Irak regeerde, en die blijkbaar zowel wiskundigen als handwerkers<br />
in dienst had aan zijn hof. Bijna het hele boekje bestaat uit constructies<br />
met passer en lineaal uit de vlakke Euclidische meetkunde. Deze constructies<br />
worden op de gewone manier uitgelegd, dat wil zeggen met behulp van<br />
meetkundige figuren met punten die door letters worden aangegeven, maar<br />
zonder bewijzen. Abu’l-Wafā’ zegt dat hij geen argumenten en bewijzen geeft<br />
om het onderwerp meer geschikt en begrijpelijk te maken voor handwerkers<br />
[?, 23].<br />
Het boekje bestaat uit elf hoofdstukken over (1) de lineaal, de passer en de<br />
gonia (een instrument in de vorm van een rechthoekige driehoek); (2) basisconstructies<br />
uit de Euclidische meetkunde, en verder een constructie van twee<br />
middenproportionalen, een trisectie van de hoek en een puntsgewijze constructie<br />
van een (parabolische) brandspiegel; (3) constructies van regelmatige<br />
veelhoeken, waaronder ook enkele constructies met maar één passeropening;<br />
1 Voor Franse en Duitse <strong>vertaling</strong>en van onvolledige handschriften zie [?] en [?]. De<br />
complete Arabische tekst is in [?] en in facsimile in [?].<br />
2
(4) constructies van ingeschreven veelhoeken in een cirkel; (5) constructies<br />
van de omgeschreven cirkel van diverse figuren; (6) constructie van de ingeschreven<br />
cirkel in een figuur; (7) constructies van ingeschreven figuren (van<br />
een bepaalde vorm) in andere figuren; (8) verdelen van driehoeken; (9) verdelen<br />
van vierhoeken; (10) het combineren van vierkanten tot één vierkant, en<br />
het verdelen van een vierkant in kleinere vierkanten, alles met knip-en plakconstructies;<br />
en (11) de vijf regelmatige veelvlakken en enkele halfregelmatige<br />
veelvlakken. Abu’l-Wafā’ maakt geen gewag van geometrische ornamenten.<br />
De meeste informatie over de methoden van de handwerkers staat in<br />
hoofdstuk 10. In dat hoofdstuk bericht Abu’l-Wafā’ over een samenkomst van<br />
wiskundigen en handwerkers waarin het volgende probleem besproken werd:<br />
construeer een vierkant gelijk (in oppervlakte) aan drie keer een gegeven<br />
vierkant (zie [?, 173-183] voor een Engelse <strong>vertaling</strong>). De handwerkers hadden<br />
drie gelijke vierkanten voor zich en wilden deze in stukken knippen en deze<br />
stukken weer aan elkaar leggen tot een groot vierkant. De wiskundigen konden<br />
de zijde van het grote vierkant gemakkelijk construeren met de methoden<br />
van Euclides, maar zij konden niet aangeven hoe het grote vierkant gelegd kon<br />
worden met stukken van de kleine vierkanten. Abu’l-Wafā’ beschrijft dan de<br />
oplossingen van de handwerkers, maar wel met enige minachting omdat het<br />
benaderingsmethoden zijn. Hij was getraind in de Elementen van Euclides<br />
en was van mening dat meetkunde ging over oneindig dunne lijnen en punten<br />
zonder afmeting, die alleen in de verbeelding bestaan. Hij klaagt dat de<br />
handwerkslieden altijd een gemakkelijke constructie wilden vinden die ogenschijnlijk<br />
correct is, en dat ze geen belangstelling hadden voor een bewijs met<br />
wat hij “de verbeelding” noemt. Abu’l-Wafā’ verklaart dan dat constructies<br />
die exact bewezen kunnen worden moeten worden onderscheiden van constructies<br />
die slechts een benadering zijn, en dat de handwerkslieden correcte<br />
constructies moeten ontvangen zodat zij de benaderingen niet meer hoeven te<br />
gebruiken. 2 Het is niet bekend hoe zijn boekje door zijn tijdgenoten ontvangen<br />
werd, maar aan de benaderingsconstructies is geen einde gekomen want<br />
het zestiende-eeuwse Perzische handschrift dat we verderop zullen bestuderen<br />
bevat een rijke collectie van zulke constructies.<br />
2 Abu’l-Wafā’ geeft wel een benaderende constructie van een regelmatige zevenhoek<br />
met passer en liniaal. Hij geloofde vermoedelijk, net als veel van zijn tijdgenoten, dat een<br />
regelmatige zevenhoek niet exact met passer en liniaal geconstrueerd kan worden.<br />
3
3 De Topkapırol<br />
De handwerkers zelf schijnen maar heel weinig documenten over hun activiteiten<br />
op het gebied van geometrische ornamentiek hebben nagelaten (of<br />
misschien moeten we zeggen dat er nog maar weinig van zulke documenten<br />
zijn gevonden). Het belangrijkste van deze documenten is de zogenaamde<br />
Topkapırol, die tegenwoordig bewaard wordt in het Topkapı Paleis in Istanbul,<br />
en die gepubliceerd is in het prachtige boek [?]. Deze rol is 29.5 m lang<br />
en 33 cm breed, en zou in Noordwest Iran in de zestiende eeuw geschreven<br />
kunnen zijn, maar de datering is onzeker. De rol bestaat uit tekeningen<br />
zonder begeleidende tekst. Veel van deze tekeningen gaan over kalligrafie<br />
en muqarnas, maar er zijn ook tekeningen van vlakke ornamenten. Ik heb<br />
een niet-triviaal voorbeeld uitgezocht om de karakteristieke (en frustrerende)<br />
problemen van interpretatie te illustreren.<br />
De tekening [?, p. 300] bestaat uit rode, zwarte en oranje lijnen, die in<br />
Figuur 1 met dikke, dunne en gebroken lijnen worden weergegeven (zie voor<br />
een foto van de tekening op de rol ook [?]). De gebroken lijnen in Figuur<br />
1 definiëren een verzameling van vijf verschillende tegels, die in de moderne<br />
literatuur gireh-tegels worden genoemd, van het Perzische woord gīreh, dat<br />
knoop betekent. De dunne doorlopende lijnen vormen een decoratief patroon<br />
dat verkregen kan worden door de zijden van de gireh-tegels doormidden te<br />
delen en daarna op de juiste manier lijnen door deze middens te trekken.<br />
Waarschijnlijk is het patroon op deze manier ontworpen, maar zeker is dit<br />
niet, omdat de rol geen begeleidende tekst bevat. De gireh-tegels van Figuur<br />
1 zijn recent in de publiciteit gekomen doordat zij gebruikt kunnen worden<br />
om aperiodieke betegelingen te leggen. Het is niet mogelijk te zeggen of de<br />
handwerkslieden een intuïtief begrip van aperiodiciteit hadden (zie voor een<br />
goede discussie van deze kwestie [?]).<br />
4
Figuur 1. Tekening: Dr Steven Wepster.<br />
4 Een anonieme Perzische tekst<br />
We zouden graag een middeleeuws Islamitische tekst willen hebben die geschreven<br />
is door een handwerksman en waarin het ontwerp en de constructie van<br />
geometrische ornamenten duidelijk beschreven wordt. Zo’n tekst is nooit<br />
gevonden en tot nu toe is er slechts één tekst ontdekt waarin tekeningen met<br />
geometrische ornamenten vergezeld worden door verklaringen in woorden.<br />
We zullen nu nagaan wat deze tekst ons kan vertellen over de methoden van<br />
de handwerkers. De tekst is een tamelijk chaotische collectie van 40 bladzijden<br />
tekeningen met zeer beknopte uitleg in het Perzisch (zie [?, 146-150] voor<br />
fotos van enkele paginas). Hoewel de tekeningen met uitleg in een vreemde<br />
volgorde staan en niet eens het werk van één auteur hoeven te zijn, zullen we<br />
de hele verzameling toch als één tekst beschouwen. 3 De tekst zoals hij nu is<br />
is misschien in de zestiende eeuw ontstaan, maar zoals we zullen zien is een<br />
deel van het materiaal veel ouder.<br />
De tekst is bewaard in een handschrift waar ook nog veel andere teksten<br />
in staan, van in totaal ongeveer 400 bladzijden [?, 55-56]. Sommige van de<br />
andere teksten in het handschrift zijn standaard wiskundige werken zoals een<br />
3De tekst is in het Russisch vertaald in [?, 315-340] en in modern Perzisch in [?, 73-93].<br />
Een editie met Engelse <strong>vertaling</strong> was gepland door Alpay Özdural (cf. [?]), die echter in<br />
2003 overleed voordat hij het project kon afmaken. De Perzische tekst zal met <strong>vertaling</strong> en<br />
commentaar gepubliceerd worden door een interdisciplinaire groep onderzoekers in 2013.<br />
5
Arabische <strong>vertaling</strong> van een klein deel van de Elementen van Euclides. Maar<br />
de Perzische tekst lijkt niet op een traditioneel werk van een wiskundige of<br />
sterrekundige in de Islamitische traditie. Het lijkt er op dat de tekst het<br />
werk van een of meer handwerkslieden is, omdat er veel overeenkomsten zijn<br />
met wat Abu’l-Wafā’ zegt over hun methoden (zie hierboven). De Perzische<br />
tekst licht weer een klein tipje op van de sluier over het ontwerp en de constructie<br />
van Islamitische geometrische ornamenten. Om deze aspecten nader<br />
te illustreren zullen we nu vier voorbeelden uit de tekst kort de revue laten<br />
passeren in de paragrafen 4.1 tot en met 4.4.<br />
4.1. De tekst bevat veel benaderingsconstructies, waaronder een reeks<br />
constructies van de regelmatige vijfhoek met één vaste passeropening. In deze<br />
constructies wordt aangenomen dat de opening van de passer gelijk is aan<br />
ofwel de zijde van het gevraagde vijfhoek, of de diagonaal, of de hoogtelijn,<br />
of de straal van de omgeschreven cirkel. Nu volgt een van deze constructies,<br />
met een <strong>vertaling</strong> van een deel van de begeleidende tekst in het handschrift<br />
[?, 184b]. Figuur 2 is een transcriptie van de figuur in het handschrift,<br />
waarin de Arabische letters van de punten in de figuur (alif, bā’, . . . ) worden<br />
weergegeven als A, B, . . . , en de middeleeuwse Hindu-Arabische getalsymbolen<br />
worden weergegeven door hun moderne equivalenten. De Perzische<br />
tekst bij Figuur 2 luidt in <strong>vertaling</strong>:<br />
G<br />
figuur 2<br />
6 4<br />
D<br />
15<br />
Z<br />
21<br />
9<br />
21<br />
B<br />
9<br />
“Over de constructie van gonia 5 met de passeropening van de straal,<br />
uitgaande van gonia 6. Op lijn AG beschrijf de halve cirkel ADG met middelpunt<br />
B. Maak dan punt A het middelpunt en beschrijf boog BE. Maak<br />
dan punt G het middelpunt en op de omtrek van de boog vind punt D en<br />
trek lijn AD die boog EB ontmoet in punt Z. Trek lijn GZ die de omtrek<br />
6<br />
E<br />
15<br />
5<br />
H<br />
6<br />
A
ontmoet in punt H. Verbind de lijnen AH, GH. 4 Elk van de driehoeken<br />
AZH, GZD is gonia 5, en de oorspronkelijke driehoek ADG was gonia 6,<br />
. . . ” (Einde citaat.)<br />
G<br />
figuur 2<br />
6 4<br />
D<br />
15<br />
Z<br />
21<br />
9<br />
21<br />
B<br />
9<br />
De punten A, E, D en G zijn vier hoekpunten van een regelmatige zeshoek,<br />
en DH is de zijde van de regelmatige vijfhoek die in dezelfde cirkel is ingeschreven<br />
als de zeshoek. De constructie is een goede benadering, 5 maar<br />
zij is niet exact, en zou daarom niet zijn goedgekeurd door Abu’l-Wafā’. In<br />
hoofstukken 3 en 4 van zijn boekje geeft Abu’l-Wafā’ exacte constructies van<br />
de regelmatige vijfhoek met behulp van een vaste passeropening. De gonia<br />
wordt door Abu’l-Wafā’ genoemd als een instrument dat door handwerkslieden<br />
wordt gebruikt. Uit de geciteerde Perzsiche tekst maken we op dat<br />
o 180 en 90 −<br />
gonia n een rechthoekige driehoek is met hoeken 90 o , 180<br />
E<br />
15<br />
5<br />
H<br />
6<br />
A<br />
n<br />
n<br />
o . In<br />
Figuur 2 zijn de hoeken uitgedrukt in eenheden waarvan 15 gelijk zijn aan<br />
een reachte hoek. In de Islamitische traditie werd de verdeling van een rechte<br />
hoek in 90 graden bijna alleen gebruikt in verband met boldriehoeksmeting,<br />
sterrenkunde en geografie.<br />
4.2. Abu’l-Wafā’ zegt dat de handwerkers met knip- en plakconstructies<br />
werkten en de Perzische tekst bevat veel van zulke constructies. Sommige<br />
komen met een of meer paragrafen uitleg uitgelegd maar bij het volgende<br />
voorbeeld wordt geen uitleg gegeven.<br />
4Inplaats van GH staat in het handschrift de schrijffout DH.<br />
5Dit kan als volgt worden aangetoond. Stel de straal van de cirkel is 1, en teken<br />
, GP =<br />
een loodlijn ZP op AG. Dan geldt ZA = 1, ZAP = 30o , ZP = 1<br />
2 , AP = √ 3<br />
2<br />
2 − √ 3<br />
2 , ZGP = arctan ZP<br />
GP ≈ 23.8o . Omdat DGP = 60o is ZAH = ZGD ≈ 36.2o .<br />
7
5<br />
Figuur 3<br />
3<br />
1<br />
4<br />
2<br />
2<br />
4<br />
3<br />
1<br />
5<br />
3<br />
4<br />
Figuur 3 laat een regelmatige zeshoek en een gelijkbenige driehoek zien,<br />
die zodanig in stukken zijn verdeeld dat de figuren allebei met deze stukken<br />
gelegd kunnen worden. Figuur 3 is ontleend aan het handschrift [?, 197a] met<br />
dien verstande dat is aangenomen dat de gelijkbenige driehoek gelijkzijdig<br />
is, en dat de figuur wiskundig correct is getekend. De stukken worden in<br />
het handschrift met getallen aangeduid zoals in Figuur 3, om de positie van<br />
hetzelfde stuk in de driehoek en zeshoek aan te geven. Omdat er geen uitleg in<br />
het handschrift staat, is niet direct duidelijk hoe de stukken precies gesneden<br />
moeten worden. Het is een leuke oefening om de details zelf uit te werken,<br />
en na afloop hiervan is de lezer van dit artikel waarschijnlijk overtuigd van<br />
de these dat het handschrift bedoeld was om gelezen te worden onder leiding<br />
van een deskundig leraar die verdere informatie kon verschaffen. De stukken<br />
no. 1 en no. 2 zijn in het handschrift zijn zo getekend dat no. 1 breder is<br />
dan no. 2. Dit is niet het geval in Figuur 3 maar wel als de tophoek van de<br />
gelijkbenige driehoek minder dan ca. 54o is, zoals in Figuur 4, die is getekend<br />
voor een tophoek 360 o<br />
. Vermoedelijk wilde de handwerksman aangeven hoe<br />
7<br />
een algemeen gelijkbenige (en niet gelijkzijdige) driehoek tot een zeshoek<br />
kon worden omgevormd en vice versa, maar omdat er geen uitleg in het<br />
handschrift staat kunnen we daar niet zeker van zijn. Deze constructie is<br />
wiskundig correct maar en staan ook benaderende knip- en plak-constructies<br />
in het Perzische handschrift.<br />
Het is niet nodig aan te nemen dat deze en dergelijke ingewikkelde knip<br />
en plak-constructies echt in de praktijk gebruikt werden. Net als de latere<br />
Europese rekenmeesters hebben de Islamitische handwerkers elkaar wellicht<br />
uitgedaagd met problemen die moeilijker waren dan hun dagelijkse routine<br />
vereiste.<br />
8<br />
5<br />
2<br />
1 1<br />
2<br />
5<br />
4<br />
3
5<br />
Figuur 4<br />
3<br />
1<br />
4<br />
2 2<br />
4<br />
3<br />
1<br />
5<br />
3<br />
4<br />
2<br />
2<br />
1 1<br />
5 5<br />
4.3. De vele tekeningen van geometrische ornamenten in de Perzische<br />
manuscript laten zien dat de auteurs veel bezig waren met het ontwerpen<br />
en construeren van decoratieve patronen. Een voorbeeld is ook in een echt<br />
gebouw te vinden, namelijk in de Noordkoepel van de Vrijdagmoskee in Isfahan,<br />
die in de late elfde eeuw gebouwd is. In de Perzische tekst wordt<br />
het decoratieve patroon met maar weinig woorden beschreven, als volgt ([?,<br />
192a], [?, 148]), waarbij verwezen wordt naar Figuur 5. 6<br />
C O G E<br />
F<br />
Figuur 5<br />
H<br />
D<br />
T<br />
S<br />
N<br />
L<br />
“Maak hoek BAG drie zevende van een rechte hoek. Deel lijn AG<br />
doormidden in punt D. Pas BE af gelijk aan AD. Markeer lijn EZ evenwijdig<br />
aan AG. Trek lijn T I 7 evenwijdig aan BE, deel T E doormidden in<br />
punt H, en maak T I gelijk aan T H. Verleng EI tot hij lijn AB doorsnijdt<br />
6 De gebroken lijnen in Figuur 5 zijn ook gebroken lijnen in het handschrift.<br />
7 De tekst maakt niet duidelijk dat T een willekeurig punt is op het segment EL.<br />
I<br />
M<br />
9<br />
B<br />
K<br />
Z<br />
A<br />
4<br />
3
in punt K. Markeer KL evenwijdig aan BE. Met middelpunt Z cirkel boog<br />
KMN zodat het stuk KM gelijk is aan MN. Op lijn AF neem punt S (hoe<br />
wordt niet gezegd) en dat is het middelpunt van een zevenhoek. Voltooi de<br />
constructie als God de Verhevene het wil.<br />
En anders construeer hoek ELN gelijk aan hoek ELK en met de lijn LN<br />
vind het middelpunt S.<br />
En anders snijd EO af gelijk aan EL, zodat punt O het middelpunt van<br />
een zevenhoek is. En maak lijn OS evenwijdig aan GA en gelijk aan AG (in<br />
het handschrift staat de schrijffout AD). En dan is punt S het middelpunt<br />
van een tweede zevenhoek. En anders laat GO gelijk zijn aan AS. God weet<br />
het het beste.”<br />
De tekst vertelt niet wat nu met deze figuur gedaan moet worden. Blijkbaar<br />
moest deze rechthoekige figuur en het spiegelbeeld herhaald worden<br />
zoals door Figuur 6 wordt weergegeven. Dan ontstaat het patroon in de<br />
noordelijke koepel van de Vrijdagmoskee. 8<br />
P<br />
Figuur 6<br />
P<br />
P<br />
H<br />
P<br />
Q<br />
P<br />
H<br />
P<br />
P<br />
P<br />
Het patroon kan in verband gebracht worden met gireh-tegels als in Figuur<br />
1 hierboven. Zulke gireh-tiles worden in het Perzische handschrift niet genoemd;<br />
de geciteerde passages bevatten alle uitleg over de figuur. Wij kunnen<br />
daar het volgende aan toevoegen. We stellen α = 1<br />
7 × 180o en neem als girehtegels<br />
twee soorten zeshoeken met gelijke zijden, (de dunne lijnen in Figuur<br />
6), van type P met hoeken 4α, 5α, 5α, 4α, 5α, 5α, en van type Q met hoeken<br />
4α, 4α, 6α, 4α, 4α, 6α. We trekken geschikte lijnen door de middens van de<br />
zijden met als resultaat de “sterren” die in in P en Q ingeschreven zijn, met<br />
8 Zie voor een foto [?].<br />
10
hoeken 2α in de middens van de zijden van de gireh-tegels. De zevenhoeken H<br />
in Figuur 6 zijn regelmatig. Patronen met regelmatige zevenhoeken worden<br />
niet vaak gevonden op Islamitische gebouwen, en daarom gaat het patroon in<br />
het handschrift en op de Noordelijke koepel waarschijnlijk terug op dezelfde<br />
ontwerper of ontwerpers. Het patroon in de Noordkoepel bestaat uit de dikke<br />
lijnen in Figuur 6 met decoratieve toevoegingen, maar zonder de gireh-tegels<br />
in Figuur 6.<br />
4.4. Het vierde en laaste voorbeeld uit het Perzische verhandeling zal<br />
enkele details onthullen over de relatie tussen handwerkers en de geleerde<br />
Islamitische wiskundigen en sterrenkundigen die getraind waren in Griekse<br />
wiskunde. Als inleiding bekijken we een patroon in de Hakim moskee in<br />
Isfahan (Figuur 7). Het patroon is geïnspireerd door een verdeling van een<br />
groot vierkant in een kleiner vierkant en vier vliegers. 9 Twee van de hoeken<br />
van elke vlieger zijn recht.<br />
Figuur 7<br />
9 See [?]. Het patroon is voorzien van kalligrafie: Allāh in het kleine vierkant in het<br />
midden en Moh. ammad en c Alī in de vliegers.<br />
11
E<br />
Z<br />
Figuur 8<br />
H<br />
C<br />
B<br />
Q<br />
R<br />
T<br />
S<br />
Figuur 8 is een gedeeltelijke transcriptie van een figuur in de Perzische<br />
verhandeling [?, 189b], maar de letters en de gebroken lijnen zijn door mij<br />
toegevoegd. 10 In de figuur is een groot vierkant met zijde ZP verdeeld in een<br />
klein vierkant met zijde RQ en vier grote vliegers zoals EQT Z en RT P U, elk<br />
met twee rechte hoeken en paren gelijke zijden (QE = EZ, QT = T Z, RT =<br />
T P, RU = UP ). Merk op dat de vier grotere diagonalen van de grote vliegers<br />
ook een vierkant vormen met zijde ET , dat ik het tussenvierkant zal noemen.<br />
In figuur 8 wordt verder aangenomen dat de zijde QR van het kleine vierkant<br />
gelijk is aan de afstand RB tussen elk hoekpunt van het kleine vierkant en<br />
de dichtstbijzijnde zijde van het tussenvierkant. Dan kan elke grote vlieger,<br />
zoals EQT Z, worden verdeeld in twee rechthoekige driehoeken BRT, BCT ,<br />
en twee kleine vliegers EQRB, EBCZ met twee rechte hoeken en paarsgewijs<br />
gelijke zijden (EQ = EB, RQ = RB, EB = EZ, CB = CZ). Dan hebben<br />
we vier grote vliegers en acht kleine vliegers, en voor het gemak zal deze<br />
verdeling van het grote vierkant in het vervolg aangeduid worden als het<br />
patroon met de twaalf vliegers.<br />
10 De letters in Figuur 8 zijn zo gekozen om het verband met Figuur 10 hieronder aan<br />
te geven.<br />
12<br />
U<br />
P
E<br />
Z<br />
Figuur 8<br />
H<br />
C<br />
B<br />
Q<br />
R<br />
T<br />
S<br />
Bijna een kwart van het hele Perzische verhandeling heeft te maken met<br />
het patroon met de twaalf vliegers. Als we loodlijnen ZH en RS naar ET<br />
en T U trekken, dan geldt ZH = RS = BT . De twee zijden EZ en EB van<br />
de kleine vlieger EBCZ zijn ook gelijk, en daarom geldt in de rechthoekige<br />
driehoek EZT het volgende: ZH +EZ = ET. Het twaalf-vliegerpatroon kan<br />
geconstrueerd worden als we een rechthoekige driehoek (zoals EZT ) kunnen<br />
vinden met de eigenschap dat de hoogtelijn (ZH) plus de kortste rechthoekszijde<br />
(EZ) gelijk is aan de schuine zijde (ET ). De Perzische tekst zegt dat<br />
“Ibn-e Heitham” een werkje schreef over deze driehoek en hem construeerde<br />
met twee kegelsneden namelijk “een parabool en een hyperbool”. Verdere<br />
informatie wordt niet gegeven, en overigens wordt nergens in het handschrift<br />
een kegelsnede getekend. De tekst bevat wel een aantal benaderingsconstructies<br />
van het twaalf-vlieger patroon, zoals de volgende [?, 189b] (Figuur 9).<br />
13<br />
U<br />
P
V<br />
Y<br />
F<br />
Figuur 9<br />
X<br />
W<br />
L<br />
G<br />
5<br />
B<br />
D<br />
De tekst zegt: “Lijn AD is de diagonaal van een vierkant. De groottes van<br />
AB, BG zijn gelijk en AD is gelijk aan AB. Vind punt E op de rechtlijnige<br />
verlenging van lijn GD. Dan is elk van EZ, ZH gelijk aan AG. Trek lijn<br />
GH en door punt K trek lijn KL evenwijdig aan GH. Vind punt L, het<br />
gevraagde punt is nu verkregen.”<br />
De benadering is goed genoeg voor alle praktische doeleinden. Als de<br />
zijde van het vierkant 1 meter is, is het verschil tussen de wiskundig correcte<br />
positie van L en de positie volgens bovenstaande benaderingsconstructie<br />
slechts enkele millimeters. 11 We kunnen als volgt inzien dat de benaderingsconstructie<br />
geen diepe wiskundige voorkennis vereist. In de figuur in het<br />
handschrift worden de acht kleine vliegers nog een keer verdeeld in drie nog<br />
kleinere vliegers met paarsgewijs gelijke zijden en minstens een rechte hoek.<br />
In Figuur 9 is deze onderverdeling aangegeven met gebroken lijnen in één<br />
vlieger V W XY in de linker bovenhoek. Nu ligt het voor de hand te gissen<br />
dat F V = 1V<br />
W , en we kunnen daarbij opmerken dat F ligt op de deellijn<br />
2<br />
van hoek W V Y . We kunnen dit als uitgangspunt nemen; de eerste stap in<br />
de benaderingsconstructie komt neer op de constructie van driehoek ADG<br />
gelijkvormig aan V F W .<br />
11 Als de zijde van het ”vierkant” in het begin 1 gesteld wordt, geldt AD = √ 2, AG =<br />
2 √ 2, AE<br />
AG =<br />
1<br />
2 √ 2−1<br />
K<br />
H<br />
Z<br />
E<br />
A<br />
dus AE = 1<br />
7 · (8 + 2√ 2), AZ = 1<br />
7 · (8 + 16√ 2), ZGA ≈ 57.12 . . . ≈<br />
57 o 7 ′ , vergelijk met voetnoot 13 hieronder. Merk op ZGA in Figuur 9 overeenkomt met<br />
α = ZET in Figuur 8 en 10.<br />
14
Voor verdere details over het Perzische handschrift verwijzen we naar de<br />
geplande editie met <strong>vertaling</strong> en commentaar die hopelijk in 2013 of kort<br />
daarna zal verschijnen.<br />
5 Wat Islamitische wiskundigen zeggen over<br />
het patroon met de twaalf vliegers.<br />
De verwijzing naar “Ibn e-Heitham” in de Perzische tekst laat zien dat het<br />
patroon met de twaalf vliegers ook bestudeerd werd door wiskundigen en<br />
sterrenkundigen. We zullen nu laten zien wat hierover bekend is omdat<br />
we zo meer informatie krijgen over de contacten tussen de wiskundigen en<br />
de handwerkers. “Ibn e-Heitham” is een Perzische vorm van de naam van<br />
Ibn al-Haytham (ca. 965-1041), een bekende Islamitische wiskundige en astronoom<br />
die veel belangstelling had voor kegelsneden. Zijn verhandeling<br />
over de rechthoekige driehoek EZT is echter (nog?) niet teruggevonden. We<br />
hebben wel toegang tot een relevant werk van een andere bekende wiskundige,<br />
tevens dichter, namelijk c Umar Khayyām (1048-1131). Dit werk is geschreven<br />
in het Arabisch en het draagt de titel “verhandeling over het verdelen van<br />
een kwadrant”. Het begint op de volgende saaie manier (Figuur 10, [?, 73]):<br />
T<br />
B<br />
M<br />
Figuur 10<br />
Z<br />
A<br />
H E<br />
G<br />
D<br />
“We willen het kwadrant AB van de cirkel ABGD in twee delen verdelen<br />
door een punt Z, en we willen een loodlijn ZH op de middellijn BD neerlaten<br />
zodat de verhouding van AE tot ZH gelijk is aan de verhouding van EH tot<br />
HB, waarbij E het middelpunt van de cirkel is AE de straal.” Khayyām geeft<br />
geen enkele aanwijzing over de oorsprong of het belang van dit probleem. Hij<br />
trekt de raaklijn aan de cirkel in Z, en laat deze raaklijn het verlengde van<br />
BE in T doorsnijden. Daarna laat hij zien dat in de rechthoekige driehoek<br />
15
EZT , de som van de hoogtelijn ZH plus de kortste rechthoekzijde ZE gelijk<br />
is aan de schuine zijde ET . 12<br />
Nu wordt duidelijk dat het probleem vermoedelijk is geïnspireerd door het<br />
patroon met de twaalf vliegers, maar Khayyām noemt nergens de relatie met<br />
het patroon of met geometrische ornamenten in het algemeen. In een nieuwe<br />
figuur (hier niet weergegeven) stelt Khayyām, in de notatie van Figuur 10,<br />
EH = 10 en ZH = x, dus ZE = √ 100 + x2 en met gelijkvormige driehoeken<br />
HT = x2 . Hij laat dan zien dat de eigenschap ZH + EZ = ET neerkomt op<br />
10<br />
de kubische vergelijking x3 + 200x = 20x2 + 2000, of in letterlijke <strong>vertaling</strong><br />
van zijn woorden: “een kubus en twee honderd dingen zijn gelijk aan twintig<br />
kapitalen en twee duizend in getal” [?, 78]. Vervolgens construeert hij een<br />
lijnsegment met lengte gelijk aan de (positieve) wortel x van deze vergelijking<br />
door middel van de doorsnede van een cirkel en een hyperbool. Een anonieme<br />
appendix [?, 91] bij deze tekst van Khayyām bevat een directe constructie<br />
van punt Z in Figuur 10. In deze constructie is Z de doorsnede van de<br />
cirkel en de hyperbool door punt B met asymptoten de middellijn AEG en<br />
de raaklijn GM (gebroken lijnen in Figuur 10). Dit was totaal irrelevant<br />
voor een handwerker die het patroon met de twaalf vliegers wilde tekenen.<br />
Khayyām deelt mede dat numerieke oplossingen van de kubische vergelijking<br />
niet kunnen worden gevonden. Om toch een numerieke benadering van boog<br />
ZB te vinden, herformuleert hij nu het probleem van het cirkelkwadrant<br />
in (middeleeuws) goniometrische vorm als volgt: vind een boog zodat “de<br />
verhouding van de straal van de cirkel tot de sinus van de boog gelijk is aan<br />
de verhouding van de cosinus tot de sinusversus.” In moderne termen geldt<br />
dat als α = ZET en de straal is 1, AE : ZH = EH : BH equivalent is<br />
aan 1 : sin α = cos α : (1 − cos α). Khayyām moet dus een boog α vinden<br />
met deze eigenschap. Hij zegt dat dit probleem door proberen kan worden<br />
opgelost met behulp van goniometrische tabellen (van sinus en cosinus), en<br />
dat hij op deze manier gevonden heeft dat α ≈ 57o , en als AE = 60 dan<br />
ZH ≈ 50, EH ≈ 32 2<br />
1<br />
en BH ≈ 27 . Hij zegt ook dat het probleem nog<br />
3 3<br />
nauwkeuriger kan worden opgelost. Met behulp van de rekenmethodes en<br />
de tabellen van goniometrische functies die in die tijd beschikbaar waren,<br />
had hij de boog in graden en minuten kunnen berekenen met behulp van<br />
12 Bewijs: In Figuur 10, geldt wegens gelijkvormige driehoeken EH : EZ = EZ : ET , en<br />
omdat EZ = EB geldt ook EH : EB = EB : ET , en daarom EH : (EB − EH) = EB :<br />
(ET − EB), dat wil zeggen EH : HB = EB : BT . Aangenomen was EH : HB = AE :<br />
ZH, en omdat AE = BE geldt ook EH : HB = EB : ZH. We concluderen ZH = BT ,<br />
dus EZ + ZH = EB + BT = ET .<br />
16
lineaire interpolatie. 13 Deze informatie over sexagesimale graden en minuten<br />
zou ook van weinig nut geweest zijn voor de handwerkers, zoals we in 4.2<br />
hierboven gezien hebben. In dit verband is het interessant wat de Iraanse<br />
wiskundige en sterrenkundige Al-Bīrūnī (976-1043) zegt in een boek over de<br />
bepaling van de qibla (de richting van Mekka). Al-Bīrūnī berekent de qibla<br />
te Ghazni (Afghanistan) met behulp van boldriehoeksmeting als 70 graden<br />
en 47 minuten ten Westen van het meest zuidelijke punt op de horizon.<br />
Hij voegt daarna een benaderingsconstructie met passer en lineaal toe, voor<br />
“architecten en handwerkers,” die “niet bekend zijn met graden en minuten”<br />
([?, 286], vergelijk [?, 255-256]).<br />
6 Conclusie<br />
We keren nu terug naar onze beginvraag naar de methoden van de handwerkers<br />
die de Islamitische geometrische decoraties ontwierpen. Omdat er<br />
zo weinig bronnenmateriaal is, is niet duidelijk in hoeverre we algemene conclusies<br />
kunnen trekken uit de informatie die we gevonden hebben. Maar<br />
gesteld dat dit wel zou kunnen, dan kunnen we het volgende zeggen over<br />
verschillen tussen Islamitische handwerkers die de ornamenten ontwierpen,<br />
en de Islamitische wis- en sterrenkundigen die geschoold waren in de Griekse<br />
meetkunde:<br />
• De wis- en sterrenkundigen werkten met bewijzen, in de stijl van de<br />
Elementen van Euclides. De handwerkers waren wel bekend met de<br />
manier waarop Euclides figuren tekende met letters om de punten aan<br />
te duiden (en ze gebruikten soms ook getallen zoals het getal 5 in Figuur<br />
9 hierboven). Echter, de handwerkers gebruikten geen meetkundige<br />
bewijzen en ze waren niet geschoold in de redeneermethoden van de<br />
Elementen.<br />
• Traditionele teksten van Islamitische wiskundigen en astronomen bevatten<br />
meestal voldoende informatie om de wiskundige inhoud te begrijpen.<br />
Mondelinge toelichting is niet absoluut noodzakelijk. Echter,<br />
13 Als we moderne wiskunde gebruiken en x = tan α stellen, gelft HZ = 10x als HE =<br />
10. dus 10x is een worten van de kubische vergelijking van Khayyām, en daarom geldt<br />
x 3 + 2x = 2x 2 + 2. De vergelijking is irreducibel over de rationale getallen, en dus kan het<br />
patroon met de twaalf vliegers niet exact met passer en lineaal geconstrueerd worden. De<br />
vergelijking heeft een reële wortel x = 1.54369 . . . dus α ≈ 57.06 o ≈ 57 o 4 ′ .<br />
17
teksten en tekeningen van handwerkers zijn vaak dubbelzinnig of onduidelijk<br />
en vereisen verdere mondelinge toelichting.<br />
• Wiskundigen en sterrenkundigen maakten onderscheid tussen exacte<br />
en benaderende meetkundige constructies. Handwerkers maakten geen<br />
onderscheid tussen exact en benaderend; voor hen was alleen belangrijk<br />
dat een constructie een resultaat had dat acceptabel was voor de<br />
praktijk, d.w.z. er goed uitzag.<br />
• De handwerkers gebruikten enkele instrumenten die zelden of niet voorkomen<br />
in de theoretische werken van de Griekse meetkunde, bijvoorbeeld<br />
een rechthoekige driehoek, en een passer met vaste opening.<br />
Het volgende zou gezegd kunnen worden over de relatie tussen handwerkers<br />
en wiskundigen. Geleerde wiskundigen zoals Ibn al-Haytham en c Umar<br />
Khayyām beschouwden de ontwerpen van handwerkers als jachtterrein voor<br />
het zoeken van interessante wiskundige problemen. Zo zou het patroon<br />
met de twaalf vliegers een inspiratie geweest kunnen zijn voor constructies<br />
met kegelsneden als in Figuur 10 hierboven. Zulke constructies waren<br />
een favoriet researchonderwerp in de tiende en elfde eeuw voor Islamitische<br />
wiskundigen die de Kegelsneden van Apollonius (ca. 200 v.C) bestudeerd<br />
hadden. Echter, Khayyām vertelde zijn lezers niet dat zijn meetkundige<br />
constructieprobleem geïnspireerd was door een decoratief patroon. 14 Andere<br />
Islamitische meetkundige problemen kunnen ook een tot nu toe onbekende<br />
historische context hebben die met ornamentiek te maken heeft.<br />
De handwerkers wisten dat sommige wiskundigen gewerkt hadden aan<br />
problemen die met ornamenten te maken hadden en zij bejegenden de oplossingen<br />
met respect, alhoewel ze de details en de technische terminologie meestal<br />
niet begrepen. In de Perzische tekst staat [?, 185a] dat de constructie van een<br />
rechthoekige driehoek zoals EZT in Figuur 8 “buiten de Elementen van Euclides<br />
valt” en gebruik maakt van de “wetenschap van kegelsneden”. Nergens<br />
in de tekst is echter een kegelsnede getekend.<br />
Natuurlijk kunnen we niet uitsluiten dat er enkele wiskundigen waren die<br />
zich ook met het ontwerp en de constructie van geometrische ornamenten<br />
14Toen de tekst van Khayyām over de verdeling van het cirkelkwadrant gepubliceerd<br />
werd in 1960 [?] en in 1981 [?], konden de moderne uitgevers niet weten dat het probleem<br />
door geometrische ornamentiek was geïnspireerd. Omstreeks 1995 ontdekte de architectuurhistoricus<br />
Özdural het verband door zijn studie van de Perzische tekst die wij hierboven<br />
ook bekeken hebben [?].<br />
18
ezig hielden. Het zevenhoekige patroon in Figuur 6 wordt in de Perzische<br />
tekst uitgelegd in de taal van de handwerkers, maar omdat c Umar Khayyām<br />
in Isfahan woonde toen de Noordkoepel gebouwd werd, en zelfs bevriend was<br />
met de opdrachtgever van de bouw, is het mogelijk dat hij iets te maken<br />
had met het ontwerp. Dat een combinatie van wiskundige geleerdheid en<br />
handvaardigheid meer voorkomt in de Islamitische traditie wordt aangetoond<br />
in het voorbeeld van Abū H. āmid al-Khujandī (ca. 980). Deze auteur was<br />
geschoold in Griekse wiskunde en sterrenkunde, schreef een aantal werken op<br />
dit gebied, en was ook een fenomenaal metaalbewerker en kunstenaar. 15<br />
De bronnen die we in dit artikel hebben beschreven lichten slechts een<br />
klein tipje op van de sluier die ligt over de ontwerptraditie van de Islamitische<br />
handwerkers. Onze kennis van deze traditie is nu voor het grootste deel<br />
gebaseerd op één Perzisch handschrift dat nu in Parijs bewaard wordt. Een<br />
systematisch onderzoek van bibliotheken met manuscripten in de Islamitische<br />
wereld zal hopelijk veel meer relevante documenten aan het licht brengen,<br />
en ons inzicht in de fascinerende traditie van de Islamitische handwerkers<br />
kunnen vergroten.<br />
Met dank aan Dr Steven Wepster (Utrecht) voor het tekenen van Figuur<br />
1 en aan Viktor Bl˚asjö (Utrecht) voor het lezen en becommentariëren van een<br />
eerdere versie van dit artikel.<br />
References<br />
[1] (Abu’l-Wafā’) S. . A. c Alī, ed., Mā yuh. tāj ilayhi al-s.āni c min c ilm alhandasa,<br />
li-Abu’l-Wafā’ al-Būzjānī. Baghdad: Universiteit van Baghdad,<br />
1979 [Arabisch].<br />
[2] (Abu’l-Wafā’) Applied geometry, Abolvefa Mohammad ibn Mohammad<br />
Albuzjani, rewritten into modern Persian with appendices by Seyyed<br />
Alireza Jazbi. Tehran: Soroush Press, 1991 [Perzisch].<br />
[3] (al-Bīrūnī) Jamil Ali, vert. The Determination of the Coordinates of<br />
Positions for the Correction of Distances between Cities, a translation<br />
15 Hij bouwde een van de mooiste bewaarde astrolabia uit de hele Islamitische traditie,<br />
nu in het Museum van Islamitische Kunst in Doha, Qatar, zie [?, 503-517] en ook de<br />
illustratie op de voorpagina van [?].<br />
19
from the Arabic of al-Bīrūnī’s Kitāb Tah. dīd nihāyāt al-amākin li-tas.h. īh.<br />
masāfāt al-masākin. Beirut: American University of Beirut, 1967.<br />
[4] (al-Bīrūnī) P. Bulgakov, ed., Kitāb Tah. dīd nihāyāt al-amākin li-tas.h. īh.<br />
masāfāt al-masākin li Abī’l-Rayh. ān . . . al-Bīrūnī, Cairo 1962, herdruk,<br />
ed. F. Sezgin. Frankfurt, Institut für Geschichte der arabisch-islamischen<br />
Wissenschaften, 1992, reeks Islamic Geography vol. 25.<br />
[5] Sonja Brentjes, Textzeugen und Hypothesen zum arabischen Euklid in<br />
der Uberlieferung von al-H. aˇgˇgāˇg b. Yūsuf b. Mat.ar (zwischen 786 und<br />
833), Archive for History of Exact Sciences 7 (1994), 53-92.<br />
[6] M.S. Bulatov, Geometricheskaya Garmonizatsiya v arkhitekture Srednei<br />
Azii IX - XV vv. Moskou: Nauka 1988 [Russisch].<br />
[7] Peter R. Cromwell, Elisabeth Beltrami, The Whirling Kites of Isfahan:<br />
Geometric Variations on a Theme. Mathematical Intelligencer 33<br />
(2011), 84-93.<br />
[8] Peter R. Cromwell, The Search for Quasi-Periodicity in Islamic 5-fold<br />
Ornament. Mathematical Intelligencer 31 (2009), 36-56.<br />
[9] J.P. <strong>Hogendijk</strong>, Ancient and modern secrets of Isfahan. Nieuw Archief<br />
voor Wiskunde fifth series, 9 (2008), 121.<br />
[10] (Khayyām) L’Oeuvre Algébrique d’al-Khayyām, ed. R. Rashed, A. Djebbar.<br />
Aleppo, Institute for History of Arabic Science, 1981.<br />
[11] David A. King, In Synchrony with the Heavens: Studies in Astronomical<br />
Timekeeping and Instrumentation in Medieval Islamic Civilization,<br />
Volume 2: Instruments of Mass Calculation, Leiden: Brill, 2005.<br />
[12] Manuscript Paris, Bibliothèque Nationale, Persan 169, fol. 180a-199a.<br />
[13] Gh. H. Mossaheb, Hakim Omare Khayyam as an Algebraist, Tehran:<br />
Bahman Printing 1960. Anjomane Asare Melli Publications No. 38.<br />
[14] Gülru Necipoˇglu, The Topkapı Scroll: Geometry and Ornament in Islamic<br />
Architecture. Santa Monica, Ca., Getty Center for the History of<br />
Art and the Humanities, 1995.<br />
20
[15] Alpay Özdural, On Interlocking Similar or Corresponding Figuurs and<br />
Ornamental Patterns of Cubic Equations. Muqarnas 13 (1996), 191-211.<br />
[16] Alpay Özdural, Mathematics and Arts: Connections between Theory<br />
and Practice in the Medieval Islamic World. Historia Mathematica 27<br />
(2000), 171-201.<br />
[17] Sebastian R. Prange, The tiles of infinity. Saudi Aramco World 60,<br />
September/October 2009, 24-31, internet:<br />
http://www.saudiaramcoworld.com/issue/200905/the.tiles.of.infinity.htm<br />
[18] A.Q. Qorbani, Būzjānī-Nāmeh. Tehran 1371 A.H. (solar)<br />
[19] F. Sezgin, ed., Abu’l-Wafâ al-Būzjānī. Texts and Studies, Collected<br />
and Reprinted. Vol. 2. Frankfurt, Institut für Geschichte der arabischislamischen<br />
Wissenschaften, 1998. Reeks: Islamic Mathematics and Astronomy,<br />
vol. 61.<br />
[20] H. Suter, Das Buch der geometrischen Konstruktionen des Abu’l-<br />
Wefā’, Beiträge zur Geschichte der Mathematik bei den Griechen und<br />
Arabern, Hsg, J. Frank, Abhandlungen zur Geschichte der Naturwissenschaften<br />
und der Medizin IV. Erlangen 1922. Herdrukt in Heinrich<br />
Suter, Beiträge zur Geschichte der Mathematik und Astronomie<br />
im Islam, ed. F. Sezgin. Frankfurt, Institut für Geschichte der arabischislamischen<br />
Wissenschaften, 1986, vol. 2, 635-630. Ook herdrukt in [?,<br />
280-295]<br />
[21] F. Woepcke, Recherches sur l’Histoire des Mathématiques chez<br />
les Orientaux. Deuxième Article: Analyse et Extrait d’un recueuil<br />
de constructions géométriques par Aboûl Wafâ. Journal Asiatique<br />
5 (1855), 218-255, 309-359. Herdrukt in: Franz Woepcke,<br />
Études sur les mathématiques arabo-islamiques, ed. F. Sezgin. Frankfurt,<br />
Institut für Geschichte der arabisch-islamischen Wissenschaften,<br />
1986, vol. 1, 483-572. Ook herdrukt in [?, 84-174]. Internet:<br />
http://books.google.com/books?id=Z4gvAAAAYAAJ<br />
21