2008-07 - Monument & Materiaal
2008-07 - Monument & Materiaal
2008-07 - Monument & Materiaal
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Inleiding<br />
Raadstekens van de stad Groningen<br />
Jan C. van der Wis<br />
Afb. 1. Raadhuis, detail van de vogelvluchtkaart<br />
van Braun en Hoogenberg 1576.<br />
Kaart: collectie RHC Groninger<br />
Archieven.<br />
Stadsbesturen hebben de bevoegdheid zichzelf emolumenten toe te kennen<br />
en de hoogte daarvan te bepalen. Het uitdelen van raadstekens aan bestuurders<br />
is een typisch voorbeeld van een emolument uit Neerlands bestuurlijk verleden.<br />
In veel steden in de Nederlanden en in het Duitse Rijk is dit emolument toegekend,<br />
zo ook in de 16e eeuw in Groningen (afb. 1) 1 . Raadstekens worden bij archeologisch<br />
onderzoek in deze stad veelvuldig gevonden; sinds 1995 zijn er al 43<br />
stuks opgedolven. Raadstekens behoren vanuit numismatisch oogpunt bezien tot<br />
een enigszins schimmig gebied dat het midden houdt tussen munt en penning.<br />
Ze worden in de munt- en penningkunde niet tot de historie- of kunstpenningen<br />
gerekend, hoewel ze dikwijls rijkelijk met historie zijn beladen en in al hun eenvoud<br />
een zekere kunstzinnigheid uitstralen. Het zijn ook geen munten in de<br />
hoedanigheid van wettig betaalmiddel, hoewel het, voor een bepaalde groep althans,<br />
gewettigd was ermee te betalen. En in die schimmigheid kon de cryptische<br />
benaming ‘betaalpenning’ ontstaan, daar waar we eigenlijk moeten spreken<br />
van ‘metalen tegoedbon’. Dit artikel gaat over metalen tegoedbonnen die werden<br />
uitgereikt aan bestuurders van de stad Groningen, lokaal rhades loetkens, loethiens<br />
of rades tekenen genoemd of kortweg loet. De stadsbestuurders konden daarmee<br />
in de ‘kantine’ van het stadhuis, het wijnhuis dat ook een publieke functie had,<br />
onder andere een roemer of een kan wijn kopen.<br />
1. De vroegste vermelding van het gebruik van raadstekens in de Nederlanden dateert uit 1488 uit Middelburg,<br />
zie Van der Wis 1986-1990, V71-73.<br />
141
142<br />
Onzekerheid omtrent hoedanigheid en ouderdom<br />
Omtrent hoedanigheid en ouderdom van de stad-Groninger raadstekens heerste<br />
lange tijd onzekerheid. Van Loon was in 1723 de eerste die een Groninger<br />
raadsteken beschreef en wel een exemplaar uit 1591. Hij hield het voor een noodmunt<br />
die geslagen zou zijn in de tijd dat graaf Maurits de stad had ingesloten 2 .<br />
Van Doorninck trok in 1833 de hoedanigheid van noodmunt echter al in twijfel 3 .<br />
Van Orden stelde drie jaar later op grond van de stadsrekening van 1586 vast, dat<br />
het niet om een noodmunt, maar om een raadsteken ging en wist op grond van<br />
citaten uit de stadsrekening van 1543 aan te tonen dat raadstekens toen al in<br />
Groningen werden gebruikt 4 . Hooft van Iddekinge ging in 1870 op grond van<br />
Van Ordens publicatie ervan uit, dat de raadstekens ook omstreeks 1543 waren ingevoerd<br />
zonder daarbij de overige stadsrekeningen in te zien. Hij meende met<br />
presentiepenningen – penning in de betekenis van geld – van doen te hebben 5 .<br />
Uit de inleiding tot dit artikel is echter al duidelijk dat het emolument geen aanwezigheidsvergoeding<br />
was. Puister dateerde in zijn artikel in het Jaarboek voor<br />
Munt- en Penningkunde 73 de oudste raadstekens omstreeks 1540-1550 en baseerde<br />
die datering op de publicaties van Van Orden en Hooft van Iddekinge, maar<br />
sloot een vroeger gebruik niet uit 6 . En inderdaad zijn raadstekens in de stad<br />
Groningen al veel eerder gebruikt (afb. 2). Ze worden namelijk al genoemd in de<br />
jaarrekening van 1526/27, niet alleen de oudste bewaard gebleven rekening, maar<br />
vermoedelijk ook de eerste jaarrekening van de stad Groningen. De rekening<br />
loopt van Michaëlis 1526 tot Michaëlis 1527 ofwel van 29 september 1526 tot 29<br />
september 1527. Van deze jaarrekening werd in 1896 een transcriptie in druk gepubliceerd<br />
door dr. P.J. Blok. Zij waren dus in Groningen al in het eerste kwart<br />
van de 16e eeuw in omloop 7 . Ze worden in die rekening rhades loetkens genoemd<br />
en waren vermoedelijk ook van lood. Loden exemplaren zijn echter nog niet teruggevonden,<br />
mogelijk omdat er aanvankelijk weinig – vermoedelijk een paar<br />
honderd – in gebruik zijn geweest en het omloopgebied beperkt was tot het raadhuis<br />
en het belendende stadswijnhuis. Ze waren te waardevol om er slordig mee<br />
Afb. 2. Voor- en keerzijde raadsteken z.j. (circa 1540), koper, diameter 18 mm, in bezit van auteur.<br />
Foto: Jaap Buist, collectie Dienst RO/EZ.<br />
2. Van Loon 1723-1731, I.419.<br />
3. Van Doorninck 1833, 26.<br />
4. Zie Van Orden 1836, 683 en 686.<br />
5. Zie Hooft van Iddekinge 1870.<br />
6. Puister 1986, 64-65.<br />
7. Blok 1896, 40-42 en 70-72.
om te springen en de kans dat een niet gebruikt loden raadsteken is verloren en<br />
ooit nog eens wordt teruggevonden, moet wel erg gering worden geacht. De waarde<br />
van de tekens bedroeg in 1526 1 1/2 Groninger stuiver.<br />
Afb. 3. ‘Ancienne maison de ville de Groningue; batie an 1443, et demolie an 1774’ (Vertaling: Het oude Raadt en<br />
Wijnhuis te Groningen; gebouwd in den jaare 1443, en afgebrooken in 1774).<br />
Kopergravure: Hs. Numan, collectie RHC Groninger Archieven.<br />
De aanvankelijke doelgroep<br />
Raadstekens werden aanvankelijk alleen uitgereikt aan degenen die aan de<br />
raadsvergaderingen deelnamen. Zoals gezegd kon men met deze metalen tegoedbonnen<br />
in het wijnhuis onder andere een roemer of een kan wijn kopen of<br />
tijdens de vergaderingen deze laten serveren (afb. 3). Voor de gedachtebepaling:<br />
in 1560 kostte een kan wijn acht stadsstuivers of zes stuivers Brabants, het loon<br />
van een geschoolde arbeider voor een lange dag werken 8 . De jongste burgemeester<br />
was met de uitdeling belast. Hij bewaarde de tekens in een lade van een kast<br />
in de raadskamer 9 . Ze werden voor aanvang van de vergaderingen uitgereikt 10 .<br />
De personen aan wie hij ze uitreikte, worden in de rekening van 1535/36 genoemd:<br />
“Van loetkens Borgermesteren en Raedt, Swoeren meente ende Boumesters<br />
etc.” 11 . In de rekening van 1541/42 is etcetera ingevuld en is de doelgroep duidelijker<br />
aangegeven: “Van des Rhades [burgemeesters en raadsheren], Secretarii,<br />
Taelmans, Sworen meente, Boumesteren ende des Scrivers teken” 12 . En daarmee wor-<br />
8. RHC Groninger Archieven, Oud-archief van de gemeente Groningen, 1246-1594 (stukken Rood vóór de<br />
Reductie, hierna te noemen: RVR), inventarisnr. 7.19, jaarrekening 1560, folio 363.<br />
9. RVR, inventarisnr. 7.45, jaarrekening 1586, folio 375.<br />
10. Formsma en Van Royen 1984, 866, 15 febr. 1593.<br />
11. RVR, inventarisnr. 7.02, jaarrekening 1535/36, folio 181.<br />
12. RVR, inventarisnr. 7.04, jaarrekening 1541/42, folio 315.<br />
143
144<br />
den we onmiddellijk geconfronteerd met de stedelijke bestuursorganisatie. Die is<br />
interessant om enigszins een indruk te krijgen van het aantal personen waaraan<br />
raadstekens werden uitgereikt.<br />
Het college van burgemeesters en raad telde zestien personen. Jaarlijks, op<br />
de feestdag van St. Petrus ad Cathedram (St. Petrus’ stoel, 22 februari), trad de<br />
helft af, waarna de vrijgekomen zetels werden ingenomen door acht nieuwgekozen<br />
raadsheren. De acht zittende en de acht nieuwgekozen raadsheren bepaalden<br />
onderling welke vier van hen het komende jaar het burgemeestersambt zouden<br />
bekleden. Van de vier burgemeesters – de stad was verdeeld in vier kluften en elke<br />
kluft had een burgemeester – behoorden er twee tot de oude raad en twee tot<br />
de nieuwe. Het bestuurlijke jaar was verdeeld in vier kwartalen of panden en elke<br />
burgemeester bekleedde gedurende een van die panden het voorzitterschap<br />
van de raad. Tegen het einde van de 16e eeuw was het gebruikelijk dat de twee<br />
aftredende burgemeesters tot hoofdman werden gekozen voor de periode van<br />
twee jaar, waarna ze in de raad terugkeerden en (meestal) ook weer burgemeester<br />
werden 13 . De stadsrentmeester was aanwezig bij raadsvergaderingen.<br />
De swoeren meente trad op als vertegenwoordiging van de burgerij en bestond<br />
uit 24 personen die door coöptatie (de leden kiezen de nieuwe leden) werden geworven<br />
uit vooraanstaande kringen uit de burgerij, meestal de grote kooplieden.<br />
Net als de raad werd de gezworen meente jaarlijks voor de helft vernieuwd. Het<br />
was niet altijd nodig dat dit belangrijke adviescollege steeds als geheel optrad. In<br />
veel gevallen was het voldoende dat hun woordvoerders, de drie taalmannen, aan<br />
de overleggen met burgemeesters en raad deelnamen 14 . De twee bouwmeesters,<br />
niet te verwarren met stadsbouwmeesters of directeuren Openbare Werken, traden<br />
bij het stadsbestuur op als tussenpersonen van de ambachtsgilden 15 . Het<br />
aantal secretarissen en schrijvers kan geschat worden op maximaal vijf personen.<br />
Hoeveel tekens elke deelnemer aan de raadsvergaderingen kreeg uitgereikt, is<br />
niet overgeleverd; wel is duidelijk dat burgemeesters meer kregen dan raadsheren,<br />
de raadsheren meer dan de eerste secretaris, enzovoort. Verschil moet er uiteindelijk<br />
zijn, ook in dorst. Pas nadat de tekens in 1609 waren afgeschaft, werd het<br />
emolument in een vaste uitkering omgezet 16 . Bij de vaststelling van die uitkering<br />
in 1609 is vermoedelijk uitgegaan van een gemiddeld aantal tekens dat een ieder<br />
jaarlijks ontving. Op basis van de vaste uitkering en de waarde van de tekens op<br />
dat moment, 1 1/2 stuiver Brabants, is een schatting gemaakt van de hoeveelheid<br />
raadstekens die de stedelijke bestuurders gemiddeld per jaar kunnen hebben ontvangen<br />
(tabel 1). Een daalder was een rekenmunt van 30 stuiver Brabants.<br />
Burgemeester 400 daalder = 8000 tekens<br />
Raadsheer 300 daalder = 6000 tekens<br />
1e secretaris 100 daalder = 2000 tekens<br />
2e secretaris 25 daalder = 500 tekens<br />
Taalman 25 daalder = 500 tekens<br />
Gezworene 20 daalder = 400 tekens<br />
Tabel 1. Schatting van gemiddeld aantal ontvangen raadstekens en de waarde daarvan.<br />
13. Van den Broek 20<strong>07</strong>, 145.<br />
14. Ibidem, 145-146.<br />
15. Ibidem, 147-149.<br />
16. RHC Groninger Archieven, Rechterlijke Archief Groningen (hierna te noemen: RA Groningen), inventarisnr.<br />
IIIa, folio 126, 9 mei 1609.
Uitbreiding van de doelgroep<br />
In 1560 besloot het stadsbestuur “de ghijltrecht up alle versammelinge oeck loeth<br />
the geven” 17 . Het gildrecht was een rechtbank waar zaken van handels- en zeerecht<br />
werden behandeld. Het ging daarbij jaarlijks gemiddeld om zo’n duizend<br />
tekens.<br />
In het laatste kwart van de 16e eeuw kregen ook de kluftmeesters raadstekens<br />
uitgereikt. De vier kluft- of wijkmeesters waren onder meer belast met de<br />
handhaving van de bouwpolitie en het toezicht op vreemdelingen. Ze zorgden<br />
ook voor orde en reinheid van straten en stegen en organiseerden de inning van<br />
het schot (belastinggeld) dat iedere inwoner al naar gelang zijn behuizing moest<br />
betalen. Aanvankelijk werd de tijdens de vergaderingen gedronken wijn door de<br />
stadsrentmeester in contanten betaald 18 . Uit de rekening van 1587 blijkt, dat de<br />
uitkering in contanten aan de kluftmeesters was omgezet in raadstekens 19 . Het<br />
ging in eerste instantie om gemiddeld vijfhonderd tekens per jaar.<br />
Voorts blijkt uit de rekeningen dat vanaf 1571 ook Benne, der armehuessesitten<br />
bode, aanzienlijke hoeveelheden raadstekens bij de stadsrentmeester komt<br />
brengen 20 . Het Convent van Armhuiszittenden verleende materiële bijstand<br />
aan armen die zich thuis nog wel alleen konden redden en die vaak woonden in<br />
armoedige eenkamerwoninkjes aan de stadswallen. Aan deze vorm van armenzorg<br />
werkten kerk en stadsbestuur nauw samen. De twintig procuratoren van<br />
het convent bestonden uit geestelijken en uit stedelijke notabelen. Velen van<br />
hen bekleedden een functie in het stadsbestuur 21 . Dat ook op de vergaderingen<br />
van het convent raadstekens werden uitgereikt, is een aanwijzing dat het convent<br />
min of meer werd beschouwd als een verlengstuk van de stedelijke overheidsorganisatie.<br />
Een andere mededeling in de stadsrekeningen maakt duidelijk dat stedelijke<br />
bestuurders soms ook voor andere werkzaamheden dan het bijwonen van vergaderingen<br />
tekens kregen uitgereikt. Zo ontving raadsheer Johan Canter voor het<br />
bijhouden van het vreemdelingenregister per dag één teken. Hij had echter niet<br />
het voorrecht ervan te mogen genieten: “De wedewe van den z(aligen): Radesheer<br />
Johan Canter, dat sijn erb: dagelicks boeck geholden van aller overgegeven vrembde ende<br />
unbekante ingekomen personen ende wanneer deselve weder uthgegaen, betaelt voer<br />
575 dagen vacatien, van den 1 octob: anno 85 [1585] tott 28 aprilis desses jaers 87<br />
[1587] de summe van 575 tekenen” 22 .<br />
Resumerend kunnen we stellen dat het aantal personen dat voor de raadsvergaderingen<br />
tekens kreeg uitgereikt, geschat kan worden op minimaal circa 25<br />
personen maar bij een voltallige raadsvergadering kon het ook het dubbele bedragen.<br />
Dat is onder meer af te lezen aan de hoeveelheid tekens die de stadsrentmeester<br />
naar de raadskamer liet brengen. Dat de vergaderfrequentie op de hoeveelheid<br />
uitgereikte tekens een rol speelt, spreekt voor zich. Tevens kregen het<br />
gildebestuur, kluftmeesters en vanaf 1571 het Convent van Armhuiszittenden<br />
raadstekens uitgereikt. Ook voor andere werkzaamheden dan het bijwonen van<br />
vergaderingen werden raadstekens verstrekt.<br />
17. RVR, inventarisnr. 7.19, jaarrekening 1560, folio 286.<br />
18. RVR, inventarisnr. 7.19, jaarrekening 1560, folio 363.<br />
19. RVR, inventarisnr. 7.46, jaarrekening 1587, folio 419<br />
20. RVR, inventarisnr. 7.30, jaarrekening 1571, folio 347.<br />
21. Van Roijen 1928.<br />
22. RVR, inventarisnr. 7.46, jaarrekening 1587, folio 419.<br />
145
146<br />
Familietragedies<br />
Met het citaat in de voorgaande alinea worden we direct geconfronteerd met<br />
familietragedies die we ettelijke keren in de rekeningen aantreffen wanneer bestuurders<br />
in het harnas stierven en nabestaanden in de nagelaten bezittingen<br />
met raadstekens werden geconfronteerd. In de rekening van 1535/36 lezen we,<br />
dat aan “Berneer Wicheringhe is betaelt 9 stuver voer 6 loetkens, heerkomende van<br />
borghermester Johan Hoerenkens saligher, den 21 decembris” 23 . Het kwam vaker voor<br />
dat stadsbestuurders in hun ambtsperiode overleden en dat aan hun weduwe of<br />
erfgenamen de achterstallige raadstekens werden vergoed. Enkele andere familietragedies<br />
treffen we aan in de rekeningen van 1556, 1565 en 1579:<br />
“Salige Claes Konen husvrouwe betalt den 22 augusti [1556] voer 2 teckenen 6 stuver”<br />
24 .<br />
“Johann IJurriens van wege salighe Harmen Smalen nhagelathen wedue voer 64<br />
tekenen betaelt den 28 decembris 6 rijder 12 stuver 1565” 25 .<br />
“Hille de weduwe van zal: Focke Hijbelens voer 63 tekenen denn 11 februarij [1579]<br />
betaelt 6 rijder 9 stuver” 26 .<br />
Uitbreiding van het circulatiegebied<br />
Kon men aanvankelijk met de raadstekens alleen in het stadswijnhuis betalen,<br />
uit de rekeningen blijkt, dat in de loop der jaren ook andere uitbaters van<br />
drankgelegenheden dan die van het stadswijnhuis raadstekens bij de stadsrentmeester<br />
kwamen inwisselen voor courant geld: op 3 maart 1543 leverde Bruen upt<br />
Hamborgerbeerhues, aan de stadsmuur bij de zuidelijke stadswal tussen de Heereen<br />
Oosterpoorten, zeventien raadstekens in. Hij is vermoedelijk dezelfde uitbater<br />
die als Bruen inde Klocke, een herberg aan het oosteinde van de Vismarkt, in 1548<br />
driemaal en 1549 vijfmaal bij de stadsrentmeester langs kwam met in totaal 68<br />
respectievelijk 160 tekens (afb. 4) 27 . Arent in de Kroene, een herberg in de Herestraat<br />
die in de 17e eeuw bekend stond als een ontmoetingsplaats voor afgevaardigden<br />
uit Hunsingo, bracht op 21 mei 1560 3 raadstekens 28 . In 1569 is hij al opgevolgd<br />
door Berent in de Kroene die in 1569, 1570, 1572, 1574 en 1575 zijn tekens<br />
bij de stadsrentmeester kwam verzilveren 29 . In de jaren 1577-1579 is het vermoedelijk<br />
zijn vrouw, Swane in de Croene, die raadstekens inwisselde 30 . In 1577 zien<br />
we dat Johan Sijmens in de Rose, een herberg op de hoek van het Stalstraatje, waar<br />
in 1571 de afgevaardigden van de bisschop van Münster hun intrek hadden genomen,<br />
31 tekens inwisselde 31 . De uitbreiding van het omloopgebied verhoogde de<br />
kans op verlies aanzienlijk.<br />
23. RVR, inventarisnr. 7.02, jaarrekening 1535/36, folio 219.<br />
24. RVR, inventarisnr. 7.15, jaarrekening 1556, folio 301.<br />
25. RVR, inventarisnr. 7.24, jaarrekening 1565, folio 290.<br />
26. RVR, inventarisnr. 7.38, jaarrekening 1579, folio 318.<br />
27. RVR, inventarisnr. 7.05, jaarrekening 1542/43, folio 219; RVR, inventarisnr. 7.<strong>07</strong>, jaarrekening 1548, folio 372;<br />
RVR, inventarisnr. 7.08, jaarrekening 1549, folio 209.<br />
28. RVR, inventarisnr. 7.19, jaarrekening 1560, folio 293.<br />
29. RVR, inventarisnr. 7.28, jaarrekening 1569, folio 333; inventarisnr. 7.29, jaarrekening 1570, folio 363; inventarisnr.<br />
7.31, jaarrekening 1572, folio 325; inventarisnr. 7.33, jaarrekening 1574, folio 335; inventarisnr. 7.34, jaarrekening<br />
1575, folio 621.<br />
30. RVR, inventarisnr. 7.36, jaarrekening 1577, folio 370; inventarisnr. 7.37, jaarrekening 1578, folio 381; inventarisnr.<br />
7.38, jaarrekening 1579, folio 327.<br />
31. RVR, inventarisnr. 7.36, jaarrekening 1577, folio 370; de gegevens over de drankgelegenheden in deze alinea<br />
zijn ontleend aan Feith 1894.
Afb. 4. Hoekgevelsteen in het pand Tussen Beide Markten 6, die nog herinnert aan herberg ‘de Klocke’.<br />
Foto: Jaap Buist, collectie Dienst RO/EZ.<br />
Naast allerlei uitbaters treffen we in de stadsrekeningen een bont gezelschap<br />
aan van burgemeesters, raadsheren, taalmannen en andere leden van de gezworen<br />
meente, bouwmeesters, secretarissen en schrijvers. Zij hadden niet alle ontvangen<br />
raadstekens in drank omgezet en de tekens die zij over hadden, konden bij de<br />
stadsrentmeester worden ingewisseld. Voor menigeen zullen ze vermoedelijk een<br />
welkome aanvulling op de inkomsten van alledag zijn geweest. Ook neringdoenden<br />
en dienstverleners accepteerden de tekens als fooi of als loon als bestuurderen even<br />
krap in de contanten zaten. De stadsrentmeester stond er immers garant voor! Het<br />
is niet altijd met zekerheid vast te stellen of neringdoenden en dienstverleners, bijvoorbeeld<br />
de waagmeester, de kranenmeester, de apotheker, de kramer, de messenmaker<br />
of de kruidenier tekens uit hoofde van hun beroep hadden ontvangen of uit<br />
hoofde van hun deelname aan een stedelijke bestuursorganisatie. Zo werd in 1572<br />
drie stuiver aan “Roelef mesmakers huesfrovv int IJath denn lesten maij betaelt voer een<br />
teken” 32 . Zij zal geen bestuursfunctie hebben bekleed.<br />
Schaarste aan raadstekens<br />
Uit de rekeningen blijkt niet alleen dat het circulatiegebied zich van het wijnhuis<br />
naar elders in de stad had uitgebreid, maar ook dat menigeen de niet gebruikte<br />
raadstekens opspaarde. Een groter circulatiegebied, uitbreiding van de<br />
32. RVR, inventarisnr. 7.31, jaarrekening 1572, folio 325.<br />
147
148<br />
doelgroep en de spaarzin zorgden ervoor, dat de raadstekens er langer over deden<br />
alvorens ze bij de stadsrentmeester terugkwamen. Voor de laatste betekende<br />
dat een zekere schaarste. Het versterf – verliezen, niet inleveren als gevolg van<br />
zoekraken of verhuizing, enzovoort – maakte de schaarste nog groter. Een van de<br />
manieren om het tekort aan tekens op te heffen was het verhogen van de waarde.<br />
Dat gebeurde in 1541 toen de waarde van het lood werd verdubbeld: “voer rhades<br />
teken wort 3 stuver betaelt” 33 . Opvallend is, dat men dan niet meer spreekt van loetkens,<br />
maar van tekenen. Dat kan betekenen dat ze na de opwaardering in plaats<br />
van het gemakkelijk na te gieten lood van koper zijn gemaakt. Het is slechts een<br />
veronderstelling. Zoals gezegd, tot nu toe zijn geen loden exemplaren teruggevonden.<br />
De benaming loet wordt dan nog fragmentarisch gebruikt, meestal als algemene<br />
aanduiding voor het emolument. Pas in de negentiger jaren van de 16e<br />
eeuw zien we de benaming weer wat vaker in de stukken verschijnen.<br />
Er werden echter ook andere manieren gevonden om in de stijgende behoefte<br />
aan raadstekens te voorzien. Zo oefende men op de ontvangers druk uit hun<br />
tekens zo snel mogelijk bij de stadsrentmeester in te leveren. Dat laatste gold<br />
met name voor het belastingkantoor, de zogeheten accijnskamer, en voor de uitbater<br />
van het wijnhuis, de wijnheer. In 1567 staat in het hoofd van het betreffende<br />
hoofdstuk van de jaarrekening: “De tekenen worden dagelix mit gelde ingeloesst<br />
van den denr” en in 1573 lezen we: “Rades tekenen worden hues bij hues dagelix ingewisselt<br />
ende bij guede rekenschup overlevert als volget” 34 . En in 1577: “Rades tekenen<br />
sint dagelix durch den dener mit gelde ingewisselt ende bij guede rekenschap overgelevert<br />
ende boven gebrocht”, dat wil zeggen naar de raadskamer op de bovenverdieping<br />
van het stadhuis 35 . Zowel particulieren als uitbaters mochten hun belastingen<br />
met raadstekens betalen, waardoor de grootste ontvanger van raadstekens<br />
wel de accijnskamer was. In 1581 werd het dagelijkse geloop met tekens voor de<br />
accijnskamer beperkt tot eenmaal per maand of eens in de zoveel maanden. Uit<br />
het volgende citaat blijkt om welke aanzienlijke aantallen tekens het ging. “Rades<br />
tekenen anno 81. Van den cijssheren untfangen den 7 januarij 1000 tekenen. Noch<br />
denn 7 ffebruarij 2833 tekenen. Noch denn 2 maij 2978 tekenen. Noch denn 25 augusti<br />
2600 tekenen. Noch denn 19 octobris 588 tekenen. Noch denn 5 novembris 3000 tekenen.<br />
Summa 12999 tekenen. Maket ann gelde 1299 rijder 27 stuver” 36 . Ten slotte<br />
werd de schaarste aan tekens tegengegaan door nieuwe aanmuntingen, waarover<br />
aanstonds meer.<br />
Het ging, zoals we zagen, om aanzienlijke hoeveelheden tekens die aan bestuurders<br />
werden uitgereikt (afb. 5). In 1568 was in de Nederlanden de Opstand<br />
tegen het Spaanse gezag uitgebroken. Groningen had in 1577 voor de Staatse<br />
kant gekozen, maar door het Verraad van Rennenberg was de stad weer Spaansgezind<br />
geworden. De troepen van de Friese stadhouder graaf Willem Lodewijk<br />
veroverden stukje bij beetje het Groningse en Drentse gebied en legden op strategische<br />
plaatsen schansen aan om herovering door de Spaanse troepen te bemoeilijken.<br />
In de stad, die steeds verder ingesloten werd, werd veel vergaderd.<br />
Stadssecretaris Johan Julsing verzuchtte in zijn geheime dagboek op 17 januari<br />
1590: “’s Middags is er weer een bijeenkomst [van gezworenen] geweest. Ik geloof dat<br />
de dubbele gage als voorwendsel dient voor het houden van vele vergaderingen” 37 .<br />
33. RVR, inventarisnr. 7.04, jaarrekening 1541/42, folio 315.<br />
34. RVR, inventarisnr. 7.26, jaarrekening 1567, folio 219; inventarisnr. 7.32, jaarrekening 1573, folio 317.<br />
35. RVR, inventarisnr. 7.36, jaarrekening 1577, folio 363.<br />
36. RVR, inventarisnr. 7.40, jaarrekening 1581, folio 289.<br />
37. Van den Broek 2006, 52.
Afb. 5. Voor- en keerzijde raadsteken 1572, koper, diameter 18 mm, in bezit van auteur.<br />
Foto: Jaap Buist, collectie Dienst RO/EZ.<br />
De munters<br />
Als gevolg van de insluiting wordt courant geld schaars. De Boteringepoort<br />
moet worden versterkt en men maakt van de nood een deugd. In de rekening<br />
van 1592 schrijft de stadsrentmeester: “De montemester voergenoempt heft noch dit<br />
jaer 92 tot verlichting des stadts buijdell int swaer gebow ende onkosten int verhoeginge<br />
ende verdicken der bollwarck nefffens de stenen boge an de binnen botteringe poerte<br />
setten gemontet ende mij gelevert summa van 27868 messsing tekenen, de ick uthgekeert<br />
ende uthgegeven stuck van 3 stuvers. Maket 2786 rijder 24 stuver. De onkosten<br />
hijr up gedaen van sijnn arbeijders loen en materialen mit de ijssers, salmen vinden<br />
int uthgevent upt artikell van Rades tekenen” 38 . Stadssecretaris Johan Julsing<br />
schrijft op dinsdag 23 februari 1593 dat “Men is begonnen met de aanleg van het<br />
rondeel voor de Boteringepoort” 39 . Het werk aan de poort zelve is dan vermoedelijk<br />
al voltooid. Raadstekens zijn dus eenmalig als noodgeld aangewend om de<br />
arbeiders aan de Boteringepoort te betalen. Aangezien uit de boeken niet blijkt<br />
dat er een stroom arbeiders tekens bij de stadsrentmeester is komen inwisselen,<br />
is een deel van de tekens mogelijk via het grijze circuit in de stadskas teruggevloeid.<br />
Men heeft er vermoedelijk rechtstreeks zijn stedelijke belastingen mee<br />
kunnen betalen. Ook is het mogelijk dat ze in de stedelijke horeca in drank zijn<br />
omgezet waarna de uitbaters er bij het belastingkantoor hun accijnzen mee<br />
betaalden. Tevens kunnen ze voor de aankoop van goederen of diensten zijn<br />
gebruikt, waarna de ontvangende neringdoenden en dienstverleners er op hun<br />
beurt hun belastingaanslagen mee voldeden. Eén en ander had wel tot gevolg,<br />
dat in de negentiger jaren de ‘jaaromzet’ aan tekens varieerde van circa 23 000<br />
tot circa 32 500 stuks met als topjaar 1594 waarin de stadsrentmeester maar<br />
liefst 32 658 tekens inwisselde. Een schril contrast met de ‘jaaromzet’ van<br />
2 698 tekens in 1535/36!<br />
Een logische vraag die opkomt, is wie al die raadstekens wel hebben gemaakt.<br />
Een antwoord op die vraag is voor de eerste helft van de 16e eeuw niet<br />
te geven, omdat de gegevens daarover ontbreken en Groningen in die periode<br />
ook geen muntmeester had. Nadat de samenwerking tussen het Groningse<br />
38. RVR, inventarisnr. 7.51, jaarrekening 1592, folio 452.<br />
39. Van den Broek 2006, 140.<br />
149
150<br />
stadsbestuur en muntmeester Cornelis van Leiden in 1508 met diens vlucht, als<br />
gevolg van beschuldigingen van vermeende malversaties, abrupt en onbevredigend<br />
was beëindigd, was er voor het stadsbestuur vooralsnog geen aanleiding<br />
geweest aanstonds een nieuwe muntmeester aan te stellen. De economische<br />
recessie in de eerste helft van de 16e eeuw zal bij die beslissing ongetwijfeld<br />
een belangrijke rol hebben gespeeld. Misschien is de recessie en het daaruit<br />
voortvloeiende tekort aan kleingeld wel een van de redenen geweest het emolument<br />
met vervangende betaalmiddelen – in casu raadstekens – uit te keren.<br />
Wat er sinds 1508 in Groningen aan munten is geslagen, beperkte zich tot plakken<br />
en onderdelen en tot tekens die door lokale handwerkslieden, bekend met<br />
de metaalbewerking, zijn vervaardigd. In de tweede helft van de 16e eeuw zijn<br />
er meer gegevens voorhanden. Zo vertelt de stadsrekening van 1559 dat Deert<br />
kannegheter 400 tekens voor het Armehuiszittend Convent sloeg 40 . In 1555 en<br />
1566 sloeg Mester Hindrick [Hindrick Berents Munninck], goudsmid, ongedateerde<br />
raadstekens 41 . Hij is vermoedelijk ook verantwoordelijk voor de productie<br />
van, met 1571, 1572 en 1575 gedateerde, raadstekens. De stadsrekeningen geven<br />
Afb. 7. Onderaanzicht stempel raadsteken 1580, diameter<br />
21,5 mm. Foto: Marten de Leeuw, collectie Groninger<br />
Museum (boven normaal en onder gespiegeld).<br />
Afb. 6. Zijaanzicht stempel raadsteken 1580, hoogte 182,5 mm.<br />
Foto: Marten de Leeuw, collectie Groninger Museum.<br />
40. RVR, inventarisnr. 7.18, jaarrekening 1558/59, folio 319.<br />
41. RVR, inventarisnr. 7.14, jaarrekening 1555, folio 341; inventarisnr. 7.25, jaarrekening 1566, folio 433.
De oplagen<br />
hierover helaas geen uitsluitsel, zij zijn waarschijnlijk betaald via het grijze<br />
circuit. In de jaarrekeningen van 1578 en 1579 wordt vermeld, dat raadstekens<br />
door goudsmid Johan Egberts zijn geslagen. Hij was in de jaren 1560-1563<br />
stempelsnijder onder muntmeester Jasper Fleming van Osenboerch 42 . In 1580<br />
werd muntmeester Hans thom Bussche bij de productie ingeschakeld, vermoedelijk<br />
omdat hij over een betere outillage beschikte. Egberts produceerde dat<br />
jaar nog zevenhonderd stuks, terwijl Thom Bussche 5050 tekens vervaardigde 43 .<br />
Daarna werd de volledige productie van raadstekens steeds aan Thom Bussche<br />
gegund. Van hem is een stempel bewaard gebleven dat zich bevindt in de collectie<br />
van het Groninger Museum (afb. 6 en afb. 7) 44 .<br />
Van de oudere emissies ontbreken veel gegevens. Vanaf 1578 is echter nagenoeg<br />
alles omtrent de productie in de rekeningen bewaard gebleven, zoals de inkoop<br />
van het messing door de stadsrentmeester, het laten smeden en snijden<br />
van de stempels en het maken van de tekens. Naarmate de behoefte toenam,<br />
steeg ook de productie. Met name in de negentiger jaren van de 16e eeuw zijn<br />
als gevolg van de oorlogsomstandigheden grote aantallen geslagen (tabel 2). Uit<br />
1580, 1591 en 1594 zijn zelfs enkele zilveren afslagen bekend die ongetwijfeld<br />
voor representatieve doeleinden zijn gemaakt (afb. 8).<br />
Jaar<br />
Vóór 1555<br />
z.j. (1555)<br />
z.j. (1566)<br />
1571<br />
Aantal<br />
??<br />
500<br />
1.0<strong>07</strong><br />
??<br />
Jaar<br />
1572<br />
1575<br />
1578<br />
1579<br />
1 geslagen met stempels uit voorgaande jaren<br />
2 overgeslagen valse exemplaren, (deels?) geslagen met stempels uit voorgaande jaren<br />
Tabel 2. Productiejaren en –aantallen<br />
Aantal<br />
??<br />
??<br />
500<br />
1.400<br />
Jaar<br />
1580<br />
1581<br />
1583<br />
1585<br />
42. RVR, inventarisnr. 7.22, jaarrekening 1563, folio 412.<br />
43. RVR, inventarisnr. 7.39, jaarrekening 1580, folio 405, 440.<br />
44. Formsma en Van Royen 1984, 864, 8 febr. 1593.<br />
Aantal<br />
5.750<br />
300<br />
4.450<br />
1.988<br />
Jaar<br />
1590<br />
1591<br />
1592 1<br />
1593<br />
Aantal<br />
11.911<br />
31.469<br />
27.868<br />
5.811<br />
Afb. 8. Voor- en keerzijde raadsteken 1594, zilver, diameter 23 mm, in bezit van auteur.<br />
Foto: Jaap Buist, collectie Dienst RO/EZ.<br />
Jaar<br />
1594<br />
1595<br />
1596 2<br />
Aantal<br />
13.155<br />
6.835<br />
1.295<br />
151
152<br />
Vervalsingen<br />
Vóór 1578 werden de koperen raadstekens tweezijdig geslagen waardoor ze<br />
niet gemakkelijk na te maken waren. In 1578 kwam daarin verandering. Het formaat<br />
kreeg ongeveer de grootte van een 1-euromunt, ze zijn dikker geworden,<br />
van messing en eenzijdig geslagen, hoewel de keerzijde vaak een soort wig en<br />
vier bollen vertoont, vermoedelijk om de rondellen tijdens het slaan op hun<br />
plaats te houden. Waar zoveel eenvoudig na te maken raadstekens in omloop<br />
zijn, kan het niet uitblijven dat er vervalsingen opduiken. Op 8 februari 1593 kregen<br />
de rotmeesters opdracht de burgers te waarschuwen voor in de stad ingevoerde<br />
valse tekens en deze niet aan te nemen 45 . Een rot was een gedeelte van<br />
een kluft, meestal één straat.<br />
In de raadsvergadering van 10 februari 1593 drong de gezworen meente<br />
aan om een verbod uit te vaardigen op het maken van valse raadstekens.<br />
Voorts zou de muntmeester verboden moeten worden ze nog langer te<br />
slaan 46 . Het verzoek werd niet ingewilligd en de klachten over valse raadstekens<br />
bleven. Zo had een burger, Guillam Kiiboem, een aantal valse tekens in<br />
betaling aangenomen met de bedoeling ze voor goed geld in te wisselen. Op<br />
31 mei 1593 werd de klagers geadviseerd eerst te proberen erachter te komen<br />
van wie hij de valse tekens had ontvangen en uit te zoeken wat diens naam en<br />
toenaam, woon- of geboorteplaats en zijn huidige verblijfplaats waren 47 . De<br />
boosdoener bleek een zekere Arnoult Hinricks te zijn en hij zou woonachtig<br />
zijn in Zeeland of daar zijn geboren. Deze gegevens waren burgemeesters en<br />
raad te vaag om maatregelen te kunnen nemen. Raadsheer Johan Krudener<br />
die later voor onderzoek naar Emden zou reizen, pleitte ervoor de valse loodjes<br />
in te wisselen en vervolgens te vernietigen. Ook op dat verzoek werd niet<br />
ingegaan 48 . Op 14 juli werd voorgesteld de echte tekens op de onbewerkte zijde<br />
met GRON. in te stempelen om ze van de valse te kunnen onderscheiden.<br />
Het bleef erbij 49 .<br />
In de jaarrekening van 1594 schrijft de stadsrentmeester dat hij in de periode<br />
15 oktober tot 19 december 87 valse raadstekens van de accijnskamer heeft ontvangen<br />
en dat hij daarom 9 rijder en 21 stuiver heeft moeten afschrijven 50 . In<br />
1595 schreef het stadsbestuur een brief aan Edzard, graaf van Oost-Friesland, dat<br />
vanuit het gebied aan gene zijde van de Eems aanzienlijke hoeveelheden valse tekens<br />
naar Groningen werden gebracht. De graaf werd verzocht bij aantreffen van<br />
valse exemplaren het stadsbestuur te informeren 51 . In de jaren 1601-1602 is er<br />
een briefwisseling tussen de stadsbesturen van Bremen en Groningen over het<br />
feit, dat in Bremen de weduwe van Pawel de Witten was aangehouden vanwege<br />
het bezit van een vaatje met drie zakken raadstekens die wel eens vals zouden<br />
kunnen zijn. Hoe haar overleden man aan het vaatje was gekomen, wist ze niet;<br />
er stond niets in het register van in- en uitgaande goederen en ze had evenmin<br />
iets kunnen vinden in de boekhouding. Het vaatje had eerst geruime tijd bij haar<br />
in huis gestaan en ze had het al tweemaal in het voorhuis moeten laten verplaat-<br />
45. Collectie Groninger Museum, inventarisnr. 0000.0652.9.<br />
46. Formsma en Van Royen 1984, 864, 10 febr. 1593.<br />
47. Ibidem, 873, 31 mei 1593.<br />
48. Ibidem, 875, 1 juli 1593.<br />
49. Ibidem, 876, 14 juli 1593.<br />
50. RVR, inventarisnr. 7.53, jaarrekening 1594, folio 570.<br />
51. Von Bahrfeldt 1914, 141-143.
sen. Afgelopen jaar was de bodem eruit gevallen en een zakje was daarbij gescheurd.<br />
Aangezien ze niet wist wat voor penninkjes het waren, had ze hier en<br />
daar enkele uitgedeeld om mensen in de gelegenheid te stellen voor haar ernaar<br />
te informeren. Ook had ze tekens verkwanseld aan enkele armoedige knapen en<br />
ze had wat aan een Groninger verkocht. Groningen stuurde een echt teken op<br />
om dat met de tekens van de weduwe te vergelijken 52 . De in beslag genomen en<br />
1591 gedateerde tekens van de weduwe zouden vals zijn. Ze zijn vermoedelijk<br />
vernietigd.<br />
Het veelvuldig voorkomen van vervalsingen zal zeker hebben bijgedragen<br />
aan het buiten gebruik stellen van de metalen tegoedbonnen.<br />
Valse tekens omgewerkt tot echte<br />
Op de raadskamer waren gedurende lange tijd valse tekens achteruitgelegd.<br />
Op 21 maart 1596 ontving de stadsrentmeester van raadsheer Gosen Luinge<br />
maar liefst twaalfhonderd valse raadstekens die een tijd lang in een lade van<br />
een kast in de raadskamer waren bewaard. De stadsrentmeester had ze als echt<br />
en voor goed geld ingewisseld en naar de raadskamer laten brengen. Dat was<br />
dus een enorme schadepost en daarom overhandigde hij ze aan muntmeester<br />
Hans thom Bussche om ze met de goede stempels over te slaan 53 . En inderdaad<br />
blijken dergelijke met bestaande stempels overgeslagen tekens te bestaan.<br />
Lange tijd dacht auteur dezes een vals exemplaar met het jaartal 1594 te bezitten,<br />
maar bij nadere beschouwing blijkt het een vervalsing te zijn waarvan de<br />
oorspronkelijke beeldenaar door enkele grove halen met een vijl goeddeels is<br />
verwijderd. Vervolgens is het messing plaatje met een bestaand stempel overgeslagen<br />
(afb. 9).<br />
Afb. 9. Voor- en keerzijde raadsteken 1594, messing, diameter 23 mm, overgeslagen op contemporaine vervalsing,<br />
in bezit van auteur. Foto: Jaap Buist, collectie Dienst RO/EZ.<br />
De stadsrentmeester maakte van de gelegenheid gebruik om bovendien 95<br />
valse tekens die hij in de loop van 1595 van de accijnskamer had ontvangen,<br />
eveneens door de muntmeester te laten overslaan. De schade voor de stad was op<br />
die manier weliswaar aanzienlijk teruggebracht, maar het probleem van valse<br />
52. Von Bahrfeldt 1914, 133-137.<br />
53. RHC Groninger Archieven, Oud-archief van de gemeente Groningen, 1594-1815 (Stukken Rood na de<br />
Reductie, hierna te noemen: RNR), inventarisnr. 333r, jaarrekening 1596, folio 177.<br />
153
154<br />
Het einde in zicht<br />
De gevonden raadstekens<br />
raadstekens bleef bestaan: in de jaarrekening van 1598 boekte hij wederom tien<br />
valse raadstekens af, een schadepost van een rijder 54 .<br />
Na de Reductie van 1594 werd het monetaire systeem van de stad aangepast<br />
aan dat van de Ommelanden en de Republiek. De stad ging van de Groninger stuiver<br />
van 6 plakken over op de Brabantse stuiver van 8 plakken of duiten 55 . Op 1 september<br />
1601 des namiddags om vier uur besloot het stadsbestuur de raadstekens<br />
van 3 stuiver Gronings te herwaarderen op 2 stuiver Brabants 56 . Dat betekende een<br />
waardevermindering van twee plak. Het was de voorbode van een naderend einde.<br />
Op 30 oktober 1604 vond er nogmaals een herwaardering plaats: de raadstekens<br />
werden afgezet op 2 stadsstuivers ofwel 12 plakken = 1 1/2 stuiver Brabants 57 . De<br />
Groninger bestuurders hadden echter niet minder dorst dan voorheen en de uitkeringen<br />
in tekens werden aanzienlijk verhoogd. Ten slotte besloot de raad op 9 mei<br />
1609 de tekens buiten gebruik te stellen, in te trekken en te laten versmelten 58 .<br />
Afb. 10. Voorzijde raadsteken 1581, messing, vondst<br />
Ossenmarkt II 154/68.<br />
Foto: Jaap Buist, collectie Dienst RO/EZ.<br />
Groninger raadstekens zijn op meerdere plaatsen in ons land gevonden. Het<br />
betreft overwegend losse vondsten. De grootste dichtheid aan vindplaatsen heeft<br />
de stad Groningen (tabel 3). Het zijn vooral de kleine en dunne raadstekens ter<br />
grootte van een 2-eurocent van vóór 1573 die in stadse bodem worden gevonden.<br />
Het is niet verwonderlijk dat de grootste concentraties raadstekens zijn aangetroffen<br />
bij de opgravingen aan de Ossenmarkt en de Prinsenstraat waar de verdedigingsgrachten<br />
deels met stadsafval zijn gedempt (afb. 10). De conservering is<br />
vaak zo slecht, dat type en/of jaartal niet of nauwelijks zijn vast te stellen.<br />
54. RNR, inventarisnr. 335r, jaarrekening 1598, folio 468. In het eerste kwart van de 16e eeuw is de Groninger<br />
rekenmunt de rins gulden (Rijnse gulden), in de rekening 1535/36 blijkt men te zijn overgegaan op de Emder<br />
gulden en in de rekening 1546/47 op de rider of rijder; 1 gulden of rijder = 30 Groninger stuivers, 1 stadsstuiver<br />
= 6 plakken. Na de Reductie gebruikt men nog een aantal jaren naast de rijder de daalder van<br />
30 Brabantse stuivers, 1 stuiver Brabants = 8 plakken of duiten.<br />
55. RA Groningen, inventarisnr. IIIa, raadsresolutie 9 augustus 1594, Cours vanden gelden.<br />
56. RA Groningen, inventarisnr. IIIa, raadsresolutie 1 september 1601.<br />
57. RNR, inventarisnr. 341r, jaarrekening 1604, folio 350.<br />
58. RA Groningen, inventarisnr. IIIa, raadsresolutie 9 mei 1609.
Gebruik in Amerika<br />
Ter oriëntatie is in tabel 2 verwezen naar de enige catalogus van Groninger<br />
raadstekens van de hand van Puister. De historische indeling van deze catalogus<br />
van de ongedateerde typen is op heraldisch onjuiste argumenten gefundeerd en<br />
behoeft herziening, iets wat buiten het kader van dit artikel valt.<br />
Vindplaats<br />
Agricolastraat 32<br />
Agricolastraat 32<br />
Akerkstraat 22<br />
Folkingestraat 37-39<br />
Gedempte Damsterdiep<br />
Gedempte Damsterdiep<br />
Hoekstraat 38<br />
Klooster I<br />
Lissabonstraat 32/50<br />
Matsloot 12<br />
Ossenmarkt<br />
Ossenmarkt<br />
Ossenmarkt<br />
Ossenmarkt<br />
Ossenmarkt<br />
Ossenmarkt<br />
Ossenmarkt<br />
Ossenmarkt<br />
Ossenmarkt<br />
Ossenmarkt<br />
Ossenmarkt<br />
Ossenmarkt II<br />
Ossenmarkt II<br />
Ossenmarkt II<br />
Ossenmarkt II<br />
Ossenmarkt II<br />
Ossenmarkt II<br />
Ossenmarkt II<br />
Ossenmarkt II<br />
Ossenmarkt II<br />
Oude Boteringestraat 43-45<br />
Oude Boteringestraat riool<br />
Pop Dijkemaweg 98<br />
Popkenstraat<br />
Prinsenstraat<br />
Prinsenstraat<br />
Prinsenstraat<br />
Prinsenstraat<br />
Prinsenstraat<br />
Prinsenstraat<br />
Prinsenstraat 11<br />
Ruskenveen<br />
Steentilpoort<br />
nvts = niet vast te stellen<br />
Vondstdatum Vondstnr. Jaartal raadsteken Verwijzing naar Puister<br />
05-11-1998<br />
05-11-1998<br />
02-<strong>07</strong>-1997<br />
28-03-1995<br />
<strong>07</strong>-02-1990<br />
09-02-1990<br />
03-04-2003<br />
23-05-1990<br />
25-10-2002<br />
31-10-2002<br />
29-06-20<strong>07</strong><br />
14-10-1996<br />
15-10-1996<br />
Niet gereg.<br />
25-10-1996<br />
29-10-1996<br />
04-11-1996<br />
04-11-1996<br />
01-11-1997<br />
<strong>07</strong>-11-1996<br />
<strong>07</strong>-11-1996<br />
06-01-1998<br />
<strong>07</strong>-01-1998<br />
08-01-1998<br />
09-01-1998<br />
22-01-1998<br />
23-01-1998<br />
23-01-1998<br />
23-01-1998<br />
26-01-1998<br />
08-10-1996<br />
22-09-1998<br />
23-10-1997<br />
31-03-2003<br />
1995<br />
05-10-1995<br />
04-10-1995<br />
13-10-1995<br />
20-10-1995<br />
22-04-1996<br />
30-06-2000<br />
31-03-2000<br />
03-03-1999<br />
44/1<br />
44/2<br />
1/4<br />
5<br />
34<br />
61<br />
15<br />
68/2<br />
12/1<br />
27<br />
559<br />
17/7<br />
27/6<br />
36/64<br />
49/22<br />
50/1<br />
64/1<br />
64/21<br />
61/4<br />
64/10<br />
64/17<br />
154/18<br />
154/23<br />
154/33<br />
154/38<br />
154/62<br />
154/64<br />
154/68<br />
154/70<br />
154/74<br />
602<br />
1<br />
1<br />
7<br />
1/27<br />
29/2<br />
29/3<br />
85/2<br />
109/3<br />
343/8<br />
20/2<br />
529/3<br />
2<br />
nvts<br />
nvts<br />
z.j.<br />
z.j.<br />
nvts<br />
z.j.<br />
1571/1572<br />
1571/1572<br />
1591<br />
vóór 1555<br />
1566?<br />
? - 1572<br />
vóór 1555<br />
1594<br />
vóór 1555<br />
vóór 1555<br />
vóór 1555<br />
vóór 1555<br />
vóór 1555<br />
1571<br />
vóór 1555<br />
1571/1572<br />
vóór 1555<br />
vóór 1555<br />
1572<br />
1571<br />
1571/1572<br />
1571/1572<br />
? - 1572<br />
1571<br />
vóór 1555<br />
1566?<br />
? - 1572<br />
1581<br />
? - 1572<br />
? - 1572<br />
vóór 1555<br />
? - 1572<br />
vóór 1555<br />
1555?<br />
vóór 1555<br />
vóór 1555<br />
1566?<br />
1566?<br />
1583<br />
vóór 1555<br />
vóór 1555<br />
1566?<br />
1590<br />
In 2001 kregen stadsarcheoloog Gert Kortekaas en auteur dezes uit Jamestown,<br />
Virginia U.S.A., de mededeling, dat daar bij archeologisch onderzoek vijf<br />
Groninger raadstekens waren gevonden, één uit 1583, drie uit 1590 en één uit<br />
1591. De stad wordt beschouwd als de eerste Engelse nederzetting in de Nieuwe<br />
Wereld. Jamestown werd in 16<strong>07</strong> gesticht door 104 mannen en knapen, aanvan-<br />
z.j.<br />
z.j.<br />
z.j.<br />
z.j.<br />
z.j.<br />
z.j.<br />
nvts<br />
z.j.<br />
z.j.<br />
nvts<br />
nvts<br />
nvts<br />
z.j.<br />
z.j.<br />
nvts<br />
nvts<br />
nvts<br />
z.j.<br />
nvts<br />
z.j.<br />
z.j.<br />
z.j.<br />
z.j.<br />
z.j.<br />
z.j.<br />
z.j.<br />
z.j.<br />
z.j.<br />
1.903/4<br />
1.903/4<br />
1.908g<br />
1.901/2<br />
1.906<br />
1.901-7<br />
1.902?<br />
1.909f<br />
1.902<br />
1.902<br />
1.902<br />
1.901<br />
1.901<br />
1.904<br />
1.902<br />
1.903<br />
1.901<br />
1.901<br />
1.904b<br />
1.904<br />
1.904<br />
1.904<br />
1.901-1.9<strong>07</strong><br />
1.904a<br />
1.901<br />
1.906<br />
1.901-1.9<strong>07</strong><br />
1.909c<br />
1.901-1.9<strong>07</strong><br />
1.901-1.9<strong>07</strong><br />
1.902<br />
1.903-6<br />
1.901/2<br />
1.905 vgl.<br />
1.902<br />
1.901/2<br />
1.906<br />
1.906<br />
1.908d<br />
1.902<br />
1.901<br />
1.906 vgl.<br />
1.909d<br />
Tabel 3. Door Stichting <strong>Monument</strong> & <strong>Materiaal</strong> geregistreerde vondsten van raadstekens in volgorde van vindplaats<br />
en vondstnummer.<br />
155
156<br />
Literatuur<br />
kelijk niet als permanente nederzetting, maar als een tijdelijke basis van waaruit<br />
men naar hulpbronnen kon zoeken. Van een aantal mannen is bekend, dat zij<br />
uit ‘de Nederlanden’ afkomstig waren en daar mogelijk in het (Spaanse?) leger<br />
hadden gediend. Verondersteld wordt, dat de tekens door één van hen, die tijdens<br />
de Spaanse periode in de stad Groningen was, mee naar Amerika zijn genomen.<br />
De kolonisten wisten dat zij indianen konden overhalen om voedsel te<br />
leveren in ruil voor glazen kralen en koperen voorwerpen waarvan sieraden werden<br />
gemaakt. Voor indianen waren kralen en koperen voorwerpen erg waardevol<br />
en hen was wijsgemaakt, dat dit ook het geval was met muntachtige voorwerpen.<br />
Bij archeologisch onderzoek zijn talrijke koperen sieraden gevonden die van tekens<br />
en speelpenningen zijn gemaakt en door de indianen als grafgift aan de doden<br />
zijn meegegeven. De mogelijkheid is zelfs niet uitgesloten, dat de Engelsen<br />
tekens en allerlei penningen in Europa opkochten en als ruilobject naar Amerika<br />
brachten. Een prachtig ‘indianenverhaal’ om dit artikel over raadstekens van de<br />
stad Groningen mee te besluiten.<br />
Bahrfeldt, M. von, ‘Raedtsteeken der Stadt Groningen von 1591’ in: Jaarboek voor Munt- en Penningkunde 1 (1914),<br />
133-143.<br />
Beek, E.J.A. van (red.), Encyclopedie van munten en bankbiljetten. Houten, 1986.<br />
Blok, P.J., Rekeningen der stad Groningen uit de 16 de eeuw. ’s Gravenhage, 1896.<br />
Broek, J. van den, Het geheime dagboek van de Groninger stadssecretaris Johan Julsing 1589-1594. Assen, 2006.<br />
Broek, J. van den, Groningen, een stad apart. Assen, 20<strong>07</strong>.<br />
Doorninck, M. van, Gedenkpenningen en munten uit de penningkas van een liefhebber der hedendaagsche penningkunde.<br />
Deventer, 1833.<br />
Feith, J.H., ‘Wandelingen door het oude Groningen - V. Uithangteekens van herbergen, brouwerijen, enz.’ in:<br />
Groningsche Volksalmanak (1894), 1-32.<br />
Formsma, W.J. en R. van Royen, Diarium van Egbert Alting 1553-1594. Den Haag, 1984. 866, Maendach, 15<br />
Februarii 1593.<br />
Hooft van Iddekinge, J.H., ‘Groninger en Ommelander praesentiepenningen’ in: Bijdragen tot de Geschiedenis en<br />
Oudheidkunde, inzonderheid van de provincie Groningen VII (1870), 1-14.<br />
Loon, G. van, Beschrijving der Nederlandsche Historiepenningen (4 delen). ’s-Gravenhage, 1723-1731.<br />
Orden, G. van, ‘Iets over eene zoogenaamde noodmunt van de stad Groningen 1591’ in: Tijdschrift voor Algemeene<br />
Munt- en Penningkunde I (1833-1838), 683-689.<br />
Puister, A.T., ‘Groningse stedelijke munten’ in: Jaarboek voor Munt- en Penningkunde 73 (1986), 5-72.<br />
Roijen, R. van, ‘De Armhuissitten Broederschap en het Gasthuis in de Akerkstraat’ in: Groningsche Volksalmanak<br />
(1928), 212-244.<br />
Wis, J.C. van der, lemma ‘Vroedschapspenning’ in: Beek, E.J.A. van (red.), Encyclopedie van munten en bankbiljetten<br />
V-71-73. Houten, 1986.