29.09.2013 Views

Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 39 ... - girugten

Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 39 ... - girugten

Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 39 ... - girugten

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Girugten<br />

<strong>Faculteitsblad</strong> <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Wetenschappen</strong> <strong>Jaargang</strong> <strong>39</strong> / nummer 4 / april 2008<br />

België


Girugten<br />

<strong>Jaargang</strong> <strong>39</strong>, nummer 4, april 2008<br />

Colofon<br />

Girugten is het onafhankelijk<br />

faculteitsblad van de Faculteit<br />

<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Wetenschappen</strong>,<br />

Rijksuniversiteit Groningen<br />

Eindredactie<br />

Wietske Wilts (Hoofdredacteur)<br />

Pieter Jan Karsijns (Vormgeving)<br />

Mathieu Drolinga (Vormgeving)<br />

Redactie<br />

Niels van Beurden<br />

Bart Booij<br />

Floris van der Lingen<br />

Jitze Maatman<br />

Guido Roegholt<br />

Claire Vernède<br />

Joep Westerveld<br />

Druk<br />

Drukkerij de Bie, Groningen<br />

Oplage<br />

575 stuks<br />

E-mail<br />

<strong>girugten</strong>@rug.nl<br />

Postadres<br />

Postbus 800<br />

9700 AV Groningen<br />

De eindredactie behoudt zich<br />

het recht voor zonder opgaaf van<br />

redenen artikelen in te korten, dan<br />

wel te weigeren.<br />

redactioneel<br />

Voor u ligt een bijzonder goed gevulde<br />

editie van Girugten, met als thema<br />

België.<br />

Het zal u niet ontgaan zijn dat in<br />

België de afgelopen tijd politieke<br />

spanningen bestonden. In ‘België,<br />

een federale staat’ komt u dan ook<br />

het nodige te weten over de historie<br />

van de Belgische driedeling.<br />

Dat Belgen niet alleen in Nederlandse<br />

moppen (De Top 5) dom bezig zijn,<br />

maar zich ook planologisch niet van<br />

hun beste kant laten zien, is te lezen<br />

in het artikel over grote nutteloze<br />

infrastructurele werken in België.<br />

In ‘De betonnen kust van België’ blijkt<br />

dat de bouwlust van de Belgen geen<br />

grenzen kent. Over typisch Belgische<br />

en unieke historisch-geografische<br />

verschijnselen gaan de artikelen over<br />

Neutraal Moresnet en over Baarle-<br />

Nassau en Baarle-Hertog.<br />

Dat Belgen Nederlanders ook te slim<br />

af kunnen zijn, blijkt in het artikel<br />

‘De godentranen van Antwerpen’ over<br />

diamantslijpen in Antwerpen.<br />

In dit nummer aan wegen geen gebrek:<br />

in ‘Kasseien als erfgoed’ wordt de<br />

luxe van de Belgische kasseienwegen<br />

belicht, er wordt weer een traject<br />

besproken en in de masterthesis<br />

komen de inrichting en de functie van<br />

wegen aan bod.<br />

Rest mij niet dan u een plezante lente<br />

te wensen,<br />

Wietske Wilts<br />

redactieleden gezocht<br />

Om Girugten regelmatig te laten<br />

verschijnen, is veel mankracht<br />

nodig. Daarom zijn wij op zoek naar<br />

mensen die het leuk vinden stukken<br />

te schrijven of te redigeren. Lijkt je<br />

dit wat, stuur dan een e-mail naar<br />

<strong>girugten</strong>@rug.nl.


Uitgelicht<br />

4. De grote nutteloze<br />

werken<br />

8. De godentranen van<br />

Antwerpen<br />

12. België, Een federale<br />

staat<br />

Inhoud<br />

De grote nutteloze werken<br />

Tom van der Meulen 4<br />

Kasseien als erfgoed<br />

Pieter Jan Karsijns 7<br />

De godentranen van Antwerpen<br />

Joep Westerveld 8<br />

Baarle-Nassau & Baarle-Hertog<br />

Wietske Wilts 10<br />

België, Een federale staat<br />

Claire Vernède & Niels van Beurden 12<br />

Neutraal Moresnet<br />

Mathieu Drolinga 15<br />

Plaatsnamen over de grens 16<br />

Wietske Wilts<br />

De betonnen kust van België<br />

Guido Roegholt 18<br />

Gevaarlijke wegen: veilige wegen?<br />

Jochem Dijkstra 20<br />

De Top 5<br />

Niels van Beurden 23<br />

Alles is Geografie<br />

Floris van der Lingen 24<br />

Op de bank van...Tialda Haartsen<br />

Jitze Maatman 25<br />

Het Traject<br />

Arvid Krechting 26<br />

Herta Macht Scriptieprijs 2008 27<br />

Ibn Battuta 28<br />

Een zonnige toekomst<br />

Anne Gmelig Meyling 29<br />

Pro Geo 30<br />

Uit het buitenland<br />

Billie de Haas 32<br />

België


België<br />

De grote nutteloze<br />

4<br />

werken<br />

<strong>girugten</strong> april 2008


In 1993 verscheen bij uitgeverij Kritak in Leuven een van mijn favoriete planologische boeken: ‘Blijvende blunders; de grote nutteloze<br />

werken’, geschreven door Douglas de Coninck. Het verhaalt van een aantal projecten in België die slechts voor de helft of daaromtrent<br />

zijn gerealiseerd, of als ze wel het geluk hadden te worden voltooid, vervolgens niet echt in een behoefte voorzagen. Onbenutte tunnels,<br />

spookbruggen, geïsoleerd in het landschap staande viaducten, ongebruikte metrostations en zelfs een stuk duwvaartkanaal bij Antwerpen<br />

onder de snelweg naar Breda bij St. Job in ’t Goor zijn voorbeelden van de vijftig beschreven projecten. Op de achterflap wordt gesproken<br />

van een nutteloos rijkspatrimonium, een terminologie die de projecten weer acceptabel maakt voor het utilitair ingestelde geweten. Gebrek<br />

aan onmiddellijk nut wordt gecompenseerd door opneming in het erfgoed met een eigen waarde. Zo is het boek uiteindelijk een toeristische<br />

gids voor wie in nutteloze werken het ongewilde artistieke aspect kan herkennen, aldus de achterflap.<br />

Het is verleidelijk een paar van de beschreven projecten wat nader te<br />

bekijken. Om de verbinding tussen Hasselt en Eindhoven wat op te<br />

krikken zijn alvast een aantal bruggen en viaducten in het landschap<br />

geplaatst, vooruitlopend op een ooit aan te leggen tweebaansweg: de<br />

A24 (let op: een tweebaansweg kan vier of meer rijstroken tellen). Of<br />

die er ooit komt is twijfelachtig. Bij het heen en weer schuiven van het<br />

geplande tracé ter hoogte van Hechtel-Eksel (oost en west variant) werd<br />

eerst een gezin in 1977 uit zijn nieuwe zelfgebouwde woning te Wijgmaal<br />

gezet. Toen het vervangende huis klaar was had de A24 hen achtervolgd:<br />

de westvariant kreeg alsnog de voorkeur. Een nieuwe onteigening hangt<br />

hun boven het hoofd, aldus De Coninck in 1993. Zo moddert de planning<br />

niet alleen in beton voort maar ook in ellende van bewoners die de pech<br />

hadden op een (wel zeer) uitgelezen plek te wonen. Pro-actieve planning<br />

heeft zijn beperkingen.<br />

Planning is een breed begrip. Heb je eenmaal een tunnel aangelegd<br />

voor een railverbinding, dan moeten de voertuigen natuurlijk daar<br />

wel in passen. Bij de pre-metro (ondergrondse tram) van Brussel ging<br />

dat mis. De tunnel was gebouwd voor rijtuigen van 2,20 meter breed.<br />

De uiteindelijke tram, een product van BN en Acec-Alsthom, was<br />

2,30 meter breed. Daarbij was de gelegenheidscombinatie BN-Acec-<br />

Alsthom ingegeven door, wat in België zo mooi heet, communautaire<br />

overwegingen. Overwegingen dus die te maken hebben met de<br />

verhouding Vlaanderen-Wallonië. Aanvankelijk dongen de bedrijven<br />

afzonderlijk of met andere partners mee op de inschrijving van de<br />

trams. Bij de specificaties was de maximale breedte wel opgegeven. Maar<br />

processen hebben nu eenmaal een eigen dynamiek.<br />

Voor technisch planologen, maar ook voor elke toerist die is geïnteresseerd<br />

in sluizen en kanalen is het hellend vlak van Ronquières een must. Het<br />

ligt er al weer een tijdje, sinds 1968, en de aanleg werd gepland in een tijd<br />

dat België ten zuiden van Brussel nog veel scheepsverkeer genereerde.<br />

De voor spitsen (standaard binnenvaartschepen van ca. 350 ton)<br />

toegankelijke vaarwegen waren niet meer passend. Opwaardering tot een<br />

capaciteit van 1350 tonners betekende een wezenlijke schaalvergroting.<br />

Groot is het hellend vlak inderdaad. Twee bakken met water, eventueel<br />

gevuld met schepen, overwinnen een hoogteverschil van zeventig<br />

meter. Het begrip waterverplaatsing krijgt duidelijk inhoud, ook bij<br />

het binnenvaren van een bak. Bedenk dat ongeacht de aanwezigheid<br />

van schepen in de bak de massa van de bakken constant is. Het ziet<br />

er erg indrukwekkend uit met al die wielen en contragewichten. Maar<br />

het gebruik is minimaal. Het hellend vlak is ook een mooi voorbeeld<br />

van communautaire pariteit. Een evenredigheid van investeringen in<br />

Vlaanderen en Wallonië, ongeacht de werkelijke behoefte, maar wel<br />

voortkomend uit afspraken inzake een rechtvaardige verdeling van<br />

middelen. Overigens is met de federalisering van België dit principe van<br />

communautaire pariteit niet meer van toepassing.<br />

Het project werd ook geacht toeristen te trekken. Een paar zijn er altijd<br />

wel te vinden en ook is er enige horeca tot ontwikkeling gekomen. Daar<br />

heb ik eens een zeer sterk met knoflook doordesemde aioli genuttigd<br />

waar de Franse douane na vele tientallen kilometers rijden nog van<br />

terugdeinsde toen hij zijn hoofd in mijn eend stak.<br />

Wegen hebben onderhoud nodig. De Boudewijnautosnelweg tussen<br />

Antwerpen en Luik is een van de oudste autosnelwegen van België,<br />

<strong>girugten</strong> april 2008<br />

aangelegd in de jaren vijftig. Naar de mode van die tijd met betonplaten,<br />

die ondanks hun robuuste voorkomen na verloop van tijd de neiging<br />

hebben te verzakken en te breken, mede door het sterk toegenomen<br />

verkeer. Verbetering van de weg vond plaats door de betonlaag te<br />

verbrijzelen en te gebruiken als fundament voor een nieuwe asfaltlaag.<br />

Gevolg: de weg komt omhoog en viaducten worden te laag. Men had de<br />

keuze om het loffelijk procedé van hergebruik van bouwmaterialen bij<br />

de onderdoorgang van viaducten achterwege te laten, maar die keuze is<br />

niet gemaakt: de viaducten zijn afgebroken en opnieuw opgebouwd.<br />

Groningen heeft zijn smeerpijp, België ook. Tussen Tessenderloo en<br />

Antwerpen loopt er een. Tessenderloo is een plaatsje in de Kempen dat<br />

het in de economisch geografische literatuur vroeger goed heeft gedaan<br />

als voorbeeld van een economische groeipool, toen na het wegvallen van<br />

de werkgelegenheid in de mijnbouw bulkchemie nog een veelbelovende<br />

industriële activiteit leek. De smeerpijp, langs het Albertkanaal, is<br />

bedoeld voor de afvoer van afvalstoffen van de chemische industrie.<br />

Alvorens die in de Schelde te storten is het goed het afvalwater te<br />

reinigen. Helaas: aan het eind van de smeerpijp staat een installatie die<br />

uitsluitend geschikt is voor het reinigen van huishoudelijk afvalwater…<br />

5<br />

-door Tom van der Meulen-


6<br />

België<br />

Het centrale plein van Luik is de Place St. Lambert. Luik als grootste<br />

Waalse stad wil een metro, die dan ook de Place St. Lambert moet<br />

aandoen. De Coninck (pag. 33) beschrijft het bouwproces als volgt: “In<br />

het midden van het plein werd een waanzinnig grote put gegraven en<br />

daar werden duizenden tonnen beton en metaal in gekieperd. [ …] Het<br />

vermoeden dat hier zonder enige coördinatie werd gewerkt, werd in de<br />

ogen van veel omwonenden bevestigd toen ze zagen hoe aannemers<br />

her en der pas opgetrokken muren prompt weer gingen slopen.<br />

“Kleine bijsturingen van het oorspronkelijke project” luidde het bij het<br />

ministerie van verkeerswezen.” Uiteindelijk stopten de werkzaamheden<br />

in 1980, waarbij zes (!) plannenmakers betrokken waren, die elkaar de<br />

schuld gaven. Het ontbrak aan een bouwheer, volgens een zaakgelastigd<br />

architect.<br />

Zo gaat het boek nog een hele tijd door. Een ongebruikte metro in<br />

Charleroi, viaducten met hellingen die als skibaan worden gebruikt,<br />

krimpend gipsafval te Zelzate bedoeld als basis voor viaducten maar als<br />

zodanig niet te gebruiken, een middenberm van 40 meter breed tussen<br />

Antwerpen en Brussel (je weet nooit waar die goed voor zou kunnen<br />

zijn) en vooral veel nutteloze viaducten en bruggen. Het is een lust het<br />

boek te lezen en te bedenken wat er in de planning allemaal mis kan<br />

gaan.<br />

Erg gemakkelijk is het, hier een typisch staaltje Belgische planning<br />

in te zien. Terecht of ten onrechte, België heeft op dat gebied<br />

niet een beste naam. Oud collega Jochem de Vries noemt in zijn<br />

proefschrift als een typisch kenmerk van de planning in België de<br />

vanzelfsprekendheid waarmee de burger in dat land er alles aan doet om<br />

aan overheidsregelgeving te ontsnappen. Dat is daar een volkssport. Die<br />

wordt, zoals De Coninck laat zien, met overgave door lokale en regionale<br />

bestuurders-politici beoefend, waarbij enig cliëntelisme niet wordt<br />

geschuwd. Maar uit bovenstaande voorbeelden is al duidelijk geworden<br />

dat, institutioneel gezien, de verhouding Vlaanderen-Wallonië ook het<br />

een en ander heeft bijgedragen aan de zogenaamde ongewilde artistieke<br />

aspecten.<br />

Daarbij, Nederland begint als planningsparadijs steeds meer op België te<br />

lijken. Wildgroei van bedrijventerreinen langs snelwegen zijn beslist niet<br />

meer een Belgische specialiteit. Ongecontroleerde initiatieven brengen<br />

het land tot een staat waarvan met name de ontwikkelaars zeggen dat<br />

“we dat zo met zijn allen hebben gewild.” Dat is dus de overheid, vooral<br />

bij tegenvallende resultaten. Successen komen op het conto van visionair<br />

ondernemerschap. Naast de overheid als kop van Jut is de andere constante<br />

in het vastgoedontwikkelaarsvocabulaire het grenzeloos vertrouwen in<br />

de toekomst: vanaf nu gaat alles beter, resultaten in het verleden zijn<br />

garantie voor afwezigheid ervan in de toekomst. Een en ander werd weer<br />

eens met verve ten gehore gebracht bij het afscheidssymposion van prof<br />

Ed Nozeman op 21 februari jl. Van de daar gepropageerde nieuwe hype,<br />

belevingslandschappen, hebben Tracy Metz (het Belevium!), Willem van<br />

Toorn en Theo Baart al het nodige laten zien. Maar hiermee zijn we wat<br />

afgedwaald van de nutteloze werken.<br />

Onjuist is het ook te veronderstellen dat er in Nederland geen nutteloze<br />

werken zouden zijn. Planning disasters zijn van alle landen, alle tijden<br />

en alle schaalniveaus. De A4 van Rijswijk naar de Beneluxtunnel, het<br />

Prins Bernhard viaduct in Den Haag, de Eemshaven, al komen daar de<br />

laatste tijd positieve berichten van (let ook eens op de proportionering<br />

van de Eemshavenweg: viaducten zijn gebouwd op vier rijstroken,<br />

bosschages camoufleren de gaten onder de viaducten). Daarnaast het<br />

Goudriaankanaal van Durgerdam door Marken (!) ter vermijding van<br />

de ondiepten van Pampus, een kavel langs de Hornstermeerweg tussen<br />

de rotonde van Joure tot voorbij Vegelinsoord die vooruitliep op een<br />

tweebaansautoweg richting Leeuwarden (aansluiting bij Akkrum) en het<br />

IBF te Heerenveen. Het zijn evenzoveel voorschotten op de toekomst<br />

die niet datgene bracht waar men op speculeerde.<br />

Natuurlijk kan na verloop van tijd alles ten goede keren. Misschien komt<br />

er nog een tijd dat men er als verkeersdeelnemer van overtuigd raakt dat<br />

de IJtunnel in Amsterdam of de Kiltunnel in Dordrecht in een behoefte<br />

voorziet. Als student beschouwde ik ook de ringspoorbaandijk van<br />

Amsterdam als een nutteloos zanddepot, al lag het niemand in de weg.<br />

Inmiddels wordt de spoorbaan goed gebruikt. En het Gorechtkanaal is<br />

een mooie waterpartij.<br />

Tenslotte. Het is nog niet zo gemakkelijk te bepalen wat een nutteloos<br />

werk is. Wat is de periode die verlopen moet zijn om van een mislukking<br />

te spreken? Zijn sommige projecten meer verwijtbaar dan andere? Zo ja,<br />

waar zoek je dan het criterium? In de te optimistische gebruiksprognose,<br />

de onnozelheid waarmee bestuurders zich van alles op de mouw<br />

laten spelden, of de persoonlijke ambitie van wethouders om na een<br />

bestuursperiode de wereld een piramide na te laten? Genoeg vragen om<br />

eens voor te gaan zitten!<br />

Bronnen:<br />

- Coninck, D. de (1993), Blijvende blunders. De grote nutteloze werken. Leuven:<br />

Kritak<br />

- Metz, T. (2002), Pret!. Leisure en landschap. Rotterdam: NAI uitgevers.<br />

- Toorn, W. van (2007), Project Nederland. Met een beeldessay van Theo Baart.<br />

Amsterdam: Augustus.<br />

- Valk, A. van der, en R. van Leeuwen (2000), Sporen van het verleden in<br />

de Amsterdamse verkaveling. Amsterdam: Amsterdamse Raad voor de<br />

Monumentenzorg / De Balie.<br />

- Vries, J. de (2002), Grenzen verkend. Internationalisering van de ruimtelijke<br />

planning in de Benelux. Delft: Delft University Press.<br />

<strong>girugten</strong> april 2008


Kasseien als erfgoed<br />

Kinderkopjes, flinten, kasseien, hoe ze ook genoemd worden,<br />

de meningen erover zijn sterk verdeeld. Waren deze stenen in de<br />

eerste helft van de vorige eeuw nog gemeengoed in vele steden en<br />

op menig landweg, tegenwoordig zijn de meeste verdwenen onder<br />

het asfalt. Toch bestaan er in België verscheidene initiatieven om<br />

zoveel mogelijk van deze kasseien, uit cultuurhistorisch oogpunt,<br />

te bewaren.<br />

In België bestaat er een aantal organisaties die zich met erfgoed<br />

en monumentenzorg bezighouden. Deze zijn ondergebracht bij de<br />

taalgewesten, die verantwoordelijk zijn voor onder andere cultuur.<br />

In hun publicaties worden kasseiwegen regelmatig genoemd als een<br />

belangrijk onderdeel van de cultuurhistorie. De Koninklijke Commissie<br />

voor Monumenten en Landschappen (KCML) van het Ministerie van het<br />

Brussels Hoofdstedelijk Gewest bijvoorbeeld, bespreekt in één van haar<br />

brochures uitgebreid de voordelen van kasseibestrating, en de betekenis<br />

hiervan voor het stedelijk erfgoed in Brussel. De bestrating is, volgens<br />

de KCML, beeldbepalend en kan zorgen voor verbeterde leesbaarheid<br />

van het stratennet. Er worden steeds meer steenwegen beschermd als<br />

monument, zowel in stedelijk, als in landelijk gebied. Meestal worden<br />

kasseiwegen overigens niet op zichzelf als erfgoed bestempeld, maar<br />

vaak als onderdeel van een beschermd dorps- of stadsgezicht.<br />

Veel kasseiwegen die wél specifiek als monument worden aangemerkt,<br />

hebben een sterke verwantschap met de wielersport. Iedereen kent<br />

wel de beelden van met modder besmeurde renners die zich met veel<br />

genoegen over de meest slecht bestrate wegen voortbewegen. Voor de<br />

Tweede Wereldoorlog was dit de normaalste zaak ter wereld, kasseiwegen<br />

waren zelfs een luxe, vergeleken met de onbestrate wegen die toen<br />

alomtegenwoordig waren. Na de oorlog werd het steeds moeilijker om<br />

de renners een uitdagend parcours voor te schotelen. Veel kasseiwegen<br />

werden overdekt met asfalt. Organisatoren speurden stad en land af op<br />

zoek naar geschikte obstakels, die de koers selectief konden maken.<br />

<strong>girugten</strong> april 2008<br />

Voor- en nadelen van kasseien<br />

Het belangrijkste bezwaar tegen het gebruik van kasseien als<br />

bestrating is de geluidsoverlast die het veroorzaakt als verkeer er snel<br />

overheen rijdt. Dit kan echter ondervangen worden door de kasseien<br />

op de traditionele manier te plaatsen, dat wil zeggen, op een zachte<br />

ondergrond (zand), in tegenstelling tot bijvoorbeeld op beton, wat<br />

tegenwoordig veel gebruikt wordt. Door het vakkundig plaatsen van<br />

de stenen en het combineren van verschillende steensoorten kan<br />

tevens voorkomen worden dat deze verzakken. Het grote voordeel<br />

van kasseien is hun duurzaamheid, ze blijven immers (bijna) eeuwig<br />

bruikbaar. Tevens is de afwatering een stuk beter dan bijvoorbeeld<br />

bij asfalt.<br />

Inmiddels hebben talrijke kasseistroken een beschermde status en dus<br />

is de toekomst van wedstrijden als de Ronde van Vlaanderen en Parijs-<br />

Roubaix (in Noord-Frankrijk worden ook veel stroken als erfgoed<br />

beschermd) gewaarborgd.<br />

Wellicht de beroemdste kasseiweg in Vlaanderen, de Muur van<br />

Geraardsbergen, scherprechter in de Ronde van Vlaanderen, is in 1995<br />

uitgeroepen tot monument. De berg zelf werd overigens al in 1940 als<br />

beschermd landschap aangemerkt. Andere bekende hellingen, zoals de<br />

Oude Kwaremont en de Koppenberg, werden ook erkend als erfgoed<br />

door de Vlaamse overheid. Het meest opmerkelijke verhaal, echter, is dat<br />

van de Paterberg. Deze werd aangelegd door een boer uit Kluisbergen<br />

die elk jaar de renners voorbij zag komen over de Koppenberg, en bij<br />

zichzelf dacht: “Dat wil ik ook.” Hij begon in 1982, en binnen anderhalf<br />

jaar had hij een complete kasseienhelling van 360 meter klaar. In 1986<br />

kreeg hij de organisatie van de Ronde van Vlaanderen zover dat ze zijn<br />

berg opnamen in het parcours. In 1993, net geen tien jaar oud, werden<br />

de kasseien van de Paterberg een beschermd monument.<br />

Met het beschermen van waardevolle<br />

cultuurhistorische objecten, in ieder geval<br />

kasseistroken, lijkt het dus goed te gaan in<br />

België. In Nederland zijn de kinderkopjes<br />

echter dun bezaaid. De echte liefhebbers<br />

weten ze wel te vinden, vooral in de Drentse<br />

bossen bevinden zich nog wel een aantal<br />

pareltjes, enkele van deze worden zelfs<br />

opgenomen in het parcours van de Vuelta<br />

a España, die in 2009 in Assen van start<br />

gaat. Een hele mooie strook onder de rook<br />

van Groningen, is die bij Zuidwolde, langs<br />

het Boterdiep richting Bedum. Hopelijk<br />

realiseert de Nederlandse overheid zich op<br />

tijd dat dit soort fraaie wegen onderdeel<br />

wel degelijk uitmaken van ons erfgoed.<br />

Bronnen:<br />

- http://nl.wikipedia.org/wiki/Kinderkopje<br />

- http://www.monument.irisnet.be/KCML.pdf<br />

- http://www.onroerenderfgoed.be/<br />

-door Pieter Jan Karsijns-<br />

7


-door Joep Westerveld-<br />

8<br />

België<br />

De godentranen van Antwerpen<br />

Het woord diamant is afgeleid van het Griekse ‘Ademas’, dat iets betekent als onoverwinnelijk of onvernietigbaar. Dit heeft er aan de<br />

ene kant mee te maken dat diamant nog altijd het hardste materiaal is dat in de natuur gevonden wordt. Aan de andere kant heeft het te<br />

maken met de magische kenmerken die men al eeuwenlang aan diamant toekent. Eeuwenlang droegen koningen diamanten bij zich<br />

als talisman voor onoverwinnelijkheid. De Romeinen dachten dat diamanten splinters waren van gevallen sterren. Zelf dachten de oude<br />

Grieken dat diamanten de tranen van de goden waren. Als dat zo is, dan moeten de goden erg verdrietig zijn geworden bij het zien van<br />

Antwerpen. In deze stad zijn namelijk nogal wat van deze goddelijke tranen te vinden.<br />

Wie wel eens met de trein naar Antwerpen is gereisd kan het nauwelijks<br />

ontgaan zijn; Antwerpen is de stad van de diamanten. Vlakbij het Centraal<br />

Station is de diamantbuurt gelegen. Binnen één vierkante kilometer zijn<br />

rond de 1500 bedrijfjes gevestigd die handelen in diamanten. Van alle<br />

bewerkte diamanten in de wereld is ruim de helft ooit in Antwerpen<br />

geweest. Van alle ruwe diamanten ter wereld worden zelfs acht op de tien<br />

verhandeld in Antwerpen. Dat alles voor een stad die niet eens in de buurt<br />

van een diamantmijn ligt.<br />

Het huwelijk tussen Antwerpen en de diamant begint in de gouden eeuw<br />

van de stad. In de zestiende eeuw ontwikkelde Antwerpen zich tot de<br />

belangrijkste havenplaats van West-Europa. De enige plaats waar destijds<br />

diamanten werden gedolven was India. Die diamanten werden in eerste<br />

instantie half over land en half over zee naar Europa gebracht. Venetië was<br />

toen de belangrijkste handelsplaats voor diamant. Nadat de Portugezen<br />

echter de directe zeeroute naar Azië ontdekten, nam Antwerpen de plaats<br />

van Venetië over als belangrijkste handelsplaats voor diamant.<br />

Al gauw werd in Antwerpen het slijpersgilde opgericht. Volgens het verhaal<br />

zou een zekere Lodewijk van Bercken de techniek van het diamantslijpen<br />

ontdekt hebben. Zijn standbeeld is nog altijd te zien in het centrum van de<br />

stad. Waarschijnlijk is dit verhaal verzonnen en werd er al eerder diamant<br />

geslepen in India. Wat wel zeker is, is dat het slijpen in Antwerpen verder<br />

is geprofessionaliseerd.<br />

Toen Antwerpen tijdens de Tachtigjarige Oorlog onder Spaans bestuur<br />

kwam, vluchtten veel joodse en protestantse Antwerpenaren de stad uit.<br />

Bang voor de inquisitie gingen zij naar de zelfstandige Republiek der Zeven<br />

Verenigde Nederlanden, voornamelijk naar Amsterdam. Vooral onder de<br />

joodse vluchtelingen waren veel diamantbewerkers. Dit zorgde ervoor<br />

dat ook Amsterdam een centrum werd voor diamantbewerking. Voor<br />

De joden en de diamanten<br />

Waarom is de handel in diamanten in Antwerpen, maar ook in de rest<br />

van de wereld, voor een groot deel in handen van joden? Hiervoor is<br />

een aantal redenen te verzinnen. In de eerste plaats is er simpelweg<br />

al eeuwenlang een connectie tussen joden en juwelen. De expertise<br />

van het bewerken van, en handelen in juwelen wordt van generatie<br />

op generatie doorgegeven. Hierdoor blijven de joden een belangrijke<br />

positie behouden in de diamanthandel. Op de tweede plaats zijn<br />

joden in de geschiedenis vaak vervolgd. Vaak moesten groepen<br />

joden op de vlucht omdat een bepaald regime hen de schuld gaf van<br />

economische malaise, ziektes of andere verschrikkingen. Aangezien<br />

diamanten klein zijn, maar toch erg kostbaar, is het voor joden<br />

handig om in diamanten te handelen. Als je dan je woonplaats moet<br />

ontvluchten, dan kun je makkelijk al je koopwaar meenemen. Dat<br />

lukt je niet zomaar met honderd kilo goud op zak. Een derde reden is<br />

dat joden verspreid zijn over de hele wereld. Veel joden hebben dan<br />

ook familie in verschillende delen van de wereld. Dit vergemakkelijkt<br />

het leggen van contacten voor internationale handel.<br />

Antwerpen was dit een dramatische ontwikkeling. Toen de Nederlanders<br />

ook nog de Westerschelde afsloten was het gedaan met de gouden eeuw<br />

van Antwerpen. Amsterdam nam de rol van belangrijkste havenstad van<br />

West-Europa over. Dit vormde het begin van de Nederlandse gouden<br />

eeuw.<br />

In de eeuwen die volgden keerde een deel van de joodse diamantbewerkers<br />

weer terug uit Amsterdam en zetten de diamantbewerking voort in<br />

Antwerpen. De bevoorrading kwam voor een groot gedeelte nog wel uit<br />

Amsterdam. De Amsterdammers hielden de mooiste stenen voor zichzelf<br />

en verkochten de minderen aan de Antwerpenaren. De zuiderburen lieten<br />

zich hierdoor niet uit het veld slaan. Ze gaven blijk van grote inventiviteit<br />

en bedachten nieuwe slijptechnieken, om zelfs de mindere stenen mooi te<br />

laten schitteren.<br />

De diamanthandel kwam pas echt goed op gang toen er in 1870 diamanten<br />

werden ontdekt in Zuid-Afrika. Omdat de Zuid-Afrikanen geen ervaring<br />

hadden met het bewerken van diamanten werden deze diamanten<br />

verscheept naar Antwerpen en Amsterdam. Het toeval wilde dat net<br />

in die tijd een nieuwe groep joden aankwam in Antwerpen. Zij waren<br />

gevlucht uit Oost-Europa en zochten een beter bestaan in Amerika. Het<br />

plan was om vanuit Antwerpen per boot de oversteek te maken. Eenmaal<br />

aangekomen in de havenstad namen nog maar weinig van hen de boot<br />

naar Amerika; aangetrokken door de diamanthandel vestigden zij zich in<br />

Antwerpen.<br />

De diamanthandel groeide als kool. In Antwerpen, maar ook in<br />

Amsterdam kwamen steeds meer diamanten op de markt. Investeerders<br />

die Zuid-Afrikaanse mijnen bezaten, waren bang dat hun diamanten op<br />

deze manier snel in waarde zouden dalen. De prijs van diamanten was<br />

(en is) namelijk geheel afhankelijk van de schaarste van het product. De<br />

investeerders gooiden het op een akkoordje en richtten het bedrijf De<br />

Beers op. De Beers verwierf een monopoliepositie op diamantproductie<br />

en zorgde ervoor dat de diamantprijs hoog bleef.<br />

<strong>girugten</strong> april 2008


In de Eerste Wereldoorlog kreeg de Antwerpse diamantindustrie weer een<br />

klap te verwerken. Dit had er mee te maken dat De Beers geen diamanten<br />

wilde verkopen aan gebieden die bezet waren door Duitsland (Zuid-<br />

Afrika was destijds een Britse kolonie). Aangezien Nederland neutraal<br />

was, vertrokken veel diamantslijpers van Antwerpen naar Amsterdam.<br />

Wederom leek het erop dat Amsterdam de status van Antwerpen als<br />

diamantstad van de wereld zou overnemen. Het tegendeel werd echter<br />

bewaarheid.<br />

Na de oorlog trokken alle Antwerpse slijpers weer terug naar hun thuisstad.<br />

Daarbij overtroefden ze hun Amsterdamse collega’s in inventiviteit en<br />

handelsgeest. Waar de Mokumse diamanthandelaren weinig initiatief<br />

toonden, introduceerden de Antwerpenaren nieuwe slijptechnieken,<br />

haalden hun internationale banden aan en openden maarliefst vier nieuwe<br />

diamantbeurzen.<br />

Intussen was men op de Kempen, een streek vlakbij Antwerpen, ook<br />

begonnen met diamantslijpen. De Kempen was voorheen één van de armste<br />

streken van België, het werd gekenmerkt door kleine boerenbedrijfjes.<br />

Die bedrijfjes waren zo klein dat het niet voor iedereen genoeg werk<br />

opleverde. Toen op de Kempen het diamantslijpen werd geïntroduceerd<br />

was dit dan ook een groot succes. In een streek die smeekte om arbeid<br />

wilde men maar al te graag aan de slag voor de diamanthandelaren.<br />

Na de oorlog werd er ook op de Kempen weer volop diamant<br />

geslepen. In deze streek werden vooral de kleinere diamanten geslepen<br />

in relatief eenvoudige achtkantvormen. De grotere en complexere<br />

stenen werden in de stad zelf geslepen. Waar men in Antwerpen<br />

per uur betaald werd, kreeg men op Kempen betaald per steen.<br />

Dit kwam in vergelijking met Antwerpen neer op een laag loon,<br />

maar in een arme streek als de Kempen was men daar tevreden mee.<br />

<strong>girugten</strong> april 2008<br />

De lage lonen van de Kempenaren zorgden er definitief voor dat<br />

Antwerpen de slag won van Amsterdam.<br />

Een laatste tegenslag krijgt Antwerpen tijdens de Tweede Wereldoorlog.<br />

Veel joden zagen de bezetting van de nazi’s aankomen en vluchtten. Het<br />

grootste deel van de diamantslijpers en handelaren zit de oorlog uit in<br />

Londen, zo ook burgermeester Huysmans. Hij houdt zich tijdens de<br />

oorlog bezig met het verenigen van de fabrikanten en handelaren om<br />

zo een terugkeer van de diamantindustrie voor te bereiden. Dit lukt<br />

wonderwel want ook nu weer keren bijna alle handelaren en slijpers<br />

terug. De ontdekking van diamanten in Belgisch Kongo helpt er aan<br />

mee dat Antwerpen zijn positie als diamanthoofdstad van de wereld weer<br />

inneemt.<br />

Vandaag de dag is de productie van geslepen diamanten grotendeels<br />

verdwenen. Op de Kempen worden helemaal geen diamanten meer<br />

geslepen, in Antwerpen zelf alleen nog de grotere en duurdere stenen.<br />

Het slijpersgilde is teruggelopen van vijfentwintigduizend man in<br />

de hoogtijdagen naar drieduizend man nu. De overige productie is<br />

overgeplaatst naar landen waar de lonen nog veel lager zijn dan op de<br />

Kempen (vooral India). Daar staat tegenover dat de handel bloeit als<br />

nooit tevoren. Het label “cut in Antwerp” staat nog altijd bekend als één<br />

van de kwalitatief meest hoogwaardige producten op diamantgebied.<br />

Daarnaast zijn ook de vier diamantbeurzen nog steeds in volle zwang,<br />

evenals de overige 1500 diamantairs die Antwerpen rijk is. Jaarlijks wordt<br />

in de Antwerpse diamantenhandel 25 miljard euro omgezet. Dat is goed<br />

voor acht procent van de totale Belgische export. Dat de diamanthandel<br />

in Antwerpen de stad geen windeieren legt mag dus wel duidelijk zijn. Het<br />

is daarom te hopen voor Antwerpen dat de goden hun tranen nog lang in<br />

de stad zullen laten vloeien.<br />

A diamond is forever<br />

Het idee dat een diamant symbool staat voor liefde en romantiek is nog niet zo oud. Het is het resultaat van één van de meest succesvolle<br />

marketingcampagnes ooit. Toen de diamantverkoop tijdens de economische crisis in de jaren dertig terugliep, besloot De Beers dat er actie moest<br />

worden ondernomen. De diamant moest een symbool worden van macht, rijkdom en bovenal romantiek; om te beginnen in de Verenigde Staten.<br />

Om dit te bereiken schakelde De Beers het reclamebedrijf N.W. Ayer in.<br />

Gerald Lauck, de president van N.W. Ayer nam de taak hoogstpersoonlijk op zich. Hij trok zich terug om onderzoek te doen en kwam een jaar later<br />

met een plan om de diamant te romantiseren. Hij wilde de gehele manier van denken veranderen in de manier waarop een man een vrouw het hof<br />

maakte. Zowel mannen als vrouwen moesten het idee krijgen dat er niets romantischer was dan het geven, of krijgen, van een diamanten ring. De<br />

diamant moest een onafscheidelijk deel worden van het huwelijk, in de vorm van een verlovingsring.<br />

Om dit idee in te bakken in de Amerikaanse psyche werden filmsterren ingezet, destijds de idolen bij uitstek van jonge Amerikanen. In tijdschriften<br />

stonden foto’s van filmsterren met grote diamanten ringen om hun vinger. Modekenners spraken van een nieuwe trend van het dragen van diamanten.<br />

Zelfs het Britse koningshuis werd ingeschakeld. Het reclamebureau wist hen ervan te overtuigen dat de diamantenindustrie erg belangrijk was voor<br />

het Verenigd Koninkrijk en dat het de industrie veel goeds zou doen als de koningin voortaan diamanten zou dragen in plaats van andere edelstenen.<br />

De campagne wierp zijn vruchten af; twintig jaar later werd een diamanten ring door bijna alle jonge Amerikanen gezien als onafscheidelijk<br />

onderdeel van een verloving.<br />

Na de Amerikaanse campagne werd ook in Japan het idee van de verlovingsring ingevoerd. Japan had in die tijd (jaren zestig) nog helemaal geen<br />

traditie van romantiek. Huwelijkspartners werden uitgekozen door ouders en dat was dat. Er was geen sprake van verleiding of romantiek, laat<br />

staan van het geven van diamanten ringen. Deze traditie van gekoppeld worden bestond al honderden jaren en had al heel wat revoluties overleefd.<br />

Toch was N.W. Ayer ervan overtuigd dat men ook in Japan de diamanten verlovingsring uiteindelijk zou omarmen. Op advertenties werden mooie<br />

vrouwen afgebeeld die bezig waren met activiteiten als fietsen, zeilen of kamperen. Stuk voor stuk westerse tradities die al wel waren doorgebroken<br />

in Japan. De vrouwen waren westers gekleed en op de achtergrond stond een tevreden Japanse man, ook gehuld in westerse kledij. De boodschap was<br />

duidelijk, diamanten waren tekenen van een breuk met het oriëntaalse verleden en een symbool voor moderniteit en vooruitgang. Het werkte. Twintig<br />

jaar later waren de Japanse tradities dusdanig op zijn kop gezet dat het land wereldwijd de tweede afzetmarkt werd voor diamanten verlovingsringen,<br />

na Amerika.<br />

De slogan ‘a diamond is forever’ speelt een belangrijke rol in de reclamecampagne. Enerzijds geeft het de romantiek van de diamant weer, het<br />

geven van een verlovingsring staat zo symbool voor eeuwige liefde. Aan de andere kant zit er ook een zakelijk aspect aan. Als een deel van alle<br />

diamantbezitters zou beslissen om hun diamanten weer te verkopen zou dat dramatische gevolgen kunnen hebben voor de diamantprijs. Het aanbod<br />

van diamanten op de wereldmarkt zou spectaculair groeien en daarmee zou de prijs dalen. Als De Beers controle wilde houden op de prijs van de<br />

diamant was het daarom van het grootste belang dat iedereen ervan doordrongen werd dat een diamant eeuwig is en dat je die dus niet verkoopt.<br />

9


-door Wietske Wilts-<br />

10<br />

België<br />

Baarle-Nassau & Baarle-Hertog<br />

De website van het dorp spreekt over ‘het meest unieke dorp in Europa’ en ‘de grootste legpuzzel ter wereld’… Natuurlijk, dat is Baarle,<br />

een 9000 inwoners tellend dorp bestaande uit Baarle-Nassau en Baarle-Hertog, dat in het zuiden van Noord-Brabant vlak tegen de<br />

Belgische grens ligt. Het Nederlandse deel wordt Baarle-Nassau genoemd; het Belgische deel Baarle-Hertog. Met dit dorp is namelijk<br />

iets bijzonders aan de hand: het ligt in België én in Nederland. Baarle-Hertog bestaat uit 22 Belgische enclaves op het grondgebied<br />

van de Nederlandse gemeente Baarle-Nassau. De grens verdeelt het dorp in tweeën en loopt soms midden over de straat en zelfs ‘door’<br />

huizen. Er is zelfs een huis waarvan de voordeur precies op de grens ligt. Bij het officieel vaststellen van de grens kon men er niet uit<br />

komen aan welk land het huis behoorde, vandaar dat het een Belgisch én een Nederlands huisnummer heeft. Dat het hier echt een<br />

legpuzzel is, bewijst het feit dat zelfs ín de Belgische enclaves weer Nederlandse enclaves liggen en dat de verschillende nationaliteiten<br />

ook nogal eens over de grens wonen. Hoe is dit allemaal gekomen? Dit artikel biedt een beknopt historisch overzicht.<br />

Historie<br />

De oudste documenten waarin van Baarle wordt gesproken dateren uit<br />

het jaar 992. Uit dit jaar stamt een akte waarin gravin Hilsondis gebieden<br />

schenkt aan de Abdij van Thorn. Er wordt beweerd dat dit document<br />

vals is, maar de feiten die erin staan worden wel voor waar aangenomen.<br />

Aan het einde van de twaalfde eeuw, in 1198, kreeg de Heer van Breda,<br />

Godfried II van Schoten, zeggenschap over Baarle, nadat hij zich had<br />

gevoegd bij het hertogdom Brabant. Hertog Hendrik II van Brabant<br />

hield zelf nog directe zeggenschap over andere delen van Baarle. De<br />

twee delen heetten toen ‘Baarle onder de hertog’ en ‘Baarle onder Breda’.<br />

Uit dit jaar stamt feitelijk ook de scheiding van het dorp. Toen in 1404<br />

Engelbrecht van Nassau baron werd van Breda, werd zijn deel van<br />

Baarle ‘Baarle-Nassau’ genoemd. Baarle-Nassau is altijd ongeveer vier<br />

keer zo groot geweest als Baarle-Hertog, dit is tegenwoordig nog steeds<br />

het geval.<br />

Aan het einde van de Tachtigjarige Oorlog werd in 1648, met De Vrede<br />

van Münster, de grens tussen de toenmalige Noordelijke en Zuidelijke<br />

Nederlanden vastgesteld. Doordat Baarle-Hertog bij het Belgische<br />

Turnhout hoorde en Baarle-Nassau onder Breda viel, werd het dorp<br />

verdeeld over twee landen. Ruim 200 jaar later werd met het Tractaat<br />

van Maastricht de grens tussen België en Nederland officieel vastgesteld.<br />

Omdat dit in korte tijd moest gebeuren en men er bij een aantal<br />

gebieden in en om Baarle niet uit kwam bij welk land het moest horen,<br />

is besloten per perceel te kijken welke nationaliteit het kreeg. Zo is de<br />

versnipperde structuur van het dorp ontstaan. Pas in 1974 werd door de<br />

tweede grenscommissie het gat in de grens gedicht en in 1995 werden<br />

op basis van landmetingen door de derde en laatste grenscommissie de<br />

enclavegrenzen erkend als rijksgrenzen.<br />

Geografie<br />

Baarle, in het eigen dialect ‘Baol’ genoemd, ligt vlak ten noorden van de<br />

Nederlandse grens met België. De naam duidt naar alle waarschijnlijkheid<br />

aan dat er vroeger op deze plaats een kaal bos was; ‘baar’ betekent kaal en<br />

‘le’ of loo’ betekent bos. Bij het dorp Baarle-Nassau horen de omliggende<br />

plaatsjes Ulicoten en Castelré en bij Baarle-Hertog horen enkele kleine<br />

percelen tegen de Belgische grens, het dorpje Zondereigen en nog enkele<br />

elders verspreid liggende percelen, die soms niet groter zijn dan honderd<br />

vierkante meter.<br />

Aan het eind van de achttiende eeuw had Jozef II, van het Heilige<br />

Roomse Rijk, plannen om de grens te versimpelen; hij wilde Hertog aan<br />

de Nederlanden geven en Ulicoten en Castelré aan België. Dit is echter<br />

nooit gebeurd.<br />

<strong>girugten</strong> april 2008


Conflicten<br />

Dat Baarle is verdeeld over twee landen, levert natuurlijk zo nu en dan wel<br />

eens wat problemen op. Al in 1400 hadden beide delen een eigen molen<br />

om graan te malen. Er werden toen geregeld boetes uitgedeeld voor<br />

mensen die wilden profiteren en hun graan in de molen aan de andere<br />

kant van de grens gingen malen. Ook mochten in die tijd de inwoners<br />

van Baarle-Hertog wel gebruik maken van de wegen van Baarle-Nassau,<br />

maar dan moesten zij die wel zelf onderhouden en tevens tol betalen aan<br />

de Heer van Breda. Zo ging het ook met het gebruik van de akkers. Op<br />

een gegeven moment maakten de inwoners van Baarle-Hertog zoveel<br />

illegaal gebruik van de wegen en akkers van Baarle-Nassau, dat de<br />

inwoners van Hertog de toegang tot Nassau ontzegd werd. De wraak van<br />

de inwoners van Hertog was dat de inwoners van Nassau niet meer naar<br />

de kerk in Hertog mochten. In Baarle-Nassau werd toen een eigen kerk<br />

gesticht. Pas aan het eind van de vijftiende eeuw, onder Engelbrecht van<br />

Nassau, werd deze ruzie bijgelegd en mochten de inwoners van Nassau<br />

de Hertogse straten weer bewandelen.<br />

Samenwerkingen<br />

Vanaf het einde van de zeventiende eeuw begonnen de beide Baarles<br />

meer samen te werken. Zo deelden ze, ieder naar eigen vermogen, de<br />

kosten voor een schoolmeester en toen de kerk van Hertog door een<br />

grote brand getroffen werd sprong Nassau bij in de<br />

reparatiekosten. Ook de molenvoorziening werd<br />

gemeenschappelijk. In 1986 werden er in de Beneluxovereenkomst<br />

duidelijke afspraken gemaakt over de<br />

samenwerking en in 1998 trad het Gemeenschappelijk<br />

Orgaan Baarle in werking, dat tot stand was gekomen<br />

in een overleg tussen de provincies Noord-Brabant<br />

en Antwerpen, waaronder de kernen vallen.<br />

Dat het dorp onder twee landen valt, betekent ook<br />

dat er van de voordelen van beide landen gebruik<br />

gemaakt kan worden. In Baarle-Hertog is het hele<br />

jaar een vuurwerkwinkel geopend, terwijl de Belgen<br />

gemakkelijk gebruik kunnen maken van de erotische<br />

videotheek die zich in Baarle-Nassau bevindt. Omdat<br />

in België de winkels elke zondag geopend mogen<br />

zijn, trekt Baarle vele Nederlandse dagtoeristen.<br />

Er zijn nog steeds tal van dubbele voorzieningen in<br />

het dorp. Zo zijn er twee brandweerkazernes, twee<br />

kerken, twee vuilnisophaaldiensten die elk één keer<br />

per week vuilnis ophalen en twee gemeentehuizen<br />

met ieder hun eigen bestuur en dus ook hun eigen<br />

burgemeester. De beide politieagentschappen<br />

houden zitting in hetzelfde kantoor, en ook de gas-,<br />

water- en elektravoorziening is gezamenlijk. Ook<br />

kon men voor de tijd van de euro in het gehele dorp<br />

met zowel franken als guldens betalen. Wat betreft<br />

telefonie beschikt zowel KPN als Belgacom over een<br />

netwerk in Baarle. Hierbij is een speciale regeling die<br />

alleen binnen het dorp geldt: het netwerk is zodanig<br />

ingesteld dat als inwoners van Nassau met KPN<br />

naar inwoners van Hertog met Belgacom bellen en<br />

andersom, het lokale tarief wordt berekend. Het zou<br />

ook wat al te gek worden als je voor buitenlands tarief<br />

naar iemand verderop in de straat moest bellen…<br />

Uniek?<br />

Dat Baarle een zeer uniek en merkwaardig dorp is<br />

wordt uit het voorgaande wel duidelijk. Nergens<br />

anders ter wereld zijn twee landen op een dergelijke<br />

manier met elkaar verwoven. Als je gewoon door het<br />

<strong>girugten</strong> april 2008<br />

dorp wandelt, zou je bij wijze van spreken op elke hoek van de straat de<br />

landsgrenzen weer passeren. Dit gaat overigens niet ongemerkt, want<br />

overal zijn de grenzen met speciale stoeptegels aangegeven.<br />

Vanwege de ingewikkelde enclaveverdelingen, bestaat er in Baarle zelfs<br />

een zogeheten quadripoint, een vierlandenpunt. Het gaat echter wel om<br />

een binationaal quadripoint, dus niet met vier verschillende landen.<br />

Hiervan zijn er slechts twee andere ter wereld. De overal zomaar over<br />

straat lopende landsgrenzen zorgen soms voor bizarre taferelen. In<br />

de Eerste Wereldoorlog bijvoorbeeld was iemand steenkolen aan het<br />

smokkelen in een kruiwagen toen hij op straat door een Nederlandse<br />

patrouille werd aangehouden. De man in kwestie beweerde op Belgisch<br />

grondgebied te zijn en wilde zijn steenkolen niet aan de Nederlander<br />

afstaan. Er werden een Nederlandse en een Belgische gezagsdrager<br />

bijgehaald en met behulp van een kadastrale kaart werd gekeken op welk<br />

grondgebied de smokkelaar zich bevond. Het bleek dat hij zich net op<br />

Belgisch grondgebied bevond, slechts veertig centimeter van de grens!<br />

De smokkelaar had geluk en mocht weer doorlopen.<br />

Bronnen<br />

- http://baarledigitaal.org<br />

-<br />

www.baarle-nassau.nl / www.baarle-hertog.be<br />

11


-door Calire Vernède en Niels van Beurden-<br />

12<br />

België<br />

België<br />

een federale staat<br />

In dit artikel wordt getracht een beeld te schetsen van België in verschillende tijdsperspectieven. Hierbij zal het vooral gaan over<br />

de interne verschillen en overeenkomsten in het (bestuurlijk?) verdeelde België, te verstaan Vlaanderen, Wallonië en het Duitstalige<br />

gedeelte van België. Eerst wordt er teruggegaan naar het onafhankelijk worden van België in 1830. Hoewel hiermee de geschiedenis<br />

wellicht wordt onderbelicht, gezien die natuurlijk veel verder teruggaat dan 1830, zal hier in dit artikel niet verder op worden ingegaan.<br />

Wel werd in die periode de fundering gelegd voor het België zoals wij dat nu kennen. Hierna zal het ontstaan van bovengenoemde<br />

gebieden worden toegelicht, uiteraard gevolgd door onderlinge overeenkomsten en verschillen met het oog op de problematiek in de<br />

huidige situatie en tot slot een toekomstperspectief, ongetwijfeld met een subjectief tintje.<br />

Nu eerst dus het ontstaan van België na het onafhankelijk worden van<br />

Nederland of beter gezegd het Koninkrijk der Nederlanden (zie figuur<br />

1). Om dit te begrijpen zal eerst een korte beschrijving worden gegeven<br />

van de situatie in 1830, waarvoor de basis al gelegd werd in 1815 bij de<br />

oprichting van het Koninkrijk der Nederlanden.<br />

Figuur 1: Het koninkrijk der Nederlanden in 1830<br />

Nadat Napoleon bij ‘Waterloo’ definitief was verslagen, was er behoefte<br />

aan een nieuwe sterke staat - dat wil zeggen, vooral Engeland had hier<br />

behoefte aan - om weerstand te kunnen bieden aan de Franse dreiging.<br />

De onderhandelingen over de nieuwe staat werden voornamelijk gevoerd<br />

door de grote mogendheden Groot-Brittannië, Pruisen, Oostenrijk en<br />

Rusland, onder leiding van de eerstgenoemde. Willem I zou de nieuwe<br />

koning met veel macht worden. De belangrijkste partijen uit het zuiden,<br />

de katholieken en de liberalen, stemden hier vooral uit vrees voor<br />

elkaar mee in en uiteindelijk werd er met een ietwat aparte ‘Hollandse<br />

rekenkunde’ een nieuwe grondwet aangenomen.<br />

Om de scheiding slechts vijftien jaar later te kunnen verklaren zullen<br />

eerst de belangrijkste verschillen tussen Noord en Zuid op een rijtje<br />

worden gezet in de onderstaande tabel (zie tabel 1).<br />

Tabel 1: Verschillen tussen het noordelijke en zuidelijke gedeelte van het Koninkrijk<br />

der Nederlanden in 1830<br />

Noord Zuid<br />

Overwegend protestant Overwegend katholiek<br />

2 miljoen inwoners 3,5 miljoen inwoners<br />

Nederlandstalig Franstalig<br />

Handelseconomie Agrarische economie<br />

Burgerlijke bovenlaag Adellijke elite<br />

Relatief grote staatsschuld Relatief kleine staatsschuld<br />

Veel bestuurlijke macht Weinig bestuurlijke macht<br />

Deze verschillen alleen al zouden leiden tot vele spanningen, maar waren<br />

niet de enige problemen in het Koninkrijk der Nederlanden. Wellicht<br />

hadden veel van de genoemde problematische verschillen overbrugd<br />

kunnen worden indien er de beschikbaarheid zou zijn geweest over<br />

betere communicatiemiddelen, meer politieke weerstand of simpelweg<br />

meer tijd. Hoewel de standenmaatschappij langzaamaan verdween,<br />

waren de culturen en motieven tussen Noord en Zuid nog dusdanig<br />

verschillend dat er bijvoorbeeld geen sprake was van gemeenschappelijke<br />

oppositiepartijen met gezamenlijke belangen, wat wellicht tot meer<br />

eenheid en een beter beleid had kunnen leiden. Daarentegen zou in 1828<br />

wel een verbond worden opgericht tussen de belangrijkste zuidelijke<br />

oppositiegroepen, de katholieken en de liberalen in het zogenaamde<br />

‘Monsterverbond’. Hiermee was de politieke situatie op zijn minst licht<br />

ontvlambaar te noemen.<br />

<strong>girugten</strong> april 2008


Andere factoren die in 1830 een rol zouden spelen waren:<br />

» De economische terugslag en de lage lonen, hoge werkloosheid en<br />

hoge voedselprijzen die hiermee gepaard gingen.<br />

» De veranderende belangen van de grootmachten, waaronder met<br />

name Groot-Brittannië die het Koninkrijk der Nederlanden niet<br />

langer zag als waarborg voor eigen veiligheid, maar eerder als gevaar.<br />

Hoewel Frankrijk gebaat zou zijn bij een escalatie, kampten zij met<br />

hun eigen problemen en werden zij uiteraard ook nauwlettend in de<br />

gaten gehouden door de andere grootmachten.<br />

» Het feit dat het grootste gedeelte van het zuidelijke leger bestond<br />

uit bevolking afkomstig uit het zuiden, welke naar later zou blijken<br />

weinig zouden doen om een eventuele opstand tegen te houden.<br />

» De julirevolutie in Parijs en een ‘revolutionaire’ operavoorstelling,<br />

welke door veel zuiderlingen als voorbeeld werden gezien voor een<br />

soortgelijke opstand.<br />

» En als laatste valt ook de rol van koning Willem I, die achteraf<br />

gezien niet altijd even tactvol heeft gehandeld en vooral op de<br />

verkeerde momenten hard optrad of juist te toegeeflijk was, niet<br />

uit te wissen.<br />

» Kortom, de ideale situatie voor een revolutie en die brak dan ook<br />

uit. Na enig getouwtrek zou België onafhankelijk worden.<br />

Driedeling België<br />

Hoe is nu precies die driedeling ontstaan binnen België zelf? Om deze<br />

vraag te kunnen beantwoorden moet eerst uitgelegd worden welke drie<br />

delen hier bedoeld worden en in hoeverre er gesproken mag worden over<br />

een driedeling. België is op meerdere manieren in te delen, waaronder de<br />

volgende drie categorieën:<br />

»<br />

»<br />

»<br />

Gemeenschappen: (figuur 2)<br />

- De Franse Gemeenschap<br />

- De Vlaamse Gemeenschap<br />

- De Duitstalige Gemeenschap<br />

Gewesten:<br />

- Het Waals Gewest<br />

- Het Vlaams Gewest<br />

- Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest<br />

Taalgebieden:<br />

- Het Franstalig taalgebied<br />

- Het Nederlandstalig taalgebied<br />

- Het Duitstalig taalgebied<br />

- Het tweetalig taalgebied<br />

Hierbij hebben de gemeenschappen betrekking op personen, gewesten<br />

op grondgebieden en taalgebieden uiteraard op de gevoerde officiële<br />

taal. Er is nogal wat overlap. Grofweg kan gesteld worden dat het Waals<br />

gewest, de Frans- en<br />

Duitstalige gemeenschap<br />

bevat met de<br />

bijbehorende Frans- en<br />

Duitstalige taalgebieden;<br />

het Vlaams gewest bevat<br />

de Vlaamse gemeenschap<br />

en het Nederlandstalig<br />

taalgebied. De hoofdstad<br />

van België, Brussel, is<br />

een apart gewest, een<br />

combinatie van de Franse<br />

en Vlaamse Gemeenschap<br />

en zodoende ook<br />

een tweetalig gebied<br />

(hoewel het Frans hier de<br />

voornaamste taal is).<br />

Figuur 2: De Belgische Gemeenschappen<br />

<strong>girugten</strong> april 2008<br />

Terug naar de beginvraag: hoe is de driedeling binnen België ontstaan?<br />

Hoewel het ontstaan van de Vlaamse en Waalse culturen een onduidelijk<br />

en al veel eerder begin hebben kan wel worden gesteld dat het gebied dat<br />

wij nu kennen als de deelstaat Vlaanderen uiteindelijk pas in 1795, na heel<br />

wat oorlogen, zou worden samengebracht binnen het Oostenrijkse rijk.<br />

Niet lang daarna werd België onafhankelijk en met die onafhankelijkheid<br />

zou ook de Vlaamse Beweging worden opgericht: “Deze Vlaamse<br />

Beweging was aanvankelijk een taal- en cultuurbeweging, maar onder het<br />

verzet van het Belgische establishment groeide ze uit tot een politieke en<br />

socio-economische beweging die de erkenning van de Vlaamse culturele<br />

integriteit en de politieke zelfstandigheid van Vlaanderen nastreeft.”,<br />

aldus Wikipedia. In 1960 werd officieel de taalgrens vastgelegd, in 1993<br />

gevolgd door het officieel worden van België als federale staat; waarvan<br />

Vlaanderen en Wallonië de deelstaten zijn. Als tegenhanger van en<br />

reactie op de Vlaamse beweging werd bijna tegelijkertijd ook de Waalse<br />

beweging opgericht. Hoewel de Walen, die toch de grootste rol hadden<br />

gespeeld in de revolutie, aan het begin nog veel invloed uitoefenden<br />

over het Vlaamse gedeelte, draaiden de rollen later langzaam om. Zeker<br />

sinds de economische crisis in de jaren ’60 en ’70 waarbij de Waalse<br />

(mijn)industrie ten onder ging, zou Wallonië steeds afhankelijker worden<br />

van het veel rijkere Vlaanderen.<br />

Dan hebben we nog de Duitstalige gemeenschap. Dit gebied werd na de<br />

Eerste Wereldoorlog in het Verdrag van Versailles (1919) overgedragen<br />

door Duitsland aan België.<br />

Verschillen en overeenkomsten<br />

De grootste overeenkomst tussen de gebieden Vlaanderen, Wallonië<br />

en het Duitstalige gebied in België is dat er drie officiële talen worden<br />

gesproken, namelijk Vlaams, Frans en Duits.<br />

Het Vlaams wordt door ongeveer zestig procent van de bevolking<br />

gesproken en het Waals door een kleine veertig procent. Slechts 75 000<br />

mensen spreken Duits.<br />

Bij het totstandkoming van België in 1830 werd de voertaal Frans.<br />

Echter de Vlamingen waren hier fel op tegen, zo ontstond de Vlaamse<br />

Beweging. Later ging deze beweging naast de taalstrijd ook een politieke<br />

strijd aan. Al snel volgde er ook een Waalse beweging.<br />

Er ontstonden heuse taalwetten. De eerste stamt uit 1873, waarbij Vlaams<br />

weer wordt toegestaan. In 1878 wordt de tweede taalwet aangenomen<br />

geldig in Vlaanderen en Brussel, waarbij ambtenaren Nederlands- of<br />

tweetalig moeten zijn. Vijf jaar later werd de derde taalwet aangenomen,<br />

waarbij er niet alleen meer Frans op middelbare scholen gesproken diende<br />

te worden. Door de komst van de Gelijkheidswet in 1898 kwam en zowel<br />

Frans als Nederlands op gelijke voet te staan als officiële talen.<br />

Vlaams<br />

Wanneer het Vlaams verder wordt uitgelicht in een vergelijking met het<br />

Nederlands is er een aantal grappige en opmerkelijke betekenissen van<br />

woorden.<br />

Wanneer een Vlaming het heeft over ‘lopen’ bedoelt hij rennen, maar<br />

gaat het over onze betekenis van lopen, dus wandelen in plaats van<br />

rennen, dan heeft hij het over ‘stappen’. Ook kan er verwarring ontstaan<br />

over de betekenis ‘klappen’ wat in het Vlaams geen ‘meppen’ of ‘er op<br />

los slaan’ betekent, maar gewoon ‘praten’. Ook een ‘aftrekker’ heeft een<br />

vrij onschuldige betekenis, want hier wordt namelijk de flesopener mee<br />

bedoeld. Met ‘binnendoen’ echter hebben ze het over zoenen en wanneer<br />

ze aan het ‘smoren’ zijn, hebben ze het over blowen.<br />

Dan is er nog een aantal woorden, die wij in de Nederlandse taal<br />

gewoon in het Frans of Engels laten staan, maar de Vlamingen wel naar<br />

het Nederlands vertaald hebben. Zo wordt met een ‘duimspijker’ een<br />

punaise bedoeld, met een ‘regenscherm’ wordt een paraplu bedoeld en<br />

een hefschroefvliegtuig is hetzelfde als een helikopter. Verder heb je nog<br />

de verkleinwoorden met -ke, zoals ‘schatteke’ of ‘lieveke’ en is het heel<br />

normaal om ‘ge’ of ‘gij’ in plaats van ‘je’ of ‘jij’ te zeggen.<br />

13


14<br />

België<br />

Politiek<br />

Zoals al werd beschreven, was rond 1870 de welvaart in Wallonië erg<br />

groot geworden door de zware industrie en steenkool. Vlaanderen<br />

echter was maar een arm boerenland. Door de economische crisis van<br />

de jaren ’60 en ’70 vond een ommekeer hierin plaats. Wallonië is nu<br />

veel afhankelijker van Vlaanderen. Wat ze echter gemeen hebben is het<br />

feit dat de deelstaten zeer autonoom zijn en ook hun eigen Eerste en<br />

Tweede Kamer hebben. Door de komst van de federalisering zijn deze<br />

twee gebieden twee lossere entiteiten geworden, waarbij Vlaanderen<br />

zich meer op Nederland richt en Wallonië meer op Frankrijk. Daarnaast<br />

wordt het buitenlands beleid, de munteenheid, de binnenlandse orde en<br />

veiligheid, justitie en het leger wel op federaal niveau uitgevoerd. Een<br />

verschil met Nederland is dat de Belgische coalitie meestal uit minstens<br />

vier of vijf partijen bestaat in tegenstelling tot ons politieke stelsel met<br />

meestal twee of drie coalitiepartijen.<br />

Koningshuis<br />

Naast een federale parlementaire democratie is België ook een<br />

constitutionele monarchie. Net als Nederland heeft België een koningshuis,<br />

waarbij de rol in grote lijnen gelijk is aan Nederland. De Belgische<br />

adel was voornamelijk Franssprekend. Koning Albert II is nu aan de<br />

macht, maar toen koning Boudewijn in 1993 kwam te overlijden was er<br />

in heel België wel een soort van opleving van België-euforie. Dit hing<br />

ook samen met de invoering van de federale staat.<br />

Toekomstvisie<br />

Zoals reeds gezegd in de inleiding, zal dit deel een tamelijk subjectief tintje<br />

hebben. Het is dus weinig gebaseerd op feiten en wetenschappelijkheden,<br />

maar meer een toekomstprojectie zoals wij denken hoe het zal zijn over<br />

een x aantal jaar. Omdat dit erg veel onzekerheid met zich meebrengt,<br />

zetten wij hieronder drie mogelijke situaties uiteen:<br />

Een eerste situatie is dat de zojuist gevormde regering het dusdanig<br />

verprutst dat er weinig sprake meer zal zijn van enigerlei nationalisme.<br />

De taalgemeenschappen zullen op zoek gaan naar ander volk waarmee<br />

zij zich meer kunnen vereenzelvigen. Dit zou tot gevolg hebben dat<br />

België zich opsplitst waarbij elke taalgemeenschap zich aansluit bij<br />

het land met de desbetreffende taal. Frankrijk zal dan eindelijk toch<br />

zeggenschap krijgen over de Walen en kunnen vanuit historisch oogpunt<br />

gezien natuurlijk niet weigeren. Hetzelfde geldt voor Duitsland dat de<br />

nationalistische trots weer enigszins opkrikt met het herwinnen van het<br />

Duitstalige gebied. De gierige Nederlanders zijn maar wat blij met het<br />

economisch voorspoedige Vlaanderen. Brussel wordt een stadstaat en<br />

zal enkel met pasjes toegankelijk zijn voor ambtenaren van de Europese<br />

Unie. Je weet maar nooit…<br />

Een tweede, meer denkbare, situatie is dat Vlaanderen aan zal dringen<br />

op autonomie en zich definitief af zal splitsen van Wallonië, dat zich<br />

zelfstandig zal moeten gaan redden. Bijna logisch gezien het gebrek<br />

aan een gezamenlijke identiteit, het grote economische verschil, de<br />

taalbarrière, et cetera.<br />

Ten slotte de meest waarschijnlijke visie is dat de trend van<br />

verzelfstandiging van de Staten of het federale stelsel door zal zetten.<br />

Dit door de ‘gelaagde’ identiteit van de Belg, waarbij de nationalistische<br />

laag vaak onder die van de regionale herkomst ligt. Hierbij spelen<br />

opleiding, herkomst, politieke opinie en eigenbelang ook een belangrijke<br />

rol. Het is ondenkbaar dat België zich op zal splitsen in twee nieuwe<br />

staten. In het onderbewustzijn van de gemiddelde Belg zal toch altijd<br />

een nationaal gevoel blijven bestaan, dat gepaard gaat met een symbool<br />

van (vergane) glorie, rijkdom en status. Ondanks de korte geschiedenis,<br />

waarin desalniettemin veel is meegemaakt; te noemen het kolonialisme<br />

(Belgisch Kongo), twee wereldoorlogen en de vorming van de EU, nota<br />

bene met Brussel als Europese hoofdstad! Zeker indien Wallonië zich<br />

economisch weet te herstellen, zal deze situatie meer denkbaar worden.<br />

Of het koningshuis zal blijven bestaan laten wij eventjes in het midden,<br />

evenals het voetbalelftal. Het maakt ons ook eigenlijk niet zoveel uit,<br />

zolang de Vlaamse frites, pralines en het Belgische bier maar blijven<br />

bestaan!<br />

Bronnen:<br />

- Eppink, D.J. (2003), Vreemde buren: over de politiek in Nederland en België,<br />

Amsterdam: Contact<br />

- Falter, R. (2005), 1830: de scheiding van Nederland, België en Luxemburg,<br />

Tielt: Lannoo<br />

- Paschal L., A.F. de Savornin Lohman (1924), Het historisch en politiek<br />

noodlot van België, Amsterdam: Van Looy<br />

- Rietbergen, P., T. Verschaffel (2005), Broedertwist: België, Nederland en de<br />

erfenis van 1830, ’s-Hertogenbosch: Noordbrabants Museum; Leuven: Stedelijk<br />

museum Vander Kelen-Mertens; Zwolle: Waanders<br />

- Wikipedia (2008), http://nl.wikipedia.org/wiki/Staatshervorming_<br />

(Belgi%C3%AB), bezocht op 24-03-2008<br />

- Wouters, P. (2005), België-Nederland: verschil moet er zijn, Rotterdam:<br />

Lemniscaat<br />

Het wapen van België<br />

<strong>girugten</strong> april 2008


Na de val van Napoleon werden het Verenigd Koninkrijk der<br />

Nederlanden en Pruisen het tijdens het Congres van Wenen niet eens<br />

over de grens tussen de beide staten. De onenigheid ging over een<br />

zinkmijn bij het plaatsje Kelmis. In 1816 werd besloten dat Moresnet<br />

onderdeel werd van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden en Neu-<br />

Moresnet onderdeel van Pruisen. Het tussen deze gebieden gelegen<br />

dorpje Kelmis en haar omgeving werd een condominium (een staat<br />

met gedeelde soevereiniteit) van Nederland en Pruisen (later België en<br />

Pruisen, en België en Duitsland) met de burgemeester van Kelmis als<br />

staatshoofd (zie figuur 1). Na de onafhankelijkheid van België ontstond<br />

er bij de Vaalserberg een vierlandenpunt met Nederland, België, Pruisen<br />

en Neutraal Moresnet (zie figuur 2). Dit was het enige vierlandenpunt<br />

dat ooit bestaan heeft. De weg vanuit Nederland naar de Vaalserberg<br />

heet nog steeds de ‘Viergrenzenweg’.<br />

Aan het begin van de twintigste eeuw zijn er nog plannen geweest om<br />

van Neutraal Moresnet een Esperantostaat te maken onder de naam<br />

Amikejo, dat vriendenplaats betekent. Uiteindelijk is hier, mede door het<br />

uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, niets van terechtgekomen.<br />

Bij het ontstaan van Neutraal Moresnet in 1816 had het staatje 256<br />

inwoners. Doordat de lonen er echter hoger lagen dan in de omliggende<br />

landen en het een belastingparadijs werd woonden er binnen vijftig jaar<br />

<strong>girugten</strong> april 2008<br />

Neutraal Moresnet<br />

Bij het horen van het woord ‘dwergstaat’ zullen de meeste mensen denken aan staatjes als Monaco, Liechtenstein, San Marino en<br />

Vaticaanstad. In de periode van 1816 tot 1919 heeft er echter nog een dwergstaatje bestaan dat zich veel dichter bij onze landsgrenzen<br />

bevond, namelijk Neutraal Moresnet. Dit staatje lag ongeveer zeven kilometer ten zuidwesten van Aken en had een oppervlakte van 344<br />

hectare.<br />

Figuur 1: De ligging van Neutraal Moresnet<br />

2500 mensen. Deze sterke groei is echter ook voor een groot deel toe te<br />

schrijven aan de groei van de zinkmijn en de daarmee samenhangende<br />

toeloop van arbeiders.<br />

Aangezien Neutraal Moresnet zo’n klein staatje was waren de inwoners<br />

voor veel diensten aangewezen op de buurlanden. Een voorbeeld hiervan<br />

is het postverkeer. In het gebied werd de post bezorgd en opgehaald<br />

door zowel de Pruisische als Belgische postdiensten. Dit was echter<br />

wel een volledig gescheiden systeem. Via de Belgische postdienst kon<br />

post, met een Belgische postzegel, naar België verstuurd worden tegen<br />

binnenlands tarief en voor Pruisen bestond eenzelfde systeem. Bij post<br />

naar andere landen kon de goedkoopste dienst worden gekozen.<br />

Het leven in het neutrale staatje had voor haar inwoners ook nog een<br />

aantal voordelen. Zo bestond er tot 1847 geen dienstplicht. Daarna<br />

kon men kiezen voor militaire dienst in België of Pruisen. Ook kon<br />

er tolvrij uit de omliggende landen geïmporteerd worden, waren de<br />

belastingen zeer laag en lag het prijsniveau lager en de lonen hoger dan<br />

in de omringende landen. Verder was het stoken van drank (voor eigen<br />

gebruik) legaal. Er werd alleen zoveel drank gestookt dat de inwoners van<br />

Neutraal Moresnet dit zelf niet allemaal konden consumeren, ondanks<br />

dat er ongeveer zeventig cafés in het neutrale gebied waren. Een groot<br />

deel van de overproductie werd het land uitgesmokkeld, waarvan een<br />

groot deel naar Nederland<br />

Met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog kwam een einde aan<br />

Neutraal Moresnet als staat. In 1914 werd het bezet door Duitsland en<br />

in 1919 werd in het Verdrag van Versailles besloten dat het bij België<br />

gevoegd zou worden. Artikel 32 van het Verdrag van Versailles luidt:<br />

“Duitschland erkent de volkomen soevereiniteit van België over het<br />

geheele betwiste gebied van Moresnet”. Neutraal Moresnet had echter in<br />

1885 met het uitgeput raken van de zinkmijn al een groot deel van zijn<br />

bestaansrecht verloren.<br />

Een opmerkelijk detail is overigens dat Nederland officieel nooit<br />

afstand heeft gedaan van<br />

de bestuurlijke rechten over<br />

Neutraal Moresnet.<br />

Tegenwoordig bestaat<br />

er op internet nog een<br />

onafhankelijkheidsbeweging<br />

van Neutraal Moresnet, met<br />

een regering in ballingschap.<br />

Volgens de website heeft deze<br />

monarchie op dit moment<br />

achttien stemgerechtigde<br />

burgers.<br />

Bronnen:<br />

- http://wikipedia.org/<br />

- http://www.home.zonnet.nl/<br />

kippenest/home.htm<br />

- http://www.moresnet.nl/<br />

Figuur 2: Vierlandenpunt, met op de voorgrond Neutraal Moresnet<br />

-door Mathieu Drolinga-<br />

15


-door Wietske Wilts-<br />

Plaatsnamen over de grens<br />

Dat het Groningse land rijk bedeeld is als het gaat om ‘wereldse’ plaatsen blijkt maar<br />

weer als je loopt van station Winschoten naar station Scheemda. Als je Winschoten in<br />

westelijke richting ten zuiden van het spoor uitloopt, stuit je op een klein buurtschap<br />

waar tot nu toe elke aanduiding van een plaats, gehucht, of straat lijkt te ontbreken.<br />

Omdat de ligging van de plaats van tevoren goed is bekeken op een kaart, weet ik dat<br />

ik me in Napels West bevind. (Napels Oost ligt overigens ten noorden van het spoor,<br />

en is alleen via omwegen bereikbaar.) Vergeleken met de grote troep in de gelijknamige<br />

Italiaanse stad is het hier toch bijzonder netjes. In Napels West ogen de meeste opritten<br />

wel wat rommelig, maar dat kan niet tippen aan de grote vuilniszakkenchaos in Napels,<br />

de derde stad van Italië. Hier staan de straten namelijk vol met vuilniszakken die niet<br />

meer opgehaald worden omdat de vuilnisbelten in de omgeving vol zijn en de toegang<br />

tot nieuwe locaties om vuilnisbelten te creëren ontzegd is.<br />

Napels West, dat iets hoger lijkt te liggen dan het omliggende land, telt enkele vrij oude<br />

en ietwat vervallen huizen. Daarnaast is er nog één groot protserig nieuwbouwhuis met<br />

een uit zwarte spijlen met scherpe punten bestaand hek, en een grote luxe auto op het<br />

grind ervoor: een bijzondere tegenstelling.<br />

Wanneer ik de weg volg kom ik na 200 meter, in de buitenwijken van het dorp Westerlee,<br />

een straatnaambordje tegen met de naam ‘Napels West’. Wat een geluk. Voor de rest<br />

denken hier weinig mensen hun geluk te vinden: er staan diverse huizen te koop. Na een<br />

tijdje deze plek op me in hebben laten gewerkt, pak ik de benenwagen, en begeef ik mij<br />

door de troosteloze Tranendallaan door het grijze weer richting station Scheemda. Het<br />

begint langzaam te regenen: gauw terug naar de stad.<br />

16 <strong>girugten</strong> februari 2008


<strong>girugten</strong> februari 2008<br />

17


-door Guido Roegholt-<br />

18<br />

België<br />

De betonnen kust van België<br />

Op een beetje zomerdag trekt Nederland er massaal op uit naar het strand, het is er vaak zo druk dat je bijna geen plekje meer kan vinden.<br />

In België is het probleem alleen maar groter; door de zeer korte kustlijn (72,3 km) raakt het snel vol. Door het groeiende toerisme is er<br />

steeds meer vraag naar vakantiewoningen langs de kust. Gevolg is dat er steeds meer en hogere gebouwen verrijzen aan de boulevards.<br />

Dit zijn meestal hoge betonnen flats die het uitzicht behoorlijk beïnvloeden. De vraag die dus overblijft: is de Belgische kust, die muur<br />

van beton, eigenlijk nog wel mooi?<br />

Historie<br />

Eerst een klein stukje historie: de Belgen noemen de appartementen de<br />

‘democratisering van het toerisme’. In de negentiende eeuw verrezen<br />

in Oostende en Blankenberge de eerste luxueuze hotels voor de happy<br />

few. De sjah van Perzië kwam er logeren, net als de Russische keizerlijke<br />

familie. Oostende werd de ‘koningin der badplaatsen’. De Eerste<br />

Wereldoorlog maakte daar abrupt een einde aan, maar na 1918 kreeg<br />

de regio een nieuwe impuls door de bouw van villa’s. Kort voor Pasen<br />

stuurde de Brusselse bourgeoisie de tuinman vooruit. Als alles op orde<br />

was, volgde de familie met het overige huispersoneel. Eind september<br />

gingen de luiken weer maanden omlaag.<br />

De betonnen muur<br />

Tegenwoordig scholen de Belgen samen op de amper 73 kilometer<br />

lange kuststrook van Knokke-Heist aan de Nederlandse grens tot aan<br />

de Panne, bij Frankrijk. Ze komen om te zwemmen en te zonnebaden,<br />

vaak op strandstoelen die ter plaatse worden verhuurd, maar ook om<br />

te flaneren op de brede boulevards met winkels en opvallend veel<br />

makelaarskantoortjes die appartementen aan zee verkopen. Als je als<br />

Belg een beetje mee wil tellen bezit je minimaal een vakantiewoning<br />

en dan speciaal aan de kust, sommigen verdienen zelfs hun brood als<br />

pandjesbaas. In rap tempo is het aantal vakantiewoningen aan de kust<br />

gestegen tot 80.000, stuk voor stuk in particuliere handen. Slechts de<br />

helft hiervan heeft zeezicht. De duinen zijn compleet weggevaagd door<br />

deze hoogbouw. De hele kustlijn is getransformeerd tot een betonnen<br />

muur. De enorme groei van het toerisme gaat nu zo langzamerhand<br />

duidelijk maken dat dit niet zonder gevolgen gaat. Deze groei is pas<br />

ontstaan zo rond de jaren ’70. Hiervoor vond er veel kleinere hoogbouw<br />

plaats, er werd uitgegaan van zo’n drie tot vier verdiepingen en echt niet<br />

hoger. Alleen oversteeg de vraag naar vakantiewoningen het aanbod zo<br />

gigantisch dat er besloten werd om op veel grotere schaal hoogbouw<br />

te gaan plegen. Nu werden gebouwen van zeven tot tien verdiepingen<br />

de norm en waren hogere torens absoluut geen uitzondering. Een goed<br />

voorbeeld is het 35 verdiepingen tellende Europacentrum in Oostende.<br />

Kleine flats maakten zo plaats voor giganten van flatgebouwen die dus<br />

met zijn allen een muur langs de kustlijn vormen.<br />

Groei<br />

Niet alleen met bebouwing langs de kustlijn (en dus met de verpesting van<br />

het aangezicht), maar ook campings en kleinere onderkomens worden<br />

op deze manier slachtoffer van de grote groei in de vastgoedsector. Lang<br />

niet alle bebouwing is er via de legale weg gekomen. Er gaan ontzettend<br />

veel verhalen de ronde over de totstandkoming van alle projecten.<br />

Daarbij heeft men het over gemeentebestuurders die wel eens een oogje<br />

dichtknepen. Eigenlijk hadden sommige gebouwen er nooit mogen komen,<br />

maar woog het belang van nog meer toeristen voor bepaalde gemeentes<br />

langs de Belgische kustlijn zo veel zwaarder dat het maar gedoogd<br />

werd. Dat hierbij ontzettend veel duingebied verloren is gegaan wordt<br />

als onbelangrijk bestempeld. In België is het voor projectontwikkelaars<br />

ook een waar paradijs. Er zijn nauwelijks bestemmingsplannen te<br />

vinden, laat staan dat er strenge regels zijn opgesteld voor het behoud<br />

van belangrijke en waardevolle natuurgebieden zoals bijvoorbeeld de<br />

duingebieden. Iets waar men in Nederland veel meer waarde aan weet<br />

te hechten. Dezelfde projectontwikkelaars maalden er niet om of er een<br />

mooi huisje meer of minder aan de kust overbleef. Zij wilden simpelweg<br />

zoveel mogelijk mensen op dezelfde vierkante kilometer kunnen<br />

huisvesten. Eigenaren van die vrijstaande huisjes werden uitgekocht met<br />

enorme bedragen of ze kregen het mooiste appartement in één van de te<br />

realiseren complexen. Veel Belgen zagen deze deal wel zitten en gingen<br />

er dan ook vrij makkelijk mee akkoord. Zodoende worden er nog altijd<br />

rond de 1500 vakantiewoningen per jaar gerealiseerd.<br />

Pier van Blankenberge<br />

Mooi voorbeeld is de pier van Blankenberge, de 35 meter lange betonnen<br />

kolos uit 1933 is ‘uitzonderlijk gesloten’. Van buiten doet de architectuur<br />

haast fascistisch aan. Ooit stond hier een zwierige pier van gietijzer in art<br />

nouveau, maar die werd, zoals zoveel aan de Belgische kust, in de Eerste<br />

Wereldoorlog verwoest. Daarna ontwikkelde Blankenberge zich tot de<br />

lelijkste badplaats aan de Noordzee. De zeedijk is een massieve muur<br />

van flats in beton en glas uit de jaren ’60 en ’70. De hoogtijdagen van de<br />

‘frigoboxtoeristen’: dagjesmensen die gewapend met een goed gevulde<br />

koelbox gratis kwamen zonnebakken. Tegenwoordig verstouwen de<br />

achttienduizend inwoners jaarlijks een half miljoen toeristen. Dankzij<br />

<strong>girugten</strong> april 2008


de aanwezigheid van fastfoodzaken, goedkope kroegen en zweterige<br />

discotheken is Blankenberge ook in trek bij de Belgische jeugd. Een<br />

gezellige boel, maar chic is anders. Blankenberge is het Benidorm van<br />

België.<br />

Weinig bezwaar<br />

De Belg lijkt het allemaal vrij weinig te interesseren dat de kust zo<br />

langzamerhand één grote boulevard aan het worden is. Het motto is<br />

vaak: “Ach, als je je omdraait zie je die hoge gebouwen toch niet meer<br />

en als je ’s ochtends de gordijnen opentrekt heb je toch werkelijk het<br />

mooiste uitzicht wat je je maar kan wensen?” Hierbij kan je je alsnog<br />

afvragen of dit niet erg zwart-wit gedacht is. De helft van de mensen<br />

heeft immers geen zeezicht en vanuit de kleinere dorpjes achter de<br />

(voormalige) duinen zie je allang geen kustlijn meer en kijk je alleen<br />

maar tegen soms de lelijkste hoogbouw aan. Aan het kustbezoek is ook<br />

niet af te zien dat deze bouw de toerist afschrikt. De stroom blijft alleen<br />

maar toenemen.<br />

Vakantiepark<br />

Naast alle vakantiewoningen<br />

is er natuurlijk nog veel<br />

meer bijgekomen aan de<br />

Belgische kust. Te denken<br />

is de horeca, speelparken<br />

en ander vermaak. In rap<br />

tempo is er veel uit de<br />

grond gestampt. Onder<br />

andere een dolfinarium, een<br />

pretpark en verschillende<br />

natuurlijke tuinen zijn te<br />

bewonderen aan de kust. Dit<br />

alles om de toerist zoveel<br />

mogelijk te vermaken.<br />

Verschillende restaurantjes<br />

met zeer gevarieerde<br />

keukens hebben zich ook<br />

aan dit druk bezochte stukje<br />

België. De kwaliteit is de<br />

laatste jaren zeer vooruit<br />

gegaan. Er kan dus wel<br />

gezegd worden dat de hele<br />

kustlijn zo langzamerhand<br />

getransformeerd is in één<br />

<strong>girugten</strong> april 2008<br />

groot vakantiepark. Voor echte natuurliefhebbers is het dus absoluut<br />

geen goede bestemming om heen te gaan. Er is door alle bebouwing<br />

weinig echt open duinlandschap, zoals we dat in Nederland kennen,<br />

meer over. De Belgische overheid maakt dat niet zo heel veel uit. Het<br />

gaat hen voornamelijk om de groei van de toeristensector.<br />

De kanttekening die tenslotte nog geplaatst kan worden is de vraag wat<br />

er met al dit toeristisch vermaak buiten het seizoen gebeurt. Dit is te<br />

beantwoorden met ‘vrij weinig’. Als je op een doordeweekse winterdag<br />

je over een stukje boulevard begeeft, kom je vrij weinig bedrijvigheid<br />

tegen. Toch is het een florerende sector. Maar van een open stukje België<br />

is absoluut niet meer te spreken. Echter, de Belg haalt er zijn schouders<br />

voor op.<br />

19


-door Jochem Dijkstra-<br />

20<br />

Masterthesis<br />

Gevaarlijke wegen: veilige wegen?<br />

De invloed van de inrichting van de openbare<br />

ruimte op het gedrag van weggebruikers.<br />

De laatste jaren is een verschuiving waar te nemen binnen het planningtheoretische denken. Het geloof in de maakbare samenleving<br />

(modernisme) lijkt langzamerhand plaats te maken voor meer postmoderne gedachten waarbij men uitgaat van complexiteit,<br />

pluriformiteit en het ontbreken van een absolute waarheid. In de vorige Girugten schreef Johan Vos over de gevolgen hiervan op het<br />

militair cultuurhistorisch erfgoed. Dit artikel gaat over de gevolgen van het postmoderne gedachtegoed op de inrichting van onze<br />

verblijfsruimten.<br />

Het modernisme veronderstelt dat kennis de basis is voor goede<br />

plannen. Dit is terug te zien bij de weginrichting die bepaald wordt<br />

door verkeerskundigen; specialisten die aan de hand van de door<br />

hen opgedane kennis de weginrichting bepalen. Het bepalen van<br />

de weginrichting geschied aan de hand van een handboek (ASVV;<br />

Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom)<br />

waarin alle kennis van verkeerskundigen is gebundeld. Een tegengestelde<br />

(meer postmoderne) beweging is bekend onder de naam Shared Space.<br />

Deze filosofie beveelt een nieuwe manier van weginrichting aan waarbij<br />

de verantwoordelijkheid voor het gedrag bij de weggebruikers komt<br />

te liggen in plaats van bij de wegbeheerder. Deze filosofie is middels<br />

een gelijknamig Europees project in de praktijk gebracht (http://www.<br />

shared-space.org).<br />

Shared Space gaat niet uit van standaardoplossingen en technische<br />

maatregelen, maar van maatwerk in samenspraak met de lokale bevolking<br />

waarbij de verantwoordelijkheid van het gedrag bij de verkeersdeelnemer<br />

komt te liggen. Wanneer er gebruik wordt gemaakt van verkeerslichten,<br />

belijning en verkeersborden wordt namelijk duidelijk gemaakt wat de<br />

weggebruiker wel en niet mag doen, dit wordt bepaald door de overheid.<br />

Hierdoor vertonen weggebruikers regelgeleid gedrag in plaats van sociaal<br />

gedrag. Door de weg zodanig in te richten dat de verantwoordelijkheid<br />

voor het gedrag in het verkeer bij de gebruiker komt te liggen, zal deze<br />

socialer gedrag vertonen en voorzichtiger rijden. Dit wordt veroorzaakt<br />

door de invloed van risicoperceptie.<br />

Verschillende functies van wegen<br />

Er zijn twee hoofdfuncties van wegen te onderscheiden, namelijk die van<br />

vervoer van personen en goederen en die van ontmoetingsplaats. Begin<br />

1900, toen er nog niet zoveel auto’s waren, stond de ontmoetingsfunctie<br />

centraal. Met de groei van de (gemotoriseerde) mobiliteit is deze functie<br />

echter steeds verder naar de achtergrond verdrongen. Het verdwijnen<br />

van de ontmoetingsfunctie van de weg heeft gevolgen voor de kwaliteit<br />

van de openbare ruimte. Uit onderzoek van Appleyard (zie figuur 1)<br />

kwam naar voren dat hoe meer verkeer er door een straat komt, hoe<br />

minder vrienden en bekenden men in de straat heeft.<br />

Figuur 1: Gevolgen van verkeer op het aantal vrienden en bekenden in de omgeving<br />

(volgens Appleyard).<br />

De culturele geografie biedt meer handvatten voor het bepalen van de<br />

kwaliteit van een plaats. Eén van deze handvatten is Ritzers ‘somethingnothing<br />

continuüm’ waarbij de verschillen tussen een place (locatie met<br />

hoge kwaliteit) en een non-place (locatie met lage kwaliteit) worden<br />

aangeduid.<br />

Dimension Something (place) (non-place) Nothing<br />

Complexity Unique (one of a kind) Generic (interchangeable)<br />

Spatial Local geographic ties Lack of local ties<br />

Temporal Specific to the times Time-less<br />

Human Humanized Dehumanized<br />

Magical Enchanted Disenchanted<br />

Als we de begrippen place en non-place vertalen naar de openbare ruimte<br />

dan kunnen we het begrip non-place koppelen aan een verkeersruimte<br />

en place aan een verblijfsruimte. Hieronder zijn deze begrippen verder<br />

uitgewerkt.<br />

Verkeersruimte<br />

Enkel doel<br />

Lineair<br />

Consistent<br />

Gereguleerd<br />

Onpersoonlijk<br />

Voorspelbaar<br />

Verblijfsruimte<br />

Multifunctioneel<br />

Ruimtelijk<br />

Constant veranderend<br />

Culturele / sociale regels<br />

Persoonlijk<br />

Onvoorspelbaar<br />

Gedurende de afgelopen decennia is de auto steeds dieper doorgedrongen<br />

in het publieke domein. Plaatsen die dienst zouden moeten doen<br />

als ontmoetingsplek of verblijfsgebied zijn door de auto opgeëist,<br />

doordat verkeerskundigen bij de inrichting van de openbare ruimte de<br />

automobilist veelal centraal stellen. Om te voorkomen dat de openbare<br />

ruimte verder degradeert is het van belang om de openbare ruimte vanuit<br />

een bredere optiek te bekijken.<br />

Omdat de verkeersvoerende functie van wegen erg belangrijk is, is<br />

het van belang om een onderscheid te maken tussen verkeersruimten<br />

en verblijfsruimten. Hierbij dient een verkeersruimte voor het vervoer<br />

van personen en goederen. Deze ruimten dienen enkel dit doel,<br />

zijn voorspelbaar, gereguleerd en onpersoonlijk. De verblijfsruimte<br />

daarentegen is een plaats waar mensen elkaar ontmoeten en waar men<br />

zich thuis voelt. Deze plek is onvoorspelbaar, persoonlijk en het gewenste<br />

gedrag is afhankelijk van de sociale en culturele normen. Dit onderscheid<br />

lijkt vanzelfsprekend, maar toch worden heel veel verblijfsruimten (zoals<br />

woongebieden of binnensteden) ingericht als verkeersruimte. Om deze<br />

reden verliezen deze gebieden hun kwaliteit. Hierdoor durven mensen<br />

niet meer de straat op om een praatje te maken, mogen kinderen niet<br />

meer op straat spelen, zal je niet snel in de zomer een biertje buiten<br />

<strong>girugten</strong> april 2008


op de stoep drinken en gaat de sociale functie van de openbare ruimte<br />

verloren.<br />

Door de inrichting van verblijfsgebieden meer integraal te benaderen<br />

kan een hogere kwaliteit bereikt worden. De inrichting van de weg<br />

speelt hierbij een belangrijke rol. In veel gevallen wordt de weg ingericht<br />

volgens de standaard aanbevelingen van het CROW (Centrum voor<br />

Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en<br />

de Verkeerstechniek) terwijl een maatwerk aanpak in het geval van<br />

verblijfsgebieden meer aan te bevelen is. De Duurzaam Veilige aanpak<br />

die de overheid veelal volgt gaat uit van een standaardisering van wegen<br />

waardoor het gevaar bestaat dat er qua inrichting van de openbare<br />

ruimte geen verschil meer waar te nemen is tussen de Oosterparkwijk in<br />

Groningen en de Jordaan in Amsterdam.<br />

Risicoperceptie<br />

Wanneer wegen uniek worden uitgevoerd ontstaat niet alleen<br />

kwaliteit, maar de verkeersveiligheid kan ook worden verhoogd. Bij<br />

een onvoorspelbare weginrichting wordt namelijk de risicoperceptie<br />

verhoogd, deze risicoperceptie kan de sleutel zijn tot een hogere<br />

verkeersveiligheid. In het verkeer is men altijd bezig met het afwegen<br />

van de voor- en nadelen van het gedrag. Als men na het te hard<br />

rijden een ongeluk krijgt zal de risicoperceptie toenemen en zal men<br />

voorzichtiger gedrag gaan vertonen. Blijkt echter dat het te hard rijden<br />

een positief effect heeft (eerder op de plaats van bestemming zijn) dan<br />

zal de bereidheid tot het nemen van dit risico groter worden. Dit gedrag<br />

wordt risicocompensatie genoemd, dit is weergegeven in figuur 3.<br />

Figuur 3: Risicocompensatietheorie van John Adams<br />

Risicocompensatie is de aanpassing van het gedrag in reactie op<br />

de risicoperceptie. In de literatuur wordt hoofdzakelijk gesproken<br />

over de negatieve effecten van risicocompensatie, bijvoorbeeld dat<br />

ongevalvermijdende maatregelen teniet worden gedaan doordat men meer<br />

risico gaat nemen. Dit effect is duidelijk waargenomen bij de introductie<br />

van ABS in auto’s. Dit leek bij te dragen aan de verkeersveiligheid, maar<br />

omdat bestuurders zich veiliger achtten gingen ze roekelozer rijden met<br />

een stijging van het aantal verkeersdoden tot gevolg.<br />

Wanneer echter wordt gekeken naar de positieve kanten van<br />

risicoperceptie zou dit betekenen dat door het gevoel van veiligheid van<br />

de automobilist te verlagen (gevaarlijke wegen), de objectieve veiligheid<br />

zal toenemen (veilige wegen). De automobilist zal namelijk als reactie<br />

op de lage subjectieve veiligheid maatregelen treffen om het oude<br />

veiligheidsgevoel terug te krijgen en dus voorzichtiger gaan rijden.<br />

Een mogelijkheid om de risicoperceptie te verhogen is door de<br />

verantwoordelijkheid van het gedrag bij de weggebruiker te leggen.<br />

<strong>girugten</strong> april 2008<br />

Figuur 4: Technische maatregelen om de snelheid te verlagen.<br />

Momenteel ligt deze verantwoordelijkheid bij de overheid die bepaalt hoe<br />

hard je mag rijden. Hiertoe worden verkeersborden geplaatst en andere<br />

technische maatregelen getroffen zoals belijningen en het plaatsen van<br />

drempels en betonnen paaltjes (figuur4). Als deze aanwijzingen niet<br />

worden aangebracht zal de weggebruiker aan de context van de weg af<br />

moeten lezen welk gedrag vereist wordt. Vraag je bij de onderstaande<br />

voorbeelden eens af hoe hard je zou rijden:<br />

Figuur 5: Risicoperceptie in de praktijk, hoe hard zou je hier rijden?<br />

Verkeersborden geven aan welk gedrag gewenst is, maar dit schept<br />

slechts een juridische veiligheid. In een dergelijke situatie zullen veel<br />

mensen dan ook juridisch gedrag vertonen. Wanneer de weggebruiker<br />

zelf verantwoordelijk is voor zijn gedrag zal hij echter sociaal gedrag<br />

vertonen, een situatie die veel geschikter is voor verblijfsruimten.<br />

Wanneer verkeerstekens ontbreken en de weg gedeeld moet worden<br />

met verschillende weggebruikers, zal de risicoperceptie ook hoger zijn.<br />

De weggebruiker zal geneigd zijn om deze verhoogde risicoperceptie te<br />

compenseren om zo weer het oude gevoel van veiligheid te evenaren,<br />

bijvoorbeeld door langzamer te rijden.<br />

Een verkeerskundige inrichting van een verblijfsgebied<br />

Een praktisch voorbeeld van het bovenstaande is het zebrapad.<br />

Voetgangers die hier oversteken genieten een juridische veiligheid;<br />

volgens de wet moeten automobilisten een overstekende voetganger<br />

namelijk voorrang verlenen. Een zebrapad lijkt veilig, maar biedt slechts<br />

een schijnveiligheid. Het risico om aangereden te worden op een zebrapad<br />

21


22<br />

Masterthesis<br />

is namelijk 2,5 keer zo groot is als bij een ongemarkeerde oversteekplaats.<br />

Ook dit is weer te verklaren aan de hand van de risicoperceptie. Omdat<br />

voetgangers denken dat ze veilig zijn op een zebrapad zijn ze minder<br />

alert. Een voetganger die op een ongemarkeerde plek oversteekt zal zich<br />

bewust zijn van het risico dat dit meebrengt om dit risico te compenseren<br />

zal hij extra alert zijn.<br />

Gedrag<br />

Om te komen tot enkele uitgangspunten die nodig zijn om het gedrag<br />

van weggebruikers te beïnvloeden is onderzocht welke factoren van<br />

invloed zijn op gedrag. Volgens de theorie van Icek Ajzen wordt gedrag<br />

voorafgegaan door een gedragsintentie. Deze intentie wordt beïnvloed<br />

door drie factoren, namelijk attitude, subjective norm en perceived<br />

control. Deze drie factoren worden beïnvloed door de risicoperceptie<br />

die een weggebruiker waarneemt. De risicoperceptie wordt beïnvloed<br />

door effecten van eerder vertoond gedrag 1 en door de inrichting van de<br />

openbare ruimte 2 . Hoe deze factoren elkaar beïnvloeden is weergegeven<br />

in figuur 7.<br />

Uit het gedragsmodel komt naar voren dat de openbare ruimte direct van<br />

invloed kan zijn op de risicoperceptie en daarmee indirect van invloed<br />

kan zijn op het gedrag van weggebruikers. Dit betekent dat het gedrag<br />

van weggebruikers deels gestuurd kan worden door aanpassingen in de<br />

1 Wanneer eerder vertoond gedrag (bijvoorbeeld te hard rijden) leidt<br />

tot een negatief effect (een ongeval) dan zal de risicoperceptie groter<br />

worden. Een positief effect (eerder op de plaats van bestemming) is ook<br />

van invloed en zal de risicoperceptie doen afnemen.<br />

openbare ruimte. In een verblijfsruimte kan dit gedaan worden door de<br />

verantwoordelijkheid voor gedrag bij de weggebruiker te leggen. Door<br />

het verwijderen van belijningen zal de automobilist rekening moeten<br />

houden met alle weggebruikers in plaats van alleen diegenen die zich op<br />

zijn rijstrook bevonden. Door het verwijderen van verkeersborden zal<br />

de automobilist zelf moeten bepalen welk gedrag vereist is. Uiteraard is<br />

het hierbij van belang dat wegen geen brede asfaltvlakten worden zoals<br />

een snelweg, maar juist het karakter hebben van een verblijfsgebied.<br />

Hierdoor wordt de onzekerheid en daarmee de risicoperceptie van de<br />

automobilist groter en om dit te compenseren zal hij voorzichtiger gaan<br />

rijden.<br />

Menging van verkeersstromen in een verblijfsgebied<br />

2 Wanneer de openbare ruimte wordt ingericht als een verblijfsgebied,<br />

een plaats waar de automobilist in de minderheid is en de weg moet delen<br />

met andere weggebruikers, dan zal de risicoperceptie van de automobilist<br />

hoger zijn, hij moet tenslotte rekening houden met de verschillende weggebruikers.<br />

Bij een inrichting als verkeersruimte krijgt iedere weggebruiker<br />

een eigen ruimte toegewezen (voetgangers een trottoir, fietsers een<br />

fietsstrook en de automobilisten hun eigen rijstrook). Hierdoor gaat men<br />

er impliciet vanuit dat ieder op zijn eigen rijstrook blijft waardoor men<br />

minder rekening hoeft te houden met de andere weggebruikers en, met<br />

als gevolg een lagere risicoperceptie.<br />

<strong>girugten</strong> april 2008


Want dit is België:<br />

5. De Striphelden:<br />

We kennen ze allemaal: Suske en Wiske, Kuifje, de Smurfen, Robbedoes en Kwabbernoot, Samson en Gert, Lucky Luke en nog vele andere<br />

Belgische striphelden. België is dan ook niet voor niets het land met de meeste stripauteurs per vierkante kilometer. Naar het<br />

schijnt is dit beeldmateriaal van oorsprong juist hier zo populair om op non-verbale manier toch te kunnen communiceren<br />

met niet-taalgenoten. Tegenwoordig is het natuurlijk meer bedoeld als bron van vermaak, verzamelobject of andere recreatieve<br />

doeleinden. Maar of het nu is om de taalgrens te overbruggen, als bron van vermaak of omdat ze gewoon zo van tekenen houden,<br />

ze zijn niet meer weg te denken uit de Belgische cultuur.<br />

4. Bakstenen:<br />

De uitdrukking luidt: „De Belg wordt geboren met een baksteen in zijn maag”. Als Belgen ergens in investeren, dan is het wel<br />

in hun huis of alles wat er aan, op of bij hoort. In 2007 ging bijna 1/3 van het inkomen van de gemiddelde Belg naar het huis of<br />

de inrichting hiervan. ‘Shopping malls’ & woonboulevards, ze zijn er talloos en ze zijn altijd vol. Op nationaal niveau is dit ook<br />

goed terug te zien in het (spoor)wegennet van België dat tot de dichtste ter wereld behoort. Het staat zelfs bekend als ‘the Belgian<br />

window’, omdat het web van de wegenverlichting zelfs tot in de ruimte te zien is!<br />

<strong>girugten</strong> april 2008<br />

3. Bier:<br />

Om maar met de deur in huis te vallen: Palm, Affligem, Geuze, Leffe, Jupiler, Hoegaarden, Maes, Duvel, Westmalle, Stella<br />

Artois, Grimbergen, Chimay, La Chouffe en… en…<br />

België telt ruim honderd brouwerijen en het totaal aantal verschillende soorten Belgisch bier wordt op ruim vierhonderd (!)<br />

soorten geschat. Hoewel de zuiderburen zelf de afgelopen jaren steeds minder zijn gaan consumeren blijft de productie toch<br />

stijgen. Dit is met name te danken aan de export, meer dan de helft van de productie wordt geëxporteerd.<br />

2. Frietkotten & Pralines:<br />

België, dat sowieso wel bekend staat als een culinair land heeft toch wel twee echte uitschieters op dit gebied:<br />

- Een frietkot, dé volkse plek om eens even lekker zo’n zak ambachtelijke frieten te consumeren!<br />

Wij kennen ze vooral van de vlaamse frieten met een flinke klodder mayo. Het geheim? De<br />

frieten worden niet één keer, maar twee keer gebakken.<br />

- Naast dit alom bekende culinaire hoogstandje mogen natuurlijk ook de pralines niet worden<br />

vergeten. Pralines, beter bekend als dé echte Belgische bonbons, zijn het neusje van de zalm van<br />

de Belgische chocolade-industrie. Wereldwijde faam en belachelijke prijzen die wij maar wat<br />

graag neertellen voor deze overheerlijke ambachtelijk bereide snoepjes!<br />

De Top 5<br />

1. Moppen:<br />

Waarom onze Belgische vrienden zo bekend staan om hun moppen? Om eerlijk te zijn, geen idee. Maar omdat iedereen er wel eentje kent en omdat<br />

we er zo van houden staat deze klassieker op de eerste plaats. En uiteraard is er maar één manier om deze rubriek af te sluiten:<br />

Er staat een Belg bij een automaat. Hij gooit er een euro in en trekt het deurtje open. Helemaal in zijn sas en juichend eet de Belg zijn snack op. Vervolgens doet hij dat nog<br />

een keer en nog keer, totdat na 7 frikadellen, 4 kaassoufflés, 8 kroketten, 4 bamischijven, 3 gehaktballen, 11 kipcorns en 2 nasiballen de cafetaria eigenaar zich er mee gaat<br />

bemoeien. "Zeg vriendelijke kerel", begint de eigenaar, "heb je nu nog niet genoeg?"Antwoordt de Belg, iets wat getergd: "Zo lang ik win, ga ik door."<br />

Een Belg zou op vakantie gaan naar Engeland, als zijn buurman er later naar vraagt hoe de reis was blijkt hij de reis te hebben geannuleerd. "Waarom heb je die reis<br />

geannuleerd?" ,vraagt de buurman. "Nou , ik vind dat links rijden veel te gevaarlijk." "Toch schijnt dat heel erg mee te vallen." zegt de buurman. "Geloof dat maar niet, ik<br />

heb het in Antwerpen een half uur uitgeprobeerd en het viel bar tegen."<br />

Twee Belgen rijden in een truck als ze bij een waarschuwingsbord aankomen, waarop staat dat de maximale doorrijhoogte 4 meter is. De mannen stappen uit, meten de truck<br />

op en de truck blijkt 6 meter hoog te zijn. Zegt de een tegen de ander: "Wat moeten we doen?". Zegt de ander: "Ik zie geen politie, dus we gaan ervoor!"<br />

De Belgische regering komt bij de Nederlandse op bezoek, zij zeggen van: "Jullie kunnen altijd zo om ons lachen, kunnen jullie niet eens iets doen zodat wij ook kunnen<br />

lachen?" De Nederlandse regering denkt even na en zegt dan van: "Oké, we weten wel wat, wacht maar af.” Een maand later staat een Nederlandse brug midden in de<br />

Sahara! Al die miljoenen Belgen lachen zich te pletter, De volgende maand komt de Belgische regering weer op bezoek en zegt van: “Die brug staat er nu al een maand, de lol<br />

is er wel vanaf, jullie kunnen hem wel weghalen.” Waarop de Nederlanders antwoorden: “Tja, we willen wel, maar toen we hem wilden afbreken zaten er tientallen Belgen op<br />

te vissen.”<br />

Twee Belgen zitten in een boot te vissen. “Hé”, zegt de een, “er zit een gaatje in de boot. Er loopt water in!” Zegt de ander: “Dan maken we er nog een gat bij, kan het water<br />

er daar weer uit!”<br />

-door Niels van Beurden-<br />

23


-door Floris van der Lingen-<br />

24<br />

Alles is geografie<br />

Alles is Liefde<br />

Een deel van de aanleiding voor dit artikel is iets wat ik de laatste tijd heb mogen meemaken: iets waar boekenkasten over vol zijn<br />

geschreven: de liefde. Een goede vriend en vriendin van me zijn een tijdje geleden voor elkaar gevallen. Ik ben dus getuige (geweest) van<br />

hoe de liefde tussen hen zich ontwikkeld heeft en nog steeds ontwikkelt. De titel van dit artikel laat zich raden: de mooie romantische<br />

film Alles is Liefde. Toepasselijk genoeg heb ik de beide loverbirds ook de CD met de muziek van deze film gegeven.<br />

In het eerste jaar sociale geografie meldde Peter Groote bij culturele geografie bovendien eens dat er een Spaanse band bestond die ooit een nummer<br />

had uitgebracht onder de titel geografia es amor. Dat leek me voldoende inspiratie om eens een artikel over de liefde te schrijven.. Eens kijken of we<br />

wat inzicht kunnen krijgen in de geografische componenten van de liefde.<br />

Allereerst is er het onder velen bekende spreekwoord ’een goede buur is beter dan een verre vriend‘. Dit zou er op kunnen duiden dat toenemende<br />

afstand een factor is die relaties bemoeilijkt. Dit zou je ook kunnen bekijken vanuit het perspectief dat té grote afstand tussen potentiële geliefden<br />

zou kunnen leiden tot grote culturele verschillen. Het tegendeel van deze te grote culturele verschillen zou echter ook kunnen bestaan: een situatie<br />

waarin je elkaar op cultureel verschil zóveel te vertellen hebt, dat het erg interessant is.<br />

Tegenover dit spreekwoord staat de zegswijze “elkaar constant op de lippen zitten”. Dit duidt er juist op dat een zekere afstand juist gezond is<br />

wanneer je een relatie probeert te onderhouden. Het is namelijk niet goed om de hele tijd alles samen te doen en je eigen contacten op te zeggen om<br />

met je geliefde te kunnen zijn.<br />

Dan is er het fenomeen dat mensen, om hun relatie te ‘testen en naar een volgend niveau te brengen’, er meestal voor kiezen om bij elkaar in te<br />

trekken. Dat is vaak om te kijken hoe goed je met je partner omgaat als je elkaar inmiddels een tijdje kent en besluit een groter deel van het dagelijks<br />

leven samen door te brengen.<br />

Verder is er ook nog het idee dat er afstand ontstaat tussen geliefden; wat betekent het bijvoorbeeld voor een relatie als een van de twee gelukkigen<br />

voor langere tijd naar een ver buitenland gaat?<br />

Dan bestaat er natuurlijk ook het gegeven dat mensen in verschillende culturen een verschillende invulling geven aan de liefde. Wat voor een moslim<br />

bijvoorbeeld een teken van affectie is, zou voor een christen/ westerling wel eens een heel ander teken kunnen zijn.....<br />

Nu ben ik me er terdege van bewust dat er geen eenduidige oplossingen bestaan voor de problemen die ik hierboven geschetst heb. Toch heb ik<br />

geprobeerd om op basis van de geografisch getinte begrippen afstand en cultuur een oog te werpen op de prachtige liefde. Daaraan moet ik nog even<br />

een waarschuwing toevoegen: als je liefdesproblemen hebt, wil ik met dit artikel geenszins suggereren dat ik je daar wel over heen help. Zo mooi als<br />

de liefde immers is, zo complex is ze ook...<br />

<strong>girugten</strong> april 2008


Tialda Haartsen<br />

In ‘Op de bank van…’ komen personen aan het woord die een<br />

bepaalde functie binnen onze faculteit vervullen. Er gebeurt meer<br />

aan onze faculteit dan de gemiddelde lezer vaak zal vermoeden.<br />

Daarom een kennismaking met de functies en de personen die<br />

hier invulling aan geven.<br />

Op de bank van Tialda Haartsen<br />

Vanaf 1998 is Tialda Haartsen verbonden aan onze faculteit, eerst als<br />

promovendus en nu als universitair docent. Zij geeft enkele vakken in<br />

de bachelor SG&P en in de Master Culturele Geografie en is medecoördinator<br />

van het Challenge Program. Daarnaast zit zij in de redactie<br />

van het tijdschrift Noorderbreedte.<br />

Tialda, een korte introductie graag.<br />

Ik ben in 1970 in Bant geboren, een dorpje in de Noordoostpolder. Tot<br />

een paar jaar geleden brachten we met de Excursie Nederland altijd een<br />

bezoekje aan mijn ouderlijke huis: een typische polderboerderij waar<br />

schuurfeesten worden georganiseerd en kuubskisten met winterpenen<br />

worden gevuld. Ik woon nu samen met Gerard en onze drie kinderen,<br />

Hein (6), Jikke (4,5) en Siem (3). We hebben<br />

net ons huis in de Oosterpoort verkocht en<br />

vertrekken binnenkort naar Eenrum.<br />

Wat voor bank heb je en waar staat deze?<br />

Hij staat in een mooi huis in de ‘Jordaan van<br />

Groningen’. Het is een bank die we bij een<br />

tweedehands winkel hebben gekocht. Hij is<br />

mooi strak, daar hou ik van. Er staat trouwens<br />

een geografisch verantwoorde globe naast.<br />

Mijn vader was op wereldreis en zo konden de<br />

kinderen kijken waar opa uithing. We hebben het<br />

huis in vervallen staat gekocht en in de loop der<br />

tijd helemaal opgeknapt, de laatste plinten zijn<br />

vlak voor de verkoop nog even snel afgemaakt.<br />

We gaan een nieuw project beginnen in Eenrum.<br />

Het is een soort ‘Villa Kakelbont’ uit 1907 met<br />

veel eigen grond. We hebben daar net het oude<br />

behang (op linnen) van de muren getrokken en<br />

er kwamen kranten uit 1926 onder vandaan.<br />

Geweldig!<br />

Hoe kom je op onze faculteit terecht?<br />

Na mijn middelbare schooltijd ben ik eerst in Wageningen rurale<br />

ontwikkelingsstudies gaan studeren. Ik woonde daar ‘op Droevendaal’,<br />

dat waren een soort barakken in de weilanden waar een beetje<br />

alternatieve mensen woonden. In mijn eerste jaar kwam ik er achter<br />

dat de machtsverhoudingen in het ontwikkelingswerk niet overeen<br />

kwamen met mijn idealen. Na dat jaar ben ik dus overgestapt naar<br />

Sociale Geografie. Ik had in Utrecht of Amsterdam terecht kunnen<br />

komen, maar mijn vriend Gerard woonde al in Groningen, dus dat was<br />

wel zo makkelijk. Ik ben hier afgestudeerd in de Regionale Geografie,<br />

toen nog onder leiding van professor Van den Bremen. Na hem kwam<br />

professor Huigen, maar het enige dat ik toen met hem te maken heb<br />

gehad was dat hij mijn bul heeft uitgereikt. Ik heb daarna eerst een reis<br />

naar Zuid-Afrika gemaakt en ben vervolgens bij het Arctisch Centrum<br />

gaan werken. Daar heb ik onder andere een tentoonstelling over en<br />

op Spitsbergen georganiseerd, onderzoek gedaan naar de mogelijke<br />

gevolgen van dumping van nucleair afval uit de Sovjet-Unie voor de<br />

Noordzee en naar de veranderingen in de zogenaamde ‘diepe vooroever’<br />

van de Hollandse kust met behulp van (oude) hydrografische kaarten en<br />

GIS. Daarna kwam ik bij de ‘Stichting Kultuer en Toerisme van Fryslân’<br />

terecht en uiteindelijk ben ik in 1998 mijn promotieonderzoek gaan<br />

<strong>girugten</strong> april 2008<br />

Op de bank van...<br />

doen naar veranderingen in functie, eigendom en beeldvorming op het<br />

Nederlandse platteland. Op dit moment werk ik drie dagen in de week.<br />

Hoe was je studententijd aan deze faculteit?<br />

In die tijd had je nog zes jaar studiefinanciering, en met mijn jaartje<br />

Wageningen erbij heb ik die jaren netjes helemaal gebruikt. Ik heb veel<br />

keuzevakken bij het Arctisch Centrum en Antropologie gedaan. Je kon<br />

toen nog heel veel shoppen, binnenkort heb je de Minoren en dat is<br />

toch anders, alles is veel meer gestructureerd dan toen. Het is wel heel<br />

leerzaam om buiten de eigen faculteit te kijken. Doordat je merkt dat<br />

andere disciplines anders werken dan je gewend bent, leer je ook beter<br />

wat je als geograaf kunt en bent. Ik ben in 1991 mee geweest met de<br />

Buitenlandse Excursie naar Polen en daarna het bestuur van Ibn Battuta<br />

ingerold. In mijn bestuursjaar heb ik samen met onder andere Femke<br />

Niekerk en Bernard van Acker de excursie naar Ierland georganiseerd. Je<br />

had toen verder niet zoveel commissies, eigenlijk alleen de A’cie. Andere<br />

organisaties zoals Pro Geo, Geo Promotion en Girugten waren er al<br />

wel in deze vorm, maar toentertijd was er nauwelijks doorstroom, die<br />

samenwerking is nu gelukkig wel heel goed. Er is wel veel veranderd in<br />

de loop der tijd, wij waren bijvoorbeeld tegen bestuurskleding, alles is<br />

nu veel corporaler.<br />

Wat zijn je huidige activiteiten naast het<br />

doceren?<br />

Naast doceren probeer ik ook nog onderzoek te<br />

doen. Momenteel ben ik samen met Dirk Strijker<br />

bezig met een artikel over jongerenketen op het<br />

platteland. Verder heb ik een paar afstudeerders<br />

die met leuke dingen bezig zijn, zoals de actieve<br />

betrokkenheid van jongeren bij natuur en<br />

landschap, in hoeverre je in de hedendaagse<br />

poldercultuur nog sporen tegenkomt van de<br />

selectie van de bevolking in de Noordoostpolder,<br />

en naar plattelandsbeelden – een vervolg op<br />

mijn promotieonderzoek. Ik hoop de resultaten<br />

van hun onderzoek ook voor publicaties te<br />

kunnen gebruiken. Eigenlijk zou ik het dit jaar<br />

overdragen, maar begin maart ben ik toch weer<br />

mee geweest met de Binnenlandse Excursie voor<br />

tweedejaars SG&P’ers. Bij de Master Culturele<br />

Geografie was ik aan het begin van het jaar<br />

ook al twee weken op excursie geweest naar<br />

Catalonië. Dat soort excursies zijn erg goed om<br />

de master mee te beginnen. Er is meteen een groepsgevoel en iedereen<br />

kent elkaar, dat werkt stimulerend. Bij de Master Planologie hebben ze<br />

aan het begin een projectweek, het zou voor elke master best nuttig<br />

kunnen zijn om op zo’n manier het jaar te beginnen. Ook ben ik samen<br />

met Nanka Karstkarel coördinator van het Challenge Program. Dat is<br />

een programma waarin ‘excellente studenten’ extra uitgedaagd worden.<br />

Je kunt bijvoorbeeld een project in het buitenland doen.<br />

Je zit ook nog in de redactie van het tijdschrift Noorderbreedte?<br />

Daar ben ik tijdens mijn aio-schap ingerold. Noorderbreedte is een<br />

tijdschrift over de drie noordelijke provincies. Er staat een grote<br />

diversiteit aan artikelen in over ontwikkelingen op het gebied van<br />

landschap, natuur, ruimtelijke ordening en milieu, maar ook cultuur,<br />

stedenbouw, architectuur, en wonen & werken op het platteland. De<br />

oplage schommelt tussen de vijf- en de zesduizend exemplaren. Er is<br />

net een actie geweest waarbij iedereen gratis een exemplaar kon ophalen<br />

bij de VVV of bij het kantoor tegenover het Stripmuseum, dit kon tot<br />

eind maart. Een abonnement kost 32,50 per jaar. We hebben op de<br />

website (www.noorderbreedte.nl) trouwens een digitaal archief, dus als<br />

studenten informatie nodig hebben over iets noordelijks, dan kan dat<br />

archief heel nuttig zijn.<br />

25<br />

-door Jitze Maatman-


-door Arvid Krechting-<br />

26<br />

Het Traject<br />

Eind augustus, als de kans op regen het grootst is, daalt het Formule 1-wereldje neer ten zuiden van Luik. In de Ardennen, geholpen door de<br />

natuurlijke glooiingen van het landschap, ligt een zeven kilometer lang circuit dat nog tot de oude generatie behoort: technisch uitdagend, snel<br />

en op dit moment het langste van allemaal. Het circuit bestond altijd uit een soort driehoek: twee openbare wegen die elkaar bij de La Source<br />

haarspeldbocht treffen, met daartussen een besloten gedeelte dat alleen voor het racen bedoeld was. De afgelopen jaren is het circuit grondig<br />

verbouwd en is het, na de bouw van omleidingroutes, een volledig gesloten circuit geworden.<br />

Dat is jammer, want toen het nog deels openbare wegen waren die het circuit vormden, hadden ook gewone stervelingen de kans om zich te laven<br />

aan de spectaculairste bocht van de Formule 1: Eau Rouge. Na een lange afdaling richting het kleine beekje dat Eau Rouge is, rijdt men een steile<br />

muur omhoog die met een flauwe bocht naar rechts wegloopt. De grootste uitdaging voor coureurs is om de bocht volgas te kunnen nemen, iets wat<br />

voor slechts weinigen is weggelegd. De afgelopen decennia zijn veel coureurs bij hun pogingen nogal hard van de baan gegaan, met name Jacques<br />

Villeneuve verdient hier een eervolle vermelding. Zeker gezien zijn commentaar na de crash, waaraan hij zelf niets overhield maar waarbij wel zijn<br />

auto volledig afgeschreven werd: “Ik ging, ik wist dat het pijn ging doen, maar het was wel een hele mooie!”<br />

Na Eau Rouge volgen nog tientallen bochten en rechte stukken die de gemiddelde snelheid van een rondje Francorchamps soms opdrijven tot 240<br />

km/u. Geen wonder dat ook het publiek bereid is flink te betalen voor deze race: de prijzen om op een modderige helling langs het circuit te mogen<br />

zitten beginnen bij € 135. Het publiek blijft echter massaal toestromen. Geen wonder dan ook dat de Waalse regering er alles aan doet om de Grand<br />

Prix van België te behouden.<br />

De afgelopen jaren vond er een trend plaats om langzaam steeds meer races te verplaatsen uit het oude continent Europa naar nieuwe delen van<br />

de wereld. Vroeger was de kalender overzichtelijk: elf keer racen in Europa en naar Canada, de VS, Australië, Japan en Brazilië. Inmiddels worden<br />

er ook Grand Prix’ gereden in Maleisië, China, Bahrein en Turkije, allemaal op circuits die pas de afgelopen jaren zijn gebouwd. Die missen dan<br />

ook de historische grandeur en de nostalgie die een sport als de Formule 1 nodig heeft. Het zijn steriele circuits. De schok was dan ook groot toen<br />

Bernie Ecclestone, de koning van de Formule 1, twee jaar geleden besloot om niet in België te rijden. Het was het gevolg van een conflict rond<br />

tabaksreclames, een belangrijke bron van inkomsten voor de Formule 1. Overal in Europa werden die verboden, maar de Waalse regering had<br />

middels een handig trucje toch mogelijkheden voor reclame geschapen. Toen daar een stokje voor werd gestoken vanuit Brussel kwam de organisatie<br />

van de race op de tocht te staan en verdween deze zelfs van de kalender. Immers, in andere delen van de wereld zijn andere landen bereid veel te<br />

betalen voor een bezoek van het Formule 1-circus.<br />

Het zou echter eeuwig zonde<br />

zijn als Spa van de kalender zou<br />

verdwijnen, zoals dat eerder<br />

gebeurd is met legendarische<br />

circuits als Zandvoort en Brands<br />

Hatch in Engeland. Jos Verstappen<br />

haalde er in 1994 een derde plaats<br />

en verloor er bijna zijn leven in<br />

1996. De mooiste inhaalactie<br />

van de afgelopen jaren, van<br />

Hakkinen op Schumacher om een<br />

nietsvermoedende achterblijver<br />

heen, vond er plaats. Eind augustus<br />

moeten de bossen rondom het<br />

circuit gevuld worden met die<br />

klassieke Formule 1-cocktail van<br />

uitlaatgassen, verbrand rubber en<br />

barbecues. Even uit de sleur, even<br />

niet zeuren over het milieu, maar<br />

genieten van de meest geavanceerde<br />

sport op aarde, op het mooiste<br />

circuit ter wereld. Goed dat dat in<br />

België nog kan!<br />

Circuit National de<br />

Spa-Francorchamps<br />

Gevraagd naar hun favoriete circuit antwoorden de meeste Formule 1-coureurs: Dat hele lange circuit in de Belgische Ardennen. Als lid<br />

van de klassieke ‘grote vier’ races (Monaco, Italië, Groot-Brittannië en België dus) hebben onze zuiderburen datgene waar Nederlanders<br />

al sinds 1985 naar smachten: een Grand Prix. En op een mooi circuit ook.<br />

Eau Rouge; misschien wel de mooiste bocht ter wereld<br />

<strong>girugten</strong> april 2008


Herta Macht Scriptieprijs 2008<br />

Bij de Faculteit <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Wetenschappen</strong> in Groningen zal in 2008 voor de derde maal de Herta Machtscriptieprijs worden uitgereikt. De<br />

uitreiking van de prijs, een geldbedrag van € 1000,- en een beeldje met inscriptie, is op 12 juni 2008.<br />

De Scriptieprijs is bedoeld voor jong talent in de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Wetenschappen</strong> en heeft als doel het bevorderen van culturele aspecten in en<br />

maatschappelijke relevantie van de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Wetenschappen</strong>.<br />

In 2006 is de Scriptieprijs uitgereikt aan Marieke van der Sloot voor haar scriptie ‘I/eye Tibet’, over jonge Tibetaanse vluchtelingen in India. Ze liet<br />

de jongeren zelf hun leven filmen en gebruikte de film als belangrijke data. Van der Sloot wilde met haar thesis laten zien dat door het gebruik van<br />

afbeeldingen als primaire informatiebron, een ander soort sociaal-wetenschappelijke kennis kan worden verkregen.<br />

Vincent Breen heeft met zijn thesis ‘Bermmonumenten. Plekken om bij stil te staan’ de prijs in 2007 in de wacht gesleept. Het onderzoek ging in essentie<br />

over de cultureel-geografische betekenis van bermmonumenten, opgericht door nabestaanden van slachtoffers van dodelijke verkeersongevallen.<br />

Deze monumenten zijn sterk cultureel-geografisch van karakter, want per definitie plaatsgebonden (namelijk aan de plaats van het ongeval) en<br />

beladen met duidelijke betekenissen (de plotselinge dood van een geliefde). Breen heeft op praktische wijze aan toekomstig onderzoek gedacht, door<br />

te analyseren welke methoden van dataverzameling voor het in kaart brengen van bermmonumenten het meest geschikt zouden zijn. Hij maakt<br />

het als het ware mogelijk dat anderen later op zijn schouders kunnen gaan staan. Dat tekent het academische karakter van de onderzoeker en de<br />

scriptie.<br />

Voor de Scriptieprijs komen doctoraalscripties en mastertheses (niet ouder dan 2 jaar), die tenminste met een 8 beoordeeld zijn, in aanmerking. Voor<br />

het reglement en aanmelden, kijk op: http://www.rug.nl/frw/faculteit/basiseenheden/hertamacht. De winnende thesis wordt gehonoreerd met een<br />

beeldje en een geldprijs van 1000 euro.<br />

Kandidaten kunnen zich aanmelden via www.rug.nl/frw/faculteit/basiseenheden/hertamacht<br />

De deadline voor het inleveren van de masterthesis is 1 april 2008.<br />

Voor meer informatie: d.antoons@rug.nl of tel: 050- 363 3897.<br />

De jury zal bestaan uit een aantal geziene wetenschappers die hun sporen hebben verdiend binnen de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Wetenschappen</strong>. In mei 2008 zal<br />

de uitslag bekend worden gemaakt.<br />

<strong>girugten</strong> april 2008<br />

27


28<br />

Ibn Battuta<br />

Mededelingen van Faculteitsvereniging Ibn Battuta<br />

Met de aankomende tentamenperiode in het vooruitzicht is het<br />

collegejaar voor de helft voorbij. Dat betekent dat het huidige bestuur<br />

van Ibn Battuta bezig is een nieuw bestuur klaar te stomen zodat de<br />

studenten aan de faculteit ook volgend jaar weer bij de vereniging terecht<br />

kunnen voor interessante activiteiten en de nodige gezelligheid.<br />

De officiële overdracht van het bestuur zal plaatsvinden op de ALV van<br />

10 juni.<br />

Nieuwe commissies<br />

Op de vorige ALV in februari zijn er weer diverse nieuwe commissies<br />

voorgesteld. De nieuwe Excursiecommissie zal er ook dit jaar voor<br />

zorgen dat er een diversiteit aan ruimtelijk wetenschappelijke excursies<br />

wordt georganiseerd. Ook is er een nieuwe Sport- en Spelcommissie<br />

aangesteld, zij zullen er voor zorgen dat er onder andere twee teams van<br />

Ibn Battuta dit jaar zullen deelnemen aan de Batavierenrace, daarover<br />

verderop in deze bestuursberichten meer.<br />

Almanak<br />

Eind februari is de almanak van dit jaar gepresenteerd met als titel<br />

‘Lekker is anders’. Hierin presenteren het bestuur en de commissies<br />

zichzelf, er zijn verslagen van grote activiteiten van het afgelopen jaar en<br />

alle studenten en docenten zijn terug te vinden met foto en informatie.<br />

Alle leden van Ibn Battuta kunnen dit prachtige jaarboek gratis ophalen<br />

in de koffiekamer (Interimgebouw, kamer 27).<br />

Er is inmiddels een nieuwe commissie aangesteld zodat er ook volgend<br />

jaar een mooie almanak zal verschijnen.<br />

Nationaal Planologen Symposium<br />

In de vorige editie van Girugten werd aangekondigd dat in maart<br />

het Nationaal Planologen Symposium zou plaatsvinden. Door<br />

omstandig-heden heeft dit toen helaas niet kunnen doorgaan en<br />

de datum is nu verplaatst naar 30 mei. De studieverenigingen uit<br />

Amsterdam, Utrecht, Nijmegen en Groningen organiseren gezamelijk<br />

deze dag met interessante sprekers en workshops. Het thema van deze<br />

dag is ‘Het einde van het Groene Hart?’ en de dag zal worden afgesloten<br />

met een interactief debat over deze stelling waarbij ook prominenten<br />

uit de planogiesector aanwezig zullen zijn. Het Nationaal Planologen<br />

Symposium zal plaatsvinden in Amsterdam, op de website van Ibn<br />

Battuta zal verdere informatie volgen.<br />

Activiteiten<br />

Een hoogtepunt van de afgelopen maanden was de excursie naar Bottrop,<br />

georganiseerd door de Werkgroep Wintersport. Een groep van meer dan<br />

40 leden gingen per bus van Arnhem op weg naar het Duitse Bottrop.<br />

Aldaar kon iedereen de hele dag skiën, snowboarden, eten en drinken.<br />

Deze originele activiteit was door zijn grote opkomst en gezelligheid een<br />

groot succes. Wellicht zal deze activiteit in de toekomst terugkeren.<br />

Op de activiteitenagenda van de komende maanden vinden we onder<br />

andere de Batavierenrace. Dit is de grootste estafetteloop van de wereld,<br />

met daarop volgend het grootste studentenfeest van de Benelux. De<br />

loop gaat van Nijmegen naar Enschede en wordt gehouden op 26 april.<br />

Ook dit jaar doet Ibn Battuta mee met twee teams. Je kunt je inschrijven<br />

via de website. De periode voorafgaand aan de race zal er elke dinsdag<br />

aan het eind van de middag een looptraining plaatsvinden bij de ACLO<br />

zodat iedereen goed voorbereid aan de start zal verschijnen.<br />

Als laatste de aankondiging dat dit jaar zoals elk jaar zal worden afgesloten<br />

met een groots eindfeest. Het feest zal plaatsvinden op donderdag 5 juni.<br />

Verdere details over het eindfeest zullen spoedig volgen, houd de website<br />

dus in de gaten en zet dit feest alvast in je agenda.<br />

Heb je vragen over activiteiten van Ibn Battuta of wil je je inschrijven<br />

voor activiteiten of commissies? Ga dan naar www.ibnbattuta.nl of stuur<br />

een mail naar ibn.battuta@rug.nl.<br />

<strong>girugten</strong> april 2008


Een zonnige toekomst<br />

“Plastic zonnecellen, kan dat echt?” Dat is de vraag waar Prof. Dr. Kees<br />

Hummelen zijn lezing mee begon. Ja dat kan zeker, werd duidelijk in de<br />

loop van zijn verhaal.<br />

De wereldbevolking zal de komende decennia nog aardig toenemen.<br />

Nieuwe economische grootmachten zijn in opmars. Logischerwijs zal de<br />

vraag naar energie wereldwijd flink stijgen. Hoe gaan we dat opvangen?<br />

Het opraken van fossiele brandstoffen en het belang van duurzame<br />

energie wordt een steeds groter issue en er wordt steeds meer aandacht<br />

op gevestigd, zoals blijkt uit films als ‘An inconvenient truth’ van Al<br />

Gore. We kunnen niet om het belang van nieuwe ontwikkelingen op het<br />

gebied van duurzame energie heen. Eén daarvan is zonne-energie, en de<br />

nieuwste ontwikkeling op dat gebied: plastic zonnecellen.<br />

Momenteel levert zonne-energie maar een heel klein deel van de totale<br />

energie die wereldwijd opgewekt wordt. Dit deel zal aanzienlijk moeten<br />

worden vergroot. In het jaar 2050 is er wereldwijd een verdubbeling van<br />

de energiebehoefte, namelijk 28 TeraWatt (TW). We hebben het dan<br />

over 28.000.000.000.000 Watt. Dit is niet niks… Men verwacht dat deze<br />

hoeveelheid in het jaar 2100 weer verdubbeld moet zijn. De zon levert<br />

meer dan genoeg energie om de hele aarde te voorzien, maar er zouden<br />

enorme oppervlakten aan zonnepanelen gebouwd moeten worden. Om<br />

aan de vraag in het jaar 2100 te voldoen zou er elk jaar aan oppervlakte<br />

een gebied van drie maal de grootte van de provincie Groningen<br />

bijgebouwd moeten worden.<br />

Problemen die zich hierbij voordoen zijn ten eerste het vervoer van al<br />

deze energie en ten tweede de hoeveelheid materiaal die nodig is. De<br />

zonnecellen die wij nu kennen, worden gemaakt van het donkerblauwe<br />

multikristallijn silicium. Ondanks dat de huidige panelen maar 3/10<br />

millimeter dik zijn, is er jaarlijks maarliefst zeven miljoen ton zuivere<br />

silicium nodig om aan de vraag te voldoen. Daarom is men op zoek gegaan<br />

naar goedkopere, maar evenwaardige opvolgers. De plastic zonnecellen<br />

die nu ontwikkeld worden, in het Engels overigens ‘Organic based<br />

photovoltaics’ genoemd, worden ook<br />

wel ‘dunnefilmzonnecellen’ genoemd<br />

en zijn slechts 400 nanometer dik. 6000<br />

Ton per jaar organische stoffen voldoet<br />

voor de productie ervan, wat goedkope<br />

massaproductie in de toekomst<br />

mogelijk zal maken. Een groot ander<br />

voordeel van deze cellen is de grotere<br />

toepasbaarheid ervan. Ze zijn flexibel,<br />

gemakkelijker te integreren en semitransparant,<br />

verschillende kleuren zijn<br />

ook mogelijk.<br />

Plastic zonnecellen zijn nog niet<br />

in productie, de cellen bevinden<br />

zich momenteel nog in het<br />

onderzoeksstadium, maar ze komen<br />

er zeker. In de tussentijd vinden er<br />

met de ‘klassieke’ zonnecellen steeds<br />

meer originele toepassingen plaats.<br />

Sommigen ken je wel, zoals horloges<br />

die werken op zonne-energie, (die van<br />

Prof. Hummelen zelf heeft het zeven<br />

jaar uitgehouden) en vergeet niet de<br />

op zonne-energie aangedreven auto’s<br />

<strong>girugten</strong> april 2008<br />

Nuna 1,2,3 en 4 van de TU Delft, die jaarlijks in Australië Nederland<br />

trots maken door nog nooit de winst uit handen gegeven te hebben.<br />

Een interessant feit is overigens dat dat grotendeels te danken is aan<br />

de expertise van de Delftse hoogleraar Aerodynamiek, die als beste ter<br />

wereld wordt beschouwd en de toegang die Wubbo Ockels heeft tot de<br />

beste zonnecellen ter wereld.<br />

Maar er zijn ook toepassingen waar je misschien niet zo snel aan zou<br />

denken, zoals rugzakken met zonnecellen, een mobieltje met een oplader<br />

van mini-panelen, een tent die LED-lichtjes laat branden, of wat dacht je<br />

van een zwempak waar je je MP3-speler op aan kunt sluiten. Het bestaat!<br />

Kun je nagaan wat voor mogelijkheden er zijn met de goedkopere en<br />

flexibelere plastic variant…<br />

Voordat er de gekste dingen te verzinnen zijn, moeten er nog wel een<br />

aantal problemen overbrugd worden. Ondanks dat het aantal mensen<br />

dat met onderzoek naar plastic zonnecellen bezig is de laatste jaren is<br />

toegenomen - het is duidelijk dat de toekomst hier ligt - is er een tekort<br />

aan mensen met kennis ten aanzien van zonne-energie. Denk aan<br />

onderzoekers, architecten, planologen. Tevens moet het nog goedkoper<br />

aangeboden kunnen worden. Een aantal technische obstakels moet nog<br />

het hoofd geboden worden; het materiaal smelt snel en vooralsnog hebben<br />

de cellen een rendement van slechts vijf procent. Momenteel worden er<br />

nog te veel schadelijke materialen gebruikt zoals cadmiumsulfide. Er<br />

wordt onderzoek gedaan met ‘schonere’ alternatieven.<br />

Echter, het onderzoek naar plastic zonnecellen met zoveel mogelijk<br />

rendement en levensduur maar tegelijk zo goedkoop en ’schoon’ mogelijk<br />

is op de goede weg, en Nederland levert een belangrijke bijdrage aan dit<br />

onderzoek. We kunnen niet meer heen om het belang van duurzame<br />

energie en de plastic zonnecel zou wel eens het grote antwoord kunnen<br />

worden. Prof. Hummelen verwacht in 2009 de eerste productie. Al met<br />

al kunnen we de toekomst van de plastic zonnecel zonnig tegemoet<br />

zien…<br />

Kameel met zonnepanelen om een koelkast met medicijnen te koelen.<br />

29<br />

-door Anne Gmelig Meyling-


30<br />

Pro Geo<br />

Soms vragen studenten wel eens aan een bestuurslid van Pro Geo : “Leuk en aardig zo’n studentenbelangenorganisatie, maar wat<br />

hebben jullie nou eigenlijk bereikt de afgelopen tijd?” “En wat doen jullie eigenlijk, behalve vergaderen?”<br />

Zo’n vraag is voor een bestuurslid van Pro Geo makkelijk te beantwoorden met: “De meeste projecten waar Pro Geo zich op dit<br />

moment mee bezig houdt, zijn lange termijn- projecten en plannen, waarvan de effecten pas over geruime tijd zichtbaar zullen zijn.”<br />

Maar dat betekent niet dat Pro Geo stilzit, zeker niet!<br />

Hieronder volgt een overzicht met de belangrijkste zaken waar Pro Geo zich op dit moment mee bezig houdt of waar we ons mee bezig<br />

hebben gehouden en op wat voor manier ze de studenten en de faculteit zullen beïnvloeden. Nu of in de toekomst.<br />

Hertentamens<br />

De hertentamens zijn met het huidige studieprogramma niet gespreid over het jaar: de meeste hertentamens worden afgenomen in<br />

juli. Het is erg lastig om zoveel tentamens in één periode te herkansen. Pro Geo is aan het kijken of er mogelijkheden zijn tentamens<br />

meer te spreiden over het jaar.<br />

Visitatie<br />

Dit najaar is er een visitatie gehouden op de faculteit, met als doel de kwaliteit van het onderwijs aan onze faculteit te toetsen en te<br />

bekritiseren. Een paar belangrijke punten die uit het visitatierapport naar voren kwamen waren de kwaliteit van de bachelorprojecten<br />

en de vaardigheden & technieken lijn, met daarin o.a. statistiek en M&TGPOND. Pro Geo doet nu in samenwerking met de faculteit<br />

haar best om een nieuw en verbeterd bachelorprogramma op te zetten, met meer aandacht voor de V&T-lijn door de gehele bachelor,<br />

zodat studenten makkelijker het bachelorproject inrollen en kwalitatief betere stukken zullen inleveren. Want het onderzoek is en blijft<br />

natuurlijk het belangrijkste onderdeel van een universitaire opleiding.<br />

Invoering Minoren<br />

Er staat voor de faculteit een grote verandering op stapel, namelijk de invoering van de ‘minoren’. Een minor kan worden gezien als<br />

een ‘mini-opleiding’ die studenten kunnen kiezen om zijn/haar kennis te verbreden of te verdiepen. Je volgt een minor in het eerste<br />

semester van je derde jaar. Deze minoren kun je volgen op een andere faculteit, maar ook op je eigen faculteit.<br />

Pro Geo heeft een belangrijke stem in het samenstellen van de minoren en een voorstel van Pro Geo met daarin enkele minoren, die<br />

voor studenten buiten en binnen onze faculteit aantrekkelijker zijn werd binnen de faculteit positief ontvangen. De minoren worden<br />

in 2009 over de gehele universiteit ingevoerd.<br />

<strong>girugten</strong> april 2008


Verschijning volgende<br />

nummer: begin juni<br />

<strong>girugten</strong> april 2008<br />

Volgende keer...<br />

Olympische spelen<br />

Deadline:<br />

11 mei<br />

31


-door Bllie de Haas-<br />

Uit het buitenland<br />

Kermis in Kampala<br />

Hallo allemaal! Begin februari ben ik voor vier maanden naar Oeganda vertrokken om daar voor mijn scriptie onderzoek te doen<br />

naar het seksuele gedrag van jongeren op middelbare scholen. Na vijf weken in Oeganda heb ik al zoveel meegemaakt dat ik denk dat<br />

ik deze hele Girugten wel zou kunnen vullen met verhalen. Alles is hier zo anders dan in Nederland: mensen lopen hier rond met<br />

megageweren zonder dat iemand er raar van opkijkt, gebouwen hebben serieus ‘Verboden je megageweer mee naar binnen te nemen’bordjes,<br />

en ook al heeft de overheid het verboden: kinderen worden op school nog steeds gestraft met tikken op de billen. Maar laat ik<br />

wat meer vertellen over de kermis van Oeganda: het verkeer!<br />

De eerste weken van mijn verblijf in Oeganda heb ik doorgebracht in Kampala, de hoofdstad. Het verkeer is hier heel chaotisch en in<br />

het centrum staat het de hele dag vast. Hierdoor kan het twee uur duren om in een matatu (taximinibus) vier km af te leggen. Beetje<br />

zonde van je tijd natuurlijk en daarnaast ook niet erg gezondheidsbevorderend, aangezien je twee uur lang de rookwalmen van de<br />

matatu’s aan het inhaleren bent. Deze zijn vaak in slechte staat (lees: mensen op straat komen helpen om de deur weer dicht te krijgen)<br />

en hebben zeker weten geen goede filters geïnstalleerd.<br />

Het alternatief van de matatu is de boda boda: brommertjes waarop jongens je vervoeren. Het is een stuk sneller, maar ook duurder en<br />

zeer gevaarlijk. Geen één attractie op de kermis heeft mij ooit meer adrenaline gegeven dan een ritje op een boda boda tijdens ‘traffic<br />

jam’ op Kampala Road, de hoofdweg van de stad. Staat het hele verkeer vast, dan wurmen de boda boda’s zich er wel doorheen. Het<br />

wegdek is in Kampala niet zo mooi geasfalteerd als in Nederland en lijkt vaak meer op wegen die wij ‘off-road’ zouden noemen. Elke<br />

keer hoop je weer vanuit het diepste van je hart dat de boda boda niet over die bobbel zal gaan, of over dat gat in de straat en dat hij<br />

alsjeblieft niet die berg (stoep) op gaat. En als het heeft geregend: ga alsjeblieft niet zo snel in de bocht met al die hobbels/plassen/<br />

gaten/bergen! Maar ja, dat gebeurt dus wel. Ik ben er van overtuigd dat de boda boda’s een grote bijdrage leveren aan het religieuze<br />

leven van de mensen hier: één minuut op de boda boda was voor mij in ieder geval genoeg om m’n geloof weer terug te vinden!<br />

Hoewel het verkeer officieel links rijdt, wordt er zowel links als rechts ingehaald. Kampala Road is een tweebaansweg, wat dus betekent<br />

dat daar minstens drie, en soms wel vier, auto’s naast elkaar kunnen rijden. Er is geen vluchtstrook of iets dergelijks, maar soms is er wel<br />

een stoep die als derde baan kan worden gebruikt. Aangezien het verkeer toch meestal stil staat, kunnen voetgangers door het verkeer<br />

heenlopen en hebben ze niet echt een eigen stoep nodig. In Nederland wachten auto’s die willen afslaan op een kruispunt netjes achter<br />

elkaar, in Oeganda doen ze dit naast elkaar. Je zou kunnen zeggen dat elk stukje wegdek benut wordt, op zich niks mis mee toch?!<br />

Wat betreft het voorrang geven, ik geloof dat de regel is: sla af zodra je een kans ziet. Hierdoor wil het nog wel eens gebeuren dat je<br />

met zes auto’s vaststaat op het midden van een kruispunt, waarbij elke auto een andere kant opgedraaid staat. Maar net zoals in de<br />

botsauto’s lost het zich uiteindelijk altijd vanzelf wel weer op. Het verkeer is dan wel een stuk chaotischer dan in Nederland, het lijkt<br />

wel te werken. Toch zou ik wel willen voorstellen dat er wat planologen van onze faculteit naar Kampala gaan om een verkeersplan<br />

voor deze stad op te stellen!<br />

Afgelopen week had ik de eer om twee districten in het zuidwesten van Oeganda te bezoeken. Hoewel op het ‘platteland’ (beetje<br />

vreemde benaming aangezien het vol met bergen staat) dezelfde verkeersregels als in de stad worden gehanteerd, is het niet zo<br />

drukbevolkt, waardoor het verkeer niet door ander verkeer in toom wordt gehouden en ze dus echt héél, héél hard rijden. Mocht een<br />

bus een tegenligger tegenkomen, zoals een matatu, voetganger of koe, dan hoeft er geen vaart geminderd te worden, een simpele druk<br />

op de toeter is afdoende.<br />

De boda boda’s zijn er een stuk goedkoper, maar ze rijden dan wel door totdat er echt geen druppel benzine meer in de brommer zit.<br />

Als passagier moet je daarom regelmatig even afstappen zodat de boda boda jongen z’n brommer op de kop kan zetten om de laatste<br />

druppels in de motor te laten, waarna weer verder gereden kan worden. Maar soms betekent het dat je even aan de kant moet wachten,<br />

zodat je boda boda jongen met z’n brommer naar het dichtstbijzijnde tankstation kan rennen voor benzine.<br />

Naast matatu’s zijn er ook veel ongeregistreerde taxichauffeurs op het platteland die hun eigen personenauto als taxi gebruiken. Hoewel<br />

deze auto’s een normaal formaat hebben, passen hier toch zeker negen passagiers in: vijf op de achterbank, twee op de bijrijderstoel,<br />

één samen met alle bagage in de kattenbak en één naast de chauffeur op de rijderstoel. Hoewel de passagier tussen de chauffeur en de<br />

versnellingspook zit, lijkt dit het rijden niet te belemmeren.<br />

Ja, je weet niet wat je meemaakt in Oeganda... Hopelijk heb ik jullie kunnen inspireren om er ook naartoe te gaan!

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!