29.09.2013 Views

MOBILITEITSBELEID SKO-MAASDAL - SKO-Maasdal.nl

MOBILITEITSBELEID SKO-MAASDAL - SKO-Maasdal.nl

MOBILITEITSBELEID SKO-MAASDAL - SKO-Maasdal.nl

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>MOBILITEITSBELEID</strong> <strong>SKO</strong>-<strong>MAASDAL</strong><br />

Mobiliteitsbeleid <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong><br />

1


Inhoud<br />

Inhoud<br />

Vooraf<br />

I<strong>nl</strong>eiding<br />

1. Definiëring, begripsafbakening en vormen van mobiliteit<br />

2. Mobiliteit binnen <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong>: regelgeving, aa<strong>nl</strong>eiding, doel en succesindicatoren<br />

2.1. Regelgeving<br />

2.2. Aa<strong>nl</strong>eiding<br />

2.3. Doel<br />

3. Randvoorwaarden<br />

3.1. Benodigd personeel<br />

3.2. Kwantiteit en kwaliteit<br />

3.3. Wensen en inzetbaarheid van personeel<br />

3.4. Soorten mobiliteit<br />

3.5. Rechtspositionele regelgeving<br />

3.6. Inzicht in de organisatorische en financiële mogelijkheden<br />

3.7. Vanzelfsprekendheid van mobiliteit<br />

4. Instrumenten<br />

4.1. Aanbod van scholing en/of cursussen<br />

4.2. Begeleiding en coaching van personeel<br />

4.3. Bekwaamheidsdossier<br />

4.4. Belangstellingsregistratie<br />

4.5. Beoordelingsgesprek<br />

4.6. Detachering<br />

4.7. Functiebouwwerk<br />

4.8. Functioneringsgesprek<br />

4.9. Middenmanagement<br />

4.10. Outplacement<br />

4.11. Overplaatsingsbeleid<br />

4.12. Persoo<strong>nl</strong>ijk ontwikkelingsplan (POP)<br />

4.13. Roulatiesysteem<br />

4.14. Taakbeleid<br />

4.15. Verstrekken van informatie<br />

4.16. Voorzien in vacatures<br />

5. Evaluatie van het beleid<br />

6. Jaarlijks tijdpad<br />

Bijlagen<br />

Mobiliteitsbeleid <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong><br />

2


Vooraf<br />

Het mobiliteitsbeleid <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong> is een component (7) behorend tot het integraal personeelsbeleid<br />

van de organisatie. Na instemming van de (P)GMR en vaststelling door het bestuur zal het<br />

mobiliteitsbeleid dan ook worden geïntegreerd in het IPB/HRD van de stichting. In het invoeringsplan<br />

IPB/HRD staat vermeld dat dit beleid(sonderdeel) wordt besproken en beschreven in het cursusjaar<br />

2010-2011 in het DBM, waarna volgens de beleidscyclus van <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong>, de (P)GMR instemt met het<br />

voorliggende beleid en het bestuur het beleid vaststelt.<br />

I<strong>nl</strong>eiding<br />

Met het formuleren van mobiliteitsbeleid wil <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong> een impuls geven aan enerzijds de<br />

ontwikkelingen in de scholen (visie van de school realiseren) en anderzijds de persoo<strong>nl</strong>ijke ontwikkeling<br />

van personeelsleden. ‘De juiste man/vrouw op de juiste plaats’ is daarbij het uitgangspunt. Die ‘plaats’<br />

is echter geen vast gegeven. Eenmaal benoemd in een vacature in een school betekent niet dat die<br />

werkzaamheden in die school ook de rest van je werkzaam leven vast blijven. Van personeelsleden<br />

wordt verwacht – onder andere vanuit de Wet op de beroepen in het onderwijs en de CAO PO- dat zij<br />

zich blijven ontwikkelen en breed inzetbaar zijn, zowel binnen het (primair) onderwijs als daarbuiten. Los<br />

van deze verwachting heb je als personeelslid ook baat bij het actief gericht zijn op je eigen<br />

loopbaanontwikkeling. Een proactieve houding hierin – ‘regisseur zijn over je eigen loopbaan in plaats<br />

van acteur in je eigen loopbaan’ voorkomt dat je mogelijkheden tot groei en ontwikkeling (te) beperkt<br />

worden, wat zelfs (soms) kan leiden tot ziekteverzuim en/of gedwongen vertrek. Er zijn binnen het<br />

personeelsbeleid diverse instrumenten om zowel de ontwikkeling van de (school)organisatie als de<br />

persoo<strong>nl</strong>ijke ontwikkeling te stimuleren. Een goed wervings- en selectiebeleid, begeleiding van nieuw<br />

personeel, het persoo<strong>nl</strong>ijk ontwikkelingsplan, functionerings- en/of loopbaangesprekken,<br />

belangstellingsregistratie, scholingsbeleid, leeftijdsbewust personeelsbeleid en mobiliteitsbeleid zijn hier<br />

voorbeelden van.<br />

Mobiliteitsbeleid was tot voor kort in het onderwijs alleen een instrument voor krimp- en conflictsituaties<br />

(‘gedwongen mobiliteit’); nu gaat het er meer om dat door het gericht inzetten van<br />

mobiliteitsinstrumenten het onderwijs in beweging gebracht wordt, personeelsleden meer en langer<br />

plezier in hun werk hebben, er ontwikkelingsperspectieven geboden worden, een evenwichtige<br />

(leeftijds-)opbouw van het personeel gerealiseerd wordt en personeelsleden op hun kwaliteiten worden<br />

aangesproken.<br />

Vanuit de organisatie is het belangrijk om niet reactief maar proactief om te gaan met de wisselende<br />

behoefte aan personeel. De scholen van nu en de nabije toekomst vragen niet alleen om grotere<br />

zelfstandigheid en activiteit, maar ook om grotere flexibiliteit. Alleen door flexibilisering van de inzet van<br />

personeelsleden zal op nieuwe ontwikkelingen kunnen worden ingegaan. Mobiliteitsbeleid is niet iets<br />

dat door het management bedacht wordt en opgelegd aan het personeel. Als een organisatie<br />

daadwerkelijk een mobiliteitsbeleid wil voeren, dan zal dit door de organisatie gedragen moeten<br />

worden en dat gaat niet vanzelf.<br />

Dit betekent dat bij de vormgeving van mobiliteitsbeleid de voordelen voor zowel de organisatie als<br />

voor het individu helder moeten zijn. Met andere woorden: zowel de organisatie als het individu<br />

beschouwen mobiliteit als een kans in het kader van de eigen professionele ontwikkeling.<br />

1. Definiëring, begripsafbakening en vormen van mobiliteit.<br />

Onder mobiliteit verstaan we:<br />

“het vermogen van personeelsleden om zich mentaal, functioneel en geografisch te willen<br />

verplaatsen ten behoeve van zichzelf en ten behoeve van de organisatie.”<br />

‘ten behoeve van zichzelf…’<br />

Een baan die geen uitdaging biedt, waarin groei en ontwikkeling niet mogelijk is, de werkzaamheden<br />

zeer voorspelbaar zijn, en in een werkomgeving plaatsvinden die niet of nauwelijks verandert, is niet<br />

motiverend voor mensen. Mensen hebben behoefte aan groeimogelijkheden, nieuwe uitdagingen en<br />

veranderende werkomstandigheden, waarin aanwezige talenten tot ontplooiing kunnen komen en<br />

kennis en vaardigheden vergroot worden.<br />

Mobiliteitsbeleid <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong><br />

3


‘ten behoeve van de organisatie…’<br />

Werken in het primair onderwijs vraagt om een brede inzetbaarheid van mensen. De same<strong>nl</strong>eving is<br />

voortdurend in beweging en doet ook regelmatig een appél op het onderwijs. Nieuwe technieken<br />

worden toegepast en de kijk op kind en ontwikkeling verandert ook. Dat vraagt van de school een visie<br />

op onderwijs die recht doet aan de ontwikkeling van de kinderen die de school jare<strong>nl</strong>ang bezoeken.<br />

Van personeelsleden vraagt dat een voortdurende professionele ontwikkeling en een brede<br />

inzetbaarheid. Niet de werkplek (lokaal, groep, school) staat centraal, maar het vak dat uitgeoefend<br />

wordt. Dat kan zijn voor een periode in een bepaalde groep en bepaalde school, maar ook in een<br />

andere groep, andere school of wellicht andere functie.<br />

Er zijn, mede n.a.v. het mission statement van <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong>, ‘onderwijskwaliteit door blijvend te<br />

bewegen’ inmiddels heel wat maatregelen bedacht om mensen in beweging te zetten en te houden<br />

Deze mobiliteitsbevorderende maatregelen kunnen op verschillende manieren worden ingedeeld.<br />

Daarbij onderscheiden we de volgende gezichtspunten:<br />

A. mobiliteit naar functie<br />

B. interne verticale mobiliteit<br />

C. interne horizontale mobiliteit<br />

D. externe mobiliteit<br />

E. vrijwillige mobiliteit<br />

F. verplichte mobiliteit<br />

A. Mobiliteit naar functie; Functie – taak<br />

Er is sprake van functiemobiliteit wanneer een personeelslid wordt benoemd in een andere functie. In<br />

dit verband worden ook wel de termen verticale en horizontale mobiliteit gebruikt. Met verticale<br />

mobiliteit wordt het veranderen van functieniveau bedoeld. In de CAO PO is een beperkt aantal<br />

functies (normfuncties) opgenomen (directeur, adjunct-directeur, leraar, en een beperkt aantal<br />

onderwijsondersteunende functies). Naast deze normfuncties bestaan er verschillende beschreven<br />

functies binnen het functieboek <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong>, waarvan, algemeen directeur en schoolleider<br />

voorbeelden zijn. Deze zijn opgenomen in het functiewaarderingssysteem FUWASYS PO, en kunnen<br />

onverkort worden toegepast in organisaties (scholen, bovenschools) in het primair onderwijs.<br />

Wanneer een leraar binnen de eigen school of een andere school teamcoördinator of IB-er of<br />

schoolleider wordt, spreken we van een vorm van verticale mobiliteit op taakniveau.<br />

Horizontale mobiliteit is de verandering binnen (lesgevende) taken, hetzij een andere groep, hetzij<br />

andere taken, zoals IB, ICT, cultuur, enz.<br />

Schematisch kunnen de gezichtpunten / dimensies als volgt worden weergegeven:<br />

Plaats Intern Extern<br />

Inhoud<br />

Dezelfde<br />

taken/dezelfde<br />

functie<br />

Gedeeltelijk<br />

andere taken<br />

Andere<br />

taken/andere<br />

functie<br />

Binnen de school Binnen het<br />

bestuur<br />

Mobiliteitsbeleid <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong><br />

Binnen de<br />

sector<br />

Buiten de sector<br />

Er zijn drie belangrijke vormen van personele mobiliteit uit de bovenstaande figuur te herleiden:<br />

• verandering van functie of taak, vooral verticale mobiliteit<br />

• verandering van organisatie/ school maar met eenzelfde of vergelijkbare functie, vooral<br />

horizontale mobiliteit;<br />

• mobiliteit naar buiten de onderwijssector.<br />

4


B. Interne verticale mobiliteit<br />

Met interne –verticale- mobiliteit wordt in dit plan bedoeld, de mobiliteit op bestuursniveau. Wanneer<br />

een personeelslid overstapt van school A naar school B en beide scholen vallen onder de Stichting, is er<br />

sprake van interne –verticale- mobiliteit. Binnen de Stichting wordt naar een evenredige verdeling van<br />

deeltijders en onderscheiden leeftijdscategorieën in de scholen gestreefd.<br />

Doelstellingen interne – verticale- mobiliteit<br />

a. Verbreding van deskundigheid zowel individueel als op stichtingsniveau.<br />

b. Op peil houden van arbeidssatisfactie en voorkomen van burn-out verschijnselen<br />

c. Optimaliseren van persoo<strong>nl</strong>ijke ontwikkelingsmogelijkheden.<br />

d. Bevorderen van de motivatie om gebruik te maken van vrijwillige overplaatsing van<br />

personeelsleden uit oogpunt van loopbaanontwikkeling.<br />

e. Optimaliseren van de mogelijkheden om mobiliteit zoveel mogelijk op vrijwillige basis te<br />

laten plaatsvinden. Hierdoor het verkleinen van de mogelijkheid, dat tot onvrijwillige overplaatsing<br />

moet worden overgaan.<br />

f. Optimaliseren van de mogelijkheid om een evenwichtige samenstelling, zowel qua leeftijd<br />

als deskundigheid, van teams te realiseren.<br />

Onze stichting moet kunnen drijven op een flexibele organisatie. Hierdoor kunnen medewerkers kansen<br />

zien om het welbevinden te vergroten. Hierdoor worden medewerkers kansen aangeboden om zich<br />

persoo<strong>nl</strong>ijk te ontwikkelen. Hierdoor biedt en neemt de stichting kansen om de juiste persoon op de<br />

juiste plek te laten werken. Af te wegen belangen hierbij zijn de kwaliteit van het onderwijs, persoo<strong>nl</strong>ijke<br />

ontwikkelingsmogelijkheden, evenwichtige samenstelling van het team en persoo<strong>nl</strong>ijke belangen.<br />

Mogelijke procedure bij interne verticale mobiliteit (Afstemmen ook met A en B.);<br />

Mobiliteit in het kader van functiewisseling geschiedt altijd via een benoemingsadviescommissie.<br />

Mobiliteit in het kader van functiewisseling wordt altijd stichtingsbreed aan personeelsleden<br />

aangeboden.<br />

C. Interne horizontale mobiliteit<br />

Mobiliteit binnen de eigen school wordt alhier benoemd als interne horizontale mobiliteit.<br />

Doelstellingen interne horizontale mobiliteit (op schoolniveau)<br />

a. Verbreding van deskundigheid zowel individueel als op schoolniveau.<br />

b. Op peil houden van arbeidssatisfactie en voorkomen van burn-out verschijnselen<br />

c. Optimaliseren van persoo<strong>nl</strong>ijke ontwikkelingsmogelijkheden.<br />

De scholen binnen <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong> moeten kunnen drijven op personeelsleden met een brede<br />

deskundigheid en ruime inzichten op pedagogisch, didactisch en schoolorganisatorisch gebied. Dit<br />

kunnen we o.a. bereiken door medewerkers de mogelijkheid te bieden met enige regelmaat andere<br />

taken op zich te nemen. Een vitale school wordt o.a. gekenmerkt door een weloverwogen toepassing<br />

van interne (horizontale) mobiliteit.<br />

Mogelijke procedure bij interne horizontale mobiliteit.<br />

Interne horizontale mobiliteit geschiedt op verzoek van een personeelslid of op verzoek van de<br />

schoolleider.<br />

Op verzoek van een personeelslid:<br />

- alle personeelsleden (uniform definiëren naar medewerkers) worden in staat gesteld om in alle<br />

bouwen (onderbouw groep 1-2-3, middenbouw groep 3-4-5 en bovenbouw 6-7-8) onderwijs te<br />

verzorgen.<br />

- elk personeelslid wordt in staat gesteld om een grote verscheidenheid aan taken te verrichten.<br />

- elk personeelslid wordt in staat gesteld om vereiste deskundigheden te ontwikkelen, o.a. via<br />

scholing en het opdoen van ervaring.<br />

Op verzoek van de schoolleider:<br />

- elke schoolleider wordt in staat gesteld verbreding van deskundigheid op schoolniveau vorm te<br />

geven.<br />

Procedure bij interne horizontale mobiliteit in het kader van taakwisseling.<br />

Voor het in kaart brengen van het taakbeleid (zie) hanteren we het programma “Taakbeleid” van<br />

Cupella.<br />

Mobiliteitsbeleid <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong><br />

5


1. De team take<strong>nl</strong>ijst, inclusief ureninzet, worden in de maand juni of juli aan alle personeelsleden<br />

uitgereikt. Het personeelslid geeft schriftelijk zijn voorkeur in teamtaken aan bij de schoolleider<br />

voor 1 augustus.<br />

2. De schoolleider inventariseert de taakwensen op schoolniveau en voert eventueel<br />

afstemmingsgesprekken.<br />

3. Uiterlijk medio september neemt de schoolleider een beslissing en wordt de teamtaken<br />

schriftelijk bekend gemaakt.<br />

Procedure bij interne horizontale mobiliteit in het kader van wisseling groep of bouw.<br />

1. Het persoo<strong>nl</strong>ijk wensenformulier incl. mobiliteit wordt in november aan alle personeelsleden<br />

digitaal uitgereikt. Het personeelslid dient, door middel van het persoo<strong>nl</strong>ijk wensenformulier, een<br />

schriftelijk verzoek in bij zowel de schoolleider als algemeen directeur vóór 1 januari. Bij<br />

tussentijdse verzoeken met een dringend karakter wordt bezien of deze toch in behandeling<br />

kunnen worden genomen<br />

2. De schoolleiders en de AD inventariseert/inventariseren de mobiliteitswensen, deze worden in de<br />

maand januari op (boven) schoolniveau geïnventariseerd.<br />

3. De schoolleider voert in de maand maart individuele gesprekken om de mobiliteitswens af te<br />

stemmen op mogelijkheden op school. De schoolleider is verplicht een gesprek te voeren,<br />

wanneer een personeelslid niet in de eerste of tweede voorkeursbouw geplaatst wordt.<br />

4. De schoolleider neemt na medio april een beslissing en stelt het team hiervan schriftelijk op de<br />

hoogte.<br />

D. Externe mobiliteit<br />

We spreken van externe mobiliteit indien er wordt overgestapt naar een school ressorterende onder<br />

een ander schoolbestuur (al dan niet met behoud van de rechtspositie binnen <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong>).<br />

Doelstellingen externe mobiliteit<br />

a. Het ondersteunen van personeelsleden (overal te benoemen als medewerkers), die kiezen voor<br />

externe mobiliteit.<br />

b. Het begeleiden van personeelsleden op het moment dat er sprake is van “onbekwaamheid of<br />

ongeschiktheid van de werknemer voor de door hem of haar uitgeoefende functie, anders dan<br />

op grond van ziels- of lichaamsgebreken”.<br />

<strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong> ondersteunt en begeleidt personeelsleden bij externe mobiliteit. Personeelsleden die<br />

kiezen voor een loopbaanontwikkeling buiten de stichting(vrijwillige externe mobiliteit), hebben<br />

jare<strong>nl</strong>ang hun talenten, competenties ingezet voor de school en de stichting. <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong> ondersteunt<br />

als goed werkgever deze keuze. Zij begeleidt werknemers die onbekwaam of ongeschikt worden voor<br />

de door hem of haar uitgeoefende functie in het vinden van een nieuwe functie.<br />

Mogelijke procedure bij externe mobiliteit naar andere organisatie:<br />

1. Het persoo<strong>nl</strong>ijk wensenformulier wordt in november aan alle personeelsleden digitaal uitgereikt. Het<br />

personeelslid dient, door middel van het persoo<strong>nl</strong>ijk wensenformulier, een schriftelijk verzoek in bij<br />

zowel de schoolleider vóór 1 januari. Bij tussentijdse verzoeken met een dringend karakter wordt<br />

bezien of deze toch in behandeling kunnen worden genomen<br />

2. De externe mobiliteitswensen worden in de maand januari op stichtingsniveau geïnventariseerd.<br />

3. De algemeen directeur van de stichting voert in de maand maart individuele gesprekken om de<br />

ondersteuning vanuit de stichting van de externe mobiliteitswens te bespreken en een<br />

ondersteuningsplan op te stellen.<br />

4. Het ondersteuningsplan wordt uitgevoerd.<br />

5. De algemeen directeur houdt met de betrokkene een exit gesprek.<br />

E. Vrijwillige mobiliteit<br />

Zoals de term al aangeeft gaat het hier om situaties waarin een personeelslid zelf de keuze maakt van<br />

functie of van school te willen veranderen. Jaarlijks wordt middels het persoo<strong>nl</strong>ijke wensenformulier <strong>SKO</strong>-<br />

<strong>Maasdal</strong> de mobiliteitswens van leerkrachten geïnventariseerd. Voorts is vrijwillige mobiliteit een vast<br />

onderdeel van het functioneringsgesprek.<br />

Vrijwillige overplaatsing geschiedt op verzoek van een personeelslid met instemming van de algemeen<br />

directeur of met instemming van een personeelslid op verzoek van de algemeen directeur.<br />

Mobiliteitsbeleid <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong><br />

6


Op verzoek van een personeelslid<br />

Een personeelslid kan om uitee<strong>nl</strong>opende redenen overplaatsing naar een andere school ambiëren. Te<br />

denken valt aan:<br />

- nieuwe uitdaging c.q. frisse start elders zoeken,<br />

- carrièreplanning / kennisverbreding,<br />

- een (dreigende) conflictsituatie,<br />

- medische redenen,<br />

- andere redenen die een goed functioneren op school belemmeren,<br />

- deeltijdbaan aan eigen school niet mogelijk,<br />

- praktische redenen in privé-sfeer, bijv. dichter bij woonplaats.<br />

Op verzoek van de algemeen directeur.<br />

De algemeen directeur kan om diverse redenen personeelsleden benaderen mee te werken aan<br />

overplaatsing naar een andere school. Dit zal nimmer plaatsvinden zonder dat hier vooraf overleg over<br />

is geweest met de schoolleiders van de beide scholen. Daarbij kan gedacht worden aan:<br />

- een verzoek van een ander personeelslid tot overplaatsing,<br />

- indien de overplaatsing van een ander personeelslid gewenst of noodzakelijk is om redenen van<br />

medische aard, disfunctioneren of een conflict,<br />

- evenwichtige verdeling van personeel over de verschillende scholen.<br />

Er kunnen zich diverse omstandigheden voordoen, waarbinnen mobiliteit niet gehonoreerd wordt. De<br />

verwachting met betrekking tot de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs binnen de stichting is<br />

hierbij het belangrijkste uitgangspunt.<br />

Mogelijke procedure bij vrijwillige overplaatsing:<br />

1. Het persoo<strong>nl</strong>ijk wensenformulier wordt in november aan alle personeelsleden digitaal uitgereikt. De<br />

werknemer dient, door middel van het persoo<strong>nl</strong>ijk mobiliteitsformulier, een schriftelijk verzoek in bij z<br />

de directeur vóór 1 januari . Bij tussentijdse verzoeken met een dringend karakter wordt bezien of<br />

deze toch in behandeling kunnen worden genomen<br />

2. De bovenschoolse mobiliteitswensen worden in de maand januari op stichtingsniveau<br />

geïnventariseerd.<br />

3. De AD en/of de schoolleider voert in de maand maart individuele gesprekken om de<br />

mobiliteitswens af te stemmen op mogelijkheden op stichtingsniveau.<br />

Er worden wensen en mogelijkheden verkend met betrekking tot eventuele ondersteunende<br />

activiteiten, zoals bijvoorbeeld:<br />

- een snuffelstage (korte verkenning)<br />

- inventariseren van specialiteiten en deze kenbaar maken aan de directeuren.<br />

4. De algemeen directeur voert in de maand maart individuele gesprekken met de schoolleiders om<br />

de mobiliteitswens af te stemmen op mogelijkheden/consequenties op schoolniveau.<br />

5. De AD maakt eind maart een concreet uitgewerkt mobiliteitsschema en dit wordt voorgelegd aan<br />

het managementoverleg.<br />

6. Begin april vindt een afstemmingsgesprek plaats tussen de betrokken personeelsleden en de<br />

schoolleider. Het personeelslid en de schoolleider stemmen na het gesprek wel of niet in met de<br />

mobiliteit. Beiden maken dit schriftelijk kenbaar aan de algemeen directeur.<br />

7. De algemeen directeur neemt voor medio april een beslissing en stelt de aanvrager en de<br />

directeur van de school hiervan schriftelijk op de hoogte.<br />

F. Verplichte mobiliteit<br />

Indien vrijwillige overplaatsing niet mogelijk blijkt kan de algemeen directeur overgaan tot verplichte<br />

mobiliteit in de volgende gevallen:<br />

a. indien er bij de school sprake is van een formatietekort.<br />

b. ingeval er sprake is van een conflictsituatie, waarbij overplaatsing noodzakelijk is om tot<br />

werkbare verhoudingen te komen.<br />

c. ingeval er sprake is van disfunctioneren.<br />

d. op advies van de Arbo-dienst of bedrijfsarts.<br />

e. in andere door de werkgever met name genoemde zwaarwichtige omstandigheden.<br />

Ad a. indien er bij de school sprake is van een formatie tekort.<br />

Indien een formatietekort op een of meerdere scholen niet leidt tot ontslag, zal de algemeen directeur<br />

in de meeste gevallen besluiten tot gehele of gedeeltelijke overplaatsing van personeel naar een<br />

Mobiliteitsbeleid <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong><br />

7


andere school waar formatieruimte is. Om te bepalen wie voor overplaatsing in aanmerking komt<br />

hanteert de algemeen directeur de volgende criteria:<br />

a. de verwachte consequenties voor de kwaliteit van beide betrokken scholen.<br />

b. een evenwichtige leeftijdsverdeling, conform de doelstelling gesteld in Integraal<br />

Personeelsbeleidsplan deel 2, “levensfase gericht personeelsbeleid”.<br />

Ad b. ingeval van een conflictsituatie, waarbij overplaatsing noodzakelijk is om tot werkbare<br />

verhoudingen te komen.<br />

Wanneer sprake is van een conflict op een school kan een onwerkbare situatie ontstaan. Het is<br />

mogelijk dat een personeelslid dat bij een conflict betrokken is, op een andere school van het bestuur<br />

naar behoren kan functioneren. Overplaatsing is dan een mogelijkheid om uit de impasse te geraken.<br />

Als er geen vrijwilligers zijn, kan het nodig zijn een personeelslid, dat niet bij het conflict betrokken is, te<br />

verzoeken naar de betreffende school te gaan. In het kader van de instroomtoets van het<br />

Participatiefonds is het immers van belang dat alles is geprobeerd om ontslag van een personeelslid te<br />

voorkomen.<br />

Ad c. ingeval er sprak is van disfunctioneren<br />

Het is mogelijk dat een niet goed functionerend personeelslid op een andere school met een andere<br />

cultuur en andere methodes wel in staat is naar behoren te functioneren. Vanuit een zorgvuldig<br />

personeelsbeleid zal het bestuur een niet goed functionerend personeelslid die kans dan ook moeten<br />

bieden. Ook hier is het in het kader van de instroomtoets van het Participatiefonds van belang dat het<br />

bestuur alles heeft geprobeerd om ontslag van een personeelslid te voorkomen. Evenals bij een<br />

overplaatsing wegens een conflict zal het in dit geval soms onvermijdelijk zijn, dat een ander<br />

personeelslid zijn plaats moet verruilen om een wisseling mogelijk te maken.<br />

Ad d. op basis van sociale of medische indicatie c.q. advies van de arbodienst of bedrijfsarts.<br />

De situatie kan zich voordoen dat een personeelslid na een kortere of langere periode van<br />

ziekteverzuim niet meer terug kan keren op de oude school. De bedrijfsarts kan in dat geval een<br />

overplaatsing adviseren. Deze situatie kan zich met name voordoen wanneer betrokkene niet blijvend<br />

arbeidsongeschikt is, maar terugkeer naar de oude werkplek in verband met het herstel van de<br />

werknemer niet gewenst is, b.v. vanwege psychische klachten of lichamelijke gebreken. Mede in<br />

verband met de verantwoordelijkheid van het bestuur voor terugdringing van het ziekteverzuim en de<br />

financiële consequenties die daarmee gemoeid zijn kan overplaatsing dan dringend gewenst zijn.<br />

Er kan ook sprake zijn van een tijdelijke therapeutische werkhervatting aan een andere school, al dan<br />

niet resulterend in een structurele overplaatsing.<br />

Een specifieke vorm van verplichte mobiliteit is die op basis van sociale of medische indicatie. Van een<br />

sociale indicatie is bijvoorbeeld sprake als iemand minder functioneert door problemen met collega’s.<br />

In geval van een medische indicatie is iemand bijvoorbeeld (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt voor zijn<br />

huidige functie, maar nog wel in staat om ander werk te doen.<br />

Ad e. in andere door de werkgever met name genoemde zwaarwichtige omstandigheden.<br />

De situatie kan zich voordoen dat er zwaarwichtige omstandigheden zijn om over te gaan te<br />

onvrijwillige mobiliteit. De algemeen directeur zal de zwaarwichtige omstandigheden met name<br />

kenbaar moeten maken en betrokken personeelslid en directeur van de betrokken school (scholen).<br />

Hoe in voorkomende gevallen bij gedwongen mobiliteit gehandeld wordt is aangegeven in bijlage 1,<br />

het overplaatsingsbeleid. Zie ook mogelijke procedure alhier!<br />

Mogelijke procedure bij overplaatsing/verplichte mobiliteit:<br />

1. De algemeen directeur voert overleg met degene die onvrijwillig overgeplaatst gaat worden om<br />

te bezien onder welke condities deze overplaatsing zal plaatsvinden.<br />

2. De afspraken over de voorwaarden waaronder overplaatsing plaats vindt, worden schriftelijk<br />

vastgelegd.<br />

3. Indien geen overeenstemming bestaat en de algemeen directeur desalniettemin tot onvrijwillige<br />

overplaatsing besluit, geeft deze schriftelijk aan op welke wijze hij de belangen van het<br />

personeelslid en het onderwijs tegen elkaar heeft afgewogen.<br />

4. Het betreffende personeelslid heeft voorafgaande aan de effectuering van het besluit de<br />

mogelijkheid om het besluit ter inhoudelijke toetsing voor te leggen aan een onafhankelijke rechter.<br />

Hierin wordt voorzien in een spoedprocedure bij de Commissie van Beroep. Tegen besluiten tot<br />

gedwongen overplaatsing staat beroep open.<br />

Mobiliteitsbeleid <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong><br />

8


Toelichting:<br />

In geval van onvrijwillige overplaatsing dient de algemeen directeur bij de motivering van het besluit in<br />

te gaan op de aa<strong>nl</strong>eiding tot de onvrijwillige overplaatsing en op de ter zake gemaakte<br />

belangenafweging, waarbij tevens ingegaan kan worden op zaken als de geschiktheid van het werk,<br />

het aantal locaties waarop betrokkene te werk wordt gesteld, de reistijd, het eventuele advies van de<br />

bedrijfsarts, e.d. Het streven is om het aantal locaties, waarop een personeelslid werkzaamheden<br />

verricht, te beperken tot maximaal twee. Tevens wordt ernaar gestreefd de reistijd te beperken.<br />

2. Mobiliteit binnen <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong>: regelgeving, aa<strong>nl</strong>eiding, doelstellingen en succesindicatoren<br />

2.1. Regelgeving<br />

<strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong> voert een actief werkgelegenheidsbeleid, conform de COA-PO 2009 artikel 10.2 (regeling<br />

werkgelegenheidsbeleid) en 10.3 (kader sociaal plan/statuut)<br />

Mobiliteit is binnen het werkgelegenheidsbeleid een instrument om ontslagen te voorkomen.<br />

<strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong> heeft een sociaal statuut, zodat alle medewerkers met een vaste aanstelling per 01-01-<br />

2010 een werkgelegenheidsgarantie hebben. Het instrument mobiliteit inventariseert ook behoefte van<br />

personeelsleden met betrekking tot aanpassing van arbeidsduur conform de CAO-PO 2009 artikel 2.5<br />

Overplaatsing van een personeelslid naar een andere school binnen <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong> vindt plaats<br />

conform de CAO-PO 2009 artikel 10.6.<br />

2.2. Aa<strong>nl</strong>eiding<br />

Mobiliteit is geen op zichzelf staand doel, Het is een instrument binnen personeelsbeleid en levert een<br />

bijdrage aan het verhogen van de kwaliteit van onderwijs. Sturen aan de kwaliteit van het onderwijs is<br />

sturen aan mensen die daar werkzaam zijn. Sturen betekent in dit geval:<br />

• mensen stimuleren om zich (verder) te ontwikkelen;<br />

• mensen uitdagen om regelmatig stil te staan bij hun wensen en ambities;<br />

• mensen aanspreken op hun kwaliteiten en hen de mogelijkheden bieden om hun kwaliteiten<br />

maximaal in te zetten binnen hun werk.<br />

De situatie binnen <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong> kan als volgt worden getypeerd.<br />

Er zijn 4 basisscholen. Elke school is in de afgelopen jaren (meer of minder intensief) bezig geweest met<br />

het werken aan een eigen onderwijsconcept. De ene school werkt daarbij aan coöperatief leren,<br />

zelfstandig leren en werken, de vreedzame school, Bouwen aan Adaptief onderwijS en Thematisch<br />

werken. Dit betekent dat elke school een duidelijk(er) gezicht heeft en van daaruit redelijk goed kan<br />

aangeven welke specifieke kwaliteiten personeelsleden in hun school zouden moeten hebben.<br />

Er zijn: 1 grote (300 leerlingen of meer) en 3 middelgrote/kleine (150 tot 300 leerlingen en minder dan<br />

150 leerlingen) scholen.<br />

De cultuur binnen veel scholen wordt gekenmerkt door een gehecht zijn aan bestaande relaties<br />

tussen personeelsleden (familiaire sfeer). Bovendien is het zo dat het beeld dat men heeft van andere<br />

scholen binnen de stichting lang niet altijd gebaseerd is op feiten. Er wordt veel geïnvesteerd om de<br />

informatie, kennis en ervaring van de scholen onderling uit te wisselen, bijvoorbeeld door het inrichten<br />

van projectgroepen/netwerken/kwaliteitskringen (directie, schoolleiders, intern begeleiders, ICTcoördinatoren,<br />

cultuur, techniek, dyslexie, onderbouw enz.), het regelmatig organiseren van<br />

ontmoetingen tussen alle personeelsleden (studiedag, nieuwjaarsreceptie) en het verstrekken van<br />

informatie in informatie- en nieuwsbrieven.<br />

Er is een wervings- en selectiebeleid dat erin voorziet dat vacatures op een school eerst intern binnen<br />

<strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong> worden aangeboden. Meestal gebeurt dit in algemene zin, soms wordt ook aangesloten<br />

bij eerder aangegeven mobiliteitswensen.<br />

Via een persoo<strong>nl</strong>ijk wensenformulier wordt jaarlijks (in november)de belangstelling geïnventariseerd<br />

(en geregistreerd) of mensen binnen een andere functie, of andere school, of ook buiten het onderwijs<br />

willen werken.<br />

Binnen alle scholen worden jaarlijks functioneringsgesprekken gevoerd. Mobiliteit krijgt hier<br />

(zijdelings) aandacht. Tevens wordt gevraagd naar de loopbaanwens van betrokkene.<br />

Mobiliteitsbeleid <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong><br />

9


Het is binnen de meeste scholen moeilijker om interne mobiliteit te realiseren, zeker als het gaat om<br />

verschuivingen in de onderbouw. Dit geldt niet voor elke school in gelijke mate.<br />

2.3. Doel<br />

Algemene doelstelling:<br />

Mobiliteit is op zichzelf geen doel, maar een middel om voor het huidige en toekomstige personeel en<br />

de school kwaliteitsverbetering te realiseren. Dit betekent dat alle onderdelen van personeelsbeleid<br />

integraal met elkaar moeten functioneren. Integraal personeelsbeleid dient bij te dragen aan het<br />

hoofddoel van de stichting, namelijk verbetering van de kwaliteit van het onderwijs aan de leerlingen.<br />

Algemene doelstellingen van mobiliteit:<br />

a. Het optimaliseren van de mogelijkheden tot loopbaanontwikkeling.<br />

b. Het terugdringen van ziekteverzuim, voorkomen van burn-out en arbeidsongeschiktheid.<br />

c. Het bevorderen van een flexibele organisatie.<br />

Hiermee wordt zowel een bijdrage geleverd aan het welbevinden van individuele personeelsleden als<br />

aan de kwaliteit van het onderwijs.<br />

Mobiliteit is een belangrijk instrument dat ingezet wordt bij de verbetering van de kwaliteit van het<br />

onderwijs. Individueel personeelsleden kunnen regelmatig verandering van taken en werkomgeving<br />

gebruiken om talenten te benutten en competenties te vergroten.<br />

Mobiliteit biedt mogelijkheden om de werkomstandigheden te optimaliseren en daarmee het<br />

welbevinden voor individuele personeelsleden te verbeteren.<br />

Mobiliteit biedt ook mogelijkheden om optimaler de juiste persoon op de juiste plaats te laten werken<br />

(juiste inzet van kwaliteiten/talenten van mensen). Hierbij is zowel het persoo<strong>nl</strong>ijk belang, als het school-<br />

en organisatiebelang, uitgangspunt.<br />

Voor personeelsleden geldt:<br />

je blijven ontwikkelen is een grondhouding in de uitoefening van je vak;<br />

primair ben je een professional die een vak uitoefent binnen een school, in plaats van een<br />

leve<strong>nl</strong>ang) werkzaam te zijn bij één school en daar een(zelfde) vak uit te oefenen;<br />

neem een open en positieve houding aan voor mobiliteit en neem de moeite om je te oriënteren<br />

op andere groepen, andere taken en/of functies en andere scholen;<br />

voel je verantwoordelijk voor de kwaliteit en cultuur binnen je huidige werkplek en binnen die van<br />

<strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong> als geheel.<br />

Voor de schoolleiders geldt:<br />

praat met teamleden over hun loopbaanontwikkeling en stimuleer hen daarover na te denken;<br />

neem een positieve houding aan voor mobiliteit, motiveer teamleden tot mobiliteit en laat hen<br />

daarvan de voordelen zien;<br />

sta ook zelf open voor mobiliteit.<br />

Voor het bestuur en de algemeen directeur geldt:<br />

creëer de randvoorwaarden om mobiliteit te stimuleren;<br />

2.4. Succesindicatoren<br />

1. In 2016 werkt van de personeelsleden op schoolniveau maximaal 80% langer dan 8 jaar in<br />

dezelfde groep en 50% minder dan 4 jaar in dezelfde groep.<br />

2. In 2016 werkt van de personeelsleden op stichtingsniveau maximaal 50% langer dan 10 jaar op<br />

dezelfde school.<br />

3. In 2016 werkt van de direct leidinggevende op stichtingsniveau maximaal 50% langer dan 7 jaar op<br />

dezelfde school.<br />

4. In 2016 scoren personeelsleden bij een tevredenheidsonderzoek met betrekking tot de procedure<br />

vrijwillige mobiliteit gemiddeld minmaal een score van 3,5 op een 5-puntsschaal.<br />

5. In 2016 vinden schoolleiders mobiliteit een effectief instrument om de doelstellingen van<br />

mobiliteit te realiseren. Zij scoren op een tevredenheidsonderzoek gemiddeld een score van<br />

minimaal 3,5 op een 5-puntsschaal.<br />

Mobiliteitsbeleid <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong><br />

10


3. Randvoorwaarden<br />

Om mobiliteitsbeleid vorm te geven moet met de volgende randvoorwaarden rekening worden<br />

gehouden:<br />

• inzicht in benodigd personeel over een bepaalde periode via het meerjaren formatiebeleidsplan<br />

i.c.m. leerlingenprognoses;<br />

• overzicht van de kwantiteit en kwaliteit van het huidige personeel (o.a. het bekwaamheidsdossier);<br />

• bekendheid met wensen en inzetbaarheid van huidig personeel;<br />

• kennis van soorten mobiliteit;<br />

• kennis van rechtpositionele regelgeving;<br />

• inzetten van beschikbare mobiliteitsinstrumenten;<br />

• inzicht in organisatorische en financiële mogelijkheden;<br />

• mobiliteit moet door alle personeelsleden als iets vanzelfsprekends worden ervaren.<br />

3.1 Benodigd personeel<br />

De leerlingenprognoses en uitstroomgegevens vormen belangrijke indicatoren om de behoefte aan<br />

personeel te kunnen meten. In Bijlage 1 zijn deze gegevens voor de komende jaren weergegeven.<br />

3.2 Kwantiteit en kwaliteit<br />

Eén keer per jaar, op 1 april/mei, wordt de kwantiteit (en mogelijk kwaliteit) van het personeel<br />

gemeten. Bij de weergave in de besturenmonitor wordt het personeel in een leeftijdsgrafiek<br />

weergegeven.<br />

Er worden bekwaamheidsdossiers bijgehouden van ieder personeelslid Daarbij wordt bekeken hoe de<br />

aanwezige bekwaamheid zowel binnen de Stichting als daarbuiten benut kan worden. Dit vraagt van<br />

betrokken personeelsleden ook een open houding: kennis en ervaring willen inzetten of overdragen<br />

aan anderen buiten de eigen school. Tegelijkertijd zit hier ook weer de mogelijkheid in om de eigen<br />

loopbaan een nieuwe impuls te geven.<br />

3.3 Wensen en inzetbaarheid van personeel<br />

Jaarlijks worden de wensen en inzetbaarheid geïnventariseerd en besproken. De instrumenten die<br />

ingezet worden komen in de volgende paragraaf ter sprake.<br />

3.4 Soorten mobiliteit<br />

Binnen <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong> kennen we alle vormen van mobiliteit. Belangrijke voorwaarde is dat alle<br />

personeelsleden op de hoogte zijn van de mogelijkheden.<br />

3.5 Rechtspositionele regelgeving<br />

Dit speelt met name bij verandering van functie, detachering en vertrek naar een andere werkgever.<br />

Voorlichting hierover aan het personeel vindt in voorkomende situaties plaats.<br />

3.6 Inzicht in de organisatorische en financiële mogelijkheden<br />

Iedere school heeft zijn visie beschreven en deze wordt nader uitgewerkt in het schoolplan en jaarplan.<br />

In het schoolplan is beschreven waar de school wil staan over vier jaar en wat daarvoor nodig is, ook<br />

op organisatorisch, personeel en financieel gebied. Onderdeel van het schoolplan is de<br />

meerjarenbegroting van iedere school. Iedere school ontvangt het lumpsumbudget dat gebaseerd is<br />

op de teldatum gegevens van de school. Detachering van personeel is mogelijk. Op bestuursniveau is<br />

er een meerjarenformatieplan met daarin opgenomen een meerjarenplanning personeel (mogelijke<br />

uitstroom en benodigde instroom).<br />

3.7 Vanzelfsprekendheid van mobiliteit<br />

Dit zal in de komende jaren nadrukkelijker aan de orde gesteld worden. De benodigde instrumenten en<br />

maatregelen zullen hiertoe een bijdrage leveren.<br />

Mobiliteitsbeleid <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong><br />

11


4. Instrumenten<br />

Om mobiliteit te bevorderen worden (in alfabetische volgorde) de volgende instrumenten ingezet. Zie<br />

ook overplaatsingsbeleid!<br />

4.1. Aanbod van scholing en/of cursussen<br />

Iedere school beschikt over een budget om scholing van personeelsleden mogelijk te maken. Op<br />

bovenschools niveau worden tenminste de volgende drie cursussen aangeboden:<br />

loopbaanoriëntatie voor 20+<br />

Jaarlijks worden personeelsleden in de leeftijdscategorie 20 – 50 in de gelegenheid gesteld om zich te<br />

bezinnen op hun loopbaan. Vragen als: ‘hoe ziet mijn loopbaan er op de korte – lange termijn uit’, ‘wat<br />

heb ik nodig om dat te kunnen realiseren’, ‘wat kan de organisatie mij bieden’, worden hierbij<br />

beantwoord. Vervolgens worden het persoo<strong>nl</strong>ijk ontwikkelingsplan en functionerings- en<br />

beoordelingsgesprek binnen de gesprekkencyclus hieraan gekoppeld.<br />

loopbaanoriëntatie voor 50+<br />

Deze oriëntatie is gericht op het zo lang mogelijk kunnen benutten van de inzet van deze<br />

personeelsleden. Wat hebben zij nodig om voldoende uitdaging en voldoening in hun werk te vinden<br />

waardoor ze zo lang mogelijk (in het onderwijs) kunnen blijven werken. Ook hieraan is het persoo<strong>nl</strong>ijk<br />

ontwikkelingsplan en functioneringsgesprek gekoppeld.<br />

oriëntatie op leiding geven<br />

Binnen de scholen wordt meer en meer gebruik gemaakt van een managementteam, waarbij taken<br />

en verantwoordelijkheden verdeeld worden over meerdere personeelsleden. Daarnaast zullen er<br />

vacatures gaan ontstaan doordat schoolleiders vertrekken met vroegpensioen. Om mensen met<br />

leidinggevende competenties en/of belangstelling in de gelegenheid te stellen zich een beeld te<br />

vormen van leidinggevende taken/functies wordt genoemde cursus aangeboden. Dit kan leiden tot<br />

het volgen van specifieke cursussen/opleidingen.<br />

4.2. Begeleiding en coaching van personeel<br />

Personeelsleden die zich verder willen ontwikkelen kunnen behoefte hebben aan coaching en/of<br />

begeleiding. Dit kan bijvoorbeeld geboden worden door de interne coaches OIS (teamleden die<br />

hiervoor een opleiding gevolgd hebben) en/of externe coaches.<br />

4.3. Bekwaamheidsdossier<br />

In de Wet BIO is bepaald dat van ieder personeelslid een bekwaamheidsdossier bijgehouden moet<br />

worden. Hierin staat onder andere welke opleidingen gevolgd zijn, welke taken/functies uitgeoefend<br />

zijn. Hier kan gebruik van worden gemaakt bij het zoeken van de juiste match tussen gevraagde<br />

competenties door een school (of andere organisatie) en aanwezige competenties bij een<br />

personeelslid.<br />

4.4. Belangstellingsregistratie<br />

Jaarlijks wordt onder alle personeelsleden geïnventariseerd of zij belangstelling hebben voor een<br />

andere functie, takenpakket, werken in een andere school, bij een andere werkgever, of<br />

bovenschoolse cursussen willen volgen. Met degenen die reageren wordt een persoo<strong>nl</strong>ijk gesprek<br />

gevoerd. Dit gebeurt door middel van het persoo<strong>nl</strong>ijk wensenformulier dat elk jaar in november door<br />

alle personeelsleden wordt ingevuld en wordt aangereikt.<br />

4.5. Beoordelingsgesprek<br />

Het beoordelingsgesprek kan aa<strong>nl</strong>eiding zijn om een ander takenpakket, andere functie of andere<br />

werkplek te realiseren voor betrokkene.<br />

4.6. Detachering<br />

Het is mogelijk om personeelsleden tijdelijk bij een andere werkgever te laten werken, bijvoorbeeld om<br />

de specifieke bekwaamheden van betrokkene (meer) tot zijn/haar recht te laten komen, of om zich te<br />

kunnen oriënteren op een andere werkomgeving. Betrokkene blijft gedurende de detacheringsperiode<br />

in dienst van <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong>.<br />

Mobiliteitsbeleid <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong><br />

12


4.7. Functiebouwwerk/Functieboek<br />

Om doorgroei naar andere functies mogelijk te maken is wel noodzakelijk dat er in de organisatie ook<br />

andere functies geboden worden. In het functieboek van <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong> zijn de bestaande functies<br />

opgenomen. Dit functieboek kan worden uitgebouwd.<br />

4.8. Functioneringsgesprek<br />

In het functioneringsgesprek komen vragen over gewenste loopbaanontwikkeling, te volgen scholing<br />

en het persoo<strong>nl</strong>ijk ontwikkelingsplan aan de orde. Nadrukkelijker moet door de leidinggevende worden<br />

stilgestaan bij de loopbaanontwikkeling: ‘hoe ziet jouw loopbaan er over vijf jaar uit; in welke functie<br />

werk je, met welk takenpakket, op welke werkplek, en wat is er voor nodig om dat te realiseren’. Met<br />

name bij personeelsleden die aangeven dan hetzelfde te willen doen moet worden stilgestaan bij wat<br />

de school vraagt van personeelsleden (past dit in de visie van de school).<br />

4.9. Middenmanagement<br />

Binnen <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong> is gekozen voor de vorming van middenmanagement (schoolleiders en<br />

teamcoördinatoren), maar waarbij ook leidinggevende/coördinerende werkzaamheden neergelegd<br />

worden bij meerdere teamleden (intern begeleiders). Hier liggen ontwikkelingsmogelijkheden voor<br />

personeelsleden.<br />

4.10. Outplacement<br />

Wanneer een personeelslid buiten het onderwijs wil (of moet) gaan werken wordt een<br />

begeleidingstraject aangeboden dat ertoe moet leiden dat betrokkene ook elders aan het werk kan.<br />

Hierbij kan begeleiding van externen worden ingeschakeld.<br />

4.11. Overplaatsingsbeleid<br />

In Bijlage 1 is de procedure van verplichte mobiliteit (Overplaatsingsbeleid) opgenomen.<br />

4.12. Persoo<strong>nl</strong>ijk ontwikkelingsplan<br />

Ieder personeelslid stelt in samenspraak met zijn/haar leidinggevende een persoo<strong>nl</strong>ijk<br />

ontwikkelingsplan op. Dit kan gericht zijn op verdieping van kennis en vaardigheden binnen de huidige<br />

werkzaamheden, maar ook op het willen uitoefenen van nieuwe taken en/of een functie, zowel binnen<br />

als buiten de organisatie.<br />

4.13. Roulatiesysteem<br />

Met het opstellen van een roulatiesysteem vindt regelmatige doorstroming plaats van personeelsleden<br />

in de verschillende bouwen en/of groepen en in de uitoefening van verschillende taken. Uitgangspunt<br />

is de gewenste brede inzetbaarheid vanuit de organisatie en het bieden van nieuwe groei/ontwikkeling<br />

binnen de huidige werkplek. Afspraak is dat personeelsleden een x-aantal jaren in een<br />

groep/bouw/takenpakket mogen werken en dan doorschuiven naar een andere<br />

bouw/groep/takenpakket. Daarmee ontstaat ook ruimte voor nieuwe inzichten, het werken aan een<br />

doorgaande lijn, en persoo<strong>nl</strong>ijke groei en uitdagingen.<br />

4.14. Taakbeleid<br />

Binnen de toekenning van taken wordt enerzijds rekening gehouden met wensen en vaardigheden van<br />

personeelsleden, en anderzijds met de gewenste brede inzetbaarheid van personeelsleden.<br />

4.15. Verstrekken van informatie<br />

Personeelsleden worden zowel op schoolniveau als vanuit het bovenschools niveau geïnformeerd over<br />

de mogelijkheden van mobiliteit. Bovengenoemde instrumenten worden, naast de Nieuwsbrief en de<br />

afzonderlijke personeelsbeleidsstukken die in iedere school aanwezig zijn, gebruikt.<br />

4.16. Voorzien in vacatures<br />

Interne vacatures worden altijd kenbaar gemaakt aan het schoolmanagement (schoolleider(s) van de<br />

scholen; personeelsleden worden bij voorrang uitgenodigd te reageren op vacatures. Pas wanneer er<br />

geen of onvoldoende reacties zijn, vindt een externe werving plaats. Uitzondering betreft de<br />

bovenschoolse functies, waarbij tegelijkertijd zowel een interne als externe werving plaats vindt.<br />

Mobiliteitsbeleid <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong><br />

13


5. Evaluatie van het beleid<br />

Het mobiliteitsbeleid zal jaarlijks (in april/mei) in het managementoverleg onderwerp van gesprek zijn<br />

om te bezien of bijstelling van het beleid nodig en/of gewenst is. Daarnaast wordt in het Sociaal<br />

jaarverslag (dat onderdeel van het Bestuursverslag is) melding gemaakt op welke wijze mobiliteit vorm<br />

gegeven (en gekregen) is binnen de scholen en op bovenschools niveau.<br />

Mobiliteit kan ook in het Activiteitenplan van de GMR worden opgenomen als terugkerend<br />

gespreksonderwerp/agendapunt.<br />

6. (jaarlijks) Tijdpad<br />

Tijdpad (jaarlijkse cyclus m.b.t. mobiliteit)<br />

November De personeelsleden maken hun wens t.a.v. (vrijwillige) mobiliteit kenbaar d.m.v.<br />

het persoo<strong>nl</strong>ijk wensenformulier <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong>.<br />

December De algemeen directeur (secretariaat) inventariseert de wensen t.a.v. mobiliteit<br />

Januari/februari In het managementberaad worden de vrijwillige mobiliteit, n.a.v. de wensen<br />

van de personeelsleden, en de verplichte mobiliteit, i.r.t. de onder 1F<br />

genoemde gevallen, besproken<br />

Maart Het managementberaad neemt een besluit inzake plaatsing personeelsleden<br />

voor het nieuwe cursusjaar (afgezien van (marginale) formatieve deviaties zulks<br />

altijd voorkomen door incidentele situaties)<br />

April Het betrokken personeelslid die vrijwillige mobiliteit heeft (aan)gevraagd wordt<br />

ingelicht door de schoolleider/algemeen directeur<br />

De betrokken personeelsleden die in aanmerking komen voor verplichte<br />

mobiliteit worden ingelicht<br />

Mei In het kader van het bestuursformatie(plan) wordt de inzet van de<br />

Personeelsleden over de scholen van <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong> vastgesteld incluis<br />

mobiliteit. De (P)GMR stemt in met voorgenomen besluit van het bestuur<br />

Het bestuur stelt het bestuursformatieplan vast.<br />

Bijlagen<br />

Bijlage 1: Overplaatsingsbeleid<br />

1 I<strong>nl</strong>eiding<br />

Personeelsleden worden niet benoemd door/aan een school, maar hebben een bestuursaanstelling.<br />

Dat houdt in dat ze binnen iedere school van <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong> geplaatst kunnen worden. Eenmaal<br />

geplaatst in een school betekent dus niet dat die school de werkomgeving blijft voor de rest van de<br />

diensttijd binnen <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong>. Personeelsleden kunnen er op een bepaald moment zelf voor kiezen<br />

om in een andere school te willen werken, of kunnen overgeplaatst worden.<br />

Wanneer sprake is van overplaatsing moet rekening gehouden worden met het bepaalde in artikel 10.6<br />

van de CAO PO:<br />

10.6 Overplaatsing<br />

1. Overplaatsing van een werknemer naar een andere instelling van de werkgever geschiedt met<br />

instemming van de werknemer, met uitzondering van de gevallen genoemd in het tweede lid.<br />

2. De werkgever kan de werknemer zonder zijn instemming overplaatsen:<br />

a. indien er bij een instelling sprake is van formatietekort;<br />

b. ingeval er sprake is van een conflictsituatie, waarbij overplaatsing noodzakelijk is om tot<br />

werkbare verhoudingen te komen;<br />

c. ingeval er sprake is van disfunctioneren;<br />

d. op advies van de arbodienst of bedrijfsarts;<br />

e. in andere door de werkgever met name genoemde zwaarwichtige omstandigheden.<br />

3. In de gevallen genoemd in lid 2 onder b, c d en e is overplaatsing zonder instemming van de<br />

werknemer eveneens mogelijk om een personele wisseling mogelijk te maken.<br />

Mobiliteitsbeleid <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong><br />

14


4. De werkgever die het voornemen heeft om een werknemer over te plaatsen, treedt in overleg met<br />

de werknemer. Eventuele afspraken worden schriftelijk vastgelegd.<br />

5. Indien de werknemer na het overleg genoemd in het vierde lid niet instemt met de overplaatsing<br />

en/of de voorwaarden waaronder de overplaatsing zal geschieden, en de werkgever<br />

desalniettemin besluit tot overplaatsing, geeft de werkgever in zijn besluit aan op welke wijze hij de<br />

belangen van de werkgever en die van de werknemer tegen elkaar heeft afgewogen.<br />

6. Een werknemer die, al dan niet vrijwillig, een onvrijwillige overplaatsing van een andere werknemer<br />

geheel of gedeeltelijk mogelijk maakt, krijgt de als gevolg hiervan noodzakelijk te maken extra<br />

reiskosten woon/werkverkeer vergoed op basis van de kosten van openbaar vervoer. De voor de<br />

werknemer uit de overplaatsing voortvloeiende extra reistijd geldt als werktijd.<br />

7. De werknemer die als gevolg van overplaatsing op een zelfde dag werkzaam is op meerdere<br />

locaties heeft recht op een vergoeding van de hieruit voortvloeiende noodzakelijk te maken extra<br />

reiskosten, waarbij het reizen tussen de locaties als dienstreis wordt aangemerkt. De voor de<br />

werknemer uit de overplaatsing voortvloeiende extra reistijd tussen de locaties geldt als werktijd.<br />

Bij overplaatsing binnen <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong> wordt conform deze bepaling gehandeld. Lid 2 van de bepaling<br />

vergt echter een nadere uitwerking. In de volgende paragrafen wordt hier nader op ingegaan.<br />

2 Lid 2 sub a: ‘indien er bij de instelling sprake is van een formatietekort’<br />

Bij overplaatsing worden de volgende criteria gehanteerd:<br />

a. vrijwilligheid icm plaatsbaarheid (passen de capaciteiten van de vrijwilliger bij de vacature)<br />

b. Leeftijdscategorie > 30 en < 58<br />

Ad a. Vrijwilligheid<br />

De eerste mogelijkheid die onderzocht moet worden. Hebben personeelsleden bijvoorbeeld in<br />

functioneringsgesprekken (schoolniveau) of via het jaarlijks belangstellingsregistratie/ persoo<strong>nl</strong>ijk<br />

wensenformulier (bestuursniveau) eerder aangegeven wel naar een andere school te willen? Zo ja, dan<br />

worden deze personen door de directeur als eerste benaderd.<br />

Als er geen eerder uitgesproken belangstelling is, dan wordt de vraag aan alle personeelsleden<br />

gesteld. Het is daarbij prettig als ook aangegeven kan worden welke school/scholen ruimte<br />

heeft/hebben.<br />

Ad b. Leeftijdscategorie > 30 en < 58 jaar.<br />

In principe is mobiliteit niet leeftijdsgebonden en kan iedereen in aanmerking komen voor<br />

overplaatsing. In het kader van persoo<strong>nl</strong>ijke en professionele ontwikkeling blijkt dat de doelgroep tussen<br />

30 en 56 het minst toekomt aan mobiliteit, anders dan intern in de school. Daarom wordt er eerst in<br />

deze categorie gekeken, maar mocht er geen geschikte kandidaat uitkomen kan ervan afgeweken<br />

worden.<br />

2.1.1. Complicerende factoren<br />

Uitgangspunt bij overplaatsing is een passende oplossing te vinden. Als er bij een school voor<br />

bijvoorbeeld 0,6 fte overgeplaatst moet worden, moet elders een vacature voor (minimaal) 0,6 fte te<br />

vinden zijn. Bovenschoolse regie hierin – in overleg met betrokken schoolleiders - is noodzakelijk.<br />

De praktijk zal echter weerbarstiger blijken. Zo kunnen we voor de volgende situaties geplaatst worden:<br />

Benoemingsomvang past niet met het tekort<br />

Op een school moet bijvoorbeeld voor 0,6 fte overgeplaatst worden. Toepassing van het gekozen<br />

overplaatsingscriterium kan echter betekenen dat:<br />

- iemand wordt overgeplaatst met een benoemingsomvang die kleiner is;<br />

- iemand wordt overgeplaatst met een benoemingsomvang die groter is.<br />

In het eerste geval kan het noodzakelijk zijn dat een tweede persoon (deels) wordt overgeplaatst. In het<br />

tweede geval betekent het voor betrokkene dat gewerkt wordt binnen twee scholen. De leden 6 en 7<br />

uit artikel 10.6 van de CAO PO zijn dan – in voorkomende situaties – van toepassing.<br />

Overplaatsing betreft leraar met specifieke taken<br />

Een voorbeeld: een leraar in groep 1/2 moet overgeplaatst worden; de vacatureruimte bij een andere<br />

school betreft een middenbouw- of bovenbouwgroep. In die situatie wordt van de ontvangende<br />

school gevraagd de groepenindeling zodanig in te richten dat betrokkene wel in de onderbouw<br />

werkzaam kan zijn.<br />

Mobiliteitsbeleid <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong><br />

15


Betrokkene moet op meerdere scholen gaan werken<br />

Als iemand gedeeltelijk overgeplaatst wordt, of geheel, maar naar twee scholen (bijvoorbeeld:<br />

betrokkene heeft een voltijdbaan; op twee scholen is een vacature voor 0,5), betekent dat een extra<br />

belasting voor betrokkene (dubbele vergaderingen, rapportavonden, activiteiten en evenementen,<br />

e.d.).<br />

Weliswaar staat het behoud van werkgelegenheid voorop (en die wordt ook in deze constructie<br />

gegarandeerd) maar het brengt wel een aantal praktische bezwaren met zich mee. In voorkomende<br />

gevallen worden tussen scholen zodanige afspraken gemaakt dat dubbeling van werkzaamheden<br />

voorkomen wordt.<br />

3 Lid 2 sub b: ‘ingeval er sprake is van een conflictsituatie, waarbij overplaatsing noodzakelijk is om tot<br />

werkbare verhoudingen te komen’<br />

In deze situatie is overplaatsing binnen de school (bijvoorbeeld van de onderbouw naar de<br />

bovenbouw) geen optie meer, omdat het conflict blijft (op)spelen in de dagelijkse contacten (pauzes,<br />

vergaderingen, samenwerking in commissies, e.d.). Hieraan ligt dossiervorming ten grondslag.<br />

4 Lid 2 sub c: ‘ingeval er sprake is van disfunctioneren’<br />

Het disfunctioneren moet blijken aan de hand van een dossier. In dit dossier zijn de afspraken uit de<br />

functioneringsgesprekken opgenomen, alsmede beoordelingsgesprekken, verslagen van afspraken en<br />

resultaten, begeleiding door collega’s of externen, e.d. De schoolleider is verantwoordelijk voor de<br />

opbouw van dit dossier.<br />

Het disfunctioneren kan situationeel zijn en dit is dan ook de reden om betrokkene over te plaatsen. In<br />

andere gevallen zal ontslag uit de functie moeten volgen, al dan niet onder gelijktijdige benoeming in<br />

een andere (passende) functie.<br />

5 Lid 2 sub d: ‘op advies van de arbodienst of bedrijfsarts’<br />

Dit advies van de arbodienst/bedrijfsarts staat op schrift en is ook kenbaar gemaakt aan betrokkene.<br />

Wanneer zich op een school een vacature voordoet of zal gaan voordoen, gaat betrokkene naar die<br />

school. Als zich geen vacature voordoet wordt eerst geïnventariseerd op school-<br />

(functioneringsgesprekken, open vraag) en bovenschools niveau (belangstellingsregistratie) of een ruil<br />

mogelijk is. Is dat niet het geval, dan wordt op bovenschools niveau lid 3 van artikel 10.6 van de CAO<br />

PO na overleg met de schoolleider(s) van betrokken scholen toegepast, waarbij conform de leden 4 en<br />

5 (en mogelijk ook 6 en 7) gehandeld wordt.<br />

6 Lid 2 sub e: ‘in andere door de werkgever met name genoemde zwaarwichtige omstandigheden’<br />

Voorbeelden van ‘andere zwaarwichtige omstandigheden’ zijn:<br />

a) dringend gewenste ondersteuning (bijvoorbeeld in de persoon van een leidinggevende);<br />

b) ter voorkoming van een conflict door een aanwijsbaar minder constructieve opstelling van een<br />

personeelslid.<br />

7 Aanvullende procedures<br />

Bij de mogelijkheden onder 2, 3 en 5 kan ieder betrokken personeelslid ook zelf een schriftelijk verzoek<br />

indienen bij het Bestuur (algemeen directeur) tot (onvrijwillige) overplaatsing.<br />

a) Voor de aanvrager kan de aanvraag een vrijwillig karakter hebben; voor de ontvangende school<br />

kan de plaatsing een onvrijwillig karakter hebben.<br />

b) Het verzoek dient vergezeld te gaan van een omschrijving van de motivatie en (eventueel) de<br />

informatie van reeds afgelegde begeleidingstrajecten.<br />

c) Er vindt een gesprek plaats tussen de leidinggevende en betrokkene ter nadere informatie<br />

d) Het besluit omtrent honorering van het verzoek wordt door de AD genomen. Hiervan komt<br />

mededeling aan betrokkenen<br />

e) Bij niet honorering volgt een besluit met advies van de AD aan betrokkenen in verband met de<br />

voortgang.<br />

f) Indien betrokkene niet herplaatsbaar is, wordt onderzocht of outplacement zinvol kan worden<br />

ingezet en/ of de arbeidsovereenkomst moet worden beëindigd. Daaraan wordt een termijn van een<br />

(1) jaar verbonden. De kosten van deze procedures worden in principe door het bestuursbureau<br />

gedragen.<br />

Bij de opties 4 en 6 wordt aan het verloop van de procedure het volgende toegevoegd om<br />

rechtspositionele redenen.<br />

a) Er is een dossier waaruit de noodzaak blijkt.<br />

Mobiliteitsbeleid <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong><br />

16


) Allereerst moet afgetast worden door middel van een gesprek of vrijwillige overplaatsing tot de<br />

mogelijkheden behoort. Van dit gesprek wordt een verslag gemaakt dat door alle gesprekspartners<br />

wordt ondertekend ‘voor akkoord’ of ‘voor gezien’.<br />

c) Indien dit gesprek niet leidt tot een oplossing wordt betrokkene voor een nieuw gesprek uitgenodigd.<br />

Het voornemen tot onvrijwillige overplaatsing wordt vervolgens kenbaar gemaakt als bestuursbesluit,<br />

met argumenten omkleed en schriftelijk bevestigd. Hierbij wordt aangegeven dat betrokkene zich<br />

officieel mag verweren. Dit moet hij/ zij binnen een week na het gesprek kenbaar maken. Indien<br />

betrokkene verweer wenst te voeren, heeft dit plaats binnen de drie weken na het gesprek. De AD<br />

spreekt de datum en tijdstip af in overleg.<br />

d) Na het eventuele verweer wordt door het Bestuur een definitief<br />

besluit genomen. Middels een aangetekende brief wordt dit aan betrokkene medegedeeld. Hierbij<br />

worden nogmaals de redenen aangegeven waarom overplaatsing de enige oplossing is.<br />

e) In de brief wordt tenslotte ook vermeld dat betrokkene zes weken de tijd heeft om in beroep te gaan<br />

tegen deze beslissing.<br />

f) Er moet altijd op de mogelijkheid gewezen worden dat betrokkenen een raadsman-/ vrouw mee kan<br />

nemen bij alle gesprekken.<br />

Uiteraard zal de AD n.a.v. een inventarisatie van mogelijke scholen die voor gedwongen herplaatsing in<br />

aanmerking komen met hen in gesprek gaan om de mogelijkheden/ onmogelijkheden te verkennen.<br />

Een tijdelijke plaatsing zou één van de mogelijke opties kunnen zijn.<br />

Op basis van deze verkenning wordt een besluit genomen. Dit alles ten doel om een zo goed mogelijke<br />

start op een andere school te bewerkstelligen en aanvullende maatregelen ter ondersteuning te<br />

treffen.<br />

De keus van welke school en persoon in aanmerking komt, zal van vele afwegingen afhangen en dient<br />

zeer zorgvuldig te gebeuren. Voor de persoon die de eigen werkkring heeft moeten verlaten, wordt<br />

indien gewenst een coachings-/begeleidingstraject opgestart. In overleg met de schoolleider van de<br />

school wordt in elk geval een inwerk- en kennismakingstraject afgesproken.<br />

Mobiliteitsbeleid <strong>SKO</strong>-<strong>Maasdal</strong><br />

17

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!