ZWEMMEN REGLEMENT - Parantee

3.4 Schoolslag
3.4.1 Na de start en na elk keerpunt mag de zwemmer één armslag volledig terug
naar de benen trekken terwijl hij volledig onder water kan zijn. Eén enkele
vlinderslag is toegestaan tijdens de eerste armslag. Deze wordt gevolgd door
een schoolslag.
3.4.1.1 Indien een zwemmer na de start en na elk keerpunt niet in staat is om
zich af te duwen met zijn benen, mag hij een armbeweging uitvoeren
die echter niet gelijktijdig mag zijn aan een armbeweging in het
horizontale vlak. Dit om terug tot buikligging te komen.
3.4.2 Vanaf het begin van de eerste armbeweging na de start en na elk keerpunt,
moet het lichaam in buikligging blijven liggen. Het is niet toegestaan om zich op
eender welk ogenblik op de rug te draaien. Van begin tot einde van de wedstrijd
dient een slag te bestaan uit een armslag en een beenslag in deze volgorde. Alle
armbewegingen moeten gelijktijdig uitgevoerd worden en in het zelfde
horizontale vlak, zonder wisselende bewegingen.
3.4.2.1 Indien een zwemmer geen benen, armen of een deel daarvan meer
bezit, zal de respectievelijke arm- of beenbeweging beschouwd worden
als een volledige slag.
3.4.3 De handen moeten, weggaande van de borst, samen naar voor gebracht worden
op, onder of boven het wateroppervlak. De ellebogen moeten onder het
wateroppervlak blijven behalve bij de laatste armbeweging bij het keerpunt,
gedurende het keerpunt en bij de laatste armbeweging bij de aankomst. De
handen worden terug naar achter gebracht op of onder het wateroppervlak.
Behalve tijdens de eerste slag na de start en na elk keerpunt mogen de handen
bij het terugkeren niet voorbij de heupen gebracht worden.
3.4.3.1 Zwemmers met een visuele beperking die een keerpunt of het einde van
de wedstrijd naderen mogen hun handen naar voren brengen op elke
moment van de slag onmiddellijk nadat ze aangetikt werden.
3.4.4 Tijdens elke volledige slag moet de zwemmer met een deel van het hoofd het
wateroppervlak doorbreken. Het hoofd dient evenwel het wateroppervlak te
doorbreken alvorens de handen terug naar binnen gebracht worden op het
ogenblik dat zij de maximale zijwaartse uitstrekking bereiken van de tweede
armbeweging. Alle beenbewegingen moeten gelijktijdig uitgevoerd worden en in
het zelfde horizontale vlak, zonder wisselende bewegingen.
3.4.4.1 Een zwemmer met een handicap aan de onderste ledematen moet
gedurende de hele wedstrijd de intentie tonen om een gelijktijdige
beweging uit te voeren en dit in het zelfde horizontale vlak. Hij mag ook
de benen of het been gedurende de hele wedstrijd slepen of trekken
REGLEMENT ZWEMMEN | 2011-2014 | 53